-ocr page 1-

Deel 130 • Aflevering 13 • 1 juli 2005 ^^

-5 JULI 2005

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Tijdschrift

I

Aleutian disease bij fretten afkomstig uit Nieuw-Zeeland

Campylobacter als dekinfectie bij rundvee

Wordt NU lid van de Belangenvereniging Practici
Werkgevers

\'Wageningen\' zorgt ervoor dat het dier niet ziek wordt;
\' Utrecht\' geneest als het dier ziek is

UierCezondheidsCentrum Nederland van start

Communicatie rond het kwaliteitsbeleid

KNMvD bijt in de blaftax

CCC steunt onderzoek naar Nederlandse tekenpopulatie

Universiteitsbibliotheek

Utrecht
DGK

-ocr page 2-

Regumate\' Equine

Voorspelbaar hengstig en veulens volgens plan!

Met Regumate\' Equine is het mogelijk de
hengstigheid van merries te reguleren. Zo kan
hengstigheid onderdrukt en voorkomen
worden. Ook is het tijdstip van hengstigheid te
plannen, zodat ovulatie vroeg in het dekseizoen
mogelijk is en de merrie volgens planning
veulent. Regumate\' Equine bevat altrenogest,
een derivaat van het natuurlijke drachtigheids-
hormoon progesteron en is gemakkelijk toe
te dienen.

Regumate* Equine bevat per dosis van 1 ml 2,2 mg altrenogest. Indicatie: ter onderdrukking / preventie van hengstigheid bij merries en het controleren van
het tijdstip van initiatie van hengstigheid en synchronisatie van ovulatie. Contra-indicatie: niet gebruiken bij hengsten of bij merries met een baarmoederontsteking.
Toediening: oraal, draag handschoenen. Bijwerkingen: uiterst zeldzaam baarmoederinfectie. Wachttijd: slacht 21 dagen. Gebruik bij lacterende dieren die melk voor humane con-
sumptie produceren is niet toegestaan. Reg NL 10264 UDA. Overige informatie: zie volledige bijsluiter. Aflevering uitsluitend door uw dierenarts. Vraag uw dierenarts om advies.

C^ervet

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 - 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

-ocr page 3-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Cover: (links) Nieuw-Zeelandse fret en (rechts) de nieuwe ledencontactpersonen Ton
Ultee en Frans Sluyters met communicatiemedewerker Henny Dijkman (v.l.n.r.)

Deel 130
Aflevering I3
1 juli 2005

Inhoud

Uit de hoofdredactie 403
Uit en voor de praldijk

Aleutian disease bij fretten afkomstig uit Nieuw-Zeeland;_/. Moorman-Roest 404

Campylobacter als dekinfectie bij rundvee; Th. Dijkstra, J.A. Wagenaar, I.J.R. Visser, M.A.P. van Bergen,

P.W. Pastoor, J. Strompelen P.A. Koek 407

Berichten en verslagen

1KB wachttijd Draxxin® voor vleeskalveren 49 dagen 408

Wordt NU lid van de Belangenvereniging Practici Werkgevers; A. Beijer 411

Bestuur KNMvD ondersteunt ledenwerfactie van de BPW; T. de Ruijter 412

Meer aandacht voor hygiëne bij droogzetten 412

FIDIN Antibioticarapportage 2004 413

\'Wageningen\' zorgt ervoor dat het dierniet ziek wordt; \'Utrecht\'geneest als het dier ziek is; P. Overgaauw 415

\'Kijkje in de keuken\' van de Week van het Huisdier 416

Maurice Zandvliet en Ingrid Huver eerste prijs Voorjaarsdagen 426

Veterinair tuchtrecht

Kan ik hem nog ruilen?; /. Boissevain 409

Schorsing voor keizersnede zonder narcose; I. Boissevain 41 o

Praktijk in bedrijf

Doen en laten (doen); IJ. de Vries 416
Interview

UierGezondheidsCentrum Nederland van start; S. Umans 417

Samenvattingen VDT 418
Ingezonden

Gemiste kans en/of PR-blundcr?; /. van Alten 420

Beauty is in the eye of the beholder; Examencommissie dierenartsexamen Faculteit der Diergeneeskunde 420

Actua

Diagnose van babesiose bij de hond; Th. Schetters 421

FORTIFLEX, HELPT HONDEN BETER BEWEGEN

\' Synergetische combinatie van Chondroïtinesulfaat en Chitosanide
\' Hoge mate van zuiverheid en kwaliteit van de natuurlijke bestanddelen
\' Aanvullend diervoeder met chondroprotectieve en -herstellende eigenschappen
\' Probleemloos bij langdurige toepassing
Smakelijke tablet, slechts éénmaal daags 1 tablet
Kan ook bij katten worden gebruikt

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Dra. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. E. Teske

Dr.J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wttonschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Praf. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

bureauredactie

Hw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

!Mw. S.H. Umans-Ubbink

iDe Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail; tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
jcnigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
Wndse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
B abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ieden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
[voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
[
mA vastgesteld door het bestuur.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (o^o)6^48goo
Fax (0^0) 6348ç)og
Website www.knmvd.nl

Congressen en cursussen
\\rfJtK

Vraag en antwoord

Uitgelicht

Referaat

S

KNMv

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

421

424

425

426
426

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
If. V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
«3

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Maatschappijnieuws

Brief tussenstand nieuw kwaliteitsbeleid

Communicatie rond het kwaliteitsbeleid; H. Dijkman

GGG steunt onderzoek naar Nederlandse tekenpopulatie; S. Umans

KNMvD bijt in de blaflax

23 september KNMvD sportdag 2005

Klein nieuws van Groot

Differentiatie in belangstelling?; M. Schuttert

Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid

Diergeneesmiddelen gebruik of misbruik

430

432

433

434
434

435

435

Advertenties 1

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.vj
lkMta(tel. 0598-623065, fax 0598-613827). :
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

In memoriam

E.P. Snuif;J. Hagendijk, F.J. van de Kamp, H.C.J. Schoenmaker 436

Prof. dr. D. Zwart; A. van der Zijp, A. Corne/issen, C. Lengkeek, H. Udo,J. Bool, N. Perié, O. Uilenberg

Bulletin Bestuur en Bureau 438

Doorlopende agenda 438

Personalia 439

Deadline 441

Al! rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts j

-ocr page 5-

Ui
de

hoofdredactie!

I

Zomer

Het lijkt een warme zomer te worden. Hopelijk in letterlijke zin, maar figuurlijk zal dit voor menig bestuur-
der en regeringsleider in elk geval gelden. Na het veelbesproken Europese referendum, is nu ook het
Europese topoverleg op een mislukking uitgelopen. De diverse regeringsleiders hebben geen compromis
kunnen sluiten. De nationale financiële belangen en de verdeling van de landbouwsubsidies vormen een te
groot struikelblok. De Europese voormannen blijken onvoldoende in staat de voordelen van een gezamen-
lijk optrekken binnen de Unie aan het nationale thuisfront (de kiezer) uit te leggen. De aandacht ligt even
niet meer hij wat er bindt, maar vooral op wat er onderscheidt.

Ook dichter bij huis zien we deze trend. De recente ontwikkeling binnen LTO Nederland is daarvan een
goed voorbeeld. Deze voor agrarisch Nederland belangrijke organisatie dreigt in stukken uiteen te vallen.
De nadruk komt weer te liggen op sectorale en regionale verdeeldheid in plaats van op een bundeling van
krachten en op gemeenschappelijke belangenbehartiging. Het volgende citaat uit een interview met de ver-
trekkende voorzitter van LTO Nederland, Gerard Doornbos is veelzeggend: "In de hele maatschappij is hel
collectieve verdacht geworden. Boeren en tuinders kijken bij hun bijdrage niet meer wat het voor het ge-
heel, maar vooral wat het voor zichzelf oplevert. Je kunt het afkeer van oude politiek noemen, maar we le-
ven in elk geval niet meer in het tijdperk van oude solidariteit". Een citaat dat binnen onze beroepsgroep
door een groot deel als herkenbaar zal worden ervaren. De recente perikelen binnen onze beroepsvereni-
ging lijken wat dat betreft niet op zichzelf te staan, maar passen kennelijk in deze tijd.

Natuurlijk wordt er in dit Tijdschrift binnen het KNMvD-gedeelte aandacht geschonken aan deze proble-
matiek. Zowel het artikel \'Communicatie rond het kn\'aliteitsbeleid\' van de nieuwe communicatiemedewer-
ker Henry Dijkman als het stuk \'Differentiatie in belangenbehartiging \'tonen dit aan. Ook onder Actua valt
het nodige actuele veterinaire nieuws te lezen. Naast vakinhoudelijke artikelen over Aleutian disease bij
fretten en dekinfecties bij rundvee, is er de oproep om lid te worden van de BPW (Belangenvereniging
Practici fVerkgeversJ. Dit is overigens een duidelijk voorbeeld van collectief belang, want wil je met werk-
nemers komen tot een Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO), dan moetje dit als werkgevers gezamenlijk
regelen.

Het verslag van de oprichting van het UierGezondheidscentrum Nederland geeft ook aan dat samenwer-
king vanuit meerdere disciplines de basis vormt voor verdere ontwikkeling op dit typisch veterinaire ge-
bied. Tijdens de groots opgezette en goed georganiseerde Internationale Mastitis Conferentie in
Maastricht, met meer dan 800 deelnemers uit 41 verschillende landen, bleek trouwens uit meerdere presen-
taties dat juist een multidisciplinaire aanpak tot succes leidt.

Kortom voor veel zaken is bundeling van krachten een voorwaarde tot succes. Dat dit voor bestuurders en
politieke leiders niet altijd even gemakkelijk te realiseren valt, is de laatste tijd duidelijk geworden.
Hopelijk wordt het een mooie warme zomer, met genoeg tijd voor iedereen om even aan de hectiek van het
dagelijks leven te ontsnappen, zodat er vol nieuw elan aan een volgende etappe kan worden begonnen.

Een fijne vakantietijd en veel leesplezier toegewenst.

Jan Tiete Siebinga

Tiidsdusi^^h

Diergenees

-ocr page 6-

Aleutian disease bij fretten afkomstig uit Nieuw-Zeeland

J. Moorman-Roest

Al enige tijd rees bij ondergete-
kende het vermoeden dat er iets
aan de hand moest zijn met
uit Nieuw-Zeeland geïmporteerde
fretten. Deze dieren bleken, hoewel
ze er prachtig uitzagen, helaas niet
gezond te zijn en te overlijden op te
jonge leeftijd. Het ziektebeeld was
bij deze dieren zeer divers en de
oorzaak van de ziekte was dan ook erg moeilijk te achter-
halen. Pas na intensief onderzoek, waarbij weefsel werd
onderzocht aan de Universiteit van Georgia, is aldaar
met honderd procent zekerheid de diagnose \'Aleutian di-
sease\' gesteld bij één van deze fretten. Het is belangrijk
dat de Nederlandse practicus is geïnformeerd over deze
aandoening, aangezien de ziekte zich blijkt te versprei-
den.

Oorzaak

De ziekte wordt veroorzaakt door het Aleutian Mink Disease
Virus (ADV). Dit is een parvovirus dat de nerts, fret en an-
dere marterachtigen kan infecteren. Het virus is in de verte
gerelateerd aan het honden- en kattenparvovirus, maar heeft
een geheel andere antigeenstructuur. Er zijn vijf nertsen-
stammen en tenminste drie frettenstammen geïsoleerd. Er
wordt aangenomen dat de frettenstammen mutanten zijn van
het nertsvirus. Tussen de verschillende stammen bestaat een
verschillende mate van virulentie en pathogeniteit. Diverse
uitbraken van Aleutian disease zijn beschreven in Amerika,
Canada, Japan en Engeland. Tot op heden was de ziekte niet
met zekerheid aangetoond in Nederland.

Pathogenese

Uiten
voor de
raktiil

Er is helaas nog vrij weinig bekend betreffende de pathoge-

\' Frettenkliniek Brouwhuis, Rivierensingel 730, 5704 NZ Helmond, e-mail:
gmoorman@chello. nl
nese en de incubatietijd. Algemeen wordt aangenomen dat
besmetting plaatsvindt via direct en indirect contact met li-
chaamsvloeistoffen als bloed, speeksel, urine en feces. Dr.
Bruce Williams (een bekende Amerikaanse patholoog van
fretten) vermoedt dat intensief contact nodig is om de ziekte
te verspreiden; andere deskundigen menen dat er verschillen
in virulentie bestaan tussen de diverse stammen. Een incuba-
tietijd van twee jaar blijkt mogelijk.

Het ADV veroorzaakt een enorme toename van antilichamen
in het bloed. Normaliter zouden deze antilichamen het virus
neutraliseren, maar om onbekende redenen gebeurt dit niet.
Deze antilichamen kunnen bij fretten echter immuuncom-
plexen vormen die neerslaan in diverse organen (onder an-
dere nieren, lever, galwegen, ruggenmerg, maagdarmkanaal,
bloedvaten en blaas) en daar ontstekingen veroorzaken.
Daarnaast veroorzaakt het virus een aantasting van de im-
muniteit waardoor het fretje minder weerstand heeft tegen
andere infecties.

Klinische symptomen

De meeste geïnfecteerde fretten vertonen géén klinische
symptomen. Slechts een deel van de fretten wordt ziek waar-
bij de symptomen sterk kunnen variëren. Deze zijn namelijk
sterk afhankelijk van de plaatsen in het lichaam waar de im-
muuncomplexen zijn neergeslagen en ontsteking veroorza-
ken. Plotselinge sterfte van dieren in een goede conditie zon-
der voorafgaande symptomen is mogelijk. De meeste fretten
zijn echter al een tijdje ziek en vertonen in hoofdlijnen één
van de twee volgende ziektebeelden:

1. \'Chronic wasting disease\' waarbij het dier langzaam maar
zeker steeds zieker wordt met verschijnselen als ge-
wichtsverlies, slechte vacht, lusteloosheid en slechte eet-
lust. Bloedarmoede en bloed in de ontlasting kunnen aan-
wezig zijn. De meeste fretten ontwikkelen uiteindelijk
een slechte nier- en leverfunctie. Bij de fret zijn tevens
uveïtis, respiratoire en cardiale symptomen beschreven.

2. Neurologische problemen beginnend met zwakte of ver-
lamming van de achterhand. Deze kan zich uitbreiden
naar voren. Soms treedt er herstel van de neurologische
symptomen op, waarna het dier in een later stadium sterft
aan andere gevolgen van de ziekte.

Het is belangrijk om te beseffen dat bovenstaande sympto-
men ook heel goed bij andere ziekten van de fret aanwezig
kunnen zijn. Het is daarom absoluut onmogelijk om op basis
van louter de symptomen de diagnose te stellen!

Diagnose

Een definitieve diagnose is tijdens het leven niet te stellen.
Er zijn wel verschillende tests beschikbaar die een indicatie
kunnen geven dat een fret is besmet met ADV:

1. Eiwit-elektroforese van serum. Een deel van de geïnfec-
teerde fretten ontwikkelt een hypergammaglobulinemie
waarbij het percentage y-globulinen meer dan twintig
procent van de totale hoeveelheid eiwit uitmaakt.

2. De CIEP (of CEP)-test van heparine-plasma. Deze
Counterimmuno-electroforese-test toont antilichamen

-ocr page 7-

aan tegen ADV in het bloed. De test lijkt redelijk betrouw-
baar en wordt reeds jarenlang gebruikt voor de dia-
gnostiek bij nertsen en fretten over de hele wereld. Vals-
positieve en vals-negatieve uitslagen zijn echter mogelijk.
Deze test is in Nederland beschikbaar in het laboratorium
van de NFE (Nederlandse Federatie van Edelpelsdieren).

3. Elisa-test (Avecon Diagnostics) op bloed of speeksel. De
test zou de antilichamen in speeksel of bloed aantonen.
Helaas is de test volgens de ADV-onderzoekers in
Amerika niet voldoende betrouwbaar. De test is niet ver-
krijgbaar in Nederland.

4. De PCR-test. Deze test toont virus-DNA aan in bijvoor-
beeld bloed, urine, feces of weefsel. Deze test is (nog) niet
in Nederland aanwezig, maar er wordt aan gewerkt door
Pathologie Bijzondere Dieren te Utrecht. De test toont
aan dat het dier het virus bij zich draagt, maar er bestaat
de mogelijkheid dat een positief dier met de PCR-test
slechts een drager is en niet ziek wordt van het virus.

5. DNA in situ hybridisatietest. Hierbij wordt het DNA aan-
getoond in de cellen waar het een verandering heeft ver-
oorzaakt. De test is erg gevoelig en toont aan dat het dier
inderdaad ziek is geworden als gevolg van het virus. De
test is honderd procent betrouwbaar. Helaas is ook deze
test is in Nederland niet aanwezig.

De testen 1 tot 4 tonen slechts aan dat het dier in contact is
geweest met virus. Het merendeel van deze fretten zal echter
geen ziekte ontwikkelen. Fretten kunnen jarenlang drager
zijn voordat ze eventueel ziek worden, al die tijd zijn ze een
mogelijke bron van infectie voor andere fretten.

De uiteindelijke definitieve diagnose wordt gesteld met test
5: DNA in situ hybridisatie. Deze honderd procent betrouw-
bare test is helaas alleen in Amerika aanwezig en zal niet op
korte termijn in Europa beschikbaar komen.
Weefselonderzoek door de patholoog (van weefselbiopten of

een postmortale sectie) kan een waarschijnlijkheidsdiagnose
opleveren. In combinatie met een positieve CIEP-test en uit-
sluiting van andere ziekteoorzaken, kan dit na de dood van
het dier wel een zeer sterke aanwijzing zijn voor Aleutian
disease.

Pathologie

Lymfoplasmacellulaire Infiltraten kunnen gevonden worden
in diverse organen zoals de lever, galgangen, nier, milt,
maag, lymfeklieren en blaas. Fretten met neurologische
symptomen hebben lymfoplasmacellulaire Infiltraten en
ontstekingen in de hersenen of het ruggenmerg.

Therapie

Er bestaat géén behandeling voor deze ziekte. De fretten
kunnen eventueel ondersteund worden met speciale voeding,
ontstekingsremmers of antibiotica.

De omgeving is vaak moeilijk te ontsmetten. De aanbevolen
middelen (tien procent natronloog of parvocide desinfectan-
tia) zijn vaak te agressief om in een woning te gebruiken. Bij
nertsenfarms is bekend dat het ADV-virus langdurig buiten
de gastheer kan overleven

Preventie

Er is geen vaccin beschikbaar. Fretten die positief zijn met de
CIEP-test kunnen het beste geïsoleerd worden. Dat wil zeg-
gen dat ze niet in contact dienen te komen met andere fretten
buiten het huishouden waar ze in leven. Het lijkt niet zo zin-
vol om ze thuis apart te houden van de andere fretjes. Die
hebben immers al lang contact gehad met de positieve fret.
Hoewel fretten hun eigen Aleutian virusstammen hebben, is
het toch niet verstandig om fretten te huisvesten in de buurt
van nertsen.

Situatie in Nederland

De Nieuw-Zeelandse fret waarbij met de DNA in situ hybri-
disatietest de ziekte met zekerheid kon worden vastgesteld,
was in het bezit van een paspoort van de fokkerij \'Southland
Ferrets\' in Nieuw-Zeeland. In samenwerking met Stichting
\'de Fret\' die hierbij financiële steun verieent, is de auteur al
enige tijd bezig met een uitgebreide screening van de
Nederlandse frettenpopulatie. Hieruit blijkt vooralsnog dat
meerdere fretten van deze fokkerij, maar ook fretten van de
Nieuw-Zeelandse fokkerij \'Mystic Ferrets\', positief zijn met
de CIEP-test. Dit maakt in principe alle fretten afkomstig uit
Nieuw-Zeeland verdacht. Tevens blijkt tot op heden dat met
name fretten die intensief contact hebben gehad met deze
fretten ook positief kunnen worden en een deel daarvan ver-
toont ook ziekteverschijnselen.

Een importverbod op fretten uit Nieuw-Zeeland zou een lo-
gisch gevolg zijn op het uitbreken van deze ziekte. Helaas
stuiten de pogingen van auteur daartoe bij de diverse offici-
ële instanties op een prioriteit van zero.

Intussen is het belangrijk dat zoveel mogelijk verdachte fret-
ten worden getest met de CIEP-test. Hiervoor kan door ie-
dere practicus heparine-plasma in een hoeveelheid van on-
geveer 0,4 ml worden opgestuurd naar: NFE laboratorium.
Postbus 488, 6600 AL Wijchen, telefoon: 024-6221980. De
resultaten zijn binnen twee weken bekend.
Om een goed beeld van de Nederlandse situatie en de be-
smettelijkheid van dit virus te krijgen, is het belangrijk dat

-ocr page 8-

alle positieve dieren op één punt worden verzameld en in
kaart worden gebracht. Wilt u daarom uw cliënt vragen of u
de uitslag aan de auteur mag doorgeven? De privacy van de
eigenaar wordt hierbij vanzelfsprekend absoluut gewaar-
borgd.

Literatuur

1. McCrackin Stevenson, MA, Murray J, Gates L III, and Bloom ME.
Aleutian Mink Disease Parvovirus: Implications for Companion
Ferrets. Comp. On Continuing Ed. for the Pract Vet 2001; 23: 178-85.

2. Moorman-Roest J. Frettchen. In Fehr M, Sassenburg L, Zwart P.
Krankheiten der Heimtieren. Hannover, Schlütersche, 2005:275-277.

3. Morrisey JK. Aleutian Disease. In Quesenberry KE, and Carpenter
JW. Ferrets, Rabbits, and Rodents; Clinical Medicine and Surgery.
Philadephia, WB Saunders, 2004: 66-67.

4. Stevenson MA. Aleutian Disease Parvovirus Infection of ferrets: The
Latest. Proc. 2th Ferret Symposium. Las Vegas 2002.

5. UneY, WakimotoY, NakanoY, Konishi M, and Nomura Y. Spontaneous
Aleutian Disease in a Ferret. J Vet Med Sc 2000; 62: 553-555.

6. Williams BH. Top 15 Ferret ailments. Ferrets USA 2003 Annual.
2003; 8:38-47.

Pra kti j k-ICT-Systemen

voor de veterinaire geneeskunde

Digitaal röntgen nu nog
effectiever met myANIWIN.com
en het DICOM-interface

Het BTE-DICOM interface (bevindingen, archivering) is afkomstig
van de humane geneeskunde en voldoet al jaren aan de kwali-
teitseisen.

In samenwerking met onze partners leveren we complete digi-
tale röntgensystemen van
CANON en FUJI -zowel gecombineerd
met myANIWIN.com (Foto\'s direct bij de behandeling) of als stand-
alone-systeem.

myANIWIN.com is nu volledig doorgebroken bij de gezelschaps
dierpraktijken en de gemengde praktijken.
Praktijken met meerdere vestigingen maken gebruik van VPN.
Artsen in de buitendienst maken gebruik van de mobiele licentie
of UMTS.

Laat u vrijblijvend adviseren:
BTE-helpdesk 49 2156/9 19 80
Meer informatie op
www.myaniwin.com

BTE GmbH ■ Neersener Str. 57 • 47877 Willich

Info: Tel.: 49 2156 91 98 O ■ Fax: 49 2156 91 98 22 ■ E-mail: software@bte-onlme.de

-ocr page 9-

Campylobacter a\\s dekinfectie bij rundvee

Th. Dijkstra ,j.A. Wagenaar\', I.J.R. Visser, M.A.P. var] Bergen\', P.W. Pastoor^,J. Strompel^ en P.A. Koek\'

Door de opkomst van de runder-KI zijn dekinfecties zo-
als
Tritrichonwnas fetus en Campylobacter fetus subsp. ve-
nerealis
uit Nederland verdwenen. De bacterie
Campylobacter fetus subsp.^è^Ms veroorzaakt echter spo-
radisch vruchtbaarheidsproblemen waarbij opbreken of
abortus wordt gezien. Bij gebruik van natuurlijk dek-
kende stieren dient bij vruchtbaarheidsproblemen bij
koeien en pinken ook aan dekinfecties gedacht te worden.
Beschreven wordt een case study van een
Campylobacter
fetus
subsp./e/MS infectie.

Summary

Campylobacter as a venereal disease by cattle

Since the introduction ofAI. venereal diseases caused by Tritrichomonas fe-
tus
and Campylobacter fetus subsp. venerealis haved been eradicated in The
Netherlands.
Campylobacter fetus subsp. fetus can cause sporadic abortion
and early embryonic death. When natural breeding is practised, venereal di-
seases must be included in the list of differential diagnoses offertility pro-
blems. A case study of a
Campylobacter fetus subsp. fetus infection is des-
cribed.

Inleiding

Tijdens de dekking kunnen infecties overgebracht worden.
Twee bekende micro-organismen die een rol spelen bij dek-
infecties en die bij het rund in Nederland tot 1950 frequent
voorkwamen zijn
Tritrichomonas fetus en Vibrio fetus.
Vibrio fetus
was de veroorzaker van enzoötische steriliteit en
wordt nu
Campylobacter fetus genoemd (1, 6). Campylo-
bacter fetus
wordt tegenwoordig verdeeld in twee subspecies
te weten
Campylobacter fetus ssp venerealis en Campylo-
bacter fetus ssp fetus
(4). Door het toepassen van kunstma-
tige inseminatie komen
Tritrichomonas fetus en Campylo-
bacter fetus
ssp venerealis niet meer in Nederland voor.
Zowel bovine genital campylobactcriosis, veroorzaakt door
Campylobacter fetus ssp venerealis, als Trichomonosis be-
horen tot de lijst B ziekten van de OIE (4).
Een koppelbesmetting met
Campylobacter fetus openbaart
zich door vruchtbaarheidsproblemen bij 70 tot 85 procent
van de runderen, terwijl de andere dieren geen klinische pro-
blemen hebben en drachtig blijven na de eerste dekking (8).
Probleemdieren hebben meerdere dekkingen nodig om
drachtig te worden. Per bedrijf kan dit oplopen tot gemiddeld
5,5 dekkingen per dier (8). Zowel normale cycli (vroeg em-
bryonale sterfte) als verlengde cycli die variëren van 23 tot
36 dagen (laat embryonale sterfte) en abortus kunnen optre-
den (8). Abortus treedt met name in de vierde tot zesde
maand op. Tevens kan steriliteit optreden door salpingitis.
Bij de meeste koeien treedt ongeveer drie maanden na be-
smetting een afdoende immuniteit op; deze koeien worden
zonder enige verdere behandeling van dezelfde besmette
stier drachtig. Wel verschuift hierdoor de afkalfperiode. In
een volgend jaar ontstaan de problemen bij de dieren die niet

Gezondheidsdienst voor Dieren. Deventer
^ Animal Sciences Group, Divisie Infectieziekten, Lelystad.
^ D.A.P.VanStadtotWad
Correspondentie: Dr Th. Dijkstra. Gezondheidsdienst voor Dieren B. V, Postbus 9.
7400AA Deventer, telefoon 0900-1770. e-mail: t.dijkstra@gdvdieren.nl

eerder door de besmette stier gedekt zijn of al drachtig waren
voordat de stier besmet werd. Bij de stier zijn geen afwijkin-
gen aan het geslachtapparaat of de spermakwaliteit te zien.
De stier blijft drager en ontwikkelt geen afdoende immu-
niteit. Bij een oudere stier zijn de crypten van het preputium
dieper waardoor een effectieve behandeling moeilijker is.
Het verplichte onderzoek bij Kl-stieren op dekinfecties blijft
van belang omdat deze infecties ook via KI overgebracht
kunnen worden.

Bij ter sectie aangeboden verworpen schapenvruchten is
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren in 2003 driemaal
Campylobacter fetus ssp fetus aangetoond en éénmaal bij
een tien maanden oud schaap met een waterige inhoud van
de darm. Bij verworpen rundervruchten is in 2003 geen
Campylobacter fetus aangetoond. Een enkele keer leidt
Campylobacter fetus ssp fetus tevens tot een infectie bij de
mens (7).

Casuïstiek

De vruchtbaarheidsproblemen op een zoogkoeienbedrijf be-
stonden uit vuilen één week na dekking, terwijl bij twaalf van
de 35 koeien de afkalfperiode in 2003 ongeveer drie maanden
opgeschoven was. In april 2003 werd bloed van 31 dieren
onderzocht op antistoffen tegen
Brucella abortus, leucose,
IBR en
L. hardjo in het kader van het winterbloedonderzoek.
Bij alle onderzoeken werden geen antistoffen aangetoond, be-
halve tegen IBR bij zeven aangekochte dieren. Tevens werden
in mei 2003 zes dieren onderzocht op het voorkomen van anti-
stoffen tegen Neospora. Bij één dier werden antistoffen aange-
toond. Vier utero-vaginaal spoelsels van koeien en vier prepu-
tiaal spoelsels van de stier die genomen zijn in juni 2003, zijn
onderzocht op IBR/IPV (PCR),
Tritrichomonas (kweek, mi-
croscopisch onderzoek en PCR) en
Campylobacter (directe
kweek en indirecte kweek). Bij alle vier de koeien die bemon-
sterd zijn vanuit vagina, cervix en/of uterus zijn geen dekin-
fecties aangetoond. Van de vier spoelsels van de stier waren er
drie in de directe methode en twee in de indirecte methode ver-
dacht van
Campylobacter. Onderzoek van de verdachte isola-
ten werd door middel van PGR bevestigd als
C. fetus. Nadere
analyse door middel van een moleculaire fingerprint methode
(Amplified Fragment Length Polymorphism - AFLP) (2, 9)
gaf aan dat het in alle gevallen
C. fetus ssp fetus betrof Koeien
die vuilden waren voor monstemame behandeld met 500 mg
cefapirine (Metricure®). De stier is, nadat de diagnose gesteld
was, drie opeenvolgende dagen intra-preputiaal met 500 mg
cefapirine (Metricure®) behandeld. Om verspreiding van in-
fectie te voorkomen, is het stro uit de potstal verwijderd. De
stier is op dekrust gezet en de koeien en pinken zijn met goed
resultaat door middel van KI drachtig gemaakt. Begin 2004 is
een proefdekking uitgevoerd met een nog niet eerder door
deze stier gedekte pink. Twee weken na proefdekking zijn zo-
wel stier als pink bemonsterd. Bij zowel stier als pink is geen
Campylobacterfetus aangetoond (kweek en PCR).

Discussie

Op basis van kliniek en het uitgevoerde onderzoek is

-ocr page 10-

Campylobacter fetus ssp fetus de meest waarschijnlijke oor-
zaak van de vruchtbaarheidsproblemen op dit zoogkoeien-
bedrijf. Dat er geen
Campylobacter fetus bij de koeien is
aangetoond, kan verklaard worden door immuniteitsopbouw
bij koeien en de reeds ingezette behandeling na vuilen.
Hoewel minder pathogeen dan
Campylobacter fetus ssp ve-
nerealis,
kan ook Campylobacter fetus ssp fetus vruchtbaar-
heidsproblemen inclusief sporadische abortus veroorzaken
(3). In het verleden werd
Campylobacterfetus niet verder ge-
subtypeerd, waardoor in de literatuur onduidelijk is of de
vruchtbaarheidsproblemen in de beschreven casuïstieken
veroorzaakt zijn door subspecies fetus of door subspecies
venerealis. Daarnaast is biochemische subtypering van
C. fe-
tus
moeilijk, waardoor waarschijnlijk veel mistyperingen
optraden en dus het oorzakelijk agens niet onomstotelijk
vaststaat. Daarnaast is waarschijnlijk in een aantal gevallen
de kliniek leidend geweest als er twijfel was over de subspe-
cies. Deze punten kunnen de verschillen verklaren in be-
schrijvingen van de kliniek bij C.yêms-infecties.
Omdat C.
fetus ssp venerealis slechts bij het rund voorkomt
heeft men met de introductie van KI en een goed screenings-
programma op Kl-stations, een succesvol eradicatiepro-
gramma uitgevoerd in Nederland.
C. fetus ssp fetus komt bij
vele diersoorten voor, waaronder schapen en wilde vogels.
Hierdoor is eradicatie van de kiem niet mogelijk en kunnen
besmettingen van stieren optreden.

Veehouders en dierenartsen dienen bij vruchtbaarheidspro-
blemen op bedrijven met natuurlijk dekkende stieren reke-
ning te houden met dekinfecties. Aanleiding tot verdenking
van dekinfecties zijn 1) vuilen één a twee weken na dekking,
2) herhaald opbreken (zowel normale cyclus als onregelma-
tige verlengde cyclus), 3) abortus in derde tot zesde maand
en 4) een verschuiving van de afkalfperiode met ongeveer
drie maanden. Indien een dekinfectie wordt geconstateerd is
KI de aangewezen methode om verder problemen te voorko-
men.
Campylobacter fetus is succesvol te bestrijden maar
hoe ouder de stier is, hoe minder effectief de behandeling.

Dit in tegenstelling tot Tritrichomonas-\'mïe,ci\\QS,.
Bij import is het van belang dat dieren op dekinfecties onder-
zocht worden volgens de OIE International Animal Health
Code. Hierbij is zowel monstername, wijze van transport en
tijdsduur tussen monstername en laboratoriumonderzoek
van groot belang. De technische beschrijving hiervan staat in
de OIE
Manual of Standards for Diagnostic Tests and
Vaccines
(5).

We dienen bij vruchtbaarheidsproblemen bij natuurlijk dek-
kende stieren in Nederland alert te blijven op C.
fetus.
Subtypering is noodzakelijk om een onderscheid te maken
tussen
Campylobacter fetus ssp fetus en Campylobacter fe-
tus
ssp venerealis.

Literatuur

1. Berg RL, Jutila JW, and Firehammer BD. A revised classification for
Vibrio fetus. Am J Vet Res 1971; 32: i 1 -22.

2. Duim B, Vandamme PA, Rigter A, Laevens S, Dijkstra JR, and
Wagenaar JA. Differentiation of Campylobacter species by AFLP
fingerprinting. Microbiology 2001; 147: 2729-37.

3. MacLaren APC, and Agumbah GJO. Infertility in cattle in South-West
Scotland caused by an \'intermediate\' strain of Campylobacters fetus
subspecies fetus (formerly Campylobacters fetus subspecies intestina-
hs).BrVetJ 1988; 144:29-44.

4. OIE International Animal Health Code, Nineth Edition, ISBN 92-
9044-494-0,2000.

5. Wagenaar JA, and Bergen MAP van. 2004. Bovine Genital
Campylobacteriosis. In: OIE Manual of Standards for diagnostic tests
and vaccines (5th ed). (OIE). pp. 439-450.

6. Vandeplassche M, Florent A, Bouters R, Huysman A, Brone E, and
Dekeyser P. The Pathogenesis Epidemiology and Treatment of Vibrio
Fetus infection in Cattle. In I.R.S.IA. I.W.O.N.L. No 29 Januari 1963.

7. Sauerwein RW, Bisseling J, and Horrevorts AM. Septic abortion with
Campylobacter fetus subspecies fetus infection: case report and re-
view ofthe literature. Infection 1993 Sept-Oct;2I(5): 331-3.

8. Sjollema P De z.g. Enzootische steriliteit bij het Rund veroorzaakt door
Vibrio ferns? Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 1950; 4: 73-84.

9. Wagenaar JA, and Bergen MA van, Newell DG, Grogono-Thomas R,
Duim B. Comparative study using amplified fragment length poly-
morphism fingerprinting, PGR genotyping, and phenotyping to dif-
ferentiate Campylobacter fetus strains isolated from animals. J Clin
Microbiol 2001; 39: 2283-6.

Diergeneesmiddelen Adi^ies Commissie (DAC)

1KB wachttijd Draxxin® voor vleeskalveren 49 dagen

De Diergeneesmiddelen Advies Commissie (DAC) heefl het
Productschap voor Vee en Vlees (PW), regelinghouder van
de IKB-regeling vleeskalverbedrijven, geadviseerd om de
1KB wachttijd van Draxxin® (REG NL 10183) op de posi-
tieve lijst diergeneesmiddelen voor PVV/IKB-vleeskalver-
bedrijven vast te stellen op 49 dagen. Dit advies is, op
verzoek van de firma Pfizer Animal Health BV, tot stand ge-
komen op basis van het bindende advies van een onafhanke-
lijk deskundige in een bezwaar- en beroepsprocedure op ba-
sis van de DAC-protocollen voor onderzoek van injectie-
plaatsen. De Positieve Lijst Diergeneesmiddelen voor
PW/IKB-Vleeskalverbedrijven kunt u vinden op het be-
drijfsnet van het PVE
{http://bedriJfsnet.pve.agro.nl/) onder
1KB vleeskalveren.

-ocr page 11-

Eind januari koopt een enthousiaste
amazone een sportpaard, laten we
hem hier Russian* noemen. De ama-
zone laat Russian natuurlijk keuren
maar bij de keuring loopt het paard enkele wondjes op. Voor
de dierenarts die de keuring uitvoert (deze keer niet de be-
klaagde dierenarts) is dat geen reden om het paard af te keu-
ren, maar in de weken na de aanschaf blijkt het paard
hierdoor wel bloedvergiftiging te hebben opge-
lopen.

BeHOEFtige amazone

De nieuwbakken amazone bezoekt
vanwege die bloedvergiftiging een
aantal keer haar eigen dierenarts-
praktijk en wordt daar in eerste in-
stantie naar tevredenheid geholpen.
Er zijn geen aanwijzingen dat het
paard niet als sportpaard zou kunnen
fungeren, maar bij de vierde keer dat
de eigenaresse de praktijk bezoekt
blijkt het paard kreupel te zijn aan het
hoefgewricht rechtsvoor.
Dc dierenartsen in de praktijk doen ver-
schillende bewegingsproeven en maken
röntgenfoto\'s. Op grond daarvan houden ze het
op een ontsteking aan de weke delen van het hoefge-
wricht en bespreken verschillende therapieën met de eigena-
resse. Gekozen wordt voor een behandeling met Hyartil in
combinatie met Depocort intra-articulair. Eind april contro-
leert één van de dierenartsen het paard, dat nu beter loopt en
zich soepel beweegt. Hij adviseert om het paard weer rustig
aan het werk te laten gaan, de beweging voorzichtig op te
bouwen en bij herhaling van de klachten contact op te nemen.

De eigenaresse is het inmiddels al zat, want het paard bokt
voortdurend tijdens het rijden. Ze wil eigenlijk van het paard
af en probeert de dierenarts een uitspraak te ontlokken over
een mogelijk verborgen gebrek. Die kijkt echter wel uit, en
laat zich beslist niet verleiden tot verklaringen die hij niet
kan of wil onderbouwen. De eigenaresse vertrekt met paard
en al naar huis om verdere plannen uit te broeden.

Kiss my...ehh...spine

Drie weken later vervoegt ze zich bij een andere dierenarts,
die nogal wat gebreken bij het paard vindt. Het paard is op de
volte rechtsvoor kreupel en loopt op een harde bodem duide-
lijk korter dan op een zachte. Uit röntgenfoto\'s blijkt een af-
wijking aan de ruggenwervels, de \'kissing spine\'. Deze op-
volgend dierenarts vindt de prognose overigens wel gunstig,
maar de eigenaresse heeft dan het materiaal wat ze nodig
heeft om bij de verkoper een teruggave-regeling te bedingen,
en een \'kissing spine\' is tenslotte een betere reden dan een
gebrekkige rijkunst.

Een paardeneigenaar is niet tevreden
over de afwijkingen die het door haar
gekochte sportpaard vertoont. Drie
keer raden wie het moet ontgelden...

Veterinai
tuchtrech

Kan ik hem nog ruilen?

Tekst: laira Boisse\\\'ain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Je zou zeggen dat de behandelend dierenarts alles volgens het
boekje heeft gedaan: er is voldoende onderzoek gedaan, alle
bevindingen en adviezen staan minutieus op de patiënten-
kaart vastgelegd en er zijn geen loze verklaringen of ondoor-
dachte adviezen de wereld ingegaan. En dan toch nog
een tuchtprocedure? Jawel hoor, deze sportieve
amazone vindt dat de dierenarts zijn onder-
zoek niet grondig genoeg heeft gedaan
toen ze met de kreupelheidsklachten bij
de praktijk kwam. Daardoor was de
kissing spine niet te antedateren.

Eigenaar-dig

Zucht. Doe je alles naar behoren,
mag je je nog verantwoorden bij
het Tuchtcollege. De dierenarts
neemt de moeite nog om naar Den
Haag te komen, de eigenaar van het
paard laat het daar al afweten.
Tijdens de zitting kan de dierenarts
nauwkeurig vertellen wat hij voor
onderzoek heeft gedaan en waarom. Op
basis daarvan vindt het Tuchtcollege dat hij
op geen enkele manier tekort is geschoten. Het
verrichte onderzoek was adequaat en voldoende, net als de
ingezette therapie. Als het paard na het laatste bezoek aan de
praktijk nog of weer kreupel was, kan dat de dierenarts niet
worden verweten.

De klacht van de amazone dat de dierenarts haar niet tege-
moet is gekomen in haar werkelijke doelstelling, namelijk
het ongedaan maken van de koop, kan niet worden gezien als
diergeneeskundig handelen. Een aankoopkeuring natuurlijk
wel, of anderszins handelen (of nalaten) in het belang van de
gezondheid van het dier, maar niet het uitsluitend tegemoet
komen aan de wens van een eigenaar. In dat geval is er geen
sprake van uitoefening van de diergeneeskunde, en kan het
Tuchtcollege dus niet toetsen of de dierenarts wel zorgvuldig
is geweest. De rest van de klachten wordt ongegrond ver-
klaard. De dierenarts zal in ieder geval begrip hebben voor
het bokkige paard...

* Deze naam is gefingeerd. Iedere overeenkomst met bestaande
paardennamen berust op toeval.

-ocr page 12-

Om acht uur \'s ochtends wordt deze
dierenarts door een veehouder ge-
beld. Eén van zijn vaarzen is aan het
bevallen, maar het wil niet vlotten. De
koe zelfheeft de strijd al min of meer
gestaakt en ligt na enkele uren persen
op de grond. De veehouder heeft zijn
besluit al genomen: aan een vaars die
niet kan kalven heeft hij niets. Als de
koe niet langs natuurlijke weg kan bevallen en/of na de be-
valling niet meer kan staan, is het slachthuis de aangewezen
weg. Vanwege een zenuwbeschadiging lijkt het dier inder-
daad niet meer te kunnen staan en lijkt de koe dus een
patiënt die uitsluitend nog geschikt is voor afvoer naar het
slachthuis..

Keuze tussen kalf en koe

De dierenarts neemt een snelle beslissing; het kalf vertoont
nog maar een zwakke zuigreflex en de koe heeft geen kans
meer. Een keizersnede is de aangewezen oplossing. De vee-
houder wil de koe graag aanbieden als slachtmateriaal, en
met narcosemiddelen wordt dat moeilijk. Vanwege de in-
werktijd en de slacht besluit de dierenarts het leven van het
kalf dan maar koste wat kost te redden. Zonder enige verdo-
ving snijdt hij de koe open, in de hoop dat het lichaam van de
koe voldoende endorfinen heeft geproduceerd. Het kalf
komt gezond ter wereld, de koe kan meteen door naar het
slachthuis, maar om het dier te kunnen vervoeren moet het
wel dicht zijn, dus de dierenarts hecht de wond provisorisch.
Omdat hij aan de keuringsdierenarts duidelijk wil maken wat
er is gebeurd, vult de dierenarts de verklaring voor speciale
noodslachtingen nauwkeurig in. Een paar uur later wordt de
koe opgehaald. Als door een wonder kan het dier inmiddels
weer wel staan, en de provisorische hechtingen blijken dan
niet opgewassen tegen de wetten van de zwaartekracht. Als
de koe bij het slachthuis arriveert, merkt het personeel daar
dat de darmen zich buiten het lichaam bevinden. De dieren-
arts van de RVV schakelt op dat moment de AID in.

Strafrecht en tuchtrecht

De dierenarts ziet zich vervolgens geconfronteerd met een

Ook het Tuchtcollege is van oordeel dat het uitvoeren van
een keizersnede zonder enige vorm van verdoving moet wor-
den gezien als dierenmishandeling. Het verweer van de die-
renarts dat hij heeft geprobeerd het leven van het kalf te red-
den doet daaraan niets af; de dierenarts had onder deze
omstandigheden zonder meer moeten kiezen voor het wel-
zijn van de koe. Hetzelfde geldt voor het noodslachtingsar-
gument van de veehouder. Dat mag voor een dierenarts niet
ter zake doen. Hij had de koe onder narcose kunnen brengen,
de keizersnede uitvoeren en de koe vervolgens doden en ter
destructie aanbieden, ofwel de koe direct kunnen bedwel-
men en laten verbloeden, en daarna het kalf eruit halen.
Verder had de dierenarts moeten zorgen dat de wond naar be-
horen was gehecht, en de koe op de juiste manier vervoerd
zou worden. Bovendien had hij geen verklaring speciale
noodslachtingen mogen invullen als het dier niet in nood
door hem op de boerderij was gedood. Het argument van de
dierenarts dat hij juist eerlijk heeft willen zijn door op het
formulier precies aan te geven wat er was gebeurd doet daar-
bij niet ter zake. De dierenarts heeft door zijn handelen en
nalaten niet alleen ernstige schade berokkend aan dc ge-
zondheidszorg voor het individuele dier, maar ook het ver-
trouwen in de gezondheidszorg voor dieren in het algemeen
geschaad.

Maatregelen

De klachtambtenaar vraagt om het opleggen van een boete,
en een onvoorwaardelijke schorsing van een jaar. Omdat dat
ingrijpende gevolgen zou hebben voor deze dierenarts, die in
de tuchtprocedure spijt betuigt en aangeeft zich bewust te
zijn van zijn foute keuze, strijkt het Tuchtcollege met de hand
over het hart. De dierenarts belooft dat hij niet in herhalingen
zal vallen, en wordt zes weken onvoorwaardelijk geschorst,
en zesenveertig weken voorwaardelijk met een proeftijd van
twee jaar. Daarnaast moet hij de maximale tuchtrechtelijke
boete van € 2250 betalen.

Erratum wetswijziging castreren mannelijke varkens

\'Wetswijziging castreren van mannelijke varkens en het
knippen of vijlen van tanden bij biggen\' (TvD 2005,130,
aflevering I O, bladzijde 328)

1.Inleidende tekst de Staatscourant moet zijn het
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden.

2.De eerste zin na de koptekst \'Europese richtlijn: mini-
mumnormen ter bescherming van varkens\' moet zijn: "De
basis voor de wijzigingen met betrekking tot de normen
voor casteren van mannelijke varkens en het knippen of
vijlen van tanden bij biggen zijn terug te vinden in de
Richtlijn 200I/93/EG van de Europese Commissie van 9
november 2001."

Deze Richtlijn houdt een wijziging in van Richtlijn
91/630/EEG van de Europese Landbouwraad van 19 no-
vember 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter be-
scherming van varkens.

-ocr page 13-

H.A. Beijer

Nadat de KNMvD het geven van de salarisadviezen in ja-
nuari 2003 vanwege NMa-bezwaren moest staken, verlo-
ren veel practici hun houvast bij het vaststellen van de sa-
lariëring en de arbeidsvoorwaarden van het personeel.
Individuele onderhandelingen met elk personeelslid ne-
men echter veel tijd in beslag. Bovendien resteert na af-
loop meestal nog steeds de prangende vraag: betaal ik
niet te veel of te weinig? In een in 2004 - door de
Werkgroep Practici Werkgevers - onder dierenartswerk-
gevers gehouden enquête, gaf 71 procent van de inzen-
ders dan ook aan voorstander te zijn van het opstellen
van een Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO).

De werkgroep heeft daarop, na verkrijging van toestemming
van de dierenartswerkgevers en met ondersteuning van de
KNMvD, hard gewerkt aan de oprichting van een zelfstan-
dige werkgeversvereniging. Inmiddels is deze vereniging -
de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW) - een feit
en wordt er hard gewerkt aan een eerste conceptvoorstel voor
een CAO. Deze CAO zal alleen gelden voor praktijken die
lid worden van de BPW.

Professionele aanpak

Daar de belangen voor u als werkgever groot zijn, wil de
BPW dit alles op professionele wijze aanpakken. Zij heeft
daarom ondersteuning gevraagd aan MKB-Nederland (be-
drijfsorganisatie voor het Midden- en Kleinbedrijf). Het
MKB heeft voor de BPW allereerst een inventarisatie uitge-
voerd van de huidige salariëring en arbeidsvoorwaarden
binnen de diergeneeskundige praktijk in Nederland.
Uitgaande van deze recente gegevens wordt een concept
CAO geschreven die zal aansluiten bij de huidig gehanteerde
loonkosten en arbeidsvoorwaarden. De BPW stelt zich name-
lijk tot doel een beheerste ontwikkeling van de personeels-
kosten na te streven zonder al te plotselinge verrassingen.

NU lid worden

Hierbij heeft de BPW uw hulp nodig. U dient dan echter wel
NU stappen te ondernemen om lid van de BPW te worden:
zonder leden komt er geen CAO. Zij wil u dan ook dringend
vragen u per omgaande als lid aan te melden en haar daar-
mee een mandaat te geven; namens u deze CAO-onderhan-
delingen in te gaan. Voordat het zover is, zal het concept
CAO-voorstel in de regio\'s met de leden besproken worden.
Een CAO is daarna zeker nog geen feit. Een CAO zal pas van
toepassing worden als de leden van de BPW de onderhande-
lingsresultaten van de BPW met de werknemersorganisaties
(VEDIAS en BPL) met tweederde meerderheid van de uitge-
brachte stemmen heeft goedgekeurd. Naar aanleiding van
bovenstaande heeft u zeker nog vragen. Hieronder volgen al-
vast enkele veelgestelde vragen en antwoorden:

Wie kan lid worden van de BPW?

Alle natuurlijke en rechtspersonen die een dierenartspraktijk
als onderneming voeren. Dit kan zijn:
een solopraktijk, een maatschap, een
BV, een stichting of een ander samen-
werkingsverband van natuurlijke en/of
rechtspersonen die al dan niet voor ge-
zamenlijke rekening een dierenartsen-
praktijk of dierenartsenpraktijken als
onderneming drijven.

Zonder leden geen CAO

Wordt NU lid van de Belangenvereniging Practici Werkgevers

Moet de he\\e maatschap lid worden?

Ja, alle maten moeten intern unaniem beslissen of de CAO
voor hun personeel zal gaan gelden en alleen als geheel be-
sluiten zij dan ook of zij al dan niet met hun praktijk lid wor-
den.

Hebben grotere praktijken recht op meer stemrecht dan klei-
nere?

Ja, grotere praktijken kunnen meer stemrecht vragen indien
hun totale loonsom een bepaald bedrag te boven gaat. Hun
contributie wordt dan wel evenredig aan het aantal extra te
verkrijgen stemmen.

Ais ik lid word van de BPW, moet ik dan de CAO hanteren?
Nadat de leden het CAO onderhandelingsresultaat hebben
goedgekeurd, is de CAO vastgesteld. Op dat moment zal
deze gelden voor al uw personeelsleden.

Ben ik verplicht om alle onderdelen van de CAO strikt te vol-
gen?

Een CAO bestaat meestal uit een verplicht na te leven mini-
mum deel en kan een aantal bepalingen hebben waaraan
werkgever en werknemer zich kunnen verbinden indien zij
daaraan behoefte hebben.

Wat kost mij het lidmaatschap?

De contributie is voor 2005 vastgesteld op € 300,- per deel-
nemende praktijk (met dus recht op één stem), ongeacht het
aantal maten.

Wat krijg ik voordat lidmaatschap?

1. Een besparing van veel tijd (en dus geld) omdat u niet
meer uitvoerig met ieder personeelslid individueel hoeft
te onderhandelen over primaire en secundaire arbeids-
voorwaarden.

2. Arbeidsvoorwaarden voor uw personeel die modern en
betaalbaar zijn.

3. Meer rust onder uw personeel.

4. De mogelijkheid om per CAO eventueel zaken te regelen
die tot nu toe onmogelijk waren zoals de mogelijkheid
van het geven van meer dan drie opeenvolgende tijdelijke
contracten, een langere proeftijd et cetera.

5. Inspraak in de CAO-opzet én een mening die telt bij het
vaststellen van de definitieve CAO. U houdt dus grip op
uw loonkosten.

-ocr page 14-

6. Maandelijks het blad van het MKB waarbij u in begrijpe-
lijke taal geïnformeerd wordt over veranderingen in de re-
gelingen op het gebied van ontslag, ziekte, reïntegratie et
cetera.

7. Toegang tot de helpdesk van het MKB inzake personeels-
vragen.

Heeft u een maatschap: zet dan het onderwerp \'CAO volgen

H.A. Beijer (Anton)

G. Moorman (Geert)
A. Piebes (Arend)

H.Smit (Hans)

E. Stoelhorst (Erik)
M. Timmer (Marian)
S. van der Wardt (Sjoerd)
M. van der Zee (Milo)

Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van de bestuursleden van de
BPW:

telefoon: e-mail:

0512-518137 ha.beijer@chello.nl

0492-592202 gmoorman@chello.nl

0524-513014 piebes@zod.nl

0525-621991 hsmit@solcon.nl
0575-571088 e.stoelhorst@versatel.nl
0162-521085 m.timmer@logiss.nl
020-6221884 contact@dierenkliniekdewetering.nl
075-6160761 milo@dedierenarts.nl

U kunt eveneens vrijblijvende infor-
matie vragen bij: M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess (Marij), stafmede-
werker KNMvD, telefoon 030 -
6348900, e-mail: m.van.oostrum@
knmvd.nl

H.A. Beijer is voorzitter van de Belangenver-
eniging Practici Werkgevers.

en lid worden of niet\' op de agenda van uw eerstvolgende
maatschapvergadering.

Aanmelden?

Alle dierenartsenondernemers hebben inmiddels een mai-
ling ontvangen over de ledenwerfactie van de BPW. Lid wor-
den kan eenvoudig door het bij de mailing gevoegde ant-
woordformulier in te vullen en te
mailen naar bpw@dierenarts.nl

Bestuur KN MvD ondersteunt ledenwerfactie van de BPW

Het bestuur van de KNMvD heeft steeds geijverd voor het tot stand komen van een zelfstandige werkgeversvereniging en is
dan ook bijzonder verheugd dat de ledenwerfactie voor de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW) van start is ge-
gaan. Het bestuur vindt het bijzonder belangrijk dat een professioneel arbeidsvoorn\'aardenoverleg wordt gevoerd tussen de
BPW en de Belangengroep Practici in Loondienst (BPL) en de Vereniging van Dierenartsassistenten (Vedias). Het bestuur
ondersteunt de ledenwerfactie van de BPW van harte en roept alle dierenartsen-werkgevers op zich aan te sluiten bij de BPW

Ton de Ruijter.
voorzitter

Meer aandacht voor hygiëne bij droogzetten

Na enkele seizoenen op de markt, heeft de droogstandinjec-
tor OrbeSeal van Pfizer Animal Health zich bewezen.
OrbeSeal doet wat het belooft: gezonde uiers gezond hou-
den. De er\\\'aring van de afgelopen seizoenen heeft ook ge-
leerd dat een goede hygiëne tijdens het droogzetten van
doorslaggevend belang is voor het succes van de therapie.

Het snel en volledig sluiten van het tepelkanaal en de vorming
van de keratineprop na de laatste melkbeurt zijn essentieel bij
het voorkomen van nieuwe intramammaire infecties. OrbeSeal
vervangt de natuurlijke keratineprop en vormt zo een barrière
tegen ziekteverwekkers. Het bevat geen antibioticum en is
daardoor zeer geschikt voor het beschermen van gezonde uiers
tegen nieuwe infecties.

Aandachtspunten bij droogzetten

Uit praktijkervaringen blijkt dat veel veehouders de hygiëne
onvoldoende in acht nemen bij het inbrengen van de injector
OrbeSeal. Hierdoor kunnen tijdens het droogzetten mastitis-
kiemen in de uier worden gebracht, waardoor het droogzetten
niet het gewenste resultaat levert. In een aantal gevallen heeft
dit geleid tot het ontstaan van ernstige mastitis en zelfs tot de
dood van koeien enkele dagen na het droogzetten. Daarnaast
krijgt het selecteren van koeien via de uitslagen van de melk-
controle van sommige veehouders te weinig aandacht. Ook dit
kan leiden tot tegenvallende resultaten van het droogzetten.
Het toedienen van droogzetpreparaten is een delicate hande-
ling die dient plaats te vinden onder de juiste hygiënemaatre-
gelen. Het is zeer belangrijk uw veehouders bewust te maken
van de problemen die kunnen ontstaan wanneer niet hygië-
nisch wordt gewerkt. Dit geldt bij het inbrengen van injecto-
ren, zowel met als zonder antibiotica. Met uw deskundig ad-
vies helpt u de veehouder de uiergezondheid van zijn
veestapel te verbeteren.

Aanbevelingen voor een correct gebruik van Orbeseal

Het eerste celgetal na de droogstand is een prima weergave van
het effect van de gekozen droogzetstrategie.
Wanneer hygiënisch wordt gewerkt doet OrbeSeal wat het be-
looft: gezonde uiers gezond houden.

Pftzer Animal Health heeft voor een goede voorlichting aan uw
veehouders de folder \'Aandachtspunten bij droogzetmanage-
ment\' ontwikkeld. U kunt deze folder opvragen bij Pfizer
Animal Health, telefoonnummer 010-40642600.

Bron: Pfizer Animal Health BV. De redactie heeft dit artikel geplaatst op ver-
zoek van Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen.

-ocr page 15-

Inleiding

Op 1 juni 2004 is de nieuwe Zoönoserichtlijn (Richtlijn
2003/99/EG) in werking getreden. Op grond van deze richt-
lijn dienen de lidstaten zorg te dragen voor een monitorings-
systeem inzake antibioticaresistentie, waaronder een moni-
toring van het antibioticumgebruik bij dieren.

In Nederland is sinds 2003 de werkgroep VANTURES\' in-
gesteld om de monitoring van resistentie en gebruik van
antibiotica bij dieren te coördineren. Inmiddels heeft de
werkgroep twee rapporten uitgebracht onder de titel MA-
RAN. De monitoring van het gebruik van antibiotica bij die-
ren is gebaseerd op de jaarlijkse antibioticumrapportage van
de FIDIN, waarin de totale verkoop van antimicrobiële dier-
geneesmiddelen op de Nederlandse markt wordt weergege-
ven.

Het eerste MARAN-rapport inzake het jaar 2002 kwam uit
in januari 2004, Het rapport gaf onder andere een overzicht
van de hoeveelheid kilogrammen gebruikte antibiotica in de
dierhouderij in vergelijking tot Denemarken en het Verenigd
Koninkrijk, waarbij het gebruik in Nederland als substanti-
eel hoger werd aangemerkt dan in Denemarken, hetgeen de
hogere resistentietoestand in Nederland ten opzichte van
Denemarken zou verklaren. Op deze conclusie is de nodige
kritiek geuit. In het tweede MARAN-rapport is een nadere
analyse gemaakt van het mogelijke verschil in kilogrammen
gebruikte antibiotica, waardoor naar de mening van de FI-
DIN een beter beeld van de mogelijke verklaringen is ont-
staan. Wellicht geeft een vergelijking
met regio\'s met een vergelijkbare in-
fectiedruk, zoals België, Frankrijk en
Duitsland meer inzicht met betrek-
king tot het gebruik in Nederland.
Naar aanleiding van het eerste MA-
RAN-rapport heeft de Voedsel- en
Warenautoriteit (VWA) een advies
opgesteld dat voorziet in een verster-
king van de monitoring en een ver-
dere stimulering van verantwoord
antibioticagebruik door dierenartsen.
Wat betreft dit laatste punt heeft de
VWA de volgende acties aangekon-
digd:

• het in overleg treden met de KNMvD inzake de formula-
ria;

• het bevorderen dat het gebruik, van voor de mens belang-
rijke antibiotica, bij dieren wordt vermeden;

• het stimuleren dat fluorochinolonen alleen worden ge-
bruikt in pluimvee dat klinische symptomen vertoont en
wel na een voorafgaande gevoeligheidsbepaling en dat

\' VANTURES slaat voor Veterinary Antibiotic Usage and Resistance Surveillance.
^ MARAN staat voor Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in
Animals in the Netherlands.
TK 2699J. nr. 104 van 25juni 2004.

het gebruik wordt geregistreerd.
Op 24 juni 2004 heeft minister Veerman richting Tweede
Kamer op het advies van de VWA gereageerd.^

Het advies inzake de uitbreiding van de monitoring wordt
overgenomen. Wat betreft de stimulering van het verant-
woord gebruik, voelt de minister zich in zijn beleid onder-
steund.

Ook de FIDIN wenst bij te dragen aan een verantwoord ge-
bruik van antibiotica bij dieren. Enerzijds door het jaarlijks
publiceren van haar rapportage, waarin steeds wordt gewe-
zen op het belang van verantwoord gebruik. Anderzijds
werkt de FIDIN in samenwerking met de KNMvD aan voor-
lichtingsmateriaal inzake een verantwoord diergeneesmid-
delengebruik, gericht op de veehouder. Want ook de dier-
houder heeft een cruciale rol bij het voorkomen van
antibioticaresistentie.

Resultaten van de monitoring 2004

In lijn met de vorige jaren, zijn de verschillende antibiotica
ingedeeld in zes hoofdgroepen. Producten die zijn gere-
gistreerd voor één bepaald doeldier, zijn opgenomen in de
betreffende diergroep. Producten die bij meerdere doeldie-
ren kunnen worden toegepast, zijn ondergebracht in de groep
multispecies. Deze laatste groep vertegenwoordigt ruim 75
procent van het totale antibioticumgebruik.

FIDIN ANTIBIOTICARAPPORTAGE 2004

opgesteld door de FIDIN Werkgroep Antibioticumbeleid

Den Haag, juni 2005

In 2004 is de volgende afzet van verschillende groepen van
antibiotica gemeten:

Groepen antibiotica

kg actieve

stof
(X 1000)

in 2004

verschil
t.o.v. 200;

% van hel
totale
gebruik

Penicillinen/cefalosporinen

45

18 %

10 %

Tetracyclinen

269

19 %

59 %

Macroliden

24

33 %

5 %

Aminoglycosiden

9

0 %

2 %

Fluorochinolonen

7

40 %

2 %

Trimethoprim/sulfa\'s

93

3 %

20 %

Andere

6

- 14 %

2 %

Totaal

453

15 %

100 %

In vergelijking tot 2003, is het totale door de FIDIN-leden
gerapporteerde diergeneeskundige gebruik in kilogrammen
actieve stof met vijftien procent toegenomen. De indeling in
categorieën is tussen 2003 en 2004 onveranderd gebleven.
Twee categorieën (tetracyclinen en trimethoprim/sulfa\'s)
vertegenwoordigen circa tachtig procent van het totale dier-
geneeskundige gebruik. Dit cijfer benadrukt de continue
waardering van dierenartsen voor \'oude\' antibiotica - sulfa\'s
werden ontdekt in de 30-er en 40-er jaren, tetracylinen en tri-
methoprim in respectievelijk 1953 en 1962. Ook het volgen
van de formularia draagt bij aan het gebruik van oudere

-ocr page 16-

middelen. De nieuwere fluorochinolonen (danofloxacin, di-
floxacin, enrofloxacin en marbofloxacin) vertegenwoordi-
gen slechts 0,2 procent van het totale gebruik (afname ten
opzichte van 2003 met ruim vijf procent).

De groep multispecies is verreweg de grootste groep, met
ruim 75 procent van het gebruik. Dit zijn vooral producten
die voor verschillende soorten landbouwhuisdieren zijn ge-
registreerd. Het is voor de FIDIN niet mogelijk te achterha-
len welke de precieze verdeling tussen de species is; daarom
is een verdere onderverdeling van deze groep achterwege
gelaten.

Naar diersoort kunnen de verbruikcijfers als volgt worden
uitgesplitst:

Mogelijke verklaringen van de toename

Ten opzichte van 2003 is sprake van een toename van vijftien
procent van het aantal kilogrammen werkzame stof
Hiertegenover staat een geringe toename van de veestapel.
De veestapel is in 2004 ten opzichte van 2003 als volgt gewij-
zigd; het aantal runderen en varkens is onveranderd gebleven
op respectievelijk 3,8 miljoen en 11,2 miljoen dieren. Binnen
de groep runderen is het aantal kalveren met vijf procent toe-
genomen. De aantallen pluimvee zijn na de vogelpest weer
toegenomen van 79 miljoen naar 86 miljoen kippen.\'\'

Overigens moet worden opgemerkt dat de landbouwtelling
van het CBS geen kalenderjaren betreft, zoals de antibioti-
cumrapportage van de FlDlN. Het is derhalve mogelijk dat
in de loop van 2004 de veestapel verder is toegenomen.

In de betrokken periode is de ziektedruk (onder andere
PMWS en respiratoire aandoeningen) ten opzichte van
2003 niet afgenomen. Daarentegen is het gebruik van pre-
ventieve middelen (vaccins) afgenomen, hetgeen kan dui-
den op een verschuiving van preventief naar curatief ge-
bruik. Oorzaak hiervan ligt mogelijk in de toenemende
prijsdruk op met name de varkenshouderij. Daarnaast
draagt de verdere consolidatie in de sector bij aan een ze-
kere toename, gezien de ervaring dat bedrijven met meer
dieren een hogere infectiedruk en daarmee een grotere
medicatiebehoefte hebben.

De toename in hoeveelheid werkzame stof van antibiotica be-
treft met name een toename van de minder potente middelen:

\' CBS Landhouwielling 2004.

• oxytetracycline met ruim 30 ton, een stijging van ruim ze-
ventien procent

• doxycycline met 10 ton, een stijging van ruim 25 procent

• amoxicilline en ampicilline met 7 ton, een stijging van
ruim dertig procent.

De toename in de groep fluorochinolonen moet volledig
worden toegeschreven aan flumequine, het gebruik van de
moderne fluorochinolonen is juist afgenomen.

Het gebruik van de potente middelen is iets afgenomen. Een
deel van de stijging van het aantal kilogrammen werkzame
stof kan derhalve worden verklaard door een verdergaande
verschuiving van potente middelen naar minder potente
middelen. Van middelen in deze laatste groep dient meestal
een hogere dosering te worden gege-
ven, waardoor er minder dieren mee
kunnen worden behandeld. Een
tweede verklaring van de toename van
deze middelen komt mogelijk voort
uit het aangescherpte opsporingsbe-
leid met betrekking tot het illegale ge-
bruik van antimicrobiële grondstof-
fen. Verder valt niet uit te sluiten dat er
een toename in het gebruik van thera-
peutische antibiotica is ontstaan als
gevolg van het verbod op bepaalde
antimicrobiële groeibevorderaars per
ljuli 1999.

Conclusies

• De FIDIN hecht belang aan de opzet van een gecoördi-
neerd en geharmoniseerd programma voor de monitoring
van antibioticumresistentie, alsmede aan een verdere sti-
mulering van een verantwoord antibioticumgebruik bij
dieren. Met de jaarlijkse publicatie van haar antibioticum-
rapportage beoogt de FIDIN hieraan bij te dragen.

• Circa tachtig procent van het totale diergeneeskundig ge-
bruik van antibiotica bestaat uit tetracyclinen en trimetho-
prim-sulfa combinaties, relatief\'oude\' middelen. 0,2 pro-
cent bestaat uit het gebruik van de meer recent geïntro-
duceerde fluorochinolonen.

• Ruim 75 procent van het totale gebruik betreft multispe-
cies producten met indicaties voor gebruik bij meerdere
diersoorten. Het opsplitsen van dit gebruik naar individu-
ele species valt voor de FIDIN moeilijk betrouwbaar te re-
aliseren.

• De toename van vijftien procent van de hoeveelheid
werkzame stof van antimicrobiële middelen in 2004 ten
opzichte van 2003 kan ondermeer worden verklaard door
de prijsdruk op de veehouderij, die mogelijk leidt tot een
verschuiving van preventieve middelen (vaccins) naar cu-
ratieve middelen (waaronder antibiotica) en van potente
middelen naar minder potente middelen.

• Bij de interpretatie van kilogrammen werkzame stof dient
rekening te worden gehouden met het verschil in doserin-
gen van potente en minder potente antibiotica.

Voor vragen kunt u contact opnemen met het FIDIN secreta-
riaat: mr. drs. J.F Schutte, telefoonnummer: 070-750 31 00,
e-mail: fidin@fidin.nl.

Diersoorten

Kg actieve stof
(X 1000)
In 2004

verschil
t.o.v. 2003

0/0 van het
totale
gebruik

kg
(X
1000)

°/o

Multispecies

348

57

21 %

77 %

Rund/kalf

36

- 4

-16 %

8 %

Varken

65

8

14 %

14 %

Pluimvee

1

- 3

-71 %

0 %

Gezelschapsdieren

3

0

0 %

1 %

Totaal

453

59

15 %

100 %

-ocr page 17-

Paul Overgaauw

Vanuit deze achtergrond werd op 30 mei 2005 een kennis-
makingsbijeenkomst georganiseerd door het Departe-
ment Dierwetenschappen Wageningen UR. Hier is men
druk bezig met het uitbouwen van de onderwijs- en
onderzoeksactiviteiten op het gebied van gezelschapsdie-
ren, met name hond, kat en paard. Er zal meer aandacht
worden geschonken aan dieren met een functie als gezel-
schap, sport en recreatie onder het motto \'naar eetbaar
én aaibaar\'. Daarnaast wordt gewerkt aan het uitbouwen
van een netwerk binnen deze sector. Tijdens de bijeen-
komst werden de laatste ontwikkelingen toegelicht en de
genodigden gevraagd hun visie hierop te geven en kennis-
vragen neer te leggen. Interessant voor de veterinaire sec-
tor om hierover nader geïnformeerd te worden.

Opleiding Dierwetenschappen WUR

Het hoofd Onderwijs Dierwetenschappen, dr. ir. Ab Groen
verzorgde de inleiding waar de plaats van het Departement
Dierwetenschappen werd toegelicht naast die van Biologie
en Voeding & Gezondheid (meer humaan gericht). Men is
hier reeds in 2002 gestart met de BAMA-structuur (Bachelor
en Masteropleiding) en de eerste studenten uit de eerste fase
(ongeveer 60), naast zij-instromers uit het HBO en van inter-
nationale oorsprong (nog eens 55), stromen inmiddels de
tweede fase binnen. Dierwetenschappen richt zich op opti-
male ontwikkeling van de dierhouderij en leidt op tot onder-
zoeker met een breed beroepsperspectief Daarom zijn mi-
lieu, economische en sociaal-economische aspecten in het
curriculum opgenomen. De opleiding zal zich met risico en
initiatief flexibel blijven bewegen in het veld, maar zich ook
laten bewegen door invloeden van buitenaf en daar dus voor
open staan.

Nieuwe ontwikkelingen

Vanzelfsprekend heeft ook de Wageningen Universiteit de
gevolgen van een krimpende agrarische sector ondervonden.
Daarom is besloten om met de opleiding meer in te spelen op
de groeiende, wat genoemd wordt \'stadscultuur\', die zich
kenmerkt door een toenemend multifunctioneel gebruik van
het landelijk gebied en de diergerelateerde dienstensector.
Uit een enquête onder de studenten in 2002 bleek dat twintig
procent overwoog een richting te kiezen over dieren in het al-
gemeen; veertig procent koos specifiek voor één diersoort
(dertig procent rund, dertig procent paard, vis en gezel-
schapsdieren elk negentien procent; nauwelijks varken en
geheel geen pluimvee meer) en de overige veertig procent
meer voor een thema (fokkerij, voeding, gedrag, sectorsyste-
men, relatie mens-dier, gezondheid). Inmiddels zijn er
nieuwe onderwerpen in de opleiding ontstaan, zoals zorg-
boerderijen, groen-blauwe ruimte (natuur respectievelijk
water), productkwaliteit en de relatie mens-dier. Er wordt
hier samengewerkt met de universiteiten van Tilburg en

Utrecht. Er is een nieuwe hoogleraar diervoeding benoemd,
prof dr. Wouter Hendriks, van oorsprong Nederlander en af-
komstig van de Massey University in Nieuw-Zeeland. Zijn
onderzoek betrof daar de voeding voor de kat en de stofwis-
seling. In Wageningen zal de discipline voeding zich meer
gaan bezighouden met de technologische aspecten van de
voeders, het ontwikkelen van
in vitro modellen en nutri-ge-
nomics. Met dit laatste zal worden gekeken of er rasspeci-
fieke voeding ontwikkeld kan worden op basis van het rasge-
noom.

Onderzoek bij meer diersoorten

Waar de studenten eerst agrarische bedrijven bezochten, is
dit nu uitgebreid naar maneges, hengstenhouderijen, boerde-
rijcampings en dierenpensions. Naast de traditionele dier-
soorten rund, varken, pluimvee en vis, richt men zich nu ook
op schapen en geiten en gezelschapsdieren, vooral hond en
paard. Dit is ook af te lezen aan onderzoeksprogramma\'s zo-
als Osteochondrose en staart- en maneneczeem bij het paard
(in samenwerking met de discipline immunologie), afwij-
kend gedrag bij de hond (agressiviteit, coprofagie), het fok-
ken van blindengeleide- en politiehonden, aquaria in dieren-
tuinen, voeding voor gezelschapsdieren en biomechanica bij
het paard.

De komende twee jaar zullen de onderzoekslijnen verder
worden uitgebouwd, de relaties in het veld worden uitge-
breid en nieuwbouw worden gepleegd voor dierfaciliteiten.

Rolverdeling Utrecht - Wageningen

Het zal duidelijk zijn dat er een goede afstemming moet
plaatsvinden tussen de verschillende spelers in het onder-
zoeksveld van gezelschapsdieren. Naast de Faculteit der
Diergeneeskunde zijn er inmiddels ook nog zo\'n vijf
Agrarische Hogescholen actief Er zullen keuzes en afspra-
ken gemaakt moeten worden op het gebied van onderzoek
en diersoorten. Daarbij moet ook de arbeidsmarkt in het
oog worden gehouden voor afgestudeerden, mede vanuit
internationaal perspectief Het is duidelijk dat de fusie in
1997 van de Landbouwuniversiteit met DLO (Dienst
Landbouwkundig Onderzoek) en PO (Praktijkonderzoek
in de landbouw) tot Wageningen Universiteit en Research-
centrum, grote kansen biedt op gebieden waar de Faculteit
der Diergeneeskunde zich tot voor kort als enige mee bezig
hield. De grote kennis die aanwezig is over landbouwhuis-
dieren betreffende erfelijkheid, gedrag en zootechniek
wordt op deze wijze professioneel uitgebreid naar de gezel-
schapsdieren onder het motto: \'Wageningen\' zorgt ervoor
dat het dier niet ziek wordt en \'Utrecht\' geneest als het dier
ziek is.

De vraag werpt zich op of dit voor de Faculteit der
Diergeneeskunde een bedreiging of een kans is en of er mo-
gelijk toch meer samenwerking in het verschiet ligt.

\'Wageningen* zorgt ervoor dat het dier niet ziek wordt;
\'Utrecht* geneest als het dier ziek is

-ocr page 18-

^Kijkje in de keuken\' van de
Week van het Huisdier

Vrijdag 27 mei 2005 werd de Weet; van
liet Huisdier officieel geopend door
mevrouw mr. Renée Bergkamp, direc-
I
O. ^ I teur-generaal van het ministerie van
I •fP^ I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
^ Tijdens een persconferentie overhan-

digde Leen den Otter, voorzitter van de
Week van het Huisdier, het eerste exem-
plaar van het speciaal gemaakte Jan,
Jans en de Kinderen stripboek.

Het ministerie van LNV heeft het maken van dit stripboek sa-
men met de Vrienden mede mogelijk gemaakt, om zo op een
positieve manier bij te dragen aan het informeren van eigena-
ren met betrekking tot het verantwoord houden van huisdieren.
Mevrouw Bergkamp vindt het zeer positief dat de dierenbran-
che gezamenlijk, op een aansprekende wijze, een thema onder
de aandacht brengt en is van mening dat dit zeker gecontinu-
eerd moet worden.

Op dit moment worden gegevens over de Week verzameld en
eind juni wordt er geëvalueerd en vooruit gekeken naar het
thema van volgend jaar. De eerste conclusies, kijkende naar de
170 evenementen op de website, is dat de dierenartsen in
Nederland meer gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid
om je gratis aan te melden dan de dierenspeciaalzaken. Er staan
erg originele initiatieven op de site, zoals een \'Goed Gevoede\'-
lunch voor dieren op de praktijk, tot het raden van het geza-
menlijk gewicht van de honden van de dierenartsassistenten.
Allerlei ideeën die zeer goed aansluiten bij het thema!
Een leuk voorbeeld van samenwerking was de aanwezigheid
van een Huisdierenpaviljoen op de Libelle Zomerweek in
Almere met een aantal Vrienden en initiatiefnemers. Het bleek
een prachtig moment om de 69.000 bezoekers kennis te laten
maken met de Week van het Huisdier. Dc Specialisten in
Opleiding en GGG-bestuursleden hadden een hele kluif aan
het beantwoorden van (voedings)vragen van de bezoekers.
Vanaf het Almeerderstrand was er ook live aandacht voor de
Week van het Huisdier op Radio 10 Gold.
Er was in de overige media ook beduidend meer aandacht dan
vorig jaar voor de Week van het Huisdier. Artikelen in het AD,
Trouw, Reformatorisch Dagblad, Metro en veel regionale dag-
bladen zorgen voor een dikke knipselmap. Het Jeugdjournaal
had een flink item over de Week van het Huisdier.
Televisieprogramma U-vandaag besteedde ook uitgebreid aan-
dacht aan de Week en het thema met een interview met dieren-
artsen Nap en Berghout. De Week blijkt, naast Dierendag, wat
meer een \'verwendag\' is, een prachtig tweede moment om
extra aandacht in de praktijk aan het verantwoord houden van
dieren te besteden!

WEEK VAN HET

HUISDIER

IJmert de Vries

Zaterdagmorgen gaat bij mij thuis
de praktijktelefoon. Het hondje
van H. heeft al enkele dagen diar-
ree en er moet nu maar eens een
dierenarts naar kijken. Ik spreek
af dat hij \'s middags op de praktijk
langs kan komen. Door de be-
kende klank van de achternaam
van H. kijk ik na het telefoongesprek even in de computer
naar de gegevens van H. en inderdaad: de heer H. is niet zo\'n
beste betaler. Naast enkele openstaande rekeningen die in-
middels zijn overgedragen aan het incassobureau, heeft hij in-
middels ook een brief thuis gekregen met de mededeling dat
als hij de rekeningen niet per omgaande voldoet, wij hem
geen diensten meer zullen verlenen. Bij een spoedgeval zijn
we natuurlijk verplicht levensreddende maatregelen te ne-
men, maar ook niet meer dan dat. Geen nabehandelingen,
geen vervolgmedicatie en geen verdere kosten worden ge-
maakt, tenzij de heer H. aan zijn financiële verplichtingen
voldoet. Uiteraard maakt hij een afspraak op zaterdag, want
dan wordt er niet direct in de computer gekeken zodat de as-
sistente hem kan vertellen dat hij eerst aan zijn verplichtingen
moet voldoen, \'s Middags staat er een ruim twee meter lange,
met armen vol tatoeages uitgedoste, ongeschoren heer H.
voor mijn neus. Met in zijn enorme hand een kleine Yorkshire
Terrier met een prachtig roze strikje in het haar. Nu het di-
lemma. Als dierenarts willen we graag professioneel en
aardig gevonden worden, en hebben we enige schroom om
mensen die zich niet aan betalingsverplichtingen houden
hierop aan te spreken. Toch is het een goede zaak te beseffen
dat de \'tegenpartij\' zich daarjuist vaak uitstekend van bewust
is (zij hakken vaker met dit bijltje), en het vrij nomiaal vindt
om hierover te worden aangesproken. Sterker nog: het onder-
streept je eigen organisatie en professionele houding alleen
maar als je goed op de hoogte bent van de stand van zaken be-
treffende de betalingen en op dat moment ook een oplossing
kan bieden. Essentieel is in deze kwestie dat de gegevens over
de (financiële) stand van zaken in de eigen administratie voor
honderd procent kloppen. En juist daar ligt bij veel dierenarts-
praktijken een punt ter verbetering. We zijn inmiddels uitste-
kend in staat om het veterinair handelen op verantwoorde
wijze vast te leggen, maar administratie is een ander verhaal.
Het bijhouden van betalingsgedrag en -ontwikkelingen zit
ons niet direct in het bloed. Om ons beroep goed te blijven uit-
oefenen, kunnen we gebruikmaken van bedrijven die be-
drijfsondersteunende producten leveren. Dit kan variëren van
het (volledig) uitbesteden van bijvoorbeeld facturatie en aan-
maningen tot een advies om binnen de eigen praktijk zaken
volgens beproefde (!) protocollen vloeiend te laten verlopen.
Op deze wijze hoeft niet iedereen met veel tijd en inzet en
door schade en schande uiteindelijk een goede manier te vin-
den om zaken te organiseren, maar is het product kant en klaar
aangeleverd. De komende tijd zal het binnen praktijken heel
normaal worden dat afgebakende zaken uitbesteed worden
om zodoende het werk als practicus beter, maar vooral ook
professioneler en met meer plezier te kunnen doen. In de situ-
atie met meneer H. zijn alle openstaande rekeningen naar te-
vredenheid voldaan, en ook met zijn hond is alles weer goed
gekomen. Ik heb zelfs het adres van zijn tatooshop gekregen.

IJmert de Vries Is dierenarts te Coevorden, voorzitter Sociaal
Economische Commissie van de KNMvD, lid werkgroep Praktijk
Management van de KNMvD en mede-eigenaar
PraktijkPartners.

Doen en laten (doen)

raktijk

in bed rij

-ocr page 19-

Tekst en foto: Susan Umans

Op maandag 13 juni 2005 is tijdens
de IDF Internationale Mastitis
Conferentie in Maastricht het
startsein gegeven voor het Uier-
GezondheidsCentrum Nederland.
Dit centrum is opgezet om de di-
verse onderdelen van het Meer-
jarenplan uiergezondheid te coör-
dineren. Dat is een project van
LTO, NZO en PZ, dat als doel heeft het aantal mastitisge-
vallen de komende vijf jaar met tien procent te verminde-
ren. De (rundvee)dierenarts gaat daar een grote rol in spe-
len, aangezien uit onderzoek is gebleken dat hij/zij voor de
veehouder het eerste aanspreekpunt is op het gebied van
uiergezondheid. Een interview met coördinator Theo Lam
en projectassistent Jansje van Veersen over het hoe en
waarom van dit project.

Wat is de aanleiding van het Uiergezondheids Plan?

Theo Lam: "De opwaartse lijn die de uiergezondheid in
Nederland de laatste decennia had, is de laatste jaren gestabili-
seerd en vertoont zelfs enigszins een daling. Die trend lijkt zich
niet op korte termijn te herstellen en dus is besloten een plan te
maken om die opwaartse lijn terug te krijgen. De koppositie die
Nederland altijd heeft gehad, willen wij als exporterend land
niet kwijtraken. Daarnaast wordt met het plan aandacht besteed
aan dierwelzijn, een thema waarde kritische consument terecht
vragen over stelt. Tenslotte is er natuurlijk het economische as-
pect, zowel voor de zuivel als voor de veehouders, namelijk dat
mastitis geld kost."

Wat is het doel?

"De uiergezondheid in Nederland verder te verbeteren. Naar
schatting ligt het mastitispercentage op jaarbasis rond de 25
procent, dat zijn we nog aan het meten. We proberen dit percen-
tage dc komende vijf jaar met tien procent terug te brengen.
Een kwantitatief doel dus. Dat stellen van zo\'n target is vrij
nieuw en vormt een uitdaging. Het wordt keihard werken, maar
ik ben ervan overtuigd dat dit haalbaar is. Vanzelfsprekend zal
tussendoor regelmatig gemeten worden of we op schema lig-
gen.

Daarnaast willen we Nederland als kermiscentrum op het ge-
bied van uiergezondheid terugzetten op de kaart. Met dit pro-
ject wordt daar een slinger aan gegeven, aangezien er ook
sprake is van een groot onderzoeksdeel in dit project."

Wat is de aanpak?

"Die is tweeëriei, namelijk via onderzoek enerzijds en via de
praktijk anderzijds. We richten ons op toegepast onderzoek,
waar de veehouders hun voordeel mee kunnen doen. Dit pro-
ject is namelijk gefinancierd met collectief opgebracht boeren-
geld en daar moeten de boeren binnen afzienbare tijd wat voor
terugzien. We kijken daarbij naar de drie b\'s: bacterie, beest en
boer. Bij bacterie gaat het om kiemen, dus om infectiedruk. Bij
beest gaat het om de weer-
j
stand, een zeer complexe ma- j
terie. Bij boer gaat het erom
dat die van invloed is op al die \'
factoren en wordt beïnvloed
door allerlei zaken. Daarbij
speelt communicatie een be-
langrijke rol en dat is meteen
de link naar de dierenartsen-
praktijk. Voor de veehouder is
heel veel kennis aanwezig
I
waar hij wat mee kan doen.
Het is belangrijk om kennis
beschikbaar te krijgen en ge-
bruikt te krijgen. Daarin speelt de dierenartspracticus een pri-
maire rol", aldus Lam. "Medio vorig jaar is er een grote en-
quête gehouden onder veehouders en daar kwam uit dat de
veearts het eerste aanspreekpunt voor de boer is", vertelt Jansje
van Veersen. "Ook als informatiebron blijkt de practicus een
prominente rol te spelen. Vandaar dat wij onze aanpak via de
practicus kiezen."

Intervie

Hoe gaat de rol van de practicus er concreet uitzien?

Lam: "Exact weten we dat nog niet. Op dit moment loopt er een
pilot met tien praktijken. Die loopt tot komend voorjaar, maar
tussentijds meten we ook. We zijn in deze pilot begonnen met
startavonden, waarbij aan de melkveehouders verteld is wat de
plannen zijn. Het eerste instrument is studieclubs voor melk-
veehouders, die worden gecoördineerd door de practicus zelf
Wij leveren het materiaal aan, maar de practicus moet de aan-
sturing doen. Als dit blijkt te werken, gaan we dit verder uitbrei-
den. Het volgende punt is het bedrijfsbehandelplan. Dat is niet
nieuw, maar in de praktijk blijkt dat te weinig melkveehouders
zo\'n plan hebben. De dierenarts kan er voor zorgen dat ze dat
krijgen. Vervolgens zullen nog andere instrumenten volgen. In
de loop van het jaar vragen we de veehouders naar hun ervarin-
gen. De pilot loopt gewoon door en wat goed werkt, daar gaan
we mee verder. Wij gaan de practici het materiaal aanreiken
waarmee zij de melkveehouders op het gebied van uiergezond-
heid kunnen ondersteunen. Komende winter zal een en ander
van start gaan. Wij hopen met het UierGezondheidsCentrum
tevens een soort van kenniscentrum te zijn, waar in elk geval
links naar de beschikbare kennis aanwezig zijn."

Hoe is het UierCezondheidsCentrum gepositioneerd?

"De commissie Diergezondheid en Kwaliteit Runderen heeft
de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) gevraagd dit plan uit
te voeren. Omdat het Meerjarenplan uiergezondheid een lang-
durig project is, dat uit collectieve gelden wordt gefinancieerd,
heeft de GD hiervoor een aparte afdeling opgericht: het
Uiergezondheidscentrum Nederland: UGCN. Op deze manier
kan er geen vermenging optreden met de commerciële acti-
viteiten die de GD ook heeft op het gebied van uiergezond-
heid."

Practicus speelt centrale rol in verbetering uiergezondheid

UierCezondheidsCentrum Nederland van start

-ocr page 20-

Uitbraken en bestrijding van
klassieke varkenspest, mond-
en klauwzeer en hoogpatho-
gene aviaire influenza in de
Europese Unie

J. Dewulf, F. Koenen, K. De Clercq,
T. van den Berg, S. Ribbens, A. de
Kruif.

De controle van Klassieke varkenspest (KVP), Mond- en
klauwzeer (MKZ) en Aviaire influenza (AI) binnen de
Europese Unie (EU) was tot op heden grotendeels gebaseerd
op een beleid van eradicatie van geïnfecteerde haarden en
non-vaccinatie. Verscheidene grote epidemieën in het recente
verleden hebben aangetoond dat in dierdichte gebieden een
eradicatie- en non-vaccinatiebeleid gepaard moet gaan met
het preventief opruimen van zeer grote aantallen dieren om
succesvol te zijn. In de huidige maatschappelijke context wor-
den het massaal doden en vernietigen van vaak gezonde die-
ren als onethisch en sociaal onaanvaardbaar ervaren. Als ge-
volg daarvan wordt de roep om verfijnde of alternatieve
bestrijdingsstratcgieën steeds luider.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van enkele van de
belangrijkste epidemieën uit het recente verleden. Er wordt
ook ingegaan op de huidige controlemechanismen en de kri-
tiek erop. Tenslotte wordt besproken welke alternatieven er
al dan niet beschikbaar zijn voor de controle in de toekomst.
Daarbij wordt voornamelijk ingegaan op de mogelijkheden
en beperkingen van vaccinatie.

Het in kaart brengen van bluetongue:
een opkomende ziekte in Europa

E. Ducheyne, G. Hendrickx, R. De Deken.

Bluetongue is een opkomende vectorovergedragen ziekte
binnen Europa. De ernst van deze ziekte wordt benadrukt
door het feit dat ze vermeld staat op de lijst A van Office
International des Epizooties. De uitbreiding van het gebied
waar de vector zich ophoudt, namelijk noordwaarts in
Europa en zuidwaarts in Australië, brengt een hoge morta-
liteit bij schapen met zich mee in deze belangrijke economi-
sche polen van de schapenteelt. In dit overzicht worden zo-
wel de ziekte als de vectoren toegelicht. Verder worden de
verschillende technieken beschreven die gebruikt worden
om de vectordistributie in kaart te brengen. Het gebruik van
afgeleide gegevens uit satellietbeelden is hierbij van groot
belang. In een laatste deel worden enkele toekomstgerichte
onderzoekslijnen weergegeven.

Samenvattingen
VDT

dr Ann van Soom

voorzitter Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift

Progesteronsupplementatie tijdens de vroege
dracht bij melkkoeien

C. Opsomer, S. De Temmerman, A. de Kruif.

De fertiliteit van onze melkveepopulatie daalt gestaag. Zo is
het drachtigheidspercentage van de eerste inseminatie post
partum in het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld gedaald van
55,6% in de periode 1975/82 naar 39,7% in de periode
1995/98; dit is een afname van bijna 1% per jaar. Hiervoor
kunnen meerdere oorzaken, waaronder zowel managements-
als koefactoren, worden aangegeven. Zo is uit de analyse van
melkprogesteronprofielen gebleken dat koeien die atypische
progesteronprofielen hebben vóór de inseminatie aanzien-
lijk minder fertiel zijn dan koeien met een normaal progeste-
ronpatroon. Ook is gebleken dat koeien met een abnormaal
progesteronprofiel een veel lager drachtigheidspercentage
van de eerste inseminatie hebben en dat bij deze dieren het
interval partus-conceptie langer is. Het percentage koeien
met atypische progesteronprofielen vóór de eerste insemina-
tie was toegenomen van 32% in de periode 1975/82 tot 49%
in de periode 1995/98.

Hoewel de progesteronconcentratie tijdens de luteale fase van
de cyclus een belangrijke determinant is voor het al of niet in-
standhouden van de dracht, blijkt een vroege stijging van de
progesteronconcentratie na de ovulatie nog belangrijker te
zijn. Lage progesteronconcentraties na de ovulatie leiden tot
een zwakke embryonale ontwikkeling, een gebrekkige mater-
nale herkenning van de dracht en tot vroegembryonale sterfte.
Deze vroegembryonale sterfte zou bij zo\'n 30-40%) van de ge-
ïnsemineerde koeien optreden en aldus de belangrijkste oor-
zaak zijn van \'niet drachtig worden\'.

Er moet nagegaan worden hoe ernstig het probleem van de
progesteroninsufFiciëntie is en hoe het kan worden tegen-
gaan. Een analyse van de melkprogesterongegevens vóór cn
na de inseminatie is nodig om die koeien te identificeren
waarbij een behandeling met progesteron succesvol zou
kunnen zijn. De supplementatie van progesteron vóór de
zesde dag van de dracht zou de drachtigheidsresultaten kun-
nen verbeteren bij koeien met een lage initiële fertiliteit ten
gevolge van progesteroninsufFiciëntie. Een alternatief voor
de behandeling met exogeen progesteron zou de stimulatie
van de endogene progesteronsecretie kunnen zijn door de
toediening van hCG- of GnRH-analogen. Alvorens gerichte
behandelingsadviezen kunnen worden gegeven, is meer
onderzoek met een groter aantal dieren noodzakelijk.

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepubli-
ceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier op de
hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
voorzitter hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

-ocr page 21-

Laparoscopische interventies bij honden:
Fysiopathologische veranderingen en hun
invloed op de patiënt

L. Weiland, I. Polis, H. de Rooster, F. Casthays.

De laatste jaren worden meer en meer laparoscopische ingre-
pen uitgevoerd in de diergeneeskunde. De laparoscopic
wordt toegejuicht omwille van zijn vele voordelen: minder
weefsehrauma, sneller wondherstel, minder postoperatieve
pijn en bijgevolg ook minder postoperatieve zorgen. Deze
minimaal invasieve chirurgische techniek kan echter aanlei-
ding geven tot ernstige fysiologische veranderingen en com-
plicaties. In dit overzicht worden de voordelen en nevenef-
fecten tijdens de anesthesie besproken. De meest
uitgesproken problemen tijdens laparoscopic zijn gerela-
teerd aan de cardiopulmonaire effecten te wijten aan het
pneumoperitoneum, de systemische C02-absorptie, de
extraperitoneale gasinsufflatie en het risico op veneuze ga-
sembolie. Aangepaste anesthesiemonitoring van de patiënt
is noodzakelijk om eventuele complicaties zo vlug mogelijk
te herkennen en te behandelen. Enig begrip van de pathofysi-
ologie tijdens laparoscopic is vereist om specifieke proble-
men van de patiënt te onderkennen. Ook moet de chirurg
voldoende ervaring hebben om de laparoscopic snel en cor-
rect uit te voeren.

Prevalentie van antistoffen tegen equiene influ-
enzavirus? Equiene herpesvirus i en -4, equiene
arterititisvirus en equiene rhinovirus i en 2 bij
Nedelandse warmbloedpaarden

C. van Maanen.J. Heidens, A. A. Cullinane, R. van den Hoven,
M. Weststrate.

Een gerandomiseerd \'cross-sectional\' seroprevalentieonder-
zoek werd uitgevoerd bij warmbloedpaarden (n=330) op alle
draf- en renbanen in Nederland door het eenmalig nemen
van een bloedstaal op vier opeenvolgende dagen. Dc serum-
stalen werden onderzocht op antistoffen tegen verscheidene
equiene intluenzastammen, equiene herpesviurs type 1 en 4,
equiene arteritisvirus en rhinovirus type 1 en 2. Voor het be-
palen van de afzonderlijke seroprevalentie van EHVl en
EHV4 werd een typespecifieke gG ELISA gebruikt. De in-
fluezaserologie op basis van influenza A/equi-l/Praag/56 als
indicatorviurs toonde aan dat 38% van de paarden niet of
onvoldoende gevaccineerd was. Veel van deze paarden ble-
ken wel een influenza A/equi-2 veldinfectie te hebben door-
gemaakt. In een hoog percentage van de stalen werden
neutraliserende en complementbindende antistoffen tegen
EHV1 /4 aangetoond. Voor EHV1 werd deze hoge seropreva-
lentie waarschijnlijk veroorzaakt door kruisreagerende anti-
stoffen tegen EHV4, de seroprevalentie van 28% tegen
EHV 1 en 99% tegen EHV4 in een typespecifieke gG ELISA
in acht genomen. Gezien de relatief hoge seroprevalenties
die bij de Nederlandse warmbloedpopulatie gevonden wer-
den, moeten hier ook equiene rhinovirus type 1 en equiene
arteritisvirus als enzoötisch worden beschouwd. Veel van
deze infecties lijken subklinisch te verlopen. De seropreva-
lentie van equiene rhinovirus type 2 was verrassend laag. In
de discussie wordt aandacht besteed aan het mogelijke ver-
band tussen virale infecties en ziekteverschijnselen van de
bovenste luchtwegen.

Een traumatische pericarditis met \'steel band-ef-
fect\'-geluiden bij een jonge vaars

J. Laureyns, S. De Vliegher, I. Kolkman, L. Vandaele, A. de
Kruif.

In dit artikel wordt een traumatische pericarditis beschreven
bij een Belgisch Witblauwe vaars van negen maanden oud.
De diagnose werd gesteld door uitwendig onderzoek en aus-
cultatie en werd bevestigd door een autopsie. Opvallend wa-
ren de jonge leeftijd en de \'steel band-effect\'-geluiden bij
auscultatie van het hart.

Twee ongev^/one gevallen van intoxicatie door
planten bij kleine herkauwers

K. Baert, S. Croubels, N. Steurbaut, S. De Boever, C.
Vercauteren, R. Ducatelle, A. Verbeken, P. De Backer

In dit artikel worden een vergiftiging door Euonymusjaponi-
cus
(\'Japanse kardinaalsmuts\') bij schapen en een vergifti-
ging door
Pieris japonica (\'Japanse Pieris\') bij geiten be-
schreven. Acht schapen werden kortademig aangetroffen en
speekselden, vijf daarvan stierven. Drie geiten vertoonden
braakneigingen, knarsten met de tanden en wankelden rond.
De drie geiten stierven. De diagnose was gebaseerd op de
anamnese, de symptomen en de pathologische bevindingen
(de aanwezigheid van plantenresten in de pens). Een over-
zicht wordt gegeven van de beschikbare literatuur over
Euonymus- en PfVm-intoxicaties door planten bij kleine
herkauwers.

Een atypisch geval van een losse processus co-
ronoideus medialis bij de hond

Y. Samoy, B. van Ryssen, A. Van Caelenberg, K. Peremans, I.
delen, H. van Bree.

Een losse processus coronoideus (LPC) is een frequent voor-
komende aandoening van de elleboog bij populaire honden-
rassen. De diagnose is gebaseerd op het klinisch en radiogra-
fisch onderzoek. In sommige gevallen zijn er echter geen
duidelijke klinische of radiografische afwijkingen aanwe-
zig. Bij deze gevallen kan scintigrafie bijdragen tot de loka-
lisatie van het letsel. Verdere verfijning van de diagnostiek
kan via computer tomografie (CT) of artroscopie gebeuren.
Daarna kan een passende behandeling ingesteld worden.
Deze casuïstiek beschrijft de bevindingen bij een acht jaar
oude canis vulgaris met een voorgeschiedenis van een hard-
nekkige unilaterale voorbeenkreupelheid. Naast het manken
waren er geen andere klinische, noch radiografische afwij-
kingen terug te vinden. Aan de hand van scintigrafie, CT en
artroscopie kon het letsel gelokaliseerd, geïdentificeerd en
met succes behandeld worden.

-ocr page 22-

Vrijdag 13 mei 2005 was ilc aanwe-
zig op de buluitreiking van een aan-
tal afstuderende dierenartsen. De lo-
catie daarvoor is nog altijd het
sfeervolle academiegebouw. Helaas
bleek dit gebouw het enige passende
onderdeel van deze ceremonie.....

Ingezonde

Een vriendin studeerde af in het trio
rund, varken en paard. Zelf heb ik mijn dierenartsendiploma
\'al\' vijftien jaar in bezit, maar deze vriendin liep met mij mee
in de praktijk vanaf de dag dat ik begon en toen zij nog maar
in Groep 7 zat. Die vriendschap is gegroeid en nu is dus ook
voor haar de ommekeer gekomen: aan de slag! Vanzelf-
sprekend reed ik dan ook vrijdag de 13^ naar Utrecht om ge-
tuige te zijn van deze mijlpaal. Al enkele minuten na aanvang
bekroop mij een raar gevoel: wat een devaluatie, wat een des-
illusie, wat een gemiste kans! De man achter de tafel riep de
kandidaten één voor één voor zich. Aan hen en alle belang-
stellenden werd vervolgens een bloemlezing gedaan uit
stukjes die vrienden en maatjes van de afstuderenden over en
voor hen hadden geschreven. Hilarisch natuurlijk, want dat
is veterinaire studenten wel toevertrouwd. Veelvuldig kwam
langs hoe knap het was dat het diploma bemachtigd was ter-
wijl syllabi niet of nauwelijks geraadpleegd waren.
Bovendien waren de kandidaten zo chaotisch dat ze ernstig
risico liepen horloges en mobiele telefoons in \'de koe\' achter
te laten. Ook werd geschetst hoe de toekomstige veebonken
nieuwe methoden van \'kippen rapen\' en \'kalkoenen laden\'
hadden uitgevonden. Een studente bleek zo slordig dat ze
met TBC besmette ratten had laten ontsnappen in India en
twee studenten hadden een methode voor bloedafname bij
kippen ontwikkeld die volgens de schrijvende cabaretiers
vast bruikbaar zou zijn in Irak....

De toonzetting en aard van dit soort verhalen is heel herken-
baar en \'geeft lucht\' bij veterinairen onder elkaar. Maar hoe is
het mogelijk dat 95 procent van de speech van de voorzitter
van de examencommissie uit dit soort anecdotes bestond? Er
zaten niet alleen veterinairen in de zaal! Juist veel \'leken\' en
\'burgers\', namelijk de genodigden van de nieuwe dierenart-
sen. Wat voor indruk krijgen die van diergeneeskundige stu-
denten, van de faculteit, van dierenartsen? Wat bovendien
nogal pijnlijk was, was dat populaire studenten overstelpt
werden met een overvloed aan bijdragen terwijl een enkele
grijze muis slechts één summier stukje was toebedeeld... Na
afloop van anderhalf uur andecotes en goede wensen van
vrienden en bekenden, restte nog een tweetal boodschappen
van de man achter de tafel. Ten eerste moesten de gediplo-
meerden proberen de sleur van het vak de baas te blijven door
zich een speciaal onderwerp eigen te maken. Zeker een nuttig
advies voor een beroepsgroep die wordt geplaagd door vroeg-
tijdige bum-out. Maar of familie en vrienden van de pasafge-
studeerden ons vak ook als sleur (willen/mogen) zien...? Ten
tweede was het mogelijk dat ethische dilemma\'s de kop op
zouden steken. Zoals het massaal \'ruimen\' van dieren in het
kader van georganiseerde dierziektebestrijding. Men werd
aangeraden niet met dit soort problemen te blijven rondlopen,
maar ermee naar buiten te komen. Ook dit advies diende ter
bevordering van het geestelijk welzijn van de nieuwe vakge-
noten. Maar: \'naar buiten komen\'? Hoe dan? Met welke vi-
sie? We hebben die visie toch inmiddels als beroepsgroep?

Gelukkig weet ik nog steeds wat ik ben en hoor te zijn als
dierenarts: de advocaat van het dier! Het lijkt me een wonder
als deze pasafgestudeerden en hun genodigden na de afstu-
deerceremonie daar net zo over denken... Ik hoop toch zo
dat het bestuur van de KNMvD dit onderwerp wil aansnijden
in haar overleg met de faculteit!

Ingrid van Alten is gezelschapsdierenarts te Hillegom.

Gemiste kans en/ of PR-blunder?!

Ingrid van Alten

Beauty is in the eye of the beholder

De uitreiking van het dierenartsdiploma is voor zowel de be-
trokkenen als voor de Faculteit der Diergeneeskunde de be-
kroning op vele jaren van inspanningen. Mede daarom is het
de bedoeling van de Faculteit, en daaririee van de examen-
commissie van het dierenartsexamen, de buluitreiking tot
een voor liefst alle bezoekers memorabele gebeurtenis te
maken.

In vroeger tijden was de buluitreiking een puur formele ge-
beurtenis, waarbij op één middag aan een grote groep studen-
ten afgestudeerden diploma\'s werden uitgereikt. Dit was een
massagebeurtenis zonder gelegenheid tot een persoonlijke
aanpak. Deze handelwijze werd de laatste jaren vooral door de
(ex) studenten zelf als onpersoonlijk en te formeel beschouwd.

Naar aanleiding van deze signalen van de kant van de direct
betrokkenen is voor een meer persoonlijke aanpak gekozen.

Het DSK-bestuur spant zich in om van elke betrokkene in-
formele gegevens te verzamelen. De voorzitter van de di-
ploma-uitreiking maakt tevoren een schifting van de teksten
die hij/zij wil voorlezen. Vervolgens wordt een bloemlezing
uit de aangeleverde teksten gebruikt voor het informele ge-
deelte bij elk uitgereikt diploma. Hierbij is het onvermijde-
lijk dat er soms ook gemaakte fouten voor het voetlicht ko-
men. Bovendien is de humor van de één niet de humor van de
ander. Ook is er voor de één meer informatie dan voor de an-
der. In het algemeen wordt dit door de voorzitter gecompen-
seerd door bij een \'minder bedeelde\' kandidaat wat meer
over vakinhoudelijke zaken te spreken (onderzoeksstage et
cetera). Dergelijke aspecten zijn voor deze aanpak onvermij-
delijk. Formeel geschiedt het voorlezen van persoonlijke
teksten "buiten de verantwoordelijkheid van de examencom-
missie". Door deze aanpak is het aantal buluitreikingen per
zitting tot maximaal vijftien beperkt. In aansluiting op de di-

-ocr page 23-

ploma-uitreiking biedt de Universiteit Utrecht de aanwezi-
gen een borrel aan. Al met al een veel persoonlijker aanpak
dan in vroeger tijden. Mede naar aanleiding van persoonlijke
reacties in aansluiting op de diploma-uitreiking is gebleken
dat de toehoorders (ook familie en vrienden) deze aanpak in
het algemeen als positief ervaren.

Voor wat betreft het slotwoord: de diploma-uitreiking betreft
het laatste reguliere contact van de jonge dierenarts met de
Faculteit der Diergeneeskunde. Ondanks het feestelijke ka-
rakter van deze gebeurtenis is het gepast ervoor te kiezen
hier niet alleen maar \'door een roze bril\' te kijken. Burn-out
en ethisch-morele dilemma\'s zijn dominante factoren in de
loopbaan van vele - zo niet alle - dierenartsen. De examen-
commissie acht het daarom haar plicht de zojuist afgestu-
deerde dierenarts deze boodschap nog eens mee te geven.
Wellicht is het juist voor de familie en vrienden van de be-
trokkenen nuttig hierover iets te horen.

Dat de examencommissie het eenieder niet naar de zin kan
maken is wel duidelijk. Toch is de examencommissie dank-
baar voor alle input met betrekking tot de diploma-uitrei-
king. Deze is nodig om de diploma-uitreiking volgens voort-
schrijdend inzicht te kunnen bijstellen.

Bij een rondvragen onder ouders, familie en vrienden (inclu-
sief collegae) van diegenen die op 4 juni jongstleden hun die-
renartsdiploma in ontvangst kwamen nemen (zestien nieuwe
collegae, waarvan diversen met een predikaat \'met genoe-
gen\') werden de volgende reacties opgetekend:
"Prima zoals jullie dat doen! Erg leuk! Deden ze dat maar
overal zo!"

Waarmee maar gezegd wil worden "Beauty is in the eye of
the beholder".

Namens de examencommissie van het dierenartsexamen
Faculteit der Diergeneeskunde

Diagnose van babesiose bij de hond

Th. Schetters

Met interesse heb ik het verslag ge-
lezen van de gevallen van autoch-
tone babesiose bij de hond in
Nederland. Babesiose bij de hond
kan zeer verschillend verlopen, van
hyperacuut, acuut, tot chronisch of
onopgemerkt voorbijgaan. De au-
teurs van het artikel geven terecht
aan dat een accurate diagnose van
levensbelang is voor het dier Uit de literatuur aangaande dit
onderwerp en onze eigen ervaringen met geïnfecteerde die-
ren blijkt dat voor een snelle diagnose (zelfs wanneer de
parasiet niet in een bloeduitstrijkje waargenomen wordt)
drie criteria wezenlijk zijn: lusteloosheid (vaak gebrek aan

ingezonde

eetlust), een verlaagde aantal erythrocyten per ml bloed, en
een zeer sterk verminderd (tot totaal afwezig) aantal bloed-
plaatjes. Wanneer deze drie verschijnselen waargenomen
worden en er geen andere verklaring/oorzaak is, is het raad-
zaam een middel tegen
Babesia-parasieten (bijvoorbeeld
imidocarb dipropionaat) toe te dienen. Omdat een verlaging
van de rode bloedcelconccntratie in het bloed het gevolg kan
zijn van een vasogene shockreactie zonder noemens-
waardige haemolyse, kan haemoglobinurie dus afwezig
zijn. In dergelijke gevallen produceren de dieren weinig of
geen urine.

Prof. dr. Th. Schetters is Ass. EVPC, Parasitology R&D, Intervet Int.
Boxmeer

Bedrijfsadvisering, een kans of bedreiging

Dierenarts als adviseur, een SWOT-analyse, hoe zorg je dat advies betaald wordt en wat maakt ve-
terinairen succesvolle adviseurs? Dit zijn enkele van de vragen die aan bod zullen komen bij de
lezing van de VVFC \'De Uithof\' 22 september 2005 aan de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht. Aan deze lezing zijn acht VKO-punten toegekend voor dierenartsen met de erkenning
rundvee en/of varken. Meer informatie hierover is te vinden op
www.veefokkers.com.

-ocr page 24-

Van brandblussen tot veterinaire productieadvisering

Eindelijk een cursus waardoor uw veterinair functioneren op
melkveebedrijven verbetert

KoNet-Praksis (een samenwerkingsverband van zes
Deense rundveepraktijken) en Dairy-vet onder leiding van
Jan Berger presenteren in een cursus,
met een verloop van
een halfjaar,
een volledig andere manier van bedrijfsbege-
leiding op rundveebedrijven. Deze manier is gebaseerd op
het klinisch registreren van gezondheidskenmerken die
met behulp van een in Denemarken ontwikkeld en getest
computerprogramma worden geanalyseerd. Module 1,
een tweedaagse cursus met overnachting, is op 22 en 23
september 2005.

De kracht van een dierenarts zal altijd zijn dat hij/zij als geen
ander in staat is om op basis van diergegevens een bedrijfs-
advies te geven. Het nieuwe van deze manier van bedrijfsbe-
geleiding is dat u nu deze diergegevens in getallen en grafie-
ken kunt communiceren met veehouder, voederconsulent en
accountant.

Bovenstaande is eerder toegelicht door Derk Vink (lid
KoNet-Praksis) tijdens de Groep Groot Dagen.

Aan de cursisten worden de volgende eisen gesteld:

• ervaren rundveepracticus;

• goede wil van een veehouder binnen uw praktijk om het
systeem minstens een halfjaar te volgen;

• afhankelijk van de bedrijfsgrootte moet het bedrijf iedere
7-14 dagen worden bezocht, de klinische gegevens proto-
collair verzameld en ingegeven in het computerpro-
gramma.

De cursus is gebaseerd op het \'learning by doing\' principe.
Er wordt afgewisseld tussen voordrachten (deels in het

Engels) en klinische registraties in de stal, zelfstandig up en
downloaden van klinische gegevens en cases.
Bij voldoende inzet van de practicus en veehouder resulteert
deze vorm van begeleiding in een betere economie voor
beide partijen en veel meer welzijn voor de koeien
In een tweede module wordt er verder ingegaan op het analy-
seren van de kengetallen en het formuleren van bedrijfsdoe-
len en statistische achtergronden.

Na de tweedaagse cursus wordt u een halfjaar gevolgd.
Alles wordt in het werk gezet om het in praktijk brengen van
deze manier van bedrijfsbegeleiding te doen slagen! Tussen
module 1 en module 11 wordt u bezocht door Jan Berger om
dierenarts en veehouder te coachen (inbegrepen in de cur-
susprijs module 1). Er is online hulp gedurende het hele cur-
susverloop.

Cursusleider is Jan Berger (Dairy-vet) en sprekers zijn: Finn
Pedersen, Soren lllum Nielsen en Derk Vink, (allen lid van
KoNet-praksis, practicus en certificated in Herd Health
Management).

Module 1, een tweedaagse cursus met overnachting, is op 22
en 23 september 2005 in Conferentieoord De Spreeuwel te
Westelbeers (N.Br). Prijs: € 1900,-. Maximum aantal deel-
nemers: twintig. Erkenningspunten zijn bij het VKO/VAK
aangevraagd.

Aanmelden: voor 1 augustus 2005 hij: J. Berger, Klooster-
straat 41, 5094 EA Lage Mierde, e-mail: J.Berger5@
chello.nl, fax: 013-5096216. Informatie voor 8 juli 2005 via
telefoonnummer 013-5092648 en na 10 juli via telefoonnum-
mer 004554866028.

Bijzondere nascholingscursus in Suriname

Eind oktober 2005 wordt weer een postacademische na-
scholingscursus voor dierenartsen georganiseerd in het
veelzijdige Suriname. Het wetenschappelijke pro-
gramma bestaat uit een vijfdaagse cursus met uiteraard
zeer interessante en onderhoudende sprekers. De onder-
werpen oogheelkunde, tandheelkunde, chirurgie en der-
matologie zullen gericht zijn op gezelschapsdierenprac-
tici. De lezingen worden in de ochtend gehouden, zodat er
\'s middags mogelijkheden zijn voor bijzondere excursies.
Bijvoorbeeld een boottocht over de Surinamerivier of
een tour naar het district Commewijne met haar oude
plantages. Maar, u kunt natuurlijk ook genieten van het
uitzicht over het Afobaka stuwmeer bij de Brownsberg
met schitterende watervallen.

De reisdatum is van 29 oktober tot en met 5 november
2005.
De prijs voor deze nascholingscursus bedraagt
€ 2395,00. De kosten voor een meereizende partner/niet-
dierenarts zijn € 995,00 (exclusief congres). Er wordt gelo-
geerd in het luxe vijfsterren Torarica Hotel in Paramaribo,
waar tevens de congresruimte is. Het hotel heeft onder an-
dere een zwembad en een tennisbaan en is gelegen aan de

Surinamerivier (www. torar/ca.cow)-

Heeft u interesse in deze cursus? Vraag een vrijblijvend in-
formatiepakket
aan bij: Veterinair Organisatiebureau
Animaux: animaux@planet.nl, telefoonnummer: 035-
6239479.

En wellicht wilt u nog wat meer tijd in Suriname doorbren-
gen? Wij kunnen in samenwerking met Meeting &
Convention Travel (onder andere van Curagao Tropical) een
post- of precongrestour op maat verzorgen.

-ocr page 25-

Een maand lang een compleet echosysteem en bijbeho-
rend materiaal in uw praktijk. Door de opzet van de cur-
sus (twintig punten) heeft u in een maand twee dingen
bereikt. Ten eerste weet u wat echo in uw praktijk kan
toevoegen en u kunt op basis daarvan een besluit nemen
over de aanschaf van de echoscanner. Ten tweede bent u
in korte tijd veel verder in de techniek van het scannen.
Heeft u plezier gekregen in deze nieuwe techniek dan
kunt u er ook direct mee aan de gang. De cursus bestaat
uit vier ochtenden intensieve begeleiding bij het scannen
door professionals.
U werkt met door uzelf meegenomen
dieren en het echosysteem dat u de eerste ochtend van de
cursus meeneemt om er de volgende weken in de prak-
tijk mee te oefenen. Met de videorecorder maakt u hier-
van opnamen die op de volgende les weer worden be-
sproken.

Programma

De eerste dag wordt besteed aan de achtergronden van echo
en het algemeen onderzoek met behulp van de echo. De
tweede dag kijkt terug op de eigen praktijkervaringen, het
gezamenlijk bekijken van de video-opnamen en er wordt uit-
gebreider ingegaan op de verschillende buikorganen. De
derde dag verloopt als de tweede en gaat vervolgens vooral
in op de diagnostiek van het hart zodat de praktijk ervan op
de vierde dag nog een keer uitgebreid kan worden bespro-
ken. Op de vierde dag worden aan het programma de ge-
slachtsorganen, urinewegen en lymfeknopen toegevoegd.

De eerste cursusserie staat gepland op 3, 10 en 24 september
en 1 oktober 2005. Een tweede cyclus wordt gehouden op 29
oktober en 5, 19 en 26 november aanstaande. Informatie is te
verkrijgen op info@dynamicsupport.nl

Vier zaterdagochtenden van 9 tot 72 uur bij Dynamic Support in Weesp

Intensieve cursus echografie gezelschapsdieren

Hondendag: Erfelijke aandoeningen

Op 24 september 2005 is er een extensieprogramma van-
uit de Hoofdafdeling Pathobiologie van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Deze \'Hondendag: Erfelijke
aandoeningen\' wordt organiseerd door de Stichting
FelCan. De toegang is € 15,00.

De ontvangst is om 9.00 uur en vanaf 10.00 uur starten de le-
zingen. Prof dr. Erik Gruys, patholoog, zal een inleidend
welkomstwoord houden en vervolgens houdt ir. Ed Gubbels
een inleiding over de erfelijke problemen bij honden in
Nederland. Na een korte pauze spreekt prof dr. Michael

Boevé over erfelijke oogaandoeningen.
Na de lunch houdt dr. Paul Mandigers een lezing over epilep-
sie en erfelijkheid en drs. Nico Dijkshoorn spreekt over or-
thopedische erfelijke afwijkingen. Laatste spreker is Marcel
Nij land, die een inleiding houdt over agressie en erfelijkheid.
Rond 16.15 uur volgt de discussie en wordt de dag afgeslo-
ten.

Er zijn tien nascholingspunten aangevraagd bij de
Technische Commissie Gezelschapsdieren. Aanmelden kan
via de website
www.felcan.nl

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren

Tele-immobilisatie, verdoven op afstand, is een bijzon-
dere vaardigheid, die maar weinig dierenartsen dagelijks
nodig hebben. Voor hen die werken in dierentuinen, be-
trokken zijn bij natuurbeschermingsprojecten is het hun
dagelijks werk. Ook voor practici en handhavers van de
openbare orde is het \'erg handig\' om met de blaaspijp
(soms op COj) of verdovingspistool om te kunnen gaan.
De dierenartsen Jan Bos (Ouwehands Dierenpark),
Mark Hoyer (dierentuin Artis) en Peter Klaver (dieren-
arts/consultant voor exoten en wildlife) geven op vrijdag
7 oktober 2005 deze workshop in samenwerking met
Ouwehands Dierenpark in Rhenen.

Doel van deze workshop is om in een volle dag dierenart-
sen \'klaar te stomen\' voor het gebruik van blaaspijp en/of
verdovingsgeweer, inclusief theorie en praktische aspec-
ten, farmacologie van de belangrijkste narcosemiddelen,
veiligheid, training en uitvoeren van enkele verdovingen
in groepsverband. Ook zal er een lijst met doseringen voor
veelvoorkomende diersoorten worden uitgereikt en be-
sproken.

Datum: vrijdag 7 oktober 2005 van 9.00 -17.00 uur met af-
sluitend evaluatie en drankje. Locatie: Ouwehands Dieren-
park, Rhenen. Groepsgrootte: maximaal 25 personen. Prijs
inclusief lunch, documentatie: € 450,- vóór 1 september
€425,-, studenten krijgen €50,- korting. Informatie via Jan
Bos zoomed@zonnet. nl

-ocr page 26-

Wat gaat er mis?

Uit een door de VWA uitgevoerd onderzoek blijkt dat het
certificeren in veel gevallen zonder adequate administra-
tieve onderbouwing plaatsvindt en dat het toezicht op de
verzamelcentra intensivering behoeft. Certificering van
slachtdieren vereist een gedegen onderzoek. Dit betreft
de klinische toestand van de dieren, aspecten van welzijn
en garanties ten aanzien van de gezondheidsstatus. Dit
laatste hangt samen met toezicht op een solide admi-
nistratieve onderbouwing door middel van de juiste aan-
voerdocumenten. Dit toezicht is afhankelijk van de I&R-
gegevens, die met de huidige identificatie en registratie
van schapen en geiten echter van onvoldoende kwaliteit
zijn. Er zijn geen bevindingen die reden geven tot twijfel
over de kwaliteit van klinische keuring en de toetsing van
de welzijnscriteria. Bij het door de VWA gehouden
onderzoek op verzamelplaatsen werden directe aanwij-
zingen gevonden voor het voorverzamelen van schapen
en het antedateren, in een aantal gevallen waren de omis-
sies zo evident dat de medewerkers van de VWA tenmin-
ste het certificaat hadden moeten onthouden. Parallel aan
de bevindingen op de verzamelcentra komen soortge-
lijke signalen naar voren uit de interviews met de offici-
ële dierenartsen die schapen en geiten certificeren vanaf
de boerderijen. Bedrijfsregisters worden niet bijgehou-
den, de 21-dagen regeling wordt niet nageleefd, er wordt
gefraudeerd met transportdocumenten en de meeste
schapen die op een verzamelplaats arriveren zijn reeds
elders in Nederland voorverzameld. Bij geconstateerde
overtredingen is het zeer moeilijk om tot goede bewijs-
voering te komen omdat er geen sprake is van een slui-
tende identificatie en registratie. Een tweede onderdeel
van het onderzoek betreft de onderlinge aansluitingen in
de \'schapenboekhouding\' van Nederland. De aansluiting
tussen de aanwas van de Nederlandse schapenpopulatie
en de afzet voor export en slacht geeft een onverklaarbaar
verschil. Uitgebreide vergelijkingen en calculaties met
geraadpleegde databestanden blijven wijzen op een niet
verklaard verschil van een zeer groot aantal schapen en
lammeren. Illegale slacht dan wel illegale export zijn hier
mogelijke verklaringen. Opvallend is dat dit een aantal
grote handelaren niet verbaast.

Wat is exportcertificering?

De Mond- en Klauwzeeruitbraak in 2001 heeft geleid tot
een aantal preventieve maatregelen, onder andere ten
aanzien van het voorverzamelen van slachtschapen.
Vanaf primaire bedrijven mogen de schapen uitsluitend
op erkende verzamelcentra via één verzamelslag worden
bijeengebracht. Hiervandaan moet directe afvoer naar
binnenlandse en buitenlandse slachterijen plaatsvinden.
De VWA is belast met het certificeren van de slachtscha-
pen naar buitenlandse bestemmingen en met het toezicht
op de verzamelcentra. De zogenaamde exportcertifice-
ring volgt uit de Europese verplichting om het bestem-
mingsland te vrijwaren van dierziekterisico\'s. Het toe-
zicht op de naleving van deze maatregelen is uiteraard
afhankelijk van een sluitende identificatie & registratie
(I&R).

h-l

O

9

Voedsel en
^aren Autoriteit

Wat doet de VWA?

Op basis van deze bevindingen heeft de WVA overwogen
om de certificering van schapen en geiten tijdelijk op te
schorten, omdat aan de betreffende Europese richtlijn
niet kan worden voldaan. Juridisch is het echter niet mo-
gelijk om individuele personen op basis van generalisti-
sche vermoedens een exportcertificaat te weigeren. De
maatregelen die de VWA wél zal treffen, bestaan uit het
aanscherpen van de controles bij exportcertificering en
het uitvoeren van verificatieonderzoek. Dit laatste bete-
kent dat de voor exportcertificering aangeboden schapen
zullen worden getraceerd tot het bedrijf van herkomst.
Bij overtredingen volgen passende maatregelen. De
VWA heeft aan de minister van LNV geadviseerd om
voor de elektronische identificatie en registratie, de
Europese ingangsdatum van 1 januari 2008 te vervroe-
gen naar 1 januari 2006, óf om een vergelijkbaar ro-
buuste en betrouwbare oplossing te vinden. Daarnaast is
geadviseerd om een centrale database te ontwikkelen
voor I&R schapen en geiten, vergelijkbaar met die voor
I&R rund. Indien blijkt dat na 1 januari 2006 niet kan
worden voldaan aan de vereisten die de VWA stelt aan
haar toezicht en de vrijwaring, dan zal de VWA overwe-
gen om de certificering van schapen en geiten op verza-
melplaatsen te staken, in afwachting van een acceptabel
borgingsmechanisme.

Wat kan de practicus doen?

U kunt - waar van toepassing - veehouders en veehande-
laren wijzen op de verantwoordelijkheid die zij hebben
voor het naleven van de huidige regelgeving. De MKZ-
crisis heeft ons geleerd dat dit voor een adequate
dierziektebestrijding van doorslaggevend belang is.
Bovendien is de bedoelde regelgeving van doorslagge-
vend belang bij het voorkómen van de verspreiding van
dierziekten. In de communicatie met de veehouder die-
nen bij uitstek dierenartsen de onverschilligheid op dit
terrein te bestrijden. De zin en rechtmatigheid van de
I&R regelgeving wordt met name in kringen van \'hobby-
houders\' nog wel eens bestreden. Het niet naleven ervan
leidt echter tot onaanvaardbare risico\'s op het terrein van
de dierziektepreventie of dierziektebestrijding. Ook
\'hobbyhouders\' dragen medeverantwoordelijkheid voor
het adequaat kunnen uitvoeren van de bestrijding van
dierziekten en vooral bij het voorkómen van de bestrij-
ding ervan.

De VWA verscherpt controle bij exportcertificering
van schapen en geiten

-ocr page 27-

De redactie vond dr. R.C. Nap (Specialist Chirurgie
Gezelschapsdieren) bereid om op onderstaande vraag
een antwoord te formuleren.

Deze Vraag en Antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het ge-
bied van voeding van gezelschapsdieren.

Vraa

antwoor

Vraag

Is het juist dat blikvoeding beter
is voor een kat met blaasgruis?
Droogvoer is toch ook veel te
zout?

Antwoord

Deze vragen zijn eenvoudig te beantwoorden met ja (blik-
voer is inderdaad beter voor katten met blaasgruis), res-
pectievelijk nee (droogvoer is niet noodzakelijk zouter dan
blikvoer). Onder de term \'blikvoer\' moet men in dit ver-
band ook verstaan de nieuwere presentaties voeders met
een watergehalte vergelijkbaar met blikvoeding (rond ne-
gentig procent).

Dat is het korte antwoord op de vraag. Uiteraard is het
noodzakelijk hierbij enige nuancerende opmerkingen te
maken, maar de essentie verandert daar niet door.

Onder de verschillende factoren die een rol spelen bij het
ontstaan of onderhouden van blaasgruis, is het waterge-
halte van het voer een heel belangrijke, die bovendien rela-
tief gemakkelijk te beïnvloeden is. Daarnaast zijn van be-
lang 1. leeftijd (meer oxalaat-gruis bij oudere dieren; meer
struviet bij jong-volwassen dieren), 2. geslacht (obstruc-
tieproblemen meestal bij katers, 3. ras (meer bij Burmees
en Pers), 4. castratie (bij zowel poes als kater), 5. voeder-
frequentie (meer problemen bij vaker voeren), 6. fors over-
gewicht (obesitas), 7. activiteitsniveau (meer bij inactieve
dieren), 8. levensstijl (meer bij binnengehouden dieren),
en uiteraard \'last but not least\' natuurlijk 9. de mineraal- en
eiwit-samenstelling van de voeding.

Over het ontstaan van blaasgruis (FLUTD = Feline Lower
Urinary Tract Disease) is al erg veel gepubliceerd en de ge-
ïnteresseerde lezer kan met behulp van handboeken, en
zoekmachines op het web een aardige vakantie vullen
rondom dit thema. Duidelijk is dat het probleem complex
is en multifactorieel qua etiologie.

Aan de bovengemelde factoren kunnen we bij de individu-
ele patiënt als dierenarts niet te veel veranderen. We heb-
ben bij presentatie in de behandelkamer geen invloed op
het ras, de leeftijd en het geslacht. Het wel of niet castreren
is vermoedelijk ook al geschiedenis en zelfs de levensstijl
kunnen we in veel gevallen niet laten wijzigen zonder het
risico van trauma bij huisdier en eigenaar. Waar de dieren-
arts wel iets concreets kan beïnvloeden, is op het gebied
van voer- en wateropname. Een verhoogde dagelijkse wa-
teropname beperkt het risico, en de wateropname is altijd
hoger bij dieren die \'blikvoer\' eten vergeleken met de
droogvoeropname.

Als gevolg van het lagere watergehalte, zijn alle percen-
tages ingrediënten op de verpakkingen bij droogvoer ho-
ger dan bij blikvoer. Blikvoer is in feite verdund door het
water. De gehaltes kunnen daarom beter worden vergele-
ken op basis van droge stof (DS). Dat scheelt ongeveer
factor 5 tussen droog- en blikvoeding, bij watergehaltes
van respectievelijk tien procent en tachtig procent) of be-
ter nog op basis van verteerbare energie. Dat laatste is in
de winkel of bij beoordelen \'op het schap\' nog steeds
lastig. De percentages vermeld op de blikverpakking
moeten dus ruwweg met vijf worden vermenigvuldigt al-
vorens ze te vergelijken met droogvoeding (die men ei-
genlijk met 1.1 moet vermenigvuldigen). Men moet zich
natuurlijk realiseren, dat dit nog steeds een uiterst grove
vergelijking is, maar het is veel beter dan een directe ver-
gelijking op basis van percentages op de verpakking.
Voorbeeld: Indien een droogvoer 1.0 procent van ingredi-
ënt X bevat, is het gehalte op basis van DS 1.1 procent.
Een blikvoeding die 0.25 procent bevat, bevat op basis
van DS echter 1,25 procent X. Het gehalte 0.25 procent
in blik-, is dus hoger dan het gehalte 1.0 in droogvoeding.

Ook kan de dierenarts adviseren wat betreft het aantal
maaltijden per dag en de samenstelling van het voer.
Voeding met een relatief hoog eiwitgehalte resulteert in
het algemeen in een wat hogere wateropname, maar ook
tot hogere uitscheiding van onder andere calcium in de
urine. Dat is uiteraard een probleem, met name ook voor
de oxalaat-stenen. Hoge eiwitopname (> 30% op DS basis)
wordt daarom ontraden. Het zoutgehalte (NaCl) van de
voeders, bedoeld voor de behandeling en preventie van
blaasgruis ligt tussen 0.1 en 0.9 procent op DS-basis (of
0.03 en 0.18 g per 100 kcal), en het algemeen adviesniveau
ligt rond de 0.3 - 0.4 procent. De lage gehaltes ter preven-
tie van oxalaat; de wat hogere in geval oplossen van stru-
vietstenen het doel van de behandeling is. Uiteraard is het
van belang dat bij risicopatiënten ook het magnesiumge-
halte van het voer de aandacht krijgt. In alle kwaliteitsdië-
ten voor FLUTD-patiënten is dat overigens het geval. Voor
de vorming van struvietkristallen is een supersaturatie met
magnesium, ammonium en fosfaat noodzakelijk. Voeding
die een hoog gehalte beender-, of vismeel (as-gehalte) be-
vat, kan veel magnesium bevatten. Wanneer oxalaatkristal-
len het probleem vormen, zou juist het wegvangen van
oxalaat door magnesium een beschermende werking kun-
nen hebben.

Het is dus, zeker in geval van recidiverende blaasgruispro-
blematiek, van groot belang dat de aard van de kristallen
die het probleem vormen wordt vastgesteld alvorens defi-
nitief te adviseren met betrekking tot optimale voeding.

-ocr page 28-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name ook in
de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Assessment of the welfare of dairy cattle
using animal-based measurements:
direct observations and investigation
of farm records

De Rol van Luyendijk

In 1952 publiceerden dr. ir. J.
Doeksen en ir. D.C. Heyboer de bere-
kening van de
Standaardkoc, onder-
zocht op de lactatiegegevens van
Friese stamboekkoeien.
De melkgift van koeien was voortaan
om te rekenen naar hun maximale
productie qua leeftijd en lactatiesta-
dium, die zoals bekend lag op achtja-
rige leeftijd en de tweede maand na het afkalven. Om sneller
af te kunnen lezen werden de omrekentabellen op een
slimme manier verwerkt in de Luyendijkrol, genoemd naar
de ontwerper, de toenmalige Rijkslandbouw- consulent in
Tiel. Het berekenen van de Standaardkoe was handmatig
echter een tijdrovend karwei, een persoon kon zestig bedrij-
ven per week aan. Het gebruik bleef beperkt tot de proef-
boerderijen en soms de veevoederkernen.Toen de verwer-
king van de melkcontrole in 1969/70 op de computer kwam,
was de Standaardkoe een van de eerste nieuwe kengetallen,
die de veehouders op hun uitslagformulier zagen afgedrukt.
Hierbij hoorde de groene grafiek met de zogenaamde
Luyendijklijnen voor correctie van de seizoensinvloed.

Dit is een van de vele museumgeheimen die in het Museum
Veeteelt en KI te bewonderen zijn op alle woensdagen en op de
zondagen van 1 april tot I november Groepen bezoekers kun-
nen op afspraak elke dag terecht, www. veeteelt-ki-museum.nl

Uitgelich

H.R. Whay, D.C.J.Main, LE.Green, and A.j.F. Webster Vet
Ree 2002;
■\'53\' 197-202.

De ontwikkeling van de bedrijfsbe-
geleiding heeft veel bijgedragen tot
verbetering van het welzijn van
rundvee. Welzijn wordt beoordeeld
op grond van de behoefte van de
dieren volgens regelgevingen van
de Farm Animal Welfare Council en
is gebaseerd op vijf principes name-
lijk voedingstoestand, gezondheid,
temperament, gedrag en verzorging.

Bij gezondheid wordt onder andere gelet op verlammingen,
klauwverzorging, beschadigingen aan uitstekende lichaams-
delen, het voorkomen van mastitis, melkziekte en stofwisse-
lingsstoornissen. Bij verzorging kijkt men naar mest op de
huid, de conditie van de vloer en naar het stalklimaat.
Op 53 bedrijven werd ten aanzien van bovengenoemde pun-
ten informatie ingewonnen. Deze werd verkregen door
middel van:

a. een enquête ingevuld door eigenaar of bedrijfsleider;

b. observatie van de dieren door één van de onderzoekers;

c. bestudering van een logboek ten aanzien van het gebruik
van geneesmiddelen.

De gegevens werden afzonderlijk ingeschaald in vijf catego-
rieën en na statistische bewerking beoordeeld door een panel
van vijftien deskundigen. Voor ieder item werd de rangvolg-
orde bepaald.

Het blijkt dat er enorme verschillen bestaan tussen de bedrij-
ven onderling ten aanzien van de afzonderlijke punten. Geen
bedrijf scoorde steeds slecht of steeds goed.
Op basis van de verkregen gegevens kunnen de bedrijven ten
opzichte van elkaar worden vergeleken en kunnen verbete-
ringen worden geadviseerd.

J.P.W.M. Akkermans

Maurice Zandvlieten Ingrid Huver
eerste prijs Voorjaarsdagen

In het verslag over de Voorjaarsdagen in het TvD van 15 mei 2005 zijn
helaas de namen van de prijswinnaars van de Royal Canin Resident &
Research Awards verwisseld.

De eerste prijs voor Fundamental Research ging naar collega Maurice
Zandvliet; voor
Clinical Research was de eerste prijs bestemd voor
Ingrid Huver.

Onze excuses voor deze omissie en nogmaals onze felicitaties voor de
prijswinnaars.

De Redactie

Referaa

-ocr page 29-

r

• Volledige foetale bescherming

• Jaarlijks 1 herhalingsvaccinatie

• Veilig in alle stadia van de cyclus

• Eenvoudig vaccinatieschema

• Verbetert de vruchtbaarheid

PregSure\'BVD
Voor run"**®*^! ^

fr

PregSure BVD: REG NL 10273 UDD, Geïnactiveerd Bovine Virus Diarree (BVD) vaccin. Indicatie: Voor de actieve immunisatie van
vrouwelijk rundvee ter preventie van transplacentaire infectie met BVDV type I en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met
BVDV type 1. Samenstelling: Geïnactiveerd BVD type I virus, cytopathogeen, stam 5960. Adjuvans: Procision® A. Vaccinatieprogramma:
Basisimmunisatie: 2 doses van 2 ml (SC) met een interval van 3 weken; Hertialingsvaccinatie: Jaarlijks één enkele injectie.
Kanallsatiestatus: UDD, mag uitsluitend door een dierenarts worden toegediend. Overige informatie: zie bijsluiter.

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

-ocr page 30-

Onders taande brief is op 24 juni 2005 per e-mail of per brief verzonden
aan alle leden. De reactietermijn is inmiddels verstreken.
Momenteel wordt het nieuwe kwaliteitsbeleid verder ontwikkeld.
Alle leden hebben de gelegenheid hierop te reageren tijdens de regioverga-
deringen in september en tijdens de algemene vergadering op 7 oktober a.s.

Brief aan de leden van de KNMvD Tussenstand nieuw kwaliteitsbeleid

Geacht lid,

In deze brief melden wij u de tussenstand van dit moment over de ontwikkeling van het nieuwe kwaliteitsbeleid.
Tijdens de regiobijeenkomsten in april en In de bijzondere algemene ledenvergadering op 25 mei hebben wij u toege-
zegd om u op de hoogte te houden van de stand van zaken.

Na uitvoerig overleg met de groepen van de KNMvD zijn we als bestuur tot de volgende opzet gekomen. Daarbij zijn de
uitgangspunten gehanteerd waarmee de leden eerder instemden (zie onder
V).

I. Nascholing

Uit de ledenraadpleging is nadrukkelijk naar voren gekomen dat er binnen de beroepsgroep een breed draagvlak be-
staat voor permanente educatie als vervolg op de academische opleiding die iedere veterinair heeft afgerond.
Om bij te blijven in het vak bestaat voor iedere veterinair de gelegenheid om zich op vrijwillige basis permanent bij te scho-
len. Het is immers in het belang van iedereen om kwalitatief hoogwaardige nascholing te krijgen. Om dit te kunnen stimu-
leren en faciliteren stellen wij voor een Algemeen Register Permanente Educatie Diergeneeskunde (ARPED) in het leven
te roepen. In ARPED kunnen alle dierenartsen hun scholingsactiviteiten op basis van vrijwilligheid laten registreren.
Per dagdeel nascholing worden 5 punten behaald. Het staat iedere dierenarts vrij in welke mate hij of zij aan deze scho-
lingsactiviteiten wil deelnemen en hoeveel punten hij of zij aldus wil behalen.

De nascholingsactiviteiten worden bijgehouden door een administratieve eenheid, de stichting Veterinair Administratie
Kantoor (VAK). Ook niet-leden van de KNMvD kunnen gebruik maken van de diensten van het VAK. Uit oogpunt van
doelmatigheid en kostenbeheersing zal de registratie verregaand worden geautomatiseerd. Via het internet kunnen alle
betrokkenen het register inzien en éénmaal per jaar ontvangen alle geregistreerden een overzicht van hun nascholings-
activiteiten.

Voor de goede orde: de hiervóór bedoelde permanente educatie heeft dus niets te maken met vormen van erkenning.

II. Diersoortspecifieke erkenningen

Voor de invulling van de diersoortspecifieke erkenningen waarvoor al een marktvraag bestaat (voorshands herkauwer,
paard, pluimvee en varken) zal het bestuur met de diverse marktpartijen overleggen c.q. onderhandelen wat voor na-
scholing daarvoor vereist is.

Om verschillen tussen de diersoorten te vermijden en om meerdere erkenningen voor één persoon mogelijk te maken
(ook voor parttimers), zet het bestuur voorshands in op 20 punten (= 4 dagdelen) per diersoorterkenning per jaar Dat is
voor de meeste erkenningen beduidend lager dan de huidige eisen. Enige spreidingsmogelijkheid in de tijd lijkt daarbij
gewenst. Daarom gaan wij ervan uit dat er minimaal 10 punten in het eerste jaar worden gehaald en in totaal 40 punten
verspreid over 2 jaren.

Volgens de wens van de leden zal het huidige reglement erkenningen worden aangepast (o.m.: koppeling praktijkcertifi-
cering en urencriterium vervallen; beoordelingsprocedures en het schclingsplan worden vereenvoudigd of geschrapt).
Op dringend verzoek van marktpartijen (verzekeringsmaatschappijen) blijft het huidige reglement voor de keuringsdie-
renarts paard zoveel mogelijk gehandhaafd. De wettelijke en IKB-varkenseisen blijven bestaan.
Uiteraard kunnen gecertificeerde praktijken blijven rekening op steun van het bestuur van de Maatschappij.

Alles wordt bijgehouden in een op te zetten geautomatiseerd systeem, ledereen heeft zo permanent inzicht over de
stand van zaken, zowel dierenartsen als de markt. Ook hier ontvangt iedere deelnemer jaarlijks een overzicht van de be-
haalde resultaten.

428

T I J D S c H R I F T V o o R DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, jULI, AFLEVERING I3, 2OO5

-ocr page 31-

Aanvullende eisen vanuit de markt kunnen opgenomen worden in dit systeem in overleg met de betreffende groep en na
expliciete instemming van het bestuur van de KNMvD.

III. Aanbieders van nascholing

Bestaande aanbieders van nascholing aan dierenartsen worden geïnventariseerd en in beginsel tot het nieuwe systeem
van nascholing toegelaten. Nieuwe aanbieders zijn ook welkom. Zij worden na een eerste aanbieding achteraf getoetst
op hun kwaliteit en het aantal toe te kennen punten. Naar venwachtlng leidt deze benadering tot administratieve lasten-
verlichting.

Technische Advies Commissies, die rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid vallen van de groepen van de KNMvD,
beoordelen de kwaliteit van de aangeboden nieuwe nascholing. De puntentoekenning wordt bepaald in overleg met de
groepsbesturen. De beoordelingscriteria zullen van tevoren worden vastgesteld.

IV. Hoe nu verder?

Eind augustus ontvangt u nader uitgewerkte voorstellen ter bespreking en besluitvorming tijdens de regiovergaderingen
in september en de algemene vergadering op 7 oktober (in De Efteling).

Het bestuur zal met marktpartijen overleggen om de bestaande situaties en afspraken te "bevriezen" gedurende de over-
gangsperiode tot 7 oktober 2005, wanneer het nieuwe kwaliteitsbeleid vaste vorm heeft gekregen.
Wij werken er momenteel hard aan om het nieuwe systeem ook juridisch, in het bijzonder mededingingsrechtelijk, een
stevig fundament te geven. Dit betreft met name de volgende aandachtsvelden:

• objectieve doelstellingen;

• transparante opleidingseisen en kwaliteitsregelingen;

• gelijke waarborgen voor alle deelnemers en toetreders;

• onafhankelijke toetsing en mogelijkheden voor beroep en bezwaar.

V. Ledenraadpleging leverde de uitgangspunten

U ziet dat het bestuur geheel in lijn werkt met de uitslag van de ledenraadpleging van december jongstleden en de dis-
cussies daarover tijdens de regiovergaderingen van april.

Als uitgangspunten voor het nieuwe kwaliteitsbeleid werden toen genoemd:

• het beleid wordt ontwikkeld en bewaakt binnen de KNMvD;

• het berust op voldoende draagvlak van de leden;

• het is gebaseerd op vragen/eisen van de markt en vrijwilligheid;

• van koppeling tussen erkenning en certificering is geen sprake;

• het beleid is vraaggestuurd;

• het is praktisch uitvoerbaar;

• het is financieel haalbaar;

• het is praktijkondersteunend;

• beleidsontwikkeling, bewaking en verantwoording zijn transparant;

• het VKO wordt omgevormd tot een stichting met louter administratieve taken.

Kortom: een eenvoudig, transparant en waarschijnlijk goedkoper systeem, gebaseerd op nascholing. De administratie
zal zoveel mogelijk geautomatiseerd worden als facilltering aan de leden en om de kosten te beperken.

Wij hopen dat u zich kunt vinden in de geschetste basis voor het nieuwe kwaliteitsbeleid.

Met vriendelijke groet,
namens uw KNMvD

Wiel van den Ekker, namens het bestuur KNMvD (portefeuillehouder kwaliteitszorg)

Arjan den Hertog, voorzitter Groep Practici Grote Huisdieren

Erik Gostelie, voorzitter Groep Geneeskunde van het Paard

Mark Verburgh, voorzitter Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

Gerwin Bouwhuis, voorzitter Groep Pluimveewetenschappen

Gerrit Aart Hooijer, voorzitter Groep Geneeskunde van het Rund

Frans van Dongen, voorzitter Groep Varkensgezondheidszorg

Bert Uriings,voorzitter Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg

Jan van Mameren, voorzitter Groep Dierenartsen werkzaam In het Bedrijfsleven

Marleen Hof, voorzitter Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen

Paul Mandigers, voorzitter Groep Veterinair Specialisten

-ocr page 32-

Communicatie rond het kwaliteitsbeleid

Door Henr^ Dijkman

Uit de discussies rond het kwali-
teitsbeleid is duidelijk gebleken dat
de communicatie beter moet. Ten
aanzien van het nieuwe kwaliteits-
beleid heeft het bestuur onder an-
dere de volgende voorwaarden ge-
formuleerd:

• Het beleid berust op voldoende
draagvlak bij de leden.

• Beleidsontwikkeling, bewaking en verantwoording zijn
transparant.

In de bijzondere algemene vergadering op 25 mei is geble-
ken dat het voorgenomen beleid op dit moment het beno-
digde draagvlak heeft, maar het is wenselijk dit draagvlak
te verbreden. Het bestuur is zich ervan bewust dat er meer
begrip moet komen voor de keuzes die worden gemaakt.
Voorkomen moet worden dat leden (en niet-leden) zich bui-
tengesloten voelen. Het komt er nu op aan om zoveel moge-
lijk de gelederen te sluiten.

Kenmerken kwaliteitsbeleid

Aan de huidige fase van het kwaliteitsbeleid kunnen we de vol-
gende kenmerken toeschrijven:

• Het is een complexe en weerbarstige materie

• Het staat hoog op de agenda, met een levendige discussie

• Met het kwaliteitsbeleid zijn grote economische belangen
gemoeid

• Er moet rekening worden gehouden met veel juridische
randvoorwaarden

• Het imago van dc beroepsgroep en de vereniging zijn in het
geding

• Het is van belang voor de toekomst van de vereniging

• Het is kort dag!

Lange tijd is hard gewerkt aan het kwaliteitsbeleid en was er
ogenschijnlijk weinig aanleiding tot discussie. Vooral sinds de
turbulente regiovergaderingen afgelopen najaar is het kwali-
teitsbeleid vorig jaar hoog op de agenda gezet. De argumenten
voor of tegen het kwaliteitsbeleid bewegen zich tussen uiter-
sten, vergelijkbaar met de discussies rond het referendum over
de Europese grondwet. Er zijn ook in dit geval veel verschil-
lende argumenten te bedenken waarom je tegen of vóór het
voorgestelde beleid zou kunnen stemmen.

Met het kwaliteitsbeleid zijn grote financiële belangen ge-
moeid en veel \'stakeholders\' (met name overheid en bedrijfsle-
ven) kijken kritisch mee over onze schouders. Verder hebben
we te maken met een groot aantal juridische randvoorwaarden
waaraan het nieuwe beleid en de nieuwe stichting Veterinair
Administratiekantoor (VAK) moeten voldoen. Deze randvoor-
waarden moeten nogmaals goed in kaart worden gebracht. Als
het uitgewerkte beleid tijdens de algemene vergadering in ok-
tober wordt goedgekeurd, maar vervolgens op juridische gron-
den wordt afgeschoten, zijn we nog veel verder van huis.

Draagvlak en transparantie

Met de uitslag van de stemming over het nieuwe kwaliteitsbe-

Maatschappi

nieuw

leid is gebleken dat het vertrouwen van een deel van de leden
nog niet herwonnen is. Slaagt het bestuur er niet in deze men-
sen erbij te houden, dan zou dit kunnen uitgroeien tot een splijt-
zwam binnen de vereniging. Dit zou bijzonder schadelijk zijn
voor de belangenbehartiging. Het is een relatief kleine be-
roepsgroep en door verdeeldheid gaat veel slagkracht verloren,
niet alleen met betrekking tot dit onderwerp.
Draagvlak en transparantie zijn de sleutelwoorden als het gaat
om de communicatie rond de uitwerking van het nieuwe beleid.
Uiteraard mag u verwachten dat u via artikelen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde en via de andere analoge en digitale me-
dia op de hoogte wordt gehouden van de achtergronden en de
voortgang in de uitwerking van het kwaliteitsbeleid.
Nu is het altijd vrij gemakkelijk om achteraf te kunnen zeggen
"u heeft het kunnen lezen", maar daarmee creëren we geen
draagvlak. Er moet een betere wisselwerking komen met de le-
den, niet alleen op het gebied van het kwaliteitsbeleid.
Bestuursleden laten zich meer zien, maar ook de medewerkers
van het bureau van de KNMvD zoeken de leden op.

Ledencontactpersonen

Het verbeteren van de communicatie met dc leden en het opti-
maliseren van de ledenservice zijn speerpunten van de zoge-
naamde koersdialoog. In vervolg op de aanstelling van een
nieuwe communicatiemedewerker worden er twee vrijwilli-
gers ingezet die nainens de KNMvD de leden, maar ook niet-
leden gaan opzoeken. Binnenkort kunt u Frans Sluyters en Ton
Ultee tegenkomen als ledencontactpersonen van de KNMvD.
Zij zijn vanuit hun arbeidzame verleden goed bekend met de
veterinaire wereld, maar inmiddels genieten zij van hun pensi-
oen. Naast deze nieuwe activiteit voor de KNMvD organiseren
zij nog enkele andere onbetaalde activiteiten binnen hun eigen
netwerk. De KNMvD maakt graag gebruik van hun ervaring
en bekendheid met de beroepsgroep en heeft hen bereid gevon-
den om één a twee dagen per week voor de vereniging op pad te
gaan. Zij zijn de extra antenne om signalen op te vangen.

De ledencontactpersonen Frans Sluyters en Ton Ultee kunnen
u benaderen om een afspraak te maken, maar uiteraard kunt u
hen ook vragen om eens te komen praten. U kunt hierover con-
tact opnemen met het bureau van de KNMvD, communicatie-
medewerker Henry Dijkntan (telefoon 030-634 89 00).

-ocr page 33-

Tekst en foto: Susan Unnans

Begin juni 2005 is het onderzoeksproject van start gegaan
dat de Nederlandse tekenpopulatie in beeld moet brengen,
inclusief de parasieten die de verschillende soorten teken
bij zich kunnen hebben. Directe aanleiding voor dit project
zijn de (soms fatale) gevallen van autochtone babesiose die
zich in 2004 in Nederland hebben voorgedaan. De Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren van de KNMvD steunt
dit project via de Commissie Preventie Gezondheidszorg
Gezelschapsdieren. Projectleider is prof. dr. Frans
Jongejan van de afdeling Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde en de rest van het team bestaat uit AIO
Ard Nijhof, student assistenten Christa Bodaan, Linda
Franssen, Marieke Opsteegh en analist Omar Taoufik.

In het voorjaar van 2004 doen twintig gevallen van autochtone
babesiose, waarvan vier fataal, veterinair Nederland enigszins
op zijn grondvesten schudden (zie ook Tijdschr Diergeneeskd
2005; 130: 234-8). Deze honden zijn geïnfecteerd met
Bahesia
canis,
een protozoaire intracellulaire bloedparasiet waarvan te-
ken die voorheen niet in Nederland voorkwamen de vector
zijn. Deze
Dermacentor reticulatus teken zijn op honden in
Den Haag en Arnhem aangetroffen. De voorspellingen dat er in
het najaar van 2004 opnieuw uitbraken zullen zijn, komen uit
en dit vormt aanleiding om een onderzoek te doen. Ook in
2005 zijn de eerste gevallen reeds gediagnosticeerd. Om de ve-
terinaire praktijk een beter advies te
kunnen geven, moet eerst geïnventari-
seerd worden welke soorten teken er in
Nederland voorkomen en welke para-
sieten zij bij zich dragen. Duur van het
onderzoek is vooralsnog een jaar.

Rol practici

De rol van de praktiserende dierenart-
sen is in dit onderzoek cruciaal, want
van hen wordt verwacht het onder-
zoeksteam op de hoogte te houden van
gevallen van babesiose en/of ver-
dachte teken. Daarbij gaat het om een
landelijke survey. Student assistent
Christa Bodaan: "Wij vragen praktij-
ken om (verdachte) teken naar ons op
v.\'.n.r. Ard Nijhof, christa Bodaan
te sturen. Als tegenprestatie ontvan- \' \'

gen zij een tekendeterminatie via de mail en krijgen zij terug-
koppeling wanneer de toegezonden teken positief uit de PCR-
test komen. Zo hebben deelnemende praktijken er zelf ook
voordeel van. Daarnaast is het voor het onderzoek van essenti-
eel belang dat practici ons op de hoogte houden van eventuele
gevallen van babesiose bij honden die niet in het buitenland
zijn geweest. Wij ontvangen heel graag bloedmonsters van
deze dieren. Ook van behandelde dieren, want we verwachten
dat geïnfecteerde honden die behandeld zijn, mogelijk nog
steeds drager zijn." Omdat het voorkomen van
Bahesia sinds
vorig jaar niet meer iets heel nieuws is, denkt het team dat het
stellen van de (waarschijnlijkheids)diagnose
Bahesia voor veel

practici inmiddels weinig problemen zal opleveren.
Naast het onderzoeken van teken en bloedmonsters die praktij-
ken uit heel Nederland opsturen, gaat het team zelf actief op
zoek naar de
Dermacentor teken. Omdat de gevallen van babe-
siose zich vorig jaar hebben geconcentreerd in de gebieden
Den Haag (Scheveningse Bos) en Arnhem (Rijkerswoerd), zul-
len de \'tekenzoekers\' zich in eerste instantie op deze gebieden
richten. Het is immers een intensief en tijdrovend karwei en het
team verwacht dat de slagingskans in deze gebieden het grootst
zal zijn.

Tekensurvey

Een systematische tekensurvey om te kijken welke teken er in
Nederland voorkomen, is volgens Jongejan en zijn teamleden
tot op heden nog nooit gedaan. Wel surveys toegespitst op de
ziekte van Lyme, maar daarbij is niet gekeken naar elke teek af-
zonderiijk. "Het identificeren van de teek is een belangrijke
stap", aldus Jongejan. "Daarnaast kijken we welke parasieten
de teek meedraagt." Student assistent Linda Franssen weet pre-
cies hoe ze het DNA moet extraheren om te kijken welke para-
sieten in de teek zitten. "Dankzij de PCR/RLB-techniek kan er
op heel veel parasieten tegelijk worden gescreend", legt
Franssen uit.

Fatale gevallen van autochtone babesiose vormen aanleiding

CGG steunt onderzoek naar Nederlandse tekenpopulatie

Volgens Jongejan is de situatie veel complexer dan in het alge-
meen wordt gedacht, namelijk dat altijd dezelfde teek aanwe-
zig is op de hond. "We komen alleriei
andere teken tegen naast de gewone
teek
{Ixodes ricinus), zoals Ixodes
hexagonus, Ixodes canisuga, Derma-
centor reticulatus
en Rhipicephalus
sanguineus."
Jongejan heeft dan ook
hooggespannen verwachtingen van
dit project. "Onze technieken laten toe
dat we heel breed screenen, dus niet
alleen op
Bahesia. We proberen heel
Nederland in kaart te brengen, het is
echter de vraag of dit binnen het tijd-
bestek van een jaar zal lukken. In elk
geval hopen we voor bepaalde gebie-
den erachter te komen wat er aanwe-
zig is in de honden enerzijds en in de
tekenpopulatie anderzijds."

Om een goed overzicht te krijgen van de Nederlandse tekenpopulatie en
door teken overdraagbare pathogenen zijn wij mede afhankelijk van uw
medewerking. Wij willen u vragen om gevonden teken, bij voorkeur levend
of in alcohol, in bijvoorbeeld een klein, goed afgesloten plastic buisje (één
per patiënt), samen met de praktijkgegevens (naam dierenarts en e-mail-
adres) en patiëntgegevens (diersoort, naam eigenaar, plaats en datum)
op te sturen naar: afdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde,
Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Postbus 80165, 3508
TD in Utrecht, ter attentie van Christa Bodaan. U krijgt dan binnen enkele
dagen de uitslag van de tekendeterminatie via de e-mail toegestuurd.
Voorvragen kunt u mailen naarC.j.Bodaan@vet.uu.nl of bellen met 030-
2534882.

-ocr page 34-

KNMvD bijt in de blaftax

Op dinsdag 24 mei 2005 heeft een delegatie van de
KNMvD een petitie over de informatieplicht van de die-
renarts in het kader van de hondenbelasting aangeboden
aan de Tweede Kamer. Deze petitie werd onderstreept
door 1436 brieven die KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter
overhandigde aan mevrouw Noorman-den Uyl, voorzitter
van de vaste kamercommissie van Binnenlandse Zaken.
Na gesprekken met diverse aanwezige kamerleden, werd
duidelijk dat er een reële mogelijkheid is dat een kamer-
meerderheid voor afschaffing van de hondenbelasting is.

De laatste stand van zaken rondom de hondenbelastingaf-
faire is dat Mare Verburgh, voorzitter van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren, op 16 juni 2005 de het
standpunt van de KNMvD heeft mogen toelichten in de ver-
gadering van de commissie Middelen van de gemeente
Rotterdam. In het kort houdt dit standpunt in dat de vertrou-
wenspositie van de dierenarts in gevaar komt als deze gege-
vens van cliënten aan de gemeente moet verstrekken voor
het innen van hondenbelasting.

Collega Verburgh is met name ingegaan op de praktische
consequenties van de maatregel. Zo heeft hij uitgelegd dat
het op deze wijze innen van de hondenbelasting waarschijn-
lijk geen (financiële) voordelen voor de gemeente gaat ople-
veren, maar eerder forse imagoschade. Tevens is aandacht
gevraagd voor de buitengewoon onprettige gevolgen voor de
dierenartsenpraktijken en hun personeel. Bovendien is aan
de gemeente het verzoek gedaan geen verdere stappen tegen

dierenartsen te ondernemen tot er een uitspraak is in het ho-
ger beroep. De commissie was na het horen van onze argu-
menten van mening dat de wethouder er verstandig aan zou
doen, mede vanwege het niet spoedeisende karakter, af te
wachten tot de uitspraak in hoger beroep. De wethouder (die
zelf ook aanwezig was) ging hier in principe mee akkoord,
op voorwaarde dat er op korte termijn een nieuw gesprek zou
volgen tussen Gemeentebelastingen en de KNMvD. Voor-
lopig hoeven Rotterdamse collega\'s
dus geen gegevens aan
te leveren
en lijken nieuwe rechtszaken van de baan. Over de
uitslag van het overleg met de gemeente Rotterdam houden
wij u op de hoogte via de nieuwse-mail.

Vrijdag 23 september is het weer zover. Alle sporters van de KNMvD kunnen zich dan naar hartelust uitleven op het sport-
terrein in Wijk bij Duurstede.

U kunt deelnemen aan de sporten:

• Golf

• Voetbal

• Tennis

• Bridge

• Hockey

• en bij voldoende aanmeldingen kan er een mooie skeelertocht uitgezet worden.

Noteert u het alvast in de agenda. In het tijdschrift van 15 augustus aanstaande vindt u het inschrijfformulier.

Met sportieve groet.
De sportdagcommissie

-ocr page 35-

Klein nieuws van

Groot

Differentiatie in belangstelling?

Marrina Schuttert

Nog niets eens zo lang geleden vertoonden de da-
gelijkse werkzaamheden van de diverse praktise-
rende dierenartsen grote overeenkomsten. Vrijwel
alle collega\'s deden \'alles\', wat betekende dat alle
diersoorten werden bediend, door één en dezelfde
dierenarts. Niet zelden een landbouwhuisdieren-
practicus die \'s avonds, al dan niet fris gedoucht,
nog een gezelschapsdierenspreekuur draaide.
Voorde KNMvD was de belangenbehartiging der-
halve eenduidig; de belangen van de leden ver-
toonden immers een grote mate van overlap daar
hun werkzaamheden dit ook vertoonden. Met de
intrede van gedifferentieerd werkende dierenart-
sen en dierenartsenpraktijken is hier een duide-
lijke kentering in gekomen.
Gezelschapsdieren waren niet langer het domein
van de bijklussende veearts, maar een volwaardig
deel van het beroepsveld. Paarden wa-
ren niet louter in bezit van veehou-
ders, maar van professionals met
een geheel eigen eisen- en wen-
senpakket. Veel minder vaak nam

de pluimveehouder genoegen met een

dierenarts die net nog een stal- Groep Practici Grote Huisdieren
letje Aujeszky had geënt en ook
nog eens te laat kwam, daar er een sectio rund tus-
sendoor was gekomen.
 Marrina Schuttert is secretaris van de Groep Practici Grote
De differentiatie en professionalisering hebben Huisdieren.

denheid tot heil van mens en dier!

hun intrede gedaan in ons cliëntenbestand en der-
halve ook in ons beroep. De bandbreedte in werk-
zaamheden van de praktiserend dierenartsen is
veel groter geworden. Waren er eerder grote over-
eenkomsten, nu zijn het toch ook de verschillen die
op de voorgrond treden en hun weerslag hebben op
de belangen van de diverse leden van de KNMvD.
Dit maakt de belangenbehartiging die van oudsher
één van de belangrijke doelstellingen van de
KNMvD en haar groepen is niet eenvoudiger. Dé
Nederlandse dierenarts bestaat niet meer. Er zijn
vele subspecies ontstaan met ieder hun eigen wen-
sen. Dit blijkt bijvoorbeeld weer overduidelijk uit
de clusterkeuze die u onlangs kenbaar heeft ge-
maakt. Tot welke bloedgroep wenst u te behoren?
Dat deze diversificatie binnen de KNMvD en onze
Groep Groot volop aandacht krijgt, is een logisch
gevolg van de veranderingen binnen onze beroeps-
groep. Deze differentiatie mag echter geenszins
leiden tot versnippering in onze belangenbeharti-
ging. Dat een dergelijke versnippering contrapro-
ductief werkt, is maar al te goed waar te ne-
men bij onze Belgische collega\'s en
in het landbouwbedrijfsleven. De
Groep Groot is steeds bezig om in
haar beleid op te zoek te gaan naar
overeenkomsten tussen collega\'s en
niet de nadruk te leggen op de
verschillen. Eenheid in verschei-

Werkgroep Veterinair Antibioticum Beleid

Diergeneesmiddelen gebruik of misbruik

De Werkgroep Veterinair Antibioti-
cum Beleid houdt zich bezig met
zaken die de titel dekken. Zo is u al-
len de verschillende formularia be-
kend welke in het leven geroepen
zijn om volgens een bepaald pa-
troon te komen tot de meest ge-
schikte antibioticumkeus voor de te
behandelen aandoening. Het doel
van deze formularia is een verantwoord diergeneeskundig
antibioticumgebruik om het ontstaan en de verspreiding van
resistente bacteriën te voorkómen.

WVAB

Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid

De criteria opgesteld voor eerste-keusmiddelen zijn antibio-
tica die:

• een goede te verwachten werkzaamheid hebben

• een ruime veiligheidsmarge bezitten

• smalspectrum werken

• minimale verstoring van de kolonisatieresistentie veroor-
zaken

• minimale selectie en verspreiding van resistentie geven.

Tweede-keusmiddelen zijn antibiotica die niet altijd voldoen
aan deze criteria,

derde-keusmiddelen zijn antibiotica die echt terughoudend

-ocr page 36-

ingezet dienen te worden gezien liun specifietce functie in de
humane geneesi<^unde. Het gebruilc van antibiotica Ican op
vele verschillende manieren in de diergeneeskunde plaatsvin-
den namelijk: intraveneus, intramusculair, subcutaan, intra-
dermaal, oraal, intramammair, topicaal en intra-uterien.
Iedere wijze van toedienen vereist één of meerdere specifieke
eigenschappen van het antibioticum. De drager waarin de
werkzame stof is opgenomen, bepaalt mede de werkzaam-
heid van het toegediende middel en bijgevolg ook de duur dat
een stof werkzaam is in het lichaam.Dit alles valt onder de
farmacokinetische fase, op te splitsen in distributieprocessen
en metabole processen. Behalve de vorm waarin het antibioti-
cum wordt toegediend en de manier waarop is ook de dier-
soort, de leeftijd van het dier en de gezondheidstoestand van
het dier van belang voor de werkzaamheid van het antibioti-
cum. Tot op heden is enkel gesproken over enkelvoudige toe-
diening van een antibioticum.Gezien de complexiteit van de
weg die een dergelijk middel moet maken om uiteindelijk het
doel te bereiken (namelijk het bestrijden van bacteriën waar-
voor het bedoeld) is het haast niet voor te stellen wat er ge-
beurt als er meerdere middelen tegelijk toegediend worden.
Combinaties van verschillende antibiotica zijn te bedenken,
maar antibiotica gecombineerd met ontstekingsremmers, ij-
zerpreparaten of vitaminen worden ook veelvuldig toegepast.
Gezien de farmacokinctiek en de farmacodynamiek en de
competitie die dan kan ontstaan tussen de verschillende mo-
leculen, kan dit leiden tot gewenste maar ook zeker tot onge-
wenste neveneffecten. Bepaalde stoffen hebben een werking
waardoor de toe te dienen dosis kan verminderen maar andere
antagoneren elkaar wat de werking van het geneesmiddel te-
niet kan doen. Dit enorme complex van factoren en variabe-
len doet vermoeden dat er veel meer gebeurt in het dier dan
dat u en ik geneigd zijn te denken op het moment dat wij dat
dier staan te behandelen. De wachttijd die gehanteerd wordt
is die van het middel met de langste wachttijd. Heeft u zich
wel eens afgevraagd of dit wel terecht is? Wat gebeurt er als
verschillende antibiotica/diergeneesmiddelen op verschil-
lende plaatsen in het dier worden toegediend met de wachttijd
voor die middelen?

Voorbeeld: u doet een lebmaagoperatie bij een koe die tevens
een metritis en acetonemie heeft. De middelen die u gebruikt
zijn een uteruspreparaat, een lokaal verdovingsmiddel en
mogelijk nog preventief een antibioticum in verband met de
wondinfectie. In sommige gevallen zult u ook de acetonemie
nog behandelen.

Wat doen al deze verschillende middelen met elkaar bij deze
zieke koe en welke wachttijd adviseert u aan deze veehou-
der? Het combineren van verschillende middelen zowel anti-
biotica met elkaar als andere diergeneesmiddelen maakt de
complexiteit farmacokinetisch en farmacodynamisch enorm
veel groter en daardoor de betrouwbaarheid van de werking
zeer onzeker.

Ter herinnering aan
Edo P. Snuif
(1942 - 2005)

Op 20 maart 2005 is onze vriend en collega Edo Snuif overleden. Hij werd op 16 september 1942 geboren in een Zaans fabrikantenge-
zin. De hechte familieband en het opgroeien in de Zaanstreek hebben een grote invloed gehad op zijn latere levensloop. Aan het
Zaanlands Lyceum behaalde hij zijn Gymnasiwn fS-diploma. En na het vervullen van zijn dienstplicht ging hij in september / 964 dier-
geneeskunde studeren in Utrecht. Daar leerde hij zijn toekomstige vrouw Lydia Verwey kennen. Als lid van het Utrechts Studenten
Corps maakte hij veel vrienden, die hij ook na zijn studie bleef ontmoeten. Zijn vriendenclub, die zij ironisch \'Het Heerendiner \'noem-
den, heeft hij zo lang mogelijk bezocht. Tijdens zijn studie werd hij ernstig ziek door een onbekende aandoening. Gelukkig trad na en-
kele weken een volledig herstel op. Na zijn afstuderen ging hij assisteren in Oegstgeest bij collega Y.J. Krol. Maar de Zaanstreek bleef
trekken en toen de mogelijkheid zich voordeed lid van de dierenartsmaatschap aldaar te worden, greep hij deze kans met beide handen
aan. Al spoedig werden zijn dochter Yvette en zijn zoon Krijn geboren. Edo was een meester in het combineren van werk en zijn grote
hobby \'s hockey en tennis. Hij was fanatiek als hij zelf moest presteren, maar speels als hij zijn passie voor de sport probeerde over te
brengen op zijn kinderen en kinderen uit de buurt. A Is ras-Zaankanter was hij zeer nuchter en in de maatschap was dat een groot goed,
maar hij was daarnaast een warmvoelend mens voor ieder die al of niet beroepsmatig een appèl op hem deed.
In de loop van 1998 openbaarde zich bij hem een slopende ziekte waar zelfs zijn sportlijfniet tegen bestand was. Toch bleef hij tot het
einde toe vechten en werkte en sportte hij zolang mogelijk door. Toen hij aan de stoel gekluisterd raakte vond hij dat maar niks en
aanvaardde hij zijn einde. Op vrijdag 25 maart hebben wij - na een indrukwekkende herdenkingsdienst - Edo begraven op het kerk-
hofin Zaandijk. We liepen langs zijn ouderlijk huis, dat uitkijkt op de begraafplaats en daarmee was voor Edo de cirkel rond.

Wij wensen Lydia, Yvette en Krijn alle sterkte toe om alleen met herinneringen aan Edo verder te gaan.

J. Hagendijk
EJ. van de Kamp
H. C.J. Schoenmaker

-ocr page 37-

Prof. Dr. D. Zwart

memonam

Op maandag verongelukte Dick, met de fiets. Een dag later, op dinsdag 15 februari 2005, over-
leed hij. Het is niet te bevatten dat 39 jaar eerder het zoontje van Els en Dick en het broertje van
Free en Gine bij een soortgelijk verkeersongeluk omkwam.

In Amsterdam werd Dick op 21 februari 1930 geboren. Na zijn studie diergeneeskunde moest hij
in 1954 in militaire dienst, zodat het plan om een praktijk in de Noordoostpolder te beginnen
niet doorging. Na een korte diensttijd greep hij de kans om als enige gouvernements-dierenarts
voor een periode van drie jaar naar Nederlands Nieuw-Guinea te worden uitgezonden, met
standplaats Hollandia. Die ervaringen hebben het verdere leven van Dick bepaald; zijn groei-
ende belangstelling voor onderzoek en voor andere culturen zijn daar ontstaan en de eerste ar-
tikelen werden in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde gepubliceerd. Van 1958 tot 1964 was
Dick als senior lecturer verbonden aan de Landbouwfaculteit in Kumasi, Ghana, waar hij volop
onderzoek kon doen en zijn grote didactische gaven kon ontwikkelen. In 1962 verdedigde hij in
Utrecht zijn dissertatie Liver cirrhosis in pigs in Ghana. Als senior virologist werkte hij vervol-
gens van 1964 tot 1966 aan het Federal Department of Veterinary Research in Vom, Nigeria,
voornamelijk aan runderpest. In 1966 werd Dick in Utrecht benoemd als hoogleraar Tropische
en Protozoaire Ziekten, een ambt dat hij tot 1992 heeft bekleed, de laatste zes jaar in deeltijd,
aangezien hij vanaf 1986 tot 1995 tevens de leerstoel Tropische Veeteelt van de Landbouw-
universiteit Wageningen bezette. Bijzijn afscheid werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw.

Een boeiende en indrukwekkende loopbaan, die op tal van terreinen duidelijke sporen heeft na-
gelaten. Een honderdtal publicaties, van tropische ziekteverwekkers naar geïntegreerde land-
bouwsystemen in ontwikkelingslanden. Onder zijn leiding totstandgekomen dissertaties, zeven-
tien in Utrecht en dertien in Wageningen. Ontelbare reizen als adviseur van de belangrijke
nationale en internationale instellingen naar Afrikaanse en Aziatische landen. Steun gevend
aan de opbouw van veterinaire en landbouwfaculteiten in Nigeria, Zimbabwe, Vietnam en
Indonesië. Acting Director van het International Laboratory for Research on Animal Diseases
(ILRAD) gedurende een sabbatical year in 1981, om rust in de organisatie te brengen.
Zijn grote kennis en ervaring stelde hij ter beschikking door het geven van gastcolleges in vele
landen en als lid of voorzitter van commissies en werkgroepen. Zo was hij van 1999 tot 2003
voorzitter van de International Advisory Board van de onderzoeksschool Wageningen Institute
of Animal Sciences en leidde hij het Veterinaire Adviescentrum Ontwikkelingssamenwerking van
1975 tot 1986.

Dit alles op de hem zo volstrekt typerende wijze: onbevangen, luisterend, met humor en begrip
voor andere standpunten, zonder vooroordelen en met grote vitaliteit. Dick was een integere
bruggenbouwer tussen personen, organisaties en culturen. Met een actieve belangstelling voor
de medemens en voor dat wat de mens beweegt. Daar lagen ook de wortels van zijn beoefening
van de filosofie, niet afstandelijk, vanuit een vrijblijvend standpunt, maar met volledige betrok-
kenheid van de eigen persoon.

Bij ons en bij vele anderen blijven de dankbare herinneringen aan Dick levendig, in hoofd en
hart.

Akke van der Zijp, Albert Cornelissen, George Lengkeek, Henk Udo,
Jeroen Bool, Nan Perié en Oele Uilenberg.

-ocr page 38-

Bulletin Bestuur en Bureau nummer 5, mei 2005

Kwaliteitsbeleid

Naar aanleiding van de positieve
uitkomst van de buitengewone al-
gemene vergadering, is het be-
stuur op 30 mei 2005 in een extra
vergadering bijeengekomen om
nadere afspraken te maken over de
verdere uitwerking van het beleid.
In de algemene vergadering van 7
oktober aanstaande wordt het uitgewerkte beleid opnieuw
ter besluitvorming voorgelegd.

Meer informatie: voorzitter Ton de Ruijter en algemeen di-
recteur Herman Geertsen

Samenwerkingsovereenkomst DSK

De KNMvD gaat intensiever samenwerken met de Dier-
geneeskundige Studenten Kring. Er komt onder andere een
gecombineerd lidmaatschap (DSK-kandiaatlid KNMvD) en
DSK krijgt een eigen rubriek in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Doelstelling is de studenten meer te be-
trekken bij de KNMvD en hen te interesseren voor het (kan-
didaat-) lidmaatschap.

Meer informatie: portej\'euillehouder John Borgmeier en bu-
reaumedewerker Henry Dijkman.

Mediabeleid / website

De gedrukte media en de website worden beter op elkaar af-
gestemd. Met name het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
moet nog meer hèt tijdschrift voor veterinair Nederland wor-
den. Onderhandelingen met drukkers/grafische vormgevers
en een nieuwe acquisiteur worden binnenkort afgerond.
Binnen het Team Communicatie zullen de medewerkers die
zich met de media bezighouden één team vormen, onder lei-
ding van een nieuw te werven eindredacteur.

B&
Buileti

Meer informatie: portefeuillehouder Nanny Wijne en bi4-
reaumedewerker Marieke Veldman

Koersdialoog

Met het oog op de uitwerking van de koersdialoog is Henry
Dijkman per 1 mei 2005 begonnen als senior medewerker
interne en externe communicatie. Het is duidelijk dat de
KNMvD meer \'het veld\' in moet om de signalen van de le-
den beter te herkennen, te vertalen en door te geven.
Hiervoor worden binnenkort twee contactpersonen ingezet
die leden (en niet-leden) persoonlijk gaan bezoeken, maar
ook andere initiatieven kunnen ontwikkelen.
Meer informatie: algemeen directeur Herman Geertsen en
bureaumedewerker Henry Dijkman

Hondenbelasting

In de zaak Den Otter versus Gemeentebelastingen
Rotterdam met betrekking tot de gegevensverstrekking is
een hoger beroep ingesteld. Er is een zogenaamde memo-
rie van grieven ingediend bij het Gerechtshof \'s-
Gravenhage. Deze is te vinden op de website van de
KNMvD onder \'praktijkvoering\'. Uitspraak wordt ko-
mend najaar verwacht. Zie ook pagina 434.
Meer informatie portefeuillehouder Leen den Otter en bu-
reaumedewerker Joost van Herten

Korte punten:

• De Voorjaarsdagen zijn ook door het bestuur als zeer ge-
slaagd bestempeld; Vetcafé De Molen is enthousiast ont-
vangen.

• De begroting 2006 van de KNMvD is goedgekeurd, deze
gaat uit van een nul-saldo en wordt tijdens de algemene ver-
gadering op 7 oktober aanstaande ter besluitvorming voor-
gelegd.

Xllth Colloquium Hippocarticum,
to be organized at the University of
Leiden and in Boerhaave\'s House,
Oegstgeest, the Netherlands. For
further information see http://
www.gltc.leidenuniv.nl

September

8-10 20th Annual congress of the ESVD-ECVD on Veterinary

Dematology in Chalkidiki, Greece, www.esvd2005.gr
23 Sportdag KNMvD Wijk bij Duurstede (zie pag. 434).
30-1/10 BVA Congress 2005, Royal Society of Medicine, London.
Information: tel. 44 20 7636 6541, e-mail congress@bva.co.uk,
website www.bva.co.uk.

cön g r esse n\'&\'s ym pos 1a

der

Rund. Tijd: van 15.00 tot 19.15 uur. Plaats: Faculteit
Diergeneeskunde, Androclusgebouw, Collegezaal C-101.
GHwD-studievergadering van 16.00 tot 22.00 uur.

22

Oktober

7 Algemene vergadering KNMvD.

Cursussen"

2005

September

22, 23 \'Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken\'. Doel van de
cursus: het overdragen van kennis ten aanzien van reproductiepro-
cessen en het bijbrengen van inzicht in recente ontwikkelingen op
het terrein van de vruchtbaarheid en voortplanting van het varken.
De kosten van de volledige cursus bedragen € 895,- per persoon.
Nadere inlichtingen via info.wbs@wur.nl. Wageningen Business
School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-484093.

IVergaderingen & bijeen kom stêtt^

2005

September

13 Vergadering Groep Pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.

Plaats: Mercure Hotel Arnhem.
20 Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het

Oktober

25,26

Nieuwe Cursus Paard: Gezondheid van het paard: een gouden drie-
hoek! WBS - WUR Cursus. Cursusleider: profdr.ir. Huub F.J.
Savelkoul (WU). De kosten van de volledige cursus bedragen
€ 895,- per persoon. Nadere inlichtingen via info.wbs@wur.nl.
Wageningen Business School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-
484093.

-ocr page 39-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Baten, Mevr. T.; Gent 2004; 6445 BD
Brunssum; Constantijn Huygensstraat 10.
Bech, O.T.; Gent 2004; 9628 CR Siddeburen;
Hoofdweg 60.

Doome, O.M. van; 2005; 3584 DM Utrecht;
Cambridgelaan 617.

Moleman, M.; 2005; 3703 XG Zeist; Filips

van Bourgondiëlaan 128.

Voor het dierenartsenexamen van 13 mei 2005 zijn geslaagd:

Arns, B.

Berg, Mevr. M. van den

Boelm, G.J.

Braam, Mevr. H.P.M.

Bt^ssee, Mevr. J.S.

lersel. Mevr. A.M. van

Jansen, Mevr. G.

Jansen, Mevr.L.

Jansen, S.R.

Jong. Mevr. W. de

Klein Koerkamp, Mevr. M.M.

Klopstra, Mevr. H.

Meckel, Mevr. G.P.

Peters, S.

Willems, J.

Wisse, Mevr. C.M.A.

Zomer, J.W.G.

Overlijdensberichten:

Op 25 februari 2005 G.H. Nieuwenhuis te Delden.
Op 13 mei 2005 L.J.Th. Tholhuysen te Made.

Mutaties:

Arns, B.; 2005; 3584 DR Utrecht; Cambridgelaan 663; tel. privé
mobiel: 06-16800173; E-mail privé : bas.arns(S gmail.com.; d.

Berg, Mevr. M. ; 2005; ,3584 DE Utrecht; Cambridgelaan 481; tel.
privé: 030-2546213; E-mail privé: m.>andenbcrg9(<j students.vet.uu.nl.; d.

Berg, Mevr. J.B.M. van den; 1998; 3941 SJ Doom; Vlierbes 3; tel.
privé: 0343-416949; geass. met Mevr. S.M. Uitendaal; tel. prakt.: 036-
5235033; fax prakt.: 036-5214685.

Boelm, G.J.; 2005; 3564 EN Utrecht; Gambiadreef 129; tel. privé
mobiel: 06-10754449; E-mail privé: g.j.boelm(a wanadoo.nl.; d.

Braam, Mevr. H.P.M.; 2005; 3994 HM Houten; Gletsjesmecr 2;
tel. privé mobiel: 030-6390514; E-mail privé: lenos42@hotmail.com.; d.

Personali

*Brussee, Mevr. J. ; 2005; 2311 CN Leiden; Breestraat 151 A; tel.
privé: 071-5144894; d.

Dijk, Prof Dr. J.E. van; 1967; U-1981; 3849 PS Mierden;
Schaapskamp 4; tel. privé: 0341-452759; tel. privé mobiel: 06-48347761 ;
E-mail privé: j.e.vandijk@hetnet.nl.; spec. vet. pathologie; ECVP; r.d.

Duyfjes, Mevr. L.; 2003; 1060 TN Amsterdam; F. Hans
Frankfurthersingel 196; tel. privé mobiel: 06-12476458; E-mail privé:
lindaduyfjes@hotmail.com.; medew. bij I.B.M. Swartz; tel. prakt.: 020-
4081408; fax prakt.: 020-61505.34; E-mail prakt.: info@dierenziekenhuis
amsterdam.nl.

Graafeiland, Mevr. A.E. van; 2003; 3523 RS Utrecht; Reestraat 3; tel.
privé: 030-2513026; tel. privé mobiel: 06-47446522; E-mail privé: emine
vangraareiland@hotmail.com.; medew. bij M.N.J. Moens; tel. prakt.:
071-5125057.

lersel. Mevr. A.M.; 2005; 3524 RB Utrecht ; Henegouwen 82; tel.
privé mobiel: 06-10473624; E-mail privé: angela_van_iersel@
hotmail.com.; d.

Jansen, Mevr. G.; 2005; 7316 HV Apeldoorn; Copernicusstraat 41 ;
tel. privé: 055-8443200; tel. privé mobiel: 06-24697670; E-mail privé:
gioiajan$en(a hotmail.com.; d.

Jansen, Mevr. L.; 2005; 3552 GL Utrecht; Morelstraat 41; tel.
privé mobiel: 06-10180000; E-mail privé: l.jansenl@$tudent$.uu.nl.; d.

*Jong, Mevr. W. de; 2005; 3571 AR Utrecht; Frits Coerslaan 52;
tel. privé: 030-2715679; d.

Klein Koerkamp, Mevr. M.M.; 2005; 3582 TG Utrecht;
Gruttostraat 5; tel. privé mobiel: 06-53676282; E-mail privé:
m.m.kleinkoerkamp@students.uu.nl.; d.

Klopstra, Mevr. H.; 2005; 9166 SJ Schiermonnikoog; Buterblom
1; tel. privé: 0519-531550; tel. privé mobiel: 06-20298749; d.

♦Kranenburg, L. van; 2001; 2497 BE Den Haag; Rijswijkse
Landingslaan 143; tel. privé: 070-3992254; fax privé: 070-3030734;
E-mail privé: lennart71@ti$cali.nl.; medew. bij J.C. van der Lubbe; tel.
prakt.: 070-3456113; fax prakt.: 070-3106270; E-mail prakt.: info@
dierenkliniekzuiderpark.com.

Meekel, Mevr. G.P.; 2005; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove 540
bis; tel. privé: 030-2890969; tel. privé mobiel: 06-18877681; E-mail
privé: gini.mcekel@hccnet.nl.; d.

Menges, Mr. G.Th.A.; 1974; 3448 ER Woerden; Vogelwikkeveld 22;
tel. privé: 0348-416843; tel. privé mobiel: 06-53454622; fax privé:
084-7169945; E-mail privé: gtha.menges@hccnet.nl.; r.d.

Peters, S.; 2005; 3524 WR Utrecht; Stromboli 12; tel. privé: 030-
2938994; E-mail privé : info@stijnpeters.nl.; d.

Priester, Mevr D. ; 2000; 7596 PE Hengevelde; Benklosestraat 17 A:
tel. privé: 0547-334545; tel. privé mobiel: 06-54304264; E-mail privé:
henk-denise@wanadoo.nl.; medew. bij J.H. Meijer, J.H.M. Put ; A.J.H.M.
Roelofs, A. Timmerman en H.J.R Verkerk ; tel. prakt. : 0547-292827 ; fax
prakt. : 0547-292562 ; E-mail prakt. : dap.hagmolen@worldonline.nl.

Rijsman, VM.C. ; 2000 ; 4233 EB Anieidc; Dam 8; tel. privé: 0183-
602611 ; manager business development bij Animal Sciences Group; tel.
bur.: 0320-238572; fax bur.: 0320-238961; E-mail bur.: vincent.
rijsman@wur.nl.

/ ^ . . CEVA Santé Animale B.V. Naaldwiik, NL
I h VA T®\'- <"71-6« 930, Fa» 0l7ii-6i,3924
v SANTE ANIMALE E-mall:cevanl@ceva.coni

DAR® Spray houdt reisangst in de h
heel natuurlijk.

• reisziekte is een veelvoorkomend probleem;
wat de precieze oorzaak ook is, het is onprettig en belastend voor hond en eigenaar

• Dog Appeasing Pheromone werkt geruststellend in deze situaties;
de hond is ontspannen en zelfverzekerd

• D.A.P.® Spray kan worden gebruikt in de auto, de bench,

het hok. op kussens en in de kennels BOOmer Vindt TeizeH

weer leuk

^^ Sfi^

www.ceva.com

-ocr page 40-

jubilea juli 2005

Onbekend juli, DJ. van Zoolingen te Gendt, 25 jaar, afwezig
Onbekend juli, S. van der Burg te Lippenhuizen, 55 jaar, afwezig
1 juli, Prof. Dr. G. Uilenberg te Gargese, (Frankrijk), 50 jaar, onbekend
1 juli, H. Willems te Wijchen, 25 jaar, afwezig
1 juli, R.F. Fisscher te Aerdenhout, 25 jaar, afwezig
1 juli, E.0. Huisman te Zwolle, 30 jaar, afwezig
3 juli, P. den Hartog te Borculo, 50 jaar, afwezig

3 Juli, J.A.H. van Lieshout te Diessen, 40 jaar, afwezig
4juli, H.A. Goosenste Liessei, 25 jaar, afwezig

4 juli, M.P.H.M. Roumen te Heythuysen, 25 jaar, afwezig

4 juli, F.H. Prud\'homme van Reine te Purmerend, 25 Jaar, aanwezig
4 juli, B. Prins te Wildervank, 25 jaar, afwezig

4juli. Mevr. Drs. M.L.F.J. van der Berg-van Oppenraay te Gendringen, 25
Jaar, afwezig
uli, J. Th. Weeda te Sterksel, 25 jaar, afwezig
uii, M.J. Bakker te Harderwijk, 30 Jaar, aanwezig
uli, W.J.P. Coops te Hummelo, 30 jaar, afwezig
uli, J. Gutteling te Sneek, 30 jaar, aanwezig
uIi.A.J.P.M. van Sundert teVenray, 30 jaar, afwezig
uli, M. Bosman te Rucphen, 30 jaar, afwezig
uli, H. den Daas te Druten, 30 jaar, afwezig
uli, A.G.G. Kokte Ede, 30Jaar, afwezig
uli, D.B. Liberg te Midlum, 30Jaar, afwezig
uli, H. Wessels te Valkenswaard, 30 Jaar, aanwezig
uli, B.B.A. Lichtenbelt te Haren(Gr), 30 jaar, afwezig
uli. Prof Dr. G.M. Vogely te Maarn, 50Jaar, afwezig
uli, A.C.J.M. Wertenbroek te Boxtel, 45 jaar, aanwezig
uli, P. van der Eijk te Ridderkerk, 40 Jaar, aanwezig
uli, Th.F. Krabbenborg te Ravenstein, 40 Jaar, afwezig
uli, A.P. Idema te Buitenpost, 40 jaar, aanwezig
uli, L.E. Buysse te Emmeloord, 45 Jaar, aanwezig
uli, A.M.G. Flamand te Reeuwijk, 45 Jaar, afwezig
uli, J. Stevense te Enschede, 40 jaar, afwezig
15 Juli, W. Schuurmans te Zwiggelte, 40 jaar, afwezig

Rectificatie maand juni 2005

22 juni, J. Veenhof te Lunteren, 50 jaar, aanwezig
28 juni, Dr. I Zayed te Nijmegen, 50 jaar, aanwezig

Versterking gezocht!
Dierenarts (vrouw, man)

Voor onze moderne, jonge praktijk voor paarden en ge-
zelschapsdieren zoeken we dringend een nieuwe col-
lega dierenarts. We zoeken een collega met liefde voor
het vak en goede omgang met mensen en dieren. Voor
wie de uitoefening van het vak en nascholing geen be-
lasting vormt. Wij zijn geïnteresseerd in een collega die-
renarts met beroepservaring, maar een pas afgestu-
deerde collega kan zeker ook solliciteren.

Wij bieden goede arbeidsvoorwaarden, veel nascho-
lingsmogelijkheden en een langdurige arbeidsovereen-
komst in het landschappelijk gelegen mooie
Hohenlohe, in het noorden van Baden-Württemberg in
Duitsland.

Voor meer informatie:

Telefoon: 0049 7941 380838 of 0049 1704127749
Dr. Med. Vet. Christian Seidensticker
Dr. Med. Vet. Yvonne Seidensticker

Kirschfeldstrasse 19
DE 74629 Pfedelbach
Duitsland

www.drseidensticker.de

Pensioenadvies

Ondebnemingsgerichte

fmiiiK

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

uitzend- en detacheringsbureau_

voo^ie^nanser^r^a^^etennai^

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving- en selectieopdrachten. Ook voor
payroll-constructies kunt u bij ons terecht.
Daarnaast verzorgen wij interim- of
praktijkmanagement opdrachten.

U kunt onze on-line databank raadplegen,
kijk op vww.flexvet.nl

FORTUIN

D I X

PRAKTIJK ADVIESBUREAU

FlexVet B.v.
Tolstraat U
7482 DB Haaksbergen
Tel. 053 - 5725548
Fax 053-5721315
E-mail: info@flexvet.nl

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortu1n.nl
I www.dixfortu1n.nl

www.flexvet.nl

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

-ocr page 41-

Sluitingsdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-\')

11-07/01-08-2005 maandag 11-07-2005

15-08-2005

maandag 25-07-2005

01-09-2005

maandag 08-08-2005

15-09-2005

maandag 22-08-2005

"") Voor lo.oo uur \'s morgens.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Ter overname aangeboden, goed geoutilleerde

gezelschapsdierenpraktijk

Deze moderne praktijk met groeipotentie, is gevestigd in een
gehuurde moderne locatie in het Groene Hart.

U kunt contact opnemen met: A.W.j. Ros, Groenoord 229,
2401 AD Alphen a/d Rijn, telefoon: 020-6284281, e-mail:
Lex.Ros@w^anadoo.nl.

De Graafschap Dierenartsen Is een grote gemengde dierenartsenpraktijk met meerdere locaties in de

Achterhoek. De onderneming staat met achttien dierenartsen en zeventien assistenten en een praktijkmanager de^üraafschap
voor een hoogwaardige veterinaire dienstverlening in en buiten de regio. In verband met diverse ontwikkelin- qj ERENARTSEN
gen binnen De Graafschap Dierenartsen zijn wij op zoek naar een

Enthousiaste Dierenarts landbouwhuisdieren (m/v)

Wij vragen:

• Erkenning Rund en eventueel varken

• Ervaring strekt tot aanbeveling

• Toekomstgerichte visie met ondernemingsgeest

• Interesse in preventieve geneeskunde

• Deelname In dienstregeling landbouwhuisdieren.

Wij bieden:

• Een prettige werksfeer

• Fulltime baan (80-100%), met uitzicht op vast dienstverband

• Zeer dynamische werkomgeving met toekomstmogelijkheden

• Marktconforme salariëring.

Voorvragen kunt u contact opnemen met de heer B. Engel (tel 0575-551277). De sollicitatiebrief kunt u binnen 14 dagen na verschijnen van deze ad-
vertentie, richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. mevrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Het Hoge 9, 7251 XT Vörden of per e-mail
b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

Wegens uitbreiding van ons multidisciplinaire research team, zijn wij op zoel< naar een

Regulatory Affairs Officer (Dierenarts) m/v

Functie

• farmacovigilantie: na een gedegen inwerkperiode wordt u verantwoordelijk voor de geneesmiddelenbewaking
in binnen- en buitenland

• onderzoek: u bent betrokken bij de uitvoering van registratiestudies (part 3 Safety studies en
part 4 (Pre-)clinical studies)

• registratie: u levert een bijdrage aan het samenstellen van registratiedossiers t.b.v. de Europese markt

Profiel

• dierenarts, met affiniteit voor de intensieve veehouderij

(ook pas afgestudeerde dierenartsen worden uitgenodigd te solliciteren naar deze functie)

• hoge mate van kwaliteitsbewustzijn (GVR GCR GLP)

• uitstekende beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift, beheersing van het Frans en Duits is een pré

• teamspeler met goede communicatieve vaardigheden

Wij bieden

• uitdagende en veelzijdige functie

• inspirerende werkomgeving

• uitstekende primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden

Voor meer informatie over de functie kunt u contact opnemen met Irma Middelhof, Managing Director van
Dopharma Research B.V, telefoonnummer 0162-58 2000.

Mocht u belangstelling hebben voor deze vacature en herkent u zich in bovengenoemd profiel,

dan zien wij uw sollicitatie t.a.v. Vivian Couwenberg, afdeling Personeelszaken, e-mail: pz@dopharma.com

graag binnen 30 dagen na publicatiedatum tegemoet op onderstaand adres:

DOPHRRmn

Zalmweg 24, 4941 VX, Raamsdonksveer

Bezoek ook onze site: www.dopharma.com

Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie
wordt niet op prijs gesteld.

Dopharma is een
dynamisch tiedrijf
dat op basis van
eigen kennisbronnen
veterinaire farmaca
ontwikkelt, registreert
en produceert. Zowel
in het binnen- als
buitenland biedt
Dopharma een
uitgebalanceerd
pakket diergenees-
middelen aan.
Binnen Dopharma
Research B.V. worden
registratiestudies
verricht. Hiertoe
beschikt Dopharma
Research over
2 laboratoria en een
proefstal. De onder-
zoeken worden uit-
gevoerd in over-
eenstemming met de
GLP principes.

-ocr page 42-

Dumeco is onderdeel van VION en marktleider in de Nederlandse vleessector.
Een toonaangevende producent en verwerker van hoogwaardige varkens- en rundvleesprodmten.
Circa 4.200 medewerkers en
19 productielocaties realiseren een omzet van € 2,2 miljard.
De aßet richt zich primair op markten in Nederland, West- en Oost-Europa, Korea en Jcpan.
Met verschillende kwaliteitsconcepten bedient Dumeco uiteenlopende marktsegmenten in
retail, industrie enfoodservice.

dumeco

Voor de afdeling Kwaliteit en Milieu van Dumeco zijn wij op zoek naar kandidaten voor de functie van:

Dierenarts (m/v)

De afdeling Kwaliteit en Milieu opereert vanuit Boxtel.
De afdeling draagt onder andere zorg voor:

Functie

Binnen de afdeling voert u een aantal taken uit op het terrein van de beheersing van voedselveiligheid en dierziekten.
U werkt projectmatig, onder de directe aansturing van het hoofd van de afdeling. U stemt uw werkzaamheden af
met de groepen die verantwoordelijk zijn voor het operationele proces. Zelfstandige analyse van data (eigen data,
literatuur en andere gegevens), ontwerp van beheerssystemen, begeleiding van innovatietrajecten, auditing en rap-
portage zijn de belangrijkste elementen van uw werkzaamheden. Een belangrijk onderdeel is de implementatie
van de nieuwe Hygiëneverordeningen van de EU en de daarmee samenhangende wijzigingen in kwaliteitsborging.
Tevens bent u intensief betrokken bij de ontwikkeling van \'early-warning programma\'s diergezondheid\', in samen-
werking met moederbedrijf Sovion.

Profiel

U bent dierenarts met een goede kennis van de keten van dierlijke productie (waaronder varkensvlees) en met
affiniteit met wetenschap. Een sterke persoonlijkheid, ambitie en inlevingsvermogen in de interne en externe
doelgroepen van Dumeco zijn van essentieel belang. U kunt zich zowel schriftelijk als mondeling professioneel
uiten in meerdere talen. Van u wordt verwacht dat u stressbestendig bent en dat u beschikt over creativiteit en een
servicegerichte instelling.

Aanbod

Wij bieden u een uitdagende en verantwoordelijke functie op een werkterrein met een hoge
maatschappelijke relevantie. Dumeco kent een goed salaris, passende secundaire arbeidsvoorwaarden en
goede opleidingsmogelijkheden.

Interesse?

Sluiten uw kwaliteiten aan op deze functie en herkent u zich in onze ambitie? Richt dan uw sollicitatiebrief en
curriculum vitae vóór 10 au^stus
2005 aan Dumeco B.V., ter attentie van Irene van der Spek, Pe^O manager,
Postbus 1,
5280 AA Boxtel, bij voorkeur per e-mail: ivdspek@dumeco.com

Voor meer informatie kunt u terecht bij prof. dr. Bert Uriings, hoofd van de afdeling Kwaliteit en Milieu,
telefoonnummer 0411 - 658
555, e-mail: burlings@dumeco.com

FOOD GROUP

-ocr page 43-

OP BASIS VAN ETHYLLACTAAT MET ANTISEPTISCHE EN KERATOPLASTISCHE
EIGENSCHAPPEN VOOR DE OPPERVLAKKIGE PYODERMIE

■ De werkzaamheid van ethyllactaat is gebaseerd op de farmacologische eigenschappen van ethanol en melkzuur. Ethyllactaat
wordt op de huid en, mede door zijn goede oplosbaarheid in vet, in de haarfollikels gehydrolyseerd tot melkzuur en ethanol.

■ Ethanol vertoont een bactericide werking ten opzichte van aërobe bacteriën,
elkzuur verlaagt de zuurgraad van de huid, waardoor een bactericide effect optreedt ten opzichte van anaërobe bacteriën.

KERATOSEBORROE

DE MEESTE HUIDPROBLEMEN KUNNEN WORDEN INGEDEELD IN DRIE GROEPEN:
ALLERGIE, KERATOSEBORROE EN INFECTIE.

irbac dermatologische shampoos zijn voorzien van een A, K of I ter verduidelijking van de indicaties voor gebruik. Virbac
dermatologische shampoos zijn een effectieve, topicale aanvulling op de behandeling van diverse huidaandoeningen.

1

rm 200 ml. REG NL 5033. Doeldier: hond. Indicaties: pyotraumatische dermatitis, huidplooidermatitis, impetigo, folliculitis, chronische papulopustuleuze
rmie en als lokale behandeling van seborroe. Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen. Kanalisatie: vrij. VIrbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH
veld. Tel: 0342-427111. Fax: 0342-490164. E-mail: info@virbac.nl. www.virbac.nl

-ocr page 44-

Als Mazzel
kon praten

.ZOU hij vragen om

oJc

(seiameaiHv.)

• Omdat Stronghold® zowel volwassen
vlooien op het dier als larven en
eieren in de omgeving doodt.

• Omdat bij Stronghold® veiligheid
en doseringsgemak voorop staan.

• Omdat Stronghold® ook nog
werkzaam is tegen andere
in- en uitwendige parasieten.

• Omdat Stronghold® uitsluitend
verkocht wordt via de dierenarts.

Animal Health

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

© 2005 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

illustraties: Henk Vrieselaar

Stronghold*, werkzame stof: seiamectine • EU/2/99/014/001-006 UDA • diergeneesmiddel • doeldier: hond en kat
• indicaties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen vlooien, larven en
eieren, onderdeel van de behandelingsstrategie bij vlooien-allergie-dermatitis, behandeling van oormijt, behan-
deling van bijtende luizen, behandeling van spoelwormen
{Toxocara) en preventie van hartwormen bij hond en
kat, behandeling van intestinale haakwormen (4.
tubaeforme) bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcopfes
scabiei) bij de hond • toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg seiamectine •
contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en aan zieke katten met een naar grootte en
leeftijd te laag gewicht* bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in de
gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met lichte voorbij-
gaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter

Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 45-

Diergeneesku

Deel 130 • Aflevering 14-15 • 15 juli/i augustus 2005

Assessing the repeatability and reproducibility of the Leg
Score: a Dutch Claw Health Scoring System for dairy cattle

Voedselschandalen, risicocommunicatie en vertrouwen

WSAVA 2005, Mexico City: een verslag

International Symposium on Ectoparasites of Pets

Dierenarts: een mooi, maar veeleisend beroep

Verduidelijking \'tussenstand\' nieuwe kwaliteitsbeleid

Goodwill: signalen uit het veld

KNMvD

koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Uitslag clusterkeuze

-ocr page 46-

Met Aurizon® betekent efficiëntie in otitis ook een
snelle verlichting van de pijn.

"Berny-Stozzu F. and al.: Efficacy of a marbofloxocin auriculalr suspension, Aurizon^ in the treatment
of acute external otitis in dogs, BSAVA Congress, Birmingf)om, 04/01"

Een belangrijke reden om uw gebruikelijke behandeling tegen
otitis te herzien. Want Aurizon® staat u toe onfi uw patiënten een
uitermate hoge kans op genezing te bieden, in combinatie met
het gemak van een éénmalige toediening per dag en een zeer

snelle pijnverlichting.

Aurizon® Snel resultaat en slechts eenmaal per dag

AURIZON, suspensie, ootdtuppels, marbofioxacine, clotrimazole, dexamethasone. Samenstelling per ml; marbolloxacine 3 mg, clotrimazole 10 mg, dexamethasone (als acetaat), 0,9 mg. Eigenschappen:
Oit product is een combinatie van drie actieve bestanddelen: Marbolloxacine, een bactericide antimicrobieel middel met een zeer breed werkingsspecttum tegen Gram-positieve bacteriën (in het bijzondel
Staphylococcus inlermedius) en Gram-negalieve bacteriën (Pseudomonas aeruginosa, Escherichia coli en Proteus mirabilis); Clotrimazole, een aniimycoticum, met een breed werkingsspectrum dat in hel
bijzonder bedoeld is voor Malassezia pachydermatis; Dexamethasonacetaat met een anti-inllammatoire en jeukstillende werking.
Doeldier: Hond. Indicaties: Behandeling van otitis externa veroorzaakt dool
zowel bacteriën als schimmels - respectievelijk bacteriën gevoelig voor marbofioxacine en schimmels (vooral Malassezia pachydermatis) gevoelig voor clomitrazoie. Het product dient gebruikt te worden
op basis van gevoeligheidstesten.
Contra-indicaties: Niet toedienen aan honden met een perforatie van het trommelvlies. Niet toedienen aan honden met een bekende overgevoeligheid voor een van de
componenten. Niet toedienen aan drachtige of lacterende teven.
Bijwerkingen: De normaal optredende bijwerkingen bij gebruik van corticosteroïden kunnen voorkomen (veranderingen van de biochemische en
hematologische parameters, zoals toename van alkalische losfatase en aminotransferase, enige neutrofilie). Langdurig en intensief gebruik van topicale corticosteroïdpreparaten kan locale en algemene effecter
veroorzaken, zoals onderdrukking van de bijnierfunctie, dunner worden van de huid en vertraagde wondgenezing.
Dosering en toedieningsweg: Goed schudden voor gebruik. Een maal per dag 10 druppel:
in het oor, gedurende 7 tot 14 dagen. Na 7 dagen behandelen, dient de dierenarts de noodzaak om de behandeling met nog een week te verlengen, te beoordelen. Een druppel van dit preparaat bevat 71 p(
marbofioxacine, 237 pg clotrimazol en 23,7pg dexamethasonacetaat. Na toediening kan de basis van het oor kort en voorzichtig gemasseerd worden om het preparaat in de diepere delen van de gehoorganr
te laten doordringen. Als het product bestemd is voor gebruik bij meerdere honden, één buisje per hond gebruiken.
Wachttijd: Niet van toepassing. Registratiehouder:VétoquinorB.v. - Postbus 3191 - 5203 0(

\'s-Hertogenbosch. Registratienummer: REG Nl 10277. Kanalisatiestatus: UDA . Verdere informatie op aanvraag beschikbaar

-ocr page 47-

T JVIL

Diergeneesl^S^^I^

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 14\'^ 5
15 juli/i augustus 2005

Inhoud

Cover: (links) Rieks Eggens en (rechts) Johanne ten Bouwhuis

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Assessing the repeatability and reproducibility of the Leg Score: a Dutch Claw Health Scoring
System for dairy cattle; M.
Holzhauer, H. Middelesch, C.J.M. Bartels, K. FrankenaJ. Verhoeff,
E.N. Noordhuizen-Stassen, andJ.P.T.M. Noordhuizen

Veterinair tuchtrecht

Diagnosticus in hart en nieren; I. Boissevain
\'Buta\' wel of niet toegestaan?; /. Boissevain

Berichten en verslagen

WSAVA 2005, Mexico City: een verslag; 6. de Leeuw

International Symposium on Ectoparasites of Pets (ISEP); P.A.M. Overgaauw

Voedselschandalen, risicocommunicatie en vertrouwen; M. De Rosa

ADHD-type honden gezocht; M.B.H. Schilder

Gezondheid huisdier belangrijker dan vakantie

Website Belangenvereniging Practici Werkgevers

"Iets goeds voor dieren"; T. Senders

Interview

Dierenarts: een mooi, maar veeleisend beroep; S. den Broeder

Congressen en cursussen

Masterclass \'De kunst van de reiger\'
Vedias Najaarsdag 2005

Oudleden/reünisten van het Veterinair Dispuut Unitas opgelet
Symposium dc Tweede Lijn

Vraag en antwoord

439

Wetenschap

440

444

445

Actua

446
448

451

455
455

455

456

457

459
459

459

460

460

-ocr page 48-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. E. Teske

Dr.J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen (penningmeester)

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Mierl (Utrecht)
Prof dr J.PTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«}knmvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3gc)oGE Houten
Telefoon (o;^o) 6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringele.stijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niel-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD, De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

In memoriam

Prof. dr. D. Swierstra; W. l-iendrikx, I. Ooms-Siebenga en G.F. de Boer

Maatschappijnieuws

Verduidelijking \'tussenstand\' nieuwe kwaliteitsbeleid; W. fan den Ekker
Goodwill: signalen uit het veld; V. Roelvink
Uitslag clusterkeuze

JC-nieuws

Heeft het KNMvD-jaarcongres toegevoegde waarde?; S. Umans
Bulletin B&B

Bestuur en Bureau nummer 6, juni 2005

Personalia
ubilea

Doorlopende agenda
Deadline

461

462
465
465

464

466

466
468
468
470

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam(tcl. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Original article

Assessing the repeatability and reproducibility of the Leg Score: a Dutch Claw Health
Scoring System for dairy cattle; M.
Holzhauer, H. Middelesch, C.j.M. Bartels,
K. FrankenaJ. Verhoeff, E.N. Noordhuizen-Stassen, andj.P.T.M. Noordhuizen

440

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap pen
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

\\erk)aring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auleur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 49-

Uit
de

hoofdredactie

Klinische diagnostiek, ziekteleer, klinische lessen en farmacotherapie zijn allemaal vakken welke in
onze opleiding een prominente plaats hebben gekregen. Terecht is hier veel aandacht naartoe ge-
gaan. Daarnaast is Evidence Based Medicine misschien een moderne term die tijdens de opleiding
van de meeste van ons niet is gevallen, de inhoud hiervan werd echter wel onderwezen. Tevens kan
het onderwerp niemand die het Tijdschrift voor Diergeneeskunde ook maar af en toe doorbladert
zijn ontgaan. Desondanks kun je als opleider moedeloos worden als je de verslagen over het veteri-
nair tuchtrecht leest. Ook dit keer weer. Het zonder nadere diagnostiek stellen van de meest
vreemde diagnoses, en het klakkeloos voorschrijven van niet geïndiceerde, of soms zelfs nooit geë-
valueerde, therapieën wordt ook nu weer aan de kaak gesteld, je vraagt je af of diergeneeskunde in-
derdaad wel een academische studie is of slechts een soort cursus waarbij kritisch en logisch naden-
ken geen vereisten zijn. Als universitair hoofddocent op onze faculteit weet ik dat dit laatste niet het
geval is. Waar is het dan misgegaan? Talrijke PAOD-cursussen, cursussen verzorgd door industrie
en specialisten centra, congressen, het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en het Diergeneeskundig
Memorandum zouden er toch garant voor moeten kunnen staan dat de dierenarts bij blijft met zijn
vakgebied. De structuur ligt erin principe. Het nieuwe kwaliteitsbeleid van de KNMvD, welke veel
discussies binnen onze beroepsgroep heeft gegeven, kan een zeer belangrijke rol gaan spelen. Vooral
de diersoortspecifieke erkenningen, gekoppeld aan kwaliteitseisen, inclusief verplichte nascholing,
kan naar het publiek duidelijkheid geven van het niveau van diergeneeskundige hulp. Het is te
hopen dat deze structuur nu breed gedragen zal gaan worden door de leden van de KNMvD.

Een andere, veel kleinere discussie heeft zich heeft afgespeeld binnen de redactie van het Tijdschrift.
Zonder nu op veel details in te gaan, u zult ongetwijfeld later uitgebreid worden geïnformeerd, was
het centrale punt de verantwoordelijkheid voor de wetenschappelijke en andere vakinhoudelijke in-
houd van het blad. Het bestuur heeft besloten de bureauredactie van TvD te verzwaren en een
eindredacteur te benoemen. De huidige hoofdredactie is uitgenodigd verder te gaan als weten-
schappelijke redactie en de verantwoordelijkheid te dragen voor de wetenschappelijke en in het
algemeen veterinaire inhoud. De wetenschappelijke redactie zal ook de gehele inhoud van TvD
toetsen op hoofdlijnen.

Uiteraard zullen eindredactie en hoofdredactie nauw samenwerken.

De leden van de eindredactie zijn medewerkers van het bureau; de leden van de wetenschappelijke
redactie worden gekozen door de algemene vergadering. Beide soorten redacteur leggen verant-
woording af aan het bestuur.

Hiermee hopen wij dat er een goed en interessant Tijdschrift voor u blijf.

Erik Teske

Diergenees

-ocr page 50-

Wetenschap

Assessing the repeatability and reproducibility of the Leg Score:
a Dutch Claw Health Scoring System for dairy cattle

M. Holzhauer\'\'\\ H. Micldelesch\\ CJ.M. Bartels, K. Frankena^J. Verhoeff\\ E.N. Noordhuizen-Stassen^, andJ.P.T.M. Noordhuizen^

Tijdschr Dierger\\eeskd 2005; 130; 440-3

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Ter bepaling van het optimale moment van koppelbe-
kappen bij melkkoeien wordt gebruikgemaakt van de
exo-rotatie van de achterbenen ten opzichte van de wer-
velkolom. Bij deze pootscore worden drie gradaties aan-
gehouden, te weten: score 1 (= goed/normaal), score 2 (=
gering afwijkend) en score 3 (= ernstig afwijkend). In
deze studie is gekeken naar de herhaalbaarheid van de
pootscore binnen dezelfde persoon en tussen personen
en het daarvan afgeleide advies om al dan niet de achter-
klauwen van de melkkoeien te laten bekappen.
De herhaalbaarheid binnen dezelfde persoon werd be-
paald op basis van een herhaalde score door dezelfde elf
waarnemers bij 52 melkkoeien; de kappa-waarde vari-
eerde hierbij van 0.17-0.66 (gemiddeld: 0.36). De kans
op een gelijke uitkomst tussen beide waarnemingen van
dezelfde persoon varieerde van 0.49-0.80 (gemiddeld:
0.61).

Het afgeleide advies, om het koppel te bekappen (geba-
seerd op een percentage van minstens twintig procent
dieren met een score 3) varieerde enorm. Wanneer de
verschillende scoringspercentages met elkaar vergele-
ken worden, dan adviseerden drie van de elf waarne-
mers bij herhaling om het koppel te bekappen (>20%
dieren met een score 3) en zes om niet op korte termijn
de koppel te bekappen. Twee waarnemers adviseerden
inconsistent.

De herhaalbaarheid tussen personen was gebaseerd op
gegevens van de pootscore van acht waarnemers op twee
bedrijven met respectievelijk 62 en vijftig melkkoeien,
waarbij beide bedrijven na elkaar op dezelfde dag zijn
bezocht. De gemiddelde kappa-waarde van de poots-
core, bepaald voor alle mogelijke combinaties van waar-
nemers (A-B, A-C, etcetera), was 0.24 [-0.08-0.49j.
Conclusie: op basis van bovenstaande bevindingen is de
pootscore thans geen betrouwbare methode ter bepaling
van het optimale moment van koppelbekappen van
melkkoeien. De redenen van de geconstateerde incon-
sistentie van waarnemingen zal nader moeten worden
onderzocht.

GD Lid., PO. Box 9, 7400AA Deventer, the Netherlands.

Group Veterinary Quantitative Epidemiology, Wageningen University, Wageningen.
Department of Farm Animal Health, Faculty of Veterinary Medicine of Utrecht
University, the Netherlands.

Correspondence to: Menno Holzhauer, GD Ltd., P.O. Box 9, 7400 AA Deventer the
Netherlands. E-mail: m.holzhauer@gdvdieren.nl

Summary

The optimal moment for trimming the claws of all dairy cows in a herd was
investigated by assessing the external rotation of the hind claws of indivi-
dual cows relative to the spinal column. This leg score consisted of three in-
dependent descriptors: I (good/ normal), 2 (moderately deviant), and 3 (se-
verely deviant). This study assessed the repeatability and the reproducibility
of the leg score system, and the consistency of the advice given subsequently
about trimming of the hind claws of all cows in the herd.
Repeatability was assessed for 52 cows that were scored twice on the same
day by 11 observers: the kappa value ranged from 0.17 to 0.66 (mean:
0.36). The probability of the same result for both assessments ranged from
0.49 to 0.80 (mean: 0.61). Claw trimming was advised if at least 20% of the
cows had a leg score of 3. On the basis of the .scores, 3 observers con-
sistently advised trimming of the hind claws ofall the cows in the herd, and 6
observers consistently advised against the need for trimming in the short
term: 2 observers had an inconsistent advice.

The reproducibility of the scoring system was assessed in two dairy herds
(62 and 50 cows). Eight observers evaluated the leg score of the cows of
both herds on the same day. The mean kappa value of the teg score for all
pairs of different observers (A-B,A-C etcetera) was 0.24 [-0.08-0.49],
In conclusion, the leg score is not a reliable methodfor determining the op-
timal moment for claw trimming in dairy cattle. The reasons for the incon-
sistent observations require further investigation.

Introduction

Claw disorders are becoming more common (7, 8, 18, 19).
Lameness is a sign of poor welfare in dairy cattle (27) and
has a significant economic impact because of lower milk
production (11,22,29), premature involuntary culling, treat-
ment costs, and other related economic losses (1, 10, 13).
Regular claw trimming of all dairy cows is advised to keep
hooves in optimal condition and to reduce episodes of lame-
ness and the associated economic loss (11). In the
Netherlands, in about 60% of dairy herds the hooves of cows
are trimmed at least once a year, often on the same day, usu-
ally at the end of the housing and/or the grazing periods.
Although most claw disorders are multi-factorial in origin,
e.g. depending on month of calving, month of trimming, and
presence or absence of other claw disorders (6,20), this stra-
tegy may be preferred for the treatment of infectious claw
diseases such as Interdigital Dermatitis/Heel Horn Erosion
(IDHE) and Digital Dermatitis, especially in combination
with claw disinfection (21).

Van Amerongen and colleagues developed a leg scoring
system to assist decision-making regarding the optimal time
for claw trimming in a herd (2). The scoring system is based
on the exorotation of the hoof and leg and how these change
in relation to claw disorders. The outer hind claw is com-
monly higher than the inner claw, leading to claw overload
and stimulation of horn growth. In addition, the presence of
IDHE complex results in an increased size of bulb area of the
outer hind claw, whereby the sole of the claw enlarges over
time after trimming, forcing the hock inside and the claws
outside (bottom-width) (20, 25). This diminished surface
area of the sole, and especially of the outer claw, increases

-ocr page 51-

pressure on the sole, increasing the risk of sole haemor-
rhages and sole ulcers (24). In this case, exorotation of the
claws of the hind legs is
specifically related to the severity of
the IDHE-complex. Like other scoring systems, such as the
Body Condition Score (BCS) and teat-end callosity score,
the leg score is preferably assessed monthly, as a manage-
ment tool for claw health assessment by the herds\' bovine
practitioner (4, 14). Under normal circumstances (e.g. 1-2
months after claw trimming and good claw condition), a
60% of the cows have a score of 1 (good), < 30% a score of 2
(moderately deviant), and < 10% a score of 3 (poor) (2). A
clear shift towards a greater proportion of cows with scores
of 2 and 3 is an indication that hoof health has deteriorated
and that claw trimming should be performed in the short
term (2). Several locomotion-scoring systems have been de-
veloped to identify and quantify the severity of lameness in
cattle as a reflection to the cows\' claw condition (12, 22, 26,
28). These scoring systems require each cow walk 4-5 steps
on a flat floor. However, these systems are considered time
consuming and therefore expensive and so hardly ever used
in bovine practice in the Netherlands. Dutch bovine practiti-
oners consider the leg score to be a practical instrument,
whereby under normal circumstances 60 cows can be evalu-
ated in about 15-20 minutes, at the same time as the BCS is
assessed.

The present study investigated the repeatability (intra-obser-
ver variation when scoring the same animals) and the repro-
ducibility (inter-observer variation when scoring the same
animals) of the leg score of individual cows and assessed the
consistency of advice given about herd claw trimming.

Material and methods

Leg score:

Wetenschap

The leg score is a 3-point scoring system describing the an-
gle between imaginary lines, one running cranio-caudally
along to the length of the spinal column and the other run-
ning through the interdigital space of the hind claws. The an-
gle is measured by observing the standing cow from behind
at a distance of 0.8-1 m. The leg score is the sum of the two
angles between the spinal column and the interdigital space
of both hind legs, divided by two. If the angle is s 17° the
score is 1, an angle > 17° and < 24° results in the score 2, and
an angle > 24° results in a score 3 (see also figure 1).
Clinically lame cattle have a score of 3 (2).

24° 17° 0 17° 24°

A chart indicating the cut-off angles of 17° and 24° is used
as a tool for consistent scoring of the mentioned right ang-
les.

Experiment I: repeatability

Animals and data collection

Leg scores for 52 dairy cows on one farm were scored twice,
4 months after the hooves were trimmed, with the cattle
standing on a slatted floor and locked at the feed rack. The
first author and nine trained veterinary surgeons from the
Ambulatory Clinic and one trained student assessed the leg
scores. Then the cows were repositioned at random in the
same area, and the scores were assessed again.
The percentage of animals with a specific score was de-
termined and used as an indication of whether the hind
claws of all the dairy cows should be trimmed or not. The
cut-otf value for the advice to have the herd trimmed was set
at score 3a 20% (Van Amerongen, unpublished data), but
other cut-off values (score 3 in & 30% of cows and score 3 in
a 40% of cows) were also used.

Statistical analysis

The repeatability was assessed by the xtlogit procedure of
STATA (23). At a cow-level the absolute difference in dupli-
cate leg scores was calculated. This difference was reduced
to one dependent variable y: y = 0 if the absolute difference
was null and y = 1 if the absolute difference was 1 or 2 (bi-
nominal distribution). The probability (p) of y = 0 was esti-
mated taking into account a random cow effect and a fixed
observer effect.

The kappa value was estimated for each observer, indicating
the level of agreement between each observer\'s score, based
on a 3x3 table. If kappa = 0 there was no agreement, if kappa
= 1 there was a perfect agreement. For practical use, values
between 0.4 and 0.5 are interpreted as moderate, 0.5 - 0.6 as
sufficient, and 0.6 - 0.8 as good (15).

Experiment II: the reproducibility.

Animals and data collection

The leg scores for 62 and 50 Holstein-Friesian dairy cows
from two herds were assessed twice (farm A and farm B), 3
months after claw trimming. Eight trained observers (six
veterinary surgeons and two trained students) scored the
cattle while the animals stood on a slatted floor and chained
to the feed rack. Then the cows were repositioned at random
in the same area, and the scores were assessed again.

Statistical analysis

The reproducibility was estimated by kappa values (15),
which were calculated from 3x3 tables for each pair of ob-
servers (A-B; A-C; A-D; etcetera and B-C; B-D; B-E; etce-
tera).

Results

Experiment I: the repeatability

Repeatability was calculated on the basis of data for 11 ob-
servers and 52 cows (data were lost because not all cows
could be evaluated or because of incomplete data registra-
tion). The estimated kappa values of the leg score and the
number of animals observed are presented in table 1. Intra-
observer agreement was poor for 7 observers, moderate for
2, sufficient for 1, and good for 1.

-ocr page 52-

Table 1. Repeatability ofthe estimated leg score of dai^ cows, for ii different observers.

Obsener

Number of
observed cows

Kappa value

Agreement

1

43

0.26

poor

2

46

0.18

poor

3

43

0.66

good

4

43

0.28

poor

5

45

0.39

poor

6

43

0.17

poor

7

42

0.51

sufTicient

8

41

0.41

moderate

9

43

0.33

poor

10

40

0.43

moderate

11

45

0.37

poor

The probability of an observer iiaving two identical scores is
given in table 2 (range 0.49-0.80).

Table 2. The probability ofan identical score Qn average, the probability
within duplicates for S2 cows observed. c % ■

^ ^ of having the same score

was 0.61.

Observer

Probability

1

0.53

2

0.52

3

0.80

4

0.54

5

0.60

6

049

7

0.70

8

0.66

9

0.63

10

0.65

11

0.60

Experiment II: the reproducibility.

Eight observers scored 62 and 50 dairy cows on farm A and
farm B, respectively data were lost because not all cows
could be evaluated or because of incomplete data registra-
tion. The resulting mean kappa value was 0.24 [range: -0.08
-0.49].

On farm A, 9.1 % of the cows had the same scores, 61.8% had
scores that differed by 1 point, and 29.1% had scores that dif-
fered by 2 points. On farm B this was 10.9%, 54.3%, and
34.8% respectively.

On a herd basis, the derived
advice for claw trimming (if
leg score 3 a 20%) was con-
sistent for 3 of 11 observers.
The advice not to have the
dairy cows trimmed was con-
sistent for 6 of 11 observers.
The advice was not con-
sistent for 2 observers. If a
cut-ofif value for trimming of
30% of cows with a leg score
of 3 was used the advice to
have the dairy cows trimmed
was consistent for 1 out of 11
observers and the other ob-
servers were consistent in ad-
vising not to have the claws
trimmed. Only when the cut-
off value was & 40% of cattle
with a leg score of 3, the ad-
vice not to trim the claws was
unanimous.

Wetenschap

Discussion

The objective of this study was to estimate the repeatability
and the reproducibility of the leg score, to assess the validity
of an instrument for determining the optimal moment for
herd claw trimming. On the basis of the estimated kappa
values, we conclude that the repeatability of this method is
not sufficient. This is also reflected by a mean probability of
the same score of 0.61 (Table 2). The reason for this incon-
sistency could be related to \'stretching\' forwards or abduc-
tion to reduce the weight carried by the diseased digit with-
out the limb being lifted (16) or and subjectivity in
observations. Other reasons for differences in leg position
may be differences in udder size, stage of pregnancy, hind
leg muscle tone, and the period of standing on slatted floors
at the feed rack (which varied from 10-90 min), between the
different observation moments. The probability of awarding
the same score needs to be improved to increase the validity
of this scoring system.

On the basis of the critical leg scores (cut-off value score 3 a
20%), the advice given regarding the need for claw trimming
was not consistent, not only between observers, but also
within some observers. This advice was only consistent
when a cut-off value of score 3 in a 40% of cows was used.
This suggests that the cut-off value should be re-evaluated,
and further investigation based on more clinical observa-
tions is advisable to gain more insight into the leg score after
repositioning of the cows. With the existing cut-off values,
we have to conclude that this instrument is not a suitable ba-
sis for to advise herdsmen about the need for claw trimming.
The reproducibility of the leg score was also not sufficient.
Special attention has to be paid to why the scores of different
observers differed so much (by 2 points). Is this variation due
to observer perception or to variation in the exorotation of
the hind legs at different
iTioments? Variation in exorotation
can be investigated simply by asking different observers to
score the same cows at exactly the same moment. Repeated
measurements (e.g. 9-10 x) on a limited number of animals
(5-10) may give further insight into the repeatability of this
instrument. The possible influence of parity and stage of lac-
tation should be investigated.

The results of our study are comparable with another Danish
study ( 17), who found an average kappa of 0.28 for three
people who used a 4-point lameness score to evaluate cattle
on three dairy farms. Other hoof characteristics, such as
angles formed by the lines dewclaw to hock and hip to hock,
also showed a low correlation because of the review criteria
for such parameters and the large inter-observer variation (3,
9). In the study of Boisot
etal. (3), the repeatability of objec-
tive measurements (length and angles) for the rear legs of
dairy cows was estimated to find out whether higher repeata-
bility estimates could be obtained than with the correspon-
ding linear score. The results indicate that intra-observer
variation was inconsistent.

More research is needed to improve the leg score. For in-
stance, the empirically chosen angles of 17° and 24° should
be re-evaluated, and the relationship between the severity of
the IDHE complex or other claw disorders and the con-
sistency of the exorotation and the intra-observer variation
should be investigated, as well as possible improvements.

-ocr page 53-

Does the type of floor or the duration of standing at the feed
racl< influence the repeatability of scoring? The scoring
system may be improved by using different cut-off values.
Other options are to use the locomotion score described by
Sprecher
et al. (22), or to record locomotion with pedo-
meters or/and other electronic recording systems, such as
pressure plates as described by Dyer
etal. (5).
Because of the importance of healthy claws to animal wel-
fare, and the fact that claws need to be trimmed at an optimal
moment (i.e. before showing lesions), other criteria for advi-
sing when claw trimming should occur are needed. In addi-
tion to claw-trimming twice a year, an alternative strategy
could be the trimming of heifers before introduction to the
lactating herd, trimming based on recorded findings of the
prior trimming, and trimming of all cows at the beginning of
the dry-off period. The latter would mean that the claws are
in optimal condition at the moment of calving. Given the
high prevalence of IDHE complex in the Netherlands, im-
provement of management practices, such as hoof bathing
and better hygiene (to decrease infection pressure), will be
more effective in reducing the prevalence of IDHE complex
than trimming the claws of all the cows in a herd.
We conclude that, in its current form, the leg score is not suit-
able as a practical instrument for assessing the optimal mo-
ment for herd claw trimming because its repeatability and re-
producibility are insufficient. The leg score needs to be
improved further before it can be used in daily practice.

Acknowledgements

We are very grateful for the co-operation of the farmer Jan van\'t Schip and
staff of The Tolakker Teaching Farm for their co-operation and for the vete-
rinarians of the Ambulatory Clinic of the Large Animal Science Department
of the Veterinary Faculty in Utrecht. We also thank drs. C.A. Hoek for her
critical comment on this manuscript.

Literature

1. Barkema HW, Westrik JD, Keulen KAS van, Schukkcn YH, and Brand
A. The effects of lameness on reproductive performance, milk produc-
tion and culling in Dutch dairy farms. Prev Vet Med 1994; 20: 249-
259.

2. Bulgarelli-Jimenez G, Dercks K, Amerongen J van, Schukkcn YH.
and Nieien M van. A Hind feet position scoring-sy,stem to monitor
subclinical lameness in Dutch Holstein-Friesian cows. Proc. 9th int.
Symp. on Disorders of the Ruminant Digit, Jerusalem, 1996: 25

3. Boisot PO, Rodriguez-Zas SL, and Shanks RD. Repeatability of objec-
tive measurements on the rear legs of dairy cows. J of Dairy Science
2002:85:2344-2351.

4. Brand A, Noordhuizen JPTM, and Schukken YH. Herd health and pro-
duction management in dairy practice. Wageningen Academic
Publishers. Wageningen. 1996. Chapter 7 part 1.

5. Dyer RM, Rajkondawar PG, Neerchal NK,Tasch U, Lefcourt AM, and
Varner MA. The role of lesion and gait analyses in models of bovine la-
meness. Proc. of 13th Int. Symp. of Lameness in Ruminants, 2004.
Maribor, Slovenia. 2004: 76-77.

6. Enevoldsen C, Grohn YT, and Thysen L Heel erosion and other interdi-
gital disorders in dairy cows: associations with season, cow characte-
ristics, disease and production. J. of Dairy Science 1991:74: 1299-
1309.

7. Esslemont RJ, and Spincer 1. The incidence and costs of the diseases in

Wetenschap

dairy herds. DAISY, Department Agricultural University Reading,
UK.1993: 2-58.

8. Frankena K, Stassen EN, Noordhuizen J, Goelema JO, Schipper J,
Smelt H, and Romkema H. Prevalence of lameness and risk indicators
of dermatitis digitalis during pasturing and housing of dairy cattle.
Proc. Annual Symp. Society for Veterinary Epidemiology and Prev
Med, London, 1991: 107-118.

9. Gengler N, Wiggans GR, Wright JR, Norman HD. and Wolfe CW.
Estimations of (co) variances components for Jersey type traits using
repeatability model. J. of Dairy Science. 1997:80: 1801-1806.

10. Gomez F, Boer H de, and Eerdenburg FJCM van. Relationship be-
tween mild lameness and expression of oestrus in dairy cattle. Vet Ree
2003; 152:403-404.

11. Green LE, Hedges VJ, Schukken YH, Blowey RW, and Packington AJ.
The impact of clinical lameness on the milk yield of dairy cows. J. of
Dairy Science 2002; 85: 2250-2256.

12. Mason FJ, and Leaver JD. The influence of concentrate amount on lo-
comotion and clinical lameness in dairy cattle. Animal Production
1988; 47: 185-190.

13. Melendez P. Bartolome J, Archbald JF, and Donovan A. The associa-
tion between lameness, ovarian cysts and fertility in lactating dairy
cows. Theriogenology 2002; 59: 927-937.

14. Neijenhuis F, Barkema HW, Hogeveen H, and Noordhuizen JP
Relationship between teat-end callosity and occurrence of clinical
mastitis. J. of Dairy Science. 2001; 84: 2664-2672.

15. Noordhuizen JPTM, Frankena K, Hoofd CM van der, and Graat EAM.
Application of Quantitative Methods in Veterinary Epidemiology.
Wageningen Academic Publishers, Wageningen, 2002.

16. O\'Callaghan K. Lameness and associated pain in cattle-challenging
traditional perceptions. In Practice. 2002; 24: 212-219.

17. Pedcrsen KB, Bonde M, and Fossing C. Can different observers relia-
bly assess lameness in dairy cows. Proc. of the 13th Int. Symp. of
Lameness in Ruminants, Maribor (Slovenia), 2004: 119.

18. Russel AM, Rowlands GJ, Shaw SR, and Weaver AD. Survey of lame-
ness in British dairy cattle. Vet Ree 1982; 111: 155-160.

19. Somers JGJC, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN, and Metz JHM.
Prevalence of claw disorders in Dutch dairy cows exposed to several
floor systems. J. of Dairy Science. 2003; 86: 2082-2093.

20. Somers JGCJ, Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN, and Metz JHM.
Risk factors for Interdigital Dermatitis and Heel Erosion in dairy cows
Kept in Cubicle Houses in the Netherlands. In Somers Joan. Claw dis-
orders and disturbed locomotion in dairy cows: the effect of floor
systems and implications for animal welfare. PhD-thesis, Utrecht
University, the Netherlands, 2004: C:hapter 4. Somers JGCJ, Schouten
WGR Frankena K, Noordhuizen-Stassen EN and Metz JHM.
Development of Claw Traits and Claw Lesions in Dairy Cows Kept on
DitTerent Floor Systems. J. of Dairy Sciencc. 2005; 88: 110-120.

21. Sprecher DJ, Hostetier DE, and Kaneene, JB. A lameness scoring
system that uses posture and gait to predict dairy cattle reproductive
performance. Theriogenology 1997; 47: 1179-1 187.

22. StataCorp. Stat Statatistical Software: Release 8.0 (2003). College
Station,TX: Stata Corporation.

23. Tol PPJ van der. Beek van der SS, Metz, JHM, Noordhuizen-Stassen
EN, Back W, Braam CR, and Weys WA. The effect of preventive trim-
ming on weight bearing and force balance on the claws of dairy cattle.
J of Dairy Sei 2004; 87: 1732-1738.

24. Toussaint Raven E, and Cornelisse JL. The specific, contagious in-
flammation of the interdigital skin in cattle. Vet Med Review 1971;
2/3:223-47.

25. Tranter WP and Morris RS. A case study of lameness in three dairy
herds. New Zealand Vet J 1991; 39: 88-96.

26. Whay HR, Waterman AE, and Webster JF. Associations between loco-
motion, claw lesions and nociceptive threshold in dairy heifers during
the peri-partum period. Vet J 1997; 154: 155-161.

27. Whay HR. Locomotion scoring and lameness detection in dairy cattle.
In Practice 2002:444-449.

28. Whitaker DA, Kelly JM, and Smith S. Disposal and disease rates in
340 British dairy herds. Vet Ree 2000; 146: 363-367.

-ocr page 54-

je kunt je verbazen als je bij een dieren-
programma op de televisie een dieren-
arts ziet langskomen die op basis van
een buikpalpatie overtuigd is van een
blindedarmtumor bij een kat (en het
dier op grond daarvan adviseert te la-
ten inslapen). Vooruit, het is maar tele-
visie, de werkelijkheid ziet er natuurlijk
anders uit. Toch?

Vingertoppengevoel

Twee katten van een jaar of tien, Tom en Trijntje, lijken niet
meer helemaal fit, en komen bij de dierenarts voor onder-
zoek. Deze dierenarts neemt zijn fingerspitzengefühl erg let-
tedijk, en knijpt beide katten hard in de nieren. Op basis van
deze bevindingen stelt hij bij allebei de dieren een nier-
afwijking vast. Berlijns blauw is volgens hem het
aangewezen middel om dit te behandelen.
Enkele maanden later constateert hij via
zijn oren (per phonendoscoop) bij beide
katten een hartafwijking. Welk type
hartafwijking blijft onbekend, maar
gelukkig weet deze dierenarts dat
hartafwijkingen bij de kat stan-
daard te verhelpen zijn met
Digoxine. Of toch niet....?

Digoxine en diagnose

Tom wordt namelijk niet alleen niet
erg beter, maar verliest ook nog zijn
eetlust. De dierenarts \'speelt\' nog wat
met de hoeveelheid Digoxine, en ~
schrijft Eczederm voor om de eetlust te
bevorderen. Het helpt een beetje, maar Tom
blijft erg lusteloos, en de eigenaar wurmt er da-
gelijks met de grootst mogelijke moeite wat brokjes
van het voorgeschreven blaasdieet in. Uiteindelijk vraagt de
eigenaar om te worden doorverwezen naar Utrecht. Daar
blijkt inderdaad een hartafwijking, alleen betrof dit hypertro-
fische cardiomyopathie, en volgens de behandelend specia-
list is het aangewezen middel hiervoor Atenolol, terwijl voor
Digoxine een contra-indicatie bestaat. (HCM is op dit mo-
ment veruit de meest voorkomende hartaandoening bij de
kat. (red))

Ziek in harten nieren?

Was Trijntje nu gezond gebleven of geworden, dan was de
frustratie van de eigenaar misschien met een sisser afgelopen.
Trijntje wordt echter een halfjaar lang voor zowel een nieraf-
wijking als een hartaandoening behandeld met Berlijns
blauw en Digoxine. Nadat Tom in Utrecht is geweest, waar de
eigenaar voor het eerst hoort dat hij al een tijd het verkeerde
middel kreeg, wordt bij de eigenaar het wantrouwen tegen
zijn dierenarts gewekt. Hij wendt zich tot iemand anders, die
grondig onderzoek verricht maar geen afwijking aan hart en
nieren van Trijntje kan ontdekken. Kort daarna blijkt wel dat
deze kat een enorme tumor heeft, die verkleefd is met dar-
men, nieren en slagader, en die het einde betekent van de ne-
gen levens van Trijntje.

Veterinai
tuchtrech

Ondermaats onderzoek

Het Tuchtcollege valt vooral over het gebrek aan onderzoek
door de dierenarts. Palpatie van de nierstreek is misschien
een aardig begin, maar volstrekt onvoldoende voor een juiste
diagnose en een daarop gebaseerde therapie. Dat geldt des te
meer als de behandeling wordt voortgezet omdat de klachten
aanhouden.

De dierenarts verweert zich, want hij heeft tussentijds wel de-
gelijk een keer bloedonderzoek gedaan. Blijkbaar heeft het
Tuchtcollege daar ook niet veel vertrouwen in, want ze lopen
de resultaten nauwkeurig na, en komen dan tot de con-
clusie dat de dierenarts deze waarden verkeerd
heeft geïnterpreteerd.

Ook voor de hartafwijkingen geldt dat
het eerste algemene lichamelijk
onderzoek niet onjuist is geweest,
maar dat een ingestelde therapie
moet worden geëvalueerd als de
klachten aanhouden. Extra zuur is
daarbij dat het middel Digoxine
op basis van dit oppervlakkige
onderzoek veel te lang is voorge-
schreven. Naar het oordeel van het
Tuchtcollege mag Digoxine, wan-
neer een oordeel alleen op grond van
een anamnese, algemeen lichamelijk
onderzoek en auscultatie tot stand is ge-
komen, slechts voor korte tijd (een week of
hoogstens twee) worden toegepast. Daarna
moet de therapie worden geëvalueerd en zo nodig
bijgesteld door verder onderzoek en een meer nauwkeurige
diagnose. Volharden in een therapie zonder resultaat en zon-
der enige verdere diagnostiek was in dit geval zelfs in het na-
deel van het dier, en dat is onaanvaardbaar.

Obsolete middelen

Het gebruik van Eczederm als eetlustbevorderend middel is
veterinair volkomen onjuist.
"Dit middel heeft dermate grote
bijwerkingen, dat het gebruik ervan voor deze indicatie
(ge-
brek aan eetlust, IB)
als obsoleet moet worden beschouwd",
aldus het Tuchtcollege. Ook Berlijns blauw was misplaatst,
aangezien er geen enkele aanwijzing bestond voor de thalli-
umintoxicatie waarvoor het middel bedoeld is.

Het enige waar het Tuchtcollege in dit geval redelijk mild
over oordeelt, zijn de rommelige patiëntenkaarten. Op zich
opmerkelijk, aangezien dat zelden wordt getolereerd, maar
dat neemt niet weg dat de dierenarts vanwege zijn gebrekkige
diagnostiek en therapie een berisping krijgt opgelegd.

Diagnosticus in harten nieren

Tekst: laira Boissevain
illustratie: Henk Wieselaar

-ocr page 55-

Medicijnkastcontrole

Het begint met een controle door de AID (de Algemene
Inspectiedienst, het opsporingsorgaan van het ministerie van
LNV) in de medicijnkast van dierenartspraktijk X. In de kast
wordt een aantal niet in Nederland geregistreerde diergenees-
middelen aangetroffen, waaronder Atussin Sirop, Lobelin
Ingelheim, Bloedstimulans, Prednison capsules, Duratestond,
Ornipural, Diurizone en Diurizone Poudre. Ook vindt de AID
Buscopan Reg NL 2981, waarvan de registratie per 14 novem-
ber 2002 was verlopen.

Als de AID in de administratie duikt, blijkt deze niet geheel
vlekkeloos: zo liggen er bijvoorbeeld facturen met een \'geel-
tje\' erover, en op dat geeltje staan andere productnamen dan
op factuur stonden. Ook liggen er facturen voor diergenees-
middelen die in Nederiand niet zijn geregistreerd. Als sluit-
stuk vindt de AID visitebrieven en patiëntenkaarten, waarop
het niet in Nederland geregistreerde diergeneesmiddel Equi-
palazone staat vermeld. De zaak wordt aangekaart bij de
strafrechter, maar die wil pas uitspraak doen als binnen het
veterinair tuchtrecht is vastgesteld in hoeverre dit gedrag
laakbaar is. De klachtambtenaar gaat met de zaak aan de slag.

Wet of praktijk?

Tijdens de tuchtzaak ontkent de dierenarts niet dat hij deze
middelen (heeft) gebruikt, maar betoogt dat hij dit uitslui-
tend in het belang van de door hem behandelde dieren heeft
gedaan. Deze middelen zijn naar zijn inzicht het meest ge-
schikt, registratie of niet, en onder bepaalde omstandigheden
is het toepassen van een niet-geregistreerd diergeneesmiddel
dan gerechtvaardigd. De middelen Ornipural, Diurizone en
Diurizone poudre zegt de dierenarts uit historische overwe-
gingen in het assortiment te hebben gehouden.

Met dat laatste neemt het Tuchtcollege zeker geen genoegen:
ten eerste blijkt dat die middelen nog tot zeer kort voor de
rechtszaak door de dierenarts zijn aangeschaft, en mocht dat
voor bepaalde middelen al niet gelden, dan is de wet nu een-
maal de wet, en is het dus niet toegestaan om ze in bewaring
te houden, wat de reden daarvoor ook moge zijn.

Vrij van vrijstelling

Ook met betrekking tot het gebruiken, voorradig hebben en
verkopen van Diurizone, Diurizone Poudre en Buscopan
Reg. NL 2981 vindt het Tuchtcollege dat een dierenarts zich
in principe aan de wet moet houden, zelfs als hij meent dat
dit in strijd met het belang van het dier is. De wet biedt voor
die gevallen ook een vrijstellingsregeling, waarop de dieren-
arts uiteraard een beroep heeft gedaan. Maar is dit terecht?
Voor Diurizone en Diurizone poudre ter bestrijding van oe-
deem bestaat volgens de dierenarts geen alternatief Het
Tuchtcollege onderschrijft dat er voor die aandoening bij
paarden geen geregistreerde producten voorhanden zijn,
maar wijst de dierenarts erop dat volgens de Bijlage \'Paard\'
bij de vrijstellingregeling dan Furosemide moet worden toe-
gepast.

Voor de overige middelen wordt een deskundige van het RI-
KILT ingeschakeld. Die verklaart dat sommige middelen die
zijn aangetroffen (Bloedstimulans, Prednison capsules en
Durateston) wel kunnen voldoen aan de voorwaarden van de
vrijstellingsregeling, maar dat er voor Buscopan Reg NL
2981 een geregistreerd alternatief voorhanden was, te weten
Buscopan Reg NL 9871. De dierenarts weet echter te melden
dat dit middel destijds niet leverbaar was, waarmee het ge-
bruik van de niet-geregistreerde Buscopan gerechtvaardigd
is.

Phenylbutazon en Tuchtcollege

De discussie spitst zich toe op het al dan niet geoorloofde ge-
bruik van (middelen met) Phenylbutazon. De dierenarts is van
mening dat middelen met deze stof overal in Europa, en ook in
Nederland, op grote schaal worden gebruikt. Als voorbeeld
haalt hij de dierenartsen van de faculteit aan, die dit naar zijn
zeggen regelmatig voorschrijven. Het hoofd van de apotheek
in Utrecht wordt geraadpleegd over deze praktijken. Hij ver-
klaart dat de regels voor de toepassing van Phenylbutazon, zo-
als opgesteld door de Formulariumcommissie van dc
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, op één uitzondering
na in overeenstemming zijn met de wettelijke regeling. De uit-
zondering betreft het bepaalde in het derde lid van artikel 2
van de Vrijstellingsregeling, want de werkzame stof
Phenylbutazon komt niet voor in enig geneesmiddel dat voor
voedselproducerende dieren is geregistreerd. Er is geen MRL
vastgesteld, en ook is niet op grond van de Verordening (EEG)
nr. 2377/90 vastgesteld dat het bepalen van een MRL niet no-
dig is. Omdat in de nabije toekomst het paard als niet-voedsel-
producerend dier kan worden aangemerkt, kan gebruik van
Phenylbutazon, nadat het wettelijk verplichte beslisschema is
doorlopen worden toegestaan, mits zeker wordt gesteld dat
een met Phenylbutazon behandeld paard niet meer tot voed-
selproducerend dier wordt bestemd.

Voorwaarden

In de praktijk betekent dit dat Phenylbutazon door de facul-
teit alleen wordt gebruikt als eerst voldoende lange tijd aan-
toonbaar andere NSAID\'s zijn uitgeprobeerd. Wordt dan uit-
eindelijk Phenylbutazon gebruikt, dat wordt dit uitgewogen
in zakjes van I gram. De eigenaar krijgt een Phenylbutazon-
verklaring mee, waarin hij verklaart dat het paard niet meer
voor de voedselproductie zal worden gebruikt, en van deze
verklaringen wordt een register bijgehouden. In totaal wordt
op 3,7 procent van de behandeldagen Phenylbutazon ge-
bruikt.

Uiteindelijk zijn klachtambtenaar en Tuchtcollege het erover
eens dat onder deze condities het gebruik van Phenylbutazon
geoorloofd is. Bij deze dierenarts ligt de situatie echter an-
ders. Phenylbutazon is door hem zeer regelmatig gebruikt
voor het bestrijden van hoefbevangenheid, zonder eerst an-
dere middelen te proberen. Ook heeft hij het niet magistraal
bereid, maar het middel gewoon in het buitenland besteld. De
dierenarts werpt tegen dat hij zeker weet dat de paarden in
zijn praktijk toch niet worden opgegeten, maar dat is moeilijk
controleerbaar Gelet op de grote voorraad die in de praktijk
is aangetroffen, en op het ontbreken van melding van het ge-
bruik bij het Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen, of
administratieve verantwoording, is het Tuchtcollege van me-

\'Buta\' wel of niet toegestaan?

-ocr page 56-

ning dat hier wel degelijk sprake is van ernstig laakbaar han-
delen.

Phenylbutazon en Beroepscollege

De dierenarts gaat in beroep tegen de uitspraak, maar al zijn
argumenten worden door het Beroepscollege van de hand
gewezen. De discussie over Phenylbutazon wordt nog wat
verder uitgediept, maar ook het Beroepscollege is het niet
eens met de handelwijze van de dierenarts. Het gebruik van
Phenylbutazon is alleen toelaatbaar in een klaarblijkelijke
noodsituatie, niet als eerste keus. Mocht het gebruik van-
wege een noodsituatie al tuchtrechtelijk te verontschuldigen
zijn, dan moet er een garantie zijn dat het paard niet als
slachtdier zal worden gebruikt. In deze praktijk blijkt niet
van enige afdoende waarborg om te voorkomen dat het paard
na overlijden voor voedselproductie zou kunnen worden
aangewend, behalve de mondelinge garantie door de dieren-
arts, maar dat is onvoldoende.

Fraude?

Met betrekking tot de schaduwfacturen en de geeltjes staat
niet helemaal vast dat de dierenarts bewust heeft gefrau-
deerd, hij zegt zelf dat dit zijn enige mogelijkheid was om de
producten te bestellen, en dat hij de facturen van een ander
bedrijf heeft geaccepteerd. Tucht- en Beroepscollege laten
het aan de strafrechter over om hier een oordeel over uit te
spreken, maar gezien het geheel van gedragingen, staat het
wel vast dat de praktijken van deze dierenarts niet geheel in
overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving.

Eindoordeel

De met die gedragingen overtreden voorschriften zijn bij of
krachtens de Diergeneesmiddelenwet gegeven ter bescher-
ming van met name het belang van volksgezondheid en het
belang van kwaliteitsbewaking van de dierlijke productie en
het daarvan afhankelijke vertrouwen van de Europese consu-
ment. Dit vertrouwen staat of valt met de betrouwbaarheid
van het systeem van georganiseerde gezondheidszorg voor
dieren in Nederland en het functioneren van de dierenarts in
dit systeem. De overtreden voorschriften zijn op verschil-
lende manieren overtreden, waarmee vaststaat dat de dieren-
arts in zodanige mate te kort is geschoten in hetgeen van hem
als beoefenaar van de diergeneeskunde mag worden ver-
wacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren
ernstige schade heeft kunnen ontstaan.

Daarbij is gebleken dat de dierenarts bewust en herhaalde
malen over een periode van enkele jaren gehandeld heeft en
dat de kans op recidive reëel aanwezig is. Een boete van
€ 2.250,-, waarvan € 1.500,- voorwaardelijk opdat appellant
zich in het vervolg aan de wettelijke regelingen zal houden, is
een passende en geboden maatregel. Ook zal de uitspraak
worden gepubliceerd in de Staatscourant, en - bij deze - in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

WSAVA 2005, Mexico City: een verslag

Van 11 tot 14 mei 2005 is in Mexico
City het dertigste World Congress
of the World Small Animal
Veterinary Association (WSAVA)
gehouden. Het aantal deelnemers
was behoorlijk hoog: in totaal heb-
ben bijna 2600 dierenartsen het
congres bezocht. Opvallend was de
grote delegatie uit Tsjechië: circa
85 collega\'s. Gezien het feit dat het WSAVA Congress
van 2006 in Praag wordt gehouden echter niet
onbegrijpelijk. Hoewel de mensen heel vrien-
delijk waren, liet de organisatie helaas op
een aantal punten te wensen over: zo lie-
pen de wachttijden voor het ophalen van
badge en congrestas op tot 2,5 uur. Aan
de inschrijfbalie moest door elke deel-
nemer handmatig een formulier wor-
den ingevuld, ook wanneer vooraf uit-
gebreid via internet was geregistreerd.
Het programma was ingedeeld in blok-
ken van steeds vijftig minuten, en liep elke
dag van 8.30 tot 19.30 uur. Opvallend waren
de lange pauzes: twee maal een uur voor kof-
fie/thee, en een lunchpauze van twee uur. Nieuw was de
aanwezigheidsregistratie bij de lezingen: door middel van
een polsbandje met identificatiechip dat iedere deelne-
mer kreeg uitgereikt en een reader bij de zaaldeur, werd
bijgehouden wie welke lezingen bezocht.

Het moderne Banamex Congrescentrum is architectonisch
een mooi gebouw, maar de faciliteiten zijn niet in alle op-
zichten optimaal. Door de matige geluidsisolatie was regel-
matig ook de spreker uit de naastgelegen zaal woorde-
lijk te volgen, en de projectieschermen stonden in
een aantal zalen te laag waardoor de onderste
helft van de dia\'s vaak niet te zien was.
Daarnaast ging bij veel lezingen het licht
volledig uit, waardoor het maken van aan-
tekeningen een hachelijke onderneming
werd. Extra jammer is het in dit verband
dat in de proceedings de samenvattingen
van een aantal lezingen blijken te ontbre-
ken.

Nederlandse sprekers op het congres waren
drs. Gert ter Haar, prof dr. Herman
Hazewinkel, dr. Björn Meij, mevr. dr. Anjop

-ocr page 57-

Venker-van Haagen en drs. Thomas Schermerhom. Ook prof,
dr. Jolle Kirpensteijn was, onder andere namens de
Vooijaarsdagen, aanwezig. Prof dr. Hazewinkel mocht de
prestigieuze WSAVA lams Saki Paatsama Award 2005 in ont-
vangst nemen, en hield in het kader daarvan een goed bezochte
lezing onder de titel \'25 Years of Investigating Orthopedie
Developmental Diseases\'. Ook Edward Bealmear Breitsch-
werdt (over canine bartonellose) en Rebecca Kirby (over
shockbehandeling en reanimatie bij de kat) hielden lezingen ter
gelegenheid van het winnen van hun WSAVA Awards.

Het programma bevatte in totaal 181 lezingen, en ongeveer
zeventig kortere \'Free Communications\'. Daarnaast was er
een opvallend groot aantal postersessies: 117. Bovendien
waren er twee workshops georganiseerd: één over endosco-
pic bij vogels en één over het gebruik van radiochirurgie in
de dermatologie. Er was opvallend genoeg geen apart pro-
gramma voor assistentes. De lezingen voor dierenartsen wa-
ren ingedeeld in 22 categorieën, waarvan de belangrijkste
waren cardiologie, dermatologie, diagnostische beeldvor-
ming, exotische dieren, \'feline medicine\', gastro-enterolo-
gie, gedragsproblemen, infectieuze ziekten, oncologie, oog-
heelkunde en tandheelkunde.

Speciale SOTAL (State-of-the-Art-Lectures) waren er van
J.R Dubey (Toxoplasmose, een update), Chand KJianna
(Nieuwe behandelmogelijkheden in de oncologie) en Johann
Lang (Gastrointestinale diagnostische beeldvorming).
Uiteraard voert het te ver om in dit artikel verslag te doen van
alle relevante lezingen: dat waren er vele. Een korte selectie:

Hartworm

Claudio Genchi en Jorge Guerrero gingen in een serie lezingen
nader in op hartworm. Genchi gaf aan dat omvang en aantal
van de endemische gebieden duidelijk toenemen, en dat er
sprake is van uitbreiding naar meer noordelijk gelegen regio\'s.
Ter illustratie noemde hij cijfers voor Zwitserland: in 1995 was
de prevalentie van
Dirofilaria immitis onder honden 0,6 pro-
cent, inmiddels is dat zes procent. Een vertienvoudiging dus in
tien jaar. Ook het aantal humane gevallen van infectie met
Dirofilaria immitis en/of Dirofilaria repens neemt sterk toe. In
de meeste gevallen verlopen deze infecties vrijwel symptoom-
loos, maar steeds vaker worden huid- en longsymptomen waar-
genomen. Guerrero gaf een overzicht van levenscyclus, dia-
gnostiek en behandeling van hartworm bij hond en kat, en
stond uitgebreid stil bij de preventie. Veel van de beschikbare
middelen hebben ook invloed op volwassen hartwormen, en
kunnen dus bij reeds besmette dieren voor complicaties zor-
gen. Selamectine® werd in dit verband genoemd als volkomen
veilig. Opvallend bij de preventie van hartworm is overigens de
slechte therapietrouw in de Verenigde Staten, waar hartworm
toch echt een serieus probleem is. Bij een onderzoek in vijftig
klinieken, waarbij 116.000 honden waren betrokken, bleek dat
de voorschriften van de dierenarts met betrekking tot hart-
wormpreventie in slechts 41 procent van de gevallen volledig
werden opgevolgd. Tenslotte is door beide sprekers ingegaan
op de rol die bacteriën van het genus
Wolbachia spelen bij de
symptomatologie van hartworminfecties. Deze intracellulaire
bacteriën leven als endosymbionten in de nematoden, en lijken
een stimulerende rol te spelen bij de embryogenese van
Dirofilaria. Na de dood van microfilariën of volwassen wor-
men komen ze vrij in het lichaam van de gastheer. Als reactie
op antigene structuren aan het oppervlak van deze bacterie (on-
der andere het WSP: Wolbachia Surface Protein) kan een syste-
mische ontstekingsreactie optreden met activering van onder
andere cytokines, interleukines en interferon. Zowel bij met
Dirofilaria besmette honden als mensen is het voorkomen van
IgG antilichamen, gericht tegen het WSP, aangetoond.

Uri newegi nfecties

David Senior hield een interessante lezing over Pathogenese,
diagnostiek en therapie van urineweginfecties. Proximale
urethra, blaas, ureteren en nieren zijn normaal gesproken ste-
riel. Distale urethra en uitwendige gedeeltes van het urogeni-
taal apparaat kennen een eigen, normale bacterieflora, en wor-
den daarnaast regelmatig blootgesteld aan potentiële
kolonisatie doorenterale bacteriën. Of invasie plaats zal vinden
van de normaliter steriele gedeeltes van de urinewegen, wordt
bepaald door de balans tussen de afweermechanismen van de
gastheer en de virulentie van de bacteriën. Enkele belangrijke
afweermechanismen zijn in dit verband de aanwezigheid van
een nonnale preputiale c.q. vaginale flora, frequente en volle-
dige lediging van de blaas, de antibacteriële eigenschappen van
urine en de aanwezigheid van een intacte glycosaminoglycaan-
laag in de mucosa van de blaas. Aan de hand van het fiinctione-
ren van deze en andere mechanismen liet Senior duidelijk zien
hoe zich bacteriële infecties kunnen ontwikkelen. Uit onder-
zoek door Ling e/a/. (2001) bij ruim 8300 honden in Califomië
bleek dat bij honden
Escherichia coli de belangrijkste invade-
rende pathogeen is: 44,1% van de gevallen. Andere regelmatig
geïsoleerde bacteriën waren
Staphylococcus spp (11,6%),
Proteus spp. (9,3%) en Klebsiella spp. (9,1%). Bij de dia-
gnostiek van urineweginfecties zijn van belang de klinische
symptomen, onderzoek van de urine (inclusief sediment) als-
mede BO en gevoeligheidsbepaling van door cystocentesis
verkregen urine. Daarnaast is het belangrijk om vast te stellen
of nieren, prostaat of urethra al dan niet betrokken zijn bij het
proces, omdat dit consequenties kan hebben voor antibioti-
cumkeuze en bepaling van de gewenste behandelingsduur. Bij
acute infecties is een antibioticakuur van tien tot veertien dagen
noodzakelijk, bij chronische infecties en wanneer nieren en/of
prostaat bij het proces zijn betrokken wordt een behandelings-
duur van vier tot zes weken aanbevolen.

Virale infecties voorste luchtwegen, FHV en FCV

In een goed verzorgde lezing ging Richard Ford in op virale in-
fecties van de voorste luchtwegen bij katten, het Feline
Herpesvirus (FHV) en het Feline Calicivirus (FCV). Gezien
het feit dat wereldwijd al vele jaren op uitgebreide schaal wordt
gevaccineerd tegen FHV en FCV, is het opvallend dat deze vi-
russen nog altijd de meest voorkomende infectieziektes vor-
men bij katten. De verklaring ligt vooral in het gemak waarmee
chronisch dragerschap kan optreden, met intermitterende viru-
suitscheiding. Vrijwel ieder kitten dat op jongere leeftijd be-
smet raakt met FHV zal levenslang virusdrager blijven.
Daarnaast zijn de huidige vaccins niet altijd in staat om be-
smetting te voorkomen, al zorgen ze er wel voor dat de ernst
van de symptomen beperkt blijft. Vooral voor FCV, waarvan in
het veld vele verschillende, en gemakkelijk veranderende sero-
typen bekend zijn is het lastig een volledig beschermend vac-
cin te ontwikkelen. Tenslotte leveren secundaire opportunisti-
sche bacteriën zoals
Chlamydophila en Bordetella een bijdrage
aan de persistentie van het probleem. Bij het overzicht van de
beschikbare behandelingsmethoden was Ford opvallend posi-
tief over de rol die 1-lysine kan spelen bij met FHV besmette
katten. L-lysine remt competitief het aminozuur arginine, dat

-ocr page 58-

essentieel is voor de vermeerdering van FHV Zonder arginine
kan FHV zieh niet delen, en neemt de \'virusload\' sterk af. Aan
het eind van zijn lezing ging Ford in op enkele nieuwe ziekte-
beelden in relatie met FCV en FHV Volgens hem speelt FHV
een rol bij het feline vestibulaire syndroom: door aantasting
van de achtste kopzenuw (N. vestibulocochlearis) ontstaat het
beeld van de kat met de scheve kop. FCV is de laatste tijd in het
nieuws door enkele uitbraken van een zeer virulente, haemor-
rhagische variant in onder andere de VS en Engeland; hieraan
werd kort aandacht besteed. Langer stond Ford stil bij een re-
cent door hem gedefinieerde aandoening ten gevolge van FCV,
de zogenaamd \'Facial Dermatitis\'. Hij liet foto\'s zien van deze
aandoening die nog niet eerder waren gepubliceerd. Katten met
deze aandoening vertonen een dermatitis van het aangezicht,
die in eerste instantie vaak wordt aangezien voor een allergo-
dermatose. Zeker wanneer dan corticosteroïden worden ge-
bruikt kan de ontsteking verergeren en ontstaat een lastig te be-
handelen, diepe necrotiserende dermatitis.
Tijdens een aantal lezingen in het kader van de bijeenkomst
van de lEWG (International Elbow Working Group) werd
door onder andere prof dr. Herman Hazewinkel en dr. Björn
Mey een breed en helder overzicht gegeven van
Pathogenese,
diagnostiek en behandeling (chirurgisch en non-chirurgisch)
van elleboogproblemen als OCD, FCP en UAP. Zeer ge-
waardeerd daarbij werd de hoge kwaliteit van de in Utrecht
geproduceerde foto\'s en video\'s.

Toxoplasmose

J.P Dubey hield een drukbezochte lezing over toxoplasmose,
waarin hij een uitgebreid overzicht gaf vanaf de eerste ont-
dekking in 1908, via het ophelderen van de complete levens-
cyclus in 1970 tot de laatste inzichten op het gebied van the-
rapie en preventie van deze belangrijke zoönotische infectie.
Infectie bij de kat verloopt veelal symptoomloos, maar klini-
sche symptomen kunnen zich vooral voordoen bij heel jonge
en heel oude dieren. Koorts, lethargie, lymfadenopathie, my-
algie, pneumonie en uveitis worden daarbij het meest waar-
genomen. Sluitende diagnostiek is lastig: de symptomen
passen bij veel andere ziektes. Serologie is niet bewijzend,
en de feces bevat maar gedurende een vrij korte periode oö-
cysten. Cytologie van uit aangetaste lymfeklieren verkregen
aspiratiebiopten kan een belangrijk en praktisch hulpmiddel
zijn. De door Dubey aanbevolen behandeling is clindamy-
cine, in een dosering van 10-50 mg/kg per dag gedurende
maximaal twaalf weken. Voor wat betreft de volksgezond-
heidsaspecten zijn de volgende punten van belang:

• het is onzin om de kat het huis uit te doen;

• ook seronegatieve katten kunnen oöcysten uitscheiden;

• niet alle seropositieve katten scheiden oöcysten uit (alleen
na opname van weefselcysten in vlees/prooidieren);

• aaien van de kat is geen probleem: oöcysten zitten niet in
de vacht;

• het duurt minimaal 24 uur voor uitgescheiden oöcysten
besmettelijk zijn.

Praktijkmanagement

In een serie levendige lezingen in het kader van praktijkma-
nagement gingen Philippe Moreau en Clayton McKay (be-
kend van de laatste Voorjaarsdagen) in op de relatie tussen
praktijk en cliënten. Relatiemanagement, communicatie,
klanttevredenheid en \'compliance\' stonden daarbij centraal.
In de loop der jaren is inmiddels veel onderzoek gedaan - en
al gepubliceerd - naar wat cliënten van hun dierenarts ver-
wachten. Daarbij blijkt steeds weer dat, in volgorde van be-
langrijkheid, wordt gekeken naar vriendelijkheid en service,
beschikbaarheid, vermogen om te luisteren en, op de vierde
plek dus, vakmatige competentie. Mensen kiezen hun die-
renarts volgens een AVMA-onderzoek uit 1996 in eerste in-
stantie vaak op de locatie, maar op een goede tweede plek
staat aanbeveling door anderen. Bedenk daarbij dat volgens
de deskundigen één ontevreden cliënt gemiddeld tien ande-
ren van zijn of haar ongenoegen kan overtuigen, terwijl er
gemiddeld vijf positieve aanbevelingen nodig zijn om ie-
mand over de drempel te krijgen!

De volgende WSAVA-congressen staan gepland voor
oktober 2006 in Praag, en augustus 2ooy in Sydney.

Bart de Leeuw is dierenarts en Technical Services Manager bij Pfizer
Animal Health BV.

International Symposium on Ectoparasites of Pets (ISEP)

Hannover, 8-ii mei 2005

Paul Overgaauw

Voorde achtste keer werd het International Symposium on
Ectoparasites of Pets georganiseerd en voor de tweede
maal in Europa. Hiervoor was de Veterinaire Hogeschool
in Hannover verantwoordelijk. Er waren bijna honderd
deelnemers, waarvan zo\'n tien procent uit de USA. Over
drie dagen waren acht meer uitgebreide key note lectures
en dertig kortere presentaties verdeeld over diverse onder-
werpen. Gesproken werd onder andere over de epidemio-
logie van ectoparasieten, door ectoparasieten overge-
brachte ziekten, moleculaire biologie en bestrijdings-
mogelijkheden. Enkele voor de praktijk relevante ontwikke-
lingen zullen hierna worden toegelicht.

Dermanyssus gallinae (vogelmijt)

John Chitty (London) gaf een overzicht van ectoparasieten bij
vogels en reptielen met de nadruk op mijten.
Dermanyssus
gallinae
is een vrijlevende mijt in de omgeving van vogels
(primair pluimvee) die alleen \'s nachts op de dieren bloed-
zuigt. Ze veroorzaken veel onrust, anemie en zelfs sterfte bij
jonge vogels. De diagnose is daarom niet altijd eenvoudig.
Naast het \'s nachts controleren van de dieren kan ook een wit
laken worden neergelegd in een verdacht hok. Dit schijnt de
mijten aan te trekken, die er de volgende ochtend op terugge-
vonden kunnen worden.

Ook in Nederland wordt regelmatig gerapporteerd over vo-
gelmijtproblemen, die vooral het gevolg zijn van onvol-
doende bestrijdingsmogelijkheden (lees: toegelaten midde-
len). Aangezien
Dermanyssus tot vijf maanden buiten de
dieren kan overleven en dan andere gastheren zoals de mens
kunnen belagen, is bestrijding inderdaad niet eenvoudig.
Een omgevingsbehandeling heeft de voorkeur, eventueel in
combinatie met een behandeling van de dieren met ivermec-

-ocr page 59-

tine en fipronil (risico van hypothermie). Deze middelen zijn
overigens niet geregistreerd voor deze indicatie bij deze
doeldieren. Voor leegstaande hokken kan gedacht worden
aan toepassing van een combinatie van een adulticide met
een langwerkende insectengroeiremmer (permethrin met
pyriproxifen of fenoxycarb).

Vlooien en vlooienallergie

Prof Richard Halliwell (Edinburgh) gaf zijn visie als derma-
toloog over de laatste stand van zaken betreffende vlooien-
problemen. Het ontstaan van vlooienallergie schijnt eerder
op te treden bij wisselende blootstelling aan vlooien, dan bij
een constante infectiedruk. De afnemende incidentie van het
probleem met de leeftijd suggereert een vorm van spontaan
ongevoelig worden (desensitisatie) bij sommige dieren. De
intradermale huidtest (bij de hond) is nog altijd de beste dia-
gnostiek inclusief een controle één tot twee dagen later voor
een eventuele vertraagde overgevoeligheidsreactie. Deze
laatste is juist belangrijk, aangezien deze meer gepaard gaat
met significante klinische verschijnselen. Een serologische
test is een alternatief, maar heeft als belangrijkste nadeel dat
het de vertraagde overgevoeligheidsreactie mist en daarom
vijftien tot dertig procent vals-negatieve uitslagen kan ople-
veren. Hyposensibiliseren met de huidige antigenen heeft
volgens Halliwell geen effect. Orale toediening van antige-
nen bij kittens gaf wel minder problemen te zien, maar de
verschillen waren niet significant. Het is mogelijk dat re-
combinantantigenen in de toekomst betere resultaten ople-
veren, maar dit wordt nog onderzocht.

Vlooienbestrijdingen resistentie

De nieuwe generaties vlooienbestrijdingsmiddelen sinds
1995 zijn vooral zo succesvol omdat ze in staat zijn gebleken
om de vlooiencyclus op meerdere plaatsen te doorbreken.
Michael Rust (University of California) gaf de onderbou-
wing van de (vaak langdurige) werkzaamheid van selamec-
tine, fipronil, imidacloprid, nitenpyram en de insecten-
groeiremmers pyriproxifen en lufenuron. Om tc voorkomen
dat vlooien resistent worden is deze brede effectiviteit en mi-
nimaal dertig dagen werkzaamheid noodzakelijk, naast sub-
lethale effecten op de vlo om verdere verspreiding zoveel
mogelijk tegen te gaan. Ook is duidelijk aangetoond dat voor
diverse middelen zoals imidacloprid, fipronil, selamectine
en permethrin de kans op het optreden van een vlooienaller-
gie sterk wordt verminderd. De sterkste anti-feeding (voe-
dingsbelemmering van de vlo) activiteit wordt bereikt met
permethrin gedurende zeven dagen. Voor de toekomst wordt
wel verwacht dat er resistentie zal ontstaan. Monitoring
vindt inmiddels al jaarlijks plaats (larven uit Europa en de
USA), maar onderzoek naar de mechanismen van resisten-
tie-ontwikkeling bij de vlo moet nog op gang komen.

Een aardig veldonderzoek naar vlooienbesmetting bij bijna
2000 honden en katten werd verricht in drie gebieden ver-
spreid over Duitsland door Beek
et al. (München). Ongeveer
vijf procent van de honden en veertien procent van de katten
bleken vlooien te hebben. De hoogste besmetting werd ge-
vonden in de periode juli-oktober en de laagste tussen no-
vember tot mei, maar er werden geen significante verschil-
len aangetoond tussen de vier seizoenen of tussen stedelijke
en landelijke gebieden. Ook werd geen overeenkomst gevon-
den tussen klimatologische omstandigheden en vlooienbe-
smetting. Interessant was ook om te vernemen dat ge-
middeld 48 procent van de honden en 45 procent van de kat-
ten in de vier weken voor het onderzoek een vlooienbehan-
deling hadden gekregen.

De werkzaamheid van het nieuwe vlooienbestrijdingsmiddel
imidacloprid-moxidectine (Advocate®) werd door diverse
sprekers gedemonstreerd voor de geregistreerde indicaties.
Daarnaast bleek het ook werkzaam en veilig te zijn voor ko-
nijnen (vlooien, oorschurft), knaagdieren en reptielen (ne-
matoden, vlooien) in dezelfde dosering als hond en kat.

Vlooien als vector van kattenleukemie

Aangezien vlooien regelmatig regurgiteren tijdens de bloed-
maaltijd, kunnen pathogenen worden overgebracht tussen
verschillende gastheren. Vobis
et al. (Düsseldorf) onder-
zochten in hoeverre dit mogelijk is voor het kattenleukemie-
virus (FeLV). Het bleek dat vlooien binnen vijf uur het virus
konden overbrengen naar een andere gastheer en dat het vi-
rus goed kon overleven in de vlo en de vlooienfeces (tot vijf-
tien dagen na uitscheiding). Andere potentiële ziekteverwek-
kers die volgens de spreker door vlooien kunnen worden
overgebracht zijn FIV en het humane hepatitis B virus.

Teken als vector van infecties
Ziekte van Lyme

Naast de Borellia burgdorferi. B. afzellii en de B. garinii,
zijn inmiddels nog twee species gevonden die (tot nu toe al-
leen nog in Griekenland en Portugal) infectieus zijn voor de
mens:
B. lusitaniae en B. valaisiana. Reinhard Straubinger
(Leipzig) liet zien dat het besmettingspercentage bij teken in
Europa gemiddeld twintig procent bedraagt (in dc USA tot
vijftig procent) en dat de seroprevalentie bij de mens varieert
tussen elf en 52 procent. Dit laatste percentage werd gevon-
den bij bosarbeiders. Uit diverse epidemiologische onder-
zoeken in Europa bleek dat tot zestig procent van diverse
gastheren in contact waren geweest met
Borrelia. Bij de
hond bedroeg dit percentage twintig procent.

Ehrlichia

Ongeveer vijf procent van de teken in Europa, met als boven-
grens van het verspreidingsgebied Zuid-België en halver-
wege Duitsland, waren drager van
Ehrlichia sp. Het genus E.
canis
veroorzaakt monocytaire ehrlichiose bij de hond, ter-
wijl
Anaplasma phagocytophilum (voorheen E. equi en E.
phagocytophila,)
infectieus is voor het paard, de hond en de
mens (granulocytaire ehrlichiose of anaplasmose).

Babesia

Babesia sp. vertonen een ongeslachtelijke reproductie in de
rode bloedcellen van zoogdieren (babesiose, piroplasmose)
en een geslachtelijke vermenigvuldiging in de teek. Daar
vindt ook sporogenie plaats in de speekselklieren, waarna
transmissie plaatsvindt tijdens het bloedzuigen op een zoog-
dier. In Zwitserland bleken gemiddeld vier procent van
Dermacentor reticulatus teken besmet met Babesia sp. (va-
riërend per gebied van 0.8 tot elf procent). D.
reticulatus
werd in Berlijn en de provincie Brandenburg gevonden bij
elf procent van de honden (H. Dautel, Berlijn). Tot voor kort
was deze teek hier onbekend en geconcludeerd werd dat het
leefgebied zich naar het noorden verspreidt (mogelijk de-
zelfde bevinding als de twee gevonden locaties Arnhem in
2004 en Den Haag in 2004 en 2005). Ook bij drie procent
van onderzochte herten, onder andere afkomstig uit zuid en

-ocr page 60-

oostelijke delen van Duitsland bij de jacht, werden deze te-
ken gevonden (drie procent van de herten). De teken bevat-
ten in dit onderzoek geen
Babesia canis.

Tick-borne encefalitis

Teken kunnen de mens besmetten met een flavivirus die ern-
stige encefalitis veroorzaakt. Geschat wordt dat er jaarlijks
10.000 ziekenhuisopnames noodzakelijk zijn (Rusland,
Midden-Europa). Ook bij de honden met ernstige neurologi-
sche verschijnselen die werden geëuthanaseerd of die over-
leden, kon het virus uit de hersenen worden geïsoleerd. De
prevalentie van het virus in teken in Midden-Europa ligt la-
ger dan één procent.

Bartonella henselae

Edward Breitschwerdt (North Carolina State University) gaf
aan dat
B. henselae, de veroorzaker van kattenkrabziekte,
veel vaker voorkomt bij de hond dan altijd werd aangeno-
men. Ook wordt steeds waarschijnlijker dat deze bacterie
niet alleen door vlooien, maar ook door teken wordt overge-
bracht.

Nieuwe inzichten leishmaniose

Lluis Ferrer (Barcelona) gaf enkele voorbeelden waarom er
steeds weer veranderende inzichten ontstaan in de (dier)ge-
neeskunde. Agentia die altijd als non-pathogeen beschouwd
werden, blijken toch ziekte te kunnen veroorzaken (bijvoor-
beeld
Helicobacter pylori en maagulcera bij de mens). De
relatie infectie - ziekte is in veel gevallen ingewikkelder ge-
bleken (bijvoorbeeld infecties met
Borrelia sp. bij de hond
verlopen in de meeste gevallen asymptomatisch). Tenslotte
blijkt klinische genezing lang niet altijd overeen te komen
met het verdwijnen van het infectieuze agens. Met hoogge-
voelige testen, zoals de PCR, kunnen bepaalde agentia nog
jaren later worden aangetoond (bijvoorbeeld tuberculose bij
de mens).

Leishmania-\'mfecX\\c bij de hond is een ander voorbeeld van
veranderde inzichten op basis van immunologische en biolo-
gische resultaten. Het blijkt dat de immunologische respons
een essentiële rol speelt. De humorale respons blijkt onvol-
doende de infectie te kunnen overwinnen, terwijl dit wel het
geval is voor cellulaire immuniteit. Honden schijnen geneti-
sche verschillen te vertonen in deze afweerreactie en re-
sistente honden blijken inderdaad cellulaire immuniteit te
ontwikkelen. Erfelijkheid en fokkerij kan hierop dus van in-
vloed zijn. Uit een onderzoek in Spanje, Portugal en
Frankrijk bleek verder dat de prevalentie van infectie veel
hoger ligt (67 procent) dan die van ziekte (dertien procent).
Ook hier hadden de dieren met klinische verschijnselen
voornamelijk een humorale afweerreactie.

Met deze resultaten zijn enkele nieuwe conclusies geformu-
leerd.

1. De prevalentie van infectie is veel hoger dan altijd werd
gedacht. In endemische gebieden raakt meer dan vijftig
procent van de honden geïnfecteerd (voorheen veronder-
steld als vijf tot vijftien procent)

2. Slechts een klein deel van de geïnfecteerde honden wordt
ziek (één tot tien procent). Dit is sterk in tegenstelling tot de
overtuiging dat iedere geïnfecteerde hond, vroeger of later,
ziek wordt.

3.Geïnfecteerde dieren zonder klinische symptomen hebben
een sterke cellulaire immuniteit en zijn gewoonlijk serone-
gatief (in tegenstelling tot geïnfecteerde dieren, die worden
seropositief)

4. Zieke dieren vertonen wel een duidelijke serologische res-
pons

5. Resistente dieren kunnen gevoelig worden en vice versa af-
hankelijk van invloeden zoals medicijnen, andere (parasi-
taire) infecties en tumoren.

De veranderde inzichten hebben consequenties voor de dia-
gnostiek: een positieve PCR of beenmergbiopt bijvoorbeeld
toont wel infectie aan, maar bewijst nog niet dat het dier ziek
zal worden. Dit is wel waarschijnlijk bij het vinden van hoge
titers. Een enkelvoudige diagnostische test is daarom onvol-
doende om de diagnose te stellen en regelmatige follow-up
controles worden daarom geadviseerd bij dieren die (nog)
geen ziekteverschijnselen vertonen. De kans op het ontstaan
van ziekte is ook groter bij immunosuppressie, waardoor de
afweerrespons kan veranderen (de zogenaamde verborgen
oorzaken).

Voor de behandeling wordt één maand Glucantime (40 mg/kg
2 dd) geadviseerd in combinatie met allopurinol (10-20 mg/kg
2 dd) gedurende minimaal één jaar. Na klinische genezing blij-
ven de dieren in bijna alle gevallen wel geïnfecteerd en recidie-
ven kunnen optreden, vooral bij immuundepressie. Dat bete-
kent dat er goede parasietenbestrijding dient plaats te vinden en
snel ingegrepen moet worden bij het optreden van andere in-
fecties. Er is aangetoond dat de deltamethrinband en imidaclo-
prid/permethrin spot-on (tegen de vector zandvliegcn) als pre-
ventieve maatregel goede resultaten geeft, met name bij het
voorkomen van de besmetting naar andere honden. In Brazilië
is onlangs een eiwitvaccin met een saponine adjuvans geïntro-
duceerd dat erg effectief lijkt te zijn.

Hartworm

Van hartworm is bekend dat de larven niet in muggen kunnen
overleven bij temperaturen beneden de 14° C. Dat betekent
dat in bijvoorbeeld Spanje vanaf half maart tot eind november
besmettingsrisico bestaat en er maximaal tien generaties kun-
nen ontstaan. Voor het gebied rond Parijs en het Zwarte Woud
zijn dit nog altijd één tot vijf generaties. De prevalentie bij de
hond bedroeg in een onderzoek in Griekenland al 34 procent
en in Zwitserland 0,6 procent. Op basis van de klimatologi-
sche omstandigheden kan de parasiet zich handhaven in
Frankrijk, Oostenrijk, Hongarije en andere landen in
Centraal-Europa.

Het ISEP-congres zal in 2007 plaatsvinden in Lexington,
Kentucky, USA. Het concept van een gecombineerde groep
wetenschappers uit Europa en de USA, een goede organisatie
en een gevarieerd aanbod van lezingen is zeer de moeite
waard. De sponsoring door diverse firma\'s maakte een uitge-
breid en verzorgd social program mogelijk, alsmede bijzon-
der redelijke deelnamekosten.

-ocr page 61-

In het kader van de door de WHO uitgeroepen \'International
zoonoses and foodborne disease day\' en ondersteund door de
specialistengroep veterinaire volksgezondheid van de
KNMvD, werd op 24 mei 2005 het seminar \'Voeding: Onze
Zorg\' gehouden bij de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht.

Voedselschandalen thema van het seminar

Er wordt geschat dat er in de Europese Unie per jaar 34,5
miljoen gevallen zijn van voedselinfecties en -intoxicaties.
Wereldwijd stijgt dit getal tot 600 miljoen waarbij, meestal
in ontwikkelingslanden, 3 miljoen mensen overlijden.
Het dier is de belangrijkste bron van deze pathogenen voor
de mens. Het probleem is zeer complex en mede daarom is
voor het thema voedselschandalen gekozen als leidraad van
dit seminar.

Onder voorzitterschap van Prof. Piet Vanthemsche (België,
Federal Agency for the Safety of the Food Chain) hebben
sprekers met verschillende achtergronden het belang van de
interdisciplinaire samenwerking onderstreept. Hieronder
volgt een samenvatting.

Verleden, heden en toekomst van voedselschandalen

Prof Frans van Knapen (Utrecht Universiteit, Institute for
Risk Assessment Sciences, Hoofd Divisie Volksgezondheid
en Voedselveiligheid) gaf aan dat het verschijnsel \'voedsel-
schandalen\' niet nieuw is. Al in de 16^ eeuw is er bijvoor-
beeld een handelsbelemmering geweest toen in Keulen in
een partij uit Nederland geïmporteerde haringen de
Anisakis
spp.
larvae (haringworm) werd gevonden. Een recent voor-
beeld is de zogenaamde \'German-American Porc war\'. Elf
jaar lang wilde Duitsland geen Noord-Amerikaans varkens-
vlees invoeren vanwege de vrees voor trichinellose. De
Amerikanen klaagden dat deze maatregel ongefundeerd was
en in feite een \'protectionism of economy\' vormde.

Voedselschandalen zijn dus niet nieuw, maar het is wel een
feit dat ze de laatste decennia beduidend vaker voorkomen.
Naast de niet te onderschatte, versterkende rol van de media,
zijn er andere redenen die deze toename verklaren. De be-
langrijkste is de groei van de internationale (voedsel) handel
en de politieke aspecten daarvan. Volgens de WTO SPS-
overeenkomst (tabel 1) worden handelsbelemmeringen al-
leen maar toegestaan als er sprake is van een (wetenschappe-
lijk bewezen) risico voor de volksgezondheid. Daarom
wordt er soms een risico voor de volksgezondheid geclaimd
terwijl het probleem een andere oorsprong heeft, bijvoor-
beeld economische belangen.

Andere factoren die een rol spelen zijn de stijging van de
wereldbevolking en de urbanisatie. Deze hebben een groei-
ende afstand tussen consument en de primaire sector tot ge-

\' Mauro De Rosa is specialist in opleiding veterinaire volksgezondheid en werkzaam
bij de divisie Volksgezondheid en Voedselveiligheid van het Institute for Risk
Assessment Sciences (voormalige VVDO), Faculteit der Diergeneeskunde. UU.
Correspondentieadres: Postbus 90175. 3508 TD Utrecht. E-mail:
M. derosa@wdo. vet. uu.nl
volg. Het veranderen van voedselgewoontes (we eten meer,
vaker, vetter en exotischer) en het reizen brengen ons in aan-
raking met nieuwe of geadapteerde (SARS en Aviaire
Influenza) pathogenen.

Verrassend is het feit dat in deze periode, waarin voedsel
nooit zo veilig is geweest, toch zo vaak voedselschandalen
voorkomen. Men moet hierbij wel rekening houden met het
feit dat YOPI\'s (Young, Old, Pregnant, Immunodepressed)
een groot deel van de populatie zijn gaan vormen.
Iedereen heeft de mond vol van de risico-analytische bena-
dering (tabel 2) van de voedselveiligheidsproblematiek maar
hier zijn veel misverstanden over. Zo is bijvoorbeeld het ver-
schil tussen gevaar (hazard) en risico (risk) van substantieel
belang. Zonder een blootstellinganalyse (hoeveel, hoelang,
hoe vaak men wordt blootgesteld aan een gevaar) is er geen
sprake van een risico. Maar als deze analyse onvolledig is en
er veel onzekerheid bestaat, vullen de media en de sociale re-
presentatie dit gat in: risicoperceptie. Hieronder worden drie
voorbeelden van risicoperceptie gegeven.

• BSE-prionen zijn redelijk gevaarlijk maar het risico
(blootstelling in Nederland) is nul. Het is opvallend dat de
risicoperceptie toch erg groot is. Elk rund ouder dan 30
maanden wordt nu verplicht onderzocht op BSE. Dit kost
40 miljoen euro per jaar zonder dat dit ook maar iets bij-
draagt aan de verbetering van de volksgezondheid.

• Groeihormonen zijn natuurlijke hormonen en in het vlees
van behandelde dieren is het risico niet attributief Maar
ook hier is de risicoperceptie erg groot. Groeihormonen,
die in de hele wereld grotendeels toegestaan zijn, zijn in de
EU verboden zonder dat er een wetenschappelijk bewezen
risico voor de volksgezondheid is.

• Salmonellose is een redelijk gevaarlijke bacterie, de bloot-
stelling hieraan is groot en het risico voor de maatschappij
enorm. Maar de risicoperceptie is erg laag: "het is maar
een griepje" of "we barbecuen zo vaak en er is nooit iets
fout gegaan".

Hier heeff de overheid ook zijn verantwoordelijkheden. Voor
Salmonellose, maar ook voor andere zoönosen waarbij die-
ren weinig of geen symptomen vertonen (campylobacteri-

Tabel 1. De SPS-overeenkomst.

De Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft een aparte overeenkomst, die
regelt op welke voorwaarden handelsbelemmering wordt ingesteld met
betrekking tot gezondheid van dieren of voedselveiligheid. Deze zoge-
naamde Agreement on the application of Sanitary and Phytosanitary
measures (SPS-overeenkomst) voorkomt dat de verplichte opening van
landbouwmarkten teniet wordt gedaan door de introductie van onheuse
veterinaire (of fytosanitaire) belemmering. De SPS-overeenkomst moe-
digt overheden aan om bij het vaststellen van hun nationale wetgeving ge-
bruik te maken van internationale standaarden en normen zoals die wor-
den ontwikkeld door internationale organisaties, zoals de CODEX
Alimentarius Commissie en de World
Organisation for animal health
(OIE). Voorzover er afwijkende nationale regels worden vastgelegd, kan
gevraagd worden naar een rechtvaardiging van de regel. Meer informatie
hierover is te verkrijgen op
www.wto.org

Voedselschandalen, risicocommunicatie en vertrouwen

Mauro De Rosa\'

-ocr page 62-

ose, toxoplasmose, et cetera) is er geen serieuze wettelijke
aanpak zoals bijvoorbeeld decontaminatie van het eindpro-
duct. Bij ketenbeheersing is decontaminatie essentieel om ri-
sico\'s te reduceren tot een aanvaardbaar niveau. Met melk
gebeurt dit al, waarom nog niet met vlees?
De verplichte waarschuwing op de verpakking van pluimvee-
vlees lijkt meer op een legale bescherming dan een boodschap
voor de consument. Het bericht op zich is duidelijk, maar on-
duidelijk omdat men denkt dat een product zonder waarschu-
wing veilig is. Nog verwarrender is het feit dat er sinds een
paar jaar op de markt pluimveevlees
Salmonellavrij verkocht
mag worden. Wetenschappelijk gezien wordt hieraan getwij-
feld, want het bevestigt vooral het verkeerde beeld dat dit vlees
veilig is, terwijl bij pluimveevlees juist
Campylobacter het
grootste gevaar is.

Kortom, consumenten worden blootgesteld aan teveel, vaak
incorrecte en tegenstrijdige informatie. En de Nederlandse
consument heeft op dit moment te weinig kennis van hygiëne
en voedsel om goed te kunnen oordelen. Naast de voorlich-
ting aan \'eindgebruikers\' zou hygiëne weer op school gedo-
ceerd moeten worden. Alleen dan is de consument in staat
zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen in de \'farm to
fork\' filosofie van de General Food Law.

Risk communication, management and food crisis

Prof Lynn Frewcr (Wageningen Universiteit, Food Safety
and Consumer Behaviour Marketing and Consumer
Behaviour Group) gaf aan dat de traditionele risicoanalyse is
opgebouwd uit drie zelfstandige, chronologische stappen:
risk assessinent, risk management en risk communication.
Een betere aanpak is die van de WHO (tabel 2 en 3) waar alle
deelnemers meer betrokken worden in het hele proces en
waarbij risicocommunicatie niet de eindstap is. Dit heeft de
transparantie van het proces geholpen. Aan de andere kant
zijn er daardoor ook onzekerheden, consensusproblemcn en
ontbrekende gegevens naar buiten gekomen. De consument
heeft in korte tijd veel, vaak tegenstrijdige informatie gekre-
gen, waardoor het steeds moeilijker wordt keuzes te maken
zoals het kopen of eten van een product. Consumenten base-
ren hun keuze op een afweging van risico tegen voordeel.
Maar er zijn niet alleen enorme culturele verschillen wat be-
treft de attitude tegenover risico\'s; er zijn ook veel verschil-
len tussen individuen in dezelfde cultuur. Het vermijden van
een risico is wel vanzelfsprekend maar moet altijd in een
context worden geplaatst.

Vertrouwen speelt daarmee een belangrijke rol maar is juist op
dit moment problematisch. Consumentenvertegenwoordigers
nemen wel deel aan de risicomanagementfase, maar ze den-
ken vaak dat hun stem niet telt. Dit veroorzaakt frustratie en
nog meer verlies van vertrouwen, vooral als er ethische over-
wegingen plaatsvinden. Beslissingen zijn nooit risicovrij en
als er weinig vertrouwen is, neemt de risicoperceptie toe. De
consument denkt dat de \'waarheid\' niet verteld wordt: onze-
kerheid en risicoperceptie zijn onlosmakelijk met elkaar ver-
bonden.

Psychologisch gezien zijn er nog andere kenmerken van de
risicoperceptie.

Het rijden met een auto wordt ervaren als een vrijwillige be-
slissing maar brengt veel meer risico met zich mee. Het feit
dat een risico ongecontroleerd is of gecontroleerd wordt
door anderen (risicomanagers?) maakt de perceptie ervan
aanzienlijk hoger. Risico\'s die rampen kunnen veroorzaken
hebben ook een grote perceptie, mede dankzij de aandacht
van de media. Autorijden veroorzaakt veel slachtoffers maar
de krantenkoppen geven veel meer aandacht aan een vlieg-
ramp. De perceptie van een risico neemt toe als het gaat over
onnatuurlijke omstandigheden zoals bijvoorbeeld genetisch
gemodificeerd voedsel. Tegelijkertijd zijn ook ethische re-
presentaties van vraagstukken belangrijk geworden. Simpel
gezegd, als er geen ethische overeenkomst is (hanteren we
dezelfde waarde?) dan neemt de risicoperceptie toe.

Om communicatiestrategieën te kunnen ontwikkelen die de
risicobenadering kunnen verbeteren is het noodzakelijk de
bovengenoemde factoren goed te begrijpen door bijvoorbeeld
het analyseren van vroegere situaties. BSE bijvoorbeeld. Er
zijn hierbij twee hoofdproblemen op het gebied van de com-

Tabel 2. Risico anaiytisclie benadering van voedselveiligheidsrisico\'s en mogelijk betroltkenen (WHO-aangepast).

RISK ASSESSMENT

Agriculturalisls, Ecologistx,
Economisls, Engineers,
Epidemiologists. Food
technology. Medical.
Micmbiologists. Paramedical.
Toxicologisis, Veterinary,...

RISK MANAGEMENT

Animal welfare bodies. Consumer
bodies. Government bodies.
Industry bodies. Politicians
Pivfessional bodies. Security
services. Trade Partners,...

FOOD
SAFETY
POLICY

RISK
COMMUNICATION

Consumer protection agencies.
Expert opinion. Media,
Politicians

-ocr page 63-

Tabel 3. Definitie van risicocommunicatie voigens FAO/WHO (1998-3).

- "Risk communication is the exchange of information and opinions con-
cerning risk and risk-related factors among risk assessors, risk managers,
consumers and other interested parties. (...)

- Effective risk communication should have goals that build and maintain
trust and confidence. It should facilitate a higher degree of consensus and
support by all interested parties for the risk management option(s) being
proposed. (...)

- The Consultation considered that the goals of risk communication are to
(...); Foster public trust and confidence in the safety of the food sup-
ply(...)

- Exchange information, attitudes, values, practices and perceptions of inte-
rested parties concerning risks associated with food and related topics."

municatie geweest. Ten eerste het feit dat de Engelse overheid
niet op tijd heeft aangegeven dat er onzekerheid bestond over
BSE als mogelijke oorzaak voor een ziekte bij mensen. Er
werd pas in 1996 vermeld dat een variant van Creutzfeldt
Jacob Disease (nvCJD) hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt was
door de BSE-prion. De overheid had tot dat moment de onze-
kerheid over dit risico achtergehouden
(institutional denial of
uncertainty).
Uiteindelijk was er veel meer discussie over
waarom de overheid had gelogen dan over het belang van de
ziekte. Ten tweede het feit dat de Engelse overheid het publiek
niet goed geïnformeerd heeft over andere aspecten rond de uit-
braak, zoals dierenwelzijn. Plotseling werd het publiek gecon-
fronteerd met het afmaken van dieren terwijl ze niet eens meer
gewend waren aan het slachten van dieren. De media speelden
in deze crisis een belangrijke rol. Het is een uitstekend voor-
beeld van sociale versterking van een risico: een bijkomende
gebeurtenis die de perceptie of gevoelens van een bepaalde si-
tuatie versterkt (of vermindert). Een soort besmettelijk aard
van angst of euforie.

Dc BSE-crisis heeft enorme consequenties gehad. Op econo-
misch (gigantische onkosten) maar ook op politiek niveau. Er
zijn Europese regeringen gevallen en er is een nieuw voedsel-
veiligheidsbeleid gekomen. Er is veel onderzoek gedaan naar
de communicatie, met name naar de relatie consument/expert.
Consumentenvertrouwen is nu ondereen soort drempelniveau
gekomen en er wordt getwijfeld aan de legitimiteit van de we-
tenschap, de risicoanalysebenadering en de motivatie van de
overheid. De reacties van het publiek worden meestal niet se-
rieus genomen, omdat het beleid gebaseerd is op een raüonele
interpretatie van wetenschappelijke bewijzen. Maar veel con-
sumenten zijn kritischer geworden en zoeken zelf meer infor-
matie, de zogenoemde \'consumer citizens\' en het aanbod
van informatie over voedsel is toegenomen (bijvoorbeeld
internet). Wetenschappers zijn niet langer erkend als een auto-
riteit of als de enige deskundigen. Ten slotte heeft, zoals ge-
zegd, de transparantie op risicomanagementniveau ook de on-
zekerheden en de consensusproblemen zichtbaar gemaakt.

Vanuit de analyse van deze casus kunnen drie conclusies wor-
den geformuleerd:

1. Risicoanalysebenadering die geen rekening houdt met de
perceptie en behoefte van het publiek (dierenwelzijn, om-
gaan met onzekerheid) is schadelijk.

2. Transparantie moet gepaard gaan met betere communica-
tie. Beslissingen moeten naar alle betrokkenen gecommu-
niceerd worden en dit moet een pro-actief proces zijn.
Hieronder vallen onder andere onzekerheden, methoden
(bijvoorbeeld probabilistisch of deterministisch risk as-

sessment), ethische overwegingen, variabiliteit van het ri-
sico en redenen van toekenning van subsidies.
3. In een wereldeconomie waar er veel verschillen zijn wat
betreft wetenschap, maatschappij en cultuur is een harmo-
nisatie van de risicoanalysebenadering noodzakelijk.

Voedselveiligheid: verantwoord vertrouwen?

Prof Frans WA. Brom (Wageningen University and Research
Center Animal Science Group, hoogleraar in de Ethiek van de
Levenswetenschappen) ging in op de ethische aspecten.
Voedsel is essentieel voor het leven, maar het is meer dan ge-
zonde nutriënten. Voedsel is bijzonder (religieus, cultureel,
symbolisch) en we eten anders dan wat biologisch gezien
strikt noodzakelijk is. Voedsel is nooit zo veilig geweest maar
het consumentenvertrouwen lijkt problematisch. Ethiek kan
helpen het probleem te verklaren. In feite vraagt vertrouwen in
het voedselsysteem om \'meer\' dan een voedselveiligheidsbe-
leid. En voedselveiligheidsbeleid vraagt om \'meer\' dan we-
tenschappelijk gefundeerd risk assessment. Wat er \'meer\' no-
dig is voor dat vertrouwen is hier weergegeven in drie stappen.

1. Achtergrondinformatie

Dit kan samengevat worden in een aantal belangrijke trends.

Wereldmarkt en kwantiteit versus kwaliteit
Het gebruik van wetenschap om meer voedsel te produceren is
zeer succesvol geweest: een groter deel van de wereld heeft nu
meer dan voldoende voedsel. Maar er is een aantal ongewen-
ste gevolgen: dierenwelzijn en milieuvervuiling bijvoorbeeld.
Daarom is de voedselproductie zich in plaats van op kwantiteit
meer op kwaliteit gaan richten. Verder hebben de wereldvoed-
selmarkt en dc gezamenlijke standaarden (WTO, CODEX, ta-
bel 1) de producent gestimuleerd de kwantitatieve aspecten tc
verbeteren. De andere aspecten van voedsel (cultureel, sym-
bolisch, et cetera) worden op WTO-niveau echter helaas niet
erkend.

Afstand productie-consumptie

De opkomst van de supermarkt heeft de afstand tussen voed-
selproducent en consument vergroot. Dit leidt tot een fysieke
en mentale afstand waarvan de consequentie is dat het vertrou-
wen niet meer via directe interactie mens-mens mogelijk is.

Voedsel en gezondheid

De relatie tussen voedsel en gezondheid is fiandamenteel ver-
anderd. Oorspronkelijk werd bedorven voedsel ervaren als een
gezondheidsbedreiging. Nu is deze bedreiging onzichtbaar ge-
worden. Obesitas is bijvoorbeeld de nieuwe epidemie: in de
wereld sterven meer mensen aan overvoeding dan aan onder-
voeding. Daarom zijn gezondheidsbevorderend voedsel en in-
dividuele diëten belangrijker geworden. Het doel van voedsel-
veiligheidsbeleid is breder geworden: \'voedseladvies\'.

Consument centraal

Een andere consequentie van de opkomst van de supermarkt is
de verschuiving van de ketenregie van het producentniveau
naar de supermarkt, dus vlak bij de consument. Op deze ma-
nier zijn de brede overwegingen en voorkeuren van de consu-
ment (bijvoorbeeld dierenwelzijn, milieuproblematiek en kin-
derarbeid) erg belangrijk geworden.

-ocr page 64-

2. Ethiek in het voedselveiligheidsbeleid

Voedselveiligheidsbeleid is in de westerse wereld gebaseerd
op een risicoanalytische aanpak (tabel 3). Hieronder volgt
commentaar op de verschillende fases.

Risk assessment

Risk assessment is niet waardevrij. Ten eerste is de keuze het
gevaar te onderzoeken zelf niet waardevrij. Als het gaat over
vervuild of bedorven voedsel en/of ziekteoverdracht, is de
keuze een kwestie van
common sense. Maar als het gaat over
ongezond (nutriëntenarm) of dikmakend voedsel dan is dat
niet zo vanzelfsprekend. Verder zijn dit soort gevaren moei-
lijk te onderzoeken. Voor de blootstellinganalyse bijvoor-
beeld moet een niet-waardevrije (dus niet strikt wetenschap-
pelijke) keuze gemaakt worden: welk dieet, welke context
(exposure), welke consumenten (denk aan de YOPI\'s).
Daarbij komt dat de uitkomst van een risicobepaling vaak
wordt aangegeven door getallen. Hierdoor wordt de onzeker-
heid van de resultaten makkelijk vergeten.

Risk management

Uiteindelijk wordt op risicomanagementniveau keuzes ge-
maakt. Beslissingen worden niet genomen op basis van het
kwantitatieve aspect van het risico maar op basis van wat
voordeliger uitkomt voor politiek, producent en/of consu-
ment. Een voorbeeld: van rauwe melk gemaakte kaas is ge-
vaarlijker dan gepasteuriseerde producten. De smaak wordt
echter als belangrijker beoordeeld dan de gezondheidsrisi-
co\'s. Genetisch gemodificeerde taugé brengt op zich weinig
(nulrisico bestaat niet) risico voor de volksgezondheid met
zich mee maar waarom moet de consument dit risico nemen
als die er geen voordelen van inziet? In dit spel van \'voors
en tegens\' zijn er belangrijke economische en ethische
kwesties. Er kan hier geconcludeerd worden dat \'meer\' be-
tekent dat het noodzakelijk is normatieve keuzes in omgang
met voedselveiligheidsrisico\'s expliciet te maken.

Risk communication

Als we de definitie van risicocommunicatie bekijken (tabel
3) moeten we beseffen dat als het om tweerichtingsverkeer
gaat, het uiteindelijk niet uit te sluiten is dat een mening (of
beslissing) aangepast kan worden. Een tweede inzicht is dat
om overeenstemming te bereiken communicatie over
waarden noodzakelijk is. In de risicoanalytische benadering
worden vrije keuzes gemaakt. Dit is geen probleem als er
overstemming is over bijvoorbeeld het bestrijden van een
ziekte. Maar soms geeft dit problemen en is het moeilijk het
verschil tussen consensus en compromis te bepalen. Voor het
bepalen van voedselveiligheidstandaarden (Codex Ali-
mentarius) bijvoorbeeld zal een beslissing die is genomen
als compromis moeilijk gerespecteerd worden. Er kan hier
geconcludeerd worden dat \'meer\' hier betekent dat commu-
nicatie over waarden een onderdeel moet zijn van risicocom-
municatie.

3. Ethiek van het voedselveiligheidsbeleid

Hiermee wordt de inbedding van voedselveiligheidsbeleid in
de discussie over verantwoorde voedselproductie bedoeld.

Analyse van de zorgen van de consument
Mensen hebben persoonlijke zorgen of voorkeuren die erg
specifiek kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld vegetarisch of bio-
logisch-dynamisch eten. Hierbij geven de zorgen van de con-
sument (bijvoorbeeld dierenwelzijn) een politieke bood-
schap aan de markt (is consument centraal). Het probleem is
dat het vaak niet overeenkomt met politieke belangen.
Verder zijn de zorgen van de consument erg veranderlijk.
Deze pluraliteit van stemmen en boodschappen is uitermate
problematisch voor wie de voorkeuren wil volgen. En deze
pluraliteit is makkelijk te beheersen door actiegroepen.

Vraag naar vertrouwen

Vertrouwen is belangrijk in intermenselijke relaties.
Eigenschappen van een vertrouwensrelatie zijn het elkaar,
eikaars zorgen en eikaars belangen en wensen serieus ne-
men. Rekening houden met elkaar kan natuuriijk conflicte-
ren met de eigen belangen. Tenslotte heeft vertrouwen tijd
nodig, net als het erkennen van de andere partij als compe-
tent op dat terrein.

Van vertrouwen naar betrouwbaarheid
Eigenlijk ligt vertrouwen bij de ander Daarom heeft het wei-
nig zin dat we het goed doen (voedsel is veiliger dan ooit).
Om vertrouwd te worden moet men betrouwbaar zijn en dit
zit bij jezelf Er moet dus aandacht gegeven worden aan onze
boodschap (helder en consistent?). Het alleen maar beloven
wat we waar kunnen maken (nulrisico?) en de juistheid van
ons imago (is het beeld dat we uitstralen het beeld dat we
kunnen laten zien?). Transparantie en traceerbaarheid zijn
niet
per se voldoende. Het is zeker goed dat we kunnen laten
zien wat we doen maar als de consument de overheid niet
vertrouwt, wordt er over getwijfeld (is dit waar?).

Ethisch voedselveiligheidsbeleid houdt uiteindelijk in het
serieus nemen van de zorgen van de consument. En serieus
nemen is niet hetzelfde als overnemen. \'Meer\' is hier het ex-
pliciteren van de ethiek in het voedselveiligheidsbeleid.
Uitleggen waarom iets wordt beslist en met welke waarden
er is gemeten, kan een betrouwbaar image geven in plaats
van vragen op te roepen over de betrouwbaarheid. \'Meer\' is
hier ook de consument keuzes te laten maken door het cor-
rect labelen van het product.

Discussie en conclusie

Na afloop van de presentaties vond een discussie plaats.
Behalve bovengenoemde sprekers zaten ook Simone
Hertzberger (Albert Heijn, hoofd Kwaliteit en Product-
integriteit) en Annette Lijdsman (hoofd communicatie en
vooriichting VWA) in het panel.

Onderwerpen als de hygiëne-opvoeding van de burger wer-
den ook bezien in het bredere perspectief van culturele an-
tropologie en werden met interesse bediscussieerd. Ook
de Nederlandse voeding- en voedselgewoonten, want de
Nederlandse volksaard is wat dat betreft natuurlijk toch
apart. Open maar toch ook weer heel gesloten. Houden de
mensen wel van transparantie, helderheid? Waarom zullen
Nederlanders nooit testikels eten, terwijl het toch een lekker-
nij is en gegarandeerd vrij van BSE? Cultuur (onder andere
religie), sociale infrastructuur (onder andere emancipatie) en
economie bepalen wat de pot schaft (in de oorlog werd bij-
voorbeeld alles gegeten). Dat zijn mechanismen waar over-
heid en bedrijfsleven maar zeer beperkte invloed op hebben.

Een zeer interessant symposium dus. En de slotconclusie
over de toekomst: "wees voorbereid op nieuwe schanda-
len!".

-ocr page 65-

M.B.H. Schilder

Op de gedragspoli van de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren in Utrecht wordt onderzoek gedaan
naar honden met ADHD-achtige kenmerken. Het gaat
daarbij om honden die extreem beweeglijk zijn, niet moe te
krijgen, en onrustig in en buitenshuis. Bovendien leren
sommige honden slecht. De bedoeling is aan de hand van
deze en andere kenmerken van de honden te achterhalen,
welke typen ADHD-achtige honden er zijn. Hierbij worden
tevens de uitkomsten van de therapeutische ingrepen be-
trokken. Op deze wijze hopen we de diagnostiek te kunnen
aanscherpen en een betere en meer gerichte therapie te
kunnen adviseren.

ADHD-type honden gezocht

Graag wil ik dus aan practici vragen dergelijke honden door
te sturen naar de gedragspoli. Aan de cliënt kunt u melden,
dat het consult in Utrecht geen kosten met zich meebrengt.

Dr. Matthijs B.H. Schilder, Hoofdafdelingen Dier, Weten-
schap en Maatschappij en Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Yalelaan 8, 3508 TD, Utrecht; telefoon 030-2534784;
fax 030-2539227; e-mail: m.b.h.schilder@vet.uu.nl

Gezondheid huisdier belangrijker dan vakantie

Als de gezondheid van hun huisdier om een financieel of-
fer vraagt, is ruim één op de drie Nederlanders bereid de
vakantie te laten schieten. Dat blijkt uit een representa-
tief onderzoek van het tijdschrift Gezondheid. Neder-
landers lijken meer over te hebben voor de gezondheid
van hun huisdier dan voor hun eigen gezondheid. Het op-
offeren van de vakantie voor de eigen gezondheid is voor
slechts elf procent een optie.

De kwaliteit van de gezondheidszorg staat volop ter discus-
sie. Het tijdschrift Gezondheid liet Bureau PanelWizard een
representatief onderzoek uitvoeren om te achterhalen wat de
Nederlanders over hebben voor hun gezondheid. Eén van de
opmerkelijke conclusies: aanzienlijk meer mensen zijn be-
reid hun vakantie te laten schieten voor financiële uitgaven
die samenhangen met de gezondheid van hun hond of kat
dan voor onvoorziene uitgaven die samenhangen met hun ei-
gen gezondheid.

Een spuitje geven

"De helft van de Nederlanders is praktisch van aard", meldt
het tijdschrift Gezondheid. Vijftig procent zou de dierenarts
verzoeken hun huisdier te laten inslapen als dit ernstig ziek
zou zijn. De andere helft heeft veel over voor de gezondheid
van hun huisdier.

Bijna veertig procent van de baasjes is bereid naar de beste
dierenarts te gaan al moeten ze daar een uur voor reizen. Een
kwart zegt indien nodig naar een fysiotherapeut voor dieren
te gaan. Eén op vijf Nederlanders zou proberen een ziekte-
kostenverzekering voor huisdieren af te sluiten als hun hond
of kat ernstig ziek is. En dertien procent zegt bereid te zijn tot
het uiterste te gaan en zou zelfs een kostbare niertransplanta-
tie overwegen als dat nodig mocht zijn. Acht procent gaat op
zoek naar een kapitaalkrachtiger baasje.

Bron: Gezondheid. Het volledige artikel uit het juli/augustus-nummer
van Gezondheid en alle onderzoekgegevens zijn na te lezen op www.
gezondheid.nu/pers

Website Belangenvereniging Practici Werkgevers

Onlangs is de website van de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW) de lucht in gegaan. De
vereniging is hard bezig om de site te vullen met relevante informatie. Nieuwsgierig geworden? Kijk
op
http://bpw.dierenarts.nl

-ocr page 66-

Tanja Senders

Ik weet het nog goed, tweedejaars psychologie en vol met
twijfels. "Wil ik dit wel?" "Word ik hier gelukkig van?"
"Wat wil ik echt?" De antwoorden waren eigenlijk helemaal
niet zo moeilijk: "Nee, nog eens nee, en iets goeds voor die-
ren doen!" Iets goeds voor dieren doen dus... diergenees-
kunde.

Na natuur- en scheikunde op het VWO te hebben ingehaald,
twee keer uitgeloot te zijn en zeven lange studiejaren, ben ik
sinds vorig jaar dan eindelijk waar ik zijn wilde, ik ben die-
renarts! Ik kan de praktijk in... Maar ineens waren er weer die
twijfels. Natuudijk, het is wel degelijk \'iets goeds voordieren
doen\' in een dierenartsenpraktijk, maar het knaagde toch er-
gens...

Castratie- en sterilisatieproject op Rhodos

Tijdens mijn studie heb ik deelgenomen aan een kleinschalig
castratie- en sterilisatieproject op het Griekse eiland Rhodos,
om de uitbreiding van de zwerfdierenpopulatie tegen te gaan.
Wat ik daar zag, raakte me enorm. Honden en katten die hon-
ger hebben, ziek of gewond zijn, of beide, en volledig aan hun
lot worden overgelaten. Het was soms echt te schrijnend voor
woorden.

Ik dacht daar nog vaak aan, na afloop van mijn studie. Het
liefst wilde ik verder met de zwerfdieren, maar hoe begin je
daarmee? Maar zoals dat vaak gaat op dat soort momenten,
het leven bracht als vanzelf een kans. Een Zwitserse collega,
Tanja Mannhart, mailde mij over haar plannen om op Rhodos
een kliniek voor zwerfdieren op te zetten. Tanja had me bege-
leid tijdens mijn stage op Rhodos. Ik zag mijn kans schoon en
vroeg of ik haar daarbij kon helpen. Na een enthousiaste reac-
tie van haar kant was de basis gelegd voor de oprichting van
DAPS (Dodecanese Animal Protection Society).

Dodecanese Animal Protection Society

Dc \'Dodecanese Animal Protection Society\'is het dus gewor-
den voor mij. Eind juni ben ik naar Rhodos verhuisd om daar
samen met Tanja de boel in gang te zetten. Ik blijf daar zeker
een jaar, want er is ongelofelijk veel te doen. Aan het omzei-
len van de bureaucratie hebben we al bijna een dagtaak. Door
DAPS als Griekse stichting op te richten en door te werken
met Griekse vergunningen proberen we de grootste proble-
men te omzeilen, want aan bemoeienis van buitenafhebben
de Grieken echt een broertje dood. En die tactiek heeft ons in
ieder geval al opgeleverd dat de lokale overheid ons een ge-
bouw heeft toegewezen. Nu moeten we daar alleen nog maar
een kliniek van maken...

"lets goeds voor dieren"

Het doel van DAPS is de zwerfdierenpopulatie te reduceren
via een grootschalig catch-castrate-release project. Daarnaast
zullen we via een promotieonderzoek, onder leiding van de
faculteit diergeneeskunde in Bern, kijken naar de effectiviteit
van dergelijke castratieprojecten. We willen er op deze ma-
nier uiteindelijk zeker van zijn dat onze inzet op de lange duur
effectief zal zijn, en ook, via het resultaat van het onderzoek,
in andere landen benut kan worden. We willen een structurele
bijdrage leveren aan het welzijn van zwerfdieren, en voorko-
men dat er in de toekomst honden en katten vergiftigd zullen
worden, iets waar bijvoorbeeld de Griekse overheid zich nog
steeds schuldig aan maakt. Een nevendoel van onze organisa-
tie is studenten diergeneeskunde de kans te geven om erva-
ring op te doen met allerlei diergeneeskundige vaardigheden
(zie onze website
www.daps-gr.com).
Mijn twijfels zijn weg. Voor het eerst weet ik iets helemaal ze-
ker, "dit ga ik doen!" Het is goed voor mijn ervaring, maar
bovenal is het "iets goeds voor dieren".

Vindt u dit een leuk initiatief waar u graag een bijdrage aan
zou willen leveren, kijk dan voor meer informatie op
www.daps-gr.com of mail naar tanja.senders@daps-grcom .
U kunt ons helpen met materialen, ideeën, arbeid en een fi-
nanciële bijdrage (giro 4295573, ter attentie van DAPS te
Rhodos). Ook kunt u ons helpen door voor ons reclame te ma-
ken. Folders zijn bij mij te bestellen.

Dodecanese Animal
Protection Society

-ocr page 67-

Een dierenarts staat altijd klaar.
Voor een ziek of gewond dier, en
voor de eigenaar. Het is een mooi
vak, maar hard werken. De werk-
druk is hoog en de klanten soms
veeleisend. Ook hun eigen perfec-
tionisme, plichtsgevoel en klant-
gerichtheid kunnen dierenartsen
in de weg zitten. Zo kan het be-
roep waar je vol idealisme aan begon, gaan lijken op een
rijstebrijberg. Hoe kun je gezond blijven en je inspiratie
behouden?

Onlangs volgden acht dierenartsen de masterclass \'De kunst
van de reiger\' 1) en maakten de balans van hun werkleven op.
Ze keken naar wat hen drijft en inspireert, en wat ze nodig
hebben om hun werk goed te kunnen doen. Dierenartsen zijn
meestal van het type dat de schouders er nog eens extra onder
zet. De eigen vitaliteit komt het laatst aan de beurt, waardoor
het risico van opbranden niet denkbeeldig is. Het is daarom
zaak in balans te blijven, door tijdig te ontspannen en ruimte
te houden voor je privé-leven en activiteiten buiten het werk.
En jezelf fris te houden door nieuwe uitdagingen te blijven
zoeken in het werk. Hieronder een kijkje in de werklevens
van Johanne ten Bouwhuis en Ricks Eggens.

Voorkomen dat je in een sleur komt

Rieks Eggcns (53) werkt sinds 1979 in een dierenartsen-
maatschap in Steenderen. Hij is een van de dertien associés,
daarnaast werken er nog vier dierenartsen in loondienst. Dc
praktijk kreeg zijn huidige omvang door een fusie in 1999.
Rieks behandelt vooral koeien en varkens. "We hebben
binnen de praktijk allemaal onze eigen specialisaties."
Onlangs werkte hij vier maanden voor de Faculteit der
Diergeneeskunde: hij begeleidde groepen studenten in de
buitenpraktijk. "Dat deed ik voor het eerst. Het was leuk
mijn kennis over te brengen, en ook om kritische vragen te
krijgen. Daardoor ga je weer fris tegen het vak aankijken."
Rieks heeft in zijn loopbaan regelmatig \'uitstapjes\' die hem
fris houden. Zo ging hij een aantal malen naar Oost-
Duitsland om varkensbedrijven te ondersteunen. En hij zette
zich in voor de bestrijding van varkenspest en mond- en
klauwzeer in en buiten zijn regio.

Rieks vervult regelmatig de rol van vertrouwensman voor
collega\'s. Voor de jongeren in de eigen praktijk en daarnaast
via de Maatschappij voor Diergeneeskunde. Hij ziet regel-
matig dat dierenartsen tegen hun grenzen aan lopen. "Het
vak vraagt fysiek uithoudingsvermogen en geestelijke flexi-
biliteit. Er is een meer dan gemiddeld risico dat de rek er uit
raakt. Het is om te beginnen heel gewoon om 55 uur te wer-
ken. Dus als anderen vrij zijn, werk jij." Ook zijn er een aan-
tal ontwikkelingen in het vak die extra belasting geven. "De
sector heeft een wat negatief beeld gekregen door de ziekte-
uitbraken van de laatste jaren. Je moet je in je omgeving
soms verdedigen voor het werk datje doet. Dat kan spanning
geven." Verder wordt de landbouw steeds commerciëler. "De
veehouder wordt assertiever en is meer bezig met prijsonder-
handelingen. Het gemoedelijke verdwijnt." Bij gezelschaps-
dieren gelden weer andere factoren. "Ook daar worden eige-
naren veeleisender De hond of kat wordt steeds meer een
gezinslid. Zelf zie ik daarin een grens, ledereen gaat een keer
dood, dus ik vraag me wel eens af wat zo\'n laatste halfjaar
van \'gedokter\' nog toevoegt aan de levenskwaliteit van het
dien Maar goed, eigenaren kunnen dat heel anders beleven."

Intervie

Kiezen

Hoe kun je vlammen?

Dierenarts: een mooi, maar veeleisend beroep

Tekst: Saskia den Broeder, Werkende Woorden

Een andere mogelijke bron van spanning zijn dc veranderin-
gen in de praktijkopbouw. Rieks: "Er komen steeds grotere
praktijken, waardoor je minder eigen baas bent en moet
samenwerken. Niet iedereen kan dat even makkelijk. "Bij
ons is het soms ook een beetje dertien kapiteins op een
schip." En er komt meer concurrentie, binnen de maatschap

tóe

1  Zie ooii Tijdschrift voor Diergeneeskunde deel 130. aflevering 2. 15 januari 2005,
pag 59

-ocr page 68-

als er werk verdwijnt, of als collega\'s landelijk gaan werken
en dus op jouw gebied komen." Een andere tendens is dat
steeds minder dierenartsen willen associëren. "De mobiliteit
binnen ons vak neemt toe, daardoor kun je een brain drain
vanuit je maatschap krijgen." Ook gewijzigde verhoudin-
gen binnen het gezin stellen een grens aan de vroeger toch
meer vanzelfsprekende beschikbaarheid. "Mensen hebben
nu ook verplichtingen op het thuisfront." Al deze ontwikke-
lingen worden nog versterkt door de naderende pensionering
van de babyboomgeneratie. "Maar er zullen ook wel weer
oplossingen komen", voorspelt Ricks. Hij is zelf nog geens-
zins uitgekeken op het vak. "Ik heb ervoor gezorgd dat ik als
ik wil met 56 kan stoppen. Maar ik weet nog niet of ik dat
ook ga doen. Het is fijn te kunnen kiezen." Zijn deelname
aan \'De kunst van de reiger\' bracht hem meer dan ooit terug
bij de praktijk van het vak. "Het gaat er om uitdagingen te
blijven zien, de krenten uit de pap te halen. Voorkomen datje
in een sleur komt. Daarom ben ik naar de faculteit gegaan."
Door de cursus verdiepte Rieks zijn mensenkennis nog meer.
"Je leert op een andere manier kijken, gedifferentieerder.
Iedereen heeft goede en slechte kanten. Het gaat er om het
positieve uit mensen te halen. Ook uit jezelf."
Voor jongeren die dierenarts willen worden heeft hij als tip:
"Ga kijken wat het eigenlijk inhoudt. Praat erover met een
professional. Verdiep je ook in de zware en minder leuke
kanten. En kies dan opnieuw."

"Ik leef niet alleen om te werken"

Johanne ten Bouwhuis (34) wilde als kind al dierenarts wor-
den. Ze was altijd buiten. "Ik had een eigen pony." De vrij-
heid, het buiten werken, en omgaan met dieren en mensen
trokken haar aan. "In de vakanties hielp ik mee bij een dieren-
arts in de buurt. Die deed paarden en kleine huisdieren." Ze
ging ook kijken bij een praktijk met grote huisdieren. "Ik wist
dus waar ik aan begon." Zelfs tweemaal uitgeloot worden ont-
moedigde haar niet. Intussen deed ze eerst een jaar wiskunde.
"Dat vond ik leuker dan biologie, wat velen kiezen als \'par-
keerstudie\'." Daarna een jaar de lerarenopleiding. "Daar ont-
moette ik mijn partner. Die is nu docent biologie."
In 1997 studeerde ze af en begon haar loopbaan in het crisis-
centrum in Udcn. "Net nog het staartje van de varkenspest."
Haar volgende baan in een gemengde praktijk zegde ze na
anderhalfjaar op. "Mijn partner en ik wilden dolgraag een
lange reis maken naar Nieuw-Zeeland en Australië." Bij
terugkomst vond ze vrij snel haar huidige plek in een groeps-
praktijk in Berghem bij haar woonplaats Oss. Inmiddels is ze
geassocieerd. Johanne behandelt vooral paarden, haar favo-
riete dieren, maar daarnaast ook landbouwhuisdieren. En ze
doet een paar spreekuren per week voor gezelschapsdieren.
Johanne stelde een revolutionaire voorwaarde bij haar associ-
ade. "Ik wilde per se niet meer dan vier dagen per week. Na
een korte bedenktijd besloten alle vier mijn collega\'s, allemaal
mannen, ook korter te gaan werken!" Ze heeft nog steeds volle
werkweken. "Toch merk ik een groot verschil. Ik houd nu tijd
en energie over voor sporten en sociale contacten."

Grenzen stellen

Het vak zelf inspireert haar nog steeds. "De omgang met de
dieren, maar ook die met de eigenaren vind ik nog steeds ge-
weldig. Ik voel me zeker in wat ik doe. Ik vind het ook geen
probleem om iets na te zoeken in het bijzijn van de klant."
Wondergenezingen heeft ze niet meegemaakt, maar wel
sterke staaltjes. "We hebben onlangs een hond die accuzuur

had geslikt kunnen redden." Een goed tegenwicht voor de
keren dat een dier ondanks alle inspanningen toch dood gaat.
"Het blijft altijd aangrijpend als een dier niet geholpen kan
worden en overlijdt, of als je het moet laten inslapen. Steun
geven aan de eigenaar hoort daar ook bij."
Omgaan met de werkdruk blijft haar aandachtspunt. "Ik ben
een enorme perfectionist. Ik kan slecht nee zeggen en moei-
lijk delegeren. Zeker toen ik pas begon, voelde ik me gevleid
als klanten juist mij wilden hebben. Ook als ik geen dienst
had ging ik er heen. Dat doe ik nu meestal niet meer." Vorig
jaar kwam ze op een punt dat ze haar werkplezier helemaal
kwijt was. Dat was tijdens de topdrukte van het dekseizoen.
"Ik voelde me geleefd door mijn klanten en begon in een
kringetje rond te draaien." Mede door de masterclass \'De
kunst van de reiger\' kreeg ze weer perspectief. "We gingen
terug naar waar het eigenlijk om gaat. Hoe kun je vlammen?
Ik kan dat beter als ik grenzen stel en goed voor mezelf zorg.
En tevreden ben met kleine stapjes in plaats van direct van A
naar Z te willen schieten." Deze zomer lukt het haar veel be-
ter om ondanks de drukte relaxed te blijven. En de omgang
met collega\'s gaat soepeler. "Gewoon directer communice-
ren. Dingen benoemen. Niet van alles veronderstellen zon-
der te checken of het klopt."

Lang heeft Johanne getwijfeld of ze wel of geen kinderen
wilde, vooral vanwege de lange werktijden die aan het be-
roep vast zitten. Maar uiteindelijk vindt ze dat zo\'n keus niet
mag afhangen van het tijdsargument. "Het gaat bij deze be-
slissing allereerst om een gevoelskwestie. Ik vind mijn werk
geweldig, maar ik werk om te leven en leef niet alleen om te
werken!" Toch is haar grootste waarschuwing voor mensen
die diergeneeskunde willen gaan studeren: "Onderschat niet
de impact die dit beroep op je leven heeft."

-ocr page 69-

In september en oktober 2005
worden er in Zeist wederom
masterclasses \'De kunst van de
reiger\' georganiseerd, over per-
soonlijk management en commu-
nicatie voor dierenartsen. Een in-
formatieavond voor
belangstellenden is op 25 augustus
2005 van 19.00 tot 20.30 uur, loca-
tie Boulevard 14, 3707 BN Zeist. Aan de informatiebij-
eenkomst zijn geen kosten verbonden.

De masterclass \'De kunst van de reiger\' geeft u persoonlijk
antwoord op de vragen:

• Hoe schep ik een goede balans tussen privé en werk?

• Hoe ga ik constructief om met dilemma\'s en conflicten?

• Hoe kan ik goed communiceren met mijn medewerkers,
collega\'s en klanten?

• Hoe houd ik mijn energiebalans hoog?

• Hoe manage ik mijzelf zo, dat ik plezier houd in mijn
werk?

U gaat daadwerkelijk stappen zetten naar een goede energie-
balans en gezond persoonlijk management. Dit onder meer
met behulp van een persoonlijk actieplan.

Congresse

cursussei

De masterclass wordt gehouden op: 5 en 22 september van
10.00 tot 17.00 uur en op 5 en 20 oktober van 13.00 tot
17.00 uur, plus twee vervolgbijeenkomsten, data in over-
leg. Locatie: Van Ede & Partners, Boulevard 14, 3707 BN
Zeist. Het maximum aantal deelnemers is twaalf, mini-
mum is acht personen. Nascholingspunten: dertig. De
kosten bedragen € 1800,- exclusief BTW, deze kosten zijn
als beroepskosten aftrekbaar en sommige arbeidsonge-
schiktheidsverzekeraars blijken bereid te zijn een deel van
de kosten te vergoeden.

Wilt u meer informatie1 of u aanmelden voor zowel de infor-
matiehij enkomst als de masterclass? Neem contact op met
Lucy Platvoet en Alexandrien van der Burgt, Platvoet
Consulting, Muntweg 205, 6532 TH Nijmegen. Telefoon:
024-3565385 of 06-20440569 E-mail: info@platvoetcon-
sulting.nl.

* Contact met eerdere deelnemers van de masterclass is natuurlijk mogelijk.

Masterclass \'De kunst van de reiger\'

Persoonlijk management en communicatie voor dierenartsen

Vedias Najaarsdag 2005

Op zaterdag 17 september 2005 organiseert VEDIAS, in
samenwerking met Pfizer Animal Health, de VEDIAS
Najaarsdag op de Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht. Dit jaar met als thema \'Het zenuwstelsel\'.
De volgende onderwerpen zullen behandeld worden:

• \'Het neurologisch onderzoek onder praktijkomstandighe-
den\' (drs. J.T. Bosje, Specialist Interne Geneeskunde
Gezelschapsdieren)

• \'Herkenning en behandeling van de belangrijkste neurolo-
gische gevallen\' (drs. J.T. Bosje, Specialist Interne
Geneeskunde Gezelschapsdieren)

De kosten (inclusief lunch, certificaat et cetera) van deze VE-
DIAS Najaarsdag zijn voor leden € 20,- en voor niet-leden
€ 40,-. Bij overinschrijving zullen aanmeldingen op basis
van binnenkomst van betalingen worden toegelaten. Kijk op
www.vedias.nl voor meer informatie en om online in te
schrijven. Inschrijven is mogelijk tot en met 5 september
2005. Deze dag is bestemd voor dierenartsassistenten en stu-
dent-dierenartsassistenten.

Voor meer informatie over deze VEDIAS Najaarsdag: Petra
Stomps, telefoon 0570-565134 of Irma Wensink,
telefoon/fax: 0578-627706 (beide na 19.30 u. het beste be-
reikbaar), e-mail: nascholing@vedias.nl

Oudleden/reünisten van het Veterinair Dispuut Unitas opgelet:

Het is weer zover... de 15e oktober komt dichterbij; op deze datum vindt de traditionele VDU-oudle-
dendag plaats. Een dag met briesende activiteiten afgesloten met een veterinair verantwoorde bor-
rel. Dit alles natuurlijk voor een zeer selecte groep en wel de leden en in het bijzonder de oudleden /
reünisten van het VDU. Dus reserveer deze dag alvast in uw agenda en geef u op
(oudledendag@
hotmail.com).

1  \'Bouw, functie en werking van het zenuwstelsel\' Hoe
werkt het ook al weer? (dr. P.J.J. Mandigers, Specialist
Interne Geneeskunde Gezelschapsdieren)

• \'Wat zijn de hoofdpunten waar we bij neurologisch onder-
zoek op moeten letten? (dr. RJ.J. Mandigers, Specialist
Interne Geneeskunde Gezelschapsdieren)

• \'Het fenomeen Pijn, wat is het en hoe ontstaat het?\' (drs.
R.H.J. Huijbers, Manager Technical Service)

• \'Pijnmanagement met betrekking tot het zenuwstelsel\'.
Welke medicatie is er mogelijk? (drs. R.H.J. Huijbers,
Manager Technical Service)

-ocr page 70-

Op 1 oktober 2005 organiseert \'de Tweede Lijn\' op-
nieuw een symposium. Net als vorig jaar zal er een pro-
gramma zijn voor de dierenarts als ook voor de as-
sistent/paraveterinair.

Onderwerpen voor de dierenarts: cementloze heuppro-
these, dermatologische valkuilen, behandeling van (grote)
wonden, laparoscopic bij de hond, case-report; chylotho-
rax bij de kat.

Onderwerpen voor de assistent/paraveterinair: zoönosen,
heupdisplasie, artroscopie en echografie.
De dag begint om 10.00 uur met koffie

Sprekers: dr. ing Slobodan Tepic (ontwikkeling cement-
loze heupprothese) Silvia Jauernig, Erik Jan Tjalsma,
Anne-Marie Reinders, HansNieuwendijk.

De kosten voor deze dag bedragen € 45,00 per persoon.
De lunch en de aangeklede borrel na afloop zijn inbegre-
pen. Er zijn nascholingspunten aangevraagd voor deze
dag. Het symposium wordt gehouden in \'Park Fre-
deriksoord\', Majoor van Swietenlaanlaan 1 te Fre-
deriksoord.

Informatie en aanmelding: De Tweede Lijn, 0521-383659,
balie@detweedelijn.nl

Symposium de Tweede Lijn

Oorzaken en therapie bij coprofagie

De redactie vond de heer dr. M. Schilder (Faculteit der
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren) bereid om op onderstaande vraag
een antwoord te formuleren.

Deze Vraag en antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het ge-
bied van voeding van gezelschapsdieren.

Vraa

antwoor

Vraag

Wat is de oorzaak en wat kan ik
aan een eigenaar adviseren met
een hond die last heeft van copro-
fagie?

Antwoord

Coprofagie komt bij vele diersoorten voor en is op be-
paalde momenten ook een volstrekt normaal gedrag. Zo
eten teven de uitwerpselen van hun pups. Er zijn meerdere
oorzaken voor coprofagie in volwassenheid buiten deze
context, alhoewel al de hieronder te noemen oorzaken ei-
genlijk als hypothetisch beschouwd moeten worden.
Zo wordt aangegeven dat honden, die ondervoed zijn of op
een calorierestrictiedieet zitten, coprofagie kunnen gaan
ontwikkelen. Feces van honden met spijsverteringsstorin-
gen, waardoor bepaalde componenten niet of anders wor-
den verteerd, kan kennelijk smakelijk zijn voor andere
honden, en het eten ervan dus belonend.
Verveling in kennelsituaties is een andere hypothetische
oorzaak. Als mogelijk medische oorzaken wordt door
Landberg
et al (2003) aangegeven: gastrointestinale ver-
storingen, nierfalen en endocrine afwijkingen. Van negen
onderzochte honden met coprofagie hadden de meeste een
lage trypsine-achtige immuunrcactiviteit, andere hadden
abnormaliteiten in nutriënten. Geen van de honden had
interne parasieten, abnormale fecaal vet of trypsine. De
suggestie is dus dat, althans in een aantal gevallen, een me-
dische oorzaak aanwezig is. Een uitgebreid biochemisch
profiel, alsmede onderzoek aan sporenelementen, wordt
in de VS uitgevoerd. Gedragsmatig kan een bijdrage aan
het probleem worden verwacht als de hond aandachtbe-
hoeftig is en ontdekt heeft dat coprofagie leidt tot een ge-
wenste reactie van de eigenaar. Verveling or stress ingeval
van een onvoldoende rijke huisvesting zou ook een oor-
zaak kunnen zijn. Coprofagie kan ook een onderdeel zijn
van een algemenere pica. Vaak zal men echter niet een dui-
delijke oorzaak van het probleem kunnen aanwijzen.

Therapeutisch is het volgende aan te bevelen. Allereerst
kan geprobeerd worden via dieetwijzigingen (andere
commerciële voerders proberen) het probleem aan te pak-
ken, met als achterliggend idee, dat een niet onderkende
deficiëntie een oorzaak kan zijn. Sommigen beweren dat
het geven van eierkoeken aan honden in een aantal geval-
len het probleem oplost, maar data hierover zijn er niet.
Dit geldt ook voor het toevoegen van plantaardige enzy-
men aan het dieet bij honden, die hun eigen ondasting
eten.

Voor honden die buiten feces eten, wordt aanbevolen ze
een strikt appel aan te leren (vooral het komen). (Als dit
laatste commando nog niet direct wordt gehoorzaamd kan
uitlaten middels een flexi of een lange lijn controle geven.)
Het idee is dus de hond toegang tot feces te ontzeggen en
zo (voor de hond) positieve effecten van het eten ervan te
voorkomen. Training met behulp van de Master Plus,
waarmee een op afstand bediende luchtstoot kan worden
uitgedeeld terwijl de coprofagie vertonende hond aan
stront snuffelt of het eet, is een goede remedie. Ook wordt
wel geprobeerd uitwerpselen, die men straks met de hond
gaat passeren, tijdens het uitlaten onaangenaam te maken
door er bijvoorbeeld zout of een misselijkheid oproepende
stof (LiCl) tevoren in aan te brengen, zodat voedselvermij-
dingsleren kan optreden. Het blijft echter een lastig te be-
handelen probleem.

-ocr page 71-

Prof. dr. Dooitse Swierstra

memoriam

Op 12 maart 2005 overleed professor dr D. Swierstra, emeritus hoogleraar Parasitologie en Parasitaire
Ziekten, op de leeftijd van 87jaar

Dooitse Swierstra is geboren op 20 februari 1918 te Oppenhuizen, een dorp lussen Sneek en het Sneekermeer
Hij was de oudste zoon in een gezin met vijf broers en één zuster, op een boerderij aan de Houkesloot. Het di-
ploma van de Rijks HBS in Sneek werd behaald in 193 7. Daarna volgde de studie diergeneeskunde. De keuze in
de familie ging tussen \'Utrecht\'en Wageningen\', waar twee broers hebben gestudeerd.
Swierstra werd bij de mobilisatie in 1939 ingedeeld bij het Algemeen Paarden Depot in Utrecht. De aspirant
militaire paardenartsen kregen de gelegenheid zich aan de Faculteit der Diergeneeskunde verder te bekwatnen
als toekomstig paardenarts. Op 12 mei 1940, hij was toen gelegerd op de renbaan in Hilversum, ontving hij het
bericht van zijn bevordering tot korporaal op grond van het feit dat hij voor het kandidaatsexamen was ge-
slaagd.

In 1943 verzette Swierstra zich actief tegen het tekenen van de loyaliteitsverklaring. Hij nam deel aan een \'om-
kletsploeg \'in Friesland om andere studenten van ondertekening te weerhouden. Vanaf mei 1943 dook hij onder
op een boerderij in midden Friesland. Hij trouwde op 26 februari 1946 melAafje Sikma. Uil dit huwelijk zijn
twee dochters geboren, in 1947 en 1949.

Swierstra deed als ondeiduiker veel praktische ervaring op hij de dierenartsen in Lemmer en Ferwerd. Hij
werkte na het eind van de oorlog nog een maand in de praktijk te Wommels. In november 1945 ontving hij het
dierenartsdiploma zonder co-assistentschappen te hebben gelopen.

In februari 1946 werd Swierstra aangesteld als conservator voor het vakgebied parasitologie en parasitaire
ziekten aan het Instituut voor Parasitaire en Infectieziekten. Binnen het Instituut was \'de Parasitologie\'vrijwel
onbemand geraakt en Swierstra heeft als autodidact zijn parasitologische kennis opgebouwd. Hij promoveerde
in 1956 op \'Een onderzoek naar hel zuurstofverbruik van infectieuze larven van hij het paard voorkomende
strongylidae\'.

In maart 1957 werd Swierstra benoemd tot hoogleraar in de Parasitologie en Parasitaire Ziekten. Hij aan-
vaardde zijn ambt een jaar later met de oratie: \'De parasitaire ziekte, een gecompliceerd probleem \'. Swierstra
gaf zijn medewerkers de ruimte om zich breed te ontplooien in de parasitologie. Hij trad op als promotor bij vijf-
tien promoties.

Op landelijk niveau was hij gedurende lange tijd actiefin de Runderhorzelcommi.ssie en de Leverbotcommissie
TNO. Tevens was hij nauw betrokken bij veldexperimenten van het Proefstation van de Rundveehouderij ter
voorkonüng van maagdarm- en longwormziekte. Deze activiteiten leidden tot het vrijwel uitroeien van de run-
derhorzel in Nederland, het optimaliseren van de nog steeds actuele jaarlijkse leverbotprognose en tot de aan-
beveling van maatregelen tegen maagdarmworminfecties, die na meer dan jaar nog steeds relevant zijn.
De generaties dierenartsen die na de oorlog tot eind jaren \'70 studeerden, hebben hem als docent meegemaakt.
Eén van de vaste onderdelen van het co-schap Parasitologie was het veldbezoek in Vleuten om in de weidegrep-
pels te zoeken naar leverbotslakjes. Al pratend en docerend en onderwijl commentaar leverend op medeweg-
gebruikers werden de verblufte studenten soms tot midden in het weiland gereden. Over zijn humoristisch op-
treden bij mondelinge examens doen nog steeds anekdotes de ronde.

Hij was van 1966 tot 1982 secretaris van de Scrinerius Stichting. Dit studiefonds werd ingesteld na het overlij-
den van de Utrechtse boekhandelaar Scrinerius in 1916. Hieruit konden steeds twee medische, veterinaire of
biomedische studenten, bij voorkeur van Friese herkomst, gedurende hun gehele studie een stipendium ontvan-
gen. Dit fonds is nog aanwezig.

Prof dr D. Swierstra ging op 1 juli 1983 met emeritaat. Met het vertrek van deze hartelijke en integere collega
was het naoorlogse tijdperk van de Veterinaire Parasitologie afgesloten. Hij is op 12 maart 2005 rustig ingesla-
pen en werd in besloten kring gecremeerd. Moge zijn vrouw, kinderen en familie troost vinden in het feit dat hij
zolang bij hen is geweest.

Wim Hendrikx
Ina Ooms-Siebenga
Gerben F de Boer

-ocr page 72-

Deze brief is op 14 juli jl. per e-mail of brief
aan alle leden van de KNMvD verzonden.

Betreft: Aanvulling nieuw kwaliteitsbeleid
Geacht lid,

Op 24 juni jl. stuurden wij u een "tussenstand" inzake het nieuwe kwaliteitsbeleid. Naar aanleiding van een
onlangs gehouden bespreking met afgevaardigden van alle groepen en een aantal reacties van leden is ge-
bleken dat deze tussenstand nog enige verduidelijking en aanvulling behoeft.

Er is nu duidelijk onderscheid gemaakt tussen de (vrijwillige) nascholing (I) die alle dierenartsen volgen, de
invulling van de
diersoortspecifieke erkenningen (II) en bestaande kwaliteitssystemen (III)

I. Nascholing

De nieuwe stichting Veterinair Administratie Kantoor (VAK) gaat alle dierenartsen de gelegenheid bieden om
scholingsactiviteiten te laten registreren in het Algemeen Register Permanente Educatie Diergeneeskunde
(ARPED). Ten aanzien van de nascholing in het algemeen bestaat er binnen de beroepsgroep groot draag-
vlak. Het bestuur en de groepsbesturen zijn van mening dat er sprake moet zijn van een "moral obligation",
ofwel een advies van 5 dagen nascholing per jaar voor iedere dierenarts. Hiervoor is brede steun onder zo-
wel de practici gezelschapsdieren en paard, alsook onder de practici landbouwhuisdieren. Dit is bovendien in
lijn met wat er in andere beroepsgroepen en in andere landen gebruikelijk is. Het blijft vrijwillig en staat uit-
drukkelijk los van de diersoortspecifieke erkenningen (zie II)

li. Diersoortspecifieke erkenningen

Ten aanzien van de diersoortspecifieke erkenningen wordt uitgegaan van eisen en/of vragen vanuit "de
markt". Hierover zal door de KNMvD (bestuur en/of groepsbesturen) met de marktpartijen nader overlegd
c.q. onderhandeld worden. Het benodigde kennisniveau per diersoorterkenning wordt dus met de marktpar-
tijen besproken. Naar de mening van bestuur en groepsbesturen zal voor de erkenning altijd sprake zijn van
specifieke nascholing. De KNMvD (bestuur en/of groepsbesturen) voert het overleg met de marktpartijen en
stelt aan de hand daarvan de voorwaarden ten aanzien van diersoortspecifieke erkenningen op. Indien de
marktpartijen en/of de overheid dat wenselijk achten, wordt de regeling neergelegd bij één of meer
Certificerende Instellingen (CI\'s), die desgewenst geaccrediteerd worden door de Raad voor Accreditatie. De
certificerende instelling is verantwoordelijk voor de toetsing en de toekenning van het certificaat.
Mogelijk stelt de overheid in de toekomst bepaalde eisen aan dierenartsen met betrekking tot het verrichten
van officiële taken. Kennis op het gebied van wet- en regelgeving kan dan uiteraard worden meegenomen in
bovengenoemd register.

-ocr page 73-

III. Bestaande kwaliteitssystemen

Voor het vrijwillige KRD-ISO-traject zullen de praktijken in de toekomst zelf afspraken dienen te maken met
een Cl.

Het traject voor de Keuringsdierenarts paard. Hiervoor is een marktvraag en derhalve geldt dat het traject on-
veranderd gehandhaafd blijft. Bezien moet worden waar de certificatie van dit traject ondergebracht gaat
worden.

Voor GVP-IKB varken gelden eveneens eisen uit de markt (IKB-regeling in de varkenshouderij) en tevens ei-
sen van de overheid als het gaat om een dierenarts die een overeenkomst heeft gesloten met een varkens-
houder in het kader van de Kanalisatieregeling ("zelfentende varkenshouders"). Deze dierenartsen dienen
zich jaarlijks te laten toetsen. Momenteel wordt de geldende regeling herzien en afgestemd op de nieuwe
structuur, in lijn met de voorstellen waarmee de leden hebben ingestemd tijdens de algemene vergadering
van 25 mei jl. Zo lang over de herziening nog geen overeenstemming is bereikt, gaan alle betrokkenen uit
van de bestaande regeling en het daarbij horende GVP-register varken.

IV. Stichting VAK

De nieuwe stichting Veterinair Administratie Kantoor staat los van de KNMvD en wordt een registratiekantoor
vooralle dierenartsen, leden en niet-leden.

Dierenartsen die in een register staan waarvoor de marktpartij of de overheid certificatie wenselijk acht, slui-
ten zelf een overeenkomst met een Cl, die de erkennings- en/of certificeringnorm heeft geaccepteerd.
De kosten voor de registerhouder, het VAK, zullen zo beperkt blijven, maar het is aannemelijk dat de kosten
voor de Cl hoger zullen uitvallen. Door marktwerking moeten deze kosten echter binnen de perken worden
gehouden.

V. Vervolg

Hiermee hopen wij u tot op dit moment voldoende te hebben geïnformeerd. In de vorige "tussenstand" heb-
ben wij u gevraagd om op korte termijn te reageren in verband met het feit dat de definitieve voorstellen ge-
ruime tijd voorafgaand aan de algemene vergadering gereed moeten zijn. In de regiovergaderingen in sep-
tember1 kunt u zich uitspreken over de voorstellen, evenals in de algemene vergadering op 7 oktober
aanstaande in De Efteling.

Uiteraard blijven uw reacties ook tussentijds welkom.
Met vriendelijke groet,

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
en mede namens het bestuur en de groepsbesturen,

Wiel van den Ekker,
portefeuillehouder kwaliteitszorg

-ocr page 74-

Heeft het KN MvD-jaarcongres toegevoegde waarde?

Susan Unnans

Twee KNMvD-leden in gesprek
over de toegevoegde waarde
van het Jaarcongres. Margot
Kampert is dit jaar nauw betrok-
ken bij de organisatie ervan en
daarnaast al jarenlang een trouw
en enthousiast bezoekster. Jan
van Mameren is weliswaar be-
stuurlijk actief (voorzitter Groep
Dierenartsen werkzaam In het Bedrijfsleven (DIB)),
maar bezocht het congres sporadisch en ziet op
basis van deze ervaringen nauwelijks de toegevoegde
waarde ervan. Wat moet er veranderen aan de opzet en
is het Jaarcongres nieuwe stijl een stap in de goede
richting?

Heeft u in het verleden het Jaarcongres wel eens bezocht
en hoe vaak?

Kampert: "Sinds ik bestuurslid van de Afdeling Noord-
Brabant ben (1996), dat nu is opgegaan in Regio Zuid, ga
ik elk jaar. Daarvoor niet, omdat ik dan weer een waarne-
mer en kinderoppas moest inschakelen en er al zoveel te
doen was waarvoor ik weg moest."

Van Mameren: "Ik heb het Jaarcongres twee a drie keer be-
zocht. Omdat het congres altijd rond dierendag is, kwam
het voor mij vaak slecht uit omdat het voor mijn bedrijf,
dat zich richtte op de dierenspeciaalzaak, dan een extreem
drukke periode was. Bovendien vond ik het congres vrij
statisch en voorspelbaar. Een soort ons kent ons.
Voor mij
is diergeneeskunde een vak en geen lifestyle. I Iet studenti-
koze heeft mij nooit zo aangesproken, ook tijdens mijn
studie niet. Ik weet dat er binnen de Groep DIB veel die-
renartsen met hetzelfde gevoel rondlopen."

Wat was uw indruk van het Jaarcongres?

Kampert: "Ik geniet altijd van alle informele contacten,
voel me dan net weer terug op de Faculteit en verbonden
met beroepsgenoten. Ik steek misschien niet van alle spre-
kers evenveel op, maar kom altijd gemotiveerd weer terug
in de praktijk."

Van Mameren: "De algemene vergadering was altijd vrij
statisch en dat is ook logisch, want het is vooral het mo-
ment waarop het bestuur verantwoording aflegt aan de le-
den. Hierdoor ontstaat al snel eenrichtingsverkeer vanuit
het bestuur naar de leden. Maar ook bij het Jaarcongres is
er sprake van een eenrichtingsverkeer. Door de omvang
van de zaal en het grote aantal aanwezigen ontstaat er zel-
den een interessante discussie."

Bent u ervan op de hoogte dat het Jaarcongres een
nieuwe weg is ingeslagen?

Kampert: "Ja, helemaal omdat ik dit jaar in de congrescom-
missie zit. Maar vorig jaar, toen ik er nog niet inzat, vond ik
het een hele leuke dag, waar tenminste vaart inzat."
Van Mameren: "Ja, maar ik ben niet op de hoogte van de
details. Ik heb er niet echt een mening over, omdat ik niet
weet wat de motivatie was om dit te doen."

Vindt u dat het Jaarcongres een toegevoegde waarde
heeft voor het KNMvD-lid?

Kampert: "Ja, vanwege het intensieve contact met be-
roepsgenoten en in de wandelgangen steekje ook nog eens
veel op van waar de KNMvD allemaal werk van maakt."
Van Mameren: "Weinig. De beslissingen worden in de be-
sturen genomen. Op de algemene vergadering wordt ver-
antwoording afgelegd. Ik denk dat als je er onvoorbereid
invalt, je het niet kunt volgen."

Vindt u dat de congrescommissie op de juiste weg is, of
heeft u nog suggesties voor verbeteringen?

Kampert: "Als congrescommissielid wil ik natuurlijk het
liefst dat er zoveel mogelijk mensen naar het Jaarcongres
komen. Maar hoe bereik je meer mensen? Wat moet je
doen om iedereen die dag uit zijn werk te halen? We heb-
ben al een splitsing aangebracht tussen de algemene ver-
gadering \'s ochtends en het congres \'s middags. Zo kan ie-
dereen voor zichzelf bepalen waar hij of zij naartoe wil en
een duidelijke afweging maken."

Van Mameren: "Ik ben eigenlijk niet genoeg op de hoogte
van de veranderingen om suggesties te hebben."

Wat zou er in uw ogen moeten veranderen om het con-
gres voor ieder lid aantrekkelijk te maken?

Kampert: "We moeten mikken op een programma dat bo-
ven de diverse verschillende \'groepen\' binnen diergenees-
kunde uitgaat. Beroepsmatig/vakmatig kun je binnen de
Groepen van alles opsteken. Ondertussen ben ik ook
nieuwsgierig wat een collega op andere terreinen allemaal
aan werkzaamheden en problemen tegenkomt. Misschien
een idee voor het congres volgend jaar: alleen maar die-
rcnartsen-sprekers, die wat vertellen over waar ze mee be-
zig zijn."

Van Mameren. "Zelfben ik erg gecharmeerd van de opzet
van de besturendag. Door de grote zaal en het aantal men-
sen is het houden van een goede discussie op het
Jaarcongres vrijwel onmogelijk. In workshops kan dit wel.
Iedere groep zou dan een thema kunnen aandragen en ver-
zorgen. Zo kan er een breed en gevarieerd programma ont-
staan, met voor iedereen een interessant onderwerp."

-ocr page 75-

Véronique Roelvink

In het najaar van 2004 introdu-
ceerden wij onze uitgebreide bere-
kenmethode voor goodwill. Uit de
reacties blijkt dat sindsdien in vele
praktijken wordt gerekend. Een
belangrijk doel van de nieuwe
KNMvD-goodwillmethode is daar-
mee bereikt, namelijk de dierenart-
sen bewuster te maken van hun si-
tuatie en ze te stimuleren met elkaar in discussie te gaan
over praktijkvoering en de toekomst.

Een aantal elementen in de nieuwe berekeningswijze leidde
tot onduidelijkheid; in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 februari jongstleden zijn wij hier nader op ingegaan.
Het betrof met name de hoogte van de arbeidsbeloning, pen-
sioenpremie en arbeidsongeschiktheidspremie, het aantal
uren waaruit een fulltime werkweek bestaat en de samenstel-
ling van de maatschap.

Behalve onze leden bleken ook banken, accountants en veteri-
naire adviesbureaus vragen en opmerkingen te hebben over
onze nieuwe methode. Op 22 februari 2005 hebben wij
daarom voor hen een bijeenkomst georganiseerd. Uit dit over-
leg kwam onder meer naar voren dat onze methode navolging
vindt, maar dat er ook andere rekenmethoden worden toege-
past (soms gebaseerd op onze oude methodes). Daarnaast
bleek dat de uitgangspunten voor een berekening verschillend
kunnen zijn. Zo rekent men bijvoorbeeld niet overal met de-
zelfde arbeidsbeloning of hetzelfde aantal uren voor een full-
time werkende praktijkeigenaar. Dit kan tot grote verschillen
in goodwillbedragen leiden. Tot slot kwam naar voren dat de
belangen van de diverse adviseurs soms uiteen lopen. Zo be-
kijken adviesbureaus het totale financiële plaatje (inclusief
dat van de dierenarts persoonlijk), terwijl de KNMvD uitslui-
tend objectief naar de waarde van de praktijk kijkt en de be-
drijfseconomische mogelijkheden en daarbij altijd de belan-
gen van zowel verkoper als koper in het oog houdt.

Maatschappi

nieuw

Als beroepsvereniging willen wij u adviseren kritisch te kij-
ken naar de adviezen die u voorgeschoteld krijgt. Denk voor-
dat u een advies vraagt goed na over de de informatie die u
aan een adviseur geeft, want daarmee bepaalt u zelf de uit-
gangspunten voor het advies. Als u onderdeel uitmaakt van
een maatschap, is het van groot belang dat u voordat u een ad-
viestraject ingaat consensus bereikt over hoe u met goodwill
en allerlei andere praktijkzaken (zoals bijvoorbeeld het prak-
tijkpand) om wilt gaan. Een goed moment in het jaar om over
dergelijke zaken van gedachte te wisselen is bij het vaststel-
len van het jaarrapport van uw praktijk. Mocht u er als maat-
schap niet helemaal naar tevredenheid uitkomen, aarzel dan
niet een neutrale derde persoon in te schakelen. De KNMvD
biedt u hiervoor het Dierenartsen Netwerk of iemand uit de
Commissie Goodwillondersteuning. Voor vragen kunt u con-
tact opnemen met mevrouw drs. M.VE. Roelvink, beleids-
medewerker sociaal-economische zaken. Zij is bereikbaar
van maandag tot en met donderdag op nummer 030-6348900.

Drs. Véronique Roelvinl< is beleidsmedeweker sociaal-economische zaken
bij deKMNvD.

Goodwill: signalen uit het veld

Uitslag clusterkeuze

Op 5 juli 2005 heeft het stembureau de zetelverdeling voor
het bestuur van de KNMvD vastgesteld, op basis van de in-
gestuurde clusterkeuzeformulieren. De leden hadden tot 1
juli de tijd om hun clusterkeuze uit te brengen. In totaal zijn
er 1927 stembiljetten (45,6 procent) ontvangen. Ook is
door het stembureau de zetelverdeling voor de raad van
toezicht bepaald, op basis van het aantal dierenartsen dat in
de regio woont en op basis van de keuze voor een regio die
de in het buitenland wonende leden hebben gemaakt.

De uitslag van de stemming voor de zetelverdeling voor het
bestuur is als volgt:

• twee zetels voor Cluster 1, koppelgehouden dieren: Groep
Practici Grote Huisdieren, Groep Pluimveeweten-
schappen, Groep Varkensgezondheidszorg en Groep
Geneeskunde van het Rund,

• drie zetels voor Cluster 2, individueel gehouden dieren:

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren en Groep
Geneeskunde van het Paard;

• één zetel voor Cluster 3 volksgezondheid en bedrijfsle-
ven: Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg en Groep
Dierenartsen in het Bedrijfsleven.

De zetelverdeling binnen het bestuur blijft dus gelijk.

De uitslag van de stemming voor de zetelverdeling voor de
raad van toezicht is als volgt:

• Regio Noord twee zetels;

• Regio Zuid drie zetels;

• Regio West vier zetels;

• Regio Oost vier zetels.

Ook de zetelverdeling binnen de raad van toezicht blijft ge-
lijk.

Het volledige verslag van het stembureau kunt u nalezen op de
KNMvD-website onder [KNMvD] [Nieuws].

-ocr page 76-

Bulletin

Het Bulletin Bestuur en Bureau is
bedoeld om de leden naar aanlei-
ding van de maandelijkse bestuurs-
vergaderingen te informeren over
recente ontwikkelingen. Het blijkt
te voorzien in een behoefte. We
gaan deze informatievoorziening
versnellen. De nieuwe werkwijze is
erop gericht om het bulletin binnen ongeveer twee weken na
elke vergadering via e-mail te versturen naar de leden.
Meer informatie: voorzitter Ton de Ruijter (tonder@ xs4ali.nl)
en algemeen directeur Herman Geertsen (h.geertsen@
knmvd.nl)

Hondenbelasting

De KNMvD heeft op 7 juni 2005 een bijeenkomst georgani-
seerd met de Rotterdamse dierenartsen over de ontwikkelin-
gen rond de gegevensverstrekking aan de Gemeente-
belasting Rotterdam. Gezien het belang van deze kwestie en
de mogelijke precedentwerking in andere gemeenten levert
de KNMvD een inspanning (ook in financiële zin). Op dit
moment hebben zestien dierenartsenpraktijken zich bereid
verklaard tot het voeren van een gemeenschappelijk kort ge-
ding. Op donderdag 16 juni heeft Mare Verburgh, voorzitter
van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, spreektijd
gekregen in de Commissie Middelen van de Gemeente
Rotterdam om de bezwaren toe te lichten. De wethouder
heeft zich bereid verklaard om de uitspraak in hoger beroep
af te wachten, op voorwaarde dat er op korte termijn een
nieuw gesprek volgt tussen Gemeentebelastingen en de
KNMvD.

Meer informatie portefeuillehouder Leen den Otter
(denotter@vetweb.org) en bureaumedewerker Joost van
Herten (j.van.herten@knmvd.nl).

Kwaliteitsbeleid

In de buitengewone algemene vergadering van 25 mei 2005
is groen licht gegeven voor de verdere uitwerking van het
kwaliteitsbeleid. Met het oog op het benodigde draagvlak cn
de toegezegde transparantie wordt u op de hoogte gehouden
van de ontwikkelingen via de verschillende media van de
KNMvD. Reacties zijn welkom via de groepen, maar ook
rechtstreeks bij bestuursleden en medewerkers van het bu-
reau. Bovendien gaan binnenkort twee ledencontactperso-
nen \'het veld in\' om met u ook hierover het gesprek aan te
gaan.

B&
Bulleti

De statutaire omvorming van VKO naar de stichting
Veterinair Administratie Kantoor (VAK) is volop in voorbe-
reiding. Het bestuur van het VKO is formeel verantwoorde-
lijk voor het wijzigen van de statuten. Van groot belang zijn
de juridische randvoorwaarden die moeten worden gesteld
aan de statuten en reglementen. Deze moeten goed in kaart
worden gebracht. Deze zomer zal de statutenwijziging moe-
ten plaatsvinden. Vanaf dat moment tot en met de algemene
vergadering van 7 oktober aanstaande zal sprake zijn van een
overgangssituatie. De verdere uitwerking van het kwaliteits-
beleid wordt de komende tijd in enkele bijeenkomsten met
de groepsvoorzitters afgestemd. Tijdens de regiovergaderin-
gen in september en de algemene vergadering op 7 oktober
hebben de leden het laatste woord.

Meer informatie: voorzitter Ton de Ruijter (tonder@ xs4all.nl)
en algemeen directeur Herman Geertsen (h.geertsen@
knmvd.nl)

Nieuwe website KNMvD

Het bureau van de KNMvD werkt de komende paar maan-
den intensief aan de nieuwe website. De nieuwe vormgeving
van de KNMvD-site is zo goed als rond. De website bouwer
is nu druk aan het werk met de technische ontwikkeling van
de site. De eerste fase van de website hoopt het bureau in de
zomervakantie te kunnen afronden. Te zijner tijd ontvangt u
van ons bericht zodat u de nieuwe site kunt bekijken.
De groeps- en regiowebsites worden ook \'gerestyled\'. De
groepen en regio\'s worden door de webmaster van de
KNMvD benaderd om hun wensen kenbaar te maken zodra
het raamwerk van de nieuwe subsites klaar is. Heeft u als ge-
bruiker van onze website nog suggesties, wensen of opmer-
kingen, dan kunt u die e-mailen naar webmaster@knmvd.nl
Meer informatie: portefeuillehouder Nanny Wijne
(nanny@wijne.nl) en bureaumedewerker Marjolijn Fijten
(webmaster@ knmvd.nl).

Bulletin Bestuur en Bureau nummer 6, juni 2005

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Andel, Mevr. I. van; 2005; 3721 VE Bilthoven;
Venuslaan 5.

Arons, Mevr. J.A.L.; Gent 2004; B-9820
Merelbeke (België); Kloosterstraat 15A.
Barendse, Mevr. M.A.M.; 2004; 5175 NV
Loon op Zand; Klokkenlaan 17.
Berg, Mevr. M. van den; 2005; 3584 DE

Utrecht; Cambridgelaan 481.

Thieme, M.J.W.; 2005; 3512 NM Utrecht; Korte Nieuwstraat 10 G.
Verspui, Mevr. T.J.; 2002; 4223 SH Hoornaar; Lage Giessen 20.
Vliet -Horst ter. Mevr. L.M.W.van; 2005; 7351 AZ Hoenderloo; Krimweg
68.

Wagenaar, Mevr. L.; 2005; 3984 BB Odijk; Beukelaar 44.

Zuidhof, Mevr. M.C.; 2004; 3731 TH De Bilt; Burg. v. Heemstrakwartier

273.

Personal!

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heefl het bestuur aangenomen:

Bakker. Mevr. TS.; 2004; 3582 EH Utrecht; Gansstraat 40.
Beun, Mevr. I.; Gent 2004; 5503 PM Veldhoven; Schimmerik 8.
Blaaderen, Mevr C.M. van; Gent 2004; 1188 XH Amstelveen;
Bovenkerkerweg 98.

Bosma, Mevr. A.R.; 2004; 2101 XH Heemstede; Lindenlaan 26.
Hoofd Mevr. M.M. van \'t; 2004; 3981 GA Bunnik; J.E Kennedylaan 19.
Kaya, Mevr E; 2001; 3402 JD IJsselstein (U); Uranus 14.
Kolkman-Paternek, Mevr. L.C.; 2004; 7843 PB Erm; Dalerstraat 27.
Kroes, J.J.; 2002; 3985 SM Werkhoven; Korte Zuwe 2.
Meinen, Mevr. M.; 7772 SK Hardenberg; Lage Gaardenstraat52.
Peixoto Fonseca, Mevr. EL; 2004; 2587 WL Den Haag; Palaceplein 210.
Peen, M.; 2005; 1446 CZ Purmerend; Graanstraat 64.
Stokman, RJ.J.; 2004; 3997 MS \'t Goy; Tuurdijk 10.
Thien, B.B.; 2004; 3511 BV Utrecht; Rozenstraat I B.
Tonnema, Mevr. E.R.; 2004; 7512 XH Enschede;Timorstraat 6.
Verbruggen, Mevr. A.M.J.; Luik 1994; B-1950 Kraainem; Av. D\'Huartlaan
131.

-ocr page 77-

Verhoeven, Mevr. B.J.P.; 2005; 5038 KG Tilburg; West-point 172.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Boon, Mevr. L.R.
Elbagir, Mevr. E.
Hemmink, Mevr. J.D.
Houben. Mevr. R.M.A.C.
Louw, Mevr. M.D.E. de
Ven, Mevr. L.M.A. van de
Wienen, Mevr. M.F.P. van
Zwiers, Mevr. H.E.

Voor het dierenartsenexamen van 3 juni 2005 zijn geslaagd:

Andel, Mevr. I. van
Bouwmans, Mevr. M.
Bouwstra, Mevr. R.J.
Engen, Mevr. M.J. van
Geertsema, Mevr. G.
Giesen, Mevr. A.T.
Hoogendijk, Mevr. K.T.
Janssen, Mevr. M.
Louwerens, Mevr. M.
Persoon, Mevr. M.J.M.
Roest, Mevr. L.
Rossem, Mevr. R.A. van
Schwencke, Mevr. M.
Siethoff, Mevr. EE.
Thieme, M.J.W.
Wielen, Mevr. G.U.A. van der

Overlijdensberichten:

Op 20 maart 2005 C.L. van Willenswaard te Woudenberg.
Op 2 juni 2005 M. Dijkstra te Wezep.
Op 1 I juni 2005 Prof. J. Mol te Leusden.

Mutaties:

Andel, Mevr. 1. van; 2005; 3721 VE Bilthovcn; Venuslaan 5; tel.
privé: 030-2200951; E-mail privé: i.vanandcl(a students.uu.nl.; d.

Bakker, Mevr. TS.; 2004; 3582 EH Utreeht; Gansstraat 40; tel. privé
mobiel: 06-47142779; E-mail privé: tynkcbakker{aJhotmail.com.; medew.
bij M. van Baarle, D.J. Breen, W.C.J. Kampschöer en Mevr. H.G.
Suermondt; tel. prakt.: 0418-512009; fax prakt.: 0418-540572; E-mail
prakt.: dapzaltbommelfojwanadoo.nl.
(toev. als lid)

»Bazelmans-Heesakkers, Mevr. PB.M.H.; 2001; 5571 XB Bergeijk;
Postelseheideweg 14; tel. Privé: 040-2535232; tel. privé mobiel: 06-
22439265; fax privé: 040-2534799; E-mail privé: uppeltje@yahoo.com.;
p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 040-2432455; fax prakt.: 040-2465351.

Beers-Schreurs, Mevr. H.M.G. van; 1988; U -1996; 3991 PA Houten;
Kienhout 3; tel. privé: 030-6379624; E-mail privé: hetty.rene@planct.nl.;
werkzaam bij de afd. Varkensgezondheidszorg bij GD; tel. bur.: 0570-
660337; fax bur.: 0570-660345; E-mail bur.: h.v.bcers(a gdvdlcren.nl.

Beun, Mevr. 1.; Gent 2004; 5503 PM Veldhoven; Schimmerik 8; tel.
privé mobiel: 06-19222656; E-mail privé: iluyb@hotmail.com.; medew. bij
J.L.A. Pijls; tel. prakt.: 0187-482897; fax prakt.: 0187-489424; E-mail
prakt.: info@dgo-tpc.nl.
(toev. als lid)

Blaaderen, Mevr. C.M. van; Gent 2004; 1188 XH Amstelveen;
Bovenkerkerweg 98; tel. privé: 0297-582150; medew. bij Mevr. PR Weijer-
Molenbroek; tel. prakt.: 035-5824493; fax prakt.: 035-5824493; E-mail
prakt.: pp.weijer@freeler.nl.
(toev. als lid)

Bosma, Mevr. A.R.; 2004; 2101 XH Heemstede; Lindenlaan 26; tel.
privé: 023-5474335; tel. privé mobiel: 06-14324358; E-mail privé: astrid-
bosma@hotmail.com.; medew. bij Mevr. J.M.J.C. van Riel-Roozen; tel.
prakt.: 071-3613972; fax prakt.: 071-3621817; E-mail prakt.:
rielrooz@xs4all.nl.
(toev. als lid)

Bouwmans, Mevr. M.; 2005; 3737 BM Groenekan;
Voordorpsedijk 67; tel. privé mobiel: 06-19414338; d.

Bouwstra, Mevr. R.J.; 2005; 3862 SR Nijkerk; Van
Oldenbarneveltstraat 521; tel. privé: 033-4630440; E-mail privé:
r.j.bouwstra@students.uu.nl.; d.

»Bruschke, Mevr. C.J.M.; 1991; U-1998; 75008 Parijs; 36, Rue du
Général Foy; tel. privé: 00-33-l-(0)l-43871246; tel. privé mobiel: 00-33-
632469640.

Brussee, Mevr. J.S.; 2005; 4235 VK Tienhoven; Lekdijk 16; tel.
privé: 0183-600506; tel. privé mobiel: 06-27598102.

Engen, Ir. Mevr. M.J. van; 2005; 1222 CN Hilversum;
Verschurestraat 16; tel. privé mobiel: 06-12951164; E-mail privé:
varkensdierenarts(â hotmail.com.; wet. medew. bij Scheepens consul-
tancy; tel. bur.: 06-10970159; fax bur.: 0031-499310142; d.

Geertsema, Mevr. G.; 2005; 9727 EE Groningen; Illegaliteitslaan
106; E-mail privé: g.geertsemaffl studcnts.uu.nl.; d.

Gemert, Mevr. M.J.; 2003; 4388 RW Oost-Souburg; Roerstraat 30; tel.
privé: 0118-467914; medew. bij A.J. Diender en L.J.J. Schofaerts; tel.
prakt.: 0118-410910.

Gicscn, Mevr.A.T.; 2005; 3562 XM Utrecht; Kalymnosdreef 132; tel.
privé mobiel: 06-11211480; E-mail privé: a.t.giesen{a students.uu.nl.; d.

Haeringen, Dr. H. van; 1069; U-1974; 3903 EE Veenendaal; J.P.
Tijsselaan 94; tel. privé: 0318-478654; fax privé: 0318-478657; E-mail
privé: hvanhaeringcn@ision.nl.; oud dir. Dr. van Haeringen Lab. bv.; r.d.

Heijden, B.S. van der; 1998; 6142 AL Einighauscn; Hcistraat 40;
tel. privé: 046-4008215; p., Paardcnpraktijk Zuid Limburg; tel. prakt.:
046-4008214; fax prakt.: 046-4008216; E-mail prakt.: cqs@planet.nl.

Hoofd, Mevr. M.M. van \'t; 2004; 3981 GA Bunnik; J.F. Kennedylaan
19; tel. privé: 030-2334415; E-mail privé: martine_vet@hotmail.com.
(toev.
als lid)

Hoogendijk, Mevr. K.T.; 2005; 3511 BP Utrecht; St. Jacobsstraat
263; tel. privé: 030-2231689; E-mail privé: k.t.hoogendijk@
students.uu.nl.; d.

Jansen, Mevr. L.; 2005; 3552 GL Utrecht; Morelstraat 41; tel. privé:
030-2443620; tel. privé mobiel: 0624991577; E-mail privé: jansen.li-
sct@gmail.com.; wnd.

Janssen, Mevr. M.; 2005; 1749 HK Warmenhuizen; Langcdijkcr
22; tel. privé mobiel: 06-50651886; E-mail privé: mcttejansscn@
yahoo.com.; mcdcw. bij D.L. van Os; tel. prakt.: 072-5744959; fax

D.A.P.® Spray houdt reisangst in de h
heel natuurlijk.

• reisziekte is een veelvoorkomend probleem;
wat de precieze oorzaak ook is, het is onprettig en belastend voor hond en eigenaar

• Dog Appeasing Pheromone werkt geruststellend in deze situaties;
de hond is ontspannen en zelfverzekerd

• D.A.P.® Spray kan worden gebruikt in de auto, de bench,

het hok, op kussens en in de kennels BOOFTier Vindt feizen

weer leuk...

(CEVA

^ANTE AN

CEVA Santé Animale B.V. Naaldwijk, NL
Tel. 0174-6« 930, Fax oi7<|-6ii3924
E-mail:cevanl@ceva.com
www.ceva.com

^P^

SANTE ANIMALE

-ocr page 78-

prakt.: 072-5726455; E-mail prakt. dicrcnkliniek(a:o$sehoord.iil.: d.

Kaya, Mevr. F.; 2001; 3402 JD IJsselstein (U); Uranus 14; tel. privé:
030-2285563; E-mail privé ; fülya@familykaya.co.
(toev. als lid)

Kolkman-Paterek, Mevr, L.C.; 2004; 7843 PB Erm; Dalerstraat 27;
tel. privé: 0591-361016; tel. privé mobiel: 06-20531107; E-mail privé:
lpaterek@hotmail.com.; medew. bij H.J.E. de Boer, G.J. Bouwhuis,
M.A.H.W. Glas, H.J. Haverkate, A.R. van Ittersum, H.H.J. Kingma, F.W.
Oostra en H.B.A. Scholten; tel. prakt.: 0591-513151; fax prakt.: 0591-
512889; E-mail prakt,: bert@oost-drenthe.nl.
(toev. als lid)

Kraus, J.S.; 1990; 6931 CC Westervoort; Klapstraat 53; tel. privé:
026-3217378; E-mail privé: hans@kraus.nu.; spec. vet. pathologie; end.
Vetipath diagnostische pathologie; tel. prakt.: 026-3121789; fax prakt.:
026-3119473;
E-mail bur,: info@vetipath.nl.

Kroes, J.J,; 2002; 3985 SM Werkhoven; Korte Zuwe 2; tel, privé:
0343-551215; E-mail privé: jankroes@hotmail,com,; medew, bij J,J, van
der Louw, J.H,M, Peeters en G.A,M, Pronk; tel, prakt,: 030-6011238; fax
prakt,: 030-6012546; E-mail prakt.: krommerijnstreek@hetnet.nl.
(toev. als
lid)

Kruijsen,W.W.A.M.; 1976; 7263TE Marienvelde; Tulnerweg 10; tel.
privé: 0544-351342; fax privé: 0544-351980; geass, met C,J, Hartveld,
G,A,1, Kamp, H,W, van Ruitenbeek, M.H,H, Steenaert en A,J,W,G, Vos; tel,
prakt,: 0544-371600; fax prakt,: 0544-372255,

Lambooij, E,; 1976; U-1981; 8219 AB Lelystad; Oudaen 16; tel,
privé: 0320-281388; wet,medew, bij Animal Sciencesgroup WUR; tel, bur,:
0320-238970; fax bur,: 0320-238050; E-mail bur,: bert,lambooij@wur,nl,

Lohuis, J,A,C,M,; 1985; U-1989; 5831 PZ Boxmeer; Tapuit 11; tel.
privé: 0485-575005; E-mail privé: jo$lohuis(a planet.nl.;
Director
Quality Operations bij Intervet Int, B,V,; tel, bur,: 0485-585335; fax bur,:
0485-5874403; E-mail bur,: jos,lohuis@intervet,com,

Loüwerens, Mevr. M.; 2005; 4421 LE Kapelle; Sterappelstraat 25;
E-mail privé: mlouwerens78(a;yahoo.com.; d.

Meinen, Mevr, M,; 2005; 7772 CM Hardenberg; Lage Gaardenstraat
52; tel, privé mobiel: 06-25242539; E-mail privé: margrit_@hotmail,com,;
medew, bij A,G,W, Bax, A,K, van Hateren, J,H, Kollen en W,J, Pouwels; tel,
prakt,: 0523-266066; fax prakt,: 0523-266434,
(toev. als lid)

Minderhoud J,; 1967; 4386AB\\Tissingen; .Marnixplein 2; tel, privé
mobiel: 06-23368788; E-mail privé: i_minderhoud@planct,nl,

Nijland, G,J.; 1949; 3723 BT Bilthoven; Jan Steenlaan 27-C3; tel,
privé: 030-2744749,

Peen, M,; 2005; 1446 CZ Purmerend; Graanstraat 64; tel, privé: 0299-
892020,
(toev. als lid)

Peixoto Fonseca, Mevr, Fl,; 2004; 2587 WC Den Haag; Palaceplein
210: tel, privé: 070-3061844; E-mail privé: fenarogi@hotmail,com.
(toev.
als lid)

Persoon, Mevr. M.J.M.; 2005; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan
273; tel. privé mobiel: 06-21297385; E-mail privé: marijepersoon(a\'
yahoo.com.; d.

Peters, S.; 2005; 5591 KW Heeze; Windrecht 15 A; tel. privé mobiel:
06-41320894; E-mail privé: info@stijnpeters.nl.; medew. bij G.H.
Moorman en Mevr. J. Moorman-Roest; tel. prakt.: 0492-515977; fax prakt.:

0492-592202; E-mail prakt.: info@dierenkliniek.com.

Roest, Mevr. L.; 2005; 3553 TA Utrecht; Jodocus van Lodenstein-
straat 13; tel. privé: 030-2541578; E-mail privé: l.roestCa studcnts.uu.nl.;
d.

Roeterdink. M.C.; 2000; 1321 BH Almere; Nescioplantsoen 13; tel.
privé: 036-5366271;
E-mail privé: marcelenmariska@hetnet.nl.

Roeterdink- van Willigen, Mevr. W.M.; 2000; 1321 BH Almere;
Nescioplantsoen 13; tel. privé: 036-5366271;
E-mail privé: marcelen
mariska@hetnet.nl.;
medew. bij Mevr. H.M. Huisman en J.D. Wahl; tel,
prakt,: 020-6112103; fax prakt,: 020-6112103.

*Rossem, Mevr. R.A. van; 2005; 3582 EK Utrecht; Gansstraat 68;
tel. privé: 030-2610563; d.

*Schwencke, Mevr. M.; 2005; 3703 TE Zeist; Laan van
Henegouwen 58; tel. privé mobiel: 06-18557956; d.

Siethoff, Mevr. P.E.; 2005; 3702 BG Zeist; Oude Arnhemseweg 52;
tel. privé: 030-2941550; E-mail privé: freya@ vankoten.com.; d.

Stafford-van der Veen, Mevr.Y.M.; 1974; RD 10 Palmerston North;
684 Roberts Line New Zealand; E-mail privé: stafford@inspire.co.nz.;
d.

Stokman, PJ.J,; 2004; 3997 MS \'t Goy; Tuurdijk 10; tel, privé: 030-
2108253; tel, privé mobiel: 06-29502134; E-mail privé: pjj,stokman@
woridonline,nl,; medw, bij J,J, van der Louw, J,H,M, Peeters en G,A.M,Pronk;
tel, prakt.: 030-6011238; fax prakt.: 030-6012546; E-mail prakt: krommerijn
streek@hetnet.nl.
(toev. als lid)

*Thieme, M.J.W.; 2005; 3512 NM Utrecht; Korte Nieuwstraat 10
G; tel. privé: 030-2317421; d.

Thien, B.B.; 2004; 3511 BV Utrecht; Rozenstraat I B; tel. privé mobiel:
06-24679547; E-mail privé: bernardb-thien@hotmail.com. (toev.
als lid)

Tonnema, Mevr. E.R.; 2004; 7512 XH Enschede; Timorstraat 6; tel.
privé: 053-4310328. (toev.
als lid)

Verbruggen, Mevr. A.M.J,; Luik 1994; B-1950;Av D\'Huartlaan 131;
tel, privé 32-0-476336513; spec, oogheelk,; E-mail prakt,: annc,marie,ver-
bruggen@skynet,be,
(toev. als lid)

Verhoeven, Mevr.; 2005; 5038 KG Tilburg; West point 172; tel. privé
mobiel: 06-45730976; E-mail privé: bregjeverhoeven@home,nl,
(toev. als
lid)

Wielen, Mevr. G.U.A. van der; 2005; 6099 CS Beegden;
Duinenberg 5; tel. privé: 0475-573432; E-mail privé: guavdwiclen@
hutmail.com.; d.

Zikken, A.; 1970; U-1976; 7661 RH Vasse; Amsinksweg 12; tel,
privé: 0541-293844; E-mail privé: a.zikken@planet,nl,; r,d.

jubilea

15 augustus. Mevr, Drs, L,C,M, Beukers-Schröder te Vo.sselaar
(België) 35 jaar, afwezig.

CoiNCRESSEN & SYMPOSIA""
Augustus

24-26Xllth Colloquium Hippocarticum, to be
organized at the University of Leiden
and in Boerhaave\'s House, Oegstgeest,
the Netherlands, For further information
see
hltp://\\m\'w.gltc.leidenuniv.nl

September

8-10 20th Annual congre.ss of the ESVD-
ECVD on Veterinary Dematology in
Chalkidiki, Greece,
■m\\>w.esvd2005.gr
23 Sportdag KNMvD te Wijk bij Duurstede.
30-1/10 BVA Congress 2005. Royal Society of Medicine, London.
Information: tel. -1-44 20 7636 6541, e-mail
congress@hva.co.uk.
website www.bva.co.uk.

Oktober

1 Symposium georganiseerd door \'de Tweede Lijn\', Er is een pro-

gramma voor de dierenarts alsook voor de assistent/para-veteri-

nair, Kosten bedragen 45 euro. Het symposium wordt gehouden in
"park Frederiksoord\'. Majoor van Swietenlaan te Frederiksoord,
Voor informatie en aanmelding: De Tweede Lijn, tel,: 0521-
383659, e-mail: balie@detweedelijn,nl
7 Jaarcongres KNMvD te Kaatsheuvel,

7-1-8 3® internationale HAP congres over het gedrag van Huisdieren in

de Reehorst in Ede, Voor verdere informatie zie www.tinley.nl
7 en 8 Menarini Symposium 2005, Sprekers: dr, H,S. Kooistra (Faculteit
der Diergeneeskunde), drs, H,A, Beijer (Dierenkliniek De Toren,
Drachten), drs, C,J, van der Meiden (Dierenkliniek Van der Meiden
en Eerste Veterinaire Bloedbank), dr, S, Bhatti (Faculteit
Diergeneeskunde Gent), dr, K,E, Hovius (Dierenkliniek Het
Heike, Veldhoven), drs, G,H, Moorman (Dierenkliniek
Brouwhuis, Helmond), Kosten: € 450,-, Aanmelding via e-mail te
sturen:
wkuik@menarinidiagnostics. nl.
Informatie via telefoonnummer 040-2082006 of06-51326475,
19-22 5® internationale Moeflon symposium. Nationaal Park de Hoge
Veluwe, Onderwerpen: genetica, ziekten en management in interna-
tionale context. Voertaal: Engels, maar ook Duitse bijdragen zijn wel-
kom. Zie voor gedetailleerde informatie
www.mouflon.symposiu-
m.info.

468 TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 130, JULl/AUGUSTUS, AFLEVERING I4-I5, 20O5

-ocr page 79-

yêrcaderincen ft Bl|eenkomstêi^

September

13

Vergadering groep pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mcrcure Hotel Arnhem.

Regiovergadering Regio Oost. Locatie: Hotel Restaurant De
Cantharel, Van Golsteinlaan 20 te Ugchelen. Tijd: 20.00 uur
Regiovergadering Regio West. Locatie; Hotel Mercure Amsterdam
Airport. Oud Haagseweg 20 te Amsterdam. Tijd: 19.30-23.00 uur.
Onderwerp: Aviaire Influenza en rabies: een bedreiging voor onze
gezondheid? Dierziektebestrijding in Nederiand.
Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het Rund.
Tijd: van 15.00 tot 19.15 uur. Plaats: Faculteit der Diergenees-
kunde, Androclusgebouw, Collegezaal C-101.
Regiovergadering Regio Zuid. Locatie: Best Western Hotel De
Druiventros, Bosscheweg 11. Berkel-Enschot. Tijd: 20.00 uur
GHwD-studievergadering van 16.00 tot 22.00 uur.
Regiovergadering Regio Noord. Locatie: Hotel Van der Valk,
Zonnedauw 1 te Drachten. Tijd: 20.00 uur.

14

15

20

21

22
22

Oktober

7

December

13

Algemene vergadering KNMvD, De Eßeling Kaatsheuvel.

Vergadering groep pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

Cursussen

September

22-23 Module 1: Van Brandblussen tot veterinaire productieadvise-
ring. Cursusleider: Jan Berger (Dairy-vet), sprekers: Finn
Pedersen, Soren lllum Nielsen en Derk Vink, (allen lid van
KoNet-praksis, practicus en certificated in Herd Health
Management). Prijs: € 1900,-. Maximum aantal deelnemers:
twintig. Erkenningspunten zijn bij het VKO/VAK aange-
vraagd. Aanmelden: voor 1 augustus 2005 bij: J. Berger,
Kloosterstraat 41, 5094 EA Lage Mierde, e-mail:
J.Berger5@chello.nl, fax: 013-5096216.
\'Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken\'. Doel van de
cursus: het overdragen van kennis ten aanzien van reproductie-
processen en het bijbrengen van inzicht in recente ontwikke-
lingen op het terrein van de vruchtbaarheid en voortplanting
van het varken. De kosten van de volledige cursus bedragen €
895,- per persoon. Nadere inlichtingen via
info.whs@wur.nl.
Wageningen Business School, Geralda Fonteijn, telefoon
0317-484093.

Oktober

7

Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren door dieren-
artsen Jan Bos (Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer (Artis) en
Peter Klaver (dierenarts/consultant voor exoten en wildlife).
Locatie en tijd: Ouwehands Dierenpark 09.00-17.00 uur. De kosten
voor deelname bedragen € 450,- informatie via Jan Bos, e-mail:
zoomed@zonnet.nl.

25 en 26 Nieuwe Cursus Paard: Gezondheid van het paard: een gouden
driehoek! WBS - WUR Cursus. Cursusleider: prof dr.ir. Huub
F.J. Savelkoul (WU). Dc kosten van de volledige cursus bedra-
gen € 895,- per persoon. Nadere inlichtingen via
info.wbs@wur.nl. Wageningen Business School, Geralda
Fonteijn, telefoon 0317-484093.

22,23

DIERENARTS

c

der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Per i8 juli 2005 is VETIPATH verhuisd van Eindhoven naar Westervoort.
Nieuwe (adres)gegevens:

Postbus 75

6930 AB Westervoort
Klapstraat 53

6931 CC Westervoort

VETIPATH DIAGNOSTISCHE PATHOLOGIE:

Cytologisch onderzoek; histologisch onderzoek; secties van gezelschapsdieren
(binnen 24 uur)* (1-3 werkdagen)*

Vetipath levert ook verzend- en verpakkingsmateriaal.

genoemde termijnen zijn m.u.v. bijzondere omstandigheden

tel.: 026-3121789
fax: 026-3119473
www.vetipath.nl
info@vetipath.nl

-ocr page 80-

Ter overname aangeboden, goed geoutilleerde

gezelschapsdierenpraktijk

Deze moderne praktijk met groeipotentie, is ge-
vestigd in een gehuurde moderne locatie in het
Groene Hart.

U kunt contact opnemen met: A.W.J. Ros,
Croenoord 229, 240iAD Alphen a/d Rijn, telefoon
020-6284281, e-mail: Lex.Ros@wanadoo.nl.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

15-08-2005
01-09-2005
15-09-2005
01-10-2005

Deadline-)

maandag
maandag
maandag
maandag

25-07-2005
08-08-2005
22-08-2005
12-09-2005

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Boehringer Ingelheim is een internationaal farmaceutisch concern. Wij zijn actief op
het gebied van research, ontwikkeling en productie van innovatieve geneesmiddelen
(humaan en veterinair). Over de hele wereld zijn bijna 36.000 medewerkers in een groot
aantal productie-eenheden, researchcentra en (verkoop-)vestigingen werkzaam.
De activiteiten concentreren zich met name in de Europese landen, Noord-Amerika en
Japan. In 2004 bedroeg de wereldomzet ruim 8,1 miljard Euro. Op de internationale markt
voor geneesmiddelen behoort Boehringer Ingelheim tot de twintig grootste bedrijven.

Voor de divisie Vetmedica in Alkmaar zijn wij op zoek naar:

O

Boehringer
Ingelheim

Een dierenarts voor de functie van
Technical Service Manager Varkens, fulltime

Boehringer Ingelheim Vetmedica is een snelle stijger in de top tien van de veterinaire
farmaceuten in Nederland. Wij leveren een uitgebreide reeks innovatieve diergenees-
middelen ten behoeve van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren. Ons producten-
assortiment bestaat uit vaccins, antibiotica, specialités en natural care producten.
Door te investeren in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen zijn wij in staat om
producten te leveren met een hoge toegevoegde waarde voor dierenarts, dierenhouder
en dier. Recente voorbeelden hiervan zijn Ingelvac* M.hyo en Novem® 20. Wij breiden
binnenkort ons productenpakket verder uit met Enterisol® ileitis en wensen bovendien
meer service en ondersteuning aan onze klanten te geven.

De functie. Als Technical Service Manager zorgt u voor kwalitatief hoogwaardige
en probleemgerichte adviezen en ondersteuning van onze medewerkers en klanten.
Het begeleiden van klinische proeven en schrijven van artikelen valt eveneens onder
uw competenties. U maakt deel uit van een enthousiast team met een goed imago.
Uiteraard werkt u intensief samen met uw collega\'s in binnen- en buitenland.
U wordt ondersteund vanuit de internationale organisatie, en onderhoudt zelf
contacten met opinieleiders.

Het profiel. U bent minimaal erkend varkensdierenarts met ten minste 3 jaar praktijk-
ervaring. Behalve dat u wetenschappelijk bent onderlegd, behoort de kunst van het
ontwikkelen van een visie op uw specifieke vakgebied tot uw talenten. Voor het
uitdragen ervan beschikt u over het nodige enthousiasme en doorzettingsvermogen.
U beschikt over uitstekende communicatieve vaardigheden in de individuele omgang
maar ook met groepen. Netwerken doet u als echte teamspeler met gevoel voor humor
en verhoudingen. U beheerst de Nederlandse en Engelse taal goed, in woord en geschrift
en heeft ruime ervaring met Microsoft Office.

Interesse? Komt deze functie
overeen met uw ambities?
Stuur dan uw cv en motivatie
naar: Boehringer Ingelheim,
t.a.v. Ilse de Vrede, human
resources associate,
Comeniusstraató, 1817 MS
Alkmaar. Telefoonnummer:
(072) 556 24 07, e-mail:
ilse.de_vrede@alk.boehringer-
ingelheim.com. Voor nadere
informatie over de functie
kunt u contact opnemen met
Winand Kissels, directeur
divisie Vetmedica, telefoon-
nummer: (072) 566 24 17.

Bezoek ook onze website:
www.boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 81-

Pensioenadvies

Ondbbnemingsgerichte

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.dixfortuin.nl

HMfmK

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: info@raadgevers.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert E. Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 82-

Het Veterinair Centrum Someren is een zeer goed geoutilleerde
ISO gooi gecertificeerde praktijk waar ruim twintig dierenartsen
werkzaam zijn. Alle dierenartsen werken diersoort gedifferentieerd,
zowel overdag als tijdens de diensten.
Voor de afdeling gezelschapsdieren zijn wij op zoek naar:

Veterinair Centrum Someren

Twee parttime/fulltime
gezelschapsdierenartsen (m/v)

Wij zoeken dierenartsen die:

• enthousiast en ambitieus zijn en over goede sociale vaardigheden beschikken

• optimale veterinaire zorg willen leveren op basis van kennis, kunde en klantgerichtheid

• ervaring hebben in het behandelen van gezelschapsdieren (ervaring in de orthopedie strekt tot aanbeveling)

• zich verder willen ontwikkelen in een specifiek deelgebied binnen de geneeskunde van het gezelschapsdier

• een flexibele instelling hebben en bereid zijn om tijd en energie in de afdeling te steken.

Wij bieden:

• een enthousiast team met een helder beleid

• een goed uitgeruste en recent verbouwde gezelschapsdierenafdeling

• wonen en werken in het gezellige Brabantse land

Schriftelijke reacties met curriculum vitae graag binnen 14 dagen na het verschijnen van deze advertentie sturen
naar: Veterinair Centrum Someren, t.a.v. Dhr. C. Dujardin, Postbus 63, 5710 AB Someren.

De Raad van Beheer op Kyno/ogisch Gebied in Nederland is de vereniging van ruim 200 h/nologische verenigin-
gen (ras-, regionale en bijzondere verenigingen). De Raad behartigt de belangen van de kynologie in brede zin.
Rüüd van Beheet °"dermeer door het voeren van een stamboekhouding voor rashonden; het reglementeren van alle

I op Kynólogisch Gebied vormen van hondensport; het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van honden (populaties) en het zor-
in Nederland S®" vooreen optimale inbedding van de kynologie in de Nederlandse samenleving.

De Raad beschikt voorde uitvoering van zijn doelstellingen overeen bureau waar circa 40 medewerkers werk-
zaam zijn. De Raad kent een y-hoofdig bestuur. De directeur is eindverantwoordelijk voor de organisatie. Voor
het adviseren en ondersteunen van de directeuren het bestuur zoeken ivij een kynologisch medewerker

KYNOLOGISCH MEDEWERKER M/V

Hoofdbestanddelen van de functie:

• ontwikkelen van en adviseren over beleid

• coördineren en kwaliteit bewaken

• bevorderen van onderzoeken en testen

• adviseren intern en extern

• relatiebeheer

Functie-eisen:

• HBO of wetenschappelijke opleiding bijv. biologie, (dier)geneeskunde

• minimaal 3 jaar werkervaring

• ervaring met het geven van projectleiding

• goede mondelinge en schriitelijke uitdruKkingsvaardigheld in het Nederlands en Engels

• beheersing van het MS Office Pakket

In zijn algemeenheid verwachten wij van u dat u zelfstandig kunt werken en eveneens teamspeler bent. Dat u initiatief toont, flexi-
bel en accuraat bent en geen 9 tot 5 mentaliteit heeft. U woont bij voorkeur binnen een straal van 30 km van Amsterdam.
Voor een nadere omschrijving van de functie-inhoud verwijzen wij u naar onze website
www.kennelclub.nl. U kunt deze ook telefo-
nisch opvragen bij de medewerker P&O via telefoonnummer 020-6644471.

Arbeidsvoorwaarden:

Uw salaris is afhankelijk van uw leeftijd en ervaring. De Raad van Beheer kent goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Interesse?

Uw sollicitatiebrief voorzien van C.V. kunt u tot 15 september 2005 sturen aan: Raad van Beheer t.a.v. de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied in Nederland, t.a.v. afd. Personeelszaken, Postbus 75901,1070 AX Amsterdam.

-ocr page 83-

«^HMMNi/fff

S

MVachttijd

84 uur voor de me\\K.
1 dag voor de
s\\achl.

WACHmRMIJNEN:

Melk: 96 uur na de laat

Slacht: 7 dagen na de la,

I

V^ochttijdodvies:

SlochV. 5 dogen.

lUeldeUorl\'-Sdogen;

. onbehandelde kv.ari.er: 3 dagen

M»:

3 Si

RILEXINE 200 LC:

WACHTTIJD MELK

2 DAGEN

Virbac introduceert Rilexine
200 LC: een nieuw antibio-
ticum voor intramammaire
Ijl toepassing bij de behande-
ing van klinische mastitis
acterende melkkoeien. Rilexine 200 LC
bineert het brede werkingsspectrum van
cefalexine tegen Gram-positieve en Gram-ne-
gatieve mastitispathogenen met een zeer korte
wachttijd voor de melk van 2 dagen. Daarmee
worden de totale kosten van een mastitisbe-
handeling sterk beperkt. Want bij behande-
ling van mastitis tijdens de lactatie geldt:
(wacht)tijd = geld!

GELD

ACHTTIJD

Rilexine®20(

Lactating Cow

\\ltrb>eic:

ANIMAL HEALTH

I^TföO LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, ver
■oor cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus. Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen.
;N Geen. DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen nahet melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagei
OORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe hands
ALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA Voor meer informatie VIRBAC NEDERU
IS 313, 3770 AH Bameveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax; 0342 - 490 164. Info0virbac.nl

-ocr page 84-

Als Mazzel
kon praten...

...ZOU hij vragen om

Omdat Stronghold® zowel volwassen
vlooien op het dier als larven en
eieren in de omgeving doodt.

Omdat bij Stronghold® veiligheid
en doseringsgemak voorop staan.

Omdat Stronghold® ook nog
werkzaam is tegen andere
in- en uitwendige parasieten.

Omdat Stronghold® uitsluitend
verkocht wordt via de dierenarts.

e-mail: strongholdinfo@pfizer.coni

illustraties: Henk Vrieselaar

Stronghold*, werkzame stof: selamectine • EU/2/99/014/001-006 UDA • diergeneesmiddel • doeldier: hond en kat
• indicaties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen vlooien, larven en

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Anima) Ilealtli bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d LIssel

© 2005 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

eieren, onderdeel van de behandelingsstrategie bij vlooien-allergie-dermatitis, behandeling van oormijt, behan-
deling van bijtende luizen, behandeling van spoelwormen |
Toxocara) en preventie van harlwormen bij hond en
kat, behandeling van intestinale haakwormen |A
tubaeforme) bij de kat, behandeling van schurftmijt {Sarcoptes
scabiei)
bij de hond • toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine •
contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en aan zieke katten met een naar grootte en
leeftijd te laag gewicht • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in de
gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met lichte voorbij-
gaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter.

Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 85-

Deel 130 «Aflevering 16 • 15 augustus 2005

17 AUG. 2005

DiergeneesliBnSb

Inventarisatie van het Fanconi-syndroom bij de Basenji
hond in Nederland

VWA onderzoekt bacteriële reinigers

Controle van VWA en AID op attesten gemedicineerde
diervoeders bij mengvoederbedrijven

World Veterinary Congress, Minneapolis, USA

Verplichte enting NCD bij tentoonstellingspluimvee

Sportdag KNMvD

Bent u te goedkoop of misschien wel te duur?
Vergelijk uw praktijk

KNMvD

■)ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 86-

hoe een paardenspecialist
niet stil hoefde te zitten

Als je zelfstandig bent en gek op dieren, nnoet je er niet aan denken om thuis te zitten. Toch leek dat
het vooruitzicht voor een hoefsmid die ernstige maagklachten had, waardoor hij lastig kon bukken.
Over zijn inkomen hoefde hij niet in te zitten. Daarvoor had hij een Interpolis InkomensZekerPlan voor
Vrije Beroepen. Maar de omgang met dieren wilde de hoefsmid absoluut niet missen. Daarom schakelde
Interpolis specialisten in die voor de perfecte oplossing zorgden. De hoefsmid werd omgeschoold tot
paardentandarts. Met dit werk kan de voormalige hoefsmid zichzelf prima staande houden.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 87-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen30
Aflevering 16
15 augustus 2005

Inhoud

Cover: (links) fokstier Prins 2 en (rechts) Sportdag KNMvD 2004.

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Inventarisatie van het Fanconi-syndroom bij de Basenji hond in Nederland; H.A.D. Bax

472

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Bring in the machine that goes... ping!; I. Boissevain
VWA

VWA onderzoekt bacteriële reinigers

Controle van VWA en AID op attesten gemedicineerde diervoeders bij mengvoederbedrijven

Uitgelicht

De fokstier en financiële donor Prins 2
Berichten en verslagen

Worid Vcterinarv Congress, Minneapolis, USA, 16-20 juli 2005; S.J. de Croat
Wielerronde AIJV

Reünie van het afstudeerjaar 1955; J.J. Aukema
Nettowinst VVAA groep EUR 18,5 miljoen
\'Schapenverkeer\' straks via elektronische weg te traceren
GD-DAP-afhaalservice klok-rond

Toelaten honden met geamputeerde staart op evenementen
Nutrigcnomics, weer wat nieuws\'.\';
R. Nap

Verplichte enting NCD bij tentoonstellingspluimvee; S.Tj. Westendorp
Ingezonden

Twijfelachtige handelswijze dierenartsen; S.TJ. Westendorp
BVD-aanpak: preventie; LM. Verberne

PAGD

Congressen en cursussen

476

Actua

477

478

478

479

480

481

482

482

483
483

483

484

486

487

488
488

ETIDERM, DE GEREGISTREERDE SHAMPOO TEGEN OPPERVLAKKIGE PYODERMIE!

Etiderm is een shampoo op basis van ethyllactaat met antiseptische en keratoplastische

eigenschappen

• De werkzaamheid van ethyllactaat is gebaseerd op de farmacologische eigenschappen van
ethanol en melkzuur. Ethyllactaat wordt op de huid en, mede door zijn goede oplosbaarheid
in vet, in de haarfollikels gehydrolyseerd tot melkzuur en ethanol.

• Ethanol vertoont een bactericide werking ten opzichte van aërobe _

bacteriën.

Etiderm

Shimpoo

•1-
" « a

\\fïrt>cicz

• Melkzuur verlaagt de zuurgraad van de huid, waardoor een
bactericide effect optreedt ten opzichte van anaërobe bacteriën.

ANIMAL HEALTH

.ni

www.virbac.nl

Productinformatie: Etiderm REG NL 5033. Werkzame stof: ethyllactaat. Doeldier; hond. Kanalisatie: vrij. Voor meer
informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl.

-ocr page 88-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloct van Oldruitenborgh-Oostcrbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. E. Teske

Dr. J.H.Vos

Dr M.A. Willemen

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr R De Backer(Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw.A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.U. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail; tijdschrift(«jknmvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (o;^o) 6348^00
Fax (ojo)6j48gog
Website www.knmvd.nl

Boekbesprekingen
Vraag en antwoord

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. dc Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

481, 490
491

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor nict-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen
77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30.
3500
AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Po.stbus
85100.3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

KNMv

Sportdag KNMvD

CGC

Bent u tc goedkoop of misschien wel te duur? Vergelijk uw praktijk; H. van Rossem
GGG Najaarsdag; H. Kooistra

Jaarprijs

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2004

Deadline
Personalia

Doorlopende agenda

3

492

4%

497

498

498

499

500

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304.
fax 0346-264565).

Original article

Presence of Fanconi syndrome in Basenji dogs in the Netherlands; H.A.D. Bax

472

Advertenties

Commerciële advertenties; Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel.
0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
■1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergcneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Conlenis/Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary-Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 89-

Nederland viert vakantie! Voor velen misschien wel de mooiste tijd van het jaar Massaal ontvluch-
ten we (vaak letterlijk) het alledaagse leven met al zijn drukte en zorgen, al zijn geschreven en onge-
schreven regels. Eindelijk vrijheid. Financiële zorgen, mede door de nog maar steeds niet vlottende
economie van Nederland bijvoorbeeld, beletten overigens steeds meer mensen een letterlijke vlucht.
In ieder geval hebben we in de vakantieperiode de tijd aan onszelf, waar dat dan ook moge zijn. Weer
eens echt tijd voorjezelfen elkaar, zelf bepalen wanneer en hoe je wat doet.

Eens was de verwachting dat de technische evolutie (hoewel deze steeds meer het aspect krijgt van
een revolutie) de mens meer vrijheid zou verschaffen. Ondanks alle ter beschikking staande techni-
sche faciliteiten hebben we het echter drukker dan ooit. Om het hectische dagelijkse bestaan toch in
enigszins goede banen te leiden, hebben we een woud aan regelgeving: van meer of minder uitge-
breide huisregels, solvabiliteitseisen voor organisaties zoals de VVAA tot vereenvoudigde (maar
desondanks voor de gemiddelde Nederlander nauwelijks te begrijpen) belastingwetgeving.
Ook voor veterinair Nederland regels te over: verplichte vaccinaties bij tentoonstellingspluimvee,
een verbod op toepassing van bepaalde B VD-vaccins, een toelatingsregeling voor honden met ge-
amputeerde staart op evenementen, voorschriften voor het voorschrijven van gemedicineerde dier-
voeders en eisen met betrekking tot bacteriële reinigers. Regelgeving dient gepaard te gaan met een
goed uit te voeren controle op de naleving daarvan en met sanctiemaatregelen. A Is dit niet het geval
is functioneert een dergelijke regelgeving blijkbaar nauwelijks, zoals bij het omgaan met vaccins en
verklaringen bij sierhoenders het geval lijkt te zijn. Overigens heeft een jurist mij ooit voorgehou-
den. dat wet- en regelgeving slechts het minimale pakket aan regels omvat waarover we het in onze
polderoverlegstructuur ooit samen eens zijn geworden. Ook als we ons vrijwillig aan spelregels
onderwerpen, zoals bij het sporten, hebben we vaak nog een scheidsrechter nodig om alles inder-
daad volgens de regels van het spel te laten verlopen. Regels zijn dus blijkbaar een noodzakelijk
kwaad, zelfs in onze vrije tijd.

Collega \'s die inmiddels van die welverdiende vrije tijd genieten, blijven toch nog steeds betrokken
bij elkaar en bij de nieuwste ontwikkelingen getuige de bijdrage van collega Aukema. De factor tijd
kan van kanslozen ware toppers maken zoals u kunt afleiden uit de geschiedenis van Prins 2.
Deelname aan de door de GGG georganiseerde NCVEI-cursus zou dan ook wel eens welbestede
tijd blijken te kunnen zijn.

Tijd is in onze maatschappij inmiddels een kostbaar goed geworden en daarbij denk ik niet alleen
aan de uurtarieven, zoals die in sommige beroepsgroepen worden gehanteerd. Misschien is dat ook
wel één van de redenen waarom het niet altijd even gemakkelijk is om het Tijdschrift gevuld te krij-
gen. Het in regels vorm geven aan onze waarnemingen en gedachten is (voor de mees ten van ons)
immers nogal eens een tijdrovende zaak. Het doet dan ook erg goed om te zien dat collega \'s uit de
praktijk de tijd hebben gevonden en genomen om hun bevindingen en ideeën met betrekking tot res-
pectievelijk het Fanconi-syndroom bij Basenjis en de benadering van de BVD-problematiek op
rundveebedrijven aan het aloude vertrouwde papier toe te vertrouwen. Een voorbeeld om na te vol-
gen! Is het immers niet zo, dat allerlei nieuwe ontwikkelingen, en niet alleen op ziektekundig gebied,
in het leven van alledag beginnen en pas wanneer deze boven de dagelijkse sleur worden uitgetild in
respectabele onderzoeksinstellingen onderzocht en bestudeerd kunnen worden ?

Ui
de

hoofdredactie

Jan Vos

TI i d sfihEÜ^^H

Diergenees

-ocr page 90-

Inventarisatie van het Fanconi-syndroom bij de Basenji hond
in Nederland

H.A.D. Bax

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Het Fanconi-syndroom is een familiale aandoening bij de
Basenji. De typische klinische symptomen zijn glucosu-
rie en euglycemie. In de Verenigde Staten van Amerika
(USA) vertoonde tien procent van de honden glucosurie.
Het doel van dit onderzoek was een Inventarisatie van het
vóórkomen van glucosurie in de Basenji-populatie in
Nederland. De studie toont aan dat glucosurie in de
Basenji-populatie weinig voorkomt. Een erfelijke oor-
zaak van het Fanconi-syndroom bij de Basenji kan niet
aangetoond worden met dit onderzoek.

Summary

Presence of Fanconi syndrome in Basenji dogs in the Netherlands

The Fanconi syndrome is a familial disease in the Basenji. Its typical clini-
cal signs are glycosuria and euglycaemia. In the United States, 10% of the
Basenji population shows signs of glycosuria. The purpose of this study was
to investigate the presence of glycosuria in the Basenji population in the
Netherlands. Results showed few dogs to have glyco.suria. Furthermore, a
hereditary background to Fanconi syndrome in Basenji dogs could not he
demonstrated.

Inleiding

De functionele eenheid van de nier is het nefron. Dit nefron
bestaat uit de glomerulus, de proximale tubulus, de Iis van
Henle, de distale tubulus en de verzamelbuizen.
In de glomerulus ontstaat de primaire urine door filtratie van
water en vaste stoffen. De tubuii en de verzamelbuizen zet-
ten de primaire urine door resorptie en secretie om in de uit-
eindelijke urine.

Bij het Fanconi-syndroom zijn er defecten in de werking van
de tubuli (I). Het wordt gedefinieerd als een hypersecretie in
de urine van aminozuren, fosfaten, glucose, bicarbonaat
(HCO3-), calcium (Ca2 ), kalium (K ), andere ionen en ei-
witten met een moleculair gewicht < 50.000 Dalton, daar-
naast is er een renale tubulaire acidose en een antidiuretisch
hormoon (ADH) resistente polyurie (I).
Bij de hond kan het Fanconi-syndroom veroorzaakt worden
door vele oorzaken (Zie figuur 1).

Bij de Basenji komt het Fanconi-syndroom als een familiaire
ziekte voor (2). De Pathogenese van de familiaire vorm van
het Fanconi-syndroom bij de Basenji is nog maar een hypo-
these (1). De aangetaste dieren gaan meestal tussen de drie-
en achtjarige leeftijd klinische symptomen vertonen (3) die
bestaan uit polyurie, polydipsie, gewichtsverlies, slechte

\' H.A.D. Bax. DVM. Diplomate ABVP - feline practice. Dierzorggroep Lek en Linge.
Grote Haarsekade 121. 4205 NA Gorinchem. Tel.: 0183-633021. fax: 0183-632261,
e-mail: h.a.dbax@freelernl

Tijdschr Diergeneeskd 200s: 130:472-4

Figuur I. Etiologie van het Fanconi-syndroom.

conditie van de vacht, de-
hydratatie en spierzwakte
(I). De resultaten van het
laboratoriumonderzoek
kunnen de volgende afwij-
kingen vertonen. In de
urine glucosurie, lichte
Proteinurie en een lage
densiteit. In het bloed is het
meest typisch een normale
bloedglucoseconcentratie,
met eventueel metabole
acidose, hyperchloremie,
hypokaliëmie, azotemie en
hyperfosfatemie (I). Deze
laatste twee afwijkingen
komen voor bij honden in
een vergevorderd stadium
van de aandoening, wanneer er nierinsufficiëntie is opgetre-
den (1).

De differentiaaldiagnose van glucosurie met euglycemie of
hypoglycemie is het Fanconi-syndroom of primaire renale
glucosurie. In renale excretiestudies zijn er bij het Fanconi-
syndroom resorptiedefecten in de nieren voor elektrolyten
en aminozuren gevonden, terwijl die bij primaire renale glu-
cosurie niet aanwezig zijn (I) (Zie figuur 2).
De behandeling van honden met het Fanconi-syndroom richt
zich vooral op de controle van de metabole acidose, behan-
deling van de urineweginfecties en conservatieve behande-
ling van chronisch nierfalen (1).

De aangetaste honden ontwikkelen na verloop van tijd chro-
nisch nierfalen (1,3). Echter nadat de diagnose Fanconi-syn-
droom wordt vastgesteld, is de mediane overlevingstijd ruim
vijfjaar (4).

In de Verenigde Staten heeft tien procent van de Basenjis
glucosurie (3). Tijdens dit onderzoek wordt de aanwezig-
heid van glucosurie gelijkgesteld aan Fanconi-syndroom,
hetgeen niet meer in overeenstemming is met de huidige lite-
ratuur (I). In Nederland is een kleine populatie Basenjis (5)
en er waren signalen dat het Fanconi-syndroom ook in deze
populatie voorkomt. Het doel van deze studie was het vóór-
komen van glucosurie in de Basenji-populatie in Nederland
te inventariseren.

Materiaal en methoden

Alle bij de Basenji Club Nederland (BCN) bekende eigena-
ren van Basenjis in Nederland hebben zowel in 2002 als in
2003 een vragenlijst en een urinedipstick voor glucose- per
hond toegezonden gekregen. De eigenaren werden beide ke-
ren gevraagd om eenmalig de urine op glucose te controle-
ren. Op de vragenlijst stond informatie over het gebruik van

\' Bayer glucose-dipstick.

Intoxicaties

Lood, koper, kwik, orga-
nische kwikverbindingen,
lysol, maleinezuur
Medicatie

Gentamicine, cefalospori-
nen, tetracycline, cispla-
tine, salicylaten
Neoplasieën

Monoklonale gammopathie
Hyperparathyroïdie
Hypokaliëmie
Amyloidose
Nefrotisch syndroom
Vitamine D-tckort
Familiair bij de Basenji
Idiopathisch

-ocr page 91-

Figuur 2. Diagnoseschema Fanconi-syndroom.

Glucose in de
urine

Bloedglucose bepalen

Verhoogd
4,11 -8,28mmol/l

Diabetes mellitus

normaal

Renale glucosurie

>5,5 mmol/1

de dipstick, kon de kleur van de dipstick aangekruist worden
en stonden vragen over de volgende onderwerpen: het voor-
komen van urineweginfecties: een reeds gediagnosticeerde
diabetes mellitus; de dagelijkse wateropname en het gewicht
van de hond. Daarnaast werd de naam en stamboomnummer
van de hond en de adressen en telefoonnummers van de eige-
naren gevraagd. De eigenaren van de honden die glucosurie
vertoonden (in urinestick positief vanaf een concentratie van
5,5 mmol/1 glucose in urine) werden telefonisch benaderd
met het verzoek om bij een dierenarts nogmaals de urine te
controleren op de aanwezigheid van glucose en om de bloed-
glucoseconcentratie te laten bepalen. Hieraan hebben alle
betrokken eigenaren gehoor gegeven. Daarnaast werd bij
deze honden ook de pH,
HCO3", de PCO2, ureum en de crea-
tinine in het bloed bepaald.

Bij de bepaling van de responspercentages hebben we alleen
de honden meegeteld die op het moment van testen ouder
waren dan twee jaar. De reden hiervoor is dat het Fanconi-
syndroom pas tot uiting komt vanaf een leeftijd van driejaar
(3).

Bij de statistische berekeningen is gebruikgemaakt van een
binomiale distributie. Als nulhypothese stellen we dat het
voorkomen van het Fanconi-syndroom bij de Basenji in
Nederland net als in de Verenigde Staten tien procent be-
draagt. Bij een kans kleiner dan vijf procent dat de resultaten
van het onderzoek toevallig verschillen van de nulhypothese,
worden de resultaten als significant verschillend be-
schouwd.

Euglycemie of
hypoglycemie

Renale glucosurie
Fanconi syndroom

Renale uitscheidingsstudie
elektrolyten en aminozuren

verhoogd

Fanconi syndroom

Resultaten

In 2002 zijn 61 antwoorden teruggestuurd van honden gebo-
ren in de periode 1990 tot en met 2000; in deze periode zijn
er 152 pups ingeschreven in het stamboek. Dit is een respons
van veertig procent van het totaal aantal ingeschreven hon-
den. De leeftijdsverdeling van de geteste honden wordt
weergegeven in figuur 3. In 2002 waren er twee honden van
de 61 getest die glucosurie vertoonden (3,2%). Beide hon-
den vertoonden tijdens de controle bij een dierenarts we-
derom glucosurie en daarnaast waren ze beide euglycemisch
en vertoonden ze geen afwijkingen van plasma-ureum en
Creatinine. De diflferentaaldiagnose is dan primaire renale
glucosurie of Fanconi-syndroom. Beide honden kwamen uit
hetzelfde nest van in totaal vier honden. De derde hond uit
het nest vertoonde zowel in 2002 als in 2003 geen glucosu-
rie. Over de vierde hond uit het nest zijn geen gegevens be-
kend wat betreft glucosurie. Gegevens betreffende het voor-
komen van glucosurie bij de voorouders van deze honden
zijn niet bekend. Hond 1 met glucosurie was een reu en heeft
vele nakomelingen. In totaal negentien pups en elf pups. De
nakomelingen varieerden in leeftijd van twee tot acht jaar en
achttien van deze honden zijn in 2002 getest en vertoonden
geen glucosurie. De geteste nakomelingen waren over alle
nesten verspreid. De leeftijdsverdeling wordt weergeven in
figuur 4.

In 2003 zijn 59 formulieren ingevuld teruggestuurd van hon-
den geboren in de periode 1990 tot en met 2001. In deze peri-
ode zijn er 172 pups ingeschreven in het stamboek. Dit is een
respons van 34 procent van het totaal aantal ingeschreven
honden.

In 2003 was bij geen enkele geteste hond sprake van gluco-
surie. De honden die in 2002 glucosurie vertoonden waren
beide overleden ten gevolge van nierinsufficiëntie (6). Van
de nakomelingen van hond 1 zijn in 2003 veertien honden op
glucosurie gecontroleerd en negatief bevonden. De geteste

Figuur 3. Verdeling leeftijd geteste honden.

Bgaboi«\'

■g«w)2002
□g««t 2003

M

«»O S91 «82

1990 1991 1992 1993 1994 1995 199€ 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

geboortejaar

L

Lt.

««S «9« «97 tt9S 699 2000 2001

geboortejaar
Figuur 4. Nakomelingen van hond

{ ■ gelest 2002
I □ getest 2003

-ocr page 92-

nakomelingen in 2003 waren grotendeels dezelfde als in
2002. De leeftijdsverdeling van de geteste honden en de ge-
teste nakomelingen wordt respectievelijk weergeven in fi-
guur 3 en figuur 4.

Discussie

De respons op de enquête in 2002 was 40 procent en in 2003
34 procent van het totaal aantal ingeschreven honden. Ook is
er een goede verdeling over de verschillende leeftijden.
Hierdoor kunnen we stellen dat dit onderzoek een represen-
tatief beeld geeft van de populatie.

Onder de nakomelingen van hond 1 met glucosurie is de res-
pons in 2002 en 2003 respectievelijk 60 procent en 47 pro-
cent, waarbij steeds alle nesten vertegenwoordigd waren.
Ook hier kunnen we stellen dat dit onderzoek een representa-
tief beeld geeft van de nakomelingen.
Honden met het Fanconi-syndroom vertonen pas glucosurie
vanaf een leeftijd van driejaar, echter glucosurie kan pas op-
treden op een latere leeftijd, zelfs tot acht jaar (3). Het is
daarom zinvol om de Basenjis jonger dan acht jaar jaarlijks
te controleren op glucosurie.

Het voorkomen van het Fanconi-syndroom in de USA van
tien procent is gebaseerd op één publicatie (3 ). Bij deze pu-
blicatie werd een vragenlijst naar duizend eigenaren van een
Basenji gestuurd. Er zijn 624 antwoorden gekomen betref-
fende 1051 Basenjis. De publicatie vermeldt niet hoe de se-
lectie van Basenji-eigenaren plaatsvond. Het is daarom niet
duidelijk of de resultaten representatief zijn voor de
Basenji-populatie in de USA. In Nederland wordt een per-
centage van 3,2 procent en O procent van Basenjis met glu-
cosurie vastgesteld in een onderzoeksgroep in respectieve-
lijk 2002 en 2003. Wanneer we deze resultaten vergelijken
met het resultaat van tien procent voorkomen van het
Fanconi-syndroom bij de Basenji in de USA, is er zowel in
2002 als in 2003 een significant verschil. De resultaten van
dit onderzoek laten dus zien, dat met 95 procent waarschijn-
lijkheid het voorkomen van het Fanconi-syndroom in
Nederland minder is dan de tien procent welke in de
Verenigde Staten wordt beschreven.
In de literatuur wordt aangegeven dat het Fanconi-syndroom
bij de Basenji voorkomt als een recessieve erfelijke aandoe-
ning (3). Echter deze conclusie is gebaseerd op het voorko-
men van de erfelijke vorm van het Fanconi-syndroom bij de
mens. Er is bij Basenjis geen onderzoek gedaan welke aan-
toont dat het Fanconi-syndroom een recessief erfelijke aan-
doening is. Anderzijds is ook niet bewezen dat het Fanconi-
syndroom bij Basenjis geen erfelijke aandoening is. Ook met
de resultaten van het huidige onderzoek kunnen er geen con-
clusies getrokken worden betreffende de erfelijkheid van het
Fanconi-syndroom bij Basenjis. Gezien deze onzekerheid is
het belangrijk om alert te zijn op het voorkomen van de aan-
doening in de kleine Nederlandse populatie van Basenjis.

Glucosurie is een typisch kenmerk van het Fanconi-syn-
droom, dit betekent dat wanneer er geen sprake is van gluco-
surie bij een oudere hond de diagnose Fanconi-syndroom
uitgesloten kan worden.

In 2002 werd bij twee honden glucosurie aangetoond. Deze
honden waren nestgenoten. Gegevens betreffende glucosu-
rie bij de voorouders van deze honden zijn niet bekend. De
nakomelingen van hond 1 vertonen tot nu toe geen glucosu-
rie. In 2003 waren de twee honden met glucosurie overleden
en waren er bij de onderzochte Basenjis, geen dieren die glu-
cosurie vertoonden.

Gezien de mogelijke recessieve erfelijkheid van het Fanconi-
syndroom is het mogelijk dat er nakomelingen zijn welke
drager van de aandoening zijn.

Dankbetuiging

Mijn dank aan drs. M.C.M. Imholz uit Leeuwarden en drs.
W.H.M. de Vocht uit Venray voor de laboratoriumgegevens
van de honden met glucosurie.

Toevoeging

In 2005 is er in onze kliniek bij een Basenji het syndroom
van Fanconi vastgesteld.

Literatuur

1. Bartges JW. Disorders of renal tubulus. In: Ettinger SJ Feldman EC,
ed. Textbook of veterinary internal medicine. Philadelphia: WB
Saunders Co, 2000; 1704-1710.

2. Bovce KC, Joyce T e! al. Characterization of renal defects in dogs with
a syndrome similar to the fanconi syndrome in inan. J Ain Vet Med
Assoc 1979; 174: 1094-1099.

3. Noonan CH, and Kay JM. Prevalence and geographic distribution of
Fanconi syndrome in Basenjis in the United States. J Am Vet Med
A
.S.S0C 1990; 197:345-349.

4. Yearly JH, Hancock DD, and Mealey KL. Survival tiine, lifespan, and
quality of life in dogs with idiopathic Fanconi syndrome. J Am Vet
Med Assoc 2004; 225:377-383.

5. Stamboek Basenji vereniging Nederland.

6. Persoonlijke mededeling van de eigenaren.

Artikel ingediend: 26-10-2004
Artikel geaccepteerd: 31-05-2005

-ocr page 93-

Dexamedium is een middellang werkend cortico-
steroïd preparaat. Het bevat dexamethason (dime-
thylbutyraat) als werkzame stof. Dexamedium
heeft een sterke glucocortlcoïde werking. Door de
unieke samenstelling heeft Dexamedium een
wachttijd voor de melk van slechts 3 dagen.

Dexamedium

Goed nieuws
Dexamedium® is er weer!

Dexamedium*. Samenstelling: 0,85 mg dexamethason (als dimethylbutyraat ester) per ml suspensie
voor injectie. Doeldier: Rund. Indicaties: ondersteuning bij de behandeling van klinische ketose. Dosering: 2 ml per iOO kg
lichaamsgewicht, intramusculair. Wachttijden: slacht 30 dagen, melk 3 dagen. Overige informatie: zie bijsluiter. REC NL 9458 UDA.

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

C^ervet

-ocr page 94-

Bring in the machine that goes... ping!

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Veterinai
tuchtrech

Wettelijk kader

De Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD)
verplicht een dierenarts tot zorgvuldig handelen, waarbij het
dier het eerste referentiekader is. Wat de belangenafweging
verder ook is, het dier gaat meestal voor Dat schept een pro-
bleem als de eigenaar niet kan of wil betalen en het dier daar-
van de dupe dreigt te worden.

Op de camping

Deze vierjarige Shih Tzu heeft wat je noemt va-
kantiepech. Eerst heeft hij een schokkende
aanvaring met schrikdraad. Twee dagen
later denkt hij het beter te regelen en
schuifelt op de camping een tent
binnen waar het blijkbaar lekker
ruikt. De bewoners van die tent
zijn echter niet gediend van het
hondje, en slaan hem zonder
meer naar buiten. Weer een paar
dagen later heeft hij een aanva-
ring met een Bulldog. De Shih
Tzu is dan al hangerig en loom,
maar de eigenaren wijten dat in
eerste instantie aan de hitte. Als
hij vier dagen later ook nog gaat
braken en duidelijk onwel is, zoeken
ze een dierenarts op. Die vindt een
uitgedroogd hondje met een oogontste-
king, en geeft een antibioticum, een vocht-
infuus, een antibraakmiddel (Primperid) en
een oogzalf (Ophtosan). Een dag later herhaalt hij de
behandeling.

Twee dagen later is het hondje echter nog niet opgeknapt,
maar het is zondag, en de eigenares vervoegt zich bij een die-
renspoedkliniek in de buurt. Ook de dierenarts daar geeft een
antibioticum en een infuus. Hij meent dat de hond een lever-
cirrhose of leverkanker heeft en adviseert euthanasie, maar
daar wil de eigenares niet van horen.

Onderzoeksplicht?

Zij gaat een dag later terug naar de dierenarts waar ze in eer-
ste instantie is geweest. Die vertelt haar dat hij grondig
onderzoek moet doen om een diagnose te kunnen stellen,
maar dan wil hij vooruit € 200 betaald krijgen. Daar voelt de
eigenares niets voor, en ze wil het hondje ook niet laten in-
slapen, hoewel het snel zieker wordt. Kan de dierenarts geen
goedkoop onderzoekje doen? De dierenarts oppert dat hij
zelf bloedonderzoek kan doen, maar dat met deze klachten
echografisch en röntgenologisch onderzoek noodzakelijk is.
Om financiële redenen ziet de eigenares daarvan af Zonder
nader onderzoek ziet de dierenarts geen mogelijkheden voor
succesvolle behandeling, maar bij wijze van symptoombe-
strijding geeft hij opnieuw een antibioticum en een vochtin-
fuus. Een dag later herhaalt hij dit, en geeft Prednisolon te-
gen de afbraak van rode bloedlichaampjes. Bij herhaling
wijst hij de eigenares op de noodzaak van verder onderzoek,
maar ze blijft weigeren, hoewel het hondje in snel tempo gele
slijmvliezen en sclera ontwikkelt.

Moet je een dier behandelen als de ei-
genaar niet wil betalen? En is het dan
de verantwoordelijkheid van de dieren-
arts om eerst diergeneeskundige hulp
te bieden, en daarna financiële hulp in
de vorm van een betalingsregeling?

Lang duurt die discussie niet, want een dag later overlijdt het
hondje. Dat is voor de eigenares reden om een klacht in te
dienen bij het Tuchtcollege. Volgens haar is de dierenarts al-
leen uit geweest op geldelijk gewin, en had hij een
betalingsregeling moeten treffen. Een die-
renarts mag volgens haar niet op financi-
ële gronden weigeren om een dier goed
te onderzoeken. En trouwens, zijn
diagnose deugde toch al niet, want
het hondje is niet overleden aan
zijn lever, maar aan hersenletsel
door het schrikdraad, de mep-
pende tentbewoners en de bull-
dog.

Kaskraker

Het Tuchtcollege acht dc hersen-
letseltheorie niet waarschijnlijk,
uit de symptomen die in het dos-
sier staan vermeld is dat niet af te
leiden. Voor de waarschijnlijkheidsdi-
agnose ieverlijden\' was een vochtin-
fuus geen onjuiste symptomatische bestrij-
ding. Maar was symptomatische bestrijding
voldoende, of had de dierenarts toch nader onder-
zoek moeten doen?

Volgens het Tuchtcollege spreekt het vanzelf dat een dieren-
arts voor zijn consulten en (be)handelingen wordt betaald.
Het is veterinair niet onjuist om contante betaling te vragen.
De betaling van die kosten is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar, en niet die van de dierenarts. Op een dierenarts rust
dan ook geen verplichting om ten behoeve van eigenaren van
patiënten oplossingen in de sfeer van een lening of een beta-
lingsregeling te zoeken. Daarbij noemt het Tuchtcollege ove-
rigens wel uitdrukkelijk de uitzondering in een noodsituatie,
waarbij spoedeisende hulp geboden is. En alle andere geval-
len? Die horen thuis in het verantwoordelijkheidsmandje van
de eigenaar. Leuker kon het Tuchtcollege het ook niet ma-
ken.. . De klacht werd afgewezen.

-ocr page 95-

Het aloude proces van reinigen is de laatste jaren aan
veel veranderingen onderhevig geweest. Vooral het vei-
lig gebruik van reinigingsmiddelen, het gemak waar-
mee gereinigd kan worden en het sparen van het mi-
lieu zijn daarvoor verantwoordelijk. Nadat de eerste
successen zijn behaald met het inzetten van bacteriën
voor het schoonmaken van vervuilde bodems, is ook
gekeken of bacteriën ingezet konden worden bij an-
dere reinigingsprocessen.

Microbiologische reinigers zijn producten die met behulp
van bacteriën, eventueel in combinatie met enzymen en of
andere toevoegingen, reinigen, geur verdrijven en ont-
stoppen. De bacteriën die aan microbiële producten zijn
toegevoegd, moeten ervoor zorgen dat er een gecontro-
leerde afbraak plaatsvindt van de te verwijderen vervui-
ling. De micro-organismen die meestal worden gebruikt,
zijn van het geslacht Bacillus en komen overal vrij in de
natuur voor. Ze behoren tot de groep die endosporen
vormt. Onder de juiste omstandigheden (onder andere
temperatuur, pH, vochtigheid, tijdsduur en voedsel) zul-
len deze toegevoegde micro-organismen snel de al aan-
wezige micro-organismen verdringen. Voor enige wer-
king wordt minimaal 10^ kolonievormende eenheden per
ml in de bioreiniger noodzakelijk geacht.

De VWA heeft dit jaar onderzoek verricht met de vol-
gende opzet:

• Inventarisatie van de productsamenstellingen van bac-
teriële reinigers.

• Inschatting van de gevaren voor de volksgezondheid,
ook op de langere termijn: naast de aanwezigheid van
pathogenen, moeten ook de risico\'s van eventueel ge-
bruikte enzymen in kaart gebracht worden.

• Onderzoek naar de stabiliteit van de producten, gedu-
rende een langere periode van opslag, met betrekking
tot de samenstelling en de te verwachten (microbiolo-
gische) werking van de (verpakte) producten.

De nadruk van het onderzoek lag op de wettelijke aspec-
ten en de veiligheid van deze reinigingsmiddelen.

Wetgeving

Voor microbiële reinigingsmiddelen die uitsluitend bacte-
riesporen bevatten, geldt op dit moment geen specifieke
regelgeving. Wanneer er detergenten en/of enzymen zijn
toegevoegd is de Wet milieugevaarlijke stoffen (Wms)
van toepassing. Bij consumentenproducten mag normaal
gebruik geen gevaar opleveren voor de gezondheid.

Veiligheid

De producenten van de bacteriesporen, voornamelijk ge-
vestigd in Amerika en Frankrijk, gaan uit van niet-patho-
gene bacteriën. In de LISA wordt daarvoor de term
\'GRAS\' (Generally Recognised As Safe) gebruikt. In
Europa wordt de EFB-lijst (European Federation of
Biotechnology,
www.efbweb.org) gehanteerd. Van de mi-
cro-organismen genoemd in klasse I van deze lijst kan
worden aangenomen dat ze geen risico vormen voor mens
en milieu.

Q

O

>

\\n\\

Claims dat met bepaalde microbiologische reinigers an-
dere bacteriën gedood konden worden, bleken na onder-
zoek geen stand te houden. Er is geen bactericide werking
van de onderzochte bioreinigers tegen pathogene micro-
organismen. Ook claims dat de gebruikte bacteriestam-
men niet opnieuw sporen zouden vormen, blijken bij na-
der onderzoek niet waar. Dat betekent dus dat, als al het
vuil eenmaal opgeruimd is, de micro-organismen niet he-
lemaal afsterven en ook nieuwe sporen kunnen vormen.

Tijdens het onderzoek is de vraag gerezen of aanwezige
enzymen (door bacteriën geproduceerd of als actieve
grondstof aan het product toegevoegd) gevaren voor de
consument kunnen opleveren. Uit epidemiologische ge-
gevens is af te leiden dat bij blootstelling van de huid aan
enzymen het risico verwaarioosbaar is. Aan de inhalatie
van enzymoplossingen in aërosolvorm zijn wel de nodige
risico\'s verbonden. Inhalatie van lage concentraties enzy-
men kan namelijk tot allergische reacties leiden.

Bij determinatie van de bacteriële reinigers blijkt dat er in
veel gevallen sprake is van isolaten van
Bacillus (Bacillus
lichenijbrmis. Bacillus subtilis
en Bacillus cereus), die
mogelijk in verband gebracht kunnen worden met voed-
selvergiftigingen. Aan het gebruik van bacteriële reini-
gers kunnen dus, afhankelijk van samenstelling en ge-
bruiksomstandigheden, potentiële gezondheidsrisico\'s
verbonden zijn. Daarbij valt te denken aan de toepassing
van bacteriële reinigers op plaatsen waar levensmiddelen
worden bereid of toepassing in de directe omgeving van
gevoelige groepen (baby\'s, bejaarden en zwangere vrou-
wen).

Houdbaarheid

Inzake de houdbaarheid van de onderzocht producten ge-
ven de verkregen resultaten geen eenduidig uitsluitsel. Op
dit punt zijn er ook geen wettelijke verplichtingen. Op het
etiket van een product met bacteriën hoeft geen houdbaar-
heidsdatum te staan. Ook het feit dat er bacteriën in het
product verwerkt zitten, hoeft niet vermeld te worden.
Zodra er chemische bestanddelen zijn toegevoegd, geldt
er wel een verplichting een productdossier op te bouwen
met relevante informatie die leidt tot een veilig gebruik
van het product.

Het volledige rapport is beschikbaar op de website van de
VWA
(www. vwa. nl) en is aangeboden aan de minister van
Volksgezondheid met het advies met het betrokken be-
drijfsleven afspraken te maken die beogen de risico\'s voor
de consument weg te nemen. Het rapport wordt ook aan-
geboden aan de Europese Commissie om te bezien of in
het kader van de Richtlijn inzake Algemene Product-
veiligheid normen voor deze producten ontwikkeld kun-
nen worden.

VWA onderzoekt bacteriële reinigers

-ocr page 96-

Voor koppelmedicatie van dieren wordt vaak gebruik-
gemaakt van gemedicineerd voer. Dit gemedicineerd
voer mag worden geproduceerd door mengvoederfabri-
kanten op attest van een dierenarts. In 2002 zijn door de
VWA inspecties uitgevoerd op twaalf mengvoederbe-
drijven, waarbij een groot aantal tekortkomingen werd
geconstateerd. Slechts een klein deel van de beoor-
deelde attesten was door de dierenartsen juist en volle-
dig ingevuld. Tijdens het onderzoek werd uitsluitend
waarschuwend opgetreden. De resultaten van dit onder-
zoek zijn besproken met de belangenverenigingen van
dierenartsen en mengvoederfabrikanten, waarna deze
bij hun achterban hebben aangedrongen op betere nale-
ving van de wettelijke voorschriften. Aansluitend
hierop heeft in het najaar van 2003 een herhaling van
deze actie plaatsgevonden waarbij ditmaal verbalise-
rend werd opgetreden. Bij zestien mengvoederbedrij-
ven werden 384 attesten beoordeeld, hiervan waren 133
juist en volledig ingevuld. In totaal werden 170 proces-
sen verbaal gegeven en 103 schriftelijke waarschuwin-
gen. Ook deze resultaten zijn besproken met de
KNMvD en de NEVEDI en er is een nieuwsbericht ge-
plaatst op de site van de VWA. De rapportage van het
project is eveneens op de VWA-site te raadplegen.

H

0
H

a
<

Z
U
QS

1

z

u
>j

u

C/5

Q

u

O

>

Attesten behoren bij de Regeling Administratie-
voorschriften ingevolge de Diergeneesmiddelenwet en
dierenartsen zijn verplicht attesten voor gemedicineerd
voeder correct en volledig in te vullen. De VWA zal, in
samenwerking met de AID, opnieuw controleren of er
conform de wettelijke voorschriften gemedicineerde
diervoeders worden voorgeschreven. Indien de attesten
niet correct zijn ingevuld, zal verbaliserend worden op-
getreden.

I r f\\ Controle van VWA en Al D op attesten tf f\\

^ ** gemedicineerde diervoeders bij mengvoederbedrijven

De fokstier en financiële donor Prins 2

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de
veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Toen de SI P-koe en Liza 52\'s-
Ariedochter Martha 33 van Piet van
der Kolk uit Wanroy door de foktech-
nische commissie van de \'eigen\' KI
Land van Cuijk werd gecontracteerd
en geïnsetnineerd met sperma van de
stier Eveliens I\'s-Prins, leverde die
twee maanden later twee stierkalQes:
Prins 1 en Prins 2. Beide gingen ze
naar de opfok in Beers, waar Prins 1 zich ontwikkelde tot een
veelbelovende jongeling en zijn broertje maar geen spieren
wilde aanzetten. Die kon worden afgevoerd besliste de \'sla-
gercommissie\'; directeur collega Jan Goossens verwees hem
stilletjes naar een donker hoekje in de oude stierenstal. Het
noodlot sloeg voor de eerste Prins toe: hij brak een poot. En
toen kwam \'d\'n dokter\' triomfantelijk met zijn eigen favoriet
voor de dag: Prins 2 werd ingezet als proefstier en hij groeide
uit tot de hoogste melkvererver van de MRIJ-stieren van de
beginjaren tachtig.

Een echte dubbeldoel stier werd hij nooit, z\'n rugpartij bleef
deuken en dus kwam Goossens in de verleiding de foto van
Prins 2 een beetje bij te schilderen, zodat die tenminste ac-
ceptabel werd.

Eigenlijk was het niet nodig, want het sperma was nauwe-
lijks aan te slepen en Prins 2 ging de geschiedenis in als één

Ulteelich

van de laatste succesvolle MRlJ-stiervaders.
Toen KI Land van Cuijk in 1982 een nieuw, riant station
bouwde buiten het dorp, werden de gemeente (die in het cen-
trum van Beers ruimte wilde) en Prins 2 gezien als belang-
rijke financiers.

Bron: Melkweg 2000.

Het gebouw waar Prins 2 zo \'n grote financiële bijdrage aan
heeft geleverd, is nu het domein van het Museum Veeteelt en
KI. Hierin zijn meerdere wereldberoemde stieren te bewonde-
ren, die alle bij hebben gedragen aan de uitbouw van de
Veeverbetering in Nederland. Zie de website: www.veeteelt-
ki-museum.nl, E-mail: Liesh070@wxs.nl

-ocr page 97-

World Veterinary Congress, Minneapolis, USA,
i6-20 juli 200S

Organisatie WVC in handen van de AVM A

MINNEAPOLIS2005

JutyIé-20

S.J. de Groot

Het driejaarlijkse World Veterinary
Congress (WVC) van de World
^^^^^^^ Veterinary Assocation (WVA) is ge-
l^^ffH^I^B organiseerd in samenwerking met
"I ^^ jaarlijkse conventie van de

i American Veterinary Medical Asso-

EliatOni^til ciation (AVMA). Het congres vond
plaats van 16 tot en met 20 j uli 2005
in Minneapolis, Minnesota, USA.
Het congres werd geopend door Mrs. Barbara Bush. De
\'First Lady\', \'First Mom\' en auteur van de bestseller
\'Millie\'s Book: The First Dog Dictates Her Memoires to
Barbara Bush\' opende met de woorden: "For the first time
in my life, I feel qualified as a convention speaker. You\'re my
kind of crowd". Met humor en \'values of life\' bracht
Barbara Bush de aanwezigen in de stemming voor een con-
gres dat het thema \'one profession, one vision\' meekreeg.
Tijdens de opening bedankten dr. Herbert Schneider, presi-
dent van de WVA en dr. Bernard Vallet, president van de
World Organization for Animal Health (OlE) de AV.MA
voor de organisatie van het 28"\'WVC.

Tijdens dc opening overhandigde Bonnie V Beaver,
President van de AVMA, een check van $ 1 miljoen aan
Mahendra Lohani, directeur van de Asia Pacific regio van
Heifer International. Het bedrag, dat door de AVMA bijeen
is gebracht, wordt door Heifer International
{http://www.
heifer.org)
ingezet voor lange termijn agricultuur oplossin-
gen in het tsunami-gebied in Azië.

Vergadering AVMA

Voorafgaand aan het congres hield de AVMA op vrijdag
15 juli haar jaarlijkse vergadering in haar \'house of dele-
gates\': de regionale, district- en groepsvertegenwoordi-
gers. De AVMA heeft meer dan 72.000 leden. 86 procent
van de dierenartsen in de USA is lid van de AVMA.
Tijdens de opening van de jaarlijkse AVMA-vergadering
kreeg dr. Tjeerd Jorna, president van de Federation of
Veterinarians of Europe, de gelegenheid de vergadering
toe te spreken. De sociale en maatschappelijke onderwer-
pen die in Europa spelen, vertonen sterke overeenkomst
met de issues in de USA en de rol die de AVMA daarin
speelt. Zo besteedde de AVMA in haar bijeenkomsten spe-
ciaal aandacht aan dierenwelzijn (dit jaar meer in het bij-
zonder de \'foie gras\' productie), de elektronische identifi-
catie en registratie van gezelschapsdieren en paarden, en
de demografische ontwikkelingen van de veterinaire be-
roepsgroep. De toename van het aantal blanke vrouwelijke
collegae en de afnemende interesse voor voedselproductie
en de veterinaire volksgezondheid zijn \'hot issues\' in de
AVMA. Tijdens het congres zijn er voorstellen besproken
om te komen tot de accreditatie van dierenartsen in het
National Veterinary Accreditation Program van het
Department of Agriculture\'s Animal and Plant Health

Inspection Service (APHIS). De eisen en regels voor het
uitoefenen van de veterinaire praktijk verschillen in de
USA van staat tot staat. Iedere staat heeft een eigen re-
gister met daaraan verbonden voorwaarden. Het voorstel
van de nationale accreditatie gaat uit van \'lifetime educa-
tion\' met modules die voorzien in het herkennen en rap-
porteren van exotische en \'emerging diseases\' en het be-
leid en de procedures omtrent besmettelijke dierziekten.
De\'house of delegates\'koos dr. Henry E. Childers tot 143®
AVMA-president en dr. Roger K. Mahr als \'president-
elect\' voor het jaar 2005-2006.

World Veterinary Congress

Het totaal aantal deelnemers aan het WVC bedroeg 8741
waarvan 4070 dierenartsen, 948 veterinair studenten, 113
dierenartsassistenten, 1516 exposanten en 2094 partners,
kinderen, gasten en overige. Het uitgebreide partnerpro-
gramma, de alumni recepties van de 29 veterinaire facultei-
ten, dc family night (dit jaar met 1600 deelnemers) maakt het
jaarlijkse congres van de AVMA voor de Amerikaanse colle-
gae tot een echt familiefeest.

Het wetenschappelijk programma tijdens het congres werd
door meer dan 950 internationale sprekers gepresenteerd.
Het programma omvatte diergeneeskundige en technische
onderwerpen over gezelschapsdieren, paarden, productie-
dieren en \'wildlife\'. In het programma was veel aandacht
voor praktijkmanagement, informatietechnologie en com-
municatie.

De seminars van de OlE, die in samenwerking met de Food
and Agriculture Organisation (FAO), de World Health
Organization (WHO) en de WVA werden georganiseerd, be-
handelde de mondiale ontwikkelingen en uitdagingen op het
gebied van dierenwelzijn, dierziektebestrijding, veterinaire
volksgezondheid cn voedselveiligheid. Er werd speciaal
aandacht besteed aan de mondiale problematiek met betrek-
king tot zoönosen, \'avian influenza\', tuberculose en agro-
en bioterrorisme. Bij al deze onderwerpen stond de rol van
de veterinaire beroepsgroep centraal en deze sloot volledig
aan bij het thema van het congres: \'one profession, one vi-
sion\'.

Vergadering World Veterinary Assocation

Tijdens het congres hield de WVA op 19 juli haar driejaar-
lijkse ledenvergadering. Dr. Herbert Schneider, president
van de WVA, deed verslag van activiteiten over de be-
stuursperiode 2002-2005. Er is hard gewerkt aan het inten-
siveren van de contacten met de OIE, FAO en WHO. Het
positioneren van de veterinaire beroepsgroep en daarmee
het behartigen van de belangen van de veterinaire beroeps-
groep in deze mondiale organisaties, is verbeterd. Zo heeft
de WVA haar bijdrage geleverd bij het tot stand komen van
de definities in de Terrestrial Animal Health Code van de
OIE. Door samenwerking met de OlE, FAO en WHO werd
en wordt een bijdrage geleverd aan het verbeteren van het

-ocr page 98-

dierenwelzijn, het bestrijden van dierziekten, de veteri-
naire volksgezondheid en de voedselveiligheid. De verga-
dering stemde unaniem in met het standpunt \'WVA Live
Animal Transportation Policy\'. Dit standpunt erkent dat er
transport van dieren plaatsvindt, gaat uit van de internatio-
naal geaccepteerde \'five freedoms\'\' en ondersteunt het
ontwikkelen van wetenschappelijk onderbouwde stan-
daarden voor het transport van dieren. Hoge prioriteit
wordt gegeven aan zoönosen en antimicrobiële resistentie.
Dit vraagt, ook naar de toekomst, om directe betrokken-
heid van de veterinaire beroepsgroep bij de Codex
Alimentatius. Als meest belangrijk en urgent wordt de op-
leiding van toekomstige collegae en het verbeteren en har-
moniseren van de opleidingen gezien. De onbalans die er
in een flink aantal lidstaten dreigt te ontstaan tussen die-
renartsen die werkzaam zijn in de gezelschapsdieren, pro-
ductiedieren en veterinaire volksgezondheid, acht het
WVA-bestuur zorgelijk. Vijfjaar geleden heeft de WVA de
jaarlijkse World Veterinary Day op de laatste zaterdag in
april ingesteld. De aandacht voor de World Veterinary Day
en de WVA-website neemt nog steeds toe.

Dieren zijn vrij: van dorst, honger en onjuiste voeding: van fysiek en fysiologisch on-
gerief: van pijn, verwondingen en ziektes; van angst en chronische stre.ss: om hun
natuurlijke (.worteigen) gedrag te vertonen

WVA-president 2005-2008: Prof. dr. Leon Russell

Prof dr Leon Russell werd gekozen tot WVA-president voor
de periode 2005-2008. Leon Russell is verbonden aan de
\'Texas A&M University College of Veterinary Medicine and
Biomedical Sciences\' en is actief in de vakgebieden veteri-
naire microbiologie en veterinaire volksgezondheid. Hij is
diplomate van de \'American College of Veterinary
Preventive Medicine\', oud-voorzitter van de AVMA, en ont-
ving in 2000 de \'XIl"\' International Veterinary Congress
Price\' als erkenning voor zijn inzet om het veterinaire beroep
internationaal te promoten. Leon Russell was reeds eerder
actief voor de WVA als councillor voor het Noord-
Amerikaanse continent en als vice-president in bestuursperi-
ode 2002-2005. Dr. Johnson S.M. Chiang uit Taiwan en dr
Faouzi Kecherid uit Tunesia werden tot vice-president geko-
zen. Samen met de Immediate Past President dr. Herbert
Schneider vormen zij het bestuur dat wordt bijgestaan door
councillors uit de verschillende continenten. Nadere infor-
matie over de WVA is te vinden op de WVA-website:
http://www. worldvet. org/

Het 29\'\'" World Veterinary Congress wordt in 2008 gehou-
den in Vancouver. De organisatie ligt in handen van de
Canadian Veterinary Medical Association. Het thema van de
WVC 2008 luidt: \'Let\'s celebrate our diversity\'.

Wielerronde AUV

Boze Dierenartsen Klikken Niet!

Op 15 juni 2005 werd de jaarlijkse AUV Wielerronde ver-
reden. Gestart werd op de proefboerderij Zegveld, nabij
Woerden. De ruim honderd deelnemende dierenartsen na-
men de gelegenheid te baat actie te voeren tegen de ge-
meente Rotterdam die via de gezelschapsdierenpractici
probeert hondeneigenaren op te sporen die geen honden-
belasting betalen. Terwijl voorzitter van dc Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren Mare Verburgh in de
Rotterdamse gemeenteraad gebruik maakte van het
spreekrecht teneinde de raadsleden ervan te overtuigen dat
de gemeente hiermee de vertrouwensrelatie tussen pati-
ënteigenaar en dierenarts schendt, koersten zijn collega\'s
140 kilometer lang met op hun shirts het opschrift
\'Dierenartsen Klikken Niet!\'.

-ocr page 99-

J.J. Aukema

Op initiatief van Ton Wijgergangs en Chris Willems kwa-
men 25 collegae en twaalf partners op 14 mei 2005 bijeen
in het Museum Veeteelt en KI te Beers om het vijftigjarig
jubileum van het afstudeerjaar 1955 te vieren. Dit ge-
beurde op stijlvolle wijze, mede door een gastvrij onthaal
onder leiding van de voorzitter van dit museum, collega
H.A.M. Elsinghorst. Ook de oud-directeur van het KI
station collega J.M.M. Goossens was aanwezig met zijn
schoonzoon om ons door het museum te leiden.

Samen gaven zij uitleg over de geschiedenis en een demon-
stratie over de werkwijze van de KI, met sterke verhalen bij
de verschillende objecten.

Het Museum Veeteelt en KI is gevestigd in een voormalig
Kl-station en geeft een uitstekende indruk over de fokkerij
van de verschillende soorten vee, in het bijzonder de MRU
roodbonten en FH zwartbonten. Aangezien de Groninger
Zwartblaarkoppen in het museum niet vertegenwoordigd
waren, heeft ondergetekende enkele trofeeën uit zijn familie-
archief aan het museum aangeboden, inclusief penningen en
medailles van tentoonstellingen en een boekwerk over de ge-
schiedenis van de Zwartblaarkoppen.
Deze reünie van vijftig jaar geleden afgestudeerde collegae
was zeer geslaagd, zeker omdat enkelen elkaar sindsdien niet
meer gezien of gesproken hadden. Het Museum voor
Veeteelt en KI is voor een ieder uit ons beroep die een bijeen-
komst of feestje wil organiseren een geschikte locatie, met
speciale arrangementen en een dagprogramma, inclusief
lunch voor 20,- euro per persoon.

Bijna tegelijkertijd namen John Akkermans en Joop
Dersjant het initiatief om met de collegae van de studiejaren
\'46,\'47, en \'48 een soort zestigjarig jubileum te komen vie-
ren, op 9 juni jongstleden in het gebouw van de enige
Gezondheidsdienst voor Dieren in den lande te Deventer.
Dit initiatief betrof wel enigszins een overlapping met de bo-
venvermelde reünie 1955.

Prof. dr. A. Pijpers, directeur van de Gezondheidsdienst voor
Dieren hield voor een groep van 45 collegae een inleiding,
waarin de diergezondheid vooropstaat. De Gezond-
heidsdiensten oude stijl zaten financieel aan de grond, door-
dat het ministerie van Landbouw de subsidiekraan had ge-
sloten. De nieuwe Dienst te Deventer is weer financieel
gezond gemaakt, door te werken op kostenbasis en project-
matig onderzoek.

Mevrouw dr. M.H. Mars heeft ons in een duidelijk en boeiend
betoog geïnformeerd over de nieuwste diagnostische DNA-
technieken. Wij waren onder de indruk van de technische ont-
wikkelingen die wij zagen tijdens een rondgang door het ge-
bouw, in het bijzonder in de analytische laboratoria.
Tijdens deze dag, die uitstekend was voorbereid, was er ruim-
schoots gelegenheid om eens bij te praten en te horen hoe het
ons is vergaan in de afgelopen zestig jaar. De organisatoren bo-
den de gastheren, inleiders en rondleiders gepaste attenties aan.
Aan het eind van de middag keerden wij zeer voldaan weer
terug naar alle windstreken van het land. Hoe ouder wij wor-
den des te meer stellen wij reünieren op hoge prijs.

J.J. Aukema, namen.s alle deelnemers.

Reünie van het afstudeerjaar 1955

Arthropods of medical importance 4th ed.

Jerome Goddard, CRC Press, Boca Raton, USA, 2003:444 pagina\'s. Prijs: 135 euro.

De brochure die de laatste uitgave van
de \'Physician\'s guide\' aankondigde
trok de aandacht door de kreet \'now
includes flill-color photos!\', waarvan
diverse stonden afgebeeld die de
moeite waard waren met allerlei arth-
ropoden en huidreacties bij de mens.
Ook de kaft van het boek ziet er zeer
aantrekkelijk in kleur uit. Wat betreft
de lay-out toch wat teleurstelling als we het boek inkijken. Het
is nagenoeg volledig in zwart-wit, met uitzondering van acht
pagina\'s middenin met in totaal 32 kleurafbeeldingen. De vele
foto\'s en schema\'s van arthropoden in vele stadia, versprei-
dingsgebieden en huidreacties bij de mens, zijn echter wel van
goede kwaliteit en het boek is de moeite waard voor iedereen
die geïnteresseerd is in de insecten en arachnoïdea die de mens
kunnen belagen en ziekten kunnen overbrengen (arthropod
borne). De auteur is medisch entomoloog en werkzaam bij de
Medische Faculteit van de Universiteit van Missisippi. Het
boek is opgedeeld in vijf delen betreffende de achtergronden
van de pathologische reacties bij de mens (allergie, bijt- en
steekwonden, myiasis, zelfs de parasitaire fobieën ontbreken
hier niet), identificatie van arthropoda en een beschrijving van
ziekten die ze veroorzaken, een overzicht van alle arthropoda
met een medische relevantie en van preventieve, bescher-
mende maatregelen. Het laatste deel bestaat uit een literatuur-
en woordenlijst.

Boekbesprekin

Bij het bestuderen van diverse hoofdstukken valt op dat de ad-
viezen wel erg veel voor de Amerikaanse markt zijn geformu-
leerd. Alleriei merknamen van producten op die markt worden
weergegeven evenals wat wel en niet is geregistreerd (lindaan
blijkt nog steeds geregistreerd te zijn tegen hoofdluis). Bij
vlooien wordt een goed overzicht van de verschillende soorten
bij mens en dier gegeven, maar de bestrijding wordt in twee re-
gels afgedaan. In het hele boek heb ik geen informatie kunnen
vinden over insectengroeiremmers (IGR\'s), wat ook in
Nederiand in de humane sector een volkomen onbekend ter-
rein lijkt te zijn (Ref.). Concluderend: voor de geïnteresseerde
lezer een informatief boek over de vele arthropoda die de mens
kunnen belagen, met goede beschrijvingen en afbeeldingen
waarvan er in een volgende uitgave nog meer in kleur afge-
beeld mogen worden.

Dr P.A.M. Overgaauw

-ocr page 100-

Financieel dienstverlener in de gezondheidszorg VVAA
groep bv heeft wederom een uitstekend jaar achter de
rug. Het groepsresultaat voor belasting steeg met 33 pro-
cent tot € 27,4 miljoen. De nettowinst bedroeg € 18,5
miljoen. Het eigen vermogen steeg van € 94 miljoen naar
€ 114 miljoen. De solvabiliteit van VVAA groep overtreft
ruimschoots de wettelijke solvabiliteitseisen.
De premie-omzet verzekeringen groeide met ruim zeven-
tien procent tot € 164,4 miljoen, mede door de overname
van Olma per 1 januari 2004 en ook de inkomsten uit an-
dere activiteiten vertoonden een forse stijging. De totale
omzet steeg met achttien procent tot € 280 miljoen.

Het beleid blijft gericht op het versterken van de positie als
financieel dienstverlener in de gezondheidszorg, zowel voor
de individuele professional als voor instellingen, zelfstan-
dige behandelcentra, particuliere initiatieven en samenwer-
kingsverbanden.

Met ingang van 1 januari 2005 zijn de bedrijfsonderdelen
Accountants voor de Gezondheidszorg en VVAA belasting-
adviseurs en consultants gefuseerd met Barneveld Schevers
belastingadviseurs en accountants. Hiermee is een zeer so-
lide organisatie ontstaan op het gebied van accountancy en
belastingadvies voor de gezondheidszorg. VVAA heeft een
meerderheidsbelang in de nieuwe organisatie.

Gelet op de onzekerheden in de economie, de financiële
markten en in de voor de VVAA relevante marktsegmenten
worden nog geen uitspraken gedaan over het te verwachten
resultaat.

vvaa groep bv

VVAA groep biedt financiële dienstverlening aan professio-
nals en organisaties in de gezondheidszorg.
Tot VVAA groep behoren onder andere een schade- en
een levensverzekeringsmaatschappij, een financieel-econo-
misch adviesbureau, een bank, accountants- en belastingad-
vieskantoren en een reisbureau. Ultimo 2004 telde de groep
839 medewerkers (fte\'s). De enige aandeelhouder van
VVAA groep bv is de Vereniging VVAA.

Meer informatie en de kerncijfers van de VVAA groep kunt u vinden op de
wrebsite
http://www.vvaa.nl [actueel].

Bron: VVAA

Nettowinst VVAA groep € 18,5 miljoen

\'Schapenverkeer\' straks via elektronische weg te traceren

Schapenhouders willen naar een systeem van elektroni-
sche identificatie en registratie van dieren, mits dat be-
taalbaar en praktisch uitvoerbaar is voor ondernemers in
de sector. "De noodzaak is duidelijk, gezien de belangen
die ermee gemoeid zijn. Over twee jaar wordt zo\'n re-
gistratiesysteem in de EU wellicht verplicht, dus moeten
we daar nu op anticiperen", zegt Sjaar van Beek, voorzit-
ter van de vakgroep LTO Schapen- en geitenhouderij.

Als de bedrijfstak laat zien dat ze echt met zo\'n systeem aan
de slag wil, zal de overheid zich ook van haar goede kant
moeten laten zien. Met een sluitend l&R-systeem is na te
gaan waar dieren zich bevinden, waar ze vandaan komen en
naartoe worden gebracht. Er wordt al onderzoek gedaan om
erachter te komen of zo\'n systeem in de praktijk vlot is in te
voeren en de kosten beperkt kunnen blijven. Voor runderen,
varkens en paarden bestaan al registratiesystemen, waarbij
nog wordt gewerkt met \'gewone\' oormerken en verplichte
aanmelding van dieren na de geboorte en verplaatsing van de
dieren.

De huidige regels en controle om dieren te verzamelen en af
te voeren zijn dermate knellend, dat er snel iets aan gedaan
moet worden, vindt Van Beek. Na de MKZ-crisis in 2001
ziet de overheid de schapen- en geitenhouderij als een poten-
tiële risicofactor voor andere, belangrijkere veehouderijsec-
toren. "De regels zijn te weinig op de praktijk toegesneden.

Ondernemers worden gedwongen om daar creatief mee om
te gaan. Zo ver mag het eigenlijk niet komen. De overheid
moet regels maken die redelijkerwijze in de praktijk ook uit-
voerbaar zijn", aldus Van Beek.

De schapen- en geitenhouderij is een bijzondere bedrijfstak
met grote verscheidenheid. De sociale functie mag niet wor-
den onderschat: velen beleven plezier aan het houden van
deze dieren. Naast enkele duizenden professionele houders
houden tienduizenden particulieren de dieren als hobby.
Voorts telt de sector vele kleine en grote handelaren, bedrij-
ven die de dieren bijeen brengen (verzamelaars) en expor-
teurs. Veehouders in andere sectoren hebben ook vaak scha-
pen. De structuur van de bedrijfstak is complex.

Ons land telt rond 1,3 miljoen schapen en een kwart miljoen
geiten. De levende export is belangrijk voor de schapenhou-
derij. Nederland exporteert jaarlijks 294.000 schapen.
Belangrijkste exportlanden zijn Frankrijk (37%), Spanje
(27%) en België en Luxemburg (18%). De jaarlijkse
Nederlandse productie van schapen- en geitenvlees (15.700
ton) is betrekkelijk klein. De grote producenten zijn het
Verenigd Koninkrijk (ruim 300.000 ton), Frankrijk (130.000
ton) en Griekenland (120.000 ton).

Bron: LTO Nederland.

-ocr page 101-

GD-DAP-afhaalservice klok-rond

De Gezondheidsdienst voor Dieren is gestart met een
nieuwe service: \'GD-DAP-Afhaalservice\'. In samenwer-
king met TNT Innight worden monsters voor het labora-
torium via nachttransport opgehaald bij de dierenart-
senpraktijken.

De GD neemt hiermee het vervoer van monsters in eigen
hand om dierenartsenpraictijicen en veehouders betrouw-
baarheid, snelheid en traceerbaarheid te kunnen garanderen.
In het bijzonder voor bacteriologisch en klinisch chemisch
onderzoek verbetert hiermee de service aan de klant aan-
zienlijk. Er wordt dan ook een substantiële toename in mon-
steraanbod verwacht. Speciaal hiervoor is klinische chemie
voortaan ook op zaterdag geopend. Snellere communicatie
van onderzoeksuitslagen vindt plaats via fax en e-mail. Het
nieuwe systeem heeft een landelijke dekking en zorgt ervoor
dat monsters op de dag nadat ze zijn genomen vóór 7.00 uur
bij de GD aanwezig kunnen zijn.

De afgelopen maanden is via een proef succesvol ervaring
opgedaan met de dierenartspraktijken die nu deelnemen aan
het relatiebeheer van de GD. Gedurende deze periode wer-
den monsters voor diagnostisch onderzoek op werkdagen na
21.00 uur, aansluitend op het avondspreekuur, opgehaald.
Sinds 1 juni kunnen de dierenartsenpraktijken kiezen uit
vaste ophaaldagen, ophalen op telefonische afroep of een
combinatie van beide. Sinds 1 juni 2005 biedt de GD deze
verbeterde dienstverlening ook aan de overige dierenarts-
praktijken in Nederland aan.

De introductie van GD-DAP-Aßiaalservice heeft bij de
grootste dierenartsenpraktijken in Nederland plaatsge-
vonden door middel van een persoonlijke demonstratie
door de relatiebeheerders van het DAP-GD Relatiebeheer.
Aanmelding van dierenartspraktijken kan bij de GD via
0900-1770. zij krijgen dan een aanmeldingspakket toege-
zonden.

Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren

Toelaten honden met geamputeerde staart op evenementen

Per 1 juni 2005 worden honden met geamputeerde staar-
ten op door de Raad van Beheer erkende evenementen
toegelaten, mits deze amputatie aantoonbaar het gevolg
is van een medische noodzaak. De evenementen betreffen
onder andere exposities, clubmatches, jonge honden-da-
gen, wedstrijden voor jachthonden en gebruikshonden,
(gedrags)testen en proeven voor jachthonden en ge-
bruikshonden, behendigheidswedstrijden, gehoorzaam-
heidswedstrijden en examens.

De verklaring van de noodzakelijke amputatie dient door een
in Nederland praktiserende dierenarts schriftelijk in het
Europees Dierenpaspoort te zijn vastgelegd. Hiervoor kan
de pagina \'operaties\' gebruikt worden.
De verklaring in het paspoort dient te zijn voorzien van de
reden (medische indicatie) en datum van de amputatie, als-
mede een stempel met duidelijke vermelding van naam,
adres én een originele handtekening van de dierenarts.

De Raad van Beheer controleert de medische verklaringen
niet, tenzij er sprake is van twijfel en/of een vermoeden van
misbruik en/of valsheid in geschrifte. Misbruik van deze re-
gel wordt via de Raad van Beheer ter sanctionering aan het
Tuchtcollege voorgelegd.

Bovenstaande bepaling geldt ook voor buitenlandse honden
die op Nederlandse evenementen worden ingeschreven.

Bij deelname aan evenementen dienen de eigenaren van aan dc
staart geamputeerde honden in het bezit te zijn van de vereiste
verklaring, zodat deze voorafgaand aan de deelname van de be-
treffende hond door het ringpersoneel gekeurd kan worden.
Op de inschrijfformulieren voor evenementen zal er een
apart artikel hierover in het reglement opgenomen worden en
dient men bij inschrijving aan te geven of de hond al dan niet
aan de staart geopereerd is.

Bron: Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland

Nutrigenomics, weer wat nieuws?

Richard Nap

Veel collegae zullen bij het zien of lezen van de term \'nu-
trigenomics\' ongetwijfeld de wenkbrauwen fronsen en
zich afvragen: "wat is dat nu weer?" Een nieuwe hype in
marketing van gezelschapsdierenvoeding? Hoeveel com-
pleter kan het voer nog en wat valt er nog te verbeteren
anno 2005?

Hill\'s Pet Nutriton wilde dat soort vragen van dierenartsen en
andere geïnteresseerden (of critici) graag uitleggen. Voor dat
doel werd eind april een symposium georganiseerd in Genua
voor een grote groep Europese dierenartsenorthopeden ge-
zelschapsdieren. Tenslotte vond op 27 juni 2005 in het Royal
Garden Hotel in London een grote persbijeenkomst plaats

-ocr page 102-

voor de gezelschapsdierenpers uit de gehele wereld. Dat
moet dus wel groot nieuws zijn. De titel van het \'press pack\'
wekt ook al deze indruk met slogans als \'a new era in pet nu-
trition has arrived\' en \'unlocking the natural power of nutri-
tion\'. Een nieuw tijdperk in gezelschapsdierenvoeding dus.
Dat vraagt om volle aandacht, gespitste oren en goed oplet-
ten. Beide bijeenkomsten waren zeer professioneel georga-
niseerd om de toehoorders in de juiste stemming en conditie
te brengen en open te staan voor het nieuws.

Invloed van voeding op de genexpressie

Waar gaat het precies over? Een aantal vooraanstaande spre-
kers, met als sleutelfiguur prof John Innes, hoofd van het
Small Animal Hospital van de University of Liverpool, gin-
gen in op de invloed die voeding blijkt te kunnen hebben op
de genexpressie. Iedere dierenarts weet inmiddels dat voe-
ding van invloed is op de expressie van genetisch bepaalde
ziekten zoals heup- en elleboogdysplasie en het verloop van
Osteochondrose kan beïnvloeden (als gevolg van dagelijkse
calcium- en energieopname). Dat werd echter tot op heden
niet herkend en gepresenteerd als \'nutrigenomics\'. Met an-
dere woorden, hoe kan met voeding de fenotypische expres-
sie van het genotype worden beïnvloed? Hill\'s Pet Nutrition
komt de eer toe deze ontwikkeling te hebben geplaatst in het
kader van \'nutrigenomics\' en daaraan iets wezenlijk nieuws
te hebben toegevoegd. Het onderzoek van Innes toont aan dat
voeding met hoge gehaltes EPA (eicosapenteenzuur, een
omega-3-vetzuur) de ontwikkeling van osteoarthritis (UK-
terminologie voor artrose) volgens dit principe kan beïnvloe-
den. Hierbij speelt het enzym aggrecanase een belangrijke
rol. Het behoeft geen betoog, dat vermindering van de proble-
men veroorzaakt door artrose een belangrijke positieve bij-
drage zal vormen voor vele (grote) honden en hun eigenaren.

Bijdrage voeding aan behandeling ziekten

Dr David Sagan (Veterinary School, University of Cambridge)
ondersteunt ook de stelling dat het moment daar is dat via on-
der andere de voeding een belangrijke bijdrage geleverd kan
gaan worden aan de preventie en behandeling van ziekten bij
mens en huisdier Dr. Sagan\'s onderzoek concentreert zich op
het genoom van de mens en de hond in relatie tot onder andere
kanker Er blijkt een verrassend grote overeenkomst tussen
beide genomen aanwezig, aldus Sagan, en dit opent uiteraard
perspectieven voor toekomstig onderzoek en toepassing.

Kortom, op beide bijenkomsten werd een onderwerp op de
veterinaire agenda gezet waarover we in de nabije toekomst
ongetwijfeld nog veel meer zullen horen. Al was het alleen al
omdat Waltham (Mars & Royal Canin & Pedigree) en Nestlé
Purina dit najaar in de USA bijeenkomsten op de agenda
hebben staan die eveneens het genoom als onderwerp heb-
ben. Er is dus echt iets in gang gezet.

Dr. Richard Nap is Dipl. ECVCN (voeding) en Dipl. ECVS (chirurgie).

Verplichte enting NCD bij tentoonstellingspluimvee

S.Tj. Westendorp

NCD is een aangifteplichtige ziekte volgens de GWWD
die ernstige ademhalingsstoornissen en hoge sterfte kan
veroorzaken. In de professionele pluimveehouderij
wordt hier verplicht tegen gevaccineerd. De ziekte komt
sinds enige jaren niet meer voor in Nederland maar is dit
jaar nog wel in Griekenland en Cyprus gemeld. Ook wor-
den in Nederland en omliggende landen soms hoge titers
tegen dit virus gevonden. Mogelijk gaat het dan om pas-
sage van lentogene stammen. Dus waakzaamheid blijft
geboden

Sierpluimvee en loopvogels, voor zover ouder dan dertig da-
gen, dienen tenminste veertien dagen en ten hoogste vijf
maanden voorafgaand aan het bijeenbrengen, door een die-
renarts te zijn gevaccineerd tegen Newcastle Disease (NCD
of pseudo vogelpest). Deze vaccinatie wordt vastgelegd op
een vaccinatieverklaring door de dierenarts gegeven en
ondertekend.

Dit was geregeld in de ministeriele regeling: regeling betref-
fende het bijeenbrengen van dieren 2000.
Deze is per 26 juni
2005 vervangen door de ministeriële regeling:
regeling pre-
ventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziek-
ten en zoönosen en TSE \'s

Regionale kleindiersportverenigingen nemen meestal con-
tact op met de plaatselijke practicus om mee te werken aan
de verplichte vaccinatie van sierhoenders die naar de ten-
toonstelling gaan. De regeling geeft vrijheid aan de dieren-
arts ten aanzien van de vaccinkeuze en de vaccinatieme-
thode. Voor 2000 diende er gevaccineerd te worden met een
La-Sota stam, omdat die uit ervaring de beste en langste be-
scherming gaf Deze verplichting is daarna vervallen en
sinds 2000 is de vaccinatie keuze vrij. De hedendaagse ge-
kloneerde vaccins geven een vergelijkbare bescherming als
de La-Sota stam. Echter er is geen of nauwelijks onderzoek
gedaan naar de effectieve bescherming van de NCD-vacci-
natie bij sierhoenders. Aannemelijk is dat een eenmalige
vaccinatie maar een beperkte en kortdurende bescherming
biedt. Vele collega\'s volgen dan ook een uitgebreider vacci-
natieschema.

Een vaccinatie met een geïnactiveerde entstof voorafgegaan
door een levende enting geeft naar verwachting de beste be-
scherming. De oogdruppelmethode geeft zekerheid dat alle
dieren zijn geraakt. Een sprayenting kan zeer goede resulta-
ten geven mits de dieren goed zijn geraakt. Een drinkwater-
enting is als voorenting of onderhoudsenting goed bruik-
baar, mits de werkingsduur van het vaccin en de reinheid van
het drinkgerei in acht worden genomen. Een aërosolvaccina-
tie is niet bruikbaar vanwege de huisvestingsvorm van sier-

-ocr page 103-

eerste vaccinatie uitgevoerd door

14

12

M.....

10

1

8

aantal _

6

1

1

4

1

1- ^

2

1 wy

U

1

2 3

uitvoerder

eindvaccinatie uitgevoerd door

vaccinatiemethode 1e keer

20 A

15

aantal 10

v^ater spray oog combi comb2
methodes

vaccinatiemethode 2e keer

14-

12-
10-

aantal 8 -

a

water spray oog combil combi2
methode

zelf verenigingslid dierenarts
uitvoering

n

thuis verzamelplaats

plaats

plaats van uitvoering

40
30

aantal 20

10
O

aantal 10

entstofkeuze

n

_P

NCD IB

vaccinatievergoeding

entreactie

a

redelijli
oordeel

altijd

nooit

hoenders.

De dosering bij de vaccinatie per injectie staat aangegeven.
Bij de oogdruppelmethode kun je uitgaan van twintig drup-
pels per ml. Een flesje met duizend doses moet dus in maxi-
maal 50 ml worden opgelost. Aan 45 ml koud water kan 5 ml
magere melk worden toegevoegd. Deze oplossing is maxi-
maal vier uur te gebruiken.

Voor de sprayenting kunnen duizend doses opgelost worden
in 4 liter water. Praktisch is het om een deel van het water te
laten bestaan uit ijsklontjes. Per liter 50 ml magere melk toe-
voegen. Ook kunt u bevroren koelelementen in de rugspuit
plaatsen. Het vaccin is dan vier uur lang bruikbaar.
Voor de drinkwaterenting is het zinvol de dieren vanaf de
voorgaande avond te laten dorsten en dan \'s ochtends de op-

-ocr page 104-

lossing te geven. Bij 50 ml wateropname per kip zouden dui-
zend doses in 50 liter kunnen worden aangemaakt. Het dient
aanbeveling deze hoeveelheid te beperken tot de nodige hoe-
veelheid. Ook deze oplossing kan gestabiliseerd worden
door het toevoegen van 50 ml magere melk per liter.
Uiteraard is hoe kouder hoe beter. Veelal wordt deze enting
als voorenting door de lokale vereniging gedistribueerd.
Belangrijk is de liefhebbers te wijzen op de beperkte houd-
baarheid van het aangemaakte vaccin. Maximaal vier uur
houdbaar.

Naar aanleiding van brieven van verontruste liefhebbers, die
het vreemd vonden dat dierenartsen zo laks omgingen met
een zo gevaarlijke ziekte, is door mij een enquête gehouden
op een bijeenkomst van sierpluimveehouders bij de
Nederlandse Hoenderclub in Beekbergen. Van de veer-
tig aanwezigen had het merendeel een organiserende taak
binnen een vereniging. De resultaten van de 32 ingevulde en-
quêtes zijn weergegeven in bijgaande figuren.

In het merendeel van de gevallen vindt er een voorenting
plaats via het drinkwater. Door de eigenaar zelf uitgevoerd of
door een verenigingslid.

De definitieve, volgens de wet uitgevoerde vaccinatie, vindt
veelal volgens de spray- of oogdruppelmethode plaats. Soms
via het drinkwater of combinaties ervan. Bovenwettelijk
wordt deze vaccinatie meestal niet door de dierenarts uitge-
voerd.

Deze verplichte vaccinatie wordt in de meeste gevallen aan
huis uitgevoerd.

De vaccinkeuze is gelijk tussen een pure NCD-vaccinatie of
een combinatie met Infectieuze bronchitis (IB). Opvallend is
de bevinding dat de liefhebbers de door de dierenarts ge-
vraagde vergoeding laag vinden.

Vaccinatie aan huis is de enige juiste methode. Het bijeen-
brengen voor vaccinatie is juist in strijd met de regelgeving.
In het geval van een gecombineerde vaccinatie is een twee-
malige enting zeer gewenst. Dc Nederlandse Bond van
Hoender-, Dwerghoender, Sier- cn Watervogelhouders, de

NHDB, heeft na de Al-crisis, in het kader van de herbevol-
king, het advies gegeven een combinatievaccinatie uit te
voeren. Echter pas hiermee op. Sinds een jaar kennen we in
Nederland een IB-variant die de nieren van kippen ernstig
aan kan tasten; de IB D388. Deze variant is reeds meerdere
malen gevonden ook bij sierhoenders. Indien deze IB-vari-
ant aanwezig is bij de dieren, kan een vaccinatie met een an-
dere IB-stam ernstige complicaties geven. Indien u ver-
moedt dat deze IB in de regio een rol kan spelen, kunt u beter
de combinatie achterwege laten. Vaccineren tegen IB kan
wel maar dan in een geheel eigen schema.

Entreacties komen voor, meestal mild en zijn dan een gevolg
van een minder goed uitgevoerde vaccinatie waardoor een
rollende entreactie ontstaat. Deze reactie kan ook veroor-
zaakt worden door de aanwezigheid van
mycoplasma galli-
septicum
of mycoplasma synovia. In dat geval is een vijf-
daagse behandeling met enrofloxacine of doxycycline
zinvol.

Een voorbeeld voor een vaccinatieformulier kunt u downloa-
den van de NHDB site:
nhdb.nl. Het is praktisch deze uit te
printen op uw rekeningpapier. Ook de voorenting kunt u net
als de door u uitgevoerde enting, op dit formulier vermelden.
Deze verklaring maakt u van tevoren en u geeft deze aan de
vereniging zodat de leden de ringnummers kunnen vermel-
den. Bij uw vaccinatiebezoek kunt u per steekproef de num-
mers (laten) controleren.

Het is reëel indien u bij een correct optreden een uurtarief re-
kent. Als u dan korting geeft in de vorm van een advertentie
in het clubblad, kunt u de kosten voor de liefhebber matigen
en heeft u reclame. Dit straalt ook uit naar de niet georgani-
seerde liefhebbers. Vaak zijn het juist deze niet georgani-
seerde hobbypluimveehouders die een volwaardig consult
over hebben voor een goed advies. Dat is een groeiende
markt,

Drs. ing. S.Tj. Westendorp is dierenarts bij Dierenartsenpraktijk Tussen
Marken Amer.

Twijfelachtige handelswijze dierenartsen

S.Tj. Westendorp

In het voorgaande artikel over de
NCD-enting bij sierhoenders wordt
duidelijk dat tachtig procent van de
betrokken dierenartsen in strijd met
de regelgeving een vaccin afgeeft
met een getekende blanco vaccina-
tieverklaring of de ingevulde ver-
klaring tekent zonder zelf de vacci-
natie te hebben uitgevoerd. In beide
gevallen is dit juridisch onjuist. Dat ze voor dit werk dan ook
maar niets vragen is logisch, maar blijkbaar niet nodig.
Hobbydierhouders komen uit alle lagen van de bevolking.
Hun kennis en optreden is vaak verre van amateuristisch.
Sierpluimveehoudende juristen zijn dan ook verbaasd over
de eenvoud waarin dierenartsen getekende blanco verklarin-
gen afgeven. Deze handelswijze beperkt zich zeker niet al-
leen tot het afgeven van verklaringen bij hobbydieren. In de
professionele sector is het ook dagelijks gebruik.
In iedere beroepsgroep komen rotte peren voor. Maar als
tachtig procent dingen doet die wettelijk niet kunnen, dan is
het niet die mislukkeling elders maar dan zijn u en ik het ook.
Wat is er de oorzaak van dat onze beroepsgroep zich zo ge-
draagt?

Ingezonde

Schaalvergroting in de veehouderij geeft machtsposities aan
onze cliënten die meer eisen dan ons lief is. Collega\'s die de
regelgeving zeer creatief oprekken, wordt geen strobreed in
de weg gelegd omdat de overheid niet wenst te handhaven.
Medewerkers van VWA stellen duidelijk dat zij niet willen
handhaven als de regelgeving slecht te controleren is en er
geen goed sanctiebeleid is. Langzaam maar zeker schuiven

-ocr page 105-

de grenzen van de beroepsethiek op. Dierenartsen moeten
ook ondernemer zijn. Prima maar we zijn bovenal arts met
een verplichting naar diergezondheid, dierenwelzijn en ook
volksgezondheid. Als we dan in sferen belanden van laagste-
prijsgarantie en hoge omzet tegen marginale prijzen blijft
daar weinig van over.

Een klein aantal goedwillende collega\'s besteedt een deel van
hun tijd ten behoeve van de gehele beroepsgroep. Zij doen dit
tegen geen of een geringe vergoeding. Terwijl de meeliftende
collega\'s achter hun rug om de krenten wegpikken.
Het is daarom een uitstekende ontwikkeling dat de KNMvD
stimuleert om onze beroepsvertegenwoordigers een vergoe-
ding te geven. Ik pleit voor een professioneel uurtarief en een
rijtijdvergoeding. De contributie voor deelname aan de
groep mag dan omhoog. Pas dan kun je eisen stellen aan
onze vertegenwoordiging. Naar functies kan dan gesollici-
teerd worden. We kunnen dan ook verlangen dat onze ver-
tegenwoordigers zich sterk maken voor heldere regelgeving
die controleerbaar is met stevige sancties. We moeten ons als
dierenartsen alleen lenen voor deelname aan regelgeving die
eenduidig valt uit te leggen en te handhaven.
Binnen de groepen kunnen afspraken gemaakt worden over
de interpretatie van regelgeving. Erkende dierenartsen
ondertekenen deze afspraken. Bij het niet tekenen of niet na-
komen van deze afspraken wordt de erkenning ingetrokken
en daarmee vervalt het recht tot uitoefening van vele hande-
lingen binnen kwaliteitsprogramma\'s.

Drs. Ing. S.Tj. Westendorp is dierenarts bij Dierenartsenpraktijk Tussen
Mark en Amer

BVD-aanpak: preventie

L.R.M. Verbeme

Na een schade door een BVD-uit-
braak op een melkveebedrijf van
naar schatting ƒ 160.000,- (voor on-
geveer de helft vergoed door de ver-
zekeringsmaatschappij), ben ik in
1989 in de eigen praktijk begonnen
met de systematische aanpak van de
BVD-preventie.

Immuunstatus

Op een rundveebedrijf dienen alle of nagenoeg alle dieren te
beschikken over afwecrstoffen tegen het BVD-virus om
schade door besmetting te voorkomen. Meestal verloopt
zo\'n infectie weliswaar symptoomloos, maar soms kunnen
slepende ziekteprocessen enorme schade veroorzaken. Op
de meeste melkveebedrijven blijken bij veel dieren al af-
wecrstoffen aanwezig. De eerste actie bij het opzetten van
een goede BVD-preventie dient dus te bestaan uit het vast-
stellen van de aanwezige immuunstatus op het bedrijf. Met
andere woorden: hoe groot is hier het infectierisico?

Steekproefbloedonderzoek

Een statistisch betrouwbare en tevens betaalbare methode
om hiervan een indruk te krijgen bestaat uit het nemen van
vijftien bloedmonsters: in vijf leeftijdsgroepen telkens drie
monsters.

- kalveren en pinken van zes tot veertien maanden oud
(vóór het insemineren/ dekken);

- drachtige pinken/vaarzen van veertien maanden tot twee
jaar;

- afgekalfde vaarzen van twee tot driejaar;

- schotten van drie tot vier jaar en;

- oudere koeien van vier jaar en ouder.

Dit totale aantal van vijftien bloedmonsters geldt ongeacht

Ingezonde

de bedrijfsgrootte: dus bij aanwezigheid van in totaal veer-
tig stuks vee of vierhonderd: voor het verkrijgen van een be-
trouwbare schatting van de immuunstatus op het bedrijf
neem je altijd vijftien monsters. (Statistische wetten zijn
soms moeilijk te doorgronden voor \'gewone mensen\'.)
Alleen wanneer dieren van een bepaalde leeftijdsgroep ver-
deeld zijn over meerdere locaties en geen contact met elkaar
hebben, is het bemonsteren van elke aparte groep nodig. Bij
het laboratoriumonderzoek gaat het vervolgens alleen om
detecteerbare bloedspiegels: dus afwecrstoffen aanwezig of
niet aanwezig. De hoogte van de titers is voor deze schatting
van de immuunstatus op het bedrijf van ondergeschikt be-
lang.

Selectieve vaccinatie

Als in de bloedmonsters uit een bepaalde leeftijdsgroep in
twee van de drie buisjes (of in alle drie) geen afwecrstoffen
tegen het BVD-virus aanwezig zijn, worden alle dieren in die
groep vervolgens gevaccineerd (en de overige leeftijdsgroe-
pen dus niet). Met deze aanpak heb ik gedurende tien jaar er-
varing op ruim twintig melkveebedrijven. Slechts één keer
ontbraken de afwecrstoffen in veertien van de vijftien mon-
sters (die ene was een aangekochte koe). Ik heb toen een vol-
ledige bedrijfsvaccinatie moeten uitvoeren. Meestal kon
worden volstaan met het enten van slechts één groep: het
jongvee dat nog niet was geïnsemineerd (van zes tot veertien
maanden). Dit steekproefbloedonderzoek met de daaropvol-
gende selectieve vaccinatie heb ik jaariijks op alle bedrijven
herhaald. Infecties met het veldvirus zijn in die tien jaar op
deze bedrijven niet voorgekomen.

Maar ik vaccineerde toen met Mucosiffa®, een levende en
potente entstof Nu is dit vaccin wel nog overal in het buiten-
land op de markt, maar in Nederland is de toepassing sinds
1998 verboden. Bij gebruik van een ander en wellicht min-
der krachtig BVD-vaccin zal de controle op de aanwezigheid
van afwecrstoffen waarschijnlijk vaker dan eens per jaar
noodzakelijk zijn en de daaropvolgende selectieve vaccina-
tie eveneens.

Dr R.LM. Verberne is dierenarts.

-ocr page 106-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda september 2005

PAO-Diergenccskunde organiseert in september onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volgeboekt
kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure (ontvangt u een dezer dagen thuis) of
onze internetpagina (www.paod.nl).

Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info(gpaod.nl.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

september:

7-9,6-10,21-11-05

Veterinair Praktijkmanagement

05/903

AUV Cuijk

€ 825 VOL

15-9.12-10,8-11-05

Veterinair Praktijkmanagement

05/904

AUV Cuijk

€ 825 VOL

22-9,13-10,16-11-05

Veterinair Praktijkmanagement

05/905

AUV Cuijk

€ 825 VOL

20 september

Recht en de Paardendierenarts

05/508

PAO-D Houten

€340

21 september

Endoscopic bij Hond & Kat

05/113

PAO-D Houten

€288

21 september

Spalken & Verbanden GD

05/129

Zoeterwoude

€245

21 september

Practicum Voeding Rund

05/217

PAO-D Houten

€450

21 september

Praktische Huisvesting Varken

05/314

Sterksel

€310

22-09,6-10,

20-10,3-11-05

Beoordeling Cytologische Preparanten GD

05/136

PAO-D Houten

€550

27 september

Zenuwstoornissen bij het Rund

05/225

PAO-D Houten

€280

27 september

Training on the Job II Rund

05/226

Oenkerk

€579

28 september

Wondverzorging GD

05/130

Zoeterwoude

€275

28 september

Varkenssignalen

05/309

FD-Utrecht

€ 175

(wijzigingen voorbehouden)

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.

15\'^ ECVIMCA Congress
BEVA Annual Congress
Feline Congress 2005
Focus on Equine Spine, part I

EUROPA
I -3 september
14-17 september
23-25 september
28 sept. - 1 okt.

Glasgow UK
Yorkshire UK
Antwerpen
PTC . Barneveld

(PAO-D is niet verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T (030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

Op woensdag 7 september 2005
organiseert de Hoofdafdeling Ge-
zondheidszorg Paard in samen-
werking met de Studentenrij-
vereniging De Solleysel een
middag over neurologie en EHVl
bij het paard ter gelegenheid van
de promotie van drs. Lutz
Goehring.

wijden aan Equine Grass Sickness. Tot
slot zal Lutz Goehring één en ander ver-
tellen over Equine Herpesvirus (neuro-
logie, abortus en perinatale sterfte).
De voordrachten beginnen om 15.45
uur in Collegezaal 102, Androclusge-
bouw, Yalelaan 1, De Uithof U kunt
zich (uitsluitend) aanmelden via:
be-
stuur@solleysel.nl.
De kosten voor stu-
denten bedragen € 2,50, en voor practici
€ 5,- Leden van VSR \'De Solleysel\' heb-
ben gratis toegang, maar moeten zich
wel aanmelden.

Dr Marianne Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan

\'Een uurtje neurologie\'

Congressen
en

cursussen

Prof dr Joe Mayhew (diplomate in veterinary neurology) uit
Edingburgh zal een inleiding geven over neurologische aan-
doeningen bij het paard. Vervolgens zal hij enkele woorden

-ocr page 107-

Aankondiging: 3rd European Equine Health & Nutrition Congress

Het\'3rd European Equine Health & Nutrition Congress\'
zal plaatsvinden op 17 en 18 maart 2006, op het terrein
van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit
Gent, België. Het congres wordt georganiseerd door
Cavalor in samenwerking met het Laboratorium Dieren-
voeding en de vakgroep Interne geneeskunde en klini-
sche biologie van de grote huisdieren. Universiteit Gent,
België. Vertegenwoordigers van voorgenoemde instituten
alsmede een vertegenwoordiging vanuit Nederlandse,
Duitse, Franse en Italiaanse kennisinstellingen hebben
zitting in het wetenschappelijk comité. Het congres
wordt onder andere gesponsord door Veterinary
Innovative Products (VIP;
http://www.vip-products.com).

Het programma van het \'3rd European Equine Health &
Nutrition Congress\' bestaat uit een tweedaags programma.
Op het programma staan genodigde sprekers maar ook een
open sessie, waarvoor een call for papers te vinden is op
http://www.eqiiine-congress.com. Proceedings zullen op het
congres beschikbaar zijn en bevatten de inhoud van de pre-
sentaties van de geïnviteerde sprekers en samenvattingen
van de presentaties gehouden in de open sessie. Het congres
heeft een praktisch-toepasbare insteek. De congresorganisa-
tie nodigt onderzoekers, dierenartsen, nutritionisten, ver-
tegenwoordigers uit de nutra- en farmaceutische industrie,
professionele paardenhouders, sportfederaties en educatieve
instellingen uit om een multidisciplinaire uitwisseling van
kennis te bevorderen. In het kader van het nascholingstraject
voor de erkende paardendierenarts zal een aanvraag voor
toekenning van VKO-punten worden gedaan.

Menarini Symposium 2005

Dit jaar organiseert A. Menarini Diagnostics op 7 en 8
oktober het Menarini Symposium 2005. Dit zal plaats-
vinden in Hotel en Congrescentrum De Heerlickheijd
van Ermelo. In dit symposium zal de bloedanalyse cen-
traal staan met een verscheidenheid aan onderwerpen.

Op vrijdagmiddag 7 oktober begint het programma rond
14.00 uur en zijn er drie lezingen. Eerste sprekers is dr. H.S.
Kooistra (Faculteit der Diergeneeskunde) met een lezing
over
hypoadrenocorticisme. Daarna houdt drs. H.A. Beijer
(Dierenkliniek De Toren, Drachten) een lezing over
dektijd-
stipbepaling bij de teef met behulp van progesteron ...tips en
valkuilen.
Vervolgens is er een lezing van drs. C.J. van der
Meiden (Dierenkliniek Van der Meiden en Eerste Veterinaire
Bloedbank) over
bloedparasieten. Na dit lezingengedeelte is
er tijd voor ontspanning met een feestavond met diner en live
muziek.

Zaterdag 8 oktober zijn er wederom drie lezingen. Om 10.00
uur is de eerste, namelijk door dr. S. Bhatti (Faculteit
Diergeneeskunde Gent) over
Klinische gevallen in de neuro-

Sprekers

De volgende sprekers hebben de uitnodiging van het weten-
schappelijk comité geaccepteerd: Prof dr. Donald Topliff
(Kansas University, USA) zal een overzicht geven van het
onderzoek naar elektrolytensupplementatie en de rol van de
zuur-basebalans bij prestatiepaarden; Dr. Ingrid Vervuert
(Institut fur Tierernährung, Tierärztliche Hochschule
Hannover, Duitsland) zal een overzicht geven met betrekking
tot voedertechnologie en zetmeelverteerbaarheid. Prof dr.
Ellen Kienzle (Ludwig Maximilians Universität, München,
Duitsland) zal ingaan op de beschikbaarheid van mineralen
en mineraalinteracties bij het paard. Dr. Eleanor Kellon
(Equine Nutridonal Consultation, USA) zal toepassingen en
gebruik van nutraceuticals voor prestatie- en gezondheids-
doeleinden bij paarden bespreken.

Workshops

Naast het congresprogramma worden praktische workshops
georganiseerd op het gebied van rantsoenformulatie en -eva-
luatie (ing. P Bollen, Nutriquine NV), Tandheelkunde bij het
paard (dr. Lieven Vlaminck, Universiteit Gent), ultrasonische
beeldvorming van het gastro-intestinale stelsel (Prof
Gunther van Loon, Universiteit Gent) en voedingsgerela-
teerde invloeden op bloedparameters (Prof Dr Piet Deprez,
Universiteit Gent & Eleanor Kellon, Equine Nutritional con-
sultation).

Meer informatie over dit congres kunt u vinden op de con-
greswebsite: http://www.equine-congress.com. Registratie-
formulieren kunnen worden gedownload van deze website.

logie. Vervolgens spreekt dr. K.E. Hovius (Dierenkliniek Het
Heike, Veldhoven) over
Lyme borrelia ziekten bij honden.
Laatste spreker is drs. G.H. Moorman (Dierenkliniek
Brouwhuis, Helmond) met als onderwerp
Praktijkmana-
gement.
Rond 13.00 uur wordt het symposium afgesloten
met een lunch.

Accreditatiepunten zijn aangevraagd.

De kosten voor dit symposium bedragen € 450,- per deelne-
mer Voor dierenartsen met een Spotchem-systeem kost dit
symposium € 300,- per deelnemer Alle kosten voor hotel-
overnachting, feestavond en lunch zijn inbegrepen. De kosten
voor uw partner voor de feestavond en de lunch bedragen
€ 75,-. Extra kosten van de hotelkamer (zoals minibar en tele-
foon), sauna en sportaccommodatie zijn voor eigen rekening.
Gezien de grote belangstelling raden wij u aan zich zo spoe-
dig mogelijk aan te melden. Dit kan door een e-mail te sturen
met uw gegevens en of uw partner meekomt naar
wkuik@menarinidiagnostics.nl Na aanmelden krijgt u een
bevestiging teruggestuurd. Deze dient u voor het symposium
mee te nemen.

Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met Wim H.
Kuik via telefoonnummer 040-2082006 of06-51326475.

-ocr page 108-

De Veterinaire Vee Fokliers Club \'De Uithof\' organiseert
op donderdag 22 september 2005 van 15.00 tot 20.30 uur
de lezing \'Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging\'.
Aansluitend aan deze lezing zal de reeds twee weken du-
rende expositie van schilderijen, gemaakt door studen-
ten, afgesloten worden met een spectaculaire veiling.

De lezing en expositie wordt gehouden in het Androclus-
gebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde. Vijf spre-
kers zullen vanuit verschillende visies ingaan op de ve-
terinaire bedrijfsadvisering met onder andere een
SWOT-analyse, hoe verkoop ik mijn advies en is advisering
een kans of bedreiging voor de toekomst van de landbouw-
huisdierenarts. Aan deze lezing zijn acht VKO-punten toe-
gekend in het kader van erkende herkauwer- en varkensdie-
renarts. De entree bedraagt € 75,- per persoon inclusief di-
ner en borrel. Meer informatie over het onderwerp, onze
sprekers en/of inschrijving is te vinden op onze site:
www.veefokkers.com. Inschrijven kan via deze site tot ui-
terlijk 1 september 2005.

Aansluitend aan de lezing zullen ruim twintig unieke schil-
derijen op spectaculaire wijze geveild worden. De schilde-
rijen met het thema \'Gras\' zijn gemaakt door studenten en
medewerkers van de Faculteit. De opbrengst van de veiling
gaat naar Stichting \'Farm Friends\'. Belangstellenden zijn
vanaf 20.00 uur welkom op deze veiling.

Kijk voor het gehele programma, overige informatie en in-
schrijving op:
www.veefokkers.com.

Lezing: Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging?
Expositie: *Gras*

Proefdierpathogene micro-organismen

R. Boot nlJ.T.M. van der Logt, RIVM 2004, prijs €37,50 (NL)

Onderzoek waarbij proefdieren wor-
den gebruikt, kan worden beïnvloed
door de microbiële status van de die-
ren. Alleen al de aanwezigheid van
bepaalde micro-organismen in
proefdieren is voldoende om bij-
voorbeeld betrouwbaar en interpre-
teerbaar infectie- en immunologisch
onderzoek onmogelijk te maken,
zelfs zonder dat de dieren er ziek van worden.
Het boek Proefdierpathogene micro-organismen is de meest re-
cente (2004) en bovendien Nederlandstalige bron van informa-
tie over virale, bacteriële en parasitaire infecties bij knaagdieren
(muis, rat, hamster, cavia, gerbil) en konijnen. Het is gebaseerd
op publicaties die in de periode 1991- 1999 in Biotechniek, het
Nederlandstalige tijdschrift voor proefdierkunde, zijn versche-
nen. Het geeft op overzichtelijke wijze snel toegang tot voor
onderzoekers en management van een proefdierfaciliteit be-
langrijke informatie over veertig infectieuze agentia.

De agentia zijn gekozen op basis van de impact van hun aan-
wezigheid op de gezondheid en het welzijn van de dieren, het
risico op en de consequenties van infectie van de mens en de
mogelijke gevolgen voor de experimenten waarvoor de die-
ren worden gehouden. De door de FELASA voor knaagdie-
ren en konijnen in proefdieronderzoek relevant geachte mi-
cro-organismen zijn in het boek terug te vinden.
De informatie per agens is geordend in een makkelijk te
raadplegen standaardformat, bestaande uit: omschrijving
van het micro-organisme, inschaling volgens het Besluit
Biologische Agentia (BBA), risico\'s voor personeel, gevoe-
lige diersoorten, ziekte, vóórkomen, prevalentie, epidemio-
logie, researchcomplicaties, diagnostiek, screening, ver-
spreiding, wering, bestrijding, therapie, vaccinatie en litera-
tuur. Bovendien bevat het boek een inleiding met een uitge-
breide literatuudijst van algemene aard, een tabel met afwij-
kingen en daarbij gevonden micro-organismen, een register en
27 kleurenfoto\'s.

Boekbesprekin

De auteurs Ron Boot (afdeling Proefdiermicrobiologie,
LIS-RIVM) en Jos van der Logt (hoofd ICLAS referentie-
centrum voor knaagdiervirussen), zijn twee vooraan-
staande proefdier-microbiologen die dagelijks \'in het veld\'
met hun vak bezig zijn. Hun jarenlange praktijkervaring
heeft zich vertaald in een heldere scheiding tussen hoofd-
en bijzaken. Het boek is \'up-to-date\', beperkt zich tot voor
de dagelijkse praktijk relevante en onderbouwde informa-
tie en is daarmee beknopt. Het is een handzaam boekwerk
dat alleen al door formaat, opmaak en omvang uitnodigt
om gebruikt te worden. Leuk natuurlijk. Gezien de dage-
lijkse worsteling van onderzoekers en proefdierfaciliteiten
met (en over?) de microbiële kwaliteit van proefdieren en
dierproeven is het een \'must\' op de boekenplank van elke
zichzelf respecterende proefdierfaciliteit, proefdierdes-
kundige en inspecteur die de goede gang van zaken omtrent
proefdieren namens de overheid controleert. Daarnaast is
het zeer bruikbaar voor elke dierenarts die zich in de prak-
tijk bezighoudt met gezondheid en (infectie)ziekten van
knaagdieren en konijnen.

Het boek is verkrijgbaar bij het RIVM, Postbus 1, 3720 BA
Bilthoven, Afdeling Proefdiermicrobiologie-LIS, postbak
22 (fax 31 30 274-4418, e-mail
r.boot@rivm.nl); bestelfor-
mulier in Biotechniek 2004 p85).

H. van Herck, Hoofd Animal Research Institute AMC (ARIA)

-ocr page 109-

De redactie vond dr R.C. Nap (Specialist Chirurgie
Gezelschapsdieren) bereid om op onderstaande vraag
een antwoord te formuleren.

Deze Vraag en antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het ge-
bied van voeding van gezelschapsdieren.

Vraag

Een fokker uit mijn praktijk voert
p veel vers vlees en eendagskuikens
H aan haar kittens vanwege een be-
tere verteerbaarheid. Klopt dat?
Zijn er geen risico \'s op voedings-
foiiten of -infecties?

Vraa

antwoor

Antwoord

Eendagskuikens hebben geen betere verteerbaarheid ver-
geleken met compleet uitgebalanceerd droog of nat voer.
Het totale percentage onverteerbare delen van eendagskui-
kens (koppen, veren, poten, botten) is hiervoor verant-
woordelijk.

Het gebruik van verse voeding of diepgevroren en vervol-
gens ontdooide voeding stelt wel altijd hoge eisen aan de
hygiëne tijdens productie, transport, behandeling en berei-
ding. Dat is voor honden- en kattenvoeding niet anders dan
voor humane voeding. Mogelijk dat onze huisdieren nog
een \'wat sterkere maag hebben\', maar dat neemt niet weg
dat deze producten altijd een hoger risico vormen. Daar
komt nog bij dat ze vaak bereid zullen worden in dezelfde
keuken (aanrecht en keukengerei) waar de maaltijd voor
de rest van het gezin wordt bereid, vermoedelijk door de
eigenaar die geen cursus bacteriologie heeft gevolgd.

Het voeren van verse producten is volgens voedingsdes-
kundigen onlosmakelijk verbonden met het risico van ver-
storing van de nutritionele balans (mede gezien ras, leef-
tijd en functie van het huisdier), maagdarmproblemen als
gevolg van botsplinters en uiteraard infecties van onder
andere
Salmonella en E. Coli.

Er is wereldwijd een sterke stroming onder de honden- en
kattenbezitters in navolging van de Australische dierenarts
lan Billinghurst. Zijn publicaties over het gebruik van
BARF (Biological Appropriate Raw Food) als voeding voor
huisdieren spreken veel mensen aan. Een snelle zoektocht
op internet naar het trefwoord \'BARF\' levert ontelbare hits
op, ook indien uitsluitend in het Nederiandse taalgebied
wordt gezocht. Sites zoals
www.rawlearning.com en
www.barfplaats.nl geven veel informatie over het gedach-
tengoed achter deze methode van voeden van huisdieren.

Er is mijns inziens echter niets mis met BARF Mensen
eten ook geen droogvoer en velen ervan zijn in staat een
acceptabele maaltijd samen te stellen die geen aanleiding
geeft tot grote gezondheidsproblemen. Hoewel... de
grootschalige bevolkingsonderzoeken in de USA naar
overgewicht zijn niet bemoedigend. Ook de gemiddelde
Europeaan wordt zwaarder en het aantal kinderen met
overgewicht neemt sterk toe, evenals het aantal voedings-
gerelateerde gezondheidsproblemen.

Desalniettemin luidt het advies \'never change a winning
team\' ook als het gaat om diervoeding, tenzij er heel sterke
redenen voor zijn. ik zie er meestal van af Een fokker die
overtuigd is van de methode en die goede resultaten heeft
(of dat zelf zo ervaart) staat vermoedelijk ook niet open
voor een andere boodschap.

Iets anders is of BARF een voedingsmethode is die voor
grootschalig gebruik geschikt is, dus voor een echt groot
publiek. Mensen die het allemaal druk hebben en meestal
weinig tijd en zin hebben, zouden zich als een diëtiste
moeten verdiepen in de bereiding van maaltijden voor het
huisdier. Laat staan als er meerdere huisdieren of soorten
huisdieren aanwezig zijn. Voor sommigen vormt dit echter
juist een uitdaging en een dagtaak. BARF komt ook deels
tegemoet aan de zorgbehoefte die veel huisdier\'ouders\'
voor hun huisdiergezinslid (kind) ervaren. BARF is ook
beschikbaar als complete, gebalanceerde (diepvries)voe-
ding. Dit brengt een deel van het \'gemak\' van complete
voeding terug, maar er blijven risico\'s bestaan op hygiëne-
problemen. Daarbij, wat doe je tijdens de vakantie of als er
iemand anders op dc hond of kat moet passen? Als dat alle-
maal goed is geregeld en het gaat goed, dan lijkt BARF-
voeding een prima methode voor de echte 1 lefhebber. Maar
ik denk niet dat eigenaren zich er massaal op zullen storten
of dat het een eerste advies moet zijn aan de beginnende
huisdiereigenaar die alles nog moet leren. Ik zal nooit de
mevrouw vergeten die jaren geleden tegen me zei: "maar
dokter, u denkt toch niet dat ik elke dag eten ga klaarmaken
voor mijn hond, als ik dat voor mijn man niet eens doe?".
Wat mij betreft kan BARF dus, al of niet als complete voe-
ding, een prima alternatief zijn voor de gemotiveerde lief-
hebber die bereid is er wat tijd en aandacht in te steken. Via
de internetzoekmachines kan zij of hij ook de sites vinden
waar biologische kippenkoppen, ingewanden, lever, ma-
gen, en poten te koop zijn.

Dr. Richard Nap, dierenarts, Dipl. ECVCN (voeding) en

ECVS (chirurgie)

Oorzaken en therapie bij coprofagie

-ocr page 110-

De zomer is in volle ga^ig. De sporicommissle ooi?!
Ha^mr\\vk is de sportcowmissie al druk bezig met alle voor-
bereid\'mgey] voor een miewwe sportdcig em wel op 23 sep-
tember 2005. Dit
iaar zal mw sportcommissie fiaar tenten
opslacin in Wiif? bij DMwrstede,
dat zeer centraal is gelegen
en gemaééelijf? bereif^baar.

Op deze vriidag zal sportvereniging CDW (CDmbinatie
Dorestad Wiii^ biJ Dwnrstede) ^aar poorten openen om
m
als veterinaire sporters te ontvangen, M l?wnt (óier de ver-
trouwde verschillende sportactiviteiten zoals voetbal, foc-
keij, tennis, golf en bridge uitoefenen,
De golfers zun dit Jaar ool^ lel?i?er diclót bij de andere spor-
ten, want vla de veerpont van Wijl? biJ Dwurstede over de
Lel? bent
m binnen vijf minuten op Inet golfterrein \'de
BatoMwen\',

Zoals M van ons gewend bent, wordt gedurende de dag
voor de Inwendige mens gezorgd. Tussen de middag wordt
een lóeeriiil?e lunc^i geserveerd en met (óet diner gaan we dit
jaar op de Indiscfóe tour Dit alles ondersteund met mwzi-
kale geluiden, belooft een mooie en bovenal gezellige dag
en avond te worden, Miteraard wordt deze dag mede danl?-
zij de financiële ondersteuning van onze sponsoren moge-
M gemaai^t

Als sportcommissie van de KNMvD wil i(? u dan ooi? van
^larte uitnodigen deze geweldige (happening bij te wonen,
want naast (óet sportieve element is deze sportdag ÉÉN
GRDTE REMNIE,
Tot vrijdag 23 september,

Hans Lambee^, voorzitter sportcommissie

Veterinaire Sportdag op vrijdag 23 september 2005

Voetbal

De teleurstelling was groot; de verwac(ïting welliclót te foog,
Dranje onder de
20 te vroeg uitgesclóal?eid om (ïet ent(óou5i-
asme van voetbalminnend Nederland tot een ciimax te (bun-
nen brengen,

Dan maar even rustig aan doen met Wimbledon en de Tour,
om vervolgens In september weer te plegen; de vetennaire
voetbal^ampioenscfïappen van de KNMvD.
Tijdens dit toernooi valt er voor de fijnproevers weer veel te ge-
nieten; de snei^ieid en frivoliteit als van een
Owmsu, de functio-
nele tecMek ais van een Maduro en de onverzetteliJl^fneid en
speiinzicfït als van een Flaar
la zelfs de inworpteclóniel? ais
van Willem ll-er Van der Struücl^ wordt zo nu en dan tentoon-
gespreid,

Belóalve de eclnte voetballief^iebber femt oo(? altijd de ievens-
genieteraan zijn/(ïaartre^fen: een balletje trappen in een re-
ünieac(itige sfeer met (oud-) studiegenoten, provinciegenoten
en/of collega\'s, onder lóet genot van een (^apje en een
dränge,

Dus; zin in weer een stevige pot voetbal? Geef je op via je aan-
voerder (Indien bel?end), via de KNMvD of via ondergete-
fende,

Tot 23 september In Wijl? bij Duurstede!
Hans
Caron, coördinator voetbal

-ocr page 111-

Bridge

Bridge is eeKi popMbire sport, oo^ biJ dierei^artseto e/i ^m
partners, Wii
\\jemac<h\\ev\\ daarom dit laar tiJdei^s de sport-
dag
mas\\ de vaste groep deelnemers mg vele andereio,
Het maal^t
niet uit of ie pas begonnen bent en alleen af en
toe t(ni/iis speelt, of dat je een ervaren bridger bent.
ledereen Is van (óarte welfem, ]e moet wel zelf voor een
partner zorgen en Insc^irljven als paar onder vermelding
van de speelsfer^te,

De locatie waar gespeeld wordt Is pracfntig en bovenal cen-
traal gelegen. Zoals andere Jaren zal (óet ooi? dlf jaar weer
een sportieve en bovenal gezellige dag worden.

hoop dan oo^ dlf jaar extra veel deelnemende bridgers
te mogen begroeten,

Albert Brands, coördinator bridge

Hocfey

Hocl^ey befeeft natuMrilJl^ eIgenllJl? geen Introdi/ictle. Iedere
veterinair die deze sport beoefent, sc^irijft zicló In voor de
veterinaire (óoc(?ei^^amploensclóappen. Kom di/is op 23 sep-
tember (nocl^eyen op de KNMvD sportdagi Net als alle voor-
gaande Jaren zal ooi? dit Jaar weer alles i/iif de l^ast worden
gebaald om er een super gezellig (ïoc^eytoernool van te
ma(?en, en ledereen Is van
harte well?oml
Het toernooi vindt plaats op de velden van Hoc^ei^

Vereniging DorstetI, De wedstrijden worden gespeeld vol-
gens (óet six-a-slde principe waar vorig Jaar blJ de
Graspiepers mee begonnen is, Wegens succes geprolon-
geerd! Dit spel type biedt veel lóocfei^plezier aan de (óoc^e-
i^er van eii? nlveai/i. Do^ benieuwd of Je collega\'s een beetje
sportlef ziJn? Neem ze meel
O ia, het terras van ^ef cli/ibfiwis
ligt pal aan de velden!

JansJe van Veersen en Bernard T(iien, coördinatoren (locfei^

-ocr page 112-

Golf

De sportdag \\jav\\ de KNMvD en (iet golfei^ z\\m ov\\\\osma-
ke\\\\\\k
met e\\kaar verbonden. Dit laar is de golflocatie
diclót bij ^let terreii^ waar alle
5por\\ev\\ plaats znllen vin-
den,

Het golfterrei/i dat okis dit jaar zal verwelfcmeKi is \'De
BatOMwe\', welbekend
om zijn mooie greens,

De startrijden zwlleio dit Jaar weer op internet worden ge-
publiceerd, zodat iedereen op de
Imte tiJd l^an vertrel?-
l?en, We beginnen dit Jaar ooi? wat vroeger, zodat we ge-
zellig tegel ij leertijd met alle andere sporters aan een
(óeerliJl? buffet
aan l^wnnen scMven.

Nicl^ Simoncelli, coördinator golf

-ocr page 113-

Tennis

Met Wimbledon en Roland Garros ac^iter de
mq, ziJn de tennisracf^ets vast weer opgeladen
om een stevige partij tennis te spelen met de
veterinaire collega\'s. Ool^ dit Jaar hebben we
weer prac^itige velden tot onze bescióil^^ing
om zo de l^rac^iten aan elkaar te meten,
Het aantal tennissers loopt i^eiaas wat terug,
dus reden te meer om alle veterinaire vrienden
die tennissen op te roepen dit iaar mee te doen,
De locatie is mooi, Wiil^ bIJ Di/inrstede ligt cen-
traal, dus des te meer redenen om ie op de lóo-
peiül? mooie vriidag vrii te mafen om ^leeriiJ^ te
tennissen,

Hans 5icl?mann, coördinator tennis

iKiscfirüving

BIJ dit tijdsclórift vind ie (óet insc^iriJfformi/iiler, vmI dit volledig in en geef uiteraard aan met welige sport Je mee wilt doen,
Vergeet niet aan te geven of Je \'s avoMs mee wilt eten. Wil Je niet alleen, bel dan een collega of studiegenoot en maal^
er een gezellige dag van.

Het formMlier moet vóór 9 september aanstaande bü de KNMvD zIJn, Het adres Is; Sportdag KNMvD, PostbMS 421,399D
GE Houten, Je ^mt (óet ool^ faxen; D30-63489D9.

-ocr page 114-

Groep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

De meeste practici weten tegenwoordig wel wat hun
Average Transaction Fee is of wat ze per omzetgroep om-
zetten. Weinig practici weten echter hoe die getallen zich
verhouden tot die van collegae in het land of de buurt. Doet
u het nu juist goed, of kan het nog veel beter? De mogelijk-
heid bestaat nu om daar eenvoudig achter te komen en di-
rect stappen te ondernemen om tot het gewenste resultaat

Harold wan Rossem

te komen. Met behulp van het managementprogramma
www.ncvei.nl kunt u uw praktijk vergelijken met ongeveer
25 procent van de Nederlandse gezelschapsdierenpraktij-
ken die op dit moment al deelnemen aan dit project.

leder KNMvD-lid kan zonder kosten en volledig anoniem in-
loggen en deelnemen. Niet alleen op het gebied van prijzen,

Bent u te goedkoop of misschien wel te duur?
Vergelijk uw praktijk

Average Transaction Fee in relatie tot aantal dierenartsen

ATF

4567
Aantal dierenartsen In de praktijk

140

120

100

80

60 -

mill

40

20

5/2005

Geregistreerde gebruikers

-ocr page 115-

Croep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

maar ook met betrekking tot werkverdeling, klanttevreden-
heid, debiteuren en nog veel meer zaken kunt u de vergelij-
king maken. U kunt zelfs het gewenste resultaat van een aan
te brengen verandering invoeren en het programma geeft u
vervolgens adviezen over de te volgen stappen. Kortom, een
belangrijk en eenvoudig hulpmiddel waarmee u thuis achter
de computer uw praktijk bloeiend kunt maken of houden.

Cursus

Ondanks het feit dat het invullen zich veelal vanzelf wijst,
blijken er toch nog vragen te bestaan over wat, waar en hoe
de onderwerpen beantwoord moeten worden. Daarom zal de
GGG op 20 en 22 september 2005 een cursus onder leiding
van Geert Moorman organiseren. De bedoeling van deze bij-
eenkomst is niet zozeer het gezamenlijk invullen van de ge-
gevens, maar vooral het anoniem vergelijken en interprete-
ren van de ingevoerde antwoorden. De kosten voor deze
cursus bedragen € 25,- per persoon

Log nu in op www.ncvei.nl en zie zelf wat uw mogelijkheden
zijn. Bent u geïnteresseerd in de cursus dan kunt u contact
opnemen met Joost van Herten (030-6348900) op het bureau
van de KNMvD.

Harold van Rossem is bestuurslid GGG.

NCVEI-onderwerpen

• Val ik in de prijzen met mijn prijzen?

• Vergelijk je prijzen met die van andere praktijken.

• Slaag ik met mijn omzet in mijn opzet?

• Vergelijk je inkomsten met die van andere praktijken.

• Wie staat er bovenaan in de praktijk?

• Vergelijk de individuele omzet per dierenarts met de
rest van de beroepsgroep.

• Meer patiënten, meer pegels?

• Vergelijk je patiëntenbestand met die van je collegae.

• Waar komt mijn geld vandaan?

• Kom er achter welke omzetgroep je het meest oplevert.

• Zijn mijn patiënten en mijn tijd aan het touwtrekken?

• Bekijk hoeveel tijd je werkelijk besteedt aan patiën-
tenzorg.

• Ben je een echte doe het zeiver?

• Ontdek hoeveel werk van de assistenten wordt ge-
daan door de dierenarts.

• Houden mijn klanten werkelijk van mij?

• Vergelijk de manieren om je klanten te binden.

• Hoe goed verkoop ik mijn praktijk?

• Maak ik genoeg gebruik van marketing in mijn praktijk?

CGC Najaarsdag 2005

Hans Kooistra

De GGG Najaarsdag 2005 zal dit jaar plaatsvinden op
zaterdag 12 november in De Reehorst te Ede. Het thema
van de komende GGG Najaarsdag is: \'Groei\'.

In het kader van thema \'groei\' zal aandacht worden besteed
aan het managementondersteuningsprogramma van de
NCVEl (een project dat financieel ondersteund wordt door
de GGG), rasspecifieke aspecten van tumorgroei, de behan-
deling met radioactief jodium van schildkliertumoren bij
hyperthyreote katten, de diagnostische aanpak van alopecia,
en botgroei en groeistoornissen.

Vanzelfsprekend zal er tijdens de Najaarsdag 2005 ook aan-
dacht geschonken worden aan andere gezelschapsdieren dan
hond en kat. Vanuit de
Werkgroep Bijzondere Dieren van
de GGG
zal een onderwerp worden verzorgd over \'bultjes\'
bij deze diersoorten. We zijn ook zeer verheugd dat laira
Boissevain bereid is een voordracht te verzorgen. Zij zal la-
ten zien hoe conflicten kunnen uitgroeien tot een serieus pro-
bleem; van een mug tot een olifant. Tenslotte zal er aandacht
zijn voor het probleem obesitas, en wel bij het meest intelli-
gente zoogdier dat op deze aarde rondloopt. Uit dit overzicht
zal duidelijk zijn dat u de Najaarsdag GGG 2005 niet mag
missen.

Sinds enkele jaren staat de Najaarsdag van de GGG ook open
voor dierenartsassistenten. In een aparte zaal worden de meeste
onderwerpen besproken die ook bij de dierenartsen aan bod
komen. Uiteraard is de inhoud van de voordrachten aangepast
aan het publiek. Het programma voor de assistenten is dit jaar
extra aantrekkelijk omdat naast de bovengenoemde onderwer-
pen ook Martin Gaus voor hen twee voordrachten zal verzor-
gen. Neem dus uw assistent(en) mee naar de Najaarsdag.

Een groot deel van de kaarten zijn inmiddels verkocht. De
GGG-leden hebben namelijk altijd de mogelijkheid zich
voor 1 februari in te schrijven tegen een gereduceerde prijs
van 70 euro in combinatie met het GGG-lidmaatschap.
GGG-leden die zich alsnog willen inschrijven betalen tot 15
oktober 80 euro, daarna wordt het 100 euro, en op de dag zelf
is het 130 euro (indien er nog kaarten beschikbaar zijn).
Niet-leden betalen 130 euro en studenten 60 euro. Voor uw
assistentes bedraagt de toegang 70 euro.

Inschrijven kan door overmaking van het bovenstaande be-
drag op Postbanknummer 539180 ten name van penning-
meester Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren te Ede, on-
der vermelding van uw naam en adres.

Laat deze dag niet aan u voorbijgaan en schrijf u op tijd in.
Met dank aan Royal Canin, sponsor van de GGG Najaarsdag
2005.

Hans Kooistra is lid van het CGG-bestuur

-ocr page 116-

Ook dit jaar heeft de hoofdredactie van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde zich gebogen over de wetenschap-
pelijke artikelen die in 2004 in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zijn gepubliceerd. Na rijp beraad zijn
er drie artikelen genomineerd voor de Jaarprijs voor het
beste wetenschappelijke artikel gepubliceerd in 2004. In
willekeurige volgorde presenteren wij u hieronder graag
de genomineerde artikelen:

• Cystocentesis is essential for reliable diagnosis of urinary
tract infections in cats;
E. van Duijkeren, P. van Laar, and
D.J. Houwers

• Klinische verschijnselen en diagnostiek bij een ernstige
primaire BVD-virus subtype Ib-infectie in een melkvee-
koppel;
J Muskens, H. W. van Ruitenbeek, C. Letellier, P
Kerkhofs en C. van Maanen

• Ehrlichia- en Babesia-infecties bij de hond in Nederland;
M.M.IM. Zandvliet, E. Teske en C.J Piek

Deze drie artikelen zijn geselecteerd op basis van een aantal

criteria zoals leesbaarheid, presentatie (opbouw), origina-
liteit, volledigheid, actualiteit, wetenschappelijk belang,
praktische toepasbaarheid en invloed op de kwaliteit van de
diergeneeskunde en de diergezondheid.

Traditiegetrouw wordt de Jaarprijs uitgereikt tijdens het
KNMvD-jaarcongres, dat dit jaar wordt gehouden op vrijdag
7 oktober in De Efteling, Kaatsheuvel.

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2004

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline"")

01-09-2005

maandag 08-08-2005

15-09-2005

maandag 22-08-2005

01-10-2005

maandag 12-09-2005

15-10-2005

maandag 26-09-2005

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

E-mail: tijdschrift@l<nmvd.nl

DIERENARTS

c

VETIPATH
is verhuisd

SPECIALIST

der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Pen8 juli 2005 is VETIPATH verhuisd van Eindhoven naar Westervoort.
Nieuwe (adres)gegevens:

Postbus 75

6930 AB Westervoort
Klapstraat 53

6931 CC Westervoort

VETIPATH DIAGNOSTISCHE PATHOLOGIE:

Cytologisch onderzoek; histologisch onderzoek; secties van gezelschapsdieren
(binnen 24 uur)* (1-3 werkdagen)*

Vetipath levert ook verzend- en verpakkingsmateriaal.

* genoemde termijnen zijn met uitzondering van bijzondere omstandigheden

tel.: 026-3121789
fax: 026-3119473
WW/W. vetipath.nl
info@vetipath.nl

-ocr page 117-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Bootsma. H.N.J.; 2005; 7331 VS Apeldoorn;
Laan van de Mensenrechten 136.
Holterman-van Stijvenberg, Mevr. A.W.;
2002; 1394 GM Nederhorst den Berg;
Dammerweg 11.

Kelleman, Mevr. A.A.; Florida 1995; 1011 JH
Amsterdam, Zwanenburgwal 284.
Smeulders, Mevr. J.M.; Gent 2004; 2522 VA Den Haag; Koopmans van
Boekerenstraat 33.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het bestuur aangenomen:

Koning, Mevr. R.R.W. de; 2004; 5466 PG Eerde; Schoolhuisweg 4.
Niemantsverdriet, Mevr. A.M.; 2004; 3572 BN Utrecht; Biltstraat 160 F.
Swartjes, Mevr. M.; 2003; 2678 CE De Lier; Hoofdstraat 29.
Vuist, Mevr. M.P.W.; 2005; 1475 JH Beets; Beets 115.
Wandelen, B.B.1. van; 2005; 3738 CX Maartensdijk; Bantamlaan 9.

Mutaties:

*Boonstra, Mevr. A.C.C.; 1998; 1025 LS Amsterdam; Nieuwendam-
mcrdijk 132;
tel. privé mobiel: 06-46422109; E-mail privé: annette_
boonstraCaJhotmail.com.;
p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 020-6238596; fax
prakt.: 020-4282843.

Brommer. H.; 1998; U-2005; 3991 JD Houten; Batavenpoort 36; tel.
privé: 030-2619383;
E-mail privé: haroldbrommer(â]hotmail.com.; Spec.
Chirurgie Paard; wet. medew. bij UU-FD afd. gezondheidszorg Paard; tel. bur.:
030-2531350; fax bur.: 030-2537970; E-mail bur.: h.brommer@vet.uu.nl.

Hage, Mevr. M.H. van der; 1965; 3723 KB Bilthoven; Obrechtlaan 59;
tel. privé: 030-2280122;
E-mail privé: mhvanderhage(a\'hotmail.com.; r.d.

Koning, Mevr. R.R.W. de; 2004; 5466 PG Eerde; Schoolhuisweg 4; tel.
privé: 0413-343106; E-mail privé: rimkedekoningfoihotmail.com.;
(toev. als
lid)

Lammers, D.M.; 1995; 2271 CE Voorburg; Herenstraat 157 B; tel.
privé mobiel: 06-21507111 ; wnd. d.

Niemantsverdriet. Mevr. A.M.; 2004; 3572 BN Utrecht; Biltstraat 160A;
tel. privé mobiel: 06-41451461; E-mail privé: anna@niemantsvcrdriet.nl.;
(toev. als lid)

Pellenaars, M E.WH,; 1976; 4835 RE Breda; Strijenlaan 58; tel, privé:
0561-614380; fax privé: 0561-6147.34; E-mail privé: mccnthe8@
cybercomm.nl,; geass, met J,A,M, Baerveldt en A.R Clotscher; tel. prakt.:
0561-612282; fax prakt.: 0561-688483 cn geass, met J,A,M, Baerveldt. W.A,
Haijtema, J.H, Lcusink en A,H, Schutrups; tel, prakt.: 0561 -688555; fax prakt,:
0561-688483; E-mail prakt.: paarden(uidiercnklinickwolvega,nl.

Roest, Mevr, L.; 2005; 3553 TA Utrecht; Jodocus van Lodcnsteinstraat
13: tel. privé mobiel: 06-41438188; E-mail privé: roest.lauraC« gmail.com.
Swartjes, Mevr, M.; 2003; 2678 CE De Lier; Hoofdstraat 29; tel, privé

Personali

D I X

Pensioenadvies

Ondbbnemingsgerichte

Hlli

NG

FINANCIERING
Bedriifsecohomisch advies

Juridisch advies

FORTUIN

PRAKTIJK ADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin,nl
I wvi/v(/.dixfortuin.nl

mobiel: 06-21542754; E-mail privé: marijcswartjes@caiway,nl,; medew. bij
H,L,R,M, Crouwers, B. van Dijk en M,H,C,M, Hoynck van Papendrecht; tel,
prakt.: 0174-624401 ; fax prakt.: 0174-629051.
(toev. als lid)

Vuist, Mevr. M.P.W; 2(K)5; 1475 JH Beets; Beets 115; tel. privé mobiel:
06^958624; E-mail privé: mpwvuist@hotmail.com.; medew, bij WJ.G.
Klos, T, Mooiweer, K,H. Poppens en A,C,M, van de Ven; tel. prakt.: 0523-
656202; fax prakt,: 0523-657616; E-mail prakt.: dacbalkleus@zonnet.nl.;
(toev. als lid)

Wandelen, B.B.1. van; 2005; 3738 CX Maartensdijk; Bantamlaan 9; tel,
privé mobiel: 06-12757835; E-mail privé: bobvanwandelcn@hotmail.com.;
(toev. als lid)

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HM Bilthoven

weer leuk...

D.A.P.® Spray houdt reisangst in de h^
heel natuurlijk.

• reisziekte is een veelvoorkomend probleem;
wat de precieze oorzaak ook is, het is onprettig en belastend voor hond en eigenaar

• Dog Appeasing Pheromone werkt geruststellend In deze situaties;
de hond is ontspannen en zelfverzekerd

• D.A.P.® Spray kan worden gebruikt in de auto, de bench,
het hok. op kussens en in de kennels BOOmer Vindt rcizeM

/ / /L CEVA Santé Animale B.V. Naaldwijk, NL

I C^L VA TeLm7i,-6«930,Fa*0i7i(-6«921

V SANTE ANIMALE E-mail;cevanl@ceva.coin

www.ceva.com

^^ v/iP" ^^

-ocr page 118-

Congressen a Symposia

Augustus

24-26 Xllth Colloquium Hippocarticum, to be
organized at the University of Leiden
and in Boerhaave\'s House, Oegstgeest,
the Netherlands. For further informa-
tion see
hltp://www.gltc.leidenumv.nl

DIERENARTSENPRAKTIJK VENRAY

Dierenkliniek Venray is een goed geoutilleerde dierenartsen-
praktijk.

September

8-10 20th Annual congress of the ESVD-
ECVD on Veterinary Dematology in
Chalkidiki, Greece.
\'im\'w.esvd2005.gr

22 Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\' organiseert lezing
\'Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging\'. Tijd: 15.00 tot 20.30 uur.
Locatie: Androclusgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde. Vijf
sprekers zullen vanuit verschillende visies ingaan op de Veterinaire
Bedrijfsadvisering met onder andere een SWOT-analyse, hoe verkoop
ik mijn advies en is advisering een kans of bedreiging voor de toe-
komst van de Landbouwhuisdierenarts. Acht VKO-punten toegekend
in het kader van erkende herkauwer- en varkensdierenarts. Entree:
75,- inclusief diner en borrel. Informatie:
www.veefokkers.com.

23 Sportdag KNMvD te Wijk bij Duurstede.

30-1/10 BVA Congress 2005, Royal Society of Medicine, London.
Information: tel. 44 20 7636 6541, e-mail
congress@hva.co.uk
website ww^wbva.co.uk.

Oktober

1 Symposium georganiseerd door \'de Tweede Lijn\'. Er is een pro-
gramma voor de dierenarts alsook voor de assistent/para-veterinair.
Kosten bedragen 45 euro. Het symposium wordt gehouden in \'park
Frederiksoord\', Majoor van Swietenlaan te Frederiksoord. Voor infor-
matie en aanmelding: De Tweede Lijn, tel.: 0521-383659, e-mail:
halie@detweedelijn.nl

7 Jaarcongres KNMvD te Kaatsheuvel.

7 8 3^^ internationale HAP congres over het gedrag van Huisdieren in de
Reehorst in Ede. Voor verdere informatie zie
www.tinley.nl

7 en 8 Menarini Symposium 2005. Sprekers: dr. H.S. Kooistra (Faculteit der
Diergeneeskunde), drs. H.A. Beijer (Dierenkliniek De Toren,
Drachten), drs. C.J. van der Meiden (Dierenkliniek Van der Meiden
en Eerste Veterinaire Bloedbank), dr. S. Bhatti (Faculteit
Diergeneeskunde Gent), dr. K.E. Hovius (Dierenkliniek Het Heike,
Veldhoven), drs. G.H. Moorman (Dierenkliniek Brouwhuis,
Helmond). Kosten: € 450,-. Aanmelding via e-mail te sturen:
wkuik@menarinidiagnostics.nl.

Informatie via telefoonnummer 040-2082006 of06-51326475.

19-22 5® internationale Moeflon symposium. Nationaal Park de Hoge
Veluwe. Onderwerpen: genetica, ziekten cn management in interna-
tionale context. Voertaal: Engels, maar ook Duitse bijdragen zijn wel-
kom. Voorinschrijving tegen gereduceerd tarief Zie voor gedetail-
leerde informatie
www.mouflonsymposium.infb.

yercaderincênft Biieenkomsten

__-......J

September

13 Vergadering Groep Pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

14 Regiovergadering Regio Oost. Locatie: Mercure Hotel te Deventer.
Tijd: 20.00 uur.

15 Regiovergadering Regio West. Locatie: Hotel Mercure Amsterdam
Airport, Oud Haagseweg 20 te Amsterdam. Tijd: 19.30-23.00 uur.
Onderwerp: Aviaire Influenza en rabies: een bedreiging voor onze
gezondheid? Dierziektebestrijding in Nederland.

20 Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het Rund.
Tijd: van 15.00 tot 19.15 uur. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde,
Androclusgebouw, Collegezaal C-IOI.

21 Regiovergadering Regio Zuid. Locatie: Best Western Hotel De
Druiventros, Bosscheweg 11, Berkel-Enschot. Tijd: 20.00 uur.

22 GHwD-studievergadering van 16.00 tot 22.00 uur.

22 Regiovergadering Regio Noord. Locatie: Hotel Van der Valk,
Zonnedauw 1 te Drachten. Tijd: 20.00 uur.

Oktober

7 Algemene vergadering KNMvD.

Wij zoeken voor ons team van acht dierenartsen een

Dierenarts gezelschapsdieren
m/v

Onze voorkeur gaat uit naar iemand met ervaring. De bedoe-
ling is dat u in teamverband geheel zelfstandig werkzaam zal
zijn op één van onze locaties. Het zelfstandig functioneren is
daarom een vereiste.

Enige toegevoegde waarde in welke richting dan ook strekt
zeker tot de aanbeveling.

Wij zoeken iemand met goede sociale vaardigheden en een
gezonde dosis ondernemingslust.

Wij bieden u alle ruimte om u zelfverder te ontwikkelen en bij
gebleken vooruitzichten goede toekomstmogelijkheden.

Reacties naar Dierenkliniek Venray, Oude Oostrumseweg 26,
5802 CC Venray, ter attentie van I. Oudenhoven.

CursusseïT

September

22-23 Module 1: Van Brandblussen tot veterinaire productieadviscring.
Cursusleider: Jan Berger (Dairy-vet), sprekers: Finn Pcdersen,
S0ren Illum Nielsen en Dcrk Vink, (allen lid van KoNct-praksis,
practicus en certificated in Herd Health Management). Prijs:
€ 1900,-. Maximum aantal deelnemers: twintig. Erkenning,spuntcn
zijn bij het VKO/VAK aangevraagd. Aanmelden: voor 1 augustus
2005 bij: J. Berger. Kloosterstraat 41, 5094 EA Lage Mierde, e-
mail:
J.Berger5@chello.nf fax: 013-5096216. Informatie via tele-
foonnummer 004554866028.

22,23 \'Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken\'. Doel van de cur-
sus: het overdragen van kennis ten aanzien van reproductieproces-
sen en het bijbrengen van inzicht in recente ontwikkelingen op het
terrein van de vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. De
kosten van de volledige cursus bedragen € 895,- per persoon.
Nadere inlichtingen via
info.wbs@wur.nl. Wageningen Business
School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-484093.

Oktober

4 Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine Osteoarthritis andNutrigenomic Technology. Locatie: Zeist
- Hotel Oud London. Informatie of inschrijven via uw Hill\'s buiten-
dienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary Helpline 0800-0222466.

6 Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine Osteoarthritis and Nutrigenomic Technology. Locatie:
Bergen op Zoom - Motel De Wouwse Tol. Informatie of inschrijven
via uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary
Helpline 0800-0222466.

7 Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren door dieren-
artsen Jan Bos (Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer (Artis) en
Peter Klaver (dierenarts/consultant voor exoten en wildlife).
Locatie en tijd: Ouwehands Dierenpark 09.00-17.00 uur. De kosten
voor deelname bedragen € 450,- informatie via Jan Bos, e-mail:
zoomed@zonnet. nl.

-ocr page 119-

^wmuium

MjgfU UMlil

WACHTTERMIJNEN:

Melk: 96 uur na de laaiji
Slacht:
7 dagen na de la

Wachttijd

84 uur voor de me\\K.
I dag voor de
s\\acW.

\\Nachtt\\\\d.

M\\n\\maa\\ acht. Ve nemen •HHóMifi.
K.oe-. V\\ees. 28 dagen

Me\\W. A20uuton0rr»e»kn\\al

mm}

WachttÜdadvies:

Melk:

.onbehQndeldekY/or1.er.iöoge

m

RILEXINE 200 LC:

WACHTTIJD MELK

2 DAGEN

Wachttijdadvies

Slacht: 30 dagen
Melk: 6 dagen.

3 dagen.

Virbac introduceert Rilexine
200 LC: een nieuw
antibio-
ticum voor intramammaire
toepassing bij
de behande-
ling
van klinische mastitis
lacterende melkkoeien. Rilexine 200 LC
Tibineert het brede werkingsspectrum van

cefalexine tegen Cram-positieve en Gram-ne-
gatieve mastitispathogenen met een zeer korte
wachttijd voor de melk van 2 dagen. Daarmee
worden de totale kosten van een mastitisbe-
handeling sterk beperkt. Want bij behande-
ling van mastitis tijdens de lactatie geldt:
(wacht
)tijd = geld!

GELD

ACHTTIJD

Rilexine®200

\'200 LC diergen«smiddel REC NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Ceft.l«<ine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische masfos b,j melkgevende runderen, veroo^ak,
cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus. Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, St^ptococcus Dysgalactiae en E. coll. CONTRA-INDICATIES Ove.gevoel.ghe,d voor cefalosponnen. BIJWER
Geen DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur hertialen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht : 6 dagen. SPtCI
ÓORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. «f»«™,^»™^\'\',"""

IALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 "C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANALISATIE UDA Voor meer informat,e VIRBAC NEDERLAND B.V
us 313, 3770 AH Bameveld. Tel; 0342 - 427 127. Fax; 0342 - 490 164. Infbe^ittac.nl

Lactating Cow

\\/irt>eic

ANIMAL HEALTH

-ocr page 120-

y

Baytrii werkt ^jjj^^J:

Baytril werkt -^-^liB/:
Baytril is ^j^jjjuisJsyJïjJs:
Baytril is Byujjujjjjijüij:
therapeutische spiegels binnen minuten, snel bactericide werking,
snel herstel melkproductie en melkkwaliteit
hoge spiegels in de melk, vermindert endotoxine effecten
2 injecties volstaan

Baytril 10% injectievloeistof: slechts hij^^^nBij bij acute coliforme mastitis

hoge doeltreffendheid en slechts 4 dagen melkverlies

^naming BAYTRIL® 10% mjectievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Rund en varken. • Therapeutische Indicaties Rund: infecties van ademhalings- en spijsverteringsstelsel van primai
Snsri\' "Tl colibacillose, cclisepticemie en salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een vin^sintectie zoals Bovine Respiratory ofsease-Complex Acute colfer™ Srt

. H T r Wv^rtenng^lelsel^ met name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en salmonellose, alsmede andere ziektecomplexen zoals enzoôtische pneumonie. •

ief: tTs^:" r- Con.ra-indlca,ies Vastgestelde resistentie tegen\'chino,enen,

«e^cht ^ ,0 ^r 200 kg, ^r dag gedurende 2

2 5 m r, in tlnl.»K wl^h^^B H oT \'nj^tievolume van 10 ml per injectieplaats. Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume «

i" 9 f^f" X"® na subcutane toediening: 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen voor de levering van melk na subcutane toediening: 3 dagen voor,
leTiigbaa^bTde e \'"«^\'«"\'"S\' Varken: 10 dagen voor de slacht. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 03489 UDD. Meer informatie is op aanvra

www.livestock.bayer.nl

Bayer HealthCare

Animal Health

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de Juiste benadering voor het gebruik van diergeneesmiddelen

The Effective Anti-Infective.

-ocr page 121-

Deel 130« Aflevering 17-1 september 2005

3 O AUG. 2005

Diergeneesl^rae

Post-partum oestrusgedrag bij zeugen gaat niet gepaard
met ovulatie

De ontwikkelingen in de Faculteit der Diergeneeskunde
gaan soms snel en zijn vaak verrassend

STUDENTENSPECIAL DSK/KNMVD
Samenwerking in een nieuw jasje gestoken

Recente ontwikkelingen in het onderwijs van de Faculteit
der Diergeneeskunde

KNMuD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 122-

hoe een conflict niet
tot een breuk leidde

Spanningen op het werk kunnen hoog oplopen. Soms zo hoog dat je er overspannen van raakt.
Dit overkwam een lid van een maatschap. Over zijn inkomen hoefde hij zich dankzij het Inkomens-
ZekerPlan voor Vrije Beroepen geen zorgen te maken. Maar hij wilde zijn patiënten niet in de steek
laten. Interpolis kwam met een oplossing. Een mediator. Die bracht de partijen weer tot elkaar. En de
kosten? Die werden volledig door Interpolis vergoed.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 123-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 17
1 september 2005

Inhoud

Cover: foto Peerdepieten van pag. 509

Uit de hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Post-partum oestrusgedrag bij zeugen gaat niet gepaard met ovulatie; N.Y.P. Souren, P. Langendijk en N.M. Soede 502

501

Wetenschap

Samenwerking in een nieuw jasje gestoken; dagelijks bestuur DSK
Aan de slag via Animaux

Recente ontwikkelingen in het onderwijs van de Faculteit der Diergeneeskunde; P. van Beukelen
Co-schappen Praktijkvoering; H. Dijkman

Voorlichting aan studenten diergeneeskunde handige stap op weg naar de praktijk; S. Umans
Assisteren en waarnemen via detacheringsbureau FlexVet
Peiling onder de studenten
BPL

Sollicitatieavond KNMvD voor pasafgestudeerde dierenarts voorbereidende stap op weg naar baan;
S.
Umans

Overzicht vraag en aanbod Vacaturebank januari-april 2005; R. van Ringelestijn

Veterinair tuchtrecht

Katje met handschoenen; I. Boissevain

Interview

"De ontwikkelingen in de Faculteit der Diergeneeskunde gaan soms snel en zijn vaak verrassend";
M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Referaat

509

511

512

515

516
518

518

519

520

521

Studentenspecial

524

526
528

Actua

Ingezonden

Reactie op ingezonden brief met betrekking tot de BVD-aanpak: preventie; A F.C. Antonis en W. H. M. van der Poel 530

Berichten en verslagen

Wat is de basisverzekering?; MeeCis
Katten met FORL; H.E. Vrieling

531

533
533

Congressen en cursussen

FORTIFLEX, HELPT HONDEN BETER BEWEGEN

Synergetische combinatie van Chondroïtinesulfaat en Chitosanide
Hoge mate van zuiverheid en kwaliteit van de natuurlijke bestanddelen
Aanvullend diervoeder met chondroprotectieve en -herstellende eigenschappen
Probleemloos bij langdurige toepassing
Smakelijke tablet, slechts éénmaal daags 1 tablet
Kan ook bij katten worden gebruikt

\\firL>cic:

-ocr page 124-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloct van Oldruilcnborgh-Oostcrbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

DrE.Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij( Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijdcn (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.U. Umans-Ubbink

Dc Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houlen

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail; tijdschritl@knmvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (o3o)6348gog
Website www.knmvd.nl

\'iv . \'J • •
...

KNMvD

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Secretariaat

Drs. H. Geertsen. algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesliundc\' i.s het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordl vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, Dc
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100.3508 AC Utrcchl, nr. 69 93 61
443.

Jaarcongres

Bijzonder gezinsarrangement de Eßeling bij inschrijving jaarcongres

Maatschappijnieuws

Reizen met gezelschapsdieren buiten de Europese Unie; ƒ van Herten
Website KNMvD nieuwe .stijl

VVAA en KNMvD organiseren gezamenlijk informatie over de VAR
Bijeenkomst Regio West van de KNMvD
Uitnodiging Regio Oost vergadering

Klein nieuws van groot

CAO. kans of bedreiging?

Iubilea
\'ersonalia

Doorlopende agenda
Deadline

537

538

538

539

540
540

539

540

541

542

543

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Contents

Original article

Post-partum oestrous behaviour is not associated with ovulation in sows; N. Y. P. Souren,
P. Langendijk, and N.M. Soede

502

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
.\\dvies. Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw(a}planet.nl
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergcneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in dc inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van dc in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appear mg in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 125-

Ui
de

hoofdredactie

Nieuws op veel fronten

Dit nummer staat in het teken van de diergeneeskundige student. De Diergeneeskundige Studentenkring DSK
presenteert zich voor een (hernieuwde) kennismaking, maar we willen tevens dit themanummer nadrukkelijk
onder de aandacht brengen bij de studenten. De studentenspecial is niet alleen interessant voor studenten,
maar voor iedereen die herinneringen heeft hij de Faculteit der Diergeneeskunde. DSK heeft het saamhorig-
heidsgevoel hoog in het vaandel staan en dat moet herkenbaar zijn voor alle veterinairen, eventuele verschillen
van inzicht ten spijt.

Het bestuur van de Maatschappij heeft onlangs een overeenkomst gesloten met DSK Het belangrijkste onder-
liggende doel daan\'an is de goede handen tussen beide verenigingen te bevestigen én te versterken. De aan-
stormende nieuwe lichtingen veterinairen hebben over veel onden\\\'erpen zo hun eigen ideeën. Ideeën die voor
de hele beroepsgmep van waarde kunnen zijn. Omgekeerd kan de KNMvD aanstaande dierenartsen vertrouwd
maken met de dagelijkse realiteit en de grote diversiteit binnen het vakgebied.

De overeenkomst is niet alleen een intentieverklaring, zij bevat ook concrete acties, zoals de keuzemogelijkheid
voor een gekoppeld lidmaatschap tegen een gereduceerd tarief met een abonnement op dit tijdschrift.
Uiteraard behoort toegang tot het besloten deel van de KNMvD-website ook tot het pakket, evenals onh\'angst
van nieifws-e-maiis.

Met de overeenkomst is de weg open voor gezamenlijke activiteiten; zo was DSK tijdens de Voorjaarsdagen al
te gast in \' Vet café De Molen\', de stand van de KNMvD en anderen.

Met ingang van dit nummer zal DSK regelmatig bijdragen leveren aan het Tijdschrift voor Diergeneeskimde
(TvD).

Het huidige besiinir van DSK zal binnenkort hei stokje overdttigen aan hun opvolgers. Ook met hen kunnen we
een vruchtbare .samenwerking verwachten!

Lezers van dit Tijdschrift zullen in de nabije toekomst ook de re.sultaten zien van een andere overeenkomst, een
arbeid.sovereenkom.st in dii ge\\\'al. Per I november namelijk treedt Miel Bingen in dienst van de KNMvD als ein-
dredacteur van zowel het Tijdschriji voor Diergeneeskimde, Veehouder en Dierenarts, de website als de nieuws-
e-mail. Miel zal zich in een van de komende nummers van het TvD aan u voorstellen.

De bt^noeming van de nieuwe eindredacteur is waarschijnlijk de belangrijkste van een aantal voorwaarden-
scheppende maatregelen otn onze media te vernieuwen. De nieuwbouw van onze website wordt nog deze
maand afgerond; per 1 september neemt dring. P.A.M. - beter bekend als Paul - Overgaauw de advertentieac-
quisitie voor zijn rekening en met ingang van hei nieuwe jaar wordt het TvD bij een nieuwe drukker onderge-
bracht, die ook de opmaak zal verzorgen.

Kortom: voorwaarden voor het optimaliseren en de verbetering van de communicatie binnen de Maatschappij
en met de maatschappij.

Over het verbeteren van de communicatie gesproken: de afgelopen maanden hebben alle leden - en in een aan-
tal gevallen ook niet-leden practici - e-mails en brieven ontvangen over het kwaliteit.sbeleid. De onh\\\'ikkeling
van dat beleid krijgt de komende weken een (voorlopig) hoogtepunt. Op vier avonden in september hebben de
regiovergaderingen plaats ter voorbereiding op de algemene vetgadering van 7 oktober in de Efteling. Dat
houdt niets meer of minder in dan dat na afloop daarvan de bemepsgroep heeft gekozen voor een nieuw kwali-
teitsbeleid, een nieuwe structuur voor dat beleid en - hopelijk - voor een nieuwe basis van onderling verttvuwen
en transparante communicatie.

Herman Geertsen,
algemeen directeur

Tijd
Diergenees

-ocr page 126-

Post-partum oestrusgedrag bij zeugen gaat niet
gepaard met ovulatie*\'

N.Y.P. Souren, P. Langendijk\' ^ en N.M. Soede

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Zeugen vertonen soms binnen vijf dagen na partus
oestrusgedrag; ook wel post-partum oestrus (PPG) ge-
noemd. Deze studie beschrijft het voorkomen van PPG
op negen Nederlandse bedrijven, en mogelijke oorzaken
voor het optreden van PPG, aan de hand van 1374 lacta-
ties op deze bedrijven. Aanvullend werd bij een aantal
dieren spekdikte gemeten (n=25) en echografisch onder-
zoek aan de ovaria (n=31) verricht.
De incidentie van PPG varieerde tussen bedrijven van O
tot 62%. De oestrus startte gemiddeld 59 uur na de par-
tus en duurde gemiddeld 55 uur. Zeugen die een PPG ver-
toonden waren gemiddeld jonger dan de overige zeugen
(pariteit 3,8 ± 0,2
versus 4,4 ± 0,1; P<0,05) en hadden een
dikkere speklaag (21,3 ± 1,2
versus 17,9 ± 1,2 mm;
P<0,10). De oestrus kan gepaard gaan met enige follikel-
groei, maar ovulatie treedt niet op. De PPG had geen ne-
gatieve gevolgen voor het interval spenen-dekken, noch
voor de uitval van biggen.

Summary

Post-partum oestrous behaviour is not associated with
ovulation in sows

i\'ww.« occasionally show oestrous behaviour within 5 days of farrowing: this
is termed post-partum oestrus (PPO). This study investigated the incidence
and possible causes of PPO on nine Dutch farms. Lactation records
(n=1374) were used, back fat thickness was measured (n=25). and ovarian
condition was assessed hy transrectal ultrasonography. The incidence of
PPO ranged from 0% to 62% on the different farms. On average, PPO start-
ed 59 hours after farrowing and lasted for 55 hours. Sowi with PPO were
younger than
jowi without PPO (parity 3.8 ± 0.2 v.v 4.4 ±0. L respectively:
P<0.05) and had more hackfat than .fowi without PPO (2L3 ± L2 vs 17.9
±1.2 mm, respectively: P < 0.10). Occasionally, some follicle growth nm
observed in sows with PPO. but ovulation did not occur. PPO did not affect
the weaning-to-mating interval or piglet mortality during lactation.

Inleiding

In de loop van 2003 werd op een vermeerderingsbedrijf met
Dallandzeugen (n=430) geconstateerd dat 30% van de zeu-
gen enkele dagen na de partus al oestrusgedrag vertoonden.
Dit verschijnsel, zeugen die binnen vijf dagen na de partus
oestrusgedrag vertonen, wordt ook wel post-partum oestrus
genoemd (11) en werd ook op een aantal andere bedrijven

Departement Diem\'eten.schappen, Wageningen Universiteit.
Correspondentie en overdrukken: dr. ir. P. Langendijk, Postbus 338, 6700 AH Wage-
ningen. E-mail:
pieter.langendijk@wur.nl

Dit manuscript is mede gebaseerd op een dataset die beschikbaar is gesteld door TO-
PICS Nederland
frequent waargenomen. Het voorkomen van post-partum
oestri wordt ook wel in verband gebracht met een verlengd
interval spenen tot bronst. In deze studie werd onderzocht
welke factoren, zoals toomgrootte, lactatienummer, dracht-
lengte, spekdikte en productieniveau van de zeug, van in-
vloed zijn op deze post-partum oestrus en wat de consequen-
ties zijn voor het interval spenen-dekken en de uitval van
biggen. Bovendien werd de fysiologische achtergrond van
het oestrusgedrag onderzocht, door middel van echografie
van het ovarium.

Materiaal en methoden

Bedrijven

Voor deze studie zijn negen bedrijven, waar het fenomeen
post-partum oestrus volgens de veehouder frequent zou
voorkomen, geselecteerd. De bedrijfsgrootte varieerde van
120 tot 600 zeugen, gemiddeld 300 ± 164 zeugen per bedrijf
Het gebruikte ras op de bedrijven was Dalland, met uitzon-
dering van één bedrijf dat Stamboekzeugen had. Het aantal
gespeende biggen per zeug per jaar op deze bedrijven vari-
eerde van 23.4 tot 26.9. In een periode van twaalf weken
(November 2002- Januari 2003) waren voor deze studie
1374 lactaties beschikbaar, variërend van 42 tot 302 per be-
drijf (Tabel 1).

Diergegevens

Van elke lactatie waren de volgende gegevens beschikbaar:
datum en tijdstip van de partus, eventuele behandelingen
rondom de partus, aantal overgelegde biggen en datum van
overleggen, datum en oorzaak van uitval bij biggen.
Vanaf een halve dag na afbiggen werden de zeugen iedere
ochtend en namiddag gecontroleerd op het vertonen van een
sta-reflex; dit gebeurde door middel van de backpressure
test, in combinatie met berenspray. Op bedrijf 3 werd de
oestrusdetectie alleen met de backpressure test gedaan.
De aanvang van de oestrus werd gedefinieerd als het tijdstip

Bedrijf

Percentage zeugen
die post-partum
oestrus vertonen

Tabel i. De incidentie van post-partum oestrus bij zeugen op negen verschillende
bedrijven.

Totaal aantal
worpen

Aantal zeugen
die post-partum
oestrus vertonen

1

42

26

62%

2

92

48

52%

3

240

47

20%

4

209

34

16%

5

165

25

15%

6

73

3

4%

7

302

3

1%

8

150

0

0%

9**

101

0

0%

Totaal

1374

186

14%

* Oestrusdetectie zonder gebruik van berenspray.

** Stamboekzeugen; overige bedrijven Dallandzeugen.

-ocr page 127-

dat de zeug de eerste keer een sta-reflex vertoonde, minus de
helft van het aantal uren sinds de vorige oestrusdetectie. Het
einde van de oestrus werd gedefinieerd als het tijdstip dat de
zeug de laatste keer een sta-reflex vertoonde, plus de helft
van het aantal uren tot aan de volgende detectie.
Om een relatie te leggen tussen het optreden van een lactatie-
bronst en de klinische toestand van de ovaria, werden op be-
drijf 2 en 4 eenmalig de ovaria gecontroleerd met behulp van
transrectale ultrasonografie (Pie Medical 200, 7,5 Mhz sec-
tor probe. Pie Medical, Maastricht). Twintig willekeurige
zeugen (zeven op bedrijf 2 en dertien op bedrijf 4) werden
nul tot vier dagen na de partus gescand op aanwezigheid van
corpora lutea en follikels; tevens werd de follikelgrootte ge-
meten. Elf zeugen (één op bedrijf 2 en tien op bedrijf 4) wer-
den tussen drie tot twaalf dagen na start van een geconsta-
teerde lactatiebronst gescand op aanwezigheid van corpora
lutea en follikels; wederom werd de diameter van de follikels
en/of corpora lutea gemeten.

Op bedrijf 2 werd een week voor de partus bij 25 zeugen de
spekdikte gemeten met behulp van een \'Renco lean-meater\'
(ultrasoon) (S.E.C.Repro inc., Canada), volgens de methode
van Bergström en Kroeske (4). Volgens deze methode wordt
de positie van de meetpunten bepaald door op de dorsale
middellijn van de zeug een stip te plaatsen bij de achterkant
van het schouderblad en bij de laatste rib. De afstand tussen
deze twee stippen wordt in drie gelijke delen onderverdeeld.
Eenderde van deze afstand wordt caudaal geëxtrapoleerd
vanaf de laatste rib. De eerste stip (achterkant schouderblad)
wordt weggelaten en 6 cm rechts en links van de vier overge-
bleven stippen wordt weer een stip gezet. Deze acht stippen
zijn de meetpunten voor de spekdiktemeting. De uiteinde-
lijke spekdikte van het varken is het gemiddelde van de acht
meetwaarden.

Statistiek

De verzamelde gegevens werden geanalyseerd met behulp
van het statistische analyse programma SAS (15).

Risicofactoren voor het optreden van PPO

Met behulp van variantie-analyse is getoetst of er verschillen
zijn tussen zeugen die wel een PPO vertonen en zeugen die
geen PPO vertonen, volgens het volgende model: yjj(j = n
PPOj Bedrijfj e(j, met PPO: vertonen van post-partum-
oestrus (ja/nee). Bedrijf bedrijfseffect (I t/m 5), en Y: het
interval spenen-dekken, het interval partus-dekken, pariteit,
de lengte van de dracht, toomgrootte, het aantal levend gebo-
ren biggen, aantal levend geboren biggen per jaar, of het aan-
tal gespeende biggen per jaar. Indien significant werd pa-
riteit als co-variabele meegenomen in het model.
Naar de relatie tussen partusinductie en het vertonen van een
post-partum oestrus is niet gekeken in deze studie.
Aangezien maar bij zes zeugen de partus werd geïnduceerd,
is dit aantal te klein om een uitspraak te doen.

Gevolgen PPO

Om de relatie tussen de post-partum oestrus en de uitval van
biggen te bepalen is de zoogperiode in twee periodes opge-
deeld. Periode 1 begint vanaf de partus en duurt tot en met
dag zes van de lactatie (directe gevolgen) en periode 2 begint
vanaf dag zeven en duurt tot het einde van de lactatie (indi-
recte gevolgen). De relatie tussen de uitval van de biggen
(periode 1: 0,1 of >1; periode 2: O of al) en het vertonen van
een post-partum oestrus werden per bedrijf voor iedere peri-
ode getoetst met behulp van een Chi-kwadraat test.

Resultaten

Incidentie en duur wan de post-partum oestrus en het partus-
oestrus interval

Bijna veertien procent van alle zeugen vertoonden een post-
partum oestrus. De incidentie van de post-partum oestrus va-
rieerde tussen de bedrijven van O tot 62% (Tabel 1). Op de
bedrijven 6 t/m 9 lieten minder dan vijf procent van de zeu-
gen een post-partum oestrus zien. De analyses ten aanzien
van de post-partum oestrus werden daarom alleen met be-
hulp van de informatie van de bedrijven 1 t/m 5 uitgevoerd.
De post-partum oestrus begon tussen de twaalf en 124 uur na
de partus (n=180). Het gemiddelde partus-oestrus interval
was op bedrijf I t/m 5 respectievelijk 65, 51, 67, 54 en 56
uur. Het partus-oestrus interval van bedrijf 3 verschilt signi-
ficant van bedrijf 2 en 4 (P<0,05). Gemiddeld startte de
oestrus 59 uur (SD=19) na de partus. De oestrusduur werd
alleen op de bedrijven 1, 2 en 4 (n=108) genoteerd. De
oestrusduur varieerde van 22 tot 144 uur tussen afzonder-
lijke zeugen, gemiddeld duurde de oestrus 55 uur (SD=22).
Tussen de bedrijven was er geen verschil in oestrusduur
(P>0,10). Er was geen relatie tussen de oestrusduur en het
partus-oestrus interval (R=-0,23; P>0,10).

Tabel 2. De toestand van de ovaria van eerste- en meerdereworps zeugen drie tot twaalf dagen na het vertonen van een post-partum oestrus.

Zeug*

Eersteworps

Partus-oestrus

Start oestrus

Bevindingen

Echografie

nummer

interval (dagen)

tot scandatum (dagen)

Corpora Lutea

Follikels

1

Nee

2

7

Nee

Kleine follikels tot 2mm

2

Nee

2

5

Nee

-

3

Ja

3

8

Nee

Kleine follikels tot 2mm

4

Ja

2

6

Nee

-

5

Nee

3

11

Nee

-

6

Ja

3

10

Nee

Kleine follikels tot 3mm

7

Ja

2

10

Nee

Enkele follikels tot 4mm

8

Ja

3

12

Nee

Kleine follikels

9

Nee

3

3

Nee

Kleine follikels tot 2mm

10

Nee

3

3

Nee

Kleine follikels tot 3mm

11**

-

3

10

Nee

7 follikels tot Smm

* Zeug 11 is afkomstig van bedrijf 2, de overige zeugen van bedrijf 4.

**Niet berig.

-ocr page 128-

Ovariële activiteit en spekdii<te

Bij de zeugen die drie tot twaalf dagen na aanvang van de
post-partum oestrus werden gescand (n=ll), waren geen
corpora lutea op het ovarium aanwezig (Tabel 2). Deze zeu-
gen hadden dus niet geovuleerd als gevolg van de oestrus.
Bij twintig zeugen werden de ovaria nul tot vier dagen na de
partus gecontroleerd (Tabel 3). Bij een aantal zeugen (n=15)
waren nog corpora lutea van de voorafgaande dracht op het
ovarium aanwezig. Twaalf zeugen hadden geen follikels op
het ovarium of alleen kleine follikels van 2-4 mm. Zeven
zeugen hadden een tot twee grotere follikels op het ovarium,
variërend van 4,5-6,5 mm. Eén zeug (nr 31) was berig tijdens
het scannen; op het ovarium waren meer dan tien follikels tot
6,5 mm aanwezig. In totaal vertoonden vijf van deze twintig
zeugen een post-partum oestrus, waarbij slechts één zeug het
normale beeld voor een zeug in oestrus liet zien (>10 folli-
kels van 6 ä 7 mm) op het moment van scannen.
Op bedrijf 2 werd van 25 zeugen een week voor de partus, de
spekdikte gemeten. Van deze 25 zeugen vertoonden twaalf
zeugen een post-partum oestrus. De spekdikte van de zeugen
die een post-partum oestrus vertoonden was gemiddeld
3mm dikker dan de spekdikte van de zeugen die geen post-
partum oestrus vertoonden (21,3 ± 1,2 (SE) mm
versus 17,9
± 1,2 (SE) mm; P<0,10).

Relatie tussen zeug-, dracht- en toomkenmerken en het optre-
den van de post-partum oestrus

Er werd geen verband aangetoond tussen het vertonen van
een post-partum oestrus en de lengte van de dracht, de toom-
grootte en het aantal levend geboren biggen (P>0,10; Tabel
4). Bedrijf I vormt hierop een uitzondering. Op dit bedrijf
hadden de zeugen die een post-partum oestrus vertoonden
(n=16) een kleinere toom dan de overige zeugen (n=26):
11,7 biggen
versus 13,7 biggen (P<0,05). Er werd ook geen
relatie gevonden tussen de post-partum oestrus en het pro-
ductieniveau van de zeug (P>0,10; Tabel 4), gemeten aan het
aantal levend geboren of het aantal gespeende biggen per
zeug per jaar. Er werd wel een verband tussen het vertonen
van een post-partum oestrus en de pariteit aangetoond, aan-
gezien de zeugen die een post-partum oestrus vertoonden
over het algemeen een halve cyclus jonger waren dan de zeu-
gen die geen post-partum oestrus vertoonden (3,8 ± 0,2 (SE)
cycli
versus 4,4 ± 0,1 (SE) cycli; P<0,05) (Tabel 4).
Zeugen die een post partum-oestrus vertoonden hadden een
even lang interval spenen tot dekken als andere zeugen
(P>0,10; Tabel 4). De oestrus na spenen manifesteerde zich
overigens tussen 22 en 30 dagen na de post-partum oestrus,
afhankelijk van het speenmoment. Het interval partus-dek-
ken verschilde wel tussen de zeugen die een post-partum
oestrus vertoonden en de zeugen die geen post-partum
oestrus vertoonden. De zeugen die een post-partum oestrus
vertoonden, hadden namelijk een korter interval partus-dek-
ken dan de overige zeugen (29,1 ± 0,4 dagen
versus 30,3 ±
0,3 dagen (SE); P<0,05).

Uitval van biggen

In tabel 5 wordt per bedrijf de uitval van biggen, van de zeu-
gen die wel of geen post-partum oestrus vertoonden, per pe-
riode (1 en 2) met elkaar vergeleken. Bedrijf 5 staat niet in ta-
bel 5 vermeld, aangezien op dit bedrijf de uitval niet werd
genoteerd. Voor beide perioden geldt dat er geen significante
verschillen waren in de uitval van biggen tussen de zeugen
die een post-partum oestrus vertoonden en de zeugen die
geen post-partum oestrus vertoonden (P>0,10).

Discussie

Incidentie en oestrusduur

De incidentie van de post-partum oestrus varieerde tussen de
bedrijven van O tot 62%. In andere onderzoeken over dit
onderwerp varieerde de incidentie van 20 tot 90 procent (3,
5,6, 11, 13, 18). Het tijdstip waarop de post-partum oestrus
begon varieerde tussen de 12 en 124 uur na de partus. In an-
dere studies is er ook veel variatie in het begintijdstip van de

Tabel 3. De toestand van het ovarium op o tot 4 dagen na de partus.

Zeug-1 Partus tot scandatum Diameter corpora lutea (mm)

nummer (dagen)

12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

I *4mm. veel tot 2mm
Enkele tot 2mm

1 *6,5mm, 5 tot 5mm

1 *4.5mm
l*5mm

l*5,5mm, 2*4mm

l*4.5mm
l*5mm. l*6mm

l*6mm, l*2mm
Enkele tot 3mm
>10*6,5mm (berig)

Tot 7
Tot 6
Tot 9
Tot 5
Tot 6
Tot 5
Tot 5
Tot 6
Tot 7

Onbekend
Tot 5

Onbekend
Onbekend
Tot 5

Aanwezigheid
follikels**

Vertonen
post-partum oestrus

Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja

Partus-oestrus
interval(dagen)

Onbekend
3 tot 6,5
Tot 7
Tot 6,7
Tot 6

1  Zeug 12 t/m 24 zijn afkomstig van bedrijf 4, de overige zeugen zijn van bedrijf 2.

-ocr page 129-

Tabel 4. Relatie tussen zeug-, dracht- en toomkenmerken en het optreden van de post-partum oestrus.

Berig

Nee

Ja

Kenmerk

Gemiddelde ± SE

n

Gemiddelde ± SE

n

Spekdikte (mm)

17,9 ± 1,2\'^

13

21,3±1,2\'\'

12

Lengte dracht (dagen)

115,1 ±0,1

550

115,1 ±0,1

178

Toomgrootte

12,3 ±0,2

550

12,4 ±0,2

179

Aantal levend geboren biggen

11,4±0,2

550

ll,4±0,2

179

Aantal levend geboren biggen per jaar*

28,1 ±0,3

495

28,1 ±0,4

166

Aantal gespeende biggen per jaar*

24,8 ±0,3

495

25.0 ±0,5

166

Pariteit

4,4 ±0,1»

550

3,8 ±0,2\'\'

179

Interval spenen-dekken (dagen)

5,5 ±0,2

470

4,9 ±0,3

163

Interval partus-dekken (dagen)

30,3 ± 0,3^

470

29,1 ±0,4^

163

* (Totaal aantal gespeende of geboren biggen/aantal voltooide worpen)*worpindex.

Bij verschillende superscript in een rij is het verschil significant (P<0,05).
Bij verschillende superscript in een rij neigt het verschil naar significantie (P<0,I0).

post-partum oestrus tussen de dieren (3, 5, 18). Gemiddeld
startte de oestrus 59 uur na de partus. In andere studies wer-
den de zeugen gemiddeld 63 uur (n=l 1) (18), 54 uur (n=8)
(3) en 43 uur (n=77) (5) post-partum berig. Ook de in deze
studie gevonden oestrusduur (gemiddeld 55 uur) komt rede-
lijk overeen met de duur van de post-partum oestrus zoals
gevonden in andere studies; 50 uur (3), 53 uur (18) en 67 uur
(5).

Ovariële activiteit

Oestrusgedrag bij zeugen wordt geïnduceerd door een ver-
hoogd oestrogeenniveau, dat veroorzaakt wordt door groei-
ende follikels. Dc zeug vertoont oestrusgedrag in de late fol-
liculaire fase; het oestrogeenniveau is dan maximaal (23 tot
105 pg ml"\', (17)) en gaat na de afgifte van de pre-ovulatoire
LH-piek weer dalen. De LH-piek resulteert in ovulatie van
de eicellen en luteïnisatie van de follikels (vorming corpora
lutea). Van de twaalf zeugen die in deze studie een post-par-
tum oestrus hadden vertoond en waarbij met echografie
werd gecontroleerd of er corpora lutea op het ovarium aan-
wezig waren, bleek dat geen enkele zeug had gcovuleerd. Dit
komt overeen met het onderzoek van Warnick
et al. (19),
waarin de zeugen één tot twee dagen na het beëindigen van
een post-partum oestrus werden geslacht. Ze concludeerden
dat zeugen niet ovuleren als gevolg van een post-partum
oestrus. Het uitblijven van ovulatie betekent dat de zeug niet
cyclisch is na het vertonen van een post-partum oestrus,
waardoor een post-partum oestrus het interval spenen-dek-
ken niet zal beïnvloeden.

Tabel 5. Uitval

van biggen tijdens de zoogperiode, voor zeugen die wel of niet een post-partum oestrus vertoonden. De lactatieperiode is onderverdeeld in twee perioden*.

Periode 1 *

Periode 2

Percentage** zeugen

Percentage zeugen

Percentage zeugen

Percentage zeugen

Percentage zeugen

Bedrijf

Berig

zonder uitval

met 1 big uitval

met >1 big uitval

zonder uitval

met uitval a 1 big

1

Nee

50

19

31

75

25

Ja

31

46

23

88

12

2

Nee

51

28

21

86

14

Ja

40

35

25

83

17

3

Nee

66

21

13

100

0

Ja

57

28

15

100

0

4

Nee

60

23

17

89

11

Ja

65

23

12

91

9

* Periode I begint vanaf de partus en duurt tot en met dag 6 van de lactatie (periode waarin post partum oestrus kan optreden) en periode 2 begint vanaf dag

7 en duurt tot het einde van de lactatie.
** Per periode is het totaal van de percentages binnen elke categorie zeugen (Ja of Nee) gelijk aan 100%.

Van de twintig zeugen die nul tot vier dagen na de partus
werden gescand, had één zeug veel grote follikels (meer dan
10 van > 6,5 mm) op het ovarium en de betreffende zeug
bleek ook berig. De overige negentien zeugen hadden op het
moment van scannen amper of geen follikels op het ovarium,
toch vertoonden vier van deze zeugen kort daarop een post-
partum oestrus (Tabel 3). Bij een normale bronst na spenen
bevinden zich gemiddeld tien follikels op één ovarium en
verloopt de groei als volgt: op dag 2 na spenen hebben de fol-
likels een diameter van l ,5-6mm, op dag 3 een diameter van
4-8mm en op dag 4 vertoont de zeug oestrusgedrag en heb-
ben dc follikels een diameter van 4-9,5mm (18). Het lijkt dus
onwaarschijnlijk dat die paar kleine follikels op het ovarium
van de zeugen die een post-partum oestrus vertoonden ver-
antwoordelijk waren voor het oestrusgedrag. Als dit zo is,
zouden deze zeugen aan het begin van de folliculaire fase
van de oestrische cyclus al berig kunnen worden, wat on-
waarschijnlijk is. Hieruit kan worden afgeleid dat het ova-
riuin waarschijnlijk niet noodzakelijk is voor het vertonen
van een post-partum oestrus. Dit werd ook al door Holness
en Hunter (11) geconcludeerd, nadat ze een post-partum
oestrus waarnamen bij een zeug die geovariëctomeerd was
op dag 108 van de dracht.

-ocr page 130-

Oestrogeenpiek

Burger (5) suggereerde in 1952 al dat het vertonen van een
post-partum oestrus wel eens het gevolg zou kunnen zijn van
de oestrogeenpiek rond/vóór de partus. In de late fase van de
dracht stijgt de oestrogeenconcentratie in het bloed en daalt
weer tijdens en na de partus. De oestrogeenconcentratie kan
in de laatste week van de dracht oplopen tot dertig keer hoger
dan tijdens een gewone oestrus (2). Overigens is het opmer-
kelijk dat de zeugen pas gemiddeld 59 uur na de partus berig
worden. Echter, in een onderzoek van Esbenshade en Huff
(7) vertoonden geovariëctomeerde gelten ook pas 67 uur na
een oestradiol-benzoaat-injectie oestrusgedrag.
Dat niet iedere zeug een post-partum oestrus vertoont, kan
verklaard worden door het feit dat de oestrogeenniveaus
rond de partus aanzienlijk kunnen variëren (14). Bij som-
mige zeugen begint de partus op het moment dat oestrogeen
de hoogste waarde in het bloed bereikt, terwijl bij andere
zeugen de oestrogeenpiek al een dag voor de partus heeft
plaatsgevonden. Daarnaast zijn er ook zeugen die helemaal
geen waarneembare oestrogeenstijging in het bloed verto-
nen. Dat Esbenshade en HufF(7) vonden dat hogere exogene
oestrogeendosering leidt tot een hoger percentage zeugen
die oestrusgedrag vertonen, sluit hierbij aan. Mogelijk kan
ook de progesteron-oestrogeen ratio rond de partus het ver-
tonen van een post-partum oestrus beïnvloeden, aangezien
het progesteronniveau hoog is in de late dracht en toedienen
van progesteron kort na een oestrogeeninjectie het vertonen
van oestrusgedrag bij zeugen kan verhinderen (16).
Verder kan het eiwitniveau in het voer invloed hebben op het
oestrogeenniveau tijdens de partus, aangezien gelten die de
laatste week van de dracht meer eiwit gevoerd krijgen hogere
oestrogeenconcentraties in de biest hebben op drie uur en op
drie dagen post-partum (1). Overigens komt het wel eens
voor dat in varkensvoer het pseudo-oestrogene mycotoxine
Zearalenone wordt aangetroffen. Dit toxine, dat onder an-
dere voorkomt in tarwe, maïs en gerst vertoont vele oestro-
gene eigenschappen bij varkens (onder andere zwelling van
de vulva), echter oestrusgedrag is nooit waargenomen (8).

Zeug-, toom- en productiekenmerken
In deze studie is een relatie tussen spekdikte en de post-par-
tum oestrus gevonden (P<0,10). In de literatuur is de relatie
tussen spekdikte en de post-partum oestrus nooit bestudeerd.
Uit onderzoek blijkt wel dat oestrogeen, opgeslagen in vet-
weefsel, niet in korte tijd aan de bloedbaan wordt afgegeven
(20). Hieruit kan worden afgeleid dat een oestrogeendaling
in het bloed, zoals tijdens de partus, niet snel gevolgd zal
worden door een oestrogeenverplaatsing vanuit het vetweef-
sel naar de bloedbaan. Overigens, als vet gemobiliseerd
wordt dan komt oestrogeen wel in de bloedbaan vrij. Huiten
et al. (12) vonden dat zeugen die in de late dracht een dikke
speklaag hebben, in de eerste week van de lactatie een hoger
katabolisme hebben dan zeugen die in de late dracht een
dunne speklaag hebben. Echter, een zeug begint waarschijn-
lijk pas grote hoeveelheden vetreserves aan te spreken naar-
mate de lactatie vordert en niet vlak na de partus als de melk-
productie nog op gang moet komen.

Verder blijkt uit deze studie dat de zeugen die een post-par-
tum oestrus vertonen over het algemeen een halve cyclus
jonger zijn (P<0,05). In andere studies, waarin de post-par-
tum oestrus werd bestudeerd is niet naar deze relatie geke-
ken. Overigens, uit een onderzoek van Farmer
et al. (9) bleek
dat tweedeworps zeugen de eerste 24 uur post-partum een la-
gere oestradiolconcentratie in het bloed hadden dan eerste-
worps zeugen. Dit effect wordt misschien veroorzaakt door
een langzamere afbraak van Steroiden in eersteworps zeugen
dan in tweedeworps zeugen, waardoor de concentratie lan-
ger hoog blijft. Indien dit pariteitseffect ook geldt voor par-
titeit a3, dan zou bij oudere zeugen oestrogeen nog sneller
uit het bloed verdwijnen na de partus, waardoor een jongere
zeug misschien meer kans heeft op het vertonen van een
post-partum
oestrus.

Fèvre et al. (10) en Ash en Heap (2) vonden dat de oestrog-
eenconcentratie tijdens de late dracht positief gecorreleerd
was met het aantal foetussen. In de huidige studie is echter
geen relatie aangetoond tussen grote tomen en het vertonen
van een post-partum oestrus. Op bedrijf 1 hadden de zeugen
die een post-partum oestrus vertoonden zelfs kleinere tomen
(P<0,05).

Uit deze studie blijkt dat de zeugen die een post-partum
oestrus vertoonden een korter (1 dag) interval partus-dekken
hebben. Het interval spenen-dekken verschilde echter niet
tussen de zeugen. Dit betekent dat de post-partum oestrus
geen negatieve consequenties heeft voor het cyclisch worden
na spenen.

Uitval van biggen

Tenslotte is gekeken naar de uitval van biggen bij zeugen die
wel of geen post-partum oestrus vertonen. Een zeug die een
post-partum oestrus vertoont, zou tijdens deze oestrus min-
der tolerant ten opzichte van de biggen kunnen zijn,
waardoor de biggen minder melk kunnen opnemen.
Aangezien in het begin van de lactatie het opnemen van vol-
doende melk van levensbelang is voor een big, zou dit kun-
nen lijden tot hogere uitval van biggen. De totale uitval van
biggen tijdens de lactatie in deze studie bedroeg 9.9 tot 15.8
procent, afhankelijk van het bedrijf Uit deze studie blijkt
echter dat zeugen die een post-partum oestrus vertonen geen
hogere uitval van biggen hebben dan zeugen die geen post-
partum oestrus vertonen.

Conclusie

Uit deze studie blijkt dat zeugen die een post-partum oestrus
vertonen niet ovuleren. Het ovarium kan wel een rol spelen
in het optreden van een post-partum oestrus, maar dit is niet
noodzakelijk, en in de meeste gevallen ook niet aan de orde.
De post-partum oestrus wordt mogelijk veroorzaakt door
een hoge oestrogeenspiegel rond de partus. Het vertonen van
een post-partum oestrus lijkt samen te hangen met een dik-
kere speklaag vóór het werpen. Verder zijn de zeugen die een
post-partum oestrus vertoonden gemiddeld jonger. Het ver-
tonen van een post-partum oestrus heeft geen nadelige ge-
volgen voor het interval spenen-dekken, noch (in tegenstel-
ling tot klachten uit de praktijk) voor de uitval van biggen.

Literatuur

1. Al-Matubsi HY, Bervanakis G, Tritton SM, Campbell RG, and
Fairclough RJ. Influence of dietary protein of diets given in late gesta-
tion and during lactation on protein content and oestrogen concentra-
tions in the colostrum and milk of gilts. Anim Sei 1998;67: 139-145.

2. Ash RW, and Heap, RB. Oestrogen, progesterone and corticosteroid
concentrations in peripheral plasma of sows during pregnancy, parturi-
tion, lactation and after weaning. J Endocrinol 1975; 64: 141-154.

3. Baker LN, Woehling HL, Casida LE, and Grummer RH. Occurrence
ofestrusinsowsfollowingparturition.J Anim Sei 1953; 12:33-38.

4. Bergström PL en Kroeske, D. De karkassamenstelling bij geklassifi-

-ocr page 131-

ceerde varkens. IVO-rapport C-122 1969; 42.

Burger JF. Sex physiology of pigs. Onderstepoort J Vet Res. suppi
1952;2:3-218.

Edqvist LE, Einarsson S, and Settergren I. Ovarian activity and pheri-
pheral plasma levels of oestrogens and progesterone in the lactating
sow. Theriogenology 1974; 1:43-49.

Esbenshade KL, and Huff BG. Involvement of hypothalamic com-
pounds in the expression of estrus in the pig. Anim Reprod Sei 1989;
18:51-59.

Ettienne M, and Dourmand J-Y. Effects of zearalenone or glucosinola-
tes in the diet on reproduction in sows: A review. Livest Prod Sei 1994;
40:99-113.

Farmer C, Robert S, Matte JJ, Girard CL, and Martineau GR
Endocrine and peripartum behavioral responses of sows fed high-fiber
diets during gestation. Can J Anim Sei 1995; 75: 531-536.
Fèvre J, Léglise PC, and Rombauts R Du rôle de l\'hypophyse et des
ovaires dans la biosynthèse des oestrogènes au cours de la gestation
chez la truie. Ann Biol Anim Bioch Biophys 1968; 8: 225-233.
Holness DH. and Hunter RHF. Post-partum oestrus in the sow in rela-
tion to the concentration of plasma oestrogens. J Reprod Fertil 1975;
45: 15-20.

Hullen F, Neil M, Einarsson S, and Hakansson J. Energy metabolism
during late gestation and lactation in multiparous sows in relation to
backfat thickness and the interval from weaning to first oestrus. Acta
Vet Scand 1993;34:9-20.

Loebel J, und Schlegel W. Untersuchungen zum sexualverhalten lak-
tierender sauen und deren beziehung zur Zuchtleistung. Monatshefte
für Veterinärmedizin 1972; 27: 302-304.

14.

15.

16.

17.

18.

10.

19.

20.

12.

13.

McLean KA, Lawrence AB, Petherick JC, Deans L, Chirnside J,
Vaughan A, Nielsen BL, and Webb R. Investigation of the relationship
between farrowing environment, sex steroid concentrations and ma-
ternal aggression in gilts. Anim Reprod Sei 1998; 50: 95-109.
SAS/STAT, 1990. User\'s guide, SAS Institute, Cary, NC.
Signoret JP. Étude de l\'action inhibitrice dc la progestérone sur l\'appa-
rition du comportement sexuel induit par injection d\'œstrogènes chez
la truie et la brebis ovariectomisées. Ann Biol Anim Bioch Biophys
1971;7:407-21.

Soede NM, Helmond FA, Schouten WGR and Kemp B. Oestrus, ovu-
lation and peri-ovulatory hormone profiles in tethered and loose-hou-
sed sows. Anim Reprod Sei 1997; 46: 133-148.
Soede NM, Hazeleger W, and Kemp B. Follicle size and the process of
ovulation in sows as studied with ultrasound. Reprod Dom Anim 1998;
33:239-244.

Warnick AC, Casida LE, and Grummer RH. The occurrence of estrus
and ovulation in postpartum sows. J Anim Sei 1950; 9: 66-72.
Wähner M, Schnurrbusch U, Engelhardt S, Gottschalk J, Scharfe S,
und Pfeiffer H. Zur konzentration von 17-?-Östradiol und progesteron
in der follikelflüssigkeit sowie im Muskel- und Fettgewebe bei Schwei-
nen in Abhängigkeit vom sexualzyklus. Züchtungskunde 1993; 65:
370-381.

Artikelingediend: 9-11-2004
Artikel geaccepteerd: 12-07-2005

voor de dieren

WIJ voor u

Mrcfis is een lielroiiwhare en persoonlijke adviseur <lie zorgen iiil lianilen
neemt. Hijvoorheeltl als n straks de opleitling lieell afgerond. Mogelijk
neeinl n een praktijk over of treedt n toe tol een ^roepspraklijk. In die
spannende tijd zijn wij n ^raa^ van dienst met onze <lesknn<li^lieid op
liet gebied van eontraeten, lïnaiieie-
rin^en, en verzekerinjjen. Breda,

Vi illenistraat I -1 .ï, T (076) I 31 80. 1\\/|"F!\'F!T T^I ®
I » wM.nieens.eoin. VEKZEKKK1N(;EN, Goed geregeld dus.

HVl\'OI HEkKN. MAKEL\\.\\KI)U Ü.G.

-ocr page 132-

OPTIMALE PRESTATIES ?
OPTIMALE ZORG !

PREQUINE

\'^JT"\'

. il

Equi Products Holland BV streeft naar optimale service aan de gespecialiseerde paardenpracticus,
ondermeer in de vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen en verzorgingsproducten voor
paarden.

Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Een nieuwe naam voor een exclusieve lijn hoog-
waardige aanvullende diervoeders en supplementen voor paarden.

Prequine® is ons antwoord op de specifieke vraag van de paardenspecialist, gebaseerd op gedegen
research, specialistische kennis en gecontroleerde productieprocessen.

Prequine® is uw antwoord op de vraag naar optimale begeleiding. In ieder seizoen, het hele jaar door.
Voor informatie verwijzen wij u graag naar de Prequine® brochure, of naar www.prequine.com

Holland BV

Equi Lê^ Products

Postbus 9358, NL-1800 G3 ALKMAAR Hermelijnkoog 44, NL-1822 CB ALKMAAR
Tel.: 31 (0)72 5644749 Fax: 31 (0)72 5643876
www.equl.nl

-ocr page 133-

Samenwerking in een nieuw jasje gestoken

dagelijks bestuur DSK

Reeds 73 jaar bestaat de Dier-
geneeskundige Studenten Kring
(DSK). Al die tijd leven DSK en de
Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde in
symbiose met elkaar. Afgelopen
jaar ontstond echter beiderzijds de
behoefte aan een verdere uitbrei-
ding van deze samenwerking. Dit
heeft ertoe geleid dat op woensdag 29 juni 2005 een kadero-
vereenkomst is ondertekend door de voorzitter van het
KNMvD-bestuur en de Praeses der DSK.

Doel van de overeenkomst is het intensiveren van de samen-
werking tussen DSK en KNMvD. Leden van DSK kunnen
vanaf heden kandidaat-lid worden van de KNMvD op basis
van een gecombineerde en gereduceerde contributie van 29
euro. Kandidaat-leden hebben de volgende voordelen:

- zij ontvangen het Tijdschrift voor Diergeneeskunde;

- zij ontvangen het Diergeneeskundig jaarboek;

- zij hebben toegang tot de besloten onderdelen van de website
van de KNMvD;

- zij ontvangen dc nieuws-e-mails van de KNMvD;

- zij hebben de mogelijkheid kandidaat-lid te worden van alle
groepen van de KNMvD.

Eenieder die lid is van DSK kan gebruikmaken van deze rege-
ling. DSK zal dit actief gaan promoten vanaf het derde studie-
jaar. Vanaf dat jaar krijgen studenten Diergeneeskunde prak-
tijkgericht onderwijs zoals Klinische Diagnostiek, Ziekteleer,
Farmacotherapie etcetera. Via de media van de KNMvD blijft
men dan goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen op het
gebied van de diergeneeskunde.

Dierenartsen hebben veel belang bij een sterke beroepsorgani-
satie en daarom is het belangrijk dat de studenten vroegtijdig
worden betrokken bij ontwikkelingen die op de beroepsgroep
aflcomen. Het gaat dus verder dan alleen \'ter kennisneming\'.
Door een pro-actieve wisselwerking tussen DSK en de
KNMvD kunnen we ervoor zorgen dat zaken beter op elkaar
worden afgestemd en dat we weten wat we van elkaar mogen
verwachten.

Onderdeel van de overeenkomst tussen DSK en de KNMvD is
dat er maandelijks een studentenrubriek in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zal worden opgenomen. Publicatie in het
TvD is namelijk een ideale mogelijkheid om activiteiten, ge-
richt op zowel studerend als afgestudeerd veterinair, onder de
aandacht te brengen.

Om het spits af te bijten staat dit nummer in het teken van \'de
student\' en de overeenkomst die gesloten is tussen DSK en de
KNMvD.

Oud? Echt niet...

Ondanks de respectabele leeftijd van 73 jaar, is DSK in de bloei
van haar leven. Gezien deze lange geschiedenis, is DSK voor
menigeen uit de veterinaire wereld een welbekend begrip. Hoe
jong of hoe oud, afgestudeerd of nog studerend, iedereen heeft
er mooie dingen meegemaakt. Echter veel belangrijker nog,
velen zullen er nog mooie dingen gaan beleven.
Om deze \'belevenissen\' in beeld te brengen zal hieronder in
vogelvlucht een korte uitleg worden gegeven over de vereni-
ging DSK en een verenigingsjaar anno 2005.

De vereniging

Na zestig jaar te hebben bestaan werd het Veterinair Studenten
Corps \'Absyrtus\' op 28 mei 1925 opgeheven. Het wegvallen
van deze sociëteit had tot gevolg dat het saamhorigheidsgevoel
onder de veterinair studenten steeds meer werd gemist. Het
toenmalige hoofdbestuur van de Maatschappij voor
Diergeneeskunde (MvD) zag hierin zelfs risico\'s voor het
voortbestaan van de Maatschappij zelf Reden voor hen om ac-
tie te ondernemen.

De MvD vroeg daarom aan toenmalig voorzitter van de
Faculteit, prof C.F. van Oyen, om zich samen met vertegen-
woordigers van de MvD en een zestal studenten te buigen over
dit probleem. Dit leidde op 21 november 1932 tot de oprichting
van de Diergeneeskundige Studenten Kring, met als hoofd-
doelstelling de bevordering van het saamhorigheidsgevoel on-

-ocr page 134-

der de veterinair studenten.

De bevordering van het saamhorigheidsgevoel onder veterinair
studenten is na 73 jaar nog altijd het belangrijkste doel van
DSK. Door organisatie van vele activiteiten variërend van se-
rieus en educatief tot sportief en ontspannend wordt getracht
dit doel te verwezenlijken.

Hiervoor heeft DSK een dagelijks bestuur bestaande uit zes ve-
terinair studenten. Het bestuur wordt ondersteund door elf
commissies. Deze commissies zijn uiteraard noodzakelijk om
zo\'n grote vereniging (1600 leden) draaiende te houden.
Daarnaast doet men door commissiewerk organisatorische en
communicatieve vaardigheden op die goed van pas komen bij
de latere beroepsuitoefening.

Gezelligheid met een doel

Gezelligheid is natuurlijk de belangrijkste manier om het
saamhorigheidsgevoel onder studenten te bevorderen. Waar is
deze gezelligheid van DSK dan te vinden?
De DSK-kamer is snel gevonden. Middenin de Faculteit be-
vindt zich namelijk deze veterinaire sociale ontmoetingsplek.
De DSK-kamer biedt de ideale mogelijkheid om, tussen de
middag en na colleges, even met vrienden en studiegenoten een
bakje koffie te gaan drinken. Op vrijdagmiddag kan hier het
weekend ingeluid worden tijdens de Week Sluitings Borrel. In
de DSK-kamer bevindt zich ook een groot deel van het veteri-
nair studentenerfgoed. De kamer hangt vol met cadeaus en at-
tributen die men heeft vergaard gedurende de afgelopen 73
jaar.

Een aantal malen per jaar wordt er door de Feestcommissie der
DSK het alom bekende, veterinaire feest ofwel de VET-lnn ge-
organiseerd. Fietsenrekken uit de fietsenkelder, tap en draaita-
fel erin en de veterinaire voetjes kunnen van de vloer.
Naast bovengenoemde activiteiten zijn er nog tal van jaarlijks
voorkomende activiteiten zoals een kerstdiner, een sportdag,
culturele uitstapjes en natuurlijk Pecrdepieten.

Peerdepieten

Het belangrijkste, reeds 48 jaar lang bestaande, veterinaire eve-
nement wordt gevierd op de eerste zondag van mei:
Peerdepieten. Op deze feestelijke dag wordt de veijaardag, of-
wel de Diës, van DSK groots gevierd. Op deze dag is de veteri-
nair student in Ascot-style gekleed, wat inhoudt dat de mannen
een jacquet en de vrouwen een bloemetjesjurk met daarbij een
hoed dragen. In grote getale komt men \'s ochtends naar de
DSK-tuin om de dag, onder het genot van een glaasje cham-
pagne, feestelijk te beginnen tijdens de receptie. Vervolgens
begeeft de menigte zich richting Wassenaar, waar kan worden
genoten van de gezelligheid en de paardenraces op Draf- en
Renbaan \'Duindigt\'. Op deze dag zijn er vele races, maar het
draait uiteindelijk om de race der races, de Peerdepietenrace.
Tijdens deze race strijden twaalf veterinair studenten, onder
luid gejuich van de ongeveer zeshonderd meegereisde collega-
studenten, om de titel Peerdepiet of Peerdepetra van het jaar.
Na afloop van deze race vertrekt de stoet weer huiswaarts om
het jacquet of de bloemetjesjurk te verruilen voor de galakle-
ding en daarmee de dag spetterend af te sluiten op het gala er-
gens in Nederiand...

Eerstejaars studenten

Voor nieuwe eerstejaars studenten Diergeneeskunde geldt dat
DSK zorgt dat de \'nieuwe veterinair\' wordt opgevangen en be-
geleid in de voor hem of haar compleet nieuwe wereld. De
nieuwe studenten worden ingedeeld in mentorgroepjes van on-
geveer tien personen. Om deze nieuwe aanwas een gedegen ve-
terinaire opvoeding te geven krijgt elk mentorgroepje twee \'ou-
ders\' (ouderejaars studenten) toegewezen. Deze leiden hun
\'kinderen\' rond over de faculteit en binnen de veterinaire stu-
dentenwereld.

Om snel zoveel mogelijk jaargenoten op een gezellige en ont-
spannen manier te leren kennen organiseert DSK in het tweede
weekend van het collegejaar het Eerstejaarsweekend. Via leuke
activiteiten leert men elkaar, maar ook de veterinaire wereld
heel snel kennen.

Medio februari is het tijd om de \'echte\' ouders een dagje mee te
nemen naar de Faculteit der Diergeneeskunde voor de
Ouderdag. Na discussies over het voogdijschap zullen de
\'echte\' ouders zich toch door de mentorouders laten rondleiden
over de faculteit, zodat zij een goed beeld krijgen van de studie
waarop hun zoon/dochter terecht is gekomen.

Educatie

De hiervoor beschreven activiteiten dragen allemaal bij aan het
stimuleren van saamhorigheidsgevoel onder de veterinair stu-
denten. Een ander belangrijk doel van DSK is het organiseren
van educatieve evenementen die een bijdrage leveren aan de
uitbreiding van de veterinaire kennis. Het onderwijs staat hoog
in het vaandel bij DSK De Assessor heeft zitting in de
Studentenraad en ook wordt DSK door de faculteit inzake
onderwijsvernieuwingen om haar mening gevraagd. DSK ver-
zorgt bij een oratie op de faculteit een koetsentocht naar het
Academiegebouw en er is altijd een DSK-afvaardiging aanwe-
zig op veterinaire promoties.

De symposiumcommissie organiseert jaariijks een groot sym-
posium, toegankelijk voor zowel studerend als afgestudeerd
veterinair. Dit jaar was het thema \'EU & U, toekomst dierge-
neeskunde onbegrensd?\'. Op deze dag werden de toekomst-
perspectieven van de veterinair in de EU van meerdere kanten
belicht. Gezien de actualiteit van het onderwerp, de goede spre-
kers en de goede opkomst van zowel studerend als afgestu-
deerd veterinair, kan worden teruggekeken op een zeer ge-
slaagd symposium. Aankomend jaar zal dit symposium
plaatsvinden in januari.

Een andere commissie die veel op het educatieve gebied orga-
niseert is de Gezelschapsdierencommissie. Deze commissie is
drie jaar geleden opgericht om te voorzien in dc steeds groter
wordende behoefte aan educatieve evenementen op het gebied
van de Gezelschapsdieren. Steeds meer veterinair studenten
kiezen tegenwoordig namelijk voor dc richting Gezelschaps-
dieren. Eén van de activiteiten van deze commissie is het jaar-
lijkse Mini-Symposium.

Veterinaire Praktijk e[ Carrière Beurs

Een ander groot educatief evenement, waaraan dit jaar in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde al meerdere malen aandacht
is geschonken, is de Veterinaire Praktijk & Carrière Beurs
(VPCB). Vele veterinair gerelateerde bedrijven vormden een
gezellige en informatieve markt. Daarnaast werd middels acht
lezingen en zes workshops getracht een antwoord te geven op
de belangrijkste vraag van die dag: \'Hoe benut jij de mogelijk-
heden van je dierenartsenbul?\'. Dat deze vraag leeft kwam tot
uiting in het zeer grote bezoekersaantal, ongeveer vierhonderd
studenten en honderd afgestudeerde veterinairen.

Tot slot

In september is het al weer 25 jaar geleden dat onze mooie

-ocr page 135-

DSK-kamer ging veriiuizen van de Biltstraat, waar de oude
Faculteit der Diergeneeskunde stond, naar de Uithof. Reden
voor een feestje dus! Eind september zullen er vier dagen
lang allerlei activiteiten worden georganiseerd. Het begint
dinsdag 27 september met een spectaculaire bierrolestafette

Aan de slag via Animaux

Als onafhankelijk organisatiebureau binnen de veterinaire
branche, werkt Animaux sinds 1999 op alle gebieden
binnen de dierenbranche, samen met mensen en organisa-
ties die belang hebben bij kwalitatief hoogwaardige dieren-
zorg. De directie bestaande uit eigenaresses Pascale Fuchs
en Catherine Smits, hebben ieder jaar met het nieuwe be-
stuur van de DSK een gesprek om te zien wat ze voor elkaar
kunnen betekenen. "We proberen zoveel mogelijk studen-
ten aan een bijbaan te helpen welke een aanvulling is op
hun Curriculum Vitae. Zoals In Store Promotie werkzaam-
heden voor voederfabrikanten of standbemanning tijdens
de Voorjaarsdagen" aldus Catherine. "Tijdens de wachttijd
lukt het zelfs soms om studenten na een gedegen training in
een tijdelijke buitendienst te laten werken. Op deze wijze
van de Biltstraat naar de Uithof \'s Avonds zal er een grote
biercantus plaatsvinden in onze tuin. Schrijf dus vast in de
agenda. Houdt dan gelijk de andere drie dagen ook vrij, want
er is namelijk nog veel meer. Voor deze overige activiteiten
tijdens deze week, zie onze site
www.dskonline.nl.

kunnen studenten hun kennis op geheel andere wijze inzet-
ten en \'de kat uit de boom kijken\'. Het Animaux-team leert
op die manier veel aankomend dierenartsen en hun compe-
tenties kennen, wat later weer van pas komt bij het vinden
van een baan als practicus. Sommige komen er tijdens de
studie of later echter achter, dat ze niet willen praktiseren.
Voor hen proberen we dan een passende baan binnen de in-
dustrie te zoeken. Al met al verricht Animaux naast perso-
neelsbemiddeling van dierenartsen en assistenten, het or-
ganiseren van onder andere nascholingen, congressen.
Open Dagen in praktijken en evenementen als de Week van
het Huisdier, dus ook veel advieswerk!"

Veteriniar Organisatiebureau Animaux

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: info@raadgevers.nl

-ocr page 136-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er VVAA. Al meer dan
80 jaar dé complete financiële dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied.
Zij zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en landbouw-
huisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkoverdracht
en associatie, de daarbij behorende goodwillberekeningen, de
gevolgen van de schaalvergroting binnen de diergeneeskundige
praktijk of over de verschillende specialisaties in de diergenees-
kunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook terug in onze
producten en diensten. Of het nu gaat om verzekeringen of de
opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt u dan
contact op met onze Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49.
U zorgt goed voor uw patiënten, wij graag voor uw zaken.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Atoomweq 100, Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11, www.vvaa.nl

-ocr page 137-

Co-schappen Praktijkvoering

Henry Dijkman

Als nieuw onderdeel van de vijfdejaars co-schappen op
de Faculteit der Diergeneeskunde is dit jaar een week
\'Praktijkvoering\' opgenomen in het studieprogramma.
Dit is een initiatief van prof. dr. Henk Vaarkamp en wordt
ingevuld door diverse docenten die vanuit hun eigen er-
varing met groepen studenten aan de slag gaan. Het ide-
aal van Henk Vaarkamp is het bouwen van een \'virtuele
praktijk\', waarin de diverse onderdelen van het onder-
wijs toegepast kunnen worden.

Tijdens de week Praktijk voering komen onderdelen aan de
orde als coaching, praktijkmanagement, kwaliteitsborging,
praktijkfinanciën, tariefberekeningen, personeelsbeleid en
praktijkoverdracht. De week wordt afgesloten door twee do-
centen die de praktijk voering vanuit zowel de dierenarts in
loondienst als vanuit de ondernemer willen belichten.
Dierenartsen IJmert de Vries en Laurens Hoedemaker ne-
men dit voor hun rekening. IJmert de Vries is geassocieerd in
Diergeneeskundig Centrum Zuidoost Drenthe en tevens
voorzitter van de Sociaal Economische Commissie (SEC)
van de KNMvD. Laurens Hoedemaker is practicus in loon-
dienst, één van de oprichters van de Belangengroep
Praktiserende dierenartsen in Loondienst (BPL), penning-
meester van de Groep Practici Grote Huisdieren (GPGH) en
ook lid van de SEC.

Praktijkoverdracht

Het onderwerp van de middag is praktijkoverdracht, maar
aan de hand van een voorbeeld komen tevens de verschil-
lende facetten van het ondernemerschap en het werken in
loondienst aan de orde. Voor IJmert de Vries is het zeer be-
langrijk dat de Faculteit gebruikmaakt van de kennis die
practici in de praktijk hebben opgebouwd. De toekomstige
collegae worden hiermee ondersteund. Wel moet de
KNMvD er in zijn ogen zorg voor dragen dat deze informatie
onafhankelijk is. Dit betekent voor hem dat er niet alleen
vanuit werkgeverskant wordt geredeneerd, maar dat de be-
langen van de werknemers evenzeer aan de orde komen. De
Vries: "Ik vind dat de Faculteit er in overleg met de KNMvD
voor moet zorgen dat de bijdragen voor deze co-schappen
goed op elkaar zijn afgestemd en dat de invloed van de com-
mercie zeer beperkt blijft". Laurens Hoedemaker hecht
eveneens aan een onafhankelijke insteek: "Het is prima om
je te laten adviseren door een commercieel bureau, als je er
maar rekening mee houdt dat men altijd belang zal hebben
bij een bepaald advies".

De studenten krijgen eerst een opdracht in de vorm van een
praktijkvoorbeeld van een dierenarts die de maatschap wil
verlaten en daarvoor een reëel bedrag aan goodwill wil heb-
ben. Aan de hand van verschillende vragen komt niet alleen
de goodwill aan de orde, maar ook onderwerpen als arbeids-
beloning, aantal werkuren, pensioen etcetera. Uit de ant-
woorden van de studenten blijkt dat men al snel aan \'tonnen\'
denkt als het gaat om goodwill. De Vries: "Je moet er altijd
van twee kanten naar kijken: uiteraard moeten beide partijen
het eens zijn over de uitgangspunten, maar het is ook een
kwestie van vraag en aanbod. Je hebt een probleem als alle
maten er voor hetzelfde bedrag eveneens uit willen stap-
pen!" Ook iemand die wil toetreden tot een maatschap moet
goed opletten. De Vries: "Er is een tijd geweest datje niet in
discussie ging over de hoogte van de te betalen goodwill. Wij
willen duidelijk maken datje tevens goed moet kijken naar
het gevoerde beleid binnen de praktijk en naar de toekomst-
verwachtingen voor de verschillende activiteiten."

Hoedemaker: "De KNMvD verenigt alle dierenartsen en
daarom redeneren wij niet vanuit één partij. Er zijn werkge-
vers die op alles willen beknibbelen en je moetje afvragen of
je daar wel wilt werken." Sommige studenten vrezen dat ze
moeilijk aan de slag zullen komen, maar zowel Hoedemaker
als De Vries vinden datje overtuigd moet zijn van je eigen
kracht. De Vries verwacht dat ook pas afgestudeerde dieren-
artsen zonder ervaring aan de slag kunnen.

"Zowel werkgevers als werknemers hebben belang bij goede
arbeidsvoorwaarden voor practici in loondienst", aldus
Hoedemaker. "Dit jaar hoopt de BPL een CAO af te sluiten
in overleg met de Belangenvereniging Practici Werkgevers."

Gedurende de middag komt voortdurend het bedrijfsecono-
misch denken naar voren. De Vries: "Ondernemen houdt in
dat je keuzes moet maken. Kengetallen zijn daarbij onmis-
baar, Als blijkt datje ergens geld op toelegt, moetje ermee
stoppen. Als iedereen er op die manier naar kijkt, hoeven we
elkaar niet kapot te concurreren. We moeten samen de kwa-
liteit en de kennis in Nederiand behouden, zodat we dit
mooie vak met z\'n allen kunnen blijven uitoefenen."

Henry Dijkman is senior medewerker interne- en externe communicatie
bij de KNMvD.

-ocr page 138-

Tekst en foto: Susan Umans

De diergeneeskundestudent die vlak voor zijn/haar af-
studeren staat, heeft het vak onder de knie. Vijf of zes stu-
diejaren lang is er immers getraind op veterinaire
vaardigheden. Nu de stap naar de praktijk voor de deur
staat, zijn er echter een heleboel niet-veterinaire zaken
die voor de student van belang zijn om te weten. Zaken
als \'hoe kom ik aan een baan?\', arbo-wetgeving en ar-
beidsrecht bijvoorbeeld. Met vragen hierover kan de stu-
dent bij de KNMvD terecht, maar de KNMvD komt met
deze materie ook naar de studenten toe. Al jarenlang
geeft Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmede-
werker bij de KNMvD, aan studenten voorlichting over
deze onderwerpen. Een verslag van de voorlichtingsessie
op 15 juni 2005.

In de voorlichtingsessies legt Marij van Oostrum uit wat de
KNMvD is en doet en hoe het bureau is ingedeeld.
Overigens zal Jurgen Schmitz, medewerker juridische en fis-
caal-arbeidsrechtelijke zaken, deze voorlichting van haar
gaan overnemen. Naast een stuk taakverlichting, zodat Van
Oostrum zich met andere belangrijke zaken kan bezighou-
den, heeft dit te maken met de verdeling die er binnen het
KNMvD-bureau is gemaakt als het gaat om ondersteuning
van de dierenartsen-werknemers en de dierenartsen-werkge-
vers. Om die ondersteuning zo objectief mogelijk te kunnen
doen, is ervoor gekozen om Van Oostrum de werkgevers te
laten ondersteunen en Schmitz de werknemers. De studenten
diergeneeskunde behoren tot die laatste groep, vandaar dat
Schmitz de voorlichting zal gaan overnemen.

Team Veterinaire Beroeps- en Praktijkzaken

In haar verhaal over het bureau van de KNMvD, gaat Van
Oostrum in op zaken die van belang zijn voor deze groep

aankomende dierenartsen. Van de vier teams binnen het
KNMvD-bureau, zal de student/pasafgestudeerde dierenarts
het meest te maken hebben met het Team Veterinaire
Beroeps- en Praktijkzaken, waartoe Van Oostrum en
Schmitz behoren. Dit team houdt zich bezig met zaken als
de hondenbelastingaffaire\', het grijs kenteken, werken als
zelfstandig waarnemer, sociale verzekeringen, aansprake-
lijkheid, beroepsaansprakelijkheid, arbo-wetgeving, erken-
ningen, certificering, nascholing en goodwill. Verder is na-
tuurlijk de Vacaturebank (Team Communicatie, Ronald van
Ringelestijn) van belang voor deze groep.
Van Oostrum is blij dat er binnen de studie diergeneeskunde
tegenwoordig veel meer aandacht is voor praktijkmanage-
ment en het in dienst nemen en in dienst hebben van mede-
werkers. Uit ervaring weet zij dat deze materie een grote
bron van vragen vormt, bijvoorbeeld over contracten, waar-
nemen, het overnemen van een praktijk en goodwill^. Over
dit laatste punt zegt zij het belangrijk te vinden dat dierenart-
sen hierover een objectief advies kunnen vragen, bijvoor-
beeld bij de KNMvD. "Helaas gebeurt het nog steeds dat
jonge dierenartsen een praktijk overnemen zonder zich van
tevoren te hebben verdiept in de cijfers en zonder goodwill-
advies. De KNMvD biedt deze service, maak daar gebruik
van", raadt ze de studenten aan.

Vacaturebank

De Vacaturebank van de KNMvD is zoals gezegd een voor
de aankomende dierenarts belangrijke KNMvD-service.
Maar niet alleen deze doelgroep maakt hier grif gebruik van,
ook de dierenarts-ondernemer die op zoek is naar personeel
(waarnemer of langer dienstverband) kan bij de Vacature-
bank terecht. Het is immers een kwestie van afstemming tus-
sen vraag en aanbod op de markt. Dc dierenarts die op zoek
is naar werk kan zich inschrijven en daarbij bepaalde wensen
aangeven, zoals in welk deel van het land hij/zij wil werken
en op welke diersoort hij/zij zich heeft toegelegd. Komt er
een aanvraag binnen van een dierenarts-ondernemer, dan
kijkt vacaturebankmedewerker Ronald van Ringelestijn zo
eerlijk mogelijk wie het beste bij deze aanvraag past.
Van Oostrum vertelt dat de Vacaturebank steeds meer ge-
bruikmaakt van de KNMvD-website. Alle waarnemingen
zijn nu via dit medium te vinden. Met de lancering van de
nieuwe KNMvD-website medio september 2005, zal dit al-
leen maar meer worden. Verder kunnen (aankomende) die-
renartsen die interesse hebben in een baan buiten de praktijk,
dit bij de Vacaturebank aangeven. Zij krijgen dan vacatures
toegestuurd en organisaties die op zoek zijn naar mensen,
krijgen via de KNMvD een lijst met geïnteresseerden.

\' Onder meer de gemeente Rotterdam probeert dierenartsen verplicht te stellen hun
cliëntgegevens vrij te geven, zodat de gemeente op basis daarx^an hondenbezitters
kan traceren en hondenbelasting kan innen.

^ Goodwill is het bedrag dat je betaalt voor het inkomen wat je denkt te gaan verdie-
nen. Hierx\'oor heeft de KNMvD onlangs een nieuwe systematiek ontwikkeld die aan-
gepast is aan de huidige veterinaire markt.

Voorlichting aan studenten diergeneeskunde
stap op weg naar de praktijk

-ocr page 139-

De KNMvD organiseert tevens enkele malen per jaar sollici-
tatieavonden, onder leiding van Ronald van Ringelestijn (zie
het artikel op pagina 520 van dit Tijdschrift). Op vrijwillige
basis kunnen aankomende dierenartsen zich laten voorlich-
ten over wat er allemaal bij het solliciteren komt kijken. Alle
aspecten komen daarbij aan bod, van sollicitatiebrief tot kle-
dingadvies. Met name het uitwisselen van onderlinge erva-
ringen maakt deze avonden niet alleen nuttig, maar ook erg
gezellig.

Praktische zaken

Van Oostrum bespreekt vervolgens allerlei praktische zaken
die spelen wanneer je als dierenarts aan het werk gaat. Zoals
het verplicht melden bij de Rijksdienst voor de keuring van
Vee en Vlees, die een register van praktiserende dierenartsen
bijhoudt. "Denk ook aan je verzekeringen, met name je ziek-
tekostenverzekering is belangrijk", zegt ze.
Vervolgens behandelt ze een stuk arbeidsrecht en bespreekt
hoe je een arbeidsovereenkomst kunt herkennen. Ze vertelt
dat er aan een arbeidsovereenkomst altijd twee aspecten zit-
ten die door de werknemer moeten worden ingevuld, name-
lijk de loonbelastingverklaring en de melding sociale verze-
kering (UWV-Cadans). "Als je werkt op basis van een
arbeidsovereenkomst, is er in Nederland meteen een hele-
boel geregeld. Bepalingen in het arbeidsrecht zijn vaak zo-
danig dat er niet van afgeweken kan worden. Zo heb je bij-
voorbeeld altijd recht op uitbetaling van je vakantiegeld.
Nederland kent ook een
beschermend arbeidsrecht voor de
werknemer. Dat is in de Verenigde Staten bijvoorbeeld heel
anders."

Naast verzekeren tegen ziektekosten (ziekenfonds of particu-
lier), bespreekt Van Oostrum de nieuwe Zorgverzekeringwet
oftewel Basisverzekering, waarmee de Eerste Kamer net een
dag geleden akkoord is gegaan (zie voor meer informatie
hierover pagina 531 in dit Tijdschrift). Verder komt de WAO
(Wet Arbeidsongeschiktheid) aan de orde, inclusief de moge-
lijkheid om je voor het WAO-gat te verzekeren via een man-
telcontract die de KNMvD heeft afgesloten. En de regels van
de Werkloosheidswet (WW) blijven zeker niet onbesproken;
van belang voor studenten die na hun afstuderen niet meteen
een baan hebben gevonden.

Waarnemers

Van Oostrum kaart aan dat behalve via een arbeidsovereen-
komst, ook gewerkt kan worden middels een
Overeenkomst
van opdracht.
Dit houdt in dat partijen geen gezagsverhou-
ding (zeggen te) hebben en dus gelijkwaardige personen
zijn. "Vroeger was dit een heel gebruikelijke vorm als het
ging om kortdurende waarnemingen", vertelt ze. "De op-
drachtgever hoeft dan geen inhoudingen te doen (zoals loon-
belasting) en heeft ook niet te maken met het arbeidsrecht. Je
wordt bruto uitbetaald en moet zelf je belastingafdracht ver-
zorgen.

Dat er geen gezagsverhouding zou zijn, klopt in feite niet.
Natuurlijk krijgt een waarnemer aanwijzingen van degene
die hem/haar inhuurt. Vandaar ook dat deze constructie is
vervangen door de
Zelfstandigheidsverklaring (gedurende
de periode 1996 tot 1 januari 2002) en per 1 januari 2005
door de
Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Deze verklaring
moet je bij de belastingdienst aanvragen (downloaden via
www.belastingdienst.nl). Wanneer de belastingdienst op ba-
sis van je aanvraag je een Verklaring
Arbeidsrelatie- Winst uit
Onderneming
(VAR-WUO) verstrekt, wordt je gezien als
zelfstandig ondernemer. Je hebt dan aardig wat administra-
tie, wantje moet bijvoorbeeld de BTW die je gerekend hebt,
gelijk weer afdragen. Ook kan de belastingdienst je aanslaan
op je geschatte inkomen."

De aanwezige studenten willen natuurlijk weten welke con-
structie financieel het gunstigst uitpakt. Van Oostrum: "Dat
is moeilijk te vergelijken. Er zit uiteindelijk niet zo heel veel
verschil in. Als je werkt met VAR-WUO houd je meer in het
handje, maar je bent minder goed verzekerd. Als je ziek
wordt, betaaltje werkgever je niet door. Je moet dan zelf een
verzekering afsluiten tegen arbeidsongeschiktheid. Als je de
keuze tussen waarnemen met een VAR-WUO of op basis van
een arbeidsovereenkomst gaat maken, is het van belang met
welke intentie je gaat waarnemen. Sommige dierenartsen
willen in een jaartijd in zoveel mogelijk praktijken waarne-
men. Dan kan VAR-WUO een handige constructie zijn. Wil
je het liefst een vaste baan en tot die tijd waarnemen, dan ligt
VAR-WUO iets minder voor de hand^."

Arbeidsovereen komst

De meeste pasafgestudeerde dierenartsen krijgen te maken
met een arbeidsovereenkomst en dan is het vooral belangrijk
de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Het mo-
delcontract van de KNMvD kan hierbij van nut zijn, voor zo-
wel werkgever als werknemer. "Als je een contract hebt, kun
je dat altijd bij ons laten nakijken. In het eerste jaar van afstu-
deren bieden wij deze service voor zowel leden als niet-le-
den, omdat we het belangrijk vinden dat pasafgestudeerde
dierenartsen een goede start hebben op de veterinaire ar-
beidsmarkt", vult Van Oostrum aan. Ze legt uit wat het ver-
schil is tussen een contract voor onbepaalde tijd en een
contract voor bepaalde tijd.

De proeftijd (geldt voor zowel werkgever als werknemer), de
opzegtermijn en het concurrentiebeding passeren de revue
en zijn zaken waarover de KNMvD altijd te raadplegen is.
Ook de beëindiging van het arbeidscontract komt uitgebreid
aan de orde.

Pensioenfonds voor dierenartsen

"Zodra je practicus bent - als waarnemer, medewerker of ei-
genaar van een praktijk - ben je verplicht om je aan te melden
bij het Pensioenfonds voor Dierenartsen. De dierenartsen
zijn ooit overeengekomen om een gezamenlijk fonds op te
richten en jullie moeten dit ook zien als jullie eigen fonds.
Dierenartsen hebben het zelf voor het zeggen in dit fonds,
niet de verzekeringsmaatschappij", vertelt Van Oostrum. Ze
legt uit dat de koopsompremie uit drie onderdelen bestaat:
een ouderdomspensioen (vanaf de leeftijd van zestig jaar),
een nabestaandenpensioen en een premievrijstelling bij
langdurige ziekte. Verder zijn er reductiemogelijkheden en is
het gebruikelijk dat een werkgever een deel van de koopsom
betaalt.

BPL/BPWen de CAO...

Als laatste onderdeel van deze voorlichtingsessie, gaat Van
Oostrum in op de stand van zaken met betrekking tot de
Belangengroep Praktiserende dierenartsen in Loondienst
(BPL) en de Belangenvereniging Practici Werkgevers
(BPW). Zij legt uit dat de vrijblijvende adviezen die de
KNMvD in het verleden gaf verboden zijn door de

^ Binnenkort organiseren VVAA en KNMvD gezamenlijk voorlichtingsbijeenkomsten
over de VAR-WUO. Zie bladzijde SIK van dit Tijdschrift.

-ocr page 140-

Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), omdat dit indi-
rect de tarieven van de ondernemer zou beïnvloeden. Prijzen
van dierenartsenpraktijken zouden hierdoor teveel gelijk ko-
men te liggen, terwijl de NMa juist concurrentie bevordert
zodat de consument kan kiezen op de vrije markt.
De BPL en BPW zijn twee onafhankelijke verenigingen, die
los staan van de KNMvD, maar wel een zekere mate van
ondersteuning vanuit het bureau krijgen. Voor de BPL is
Jurgen Schmitz het aanspreekpunt en voor de BPW heeft
Marij van Oostrum deze rol. "Binnenkort gaan BPL en BPW
starten met de onderhandelingen over een CAO (collectieve
arbeidsovereenkomst). Een CAO is de enige manier waarop
nog afspraken over salarissen en arbeidsvoorwaarden ge-
maakt mogen worden onder de mededingingswetgeving.
Hopelijk lukt het om de CAO per 1 januari 2006 in te laten
gaan. Dan hoeft niet iedereen het wiel steeds zelf uit te vin-
den, maar kan men zich aansluiten bij een CAO die het resul-
taat is van een professioneel arbeidsvoorwaardenoverleg."
Voor de studenten en pasafgestudeerde dierenartsen zal de
BPL het meest interessant zijn om hun belangen te laten ver-
dedigen. Een link naar de BPL-website vind je op
www.knmvd.nl, klik op [Actueel], vervolgens op links en dan
op Veterinaire websites. Het e-mailadres is
bpl@chello.nl.

Heb je vragen op het gebied van arbeidsrecht of andere za-
ken waarmee je in aanraking komt? Neem dan contact op
met het bureau van de KNMvD, telefoon
fojoj 634 8g 00.

Assisteren en Waarnemen via detacheringsbureau FlexVet

Direct na het afstuderen een vaste baan als dierenarts in
de praktijk of elders is het ideaal van elke student dier-
geneeskunde. Voor de meeste net afgestudeerde dieren-
artsen begint echter zijn of haar loopbaan met diverse
korte of langere waarnemingen. Voordeel hiervan is dat
men ervaring kan opdoen in meerdere praktijken met
verschillende werkomstandigheden.
Nadeel is dat men ook telkens verschillende werkge-
vers heeft en elke keer weer een nieuw arbeidscontract
moet worden opgesteld en bijkomende zaken worden
geregeld, ook als de waarneming maar voor enkele da-
gen is.

FlexVet biedt dierenartsen de mogelijkheid om bij ver-
schillende praktijken te werken als waarnemer of vaste
kracht terwijl de dierenarts maar één werkgever heeft,
namelijk FlexVet. Bovendien regelt FlexVet alle papie-
renrompslomp en zorgt voor een correcte betaling van
het salaris en de afdrachten van de loonbelasting en so-
ciale premies etcetera. Dit is een groot voordeel zowel

Peiling onder de studenten

Het is belangrijk dat studenten diergeneeskunde weten wat de
KNMvD voor hen kan betekenen. Om dit te peilen zijn deze
zomer een aantal studenten diergeneeskunde geënquêteerd.

Opmerkelijk is dat studenten vaak niet precies weten wat de
KNMvD doet of in de toekomst voor hen kan betekenen.
Verreweg de meeste studenten kennen de KNMvD van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Daaruit blijkt dat het
Tijdschrift een groot bereik heeft onder studenten.

Een groot deel van de studenten verwacht dat de KNMvD in-
vloed uitoefent op het aanbod en de kwaliteit van het onder-
voor de dierenarts-waarnemer alsook voor de praktijk.
FlexVet is tot nu toe vooral georiënteerd op de
Nederlandse veterinaire markt. Bemiddeling naar bui-
tenland is in ontwikkeling. Zo zijn er besprekingen
gaande om samen met een Duitse partner de activiteiten
naar Duitsland uit te breiden. Verder worden de moge-
lijkheden voor bemiddeling naar Engeland en andere
landen onderzocht.

Ook voor studenten biedt FlexVet soms mogelijkheden
om te werken als tijdelijk assistent(e) in een praktijk.
FlexVet is een onafhankelijk bureau, maar onderhoudt
goede contacten met zowel DSK als de KNMvD en
haar vacaturebank. FlexVet staat onder andere jaarlijks
met een voorlichtingsstand op de Veterinaire Praktijk
Beurs van DSK.

Zie voor meer informatie de website www.f1exvet.nl

J.F. van Embden, dierenarts,
managing director FlexVet B. V.

wijs. Ook vinden zij dat de KNMvD meer moet doen om het
imago van de beroepsgroep te verbeteren. Arbeidsvoor-
waarden voor dierenartsen in loondienst verdienen volgens
een aantal studenten een belangrijke plaats op de agenda van
de KNMvD. Hiervoor zijn echter aparte belangenverenigin-
gen opgericht (BPL en BPW).

Uit de peiling blijkt dat de meeste studenten vinden dat de
KNMvD van groot belang is voor de veterinaire beroeps-
groep. De KNMvD zet zich in voor goede contacten met stu-
denten en de faculteit. De kaderovereenkomst tussen de
KNMvD en DSK zal dit mede bevorderen.

-ocr page 141-

B.P.L.

Voor dit tijdschrift is de Belangengroep Praktiserende
dierenartsen in Loondienst (BPL) gevraagd of zij een
stuk wilde schrijven waarin zij zich (opnieuw) wil voor-
stellen aan studenten en co-assistenten en uiteraard alle
andere lezers. Uiteraard maken wij graag van deze gele-
genheid gebruik de BPL weer bij iedereen onder de aan-
dacht te brengen.

Wie zijn wij?

De vereniging die zich, namens de praktiserende dierenartsen
in loondienst, inzet voor de totstandkoming van een CAO
waarin marktconforme arbeidsvoorwaarden als basis zijn
vastgelegd. Sinds september 2003 is de BPL officieel een
vereniging, met notarieel vastgelegde statuten en ingeschre-
ven bij de Kamer van Koophandel; de vereniging telt nu ruim
350 leden. De groep dierenartsen die langere tijd in loon-
dienst werkzaam blijft wordt snel groter en associëren in een
praktijk of een eigen praktijk starten, gebeurt steeds minder.
In 2005 zijn al ongeveer 980 dierenartsen in Nederland werk-
zaam in loondienst in de praktijk en er zijn rond de 2085 prac-
tici werkgevers; samen zijn zij werkzaam in 1223 praktijken.

Historie

De arbeidsvoorwaarden en aanpassingen daarvan die jaren-
lang in de praktijk gebruikelijk waren, werden in 2002 door
BPL niet meer als passend beschouwd voor de dierenartsen
werkzaam in loondienst. Tegen het eind van dat jaar bleek de
overeenstemming die bereikt was tussen werkgevers en werk-
nemers in het Discussie Platform Arbeidsvoorwaarden
(DPA) over aanpassing van die salarisadviezen, met goedkeu-
ring van het bestuur, de groepen en de Sociaal Economische
Commissie niets waard. Dc Nederlandse Mededingings-
autoriteit (NMa) liet namelijk weten dat dergelijke afspraken
niet toegestaan zijn vanwege de invloed die dit heeft op de
prijsstelling in praktijken.

Al snel werd ook duidelijk dat een collectieve arbeidsover-
eenkomst (CAO) de enige mogelijkheid was waarop afspra-
ken over arbeidsvoorwaarden gemaakt konden worden. Tot
die CAO er is kunnen werkgever en werknemer alleen één op
één onderhandelen hierover, wat in de praktijk voor beide
partijen nogal eens de nodige problemen op blijkt te leveren.
De BPL zocht de afgelopen jaren naar mogelijkheden om een
gesprekspartner tegenover zich te krijgen. Sinds eind 2004 is
deze gesprekspartner aanwezig in de vorm van de
Belangengroep Practici Werkgevers (BPW). In de loop van

2005 zijn de gesprekken en onderhandelingen voor de CAO
op gang gekomen en het streven van beide partijen is om begin

2006 tot een CAO voor dierenartsen in loondienst te komen.

Wat doet de BPL?

Naast het behartigen van de arbeidsrechtelijke belangen van
de praktiserende dierenartsen in loondienst in de breedste zin
van het woord en streven naar de totstandkoming van een
CAO, doet de BPL meer voor haar leden.
Zij vormt een overlegorgaan voor practici in loondienst en
zorgt voor vertegenwoordiging van de dierenarts in loon-
dienst in diverse relevante bestuurlijke organen op dierge-
neeskundig gebied in Nederland. In de Sociaal Economische
Commissie (SEC) van de KNMvD, de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren (GGG) en de Groep Practici Grote
Huisdieren (GPGH) bevinden zich onder de bestuursleden nu
ook practici in loondienst.

Ook voor advies of verwijzing naar relevante adviseurs over
contracten, onderhandelingen met de werkgever, salarissen
en secundaire arbeidsvoorwaarden kan de individuele practi-
cus in loondienst bij de BPL terecht. Regelmatig brengen wij
daarnaast nog een nieuwsbrief uit voor de leden, om hen op
de hoogte te houden van de stand van zaken en er wordt
daarin aandacht besteed aan specifieke onderwerpen, zoals
reiskostenvergoeding, pensioen en dergelijke.

Lid worden van de BPL?

Studenten diergeneeskunde kunnen in de co-schappen lid
worden van de BPL. Dit is gratis en betreft dan het kandidaat-
lidmaatschap. Je wordt door ons op de hoogte gehouden van
de ontwikkelingen op arbeidsrechtelijk gebied.
De BPL kan als werknemersvereniging alleen goed functio-
neren met steun van een grote achterban. Hoe meer leden,
hoe groter de invloed van de BPL kan zijn tijdens het voeren
van de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden. Met je
lidmaatschap zorg je er dus voor dat de BPL zich sterk kan
maken voor jouw arbeidsrechtelijke toekomst in de praktijk!
Voor afgestudeerde dierenartsen zijn de kosten van lidmaat-
schap voor 2005 vastgesteld op 25 euro per jaar voor leden
van de KNMvD en 50 euro voor niet-leden van de KNMvD.
(Kandidaat)lid worden kan door aanmelding per e-mail via:
hpl@chello.nl, maar natuurlijk ook per post: secretariaat
BPL, Boschhoven 36a, 5595 AR Leende.

Meer over de BPL weten?

Schrijf dan naar ons secretariaat of kijk op de website:
www.hpl-dierenartsen.nl

-ocr page 142-

Al enkele jaren organiseert de KNMvD sollicitatieavon-
den voor pasafgestudeerde en bijna afgestudeerde dieren-
artsen. Voor deze doelgroep een belangrijke, voorberei-
dende stap op weg naar een baan. Op 6 juni 2005 was er
wederom zo\'n avond, georganiseerd door Ronald van
Ringelestijn van de Vacaturebank en Marij van Oostrum-
Schuurman Hess, stafmedewerker Praktijkmanagement
en Belangenbehartiging. De twintig aanwezige (ex)stu-
denten kregen van hen veel bruikbare adviezen, maar ook
van de aanwezige portefeuillehouder en bestuurslid John
Borgmeier en medewerker financieel-economische en ar-
beidsrechtelijke zaken Jurgen Schmitz konden zij veel le-
ren. En van elkaar natuurlijk.

Tijdens de sollicitatieavonden komt naast de sollicitatiebrief,
het curriculum vitae en het sollicitatiegesprek ook aan de
orde waar de (bijna) afgestudeerde dierenarts vacatures kan
vinden. Het internet speelt daarbij een steeds belangrijker
rol. Zo wordt het onderdeel \'vacatures\' op de website van de
KNMvD steeds beter bezocht, waar voorheen het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde als belangrijkste bron gold. Maar er
zijn meer mogelijkheden, zoals de veterinaire uitzendbure-
aus die enkele jaren actief zijn (Animaux en Flexvet).
Ronald van Ringelestijn noemt verder het netwerken speci-
fiek op als methode om aan een baan te komen. Hij raadt de
(ex)studenten dan ook aan om lid te worden van één van de
groepen van de KNMvD en deze groepsvergaderingen te be-
zoeken. Zo kan men dierenartsen leren kennen en via deze
weg informeren naar mogelijkheden bij een praktijk aan het
werk te gaan. Hetzelfde geldt voor de regiovergaderingen
van de KNMvD.

E-mail

Dan de sollicitatiebrief De opzet hiervan wijkt niet veel af
van wat al jarenlang gebruikelijk is. Het internettijdperk
brengt echter met zich mee dat tegenwoordig ook per e-mail
gereageerd kan worden op een vacature. Van Ringelestijn
raadt aan in dat geval ook altijd een brief per post te sturen
om zeker te zijn dat de brief aankomt.
Over het curriculum vitae ontstaat in de groep enige discus-
sie, want als pasafgestudeerde dierenarts kun je je op het eer-
ste gezicht maar moeilijk onderscheiden van al die andere
pasafgestudeerde dierenartsen. Dezelfde opleiding en wei-
nig ervaring zijn de gemene deler. Daarom is het belangrijk
om bijvoorbeeld te noemen wat het onderwerp van de onder-
zoeksstage is geweest of te vermelden dat je wel eens een
website hebt gemaakt. Ook het vermelden van bepaalde (ka-
rakter)eigenschappen kan zinvol zijn, bijvoorbeeld of je han-
dig bent of een snelle leerling.

De deelnemers hebben desgevraagd allemaal een sollicita-
tiebrief meegenomen, zodat deze besproken kan worden.
Marij van Oostrum-Schuurman Hess en Ronald van

Ringelestijn lopen langs om de brieven te lezen en tips te ge-
ven. Ook John Borgmeier bespreekt met enkele deelnemers
hun brief en deelt zijn ervaringen.

Videofragmenten

Aan de hand van videofragmenten komt het sollicitatiege-
sprek aan de orde. Eén studente vertelt dat ze zo\'n gesprek
probeert te relativeren door net te doen alsof het om een
stage gaat. De stress is dan voor haar minder hoog en voor
haar werkt dat prima. De videofragmenten laten niets aan
duidelijkheid over en zijn soms bijna hilarisch. Valkuilen
zijn onder meer een onzekere houding, een slechte voorbe-
reiding, de vorige werkgever negatief neerzetten en het ge-
sprek te weinig in de hand hebben. Bestuurslid John
Borgmeier raadt de aanwezigen met klem aan om zich goed
voor te bereiden en vooraf informatie over de praktijk of or-
ganisatie in te winnen. "Je hebt al zoveel strepen voor op een
ander als blijkt dat je je erin hebt verdiept", zegt hij.
Marij van Oostrum vindt dat sollicitanten ook moeten kijken
of een praktijk wel bij hen past. "Vraag jezelf af of je het er
wel leuk vindt en of je er wilt werken. Neem niet een baan
aan alleen om een baan te hebben." Ook Borgmeier beaamt
dit en hij raadt de aanwezigen aan om - als dit enigszins mo-
gelijk is - vooraf kennis te maken met het praktijkteam, om-
dat dit de mensen zijn met wie je moet gaan werken. "Ik vind
het belangrijk dat er een klik is tussen mensen. Een groot
deel van je geluk en succes is daarvan afhankelijk", zegt hij.

Werkgevers

Gaandeweg de avond komt de discussie flink op gang cn
worden ook ervaringen uitgewisseld. Helaas zijn er ook die-
renarts-werkgevers die het niet zo nauw nemen met de solli-
citatieprocedure, merken sommige sollicitanten. "Het is een
klein wereldje en dan hoor je via via dat iemand al in de eer-
ste week voor een tweede gesprek is uitgenodigd, terwijl de
termijn van reageren op de vacature nog loopt", zegt een
deelneemster. Marij van Oostrum beaamt dat deze geluiden
ook het KNMvD-bureau bereiken en dat om deze reden alle
vacatureplaatsers een richtlijn wordt toegestuurd. "Het is
niet altijd direct onwil, maar vaak ook onwetendheid", aldus
Van Oostrum. "Nu er naast een Belangengroep
Praktiserende dierenartsen in Loondienst ook een
Belangengroep Practici Werkgevers is, zijn er meer moge-
lijkheden om dit soort zaken aan te pakken", voegt
Borgmeier toe. "We zullen dit zeker aan de orde stellen."

De sollicitatieavonden van de KNMvD worden enkele malen
perjaar gehouden. Studenten die in de laatste fase zitten of pas
zijn afgestudeerd, worden hiervoor uitgenodigd. Belangstel-
lenden kunnen zich richten tot de Vacaturebank of contact op-
nemen met Ronald van Ringelestijn via telefoonnummer (030)
6348900 ofe-mail r.van.ringelestijn@knmvd.nl

Sollicitatieavond KNMvD voor pasafgestudeerde dierenarts
voorbereidende stap op weg naar baan

Susan Umans

-ocr page 143-

Overzicht vraag en aanbod Vacaturebank januari-april 2005

Ronald van Ringelestijn

In de periode januari tot en met april van 2005 zijn 57
Utrechtse diergeneeskundige studenten afgestudeerd.
In deze periode stonden er 358 dierenartsen ingeschre-
ven die per direct op zoek waren naar fulltime werk. In
deze vier maanden zijn er bij de Vacaturebank/website
35 banen in gezelschapsdierenpraktijken aangeboden,
acht banen in gemengde praktijken, negen banen in
landbouwhuisdierenpraktijken en een baan buiten de
praktijk. Van de in totaal 160 aangeboden banen en
waarnemingen waren er 38 parttime (voornamelijk in
de gezelschapsdierenpraktijken).

Aanbod

Van de 358 dierenartsen die in april ingeschreven stonden
voor een fulltime baan, zocht 72 procent een functie in de
gezelschapsdierenpraktijk, en 28 procent een functie in een
gemengde praktijk of landbouwhuisdierenpraktijk.
De groep dierenartsen, ingeschreven bij de Vacaturebank,
die op zoek zijn naar parttime werk bedraagt 87 dierenart-
sen. Het grootste deel is op zoek naar een baan in de gezel-
schapsdierenpraktijk (86 procent); veertien procent zoekt
werk in de gemengde of de landbouwhuisdierenpraktijk.
Het aantal vrouwen is in deze groep veel groter dan het
aantal mannen; 93 procent van de groep bestaat uit vrou-
welijke dierenartsen.

Verder zijn er elf dierenartsen die reeds werkzaam zijn in
een praktijk, op zoek naar een andere baan in een praktijk
en dus op termijn beschikbaar is vanwege een opzegter-
mijn. Van deze dierenartsen zocht 73 procent op termijn
een flinctie in een gezelschapsdierenpraktijk cn 27 procent
in een gemengde of landbouwhuisdierenpraktijk.
Bij de Vacaturebank staan tevens dierenartsen ingeschre-
ven die eventueel geïnteresseerd zijn in een baan buiten de
praktijk. Hiermee wordt bedoeld werk in het bedrijfsleven,
onderwijs, bij dc overheid, bij onderzoeksinstituten et ce-
tera. De Vacaturebank houdt van deze dierenartsen een
apart bestand bij. Het aantal dierenartsen dat hiervoor staat
ingeschreven bedraagt 440.

Vraag

In de periode januari tot en met april van 2005 zijn er bij de
Vacaturebank 86 aanvragen binnengekomen voor waarne-
mingen in gezelschapsdierenpraktijken, twaalf aanvragen
in gemengde praktijken en negen aanvragen in landbouw-
huisdierenpraktijken.

Van de vaste banen zijn inmiddels vijf banen in gezel-
schapsdierenpraktijken ingevuld; twee door vrouwelijke
dierenartsen en drie door een vrouwelijke of mannelijke
dierenarts.

Daarnaast zijn er geen vaste banen in gemengde praktijken
ingevuld.

Verder zijn er twee banen in een landbouwhuisdierenprak-
tijk door een vrouwelijke of mannelijke dierenarts inge-
vuld.

Voor meer informatie of diensten van de Vacaturebank: Ronald van
Ringelestijn, Bureau KNMvD, telefoon: 030-6348900 (e-mail: vaca-
turebank® knmvd.nl).

Grafiek 1: Werkzoekende dierenartsen differentiatie gezelschapsdieren

250

-ocr page 144-

Eukanuba is de enige diervoeding waarvan
klinisch is aangetoond dat pups er beter door leren.

Dat komt door het hoge gehalte aan DHA in de voeding,
een van de belangrijkste natuurlijke bouwstenen voor
de hersenen. In een hele reeks cognitieve testen bleken
de pups met Eukanuba voeding twee keer zo goed
te presteren als pups die lagere concentraties van de
bouwstof kregen.

Gedrag- en trainingsproblemen behoren tot de grootste
frustraties van puppy eigenaren. U kunt hen nu ook
buiten uw praktijk met raad en daad bijstaan: laat
hen kennis maken met Eukanuba en help hen zo om
hun puppy de beste opvoeding te geven. Geestelijk,
en lichamelijk. Want natuurlijk bevat Eukanuba naast
DHA alle ingrediënten die de jongste viervoeters
nodig hebben om sterk en gezond te worden.

-ocr page 145-

Hoe zorqt u ervoor

V—/

dat de pups van uw cliënten
slimmer, beter trainbaar worden?

Nieuw

puppy- en kitten program ma

DE BESTE START VOOR JE PUP

Als je jezelf het beste geeft, waarom je hond dan niet?

De lams Company heeft speciaal voor uw praktijk een
compleet puppy- en kittenprogramma ontwikkeld. U kunt
als dierenarts gratis puppy- en kittenpacks meegeven aan
nieuwe eigenaren. In een pack zit naast gratis voeding, een
maatbeker, een boekje over voeding en een kortingsbon
t.w.v. 4,50 euro. Hiernaast heeft de lams Company samen
met bekende gedragsdeskundige Sarah Heath een boekje
ontwikkeld over socialisatie en trainingsaspecten voor pups
en kittens. Het boekje wordt ondersteund door een handige
trainingsklikker.

Naast de gratis pakketten kan u rekenen op training van uw
personeel, uitgebreid voorlichtingsmateriaal en aantrekkelijke
beloningen voor uw assistenten.

Voor meer informatie l<unt u contact opnemen met uw buitendienst-
medewerl<er of met de lams Divisie: 030-247 96 65.

BNN-presentatrice Bridget Maasland is sinds vorig jaar de
trotse baas van Tibbs. Via de organisatie Pup in Nood is zij aan
de jonge hond gekomen. Bridget: "ik was eigenlijk al een tijd
op zoek naar een hond, maar ik heb er lang over nagedacht.
Als je namelijk een pup wil, moetje wel beseffen dat dit niet
voor even is, maar minstens 15 jaar duurt. Weet dus waar je
aan begint en verdiep je in een hond. Ik wilde er zeker van zijn
dat ik Tibbs de aandacht kon geven die ze verdient. En dat is
nu geen probleem!"

"Met name voor een pup is het van
belang dat het goed eet en de juiste
voeding krijgt, want alleen op deze
manier geef je een hond de beste start.
Juist nu is het zo belangrijk dat Tibbs
goed groeit, haar botten ontwikkeld
en haar tanden sterk worden. Want
zeg nu zelf, als jij jezelf het beste geeft,
waarom je hond dan niet?"

-ocr page 146-

Toevallig ook de \'Shock-doc\' gezien,
enkele weken geleden? Een documen-
taire waarin indringend werd getoond
hoe Amerikaanse dierenartsen zich
uitleven op het bijsnijden van honden-
oren, het uittrekken van kattennagels,
het plaatsen van siliconentestikels bij
castratie, het doorknippen van stem-
banden en het corrigeren van de zorg-
vuldig gekweekte bulldogplooien. Het presentatiepopje kirde
vrolijk dat deze ingrepen in Nederland verboden zijn en dus
niet voorkomen.

Grensgevallen

Zo bont als de Amerikanen het maken zal het hier misschien
niet zijn, maar of het nu echt niet voorkomt? Het aantal
tuchtzaken over deze materie is niet groot, maar dat heeft
misschien ook te maken met het gegeven dat, in
geval van ontmanteling op verzoek, de ei-
genaar niet snel zal klagen. Je kunt je
bovendien afvragen of het dier er in
sommige gevallen niet van op-
knapt, maar de grens tussen
\'medische indicatie\' en een
uitsluitend door de eigenaar
gewenste ingreep is dun.
Wat moet je bijvoorbeeld
als de kat met het asiel
wordt bedreigd wegens
het bewerken van het
meubilair?

Doorpezen

Zo geschiedde ook bij de
eigenares van een dertien-
jarige kater. Na vijf jaar
gelukkig kattenbezit schaft
ze een nieuwe bank aan. En
ja, dan kun je je als kat natuur-
lijk niet onbetuigd laten. De kater
levert zijn bijdrage aan deze aan-
winst door er flink zijn nagels in te zet-
ten, waarop de eigenares naar de dieren-
arts stapt om te vragen of hij plastic hoesjes om
de nagels van de kat kan aanbrengen. De dierenarts ziet
echter niets in de plastic hoesjes. Hij heeft een betere oplos-
sing: als hij de pezen van de kat klooft kan de kat zijn nagels
niet meer uitslaan in de bank. Dat lijkt de eigenares een
mooie oplossing, en de ingreep wordt uitgevoerd.

Trots vertelt de eigenares aan een vriendin hoe ze haar bank-
stel heeft gered, maar deze vriendin vindt het nogal stuitend,
en belt de Landelijke Inspectiedienst van de Dieren-
bescherming. Die maakt proces-verbaal op tegen de dieren-
arts, waardoor hij een boete van € 250 krijgt opgelegd, maar
daar blijft het niet bij. De zaak wordt ook gemeld bij de
klachtambtenaar van het Veterinair Tuchtcollege. De klacht-
ambtenaar dient een klacht in over de dierenarts, want niet
alleen heeft hij het welzijn van de kat geschaad door de pe-
zen te kloven, de ingreep is ook gewoon verboden op grond
van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.

Veterinai
tuchtrech

Katje met handschoenen

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Kloof tussen weten praktijk?

Volgens de klachtambtenaar had de dierenarts eerst moeten
nagaan of er een minder ingrijpende oplossing voor dit pro-
bleem bestaat. Mocht die geen soulaas bieden, dan had de
dierenarts binnen de grenzen van de wet bijvoorbeeld de na-
gels van de kat kunnen knippen, zodat de kat wel geurbakens
kon plaatsen, maar zonder de bank te beschadigen. De die-
renarts sputtert tegen. Hij heeft de ingreep netjes uitgevoerd,
en de kat komt toch nooit buiten, dus die heeft er geen na-
delige gevolgen van ondervonden. Integendeel,
het heeft de kat juist behoed voor euthana-
sie of het asiel! Hij haalt - inderdaad -
Amerikaanse literatuur aan om aan
te tonen dat de ingreep buiten
Nederland wel legitiem is.
Verder wist hij niet dat de in-
greep in Nederland niet was
toegestaan, dus hij zegt toe
deze niet meer te zullen
uitvoeren.

Ingrijpende ingreep

Overtreding van de wet
doet het nooit erg goed
bij het Tuchtcollege;
een dierenarts moet
zich aan de wet houden,
ook als hij meent dat
handelen in strijd met de
regelgeving in het belang
van het dier is. Met betrek-
king tot dat argument, over-
weegt het Tuchtcollege hier dat
niet is gebleken dat de eigenares de
kat op wat voor manier dan ook van de
hand wilde doen als de dierenarts de ingreep
niet zou uitvoeren. En hoe \'lege artis\' ook uitgevoerd,
een verboden ingreep is een verboden ingreep. Als de ei-
genaar aandacht vraagt voor een dergelijk (gedrags-)pro-
bleem, moet een dierenarts naar andere, minder ingrij-
pende oplossingen die binnen de grenzen van de wet
blijven.

Omdat de dierenarts strafrechtelijk al een boete heeft gekre-
gen, en heeft toegezegd dat hij het nooit meer zal doen, blijft
het bij een berisping. We wachten de tuchtzaak over de cliënt
die wèl dreigt met het asiel of euthanasie dan maar af...

-ocr page 147-

I

kW

• Volledige foetale bescherming

• Jaarlijks 1 herhalingsvaccinatie

• Veilig in alle stadia van de cyclus

• Eenvoudig vaccinatieschema

pregSure-BVD ^^
Voor rundvee^l ^^

fr

B^lJToU^vaccIn

• Verbetert de vruchtbaarheid

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

PregSure BVD: REG NL 10273 UDD. Geïnactiveeid Bovine Virus Diarree (BVD) vaccin. Indicatie: Voor de actieve immunisatie van
vrouwelijk rundvee ter preventie van transplacentaire infectie met BVDV type 1 en de geboorte van persistent geïnfecteerde l<alveren met
BVDV type I. Samerstelling: Geïnactiveerd BVD type I virus, cytopathogeen, stam 5960. Adjuvans: Procision® A. Vaccinatieprogramma:
Basisimmunisatie: 2 doses van 2 ml (SC) met een interval van 3 weken; Hertialingsvaccinatie: Jaarlijks één enkele injectie.
Kanalisatiestatus: UDD, mag uitsluitend door een dierenarts worden toegediend. Overige infomiatie: zie bijsluiter

-ocr page 148-

In de serie interviews met hoogleraren van de Faculteit der Diergeneeskunde neemt dit interview met prof. dr Henk Vaarkamp in
meerdere opzichten een aparte plaats in. Henk Vaarkamp is enkele jaren geleden, na een lange carrière in de praktijk en het be-
drijfsleven, als hoogleraar aan de Faculteit der Diergeneeskunde benoemd. Dit inten\'iew gaat niet zozeer over de afdelingen
waaraan hij leidinggeeft, maar vooral overzijn terugkeer bij de Alma Mater en zijn ervaringen daarbij.

"De ontwikkelingen in de Faculteit der Diergeneeskunde
gaan soms snel en zijn vaak verrassend"

Met deze woorden begint een ongebruil<elijl< interview met een heel
aparte eend in de hooglerarenbijt

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Prof. dr. Henk Vaarkamp keerde in
2003 na 25 jaar praktijk en be-
drijfsleven terug naar de Faculteit
der Diergeneeskunde, in de functie
van hoogleraar Veterinaire Apo-
theek, Management en Praktijk-
voering, interim hoogleraar Inwen-
dige Ziekten van het Paard en
vice-decaan. Een interview over
veranderingen in het diergeneeskundig onderwijs, de rela-
tie tussen onderwijs en onderzoek, de BaMa-structuur, de
feminisering van de beroepsgroep en hoe waardevol de in-
breng van praktijkervaring kan zijn.

Inleiding

Prof dr. Henk Vaarkamp is in 1976 afgestudeerd. Al tijdens
zijn studie was hij druk met inenten tegen mond- en klauw-
zeer en zo kwam hij terecht in de groepspraktijk Diessen. Na
zijn afstuderen is hij hier gaan werken, hoofdzakelijk op het
terrein van de landbouwhuisdieren. Van 1986 tot 1991 was
Henk Vaarkamp voorzitter van de Groep Practici Grote
Huisdieren van de KNMvD. In 1990 werd hij veterinair
hoofddirecteur van de dierenartsencoöperatie AUV In febru-
ari 2001 is Henk Vaarkamp in Wageningen gepromoveerd op
een computersimulatiemodel over samenwerking en voed-
selveiligheid. In augustus 2001 volgde zijn benoeming tot
hoogleraar Veterinaire Apotheek in een deeltijdaanstelling.
In 2003 kreeg hij een volledige aanstelling als hoogleraar
aan de Faculteit der Diergeneeskunde en kwamen manage-
ment en praktijkvoering alsmede externe relaties van de
Faculteit bij zijn leerstoelopdracht. Op dit moment is Henk
Vaarkamp hoogleraar Veterinaire Apotheek, Management en
Praktijkvoering, interim hoogleraar Inwendige Ziekten van
het Paard en sinds 2004 tevens vice-decaan van de Faculteit
der Diergeneeskunde.

Anders dan verwacht

Nadat Vaarkamp na 25 jaar teruggekeerd was bij de Faculteit
der Diergeneeskunde ontdekte hij dat daar natuurlijk heel
veel veranderd was en dat wat langer afgestudeerde dieren-
artsen zich dat vaak niet realiseren. Zij zien de Faculteit in-
stinctief zoals zij die kenden vanuit hun studietijd, maar de
situatie is inmiddels grondig anders geworden. De Faculteit
verandert geleidelijk in een langzaam, continu proces.
Daarnaast verandert de Faculteit ook schoksgewijs en dat
gebeurt met name bij
de invoering van
(sterk) vernieuwde
studieprogramma\'s.
Dit is de afgelopen
tien jaar tweemaal ge-
beurd (Curriculum
1995 en Curriculum
2001) en zal binnen-
kort, waarschijnlijk
in 2007, weer gebeu-
ren met de invoering
van het zogenaamde
BaMa-stelsel (het
Bachelors-Masters-
systeem dat vanuit
Europa door het ver-
drag van Bologna is
opgelegd). Deze curriculumaanpassingen zijn niet zozeer
gebaseerd op veranderingen in het vak, maar vooral op ver-
anderde onderwijskundige inzichten en de verwachtingen
betreffende de toekomstige vraag naar dierenartsen.

Intervie

Voor Henk Vaarkamp was de meest opvallende verandering
de wijze van onderwijs geven. \'Vroeger\' werd het onderwijs
gedomineerd door de hoorcolleges en sommige goede do-
centen (toen nog meestal hoogleraren) hebben daarmee een
diepgaande en blijvende invloed op de meeste dierenartsen
gehad. Dingen die bepaalde hoogleraren onderwezen, kun-
nen veel dierenartsen tientallen jaren later nog reproduceren.
Heden ten dage is het onderwijs veel minder éénrichtings-
verkeer en wordt er een veel actievere inbreng van de studen-
ten verwacht. Het merendeel van het onderwijs wordt gege-
ven in zogenaamde werkcolleges. Dat zijn kleine groepen
van 25 studenten, waarbij de studenten het onderwerp (moe-
ten) voorbereiden en een actieve inbreng (moeten) hebben.
Soms wordt deze doelstelling gehaald, maar soms helaas ook
niet, want de Faculteit is wel veranderd, maar de studenten
veel minder... Daarbij leent het ene onderwerp zich veel be-
ter voor het onderwijs in werkcollegevorm dan het andere.
Tegelijkertijd is er veel minder zogenaamd contactonderwijs
(op dit moment formeel minder dan veertig procent) en is er
veel meer tijd ingeruimd voor zelfstudie. Of dit inderdaad al-
tijd leidt tot voldoende parate kennis bij de studenten, is iets
wat zorgvuldige evaluatie vraagt. Een ftindamenteel pro-

-ocr page 149-

bleem is dat er veel en veel meer \'diergeneeskundigs\' bekend
is dan pakweg dertig jaar geleden, maar dat de lengte van de
studie diergeneeskunde formeel nog steeds zes jaar be-
draagt. Er moeten dus keuzes gemaakt worden.

Ook de ambities van de Faculteit zijn veranderd. Daar waar
men vroeger nastreefde om dierenartsen met kennis en
vaardigheden op hun vakgebied op te leiden, wil men nu na-
drukkelijk ook academici afleveren. \'Academisering van het
onderwijs\' is een belangrijke drijfveer bij de opstelling van
het huidige curriculum geweest. De exacte definitie van dit
begrip blijft echter lastig te geven. Vaarkamp heeft intussen
ervaren dat vierdejaarsstudenten uitstekend in staat zijn om
zaken goed te rapporteren en te presenteren en dat zij snel
een grote hoeveelheid informatie kunnen verzamelen.
Daartegenover staat dat studenten minder parate kennis heb-
ben en veel minder \'rijtjes\' kennen dan voorheen. Die \'rijt-
jes\' zijn echter in de dagelijkse uitoefening van de dierge-
neeskunde vaak wel van essentiële betekenis.

Faculteit der Diergeneeskunde

Dierenartsen zien de Faculteit der Diergeneeskunde als de
organisatie van en voor dierenartsen. De Faculteit is echter
meer. Zij is ook een lid van de Utrechtse universitaire familie
en heeft te maken met allerlei daarmee samenhangende ont-
wikkelingen, zoals de voortdurende discrepantie tussen
plannen en ambities en financiële mogelijkheden. De de-
caan, als leider van de Faculteit, heeft drie hoofdtaken:

- het leiden van een organisatie van meer dan duizend men-
sen op een gebied van ruim zevenhonderd hectares;

- het bewaken van de belangen van de Faculteit binnen de
Universiteit Utrecht;

- de verantwoording voor de positie van de Faculteit in de to-
tale buitenwereld, daarbij rekening houdend met belangrijke
\'stakeholders\' als de ministeries van Onderwijs, Volks-
gezondheid en Landbouw en de Europese organisaties.

De hoofdtaken van de Faculteit zijn onderwijs en onderzoek.
De patiëntenzorg is een afgeleide daarvan, benodigd ten eer-
ste voor het onderwijs, maar tevens ook onmisbaar voor we-
tenschappelijk onderzoek. Als er echter voor gekozen is pati-
ëntenzorg aan te bieden, dan is dit ook een taak die
voortdurend aandacht nodig heeft. Onderwijs of onderzoek
kun je eventueel enkele dagen of weken stilleggen, de pati-
ëntenzorg vraagt 365 dagen per jaar 24 uur per dag aandacht.
Dit gegeven is ook binnen de Faculteit aanleiding tot discus-
sies. Het is goed zich te realiseren dat het \'facultaire dieren-
ziekenhuis\' een opleidings- en onderzoeksinstituut is voor
studenten, dierenartsen en specialisten en dus geen concur-
rent is voor privé-praktijken.

Ontwikkeling binnen leerstoelen

Ook de ontwikkeling binnen de leerstoelen was bij zijn
terugkeer op de Faculteit een
eye-opener voor Vaarkamp. Er
is een veel groter aantal dan vroeger: ruim vijftig leerstoelen
waarvan dertig voltijds. Deze leerstoelen beslaan ook andere
dan de vanouds bekende vakgebieden en hebben tevens een
andere inhoud. Vroeger was een hoogleraar de absolute top-
per op zijn vakgebied, nu wordt de hoogleraar meer gezien
als de teamleider die een groep ultiem vaardige specialisten
aanstuurt.

Het aantal dierenartsen dat werkt binnen de Faculteit der
Diergeneeskunde is opvallend voor velen. Van de duizend
medewerkers zijn ongeveer vierhonderd academici en van
deze academici is ongeveer de helft dierenarts. Van de hoog-
leraren is ongeveer veertig procent dierenarts. Slechts enke-
len van deze dierenartsen hebben praktijkervaring, want het
merendeel is direct na het afstuderen in de academische set-
ting terechtgekomen. Medewerkers, en dus ook hoogleraren,
worden vooral geselecteerd op hun onderzoekskwaliteiten
en nauwelijks op hun onderwijskwaliteiten. Dit heeft alles te
maken met het volgende.

Onderwijs en onderzoek

Hoewel onderwijs een primaire taak van de Faculteit is, geeft
het in tegenstelling tot onderzoek een medewerker binnen de
Faculteit van oudsher weinig status. Er wordt daarom hard
gewerkt om het onderwijs en de status van het onderwijs te
verbeteren. Van iedere medewerker wordt verwacht dat hij of
zij de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) haalt en vervol-
gens ook de Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) verwerft.
Voor onderzoek geldt de academische promotie als
Basiskwalificatie Onderzoek. Het initiëren van eigen onder-
zoek en het begeleiden van promovendi vormen de vereisten
voor de Seniorkwalificatie Onderzoek.
De vaststelling van wat het onderwijs inhoudt, is ook veran-
derd. Daar waar vroeger de hoogleraar de inhoud van het
onderwijs grotendeels alleen bepaalde, wordt de inhoud nu
vastgesteld in Onderwijswerkgroepen (OWG\'s). In deze
OWG\'s wordt door de leden grondig nagedacht over de in-
houd van een bepaald stuk onderwijs. Deze OWG-leden zijn
deels mensen uit het eigen vakgebied, deels mensen uit aan-
palende vakgebieden, maar het zijn ook mensen van buiten
(bijvoorbeeld practici). Voor ieder stuk onderwijs wordt een
raamplan (soort \'handboek soldaat\') geschreven en dit raam-
plan wordt jaarlijks geëvalueerd. Ondanks al deze inspan-
ningen houdt het onderwijs onvoldoende status en daar moet
naar de mening van Vaarkamp wel verandering in komen.
Hij is van mening dat juist hooggewaardeerd ondeiwijs een
eerste vereiste is voor een goede opleiding tot dierenarts.
Binnen het onderwijs zijn er ook veranderingen opgetreden:
daar waar vroeger de meeste nadruk op de landbouwhuisdie-
ren lag en dus op economische aspecten, ligt nu het zwaarte-
punt bij de gezelschapsdieren en dus veel meer op emotio-
nele aspecten.

Ook over het onderzoek is momenteel binnen de Faculteit
een omwenteling gaande. De Faculteit probeert de weg van
\'focus en massa\' die door de Universiteit Utrecht is ingezet
te volgen. Echter, het blijft lastig om een goed evenwicht te
vinden tussen fundamenteel onderzoek, dat in principe een
hogere status heeft en gemakkelijker gefinancierd kan wor-
den en klinisch toegepast onderzoek, dat voor de ontwikke-
ling van diergeneeskunde (en het werkplezier van de clinici)
van groot belang is.

Taken

Henk Vaarkamp is voorzitter van de OWG Farmacie, van de
OWG Diergeneeskunde en Samenleving (een integratie van
de vroegere vakken Wetskennis, Gerechtelijke Diergenees-
kunde en Ethiek) en de OWG Management en Praktijk-
voering. Dit laatste vak is van groot belang voor de toekom-
stige studiepadkeuze van de studenten. In het Curriculum
2001 moeten de studenten al vroeg kiezen welk studiepad zij
willen volgen (gezelschapsdieren, paard, landbouwhuisdie-
ren/volksgezondheid & voedselveiligheid of bestuur & be-
leid). De studie diergeneeskunde leidt nog steeds op tot de

-ocr page 150-

algemene bevoegdheid en gezien de ontwikkelingen in
Europa en Amerika zal dat ook nog wel zo blijven. Binnen
deze algemene bevoegdheid geeft de Faculteit der
Diergeneeskunde de studenten specifieke startcompetenties
mee zoals verwoord in de studiepaden. Om de studiepad-
keuze meer gefundeerd te kunnen doen, moeten de studenten
in het vak Management en Beroepsoriëntatie in groepjes van
tien aan de hand van summiere gegevens zelf een groeps-
praktijk ontwerpen. Zij moeten zich een mening vormen
over alle aspecten die daarmee samenhangen: samenstelling
van de praktijk, inrichting kliniek, personeelsbeleid, auto-
matisering, gebouwbeheer, certificering en nascholing, et
cetera. Vervolgens moeten de studenten hun plan qua rea-
liteit en haalbaarheid verdedigen tegenover een practicus
van buiten de Faculteit. Dit is voor veel studenten een
eye-
opener.

De nieuwe Bachelors-Masters structuur zal de studiepad-
keuze wel weer wat naar achteren schuiven. In de BaMa zijn
de eerste driejaar (Bachelors) gelijk voor iedereen. Ook het
eerste jaar van de Masters (vergelijkbaar met de huidige uni-
forme co-schappen) zal gelijk zijn voor alle studenten. Pas in
de laatste twee jaar van de Masters zal er verder gedifferenti-
eerd worden.

Heikele punten

De feminisering van de diergeneeskunde is op dit moment
een punt van zorg. Door de decentrale toelating (dus zonder
loting) van 75 studenten per jaar die de Landbouwhuis-
dierenrichting willen volgen, is de verhouding dames/ heren
weer naar 80%-20% getrokken. Vóór het invoeren van deze
decentrale toelating leek het erop dat meer dan 95% van de
studenten van het vrouwelijk geslacht zouden zijn.
In de humane sector is al wat langer ervaring met de femini-
sering van het artsenberoep en daar is vastgesteld dat vrou-
welijke afgestudeerden significant minder vaak voltijds wer-
ken en ook in totaal minder jaren hun beroep uitoefenen.
Voor de diergeneeskunde is dit niet anders. Dit betekent dat
er, ondanks de opleidingscapaciteit van 225 studenten per
jaar en een krimpend werkveld in de landbouwhuisdieren-
sector, mogelijk de komende jaren toch een gebrek aan die-
renartsen kan ontstaan.

Inbreng

Henk Vaarkamp ziet zijn eigen bijdrage aan de Faculteit
vooral op het gebied van de inbreng van praktijkervaring, er-
varing in het bedrijfsleven en van realiteitszin. In de univer-
sitaire wereld groeiden de bomen lange tijd tot in de hemel.
Nu echter komt ook daar een periode van relatieve krapte en
moet er gereorganiseerd worden. Dat is overal in de buiten-
wereld het geval en nodig om te overleven. Reorganisaties
zijn vaak schokkend voor de betrokkenen, maar bieden ook
nieuwe kansen en kunnen leiden tot verbeteringen.

Last but not least

Iedere dag rijdt Henk Vaarkamp met veel plezier naar zijn werk
en als hij het UMC passeert is hij steeds weer blij dat hij verder
mag rijden naar Diergeneeskunde. Het is hem opgevallen dat
de medewerkers van de Faculteit der Diergeneeskunde zeker
geen aselecte steekproef vormen van de Nederlandse samenle-
ving. De Faculteit biedt mensen veel vrijheid en mensen doen
er vaak wat ze het liefste doen en het beste kunnen. Daardoor is
er doorgaans een heel positieve en fijne werksfeer. Ook is het
hem bijvoorbeeld opgevallen dat de Diergeneeskundige
Studenten Kring (DSK) heel wat meer in haar mars heeft dan in
zijn eigen studententijd. Deze organisatie is duidelijk de kin-
derschoenen ontgroeid en heeft zich ontwikkeld tot een stu-
dentenorganisatie die haar mannetje staat.

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van
de hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Ecthyma-infecties bij de mens

B. Schimmer, H.C. Sprenger, P.J. Wismans en P.J.J. van Genderen. Ned Tijdsch Geneesk 2004:148: y88-gi.

Er worden drie humane patiënten be-
sproken die de virale ecthyma conta-
giosum-infectie (\'zere bekjes\' of
\'Orf\') hadden opgelopen aan de han-
den. Dierenartsen kunnen met deze
zoönose worden geconfronteerd als
beroepsziekte of tegenkomen bij ei-
genaren of verzorgers van schapen en
geiten. Dat de etiologie divers kan
zijn blijkt uit de besproken gevallen. Het ging hier om een
vrouw die in een islamitische slagerij werkte en zichzelf sneed
tijdens het snijden van schapenvlees; een vrouw die op de kin-
derboerderij een paplam de fles gaf en deze vervolgens nog
even op de vingers liet zuigen en een boerin. Uit de bespreking
blijkt dat naast schapen en geiten ook rendieren en kamelen een
rol in de besmetting kunnen spelen. Bij de mens beperkt de in-
fectie zich tot een solitaire huidafwijking of een klein aantal

Referaten

huidafwijkingen (blaren, ulcura), meestal aan de hand of de
ann, maar soms kan het gezicht, het oog of het perianale gebied
betrokken zijn. De aanwezigheid van huidtrauma of vemiin-
derde immuunstatus leidt tot een grotere kans op infectie. Het
blijkt dat de infectie bij de mens steeds vaker wordt gezien in
stedelijke gebieden, in het bijzonder moslimgemeenschappen.
De aandoening geeft nonnaliter weinig systemische klachten
en geneest spontaan zonder littekenvorming na gemiddeld zes
weken. De infectie kan niet van mens op mens worden overge-
dragen. Er is geen behandeling noodzakelijk, tenzij een secun-
daire bacteriële infectie ontstaat waarbij een antibioticum is ge-
ïndiceerd. Tijdige herkenning van de aandoening voorkomt
onnodige chirurgische interventies of antibiotische behande-
lingen.

P.A.M. Overgaauw

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, SEPTEMBER, AFLEVERING I7, 2OO5

528

-ocr page 151-

l \\

OrsVct™ is een uniek systeem dat de vorming
van tandplak en tandsteen significant vermindert.

OrsVCt™ verlengt liet resultaat van de
gebitsreiniging door de remmende werking op
de aanhechting van voedselresten en bacteriën.

OraVet" Beschermende Gel wordt in de
dierenartsenpraktijk, na de gebitsreiniging, op de
tanden aangebracht.

OraVet™ Xandplak Preventie Gel wordt
daarna eens per week door de eigenaar aangebracht.

OraVet

Professionele gebitsbescherming voor de hond

Voor meer informatie:

MERIAL B.V. Postbus 2009, 1990 AAVelserbroek, telefoon 023-52010 80, www.oravet.com

Oril/ef" IS een geregistreerd handelsmerk van MERIAL. ® MERIAL 2005. Alle rechten voodjehouóen, Matt Art NL 12329/0805.

MERIAL

-ocr page 152-

Reactie op ingezonden briefin het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
75 augustus 2005;

BVD-aanpak: preventie van de heer LR.M. Verberne

A. F. G. Antonis\' en W. H. M. van der Poel\'

Collega Verberne schrijft in zijn
brief \'BVD-aanpak: preventie\', dat
de aanwezigheid van afweerstolfen,
schade door besmetting voorkomt.
Deze redenering is ons inziens wel-
licht wat kort door de bocht.
Wanneer een rund wordt blootge-
steld aan een pathogeen leidt dat niet
altijd tot een infectie. Onze ervaring
is dat niet alleen een minimale dosis van een pathogeen nood-
zakelijk is om tot een infectie te leiden, maar dat ook de wijze
waarop de gastheer in contact komt met een pathogeen essen-
tieel is. Enkele jaren geleden hebben wij kalveren onder ex-
perimentele omstandigheden blootgesteld aan verschillende
hoeveelheden BVDV Na toediening van een lagere dosis in-
fectieus virus blijken minder dieren te worden geïnfecteerd.
Bij een introductie van BVDV in een naïeve populatie wor-
den niet altijd alle dieren geïnfecteerd. Wij hebben bijvoor-
beeld wel eens een BVDV introductie op een bedrijf waarge-
nomen vanuit een nabij gelegen rundveebedrijf waar
dragerkalveren rondliepen. Waarschijnlijk werd het virus
door (professionele?) bezoekers aan de bedrijven overge-
bracht. Slechts een klein deel van de dieren (<5%) bleek in de
loop van de tijd te zijn geïnfecteerd. De horizontale spreiding
door transient geïnfecteerde runderen was blijkbaar beperkt
gebleven. Waarschijnlijk speelt het aangeboren, aspecifieke
afweersysteem hierbij een grote rol en dus niet alleen de be-
drijfsomstandigheden.

Onder experimentele omstandigheden is het wel mogelijk om
in 100% van dc gevallen een infectie te induceren. Naïeve
runderen die worden blootgesteld aan een éénmalige dosis vi-
rus die ongeveer gelijk is aan de hoeveelheid infectieus
BVDV die overgedragen wordt door een persistent geïnfec-
teerd kalf, ontwikkelen allemaal een BVDV-infectie. Deze
infecties verlopen zeker niet in alle gevallen symptoomloos.
In onze waarneming gaan de meeste van deze infecties wel
degelijk gepaard met klinische verschijnselen. Deze ver-
schijnselen zijn vaak niet al te ernstig, weliswaar afhankelijk
van het type BVDV. In de meeste gevallen wordt ook een leu-
copenie waargenomen

Wat betreft BVDV-preventie kan gezegd worden dat het voor-
komen dat een naïeve populatie in aanraking komt met de pa-
thogeen, beter is dan het bestrijden van de klinische infectie.
In de afgelopen jaren hebben wij verschillende typen BVDV
vaccins onderzocht op hun werkzaamheid. Een vaccin dat de
infectie volledig voorkomt zijn wij daarbij niet tegengeko-
men. Wat de meeste vaccins wel doen is de virusuitscheiding

\' Projectleider BVDV.

^ Onderzoeksleider afdeling InfectiebiologieVirologie. Divisie Infectieziekten van
ÏD-Lelystad, onderdeel van de Animal Sciences Group van Wageningen UR.

Ingezonde

en de klinische verschijnselen na infectie in meer of mindere
mate reduceren. Antistoffen spelen daarbij vrijwel zeker een
rol, maar hoe groot de rol van antistoffen is in de specifieke
afweer tegen BVDV, is nog niet volledig opgehelderd. Het
aantonen van antistoffen alleen, zegt in ieder geval onvol-
doende over de immuunstatus. De hoeveelheid, de fiinctiona-
liteit van de afweerstoffen en tegen welk onderdeel van het vi-
rus ze zijn gericht, zouden wel eens kritische factoren kunnen
zijn. Daarnaast is het niet onwaarschijnlijk dat ook andere
compartimenten van het afweersysteem een belangrijke rol
spelen bij de afweer. Bij niet-celpathogene virussen, zoals
BVDV, spelen bepaalde T-cellen (cytotoxische T-cellen) wel-
licht een grotere rol dan willekeurige antistoffen.
De BVDV-immuunstatus van een rundveebedrijf kan dus niet
vastgesteld worden door het uitsluitend bepalen van antistof-
fen. Dat is dan ook niet primair het doel van de detectie van
BVDV-antistoffen in tankmelk of bloedmonsters zoals dat
wordt geadviseerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren in
het kader van het B VDV-programma. De door de GD geadvi-
seerde detectie van BVDV-antigeen en antistoffen in het be-
strijdingsprogramma zijn erop gericht om een goede inschat-
ting te maken van de BVDV-situatie op een bedrijf om
vervolgens op besmette bedrijven te bekijken wat de beste
strategie is om het virus te elimineren, en op onbesmette be-
drijven een nieuwe introductie tijdig, dat wil zeggen voordat
er grote schade ontstaat, te detecteren waarbij dan, ons in-
ziens volkomen terecht, gefocusseerd wordt op de BVDV-
dragers die een sleutelrol spelen in de epidemiologie van
BVDV

Wat betreft vaccinatie kan wel gesteld worden dat levende
vaccins doorgaans potenter zijn. In veel gevallen zijn levende
vaccins beter in staat om een optimale immuunrespons te in-
duceren: een cytotoxische T-lymfocyten respons, een geba-
lanceerde T-helper lymfocyten-respons en voldoende neutra-
liserende antistoffen. Anderzijds moet men zich realiseren
dat levendvirusvaccins andere risico\'s met zich mee kunnen
brengen: verzwakte vaccinvirussen kunnen opnieuw virulent
worden, maar zich ook spreiden in een populatie met allerlei
mogelijk ongewenste gevolgen van dien.
In Nederiand zijn verschillende geïnactiveerde BVDV-vac-
cins geregistreerd. Drie daarvan claimen de foetus te bescher-
men tegen transplacentale infectie in de eerste (meest kriti-
sche) periode van de dracht. Om de verschillende vaccins
goed te kunnen vergelijken, zouden de verschillende produc-
ten onder gelijke omstandigheden getest moeten worden.
Data van een dergelijk vergelijkend onderzoek zijn nooit ge-
publiceerd. De overige BVDV-vaccins claimen een vermin-
dering van de ernst van respiratoire aandoeningen, leucope-
nie en/of virusuitscheiding. Deze laatste groep lijkt minder
geschikt om de verspreiding van BVDV terug te dringen,
maar kan mogelijk goed ingezet worden op bedrijven om kli-
nische BVDV-problemen te reduceren.

-ocr page 153-

Wat is de basisverzekering?

De basisverzekering gaat
voor iedereen die (rechtma-
^^^^^^^ tig) in Nederland woont gel-
l^^ffffff^ den. Het onderscheid tussen
([ ziekenfonds en particuliere
1 ziektekostenverzekering ver-
PHCTjfSff hiermee.

De nieuwe verzekering is voor
iedereen toegankelijk, ongeacht leeftijd, gezondheid of
inkomen. Verzekeraars krijgen de plicht om iedereen te
accepteren voor een wettelijk vastgelegd pakket. De
nieuwe verzekering dekt de kosten van alle noodzake-
lijke medische zorg. Daar staat tegenover dat alle
Nederlandse inwoners verplicht zijn zich te verzekeren
tegen ziektekosten.

De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht voor haar ver-
zekerden. De verzekerde heeft recht op zorg in natura
of op vergoeding van de gemaakte kosten.

Verzekeraars mogen zelf de premie vaststellen. Wel
moeten ze alle verzekerden, los van hun leeftijd of ge-
zondheid, dezelfde premie berekenen voor hetzelfde
pakket.

De no-claimteruggaaf geldt ook voor de basisverzeke-
ring. Als mensen minder dan 255 euro aan zorgkosten
per jaar besteden, krijgen ze het overgebleven deel op
hun rekening teruggestort. Dit is de no-claimteruggaaf
die in 2005 al voor ziekenfondsverzekerden is inge-
voerd.

Verzekeraars kunnen verschillende eigen risico-moge-
lijkheden aanbieden, tot 500 euro. Wie dat wil, kan
naast de no-claimteruggaaf een vrijwillig eigen risico
nemen. De premie wordt dan lager.

De premie ligt waarschijnlijk tussen de 1.000 en 1.200
euro per persoon per jaar. Kinderen tot 18 jaar betalen
geen premie.

Verzekeraars kunnen straks ook collectieve pakketten
aanbieden. Verzekeraars mogen een korting tot tien
procent geven op deze pakketten.

Verzekerden kunnen elk jaar opnieuw beslissen of ze
toch niet liever naar een andere verzekeraar gaan.

Om de kosten van de premie ook na invoering van de
basisverzekering voor iedereen betaalbaar te houden,
komt er een zorgtoeslag. De hoogte van die zorgtoeslag
is afhankelijk van het inkomen. Je vraagt de zorgtoeslag
aan bij de Belastingdienst.

De huidige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
(AWBZ) gaat veranderen. De AWBZ wordt kleiner en er
vindt een verschuiving plaats. Een deel van de geestelijke
gezondheidszorg, zoals kortdurende psychologisch hulp,
wordt per 2006 uit de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ) overgeheveld naar de basisverze-
kering. En een deel gaat over naar de gemeente op basis
van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO),
bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp.

Waarom komt er een basisverzekering?

De overheid is van plan om op 1 januari 2006 de basis-
verzekering in te voeren. Als er niets verandert in de ge-
zondheidszorg, gaan de kosten namelijk steeds
zwaarder drukken op de inkomens van burgers en de
lasten van werkgevers. Premiestijgingen zijn dan, naast
invoering van meer eigen bijdragen, onvermijdelijk.

De overheid vindt het belangrijk dat de consument kri-
tisch is. Niet alleen tegenover de zorg die hij krijgt, maar
ook tegenover de zorgverzekering die hij heeft. De over-
heid denkt dat, als de consument bewuste keuzes maakt,
de kosten omlaag gaan. Zorgverleners en zorgverzeke-
raars moeten dan namelijk meer concurreren.

Met de komst van de basisverzekering is het voor verze-
kerden makkelijker om zorgverzekeraars met elkaar te
vergelijken en te wisselen van zorgverzekeraar. De keu-
zegids van de Consumentenbond en de internetsite van
VWS:
kiesbeter.nl, zijn een aftrap van deze veranderin-
gen.

Daarnaast wil de minister in de nieuwe verzekering de
contracteerplicht gedeeltelijk afschaffen. Kern van dit
idee is dat de zorgverzekeraars, die er in slagen voor
een scherpe prijs goede zorg in te kopen, dit tot uiting
kunnen brengen in een lagere premie.

Met zorgverleners die te duur zijn of onvoldoende kwa-
liteit leveren hoeft geen contract meer afgesloten te
worden. Zorgverzekeraars kunnen daarnaast ook in zee
gaan met nieuwe zorgaanbieders, bijvoorbeeld particu-
liere instellingen. Per 1 februari 2005 hebben we hier
een start mee gemaakt met fysiotherapie en een deel
van de ziekenhuisbehandelingen.

Welke belangrijke beslissingen moet de overheid nog
nemen?

Op 14 juni 2005 is de Eerste Kamer akkoord gegaan
met de Zorgverzekeringswet en de Wet op de Zorg-
toeslag. Vervolgens moet de Tweede Kamer nog een
beslissing nemen over een algemene maatregel van
bestuur waarin aanspraken en verevening worden gere-
geld. Tot slot moet de Tweede Kamer zich in het najaar
nog buigen over de Invoeringswet. Hierin staat bijvoor-
beeld wanneer verzekerden hun definitieve keuze ge-
maakt moeten hebben.

Bron: Meeüs, Afdeling Vrije beroepen, telefoon (076) 5313480.
In het volgende TvD besteden we aandacht aan veelgestelde vragen
en antwoorden. Deze kunt u alvast raadplegen via de website, zie
www.tinmvd.nl, knop [KNMvD], [nieuws].

-ocr page 154-

Klinisch bewezen

VETERINARY

EXCLUSIVE

MOBILITY DIET

Houdt honden in beweging!

<
X

Sinds de introductie in 2002 is het Mobility Support Diet met succes voorgeschreven aan een
groot aantal honden met gewrichtsproblemen. Uit onderzoek blijkt dat bij grote honden nog
betere resultaten te behalen zijn met een aangepaste receptuur. Daarom heeft Royal Canin, naast
het Mobility
Support Diet, Mobility Special Large Dog ontwikkeld, een dieetvoeding afgestemd op
de specifieke voedingsbehoeften van grote honden.

Mobility Special Large Dog biedt:

• een verhoogd gehalte ( 50 %) aan Groenlipmossel (GLM), een uniek ingrediënt in voeding voor
de hond met een ontstekingsremmende, pijnstillende en kraakbeenondersteunende werking

• een verhoogd gehalte ( 60 %) aan omega-3-vetzuren, die eveneens een ontstekingsremmende
en pijnstillende werking hebben

• glucosamine en chondroïtine ter ondersteuning van het gewrichtskraakbeen

• licht verteerbare ingrediënten, speciale voedingsvezels en FDS voor een optimale spijsvertering

• een brokgrootte afgestemd op de grote hond

Referentie: Servet, E. et al, Royal Canin Research Centre, France - Dietary Intervention can improve the clinical signs in osteoarthritic dogs.
Expanded abstract, Waltham International Nutritional Sciences Symposium, Washington DC, September 2005.
Aan te vragen bij de Royal Canin dierenartsenbezoeker..

\'•Ml\'

ROY><L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400 (productinformatie)
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: vwvw.royalcanin.nl

-ocr page 155-

Katten met FORL

H.E. Vrieling

Een frequent en ernstig probleem bij Ivatten zijn \'Feline
Odontoclastic Resorptive Lesions\'(FORL) (Foto 1). Deze
laesies ontstaan doordat cellen (odontoclasten) aangezet
worden tot resorptie van het tandweefsel, dentine en ce-
ment. De laesies verzwakken de tand en kunnen afhanke-
lijk van de ernst tot in de pulpaholte voortgeschreden
zijn. De kat vertoont heftige pijnen, weigering om te eten
en \'afbrokkelende\' gebitselementen. Verschillende thera-
pieën zijn in het verleden toegepast. De enige effectief ge-
bleken \'therapie\' om de kat een pijnvrije bek te bezorgen
tot op heden is extractie van de aangedane elementen.
Een erg lastige en geduld vergende behandeling, daar de
elementen vaak afbreken omdat ze al verzwakt zijn en
vaak ook ankylotisch zijn. De etiologie van FORL is nog
niet bekend. Preventieve maatregelen zijn daardoor ook
nog niet te nemen.

In een recent onderzoek is beschreven dat 76 procent van
elementen die als \'gezond\' waren aangemerkt histologisch
reeds resorptie aan tandhals of tandwortel vertoonden (1).
Bij de UKG vindt op dit moment een onderzoek plaats naar
de etiologie en zo mogelijk gerichte behandeling van FORL.
Ook kan het onderzoek mogelijk leiden naar preventieve
maatregelen om FORL te voorkomen.
Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op de Universiteits-
kliniek in Utrecht door Henriëtte Vrieling, die afstudeerde in
1998 als tandarts en in 2004 als dierenarts.
In het kader van dit onderzoek zal bij katten verwezen naar
de universiteitskliniek in verband met FORL het aantal door
FORL aangedane elementen en de uitbreiding van deze lae-
sies geïnventariseerd worden. Dit zal gebeuren door klinisch
en tandheelkundig radiologisch onderzoek.
Naast het extra-
heren van sterk aangetaste elementen, zal een topicale
behandeling aangebracht worden om de odontoclasten-

activiteit af te remmen en zodoende de resterende ele-
menten te beschermen. Om het effect van deze topicale
behandeling te beoordelen en zonodig te herhalen zal na
één maand een controlebezoek plaatsvinden.

Wij verzoeken u katten in uw praktijk die aangedaan zijn met
FORL te verwijzen voor onderzoek en behandeling naar de af-
deling tandheelkunde van de UKG, drs. H.E. Vrieling. U kunt
via het telefonisch spreekuur van de orthopedie-neurochirur-
gie-tandheelkunde (dinsdag, woensdag en vrijdag van 8.30-
8.50 uur op telefoonnummer 030-2539388) een afspraak (la-
ten) maken voor de poli tandheelkunde, welke in de regel
plaats heeft op donderdag.

Voor dringende vragen over dit onderzoek kunt u via de balie
(030-2539411) telefonisch contact opnemen met Henriëtte
Vrieling.

I. Roes F, und Möllenheck S. Untersuchungen zur
Pathogenese de Felinen Odontoklastischen Resorptiven
Läsion (FORL). Kleintierpraxis 48, heft II (2003), Seiten
657-724.

Nascholingsactiviteiten Vet®Med*Lab

Vet* Med\'Lab organiseert in sep-
tember en oktober 2005 een aantal
workshops en een lezing. Drs.Tjerk
Bosje, specialist Interne Genees-
kunde der Gezelschapsdieren,
geeft een drietal workshops over de
interpretatie van bloeduitslagen bij
gezelschapsdieren. Prof. dr. Hart-
mann, specialist Interne Genees-
kunde en hoofd van de afdeling Gezelschapsdieren aan de
Universiteit van München, houdt een (Engelstalige) lezing
over de diagnostiek van infectieuze ziekten bij honden.
Hierbij komt onder andere de actuele stand van zaken met
betrekking tot Leptospirose en Parvo aan de orde en is er
aandacht voor het huidige vaccinatiebeleid.

De workshops van drs. Tjerk Bosje vinden \'s avonds plaats
van 19.00 tot 22.00 uur, op donderdag 15 september in
Deventer, donderdag 29 september in Amsterdam en don-
derdag 6 oktober in Eindhoven.

De lezing van prof dr. Hartmann is zaterdagmiddag 22 okto-
ber van 13.30 tot 17.30 uur in Nijkerk. De kosten voorbelde
activiteiten bedragen € 40,- per persoon.

Indien u belangstelling heeft, kunt u bellen met de regioma-
nager drs. Lisetta Verkleij (telefoon (030) 6874092; maan-
dag, dinsdag en donderdag).

-ocr page 156-

Kwaliteit was altijd al belangrijk maar heden ten dage
moet ook aantoonbaar zijn dat de afgesproken kwaliteit
geleverd wordt. Kwaliteitssystemen gebaseerd op
HACCP en GMP doen overal hun intrede en ook in de
vleessector is dat aan het gebeuren.
Risicoanalyse van het proces speelt daarbij een belang-
rijke rol. Daarom hebben we een aantal deskundigen ge-
vraagd om vanuit hun positie/schakel in de vleesketen
aan te geven hoe die kwaliteitssystemen totstandkomen
en hoe de overheid en bedrijfsleven zo\'n risicoanalyse in
de praktijk uitvoeren.

Het symposium vindt plaats op 28 september 2005 op de
Faculteit der Diergeneeskunde (de Uithof), in de collegezaal in
het hoofdgebouw, Yalelaan 1 te Utrecht. Aanvang 13.30 uur

Sprekers

De sprekers en onderwerpen van het symposium zijn:

• Hans Beuger (VWA): de zienswijze van de overheid met
betrekking tot de regelgeving en het toezicht op de naleving.

• Manfred Hessing (Nutreco): de schakel diervoeder, in-
vulling door het bedrijfsleven. Kwaliteitsborging voor de
gebruiker (veehouder). Kan de veehouder daar blind op
varen? Ook zal hij de code eigen teelt meenemen. Ook
daaraan ligt uiteraard een risicoanalyse ten grondslag.
Ook zal worden ingegaan op de \'pilot\' in het kader van
modernisering keuring.

• Annechien ten Have-Mellema (voorzitter LTO varkens-
houderij): neemt de schakels primair bedrijf en slachthuis
onder de loep. Good Farming Practices (GFP) op primaire
bedrijf met de levende dieren en de HACCP in slachterij
fase.

• Jan Heemskerk (Clitravi): neemt de schakel verwerking
onder de loep. Tenslotte moet het vlees verkocht worden
met de kwaliteitsgarantie opgebouwd in de productieke-
ten en aan de verwerking kleven wellicht ook risico\'s die
beheerst moeten worden. Ook daar moet dus eerst over
nagedacht worden.

• Henk Verburg (GKZ): zal optreden als voorzitter tijdens
het symposium.

In verband met de perikelen rond de verandering met betrek-
king tot VKO, wordt deelnemers een
bewijs van deelname
verstrekt,
waarbij ervan wordt uitgegaan dat dit equivalent
is met vijf studiepunten in het kader van na-en bijscholing.

Kosten

€ 15 voor leden KNMvD en € 25 voor niet-leden.
Contant te voldoen aan de zaal.

Aanmelding

Aanmelding kan per e-mail: Henk. Verburg@wolmail.nl. Na
aanmelding volgt bevestiging in verband met bewijs deel-
name.

De voorzitter van GKZ onderstreept in een korte bespie-
geling, hieronder het belang van HACCP in de vleesketen
nog eens aan de hand van de praktijk.

De afgelopen jaren is er veel veranderd in de dierlijke pro-
ductieketens. Dit herinnert mij aan de uitspraak van de prak-
tiserend dierenarts bij ons thuis op de boerderij middenin de
nacht na een zware verlossing van een koe en bij een glaasje
Els (de lokale Zuid-Limburgse jenever). Al mijmerend over
mijn opmerking dat ik ook wel dierenarts zou willen worden;
\'het wordt nooit meer zoals het geweest is\'. Wij hadden alle-
bei gelijk, het wordt altijd anders en de uitdaging blijft be-
staan. Een van die uitdagingen is HACCP Er is al veel over
geschreven en gezegd, zelfs het Europees Parlement heeft er
een mening over: \'HACCP op het boerenerf
hoeft niet te
worden doorgevoerd, maar in alle andere schakels verderop
in de keten is het verplicht\'. Zie hier de uitdaging, als we echt
stappen willen zetten in de keten dan gaan we met zijn allen
naar HACCP Als we met z\'n allen goed nadenken en het
slim invullen, dan leggen we daarmee een stevige structuur
voor de toekomst, gericht op de consument en de burger. In
de ontwikkelingen van HACCP in de voedingsmiddelen-
sector is het duidelijk dat we naar een wereldwijde standaard
gaan. Ook grote Nederlandse bedrijven in de voedingsmid-
delensector hebben de afgelopen jaren hun HACCP-
systemen drastisch herzien en daarmee aansluiting gezocht
bij de grote wereldwijde voedselmarkten. Ik was enkele we-
ken geleden een beetje verrast tijdens het bezoek van een of-
ficiële Chinese delegatie met vier hooggeplaatste veterinai-
ren. Zij hanteerden dezelfde HACCP-standaard als de
USDA die net een week daarvoor, na een audit van een
maand, uit Nederland was vertrokken.

Het is duidelijk dat HACCP is opgebouwd uit basis hygiëne-
programma\'s met daar bovenop een gerichte aanpak voor
een klein aantal relevante gevaren. De eerste stap hebben we
allang gezet in alle delen van de keten (hygiëne), nu de ver-
volgstap nog. Ik wil daartoe het symposium op 28 september
over HACCP in de vleesketen van harte bij jullie aanbevelen
en ik zie uit naar een inspirerende discussie.

Bert Uriings

Ledenvergadering GKZ

Aansluitend aan het symposium, is er voor de GKZ-leden
de jaarlijkse ledenvergadering. Uitnodiging en agenda et-
cetera zullen nog worden toegezonden.

Symposium: HACCP in de vleesketen

-ocr page 157-

Op vrijdag 28 oktober 2005 organiseert de Werkgroep
Veterinaire Tandheelkunde (WVT) voor de eerste keer
een seminar in het Novotel te Breda in samenwerking
met Acacia Dental Trade & Marketing B.V.
Behoort u tot de dierenartsen die actief aandacht beste-
den aan tandheelkundige behandelingen van hun patiën-
ten? Dan mag u dit seminar niet missen!

De bijeenkomst heeft tot doel de praktiserende dierenarts
kennis te laten maken met gebitsaandoeningen en de behan-
deling daarvan bij het gezelschapsdier. Het is de bedoeling
dat u kennis opdoet die u direct in de praktijk kunt brengen.

De volgende onderwerpen komen aan de orde:

• De parodontologie

De wetenschap die zich bezighoudt met het parodontium
en de ziekten daarvan. Een onderschat gebied in de dier-
geneeskundige praktijk terwijl toch de meeste tandheel-
kundige patiënten er mee te maken hebben. Hoe doet u
de diagnostiek en wat kunt u behandelen?

• Trauma aan gebitselementen

Een veel voorkomend tandheelkundig probleem. Wat
kan de dierenarts zelf behandelen in de praktijk?

Vier sprekers zullen \'s morgens een voordracht verzorgen:

• Lies Paardekooper, WVT-lid, dierenarts

Zij zal bespreken hoe u een goed parodontologisch
onderzoek bij een hond moet uitvoeren.

• Leen Verhoert, Europees specialist veterinaire tandheel-
kunde

Onze Belgische collega en gastspreker zal u laten weten
hoe belangrijk het is om de juiste aandacht te besteden
aan de parodontologische patiënt.

• Henriëtte Vrieling, WVT-lid, tandarts en dierenarts,
hoofdafdeling Geneeskunde voor Gezelschapsdieren
Zij zal dieper ingaan op het grote tandheelkundig pro-
bleem bij de kat: de resorptieve laesies.

• Frans Knaake, WVT-lid, tandheelkundig dierenarts

Hij zal voor de lunch spreken over de verwijspatiënt.
Tweedelijns tandheelkunde?

Het middagprogramma zal worden verzorgd door:

• Dr Joost Roeters, tandarts, faculteit tandheelkunde in
Nijmegen, gespecialiseerd in de adhesieve tandheel-
kunde

Deze tweede gastspreker zal een belangrijke bijdrage le-
veren voor de praktijk. Hij zal een uur spreken over ma-
teriaalkeuze voor restauratieve behandelingen bij die-
ren. Wat kan de dierenarts in zijn eigen praktijk
behandelen?

• Andries van Foreest, WVT-lid, tandheelkundig dieren-
arts VSC \'De WagenRenk\'
zal hem inleiden met een pre-
sentatie van veelvoorkomende tandbeschadigingen die
een restauratieve behandeling nodig hebben.

Dit seminar biedt u de nieuwste inzichten en technieken op
het gebied van een aantal gebitsaandoeningen bij het gezel-
schapsdier De kosten voor dit seminar bedragen € 175,00
p.p. (inclusief lunch). De aanvang is om 9.30 uur, de ge-
plande sluiting om 15.00 uur

Het seminar \'Gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier\'
wordt georganiseerd door Acacia Dental B. V. in samenwer-
king met de WVT. Voor nadere inlichting kunt u contact op-
nemen met mevrouw Mira C. Bezemer-van der Raaij via
telejbonnummer 0255-523701.

Eerste WVT-dag: gebitsproblematiek bij het gezelschapsdier

Lezingen \'Canine Osteoarthritis and Nutrigenomic Technology\'

Hill\'s Pet Nutrition organiseert dit jaar weer een
Europese Speaker Tour om dierenartsen te voorzien van
de meest recente informatie over oorzaken en behande-
ling van aandoeningen bij hond en kat. In 2005 is het
onderwerp van de lezingen:
\'•Canine Osteoarthritis and
Nutrigenomic Technology\'.
Artritis is oorzaak nummer 1
van chronische pijn bij de hond. Dankzij nieuwe techno-
logie kunnen dierenartsen honden met artritis middels
de voeding ondersteunen bij de behandeling.

De avonden beginnen om 20.00 uur, waarna een inleiding
over Nutrigenomic Technology wordt gehouden. Vervolgens
houdt prof dr. H.A.W. Hazewinkel een lezing over osteoar-
tritis bij honden. Daarna is er een lezing over de praktische
toepassing van Nutrigenomic Technology. De avonden wor-
den rond 22.30 uur afgesloten met een buffet.

Data en locaties:

Dinsdag 4 oktober 2005
Donderdag 6 oktober 2005

Dinsdag 11 oktober 2005

Woensdag 12 oktober 2005

Zeist - Hotel Oud London*
Bergen op Zoom - Motel De
Wouwse Tol

Stein - Hotel Van der Valk
Stein-Urmond

Haren - Hotel Mercure Haren
Groningen

Voor meer informatie of inschrijving kunt u contact opne-
men met uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of de Hill\'s
Veterinary Helpline (0800) 0222466.

• Op dezelfde dag en locatie wordt een lezing over hetzelfde onderwerp gegeven door
drs. Diclf van Zuilen voor dierenartsassistentes.

-ocr page 158-

teven buiten de praktijk

r\'y

i>

■m

ij

i

Voor meer Info : ;;

Gert Dc Meulenaere
Dierenarts ^

Tch: 00 32 3::ó05 62 38

i

www. vet - files. com

Volledige automatisatie van de dierenartsenpraktijl

-ocr page 159-

Bijzonder gezinsarrangement de Efteling bij
inschrijving jaarcongres

Vrijdag 7 oictober 2005 staan de al-
gemene vergadering van de KNMvD
en het jaarcongres op de veterinaire
agenda. De jaarcongrescommissie
heeft dit jaar een spectaculaire loca-
tie gevonden: de Efteling. Een loca-
tie die onze verbeelding stimuleert
en onze veterinaire dromen aanwak-
kert. Het jaarcongresthema \'Dromen
over de toekomst\' komt hier dan ook perfect tot zijn recht.
Het is dit jaar spectaculair vanwege het zeer interessante pro-
gramma. De dag na het congres is er een zeer leuk en aan-
trekkelijk gezinsarrangement geregeld voor een bezoek aan
de Efteling; een extra reden naast het jaarcongresprogramma
om te komen.

Programma vrijdag 7 oktober

U wordt ontvangen bij de hoofdingang van de Efteling.
Vandaar wordt u door de Eftelinglakeien begeleid naar het
Eftelingtheater waar het dagprogramma plaats heeft. Zoals
ieder jaar legt het bestuur van de KNMvD verantwoording af
aan de leden in de algemene vergadering. Het ochtendpro-
gramma van de dag staat in het teken van deze vergadering.
In eerste instantie klinkt de algemene vergadering saai, maar
integendeel. In deze vergaderingen worden besluiten geno-
men die voor u als dierenarts van belang zijn, het maakt daar-
bij niet uit of u in loondienst werkt, in het bedrijfsleven werkt
of waar dan ook! Wij blijven een vereniging die juist alle ge-
ledingen binnen de vereniging wil vertegenwoordigen. Let
wel: de vereniging bent u zelf!

Na afloop van de vergadering staat er een heerlijke lunch
voor u klaar.

In de middag begint dan het congresprogramma met het thema
\'Dromen over de toe-
komst\'. De afgelopen
jaren is er veel veran-
derd in de beroeps-
groep en de ontwik-
kelingen gaan nog
steeds door. Elke die-
renarts (praktijk, be-
drijfsleven, overheid,
werkgever, werkne-
mer) heefl met deze
ontwikkelingen te
maken. De ene die-
renarts ziet het als be-
dreiging, de andere
ziet het als kans. Deze
verschillende manie-
ren van benaderen
van de diverse ont-
wikkelingen zorgen
ervoor dat binnen de
leef- en werkomge-
ving van de dierenarts behoorlijke conflicten kunnen ontstaan.
Denk maar eens aan feminisering van de beroepsgroep, ver-
houding wememers-werkgevers, mondige klanten, de over-
heid, generatiekloven, verhoudingen tussen werk en privé.
Guido Boone schetst hoe hij de beroepsgroep op dit moment
ziet, hij houdt ons de spiegel voor. (Een voorproeve kunt u le-
zen in het TvD van 15 mei jongstleden. Hier geeft Guido Boone
zijn visie over de beroepsgroep gezien vanuit de landbouwhuis-
dierensector. Op het congres zal hij een brede benadering voor
heel de beroepsgroep kiezen). GuidoThys neemt de spiegel van
hem over en gaat met u aan de slag om het spiegelbeeld van
onze toekomstdromen in werkelijkheid te creëren.

jaarcongre

Zoals u van ons gewend bent, is er \'s avonds een spetterend
feest georganiseerd in het Fata Morgana. Hier staat u nog een
leuke verrassing te wachten.

Gezinsarrangement

Bij de gedachte aan de Efteling gaat menig hart sneller klop-
pen, want wie heeft er geen mooie herinneringen aan de
Efteling? De jaarcongrescommissie heeft daarop ingespeeld
en heeft een geweldig gezinsarrangement geregeld.
U kunt met uw gezin vrijdagavond 7 oktober overnachten in
het Efteling Hotel. Daar hebben wij speciale gezinskamers
gereserveerd. Ideaal voor het gezin. De volgende dag, dus
zaterdag 8 oktober, kunt u nog lekker nagenieten met het ge-
zin van een dag Efteling. U krijgt toegangskaarten en de ho-
telovernachting tegen een sterk gereduceerd tarief

Het gezinsarrangement kunt u alleen boeken als u zich in-
schrijft voor een programmaonderdeel op de vrijdag.
De congrescommissie heeft er zelfs aan gedacht om een pro-
fessionele oppas te huren voor als u en uw partner vrijdag-
avond naar het congresdiner en feest willen komen.

U kunt al uw wensen
aangeven op het in-
schrijfformulier. In
totaal heeft de con-
grescommissie vijf-
tien geschakelde ka-
mers gereserveerd in
het Efteling Hotel.
Kortom wilt u er ze-
ker van zijn dat u ge-
bruik kunt maken
van dit arrangement,
vult u het formulier
dan zo snel moge-
lijk in, want er geldt:
diegene die het
eerst komt, het eerst
maalt.

Tot vrijdag 7 oktober
2005.

-ocr page 160-

Joost fan Herten

Het reizen met gezelschapsdieren
binnen de Europese Unie (EU) is
sinds juli 2004, na het van kracht
worden van EU-verordening
998/2003, ingrijpend veranderd.
Maar ook voor het reizen naar
landen buiten de Europese Unie
heeft deze verordening conse-
quenties. De Europese Unie heeft
uiteraard geen zeggenschap over de eisen die andere lan-
den buiten de EU aan de invoer van gezelschapsdieren
stellen. De KNMvD houdt de invoereisen van de meest
voorkomende vakantiebestemmingen binnen en buiten
de EU bij. Deze lijst is te vinden op onze website
www.knmvd.nl onder actueel bij dierenpaspoort. Dit
overzicht wordt door ons regelmatig ge-update wanneer
nieuwe informatie voorhanden Is. Gebruik daarom altijd
de meest actuele versie zoals die op de website staat. Een
andere mogelijkheid is om rechtstreeks contact op te ne-
men met de ambassade van het land van bestemming.

Enkele derde landen eisen bij invoer een legalisatie van het
EU-paspoort door een officiële dierenarts. Dit wordt gedaan
door dierenartsen van de Kringkantoren van de VWA/RVV
Wanneer men echter met huisdieren op vakantie gaat naar
landen buiten de EU, dan worden er ook bij terugkomst eisen
gesteld. Identificatie, rabiësvaccinatie en een EU-paspoort
zijn sowieso verplicht. Maar bovendien moeten honden en
katten in dat geval ook een bloedtest hebben ondergaan die
reeds vóór vertrek uit Nederland is afgenomen! Er is geen
termijn aangegeven hoelang voor vertrek de test gedaan
moet zijn. De uitslag moet in ieder geval vóór vertrek binnen
zijn en door een dierenarts aangetekend worden in het EU-
paspoort. Mits binnen de termijnen zoals aangegeven door
de fabrikant van het vaccin wordt gehervaccineerd, is een
dergelijke titerbepaling maar één keer nodig.
Voor een aantal landen, die wat rabiës betreft dezelfde status
hebben als de EU, geldt deze eis niet. Een lijst met landen die
uitgezonderd zijn van een titerbepaling is te vinden op
www.minlnv.nl, tevens is dit aangegeven in de eerderge-
noemde lijst die door de KNMvD wordt bijgehouden.
Wanneer de dieren niet aan de voorwaarden voldoen, han-
teert Nederland op dit moment een thuisquarantaine van der-
tig dagen. De eigenaren kunnen echter in grotere problemen
komen als het dier via een andere lidstaat weer de EU
binnenkomt. Men loopt dan het gevaar dat de dieren gewei-
gerd worden en in een officiële quarantaine moeten worden
geplaatst.

Maatschappi

nieuw

Drs. Joost van Herten is stafmedewerker gezelschapsdieren/paard bij de
KNMvD.

Reizen met gezelschapsdieren buiten de Europese Unie

Website KNMvD nieuwe stijl

De KNMvD onderkent het belang van het medium internet
en investeert daarom in een vernieuwing van haar website.
Op dit moment is het bureau Amgate, gespecialiseerd in
internetprojecten, in de laatste fase van het ontwikkelen
van een nieuwe website voor de leden van de KNMvD. Wat
op dit moment mogelijk is op
www.knmvd.nl zal ook op de
nieuwe site ingebouwd worden. Maar de site wordt duide-
lijk verbeterd.

Er wordt hard gewerkt aan www.knmvd.nl nieuwe stijl.
Behalve dat de website een andere, eigentijdse en meer
overzichtelijke \'look\' krijgt, zal zij ook qua f\\inctionalitei-
ten meer te bieden hebben. Bijvoorbeeld de zoekmachine
die u in staat stelt om de gehele site te doorzoeken, zodat u
gemakkelijk de informatie kunt vinden die u nodig hebt.
Medio september zal de nieuwe site voor de leden bereik-
baar zijn. Via de nieuws-e-mail krijgt u hiervan zo snel
mogelijk bericht, dus mocht uw e-mailadres nog niet be-
kend zijn bij de ledenadministratie, stuurt u dan een be-
richtje naar
leden.adm@knmvd.nl.

VVAA en KNMvD organiseren gezamenlijk informatieavond over de VAR

VVAA en KNMvD organiseren voor dierenartsen die als
waarnemer werkzaam zijn of het plan hebben als waar-
nemer te gaan werken, een informatieavond over de
Verklaring ArbeidsRelatie (VAR).

Met ingang van 1 januari 2005 is de regelgeving over de
VAR gewijzigd. De VAR-WUO
(Winst uit onderneming)
geeft nu aan opdrachtgevers met zekerheid een vrijwa-
ring voor het inhouden van premies werknemersverzeke-
ringen en loonbelasting voor onder andere waarnemers.
Over dit onderwerp worden veel vragen gesteld aan de

VVAA en aan de KNMvD, zodat in overleg besloten is een
gezamenlijke informatieavond te organiseren.

Tijdens de bijeenkomsten komen de volgende onderwerpen
aan de orde: Hoe luidt de wettelijke regeling? Hoe vraagt u
een VAR aan? Hoe pakt dat in de praktijk uit? Wat betekent
het voor u? Hoe zit dat met het belastingregime en BTW?
Zelfstandig of in loondienst; wat is voor u de beste keus?
Hoe zit het met verzekeren van arbeidsongeschiktheid en
aansprakelijkheid?

-ocr page 161-

Na afloop van de bijeenkomst zult u op basis van de ver-
strekte informatie een duidelijk beeld hebben van de
(on)mogelijkheden van de VAR en kunt u voor u zelf bepalen
of het aanvragen van een VAR voor u relevant is.

De informatieavond wordt tweemaal gehouden:

• op donderdag 15 september 2005 in Houten

• op dinsdag 4 oktober 2005 in Utrecht.

Beide informatieavonden starten om 20.00 uur (ontvangst
vanaf 19.30 uur).

De avond wordt verzorgd door mr. R. van der Velden, be-
lastingadviseur bij VVAA Belastingadviseurs en consul-
tants, en door mevrouw drs. M.C. van Oostrum-Schuurman
Hess, stafmedewerker Praktijkmanagement en Belangen-
behartiging van de KNMvD.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de mede-
werkers van VVAA adviesgroep dierenartsen, telefoonnum-
mer (030) 247 49 49 of met mevrouw Van Oostrum van de
KNMvD, telefoonnummer (030) 634 89 00.

Aanmelding

U kunt zich aanmelden via telefoonnummer (030) 247 43 28
of via e-mail
a.hoek@vvaa.nl met vermelding van uw naam,
adres, woonplaatsgegevens en telefoonnummer.

Na inschrijving ontvangt u een bevestiging en een routebe-
schrijving. In verband met de te verwachten grote belang-
stelling, wordt u verzocht uw aanmelding zo snel mogelijk
door te geven.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess

Klein nieuwö vati

CAO, Kans of Bedreiging?

Kent u dat?

Uw personeel wil graag weten wat ze het komende
jaar kunnen gaan verdienen, en u heeft geen idee hoe-
veel het zou moeten zijn. Er zijn vragen over vakan-
tiedagen, nascholingsregelingen, kinderopvang,
ARBO- wetgeving en de arbeidstijdenwet.
Heeft u alle antwoorden?

Diergeneeskunde bedrijven is al moeilijk genoeg.
Als praktijkeigenaar moet u daarbij ook nog eens de
tent draaiende zien te houden, winst (of niet al teveel
verlies) zien te maken, en dan ook nog al die vragen
van uw personeel...

Als (beginnende) werknemer zit je ook niet in een ge-
makkelijk pakket: Je bent al blij datje een baan hebt,
weet überhaupt niet wat er allemaal bij een contract
komt kijken, hebt in het dagelijks leven je handen vol
aan het diergeneeskundig werk, en komt dan meer
dan eens tot de conclusie dat de afspraken die je dacht
zo goed gemaakt te hebben, toch een beetje tegenval-
len...

Hoog tijd dat er aan deze situatie van onzekerheid een
einde komt: Het is voor werkgever en werknemer he-
den ten dage al moeilijk genoeg om in de praktijk het
hoofd boven water te houden. Steeds meer
wetten en regels blijken toch ook echt
voor de veterinaire beroepsgroep te
gelden (ARBO, Arbeidstijdenwet, et
cetera, et cetera) en de kans is groot
dat de situatie in onze beroepsgroep al
maar onstabieler wordt.

4

4

Groot

Daarom is nti het moment gekomen om alle onduide-
lijkheden uit de weg te ruimen, om met elkaar heldere
en eerlijke afspraken te maken die liefst voor alle col-
legae-practici in den lande de Gouden Standaard vor-
men!

Wie maken deze afspraken? De \'bobo\'s in Houten\'?
Die paar jongens van de grote praktijken die overal
met hun neus vooraan staan? Dat clubje vakbonds-
jongeren dat hun plannetje er wel eens even door zal
drukken?
Neen!

Iedere dierenarts die dat wil kan zelf inspraak heb-
ben in de totstandkoming van het stelsel van afspra-
ken tussen werkgevers en werknemers. Iedereen
kan nü bepalen met welke missie hij/zij de BPL of
BPW namens hem/haar naar de onderhandelingsta-
fel stuurt. En eenieder heeft het recht om het eindre-
sultaat van deze onderhandelingen goed- of af te
keuren.

Daar moet u alleen wel wat voor doen: WORDT NU
LID!

Personeel en personeelsbeleid is één van de grootste
economische factoren in de diergeneeskundige prak-
tijk! Dit is iets wat we goed geregeld moeten hebben!
Dit is het moment waarop we zoveel mogelijk in-
vloed kunnen hebben op de samenstelling van
de collectieve arbeidsovereenkomst:
Grijp uw kans! Meld u aan!

GTICjK

Groep Practici Grote Huisdieren

www. bpl-dierenartsen. nl
bpw. dedierenarts. com

-ocr page 162-

Bijeenkomst Regio West van de KNhAvD

Aviaire Influenza en rabiës: een bedreiging voor onze gezondheid?
Dierziektebestrijding in Nederland

Donderdag 15 september 2005 om 19.30 uur vindt de bijeen-

icomst van regio West plaats in Mercure Hotel Amsterdam

Airport (voor route zie www.mercure.nl).

Voordrachten worden gehouden door:

- Drs. K Steijn, medewerker van de afdeling Dierziekten en
Diergezondheid van de VWA, over Rabiës en het afhan-
delen van verdenkingen van dierziekten in Nederland.

- Dr. R.S. Schrijver, Managing Consultant van de Animal
Sciences Group van Wageningen UR: Aviaire Influenza:
een bedreiging uit den vreemde?

- Drs. R Leijs, medewerker van de afdeling Dierziekten en
Diergezondheid van de VWA, over Aviaire Influenza en
het bestrijden van dierziekten in Nederland.

Het programma van deze avond begint om 20.00 uur (vanaf
19.30 uur binnenlopen en koffie) en zal onder andere be-
staan uit een huishoudelijk gedeelte waarbij aandacht is voor
de algemene vergadering van oktober, voor de verkiezing
van twee nieuwe regiobestuursleden\', voor communicatie
vanuit de groepen en informatie vanuit het bestuur en/of het
bureau van de KNMvD.

Wij rekenen wederom op een grote opkomst!
Het bestuur van Regio West van de KNMvD

\' Aftredend en niel herkiesbaar zijn: Remco Schrijver en Catherine Butler. Het bestuur
draagt Floor Stemben en Joyce Parlevliet voor als nieuwe kandidaten. Tegen-
kandidaten kunnen zich tot één week voor de vergadering schriftelijk aanmelden bij
de secretaris.

Uitnodiging Regio Oost vergadering

Woensdag 14 september 2005 organiseert Regio Oost haar najaarsvergadering in het Mercure Hotel te Deventer om 20.00
uur, Deventerweg 121, 7418 DA Deventer, telefoon: (0570) 624022.

Tijdens de Regio Oost Ledenvergadering zal een deel van het huishoudelijke gedeelte van de vergadering gewijd zijn aan het
bespreken van de beschrijvingsbrief van de Algemene Ledenvergadering en kunt u uw stem uitbrengen op de voorstellen van
de Algemene Ledenvergadering.

Na het huishoudelijke gedeelte zal het onderwerp van deze avond zijn:

van afstuderen tot pensioen

Robert Meijer van de Raadgevers Medische Beroepen zal een lezing houden over de niet-veterinaire zaken die van groot be-
lang zijn tijdens uw diergeneeskundige loopbaan.

De bestuursleden van het Pensioenfonds voor dierenartsen F. van den Nobelen en mevrouw F Haffmans houden een korte
verhandeling houden over de wettelijke wijzigingen betreffende het pensioenfonds voor dierenartsen per 1 januari 2006.

In verband met de te verwachten grote opkomst gaarne uw deelname melden bij:

mevrouw Dr. L. van Veen: e-mail: info(ghethazewinkel.nl, adres: W. Vleertmanstraat 2,7575 EC Oldenzaal.

Jubilea september 2005

Onbekend september, H. Oosterhof te Goingarijp, 45 jaar, aanwezig
1 september, J.C. Hekman te IVIaarssenbroek, 30 jaar, afwezig

1 september, J. Kiestra te Wittelte, 40 jaar, afwezig

2 september, J.A. Jongebreur te De Waal, 40 jaar, afwezig

11 september, F.L.M. Konings te Beek en Donk, 35 jaar, aanwezig
11 september, H.G. Rienks te Ortisei (Italië), 35 jaar, afwezig

11 september, Dr. A. Zikken te Vasse, 35 jaar, afwezig
11 september, C.Th. A. Straver te Snelrewaard, 35 jaar, afwezig
19 september, A.F.J. Bogaerts te Helmond, 25 jaar, aanwezig
19 september, P.N.G.M. van Beek te Breda, 25 jaar, aanwezig
19 september, A.J. de Reus te Purmerend, 50 jaar, afwezig
19 september, R. Heemstra te Havelte, 50 jaar, afwezig
22 september, D.J. Poppema te Haren (Gr), 35 jaar, afwezig

29 september, R.E.G. Plantinga te Antwerpen (België), 35 jaar, afwezig

30 september. Mevr. Drs. E. Lindenhovius-Zijderveld te Rolde, 50 jaar,
afwezig

-ocr page 163-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Breukelman, Mevr. S.P.; 2002; U-2005; 2282
LA Rijswijk; Populieriaan 91.
Gaag van der-Knipscheer, Mevr. A.E.P.;
2003; 3523 AW Utrecht; Topaaslaan 36-3.
Mik, Mevr. E. van der; 2004; 7412 TV
Deventer; Frans Halsstraat 46.
Niemeijer, Mevr. W.R.; Gent 2005; 3297 BB

Puttershoek; Kastanjelaan 20.

Tijssens, Mevr. G.M.; 2004; 6836 VA Arnhem; Simon Vestdijksingel 51.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Baggerman, Mevr. EC.; 2004; 5711 BC Someren; Avennelaan 8.
Baten, Mevr. T; Gent 2004; 6445 BD Brunssum; Constantijn
Huygensstraat 10.

Bech, O.T.; Gent 2004; 9628 CR Siddeburen; Hoofdweg 60.
Doorne, O.M. van; 2005; 3584 DM Utrecht; Cambridgelaan 617.
Heide, L. van der; 1958; 06237 Colombia, Connecticut (USA); 12Yeomans
Road.

Lammerts-Suir. Mevr. E.PE.; 2005; 8084 CV \'t Harde ; Mergelstraat 4.
Moleman, M.; 2005; 3703 XG Zeist; Filips van Bourgondiëlaan 128.
Rietema, R.M.W.; 1998; 7722 LM Hoonhorst; De Weitjes 14.
Schouten, M.C.W.; 2004; 6104 BC Koningsbosch; Prinsenbaan 107.
Vermeulen, Mevr. K.W.M.; 2005; 6538 PP Nijmegen; Zwanenveld 22-58.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bodaan, Mevr. C.J.
Farkas, Mevr. K.S.
Kok, Mevr. J.J.M.
Mansier, Mevr. M.
Prop, PA.N.
Sitters, Mevr. S.

Voor het dierenartsenexamcn van 5 juli 2005 zijn geslaagd:

Beukers, Mevr. J.M.F.

Boerkamp, Mevr. K.M.

Bootsma, H.N.J.

Cuper. Mevr. N.J.

Summeren. Mevr. A.A. van

Wagenaar. Mevr. L.

Personali

Overlijdensberichten:

Op 17 juli 2005 N. van Wijk te Morrinsville in New Zealand.

Mutaties:

Baggerman, Mevr. FC.; 2004; 5711 BC Someren; Avennelaan 8;
medew. bij B.A. ten Brugge Cate, Prof. Dr. K.J. Dik, C.L.L. Dujardin, E.
Enzerink, J.A.G. Gerards, N. Groot Nibbelink, H.L. Janssen, B.L.A. Kolpa,
PW.C.M. van Oijen, Mevr. E.Y. Paardekooper, R.J.M.L. Raymakers, Mevr.
M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk en A.H.A, Steentjes; tel. prakt.: 0493-
441044; fax prakt.: 0493-441054.
(toev. als lid)

Baten, Mevr. T.; Gent 2004; 6445 BD Brunssum; Constantijn
Huygensstraat 10; tel. privé: 045-5256940; E-mail privé: tanja.baten@
lycos.nl.
(toev. als lid)

Bech. O.T.; Gent 2004; 9628 CR Siddeburen; Hoofdweg 60; tel. privé:
0598-431736; E-mail privé: ottobech@hotmail.com.
(toev. als lid)

Beukers, Mevr. J.M.F.; 2005; 3721 MT Bilthoven; Plutolaan 128; tel.
privé mobiel: 06-45436529; E-mail privé: j.m.f.bcukers(ó gmail.com.; d.

Boerkamp, Mevr. K.M. ; 2005; 3732 EE De Bilt; .Jasmijnstraat 92;
tel. privé: 030-2129041; E-mail privé: k_boerkamp@hotmail.com.; d.

Boonstoppel, Mevr. E.E; 1998; 6663 CK Lent; Laauwikstraat 20; tel.
privé: 024-3889485; E-mail privé: e.boonstoppel(« planet.nl.; geass.
met J.H. Dekker; tel. prakt.: 024-3606422; fax prakt.: 024-3889546.

Bootsma, H.N.J.; 2005; 7331 VS Apeldoorn; Laan van dc
Mensenrechten 136; tel. privé: 055-5344342; E-mail privé: huubboot
sma(a yahoo.com.; d.

Bouwmans, Mevr. M.; 2005 ; 3737 BM Groenekan ; Voordorpsedijk 67;
tel. privé mobiel: 06-53757647; E-mail privé: marjobouwmans(a)
hotmail.com.; meden, bij C.J. Hartveld, G.A.I. Kamp, W.W.A.M.
Kruijsen, H.W. van Ruitenbeek, M.H.H. Steenaert en A.J.W.G. Vos; tel.
prakt. : 0544-371600 ; fax prakt. : 0544-372255.

Breedvelt, Mevr. RC.W. ; 2002 ; 3334 BL Zwijndrecht ; Laan van
Nederhoven 2 G ;
tel. privé: 078-6100644; tel. privé mobiel: 06-10801166;
E-mail privé: petrabreedveltC« hotmail.com.; wnd.d.

Cuper, Mevr. N.J.; 2005; 3704 NJ Zeist; Crosestein 3013; tel. privé
: 030-6993643 ; E-mail privé : n.j.cuper(à studcnts.uu.nl.; d.

Doorne, O.M. van ; 2005 ; 3584 DM Utrecht ; Cambridgelaan 617 ; tel.
privé mobiel: 06-26768295; E-mail privé: o4vandoome@yahoo.nl.;
medew. bij B. Breuk; tel. prakt.: 070-3633374; fax prakt.: 070-3920346;
E-mail prakt.: breukv@cd-online.nl.
(toev. als lid)

Geertsema. Mevr. G.; 2005; 9727 EE Groningen; Illegaliteitslaan 106;
tel. privé: 050-5252317; tel. privé mobiel: 06-48948241; E-mail privé:
grcthe_80(a hotmail.com.; wrn.d. bij R.A. Hoekstra; tel. prakt.: 050-
5260550; fax prakt.: 050-5268996; E-mail prakt.: roelhoekstra(«
hetnet.nl.

Heide, L. van der; 1958; 06237 Columbia, Connecticut (USA); 12
Yeomans Road; tel. privé: 00-860-2280140; Emeritus Prof University of
Connecticut,
(toev. als lid)

De oog- en oorproducten van CEVA,,,

CAF® oogzalf
Helgritin® PD
Duodrops®
Pilodrops®
Viadrops®

het eerste keus totaal pakket.

Otifin® PD en Oil
Otisept®

Depocort® Lotion

CEVA

SANTE ANIMALE

Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. {■^3l) 0174 643930
Fax ( 31) 0174 643924 - E-mail cevanl@ceva.com

-ocr page 164-

Lammerts-Suir, Mevr. E.P.E.; 2005; 8084 CV \'t Harde; Mergelstraat
4; tel. privé: 0525-612529; fax privé: 0525-652529; E-mail privé:
p.lammerts@biohorma.nl.
(toev. als lid)

Lansbergen, Mevr. E.M.; 1995; 6031 AE Nederweert; Smisserstraat 2;
tel. privé: 0495-625767;
E-mail privé: ericalansbergen@hotmail.com.;
medew. bij EM.C. Dirven, S.R.G. de Snoeck en R.T.J.A de Winnc; tel.
prakt.: 0495-461222; fax prakt.: 0495-461223; E-mail prakt.: info@
lintjeshofcom.

Lintelo, Mevr. A. te; 2005; 9714 EB Groningen; Petrus
Hendrkszstraat 27; tel. privé mobiel: 06-25320934;
E-mail privé:
annefleurtelintelo@hotmail.com.;
medew. bij B.W. Pennekamp en Mevr.
A.J. Steenbergen-van der Bilt; tel. prakt.: 050-5263255; fax prakt.:
050-5268156; E-mail prakt.: informatie@dierenziekenhuisgronin-
gen.nl.

Moleman, M.; 2005; 3703 XG Zeist; Filips van Bourgondiëlaan 128;
tel. privé: 030-2926638; E-mail privé: m.moleman@wanadoo.nl.; medew.
bij J. de Boer, M.J.W. Bussink, L. de Haan, S.A.A. van Kessel, A. Schuttert
en E. de With; tel. prakt.: 0545-481666; fax prakt.: 0545-481976; E-mail
prakt.: dgcbekenland@wanadoo.nl.
(toev. als lid)

»Ottevanger, A.; 1978; 2341 JS Oegstgeest; Weth. Boonstraat 3; tel.
privé: 071-5150005;
E-mail privé : fam.a.ottcvanger@i2move.nl; be-
leidscoördinator Vet. Voedselveiligheid bij Min. VWS; tel. bur: 070-
3406886; fax bur.: 070-3405554; E-mail bur.: a.ottevanger@minvws.nl.

Rietema, R.M.W.; 1998; 7722 LM Hoonhorst; De Weitjes 14; tel.
privé: 0529-402360; fax privé: 0529-402560; E-mail privé: rietema@
knoware.nl.; geass. met RM. Cornelissen en R.W. Liezenga; tel. prakt.:
0523-687368; fax prakt.: 0523-687373; E-mail prakt.: info@poulvet.nl.
(toev. als lid)

Ritzen, Mevr. S.M.; 2004; 7571 CH Oldenzaal; Hofmeijcrstraat 5;
tel. privé mobiel: 06-2442724; E-mail privé: suzanneritzen@hotmail.com.;
medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en H.P.D. Veldhuis; tel. prakt.:
0541-530005; fax prakt.: 0541-530068; E-mail prakt.: dapolden-
zaal(a hetnet.nl.

Rodewijk, J.C.M.; 1979; 7391 TS Twello; Doomweerdstraat 25; tel.
privé: 0571-275641; medew. bij R.B.M. Bomers, T. Grasdijk en R.G.A.

Schuurmans; tel. prakt.: 0578-574427; fax prakt.: 0578-571243; E-mail
prakt.: dapvaassen@hetnet.nl.

Rook-de Boer, Mevr. E.E.; 2004; 9406 H J Assen; Epe 9; tel. privé:
0592-354734;
tel. privé mobiel: 06-24193536; E-mail privé: e.e.de-
boer@wanadoo.nl.; d.

Rooy, Mevr. Mr. drs. S.A.B. van; 1994; 4124 AZ Hagestein;
Hoevenweg
15; tel. privé: 0347-351893; E-mail privé: sabvanrooy@
hotmail.com.;
advocaat bij Stibbe Advocaten en Notarissen; tel. bur.: 020-
5460201; tel. mobiel: 06-51210516; fax bur.: 020-5460807; E-mail bur.:
saskia.vanrooy@stibbe.com.

*Rossem, Mevr. R.A. van; 2005; 3582 EK Utrecht; Gansstraat 68; tel.
privé: 030-2610563; tel. privé mobiel: 06-14382915; E-mail privé: ren-
ros@hotmail.com.

Schouten. M.C.W.; 2004; 6104 BC Koningsbosch; Prinsenbaan 107;
tel. privé mobiel: 06-14443644; E-mail privé: matthijsch@hotmail.com.;
medew. bij S. Bonestroo. Mevr J.B.M.M. Potters, R.RM. Wasmann, W.L.M.
Winkelmolen en J.J. Wolswinkel; tel. prakt.: 0475-485151 ; fax prakt.: 0475-
488240.
(toev. als lid)

Siethoff, Mevr. F.E. ten; 2005; 3702 BG Zeist; Oude Arnhemseweg 52;
tel. privé: 030-2941550;
tel. privé mobiel: 06-29305751; E-mail privé:
freya@vankoten.com.;
medew. bij A. Bos, Mevr. A.C.M. van Heuven-van
Kats, H
.S. Kooi, E.G. Kwant en H. Pott; tel. prakt.: 0570-653000; fax
prakt.: 0570-658225; E-mail prakt.: info@dierenkliniekdcventer.nl.

*Summeren, Mevr. A. van ; 2005; 5374 HL Schavk; Looierstraat
15; tel. privé: 0486-462653; d.

Vermeulen, Mevr K. W.M.; 2005; 6538 PP Nijmegen; Zwanenveld 22-
58; tel. privé: 024-3443163; E-mail privé: karinvermeulen7@hotmail.com.
(toev. als lid)

Wagenaar, Mevr. L.; 2005; 3984 AB Odijk; Beukelaar 44; tel.
privé: 030-6560625; tel. privé mobiel: 06-41268312; E-mail privé:
jeroenenlaura@casema.nl.

»Zomer, J.W.G.; 2005; 7772 CP Hardenberg; Prinses Julianastraat
1; tel. privé mobiel: 06-18817546; E-mail privé: jobzomer@yahoo.nl.;
medew. bij R.J. Plantema; tel. prakt.: 0523-271112; fax prakt.: 0523-
272221; E-mail prakt.: info@pluimveepraktijk.com.

CoNGRESSÉN &,\'SyMPÖSTa ^^ f J
September

8-10 20th Annual congress of the ESVD-
ECVD on Veterinary Dematology in
Chalkidiki, Greece.
www.e.svd2005.gr
22 Veterinaire Vee Fokkers Club \'De
Uithof\' organiseert lezing \'Bedrijfs-
advisering, kans of bedreiging\'. Tijd:
15.00 tot 20.30 uur. Locatie:
Androclusgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Vijfsprekers zullen vanuit verschillende visies
ingaan op de Veterinaire Bedrijfsadvisering met onder andere een
SWOT-analyse, hoe verkoop ik mijn advies en is advisering een
kans of bedreiging voor de toekomst van de Landbouw-
huisdierenarts. Acht VKO-punten toegekend in het kader van er-
kende herkauwer- en varkensdierenarts. Entree: € 75,- inclusief di-
ner en borrel. Informatie:
w\'ww.veefokkers.com.

23 Sportdag KNMvD te Wijk bij Duurstede.

28 Symposium HACCP in dc vleesketen. Locatie: Faculteit der
Diergeneeskunde in collegezaal in het Hoofdgebouw. Yalelaan 1 te
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur. Prijs: 15 euro voor leden KNMvD en 25
euro voor niet-leden. Aanmelding: per e-mail: Henk.Verburg@
wolmail.nl

30-1/10BVA Congress 2005, Royal Society of Medicine, London.
Information: tel.
44 20 7636 6541, e-mail congress@bva.co.uk,
website www.bva.co.uk.

7

7-H8

Oktober

1

Symposium georganiseerd door \'de Tweede Lijn\'. Er is een pro-
gramma voor de dierenarts alsook voor de assistent/para-veterinair.
Kosten bedragen 45 euro. Het symposium wordt gehouden in \'park
Frederiksoord\', Majoor van Swietenlaan te Frederiksoord. Voor in-
formatie en aanmelding: De Tweede Lijn, tel.: 0521-383659,
e-mail: balie@detweedelijn.nl
Jaarcongres KNMvD te Kaatsheuvel.

3^ internationale HAP congres over het gedrag van Huisdieren in de
Reehorst in Ede. Voor verdere informatie zie
www.tinley.nl

Cursussen

September

22-23 Module I: Van Brandblussen tot veterinaire productieadvisering.
Cursusleider: Jan Berger (Dairy-vet), sprekers: Finn Pedersen,
Sorcn lllum Nielsen en Derk Vink, (allen lid van KoNet-praksis,
practicus en certificated in Herd Health Management). Prijs:
€ 1900,-. Maximum aantal deelnemers: twintig. Erkenningspunten
zijn bij het VKO/VAK aangevraagd. Aanmelden: voor 1 augustus
2005 bij: J. Berger, Kloosterstraat 41, 5094 EA Lage Mierde,
e-mail:
J.Beiger5@chello.nl, fax: 013-5096216. Informatie voor 8
juli 2005 via telefoonnummer 013-5092648 en na 10 juli via tele-
foonnummer 004554866028.

22, 23 \'Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken\'. Doel van de cur-
sus: het overdragen van kennis ten aanzien van reproductieproces-
sen en het bijbrengen van inzicht in recente ontwikkelingen op het
terrein van de vruchtbaarheid en voortplanting van het varken. De
kosten van de volledige cursus bedragen € 895,- per persoon.
Nadere inlichtingen via
info.whs@wur.nl. Wageningen Business
School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-484093.

¥E RC AD ER IN C E r^iïBp"E N KG M STE N

September

13 Vergadering groep pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

14 Regiovergadering Regio Oost. Locatie: Mercure Hotel te Deventer.
Tijd: 20.00 uur.

15 Regiovergadering Regio West. Locatie: Hotel Mercure Amsterdam
Airport, Oud Haagseweg 20 te Amsterdam. Tijd: 19.30-23.00 uur.
Onderwerp: Aviaire Influenza en rabies: een bedreiging voor onze
gezondheid? Dierziektebestrijding in Nederland.

20 Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het Rund.
Tijd: van 15.00 tot 19.15 uur. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde.
Androclusgebouw, Collegezaal C-IOI.

21 Regiovergadering Regio Zuid. Locatie: Best Western Hotel De
Druiventros. Bosscheweg 11, Berkel-Enschot. Tijd: 20.00 uur.

-ocr page 165-

Dexamedium is een middellang werkend cortico-
steroid preparaat. Het bevat dexamethason (dime-
thylbutyraat) als werkzame stof. Dexamedium
heeft een sterke glucocorticoïde werking. Door de
unieke samenstelling heeft Dexamedium een
wachttijd voor de melk van slechts 3 dagen.

Goed nieuws
Dexamedium® is er weer!

Dexamedium*. Samenstelling: 0,85 mg dexamethason (als dimethylbutyraat ester) per ml suspensie
voor injectie. Doeldier: Rund. Indicaties: ondersteuning bij de behandeling van klinische ketose. Dosering: 2 ml per 100 kg
lichaamsgewicht, intramusculair. Wachttijden: slacht 30 dagen, melk 3 dagen. Overige informatie: zie bijsluiter. REC NL 9458 UDA.

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

Cjntervet

-ocr page 166-

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-09-2005

maandag

22-08-2005

01-10-2005

maandag

12-09-2005

15-10-2005

maandag

26-09-2005

01-11-2005

maandag

10-10-2005

")Voor
E-mail:

10.00 uur \'s morgens.
tijdschrift@knmvd.nl

Pensioenadvies
ONDUNEMINGSGERICHniHm

NC

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I www.d1xfortuin.nl

FINANCIERINC
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Veterinair Centrum Someren

Het Veterinair Centrum Someren is een zeer goed geoutil-
leerde, ISO gooi gecertificeerde praktijk waar ruim twintig die-
renartsen werkzaam zijn. Alle dierenartsen werken diersoort
gedifferentieerd, zowel overdag als tijdens de diensten. Voor
de sectie herkauwers zijn wij op zoek naar:

Een fulltime dierenarts (m/v)

Wij zoeken een erkende rundveedierenarts die sociaal en com-
municatief vaardig is en zich voor langere tijd wil vestigen in
het werkgebied Zuid-Oost Brabant en Noord-Limburg. Tevens
verwachten wij vernieuwingsdrang en initiatief aangaande de
verdere ontwikkeling van onze eerstelijns rundveepraktijk en
een positieve inbreng in onze groepspraktijk. Ervaring strekt
tot aanbeveling.

Schriftelijke reacties met curriculum vitae graag binnen veer-
tien dagen na het verschijnen van deze advertentie sturen
naar: Veterinair Centrum Someren, ter attentie van de heer N.
Groot Nibbelink, Postbus 63, 5710 AB Someren.

-ocr page 167-

Voor het snel en direct verwijderen van alle vlooien gebruikt de diereigenaar
Flea-fence acute®. Voor de bescherming van het dier tegen herbesmetting en
bescherming tegen allergische reacties adviseren wij om Flea-fence® te gebruiken.

Een gecombineerde behandeling met Flea-fence acute® en Flea-fence® leidt
gedurende het hele jaar tot een uiterst effectieve bescherming tegen vlooien voor
hond en kat. Kijk voor meer informatie op
www.vlooien.info

Aesculaap B.V.

Mijlstraat 35 5281 U Boxtel t Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 F: 0411 68 60 50

-ocr page 168-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw met elkaar
samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant. Bij de Universiteit
Utrecht Is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur In concreto gaat het om:

» TWEE AIO\'S, VOOR DE PROJECTEN \'KLASSIEKE VARKENSPEST\'
EN \'PSEUDOVOGELPEST\'

De AIO\'S worden vanuit de Faculteit der Diergeneeskunde gedetacheerd bij de divisie Virologie van het CIDC te Lelystad. Voor het project Klassieke
Varkenspest verricht u onderzoek gericht op het modelleren van onderliggende processen en verdieping van het inzicht in de Pathogenese
rondom de virusuitscheiding. Voor het project Pseudovogelpest verricht u onderzoek gericht op de identificatie en karakterisering van virale
en gastheerfactoren die de pathogeniteit en virulentie van NDV voor vogelsoorten bepalen. U beschikt over een afgeronde academische
opleiding in de diergeneeskunde of biologie en u hebt ambitie en bent resultaatgericht. Het salaris bedraagt maximaal € 2.407,- bruto
per maand bij een fulltime aanstelling voor 4 jaar af te sluiten met een promotie.

Meer informatie: mevrouw dr A. Bouma, tel. (030) 253 1013.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op WWW.UU.NL/VACATURES

Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

BLES congres 2005

dii;renklinti:k pk BO.spRnri\'

Orthopedisch onderzoek in beeld
Ede, De Reehorst, 15 december

Dierenkliniek De Bosdreef
Dierenkliniek De Lingehoeve
Dierenkliniek Emmeloord
Veterinair Centrum Someren

Nadere informatie volgt

Veterinair Centrum Someren

-ocr page 169-

wiwmi/

WACHTTERMIJNEN:

Melk: 96 uur na de laafi

Slacht: 7 dagen nadeU

SS

WachttVld

84 uur voor de me\\K.
1
dag voor de s\\acM.

wApWlWi

V

JÜÉ»

M\\n\\maa\\ \\n acht te nemen ytachoiia
Koe-. V\\ees-. 28 dagen

Me\\k-. A20uuTon0me\\Vma^

WochttUdodvies:

SlocM: 5 dogen-

^tUdeldek^orfer-.Sdogen;
loobehondelde kwartier: 3 dogen

no uw.

RILEXINE 200 LC:

V^A C HTTIJD MELK

2 DAGEN

Wachttijdadvies

Slacht: 30 dagen
6 dagen.

I,

3 dagen

Virbac introduceert Rilexine
200 LC: een nieuw antibio-
ticum voor intramammaire
toepassing bij de behande-
ling van klinische mastitis
acterende melkkoeieri. Rilexine 200 LC
bineert het brede werkingsspectrum van
cefalexine tegen Gram-positieve en Gram-ne-
gatieve mastitispathogenen met een zeer korte
wachttijd voor de melk van 2 dagen. Daarmee
worden de totale kosten van een mastitisbe-
handeling sterk beperkt. Want bij behande-
ling van mastitis tijdens de lactatie geldt:
(wacht
)tijd - geld!

GELD

ACHTTIJD

Rilexine®20(

La etat ing Cow

\\lirbeKZ

ANIMAL H EALTH

O LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, verc
diexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. CONTRA-INDICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. E
n. DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per afwijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen
ORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidconUct vermeden te worden. Draag daartoe handsc
O0R20RGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 °C. Nietin de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren inde originele verpakking. KANALISATIE U DA Voor meer informatie VIRBAC NE DE RLAi
3. 3770 AH Bameveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. Infb@>virhar.nl

-ocr page 170-

Als Mazzel
kon praten

...ZOU hii vragen om

• Omdat Stronghold® zowel volwassen
vlooien op het dier als larven én
eieren in de omgeving doodt.

• Omdat bij Stronghold® veiligheid

en doseringsgemak voorop staan. . .

• Omdat Stronghold® ook nog
werkzaam is tegen andere
in- en uitwendige parasieten.

• Omdat Stronghold® uitsluitend
verkocht wordt via de dierenarts.

Animal Health

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

illustraties: Henk Vrieselaar

Stronghold*, werkzame stof: selamectine •EU/2/99/014/0Q1-006 UDA •diergeneesmiddel «doeldier: hond en kat
• indicaties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen vlooien, larven en
eieren, onderdeel van de behandelingsstrategie bij vlooien-allergie-dermatitis, behandeling van oormijt. behan-
deling van bijtende luizen, behandeling van spoelwormen (
Toxocara) en preventie van hartwormen bij hond en
kat, behandeling van intestinale haakwormen (A
tubaeforme) bij de kat, behandeling van schurftmijt ISarcopfes
scabiei) bij de hond • toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine •
contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en aan zieke katten met een naar grootte en
leeftijd te laag gewicht • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in de
gehoorgang • bijwerkingen: iichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met lichte voorbij-
gaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter.

Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 171-

Deel 130 • Aflevering i8 • 15 september 2005

1 P SPP. 2005

Diergeneeskurae

The effect of\'mtravaginal applied gonadotropin-releasing
hormone agonist on different oestrous parameters and
reproductive performance in post weaned sows

Volksgezondheid en voedselveiligheid vormen een
belangrijk deel van de opleiding van iedere dierenarts

Directeur-generaal VWAJohan de Leeuw maakt overstap
naar Inspectie Verkeer en Waterstaat

Veelgestelde vragen Basisverzekering

Commissie Ethiek: Wat is uw mening over \'weidegang en
huisvesting van de melkkoe in Nederland\'?

Poster verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen

KNMvD

koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 172-

Clavubactin\'

De juiste sterkte

A^Tar/r,

GKOOT IN KLE

www.astfarma.nl

CLAV! SMAKELIJKE TABLEHEN

Diergeneesmiddel UDA. Samenstelling per tablet: 50 mg amoxicilline (als amoxicilline-trihydraat) en 12,5 mg clavulaanzuur (als kaliumdavulanaat). Beschrijving:
Amoxicilline is een semisynthetisch penicilline met een bactericide werking, behorend tot de groep van beta-lactam antibiotica. Clavulaanzuur is een beta-
lactamaseremmer waarvan de struktuur lijkt op die van een penicillinekem. Resistentie van bacteriën tegen antibiotica uit de penicillinegroep wordt meestal
veroorzaakt door enzymen, beta-lactamasen geheten. Deze enzymen vernietigen het antibioticum voordat dit op de bacterie zelf kan inwerken. Beta-lactamase
producerende stafylokokken zijn daarom ongevoelig voor amoxicilline. Onder gramnegatieve bacteriën zoals E. coli, Pasteurellaspecies en Salmonellaspecies
worden ook regelmatig multipel resistente mutanten geïsoleerd. Het clavulaanzuur doorbreekt dit v^edigingsmechanisme van de bacterie door het beta-lactamase
te inaktiveren. Bij gelijktijdige toediening van amoxicilline en clavulaanzuur wordt de werkingsintensiteit en het werkingsspectrum van amoxicilline uitgebreid met
bacteriën die resistent zijn ten gevolge van beta-lactamasevorming.
Indicaties: zie bijsluiter Contra-indicaties: zie bijsluiter. Tcedieningswijze en dosering:
Uitsluitend voor orale toediening aan honden en katten. De dosering bedraagt 12,5 mg werkzame stof (= 10 mg amoxicilline 2,5 mg clavulaanzuur) per kg
lichaamsgewicht 2x daags. Bij hardnekkige infecties {o.a. luchtweginfecties) wordt aanbevolen de dosering te verdubbelen (25 mg/kg lichaamsgewicht 2x daags).
Behandelingsduur: 5-7 dagen voor het merendeel van de infecties. In chronische gevallen, waarbij veel weefselbeschadiging is opgetreden, verdient het
aanbeveling de onderstaande behandelingsduur aan te houden: chronische huidinfecties 10-20 dagen, Chronische cystitis 10-28 dagen, Luchtweginfecties 7-10
dagen. REG NL 09902.
Registratiehouder: Le Vet B.V., Oudewater

Omdat de kat zijn lichaams-
gewicht niet aanpast aan een
tablet heeft AST Farma de
sterkte van de Clavubactin®
50/12,5 mg tabletten perfect
aangepast aan het gemiddeld
gewicht van de kat.

Veel eigenaren van katten
vinden het moeilijk en
vervelend om hun huisdier
tabletten in te geven. Als het
ingeven van tabletten minder
moeite kost verhoogt dit de
betrouwbaarheid van de
therapie, waardoor de dieren
sneller het gewenste resultac
van de behandeling tonen.

Clavubactin*50/12,5mg bev
50 mg amoxicilline en 12,5 n
clavulaanzuur. In de praktijk
betekent dit dat in de meests
gevallen één tablet de
aanbevolen dosering bevat.
Hierdoor hoeven er bijna gec
tabletten meer gebroken te
worden die anders ook nog
eens apart toegediend zouds
moeten worden.

Bovendien zijn de tabletten (
klein en, dankzij de toevoegi
van vanillesmaakstof, zeer
^smakelijk voor zowel hond a

Naast de Clavubactin®50/12
mg is er ook de Clavubactin
250/62,5 mg voor de
\' middelgrote hond en de
Clavubactin* 500/125 mg vo
de grote hond.

-ocr page 173-

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

The effect of intravaginal applied gonadotropin-releasing hormone agonist on different oestrous
parameters and reproductive performance in post weaned sows;
K.N. van Celder, and C. Bilkei

Actua

557

558

561

563

563

564

564

565

566

566

567

Wetenschap samenvattingen VDT

Veterinair tuchtrecht

Modderen met suiker; /. Boissevain

VWA-pagina

Practici verzamelen controlegegevens
Interview

Volksgezondheid en voedselveiligheid vormen een belangrijk deel van de opleiding van iedere dierenarts;
M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Directeur-generaal VWA Johan de Leeuw maakt overstap naar Inspectie Verkeer en Waterstaat; S. Umans

Berichten en verslagen

Veelgestelde vragen Basisverzekering
NDG: oktober is chipmaand
Alternatieve Elfstedentocht voor dierenartsen

Uitspraak CAVP inzake promotie behandeling bacteriële luchtweginfectie bij runderen
Ingezonden

BVD-uitbraak: therapie; L.R.M. Verberne

Dierenartsen houden dieren gezond en genezen ze ook!; L Lipman

Congressen en cursussen

Seminars over Icveraandoeiiingen en incontinentie
Oud-ledendag Veterinair Dispuut Unitas

PAO-Diergeneeskunde

543

544
549

553

555

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 18
15 september 2005

Inhoud

Cover: (links) Frans van Knapen (foto: dr M. Sloet), (midden) grazende koeien
(foto: Jan Hulsen/Vetvice) en (rechts) Johan de Leeuw (foto: VWA)

FORTIFLEX, HELPT HONDEN BETER BEWEGEN

R..

Synergetische combinatie van Chondroïtinesulfaat en Chitosanide
Hoge mate van zuiverheid en kwaliteit van de natuurlijke bestanddelen
Aanvullend diervoeder met chondroprotectieve en -herstellende eigenschappen
Probleemloos bij langdurige toepassing
Smakelijke tablet, slechts éénmaal daags 1 tablet
Kan ook bij katten worden gebruikt

\\firt>cic

oe HONO

-ocr page 174-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruilenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kmif (Gent, België)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@ktunvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
jggoCE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Bureau

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Abon nementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

In memoriam

T. van Roon; W. Edel, A.J.G. van \'t Hooft, R. fan Roon
Commissie Ethiek

Wat is uw mening over \'weidegang cn huisvesting van de melkkoe in Nederland\'?

Maatschappijnieuws

Verslag raad van toezicht; C. de Vries

Poster verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen

De klankbordgroep. Voert uw GGG-bestuur het juiste beleid?

Studiedag GHwD

KNMvD-sportdag

jaarcongres

Studenten diergeneeskunde Vera Veltkamp en Hildegard Hoenderken gaan naar het KNMvD-
jaarcongres 2005; S.
Umans

Jaarcongres en algemene vergadering op één dag: thema dromen

Doorlopende agenda

Personalia

Deadline

568

569

572

573

574

574

575

575

576

577
577
580

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw(gplanet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Original article

The effect of intravaginal applied gonadotropin-releasing hormone agonist on different oestrous
parameters and reproductive performance in post weaned sows;
K. N. van Celder, and C. Bilkei

544

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring;

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricidtural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 175-

Minstens 3 goede redenen om dit Tijdschrift te lezen:

1.

Het kwaliteitsbeleid van de KNMvD krabbelt uit het dal. Nog vóór het jaarcongres op 7 oktober kun-
nen we een voorstel van het bestuur tegemoet zien. Je mag verv,\'achten dat voor de pijnpunten (de
koppeling tussen erkenning en certificering, de contacturen en de rol van het voormalige VKO)
krachtige oplossingen zijn gekozen. Je mag bovendien hopen dat het bestuur niet zó ver terug in haar
mandje moest, dat mét de problemen ook alle ambitie uit het kwaliteitsbeleid is weggeschreven. Er is
veel bruikbaars geproduceerd in de afgelopen jaren, en met het badwater ook het kind weggooien, al-
leen omdat er even flink gegooid moet worden; daar heeft niemand wat aan.

Er wordt aangekondigd dat marktpartijen erkenningen kunnen eisen of vragen (nieuws-e-mail van 14
juli jongstleden). Hoe terecht de keuze voor een vraaggestuurd kwaliteitsbeleid ook mag zijn, het mag
niet tot een al te passieve opstelling van de KNMvD leiden. Het is zinvol om met goede ideeën de
markt op te gaan: we willen niet alleen gestuurd worden door de vraag, maar we willen ook de vraag
een beetje sturen. Erkenningen zijn immers vooral kansen: een kans om je te onderscheiden en daar-
mee een kans om inkomsten te verwerven. In dit nummer zijn op een aantal plaatsen de vage contou-
ren van dit soort kansen al waarneembaar (léés dit Tijdschrift!)

2.

Dat studenten het jaarcongres gaan bezoeken, is van harte toe te juichen. Het wordt vast een aardig
plaatje: het veterinair student in gesprek met de \'veterinair grise\' over diens - door de Faculteit der
Diergeneeskunde erkende - stagepraktijk. Nu nog wat vrouwelijke dierenartsen en een paar dieren-
artsen met minder dan vijftien jaar praktijkervaring, en het jaarcongres van de KNMvD gaat een
bloeiende toekomst tegemoet (léés dit Tijdschrift!)

3.

Er is - alweer - een manier gevonden om vakmanschap (in dit geval oestrusdetectie hij zeugen) te ver-
vangen door scheikunde (de intravaginale toepassing van GnRH). Het meest uitgesproken effect van
deze scheikunde is een kortere oestrusduur Het intravaginaal gebruik van GnRH leidt, via een kor-
tere oestrusduur. dus vooral tot slechtere oestrusdetectie en dit zal vast en zeker de toepassing van
nóg meer GnRH en andere scheikunde met zich meebrengen. En zo hollen we met dezelfde snelheid
zowel vooruit als achteruit: de toepassing van dit soort technologische hulpmiddelen maakt uiteinde-
lijk alleen zichzelf onmisbaar

Uit
de

hoofdredactie

Na het afronden van de discussie over koeien op stal of in de wei, kan de Commissie Ethiek van de
KNMvD zich buigen over de vraag, wie op de lange termijn baat heeft bij dit soort quasi vooruitgang
(léés dit Tijdschrift!)

Maarten Willemen

Diergenees

-ocr page 176-

The effect of intravaginal applied gonadotropin-releasing
hormone agonist on different oestrous parameters and
reproductive performance in post weaned sows

Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130:544-8

K.N. van Gelder, and G. Bilkei\'

Samenvatting

Original article

Summary

In a Hungarian large breeding unit, 481 weaned sows
were assigned to three groups and were treated as fol-
lows. Sows in Group 1 (Control, n=161) were artificially
inseminated (3.01 ± 0.4 times) during their standing re-
flex; sows in Group 2 (n=160) were artificially insemi-
nated 3 times at 12-hour intervals, independent of detec-
tion of oestrus and immediately after administration of a
GnRH-agonist at 96 hours postweaning; and sows in
Group 3 (n=160) were artificially inseminated 3 times at
12-hour intervals, beginning at their standing reflex after
administration of a GnRH-agonist.
Pre-trial daily average lactational feed intake, average
daily feed intake from weaning to oestrus, oestrus within
6 days of weaning (%), ovulation within 6 days of wean-
ing (%), wean-to-oestrus interval (h), duration of oestrus
(h), follicle size (mm), interval from oestrus to ovulation
(h), subsequent day 24 pregnancy rate (%), farrowing
rate (%) and total number of pigs born were evaluated.
Pre-trial average daily voluntary lactational feed intake
was 7.1±0.5 kg in Group 1, 7.2 ± 0.4 kg in Group 2, and
7.3 ± 0.7 kg in Group 3 (P>0.05). Average voluntary daily
feed intake from weaning-to-oestrus was 4.3 ± 0.9 kg in
Group 1, 4.2 ± 0.8 kg in Group 2, and 4.1 ± 0.5 kg in
Group 3 (P>0.05).

Oestrus was detected within 6 days of weaning in 143
(88.8%) sows in Group 1,143 (89.4%) sows in Group 2, and
in 142 (88.8%) sows in Group 3. Follicle size did not differ
(P>0.05) among the groups, in Group 1,83.2%, in Group 2,
90.6%, and in Group 3,91.3% of the sows ovulated within 6
days of weaning (P<0.05), but there were no significant
(P>0.05) differences in 24 Day pregnancy rates (81.4%;
91.3%; and 92.5%). Farrowing rates were in Group 1,
84.5%,in Group 2,91.3%,in Group3,91.9% (P>0.05).
Wean-to-oestrus interval was 115.5 h in Group 1,114.9 h
in Group 2, and 115.7 h in Group 3 (P>0.05). Duration of
oestrus was significantly shorter in Group 2 (41.9 h) and
Group 3 (42.1 h) than in Group 1 (68.3 h) (P<0.001).
Similarly, the interval from oestrus to ovulation was sig-
nificantly different (P<0.01) between the groups (Group
1, 49.0 h Group 2, 32.0 h, and Group 3, 31.1 h). Sows in
Group 2 (12.7) and Group 3 (12.6) had a significantly
higher (P<0.01) number of pigs born than sows in Group
1 (n=10.9). The interval between oestrus and ovulation
was highly and positively correlated (r=0.83) with the
duration of oestrus.

\' Bilkei Consulling, Bahnhofslrasse 42. 8600 Diihendorf, Switzerland.
^ Address for correspondence: Bilkei G. PhD. DVM. do Bilkei Consulting. Bahnhof-
stmsse 42, 8600 Diihendorf, Switzerland. E-mail: bilkei.consulting@gmx.net

544

Effect van intravaginaal toegediende gonadotropine- releasing- hor-
mone-agonist op verschillende parameters van de oestrus en de voort-
planting bij gespeende zeugen

In een grote Hongaarse fokeenheid werden 481 gespeende zeugen inge-
deeld in drie groepen die als volgt werden behandeld. Groep één (controle-
groep, n=I61) werd 3,01 ± 0,4 keer kunstmatig geïnsemineerd tijdens de
stareflex, groep twee (GnRH-4d, n=160) werd drie keer kunstmatig geïnse-
mineerd met tussenpozen van twaalf uur onafhankelijk van de vaststelling
van de oestrus en onmiddellijk na toediening van een GnRH-agonist 96 uur
na het spenen. De dieren in groep drie (GnRH-oestrus, n=160) werden drie
keer kunstmatig geïnsemineerd met tussenpozen van twaalf uur vanaf het
optreden van de stareflex na toediening van een GnRH-agonist.
In het onderzoek werden de volgende parameters betrokken: de gemiddelde
dagelijkse voeropname tijdens de zoogperiode vóór het onderzoek, de ge-
middelde dagelijkse voeropname in de periode van het spenen tot de
oestrus, het optreden van oestrus binnen zes dagen na het spenen (%). het
optreden van ovulatie binnen zes dagen na het spenen (%), de tijd tussen
spenen en oestrus (uren), de duur van de oestrus (uren), de grootte van de
follikels (mm), de tijd tussen oestrus en ovulatie (uren), hel drachtigheids-
percentage na dag 24 (%). het aantal worpen (%) en het totaal aantal gebo-
ren biggen.

De gemiddelde dagelijkse vrijwillige voeropname tijdens de zoogperiode
was 7,1 ± 0,5 kg in groep één: 7,2 ±0,4 kg in groep twee en 7,3 ±0,7 kg in
groep drie (P<0,05). De gemiddelde dagelijkse vrijwillige voeropname van
heispenen tol de oestrus was 4.3 ± 0,9 kg in groep één: 4,2 ± 0,8 kg in groep
twee en 4,1 ±0,5 kg in groep drie (P>0,05).
■ Oestrus- werd- vastgesteld- binnen zes blagen na het .ipenen hij 143-dieren
(88,8%) in de controlegroep, hij 143 dieren (89,4%) in de GnRH-4d-groep
en hij 142 dieren (88,8%) in de GnRH-oestrus-groep. Defollikelgrootle ver-
schilde niet (P>0.05) lussen de groepen. Ovulatie trad binnen zes dagen na
hel spenen op: in de controlegroep hij 83.2% van de zeugen, in de GnRH-
4d-groep hij 90,6% en in de GnRH-oestrus-groep hij 91,3%. Tussen de drie
groepen waren er geen significante (P>0,05) verschillen in het
drachtigheidspercenlage na dag 24 (respectievelijk 81,4%: 91,3%: en
92,5%). Hel percentage worpen bedroeg in de controlegroep 84,5%, in de
GnRH-4d-groep 91,3% en in de GnRH-oe.strus-groep 91,9% (P>0.05).
De lijd van het spenen tot de oestrus was 115,5 uur in de controlegroep,
114,9 uur in de GnRH-4d-groep en 115,7 uur in de GnRH-oestrus-groep
(P>0,05). De duur van de oestrus was significant korter in de GnRH-4d-
dieren en de GnRH-oeslrus-dieren (respectievelijk 41,9 uur en 42,1 uur),
vergeleken met de zeugen in de controlegroep (68,3 uur) (P<0.001). Ook
vertoonde de tijdsduur van oestrus tot ovulatie een significant (P<0,0l)
verschil tussen de groepen (controlegroep 49,0 uur, GnRH-oestrus-groep
31,1 uur en GnRH-4d-groep 32,0 uur). De zeugen uit de GnRH-4d-groep en
de GnRH-oestrus-groep hadden een significant (P<0,01) hoger totaal aan-
tal geboren biggen vergeleken me! de controlegroep: 12,7 respectievelijk
12.6 biggen tegenover 10,9 biggen. De lijd tussen oestrus en ovulatie was
sterk positief gecorreleerd (r=0,83) met de duur van de oestrus.

Introduction

The use of gonadotropin-releasing hormone (GnRH) impro-
ves postweaning reproductive performance in large breeding
units (4). GnRH or its combination with gonadotropins (1,2,
4, 12, 13, 15) has increasingly been used during the last two
decades in large commercial European swine-breeding
units. Vesseur
etal. (17), and Kemp and Soede (8) listed nu-
merous factors, such as genetics, management, suckled litter
size, toxicoses, diseases, lactation length, parity, season, nu-
trient intake during lactation and postweaning, boar expo-
sure, that influence the weaning-to-oestrus interval and sub-
sequent reproductive performance. Postweaning body

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, SEPTEMBER, AFLEVERING 18, 2OO5

-ocr page 177-

condition (6), mating frequency, and outdoor environment
(18) might also influence the reproductive performance of
sows. Knox
et al. (9) reported that after \'timed insemination\'
following a single intravaginal application of GnRH at 96 h
after weaning, pregnancy rates, farrowing rates, and litter si-
zes were similar to those of sows inseminated based on
oestrus. It has been postulated (4) that direct exposure to
GnRH of the mucous membranes of the genital tract might
have a greater stimulatory effect than administration by the
parenteral route.

The goal of the present study was to determine, whether arti-
ficial insemination (Al), following intravaginal administra-
tion of a synthetic GnRH agonist at 96 hours after weaning,
or Al at oestrus (detected with the standing reflex) following
intravaginal administration of the same GnRH-agonist at 96
hours postweaning influenced the subsequent reproductive
performance of sows.

Material and methods

The experiment was performed in Hungary, from April to
October 2004, in a large indoor breeding unit of 200() sows
(F1 of Large White and Landrace). Lactation length was 28
± 1.9 days; the sows were fed on a commercial diet, accord-
ing to table 1 and 2. During lactation, the sows were kept in
an environmentally regulated facility under a constant air
temperature and lighting regimen. Only multiparous sows
that had not had mastitis metritis agalactia at previous partu-
rition, or excessive (> 50 ml post partum) vulval discharge
during lactation or at weaning were evaluated.
The experiment was performed in 23 replicates. After wean-
ing (Day 0), 481 sows of parity 2-8 (3.9 ± 0.3) and body con-
dition score of 3-4 (3.3 ± 0.6) (6) were randomly assigned
either to:

1 Group 1 (Control, n=161). The sows received, 96 hours
after weaning, intravaginal administration of 10 ml of ste-
rile physiological NaCl solution, using a plastic catheter,
and were inseminated during their standing reflex, as

Table i. Fed formula during lactation, weaning and insemination. The sows had ad li-
bitum
access to the feed.

Energy

CP

Lysine*

Ca

Ph

(MJ/kg)

(g/kg)

(g/kg)

(g/kg)

(g / kg)

13

180

10

8

6.5

Legend table i.
M| megajoule
CP crude protein
Ca calcium
Ph phosphorus
Al artificial insemination
* digestible lysine

Table 2. Feed formula for the first 3 weeks after insemination (2kg / sow / day).

Energy

CP

Lysine*

Ca

Ph

(MJ/kg)

(g/kg)

(g/kg)

(g/kg)

(g/kg)

12

160

8

8

6.5

Legend table 2.

Mj megajoule

CP crude protein

Ca calcium

Ph phosphorus

Al artificial insemination

* digestible lysine

many times as they stood, at 12-hour intervals (3.01 ± 0.4
times in the present case).

2 Group 2 (n=160). The animals were treated 96 hours after
weaning with a GnRH agonist (100 ng, ElEICO®,
Radnor, Pennsylvania, USA) via intravaginal administra-
tion, using a plastic catheter. Immediately after the ad-
ministration ofTriptorelin®, and independent of detection
of oestrus, the sows were inseminated 3 times at 12-hour
intervals.

3 Group 3 (n=160). The sows were treated 96 hours after
weaning with a GnRH agonist (100 |ag, ElEICO®,
Radnor, Pennsylvania, USA) via intravaginal administra-
tion, using a plastic catheter. The sows were inseminated 3
times at their standing reflex (Al was performed 0.9 ± 0.3
h after GnRH agonist application).

In order to determine the ovarian status, ultrasound testing
(using an Aloka 500V ultrasound, Aloka Co. Tokyo, Japan,
with 5.0 and 7.5 MHz linear- array transducers fitted to a
fixed angle PVC adapter transrectal stabilizing rod) was per-
formed. The adapter was lubricated with obstetrical lubri-
cant and inserted with a rotating motion into the rectum. A
good orientation was possible by locating the urinary blad-
der. Time of ovulation was determined when fewer than 3
large follicles (<12mm) remained on the ovary. Ovulation
was assessed at 12-hour intervals, beginning at Day 3 after
weaning, until ovulation was complete. Confirmation of
ovulation was performed at 12 h following determination of
ovulation. \'Non-returning\' females were transrectally preg-
nancy tested (analogous to determination of the ovarian
status) on days 24-25 after insemination.
Weaned sows were exposed to a boar on Days 2 to 10 after
weaning and 21 to 25 of expected pregnancy to detect signs
of oestrus. All sows were inseminated using pooled semen
with 3x10^ spermatozoa per dose, in 80 ml of Beltsville
Thawing Solution. Semen was collected on-farm daily, with
samples from each boar being collected twice weekly.
Extended semen doses were stored at 18°C and discarded af-
ter 48 h. Inseminations were heterospermic and sires were
equally represented among treatments. All inseminations
were subjectively judged to be acceptable when the sow re-
mained immobile and there was a good catheter lock, good
semen uptake, and minimal semen backflow following
insemination. Post-insemination all animals were fed restric-
tively according to table 2.

Average lactational daily feed intake, average daily feed in-
take from weaning to oestrus, oestrus within 6 days of wean-
ing (%), ovulation within 6 days of weaning (%), Day 24
pregnancy rate (%), wean-to-oestrus interval (h), duration of
oestrus (h), interval from oestrus to ovulation (h), farrowing
rate (%), follicle size (mm), and total pigs born (mummies
[brawn coloured small fetuses] excluded) were evaluated.
Statistical analysis: Continuous response variables were ana-
lysed by PROC MIXED (Statistical Analytical System,
Cary, North Carolina, USA, SAS, 14) and binary response
variables were analysed using PROC GENMOD (SAS, 14).
The assumptions of the models were confirmed by
characterization of the data and residuals. Least-squares me-
ans were computed for all response variables. Farrowing rate
means were tested by general linear model (SAS). The conti-
nuous response variables included wean-to-oestrus interval,
duration of oestrus, interval from oestrus to ovulation, and
total pigs born. The binary response variables included
oestrus within 6 days of weaning, ovulation, pregnancy at

-ocr page 178-

Days 21-25, farrowing-to-oestrus and -insemination inter-
vals. The models included the fixed effects of replicate (1-
23), parity (P) group (P2; P3-6; P7-8), treatment group
(Groups 1-3), and lactation duration as covariates. Models
for the response variables pregnancy rate, farrowing rate,
and total born litter size also included wean-to-oestrus inter-
val and follicle size as regressors. Spearman correlation was
used to compare the duration of oestrus with the interval
from oestrus to ovulation.

Results

Pre-trial average daily voluntary lactational feed intake was
7.1 ± 0.5 kg in Group 1,7.2 ± 0.4 kg in Group 2, and 7.3 ± 0.7
kg in Group 3 {P>0.05). Average voluntary daily feed intake
from weaning to oestrus was 4.3 ± 0.9 kg in Group 1, 4.2 ±
0.8 kg in Group 2, and 4.1 ± 0.5 kg in Group 3 (P>0.05).
Oestrus was detected within 6 days of weaning in 143 sows
(88.8%) in Group 1, 143 sows (89,4%) in Group 2, and 142
sows (88.8%) in Group 3 (P>0.05) (Table 3). Follicle size did
not differ (P>0.05) among the groups. The sows in Group 1
were artificially inseminated 3.01 ± 0.4 times during their
standing reflex.

In Group 1, 83.2%, in Group 2, 90.6%, and in Group 3,
91.3% of the sows ovulated within 6 days of weaning
(P<0.05) and had 81.4%; 91.3%; and 92.5% 24 Day preg-
nancy rates (P>0.05), respectively (Table 3). Farrowing rates
of 91.3% in Group 2,91.9% in Group 3, and 84.5% in Group
1 were recorded (P>0.05) (Table 3).
The wean-to-oestrus interval was 115.5
h in Group 1, 114.9 h in Group 2, and
115.7 h in Group 3 (P>0.05) (Table 4).
Duration of oestrus was significantly
shorter in sows in Group 2 (41.9 h) and
in Group 3 (42.1 h) than in sows in
Group 1 (68.3 h) (P<0.001). Similarly,
the interval from oestrus to ovulation
was significantly (P<0.01) different be-
tween the groups (Group 1, 49.0 h,
Group 2, 32.0 h, and Group 3, 31.1 h).
The sows in Group 2 (12.7) and in
Group 3 (12.6) had a significantly high-
er (P<0.01) number of total pigs born
compared to the sows in Group 1
(n=!0.9) (Table 4). The interval
(P<0.01) from oestrus to ovulation was
highly and positively correlated (r=0.83)
with the duration of oestrus.
Parity (P>0.05), body condition
(P>0.05), and genetic factors (P>0.05),
and seasonal factors (P>0.05) did not in-
fluence the variables investigated.

Discussion

Synthetic GnRH has the same biological
effect as endogenous GnRH, but its pro-
longed binding to receptors of the pitui-
tary increases its efficiency (15). As the
present study was performed in sows of
similar genetic background, body condi-
tion, feeding regimen, and unit climate
and the same seasons, the differences
must be attributed to the effect of GnRH. In this unit great
care was taken to avoid overweight or weight losses during
lactation and at weaning. The influence of post weaning
body condition on subsequent weaning-to-mating interval,
conception rate, and litter size of the sow is well documented
(6).

In this field study, the application of synthetic GnRH agonist
intravaginal gel and \'timed insemination\' resulted in a higher
ovulation rate within 6 days of weaning and larger litter sizes
compared to those of the untreated control animals.
According to Wilson and Dewey (21), Tarocco and
Kirkwood (16), and Waller and Bilkei (19), shortening the
weaning-to-oestrus interval improves farrowing rates and
subsequent litter sizes in sows.

Despite numerous studies on the weaning-to-oestrus inter-
val, ovulation rate, and subsequent reproductive perfor-
mance of the sow, most of these studies did not take the body
condition, genetic, feeding regimen, season, geographic re-
gion, health, and age (parity) of the weaned sows into con-
sideration. Thus, the published data on sow performance af-
ter postweaning hormonal treatment are not consistent (1,4,
8,9,10, 11, 12, 15,17,19,20,21,23).
The effect of GnRH, pregnant mare serum gonadotropin
(PMSG), or human chorionic gonadotropin (HCG) has been
studied in postweaned sows (1, 2, 3, 5, 11, 12, 13, 15).
Bergfeld (3) treated 1556 weaned sows with 1250 lU of
PMSG followed by 300 ng of GnRH and 500, 400, 300, or
200 lU of HCG, and was not able to find differences in sub-
sequent reproductive performance. Schlegel
et al. (13)

Table,3. Least-squares means for binary variables measured for weaned sows following administration of GnRH-
agonist at 96 hours after weaning and artificially inseminated (AI)"indepenrfenfof detectfon bf destTuS"{GToup 2),
or following administration of CnRH-agonist at 96 hours after weaning, and Al at detection of oestrus (Croup 3),
and in non treated animals (Croup 1, control).

Sows assigned

161

160

160

Parameter

Group 1

±SEM

Group 2

±SEM

Groups

±SEM

P

Oestrus within 6 days of weaning (%)

88.8 ±5.9

89.4 ±6.3

88.8±6.3

ns

Ovulation within 6 days of weaning (%)

83.2 ±5.5

90.6 ±5.9

91.3±5,7

0.05

Day 24 pregnancy rate (%)

81.4±6.0

91.3±6.3

92.5 ±6.1

ns

Farrowing rate (%)

84.5 ±5.0

91.3±4.9

91.9±5.1

ns

ns non significant
SEM:± standard error

Table 4. Least-squares means for continuous variables measured in sows following administration of CnRH-
agonist at 96 hours after weaning and artificially inseminated (Al) independent of detection of oestrus (Croup 2),
or following administration of GnRH agonist at 96 hours after weaning, and Al at detection of oestrus (Croup 3)
and in non-treated animals (Croup 1, control).

Parameter

Group 1

±SEM

Group 2

±SEM

Group 3

±SEM

P

Follicle size (mm)

7.4 ±0.4

7.3 ±0.6

7.5 ±0.5

ns

Wean-to-oestrus interval (h)

115.5±3.9

114.9 ±3.7

115.7 ±3.5

ns

Duration of oestrus (h)

68.3 ±7.3

41.9±7.2

42.1 ±7.1

0.001

Interval from oestrus to ovulation (h)

49.0 ±2.1

31.1±2.2

32.0 ±2.4

0.002

Total pigs born

10.9 ±0.6

12.7±0.7

12.6±0.8

0.01

ns non significant
SEM:± standard error

-ocr page 179-

found, in a comparable trial, that treatment with HCG alone
resulted in larger litter size, but if HCG treatment was com-
bined with GnRH (300 pg of GnRH -H 300 lU of HCG) hig-
her conceptions rates were recorded. Raasch
et al. (\\\\), im-
proved the subsequent reproductive performance of weaned
sows by using the HCG GnRH combination. In a subse-
quent trial (12) involving 10 large pig breeding units, the
same HCG GnRH combination significantly increased
the farrowing rate. In order to increase the effectiveness of
HCG on the oestrous behaviour and farrowing rate of sows,
Bergfeld (3) combined 300 pg of GnRH with 300 lU of
HCG and found that this combination resulted in higher
ovulation- and farrowing rates than high doses (500 lU) of
HCG without GnRH application. Szabo
et al. (15) used
GnRH 48 h after weaning and found that more sows came
into oestrus within 3-7 days and had a better reproductive
performance than non-treated sows. In their trial (15),
GnRH failed to facilitate the clinical signs of oestrus in the
majority of the evaluated sows. In another trial (5) a postwe-
aning (56 h postweaning) single dose of 300 pg GnRH-ana-
logue (Gonovet 50®, Germany) improved the conception
rate (94.2% vs. 91.0% P<0.05), farrowing rate (92.1% vs.
86.4%, P<0.05), and subsequent litter size (11.9 vs. 10.4
P<0.05). The same authors (5) injected 1000 IE PMSG on
the day of weaning (Day 0, h 0), followed by 300 pg of
GnRH (Gonovet 50®, Germany) 56 h later and found im-
proved conception rates (96.2% vs. 93.1% P<0.05), farro-
wing rates (93.2% vs. 86.5%, P<0.01), and subsequent litter
sizes (12.4 vs. 10.3 P<0.01) when compared with those of to
non-treated multiparous sows. Knox
et al. (9) found that in-
travaginal application of GnRH gel improved the percen-
tage of sows in oestrus and ovulation within 7 days of wea-
ning. Inconsistent with the present study, they (9) evaluated
sows ovulating late (within 7 days) after weaning, while we
evaluated (according to previous experience in this unit and
climate) sows that ovulated earlier (within 6 days) after we-
aning. Consistent with Knox
et al. (9), in the present study
sows treated with GnRH had a higher ovulation rate, a shor-
ter duration of oestrus, a shorter interval from oestrus to
ovulation, and more piglets at subsequent farrowing. In or-
der to prove the effect of\'fixed time insemination\' and inse-
mination at standing oestrus after postweaning application
of GnRH, in a similar large Croatian study (I), three groups
of sows were artificially inseminated at their first postwea-
ning oestrus as many times as they stood, at in 24 hour inter-
vals. Group 1 (Control) were artificially inseminated during
their standing reflex. Group 2 (\'GnRH-fixed time insemina-
tion\') were artificially inseminated independent of detec-
tion of oestrus and following administration of GnRH ago-
nist 96 hours after weaning, and Group 3 (GnRH and
insemination at their standing oestrus) were treated with
GnRH agonist as Group 2 and were artificially inseminated
at their standing reflex. The reproductive parameters were
superior in the GnRH-treated groups (1).
Unfortunately, most published studies (2, 5, 11, 12, 13, 15)
did not take into consideration the season and health status of
the sows - a possible fault, as these factors markedly influ-
ence postweaning oestrus -, conception-, and farrowing rates
(5). The health status of the weaned sow, previous peripartu-
rient diseases, and vulval discharge have long-lasting nega-
tive effects on the subsequent reproductive performance of
the sows (18). Knox
et al. (9) did not record the number of
inseminations, which is a possible fault, as sows with a short
wean ing-to-oestrus interval may have prolonged standing
oestrus compared with sows with a prolonged weaning-to-
oestrus interval (5).

The duration of oestrus was different in the different groups
in our study. According to Tarocco and Kirkwood (16) and
Waller and Bilkei (19), the duration of oestrus and number of
inseminations significantly influence the subsequent litter
size. We cannot exclude an effect of the duration of oestrus
on subsequent reproductive performance. Nevertheless, as
the sows were artificially inseminated 3 times (3.01 ± 0.4
times in the control group) in all groups, it is likely that des-
pite the different duration of oestrus, the number of insemi-
nations did not influence fertilization.
The results of the present study indicate that \'timed AI\' im-
mediately following intravaginal administration of GnRH
results, regardless of oestrus detection, in a better reproduc-
tive performance of sows. GnRH treatment of the weaned
sow, 96 h after weaning, could eliminate the tiring and
labour- and cost-intensive need for oestrus detection (5).

Literature

1. Baer C, and Bilkei G.Theeflfect of intravaginal applied GnRH-agonist
on the time of ovulation and subsequent reproductive perfornnance of
weaned multiparous sows. Reprod Dom Anim 2004; 39: 293-297.

2. Bergfeld J, Raasch ML, Rohling H, and Skoeries HJ. PMSG and
combined HCG/GnRH treatment of gilts and adults sows under pig
farm conditions for preliminary studies into synchronisation of ovula-
tion. Mh Vet Med 1979;34:615-617.

3. Bergfeld J. Concept and arrangement for testing GnRH vet \'Berlin-
Chemie\' for applicability to induction of ovulation in swine. Mh Vet
Med 1984; 39: 156-159.

4. Bilkei G. Herd health strategy for improving the reproductive perfor-
manceofpigs. Hung Vet J 1995; 10: 766-768.

5. Bilkei G. Biro O, Böicskei A, Uys A, andTakacsT. Management of re-
productive performance in pig units. Proc. EAAP 47th Ann. Meeting,
Oslo/Lillehammer, Paper 1996; Pl,7.

6. Hoffmann CK, and Bilkei G. Effect of body condition of postweaning
\'flushed\' sows and weaning-to-mating interval on sow reproductive
performance. Vet Ree 2003; 152 (9): 261-263.

7. Horvat G, and Bilkei G. Exogenous prostaglandin F2a at the time of
ovulation improves reproductive efficiency in repeat breeder sows.
Theriogenology, 2003; 59: 1479-1484.

8. Kemp B, and Soede NM. Relationship of weaning to oestrus interval
to timing of ovulation and fertilization in sows. J Anim Sei 1996; 74:
944-949.

9. Knox RV, Willenburg KL, Rodriguez-Zas SL, Greger DL, Swanson
ME, and Hafs HD. Intravaginal GnRH agonist-gel advances time of
ovulation and facilitates timed AI in weaned sows. Proc. Ann. Meet, of
Am. Ass. of Swine Vet. 2003: 495-498.

10. Molnar GB, and Bilkei G. Effect of Modified Eros Centre on some re-
productive parameters of the sow. Reprod Dom Anim 2003; 38: 236-
238.

11. Raasch ML, König 1. Bielecka A, Bergfeld J, and Heidler W. Further
studies into synchronised ovulation of adult sows under production
conditions using PMSG and a combination of 300 |ig of GnRH vet.
\'Berlin Chemie\'and 300 lU HCG. Arch Exp Vet Med 1982; 36: 103-
107.

12. Raasch ML, Bergfeld J, Heidler W, and Maximowitz E. Comparative
studies on synchronisation of ovulation in sows using PMSG and HCG
or a combination of gonadotropin releasing hormone (GnRH) and
HCG under farm conditions. Arch Tierzucht Berlin 1984; 27: 257-261.

13. Schlegel W, Börner A, and Sklenar V Studies into the use of HCG
mixed with GnRH vet. \'Berlin-Chemie\' to synchronize ovulation in
adult swine. Mh Vet Med 1984; 39: 621 -623.

14. SAS / STAT® User\'s Guide, Cary, North Carolina. SAS Institute Inc.
2002.

15. Szabo I, Antal T, Toth 1, Faredin 1, Seprödi J, and Teplan 1. Effect of
treatment with Prolan or with a GnRH superactive analog on the
sexual function of sows after weaning. Acta Vet Hung 1991; 39: 3-11.

16. Toracco C, and Kirkwood RN. The effect of oestrus duration and num-
ber of artificial inseminations on fertility of gilts and multiparous sows

-ocr page 180-

having a four day wean to oestrus interval. J of Swine Health and Prod
2001;9: 117-120.

17. Vesseur PC, Kemp B, and Hartog LA den. Factors affecting the wea-
ning oestrus interval in the sow. J Anim Physiol Anim Nutr 1994; 72:
225-233.

18. Waller CM, and Bilkei G. Effect of Mating Frequency on Sow
Reproductive Performance under Field Conditions in Large Outdoor
Production Units. Reprod Dom Anim 2002; 37:116-118.

19. Waller CM, and Bilkei G. Zum Einfluss der Anzahl künstlichen
Besamungen auf die Geburtenrate und Wurfgrösse bei Sauen mit
kurzen Absetz - Östrus Intervallen. Tierärztl Prax 2004; 32 (G): 40-
46.

20. Waller CM, Bilkei G, and Cameron RDA. Effect of periparturient dis-
eases accompanied by excessive vulval discharge and weaning-to-ma-
ting interval on sow reproductive performance. Austrl Vet Journal.

2002; 80 (9): 545-549.

21. Wilson MR, and Dewey CE. The associations between weaning-to-
oestrus interval and sow efficiency. Swine Health and Prod 1993; 1:
10-15.

22. Xue JL. Dial GD, Marsh WE, and Davies P. Multiple manifestations of
season on reproductive performance of commercial swine. J of Am Vet
Med Ass 1994; 204: 1486-1489.

23. Zak LJ, Cosgrove JR, Aherne FX, and Foxcroft GR. Pattern of feed in-
take and associated metabolic and endocrine changes differentially af-
fect postweaning fertility in primiparous sows. J Anim Sci 1997; 75:
208-216.

Artikelingediend: 30-11-2004
Artikel geaccepteerd: 09-05-2005

:ijk-ICT-Systemen

voor de veterinaire geneeskunde

■ ■■■ ■■-lakfe\'.

Software en hardware van één
bedrijf met volledige support...

Geen dos of verouderde windows toe-
passingen meer in uw pral<tijk...

Uw ideeën en wensen hebben wij al
gerealiseerd. "Wanneer stapt u over op
myANIWIN.com praktijkmanagementsoftware?"

Vraag nu onze brochure aan en kom nog
in aanmerking voor een uitzonderlijke aanbieding.

Laat u vrijblijvend adviseren:
BTE-helpdesk 0049 2156/9 1 9 80
Meer informatie op:
www.mvaniwin.com

Info: Tel.: 49 2156 91 98 O ■ Fax: 49 2156 91 98 22 ■ E-mail: software@bte-online.de

-ocr page 181-

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde hebben besloten samenvattingen van gepu-
bliceerde, wetenschappelijke artikelen uit te wisselen, opdat dierenartsen in België en Nederland op een eenvoudige manier op
de hoogte blijven van de veterinaire ontwikkelingen in hun buurland.

Dr. Ann van Soom

Voorzitter Vlaams DiergeneeskundigTijdschrift

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Voorzitter Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Salmonella-
nomenclatuur:
verwarring troef

F. Haesebrouck, F. Pasmans, M. Heyndrickx, F. Van
Immerseel, R. Ducatelle, A. Decostere. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2005; 4: 254-25^.

Over de nomenclatuur van kiemen die behoren tot het genus
Salmonella, bestaat veel verwarring. Dit heeft ondermeer te
maken met het feit dat de namen van serovars en soms van
biovars verward worden met speciesnamen. Recent werd de
speciesnaam
Salmonella entehca officieel erkend, samen
met de hierbij horende subspeciesnamen. Bijna alle salmo-
nella\'s die ziekte veroorzaken bij zoogdieren en vogels, be-
horen tot deze species. Daarnaast worden ook de speciesna-
men
Salmonella bongori en Salmonella subterranea erkend.
Een kiem die behoort tot het genus
Salmonella, wordt bij
voorkeur aangeduid met de species- en subspeciesnaam, die
schuin gedrukt worden, samen met hun serovarnaam. Deze
laatste wordt niet schuin gedrukt en als eerste letter wordt
een hoofdletter gebruikt.

Salmonella in pluimveevlees en
eieren: een gevaar voor de
consument die om efficiënte be-
strijdingsprogramma\'s vraagt

F. Van Immerseel, J. De Buck, L. Timbermont, I. Gantois, L.
Bohez, F. Boyen, F., Pasmans, S. Bertrand, j.M. Collard, C.
Saegerman, J. Hooyberghs, F. Haesebrouck, R. Ducatelle.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 205; 4:258-2^4.

Tussen 1965 en 1980 was er een sterke stijging van het voor-
komen van
Salmonella bij pluimvee. Sindsdien is Enteritidis
het meest frequent geïsoleerde serotype geworden bij pluim-
vee. Dit serotype is verantwoordelijk voor de besmetting van
eieren, die de belangrijkste oorzaak vormt van humane
Sal-
monellose. Op deze wijze komt ook verticale overdracht tus-
sen het moederdier en de slachtkip of leghen tot stand.
Bovendien verspreidt dit serotype zich ook gemakkelijk ho-
rizontaal en is het erg resistent in de omgeving. Hierdoor is
het zeer moeilijk om een besmette toom met klassieke hygië-
nische maatregelen vrij te krijgen van
Salmonella. Het me-
chanisme van de transmissie van de kiem naar eieren is tot op
heden nog steeds niet volledig gekend, wat een hinderpaal
vormt voor de ontwikkeling van specifieke preventieve en
curatieve maatregelen. Het merendeel van de huidige pro-
ducten en maatregelen tegen 5a/wo«e//a-infecties bij pluim-
vee werd dan ook op een empirische manier ontwikkeld.
Nieuwe, meer gerichte oplossingen dringen zich dus op. Op
Europees niveau werd een nieuwe wetgeving geïntroduceerd
ter reductie van de besmettingsgraad langs de hele pluim-
veeproductielijn, de verwerking en de distributie van eieren
en pluimveevlees. In België start het Federale Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) met een be-
strijdingsprogramma in de pluimveesector. Dit literatuur-
overzicht behandelt de belangrijkste aspecten van de epide-
miologie en de
Pathogenese van Salmonella bij pluimvee,
alsook de huidige beschikbare preventieve en bestrijdings-
maatregelen tegen
Salmonella-\'mïscUts bij pluimvee, en de
meest recente wetgeving hieromtrent.

Het effect van L-carnitine op
verteerbaarheid en carnitine-
metabolisme bij duiven
(Columba livia domestica) ge-
voed met maïs of erwten

G.P.j.janssens, A.M. Abd-Ellah, H. De Rycke, M. Hesta, and
R.O.M. De Wilde. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2005; 4:283-
287.

Zestien volwassen vrouwelijke duiven werden at random
verdeeld in twee groepen die ofwel met maïs, ofwel met erw-
ten werden gevoed. Binnen elke groep kregen vier duiven
een drinkwatersupplement van 2,5 g L-carnitine/1. Na een
adaptatieperiode van zeven dagen werd in een zeven dagen
durende collectieperiode al de mest per vogel verzameld. De
coëfficiënten van de schijnbare verteerbaarheid van droge
stof, organische stof, ruw vet, ruwe vezel en overige koolhy-
draten en van de schijnbare stikstofretentie werden berekend
uit de Weendeanalyse van de voedermiddelen en de excreta.
Op het einde van de proef werden bloedstalen genomen en
de plasmastalen werden geanalyseerd voor carnitine en ver-
wante verbindingen. De supplementatie van L-carnitine had
geen invloed op de verteerbaarheid maar verminderde de
schijnbare stikstofretentie bij de met maïs gevoederde dui-
ven. De analyse van
7-butyrobetaïne in plasma laat een ne-
gatief feedbacksysteem vermoeden van hoge L-carnitine-
supplementatie op de
de novo synthese van L-carnitine.

-ocr page 182-

Diersoortidentificatie op
basis van DNA

T. Erkens, M. Van Poucke, LJ. Peelman. Vlaams Diergeneeskd
Tijdschr 2005; 4:
275-282.

De identificatie van de diersoort waarvan een bepaald (weef-
sel )staal afkomstig is, is een belangrijk onderdeel geworden
van de voedselveiligheid en de controle op de voedselkwa-
liteit. Daarom wordt hier een overzicht gegeven van de meest
gebruikte technieken voor diersoortidentificatie, met de na-
druk op de technieken gebruik makend van DNA en de poly-
merase kettingreactie (PCR), omdat deze zich op dit mo-
ment het beste voor dit doel lenen. Voor elk van deze
technieken worden de voornaamste voor- en nadelen en hun
toepassingsgebied besproken.

Leeftijdsbepaling bij honden (Canis
familiaris) en vossen (Vulpes
vulpes) aan de hand van de telling
van het aantal groeilijnen in het
tandcement

S. Van Lancker, K. Van Den Berge, W. Van Den Broeck, P.
Simoens. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2005; 4:
299-293.

Het aantal groeilijnen ter hoogte van de tanden wordt vaak
geteld voor leeftijdsbepaling bij diersoorten die in het wild le-
ven en onderhevig zijn aan seizoenvariaties. Om na te gaan of
deze techniek al dan niet bruikbaar is bij gedomesticeerde
dieren die in beschutte omstandigheden worden gehuisvest,
werden de cementlijnen van de baaktanden en van de tweede
premolaren geteld bij vier vossen
{Vulpes vulpes) afkomstig
uit Vlaanderen en vergeleken met deze van 7 gedomesti-
ceerde honden. Van alle dieren was de geboortedatum ge-
kend. Bij de vossen was er een goede correlatie tussen de
leeftijd en het aantal groeilijnen in de cementlaag. Bij de hon-
den daarentegen was het aantal groeilijnen veel meer variabel
en bovendien moeilijk te bepalen wegens het geringe verschil
tussen primaire en secundaire lijnen. Er werd besloten dat de
telling van het aantal groeilijnen in het cement geen bruik-
bare techniek is om de leeftijd te bepalen van honden die ge-
houden worden in een beschut milieu zonder seizoenvariatie
in voedselbeschikbaarheid en weersomstandigheden.

Gecombineerde anesthesie met iso-
fluraan en lumbosarcraal epiduraal
bupivacaine toediening bij een
antilopespecies (Impala (Aepyceros
melampus))

;. PoHs 7, Y. Hoybergs 1, P. Verleyen 2, F. Gasthuys. Vlaams
Diergeneeskd Tijdschr 2005; 4:2^4-2^8.

Na premedicatie met een combinatie van xylazine, carpro-
fen, methadone en atropine werd een impala (Aepyceros me-
lampus) onder algemene verdoving gebracht met isofluraan
en zuurstof voor chirurgische correctie van een tibiafractuur.
Bijkomende intra-operatieve analgesie en spierrelaxatie
werden bekomen door het uitvoeren van een lumbosacrale
epidurale injectie met bupivacaine. Op een initiële hyper-
ventilatie na, bleven alle cardiopulmonaire parameters
binnen de normale grenzen. Het ontwaken na drie uur
anesthesie voorafgegaan door de toediening van atipamezole
verliep snel en probleemloos. Toereikende postoperatieve
analgesie gebeurde met subcutane injecties van carprofen
gedurende vijf dagen.

Hondenziekte bij een nest
Aziatische otters in gevangenschap

H. De Bosschere, S. Roels, N. temmens, E. Vanopdenbosch.
Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2005; 4:
299-302.

Hondenziekte bij carnivoren is een wereldwijd gekend pro-
bleem. Ze werd reeds beschreven bij alle families van carni-
voren waaronder Mustelidae. Mustelidae, zoals otters en
fretten, zijn één van de meest gevoelige families voor het
(caniene) hondenziektevirus. De klinische symptomen zijn
vergelijkbaar met deze waargenomen bij de hond, mits en-
kele uitzonderingen. Dierenartsen die in contact komen met
niet-gedomesticeerde carnivoren, moeten op de hoogte zijn
van de klinische symptomen, de diagnose en het manage-
ment van deze ziekte. Dit artikel is de eerste beschrijving van
een üitbraiak van hondenziekte bij een nest Aziatische dwer-
gotters
(Aonyx cinereus).

Seroprevalentie van Borrelia
Burgdorferi sensu lato bij wilde
konijnen in Vlaanderen

A. Martel, E. Luiten, P. Dorny, J. Dewulf, F. Pasmans, A.
Decostere. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 2005; 4: ^03-304.

Het aantal gevallen van de ziekte van Lyme in België neemt
de laatste jaren gestaag toe. Omdat konijnen zeer frequent te-
ken dragen, kunnen ze een bron van infectie van
Borrelia
burgdorferi
si voor mensen zijn. Het was daarom het doel
van deze studie om de seroprevalentie van Äorre/i\'a-infecties
bij konijnen te schatten. Hiertoe werden bloedstalen van 103
wilde konijnen onderzocht op de aanwezigheid van antistof-
fen met behulp van ELISA. Antistoffen tegen
Borrelia wer-
den in 8,7% van de stalen teruggevonden, wat een geschatte
prevalentie van 2,3% oplevert. Deze lage prevalentie sugge-
reert dat konijnen slechts een beperkte rol spelen in de epide-
miologie en de overdracht van de ziekte van Lyme van dieren
naar de mens in Vlaanderen.

-ocr page 183-

^tyjwïïW^

- /■
r

ür.

J

J

Baytril werkt -AB\'A^f.
Baytril is ^^jjjuiiJi^JjjJi:
Baytril is
therapeutische spiegels binnen minuten, snel bactericide werking,
snel herstel nnelkproductie en melkkwaliteit
hoge spiegels in de melk, vermindert endotoxine effecten
2 injecties volstaan

hoge doeltreffendheid en slechts 4 dagen melkverlies

Baytril 10% injectievloeistof: slechts jijj^cijfr^^j bij acute coliforme mastitis.

Baytril werkt £jijBJ:

Benaming BAYTRIL® 10% Injeclievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Rund en varken. • Therapeutisciie indicaties Rund: infecties van ademhalings- en spljsverteringsslelsel van primaire
(acleriële oorsprong, met
name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, ooiiseplicemie en Salmonellose, alsmede secundaire ziekten na een vinjsinfectie zoals Bovine Respiratory Disease-Complex. Acute colilorme mastitis.
Ifarken: infecties van ademfialings- en spijsverteringsstelsel, met name pasteurellose, mycoplasmose, colibacillose, colisepticemie en
Salmonellose, alsmede andere ziektecomplexen zoals enzoötische pneumonie. • In
let kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen.
Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aan-
gezien er lussen enrofloxacin en andere fiuorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. •
Ongewenste effecten In zeldzame gevallen kan de intraveneuze toediening aanleiding geven tot shockreacties, vemioedeli-
k als gevolg van een verstoring van de bloedsomloop. •
Dosering 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 miy40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (5 dagen bij Salmonellosen). Bij zware respiratoire infec-
les ot
Salmonellosen: tot 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij hel varken. Bij acute coliforme mastitis bij het rund: 5 mg enrofloxacine per kg
Ichaamsgewicht (= 10 ml per 200 kg) per dag gedurende 2 opeenvolgende dagen (interval: 24 uur). •
Wijze van toediening Rund: intraveneus, subcutaan. Bij acute uierontsteking: intraveneus. In geval van subcutane toediening
Üj het rund dient dit plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van 10 ml per injectieplaats. Varken: intramusculair. Bij varkens dient de toediening plaats te vinden in de nek met een maximaal injectievolume van
i,5 ml per injectieplaats. •
Wachttijd Rund: 9 dagen voor de slacht na subcutane toediening: 4 dagen voor de slacht na intraveneuze toediening. 4 dagen voor de levering van melk na subcutane toediening: 3 dagen voor de
Lvering van melk na intraveneuze toediening. Vari<en: 10 dagen voor de slacht. •
Registratiehouder Bayer B.V, Animal Health Division, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 03489 UDD. Meer informatie is op aanvraag
»rkrijgbaar bij de registratiehouder.

WWW. I ivestock. baye r. n I

Bayer HealthCare

T/ie Effective Anti-Infective.

Animal Health

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering voor het gebruil( van diergeneesmiddelen

Baytril:

-ocr page 184-

OPTIMALE PRESTATIES ?
OPTIMALE ZORG !

PREQUINE

I

Equi Products Holland BV streeft naar optimale service aan de gespecialiseerde paardenpracticus,
ondermeer in de vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen en verzorgingsproducten voor
paarden.

Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Een nieuwe naam voor een exclusieve lijn hoog-
waardige aanvullende diervoeders en supplementen voor paarden.

Prequine® is ons antwoord op de specifieke vraag van de paardenspecialist, gebaseerd op gedegen
research, specialistische kennis en gecontroleerde productieprocessen.

Prequine® is uw antwoord op de vraag naar optimale begeleiding. In ieder seizoen, het hele jaar door.
Voor informatie verwijzen wij u graag naar de Prequine® brochure, of naar www.prequine.com

Holland BV

Equi L^ Products

Postbus 9358, NL-1800 G3 ALKMAAR Hermelijnkoog 44, NL-1822 CB ALKMAAR
Tel.: 31 (0)72 5644749 Fax: 31 (0)72 5643876
www.equi.nl

-ocr page 185-

Modderen met suiker

Tekst: laira Boisseva\'m
Illustratie: Henk Vrieselaar

Behandeling van suikerziekte hoeft niet
moeilijk te zijn, maar wat als de behan-
deling niet aanslaat? En de eigenaar
dan zelf nog andere middelen gaat toe-
dienen? En hoe lang kun je dan blijven
proberen wat de juiste instelling is?

Zoet

Rottweiler Kazan is negen jaar oud. Of
hij zich zoet gedraagt vermeldt het verhaal deze keer niet, maar
zijn bloedsuikerspiegel is in ieder geval niet normaal. De hond
weegt 45 kilo en de suikerwaarde in zijn bloed is 26.7 mmol/1.
Reden voor de dierenarts om een dosis van 40 IE Caninsuline
voor te schrijven. Het helpt niet, de hond blijft afvallen en in
slechte conditie. Er volgen twee maanden van regelmatige be-
zoeken aan de dierenarts, die af en toe urine of bloed onder-
zoekt, en verder de dosis Caninsuline in stappen verhoogt van
44 naar 60 IE. De hond valt dertien kilo af, en de bloedsuiker-
waardc stijgt verder.

Zuur

Na twee maanden gaat de eigenaar
naar een andere dierenarts die wel
raad weet met deze problemen:
het middel Mixtard 30/70
moet goede diensten doen.
En ja, de suikerwaarde daalt
naar 2.7, waarop de hond
een hypoglycaemisch in-
sult krijgt. Daarna keert
de eigenaar toch maar
terug naar de eerste die-
renarts, die vrolijk voort-
gaat met de Caninsuline,
hoewel de eigenaar vindt
dat de dierenarts zelf wel
kan begrijpen dat hij op
zoek moet naar een ander
middel, nu Caninsuline niet
werkt en Mixtard blijkbaar wel.
Inmiddels heeft de hond ook af-
wijkende leverwaarden; dat zou vol-
gens de dierenarts aan vervetting of aan
tumoren kunnen liggen. De eigenaar denkt
dat het wel tijd is om te worden doorverwezen
naar een specialist, maar de behandelend dierenarts ziet
daar geen aanleiding toe, het zal op termijn heus wel lukken om
de hond goed in te stellen, dus hij blijft maar verschillende do-
ses proberen, soms gecontroleerd met bloedonderzoek, soms
niet.

Bitter

Na drie maanden heeft de eigenaar er genoeg van, en zoekt zelf
contact met een aan de universiteit verbonden specialist. In

Veterinai
tuchtrech

Utrecht wordt vastgesteld dat de hond lijdt aan slecht geregu-
leerde Diabetes mellitus, waarbij regulatie eerder heeft geleid
tot een hypoglycaemisch insult. Verder heeft de hond inder-
daad een vergrote lever, waarschijnlijk door leververvetting, en
is hij inmiddels zo goed als blind geworden. De faculteit advi-
seert twee keer per week controle, op basis van de bloed-
waarden. De eigenaar gaat met dit advies naar een andere die-
renarts, die erin slaagt de hond nog verder te laten afvallen,
maar als de hond 29 kilo weegt komt hij uiteindelijk terecht bij
iemand die wel kans ziet om de hond goed in te stellen. Een
paar maanden later is de hond klinisch in orde en goed op ge-
wicht, alleen de blindheid blijft.

Opzouten

De eigenaar lucht zijn hart bij het Tuchtcollege, waarbij hij aan-
geeft dat hij de rekeningen niet wenst te betalen. Zoals altijd,
gaat dit onderdeel van de klacht van tafel, het Tuchtcollege
spreekt zich niet uit over rekeningen. In zeldzame gevallen
kan het Tuchtcollege een dierenarts verplichten
om schadevergoeding te betalen, maar dat
kan alleen in combinatie met een voor-
waardelijke boete of schorsing en
daar is hier geen sprake van.

Juiste instelling?

In eerste instantie heeft de
dierenarts volgens het
Tuchtcollege niet onjuist
gehandeld, hoewel de ei-
genaar nu weet te vertel-
len dat een insteldosis
van 40 IE veel te hoog is.
Deze dosis komt echter
overeen met de bij-
sluiter, en is daarom aan-
vaardbaar. Het Tucht-
college vindt echter wel dat
de dierenarts niet actief ge-
noeg is geweest in het zoeken
naar de juiste instelling. Af en
toe urine onderzoeken en af en toe
bloed is niet voldoende; tijdens zo\'n
periode is tweemaal per week een
bloedonderzoek beslist niet overbodig, zo-
als ook blijkt uit het later gegeven advies van de

faculteit.

Het Tuchtcollege vindt het bovendien een ernstige zaak dat de
dierenarts geen hulp heeft willen inroepen van een specialist,
ook niet toen hij er na zes weken niet in geslaagd was om de
juiste dosering voor deze hond in te stellen. De dierenarts heeft
daar zelf geen verklaring voor.

Dat vindt het Tuchtcollege onaanvaardbaar, en het levert de
dierenarts een minder zoete maatregel op: hij krijgt een beris-
ping voor zijn nalatigheid.

-ocr page 186-

Dexamedium is een middellang werkend cortico-
steroid preparaat. Het bevat dexamethason (dime-
thylbutyraat) als werkzame stof. Dexamedium
heeft een sterke glucocorticoïde werking. Door de
unieke samenstelling heeft Dexamedium een
wachttijd voor de melk van slechts 3 dagen.

Goed nieuws
Dexamedium® is er weer!

O

Dexamedium*. Samenstelling: 0,8S mg dexamethason (als dimethylbutyraat ester) per ml suspensie
voor injectie. Doeldier: Rund. Indicaties: ondersteuning bij de behandeling van klinische ketose. Dosering: 2 ml per 100 kg
lichaamsgewicht, intramusculair. Wachttijden: slacht 30 dagen, melk 3 dagen. Overige informatie: zie bijsluiter. REC NL 9458 UDA.

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

-ocr page 187-

Voedsel en
^aren Autoriteit

Practici verzamelen controlegegevens

EP

Nieuwe Brusselse regels

In de nieuwe Hygiëneverordeningen uit Brussel (die
per 1 januari 2006 van kracht worden) is de verplich-
ting opgenomen voor primaire bedrijven (veehouders)
om voorinformatie aan te leveren aan het slachthuis
voordat hun dieren geslacht worden. Verder leggen
deze Hygiëneverordeningen aan de overheden op, om
op primaire bedrijven verschillende controles uit te
gaan voeren. Deze verplichtingen vormen een belang-
rijk aspect van de hygiëneverordening: toezicht in de
gehele keten, om zodoende de kwaliteit en veiligheid
van het eindproduct (levensmiddelen) te waarborgen.
Het gaat hier met name om informatie over de dierge-
zondheid en daarmee samenhangende zaken.
In de eveneens nieuwe, Brusselse controleverordening
is de mogelijkheid opgenomen, om het toezicht op
deze nieuwe regels te baseren op controlegegevens van
derden. De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) over-
weegt samen met de directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid en de Algemene Inspectiedienst
(beide onderdeel van het ministerie van LNV) om, ten
behoeve van de voorgeschreven controlewerkzaamhe-
den, samenwerking te zoeken met de practicus van dit
bedrijf

Wie houdt toezicht op de regels?
Het aanleveren van de voorinformatie door veehouders
aan de slachthuizen kan volgens de nieuwe verorde-
ning worden gecontroleerd door officiële dierenartsen,
en hetzelfde geldt voor de uit te voeren controles op de
primaire bedrijven. Ter opheldering: "officiële dieren-
artsen" werken voor de VWA; zij zijn of full-time amb-
tenaar, of zij werken in een andere constructie in op-
dracht van de VWA en betaald door de VWA. Een
practitioner is dus op die momenten dat hij in opdracht
van de VWA werkt, een officiële dierenarts.
Voor het bedoelde toezicht is uiteindelijk de overheid
verantwoordelijk. Echter, wanneer de overheid zelf de
controles uit zou moeten voeren op de primaire bedrij-
ven en op de aanlevering van voorinformatie door de
veehouder aan het slachthuis, levert dit voor de vee-
houders een forse toename op van de administratieve
last.

Kan het ook anders?

De overheid wil al deze controles bij voorkeur niet zelf
uitvoeren, om redenen van efficiëntie en effectiviteit.
Daarom wordt onderzocht welke alternatieven er be-
staan om deze controles uit te laten voeren zonder veel
administratieve rompslomp te veroorzaken. De practi-
cus lijkt over het meest betrouwbare beeld van de vee-
houderijen te beschikken. De volgens de hygiëneveror-
dening uit te voeren controles en de aan te leveren
voorinformatie zijn immers vooral veterinair van aard.

H

H

O

H

pq
pq

H-l

oo

Q

W

De voorinformatie betreft onder meer de gezondheids-
status van dieren, het gebruik van diergeneesmiddelen
en de resultaten van monsteranalyses in het kader van
de bestrijding van zoönosen.

Onder welke voorwaarden?

Het gaat hier dus nadrukkelijk om het onderzoeken
van de voorwaarden en mogelijkheden om niet-offici-
ële dierenartsen (practici) te betrekken bij het uitvoe-
ren van controles op de bedrijven die zij goed kennen.
Er is op dit moment nog niets vastgelegd of besloten.
Een aantal zaken is echter op voorhand al duidelijk:
het uitvoeren van de controles kan door de overheid
niet verplichtend worden opgelegd aan practici. Het
gaat er nadrukkelijk om dat de overheid gebruik kan
maken van de controles die door de practicus worden
uitgevoerd. Indien de practicus geen controlegegevens
verstrekt, zal de overheid ze op een andere wijze moe-
ten verzamelen, bijvoorbeeld door de inzet van offici-
ële dierenartsen of medewerkers van de AID.
Ook zullen er eisen worden gesteld aan de kwaliteit
van de verzamelde gegevens en aan de dierenartsen die
de controles uitvoeren. Voor deze dierenartsen geldt
dat zij ongetwijfeld door de VWA worden gere-
gistreerd in een openbaar register. Waarbij het niet
denkbeeldig is dat aan deze registratie aanvullende ei-
sen worden gesteld.

Helder is dat er enige juridische relatie dient te worden
ontwikkeld tussen de officiële dierenarts en degene die
op veehouderijen de controlegegevens verzamelt, van-
daar ook de registratie.

Een belangrijk punt van aandacht is verder de onaf-
hankelijkheid van practici ten opzichte van hun cliën-
tèle. Er moeten in een dergelijk systeem waarborgen
worden ingebouwd voor de betrouwbaarheid van de
uitgevoerde controles. Deze betrouwbaarheid zal door
officiële dierenartsen of medewerkers van de AID
steekproefsgewijs getoetst worden.

Hoe verder?

Op dit moment zijn de contouren van het bovenstaande
nog maar nauwelijks in beeld. Eén en ander hangt na-
melijk samen met een aantal andere vraagstukken rond
regelgeving en toezicht, en besluitvorming zal daarom
nog wel wat tijd vergen. Wél bestaat bij de overheid de
overtuiging dat de inzet van practici bij het uitvoeren
van controles, op termijn de mogelijkheid kan bieden
om de verhoging van de administratieve lastendruk
voor de veehouder te beperken. Alleen al om deze re-
den willen de VWA, de directie Voedselkwaliteit en
Diergezondheid en de AID in gezamenlijkheid de mo-
gelijkheden onderzoeken om deze controles te laten
uitvoeren door practici. We houden u op de hoogte.

-ocr page 188-

Otitis genezen
én voorkomen.

Daar hebt u
een doelgericht
duo voor.

Met uw deskundige advies én de juiste middelen, kan
otitis goed genezen en vaak zelfs voorkomen woorden.
Surolan is de oplossing die zov/el antibacterieel als
antimycotisch, jeukwerend als analgetisch werkt
tegen otitis en huidinfecties.
Otoclean werkt aanvullend en preventief Deze
unieke alcoholvrije oorreiniger in hygiënische mono-
dosissen, reinigt de oren zacht maar grondig. Een
wekelijkse reiniging met Otoclean vermindert het
risico op otitis aanzienlijk.

Genezen met Surolan en preventief reinigen met
Otoclean: met zo\'n doelgericht duo worden honden
en katten optimaal beschermd!

Otoclean®

voorkomt

SuroläJi

Surolan®

geneest

voor honden

kotten.

Otodologlsche oplossing-16 flesjes monodosis van 5 ml.
Samensïelling: Salicyzuut (2,32 mg), {Kopyleenglycol,
pdyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd water, glyterine,
melkzuur, cucumis sotivus, cetrario islondico, mimosa
tenuiflofo, oliezuur.

Eigenschappen: OTOOfAN® bevat ketaiolytische, oor-
smeet oplossende, verzschleftde, hygiënische ^ hydto-
teiende bestofnideien die hef pioduct buitengewoon
gesctiikt moken voor de hygiëne en verzorging von de
uitwendige gehoorgang von hond en kot, do<Mdat het de
rijhoudt von vuil-, oowneer- of secreet-

gehoorgong v
ophopingen.

Ooserii^: Gebruik OTOCl£AN® in beide gehoorgangen
von de hond resp. kat. Breng voldoende oon, olhonke-
lijk von de grootte von het diei: - Bij grote dieren moet
voor elk oor een flesje {5 ml) worden gebmikf. - Bij
middelgrote o( kleine dieren kon ife inhoud von een
flesje over beide oren worden verdeeld.
Voofzorgsmootregelen: Uitsluitend voor uitwendig
gebruik, vermijd contoct met de ogen. Beworen bene-
den 30°C. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

Samenstelling: miconozolnitioot,
polmyidne B-suHoot
Diersoorten: hond en kot
Indicaties\' bocteriéle otitis en d

door StophykKOCcus spp., SttepKKOcm spp..
Pseudomonas spp., Exhetki co6\' nrycolisdie oMs en
dermatitis veroorzookt doot Micfospomm spp.,
Jndwf^yton spp., Cmdido spp., Mt^zia pachydet-
nnts (Rtyrosponffi pochydennots)
Dosering en wijze von toediening:
Oen: no het reinigen van de gehoorgong, tweemool pet
dog, enkele dnjppels Sutolon in het oor oonbrengen.
Om een goede verdding von het preporoot te verk/ijgen,
dienen oor en gehoorgong goed gemasseerd te worden.
Huid: Iweemool per dog worden enkele dntppeis
Surolan op de letsels oongebrocht en goed irtgewreven.
De behandeling moet zonder ondeibrefeng gedurende
enkele dogen no het verdwijnen von de symptomen
voortgezet worden. In sommige gevollen kon een
behondeling von 2 è 3 weken noodzokelijk zijn. Voor
een nog longere behondeling loodpleeg uw diererarts.
RegKtrahenummer en stotui- REG NL 3153; UDA

-ocr page 189-

De positieve reacties van de leden van de KNMvD op het artikel over de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
zijn aanleiding geweest om door te gaan in deze richting en nu een interview te houden met prof. dr Frans van Knapen, voorzit-
tervan de IRAS-divisie Volksgezondheid en Voedselveiligheid.

Volksgezondheid en voedselveiligheid vormen een belangrijk
deel van de opleiding van iedere dierenarts

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Prof. dr. Frans van Knapen is die-
renarts, maar geen fanatieke, zo-
als hij dat zelf omschrijft. Hij
heeft zich nooit erg aangetrokken
gevoeld tot het \'Vlimmen-feno-
meen\' en heeft zich vanaf zijn af-
studeren in 1973 veel meer geïnte-
resseerd voor volksgezondheid en
voedselveiligheid.

Intervie

Na zijn afstuderen heeft hij eerst enkele waarnemingen ge-
daan in twee landbouwhuisdieren-praktijken. Vervolgens is
hij gaan werken bij het RIVM in het laboratorium voor
Pathologie, waar hij zich vooral bezig hield met de medische
parasitologie. Rond 1980 werd hier een reorganisatie door-
gevoerd en ontstond het nieuwe Laboratorium voor
Zoönosen en Levensmiddelenmicrobiologie, tot dan onder
leiding van prof dr. E.H. Kampelmacher (oud-voorzitter van
de KNMvD). In 1984 is prof Van Knapen aan de Medische
Faculteit te Amsterdam gepromoveerd op een proefschrift
over toxoplasmose.

In 1985 kreeg prof Van Knapen de kans zijn eigen laborato-
rium voor Parasitologie en Mycologie te gaan leiden. Dit la-
boratorium had verregaande internationale samenwerking,
maar ook allerlei bilaterale projecten met de Faculteit voor
Diergeneeskunde. In 1993 werd prof van Knapen benoemd
als buitengewoon hoogleraar in de parasitologie bij de
Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie voor een dag
per week. In 1995 volgde een benoeming als voltijds hoogle-
raar bij de toenmalige hoofdafdeling VVDO. Als snel werd
prof van Knapen ook voorzitter van deze hoofdafdeling en
een van zijn eerste stappen was om het traditionele vakge-
bied \'vleeskeuring en vleeswetenschappen\' veel breder neer
te zetten in de vorm van Volksgezondheid (\'Public Health\').

Fasen in Volksgezondheid

Prof Van Knapen is een gedreven didacticus die zijn studen-
ten volledig doordringt van het belang van een breed geori-
ënteerde voedselveiligheid, waarbij er een duidelijke fase-
ring in ontwikkeling optreedt. In sommige Westerse landen
is deze ontwikkeling al ver voortgeschreden en verkeert in
fase III, terwijl in ontwikkelingslanden men nog in fase I
verkeert.

Hoe ziet prof Van Knapen deze fasering? In Nederland ver-
keerde men tot ongeveer 1900 in fase I. Dat houdt in dat die-
ren van groot belang zijn voor basale behoeften zoals voed-
sel, trekkracht en transport. Diergeneeskunde is in deze fase
vrijwel gelijk aan volksgezondheid en alles draait om geor-
ganiseerde dierziektebestrijding. In die tijd hadden de die-
renartsen veel nieuwe kennis en kunde in huis op het terrein
van infectieziekten (zoönosen). Ook in het leger speelden
dierenartsen, behalve
als paardenartsen, een
belangrijke rol als hy-
giënisten. Tussen 1900
en 1985 heeft Neder-
land in fase II ver-
keerd. In 1985 werd in
Nederiand het laatste
openbare slachthuis
gesloten en kwam er
een eind aan een peri-
ode waarin de overheid
het slachten en de
vleeskeuring volledig
in de hand had. De
Vleeskeuring was bij
wet geregeld (1921) en
de dierenartsen keurden volgens de regels. Er was wel voort-
schrijdend inzicht en er ontstond wel nieuwe kennis, maar
daar werd weinig of niets mee gedaan, omdat de wet dat niet
toeliet en het erg omslachtig is de wet aan te passen. Na de
omzetting van gemeentelijke vleeskeuringsdienst naar lan-
delijke inspectie (RVV) verloor de dierenarts veel invloed
met nadelige gevolgen voor de volksgezondheid.
Een overgangsfase van II naar III brak aan na 1985. Op dat
moment is er in de ogen van prof Van Knapen een kapitale
politieke denkfout gemaakt: de RVV werd ondergebracht bij
het ministerie van Landbouw in plaats van bij het ministerie
van Volksgezondheid. Beleid en administratie gingen de bo-
ventoon voeren en veel ervaring en kennis van de dierenart-
sen ging verioren. Alles werd heel rigide naar de letter van de
wet (uit 1921!) uitgevoerd en pas na 2000 is er ruimte geko-
men voor alternatieve keuringsmethoden. Vanaf januari
2006 is in Nederland echt sprake van Fase III, namelijk totale
systeemcontrole en procesbewaking.
Het vak Veterinaire Volksgezondheid kan zich nu echt gaan
ontplooien. Maatschappelijke problemen, zoals schandalen
rond BSE, dioxine en hormonen, geven aan dat Veterinaire
Volksgezondheid steeds belangrijker wordt. Deze fase ken-
merkt zich ook door de rol van de consument. Die bepaalt
wat hij eet, hoe het dier geleefd heeft, en of er milieuschade
is aangebracht. De angst voor onveilig voedsel (risicoper-
ceptie) speelt ook een rol bij doorvoering van nieuwe regel-
geving (bijvoorbeeld rondom BSE).

Ontwikkeling van de Veterinaire Volksgezondheid

Kort samengevat kan de Veterinaire Volksgezondheid dus in
drie ontwikkelingsstadia verdeeld worden en die zijn afhan-
kelijk van de regio waar je bent in de wereld:

I - Food security - je moet te eten hebben

II - Food safety - het voedsel moet veilig zijn

-ocr page 190-

III- Food acceptance - de consument stelt eisen aan kwaliteit
en wijze van productie

Binnen de Faculteit der Diergeneeskunde wordt deze ont-
wikkeling nog niet voldoende onderkend. Het is van funda-
menteel belang om niet langer te focussen op vleeskeuring
maar om de hele productieketen te overzien en via systemati-
sche liefst kwantitatieve risicoanalyse vast te stellen waar en
in welke mate problemen zich voordoen.

Onderwijs

Prof Van Knapen is er trots op dat zijn vakgebied meer en meer
interesse van de studenten krijgt en nu tot de meer populaire
vakken wordt gerekend. Het negatieve imago van \'slachthuis
en vleeskeuring\' verdwijnt en de interessante kanten van de ve-
terinaire volksgezondheid krijgen steeds meer aandacht.
De Divisie Volksgezondheid en Voedselveiligheid draagt bij
aan allerlei vakken door de hele studie heen. In het eerste jaar
wordt meegewerkt aan Inleiding in de diergeneeskunde en
wordt uitgelegd wat volksgezondheid eigenlijk allemaal in-
houdt. In het derde jaar wordt samen met de Divisie
Toxicologie de Veterinaire Milieukunde gedoceerd. In het
vierdejaar zit nog steeds de hoofdmoot \'voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong\'. Ook wordt onderwijs verzorgd in
het vak Inleiding in de bedrijfsdiergeneeskunde en wordt de
veterinaire wetskennis gegeven in het vak Diergeneeskunde
en Samenleving. Verder worden er diverse keuzevakken aan-
geboden zoals Water en levensmiddelenmicrobiologie.

Melkhygiëne en Zoönosen. In het vijfde jaar maken de uni-
forme co-assistenten gedurende twee weken kennis met di-
verse praktijkaspecten van de veterinaire volksgezondheid
en in het zesde jaar krijgen alle differentiatie co-assistenten
één week diersoortoverschrijdende volksgezondheid. Ver-
volgens krijgen co-assistenten in de monotrajecten varken,
rund en pluimvee nog de kans om gedurende een aantal we-
ken tot maanden een training door te maken die door de
Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren en de Divisie Volks-
gezondheid en Voedselveiligheid samen wordt begeleid.
Volgend jaar zal voor het eerst in het zesde jaar een volledig
studiepad Volksgezondheid worden verzorgd.

Nieuwe ontwikkelingen

Een heel nieuw ontwikkelingsgebied, dat de interesse van
prof Van Knapen heeft, is het zogenaamde agritoerisme.
Hier spelen allerlei facetten van de volksgezondheid een be-
langrijke rol. Denk bijvoorbeeld aan hygiëne, zoönosen en
aspecten van de Warenwet.

Ook zijn er aanpalende gebieden van de \'Veterinary Public
Health\' die dringend meer aandacht behoeven, zoals water-
kwaliteit, ongedierteproblematiek en milieuhygiëne. Alle-
maal aspecten van de veterinaire volksgezondheid waar de
dierenarts als hygiënist een belangrijke rol kan spelen...
mits hij (of zij) die kans inderdaad grijpt!

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van
de hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Directeur-generaal VWA Johan de Leeuw maakt overstap naar

Inspectie Verkeer & Waterstaat

Scheidend DC ziet mogelijkheden voor de practicus om als erkende
dierenarts officiële taken uit te voeren

Tekst: Susan Umans, foto: VWA

Per 1 september 2005 stapt Johan de Leeuw, directeur-ge-
neraal van de Voedsel en Waren Autoriteit, over naar de
Inspectie Verkeer en Waterstaat, waar hij inspecteur-gene-
raal wordt. Drieëneenhalf jaar lang heeft hij aan het hoofd
gestaan van de VWA en de organisatorische fusie en volle-
dige integratie van de voormalige Keuringsdienst van
Waren en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
tot de Voedsel en Waren Autoriteit begeleid. Een proces
waar hij met volle tevredenheid op terugkijkt. In dit inter-
view blikt hij terug, maar kijkt hij vooral naar de toekomst,
waarin volgens hem voor de erkende dierenarts zeker een
rol is weggelegd.

Drie jaar geleden is De Leeuw als directeur-generaal gestart
met het samenvoegen van de voormalige Keuringsdienst van
Waren (KvW) en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RVV). "Eén van de redenen destijds om KvW en RVV
samen te voegen tot de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA),
was dat er een te grote versnippering van taken en producten
was. Als nieuwe taken zijn toen
pro-actieve risicobeoordeling en
risicocommunicatie toege-
voegd. Er is geprobeerd vanuit
de verschillende eenheden iets
nieuws te maken", legt Johan de
Leeuw uit. "Per 1 september
2005 is dit proces afgerond en is
er sprake van één ongedeelde
VWA. Per I januari 2006 zijn we
formeel één nieuw geïntegreerd
agentschap, waar er nu nog
sprake is van drie, namelijk de
VWA/KvW, de VWA/RVV en
een tijdelijk \'paraplu\'-agent-
schap."

Dat achter zo\'n fijsie een hele wereld schuilt, zoals het opnieuw
moeten definiëren van producten die de VWA levert, lijkt hel-
der. "Daarnaast moetje ook de kosten per eenheid product aan

-ocr page 191-

kunnen geven, mede met het oog op geldschieters (zowel over-
heid als bedrijfsleven), het zogenaamde kostprijsmodel." De
organisatie start per september 2005.

In hoeverre komt de oprichting van de VWA voort uit
Europese richtlijnen?

"Voor een deel. De EFSA (European Food Safety Authority)
veronderstelt dat er per lidstaat een voedselautoriteit is, maar
regelt niet hoe lidstaten dit inrichten. Je ziet dan ook dat de in-
richting van de voedselautoriteit per lidstaat verschilt. De
ESFA gaat alleen over risicobeoordeling en risicocommunica-
tie, niet over risicomanagement. De Food and Veterinary
Office (FVO) in Dublin houdt namens de Europese Commissie
toezicht op de voedselautoriteiten in Europa.
In Nederland hebben wij ervoor gekozen om alles in één orga-
nisatie onder te brengen. Dit heeft grote voordelen vanwege de
onderlinge samenhang van de verschillende deelactiviteiten.
Op deze manier kunnen wij op de juiste manier de risico\'s be-
oordelen en de ministeries adviseren. Overigens gaat bij crises
de eerste verantwoordelijkheid voor risicomanagement over
naar het betrokken departement (LNV, VWS).
Communicatie moet je zien als een soort van cementlaag tus-
sen die onderdelen. Het is bij uitstek een taak van de VWA om
te communiceren over met name onderwerpen die pas in de
toekomst een probleem zouden kunnen vormen. Dat is veel
lastiger dan communiceren over feiten die zich nu voordoen.
Het is wel een kerntaak van ons."

Klopt het dat de VWA alleen aan wetenschappelijk onder-
bouwde risicobeoordeling doet?

\'inderdaad, wij noemen dat science based risicobeoordeling.
Het wetenschappelijk onderzoek doen wij niet zelf, dat wordt
uitbesteed aan één van de drie primaire onderzoeksinstituten
CIDC, RIKILT of RIVM. Wanneer de resultaten terugkomen,
is het de taak van met name de directeur risicobeoordeling, om
op basis hiervan verdere stappen te ondernemen ten aanzien
van de hierop tc baseren adviezen.

Dit onderdeel is zo belangrijk, dat er momenteel zelfs een wets-
voorstel ligt waarin de volstrekte onafhankelijkheid van risico-
beoordeling is vastgelegd. Ook de pro-activiteit ervan is vast-
gelegd. In feite is onze organisatie langs de lijnen van dat
wetsvoorstel ingericht.

De risicocommunicatie staat overigens nog in de kinderschoe-
nen. Wij hebben daarvoor een aparte denktank opgericht,
waarin onder meer mensen uit de buitenwereld zitting hebben.
Zij denken bijvoorbeeld na over wanneer je het beste kunt com-
municeren en hoe. Tot nu toe communiceerden wij veel via sta-
keholdersoverieggen, maar het is een beetje eenzijdig als je al-
leen maar dat instrument hanteert. De samenleving moet er
ook op andere manieren en breder bij betrokken worden. Nu de
VWA als organisatie er staat, zijn we toe aan een volgende fase
waarin wij ons verder gaan ontwikkelen. Risicocommunicatie
is er één van deze ontwikkelpunten."

Hoe kijkt u terug op het heie fusieproces?

"Ik ben zelf best tevreden over hoe het gelopen is. Roel Bekker
(secretaris-generaal van het ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport red.), één van de vaders van het concept, heeft
gezegd dat het uniek is hoe snel deze flisie geslaagd is binnen
deze periode. Binnen het bedrijfsleven is dit al een forse presta-
tie, dus helemaal binnen de overheid.

Letterlijk hebben we grote delen in één organisatie geïnte-
greerd, met name op het veterinaire vlak. Ook in de regio\'s zie
je als het ware gemengde teams, wat één nieuw organisatie-
onderdeel is geworden vanuit de ketenbenadering, ons taken-
pakket.

Mijn tevredenheid wordt ingegeven door het feit dat wij het
hele spoorboekje stap voor stap hebben afgelopen en steeds
producten die ons voor ogen stonden hebben gerealiseerd in de
toegemeten tijd. Het model en de inrichting van de organisatie
en de bemensing ervan, maar ook het nieuwe management
maakt dat we kunnen zeggen dat er een heel stabiele organisa-
tie staat. Ik heb heel veel vertrouwen in het nieuwe manage-
ment. De organisatie is hiermee veel overzichtelijker gewor-
den. Het management is met éénderde teruggebracht en voor
een deel veijongd. Dit was mede mogelijk dankzij de VUT-re-
geling die binnen de overheid beschikbaar is. Zo\'n acht procent
van de medewerkers heeft hier gebruik van gemaakt. Dat zie je
ook echt terug in de nieuwe organisatie."

Een fusieproces betekent vaak het bijeenbrengen van \'organi-
satieculturen\'. Is dit proces in uw ogen geslaagd en per 1 sep-
tember afgerond?

"Ik ben ervan overtuigd datje daar langer voor nodig hebt dan
deze drieëneenhalf jaar. Als je werkt aan een nieuwe cultuur in
een nieuwe organisatie, moetje de goede elementen uit de oude
organisaties behouden en deze een plek geven in de nieuwe or-
ganisatie. Maar je moet ook afscheid nemen van een aantal ele-
menten van werkwijzen, houding en dergelijke, die tot het ver-
leden behoren en niet meer bij de nieuwe organisatie passen.
Dit is een lastig traject en heeft tijd nodig om door te dringen tot
alle individuele medewerkers van de nieuwe organisatie. Wij
kiezen voor een traject dat langer doorloopt en werken bijvoor-
beeld aan een nieuwe gedragscode. Een soort totaalprogramma
aan activiteiten is reeds gestart en loopt door om uit te groeien
tot een eigentijdse cultuur, die door iedereen gedragen wordt.
Het gaat met name om het operationele werk. Niet voor niets
valt het grootste deel van de medewerkers onder de dienst uit-
voering. Ook risicobeoordeling en risicocommunicatie, pro-
ductmanagement en advisering zijn primaire processen. Wij
zijn overigens geen beleidsorganisatie."

De privatisering heeft voor veel medewerkers binnen de RW
gevolgen gehad.

"Integreren houdt sowieso schaalvoordelen in. De nieuwe vor-
men van samenwerking zorgen ervoor dat de nieuwe organisa-
tie is gebaseerd op ongeveer 1800 fte\'s. Dit was 2500. De priva-
tisering van de roodvleeskeuring heeft ook deels bijgedragen
aan deze omvang van de organisatie. Het bedrijfsleven wordt
zelf meer en meer verantwoordelijk gesteld voor controleacti-
viteiten. Dat is onderdeel van een bredere beweging en houdt in
dat wij minder individuele productcontroles zullen doen.
Vanuit de overheid zullen we juist meer toezicht op controle
houden. Onze taak blijft een toezichtstaak, het kan alleen veel
doelgerichter Van de dierenartsen die deze taak voor ons uitoe-
fenen vragen wij dan ook dat ze niet alleen inhoudelijk deskun-
dig zijn, maar ook gevoel hebben voor systeemcontroles en
dergelijke. Die dimensie moet een hele sterke plek krijgen
binnen de opleiding diergeneeskunde.
Dit soort onderwerpen horen ook op de ontwikkelagenda
VWA 2010. Daarbij moet je breder denken, bijvoorbeeld als
het gaat om early waming systemen willen we met kennis en
know how een frontlinie in het veld vormen. Een tweede lijn
loopt via de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en een derde
lijn via de VWA. We proberen ons, in samenspraak met de GD,
steeds verder op dat vlak te ontwikkelen en we zijn daar al heel

-ocr page 192-

ver in. Het gaat bij de advisering en signalering vanuit de VWA
om de kern van de informatie en de signalen die je wilt overdra-
gen. Dat is onze taak en verantwoordelijkheid. Het zou goed
zijn als de dierenarts-practicus in het veld meegaat in deze ont-
wikkeling. Het is toe te juichen dat de KNMvD dit stimuleert,
maar het is helemaal geweldig als de practici meegaan in de be-
weging van het willen worden en willen zijn van de erkende
dierenarts die officiële taken in het veld uitvoert. Als zij aan
onze kwaliteitseisen voldoen, kunnen zij een bijdrage leveren
aan het werk voor de GD of voor de overheid. Ik ben voorstan-
der van de officieel erkende dierenarts, die ik dan ook graag
een plekje in de Nederiandse wet- of regelgeving zou willen
geven. Het zou ons als organisatie zeer helpen bij onze taken en
verantwoordelijkheden. Vanuit de taak van de overheid beke-
ken kan ook de individuele dierenarts daar een bijdrage aan le-
veren, maar dan moet de overheid wel weten waar ze aan toe is.
Dan heb ik het over taken, verantwoordelijkheden, maar ook
algemeen maatschappelijk aanzien."

Wat is de rol van de VWA als het gaat om handhaving?

"Nu alles steeds meer onder de paraplu van Brusselse regelge-
ving komt, zie je een verschuiving van verantwoordelijkheden.
Wij als VWA zijn een centraal bevoegde autoriteit, zoals dit in
Europese termen bedoeld is. Dit betekent dat wij op bepaalde
onderdelen een samenwerkingsrelatie aangaan, bijvoorbeeld
met de AID. Deze dienst verricht met name op het primaire be-
drijf werkzaamheden, overigens ook uit andere hoofde. De uit-
komst van deze werkzaamheden nemen wij vervolgens mee in
de rapportage. Wij komen zelf niet op dat primaire bedrijf, nu
gebeurt dat ook al niet. Het is immers niet nodig om werkzaam-
heden dubbel te doen. Omgekeerd verricht de AID geen werk
in de slachterij; dit doet de VWA.

Ook strafrechtelijk gezien is samenwerking van groot belang.
Strafrecht is vooral een rol van de AID en het Openbaar
Ministerie en dit zal in de toekomst zo blijven. Het gaat erom
elkaar vroegtijdig van informatie te voorzien, samen op te gaan
en geen dingen dubbel te doen. Als je in hetzelfde departement
zit, gaat dat makkelijker dan als dit niet het geval is. In de toe-
komst zijn vormen van verdergaande samenwerking en ook or-
ganisatie mogelijk. Je ziet het ook in het contact tussen dc ver-
schillende voedselautoriteiten van dc EU-lidstaten. Vooral met
de ons omringende landen België, Groot-Brittannië, Duitsland
en Frankrijk is er veelvuldig contact. We wisselen daarbij
trends en ontwikkelingen uit en organiseren gezamenlijk
grensoverschrijdende oefeningen.

In het kader van de controleverordening, wil de EU vanaf2007
een nationaal controleplan voorieggen aan het Europees con-
troleorgaan de FVO Dublin. Persoonlijk vind ik het erg ver
gaan als Brussel controleactiviteiten gaat goedkeuren. Dat is
naar mijn mening de taak van de minister. Als Brussel af en toe
eens meekijkt is dat voldoende."

Wat is de volgende stap nu het opzetten van het agentschap
VWA is afgerond?

"Watje de laatste vier, vijfjaar ziet binnen de inspectieorgani-
saties van de rijksoverheid, is een emancipatieproces. Deze
ontwikkeling zie je zowel bij Verkeer en Waterstaat als bij de
VWA. Dit zijn grotere, bredere organisaties geworden, die op-
nieuw zijn georganiseerd. Beide komen ze nu in de volgende
fase, namelijk die van de inhoudelijke ontwikkelopgave. Dus
kijken op welke manier zij het best een bijdrage kunnen leveren
aan controleactiviteiten en kijken naar verdere samenwerking
en professionalisering.

Deze fase van verdere ontwikkeling start nu. Ook als het gaat
om cultuur. Je ziet bijvoorbeeld dat verschillende inspecties
elkaar meer opzoeken. Organisaties doen meer met elkaar.
Maar het werkt ook door in de sfeer van methoden en technie-
ken, ICT, communicatie, onafhankelijkheid en transparantie.
Dat zijn vergelijkbare opgaven over de grenzen van departe-
menten heen. Er zit een gezonde druk op om vooral geen din-
gen dubbel te doen. Niet alleen vanuit toezicht en inspectie;
vooral ervaart men veelal administratieve druk vanuit de re-
gelgeving."

Zoönosen neemt binnen de volksgezondheid en voedselveilig-
heid een bijzondere positie in. Kunt u aangeven of de VWA in
de toekomst prioriteit aan dit onderwerp geeft?

"Zoönosen is absoluut een belangrijk onderwerp en heeft bij
ons een extra accent. In samenwerking met het RIVM zijn we
bezig een coördinerend zoönosecentrum op te richten. Bij het
RIVM ligt het accent op de humane componenten (onder lei-
ding van Roel Coutinho). Wij doen hier de veterinaire compo-
nenten. Deze componenten zijn echter zo verweven met elkaar,
dat we dat samen doen. In het najaar zullen we hierover wat uit-
voeriger naar buiten treden.

Wat zoönosen betreft gaat het enerzijds om beleidsmatige rele-
vante en deels nieuwe ontwikkelingen. Daarbij zijn preven-
tieve aspecten essentieel. Tegelijkertijd speelt communicatie
richting consument een belangrijke rol; de VWA werkt hierin
samen met het Voedingscentrum Nederland. De bacteriewijzer
die afgelopen jaar is geproduceerd, is hier een voorbeeld van.
Wat mij betreft zou communicatie richting consument zeker
uitgebreid moeten worden.

Welke uitdaging denkt u te vinden bij de Inspectie Verkeer en
Waterstaat?

"Die uitdaging denk ik te vinden op de volgende aspecten. Ten
eerste het nu laten functioneren zoals het bedoeld is en zoals de
nieuwe organisatie vonn heeft gekregen. Ten tweede dc ont-
wikkelopgave goed in zicht krijgen en daar de schouders onder
zetten om die in te vullen en te implementeren. Ten derde de ei-
gen en gelijkwaardige positie van de inspectie in de beleidscy-
clus van Verkeer en Waterstaat. Verder vind ik het belangrijk
om over de grenzen van de eigen organisaties heen ook een
aantal dingen gezamenlijk doen."

Geboren
Woonplaats
Burgerlijke staat
Opleiding
Huidige functie

Vorige functies

(1991-2002)

(1986- 1991)
(1982-1986)

(1978- 1982)

Wie is ir. Johan F. de Leeuw?

19 augustus 1953 te Barneveld
Krimpen a/d IJssel
gehuwd, drie kinderen
Landbouwuniversiteit te Wageningen
Directeur-Generaal Voedsel en Waren
Autoriteit (tot 1 september 2005)

Directeur-Generaal Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal (CDA)
Secretaris van de Nederlandse
Christelijke Boeren- en Tuindersbond
(CBTB)

Beleidsmedewerker,
Stadsgewest Tilburg

-ocr page 193-

Wanneer gaat de basisverzekering
in?

^^^^^^^^ De Zorgverzekeringswet (in de volks-
lï^nBIffBffi mond de basisverzekering genoemd)
is momenteel nog een wetsvoorstel.
^^^^^^^^ De verwachting is echter dat deze op 1
P^BSI^Bff januari 2006 daadwerkehjk in wer-
^^^^^^^ king zal treden.

Waarom komt er een nieuw zorgstelsel?

De gezondheidszorg wordt steeds duurder. Dit komt onder an-
dere door de toenemende vergrijzing, maar tevens door steeds
verdergaande technische ontwikkelingen waardoor meer en
meer (dure) medische behandelingen mogelijk worden. De
overheid voert het nieuwe stelsel in om meer marktwerking (en
zo concurrentie) te bewerkstelligen tussen verzekeraars en
zorgaanbieders.

Zo is onder andere de verwachting dat verzekeraars afspraken
zullen maken met zorgaanbieders waardoor deze efficiënter,
doelmatiger, klantgerichter en zo meer kostenbesparend zullen
gaan werken. Dit zal een positief effect hebben op de (toene-
mende) kosten van de gezondheidszorg.

Voor wie is de basisverzekering?

De basisverzekering is voor alle inwoners van Nederiand toe-
gankelijk. Dit betekent dat verzekeraars niet langer kunnen se-
lecteren op gezondheid of leeftijd. Daar staat tegenover dat ie-
dereen verplicht is zich te verzekeren tegen ziektekosten.
Behalve:

• Militairen in werkelijke dienst

• Gemoedsbezwaarden en degenen met principiële bezwaren
tegen verzekeringen

Gemoedsbezwaarden moeten wel een extra belasting betalen
die gelijk is aan de wettelijke inkomensafhankelijke bijdrage
die verzekeringsplichten betalen. Voor gedetineerden wordt de
verzekering geschorst.

Wie voert de basisverzekering uit?

De basisverzekering wordt uitgevoerd door verzekeraars die
daartoe vergunning hebben.

Welke vormen van zorg zijn gedekt op de basisverzeke-
ring?

De overheid bepaalt welke zorg tot de dekking van de basis-
verzekering hoort en wanneer de verzekerde hierop aan-
spraak kan maken. De dekking komt grotendeels overeen
met het huidige ziekenfondspakket en omvat onder andere
de volgende vormen van zorg:

- geneeskundige zorg, huisarts, ziekenhuis;

- mondzorg (tandarts); farmaceutische hulp;

- hulpmiddelen;

- verpleging;

- verzorging;

- verblijf in verband met geneeskundige zorg;

- vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten;

- kortdurende geestelijke gezondheidszorg.

Hoe hoog wordt de premie?

De premie ligt waarschijnlijk tussen de 1.000 en 1.200 euro
per persoon per jaar. Kinderen tot 18 jaar betalen geen pre-
mie. Verzekeraars mogen zelf de premie vaststellen. Wel
moeten ze alle verzekerden, los van hun leeftijd of gezond-
heid, dezelfde premie berekenen voor hetzelfde pakket.

Veelgestelde vragen Basisverzekering

Betaalt iedereen straks dezelfde premie voorde basisverzeke-
ring?

Nee, net als bij het ziekenfonds mogen verzekeraars zelf bepa-
len welke premie zij vragen voor de basisverzekering. Wel is
het zo dat alle personen die bij een bepaalde verzekeraars zijn
aangesloten, dezelfde premie betalen voor dezelfde basisver-
zekering. De verzekeraars mogen namelijk geen onderscheid
maken naar persoonskenmerken (leeftijd, gezondheid geslacht
et cetera).

De verzekeraar heefteen zorgplicht richting verzekerden. Wat
houdt dit precies in?

Dit betekent dat verzekerde recht heeft op prestaties, bestaande
uit zorg of overige diensten (zorgbemiddeling) waaraan hij be-
hoefte heeft of vergoeding van de kosten van de zorg of dien-
sten. De verzekeraar mag zelf bepalen door wie en waar de
zorg verzekerd wordt. De verzekeraar mag dus naar eigen
keuze contracten sluiten met zorginstellingen. Een zorgverze-
keraar kan daarom verschillende vormen van de basisverzeke-
ring aanbieden:

- een polis met vooraf gecontracteerde zorg;

- een polis met niet-gecontracteerde zorg;

- een combinatie van gecontracteerde en niet-gecontracteerde
zorg (een mix-polis).

Wat zijn de gevolgen voor verzekerden als de verzekeraar
contracten met zorginstellingen heeft gesloten?

Bij een polis met gecontracteerde zorg heeft de verzekeraar
contracten gesloten met zorgverleners en zorginstellingen. Dit
houdt in dat verzekerden zich voor de benodigde zorg tot deze
zorgverleners en -instellingen moeten richten. Omdat de verze-
keraar afspraken heeft gemaakt met de zorgverleners worden
de kosten veelal lager. Veelal betekent deze polis een lagere no-
minale premie.

Bij de mix-polis is een gedeelte van de zorg gecontracteerd en
een gedeelte vrij. Dit betekent ook een premievoordeel voor
een verzekerde. Een (deels) gecontracteerde polis beperkt ver-
zekerden dus weliswaar in hun vrije keuze voor zorgverieners
maar daar staat een premievoordeel tegenover.

Kan men met een gecontracteerde polis alléén maar te-
recht bij de zorgverleners waarmee de maatschappij een
contract heeft gesloten?

Nee. Iedere verzekerde is en blijft vrij in zijn keuze voor zorg-
verleners. Wordt de zorg afgenomen bij een zorgverlener waar-
mee de zorgverzekeraar geen afspraken heeft gemaakt, dan
vergoedt de verzekeraar de kosten. Deze mag wel zelf de
hoogte van deze vergoeding vaststellen. Deze zal vaak geba-
seerd zijn op de (lagere) kosten zoals die in rekening gebracht
zouden zijn door de gecontracteerde zorgverlener. De vergoe-
ding kan dus lager uitvallen dan de daadwerkelijke kosten.
Verzekerden moeten dit verschil zelf betalen. De vergoeding
van de verzekeraar mag echter niet zo laag zijn dat daardoor het
vrije verkeer van diensten wordt belemmerd.

-ocr page 194-

Niet alle vormen van zorg vallen binnen de basisverzekering.
Kunnen deze wel worden verzekerd?

Zorgvormen die door de regering worden gerekend tot niet-
noodzakelijke zorg (denk bijvoorbeeld aan alternatieve zorg)
vallen buiten de basisverzekering. Deze kunnen door de zorg-
verzekeraars echter wel worden opgenomen in aanvullende
verzekeringen. In de samenstelling van de aanvullende verze-
keringen zijn verzekeraars volledig vrij.

Blijft de no-claimteruggaaf bestaan?

De no-claimteruggaaf geldt ook voor de basisverzekering. Als
mensen minder dan 255 euro aan zorgkosten per jaar besteden,
krijgen ze het overgebleven deel op hun rekening teruggestort.
Dit is de no-claimteruggaaf die in 2005 al voor ziekenfonds-
verzekerden is ingevoerd.

Kan ik nog steeds kiezen voor een eigen risico?

Verzekeraars kunnen verschillende eigen risico mogelijkheden
aanbieden, tot 500 euro. Wie dat wil, kan naast de no-claimte-
ruggaaf een vrijwillig eigen risico nemen. De premie wordt
dan lager.

Wat is zorgtoeslag?

Om de kosten van de premie ook na invoering van de basisver-
zekering voor iedereen betaalbaar te houden, komt er een zorg-
toeslag. De hoogte van die zorgtoeslag is afhankelijk van het
inkomen. Mensen kunnen de zorgtoeslag aanvragen bij de
Belastingdienst.

De overheid wil met de invoering van deze zorgtoeslag meteen
de burger prikkelen om premies van de verschillende zorgver-
zekeraars te vergelijken. De zorgtoeslag wordt namelijk geba-
seerd op de gemiddelde nominale premie van alle zorgverzeke-
raars en niet op de daadwerkelijk betaalde premie door de
verzekerde.

Wie bepaalt de hoogte van de zorgtoeslag?

Op basis van de gezinssituatie en het verzamelinkomen van
2006 bepaalt de Belastingdienst de hoogte van de zorgtoeslag.

Wat gebeurt er als iemand zich niet wil verzekeren?

Alle Nederlandse inwoners zijn verplicht zich te verzekeren te-
gen ziektekosten. Nu geldt dit alleen voor de ziekenfondsver-
zekerden. Er komt een (boete)regeling voor degenen die zich
bewust niet verzekeren, maar wel bij de verzekeraar aanklop-
pen op het moment dat zij zorg nodig hebben.

Wanneer kan ik wisselen van verzekeraar?

Verzekerden kunnen elk jaar op 1 januari opnieuw beslissen of
ze wisselen van verzekeraar.

Gaan we er nu wel of niet in koopkracht op achteruit?

Het kabinet garandeert geen koopkrachtveriies, maar stelt wel
extra gelden te beschikking voor inkomensreparatie. Alleen-
staanden met een particuliere verzekering zijn waarschijnlijk
het slechtste af; zij verliezen ongeveer één procent aan koop-
kracht.

Zijn er ook groepen die er op vooruit gaan?

Ja. Particulier verzekerde gezinnen met kinderen, waarvan
maar één van beide ouders werkt, gaan er maximaal drie pro-
cent in koopkracht op vooruit. Chronische zieken en gepensio-
neerden met een particuliere verzekering gaan er tot wel zes
procent op vooruit.

Particulieren betalen toch veel meer dan i.ckx) euro premie
en gaan er dan toch veel meer op vooruit?

Particulier verzekerden betalen nu gemiddeld 1.800 euro pre-
mie per jaar. De meeste werkgevers vergoeden hiervan veelal
vijftig procent. De vergoeding van de werkgever vervalt met de
invoering van de basisverzekering.

Wat is WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), wat is
AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten)?

De WMO regelt vormen van maatschappelijke ondersteuning
die het mensen mogelijk maakt om zo lang mogelijk zelfstandig
te functioneren. Bijvoorbeeld begeleiding en huishoudelijke
verzorging. Maar ook welzijnsactiviteiten, opvoedingsonder-
steuning, woningaanpassingen en informatie en advies. De Wet
Voorziening Gehandicapten, de Welzijnswet en delen van de
AWBZ vallen straks onder de WMO. De gemeente krijgt de
verantwoordelijkheid over de uitvoering van de WMO.
De AWBZ is er in de eerste plaats voor zorg die zoveel kost dat
ze moeilijk te verzekeren is bij een zorgverzekeraar. Met de
volksverzekering AWBZ wil het kabinet in elk geval de zorg be-
houden voor ernstig en chronische zieken, dementerende oude-
ren, zwaar gehandicapten en chronische psychiatrische patiën-
ten.

Wat gebeurt er met de wettelijke bijdragen (WTZ en de
MOOZ)?

WTZ (Wet Toegang Ziektekostenverzekering) en MOOZ
(Medefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Zieken-
fondsverzekerden) zijn in het leven geroepen om er voor te zor-
gen dat alle Nederlanders zich binnen het duale stelsel van parti-
culiere- en ziekenfondsverzekeringen konden verzekeren voor
ziektekosten. Met de invoering van de basisverzekering komt er
een einde aan het duale stelsel en daarmee ook aan de WTZ en
MOOZ.

Betekent het wegvallen van de wettelijke bijdragen dat hogere
kosten door ouderen of chronisch zieken op een andere ma-
nier gecompenseerd worden? Bijvoorbeeld doordat zij gewei-
gerd worden voor de basisverzekering of een hogere premie
krijgen?

Nee. Zorgverzekeraars zijn verplicht om iedereen te accepteren
die woont binnen het werkgebied van de zorgverzekeraar. Dit
geldt dus ook voor ouderen en chronisch zieken. Deze accepta-
tieplicht geldt ongeacht de persoonsgebonden kenmerken zoals
bijvoorbeeld geslacht, leeftijd of gezondheid. Voor iedereen
gelden dus dezelfde voorwaarden tegen dezelfde premie.

Betekent dat dat zorgverzekeraars met veel ouderen en/of
chronisch zieken te maken krijgen met hogere kosten en
deze voor al hun verzekerden verrekenen met een hogere
nominale premie?

Nee. Indien een zorgverzekeraar onevenredig veel verzeker-
den in portefeuille heeft met hoge(re) zorguitgaven, dan
wordt de verzekeraar vanuit de overheid gecompenseerd via
de zogenaamde \'risicoverevening\'. De hogere kosten voor
de verzekeraar worden dus door de overheid rechtgetrokken
en niet via de premie die door verzekerden betaald wordt.

Ambtenaren hebben nu een eigen ziektekostenverzeke-
ring, blijft dat zo?

Nee, ook ambtenaren gaan vanaf 1 januari 2006 premie beta-

-ocr page 195-

len voor de basisverzekering. Wel mogen de werkgevers, in
dit geval overheden, collectieve contracten afsluiten met ver-
zekeraars.

Komt er een aparte regeling voor studenten zonder bij-
baantje of moeten die straks ook i.ooo euro per jaar gaan
betalen voor hun verzekering?

Vanaf hun achttiende verjaardag betalen ook studenten (zon-
der bijbaantje) de volledige nominale premie. Zij hebben net
als anderen recht op een zorgtoeslag. Daarnaast worden zij
deels gecompenseerd via de studiefinanciering. De hoogte
van die compensatie is nog niet bekend.

Hoe gaan verzekeraars om met collectieve contracten?

Het is straks ook mogelijk om collectiviteiten aan te bieden.
Verzekeraars mogen een korting tot tien procent geven op
deze pakketten.

Hoeveel moet de werkgever straks gaan betalen?

Vanaf 1 januari 2006 betaalt de werkgever een inkomensaf-
hankelijke bijdrage die vijftig procent van de totale schade-
last in Nederiand bedraagt.

Bron: Meeüs, Afdeling Vrije beroepen, telefoon 076-5313480.
Zie
ookwww.knmvd.nl, knop[KNMvD], [nieuws].

NDC: oktober is chipmaand

De stichting Nederlandse Databank Gezelschapsdieren
(NDG) heeft oktober uitgeroepen tot de maand van het chip-
pen.

Jaariijks worden in Nederiand zo\'n 30.000 huisdieren opge-
geven als vermist. Dat zijn cijfers van Amivedi, de dierenam-
bulance en asielen. Katten raken ongeveer achtmaal zo vaak
vermist als honden. Naar schatting is slechts vijf procent van
de katten in Nederland gechipt en geregistreerd. Redenen
voor de NDG om een \'maand van het chippen\' te organiseren.
Imniddels staan meer dan 720.000 dieren geregistreerd bij de
NDG.

De \'maand van het chippen\', is bedoeld om verantwoord
huisdierenbezit aan te moedigen. Het microchippen, de
aanbevolen methode van permanente identificatie, gaat ge-
paard met een juiste registratie van de gegevens.
Dierenartsen kunnen de \'chipmaand\' aangrijpen om het be-
lang van een juiste identificatie en registratie bij eigenaren
nog eens te benadrukken. Om de dierenarts daarbij te
ondersteunen ontvangt iedere praktijk eind september een
poster voor in de wachtkamer. Extra posters zijn aan te vra-
gen bij de NDG.

Naast de reguliere website - www.databankgezelschapsdie-
ren.nl - is er een speciale website - www.dierenchip.nl - waar
aanvullende informatie te vinden is. Dat betreft onder andere
teksten voor een nieuwsbrief voor bijvoorbeeld de lokale
krant, antwoorden op vaak gestelde vragen en een aantal ver-
halen over succesvolle herenigingen van dieren met hun eige-
naar

Alle registratieaanvragen die in de maand oktober bij de NDG
binnenkomen dingen mee naar een aantal prijzen, voor zowel
de eigenaar als de dierenartsenpraktijk die de chip heeft inge-
bracht. Bij iedere tussen 15 september en 31 oktober bestelde
registratieblok ontvangt de aanvrager een bon voor twee tom-
pouces.

Alternatieve Elfstedentocht voor dierenartsen

Ook in 2006 zal een groep dierenartsen deelnemen aan de al-
ternatieve Elfstedentocht op de Weissensee in Oostenrijk. Bij
gebrek aan ijs in Nederiand vormt deze tocht de ultieme uitda-
ging voor de Nederlandse schaatser, dus zeker voor de schaat-
sende dierenarts. De Dutch Veterinary Skaters hebben, zowel
op het sportieve als op het gezelligheidsvlak, zo langzamer-
hand een naam hoog te houden in Oostenrijk. Dit jaar komen
we op dinsdag 24 januari aan in Hotel Leonhard, gelegen op
een steenworp afstand van het diepbevroren meer Het spor-
tieve hoogtepunt, 200 km op natuurijs (100 of 50 is ook moge-
lijk) vindt plaats op vrijdag 27 januari. Op zaterdag 28 januari
wordt dan de 200 km wedstrijd voor de A-rijders gehouden.
Dat is tevens de dag van vertrek. Ook dit jaar gaan we het nut-
tige met het aangename combineren. We gaan voor de gezel-
ligheid, we gaan voor de sportieve uitdaging, maar we probe-
ren ook zo veel mogelijk geld voor de Stichting Heifer bij el-
kaar te schaatsen. Intervet Nederiand heeft toegezegd ook dit
jaar weer een flinke bijdrage voor dat doel te willen leveren.
Voor verslagen van voorgaande jaren, zie Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 2004:129; 11: 376-379 en 2005:130; 9:284-
285.

Wilt li meedoen of wilt u meer informatie? Neem dan contact
op met Theo Lam: 0575-554437 of theo.lani@wxs.nl. Het
aantal plaatsen in Hotel Leonhard is beperkt, dus wie het
eerst komt...

-ocr page 196-

Aan de Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten
(CAVP) is in mei 2005 een verzoelt voorgelegd door een
bedrijf met in het assortiment een product ter behande-
ling van bacteriële luchtweginfecties bij runderen. Deze
leverancier verzocht de CAVP een klacht te beoordelen
tegen de leverancier van een concurrerend product, dat
eveneens is geregistreerd voor behandeling van lucht-
weginfecties bij runderen, maar daarnaast ook voor pre-
ventieve toepassing in een kudde waar de ziekte aange-
toond is. De klacht richtte zich op drie punten in de
productfolder bestemt voor dierhouders. Vóór de zitting
van de CAVP had de aangeklaagde partij reeds toege-
zegd de gewraakte folder niet langer te verspreiden en
een nieuwe folder te zullen vervaardigen.

Eerstens had de klagende partij er bezwaar tegen gemaakt
dat het concurrerende product als uniek wordt aangeprezen.
Over deze klacht hoefde geen uitspraak te worden gedaan
omdat de aangeklaagde partij vóór de zitting van de CAVP
had toegezegd kwalificaties als \'enig\' en \'uniek\' in een
nieuwe folder achterwege te zullen laten. De CAVP stelt ech-
ter vast dat de klagende partij niet ontkent dat het concurre-
rende product als enig in Nederland zowel voor behandeling
als voor preventie is geregistreerd.

Vervolgens had de klagende partij er bezwaar tegen gemaakt
dat het concurrerende product wordt aangeprezen als \'zeer
veilig voor (zowel dier als) mens\'. De aangeklaagde partij
erkent dat er geen op humane veiligheid gerichte studies zijn
uitgevoerd, maar voert aan dat er noch in de praktijk noch in
de literatuur aanwijzingen zijn voor een risico voor de mens,
anders dan irritatie van de ogen en sensibilisatie van de huid.

De CAVP acht dit een onvoldoende basis voor de claim \'zeer
veilig voor de mens\'.

Tenslotte stelt de klagende partij dat zijn product in een gra-
fiek misleidend wordt vergeleken met een product van de
aangeklaagde partij (evenals met een, verder buitenbeschou-
wing te laten, derde product). Er worden namelijk resultaten
vergeleken die in het ene geval in gezond en bij het concurre-
rende product in geïnfecteerd longweefsel zijn gemeten. De
leverancier van het concurrerende product heeft vóór de zit-
ting van de CAVP toegezegd voortaan bij vergelijkingen
eveneens metingen in gezond weefsel te zullen gebruiken.
De CAVP constateert echter dat de grafiek desalniettemin
misleidend is. De grafiek laat zien dat het ene product een
duidelijk langere werkingsduur heeft dan het andere pro-
duct. Hiermee wordt weergegeven waarom het ene product
een claim heeft voor preventie, naast die voor behandeling.
De grafiek geeft geen vergelijking ter zake van het aspect
waarop de twee producten een vergelijkbare claim hebben,
namelijk toegepast voor behandeling.

De uitspraak van de CAVP luidde dat de aangeklaagde leve-
rancier vóór 1 augustus 2005 een nieuwe folder dient uit te
geven, waarin de door hem gedane toezeggingen en de bo-
venstaande uitspraken van de CAVP terzake van de ge-
wraakte punten zijn verwerkt. Indien de nieuwe folder niet
tijdig wordt uit gegeven dient de misleidende grafiek per 1
augustus in een rondschrijven aan de doelgroep te worden
gecorrigeerd. Verder acht de CAVP een gelijke verdeling
van de kosten van de procedure een billijke weergave van de
uitspraak, inclusief de vóór de uitspraak gedane toezeggin-
gen.

Uitspraak CAVP inzake promotie behandeling
bacteriële luchtweginfectie bij runderen

BVD-uitbraak: therapie

L.R.M. Verberne

Als op een rund veebedrijf niet aan
BVD-preventie wordt gedaan door
middel van een jaarlijks steekproef-
bloedonderzoek met aansluitende se-
lectieve vaccinatie dan is besmetting
met het veldvirus niet alleen mogelijk
maar zelfs waarschijnlijk. Meestal
verloopt het binnendringen van het
BVD-virus op een bedrijf subkli-
nisch maar soms kan enorme schade het gevolg zijn. Maar
ook in dat katastrofale geval is het herkennen van de BVD-
besmetting niet eenvoudig.

Ingezonde

Klinisch beeld

Op de eerste plaats: je ziet bij een heersende BVD-besmet-
ting vrijwel nooit diarree (de naam van het virus is dus onge-
lukkig gekozen). Mijn ervaringen met ernstige BVD-uitbra-
ken zijn zeer verschillend: op het ene bedrijf waren het
vooral longontstekingen en sterfte bij de kalveren die voor
de schade zorgden; op een ander kwamen vrijwel dagelijks
nieuwe, acute uierontstekingen voor onder de koeien; een
derde melkveehouder kreeg \'aan de lopende band\' te maken
met kreupelheid bij zijn vee ten gevolge van panaritium. Op
alle drie deze bedrijven werden tientallen dieren aangetast in
de loop van enkele maanden. Kortom: er bestaat geen een-
duidig klinisch beeld, maar typisch is de hardnekkigheid van
de problemen. Door seroconversie (van afwecrstoffen
niet
aanwezig
naar aanwezig), kan een heersende BVD-infectie
als de eigenlijke \'onderliggende\' oorzaak van de hardnek-
kige gezondheidsproblemen worden vastgesteld.

Immuundepressie

Besmetting met het BVD-virus veroorzaakt ernstige im-
muundepressie. Vervolgens hangt het er maar vanaf met
welke ziektekiemen de dieren in aanraking komen welk
ziektebeeld zich gaat ontwikkelen. Vandaar de diversiteit in
het klinische beeld en vandaar ook de hardnekkigheid van de
infecties. Het steeds maar weer optreden van nieuwe ziekte-
gevallen maakt de veehouder op den duur wanhopig en

-ocr page 197-

brengt de begeleidende dierenarts gemakkelijk tot verkeerde
beslissingen.

Wat je niet moet doen

Op bedrijven met ernstige BVD-problemen moet je vooral
niet vaccineren. Daarvoor is het dan te laat. Door de besmet-
ting met het BVD-virus lijden de dieren aan een immuunde-
pressie en zo\'n depressie wordt door vaccinatie nog verer-
gerd. Vooral levende en parenteraal toegediende vaccins
veroorzaken zelfs bij gezonde dieren aanvankelijk een da-
ling van de immunologische afweer. Bij een reeds aanwezige
ernstige immuundepressie zul je daarom door vaccinatie de
reeds aanwezige ziekteverschijnselen nog verergeren of
nieuwe induceren. Bijvoorbeeld: op een bedrijf met hard-
nekkige longproblemen onder het jongvee als gevolg van
een \'onderliggende\' BVD-infectie moet je niet gaan vacci-
neren tegen pinkengriep, IBR, parainfluenza, of wat dan
ook. Het immuunapparaat van de besmette dieren is eenvou-
dig niet in staat om adequaat te reageren op de toegediende
vaccinprikkels, maar vooral: door zo\'n vaccinatie wordt de
drempel voor ziektekiemen in de omgeving nog verder ver-
laagd. Daardoor kunnen onverwachte infecties de kop opste-
ken.

In de humane geneeskunde bestaat veel ervaring met im-
muundepressie en de gevolgen daarbij van vaccinatie: pa-
tienten met een HlV-besmetting/AIDS lijden aan zo\'n de-
pressie en mogen niet gevaccineerd worden omdat de
gevolgen daarvan onvoorspelbaar zijn. Zo kan de enting te-
gen griep bijvoorbeeld een uitbraak van tuberculose tot ge-
volg hebben. Ook mensen die met cytostatica worden behan-
deld, krijgen te maken met een immuundepressie en daarom
is ook bij hen iedere vaccinatie gecontraïndiceerd.

V/at je wel kunt doen

Op een bedrijf met klinische problemen ten gevolge van een
BVD-besmetting heb je maar twee mogelijkheden om de ge-
ïnfecteerde dieren en hun \'aangeslagen\' immuunapparaat te
ondersteunen:

- bij bacteriële infecties is een snelle en adequate antibioti-
cumtherapie geïndiceerd en

- toedienen van extra zink door het voer helpt het immuun-
apparaat te herstellen.

Extra zink

Op het boven vermelde bedrijf met grote BVD-schade bleek
dat de zinkspiegels in het serum waren verlaagd bij zieke
kalveren. Vervolgens is daar een zogenaamd dubbelblind ex-
periment uitgevoerd: een collega van de Gezondheidsdienst
voor Dieren \'scoorde\' de longafwijkingen bij 22 kalveren
vóór, tijdens en na toediening van brok met 250 ppm extra
zink. Maar hij wist niet welke elf patiënten de brok met extra
zink kregen en welke kalveren, in dezelfde stal, tot de con-
trolegroep behoorden. Die kregen dezelfde brok zonder
extra zink. Na drie weken waren de verschillen tussen de
twee groepen niet alleen significant maar ook spectaculair.
En na het stoppen van de zinksuppletie trad geen terugval op.

Dr. LR.M. Verberne is dierenarts.

Dierenartsen houden dieren gezond en genezen ze ook!

Len Lipman

Hierbij wil ik reageren op het stuk in het Tijdschrift van Ijuli
2005 van collega Overgaauw: Wageningen zorgt ervoor dat
het dier niet ziek wordt; Utrecht geneest als het dier ziek is.
Ik ben het daar fundamenteel mee oneens. Utrechters (die-
renartsen) besteden een groot deel van hun tijd aan het ge-
zond houden van dieren. Mijns inziens is dit de belangrijkste
taak van dierenartsen zowel in de gezelschapsdierensector
als binnen de landbouwhuisdierensector. Dierenartsen moe-
ten ervoor waken dat Wageningers (afgestudeerden aan de
Landbouw Universiteit Wageningen) het gezond houden van
dieren voor hun rekening gaan nemen. Wie adviseert er over
voeding, ontwormen, vaccinatie, huisvesting et cetera. En
daarbij wie gaat het juiste voer, ontwormingsmiddel et cetera
verkopen? Gaat bedrijfsbegeleiding over zieke dieren?
Wanneer dierenartsen moeten bestaan (voldoende inkomen
generen) met het beter maken van zieke dieren dan zullen er
maar weinig praktijken over blijven.

Ook is er een belangrijke richting binnen \'Diergeneeskunde\'
die zich helemaal niet meer bezig houdt met genezen namelijk
Veterinaire Volksgezondheid. Dit is meer dan werken bij de
VWA, hoewel dierenartsen die bij deze organisatie werken een
belangrijke rol spelen in het handhaven van de veterinaire
volksgezondheid. Ook een landbouwhuisdierenpracticus die
een koppel varkens gezond houdt, handhaaft de veterinaire
volksgezondheid. Daarbij krijgen we mogelijk de levende keu-
ring op het bedrijf. Dan is de veterinaire volksgezondheid rol
van de Landbouwhuisdieren practicus helemaal duidelijk
Maar ook binnen gezelschapsdieren speelt veterinaire volksge-
zondheid een rol. Wie adviseert over schimmel infectie binnen
een manege en papegaaienziekte via vogels. Allemaal
Utrechters en geen Wageningers.

Ik hoop dat ik met deze reactie de veterinairen heb wakkerge-
schud. Het gevaar van de \'Wageningers\' is reëel. Straks zit
naast uw praktijk een winkel geleid door een dierwetenschap-
per waar dieetvoer, ontwormingsmiddelen, uierinjectoren et
cetera worden verkocht. Ook daar wordt advies gegeven over
het gezond houden van dieren maar dan wel veel goedkoper
dan dat u dat kunt. De dierenarts moet zijn marktaandeel blij-
ven bevechten. Even niet opletten en onze plaats is ingenomen
door anderen. Dierenartsen moeten zich niet alleen richten op
het genezen van dieren maar ook op het gezond houden van
dieren. De opleiding in Utrecht maar ook het post academisch
onderwijs zou over het gezond houden van dieren voldoende
scholing voor studenten en dierenartsen moeten aanbieden om
de concurrentie met Wageningers en anderen aan te kunnen.
Een goed signaal van deze ontwikkeling zou zijn de naam van
de Faculteit te veranderen in Faculteit van Dierwetenschappen
in plaats van Diergeneeskunde. We genezen nog wel maar
doen veel meer en zijn daar ook goed in!

Len Lipman is Senior docent/onderzoeker, divisie Volksgezondheid en
Voedselveiligheid, IRAS, Utrecht.

-ocr page 198-

Dit najaar organiseert Royal Canin
Veterinaire Service een nieuwe se-
rie klinische seminars voor dieren-
artsen. Dit gebeurt in samenwer-
king met A. Menarini Diagnostics
en Dier & Zorg Dierenverzekering.
Het programma biedt een tweetal
praktijkgerichte lezingen, verzorgd
door specialisten.
De thema\'s voor 2005 zijn leveraandoeningen en inconti-
nentie bij de hond en de kat. De seminars vinden \'s
avonds plaats op vier verschillende locaties in Nederland.

De klinische seminars, die Royal Canin jaarlijks organiseert,
worden gekenmerkt door de praktische benadering van veel
voorkomende klinische aandoeningen. Dit jaar zullen de lezin-
gen deels in de vorm van casestudies worden gepresenteerd.
De bijeenkomsten beginnen om 20.00 uur met een lezing van
drs. Matjanne Zaal, Specialist Chirurgie der Gezelschaps-
dieren, werkzaam bij het Veterinair Specialistisch Centrum
"De Wagenrenk". Zij bespreekt in haar lezing de etiologie en
therapie van incontinentie bij hond en kat, met speciale aan-
dacht voor de meest recente medicamenteuze behandelings-
mogelijkheden bij de hond.

Na de pauze verzorgt prof. dr. Jan Rothuizen of drs. Robert

Favier de tweede lezing. Beiden zijn werkzaam op de
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren en ge-
specialiseerd in leveraandoeningen. Aan de hand van repre-
sentatieve casestudies bespreken zij nieuwe ontwikkelingen
in de diagnostiek en therapie van leveraandoeningen, met de
nadruk op hepatitis en aangeboren levershunts bij de hond en
cholangitis bij de kat.

Seminars over leveraandoeningen en incontinentie

De kosten voor deelname bedragen € 25,- inclusief con-
sumpties en nascholingsmap. Het klinische seminar 2005 is
voor accreditatie aangemeld bij de Technische Commissie
Gezelschapsdieren.

Data en locaties:

Dinsdag 18 oktober
Dinsdag 25 oktober
Dinsdag 29 november
Dinsdag 13 december

Hotel van der Valk, Wolvega
Hotel van der Valk, Eindhoven
Hotel van der Valk, De Bilt
Hotel van der Valk, Schiphol

Een inschrijfformulier kan worden aangevraagd bij het se-
cretariaat van de Royal Canin Veterinaire Service, telefoon-
nummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail:
nvzutphen@wyalcanin.n\\ of via de Royal Canin dierenart-
senbezoekers. U kunt het inschrijfformulier
ook downloaden
via internet:
www.royalcanin.nl, rubriek Veterinair, Actueel,
Ander Nieuws.

Herinnering voor de oud-leden en reünisten
van het Veterinair Dispuut Unitas

Op 15 oktober is de traditionele dag voor oud-leden en reünisten van Veterinair Dispuut Unitas.
Volgens de organisatoren wordt het een dag "vol briesende activiteiten die u niet kunt en wilt
missen".

Opgave is nog mogelijk tot 1 oktober door een mail te sturen naar oudledendag@hotmail.com.

-ocr page 199-

Agenda september-oktober 2005

PAO-Diergeneeskunde organiseert in september- oktober onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn vol-
geboekt kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure (ontvangt u een dezer dagen
thuis) of onze internetpagina (www.paod.nl).

Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info(^paod.nl.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

september:

20 september

Recht en de Paardendierenarts

05/508

PAO-D Houten

€340

21 september

Endoscopic bij Hond & Kat

05/113

PAO-D Houten

€288

21 september

Spalken & Verbanden GD

05/129

Zoeterwoude

€245

21 september

Practicum Voeding Rund

05/217

PAO-D Houten

€450

21 september

Praktische Huisvesting Varken

05/314

Sterksel

€310

22-09,6-10,

20-10,3-11-05

Beoordeling Cytologische Preparanten GD

05/136

PAO-D Houten

€550

27 september

Zenuwstoornissen bij het Rund

05/225

PAO-D Houten

€280

27 september

Training on the Job 11 Rund

05/226

Oenkerk

€579

28 september

Wondverzorging GD

05/130

Zoeterwoude

€275

28 september

Varkenssignalen

05/309

FD-Utrecht

€ 175

oktober

3 oktober

Buikchirurgie Rechts

05/212

Wageningen

€400

4 oktober

Balanced Analgesia

05/139

Houten

€365

5 oktober

Wondverzorging Chir. Behandeling GD

05/132

FD

€650

7 oktober

Puncties en Geleidings Anesthesie Paard

05/509

FD

€530

11 oktober

Tracking & Tracing

05/906

FD

€ 160

Il,l9en27 okt.

Voeding van Wieg tot Graf GD

05/143

PAO-D Houten

€825

11 en 18 okt.

Rechtuit de praktijk GD

05/146

PAO-D Houten

€550

12 oktober

Arbo Module Anesthesiologie

05/908

PAO-D Houten

€ 195

leden GGG € 150,-

13 oktober

Salmonella in Varkens

05/312

PAO-D Houten

€280

(wijziffingen voorbehouden)

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.

EUROPA

14-17 september BEVA Annual Congress

22-25 september European Congress on Vet. Dentistry 2005

23-25 september Feline Congress 2005

24-29 september 15th European Symp. on Poultry Nutrition
28-09/1 -10-2005 Focus on Equine Spine, part I

30-09/1 -10-2005 BVA Congress 2005-08-19

12-15 oktober 2005 ACVO Annual Conference

13-14 oktober Symposium HA Gezondheidszorg Paard
13-16 oktober World Vet. Dental Congress IX

Yorkshire UK
Slovenie
Antwerpen
Hungary

PTC-l-, Barneveld

U.K.

USA

FD Utrecht
USA

(PAO-D is niet verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

7(030)634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(^paod.nl
W www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

-ocr page 200-

T. van Roon

memonam

Op 18 april 2004 is collega T. van Roon op 83-jarige leeftijd overleden.

Teunis van Roon, voor vrienden en collegae ook Teus ofTitus, werd op 19 november 1920 geboren te
Winterswijk. Hij kwam uit een onderwijzersgezin, dat in 1923 verhuisde naar Middelburg in de provincie
Zeeland. Hier groeide hij op met zijn zuster Be.

Kort na het uitbreken van de Tweede Wereld Oorlog behaalde hij op 6 juli 1940 zijn HBS-B diploma. Nog in
datzelfde jaar begon hij de studie diergeneeskunde in Utrecht. Hij werd lid van het Utrechts Studenten
Corps en deed veel aan atletiek (o.a. hardlopen 100 m en 200 m) en hockey. Ook werd hij lid van DSK en
was hiervan Vice-abactis van 1942 -1945. Tijdens de oorlog moest de studie worden onderbroken en moest
hij onderduiken. Hij deed dal eerst in Frankrijk en daarna als assistent bij een dierenarts in Alkmaar Na de
oorlog hervatte hij zijn studie en behaalde op 19 december 1949 zijn bul. In die tijd leerde hij zijn toekom-
stige vrouw kennen; zij woonde schuin tegenover het studentenhuis waarin hij woonde.
Na zijn afstuderen werd hij praktiserend dierenarts en associeerde met W.J.L. de Groot te Kruiningen. In
1950 trouwde hij met Truus Peeterman, en vestigde zich als zelfstandig praktiserend dierenarts te Ommen.
Dit was echter van korte duur Zij konden niet echt hun draai daar vinden. Na een Jaar als waarnemend
dierenarts in Utrecht te hebben gewoond, verhuisden zij in 1953 naar Sas van Gent. Daar was Titus tot
1963 practicus en tevens hoofd vleeskeuringsdienst. Het gezin kreeg twee zonen en één dochter

In 1963 verruilde hij de praktijk voor een ambtelijke baan en werd Adjunct Secretaris van de Gezondheids-
commi.ssie voor Dieren van hei Landbouw.tchap en verhuisde naar Den Haag. In 1965 werd hij weer prac-
ticus, dit keer te Bleskensgraaf en tevens werd hij plaatsvervangend directeur van het slachthuis
Sliedrecht. In 1967 toog hij weer naar Zeeland en werd practicus te Zierikzee en tevens hoojd vleeskeu-
ringsdienst aldaar Toen in 1970 deze vleeskeuring.sdienst onder Middelburg kwam te vallen, zocht hij een
nieuwe uitdaging en werd in 1971 Veterinair Adjunct-inspecteur van de Volksgezondheid voor het district
Noord-Brabant. Intensief oriënteerde hij zich op het uitgebreide scala van wetten, regulatieven en verorde-
ningen die met deze functie waren verweven. Niet afkomstig uit een controlerende en inspecterende achter-
grond, was dit voor hem een functie, waarin hij zich goed heeft kunnen vinden. Toen per 1 mei 1973 de
functie van directeur van de Vleeskeuringsdienst te Waalwijk en het aldaar gevestigde gemeentelijk slacht-
huis vacant kwam, werd hij, gezien zijn ervaring in de voorgaande jaren, hiervoor benoemd. Deze functie
heeft hij tot aan zijn pensionering op I januari 1985 vervuld.

In 1978 overleed Truus zijn vrouw. Gelukkig voor hem vond hij in Zus Houben een nieuwe partner en her-
trouwde hij in 1981. Niet lang na zijn pensionering verhuisden zij in 1987 naar Aardenburg. Daar hebben
beiden een aantal goede jaren gekend en een fijne vriendenkring opgebouwd.

Titus was prettig gezelschap, een goede gesprekspartner wel een eigenzinnig man, sterk analytisch en rea-
listi.sch denkend, kortom een aanhanger van de \'no nonsens \'gedachte. Hij had een brede interesse in sport,
politiek, actualiteit en zeker ook in geschiedenis. Hij minde vrijheid, zelfstandigheid en onafhankelijkheid.
Hij was bij uitstek iemand die de regie over het leven zeifin handen wilde hebben en houden. Van nature
was hij onrustig, zo niet ongedurig, een man die zo wie zo niet lang op dezelfde plek wilde blijven werken en
wonen; te lang werd snel saai vond hij. Dat bracht dan ook nogal wat veranderingen van werkkring en ver-
huizingen met zich mee, zoals hiervoren vermeld.

Zijn tweede vrouw Zus verzorgde hij lange tijd liefderijk totdat zij eind 2003 in een verpleeghuis moest
worden opgenomen. Niet lange tijd daarna openbaarde zich dat hij ongeneeslijk ziek was en niet lang meer
te leven had. Na een paar maal bestraald te zijn, zag hij van verdere behandeling af. Het was goed geweest,
83 jaar lang, vond hij. Ook nu behield hij de regie.

Op 24 aprd 2004 werd tijdens de crematiepelechtigheid afscheid genomen van Titus van Roon.
Wij wensen de familie sterkte voor de toekomst.

W.Edel
A.J.G. van \'t Hooft
R. van Roon

-ocr page 201-

De Commissie Ethiek van de KNMvD buigt zich sinds jaar en dag over veterinair-ethische kwesties, die om een standpunt van de
beroepsgroep vragen. Zo\'n standpunt moet natuuriijk gedragen worden door de hele KNMvD, dat is niet altijd eenvoudig.
Standpunten van de KNMvD komen tot stand in nauw contact met het bestuur en de groepen.

Naast het opstellen van standpunten ziet de commissie het ook als haar taak om binnen de beroepsgroep de discussie over be-
paalde ethische onderwerpen op gang te brengen. Een manier om dat de doen is het schrijven van een opiniërend artikel.

Stelling van de Connmissie Ethiek: melkkoe moet groot deel van het jaar weidegang hebben

Wat is uw mening over \'weidegang en huisvesting
van de melkkoe in Nederland\'?

De gezondheid, het welzijn en de in-
tegriteit van melkkoeien kunnen het
beste gewaarborgd worden wanneer
de dieren gedurende een aanzienlijk
deel van het jaar toegang tot weide-
gang hebben. Dit is de conclusie van
de Commissie Ethiek van de
KNMvD, die zij wil voorleggen aan
de leden van de KNMvD. Omdat de
meeste melkkoeien nog slechts beperkt of geen weidegang
hebben, dient de huisvesting van deze dieren geoptimali-
seerd te worden. Daarbij zijn met name ventilatie, kwaliteit
van ligboxen en vloeroppervlak van belang.

Moet de Nederlandse koe in de wei of juist niet? Een vraag die
de rundveedierenarts regelmatig wordt voorgelegd. Deze ook
maatschappelijke discussie is opgepikt door de Commissie
Ethiek en heeft geleid tot de conceptnotitie "Weidegang en
huisvesting van de melkkoe in Nederland\'. Hierin wordt de
noodzaak van weidegang voor de gezondheid, het welzij n en de
integriteit van melkkoeien, afgewogen. Bovendien wordt er ge-
keken in hoeverre er aanpassingen van de huisve.sting van de
melkkoeien noodzakelijk zijn bij de huidige beperkte of afwe-
zige weidegang.

Koeien in de wei

Koeien, gehouden onder Nederlandse omstandigheden, zijn
eeuwenlang \'s winters opgestald en graasden \'s zomers in de
wei. Het beeld van het platteland werd eeuwenlang bepaald
door koeien in de wei.

Met name na de invoering van het melkquotum in 1984 is de
melkproductie per koe sterk toegenomen, is het aantal melk-
veebedrijven sterk afgenomen en is het aantal koeien per be-
drijf sterk toegenomen. Onder invloed van deze factoren en
mede door invoering van automatische melksystemen (AMS)
worden nu reeds op meer dan tien procent van de melkveebe-
drijven de melkkoeien het hele jaar door op stal gehouden.
Op dit moment neemt vanuit de samenleving de roep naar wei-
degang voor alle melkkoeien toe, zie onder andere
Dierenbescherming: \'Koe zoekt wei\', 2005. Binnen de gelede-
ren van de KNMvD is weidegang voor koeien een terugkerend
punt van discussie. Als deskundigen op het gebied van welzijn
en gezondheid van melkkoeien worden rundveedierenartsen
regelmatig geconsulteerd door de veehouders over de nood-
zaak van weidegang voor melkkoeien en eisen die aan de huis-
vesting moeten worden gesteld bij gedeeltelijk of het volledig
opstallen van melkvee.

Commissi
Ethie

In deze notitie heeft de Commissie Ethiek ervoor gekozen zich
te concentreren op de effecten van weidegang en huisvesting
voor de koe en de veehouder Invloeden op het milieu, maat-
schappelijke aspecten en effecten voor de sector en retailers,
met betrekking tot deze problematiek zijn niet eenduidig en
worden in de notitie buiten beschouwing gelaten.

Vraagstelling

De vraagstelling die ten grondslag ligt aan deze nota \'weide-
gang en huisvesting van melkkoeien\' luidt als volgt:

1. Is weidegang voor melkkoeien van essentieel belang voor
de gezondheid en het welzijn van de dieren en tast het niet
beschikbaar stellen van weidegang de integriteit van de
melkkoe aan?

2. Dienen er ten behoeve van het verbeteren van de gezond-
heid en het welzijn van de melkkoe aanvullende huis-
vestingseisen gesteld te worden bij gedeeltelijk of volledig
opstallen van melkvee?

Probleemstelling

Welzijn en integriteit

Om een eventuele aantasting van het welzijn en de integriteit
van melkkoeien tijdens het permanent opstallen te kunnen be-
oordelen, is het noodzakelijk de kenmerken van het natuuriijk
gedrag, die voor een koe essentieel zijn, te beschouwen (1).
Runderen vertonen een duidelijk synchroon gedrag. Koeien
grazen in groepsverband, overwegend bij daglicht. Koeien heb-
ben een grote motivatie om hun omgeving te onderzoeken; ex-
ploratie gedrag. Koeien zijn van nature goede lopers, tot tien-
tallen kilometers toe, maar lopen minder op een harde
ondergrond. Koeien liggen negen tot veertien uur per dag.
Wanneer een koe minder kan liggen zal ze dat zo snel mogelijk
trachten in te halen, ten koste van ander gedrag. Voordat een
koe gaat liggen wordt er een geschikte plek gezocht, de voor-
keur gaat daarbij uit naar een zachte en droge ligplaats. De die-
ren liggen drie tot vier meter van elkaar, het liefst niet met de
koppen dicht bij elkaar Runderen zijn kuddedieren en binnen
de kudde heerst een rangorde. Deze rangorde is stabiel en ge-
baseerd op visuele herkenning. Indien de kudde groter is dan
zeventig dieren, kunnen niet alle dieren elkaar herkennen.

Een gestoord welzijn bij melkkoeien treedt op wanneer de om-
geving van het dier een zodanige structuur heeft dat deze het
adaptatievermogen - fysiologisch en gedragsmatig - te buiten
gaat (6,9).

Opstallen heeft invloed op het gedrag van koeien (3, 5). Te
weinig exploratiemogelijkheden en gefrustreerd eetgedrag

-ocr page 202-

kunnen leiden tot stereotypieën zoals tongrollen en hekbijten.
Op stal is er meer onrust en agonistisch gedrag, zoals elkaar
stoten en dreigen, dan in de wei. Op stal is de individuele af-
stand verkleind en zijn de voorzieningen geclusterd. Op stal is
de ligfrequentie verhoogd, maar de totale ligtijd verminderd.
In de stal wordt nogal eens \'leunen\' waargenomen, dit kan er
op duiden dat dieren willen gaan liggen maar daar moeite mee
hebben. In de meeste iigboxstallen hebben koeien, door de be-
perkte omvang en de inrichting van de ligbox problemen met
gaan liggen en gaan staan. Het loopoppervlak in de stal is hard
en vaak glad en verder beperkt qua oppervlakte. Daardoor is
het loopgedrag van melkkoeien op stal afwijkend, de stap is
verkort en onzeker en de koe loopt minder dan in de wei (4,8).
Koeien glijden regelmatig uit op stal. Uit preferentie- en
restrictie-experimenten is gebleken dat koeien een voorkeur
hebben om enkele uren per dag naar buiten te gaan, ongeacht
het weer.

De integriteit van dieren wordt onder andere aangetast wan-
neer het dier is geremd in zijn natuuriijk gedrag.

Gezondheid

Het natuuriijke bodemoppervlak voor koeien is zacht en
droog. Klauwproblemen treden op stal meer op en in ernstiger
vorm dan in de wei. De meeste melkkoeien hebben meer of
minder ernstige vormen van klauwaandoeningen, die bij 25
tot dertig procent van de koeien leidt tot kreupelheid (4, 8).
Gedurende de laatste tien jaar is de problematiek toegenomen.
Dit is voor een deel te wijten aan het feit dat koeien vaak alleen
nog maar overdag toegang tot de wei hebben en in toenemende
mate helemaal geen weidegang meer hebben. Een voorbeeld
is de sterke toename van de ziekte van Mortellaro van tien naar
dertig procent. Een aandoening met duidelijke negatieve in-
vloed op het welzijn van de melkkoe. Op stal worden veel
poot-, rug- en nekproblemen bij melkkoeien gesignaleerd. De
oorzaak van de problemen ligt voor een belangrijk deel in de
harde betonnen vloer, de vochtige omgeving en de inrichting
van de ligboxen in de meeste Iigboxstallen
In het algemeen kan gesteld worden dat de infectiedruk voor
virale, bacteriële en ectoparasitaire besmettingen op stal groter
is dan in de wei. Zo is onder andere de kans op het ontstaan van
bepaalde uierontstekingen verlaagd bij koeien die toegang tot
de wei hebben. UV-licht en beweging hebben een algemeen
positief effect op dc gezondheid en het welzijn van dieren.
Beweiden vraagt om een goed management ten aanzien van
maagdarm- en longwormen en dient het voedennanagement
aangepast te zijn aan de hoogproducerende koe. Een hoogpro-
ducerende koe kan gemakkelijker aan de norm op stal gevoerd
worden. De discussie rond de gezondheid, het welzijn en de in-
tegriteit van dieren met een hoge productie is een andere dis-
cussie en dient derhalve apart besproken te worden.
De inrichting van veel weides is onvoldoende, met name door
onvoldoende beschutting tegen weersinvloeden (hitte, regen
met wind). Hierdoor ontstaat er groepering van de dieren, het-
geen nadelige gevolgen kan hebben voor bepaalde aspecten
van diergezondheid.

Melkveehouderij

De melkveehouderij staat economisch onderdruk. De kostprijs
van een liter melk is gestegen onder invloed van hogere voer-
kosten, stijgende grondprijzen, milieu- en hygiëne-eisen et ce-
tera. De opbrengstprijs voor een liter melk is echter gedaald.
Nu en de komende tijd zullen veel melkveehouders hun bedrijf
beëindigen. Andere melkveehouders trachten middels schaal-
vergroting en het zoeken naar efficiëntere productiesystemen
een rendabele bedrijfsvoering te verwezenlijken. De introduc-
tie van AMS zal de komende tijd toenemen. Daarbij kiezen de
veehouders veelal voor het permanent opstallen van de melk-
koeien.

De meeste melkveestallen zijn niet ingericht voor het perma-
nent opstallen van vee. Veel stalontwerpen dateren van eind

-ocr page 203-

jaren \'70 en zijn met name ingericht voor arbeidsbesparing.
De inrichting van deze stallen, in het bijzonder van de looppa-
den en de ligboxen, die krap bemeten zijn en waarvan de
ondergrond hard is, voldoet niet aan de eisen die gesteld moe-
ten worden in het belang van de gezondheid en het welzijn
van de hoogproducerende grote melkkoe (2). Op dit moment
vindt er veel renovatie en vernieuwing van de melkveestallen
plaats.

Aanbevelingen en conclusies

1. Duurzame melkveehouderij bestaat uit een evenwichtige
weging van economische, ecologische, sociale en ethische
aspecten.

2. Het imago van dc Nederiandse melkveehouderij is gediend
met weidegang.

3. De veehouder heeft, volgens de Gezondheids- en Welzijns-
wet voor Dieren, de plicht te zorgen voor de gezondheid en
welzijn van zijn koeien.

4. De gezondheid, het welzijn en de integriteit van melkkoeien
kunnen het beste gewaarborgd worden wanneer de dieren
gedurende een deel van het jaar toegang tot weidegang heb-
ben. Voor de melkkoe kan van een redelijke weidegang ge-
sproken worden indien het dier in de periode van april tot
oktober gedurende 120 dagen acht uur per dag in de wei is.

5. De inrichting van de wei dient zodanig te zijn dat ook tijdens
meer extreme weersomstandigheden de gezondheid en het
welzijn van de koeien gewaarborgd kan worden. Verder zul-
len verharde looppaden niet te lang mogen zijn.

6. Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan het voe-
dermanagement van hoogproducerende koeien in de wei.

7. De huisvesting van melkkoeien dient te worden aangepast.
Enkele voorbeelden hiervan zijn: 1) ventilatie dient te wor-
den aangepast aan de nieuwste inzichten, 2) de ligboxen
moeten ruim zijn, aangepast aan de huidige grote koe, een
zacht vloeroppervlak hebben en zo ingericht zijn dat de koe
gemakkelijk kan gaan liggen en staan 3) het loopoppervlak
moet \'zacht\' zijn, niet glad en ruim.

8. Wanneer weidegang door omstandigheden niet mogelijk
is (AMS, MINAS, schaalgrootte, verkaveling, et cetera)
dienen er aanvullende eisen aan de huisvesting van koeien
gesteld te worden.

9. Voorlichting en informatie van de burgers en consumenten
kan bijdragen aan bewustwording van productiesystemen,
productie-eisen, consequentie voor prijs en koopgedrag

10.De aanbevelingen en conclusies (3 tot en met 5) gelden in
principe voor alle runderen, dus ook voor vleesvee en
fokdieren, die langer dan één jaar gehouden worden.

Literatuur

1. Hof AJ, 2001. Weidegang en het welzijn van runderen. Scriptie Faculteit
der Diergeneeskunde.

2. Hülsen J, 2004. Koesignalen: praktijkgids voor koegericht management.
Uitgeverij Roodbont, Zutphen.

3. Jansen SJ, 2002. Gedrag als onderdeel van welzijn van koeien die gemol-
ken worden met een automatisch melksysteem. Scriptie Faculteit der
Diergeneeskunde.

4. Somers, 2004. Proefschrift Universiteit Utrecht.

5. Loman R, 1999. Het gedrag en welzijn van opgestalde runderen in de
melkveehouderij in Nederland. Scriptie Faculteit der Diergeneeskunde.

6. LorzA, 1973.Tierschutzgesetz;Kommentar.Beck,München,p.3.

7. Nederlandse Vereniging tot de Bescherming van Dieren en Stichting
Natuur en Milieu. \'Koe zoekt wei\', 2005.

8. Van der Tol, 2004. Proefschrift Universiteit Utrecht.

9. Wiepkema PR en Metz JHM. Ethologie, theorie en praktijk.
Diergeneeskundig Memorandum 1981; 28 (1): 261-308.

De Commissie Ethiek nodigt alle leden van de KNMvD
van harte uit om op bovenstaand standpunt te reageren.
Het liefst via de rubriek \'Ingezonden\' in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde. U kunt uw reactie mailen naar:
tijdschrift@knmvd.nl, faxen naar: (030) 6348929 of stu-
ren naar Tijdschrift voor Diergeneeskunde, rubriek
Ingezonden, Postbus 421,3990 GE Houten.

-ocr page 204-

Cor de Vries

Voor onze beroepsgroep en be-
roepsvereniging is het een hectisch
jaar geweest. Als eerste denken we
natuurlijk aan de problematiek
rond de erkenningen en certifice-
ring van praktijken werkzaam op
het gebied van de landbouwhuis-
dieren. Het verzet dat zich sterker
manifesteerde met het jaar 2005
in aantocht, de oproep tot een tijdelijke standstil die niet
door iedere partij in acht werd genomen, de ledenraad-
pleging en de ontwikkeling van het nieuwe kwaliteitsbe-
leid; het heeft menige collega danig beziggehouden en de
nodige hoofdbrekens bezorgd.

Ook de raad van toezicht is nauw betrokken geweest bij
beleidsontwikkeling en besluitvorming in deze. Echter
ook andere zaken hebben de nodige aandacht gekregen
van de raad. Zonder volledigheid te pretenderen doet de
Raad van Toezicht hierbij verslag van het afgelopen
jaar. Een kleine bloemlezing van de belangrijkste
onderwerpen waarover het bestuur \'aan de tand is ge-
voeld\'.

Vooraf misschien toch nog goed om te weten: de raad van
toezicht is driejaar geleden ontstaan na de vernieuwing
van de bestuurlijke structuur van de KNMvD. De der-
tien-koppige raad kent een regionale vertegenwoordi-
ging en het is volgens de statuten haar taak toezicht te
houden op het beleid van het bestuur en de algemene
gang van zaken in de Maatschappij. De raad van toezicht
is daarbij geen bestuurslaag, verantwoording legt zij af
aan de algemene vergadering.

Erkenningen en certificering

De raad heeft de afgelopen jaren met grote bezorgdheid het
proces van kwaliteitsborging gevolgd. Alhoewel de raad het
kwaliteitsstreven ondersteunt, is zij zeer kritisch geweest
naar het bestuur over de juridische haalbaarheid, de markt-
vraag, de noodzaak, het tijdspad en de communicatie van be-
stuur en groepen naar de leden. Er bleek vaak een discrepan-
tie tussen wat de leden van de raad \'in het veld\' aan signalen
kregen en de informatie waarmee het bestuur vanuit de groe-
pen werd voorzien. \'Alles op koers, doorgaan!\' was het uit-
gangspunt van het bestuur.

Centraal thema voor de raad van toezicht in deze was de
communicatie. Hoe kon het dat er geen bijsturing plaatsvond
ondanks de onvrede bij de leden en het verzet dat zich al-
lengs sterker organiseerde en manifesteerde. Meerdere keren
is het bestuur hierop gewezen en is grote zorg uitgesproken
voor tweespalt in de beroepsgroep. Voor de raad van toezicht
was een en ander aanleiding om het bestuur in november uit
te nodigen voor een extra vergadering. Tijdens deze bijeen-
komst werden de eerste resultaten van de ledenraadpleging
van Environs International bekend gemaakt en werd de vrees
bewaarheid: er bleek totaal geen draagvlak voor het oor-
spronkelijke systeem van erkenningen en al helemaal niet
voor verplichte certificering en koppeling van beide.
De raad van toezicht is blij met de acties die het bestuur heeft
ondernomen. Een ledenraadpleging resulterend in een an-
dere insteek en een nieuwe opzet voor kwaliteitsborging.
De raad staat achter het in mei 2005 aangenomen kwaliteits-
beleid van de KNMvD: voldoende draagvlak, praktisch en
transparant, vrijwilligheid en vraaggestuurd. Belangrijker
nog is dat de KNMvD zich als koepelorganisatie opstelt en
overleg en onderhandeling met marktpartijen in eigen huis
houdt.

Maatschappi

nieuw

De raad van toezicht heeft naar aanleiding van bovenstaande
het bestuur opgeroepen beter en eerder met de leden te com-
municeren, immers daar ligt de crux van het probleem. Het
bestuur heeft zich volgens de raad goed gerevancheerd. Via
de extra regiovergaderingen en de buitengewone ledenverga-
dering van 25 mei heeft het bestuur duidelijk uitleg gegeven
en de leden de mogelijkheid geboden inspraak te hebben bij
de te volgen koers.

Werkgevers- en werknemersorganisaties

De raad van toezicht heeft zich unaniem uitgesproken vóór
het verenigen van de practici werkgevers in een belangen-
groep. Om te komen tot een CAO voor dierenartsen in loon-
dienst, verenigd in de BPL, en dierenartsassistenten (Vedias)
is zo\'n organisatie van practici-werkgevers een absolute
noodzaak. Na het wegvallen van de adviestarieven en de
rechtspositieregeling is er behoefte aan duidelijkheid en uni-
formiteit in de beroepsgroep.

Dc traagheid van de vorming van zo\'n belangenvereniging
was een doorn in het oog van de raad. Vandaar dat dit ook een
terugkerend thema was tijdens de vergaderingen met het be-
stuur. De raad van toezicht nam kennis van het feit dat om-
wille van juridische problemen het niet mogelijk bleek de
motie van de BPL van oktober 2004 integraal uit te voeren.
Bij het bestuur is daarom aangedrongen de vorming van een
werkgeverorganisatie de hoogste prioriteit te geven en de
collega\'s die daarmee doende zijn te faciliteren.

Op dit moment worden de laatste formaliteiten van de op-
richting van de Belangengroep Practici Werkgevers (BPW)
afgehandeld en zijn de leden de conceptstatuten en de eerste
aanzet tot een CAO toegezonden.

Communicatie

Zoals reeds eerder gesignaleerd heeft de raad van toezicht
het bestuur aangesproken op het falende communicatiebe-
leid. De communicatie naar én met de leden was gebrekkig.
Na aanpassing van de bestuurlijke structuur was in de oor-
spronkelijke opzet - beter contact met de leden - nog niet
voorzien. Voor leden van de Maatschappij was absoluut niet
duidelijk waar \'Houten\' zich mee bezig hield en wat het lid-
maatschap concreet inhield. De leden van de raad van toe-
zicht kregen vaak in het veterinaire beroepsveld te horen dat
men het bestuur op een te grote afstand achtte en men voelde
zich niet uitgenodigd het contact te zoeken, bovendien kreeg
men niet het gevoel dat er geluisterd werd.

Verslag van de raad van toezicht

-ocr page 205-

Ook leek sprake van een onsamenhangende structuur van de
organisatie van de KNMvD en leek onduidelijkheid over de
verhouding KNMvD en het VKO. De groepen stelden zich
autonoom op en hun woorden en daden stonden nogal eens
haaks op die van het bestuur. Dat het VKO een onafhanke-
lijke stichting was, werd in het beroepsveld niet echt her-
kend. Het bestuur werd over één kam geschoren met het
VKO en dat is onvoldoende weerlegd.

Kortom, een doortimmerd communicatieplan werd gemist.
Het bestuur is verzocht daar aan te werken. Suggesties waren
om intensiever met groepsbesturen te overleggen, de regio\'s
meer als platform te gebruiken en duidelijker te communice-
ren omtrent de zaken waarmee het bestuur bezig is. Ook is
het bestuur aangeraden zich duidelijker te profileren tijdens
veterinaire bijeenkomsten.

De raad van toezicht is van mening dat het bestuur hierin dui-
delijke vorderingen heeft gemaakt. De eerder genoemde re-
giobijeenkomsten in het teken van het kwaliteitsbeleid, de
bestuursbulletins en niet in de laatste plaats de Koersdialoog
hebben positief bijgedragen aan het betrekken van de leden
bij de Maatschappij.

Op basis van de koersdialoog wordt voorzien in een senior
communicatiemedewerker, die zich zal bezighouden met de
klantgerichtheid van het bureau, PR-activiteiten en voorlich-
tingsbeleid. De twee nieuwe ledencontactpersonen \'in het
veld\' zullen fungeren als ambassadeurs en onderhouden con-
tacten met de leden en signaleren behoeftes en koppelen
deze terug.

Financiën

Door drie leden van de raad, Frits Huijser van Reenen, André
Bruns en Wim Davidse, zijn de financiële stukken van de

Maatschappij beoordeeld. Op hun voorspraak heeft de raad
van toezicht die stukken goedgekeurd. Op de ledenvergade-
ring van oktober aanstaande zal derhalve worden voorge-
steld de penningmeester décharge te verlenen.

Voor de toekomst

Dit waren enkele punten waarover het afgelopen jaar met
het bestuur is gesproken. De raad heeft het overleg met het
bestuur als zeer constructief ervaren en spreekt zijn
waardering uit voor de inzet die de leden van het bestuur
hebben geleverd tijdens het afgelopen hectische jaar. De
raad hoopt het contact met de leden en het bestuur de ko-
mende jaren op dezelfde prettige manier te kunnen voort-
zetten.

De raad streeft naar een verdere professionalisering van zijn
werkzaamheden. Dit jaar is begonnen, naar analogie van het
bestuur, om portefeuilles te verdelen. Financiën, Dienst-
verlening vanuit het bureau. Regio\'s en Kwaliteitsbeleid
zullen door commissies van leden van de raad worden be-
handeld. Verder zal de raad na de verkiezing en installatie
van de nieuwe raad scholing ondergaan. Met een tweetal
kennisinstituten zijn contacten over het ontwikkelen van
een scholingstraject met betrekking tot het toezichthouden.

De eerste driejaar zijn bijna voorbij. Na de verkiezingen zul-
len nieuwe gezichten terugkeren binnen de KNMvD. Voor
de raad van toezicht zijn Geert Gelling, Geert de Bruijckere,
Jack Segers, Bulle Koster en Cor de Vries aftredend en niet
herkiesbaar. De overige leden hebben zich voor een vol-
gende periode herkiesbaar gesteld, alleen... u als lid bepaalt
wie terugkomt en wie de nieuwkomers zullen zijn.
Democratie zoals het moet zijn!

Cor de Vries is secretaris van de raad van toezicint van de KN MvD.

Poster verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen

In deze tijd zijn voedselveiligheid en volksgezondheid be-
langrijke onderwerpen als het gaat om de voedselpro-
ductie. Daarom is het zeer belangrijk dat diergeneesmid-
delen op een correcte manier toegepast worden. Het gaat
dan met name om resistentievorming door bacteriën en
residuen van diergeneesmiddelen in voedselproducten.
Als dierenarts spelen wij bij dit proces een zeer belang-
rijke rol.

Medicijnen worden met veel zorg ge-
produceerd. Er worden veel eisen ge-
steld aan een diergeneesmiddel
voordat het bij u komt. U doet uw
best om een diagnose te stellen
en daarbij de juiste behandeling
voor te schrijven. Het grootste
deel van deze behandeling
wordt echter door de veehouder
uitgevoerd. De KNMvD vindt het
daarom erg belangrijk om extra
aandacht aan verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik te schenken en wil
de rundveedierenarts hier graag bij helpen

In een samenwerkingsverband hebben FIDIN, NZO en de
KNMvD een voorlichtingsposter gemaakt die u, als dieren-
arts aan uw klanten kunt aanbieden. Op deze poster staan
alle belangrijke criteria waarmee een veehouder rekening
dient te houden op het moment dat hij een diergeneesmiddel
gaat toepassen. De tekst is verduidelijkt met behulp van car-
toons, gemaakt door Henk Vrieselaar. De veehouder kan
deze (geplastificeerde) poster bij/in zijn medi-
cijnkast ophangen, zodat deze altijd in het
zicht hangt op het moment dat er dier-
geneesmiddelen toegepast gaan
worden.

Om tijdens klantavonden en stu-
dieclubs verantwoord dierge-
neesmiddelengebruik toe te
lichten en ter sprake te
brengen, is er eind september
een powerpoint-presentatie be-
schikbaar. Deze kunt u downloa-
den van de KNMvD-site.
De posters zijn medio september na
de GGR-vergadering in pakketten van
25 verkrijgbaar via de KNMvD.

-ocr page 206-

Het zal u niet ontgaan zijn dat er recent in bestuurlijk
Nederland een tendens bestaat tot discrepantie van menin-
gen en overtuigingen tussen besturen en achterban.
Landelijk was het verschil tussen de Tweede Kamer en kies-
gerechtigden over de Europese grondwet opvallend. Maar
ook binnen onze beroepsgroep hebben de uiteenlopende me-
ningen betreffende het verplichte kwaliteitstraject tot veel
discussie geleid.

Ook binnen de GGG vinden we het van groot belang dat er
geen kloof ontstaat tussen ideeën en beleid van het bestuur
en onze leden. Als gezelschapsdierenartsen zijn we divers in
onze dagelijkse werkzaamheden en organisatievormen. Het
is belangrijk voor het GGG-bestuur om van deze diversiteit
op de hoogte zijn. Dit maakt het voor ons mogelijk om zo op-
timaal mogelijk de belangen van onze leden te behartigen.
Om dit op een snelle en eenvoudige manier te realiseren heb-
ben we een klankbordgroep opgencht. Dit klankbord bestaat
uit een aselecte groep van twintig tot dertig GGG-leden.
waarbij we als enige beperking hebben gekeken of er wel een
redelijke geografische verdeling bestond. Bovendien hebben
we om begrijpelijke redenen (oud)bestuursleden uitgesloten.

9S

Het is de bedoeling dat we van bovengenoemde leden via
korte vragen / enquêtes per e-mail voldoende respons krij-
gen om ons beleid, indien nodig, te kunnen bijsturen. Bij ac-
tuele zaken waarbij de mening van de gezelschapsdierenarts
gevraagd wordt, kunnen we dan snel een vragenrondje via e-
mail houden en dit inventariseren.

Inmiddels zijn we met de klankbordgroep gestart, en is de
respons op de eerste e-mail hoog geweest. Na één jaar zullen
we het concept nader evalueren en kijken of de uitvoering
moet worden aangepast.

Uiteraard gaat er niets boven direct contact met onze leden.
Op de komende Najaarsdag, zaterdag 12 november, zal het
vernieuwde bestuur zich aan u voorstellen, zodat u weet tot
wie u zich kunt wenden met vragen en opmerkingen. En, re-
serveert u vast ruimte in uw agenda voor de komende alge-
mene leden vergadering op donderdag I december aan-
staande.

Wij hopen dat we met uw medewerking een beleid kunnen voe-
ren dat voldoet aan de vraag en verwachting van onze leden.

Het GGG-bestuur

De klankbordgroep

Voert uw GGG-bestuur het juiste beleid?

Studiedag GHwD op 22 september 2005

Het bestuur van de Groep Homoeopathisch-werkende
dierenartsen van de KNMvD organiseert een studiedag
op donderdag 22 september 2005 van 16.00 tot 21.00 uur.
Voorafgaande aan deze studiedag zal voor GHwD-leden
van 15.00 tot 16.00 uur de jaarvergadering van de GHwD
plaatsvinden.

Op deze studiedag zal het middel Thuja occidentalis cen-
traal staan. Aan de hand van casuïstiek wordt besproken
welke mogelijkheden het homeopathisch middel Thuja
biedt.

Eveneens wordt het middel belicht in het gedeelte Materia
Medicaen Repertorium. Ook komen de onderwerpen klini-
sche diagnose en DGD aan de orde en tenslotte casuïstiek-
training.

Voor deze vergadering zijn studiepunten aangevraagd bij de
GHwD voor Lijstdierenartsen.

De studiedag vindt plaats in het KNMvD-gebouw, Molen
77 te Houten; een routebeschrijving treft u aan op
www.knmvd.nl.

De kosten voor GHwD-leden bedragen € 15 (inclusief kof-
fie/thee en broodjes) de kosten voor niet-GHwD-leden be-
dragen € 75 (inclusief koffie/thee en broodjes) de kosten
voor studenten bedragen € 15 (inclusief koffie/thee en
broodjes). Aanmelden voor deze studiedag
voor 19 septem-
ber 2005
op info@ghwd.nl.

Aanmelding verplicht tot betaling. Dit kan geschieden aan
de zaal of per overboeking van het verschuldigde bedrag
naar de postrekening 40.56.354 of bankrekening 51.72.-
25.700 van de GHwD te Woerden onder vermelding van
\'Studiedag 22-09-2005\'.

MachteldE. Pauw

-ocr page 207-

Dat de KNMvD-sportdag een leuk evenement i$ hoeven
we niet meer te vertellen. Dat je er kan golfen, voetballen,
hockeyen, tennissen en bridges weet ook heel veterinair
Nederland. Het enige wat we als sportdagcommissie nog
kwijt willen: schrijf je in!

Over een week is de KNMvD sportdag op vrijdag 23 sep-
tember. Dit jaar is er gekozen voor een centrale locatie bij
voetbalvereniging CDW in Wijk bij Duurstede. We sporten
in het sportpark \'Marienhoeve\'. Het golfen is dit jaar ook
lekker dichtbij, want de greens van golfcentrum De Batouwe
in Zoelen (aan de andere kant van het water bij Wijk bij
Duurstede) wachten op u. U kunt nog meedoen, maar dan
moet u wel snel zijn! Heeft u zin in een gezellige, sportieve,
veterinaire dag. Kom gewoon en doe lekker mee!

Inschrijven

In het vorige tijdschrift heeft u het inschrijfFormulier van de
sportdag kunnen vinden. Heeft u dit nog niet ingevuld? U
heeft nog tot 19 september om u in te schrijven. Heeft u geen
formulier meer, dan kunt u zich ook via onze website
www.knmvd.nl aanmelden. Kijk onder \'actueel\', sportdag
2005.

Wilt u alle informatie over de diverse sporten, kijk dan in het
TvD van 1 september. In een mooie KNMvD-sportdag ka-
tern kunt u er alles over lezen.

KN M vD-sportdag wie loopt hier niet warm voor?

Tot 23 september!
De sportdagcommissie

De KNMvD-sportdag wordt mogelijk gemaakt door:
VVAA, Meeüs Vrije Beroepen, Pfizer Animal Health, Intervet,
Dopharma, Boehringer Ingelheim, Bayer Animal Health

Studenten diergeneeskunde Vera Veitkamp en Hildeward
Hoenderken gaan naar het KNMvD-jaarcongres 2005

Tekst en foto: Susan Umans

ImH^^^^H Vera Veltkamp is vierdejaars stu-
dent diergeneeskunde cn tevens lid
van de Jaarcongrescommissie
2005. Zij is speciaal aangetrokken
^^^^^^^^ om de band tussen de diergenees-
kundestudenten en de KNMvD te
verstevigen-iets waar de KNMvD
ook op breder terrein mee bezig is
- en om het Jaarcongres bij de stu-
denten te promoten. Ook Hildeward Hoenderken, zesde-
jaars student en voormalig praeses der DSK, vindt het erg
belangrijk dat veel meer studenten het Jaarcongres gaan
bezoeken. Zelf bezocht hij het congres in 2002 te Zeist en
dat beviel hem uitstekend.

Vera Veltkamp werd na het organiseren van het DSK-sym-
posium dit jaar benaderd door KNMvD-bestuurslid John
Borgmeier, portefeuillehouder ledencontacten. Of ze er
wat voor voelde zitting te nemen in de Jaarcongres-
commissie met het speciale doel om meer studenten dier-
geneeskunde naar het Jaarcongres te krijgen. "Door mij te
vragen, betrekje deze doelgroep er direct bij. Dat is eigen-
lijk de doelstelling. Verder is het toevoegen van een student
commissielid nieuw voor zowel mij als voor de congres-
commissie en een kwestie van uitproberen. Na het congres
zullen we kijken of het gewerkt heeft", vertelt Veltkamp.
"De wil van de KNMvD om studenten er meer bij te betrek-
ken is duidelijk aanwezig. Het is mijn taak om dat naar de
studenten toe over te brengen."

Zelfbeeld dierenarts

Tot nu toe was het traditie om de praeses en ab actis van de
DSK ieder jaar op het Jaarcongres uit te nodigen. In die hoe-
danigheid heeft Hildeward Hoenderken het congres in Zeist
bezocht, georganiseerd door de afdeling Utrecht. "Dat was
een fantastische dag met goede sprekers zoals Paul Cliteur
en leuke workshops. Helaas viel bij binnenkomst gelijk op
dat er erg veel oudere deelnemers aanwezig waren en maar
een paar jonge dierenartsen. Erg jammer, want zo\'n pro-
gramma is zonder meer voor iedereen interessant", is de me-
ning van Hoenderken.

"Zo\'n congres heeft een bepaalde drempel", sluit Veltkamp
hierop aan. "Voor de jongere dierenartsen, maar ook voor
studenten. Voor studenten staat de KNMvD sowieso ver
weg. We moeten tot hen door laten dringen dat het voor hen
ook leuk is. Het thema dat we dit jaar hebben, \'Dromen over
de toekomst\', maakt het helemaal interessant voor deze
doelgroep. Het gaat immers over het zelfbeeld van de dieren-
arts en dat lijkt mij niet onbelangrijk voor de student. Als je
de markt op gaat, is het goed om te weten wat er van je ver-
wacht wordt. Andersom is het voor de \'oude\' garde goed om
te weten wat de visie van de jongere dierenarts is."

Samenwerking

Hoenderken noemt het een hele goede zaak dat de samen-
werking tussen DSK en KNMvD sterk is geïntensiveerd de
laatste tijd. "Het is belangrijk dat studenten zich betrokken
voelen bij wat er in het veld gebeurt. En ik weet dat veel die-
renartsen zeer geïnteresseerd blijven in het reilen en zeilen

-ocr page 208-

van de opleiding diergeneeskunde. Afgelopen jaren hebben
er in de in de studie veel veranderingen plaatsgevonden en
het is voor veel dierenartsen niet duidelijk hoe de huidige
student tegenwoordig de studie doorloopt. Zo is onderdeel
van het nieuwe beleid om meer stages in het veld te gaan
lopen. Het lijkt mij daarbij uitermate belangrijk dat de die-
renarts die zo\'n stagiair krijgt op de hoogte is van de huidige
opleidingseisen. Wat is er dan mooier om die twee groepen
bij elkaar brengen tijdens het Jaarcongres en het hier samen
over te hebben?", aldus Hoenderken.
"Onderschat ook niet het belang van contacten leggen om
bijvoorbeeld stages te regelen", zegt Veltkamp. "Dat gaat
steeds meer een rol spelen, met name voor derde- en vierde-
jaars studenten. Wat is er leuker om tijdens zo\'n congres
mensen te leren kennen en contacten op te doen?"

Toekomst

"Als je het thema bekijkt, gaan we praten over de toekomst.
Wij zijn die toekomst!", zegt Hoenderken. "Wij zijn de aan-
komende leden. De groep dierenartsen die nu afstudeert ziet
er natuurlijk heel anders uit dan twintig, dertig jaar geleden.
Toen waren het voornamelijk mannen die landbouwhuisdie-
ren wilden doen. Nu zijn het veel vrouwen, die vaak parttime
willen werken."

"De gesettelde dierenarts zal er aan moeten wennen dat er
veel vrouwelijke dierenartsen aankomen", meent Veltkamp.
"Vanwege het parttime werken bijvoorbeeld, dan heb je het
over een andere tijdsindeling. Niet iedereen wil daar nog
aan, maar die ontwikkeling is er gewoon.
Sowieso denk ik dat er acceptatie van elkaar moet zijn. Het
moet in feite niet uitmaken wat je als dierenarts doet. We
moeten van het beeld af dat alleen de practicus meetelt. Ik
hoop van harte dat als studenten dit interview lezen, duide-
lijk wordt dat zij door de KNMvD niet worden gezien als een
minder belangrijke groep, maar dat zij ook hun zegje mogen
doen en serieus worden genomen."

Wat de studenten verder over de streep zal trekken om naar
het Jaarcongres te komen, is een aantrekkelijke prijs.
Veltkamp laat weten dat de congrescommissie momenteel

hard bezig is het congres op die manier bij studenten te pro-
moten. Verder zal er breed gecommuniceerd worden via on-
der andere de DSK-website.

Veltkamp: "Het wordt een laagdrempelig, financieel aan-
trekkelijk congres met een interessant thema, dat bol staat
van gezelligheid en netwerkmogelijkheden. En ook nog eens
op een hele leuke locatie, de Efteling. Allemaal redenen om
erheen te gaan en om niet thuis te blijven."

Jaarcongres en algemene vergadering op één dag: thema dromen

7 oktober sluit aan bij wens van de dierenarts

De jaarcongrescommissie organiseert voor het tweede
jaar het jaarcongres in de nieuwe vorm. Dat wil zeggen,
de algemene vergadering en het congres op één dag. Om
een dergelijk congres te organiseren dat voor alle leden
van de KNMvD interessant is, heeft de congrescommissie
in juni een enquête gehouden.

De jaarcongrescommissie kan alvast de eerste resultaten
onthullen. 383 mensen hebben de enquête ingevuld. 44
procent van de deelnemers wil graag onderwerpen tij-
dens het congres die gerelateerd zijn aan:
\'het dierenarts
zijn, is het een beroep of een roeping\\
Daarnaast wil 36
procent graag iets horen over
\'■de maatschappelijke status
van het diergeneeskundig beroep\\

Het thema van dit jaarcongres beantwoordt geheel aan de
vraag van de respondenten van de enquête. Het thema:
\'Dromen over de toekomst\' gaat in op hoe het beroep dieren-
arts eruit ziet en welke dilemma\'s een dierenarts op zijn pad
kan tegenkomen. U kunt over het programma meer lezen in
het volgende nummer van het Tijdschrift.
Een andere conclusie uit de enquête is dat ook de jonge die-
renartsen interesse hebben voor het jaarcongres. Twintig
procent van de respondenten was nog geen vijfjaar afgestu-
deerd. De jaarcongrescommissie gaat de resultaten van de
enquête verder analyseren.

U vindt het inschrijfformulier van het jaarcongres in het
nummer van 1 september 2005.

-ocr page 209-

Wi?CADERI NCEN & BljjEEN KÖMSTEN"^ \'
September

15 Regiovergadering Regio West. Locatie:
Hotel Mercure Amsterdam Airport, Oud
Haagseweg 20 te Amsterdam. Tijd: 19.30-
23.00 uur. Onderwerp: Aviaire Influenza en
rabies: een bedreiging voor onze gezond-
heid? Dierziektebestrijding in Nederland.
20 Wetenschappelijke vergadering Groep
Geneeskunde van het Rund. Tijd: van 15.00 tot
uur. Plaats: Faculteit der Diergeneeskunde,
Androclusgebouw, Collegezaal C-101.

Regiovergadering Regio Zuid. Locatie: Best Western Hotel De
Druiventros, Bosscheweg 11, Berkel-Enschot. Tijd: 20.00 uur.
AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund 1. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport, Oudehaagseweg 20,
1066 BW Amsterdam.

GHwD-studievergadering van 16.00 tot 22.00 uur.
Regiovergadering Regio Noord. Locatie: Hotel Van der Valk,
Zonnedauw 1 te Drachten. Tijd: 20.00 uur.

AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund 1. Aanvang: 14.00 uur.
Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v., Amsbergstraat 7,
7418 AH Deventer.

AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund I. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056
PP Berkel-Enschot.

29

Cursussen

September

22 Studiedag Groep Homoeopatisch-werkende dierenartsen van 16.00 tot
21.00 uur. Plaats: KNMvD-gebouw, Molen 77 te Houten. Aanvang:
voor GHwD-leden voor de Jaarvergadering 15.00 uur, voor niet-
GHwD-leden, na de Jaarvergadering van dc GHwD: 16.00 uur.
Aanmelden:
\\oor 19 september 2005 via e-mail: info@ghwd.nl.
Aanmelding verplicht tot betaling. Dit kan geschieden aan de zaal of
per overboeking van het verschuldigde bedrag naar de postrekening
40.56.354 of bankrekening 51.72.25.700 van de GHwD te Woerden
onder vennelding van
\'Studiedag 22-09-2005\'.

22-2i Module 1: Van Brandblussen tot veterinaire productieadvisering.
Cursusleider: Jan Berger (Dairy-vet), sprekers: Finn Pedersen, Saren
lllum Nielsen en Derk Vink, (allen lid van KoNet-praksis, practicus en
certificated in Herd Health Management). Prijs: € 1900,-. Maximum
aantal deelnemers: twintig. Erkenningspunten zijn bij het VKO aange-
vraagd. Aanmelden bij: J. Berger, Kloosterstraat 41, 5094 EA Lage
Mierde, e-mail:
J.Betget5@chello.nl. fax: 013-5096216. Informatie
via telefoonnummer 004554866028.

Doorlopend
äsend

19.15

21

21

22
22

28

September

8-10 20th Annual congress of the ES VD-ECVD on Veterinary Dematology

in Chalkidiki, Greece. H\'H\'w.esvd2005.gr
22
Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\' organiseert lezing
\'Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging\'. Tijd: 15.00 tot 20.30 uur.
Locatie: Androclusgebouw van de Faculteit der Diergeneeskunde. Vijf
sprekers zullen vanuit verschillende visies ingaan op de Veterinaire
Bedrijfsadvisering met onder andere een SWOT-analyse.

Overlijdensberichten:

Op 24 juli 2005 B.S. Postma te Bolsward.

Mutaties:

Cuper, Mevr. N.J.; 2005; 3704 NJ Zeist;
Crosestein 3013; tel. privé: 030-6993642;
tel.
privé mobiel: 06-14338444; E-mail privé:
nj.cuper^ gmail.com.;
wm.d.

_ Geertsen, Mevr. K.M.K.; 1999; 6003 CK

Weert; Standaardmolen 46; E-mail privé:
kmkgeertsen@hotmail.com.; wnd.d.

Jelsma, Mevr. H.J.C.; 1993; 8071 AW Nunspeet; Naaldhof 6; tel. privé:
0341-257736; fax privé: 0341-258600; E-mail privé: lenny.jelsma@wxs.nl.;
Technical Manager bij Emax; tel. bur.: 0342-427171; fax bur.: 0342-
427191; E-mail bur.: IjelsmaCa emax.nl.

Peeters, Mevr. M.M.C.; 2002; 1902 MC Castricum; Margaret
Krophollerlaan 140; tel. privé: 0251-652521;
E-mail privé: m.m.c.peeters
@zonnet.nl.; medew. bij H.B.M.M. Welters; tel. prakt.: 0251-654345; fax
prakt.: 0251 -672224; E-mail prakt.: dkc@wanadoo.nl.

Pereboom, W.D.; 1970; 1486 MK West-Graftdijk; Zuiderstraat 71 B; tel.
privé: 075-6411444; r.d.

Persoon, Mevr M.J.M. ; 2005 ; 1098 JX Amsterdain ; tel. privé mobiel:
06-21297385; E-mail privé: marijepersoon@yahoo.com.; wnd.d.

Rosenthal. Mevr. A.M.; Gent 2003; 3741 TJ Baam; Vincent van
Goghstraat 5; tel. privé: 035-5429326; E-mail privé: amrostha@ xs4all.nl.;
p.,
gezelschaps.d.; tel. prakt.: 035-5429312; fax prakt.: 035-5429326.

*Salg, Mevr. K.G.; 2003; 3564 AD Utrecht; Tafelbergdreef 126; tel. privé:
030-266588; tel. privé mobiel: 06-41310462; E-mail privé: k.salg@gmx.de;
wcrkz. bij UU-FD ; tel. bur. : 030-2539228 ; fax bur: 030-2518126 ; E-mail bur.:
k.g.salg(gvet.uu.nl.

Vries, Mevr E.A. de; 2004; postadres: 7242 EJ Lochem ; A. Ilahnweg
74;
tel. privé mobiel: 06-10707282; E-mail privé: de_vries_eva@
hot mail.com.; medew. bij L.H.F Brinkhof cn M.Ph.J. Hovius; tel. prakt.: 0573-
251597; fax prakt.: 0573-257622; E-mail prakt.: info@dicrenkliniek
lochem.nl.

Zuidhof, Mevr. M.C.; 2004; 3731 TH De Bilt; Burg. van Heenistrak-
wartier 273;
tel. privé mobiel: 06-14157670; E-mail privé: m.c.zuidhof(«
hetnet.nl.;
medew. bij Dc Nieuwe Heuvel; tel. prakt.: 0318-483284; fax prakt.:
0318-485651 ; E-mail prakt.: dnheuvel@ xs4all.nl.

concressenftsymposia

Personal!

Optimale progesteron release door groot contact oppervlak van spiraal
Sterke ovariële stimulatie door rebound effect
Eerste keus bij de behandeling van anoestru?en van ovarium cysten
Zeer effectieve en efficiënte therapie

CtV/ CEVASANTE ANIMALE. . .\'.......,.....

SANTE ANIMALE Naaldwiik, NL.Tel. 0174-643930, Fax0174-643924, E-maili cevanl@ceva.com

\' al 25 jaar

"} revolutionair in
w reproductie

-ocr page 210-

DCC West Overijssel

wil op hoog niveau zorg verlenen en daarbij een goed inkomen voor haar
medewerkers verwerven

In de Hanzestad Kampen staat het volledig KRD-ISO gecertificeerde
Diergeneeskundig Centrum West Overijssel.

Momenteel werken er zes dierenartsen en vijf dierenartsassistentes. Er
wordt, naar diersoort gedifferentieerd (rund, gezelschapsdieren en paard),

gewerkt, vanuit één locatie. In dit Diergeneeskundig Centrum bestaan alle mogelijkheden om de huidige eerstelijns geneeskunde
van gezelschapsdieren uit te bouwen naar tweedelijns.

Uiterlijk per i februari 2006 zoeken wij een toekomstige associé om onze huidige viermansmaatschap te versterken.

Ben jij de persoon die zijn toekomst wil opbouwen in Kampen en graag wil werken in een gemengde praktijk met volop groeimo-
gelijkheden, die oog heeft voor de menselijke maat en waar een gezond evenwicht tussen werk en vrije tijd belangrijk wordt ge-
vonden?

Ben jij de dierenarts met difPerentiatie gezelschapsdieren die zich volledig wil richten op de diergeneeskundige zorg voor gezel-
schapsdieren, die ambitie heeft voor vernieuwing en specialisatie, die zijn managementkwaliteiten graag inbrengt in onze groep,
die anderen kan motiveren en mee wil draaien in een avond- en weekenddienstregeling?

Reageer dan vóór 1 november 2005 aan nevenstaand adres:

DCC West Overijssel

Europa allee 2

8265 VB Kampen

038-3312255

info@dgc-wo.nl

Voor informatie kun je terecht op onze website: www.dgc-wo.nl

dihrf;nklinii;k df. bosdrfff

BLES congres 2005

Orthopedisch onderzoek in beeld
Ede, De Reehorst, 15 december

Dierenkliniek De Bosdreef
Dierenkliniek De Lingehoeve
Dierenkliniek Emmeloord
Veterinair Centrum Someren

Nadere informatie volgt

Veterinair Centrum Someren

-ocr page 211-

\'chance

Give

Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Onnega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

Virbagen Omega is een injecteerbaar
interferon van feline oorsprong, geproduceerd
via reconnbinant gentechnologie.

Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV

Virbagen Omega is voornamelijk werkzaam
op het immuunsysteem en heeft antivirale
en immuunstimulerende eigenschappen.

Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vrgag hefinterferoninformatiepakket aan met,
behandelprotocollen.

VirbagerfOmega.

HET VETERINAIR INTERFERON

vmw.virbagenomega.com www.vetcontact.com/interferon

\\firt>eic:

www.virbac.nl

Virbagen* Omega 10 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier: hond en
kat. Kanalisatie: U.D.D. Virbac Nederland B.V, Postbus 313, 3770 AH Barneveld.Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.
E-mail: info@virbac.nl.

-ocr page 212-

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline\'")

01-10-2005

maandag

12-09-2005

15-10-2005

maandag

26-09-2005

01-n-2005

maandag

10-10-2005

15-11-2005

maandag

24-10-2005

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Für Kleintierklinik in Allgäu {Südbayern)

GESUCHT:

Welche(r) Kollege(in) mit mindestens 2 jähriger
Berufserfahrung im Kleintierbereich hat Lust in
Kleintierklinik im landschaftlich schönen voralpiner
Allgäu in kollegialen Team mitzuarbeiten?

Promoverend
paardendierenarts (m)

Geboten wird Weiterbildung zum Fachtierarzt für
Kleintiere.

Unser Schwerpunkte sind Augenheilkunde,
Urologie und

Unfallchirurgie. Angestrebt wird Partnerschaft.

wil praktijkervaring bijhouden en zoekt werk voor één dag per
week. Ervaring in paarden, gezelschapsdieren en landbouw-
huisdieren.

M.C. Roos
tel. 0545-294090
tel. werk 030-2531078
e-mail: M.C.Roos@vet.uu.nl

Tierärtzliche Klinik Dr. Albrecht, Frühlingstr. 26,
D- 87439 Kempten / Allgäu, Tel: -t-49 83112286
Meer informatie: Dr. R.J. Slappendel, tel. 0343 -
512655

World Wide Equine Education

Institution for Equine Osteopathy EDO®

Na een succesvolle start met de opleidingen tot Equine Osteopath in de Verenigde Staten zal
in januari 2006 de Nederlandse opleiding van start gaan. Deze twee jarige opleiding wordt
aangeboden aan dierenartsen en dier-fysiotherapeuten. Fysiotherapeuten en osteopaten kun-
nen via een aangepast lesprogramma aan de opleiding deelnemen. Voor verdere informatie
over de opleiding kunt u contact opnemen via de website of onderstaand telefoonnummer.

www.w2e2.com

Tel: 06-28178196

EQUINE OSTEOPATH

E.D.O.

-ocr page 213-

hoe een conflict niet
tot een breuk leidde

Spanningen op het werk kunnen hoog oplopen. Sonns zo hoog dat je er overspannen van raakt.
Dit overkwam een lid van een nnaatschap. Over zijn inkomen hoefde hij zich dankzij het Inkomens-
ZekerPlan voor Vrije Beroepen geen zorgen te maken. Maar hij wilde zijn patiënten niet in de steek
laten. Interpolis kwam met een oplossing. Een mediator. Die bracht de partijen weer tot elkaar. En de
kosten? Die werden volledig door Interpolis vergoed.

Bent u ook liever zelfstandig dan hulpbehoevend? Kijk dan op www.interpolis.nl/vrijeberoepen.

Interpolis. Glashelder

-ocr page 214-

STREPTOCOCCEN?

EFFECTIEF

• Effectiviteit in 1 dosering

• Ten minste 7 dagen werkzaam

TECHNOLOGISCHE DOORBRAAK

• Gepatenteerde Energie Technologie

• Komt daar waar het zijn moet

• Blijft zolang het nodig is

GEMAKKELIJK

• Lage dosering, 1 ml/20 kg

• Makkelijk spuitbaar

• Spuiten voor lage doseringen
beschikbaar

Met Naxcel hoef ik ze
maar één keer te spuiten

Njj^^èaJ

Naxcer: REG NL 10315 UDA.
Werkzame stof: ceftiofur 100 mg/mL
Indicaties/doeldieren: Varkens: voor de behandeling van
bacterièle luchtweginfecties geassocieerd
met Actinobadllus
pleumpneumoniae, Pasteurelta multocida, Haemophilus parasuis,
en Streptococcus suis.
Behandeling van septicaemie, polyarthritis en polyserositis geassocieerd rrKt een Streptococcus suis
infectie. Dosering: 1 ml/20 kg lichaamsgev^icht, intramusculair. Wachttijd vlees: 71 dagen. Bijwerkingen: Af en toe
kan een voorbijgaande zwelling ontstaan na intramusculaire injectie. Contra.indicaties: niet gebruiken bij dieren met een overgevoelig-
heid voor ceftiofur of andere fl-lactam antibiotica. Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergeneeskundig voorKhrift worden verstrekt.

Pfizer Animal Healtl

-ocr page 215-

Deel 130 • Aflevering 19 • i oktober 2005

- ^ OKT. 2005

Diergeneeskun

Keratitis Eosinofilica bij een paard

Maak van uw dierenartsenpraktijk een goede investering
voor de toekomst

Crote stap naar eerste CAO. BPW overhandigt
concept-CAO aan BPL en Vedias

KNMvD-module Anesthesiologie gereed
voor leden-practici

KNMvD

^oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 216-

OVERNAME OF ASSOCIATIE?

Een praktijk overnemen of associëren? Onze praktijkadviseur kan u op deskundige wijze begeleiden
en adviseren en regelt graag alle zaken voor u.

Bel voor meer informatie of een afspraak met de VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSEN

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11, www.vvaa.nl

-ocr page 217-

Uit de hoofdredactie 579

Oorspronkelijk artikel

Keratitis Eosinofilica bij een paard; A. Brünott en M.A. van der Velden 580

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Inhoud

Cover: foto\'s p. 580

Deel 130
Aflevering 1 9
1 oktober 2005

Wetenschap

Uiten voor de praktijk

Maak van uw dicrenartsenpraktijk een goede investering voor de toekomst; C. E. Strawn en M.C. B. Kampert 584

Vraag en Antwoord 591
Veterinair tuchtrecht

Prinses op wit paard; /. Boissevain 593
Berichten en verslagen

Grote stap naar eerste CAO. BPW overhandigt concept-CAO aan BPL en Vedias; J. Schmitz 594

Varkenssignalen 594
Oproep voor verenpikkende papegaaien in verband met wetenschappelijke evaluatie

van een nieuwe behandelwijze; O. Annann 595

André Kleinmeulman Inspecteur-Generaal VWA: "Nu begint het echte werk" 595

Bert van Zutphen gelauwerd 59^

Merial ParasitologyAward 2005 uitgereikt aan FilipClaes 598

Nieuwe test erfelijke blindheid schapen 599

Nieuwe studenten op de Faculteit der Diergeneeskunde 599

Congressen en cursussen

Congresreis naar het WEVA-congrcs te Marrakech; F. Sluyters 599
DSK

Veterinaire Studievereniging voor Vogels en Bijzondere Dieren 601

Afscheid Ursa Major DSK-bestuur 602

Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking: "Gezonde dieren, gezonde mensen!"; H. Mertens 602

PAO-Diergeneeskunde

\' Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vraag het interferoninformatiepakket aan met
behandelprotocollen.

VirbagenOmega.

Give life a chance

1 Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Omega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

F Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

Actua

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV

HET VETERINAIR INTERFERON

www.virbagenomega.comwww.vetcontact.com/interferon

Virbagen* Omega 10 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doetdier: hond en kat Kanalisatie: U.D.D.
Virbac Nederland B.V., Postbus 313,3770 AH Barneveld.Tel: 0342 ■ 427127. Fax: 0342 - 490164. E-mail; info@virbac.nl. vww.virbac.nl

-ocr page 218-

Hoofäredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. siebinga

Dr. E. Teske

Dr.J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. E van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th.
Wensins (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Ibl. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon
(\'030^6348900
Fax (030) 6;^48gog
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Bureau

Drs. H. Geertsen. algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Sehuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

jAbonnementsprijs

iHet Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het ver-
.enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
■landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
]De abonnementsprijs voor dicrenart.scn niet-leden|
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij;
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
)
hA vastgesteld door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77.1 louten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
«3

In Memoriam

J. van Dobbenburgh; R. van Dobbenburgh
L.J.Th. Tholhuijsen; J. Akkermans

Maatschappijnieuws

KNMvD-moduleAne.sthesiologie gereed voorleden-practici; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Eindejaarsdruktegoodwillberekeningen

jaarcongres

Personalia

Jubilea

Deadline

606

607

609
612

605

611

612

613

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Original article

Eosinophilic keratis in a horse; A. Briinott en M.A. van der Velden

580

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw(a}planet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in ihis journal are lisied in Curreni Conienis / Agricuiiural Biology and Envimnmenial Science /
Index-Medicus, Index Veierinarius / Veierinary Bulleiin. Biological Ahsiracis. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 219-

Ui
de

j

hoofdredactie

Professionalisering, een modewoord of een cultuuromslag?

Binnenkort is er weer een jaarcongres van de KNMvD, ditmaal op de Efteling. Het motto is "dromen
van de toekomst". Nu af en toe dromen is niet verkeerd maar we hebben als beroepsgroep ook projec-
ten nodig die ons met beide benen op de grond houden. Beloning van de medewerkers in de dierenart-
senpraktijk is zo \'n project dat alle betrokkenen dicht bij de realiteit zal houden. Enerzijds biedt een
nieuwe CAO de kans om noodzakelijke vernieuwingen eindelijk op professionele wijze door te voe-
ren. Anderzijds zal de beroepsgroep toch vrij hard geconfronteerd gaan worden met de effecten van
de arbeidstijdenwet en het feit dat in de huidige economische setting helaas niet veel geen ruimte zal
zijn tot het doorvoering van enige significante kostenstijgingen in de post arbeidskosten. Inmiddels is
het eerste CAO-voorstel door de werkgevers overhandigt aan de vertegenwoordigers van de werkne-
mers. Hiermee is toch een zekere mijlpaal bereikt ook in de professionalisering van het arbeidsvoor-
waarden overleg.

Wat inmiddels geprofessionali.seerd is, is de manier waarop wij tegen onze praktijken aankijken. Was
dierenarts aanvankelijk een notabele die een honorarium (ereloon) schreef voor zijn wonderbaarlijke
genezingen en inspanningen, later was men vooral iemand met vooral de nobele taak om zieke dieren
te helpen ongeacht het tijdstip van de dag en de financiële draagkracht van de eigenaar Ik kan mij
nog herinnei-en dat op een jaarcongres te Emnien een aantal jaren geleden de schrijver van dit edito-
rial zo ongeveer door de voltallige vergadering weggehoond werd, toen hij stelde dat ondanks onze
ethische verplichtingen de dierenartspraktijk toch primair als onderneming moest worden gezien.
Tegenwoordig denkt men daar gelukkig heel wat genuanceerder over Wat dat betreji mag men van
een ware cultuuromslag spreken.

De bijdrage van het duo Strawn-Kampert drukt ons met de neus op de feiten dat investeren in onze
praktijken geen vrijblijvende en risicoloze aangelegenheid is, en financieel niet anders bezien moet
worden dan wanneer dezelfde investering als belegging in de onderneming van een derde gedaan zou
worden. In het artikel "Maak van uw dierenartspraktijk een goede investering voor de toekomst"
wordt uitgelegd hoe de dierenarts ook met de investeringen in zijn eigen praktijk financieel professio-
neler dient om te gaan.

Wat ook voortdurend geprofessionaliseerd wordt, is de inrichting van de gezelschapsdierenpraktijk.
Niet via een (verplicht) certijiceringstraject maar op basis van vrijwilligheid en met behulp van de
KNMvD opgestelde modules. Vrijwillig is echter niet helemaal vrijblijvend. Het navolgen van de aan-
wijzingen in deze modules (Röntgen en nu ook anesthesie) is gewoon broodnodig om aan de wette-
lijke vereisten van veilig werken en Arbeidsinspectie eisen te voldoen. Wie zit te slapen hopt het ri-
sico op boetes!

Al deze onderwerpen in "uw " TvD laten zien dat het blad dat nu voor u ligt niet alleen een "clubblad "
is, maar tevens een onmisbaar hulpmiddel voor professionals om hun praktijk steeds verder te profes-
sionaliseren.

H.A. Beijer

Tijdsdui

\' ffBBR

Diergenees

-ocr page 220-

Wetenschap

Keratitis Eosinofilica bij een paard

A. Brünotf\'^ en M.A. van der Velden^

Original article

Samenvatting

Een 20-jarig paard met een eenzijdige eosinofiele kerati-
tis wordt als case report uitgebreid beschreven. Het voor-
komen, de klinische verschijnselen, de histologische be-
vindingen en de behandelingsmogelijkheden van deze
oogaandoening worden besproken mede aan de hand van
relevante literatuur. Het oog reageerde goed op een be-
handeling met 0.1% dexamethason oogzalf.

Summary

Eosinophilic keratitis in a horse

In this case report a 20-yeur-old horse with unilateral eosinophilic keratitis
is presented. The occurrence, clinical .\'symptoms, histological findings and
treatment of this ocular disorder are described and discussed against the
background of relevant literature. Local administration of 0.1% dexametha-
son was successful.

Inleiding

Keratitis Eosinofilica bijeen paard

Proliferatieve ontstekingsprocessen, die gekenmerkt worden
door de aanwezigheid van grote aantallen eosinofiele granu-
locyten, de eosinofiele granulomen, komen voor bij ver-
schillende diersoorten (6). Bij paarden worden eosinofiele
ontstekingsprocessen weinig gezien. Meestal worden deze
eosinofiele granulomen aangetroffen in het maagdarmka-
naal (chronische eosinofiele gastro-enteritis) en in de huid
(chronische eosinofiele dermatitis). Ze zijn echter ook be-
schreven in andere organen, zoals de lever, longen, trachea
en ogen (6). In de literatuur is er één geval bekend van een
paard met een beiderzijdse keratoconjunctivitis sicca ten ge-
volge van een eosinofiele granulomateuze ontsteking van de
traanklieren (5). Daarnaast maken meerdere auteurs melding
van het voorkomen van een eosinofiele keratoconjunctivitis
of keratitis, i.e. keratitis eosinofilica (1,2,3,4). In dit artikel
worden aan de hand van een casuïstiek de symptomen, dia-
gnostiek en behandeling van de eosinofiele keratitis bij het
paard beschreven.

Casuïstiek

In januari 2004 werd bij de discipline Heelkunde van de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit Diergenees-
kunde, te Utrecht een paard aangeboden wegens klachten aan
het linkeroog. Het betrof een 20 jaar oude KWPN-ruin die ge-
bruikt werd als recreatiepaard. Sinds drie weken waren er op

\' Correspondentie: A. Brünotl, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yatetaan 12. 3584 CM Utrecht. Telefoon:
030-2531350, fax: 030-2537970, e-mail:
A.Brunott@vet.uu.nl
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht, Yatetaan 12. 3584 CM Utrecht.

580

het betreffende oog meerdere procesjes te zien, die geleidelijk
groter werden. Oogzalven en oogdruppels met antibiotica en
atropine hadden geen effect gehad. Voordien waren er nooit
oogproblemen opgemerkt. Het paard had een goede ent- en
ontwormstatus.

Bij onderzoek in de kliniek was het linkeroog niet pijnlijk,
wel was er purulente uitvloeiing aanwezig. Aan de oogleden
en conjunctivae werden geen bijzonderheden gezien. In het
dorsale, dorsomediale en dorsolateral gedeelte van de cor-
nea bevonden zich, direct tegen de limbus aan, meerdere
kleine rozerode procesjes, die er uitzagen als hyperplasieën
en bedekt waren met witgele plaques. In de aangrenzende
cornea waren vaatingroei en wat oedeem zichtbaar (Foto 1).
Direct naast de hyperplasieën waren in de cornea enkele
kleine fluoresceïne positieve defectjes aanwezig. Behalve
twee vergrote granulae iridis (\'iriscysten\') werden in de die-
pere delen van het oog geen afwijkingen waargenomen. Bij
onderzoek van het rechteroog werden geen bijzonderheden
gezien.

Bij algemeen klinisch onderzoek en bij bloedonderzoek wer-
den geen bijzonderheden gevonden.

Op grond van de anamnese en de bevindingen van het oog-
onderzoek werd gedacht aan de aanwezigheid van een ont-
stekingsproces of tumorvorming in/vanuit de cornea. Het
paard werd opgenomen voor nader onderzoek en voorlopig
behandeld met een antibiotische oogzalf (Terramycin®^).
De volgende dag werd, onder algehele anesthesie van het
paard, na uitgebreid spoelen van de conjunctivaalzak, met een
swab materiaal van het oppervlak van de procesjes verzameld
voor bacteriologisch onderzoek en vervolgens werden drie
excisiebiopten genomen voor histologisch onderzoek.
Microscopisch onderzoek van de biopten leverde een uni-

\'\' Terramycin® oogzalf Pfizer Animal Health B.v, Capelle a/d Usset.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2OO5

-ocr page 221-

form en specifiek beeld op: weefselfragmenten opgebouwd
uit meerlagig epitheel met in het onderliggend weefsel een
sterke proliferatie van bloedvaten en perivasculair veel eosi-
nofiele granulocyten, wat lymfocyten en plasmacellen. De
weefselfragmenten waren bedekt met een losliggende sero-
cellulaire korst (necroselaag).

Op grond van de histologische bevindingen werd de dia-
gnose eosinofiel granuloom, i.e. eosinofiele keratitis ge-
steld. De bij aankomst van het paard aanwezige fluoresceïne
positieve defectjes bleken inmiddels fluoresceïne negatief te
zijn geworden.

Vervolgens werd een behandeling ingesteld met een combi-
natiezalf van tobramycine 0.3% en dexamethason 0.1% 4dd
(Tobradex®\'\'). In de daaropvolgende dagen werden de ont-
stekingsprocesjes zichtbaar kleiner en bleker van kleur. Ook
de bloedvaatjes en het cornea-oedeem werden duidelijk min-
der. Na tien dagen ging het paard naar huis. De behandeling
met Tobradex® werd thuis 3dd voortgezet.
Twaalf dagen later bleek bij telefonisch contact met de eige-
naresse, dat de limbale processen bijna verdwenen waren;
wel was er nog wat vaatingroei in de cornea zichtbaar.
Geadviseerd werd om nog zes weken met de behandeling
door te gaan. Bij telefonisch contact na zes weken meldde de
eigenaresse dat de processen en ook de bloedvaatjes hele-
maal verdwenen waren. Het oog zag er weer normaal uit.
Geadviseerd werd om de behandeling te stoppen. Een jaar
later is het paard door de eerste auteur opnieuw gezien. Het
oog was nog steeds rustig en in het verstreken jaar hadden
zich geen nieuwe problemen voorgedaan. Wel waren er pig-
mentaties zichtbaar aan de dorsale rand van de cornea tegen
de limbus aan. Dit waren zeer waarschijnlijk restanten/litte-
kens van de ontsteking ter plaatse (Foto 2).

Discussie

Het macroscopische aspect van de weefselwoekeringen op
de cornea van het ons aangeboden paard was nagenoeg iden-
tiek aan het beeld van de eosinofiele keratitis, zoals dat be-
schreven is bij de kat (7). De eosinofiele keratitis bij de kat
maakt waarschijnlijk deel uit van het eosinofiele granuloom
complex, dat vooral bekend is als een granulerend en/of ul-
cererend proces aan de lippen. Incidenteel worden analoge
veranderingen gezien aan de ooglidranden, maar vaker in de
cornea, de keratitis eosinofilica. Deze wordt beschreven als
een oppervlakkige keratitis, die zowel éénzijdig als beider-
zijds kan voorkomen. Het meest opvallend is een zoom oe-
deem die, gevolgd door rozerood granulatieweefsel, het cor-
nea-oppervlak invadeert. Een enkele keer kan dit zich
uitbreiden tot in de conjunctiva en zelfs tot in de ooglidrand.
Soms bevinden zich in het oppervlak van het granulatie-
weefsel typische witgelige plakkaten van necrotisch weefsel,
die fluoresceïne positief kunnen zijn. De diagnose wordt be-
vestigd door de bevindingen bij exfoliatieve cytologie of
histologisch onderzoek: ontstekingsweefsel met grote hoe-
veelheden eosinofiele granulocyten naast andere ontste-
kingscellen. Bij bloedonderzoek wordt slechts zelden een
eosinofilie vastgesteld. De behandeling bestaat uit toedie-
ning van dexamethason 0,1% oogdruppels 3-6 dd. De prog-
nose is doorgaans gunstig, hoewel de aandoening recidiefge-
voelig is (7).

In de literatuur wordt incidenteel melding gemaakt van een

Tobradex ® oogzalf, Alcon Nederland B V, Gorinchem.

eenzijdig of beiderzijds voorkomende eosinofiele keratitis /
keratoconjunctivitis bij het paard (1,2,3,4). De beschrijvin-
gen van het klinische beeld in deze artikelen zijn uniform en
karakteristiek: in de cornea vlak naast de limbus en soms
ook in de aangrenzende conjunctiva zijn meerdere roze
hyperplasieën aanwezig met daarop een witgelig beslag,
vooral bestaande uit necrotische cellen. Soms is het oog pijn-
lijk en er kan in meer of mindere mate purulente ooguitvloei-
ing zijn. Het histologisch onderzoek van de weefselwoeke-
ringen levert eveneens een specifiek beeld op: vaatrijk
weefsel met een zeer opvallende perivasculaire infiltratie
door vooral eosinofiele granulocyten. Bij het door ons be-
schreven paard werd de diagnose uiteindelijk gesteld op
grond van analoge klinische en histologische bevinden.
De etiologie van de eosinofiele keratitis is nog onopgehel-
derd. De aanwezigheid van grote aantallen eosinofielen in
een ontstekingsproces wijst doorgaans op een allergische re-
actie, dan wel op een parasitaire infectie, waarbij dan vooral
aan onchocerciasis of aan habronemiasis moet worden ge-
dacht. In dergelijke gevallen wordt de diagnose gesteld op
grond van het feit dat in histologische preparaten naast de
beschreven typische veranderingen ook delen van microfila-
riën van
Onchocerca sp. (onchocerciasis) dan wel van larven
van
Habronema sp.(habronemiasis) gevonden worden (8). In
de histologische preparaten van deze casus werden derge-
lijke delen of restanten niet gevonden. Bovendien komen on-
chocerciasis en habronemiasis bij Nederlandse paarden
hoogst zelden voor. Verder was ons paard regelmatig ont-
wormd met ivermectine-preparaten. Een parasitaire infectie
als oorzaak van het oogprobleem bij ons paard is derhalve

-ocr page 222-

zeer onwaarschijnlijk. Voor een allergische reactie werden
geen aanwijzingen gevonden. De klachten waren overigens
begonnen in de winter, een seizoen waarin paarden niet in
contact komen met allergenen zoals bloempollen e.d.. Alleen
in het artikel van Yamagata
et al. (1996) wordt de aandoe-
ning beschreven bij meerdere paarden van één bedrijf, het-
geen een ondersteuning zou kunnen zijn van het vermoeden
van een allergische of parasitaire etiologie. Nader onderzoek
daarnaar was bij deze paarden echter niet gedaan (2).
Omdat de aandoening zo weinig voorkomt is er niets bekend
over ras-, geslachts- of leeftijdpredispositie noch over reci-
diefkansen (2).

De algemeen beschreven behandeling van een keratitis eosi-
nofilica bij het paard is primair medicamenteus (1,2); deze
bestaat uit locale toediening van corticosteroïden, met name
dexamethason 0.1%. De aanbevolen behandelingsduur be-
draagt ongeveer twee maanden. Wanneer korter behandeld
wordt, kan een recidief optreden. De resultaten van de behan-
deling zijn meestal goed. Ondanks de lange duur van de locale
toediening van corticosteroïden zijn er hierbij als mogelijke
complicaties geen bacteriële of mycotische ulcera beschreven.
Wel wordt aangegeven dat patiënten waarbij voor de aanvang
van de behandeling al kleine ulcera aanwezig zijn, eerst min-
der gunstig reageren vanwege aanvankelijke vergroting van de
ulcera en uitbreiding van het omgevend oedeem (2). Volgens
Yamagata
et al. (1996) zouden ook de ulcera zonder verdere
complicaties herstellen. Toch moet men naar onze mening bij
de aanwezigheid van ulcera zeer terughoudend zijn met het
gebruik van corticosteroïden. Daarbij dient te worden opge-
merkt dat ulcera niet verward moeten worden met fluoresce-
ïne positieve necrotische beslagen. Bij ons paard ging het echt
om ulcera, die na enkele dagen spontaan verdwenen waren.
Wanneer voorafgaande aan de behandeling met corticosteroï-
den eerst een oppervlakkige (lamellaire) keratectomie wordt
gedaan, zou de genezing sneller verlopen (1).
Bij ons paard is besloten om een locale behandeling met
0.1% dexamethason in te stellen. Om praktische redenen (la-
gere toedieningsfrequentie) is daarbij gekozen voor de toe-
diening in zalfvorm in plaats van druppels. Er zijn geen ge-
schikte oogzalven voorhanden die alleen corticosteroïden
bevatten. Dat de keuze gevallen is op Tobradex® oogzalf
heeft niet te maken met het daarin aanwezige tobramycine
maar uitsluitend met het feit dat het 0.1 % dexamethason be-
vat. Het hier beschreven paard is met deze oogzalf gedu-
rende twee maanden behandeld. Het dier is goed hersteld en
er heeft zich, in ieder geval in het eerste jaar daarna, geen re-
cidief voorgedaan.

Een behandeling met alleen corticosteroïden heeft echter niet
altijd het gewenste resultaat. Brandt
et al. (1995) beschrijven
drie paarden met een keratitis eosinofilica, waarvan er slechts
één gunstig reageerde op een behandeling met alleen cortico-
steroïden. Bij de andere twee dieren trad geen verbetering op.
Beide paarden herstelden wel na een gecombineerde behande-
ling, bestaande uit een oppervlakkige keratectomie met direct
in aansluiting daarop een laserbehandeling (3). Een dergelijke
combinatietherapie bleek ook succesvol bij een paard met een
eosinofiel granuloom in de trachea (6).
De in deze casus beschreven patiënt is voor zover ons bekend
het eerste paard in Nederland waarbij een eosinofiele kerati-
tis is gediagnosticeerd.

Conclusie

Eosinofiele keratitis bij het paard is door dit case-report nu
ook beschreven in Nederland.

De meest typische bevinding bij klinisch oogonderzoek is de
aanwezigheid van proliferatieve onstekingsprocessen gelo-
caliseerd aan de rand van de cornea en vaak bedekt met ne-
crotisch beslag. Histologisch onderzoek levert eveneens een
specifiek beeld op: vaatrijk weefsel met perivasculair vooral
veel eosinofiele granulocyten. De diagnose wordt gesteld op
grond van het klinische beelden wordt bevestigd door de be-
vindingen bij histologisch onderzoek van de biopten.
De door ons aanbevolen behandeling bij een bevestigde dia-
gnose bestaat uit langdurige topicale behandeling met corti-
costeroïden (oogdruppels of oogzalf met 0.1% dexametha-
son) Indien geen contraindicaties voor deze behandeling
bestaan, kan deze reeds worden ingesteld op grond van de ty-
pische klinische symptomen.

De prognose is doorgaans goed, maar er kunnen recidieven
optreden.

Literatuur

1. Brooks DE. Inflammatory stromal keratopathies: medical management
of stromal keratomalacia, stromal abcesses, eosinophilic keratitis, and
band keratopathy in the horse. Veterinary clinic equine practice. 2004;
20: 345-360.

2. Yamagata MS, Wilkie DA, and Gilger BC. Eosinophilic keratoconjuncti-
vitis in seven horses. Journal of Am. Vet. Med. Assoc. 1996; 209: 1283-
285.

3. Brandt K, Hipp R, Wohlsein P. und Deegen E. Die eosinophile
Keratokonjunktivitis bei drei Pferden- Symptomatik und laserchirur-
gisch unterstützte Therapie. Pferdeheilkunde. 1995; 6: 405-410.

4. Ramsey DT, Whiteley HE, Gerding PA jr., and Valdez RA. Eosinophilie
keratoconjunctivitis in a horse. Journal of Atn. Vet. Med. Assoc. 1994;
205: I308-13II.

5. Spiess EM, Wilcock BP. and Physick-Sheard PW. Eosinophilie granulo-
matous dacryoadenitis causing bilateral keratoconjunctivitis sicca in a
horse. Equine veterinary Journal. 1989; 21-3: 226-228.

6. Lankveld. DPK. Tracheal obstruction by an eosinophilic granuloma in a
horse: surgical and Nd: YAG laser treatment. Equine veterinary educa-
tion. 2001; 13-6:309-312.

7. Stades FC, Boevé MH, Neumann W, en Wytnan M. Praktijkgerichte
Oogheelkunde voor de dierenarts. Schlütersche Veriagsanstalt und
Druckerei, Hannover 1996; 113-114.

8. Barnett KC, Crispin SM, Lavach JD, and Matthews AG. Color Atlas and
Text of Equine Ophthalmology. Mosby-Wolfe, London 1995; 90.

Artikel ingediend: 23-02-2004
Artikel geaccepteerd: 04-07-2005

-ocr page 223-

Klinisch bewezen

MOBILITY DIET

ET

Houdt honden in beweging!

®

<
X

Sinds de introductie in 2002 is het Mobility Support Diet met succes voorgeschreven aan een
groot aantal honden met gewrichtsproblemen. Uit onderzoek blijkt dat bij grote honden nog
betere resultaten te behalen zijn met een aangepaste receptuur. Daarom heeft Royal Canin, naast
het Mobility Support Diet, Mobility Special Large Dog ontwikkeld, een dieetvoeding afgestemd op
de specifieke voedingsbehoeften van grote honden.

Mobility Special Large Dog biedt.

• een verhoogd gehalte ( 50 %) aan Groenlipmossel (GLM), een uniek ingrediënt in voeding voor
de hond met een ontstekingsremmende, pijnstillende en kraakbeenondersteunende werking

• een verhoogd gehalte ( 60 %) aan omega-3-vetzuren, die eveneens een ontstekingsremmende
en pijnstillende werking hebben

• glucosamine en chondroïtine ter ondersteuning van het gewrichtskraakbeen

• licht verteerbare ingrediënten, speciale voedingsvezels en FOS voor een optimale spijsvertering

• een brokgrootte afgestemd op de grote hond

Referentie: Servet, E. et al. Royal Canin Research Centre, France - Dietary Intervention can improve the clinical signs in osteoarthritic dogs.
Expanded abstract, Waltham International Nutritional Sciences Symposium, Washington DC, September 2005.
Aan te vragen bij de Royal Canin dierenartsenbezoeker.

ROY4L CkNlN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: 0413-318444 (bestellingen) of 0413-318400 (productinformatie)
E-mail: infoOroyalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 224-

Maak van uw dierenartsenpraktijk een goede investering voor de toekomst

Charles E. Strawn, Ph.D., en drs. M.C.B. Kampert\'

Voor een dierenarts die alles uit zijn
schitterend beroep wil halen wat er in
zit, is het hebben van een eigen prak-
tijk één van de middelen om dat doel
te bereiken. Het bezit van een mo-
derne praktijk biedt fantastische mo-
gelijkheden, maar is wel een bijzon-
dere uitdaging. Andersoortige kennis
en meer strategisch inzicht dan vroe-
ger in een traditionele praktijk nodig waren, zijn vereist. Een
eigen dierenartspraktijk behoort ook een investeringsproject te
zijn waarin het kapitaal dat in de aankoop van de praktijk is ge-
stoken, beschermd wordt en kan groeien. Er is naar de mening
van auteurs, gebaseerd op de succesvolle ervaringen van een
groeiende groep tandartsen en dierenartsen in BV\'s, maar één
rechtsvorm met de flexibiliteit en de juridische mogelijkheden,
die dit kan verwezenlijken: de Besloten Vennootschap. Helaas
zijn er veel Nederlandse accountants en een aantal banken die
zich sterk verzetten tegen het gebruik van de BV-constructie
voor vrije beroepen. Zij zijn ervan overtuigd dat het hebben van
een BV niet nodig is bij een vrij beroep, onder meer, omdat
"het onvoldoende geld oplevert", "er nauwelijks sprake is van
belastingbesparing vanwege de dubbele heffing" en "het te
duur is omdat de accountant twee keer zal declareren voor zijn
diensten, namelijk voor IB (Inkomstenbelasting) en VPB
(Vennootschapsbelasting)". Op zich klopt dit ook, maar alleen
als je het van jaar tot jaar bekijkt. Deze adviseurs gaan er vanuit
dat de huidige dierenartsen geen financiële basiskennis hebben
of willen verkrijgen om de voor hen zo belangrijke financiële
consequenties van hun handelen te kunnen begrijpen en beoor-
delen. Hun advies, hoe slecht doordacht ook voor de meeste
dierenartsen, is nog steeds de algemene standaard voor het op-
zetten van een eigen praktijk. Wanneer de BV echter de functie
heeft van een zakelijk investeringsproject met als doel het geïn-
vesteerde kapitaal op termijn te beschermen, te laten groeien
en te komen tot bczitsvermeerdering, dan gaat bovengenoemde
redenering niet meer op. Om een voorbeeld te noemen is bc-
lastingbesparing een secundaire en niet de voornaamste reden
waarom voor een BV gekozen wordt. Het is verstandig om
vanaf het begin de praktijk een vorm te geven waarin het geïn-
vesteerde kapitaal op de lange duur beschermd is, ongeacht
hoeveel of hoe weinig beginkapitaal de beginnende dierenarts
heeft. Het is triest om te zien hoeveel dierenartsen, die het tradi-
tionele advies hebben opgevolgd, na een paar jaar van lange da-
gen en hard werken opgescheept worden met een negatief ei-
gen vermogen. Het enige aanvaardbare doel wat de adviseurs
voor ogen zouden moeten hebben, is het geven van aanwijzin-
gen waarmee de dierenarts zijn of haar financiële positie zoda-
nig kan beschermen dat het hebben van een eigen praktijk zorgt
voor groei van het geïnvesteerd kapitaal.

Het zijn juist dierenartsen met kennis van zaken en financiële
discipline die in staat zijn om aan het einde van hun carrière

Alhoewel het oveigrote deel van dit artikel ook van toepassing is op dierenartsen die
in de voedselketen of met paarden werken, gaan de gebruikte voorbeelden duidelijk
^ over de gezelschapsdierenpraktijk-B K
Charles E. Strawn, Ph.D., Delta Marketing Services, BV: drs. M.C.B. Kampert,
Gezelschapsdierenkliniek Roosendaal. BV

terug te kunnen kijken op een geslaagde loopbaan en financieel
waardevolle praktijk. Door goed voorgelicht zo vroeg mogelijk
in de carrière als dierenarts, te beginnen met die financiële dis-
cipline is de kans het grootst dat zowel de dierenarts zelf als
diegenen, die de praktijk gefinancierd hebben beschermd wor-
den. Het zal ook een frisse wind doen waaien van nieuwe mo-
gelijkheden in een beroep dat al met veel tegenslagen te maken
heeft.

Een gemotiveerde dierenarts met een eigen praktijk moet het
hoofd kunnen bieden aan de huidige zeer concurrerende markt
voor dierenartsen. De dierenarts moet snel nieuwe vaardighe-
den leren naast de klinische expertise die hij of zij al heeft.
Nieuwe ondememersvaardigheden die noodzakelijk zijn voor
een effectieve en geslaagde praktijk. Voor een succesvolle mo-
derne dierenartsenpraktijk is het essentieel dat deze financiële
vaardigheden ook worden aangewend bij het gebruik en de
groei van het geïnvesteerde vermogen.

Het omzetten van het risicokapitaal (eigen vermogen plus
vreemd vermogen) in bedrijfsactiva is een van de eerste taken
voor de dierenarts. Een dierenartspraktijk heeft doorgaans te
maken met een strak omschreven verlanglijstje (apparatuur, in-
ventaris, personeel, praktijkruimte enz.). Het zo productief mo-
gelijk gebruiken van deze bedrijfsmiddelen zal uiteindelijk de
waarde van het eigen vermogen (van de dierenartseigenaar) in
de dierenartsenpraktijk bepalen. Ook de hoogte van het risico
en de solvabiliteit van het vreemde vermogen profiteren van
het productieve gebruik van bedrijfsmiddelen. Een vereiste
voor een geslaagde dierenartspraktijk is een consistente toe-
name in de waarde en hoogte van het kapitaal (eigen vermogen)
dat de dierenarts in zijn of haar praktijk heeft geïnvesteerd.
Zelfs wanneer dat niet het geval is (d.w.z., 100% financiering),
dan vormt het opbouwen en groei van het eigen vennogen een
essentiële drijfveer in dc beginjaren van de jonge praktijk. Als
men dat doel niet voor ogen heeft, dan heeft het geen zin om
een onderneming op tc starten. In dat geval koopt het vreemde
vermogen als het ware slechts een baan voor de dierenarts.
Iedere adviseur van een dierenarts met een eigen praktijk heeft
hierin een essentiële rol te vervullen door vanaf het begin mee
te denken en te zorgen voor een bevredigende groei van het ei-
gen vermogen ten opzichte van het beginkapitaal.
Om een positief resultaat voor de praktijk te verwezenlijken is
een passend instrument noodzakelijk. In dit artikel gaan wij
het hebben over de Rentabiliteit van het Eigen Vermogen
(REV) als een prestatie-indicator. Deze REV wordt ingezet
om resultaten te verkrijgen die de investering van de eigenaar
beschermen.

Naast de REV zullen ook de 3 belangrijkste onderliggende
prestatie-indicatoren worden besproken (zie afbeelding 1).

1. Het beheren van inkomen, dus de winst prestatie-indicator

2. Het beheren van activa, dus de prestatie-indicator om-
loopsnelheid.

3. Het beheren van het vreemde vermogen, dus de prestatie-
indicator, solvabiliteit.

-ocr page 225-

Door alle informatie uit de praktijk binnen deze drie rubrie-
ken te ordenen wordt het mogelijk deze belangrijke funda-
mentele bedrijfsaspecten samen met de relevante dierge-
neeskundige activiteiten te beheren.

Het verband tussen de onderdelen van de REV en het geïn-
vesteerde kapitaal

Zoveel mogelijk voordeel halen uit de REV als controlemid-
del op deze drie fundamentele aspecten van bedrijfsvoering
is gebaseerd op een goed begrip van de Money Flow Cycle.
Afbeelding 2 laat de verbanden zien tussen de verschillende
financiële onderdelen van het bedrijf

(investering / kapitaal, kapitaal / activa, activa / manage-
ment, bedrijfsexploitatie / winst, winst / winstverdeling,
en winstverdeling/investeerder).

Bij elke van deze interactiepunten is het enige evaluatiecrite-
rium de bijdrage die een interactiepunt levert aan de toename
van het eigen vermogen. Wanneer de dierenarts aandacht be-
steedt aan deze aspecten van een goede bedrijfsvoering, dan
hebben al die bewonderenswaardige redenen waarom hij of
zij dat beroep is gaan uitoefenen een veel grotere kans van
slagen. De rentabiliteit op het eigen vermogen, of REV, is
een indicator hoe effectief de bedrijfsvoering van de onder-
nemer is, waarbij natuurlijk het accent komt te liggen op het
beheren van inkomen, activa en vreemd vermogen.

De Money Flow Cycle kan eenvoudig tot slechts twee getal-
len worden teruggebracht in de REV-formule: praktijk of ex-
ploitatiewinst en het eigen vermogen. De REV-formule
luidt:

REV = ^^"^^\'gemiddeld eigen vermogen

Winst is het bedrag dat bij wijze van spreken aan \'salaris\'
wordt verdiend door de investering in de bedrijfsexploitatie,
dus gebouwen, apparatuur, voorraden etc., dus de activa van
het bedrijf Natuurlijk nadat eerst alle bedrijfskosten (vaste
en variabele) voor die periode betaald zijn (inclusief het sala-
ris van de dierenarts(en)).

Het tweede getal. Eigen Vermogen, is het aandeel dat de ei-
genaar zelfheeft geïnvesteerd in het totale risicokapitaal (ei-
gen vermogen en vreemd vermogen) dat in de praktijk ge-
bruikt wordt. Het eigen vermogen is het verschil tussen de
totale activa, de kort- en langlopende schulden en overig
vreemd vermogen van de praktijk.

Afbeelding 2. Elementen in de Money Flow Cycle van een investering in een dierenartsenpraktijk.

Money Flow Cycle

•O Kapitaal c:>c>=>i=>i=>i=>i=>i=>oi=>i=>i=>i=>o^\'=>i^i=i>oi=>

D" (eigen vermogen schuld)

investeerder / eigenaar

omgezet in

activa en capaciteit

^<3<=i<=)<=i<=i<=i<=i<=i<=i<=i<=i (gebouw, Inventaris, apparatuur)

bedrijfsactiviteiten

(eigenaar / dierenarts,
overhead, personeel)

management activiteiten ■=>■=>■=> .=> cj»

afschrijving

productiviteit
(opbrengsten)

-O-

marketing

dr

O<=.<=. <::=<=.<:=.<=■<=■<=■ (kosten) <^o<=i<=i<=i

dividend

niet

uitgekeerde

û

winst

schuld-

t

vermindering

1}

<=.<=.<=. <=i <=. <=.<=) <=.<=.<=.<=. t

winstverdeling

belastingen <==<=3 <:□<=.

i}

winst

-ocr page 226-

Het eigen vermogen (eigen geïnvesteerd Icapitaal opge-
bouwde winstreserves) vertegenwoordigt de Icapitaalwaarde
van de eigen pralttijk van de dierenarts(en) nadat alle be-
staande verplichtingen van de praktijk zijn betaald. Door de
winst te delen door het gemiddelde van het eigen vermogen
van datzelfde jaar is de berekening compleet. De uitkomst
van deze berekening is het bedrag dat de praktijk verdiend
heeft (voor de eigenaar) op het geïnvesteerde geld van die-
zelfde eigenaar (het eigen vermogen).

Het berekenen van de REV

Als voorbeeld voor een eenvoudige berekening van de REV
kijken wij naar de winst-en-verliesrekening van twee wille-
keurige dierenartspraktijken (Afbeelding 3). Nadat alle on-
kosten van het jaar 2004 (inclusief het salaris van de dieren-
arts(en)) in mindering zijn gebracht, levert praktijk B een
winst op, oftewel een bedrijfsresultaat, van € 122.648. Deze
waarde is de teller in de bovenstaande formule voor de REV.

Afbeelding 3- Winst-en-verliesrekening praktijkvoorbeeld.
Winst- en Verliesrel<ening 2004

Praktijk A

Praktijk B

Omzet OTC

€0

€0

Direct

€ 372.000

€ 870.000

Indirect

€0

€0

Diversen

€0

€0

Totale opbrengsten

€372.000

€870.000

Directe kosten

OTC

€ 100.440

€232.290

Materiaal

€0

€0

Totale directe onkosten

€ 100.440

€232.290

Overhead Huisvesting

€26.100

€43.500

Personeel

€ 56.000

€200.640

Algemeen

€ 15.900

€49.590

Totale overheadkosten

€98.000

€293.730

Totale kosten

€198.440

€ 526.020

Afschrijvingen

€ 29.000

€36.000

Rente

€12.658

€15.660

Brutowinst

€131.902

€292.320

"Jaarsalaris" per dierenarts

Dierenarts 1

€79.450

€ 84.836

Dierenarts 2

€ 84.836

€ 79.450

€ 169.672

Netto winst voor belastingen

€ 52.452

€ 122.648

14,1%

14,1%

Bedrijfswinst

€ 52.452

€122.648

14,1%

14,1%

Bestudeer nu de tabel hieronder van een gedeelte van de
Passiva T- kant van de balans (Afbeelding 4). Het eigen ver-
mogen van praktijk B aan het eind van 2004 bedroeg
€ 442.648. Maar, voor de berekening van de REV hebben
wij het
gemiddelde eigen vermogen over het hele jaar nodig.
Daarom moeten wij ook het eigen vermogen aan het eind van
2003 hebben en dat bedroeg € 320.000.

Dus gemiddelde eigen vermogen: (€ 320.000 € 442.648)
-2) = € 381.324.

Plaats dit getal in de noemer van de formule en het ge-
middeld REV van praktijk B voor 2004 is:

Winst (€ 122.648) h- gem. Eigen Vermogen (€ 381.324) =

0,32 of 32%

Deze ratio geeft aan dat de opbrengst uit de bedrijfsexploita-
tie waarvoor het eigen geïnvesteerd vermogen is gebruikt, in
de loop van het jaar een rendement van 32% heeft opge-
bracht.

Afbeelding 4. Balans ( Passiva- kant) van het praktijkvoorbeeld.

Balans

2004

Praktijk B

€320.000

€ 160.000
€ 160.000
€ 442.648
€221.324
€221.324

€221.324
€ 245.207

€ 565.207

€ 122.648
38,3%
€ 687.855

Praktijk A

€ 320.000

€ 320.000

€372.452

€ 372.452

€230.145

€ 565.207

€52.452
16,4%
€617.659

Passiva

Vermogen (Einde 2003) Vermogen

Vermogen dierenarts 1
Vermogen dierenarts
2

Vermogen (Einde 2004) Vermogen
Nieuw Vermogen dierenarts 1
Nieuw Vermogen dierenarts
2

Nieuw Vermogen dierenarts 2

Lasten Langlopende schulden

Gemiddeld Vermogen (2003)

REV 2004
Percentage REV
Totaal Vermogen (Einde 2004)

Het interpreteren van de REV als een indicatie voor een ge-
zonde praktijk

Voor de REV geldt: hoe hoger hoe beter. En dat is ook te be-
grijpen. Je wilt zien dat de teller - de winst - in verhouding
tot de noemer - het eigen vermogen - groter wordt. Als indi-
catiecijfer voor een gezonde praktijk, betekent een verho-
ging van het getal dat de dierenarts goede keuzes heeft ge-
maakt in het gebruik van de beschikbare activa (gebouw,
apparatuur, voorraden, personeel, enz) van zijn of haar eigen
praktijk en dus dat die keuze meer winst heeft opgeleverd
dan bij een lager REV %. Een gezonde praktijk betekent dat
er een bedrag aan opbrengsten (winst) is gegenereerd, dat
aanzienlijk meer bedraagt dan de kosten van geld (dus rente
rekening houdend met inflatie) en dat dit bedrag vergelijk-
baar is met investeringsprojecten met een vergelijkbaar ri-
sico.

Teneinde een sterke REV te behouden moet de dierenarts
aandacht besteden aan de drie prestatie-indicatoren:

1. het beheren van inkomen, dus de prestatie-indicator,
"winst %";

2. het beheren van activa, dus de prestatie-indicator; en, "de
omloopsnelheid ".

3. het beheren van het vreemde vermogen, dus de prestatie-
indicator "solvabiliteit".

Door de eerder getoonde REV-vergelijking uit te breiden tot
de oorspronkelijke afleiding worden deze drie prestatie-indi-
catoren zichtbaar:

Afbeelding. 5 De uitgebreide REV-formule.

\'^omzet
\'activa

>

= 4. REV

3. activa/,

REV= < 2.omzet/a(,tiv

eigen vermogen

-ocr page 227-

In de uitgebreide formule van afbeelding 5 staan zowel in de
teller als in de noemer de omzet en activa en deze kunnen dus
tegen elkaar worden weggestreept. Dit heeft als gevolg dat in
gecomprimeerde vorm het samengestelde getal de REV op-
levert.

4. REV = vermogen

De waarde van de omzet is rechtstreeks afkomstig van de
winst-en-verliesrekening, terwijl de waarde van het
eigen ver-
mogen
afkomstig is van de daarbij behorende balans. Wanneer
er een evaluatie plaats vindt hoe de praktijk gepresteerd heeft,
werkt de REV als een indicator om de sterke en zwakke pun-
ten in de bedrijfsvoering te beoordelen. Tekortkomingen in de
bedrijfsvoering zorgen voor een onvoldoende financieel re-
sultaat. Sterke punten in het management komen tot uiting in
een toename van het financiële resultaat. In feite wordt de
REV op deze manier een meetinstrument en een controlemid-
del om te beoordelen hoe verstandig in de praktijk gebruik is
gemaakt van de activa gefinancierd door het eigen vermogen.
In de rest van dit artikel laten wij zien hoe belangrijk elk
onderdeel van de REV-formule is en de invloed die het heeft
op zijn tegenhanger in de formule. Ook zal duidelijk worden
waarom controle op de onderlinge relaties tussen de onderde-
len de gezondheid van de praktijk bepaalt.

REV en het beheren van winst

Winst op omzet, de eerste indicator, bepaalt de mate waarin de
twee andere prestatie-indicatoren succesvol kunnen zijn. Om
die winst goed te beheren moet er aan 2 elementen aandacht
besteed worden:

1) de omvang en effectiviteit van de productiviteit binnen de
praktijk (het genereren van omzet), en

2) de controle over de uitgaven van de praktijk.

Het omgaan met deze twee elementen, en dus de hoogte van
de winst, behoort tot de dagelijkse managementactiviteiten
van een eigen praktijk. Als u zich de Money Flow Cycle voor
de geest haalt, dan voorzien deze operationele pijlers de
brandstof voor alle drie de componenten: winst, activa en
vreemd vermogen.

Als eigenaar van een eigen praktijk is het vinden van strate-
gieën die het meeste omzet opleveren een managementtaak die
bovenaan de lijst staat. Maar dit is geen eenvoudig proces. Een
hogere omzet resulteert niet automatisch in een geslaagde
praktijk. De praktijk ontleent zijn bestaansrecht aan het ten
dienste zijn van de cliënt. Maar, om die dienst te kunnen blijven
leveren moet ook de investering beschermd worden, en dus
ook voordeel opleveren voor de dierenarts. Het vaststellen van
de prijs voor producten en diensten die aan de cliënt geleverd
worden, om zodoende inkomsten te genereren en een markt-
aandeel te verwerven (productieomvang) is essentieel voor de
dierenarts die zijn/ haar praktijk ook als een investeringsproject
ziet. Geen enkele onderneming kan overieven zonder het op-
bouwen en vasthouden van een vaste klantenkring die regelma-
tig voor voldoende inkomen zorgt. Het vaststellen van de tarie-
ven is dan ook één van de belangrijkste \'marketingactiviteiten\'
van de moderne dierenartspraktijk. Maar de tarieven laag hou-
den om op die manier klanten te trekken is een onverstandige
strategie. Een heel belangrijke taak voor de dierenarts met een
eigen praktijk is om een evenwicht te vinden tussen de groei
van het eigen vermogen en de winstgevendheid van de praktijk.

Het hanteren van een lagere prijs is in een dierenartsenprak-
tijk niet het gevolg van zuinig produceren. Lagere prijzen be-
tekenen doorgaans een lagere waardering voor de kennis en
vaardigheden van een dierenarts. Dit gebeurt vaak uit onwe-
tendheid over de rol die het vaststellen van de prijs heeft en
misschien is er een overschot aan dierenartsen in de markt
die allemaal een slecht doordachte afbraakprijsstrategie vol-
gen. Hogere volumes worden nu eenmaal niet vertaald in la-
gere prijzen wanneer de dienst/product niets te maken heeft
met schaalvergroting (economies of scale). Dit heeft voor
dierenartsen tot gevolg dat het hanteren van lagere prijzen
betekent dat zij zelden als overwinnaar uit de concurrentie-
strijd zullen komen. In dit scenario van het steeds maar ver-
lagen van de prijzen, zal zelfs de dierenarts die als laatste
overblijft niet langer over voldoende middelen beschikken
om het spel te blijven spelen. Het is dus één van de belang-
rijkste taken die een dierenarts met een eigen praktijk heeft
om de tarieven voor de praktijk zodanig vast te stellen dat de
praktijk redelijkerwijze zo winstgevend als mogelijk is ter-
wijl er ook een stabiele groei van de praktijk wordt gegene-
reerd. Al de productievolumes in de wereld hebben geen en-
kele betekenis als de praktijk niet in staat is om redelijke
winst te genereren. Maar het kan een net zo een gevaarlijke
papieren exercitie zijn wanneer je het risico neemt om klan-
ten te verliezen door de tarieven te verhogen enkel en alleen
op grond van ongefundeerde schattingen. De redenering dat
\'het verlies aan klanten door de hogere tarieven wordt ge-
compenseerd door de toename in omzet veroorzaakt door
diezelfde hogere tarieven\' is een slechte en ook onwerkzame
marketingstrategie. De tarieven zijn voor cliënten zelden het
probleem. Het verlies van cliënten te rechtvaardigen omdat
de tarieven te hoog zouden zijn, is een voorbeeld van typi-
sche beroepsrationalisatie wanneer je er niet in geslaagd bent
om ervoor te zorgen dat de cliënt waar voor zijn geld krijgt.

Het bepalen van de verkoopprijs moet gecoördineerd wor-
den met de financiële behoefte van de praktijk en de waarde-
perceptie van de cliënt. Het beschermen van het geïnvesteerd
kapitaal in welke onderneming dan ook verlangt nu eenmaal
dat de praktijkwinst hoger moet zijn dan de kosten van het
geïnvesteerde geld bij een bepaald risiconiveau. In een die-
renartsenpraktijk betekent dit dat de praktijk zodanig geleid
wordt dat deze essentiële winst (resultaat) verkregen wordt
door de kosten onder controle te houden door het overhead-
gedeelte van de onderneming zo efficiënt mogelijk te laten
gebruiken, bijvoorbeeld door het achterwege laten van ver-
liesgevende activiteiten en dus niet eenvoudigweg de tarie-
ven te verhogen. Tegelijkertijd moet per tijdseenheid (bij-
voorbeeld 10 minuten) de omzet worden verhoogd
(omloopsnelheid van de activa, zie verderop). De hoeveel-
heid omzet die gehaald wordt, is niets anders dan een even-
wichtige integratie van de tarieven van de praktijk en het
productieve gebruik van de bedrijfsmiddelen en gebouwen
lees "activa". Maar voorzichtigheid is geboden. Al te agres-
sief snijden in de kosten kan de praktijk schaden omdat er
dan te weinig middelen beschikbaar blijven om de noodza-
kelijke klinische en technologische ontwikkelingen te finan-
cieren en op de lange termijn kan dat ertoe leiden dat de
praktijk niet meer aan de eisen voldoet. Aan de andere kant,
kunnen willekeurige stijgingen van de tarieven de cliënten
wegjagen; cliënten die de praktijk eigenlijk niet kan missen.
Desalniettemin, wanneer de tarieven van een praktijk wor-
den geanalyseerd, dan is het streven naar een hogere prak-

-ocr page 228-

tijkwinst een belangrijke taak voor de leidinggevende(n). De
praktijkwinst is het meest kenmerkende indicatiecijfer om te
evalueren of de inkomsten van de praktijk al dan niet hoog
genoeg zijn om de toets van winstgevendheid te doorstaan in
de REV-vergelijking. Of de praktijk in staat blijkt te zijn het
marktevenwicht te vinden en vast te houden is de uiteinde-
lijke toetsing van het effectieve beheer van inkomen.

REV en het beheren van activa

Het managen van activa en het managen van vreemd vermo-
gen, respectievelijk prestatie-indicatoren 2 en 3 (Afbeelding
5), kunnen beschouwd worden als de
financiële pijlers van de
praktijk. Hoe succesvol dat gebeurt, is afhankelijk van de om-
zet op de werkvloer. Beide "pijlers" zijn niet zo belangrijk
meer als het inkomen dat de praktijk genereert niet langer toe-
reikend is om de solvabiliteit van de praktijk (de mate waarin
de onderneming aan haar financiële verplichtingen kan doen)
in stand te houden. De informatie die uit de analyse van de
REV kan worden gehaald, stelt de dierenarts in staat om goed
onderbouwde keuzes te maken hoe de winst van zijn of haar
eigen praktijk gedistribueerd zal worden - bijvoorbeeld divi-
dend uitkeren aan de directeur-grootaandeelhouder, herin-
vesteren in de praktijk of schulden aflossen. Waar de dieren-
arts ook voor kiest, elke keuze heeft een eigen unieke impact
op de groei van de investering en de solvabiliteit van de eigen
praktijk. De dierenarts moet dus op logische en rationele gron-
den een keuze zien te maken uit de verschillende winstdistri-
butie-strategieën. Daar de eigen praktijk geen schade mag
ondervinden van de gemaakte keuzes, kan er pas gekozen
worden na een zorgvuldige afweging van de opties en plan-
ning, zonder emotie en binnen duidelijk omschreven regels.
Dit wil niet zeggen dat dc eigenaar dus maar keuzes moet ver-
mijden die emotionele gevolgen kunnen hebben. Het betekent
alleen maar dat het inschatten van de financiële gevolgen die
de gekozen winstverdelingstrategie voor de eigen praktijk zal
hebben en het duidelijk aangeven wat waarschijnlijk het resul-
taat van die keuze zal zijn, centraal moet staan in de manage-
mentstrategie van de dierenarts. Het is een voorwaarde voor
een verantwoorde praktijk dat de dierenarts bovenstaande pro-
cessen en de consequenties begrijpt.

Eén van de snelste methodes om tc bepalen of een praktijk
een vermogensgroci kan verwezenlijken (een goede investe-
ring) of een geldverslindende onderneming (een slechte in-
vestering) is, is om te kijken naar het bedrag dat elk jaar door
de praktijk wordt toegevoegd aan het eigen vermogen. De
REV geeft de verhouding weer tussen het gegenereerde in-
komen en het eigen vermogen, en de dierenarts kan heel snel
zien hoeveel geld zijn of haar eigen praktijk gecreëerd heeft
uit de bestaande activa. Als bijvoorbeeld het REV 20% be-
draagt dan betekent dit dat voor de praktijk twintig centen
aan extra waarde voor elke euro geïnvesteerd kapitaal.

Wanneer je kijkt naar de praktijkwinst vóór belasting, dan
lijkt het erop dat met een rendement van 15-20% (na uitbeta-
ling van een marktconform salaris aan de dierenarts(en)) de
eigen praktijk een solide onderneming is binnen diergenees-
kunde. Met winstmarges die zo\'n belangrijke rol spelen in de
REV, zou je denken dat zo\'n praktijk een aanzienlijke voor-
sprong heeft, nietwaar?

Maar, een meer gedetailleerde analyse van de REV laat zien
dat dat niet waar hoeft te zijn. Hoewel winsten voor een
derde deel uitmaken van de REV-vergelijking, zie de uitge-
breide vergelijking (Afbeelding 5), speelt de hoeveelheid
omzet die door elke euro aan activa gegenereerd wordt een
net zo belangrijke rol in het opbouwen van een sterke REV
Prestatieindicator 2 is de omzet gedeeld door de activa. Het
getal dat daaruit voortkomt (de omloopsnelheid van de ac-
tiva) laat zien wat een euro aan activa voor omzet haalt.

Wanneer die ratio erg laag is, dan wordt de totale REV lager
doordat er meer bedrijfskapitaal "vastgehouden" wordt in de
vaste activa, met een verminderde hoeveelheid vrij te beste-
den geld tot gevolg. Lage omloopsnelheden van de activa be-
perken de hoeveelheid kasgeld die door productiviteit wordt
opgebracht tenzij de praktijk extra kosten maakt (schulden).
Dit heeft dus tot gevolg, dat wat maximaal aan winst kan
worden gehaald sterk beperkt wordt.

Afbeelding 6. De uitgebreide REV-formule met voorbeeld.

, winst/

1. / omzet

PraktijkA:52.452/372.000 = .141 (14,1%)
Praktijk B: 122.648 / 870.000 = .141 (14,1%)
REV= 2. """^\'/activa

Praktijk A: 372.000 / 565.207 = 0,66
Praktijk B: 870.000 / 565.207 = 1,54

•> activa/ .

j. / eigen vermi>gen

Praktijk A: 565.207 / 320.000 = 1,77 tot I
Praktijk B: 565.207 / 320.000 = 1,77 tot 1

REV = eigen vermogen

^ Praktijk A: 52.452/320.000 = 0,16 (16% REV)
" Praktijk B: 122.452/320.000 = 0,38 (38% REV)"\'

Een voorbeeld: praktijk A beschikt over € 565.207 aan activa
en heeft een jaaromzet van € 372.000 met een winstmarge van
14,1% (€ 52.452) dat€ 0,66 aan productiviteit genereert voor
elke euro aan activa die de praktijk gebruikt heeft. Dit resultaat
voegt (zie de uiteindelijke berekening van de REV) € 0,16 per
euro aan extra waarde toe aan de € 320.000 van het eigen ver-
mogen. Vergelijken wij dit met praktijk B (Afbeelding 3 en 4).
Praktijk B genereert € 870.000 aan omzet en heeft een bijna
identieke winstmarge van 14,1% (€ 122.648) op dezelfde
€ 565.207 aan activa. Deze praktijk genereert € 1,54 aan pro-
ductiviteit voor elke euro van dc gebruikte activa cn heeft
ruimte om € 0,38 per euro aan extra waarde toe te voegen aan
het eigen vermogen. Uit financieel-strategisch oogpunt (verde-
len van winst) is ongeveer € 0,16 per euro schuld beschikbaar
om schulden af te lossen terwijl de groei van het eigen vermo-
gen met 14,3% beschermd wordt.

Als je op deze manier de bronnen van het praktijkinkomen ana-
lyseert, dan wordt het duidelijk dat de operationele winstge-
vendheid van een dierenartspraktijk veroorzaakt wordt door
gebruik te maken van de omloopsnelheid van de activa om de
productiviteit per tijdseenheid te vergroten (toename van de
omzet ratio), en niet eenvoudig door met winstmarges te mani-
puleren. Wat voor soort activa een dierenartspraktijk nodig
heeft ligt al vast en eenmaal aangeschaft verandert dat over het
algemeen ook niet veel meer. Wanneer je de waarde van de in-
vestering wil handhaven door de afschrijving op de activa
terug te stoppen in het eigen vennogen van de dierenartsprak-
tijk, dan is het eenvoudig het resultaat van die toename van het
eigen vermogen te controleren. Capabel management zal deze
mogelijkheid aangrijpen om er hun voordeel mee te doen en de
waarde van deze flexibiliteit is uniek in de BV-constructie. Bij

<

>

-ocr page 229-

een praktijk zonder rechtspersoonlijkheid (eenmanszaak of
inaatschap) kunnen belastingfaciliteiten voor de ondernemer
de indruk wekken dat het verlies aan eigen vermogen een toe-
name is van het persoonlijk inkomen. Het kenmerk van deze
gewoonte \'om meer uit de onderneming te halen dan op grond
van de omzet mogelijk is\' is dat het onzichtbaar blijft voor de
eigenaar tot het moment waarop de geldschieters van de prak-
tijk niet langer meer de verzoeken om meer kapitaal honoreren
omdat er een negatief eigen vermogen op de balans staat. Door
maar achteloos aan te nemen datje deze te lage omzet kan cor-
rigeren met prijsverhogingen, zelfs wanneer dat tot verlies van
een paar klanten zou leiden, geeft blijk van een al te eenvoudige
ontkenning van de fundamentele ondememingsdynamiek.
Goed ondernemerschap moet als doel hebben dat er een rea-
listisch evenwicht wordt gevonden tussen het behouden van je
marktaandeel, de omzetproductie en de kapitaalvereisten.
Door daarin een balans te vinden blijf je klantenbestand intact
omdat je realistische tarieven weet vast te stellen en zorg je
voor toename in de kapitaalwaarde van de praktijk door verho-
ging van de productiviteit van de activa binnen bijvoorbeeld
een kwartaal of jaar De REV steltje in staat om die verbanden
te controleren en aan te sturen.

Het managen van de activa is waarschijnlijk één van de gemak-
kelijkste middelen die de dierenarts met een eigen praktijk tot
zijn beschikking heeft om de gezondheid van zijn of haar prak-
tijk te evalueren en te controleren. Door eenvoudig de totale
omzet van de praktijk, behaald over een bepaald tijdsbestek, te
delen door het eigen vermogen van de praktijk plus het
vreemde vermogen van de praktijk gedurende datzelfde tijds-
bestek, kan een dierenarts zien hoeveel keer de praktijk in die
periode de activa \'heeft omgezet\'. Wanneer de omzet van een
praktijk toeneemt, is de praktijk in staat met gebruik van een
kleiner deel van de activa de extra euro\'s aan productiviteit te
generen. De meeste dierenartsen zullen ontdekken dat goed ac-
tivamanagement betekent dat de activa minstens twee keer of
meer moet worden omgezet om winsten te genereren die hoger
zijn dan de kosten van geld.^ Tenzij de praktijkwinst aanzien-
lijke groter is dan de kosten van geld, is het niet mogelijk om de
investering te rechtvaardigen die de dierenarts in zijn praktijk
heeft gedaan, en is het ook niet mogelijk om het kwaliteitsni-
veau aan te bieden waar de meeste dierenartsen naar streven.
Zoals al eerder gezegd, is het in het algemeen mogelijk dit re-
sultaat te behalen door een efficiëntere omzetsnelheid van de
activa in de praktijk. De dierenarts maakt dan effectief gebruik
van zijn praktische vaardigheden per eenheid van de beschik-
bare tijd. Een dierenartspraktijk kent twee bronnen van inko-
men: verkoop van producten en het leveren van diensten. Uit
deze twee bronnen wordt het meest gehaald door de omzet-
waarde van de gebruikte activa goed te gebruiken. Voor de
praktijk heeft dit als resultaat dat de productiviteit per euro van
de totaal gebruikte activa zal toenemen en dat er dan ook een
toename is van de REV van de onderneming.

Het belangrijkste onderdeel van deze actie is om alle overtol-
lige cashflow te gebruiken voor versteviging van het eigen ver-
mogen van de praktijk en de bijdrage die de inkomsten leveren
aan de waarde van de het eigen vermogen te vergroten. Als er
meer eigen vermogen op de balans is, dan nemen de keuzemo-
gelijkheden toe voor de distributie van het kapitaal in de vorm
die het meest wenselijk is. Het kiezen uit de verschillende
distributiestrategieën voor een strategie die de beste voor de
praktijk is vormt de kern van activamanagement. Wanneer
moet er dividend worden uitgekeerd en wanneer maak je ge-
bruik van passende en legale belastingverminderingstrategieën
vormen een direct nevenproduct van intelligent activamanage-
ment. Vermindering van het vreemde vermogen en hoe de niet
uitgekeerde winst het best te gebruiken, zijn allebei taken die
behoren tot het managen van de activa, gerelateerd aan criteria
die het meest gunstig zijn voor de dierenarts. Het effect van een
beter activamanagement kan eventueel blijken in de vorm van
een hogere praktijkwinst, maar hogere winst op zich geeft geen
garantie dat de dierenarts een uitstekend rendement uit zijn in-
vesteringen zal behalen. Om zich te verzekeren van een aan-
vaardbare REV moet door de dierenarts worden gewerkt aan
een realistische praktijkwinst (meer dan de kosten van geld en
het inflatiepercentage), voortkomend uit een goed aange-
stuurde activa-tumover.

Het moet nu duidelijk zijn dat de REV een soort lens is
waardoor wij een analyse kunnen maken van de groeimoge-
lijkheden van de praktijk en wat er in werkelijkheid met de in-
vestering in de eigen praktijk gebeurt. Wij hebben het al gehad
over de REV-vergelijking en hebben naar twee van de drie
onderdelen gekeken: inkomen en activa. Het laatste onderdeel
in de REV-vergelijking dat een effect zou kunnen hebben op de
gehele waarde van het eigen vermogen is de mate waarin de
praktijk gebruik maakt van de financiële hefboomwerking,
(zie hieronder)

REV en het beheren van het vreemd vermogen

Dit is het derde onderdeel dat invloed heeft op een dierenart-
senpraktijk. Het bepaalt of de onderneming een fantastisch,
middelmatig of een rampzalig investeringsproject voor de die-
renarts is. Met behulp van de REV is de dierenarts in staat om
een keuze tc maken uit de verschillende activamanagement-
strategieën en hij of zij kan dus oordelen of de inkomsten uit de
eigen praktijk hoog genoeg zijn om een verstandig evenwicht
te vinden tussen de groei van het eigen vermogen en de toege-
paste financiële hefboomwerking. Financiële hefboomwer-
king is het nuttig gebruik van vreemd vermogen om omzet te
verhogen. De hefboom wordt berekend met de schuld/vermo-
gen ratio. Als het verstandig wordt toegepast, kan risico op
schulden groot voordeel opleveren tegen geringe kosten.
Onverstandig gebruik kan een financiële ramp worden.

Omdat de REV gewoon omzet over eigen vermogen is, bete-
kent dit dat als je de winstmarge op de omzet verhoogt, dat ook
de inkomsten toenemen. Het vermeerderen van de inkomsten
zonder dat daar inbreng van nieuw eigen vermogen voor nodig
is (dat wil zeggen toename in de omloopsnelheid van de activa
en het behouden van de winst voor het eigen vermogen) heeft
een domino-effect op de REV De REV neemt dan ook toe: zo
hoort het!

Er zijn mensen die dit voor elkaar proberen te krijgen door
schulden aan te gaan. In plaats van nieuwe apparatuur te finan-
cieren uit de extra winsten, laten ze die winst in het vermogen
en kopen zij de nieuwe apparatuur met een goedkope geldle-
ning van de bank. Zij voeren de rente op als onkosten en ge-
bruiken de nieuwe afschrijving als een fiscale aftrekpost. De
opnieuw geïnvesteerde winst verhoogt dan het eigen vermo-
gen. Gebruik maken van de niet uitgekeerde winst als een du-
ale groeistrategie kan een nieuwe dimensie toevoegen aan de

^ Het correct berekenen van een passende omzetratio vereist kennis van het eigen
schuld/ vermogen ratio.

-ocr page 230-

praktijk. In dat geval kan dit derde onderdeel van de REV-ma-
chine, het vreemde vermogen, een waardevolle bron en een be-
heersbaar onderdeel worden.

Er zijn veel mensen die je willen doen geloven dat het hebben
van schulden niet goed is. Blijkbaar kopen de meesten van die
mensen hun woning met eigen geld. Natuurlijk geldt voor
schulden hetzelfde als voor veel andere zaken: goed met mate,
maar te veel is geen goed idee. Wanneer je eenmaal een schuld
hebt, dan heeft het de neiging zichzelf staande te houden en
met weinig voedsel en water uit te groeien tot enorme propor-
ties. Wanneer een praktijk een schuld aangaat, vermeerdert dat
het totale bedrag aan kapitaal dat de praktijk tot zijn beschik-
king krijgt om te kopen wat het nodig heeft ter verbetering van
de bedrijfsuitoefening (zie scenario in de vorige paragraaf).
Het kan een verstandige beslissing zijn om een lening aan te
gaan ter financiering van een hogere omzet. Maar, in tegenstel-
ling tot het eigen vermogen, heeft schuld een rechtstreekse
kostenpost, \'rente\' genaamd en deze kostenpost kan de winst-
gevendheid van de onderneming helemaal opeten. Natuurlijk,
als je een lening aangaat van € 20.000 om nieuwe apparatuur
voor je praktijk te kopen, dan kun je plotseling meer röntgenfo-
to\'s maken, meer labatoriumwerk doen en waarschijnlijk snel-
ler opereren. Maar, je winstmarge op die extra omzet daalt van
10% tot 3% omdat de rente op de schulden 7% kost. Dit bete-
kent een verbetering aan omzetvolume, maar een verslechte-
ring van het winstpercentage.

Het optellen van de schuld bij het eigen vermogen van de prak-
tijk om op die manier de REV te verbeteren heeft als probleem,
dat op een gegeven moment de feitelijke kosten van de schuld
de winstmarges verminderen en de omloopsnelheid van de ac-
tiva lager wordt. Natuurlijk zijn er tal van gevallen bekend waar
het optellen van de schuld begrijpelijk is, maar het is niet altijd
verstandig om het onderste uit de kan te willen halen, dit in
tegenstelling tot de winstmarges en de omzetsnelheid van de
activa. In feite zijn er veel mensen die inkomen gefinancierd
met vreemd vermogen zien als een inkomen met een hoger ri-
sico dan inkomen dat gefinancierd is uit eigen vermogen. Dit
kan reden tot bezorgdheid zijn als de praktijk gevoelig is voor
economische conjunctuurcycli of sterk wisselende omzetcij-
fers kent. In het geval een praktijk compleet is gefinancierd met
het eigen vermogen kan de praktijk normaliter een economi-
sche neergang uitzitten, maar een praktijk die met veel vreemd
vermogen is gefinancierd, heeft helaas niet de middelen om dat
te doen.

Naarmate banken voorzichtiger worden met betrekking tot de
goodwill in dierenartspraktijken, moet het eigen vermogen
omzichtiger worden aangepakt. Alhoewel er beweerd wordt dat
de marktwaarde van elke willekeurige praktijk onafhankelijk is
van de gekozen kapitaalstructuur, zijn in feite de winsten af-
komstig van financiering met vreemd vermogen lang niet zo
waardevol voor de ondernemer als inkomsten afkomstig uit het
eigen vermogen. Hier is een aantal mogelijke verklaringen
voor. De meest in het oog springende verklaring is dat financie-
ring met vreemd vermogen het grotere risico loopt om in tijden
van economische laagconjunctuur de praktijk in financiële
nood te brengen. Dit betekent dat een verstandig dierenarts die
een praktijk wil kopen, rekening houdt met het extra risico van
het vreemd vermogen en een lagere prijs biedt voor de praktijk.
Anders gezegd, omdat door de aanwezigheid van het vreemd
vermogen de dierenarts een grotere kans loopt op een lager in-
komen of zelfs op een faillissement, zijn verstandige investeer-
ders voorzichtiger met de prijs die zij bereid zijn te betalen voor
de praktijk. Dit alleen al zou voldoende moeten zijn om onder-
nemers te weerhouden om hun vreemd vermogen te maximali-
seren voor een hogere REV, daar er dan sprake zou kunnen zijn
van een onbedoeld neveneffect: minimalisatie van de markt-
waarde van de praktijk.

Er zijn bijna net zo veel manieren om de hoeveelheid lang
vreemd vermogen voor een individuele praktijk te beoordelen
als er praktijken zijn. Er zijn vijf algemene ratio\'s, die echter
een goede indicatie geven. Op een eenvoudige manier verge-
lijken al deze ratio\'s de hoeveelheid aan totaal vreemd vermo-
gen met een ander relevant onderdeel van de winst-en-verlies
rekening of de balans.

Alhoewel de meeste dierenartsen verlangen naar een algemene
regel zoals "het vreemd vermogen mag niet meer bedragen dan
20% van het eigen vermogen", is de werkelijkheid dat alge-
mene regels gewoon zijn wat de naam al doet vermoeden: zij
zijn heel erg algemeen. Allerlei redenen kunnen worden aange-
voerd waarom een praktijk een algemene regel zou willen
overtreden en waarom het soms ook verstandig is om juist dat
te doen. Maar het feit blijft recht overeind staan dat praktijken
die zich over het algemeen houden aan de algemene regels
minder in financiële moeilijkheden raken.

De beste manier om het vreemde vermogen te analyseren is
door een vergelijking te maken met de historische tendens
binnen de praktijk van financiering met het vreemde vermogen
en met de tendens van de REV Op deze manier kun je erachter
komen of het niveau van de REV binnen de praktijk gehand-
haafd wordt door toename van het vreemde vermogen of door
toename van het eigen vermogen. In de meest letterlijke zin
kan de praktijk als het ware naar \'bankroet groeien\' naarmate
de behoefte voor werkkapitaal meer en meer van de winst gaat
opslokken. Wanneer de praktijk geconfronteerd wordt met een
behoefte aan werkkapitaal en een stagnerend inkomen uit de
bedrijfsactiviteiten, blijft er vaak maar één financiële optie
over: korte termijn financiering. Wanneer deze situatie zich
voordoet, is dat onmiddellijk en duidelijk te merken aan het ne-
gatief eigen vermogen op de balans. Met andere woorden, er
wordt te weinig omzet gemaakt voor de hoeveelheid geld die
uit de praktijk wordt gehaald. Hieraan kun je de eerste tekenen
herkennen van een twijfelachtige management-strategic. Het
eigen vermogen van de eigen praktijk komt in een negatieve
spiraal terecht tot er voor de dierenarts niets anders meer over is
dan een baan. In deze situatie hoef je je ook geen zorgen meer
te maken over vreemd vermogen, want de bank wil geen lening
meer verstrekken.

Het is dus belangrijk om deze situatie in de hand te houden
voordat het een probleem wordt. Door de winst voor aftrek van
rente en belastingen te vergelijken met de eigenlijke rente-
lasten wordt de verhouding winst tot rente verkregen.
Deze ratio zegt letterlijk hoeveel keer een praktijk de rente kan
betalen die rust op de jaarlijkse schuldenlast. En opnieuw, hoe-
wel het niet de moeite waard is om een algemene regel te for-

^ Deze ratio \'s zijn onder andere:

1. iïet vreemd vermogen - totaie activa ratio:

2. het vreemd vermogen - eigen vermogen ratio:

3. het vreemd vermogen - eigen vermogen plus lang vreemd vermogen (totale risi-
cokapitaal) ratio;

4. het vreemd vermogen - marktw\'aarde ratio, en

5. het vreemd vermogen - afgelopen jaaromzet ratio.

-ocr page 231-

muieren in de trant van \'rente moet altijd 10 keer te betalen
zijn\' kan er wel gesteld worden dat hoe hoger het getal des te
beter het is en de praktijk kan dan veel gemakkelijker de rente-
last dragen. In het geval dat dit getal lager begint te worden, zal,
tenzij de praktijk toegang heeft tot kasgelden op de balans of
een nog ongebruikte leencapaciteit heeft, het risicogedeelte
van de verdeling van de activa groter beginnen te worden en de
waarde van het eigen vermogen in de eigen praktijk zal ver-
minderen. Het is een belangrijke taak voor de dierenarts om de
hefboomwerking van het vreemde vermogen in de eigen prak-
tijk in evenwicht te houden met de activa en de inkomsten.

Samenvatting

Dit artikel beschrijft de Rentabiliteit van het Eigen Vermogen
(REV) als een soort lens waarmee je de financiële positie van
een praktijk kunt analyseren. Het beschermen van het eigen
vermogen van de dierenartsenpraktijk is een combinatie van
bedrijfsvoering, het managen van de activa en het vreemde ver-
mogen. Door de REV-index op te splitsen in deze drie presta-
tie-indicatoren wordt de dierenarts niet alleen in staat gesteld
om de groei van het eigen vermogen vast te stellen, maar is er
ook een middel voorhanden om de kwaliteit van de groei te be-
oordelen en de manier waarop de beschikbare financiële
middelen gebruikt worden om die groei te creëren. In feite be-
rust het toezicht houden op het geïnvesteerd kapitaal met de
REV op het beoordelen van een systeem van onderlinge ver-
houdingen, zodat de dierenarts in staat is met vertrouwen te
fijnctioneren als manager van een praktijk en - net zoals mana-
gers van andere bedrijven - verantwoordelijk kan zijn voor het
beschermen van het geïnvesteerde vermogen.

De redactie vond de heer Prof.Dr IH.A.W. Hazewinkel
(Specialist Chirurgie Gezelschapsdieren; Europees Specia-
list ECVS, ECVCN), werkzaam bij de Faculteit der
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van Ge-
zelschapdieren, bereid om op onderstaande vraag een
antwoord te formuleren.

Deze Vraag en Antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het gebied
van voeding van gezelschapsdieren.

Vraag

Kreupele honden die nog in de groei
zijn, hebben vaak groeipijn en moe-
ten daarom op adult voeding gezet
worden omdat ze te snel groeien op
puppyvoer. Klopt dit?

Vraa

antwoor

Antwoord

Onderzoek op de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht
heeft aangetoond dat jonge Duitse Doggen die gevoerd
worden met een voer waarvan het calciumgehalte verhoogd
was (3,3% calcium van het droge stofgehalte (ds) in verge-
lijking tot controlevoer met 0,8 tot 1,1% calcium van de ds)
een grotere kans hadden om enostosis of "groeipijn" te ont-
wikkelen.

Treffend hierbij was dat een groep honden uit verschillende
nesten, die alleen in de periode dat ze voer aten naast de
moedermelk (leeftijd 3-6 weken) waarvan het calciumge-
halte 3,3% van de ds was, alle op 3 en 4 maanden leeftijd
enostosis ontwikkelden. Dit in tegenstelling tot hun nestge-
noten die aldoor voer met 1,1% calcium kregen! De honden
uit de hoog-calcium groep vertoonden alle een hoge calci-
tonine (CT) respons na een intraveneuze calciuminjectie,
duidend op een hyperplasie van de CT-producerende C-cel-
len. Hoge calciuminname op jonge leeftijd lijkt een C-cel
hyperplasie te veroorzaken met geremde remodellering van
het groeiend skelet op oudere leeftijd. Tot op heden werd
geen andere etiologie voor enostosis aangetoond, maar die
zal er mogelijk wel zijn gezien de hoge incidentie van
enostosis bij bepaalde rassen (vooral de Duitse herder).
Enkele gerenommeerde fabrikanten van hondenvoeding
hebben het calciumgehalte van jonge hondenvoeders in-
middels teruggebracht op energiebasis. Vroeger (en bij
sommige voeders nog steeds) was het calciumgehalte voor
jonge honden voeders erg hoog, zodat vroeger geadviseerd
werd om jonge honden dan maar liever een volwassen hon-
denvoer te geven. Nü wordt geadviseerd om één van de ge-
balanceerde puppyvoeders met een calciumgehalte van 0,8
- 1,0% op ds zonder suppleties te geven aan pups van snel-
groeiende grote rassen.

Hierbij dient vermeld te worden dat dit voeders betreffen
van goede eiwitkwaliteit en in goede balans met andere nu-
triënten en mineralen (des te meer plantaardige eiwitten,
des te meer calcium zich kan binden aan fytaten wat dan
dus niet biologisch beschikbaar is voor absorptie).
Met een dergelijke voeding hebben we op de faculteit
Duitse doggen op laten groeien zonder skeletproblemen
(dus geen enostosis, maar ook geen slechte mineralisatie
van het skelet). Daarmee verwachten we dat ook minder
snelgroeiende honden hierop geen skeletproblemen ont-
wikkelen.

Het verstrekken van een voeding voor de volwassen hond
("adult") met normaal calciumgehalte, maar ook met een
lager energiegehalte zal ertoe leiden dat de hond bij inname
van dezelfde (voldoende) hoeveelheid energie, tóch een ho-
gere hoeveelheid calcium opneemt dan zou gebeuren bij het
eerder bedoelde puppyvoer met een calciumgehalte van
0,8-1,0%. Er kan verondersteld worden dat voeders van
mindere kwaliteit (hoog gehalte plantaardig eiwit) mis-
schien wel een hoger calciumgehalte moeten hebben om
calciumdeficiëntie te voorkomen, omdat calcium bindt aan
fytaten en dan niet absorbeerbaar is. Calciumarme (vlees-
rijke) ingrediënten die het calcium verlagen en juist duurder
zijn, zitten in zo\'n voer veel minder.
In tegenstelling tot de veronderstelling van de vragensteller
kan enostosis dus juist niet voorkomen of behandeld wor-
den met voer voor volwassen honden. Het advies voor snel
groeiende pups van grote rassen is dus: voer een gelimi-
teerde hoeveelheid van een uitgebalanceerd voer met een
relatief laag calciumgehalte (op basis van energie).

-ocr page 232-

HilI\'sr De eerste
met de baanbrekende
nutrigenomics-technologie

Hill\'s™ geeft een nieuwe dimensie aan \'Evidence based\' nutritionele behandelingen
van aandoeningen bij honden en katten. We zijn de eerste die de baanbrekende
nutrigenomics- technologie gebruiken om de genenexpressie, die een impact heeft
op de gezondheid, direct te beïnvloeden.

Hill\'s

PRESCRIPTIOr

DIET.

Prescription Diet™ Canine J/d™ is het eerste product dat de natuurlijke kracht van
nutrigenomics bevat. Het bevat hogere gehaltes aan ERA (eicosapentaeenzuur) in
vergelijking met elk ander dieet. ERA is een omega-3 vetzuur waarvan klinisch is
bewezen dat het de genen, die kraakbeenvernietigende enzymen produceren,
blokkeert.

^Clinically
PROVEN> "Canine

Klinisch bewezen voeding die u met
vol vertrouwen kunt aanbevelen.

www.hillsnutrigenomics.com

"Handelsmerken in eigendom van Hill\'s Pet Nutrition, Inc. ©2005 Hill\'s Pet Nutrition, Inc.

Clinical Nutrition to Improve Quality of Life

Hill\'s

-ocr page 233-

Prinses op wit paard

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Een paardenkeuring... aha, oud
nieuws. De dierenarts zal wel slecht
hebben gekeurd en zich moeten ver-
antwoorden bij het Tuchtcollege. Deze
keer liep het anders. Het paard dat
voor de dierenarts stond, bleek niet
hetzelfde paard als wat gekeurd had
moeten worden. Had de dierenarts dat
moeten zien?

Wit

Mevrouw de Haan heeft een dochter die gek is van paarden.
Wat doe je dan na een aantal jaren? Je koopt een paard voor
haan De keuze valt op een witte merrie van acht jaar, een lief en
rustig paard. En zoals het een goed paardenkoper betaamt
vraagje aan een dierenarts om het dier (klinisch) te keuren.

Op het moment dat de dierenarts het paard voor zijn neus
krijgt, is het paardenpaspoort nog niet meegeleverd,
maar wel het stamboekpapier. Het moet om
een wit paard gaan van een jaar of acht,
dat klopt. Terwijl het paard zich netjes
en rustig laat keuren, neemt de die- 
--

renarts het signalement zoals dat
vermeld staat op het stamboek-
papier over op het keurings-
rapport, en hij leest zelf met
een reader nog het chipnum-
mer af

Verder controleert hij het
paard van top tot teen, in-
clusief gebit, ogen en an-
dere kenmerken. Hij vindt
rond de anus enkele mela-
nomen, maar dat komt vaker
voor bij schimmels en is niet
direct een reden om het paard
niet te kopen, al meldt hij het
volledigheidshalve wel aan me-
vrouw De Haan, net als een oude
schiefel en enige mok. Mevrouw De
Haan besluit om het paard te kopen.

Grijs

Haar dochter heeft echter minder plezier van het paard dan
verwacht, het paard blijkt moeilijk te berijden en uiteindelijk
belandt dochteriief met een gebroken sleutelbeen op de grond.
Moeder De Haan gaat dan op speurtocht naar de achtergrond
van het paard, en laat zelfs een DNA-test uitvoeren. Daaruit
blijkt dat de vader die op de papieren is vermeld niet de werke-
lijke vader kan zijn. Sterker: na verder onderzoek blijkt dit
paard een heel ander paard te zijn! Het is wit, maar daar is dan
ook alles mee gezegd. Dit paard is een afgekeurd verzekerings-
paard, aan één oog blind en uiterst onbetrouwbaar Bovendien
is dit paard elf jaar oud, en geen acht. Na een stevige duik in de
papieren blijkt het signalement inderdaad in grote lijnen over-
eenkomt, maar intuïtief vindt ze dat er achteraf toch wel duide-
lijk verschil is, al kan ze niet aangeven waar dat in zit.

Veterinai
tuchtrech

Zwarte piet

Wie krijgt in plaats van het witte paard de zwarte piet toege-
schoven? Juist, de dierenarts. Die had moeten zien dat het om
een ander (ouder) paard ging. Hij heeft in zijn keuringsrapport
niet het werkelijke signalement vermeld, en hij had aan het ge-
bit al moeten zien dat het paard ouder was dan acht. Bovendien
had de dierenarts de stamboekgegevens beter moeten controle-
ren.

Het wordt een tuchtzaak, waarbij de dierenarts alle tijd neemt
om uit te leggen hoe hij het paard heeft gekeurd. Hij heeft het
gebit wel degelijk gecontroleerd, maar het verschil tussen een
achtjarig en een elfjarig paard is nooit erg duidelijk waar te ne-
men. Aan de ogen, die hij zeker heeft onderzocht, was
geen blindheid waar te nemen, ook niet bij een
dreigreflex. Alle bijzondere kenmerken
(het golfvormig gebit, de schiefel en de
melanomen) heeft hij zowel aan de
koper als op het keuringsrapport
vermeld. Reden voor alarm was
er niet, het paard vertoonde ook
geen abnormaal gedrag.

Bont?

Het is de redding van de die-
renarts dat hij zijn integere
en volledig verrichte keu-
ring in de strijd kan gooien,
en mevrouw De Haan keu-
rig op de hoogte heeft ge-
steld van zijn bevindingen.
Het leeftijdverschil kan hem
niet worden verweten, het ver-
schil tussen een achtjarig en een
elfjarig paard is inderdaad moeilijk
te zien. En ja, een wit paard is een wit
paard. Als mevrouw De Haan zelf al niet
kan aangeven waar het signalement op pa-
pier precies verschilt van de werkelijkheid, hoe
had de dierenarts dat dan moeten zien? Chippen en pas-
poorten waren in die tijd nog niet verplicht, dus het is al mooi
dat de dierenarts zelf de chip heeft gecontroleerd. Gelet op
deze omstandigheid hoeft van een dierenarts niet te worden
verwacht dat hij zelf navraag gaat doen naar de gegevens. Nee,
deze dierenarts valt niets te verwijten, en de klacht wordt onge-
grond verklaard. En mevrouw De Haan? Die koopt volgende
keer een paard met drie witte sokken, een halvemaanvormige
bles en drie witte vlekken op zijn rug. Of iets anders waar geen
misverstanden over kunnen ontstaan...

-ocr page 234-

jurgen Schmitz

Vrijdag 26 augustus 2005 zal de boeken ingaan als een heu-
gelijke dag. Deze dag was het zover dat de Belangen-
vereniging Practici Werkgevers, BPW, de concept-CAO
heeft overhandigd aan de voorzitters van de Belangengroep
Praktiserende dierenartsen in Loondienst, BPL en de
Vereniging van Dierenartsassistenten, Vedias. Hier is heel
wat werk aan voorafgegaan waaraan alle betrokken par-
tijen hebben mee gewerkt.

Een korte terugblik

Begin dit jaar was de oprichting van de BPW een feit waardoor
de BPL en Vedias een partner hebben gekregen om de onder-
handelingen voor de CAO mee in te gaan. Om een kader te
hebben van waaruit de BPW de concept-CAO kon opstellen is
in het vooijaar van 2005 een quick-scan uitgevoerd onder een
aantal dierenartsenpraktijken. Met de resultaten uit deze quick-
scan in het achterhoofd heeft de BPW een CAO opgesteld die,
bij instemming van alle betrokken partijen, zal gaan gelden
voor alle aangesloten leden van de BPW en hun medewerkers.

De concept-CAO

Nu het concept klaar is wilde de BPW een feestelijk tintje ge-
ven aan het geheel en dit graag \'live\' overhandigen aan de BPL
en Vedias, zoals te zien is op bijgaande foto.
Allereerst heeft de adviseur van MKB-Nederland, de partij die
de BPW bijstaat in het proces, nog enige uitleg gegeven over
een aantal punten dat in de CAO opgenomen is.
Zo is er onder andere een toelichting gegeven op de knelpunten
in de concept-CAO, zoals de toepassing van de Arbeids-
tijdenwet in de relatie tot de inroostering van diensten. Maar
ook werd er stilgestaan bij de overwerkregeling en bijbeho-
rende toeslag. Zoals u zich kunt voorstellen is het een lastige
zaak om een CAO te ontwikkelen die een ieder zal aanspreken.
Er is dan ook gezocht naar de grootste gemene deler.

De BPW heeft haar voorstel nu klaar. Het is nu de beurt aan
Vedias en de BPL om te bepalen of het concept dat er nu ligt
door hun leden als bevredigend beoordeeld zal worden. Eind
september hebben de BPL en Vedias hun wijzigingsvoorstellen
bij de BPW ingediend. Hiermee kan het onderhandelingspro-
ces daadwerkelijk gestart worden.

Uiteraard volgen wij de vordering van de CAO op de voet en
zullen hierover berichten wanneer er nieuwe ontwikkelin-
gen zijn. Indien u tussentijds vragen heeft kunt u terecht bij
de BPW (bpw@dierenkliniekdewetering.nl), BPL (bpl(g
chello.nl) of Vedias (voorzitter(^vedias.nl) of op het bureau
van de KNMvD bij Marij van Oostrum of Jurgen Schmitz,
tel 030-6348900

Jurgen Schmitz is medewerker financieel-economisch en ar-
beidsrechtelijke zaken bij de KNMvD.

Grote stap naar eerste CAO

BPW overhandigt concept-CAO aan BPL en Vedias

Varkenssignalen

Het boek Varkenssignalen verschijnt 5 oktober aanstaande. Het is van de hand van de veterinairen Jan
Hulsen en Kees Scheepens. Deze nieuwe uitgave geeft op een toegankelijke manier informatie over de
alledaagse verzorging van varkens. Het is geïllustreerd met veel foto\'s. De auteurs achten het boek niet
alleen geschikt voor varkenshouders, maar ook voor dierenartsen. Bekijk en bestel het boek via:
www. roodbont, nl.

-ocr page 235-

Oproep voor verenpikkende papegaaien in verband met
wetenschappelijke evaluatie van een nieuwe behandelwijze

O/go Amann

Verenpikken is het meest voorkomende gedragsprobleem
bij in gevangenschap gehouden papegaaien. Volgens een re-
cente enquête onder Nederlandse papegaaienhouders
bleek de prevalentie rond de twaalf procent te liggen.
Onlangs werd in een gerandomiseerde dubbelblind pla-
cebo gecontroleerde cross-over studie, die werd uitgevoerd
bij een groep van twintig grijze roodstaart papegaaien in
het Nederlands Opvangcentrum voor Papegaaien, binnen
één maand een significante verbetering gezien van de
verenscore bij een experimentele groep papegaaien die
werd blootgesteld aan een bepaalde methode van kooiver-
rijking in vergelijking met een controlegroep.

De Afdeling Vogels en Bijzondere Dieren van de Hoofd-
afdeling Gezelschapsdieren start medio oktober 2005 met een
gerandomiseerd prospectief klinisch protocollair praktijk-
onderzoek naar de effectiviteit van deze nieuwe behandelwijze
voor verenpikken bij papegaaien.

Teneinde de drempel voor deelname aan het onderzoek te ver-
lagen wordt voor de drie benodigde consulten slechts € 11 ,-
gerekend (exclusief BTW). Aanvullende onderzoeken die niet
in het kader van het onderzoek worden uitgevoerd (zoals bij-
voorbeeld, bloedonderzoek, diagnostische beeldvorming en
virusonderzoek) worden separaat in rekening gebracht.
De voor het onderzoek benodigde kooiverrijkingsmiddelen
worden gratis ter beschikking gesteld. Het speciale voer moet
door de eigenaar zelf worden betaald.
Deelnemende vogels worden, indien zij voldoen aan de inslui-
tingscriteria gewend aan een nieuw voer en at random verdeeld
in een groep met voedselverrijking en een controlegroep.
Evaluatie van het verenkleed zal plaatsvinden volgens een vast
protocol tijdens het eerste, tweede en derde consult die één
maand na elkaar zijn gepland. Het onderzoek vangt aan in de
tweede helft van oktober 2005. Na evaluatie van de gegevens
van alle deelnemende papegaaien die omstreeks juni 2006
wordt verwacht wordt de meest succesvolle behandelwijze aan
de deelnemende eigenaars gecommuniceerd.
Dierenartsen wordt verzocht om verenpikkende papegaaien
ten behoeve van het onderzoek te verwijzen naar drs. Olga
Amann ofdr. J.T Lumeij 030-2534443 (13.30-14.30). Ook kan
contact worden opgenomen per e-mail
o.amann@vet.uu.nl
met kopie naar j.t.lumeij@vet.uu.nl onder vermelding van
\'verenpikken\'.

Olga Amann, DVM, is werkzaam bij de Division of Avian and Exotic Animal
Medicine, Utrecht University.

André Kleinmeulman Inspecteur-Generaal VWA:
"Nu begint het echte werk"

Per 1 september 2005 is de heer drs. A.M.W. Klein-
meulman benoemt tot inspecteur-generaal bij de
Voedsel en Waren Autoriteit; dit agentschap kent de mi-
nisteries VWS en LNV als opdrachtgevers en ressorteert
onder het ministerie LNV. Hij volgt de heer ir. J.F. de
Leeuw op, die per 1 september is benoemd als inspec-
teur-generaal Verkeer en Waterstaat.

André Kleinmeulman is als algemeen directeur van de
VWA/RVV geen onbekende binnen de VWA. Vanaf 1 sep-
tember wordt hij Inspecteur-Generaal, de gebruikelijke titel
voor de hoogste functie bij de meeste rijksinspecties. Zijn
grootste uitdaging is om de nu gevormde VWA organisatie
als een sterke autoriteit neer te zetten.

De VWA heeft een grote reorganisatie achter de rug. Op pa-
pier is de integratie en fusie van de Keuringsdienst van
Waren en de RVV rond. "Nu begint het echte werk", zegt
Kleinmeulman. "Veel fusies stranden niet \'als het papier is
opgemaakt\' maar als het in de werkelijkheid moet worden
waargemaakt. Binnen de VWA, waar twee diensten met een
bijna honderdjarige traditie fuseren, bestaan grote cultuur-
verschillen. Ik wil graag meemaken dat de VWA één orga-
nisatie wordt en ik zie ook dat het kan."

Boegbeeld

Bij de VWA wordt hij eindverantwoordelijk voor het functi-
oneren van de totale organisatie, een groot bedrijf met 1850
arbeidsplaatsen. "Daarnaast ben ik als Inspecteur-Generaal
het boegbeeld van de nieuwe VWA, in binnen- en buiten-
land. Je draagt de visie en strategie uit."
Kernwoorden in die visie zijn kwaliteit, transparantie en ri-
sicoanalyse. "We moeten goed kijken waar problemen en ri-
sico\'s liggen in de samenleving. Daar moeten we controle-
ren. Een goede analyse van risico\'s is de basis van ons werk.
Daar zal het Bureau Risicobeoordeling een belangrijke rol
spelen."

Betrokkenheid bij je werk

Kleinmeulman voelt zich betrokken bij het omvangrijke
werk van de VWA. "Iedereen eet, drinkt en heeft wat met
dieren. Met dit werk sta je midden in de maatschappij. Met
de vogelgriep in 2003 moest pluimvee geruimd worden en
kwam ook de volksgezondheid in het geding. Dat raakt je."
Hij hoopt dat het met de problemen in Oost-Europa nu zo
ver niet komt. "Mocht het onverhoopt toch mis gaan, dan is
de VWA paraat", aldus de nieuwe inspecteur-generaal.

-ocr page 236-

Nieuwe Calicivirus stammen

Aangepast aan de huidige epidemiologische inzichten

Vaccins zonder adjuvans

Voor een minimum aan locale reacties

Effectiviteit en immuniteitsduur
Aangetoond door challenge proeven

Keuze mogelijkheden voor elke kat
Voor op maat vaccineren

TO 7

n fHÏ F2)\' otilKliVMUle ftSm Calkmius antigmBl (jammen FCV 431 oi GD). Ooeldieri(n): Kilte», Indlutles: Atlieïe immunisatie ïan katten ïjn 8 weken en oudertesen feliene virale itiinoliaclieïtis te. vtmiindeting van kiinisciie symptoratn en tegen infertie

........—IHM - toiiva«iivitiesdienia: 1\' injeoit »anal een leefti|d »an 8 wtlen, ? injeaie: 3 tot4 weken latei. In aanweSgheid van h!^e tltets van ipetifieke matemale amilidiimen moet het sdiema voor de basüvaKinatie «itgesttld wonlen tM de leejd van 12 w

II lilt- li li- Iriliftin1-ti|----l —\'1\'-\'--........-----..y-..- ..........,..,■■„■ —i,.„ Kanalisatie: (NL) ÜDO-ieai op vo«itlirift.Niiinmet van de verguiiiiiiig:l!KNll0319-EÜ/2/M/0Sl/l»1. Vei

ïwim. OoeUWeiil; Katlm Indlotles: Attie¥»««im»ilsatïe van katten van S weten en oudef tegen feliene vitale rtiinotracheifc let vemiindeting va» klinische symptomen, tegen infeaies met het lalidvinis let vermindenng van klimsclie symptomen e» eKtetie, tegen mfeeti
•k 1 lutta* Uatsa iMotóiatie va^^bis^«!, calidvinjs en (Umrk^mm a»|ia«effiei:, en 3 Jaat voot de panleuiopenie component Doieiing en toedieningsweg: Subcutane injectie van é«n I ml dosis vacdn, na oplossing van de gevriesdroogde tablet met het opiosa

■ ■ ■ -....................», en elke 3 ia» met dt panleuctipenie component.«ttn-lrHlltatles: Niet gebruiken bij drachtige dieren. Hn gebmik is niet aanbevolen lijdens de lactatie. Bijweritlngen; Bi) nortnaai gebruik kan Incidenteel een voorbr|gjjnde apathie

*wmj(tnlen mtaoalle se bijsluiter ofiedllkbaar bi| (NL) Merial B.V, Kleermakerstiaat 10.1991H Velsetbioek, of (B£L) Merial Belgium NV, Syhain Oupuisiaan 243,1070 Brussel. Pureva»\' RCP (Levend verzwakt feliene rfcrootrad
tle preventie van sterfte eoJiBmsche symptomen. Immuniteit wert aangetoond vanaf 2 weken na het basisvaccinattedieraa tegen de panleucopenie component, en vanaf 4 weken na het basisvaccinatieschema tl
Mf. In aanwengimd van hoge «ets van specifieke matemale antilichamen moet het schema voor de basisvacdnatie uitgesteld Worten tot de leeftijd van 12 weken, - Heitiaiingsvaccinatie: 1 jaar na de basisvaccina«
-■Mjheids-reatlie optteden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen. Kanalisatie: (HL) UDD - (BEL) op voorschrift. Nummer van de vergunning: HEG NL 10321

-ocr page 237-

Een nieuwe visie op het vaccineren van katten

.»nH 7imt jnw Jtwi

1 «» KP

(D

PIEXEVAX

Verantwoord vaccineren

«rmmdefing van klinisch« symptomen ei

M€RIAL

www.merial.com

. . , iaf4wekennahetbasisvacdnatieKtiemategenderhinotT3d>eftisencalidvifu${Ofnponentefl ... . .

atip: jaarlijks. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige dieren. Het gebruik is niet aanbevolen tijdens de lactatie. Bijwerkingen: Bij normaal gebruik kan inddenteel een voorbijgaande apattiie en anorexie alsook hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie. jeuk of een
liter of beschikbaar bij (NL) Merial B.V.,Kleermakemr3at 10,1991JL Velserbroek, of\'"......... ..... — ........................................ \'\'

(,or(BEL) Merial Belgium NV, S)
it ter vermindering van klinische symptomen, tegen feliene panletKopenie voor de preventie van sterfte en klini

in 243,1070 Brussel. Purevax* RCKh (Lev

g: Subcutane injectie van één 1-ml dosis vacdn, na oplossinQ van de

li (stam FKV F2); Geïnactiveerde feliene Calidvirus antigenen (stammen FG^ 431 en G1); Levend verzwakt Othmyö(

inaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de ChtomydophUc Mis en panletKopenie componenten, en vanaf 4 weken na het basisvacdnatieschema tegen de rhinotrac^is

staand vacanatle^ema: - Basisvacdnatieschema: 1\' injectie: vanaf een leeftijd van 8 weken. 2* injectie: 3 tot 4 weken later. In aanwezigheid van hoge titers van specifieke matemale antilichamen moet het schema voor de basisvacdnatie uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Herhalingsvacdnatie: 1 jaar na de basisvacdnatie
thermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (e«n lichte pijn bij palpatie, jeuk of een beperkt oedeem) kan optreden, deze verdwijnt binnen hoogstens 1 of 2 weken. In uitzonderlijke omstandigheden kan een overgevoeligheids-reactie optreden, die een aangepaste symptomatisdie behandeling kan vereisen.
HV F2) z lO^\'CCIDj,\'; Geinaaiveerde feliene Calidvirus antigenen (stammen FCV 431 en Gl) 2 2,0 ELISA U.; Levend verzwakt feliene panleucopenie vinjs (PLIIV)). Doeldleifen): Katten. Indicaties: Actieve Immunisatie van katten van 8 weken en ouder tegen feliene virale rhinotracheïtis ter vermindering van kJlnIsche symptomen, tegen
callcivtnjs componenten. De immuniteitsduur b 1 jaar na de laatste (her)vacdnatie voor de rhinotracheAK en calidvirus compwenten, en 3 jaar voor de panleucopenie component Dosering en toedieningsweg: Subcutane injectie van één 1-ml dosis vaccin, na oplossing van de gevriesdroogde tablet met het oplosmiddel, volgens het
daarna elk jaar met de rhinotracheïtis en calidvirose componenten, en elke 3 jaar met de panleucopenie component. Contra-indiaties: Niet BijwerUngen: Bij normaal gebruik kan inddenteel een voorbijgaande apathie en anorexie alsook hypert>>ermie (gevnonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn
Ier? informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Merial 8.V., Kleermakerstraat 10.1991 JLVelserbrDek.*GeregistreenlhandelsmerkvanMEfilAL02005 MERIAL. Alle rediten voorbehouden. Man An

-ocr page 238-

Bert van Zutphen gelauwerd

Bert van Zutphen, emeritus hoogleraar Proefdierkunde
van de Faculteit der Diergeneeskunde, ontving onlangs
de Russell & Burch Award en de Charles River
Laboratories\' Excellence in Refinement Award. Deze
internationale prijzen worden toegekend aan een per-
soon die op buitengewone wijze heeft bijgedragen aan het
ontwikkelen en stimuleren van alternatieven voor dier-
proeven en het bevorderen van het welzijn van proefdie-
ren.

voor zowel de veterinaire als de humane geneeskunde.
Voortdurend streefde hij naar verantwoord proefdiergebruik
waarbij hij aandacht vroeg voor de mogelijkheden van de
drie V\'s: vervanging, vermindering en/of verfijning
{refine-
ment)
van het proefdiergebruik. Dit omwille van zowel het
proefdier als de kwaliteit van het onderzoek. Voor zijn ver-
diensten op dit gebied ontving hij eerder de Doerenkamp-
Zbinden Award en een koninklijke onderscheiding in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.

Professor Van Zutphen (1941) ontving deze awards vanwege
zijn langdurige en diepgaande invloed op het welzijn van
dieren door het trainen van wetenschappers en studenten in
de principes van humaan en verantwoord proefdiergebruik.
Het intensieve onderwijsprogramma over proefdierkunde
dat hij heeft ontwikkeld is ongeëvenaard. Het bepaalt de
internationale standaard voor het trainen van studenten en
wetenschappers in de humane zorg van proefdieren en het
gebruik van alternatieven.

De drie V\'s

Bert van Zutphen heeft 35 jaar lang in belangrijke mate bij-
gedragen aan de ontwikkeling van het wetenschappelijk
onderzoek op het gebied van de proefdierkunde. Ook heeft
hij zich ingezet voor de vertaling van dit onderzoek naar het
maatschappelijke debat. Dit is van grote betekenis geweest

Merial Parasitology Award 2005 uitgereikt aan Filip Claes

Dr. Filip Claes, wetenschappelijk onderzoeker aan het
Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen,
heeft de MERIAL-Award 2005 voor parasitologie gekre-
gen. Hij kreeg de prijs voor zijn onderzoek naar de mole-
culaire karakterisering van
Trypanosoma equiperdum
dat hij uitvoerde aan de Katholieke Universiteit Leuven
(2003-2004) en het Instituut voor Tropische Genees-
kunde Antwerpen (2004-2005).

Trypanosoma equiperdum is een parasiet die de dodelijke
ziekte dourine veroorzaakt bij paarden, ezels en pony\'s. Een
andere trypanosoom,
Trypanosoma evansi, veroorzaakt
surra bij kamelen, terwijl
Tiypanosoma brucei brucei de
oorzaak is van nagana bij runderen. De klinische symptomen
van deze drie ziektes zijn zeer gelijkwaardig. Daarom is de
differentiële diagnose gebaseerd op de kliniek zeer moeilijk,
en kunnen serologische noch parasitologische testen een
duidelijk onderscheid maken tussen deze parasieten. Ook
specifieke moleculaire testen voor deze drie parasieten be-
staan tot nu toe niet. Filip Claes\' studie trachtte dit probleem
op te lossen via de serologische en moleculaire karakterise-
ring van verschillende
T equiperdum-, T evansi- en T. b.
brucei-sXammen.

Uit de resultaten bleek dat er op moleculair vlak helemaal
geen aparte
T. equiperdum-gmep bestaat. De meeste T. equi-
perdum-\'\\so\\&Xer\\
zijn zeer gelijkwaardig of zelfs identiek aan
de
T. evan.v/-isolaten. Daarom blijkt uit deze onderzoekingen
dat
T. equiperdum als een aparte soort niet bestaat: twee van
de onderzochte stammen blijken speciale stammen van
T h.
brucei
te zijn, terwijl de rest van de vermeende T equiper-
t/ww-isolaten in werkelijkheid T. ev«n.s(-stammen blijken te
zijn. Meer details van deze studies zijn verschenen in het juli
nummer van het vakblad
Trends in Parasitology.

598

Tl)DSCHRiFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, OKTOBER, AFLEVERING I9, 2OO5

-ocr page 239-

Er is een nieuwe test waarmee kan worden onderzocht of
schapen drager zijn van de blindfactor. Daarmee komt een
mogelijkheid binnen handbereik om een ongewenste ei-
genschap uit de Texelaar fokkerij te elimineren. Aan de
ontwikkeling van de test op bloedmonsters is verscheidene
jaren gewerkt door verschillende groepen in binnen- en
buitenland. De test wordt uitgevoerd in Nieuw-Zeeland.

Erfelijke blindheid of microphthalmie is een afwijking die
sinds de Tweede Wereldoorlog vooral problemen geeft binnen
de Texelaar fokkerij en in mindere mate bij rassen die zijn ont-^
staan uit kruisingen met de Texelaar. Deze problemen komen
niet alleen in ons land voor maar in alle landen waar de
Texelaar naar is geëxporteerd. Voor zover bekend komt deze
aandoening niet voor bij andere rassen. Ongeveer vijf procent
van de Texelaars is drager van deze eigenschap.
De test is al gebruikt voor Texelaars in Australië en Nieuw-
Zeeland, maar voor de zekerheid wordt nog een aantal mon-
sters van bekende dragers uit Nederland onderzocht om de be-
trouwbaarheid van de test te controleren. Omdat de vooruit-
zichten goed zijn en het fokseizoen nadert, krijgen
Nederlandse schapenhouders nog voor de start van het foksei-
zoen
eenmalig de mogelijkheid bloedmonsters te laten onder-
zoeken.

Bestuursleden van alle vier Texelaar stamboeken in ons land
zijn inmiddels bijgepraat over de achtergrond van micro-
phthalmie, het beschikbaar komen van een dergelijke test en
de voorwaarden waaronder getest zou kunnen worden. De be-
sturen van het Stamboek Blauwe Texelaars (SBT) en het
Nederiands Texels Schapenstamboek (NTS) hebben positief
op deze nieuwe mogelijkheid gereageerd en hebben de leden
opgeroepen van deze mogelijkheid gebruik te maken. Dit
heeft er toe geleid dat inmiddels ruim 120 dieren zijn aange-
meld voor onderzoek. Van deze dieren worden bloedmonsters
genomen en deze monsters zijn op 6 september voor onder-
zoek naar Nieuw-Zeeland gegaan.

Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren BV

Nieuwe test erfelijke blindheid schapen

Congresreis naar het WEVA-congres te Marrakech

Van 22 t/m 26 januari 2006 wordt in de Marokkaanse hoofd-
stad Marrakech het negende World Equine Veterinary
International Congress gehouden.

In samenspraak met het bestuur van de Groep Geneeskunde
van het Paard en MERIAL wordt bekeken of er onder
Nederiandse paardenpractici voldoende belangstelling bestaat
om een groepsreis naar dit congres te organiseren.
De reisorganisatie Group & Incentive Travel te Rotterdam
heeft daartoe een aantrekkelijk 8-daags reisarrangement
samengesteld van zaterdag 21 januari fm zaterdag 28 januari
2006

Kort samengevat houdt dit in: De vlucht naar Marokko, ver-
blijf in het driesterren hotel Oudaya op basis van logies met
ontbijt. Verder een dagexcursie per Landrover naar het in de
woestijn gelegen Plateau Du Kik en het meer van Lalla
Takarkoust, inclusief lunch onderweg en een afscheidsdiner
op vrijdag 27 januari.

De prijs van dit arrangement bedraagt ca.€ 600,- exclusief
luchthavenbelastingen et cetera en is op basis van een ge-
deelde tweepersoonskamer bij een deelname van minimaal
15 personen.

De inschrijving voor het congres is niet inbegrepen. De firma
MERIAL onderzoekt momenteel of een groepskorting op de
inschrijving voor dit congres mogelijk is en is eveneens bezig
met de organisatie van een activiteit ter plaatse waarvoor
Nederlandse en Belgische collega\'s worden uitgenodigd.
Uitgebreide informatie over dit congres kunt u vinden op
www. weva2006. ma

Voor verdere inlichtingen, toezending van het volledige rei-
sarrangement en inschrijfformulier, kunt u terecht bij de heer
Frans Sluyters
Jeroen Boschlaan 7
5056 CV Berkel-Enschot.
Tel. 0621235610
fsluyters@home.nl

Informatiemarkt op de Faculteit der Diergeneeskunde

Tekst en foto\'s: Henry Dijkman

In het nieuwe academische jaar heeft de Faculteit der
Diergeneeskunde weer een aantal \'verse\' eerstejaars stu-
denten binnengekregen. DSK bemoeit zich actief met de
introductie van deze studenten en heeft in het kader
daarvan een informatiemarkt georganiseerd. De
KNMvD heeft op deze manier de mogelijk-
heid om zich in een vroegtijdig stadium te
presenteren aan deze voor de toekomst be-
langrijke doelgroep. Ton Ultee, ledencon-
tactpersoon van de KNMvD, was erg en-
thousiast over deze informatiemarkt en
zorgde ervoor dat de studenten werden
doordrongen van het belang van een goede
beroepsorganisatie voor dierenartsen.
De mentor-\'ouders\' leidden de nieuwe studen-
ten rond en zorgden ervoor dat ze in contact kwamen met de
verschillende onderwerpen en aandachtsgebieden. De nieuwe
studenten toonden veel belangstelling voor onze beroepsorga-
nisatie, maar ook veel ouderejaars maakten gebruik van de mo-
gelijkheid om (hernieuwd) kennis te maken met de KNMvD
en te informeren naar het kandidaat-lidmaat-
schap. De samenwerking tussen DSK en de
KNMvD werpt ook op dit gebied vruchten af,
want de belangstelling voor het kandidaat-lid-
maatschap was groot. De verlaagde contributie
in combinatie met het lidmaatschap van DSK
werd door de studenten zeer gewaardeerd.
Verwacht mag worden dat de samenwerking
tussen DSK en de KNMvD ook op deze manier
leidt tot een win-win situatie.

-ocr page 240-

Als Mazzel
kon praten...

...ZOU hij vragen om

• Omdat Stronghold® ook nog
werkzaam is tegen andere
in- en uitwendige parasieten.

• Omdat Stronghold® uitsluitend
verkocht wordt via de dierenarts.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

® 2005 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

e-mail: strongholdinfo@pfizer.com

illustraties: Henk Vrieselaar

Stronghold*, werkzame stof: seiamectine • EU/2/99/014/001 -006 UDA • diergeneesmiddel • doeldier: hond en kat
• indicaties: behandeling en preventie van vlooienbesmettingen door werking tegen volwassen vlooien, larven en
eieren, onderdeel van de behandelingsstrategie bi] vlooien-allergie-dermatitis, behandeling van oormijt, behan-
deling van bijtende luizen, behandeling van spoelwormen
(Toxocara) en preventie van hartwormen bij hond en
kat, behandeling van intestinale haakwormen
[A. tubaeforme) bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcopfes
scabiei) bij de hond •toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg seiamectine •
contra-indicaties: niet toedienen aan dieren jonger dan 6 weken en aan zieke katten met een naar grootte en
leeftijd te laag gewicht • bijzondere voorzorgen: alieen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in de
gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia, in een enkel geval gepaard gaande met lichte voorbij-
gaande irritatie werd incidenteel waargenomen bij de kat • voor verdere informatie zie bijsluiter

Stronghold® is uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

(seiamectine)

Omdat Stronghold® zowel volwassen
vlooien op het dier als larven en
eieren in de omgeving doodt.

Omdat bij Stronghold® veiligheid
en doseringsgemak voorop staan.

-ocr page 241-

Veterinaire Studievereniging voor Vogels en Bijzondere Dieren

De naam van de vereniging Icomt van
iiet fossiel Archaeopteryx, dit gevleu-
gelde reptiel is de link tussen vogel en
reptiel, twee van de groepen die ver-
tegenwoordigd worden binnen onze
vereniging.

DSI
rubrie

3

15 Jaar geleden was er een groep stu-
denten die het aanbod van het curri-
culum niet toereikend vond met be-
trekking tot vogels en bijzondere dieren. Steeds vaker zijn er
reptielen, vogels, vissen, konijnen en diverse knaagdieren te
zien in het huisbeeld van een gezin. Archaeopteryx voorziet
dierenartsen, studenten diergeneeskunde en andere geïnte-
resseerden van informatie over deze dieren, die tijdens de
studie bijna niet aan bod komen. Daarnaast blijft de inzet be-
staan om het curriculum te verbreden en ook de meer exoti-
sche dieren in het studieplan te krijgen, opdat de toekomstige
dierenarts ook deze dieren kan verlossen
van enig ongerief

13

f

l

Om deze doelen te verwezenlijken zorgen
wij vijf maal per jaar voor het uitbrengen
van een veterinair wetenschappelijk tijd-
schrift, de Archaeopteryx Veterinaris.
Hierin worden diverse artikelen gepubli-
ceerd, geschreven door studenten en dieren-
artsen en andere belangstellenden over op-
vang, verzorging, huisvesting, ziekteleer en andere
raakvlakken op het gebied van vogels en bijzondere dieren.
Archaeopteryx verkoopt ook zogenaamde referaten. Dit zijn
scripties van oud studenten die een onderzoek of een literatuur
studie hebben verricht naar vogels of bijzondere dieren. Deze
hebben wij met toestemming in herdruk en wij mogen deze
verkopen. Voor onze leden bestaat er een gereduceerd tarief.
Naast het tijdschrift en de referaten organiseert Ar-
chaeopteryx haar infomarkt. Deze wordt ieder jaar gehouden
op de derde woensdag van oktober, ledereen die interesse
heeft mag komen, dus ook niet-studenten of veterinairen. Dit
jaar is de infomarkt op 19 oktober. Het belooft ook dit jaar
weer interessant te worden met genodigden als de
Zeehondencréche Pieterburen, Stichting het Stinkdier,
Frettiggestoord en Stichting de Ezelsociëteit. Deze vereni-
gingen krijgen dan de kans om studenten te informeren over
hun werkwijze in de opvang van deze dieren.

De reden van het ontstaan van deze vereniging is en blijft het
verbreden van de kennis op het vlak van vogels en bijzondere
dieren voor alle leden. Dit wordt middels symposia en excur-
sies gedaan. Deze worden door de vijf werkgroepen georga-
niseerd die in het logo verwerkt zijn.

• Wildlife

• Reptielen

• Aquafauna

• Vogels

• Knaagdieren, konijnen en fretten (KKF)

Archaeopteryx

Voorzitter

Vice voorzitter

Secretaris

Penningmeester

Redactie

Referaten

Algemeen bestuurslid

De werkgroepen worden bemand door ac-
tieve student-leden. Zij zijn de drijvende
kracht achter de vereniging. De populariteit
is sterk toegenomen in de afgelopen ander-
half jaar, iets wat er duidelijk op wijst dat er
nog steeds vraag is naar meer informatie be-
treffende vogels, reptielen/amfibieën, vissen,
kkfen wildlife. Al is er in die 15 jaar veel ver-
anderd, het doel van de vereniging is nog niet

bereikt.

Bestuur der Archaeopteryx 2005.

Gabor van der Straten,
Belinda Bitter,
Lineke Begeman,
Sanne Aarts,
Miriam Maas,
Maarten van de Wal,
Mark Blooi,

-ocr page 242-

Waarde lezer,

Op het moment van schrijven draait
de 73^ D.S.K.-machine op volle
toeren. De eerstejaarsintroductie is „ ^^ „ 2004
net achter de rug en alle voorberei- DSK 2005.
dingen voor het eerstejaarsweekend
zijn in volle gang. Ook zijn wij druk bezig met een ander
heel belangrijk evenement, namelijk het Vijfde
Kamerlustrum der D.S.K. Echter, op het moment van lezen
is dit lustrum reeds de revue gepasseerd. Wat hopelijk rest
zijn mooie herinneringen aan een onontBEERlijk lustrum.

Een blik op de toekomst zegt ons dat het zittende Ursa Major
D.S.K.-bestuur nog maar twee weken te gaan heeft. Op don-
derdag 13 oktober zal tijdens de Algemene Leden
Vergadering het spreekwoordelijke \'stokkie\' worden overge-
dragen aan zes nieuwe bestuursleden die staan te popelen om
het van ons over te nemen. Voor ons zit een meer dan mooi
bestuursjaar er dan alweer op.

Het afgelopen jaar was voor ons, het 73^ D.S.K.-bestuur, een

jaar waarin wij veel hebben gedaan, beleefd en georgani-
seerd. Dit was ons bij lange na niet gelukt zonder de fantasti-
sche steun en hulp van heel veel mensen. Ik wil eenieder die
ons dit jaar heeft geholpen, op wat voor manier dan ook,
hiervoor ontzettend bedanken.

Een speciaal woord van dank wil ik richten tot het KNMvD-
bestuur. Herman Geertsen, Marieke Veldman en Henry
Dijkman. Bedankt voor de zeer prettige samenwerking afge-
lopen jaar. Zeer gezellig was het bijvoorbeeld bij jullie in
VET-cafe "de molen" op de Voorjaarsdagen. Zeer nuttig en
doelgericht waren de bijeenkomsten waarin wij nader tot ons
gezamenlijke doel, de kaderovereenkomst tussen D.S.K, en
de KNMvD, wilden komen. Zeer verheugd zijn wij over het
feit dat dit doel dan ook daadwerkelijk bereikt is.

Het zit erop, over twee weken zal Ursa Major weer terugke-
ren naar de sterrenhemel, na een afwezigheid van één jaar.
Voor de laatste keer daarom, met vriendelijke veterinaire
groet,

Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking:
"Gezonde dieren, gezonde mensen!"

Manneke Mertens

Tijdens de studie diergeneeskunde worden studenten be-
wust gemaakt van het belang van de gezondheid van die-
ren voor de mens. Een gezond dier produceert meer, aan
een gezond dier wordt meer plezier beleefd en een gezond
dier zal minder ziekten verspreiden. Dit geldt voor een
land als Nederland, maar in nog grotere mate voor ont-
wikkelingslanden. In deze landen zijn mensen sterk af-
hankelijk van hun dieren. Naast vlees, melk en eieren, le-
veren dieren bijvoorbeeld ook trekkracht, mest en leer.
Het begrip spaarvarken kan in ontwikkelingslanden zeer
letterlijk worden genomen: als er geld nodig is, wordt een
dier verkocht. Als een bruidsschat wordt gegeven, is dat
vaak de beste koe uit de kudde. Bovendien spelen dieren
een rol in religie en cultuur, bijvoorbeeld als offerdier.

Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking
(DIO) is een non-profit organisatie die zich ten doel stelt de
diergezondheid in ontwikkelingslanden te verbeteren en
daardoor een bijdrage te leveren aan armoedebestrijding. Dit
doet DIO voornamelijk door het beantwoorden van vragen
op het gebied van diergezondheid en veehouderij. Deze vra-
gen kunnen via een gratis vraag- en antwoorddienst, de
Veterinary Information Service (VIS) worden gesteld, door
boeren en organisaties in ontwikkelingslanden.
DlO\'s motto is: gezonde dieren, gezonde mensen!
Naast de
Veterinary Information Service, probeert DIO haar
boodschap uit te dragen door middel van het organiseren van
symposia en voorlichtingsavonden en het uitgeven van een
kwartaalblad.

-ocr page 243-

DIO is gevestigd aan de Yalelaan, naast het hoofdgebouw
van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht, en wordt
volledig draaiende gehouden door vrijwilligers, voorname-
lijk studenten diergeneeskunde en dierenartsen. De sticht-
ing maakt deel uit van de overkoepelende organisatie
Vétérinaires Sans Frontières-Eiiropa (VSF-E), waar nog
acht andere veterinaire organisaties uit evenveel Europese
landen lid van zijn. Tevens is DIO aangesloten bij INTI, een
Europees netwerk van organisaties die met een vraag en ant-
woord service werken. Iedere organisatie heeft haar eigen
specialisatie en onderling contact maakt het mogelijk dat
vragen beantwoord worden door de organisatie die het meest
thuis is in het betreffende onderwerp.

Per jaar komen er gemiddeld veertig vragen binnen bij de
Veterinary Information Service van DIO, per post of per e-
mail. Enthousiaste vrijwilligers gaan met de vragen aan de
slag en zoeken naar praktische oplossingen. Zij worden
daarbij geholpen door specialisten van binnen en buiten de
Faculteit der Diergeneeskunde. Daarnaast maken de vrijwil-
ligers gebruik van boeken, internet en eerder beantwoorde
vragen. Binnen een maand krijgt de vraagsteller antwoord.
DIO streeft er naar om antwoorden te geven die zijn toege-
sneden op de situatie van de vraagsteller, hetgeen niet mak-
kelijk is: het stellen van een diagnose en geven van advies op
afstand, zonder de lokale situatie te kennen, is moeilijk.

Steeds vaker probeert DIO om haar antwoorden en kennis
over te dragen op een contactpersoon in het ontwikkelings-
land zelf, bijvoorbeeld een leider van een boerenorganisatie.
Een dergelijke contactpersoon kan de informatie aanpassen
aan de lokale situatie. Op deze manier wordt èn een groter
publiek bereikt èn zal de informatie begrijpelijker zijn.

Een voorbeeld van deze manier van werken is het contact
met een coöperatie van varkensboeren in het noordwesten
van Kameroen. Een jaar geleden riep deze coöperatie de
hulp van DIO in, omdat veel varkens dood gingen door vlek-
ziekte. DIO gaf het advies om twee keer per jaar te vaccine-
ren in plaats van één keer, hetgeen hielp. Dit voorjaar heeft
een afgevaardigde van DIO deze varkensboeren bezocht:
een groep enthousiaste boeren, die ieder slechts enkele var-
kens bezitten, en hart voor hun dieren en hun coöperatie heb-
ben. Door dit bezoek, een ware \'eye-opener\', heeft DIO de
situatie ter plaatste leren kennen en dit zal het contact in de
toekomst ten gunste komen.

Hopelijk bent u na het lezen van dit artikel enthousiast ge-
worden en wilt u, via DIO, ook iets betekenen voor mens en
dier in ontwikkelingslanden. Vrijwilligers zijn ahijd welkom
bij DIO. Financiële steun zal ten goede komen aan enkele
kleinschalige ontwikkelingsprojecten. Meer informatie kunt
u vinden op de website:
www.dio.nl.

PAO-Diergeneeskunde

Agenda oktober 2005

PAO-Diergeneeskunde organiseert in oktober onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volgeboekt kunt
u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure (ontvangt u ccn dezer dagen thuis) of onze
internetpagina (www.paod.nl).

Opgaaf voorde cursussen kan telefoni.sch (030-634 89 80) of per e-mail: info(^paod.nl.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

3 oktober

Buikchirurgie Rechts Rund

05/212

PAO-D Houten

€400

4 oktober

Balanced Analgesia

05/139

PAO-D Houten

€365

5 oktober

Strategisch Gebruik van Diergeneesmiddelen

05/222

PAO-D Houten

€339

7 oktober

Puncties/Diagn. Anaesthesieen Ondervoet

05/509

HA Paard FD

€ 530 VOL

11 oktober

Tracking & Tracing v. Diergeneesmiddelen

05/906

Androclus FD

€ 160

11, 19en27-10

Voeding van hond en kat tijdens

05/143

PAO-D Houten

€ 825**

de diverse levensfasen

11 en 18 oktober

Recht uit de praktijk

05/146

PAO-D Houten

€550

12 oktober

ARBO Module Anesthesiologie

05/908

PAO-D Houten

€ 195*

13 oktober

Salmonella bij Vleesvarkens

05/312

PAO-D Houten

€280

18,25-lOen 1-11

Voederwaardering en Rantsoenoptimalisatie

05/227

Friesland

€850

26 oktober

Adaptatie Varken: De Kraamstal

05/311

HALHD.FD

€313

• voor leden van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren 150
\' opgave per dag is ook mogelijk
(wijzigingen voorbehouden)

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.

Europa

20-22 oktober Annual Congress of the French Equine Veterinary Ass.

France

(PAO-D is niet verantwoordelijlc voor de inhoud van genoemde congressen)

7(030)634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

-ocr page 244-

^ Eén vaccin tegen de drie
belangrijkste verwekkers van
luchtweginfecties

II». * ■

llf\'-BM).!.,;)

,. \\rundvce

^ Uw kostbare jongvee is maximaal

Pfizer Animal Health

beschermd

^ Geen extra zorgen gedurende

de stalperiode

Diergeneesmiddel REG NL 10258 udd. Farmaceutische vorm: gevriesdroogde en vloeibare fractie
ter bereiding van een suspensie voor injectie. Doeldier: rundvee vanaf een leeftijd van 12 weken.
Indicaties: actieve immunisatie van kalveren. Dosering en toedieningsweg: dien 1 dosis (4 ml)
intramusculair toe volgens het vaccinatieprogramma. Voor uitgebreide informatie: zie de
bijsluiter, of raadpleeg onze website: www.pfizerah.nl

-ocr page 245-

Vorm en inhoud van de KNMvD

Jaarverslag

Leden van de KNMvD kregen in september een dikke envelop in de bus. Naast de stukken voor de
algemene vergadering zat daar ook het KNMvD-jaarverslag 2004 in. Een verslag dat geschreven is
met de gedachte dat de lezer op een prettige wijze kennisneemt van de activiteiten van de vereni-
ging. Vorm en inhoud dragen samen bij aan dit doel.

Website

De vormgeving van het jaarverslag sluit aan bij het gezicht van de nieuwe website van de KNMvD.
Ook dit medium wordt gemaakt vanuit de idee dat dierenartsen op een aangename wijze kennis a
moeten kunnen nemen van de informatie die voor hen relevant is.

De structuur van de site is te allen tijde op te vragen via de functie \'sitemap\'. Belangrijk daarbij is
dat leden met toegang tot het besloten deel van de website meer informatie zien dan andere bezoekers.

Meer dan voorheen wordt de nieuwe site interactief Bezoekers kunnen zelf een vacature invullen, via zogenoemde poli\'s kan het
bestuur de mening peilen over actuele zaken en door middel van de enquêtefunctie wordt het mogelijk dieper op een onderwerp in
te gaan.

Voor de bezoeker kan informatie eenvoudiger gegroepeerd worden door middel van interessegebieden die hij kan aangeven in zijn
persoonlijk profiel. Daarnaast maken de functies \'thema\' en \'dossier\' het mogelijk artikelen uit diverse rubrieken bijeen te plaat-
sen op basis van onderwerp. De nieuwe site kunt u per 1 oktober op www.knmvd.nl bekijken.

Wisselwerking

\'De KNMvD is mensenwerk\', het thema van het jaarverslag 2004 geldt ook voor de website van de
vereniging. Op basis van de signalen die de leden geven zal het nu beter mogelijk zijn de website aan te
laten sluiten bij hun wensen om vorm en inhoud optimaal te maken voor de leden.

Laatste oproep: Jaarcongres

Het KNMvD-jaarcongres en de algemene vergadering
worden aanstaande vrijdag op 7 oktober in de Efteling
gehouden. Wellicht heeft u zich al opgegeven, maar moge-
lijk is het aan uw aandacht ontsnapt, \'s Ochtends is de al-
gemene vergadering van de KNMvD. \'s Middags is het
jaarcongres met het thema \'Dromen over de Toekomst\',
waarna de dag wordt afgesloten met een feest. Misschien
kunnen we u toch nog overhalen?

Toelichting Congresprogramma

Dc jaarcongrescommissie is een zeer diverse commissie, dat
wil zeggen de leden komen uit de praktijk, uit het bedrijfsle-
ven, uit de onderzoeks-kant. Sommige werken in loondienst,
andere zijn praktijkeigenaar, en ga zo maar door. De com-
missie vertegenwoordigt de diversiteit van de beroepsgroep.
Door de diversiteit van mensen ontstond een discussie: de
oudere generatie die het \'Vlimmen-ideaal\' heeft en de jon-
gere dierenartsen die dat niet kennen. Weten de diverse gene-
raties in de beroepsgroep nog wel van elkaar waarom zij be-
paalde dingen doen, wat zij denken en wat hen bezighoudt?
Als daaromheen nog maatschappelijke ontwikkelingen spe-
len, zoals feminisering, zorgtaken van mannelijke jonge die-
renartsen, verhoudingen werkgevers-werknemers etc, die
ook invloed hebben op de beroepsuitoefening dan ontstaat er
een zeer levendige discussie. Deze discussie zet de commis-
sie graag voort tijdens het congres.

Sprekers
Cuido Boone

Dr. Guido Boone is een Belgische dierenarts die onvermoei-
baar het belang van de Belgische dierenarts behartigt. Hij is
een dierenarts met een uitgebreid netwerk tot diep in het
\'Brusselse\'. Daardoor heeft Boone een goed inzicht in wat
zich in de veterinaire wereld afspeelt. Boone zal zijn visie
geven over hoe hij de beroepsgroep op dit moment ziet.

Cuido Thys

Guido Thys is \'bedrijfsverloskundige\'. Hij legt zich met
name toe op het stimuleren en vergroten van het klantbe-
wustzijn in de diverse organisaties die hij op zijn pad tegen-
komt. Guido Boone zal ons de spiegel voorhouden, Guido
Thys zal met u aan de slag gaan om het spiegelbeeld van
onze toekomstdromen in werkelijkheid te creëren.

Algemene vergadering

Wij hebben het al eens eerder geschreven maar toch willen
wij nog een keer het volgende meegeven. In eerste instantie
klinkt de algemene vergadering saai, maar integendeel. In
deze vergaderingen worden besluiten genomen die voor ie-
dere dierenarts van belang zijn, het maakt daarbij niet uit of u
in loondienst werkt, in het bedrijfsleven werkt of waar dan
ook! Wij blijven een vereniging die juist alle geledingen
binnen de vereniging wil vertegenwoordigen. Let wel: de
vereniging ben je zelf! Bent u door het lezen van dit artikel
alsnog enthousiast geworden om te komen naar het congres?
Neemt u dan zo snel mogelijk contact op met Marieke
Veldman van het KNMvD bureau, tel: 030-6348900.
Het jaarcongres wordt mogelijk gemaakt door:
AUV, Vet-XX, Meeixs Vrije Beroepen, Flexvet BV, VVAA, Fa-med,
Omegasoft, Merial, Inten\'et, Pfizer Animal Health, lAMS, Menarini
Diagnostics, C en E Bankiers, Bayer Animal Health, Alfasan. ZR
Belasiingadviseurs, Dier & Zorg, Royal Canin, AST Farma, Janssen
Animal Health, Idexx.

-ocr page 246-

Jaap van Dobbenburgh
(1932 - 2005)

memoriam

Op 6 mei 200S overleed Jaap van Dobbenburgh, dierenarts te Houten.

Hij zou genoten hebben van het grote aantal collega \'s dat zijn afscheid bezocht.

VoorJaap was de keuze voor het vak van dierenarts een logische. Zijn vader was al sinds 1977 als dieren-
arts in Houten gevestigd. Bijna zeventigjaar oud, gaf deze in mei ig6i de praktijk door aan zijn net af-
gestudeerde zoon.

Jaap deed altijd praktijk zoals hij zelf zei: met plezier in zijn buik. Dat straalde hij ook uit. Tot het laatst
bleef hij een enthousiaste dierenarts die naar zijn jongere vakgenoten trok om te horen of hij nog iets
nieuws kon opsteken. Meestal leerden zij meer van hem dan omgekeerd. Ervaring gaat boven alles, was
zijn vaste stelregel en van zijn ervaring profiteerden zij volop. Door de ligging van Houten dicht bij de
Faculteit Diergeneeskunde waren er altijd studenten die meeliepen in de praktijk.
Verbazingwekkend veel dierenartsen in het land kennen Jaap van Dobbenburgh nog uit hun studenten-
tijd. Jaap vond dit heel gewoon. Hij besteedde vooral aandacht aan het aanleren van de juiste attitude
bij zijn aankomende collega\'s. Professionele waardigheid en integriteit, waarden waar de huidige be-
roepsgroep soms mee worstelt, waren voor hem vanzelfsprekend. Een dierenarts, dat betekent iets!
Jaap gaf veel vertrouwen aan de studenten en liet hen veel handelingen zelfstandig uitvoeren. Op de
achtergrond hield hij dan een oogje in het zeil om indien nodig bij te springen.

Naast de praktijk was Jaap als controlerend dierenarts gedurende meer dan veertig jaar verbonden aan
de veemarkt te Utrecht. Elke maandagmorgen bezocht hij voor dag en dauw de paardenmarkt en op
donderdagmorgen de runder- en schapenmarkt. Het was zijn taak te controleren of de op de markt aan-
gevoerde dieren niet aan besmettelijke ziekten leden en in een goede conditie verkeerden. Al jaren voor
de woorden dierenwelzijn en voedselveiligheid werden bedacht, hielden collega\'s als Jaap zich hier mee
bezig. Ze betekenen immers de legitimatie van onze professie.

Jaap was iemand met lef in zijn vak. Hij was niet bang om iets nieuws uit te proberen. Het uitvoeren van
een nieuwe operatie werd vaak voorafgegaan door het bestuderen van het handboek chirurgische ana-
tomie uit igo5 dat ook zijn vader nog had gebruikt. Anatomie veranderde immers niet! Nadat we ons
moeizaam door het oud-Duits hadden geworsteld, volgde de operatie op hond of kat in de praktijk-
ruimte achter het huis die tot op de dag van vandaag "de apotheek" wordt genoemd. Foto van vader
dierenarts aan de muur Na afloop van de ingreep boenden we de operatieruimte en steriliseerden het
instrumentarium, waarna het dagelijkse spreekuur wachtte.

Zijn echtgenote Lous vormde de absolute pilaar onderJaaps praktijkvoering. Naast haar eigen Jysiothe-
rapiepraktijk nam zij de telefoon aan, sprak met de boeren, stelde gezelschapsdiereneigenaren gerust en
regelde de apotheek. Jaap was zeer trots op haar, evenals op hun beide zoons, Onno en Frank, die vaak
mee de \'boer op\' gingen.

Ook naast de praktijk was Jaap actief. Hij bestuurde de beroepsgroep vanuit vele hoeken. Zo was hij
twintig jaar lang bestuurslid van de Vereniging voor Arts en Auto. In die hoedanigheid reikte hij jaarlijks
de Peerdenpietenprijs uit. Verder was hij secretaris van de Afdeling Utrecht van de KNMvD en had zit-
ting in de Ereraad. Eind jaren zestig was hij lid van het bestuur van de Groep Practici Grote Huisdieren
dat het initiatief nam tot de oprichting van de dierenartsencoöperatie AUV. Nadat hij zijn praktijk had
neergelegd en de maatschap met Piet van Paassen en Hans van der Louw verlaten, trad hij nog regel-
matig op als netwerkdierenarts.

Ook toen Jaap ziek werd, hield hij niet op clinicus te zijn. Hij monitorde zijn eigen bloedwaarden nauw-
gezet en schroomde niet hierover in discussie te gaan met de mensendokters die op dit onderwerp had-
den doorgeleerd. Een dierenarts heeft immers van alle deelgebieden verstand! Het is jammer, dat ook
een goede dokter af en toe een patiënt verliest.
Jaap van Dobbenburgh, een collega die door velen gemist zal worden.

Rens van Dobbenburgh

-ocr page 247-

Op 13 mei 2005 overleed college L.J.Th. Tholhuijsen op bijna 80-jarige leeftijd aan een longontste-
king. De laatste jaren waren zijn geestelijke en lichamelijke toestand langzaam achteruit gegaan
als gevolg van een aantal tia\'s.

Louis werd op 29 mei 7925 geboren te Kruisland, een dorpje gelegen tussen Roosendaal en
Steenbergen, waar zijn vader kassier was van de toenmalige Boerenleenbank. Al vroeg moest hij
zijn moeder verliezen.

Na het doorlopen van de HBS aan het Sint Norbertus Lyceum te Roosendaal (diploma behaald in
Tg44) begon hij met de studie Diergeneeskunde te Utrecht in januari 1946.
In januari
1953 vestigde hij zich te Made, waar hij een deel van de praktijk van collega Van derWerff
uit Raamsdonk had overgenomen. Reeds direct werd hij geconfronteerd met de gevolgen van de
watersnoodramp en kon hij, om zijn eigen woorden te gebruiken, "vol aan de bak". Door samen-
voegingen en associaties ontstond een groepspraktijk waarin vijfd zes collegae werkzaam waren. In
1987 stapte hij er uit, hetgeen met de nodige strubbelingen gepaard is gegaan.
Uit zijn huwelijk met Coby Plevier, gesloten in ig^j, werden twee dochters en vier zonen geboren.
Hij heeft vele jaren Gezondheidsleer gedoceerd aan de Middelbare Land - en Tuinbouwschool te
Breda. Hij was een goed docent.

Als plaatsvervangend inspecteur is hij betrokken geweest bij uitvoerkeuringen.
Hij was in vele opzichten zeer actief. Zo had hij een grote liefhebberij in honden, duiven en paarden
en nam hij ook regelmatig deel aan hippische festijnen. Hij had zitting in diverse commissies van de
KNMvD, zoals de Codecommissie, de Vestigingscommissie Noord-Brabant en in het bestuur van
de Croep Practici Crote Huisdieren. Ook was hij enige tijd lid van een kerk- en van een schoolbe-
stuur

Hij stelde hoge eisen aan zichzelf en verwachtte dit ook van anderen. Hij kon in woord en geschrift
fel debatteren, hetgeen door sommigen niet altijd werd gewaardeerd. Louis stond ook bekend om
zijn humor en hij kon met een kwinkslag vaak netelige situaties oplossen.

memoriam

Louis Thoihuijsen

Moge zijn echtgenote, kinderen en kleinkinderen voortleven met de gedachte dat hij steeds het
goede voor had en hier naar streefde met al de energie die hij bezat en dat was niet gering.

Louis ruste in vrede.

John Akkermans

-ocr page 248-

De dierenartsen van Dierenkliniek "De Waterpoort":

"Meer tijd om dieren te
behandelen daniczij Fa-med!\'

www.famed.nl

Dierenartsen Paul Croenestein, Jacqueline Woltman,
Inge Thoolen en de medewerl<ers van Dierenl<liniek
"De Waterpoort" uit Sneek houden niet van hun
debiteurenadministratie. Ze besteden hun tijd liever
aan de dieren die hun hulp nodig hebben. AAaar ze
willen uiteraard wel graag op tijd betaald worden.
Daarom kiezen ze voor Fa-med.

Vertrouw ook uw debiteurenadministratie toe aan de
specialist: Fa-med, de marktleider in medical factoring.
En bespaar uzelf de alsmaar toenemende administratieve
rompslomp. Zodat u en uw medewerkers meer tijd over-
houden voor uw patiënten.

Uw betalingen worden door Fa-med gegarandeerd
binnen de overeengekomen tijd op uw bankrekening
gestort. Desgewenst binnen 2 weken.

Bij Fa-med kunt u kiezen uit diverse mogelijkheden
en betalingstermijnen. Tegen verrassend aantrekkelijke
tarieven. Vraag vrijblijvend onze uitgebreide informatie-
map aan.

fa-med

De marktleider in medical factoring

Plotterweg 26-28, 3821 BB Amersfoort ■ Postbus 1570, 3800 BN Amersfoort
Tel.: 033 - 434 52 00 ■ Fax: 033 - 434 52 10 ■ E-mail: info@famed.nlwww.famed.nl

-ocr page 249-

KN MvD-module Anesthesiologie gereed
voor leden-practici

Marij van Oostrum-Schuurman Hess

In september 2005 is de Module
Anesthesiologie gereed gekomen
en toegestuurd aan alle leden-
practici. De Module Anesthesio-
logie is van belang is voor prakti-
serende dierenartsen die in hun
praktijk anesthetica toepassen.
Verschillende ontwikkelingen
vormden de aanleiding voor het
ontwikkelen van deze module.

Aanscherping wettelijke regels

Allereerst zijn de wettelijke regels met betrekking tot de toe-
passing van anesthetica verscherpt. Zo is de MAC-waarde
(de maximaal aanvaarde concentratie) van halothaan ver-
laagd, waardoor gebruik van halothaan in de dierenartsprak-
tijk feitelijk niet meer verantwoord mogelijk is. In de module
wordt nader ingegaan op het begrip \'MAC-waarde\' en wor-
den alternatieven voor het gebruik van halothaan besproken.

Verhoogde belangstelling ministerie SZW

Vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
is er extra aandacht voor de toepassing van anesthetica in
dierenartspraktijken. In 2004 verscheen het rapport \'Bloot-
stelling aan inhalatie anesthetica buiten ziekenhuizen\',
waarin de blootstelling in onder andere dierenartspraktijken
en proefdierlaboratoria aan de orde werd gesteld. Het
ministerie heeft in aansluiting op dit rapport bij de KNMvD
geïnformeerd naar de maatregelen die de beroepsgroep
neemt ter voorkoming van blootstelling aan anesthetica.
De recente berichtgeving over de gevolgen voor zes mede-
werkers van het Haagse Leyenburg ziekenhuis aan blootstel-
ling van lachgas, heeft de noodzaak voor een veilige toepas-
sing van anesthetica nog eens onderstreept.

Ondersteuning leden

De KNMvD rekent het dan ook tot haar taak de leden-prac-
tici op het gebied van veilige arbeidsomstandigheden te
ondersteunen en heeft voor de ontwikkeling van de Module
Anesthesiologie een beroep mogen doen op prof dr. L.J.
Hellebrekers, hoogleraar Veterinaire Anesthesiologie aan de
Faculteit Diergeneeskunde, mevrouw drs. A.A. van den
Noort, marketing manager Gezelschapdieren bij AUV en
mevrouw ing. F. A.M. van de Ven, beleidsmedewerker Arbo
& Milieu van de Faculteit Diergeneeskunde.

Maatschappi

nieuw

Checklist Arbeidsomstandigheden Dierenartsenpraktijken

De wet- en regelgeving met betrekking tot anesthetica is \'ver-
taald\' voor de dierenartsenpraktijk, waarbij aangesloten is bij
de werkwijze die u kent uit de Checklist Arbeidsomstandig-
heden Dierenartsenpraktijken. Deze Checklist is destijds ont-
wikkeld om de dierenarts-werkgever de helpende hand te bie-
den bij het uitvoeren van een risico-inventarisatie en
- evaluatie in de praktijk, een verplichting op grond van de
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). In het kader van de
verplichtingen die een werkgever heeft op grond van de
Arbowet, zal de dierenarts-werkgever de Module Anesthe-
siologie moeten toepassen en invoegen in de Checklist.

Nascholing

De KNMvD heeft met het PAO-D overleg gevoerd over de
mogelijkheid van het verzorgen van nascholing ter ondersteu-
ning bij de implementatie van de Module Anesthesiologie in
de dierenartsenpraktijk. Tot ons genoegen kunnen wij u mee-
delen dat in het seizoen 2005-2006 door het PAO-D de cur-
sus \'Arbo Module Anesthesiologie\' verschillende malen
wordt georganiseerd. Tijdens de cursus wordt naast de speci-
fieke Arbo-aspecten ook aandacht besteed aan de meer spe-
cifiek anesthesiologische aanpak (low-tlow techniek, anal-
getische suppletie & balanced analgesia, total intravenous
anesthesia). In het cursusprogrammaboek van het PAO-D
vindt u op bladzijde 98 nadere bijzonderheden en cursus-
data. Wij bevelen de cursus van harte bij u aan.

Korting voor CCC-leden

Vanwege het grote belang van een verantwoord Arbobeleid
in de praktijk heeft het bestuur van de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren besloten voor haar leden € 45,— per lid
bij te dragen aan de cursuskosten, die daarmee voor GGG-le-
den op € 150,— uitkomen. Wanneer u lid bent van de GGG,
wordt u verzocht dit bij de aanmelding te vermelden. De kor-
ting wordt dan direct in mindering gebracht op de cursus-
kosten.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafinedewerker Praktijk-
management en Belangenbehartiging bij de KNMvD.

-ocr page 250-

Nobivac® Ducat

Neerlands
jongste
vaccin
tegen
niesziek

Nobivac® Ducat: voor kittens vanaf 8 weken

Nobivac Ducat: Indicatie: voor de actieve immunisatie van katten tegen feline herpesvirus type 1
en feline calidvirus. Bijwerkingen: iichte, voorbijgaande zwelling en verhoging van temperatuur. Contra-indicatie:
niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie. Immuniteitsduur: 1 jaar. REC NL 10235 UDD. Zie voor volledige informatie de bijsluiter

Intervet Nederland bv ■ Postbus 50 ■ 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 ■ Fax: 0485 587653 ■ www.intervet.nl

Cjntef^

-ocr page 251-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Brink, Mevr. A.M. van den; 2005; 3405 CN
Benschop; Benedeneind 405.
Hermans, Mevr. J.M.; Gent 2005; 2719 TV
Zoetermeer; Albast 23.
Hillebrand, Mevr. A.C.; Gent 1998; 1063 PW
Amsterdam; A.E. Kokplantsoen 61.
Veenstra, B.E.; 2003; SY 50 EG Bentlawnt
Minsterley Shropshire ( UK ); Flat 1 Leigh Manor.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het bestuur aangenomen:

Andel, Mevr. I. van; 2005; 4641 EE Ossendrecht; Het Hoefke 24.

Arons, Mevr. J.A.L.; Gent 2004; B-9820 Merelbeke België; Kloosterstraat

I5A.

Barendse, Mevr. M.A.M.; 2004; 5175 NV Loon op Zand; Klokkenlaan 17.
Berg, Mevr. M. van den; 2005; 3584 DE Utrecht; Cambridgelaan 481.
Thieme. M.J.W.; 2005; 3512 NM Utrecht; Korte Nieuwstraat 10 k.
Verspui, Mevr. TI; Gent 2002; 4223 SH Hoornaar; Lage Giessen 20.
Vliet-ter Horst, Mevr. L.M.W. van; 2005; 7351 AZ Hoenderloo; Kritnweg 68.
Wagenaar, Mevr. L.; 2005; 3984AB Odijk; Beukelaar 44.
Zuidhof, Mevr. M.C.; 2004; 3731 TH De Bilt; Burg. van Heemstrakwartier
273.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bomers, Mevr L.C.J.
Brink. Mevr. W.D.J. van den
Kreugcr, Mevr N.N.A.
Rooijen, J.W.M. den

Overlijdensberichten:

Op 10 augustus 2005 PJ.A. Mangnus te Steenbergen.
Op 5 augustus 2005 W. Bekink te Darp.

Op 16 augustus 2005; München 1965; Dr. A.L. van Zuijlcn te Enschede.

Mutaties:

Andel, Mevr. I. van; 2005; 4641 EE Ossendrecht; Het Hoefke 24.
(toev. als lid)

Arons, Mevr. .I.A.L.; Gent 2004; B-9820 Merelbeke België;
Kloosterstraat 15 A; tel. privé: 00-32-496121643; E-mail privé: janne-
kearonsCa hotmail.com. (toev. als lid)

Baggerman, Mevr. FC.; 2004; 4817 PN Breda; p/a Bergschot 626;
tel. privé mobiel: 06-14776090; E-mail privé: fabiennebaggerman^)
hotmail.com.; d.

Barendse, Mevr. M.A.M.; 2004; 5175 NV l>oon op Zand;
Klokkenlaan 17; tel. privé mobiel: 06-11442946; E-mail privé:
margotbarendseCa hotmail.com.; medew. bij J. van Uelden, Mevr. P.E.
de Jong en Mevr. M.J. Steijger-Hesterman; tel. prakt.: 020-6414796;
fax prakt.: 020-6479025. (toev. als lid)

Personali

Berg, Mevr. M.; 2005; 3584 DE Utrecht; Cambrideglaan 481; tel.
privé: 030-2546213; E-mail privé: taigagaai(a hotmail.com.; medew. bij
L.B. Poorthuis; tel. prakt.: 0541-520754; fax prakt.: 0541-533907;
E-mail prakt.: bocrskotten(®vet41ife.net. (toev. als lid)

Heide- Bosma, Mevr. J.H. van der; 2000; 8501 LG Joure; Pier
Ponderstraat 9; tel. privé: 0513-410231; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 0513-
412166; E-mail prakt.: mail(â dierenkliniekjoure.nl.

Holtkamp, B.M.; 1989; B-4608 Worsage België; Chemin du Bois du
Roi 2; tel.privé mobiel: 00-31-06-22478701; E-mail privé: dierenartsholt
kamp(2)skynet.be.; free-lance d.

Homan, Mevr. M.J.; 2003; 1357 EC Almere; Dijkmeent 68; tel.
prakt, mobiel: 06-45742221; E-mail privé: machteldhoman(aihotmail.com.;
medew. bij J.D. Vrieze; tel. prakt.: 036-5330441; fax prakt.: 036-5347745;
E-tnail prakt.: dierenkliniek@wxs.nl.

Huver, Mevr I.M.G.; 2002; 3705 AB Zeist; Prof. Sproncklaan 41;
tel. privé: 030-6956762; SIC UU-FD Hfdafd. Geneeskunde van
Gezelsch.d.; tel. bun: 030-2539697; E-mail bun: i.m.g.huver@vet.uu.nl.

Jansen, M.; 2005; 3552 EP Utrecht; Laan van Chartroise
51; tel. privé: 030-2442740; tel. privé mobiel: 06-17282703;
E-mail
privé: rhinorinus@hotmail.com.;
medew. bij R.L. Been; tel. prakt.:
0348-442653; fax prakt.: 0348-444770; E-mail prakt.: dierenarts®
tref.nl.

Kraijer, M.; 2000; 3705 AB Zeist; Prof. Sproncklaan 41; tel.
privé: 030-6956762;
vet. adv bij Novartis Animal Health; tel. bur.: 0165-
380580; fax bun: 0165-380583; E-mail bun: michiel.kraijer@novartis.com.

Metman, Mevn PM.; 2004; 3721 JT Bilthoven; Komctcnlaan 36; tel.
privé: 030-2203464; tel. privé mobiel: 06-22187659; E-mail privé:
paolametman@hotmail.com.; d.

Thieme, M.J.W.; 2005; 3512 NM Utrecht; Korte Nieuwstraat 10 k;
tel. privé mobiel: 06-16820080; E-mail privé: markthiemefa hotmail.com.
(toev. als lid)

Urbanik, Mevn F.Y.; 2000; 9495 PC Winde; Horsternerweg 5; tel.
privé: 050-4062111; E-mail privé: furbanik(ajplanet.nl.;
geass. met H.
Harders en A.M. van Schaik; tel. prakt.: 050-5032534; fax prakt.: 050-
5032359; E-mail prakt.: dappeizeCa planet.nl.

Verspui, Mevn T.J.; Gent 2002; 4223 SH Hoornaar; Lage Giessen
20; tel. privé: 0183-581255. (toev. als lid)

Vliet-ter Horst, Mevn L.M.W van; 2005; 7351 AZ Hoenderloo;
Krimweg 68; tel. privé: 055-5768462; p., gezelsch.d.; tel. prakt.:
055-5768462. (toev. als lid)

Wagenaar, Mevn L.; 2005; 3984 AB Odijk; Beukelaar 44; tel.
privé: 030-6560625; tel. privé mobiel: 06-41268312; E-mail privé:
jeroenlaura(a casema.nl. (toev. als lid)

Zuidhof, Mevn M.C.; 2005; 3731 TH De Bilt; Burg. van
Heemstrakwartier 273; tel. privé: 030-2213096; tel. privé mobiel:
06-41457670; E-mail privé: ni.c./uidhor@hotmail.com.; medew. bij De
Nieuwe Heuvel; tel. prakt.: 0318-483284; fax prakt.: 0318-485651;
E-mail prakt.: dnheuvel(a xs4ali.nl. (toev. als lid)

Optimale progesteron release door groot contact oppervlak van spiraal
Sterke ovariële sdmulatie door rebound effect
Eerste keus bij de behandeling van anoestru?en van ovarium cysten
Zeer effectieve en efficiënte therapie

ceva sante animale

SANTE ANIMALE Naaldwijk, NL. Tel. 0174-643930, Fax 0174-643924, E-mail: cevanl@ceva.com

al 25 jaar
revolutionair in

# ^ reprpdiictie

-ocr page 252-

Wegens uitbreiding van onze praktijk zoeken wij op korte termijn een

Dierenartsencentrum

dierenarts gezelschapsdieren

EDE - BENNEKOM

Omdat we uit de eerste werving en selectieronde geen geschikte kandidaat hebben gevonden, hopen wij nu die die-
renarts te bereiken die onze advertentie heeft gemist of twijfelde om te solliciteren. Wij zijn nu nog een gemengde
praktijk met 4 dierenartsen waarvan er 3 fulltime werkzaam zijn in de gezelschapsdieren. In de toekomst zullen wij
ons nog uitsluitend op gezelschapsdieren richten. Naast een hoofdvestiging werken wij ook nog vanuit drie depen-
dances. De inrichting van de hoofdvestiging is modern met goede mogelijkheden tot verdere uitbereiding in de -
lijns diergeneeskunde.

Wij bieden een fulltime baan (minimaal 34 uur). Diensten alleen voor de gezelschapsdieren. Dienstregeling met
buurtcollegae.

Wij zoeken een enthousiaste, sociaalvaardige en flexibele collega met minimaal 3 tot 5 jaar ervaring. Inzet, betrok-
kenheid en professionaliteit zijn eigenschappen die gezocht worden. Bij gebleken geschiktheid is er de wens om te
associëren

Gezien de samenstelling van de maatschap gaat de voorkeur uit naar een mannelijke dierenarts.

Brief met CV graag binnen twee weken sturen aan:

Dierenartsencentrum Ede-Bennekom
t.a.v. mevrouw F.M. Thate
Arnhemseweg 50
6711 HD Ede

Voor aanvullende informatie ofvragen kunt u contact opnemen met: F.M. Thate (0318-610112 of 06-20003661)

Jubilea oktober 2005

1 oktober, I. Palgi te Wateringen, 35 jaar, afwezig
1 oktober, L. Karens te Geesteren, 35 jaar, afwezig
1 oktober. Mevr. Drs. J. Bakker te Sneek, 40 jaar, afwezig
7 oktober. Dr J.W. Baljet te Haarlem, 50 jaar, afwezig
7 oktober, M.E.W.C. Loth te Oosterend, 50 jaar, afwezig

7 oktober, A. Moerman te Dronten, 50 jaar, afwezig

8 oktober, J. Groenewold te Hoorn, 40 jaar, afwezig
14 oktober, J.H. Scheper te Hoorn, 45 jaar, afwezig

14 oktober, J. Schoenmaker te Franeker. 45 jaar, afwezig

15 oktober. H.J.M. Kusters te Maastricht, 35 jaar, afwezig

17 oktober, E.J.M. van de Wouw te Leiden, 30 jaar, afwezig

23 oktober, B. Oskam te Lekkerkerk, 35 jaar, aanwezig

23 oktober. Mevr Drs. I.M.V. Lewin-Visser te Drachten, 35 jaar, aanwezig

23 oktober. C. van Pinxteren te Goirle, 35 jaar afwezig

23 oktober, C.P.M.A. Kriele te Maastricht, 35 jaar, aanwezig

23 oktober, C.A.H. de Waal te Epse, 35 jaar, afwezig

23 oktober, S. de Vries te Vinkeveen, 35 jaar, aanwezig

23 oktober, E. Bolland te Workum, 35 jaar, afwezig

24 oktober, H.H.J.M. Timmermans te Hilvarenbeek, 35 jaar, aanwezig
26 oktober, P.H.M. Barendregt te Voorst, 35 jaar, afwezig

30 oktober, A. Dalemans te Vries, 25 jaar, aanwezig

30 oktober. Mevr. Drs. S.D.W. Versluys te Hawaï, (U.S.A.) 30 jaar, aanwezig

31 oktober. Mevr. Drs. P.B.E. Tonino-van Schieveen te Ansac Sur Vienne,

(Frankrijk), 30 jaar, aanwezig
31 oktober, P. Strooker te Didam, 30 jaar, afwezig
31 oktober, A. Mostert te Hellendoorn, 30 Jaar, afwezig
31 oktober, R.C. van Giessen te Amsterdam, 30 jaar, afwezig
31 oktober, D. Ebbens te Saasveld, 30 jaar, aanwezig
31 oktober, A. Baks te Woudichem, 30 jaar, afwezig
31 oktober, C.J.M. Manders te Orvelte, 30 jaar, afwezig
31 oktober, J.A.A.M. van Erp te Wormerveer, 30Jaar, afwezig
31 oktober, N.H.R. Kroes te Almere, 30 Jaar, afwezig
31 oktober, R.R. M.M. Visser te Oude Wetering, 30 Jaar, afwezig
31 oktober, B.E. SJollema te Amsterdam, 25 jaar, onbekend
31 oktober, L.A.1. Philippen te Valkenburg (L), 25 jaar, onbekend
31 oktober. Mevr. Dr. A.B.M. Rijkenhuizen te Wijk bij Duurstede, 25 jaar,
aanwezig

31 oktober. Mevr. Drs. L.M.M. Oorsprong te Barendrecht, 25 jaar, aanwezig
31 oktober, H.G.M. Sickmann te Wijk bij Duurstede, 25 jaar, aanwezig

Eindejaarsdrukte
goodwillberekeningen

Per I januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is
het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten
ondertekende vragenformulier, alsmede de benodigde ac-
countantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hante-
ren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het eerst
maalt". Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór
14 november 2005 ontvangen hebben, vóór 31 december
2005 te verwerken. Houdt u er rekening mee dat dit een
week eerder is dan vorig jaar. Gebleken is namelijk dat het
verwerken van de goodwillaanvragen, mede door de toe-
passing van de nieuwe methode, meer tijd in beslag neemt.
Aanvragen ontvangen na 14 november 2005 zullen zeer
waarschijnlijk niet meer voor de jaarwisseling behandeld
kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M. VE. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische
zaken. Zij is bereikbaar op maandag tot en met donderdag
onder nummer 030-6348900 of via e-mail: v.roelvink@
knmvd.nl

Op de vernieuwde website, www.knmvd.nl, vindt u de in-
formatie snel als u de term \'goodwill\' invult in het zoek-
veld.

-ocr page 253-

GRAAFSCHAP

DIERENARTSEN

De Graafschap Dierenartsen is een grote gemengde dieren-
artsenpraktijk met meerdere locaties in de Achterhoek. De
onderneming staat met i8 dierenartsen en 17 assistenten en
een praktijkmanager voor een hoogw^aardige veterinaire
dienstverlening in en buiten de regio. Wegens uitbreiding zijn
wij op zoek naar een

DIERENARTS GEZELSCHAPSDIEREN
(m/v)

20-30 UUR PER WEEK

Wij vragen:

- Enthousiasme voor het vakgebied

- Ervaring niet noodzakelijk

- Flexibele instelling met betrekking tot werktijden

Wij bieden:

- Een prettige werksfeer in een enthousiast team.

- Parttime baan, vooralsnog voor één jaar

- Marktconforme salariëring

Voor vragen kunt u contact opnemen met de heer E.
Stoelhorst of A.j.G. den Hertog (tel 0575-551277). De sollicita-
tiebrief kunt u binnen 14 dagen na verschijnen van deze adver-
tentie, richten aan: De Graafschap Dierenartsen, t.a.v. me-
vrouw B.A.P. Semmekrot-Hermens, Het Hoge 9, 7251 XT
VORDEN of per email b.semmekrot@dgdierenartsen.nl.

D E

uitzend- en detacheringsbureau
voor dierenartsen en para-veterinairen

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschilft over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Dierenarts Gezelschapsdieren

Dierenartsengroep West-Brabant is
O ^jjgs^v^^^^f" een gemengde praktijk waarin 8 die-
^ renartsen werkzaam zijn. Vier dieren-
^^ifÊ^^r artsen houden zich uitsluitend met de

behandeling van gezelschapsdieren
bezig. Naast de hoofdvestiging, Dier-
geneeskundig Centrum Etten-Leur, zijn er nevenvestigingen
in St. Willebrord en Rijsbergen.

Wegens vertrek van een collega en uitbreiding van de gezel-
schapsdierenafdeling zijn wij op zoek naar een nieuwe col-
lega.

Wij vragen:

• Full time dierenarts (36-40 uur) met ervaring gezelschaps-
dieren.

• Participatie in weekeinde (i x per 4 weken) en avond dien-
sten (1 X per week) voor gezelschapsdieren.

• Interesse in internistische patiënten en echografie.

• Goede contactuele en commerciele vaardigheden.

Wij bieden:

• Goed geoutilleerde praktijk met veel faciliteiten.

• Alle mogelijkheden tot nascholing.

• Afwisselend werk in een goed gestructureerde organisatie.

• Salaris in overleg en afhankelijk van ervaring.

Brieven voorzien van relevante informatie, CV en pasfoto kunt
u zenden aan, Dierenartsengroep West-Brabant tav maat-
schapsleden, Concordialaan 2,4874 NZ Etten-Leur

Zeer ervaren
gezelschapsdierenarts
zoekt praktijk ter overname.

Telefoon: 06 - 215 07 111.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-10-2005

maandag

26-09-2005

01-11-2005

maandag

10-10-2005

15-11-2005

maandag

24-10-2005

01-12-2005

maandag

07-11-2005

Voor 10.00 uur \'s morgens.

E-mail: tijdschrift (5)knmvd.ni

-ocr page 254-

Albiotic® Formula
de schrik van elke mastitis

Elke mastitiskiem vraagt onn zijn eigen snelle behandeling. U heeft meestal niet de tijd om
te onderzoeken welke kiem de uierontsteking veroorzaakt. Snel ingrijpen is nodig om te
voorkomen dat de uier onomkeerbaar beschadigt. Met Albiotic Formula kiest u voor
een effectieve behandeling van alle bekende mastitisklemen. Dankzij de
unieke samenw/erking van lincomycine en neomycine
is Albiotic Formula de schrik van
elke mastitiskiem.

• brede werking

• bewezen effectief

• handzame injector

Pfizer Animal Health

Postbus 37 • 2900 AA Capelle aJd l.|ssel
www.pfizerah.nlinfo@pfizerah.nl

© 200.5 Pfizer Animal Heallli b.v.. Capelle a/(i ljs.sel
® Merknaam van Pfizer Ine., N.Y.. t.S.A.

Albiotic\' Formula Reg.nrAanaliiatie: REG NL 9210- UDA SomcnsteW/ns.- 330 mg lincomycine en 100 mg neomycine per injector van 10 ml.DoeMier; melkgevende runderen. Int^icaf/es: behandeling van klinische mastitis bij melkgevende
runderen.
Dosering: 1 injector per kwartier, driemaal met een interval van 12 uur. Wachttijd: melk 84 uur. vlees 24 uur. «orralisot/eslolu!.- UOA, mag uitsluitend op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt. Nadere Informatie is verkrijgbaar bij

runderen. t>}serir}g: 1 Injector per
Pfizer Animal Health b.v.

-ocr page 255-

Oktober

1 Symposium georganiseerd door \'de
Tweede Lijn\'. Er is een programma voor
de dierenarts alsook voor de
assistent/para-veterinair. Kosten bedra-
gen € 45. Het symposium wordt gehou-
den in \'park Frederiksoord\', Majoor van
Swietenlaan te Frederiksoord. Voor in-
formatie en aanmelding: De Tweede Lijn,
tel.: 0521-383659, e-mail: balie@det-
weedelijn.nl

Jaarcongres KNMvD te Kaatsheuvel.

3e internationale HAP congres over het gedrag van Huisdieren in de
Reehorst in Ede. Voor verdere informatie zie www.tinley.nl
Menarini Symposium 2005. Sprekers: dr. H.S. Kooistra (Faculteit
der Diergeneeskunde), drs. H.A. Beijer (Dierenkliniek De Toren,
Drachten), drs. C.J. van der Meiden (Dierenkliniek Van der Meiden
en Eerste Veterinaire Bloedbank), dr. S. Bhatti (Faculteit
Diergeneeskunde Gent), dr. K.E. Hovius (Dierenkliniek Het Heike,
Veldhoven), drs. G.H. Moorman (Dierenkliniek Brouwhuis,
Helmond). Kosten: € 450,-. Aanmelding via e-mail te sturen:
wkuik@menarinidiagnostics.nl.

Informatie via telefoonnummer 040-2082006 of 06-51326475.
Utrecht lezing 2005: \'Bestrijding van besmettelijke dierziekten:
van dieren elimineren naar dieren vaccineren. Sprekers: Profdr
J.A. Stegeman en Prof Dr. F. van Knapen. Locatie: Hotel Tulip Inn,
Beekbergen. Kosten

€ 10,-. Meer informatie: www.voeders.nl

Cursus \'Echografie\', een essentiële aanvulling. Meer informatie
zie: www.proveto.nl
II H2 Symposium "Focus op Fertiliteit. Sprekers: Dr. David Withakcr,
Prof Dr. Geert Opsomer, Dr. John Mee en Drs. Tom Vanholder.
Voorzitter Dr. Peter Vos FD. Kosten: € 195 (exl. 19% BTW).
Locatie: 11 oktober Abe Lenstra Stadion, Heerenveen. 12 oktober:
KNVB-Hotel, Zeist. Meer informatie: www.proveto.nl
5® internationale Moeflon symposium. Nationaal Park de Hoge
Veluwe. Onderwerpen: genetica, ziekten en management in inter-
nationale context. Voertaal: Engels, maar ook Duitse bijdragen zijn
welkom. Voorstellen voor bijdragen voor 15 juni 2005 zenden naar
de voorzitter van de wetenschappelijke commissie
J.T.Lumeij@
vel.iiii.nl.
Voorinschrijving tegen gereduceerd tarief Zie voor gede-
tai 1 leerde in formatie
www.moiiflonsympo.sium. info.

November

3 en 4 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\' te Wageningen. Cursus-
leiding: Profdr.ir. M.W.A. Verstegen. In de cursus zal aandacht be-
steed worden aan een negental thema\'s op het gebied van varkens-
voeding. Kosten € 895,-. Meer informatie www.wur.nl/ wbs

Vergaderingen itbheenkomsten

Oktober

1 Werkvergadering gezelschapsdieren regio zuid. Spreker: Dr. G. ter
Haar, faculteit Diergeneeskunde over oorproblemen. Aanvang: 9.00
uur. Kosten: € 10.00. Plaats: Weert. Goudreinet-restaurant de
Wildenberg. Eindhovenseweg 101. Aanmelden bij Wim Oosse: tel.
(0475) 593928, fax (077) 4622831, e-mail:
w.oosse@home.nl
1 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Gezelschapsdieren. Tijd:
09.00-13.00 uur. Locatie: Restaurant De Wildenberg,
Eindhovenseweg 101,6002 TB Weert.
4 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund 1. Aanvang: 14.00 uur.
Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65. 8441 AC Heerenveen.

7 Algemene vergadering KNMvD.

25 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Paard I. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056
PP Berkel-Enschot.

November

1 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Varken 1. Aanvang: 20.15 uur
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg II, 5056
PP Berkel-Enschot.

8 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Varken 1. Aanvang: 20.15 uur.

Congressen & Symposia

7

7 8
7 en 8

10

19-22

Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v., Arnsbergstraat 7,
7418 AH Deventer.
15 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Pluimvee 1. Aanvang: 14.00
uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros. Bosscheweg 11,
5056 PP Berkel-Enschot.
17 Najaarsmiddag Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 14.00 uur. Aansluitend
borrel en diner.

17 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard.

Locatie: KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 20.00 uur.
25 Werkvergadering Paard van de Regio Zuid van de KNMvD.
N.B.
Nieuwe lokatie:
Hotel-Restaurant "De Druiventros" (routebe-
schrijving zie http://www.knmvd.nl), Bosscheweg 11 te
BERKEL-
ENSCHOT.
Aanvang: 20.15 uur. Kosten: € 30,-. Spreker: Dr. A.
Fiechtenschlager (Duitsland). Onderwerp:
Beoordeling van hartaf-
wijkingen in de dagelijkse Paardenpraktijk. Wat is hel belang van
wat we constateren en wal daarmee te doen.
(Voordracht in het
Engels.) Erkenningspunten zijn voor dit programma aangevraagd.
Voor nadere informatie:
frank@scheijmans.nl
30 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 14.00 uur.
Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v., Arnsbergstraat 7,
7418 AH Deventer.

Cursussen

Oktober

I Cursus natuurlijk hoefbekappcn. Dierenartsenpraktijk Bio Mentor,
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur.
Cursusleider: drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal
vijf personen. Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en syllabus,
excl. materiaal; studenten 90 euro. Aanmelding: e-mail:
cursus@biomentor.org of telefonisch (043) 6011418. Overige data:
5 november en 3 december 2005. Meer informatie op:
http://www.biomentor.org

4 Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine Osteoarthritis and Nutrigenomic Technology. Locatie: Zeist
- Hotel Oud London. Informatie of inschrijven via uw Hill\'s
buitendienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary Helpline 0800-
0222466.

6 Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine O.iteoarthritis and Nutrigenomic Technology. Locatie:
Bergen op Zoom - Motel De Wouwse Tol. Informatie of inschrijven
via uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary
Helpline 0800-0222466.

7 Workshop verdoven van wilde en verwilderde dieren door dieren-
artsen Jan Bos (Ouwehands Dierenpark), Mark Hoyer (Artis) en
Peter Klaver (dierenarts/consultant voor exoten en wildlife).
Locatie en tijd: Ouwehands Dierenpark 09.00-17.00 uur Dc kosten
voor deelname bedragen € 450,- informatie via Jan Bos, e-mail:
zoomed@2onnel. nl.

II Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine Osteoarthritis and Nutrigenomic Technology. Locatie:
Stein - Hotel Van der Valk Stein-Urmond. Informatie of inschrijven
via uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary
Helpline 0800-0222466.

12 Hill\'s® Pet Nutrition Europese Speaker Tour met lezingen over
Canine Osteoarthritis and Nutrigenomic Technology. Locatie:
Haren - Hotel Mercure Haren Groningen. Informatie of inschrijven
via uw Hill\'s buitendienstmedewerk(st)er of Hill\'s Veterinary
Helpline 0800-0222466.

25.26 Nieuwe Cursus Paard: Gezondheid van het paard: een gouden drie-
hoek! WBS - WUR Cursus. Cursusleider: profdr.ir. Huub EJ.
Savelkoul (WU). De kosten van de volledige cursus bedragen
€ 895,- per persoon. Nadere inlichtingen via
info.whs@wur.nl.
Wageningen Business School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-
484093.

November

Cursus natuurlijk hoeftekappen. Dierenartsenpraktijk Bio Mentor,
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur.
Cursusleider: drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal
vijf personen. Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en syllabus,
excl. materiaal; studenten 90 euro. Aanmelding: e-mail:
cursus(gbiomentor.org of telefonisch (043)6011418. Overige data:
3 december 2005. Meer informatie op: http://www.biomentor.org

-ocr page 256-

Bayer is een op innovatie en groei gericlnte multinational. De l<ernactiviteiten van de dne
subgroepen, Bayer HealthCare, Bayer CropScience, Bayer MaterialScience, richten zich op het
gebied van gezondheid, voeding en lioog waard ige materialen. De innovatieve producten van
Bayer raken bijna alle facetten van het leven. Het concern staat voor duurzame ontwikkeling.
Economie, milieuzorg en maatschappelijke verantwoordelijkheid zijn wereldwijd bij alle activi-
teiten even belangrijk.

Bij onze Animal Health Division is een vacature in het rayon Zuid Nederland ontstaan voor een
enthousiaste en gemotiveerde

Sales Representative Ethisch NL

m/v (fulltime)

■m

De division:

De Animal Health Division is een onderdeel van Bayer HealthCare. Bayer investeert in de ont-
wikkeling van nieuwe diergeneesmiddelen en levert daardoor producten met een toegevoegde
waarde voor de dierenarts, die vaak uniek zijn in hun soort. De Animal Health Division is verdeeld
in twee business units: Food Animal Products (PAP) en Companion Animal Products (CAP). De
business unit FAP levert diergeneesmiddelen voor landbouwhuisdieren. Hier is de prijs/kwali-
teitsverhouding erg belangrijk. Deze sector heeft alle kenmerken van een B-to-B omgeving. In
Companion Animal Products is de affectieve relatie tussen mens en dier bepalend. Hier speelt
de factor \'emotie\' een grote rol. De veterinaire markt is een competitieve markt waarin een
belangrijke rol is weggelegd voor de Sales Representative.

Functie-informatie

De Sales Representative is de belangrijkste informatiebron voor dierenartsen als het gaat om
onze product portfolio, maar ook een relatiebeheerder die de ondernemende practicus met pro-
bleemgerichte adviezen terzijde staat. Voor de interne organisatie betekent dit verantwoordelijk-
heid voor de omzet in het rayon, het promoten en verkopen van Bayer-producten, rapporteren
en up-to-date houden van klant- en marktinformatie, implementeren en bewaken van condities
om de omzet- en winstdoelstelling te realiseren. U woont in Zuid-Nederland of u bent bereid te
verhuizen naar deze omgeving.

Uw taken

• Het geven van wetenschappelijke en commerciële informatie

• Merchandising

• Bewegen van klanten tot het deelnemen aan commerciële acties

• Deelnemen aan of ondersteunen van activiteiten van of met klanten

• Netwerken

• Aanwezigheid op vakbeurzen

• Verwerken van vragen en problemen uit de markt

• Verzamelen en doorgeven van informatie over acties en tendensen in de markt, het
aandragen van verbeterpunten teneinde de omzet te verhogen

• Uitgebreide bezoekrapportage in CRM-database invoeren

• Signaleren van behoefte aan en verhogen van kennis bij klanten door actief presentaties
te geven over technische en/of commerciële zaken

Uw profiel

• HBO/Universitaire opleiding

• Minimaal 2 jaar aantoonbare verkoopervaring

• Uitstekende communicatieve vaardigheden

• Zelfdiscipline en commerciële drive

• Gedegen kennis van MS-office applicaties

Wat bieden wij u

U krijgt bij ons alle ruimte om uw kennis uit te bouwen en uw talenten verder te ontwikkelen.
Naast een uitstekend salaris en 8% vakantietoeslag bieden wij u een 13e maand, een prestatie-
bonus en ruime studie-mogelijkheden.

Uw sollicitatie

Heeft u belangstelling? Richt dan uw sollicitatie binnen twee weken aan Bayer B.V., t.a.v.
Lidy Vulperhorst, Human Resources Consultant, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht, e-mail:
lidy.vulperhorst.lv@baymyd.bayernl. Telefonisch kunt u haar bereiken op telefoonnummer
0297-280240.

Voor meer inhoudelijke informatie kunt u terecht bij de heer Henk Heesen,
Animal Health Country Manager, telefoonnummer 0297-280482, e-mail:
henk.heesen.hh@baymyd.bayer.nl

Surf ook eens naar onze website. Het adres is www.dier.bayer.nl

-ocr page 257-

Goed gechipt, een veilig idee!

Urby^c:

MIMAL H EALTH

BackHome: het meest complete
programm
a voor elektronische identificatie

BackHome

TIPS VOOR DE PRAKTIJK:

het dier al gechipt?

controleer met een geschikt afleesapparaat ALTIJD
de werking van de chip;
adviseer de eigenaar om de REGISTRATIE te
controleren via internet (eventueel in de praktijk).

ts het dier nog niet gechipt?

.-

- informeer de eigenaar over de voordelen en geef \'"
f de folder "Vermist? / Gevonden!" mee.

Steeds meer (huis)dieren zijn voorzien van een chip en gere-
gistreerd in een databank. En dat is maar goed ook! Veel die-
renleed kan worden voorkomen als de eigenaar van het dier
aan de hand van het chipnummer snel kan worden gevonden.
Helaas zijn te veel katten nog steeds niet gechipt, en die ko-
men daardoor vaak onnodig in een asiel terecht. Daarom is
het belangrijk eigenaren van katten te wijzen op het belang van
identificatie én registratie!

.\'«il

■Ir l

BELANGRIJK!

Adviseer ALTIJD om de
registratie te contro-
leren. Dat gaat heel
gemakkelijk op:

uuww.chipnummer.nl

BackHome^

\'TRONISCHE IDENTIFICATIE

BackHome levert het meest uitgebreide assortiment afleesapparaten.
Uiteenlopend van een compacte pocketreader tot en met professionele
apparatuur met computeraansluiting. Neem contact op voor meer
informatie of kijk op
wviAv.virbac.nl.

-ocr page 258-

STREPTOCOCCEN?

EFFECTIEF

• Effectiviteit in 1 dosering

• Ten minste 7 dagen werkzaam

TECHNOLOGISCHE DOORBRAAK

• Gepatenteerde Energie Technologie

• Komt daar waar het zijn moet

• Blijft zolang het nodig is

GEMAKKELIJK

• Lage dosering, 1 ml/20 kg

• Makkelijk spuitbaar

• Spuiten voor lage doseringen
beschikbaar

■■I

Met Naxcel hoef ik ze
maar één keer te spuiten

Naxcef: REG NL 10315 UDA.
Werkzame stof; ceftiofur 100 mg/ml.
lndicaties/doeldier«n: Varkens: voor de behandeling van
bacteriële luchtweginfecties geassocieerd met
Actinobadllus
pleuropneumoniae. Pasteuretia multoóda, Haemophilus parasuis,
en Streptococcus suis.
Behandeling van septicaemie, polyarthritis en polyserositis geassocieerd met een Streptococcus suis
infectie. Dosering: 1 ml/20 kg lichaamsgewicht. Intramusculair. Wachtti|d vlees: 71 dagen. Bijwerkingen: Af en toe
kan een voorbijgaande zwelling ontstaan na Intramusculalre injectie. Contra-indicaties: niet gebruiken bij dieren met een overgevoelig-
heid voor ceftiofur of andere ß-lactam antibiotica. Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

Pfizer Animal Healtl

-ocr page 259-

Deel 130 • Aflevering 20 • 15 oktober 2005

Universiteitsbibliotheek
Utrecht
DGK

1 9 OKT. 2005

Tijdschnn

Diergenees

Chirurgische extractietechnieken bij gezelschapsdieren

Nieuwe methode om parasieten te verzwakken voor vaccin
ontwikkeling

Neurologische vorm van Rhinopneumonie
KNMvD Sportdag groot succes!
Tarieven voor bewaking en bestrijding

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

-ocr page 260-

Equimucin® 2g

het paardenmiddel tegen vastzittend slijm

AST Farma introduceert
Equimucin 2g, liet eerste
voor paarden geregistreerd
middel op basis van
acetylcysteïne voor de
behandeling van vastzittenc
slijm in de luchtwegen.

Acetylcysteïne rekent af me
hardnekl<ig slijm op
moleculair niveau door
afbraak van de disul?de
verbindingen binnen
mucoproteïnen en mucopo
sachariden. Door deze unit
eigenschap is Equimucin 2
veel effectiever dan bestaa
middelen die het slijm allee
losmaken.

Acetylcysteïne heeft boven
dien ontstekingsremmende
eigenschappen; giftige stof
worden onschadelijk gema
vrije radicalen worden door
de aanwezige SH-groep
gebonden en daardoor
geïnactiveerd en toxinen
worden geneutraliseerd.

Equimucin 2g kan een-
voudig aan het voer worde
toegevoegd en is voorzien
van een vanillesmaak, wat
bijdraagt aan een optimale
acceptatie.

EQUIMUCINr2. POEDER VOOR ORAAL GEBRUIK ^

Diergeneesmiddel UDA. Samenstelling: 1 sachet van 6 g poeder bevat 2000 mg acetylcysteïne. Beschrijving: acetylcysteïne vermindert de viscositeit van het
bronchiale slijm door reductieve afbraak van disul?de bruggen van mucopolysacchariden met als resultaat een mucolytisch effect. Uit in vitro observaties blijkt dat
acetylcysteïne een beschermend effect uitoefent als gevolg van een directe detoxi?catie van toxines in de luchtwegen door reductie (bijv. van oxiderende stoffen) en
conjugatie (bijv. formaldehyde). Vrije radicalen kunnen worden gebonden en worden geïnactiveerd door de reactieve SH groep. Deze beschemiende eigenschappen
zijn tot op heden nog niet in vivo aangetoond.
Doeldier: Paard. Indicaties: Vermindering van de viscositeit van de tracheabronchiale secretie, voor de ondersteunende
mucolytische behandeling van chronische bronchopulmonaire aandoeningen die gepaard gaan met een abnormale secretie en mucostase.
Toedieningswijze en dosering: Toediening in het voer / twee maal daags 10 mg/kg lichaamsgewicht acetylcysteïne (totale dagelijkse dosis van 20 mg/kg lichaamsge-
wicht) gedurende 20 dagen.
REG NL 10209 Equimucin 2g Poeder voor oraal gebruik.

\\sr

IN KLE
www.astfarma.nl

-ocr page 261-

Uit de hoofdredactie
Oorspronl<elijk artikel

Chirurgische extractietechnieken bij gezelschapsdieren; F. Knaake en A. van Foreest

Actua

627
629

632

633

634

634

635

635

636
636
636

636

637

638

Veterinaire
Tandheelkunde

Veterinair tuchtrecht

Bijwerking; /. Boissevain

Samenvatting proefschrift

Nieuwe methode om parasieten te verzwakken voor vaccinontwikkeling; N. van Poppel
Neurologische vorm van rhinopneumonie; M. Sloet

Berichten en verslagen

Dierenkliniek Den Dolder in oud politiebureau; S.L Ketner

Verplichte identificatie van paarden in België

Luchtig of gebakken lucht?; H.A. Beijer

Nieuw lid hoofddirectie VVAA

Veterinair congres in Maccdonië;_/. van Herten

Elektronische I en R voor schapen en geiten

Signalering BVD-besmctting

GD heeft een nieuw logo

Animaux in nieuw pand

BPL en stand van zaken CAO

PAO-Diergeneeskunde

DSK

Constitutie D.S.K.-bestuur 2005-2006
Cursussen en congressen

Symposium Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking
Symposium Tropical Animal Health

F Nieuwe therapeutische benaderingen:

Vraag het interferoninformatiepakket aan met
behandelprotocollen.

VirbagenOmepa.

\\lirL>^cz

ANIMAL HEALTH

Give life a chance

r Virbagen Omega, een doorbraak in
de diergeneeskunde:

het feline interferon Omega vult lacunes in
het bestaande therapeutische arsenaal.

r Brede vooruitzichten voor toepassing
in de antivirale therapie:

617

618
625

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Inhoud

Cover: foto\'s van pagina 620,621 en 642

Deel 130
Aflevering 20
15 oktober 2005

de klinische effectiviteit is overtuigend
aangetoond bij de geregistreerde indicaties
canine parvovirose, FeLV en FIV.

HET VETERINAIR INTERFERON

vvww.virbagenomega.com www.vetcontactcom/interferon

Virbagen* Omega IO MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier; hond en kaL Kanalisatie: U.D.D.
Virbac Nederland B.V. Postbus 313.3770 AH Barneveld.Tel: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164. E-mail; info@virbac.nl. www.virbac.nl

-ocr page 262-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oo.stcrbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. dc Jong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr.E.Teske

Dr. JH.Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Hee.sterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. dc KruifCGent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. J.W. Jansen

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houlen

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knnivd.nl

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoCE Houten
Telefoon (030) 6348c)oo
Fax (030)6348^0^
Website www.knmvd.nl

3

KNMv

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Bureau

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.JW.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

Abon nementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel ver-
enigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dicrcnartscn
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD, Dc
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrechl, nr. 69 93 61
443.

KN MvD-Sportdag groot succes!
Maatschappijnieuws

Tarieven voor bewaking en bestrijding; M. van Oostrum en IJ. de Vries
Verslag regiovergaderingen

Pap, de konijntjes zijn groot geworden!; M. Veldman
In gesprek met dierenartsen
Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie

Doorlopende agenda
Personalia

Personeelsadvertentie
Deadline

640

644

645

647

648

649

649

651

650

651
650

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Original article

Surgical extraction techniques for companion animals; F. Knaake en A. van Foreest

6i8

Advertenties

Commerciële advertenties; Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw@planet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Envimnmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary\' Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 263-

de

hoofdredactie

Tarieven en bijwerkingen

Ook voor het komend jaar is er weer een afspraak met VWA - RVV over de tarieven voor bewaking en
bestrijding van besmettelijke dierziekten, die praktizerende dierenartsen verrichten in opdracht van
VWA - RVV Namens de KNMvD worden deze onderhandelingen gevoerd door de Paritaire afvaardi-
ging

Markante persoonlijkheden hebben in deze commissie zitting gehad. Tot één van deze persoonlijkhe-
den behoorde Geirit Heijnen. Mede doorzijn inzet werden vele onderhandelingen met gunstig resul-
taat voor de inkomenspositie van de Nederlandse dierenartsen afgesloten.

Het bericht bereikte ons dat Gerrit Heijnen onlangs is overleden. Hiermee hebben we een gerespec-
teerde collega verloren, die veel voor een rechtvaardige inkomenspositie van de Nederlandse dieren-
artsen heeft betekend. Gerrit Heijnen ontving voor zijn vele activiteiten "Het ge.ichenk ter onder-
scheiding van de KNMvD ".

De KNMvD sponsort het dierenproject van hel Wilhelmina Kinderziekenhuis. Onder de titel "Pap, de
konijntjes zijn groot geworden " geeft Helma Koot, pedagogisch medewerker, tekst en uitleg over dit
project.

Verder aandacht voor twee symposia nl. Symposium Tropical Animal Health, waarbij op 28 oktober
Tuberculosis als een oprukkend probleem wordt gepresenteerd.

De Stichting Diergeneeskunde in Ontwikkelingssamenwerking houdt op 25 oktober een avondsympo-
sium met als titel "(Ab)use of veterinary medicines in developing countries ".

In "Luchtig of gebakken lucht" belicht H.A. Beyer de achtergronden van de rubriek "Veterinair
Tuchtrecht". In de i\'ubriek zelf wordt een fabrikant aangeklaagd voor een vermeende bijwerking van
een produkt. Hierbij wil ik de aandacht vestigen op de ajloop van dit drama, mede gezien de toename
van de "claimcultimr".

In de rubriek Actua vindt u twee onderwerpen. Beide zijn samenvattingen van proefschriften namelijk
"Neurologische vorm van rhinopneumonie ", een door dr Lutz Goering geschreven bewerking van
het proefschrift getiteld "Equine herpes virus type I myeloencephalopathie: enkele aspecten van de
epidemiologie en
Pathogenese ".

Onder de titel "Nieuwe methoden om parasieten te verzwakken voor vaccin ontwikkeling" heeft dr
Nicole van Poppel een bewerking geschreven van haar proefschrift "Transcriptional regulation of ri-
bosomal protein genes in Toxoplasma gondii, a way towards conditionally attenuated parasites ".
De inspanning die geleverd moet worden om een heldere en beknopte samenvatting van een proej-
schrift te schrijven, verdient mijns inziens een waarderend woord.

Ook met een kiesje minder lukt het wellicht de tanden eens flink te zetten in het wetenschappelijk arti-
kel van Frans Knaake en Andries van Foreest: "Chirurgische extractietechnieken hij gezelschapsdie-
ren ". Mede door de illustraties en foto \'s een lezenswaardig artikel.

Tijd
Diergenees

-ocr page 264-

Veter\'maire Tandheelkunde 24

Chirurgische extractietechnieken bij gezelschapsdieren

Frans Knaake^ en Andries van Foreesf

Samenvatting

Het verwijderen van tanden en kiezen bij hond of kat is
een chirurgische ingreep die in de dierenartsenpraktijk
veel wordt uitgevoerd. In dit artikel wordt ingegaan op
het technisch juist uitvoeren van het extraheren van ge-
bitselementen door middel van een open chirurgische
techniek. Ook wordt er aandacht besteed aan de indica-
ties om tot deze methode over te gaan, mogelijke compli-
caties en de voordelen van deze techniek.

Summary

Surgical extraction techniques for companion animals

The extraction of teeth in cats and dogs is a common surgical intervention in
veterinary practice. This article de.icrihes the correct technical approach to
the.surgical extraction of dental elements, focussing on the indications, pos-
sible complications, and advantages of this technique.

Inleiding

Het verwijderen van gebitselementen is een van de meest
voorkomende behandelingen bij gezelschapsdieren. Vaak
wordt extractie beschouwd als een operatie van weinig bete-
kenis. Als er sprake is van een ernstige parodontale aandoe-
ning waarbij de tand of kies bijna los in de alveole \'hangt\',
zal extraheren inderdaad een eenvoudige zaak zijn. Bij een
gebitselement dat stevig in de alveole verankerd is, gaat
extractie echter minder eenvoudig.

Voorafgaande aan iedere extractie is een extra- en intra-oraal
en dentaal onderzoek noodzakelijk. Het is tevens een goed
gebruik het gehele gebit voorafgaand aan een extractie te rei-
nigen (17). In veel gevallen kan het gewenst zijn een aanvul-
lend radiologisch onderzoek uit te voeren (8, 9, 14, 15, 17).
Vervolgens wordt de diagnostiek en het behandelplan met de
eigenaar van de patiënt besproken.

Wanneer extractie(s) is geïndiceerd, zijn meerdere technie-
ken mogelijk. Welke methode er wordt gebruikt hangt af van
de morfologie van het gebitselement, de pathologische ver-
anderingen rondom het gebitselement en de persoonlijke
voorkeur van de dierenarts.

De Wet Uitoefening Diergeneeskunde bepaalt dat het uitsluitend aan
dierenartsen voorbehouden is extracties bij dieren uit te voeren. In dit
kader is het verstandig dat de dierenarts serieus met dit gegeven om-
gaat en dat een extractie nooit zonder toestemming van de eigenaar
mag worden uitgevoerd.

In dit artikel wordt nader ingegaan op de chirurgische extrac-
tietechniek bij gezelschapsdieren.

Indicaties

Bij iedere patiënt wordt de indicatie tot extractie afzonderlijk

\' F.A.c. Knaake. tandheelkundig dierenarts-practicus gezelschapsdieren Dieren-
kliniek Stevinstraat. Den Haag.
^ Jhr A.W. van Foreest. tandheelkundig dierenarts. Dierenkliniek Pietersberg,
Oosterbeek. Veterinair Specialistisch Centrum De Wagenrenk, Wageningen.

Tijdschr Diergeneeskd 200;; 730; 618-623

gesteld. Bij gezelschapsdieren moet vooraf niet alleen reke-
ning worden gehouden met de mogelijkheid om een gebitse-
lement te conserveren in plaats van te verwijderen, maar ook
is het van belang rekening te houden met de functionaliteit
van het gebitselement. Een gefractureerde hoektand of grote
scheurkies bij een politie- of bewakingshond is van grote
waarde voor het werk dat deze hond verricht. De huidige
mogelijkheden om deze tandfracturen zo te behandelen dat
ze behouden kunnen worden, verdient verreweg de voorkeur.
Bij een showhond die een complete dentitie moet kunnen to-
nen, kan het van belang zijn tanden en kiezen conservatief te
behandelen in plaats van te extraheren. Het is van belang de
motivatie en financieel-economische aspecten van het uit-
voeren van tandheelkundige behandelingen na overleg met
de eigenaar mee te laten wegen bij de overweging om tot het
juiste behandelplan te komen.

Indicaties voor een chirurgische extractie zijn die gevallen
waarbij een gesloten extractie complicaties gaat opleveren
en er bij die methode veel schade aan de omgevende weef-
sels zal worden toegebracht. Voorbeelden waarbij chirurgi-
sche extracties nodig kunnen zijn:

• afwijkende anatomie van de wortels van een gebitsele-
ment;

• misvormde gebitselementen bijvoorbeeld dilaceratie (4,
17) ofwel een hoekstand tussen wortel en kroon van een
gebitselement;

• wortelresorptie met/zonder ankylose van de wortels;

• gefractureerde (melk)hoektanden waarbij een therapie om
de tand te behouden geen optie meer is of gecontraïndi-
ceerd is;

• persisterende melkhoektanden met weinig of geen wortel-
resorptie (3, 8, 15);

• niet doorgebroken tanden en kiezen (18);

• de grote meerwortelige maxillaire kiezen (108,208 en 109
en 209);

• de mandibulaire kiezen (309,409,310 en 410) (12);

• wortelfracturen, ook die tijdens een gesloten extractie ont-
staan;

• achtergebleven wortelresten;

• afwijkingen aan de kaak bijvoorbeeld instabiliteit, aanwe-
zigheid van of een grote kans op een fractuur (mandibulaf-
ractuur);

• de hoektanden en kiezen bij een kat (met name in het kader
van
\'odontoclastic resorptive lesions\' - ORL).

Instrumentarium

Het te gebruiken extractie-instrumentarium dient steriel ver-
pakt te zijn voor de ingreep. Naast het instrumentarium voor
een gesloten extractie, bestaande uit diverse elevatoren,
luxatoren en extractietangen (4,5, 6), is het volgende instru-
mentarium noodzakelijk:

• desinfectie/spoelmiddel, een chloorhexidine-oplossing\';

• scalpelhouder met mesje nr. 11 of 15;

-ocr page 265-

• tandheelkundige unit met high speed (met waterkoehng)
en/of low speed boor;

• boortjes (rond, fissuur,peer);

• luxator en/of elevator in verschillende maten;

• periostelevator (raspatorium) in verschillende maten;

• excavator/ curettes;

• chirurgische set (naaldvoerder, pincet, prepareerschaar,
tandvlees-schaar, wondhaakjes);

• knabbeltang/rongeur;

• hechtmateriaal: monofilament resorbeerbaar materiaal 4-
0 of 5-0.

Een speciale vermelding verdienen de diamantschijfjes die
soms gebruikt worden in plaats van fissuurboren of ronde
boren voor het splitsen van de meerwortelige gebitselemen-
ten in éénwortelige gebitselementen. Deze zijn te groot voor
het gebruik in de mondholte en moeilijk onder controle te
houden. Er bestaat een reëel gevaar voor uitschieten in tong,
lippen en wangen van de patiënt of vingers van dierenarts of
assistente (3). Het gebruik van deze diamantschijQes dient
ontraden te worden.

Extracties van gebitselementen

Gesloten extractie

De gesloten extractie is een extractie waarbij geen alveolair
bot wordt weggenomen of gingiva wordt ingesneden. Bij
deze extractie zijn een adequaat instrumentarium (raspato-
rium, elevatoren, luxatoren en extractietangen) en een juiste
extractietechniek onontbeerlijk. Een gesloten extractie ver-
dient in veel gevallen de voorkeur wanneer het element
slechts één wortel heeft, zoals een snijtand of een eerste pre-
molaar, of wanneer het te extraheren element vrijwel los zit
vanwege een parodontale aandoening en zonder complicatie
te verwijderen is. Deze methode is eerder uitvoerig bespro-
ken (4 ,5, 6), maar in deze artikelen wordt geen aandacht ge-
schonken aan de chirurgische extractiemethode.

Chirurgiscine (open) extractie

Wanneer een gesloten extractie problemen kan gaan opleve-
ren, bijvoorbeeld bij een parodontaal gezonde hoektand of
een meerwortelig element in onder- of bovenkaak, verdient
een open extractie de voorkeur omdat dit minder trauma aan
de omgevende weefsels veroorzaakt (3, 7, 8, 10, 17). Bij een
chirurgische extractie wordt een stuk van het alveolaire bot
verwijderd na het maken van een gingivaflap (1, 3, 7, 8, 9,
10,11, 15, 16,18).

Bij de kat geniet de open extractie de voorkeur boven de ge-
sloten extractie omdat de elementen vrij fragiel zijn vooral
bij
\'\'odontoclastic resorptive lesions " (ORL), wortelresorp-
tieenankylose(9, 13, 14,15, 18).

Wanneer op de preoperatieve röntgenfoto bij een kat duide-
lijke ankylose van de wortel wordt vastgesteld, kan volstaan
worden met een kroonamputatie (2, 9, 13, 14, 18). Hierbij
dient vermeld dat het element geen parodontitis of periapi-
cale problemen mag vertonen, en de patiënt geen chronische
stomatitis mag hebben (2, 13, 14). Is er een duidelijke paro-
dontale ruimte zichtbaar dan dient de gehele wortel geëxtra-
heerd te worden. Het niet verwijderen van een wortelrest kan
pijn en een osteomyelitis veroorzaken (15). Vaak is het on-

Hexarinse®. Virbac Nederland B V, Barneveld.
^ Augmentin® poeder voor infusievloeistof, GlaxoSmithKline-CH. Zeist.

mogelijk een wortelrest te verwijderen met een gesloten
extractie. Met een chirurgische extractie kan men eenvoudi-
ger de wortelrest in beeld brengen en succesvol extraheren.
Atomiseren is het uitboren van wortelresten en dient verme-
den te worden (15, 19). Deze methode berust alleen op tac-
tiel gevoel, er is onvoldoende waterkoeling op de plaats van
het boren en vaak blijven er wortelresten achter met eventu-
eel geïnfecteerde pulpa. Ook is een beschadiging van het
mandibulaire kanaal, sinussen of de neusholte denkbaar.
Bij persisterende of gefractureerde melkhoektanden is het
soms raadzaam deze gebitselementen chirurgisch te extra-
heren (8). De wortel is lang en fragiel en bij gesloten extrac-
tie is de kans op fractureren groter. De achtergebleven wor-
tels kunnen resorberen maar kunnen ook de uitgroei van de
blijvende hoektand verstoren (3, 15). In geval van een (drei-
gende) malocclusie van de hoektanden is het van belang ook
afgebroken wortelresten van de melkhoektanden zorgvuldig
te verwijderen.

Extractie techniek

Een goede anatomische kennis van het gebitselement en het
omringende gebied bij het uitvoeren van extracties is essen-
tieel. Het bekend zijn met structuren (het foramen infraorbi-
tale, het foramen mentale met de daaruit tredende zenuwba-
nen en bloedvaten alsmede het mandibulaire kanaal) is van
belang indien gingiva flappen gemaakt worden. Vooraf een
röntgenopname van het te extraheren gebitselement maken
is van belang. Bij het onderzoek zonder röntgenfoto weet
men alleen iets over de kroon en niets over het verloop en
conditie van de wortel(s) van het element.

Voorbereiding extractie

Een chirurgische extractie wordt uitgevoerd onder algehele
anesthesie. Het verdient sterke aanbeveling dc patiënt te in-
tuberen voorafgaand aan de behandeling en in de oropha-
rynx tampons (gaasjes) of een (stuk) spons te plaatsen om
het water, bloed en debris tijdens de professionele gebitsrei-
niging en extractie op te vangen (8, 15) om een secundaire
aspiratiepneumonie te voorkomen

Goede expositie van het te extraheren gebitselement en een
goede zichtbaarheid ervan maken de extractie eenvoudiger.
Goede positionering van de patiënt, goede verlichting van
het werkgebied en irrigatie van het extractiegebied bevorde-
ren het succes van de ingreep. Aseptisch werken is aanbevo-
len: eerst tandsteen, tandplaque en debris verwijderen, de
mondholte spoelen met water en vervolgens met een chloor-
hexidine-oplossing (10,17).

Indien het operatieveld ontstekingsverschijnselen vertoont
kan preoperatief amoxiciIline clavulaanzuur intraveneus^
(ofif label use) of op dezelfde dag kort voorafgaand aan de
behandeling oraal amoxycilline clavulaanzuur worden toe-
gediend. Dit zal een bacteriaemie couperen (16).

Het mai<en van een gingivaflap

Met een scapelmesje nr. 11 of 15 de gingiva insnijden om
een gingiva flap te creëren. Bij het insnijden voelt de gingiva
wat sponzig aan. Insnijden tot op het alveolaire bot. Voor het
maken van een mucoperiostale flap
{zie figuur 2 en foto 1)
een snede maken aan de buccale zijde, mesiaal of distaal van
het gebitselement vanaf de gingiva tot over de mucogingi-
vale lijn. De gingiva linguaal en buccaal losmaken van de
kroon. Met een periostelevator een voldoende grote driehoe-

-ocr page 266-

kige weefselflap van het bot verwijderen en wel zodanig dat
het alveolaire bot van de wortel te zien is. Bij onvoldoende
zichtbaarheid op de wortel van het gebitselement dan kan de
mucoperiostale flap verlengd worden door de snede over de
gingivarand te verlengen. Is er onvoldoende zichtbaarheid
een extra snede maken aan de andere (buccale) zijde van het
element, zodat er een mucoperiostale flap ontstaat met vier
hoeken. Maak in ieder geval de mucoperiostale flap wijder
dan het te creëren benig defect zodat de hechtingen van de
flap later niet over een dode/holle ruimte komen te liggen
(15). Hoe groter de gingivaflap, hoe beter de zichtbaarheid.
Het genezingsproces van een grote of kleine mucoperiostale
flap blijft gelijk (8). Behandel de mucoperiostale flap met
grote zorg tijdens de procedure aangezien deze in een latere
fase van de behandeling wordt gehecht over de extractie-
plaats. De hulp van een assistente die de mucoperiostale flap
van het operatiegebied met een klein wondhaakje opzij
houdt is wenselijk. Eén of meerdere steunhechtingen plaat-
sen kan een optie zijn.

Het extraheren van het element
Een éénwortelig element

Voor het verwijderen van het alveolaire bot aan buccale zijde
gebruikt men bij voorkeur een high speed boor met vol-
doende waterkoeling. Beschikt men niet over een dentale
unit dan kan men met een rongeur of een scherpe elevator het
alveolaire bot wegprepareren (15,18).
Met een watergekoeld, liefst high speed, handstuk met een
ronde of peervormige boor wordt het vestibulaire bot ver-
laagd, iets verder dan halverwege de wortel, een alveoloto-

Mesiale wortel
Palatlnale wortel
Distale wortel

— Mucogingivale lijn

Figiiun

Figuur 2

Gingivaflap
1— Alveolair bot

Figuur}

■^.r-Gingivaflap

pMucogingivale lijn

-ocr page 267-

mie (7). Bij liet bewerken van het bot is het aan te bevelen
een penselende (vegende) beweging te maken, waarbij de
zijkanten van de boor het bot bewerken. Het toerental moet
niet te hoog zijn, de druk met het boortje matig en de water-
koeling royaal (1).

Met een fissuurboor wordt langs de wortel mesiaal en distaal
een smalle sleuf gemaakt. Via deze twee sleuven wordt met
behulp van een elevator de wortel losgemaakt uit de tandkas
door middel van voorzichtig roterende bewegingen
(foto 2,
figuur
5). Bij die roterende bewegingen is er een spanning op
het element van tenminste 10-15 tellen. Net zoals bij een ge-
sloten extractie het geval is, zullen in die 15 tellen de paro-
dontale vezels verscheuren waardoor het gebitselement los
raakt in de alveole. Is er onvoldoende succes dan kan er meer
alveolair bot worden verwijderd.

ïii^-

Foto 5

Meerwortelig element

Door het creëren van de gingivaflap is de furcatie van het te
extraheren gebitselement goed zichtbaar. Als een meerwor-
telig gebitselement geëxtraheerd wordt, bijvoorbeeld de
maxillaire scheurkies (108,208) of mandibulaire eerste mo-
laar (309, 409) dan wordt dit gebitselement met behulp van
een fissuurboor of ronde boor gesplitst in éénwortelige de-
len. Een methode is om juist onder de furcatie met een ronde
boor naar de kroon toe te splijten waardoor er een wijdere
opening ontstaat tussen de kroondelen hetgeen het inbren-
gen van een luxator vergemakkelijkt
(figuur 3) (8, 17). Een
andere methode is die waarbij met een fissuurboor door de
kroon en furcatie heen gespleten wordt van buccaal naar lin-
guaal toe (18).

Indien noodzakelijk kan het alveolaire bot met behulp van de
high speed boor wat verlaagd worden bij voorkeur alleen aan
buccale zijde
(figuur 4)(\\\'&). Dit kan de extractie aanzienlijk
eenvoudiger maken omdat hiermee de elevator of luxator
dieper in de alveolaire ruimte gebracht kan worden (17).
Bij meerwortelige gebitselementen kan de elevator of luxa-

Figuur 5

Figuur4

-ocr page 268-

tor geplaatst worden in de splitsing die gemaakt is met de
boor in de fureatie en zodoende het element los te maken uit
de alveole
(foto 3, figuur 4). Wanneer het gebitselement los
komt uit de alveole wordt deze geëxtraheerd (1).
Bij het extraheren van meerwortelige elementen moet ver-
meden worden belangrijke anatomische structuren zoals het
mandibulaire kanaal , het infraorbitale kanaal en de daaruit
uittredende bloedvaten en zenuwen en de orbita te beschadi-
gen. Naast het gebruik van het goed onderhouden materiaal
(scherpe elevatoren) en een optimale instrumentbeheersing,
is goede anatomische kennis van het operatiegebied essenti-
eel (4, 8,12,18).

Verzorging van de extractiewond/wondtoilet
Een eenvoudig wondtoilet bestaat uit:

1 Verzorging van de botranden (alveoloplastie). De scherpe
randen van het bot op de extractieplaats kunnen worden
afgerond, bij voorkeur met een rongeur (knabbeltang)
en/of met een watergekoelde ronde boor. Losliggende
botsplinters worden verwijderd. De alveolus wordt met
behulp van scherpe curette uitgecuretteerd en gespoeld
(7,13).

2 Verzorging van de gingiva. In het algemeen zo conserva-
tief mogelijk aangezien dit weefsel de extractieplaats zal
bedekken. Rafelige gingivaranden bijwerken en losse
botfragmenten aan de mucoperiostale flap verwijderen.

3 Na correctie van het bot en de gingiva (wondtoilet) en na
het behandelen van eventuele complicaties, wordt de
wond uitgespoeld met een fysiologische zoutoplossing
{Foto 4) en voorzichtig gedroogd. Bij tandextracties in dc
bovenkaak moet men erop letten of er bloederige vloei-
stof uit één van de neusgaten komt bij het spoelen. Er kan
een open verbinding bestaan met de neusholte ten gevolge
van een chronisch periapicaal ontstekingsproces of de-
structie van het bot rondom de apex tijdens de extractie.
Als dat het geval is dan dient, zeker bij een gesloten
extractie, de extractiewond zorgvuldig te worden gesloten
om een permanente oronasale fistel te voorkomen (15).

4 De extractieplaats wordt gesloten door de mucogingivale
flap over de extractieplaats te plaatsen naar de palatum- of
linguale zijde van de alveolus
(foto 5). Bij voorkeur wordt
monofilament materiaal gebruikt bij het hechten (4-0 of
5-0) (16,17). Het is van groot belang dat er geen spanning
op de te hechten flap staat. Deze spanning is te voorko-
men door een voldoende grote flap te creëren of het peri-
ost aan de binnenzijde van de gingivaflap aan apicale
zijde voorzichtig (opletten voor perforatie van de flap!) in
te snijden. Eventueel kan het alveolaire bot wat ingekort
worden (8). De knopen van de hechtingen mogen niet
over een dode ruimte worden gelegd maar juist over het
benige gedeelte. Als het niet mogelijk blijkt de gehele
wond te sluiten dan zal de overgebleven opening door-
gaans sluiten door middel van granulatie (8). Het hechten
bevordert in hoge mate een snelle genezing. Voordelen
van het hechten van de extractieplaats bij zowel een open
als een gesloten extractie zijn onder meer het voorkomen
van contaminatie door voedsel en ander debris, het voor-
komen van verlies van een bloedstolsel in de alveole, wat
eventueel kan leiden tot postoperatieve bloedingen, het
beschermen van het bot en onderliggende weefsels en
minder pijn bij de patiënt (8). Nadeel van het hechten kan
zijn dat er geïnfecteerd weefsel in de wond achterblijft.
Echter door goede behandeling van de alveolus kan dit
worden voorkomen. In de praktijk wordt het hechten van
de extractieplaats, of door onbekendheid met deze me-
thode, om praktische en financieel-economische redenen
vaak achterwege gelaten.

Nabehandeling bij een chirurgische extractie bestaat uit het
adviseren van zacht voedsel (7, 18) en vermijden van het
kauwen op harde voorwerpen en speelgoed gedurende een
week. De gehechte extractieplaats is in de regel binnen een
week genezen. Pijnstilling wordt voorgeschreven gedurende
drie tot vijf dagen. Antibiotica is post operatief zelden nood-
zakelijk, alleen in geval van osteomyelitis of abcessen.

Complicaties bij chirurgische extracties

De complicaties die kunnen optreden bij een eenvoudige, ge-
sloten extractie van gebitselementen zijn elders beschreven
(4, 5, 6). De complicaties die optreden bij een chirurgische
extractie komen grotendeels overeen met die van een geslo-
ten extractie. Bij de in dit artikel beschreven chirurgische
extractiemethode zijn de volgende complicaties mogelijk:

• beschadiging van een buurelement indien er te ruw wordt
geëxtraheerd of te veel bot wordt verwijderd;

• beschadiging van een blijvende opvolger (extractie melk-
hoektand) door verkeerde extractietechniek;

• thermale necrose van het bot of van de weke delen bij on-
voldoende waterkoeling bij het gebruik van de boor (8);

• bloedingen, bijvoorbeeld bij beschadigen van het mandi-
bulair kanaal of van grote bloedvaten, onder andere bij
maken van een mucogingivale flap (8, 10);

• kaakfractuur, bijvoorbeeld bij een ernstige parodontitis
van de eerste mandibulaire molaar (309,409) (röntgen-
foto !)(8, 10);

• antrumperforatie van dc bovenkaak/oronasale opening bij
onjuist extraheren;

• gestoorde wondgenezing;

• sublinguaal oedeem bij trauma van het tongweefsel door
ruwe extractietechniek (8);

• alveolitis of uitgebreidere infectie (dry-socket) (10, 18);

• ontstekingen van bot of weke delen door bijvoorbeeld on-
voldoende spoelen/uitcurreteren;

• pijn door onjuiste techniek of door beschadigen van ze-
nuwbanen bij het creëren van de mucogingivale flap;

• oronasale fistels, die echter worden gesloten bij het hech-
ten van de mucogingivale flap (8, 10);

• postoperatief emfyseem door lucht inblazen (bij drogen
of boren) in weefsel (vooral de kat is gevoelig) (8);

Conclusie

Een gesloten extractie verdient in veel gevallen de voorkeur
wanneer het gebitselement slechts één wortel heeft (snijtand,
eerste premolaar) of dat het te extraheren gebitselement erg
mobiel is vanwege een parodontale aandoening en zonder
complicaties te verwijderen is.

Wanneer een gesloten extractie problemen kan gaan opleve-
ren, bijvoorbeeld bij een parodontaal gezonde hoektand of
een meerwortelig gebitselement verdient een open extractie
de voorkeur omdat dit minder trauma aan de omgevende
weefsels veroorzaakt.

Uit de humane tandheelkunde is bekend dat patiënten min-
der pijn hebben na een chirurgische extractie dan bij een ge-
sloten extractie en er kan van uitgegaan worden dat dit ook

-ocr page 269-

zal gelden voor onze patiënten. Het hechten van de extractie-
plaats, zowel bij open als gesloten extracties, veroorzaakt
ook minder postoperatieve pijn.

Een chirurgische extractie is bij voldoende ervaring een rela-
tief snelle methode, hetgeen tijdwinst oplevert waardoor te-
vens de anesthesieduur voor het dier bekort kan worden.
Indien men eerst een gesloten extractie uitvoert en er ont-
staan problemen of complicaties dan kan altijd nog overge-
schakeld worden op een chirurgische extractie.

Literatuur

1 Carmichael T. Surgical extraction of the maxillary fourth premolar
tooth in the dog. J Vet Dent 2002; 19: 231 -233.

2 DuPont G. Crown amputation with intentional root retention for ad-
vanced feline resorptive lesions- A clinical study. Journal Veterinary
Dentistry 1998; 12(1): 9-13.

3 Emily P, and Penman S. In: Handbook of Small Animal Dentistry.
Pergamon Press Oxford 2nd Ed 1994: 95-102.

4 Foreest, AW van. Tandheelkunde bij gezelschapsdieren. Elsevier,
Maarssen. 1999.

5 Foreest, AW van. Extraheren van gebitselementen bij de kat. Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 106-112.

6 Foreest, AW van. Exodontia bij de hond. Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117: 199-206.

7 Frost Fitch P. Surgical extraction of the maxillary canine tooth. J Vet

Dem 2003; 20: 55-58.

8 Gorrel C. Veterinary Dentistry for the General Practitioner. Saunders,
Edinburgh 2004: 157-174.

9 Gorrel C. Feline odondoclastic resorptive lesions. Proceedings
WSAVA Congress Bangkok, 2003: 117-120.

10 Gorrel C, and Robinson J. In: Manual of Small Animal
Dentistry, 2nd Ed, BSAVA, 1995: 145-149.

11 Knaake E Extractietechnieken bij gezelschapsdieren-
PAO-Diergeneeskunde, 11 juni 2004.

12 Manfra Maretta S. Surgical extraction of the mandibular
first molar tooth in the dog. J Vet Dent 2002; 19:46-50.

13 Manfra Maretta S. Dental extractions techniques. Proceedings World
Congress Amsterdam 2000: 72-73.

14 Verhaert L. Gebits- en mondproblemen bij de kat diagnose, behande-
ling en preventie. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 2002; 71:
100-108.

15 Verstraete FJM. Surgical extractions. Proceedings Voorjaarsdagen
Amsterdam 2003: 166-168.

16 Verstraete FJM. Principles of oral surgery. Proceedings
Voorjaarsdagen Amsterdam 2003: 163-166.

17 Verstraete FJM. Surgical vs. closed extraction techniques.
Proceedings WSAVA Congress Bangkok, 2003: 123.

18 Wiggs RB, and Lobprise HB. Oral surgery In: Wiggs RB and
Lobprise HB. eds. Veterinary dentistry: principles and practice.
Lippincott-Raven, Philadelphia. 1997: 234-241.

19 Wiggs RB, Guiton S, and Johnston N. Veterinary Seminar Dentistry.
Proceedings BSAVA Congress Birmingham B16 Dentistry Veterinary
Seminar, 2003: 31-46.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

-ocr page 270-

Royal Canin introduceert

Het Dental Health programma
voor hond en kat

Het Dental Health programma

Voor de hond: gebitsverzorgende dieetvoedingen en l<auwproducten op maat

Voor de l<at: gebitsverzorgende dieetvoedingen, die tevens preventief werken tegen struviet

en calciumoxalaat

Bijzonder effectief voor de bestrijding van tandplaque en tandsteen door de unieke
tweevoudige werking:

- mechanische reiniging van het gebit door de textuur, vorm en grootte van de producten

- chemische reiniging van het gebit door toevoeging van actieve ingrediënten,
zoals natriumpolyfosfaat, polyfenolen en PRN (Plaque Reduction Nutrient)

Effectief gebleken in klinische studies
Uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts

®

Œ
-j

$

ROY>1L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service ;

Postbus 63 - 5460 AB Veghel !

Tel. 0413-318444 (bestellingen) of 318400 (productinformatie]
E-mail: info@royalcanin.nl - www.royalcanin.nl

Voor meer informatie over het Dental Health programma van
Royal Canin en aanvragen van de Focus Special Edition
"Parodontale aandoeningen bij de hond" kan contact worden
opgenomen met de Royal Canin dierenartsenbezoeker.

Vut*

-ocr page 271-

Bijwerking

Tekst: laira Boissevain

Een uitstapje naar inet gewone civiele
recht. Deze keer is het niet de dieren-
arts die zich moet verantwoorden en
een schadeclaim boven zijn hoofd ziet
hangen, maar de fabrikant. Kan deze
aansprakelijk worden gesteld voor een
rashond die misschien overleden is na
toediening van een diergeneesmiddel?

Showtime

Een rashond is volgens de eigenaar in de wieg gelegd voor
prachtige resultaten op hondenshows. Deze eigenaar mag
zich gelukkig prijzen met goede kennis die dierenarts is, en
die bereid is de hond in huis te nemen en te verzorgen. Zo
heeft het dier alle medische begeleiding die je je kunt wen-
sen, terwijl de eigenaar zich inspant voor alle activiteiten
rond de hondenshows. De hond is een jaar of vijf oud, raakt
op een dag verwikkeld in een vechtpartij en loopt daarbij let-
sel op aan de rechtervoorpoot. Gelukkig dat er dan een die-
renarts in de buurt is! Die geeft Ketofen, maar dat heeft niet
bepaald het gewenste resultaat. Twee dagen later is de hond
zo ernstig ziek dat de hulp van \'Utrecht\' is geboden, maar
zelfs dat mag niet meer baten, de hond overlijdt kort na op-
name in de kliniek.

Eigenaar en dierenarts hebben een duidelijk standpunt: dit
moet aan dc Ketofen hebben gelegen. Gezamenlijk slepen ze
de fabrikant (Merial) voor de rechter om schadevergoeding
te vragen. Deze rashond had uitzonderlijke kwaliteiten, en
haar pups zouden vanwege haar kampioenschappen veel
geld hebben opgebracht. Dat geld lopen zij nu mis, en of
Merial dat maar wil vergoeden.

Eis en bewijs

In het Nederlandse recht geldt een belangrijk beginsel: wie
eist, bewijst. Juristen hebben daar weliswaar allerlei inge-
wikkelde uitzonderingen op verzonnen, maar in dit geval
moeten eigenaar en dierenarts samen aantonen dat de hond
inderdaad is overleden aan Ketofen. Het middel is gere-
gistreerd, en de dierenarts heeft zich netjes aan de voorge-
schreven dosis gehouden. Uit twee verschillende sectierap-
porten, waarvan één direct na het overlijden, en één drie we-
ken daarna is opgemaakt, blijkt dat na de toediening van
Ketofen verbloeding in het maagdarmkanaal vanuit maag-
ulcera is opgetreden. Is dat voldoende om te constateren dat
Ketofen dan ook de oorzaak is van de dood van de hond? En
zo ja, is dat voldoende om Merial aansprakelijk te stellen?

Veterinai
tuchtrech

Causaal verband?

Merial vecht terug. Tijdens de procedure komt bijvoorbeeld
boven water dat de eigenaar de hond toevallig voer heeft ge-
geven waar Butazolidine in zat. Dat is niet gezond, de bijslui-
ter van Ketofen waarschuwt zeer uitdrukkelijk tegen gebruik
in combinatie met andere NSAID\'s. Volgens de eigenaar kan
het daar echter niet aan liggen; de hond heeft dit voer toch
niet opgegeten.

Daarnaast staat het nog lang niet vast dat die maagzweren
zijn ontstaan door een diergeneesmiddel, het zou heel goed
kunnen dat de hond daar al langer last van had. En in heel in-
cidentele gevallen kan het voorkomen dat zelfs bij de gebrui-
kelijke dosering, de individuele gevoeligheid van een hond
zo groot is, dat er bijwerkingen ontstaan. Ook dat staat netjes
in de bijsluiter, maar het zijn uitzonderingen. Statistisch is
die kans en daarmee het diergeneesmiddel aanvaardbaar.

Productaansprakelijkheid

Wat vindt de rechter hiervan? De rechter weet te weinig: er is
geen bloedonderzoek gedaan bij de hond, dus de concentra-
tie Ketoprofen kan niet worden vastgesteld. Waren de maag-
zweren chronisch of acuut? Had de hond niet toch een paar
hapjes van het voer met Butazolidine genomen? Merial wil
het tegenbewijs wel leveren, maar dat kan niet meer, de eige-
naren hebben het stoffelijk overschot van de hond inmiddels
al laten begraven of cremeren. Dat is begrijpelijk, maar
daardoor wordt het onmogelijk om de vragen over de doods-
oorzaak van de hond goed te beantwoorden. En zomaar een
causaal verband tussen toediening van het diergeneesmiddel
en de dood van de hond aannemen, nee, daar wil de rechter
niet aan. De eigenaar en dierenarts verliezen hun zaak en
worden daarnaast veroordeeld in de kosten van de proce-
dure: ongeveer 1100 euro. Ongeveer net zoveel als een
nieuwe hond...

-ocr page 272-

van honden en katten ouder
dan 3 jaar kampt met (ernstige)
tandsteenvorming...

ANIMAL HEALTH

.... gelukkig
is er een
oplossing
voor het
probleem!

COMPLETE PRODUCTLIJN VOOR GEBITSVERZORGING

Regelmatige gebitsverzorging is van groot belang om parodontale aandoeningen
te voorkomen. De Virbac onderhoudsproducten ter preventie van deze aandoe-
ningen zijn gebaseerd op het C.E.T. Dual Enzyme System, dat de zuurproductie en
groei van bacteriën in de mondholte remt. Ook voor de venn/ijdering van reeds
ontstane tandplak of na professionele venwijdering van tandsteen zijn er Virbac
gebitsverzorgingsproducten beschikbaar, zowel voor het gebruik in de praktijk
als bij de eigenaar thuis. Deze bevatten 0,12% chloorhexidine, een zeer effectief
wapen tegen tandsteen.

larssösjjtivrïwidcii^^^

-ocr page 273-

Nieuwe methode om parasieten te verzwakken
voor vaccinontwikkeling

N. van Poppef

Inleiding

Ieder dier wordt dagelijks blootge-
steld aan een breed scala van bacte-
riën, virussen, schimmels en para-
sieten. Binnen de groep van
parasieten vormen protozoa de
groep van eencelligen. Deze eencel-
lige parasieten zijn veelal verant-
woordelijk voor een hoge morbi-
diteit en mortaliteit, iets wat voorkomen kan worden door
gebruik te maken van medicijnen of vaccinatie. Bij vaccina-
tie wordt blootstelling aan een pathogeen nagebootst, waar-
bij een beschermende immuunreactie wordt opgewekt zon-
der optreden van ziekte.

Vaccins zijn grofweg onder te verdelen in drie verschillende
groepen. De eerste groep vaccins bestaat uit levende
(verzwakte) ziekteverwekkers. De tweede groep vaccins be-
staat uit afgedode ziekteverwekkers. De derde groep vaccins is
gebaseerd op een eiwit of andere component (antigeen) van de
ziekteverwekker. In het algemeen is het beschermen van dieren
tegen parasitaire infecties het meest effectief wanneer gebruik
wordt gemaakt van een vaccin bestaande uit levende
(verzwakte) parasieten. Echter, het verzwakken van parasieten
is een proces dat meestal lang duurt en onvoorspelbaar is. In het
hierna beschreven promotieonderzoek heeft de auteur een
nieuwe methode ontwikkeld om levende parasieten gericht te
modificeren waardoor ze geremd worden in hun groei na vac-
cinatie. Hierdoor zijn deze parasieten niet langer ziekteverwek-
kend en kunnen ze voor vaccindoeleinden gebruikt worden.

Parasieten verzwakken in hun groei

Samenvattin
proefschril

Het principe van deze nieuwe methode is erop gericht dat
zulke gemodificeerde parasieten tijdens vaccinproductie wel
kunnen groeien maar na toediening als vaccin niet meer. Dit
wordt verkregen door kunstmatig in te grijpen op de aan-
maak van nieuwe ribosomen in de parasiet.
Ribosomen fungeren als de eiwitfabriekjes van een cel, die
stukjes RNA vertalen naar een eiwit. In ieder levend orga-
nisme zijn ribosomen essentieel voor groei. Het ribosoom is
opgebouwd uit ongeveer tachtig verschillende ribosomale ei-
witten, die alle vereist zijn voor een goed ftjnctionerend ribo-
soom en sterk geconserveerd zijn tussen verschillende orga-
nismes. Verlies of vermindering van één enkel ribosomaal
eiwit kan al lethaal zijn of een effect op groei bewerkstelli-
gen, zoals is aangetoond in onder andere de fruitvlieg
(Drosophila melanogaster), de zandraket {Arabidopsis thali-
ana)
en de gist Saccharomyces cerevisiae. Dus de verminde-
ring in aanmaak van één enkel ribosomaal eiwit in parasieten
zou de groei moeten blokkeren of verminderen.

Proefschrift "Transcriptional regulation of rihosomal protein genes in Toxoplasma
gondii, a way towards conditionally attenuated parasites ", Universiteit Utrecht, 9
juni 2005. Mw. Dr. Nicole van Poppel, Dept. of Parasitology R&D, Intervet
International BK Postbus 31, 5H30 AA Boxmeer. Correspondentie: nicole.vanpop-
pel@intervet. com

□......

CU

eiwit

Figuun: Eencellige parasiet. DNA is aanwezig in de kern. Nadat dit afgelezen is als
mRNA wordt het vertaald in een eiwit met behulp van het ribosoom. Dit proces
vindt plaats voor ieder eiwit van de parasiet.

Aangezien ribosomen en de biosynthese van deze com-
plexen nauwelijks waren bestudeerd voor eencellige parasie-
ten, zoals
Toxoplasma gondii en Eimeria tenella, werd in
eerste instantie onderzoek verricht naar een samenhang tus-
sen ribosoomaanmaak en groei. Analyse van verschillende
stadia van de levenscyclus van deze parasieten liet een dui-
delijke correlatie zien tussen de aanmaak van ribosoomcom-
ponenten zoals ribosomale eiwitten en de groeisnelheid van
de parasiet. De sneldelende intracellulaire stadia (zie ook fi-
guur 2) lieten een hoge aanmaak van deze componenten
zien, terwijl de \'rustende\' oöcyststadia nauwelijks aanmaak
vertoonden. Uit deze studie kwam dus een duidelijke corre-
latie naar voren tussen ribosoomaanmaak en groei van de
parasiet.

Met andere woorden, wil een parasiet groeien dan zijn
nieuwe ribosomen nodig. Indien de ribosoomaan-
maak geblokkeerd wordt, kan ook de groei stagneren.

In een vervolgstudie werd de gehele set van ribosomale ei-
witten in kaart gebracht voor de parasiet
Toxoplasma gondii.
Dit onderzoek toonde aan dat ribosoombouwstenen in T.
gondii
vergelijkbaar zijn met die van andere organismes zo-
als gist en de mens. Doordat deze eiwitten sterk geconser-
veerd zijn, zullen deze eiwitten vergelijkbare functies heb-
ben en zou een vermindering in aanmaak van één enkel
ribosomaal eiwit ook in protozoa tot verminderde groei kun-
nen leiden.

-ocr page 274-

Toxoplasma gondii

Om deze aanpak voor protozoa te testen is gebruikgemaakt
van
T. gondii. De levenseyclus van deze eencellige parasiet
bestaat uit een asexueel deel en een sexueel deel. In het
asexuele deel bevinden zich het sneldelende tachyzoiet sta-
dium en het meer rustende cystestadium (bradyzoiet).

ff
-V

3

T
8

3
QJ_

3-

o
</l
n-

Tijdens de acute fase van een Toxopla.sma infectie, infecte-
ren tachyzoieten bijna alle kernbevattende cellen, vermenig-
vuldigen zich snel, verwoesten de cel en infecteren weer
nieuwe cellen (zie figuur 2, (1)). Door toedoen van een af-
weerreactie van de gastheer transformeren tachyzoieten naar
bradyzoieten, welke gedurende het gehele leven aanwezig
blijven in de gastheer, verscholen voor medicijnen en het im-
muunsysteem (2). Dit asexuele deel van de levenscyclus vol-
trekt zich in vele species, waaronder schapen, varkens en
runderen, maar ook bij de mens. Daarentegen vindt het
sexuele deel van de levenscyclus alleen plaats in
katachtigen. Hierin worden oöcysten gevormd die vervol-
gens weer met de ontlasting worden uitgescheiden in de bui-
tenwereld en infectieus zijn voor alle andere gastheren (3).
Wanneer een gastheer geïnfecteerd raakt met
Toxoplasma
gedurende de zwangerschap kan het de ongeboren vrucht
aantasten en/of abortus veroorzaken. Doordat deze parasiet
gemakkelijk
in vitro te kweken is en er veel verschillende la-
boratoriumtechnieken voorhanden zijn, is deze parasiet een
ideaal model voor onze doeleinden.

Kunstmatig ingrijpen op groei

Om het effect van verminderde aanmaak van één enkel ribo-
somaal eiwit in deze parasiet te bestuderen, werd een regu-
latiesysteem geselecteerd om kunstmatig de aanmaak van
een ribosomaal eiwit te sturen. Dit systeem, genaamd het
\'tetracycline induceerbaar expressie systeem\', is al succes-
vol toegepast in vele organismes. Met dit systeem kan door
middel van een tetracycline-gevoelige repressor de aan-
maak van specifiek geselecteerde genen worden geregu-
leerd. Voor onze toepassing zou dat betekenen dat tijdens
het produceren van het vaccin tetracycline wordt toege-
voegd waardoor de repressor ongebonden blijft en alle ei-
witten van de parasiet in normale hoeveelheden worden
aangemaakt. Echter, bij toediening als vaccin in de afwezig-
heid van tetracycline zal de repressor aanmaak van één ribo-
somaal eiwit verhinderen wat zal resulteren in verminderde
groei van de parasiet.

Om dit systeem zo efficiënt mogelijk te laten werken, wer-
den in eerste instantie de verschillende systeemcomponen-
ten geoptimaliseerd voor gebruik in
T. gondii. Uiteindelijk is
een uiterst effectief en goed reguleerbaar systeem ontwik-
keld voor gebruik in
T. gondii en voor het reguleren van de
aanmaak van een ribosomaal eiwit in deze parasiet. Tevens
liet het zien dat regulatie van een enkel ribosomaal eiwit mo-
gelijk moet zijn wanneer alle componenten van het reguleer-
bare systeem zijn ingebouwd in het genoom.
Toen alle systeemcomponenten uiteindelijk ingebouwd wer-
den op het genoom van de parasiet is de repressor in de \'aan\'
en \'uit\' stand gezet om zo de aanmaak van het geselecteerde
ribosomale eiwit te reguleren. De parasiet werd vervolgens
uitgebreid geanalyseerd op het niveau van groei. In deze
parasieten kon nog geen verschil in groei worden waargeno-
men wanneer de repressor werd veranderd, wat een nog effi-
ciëntere regulatie vereist.

Hoewel deze aanpak op dit moment nog geen vaccin heeft
opgeleverd, toont dit onderzoek wel aan dat op een kunstma-
tige wijze ingegrepen kan worden op de regulatie van riboso-
male eiwitaanmaak in parasieten en moet kunnen leiden tot
een nieuwe klasse van levende, maar niet-ziekteverwek-
kende vaccins. Naast
Toxoplasma zou deze methode ook
toepasbaar kunnen zijn om in te grijpen op de ribosomale ei-
witaanmaak in een breed scala van andere eencellige para-
sieten onafhankelijk van hun levenscyclus, hun structuur of
hun gastheer.

-ocr page 275-

Equine Herpesvirus 1 (EHVl) komt veel voor bij
paarden (en pony\'s). Paarden worden meestal op jonge
leeftijd met dit virus besmet en maken dan een infectie
door. Deze infectie kenmerkt zich door koorts en klach-
ten van het ademhalingsapparaat gedurende meerdere
dagen. Het ademhalingsapparaat is dan ook met name
het orgaan waar virus zich vermenigvuldigt en waar met
iedere uitademing in grote aantallen virus uitgescheiden
kunnen worden. Vrijwel alle paarden genezen van de res-
piratoire infectie zonder veel problemen, maar waar-
schijnlijk blijft een paard wel met het EHVI-virus geïn-
fecteerd. De actieve infectie gaat dan over in een
zogenaamde \'latente infectie\'. Dit fenomeen is enigszins
vergelijkbaar met de koortslip bij de mens. De koortslip
wordt veroorzaakt door het (humane) Herpes simplex vi-
rus cn ook dit virus kan vanuit een latente infectie weer
geactiveerd worden, waardoor de primaire ziektever-
schijnselen zich opnieuw zullen voordoen. Bij een paard
zullen dus bij het opflikkeren van een latente EHVl in-
fectie opnieuw verkoudheidsverschijnselen optreden,
meestal in combinatie met koorts.

Incidenteel kunnen bij het paard andere verschijnselen van
een EHVl infectie optreden. Een merrie kan, mits zij zich
bevindt in de helft van de dracht, na een primaire infectie
gaan aborteren. Ook kunnen zich na een primaire infectie
verschijnselen voordoen van een beschadiging van het rug-
genmerg en soms van de hersenen. Voor beide vormen, zo-
wel dus voor de abortus als voor de beschadiging van het
ruggenmerg, is het essentieel dat virus naar deze organen ge-
transporteerd wordt. Dit transportmechanisme vindt plaats
door een celgebonden viremie, waarbij de lymfocyten als
vervoerscellen\' optreden. Aangekomen op de plaats van be-
stemming, de drachtige uterus of het (centrale) zenuwstelsel,
kan het virus door een nog niet opgehelderd mechanisme
overstappen in de endotheelcellen. Deze endotheelcellen
vormen dus een secundaire plaats van vermenigvuldiging
voor het virus.

De aanwezigheid van virus in de endotheelcellen blijft niet
verborgen voor het afweersysteem en geïnfecteerde cellen
worden (waarschijnlijk) opgeruimd om verdere virusver-
meerdering tegen te gaan. Hierdoor wordt de schade voor het
dier echter alleen maar groter, want de opruiming leidt tot
vaatwandontsteking en activatie van de stollingscascade ter
plekke van vaatwandschade. Er ontstaan stolseltjes, die het
bloedvat kunnen blokkeren, waardoor het door dit bloedvat
te verzorgen weefsel in de directe nabijheid (dus delen van
de uteruswand of van het zenuwstelsel), niet meer van zuur-
stof en nutriënten wordt voorzien. Er ontstaat een klein in-
farct. Als meer infarcten optreden, of als infarcten toevallig
op essentiële plaatsen zitten, zullen er uitgebreide(re) klini-
sche verschijnselen optreden.

Er zijn entstoffen in de handel tegen het equine herpesvirus,
maar daar wordt in Nederland (te) weinig gebruik van ge-
maakt. Enerzijds worden de entstoffen nog weinig gebruikt
omdat diergeneeskundig Nederland niet overtuigd is van de
preventiewerking van deze vaccins en anderzijds omdat
door sommigen, gelukkig steeds meer een minderheid, de
neurologische vorm van EHVl juist geassocieerd wordt met
een vaccinatie tegen EHV 1.

Doelstellingen van het onderzoek

Er is weinig bekend over waarom, waar of wanneer de neurolo-
gische vorm van EHVl zich manifesteert bij het paard. Er is
wat meer bekend over de door EHVl veroorzaakte abortus-
vorm, maar ook daar bestaan nog veel onduidelijkheden.
Daarom wordt het woord \'mystery\' vaak gebruikt wanneer
over EHV 1- myelo(encephalo)pathie (EHM) wordt gesproken.

Sleutelvragen in het onderzoek waren dan ook:

• hoe manifesteert zich de aandoening op een bedrijf?

• is er sprake van bepaalde condities of factoren die de
neurologische aandoening bevorderen of juist voorko-
men?

• hoe kan onder bestaande omstandigheden de ziekte voor-
komen worden, of de omvang of ernst van een uitbraak
verminderd worden?

In eerste instantie heeft het onderzoek zich gericht op de om-
vang van virustransport door het lichaam (cell-associated vi-
raemia). Zou het simpel een rekenkundig sommetje zijn van
\'veel virus transport = veel schade of weinig virus-transport
= weinig schade\'?

Neurologische vorm van Rhinopneumonie

Op donderdag 8 september j.1. is Lutz Goering in Utrecht gepromoveerd op zijn proef-
schrift getiteld
"Equine herpesvirus type I myeloencephalopathie: enkele aspecten van de
epidemiologie en
Pathogenese ".

Lutz Goehring is in Utrecht afgestudeerd in 1993. Hij heeft van 1993 tot 1995 in Duitsland
in de praktijk gewerkt en van 1995 tot 1998 in Leesburg (USA) een specialistenopleiding
gevolgd in inwendige ziekten van het paard. In 1998 is dr. Goehring teruggekomen naar
Nederland om zich in Utrecht bezig te houden met klinisch werk en met een promotie-
onderzoek op het gebied van de neurologische vorm van EHV 1. Per 1 oktober heeft dr.
Goehring een betrekking aanvaard in Colorado (USA) bij prof Paul Lunn. Hij zal hier
naast zijn klinische werk als diplomate van de American College of Veterinary Internal
Medicine (ACVIM) ook zijn onderzoek op het gebied van EHV 1 voortzetten.
Hieronder volgt een samenvatting van het proefschrift dat begeleid is door prof dr. Peter
Rottier als promotor en door dr. Raoul de Groot, dr. Kees van Manen en dr. Marianne Sloet
als co-promotoren.

-ocr page 276-

Om deze vragen te kunnen beantwoorden, waren er een aan-
tal nieuwe testen en nieuwe "gereedschappen" nodig, die
soms nog moesten worden ontwikkeld, maar in ieder geval
eerst moesten worden uitgeprobeerd bij het paard.
Uiteindelijk werden deze bevindingen, onderzoeken en tech-
nieken ingezet
\\für die Probe auf\'s ExempeV {"the proof of
the pudding is in the eating "):
kan met een uit een neurologi-
sche uitbraak afkomstig virus het syndroom van neurologi-
sche beschadiging worden opgewekt bij paarden die met dit
virus geïnfecteerd worden, het zogenaamde Postulaat van
Koch.

Verloop van het onderzoek

Eerst is geïnventariseerd welke virussen bij het paard neuro-
logische verschijnselen kunnen veroorzaken. Vervolgens is
gekeken welke aandoeningen herpesvirussen bij zoogdieren
kunnen geven en wat de problemen rondom EHVl bij het
paard zijn.

Vervolgens is een overzichtsartikel geschreven waarin wordt
samengevat wat tot op het moment van publicatie (2001)
reeds bekend was over de neurologische vorm van een
EHV1 -infectie: \'The mystery ofequine herpes myeloencep-
halopathy\'. In dit artikel komt naar voren wanneer de aan-
doening voor het eerst is opgetreden en hoe uitbraken be-
schreven werden in de wetenschappelijke literatuur. Daarbij
is geprobeerd samen te vatten hoe de ziekte eigenlijk ont-
staat, wat de bevindingen zijn en hoe een diagnose kan wor-
den gesteld. Verder wordt aandacht geschonken hoe de aan-
doening tot op dat moment werd behandeld en of er
eventueel mogelijkheden zijn om de neurologische vorm van
EHVl bij paarden te voorkomen.

Daarna is een inventarisatie gedaan welke oorzaken onder
Nederlandse omstandigheden neurologische aandoeningen
bij meerdere paarden tegelijk kunnen veroorzaken. Deze ob-
servaties zijn gedaan gedurende een periode van 5 jaar. De
andere oorzaken van neurologische verschijnselen bij groe-
pen paarden kwamen aan het licht toen er gepoogd werd in
de praktijk uitbraken van de neurologische vorm van EHVl
te volgen. Naast equine herpesvirus myeloencephalopathie
(EHM) werden onder paarden ook regelmatig uitbraken ge-
signaleerd veroorzaakt door bepaalde toxines. De eerste was
het toxine van
Clostridium hotulinum dat botulisme geeft.
Het tweede toxine was Lolitrem, dat door een schimmel
wordt geproduceerd en deze schimmel groeit vooral op een
bepaalde grassoort (Engels raaigras). Ook kwamen er in die
periode twee droesuitbraken (een bacteriële infectie veroor-
zaakt door
Streptococcus equi sp. equi) voor, waarbij zich in
de hersenen van een aantal paarden pushaarden vormden.
De conclusie van deze inventarisatie was dat er meerdere
oorzaken voor een neurologisch probleem bij groepen
paarden bestaan, dat het aantal uitbraken per jaar in
Nederland vrij klein is en dat EHM toch nog steeds het
leeuwenaandeel van deze uitbraken vormt. Tevens is aan-
dacht geschonken hoe men zou kunnen differentiëren tussen
de verschillende ziektebeelden.

Het volgende deel van het onderzoek richtte zich op Equine
herpesvirus myeloencephalopathie. De gegevens van EHM
uitbraken werden nader bestudeerd om mogelijke patronen
van en parallellen tussen uitbraken te ontdekken. De doelstel-
ling was om zogenaamde risicofactoren te identificeren.

Conclusies waren dat zich eigenlijk alle uitbraken gedurende
de observatieperiode op niet-gevaccineerde bedrijven voor-
deden en gedurende de koelere periode van het jaar (novem-
ber t/m mei) optraden. (Intussen is aan het licht gekomen dat
de neurologische vorm van EHVl ook kan optreden op een
bedrijf waar wel wordt gevaccineerd). Ook was het mogelijk
om groepen paarden te definiëren die mogelijkerwijs meer of
juist minder risico lopen om na infectie met EHVl de neuro-
logische aandoening te ontwikkelen: er werden meer proble-
men gezien bij dravers en bij warmbloeden, terwijl de aan-
doening in de onderzoeksperiode niet is gezien bij Friezen,
Haflingers, Fjorden, IJslanders en allerlei kleine ponyrassen.
Hier is dus voorzichtig de mogelijkheid geuit dat er naast vi-
ruseigenschappen eventueel ook (genetische) eigenschappen
van het individuele paard een rol kunnen spelen of EHM zal
optreden. Ook is EHM in gedurende de onderzoeksperiode
nooit gezien bij dieren jonger dan driejaar.

Voor het onderzoek was het nodig om de schade die ontstaat
bij EHM beter te kunnen volgen. Daarom werden twee tech-
nieken ontwikkeld: een eiwitbepalingsmethode in liquor en
een cathetertechniek van de ruimte rondom het lumbale rug-
genmerg om liquor te kunnen verzamelen.
Wanneer er bloedvatwanden door EHV1 worden aangetast
kan het ook komen tot een verbreking van de zogenaamde
bloed-hersen-barrière (een constructie die de bloedsomloop
van het lichaam compleet scheidt van het centraal zenuw-
stelsel). Binnen deze bloed-hersen-barrière transporteert de
liquor zuurstof en voedingsstoffen naar het zenuwstelsel en
voert de afvalproducten van het zenuwstelsel af
Beschadiging van de bloed-hersen-barrière is typisch voor
EHM en wordt onder meer gekenmerkt door het lekken van
bloedeiwitten naar de liquor en een verkleuring van de liquor
(geel in plaats van waterhelder). Als er heel weinig klinische
symptomen zijn, kan het lekken van eiwitten naar de liquor
toch een aanwijzing zijn dat er wel sprake is van een zeer ge-
ringe zenuwstelselaandoening. Het blijkt mogelijk om door
middel van immuun-precipitatie de albumine-concentratie
in liquor betrouwbaar te bepalen, maar deze techniek was
niet veel beter dan de klassieke bepalingsmethode, maar de
precipitatiemethode is wel veel sneller en kan met een veel
kleinere hoeveelheid liquor.

De liquor kan bij het paard op twee punten worden verza-
meld (atlanto-occipitaal en lumbaal). Het blijkt mogelijk om
een catheter aan te leggen in de ruimte rond het lumbale rug-
genmerg en vervolgens om gedurende een aantal dagen
achtereen (tot meer dan twee weken) dagelijks kleine hoe-
veelheden liquor te verzamelen.

Verder was het nodig om een techniek te ontwikkelen om het
aantal virussen in verschillende monsters nauwkeurig vast te
leggen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde
PCR techniek (polymerase chain reaction), waarbij het DNA
van een virus enorm wordt vermeerderd om vervolgens op
een \'makkelijke\' manier te kunnen worden aangetoond. Het
apparaat dat is gebruikt, kan door het meten van een licht-
emissie (dat is het vrijkomen van meetbaar licht), die met
deze techniek bij elke verdubbeling van een DNA streng op-
treedt, ook nog schatten hoeveel DNA kopieën in het oor-
spronkelijke monster hebben gezeten. Dit is dus een zeer
nauwkeurige methode om de hoeveelheid virus te schatten
die zich in monster en dan omgerekend in een lichaam be-
vindt. Natuurlijk zijn er een aantal kanttekeningen te plaat-

-ocr page 277-

sen. Het aantal DNA kopieën gemeten via dit systeem is niet
hetzelfde als het aantal infectieuze (besmettelijke) viruspar-
tikels. Er zullen immers in biologische monsters (bloed-
monsters, neusswabs en dergelijke) van een paard dat een vi-
rusinfectie doormaakt altijd virusstadia aanwezig zijn die
nog niet besmettelijk zijn (zogenaamd provirus) en dode vi-
ruspartikels die niet meer besmettelijk zijn. De hier beschre-
ven techniek telt het DNA van alle viruspartikels. Dat is niet
erg, maar daar moet men wel bij de interpretatie van de getal-
len en uitslagen rekening mee houden.
De PCR voor het Equine Herpesvirus type 1 is dus nuttig om
snel en nauwkeurig de hoeveelheid viruspartikels te kunnen
schatten welke zich in het bloed bevinden en zo een indruk te
krijgen van de mate van viremie (circuleren van virusdeeltjes).
Ook op neusswabs kan deze techniek worden gebruikt om vast
te stellen hoeveel viruspartikeltjes er daar aanwezig zijn.

Het laatste deel van het onderzoek was het infectie-experi-
ment. Hierbij is een grote hoeveelheid EHVl virus, afkom-
stig uit een eerdere uitbraak van neurologische verschijnselen
bij paarden op een Nederlands bedrijf, via de neus (de natuur-
lijke weg) aan vier paarden toegediend. Het doel was om te
zien of een grote hoeveelheid virus het meest uitgebreide, kli-
nische beeld van de neurologische vorm kan veroorzaken. De
vier paarden zijn iedere dag meerdere malen klinisch onder-
zocht en zijn uitgebreid bemonsterd waarbij dagelijks onder
andere is gekeken naar veranderingen van bloedstollings-va-
riabelen, naar de hoeveelheid virus die in lymfocyten door het
lichaam werd getransporteerd en naar liquorveranderingen.
Alle vier paarden werden na de infectie ziek met hoge
koorts. Zeven dagen na de infectie werden bij drie paarden
zeer milde neurologische afwijkingen gezien, die wezen op
een beschadigd ruggenmerg. In het onderzoek van neus-
swabs en bloed werd duidelijk dat bij alle vier paarden een
grote virusvermeerdering in de neus had plaatsgevonden,
maar slechts bij één paard was met de ontwikkelde PCR vi-
rus aantoonbaar in de lymfocyten.

De bevindingen van het infectie-experiment toonden aan dat
de mate van viremie niet noodzakelijkerwijs gekoppeld is
aan de hoeveelheid virus waarmee het paard in contact is ge-
komen. Ook leek de omvang van het virus-transport in de
lymfocyten geen maat voor de ernst van de neurologische
symptomen. Er zullen waarschijnlijk ook \'paardeigen\' fac-
toren en bedrijfsgerelateerde factoren een rol spelen bij het
tot stand komen van de neurologische vorm van EH V1.

Conclusie

Het onderzoek heeft nieuwe gegevens over de neurologische
vorm van EHVl opgeleverd. De ontwikkelde PCR en de cathe-
tertechniek van het lumbale ruggenmerggebied kunnen ook bij
onderzoek naar andere aandoeningen worden gebruikt.
Veelbelovend voor de toekomst lijkt onderzoek naar de vi-
rus-endotheel interactie en ook is verder onderzoek noodza-
kelijk naar de nu nog onbekende factoren die mede bepalen
of, en hoe ernstig, een paard neurologische verschijnselen
ontwikkelt na een EHVl infectie.

SEROLOGISCHE
ALLERGIE-TESTEN

non-lnvasief en quantitatief
voor hond, kat en paard

NIEUW

S%t Allercept® screening test

(indoor/bomen/grassen en kruiden)

S^t Uitgebreide panels of compacte panels
(12 allergenen) (6/8 allergenen)

Nog steeds zeer specifiek en gevoelig

indien gewenst
HYPOSENSiBILiSATIE-OPLOSSING
binnen vier weken

Meer informatie over deze testen of over
Vet-Med-Lab (a division of IDEXX Laboratories B.V.)?

Neem contact op met één van de regio managers in Nederland:
Drs. Henriette Jansma, tel. 036-5375133

Dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van de
hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

iï0

Vet-Med-Lab

-ocr page 278-

Dierenkliniek Den Dolderin oud politiebureau

\'Eigenlijk hadden we van de cel de opname moeten maken\'

Tekst: Sarah Lee Ketner
Foto: Yvette Zellerer

"We hebben net de muren uitgebroken. Het is hier een
chaos!" roept Martijntje. Samen met haar man Joost is
ze een dierenkliniek begonnen in het voormalige politie-
bureau van Den Dolder. Overheidsgebouwen zijn ideaal
om een dierenartsenpraktijk te vestigen. Ze zijn degelijk
en functioneel gebouwd, hebben al de juiste bestemming
en ze zijn relatief goedkoop. Was verbouwen echt nodig?
"Niets is zo belangrijk als een efficiënte routing. Je kunt
kilometers en een hoop ergernis besparen als Je daar van
tevoren goed over nadenkt!"

Martijntje van Hussen en Joost van der Veer zijn partners in
het leven en in de praktijk. In 2002 kwam de dierenartsen-
praktijk Bosch en Duin te koop. Joost en Martijntje besloten
die praktijk over te nemen en op zoek te gaan naar een eigen
pand. Misschien het oude politiebureau in de J.C. van
Boswijklaan in Den Dolder? Het was overbodig geworden
(blijkbaar had de Dolderse politie het niet druk), stond al een
tijd leeg en was nu voor een bijzonder gunstige prijs te koop.

Martijntje: \'Toen ik het pand op het plaatje zag, vond ik het
niet bijster mooi. Maar toen we
binnenkwamen dachten we me-
teen: hier kun je veel mee doen.
Het was wat oubollig, saai, met
vloerbedekking en betonstenen
muren. Heel politieachtig. We
konden er gelukkig doorheen
kijken omdat Joost en ik al veel
hebben verbouwd.\'
Het pand bleek om verschil-
lende redenen een ideale prak-
tijkruimte. Allereerst had het al
een maatschappelijke bestem-
ming. Op de tweede plaats zijn
overheidsgebouwen in het alge-
meen buitengewoon degelijk en
functioneel gebouwd en netjes
afgewerkt. Op de derde plaats
was het zeer praktisch: alles
was gelijkvloers, er lagen ge-
noeg kabels en die waren netjes
weggewerkt, overal waren stop-
contacten en aansluitpunten
voor de computer. Er lag ook al
een compleet netwerk van de
KPN, met acht ISDN-telefoon-
lijnen en faxkabels.

De koop werd gesloten, en de
verbouwing kon beginnen.
Joost en Martijntje hadden op
basis van de bestaande indeling
een bestemming voor iedere
ruimte bedacht. \'Maar toen
kochten wij van iemand röntgenapparatuur en operatietafels
en we raakten aan de praat over de nieuwe praktijk. Hij wees
ons erop dat we eerst heel erg goed moesten nadenken over
de routing. Waar je eerst naartoe gaat, waar je je verhaal
houdt, welke afstanden je het meest aflegt. Wij hebben toen
met behulp van een kaartensysteem een schets gemaakt.
Heel handig: je geeft daarmee aan welk gedeelte aan het vol-
gende moet grenzen. Een gespecialiseerd architect heeft
daar een tekening van gemaakt. Dat was schrikken: het bete-
kende een heel ingrijpende verbouwing. En we hadden daar
maar een maand voor.\'

Uit een dikke envelop met het politielogo haalt Martijntje
twee plattegronden. De ene is van het oude politiebureau, de
tweede is de tekening van de architect. Het kantoor waar we
nu in zitten was vroeger de kamer van de chef Martijntje:
\'Omdat we maar zo kort de tijd hadden besloten we eerst het
voorste gedeelte te verbouwen. Zodat we de klanten in ieder
geval in een nette wachtkamer en goede spreekkamer kon-
den ontvangen.\'

In één maand werd de voormalige verhoorkamer omge-
bouwd tot wachtruimte en de
ruimte waar je aangifte kon
doen van misdrijven werd
spreekkamer. Er gingen muren
uit en er kwamen wandjes in.
Achter de eerste kwam een
tweede spreekkamer en een
ruimte voor de kattenopname.
De wandjes tussen deze ruimtes
zijn laag, zodat het een grote
zaal lijkt. Martijntje: \'We wil-
len het heel open en toeganke-
lijk maken, zodat klanten kun-
nen zien wat je aan het doen
bent.\'

De praktijk ging in juli 2002
open en van het verbouwen van
het tweede gedeelte kwam even
niets terecht. Het klantenbe-
stand groeide. En verbouwen
terwijl de praktijk open is, is
niet zo eenvoudig. Het wordt
een gigantische puinhoop, alles
zit onder het stof en dan is het
moeilijk om hygiënisch te wer-
ken. Toen Joost en Martijntje
twee weken geleden een paar
dagen vrij hadden, zijn ze be-
gonnen aan het tweede gedeelte
van de verbouwing. Er kwamen
doorgangen naar de röntgen, de
ontwikkelkamer, het lab en de
operatiekamer, wat vroeger de

-ocr page 279-

cel was waar een beschonken bestuurder bijvoorbeeld even
zijn roes kon uitslapen. Martijntje: \'We hebben nu overal
deuren gemaakt die naar dezelfde ruimte leiden. Daardoor
krijg je een heel efficiënte routing waarbij je meerdere din-
gen tegelijk kunt doen. Alhoewel je dat nu misschien niet ge-
looft. Wat een rommel! Mijn belangrijkste advies is: laatje
goed advsieren over de routing. Want efficiëntie zit in de
kleinste dingen. Als de deur verkeerd om open gaat, staan de
klanten altijd net op de plek waar jij wilt staan. Dan moetje
iedere dag tien keer vragen: "Kunt u even daar gaan staan?"

Een verbouwing is volgens Martijntje de perfecte teambuil-
ding. \'We hebben één keer met onze assistenten een week-
end geschilderd. Dat was nog eens wat anders dan bergbe-
klimmen of kanovaren. Het is het beste datje met je team
kunt doen: samen werken aan de praktijk. Daarna zijn we uit
eten gegaan. Maar zondagavond moest alles weer teruggezet
en schoongemaakt worden, omdat maandag de praktijk weer
open ging. Dat was wel zenuwslopend. Op het allerlaatste
moment hebben we nog zó snel overal de deurknoppen opge-
draaid, dat er nog steeds een paar verkeerd om zitten.\'

De afgelopen driejaar zijn bijzonder hectisch geweest voor
Joost en Martijntje. De start van hun eigen praktijk, de ver-
bouwing, en intussen kregen ze ook nog twee kinderen.
Martijntje: \'Er zijn natuurlijk momenten waarop je het niet
meer ziet zitten. Maar je houdt het vol omdat het helemaal
van jezelf is. Joost en ik gaan samen voor ons gezin en samen
voor de praktijk. We zijn 100% verantwoordelijk en nemen
elke beslissing zelf Dat geeft ongelooflijk veel energie.\'

Verplichte identificatie van paarden in België

Sinds 16 juni van dit jaar is identifi-
catie van paarden met behulp van
een microchip ook in België ver-
plicht. Elk paard wordt vanaf zijn
geboorte beschouwd als een voed-
selproducerend dier dat op elk
ogenblik in de voedselketen terecht
kan komen. Teneinde de bescher-
ming van de volksgezondheid te ga-
randeren, is het onontbeerlijk het parcours van het paard
te volgen om het, in het geval van de mogelijke aanwezig-
heid van residu\'s van geneesmiddelen die het kreeg, uit te
sluiten voor menselijke consumptie.

Het is in dit kader dat in België het koninklijk besluit van 16
juni 2005 betreffende de identificatie en de encodering van
dc paarden in een centrale gegevensbank aanwezig moet zijn.

De identificatie van de paarden zal progressief, over een pe-
riode van driejaar ingevoerd worden:

- uiterlijk op 1 juli 2006 zullen de voedselproducerende
paarden geïdentificeerd moeten zijn vóór hun vertrek
naar het slachthuis, alsook de paarden bestemd voor het
handelsverkeer en de uitvoer voor ze België verlaten;

- uiterlijk op 1 juli 2007 zullen de veulens geboren in 2006,
de paarden die aan verzamelingen deelnemen en die van
eigenaar veranderen, geïdentificeerd moeten zijn;

- uiterlijk op 1 juli 2008 zullen alle andere paarden die op
het Belgisch grondgebied verblijven geïdentificeerd
moeten zijn.

Elk paard moet geïdentificeerd worden door inplanting van
een microchip in de linker halsstreek en een paspoort,
waarvan de inhoud op Europees niveau is vastgesteld. Voor
de veulens die bestemd zijn om in hun geboortejaar ge-
slacht te worden, is er een uitzondering voorzien. Volstaan
kan worden met de identificatie door middel van het door
de identificeerder opgestelde identificatie-attest waarin het
identificatienummer van de moeder wordt vermeld.

Berichte

verslage

Er is een vereenvoudigde procedure voor de paarden die
reeds gedeeltelijk of volledig geïdentificeerd zijn conform
de bepalingen van het besluit.

De identificatie wordt uitgevoerd door een erkende dieren-
arts die als identificeerder wordt aangesteld.

Definitieve keuze

Elke eigenaar beslist of zijn paard al dan niet bestemd is om
geslacht te worden voor menselijke consumptie. In geval van
een bevestigende beslissing, vult de behandelende dieren-
arts, bij gebruik van bepaalde substanties, het hoofdstuk
"medische behandelingen" van het paspoort in, teneinde de
naleving van de wachttijden voor het slachten te kunnen con-
troleren. Er dient opgemerkt te worden dat wanneer een
paard "uitgesloten voor slachting voor menselijke consump-
tie" wordt verklaard, het niet meer mogelijk is om, zelfs bij
verandering van eigenaar, de uiteindelijke bestemming van
het dier te wijzigen.

Beheer van de gegevensbank en aanvragen tot identificatie

Het organisme belast met het beheer van de gegevensbank
zal, na offerteaanvraag, in de loop van het tweede semester
2005 aangewezen worden. Voor de paarden, bestemd om in-
geschreven te worden in een stamboek, zal de beheerder
samenwerken met de fokverenigingen. De aanvragen tot
identificatie worden rechtstreeks gericht aan de beheerder
indien het gaat om paarden die niet bestemd zijn om in een
stamboek ingeschreven te worden of via de fokverenigingen
voor de andere paarden.

Voor nadere informatie: A.A.de.vries@pve.agro.nl

-ocr page 280-

Sommige collegae storen zich aan de soms luchtige stijl
van de artikelen in de rubriek "Veterinair Tuchtrecht"
omdat dit afbreuk zou doen aan de ernst van een klacht
of uitspraak. Anderen storen zich aan het in iedere afle-
vering publiceren van een uitspraak van het Tucht-
college, omdat dit onbedoeld de indruk zou kunnen wek-
ken dat dierenartsen op uitgebreide schaal maar "wat
aanrommelen". Desondanks zijn deze bewerkte uitspra-
ken van het Veterinair Tuchtcollege een van de best gele-
zen (vaak als eerste gelezen) artikelen in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde (TvD). Wellicht is het dus goed om
wat nadere toelichting te geven over de achterliggende
motivatie van de keuze van de redactie om déze uitspra-
ken in juist deze vorm weer te geven.

Het Tuchtcollege is bevoegd om als extra maatregel bij een
gegrond verklaring van een klacht de uitspraak te laten pu-
bliceren in het TvD, met hetzij vermelding van de volledige
naam, hetzij anoniem of met vermelding van alleen de ini-
tialen van de beklaagde. Het kan ook zijn dat het
Tuchtcollege alleen een duidelijk signaal wil afgeven over
een gewenste gedragslijn, en alleen daarom publicatie
wenst in het TvD. De uitspraken van het Veterinair
Tuchtcollege en het Veterinair Beroepscollege zijn meestal
vrij lijvige documenten die niet erg geschikt zijn voor inte-
grale weergave in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. In
overleg met het Tuchtcollege worden deze stukken daarom
bewerkt door mevr. mr laira Boissevain. Zij geeft de kern
van een uitspraak weer als nieuwe norm voor GVP. De stijl
van deze stukken is dan altijd strikt zakelijk. Deze bijdra-
gen worden ook niet voorzien van een tekening van Henk
Vrieselaar.

Daarnaast verschijnt elke veertien dagen een door mevr.
Boissevain uitgezochte en op dat moment reeds afgehan-
delde klacht, die naar haar mening lezenswaardig, infor-
matief of soms (met betrekking tot de klacht) zelfs een
tikje hilarisch kan zijn. Vanwege de leesbaarheid én om
een duidelijk onderscheid te maken met de officiële (=op-
gelegde) publicaties is de stijl bewust wat meer column-
achtig. Bovendien worden deze artikelen wel vergezeld
van een tekening van collega Vrieselaar. Dit om het onder-
scheid met officiële (opgelegde) publicaties extra duide-
lijk te maken.

Ten aanzien van het bezwaar van sommige collegae dat men
door elke veertien dagen een uitspraak te publiceren ten on-
rechte de indruk naar buiten toe zou wekken dat er heel veel
misstanden in onze beroepsgroep zouden zijn, dient men het
risico en de ernst van een klacht bij het Tuchtcollege wel in
het juiste perspectief te plaatsen. De meeste klachten betref-
fen gezelschapsdieren. Indien men bedenkt dat een ge-
middelde gezelschapsdierenarts ca. 3500 transacties per jaar
doet en dat dit aantal transacties minimaal ca. 4000-5000
klantcontacten behelst, dan zal men zelfs bij een klanttevre-
denheid van 99% (een in de dienstverlening overigens onge-
hoord hoog percentage) te maken krijgen met minimaal 40-
50 meer of minder ontevreden klanten per jaar. Deze
ontevredenheid kan de bejegening betreffen, de behandeling
en/of de hoogte van de rekening. Niet zelden is de rekening
de primaire reden om minutieus te gaan zoeken naar moge-
lijke gebreken in de behandeling of bejegening teneinde een
handvat te verkrijgen om te kunnen reclameren over die re-
kening.

Veel zaken van het Tuchtcollege zijn echter in wezen gewoon
consumenten-geschillen die in de meeste branches intern ge-
regeld worden via een geschillencommissie zonder maatre-
gelen als "straf" , boete of schorsingen. Het geschil (veelal
uiteindelijk om geldelijke zaken) wordt dan zakelijk opge-
lost. Het in onderling overleg voorleggen van een geschil aan
een geschillencommissie kan een zeer volwassen manier zijn
om geschillen op te lossen waar men samen met de klant niet
uitkomt. Helaas is er (nog steeds) geen veterinaire geschil-
lencommissie en fungeert het Veterinair Tuchtcollege op
kosten van de staat onbedoeld deels toch als zodanig.
Hiermee wil ik zeggen dat het "aan de broek krijgen" van
een klacht bij het Tuchtcollege zeker niet altijd gevoeld dient
te worden als primair een schande of falen als goed dieren-
arts, maar dat dit meer en meer een soort van vastliggend be-
roepsrisico wordt.

Voor de meeste dierenartsen zal het dus niet zozeer de vraag
zijn "of" men ooit een tuchtklacht tegen zich ingediend
krijgt maar veel eerder "wanneer". Het betrokken raken bij
een klacht is derhalve niet per definitie een teken een slecht
dierenarts te zijn, maar vooral een beroepsrisico dat automa-
tisch voortvloeit uit het werken met consumenten. Vandaar
dat de stijl van de rubriek van mr. Boissevain een tikje luch-
tiger mag zijn dan wanneer het een moordzaak zou betreffen
waarin een dierenarts betrokken zou zijn.

H.A. Beijer. lid van de Hoofdredactie TvD

Luchtig of gebakken lucht?

Nieuw lid hoofddirectie VVAA

De VVAA heeft met ingang van 1 oktober drs. J.H.D. (Herman) van Hemsbergen (47) benoemd tot lid van de hoofddirectie.
Van Hemsbergen werkte achttien jaar bij De Goudse Verzekeringen, waarvan 5 jaar als lid van de raad van bestuur. De laat-
ste twee jaar vervulde hij diverse interim managementfuncties, recentelijk als directeur schade-verzekeringen bij AXA. De
hoofddirectie van VVAA wordt nu gevormd door Ab ten Bruggencate (voorzitter) en Herman van Hemsbergen.

-ocr page 281-

Vorig jaar is de EU uitgebreid met tien nieuwe lidstaten,
voornamelijk oostwaards. Voor de nieuwe lidstaten betekent
dit dat alle vigerende EU-wetgeving op korte termijn moet
worden geïmplementeerd. Dat is een hele klus, vandaar dat
de Europese Commissie een speciaal instituut genaamd
TAIEX in het leven heeft geroepen om deze landen daarmee
te helpen. TAIEX staat voor Technical Assistance Infor-
mation Exchange. TAIEX sponsorde onlangs een congres in
Macedonië in samenwerking met de veterinaire faculteiten
van de universiteiten van Skopje en Belgrado. Dit congres,
genaamd Clinica Veterinairia werd voor de zevende keer ge-
houden, nu in Ohrid, en stond dit jaar in het teken van de toe-
treding tot de Europese Unie.

Ruim 400 dierenartsen uit nieuwe en toekomstige lidstaten
uit Oost-Europa bezochten het congres. Het programma was
zeer divers en bevatte tal van onderwerpen zowel op het ge-
bied van wet- en regelgeving als op veterinair terrein. De na-
druk lag weliswaar op de landbouwhuisdieren, maar omdat
er in die regio nog geen sprake is van verregaande differenti-
atie kwamen ook de gezelschapsdieren ruim aan bod. Er wa-
ren tal van sprekers uit heel Europa. Zo gaven Tjeerd Jorna
en Ruurd Jorritsma hun visie op de ontwikkeling van Bovine
Herd Management in Nederland.

De FVE (Federation of Veterinarians of Europa), waarbij in-
middels ook alle Oost -Europese zusterorganisaties zijn aan-
gesloten, verzorgde een workshop over EU-wetgeving. FVE
directeur Jan Vaarten gaf een introductie over de werkwijze
van de Europese Unie en ging daarna dieper in op EU-richt-
lijn 2004/28 over diergeneesmiddelen. Vanuit de KNMvD
was ik uitgenodigd om iets te vertellen over onze ervaringen
met de implementatie van EU-regelgeving voor paarden en
gezelschapsdieren. Het viel op dat met name de Oost-
Europese collega\'s uit kandidaat-lidstaten, zoals voormalig
Joegoslavië, Roemenië en Bulgarije, zeer gemotiveerd wa-
ren om kennis over de EU op te doen. Logisch wellicht, wan-
neer men bedenkt dat de EU voor hen nog steeds een soort
pot met goud aan het eind van de regenboog is. Dat wij daar
zelf inmiddels iets anders over denken, was daarbij geen be-
lemmering.

joost van Herten,
stafmedewerker gezelschapsdieren/paard KNMvD

Veterinair congres in Macedonië

Nieuwe lidstaten krijgen hulp bij implementeren EU-wetgeving

Erkenning van Nederlandse \'Campylobacter\' laboratoria door OIE

De World Organization for Animal Health (OIE) in Parijs
heeft de combinatie van twee intensief samenwerkende labo-
ratoria (Infectieziekten en Immunologie, Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht en Divisie Infectieziekten,
Animal Sciences Group, Lelystad) erkend als "Reference
Laboratory for Campylobacteriosis". De erkenning omvat
zowel
Campylobacter fetus als C. jejuni en C. coli.
Nederland is, met name door de invoering van de KI bij
rundvee, al jaren vrij van
C. fetus subsp. venerealis. Bij en-
demisch voorkomen kan deze bacterie ernstige reproductie
problemen veroorzaken in een rundvee populatie. In bij-
voorbeeld Argentinië en Brazilië zijn hierdoor de economi-
sche verliezen groot. In het Verenigd Koninkrijk wordt ook
regelmatig subspecies venerealis geïsoleerd. Het is dus
zaak om in Nederland het surveillance programma op KI
stations strikt na te leven. Ook in het geval van fertiliteit-
probleinen bij natuurlijk dekkende dieren moet in
Nederland C.
fetus in de differentiaal diagnose meegeno-
men worden, zoals onlangs beschreven (Dijkstra et al.,
Tijdschr Diergeneeskd. 2005 Jul l;130(I3):407-8), omdat
naast het subspecies venerealis ook het subspecies fetus
fertiliteitproblemen kan veroorzaken. Vanwege het brede
gastheerspectrum van dit subspecies is een eradicatie niet
mogelijk en komt deze bacterie in Nederland voor. Dit sub-
species kan naast sporadische problemen bij rundvee zoge-
naamde abortusstormen veroorzaken bij schapen. Dieren
kunnen intestinaal symptoomloos drager zijn van deze bac-
terie.

De OIE geeft wereldwijd de standaard aan voor diagnosti-
sche laboratoria inzake veterinaire infectieziekten, met als
doel de best beschikbare testen te adviseren voor de optimale
vrijwaring van dierziekten. Hiermee zijn naast veterinaire
gezondheid ook handelsbelangen gemoeid vanwege de ver-
schillen in dierziekten-status tussen landen. De OIE referen-
tie laboratoria geven de OIE technische ondersteuning voor
het uitvoeren van hun beleid.

Omdat de OIE zich de laatste jaren ook meer op voedselvei-
ligheid heeft gericht, omvat de erkenning van de laboratoria
ook de referentietaken voor
Campylobacter jejunilcoli waar-
van dieren slechts symptoom loos drager zijn en de mens on-
der meer ziek kan worden door consumptie besmet pluim-
veevlees.

Het referentie-laboratorium heeft de status verkregen op grond
van vooraanstaand Campylobacter onderzoek. Als resultaat
van het verrichte onderzoek aan
Campylobacter fetus infecties,
promoveert Marcel van Bergen (werkzaam bij ASG-tak van
het referentie-laboratorium) op 17 november in Utrecht op het
proefschrift getiteld "Subspecies Differentiation and Typing of
Campylobacterfetus". Rondom deze promotie wordt een inter-
nationale workshop georganiseerd waarbij wetenschappers de
nieuwe onderzoeksgegevens zullen uitwisselen en bediscussi-
eren.

Meer informatie kunt u bij Dr. Jaap Wagenaar verkrijgen (e-
mail.jaap. wagenaar@wur.nl)

-ocr page 282-

GD heeft een nieuw logo

De Gezondheidsdienst voor
Dieren heeft per 15 september
een ander logo met als pay off
"Gezonde Dieren". Ook de
naam Gezondheidsdienst voor
Dieren zal steeds minder ge-
bruikt worden en uiteindelijk
worden vervangen door kort-
weg GD.

GD van vandaag is een markt-
gericht bedrijf dat opereert in een tweeledige markt:
diergezondheid en voedselveiligheid. De
Gezondheidsdienst voor Dieren van weleer is verdwe-
nen en daarvoor in de plaats is een bedrijf gekomen met
de ambitie een toonaangevende diergezondheidsorgani-
satie in Europa te zijn.

Het nieuwe logo staat volgens GD symbool voor de veel-
zijdige identiteit van GD. Het logo is opgebouwd uit
blauwe blokken en in de linker hoek een groene bol, zie
ook info@gdvdieren.nl.

Signalering BVD-besmetting

Onlangs introduceerde de GD een nieuwe screening op
(Bovine Virus Diarree BVD): het BVD-tankmelkabonne-
ment. Het is bedoeld voor bedrijven die de afgelopen jaren
niet in aanraking zijn geweest met BVD. Deze bedrijven zijn
vrij van afwecrstoffen en kunnen via het tankmelkonderzock
een eventuele besmetting snel signaleren en maatregelen ne-
men om verspreiding en schade te voorkomen.
Het abonnement biedt verschillende mogelijkheden om
BVD op een melkveebedrijf aan te tonen en te bestrijden. Uit
de resultaten van de BVD-QuickScan blijkt dat BVD op
meer dan de helft van de bedrijven voorkomt. Eenmaal op
een bedrijf verspreidt een BVD-infectie zich gemakkelijk en
veroorzaakt veel schade. De verspreiding verloopt niet altijd
zichtbaar door een koppel, maar laat zich met de afwecrstof-
fen in de melk wel aantonen.

Bij het BVD-tankmelkabonnement wordt de tankmelk vier-
maal per jaar onderzocht op afwecrstoffen tegen BVD. De
monsters worden via het melkcontrolestation aangeleverd. Is
de uitslag gunstig dan ontvangt het bedrijf de status \'BVD-
tankmelk onverdacht\'. Geeft het onderzoek een ongunstige
uitslag, dan heeft er waarschijnlijk een BVD-besmetting
plaatsgevonden en zal het bedrijf verder worden geadviseerd
hoe deze situatie aan te pakken.

Omdat veel infecties veroorzaakt worden door aanvoer van
besmette dieren of dragers van het BVD-virus, ontvangen de
deelnemers aan het tankmelkabonnement bericht bij elke
aanvoer van runderen van niet-BVD-virusvrije bedrijven.
Daarbij krijgen zij het advies om de runderen te laten onder-
zoeken op BVD-virus om er zeker van te zijn dat er geen dra-
ger is aangevoerd. Voor meer informatie:
www.gdvdieren.nl.

Op 8 juni 2005 heeft het
allereerste overleg plaatsge-
had tussen de Belangen-
groep Praktiserende dieren-
artsen in Loondienst (BPL),
de Belangenvereniging Practici Werkgevers (BPW) en de
Vedias. Een belangrijke stap op de weg naar een CAO voor
dierenartsen in loondienst en dierenartsassistentes! Om het
belang van het arbeidsvoorwaardenoverleg te onderstrepen,
heeft de KNMvD beide partijen financiële steun toegekend
om een CAO tot stand te laten komen
De werkgevers hebben op basis van een quick-scan naar de
arbeidsvoorwaarden in 11 dierenartspraktijken (van de in to-
taal ruim 1200 praktijken in Nederland) een concept CAO
gemaakt. Het CAO-concept sluit volgens hun inventarisatie
aan op de huidige praktijk. Dit concept is op vrijdag 26 au-
gustus jl. aan een afvaardiging van het bestuur van BPL en
Vedias gepresenteerd.

De BPL heeft onlangs met behulp van een enquête een uitge-
breide inventarisatie over arbeidsvoorwaarden gehouden on-
der dierenartsen in loondienst. Deze enquête is niet alleen
naar BPL-leden gestuurd, maar naar alle dierenartsen in loon-
dienst. Ook de onderwerpen die in de quick-scan van de
werkgevers aan de orde kwamen, zijn hierin meegenomen.
De enquête had een grote respons: 285 reacties uit 1000 ver-
zonden enquêtes. Hierdoor is een zeer representatief beeld
gekregen van de arbeidsvoorwaarden van dierenartsen in
loondienst.

De BPL heeft het CAO-concept met hulp van vakbond de
Unie beoordeeld en deze ook vergeleken met de door het be-
stuur van de BPL, in samenspraak met haar leden, opgestelde
doelen cn prioriteiten voor de CAO. Daarbij is uiteraard ook
de uitslag van de BPL-enquête betrokken. Uit de vergelijking
blijkt dat het CAO-voorstel vanuit de werkgevers op een aan-
tal zeer belangrijke punten niet aansluit bij de wensen van de
dierenartsen in loondienst. Speerpunten in de komende
onderhandelingen zijn dan eerst ook de belangrijkste pijlers
van een CAO: arbeidstijden, salaris/vergoedingen en pensi-
oen. Het volgende overleg tussen BPL en BPW heeft plaats
op 5 oktober.

In een van de volgende TvD\'s gaat de BPL verder in op de bo-
vengenoemde punten en de resultaten van de besprekingen
met de werkgevers. Ook zullen resultaten van de enquête on-
der dierenartsen in loondienst gepubliceerd worden.

Animaux in nieuw pand

Het veterinair organisatiebureau Animaux was na zes jaar
uit zijn jas gegroeid. Sinds oktober van dit jaar is het be-
drijf gevestigd aan het adres Nassaulaan 25 te Hilversum.
Voor nadere informatie: animaux(2^planet.nl.

BPL en de stand
van zaken CAO

B.RL.

-ocr page 283-

Onderstaand een aantal cursussen, die wij nog graag even extra onder uw aandacht willen brengen:

Koemanagement rondom automatisch melken 05/221 Geactualiseerd

dinsdag 1 november, 09.30- 17.00 uur
Locade: nader te bepalen
Prijs: € 500,-

Bij de overgang van conventioneel naar automatisch melken worden subklinische aandoeningen klinisch. Het is dus zaak dit voor
de overgang te onderkennen en de veehouder te ondersteunen deze problemen op te vangen.

Op bedrijven met automatische melksystemen is de gezondheid van de koeien dus nog belangrijker dan bij \'normaal\' melken.
Integraal koe management is hiervoor het sleutel begrip.

Dat, dier- en bedrijfsinspectie op een praktijk bedrijf geven inzicht in deze materie.

Interactief bezig zijn gedurende de cursus koemanagement en automatisch melken op 1-11 zal meer inzicht geven in hoe met de
veehouders te ondersteunen het volle rendement uit hun automatische melksysteem te halen.

Cursusleider/docent: Drs. Joost de Veer, Ing. Hans van Miltenburg, Gezondheidsdienst voor Dieren

Praktische Epidemiologie voor melkveebedrijven 05/223 Nieuw

Woensdag 16 november, 09:00-21:00 uur
Locatie: PAO-Diergeneeskunde, Houten
Prijs: € 535,-

Rundveedierenartsen worden dagelijks geconfronteerd met de aanpak van (en de gevolgen van) infectieziektes op melkveebedrij-
ven. Bedrijfsinformatie van melkveebedrijven is essentieel om goede bedrijfsspecifieke adviezen tc kunnen geven.
Epidemiologische kennis is belangrijk om begrip te hebben van de relatie tussen infecties en ziekteverschijnselen, de relatie tussen
de infectie van een individueel rund en de gevolgen voor de koppel en de variatie in kengetallen in een koppel runderen. Door ge-
bruik te maken van actuele epidemiologische inzichten kan bedrijfsinformatie worden vertaald naar een betere bedrijfsadvisering
aangaande de aanpak van infectieziekten. In de cursus zal ook een aantal GD-programma\'s in dit kader worden besproken.

Docenten: Dr. Annemarie Bouma, dr. Ruurd Jorritsma, dr. Mirjam Nielen, Epidemiologie, Departement Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren, Universiteit Utrecht en Drs. Chris Bartels, Afdeling Epidemiologie, GD

Cursusleider: Dr.ir. Gerdien van Schaik, Epidemiologie, Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Universiteit Utrecht
en Afdeling Epidemiologie, GD.

K.I. bij varkens vanuit praktisch en wetenschappelijk perspectief 05/316 Nieuw

dinsdag 1 november, 12.30- 17.00 uur
Locatie: PAO-Diergcnceskunde, Houten
Prijs: € 180,-

Om tot goede rcproductiercsultaten op zeugenbedrijven te komen, is het gebruik van goed sperma een conditio sine qua non.
In de praktijk blijkt echter lang niet altijd op de juiste wijze te worden gewerkt.

Enerzijds worden op bedrijven die zelf sperma winnen soms cruciale fouten gemaakt maar ook op bedrijven die sperma betrekken
van K.I-organisaties, gaat men daar nogal eens slordig mee om waardoor de kwaliteit van het sperma en dus ook de bevruchtingsre-
sultaten nadelig worden beïnvloed. In deze cursus komen enerzijds de praktische aspecten van KI bij varkens aan de orde en vooral
het opsporen van veel voorkomende fouten. Anderzijds zullen de recente wetenschappelijk ontwikkelingen aan de orde komen:
nieuwe technieken van spermabeoordeling en inseminatie en nieuwe materialen zoals verdunners.

Cursusleider: Dr. Th. Geudeke, Gezondheidsdienst voor Dieren

Docenten: K. Peters, Varkens KI, Noord Brabant; Dr. Th. Geudeke, Gezondheidsdienst voor Dieren en
Drs. H. Feitsma, Bond KI (IPG Beuningen)

Meer informatie over deze cursussen in de Najaarsbrochure PAO-Diergeneeskunde,
of op Internet
www.paod.nl

Opgaaf voor bovenstaande cursussen telefonisch: 030 - 634 89 80,
via e-mail:
info@paod.nl

-ocr page 284-

Constitutie D.S.K.-bestuur 2005-2006

Het is half oktober en dat betekent
dat tijdens de Algemene Leden-
vergadering 13 oktober jongstleden
het bestuur der D
.S.K, is gewisseld.
Afgelopen jaar zijn de banden tus-
sen D
.S.K, en de KNMvD sterk
aangehaald en wij als nieuw be-
stuur willen dit natuurlijk behou-
den. Het is dus belangrijk om te we-
ten wie wij zijn. Daarom stellen wij onszelf in deze
nieuwe aflevering van het TvD aan u voor.

De functie van praeses zal worden ingevuld door Rosemarijn
van Dis. Als gezicht van het bestuur zal zij onder andere het
contact onderhouden met de KNMvD. Als ab-actis zal Jos
van Embden de praeses bijstaan in het onderhouden van het
contact en de schriftelijke communicatie. In een grote vere-
niging als de D.S.K, gaat natuurlijk het nodige geld om, waar
onze fiscus Willemijn Kleijn verantwoordelijk voor zal zijn.
Arjan van Genügten zal als vice-praeses het jaarlijkse
Peerdepieten verzorgen en de praeses in haar taken vervan-
gen bij afwezigheid. Gooitzen Spijksma zal de taak van vice-
ab-actis vervullen en onder andere voor de nieuwe aanwas
van leden zorgen. De D.S.K, heeft natuurlijk ook te maken
met het veterinaire onderwijs. Hierin zal Diana de Rooij zich
mengen als assessor. Ook zal zij zich bezighouden met een

DS
rubrie

3

k

geheel nieuwe taak binnen de D.S.K.. De voormalige Brr-tup
zal namelijk vanaf nu onder de D.S.K. vallen waardoor de le-
den beter te bereiken zullen zijn en er meer openheid wordt
verschaft.

Vol goede moed gaan wij dit jaar in, trots als we zijn om in
een mooie vereniging als de D.S.K. zitting te mogen nemen
in het bestuur voor het jaar 2005-2006.

Het D.S.K. bestuur 2005-2006.

Symposium Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking

In zo\'n 80 % van de landen is er wei-
nig tot geen controle op de genees-
middelenmarkt. Illegale productie
cn verspreiding zijn aan de orde van
de dag. Medicijnen bezitten niet de
gestelde werkzaamheid of kunnen
zelfs schadelijk zijn voor de patiënt.
Dit kan leiden tot het falen van een
therapie, het verergeren van de
symptomen van een ziekte of zelfs tot sterfte van een patiënt.
Niet alleen voor het individu levert dit problemen op, resisi-
tentie tegen antibiotica kan in een dusdanig klimaat snel toe-
nemen en wereldwijd problemen geven. Ook in de veehou-
derij spelen deze problemen, bovendien kan een verkeerd
antibioticumgebruik in de veehouderij leiden tot resistentie-
problemen bij de mens, waardoor steeds meer ziekten niet
meer te behandelen zijn.

Wie voelt zich verantwoordelijk voor de problemen en op
welke manier dienen ze aangepakt te worden?

Symposium Tropical Animal Health

Het 16e Symposium on Tropical Animal Health and
Production
heeft plaats op 28 oktober 2005, organisator is
de Faculteit der Diergeneeskunde. Het onderwerp van dit
jaar is
Tuberculosis at the livestock/wildlife/human interface.

Stichting Diergeneeskunde In Ontwikkelingssamenwerking
organiseert op donderdag 27 oktober een avondsymposium
met als thema:

"(Ab) use of veterinary medicines in developing countries"

Het symposium zal plaatsvinden onder leiding van prof dr.
H. Vaarkamp, hoogleraar Veterinaire Apotheek aan de facul-
teit diergeneeskunde te Utrecht. Vanuit het oogpunt van de
lokale bevolking, de veterinaire industrie en de wetenschap-
pelijke wereld zal door een aantal sprekers verschillende me-
ningen geventileerd worden, waarna er ruimte is voor dis-
cussie.

Lokatie: Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht
Aanvang: 19:30 uur
Zaal open: 19:00 uur

Meer informatie kunt u vinden op www.dio.nl

Een keur aan internationale experts zal de meest recente ont-
wikkelingen in de diagnostiek en controle van dit wereld-
wijd oprukkende probleem presenteren.
Deelname is gratis. Voor nadere informatie: bic@vet.uu.nl

-ocr page 285-

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit wil een vervroegde invoering van elektronische
identificatie en registratie voor schapen en geiten.
Uiterlijk 1 januari 2008 moet Nederland overstappen op
individuele registratie gebaseerd op elektronische identi-
ficatie. Ook moet Nederland beschikken over een cen-
trale database voor schapen en geiten. De sector en LNV
streven naar invoering van elektronische identificatie op
1 januari 2007.

LNV is dit voorjaar gestart met een project dat eind 2005
komt met een keuze voor een systematiek voor invulüng van
de Europese regels voor identificatie en registratie van scha-
pen en geiten. Een stuurgroep waarin de sector (PVE, LTO,
NBHV) en LNV vertegenwoordigd zijn, is verantwoordelijk
voor de projectopzet en adviseert de minister.
Ook kent het project een actieve inzet van de sector in een
werkgroep waarin voorstellen worden besproken en ontwik-
keld. Daarnaast is er een gebruikersgroep die als klankbord
dient en de belangen van de sector behartigt.
De stuurgroep buigt zich onder andere over de gewenste
l&R-systematiek voor de toekomst, de eisen aan elektroni-
sche transponders en afleesapparatuur, een kosten/baten-
analyse voor de gewenste situatie, een voorstel voor kosten-
verdeling, een proef met transpondertechnologie en de over-
gangsmaatregelen van de huidige situatie naar de toekom-
stige situatie.

Bij afronding van het onderzoek wordt de l&R-systematiek
voor de toekomst vastgesteld en worden tevens afspraken ge-
maakt over de vervolgstappen om tot een werkend geheel te
komen. Dit houdt in dat na het onderzoek een reeks projec-
ten moet worden uitgevoerd, deels onder verantwoordelijk-
heid van het ministerie van LNV en deels onder verantwoor-
delijkheid van de sector. Zo zal het ministerie ervoor moeten
zorgen dat er een centraal geautomatiseerd systeem komt
(EU-eis) dat de nieuwe systematiek ondersteunt. Aan de
zijde van de sector dienen maatregelen te worden genomen
om met de nieuwe technologie en het nieuwe centrale
systeem van LNV te kunnen werken, hetgeen voor de grotere
bedrijven betekent dat ook zij hun geautomatiseerde syste-
men moeten aanpassen.

Als het nodig mocht zijn een praktijkproef uit te voeren
waarin de nieuwe systematiek en de nieuwe technologie sa-
men worden getest, zou dit onder regie van de sector kunnen
gebeuren.

Bron: Ministerie LNV

Elektronische I en R voor schapen en geiten

Verkiezingen bestuur en raad van toezicht

Tijdens de algemene vergadering
op 7 oktober 2005 zijn de uitslagen
van de verkiezingen voor het be-
stuur van de KNMvD en de raad
van toezicht bekendgemaakt. Hier-
onder volgen de uitslagen.

KNMv

Respons

Voor de bestuursverkiezing zijn 4362
stembiljetten in omloop gebracht, daarvan kwamen er 1885
retour (43%). Voor de raad van toezicht kwamen er 4119
stembiljetten in omloop en kregen we 1977 retour (48%).

Uitslag bestuursverkiezing

Het aantal stemmen is tussen haakjes weergegeven.
Vanuit cluster 1 (koppelgehouden dieren) waren er vier kan-
didaten:

W.G. van den Ekker (294), A.J.G. den Hertog (151), A.H.G.
Piebes (138) en G.J. Eringa (111). Cluster 1 heeft twee zetels
in het bestuur, hetgeen betekent dat de heren Van den Ekker
en Den Hertog zijn gekozen.

Vanuit cluster 2 (individueel gehouden dieren) waren er vier
kandidaten:

L.J. den Otter (321), H. van Herpen (197), H.R.C. Gostelie
(165) en M.A. von Brucken Fock (146). Cluster 2 heeft drie
zetels in het bestuur, hetgeen betekent dat de heren Den
Otter, Van Herpen en Gostelie zijn gekozen.
Vanuit cluster 3 (volksgezondheid en bedrijfsleven) waren er
twee kandidaten: M.A. Willemen (176) en J.F.G. Maathuis

1

(103). Cluster 3 heeft één zetel, zodat de heer Willemen is
gekozen in het bestuur.

Uitslag verkiezing leden raad van toezicht

Vanuit regio Noord waren er twee kandidaten voor de raad
van toezicht: RJ.M. Egbcrink (192) en J.H.J.M. de Jong-
Rockland (182). Regio Noord heeft twee zetels, hetgeen be-
tekent dat de heer Egberink en mevrouw De Jong-Rockland
zijn gekozen.

Vanuit regio Oost waren er de volgende kandidaten: H.J.
Ormel (305), A. Mostert (267), A.J.H. Bruns (167), C. van
Maanen (156), M.L.T. Fisscher-Peters (153), K.H. Poppens
(120) en M.A.M. Boereboom (108). Regio Oost heeft vier
zetels, zodat de heren Ormel, Mostert, Bruns en Van Maanen
zijn gekozen.

Vanuit regio West stonden kandidaat: N.J.J.M. Heutink-
Mastenbroek (308), M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan (295), C.W. Davidse (216), A. Fennema (196),
J.C.R van Mameren (140), J. Borgmeier (137), G. Huijser
van Reenen (119) en RX.M.M. Cremers (87). Regio West
heeft vier zetels, zodat gekozen zijn mevrouw Heutink-
Mastenbroek, mevrouw Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan en de heren Davidse en Fennema.
Vanuit regio Zuid stonden kandidaat: J.Th. Weeda (200),
J.M. Berger (193), E.G. van Bruinessen-Kapsenberg (163),
M.K. Buth (125), A.J. Breeuwsma (123) en E.A. Damen

(104). Aangezien regio Zuid drie zetels heeft, zijn de heren
Weeda en Berger en mevrouw Van Bruinessen-Kapsenberg
gekozen in de raad van toezicht.

-ocr page 286-

Hockey

Alle mensen die niet ziJn geweest (óebben dit iaar een
grote fowt gemaal^tl Want wie wli er niet in de zon een ont-
spannen dagie rennen en onder Ciet genot van een
dranl?Je collega\'s en aanstaande collega\'s sprefeni" De op-
femst was goed, maar volgend jaar worden nati/iMriiJl?
nog meer mensen verwac(it,
Dms zet deze dag alvast weer
in MW agendal

Bloedfanatlefe, maar ooi? sportieve wedstrijden, (ladden
als resMltaat dat (óet team van DixFortwin met de bokaal
naar (ïnis ging, Dit was genoeg reden voor (ïen om een
fi/ist bier aan te bieden, Dit aanbod werd nati/inrlijl^ door
niemand afgesiagcnl

Zoals ieder Jaar werd oo^ de striJd tussen ftet Veterinaire
5ti/identen Towring Team (de V5TT) en de dierenartsen van
(net aii-stars team gestreden, Een beetJe vreemd, maar de
sti/identen wonnen. Dit vonden de natMMriiJl? altiJd \'topfitte\'
studenten overigens mindervreemd,,,

Kortom, fiet was zoals ell? Jaar weer een geweldig gezellige
dag en
we wensen alle (óocl^eyers (leei veel sterfte blJ ^^et
doorstaan van de onvermlJdeiiJfe verscl^ril?^eliJfe spierpij-
nen! (Volgend Jaar tocló opnieuw proberen minder onge-
traind op (iet veld tc verschijnen,.,?)

Tot volgend Jaarl

^ansJe van Veersen, Bernard T(ïien, coördinatoren (óocl?ei^
Maaike Doll^, coördinator D5K

KNMvD Sportdag, groot succes!

Het weer zat mee, de bccftie was sclóittereiod, de deelnemers warei^ entfowsiast, Alle i/igredië/ite/i voor een goede sport-
dag waren vriidag 23 september
aanwezig. De sportiviteit eKi collegialiteit, zelfs tusseio de fecl?ei^ers en de voetballers,
ware/i geweldig, De KNMvD-sportdag was weer een groot swccesl

Bridge

Het was weer een gezellige
cn sportieve dag, Dndanfo
ziJn ziekte ^leeft C^ris
Wondergcm ais wedstrijdlei-
der weer geweldig ziJn best
gedaan ons een prima wed-
striJdsclóema voor te sclóote-
len; alie (óulde daarvoor
De zitting voor de
\\mc<h was
duldeiiJé voor dc paren de (óeer en mevrouw CiaiJ cn
mevrouw Lambeel? met ondergetekende, zIJ scoor-
den ex aequo 6D,42%.

Na de \\mcf\\pa\\Aze kwamen mevrouw Brands met de
lóeer Wondergem sterk opzetten. ZiJ wisten 63,89% te
scoren, voor ^et ec^itpaar De Groot met 59,72%,
Deze scores waren ec^iter niet voldoende voor de
uiteindelijke winst en bIJbeferende wlsseibeker
Twee paren eindigden exact geliJk te weten de lóe-
ren De Boer en Roseboom en (iet gelegenfncidspaar
mevrouw Lambeek met ondergetekende,
Hopelijk zien we volgend Jaar meer paren op deze
gezellige dag en avond,

Albert Brands
Coördinator bridge

-ocr page 287-

Golf

Het o/iderdeel golf werd gespeeld op de bmm vm de
BetMW5e GolfclMb \'de Datoi/iwe\', De omstaiodiglnedeM wa-
reKi ideaal; Pracl^tlg weer, ee/i prachtige baa/i en niet m de
laatste plaats; 56 goed geluimde deelnemersl
Zoals gezegd, de Batouwe is een prac^itige baan maar ze-
^er geen gema(?l?eliJfe, Een enorme ^loeveel^ield water om-
spoelt de grassige fairwai^s, Tot wanfoop van velen ziJn er

grote aantallen ballen in dit water verdwenen, En........."ball-

felóing "was" pro^ilblted\'l

De door de sponsor gescfon^en ballen fenden dit verlies
niet altijd compenseren, Maar, daarover werd niet ge-
treurd, aan ^et eind van de wedstrijd bevond zlc^i op ^et
zonovergoten terras een tevreden groep golfers,
Gezellig^ieid, (óet ell^aar na lange tijd weer zien, preva-
leerde boven de geleverde prestaties, Toc(ï waren er win-
naars.

De neari^ werd gewonnen door D, Liberg, de longest drives
door mevrouw G, van Pinxteren en J. van Vuren,
Winnaar van de wedstrijd 20D5 en voor een Jaar (houder
van de bollaal met inmiddels vele Illustere namen werd
1.
Remmen.

Na de prijsMitreil«ing spoedde een leder zic^i via een toe-
ristisctóe route (met de auto de veerpont op) naar de vel-
den van CDW in WiJi^ bü Duurstede, alwaar in de daar op-
getro^l?en tenten (iet diner werd gebruikt en daarna (net
traditionele feest werd gefouden, Zo l^wam er een eind
aan een buitengewoon plezierige dag,
Voor de "coördinator golf" was (net een voorrec(ït en een
genoegen deze dag te (óebben mogen organiseren,

Met mdrnk wil il^ de vele sponsoren bedan(?en die (net mo-
gelIJl^ (nebben gemaakt dc Sportdag, en ^let golfen in (^et
bijzonder, tot een groot succes te mal?en,

Nic(? Simoncelli
Coördinator golf

-ocr page 288-

Voetbal

VDor de yetemme voe\\ba\\-kamp\\oemc^appeY\\ waren
we te gast bij voetbalvereioiging CDW In Wiil? bij
Duurstede,

Een prac^itige club met een pfma accDmmodatie, De or-
ganisatie van deze cli/ib ^leeft ons zeer gastvrij ontvan-
gen en alles in (iet werl^ gesteld om (ïet ons naar de zin te
maken. En dat Is ze gelwl^tl Onze dan^ (óiervoori

Was ^let niveaM van (óet veterinaire voetbal al feog, deze
editie werd
op een zo mogeiiJl^ nog feger niveau ge-
speeid, Tec(inisc(n, maar
ook tactiscfó, Met name ^et
Facwlteitsteam (hanteerde een tactiscfi sterf? concept en
(laaide daarmee, wellic(ït buiten verwac^iting, de finale.
Het werd een zinderende finale tegen regerend (kampioen
:ioop, Het facuiteitsteam l^wam op een 2-D voorsprong;
liet iater een i^ans op de 3-1 onbeni/t en werd daarvoor
professioneel afgestraft door ]oop, dat de stand in de
laatste mini/iut geiij(?tro^, Tijdens de strafsc^ioppenserie
biee^ ]oop over sterl?ere zenuwen te besc^ïil^fen en won
daarmee deze
kamphemc^appen.

Dm in de finale te fomen moest :ioop eerst afrefenen met
(óet zeer sterl? speiend Gentse team, In deze wedstrijd
bieel? :ioop te besc(iil?fen over (iet nodige fortuin van de
ware (kampioen (en witstefend feeperswer^),

Tennis

Op een ongeioofiijl? mooie na-
zomerdag fonden de tennis-
sers genieten op de buitenba-
nen van TV i/litwij^ in WiJé bij
Duurstede, Ze werden ontvan-
gen met feffie met \'WiJl^se
Jongens", Er werden uitsluitend
gemengde dubbels gespeeld
en omdat de spelers aan el-
kaar gewaagd waren, bleien
de wedstrijden veel spanning
op te leveren, De (ieeriijfe
lunc^i werd genoten op (iet
zonovergoten terras. Op de ac(itergrond fenden we l^et
gejuic(i (noren als er op (iet voetbalveld gescoord werd,
Miteindelij^ werd biJ de dames Lennie van Putten evenals
vorig jaar (kampioen, Tweede werd Caroiijn de Wit, Bü de
(ieren werd Peter Wiemer eerste en Taco Hendri(?s tweede.
De versclnilien waren minimaal,
Na afloop van de wedstrijden genoten wij uitgebreid van
een (leerlü^ drankje op (iet nog steeds zonnige terras en in
(óet begin van de avond wandelden we naar de l?antine
van CDW, de voetbalvereniging van Wijl? bij Duurstede,
waar we fenden genieten van een ^leerlijl^ buffet.
Het was een onvergetelijfe sportdag!
Volgend Jaar weer in Wijl? bij Duurstedel

Hans Sic^mann
Sportcoördinator tennis

-ocr page 289-

De altiJd degelii^ spelende Friezen fiadden moeite met (óet
verwerfeKi
vaY\\ de lunc^i. Sloteio ze (net Dcl^teKidpro-
gramma nog overti/iigeKid
ab poi/ile-winKiaar af, m de
onderbreking lee^ er zand in de mac^iine te zijn gefemen,
ofwel melfoi/ii/ir in de benen, Met
a\\s uiteindeliji^ resultaat
een tocló wel teleurstellende vierde plaats,
Maar in de persoon van aanvoerder Aart ^lorna werd ^let
voltallige Friese team uitgeroepen tot \'ambassadei/irs van
(óet voetbal", Deze als enige overgebleven provincie-ploeg
is al jaren een vaste waarde en weet nieuwe Jonge spelers
perfect in te passen in fiet team. Met name ac^iterin ^an
(iet leunen op enkele zeer ervaren spelers en een feeper
die ^let spelletje prima i?i/innen lezen.

En nu juist dit laatste, die ervaring, werd node gemist bij
de 2 Jongste teams; DSK en de Co-sc^iappers, Veel en-
t^iousiasme, weinig effectiviteit, Maar ze waren er toc(i
maar weer!

Alle spelers, sc(ïeidsrec(nters en iedereen die zic(n ingezet
(ïeeft om deze dag te doen slagen fiarfeM danl^ en (lo-
peliJl? tot volgend Jaar, Waar5c(iiJnliJl? weer eind septem-
ber en waarsc^^iJnliJ^ weer biJ CDW.

Hans CaroY\\,
coördinatorvoetbai

KNMvD Sportman 1005

Tot miin grote verrassing is miJ dit Jaar de eer te beurt
gevallen om te worden uitgeroepen tot KNMvD sport-
man van (iet Jaar \'Waarom \\<kT, vroeg ii^ mij af,
totdat me realiseerde al vanaf de V KNMvD-sport-
dag in C\\f\\^k (zo\'n 20 jaar geleden) deelnemer te ziJn.
De KNMvD-sportdag ^ieeft al Jaren (óet principe dat
"meedoen belangrijker is dan winnen",

ledereen die niet geweest is ^leeft ec(it weer wat ge-
mist. De organisatie en sponsors (ïadden, zoals al-
tijd, niets aan (net toeval overgelaten en voor een
pradhWqe. lo(?atie met scfiitterend weer gezorgd.
Ooi? de catering was weer prima verzorgd, Voor de
deelnemers een prima gelegen(ieid om ell?aar en de
toefemst (want de studenten doen
ook mee) op
een sportieve wiJze te ontmoeten,

Daarom nu al de oproep aan alle sportminnende
veterinairen. Kom naar de KNMvD-sportdag 20D6
en neem Je partner en collega\'s mee, voor een in-
spannende, ontspannende, sportieve en gezellige
dag,

Sportcommissie, bedanl?t voor miJn verl^iezing maar
vooral de prima organisatie.

Tot volgend Jaar

Hans Maatlnuis

-ocr page 290-

Tarieven voor bewaking en bestrijding

Hoe komen die tot stand?

Marij van Oostrum en IJmert de Vries

Praktiserende dierenartsen verrich-
ten werkzaamheden in opdracht
van de VWA-RVV in het kader van
bewaking en bestrijding van be-
smettelijke dierziekten. Wanneer de
practicus de nota voor deze werk-
zaamheden vervolgens indient bij de
RVV en er discussie ontstaat over de
hoogte van de declaratie, krijgt de
practicus te horen dat de tarieven in overleg met de
KNMvD zijn vastgesteld. Dit roept bij veel practici vragen
op. De KNMvD kan immers toch geen tarieven vaststellen?
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMA) heeft toch
laten weten dat de KNMvD zich niet mag bezighouden met
tarieven? In onderstaand artikel wordt aangegeven hoe het
werkelijk in elkaar zit.

Taak Nederlandse overheid

De Nederlandse overheid moet in het kader van Europese re-
gelgeving een aantal zaken geregeld hebben met het oog op
verdenking (bewaking) van en daadwerkelijke uitbraak van
besmettelijke dierziekten. Deze taken zijn neergelegd bij het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Eén
van die taken houdt in dat het ministerie moet zorgen voor de
inzet van praktiserende dierenartsen bij bewaking en bestrij-
ding van besmettelijke dierziekten. De uitvoering van de re-
gelingen is in handen van de VWA-RVV.

Ministerie stelt tarieven vast

Het ministerie stelt jaarlijks de tarieven vast die zij zal beta-
len aan practici voor werkzaamheden in het kader van bewa-
king en bestrijding. Daartoe nodigt het ministerie de
KNMvD en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven uit.
Voor de KNMvD treedt de Paritaire afvaardiging voor
Georganiseerde Dierziekten op. Voor het bedrijfsleven zijn
aanwezig: Bond van Varkenshouders, LTO, Bond van
Melkveehouders en PVE.

Het ministerie zit het overleg voor, maar komt zelf niet met
inbreng. Op basis van de discussie tussen de Paritaire af-
vaardiging en het bedrijfsleven wordt door het ministerie uit-
eindelijk een tarief vastgesteld waarvan verwacht mag wor-
den dat het als \'redelijk\' kan worden bestempeld. De
afspraken worden gemaakt in \'vredestijd\', waarin dus geen
sprake is van een dierziektecrisis, zodat deze vastliggen voor
het geval er een uitbraak mocht komen.
Bij een daadwerkelijke uitbraak vindt over het algemeen nog
overleg plaats met de uitvoerder, VWA-RVV Afhankelijk
van de crisissituatie worden op dat moment specifieke af-
spraken gemaakt.

Samenstelling Paritaire afvaardiging

De KNMvD wordt door het ministerie uitgenodigd als ver-
tegenwoordiger van de beroepsgroep dierenartsen. In het ver-
leden is daartoe de Paritaire afvaardiging ingesteld. De

Maatschappi

nieuw

Paritaire afvaardiging bestaat uit vijf leden, die door de alge-
mene vergadering van de KNMvD worden gekozen uit ver-
schillende kandidaten. Deze kandidaten worden voorgedra-
gen door de groepen die behoren tot het cluster
diergeneeskunde betreffende koppelgehouden dieren, cluster
1. Dat zijn de groepen Pluimveewetenschappen, Practici
Grote Huisdieren, Geneeskunde van het Rund en Varkens-
gezondheidszorg. De voorzitter van de Paritaire afvaardiging
wordt uit deze vijf leden benoemd door het bestuur van de
KNMvD. De Paritaire afvaardiging bestaat op dit moment uit:
drs. IJ.R. de Vries (voorzitter), drs. FG.C.M. van den Nobelen,
drs. E.B. Visser, drs. G. Bouwhuis en drs. R. Holle.

Afspraken over totaalpakket

Enkele jaren geleden is overgegaan van een tarief per dier
naar een uurtarief Het tarief per dier werkte niet: de dieren-
arts was vaak uren op een bedrijf voor enkele bloedmonsters,
hetgeen per saldo niets opleverde. In 2002 is gekozen voor
een uurtarief, waarbij dan geen extra toeslag geldt voor in-
conveniënte uren (avond, weekend). Het meeste werk zal
voornamelijk overdag plaatsvinden, zoals de wintercam-
pagne. In 2002 heeft het ministerie een totaalpakket vastge-
steld, dat bestaat uit:

bewaking (van leukose bij runderen en brucella bij schapen
en geiten)

• een uurtarief dat jaarlijks per 1 oktober wordt geïndexeerd
aan de hand van cijfers CBS

• een voorrijtarief zonder indexatie

• kosten van materiaal per te tappen dier en verzending zon-
der indexatie

bestrijding

\' een uurtarief dat jaarlijks per 1 januari wordt geïndexeerd
aan de hand van cijfers CBS

• een kilometervergoeding van woonplaats naar crisiscen-
trum en een extra vergoeding voor ritten > 100 km aan de
hand van het uurtarief (1 uur per 75 km)

• een wachttarief van 72 uur bij verdenking.

Voorstellen Paritaire afvaardiging

In het periodieke overleg dat in het voorjaar van 2005 is ge-
voerd, heeft de Paritaire afvaardiging verschillende punten
ingebracht. Op de eerste plaats heeft de Paritaire afvaardi-
ging gevraagd om het wachttarief van maximaal 72 uur - dat
van toepassing is bij verdenking in een crisissituatie - ook
van toepassing te laten zijn in de fase van bewaking. Immers,
wanneer een practicus geconfronteerd wordt met een ern-
stige verdenking buiten crisistijd, zal hij of zij alle voor-
zorgsmaatregelen in acht dienen te nemen en kunnen geen
andere veehouders worden bezocht. Dit punt is inmiddels
geaccordeerd en dit houdt in dat een practicus die deelneemt
aan een onderzoeksteam van de VWA-RVV bij een verden-
king van één van de zeer besmettelijke dierziekten, de ver-

-ocr page 291-

plichting opgelegd kan krijgen van de VWA-RVV om daarna
geen veehouderijbedrijven te bezoeken zolang geen zeker-
heid is over de uitslag van het ingestelde onderzoek.
Verder heeft de Paritaire afvaardiging voorgesteld de aan-
passing van de hiervoor genoemde indexcijfers per 1 juli te
laten plaatsvinden. Op die manier kunnen de tarieven eerder
aan de betrokken partijen worden meegedeeld. Ook dit punt
is akkoord bevonden.

Informatie

In juni 2005 hebben alle practici (per nieuws-e-mail of per
post) informatie ontvangen over de hoogte van de actuele ta-
rieven. Deze informatie is ook te vinden op de website van de

KNMvD, onder \'Bewaking en Bestrijding\'. Voor vragen
over tarieven en inzet bij bewaking en bestrijding kunt u al-
tijd contact opnemen met de voorzitter van de Paritaire af-
vaardiging, drs. IJ.R. (IJmert) de Vries per e-mail:
ijmert@zod.nl. Op het bureau van de KNMvD is mevr. drs.
M.C. (Marij) van Oostrum, stafmedewerker, het aanspreek-
punt, telnr. 030-6348900. Wanneer u punten heeft die u
graag ingebracht ziet in het overleg, dan nodigen wij u van
harte uit deze kenbaar te maken.

Marij van Oostrum is stafmedewerker Praktijkmanagement en
Belangenbehartiging bij de KNMvD. Ijmert de Vries is voorzitter van de
Paritaire afvaardiging voor Georganiseerde Dierziektebestrijding.

Regiovergaderingen

De regiobesturen van de KNMvD hebben in september
regiovergaderingen georganiseerd. Deze vergaderingen
stonden deels in het teken van de algemene vergadering
van de KNMvD. Het overige programma werd door de
regiobesturen zelf ingevuld.

De leden hebben in deze regiovergaderingen de mogelijk-
heid om te discussiëren over de onderwerpen die op de
agenda van de algemene vergadering staan. Zij kunnen te-
vens hun stem uitbrengen, die worden meegenomen naar de
algemene vergadering. De regiovergaderingen zijn voor de
leden niet alleen een mogelijkheid om mee te praten over het
beleid, het is tevens een belangrijk inoment voor de besluit-
vorming binnen de vereniging. Dc agenda voor de algemene
vergadering had betrekking op formele zaken zoals statuten
en reglementen, de verkiezing van kandidaten voor verschil-
lende commissies en de contributie, tnaar ook het kwaliteits-
beleid van de KNMvD stond opnieuw op de agenda.
Gedurende de zomer heeft het bestuur hard gewerkt aan de
invulling van dit beleid en zoals toegezegd kregen de leden
weer de gelegenheid zich hierover uit te spreken. In de regi-
o\'s Oost, West en Noord werden deze onderwerpen kort toe-
gelicht door KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter, in de regio
Zuid nam bestuurslid Wiel van den Ekker dit voor zijn reke-

645

ning. De zogenoemde "formele zaken" gaven zoals verwacht
weinig aanleiding tot reacties, bij het kwaliteitsbeleid werd
toch even nadrukkelijker stilgestaan.

Kwaliteitsbeleid

Nadat in de bijzondere algemene vergadering van 25 mei j.1.
de uitgangspunten van het nieuwe beleid werden besproken
en ondersteund, ging het nu om de uitwerking. In de tussen-
tijd is het beleid voortdurend teruggekoppeld binnen de ver-
eniging. Het voorstel van het KNMvD-bestuur is meege-
stuurd met de agenda voor de algemene vergadering. Het
bestuur heeft hiermee een nieuw fundament gelegd voor toe-
komstige ontwikkelingen, het kwaliteitsbeleid blijft natuur-
lijk een dynamisch proces. In de toelichting van Ton de
Ruijter en Wiel van den Ekker kwamen de belangrijkste
onderdelen van het kwaliteitsbeleid nog even kort aan de
orde (zie kader).

Naar aanleiding van de korte toelichting op het kwaliteitsbe-
leid kwamen er vooral praktische en inhoudelijke vragen van
de leden. De uitgangspunten van het nieuwe beleid werden
door de aanwezige leden
niet meer ter discussie ge-
steld. De vragen gingen
met name over de beoorde-
ling van de nascholing, hoe
het in andere landen is ge-
regeld en de te verwachten
kosten voor inschrijving in
de registers. Over deze
kosten zal zo spoedig mo-
gelijk na de algemene ver-
gadering een besluit wor-
den genomen. In de regio
Noord plaatste één van de
leden nadrukkelijk enkele
kanttekeningen bij de gang
van zaken rond het kwali-
teitsbeleid. Hij zag het
nieuwe kwaliteitsbeleid als
Frieke Haffmans

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, OKTOBER, AFLEVERING 20, 2OO5

-ocr page 292-

een gemiste leans. Hij had echter ook begrip voor de situatie
en verklaarde achter het beleid van het bestuur te staan.

Regio Oost

De regiobesturen hebben zich ingespannen om naast dit
vaste onderdeel van de september-vergadering een interes-
sant programma aan de leden voor te schotelen. Regio Oost
beet op 14 september het spits af met het onderwerp "pensi-
oenfonds". Frieke Haffmans is dierenarts en bestuurslid van
de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen, de SPD. Zij
ging in op de ontwikkelingen ten aanzien van het pensioen-
fonds en de nieuwe Wet BPR, de Wet betreffende verplichte
deelneming in een beroepspensioenregeling. Zij slaagde erin
dit op een boeiende en begrijpelijke manier te presenteren.
Er volgde dan ook een interessante discussie. Tweede
Kamerlid Henk Jan Ormel stelde dat KNMvD-voorzitter
Ton de Ruijter voor de beroepsgroep belangrijke inbreng
heeft gehad bij het tot stand komen van de Wet BPR.

Regio West

Op 15 september stonden in de regio West naast het formele
deel van de vergadering drie sprekers op de agenda, te weten
de dierenartsen Klaas Steijn en Paul Leijs van de afdeling
Dierziekten en Diergezondheid van de VWA, en Remco
Schrijver, managing consultant Animal Sciences Group.
Klaas Steijn ging in op Rabiës en het afhandelen van verden-
kingen van dierziekten in Nederland. Remco Schrijver ging
in op Aviaire Influenza en Paul Leijs gaf een toelichting op
Aviaire Influenza en het bestrijden van dierziekten in
Nederland. Na deze inleidingen was er nog gelegenheid voor
een gedachtewisseling met de sprekers.

Regio Zuid

Het regiobestuur Zuid heeft evenals regio Oost Frieke
Haffmans uitgenodigd om de ontwikkelingen met betrek-
king tot het pensioenfonds toe te lichten. Verder werd dc re-
giovergadering op 21 september voor een belangrijk deel in-
gevuld met een presentatie van Ineke Duit van NICE
opleiding & bestuurlijke raadgeving. Zij is organisatiedes-
kundige en doceert op Nyenrode University. De titel van
haar inleiding was: "Intuïtie als valkuil, kunde als oplos-
sing". Ineke Duit schetste aan de hand van een aantal leuke
voorbeelden een herkenbaar beeld van de dierenarts als pro-
fessional, als ondernemer en als manager. Vanuit haar erva-
ring had ze een aantal bruikbare tips voor de aanwezige le-
den.

Regio Noord

Het regiobestuur Noord besteedde in de regiovergadering
van 22 september aandacht aan het huidige curriculum op de
Faculteit der Diergeneeskunde. Peter van Beukelen ging uit-
gebreid in op de veranderende structuur van de opleiding.
Hij werd daarbij ondersteund door vier studenten die op dit
moment in de laatste fase van hun studie zitten. Er ontstond
een leuke discussie met de aanwezige dierenartsen uit de
verschillende curricula. Vooral de aansluiting met de prak-
tijk was voor de aanwezigen een herkenbaar en belangrijk
aspect. Verder werden de leden nog bijgepraat over de stand
van zaken rond het CAO-overleg.

Voorgesteld kwaliteitsbeleid

Nascholing:

Permanente nascholing: eigen verantwoordelijkheid
dierenarts.

Specifieke kennis en kunde die vanuit de overheid of
de markt kan worden gevraagd.
Stichting Veterinair Administratiekantoor (VAK):
Bestuursleden worden benoemd en ontslagen door het
KNMvD-bestuur.

Taken en bevoegdheden zijn beperkt tot uitsluitend re-
gistratie.

Erkenningen:

In de toekomst alleen bij concrete eisen ten aanzien van
kennis en kunde.

Dierenartsen sluiten zelf een overeenkomst met een
Certificerende Instelling.

Certificering praktijken:

De koppeling tussen erkenning en de certificering van
de praktijk is vervallen.

Praktijkcertificering blijft mogelijk op vrijwillige basis
De KNMvD blijft ondersteunen en faciliteren.

Bestaande regelingen erkende dierenartsen:

Bestaande registers blijven.
Contacturen zijn vervallen als criterium.
Indien geen inhoudelijke eisen aan kennis en kunde: re-
gister staat open voor alle dierenartsen.

-ocr page 293-

Marieke Veldman

\'Van heil tot mens en dier\' is het motto van de KNMvD.
Daarom sponsort de KNMvD sinds januari 2005 het die-
renproject van het Wilhelmina Kinder Ziekenhuis
(WKZ) in Utrecht. Een project waardoor de patiëntjes
dieren kunnen aaien en eten kunnen geven om even te
vergeten dat ze \'ziek zijn\'.

Helma Koot, pedagogisch medewerker en coördinator van
het project, vindt het ontzettend leuk. "Het idee voor het die-
renproject is geboren vanuit de filosofie dat de ziekenhuis-
wereld waarin kinderen zich bij ons bevinden, zoveel moge-
lijk zou moeten aansluiten bij het gewone gezinsleven.
Kortom kinderen moeten kunnen spelen, lekker naar buiten
kunnen, sporten, naar de kinderboerderij gaan en met hun
hond kunnen wandelen. Wij streven ernaar zoveel als moge-
lijk is alle "gewone dingen" van het dagelijkse leven in het
ziekenhuis te laten voortbestaan. Denk bijvoorbeeld aan \'ge-
woon\' samen aan tafel eten of lekker bewegen. Dat is niet al-
tijd mogelijk, maar wij proberen dat wel te benaderen.
In 1983 is het dierenproject geïntroduceerd. We merkten dat
de kinderen die thuis huisdieren hebben, het contact met de
dieren misten. Daarom hebben we toen op proef dieren van
een kinderboerderij naar het ziekenhuis gehaald en het resul-
taat is er. We doen dit nu dus al 22 jaar."

"Mama wat is dit? Dat is het oor van het konijn. Maar wat is
dat hierin dan? Dat gaatje? Daar kan het konijn mee horen
en daar mag je niet je vinger in steken!"

Het WKZ organiseert elke twee weken het dierenproject op
donderdagmiddag. Kinderen die toestemming hebben van
hun behandelend arts mogen naar de centrale ruimte komen.
Daar staan wat hekjes waar ze cavia\'s, konijnen en tamme
ratten vinden. De dieren komen van de kinderboerderij en
worden met de dierenambulance naar het ziekenhuis ge-
bracht. De kinderen kunnen de beesten pakken, aaien en eten
geven. Dat mag op schoot, in de rolstoel of op het bed.

"Je ziet dat het de gedachten van de kinderen verzet", gaat
Helma verder. "De dieren zijn leuk en bijzonder mak en dat
maakt dat de kinderen daar aandacht voor hebben en een
keer niet denken aan hun \'ziek zijn\'. Het is overigens niet al-
leen voor de kinderen leuk, je ziet ook de ouders ontspannen
en ervan genieten. Helaas mag niet ieder kind komen. Je
kunt je voorstellen dat kinderen die een chemotherapie
ondergaan een dermate lage weerstand hebben dat de kans
op infectie te groot is. Daarom wordt er per keer en per kind
steeds opnieuw toestemming gevraagd aan de behandelend
arts."

De kinderboerderij selecteert de beesten die komen. Daarbij
wordt heel goed gelet op het welzijn van de beesten. Als de
dieren niet lekker in hun vel zitten, ziek zijn of stress hebben
dan komen ze niet. De dierenarts van de kinderboerderij
checkt de dieren regelmatig.

Helma: "Er komen cavia\'s, tamme ratten en konijnen. We
hebben ook een tijdje katten aan lijntjes hier binnen gehad,
geiten en zelfs ook een big. Helaas komt die niet meer door
het verbod op transport en alle restricties voor het vervoer
met de dierenambulance.

Zo hebben we ook een bepaalde geit hier een lange tijd ge-
had. Die was zo gewend dat zij bij binnenkomst meteen naar
de ruimte toe liep en naar haar \'eigen\' hek. Zij wist al precies
wat er ging gebeuren. Ook de dieren wennen er aan en dat
vinden wij natuurlijk erg goed."

Moeder van Lotte: "dit is een erg leuk project. We kunnen
zelf geen huisdieren hebben omdat ik erg allergisch ben.
Maar op deze manier kan Lotte toch de dieren aaien."

Pap, de konijntjes zijn groot geworden!

-ocr page 294-

Op dit moment is liet zielcenhuis bezig met een project om de
l<inderen die langere tijd in het zielcenhuis liggen in contact
te brengen met hun eigen huisdier. Helma: "het project staat
echt nog in de kinderschoenen. We moeten goed kijken naar
regels en voorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan welke kinde-
ren wel en wie niet en welke dieren. Maar ook waar mogen
de dieren komen, is dat in de eigen kamer of in een aparte
ruimte? Komen alle huisdieren daar dan samen of moet het
apart? We moeten dus echt nog helemaal gaan bepalen hoe
we dit gaan doen. Via deze manier is er dan ook minder con-
trole op mogelijke besmettingsbronnen. Een zeer belang-
rijke vraag is hoe gaan wij om met het garant staan voor de
hygiëne van het dier en de andere kinderen. Mogelijk dat
daar een rol komt te liggen voor de eigen dierenarts. Maar zo
ver zijn we nog lang niet."

"Kijk papa, dit zijn de konijntjes die pas nog zo klein waren.
Wat zijn ze nu groot, hè? "

M

In gesprek met dierenartsen

Sinds enkele maanden zijn de nieuwe ledencontactperso-
nen voor de KNMvD actiefin het veld. De KNMvD heeft
een beroep gedaan op Frans Sluyters en Ton Ultee om een
of twee dagen per week dierenartsen op te zoeken en met
hen het gesprek aan te gaan over de KNMvD. Deze ge-
sprekken worden gevoerd met zowel practici als niet-
practici, met leden, maar ook met niet-leden.

Belangrijkste doelstelling van het project is het verbeteren
van de communicatie met de leden. Door met hen persoon-
lijk het gesprek aan te gaan weten we beter wat er leeft onder
de leden en kunnen we beter inspelen op hun wensen. Ook
ten aanzien van onze communicatie. Veel leden hebben daar
goede ideeën over en onze ledencontactpersonen willen
daarover graag in gesprek gaan. Ton Ultee en Frans Sluyters
hadden vanuit hun oude functies al veel ervaring en contac-
ten in de veterinaire wereld. Ze hebben al verschillende ge-
sprekken gevoerd en zijn erg enthousiast over hun nieuwe
functie bij de KNMvD. De gesprekken verlopen in het alge-
meen zeer plezierig en zijn in meerdere opzichten waarde-
vol. Dierenartsen hebben de gelegenheid om op een prettige
manier van gedachten te wisselen over het functioneren van
de KNMvD en voor ons is het ccn belangrijke informatie-
bron. De KNMvD gebruikt deze informatie om dc leden be-
ter van dienst te zijn en ook om andere (aankomende) dieren-
artsen te interesseren voor het lidmaatschap van de KNMvD.
U kunt uw visie op de KNMvD geven, maar wij kunnen u
wellicht ook op ideeën brengen om meer profijt te hebben
van het lidmaatschap.

Onze ledencontactpersonen kunnen u benaderen voor een
gesprek, maar u begrijpt dat wij niet op korte termijn alle le-
den kunnen bezoeken. Wij willen u dan ook graag uitnodi-
gen om zelf het initiatief nemen om het gesprek aan te gaan.
Immers, de leden, de bestuursleden en de medewerkers ma-
ken samen de KNMvD. Een goede wisselwerking met de le-
den is van levensbelang voor een goed functionerende vere-
niging.

Heeft u interesse in een gesprek met een van onze ledencon-
tactpersonen? Neem voor een afspraak contact op met Henry
Dijkman, telefoon 030-6348900 of laat het weten via e-mail
h.dijkman@knmvd.nl, dan nemen wij zo spoedig mogelijk
contact met u op.

-ocr page 295-

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is
het noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten
ondertekende vragenformulier, alsmede de benodigde ac-
countantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hante-
ren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het eerst
maalt". Wij doen onze uiterste best aanvragen die wij vóór
14 november 2005 ontvangen hebben, vóór 31 december
2005 te verwerken. Houdt u er rekening mee dat dit een
week eerder is dan vorig jaar. Gebleken is namelijk dat het
verwerken van de goodwillaanvragen, mede door de toe-

Doorgeven functiewijziging in
verband met berekening van uw
contributie

De administratiemedewerkers van de KNMvD verzoe-
ken u vriendelijk uw eventuele functiewijziging zo snel
mogelijk door te geven, zodat een daarmee samenhan-
gende contributie-indeling voor het jaar 2004 tijdig kan
worden verwerkt. Op die manier ontvangt u een correcte
contributienota.

De ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop
functiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld
met de praktijk of maakt gebruik van een vervroegde pensio-
nering, et cetera. Voor de berekening van uw contributie voor
de KNMvD heeft dit consequenties, namelijk: indeling in
een andere rubriek (bijvoorbeeld rubriek rustende dierenart-
sen). Om onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt
de administratie u vriendelijk een en ander zo snel mogelijk
door te geven. U kunt dit schriftelijk melden aan de
ledenadministratie: per fax (030-6348909), per e-mail:
le-
den.adm@knmvd.nl
of toesturen aan KNMvD, ter attentie
van: Ledenadministratie, Postbus 421, 3990 GE Houten. U
kunt natuurlijk ook gebruik maken van de mutatiekaart in
het Diergeneeskundig Jaarboek, die u zonder postzegel kunt
versturen.

Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functiewijzi-
gingen die nä 1 januari 2006 aan de ledenadministratie wor-
den doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse aanpassing van
de contributie-indeling. De contributie-indeling wordt dan
pas per 1 januari 2007 gewijzigd.

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

passing van de nieuwe methode, meer tijd in beslag neemt.
Aanvragen ontvangen na 14 november 2005 zullen zeer
waarschijnlijk niet meer voor de jaarwisseling behandeld
kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M.VE. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economi-
sche zaken. Zij is bereikbaar op maandag tot en met don-
derdag onder nummer 030-6348900 of via e-mail: v.roel-
vink@knmvd.nl

Op de vernieuwde website, www.knmvd.nl, vindt u de in-
formatie snel als u de term \'goodwill\' invult in het zoek-
veld.

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie.
Op dit moment zijn wij voor enkele
van onze relaties op zoek naar

praktijken ter overname

Eindejaarsdrukte
goodwillberekeningen

(omzet vanaf € 150.000,-)

Bel voor meer informatie met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (Ó3Ó) 247 49 49. Óf kijk op www.waa.nL

-ocr page 296-

Voor het dierenartsenexamen van 2 septem-
ber 2005 zijn geslaagd:

Aardema, Mevr. H.
Aartsen, Mevr. A.E. van
Blanken, Mevr. G.
Borden, Mevr. S.D. van der
Bosman, E.
Boterhoek, Mevr. M.
Brink, Mevr. A.M. van den
Diepen, Mevr. L.M. van
Eilert, Mevr. L.E.M.

Personalià

EIward, B.

Herenius, Mevr. C.J.J.
Jehee, Mevr. N.C.
Kapteijn, Mevr. W
.J.
Kootstra, Mevr. K.
Korevaar. Mevr. M.
Korsten, Mevr. C.
Leeuw, Mevr. R. de
Mul, Mevr. I.
Ommen, Mevr. C. van
Reenen, Mevr. E.M.G. van
Schotanius, Mevr. B.A.
Simpson, Mevr, D.
Staller, D
.J.
Venstra, S.
Vegte, S.C, van der
Verseijden, Mevr. E
Wal, S.W. van der
Wesselingh,J
.J.C.M.

Mutaties:

.\\ardema. Mevr. H.; 2005; 3552 GT Utrecht; Walnootstraat 8; tel.
privé: 030-2441501; E-mail privé: h.aardemaCâ studcnts.uu.nl.; d.

.\\artscn, Mevr. A.E. van; 2005; 3551 GE Utrecht; Egelantierstraat
102; tel. privé mobiel: 06-55175812; E-mail privé: annebethvanaart-
senighotmail.com.; d.

Blanken, Mevr. G.; 2005; 3523 GM Utrecht; Turkooislaan 28; tel.
privé mobiel: 06-45072114; E-mail privé:E-mail privé: geerteblan-
ken(a hotmail.com.; d.

Borden, Mevr. S.B. van der; 2005; 4105 JS Culemborg;
Mirandapad 33; tel. privé: 0345-519038; E-mail privé: sasensuz{ó
wanadoo.nl.; d.

Bosman, E.; 2005; 3705 ZC Zeist; Warande 38; tel. privé: 030-
6952386; tel. privé mobiel : 06-53289000 ; E-mail privé: dierenarts
bosman(a gmail.com.; d.

Boterhoek, Mevr. M. ; 2005; 9883 SH Oldchove; Buitensingel 12;
tel. privé: 0594-621318; tel. privé mobiel: 06-33720785; d.

Brink, Mevr. A.M. van den ; 2005 ; .3405 CN Benschop ;
Benedeneind 405 ; tel. privé: 0182-309836; tel. privé mobiel: 06-
50485904; E-mail privé: brink403(a hotmail.com.; d.

Dercksen, D.R; 1987: 5281 AJ Boxtel; Bosscheweg 12; tel.: 0411-
677956; tel. privé mobiel: 06-53337567; E-mail privé:
daanenhendrien@wanadoo.nl.; d. bij Gez.heids Dienst voor Dieren; tel.
bur: 0900-1770: fax bur: 0570-660176; E-mail bur.: info@gdvdieren.nl.
Diepen, Mevr. L.M. van ; 2005 ; 3985 SM Werkhoven; Korte Zuwe

2;d.

Eilert, Mevr. L.E.M.; 2005; 7609 GB Almelo; Zeven Bosjes 135;
E-mail privé: l.e.m.eilert(a students.uu.nl.; d.

*Elward, B.; 2005; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 733; tel.
privé: 030-2518041; d.

Frencken, J.; 1973; 61210 La Fresnaye au Sauvage - Frankrijk; La
Vallee Corbon ; tel. privé : 00-33-233674075 ; r.d.

*Herenius, Mevr. C.J.J.; 2005; 3581 KD Utrecht; Van
Hoogendorpstraat 16; tel. privé: 030-2513723; d.

Horsthuis, Mevr. C.; 2005; 3581 WN Utrecht; Wagendwarsstraat
50; tel. privé mobiel: 06-17072771; E-mail privé: carlahorsthuis@
yahoo.nl.; d.

Hulsmeijer, RM.M.; 2005; 6865 VN Doorwerth; Middenlaan 37; tel.
privé: 026-3342894; E-mail privé: p.hulsmeijer@hccnet.nl.

Jehee, Mevr. N.C.; 2005; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 201;
tel. privé mobiel: 06-22567794; E-mail privé: njehee@hotmail.com.; d.

Kapteijn, Mevr. W.J. ; 2005 ; 3705 GM Zeist ; Schermerslaan 47;
tel. privé: 030-6992836; tel. privé mobiel: 06-11196720; E-mail privé:
v%endykapteijn@hotmail.com.; medew. bij J.W.E. Peters, P. Siderius,
S.J. Smit en L.J. Westerlaan; tel. prakt.: 0516-512742; fax prakt.: 0516-
513295; E-mail prakt.: dacoostw@hetnet.nl.; d.

*Kootstra, Mevr. K.; 2005; 3904 CC Veenendaal; Dr. S. de
Bruinestraat 18-1; tel. privé: 0318-511016; d.

Korevaar, Mevr. M.; 2005; 3701 GT Zeist; Slotlaan 108-1; tel.
privé mobiel: 06-14449598; E-mail privé: m_korcvaarf<j hotmail.com.;
d.

Korsten, Mevr. C.; 2005; 3706 ED Zeist; Laan van Vollenhove 885;
tel. privé: 030-6962685; d.

Kwakernaak, C.M.R; 1997; 3437 ZH Nieuwegein;TheoThijssenhove
20: tel. privé: 030-6300629; E-mail privé: kwakernaak@hotmail.com.;
practitioner VWA/RVV

*Leeuw, Mevr. R. de; 2005; 3531 RW Utrecht; Ternatestraat 15;
tel. privé: 030-2944144; d.

Mul, Mevr. 1.; 2005; 3705 HL Zeist; Dr. A. Kuvperlaan 25; tel.
privé: 030-2679952; d.

Nederlof-Wijlhuizen, Mevr. W.H.M.; 1989; 7721 HH Dalfsen;
Heideanjer 47; tel.privè: 0529-431243;
tel. privé mobiel: 06-10628528;
E-mail privé: willeke47@hetnet.nl.; d.

Ommen, Mevr. C. van; 2005; 3706 AA Zeist; Laan van Vollenhove
510 bis; tel. privé: 030-6995594; E-mail privé: bulletjelOOO@
hotmail.com; d.

Poldermans. Mevr. E; 2005; 1091 BX Amsterdam: Ruyschstraat 75
hs.; tel. privé: 020-6681046;
tel. privé mobiel: 06-19614163; E-mail
privé: floorpoldermans@yahoo.com.; medew. bij Mevr.Y.C.J. Kersten-
Klomp; tel. prakt.: 0299-648000; fax prakt.: 0299-465231; E-mail
prakt.: dkgrevelingenmeer@planet.nl.

*Reenen, Mevr. E.M.G.; 2005; 3512 CP Utrecht;
Ridderschapstraat 8 bis A; tel. privé mobiel: 06-24546481; d.

*Schotanius, Mevr. B.A.; 2005; 3551 BK Utrecht; Begoniastraat
12; tel. privé: 030-2448246; tel. privé mobiel: 06-24163361; d.

Simpson. Mevr. D.; 2005 ; 3552 HG Utrecht ; Marnixlaan 98; tel.
privé mobiel: 06-28534110; E-mail privé: d.simpson@students.uu.nl.;
d.

Staller, D.J. ; 2005 ; 1541 NN Koog a/d/ Zaan ; Mosterdland 8; tel.
privé mobiel: 06-24987760; E-mail privé: djstaller@emailmc.nu.; d.

Veenstra, S. ; 2005 ; 3584 DB Utrecht; Cambridgelaan 361; E-mail
privé: sotto_voce_@hotmail.com.; d.

Vegte, S.C. van der; 2005; 7441 GE Nijverdal; Esweg 32; tel. privé
mobiel: 06-30281086; Email privé: svandervegtc@hotmail.com.; d.

Verseijden, Mevr. F.; 2005; 1815 VD Alkmaar; Visserslaan 8; tel.
privé mobiel: 06-10374585; E-mail privé:

remkeverseijden@hotmail.com.; d.

*Wal, S.W. van der; 2005; 3582 ZH Utrecht; Ina Boudier
Bakkerlaan 181 ; tel. privé: 030-2512138; d.

Weerd, Mevr. S. de; 2005; 1601 SW Enkhuizen; Molenweg 104; tel.
privé: 0228-312876; tel.privè mobiel: 06-41486478; E-mail privé:
sdewccrd@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. A.M. Lub; tel. prakt.: 0228-
312849; fax prakt.: 0228-321068; E-mail prakt.: enkhuizen@
uwdicrenarts.nl.

*Wesselingh, J.J.C.M.; 2005; 3552 XV Utrecht; Van der
Steenstraat 14; tel. privé: 030-2656632; d.

Wiersma, Mevr. A.C.; 2001; 3708 HK Zeist; Anna Paulownalaan 73;
tel. privé: 030-6919530; E-mail privé: acwiersma@hotmail.com.;
AIO
Hfdafd. Gcneesk. van Gezclsch.d.; tel. bun: 030-2531683; E-mail bur.:
a.c.wier$ma@vet.uu.nl.

Wit-Heuver, Mevr. C.M.J.M. de ; 1999 ; 3417 PC Montfoort ;
Achthoven Oost 7; tel. privé: 0348-467601; E-mail privé: claudiaheuvcr@
hotmail.com.; d.

Deadline-

maandag
maandag
maandag
maandag

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

01-11-2005
15-11-2005
01-12-2005
15-12-2005

10-10-2005
24-10-2005
07-11-2005
21-11-2005

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail: tijdschrlft@knmvd.nl

-ocr page 297-

Congressen &5ymposia

Oktober

21 Seminar "Reproduction in dairy cattle; from re-
search to practice" georganiseerd door de leer-
stoelgroep Adaptatiefysiologie van
Wageningen Universiteit. Vier (inter)nationale
sprekers zullen een aantal facturen bespreken
die van invloed zijn op de reproductie, zoals
stress, energiebalans, tochtdetectie en insemi-
natiestrategieen. Locatie: Marijkeweg 40,
Wageningen. Tijd: 09:00 - 12:40 uur. Deelname
is gratis, info en opgave: judith.roelofs@wur.nl.
Tel:0317-48 36 53
internationale Moeflon symposium, Nationaal Park de Hoge Veluwe.
Onderwerpen: genetica, ziekten en management in internationale con-
text. Voertaal: Engels, maar ook Duitse bijdragen zijn welkom.
Voorstellen voor bijdragen voor 15 juni 2005 zenden naar de voorzitter
van de wetenschappelijke commissie
J.T. Lumeij@ zvet.uu.nl.
Voorinschrijving tegen gereduceerd tarief Zie voor gedetailleerde infor-
matie M\'H\'H:mo»//om;iTOpo.v(Km.<n/fj.

Doorlopend
agend

22

November

3 en 4 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\' te Wageningen. Cursusleiding:
Prof dr.ir. M.W.A. Verstegen. In de cursus zal aandacht besteed worden
aan een negental thema\'s op het gebied van varkensvoeding. Kosten
€ 895,-. Meer informatie www.wur.nl/wbs

12 Najaarsdag GGG te Ede. Thema: Groei. Onderwerpen: management-
ondersteuningsprogramma van de NCVEI (een project dat financieel
ondersteund wordt door de GGG), rasspecifieke aspecten van tumor-
groei, de behandeling met radioactief jodium van schildkliertumoren
bij hyperthyreote katten, de diagnostische aanpak van alopecia, en bot-
groei en groeistoornissen. Kosten: niet-leden: 130 euro, studenten: 60
euro, assistentes: 70 euro. Inschrijven: betaling op Postbanknummer
539180 ten name van penningmeester Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Ede. onder vermelding van uw naam en adres.

17-18 69. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,
Hannover-Messe, statt. Information: Klinik für Geflügel, tel. 49 511
953 8778/79.

22-24 Groep Groot Dagen 2005. Locatie Papendal te Arnhem. PAO-D
(www.paod.nl). Meer informatie kunt u vinden op de subsite van de
GPCiH via www.knmvdarchief nl/groepen.

Cursussen"

Oktober

21 Seminar "Reproduction in dairy cattle; from research to practice"
georganiseerd door de leerstoelgroep Adaptatiefysiologie van
Wageningen Universiteit. Vier (inter)nationale sprekers zullen een
aantal facturen bespreken die van invloed zijn op de reproductie, zo-
als stress, energiebalans, tochtdetectie en inseminatiestrategieen.
Locatie: Marijkeweg 40, Wageningen. Tijd: 09:00 - 12:40 uur.
Deelname is gratis, info en opgave: judith.roelofs(gwur.nl. Tel :
0317-48 36 53

25 en 26 Nieuwe Cursus Paard: Gezondheid van het paard: een gouden drie-
hoek! WBS - WUR Cursus. Cursusleider: profdr.ir. Huub EJ.
Savelkoul (WU). De kosten van de volledige cursus bedragen € 895,-
per persoon. Nadere inlichtingen via
info.wbs@wur.nl. Wageningen
Business School, Geralda Fonteijn, telefoon 0317-484093.

November

3 en 4 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\' te Wageningen. Cursusleiding:
Profdrir. M.W.A. Verstegen. In de cursus zal aandacht besteed worden
aan een negental thema\'s op het gebied van varkensvoeding. Kosten
€ 895,-. Meer informatie www.wur.nl/wbs

■jkomsten

Oktober

25 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Paard I. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056 PP
Berkel-Enschot.

November

1 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Varken 1. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056 PP
Berkel-Enschot.

8 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Varken I. Aanvang: 20.15 uur.
Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v, Amsbergstraat 7,7418 AH
Deventer

15 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Pluimvee I. Aanvang: 14.00 uur.
Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056 PP
Berkel-Enschot.

17 Najaarsmiddag Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie: KNMvD,
De Molen 77 te Houten. Aanvang: 14.00 uur. Aansluitend borrel en diner.
17 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie:

KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 20.00 uur.
25 Werkvergadering Paard van de Regio Zuid van de KNMvD. N
.B. Nieuwe
lokatie:
Hotel-Re.staurant \'De Druiventros\' (routebeschrijving zie
http://www.knnivd.nl), Bosscheweg 11 te
Berkel-Enschot. Aanvang:
20.15 uur. Kosten: € 30,-. Spreker: Dr A. Fiechtenschlager (Duitsland).
Onderwerp;
Beoordeling van hartafivijkingen in de dagelijkse Paarden-
praktijk. Hitt is het belang van wat we constateren en wat daarmee te doen.
(Voordracht in het Engels.) Erkenningspunten zijn voor dit programma
aangevraagd. Voor nadere
\'mtounaXxe. frankiaificheijmans.nl
30 AUV Werkvergadering. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 14.00 uur
Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v, Amsbergstraat 7, 7418
AH Deventer

Optimale progesteron release door groot contact op[3ervlak van spiraal
Sterke ovariële stimulatie door rebound effect
Eerste keus bij de behandeling van anoestru?en van ovarium cysten
Zeer effectieve en efficiënte therapie

1 CZEVA CEVA SANTE ANIMALE

\\ S ANTE ANIMALE Naaldwijk, NL. Tel. 0174-643930, Fax 0174-643924, E-mail: cevanl@ceva.com

^^ al 25 jaar
y revolutionair in
reproductie

-ocr page 298-

vêrzékëringen

Excl. voor

Onafh. advies, pers. «^275,-

UotoTa^^S 00 of ga naar

# •

» I

itt.

UW AOV NU NOG VOORDELIGER

Kies voor WAA als uw intermediair. Zet uw lopende
arbeidsongeschiktheidsverzekering direct om en u
bent meteen verzekerd van deskundig, persoonlijk /
advies tegen de scherpste prijs. Provisie boven /
€ 275,-die wij vanaf 1 januari 2006 ontvangen van | t«
de verzekeraar storten wij automatisch terug op \\ (ti
uw rekening. Een voordeel dat kan oplopen tot ^
(tien)duizenden euro\'s gedurende de looptijd van uw
verzekering.

Belangrijk: uw overstap dient vóór 1 november 2005

te zijn afgerond.
\\ WAA houdt uw AOV up-to-date. Voorwaarden,
\\ dekking, prijs en kwaliteit worden jaarlijks
g I getoetst en afgestemd op uw persoonlijke en
)\'s
J finandële situatie. Meer weten? Neem dan contact
y op met WAA of bereken zelf uw retourprovisie op
www.waa.nl/arbeidsongeschiktheid.

Nieuw: ^

provisie boven

€ 275,-

terug op uw rekening

(tien)duizenden euro\'s
k voordeel gedurende i
V de looptijd y

ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

VVAA

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 48 00. www.vvaa.nl

-ocr page 299-

Een nieuwe aanpak
van dermatofytose bij katten

Itrafungol

• Krachtig antimycoticum
• Breed spectrum
• Langdurige werking
• Smakelijke

orale oplossing

r

52 ml

10 mg/ml

orale ofilotskii/taliitiei

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Postbus 90240. 5000 LTTiburg

ItrafungoF

Antimycoticum voor katten

Benaming: Itrafungol 10 mg/ml orale oplossing (REG NL 10220 UDA/2 S 460 Fll) - Samenstelling: itraconazol 10 mg/ml - Doeldier: kat Indicatie: behandeling van dermatofytose veroorzaakt door Microsporum
canis
Dosering: dagelijkse dosis is 5 mg/kg of 0.5 ml/kg/dag oraal. Het doseringschema Is 0.5 ml/kg/dag voor 3 verschillende perioden van 7 opeenvolgende dagen, ell<e keer met 7 dagen zonder behandeling
ertussen -
Contra-Indicaties: Niet toedienen aan katten die overgevoelig zijn voor itraconazol of één van de andere ingrediënten. Niet toedienen aan katten met een verstoorde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken
bij zwangere of zogende katten.
Bijwerkingen: In klinische studies werden bepaalde bijwerkingen die mogelijks gerelateerd zijn aan de toediening van het product genoteerd. De meest voorkomende bijwerkingen
waren braken, diarree, anorexie, speekselen. depressie en apathie. Deze effecten zijn gewoonlijk mild en van voorbijgaande aard. Een kortstondige toename van ieverenzymes kan voorkomen. In zeer
zeldzame gevallen wordt dit geassocieerd met icterus. In dergelijke gevallen moet de behandeling worden onderbroken.
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A.. Turnhoutseweg 30.
8-2340 Beerse. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

-ocr page 300-

Fort Dodge Animal Health B. V. maakt deel uit van de multinational Wyeth, één van de
grootste life science organisaties ter wereld. Binnen Fort Dodge zijn wereldwijd ongeveer
3400 medewerkers actief in de ontwikkeling, productie en verkoop van vaccins en
farmaceutica voor nuts- en gezelschapsdieren. Met een goed gevulde pipeline en uitstekende
producten gaat de organisatie de toekomst met veel vertrouwen tegemoet

Teneinde onze organisatie in de Benelux te versterken zijn wij op zoek naar een:

Product Manager Swine Benelux (MA/)

De functie:

U bent verantwoordelijk voor het opstellen van marketing plannen voor onze bestaande en
nieuwe porcine producten binnen de Benelux. Voorts draagt u zorg voor de vertaling van
deze marketing plannen in concrete acties. U onderhoudt nauwe contacten met praktiserende
dierenartsen en bijvoorbeeld universiteiten en gezondheidsdiensten. Daarnaast ondersteunt u
onze interne organisatie middels het geven van technische ondersteuning aan onze klanten,
het trainen van onze medewerkers en door het geven van voordrachten/lezingen aan klanten
en eindgebruikers. Verder draagt u zorg voor de forecasts inzake de porcine portfolio. U
rapporteert in deze functie aan de Sales & Marketing Director Benelux. De standplaats voor
deze functie is gelegen nabij het drielandenpunt.

Uw Profiel:

U bent dierenarts, met bij voorkeur relevante (praktijk)ervaring op het gebied van
varkensgezondheidszorg. U hebt een sterk ontwikkeld analytisch vermogen en communiceert
gemakkelijk in woord en geschrift. U bent in staat effectief anderen te motiveren. U bent
ambitieus, en heeft gevoel voor zowel de commerciële als de technische aspecten van deze
uitdagende functie. Enige ervaring op het gebied van marketing strekt tot aanbeveling. U
heeft een goed ontwikkeld vermogen tot organiseren en kan zelfstandig werken. Uw
capaciteit om zelfstandig te werken belet u echter niet om flexibel in een team te functioneren.
Daarnaast bent u gedreven om onze organisatie vooruit te helpen. U beheerst de gangbare
office applicaties en beheerst in ieder geval de Nederlandse en Engelse taal.

Ons aanbod:

Wij bieden een afwisselende, zelfstandige functie binnen een dynamisch team. Wij geven u
een grondige en praktische opleiding gevolgd door continue ondersteuning. Wij bieden een
uitstekend pakket primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Geïnteresseerd?

Voor eventuele verdere inlichtingen kunt u contact opnemen met Mark Mombarg, telefoon
31-651110165.

U kunt uw sollicitatiebrief en uitgebreid CV richten aan:
Fort Dodge Animal Health Benelux B.V.

Ter attentie van Drs. S.M. de Beer, Sr. Manager Human Resources

Huizerstraatweg 117

1411 GM Maarden

E-mail: debeersm@fdah.com

Fort Dodge Animal Health

-ocr page 301-

Geef mij maar pasta!

j

met Uitaminthe pasta geef je altijd precies de juiste dosering.

Geen onder- of overdosering

Werkzaam tegen alle belangrijke wormen (incl. lintwormen)
Voor honden en katten van alle leeftijden

Uit recent effectiviteitonderzoek blijkt: Vitaminthe is zeer effectief.
Maar één keer behandelen
Te plaatsen in handige display
Verkrijgbaar in 5, 10 en 25 ml

Vitaminthe^

Pasta voor totale ontuiorming

rmatle: Vitaminthe REC NL 2896 Per ml orale pasta: niclosamide 240 mg, oxibendazol 30 mg. Doeldieren: kat cn hond Kanalisatie: Vrij Door meer informatie: virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld.
nl
uiwiu.ulrbac.nl

-ocr page 302-

filUAMT\'-

®

«Ät^^ RIMADYL

I Ê Ê CARPROFEN

INJECTIE

Pre-operatieve toepassing
voor
post-operatieve pijnbestrijding

• Rimadyl® injectie, werkzame stof carprofen, is een NSAID voor de
hond en kat met sterke anti-inflammatoire, analgetische en anti-
pyretische eigenschappen

• Rimadyl® injectie heeft géén invloed op de nierdoorbloeding en op de
bloedstollingtijd

Rimadyl® injectie kan veilig pre-operatief worden toegediend

* Rimadyl® injectie voor éénmalige subcutane of intraveneuze
toediening aan hond en kat in een dosering van 4 mg/kg,
bij voorkeur pre-operatief, op het moment van premedicatie
of bij de inductie van de anesthesie

Als enige NSAID met geregistreerde
vervolgbehandeling met tabletten bij de hond

RIMADYL* INJECTIE • werkzame stof: carprofen: RÊ6 NL 10101 UDO • diergerieesmiddel • doeldier: hond en kat. HOND: • indicaties: ter vermindering van
postoperatieve pijn en zwelling na orthopedische ingrepen en weke-deien chirurgie met inbegrip van intra-ocuiatre operaties • toedieningswijze en dosering:
Rimadyl injectw vrordt subcutaan of intraveneus gege^^n in een dosering van 4 mg/kg, bij voorkeur pceoperaticf, op het nwnent van premedicatie of bij de inductie van de anesthesie •
Om de pijnstillende cn anti-inflammatoire behandeling post operatief uit te breiden kan de parenterale therapie na 24 uur gevolgd worden door carprofen tabletten
in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen. KAT: • Ter bestrijding van postoperatieve pijn. De parenterale therapie mag bij de kat niet gevolgd
te worden door Rimadyl tabletten. • contraindicaties: niet gebruiken bij drachtige dieren. HOND: • Gebruik bij honden jonger dan 6 weken of bij oude dieren
kan extra risico met zich meebrengen. Wanneer geen andere oplossing gevonden kan worden, dient een gereduceerde dosis te worden toegediend. Deze dieren
behoeven daarna een additionele klinische bewaking. Gastro-intestinale uiccratie is zeldzaam bij gebruik van carprofen en komt voornamelijk voor bij doseringen die
ver boven dc therapeutische dosis liggen. KAT: • Niet gebruiken bij dieren jonger dan 4 maanden. Gebruik bij oude of zieke dieren kan extra risico met zich
meebrengen. Typische ongewenste bijwerkingen van NSAID\'s zoals veriies van eetlust, braken, occult bloed in de feces en apathie zijn af cn toe gemeld. Algemeen:
• waarschuwingen: niet gebruiken bij hart-, lever- of nteraandoeningen, bij Gl ulceratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product.
Gebruik bij hypovolemische of hypotensieve dieren vermijden.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbu.s 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

wwvv.pfizerah.nl • secretariaat.ahg(a>pfizer.c^

O 2004 ITizer Animal llcallll bv - Gonellp a/d IJssel
® Merknaam Pfizer Inc., N.V., U.S.A.

-ocr page 303-

Deel 130 • Aflevering 21 • i november 2005

Universiteitsbibliotheek

0 I ItOV. 2005

ritt

Professionele verantwoordelijkheid

Een tuchtklacht: een smet op het blazoen of
een statistisch risico

Vrouwen in de praktijk: probleem of uitdaging

Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij speelt
een belangrijke rol in de veterinaire opleiding

Succesvolle bijeenkomsten in De Efieling:
algemene vergadering en jaarcongres

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 304-

Een praktijk overnemen of associëren? Onze praktijkadviseur kan u op deskundige wijze begeleiden
en adviseren en regelt graag alle zaken voor u.

Bel voor meer informatie of een afspraak met de VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. www.vvaa.nl

-ocr page 305-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 21
1 november 2005

Inhoud

Voorpagina: Ad Wijne, p. 672

Van de redactie
Oorspronkelijk artikel

Het beeld van dierenartsen in de landbouwhuisdiercnsector van hun patiënten en klanten en hun professionele
verantwoordelijkheid; C.
de Graaf

Veterinair tuchtrecht

Foutje?; /. Boissevain

Een tuchtklacht: een smet op het blazoen of een statistisch risico?; H.A. Beijer
Reactie laira Boissevain; /. Boissevain

VVAA verlaagt grens retourprovisie voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
Ingezonden

Vrouwen in dc praktijk: probleem of uitdaging?; /. Buitink
BVD-preventie: verschil in aanpak; LR.M. Verberne

Veterinaire
Tandheelkunde

654

661

662

663
663

Actua

664

665

Interview

Departenicnt Dier, Wetenschap en Maatschappij speelt een belangrijke rol in de veterinaire opleiding; M. Sloet 666

Uitgelicht

De electro-cjaculator 667

Nieuws van de industrie

Nieuw Dental Health programma voor hond en kat

Berichten en verslagen

Lang leve DSK!
IP\'s Winterconference 2006

PAO-Diergeneeskunde

668

668
669

669

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

• Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

• Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

• Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml

• Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\/irb>eiC

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 130, NOVEMBER, AFLEVERING 21, 2006

-ocr page 306-

Wetenschappelijke redactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. dc Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr.E. Teske

Dr. J.H.Vos

Dr.M.A.WUlemen

Wetenschappelijke adviesraad

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr.G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Dhrs. H. Geertsen

Eindredactie

E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers
Mw. drs. M. Fijten
Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten
Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.
E-mail: lijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
cnigingslijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
HoiAten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030) 6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Succesvolle bijeenkomsten in De Efleling
Maatschappijnieuws

Aviaire Influenza en de rol van de KNMvD; S.J. de Groot
In Memoriam Professor drs. J. Mol
World Small Animal Veterinairy Association zit niet stil
Klein Nieuws van groot

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie
Nieuwe eindredacteur
Eindejaarsdrukte goodwillberekcningen
Jaarverslag Ereraad

Deadline

Doorlopende agenda

Personalia

Jubilea

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. A.J.G. den Hertog, lid

Drs. M.A. Willemen, lid

Bureau

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oosfrum-Schuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

672

680
682
68}

684
68s

685

685

686

686
687
689
689

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Bameveld.
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw@planet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Original article

Large animal practitioners" perspective their professional relationship and responsibilities
G.
de Graaf

654

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 307-

Van
de

redactie

Professioneel?

Het blijkt steeds moeilijker te worden voldoende wetenschappelijke bijdragen te verwerven voor ons
Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Zelfs het streven om per aflevering tenminste één wetenschappelijk ar-
tikel te plaatsen is niet steeds haalbaar Een deel van de oorzaak hiervan ligt mogelijk in het feit dat an-
dere aspecten van de beroepsuitoefening onze aandacht in toenemende mate opeisen, zowel in het \'da-
gelijks\' leven alsook in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. De beroepsuitoefening is complexer
geworden, wat aanleiding is voor deskundigen vanuit diverse disciplines buiten de diergeneeskunde om
zich te buigen over onze beroepsuitoefening. Zo lazen wij onlangs in dit Tijdschrift een artikel van zeven
pagina\'s over een methode om de financiële positie van een praktijk te analyseren, dit als \'beleidsinstru-
ment\'. Afgezien van de vraag of dit wel of niet valt onder het modewoord \'professionalisering\' (de defni-
tie hiervan is niet altijd even helder), een dergelijke bijdrage kan in de praktijk zeer nuttig zijn en is, ook
als zij niet direct wordt toegepast, zeer lezenswaardig.

In deze aflevering vindt u een ander voorbeeld: dr C. de Graaf kijkt vanuit de Faculteit der Sociale
Wetenschappen naar de landbouwhuisdieren-practicus en beschrijft hoe deze zijn professionele rol en
zijn verantwoordelijkheid tegenover de dieren en hun eigenaren ziet. Natuurlijk blijkt er een diversiteit te
bestaan en De Craaf komt dan ook tot vier \'discoursen\': de steun van de veehouder, de advocaat der die-
ren, de situationele en intuïtieve dierenarts en de professionele dierenarts. Met de laatste wordt overigens
niet gesuggereerd dat de voorgaande drie minder professioneel zouden zijn, zoals gezegd, de defnitie
van \'professioneel\' is niet altijd even helder Het is een zeer lezenswaardig artikel en ik zou juist ook de
collega\'s die werkzaam zijn in andere sectoren dan de landbouwhuisdieren willen uitnodigen dit artikel
te lezen. Het geeft een duidelijke nuancering van de ontwikkelingen in de landbouwhuisdieren-praktijk.
Interessant lijken mij verder nog twee vragen: \'Zou er een correlatie bestaan tussen de discoursen en bij-
voorbeeld leeftijd, regio of type praktijk?\' en: \'Zouden dezelfde collega\'s er over twintig jaar nog net zo
over denken? Iets vooreen vervolgonderzoek?\'

Al met al is het verheugend om dergelijke bijdragen in het Tijdschrift te zien, meer dan wij tien jaar gele-
den voor mogelijk hielden. Niettemin roept het bovenstaande vragen op: Waarom worden er in het
Tijdschrift zo weinig resultaten van diergeneeskundig wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd? Wordt
er zo weinig onderzoek gedaan of is het niet nodig de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te pre-
senteren aan de Nederlandse dierenarts? Zeker, veel wordt gepubliceerd in de buitenlandse, gespeciali-
seerde vakbladen, maar dat ontslaat de onderzoekers niet van de, althans morele, verplichting om ook
diergeneeskundig Nederland van de essentie op de hoogte te stellen. Is dit ook een gevolg van de zoge-
naamde \'professionalisering\'? En zo ja, zijn we ons doel dan niet ver voorbij geschoten? Immers, de kern
van onze professie ligt in de wetenschappelijke kennis van en visie op vakinhoudelijke aspecten.
Discussiëren over definities is niet altijd zo\'n vruchtbare bezigheid, maar toch moesten we het begrip
\'professionalisering\' maar eens beter definiëren. Zo zou kunnen worden voorkomen, dat essentiële as-
pecten van de professie als gevolg van \'professionalisering\' buiten de boot vallen.

Rogier Kuiper

Tijd
Diergenees

-ocr page 308-

Resultaten: de discoursbeschrijvingen van

dierenartsen

Discours A^: De steun van de verantwoordelijke veehouder
Dierenartsen die zich in discours Aj bevinden, voelen een
sterke band met de eigenaar van het dier: in dit geval de vee-
houder dus. Ze vinden dienstverlening naar de veehouder toe
zeer belangrijk. Dierenarts zijn is een dienstverlenend be-
roep en het is de taak van de dierenarts om de veehouder te
helpen bij zijn bedrijfsvoering. Mocht het economische be-
lang van de veehouder tegenstrijdig zijn aan het belang van
het dier, dan kiest men voor de veehouder. Er zijn heel wei-
nig conflicten met de veehouder. Vrijwel altijd staat men op
één lijn. Natuurlijk mag je in principe niet zomaar een ge-
zond dier doden, maar soms kun je overvallen worden door
een situatie. Dan moetje daar in mee gaan.
\'\'Het omgaan met
de eigenaren is heel belangrijk en juist heel erg leuk. Als je
dat vervelend vindt, kun je beter een andere baan zoeken."

Dieren in de veehouderij vormen een economische factor,
daar hebben de dierenartsen uit dit discours geen enkel be-
zwaar tegen. Het dier is een productiemiddel en daaruit moet
de boer nu eenmaal zijn inkomen halen. Een boer kan dus
per definitie ook nooit zijn dieren
teveel als een productie-
middel zien.
"Ik heb er geen bezwaar tegen als een dier ten
behoeve van de mens gebruikt wordt, mits de gezondheid en
het welzijn van het dier niet teveel geschaad worden."

De verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn
van het dier ligt heel duidelijk bij de eigenaar.
"De diereige-
naar is en blijft primair zelf verantwoordelijk.^^
Dus ook voor
elke diergeneeskundige ingreep is de eigenaar de eindver-
antwoordelijke.
"Wij kunnen boeren ook niet dwingen een
oneconomische handeling uit te voeren." "Het is niet mijn
dier " "Uiteindelijk beslist altijd de eigenaar."

Dierenartsen uit discours Aj hebben een groot vertrouwen in
de veehouder. Het moet dus ook gestimuleerd worden om
veehouders zoveel mogelijk bij de beslissingen te betrekken.
Hoe meer veehouders zelf doen, dat geldt ook voor dierge-
neeskundige ingrepen, hoe meer ze bij het dierwelzijn be-
trokken raken. Dat versterkt ook het verantwoordelijkheids-
gevoel.

Natuurlijk valt er wel het één en ander te verbeteren in de in-
tensieve veeteelt, maar in zijn algemeenheid hebben we het
best goed voor elkaar in Nederland. Kijk maar eens naar an-
dere landen, daar is het dierenwelzijn vaak veel minder
Intensieve veeteelt is nu eenmaal de enige manier om econo-
misch het hoofd boven water te houden. Het is een gegeven.
Natuurlijk moeten we wel proberen de scherpe kantjes eraf
te halen, maar dat gebeurt ook. Waar het niet ideaal is, wordt
er tegenwoordig het nodige gedaan. Ook de veehouders zijn
bereid daaraan mee te werken. Ze hebben het alleen heel
moeilijk. Het is absolute onzin te beweren dat het lot van var-
kens zo slecht is in Nederland. Ook varkens zijn in zijn alge-
meenheid in Nederland goed verzorgd en gehuisvest.
"Varkens hebben het goed en worden goed gevoed en ver-
zorgd." "De situatie in het buitenland is veel slechter"
Het is
opvallend dat dierenartsen in dit discours zich regelmatig
zeggen te ergeren aan het negatieve imago dat in hun ogen
vaak nog aan de intensieve veehouderij (\'bio-industrie\' is al
helemaal een te negatieve term) kleeft.
"Het is veel beter dan
de mensen denken." "Varkenshouders zijn zich zeer bewust
van hun vaak negatief imago "
Typerend is dat het aspect dat
nog werd gemist bij de uitspraken, was:
"De commerciële
mogelijkheden van de ondernemer om te kunnen voldoen
aan alle waarden en regels."
Ook volksgezondheid was ver-
der een aspect dat nog vaak gemist werd.
"Speerpunt moet de
volksgezondheid zijn waarbij de individuele dieraspecten
(onder andere welzijn) niet uit het oog moeten worden verlo-
ren."

Dierenartsen uit discours A^j hebben niet veel last van con-
currentie tussen dierenartsen onderling.

Discours Bj: De advocaten der dieren
Discours Bj kenmerkt zich in eerste instantie door de moeite
die de artsen uit dit discours met de intensieve veehouderij
hebben.
"Intensieve veehouderij knelt ernstig op het gebied
van dierenwelzijn"
Ze vinden de intensieve veehouderij niet
nodig, en het zou ook niet in zijn huidige vorm moeten blij-
ven bestaan. We hebben het, in zijn geheel genomen, hele-
maal niet goed voor elkaar in Nederland in de intensieve vee-
houderij. Met name met de huisvesting van de dieren is nog
veel mis. We zijn in het huidige systeem gegroeid, maar als je
er neutraal naar kijkt, is het een ongezonde situatie. Het gaat
dus niet zozeer om het feit
dat dieren voor menselijke con-
sumptie worden gehouden, maar meer om de wijze waarop.
"Ik heb geen moeite met de vleesproductie, wel met de wijze
waarop dat gebeurt r "Welzijn van dieren kan verbeterd wor-
den" "Welzijn van dieren is iets waar veel te weinig naar ge-
keken wordt. Zowel door dierenartsen, als door de overheid
en boerenorganisaties."
In het bevorderen van het welzijn
van dieren,
"ligt een duidelijke taak voor de dierenarts".
Dierenartsen uit discours Bj zijn nog wel bereid om hun
werk te doen in de varkenssector, maar het gaat veel minder
van harte dan in alle andere discoursen. Ook het feit dat var-
kens gecastreerd worden zonder verdoving wekt veel weer-
stand op bij de dierenartsen uit discours Bj. Dat gebeurt met
name vanuit economische motieven en dat valt eigenlijk niet
goed te keuren.

Het beeld van de veehouder is ook een heel andere dan in
discours Aj. Bedrijfseconomische overwegingen spelen een
te grote rol bij de beslissing van een veehouder om een die-
renarts erbij te halen. Bedrijfseconomische overwegingen
spelen sowieso een veel grotere rol dan mededogen en ver-
antwoordelijkheidsgevoel bij beslissingen van veehouders.
"Boeren houden dieren nu eenmaal om in inkomen te voor-
zien"
Hierin verschillen de boeren sterk van de dierenarts.
Het uitgangspunt voor de dierenarts is altijd het dier; de lo-
yaliteitwijzer slaat duidelijk door naar het dier. In extreme
gevallen worden beslissingen genomen die tegen het belang
van de eigenaar ingaan. Het tevreden stellen van klanten is
immers veel minder belangrijk dan het bevorderen en hand-
haven van de gezondheid en welzijn van dieren. De dieren-
arts draagt een grote verantwoordelijkheid voor het dier.
Hoewel de beslissingen van de eigenaar sterk te beïnvloeden
zijn (dit is een belangrijke taak van de dierenarts), moet deze
uiteindelijk wel de beslissingen nemen en dus een ander be-
langrijk deel van de verantwoordelijkheid dragen. De die-
renarts treedt op als een advocaat van het dier.

Veehouders verzoeken dierenartsen uit discours Bj nog wel
eens om een handeling die totaal onaanvaardbaar is. Dit ver-

-ocr page 309-

Tabel i : Factor ladingen van de respondenten

De defining variates (ladingen die boven de .48 uitkomen, p < .001 ) staan tussen haakjes.

mist werden, éénmaal "de
opvoedkundige taak van de
dierenarts"
werd genoemd.

Dierenartsen uit discours Bj
hebben vaker conflicten met
veehouders dan dierenartsen
uit discours Aj. Dit hoeft niet
altijd een groot conflict te
zijn. Maar
"ik wijs een klant
altijd op situaties die niet
goed zijn voor de gezond-
heid/welzijn van zijn/haar
dieren en dat daar verbete-
ringen in gemaakt kunnen
worden".
En dat leidt ui-
teraard tot meningsverschil-
len. Toch wordt ook in dit dis-
cours de omgang met
eigenaren in zijn algemeen-
heid als plezierig ervaren.
"Omgang met diereigenaren
beschouw ik als een van de
leukste onderdelen van het
vak zelfs als die omgang
moeilijk is"

Dierenartsen uit discours Bj
hebben niet veel last van con-
currentie tussen dierenartsen
onderling. De correlatie tus-
sen discoursen Aj en Bj is de
laagste tussen alle discoursen
van de dierenartsen.

Plaats van praktijk:
B = Brabant/Limburg
U = Utrecht/Gelderland
O = Overijssel

Discours Q.\' De situationele
en intuïtieve dierenartsen
Dierenartsen uit discours Cj
laten zich het meeste door
hun gevoel leiden. Dit wordt
ook letterlijk veel gezegd.
Als toelichting werd bijvoor-
beeld gegeven:
"De uitspra-
ken druisen teveel tegen het
eigen gevoel in of geven juist
het sterkste gevoel. Het is
nogal arbitrair."
Of: "een ge-
voel van "zeer waar."
Waar
dierenartsen uit discours Bj
veel nadenken over wat het
beste is voor het dier in het
algemeen, beoordelen die-
renartsen uit discours Cj wat het beste is voor het dier door
een oordeel, een
"gevoeF, over een concrete situatie te ge-
ven. Ze handelen dus minder vanuit algemene principes,
maar meer vanuit het eigen gevoel. Daarbij is
"het moeilijk
ratio en gevoel gescheiden te houden."
Er wordt vaak vanuit
specifieke situaties en voorbeelden gedacht. Ze handelen
niet zozeer op basis van principiële opvattingen, maar meer
vanuit de relatie met de veehouder en het dier. Dierenartsen
uit discours Cj laten zich sterk door de situatie leiden. Het in-
dividuele, zieke dier staat meestal op de voorgrond, soms de
individuele veehouder. Het individuele dier behoort de best

Ab

Bb

Cb

Db

Geslacht

Jaar van afstuderen

PI

.05.

34.

19

(.52)

M

82

B

.31

.33

(.43)

(.45)

M

78

B

.00

(.57)

.03

.02

M

67

B

.39

(.45)

.04

.21

M

72

B

(.66)

.01

.18

.41

V

93

B

.37

(.46)

(-.50)

.38

M

85

B

.22

(.49)

.03

.15

V

99

B

(.67)

.09

.09

.11

V

93

B

.21

.01

(.45)

(.52)

M

87

B

(.63)

.19

.31

.10

M

84

B

.25

.00

(.54)

.13

M

95

B

.02

.26

(.50)

.32

M

90

B

-.04

.22

(.49)

-.01

M

89

0

-.02

(.72)

.26

-.18

M

95

0

.31

-.04

(.53)

.12

M

71

0

-.23

(.63)

.01

.30

M

83

0

(.47)

.29

.38

.27

M

78

0

(.51)

.03

-.07

.39

V

98

0

(.58)

.24

-.03

.25

M

83

0

.36

(.47)

-.01

.22

M

98

0

.42

.26

.15

(.54)

M

88

0

.33

.40

.20

.34

M

83

0

(.55)

.10

.06

(.43)

M

78

0

(.58)

.19

.27

.10

M

92

U

.09

-.01

.13

.34

M

84

u

.42

.05

.39

-.09

M

91

u

.23

(.56)

.32

.00

M

96

u

(.64)

.07

-.02

.39

V

99

u

.42

.20

-.06

(.58)

M

73

u

(.52)

.18

.11

.12

M

97

u

.13

.26

(.48)

.22

M

70

u

.17

.00

.05

.37

M

91

u

(.53)

(.46)

.10

.11

M

99

u

(.65)

.09

.16

.18

M

79

u

(.81)

-.11

.13

.19

V

96

B

(.75)

.19

.24

.11

M

88

B

(.56)

(-.48)

-.01

.26

M

86

B

(.64)

.07

.02

.17

M

84

B

(.65)

-.05

.20

.07

M

81

B

(.56)

-.17

(.45)

.30

M

81

B

sterkt het toch al enigszins negatieve beeld dat van de vee-
houders bestaat.
""Het gebeurt regelmatig dat je onredelijke
verzoeken wordt gedaan.\'\'
Er is niet al te veel vertrouwen in
de veehouder. Het is dus ook zeker geen goede ontwikkeling
dat veehouders meer en meer zelf doen. Je maakt nog veel
onoordeelkundig toepassen van medicijnen door veehouders
mee.
"Veterinaire taken die bij de veehouder komen te lig-
gen, leiden vaak tot kwaliteitsverlies op gebied van dierge-
zondheid en is zodoende geen goede zaak."
Hoe meer vee-
houders zelf doen, hoe meer welzijnsproblemen er zullen
ontstaan. Opvallend is verder dat bij de aspecten die nog ge-

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3O, NOVEMBER, AFLEVERING 21, 2OO5

657

-ocr page 310-

mogelijke hulp te krijgen. De dierenartsen vragen zich
voortdurend af: wat is voor dit dier het beste? Zo zijn de die-
renartsen uit discours Cj de enigen die vinden dat ze teveel
met koppelbehandeling te maken krijgen en veel te weinig
met individuele behandelingen. Dat druist tegen hun gevoel

m.

Net als bij discours Aj wordt dienstverlening als heel belang-
rijk gezien. Maar dit wordt wel anders geïnterpreteerd. Er
wordt niet zozeer met de bedrijfsvoering van de veehouder
meegedacht, nee, goede dienstverlening bestaat uit het met
de grootste zorg uitvoeren van veterinaire handelingen. Alle
tijd en aandacht behoort naar het zieke dier uit te gaan. De
dienstverlening is dus zeker niet alleen richting de eigenaar,
maar ook heel duidelijk richting dier. Dit houdt onder andere
in dat dierenartsen uit discours Cj als enige zeer sterk het do-
den door dierenartsen van gezonde dieren afwijzen.

Men is vrij kritisch ten opzichte van de veehouder Niet zo-
zeer intensieve veehouderij in het algemeen, het systeem,
wordt als een probleem gezien, maar de veehouder zelf (men
voert zonder al te veel problemen routinematige keizersne-
den uit, dat is immers voor de individuele koe op dat moment
duidelijk het beste).
(\'\'Ik vind de intensieve veehouderij een
heel reële bedrijfstak.")
Zeer typerend is dat de volgende
twee uitspraken van dezelfde dierenarts zijn.-
"Varkens wor-
den in het algemeen goed gevoed en gehuisvest. Beter dan
menig mensenkind",
en: "Dieren worden zeker in de inten-
sieve dierhouderij vrijwel uitsluitend als productiemiddel
gezien".
Dierenartsen uit discours Cj zijn de enigen die het
als zeer negatief ervaren dat eigenaren het dier teveel als een
productiemiddel zien. Dierenartsen uit discours Cj willen de
beste behandeling voor elk ziek dier, maar dat is economisch
niet altijd mogelijk. Daar hebben ze gevoelsmatig proble-
men mee.

Zeer typerend voor discours Q is verder de kritische hou-
ding ten opzichte van collegae. Er is veel te veel concurrentie
bij dierenartsen onderling. Dit betekent ook dat je in con-
crete situaties gedwongen kunt worden dingen te doen die je
eigenlijk niet wilt. Dierenartsen uit discours Bj zijn in zo\'n
geval zeer principieel: die zouden handelingen die ze echt
niet willen verrichten, ook niet uitvoeren. Of ze vinden dat
wat niet goed kan zijn voor een individueel dier, wel een ho-
ger principe kan dienen. Dierenartsen uit discours Aj komen
niet zo vaak in de situatie dat ze gevraagd worden dingen te
doen waar ze echt niet achterstaan. Zij steunen en vertrou-
wen de veehouder. Dierenartsen uit discours Q beseffen dat
als hij het niet doet, de veehouder naar een concurrerende
dierenarts gaat, en voeren dan vaak de handeling om die re-
den toch uit. Concurrentie wordt als zeer negatief ervaren.
Bovendien wordt de ontwikkeling dat veehouders meer en
meer zelf doen, net als in discours Bj, als negatief ervaren.
\'\'Medicijnen zijn veel te makkelijk elders te krijgen." "Ik vind
dat de boeren veel te veel zelffrutsen"

Discours Dj: De professionele dierenarts
Dierenartsen van discours Dj zijn veel principiëler dan die
van discours Cj. Ze voelen zich niet zo snel door een situatie
gedwongen dingen te doen, net als dierenartsen van discours
B eigenlijk. Ze laten zich niet zo snel door een situatie leiden
of door een veehouder dwingen iets te doen.
"Als professio-
nal, vind ik, moet je daar boven staan. Het kan niet zo zijn
dat een situatie het lot van een dier bezegelt."
Ze laten zich
het sterkst van alle discoursen leiden door een beroeps-
ethiek. Wetgeving en afspraken met andere dierenartsen
worden als zeer belangrijk ervaren. Het is dus niet zozeer een
principiële en zeer persoonlijke ethiek die een grote rol
speelt, zoals in discours Bj vaak het geval is, maar het is
meer een gedeelde beroepsethiek waardoor ze zich laten lei-
den.

Wat dierenartsen uit discours Dj typeert, is dat ze zich veel
bezighouden met de vraag wat het beroep dierenarts inhoudt,
met alle ethische vraagstukken die daarbij horen. Ze voelen
zich als dierenarts in de eerste plaats een (professionele) ad-
viseur, pas in de tweede plaats een ondernemer. Ze zijn zich
daarbij zeer bewust van zowel de mogelijkheden als de be-
perkingen van het vak. De taken van een dierenarts bestaan
nooit simpelweg uit dienstverlening aan de klant, of aan het
dier. Als belangrijkste taak wordt wel gezien het bevorderen
en handhaven van de gezondheid en welzijn van dieren. Dat
is belangrijker dan het tevreden stellen van klanten. In tegen-
stelling tot discours Bj blijft echter een groter stuk van de
verantwoordelijkheid bij de eigenaar van het dier liggen. Er
is ook helemaal geen negatief beeld van de eigenaar. Het is
de taak van de dierenarts de eigenaar te helpen datgene te
doen wat het beste is voor het dien Het beste wordt de taak
van de dierenarts omschreven door uitspraak 42 (iets waar
discours C^j het duidelijk mee oneens is):
"Voor alle verrich-
tingen aan het dier is de eigenaar verantwoordelijk. Het is de
taak van de dierenarts de voors en tegens over te brengen."

In tegenstelling tot discours Bj, zijn er geen grote problemen
met de intensieve veehouderij op zich. Wel kunnen er be-
paalde situaties verbeterd worden. Zo is er principieel geen
bezwaar tegen de intensieve veeteelt, maar wel tegen de
castratie van varkens, dat is helemaal niet nodig.
"Logisch
nadenken zou heter zijn!"

Concurrentie tussen dierenartsen onderling wordt als een
groot probleem van het beroep gezien.
"Een dierenarts is in
de eerste plaats arts. Concurrentie is op zich niet slecht,
maar te veel prijsconcurrentie gaat ten koste van dier, eige-
naar en dierenarts."

Professionals als ze zijn, denken dierenartsen uit discours Dj
erover na wat het werken in groepspraktijken voor hen in-
houdt. Conformeren in de zin van je aanpassen aan je colle-
gae is niet zo\'n probleem.
"Werken in een groepspraktijk
vergt juist aanpassingen en conformeren, dat is de kracht
van de groep".

Discussie en conclusies

De onderzoeksvraag van dit artikel, hoe worden dieren en
hun eigenaren omschreven door Nederlandse dierenartsen
en hoe zien ze hun professionele rol en verantwoordelijkheid
naar beiden, is beantwoord met de vier discoursbeschrijvin-
gen. Het is duidelijk geworden dat er verschillende typen
dierenartsen zijn: de relatie met dieren en hun eigenaren
worden op verschillende wijzen verwoord. Verder blijkt uit
de discoursen dat in de dagelijkse praktijk van dierenartsen
de belangen van dieren en hun eigenaren niet los van elkaar
kunnen worden gezien. Verder blijken er inderdaad vaak
tegengestelde belangen tussen dieren en hun eigenaren.
Welke belangentegenstellingen er worden gezien en hoe met

-ocr page 311-

die belangentegenstellingen moeten worden omgegaan,
hangt af van het discours waaruit de dierenarts opereert. Er
blijken vier verschillende wijzen te zijn waarop dierenartsen
problemen omschrijven, welke problemen ze zien, en hoe ze
ermee omgaan.

De discoursen die hier zijn gepresenteerd laten zien dat de
feitelijke kijk van dierenartsen op dieren en hun eigenaren,
gerelateerd is aan normatieve vragen en mogelijke antwoor-
den op die vragen. Zowel normatieve als feitelijke aspecten
zijn onderdeel van het discours (wereldbeeld) van een die-
renarts. In bepaalde discoursen komen specifieke morele
vragen naar boven, die in een discours van een andere die-
renarts simpelweg niet gesteld worden. Wat als een morele
vraag gezien wordt, en wat het juiste antwoord is op die
vraag, hangt dus af van het wereldbeeld datje hebt. Zo vindt
de ene dierenarts (iemand uit discours Bj) het moreel ver-
keerd om varkens zonder verdoving te castreren waar ande-
ren (dierenartsen uit discours A^ ) hier geen moreel issue
zien. Dierenartsen uit discours Aj daarentegen vinden het
moreel onjuist dat veehouders vaak negatief worden neerge-
zet in de media, waar deze vraag veel minder wordt gesteld
door dierenartsen uit discours B^. Verder is gebleken dat de
vraag welke verantwoordelijkheden dierenartsen hebben ten
aanzien van dieren en hun eigenaren, gerelateerd is aan een
mening over de intensieve veehouderij. Normatieve zaken -
zoals hoe dieren te behandelen, nutsingrepen, handelingen
door leken, voortplantingstechnologieën bij landbouwhuis-
dieren, keizersneden bij dikbilrunderen, castratie van var-
kens zonder verdoving, het doden van gezonde dieren, etce-
tera - zijn onlosmakelijk verbonden met het feitelijke beeld
dat een dierenarts heeft van dieren en hun eigenaren. De nor-
matieve vragen en feitelijke beelden zijn onderdeel van het-
zelfde discours. Dit laat zien hoe moeilijk het is om norma-
tieve zaken van dierenartsen te bediscussiëren zonder de
feiten mee te nemen. Het laat zien hoe belangrijk de context
is om normatieve zaken rondom het beroep van dierenartsen
te bespreken.

Dankbetuiging

Graag wil ik de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit van
Utrecht bedanken voor de zeer waardevolle medewerking aan en interesse
in dit onderzoek. In het bijzonder wil ik dr. P. van Beukelen, dr. L.J.E.
Rutgers en dr. W.D.J. Kreiticr bedanken voor hun faciliteiten, tijd en vele
goede tips tijdens het onderzoek.

Voor de rest had dit onderzoek niet tot stand kunnen komen zonder de mede-
werking van vele dierenartsen en studenten diergeneeskunde: bedankt! Ik
heb hen allen beloofd de resultaten van mijn studie te presenteren. Bij deze.

Referenties

1. Arkow P. Application of Ethics to Animal Welfare in: Applied Animal
Behaviour Science 1998; 59 (no. 1-3): 193-200.

2. Brown S. Political Subjectivity: Applications of Q-Methodology in
Political Science. Yale University Press, New Haven/London, 1980.

3. Dryze J. Discursive Democracy: Politics, Policy and Political Science
Cambridge University Press, Cambridge, 1990.

4. Dryzek J, and Berejikian J. Reconstructive Democratic Theory in:
American Political Science Review 1993; 87 (no. 1); 48-88.

5. Eeten M van. Dialogues of the Deaf: Defining New Agendas for
Environmental Deadlocks. Eburon, Delft, 1999.

6. Graaf G de. Business Ethics and Discourse Theory, the Case of
Bankers\' Conceptualizations of Customers in: Journal of Business
Ethics 2001; 31 (no. 4): 299-319.

7. Graaf G de. Tractable Morality. Customer Discourses of Bankers,
Veterinarians and Charity Workers, 2003.

8. Graaf G de. Tractable Morality, in: Journal of Business Ethics, 2005;
60(no. 1): 1-15.

9. Graaf G. de. Hct beeld van diergeneeskunde studenten van hun toe-
komstige patiënten en klanten en professionele verantwoordelijkheid,
in: Tijdschr Diergeneeskd, 2005; 130: 654-659.

10. Graaf G de. Veterinarians\' Discourses on Animals and Clients in: Journal
of Agricultural an Environmental Ethics, forthcoming, 2005.

11. Hajer M. The Politics of Environmental Discourse Clarendon Press,
Oxford, 1995.

12. Klamer A, and Colander D. The Making of an Economist in:
Economic Perspectives 1987; 1 (no. 2): 95-111.

13. Porter A. The Client/Patient Relationship in D. Paterson and M.
Palmer (eds.). The Status of Animals: Ethics Education and Welfare
(Wallingford: C.A.B. International) 1989: 174-181.

14. Rollin BE. Veterinary and Animal Ethics, in J. Wilson (cd.). Law, Ethics
and the Veterinary Profession. Priority Pres, Yardley 1988:24-49.

15. Rollin BE. Social Ethics, Veterinary Medicine, and the Pet
Overpopulation, Journal of American Veterinary Medical Association
1991; 198: 1153-1156.

16. Rollin BE. Ethics in Veterinary Practice, SVMENewsletter, 2004; 10
(no. 2): 3-5.

17. Stephenson W. The Study of Behaviour: Q-tcchnique and Its
Methodology. University of Chicago Press, Chicago IL., 1953.

18. Thomas D, McCoy C, and McBride A. Decon.structing the Political
Spectacle: Sex, Race and Subjectivity in Public Response to the
Clarence Thomas/Anita Hill \'Sexual Harassment\' Hearings, in:
American Journal of Political Science 1993; 37 (no. 3): 699-720.

19. Tannenbaum J. Veterinary Medical Ethics: A Focus of Conflicting
Interests, Journal of Social Issues 1993;49(no. 1): 143-156.

Artikel ingediend: 29 juni 2004
Artikel geaccepteerd: 24 augustus 2005

-ocr page 312-

Royal Canin introduceert

Het Dental Health programma
voor hond en kat

Het Dental Health programma

• Voor de hond: gebitsverzorgende dieetvoedingen en kauwproducten op maat

• Voor de kat: gebitsverzorgende dieetvoedingen, die tevens preventief werken tegen struviet
en calciumoxalaat

• Bijzonder effectief voor de bestrijding van tandplaque en tandsteen door de unieke
tweevoudige werking:

- mechanische reiniging van het gebit door de textuur, vorm en grootte van de producten

- chemische reiniging van het gebit door toevoeging van actieve ingrediënten,
zoals natriumpolyfosfaat, polyfenolen en PRN (Plaque Reduction Nutrient)

• Effectief gebleken in klinische studies

• Uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts

®

<
-H

ROY4L CKNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service
Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel. 0413-318444 (bestellingen) of 318400 (productinformati<
E-mail: info@royalcanin.nl - ww/vi/.royalcanin.nl

Voor meer informatie over het Dental Health programma van
Royal Canin en aanvragen van de Focus Special Edition
"Parodontale aandoeningen bij de hond" kan contact worden
opgenomen met de Royal Canin dierenartsenbezoeker

ViÄ®/

-ocr page 313-

Foutje?

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Misschien herinnert u zich het artikel
nog waarin een dierenarts werd be-
rispt omdat een Leonberger onder het
gipsverband niet alleen zijn eigen
weefsel bleek te hebben, maar ook een
aantal maden (Tijdschrift 1 april
2005). De berispte dierenarts was het
zeer oneens met de uitspraak en ging
in beroep, waardoor er ineens een
heel ander licht op de zaak werd geworpen, in niet geringe
mate dankzij de eigenaar zelf...

Wijsheid bij warm weer

Hoe zat het oolc weer? Een vier maanden oude Leonberger
heeft een gezwollen en pijnlijke voorpoot. Samen met prak-
tijkgenoot B onderzoekt dierenarts A de hond, maakt rönt-
genfoto\'s en besluit dat een breuk in de teen het
meest waarschijnlijk is. De poot wordt in het
gips gezet, maar na twee weken is de poot
onder het gips dik en pijnlijk, en praktijk-
genoot B haalt het gips eraf Onder het
gips is de huid er niet best aan toe, er
zitten open wonden en maden. B
maakt de poot schoon en brengt
nieuw gips aan, maar de volgende
dag staat de eigenaar weer op de
stoep. Volgens haar zit de poot niet
goed in het gips, er steekt een teen
uit. Dierenarts "A legt opnieuw gips
aan, geeft een kap mee, en instrueert
de eigenaar om over over drie weken
terug te komen. Mochten zich in de tus-
sentijd problemen voordoen, dan moet ze
contact opnemen met de waarnemer, deze
dierenarts gaat drie weken met vakantie.

Beroerde berisping

Het Tuchtcollege vindt dat de dierenarts bij de behandeling
van de open wonden en de maden op de poot niet had mogen
volstaan met alleen nieuw gips, daar horen ook antibiotica en
pijnstillers bij. Bovendien had de eigenaar beter moeten wor-
den ingelicht dan alleen de mededeling om bij problemen
contact op te nemen en over drie weken terug te komen.
Vanwege deze nalatigheden krijgt hij een berisping, de eige-
naar eist - uiteraard - schadevergoeding voor alle kosten,
maar krijgt deze -eveneens uiteraard - niet.

Beroep

De dierenarts verzet zich met klem tegen deze uitspraak.
Niet alleen omdat hij vindt dat hij wel voldoende instructies
heeft gegeven, maar meer nog omdat het verhaal over de
open wonden en de maden helemaal niet waar is! Het
Beroepscollege gaat dan uitzoeken hoe het zit en laat dieren-
arts, praktij kgenoot en eigenaar opdraven om de feiten nog
maar eens nauwkeurig te vertellen. Volgens praktij kgenoot
B had de poot hele oppervlakkige huidlaesies, waar enkele
hele jonge maden op zaten. De beklaagde dierenarts zweert
met de hand op zijn hart dat hij de dag daarna bij de behande-
ling van de hond geen open wonden en geen maden heeft ge-
zien. Er zaten wel wat schaafwonden met een droge korst,
maar de hond leek daar weinig last van te hebben. Er was dus
helemaal geen reden voor antibiotica of pijnstillers.

Veterinai
tuchtrech

Terugkrabbelen!

Hoe zit dat nu? Waren er nu open wonden en maden, of niet?
Tijdens de zitting van het Beroepscollege geeft de eigenaar
uiteindelijk toe dat de poot er eigenlijk hetzelfde uitzag als
de dag ervoor, en dat die open wonden inderdaad overdre-
ven waren. De poot zag wat rood en er zaten ook een paar
opgedroogde korstjes op. Meer niet. Had de hond
dan duidelijk pijn? Nou, eh, nee, de hond was
\'niet lekker\'. Dat kan gebeuren bij een
manke Leonberger midden in een hete zo-
mer, maar of dat nu aan de dierenarts
lag? Het verhaal krijgt daarmee be-
paald een andere wending, maar
waarom nu pas? In eerste instantie is
de dierenarts niet verschenen bij de
zitting van het Tuchtcollege, en zijn
schriftelijke weerwoord was blijk-
baar niet voldoende. Pas toen hij bij
het Beroepscollege zijn verhaal
kwam doen, en ook zijn praktijkge-
noot als getuige werd opgeroepen, werd
de versie van de eigenaar wat minder ex-
treem.

Een voor twee tellende waarschuwing

Deze nieuwe weergave verandert de zaak natuurlijk,
want daarmee vervalt de dringende noodzaak om antibiotica
en pijnstillers te geven. Wel is de instructie om bij problemen
terug te komen te weinig specifiek; een eigenaar moet dan
duidelijk weten welke problemen kunnen worden verwacht.
Het Beroepscollege vindt dat echter - in tegenstelling tot het
Tuchtcollege - tuchtrechtelijk
niet verwijtbaar en vernietigt
de berisping. Gaat de dierenarts daarmee opgelucht naar
huis? Nee, het Beroepscollege is nog niet klaar, want de die-
renarts heeft wèl klakkeloos nieuw gips aangelegd, zonder te
kijken wat zijn collega de dag ervoor had gedaan en waarom.
Dat is niet zorgvuldig, net zomin als de instructie om over
drie weken terug te komen. Bij een jonge hond in de groei en
een voorgeschiedenis met complicaties zijn tussentijdse
controles minimaal één keer per week vereist. Uiteindelijk
houdt de dierenarts daar een waarschuwing aan over. Het
lijkt erop dat in deze zaak het dier de minste schade en stress
heeft geleden...

-ocr page 314-

Indien men bedenkt dat een gemiddelde gezelschapsdie-
renarts circa 3500 transacties per jaar doet en dat dit
aantal transacties minimaal circa 4000-5000 klantcon-
tacten behelst, dan zal men zelfs bij een klanttevreden-
heid van 99% (een in de dienstverlening overigens onge-
hoord hoog percentage) te maken krijgen met minimaal
40-50 meer of minder ontevreden klanten per jaar. Deze
ontevredenheid kan de bejegening betreffen, de behan-
deling en/of de hoogte van de rekening. Niet zelden is de
rekening de primaire reden om minutieus te gaan zoeken
naar mogelijke gebreken in de behandeling of bejegening
teneinde een handvat te verkrijgen om te kunnen recla-
meren over de rekening.

Een deel van deze ontevreden klanten zal zich melden bij de
dierenarts zelf. Van deze klachten zal het overgrote meren-
deel in onderling overleg kunnen worden opgelost. Zoals
overal in de maatschappij zal echter ook hier niet elk geschil
in der minne oplosbaar blijken te zijn. De dierenarts zal ertoe
neigen om een klacht vaak toch primair vakinhoudelijk te
toetsen, terwijl voor veel klanten de emotionele en/of financi-
ële aspecten veel zwaarder wegen. De meeste klanten en die-
renartsen zullen als een geschil echt niet oplosbaar blijkt, zich
uiteindelijk wel mopperend bij de situatie neerleggen en het
geschil c.q. de klacht uiteindelijk laten rusten. Een klein deel
zal uit boosheid, wraakgevoelens of oprechte gekrenktheid de
stap nemen om een klachtformulier in te vullen en te verstu-
ren naar het Veterinair Tuchtcollege. Dit kost slechts een post-
zegel van 39 cent, dus een erg hoge drempel is er niet.

In dat opzicht zou het wellicht beter zijn als er een consu-
menten geschillencommissie zou komen welke alle kleine
zaken en zaken met een duidelijke financiële drijfveer zou
afhandelen. Zo\'n geschillencommissie zou dan de echt kwa-
lijke zaken kunnen doorspelen naar de klachtambtenaar.

Hoe meer klantcontacten een praktijk op jaarbasis heeft, hoe
groter het praktijkrisico is op betrokkenheid bij een klacht
bij het Tuchtcollege, een kwestie van kansberekening en sta-
tistiek dus. Ditzelfde geldt voor praktijken die mensen aan-
trekken met een zeer hoog verwachtingspatroon en/of een
zeer sterke emotionele binding met hun huisdier. Dat huis-
dier heeft een "kindstatus" of zelfs een levenspartner-status
voor die mensen. Hoe groter de emotionele band en hoe na-
drukkelijker de status van verzorger-zorgbehoevende is, hoe
hoger inderdaad ook het risico is op een klacht bij het
Tuchtcollege. Niet voor niets zijn juist de kindergenees-
kunde, de gynaecologie en de geriatrie in de humane sector
de "takken van sporf\' met relatief het hoogste Tuchtcollege-
risico. Twee andere hoge risicofactoren zijn de betrokken-
heid van een tweede dierenarts en wanneer de dierenarts niet
de \'eigen\' dierenarts is ((dienst)waarneming).

Dierenartsen, maar ook humane artsen nemen een klacht bij
het Tuchtcollege zeer zwaar en soms te zwaar op. Zo pleegde
een plaatsgenoot van mij (humaan specialist interne genees-
kunde) op de avond voorafgaande aan de behandeling van de
humane Tuchtklacht zelfmoord, terwijl de uitspraak tegen
hem en diverse anderen maanden later uiteindelijk een onge-
grond verklaring van de klacht opleverde. Een achteraf zeker
onnodige dood van een achteraf integer maar kwetsbaar ge-
bleken beroepsbeoefenaar en mens.

Het voorgaande heb ik met enige twijfel opgeschreven. Met
twijfel omdat het enerzijds dramatisch is, maar tegelijk om-
dat dit voorbeeld indringend aantoont dat juist consciën-
tieuze beroepsuitoefenaren een klacht bij het Tuchtcollege
vaak bij voorbaat al als een onuitwisbare zwarte bladzijde in
hun professionele carrière zien. Terwijl dat zeker bij een vrij-
spraak absoluut niet zo is of hoeft te zijn. Naar mijn mening
dient men een Tuchtcollege-zaak eerder te beschouwen als
het (durven) laten toetsen van het beroepsmatig handelen,
dan een reeds bij voorbaat onuitwisbare smet op het beroeps-
blazoen. ledereen die werkt maakt (kleine) fouten en degene
die nooit fouten maakt, moet nog geboren worden.

Bovenstaande laat natuurlijk onverlet zaken waarin een die-
renarts overduidelijk tekort is geschoten of ernstig over de
schreef is gegaan. Dit soort zaken wordt dan ook met een
duidelijke "moraal van het verhaal" en een "leer voor de vol-
gende keer" door mr. laira Boissevain aan de beroepsgroep
gepresenteerd. En omdat deze artikelen met buitengewone
belangstelling gelezen worden, blijkt de doorsnee dierenarts
zeer geïnteresseerd. Dat presenteren kan men doen in een
sfeer van "hel en verdoemenis", of meer in een stijl "tot
leering ende vermaacke". Voor mij staat primair het doel
voorop: leren uit andermans fouten en belevenissen. Ook als
een klacht ongegrond verklaard is, kan men soms belang-
rijke lessen uit de zaak trekken.

Uit de artikelen van mr. Boissevain kan men ook lezen hoe
men zich het beste kan beschermen tegen en kan verweren in
een tuchtrechtzaak:

• licht de cliënt vooraf uitgebreid, volledig (alle alternatie-
ven) en juist voor;

• maak zo vaak mogel ij k een kostenrammg;

• leg alle klantcontacten (en dus ook alle telefonische!) en
alle bevindingen, alle aan de klant medegedeelde opties
en prognoses, en alle gemaakte afwegingen goed vast;

• houd uw vakliteratuur en de huidige standaarden voor
Good Veterinary Practice (GVP) goed bij;

• "diagnose before you treat";

• probeer altijd een waarschijnlijkheiddiagnose te bevestigen
als de kwaal niet voldoende snel reageert op een therapie;

• bevestig de waarschijnlijkheidsdiagnose zoveel mogelijk
vooraf middels adequaat aanvullend onderzoek
(Evidence Based Medicine), zeker als er drastische ingre-
pen of een sombere prognose aan een waarschijnlijk-
heidsdiagnose verbonden lijken te zijn, of geef de klant in
ieder geval de optie dit te (laten) doen.

En inderdaad, de norm voor GVP wordt meer en meer vast-

Deze bijdrage is een vervolg op het in het TvD van 15 oktober 2005 gepubliceerde pleidooi van dezelfde auteur over de gekozen
vorm en inhoud van de rubriek "Veterinair Tuchtrecht".

Een tuchtklacht: een smet op het blazoen of een statistisch risico

-ocr page 315-

gelegd middels uitspraken van het Veterinair Tuchtcollege.
Maar waarom zou dat altijd op zwaar calvinistische wijze
gepresenteerd moeten worden, als hetzelfde doel ook op een
wat luchtiger manier bereikt kan worden? U mag natuurlijk

Reactie laira Boissevain

Geheel ten onrechte zou door mijn artikeltjes de indruk kun-
nen ontstaan dat dierenartsen er als beroepsgroep niet veel van
terecht brengen. Niets is echter minder waar! Anton Beijer
heeft al prachtig met cijfers laten zien hoe klein het aandeel
klachten is tegenover het aantal diergeneeskundige handelin-
gen. De stukjes in dit tijdschrift geven een vertekend beeld
omdat voor de 23 keer per jaar dat het Tijdschrift verschijnt,
een selectie moet worden gemaakt. Een uitspraak waarin een
dierenarts duidelijk over de schreef gaat, of waarin een hande-
lingsnorm wordt aangegeven, is dan al snel interessanter dan
alle andere uitspraken waarin de klacht ongegrond wordt ver-
klaard. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is nu eenmaal
niet het juiste medium om consumenten op hun eigen verant-
woordelijkheid in de zorg voor hun dier te wijzen.
(laira
Boissevain belicht de verantwoordelijkheid van de consument
in het blad Dierenarts in Beeld, red.)

Over het nut van een Veterinair Tuchtcollege is in dit blad al
eerder gediscussieerd. Een uitgebreide beschouwing is op
dit moment niet aan de orde, maar iedere zichzelf respecte-
rende beroepsgroep heeft nu eenmaal een toetsingsorgaan.
Advocaten, notarissen, ja, zelfs de georganiseerde kynolo-
altijd reageren middels een ingezonden brief als u het met
deze mening niet eens bent. Graag zelfs.

H.A. Beijer, lid wetenschappelijke redactie TvD

gie. Daarbij zijn vanuit dierenartsen ook nog wel eens gelui-
den te horen dat de opgelegde maatregel te licht wordt be-
vonden, en dat het Tuchtcollege wel wat strenger mag wor-
den in het uit hun beroep zetten van echt slecht
functionerende vakbroeders.

De laagdrempeligheid van het Tuchtcollege maakt het mis-
schien te gemakkelijk voor eigenaren om onvrede direct om
te zetten in een tuchtrechtelijke klacht. Een hogere drempel,
door bijvoorbeeld het instellen van een griffierecht, waarbij
de klager bijvoorbeeld 50 of 100 euro moet betalen bij het
indienen van een klacht, zou uitkomst kunnen bieden.
Hiervoor is echter een wetswijziging nodig, met alle poli-
tiek-juridische voetangels van dien. Als er een aparte ge-
schillencommissie zou zijn met een griffierecht, en daar-
naast een Tuchtcollege zonder enige drempel, laat het zich
raden waar de cliënt naar toe zal gaan.

Met betrekking tot de luchtigheid citeer ik graag de 19e -
eeuwse Canadese auteur L.M. Montgomery:

Humor is het kruidigste ingrediënt van het menselijk be-
staan. Lach om uw fouten maar leer ervan; tel uw zorgen
licht maar put er kracht uit; spot met uw moeilijkheden maar
overwin ze.

Ormel opent website

Berichte

verslage

Tweede Kamerlid en dierenarts Henk Jan Ormel heeft onlangs een website geopend. Hij is niet al-
leen buitenlandwoordvoerder van zijn fractie, het CDA, maar voert ook het woord op de gebieden
diergezondheid en dierenwelzijn.
Voor meer informatie:
www.henkjanormel.nl

VVAA verlaagt grens retourprovisie voor
arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

Financieel dienstverlener voor de gezondheidszorg VVAA
verlaagt per 2006 de retourprovisiegrens voor arbeidsonge-
schiktheidsverzekeringen (AOV) naar € 275,-. De dienst-
veriening rondom AOV blijft hierbij ongewijzigd. Het extra
voordeel voor verzekerden bedraagt gemiddeld € 500,- op
jaarbasis.

VVAA is voor circa eenderde van alle zelfstandig werkende
(para)medisch professionals tussenpersoon voor hun AOV
Van de aan de jaarpremie gerelateerde provisie die VVAA
van de verzekeraars ontvangt, geeft VVAA alles boven de
zogeheten retourprovisiegrens retour aan de verzekerde.
Voor meer informatie: communicatie@vvaa.nl

-ocr page 316-

Inleiding

Prof. dr. Berry Spruijt heeft biologie
én enkele jaren psychologie gestu-
deerd en heeft zich gedurende zijn
hele wetenschappelijke carrière be-
ziggehouden met dieren en hun ge-
drag. Na zijn afstuderen in 1977 is hij
eerst werkzaam geweest bij de
Faculteit Psychologie in Utrecht bij
de toenmalige vakgroep Psychofysiologie, waar hij zich be-
zig hield met de vraag in hoeverre agressief gedrag aange-
leerd zou zijn.

Van 1981 tot 1996 is hij werkzaam geweest bij de Faculteit
Geneeskunde waar hij eerst de relatie neuropeptiden en ge-
drag en later de plasticiteit van het centrale zenuwstelsel en
leergedrag van ratten diepgaand heeft bestudeerd. In 1996
kwam er in de Universiteit Utrecht geld beschikbaar voor
maatschappelijk belangrijke aandachtsgebieden. Voor de
Faculteit der Diergeneeskunde was dit het moment om ook
meer aandacht te gaan geven aan dieren en hun hersenen. De
faculteiten Geneeskunde, Biologie en Diergeneeskunde be-
sloten hun kennis te bundelen en de leerstoel Ethologie en
Welzijn Dieren werd ingesteld voor één dag per week. Berry
Spruijt werd de leerstoelhouder en formeerde een groep
mensen die zich bezighielden met het dier, de hersenen, het
gedrag en de emotie. Intussen bleef prof. Spruijt voor 80%
werkzaam bij Geneeskunde. In 2000 werd onder andere in
het kader van de Interfaculteit besloten om samen met
Wageningen de leerstoel helemaal in te vullen (50% in
Utrecht en 50% in Wageningen). Daarna is de Hoofd-
afdeling (nu Departement) stukje bij beetje opgebouwd en
nu werkt Berry Spruijt fulltime bij Diergeneeskunde als
voorzitter van het Departement Dier, Wetenschap en
Maatschappij.

Opbouw Departement

Het Departement heeft op dit moment ongeveer 40 fte. Er
zijn 4 leerstoelen

• Ethologie en welzijn - prof dr. Berry Spruijt

• Relatie mens dier - vacature (Mr. Eugenie de Bordes en
Dr. Nienke Endenburg)

• Alternatieven voor Dierproeven - prof dr. Coenraad
Hendriks

• Proefdierkunde - prof. dn Frauke Ohl, de opvolgster van
prof dn Bert van Zutphen sinds 2004.

Alhoewel eerst de nadruk op onderzoek lag, is het
Departement steeds meer onderwijs gaan verzorgen. In het
eerste jaar wordt bijgedragen aan het vak "Inleiding in de
diergeneeskunde: Ethologie" en ook "Proefdierkunde" en
wordt het keuzevak "Vergelijkende ethologie" gegeven.

Intervie

In het tweede jaar wordt het vak "Adaptatie I" verzorgd,
hierin komt de reikwijdte van het aanpassingsvermogen aan
de orde zowel van het brein als van autonome functies zoals
temperatuurregulatie. Ook wordt een bijdrage geleverd aan
het vak "Genetica" door Hein van Lith. In het derde jaar
wordt het vak "Adaptatie 2" gegeven, waarin veel aandacht
is voor de ontwikkeling van gedrag en hersenen in het kern-
curriculum en de diverse studiepaden, bijvoorbeeld voor
paard door Machteld van Dierendonck. Ook wordt een keu-
zevak "Proefdierkunde" verzorgd. In het vierdejaar wordt
meegewerkt aan het vak "Diergeneeskunde en Samen-
leving" en aan het keuzevak "Pediatrie". De differentiatie
co-assistenten worden in de diverse studiepaden ook onder-
wezen, voor landbouwhuisdieren door Frank Eerdenburg en
Francien de Jonge, voor gezelschapsdieren door Matthijs
Schilder, Claudia Vinke en Nienke Endenburg.
Verder wordt er 12 tot 13 maal per jaar een cursus proefdier-
kunde (naar Artikel 9 WoD) verzorgd. Deze cursus zal in de
toekomst geïntegreerd worden in het curriculum van de
Diergeneeskunde opleiding, omdat zowel de kwaliteit als het
welzijn van jaarlijks meer dan 600.000 proefdieren bewaakt
en bevorderd moeten worden, wat dus een kwalitatief hoog-
staande en vaak -gespecialiseerde diergeneeskundige zorg
vraagt. Voor verdere specialisatie is er verder nog een
master-traject "Laboratory Animal Science".
Een speciaal master-traject dat zich richt op aanpassingspro-
blemen en gedragsafwijkingen bij dieren, zeg maar klinische
ethologie of biologische psychiatrie bij dieren, is in voorbe-
reiding.

Gedragsproblemen bij gehouden dieren (stereotypieën,
angst, agressie en dergelijke) zijn de grootste groep van bij
gehouden dieren voorkomende problemen. Het heeft Berry
Spruijt aUijd verbaasd dat deze adaptatieproblemen door de
klinische afdelingen zo weinig onderkend worden.

De positieve reacties van de leden van de KNMvD op het artikel over de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren
zijn aanleiding geweest om door te gaan in deze richting en nu een interview te houden met profdr Berry Spruijt, voorzitter van
de Hoofdafdeling Dier, Wetenschap en Maatschappij. Intussen is de naam Hoofdafdeling echter komen te vervallen en spreken
we nu van Departement.

Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij speelt een
belangrijke rol in de veterinaire opleiding.

-ocr page 317-

Missie

Berry Spruijt is lieel enthousiast over de missie van het
Departement: onderzoeic om beter te begrijpen wat er om-
gaat in de hersenen van dieren (en mensen) op het terrein van
emotie en cognitie. In dit onderzoek, één van de vijf pro-
gramma\'s van het facultaire onderzoek, wordt onder meer
samengewerkt met prof dr. Ludo Hellebrekers (pijnbele-
ving), Departement Landbouwhuisdieren (perinatale stress)
en Frauke Ohl (angst). Het doel is om de gevoeligheid
(drempelwaarden) voor emoties vast te stellen en daarvan af-
geleid ook welzijn te kunnen meten en dat kan ook. Namelijk
door aan de hand van gedrag te meten wat er in de hersenen
gebeurt, waarbij met name beloningssystemen (endorfines
en dopamine) een centrale rol spelen (hiermee gaat de speer-
punt van ontogenie naar beloningssystemen). Maar de mis-
sie is niet beperkt tot wetenschap alleen. In de naam staat ook
het woord "maatschappij" en dat betekent dat de blik naar
buiten is gericht. Wat zijn maatschappelijke problemen bij
het houden van dieren; ethiek: wat kan wel en wat kan niet;
en recht: hoe is of zou een en ander in regelgeving vastgelegd
moeten worden. Hoewel het Departement is geïnteresseerd
in alle gehouden dieren, hebben proefdieren voor een uni-
versiteit toch een speciale betekenis. Deze dieren worden ten
behoeve van onderzoek en in mindere mate onderwijs ge-
houden, hetgeen vanuit de maatschappij kritisch bezien
wordt; zij fungeren als model voor gezondheid en welzijn
van mens en vaak ook voor andere dieren. Zelfs de regelge-
ving rond proefdieren staat vaak ook model voor regelgeving
rond andere gehouden dieren.

Conclusie

Het Departement Dier, Wetenschap en Maatschappij is een
bruisende afdeling waar aandacht gegeven wordt aan de re-
gulatie van gedrag en welzijn van dieren. Deze onderwerpen
zijn voor elke dierenarts van belang, hetgeen duidelijk
wordt in artikel 6 van de Code voor de dierenarts, die de "be-
vordering van de gezondheid en het
welzijn van het dier" in-
houd geeft.

Ten aanzien van behandeling van welzijnsproblemen bij met
name gezelschapsdieren is nog een hele weg te gaan. Er ko-
men steeds meer niet-academische instellingen en ge-
dragstherapeuten die zich met gedragsproblemen bezig hou-
den. Er is echter nog steeds geen academische opleiding of
een mogelijkheid om dieren te verwijzen. Ook ethiek en re-
gelgeving zijn van centraal belang voor de dierenarts: elke
uitbraak van dierziekten gaat gepaard met intensieve ethi-
sche discussies over het ruimen van gehouden dieren en
hobby dieren, gevolgd door voorstellen voor aanpassingen in
regelgeving. Het is duidelijk dat de aantallen gehouden die-
ren Nederland weliswaar niet toenemen, maar dat de aan-
dacht voor welzijn, ethiek en regelgeving in Nederland en in
Europa dat wél doet. Het Departement Dier, Wetenschap en
Maatschappij verwacht dat er zowel op het terrein van onder-
zoek als dat van onderwijs, en dan vooral op het terrein van
klinische ethologie, een uitdagende toekomst in het ver-
schiet ligt.

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan, voorzitter weten-
schappelijke redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KL Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voonver-
pen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen die een
rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Hel lijkt misschien wat vreemd om
door middel van stroomstoten een
stier tot het lozen van sperma te bren-
gen, maar toch gebeurde dat soms in
de begintijd van de runder-KI. Dc
procedure werd bedacht voor stieren,
die naar de toenmalige mening
waardevol waren maar tijdelijk of
permanent niet konden dekken van-
wege problemen aan hun achterbenen. Ze konden dus niet
springen. De kunststof staaf, die in de endeldarm werd ge-
bracht, was over de gehele lengte voorzien van een viertal
elektroden, waarmee de elektrische prikkels werden overge-
bracht naar de onder de darm gelegen bijgeslachtsklieren.
De stroomsterkte werd geleidelijk opgevoerd en aan de ge-
dragingen van de stier kon men ongeveer zien wanneer de
spermalozing zou beginnen. Helemaal zeker was men er
echter niet van, vandaar dat een tweede persoon naast de stier
stond met een soort collectezakje. Hij was de echte sperma-
vanger.

Het was wel nodig om de deklust van de stier op te wekken
vóór men met dit apparaat aan de gang ging. Die voorberei-
ding van de stier is overigens ook nodig bij het gewone sper-
mavangen. Later bleek dat het masseren van de bijgeslachts-
klieren een beter resultaat had en daarom is deze electro-eja-
culator in het museum terechtgekomen.

De electro-ejaculator

Uitgelich

667

Museum Veeteelt en KI, Dr. Moonsweg 5, 5437 BG Beers.
Telefoon (0485) 330241 website:
www.veeteelt-ki-mu-
seum.nl;
email Liesh070@wxs.nl

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I3O, NOVEMBER, AFLEVERING 21, 2OO5

-ocr page 318-

Leverbot laat dit jaar

Vanwege natte perioden in de maand
juli verwacht de Werkgroep Lever-
botprognose een late leverbotinfectie.

De weersomstandigheden van afge-
lopen winter en vooijaar waren gunstig
voor de leverbotslak om te overleven.
Met name de natte periode van begin
juli is de aanzet van de ontwikkeling in
het leverbotei. Dit resulteerde in een toename van het aantal ge-
ïnfecteerde slakken begin augustus. Gezien de ontwikkeling in
de slak verwacht de werkgroep een late infectie op het gras.
Op bedrijven met een verhoogde waterstand en op bedrijven
waar afgelopen jaren leverbot is vastgesteld, is ook dit jaar een
infectie te verwachten en is een behandeling bij schapen vanaf
half oktober noodzakelijk. Voorde overige bedrijven adviseert
de werkgroep de definitieve prognose af te wachten.
Bij twijfel is het zinvol om bloedonderzoek te laten verrich-
ten. Indien mogelijk, moeten dieren naar goed ontwaterde
percelen worden verweid. Wanneer uit onderzoek blijkt dat
runderen moeten worden behandeld, dient dat bij melkge-
vende dieren te gebeuren gedurende het hele jaar aan het be-
gin van de droogstand. Begin november zal de werkgroep
een definitief advies uitbrengen.

Voor meer informatie: C.P.H. Gaasenbeek; www.asg.wur.nl

Lang leve DSK!

Nieuw Dental Health programma voor hond en kat

Half oktober 2005 heeft Royal
Canin de Dental Diet range geïntro-
duceerd, een assortiment speciale
gebitsverzorgende dieetvoedingen
voor hond en kat. Daarnaast is de
gebitsreinigende kauwstaaf, de Oral
Bar, nu ook voor grote honden ver-
krijgbaar. De nieuwe gebitsverzor-
gende producten onderscheiden
zich door een tweevoudige werking (mechanische reiniging
én actieve ingrediënten), waarmee ze effectief de vorming
van tandplaque en tandsteen helpen bestrijden.
Gebitsproblemen komen zeer vaak voor bij hond en kat en
zijn een belangrijke reden voor een bezoek aan de dieren-
artsenpraktijk. In de meeste gevallen gaat het hierbij om
parodontale aandoeningen, die worden veroorzaakt door
de vorming van tandplaque. Tandplaque ontstaat voortdu-
rend in de mondholte en veroorzaakt zonder preventieve
maatregelen een progressief verlopende gingivitis en pa-
rodontitis. Parodontale aandoeningen kunnen grotendeels
worden voorkomen door een goede gebitsverzorging.
Naast tandenpoetsen kunnen gebitsverzorgende voedin-
gen of kauwproducten hieraan een belangrijke bijdrage le-
veren.

Het onderzoek van Royal Canin heeft zich de laatste jaren
niet alleen gericht op mechanische reiniging van het gebit
door de vorm, grootte en textuur van de voeding, maar ook
op de rol van actieve ingrediënten in de voeding, zoals natri-
umpolyfosfaten en polyfenolen. Dit onderzoek heeft geleid
tot de ontwikkeling van de nieuwe Dental Diet range, die
door de tweevoudige werking effectief is bij de bestrijding
van tandplaque en tandsteen.

Voor meer informatie mail: info@royalcanin.nl

-ocr page 319-

Ook dit najaar zal het Kurhaus in
Scheveningen het toneel zijn voor
de "Winterconference" van het blad
In Praktijk. Gedurende drie dagen
komen achtereenvolgens drie ver-
schillende thema\'s aan de orde. Op
woensdag 30 november staat de uit-
slag centraal van de Nationale

Dierenartsen Salaris Enquête 2005 onder het motto "Hoe
staat het met uw carrière?"

De toekomst van de dierenartsenpraktijk wordt behandeld
op de tweede dag, donderdag 1 december, onder de titel "Is
uw praktijk gereed voor de toekomst?" Vrijdag 2 december
staat in het teken van risico\'s voor de volksgezondheid: "Hoe
veilig is Nederland?"

Inschrijving is mogelijk via de website: www.rhp.nu. Op
deze site treft u ook nadere informatie aan over het pro-
gramma.

IP\'s Winterconference 2006

PAO-Diergeneeskunde

Agenda november 2005

PAO-Diergeneeskunde organiseert in november onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volgeboekt
kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure of onze internetpagina (www.paod.nl).
Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info@paod.nl.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

! nov.

Koemanagement automatisch melken

05/221

Nader te bepalen

€500

2 nov

Arbo Module Anesthesiologie

05/909

Houten

€ 195* NIEUW

2 nov

Voeding Vleeskalf

05/224

Sprang Capelle

€240 NIEUW

3 nov.

Basis Oogheelkundige therapieën GD

05/126

Faculteit

€ 658 VOL

3 nov

Pom/NonPom

05/907

Faculteit

€ 160 NIEUW

4 nov

Puncties cn Anesthesieën Ondervoet Paard

05/510

Faculteit

€ 530 EXTRA

5 nov.

Gebitsreiniging Assistenten

05/805

PAO-D Houten

€ 50

7 nov.

Respiratie aandoeningen Hond & Kat

05/128

PAO-D Houten

€ 385 VOL

8, 15 en 29 nov

Voederwaardering cn rantsoenoptimalisatie

in de droogstand

05/228

PAO-D Houten

€850 NIEUW

8 nov

Jongvee Opfok

05/218

Oenkerk

€225

9 nov.

Prak. Gebruik Klimaatcomputer Varken

05/315

PTC Bameveld

€250

10 nov.

Bestrijding Parasieten Schaap

05/2219

PAO-D Houten

€399 NIEUW

16 nov

Prak. Epidemiologie voor Melkveebedrijven

05/223

PAO-D Houten

€ 535 Actueel

17 nov.

Najaarsdag Paard Thema "Maatwerk"

05/515

KNMvD-Houten

17 nov.

ECG/Echo GD

05/138

PAO-D Houten

€329 VOL

18 nov

Röntgenstraling in de praktijk

05/915

PAO-D Houten

€400

22,23 en 24 nov

Groep Groot Dagen

05/911

Papendal

€525"

23 nov.

Antibioticumgebruik in de GD-praktijk

05/145

PAO-D Houten

€257 VOL

25 nov.

EHBO Bijzondere Dieren

05/137

Faculteit

€370 NIEUW

25 nov

Traumatologie Hond & Kat

05/144

PAO-D Houten

€ 525 VOL

29 nov

IPVS Studiemiddag i.s.m. PUO België

05/317

PAO-D Houten

€ 190 NIEUW

29 nov

Upper Airway problems in the Horse

05/507

PAO-D Houten

€325 NIEUW

30 nov.

Wondverzorging: praktische kijk op theorie

05/147

3-M Zocterwoude

€ 275 EXTRA

30 nov

Gebruik cn Interpretatie van immunologische,
klinisch-chemische en andere lab.

bepalingen in de rundveepraktijk

05/220

PAO-D Houten

€ 330 Actueel

• voor leden van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren € 150

• Opgaaf per dag is ook mogelijk
ZH\'ijzigingen voorbehouden)

Voor evenementen in het buitenland zie:

Vetagenda: www.vetagendu.com en IVlS:www.ivis.com

(PAO-D is niet verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressen)

T (030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

-ocr page 320-

Nieuwe Calidvirus stammen

Aangepast aan de huidige epidemiologische inzichten

IJ j-

Vaccins zonder adjuvans

Voor een minimum aan locale reacties

Effectiviteit en immuniteitsduur
Aangetoond door challenge proeven

Keuze mogelijkheden voor elke kat
^ Moor op maat vaccineren

k ttonift» Isun FHÏ O(«uai«ollt frtm Cilicivilul Wlotiitn (stamm« tCV 4J1 «n 51)). l)o«ldier(«n): Kitten. Indicaties: Actieve immijnisitie ïjn katten «an 8 weken en t«jdej tegen leliene virale fhinotraclieitis tM vennindering van klinische sjrraptoinen en tegen inf

»tra-indicaties: Niet gebmiken bij drachtige dieren. Het gebraik b niet aanbevolen ti)dens de lactatie. Bij»eitóng«ni Bij normaal gebruik kin «identeel een voortijgiinde jpi

_ ifJwdiibaii bil (NU Merial B V. Kleennakeiitnat 10,1991 )L Velserbroek, of (BEU MerUl Belgium NV, Sylvain Dupuislaan 24i, 1070 Bniisel. Pureva«\' BCP ILevend vetïwakt feliene rbino

\' de pceventii Mn-STeSBnisclie sVptomen Immuniteit werd aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de panleucopenie component, en vanif 4 weken na het basiivaccmatieichen

fcllsche symptomen Immuniteit werd aangetoond vanal 2 weken na het basisvacanatiescnema tegen oe panleucopenie coiiipwieiii, eii mimi no nci
. titers van specifieke matemale antilichamen moet het schema voor de basóïaccinatie uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Hertialingsviccinatie; 1 jaar na de bisisvsct
- " is-reaaie optreden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen. Kanalisatie: (Nll UDD - (BEI) op voorschrift. Nummer van de vetgunnmg: REG Nl 1

-ocr page 321-

Een nieuwe visie op het vaccineren van katten

®

JON inw :)nM

PICXEVAX

Verantwoord vaccineren

MERIAL

www.merial.com

■mindering van itlinische symptwnen en excmi«. Immuniteit werd jangeioortd vanaf 4 weken na het basisvaccinatieschema legen de rtiinotracheftis en ulkivirus componenten. De immuniteitsduur is 1 jaar na de laatste (herWaccinatie Dosering «n toedieningsweg: Subcuune injectie van éénl-ml dosis vaccin, na oplossing van de
jaarlijks. Contra-indicaties: Niet gebnjiken bij drachtige dieren. Het gebniik Is niet aanbevolen tijdens de lactatie. BIjwrerkInsen: Bij normaal gebnjik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en anorexie alsook hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen] optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een
!r of beschikbaar bij (NL) Merial B.V., Kleermakerstraat 10,1991JL Velserbroek, of (BEL) Merial Belgium NV, Sylvain Oupuislaan 243,1070 Brussel. Purevax\' RCPCh (Levend verzwakt feliene rhinolracheitis herpesvirus (stam f HV F2); Geïnaaiveerde feller» Calicivirus antigenen (stammen FCV 431 en Gl); levend verzwakt
(hlmydophila
ter vermindering van klinische symptomen, tegen feltene panleucopenie voor de preventie van sterfte en klinische symptomen. Immuniteit virerd aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de Oihmfjophila felis en panleucopenie componenten, en vanaf 4 weken na het basisvaccinatieschema tegen de rhinotracheiitis
aand vacdnatieschema: - Basisvaccinatiesctiema: V injectie; vanaf een leeftijd van 8 weken, 2* injectie: 3 tot 4 weken later, In aanwezigheid van hoge titers van specifieke matemale antiKchamen moet het schema voor de basisvacdnatie uit^teld worden tot de leeftijd van 12 weken. • Hertialingsvaccinatie: 1 jaar na de basisvacdnatie
lermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een beperict oedeem) kan optreden, döe verdwijnt binnen hoogstens 1 of 2 weken. In uitzonderiijke omstandigheden kan een overgevoeligheids-reactie optreden, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen.

% F2) 2 10^*CCID„\'; Geïnaaiveerde feliene Calicivirus antigenen (stammen FCV 431 en Gl) 2 2,0 ELISA U.; Levend verzwakt feliene panleucopenie vinjs (PU IV)}. Do«ldler(en): Katten. Indicaties: Actieve immunisatie van katten van 8 weken en ouder tegen feliene virale rhinotracheïtis ter vemiindering van klinisdie symptomen, tegen
ilicivirus componenten. De immuniteitsduur is 1 jaar na de laatste (her)vaccinatie voor de thinotracherüs en calkivirus componenten, en 3 jaar voor de panleucopenie component Dosering en teedieningsweg: Subcutane injectie van <én 1-ml dosis vacón, na oplossing van de gevriesdR»gde uUet met het oplosmiddel, volgens het

Ie 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn

Bij normaal gebruik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en ar
.......Matt An 12260/09/2005.

>arna elk jaar met de rhinotracheïtis en caliovirose con

1, en elke 3 jaar met de panleucopenie component. Contra-Indicaties: Niet Blf
ie informatie zie bijsluiter of beschiUuar bij Merial B.V., Kleemukerstraat 10,1991 JL Velserbroek. * Geregistreerd handelsmerii van MERIAL. O 2005, ME\'RIAI. Alle rechte

-ocr page 322-

Succes\\/olle bijeenkomsten in De Efteling

Algemene vergadering en jaarcongres 2005

Een bijzondere locatie draagt bij aan een succesvolle dag.
De gedachte aan De Efteling brengt iedereen in een goede
stemming. Een goede voorbereiding en een sprook-
jesachtige omgeving stonden dit jaar borg voor een grote
opkomst en een goede sfeer tijdens de algemene vergade-
ring en het jaarcongres.

De sympathieke ontvangst zorgde voor een goede start,
een goede organisatie zorgde er vervolgens voor dat de
dag niet meer stuk kon. De algemene vergadering en het
jaarcongres vonden plaats in een gezellige zaal in het
Eftelingtheater. De dag werd afgesloten met een geweldig
diner en feest in het Fata Morgana.

De jaarcongrescommissie is verantwoordelijk voor de orga-
nisatie van deze dag. Zij zijn het gehele jaar bezig met de
voorbereidingen en zijn bovendien de gehele dag in touw om
alles in goede banen te leiden. Zelfs lakeien en hofdames
werden ingeschakeld om de gasten te verwelkomen en de
weg te wijzen.

Dit jaar waren we te gast in de regio Zuid. Regiovoorzitter
Daan Dercksen opende de dag met een woord van welkom.
Hij verwees naar het thema van het jaarcongres "Dromen
over de toekomst" en wenste de col legae toe dat ook hun dro-
men zouden uitkomen.

Algemene vergadering

De algemene vergadering is een belangrijk moment voor het
bestuur om de leden voorstellen voor te leggen en ontwikke-
lingen te bespreken. Naast een aantal stemmingen over for-
mele zaken werden de uitslagen van de verkiezingen voor
bestuur en raad van toezicht bekendgemaakt en werd in deze
vergadering gestemd over het nieuwe kwaliteitsbeleid.
Een ingekomen brief van de heer Poll inzake vaccinatiebe-
leid is niet tijdig aangekondigd en kon daarom niet formeel
worden behandeld, maar de voorzitter lichtte kort toe op
welke wijze de KNMvD de afgelopen tijd actief bezig is ge-
weest met dit onderwerp. Het bestuur zal het komende jaar
de formele status van de Groep Homeopathisch werkende
Dierenartsen ter discussie stellen. Er is al langer discussie
over de status van deze groep binnen de KNMvD, aangezien
voor de homeopathie een wetenschappelijke basis ontbreekt.
Het bestuur is van mening dat de KNMvD zich moet baseren
op uitsluitend wetenschappelijke uitgangspunten en is
daarom in overleg gegaan met de leden van de Groep
Homeopathisch werkende Dierenartsen (GHwD) om af-
stand te doen van hun formele status als groep binnen de
KNMvD en verder te gaan als studiegroep. De GHwD heeft
aan dit verzoek geen gehoor gegeven, vandaar dat het be-
stuur heeft besloten om het komende jaar hierover defini-
tieve besluiten te nemen om in de volgende algemene verga-
dering de status van deze groep te wijzigen. Na een korte
uitwisseling van argumenten kon de vergadering zich vinden
in het voorstel om hierover het komende jaar een besluit te
nemen.

-ocr page 323-

De algemene vergadering heeft ingestemd met enkele wijzi-
gingen in de statuten, het huishoudelijk reglement, het ver-
kiezingsreglement en de Code voor de dierenarts.
De voorzitter van de raad van toezicht, Bert Mostert, gaf een
toelichting op de werkzaamheden in het afgelopen jaar. Hij
verwees daarbij naar het verslag dat eerder is verschenen in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Voor de raad van toe-
zicht is het van belang dat het bestuur weet wat er leeft en
daarop adequaat reageert. Het bestuur dient een visie te heb-
ben op de toekomst van het beroep en tevens moeten de geld-
middelen verstandig worden beheerd. Hij gaf onder andere
aan dat er ten aanzien van de communicatie rond het kwali-
teitsbeleid kanttekeningen zijn geplaatst, maar dat het be-
stuur zich goed gerevancheerd heeft. Hij rondde af met het
herhalen van zijn opmerking van vorig jaar: het besturen van
de vereniging is wel eens eenvoudiger geweest, maar het be-
stuur heeft zijn uiterste best gedaan om de belangen van de
leden te behartigen. Het bestuur en het bureau verdienen
zijns inziens daarvoor hulde.

Uitslagen verkiezingen

De voorzitter van het stembureau, Ardo Menges, maakte de
uitslagen bekend van de schriftelijke verkiezingen voor het
bestuur en de raad van toezicht. Voorzitter Ton de Ruijter
dankte de leden van het stembureau voor hun inspanningen
en feliciteerde de nieuwgekozen bestuursleden en leden van
de raad van toezicht. Hij wenste hen succes en gaf aan uit te
zien naar de samenwerking. Ook de niet-gekozen kandidaten
werden zeer bedankt, want het is erg belangrijk voor het
functioneren van de verenigingsdemocratie dat er meerdere
kandidaten zijn voor een functie.

De benoemingen in de wetenschappelijke redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de Sociaal Econo-
mische Commissie werden ondersteund door de algemene
vergadering en de voorgedragen kandidaten voor de Ereraad
en de Paritaire Afvaardiging georganiseerde Dierziektebe-
strijding werden gekozen. De stukken met betrekking tot de
financiën 2004 werden door de vergadering vastgesteld,
evenals de contributie voor 2006.

Kwaliteitsbeleid

Het nieuwe kwaliteitsbeleid stond vervolgens op de agenda.
Voorzitter Ton de Ruijter gaf in het kort aan dat hiermee een
nieuw fundament is gelegd voor toekomstige ontwikkelin-
gen, het kwaliteitsbeleid blijft uiteraard een dynamisch pro-
ces. Er kwam een aantal vragen en opmerkingen, onder an-
dere ten aanzien van praktische zaken, zoals de beoordeling
van de nascholing. Ook werd erop aangedrongen om snel
duidelijkheid te verschaffen over de praktische uitwerking
voor bestaande erkenningen en de kosten van het registreren.
De uitslag van de stemming bleek positief ten aanzien van

het voorstel van het bestuur: ruim driekwart van de uitge-
brachte stemmen was vóór het nieuwe kwaliteitsbeleid.

Overige aandachtspunten

De bestuursleden Wiel van den Ekker, Leen den Otter en
Erik Gostelie gaven toelichtingen op verschillende aan-
dachtspunten. Bij de stand van zaken werkgevers/werkne-
mers kwam naar voren dat de Belangengroep Practiserende
dierenartsen in Loondienst (BPL) juridisch advies heeft ont-
vangen dat contrair is aan het advies dat de KNMvD eerder
had gekregen. De KNMvD zal proberen om hierover op
mededingingsrechtelijk en eventueel verenigingsrechtelijk
gebied duidelijkheid te krijgen. De stand van zaken ten aan-
zien van het pensioenfonds voor dierenartsen werd toege-
licht door Karei Schipper, voorzitter van de Stichting
Pensioenfonds voor Dierenartsen. Naar aanleiding van zijn
toelichting werd opgemerkt dat alleen practiserende dieren-
artsen kunnen deelnemen aan het pensioenfonds, waardoor
zij bij het veranderen van werkkring gedwongen kunnen
worden om over te stappen. Deze opmerking zal worden
meegenomen. Tevens werd opgemerkt dat onder andere de
KNMvD zich de afgelopen jaren erg heeft ingespannen om
het pensioenfonds voor dierenartsen te kunnen behouden.
Algemeen directeur Herman Geertsen gaf een toelichting op
de voortgang van de koersdialoog. Hij keek terug op de ont-
wikkelingen binnen de vereniging en het bureau en maakte
duidelijk wat de leden de komende tijd kunnen verwachten.
Dit alles onder het motto: "uw bestaan is het bestaansrecht
van de KNMvD". Het agendapunt werd afgesloten met een
toelichting van Erik Gostelie over de achtergronden bij het
voorstel ten aanzien van de financiële administratie van de
groepen en regio\'s.

Nieuwe en oude bestuursleden

De voorzitter stelde de nieuwe bestuursleden Arjen den

-ocr page 324-

Hertog en Maarten Willemen voor. Tevens dankte hij de be-
stuursleden die niet terugkeren in het bestuur, Nanny Wijne en
John Borgmeier De voorzitter vindt het jammer dat er geen
vrouwelijke kandidaten waren, de komende zittingsperiode is
het bestuur weer een mannelijke aangelegenheid. Beide ver-
trekkende bestuursleden dankten de leden voor de steun en het
vertrouwen en wensten het nieuwe bestuur succes.

Wéér op tijd

leder jaar is het weer spannend of de voorzitter erin slaagt
om de vergadering op tijd te sluiten. Als de vergadering bijna
afgelopen is kan de rondvraag wat dat betreft nog roet in het
eten gooien. Met de medewerking van de aanwezige leden is
het ook dit jaar weer gelukt om binnen het afgesproken tijd-
schema te blijven.

Jaarcongres

Na de lunch stond het jaarcongres op het programma. De
voorzitter van de jaarcongrescommissie, Remco Schrijver,
opende het middagprogramma en leidde het jaarcongres in
goede banen. Belangrijk onderdeel van het jaarcongres is de
jaarrede van de voorzitter van de KNMvD. De volledige
tekst van de jaarrede is in dit tijdschrift opgenomen (pag.
677 e
.V.).

Door twee Belgische sprekers werd vervolgens aandacht be-
steed aan het thema "Dromen over de toekomst".

Guido Boone

Guido Boone is practicus in België en is medeoprichter van de
Vlaamse Dierenartsen Vereniging en oud-bestuurslid van de
Belgische Orde van Dierenartsen. Guido Boone liet zich echter
niet verleiden om lang te dromen, hij ontvouwde een tamelijk
nuchtere visie op het beroep van dierenarts en ook voor de toe-
komst zag hij niet alleen "rozengeur en manenschijn". Op de
vraag of de dierenarts niet meer aan marketing zou moeten
doen antwoordde hij "blijf vooral dierenarts! Geef de klant
vooral het gevoel altijd beschikbaar te zijn." Hij is van mening
dat in grotere praktijken de klanten zoveel mogelijk contact
moeten hebben met dezelfde dierenarts.

Guido Thijs

Was Guido Boone practicus, Guido Thijs presenteerde zich
daarentegen als "theoreticus". Hij begreep heel goed
waarom de congrescommissie gekozen had voor twee
Belgische sprekers, "want België loopt een paar jaar achter
en dan hoor je veel herkenbare dingen". Ook de Belgische
taal helpt mee om er een "plezante middag van te maken".
Op onnavolgbare wijze stortte hij een groot aantal wetens-
waardigheden over de aanwezigen uit, vooral gericht op het
"creëren van waarde". Duidelijk bleek dat "de toekomst niet
meer is wat het geweest is" en dat "zaken snel veranderen
terwijl de ondergrond beweegt". In de economie draait alles
om "waarde". De manier waarop je met je klant omgaat be-
paalt de "gunfactor". Als voorzitter van de klantenwegjaag-
club weet Guido Thijs dan ook precies waar hij over spreekt.

Het jaarcongres werd afgesloten met een borrel met achter-
grondmuziek van CMV Syrinx (studenten diergeneeskunde).

Fata Morgana

Degenen die deelnamen aan het avondprogramma werden
door een lakei en een hofdame begeleid naar het Fata
Morgana, waar het diner en het feest plaatsvonden. Bij aan-
vang van het diner presenteerde Marieke Veldman de uitrei-
king van de specialistencertificaten. Marianne Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan reikte vervolgens de Jaarprijs
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de Aart van
Keulenprijs uit. Ton de Ruijter had tenslotte het genoegen
om het geschenk ter onderscheiding van de KNMvD en de
onderscheiding \'Lid van verdienste\' uit te reiken. De toelich-
tingen bij de uitreiking van deze prijzen en onderscheidingen
staan op de volgende pagina\'s in dit Tijdschrift weergegeven.

-ocr page 325-

De dinergasten werden door Marieke Veldman uitgenodigd
voor een rondvaart door het Fata Morgana. Bij terugkomst
stond er een prachtig dessertbuffet klaar. Vervolgens gaf de
band FL4 het startsein voor het laatste onderdeel van deze
dag, het feest!

m

Uitreikingen

Lid van verdienste

Het bestuur van de KNMvD heeft de statutaire bevoegdheid
tot het benoemen van Leden van Verdienste. Dit jaar had Ton
de Ruijter als voorzitter van de KNMvD wederom de eer om
de onderscheiding \'Lid van verdienste\' te mogen uitreiken.
Hieronder volgt zijn toelichting.

"Afgestudeerd in 1962 is zij niet de eerste vrouwelijke col-
lega, maar toch zeker wel een boegbeeld van de vrouwelijke
dierenartsen. Zelden is er iemand geweest die de diergenees-
kundige zorg zo in haar volle omvang heeft bedreven.
Aandacht voor het dier als organisme en individu, aandacht
voor de eigenaar als mens en aandacht voor de consequenties
van ziekte en behandeling op beiden.
Ze hield knuffelrondes in de opname afdelingen waar ze
werkte, want daar hadden patiënten soms meer behoefte aan
dan een pilletje.

Voor de Maatschappij heeft ze altijd grote loyaliteit en een
niet aflatende betrokkenheid getoond. Zij heeft in de tijd na
Gouda Quint, met Goedhart, Lieben en De Lint de Groep
Geneeskunde van het Kleine Huisdier bestuurd (zo heette de
groep destijds) in een tijd dat vrouwen nauwelijks deelna-

Ton de Ruijter en Hetty van Beers met het beeldje dat hoort bij het geschenk ter
onderscheiding.

men aan bestuurlijke activiteiten. Zij was vanaf het begin be-
trokken bij de commissie VDA (vrouwelijke dierenartsen)
om de emancipatie in de diergeneeskundige mannenwereld
te bevorderen. Ze heeft ook haar bijdrage geleverd in het be-
stuur van de Stichting Postacademiaal Onderwijs Dier-
geneeskunde (PAO-D).

Onderwijs, op de voor haar zo kenmerkende praktische ma-
nier, en onderzoek bedreef ze lange tijd in de Kliniek voor
Kleine Huisdieren te Utrecht, waar ze startte aan de
Alexander Numankade, in de tijd dat het nog een stadsprak-
tijk was. Ze verhuisde mee naar de Uithof, waar de speciali-
satie toe nam en ze promoveerde in 1997 op de behandeling
van de ziekte van Cushing. Voor onderwijs in de wieg ge-
legd,
iTiet name de behandeling van chirurgische patiënten.
Een goede chirurg legt precies op tijd de vinger op de zere
plek, dat deed ze en kon ze. In opereren was ze net zo bedre-
ven als in assisteren, wat bewonderenswaardig is in onze be-
roepsgroep, en wat aangeeft hoe gemakkelijk ze inet de
meeste mensen om kon gaan. Vele studenten, maar ook die-
renartsen droegen haar op handen als zij haar voordrachten
presenteerde op haar ongecompliceerde wijze.

Na bijna vijfentwintig jaar verliet ze de Universiteitskliniek,
om na een teleurstellende ervaring in de eerstelijns praktijk
neer te strijken op de Wagenrenk. Hier hervatte ze haar werk-
zaamheden zoals in Utrecht, jammer genoeg voor studenten,
zonder hen.

Na bijna 15 jaar heeft ze ook daar een punt achter gezet, ech-
ter nog steeds contact houdend met een groot deel van de be-
roepsgroep. Zij staat nog altijd klaar om advies te geven,
vooral waar de problemen groot zijn of van vertrouwelijke
aard. Ze heeft aan de wieg gestaan van, en is tot aan het einde
van haar carrière verbonden geweest aan het Veterinair
Beroepscollege.

Met grote inzet en redelijkheid heeft ze zich van haar taak
gekweten en doet dat nog bij de Ereraad, waar klachten over
collegae onderling worden behandeld.

-ocr page 326-

In de tussentijd heeft ze wel een nieuw soort dierverzorging
gecreëerd in de vorm van diverse sculpturen die verdacht
veel op dieren lijken.

Het is mij niet alleen een groot persoonlijk genoegen maar
ook een grote eer om namens het bestuur te benoemen tot
Lid van verdienste van de KNMvD collega Aleid
Lubberink."

Prijs ter aanmoediging en van toekomstverwachting

Namens het bestuur was het Ton der Ruijter een groot genoe-
gen dit jaar wederom een geschenk ter onderscheiding te
mogen uitreiken. Hij lichtte dit als volgt toe.
"Het geschenk wordt toegekend aan een lid dat zich nog hal-
verwege zijn of haar carrière pad bevindt, maar toch al veel
voorde KNMvD heeft betekend. Het is een prijs ter aanmoe-
diging en van toekomstverwachting.

Zij is afgestudeerd in 1988 en is een zeer sprankelend, en-
thousiast en welbespraakt bestuurslid van de KNMvD.
Inspirerend voor de studenten en medebestuurders. Velen
hadden verwacht en gehoopt dat zij mogelijk beschikbaar
zou kunnen zijn als vrouwelijke kandidaat voor bestuur of
raad van toezicht. Het is spijtig dat zij mede door de door
wisseling van werkgever daarvoor niet beschikbaar kon zijn.

Zij is in 1996 gepromoveerd (Changes in the function of the
large intestin of weaned pigs) en onze enige vrouwelijke spe-
cialist varkensgezondheidszorg. Naast haar werk op de fa-
culteit en haar gezin is ze jarenlang secretaris van de Groep
Varkensgezondheidszorg geweest en het laatste jaar ook nog
voorzitter.

In diverse overlegsituaties met de overheid en met LTO en
NVy onder andere over de overeenkomst Dierenarts en
Varkenshouder 2000, stond ze haar mannetje. Ze heeft de be-
langen van de varkensdierenartsen altijd prima behartigd.

Ze heeft zitting in de Technische commissie Varken, waar ze
met name het vele werk rond de beoordeling van de inhoud
van de aangeboden cursussen gedaan heeft. Een echt kwali-
teitsmens dus.

In de discussie weet ze altijd de overtuigende argumenten te
vinden en houdt ze strak vast aan de gekozen doelstellingen.
Zeer strak kan ik uit persoonlijk ervaring wel zeggen.
Opvallend is dat zij dat op een buitengewoon prettige manier
weet te verpakken.

Het is mij een groot genoegen om namens het bestuur en na-
mens u allen het geschenk ter onderscheiding aan te bieden
aan Hetty van Beers."

Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Dr. Marianne Sloet, voorzitter van de wetenschappelijke re-
dactie (voorheen hoofdredactie) van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde reikte de Aart van Keulenprijs en de
Jaarprijs van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde uit.
De Aart van Keulenprijs is een tweejaarlijkse prijs voor het
beste wetenschappelijke artikel betreffende de veterinaire
volksgezondheid. De prijs ging dit jaar naar dr. Wim Edel
voor zijn artikel
"Diergeneeskunde en Volksgezondheid of-
wel Veterinaire Volksgezondheid"
(Tijdschr Diergeneeskd
2003; 128:618-626).

De Jaarprijs voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is
een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan het beste weten-
schappelijke artikel gepubliceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. In 2004 zijn er in totaal 25 wetenschappe-
lijke artikelen gepubliceerd: 9 over paarden, 6 over gezel-
schapsdieren, 3 over pluimvee, 3 over varkens, 3 over her-
kauwers en 1 artikel betrof de veterinaire volksgezondheid.
De winnaars waren dr. Engeline van Duijkeren, drs. Peter
van Laar en dn Dirk Houwers met hun artikel
"Cystocentesis
is essential for reliable diagnosis of urinary tract infections
in cats "
(Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 394-396).
Aan het eind van de feestelijke uitreiking werd een ieder ge-
vraagd om ook het komende jaar artikelen aan te bieden aan
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 327-

Jaarcongrescommissie
Remco Sciirijver (voorzitter)
Ad Wijne (penningmeester)
Eveline Mus
Jeroen Smak
Job van der Lek
VetraVeltkamp(DSK)
Margot Kampert (Regiobestuur Zuid)
Niels Groot Nibbelink (Regiobestuur Zuid)
Marieke Veldman (bureau KNMvD)

Jaarrede 2005

"Mijnheer de voorzitter van de regio Zuid, leden van de
Congrescommissie, geachte genodigden, ereleden, buiten-
gewone leden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde, dames en heren collegae, geachte
toehoorders.

Het is mij, zoals elk jaar, een genoegen om op deze congres-
dag de jaarrede als voorzitter van de KNMvD voor u te mo-
gen uitspreken. Alvorens hiertoe over te gaan, wil ik graag
het bestuur van de regio Zuid en de congrescommissie van
harte danken voor de organisatie van het Jaarcongres 2005.
Het thema van dit congres, \'Dromen over de toekomst\', be-
looft een andere veterinaire bijeenkomst te worden dan u ge-
wend bent. Geen bijscholing, geen vakinhoudelijke lezingen
maar een dag voor uzelf en voor reflectie. Goed na de alge-
mene vergadering met de wisselingen in bestuur en raad van
toezicht, maar zeker ook na het roerige afgelopen jaar rond
het kwaliteitsbeleid, de erkende dierenarts en de koppeling
met KRD / ISO praktijkcertificering.

Kwaliteitsbeleid

Dames en heren, gesproken over kwaliteitsbeleid, vorig jaar
heb ik in mijn jaarrede al het ledenonderzoek aangekondigd
naar het kwaliteitsbeleid door het externe bureau Environs
International onder leiding van Jaap Voorsluijs, dat destijds
ook het onderzoek naar de ledentevredenheid van de
KNMvD heeft gedaan. Het bestuur heeft zich vooraf gecom-
mitteerd aan de uitslag van dit onderzoek, dus aan de mening
van de leden.

Die mening liet aan duidelijkheid niets te wensen over en het
bestuur heeft vervolgens in nauwe samenwerking met de
groepsbesturen en met terugkoppeling naar de raad van toe-
zicht een nieuw kwaliteitsbeleid geformuleerd. Het nieuwe
voorstel is allereerst in hoofdlijnen ter schriftelijke stem-
ming per post aan de leden voorgelegd. Na een ongekend
hoge respons (meer dan 1600 reacties) heeft vervolgens de
buitengewone algemene vergadering van 23 mei 2005 ruime
steun gegeven aan dit nieuwe beleid.

Vanochtend in onze algemene vergadering is definitief
goedkeuring gegeven aan dit beleid. Dames en heren, ik ga
nu niet inhoudelijk op het nieuwe beleid in, maar wil u wel
wijzen op een aantal aspecten van het proces in het afge-
lopenjaar.

Allereerst is met de opheffing van het VKO en de introductie
van de stichting Veterinair Administratie Kantoor niet het
kwaliteitsbeleid overboord gezet. Slechts de inhoudelijke
controle over dat beleid is binnen de beroepsgroep terugge-
bracht. Naar onze mening daar waar het ook thuishoort.
Het bestuur KNMvD heeft met haar groepsbesturen getracht
de basis te leggen voor toekomstig kwaliteitsbeleid als dyna-
misch proces waarbij wij te allen tijde bereid zijn om met
marktpartijen en overheid in discussie te gaan over aanvul-
lende eisen die aan de dierenarts gesteld kunnen worden.
Echter onder de voorwaarde dat deze eisen inhoudelijk zin-
vol, praktisch uitvoerbaar en financieel haalbaar zijn.
Daarmee is het kwaliteitsbeleid niet teruggebracht tot een
sterk versoberde versie zoals deze week nog door een organi-
satie in de pers werd geventileerd, maar tot een kwaliteitsbe-
leid dat vanwege die genoemde uitgangspunten kan rekenen
op draagvlak bij de professionele beroepsbeoefenaar en zijn
cliënten. Zelden of misschien zelfs nooit in het 143-jarig be-
staan van de KNMvD is zo heftig gereageerd door een zo
groot aantal leden als bij dit onderwerp.
Het bestuur heeft zich gerealiseerd dat in een vereniging als
de onze de mening en wensen van de leden uitgangspunt die-
nen te zijn van het bestuursbeleid. Ook wij weten dat bestu-
ren vooruitzien is en richting geven naar de toekomst. Ook
wij begrijpen dat visie nodig is om noodzakelijke vernieu-
wingen voor te kunnen stellen aan de leden en ook wij besef-
fen dat bestuurders een rechte rug en geen slappe knieën die-
nen te hebben.

Maar wij en niemand anders hebben de primaire verant-
woordelijkheid voor de vereniging en de continuïteit daar-
van. Dat is onze leidraad geweest en dat die keuze zo slecht
nog niet is, kan men regelmatig in de pers lezen als het gaat
om de problemen waarin diverse andere vergelijkbare be-
roepsorganisaties zich nu bevinden. Genoeg erover, wij heb-
ben vanochtend een streep gezet onder deze problematiek.

Hondenbelasting

Dames en heren, een wat speelser maar niet minder bijtgraag
onderwerp, de hondenbelasting.

Enige tijd geleden heeft Gemeentebelastingen Rotterdam de
Rotterdamse dierenartsen gesommeerd adresgegevens van
hondenbezitters door te geven, zodat de gemeente langs deze
weg de hondenbelasting kan innen.

De gemeente doet deze sommatie op basis van het \'Besluit
gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing\' uit
1995. Geen weldenkend mens zal het verbazen dat gezien de
maatschappelijke positie van de dierenarts, de vertrouwens-
relatie met cliënten en de mogelijke gevolgen voor het die-
renwelzijn, een dergelijke informatieplicht voor ons onac-
ceptabel is. Bij de totstandkoming van dit besluit is de
KNMvD nooit betrokken geweest, zodat wij ook niet op de
hoogte waren van de positie van de dierenarts in dit besluit.
Omdat zorgvuldige belangenafweging niet is vooraf gegaan
aan dit besluit, achten wij dit in strijd met de beginselen van
behoorlijk bestuur. Daarbij komt dat het \'besluit gegevens-
verstrekking\' al tien jaar bestaat zonder dat hiervan tot nu toe
gebruik is gemaakt. Bovendien staat de hondenbelasting poli-
tiek ter discussie in het parlement waar het geheel aan ge-
meentelijke belastingen in 2006 op de agenda staat. Van een
spoedeisend karakter is onzes inziens dan ook geen sprake.
Daarnaast is er sprake van rechtsongelijkheid omdat veel ge-
meenten geen hondenbelasting heften. De KNMvD is van
mening dat er voldoende en minder ingrijpende alternatieven
zijn, waardoor het niet noodzakelijk is om dierenartsen die

-ocr page 328-

informatieplicht op te leggen. Inmiddels speelt of speelde
deze problematiek in meer of mindere mate ook in andere ge-
meenten zoals Houten, Tilburg, Haarlem, Tiel en Hilversum.
Deze zaak wordt thans in hoger beroep gevoerd. Het bestuur
van de KNMvD heeft vanwege de grote belangen en emotio-
nele betrokkenheid van de leden besloten de procesvoering
financieel te ondersteunen. Onze huisadvocaat (KBS
Advocaten) laat zich hierin bijstaan door Prof M. Feteris,
hoogleraar belastingrecht.

De verplichte beroepspensioenregeling (wet Bpr)

Dames en heren, de strijd die door het ministerie van SZW te-
gen de beroepspensioenfondsen van de vrije beroepsbeoefena-
ren werd gevoerd, is gestreden. Het wetsvoorstel is deze week
door de Eerste Kamer aangenomen. Zoals bekend is door SZW
onder leiding van achtereenvolgens de VVD-staatssecretaris-
sen Hoogervorst, Rutte en van Hoof van alles ondernomen om
de wet verplichte Beroepspensioenregelingen (wet Bpr) op te
heffen. Toen dat vervolgens door een kamerbrede tegenstand
niet lukte, werd gepoogd de solidariteitseisen in de nieuwe wet
zo te formuleren, dat de fondsen vanzelf wel ten onder zouden
gaan. Dankzij veel lobbyen in Den Haag door de leden van de
Unie van Beroepspensioenfondsen waaronder KNMvD en de
steun van het CDA, is het gelukt een verplicht pensioenfonds
overeind te houden. Dat is veel winst. Ook gewonnen is meer
solidariteit tussen man en vrouw. Er is ook verloren. Er moet
een nieuwe pensioenvereniging worden opgericht naast de
stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen en de belangenver-
eniging KNMvD (over deregulering en kostenbeheersing ge-
sproken) en er komt een verplichte draagvlaktoets na elk 5e
jaar onder de deelnemers. Laten we onze zegeningen maar tel-
len en niet meer teveel terugkijken op het Haagse proces dat
wij van zeer nabij hebben mogen meemaken. Belangrijk punt
is dat het ontstaan van zogenaamde "witte vlekken" in de pen-
sioenvoorziening hiermee voor onze dierenartsen is voorko-
men en wij het vroeger bestaande fonds voor behoeftige wedu-
wen en wezen niet opnieuw in het leven hoeven te roepen.

f

678

Werkgevers en werknemersoverleg

Dames en heren, de vormgeving van werk-
gevers- en werknemersoverleg over ar-
beidsvoorwaarden binnen de groep prakti-
serende dierenartsen nadert zijn
voltooiing. De formering van een Be-
langengroep Practici Werkgevers (BPW)
als counterpartner van de Belangen-
vereniging Practici in Loondienst (BPL)
die al 3 jaar bestaat, heeft inmiddels vorm
gekregen. Bij de BPW hebben zich in-
middels 150 leden aangesloten en de eerste
besprekingen hebben al plaatsgevonden.
Door de KNMvD is ruim € 90.000 gesto-
ken in de ontwikkeling van een CAO en fa-
cilitering van BPW en BPL.
Dat de dierenarts als enige Nederiandse
medische professional veel last heeft van
de NMa helpt daarbij niet mee en jaagt ons
op hoge kosten. Echt lastig wordt het pas
als wij tegenstrijdige juridische adviezen
krijgen van de juridische adviseurs De
Brauw Blackstone Westbroek enerzijds
(BWP) en Allen en Overy (BPL) ander-
zijds.

Het gaat hierbij om uitvoerbaarheid van de vorig jaar aangeno-
men motie om te komen tot een koppeling van het lidmaat-
schap van de KNMvD met het lidmaatschap van de werkne-
mersvereniging voor practici in loondienst en het lidmaatschap
van de werkgeversvereniging voor de practici-ondernemers.
Het bestuur zal nu deze zaak mededingingsrechtelijk laten
toetsen door de NMa en verenigingsrechtelijk door het
Ministerie van Justitie. Inmiddels kunnen de CAO onderhan-
delingen normaal doorgang vinden.

Aanpak Arbeidsongeschiktheid

Reeds jarenlang kampt de beroepsgroep van praktiserende
dierenartsen met een veel te hoog percentage arbeidsonge-
schiktheid. Om tot een gedegen aanpak te kunnen komen,
heeft het bestuur van de KNMvD de Stuurgroep Aanpak
Arbeidsongeschiktheid ingesteld. Daarin zijn alle betrokken
stakeholders vertegenwoordigd, te weten: de verzekeraars
Movir en Interpolis, de coöperatie AUV, de Faculteit der
Diergeneeskunde, het Pensioenfonds voor Dierenartsen, het
bestuur KNMvD en de Groepen Geneeskunde Gezelschaps-
dieren en Practici Grote Huisdieren.
In aansluiting op de enquête gehouden in 2004 naar het aan-
tal arbeidsongeschikte dierenartsen heeft de Stuurgroep in
2005 een diepgaande enquête gehouden naar oorzaken van
arbeidsongeschiktheid.

Daarbij zijn niet alleen de actieve practici benaderd, maar
ook, via de medewerking van de verzekeraars, de dierenart-
sen die al (vaak zeer) langdurig arbeidsongeschikt zijn.
Naast het achterhalen van oorzaken van arbeidsongeschikt-
heid, heeft de Stuurgroep de deelnemers aan de enquête uit-
genodigd suggesties te doen ten aanzien van preventie en be-
geleiding tijdens het ziekteproces. De Stuurgroep is
bijzonder verheugd over de vele reacties die zij mocht ont-
vangen. Binnenkort buigt de Stuurgroep zich over de resulta-
ten. Zonder daarop vooruit te willen lopen, wil ik u enkele
belangrijke oorzaken van het ontstaan van arbeidsonge-
schiktheid noemen:

• de fysiek zware belasting van het werken als practicus.

• spanningen binnen maatschappen, vaak samenvallend met

persoonlijke omstandigheden.

• de belasting van nacht- en weekend-
diensten.

• het niet serieus nemen van lichamelijke
en psychische klachten (waardoor te laat
wordt ingegrepen met als gevolg vaak
langdurige uitval).

De Stuurgroep zal aan de hand van de re-
sultaten nadere plannen van aanpak voor
preventie en begeleiding opstellen.

De nieuwe Europese medicijnenricht-
lijn 2004/28/EC

Vorig jaar heb ik melding gemaakt van de
aanname van de richtlijn 04/28/EG, als
herziening van een richtlijn uit 2001,
waarin alle bestaande Europese regelge-
ving ten aanzien van diergeneesmiddelen
samengevat is. Deze herziening, de zoge-
naamde Review, is uiteraard van buiten-
i gewoon groot belang voor onze beroeps-
groep. Onder dierenartsen spreekt men
hier over de cryptische term \'POM - non
POM\', hetgeen betekent \'wel of niet op

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, NOVEMBER, AFLEVERING 21, 2005

-ocr page 329-

voorschrift\'. Binnen deze Europese richtlijn moet een aantal
zaken door de nationale lidstaat worden ingevuld. De
KNMvD is verheugd dat de overheid partijen die het aan-
gaat, waaronder de KNMvD, heeft betrokken bij het proces
om te komen tot een goede implementatie van de richtlijn.
Zoals in vele Europese landen het geval is, heeft ook de
Nederlandse overheid gekozen voor de dierenarts als de
juiste persoon om diergeneesmiddelen voor te schrijven.
Ten aanzien van de beschikbaarheid van geregistreerde me-
dicijnen komt er vanaf 1 november meer ruimte om in ern-
stige voorkomende gevallen ook diergeneesmiddelen uit de
humane sector of uit andere Europese lidstaten te kunnen
toepassen, natuurlijk onder strikte voorwaarden.
Het komende jaar moet nog een belangrijk deel van deze
richtlijn verder uitgewerkt worden, namelijk dat deel dat
handelt over de kanalisatie, de distributie en het feitelijke
voorschrijven van diergeneesmiddelen. Wij hopen dat het
overleg met de overheid bij deze verdere invulling op een
even plezierige en constructieve manier zal gaan als tot dus-
ver het geval is geweest.

Samenwerking Faculteit

Ook op het gebied van samenwerking met de Faculteit der
Diergeneeskunde zijn goede dingen te melden.
Het is een groot goed dat een beroepsgroep zich nauw be-
trokken voelt bij de opleiding van zijn nieuwe toekomstige
collegae. Daarvan is bij dierenartsen zeker sprake.
De formulering van de eindtermen van de beroepsopleiding
is onlangs afgerond. Het gaat hier in feite om de beschrijving
van competenties waaraan de afgestudeerde dierenarts in op-
zicht van kennis en kunde minimaal moet voldoen. Het be-
treft algemene eindtermen zoals vaktechnische, wetenschap-
pelijke, persoonlijke en maatschappelijke aspecten van de
opleiding, maar daarnaast ook meer specifiek een lijst van
vaardigheden en ziektebeelden die van belang zijn. De
Faculteit der Diergeneeskunde heeft hiervoor samenwerking
gezocht met de diersoortspecifieke groepen van de KNMvD,
die hier veel tijd en aandacht aan hebben gegeven. De eind-
termen zijn nagenoeg afgerond en moeten langer meekunnen
dan het huidige curriculum 2001. Ze zullen tevens als lei-
draad dienen bij de opzet en uitwerking van het nieuwe ba-
chelor-master curriculum dat van start gaat in 2007. De com-
missie Blauwdruk Bachelor Diergeneeskunde die daartoe
vorig jaar is benoemd, zal deze maand haar werkzaamheden
afronden. Het betreft - zoals u bekend is - de opzet van een
driejarige \'brede\' bachelor diergeneeskunde met vervolgens
verschillende driejarige masters diergeneeskunde waarbij
momenteel wordt uitgegaan van drie programma\'s:

1. Gezelschapsdieren

2. Paard

3. Landbouwhuisdieren / Veterinaire Volksgezondheid.
Alhoewel deze opzet van buitenaf is opgelegd door interna-
tionale wetgeving, zal getracht worden de studie tevens in-
houdelijk diergeneeskundig te verbeteren door vanaf het be-
gin van de opleiding de thema\'s ziek en gezond samen te
voegen. Een punt van onze zorg, ik herhaal het nog maar een
keer, blijft de toekomstige selectie voor de diverse masters-
progamma\'s, en daarmee de doorstroommogelijkheden van-
uit de bachelor naar de masters diergeneeskunde.

Het moet ons vooraf al van het hart dat wij niet zitten te
wachten op bachelors die niet kunnen doorstromen naar de
master opleiding, waardoor onbruikbare paraveterinairen
zouden kunnen ontstaan. Zeer interessant is het rapport van
de commissie Extern Onderwijs dat recent is aangeboden
aan het onderwijsbestuur. Hierin worden voorstellen gedaan
voor stages van co-assistenten in het beroepsveld en voor-
stellen opgesteld om te komen tot een uniform facultair be-
leid met betrekking tot extern onderwijs en stages.
De bedoeling is, dat najaar 2006 het zesde studiejaar voor de
eerste keer extern onderwijs gaat volgen in nog nader te se-
lecteren dierenartsenpraktijken. Alhoewel de selectie van
praktijken, de beoordeling en evaluatie uiteraard de verant-
woordelijk zijn van de Faculteit, hopen wij nauw betrokken
te worden bij het opstellen van de criteria. Voor de praktijken
zijn niet alleen financiële tegemoetkoming en kwaliteitsver-
betering van belang. Ook interessant is dat bij langere perio-
des extern onderwijs de bijdrage van de student aan daad-
werkelijke opbrengende arbeid het gevolg zal zijn.

Verkiezingen en leden betrokkenheid

Dames en heren, ik wil graag afsluiten met een enkele op-
merking over de vitaliteit en ledenbetrokkenheid van onze
KNMvD. Zoals al eerder gezegd was het afgelopen jaar een
moeilijk jaar voor de vereniging. Maar er zijn ook mooie
kanten te noemen. Allereerst de enorme betrokkenheid van
de leden bij- en medewerking aan het Environs onderzoek,
ook in de vele discussiegroepen. Daarnaast de grote respons
op de verkiezingen van bestuur en raad van toezicht. Meer
dan 45 % van de leden heeft zijn stembiljet ingestuurd, een
dubbel zo hoog percentage als bij de verkiezing direct na de
bestuurlijke vernieuwing 3 jaar geleden. Bovendien waren er
ook veel meer kandidaten, zodat er werkelijk te kiezen viel.
Allemaal zaken die erop wijzen dat onze KNMvD levend is.
Wij hopen nog dit jaar het 5000e lid aan te kunnen nemen.
Door het nieuw geïntroduceerde combi-lidmaatschap van de
Diergeneeskundige studentenkring DSK met het kandidaat-
lidmaatschap van de KNMvD, zal getracht worden de jonge
aankomende leden nog meer te betrekken bij de beroepsorga-
nisatie. Dat is dringend nodig omdat veel demografische ver-
anderingen aan de orde zijn, nu en in de toekomst. Het ko-
mendejaar zal ook het seniorenbeleid meer invulling krijgen,
van wezenlijk belang gezien het hoge aantal gepensioneerde
dierenartsen (1008). Het spreekt vanzelf dat al het voorgaande
zeer gebaat is met de serieuze inspanningen die bestuur en di-
rectie plegen om de communicatie binnen de Maatschappij te
verbeteren. Tot slot wil ik allen bedanken, die in het afgelopen
jaar zoveel tijd en moeite hebben besteed aan het goed laten
functioneren van onze KNMvD. Allereerst de medewerkers
van het bureau onder leiding van de algemeen directeur
Vervolgens het bestuur van de KNMvD dat mij tot grote steun
is geweest en waarvan ik blij ben dat alle zittende bestuursleden
die herkiesbaar waren ook zijn herkozen. En dan natuurlijk
dank aan de vele collegae in bestuurlijke fiancties, commissies
en werkgroepen voor hun bijdrage aan het ftinctioneren van
onze professie. Het blijft mij elke keer weer verwonderen, de
hartverwarmende bereidheid tot inzet voor de KNMvD te mo-
gen ervaren.
Ik heb gezegd."

Kaatsheuvel, 7 oktober 2005
Drs. T. de Ruijter
Voorzitter KNMvD

-ocr page 330-

Drs. S.J. de Croat

Het gestaag oprukken van het vogelpestvirus vanuit Azië in
noordwestelijke richting naar Rusland en Kazachstan
deed het vermoeden rijzen dat trekvogels het virus over
kunnen brengen naar West-Europa. Het sprongsgewijs
dichterbij komen van het virus was voor minister dr. C.P.
Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) aanleiding om een spoedadvies te vragen aan de re-
cent door hem benoemde Deskundigengroep voor
Newcastle Disease (NCD) en Aviaire Influenza (AI). Het
gaat immers om een hoogpathogene variant (H5N1) van
AL

Met de vogelpestcrisis 2003 nog vers in het geheugen en het
vogeltrekseizoen in het vooruitzicht gingen bij pluimveehou-
dend Nederland, de beroepsgroep en vele anderen de alarmbel-
len rinkelen. Zowel de professionele pluimveehouder als de
hobbyhouder voelt de dreiging. Wat zijn de risico\'s voor in-
sleep? Hoe staat het met de signalering bij een insleep? Komt
de dreiging alleen van trekvogels?... en vele andere vragen ko-
men naar voren. De Europese Unie (EU) heeft geen generiek
beleid ontwikkeld op preventieve maatregelen tegen Al. Het
staat Nederland dus vrij haar eigen preventieve maatregelen te
treffen. De minister stelde mede op advies van de onafhanke-
lijke Deskundigengroep een ophokplicht voor commercieel
gehouden pluimvee in. De consequenties van een uitbraak en
de dreiging voor de volksgezondheid leidden tot maatschappe-
lijke druk om maatregelen in te stellen. Voor de Tweede Kamer
was dit aanleiding om op 29 september jl. de ontwikkelingen
rond de vogelpest te bespreken met de drie verantwoordelijke
ministers: Veerman (LNV), Hoogervorst (VWS) en Remkes
(BZK). De dreiging van een uitbraak, de genomen maatrege-
len, de mogelijkheid van een pandemie en de voorbereidingen
daarop waren voor de Tweede Kamer aanleiding om zich te la-
ten infonneren door de "groene", de "witte" en de "blauwe"
kolom. In de gedachtewisseling met de ministers gaf Groen
Links kamerlid Duy vendak aan dat het "dossier" complex is en
dat grote politieke woorden ten aanzien van de maatregelen
niet op zijn plaats zijn. De activiteiten dienen vooral op de
Europese Unie te worden gericht, zeker daar waar het gaat om
de preventie en mogelijkheden voor vaccinatie. Ter voorberei-
ding op het debat kregen vele deskundigen en belangengroe-
pen de gelegenheid om hun standpunten onder de aandacht van
de kamer te brengen. Zo ook de KNMvD.

Rondetafelgesprek

Ter voorbereiding op het debat met de verantwoordelijk mi-
nisters lieten de kamerleden mevrouw Scheijer-Pierik (CDA),
Ormel (CDA), mevrouw Snijder-Hazelhoflf (VVD), Waalkens
(PvdA), mevrouw Van Velzen (SP) en Van den Brink (LPF)
zich op 15 september jl. informeren over de onderwerpen dier-
gezondheid, volksgezondheid en de crisisaanpak bij de intro-
ductie van het Al-virus bij vogels dan wel een pandemie bij de
mens. De KNMvD ontving op 7 september de uimodiging. Op
dat moment had het bestuur van de KNMvD haar reguliere
halfjaarlijkse overleg met de Groep Pluimveewetenschappen
(GPw). Drs. G.J. Bouwhuis, voorzitter van de GPw, werd ge-
vraagd de KNMvD te vertegenwoordigen. Samen met het be-
stuur van de GPw en het KNMvD-bureau werd een gespreks-
notitie voor de kamerieden opgesteld. De gespreksnotitie is op
13 september tijdens de ledenvergadering van de GPw bespro-
ken. De aanwezige GPw-leden vroegen de nadruk te leggen op
de noodzaak om vaccinatie selectief in te zetten, indien dit
technisch haalbaar is. In de sessie sector/diergezondheid be-
pleitte collega Bouwhuis de belangrijkste veterinaire punten:

• het beperken van alle mogelijke risico\'s voor insleep van het
Al-virus,

• het laagdrempelig inzetten van de mogelijkheid voor sneldi-
agnostiek middels de PCR-test;

• het selectief inzetten van vaccinatie indien dit technisch
haalbaar is én

• de consequenties voor de volksgezondheid, meer in het bij-
zonder de beschermende maatregelen voor beroepsgenoten
die werkzaam zijn in de pluimveehouderij en bij de bestrij-
ding.

Na het rondetafelgesprek zijn deze punten in een brief, samen
met het KNMvD-rapport "Evaluatie van de opsporing en dc
bestrijding van het Al-virus", dat is opgesteld door de GPw,
toegestuurd naar de leden van de vaste kamercommissie LNV
In deze brief is het advies van de GPw om over te gaan tot een
verplichte koppeling van bedrijfsmatig gehouden pluimvee
aan een dierenartsenpraktijk waar tenminste één dierenarts
werkt die deskundig is op het gebied van de pluimveegezond-
heidszorg nogmaals bepleit. Voorde sessie \'sector/diergezond-
heid\' waren vertegenwoordigers in het belang van de dieren
(dierenbescherming), de pluimveehouders (Nederlandse
Organisatie van Pluimveehouders; Nederlandse Vakbond van
Pluimveehouders; Platform Biologica en de Biologische
Pluimveehouders Vereniging; Nederlandse Belangen-
vereniging Hobbydierhouders; dhr drs. R.J. Plantenia) en des-
kundigen (dhr R. Foppen van Sovon Vogelonderzoek
Nederland) genodigd. In de sessie volksgezondheid/crisisaan-
pak werd door de kamerleden van gedachten gewisseld met de
veterinair epidemiologen prof dr. J.A. Stcgeman en prof dr. ir.
M.C.M. de Jong, prof dr. in L. A. den Hartog deskundig op het
gebied van dierlijke productiesystemen en vertegenwoordigers
namens de Inspectie voor de Volksgezondheid, het Landelijk
Coördinatiestructuur Infectiebestrijding, de Raad van
Regionale Geneeskundig Functionarissen, het Crisis
Onderzoeksteam en de Vereniging Nederlandse Gemeenten.

Risicogebieden in kaart

Op veterinair gebied zijn de maatregelen die collega Stegeman
voorstelt het vermelden waard. Hij concludeert dat informatie
om de kans op introductie van Al-virus werkelijk te kunnen be-
palen niet voorhanden is. In pluimvee-arme gebieden zal een
introductie van het virus naar verwachting snel onder controle
zijn met de huidige bestrijdingswijze. Uitloop in combinatie
met adequate Al-surveillance kan daar worden toegelaten. In
pluimveedichte gebieden moet men zich bij een nieuwe intro-
ductie echter voorbereiden op een herhaling van 2003.
Stegeman stelt dat een aantal maatregelen mogelijk is om de si-
tuatie te verbeteren: I) geen uitloop van commercieel gehou-
den pluimvee in pluimveedichte gebieden of preventieve vac-
cinatie van pluimvee op commerciële uitloopbedrijven
(voorkeur), 2) preventieve vaccinatie van alle pluimvee in

Aviaire Influenza en de rol van de KNMvD

-ocr page 331-

pluimveedichte gebieden om de dichtheid van vatbare bedrij-
ven te reduceren cn daar mee de gevolgen van virusinsleep, of
3) vermindering van de dichtheid van pluimveebedrijven in
pluimveedichte gebieden. De epidemiologische benadering
door collega Stegeman zet aan tot nadenken. Aan uitspraken
om deze maatregelen te realiseren wagen zich nog weinigen.
Wel heeft de minister de maatregelen voor de ophokplicht bij-
gesteld en zijn de hoog en laag risicogebieden van pluimveebe-
drijven (met uitloop) ten opzichte van watervogelgebieden in
kaart gebracht. In de kaart worden de pluimveebedrijven welke
binnen een straal van 1 km raken aan een watervogelgebied
met een vogeldichtheid van meer dan 5 vogels per ha als risico-
vol aangeduid (zie illustratie).

Al

Deskundigengroep voor NCD en

Met het benoemen van de on-
afhankelijke Deskundigen-
groep voor NCD en Al is een
lang bestaande wens van de
KNMvD in vervulling ge-
gaan. Tijdens de recente dier-
ziektecrises is door de
KNMvD gewezen op het be-
lang van het bijeenbrengen
van deskundigen uit de weten-
schap met dierenartsen uit de
praktijk. Zo heeft de KNMvD
tijdens de varkenspestcrisis
op eigen initiatief de
"Boxter\'-groep bijeenge-
bracht. De Mond- en Klauw-
zeer-crisis kende de Utrecht-
groep. Tijdens de Al-crisis is
in overleg met de overheid de
Houten-groep ingesteld. Met
de benoeming van de
Deskundigengroep voor
NCD en AI is structureel
overleg gegarandeerd en kun-
nen in bijzondere omstandig-
heden adviezen worden uitge-
bracht. De commissie wordt
voorgezeten door de voorma-
lig Chief Veterinary Officer
collega Frits Pluimers. De
overige leden van de
Deskundigengroep voor
NCD en Al zijn prof dr. Ab
Osterhaus (Erasmus MC),
prof dr. Aijan Stegeman
(Faculteit Diergeneeskunde),
prof dr Anton Pijpers
(Gezondheids-
dienst voor Dieren), prof dr.
Mart de Jong

(WAG-UR), dr Arno
Gielkens (CIDC-Lelystad) en
drs. André Steentjes (pluim-
veepracticus). Op deze wijze
wordt door collega Steentjes
de inbreng vanuit de praktijk
bij het opstellen van adviezen
gegarandeerd.

Hoe verder?

De PCR test voor Al is door de EU geaccepteerd. De pluim-
veepractici vinden het van groot belang om deze test laag-
drempelig in te zetten en zo de insleep van AI snel vast te stel-
len. Het grootste gevaar ligt immers bij de insleep en
verspreiding van laag pathogene AI. Deze wens is tijdens de
jaarvergadering van de Nederlandse Organisatie van
Pluimveehouders onder de aandacht gebracht. De dagvoor-
zitter de heer ir. B. J. Odink, voorzitter van de Nepluvi, consta-
teerde dat de sector hier het belang van inziet en op één lijn
zit. De minister van LNV heeft de kamer toegezegd zich in
Europa in te zetten om preventieve vaccinatie mogelijk te ma-
ken. Uiteraard dient dit gepaard te gaan met een pleidooi om
de afzet van producten van gevaccineerde dieren mogelijk te
maken.

-ocr page 332-

Professordrs.J.(Jan) Mo

Op 11 juni 2005 overleed Jan Mol. op de leeftijd van bijna 96 jaar. in het verpleeghuis Lisidunahofte Leusden, waar
hij sinds 2002 correct werd verpleegd: na een kort verblijf in het Sint Elisabeth Ziekenhuis te Amersfoort, vanwege
een herseninfarct op 20 november 2001. Jan was een boerenzoon, geboren op 24 juni 1909 in Barendrecht. Hij was
de middelste zoon in een gezin van drie broers en vier zwiters. Na de Christelijke Lagere school in zijn woonplaats,
fietste hij vijfjaar lang naar de Christelijke HBS te Rotterdam. "Ik fietste altijd graag ", vertelde hij later Tot in de
herfst van 2001 fietste hij vrijwel dagelijks ca. 25 km. In 1926 ging hij diergeneeskunde studeren, deed dat vlot en
goed en was klaar in 1931. In 1932 werd hij waarnemend dierenarts in Vlaardingen; van 1933-1935 (crisistijd) was
hij assistent hij professor Wester in de kliniek Inwendige Ziekten en de Buitenpraktijk. Tijdens deze eerste universi-
taire functie was hij betrokken hij het onderzoek naar de relatie dierziekten en de preventie daartegen, ook van be-
lang voor de melkproductie.

In 1936 werd hij dierenarts bij de Vereniging voor Melkcontrole en bij het Melkcontrolebureau te Den Haag. In 1938
huwde hij met Miep de Koning. In 1939 werd Jan adjunct-directeur van het Melkcontrolebureau. In de mobilisatie-
tijd was hij militair paardenarts in Leusden en omgeving en maakte daar de oorlog mee.

In 1942 werd Jan benoemd tol directeur van het Melkcontrolebureau (MEBA) in Amsterdam waar hij ook me! veel
genoegen woonde tol 19H7. Hij was in deze functie in staat te zorgen voor de opstelling en naleving van maatregelen
die de veilige leveranties van de .schaarse melkproducten borgden en de onderzoeksmiddelen beperkt waren. Hij
deed dat dankzij een correcte omgang met het bedrijfsleven, de plaatselijke overheid en zelfs met de bezetter Wij ge-
noten later van de boeiende verhalen uit die veel bewogen lijd.

In 1964 werd hij benoemd tot secretaris van de Gezondheidscommissie voor dieren van het Landbouwschap in Den
Haag. Deze commissie moest het Landbouwschap advi.seren over een uniforme dierziektebestrijding van onze land-
bouwhuisdieren. De bestrijding gebeurde door de Gezondheidsdiensten voor Dieren, elk met een eigen directeur
Hen op één lijn te krijgen was als hij de geboorte van een zebra: "streepje voor streepje!", zei .Jan eens. Hij heeft
deze strategische positie tussen overheid en bedrijfsleven met gezag uitgeoefend.
Bij zijn afscheid, in 1975, werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Na.ssau.

In I96H was hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar met als leeropdracht "Melkhygiëne" en gedetacheerd bij
VVDO. Met grote toewijding heeft Mol die parttime junctie vervuld. Eerder had hij al bewezen een onafhankelijke
wetemchapper te zijn; de titel van zijn oratie "Melk goed voor elk? "geeft dat ook aan. De ge.Khiedenis van melkhy-
giëne leert dal hel .streven naar houdbare en gezonde melk steeds hogere eisen stelt aan de productie en de verwer-
king van melk. In onderwijs en onderzoek bleek zijn gtvle betmkkenheid bij het zoeken naar meer inzicht in de func-
tie van elke schakel die van invloed is op de melkkwaliteit. Uiteindelijk leidde dat later tot geïntegreerde
"ketenbeheersing". Risico\'s van microben en stoffen kregen de aandacht, later ook bij de VVDO de risicoanalyses.
In 1973 werd hij gekozen en benoemd tot decaan. Hij aanvaarde het beroep dat op hem werd gedaan met alle conse-
quenties van tijd en inhoud. Zijn leidinggevende kwaliteiten heeft hij benut bij de vele problemen op de terreinen van
onderwijsvernieuwing, nieuwbouw etc. Hij handelde behoedzaam, had een goede gezondheid en een uitstekend ge-
heugen (tot op zeer hoge leeftijd).

In 1977 trad hij af en konden hij en zijn vrouw gaan genieten ven een welverdiende "rust". Tijdens hun arbeidzaam
leven voor samenleving en kerk wav er nu en dan gelegenheid voor reizen naar het buitenland waar zij erg van ge-
noten. De bezoeken aan hun geliefde Mallorca werden verder geïntensiveerd evenals de contacten met familie en
vrienden. Hel was hun "gouden tijd", waarin het verlies van twee van hun vijf kinderen ook een plaats kreeg.
Na circa 20 jaar trokken ze zich meer terug in de ruime, gezellige flat in Leusden. Na hel herseninfarct werd hij gere-
valideerd waardoor hij nog kon spreken, lopen, zwemmen en lunchen met Miep en vrienden. In juni jl. kreeg hij pro-
blemen in zijn buik; kort daarna is hij vredig ingeslapen. Op 16 juni werd hij na een stijlvolle dienst in de
Protestantse Kerk in Leusden begraven. Miep woont thans in een mooie kamer in een verzorgingshuis te Amersfoort.
Na een rijk huwelijksleven van bijna 6 7 jaar mist ze haar Jan steeds meer. Ons meeleven gaat uit naar haar en haar
gezin.

Jan was een markante man met grote verdiensten voor het beleid in de diergeneeskunde en deskundig op het terrein
van melkhygiëne. Hij was een kritische persoon, spreekvaardig, met onverwachte charme en trouw in zijn vriend-
schappen. Wij zijn dankbaar hem gekend te hebben die ons, evenals de anderen, liet delen in zijn gaven van woorden
geest.

B Krol.

H. Mol.

D.J. Vervoorn.

A.P. Wijgergans

memoriam

-ocr page 333-

Qjroep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

QjÊ^ World Small Animal Veterinary Association zit niet stil

Jolle Kirpensteijn

Het wereldcongres in Mexicostad op 11-15 mei

2005 was een groot succes. 71 landen waren vertegen-
woordigd met 2800 deelnemers. De WSAVA organiseerde
het congres samen met de FIAVAC, de overkoepelende
organisatie van Spaanstalige dierenartsen en AMM-
VEPE, de Mexicaanse versie van de GGG.

Ondanks dat op WSAVA-congressen vaak dezelfde sprekers
opduiken, waren er op wetenschappelijk gebied diverse hoog-
tepunten te noemen, waarvan enkele zelfs met een Nederlands
tintje. Zo bleken de lezingen georganiseerd door de IVENTA
en Dr Anjop Venker-van Haagen zo populair dat er een zaal
bijgebouwd moest worden. Hetzelfde gold voor de
International Elbow Working Group (lEWG), onder leiding
van Prof Dr Herman Hazewinkel. Herman bleek later ook
nog extra in het zonnetje gezet te worden toen hij de presti-
gieuze WSAVA lams Saki Patsaama Award tijdens de ope-
ningsreceptie mocht ontvangen. Hij kreeg de Award voor zijn
klinische onderzoek met betrekking tot het calcium metabo-
lisme en de effecten van teveel en te weinig calcium op het
skelet en het ontstaan van orthopedische problemen. Herman
werd tijdens zijn uitreiking geprezen voor zijn innovatieve en
wetenschappelijke kijk op de rol van voeding in skeletontwik-
keling.

De andere feestvarkens waren:

• WSAVA WALTHAM International Award for Scientific
Achievement

O Dr Edward B. Breitschwerdt

• WSAVA WALTHAM International Award for Service to
the Profession

o Dr Hans Otto Schmidtke

• WSAVA Hills Excellence in Veterinary Healthcare Award

o Dr Rebecca Kirby

Een van de redenen om naar Mexicostad af te reizen was de
jaarlijkse Algemene Leden Vergadering (ALV) van de
WSAVA.

Hoogtepunten van deze vergaderingen en van de activiteiten
van de WSAVA waren:

• Dr. Luis Tello, vertegenwoordiger van Chili, was genomi-
neerd en is gekozen om deel te nemen aan het bestuur van
de WSAVA. Luis heeft veel ervaring met het organiseren
van postacademisch onderwijs in Zuid-Amerika en zal
met name de communicatie van het bestuur op zich ne-
men. Het bestuur bestaat verder uit: Dr Larry Dee (presi-
dent, USA), Dr Anne Sorensen (Secretaris, Denemarken),
Dr. Gabriel Varga (oud-president, Slovakije), Dr. Brian
Romberg (president-elect, Zuid-Afrika), Dr. David
Wadsworth (vice-president, Engeland), en Dr Terry Lake
(fiscus, Canada).

• De administratie van de WSAVA wordt gereorganiseerd
en er is een nieuwe stafpositie gecreëerd om te voldoen
aan een efficiëntere communicatie binnen de WSAVA en
de landen die zij vertegenwoordigt.

• Het geven van postacademische cursussen in minder ont-
wikkelde gebieden, zoals Afrika, Zuid-Amerika, Azië en
Oost-Europa.

• Het opzetten van \'Standardisation Projects\'. Deze projec-
ten zijn bedoeld om de diverse histologisch afwijkingen
van een bepaald orgaan mondiaal te standaardiseren. Het
leverproject is net succesvol afgerond; een maagdarm-
project is halverwege en nu is het nierproject opgestart.

• Drie nieuwe vertegenwoordigers zijn geaccepteerd tij-
dens de ALV; dit zijn in alfabetische volgorde: Asociacion
de Medicos Veterinarios de Practica en Pequenos
Animales (AMVEPPA) uit Peru, de International
Veterinary Student Association (IVSA; affiliate member)
en de Shanghai Small Animal Veterinary Association
(SSAVA) uit China.

• Toekomstige congressen en data zijn:

O Praag, Tsjechië 11 -14 oktober 2006

O Sydney, Australië 19-23 augustus 2007

O Dublin, Ierland augustus 2008

O Sao Paolo, Brazilië Najaar 2009

• Tenslotte is de Rotterdamse kwestie van het verplicht vrij-
geven van eigenaargegevens ten behoeve van de belasting-
inning nog ter sprake gekomen. De WSAVA had een dui-
delijk standpunt en wilde dit standpunt indien nodig op
papier zetten. De WSAVA is tegen het verstrekken van ge-
gevens van eigenaren aan derden en heeft geen begrip voor
het standpunt van de Rotterdamse gemeente.

-ocr page 334-

De afgelopen 3 maanden

Een samenvatting van de activiteiten van de afgelopen 3

maanden:

• De website van de WSAVA heeft in 2004 meer dan
800.000 hits gehad, waarvan de helft ongeveer voor de
eerste keer de website bezochten. Dit betekent een toe-
name van 36%.

• Het gebruik van ketamine door dierenartsen was verboden
door de Russische regering in maart 2004 vanwege drugs-
misbruik. Ketamine bleek een van de meest gebruikte in-
ductiemiddelen in Rusland en het verbod veroorzaakt dan
ook een groot probleem bij de Russische dierenartsen.
Dankzij de inzet van onder andere de WSAVA is dit verbod
teruggedraaid eind 2004. Dit was reden voor de WSAVA
om een onderzoek te starten naar het gebruik van ketamine
in de diverse landen. De meeste van de 21 landen die gere-
ageerd hebben blijken geen restricties voor het gebruik te
hebben. Slechts 6 landen (Argentinië, Australië, Estland,
Maleisië, Turkije en Taiwan) hebben wetgeving die het ge-
bruik aan banden legt. In Zwitserland wordt deze wetge-
ving binnenkort verwacht.

• Zuid-Afrika gaat binnenkort (juni 2007) staartamputaties
verbieden. Al eerder was besloten om ooramputaties te
verbieden.

• Animal Aid for Africa heeft zijn eerste pan-Afrikaanse
congres gehouden in Johannesburg en werd hierbij onder-
steund door de WSAVA, naast landbouwhuisdieren
onderwerpen werd hier ook over zoonoses gepraat.
Tijdens het congres is het Vet Africa Forum op gericht dat
als doel heeft om de Afrikaanse dierenartsen te organise-
ren en gemeenschappelijke doelen na te streven

Jolle Kirpensteijn, afgevaardigde van de GGG bij de WSAVA

De World Small Animal Veterinary Association
(WSAVA) is de overkoepelende associatie van veterinaire
associaties die zich wereldwijd bezig houden met gezel-
schapsdieren. De doelstelling is het verhogen van kwa-
liteit en beschikbaarheid van diergeneeskunde voor ge-
zelschapsdieren. Jolle Kirpensteijn is de Nederlandse
afgevaardigde namens de GGG. Voor meer informatie;
www.
wsava. org

Klein WeUWS Vatt

4

Groot

Hoewel mij af en toe vaker de eer te beurt valt om
een stukje in dit Tijdschrift te mogen schrijven is
het voor het eerst dat ik dit onder het kopje Klein
Nieuws van Groot mag doen. Sinds enkele maan-
den maak ik nu deel uit van het bestuur van de
Groep Practici Grote Huisdieren, dus vandaar mijn
bijdrage op deze plaats.

In de afgelopen tijd heb ik me meerdere keren af-
gevraagd wat nu de drijfveer vormt voor een ac-
tieve rol binnen een bestuur. Dat is zeker geen ge-
makkelijke vraag in de huidige tijd, waarin de
hectiek van alle dagje dagelijks probeert te vloe-
ren en het aantrekkelijk lijkt om weg te kruipen in
een stil hoekje. Zou juist die complexiteit van het
moderne leven de oorzaak zijn van de ge-
signaleerde individualisering in de
maatschappij?

wordt aan het collectieve belang voor de beroeps-
groep. Ook de Groep Groot is druk bezig om dit
collectieve belang, in haar geval specifiek gericht
op de Landbouwhuisdieren practicus, te blijven
behartigen. Veel van dit werk is helaas niet altijd
direct zichtbaar voor de leden. Het betreft veelal
"arbeid" die pas op middel lange of lange termijn
zichtbaar wordt.

Een van de inomenten waarop de GPGH in elk ge-
val duidelijk voor het voetlicht komt is tijdens de
Groep Groot Dagen. Binnenkort is het dus weer
zover. Op 22-23 en 24 november is in nauwe
samenwerking met Groep Rund, Groep Varken en
Groep Paard een prachtig programma
samengesteld. Naast vele vaktechni-
sche sessies is de rode draad van dit
jaar: praktijkmanagement, -orga-
nisatie en -communicatie.

Gi^CJK

In elk geval heb ik de laatste maan-
den gemerkt dat er binnen onze
"Maatschappij" hard gewerkt Groep Practici Grote Huiedieren

Jan-Tiete Siebinga

-ocr page 335-

Nieuwe eindredacteur

De media van de KNMvD vormen tezamen het visite-
kaartje van de Maatschappij. Door bestuur en manage-
ment van de KNMvD is in het afgelopen jaar dan ook veel
aandacht besteed aan het optimaliseren van de organisa-
tie rondom de media. Een van de veranderingen is het
aantrekken van een eindredacteur die leiding gaat geven
aan de eindredactie. Miel Bingen zal per 1 november in
dienst treden bij de Maatschappij. Het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde sprak met hem om een eerste indruk te
krijgen van de nieuwe eindredacteur.

Een nieuwe wereld

De veterinaire wereld is een nieuwe wereld voor Miel. Hij
heeft de afgelopen acht jaar gewerkt voor een Engelstalige
uitgeverij van vakbladen. De laatste driejaar was hij actief
als hoofdredacteur van twee internationale titels. Ook was
hij eindverantwoordelijk voor een aantal websites en een
groot aantal incidentele producties die in het verlengde van
zijn titels lagen. Hiernaast organiseerde hij in 2004 met veel
succes een conferentie in de Verenigde Staten. "Ik heb altijd
met plezier voor mijn vorige werkgever gewerkt. Met name
het internationale karakter van mijn titels en de dynamiek
van het bedrijf maakten het een veeleisende maar leuke
baan. Na een jaar of acht vond ik het echter wel tijd voor ver-
andering. Vanwege mijn interesse in meer wetenschappelijk
getinte publicaties en de behoefte aan het bijdragen aan uit-
gaven waarbij commerciële aspecten een minder primaire
rol spelen, heb ik gereageerd op de vacature bij de
Maatschappij. Gelukkig bleken de behoeftes van de
KNMvD goed aan te sluiten bij mijn wensen en konden wij
snel tot overeenstemming komen."

\'No-nonsense\'

Met veel enthousiasme ziet Miel er naar uit om te beginnen.
"De media van de Maatschappij spreken me aan. Ze zijn van
een zeer goede kwaliteit, hebben een no-nonsense karakter
en een deskundig en kritisch lezerspubliek. Toch zijn er nog
genoeg mogelijkheden voor het verder uitbouwen van de
media om het gevoel te hebben dat ik nog een echte bijdrage
kan leveren. Tegelijkertijd ben ik bijzonder geïnteresseerd in
het nauw samenwerken met de wetenschappelijke redactie.
De expertise van de wetenschappelijke redactie biedt moge-
lijkheden die veel verder gaan dan wat meer conventionele
bladen hun publiek kunnen bieden. Ik zie de samenwerking
met de wetenschappelijke redactie als misschien wel het
grote pluspunt van het werken voor de media van de
Maatschappij."

Op de vraag wat Miel met diergeneeskunde heeft, moet hij
lachen en geeft toe dat hij tot nu toe vooral een consument
was. In een huis waarvan een Duitse Dog, twee Mastiffs en
een Franse Buldog prominent deel uitmaakten, was de die-
renarts zeker geen onbekende. Ook tijdens zijn tienerjaren
waren dierenartsen dankzij een grote interesse in paarden
een bekend verschijnsel. Hoewel hij ooit nog eens met de ge-
dachte heeft gespeeld om diergeneeskunde te gaan studeren,
was zijn belangstelling voor geschiedenis uiteindelijk toch
groter.

Steeds hoger

Ondertussen zijn de paarden vervangen voor een nieuwe
vrijetijdsbesteding. Veel van zijn vrije tijd brengt Miel door
in die delen van Europa waar ze wel bergen en rotsen heb-
ben. "Klimmen is een grote passie voor mij. De combinatie
van de gecontroleerde en fysiek zware bewegingen, de vaak
mooie omgeving, de spanning die het klimmen toch altijd
met zich meebrengt en de rust van de natuur is gewoon
uniek. Het is een fantastische aanvulling op een druk en inte-
ressant professioneel leven zoals ik dat verwacht aan te tref-
fen bij de KNMvD."

Eindejaarsdrukte goodwillberekeningen

Per 1 januari vinden er traditioneel veel mutaties in maat-
schappen plaats. Dit betekent voor het bureau van de
KNMvD dat er veel goodwillaanvragen binnenkomen. Om
alle aanvragen vóór 31 december af te kunnen werken, is het
noodzakelijk dat wij het ingevulde en door alle maten
ondertekende vragenformulier, alsmede de benodigde ac-
countantsrapporten op tijd in ons bezit hebben. Wij hante-
ren daarbij het systeem: "wie het eerst komt die het eerst
maalt". Wij doen ons uiterste best aanvragen die wij vóór 14
november 2005 ontvangen hebben, vóór 31 december 2005
te verwerken. Houdt u er rekening mee dat dit een week eer-
der is dan vorig jaar. Gebleken is namelijk dat het verwerken
van de goodwillaanvragen, mede door de toepassing van de
nieuwe methode, meer tijd in beslag neemt. Aanvragen ont-
vangen na 14 november 2005 zullen zeer waarschijnlijk niet
meer voor de jaarwisseling behandeld kunnen worden.

Voor informatie kunt u contact opnemen met mevrouw drs.
M.VE. Roelvink, beleidsmedewerker sociaal-economische za-
ken. Zij is bereikbaar op maandag tot en met donderdag onder
nummer 030-6348900 of via e-mail: vroelvink@knmvd.nl
Op de vernieuwde website,
www.knmvd.nl, vindt u de infor-
matie snel als u de term \'goodwill\' invult in het zoekveld.

-ocr page 336-

Conform de bepalingen van de statuten en het huishou-
delijk reglement van de KNMvD is de Ereraad ingesteld
om recht te spreken en toezicht te houden op de intercol-
legiale verhoudingen. De Ereraad behandelt zaken tegen
individuele leden en heeft als taak om alle zaken die te
zijner kennis komen in behandeling te nemen. Zaken
kunnen ambtshalve in behandeling worden genomen of
naar aanleiding van een klacht door een lid van de
KNMvD, een regio, een groep of het bestuur. Bij de be-
oordeling van deze zaken dient de Code voor de
Dierenarts als leidraad.

De Ereraad werkt samen met netwerkdierenartsen, vertrou-
wensdierenartsen en arbiters. Het is van groot belang dat bij
het zich ontwikkelen van een conflict in een vroeg stadium
een beroep wordt gedaan op het Dierenartsen Netwerk. Hoe
langer een conflict zich voortsleept, hoe moeilijker het wordt
om een oplossing te vinden.

Onder meer om deze reden is het nodig dat de leden van de
KNMvD bekend zijn met de mogelijkheid om een beroep te
doen op netwerkdierenartsen, vertrouwensdierenartsen of
arbiters. Informatie hierover dient regelmatig terug te komen
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
In 2004 zijn dertien zaken ontvangen, tien klachten en drie
verzoeken om arbitrage. Eén klacht is ingetrokken, in vier
gevallen is uitspraak gedaan en vijf waren eind 2004 nog in
behandeling. Ook werd uitspraak gedaan in drie klachtzaken
uit 2003. Van de zeven klachten, waarin uitspraak is gedaan,
werden er vijf ongegrond, één ten dele gegrond en één ge-
grond verklaard.

De klachten betroffen oncollegiaal gedrag, problemen bij
praktijkvestigingen of dissociaties van maatschappen, naam-
geving van praktijken en het onjuist gebruik van de term spe-
cialist. Aangezien in verband met het gebruik van deze kwali-
ficatie in 2003 en 2004 veel klachten zijn ingediend, is het
zaak dat de leden van de KNMvD op een duidelijke wijze
worden geïnformeerd hoe zij hiermee moeten omgaan. Het is
de Ereraad gebleken dat een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde in 2003 weinig heeft bijgedragen tot een
vermindering van het onjuist gebruik van deze kwalificatie.
Te meer omdat in veel gevallen het onjuist gebruik niet berust
op kwader trouw, wordt door het bestuur samen met de
Ereraad gewerkt aan informatie over dit onderwerp.
In 2004 kwam de Ereraad zeven maal bijeen. Er werd een
hoorzitting gehouden, waarin de partijen hun standpunt
mondeling hebben toegelicht.

Er is een bijeenkomst met het Dierenartsen Netwerk en de
Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk bijgewoond,
verder is er drie maal overleg met het bestuur geweest.
In oktober 2004 is afscheid genomen van drs. C. Willenborg
en drs. A.J.A.M. Mouwen.

Drs. H.A.R. Kok en mevr. dr. A.A.M.E. Lubberink zijn her-
kozen en drs. C.J.H.M. Maass en mevr. drs. M.C.B. Strawn-
Kampert traden als nieuwe leden toe.

Eind 2004 was de Ereraad als volgt samengesteld:

Drs. J. Minderhoud, voorzitter.

Mevr. dr. A.A.M.E. Lubberink, vice-voorzitter.

Drs.Tj. Cuperus.

Drs. H.A.R. Kok.

Drs. C.J.H.M. Maass.

Drs. Joh. Nijhoff.

Mevr. drs. M.C.B. Strawn-Kampert.

Drs. H.F. Wieringa.

Mr. R.RF. van der Mark, secretaris

Het secretariaat van de Ereraad berust bij mevr. E. Bonnes-
Stroomer. Zij is op maandag- en donderdagmorgen op het
bureau van de KNMvD aanwezig en bereikbaar voor vragen
over de Ereraad, tel. 030 - 634 89 00

Jaarverslag ereraad 2004

Doorgeven functiewijziging in verband met berekening van uw contributie

De administratiemedewerkers van de KNMvD verzoe-
ken u vriendelijk uw eventuele functiewijziging zo snel
mogelijk door te geven, zodat een daarmee samenhan-
gende contributie-indeling voor het jaar 2004 tijdig kan
worden verwerkt. Op die manier ontvangt u een correcte
contributienota.

De ervaring leert dat 1 januari vaak een datum is waarop func-
tiewijzigingen plaatsvinden. Men stopt bijvoorbeeld met de
praktijk of maakt gebruik van een vervroegde pensionering, et
cetera. Voor de berekening van uw contributie voor de
KNMvD heeft dit consequenties, namelijk: indeling in een an-
dere rubriek (bijvoorbeeld rubriek rustende dierenartsen). Om
onnodige correspondentie te voorkomen, verzoekt de admi-
nistratie u vriendelijk een en ander zo snel mogelijk door te ge-
ven. U kunt dit schriftelijk melden aan de ledenadministratie:
per fax (030-6348909), per e-mail:
leden.adm@knmvd.nl of
toesturen aan KNMvD, ter attentie van: Ledenadministratie,
Postbus 421, 3990 GE Houten. U kunt natuuriijk ook gebruik
maken van de mutatiekaart in het Diergeneeskundig Jaarboek,
die u zonder postzegel kunt versturen.
Voor de goede orde maken wij u er op attent dat functiewijzi-
gingen die nä 1 januari 2006 aan de ledenadministratie wor-
den doorgegeven, niet leiden tot tussentijdse aanpassing van
de contributie-indeling. De contributie-indeling wordt dan
pas per 1 januari 2007 gewijzigd.

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

-ocr page 337-

Co nc resse n & Symposia"

November

3 en 4 Cursus \'Varkensvoeding in de praktijk\'
te Wageningen. Cursusleiding:
Profdr.ir M.W.A. Verstegen. In de cur-
sus zal aandacht besteed worden aan een
negental thema\'s op het gebied van var-
kensvoeding. Kosten € 895,-. Meer in-
formatie www.wur.nl/wbs

12

Najaarsdag GGG te Ede. Thema: Groei. Onderwerpen: management-
ondersteuningsprogramma van de NCVEI (een project dat financieel
ondersteund wordt door de GGG), rasspecifieke aspecten van tumor-
groei, de behandeling met radioactiefjodium van schildkliertumoren
bij hyperthyreote katten, de diagnostische aanpak van alopecia, en
botgroei en groeistoornissen. Kosten: niet-leden: 130 euro, studen-
ten: 60 euro, assistentes: 70 euro. Inschrijven: betaling op
Postbanknummer 539180 ten name van penningmeester Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren te Ede, onder vermelding van uw
naam en adres.

17-18 69. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten im Parkhotel Kronsberg,
Hannover-Messe, statt. Information: Klinik für Geflügel, tel. 49 511
953 8778/79.

22-23 Cursus Rundveevoeding, cursusleiding: dr. Ir. J. Dijkstra
(Wageningen UR/WIAS). Meer informatie www.wur.nl/wbs

22-24 Groep Groot Dagen te Papendal.

KNMvD

24 BCLAS symposium 2005: Pathologieën bij proefdieren: beter voor-
komen dan genezen. Taal: Nederlands en Frans, met simultaanverta-
ling. Tijd: 8.30 uur tot 17.45 uur. Plaats: Het Pand, Onderbergen 1, B-
9000 Gent, België. Informatie (programma, bereikbaarheid,
inschrijvingsformulier, contact):
www.hclas.org
Klinische seminars Royal Canin "Leveraandoeningen en Incon-
tinentie". Locatie: Hotel van der Valk, De Bilt.

29

H/ergaderingen & Bijeenkomsten

De praktijkadviseurs van de AfJviesgroep
Dierenartsen van VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie.
Op dit moment zijn wij voor enkele
van onze relaties op zoek naar

praktijken ter overname

(omzet vanaf € 150.000,-)

Bel voor meer informatie met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.waa.nl.

2005

November

1 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken I. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Re.staurant De Druiventros, Bosscheweg
II. 5056 PP Berkel-Enschot.

8 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken I. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v,
Arnsbergstraat 7, 7418 AH Deventer.

15 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Pluimvee 1. Aanvang:
14.00 uur Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg
11,5056 PP Berkel-Enschot.

17 Najaarsmiddag Groep Cieneeskunde van het Paard. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 14.00 uur. Aansluitend
borrel en diner

17 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 20.00 uur.

30 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund 11. Aanvang: 14.00
uur Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v., Arnsbergstraat 7,
7418 AH Deventer

Cursussen"

2005

November

5 Cursus natuurlijk hoefbekappen, Dierenartsenpraktijk Bio Mentor.
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur
Cursusleider: drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal
vijf personen. Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en syllabus,
excl. materiaal; studenten 90 euro. Aanmelding: e-mail: cursus@
biomentor.org of telefonisch (043) 6011418. Overige data: 3 de-
cember 2005. Meer informatie op: http://www.biomentororg

December

15 Cursus natuurlijk hoefbekappen. Dierenartsenpraktijk Bio Mentor,
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur.
Cursusleider: drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal
vijf personen. Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en syllabus,
excl. materiaal; studenten 90 euro. Aanmelding: e-mail:
cursus(aJbiomentororg of telefonisch (043) 6011418. Meer infor-
matie op: http://www.biomentor.org

8 en 9 Cursus "Agrarische bedrijfsadvisering: veehouderij, klaar voor de
toekomst? ", Cursusleider: Dr.ir H.W. Saatkamp. Locatie:
Wageningen. Kosten 895 euro. Meer informatie op:
www.wur.nl/wbs

SPALAND

Dierenkliniek Spaland is een eerstelijns praktijk in
Schiedam-Noord.

Per 1 januari a.s. wordt de praktijkopenstelling verruimd
en zijn wij op zoek naar een enthousiaste

gezelschapsdierenarts (m/v)

Deze plaats houdt in per jaar: 44 weken: 20 uur in 3 da-
gen; 13 weken: 35 uur in 5 dagen, 5 weken: luieren in 7 da-
gen. De diensten zijn 1:14. Buiten de gangbare beloning
is er een provisie over de dienstomzet.
Het is voordelig als u in de buurt woont, de reiskosten-
vergoeding gaat niet boven het oude forfait uit.
Natuurlijk moet u ingewerkt worden, dat doen we in de-
cember. Wat we u niet gaan leren, is vriendelijkheid en in-
levingsvermogen. Dat moet u al hebben.
Reacties per e-mail:
iiifo@dierenkliniekspalancl.nl, t.a.v.
). Veltenaar of A. Veltenaar-van Ruiven

-ocr page 338-

STREPTOCOCCEN?

EFFECTIEF

• Effectiviteit in 1 dosering

• Ten minste 7 dagen werkzaam

TECHNOLOGISCHE DOORBRAAK

• Gepatenteerde Energie Technologie

• Komt daar waar het zijn moet

• Blijft zolang het nodig is

GEMAKKELIJK

• Lage dosering, 1 ml/20 kg
Makkelijk spuitbaar

Met Naxcel hoef ik ze
maar één keer te spuiten

• Spuiten voor lage doseringen
beschikbaar

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37

2900 AA Capelle a/d IJssel • info@prizerah.nl

C 2005 Pflzer Animal Healtli bv - Capelle a/d IJssel ® Merknaam Iflzcr Inc.. N.Y..

Naxcel*: REG NL 10315 UDA.
Werkzame stof: ceftiofur 100 mg/ml,
»eldieren: Varkens: voor de behandeling van
bacteriële luchtweginfecties geassocieerd
met Actinobadllus
pleuropneunrtoniae. Pasteurelia multoctda. Haemophilus parasuis.
en Streptococcus suis.
Behandeling van septicaemie, polyarthritis en polyserositis geassocieerd met een Streptococcus suis
infectie. Dosering: 1 mIßO kg lichaamsgewicht, intramusculair. Wachttijd vlees: 71 dagen. Bijwerkingen: Af en toe
kan een voorbijgaande zwelling ontstaan na intramusculaire injectie. Contra-indicaties: niet gebruiken bij dieren met een overgevoelig-
heid voor ceftiofur of andere B-lactam antibiotica. Kanalisatiestatus: UOA, mag alleen op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

-ocr page 339-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Blanken, Mevr. G.; 2005; 3523 GM Utrecht;
Turkooislaan 28.

Goehring, L.S.; 1993; U-2005; 80525 Fort
Collins, Colorado, U.S.A.; 2025 Mathews #

_ B3.

Ginneken, Mevr. J.A.M.; 2004; 4861 NA
Chaam; Meerieseweg 19.
Verkuyl, R.A.; Buenos Aires 2000 ; 1456 NC Wijde Wormer; Zuiderweg 2.
Weerd, Mevr. S. de; 2005; 1601 SW Enkhuizen; Molenweg 104.
Winterink, Mevr. M.P.; 2005; 2082 HL Santpoort-Zuid; Harddraverslaan 47.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Bootsma, H.N.J.; 2005; 7331 VS Apeldoorn; Laan van de Mensenrechten
136.

Holterman-van Stuijvenberg, Mevr. A.W.; 2002; 1394 GM Nederhorst den
Berg; Dammerweg 11.

Kelleman, Mevr. A.A.; Florida 1995; 1011 JH Amsterdam; Zwanenburgwal
284.

Smeulders, Mevr. J.M.; Gent 2004; 1454 Watergang; Kanaaldijk 87.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Horst, Mevr. V.M. van der
Klumpers, Mevr. M.
Kramer, Mevr.A.H.
Rooij Mevr. J.A.G.M. de
Taal, Mevr M.

Overlijdensberichten:

Op 23 september 2005 G. Heijnen te Stroc.

Mutaties:

Aart.scn. Mevr A.E.; 2005; 7441 CV Nijverdal; Schansertweg 22 A;
tel. privé: 0548-613289; tel. privé mobiel: 06-55175852;
E-mail privé: an-
nebethvanaartscn@hotmai I .com.

»AtTelen van Saemsfoort, R.E. van; 1974; 4585 PD Hengstdijk;
Heernisse Kerkpad 4; tel. privé: 0114-672291;
r.d.

Bootsma, H.N.J.; 2005; 7331 VS Apeldoorn; Laan van de

Personal!

Mensenrechten 136; tel. privé: 055-5344342; E-mail privé: huubboot-
sma@yahoo.com.;
(toev. als lid)

Hakkestecgt, S.; 2003; 1746 CH Dirkshorn; Oosterdijk 34; tel. privé
mobiel; 06-51536928;
E-mail privé: simon(o;proveto.nl.; geass. met J.W.
Hakkesteegt; tel. prakt.: 0224-213527; fax prakt.: 0224-219916;
E-mail
prakt.: info(â dapschagen.nl.

Holterman- van Stuijvenberg, Mevr. A.W.; 2002; 1394 GM
Nederhorst den Berg; Dammerweg 11; tel. privé: 0294-251181; fax privé:
0294-255342; E-mail privé: avanstuinverberg@tiscali.nl.;
(toev. als lid)

Kelleman, Mevr. A.A.; Florida 1995; 1011 JH Amsterdam;
Zwanenburgwal 284; tel. privé: 020-6238271; tel. privé mobiel: 06-
17292665; fax privé: 020-6238271 ; E-mail privé : kellemana@yahoo.com.;
(toev. als lid)

♦Reenen, Mevr. E.M.G.; 2005; 3512 CP Utrecht; Ridderschapstraat 8
bis A;
tel. privé mobiel: 06-54628617; E-mail privé: elsavanreenen(S)hot-
mail.com.

Reinders, Mevr.J.M.C. ; 1985; 7241 ES Lochem ; Nieuweweg47 ; tel.
privé: 0573-257348; p. Echo-X;
tel. prakt.: 06-20537698; fax prakt.:
0573-251268; E-mail prakt.: areinders(a echo-x.nl.

Rijpkema, Mevr. C.G. ; 2001 ; 8091 PN Wezep ; IJselvliedtlaan 5 A;
tel. privé: 038-3758128;
tel. privé mobiel: 06-50202539; medew. bij RK.
Jelsma, T. Kreuger, M. Smit, Mevr. J.C.E. van Vliet ; A.J.J. van Vliet en A.
Willemsen ; tel. prakt. : 038-3766200 ; fax prakt. : 038-3766202 ; E-mail
prakt. : boven-veluwe@solcon.nl.

Schooneveldt, Mevr. S.; 2004; 3081 JJ Rotterdam; Pleinweg 119 C;
medew. bij J. Schep; tel. prakt.: 0186-618932; fax prakt.: 0186-613523;
E-mail prakt.: j.schep(a dkihw.nl.

Smeulders. Mevr. J.M.; Gent 2004; 1454 AC Watergang; Kanaaldijk
87; tel. privé: 020-4360886; tel. privé mobiel: 06-47767977; E-mail privé:
j.m.smeulders@casema.nl.; medew. bij R Bleeker, M.H.J. Kreutzelman en
FH. Prud\'homme van Reine; tel. prakt.: 0299-421000; fax prakt.: 0299-
607303; E-mail prakt.: dap@dierenartsenpraktijkpurmerend.nl.;
(toev. als
lid)

Staller, D.J.; 2005; 1541 NN Koog a/d Zaan; tel. privé mobiel: 06-
24987760;
E-mail privé: daanstaller@hotmail.com.; medew. bij H.
Schipper; tel. prakt.: 0299-653031; fax prakt.: 0299-656629.

Tilburg, Mevr. A.H.R; 1987; 6865 VT Doorwerth; W.A. Scholtenlaan
21 ; tel. privé: 026-4950032; fax privé: 026-4950035; wnd. d.

Wagter, H.W; Gent 2002; 7103 BC Winterswijk; Pashof 33; tel.
privé: 0543-536012;
E-mail privé: hwwagter@hotmail.com.; medew. bij
J.A. Huisinga, R.W.M. Ikink, A. ter Keurs, Mevr. S
.C.W. Rupert, A.W.A.J.
Vermeulen en D.L. Willink; tel. prakt.: 0543-512124; fax prakt.: 0543-
520625; E-mail prakt.: dcw-winterswijk@zonnet.nl.

Jubilea november 2005

Onbekend november, H.J.L. Maas te Hoogland, 50 jaar, afwezig
2 november, A.A.R Ciroenewegen te Zoetermeer, 40 jaar, aanwezig
6 november, WD. Pereboom te Purmerend, 35 jaar, afwezig
14 november, A.P.C. Bartels te Roosendaal, 50 jaar, afwezig
14 november, D. Rijpkema te Drachten, 50 jaar, afwezig
26 november, H.W.F. Swart te Doetinchem, 40 jaar, afwezig
26 november, D. van der Wel te Middelstum, 40 jaar, aanwezig
26 november. Prof Dr. D. Swierstra te Zeist, 60 jaar, afwezig

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-\')

15-11-2005

maandag

24-10-2005

01-12-2005

maandag

07-11-2005

15-12-2005

maandag

21-11-2005

01-01-2006

maandag

05-12-2005

Voor 10.00 uur \'s morgens.

E-mail

: tijdschrift@knmvd.nl

Schijnzwangerschap bij honden

®

m M Alleen het beste is goed genoeg!

co^

zeer goede werkzaamheid
korte behandelingsduur (4-6 dagen)
dosering slechts éénmaal per dag
exacte dosering mogelijk, ongeacht
het lichaamsgewicht

re
u

fO

O

• wordt zeer goed verdragen

• specifiek werkingsmechanisme

• snelle en langwerkende
concentraties in de hypofyse

De orale antiprolactine oplossing, een specifieke behandeling van schijndracht
en lactatie inhibitie bij honden en katten.

<U

Gebruik daarom GALASTOP

(CE\\

^ANTS AN

sÇtPa^\'au Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. ( 31) 0174 643930 - Fax (-1-31) 0174 643924

-ocr page 340-

uitzend- en detacheringsbureau
voor dierenartsen en para-veterinairen

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Dierenartsenpraktijk "Beltrum e.o."
Mr. Nelissenstraat 14
7156 MC Beltrum

Een gemengde praktijk in de Achterhoek,
met twee vestigingen

zoekt per direct een

DIERENARTS M/V

Aanstelling eerst voor de duur van een halfjaar, daarna
is er v^^aarschijnlijk een mogelijkheid tot verlenging.

Kennis en ervaring in het begeleiden van varkens-
bedrijven is absoluut noodzakelijk. Kennis en ervaring
met rundvee-/vleeskalverbegeleiding en/of genees-
kunde van gezelschapsdieren is een pré. Er wordt ge-
acht zelfstandig mee te draaien in het dienstenrooster.

Nadere inlichtingen:
Drs. j. Neleman
Telefoon 0544-481366 praktijk
Telefoon 0544-481610 privé

GROEPSPRAKTIJK DIERENARTSEN
BARNEVELD
KOOTWIjKERBROEK
HARSKAMP

Vanuit drie locaties in de Gelderse Vallei zijn wij actiefin een snel veranderend agrarisch
klimaat met een team van tien dierenartsen en zeven assistentes. Binnen alle nieuwe regel-
gevingen liggen er veel uitdagingen voor ondernemende dierenartsen en hun veehouders.

Vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van een collega is er binnen ons team per januari 2006 een
vacature vooreen

DIERENARTS m/v
(part time 60 %)

Wij zoeken een dierenarts met een flexibele instelling die ingezet kan worden in de gemengde landbouwhuisdieren-
praktijk.

Deze collega zal zijn functie vooral vanuit Kootwijkerbroek en Harskamp uitoefenen en kan rekenen op alle ondersteu-
ning en begeleiding die door de kandidaat gewenst wordt.

Voor nadere informatie kunt u kontact opnemen met
C.C. de Kruif: tel. 0342-441212 (praktijk) tel. 0318-462120 (privé)

Uw schriftelijke sollicitaties met CV kunt u voor 15 november sturen naar Groepspraktijk Dierenartsen,
t.a.v. C.C. de Kruif, Wesselseweg 180, 3774 RM, Kootwijkerbroek of cdekruif@groepspraktijkdierenartsen.nl

r

y

y

r-
Vt

s

/

V

J

-ocr page 341-

2 krachtige premixen van Virbac

5% Premix

Suramox

r^ I 5% Premix |

Pulmodox

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt
door Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurelia multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met gemedicineerd voer heeft een

\'^«en hoge mate van effectiviteit en een

KNMvD

:>ninklijke Nederlandse n^
Maatschappij i^oor\'
Diergeneeskunde

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
indicaties: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus su/s. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen.
IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurelia multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Con tra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

V/r^ctc:

-ocr page 342-

RispovarS

Optimale bescherming tegen kalverpneumonie

\\

^ Eén vaccin tegen de drie ^

""^"\'^\'\'einjec.ie

spraktijk Dierenartsen,
groepspraktijkdierenartsen.nl

Dlergeneesmiddel REG NL 10258 udd. FarmaJiPf^che vorm: gevriesdroogde en vloeibare fractie
ter bereiding van een suspensie voor injectie. Doeldier: rundvee vanaf een leeftijd van 12 weken.
Indicaties: actieve immunisatie van kalveren. Dosering en toedieningsweg: dien 1 dosis (4 ml)
intramusculair toe volgens het vaccinatieprogramma. Voor uitgebreide informatie: zie de
bijsluiter, of raadpleeg onze website: vmw.pfizerah.nl

belangrijkste verwekkers van

luchtweginfecties

^ Uw kostbare jongvee is maximaal

beschermd

%/ Geen extra zorgen gedurende

de stalperiode

nen op alle ondersteu-

-ocr page 343-

Diergeneesku

Het beeld van diergeneeskunde studenten van hun
toekomstige patiënten en klanten en professionele
verantwoordelijkheid

De rol van Bordetella bronchiseptica in de bestrijding van
niesziekte in een tweetal asielen

Keratoconjunctivitis sicca (KCS) bij honden

Een cavia met een niet verwacht urinewegprobleem

Deel 130 • Aflevering 22 • 15 november 2005

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 344-

De Sint is net zo gek (
zijn schimmel als op z
zwarte pieten,
maar waar de Sint nie
van houdt zijn parasie

Deze kleine beestjes
bezorgen zijn paard
zware lasten, - ■
en zijn daarom -
onwelkome gasten.

De Sint heeft hier ech
iets op gevonden.
Voordat hij start aan z
nachtelijke ronden, v
brengt hij een bezoek
aan AST,

en neemt zo\'n handigi

doseerspuit Equimect

n;;

mee. ■ •

Niet alleen vanwege c
vaste lage prijs,
maar ook vanwege de
Merlijk smakende ani

Door Equimectin®
behoudt de schimmel
glanzend witte vacht,
zijn goede conditie en
kracht.

__üii

Smakelijke gel

SMAKELIJKE GEL VOOR ORALE TOEDIENING
Diergeneesmiddel vrij.
Samenstelling: bevat per dosering 12 mg ivennectine. Beschrijving: EQUIMECTIN® bevat als viierkzaam bestanddeel ivermectine.
Avemiectinen interfereren met de neurotransmitters glutaminezuur en gamma-aminoboterzuur (GABA) waardoor storingen in de zenuv»signaaltransmissie optreden.
Dit resulteert in veriamming en uiteindelijk de dood van gevoelige parasieten, Ivennectine is vuerkzaam tegen maagdarmwonnen. longwormen en ectoparasieten.
Resistentie bij gevoelige ectoparasieten is (nog) niet bekend,
Doeldier: paard (veulen en volwassen paard). Indicaties: bestrijding van endo- en ectoparasieten.
Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: geen. Voorzorgen: geen. Gebruik tijdens dracht en lactatie: paarden van alle leeftijden, met inbegrip van menies en
dekhengsten, kunnen veilig met dit middel worden behandeld.
Toedieningswijze en dosering: uitsluitend bestemd voor orale toediening. De dosering bedraagt
éénmalig 0,2 mg ivennectine per kg lichaamsgewicht. De doseerinjector bevat 120 mg ivermectine wat voldoende is voor de behandeling van 600 kg lichaams-
gewicht.
Overdosering: bij driemaal de therapeutische dosering zijn geen klinische verschijnselen waargenomen. Wachttijd: paard -18 dagen voor de slacht.
Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient: bij de toepassing direct huidcontact vermijden.
Verpakking: kunststof doseeriniector met 10 doseringen a 1 gram per dosering. REG NL 09951 Registratiehouder: AST Beheer B.V - Oudewater

ST

farn

GROOT. IN KLE
www astfarma n

-ocr page 345-

Oorspronl<elijk artikel

Het beeld van diergeneeskunde studenten van hun toekomstige patiënten en klanten en professionele
verantwoordelijkheid;
C.de Craaf

Wetenschap

697

Actua

699

703

704
706

707
709

709

710

711

712

713

714

715

715

716
716
716

716

717
717
717

Veterinair tuchtrecht

Raadselachtige struisvogels; /. Boisse:>ain

Uit en voor de praktijk

De rol van Bordelella bronchiseptica in de bestrijding van niesziekte in een tweetal asielen; D. van Houten
Keratoconjunctivitis sicca (KCS) bij honden?

Een cavia met een niet verwacht urinewegprobleem; M.A. van Messet en Th.J. D. Straatman
Referaat

Berichten en verslagen

Speenconditie scoren - casus klinische mastitis; ƒ Hulsen
Dierenbeschermer van het jaar
Nieuw beleidsdraaiboek MKZ

Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging\'.\'; M.C. van der Heijden
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD); Frieke Haffmans
Voeding en klauwgezondheid; M.A. Willemen

Bijeenkomst alumni regio Arnhem: actuele onderwerpen, welbespraakte heren; A.F.S. Olsman

Thema-avond over zoönosen groot succes

GD biedt nieuwe dierenartsenservicc voor gezelschapsdieren

Cierhard Rakhorst wint Conrad\'s Premie Medische Technologie

Geld voor onderzoek castratie biggen

Kanker bij honden

Nieuwe aanpak van paratbc

UKG-onderzoek naar allergie bij katten

Vooijaarsdagen equine congress 2006

Uiergezondheid - een kwestie van aandacht?

Oncologisch treffen 2006

\' Jl»Mé

Diergeneesllflliae

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatscliappij voor Diergeneeskunde

Inhoud

Foto\'s voorpagina: foto\'s pagina 700 en 721

Deel! 30
Aflevering 22
15 november 2005

KLINISCHE AVONDEN 2006

"Allergieën bij de kat: een systematische benadering",
Drs. S. Schleifer
"Knieproblemen onder de knie krijgen",
mevr. Drs. M.H.Th. Covers

van der Valk Hotel Nieuwerkerk a/d IJssel

van der Valk Hotel Eindhoven

van der Valk Hotel Hoofddorp

van der Valk Hotel Apeldoorn

van der Valk Hotel Drachten

dinsdag

dinsdag

vk^oensdag

woensdag

woensdag

10 januari 2006
24 januari 2006
15 februari 2006
1 maart 2006
22 maart 2006

\\/irt>e9C

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info®virbac.nl

-ocr page 346-

Wetenschappelijke redactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr, R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schnjver

Dr. E. Teske

Dr.J.H.Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappdijke adviesraad

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)

J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
:Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
\'Prof dr F. van Knapen (Utrecht)
■Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Ör. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
IProf dr J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
iProf dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
tor. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. m Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.P.C. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten
Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-ledcn
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van dc KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
,3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
» V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61

)H3. ___

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
Drs. H.R.C. Gofitelie, penningmeester
Drs. W.G. van den Ekker, lid
Drs. H. van Herpen, lid
Drs. A.J.G. den Hertog, lid
Dr M.A. Willemen, lid

Bureau

Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Sehuurman Hess

Senior medewerker communicatie

H.G. Dijkman

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. Fijten

717
715

704

715

718

718

719

3

721

722

722

723

724

KNMv

Maatschappijnieuws

Maarten Willemen en Arjan den Hertog nieuw in het bestuur

In memoriam

W. Bekink; H.P. Niemeijer-Toel

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 Cf Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348^09
Website wwiv.knnnvd.nl

Jaarlijkse bijeenkomst oud-inspecteurs
100 1 tips voor varkens K.I.

Studenten referaat

Nieuws van de industrie

Praktijk in Bedrijf

Uitgelicht

Vraag en Antwoord

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld..
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)\'
419794; e-mail; p.overgaauwt^planet.nl
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van hel lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidinaatschap per
I januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

Original article

Veterinary students\' perspective of their professional relationships and responsibilities; C. de Craaf 688

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Ïndex-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological A bstracts. Cambridge Scientific A bstracts).

-ocr page 347-

Van
de

redactie

De koersdialoog vervolgd

Het is ai iveer ruim een jaar geleden dat het bestuur onderzoek heeft laten doen welke de meest belangrijke kerntaken zijn
voor de Maatschappij. Zowel dat zoekproces als het programma dat eruit is voortgekomen, is koersdialoog genoemd.
Een drietal speerpunten kreeg voorrang:

• verbetering van de communicatie met de leden;

• verbetering van de serviceverlening voor de leden;

• ondersteuning van werknemers en werkgevers.

Dat derde speerpunt houdt concreet in een bijdrage - praktisch en financieel - aan de totstandkoming van een zeljstan-
dige veterinaire werkgeversvereniging (BPW) als counterpan van de belangenvereniging voor werknemers (BPL). Op het
bureau van de KNMvD is een extra medewerker aangesteld bij het team financieel-economische en arbeidsrechtelijke za-
ken. De onderhandelingen overeen collectieve arbeidsovereenkomst zijn inmiddels van start gegaan.

Om de eerste twee speerpunten van de koersdialoog handen en voeten te geven, is dit jaar een senior medewerker aange-
steld met als opdracht een bijdrage te leveren aan de verbetering van de interne en de externe communicatie van de
KNIVivD, de vereniging en het bureau. Twee ledencontactpersonen staan deze communicatiemedewerker terzijde.
Tussen haakjes: nodigt u een van de heren eens uit. U bereikt hen via telefoonnummer
030 634S900; vraagt u dan naar
Henry Dijkman.

In het kader van de ontwikkeling van een nieuw kwaliteitsbeleid hebben we geprobeerd de communicatie daarover en er-
omheen
te optimaliseren, mondeling, schriftelijk, elektronisch en met veel (regio) bijeenkomsten in het land. Het kan nog
veel beter, maar er bleek ook veel waardering voor de intensieve aanpak. Een koersdialoog is wel een krachtig middel,
maar geen wondermiddel. Ofschoon dat er wel even op leek tijdens zowel de jongste algemene vergadering als het aan-
sluitende jaarcongres. Over deze communicatieve hoogtepunten wordt u in dit nummer uitvoerig geïnformeerd. Hopelijk
bent u erin 2006 op 6 oktober ook bij!

Als relatieve nieuwkomer viel het mij weer op hoe veel de Maatschappij doet voor zijn leden, soms met grote nadruk (het
nieuwe kwaliteitsbeleid, bijvoorbeeld), soms meer in de luwte (het vernieuwen van de pensioenvoorziening, verweertegen
oneigenlijk gebruik van gegevensbestanden voorde hondenbelasting, om maar enkele van de vele hot items te noemen).
De congrescommissie (alle laß) had zeifi een "bedrijßverloskundige" laten komen om de aanwezigen op humoristische
wijze een spiegel voor te houden. Heel toepasselijk binnen het thema "Dromen over de toekomst". (Uitspraak die velen
met mij zal bijblijven: "In Nederland zit humor in hokjes, in België overal.") Op een frisse, onverwachte manier serieuze
zaken bespreken, met een open mind ideeën uitwisselen, volgens mij is dat een goede koers voor de vele dialogen binnen
en rondom de KNMvD.

Een koersdialoog mag een krachtig middel zijn, het is ook langzaam werkend. We zijn er nog lang niet. Toch ben ik ervan
overtuigd dat we op de goede weg zijn met veel nieuwe initiatieven die de KNMvD verder voert als dé belangenorganisa-
tie van veterinair Nederland.

Elders in dit nummer kunt u lezen dat het ook goed gaat met de verenigingsdemocratie: nog nooit hebben zoveel leden
actief deelgenomen aan uiteenlopende beleidsdiscussies en gebruik gemaakt van het actieve en passieve stemrecht!

P.S. Hebt u al op de nieuwe website gekeken? Ook op www.knmvd.nlzijn uw reacties zeer welkom!

Herman Geertsen,
algemeen directeur

Tijdsduî
Diergenees

Jts

-ocr page 348-

Het beeld van diergeneeskunde studenten van hun toekomstige
patiënten en klanten en professionele verantwoordelijkheid

Tijdschr Dierger\\eeskd 200^; 130: 688-695

C. de Craaf

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

In dit artikel wordt onderzocht hoe diergeneeskunde studen-
ten tegenover hun toekomstige (professionele) verantwoor-
delijkheid staan. Er is met name aandacht hoe ze tegen de
driehoeksrelatie dier-diereigenaar-dierenarts aankijken. De
centrale vraag van het artikel luidt: hoe omschrijven dierge-
neeskunde studenten hun toekomstige (morele) relatie met
dieren en hun eigenaren? Het grootste gedeelte van het arti-
kel bestaat uit zogenaamde discoursbeschrijvingen van eer-
stejaars- en vierdejaarsstudenten ten aanzien van hun toe-
komstige professionele verantwoordelijkheid. De houding
van dierenartsen ten aanzien van dieren en hun eigenaren
lijkt niet gevormd te worden tijdens de studie in Utrecht.

Summary

Veterinary students perspective of their professional rela-
tionships and responsibilities

Veterinary students were asked their views on their future professional res-
ponsibilities as veterinarians, with emphasis on the animal patient-human
client-veterinarian relationship. How do veterinary students view their re-
lationship with animal patients and their owners? The article provides dis-
course descriptions, based on Q-methodology, of first-year and fourth-year
students regarding their future professional relationships and responsibili-
ties. The general attitudes of students towards animals, animal welfare, and
human clients do not seem to be greatly influenced by attending veterinary
school.

Inleiding

In bet artikel over de professionele verantwoordelijkheid van
dierenartsen (7), werd gesteld dat dierenartsen \'twee heren
dienen\': patiënten (dieren) en \'klanten\' (mensen) (16,
p.145). De meest fundamentele vraag van de veterinaire
ethiek is volgens Bernard Rollin (11, 12, 13) daarom ook:
aan wie is de dierenarts zijn primaire loyaliteit verschuldigd,
aan het dier of de eigenaar? Arkow (1, p. 193) is tot de con-
clusie gekomen dat de beroepsgroep van dierenartsen nooit
tot een eenduidig antwoord heeft weten te komen of haar pri-
maire verantwoordelijkheid bij de (dierlijke) patiënt of bij de
(menselijke) klant ligt.

Onderzoek heeft aangetoond dat diergeneeskunde studenten
zich sterk bewust zijn van de complexe en vaak paradoxale
relatie die ze hebben en zullen hebben met dieren en hun ei-
genaren (9). Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan hoe
de studenten zelf morele dilemma\'s verwoorden en hoe ze
zelf aankijken tegen de driehoekrelatie dier-diereigenaar-
dierenarts. De centrale vraag van dit artikel luidt: hoe om-

\' Dr GJalt de Graaf, Afdeling Bestuur en Organisatie, Faculteit der Sociale
Wetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam. De Boelelaan 1081, 1081 HV
Amsterdam. Tel.: 020 5966813. e-maii: g.de.graaf^sw.vu.nl

schrijven diergeneeskunde studenten hun toekomstige (mo-
rele) relatie met dieren en hun eigenaren?

Dit artikel bestaat voornamelijk uit zogenaamde discoursbe-
schrijvingen van eerstejaars- en vierdejaarsstudenten dierge-
neeskunde ten aanzien hun toekomstige relatie met dieren en
hun eigenaren. De discoursbeschrijvingen die hier worden
gegeven, kunnen ook omschreven worden als het wereld-
beeld van diergeneeskunde studenten over hun dagelijkse
toekomstige praktijk. De discoursen zullen dus onder andere
een idee bevatten van de professionele verantwoordelijkheid
van dierenartsen jegens dieren en diereigenaren. De discour-
sen zullen vrij breed zijn: alle opinies van een persoon zijn
op de een of andere wijze gerelateerd. Dat betekent bijvoor-
beeld dat als iemand het over de huisvesting van varkens
heeft, zijn/haar ideeën over de intensieve veehouderij daar-
aan gerelateerd zijn (en dus ook een onderdeel vormen van
zijn/haar discours over dieren en diereigenaren). Zo behan-
delt een dierenarts die op veehouderijen met intensieve vee-
teelt werkt, onder andere ziektes die gerelateerd zijn aan de
omstandigheden waarin het dier leeft. Als het discours
(wereldbeeld) van deze dierenarts beschreven wordt over
zijn/haar professionele rol, moet dus de context worden mee-
genomen in het totale wereldbeeld\'.

Methode van onderzoek

Net als in het artikel naar het wereldbeeld van dierenartsen ten
aanzien van de driehoek dier-diereigenaar-dierenarts (7), wor-
den hier de visies van de studenten gevat in het concept \'dis-
cours\'^: de manier waarop over de werkelijkheid gesproken en
geschreven wordt. De manier waarop wc over de werkelijk-
heid praten bepaalt hoe (en óf) we feiten interpreteren, maar
ook hoe we die feiten waarderen. In ons taalgebruik lopen het
\'zijn\' en \'behoren te zijn/zou moeten zijn\' voortdurend door
elkaar heen. Als mensen anders over de werkelijkheid praten,
gaan ze ook anders met die werkelijkheid om. Binnen het ene
discours wordt iets als een moreel probleem gezien, binnen
het ander in het geheel niet.

Om de discoursen van eerstejaars- en vierdejaarsstudenten te
achterhalen, is de zogenaamde Q-methodologie gebruikt\\ De
discoursen zijn onderzocht zonder dat kunstmatige, door de
onderzoeker ontworpen, categorieën een rol spelen. In tegen-
deel: Q-methodologie geeft de onderzoeker de gelegenheid
om het discours te reconstrueren in de eigen woorden van de

Dit artikel is. samen met hel artikel over dierenartsen met hetzelfde thema (7). een
benerking van promotieonderzoek van de auteur (6) naar de morele aspecten van
klantrelaties van onder andere diergeneeskunde studenten en dierenartsen.
Hier gedefinieerd, op basis van Hajer (8), als een ensemble van ideeën, categorisa-
ties, en concepten die geproduceerd en gereproduceerd worden in praktijken en die
betekenis geven aan sociale en fysieke realiteiten.

\' Dryzek (3) noemt Q-methodologie als een methode om discoursen te achterhalen.
Voorbeelden van succesvolle discoursanalyses met behulp van Q-methodologie zijn
gedaan door Van Eeten (4), Dryzek and Berejikian (3), De Graaf (5) en Thomas
et al.
(15) "Q study will generally prove a genuine representation of that discourse as it
exists within a larger population ofpersons... To put it another way, our units of ana-
lysis, when it comes to generalizations are not individuals, but discourses." (3. p. 52).

-ocr page 349-

personen die liet discours hanteren. In dit artikel worden niet
alle details van Q-methodologie behandeld. Alleen de belang-
rijkste stappen voor dit onderzoek worden toegelicht.\'*

Allereerst is geprobeerd zoveel mogelijk relevante uitspraken
te verzamelen . Deze uitspraken zijn verzameld door tien
open interviews te houden met eerstejaarsstudenten en vierde-
jaarsstudenten diergeneeskunde. In deze interviews werden de
studenten gevraagd zoveel mogelijk over aspecten van hun
(toekomstige) relatie met dieren en diereigenaren te vertellen.
Deze gesprekken zijn opgenomen. Elke letterlijke uitspraak
over dieren en hun eigenaren werd later opgeschreven. Voor
beide groepen studenten werden aparte lijsten aangelegd. Alle
overlappende uitspraken zijn uit de lijsten verwijderd. De
nieuwe lijsten zijn vervolgens voorgelegd aan verschillende
mensen van de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Na
enkele suggesties zijn nog enkele uitspraken toegevoegd.
Uiteindelijk waren er twee lijsten met 42 uitspraken. Binnen
Q-methodologie worden deze 42 uitspraken de Q-set ge-
noemd. Dit zijn dus vrijwel allemaal letterlijke uitspraken ge-
daan door studenten diergeneeskunde.

De volgende stap is het creëren van een zogenaamde P-set: de
personen aan wie wordt gevraagd hun mening over de 42 uit-
spraken te geven. Besloten is, na overleg met de Faculteit der
Diergeneeskunde, om voor de eerstejaars een verplicht col-
lege bij te wonen en na afloop vrijwilligers te vragen voor het
onderzoek. Voor de vierdejaars zijn drie colleges bezocht aan
het eind van het collegejaar (klinische demonstraties met aan-
wezigheid van tien tot zestig studenten). Na een eerste bezoek
bleken twintig vierdejaarsstudenten bereid mee te werken. Na
een tweede bezoek tien, en na een derde bezoek nog eens vijf.

De veertig eerstejaars- en 35 vierdejaarsstudenten werd ge-
vraagd hun mening over de 42 uitspraken te geven door de uit-
spraken te ordenen op een schaal van \'mee eens\' tot \'mee on-
eens\'. Van de 42 uitspraken werd eerst gevraagd twee uit te
zoeken waar de student(e) het het meest mee oneens was (die
kregen een score van -3), vij f uitspraken waar de student(e) het
vervolgens het meest mee oneens was (een score van -2), etce-
tera. Hetzelfde gebeurde aan de andere kant met de uitspraken
waar de student(e) het mee eens was. Dit totdat de uitspraken
volgens een quasi-normale verdeling geordend waren.

De uiteindelijk verdeling van de 42 uitspaken door een stu-
dent, wordt een Q-sort genoemd. Behalve het geven van een
Q-sort, werden de studenten nog enkele extra vragen gesteld.
Naast het geslacht, werd gevraagd om enkele uitspraken (met
name de uitspraken met de scores -3 en 3) toe te lichten. Ook
werd gevraagd naar de voorkeur voor de latere beroepsprak-
tijk (landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren of anders).

De veertig Q-sorts van de eerstejaars en de 35 Q-sorts van de
vierdejaars zijn vervolgens geanalyseerd met behulp van sta-
tistische methodes®. De gedachte daarachter is te zoeken naar
overeenkomstige wijzen waarop de 42 uitspraken geordend
zijn. Hieruit werden vier factoren gehaald^ Er bleken vier dui-

De belangrijkste bron voor Q-methodologie in het algemeen is geschreven door
Stephenson (14). Binnen de sociale wetenschappen is \'Political Subjectivity\'(2) een
klassieker

Het onderzoek heeft in 2001 plaatsgevonden.

In beide gevallen: een factoranalyse met een varimax-rotatie, standaard in Q-me-
thodologie.

delijk verschillende wijzen te bestaan waarop door eerste-
jaars- en vierdejaarsstudenten over dieren en hun eigenaren
wordt gedacht, hierop zijn de discoursen gebaseerd. De verde-
ling van de eerstejaars- en vierdejaarsrespondenten over de
vier factoren/discoursen zijn terug te vinden in respectievelijk
tabel 1 en tabel 2.

De (twee maal) vier discoursen worden hier gepresenteerd
door middel van een titel en een omschrijving. Bij het maken
van die omschrijving is allereerst gekeken naar de meest
type-
rende
uitspraken van een factor. Dit kan een uitspraak zijn met

Tabel 1. Factor ladingen van de eerstejaarsstudenten.

De defining varioles (ladingen die boven de .48 uitkomen, p < .001 ) staan
tussen haakjes.
Voorkeur voor werkplek:
L = Landbouwhuisdieren
G = Gezelschapsdieren
A = Anders

Al

Bi

Cl

Dl

Geslacht

Voork
voor wei

-.19

.44

.31

.43

V

G

(.49)

.22

.15

.01

V

A

-.02

.21

(.53)

-.14

v

L

.42

.16

.34

(.55)

V

G

.28

.44

.06

.42

V

G

-.01

.39

.46

.45

V

A

.47

.26

(.55)

.29

V

A

.03

.27

.28

(.53)

M

G

-.03

.47

(.60)

.16

V

G

(.54)

.18

.13

.30

M

G

.13

.15

-.05

(.66)

V

A

.37

.31

.10

.43

V

G

.41

(.68)

.10

-.19

V

G

(.49)

.26

(.50)

.15

V

G

(.64)

.10

-.15

.01

V

L

(.82)

.06

.11

.03

V

L

.09

.02

(.62)

.16

M

G

.33

.19

.13

.12

M

G

(.72)

.00

.17

.21

M

G

.17

(.54)

.05

.10

V

G

.32

.21

.46

.22

V

G

(.72)

-.01

.12

.21

V

L

.24

(.54)

.15

.46

V

A

-.05

(.65)

.08

.33

V

A

.08

(.62)

.11

.27

M

G

.04

.37

.23

.26

M

A

.37

.14

-.05

(.51)

V

A

.31

(.49)

.37

.24

V

A

.41

.12

.18

(.51)

V

A

(.81)

-.23

-.18

.08

M

L

(.48)

.30

.16

.18

V

A

(.64)

.20

.12

(.57)

M

G

.29

.13

.26

.39

M

A

.16

.28

.27

.02

V

A

(.55)

.29

.46

.27

V

L

(.53)

-.04

.43

.21

V

G

(.64)

.23

.41

.27

V

L

-.13

(.60)

.16

.24

V

G

.35

.06

.34

.41

V

G

.24

(.63)

.29

.01

M

L

Deze vier factoren hadden een statistische relevantie. Een eventuele vijfde factor
bleek statistisch zeer duidelijk niet significant.

-ocr page 350-

Tabel 2. Factor ladingen van de vierdejaars studenten.

De defining variates (ladingen die boven de .48 uitkomen, p < .001) staan
tussen haakjes.
Voorkeur voor werkplek:
L = Landbouwhuisdieren
G = Gezelschapsdieren
A = Anders

A4

B4

C4

D4

Geslacht

Vbork
voor wer

.46

.25

.38

.28

V

L

.11

(.74)

.30

-.19

V

G

.07

(.52)

.19.

02

V

L

-.13

-.02

(-62)

-.17

M

G

(.62)

.17

.8

.02

V

A

.14

-.14

(.75)

.05

V

G

.42

.26

.16

.22

V

G

.28

.06

.23

(.54)

V

L

.42

.20

.22

.26

V

A

(.49)

.14

.25

.04

V

A

-.01

(.68)

-.12

-.02

V

L

.32

-.27

(.66)

-.24

M

G

.34

(.49)

.15

.20

V

G

-.05

(.76)

-.16

.25

M

L

.46

-.27

(.58)

.05

V

G

.21

(.52)

-.25

.37

V

L

-.04

(.60)

-.05

.18

V

L

-.08

.33

(.49)

.12

V

G

.07

(.63)

-.13

.08

V

L

.01

(.61)

-.01

.12

V

L

.14

.10

(.64)

.30

V

G

.29

-.02

(.58)

-.07

V

G

.09

.29

.06

.44

V

L

.43

.05

(.59)

.12

V

G

.37

-.23

(.55)

-.05

V

G

.25

.35

.07

.21

V

L

.14

(.60)

.05

.04

M

L

.16

.20

(.65)

-.12

V

G

(.56)

-.10

.40

.26

M

A

.08

.10

-.11

(.63)

M

L

.08

.06

.16

(.68)

V

L

.14

.36

.02

(.57)

V

L

.01

-.02

.16

.02

V

L

(.53)

-.16

.27

.29

V

A

.01

(.58)

-.20

.25

M

L

een hoge score, maar ook één met een opmerkelijk verschil
met de andere factoren. De discoursen bestaan dus zeker niet
uit simpel knip- en plakwerk; ook is meegenomen hoe de uit-
spraken verhoudingsgewijs geplaatst zijn binnen het discours.
Bovendien zijn de opmerkingen op de enquêteformulieren ge-
bruikt om extra inzicht te verkrijgen in de redenen omtrent de
wijze waarop de uitspraken binnen een discours zijn geor-
dend. Letterlijke uitspraken van de studenten (als nadere toe-
lichting op de gegeven Q-sort) worden in
Italics weergegeven.

Resultaten: de discoursbeschrijvingen van

de eerstejaarsstudenten

Discours a,; gevoelsmatige toekomstige steun van veehouders
De eerstejaarsstudenten uit discours Aj zien niet al te grote
bezwaren in de intensieve veeteelt.
"Mensen die dit wel heb-
ben. hebben nog niet vaak een intensieve veehouderij van
dichtbij meegemaakt." "Mensen die dit zeggen snappen er
helemaal niets van, ze zijn onwetend en stom!"
In Nederland
hebben we het redelijk goed voor elkaar. Al kan er hier en
daar natuurlijk altijd wat verbeterd worden. Maar dat de in-
tensieve veehouderij vaak negatiefin het nieuws staat, is niet
eerlijk en komt meestal door onwetendheid bij de mensen.
"Men.sen zijn geneigd hoeren de schuld te geven van de el-
lende van dieren en de natuur te verheerlijken, terwijl ze ei-
genlijk geen idee hebben waar ze het over hebben."

"Er wordt veel gezeurd op boeren tern\'ijl die ook hun best
doen."
Studenten uit discours A, voelen een sterke sympa-
thie voor de veehouder. De veehouder heeft duidelijk het
beste met zijn dieren voor.
"Boeren hebben voor het vak ge-
kozen vanwege de dieren want qua economie is hetgeen vet-
pot, het is nostalgie en traditie met hart!" "Hoewel ze na-
tuurlijk hun geld moeten verdienen, geven ze wel degelijk
ook om hun dieren"
Goed, er kan best wel wat verbeterd
worden in de intensieve veeteelt, maar de veehouder is met
handen en voeten gebonden.
"Zolang het consumptiegedrag
niet verandert, kan de boer zijn productiemethoden ook niet
echt aanpassen".
Boeren willen best anders produceren,
maar dat zit er gewoon niet in.
"Een boer kan niet altijd doen
wat hij wil, doordat zijn economische belang om de hoek
komt kijken." "Boeren willen meestal zelf ook dat het heter
wordt voor de dieren maar dat is economisch niet haalbaar"
En: "Het moet wel werkzaam en winstgevend zijn." Het raakt
de studenten uit discours A, dat er vaak beweerd wordt dat
bij landbouwhuisdieren zoveel mis is, terwijl bij de kleine
huisdieren minstens zoveel scheef zit.

Het is grote onzin om te beweren dat het doden van gezonde
dieren idioot is. Immers, in de vleesindustrie gebeurt niet an-
ders en daar is niks mis mee. De mens mag best dieren hou-
den en doden voor vleesproductie. In de veehouderij is het
nu eenmaal zo dat het de dieren zijn, waar de veehouder zijn
inkomen vandaan haalt. Waar het om gaat, is dat de dieren
een goed bestaan hebben, en dat is voor een zeer belangrijk
deel afliankelijk van de veehouder. Gelukkig is het welzijn
van dieren in de landbouwdierensector in het algemeen goed
tc noemen, dit dankzij het harde werk van de Nederlandse
veehouders (al zijn er natuurlijk altijd uitzonderingen:
"niet
ieder mens is namelijk even makkelijk").
Boeren behandelen
hun vee helemaal niet als zomaar een product. Ze hebben er
een duidelijke band mee en vergeten echt niet dat hun dieren
leven.
"Een veehouder ziet zijn vee echt niet als vleeshom-
pen. Hij staat stil waar die mee bezig is"

Bij het behandelen van dieren beslist uiteindelijk altijd de ei-
genaar van het dier. Die moet natuurlijk wel verschillende
belangen afwegen, ook economische, maar dat doet hij over
het algemeen zeer verantwoordelijk. Je kunt echter moeilijk
van een veehouder verwachten dat hij de economische argu-
menten niet meeweegt, hij is tenslotte ondernemer. Het is de
taak van de dierenarts om de eigenaar bij hun beslissingen te
helpen door oplossingen aan te dragen.
"Je moet er samen
uitkomen"
De loyaliteit van de dierenarts moet dus bij zowel
het dier als de eigenaar liggen. Je kunt zeker niet zeggen dat
het belang van het dier boven dat van de eigenaar gaat.
"Ik
vind de eigenaren heel belangrijk, daar doe je het toch voor"
"Je komt hij de veehouder over de vloer, niet anders om.
Dieren staan voorop, maar jij bent
niet de bedrijfsleider"
"Het is hun dier, zij kunnen in zekere mate beslissen over het
dier."
Dan kan het dus ook gebeuren datje verzoeken krijgt
die je in eerste instantie tegen de borst stuiten. Daar zul je
dan samen met de eigenaar uit moeten komen. Daarbij zal

-ocr page 351-

ook de dierenarts concessies moeten doen. Je kunt natuurlijk
altijd wel de veehouder proberen te overtuigen van je stand-
punt. De rol van de dierenarts is
"een adviserende."

Discours ß,: Gevoelsmatige diediefliebbers
De correlatie tussen de discoursen A, en B, is verreweg de
laagste tussen alle discoursen van de eerstejaarsstudenten.
Ze benaderen de meeste zaken totaal anders.

Eerstejaarsstudenten uit discours B, hebben grote gevoelma-
tige bezwaren tegen de wijze waarop in onze samenleving
vaak met dieren wordt omgegaan.
"Mijn standpunt wat het
gebruik van dieren betreft voor mensen, is niet reëel maar
gevoelsmatig."
Dat geldt zowel voor de intensieve veeteelt,
als bij de kleine huisdieren. Op beide gebieden gaat veel mis.

Wat de intensieve veeteelt betreft: het vlees moet op een an-
dere wijze geproduceerd worden. Hoe dieren momenteel
voor consumptie worden gehouden vinden eerstejaarsstu-
denten van discours B, onredelijk.
"Ik vind bijvoorbeeld de
huidige huisvesting van varkens in voederboxen onaccepta-
bel. Ik vind dit wel degelijk een aantasting van het dierlijk
welzijn en een grof gebrek aan respect voor het dier."
Ze zijn
ook bereid zich voor een andere wijze van produceren in te
zetten. Als je de dieren van de intensieve veeteelt met de na-
tuur vergelijkt, is de natuur idealer Het probleem zit er
vooral in dat dieren nooit puur ten dienste van de mens mo-
gen staan. Zelfs dus als de nadelen voor het dier klein zijn en
de voordelen voor de mens groot, zien studenten uit discours
B| grote bezwaren in het toedienen van stotTen bij dieren
zonder medische indicatie. Wat ze tegenstaat om zeifin land-
bouwsector tc gaan werken, zijn de economische belangen
waar rekening mee moet worden gehouden, dat vinden ze to-
taal oninteressant.
"Ik vind landbouwhuisdieren wel interes-
sant. maar het economische a.spect staat mij zeer tegen. Dat
intere.sseert me niet, dan was ik wel in de economie gegaan."

Studenten uit discours B, willen primair dierenarts worden
vanwege hun liefde voor dieren.

De eigenaar behoort niet over het dier te beslissen, maar de
dierenarts. Al heb je natuurlijk altijd wel met de eigenaar te
maken.
"Dieren spelen de hoofdrol, maar de eigenaar kan
daar niet meer los van worden gezien." "Mijn streven is om
werkzaam te zijn voor de dieren en niet de eigenaren. Helaas
draait het wel vaak om de eigenaar."
Toch is het natuurlijk
ook wel weer zo dat
"zowel de eigenaar van het dier als het
dier belangrijk zijn voor jou en het dier heeft ook een belang
voor de eigenaar"
Maar dierenartsen zijn er niet alleen om
oplossingen aan te dragen. Financiële zaken behoren slechts
een zeer klein rol te spelen bij de afweging voor dierenwel-
zijn. Studenten uit discours B, kiezen vrijwel altijd voor het
welzijn van het dier, ook boven de belangen van de eigenaar
"Ik vind dat in mijn toekomstig werk het dier voor moet
gaan."
Dit is vaak een zeer gevoelsmatige keuze. Ze hebben
ook niet allemaal evenveel stilgestaan bij het bestaan en de
belangen van de eigenaar. De loyaliteit als dierenarts zal pri-
mair bij het individuele dier komen te liggen. Al moetje dat
wel een beetje nuanceren. Natuurlijk hangt dat een beetje
van de sector af waar je komt te werken. Bij een koe bijvoor-
beeld kijk je niet alleen naar het individuele dier, maar ook
naar de hele boerderij.

Discours C,; De "denkende" en principiële dierliefhebbers

De correlatie tussen de factoren van studenten uit discours
B| en C| is zeer hoog. Toch zijn er duidelijke verschillen. Om
te beginnen zijn studenten uit discours C, wat pessimisti-
scher dan studenten uit discours B,. Ze hebben minder het
idee dat het in de intensieve veehouderij wel de goede kant
op gaat.

De eerstejaarsstudenten uit discours C, hebben grote bezwa-
ren tegen de intensieve veeteelt in Nederland. Bij de maxi-
malisatie van de vleesproductie zien ze veel bezwaren. Ze
idealiseren de natuur absoluut niet, dat kan ook een harde
wereld zijn, maar het is met name het economische aspect
van de landbouwhuisdierensector dat tegenstaat. Dit delen
ze met studenten uit discours B,. Ze hebben echter minder,
als enige discours überhaupt, problemen met de kleine huis-
dierensector Het specifieke probleem van de landbouwhuis-
dierensector is namelijk dat het dier een product is gewor-
den.
"Het gaat tegen de intrinsieke waarde van het dier in,
zoals de slachtkuikenhouderij." "Ik denk inderdaad dat men-
sen de link missen tussen product en dier"
Dat het dier ook
leeft, wordt vaak vergeten.
"Het gaat er steeds maar over
hoe alles zo goedkoop mogelijk geproduceerd kan worden,
het dier wordt vergeten."
Het probleem zit hem in een
systeem dat zich in onze samenleving heeft genesteld. Niet
zozeer de boer maar
"de consument is de schuldige."

Studenten uit discours C, zijn principiëler dan studenten uit
discours B,. Dat iets nodig is "omdat het gebeurt", vinden ze
grote onzin, daar hebben ze zelf wel een standpunt over De
standpunten lijken standvastiger en minder uit intuïties of uit
\'gevoel\' voort te komen. Heel typerend voor studenten uit
discours C, is dat ze veel hebben nagedacht over de ethische
kanten van het beroep dierenarts en alles wat daarmee te ma-
ken heeft.
"Ik vind het zeer belangrijk datje nadenkt over de
ethische kanten van welk beroep ook."
Dit blijkt ook uit een
duidelijk standpunt over zaken als moderne voortplan-
tingstechnieken die niet direct schade voor het welzijn van
een individueel dier hoeven te betekenen. Tegenargumenten
daarvoor bestaan vaak uit principiële argumenten. Als enig
discours plaatsen ze grote vraagtekens bij de moderne voort-
plantingstechnieken voor dieren.

Over het persoonlijk doden van gezonde dieren durven ze
geen standpunt in te nemen: dat kan heel sterk van de situ-
atie afhangen. Net als studenten van discours B, zijn ze
van mening dat het toedienen van stoffen zonder medische
indicatie niet goed is, ook als de nadelen voor het dier
klein zijn en de voordelen voor de mens groot. Studenten
uit discours C| zijn bovendien als enige van mening dat de
studie diergeneeskunde haar best doet om de mening van
studenten te vormen.
"Er moeten toch ook bio-industrie-
dierenartsen afstuderen? Natuurlijk pushen ze je daar-
naar toe."
(Waar studenten uit discours Bi het totaal mee
oneens zijn:
"De studie is vooral gericht op eigen mening.
Men laat studenten zelf nadenken over ethische
kwesties.").
Verder menen ze als enige dat hun beeld van
dieren wel een klein beetje veranderd is in de korte tijd dat
ze diergeneeskunde studeren.

De principiële houding van studenten uit discours C, leidt er
niet toe dat de eigen rol als zeer groot wordt ingeschat. De
principiële houding leidt er dus ook niet toe dat ze simpel-
weg handelen volgens enkele doordachte richtlijnen, hen

-ocr page 352-

kan zeker geen starre houding worden verweten. "Als je je zo
vast gaat leggen ten opzichte van jezelf, raak je je beoorde-
lingsvermogen kwijt." "Elke situatie is toch anders."
Een
groot verschil met discours B, is de visie op de rol en de taak
van diereigenaren. Voor studenten uit discours Cj is de die-
reigenaar in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het
dier. Dierenartsen zijn er om oplossingen voor hun proble-
men aan te dragen, uiteindelijk beslist de eigenaar. Ze hou-
den ook meer rekening met de belangen van eigenaren en
zijn niet bereid, zoals de studenten van discours B,, het wel-
zijn van het dier boven alles te plaatsen. Ze waren zich, weer
in tegenstelling tot studenten discours B,, ook voor het begin
van de studie al bewust van de belangen van de eigenaar.
"Ik
heb dit beroep mede gekozen omdat je dan met dieren en met
mensen om moet gaan"
Er is dus veel aandacht voor de be-
langen van de eigenaar. (Ze zijn wat positiever over boeren
dan studenten in discours B,). Dat wil echter niet zeggen dat
daarmee ook de loyaliteit bij de eigenaar van het dier moet
liggen. Die ligt heel duidelijk bij het dier zelf, ook voor een
landbouwhuisdierenpracticus.
"Als dierenarts ben je er voor
de dieren, en gaat het belang van de eigenaar/boer niet bo-
ven het belang van het dier Maar als dierenarts zal je samen
moeten werken met \'klanten\'. Niet alleen mijn mening zal
dus tellen, ook die van hen."

Discours D,; Voorvechters voor dierenrechten en dierenwelzijn
binnen een intensieve veehouderij

De correlatie tussen discoursen A, en D, is zeer hoog. Het
hoogste zelfs van alle discoursen van mijn onderzoek. Net
zoals discours C, een soort principiële tegenhanger is van
discours B,, is discours D, dat van A,, zij het dat het verschil
wat kleiner is. Studenten uit discours D\' denken regelmatig
na over de ethische kanten van het beroep dierenarts.
"Ethische a.ipecten nemen een grote plaats in in dit beroep.
Dieren kunnen niet praten en dierenartsen zijn opgeleid om
te weten wat het beste voor ze is en moeten dit uitdragen.
Dieren kunnen dit nu eenmaal niet zelf."
Dit leidt er onder
andere toe dat er geen problemen zijn met de moderne voort-
plantingstechnieken. De dieren leiden er immers helemaal
niet onder. In tegendeel, het welzijn van dieren wordt er vaak
door verhoogd.

Net als studenten van discours A,, hebben studenten uit dis-
cours D| geen principiële bezwaren tegen de (huidige) inten-
sieve veehouderij. Maar meer dan studenten uit discours A,,
maken studenten uit discours D, zich zorgen over het welzijn
van dieren. Zolang het welzijn van dieren gewaarborgd is,
mag de mens best dieren voor consumptie houden. Over het
algemeen is het met het welzijn van de dieren wel goed ge-
steld in Nederland, maar er zijn ook genoeg misstanden, en
daar zijn ze altijd waakzaam voor. Daar zullen de nooit aan
mee willen werken.

Studenten uit discours D\' hebben grote problemen, meer dan
alle andere eerstejaars studenten, met het doden van gezonde
dieren (buiten de slacht voor consumptie dan), en daar zullen
ze zich dan ook nooit voor lenen. Dat is immers zinloos. Het
tast het welzijn van de dieren op de meest fundamentele
wijze aan.
"Ik ben gewoon tegen het doden van gezonde die-
ren. Als dierenarts heb je de taak het leven van de dieren te
verbeteren ... Als het welzijn van het dier nog goed is, dan
vind ik datje het niet moet/mag doden" "Een van de grootste
problemen in het houden van dieren is verveling, dat is iets
dat ze in het wild niet zullen kennen"
Er zijn trouwens ook
genoeg welzijnsproblemen bij de kleine huisdieren.
"Veel
konijnen worden niet ideaal gehouden, hondjes moeten met
jasjes aan rondlopen, enzovoorts. De integriteit van het dier
wordt daarbij enorm geschaad"

Het beeld van de eigenaar is zeer positief Dat geldt dus ook
voor boeren.
"99% of meer van alle boeren kijken ten eerste
naar de gezondheid van de dieren en dan pas naar het eco-
nomisch belang"
De loyaliteit ligt evenveel bij de eigenaar
als bij het dier. Net als studenten van discours A\', hebben stu-
denten van discours D\' grote problemen om beide los van el-
kaar te zien. Je kan het dier niet los zien van de eigenaar en
de eigenaar niet los van het dier Daar waren ze zich ook al
sterk van bewust voor ze gingen studeren.
"Het was mij al
bekend dat diergeneeskunde veel met \'bazen\' van dieren te
maken heeft"
Deze mening is niet veranderd en zal waar-
schijnlijk ook niet meer veranderen.

De discoursbeschrijvingen van de vierde-
jaars studenten

Discours A4: De met de harde realiteit geconfronteerde, princi-
piële dierliefhebbers

Hoewel er niet al te veel vierdejaars studenten tot discours
A4 gerekend kunnen worden (zie tabel 2), is het opvallend
dat alle vier waar dit wel voor geldt, niet zozeer landbouw-
huisdierenpracticus of gezelschapsdierenpracticus willen
worden, maar \'iets anders\': de meesten hopen later in het
onderzoek of onderwijs te werken.

Studenten uit discours A4 hebben veel moeite met de inten-
sieve veehouderij en met de huisvesting van dieren. Ze heb-
ben het idee dat het dier in de intensieve veehouderij een pro-
duct is geworden, en dat men nog wel eens vergeet dat het
dier ook leeft. Zo heeft het individuele dier in de intensieve
pluimveehouderij geen waarde.

Het is overigens niet alleen in de intensieve veehouderij waar
mensen niet altijd goed met dieren omgaan.
"Ook op het ge-
bied van gezelschapsdieren zijn veel ethische vragen te stel-
len."

De studenten uit discours A4 zijn zeer principieel ("wel ge-
zonde dieren doden omdat ze anders naar een andere dieren-
arts gaan: zo verandert er natuurlijk nooit wat, je moet je ei-
gen normen en waarden vasthouden.")
en hebben tijdens
hun studie goed nagedacht over het wel en wee van dieren en
de menselijke verantwoordelijkheid hierin. Ze verwachten
later uit eigen overtuiging te zullen handelen.
"Jouw eigen
integriteit mag nergens voor wijken, dus ook niet voor een
dreigende eigenaar." "Meegaan met de massa is nooit een
optie.".
De manier waarop mensen in onze samenleving met
dieren omgaan, heeft niet hun goedkeuring. We zijn te ver
van de natuur afgedwaald.
"De intrinsieke waarde van het
dier zou meer erkend moeten worden."
Met de stelling datje
de natuur niet moet idealiseren, zijn ze het als enige zeer
sterk oneens.
"Hypocriet om je eigen fouten te vergelijken
met een natuurlijk proces. Bij de veehouderij heeft de mens
invloed op het leven."

Opvallend is dat studenten uit discours A4 het gevoel hebben
dat hun mening sterk veranderd is tijdens de studie.
"Door

-ocr page 353-

mijn studie is mijn beeld (voornamelijk landbouwhuisdie-
ren) wel degelijk veranderd. Door een hetere achtergrond-
kennis is een gefundeerde meningsvorming mogelijk."
Het is
het enige discours waar dit voor geldt. Het beeld dat ze heb-
ben van dieren is in de loop van de laatste vier jaren sterk ver-
anderd. Zo hebben ze problemen leren kennen tijdens de stu-
die, die ze als eerstejaars niet kenden. "De
diergeneeskunde
is veel beperkter in zijn mogelijkheden dan verwacht."
Ze
maken zich verder zorgen om het socialisatieproces van
mede studenten. Ze hebben enigszins het idee dat de oplei-
ding \'diergeneeskunde\' de studenten leert wat goed is. Ook
zijn ze bang dat studenten vele ethische bezwaren zullen ver-
geten op het moment dat ze er in de praktijk mee te maken
krijgen.

Studenten uit discours A4 zijn er van alle studenten het meest
mee oneens dat \'dierenarts\' een dienstverlenend beroep is. "/A-
ben diergeneeskunde gaan studeren, in de eerste plaats, om
het dier te helpen, niet om de eigenaren te plezieren." "Waar
het om gaat: het helpen van een dier en het beschermen van
een dier"
In de eerste plaats zal de loyaliteit van een dierenarts
bij het dier moeten liggen. Elke dierenarts heeft de verplich-
ting het welzijn van dieren te beschermen:
"Daar ligt de strek-
king van mijn hele verhaal."
De uiteindelijke beslissing wat er
met een dier moet gebeuren ligt niet alleen bij de eigenaar.
"Klinkt heel eenvoudig, waar je iets wilt verdienen heb je ver-
antwoordelijkheid over te dragen en moet je dus goed voor
zorgen; deze verantH>oordelijkheid ligt in de eerste plaats bij
de consument en de overheid."
Dierenartsen zijn er niet alleen
om oplossingen aan te dragen.

Het dier is er niet voor de mens. Ook dus als de nadelen voor
het dier klein zijn en de voordelen voor de mens groot, zijn ze
sterk tegen het toedienen van stoffen zonder medische indica-
tie.

Discours B^: De toekomstige steun van de verantwoordelijke
veehouder

Studenten uit discours B4 hebben een zeer positief beeld van
veehouders. Ze zijn er, in tegenstelling tot studenten uit de dis-
coursen A4 en
C4, sterk van overtuigd dat veehouders echt hart
voor hun dieren hebben
"alleen wordt dat door de buitenwe-
reld niet gezien." "Wanneer ze dat niet zouden hebben, zouden
ze geen veehouder zijn geworden."
Het is onzin om te beweren
dat veehouders alleen maar naar hun dieren als producten kij-
ken. Ze geven dan ook aan dat het ze raakt dat veehouders
vaak negatiefin het nieuws staan.
"Boeren willen best dingen
veranderen, het moet alleen wel kunnen" "Waarom een boer
veroordelen die zich aan de regels houdt en wel stukken van je
hond knippen \'omdat het mooier is
\'." De mening van mensen
buiten de sector wordt gevormd
"door eenzijdige beelden. Tot
nu toe was de consument wat dat betreft \'dom
\'." Die consu-
ment wordt vaak genoemd. Als er al problemen zijn, moet
eerst daar eens gekeken worden.
"Consumenten kunnen gi-
gantisch doorslaan (vermenselijking van het dier)."
Of naar
de overheid:
"Dat er nu in de afgelopen jaren problemen zijn
ontstaan komt ook voor een groot deel door de overheid die de
boeren juist stimuleerde om meer te produceren."

Studenten uit discours B4 hebben weinig problemen met de
huidige intensieve veeteelt. Zo is er tegen het castreren van
biggen zonder verdoving weinig bezwaar.
"Biggen castreren
is nu geen ethische kwestie meer, het gebeurt overal en daar
moet je ook naar kijken"
Natuurlijk, er kan altijd wel wat ver-
beterd worden, maar we gaan duidelijk de goede kant op.
"Er
wordt veel over welzijn gedacht en aan welzijn gedaan binnen
de mogelijkheden die er zijn."
Met het systeem op zich is wei-
nig mis.
"Melkkoeien moeten voor het inkomen van de boer
zorgen en mogen best meer produceren"
Trouwens, bij de
kleine huisdieren zit minstens zoveel scheef Studenten uit dit
discours zijn er als enige van overtuigd dat het sterk van de
veehouder afhankelijk is hoe er met landbouwhuisdieren
wordt omgegaan. En nogmaals, van verreweg de meeste vee-
houders hebben ze een zeer positief beeld. Wat de paar zaken
betreft die verbeterd kunnen worden: je kunt de wereld niet in
je eentje veranderen. Het is dus ook geen oplossing je aan za-
ken te onttrekken. Als er iets moet gebeuren waar je niet 100
procent achter staat, zoals een bepaalde nutsingreep, dan kun
je het beter zelf doen, dan heb je er nog controle over.

693

Zoals eerder gezegd, elke student diergeneeskunde voelt een
liefde voor dieren. Toch zijn de studenten van discours B4 ver-
reweg het meest begaan met de eigenaren van dieren en daar
voelen ze ook een sterke loyaliteit voor. Dat resulteert erin dat
de studenten uit discours B4 als enige niet kunnen zeggen dat
hun loyaliteit later in de eerste plaats bij het dier zal liggen en
dat het in de eerste plaats de verplichting van een dierenarts is
het welzijn van het dier te beschermen. Alle andere discoursen
zijn hier wel heel uitgesproken in. Dit betekent overigens niet
dat de loyaliteit altijd bij de veehouder zal liggen. Elke situatie
moet op zichzelf beoordeeld worden.
"Eigenaar en dier moe-
ten samen leven en dus moet ik beslissingen nemen die voor
beide goed uitkomen, het is dus afhankelijk van de situatie."
"Je kunt nooit het dier en de eigenaar los van elkaar zien en
dus is de loyaliteit afhankelijk van de gegeven situatie."
Dan
kan het dus ook gebeuren dat je verzoeken krijgt die je tegen
de borst stuiten. Andere mensen denken nou eenmaal anders
dan jezelf. Daar zul je dan samen met de veehouder uit moeten
komen.
"Je wilt als dierenarts toch doen wat het beste voor het
dier is, maar je komt er in de loop van de tijd achter dat dit
lang niet altijd mogelijk is (financieel/economisch)."
Daar zal
dus ook de dierenarts concessies moeten doen. Bovendien,
"De boer weet vaak ook wat het beste is voor zijn dieren." Dat
houdt ook in dat studenten uit discours B4 als enige niet bij
voorbaat kunnen zeggen dat ze nooit gezonde dieren zullen
doden. Alles zal in overleg met de eigenaar opgelost moeten
worden. Als enige geven ze verder aan er geen bezwaar tegen
te zullen hebben om nutsingrepen uit te voeren.

Discours C^: Advocaten der dieren tegen het systeem van de in-
tensieve veehouderij

De correlatie tussen de discoursen B4 en C4, is de laagste tus-
sen alle vier de discoursen. Sterker, de correlatie is als enige
negatief tussen alle discoursen uit het gehele onderzoek.

De wijze waarop met dieren wordt omgegaan in de inten-
sieve veehouderij, stuit de vierdejaars studenten van dis-
cours C4 tegen de borst. Het dier is een product geworden,
dat het ook leeft wordt wel eens vergeten. Zo heeft het indivi-
duele dier in de pluimveesector geen waarde. De oorzaak
van dit alles moet bij geld worden gezocht. Het dier is in de
intensieve veeteelt volkomen ondergeschikt geworden aan
geld verdienen, en dat is een slechte zaak.
"Ben zeer tegen
het feit dat dieren alleen voor geld worden gehouden en
daarom maar zo goedkoop mogelijk worden gehouden.
Geld, geld, geld!Alles draait om geld."
Studenten uit dit dis-

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, NOVEMBER, AFLEVERING 22, 2OO5

-ocr page 354-

cours hebben ook niet het idee dat het nu allemaal beter
wordt.
"Het gaat niet de goede kant op, kijk maar naar de
varkens en de vleeskiiikens."
Studenten uit discours C4 zijn
dan ook allemaal geneigd niet aan de intensieve veehouderij
mee te willen werken: ze hebben het gevoel dat dieren in de
intensieve veeteelt slechts een productiemiddel zijn gewor-
den.
"Ik heb daar veel moeite mee! Geld speelt een te grote
rol. Het welzijn van dieren staat bij mij voorop."
De huis-
vesting van vele dieren wordt als slecht ervaren.
"Ik vind het
heel erg dat mensen de dieren op deze manier huisvesten."
"De manier waarop dieren in de intensieve veehouderij wor-
den gehouden vind ik heel erg."
De economische kant van
het vak en van de intensieve veeteelt vinden ze sowieso onin-
teressant.
"Het economische aspect van de landbouwhuis-
dierenkant trekt mij niet aan." "Het is wel belangrijk om de
economische kant te horen, maar het wekt mijn interesse
niet"

Studenten uit discours C4 kunnen niet van harte de stelling
onderschrijven dat veehouders echt hart voor hun dieren
hebben. Maar dat betekent niet dat ze een slecht beeld heb-
ben van veehouders. Wat er mis is met veehouders, ligt niet
aan de individuele veehouders; het ligt meer aan het
systeem. Dat veehouders alleen maar naar het economisch
belang kijken, is dus ook absoluut niet waar.
"Dat is stigma-
tiserend. Als hoeren alleen maar geld wilden verdienen, gin-
gen ze wel massaal in de IT. Of ze luisteren, hangt van je ei-
gen overtuigingskracht af."

Studenten uit discours C4 zijn met name diergeneeskunde
gaan studeren vanwege hun liefde voor dieren. De stelling
dat de eigenaar uiteindelijk de verantwoording heeft en de
beslissingen over het dier moet nemen, wordt niet onder-
schreven.
"Ik zie mezelf als onafhankelijk en niet als dienst-
verlener van de mens, maar vertegenwoordiger van het
dier."
Er worden dan ook nog wel problemen later in de om-
gang met eigenaren verwacht.
"Ik denk dat het heel moeilijk
is om met verschillende \'soorten\'eigenaren goed om te gaan.
Hier is denk ik veel \'oefening\' voor nodig." "Ik denk daar ge-
regeld over na en heb ook wel eens discussies daarover met
mensen in mijn omgeving." "Voor de .studie dacht ik niet zo
na over eigenaren die een eigen mening hebben ... Dit zou
best problemen kunnen geven."

De loyaliteit van studenten uit discours C4 zal later heel sterk
bij de dieren liggen. Elke dierenarts heeft in de eerste plaats
de verplichting het welzijn van het dier te beschermen.
"Dat
is precies mijn idee!" "De loyaliteit zal bij mij altijd bij het
dier liggen op de eerste plaats".
Overigens betekent dit alles
uiteraard niet dat de eigenaar niet in het verhaal voorkomt, in
tegendeel.
"Als dierenarts ben je er ook om de eigenaar te
helpen!"

De studie verandert iets aan de eigen beoordeling van situa-
ties.
"Van bepaalde dingen wist ik echt niet dat ze bestonden
of had ik een verkeerd beeld "
Studenten uit discours C4 heb-
ben wel eens het gevoel dat ze dingen normaal zijn gaan vin-
den tijdens de studie, waar ze vroeger absoluut tegen waren.
Ze hebben overigens niet het idee dat dit bewust zo gestuurd
wordt door de opleiding.

Discours D^: Kritische en principiële toekomstige landbouw-
huisdierenpractici

Discours D4 lijkt geen grote te zijn (in de zin van het aantal
studenten dat hiertoe gerekend kan worden), veel kleiner dan
B4 en C4 in ieder geval, maar heeft toch een duidelijk eigen
wereldbeeld. De vier studenten die tot dit discours gerekend
kunnen worden (zie tabel 2), zijn later alle vier het liefst
werkzaam als landbouwhuisdierenpracticus. Er zijn enkele
punten van overeenkomst met studenten uit discours 84. Met
name waar het het systeem van de intensieve veeteelt betreft.
Daar hebben studenten van discours D4 geen grote bezwaren
tegen. Het raakt ze ook als de landbouwsector negatiefin het
nieuws staat, terwijl er bijvoorbeeld bij de kleine huisdieren
minstens zoveel scheef zit.
"Boeren zijn vaak het zwarte
schaap, doordat de burgers als gevolg van media verkeerd
voorgelicht worden"
En idealiseer de natuur ook niet: dat is
een veel hardere wereld dan die van (landbouw)huisdieren.
Ze hebben ook een duidelijke sympathie voor de veehou-
ders; veehouders zijn mensen die echt hart hebben voor hun
dieren. Trouwens, sommige veehouders willen best anders
produceren, maar dat zit dat er gewoon niet in. En op zich is
het ook niet erg dat een dier binnen de intensieve veeteelt een
productiemiddel is, daaruit moeten de boeren tenslotte hun
inkomen halen.

Toch zijn er ook hele duidelijke verschillen met discours B4.
Studenten uit discours D4 hebben een principiële eigen in-
stelling.
"Als je principes hebt, moet je je eraan houden
(geen concessies doen)." "Je moet wel standvastig zijn voor
welzijn, je moet ethisch zijn." "Als je ingrepen gaat doen
waar jezelf niet achter staat, ben je niet goed bezig. Dan ver-
loochen je jezelf".
De loyaliteit zal later als dierenarts heel
sterk bij het dier liggen. Deze instelling lijken ze al lang met
zich mee te dragen. Het beeld dat ze hebben van dieren is tij-
dens de studie niet of nauwelijks veranderd. Zolang het dier
een goed leven heeft, zullen ze nooit aan het doden van ge-
zonde dieren beginnen. Daar zijn ze het stelligst in van alle
discoursen.
"Dat is mijn principe". "Ik vind datje gezonde
dieren niet doodt."
Of neem nu iets als het castreren van big-
gen zonder verdoving. Waar studenten uit discours B4 daar
niet al te zwaar wegende bezwaren tegen hebben, is dat bij de
studenten van discours D4 duidelijk wel het geval. Ze zouden
er dan ook nooit aan mee willen werken. Een gevolg van
deze principiële opstelling is dat er later, net als bij discours
C4, wel problemen worden verwacht in de omgang met die-
reigenaren. Ze vinden overigens wel dat het economisch
moet zijn om een dier te behandelen. Uiteindelijk beslist al-
tijd de eigenaar.
"Ondanks wat ik hierboven heb gezegd,
moetje concessies doen. Je bent namelijk dienstverlener in
dienst van de eigenaar."

Discussie en conclusies

De onderzoeksvraag van dit artikel, hoe verwoorden dierge-
neeskunde studenten hun toekomstige (morele) relatie met
dieren en hun eigenaren, is beantwoord met de twee maal
vier discoursbeschrijvingen.

Het is ten slotte nog interessant te kijken naar variabelen als
geslacht, en voorkeur voor latere werkplek en de verschil-
lende discoursen (zie de tabellen 1 en 2). Vierdejaars-
studenten vertonen dezelfde uitkomsten als de eerstejaars
wat geslacht betreft: geslacht voorspelt nauwelijks tot niet de
variatie in factorscores. Er is echter wel een sterke relatie
tussen de voorkeur voor werkplek en de discoursen. Alle stu-

-ocr page 355-

denten die tot discours A4 (De met de harde realiteit gecon-
fronteerde, principiële dierliefhebbers) gerekend kunnen
worden, kozen \'iets anders\' dan landbouwhuisdieren of ge-
zelschapsdieren als hun meest ideale latere werkplek zie ta-
bel 2). Toen ze gevraagd werden dit te specificeren, zeiden
drie van de vier: onderzoek^.

De discoursen B4 (De toekomstige steun van de verantwoor-
delijke veehouder) en D4 (Kritische en principiële toekom-
stige landbouwhuisdierenpractici) zijn sterk gerelateerd aan
een voorkeur om te werken met landbouwhuisdieren. Alle
dertien studenten met deze voorkeur die duidelijk in een dis-
cours zijn in te delen (zie tabel 2), vallen in één van beide dis-
coursen\'^

Discours C4 (Advocaten der dieren tegen het systeem van de
intensieve veehouder) is duidelijk gerelateerd aan studenten
die met gezelschapsdieren willen werken. Tien van de twaalf
studenten die deze voorkeur opgaven, vallen in discours C4
(zie tabel 2)\'°.

Ais ten slotte de discoursbeschrijvingen vergeleken worden
met de discoursbeschrijvingen van de dierenartsen (7), dan
overheersen de overeenkomsten tussen de verschillende dis-
coursen. De standpunten worden in de verschillende groe-
pen anders verwoord, maar de parallellen zijn duidelijk. Dit
zou erop kunnen duiden dat de waarden van dierenartsen
niet volledig gevormd worden tijdens hun opleiding. Dit
onderzoek lijkt erop te duiden dat de universiteit niet zozeer
meningen van studenten vormt, maar meer meningen ver-
sterkt die al bestaan bij studenten als ze op de eerste studie-
dag de faculteit komen binnenwandelen. Natuurlijk veran-
dert er wel het een en ander tijdens de studie. Zo versterkt de
universitaire opleiding de discoursen, in de zin dat kennis
wordt aangeleerd waarmee beter al bestaande standpunten
kunnen worden gedefinieerd en verdedigd. Standpunten
worden coherenter Uit een surveyonderzoek onder studen-
ten economie komen Colander en Klamer (10) tot dezelfde
conclusie: "These data suggest that schools tend to reinforce
previously held positions." (10, p. 106). Dit betekent ook dat
het moeilijk is de bestaande discoursen te veranderen: de
discoursen van vierdejaarsstudenten en dierenartsen zijn ste-
vig verankerd.

Dit laatste punt is relevant voor de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht. Het betekent dat studenten
die mogen kiezen voor een variant landbouwhuisdieren of
gezelschapsdieren, moeilijk in die keuze te sturen zijn. Als

De variantie-anaiyse hevestigl dil duidelijk me!p <0.01.

De variantie-analyse bevestig! dit voor de discoursen B^ (p <= 0.01) en discours
D^ (vergeleken meteen voorkeur voor gezelschapsdieren, p = 0.001: \'iels anders\'
geeft vrijwel significant hogere scores vergeleken met gezelschapsdieren met p ~
0.07).

Er zijn significant hogere scores gevonden voor voorkeuren voor gezelschapsdieren
vergeleken met landbouwhuisdieren (p = 0.02), en bijna significant hogere scores
voor \'iels anders \'vergeleken met landbouwhuisdieren (p = 0.06).

er een overschot is bij inschrijvingen voor gezelschapsdie-
ren, en dit is lang het geval geweest, zal het niet mogelijk
zijn de keuzes te beïnvloeden door een presentatie te geven
in het vierdejaar hoe fijn het is om op de boerderij te wer-
ken. Studenten hebben dan al lang een stevig verankerde
voorkeur. Een voorkeur die samenhangt met beelden van
dieren en hun eigenaren. In die zin is het erg verstandig van
de faculteit om het gedeelte studenten dat niet door het mi-
nisterie (middels numerus fixus) wordt aangenomen, te se-
lecteren op een voorkeur voor de landbouwhuisdierensec-
tor.

Dankbetuiging

Graag wil ik de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit van
Utrecht bedanken voor de zeer waardevolle medewerking aan en interesse
in dit onderzoek. In het bijzonder wil ik dr P. van Beukelen, dr L.J.E.
Rutgers en dr W.D.J. Kremer bedanken voor hun faciliteiten, tijd en vele
goede tips tijdens het onderzoek.

Voor de rest had dit onderzoek niet tot stand kunnen komen zonder de mede-
werking van vele dierenartsen en studenten diergeneeskunde: bedankt! Ik
heb hen allen beloofd de resultaten van mijn studie te presenteren. Bij deze.

Literatuur

1. Arkow R Application of Ethics to Animal Welfare in Applied Animal
Behaviour Scienc 1998; 59(1-3): 193-200.

2. Brown S. Political Subjectivity: Applications of Q-Methodology in
Political Science. Yale University Press, New Haven/London, 1980.

3. Dryzek J. and Berejikian J. Reconstructive Democratic Theory, in:
American Political Science Review 1993; 87 (1): 48-88.

4. Eeten M van. Dialogues of the Deaf: Defining New Agendas for
Environmental Deadlocks (Eburon, Delft), 1999.

5. Graaf G de. Business Ethics and Discourse Theory, the Case of
Bankers Conceptualizations of Customers, in: Business Ethics, 2001;
31 (4): 299-319.

6. Graaf G de. Tractable Morality. Customer Discourses of Bankers,
Veterinarians and Charity Workers. Proefschrift. te bestellen bij mana-
gementboek.nl, 2003.

7. Graaf G de. Het beeld van dierenartsen in de landbouwhuisdierensec-
tor van hun patiënten en klanten en hun professionele verantwoorde-
lijkheid, in: Tijdschr Diergeneeskd 2005; 130: 654-659.

8. Hajer M. The Politics of Environmental Discourse. Clarendon Press,
Oxford, 1995.

9. Herzog H, Vore T, and New J. Conversations with veterinary students:
attitudes, ethics and animals, in: Anthrozoos, I988\';ll(3): 181-188.

10. Klamer A, and Colander D. The Making of an Economist, in:
Economic Perspectives, 1987; vol. 1, 2: 95-111.

11. Rollin BE. Veterinary and Animal Ethics, in J. Wilson (ed.). Law,
Ethics and the Veterinary Profession (Priority Pres, Yardley). 1998: 24-
49.

12. Rollin BE. Social Ethics, Veterinary Medicine, and the Pet
Overpopulation, Journal of American Veterinary Medical Association,
1991; 198: 1153-1 156.

13. Rollin.BE. Ethics in Veterinary Practice, SVMENewslctter, 2004; 10.
(2): 3-5.

14. Stephenson, W. The Study of Behaviour: Q-technique and Its
Methodology (University of Chicago Press, Chicago IL) 1953.

15. Thomas D. McCoy C, and McBride A. Deconstructing the Political
Spectacle: Sex, Race and Subjectivity in Public Response to the
Clarence Thomas/Anita Hill \'Sexual Harassment\' Hearings, in:
American Journal of Political Science, 1993; 37 (3): 699-720.

16. Tannenbaum J. Veterinary Medical Ethics: A Focus of Conflicting
Interests, Journal of Social Issues, 1993;49(1): 143-156.

-ocr page 356-

Nobivac® Bb voor katten

Is uw huis hun para^ijs^ ,

mfi\'m

Heeft uw kat^

Gaatjuv kat op vakalttie?

<ls UW kat een kitten?

Stel deze vragen aan uw cliënten die een kat hebben,

Als het antwoord op één van deze vragen \'ja\' is, overweeg dan
vaccinatie tegen
Bordetella bronchiseptica (Bb).

Nobivac* Bb voor katten: Samenstelling: alO®\'^ CFU levende Bordetella bronchiseptica bacterièn stam B C2. per dosis van 0,2 ml opgeloste suspensie.
Gebruik: actieve immunisatie van katten, van 1 maand of ouder, tegen
Bordetella bronchiseptica. Optreden van immuniteit: 72 uur na vaccinatie.
Immuniteitsduur: I jaar. Contra-indicaties: geen. Bijwerkingen: in Incidentele gevallen niezen, kuchen, milde en voorbijgaande oog- en neusultvloeiing.
Registratie: REC. NL 10083 Diergeneesmiddel UDD. Toediening uitsluitend door een dierenarts.

Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer
Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.lntervet.nl

-ocr page 357-

Raadselachtige struisvogels

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

Struisvogels lopen misschien niet ie-
dere dag de praktijk binnen, maar ze
worden wèl ziek. En dan moet je als
dierenarts maar weten waar je aan
begint. Geregistreerde diergenees-
middelen voor struisvogels zijn er
niet, en het is ook geen dier waar ie-
dereen ervaring mee heeft. Betekent
dat een tuchtrechtelijke maatregel als
het misgaat?

Kop in het zand?

Een dierenhouder heeft bedacht dat er op struisvogelbiefstuk
best een aardig winstje te maken valt. Hij begint met een
haan en drie hennen, die samen twintig eieren produceren.
Er komen er tien uit, die de nieuwbakken struisvogelhouder
in een weiland met een schuurtje zet om groot te laten wor-
den. Dat feest gaat echter niet door, want op een dag liggen
er drie struisvogels dood in het weiland. Volgens
de eigenaar kan dat alleen maar omdat ze
door een kwaadwillende buurtbewoner
zijn vergiftigd. De dierenarts moet het
bewijs leveren, dus de vogelhouder
laadt de dode struisvogels in zijn
auto, en brengt ze naar de dieren-
arts om ze te laten onderzoeken.
De dierenarts vindt echter geen
vergif, maar wel andere alarme-
rende signalen: de vogels waren
ernstig ondervoed en hebben
geleden aan een darm- en een
worminfectie.

De dierenarts steekt zijn hoofd be-
paald niet onder de grond, hij maakt
de eigenaar er direct op attent dat de
overgebleven struisvogels waarschijn-
lijk ook besmet zijn, en zo snel mogelijk
moeten worden behandeld. Hij pakt er bo-
vendien een boek bij om op te zoeken welke the-
rapie hij het beste kan inzetten, en gelukkig staat dat al-
lemaal vermeld in "De diergeneeskundige aspecten van de
struisvogel"\'.

Gevoelsstatistiek

Van goede wil, laadt de eigenaar de volgende dag vijf struis-
vogels in zijn auto om deze op de praktijk te laten behande-
len. Er is geen geregistreerd diergeneesmiddel voor struisvo-
gels, maar op grond van het naslagwerk kiest de dierenarts
voor trimethoprim - Sulfamethoxazol (T.S. Sol® voor pluim-
vee) en flubendazole (Flubenol®5%), beide in een dosering
van 15 mg/kg per os. Hij weegt alle vogels om de juiste dose-

\' Arts HT, Bronnetierg RGG. Verstappen FALM en Lumeij JT. Diergeneestcundig
Memorandum; 1995; aßevering 4.

Veter! nai
tuchtrech

ring uit te rekenen en doet de eigenaar voor hoe hij het
middel aan de struisvogels moet toedienen. Ook krijgt de ei-
genaar schriftelijke instructies en doseerspuitjes mee.

De eigenaar gaat naar huis, maar heeft het gevoel dat de me-
dicijnen gevaarlijk kunnen zijn voor zijn vogels. Daarom
geeft hij het medicijn niet aan allemaal, één struisvogel moet
het zonder doen. De volgende dag wordt zijn vermoeden be-
vestigd: alle struisvogels die de medicijnen hebben gekregen
hebben het loodje gelegd, alleen het ene dier dat de dag er-
voor niet is behandeld, loopt nog rond.

Tucht en schade

Hoe kan dat? De eigenaar gaat op onderzoek uit, en hoort
uiteindelijk van een ambtenaar van de Algemene Inspectie
Dienst (AID) dat intramusculaire toediening van T.S. Sol®
bij struisvogels dodelijk is. Dan zal dat ook wel voor de orale
toediening gelden, en dus is het de fout van de dierenarts,
zo redeneert hij. En een fout van de dierenarts,
dat betekent schadevergoeding, nietwaar?

De dierenarts begrijpt zelf ook niet hoe
dit heeft kunnen gebeuren, en infor-
meert eigener beweging naar eventu-
ele toxiciteit van Flubenol®, maar
bij de fabrikant is daar niets over
bekend. Sectie zou uitkomst
kunnen bieden, maar de eige-
naar vindt dit te duur. De die-
renarts weigert de schade te
vergoeden, en de eigenaar
wreekt zich door een klacht in
te dienen bij het Tuchtcollege.

Het Tuchtcollege stelt vast dat de
dierenarts zich goed heeft geïnfor-
meerd over de behandeling van de
struisvogels, voldoende onderzoek
heeft gedaan, de juiste dosering heeft
voorgeschreven en goede instructies heeft
gegeven. Misschien is intramusculaire toedie-
ning van T.S. Sol® bij struisvogels dodelijk, maar het
medicijn is niet intramusculair toegediend.
Bovendien verbaast het Tuchtcollege zich over de handel-
wijze van de eigenaar. Als hij achteraf zegt de medicatie niet
te vertrouwen, wat was dan de reden om de medicijnen aan
één van de dieren niet toe te dienen? Als je zoiets al zou wil-
len uitproberen, is het logischer om dat op één dier te doen,
en niet op de hele groep met één uitzondering. Wat daar ver-
der ook van zij, er is geen sectie verricht en de doodsoorzaak
van de struisvogels zal daarom altijd een raadsel blijven.
Treurig, maar de dierenarts treft hier geen blaam en de klacht
wordt ongegrond verklaard. Dan mag de eigenaar nog na-
denken of hij een volgende keer geld spendeert aan goede
voeding en verzorging, of aan een sectie...

-ocr page 358-

Royal Canin introduceert

Het Dental Health programma^
voor hond en kat

Het Dental Health programma

Voor de hond: gebitsverzorgende dieetvoedingen en louwproducten op maat

Voor de kat: gebitsverzorgende dieetvoedingen, die tevens preventief werken tegen struviet

en calciumoxalaat

Bijzonder effectief voor de bestrijding van tandplaque en tandsteen door de unieke
tweevoudige werking:

- mechanische reiniging van het gebit door de textuur, vorm en grootte van de producten

- chemische reiniging van het gebit door toevoeging van actieve ingrediënten,
zoals natriumpolyfosfaat, polyfenolen en PRN (Plaque Reduction Nutrient)

Effectief gebleken in klinische studies
Uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts

<
X

ROiAl CkNIN

VETERINARY DIET

Voor meer informatie over het Dental Health programma van
Royal Canin en aanvragen van de Focus Special Edition
"Parodontale aandoeningen bij de hond" kan contact worden
opgenomen met de Royal Ganin dierenartsenbezoeker.

-ocr page 359-

De rol van Bordetella bronchiseptica in de bestrijding van
niesziekte in een tweetal asielen

Tekst: Diana van Houten

Niesziekte is een veelvoorko-
mende aandoening bij katten en
wordt vaak gezien in asielen, cat-
teries en kattenpensions. Veelal is
er sprake van regelmatig terugke-
rende niesziekte, ondanks een
strikt vaccinatiebeleid. De symp-
tomen die aangetaste katten tij-
dens een uitbraak van niesziekte
vertonen zijn meestal niezen, waterige of ontstoken ogen
en niet - of op zijn minst slecht - eten, soms ook gecombi-
neerd met speeksel en laesies op de tong. Behandeling
met een antibioticum geeft in het algemeen binnen enkele
dagen verbetering van de klachten. Tot voor kort werden
naast het feline calici virus (FCV) ook het feline herpes
virus (FHV) en Chlamydophila felis (Cf) als primaire
verwekkers van niesziekte beschouwd. Onderzoek laat
zien dat ook
Bordetella bronchiseptica (Bh) een belang-
rijk respiratoir pathogeen bij katten is.

Bordetella bronchiseptica (Bb) is een gramnegatieve aërobe
bacterie.
Bb veroorzaakt respiratoire ziekten bij verschil-
lende diersoorten, zoals kennelhoest bij de hond en atrofi-
sche rhinitis bij het varken.
Bb kan buiten zijn gastheer niet
lang overleven en is bovendien gevoelig voor de meeste ge-
wone desinfectantia. Standaard hygiënische maatregelen
kunnen voorkomen dat de ziekte zich verspreidt via de indi-
recte weg. Besmetting tussen honden en katten kan optreden.
Bb wordt vaak asymptomatisch gedragen. Stressvolle ge-
beurtenissen kunnen een opportunistische infectie veroorza-
ken. Zwangerschap en bevalling kunnen uitscheiding van de
bacterie en infectie van de kittens veroorzaken.
Bb kan als
primair pathogeen optreden en veroorzaakt bij de meeste
volwassen katten symptomen van niesziekte. Bij kittens kan
Bb een ernstige en letale bronchopneumonie veroorzaken.
De aanwezigheid van deze bacterie kan het best worden aan-
getoond door afname van oropharyngeale swabs. Verdere
kweek vindt plaats op een Bordet-Gengou voedingsbodem,
een selectief medium voor
Bb.

Uit ei
voor d
praktij

Algemene maatregelen ter vermindering van niesziekte-
problemen

Wat betreft de huisvesting heeft het de voorkeur als de katten
individueel worden gehouden, in kooien met dichte zijwan-
den of op minstens 1,5 meter afstand van elkaar. Deze af-
stand geldt ook voor kooien die zich tegenover elkaar bevin-
den. Een besmetting met
Bordetella bronchiseptica kan van
honden op katten worden overgebracht. Contact tussen hon-
den en katten dient daarom zoveel mogelijk te worden ver-
meden. Ook aan het klimaat in de kattenverblijven, in het bij-
zonder de ventilatie, dient extra
aandacht te worden geschonken.
Verzorgers dienen bovendien
maatregelen te nemen om indi-
recte besmetting, door middel van
eet- en drinkbakjes en hun kle-
ding, te voorkomen.

Dierenopvangcentrum De Doornakker

Dit asiel in Eindhoven behoort tot de top 5 van Nederland wat betreft de opvangcapaciteit van dieren.

Foto: Paul Morssinkhof.

Door middel van aanpassing van
het vaccinatieprotocol streeft men
ernaar de infectiedruk omlaag te
krijgen. Om dit te bereiken is het
van belang dat alle aanwezige kat-
ten goed gevaccineerd zijn tegen
ten minste het FCV, FHV én
Bordetella bronchiseptica\'.

De Praktijk

Case 1
Anamnese

Een asiel in Gorinchem had regel-
matig te kampen met niesziekte-
problemen onder de katten. In dit
asiel vond, gehuisvest over meer-
dere oude gebouwen, opvang van
voornamelijk honden en katten

\' Sinds 2004 is er een vaccin tegen Bb voor liat-
ten op de markt: Nobivac Bb voor katten van
Intenvt Nederland B. V

-ocr page 360-

plaats. Opvang van honden en katten was in principe ge-
scheiden, echter men kon alleen via de hondenafdeling de
kattenafdeling betreden. Een vol huis gaf plaats aan onge-
veer 60 katten en kittens. De quarantaineafdeling voor katten
bestond uit twee aparte afdelingen met elk vier kooien.
Daarnaast waren er twee binnenafdelingen en een buitenaf-
deling. Katten per afdeling hadden onderling wel contact. In
het buitenhok zijn nooit niesziekteverschijnselen waargeno-
men. Naast frisse lucht was er in het buitenhok meer ruimte
per kat en kwamen de dieren niet in contact met honden. Alle
nieuw binnengebrachte katten gingen eerst naar de quaran-
taineruimte. Katten met een onbekende vaccinatiestatus
werden binnen een week gevaccineerd met een combinatie-
vaccin tegen katten- en niesziekte, waarna ze minimaal nog
een week op de quarantaineafdeling verbleven. Afstands-
katten met geldige vaccinatiepapieren werden niet gerevac-
cineerd.

Plan van aanpak

Vanwege de ernst van de niesziekteproblemen en het feit dat
de aanwezigheid van de bacterie
Bordetella bronchiseptica
in het verleden al was aangetoond, werd in dit asiel in overleg
met Intervet Nederland en de dierenarts van dierenartsen-
praktijk Arkel besloten geen swabs te nemen, maar alle die-
ren meteen aanvullend te vaccineren tegen
Bordetella bron-
chiseptica.
Deze vaccinatie werd in maart 2004 ingevoerd.
Vaste eet- en drinkbakjes werden ingevoerd voor iedere af-
deling. De verzorgers zijn tevens gebruik gaan maken van
wegwerpschorten over hun kleding.

Vaccinatieprotocol

Gezien de ernst van de niesziekteklachten is besloten alle
kittens al op een leeftijd van ongeveer zes weken te vaccine-
ren tegen kattenziekte, FCV, FHV, Cf en
Bb. Ook alle vol-
wassen katten worden na opname gevaccineerd tegen katten-
ziekte, FCV, FHV, Cf en
Bb. Tegen Bb wordt eenmaal
gevaccineerd, de rest wordt na drie weken (en zes weken bij
kittens) herhaald. Bij voorkeur blijven alle dieren na vacci-
natie nog minimaal twee weken in quarantaine.

Het asiel in Gorinchem heeft intussen een geheel nieuw pand
gebouwd. Punten waarmee bij de bouw extra rekening is ge-
houden zijn ondermeer de ventilatie, de scheiding van hon-
den en katten en de aanwezigheid van gescheiden aanrechten
per afdeling in de voedingskeuken.

Resultaten en conclusie

Sinds maart 2004 is de vaccinatie tegen Bordetella bron-
chiseptica
bij katten in het dierenasiel in Gorinchem stan-
daard uitgevoerd. Inmiddels zijn enkele honderden katten
gevaccineerd. Na deze invoering is een aantal opvallende
resultaten geboekt. Zo worden veel minder behandelingen
uitgevoerd. Ook worden duidelijk minder medicijnen, zo-
als antibiotica en oogzalven en dergelijke, voorgeschreven
aan de katten, vergeleken met dezelfde tijd van het jaar
vóór de invoering van de vaccinatie. De afname in het aan-
tal voorgeschreven behandelingen en medicijnen werkt
niet alleen kostenbesparend maar ook werkbesparend voor
de asielmedewerkers. Incidenteel wordt er nog een enkele
kat waargenomen verdacht van niesziekte. De symptomen
van deze \'zieke\' dieren blijven echter meestal beperkt tot
af en toe niezen en -in het ergste geval- is er sprake van
wat zwelling van de lymfeknopen in het keel- en halsge-
bied. Het probleem van voedselweigering door katten met
niesziekteproblemen wordt niet meer waargenomen.

Case 2

Anamnese

Van intranasale vaccins is aangetoond dat zij een dubbele bescherming bieden: zo-
wel een lokale als systemische respons wordt opgewekt.

Ook in de opvang van een asiel in Eindhoven kwain regelma-
tig niesziekte voor. Dit asiel behoort tot de top vijf van
Nederland wat betreft de opvangcapaciteit van dieren. Bij
een \'volle\' bezetting worden ongeveer zestig volwassen kat-
ten opgevangen, met de kittens erbij, in totaal ongeveer hon-
derd dieren. Er zijn twee ruimtes waarin ongeveer twintig
katten zijn gehuisvest en een eenheid voor tien dieren.
Daarnaast is er nog een ruimte voor verwilderde dieren. Dc
katten in deze ruimte -gemiddeld vijftien dieren- zijn om
deze reden, op een enkeling na, niet gevaccineerd. Het asiel
bezit geen specifieke quarantaineafdeling. Alleen moeders
met kittens worden bij elkaar geplaatst. Er is hier verder geen
sprake van groepshuisvesting, katten worden alleen indivi-
dueel gehuisvest. Na een uitbraak van kattenziekte in dit
asiel, een aantal jaren geleden, is besloten alle nieuw binnen-
gebrachte katten tweemaal te vaccineren met een combina-
tievaccin tegen katten- en niesziekte. Alle katten ouder dan
zeven a acht weken worden zo snel mogelijk voor de eerste
maal geënt. De tweede enting vindt drie weken later plaats.
Bij de katten wordt dan tevens een transponder ingebracht.
Dit asiel heeft een grote \'doorstroomsnelheid\': gemiddeld
zijn katten na ongeveer drie weken weer uit het asiel vertrok-
ken.

Plan van aanpak

De dierenartsen van Dierenkliniek de Kempen, verantwoor-
delijk voor de veterinaire begeleiding van het Eindhovense
asiel, besloten eerst diagnostiek te verrichten om erachter te
komen of
Bordetella bronchiseptica een rol speelde in de
niesziekteproblematiek. In een tijdspanne van meerdere
maanden werden bij ongeveer veertig katten, met een gevoe-

-ocr page 361-

lige keel (palpatie) en neusuitvloeiing, oropharyngeale swabs
afgenomen. De swabs werden ingezet op een Bordet-Gengou
voedingsbodem, een selectief medium voor
Bb, en gedurende
48 uur bebroed bij 38 °C. Uit deze swabs werd in meer dan
50% van de gevallen
Bordetella bronchiseptica gekweekt.
Van een aantal zieke dieren werden ook swabs afgenomen
voor virologisch onderzoek. Geen enkel virus werd hierin
aangetoond, ook het calicivirus (FCV) niet, wat een virus is
dat door besmette dieren continu wordt uitgescheiden.

Vaccinatieprotocol

In februari 2005 hebben de dierenartsen van Dierenkliniek
de Kempen alle in het asiel aanwezige katten \'voor de voet
weg\' gevaccineerd tegen
Bordetella bronchiseptica. Daarna
is ingevoerd dat alle kittens, op de leeftijd van ongeveer acht
weken, naast een vaccinatie tegen kattenziekte, FCV en FHV
ook gevaccineerd worden tegen
Bb. Alle volwassen katten
ontvangen zo snel mogelijk na opname een vaccinatie tegen
kattenziekte, FCV, FHV en
Bb.

Resultaten en conclusie

Na de invoering van de vaccinatie tegen Bordetella bronchi-
septica
is ook in dit asiel het aantal behandelingen tegen nies-
ziekte afgenomen. Dit is niet te wijten aan een verminderde
opname van katten: het asiel in Eindhoven zat zelfs al eerder
en langer vol dan andere jaren. Ook hier werkt de afname in
het aantal voorgeschreven behandelingen niet alleen kosten-
besparend maar ook werkbesparend voor de asielmedewer-
kers. Dit wordt als groot voordeel aangegeven door de betref-
fende asielhoudster. Niet onbelangrijk, naast een sterke af-
name van het aantal katten met niesziekte, is dat de katten er
ook beter uitzien: zo zitten ze over het algemeen beter in hun
vacht en hebben heldere ogen. Het \'asielkatuiterlijk\' is geen
standaard meer. Zelden wordt er nog een kat gezien met
symptomen van niesziekte. Deze symptomen blijven over het
algemeen beperkt tot wat niezen. Volgens de asielhoudster
weegt de besparing op het gebied van medicijnen én werk
ruimschoots op tegen de kosten van een (extra) vaccinatie.
Het gezondere uiterlijk van de dieren wordt gezien als een
extra bonus.

Belangrijkste conclusies

In de besproken asielen is de vaccinatie tegen Bordetella
bronchiseptica
als standaard vaccinatie ingevoerd. Na deze
invoering is een aantal opmerkelijke resultaten aan het licht
gekomen. Naast een sterke afname van het aantal katten met
niesziekte, worden door de dierenartsen bij beide asielen
significant minder medicijnen, zoals antibiotica, voorge-
schreven aan de katten, vergeleken met dezelfde tijd van het
jaar voor de invoering van de vaccinatie. Naast de kosten is
de hoeveelheid werk in het asiel hiermee ook aantoonbaar
afgenomen. Niet onbelangrijk is dat de katten er ook beter
uitzien: zo zitten ze over het algemeen beter in hun vacht en
hebben heldere ogen. Het \'asielkatuiterlijk\' is geen stan-
daard meer.

Pra ktij k-ICT-Systemen

voor de veterinaire geneeskunde

Software en hardware van één
bedrijf met volledige support...

Geen dos of verouderde windows toe-
passingen meer in uw praktijk...

Uw ideeën en wensen hebben wij al
gerealiseerd. "Wanneer stapt u over op
myANIWlN.com praktijkmanagementsoftware?"

Vraag nu onze brochure aan en kom nog
in aanmerking voor een uitzonderlijke aanbieding.

Laat u vrijblijvend adviseren:
BTE-helpdesk 0049 2156/9 19 80
Meer informatie op:
www.mvaniwin.com

Info: Tel.: 49 2156 9198 0- Fax: 49 2156 91 98 22 • E-mail: software@bte-online.de

T I ) D s c H R I F T VO O R DIERGENEESKUNDE, DEEL I3O, NOVEMBER, AFLEVERING 22, 2OO5

701

-ocr page 362-

Een nieuwe aanpak
van dermatofytose bij icatten

Itrafungol

• Krachtig antimycoticum
• Breed spectrum
• Langdurige werking
W^ •Smakelijke
—^ : orale oplossing

52 ml

lOng/ml
oral« oplattiiig/salutisn

Itrafungol

Antimycoticum voor katten

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

Postbus 90240. 5000 LT Tiburg

Benaming: Itrafungol 10 mg/ml orale oplossing (REG NL 10220 UDA/2 S 460 Fll) • Samenstelling: itraconazol 10 mg/ml ■ Doeldier: kat ■ Indicatie: behandeling van dermatofytose veroorzaakt door Microsporum
canis
Dosering: dagelijkse dosis is 5 mg/kg of 0,5 ml/kg/dag oraal. Het doseringschema is 0.5 ml/kg/dag voor 3 verschillende perioden van 7 opeenvolgende dagen, elke keer met 7 dagen zonder behandeling
ertussen
Contra-indicaties: Niet toedienen aan katten die overgevoelig zijn voor itraconazol of één van de andere ingrediënten. Niet toedienen aan katten met een verstoorde lever- of nierfunctie. Niet gebruiken
bij zwangere of zogende katten.
Bijwerkingen: In klinische studies werden bepaalde bijwerkingen die mogelijks gerelateerd zijn aan de toediening van het product genoteerd. De meest voorkomende bijwerkingen
waren braken, diarree, anorexie. speekselen, depressie en apathie. Deze effecten zijn gewoonlijk mild en van voorbijgaande aard. Een kortstondige toename van leverenzymes kan voorkomen. In zeer
zeldzame gevallen wordt dit geassocieerd met icterus. In dergelijke gevallen moet de behandeling worden onderbroken.
Verantwoordelijke onderneming: Janssen Animal Health B.V.B.A., Turnhoutseweg 30.
B 2340 Beerse. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.

-ocr page 363-

Keratoconjunctivitis sicca (KCS) bij honden

Inleiding

Keratoconjunctivitis sicca (KCS) is de eerste oorzaak
van chronische of recidiverende conjunctivitis bij hon-
den. De diagnose van KCS wordt vaak pas laat gesteld en
verward met conjunctivitis van allergische of bacteriële
oorsprong. De behandeling is dan onvoldoende wat, bij
sommige patiënten, tot blindheid kan leiden door gelei-
delijke littekenvorming in het hoornvlies.

De etiologie van KCS is tot op heden nog niet opgehelderd,
maar een auto-immune afwijking in de traanklieren wordt in
de meeste gevallen vermoed. Daarom werd cyclosporine,
een immunosuppressivum dat intraveneus wordt toegediend
bij orgaantransplantaties, voorgesteld als lokale behandeling
voor de immuunafhankelijke vorm van KCS. Onderzoeken
hebben bewezen, dat het plaatselijk toedienen van cyclospo-
rine een duidelijke verbetering van de klachten in deze ge-
vallen geeft. Er werd in het begin van de jaren negentig een
0,2% cyclosporinebereiding (Optimmune canis Shering
Plough) op de markt gebracht.

De aandoening en de behandeling werden reeds beschreven
door collega E. Dossin en zullen we hier dus niet herhalen
(1). In dit artikel willen we uitleggen hoe cyclosporine werkt
en waarom de behandeling in sommige gevallen niet werk-
zaam blijkt.

Door er geleidelijk achter te komen hoe cyclosporine op de
verschillende klachten van KCS werkt, kunnen we uitleggen
waarom de aandoening onder controle wordt gehouden door
de behandeling en niet als genezen verklaard kan worden.

Behandeling

Na dertig dagen behandeling met cyclosporine 2% verhoogt
de traanproductie (gemeten met de Schirmertest of STT)
significant, en verminderen de symptoinen van KCS. Het
aantal circulerende CD8-I- lymfocyten daalt, alsook het per-
centage lymfocyten dat het secretorische weefsel van de
traanklieren infiltreert (2). Uit immunologische evaluatie
van patiënten met KCS bleken er auto-antilichamen aanwe-
zig te zijn in de traan- en speekselklieren (parotidea en sub-
mandibularis), alsook antilichamen tegen de membrana nic-
titans, de primaire traanklier, de glandulae parotidea en
submandibularis (IFA-test: \'indirect fluorescent antibo-
dies\' ). Er werd ook een zeer hoog gehalte aan gammaglobul-
ines gedetecteerd bij deze patiënten, wat bevestigt dat de
aandoening immuunafhankelijk is (3). Cyclosporine werkt
dus als een immunomodulator, door de lymfocytproductie
van leukocyten te verminderen. Bij beëindiging van de be-
handeling daalt de STT-waarde binnen vijftien tot dertig da-
gen (2). Deze studies wijzen op het nut van een nauwlettende
opvolging na het beëindigen van de behandeling, om de kans
op terugval te verminderen.

Het effect van cyclosporine beperkt zich niet tot een ver-
hoogde traanproductie. Het veroorzaakt ook de regressie van
de chronische neovascularisatie in het hoornvlies en het gra-
nulatieweefsel. Hiervan werd onder ander gebruik gemaakt
bij gevallen van pannus of oppervlakkige chronische kerati-
tis bij de Duitse herder, zonder invloed op de traanproductie.

Mucopurulente conjunctivitis kan beheerst worden en som-
mige gevallen van refractaire ulcera lijken sneller te genezen
met cyclosporine (4). In een studie waar KCS geïnduceerd
werd door verwijdering van de traanklieren van de orbita en
van de membrana nictitans (die voor de watercomponent van
de traanfilm zorgen), kon worden aangetoond dat de ernst
van de conjunctivitis en ook de mucopurulente uitvloeiing
verminderde. Dit resultaat werd bereikt na twee tot zes we-
ken gebruik van cyclosporine (twee keer per dag), zonder dat
de waarde van de Schirmer-test werd beïnvloed (die de wate-
rige component van de traanfilm meet). Uit bindvliesbiopten
genomen ter hoogte van de fornix conjuntivae blijkt dat de
mucinevoorraad in de bekercellen significant stijgt vanaf de
tweede behandelingsweek. Ter herinnering: dankzij het
diepe slijmvlies kan de traanfilm zich leggen over de epi-

-ocr page 364-

theelcellen van het hoornvlies. Cyclosporine zou dus de syn-
these en secretie stabiliseren van glycoproteïnen voor mu-
cine (5).

Bijwerkingen (irritatie) van de gecommercialiseerde vorm
van cyclosporine zijn zeldzaam en bij de kat beschreven.
Deze irritatie lijkt echter meer te wijten te zijn aan een hulp-
stof in de zalf dan aan de werkzame stof zelf

Waarom levert cyclosporine in sommige gevallen niet het
gewenste effect op? De verschillende ervaringen en reacties
op de behandeling van keratoconjunctivitis sicca tonen aan
dat deze aandoening niet wordt veroorzaakt door één enkele
deficiëntie. Cyclosporine stimuleert ook de binding van pro-
lactine op het traanweefsel. Uit onderzoeken blijkt (6) dat
prolactine de vrijzetting van peroxidase, een indicator voor
traanproductie, inhibeert in het traanweefsel. Bij honden (net
als bij mensen) werd aangetoond dat leden van het vrouwe-
lijke geslacht vaker last hadden van \'droge ogen\' dan het
mannelijke geslacht. Cyclosporine zou ook de apoptose mo-
duleren van de acinaire traankliercellen (7). Door de vrijzet-
ting te activeren van de \'P-substantie\', een parasympathi-
sche neurotransmitter, verhoogt cyclosporine de traan-
productie (8). Deze ontdekking zou kunnen verklaren
waarom cyclosporine de traanproductie niet kan verhogen in
\'neurologische\' gevallen van KCS, zoals congenitale KCS,
waarbij de hond ook een droge neus heeft door een neurolo-
gisch gebrek in de secretie van de neusklieren. Bij chroni-
sche en/of ernstige KCS kan het ook zijn dat cyclosporine
geen traanproducerend effect meer heeft, gewoon omdat er
geen traanweefsel meer is om te stimuleren.

Keratoconjunctivitis sicca komt veel voor bij sommige hon-
denrassen. Het heeft een schadelijke invloed op het zicht, het
comfort van het dier en zijn uiterlijk. In de acute fase kan de
aandoening worden behandeld met antibioticadruppels en
kunsttranen. Vervolgens wordt KCS onder controle gehou-
den door een dagelijkse behandeling met cyclosporine. De
sleutel van het welslagen van de behandeling ligt in de regel-
matige opvolging van de traanproductie door mede van de
Schirmer-test (STT), maar ook in de evaluatie van de toe-
stand van de slijmvliezen, de regressie van het granulatie-
weefsel en/ of de pigmenten in het hoornvlies en de kwaliteit
van het traanvocht. Cyclosporine kan inwerken op deze laat-
ste aspecten zonder de traanproductie te beïnvloeden.

Literatuur

1. Dossin E. Traitement médical de la kératoconjonctivite sèche par la
cyclosporine. L\'Hebdo Vétérinaire n°142, 10 mai 2004, pp. 10-12.

2. Gao J, Schwalb TA, Addeo JV, Ghosn CR, and Stern ME. The role of
apoptosis in the pathogenesis of canine keratoconjunctivitis sicca; the
effect of topical Cyclosporin A therapy. Cornea. 1998; 17;654-663.

3. Izci C, Celik 1, Alkan F, Ogurtan Z, Ceylan C, Sur E, and Ozkan Y.
Histologic characteristics and local cellular immunity of the gland of
the third eyelid after topical administration of 2% cyclosporine for tre-
atment of dogs with keratoconjunctivitis sicca. Am J Vet Res 2002; 63
(5): 688-694.

4. Kaswan RL, Martin CL, and Dawe DL. Keratoconjunctivitis sicca :
immunological evaluation of 62 canine cases. Am J Vet Res. 1985; 46
(2); 376-383.

5. Kaswan RL, Salisbury MA, and Ward DA. Spontaneous canine kera-
toconjunctivitis sicca. A useful model for human keratoconjunctivitis
sicca ; treatment with cyclosporine eye drops. Arch Ophthalmol. 1989;
107(8): 1210-1216.

6. Moore CR McHugh JB, Thome JG, and Phillips TE. Effect of
Cyclosporine on conjunctival mucin in a canine keratoconjunctivitis
sicca model. Invest Ophthalmol Vis Sci. 2001; 42 (3): 653-659.

7. Kaswan RL, Salisbury MA. Mirchcff AK, and Glerow JR
Lacrimomimetic effects of cyclosporine. Invest Ophthalmol Vis Sci.
1990; 31: 46.

8. Yoshida A, Fujihara T, and Nakata K. Cyclosporin A increases tear
fluid secretion via release of sensory neurotransmitters and muscarinic
pathway in mice. Exp Eye Res 1999; 68: 541-546.

Invloed van trans-
port op kwaliteit
van vleesvarkens

LJiljana Bosnjak. SR 1238/2003:20 pp.

Studenter
referaa

Op basis van een literatuuronderzoek worden aanbevelingen
gedaan hoe varkens te vervoeren naar de slachtplaats zoda-
nig dat de kwaliteit van het vlees niet achteruit gaat en het
welzijn van de dieren niet al te zeer geweld wordt aangedaan.
Schade kan ontstaan bij het laden op het bedrijf en bij het
lossen op de slachtplaats wanneer de helling van de loop-
plank te

steil is en elektrische prikkelapparatuur wordt gebruikt. Ook
ontstaat kwaliteitsverlies door vechten, door een te hoge of te
lage bezettingsgraad van de veewagens, door onvoldoende te
kunnen drinken, door vervoer met een volle maag, door on-
voldoende rust na transport en bij extreem warm of koud
weer (ventilatieproblemen).

Kwaliteitsverlies uit zich vooral in PSE (pale,soft,edema-
tous) vlees. Dit is het gevolg van een snelle verzuring door
een verhoogd metabolisme van het spierglycogeen,
waardoor tevens de spiereiwitten denatureren. Ook het ge-
notype speelt hierbij een rol (meer of minder stressgevoelig).
De vee- en vleessector heeft IKB-systemen ontwikkeld om
garanties te kunnen geven over kwaliteit, herkomst en ma-
nier van produceren. De controle gebeurt door onafhanke-
lijke instanties onder supervisie van het Productschap voor
Vlees en Eieren.

-ocr page 365-

Een cavia met een niet ver-
wacht urinewegprobleem

De eigenares van een 18 maanden oud cavia beertje meldt
begin september dat hij opnieuw bloed plast. Begin au-
gustus had hij dit ook gedaan. Na een aantal injecties met
Marbocyl-fd waren de klachten volledig verdwenen.
Precies een jaar eerder was dit euvel op dezelfde manier
met succes behandeld. Een recidive al drie weken na afslui-
ten van de vorige behandeling werd raar gevonden. Een
blaassteen misschien?

Op de röntgenfoto zagen we er twee. Te groot om via de urethra
te passeren en er werd besloten te opereren. De blaaswand zag
er volkomen normaal uit en van de stenen bleek geen spoor te
bekennen. Spoelen met fysiologische zoutoplossing, met een
catheter van buiten af via de urethra, bracht daar geen verande-
ring in. Merkwaardig was, dat de \' catheter\' bijna helemaal
naar binnengleed maar nergens tevoorschijn kwam. Enigszins
onthutst door dit onbevredigend verloop werden blaas en buik
gesloten. Weer een röntgenfoto gemaakt. Het beeld leverde een
grote verassing op: nog steeds zat er een steentje in de blaas
maar de tweede was van positie veranderd en lag nu hoog in de
buik tegen de wervelkolom aan. Er viel eigenlijk geen andere
verklaring voor te bedenken dan dat het steentje weer de ureter
in was geschoven richting nierbekken. Het vermoeden begon
te rijzen, dat het helemaal niet om blaasstenen ging, maar om
op drift geraakte niersteentjes, die aan het eind van de ureter
waren vastgelopen. Een aanvullende ventrodorsale opname
maakte dit wel zeer aannemelijk. De buik werd opnieuw geo-
pend en inderdaad werd aan het eind van de linker ureter duide-
lijk een steentje gepalpeerd. Het bleek niet mogelijk dit de
blaas in te masseren. Het smallere lumen en/of de elasticiteit
van het deel van de ureter dat in de blaaswand loopt, liet passe-
ren van het steentje niet toe. Openen van de ureter leek een te
gevaariijke actie. Urine bleek het steentje gemakkelijk te kun-
nen passeren. De ureter was niet uitgezet en de linker nier zag
er volkomen normaal uit. Er was dus geen directe noodzaak tot
ingrijpen. Bovendien zat het andere steentje voorlopig nog on-
bereikbaar ver aan het begin van de ureter of in het nierbekken.
Inmiddels was er ook een verklaring voor de \'verdwenen\' ca-
theter. Die is kennelijk direct in de linker ureter gegleden
waardoor het ene steentje met de fysiologische werd terugge-
spoeld. Na de ingreep werd gefilosofeerd hoe we de steentjes
er uit zouden kunnen krijgen. Telefonisch contact met de Groep
Bijzondere Dieren van de faculteit leerde dat dit geen bekend
probleem was met een bekende oplossing. Openen van de ure-
ter leek inderdaad een onverstandige benadering. Geopperd
werd eventueel linker nier en ureter te verwijderen. Voorlopig
bestaat er geen noodzaak tot drastische acties. Hij maakt het
prima, eet als de beste en heeft (nu nog) geen klachten.
Bij mensen lopen nierstenen, die op drift raken ook meestal
klem bij de versmalling van de ureter ter hoogte van het trigo-
nium. Met behulp van een scoop kunnen ze met een "happer-
tje" verwijderd worden. Een mogelijkheid, die bij cavia\'s ont-
breekt. Doorgaans nemen we alleen in laterale positie een foto
als er naar een blaassteen wordt gezocht. Bijna altijd krijgen we
daar de gewenste informatie mee. Van een van blaasstenen ver-
dachte cavia nemen we voortaan toch maar foto\'s in twee rich-
tingen. Wellicht gaat u dat nu ook doen.

M.A. van Messel en Th.J.D. Straatman, Groningen

-ocr page 366-

Dermatofytose beroepsziekte nummer één bij dierenartsen?

E.J. Tjalsma

Auteurs:

Annemieke André, Sandra Bakkers,
Inge Baudoin, Esther Bloemen, Merel
Boer, Marjolein Kelder, Carin
Lammers, Daan Versleijen en Jesse
Versteegh. Verslag Van Hall Instituut
Leeuwarden, 2005.

Referaa

De laatste tijd wordt er steeds meer aandacht besteed aan
zoönosen, zowel binnen als buiten de diergeneeskunde.
Dermatofytose is één van de zoönosen die een practicus
tegen kan komen bij patiënten en waarbij rekening ge-
houden moet worden met zelfbesmetting.

Een dermatofytose-infectie blijft bij de mens, zoals bekend,
beperkt tot de klassieke ronde, wat schilferige laesie met
centraal herstel, die vaak jeukt. De omvang kan soms echter
aanzienlijk uitbreiden en er is een redelijke kans dat part-
ners, gezinsleden en/of huisgenoten ook geïnfecteerd raken.
Meestal is een actieve behandeling noodzakelijk (een lokale
toediening van een antimycotische zalf voldoet in het alge-
meen), soms is de infectie zelflimiterend. In hardnekkige
gevallen moet een systemische therapie gestart worden.
Reeds in 1946 wordt door dr. J. van der Hoeden in zijn boek
\'De Zoönosen\' gemeld dat \'Ringworm de meest voorko-
mende beroepsinfectie bij dierenartsen is\'. Bij een rond-
vraag onder 641 dierenartsen bleken destijds 103 ooit één of
meerdere keren een \'huidmykose\' gehad te hebben (16%),
waarbij 98 keer het rund als oorzaak werd genoemd, in het-
zelfde bock wordt een identieke enquête beschreven onder
796 Deense collega\'s met 159 positieve gevallen (19,9%)."

Tabel 1. infeeties met dermatofytcn bij 92 ondervraagde dierenartsen

Met een dermatofyt geïnfecteerd

48

Nooit iTiet dermatofyt geïnfecteerd

44

Eigen diagnose

41

Diagnose door huisarts

7

Om een indruk te krijgen of een dermatofyteninfectie tegen-
woordig (nog) regelmatig voorkomt bij dierenartsen heeft
een groep studenten van de opleiding Diermanagement van
het Van Hall Instituut te Leeuwarden gepoogd 150-200 die-
renartsen hierover te ondervragen. Van de 170 collega\'s die
telefonisch werden benaderd wilden 78 helaas niet meewer-
ken (non-respons percentage van 46%).

Tabel 2. Aantal keren gemelde dermatofyteninfectie in verleden

lx

23

2x

13

3x

5

4x

3

lOx

1

>10x

3

totaal

48

Van de 92 geënquêteerden die de vragen wel wilden beant-
woorden, bleken 48 (52%) ooit met een dermatofyt geïnfec-
teerd te zijn geweest (Tabel 1). Opmerkelijk is dat meer dan
de helft van de geïnfecteerden zegt meerdere keren een der-
gelijke infectie te hebben opgelopen (Tabel 2). Over de dia-
gnostiek (\'eigen diagnose of huisarts\') is niet nader doorge-
vraagd en daarom niet bekend of er schiinmelkweken zijn
ingezet of anderszins. Er wordt hierbij uitgegaan van de des-
kundigheid van dierenartsen en huisartsen. Veel collega\'s
wisten ook te vermelden van welke diersoort de infectie af-
komstig was. Het rund speelt hierbij, net als in 1946, een be-
langrijke rol (Tabel 3).

Tabel 3. Gemelde herkomst van dc dermatofyteninfecties

Kat

7

Hond

2

Rundvee

32

Schaap

1

1 Paard

1

3

Konijn

1

Onbekend

2

Totaal

48

Hoewel de enquête statistisch niet representatief is voor alle
practici, geeft het een globale indruk. Vergeleken met het
onderzoek uit 1946 zou een tendens te bespeuren zijn dat
dermatofyteninfectie bij dierenartsen eerder méér dan min-
der voorkomt. Toch iets om bij stil te staan tijdens de dage-
lijkse praktijk voering, temeer daar meer dan de helft van de
dierenartsen zegt geen actieve preventieve maatregelen hier-
tegen te nemen.

Drs. E.J. Tjalsma is dierenarts bij Verwijscentrum voor gezelschapsdieren
de Tweede Lijn in Wilhelminaoord.

-ocr page 367-

Bijpraten over speenconditie en de
informatie die het je verstrekt, en
^^^^^^^^ een praktijkprobleem bespreken
fï^ffff^l^ff van een goed-gemanaged bedrijf
met teveel klinische mastitis. Erg
^^^^^^^^ interessant en uitdagend voor de le-
den van het Uiergezondheidspanel,
\'■\'Je leert er altijd van".

Henk Hoogeveen begint met een schets van programma en
organisatie van de
International Mastitis Conference in
Maastricht. Hoogeveen is vice-voorzitter van de organisatie-
commissie. Het aantal aanmeldingen overtreft de verwach-
tingen en het programma ziet er gedegen uit. Inmiddels we-
ten we dat dit congres zeer geslaagd is, in alle opzichten,
"Dit kwaliteitshandboek is geen eindproduct, maar het begin
van een kwaliteitssysteem op melkveeebedrijven." Joost de
Veer geeft alle aanwezigen in een map met het Kwaliteits-
handboek Melkveehouderij. "Kijk eens watje ermeee zou
kunnen doen." Geïnteresseerden kunnen een exemplaar op-
vragen bij LTO Noord:
mdouma@ltonoord.nl. Dit wordt te-
gen kostprijs (15 euro) toegezonden.

Nederland gaat uiergezondheid een impuls geven. Daartoe
hebben LTO, NZO en het Productschap Zuivel veel geld be-
schikbaar gesteld en een project opgestart. Het doel is om de
uiergezondheid te verbeteren, wat betekent dat het project
zich vooral gaat richten op de praktijk. Op de veehouder en
zijn belangrijkste uiergezondheidsadviseur, de dierenarts.
Het UGCN, Uiergezondheidscentrum Nederland, heeft de
leiding. Alle instituten die betrokken zijn bij uiergezondheid
zitten in het project. Denk ondermeer aan de GD, het ASG-
WUR in Lelystad en ook aan het voormalige IMAG, dat zich
op de technische kant van melken richt.
Het UGCN zal zich richten op (praktisch) onderzoek, ont-
wikkeling van praktische instrumenten en methodieken, en
op informatie en voorlichting. Daarbij ziet het de praktise-
rende dierenarts als de belangrijkste tussenpersoon voor het
informeren en ondersteunen van de veehouder. De eerste
projecten lopen en leverden reeds enthousiaste reacties op
van veehouders en dierenartsen.

Speenconditie

Francesca Neijenhuis houdt een presentatie over de nieuwe
ontwikkelingen rondom speenconditie en speenscore.
Neijenhuis deed haar promotieonderzoek naar de relatie tussen
speenconditie, machinaal melken en mastitis. Zij stond onder-
meer aan de basis van de scoresystemen voor speenpuntvereel-
ting en was mede-oprichter van Teat Club International. "Op
www.uwex.edu/uwmril/milking_machine/teat_condition.htm
vind je een berg informatie over speenconditie afkomstig van
de Teat Club International."

De spenen staan aan grote krachten bloot tijdens het melken.
Het vacuüm geeft zwelling, de tepelvoering remt dit. Tussen
de melkmalen herstelt de speen zich, in de loop van 8 uren.
Tekortkomingen in het melkproces veroorzaken speenafwij-
kingen, zoals speenpuntvereelting, zwelling, puntbloedin-
gen, stuwing, afplatting en kneuzingen. Bij speenscore in-
ventariseer je het aantal en de ernst van deze
speenafwijkingen.

Speenscore vormt daarmee een belangrijk controle van de
kwaliteit van het melkproces. En in dit melkproces zijn mens
en machine van belang. Bijvoorbeeld blindmelken kan even-
goed komen door te late afname van het melkstel, als door
verkeerde voorbehandeling.

Het UGCN heeft een fotokaart gemaakt, die veehouders
kunnen gebruiken bij het beoordelen van spenen. Ook in het
boekje \'Koesignalen\' staat een speenbeoordelingssyteem.
"Je ziet datje veehouders het meest helpt met dit soort prak-
tische kaarten."

Vervolgens is het belangrijk dat de boer zijn waarnemingen
toetst aan de normen van de dierenarts. Die vertelt wat goed
is en wat beter zou moeten. Het blijkt dat veehouders be-
paalde speenafwijkingen niet zien, of niet weten dat deze on-
gewenst zijn. "Je helpt ze om dingen te zien." En sommige
waarnemingen zijn gewoon lastig om te doen, zoals kneuzin-
gen.

Scoren moet je binnen 60 seconden doen, dus direct na af-
name. De veehouder zou dit zelf moeten doen op vaste mo-
menten, elke 2 maanden. En na veranderingen, bijvoorbeeld

Speenconditie scoren - casus klinische mastitis

Verslag bijeenkomst Uiergezondheidspanel

-ocr page 368-

als ze een andere dip gebruiken.

Ondermeer in de VS scoren grote bedrijven routinematig.
Niet alleen bewaken ze daarmee de kwaliteit van het melk-
proces, het is ook een tijdsmanagement-instrument. "Als je
een koe goed voorbehandelt, kun je zó een minuut melktijd
winnen." Vereelting is een normaal proces. De speen heeft
het nodig als onderdeel van de weerstand tegen ziektekie-
men. De koe kalft af zonder eeltring. Gedurende de lactatie
zie je een toename van vereelting.

Te veel vereelting, met name de rafelige eeltringen, zit ge-
koppeld aan een hogere kans op een uierinfectie. Deze
overmatige vereelting ontstaat door een slecht melkpro-
ces, waarvan de speen lange tijd nodig heeft om te herstel-
len. En de eeltring kan goede schuilmogelijkheden bieden
voor kiemen. Neijenhuis stipt hierbij aan dat je op een
ruwe speenhuid veel meer cfu\'s vindt
(colony forming
units)
dan op een gladde. "Dat geldt evengoed voor de
handen van de melker", klinkt het. Onderzoekswaar-
nemingen suggereren dat ook de spenen zonder eelt meer
uierinfecties oplopen.

In de gewenste situatie groeit in het tepelkanaal tussen de
melkmalen evenveel keratine als tijdens de melkmalen ver-
dwijnt. Geen vereelting aan de buitenkant kan een teken zijn
van ook te weinig uitspoeling van keratine uit het tepelka-
naal. Op dit punt ontstaat discussie in het panel, aangezien
het onderzoek een klein aantal waarnemingen betreft én er
zoveel factoren een rol spelen, dat het grotere aantal infecties
heel goed een andere grond kan hebben dan de afwezigheid
van een -kleine- eeltring. Het onderzoek betreft ook veelal
pasafgekalfde koeien, die nauwelijks een eeltring hebben,
maar hiervoor blijkt het onderzoeksmodel gecorrigeerd. Dit
behoeft meer onderzoek, zo lijkt.

Ook de speenvorm maakt verschil in de interpretatie van ver-
eelting. Puntige spenen vereelten snel, maar hebben een lang
tepelkanaal. Spenen met vlakke punten hebben juist korte te-
pelkanalen en vereelten minder gauw. Een lang tepelkanaal
biedt een betere bescherming tegen uierinfecties. Het panel
beaamt dit, met een praktijkcasus waar fokkerij op een hoge
melksnelheid, leidde tot veel melkuitliggen en veel klinische
mastitis. Hoge melksnelheid lijkt gerelateerd aan een minder
effectieve slotgatbarrière.

Praktijkcasus

Practicus Dick Soede legt het panel een recente casus voor
van een bedrijf met teveel klinische mastitisgevallen, name-
lijk meer dan 50% op jaarbasis (1 per week). Het betreft een
goed opgeleide veehouder, met een bedrijf met 97 stuks
melkvee en een jaarproductie van 8.500 kg melk met 4.60%
vet en 3.70% eiwit. Het tankcelgetal schommelt rond
100.000. Op de laatste MPR heeft 8% van de koeien een cel-
getal boven 250.000, met 3% nieuwe gevallen >250.000. De
Koe-attenties Celgetal laten veel infecties in of direct na de
droogstand zien. Bij vaarzen komt nauwelijks mastitis voor.
De veehouder is een saldoboer, hij richt zich consequent op
lage kosten en een hoge opbrengst. Normaliter komt de die-
renarts alleen op afroep. Tijdens een spoedvisite meldt de
veehouder problemen te hebben met mastitis en ondersteu-
ning te willen.

Soede spreekt een aantal doelstelling met hem af op het vlak
van uiergezondheid en start met een gegevens-, bedrijfs- en
koeinspectie.

Aan de hand van foto\'s en tekstdia\'s bespreekt hij deze in-
spectie en benoemt daarbij relevante waarnemingen zoals:

• voeding en voermanagement (te dunne mest en andere sig-
nalen van (subacute) pcnsverzuring, BCS koppel onder de
norm);

• huisvesting (97 koeien, 70 ligboxen);

• diergezondheid (vrij van BVD, veel stinkpoot);

• droogstand en transitie (veel inversio\'s begin lactatie (ei-
wit% hoger dan vet%);

• het melken.

Soede was aanwezig tijdens een melkmaal en scoorde daar-
bij de spenen. De veehouder was ontevreden over het aantal
vereelte speenpunten. Hij gebruikte een doek per twee
koeien, hoog-celgetalkoeien melkt hij in de koppel, een con-
tactdip en zet maximaal 80% van de koeien een tijdlang vast
na het melken.

Soede adviseerde de veehouder B.0. te doen van hoogcelge-
tal koeien en van mastitis koeien om probleem te analyseren.
De veehouder liet slechts 6 melkmonsters bacteriologisch
onderzoeken. Bij de hoogcelgetalkoeien vond men S. aureus
en niet-aureus stafylokokken. Uit een klinische mastitis-
monster kweekte het lab E. coli. Soede geeft de beperkingen
van B.0. aan en vindt het massaal nemen van melkmonsters
niet altijd noodzakelijk voor het oplossen van een mastitis-
probleem.

Als volgende stap adviseert Soede een natte melkmeting te
laten doen en hij adviseert een barrièredip in plaats van de
contactdip. De beschikbare informatie wijst in zijn optiek
sterk richting omgevingskiemen als belangrijkste oorzaak
met enkele gevallen vanuit subklinische mastitis bij hoogcel-
getalkoeien. Dit baseert hij op het celgetalverioop, waarbij

-ocr page 369-

de koeien na een klinische mastitis weer snel een laag celge-
tal hebben. Daarnaast wijst Soede de veehouder erop dat
koeien met pensverzuring gevoelig zijn voor mastitis veroor-
zaakt door omgevingskiemen.

Het panel waarschuwt voor te snelle conclusies, ondermeer
gezien het feit dat de veehouder 6-weekse melkcontrole
heeft. Hierdoor kan een gunstiger beeld ontstaan van het
aantal subklinische mastitisgevallen.
De natte meting levert ondermeer adviezen op ter verbete-
ring van de melkmachine en melktechniek. Deze voert de
veehouder door. Soede maakte een overzicht van de risico-
factoren die bijdragen aan de klinische mastitiden en stelt de
open vraag: hoeveel draagt elke factor bij?

• melkmachine,

• melktechniek,

• overbezetting,

• droogstand/transitie,

• voeding.

Het panel sluit zich aan bij Soede\'s adviezen met betrekking
tot dip en natte meting, en adviseert om nu de aandacht te
richten op een verbetering van het droogstandsmanagement,
de transitie en de voeding tijdens de lactatie op het vlak van
pensverzuring. De onderliggende gedachte is om de weer-
stand van de koe niet te laten verminderen, vooral tijdens de
start van de lactatie. De veehouder werkt nu met één droog-
standsgroep en laat de droge koeien veertien dagen voor af-
kalven in de koppel. Het advies luidt om een plaats te vinden
voor de opstartgroep en om meer structuur in het rantsoen te
brengen.

De veehouder voert de verbeteringen van de melkmachine
door en verandert de dip.

Ook probeert hij de koeien beheershooi te voeren en besluit
hij dit seizoen later te gaan maaien, om meer structuur in de
graskuil te krijgen.

Voor het overige verandert er niets. Tijdens het weideseizoen
lopen de droge koeien in een beheersgebied, waardoor de
melkkoeien meer ruimte hebben in de stal. Het melkvee
blijft het hele jaar binnen. De mest is tijdens zomerstalvoe-
rcn nog te dun. De veehouder zoekt samen met Soede naar
een economisch verantwoorde oplossing hiervoor. De uier-
gezondheid verbeterde sterk van één klinische mastitis per
week naar één per maand. De adviezen werden neergelegd in
april. De verbetering trad op tijdens de zomer.

Dierenbeschermer van het jaar

Harm Evert Waalkens is door de Dierenbescherming uitgeroe-
pen tot dierenbeschermer van het jaar Het Tweede Kamerlid

Nieuw beleidsdraaiboek MKZ

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit heeft het nieuwe beleidsdraaiboek Mond- en
Klauwzeer naar de Tweede Kamer gestuurd. In de periode
tussen de uitgave van het vorige beleidsdraaiboek (decem-
ber 2002) en nu zijn veel vorderingen gemaakt in de ont-
wikkeling van beleid voor bestrijding van de besmettelijke
dierziekte MKZ. Belangrijkste ontwikkeling is dat vacci-
natie als bestrijdingsinstrument ingezet kan worden.

Het Uiergezondheidspanel is een deskundig, onafhanke-
lijk en divers discussieplatform voor de Nederlandse
rundveepracticus, op het gebied van mastitis bij melkvee.
Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over
onderwerpen aangaande uiergezondheid en mastitisbe-
strijding. De halQaarlijkse bijeenkomsten worden roule-
rend voorgezeten door een panellid. Tijdens elk samenzijn
bespreekt een deelnemer een praktijkgeval van een bedrijf
met mastitisproblemen.

Aan het Uiergezondheidspanel nemen deel: praktiserend
dierenartsen, vertegenwoordigers van de kennis- en
onderzoeksinstituten, en vertegenwoordigers van de zui-
velindustrie.

Boehringer Ingelheim bv faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeenkomsten van het Uiergezond-
heidspanel.

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) W.G. van den Ekker (GGR),
H.A.M. Hendriks, R.W.M. Ikink, D. Soede, B.J. Westerlaan,
allen praktiserend dierenarts; .1. Boelrijk, Campina
Melkunie; J.J. de Veer, InterAct bv; H. Miltenburg, O.
Sampimon, J. Sol, Gezondheidsdienst voor Dieren bv; H.
Hogeveen, F. Neijenhuis, Animal Science Group WUR;
J.M. Swinkels Boehringer Ingelheim bv; J.H.J.L. Hulsen,
Vetvice.

voor de Partij van de Arbeid ontvangt de onderscheiding
wegens zijn grote verdiensten voor het welzijn van dieren, als
kamerlid en als ondernemer. Waalkens is ook biologisch vee-
houder. Als dierenbeschermer van het jaar is hij de opvolger
van David van Gennep, directeur van de stichting AAR

De vaccinatiestrategie heeft diverse uitgangspunten. Tijdens de
bestrijding van MKZ zullen zo min mogelijk gezonde dieren
worden gedood en vernietigd. In de eerste 72 uur na een uit-
braak mogen er geen transporten van of naar veehouderijbe-
drijven plaatsvinden (standstill). In deze periode wordt niet ge-
vaccineerd. Besmette bedrijven, contactbedrijven en bedrijven
binnen één kilometer rondom een besmet bedrijf worden in die
periode geruimd. De minister van LNV beslist mede op advies
van deskundigen of er na de standstill gevaccineerd wordt. Het
is uitdrukkelijk de bedoeling dat gevaccineerde dieren niet
worden geruimd.

-ocr page 370-

Schaalvergroting en het denken op koppelniveau is de
laatste decennia van grote invloed op de manier van wer-
ken van de huidige dierenarts landbouwhuisdieren. Er is
meer aandacht gekomen voor preventieve diergenees-
kunde in de vorm van bedrijfsadvisering. Maar wat is nu
de rol van de dierenarts bij deze advisering? Deze vraag
is een klein jaar geleden ook gesteld door Bernd
Hietberg, Barbara Thomassen, Jorien Druijf en
Karoliene Penders, de leden van de lezingcommissie en
zij zijn er in geslaagd een interessant, maar ook sfeervol
symposium neer te zetten, voor zowel student als dieren-
arts. Met als titel "bedrijfsadvisering, kans of bedrei-
ging" organiseerde de Veterinaire Vet Fokkers Club "De
Uithof" dan ook onlangs een vervolgsymposium.

Na de opening door de dagvoorzitter Lianne van Dongen
("hoe word ik een kei voor de veehouderij") werd het spits
afgebeten door Prof Jos Noordhuizen. Hij gaf een historisch
overzicht van de rol en taken van de dierenarts op het melk-
veebedrijf Hij ziet duidelijk markt én toekomst voor de
Veterinaire Bedrijfs Advisering (VBA). Nadat studenten te-
leurgesteld hebben gereageerd op het bericht dat
Noordhuizen de faculteit gaat verlaten, was het podium voor
runderpracticus Jasper het Lam van DAP Zuidhorn. Hij gaf
een kijkje in de door DAP Zuidhorn ontwikkelde runderge-
zondheidszorg, werkend vanuit een gedefinieerde praktijk-
visie. Voor zowel student als practicus werden knelpunten
duidelijk benoemd, zoals het vermarkten van kennis. Jasper
het Lam liet aan de hand van verschillende voorbeelden zien
waar zijn praktijk mogelijkheden ziet.

Dhr. Lubbert van Dellen van AVM denkt richting toekomst.
In een boeiend betoog zette hij de kansen in de bedrijfsadvi-
sering op een rij. Hij ziet een mooie uitdaging onder het
motto
"denken in verandering", de wereld verandert snel;
hoe reageert u en wat doet u? Allereerst
zult u in de spiegel moeten kijken en u
moeten afvragen of u dagelijks praatjes
met veehouders heeft of dat u ze daadwer-
kelijk van advies voorziet dat leidt tot ver-
anderd gedrag. Daarnaast natuurlijk de
vraag of uw veehouder een vakman, ma-
nager of ondernemer is. Als dierenarts
heeft u kans van slagen als u de verschil-
lende rollen herkent en daartussen kunt
schakelen waardoor uw advies passend
wordt. En dat maakt u uniek binnen de
combinatie van vakman, manager en
ondernemer. En onthoud één ding: het
proces om u heen is het probleem, dat u als
manager en ondernemer moet doorbre-
ken.

Joost van de Veer van "Cowsultancy" ziet
een kwaliteitssysteem als kans voor de die-
renarts. De veehouder staat midden in een
samenleving waarin verschillende instanties elk hun eigen
belang hebben en behoefte hebben aan een kwaliteits-
systeem, waarmee zij zich kunnen verenigen. Een dergelijk
systeem kan inzicht geven in de voedselveiligheid en dier-
vriendelijk produceren op een duurzame wijze. Centraal staat
hierbij dat het dier gezond is en blijft. De dierenarts kan een
belangrijke rol vervullen omdat hij de gehele keten overziet.
Hij bezit naast specialistische kennis van verschillende ziek-
ten, ook de capaciteit de veehouder te ondersteunen om be-
slissingen te nemen en een inschatting te maken van de risi-
co\'s die kunnen leiden tot kwaliteitsproblemen.

Een voorbeeld van goede communicatie tussen veehouder
en dierenarts liet Mariëlle van Erp, namens Pfizer Animal
Health zien in haar presentatie "Practici en Pfizer samen de
boer op", een protocollaire aanpak van uiergezondheid.
Maandelijks spreken veehouder en dierenarts de getallen
omtrent de uiergezondheid door met als voorlopig resultaat
-na zeven maanden- een positief significante verbetering in
de onderzoeksgroep ten opzichte van de controlegroep. Zij
concludeerde dat het vaak draait om communicatie, motiva-
tie en zeker evaluatie. In de discussie na afloop werd dit nog-
maals benadrukt. Louter adviseren heeft weinig zin.
Veehouders hebben behoefte aan een goede follow-up en
willen daarbij gecoached worden, anders zien ze de dieren-
arts meer als een (advi)zeur. Blijft over de boodschap dat we
dan moeten leren dit advies in rekening te brengen.

Dc avond werd afgesloten met een borrel en een expositie-
veiling \'GRAS\', waarbij 25 kunstenaars van de faculteit zich
hebben uitgeleefd op het schildersdoek. De opbrengst was
bestemd voor de stichting Farm Friends Nederland. Die
stichting helpt mensen in Tanzania bij het ontwikkelen van
een hogere levensstandaard door het geven van een koe. De
opbrengst bedroeg € 2023,-.

Bedrijfsadvisering, kans of bedreiging?

M. C. van der Heijden

-ocr page 371-

In 1975 is er door onze eigen beroepsgroep een pensioen-
fonds opgericht waaraan alle in Nederland praktiserende
dierenartsen verplicht zijn deel te nemen. Vóór die tijd
moesten helaas veel dierenartsen lang doorwerken, on-
danks de zwaarte van het beroep, omdat ze hun oude-
dagsvoorziening niet goed geregeld hadden. En er bleven
veel weduwen van dierenartsen berooid achter, ook voor
hen was niets geregeld.

Bij het verplichte pensioenfonds wordt een basispensioen
opgebouwd, rekening houdend met nabestaandenpensioen
en arbeidsongeschiktheid.

Ook andere vrije beroepsbeoefenaren hebben een dergelijk
verplicht pensioenfonds, zoals de medisch specialisten, de
huisartsen, fysiotherapeuten, roeiers, loodsen, verloskundi-
gen, zelfstandig kunstenaren en de notarissen.

Wat houdt het pensioen op dit moment in

ledereen betaalt voorzichzelf: dat willen zeggen dat bij inleg
van uw koopsom (de jaarlijkse premie die u betaalt), deze di-
rect omgezet wordt in een pensioenaanspraak.
Het gaat om een basisregeling waarbij u een ouderdomspen-
sioen opbouwt, er een voortzetting van de pensioenopbouw
is bij arbeidsongeschiktheid en er sprake is van partner-, we-
duwen en wezenpensioen.

Het ouderdomspensioen dat u opbouwt is een basispensioen:
samen met de AOW is dit in het algemeen niet voldoende om
te leven zoals u gewend bent tijdens uw werkzame leven.
Andere fondsen, zoals van de medisch specialisten en huis-
artsen, leggen per jaar een veelvoud van onze premie in,
maar bouwen dan ook een pensioen op dat vaak meer is dan
70% van het laatst genoten inkomen.

Overigens was het een bewuste keuze bij het oprichten van
het Pensioenfonds voor Dierenartsen om voor een basisrege-
ling te kiezen.

Uiteraard kunt u zelf een aanvullend pensioen regelen via
een verzekeringsmaatschappij of in eigen beheer.
De reductieregelingen zijn destijds ontworpen om deelne-
mers met een laag inkomen een lagere premie te laten beta-
len indien ze dat willen

Helaas zijn deze reductieregelingen in de loop der jaren
lastige en te veel vragen oproepende regelingen gebleken en
dus een blok aan het been geworden voor vele werknemers
en werkgevers.

De nieuwe Wet BPR (beroepspensioenregeling)

Deze wet is inmiddels door de Tweede Kamer, maar moet
nog door de Eerste Kamer goedgekeurd worden. De ver-
wachting is dat deze per 1 januari 2006 wordt ingevoerd.
De wet kent een aantal nieuwe regels:

• Er moet eens in de vijf jaar nagegaan worden of er vol-
doende draagvlak bestaat voor een verplichte pensioenre-
geling. Hiervoor moet een beroepspensioenvereniging
opgericht worden.

• Gelijke behandeling mannen en vrouwen: omdat mannen
een andere levensverwachting hebben dan vrouwen, vindt
er in ons fonds tot nu toe een verschillende pensioenop-
bouw plaats voor mannen en voor vrouwen. Dat mag niet
meer in de nieuwe wet.

• Wij hebben momenteel een regeling die 100% nabestaan-
denpensioen toekent. Dit mag onder de nieuwe wetgeving
niet meer en zal een aanpassing moeten ondergaan naar
70%.

Waardeoverdracht: Bij verandering van baan kan er waarde-
overdracht plaatsvinden van het SPD naar de pensioenvere-
niging van uw nieuwe werkgever. In onze huidige pensioen-
regeling is deze regeling al opgenomen, in de nieuwe wet is
het verplicht.

• In de nieuwe wet zijn er verschillende soorten regelingen
mogelijk: bijvoorbeeld één waarbij er sprake is van een
zogenaamde doorsneepremie, maar gelukkig ook regelin-
gen die meer lijken op de regeling zoals we die momen-
teel hebben.

• Overeen aantal jaren wil de overheid wettelijk gaan opne-
men dat de pensioenleeftijd naar 65 jaar moet: de zwaarte
van ons beroep maakt het echter reëel om niet door te wer-
ken tot 65 maar tot 60 jaar.

Naast de nieuwe Wet BPR stelt de Nededandse Bank het
nieuwe FTK (Financieel Toetsings Kader) per 1 januari 2007
verplicht. Dit FTK stelt eisen aan bijvoorbeeld de reserves
van het pensioenfonds en het risico van beleggingen, de
transparantheid van het fonds en aan de scholing en kennis
van bestuurders.

Een nieuwe regeling voor het Pensioenfonds voor Dieren-
artsen

In een nieuwe regeling moeten we aan al deze eisen voldoen
en we moeten zoeken naar een regeling die is aangepast aan
de huidige situatie met veel dierenartsen in loondienst en een
regeling die niet de vragen oproept zoals de reductieregelin-
gen dat deden.

Het bestuur van de SPD streeft naar een regeling waarbij de pre-
mie voor iedereen een percentage van het inkomen wordt met
een maximumpremie, en een acceptabele pensioenopbouw
voor jong en oud. Daarnaast willen we de mogelijkheid om met
60 te stoppen met werken ook in de nieuwe regeling behouden.
De tot nu toe opgebouwde aanspraken blijven uiteraard be-
houden!

Verplicht pensioenfonds voor dierenartsen nog zinvol.\'

Er zijn meerdere redenen die in het voordeel zijn van een
collectief pensioenfonds:

De kosten per ingelegde euro zijn ongeveer 4%, terwijl ver-
gelijkbare kosten bij een individueel gemaakte pensioenre-
geling bij een pensioenverzekeraar al gauw tussen de 12 en
15% liggen.

Daarnaast is er een verzekering die bij arbeidsongeschikt-
heid uw premie overneemt en is er sprake van een nabestaan-
denpensioen. Omdat deze collectief zijn afgesloten zijn de
kosten hiervan ook veel lager dan wanneer u een dergelijke
verzekering individueel moet afsluiten. Ook worden er geen

Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD)

Frieke Haffmans

-ocr page 372-

gezondheidseisen gesteld bij toetreding tot het pensioen-
fonds. Helaas is het nog steeds zo dat jonge dierenartsen als
eerste bezuinigen op hun pensioeninleg, terwijl dat juist de
best renderende jaren zijn. Via een verplichte pensioenrege-
ling proberen we dit te voorkomen.

Genoeg redenen om met elkaar een goed pensioenfonds te
behouden!

Voedingen klauwgezondheid

Klauwen blijven een beetje onbegrepen; ze spelen een on-
verminderd belangrijke rol in het welzijn en de productie
van rundvee, terwijl hun gezondheid lastig te managen is.
De Groep Geneeskunde van het Rund organiseerde op 20
september een wetenschappelijke vergadering, met als
thema "voeding en klauwgezondheid". Vier deskundigen
lieten -onder voorzitterschap van Henk Wentink- hun
licht schijnen over dit onderwerp voor een publiek van
zo\'n 70 dierenartsen. Het werd een aardige middag zón-
der opzienbarende veterinaire noviteiten, maar mét hier
en daar boeiende opvattingen.

Voor de nabije toekomst moeten we nog niet echt inzicht ver-
wachten in de etiopathogenese van de belangrijkste klauw-
ziekten (bevangenheid en Mortellaro). Wél is helder dat op
bedrijfsniveau nog veel winst te behalen valt door het toepas-
sen van de bestaande kennis. Communicatie en voorlichting
zijn vooralsnog zeer effectieve instrumenten om de klauw-
gezondheid op bedrijven te verbeteren.

Menno Holzhauer (GD) legde nog eens de nadruk op het be-
lang van het verzamelen van gegevens. Dit arbeidsintensieve
werk dient natuurlijk bij voorkeur door een ander te worden
uitgevoerd: vooral de klauwbekapper heeft bij het koppelbe-
kappen de mogelijkheid om relatief eenvoudig een indruk te
krijgen van de klauwgezondheid op een bedrijf Vooral aan-
doeningen als Mortellaro, zoolweren, tylomen en defecten in
de witte lijn worden door hem betrouwbaar gediagnosti-
ceerd. Minder betrouwbaar is de klauwbekapper wanneer hij
het voorkomen van bevangenheid, zooibloedingen of stink-
poot vaststelt. Bij het bestuderen van de gegevens van 21478
melkkoeien op 348 bedrijven in 2002 en 2003 constateerde
Holzhauer een toename van het vóórkomen van Mortellaro,
minder zoolzweren en een toename van het aantal zooibloe-
dingen. Stinkpoot komt onverminderd veel voor.

Jan Veling (GD) plaatste zijn betoog in de lange traditie van
de slecht begrepen relatie tussen klauwgezondheid en voe-
ding. Met name het vaak gesuggereerde verband tussen eiwit
en energie in de voeding enerzijds en het ontstaan van zooi-
bloedingen en witte lijn defecten (\'chronische bevangen-
heid\') anderzijds, werd opnieuw kritisch beschouwd. De in-
middels ongeveer klassieke etiologie van subklinische
bevangenheid is, dat door een overmaat aan snelle koolhy-
draten en een gebrek aan structuur in het rantsoen, een sub-
klinische pensacidose ontstaat die -via lactaten, endotoxi-
nen en histamine- voor een verstoorde doorbloeding van de
lederhuid in de klauwen zorgt. Veling stelde vast dat voor
deze etiologie geen goed werkend model bestaat en dat hem
in een metastudie over 7 publicaties geen overtuigend ver-

Het pensioenfonds is overigens een fonds waarin u kunt
meedenken en meebeslissen: het is van en voor ons zelf!
Wij hopen u zo snel mogelijk het concept van de nieuwe re-
geling te kunnen presenteren op verschillende locaties in het
land en rekenen graag op uw komst!

Frieke Haffmans is bestuurslid van het SPD

band was gebleken tussen koolhydraatopname en klauwge-
zondheid. Bovendien zag hij bij overmatige opname aan
koolhydraten of eiwit (een kapotte krachtvoerbox), zelden
bevangenheidverschijnselen. Een directe relatie tussen pen-
sacidose en subklinische bevangenheid acht Veling minder
waarschijnlijk. Een relatief nieuwe theorie over de fixatie en
ondersteuning van het klauwbeen, of de veronderstelde rol
van oligofructose (veel in gras voorkomend) bij het ontstaan
van doorbloedingsstoornissen in de lederhuid kunnen wel-
licht voor meer begrip zorgen. De rol van eiwit bij het ont-
staan van klauwbevangenheid is volgens Veling niet alleen
onbewezen, er is voor de relatie tussen eiwitopname en be-
vangenheid zelfs geen bruikbare hypothese beschikbaar.

Christof Rapp van de firma Zinpro presenteerde een nogal uit-
voerig overzicht van zo ongeveer alle denkbare sporenelemen-
ten en mineralen, inclusief de hier en daar complexe interac-
ties. De boodschap die hij meegaf was, dat we bij
klauwproblemen vooral aan suppletie van deze stoffen
moesten denken. Zinpro hanteert een boeiende theorie, name-
lijk dat een suboptimale status, zonder dat strikt genomen
sprake is van deficiënties, al tot problemen kan leiden bij hoog-
productieve dieren. Suppletie is dan ook het antwoord op deze
problemen, zonder dat de mineralenstatus van de dieren hoeft
te worden vastgesteld. Op een vraag of onderzoek van leverbi-
opten een betrouwbare indruk kan leveren van deze status,
werd dan ook ontkennend geantwoord. Gelukkig werd aan het
einde van de rit een blijkbaar \'science based\' overzichtje ver-
strekt, waarin de aanbevolen hoeveelheden sporenelementen
werden weergegeven, zoals die bij de droogstand en tijdens de
lactatie aan het rantsoen toegevoegd dienen te worden. In aan-
vulling daarop adviseerde Veling om bij veronderstelde tekor-
ten twee maal de theoretische behoefte te verstrekken. Zo werd
wat moeilijk leek, toch nog een beetje gemakkelijk. Tot slot
kondigde Veling het verschijnen van de nieuwe "handleiding
mineralen bij rundvee" aan.

Elsbeth Stassen tenslotte, meldde de ontwikkeling van een
"bcoordelingsmatrix klauwaandoeningen en locomotie-
stoornissen bij melkvee". De Commissie Diergezondheid en
Kwaliteit Runderen van het Productschap Zuivel verstrekte
een startsubsidie, met als doel 50% minder (sic!) pijnlijk lo-
pende koeien in 5 jaar. De te ontwikkelen bcoordelingsma-
trix moet beslissingen ondersteunen op het niveau van het in-
dividuele bedrijf, met als doel de klauwgezondheid te
verbeteren. De hierboven genoemde ambitieuze doelstelling
moet worden gehaald door de veehouder inzicht te verschaf-
fen in de op zijn bedrijf relevante risicofactoren en hun
onderlinge samenhang. Verder moet het beoordelingsmodel
voor een bedrijf in beeld brengen: de economische schade
van klauwaandoeningen, de behandelopties, de kosten en de
technische haalbaarheid van preventieve maatregelen. Dat er
nog wat werk te doen is, mag blijken uit het feit 25% van het

-ocr page 373-

melkvee per jaar zichtbaar kreupel is. Op betonvloeren heeft
slechts 20% van de dieren géén klauwproblemen (klinisch
noch subklinisch) Voor potstallen is dit 42%. Van al het
melkvee is 5% altijd (!) kreupel. Als het aan de koe lag, is de
richting van de maatregelen voor verbetering wel helder:
koeien willen vooral een zachte ondergrond en voldoende
ruimte om op te lopen en te (gaan) liggen.

Elsbeth Stassen verwacht de 50% reductie in pijnlijk lo-
pende dieren vooral te kunnen realiseren door voorlichting
en scholing en door lacunes in de kennis van deskundigen te
verhelpen. Op probleembedrijven is de eerste stap te maken
met gezond verstand en een bewuste waarneming van het ge-
drag van koeien. In dit verband is het boekje "Klauwen" in
de serie Koesignalen, uitgeverij Roodbont, een aanrader
(MW). Voor professionele adviseurs op bedrijfsniveau (vol-
gens Henk Wentink wordt 30% van de veehouders blootge-
steld aan serieuze bedrijfsbegeleiding) moet de door Stassen
c.s. te ontwikkelen beoordelingsmatrix een bruikbaar hulp-
middel worden om de klauwgezondheid te verbeteren.

Maarten Willemen

Bijeenkomst alumni regio Arnhem: actuele onderwerpen,
welbespraakte heren

Op zaterdag 8 oktober jongstleden werd door het alum-
nibestuur van de regio Arnhem een bijeenkomst georga-
niseerd getiteld: "Bestrijding van besmettelijke dierziek-
ten: van dieren elimineren naar dieren vaccineren". Om
oud-studenten van de Universtiteit Utrecht in beweging
te krijgen en koers te laten zetten naar Tulip Inn te
Beekbergen, de aangewezen locatie voor deze bijeen-
komst, waren de hoogleraren prof. dr. Stegeman en prof.
dr. van Knapen uitgenodigd een lezing te houden. Dat
vervolgens het publiek voor de helft uit dierenartsen zou
bestaan, had de organisatie niet geheel verwacht!

Daar mijn nieuwsgierigheid werd gewekt door de sprekers,
die onder meer bekend staan om een goed verhaal, de locatie
(om de hoek), en door de vraag wat nu een alumnibijeen-
komst is, zette ik koers naar Beekbergen. Na een gemoede-
lijke ontvangst opende de decaan van de faculteit Biologie,
professor dr. Weisbeek, om 11.00 uur de bijeenkomst met
een korte uiteenzetting over de recente ontwikkelingen op de
Uithof Zowel de nieuwbouw, het veranderende onderwijs-
stelsel als het voortschrijdende onderzoek aan de
Universiteit Utrecht kwamen aan bod.

Vervolgens hield professor Stegeman een helder en boeiend
betoog over de ontwikkelingen in de bestrijding van besmet-
telijke dierziekten. Door de enorme invloed van de media
heeft iedereen wel een mening over de aanpak van ziekten
als klassieke varkenspest en mond- en klauwzeer en zeker
over aviaire influenza dat van dier op mens over kan gaan.
Bij het zien van het doorgaans oudere publiek was hij wat op
zijn hoede en stelde "u heeft daar allen veel meer van in de
praktijk gezien dan ik". Door het publiek vervolgens mee te
nemen naar de vroegste vertellingen van besmettelijke dier-
ziekten, de veepest als een van de tien plagen van Egypte
(Ex. 7-11), ontstond enige hilariteit in de zaal: "maar zo oud
zijn wij ook weer niet!". Hij vertelde verder dat tot ongeveer
300 jaar geleden dierziekten ad hoe werden bestreden: zieke
dieren stierven of werden gedood en werden begraven.
Omstreeks 1700 kreeg men in de gaten dat niet-zieke dieren
net als zieke dieren een ziekte over kunnen dragen en in 1711
werd door Paus Clemens XI de strategie \'preventief ruimen\'
voor het eerst toegepast, waarop in 1799 de Wet op de
Veepest volgde. Deze strategie werd tot de vijftiger jaren van
de vorige eeuw gehanteerd. Pas toen kon men veeziekten
daadwerkelijk beheersen doordat diagnostiek en vaccinatie
verder waren ontwikkeld. Een kentering kwam in 1990. Met
name door de toetreding van het Verenigd Koninkrijk en
Denemarken tot de EU werd het non-vaccinatiebeleid in de
EU gemeengoed. Deze twee landen hanteerden reeds langer
het non-vaccinatiebeleid en pleitten dat door vaccinatie een
veldvirus ongemerkt in populaties aanwezig kan blijven en
zich dus onzichtbaar kan verspreiden over \'s lands grenzen.
Door toepassing van dit beleid lijken we, zo sprak Stegeman,
weer terug bij af: besmettelijke dierziekten worden bestre-
den door dieren massaal te doden en te verbranden. Waren de
uitbraken van mond- en klauwzeer, klassieke varkenspest en
aviaire influenza te voorspellen, de maatschappelijke onrust
was veel groter dan verwacht. Dat was met name overduide-
lijk in situaties waarbij dieren van particulieren geruimd
moesten worden. Na een korte, algemene uitleg over deze
drie besmettelijke dierziekten, ging Stegeman dieper in op
de aanpak van aviaire influenza. Verspreidingsroutes, ver-
schillende virustypen, mutaties, diagnostiek, R-factoren en
vaccinatie werden ook voor de niet-veterinairen kort en bon-
dig uiteengezet. Stegeman besloot zijn voordracht met zijn
pleidooi voor vaccinatie. Want, zo stelde hij, vaccinatie van
dieren stopt de virusverspreiding (in tegenstelling tot pre-
ventief ruimen), vaccineren in combinatie met diagnostiek
geeft dezelfde (on)zekerheden voor het handelsverkeer als
niet vaccineren en men creeërt zo een breed draagvlak voor
de georganiseerde dierziektenbestrijding.

Na een uitgebreide lunch was het de beurt aan professor Van
Knapen. Hij maakte zijn publiek vanaf de eerste minuut dui-
delijk dat voedselschandalen niets nieuws zijn en met name
ontstaan bij gratie van de media, die graag overdrijven en
het volk meld dat \'het weer mis is met ons voedsel\'. Ook
Van Knapen wist zijn toehoorders vanaf het begin te boeien
door vloeiend te schakelen tussen historische feiten, zoals
het Keulse visschandaal in 1582, en de actualiteit, bijvoor-
beeld de BSE-crisis en de hamburgerziekte. Aansluitend
hierop legde hij uit dat de rol van de veterinaire volksge-
zondheid in de keten van de voedselvoorziening drieledig
is. Ten eerste is er de georganiseerde dierziektenbestrijding
om de voedselvoorziening zeker te stellen. Daarnaast omvat
het de vleeskeuring en zoönosencontrole ter bescherming
van de consument (voedselveiligheid). Ten derde spitst het
zich toe op gezondheidswetenschappen: het stellen van ga-
ranties voor hoogwaardige voedselproductie. De rol van ve-
terinaire volksgezondheid is daarmee niet overal en altijd

-ocr page 374-

dezelfde. In West-Europa speelt nu het derde stadium: het
voedsel is veilig, maar consumenten kopen het niet zonder
meer. Factoren zoals dierenwelzijn, milieuvriendelijke pro-
ductiewijze en gezondheidsbevorderende eigenschappen
zijn van invloed op het koopgedrag van de consument. Hier
komen de kwaliteitsgarantiesystemen, zoals 1KB en KKM,
uit voort. Tot slot illustreerde hij op ludieke wijze de begrip-
pen gevaar, blootstelling, risico, risicocommunicatie en risi-
coperceptie. Voedsel is volgens Van Knapen nog nooit zo
veilig is geweest als nu, maar men weet nooit wat komen
gaat. Met ontnuchterende woorden sloot hij zijn betoog af:
wees daarmee altijd voorbereid op onaangename verrassin-
gen.

Voordat mevrouw drs. Visser, directeur Universiteitsfonds en
Alumnibureau, in razend tempo een enthousiaste uitleg gaf
over het alumnibeleid van de Universiteit Utrecht en de bij-
eenkomst afsloot, kwam drs. E. Ronteltap aan het woord.
Ronteltap is student Diergeneeskunde en loopt momenteel
stage bij het VWA als onderdeel van zijn differentiatieco-
schappen. Hij bracht met zijn presentatie de oudere alumni op
de hoogte van de curriculum verschuivingen binnen de oplei-
ding Diergeneeskunde. Daarnaast gaf hij met behulp van
uniek fotomateriaal een korte toelichting op zijn gemaakte
keuzes en persoonlijke invulling van de co-schappen en zijn
visie op mogelijke werkgebieden voor dierenartsen met am-
bities op het gebied van de veterinaire volksgezondheid.

Samengevat: sprekers met kwaliteit, verrassend gezelschap
en een prima verzorging van de inwendige mens. Voor her-
haling vatbaar!

Annemarie Olsman

Thema-avond over zoönosen groot succes

Zoönosen staan steeds meer in de belangstelling.
Problemen ais SARS, aviaire influenza en het West Nile
virus zijn hier mede de oorzaak van. Maar ook reeds lan-
ger bestaande ziekten als toxoplasmose, salmonellose,
toxocarose en de ziekte van Lyme zijn nog altijd actueel.

Artsen, specialisten en dierenartsen komen regelmatig met
zoönosen in aanraking, maar herkenning is niet altijd een-
voudig, laat staan de communicatie met de andere beroeps-
groep. Vorig jaar heeft de VVAA een boek uitgegeven over
zoönosen. In samenwerking met de VVAA en Pfizer heeft dc
Kring Dierenartsen Zwolle daarom op 4 oktober jl. een
thema-avond georganiseerd over dit onderwerp. Daarbij zijn
ook huisartsen en specialisten uit de regio Zwolle-
Hanzeland uitgenodigd. De opkomst bedroeg ruim 65 deel-
nemers, waarvan ongeveer de helft uit de humane sector af-
komstig was.

De inleiding werd verzorgd door de avondvoorzitter, dr. Paul
Overgaauw, dierenarts-specialist veterinaire microbiologie
en parasitoloog. Hij schetste na een korte historie, de proble-
men die kunnen ontstaan bij de communicatie tussen de ve-
terinaire en humane beroepsgroep en de noodzaak tot
samenwerking. Prof dr. Frans van Knapen, dierenarts-specia-
list veterinaire volksgezondheid en hoogleraar bij de Divisie
Volksgezondheid en Voedselveiligheid, Faculteit Diergenees-
kunde, Utrecht, besprak het brede scala van taken en verant-
woordelijkheden van zowel dierenartsen als artsen onder de ti-
tel "Zoönosen? Uw zorg!". Onderwerpen als woonomgeving,
waterkwaliteit, ontwikkelingen in de dierhouderij en de speci-
fieke risico\'s op kinder- en zorgboerderijen, bejaardeninstellin-
gen en kindercrèches en de taak van met name de dierenarts
hierin, kwamen hierbij aan bod.

Drs. E.J. de Kreek, arts-dermatoloog in Tiel, gaf een duide-
lijk overzicht van de verschillende zoönotische schurftmij-
ten en de klinische beelden bij mens en dier. Dit gebeurde
niet eerder dan nadat hij iedereen eerst, misschien ten over-
vloede, duidelijk had gemaakt dat ringschurft niet door mij-
ten wordt veroorzaakt. Paul Overgaauw ging in op de ziekte
van Lyme bij mens en dier. Vooral de verschillende stadia
van de aandoening bij de mens en de niet altijd eenvoudige
diagnostiek kwamen aan de orde. Voor de specifieke behan-
deling van de diverse ziektebeelden en nadere achtergrond-
informatie werd verwezen naar de duidelijke CBO-Richtlijn
"Lyme-borreliose". Tenslotte bleek dat dierenarts drs.
Wigert de Pagter uit Hasselt een roeping als acteur had ge-
mist. Hij liet in een aantal acts de zaal namelijk perfect een
aantal praktijkvoorbeelden over zoönosen zien, waarmee hij
(en ongetwijfeld ook andere collega\'s) regelmatig gecon-
fronteerd wordt.

De sprekers gaven voldoende stof tot een geanimeerde dis-
cussie na afloop. Hierbij nam arts-internist dr. P.H.P.
Groeneveld uit Zwolle ook deel. Daarbij kwamen ook zaken
als schurft en hoofdluis aan de orde, waarbij bleek dat men
bij de mens nog steeds middelen gebruikt die in de dierge-
neeskunde als obsoleet worden beschouwd, zoals lindaan en
malathion. Insectengroeiremmers zijn voor artsen nog een
onbekend begrip en het gebruik van omgevingsmiddelen
met ICR\'s als mogelijk onderdeel van een effectieve bestrij-
ding van bijvoorbeeld hoofdluis was daarom een eye-opener
voor veel aanwezigen. Na afloop kon men, voorzover nog
niet in het bezit, een exemplaar van het VVAA-boek
"Zoönosen als gezondheidsrisico" in ontvangst nemen.
Duidelijk was dat de informatie voorzag in een behoefte bij
beide beroepsgroepen. De reacties waren, zowel direct als in
de evaluatieformulieren, positief en enthousiast. Mogelijk
dat dergelijke bijeenkomsten, bij belangstelling van beide
beroepsgroepen in een regio, elders in het land ook georgani-
seerd kunnen gaan worden. Belangstellenden kunnen hier-
voor contact opnemen met de firma Pfizer.

-ocr page 375-

In juni is GD gestart met een nieuwe service voor dieren-
artsenpraktijken. Dierenartsen kunnen voor laboratori-
umonderzoek van monstermateriaal, ook van gezel-
schapsdieren, gebruik maken van nachttransport.
Sleutelwoorden van deze GD dienstverlening, voor de
dierenartsen maar ook voor eigenaren van patiënten, zijn
snelheid, gemak en betrokkenheid!

Een belangrijk onderdeel van de GD gezelschapsdierenser-
vice is het uitvoeren van laboratoriumonderzoek. In nauwe
samenwerking met TNT Innight worden monsters voor het
GD-laboratorium met een nachttransport opgehaald bij de
Dierenartspraktijken (DAP\'s). De GD neemt hiermee de lo-
gistiek van diagnostische monsters in eigen hand om DAP\'s,
veehouders maar ook bezitters van gezelschapsdieren be-
trouwbaarheid, snelheid en traceerbaarheid te kunnen garan-
deren. In het bijzonder voor bacteriologisch en klinisch che-
misch onderzoek verbetert hiermee de service aanzienlijk.
De GD verwacht dat er een substantiële toename in het mon-
steraanbod zal plaats vinden.

Het nieuwe systeem heeft een landelijke dekking. Monsters
kunnen nu op de dag nadat ze zijn genomen vóór 7:00 uur bij
de GD aanwezig zijn!

Om het voor de Dierenartspraktijken makkelijk te maken, is
een start gemaakt met het distribueren van gezelschapsdie-
renpakketten. Dit pakket bevat inzendformulieren, een fol-
der en materialen voor het verzenden van monsters.
De verschillende laboratoriumonderzoeken zijn bovendien
zeer interessant geprijsd.

De kennismakingspakketten worden zoveel mogelijk per-
soonlijk door de GD overhandigd.

GD is een van de grootste veterinair-diagnostische laborato-
ria ter wereld en sinds 1994 geaccrediteerd volgens de NEN-
EN-ISO/IEC 17025-norm.

Bron: persbericht Gezondheidsdienst voor Dieren

CD biedt nieuwe dierenartsenservice voor gezelschapsdieren

Gerhard Rakhorst wint Conrad\'s Premie Medische Technologie

Op 5 oktober ontving dr. Gerhard Rakhorst, werkzaam
voor het Centrum voor Biomedische Technologie van de
Rijksuniversiteit Groningen, de Conrad\'s premie. Een
deskundige jury, onder leiding van de Inspecteur-
Generaal voor de Gezondheidszorg, prof. dr. Herre
Kingma heeft dr. Rakhorst voor deze premie voorgedra-
gen. De uitreiking vond plaats tijdens het congres
Technology Cares! dat het Koninklijk Instituut Van inge-
nieurs KI VI NIRIA onlangs organiseerde.

tijk voor een baan als stafmedewerker bij het Centrum
voor BioMedische Technologie van de Faculteit der
Geneeskunde te Groningen. Geïnspireerd door prof dr
W.J. Kolff, uitvinder van de kunstnier, initieerde hij een
multidisciplinaire onderzoeksgroep die zich toelegde op
onderzoek naar ontwikkeling van kunstorganen. Hiermee
creëerde hij een voor Nederland unieke kern van technici,
inclusief de benodigde faciliteiten, in een academische-
medische setting.

Dr. G. Rakhorst verruilde in 1988 zijn dierenartsenprak- Bron:persberichtKIVlNIRIA

Conrads Premie wordt eens in de vijfjaar door KIVI NIRIA toegekend aan een persoon of instelling voor een uitstekende
bijdrage aan het inzichtelijk maken van de technische wetenschappen en de toepassing daarvan. De prijs - ingesteld in 1870
- is vernoemd naar F. W Conrad, mede-oprichter en eerste president van het KIVI in 1847.

Enterisol® Ileitis drinkwatervaccin voor varkens Boehringer Ingelheim

Boehringer Ingelheim introduceert
Enterisol® Ileitis (REG NL 10302,
UDA), een levend, geattenueerd
drinkwatervaccin op basis van
Lawsonia intracellularis bacteriën.
Het wordt gebruikt als preventie van
ileitis bij het varken, zowel bij de
acute, chronische als subklinische
vorm vanaf een leeftijd van 3 weken .
Deze aandoening is op veel bedrijven een groot probleem en
het meest verontrustend is de acute vorm met bloederige diar-
ree en sterfte. De chronische ileitis, waarvan Porcine Intestinal
Adenomatosis (PIA) een belangrijke vorm is, is het meest be-
kend, terwijl de subklinische vorm nauwelijks aandacht krijgt
maar waarschijnlijk wel de meeste economische schade ver-
oorzaakt door de groeivertraging. Tot voor kort kon ileitis al-
leen worden onderdrukt met antibiotica. Uit onderzoek ten be-
hoeve van de registratie bleek dat de gevaccineerde groep ge-
middeld 30 gram per dag meer groeide dan de niet-gevacci-
neerde dieren. Het gevolg hiervan is een verbetering van de
technische en economische resultaten van het varkensbedrijf
door betere groei van de dieren en uniformere groepen bij afle-
vering. Enterisol® Ileitis wordt oraal toegediend in een dose-
ring van 2 ml per varken en geleverd in 20 ml (10 doses) en 100
ml (50 doses) flacons.

Nieuw
van d(
industrii

Voor het effect van het vaccin is het van groot belang dat de
bacterie blijft leven. Daarom mogen 3 dagen voor, op de dag
van vaccinatie en 3 dagen na vaccinatie (7 dagen in totaal) de
dieren géén antibiotica of andere antimicrobiële middelen wor-
den toegediend. Er is een speciale handleiding voor drinkwa-
tervaccinatie en een checklijst voor in de stal ontwikkeld, zodat
de toediening goed uitgevoerd kan worden.

Voor meer informatie: www.hoehringer-ingelheim.com

-ocr page 376-

Minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedsel-
kwaliteit maakt 150.000 euro vrij voor vervolgonderzoek
naar castratie van biggen en het organiseren van een
internationaal symposium. Veerman heeft het afgelopen
jaar een aantal onderzoeken gefinancierd naar alterna-
tieven om castratie van biggen in EU-verband te kunnen
afschaffen.

LNV heeft onderzoelc gedaan naar de effecten van selectie
op berengeur in relatie tot gezondheid en welzijn van var-
kens, het detecteren aan de hand van stoffen die berengeur
veroorzaken en het afstemmen van Europees onderzoek op

Kanker bij honden

Eén op de drie honden in Nederland krijgt in de loop van
zijn of haar leven kanker. Dit percentage komt overeen
met dat van de mens. Evenals bij de mens, is de kans op
genezing van kanker bij dieren ongeveer 50%. Een toene-
mend aantal dieren, voor wie volledige genezing niet
meer mogelijk is, blijft dankzij de nieuwe ontwikkelingen
binnen de veterinaire oncologie, wel steeds langer leven.

Het Nederlands KankerFonds voor Dieren (NK.FD) is een
stichting met als doel het helpen van dieren in de strijd tegen

Nieuwe aanpak van paratbc

Het Paratuberculose Programma Nederland (PPN) intro-
duceert een nieuw programma voor de aanpak van para-
tuberculose op rundveebedrijven. Dit programma is het
resultaat van het onderzoek dat PPN in de afgelopen vijf
jaar verrichtte. Het nieuwe programma helpt melkvee-
houders paratbc op hun bedrijf eenvoudig en voordelig te
bewaken en te beheersen.

Het programma is gebaseerd op evenwichtige inzet van indi-
vidueel bloed- of melkonderzoek naar afweerstoffen tegen
paratbc, afvoer van besmette dieren en aanvoercontrole. Met
name de inzet van melkonderzoek betekent dat het voor veel
veehouders aantrekkelijk wordt om paratbc te bewaken.

het gebied van berengeur en castratie.
Verder is er op initiatief van LTO-Nederland en de
Dierenbescherming een stuurgroep ingesteld die met betrok-
ken partijen de kansen en bedreigingen rond het afschaffen
van castratie in beeld probeert te brengen om te komen tot
een internationaal geaccepteerde oplossing. Het ministerie
heeft zitting in deze stuurgroep.

Het doel van het symposium is het samenbrengen van de be-
leids- en onderzoeksvragen rond castratie en het verkrijgen
van internationale draagvlak. Het symposium zal in maart
2006 plaatsvinden.

kanker. Naarmate dieren ouder worden, neemt het risico van
kanker toe. Per jaar krijgen in ons land ongeveer 70.000 hon-
den en vele tienduizenden katten één of andere vorm van kan-
ker. Kanker is nu de belangrijkste doodsoorzaak bij honden.

De folder "Kanker bij Dieren de Baas " is de eerste uitgave
van het fonds en is tot stand gekomen dankzij de steun van
particuliere donaties en het bedrijfsleven. In de weken na de
presentatie in oktober zal elke dierenkliniek in Nederland 50
gratis exemplaren van deze folder ontvangen in een speciaal
ontwikkelde NKFD balie display.

Voor meer informatie: persberichten.nkfd.net

Het nieuwe Paratuberculose Programma bepaalt de bedrijfs-
status en geeft deelnemers daarmee inzicht in de paratbc-si-
tuatie op hun bedrijf Er zijn drie statussen: A = paratbc niet
aangetoond B = besmet, deelnemer voert besmette runderen
af en status C = besmet, deelnemer voert besmette runderen
niet direct af

Wageningen Universiteit & Researchcentrum, Animal
Sciences Group en GD hebben het nieuwe Paratuberculose
Programma in opdracht van PPN ontwikkeld. Uit de onder-
liggende studies blijkt dat het voorkomen van insleep en het
nemen van preventieve maatregelen essentieel zijn bij de
aanpak van paratbc.

Voor meer informatie: Toon van Hoof Voorzitter PPN, tel.
013-5836285.

Geld voor onderzoek castratie biggen

UKG-onderzoek naar allergie bij katten

In het kader van lopend onderzoek naar het therapeutisch effect
van cyclosporine A bij atopische dermatitis bij katten zijn wij
op zoek naar patiënten die voldoen aan de volgende criteria:

• een met jeuk gepaard gaande chronische dermatitis;

• geen reactie op een zelf bereid hypoallergeen dieet (dus
bijv. op basis van struisvogel-, lams- of paardenvlees) ge-
durende 6 weken;

• een volwaardige vlooienbestrijding gedurende minimaal
6 weken voorafgaand aan verder onderzoek;

• (tijdelijk) effect van toegediende corticosteroïden.
Eigenaars moeten met een tussentijd van 1 maand tweemaal
bij de afdeling dermatologie komen voor een klinische eva-
luatie, huidtest en bloedonderzoek (inclusief IgE bepaling).
Bij de eerste keer worden tevens huidbiopten genomen. Voor
de genoemde onderzoeken en de medicijnen gedurende een
maand worden geen kosten berekend. Eigenaars betalen al-
leen het eerste consult. Voor nadere inlichtingen of het aan-
melden van patiënten:
m.a.wisselink@vet.uu.nl.

-ocr page 377-

We zijn weer los!

Het paardenprogramma voor het
congres De Voorjaarsdagen is rond.
en compleet! Amsterdam, de RAI
gaat u weer met open armen ontvan-
gen. Er wordt u een bruisend drie-
daags programma aangeboden met
een scala aan interessante, praktische
topics. De compleet nieuwe indeling
van de expo-vloer zal u zeker aanspreken, evenals het in-
middels bekende KNMvD-café alwaar u vrienden en collega\'s
kunt ontmoeten. Ook de liefhebbers van het hippische sport-
gebeuren worden op hun wenken bediend en kunnen hun hart
ophalen bij JUMPING AMSTERDAM, alwaar zaterdag 22
april de FEl-wereldbeker finale dressuur gereden zal worden.
Iets voor u? Een full-congres Voorjaarsdagenbadge geeft recht
op gratis toegang tot deze FEI-wereldbeker finale!

Dit jaar beginnen we voor het eerst op de donderdag, 20 april,
en gaan door tot en met zaterdag 22 april.
We starten met een \'spin off\' van orthopaeden waarin de hui-
dige president van de American Association of Equine
Practitioners (AAEP), Scott Palmer niet zal ontbreken. Een
nieuwe formule waarbij bekende paarden-veterinairen uit
binnen- en buitenland u praktische tips vanuit hun eigen ex-
pertise aanbieden in korte presentaties, vindt u in de "How to
..."-sessies. Daarnaast zullen onder andere sacro-iliac pain
(onder andere Kevin Haussier), respiratory disorders
(Frederik Derksen), focus on the head (Baker, Tremaine) en
reproduction (o.a. Jonathan Pycock) uitgebreid aan de orde
komen. Nieuw en tevens gewaagd is onze sessie met het
"Prepurchase Panel". Een aantal cases met en zonder valkui-
len op het gebied van kopen/verkopen en keuren zullen de
revue passeren. U doet toch ook mee in de zaal? Het "News
Hour" mag u eigenlijk echt niet missen als u in "no time" op
de hoogte gesteld wilt worden welke belangrijke artikelen ge-
publiceerd zijn, maar waar u niet aan toekomt om ze te lezen.
Dit hebben onze sprekers voor u gedaan (Palmer, Sloet en
Stout). Kom ze halen... die praktische tips! En dit is nog niet
alles... Wilt u meer weten of inschrijven? bezoek onze web-
site:
www.voorjaarsdagen.org of bekijk het voorlopige pro-
gramma dat in december bij u op de mat ligt.

Dit congres is absoluut uniek in Nederland. Weer erbij, haal
uw kennis en tips, en tref uw collega\'s op de mat van de RAI.

Agequod agis!

Voorjaarsdagen Equine Congress 2006,
Brigitte Cornelissen & Julius Peters

Voorjaarsdagen equine congress 2006 presents:...

Groep Y Geneeskunde van het Paard

Koninklijke Nederlandse Maatschappi) voor Diergeneeskunde

V,

oorjaars

iMMniiUMl WHfimy Cwivwt

Uiergezondheid - een kwestie van aandacht?

De resultaten van praktijkonderzoek naar het verbeteren
van de uiergezondheid op melkveebedrijven komt aan de
orde tijdens een Symposium op 12 april 2006.
Initiatiefnemer is Pfizer Animal Health. Naast de presen-
tatie van de resultaten van het onderzoek geven deskundi-
gen van de verschillende schakels uit de keten hun visie op
het belang en de (on)mogelijkheden van het verbeteren

Oncologisch treffen 2006

Het Oncologisch treffen wordt een jaarlijks terugkerend eve-
nement, georganiseerd door de SDK (Samenwerkende
Diergeneeskundige Kankercentra). Het congres zal voor de
eerste keer plaatsvinden op 11 en 12 februari 2006 in
Kontakt der Kontinenten te Soesterberg met als thema\'s
hoofd- en halstumoren bij hond en kat. Medische oncologie,
chirurgie en radiotherapie/medische beeldvorming komen in
het bijzonder aan de orde.

Voor meer informatie: www.kankerbijdieren.nl
van de uiergezondheid. Is uiergezondheid verbeteren
slechts een kwestie van aandacht? Het symposium is toe-
gankelijk voor genodigden. Dierenartsen, deelnemende
veehouders, adviseurs en beleidsmakers ontvangen begin
2006 een persoonlijke invitatie om het symposium bij te
wonen.

Voor meer informatie: www.uiergezondheid.nl

Jaarlijkse bijeenkomst
oud-inspecteurs

De jaariijkse bijeenkomst van de oud- (adj./toegev.) inspec-
teurs van de Veterinaire Dienst (VD) en van de Veterinaire
Inspectie van de Volksgezondheid (VG) zal ook in 2006
plaatsvinden. Als datum is gekozen 1 maart 2006. Noteert
u deze datum nu alvast; nadere informatie ontvangt u in ja-
nuari.

Dr. Willem Edel

-ocr page 378-

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de
veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere
voorwerpen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen,
therapieën, gebouwen, et cetera, maar ook aan bijzondere
en gewone mensen die een rol speelden in de diergenees-
kunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

Professor Teunissen verricht een
operatie (circa 1950)

Prof. dr. dr. h.c. G.H.B. Teunissen
(1907-1998) is één van de grondleg-
gers van de geneeskunde van gezel-
schapsdieren. In 1930 studeert hij af
in de diergeneeskunde, waarna hij aan
het werk gaat bij de toenmalige
Faculteit der Veeartsenijkunde. In
1938 promoveert hij op een onder-
zoek naar baarmoederontsteking bij
de hond. Teunissen werkt behalve aan de faculteit ook in een
eigen, succesvolle praktijk voor gezelschapsdieren. In 1947
wordt hij benoemt tot hoogleraar aan de Kliniek voor Kleine
Huisdieren, een functie die hij bekleedt tot 1978. Onder zijn
hoogleraarschap sluit de kliniek aan bij de internationale
ontwikkelingen. Daarnaast wordt er op internistisch en chi-
rurgisch vlak baanbrekend werk verricht: Teunissen doet na-
melijk onderzoek naar het ontstaan en verloop van diabetes
mellitus en verricht als één van de eersten thoraxchirurgie bij
de hond en de kat. Als bestuurslid van de Groep Genees-
kunde van het Kleine Huisdier van de KNMvD en van de
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, maakt
Teunissen zich onder andere sterk voor het Honden- en
Kattenbesluit, een wet die het couperen van oren verbiedt.
Voor zijn professionele en maatschappelijke verdiensten op
het terrein van de geneeskunde van de gezelschapsdieren
wordt Teunissen benoemd tot Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw.

Uitgelich

Door Sabine Oldenhave

Dierenartsen hebben naast
hun drukke werkzaamhe-
den in de praktijk, vaak
geen tijd voor personeels-
zaken. De regelgeving op
dit gebied maakt het boven-
dien niet eenvoudig om
deze werkzaamheden er \'even\' bij te doen. De
fluctuerende arbeidsbehoefte door wisselende
drukte in de praktijk maakt alle werkzaamheden
met betrekking tot de ondersteunende diensten
nog eens veel lastiger. Inschakelen van een externe
organisatie kan in dit geval een goede oplossing
zijn.

Op het gebied van personeel heeft de dierenart-
senpraktijk een aantal mogelijkheden.

Het uitzendbureau

Een uitzendorganisatie heeft administratieve krach-
ten en dierenartsassistenten in dienst die flexibel en
structureel ingezet kunnen worden. Zo kan er direct
worden gereageerd op de arbeidsbehoefte van een
praktijk. Belangrijke voorwaarde voor het inschake-
len van een uitzendorganisatie is dat deze binding
heeft met de branche dierengeneeskunde. Een uit-
zendbureau met een agrarische binding kan sneller
een geschikte medewerker selecteren, die begrijpt
waar het over gaat.

De payrollservice

"Payroll" roept vaak associaties op met de loonlijst.
Payroll houdt echter in dat de dierenarts zijn eigen
medewerkers selecteert, maar dat ze juridisch in
dienst worden genomen van de uitzendonderneming.
De praktijk heeft dus zijn eigen - flexibele - mede-
werkers, maar de administratieve en arbeidsjuridische
rompslomp wordt door de payrollservice uitgevoerd.
Dus: geen salarisadministratie, geen aansluitnummer
bij het UWV, geen doorbetaling bij ziekte.

De personeelsdienst

Ook voor het uitbesteden van werkzaamheden rond
het personeel, kan een extern bureau ingeschakeld
worden. Een personeelsdienst is deskundig op het
gebied van personeelsadministratie en is op de
hoogte van alle wet- en regelgeving op dit gebied en
de vele veranderingen die daarin continu worden
doorgevoerd. Uitbesteding van de werkzaamheden
rond personeelszaken kan dus lonen door de tijds- en
inspanningsbesparing die het oplevert. Bovendien
kunnen door tijdig inschakelen van een personeels-
adviseur problemen worden voorkomen. En dat kan
weer veel geld opleveren.

Sabine Oldenhave is commercieel manager bij FLEX4U;
www.flex4u.com

Personeelszaken: zelf regelen
of uitbesteden?

P raktijk

in bed rij

-ocr page 379-

De redactie vond de heer Dr. R.C. Nap (specialist
Chirurgie Gezelschapsdieren) bereid om op onder-
staande vraag een antwoord te formuleren.
Deze Vraag en Antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het ge-
bied van voeding van gezelschapsdieren.

Vraag

Waarom staat er op de verpak-
king van blaasgruisdieet dat dit
maar zes maanden gevoerd mag
worden?

Antwoord

De zes maanden termijn die wordt vermeld op de verpak-
king van blaasgruisdieet is een gevolg van het feit dat het
hier gaat om een dieetvoeder. Een voeder in deze catego-
rie, valt onder speciale Europese wetgeving voor zoge-
noemde \'feedingstuflfs intended for particular nutritional
purposes\', of wel, dieetvoeders. Omdat voeders voor ge-
zelschapsdieren onder dezelfde wetgeving vallen als die
voor landbouwhuisdieren, worden ze aangeduid als \'feed\'.
Dit in tegenstelling tot voeding voor humane consumptie,
die met de term \'food\' wordt aangeduid.
Dieetvoeders vallen uiteraard onder Europese wetgeving (en
de daarvan afgeleide Nederlandse wetgeving), en wel onder
EU Richtlijn (Directive) 94/39/EC. Deze geeft een positieve
lijst van indicaties van de dieetvoeders voor dieren, in annex
deel B van deze Richtlijn, de lijst van indicaties in tabelvorm
volgens Richtlijn 93/74/EEC, wordt aangegeven,

1. de indicatie,

2. de essentiële nutritionele eigenschappen,

3. de diersoort of categorie dieren,

4. te vermelden informatie op het etiket,

5. aanbevolen periode voor gebruik, en tenslotte

6. overige vermeldingen.

Het antwoord op de gestelde vraag ligt dus in kolom 5, de
aanbevolen periode van gebruik, maar ook in 6. Kijken we
naar de tekst voor struvietdiëten in beide kolommen dan
lezen we in kolom 5: \'tot 6 maanden\'. In kolom 6 staat ver-
volgens \'het is aanbevolen dat voor gebruik de mening van
een dierenarts wordt gevraagd\'. Voor een oxalaatdieet, dat
wordt gekenmerkt door een laag purinegehalte in combi-
natie met een laag eiwitgehalte van hoge kwaliteit, ver-
meldt kolom 5: \'tot 6 maanden\', maar levenslang indien
geval van irreversibele verstoring van het urinezuurmeta-
bolisme. Voor oxalaatdieet op basis van een laag gehalte
calcium en vitamine D, in combinatie met alkaliniserende
eigenschappen, geldt weer de standaard periode van zes
maanden. Het gebruik wordt dus bij voorkeur in handen
gegeven onder toezicht van de dierenarts, en deze heeft
dan ook de mogelijkheid een langer gebruik voor te schrij-
ven, c.q. te adviseren. Er zijn echter landen in Europa waar
de distributie van dieetvoeders buiten de dierenarts om
plaatsvindt, bijvoorbeeld via dierenspeciaalzaken.
Het is kennelijk de bedoeling van de wetgever geweest om
het gebruik van dieetvoeders via een gecontroleerde distri-
butie te regelen. De dierenarts vormt in Nederiand een be-
langrijke schakel in de distributie en verkoop. Zij/hij is in
de unieke positie het gebruik van dieetvoeders te adviseren
op basis van haar/zijn kennis en ervaring en daarmee een
optimale bijdrage te leveren aan de gezondheid van het
huisdier. Periodieke gezondheidscontroles bij gebruik van
dieetvoeders zijn hierbij een belangrijk instrument. De
wetgever geeft hiertoe de voorzet in de kolommen 5 en 6
van Commissie Richtlijn 94/39/EC.

Vraa

antwoor

Mocht deze materie uw bijzondere belangstelling hebben,
dan verwijs ik voor meer gedetailleerde informatie naar de
website van de Europese Unie:
http://europa.eu.int/
comm/food/food/animalmttrition/labelling/index_en.htm.
Ook kunt u er komen via Google of een andere zoekma-
chine, onder de sleutelwoorden < feedingstuff for particu-
lar nutritional purposes <. Dat brengt u dus op de site van:
europa > european commission > DG Health and
Consumer Protection > overview > Food and Safety.

Dk Richard C. Nap, dierenarts
Dipl. ECVCN (voeding) en Dipl. ECVS (chirurgie).

Aanbevolen periode gebruik blaasgruisdieet

100 1 tips voor varkens K.l.

Varkens K.l. Noord Brabant heeft 101 tips op het gebied van
vruchtbaarheidsmanagement gebundeld in een boekje. Deze
uitgave is tot stand gekomen in samenwerking met de andere

coöperatieve varkens K.I.\'s in Nederland.
Het boekwerk met de titel\' 100 en 1 tips voor vruchtbaar resul-
taat\' bevat tips op gebied van de verzorging van zeugen rond
het insemineren en de techniek van het insemineren zelf

Voor meer informatie:peter.loenen(^ki-nb.nl

-ocr page 380-

OPTIMALE PRESTATIES ?
OPTIMALE ZORG !

PREQUINE

^^ J

Al

Equi Products Holland BV streeft naar optimale service aan de gespecialiseerde paardenpractlcus,
ondermeer in de vorm van een exclusief pakket diergeneesmiddelen en verzorgingsproducten voor
paarden.

Prequine® is hier een uitstekend voorbeeld van. Een nieuwe naam voor een exclusieve lijn hoog-
waardige aanvullende diervoeders en supplementen voor paarden.

Prequine® is ons antwoord op de specifieke vraag van de paardenspecialist, gebaseerd op gedegen
research, specialistische kennis en gecontroleerde productieprocessen.

Prequine® is uw antwoord op de vraag naar optimale begeleiding. In ieder seizoen, het hele jaar door.
Voor informatie verwijzen wij u graag naar de Prequine® brochure, of naar www.prequine.com

Holland BV

Equi Lid Products

Posttus 9358, NL-1800 GJ ALKMAAR Hermelijnkoog 44, NL-1822 CB ALKMAAR
Tel.: 31 (0)72 5644749 Fax: 31 (0)72 5643876
wvmv.equi.nl

-ocr page 381-

KNMvD

Maarten Willemen en Arjan den Hertog nieuw in het bestuur

Tekst en foto\'s: Henry Dijkman

Maarten Willemen is voor cluster 3
(volksgezondheid en bedrijfsleven) in
het bestuur gekozen. Hij neemt deze
"zetel" over van John Borgmeier.
Willemen is in 1991 afgestudeerd en
in 1997 gepromoveerd in Utrecht. Hij
is specialist chirurgie van het paard
(niet praktiserend). Hij is getrouwd
met een dierenarts (gezelschapsdie-
ren) en samen met twee dochters wonen ze in een boerderijtje
in Olburgen. Willemen werkt bij de Voedsel- en Waren
Autoriteit VWA en dat betekent voor hem gemiddeld drie da-
gen per week "forensen" naar Den Haag. Het buitenleven is
voor hen erg belangrijk, vandaar dat gekozen is voor het wonen
nabij het buitengebied, met genoeg ruimte voor een koppel
schapen.

Na zijn afstuderen is hij op de faculteit gaan werken en heeft
hij zich gespecialiseerd. Na 9 jaar chirurgie (7 jaar paard en 2
jaar rund) heeft hij ervoor gekozen om iets geheel anders aan
te pakken. Hij is in 2000 naar de afdeling Personeel &
Organisatie van de toenmalige RVV overgestapt. Hij heeft
met deze wending in zijn loopbaan een overgang willen ma-
ken van specialist naar generalist. Vanaf 2002 is hij betrok-
ken geweest bij de vorming van de nieuwe organisatie VWA.
Volgens hem is daarbij gezond verstand belangrijker ge-
weest dan zijn inmiddels opgedane kennis van P&O en dier-
geneeskunde.

Hij werkt nu bij de VWA aan "toezicht op controle": minder
overheid, meer bedrijfsleven. Hij is geïnteresseerd in de rela-
tie tussen de practicus en de overheid. De practicus bepaalt
voor het grootste deel het imago van de dierenarts en volgens
hem zijn voor de buitenwereld de verschillen tussen dieren-
artsen onderling veel kleiner dan we zelf vaak denken. We
moeten veel meer kijken naar wat we gemeen hebben. "De
buitenwereld verwacht van de KNMvD een helder stand-
punt, met name als het gaat om opvattingen ten aanzien van
dierwelzijn en veterinaire volksgezondheid."

Maatschappi

nieuw

Arjan den Hertog is namens cluster 1 (koppelgehouden die-
ren) in het bestuur gekozen als opvolger van Nanny Wijne.
Snel na zijn afstuderen in Gent in 1988 is Den Hertog begon-
nen als practicus in een gemengde driemans-praktijk in
Steenderen. In 1999 fuseerden ze met drie andere dierenart-
senpraktijken tot "De Graafschap Dierenartsen", een prak-
tijk met 11 associés en 5 dierenartsen in loondienst. Den
Hertog is nog steeds gemengd practicus, hij vindt de combi-
natie van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren erg
leuk. Hij is vader van een zoon en twee dochters. In zijn vrije
tijd is hij (beginnend) golfspeler en spant hij zijn Belgisch
trekpaard voor de platte wagen. Zijn echtgenote heeft een
binnenhuis ontwerp- en adviesbureau gevestigd in een oud
pand in Doesburg.

Dankzij een strakke organisatie binnen De Graafschap
Dierenartsen is er ruimte gecreëerd om activiteiten buiten de
praktijk te ondernemen, zoals zijn bestuurlijke activiteiten
binnen de KNMvD. Als voorzitter van de Groep Practici
Grote Huisdieren is hij nauw betrokken geweest bij de dis-
cussie over het kwaliteitsbeleid. Met name door de ver-
plichte koppeling van de erkenningen met de praktijkcertifi-
cering is de discussie vorig jaar in een stroomversnelling
geraakt. Doelstelling was een echte kwaliteitsslag te maken.
Toen duidelijk werd hoeveel weerstand er tegen de uitgezette
koers bestond, is op basis van de ledenraadpleging het
nieuwe kwaliteitsbeleid ontwikkeld. Besturen is vooruitzien,
maar het moet ook mogelijk zijn de bakens te verzetten. Als
beroepsorganisatie moet de KNMvD zich vooral richten op
de gemeenschappelijke onderwerpen.

Beide nieuwe bestuursleden streven ernaar de discussies binnen
de KNMvD transparant te maken, bijvoorbeeld door laagdrem-
pelige bijeenkomsten te organiseren. De KNMvD moet duide-
lijke keuzes maken, ook als het gaat om ledenservice, en duide-
lijk maken aan de leden wat we wél en wat we niét te bieden
hebben. Voor de lange termijn beschouwen ze de belangenbe-
hartiging als belangrijkste activiteit voor de KNMvD.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 130, NOVEMBER, AFLEVERING 22, 2OO5

721

-ocr page 382-

Wim Bel<ink volgde het middelbaar onderwijs in zijn geboortestad Den Haag aan de Dalton HBS;

een vorm van onderwijs waar zeijwerkzaamheid en creativiteit belangrijk waren.

Al vroeg wist hij dat hij dierenarts wilde worden met inbegrip van zijn keuze kleine huisdieren.

Direct na de Tweede Wereldoorlog begon hij zijn studie diergeneeskunde in Utrecht. Zijn eerste
stage was bij de heer Meijer, dierenarts in Boxtel. Varkens en kippen enten; hij had toen al het
postuur van wat in de beeldvorming een echte dierenarts hoort te zijn. Helaas werd hij toen al snel
getroffen door polio. Na een lange revalidatie kon hij in
1969 zijn studie toch afmaken.

In 7975 startte hij een praktijk in Schiebroek. Zijn intense zorg voor het dierenwelzijn was treffend.
Hij probeerde altijd tot het uiterste zijn vak gewetensvol uit te oefenen.

In 1990 moest hij, nog altijd hinder ondervindend van de gevolgen van polio, eerder stoppen. Zijn
kundigheid zette hij daarna verder als adviserend dierenarts in een dierenpension in Waddinxveen
en tot zijn dood in een dierenpension in Havelte.

Een herinnering aan een gewetensvol mens met een passie voor zijn dieren.

H.P. Niemeijer-Toel

memonam

w. Bekink

9 juni 1929 - 5 augustus 2005

Personal!

Overlijdensberichten:

Op 14 oktober 2005 M.J.A. Nuyens te Gemert.

Verdoes, Mevr. P.
Weerd, Mevr. S. de
Wildenberg, Mevr. A.M. van

Voor het dierenartsenexamen van 7 oktober
2005 zijn geslaagd:

Aarsen, Mevr. A.P.
Beer, Mevr. M.P.de
Hendrikse. M.T.W.
Jong, Mevr. W.E. de
Knies, Mevr. M.
Kroese, Mevr. H.
Leeuwen, R. van
Mevissen, Mevr. S.F.J.
Velsen, Mevr. C.M. van

Mutaties:

Aarsen, Mevr. A.P.; 2005; 7441 CV Nijverdal; Schansertweg 22 A;
tel. privé: 0548-613289; tel. privé mobiel: 06-55175852; E-mail privé:
annebethvanaarsen(fl hotmaiI.com.; d.

Beer, Mevr. M.F. de; 2005; 2131 GG Hoofddorp; Soderblonistraat
197 ; E-mail privé: mariska_de_beer(& hotmail.com.; d.

Braak, A.E. van de; 1977; U-1986; 3906 NB Veenendaal; Haspel 4; tel.
privé: 0318-523974; tel. privé mobiel: 06-22466592;
E-mail privé: adri-
vandebraak@hetnet.nl.;
hfd. lab. O&O bij Denkavit Nederland B.V; tel.
bur.: 0342-479200; fax bur.: 0342-479383; E-mail bur.: a.vd.braak®
denkavit.nl.

Hendrikse, M.T.W.; 2005; 1072 XW Amsterdam; Quellijnstraat
72 11; E-mail privé: m.t.w.hendrikse@students.uu.nl.; d.

Hepp, Mevr. O.M.; 2004; 2274 BC Voorburg; Kon. Wilhclminalaan
499 A; tel. privé: 070-3855235;
E-mail privé: dierenarts@mobiclc
dicrcnarts.nl.; p., gezelschapsd., tel. prakt: 070-3855235; E-mail prakt.:
dierenarts^ mobieledierenarts.nl.

*Jong, Mevr. W.E. dc; 2005; 3571 AR Utrecht; Frits Coerslaan 52;
tel. privé: 030-2715679; tel. privé mobiel: 06-45132595; E-mail privé:
wiedewietJeCa hotmail.com.; d.

Kessen, mevr K.; 2001; 3648 HS Wilnis; Vossestraat 32; tel. privé;
0346-579590; E-mail privé ; kellykessen(ajzonnet.nl.; medew. bij I. Hillel ;
tel. prakt.; 0297-241146; fax prakt.: 0297-241502;.

Knies, Mevr. M.; 2005; 3532 HC Utrecht; Vleutenseweg 217; tel.
privé: 030-2947719; E-mail privé: mariekekniesfa hotmail.com.; d.

Korevaar, Mevr. M.; 2005; 3701 GT Zeist; Slotlaan 180-1; tel. privé
mobiel; 06-14449598; E-mail privé: m_korevaar@hotmail.com.

*Kroese, Mevr. H.; 2005; 3584 DW Utrecht; Cambridgelaan 781 ; d.

Leeuwen, R. van; 2005; 3554 XR Utrecht; Nicolaas Ruychaverstraat
8; tel. privé mobiel: 06-24917272; E-mail privé: rogier@brr-tup.nl.; d.

Me\\issen, Mevr. S.F.J.; 2005; 6431 TE Hoensbroek; Demstraat 10 F;
tel. privé: 045-5281340; E-mail privé: suzannemevissenCa students.uu.nl.; d.

•Schotanus, Mevr. B.A.; 2005; 3522 BS Utrecht; Rijnlaan 108 B;
tel. privé mobiel: 06-17320364; E-mail privé: baukje_s@hotmail.com.;
roulant bij UU PD Departement Gezelschapsdieren.

Stokvis, A.TJ.H.; 1991; 6005 PD Weert; St. Cornelisplein 4; tel. privé;
0495-552992;
E-mail privé: annelies.bartC« planet.nl.; geass. met J.RJ.M.
van den Broek, A.C.G.M. de Groot; M.W.G.H. Heijmans, H.A.M. Hendriks.
M.G. de Jong, A.Th.E. Kooien, R. Pieters, Mevr. A.C.E. Raming, FG.M.
Scheijmans. J.W.H. Scheres, S.A.T.V Serrarens en G.P.M.M. Tacken; tel.
prakt.; 0495-551225; fax prakt.; 0495-551615; E-mail prakt.; praktijk®
dapell.nl.;
d. bij Hendrix Poultry Breeders; tel. bur.: 0485-319111; fax
bur.: 0485-319112; E-mail bur.: bart.stokvis@hendrix-poultry.nl.

Velsen, Mevr. C.M. van; 2005; 2717 CP Zoetermeer;
Mendelssohnrode 47; tel. privé mobiel: 06-18181227; E-mail privé:
c.m.vanvelsen{â students.uu.nl.; d.

-ocr page 383-

Verdoes, Mevr. P.; 2005; 3581 XK Utrecht; Eikstraat 37 bis; tel. privé
mobiel: 06-52451023; E-mail privé: p.verdoesCo students.uu.nl.; d.

Verweij, P.W.L.; 1976; 4213 LA Daletn; Waaldijk 15; tel. privé: 0183-
635105;
E-mail privé: pwlverweij@yahoo.nl.; geass. met H.A.D. Bax, K.J.
Broekhuizen, T.W.M. Hekerman, C.G.M. Jonkers, C.J.H. Neijenhuis, J.R.
van Overbeck, M.S.H. Sturkenboom, M.J. Verburgh, P.W.L. Verwcij en A.
Zuring; tel. prakt.: 0183-582939; fax prakt.: 0183-581646; E-mail prakt.:
giessenlanden@wanadoo.nl.

Wecrd,Mevr.S.dc; 2005; 1601 SW Enkhuizen; Molenweg 104; tel.
privé: 0228-312876; tel. privé mobiel: 06-41486478; E-mail privé:
sdeweerd(â hotmail.com.; medew. bij Mevr.A.M. Lub; tel. prakt.: 0228-
312849; fax prakt.: 0228-321068; E-mail prakt.: enkhuizen@uwdieren
arts.nl.; d.

Wildenberg, Mevr. A. van den; 2005; 5061 WE Gisterwijk;
Majoraan 37; tel. privé: 013-5284909; tel. privé mobiel: 06-
26928549; d.

Rectificatie

Dooreen onzorgvuldigheid is prof. dr D. Swierstra opgenomen in de jubilea
van het TvD van i november
2005. De heer Swierstra is echter in maart van dit jaar overleden.
Onze excuses. De eindredactie

November

17-18 69. Fachgespräch über

Geflügelkrankheiten im Parkhotel
Kronsberg, Hannover-Messe, statt. Infor-
mation: Klinik für Geflügel, tel. 49 511 953
8778/79.

22-23 Cursus Rundveevoeding, cur-

susleiding: dr Ir J. Dijkstra (Wageningen
UR/WIAS). Meer informatie www.wurnl/wbs
22-24 Groep Groot Dagen te Papendal.

24 BCLAS symposium 2005: Pathologieën bij proefdieren: beter voor-
komen dan genezen. Taal: Nederlands en Frans, met simultaanverta-
ling.Tijd: 8.30 uur tot 17.45 uur Plaats: Het Pand, Onderbergen 1, B-
9000 (ient, België. Informatie (programma, bereikbaarheid,
inschrijvingsformulier, contact):
www.bcla.s.org
29 Klinische seminars Royal Canin "Levcraandoeningen en
Incontinentie". Locatie: Hotel van der Valk, De Bilt.

December

6 Vergadering en Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluimvee-
wetenschappen. Aanvang: 13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem

7 Workshop Management, Marketing & Communicatie voor dierenart-
sen... Cursusleider: Drs. Rein Denekamp (Management Consult en
WUR) en Drir Frans verhees (WUR). Locatie: Wageningen Kosten
495 euro. Meer informatie op: www.wur.nl/wbs

13 Klinische seminars Royal Canin "Levcraandoeningen en
Incontinentie" Locatie: Hotel van der Valk, Schiphol

November

15 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Pluimvee I. Aanvang:
14.00 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg
II, 5056 PP Berkel-Enschot.

17 Najaarsmiddag Groep Geneeskunde van het Paard. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 14.00 uur. Aansluitend
borrel en diner.

17 Najaarsledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard.
Locatie: KNMvD, De Molen 77 te Houten. Aanvang: 20.00 uur

30 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 14.00
uur. Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v., Arnsbergstraat 7,
7418 AH Deventer.

December

I Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant Dc Druiventros, Bosscheweg
11, 5056 PP Berkel-Enschot.

6 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang:
20.15 uur Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport,
Oudehaagseweg 20, 1066 BW Amsterdam.

7 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC
Heerenveen.

8 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Cieit I.
Aanvang: 20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros,
Bosscheweg 11, 5056 PP Berkel-Enschot.

13 Vergadering groep pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

Congressen\'&Sym\'pôsïâ ^ Vergaderingen & Bijeenkomsten

ltevallrtK^nildmgiagdoo(lcalweri■*IleK

Elektrofyten door de melk!

Renydioz^
i

Î t

CEVA

MALE

Tiendweg 8c - Postbus 67 - 2670 AB Naaldwijk NL, Tel. ( 31) 0174 643930 - Fax ( 31) 0174 643924 - E-mail cevanl@ceva.com

-ocr page 384-

Pensioenadvies

r .

Ondunemingsgerichte

iiiin

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

DIERENKLINIEK
HOOFDWEG

Dierenkliniek Hoofdweg is een moderne praktijk voor
gezelschapsdieren, waar twee dierenartsen en vijf
assistentes werken.

In verband met zwangerschap van een van de collega\'s
zoeken wij een

Waarnemend dierenarts (M/V)

FORTUIN

D I X

PRAKTIJKADVIESBUREAU

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfortuin.nl
I v\\/ww.dixfortuin.nl

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 H H Bilthoven

Voor een periode van vijfmaanden, vanaffebruari 2006.\'

Wij zoeken: een enthousiaste, servicegerichte dieren-
arts, liefst met enige ervaring.
 j
U gaat ongeveer 30 uur per week werken. Er zijn geen
diensten. Salaris in overleg.

Schriftelijke reacties naar Dierenkliniek Hoofdweg, t.a.v.\'
M. Souverein, Hoofdweg 46, 1058 BD Amsterdam o
naar \'mfo@clierenklimiekhoofdweg.inl

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline-)

01-12-2005 maandag 07-11-2005

15-12-2005 maandag 21-11-2005

01-01-2006 maandag 05-12-2005

15-01-2006 maandag 27-12-2005

") Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail: tijdschriit@knmvd.nl

Ter overname gezocht een

Gezelschapsdierenpraktijk
(1-2 pers.)

Omgeving Apeldoorn

Reacties op nummer: 06 - 542 62 733

Ter overname aangeboden een

gemengde dierenartspraktijk,

zeer landelijk gelegen, in fraai landschap, aan de Nierderrhein
bij Kleef (D) in de nabijheid van de Nederlandse grens.

De praktijk is momenteel voor huisdieren en paarden.
Klantenbestand voorhanden, praktijkruimte met uitbreidings-
mogelijkheden ruimschoots aanwezig, eventueel kliniek voor
huisdieren en of paarden.

Geen verdere overnamekosten, huur in overleg.

Tel: (00) 49 160 947 512 33

-ocr page 385-

2 krachtige p rem ixen van Virbac

^ 5% Premix

S U ram OX

I 5% Premix |

Pulmodox

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurelia multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
/irbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
/oer.

Vlet Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
lomogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
ange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties:
Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen. IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kar>alisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties:
Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurelia multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende
8 achtereenvolgende dagen. Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

\\iirL>eic

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 386-

• Volledige foetale bescherming

• Jaarlijks 1 herhalingsvaccinatie

• Veilig in alle stadia van de cyclus

• Eenvoudig vaccinatieschema

• Verbetert de vruchtbaarheid

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

PregSure BVD: REG NL 10273 UDD. Geïnactiveerd Bovine Virus Diarree (BVD) vaccin. Indicatie: Voor de actieve immunisatie van
vrouwelijk rundvee ter preventie van transplacentaire infectie met BVDV type I en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met
BVDV type I. Samenstelling: G«nactiveefïi BVD type I virus, cytopathogeen, stam 5960. Adjuvans: Procision® A. Vaccinatieprogramma:
Basisimmunisatie: 2 doses van 2 ml (SC) met een interval van 3 vieken; Herhalingsvaccinatie: Jaarlijks één enkele injectie.
Kanalisatiestatus: UDD, mag uitsluitend door een dierenarts worden toegediend. Overige informatie: zie bijsluiter.

-ocr page 387-

Deel 130 • Aflevering 23 • 1 december 200s

Diergenees Kun

Een literatuuroverzicht van equine piroplasmose naar
aanleiding van acute babesiose bij een Nederlands
draverveulen na verblijf in Normandie

Protozoaire infecties als oorzaak van diarree bij jonge
kalveren

Op weg naar detectie van functioneel falen van
geu/richtskraakbeen bij het paard

Samenwerking tussen patholoog en clinicus is van
essentieel belang voor een optimale diagnostiek

~ 2 DlI. tïjSS

KNMvD

ninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 388-

Een praktijk overnemen of associëren? Onze praktijkadviseur kan u op deskundige wijze begeleiden
en adviseren en regelt graag alle zaken voor u.

Bel voor meer informatie of een afspraak met de VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. www.vvaa.nl

-ocr page 389-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 23
1 december 2005

Inhoud

Foto\'s voorpagina: foto\'s van pagina 747 en 748

Uit de hoofdredactie 725

Oorspronkelijk artikel

Een literatuuroverzicht van equine piroplasmose naar aanleiding van acute babesiose bij een Nederlands
draverveulen na verblijf in Normandië; C.M.
Butler, J.A.M. van Gilsen J.H. van der Kolk 726

Veterinair tuchtrecht

Schurft in beroep; I. Boissevain 733

Uit en voor de praktijk

Protozoaire infecties als oorzaak van diarree bij jonge kalveren; T. Geurden, E. Claerebout enJ. Vercruysse 734
Samenvatting proefschrift

Op weg naar detectie van functioneel falen van gewrichtskraakbeen bij het paard; H. Brommer 738

Berichten en verslagen

Bijzonder interessant en leerzaam HAP-congres; N. Endenburg 744

Ectoparasietensymposium; P.A.M. Overgaauw 745

Nieuws van de industrie 747

Interview

Samenwerking tussen patholoog on clinicus is van essentieel belang voor een optimale diagnostiek;

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 748

DSK

Veterinaire Studenten Rijvereniging De Solleysel; H. Geels 749

PAO-Diergeneeskunde 750

Vraag en Antwoord 751

Referaten 752

Boekbesprekingen 753

Wetenschap

Actua

Alizin: HET ANTWOORD OP EEN ONGEWENSTE DRACHT

• Flexibele behandelperiocie: Do-D45 na dekking

• Simpel protocol: 2 injecties met 24 uur tussentijd

• Hoge effectiviteit

• Hoge mate van veiligheid

-ocr page 390-

Wetenschappelijke redactie

Dr. M.M. Slocl van Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. 1-1.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr.E.Teske

Dr J.H. Vos

Dr.M.A.Wmeinen

Wetenschappelijke adviesraad

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten
Tel. Ü30 - 63489()0/fax 030 - 6348929.
E-mail: tijdschrift(«}knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergciweskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
^ggoGE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website wwiv.knmi/d.nl
E-mail info(§)knmi>d.nl

s

In memoriam

J. Docters van Leeuwen; H.T/i. Nieuwenhuijsen en H.J.M. Schutte

Personalia
jubilea

Doorlopende agenda
Deadline

KNMv

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economisch en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergenecsmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog
dierziektenbeleid
Dr. M.A.Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior beleidsmedewerker communicatie
Drs. S.J. de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker sociaal economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
H.S. de Vries RFM.,

controller
R.P. van Ringelestijn.

medewerker vacaturebank
Mevr. Drs. M. Fijten.
webmaster

754

755
753

756

757

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Contents

Original article

Acute infection with B. caballi in a Dutch Standard bred foal after visiting a stud in
Normandy (France);
C.M. Butler, J.A.M. van Gils, andJ.H. van der Kolk

726

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. (0342) 419798: 06-53260696; fax (0342)
419794; e-mail: p.overgaauw@planet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk cn aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / yeterinan- Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 391-

Van
de

redactie

Het was een prachtige zomer en onze oude kastanje heeft eerst volop gebloeid en daarna vele
kastanjes gegeven. Mogelijk heeft onze actie om afgelopen winter alle afgevallen bladeren te
verwijderen en daarmee ook de larven van de kastanjemineermot
fCamerania chridellaj bijge-
dragen aan de toekomst van de boom. Hoe zit het eigenlijk met de toekomst van de Nederlandse
dierenarts?

In mijn editorial van begin februari sprak ik de hoop uit dat de ledenraadpleging betreffende er-
kenningen en certificering positief zou uitpakken. Dat is anders gelopen: het \'verplicht zijn \'van
de erkenningen en de \'veiplichte koppeling \'met certificeren was voor veel mensen een reden om
af te haken. Nascholing ziet vrijwel iedereen als nuttig en noodzakelijk, maar aan \'verplicht\'
hebben vrijwel alle dierenartsen een hekel. Toch hebben we als beroepsgroep mogelijk een
beetje \'het kind met het badwater weggegooid\'. De erkenningen hadden, afhankelijk van de dier-
soort, een redelijke tot zeer brede steun, maar de verplichte koppeling aan certificeren was de
grote spelbreker. Natuurlijk zijn erfüllten gemaakt en natuurlijk hadden dingen beter of soepeler
geregeld kunrien en moeten worden, maar we waren wél een eind op de goede weg. Een weg die
we nu waarschijnlijk deels opnieuw zullen moeten gaan bewandelen, want als wij niet zélf een
goed nascholing.ssysteem opzetten, ztdlen marktpartijen of de overheid dat gaan doen. Dat is in
andere landen allang het geval. De vraag is of dat wel zo prettig is. We kunnen misschien heter
met z \'n allen de draad weer op pakken. Een goede gedegen basiskennis van de diergeneeskunde
van alle dieren, dus een algemene bevoegdheid met voldoende inhoud, is van groot belang voor
ons beroep. Daarnaast zullen dierenartsen zich, ook na het afstuderen, verder moeten verdiepen
in een of meer aspecten van ons nu toch wel erg brede vakgebied.

De erkenningen hebben niet alleen een hoger gemiddeld kennisniveau met zich meegebracht,
maar verbeterden vaak ook de intercollegiale contacten. Dat was en is belangrijk. Op dit mo-
ment wil het soms wel eens ontbreken aan collegialiteit tussen de leden van onze beroepsgroep.
Dat is zorgwekkend, want alleen in een goede collegiale sfeer kunnen alle dierenartsen samen
optimale kwaliteit aan hun afnemers leveren, niet alleen in de praktijk, maar ook op allerlei an-
dere gebieden van ons beroep. Onderling gekissebis, oneigenlijke concurrentie, onder de
(kost)prijs werken en oncollegiale idtlatingen geven niet alleen aanleiding tot wrevel, klachten,
tuchtcollegezaken en gerechtelijke procedures, maar hollen ook ons gezamenlijke imago uit.
Daar zullen we allemaal aan moeten werken, ieder op zijn eigen plekje, maar wel met respect en
aandacht voor elkaar

Aan de kwaliteit van ons Tijdschrift probeert de wetenschappelijke redactie (voorheen Hoofd-
redactie genaamd) samen met de eindredactie (voorheen Bureauredactie genaamd) hard te wer-
ken. De nieuwe eindredacteur, Miel Bingen, zal hier zeker een positief steentje aan gaan bijdra-
gen. Deze aflevering met een heel gevarieerde inhoud, vrijwel alle diersoorten komen aan bod,
geeft u hopelijk weer veel leesplezier

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Diergenees

. ..................

-ocr page 392-

Een literatuuroverzicht van equine piroplasmose naar aanleiding van acute
babesiose bij een Nederlands draverveulen na verblijf in Normandië

Tijdschr Diergeneeskd 2005:730: 726-731.

CM. Butler\', J.A. M. van Cils\'en J.H. van der Kolk\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Piroplasmose is een aandoening die voornamelijk voor-
komt in tropische en subtropische gebieden maar ook
landen met een gematigd klimaat lijkt te veroveren. Dit
artikel geeft een literatuuroverzicht van equine piroplas-
mose en beschrijft een geval van een acute infectie met
Babesia caballi bij een Nederlands draverveulen na een
kort verblijf op een dekstation in Normandië.

Summary

Acute infection with B. caballi in a Dutch Standard bred
foal after visiting a stud in Normandy (France)

Piroplasmosis, a disease endemic to most tropical and subtropical areas,
appears to be spreading to more temperate zones. This article gives a review
of equine piroplasmosis and describes an acute case of infection with
Babesia caballi in a Dutch Standard bred foal after a short stay at a stud in
Normandy (France). A 3-month-old stallion foal was presented with le-
thargy, fever of4l°C, and pale mucosal membranes. Haematology revealed
a low packed cell volume (14 I/I) leucytosis (25 G/l) and a high blood urea
nitrogen concentration (20.1 mmol/1). Infection with
B. caballi was diag-
nosed on the basis of Giemsa staining Mood smears and was confirmed by
polymerase chain reaction in combination with RLB. Treatment with imido-
carb dipropionate and a blood transfusion resolved the haeniolytic crisis.

Inleiding

De piroplasmata, die voornamelijk de genera babesia en
theileria omvatten, zijn teek-overdraagbare parasieten die
zeer pathogeen kunnen zijn voor herkauwers, paarden, var-
kens, honden, katten en, in sommige gevallen, voor de mens.
Equine piroplasmose, tegenwoordig opgesplitst in equine
babesiose en equine theileriose, is een door teken overgedra-
gen aandoening van paarden, muildieren, ezels en zebra\'s die
veroorzaakt wordt door de hemoprotozoa
Theileria equi en
Babesia caballi. De infectie is endemisch in de meeste tropi-
sche en subtropische landen (2, 21, 30, 47, 52) waarbij
T.
equi
vaker voorkomt dan B. caballi en de laatste verder
noordwaarts reikt (19). In Europa is de infectie onder andere
in Portugal, Spanje, Frankrijk en Italië endemisch. In
Nederland, Ierland, Engeland en Duitsland is de ziekte niet
endemisch, terwijl er in België, Zwitserland, Oostenrijk en
Polen gebieden zijn waar autochtone infecties kunnen voor-
komen. Australië is het enige continent waar equine babesi-
ose en equine theileriose zich niet hebben kunnen vestigen,
ook niet na introductie via geïnfecteerde geïmporteerde
paarden in 1976, waarschijnlijk omdat de benodigde vector-
teek daar niet aanwezig is (40).

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Di.\'icipline Inwendige Ziekten. Faculteit der

Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Yalelaan 16, 3S0HTD Utrecht.
^ D.A.P Moergestel. Heuvelstraat 2, 5066 PC Moergestel.

de parasieten

Equine babesiose en equine theileriose worden overgedragen
door teken van de familie Ixodidae (harde teken), waaronder
de
Dermacentor reticulatus, Dermacentor nuttalli (6),
Boophilus microplus (5)
en de Ixodes ricinus. Deze teken heb-
ben een typische 3-gastheercyclus waarbij elk stadium van de
teek (larve, nimf en volwassen) op een andere gastheer parasi-
teert. Teken zijn hematofage arthropoden die wereldwijd op
bijna elke klasse van vertebraten parasiteren (46). Eenmaal
volgezogen valt de teek van de gastheer af en zoekt een rust-
plaats om het bloed te verteren en zich om te vormen tot het
volgende stadium. Teken zijn erg afhankelijk van omgevings-
factoren, zoals temperatuur, vochtigheidsgraad en de hoeveel-
heid zonlicht. Door hun grote gevoeligheid voor uitdrogen ko-
men ze voornamelijk voor in grasland en bos. Elke tekensoort
heeft zijn eigen optimale omgevingscondities wat voor een
groot deel de geografische distributie van de teek bepaalt.
Teken kunnen besmet raken bij het voeden op een geïnfec-
teerde gastheer en deze besmetting -transstadiaal- behouden
tijdens de overgang van het larvale stadium via nimf naar vol-
wassen teek. Met
T. equi geïnfecteerde paarden zijn een moge-
lijke bron (reservoir) van verspreiding aangezien de infectie
van
T. equi bij de teek alleen transstadiaal en niet transovarieel

In de speekselklier van dc
volgezogen vector-leek

Figuur 1. Levenscyclus van T. equi aangepast naar Butler 2004 (53).

Levenscyclus van T. equi

-ocr page 393-

wordt overgedragen. Daarentegen kan een B. caballi-\'mkcXit
door middel van transstadiale en transovariële overdracht in
meerdere tekengeneraties persisteren. Dit heeft tot gevolg dat
B. cahalli gemakkelijker migreert (19). Gedurende de levens-
cyclus van
B. cahalli en T. equi (Figuur 1 en 2) worden sporo-
zoïeten geïnoculeerd in paarden door vector-teken (19).
Vector-teken zijn teken waarin de betrefiènde parasiet kan
overleven.
B. cafta///-sporozoïeten infecteren uitsluitend ery-
trocyten, waarin ze transformeren tot trophozoïeten. Elke tro-
phozoïet groeit en deelt zich dan in twee peervormige merozo-
ïeten van 2-5 pm lang bij 1.3-3 fim in diameter (19). Deze
grote gepaarde merozoïeten komen tegen elkaar te liggen en
geven zo het karakteristieke beeld van een
B. caèa//(-infectie
in erytrocyten (Figuur 3).
Theileria equi, vroeger bekend
als
Bahesia equi (42), heeft een pre-erytrocytaire ontwikke-
ling in lymfoïde cellen voordat de erytrocyten geïnvadeerd
worden (53, 55).
T. e^i//-sporozoïeten dringen eerst lymfocy-
ten binnen en beginnen hier een schizogene fase die resulteert
in het ontstaan van macroschizonten (fase van nucleaire repro-
ductie) en microschizonten (fase van merozoïetformatie). Er
worden ongeveer tweehonderd motiele merozoïeten per geïn-
fecteerde cel gevormd die na destructie van de lymfocyt vrij-
komen en rode bloedcellen infecteren. Deze schizogene fase
ontbreekt bij Babesia-species. De merozoïeten vermeerderen
door middel van de simultane vorming van een merozoïet-
viertal oftewel een Maltees kruis dat karakteristiek is voor een
T. e^»/-infectie (Figuur 4). De prepatent periode omvat twee
tot vijf dagen en pas twaalf tot veertien dagen na infectie kun-
nen erytrocytaire merozoïeten in bloeduitstrijkjes worden
waargenomen (42). De parasitaemie bij
T. equi varieert van 1-
80 procent. Bij een infectie met
B. cahalli is de parasitaemie

Levenscyclus van B. cahalli

In het paard
zelden hoger dan één procent. Dieren die herstellen van een
primo-infectie met
T. equi blijven vaak levenslang geïnfec-
teerd en kunnen zo als infectiereservoir dienen (12). In deze
fase is de parasitaemie vaak te laag om microscopisch gede-
tecteerd te worden en zijn er sensitieve diagnostische testen
nodig om symptoomloze dragers op te sporen. Zo is de gevoe-
ligheid van een PCR voor
T. equi ongeveer duizend keer groter
dan die van het microscopisch onderzoek (4).

X« VI w^l is/^w tW a latWAW^V/IVV^ WV 111W1 WW 1

5. gamont, 6. gamont, 7. microgamont, 8. microgameet, 9. macrogameet.
10. zygote. 11. kineet, 12. sporont, 13. sporoblast

Figuur 2. Levenscyclus van B. cobo///aangepast naar Butler 2004 (53).

Symptomen

De incubatietijd van een T. e^»/-infectie bij de gastheer vari-
eert van twaalf tot negentien dagen en voor
B. cahalli van
tien tot dertig dagen. Theileriose en babesiose kunnen voor-
komen in een acute, subacute en chronische vorm. In de
acute gevallen wordt hoge koorts (>40°C), dyspneu, anemie,
Icterus, hemoglobinurie, congestie van de muceuze mem-
branen en soms lichte koliek gezien. Icterus, anemie en he-
moglobinurie zijn vaak erger bij een infectie met
T. equi. In
subacute gevallen zijn de symptomen gelijk aan de acute ge-
vallen, maar er is dan vaak gewichtsveriies, intermitterende
koorts en de slijmvliezen kunnen variëren van lichtroze tot
helgeel. In de chronische fase zijn er geen specifieke symp-
tomen, maar hebben de paarden vage klachten zoals gebrek-
kige eetlust, slecht presteren en verlies van spiermassa (19).

Diagnostiek

Detectie van de parasieten
Microscopie

Microscopisch onderzoek van een bloeduitstrijkje kan de
parasieten aantonen in de rode bloedcellen gedurende de
acute fase van de infectie. De betrouwbaarheid van een uit-
strijkje bij visualisatie van de parasiet in de erytrocyten is
honderd procent, maar dc gevoeligheid is laag aangezien de
parasitaemie vaak niet groter is dan één procent. Bij een ne-

r

-ocr page 394-

gatief bloeduitstrijkje zijn aanvullend serologische en/of
moleculaire testen nodig om de diagnose te stellen.

In vitro cultuur

In vitro cultuur is moeilijk en kan een aantal weken duren
(23). In Nederland wordt geen gebruikgemaakt van
in vitro
cultuur in de diagnostiek van theileriose en babesiose.
Voortschrijdend onderzoek en betere kennis van de optimale
groeicondities zorgen ervoor dat
in vitro cultuur steeds mak-
kelijker wordt en het infecteren van proefdieren (in verband
met antigeenproductie) overbodig maakt (3,25). Het zou een
aanvulling kunnen zijn op serologische testen en geeft accu-
raat aan of de levende parasiet nog aanwezig is bij het paard
(24, 55) en paardachtigen (54).

Aantonen van DNA met behulp van de polymerase chain
reaction (PCR)

PCR is een techniek waarbij het DNA van de parasiet vele
malen vermenigvuldigd wordt waardoor de gevoeligheid
enorm toeneemt (11, 49). De sensitiviteit en de specificiteit
zijn afhankelijk van de gebruikte primers. Als aanvulling op
de PCR kan voor speciering een reverse line blot (RLB) wor-
den gedaan waarmee een hogere specificiteit bereikt wordt.
Bij een RLB wordt het PCR-product gehybridiseerd op spe-
cifieke probes die vastzitten op een membraan (44). De com-
binatie PCR-RLB maakt het mogelijk tegelijkertijd te testen
op verschillende parasieten, waarbij zowel de specificiteit
als de sensitiviteit van deze test erg hoog zijn (20).

Detectie van specifieke antilichamen tegen de parasiet
Complement fixatie test (CFT)

De CFT is een oudere serologische techniek die gebruikt
wordt in Amerika, Australië en Japan (27) met de bedoeling
de invoer van paarden besmet met Babesia/Theileria te voor-
komen. De CFT heeft echter een lage sensitiviteit bij chroni-
sche infecties met veel vals-negatieve (subklinische dragers)
uitslagen (32, 34). In Amerika was men sinds 1 november
2004 overgestapt op het gebruik van een cELlSA maar heeft
men zeer recent de CFT weer in gebruik genomen.

Indirecte fluorescentie antilichaam test (IFAT)

Bij de IFAT wordt serum van een te testen paard toegevoegd
aan gefixeerde parasieten en worden de eventueel gebonden
antilichamen met behulp van een fluorescerend conjugaal
aangetoond. Deze test is gemakkelijk en gevoelig maar wel
arbeidsintensief Een vergelijkende studie wijst uit dat de
IFAT ten opzichte van de CFT eerder positief is, langer posi-
tief blijft, hogere titers geeft en niet beïnvloed wordt door be-
handeling met imidocarb (39).

Ezyme-linked immunosorbent assay (ELISA)

De kwaliteit van een ELISA is afhankelijk van de kwaliteit
van de antigenen waar de test op gebaseerd wordt (37).
Paarden geïnfecteerd met
T. equi produceren antilichamen
tegen tenminste elf merozoïet-eiwitten (31). Knowles
et al.
(1992) toonden aan dat het equi merozoïet antigeen 1 (EMA-
1) een epitoop bezit dat immunodominant en wereldwijd
aanwezig is (33). Dit recombinant EM A-I kan betrouwbaar
gebruikt worden om
T. equi specifieke antistoffen aan te to-
nen, ondanks lichte variatie in het EMA-l-gen (17, 33, 35,

^ Excenel®, Pharmacia B. V. Woerden.
^ Finadyne®, Schering-Plough Santé Animate.

45, 50). Paarden geïnfecteerd met B. cahalli binden het
EMA-1 epitoop niet. Xuan
etal. (2001) toonden aan dat het
EMA-1 reagens relatief simpel geproduceerd kan worden
door een celcultuur te infecteren met een recombinant virus
dat EMA-1 tot expressie brengt (51). Voor de detectie van
T.
equi
en B. cahalli zijn er sinds kort twee commerciële
cELISA-testen op de markt (VMRD, Ine Pullman, WA
99163 USA) die gebaseerd zijn op twee verschillende anti-
genen.

Sneltest (Point of care test)

Deze recent ontwikkelde (nog niet commercieel verkrijg-
bare) test is gebaseerd op de detectie van antilichamen van
T.
equi
met behulp van nitrocellulose membraan teststrips.
Volgens Huang
et al. (2004) is dit een snelle, simpele en be-
trouwbare test die gemakkelijk door de practicus in het veld
gedaan kan worden (26).

Het diagnostisch traject bij een babesiose/theileriose ver-
dacht dier zou dus moeten beginnen met microscopie van
een gekleurd bloeduitstrijkje. Bij een negatief resultaat is
PCR de volgende stap aangezien er in de acute fase nog geen
antilichaam respons is die met serologie kan worden aange-
toond. In de subacute en chronische fase zijn serologie en
PCR de aangewezen diagnostische middelen om een infectie
met babesia/theileria vast te stellen.

BESTRljDING
Behandeling

De behandeling van equine babesiose/theileriose is gericht
op eliminatie van de parasiet uit zieke paarden of uit paarden
die van een endemisch gebied naar een niet-endemisch ge-
bied reizen. Imidocarb dipropionaat (een carbanilide deri-
vaat) is nog steeds het middel van eerste keus.
B. cahalli kan
geëlimineerd worden met een dosis van 2 mg/kg lichaams-
gewicht intramusculair Idd gedurende twee dagen.
T. equi
kan bestreden worden, maar niet geëlimineerd, met een dosis
van 4 mg/kg lichaamsgewicht intramusculair vier doses met
72 uur tussen elke injectie (7). Imidocarb is twaalf uur na in-
jectie niet meer aan te tonen in plasma en wordt voorname-
lijk opgeslagen in de lever en uitgescheiden door dc nier (7).
Een geringe overdosering kan dodelijk zijn voor het paard.
Er zijn veelbelovende alternatieve behandelmethoden die nu
echter nog in de experimentele fase zijn (8,9, 10, 38).

Preventie

De mogelijkheid tot preventie van equine babesiose/theileri-
ose is afhankelijk van de epidemiologische situatie. In theile-
ria/babesia vrije gebieden zijn de enige bronnen van infectie
de introductie van geïnfecteerde paarden en/of teken (18).
T.
eqtd
kan ook doorgegeven worden met bloed gecontami-
neerde instrumenten en ook intra-uteriene infecties van de
foetus tijdens de dracht kunnen voorkomen (48). Transmissie
via sperma is nog niet aangetoond, maar er bestaat wel be-
zorgdheid over mogelijke transmissie bij contaminatie van
sperma met bloed (43). Subklinische infecties zijn van groot
belang voor de sportpaardenindustrie vanwege de veelvul-
dige verplaatsing van paarden (13). Zware training kan een
subklinische infectie acuut maken, zoals aangetoond werd bij
racepaarden in Jordanië door Hailat
et al. (22). De preventie

^ Carbesia®, Schering-Plough Santé Animale.

-ocr page 395-

is dus voornamelijl< gericht op het vooricomen van de import
van subtclinisch geïnfecteerde paarden oftewel dragers in on-
der andere Amerika, Canada, Australië, Japan en enkele an-
dere landen (18). De insleep van besmette teken via andere
dieren (onder andere klein wild en vogels) is bijna niet te
voorkomen. Het gebruik van acaricide-middelen en een
goede controle van individuele paarden op teken zijn ui-
teraard van groot belang (30). De meeste babesia-parasieten
induceren een langdurige infectie bij de gastheer en er wordt
gedacht dat zowel
theileria als babesia spp. meerdere mecha-
nismen kunnen aanwenden om de immuunrespons van de
gastheer te ontwijken (1). Er zijn nog geen effectieve vaccins
tegen equine babesiose/theileriose beschikbaar (18).

Casuïstiek

Ziektegeschiedenis

Op 22 april 2003 werd één van ons (Drs. J.van Gils) geroe-
pen bij een draver hengstveulen van drie maanden oud
(Figuur 5) met de klachten algehele malaise, sloom en hoge
koorts (41 °C). Het veulen was in de periode van 23-02-2003
tot 08-04-2003 met de merrie op een dekstation in
Normandië geweest. Bij terugkomst in Nederland kregen
merrie en veulen weidegang in de koppel. Het veulen werd
veertien dagen na terugkomst in Nederland ziek.

Datuin/blocduitslag 25/04/2003 05/05/2003 20/05/2003

Hematocriet(l/l) 14

28

Memoglobine
(mmol)l

3,6

6,4

Leukocyten (G/1) 25

Totaal eiwit (g/I) 50

65

Ureum (mmol/I)

20,1

4,3

[

Normaal
waarden

22 30-42

5,4 7,5-9,0

54,3 12,3 7-10

60-85

<8

Klinisch onderzoek

Bij klinisch onderzoek had het veulen een rectale tempera-
tuur van 41°C, een ademfrequentie van 40-50 per minuut en
een pols van 60 slagen per minuut. De slijmvliezen waren op
dat moment bleekroze, de lymfeknopen waren niet afwij-
kend, maar bij longauscultatie werd verscherpt vesiculair
ademen gehoord. Omdat gedacht werd aan een virusinfectie
van de luchtwegen werd het veulen behandeld met flunixine
meglumine^ (1 mg/kg Ig IV 1 dd) gedurende vier dagen en ter
voorkoming van secundaire bacteriële infecties werd ceftio-
fur"* (10 mg/kg Ig IM Idd) gedurende elf dagen toegediend.
Aangezien geen verbetering optrad werd het veulen drie da-
gen later op 25 april 2003 nog een keer onderzocht. Het veu-
len vertoonde op dat moment een \'dronkemansgang\', had
nog steeds koorts en nu werden bleekgele slijmvliezen vast-
gesteld. Bij bloedonderzoek werden een verlaagde hemato-
criet en hemoglobineconcentratie gevonden alsook een sterk
verhoogde ureumconcentratie en een leucocytose (Tabel 1).

Diagnostiek

Microscopisch onderzoek van een opgestuurd bloeduit-
strijkje (bekeken door het Brabants Veterinair Laboratorium
te Diessen) bleek in tweede instantie positief te zijn op
B. ca-
balli,
met de B. ca/)fl//;-parasiet zichtbaar in de rode bloed-
cellen (Figuur 3). De IFAT, bij de afdeling Parasitologie en
Tropische Diergeneeskunde, Faculteit der Diergeneeskunde
te Utrecht, was positief voor S.
caballi {1:640/1280 op 5 mei
2003 en 1:320 op 10 mei 2003) en negatief voor
T. equi. PCR
gecombineerd met een RLB, uitgevoerd volgens de methode
beschreven door Gubbels
et al. (1999) (20), gaf met beide
monsters een positief resultaat voor
B. caballi (Figuur 6).

Differentiële diagnose

Anemie kan veroorzaakt worden door bloedverlies, ver-
hoogde afbraak van erytrocyten (hemolyse) en verminderde
aanmaak van erytrocyten. Bij anemie door bloedverlies moet
gedacht worden aan bloedverlies na trauma, operatie of rup-
tuur van een groot bloedvat, maar ook chronisch verlies van
kleine hoeveelheden bloed kan anemie veroorzaken. In het
laatste geval kan gedacht worden aan ulceraties (onder andere
door NSAID-intoxicatie), parasitaire infecties (strongylose)
en neoplasiën (plaveiselcelcarcinoom van de maag) in het
maagdarmkanaal. Hemolyse (intravasculaire of extravascu-
laire afbraak van erytrocyten) kan voorkomen bij meerdere
aandoeningen, onder andere bij immuungemedieerde aandoe-
ningen (vaak secundair aan virale, bacteriële of protozoaire
infecties, blootstelling aan bepaalde medicamenten of neopla-
sie), infectieuze aandoeningen (babesiose, theileriose en
equine infectieuze anemie), oxidant geïnduceerde schade
(phenotiazines, uien, rode esdoornbladeren) en iatrogene in-
ductie (toedienen van hypertone vloeistoffen). Anemie ten ge-
volge van verminderde aanmaak van erytrocyten kan het ge-
volg zijn van chronische ontstekingsprocessen, zoals
pneumonie, pleuritis, peritonitis en abcessen, tumoren (onder
andere lymfosarcoma), ijzertekort, beenmergaandoeningen,
chronische lever- (verminderde aanmaak van stollingsfacto-
ren) en/of nierproblemen (verlaagde erytropoëtine productie).

Behandeling en vervolg

Het veulen werd opgenomen en behandeld met een bloedtrans-
fusie (500 ml volbloed) afgenomen van een donorruin. Omdat
eerst gedacht werd aan een auto-immune aandoening werd
dexamethason^ (0,4 mg/kg Ig IM Idd) gegeven. Vanaf het mo-

-ocr page 396-

ment dat de diagnose babesiose definitief gesteld was werd het
veulen behandeld met imidocarb dipropionaat^ (l,7mg/kg Ig
IM) tweemaal met een interval van 48 uur. Na behandeling op
28 en 30 april was het veulen koortsvrij en vertoonde bij kli-
nisch onderzoek geen afwijkingen meer. Op 5 mei werd op-
nieuw bloedonderzoek gedaan waarbij de hematocriet 281/1 en
het ureum 4,3 mmol/1 waren, waarop het veulen als klinisch ge-
nezen naar huis is gegaan. Op 20 mei werd een klinische terug-
val vastgesteld met opnieuw koorts (39.3°C) en een haemolyti-
sche crisis (Ht: 22 1/1). Er bleek sprake te zijn van een recidief
aangezien de PCR-RLB van monsterdatum 21 mei 2003 posi-
tief was op
B. caballi (figuur 6). Het veulen werd opnieuw be-
handeld met imidocarb dipropionaat (l,7mg/kg IM) en in ver-
band met een aangetroffen teek op de voorborst tevens met
fipronil\' (niet geregistreerd voor het paard). Het veulen her-
stelde vlot na behandeling en heeft geen klachten meer gehad
(Figuur 7).

Discussie

Bovenstaande casus wijst op de mogelijkheid van babesiose bij
het paard in Nederland (in dit geval na verblijf in het buiten-

T. equi ^ ^
B. caballi — ^
Catchall #|H|P
1 2

3

iï.;:^.....

land). Recente uitbraken van autochtone babesiose bij honden
zonder buitenland anamnese zijn een aanwijzing dat babesiose
endemisch zou kunnen worden in Nederland (41). De verant-
woordelijke vector-teek
Dermacentor reticulatm die ook
equine babesiose/theileriose overdraagt is op enkele plaatsen in
Nederland aangetroffen en kan zich mogelijk permanent vesti-
gen. Dit zou aanleiding kunnen gaan geven tot autochtone in-
fecties bij paarden en paardachtigen in Nederland. Om die re-
den zal men bij een paard met anemie ook aan babesiosis/
theileriose moeten denken. Recent onderzoek toont aan dat er
een behoorlijk hoge graad van genetische variatie bestaat
binnen de groep van de babesiae en de theileriae (14,15,16).
Deze variatie is onder andere van belang bij de ontwikkeling
van nieuwe diagnostische testen en vaccins (29). Kumar
et al.
(2002) toonden aan dat ezels (ook de gesplenectomeerde) be-
schermd waren tegen infectie met
T. equi na vaccinatie (ge-
combineerd met een booster na 21 dagen) met geïnactiveerde
T. e<7M/-merozoïeten (36). Dit wijst op de mogelijkheid van ef-
fectieve vaccinatie. Veel protozoa hebben echter ontsnappings-
mechanismen ontwikkeld om het immuunsysteem van de gast-
heer te ontwijken, en vaccinatie tegen één soort geeft geen
garantie voor bescherming tegen andere soorten (28).
Oplettendheid bij dierenartsen, goede diagnostiek, een beter
begrip van de gastheer-vectorteek interacties en kennis over het
immuunmechanisme, zodat veilige en effectieve vaccins ge-
maakt kunnen worden zijn van eminent belang.

Dankbetuiging

De auteurs willen het Departement Infectieziekten en Immunologie, afde-
ling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde, Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht bedanken voor het uitvoeren van de IFAT en dc
hulp bij de PCR-RLB.

Literatuur

1. Allred DR. Babesiosis: persistence in the face of adversity. Trends
Pardsitol 2003; 19(2): 51-55.

2. Avarzed A, Waal DT de, Igarashi I, Saito A, Oyamada T, Toyoda Y, and
Suzuki N. Prevalence of equine piroplasmosis in Central Mongolia.
Onderstepoort J Vet Res 1997; 64(2): 141-145.

3. Avarzed A, Igarashi I. Kanemaru T, Hirumi K, Omata Y, Saito A,
Oyamada T, Nagasawa H, Toyoda Y, and Suzuki N. Improved
in vitro cul-
tivation
of Babe.sia caballi. J Vet Med Sei 1997; 59 (6): 479-481.

4. Bashiruddin JB, Camma C, and Rcbelo E. Molecular detection of
Babesia equi and Babesia caballi in horse blood by PCR amplification of
part of the 16S rRNA gene. Vet Parasitol 1999; 84 (1 -2): 75-83.

5. Battsetseg B, Lucero S, Xuan X, Claveria FG, Inoue N, Alhassan A,
KannoT, Igarashi 1, Nagasawa H, Mikami T, and Fujisaki K. Detection of
natural infection of Boophilus microplus with
Babesia equi and Babesia
caballi
in Brazilian horses using nested polymerase chain reaction. Vet
Parasitol 2002; 107 (4): 351-357.

6. Battsetseg B, Lucero S, Xuan X, Claveria F, Byambaa B, Battur B,
Boldbaatar D, Batsukh Z, Khaliunaa T, Battset.seg G, Igarashi I,
Nagasawa H. and Fujisaki K. Detection of equine Babesia spp. gene frag-
ments in Dermacentor nuttalli Olenev 1929 infesting mongolian horses,
and their amplification in egg and larval progenies. J Vet Med Sei 2002;
64(8): 727-730.

7. Belloli C, Crescenzo G, Lai O, Carofiglio V, Marang O, and Ormas P
Pharmacokinetics of imidocarb dipropionate in horses after intramuscu-
lar administration. Equine Vet J 2002; 34 (6): 625-629.

8. Bork S, Yokoyama N, MatsuoT, Claveria FG, Fujisaki K, and Igarashi 1.
Clotrimazole, ketoconazole, and clodinafop-propargyl as potent growth
inhibitors of equine Babesia parasites during
in vittv culture. J Parasitol
2003; 89 (3): 604-606.

9. Bork S, Yokoyama N, Matsuo T, Claveria FG, Fujisaki K, and Igarashi I.
Growth inhibitory effect of triclosan on equine and bovine Babesia para-
sites. Am J Trop Med Hyg 2003; 68 (3): 334-340.

10. Bork S, Yokoyama N, Ikehara Y. Kumar S, Sugimoto C, and Igarashi I.
Growth-inhibitory effect of heparin on Babesia parasites. Antimicrob

-ocr page 397-

Agents Chemother 2004; 48 ( I ); 236-241.

11. Bose R, Jorgensen WK, Dalgliesh RJ, Friedhoff K.T, and Vos AJ de.
Current state and fiiture trends in the diagnosis of babesiosis. Vet
Parasitol 1995; 57 (1-3): 61-74.

12. Brüning A. Equine piroplasmosis an update on diagnosis, treatment and
prevention. Br Vet J 1996; 152(2); 139-151.

13. Coffman LM. Equine piroplasmosis in Florida, in Florida State, United
States Animal Health Association, 1997 pp. 1-6.

14. Criado-Fomelio A, Martinez-Marcos A, Buling-Sarana A, and Barba-
Carretero JC. Molecular studies on Babesia, Theileria and Hepatozoon in
southern Europe. Part I. Epizootiological aspects. Vet Parasitol 2003; 113
(3-4); 189-201.

15. Criado-Fornelio A, Martinez-Marcos A, Buling-Sarana A, and Barba-
Carretero JC. Molecular studies on Babesia, Theileria and Hepatozoon in
southern Europe. Part II. Phylogenetic analysis and evolutionary history.
Vet Parasitol 2003; 114(3); 173-194.

16. Criado-Fornelio A, Gonzalez-del-Rio MA, Buling-Sarana A, and Barba-
Carretero JC. The \'expanding universe" of piroplasms. Vet Parasitol
2004; 119(4); 337-345.

17. Cunha CW, Kappmeyer LS, McGuire TC, Dellagostin OA, and Knowles
DR Conformational dependence and conservation of an immunodomi-
nant epitope within the babesia equi erythrocyte-stage surface protein
equi merozoite antigen 1. Clin Diagn Lab Immunol 2002; 9 (6); 1301-
1306.

18. FriedhoffKT, Tenter AM, and Muller I. Haemoparasites of equines; im-
pact on international trade of horses. Rev Sci Tech 1990; 9 (4); 1187-
1194.

19. FriedhoffKT, and Soule C. An account on equine babesioses. Rev Sci
Tech 1996; 15(3); 1191-1201.

20. Gubbels JM, Vos AP de. Weide M van der, Viseras J, Schouls LM, Vries E
dc, and Jongejan F. Simultaneous detection of bovine Theileria and
Babesia species by reverse line blot hybridization. J Clin Microbiol 1999;
37(6); 1782-1789.

21. Gummow B, Wet CS de, and Waal DT de. A sero-epidemiological survey
of equine piroplasmosis in the northern and eastern Cape Provinces of
South Africa. J S Afr Vet Assoc 1996; 67 (4); 204-208.

22. Hailat NQ, Lafi SQ, al-Darraji AM, and al-Ani FK. Equine babesiosis as-
sociated with strenuous exercise; clinical and pathological studies in
Jordan. Vet Parasitol 1997; 69(1-2); 1-8.

23. Holman PJ. Frerichs WM, Chieves L, and Wagner GG. Culture con-
firmation of the carrier status of
Bahesia rafto/Z/\'-infected horses. J Clin
Microbiol 1993; 31 (3); 698-701.

24. Holman PJ, Hietala SK, Kayashima LR. Olson D, Waghela SD, and
Wagner GG. Case report; field-acquired subclinical
Bahesia equi infec-
tion confirmed by
in vitro culture. J Clin Microbiol 1997; 35 (2); 474-
476.

25. Holman PJ, Becu T, Bakos E, Polledo G, Cruz D, and Wagner GG.
Bahesia equi field isolates cultured from horse blood using a microcen-
trifuge method. J Parasitol 1998; 84 (4); 696-699.

26. Huang X, Xuan X, Xu L, Zhang S, Yokoyama N, Suzuki N, and Igarashi
I. Development of an immunochromatographic test with recombinant
EMA-2 for the rapid detection of antibodies against
Bahesia equi in
horses. J Clin Microbiol 2004; 42 ( I ); 359-361.

27. Ikadai H, Nagai A, Xuan X, Igarashi I,Tsugihiko K,Tsuji N, OyamadaT,
Suzuki N, and Fujisaki K. Seroepidemiologic studies on
Bahesia cahalli
and Bahesia equi infections in Japan. J Vet Med Sci 2002; 64 (4); 325-
328.

28. Jenkins MC. Advances and prospects for subunit vaccines against proto-
zoa of veterinary importance. Vet Parasitol 2001 ; 101 (3-4); 291 -310.

29. Katzer F, McKellar S, Kirvar E, and Shiels B. Phylogenetic analysis of
Theileria and
Bahesia equi in relation to the establishment of parasite
populations within novel host species and the development of diagnostic
tests. Mol Biochem Parasitol 1998; 95 ( 1 ); 33^.

30. Kerber CE, Ferreira F, and Pereira MC. Control of equine piroplasmosis
in Brazil. Onderstepoort J Vet Res 1999; 66(2); 123-127.

31. Knowles DP Jr, Penyman LE, Goff WL, Miller CD, Hanington RD, and
Gorham JR. A monoclonal antibody defines a geographically conserved
surface protein epitope of
Babesia equi merozoites. Infect Immun 1991 ;
59(7); 2412-2417.

32. Knowles DP Jr, Perryman LE, Kappmeyer LS, and Hennager SG.
Detection of equine antibody to
Bahesia equi merozoite proteins by a
monoclonal antibody-based competitive inhibition enzyme-linked im-
munosorbent assay J Clin Microbiol 1991; 29(9); 2056-2058.

33. Knowles DP Jr., Kappmeyer LS, Stiller D, Hennager SG, and Perryman
LE. Antibody to a recombinant merozoite protein epitope identifies
horses infected with
Babesia equi. J Clin Microbiol 1992; 30 ( 12): 3122-
3126.

34. Knowles D Jr.Equine babesiosis (piroplasmosis); a problem in the inter-
national movement of horses. Br Vet J 1996; 152(2); 123-126.

35. Kumar S, Malhotra DV, and Nichani AK. Identification of immunoreac-
tive polypeptides of
Babe.\'tia equi parasite during immunization. Vet
Parasitol 2002; 107(4); 295-301.

36. Kumar S, Malhotra DV, Dhar S, and Nichani AK. Vaccination of donkeys
against
Babesia equi using killed merozoite immunogen. Vet Parasitol
2002; 106(1); 19-33.

37. Kumar S, Kumar Y, Malhotra DV Dhar S, and Nichani AK.
Standardisation and comparison of serial dilution and single dilution en-
zyme linked immunosorbent assay (ELISA) using different antigenic
preparations of the
Babesia (Theileria) equi parasite. Vet Res 2003; 34

(I); 71-83.

38. Kumar S, Gupta AK, Pal Y, and Dwivedi SK. In-vivo therapeutic efficacy
trial with artemisinin derivative, buparvaquone and imidocarb dipropio-
nate against
Babesia equi infection in donkeys. J Vet Med Sci 2003; 65

(II); 1171-1177.

39. Kuttler KL, Goff WL, Gipson CA, and Blackburn BO. Serologic re-
sponse of
Babesia eiyuZ-infected horses as measured by complement-
fixation and indirect fluorescent antibody tests. Vet Parasitol 1988; 26 (3-
4): 199-205.

40. Martin R. Equine piroplasmosis; the temporary importation of seroposi-
tive horses into Australia. Aust Vet J 1999; 77 (5); 308-309.

41. Matjila TR Nijhof AM, Taoufik A, Houwers D, Teske E, Penzhorn BL,
Lange T de, and Jongejan F Autochthonous canine babesiosis in The
Netherlands. Vet Parasitol 2005; 131(1 -2); 23-29.

42. Mehlhom H, and Schein E. Redescriprion of Bahe.sia equi Laveran, 1901
as
Theileria equi Mehlhom, Schein 1998. Parasitol Res 1998; 84 (6);
467-475.

43. Metcalf ES. The role of international transport of equine semen on dis-
ease transmission. Anim Reprod Sci 2001; 68 (3-4); 229-237.

44. Nagore D, Garcia-Sanmartin J, Garcia-Perez AL, Juste RA, and Hurtado
A. Detection and identification of equine Theileria and Babesia species
by reverse line blotting: epidemiological survey and phylogenetic analy-
sis. Vet Parasitol 2004; 123 (1 -2): 41 -54.

45. Nicolaiewsky TB. Richter ME Lunge VR, Cunha CW, Delagostin O,
Ikuta N, Fonseca AS, da Silva SS, and Ozaki LS. Detection of
Babesia
equi
(Laveran, 1901) by nested polymerase chain reaction. Vet Parasitol
2001; 101 (1): 9-21.

46. Parola R and Raoult D. Ticks and tickbome bacterial diseases in humans;
an emerging infectious threat. Clin Infect Dis 2001; 32 (6); 897-928.

47. Pfeifer Barbosa I, Bose R, Peymann B, and Friedhoff KT.
Epidemiological aspects of equine babesioses in a herd of horses in
Brazil. Vet Parasitol 1995; 58(1-2); 1-8.

48. Phipps LP, and Otter A. Transplacental transmission of Theileria equi in
two foals bom and reared in the United Kingdom. Vet Ree 2004; 154
(13); 406-408.

49. Rampersad J, Cesar E, Campbell MD, Samlal M, and Ammons D. A field
evaluation of PCR for the routine detection of
Babesia equi in horses. Vet
Parasitol 2003; 114(2); 81-87.

50. Xuan X, Igarashi I, TanakaT, Fukumoto S, Nagasawa H, Fujisaki K, and
Mikami T. Detection of antibodies to
Babesia equi in horses by a latex ag-
glutination test using recombinant EMA-1. Clin Diagn Lab Immunol
2001; 8(3); 645-646.

51. Xuan X, Larsen A. Ikadai H, Tanaka T, Igarashi I, Nagasawa H, Fujisaki
K, Toyoda Y, Suzuki N, and Mikami T. Expression of Babesia equi mero-
zoite antigen 1 in insect cells by recombinant baculovims and evaluation
of its diagnostic potential in an enzyme-linked immunosorbent assay. J
Clin Microbiol 2001; 39 (2); 705-709.

52. Xuan X, Chahan B, Huang X, Yokoyama N, Makala LH, Igarashi I,
Fujisaki K, Maruyama S, Sakai T, Mikami T. Diagnosis of equine piro-
plasmosis in Xinjiang province of China by the enzyme-linked immuno-
sorbent assays using recombinant antigens. Vet Parasitol 2002; 108 (2);
179-182.

53. Zapf F, and Schein E. New findings in the development of Bahesia
(Theileria) equi (Laveran, 1901) in the salivary glands of the vector ticks,
Hyalomma species. Parasitol Res 1994; 80 (7); 543-548.

54. Zweygarth E, Lopez-Rebollar LM, and Meyer R /« vitro isolation of
equine piroplasms derived from Cape Mountain zebra (Equus zebra
zebra) in South Africa. Onderstepoort J Vet Res 2002; 69 (3); 197-200.

55. Zweygarth E, Lopez-Rebollar LM, Nurton J, Guthrie AJ. Culture, isola-
tion and propagation of
Bahe.sia caballi from naturally infected horses.
Parasitol Res 202; 88 (5); 460-462.

Artikel ingediend: 9 maart 2005
Artikel geaccepteerd; 17 oktober 2005

-ocr page 398-

STREPTOCOCCEN?

EFFECTIEF

• Effectiviteit in 1 dosering

• Ten minste 7 dagen werkzaam

TECHNOLOGISCHE DOORBRAAK

Gepatenteerde Energie Technologie

• Komt daar waar het zijn moet
Blijft zolang het nodig is

GEMAKKELIJK

• Lage dosering, 1 ml/20 kg
Makkelijk spuitbaar

Met Naxcel hoef ik ze
maar één keer te spuiten

• Spuiten voor lage doseringen
beschikbaar

Pftzer Animal Health bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/d Ussel • info@pfizerah.nl

© 2005 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc.. N.Y.,i

Naxcel": REG NL 10315 UDA.
Werkzame stof: ceftiofur 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Varkens: voor de behandeling van
bacteriële luchtweginfecties geassocieerd met
Aainobacillus
pleuropneumoniae, Pasteurelia multocida, Haemophilus parasuis,
en Streptococcus suis.
Behandeling van septicaemie, polyarthritis en polyserositis geassocieerd met een Streptococcus suis
infectie. Dosering: 1 mlQO kg lichaamsgewicht intramusculair. Wachttiid vlees: 71 dagen. Bijwerkingen: Af en toe
kan een voorbijgaande zwelling ontstaan na intramusculaire injectie. Contra-indicaties: niet gebruiken bij dieren met een overgevoelig-
heid voor ceftiofur of andere »-lactam antibiotica. Kanalisatiestatus: UDA. mag alleen op diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt

-ocr page 399-

Schurft in beroep

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

In januari werd deze zaak besproken,
omdat het Tuchtcollege een opvallende
uitspraak deed over de voorlichtings-
plicht van een dierenarts. De dierenarts
was het dan ook niet eens met de uit-
spraak (en de opgelegde waarschuwing)
en ging in beroep. Met resultaat, want
het Beroepscollege had duidelijk een an-
dere mening over de verplichtingen van
een dierenarts dan het Tuchtcollege.

Slecht begin

In een pensionstal arriveert op een dag een nieuwe kostgan-
ger, een pony van het zo populaire Tinker-ras. De nieuwko-
mer wordt duidelijk gek van de jeuk; hij staat vanaf zijn aan-
komst de hele dag te schuren. Het is zo erg dat het de
eigenaar van één van de andere pensionpony\'s (Mercury)\'
direct opvalt. De eigenaar van de Tinker heeft direct een
goed contact met de dierenarts, die op alle moge-
lijke manieren probeert om de Tinker te be-
handelen. Hij zet zelfs tot twee keer toe
een preventieve behandeling tegen
schurft in. Dat is voor de eigenaar
van Mercury reden tot bezorgd-
heid; want als er sprake is van
schurft moeten andere eigenaren
dat ook weten; in de pensionstal
worden borstels, dekens en an-
dere gebruiksvoorwerpen over
en weer gebruikt.
Deze eigenaar belt de dierenarts
die de Tinker behandelt, al is dat
niet haar eigen dierenarts. Om
die reden vindt de dierenarts dat
hij niet verplicht is om al teveel
vragen van deze nieuwsgierige eige-
naar te beantwoorden. Er is geen
sprake van schurft, en de rest moet ze
maar aan haar eigen dierenarts vragen. Als
Mercury enige tijd later ook jeuk en kale plek-
ken heeft, stapt de eigenaar verontwaardigd naar het
Tuchtcollege om te klagen over zoveel onwil om tijdig infor-
matie te geven.

Geen schurft, geen informatie

De dierenarts blijft het onzin vinden; de door hem behan-
delde Tinker had geen schurft, en dus treft hem geen verwijt.
Daar is het Tuchtcollege het echter niet mee eens: als de die-
renarts tot twee keer toe een behandeling tegen schurft inzet,
is er dus een risico dat er inderdaad sprake is van schurft.
Waarom zou je anders een behandeling inzetten? En als je
als dierenarts behandelt tegen schurft, is het niet meer dan

\' Gewijzigde naam.

Veterinai
tuchtrech

normaal om hierover voorlichting te geven aan andere be-
trokkenen zoals eigenaren en de stalhouder

De gewaarschuwde dierenarts gaat in beroep tegen de uit-
spraak, en het Beroepscollege oordeelt op enkele punten
fundamenteel anders dan het Tuchtcollege.

Beroepsoordeel

Allereerst had het Tuchtcollege niet over de zaak kunnen
oordelen, omdat de dierenarts in kwestie niet de behande-
lend dierenarts was van pony Mercury, en alleen al daarom
wordt de beslissing van het Tuchtcollege vernietigd.

Eigenlijk is een meer inhoudelijke behandeling van de zaak
dan al niet meer nodig, maar het Beroepscollege geeft deson-
danks een mening over de voorlichtingsplicht van een dieren-
arts. Volgens het Beroepscollege is
"een dierenarts in het ka-
der van de civiele behandelingsovereenkomst in beginsel
slechts gehouden om informatie over de gezond-
heidstoestand van het dier te verschaffen aan
de eigenaar. Dit zou slechts anders kun-
nen zijn indien er sprake is van een be-
smettelijke dierziekte. De vraag of de
dierenarts -naast de eigenaar - nog
iemand moet informeren, dan wel
de eigenaar moet adviseren an-
deren te informeren, hangt ver-
volgens af van de aard van de
ziekte en de mate waarin deze
besmettelijk is."

Op grond van deze redenering
hangt de voorlichtingsplicht af
van de aard van de ziekte, en de
mate van het besmettingsgevaar.
Hoe zit dat dan bij mogelijke
schurft in een pensionstal? Waar het
Tuchtcollege redeneerde dat nu de die-
renarts behandelde tegen schurft, er blijk-
baar een reëel risico bestond dat er sprake was
van deze aandoening, keert het Beroepscollege dit
om. Volgens hen is niet bewezen dat er sprake was van
schurft, en daarom was er ook geen besmettingsgevaar.
Aangezien er geen risico was dat er ernstige schade kon ont-
staan in de gezondheidszorg voor andere dieren, was de die-
renarts niet verplicht om voorlichting te geven.

Plicht of recht?

Met deze uitspraak wordt de plicht van een dierenarts om an-
deren dan de eigenaar voor te lichten over ziekte en behande-
ling van het dier, alleen opgelegd als er bewezen besmet-
tingsgevaar bestaat. In alle andere gevallen is het geven van
informatie niet verplicht, maar overigens ook niet verbo-
den...

-ocr page 400-

In dit artikel wordt de rol van pro-
tozoaire infecties in de etiologie
van diarree bij jonge kalveren be-
sproken, waarbij ook de noodzaak
van een goede diagnose aan bod
komt. Bij kalveren jonger dan een
maand wordt
Cryptosporidiumpar-
vuin
bij 44 procent of meer van de
onderzochte stallen van kalveren
met diarree geïdentificeerd. Bij kalveren ouder dan een
maand kunnen zowel pathogene
Eimeria spp. als Giardia
diiodenalis
van belang zijn als oorzaak van diarree en
verminderde groei. De klinische diagnose dient altijd be-
vestigd te worden door fecesonderzoek. Voor
C. parvum
en G. duodenalis zijn naast de klassieke coprologische
onderzoeken ook immunologische diagnosetechnieken
voorhanden. De controle is erop gericht de uitscheiding
en transmissie van oöcysten en cysten te reduceren of te
voorkomen, door een combinatie van chemotherapeuti-
sche behandeling, management en een goede ontsmetting
van de huisvesting.

Summary

The role of protozoan parasites in the etiology of diarrhea in
calves is highlighted with emphasis on correct diagnosis. In
neonatal calves,
Cryptosporidium parvum is isolated in
more than 44% of the faeces of diarrhetic calves. In calves
older than one month, both
Eimeria bovis and E.
zuernii,
and Giardia duodenalis are associated with diarrhea
and poor growth. Clinical diagnosis has to be confirmed by
examination of host faecal material. Both for C.
parvum and
G. duodenalis immunological assays are available. Control
measures must aim to reduce or prevent oocyst or cyst trans-
mission, by combining management measures, desinfection
and chemotherapeutic treatment.

Inleiding

Diarree bij jonge kalveren wordt vaak omschreven als een
multifactoriële aandoening. Zowel protozoaire, virale als
bacteriële infecties zijn beschreven als primaire oorzaak van
diarree. Ook problemen met de voeding kunnen leiden tot
verminderde mestconsistentie. Daarnaast kunnen tal van an-
dere factoren leiden tot een verminderde immuniteit met
verhoogde gevoeligheid voor infecties of een verlenging van
de diarreeperiode tot gevolg. Zo speelt de immuniteit van het
dier en de infectiedruk waaraan het dier blootstaat een be-
langrijke rol in het aanslaan van de infectie en in de ernst van
de symptomen. In dit artikel wordt dieper ingegaan op de rol
die gastro-intestinale protozoaire parasieten spelen in het
ontstaan van infectieuze diarree bij deze jonge kalveren.
Deze parasieten worden beschouwd als een belangrijke oor-
zaak van diarree, gewichtsverlies en eventueel sterfte, zowel

\' Laboratorium voor Parasitologie. Faculteit Diergeneeskunde. Universiteit Gent.

Salisburylaan 133. B-9H20 Merelbeke. België.
\' E-mail:
thomas.geurden@UGent.be
Tel.: 32-9-264.73.93. Fax: 32-9-264.74.96.

Uiten VOO
de praktijl

bij kalveren jonger én ouder dan één maand. Een goede dia-
gnose is van groot belang en bestaat uit een grondige anam-
nese en klinisch onderzoek waardoor men vaak al tot een
waarschijnlijkheidsdiagnose komt. Deze dient steeds te wor-
den bevestigd door fecesonderzoek. De interpretatie van fe-
cesonderzoek naar protozoaire infecties is soms moeilijk,
daar klinische symptomen niet altijd gepaard gaan met een
verhoogde uitscheiding van cysten of oöcysten. Een behan-
deling én gepaste preventieve maatregelen om herhaling te
voorkomen, kunnen dus zeker leiden tot een merkbare ver-
betering van de resultaten in de kalveropfok. Bij kalveren die
jonger zijn dan een maand, wordt vaak
Cryptosporidium
parvum
aangetroffen. Bij oudere kalveren die op stal staan,
kunnen zowel
Eimeria bovis en zuernii als Giardia duodena-
lis
leiden tot diarree en een verminderde groei.

Neonatale diarree (dieren jonger dan i maand)

Protozoaire infecties als oorzaak van diarree bij jonge kalveren

T. GeurdenE. Claerebout\' en J. Vercruysse\'

Het neonataal-diarreecomplex bij kalveren kan door ver-
schillende darmpathogenen worden veroorzaakt, maar C.
parvum speelt zonder twijfel een belangrijke rol. De parasiet
werd voor het eerst beschreven bij de muis (29). Het belang
van C.
parvum bij kalveren werd pas erkend toen de parasiet
geassocieerd werd met diarree (19). Bovendien werd door ex-
perimenteel onderzoek bevestigd dat C.
parvum een primaire
pathogeen is bij het kalf (30). C.
parvum wordt in verschil-
lende Europese landen zeer vaak aangetoond in fecesmon-
sters afkomstig van jonge kalveren met diarree (Ierland: in 44
procent van de mestmonsters afkomstig van kalveren met kli-
nische symptomen; Spanje: 52 procent; België: 62 procent
(zie ook figuur 1); Frankrijk: 68 procent (1,3,4, 18,27)). Bij
kalveren van dezelfde leeftijdsklasse (< 1 maand) die geen
diarreesymptomen vertonen is de prevalentie van C.
parvum
daarentegen aanzienlijk lager. In een cross-sectionele preva-
lentiestudie in Vlaanderen werd bij 22 procent van de kalve-
ren jonger dan vier weken C.
parvum in de feces aangetoond
(Geurden, niet gepubliceerde gegevens). Gelijkwaardige pre-
valenties werden gevonden in andere Europese studies (28).
Andere pathogenen zijn
Rota-en Coronavirus en Escherichia

Figuur 1. De prevalentie van verschillende pathogenen geïsoleerd uit de feces van
kalveren jonger dan één maand met diarree (2; bijgewerkt 2001).

Andere
menginfecties

-ocr page 401-

coli, maar deze komen veel minder voor (Figuur 1). Wel ko-
men vaak menginfecties voor (1,30).
Na orale opname van C. pam/w-oöcysten komen sporozoïe-
ten vrij, die de enterocyten van de dunne darm binnendringen
en celdestructie en villusatrofie veroorzaken (30). Meestal is
de infectie zelflimiterend (35), hoewel chronische of fatale in-
fecties ook voorkomen (24). De klinische symptomen kunnen
variëren afhankelijk van de voedingstoestand en de immuun-
status van het dier. Typisch wordt een waterige, vaak geel ge-
kleurde, diarree gezien bij kalveren tussen vijf dagen en één
maand ouderdom (16,24,37). Op basis van deze symptomen,
in combinatie met een eventuele voorgeschiedenis van cryp-
tosporidiose op het bedrijf of de aanwezigheid van manage-
mentsfactoren op het bedrijf die kunnen leiden tot een ver-
hoogde infectiedruk in de kalverhuisvesting, en de
wetenschap dat C.
parvum vaak betrokken is bij diarree in
deze leeftijdsklasse, kan een vermoedelijke diagnose van
cryptosporidiose gesteld worden. Uitsluitsel wordt gegeven
door fecesonderzoek, waarbij het aantonen van oöcysten in de
feces van een kalf met klinische symptomen zeker duidt op
een oorzakelijk verband, al dan niet in combinatie met andere
oorzaken van diarree (zie ook figuur 1). Klassiek gebeurt dit
fecesonderzoek door het aantonen van oöcysten in een feces-
uitstrijkje met lichtmicroscopie, hetzij in een natief preparaat
hetzij na kleuring. De Ziehl-Nielsenkleuring en de carbol-
fuchsinekleuring (zie foto 1) zijn relatief goedkoop, maar ver-
eisen ervaring van de onderzoeker. Voorts zijn er ook immu-
nologische technieken, zoals immunofluorescentie (IFT: zie
foto 2) en Elisa, voor detectie van antigenen van C.
pan>um in
de feces. Ze zijn even gevoelig en hebben een hogere specifi-
citeit dan microscopisch onderzoek (22,36), maar ze vereisen
gespecialiseerde apparatuur en getraind personeel. Het aantal
oöcysten dat uitgescheiden wordt, kan (semi-) kwantitatiefbe-
paald worden met de IFT of eventueel aan de hand van ge-
kleurde fecesuitstrijkjes, indien een gestandariseerde hoeveel-
heid feces wordt gebruikt en een gestandariseerde oppervlakte
van het uitstrijkje wordt afgelezen. Het nut van een kwantita-
tieve diagnose is echter beperkt, omdat er geen verband be-
staat tussen het aantal uitgescheiden oöcysten en de klinische
symptomen. Recent zijn ook verschillende \'dip-sticks\' ont-
wikkeld die een goed en praktisch alternatief bieden voor de
diagnose van klinische cryptosporidiose in de praktijk. Hierbij
moet het voordeel van een snelle diagnose op het bedrijf wor-
den afgewogen tegen de lichte meerkosten van dip-sticks in
vergelijking met het onderzoek van fecesuitstrijkjes.
Onderzoek van serummonsters heeft geen zin, omdat een toe-
name van de antistoftiter pas kan worden aangetoond na de
klinische fase van de infectie.

Door de korte prepatente periode van C. parvum, de hoge uit-
scheiding van oöcysten kort na de geboorte en het onmiddel-
lijk infectieus zijn van de oöcysten na uitscheiding, kan de
omgevingscontaminatie hoog oplopen tijdens de eerste le-
vensweken, wanneer de kalveren nog heel gevoelig zijn voor
infectie. Maatregelen dienen erop gericht te zijn de infectie-
druk in de omgeving te verminderen, zodat klinische sympto-
men worden voorkomen, maar immuniteitsopbouw doorgaat.
Dit dient vooral te gebeuren door een goed management en
aangepaste hygiënische maatregelen (Zie tabel 1). Voor de
chemotherapeutische behandeling en de preventie van C.
par-
vum
is enkel halofuginon geregistreerd voor gebruik bij kalve-
ren. Preventief dient haloftiginon gedurende zeven dagen toe-
gediend te worden (100 |xg/kg lichaamsgewicht) vanaf de
eerste levensdag. Dit resulteert in een daling van het aantal
diarreegevallen en een daling van de oöcystenuitscheiding,
waardoor de omgeving minder wordt besmet. Curatief moet
het dier zo snel mogelijk na het ontstaan van de diarree behan-
deld worden, waardoor de oöcystexcretie daalt (10, 31).
Toediening van paromomycine wordt ook beschreven voor de
preventie van klinische symptomen en de reductie van oöcyst-
uitscheiding (6,32), maar paromomycine is niet geregistreerd
voor de behandeling van cryptosporidiose bij kalveren.
Sulfamidine (9) en decoquinaat (11, 13) zijn niet effectief te-
gen C.
parvum bij natuurlijk geïnfecteerde kalveren.

Diarree bij kalveren ouder dan een maand

Naast Salmonella en Boviene Virale Diarree kunnen zowel
Eimeria spp. als G. duodenalis diarree en groeivertraging
veroorzaken bij opgestalde kalveren.

Coccidiose

In Europa worden oöcysten van Eimeria-species zeer vaak
teruggevonden in kalverfeces (2), maar enkel
E. bovis en E.
zuernii
zijn van belang in het ontstaan van diarree bij opge-
stalde kalveren.
E. alahamensis kan coccidiose veroorzaken
bij kalveren vlak na het uitweiden, maar de symptomen zijn
meestal van voorbijgaande aard (25,26). De symptomen van
coccidiose hangen niet alleen af van de pathogeniciteit van
het oorzakelijk species, maar ook van de afweer van het dier
en van de infectiedosis (14). De oöcystuitscheiding neemt af
met een toenemende leeftijd van het kalf, waarschijnlijk
door verworven immuniteit (8), hoewel klinische sympto-
men ook bij oudere kalveren kunnen voorkomen, vooral
wanneer de infectiedruk hoog is.

De diagnose van coccidiose wordt gesteld op basis van de be-
drijfsanamnese en de klinische symptomen. Coccidiose is
vooral een probleem bij jonge dieren op stal en in de winter,
omdat de oöcysten van
Eimeria spp., in tegenstelling tot de
oöcysten van C.
parvum en de cysten van G. duodenalis, niet
onmiddelijk na uitscheiding infectieus zijn, maar dienen te
sporuleren in de omgeving, onder gunstige omstandigheden
wat betreft temperatuur en vochtigheidsgraad. Verder komt
coccidiose vooral voor wanneer de bezettingsgraad in de stal
hoog is. De symptomen zijn diarree, die soms bloed bevat als
gevolg van de destructie van enterocyten, en gewichtsverlies,
vertraagde groei, een dof baarkleed en tenesmen. De dia-
gnose dient bevestigd te worden door fecesonderzoek. Daar
niet alle
Eimeria-species pathogeen zijn, is vooral een cor-
recte identificatie van de aangetroffen
Eimeria spp. oöcysten
van belang. Een telling van de oöcysten heeft minder zin daar
er geen verband bestaat tussen het aantal uitgescheiden oö-
cysten en de kliniek. Diarree kan reeds optreden in het begin

-ocr page 402-

van de patente periode, wanneer nog maar weinig oöcysten
uitgesciieiden worden.

Ter controle en preventie van coccidiose is een combinatie
van een chemotherapeutische behandeling en management
noodzakelijk (zie tabel 1). Bij kalveren zijn echter in
Nederland geen producten geregistreerd voor de behande-
ling van coccidiose. Een preventieve behandeling wordt wei-
nig toegepast. Eventueel kan lasalocid in de melk worden
verstrekt (21), met daarna eventueel een behandeling met la-
salocid of decoquinaat in de kal verkorrels (33). Voor cura-
tieve behandeling kunnen decoquinaat (7), sulfamidine (12),
maar vooral diclazuril (1 mg/kg) of toltrazuril (10-15 mg/kg)
worden gegeven (14,20).

Giardiasis

Een tweede protozoaire parasiet bij kalveren ouder dan een
maand is
G. duodenalis. De prevalentie bij jonge kalveren
varieert naargelang de studie van negen procent tot 73 pro-
cent (5). Toch werd het pathogeen belang van
G. duodenalis
bij jonge kalveren pas recent onderkend (5, 16).
Na orale opname van de infectieuze cyste resulteert de
asexuele vermenigvuldiging van de trofozoieten in een
villusatrofie en een verminderde enzymatische activiteit ter
hoogte van de dunne darm, wat leidt tot chronische diarree en
een vertraagde groei (5), hoewel sommige infecties symp-
toomloos zijn. Omdat geïnfecteerde kalveren in de patente
fase van de infectie grote aantallen cysten uitscheiden, wordt
de omgeving op korte tijd sterk besmet, met een hoge infec-
tiedruk voor andere kalveren tot gevolg. In de chronische fase
is de uitscheiding lager en intermitterend, hetgeen de dia-
gnose bemoeilijkt en meervoudige monsters noodzakelijk
maakt.

De meest gebruikte en de goedkoopste diagnosemethode is
de identificatie van cysten in de feces door microscopisch
onderzoek na aanrijking en een joodkleuring (zie foto 3).
Deze methode is echter minder gevoelig dan immunologi-
sche diagnosetechnieken zoals IFT, die kwantitatief kan
worden gebruikt (zie foto 2), en Elisa. Deze immunologische
diagnosetechnieken zijn oorspronkelijk ontwikkeld voor ge-
bruik in de humane geneeskunde, maar zijn recent geëvalu-
eerd voor gebruik bij runderen (5). Beide immunologische
diagnosetechnieken zijn gevoeliger dan microscopisch
onderzoek, maar hebben een hogere kostprijs en de nood-
zaak voor gespecialiseerde apparatuur De interpretatie van
het mestonderzoek is bij een G/art/za-infectie een moeilijke
opgave, vooral omdat de infectie pas in de chronische fase
wordt opgemerkt met meestal lage cysten-uitscheiding,
waardoor het vinden van kleine aantallen cysten ook klinisch
relevant kan zijn. Ook hier dient de uitslag van het mest-
onderzoek gecombineerd te worden met de gegevens uit de
bedrijfsanamnese en het klinisch onderzoek en door uitslui-
ting van andere infecties, vooral coccidiose.
Hoewel de cysten van
G. duodenalis minder lang overleven
in de omgeving dan de oöcysten van C.
parvum of Eimeria
spp., kunnen ze toch verschillende weken infectieus blijven
(23). De preventie en controle van giardiose is daardoor een
combinatie van managementsmaatregelen en behandeling
(zie tabel I). De benzimidazol preparaten albendazol en fen-
bendazol hebben een goede werkzaamheid tegenover
G. du-
odenalis
bij kalveren (15, 17, 34), bij een dosering van 5-20
mg/kg lichaamsgewicht per dag gedurende drie opeenvol-
gende dagen. Daar na een
G. duodenalis-mihraak een be-
smette kalverhuisvesting de regel is, dient gedesinfecteerd te
worden, waarvoor quaternaire ammoniumzouten worden
aangeraden (15).

Conclusies

Protozoaire infecties zijn van belang als primaire oorzaak
van diarree, zowel bij kalveren ouder als jonger dan één

Tabel i. Epidemiologische eigenschappen van C. parvum, C. duodenalis en Eimeria spp. bij kalveren en de bijhorende maatregelen.

Epidemiologische eigenschap

- hoge uitscheiding van (oö)cysten in de mest

- (oö)cystenzijn zeer resistent in de omgeving

- (oö)cysten zijn zeer resistent tegen ontsmetting

- (oö)cysten ontwikkelen goed in een warme en
vochtige omgeving en zijn enkel gevoelig voor
hoge temperaturen en uitdroging

Epidemiologisch gevolg

- de infectiedruk kan in korte tijd hoog oplopen

- uitgescheiden (oö)cysten kunnen verscheidene
weken tot maanden overleven in de omgeving

niet effectief

- infectie: meestal in een vochtige en warme stal-
omgeving

Aangepaste maatregel

- overbezetting vermijden

- uitscheiders isoleren

- hygiëne1

- hygiëne*

- ontsmetting met chloorhoudende desinfectantia is - desinfectantia gebaseerd op ammonia, chloordi-

oxide, zuurstofdioxide of ozon

- ontsmetting met stoom

- overbezetting vermijden

- hygiëne*

1 hygiëne: - frequent weghalen van de feces

- grondig reinigen (hoge druk)

- eventueel leegstand gedurende enkele weken na een uitbraak

- wisselend gebruik van verschillende stallen die regelmatig worden gereinigd en ontsmet

-ocr page 403-

e>

Foto 3. Cysten van G. duodenatis na joodkleuring (400X).

maand. Een goed begrip van de prevalentie, het klinisch be-
lang en de epidemiologie van deze protozoaire parasieten
kan leiden tot een vroeg onderkennen van de infectie. De
interpretatie van het fecesonderzoek is moeilijk daar klini-
sche symptomen niet altijd gepaard gaan met een hoge uit-
scheiding van (oö)cysten. Daarom kunnen de resultaten van
het fecesonderzoek enkel worden gebruikt als ondersteuning
van een totaaldiagnose door combinatie van de gegevens van
de bedrijfsanamnese, het klinisch onderzoek en het uitslui-
ten van mogelijke andere oorzaken. Zowel preventieve als
curatieve maatregelen kunnen de economische verliezen van
deze protozoaire infecties in de kalveropfok inperken.

Literatuur

1. Constant F. Les cryptosporidies confirmées. E. coli toujours plus re-
sistant. Le Point Vétérinaire 2001; 219 : 16-17.

2. Cornelissen AWCA, Verstegen R, Brand H van den, Perie NM, Eysker
M, Lam TJGM, and Pijpers A. An observational study of
Eimeria spe-
cies in housed cattle on Dutch dairy farms. Vet Parasitol 1999; 56: 7-
16.

3. Graaf DC de.Vanopdenbosch E, Ortega-Mora LM, Abbassi H, and
Peeters JE. A review of the importance of cryptosporidiosis in farm
animals. Int J Parasitol 1999; 29; 1269-1287.

4. Fuente R de la, Luzon M, Ruiz-Santa-Quiteria JA, Garcia A, Cid D,
Orden JA, Sanz R, and Gomez-Bautista M.
Cryptosporidium and con-
current infections with other major enteropathogcns in 1 to 30-day-old
diarrheic dairy calves in central Spain. Vet Parasitol 1999; 80; 179-
185.

5. (ieurdenT, Clacrcboul E, Vercruysse J, and Berkvcns D. Estimation of
diagnostic test characteristics and prevalence of
Giardia duodenaiis in
dairy calves using a Bayesian approach. Int J Parasitol 2004; 34; 1127-
1137.

6. Grinbcrg A, Markovics A, Galindez J, Lopez-Villalobos N, Kosak A,
and Tranquillo M. Controlling the onset of natural cryptosporidiosis in
calves with paromomycin sulphate. Vet Ree 2002; 151: 606-608.

7. Heinrich AJ, and Bush GJ. Evaluation of decoquinate or lasalocid
against coccidiosis from natural exposure in neonatal dairy calves. J
Dairy Sci 1991; 74: 3223-3227.

8. Hermosilla C, Bürger H-J, and Zahner H. T cell responses in calves to
a primary
Eimeria bovis infection: phenotypical and functional
changes. Vet Parasitol 1999; 84: 49-64.

9. Joachim A, Krull T, Schwarzkopf J, and Daugschies A. Prevalence and
control of bovine cryptosporidiosis in German dairy herds. Vet
Parasitol 2003; 112; 227-288.

10. Lefay D, Naciri, Poirier R and Chermette R. Efficacy of halofuginone
lactate in the prevention of cryptosporidiosis in suckling calves. Vet
Ree 2001; 148; 108-112.

11. Lindsay DS, Woods KM, Upton SJ, and Blagburn BL. Activity of de-
coquinate against
Cryptosporidium parvum in cell cultures and neo-
natal mice. Vet Parasitol 2000; 89; 307-311.

12. Mahmoud OM, Haroun EM, Sobiah MA, Omer OH, and Adam SEI.
Comparative study of Calotropis procera latex and sulfamidine against
experimentally induced
Eimeria ovinoidalis infection in Nadji lambs.
Small Ruminant Research 2001; 42; 135-140.

13. Moore DA. Atwill ER, Kirk JH, Brahmbhatt D, Alonso LH, Hou L,

Singer MD, and Miller TD. Prophylactic use of decoquinate for infec-
tions with
Ciyptosporidium parvum in experimentally challenged
neonatal calves. J Am Vet Med Assoc 2003; 223; 839-845.

14. Mündt H-C, Daugschies A, Uebe F, and Rinke M. Efficacy of toltrazu-
ril against artificial infections with
Eimeria bovis in calves. Parasitol
Res 2003;90;S166-S167.

15. 0\'Handley RM, Olson ME, McAllister TA, Morck DW, Jelinski M,
Royan G, and Cheng K-J. Efficacy of fenbendazole for treatment of
giardiasis in calves. Am J Vet Res 1997; 58: 384-388.

16. 0\'Handley RM, Cockwill C, McAllister TA, Jelinski M, Morck DW,
and Olson ME. Duration of naturally acquired giardiosis and crypto-
sporidiosis in dairy calves and their association with diarrhea Vet Med
Assoc with diarrhea. J Vet Med Assoc 1999; 214; 391 -396.

17. Olson ME, Goh J, Phillips M, Guselle N, and McAllister TA. Giardia
cyst and Cryptosporidium oocyst survival in water, soil and cattle fae-
ces. J Environ Quality 1999; 28; 1991 -1996.

18. Otto P, Elschner M, Günther H, und Schulze F Vergleichende
Untersuchungen zum Nachweis von Rotaviren, Coronaviren,
Kryptosporidien und enterotoxigenen
E. coli im Kot durchfallkranker
Kälber Tierärtzl Umschau 1995; 50: 80-86.

19. Panciera RJ, Thomassen RW, and Gamer FM. Crypto.sporidial infec-
tion in a calf Vet Pathol 1971; 8; 479-484.

20. Pilarczyk B, Balicka-Ramisz A, and Prost M. The dynamics of
Eimeria spp. Infection in calves treated and untreated with Baycox.
Medycina Weterynayjna 1999; 55; 523-526.

21. Quigley JD, Drewry JJ, and Ivey SJ. Effects of lasalocid in milk re-
placer or calf starter on health and perforinance of calves challenged
with
Eimeria species. J Dairy Sci 1997; 80; 2972-2976.

22. Quilez J, Sanchez-Acedo C, Clavcl A, del Chado E, and Lopez-Bernad
F Comparison of an acid-fast stain and a monoclonal antibody-based
immunofluorescence reagent for the detection of
Cryptosporidium oo-
cysts in faecal specimens for cattle and pigs. Vet Parasitol 1996; 67;
75-81.

23. Ruest N, Couture Y, Faubert GM, and Girard C. Morphological
changes in the jejunum of calves naturally infected with
Giardia spp.
and
Cryptosporidium spp. Vet Parasitol 1997; 69; 177-186.

24. Sanford SE, and Josephson GKA. Bovine cryptosporidiosis; clinical
and pathological findings in forty-two scouring neonatal calves. Can
VctJ 1982; 23; 343-347.

25. Snoep JJ, and Potters JBMM. Coccidiosis as a cause of diarhhea in
calves at pasture -
Eimeria aiahamensis. Tijdschr. Diergeneesk 2004;
129; 158-160.

26. Svensson C. Excretion of Eimeria aiahamensis oocysts in grazing
calves and young stock. Journal of Veterinary Medicine Series B-
Infectious diseases and Veterinary Public Health 2000; 47: 105-110.

27. Tartera R Cryptosporidium parvum est présent chez 20 a 50% des
vcaux diarrhéiques. L\'hebdo Vétérinaire 2002; 109 ; 11-14.

28. Timmerman TG, Geurden T, Opsomer G en Claerebout E.
Crvptosporidium parvum bij kalveren. Vlaams Diergeneesk Tijdschr
2003; 72:409-416.

29. Tyzer E. Cryptosporidium paiTum (sp. nov), a coccidium found in the
small intestine of the common mouse. Archive der Protistenkunde
1912; 26; 394-412.

30. Tzipori S, Smith M, Halpin C, Angus KW, Sherwood D, and Campbell
1. Experimental cryptosporidiosis in calves; clinical manifestations
and pathological findings. Vet Ree 1983; 112; 116-120.

31. Villacorta I, Peeters JE, Vanopdenbosch E, Aresmazas E, and Theys H.
Efficacy of halofuginone lactate against
Cryptosporidium par\\\'um in
calves. Antimicrob Agents Chemother 1991; 35; 283-287.

32. Viu M, Quilez J, Sanchez-Acedo C, Cacho E del, and Lopez-Bernad F.
Field trial on the therapeutic efficacy of paromomycin on natural
Crvptosporidium parvum infections in lambs. Vet Parasitol 2000; 90;
163-170.

33. Waggoner JK, Cecava MJ, and Kazacos KR. Efficacy of lasalocid and
decoquinate against coccidiosis in naturally infected dairy calves. J
Dairy Sci 1994; 77; 349-353.

34. Xiao L, Saeed K, and Herd RR Efficacy of albendazole and fenbenda-
zole against
Giardia infection in cattle. Vet Parasitol 1996; 61; 165-
170.

35. Xiao L, Herd RP, and Rings DM. Concurrent infections of Giardia and
Crvptosporidium on two Ohio farms with calf diarrhea. Veterinary
Parasit 1993; 51; 41-48.

36. Xiao L, and Herd RR Quantitation of Giardia cysts and
Cryptosporidium oocysts in fecal samples by a direct immunofluore-
scence assay. J Clin Microbiol 1993; 31; 2944-2946.

37. Xiao L. and Herd RR Infection patterns of Cryptosporidium and
Giardia in calves. Vet Parasitol 55: 1994; 55; 257-262.

-ocr page 404-

H. Brommer

Inleiding

Gewrichtszielcten vormen een groot
probleem bij het paard, hetgeen nogal
eens kan leiden tot een vroegtijdige
beëindiging van de sportcarrière. Het
metacarpophalangeale (MCP) ge-
L wricht, ook wel het kootgewricht ge-
noemd, is een gewricht dat bijzonder
gevoelig is met betrekking tot het
ontwikkelen van gewrichtsziekten. De belangrijkste ge-
wrichtsziekte is
Osteoarthrose (OA). Eén van de kenmerken
van OA is beschadiging en degeneratie van het kraakbeen in
het gewricht. Schade aan gewrichtskraakbeen kan ernstige
gevolgen hebben omdat dit weefsel maar een beperkte mo-
gelijkheid heeft om de schade te herstellen. Daarom zijn
maatregelen ter preventie en vroegtijdige diagnostiek uiter-
mate belangrijk om de
hiermee gepaard gaande kreupelheid
te voorkomen.

De belangrijkste functies van het gewrichtskraakbeen zijn
absorptie en transmissie van mechanische krachten die door
voortbewegen gegenereerd worden. Voor het goed kunnen
uitoefenen van deze functies is een gezonde en intacte kraak-
beenlaag van belang, waarbij het kraakbeen specifieke bio-
mechanische eigenschappen moet hebben. Gezien het
enorme belang van deze biomechanische functie moet het
management rondom gewrichtsziekten uiteindelijk gericht
zijn op het behoud van de specifieke biomechanische eigen-
schappen van het kraakbeen. Evaluatie van de functionele
gezondheidstoestand van het kraakbeen is dan ook belang-
rijk voor de prognosestelling van gewrichtsziekten.
In dit proefschrift worden diverse aspecten van kraakbeen-
schade en de daarmee gerelateerde stoornis in de biomecha-
nische functie beschreven, waarbij de aandacht is gericht op
het MCP-gewricht omdat dit gewricht klinisch het meest van
belang is. De resultaten van dit onderzoek moeten gezien
worden in het perspectief van ontwikkeling van methoden en
technieken die uiteindelijk vroege opsporing van functioneel
falen van gewrichtskraakbeen mogelijk moeten maken.

Functionele aanpassing van de biomechanische eigen-
schappen van gewrichtskraakbeen

Als eerste is de normale fysiologische ontwikkeling van de
biomechanische eigenschappen van gewrichtskraakbeen be-
studeerd vanaf de geboorte tot volwassen leeftijd. Uit eerder
biochemisch onderzoek is gebleken dat er na de geboorte een
proces in gang gezet wordt, genoemd \'functionele adaptatie\',
waarbij de biochemische samenstelling van kraakbeen veran-
dert vanuit een homogene toestand naar een heterogene situa-
tie. Biochemische homogeniteit, zoals dat bij het jonge dier na
de geboorte aanwezig is, wil zeggen dat de biochemische
samenstelling over het gehele kraakbeenoppervlak min of
meer hetzelfde is. Biochemische heterogeniteit van kraakbeen
is karakteristiek voor het volwassen dier en betekent dat de

\' Dr. Harold Brommer is specialist KNMvD Chirurgie Paard. Faculteit der Dierge-
neeskunde. Departement Gezondheidszorg Paard. Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht, e-
mail: H.Brommer@vel.uu.nl
biochemische eigenschappen van het kraakbeen van plaats tot
plaats verschillen, waarbij er een duidelijke relatie is met de
belasting van het kraakbeenoppervlak, die tevens van plaats
tot plaats verschillend is. De verwachting was, gegeven het feit
dat de biochemische samenstelling bepalend is voor de bio-
mechanische eigenschappen van het kraakbeen, dat er een
soortgelijk proces van functionele aanpassing van de biome-
chanische eigenschappen plaatsvindt na de geboorte.
Op twee plaatsen van het kraakbeenoppervlak van het koot-
been die bij het levende paard verschillend belast worden, na-
melijk de rand en het centrum van het gewricht (Figuur 1),
werden de Young\'s modulus en de dynamische modulus be-
paald bij doodgeboren veulens, vijf maanden oude veulens,
achttien maanden oude paarden, en volwassen paarden (ge-
middelde leeftijd van negen jaar). De Young\'s modulus is een
maat voor de statische stijfheid en is gerelateerd aan de con-
centratie van de proteoglycanen in het kraakbeen. De dynami-
sche modulus is een maat voor de dynamische stijfheid en is
gerelateerd aan de karakteristieken van het collagene netwerk
in het kraakbeen. Het bleek dat het kraakbeen van het veulen
biomechanisch \'blank\' is, dat wil zeggen dat de biomechani-
sche eigenschappen van het kraakbeen over het oppervlak
overal hetzelfde, en dus homogeen zijn. Deze homogeniteit
van biomechanische eigenschappen hangt waarschijnlijk sa-
men met het feit dat het gewrichtskraakbeen voor de geboorte
nooit belast is geweest. Na de geboorte, als het veulen gaat
staan, start de mechanische belasting van het kraakbeen en on-
der invloed van belasting vindt er een aanpassing plaats van
zowel de statische als de dynamische stijfheid van het kraak-
been. Hierdoor krijgt het kraakbeen de functionele eigen-
schappen die het mogelijk maken dat de ondergane belasting
ook verdragen kan worden zonder dat er schade optreedt. Op
een leeftijd van achttien maanden bleek deze functionele aan-
passing van de biomechanische eigenschappen voortgeschre-
den te zijn tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van het
volwassen paard. Daarna traden er nauwelijks meer verande-
ringen op.

Samenvattin
proefschrii

Op weg naar detectie van functioneel falen van
gewrichtskraakbeen bij het paard

-ocr page 405-

Kwantificering van kraakbeendegeneratie

Om de veranderingen van de biomechanische eigenschappen
in relatie tot kraakbeendegeneratie, zoals dat gezien wordt bij
OA, te bestuderen, is kwantificering van kraakbeendegeneratie
noodzakelijk. Voor dit doel werd een nieuwe techniek ontwik-
keld en beschreven, gebaseerd op het gegeven dat gedegene-
reerd kraakbeen Oost-Indische inkt bindt door fibrillering van
het oppervlak en depletie van proteoglycanen. Gezond kraak-
been heeft deze kenmerken niet en bindt dan ook geen Oost-
Indische inkt. Binding van Oost-Indische inkt geeft een zwarte
kleur van het kraakbeenoppervlak op die plaatsen waar het
kraakbeen gedegenereerd is. De toename van de zwarting is
dan een maat voor de hoeveelheid gebonden Oost-Indische
inkt, die op zijn beurt weer een maat is voor de hoeveelheid ge-
degenereerd kraakbeen. De toename van de zwartkleuring van
het kraakbeenoppervlak kan bepaald worden door van het
kraakbeenoppervlak digitale opnames te maken zowel voor als
na kleuring met Oost-Indische inkt, en hieruit computermatig
de toename van de gemiddelde grijswaarde van de pixels te
meten (Figuur 2). Belangrijke voorwaarden zijn een gestan-
daardiseerde belichting en positionering van het kraakbeenop-
pervlak. Vervolgens kan met deze gegevens de kraakbeendege-
neratie index (Cartilage Degeneration Index, CDI) berekend
worden. Validatie van de techniek resulteerde in een goede re-

produceerbaarheid, en er was een goede en significante corre-
latie met een reeds eerder beschreven macroscopisch scorings-
systeem voor OA. De CDI-techniek is in de rest van het proef-
schrift gebruikt om zowel van het gehele gewrichtsoppervlak,
als ook van bepaalde geselecteerde gebieden, de hoeveelheid
gedegenereerd kraakbeen te kwantificeren.

Verspreidingspatroon van kraakbeendegeneratie gedurende
het proces van OA in relatie tot mechanische belasting van
het gewricht

Degeneratie van het gewrichtskraakbeen is vaak progressief
gedurende het proces van OA, waarbij de snelheid van pro-
gressie afhangt van de mate van mechanische belasting van
het gewricht. Voor een beter begrip van OA is het noodzakelijk
om inzicht te hebben in het verspreidingspatroon van kraak-
beendegeneratie over het gewrichtsoppervlak. In 73 MCP-ge-
wrichten van slachtpaarden (leeftijd range vijf maanden - 23
jaar) werd de OA-status van het totale gewrichtsoppervlak
van het kootbeen bepaald, alsmede de CDI-waarden van vier
omschreven gebieden: de mediale en laterale dorsale rand, en
de mediale en laterale centrale fovea. OA-gerelateerde kraak-
beendegeneratie bleek een specifiek verspreidingspatroon
over het gewrichtsoppervlak te hebben: van mediaal naar late-
raal en van perifeer naar centraal.

Als min of meer logisch vervolg op het bovenbeschreven
onderzoek werd het verspreidingspatroon van kraakbeende-
generatie, zoals gevonden in het MCP-gewricht, vergeleken
met het verspreidingspatroon in het metatarsophalangeale
(MTP) gewricht. Het MCP-gewricht is anatomisch vergelijk-
baar met het MTP-gewricht, echter de mechanische belasting
van deze twee gewrichten is verschillend gedurende de nor-
male voortbeweging van het paard. Bovendien zijn er in de li-
teratuur verschillen beschreven met betrekking tot de frequen-
tie en lokalisatie van bot-kraakbeenfragmenten. Gezien deze
verschillen werd de hypothese opgesteld dat de topografische
ontwikkeling van kraakbeendegeneratie in het MCP-gewricht
verschillend is van die in het MTP-gewricht. In MCP- en
MTP-gewrichten werden de CDI-waarden bepaald van de
mediale en laterale dorsale rand, de mediale en laterale cen-
trale fovea, en de mediale en laterale palmaire/plantaire gebie-
den van het kootbeen. In zowel het MCP- als het MTP-ge-
wricht werden de hoogste CDI-waarden gemeten op de
dorsale rand van het gewrichtsoppervlak. Echter, gedurende
de verdere ontwikkeling van OA werd er een verschil gecon-
stateerd in het verspreidingspatroon van kraakbeendegenera-
tie: in het MCP-gewricht verscheen er gedegenereerd kraak-
been ongeveer gelijktijdig op zowel de centrale als de
palmaire delen van het gewrichtsoppervlak, terwijl in het
MTP-gewricht significant meer kraakbeendegeneratie op de
plantaire gebieden gevonden werd in vergelijking met de cen-
trale regio\'s. Dit verschil wordt toegeschreven aan het feit dat
het voorbeen meer met een klap wordt neergezet en meer be-
trokken is bij het dragen van het lichaamsgewicht van het
paard, terwijl het achterbeen meer glijdend wordt neergezet en
een belangrijke functie vervult bij de propulsie van het paard.
Deze resultaten bevestigen de bevindingen uit de literatuur dat
mechanische belasting een belangrijke factor is in de progres-
sie van OA en dat er een duidelijke relatie is tussen fysieke
stress en kraakbeenschade.

Functionele consequenties van kraakbeendegeneratie

Voor de uitvoering van de studie naar de gevolgen van kraak-
beendegeneratie voor de biomechanische eigenschappen

-ocr page 406-

werd een vergelijkbare benadering gekozen als voor het expe-
riment dat uitgevoerd werd ter bestudering van de functionele
adaptatie van gewrichtskraakbeen. De Young\'s modulus als
maat voor de statische stijfheid en de dynamische modulus als
maat voor de dynamische stijfheid van het kraakbeen werden
bepaald in gezonde MCP-gewrichten en in gewrichten met
OA-gerelateerde kraakbeendegeneratie. Deze biomechani-
sche parameters werden gemeten op zowel de rand als in het
centrum van het gewricht. De mate van kraakbeenschade op
deze twee plaatsen werd weer bepaald met behulp van de CDI-
techniek. Gewrichten met OA hadden op de gewrichtsrand
significant hogere CDI-waarden, lagere waarden voor Young\'s
modulus, en lagere waarden voor de dynamische modulus. In
het centrum van het gewricht werden vergelijkbare resultaten
gevonden. Tevens werden de kraakbeendiktes gemeten,
waarin geen verschillen bleken te bestaan tussen gezonde ge-
wrichten en gewrichten met OA. Dit betekent dus dat verande-
ringen in de biomechanische eigenschappen van het kraak-
been eerder optreden dan veranderingen in de dikte van de
kraakbeenlaag. De conclusie was dat kraakbeendegeneratie
gevolgen heeft voor zowel de statische als de dynamische stijf-
heid van het kraakbeen en daarmee voor de functionaliteit van
het weefsel. Beide parameters dalen in waarde gedurende het
proces van OA. De absolute hoeveelheid kraakbeendegenera-
tie was groter op de dorsale rand van het gewrichtsoppervlak,
maar de veranderingen in de biomechanische eigenschappen
waren aan de rand vergelijkbaar met die in het centrum van het
gewricht. Substantiële kraakbeendegeneratie op de dorsale
rand van het kootbeen heeft dus niet alleen gevolgen voor de
lokale kraakbeenstijfheid, maar is tevens gerelateerd met een
vermindering van de elasticiteit in het centrum van het ge-
wricht, een bevinding die van belang kan zijn in het kader van
de prognosestelling van degeneratieve gewrichtsziekten.

Inspectie van kraakbeenschade middels artroscopie

Artroscopie is momenteel de enige minimaal invasieve tech-
niek die een directe benadering van het gewrichtskraakbeen
mogelijk maakt. Deze techniek is dan ook \'de gouden stan-
daard\' met betrekking tot het inventariseren van kraakbeen-
schade. De diagnostische artroscopie van het MCP-gewricht
werd geëvalueerd met betrekking tot het vaststellen van OA-
gerelateerde kraakbeenletsels. Artroscopie van de dorsale ge-
wrichtszak van het MCP-gewricht is uitgevoerd in 74 onder-
benen van slachtpaarden. De hypothese werd getoetst dat het
bekijken van het artroscopisch zichtbare deel van het kraak-
beenoppervlak een goede indicatie geeft van de toestand van
zichtbare kraakbeen en dat hiermee tevens een goede inschat-
ting gemaakt kan worden van de toestand van het kraakbeen
van het totale kraakbeenoppervlak van het kootbeen, dus in-
clusief die delen die normaliter met een artroscopie niet zicht-
baar zijn. De score ontwikkeld door de \'Société Française
d\'Arthroscopic\' (SFA) werd gebruikt om het kraakbeen
(semi)kwantitatief te beoordelen. Opnieuw werd de CDI-
techniek als referentie gebruikt. De resultaten gaven aan dat er
een onderschatting van de totale schade in het gewricht ge-
maakt wordt in het geval er weinig letsels op het zichtbare
kraakbeenoppervlak van het kootbeen aanwezig zijn. De oor-
zaak is wellicht het onzichtbaar zijn van geringe fibrillering en
proteoglycaandepletie. Aan de andere kant wordt er een over-
schatting van de totale hoeveelheid kraakbeenschade in het
gewricht gemaakt als er ernstige letsels op het zichtbare deel
gediagnostiseerd worden, omdat schade op het artroscopisch
zichtbare deel niet representatief is voor het totale gewrichts-
oppervlak. De uiteindelijke conclusie is dat inspectie van
kraakbeenschade middels artroscopie maar een beperkte
waarde heeft voor het bepalen van de gezondheidstoestand
van het kraakbeenweefsel in het MCP-gewricht.

Toepasbaarheid van kraakbeenindenters

Kraakbeenindenters zijn instrumenten die onder begeleiding
van de artroscoop gebruikt kunnen worden om de mechanische
eigenschappen van het kraakbeen te meten. Hiermee kan dan
een indruk verkregen worden van de functionele toestand van
het kraakbeen. Een commercieel verkrijgbare kraakbeenin-
denter (Figuur 3) werd getest op reproduceerbaarheid en
gevoeligheid met betrekking tot het meten van de kraakbeen-
stijfheid en het inschatten van het niveau van kraakbeen-
degeneratie. in deze studie werden de metingen verricht op
vrij geprepareerde kootbenen en er werd weer gekozen voor
twee plaatsen op het gewrichtsoppervlak: de rand en het cen-
trum. Van elke testplaats werd tevens de dynamische modulus
bepaald als referentiewaarde voor de metingen met de kraak-
beenindenter CDI-waarden werden gemeten als referentie

-ocr page 407-

voor de graad van kraakbeendegeneratie. De geteste kraak-
beenmonsters werden onderverdeeld in vier groepen, geba-
seerd op de uitkomsten van de waardes voor de dynamische
modulus: zacht, matig zacht, matig stijf, en stijf kraakbeen. De
reproduceerbaarheid van het apparaat was redelijk goed, echter
de gevoeligheid van het apparaat bleek onvoldoende. De
kraakbeenindenter kon alleen een verschil in stijfheid aantonen
wanneer er reeds aanzienlijke kraakbeendegeneratie opgetre-
den was en het kraakbeen als \'zacht\' geclassificeerd werd.
Matig zacht, matig stijf, en stijf kraakbeen kon met dit apparaat
niet van elkaar onderscheiden worden. De aanwezigheid van
zacht kraakbeen op de rand van het gewrichtsoppervlak was
gerelateerd aan een significant hogere CDI-waarde op zowel
de rand als in het centrum van het gewricht. De conclusie was
dat de kraakbeenindenter niet geschikt is om de beginfase van
OA-gerelateerde kraakbeendegeneratie bij het paard te detec-
teren. In meer gevorderde gevallen van OA is het apparaat te
gebruiken om gegevens omtrent de functionele en degenera-
tieve toestand van het kraakbeen te kwantificeren.

Bepaling van de geluidssnelheid in gewrichtskraakbeen van
het paard

Het resultaat van het meten van de kraakbeenstijfheid met be-
hulp van een kraakbeenindenter is afhankelijk van de dikte van
het kraakbeen. De dikte van de kraakbeenlaag is niet bekend
tijdens een routine artroscopie. Bovendien kan de dikte van het
kraakbeen veranderen gedurende het proces van OA. Het
kraakbeen in het MCP-gewricht van het paard is relatief dun en
speciaal in dunne kraakbeenlagen heeft een kleine verandering
van de kraakbeendikte aanzienlijke invloed op de resultaten
van de metingen van de kraakbeenstijfheid. Om dit probleem te
ondervangen kan in de indenter een echotransducer inge-
bouwd worden, waarmee op de plaats van meting de kraak-
beendikte bepaald kan worden (Figuur 4). Kennis omtrent dc
juiste kraakbeendikte op de plaats van meting maakt het dan
mogelijk om de biomechanische eigenschappen van het kraak-
been nauwkeuriger te berekenen. Voorwaarde is wel dat de ge-
luidssnelheid in het gewrichtskraakbeen bekend is. De geluids-
snelheid in kraakbeen van het paard werd bepaald cn er werd
onderzocht wat de invloed hierop is van drie belangrijke klini-
sche variabelen, namelijk de leeftijd van het paard, de plaats in
het gewricht, en de mate van degeneratie van het kraakbeen. De
geluidssnelheid werd berekend uit de kraakbeendikte, zoals
gemeten met de naaldmethode (een goed gevalideerde referen-
tiemethode die echter niet klinisch toepasbaar is), en de tijds-
duur van de echogolf Uit de resultaten bleek dat er geen signi-
ficante invloed was van leeftijd, plaats in het gewricht, en
kraakbeendegeneratie op de geluidssnelheid in het kraakbeen.
De gemiddelde geluidssnelheid bleek 1696 ± 126 m/s te zijn.
De conclusie is dat het gebruik van de gemiddelde geluidssnel-
heid van 1696 m/s acceptabel is voor kraakbeenindenter metin-
gen gecombineerd met echografische meting van de kraak-
beendikte zonder dat er rekening gehouden hoeft te worden
met klinische variabelen als leeftijd, plaats in het gewricht, en
eventueel degeneratie van het gewrichtskraakbeen. Deze tech-
niek heeft dan ook potentiële waarde voor klinisch gebruik bij
het paard om vroege veranderingen in de biomechanische ei-
genschappen van het kraakbeen in het kader van degeneratieve
gewrichtsziekten op te sporen.

Bepaling van kraakbeenfunctionaliteit in perspectief

In het laatste deel van dit proefschrift wordt ingegaan op de hui-
dige stand van zaken met betrekking tot de waarde en het bepa-
len van de biomechanische eigenschappen van gewrichts-
kraakbeen en wat de verwachting is van eventuele ontwikkelin-
gen op dit terrein. Op dit moment kan met behulp van de kraak-
beenindenter tijdens een artroscopie pas een verandering in de
biomechanische eigenschappen van het kraakbeen vastgesteld
worden wanneer het proces van kraakbeendegeneratie reeds in
een gevorderd stadium is. Vroege detectie van functionele ver-
anderingen in de beginfase van kraakbeendegeneratie is echter
nog niet mogelijk. Het is te verwachten dat de ontwikkeling
van kraakbeenindenters doorgaat en dat er in de nabije toe-
komst indenters met geïntegreerde echotransducers op de
markt komen, waardoor de gevoeligheid van dit soort instru-
menten verbeterd zal worden. Tevens zullen in de toekomst
met de verdere ontwikkeling van kwantitatieve \'magnetic reso-
nance imaging\' (MRI) technieken de functionele eigenschap-
pen, en daarmee de gezondheidstoestand van het gewrichts-
kraakbeen, bepaald kunnen worden. Evaluatie van de
biomechanische eigenschappen van het gewrichtskraakbeen is
niet alleen van belang voor vroege diagnostiek en daarmee
voor de prognose, het is tevens een belangrijke parameter met
betrekking tot preventie van degeneratieve gewrichtsziekten.
Het bepalen van de biomechanische karakteristieken van het
gewrichtskraakbeen kan bijdragen bij het zoeken naar het opti-
male bewegingsregime voor jonge opgroeiende paarden om
daarmee de functionele aanpassing van het kraakbeen zo gun-
stig mogelijk te laten verlopen. Het op deze manier conditione-
ren van kraakbeen is de beste manier om een zo goed mogelijke
ftjnctionele kwaliteit te krijgen, waardoor dit weefsel gedu-
rende het hele leven de opgelegde belasting op kan vangen zon-
der beschadigd te worden. Tenslotte kan het bepalen van de
biomechanische eigenschappen van het kraakbeen een belang-
rijke waarde hebben bij bepaalde therapeutische behandelin-
gen, bijvoorbeeld in het monitoren van functioneel herstel na
een chirurgisch uitgevoerde kraakbcentransplantatie.

Harold Brommer is sinds 1998 werkzaam bij de hoofdafde-
ling Gezondheidszorg Paard aan de Faculteit der
Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Zijn initiële
aanstelling als Specialist In Opleiding (SlO) Chirurgie
Paard werd na twee jaar omgezet in die van Assistent
Diergeneeskundige In Opleiding tot Klinisch Onderzoeker
(ADIKO). In deze functie, waarvoor een stipendium werd
toegekend door Zorg Onderzoek Nederland en Medische
Wetenschappen (ZONMW), combineerde hij zijn klinische
opleiding tot specialist met wetenschappelijk promotie-
onderzoek. In 2002 werd hij geregistreerd als Specialist
Chirurgie Paard en op 9
juni 2005 verdedigde hij
zijn proefschrift: \'Towards
detection of functional fai-
lure of equine articular car-
tilage. The metacarpopha-
langeal joint under
scrutiny\'. Het onderzoek
werd uitgevoerd onder lei-
ding van de promotoren
prof dr. A. Bameveld en
prof dr. J.S. Jurvelin (Uni-
versiteit van Kuopio in
Finland) en de co-promoto-
ren dr. P.A.J. Brama en dr.
P.R. van Weeren.

-ocr page 408-

Nieuwe Calicivirus stammen

Aangepast aan de huidige epidemiologische inzichten

Vaccins zonder adjuvans

Voor een minimum aan locale reacties

Effectiviteit en immuniteitsduur
Aangetoond door challenge proeven

Keuze mogelijkheden voor elke kat
Voor op maat vaccineren

ivhisllWllil.DnMietttnl: Kanen. lililkitl«:h)

" lt103J!-fU/2flK«S»Ml.»ldtitinfcnn«ie»biisl»itefol

la-indiali«: Ni« geb™il«n bi| dradilig. die™. Het gelmik is niet aanbellen tijdens de iaoatie. Bijwtibngtn: Bi| no^aal gebraik »» "t^\'eel een «»^\'»""l"!
II bli (Ktl Meiial B V Kieeimaleistraal 10.1991 Jt Velseit«oelt of IBtll Menal Belgiuni NV, S(l»aiii Oupuisiaan !4i, 1070 Bnisiei. l>orevai\' BCP Iteyend ïenwaB leliene itiin
.......af2welOTnalietbasiSïatdiiatiesdieinalegendepanleutopeuietompo<ienlen»anal4ïieliennahelta^^^

- - W«!»^ ■ -------------

-ocr page 409-

Een nieuwe visie op het vaccineren van l(atten

®

«w JHM Jiwt ÜEW
£äi t«.___

PIEXEVAX

Verantwoord vaccineren

MERIAL

www.merial.com

rmindenng van Winisdie symptomen en excretie. Immuniteit wenJ aangetoond vanaf 4 weken na het batóvaccinatieschema legen de rtilnolracheitis en calidvirus componenten. De immuniteitsduur is 1 jaar na de laatste (bef)vacänatie Dosering en toedieningsweg: Subcutane Injectie van één 1-ml dosis vaccin, na oplossing van de
tie: jaarlijks. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij drachtige dieren. Het gebruik is niet aanbevolen tijdens de lactatie. Bijweridngen: Bij normaal gebniik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en anorexie alsook Hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Ect lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een
Ier of beschikbaar bij (NL) Merial B.V., Kleermakerstraat 10,1991 Jl Velserbroek, of (BEL) Merial Belgium NV, Sylvain Dupuislaan 243,1070 Brussel. Purevax* RCPCh (Levend verzwakt feliene rhinotracheffls herpesvirus (stam FHV F2); Geïnactiveefde feliene Calicivirus antigenen (stammen FCV 431 en 61); Levend venwakt
Oihmyihphila
ter vermindering van klinische symptomen, tegen feliene panleucopenie voor de preventie van steile en klinische symptomen, immuniteit werd aangetoond vanaf 2 weken na het basisvacdnatieschema tegen de Chhmydc^ih felis en panleucopenie componenten, en vanaf 4 weken na het basisvaccinatieschema le^en de rhinotradwïtis
laand vaccinatieschema: - Basisvacdnatiesdtema: 1\' injectie: vanaf een leefii^ van 8 weken, 2
* inj^ie: 3 tot 4 weken later. In aanwezigheid van hoge titers van specifieke nutemale antilichamen moet het schema voor de basisvacdnatie uitgesteld worden tot de leeftijd van 12 weken. - Herhalingsvaccinatie: 1 jaar na de basisvacdnatie
fiermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn bij palpatie, jeuk of een beperkt oedeem) kan optreden, deze verdwijnt binnen hoogstens 1 of 2 weken. In uitzonderlijke omstandigheden kan een overgevodighekls-reactie optrek, die een aangepaste symptomatische behandeling kan vereisen.
V F2) 2 10^*(CID^\': Geïnactiveerde feliene Calicrvirus antigenen (stammen FCV 431 en GD 2 2,0 ELISA U.; levend verzwakt feliene panleucopenie virus (PU IV)). Ooeldief(en): Kanen. Indicaties: Actieve immunisatie van katt«) van S weken en ouder tegen feliene virale rhinotracheïtis let vermindering van klinische spptomen, tegen
alicivirus componenten. De immuniteitsduur is 1 jaar na de laatste (her)vacdnatie voor de rhinotracheKis en calidvirus componenten, en 3 jaar voor de panleucopenie OKnponent Dosering en toedieningsweg: Subcutane injectie van één 1-ml dosis vacdn, na oplossing van de gevriesdroogde tablet met het oplosmiddel, volgens het
aama elk jaar met de rhinotrachertis en calidvirose componenten, en elke 3 jaar met de panleucopenie component. Contra-indicaties: Niet BijwerUngcA: Bij normaal gebruik kan incidenteel een voorbijgaande apathie en anorexie alsook hyperthermie (gewoonlijk gedurende 1 of 2 dagen) optreden. Een lokale reactie (een lichte pijn
•re informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Merial B.V„ Kleermakerstraat 10,1991 JL Velserbroek, * Geregistreerd handelsmerk van ME«IAL. C 2005. MERIAL. Alle rediten voorbehouden. Matt Art 12260/09/2005.

-ocr page 410-

Bijzonder interessant en leerzaam HAP-congres

N. Endenburg

Op 7 en 8 oktober 2005 vond het
3"\' HAP (Huisdiergedrag als pro-
bleem?) congres in de Reehorst te
Ede plaats. Dit congres is en was
bedoeld voor diergedragsdeskun-
digen, dierenartsen en anderen
met interesse voor diergedrag.
Maar door het hoge wetenschap-
pelijk niveau en het feit dat de
meeste lezingen in het Engels waren, was het geen con-
gres om bij in slaap te vallen.

In het voorwoord van de congresbundel schrijft Debbie
Rijnders, de organisatrice van dit congres, over het woord
nieuwsgierigheid, en dat dit congres vooral voor nieuwsgie-
rige mensen is, en dat was het. Behalve een grote hoeveel-
heid aan internationale wetenschappers op het gebied van
diergedrag, was de inhoud van de meeste sprekers verras-
send en prikkelend. Het stemde tot nadenken over onder an-
dere de cognitieve capaciteiten van hond, paard, kat en vogel.
Maar ook over wat dat betekent over hoe wij met die dieren
omgaan. En onze trainingsmethoden.
Bijna alle sprekers op dit congres waren de moeite van het
aanhoren waard, maar vooral prof dr. Irene Pepperberg en
prof dr. Daniël Mills gaven indrukwekkende lezingen. Zij
lieten zien hoe praktisch goede wetenschap kan zijn.
Prof Pepperberg trainde de afgelopen 24 jaar Grijze
Roodstaartpapegaaien met de Model-Rivaal (M/R) methode
om hen Engels te leren spreken. Hierdoor konden hun cogni-
tieve capaciteiten getest worden. Zij bewees dat Grijze
Roodstaarten zich een voorstelling kunnen leren maken die
vereist is om ingewikkelde cognitieve en cominunicatieve
vaardigheden te ontwikkelen. Bovendien bewees zij ook dat
de mislukkingen om in het verleden tot echte communicatie
met vogels tc komen, toegeschreven kunnen worden aan on-
deugdelijke trainingstechnieken van wetenschappers en niet
aan het gebrek van intelligentie bij papegaaien. Zij deed haar
experimenten in eerste instantie met Alex, een Grijze
Roodstaart die bij het begin van het onderzoek dertien maan-
den oud was.

Wat houdt de M/R-techniek in waardoor Alex leerde spre-
ken, nieuwe voorwerpnamen leerde en deze correct leerde
uitspreken. Het berust op interactie tussen twee mensen en
de student, Alex in dit geval. Alex zat hierbij op één van zijn
favoriete plekken en zag twee mensen bezig met een voor-
werp waarvoor hijzelf ook interesse had getoond. De trainer
stelde vragen aan zijn helper bijvoorbeeld: "Wat is de vorm
hiervan?" "Wat is de kleur?" en na een goed antwoord kreeg
de helper lof en het voorwerp als beloning. Een fout ant-
woord zoals de vogel dat zelf ook wel gaf, bijvoorbeeld een
verkeerde naam of een onduidelijk uitgesproken woord.

Berichte

verslage

werd bestraft met een standje en het verwijderen van het
voorwerp uit het gezichtsveld van de helper en soms ook uit
dat van de vogel. Op deze manier fungeerde de helper niet al-
leen als een model voor het gewenste gedrag, maar ook als
een rivaal die de aandacht van de trainer tot zich trok. Na een
verkeerd of onduidelijk gegeven antwoord kreeg het model
nog één kans om het goed te doen.

Belangrijk bij de gebruikte techniek is dat de beloning uitslui-
tend bestaat uit intrinsieke bekrachtiging. Alex kreeg het voor-
werp dat hij correct benoemde en meer niet. Zodoende zal hij
altijd de grootst mogelijke samenhang tussen voorwerp en la-
bel kunnen zien. Oude onderzoeken werkten met beloningen
in de vorm van iets lekkers dat geen verband had met het ge-
leerde. Voor Alex was het correct benoemen van het voorwerp
de enige manier om een gewenst voorwerp te verkrijgen. Dit
omdat Pepperberg ervan overtuigd is dat extrinsieke belonin-
gen, zoals als lekkers, verwarring kunnen veroorzaken.
Alex is intussen in staat verzorgers te vertellen dat hij dorst
of honger heeft, of dat hij ergens naartoe wil. In het filmpje
dat Pepperberg vertoonde was indrukwekkend te zien hoe
Alex met de wereld omging. Hij wist dat een groene sleutel
zowel tot de categorie groen als tot de categorie sleutels kon
behoren.

Maar niet alleen bij dieren blijkt deze methode te werken.
Ook bij onderzoek van autistische kinderen blijkt deze me-
thode een ingang te zijn om de cognitieve capaciteiten opti-
maal te benutten.

Ook prof Mills ging op het leren van honden in, en besprak
daarbij ook de M/R-methode. En ook hier bleek dat dit een
effectieve methode. Bovendien heeft men geconstateerd dat
zes maanden oude pups van \'drugshonden\', die de moeder
bepaalde taken ziet uitvoeren, taken beduidend sneller be-
heersen dan pups die niet aan die activiteiten worden bloot-
gesteld. Diverse experimenten hebben ook aangetoond dat
honden schijnen te leren van het waarnemen van de acties
van hun eigenaar. Een interessante vinding om in gedachten
te houden als u met uw hond wandelt.

Uitkomst van dit congres wat mij betreft in ieder geval is dat
wij door ons onbegrip en onze simplistische voorstelling van
zaken, dieren altijd schromelijk onderschat hebben. Wij hoe-
ven niet zolang in de tijd terug te gaan dat dierenartsen hun
cliënten vertelden dat dieren als een soort doos met knoppen
gezien moesten worden. Een druk op de juiste knop gaf de
juiste respons. De sprekers op dit congres toonden duidelijk
aan dat dit ver van de werkelijkheid af staat.
Samengevat was dit een congres, met een hoog wetenschap-
pelijk niveau, dat smaakte naar meer. Tot over twee jaar!

Nienke Endenburg is senior docent-onderzoeker, gespecialiseerd in de
relatie mens-dier, communicatie en sociale vaardigheden bij departe-
ment Dier en Maatschappij van de Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 411-

Op i8 en 19 mei 2005 werd door Merial in Parijs een sympo-
sium georganiseerd over de laatste ontwikkelingen op het ge-
bied van ectoparasieten. Een aantal sprekers uit verschil-
lende Europese landen ging in op onderwerpen over vlooien,
teken en door deze parasieten overgebrachte ziekten. De na-
druk lag hierbij op de preventie. De deelnemers waren parasi-
tologen uit heel Europa.

Het symposium werd geopend door Jean-Louis Foraz, dieren-
arts en marktonderzoeker Hij ondervroeg in Frankrijk acht-
honderd honden- en zeshonderd katteneigenaren die hun die-
ren het laatste jaar een antiparasitaire behandeling (endo- of
ectoparasieten) hadden toegediend. Daarnaast werd een telefo-
nische enquête gehouden onder duizend diereigenaren om te
weten te komen hoeveel daarvan hun huisdieren behandelden
tegen vlooien en teken en redenen waarom wel of niet.

In Frankrijk heeft 48% van de huishoudens een hond en/of een
kat (Nederland 47%). Honden blijken populairder te zijn dan
katten (26% respectievelijk 22% van de huishoudens). Deze
verhouding ligt in Nederland precies andersom. De helft van
dc dieren is aanwezig bij eigenaren in de leeftijd van 35 tot 55
jaar en 38% in gezinnen met kinderen jonger dan zes jaar. Dit
laatste is van belang als het gaat om eventuele zorgen van ou-
ders voor eventueel contact van kinderen met antiparasitaire
middelen. Uit de groep van behandelde dieren werden honden
(81%) meer tegen vlooien of teken behandeld dan katten
(67%). Opvallend was dat als de dieren ouder werden (> elf
jaar) nog maar een kwart in aanmerking komt voor een behan-
deling.

Uit de telefonische enquête bleek dat een kwart van de eigena-
ren weinig tot niet behandelen tegen ectoparasieten. Als het wel
plaatsvindt, gebeurt dit voornamelijk met OTC-producten.
Verder bleek uit het onderzoek dat 73% van de honden wordt
gevaccineerd tegen slechts 41% van de katten. Deze cijfers lig-
gen in Nederland voor de kat nog lager. Voor het ontwormen la-
gen deze cijfers op gemiddeld 75% respectievelijk 57%.

Vanzelfsprekend kiest een eigenaar voor gemak en het is niet
zo verwonderlijk dat uit het onderzoek blijkt dat 55% van de
honden en 60% van de katten een combinatiepreparaat kregen
met een werkzaamheid tegen zowel vlooien als teken. Bij de
hond was een spot-on formulering het meest populair; daaren-
tegen kiest de helft van de katteneigenaren voor een spray.

Nieuwe ontwikkelingen anti-ectoparasitica

Fabrikanten blijven natuurlijk verder zoeken naar nieuwe mo-
leculen, formuleringen en toedieningsvormen die veiliger zijn,
langer werken en tegen nog meer parasieten werkzaam zijn.
Een ontwikkeling waar regelmatig over wordt gepubliceerd be-
treft de extracten van de \'Indiase Neem tree\' (azadirachtin).
Neem zou over heilzame en antiseptische eigenschappen be-
schikken en vrijwel iedereen in India is vertrouwd met de wer-
king ervan. Tegen insecten zou Neem-extract insectengroei-
remmende (IGR) eigenschappen bezitten en anti-feeding en
repellent effecten vertonen. De verwachting is toch dat dit
middel niet snel ontwikkeld zal worden omdat het moeilijk
synthetisch te produceren is en extractie erg kostbaar wordt.
Bovendien worden er vraagtekens gezet bij de carcinogeniteit.

Ectoparasietensymposium

p. Overgaauw

Van de groep neonicotioïden, waaronder bijvoorbeeld het
langwerkende imidacloprid (contact) en het kortwerkende ni-
tenpyram (systemisch) vallen, worden wel nieuwe moleculen
verwacht, zoals thiametoxam. De werkzaamheid blijft echter
beperkt tot insecten.

Uit de groep tetracyclische macroliden wordt de ontwikkeling
verwacht van een systemisch werkzame stof (spinosad) na
orale toediening. Het werkt waarschijnlijk alleen tegen insec-
ten na ingestie (bijvoorbeeld vlooien).

Ook zijn er hoge verwachtingen van het natuurlijk geprodu-
ceerde nodulisporidezuur(doorde schimmel
Nodulisponim) en
het synthetische derivaat hiervan, nodulisporamide genoemd.
Het zijn zeer veilige moleculen voor zoogdieren en het heeft een
breed werkingsspectrum na ingestie door insecten en artropo-
den. Gedacht wordt aan orale en injecteerbare toepassingen.

Tenslotte wordt er nog gewerkt aan vaccins tegen zowel teken
als vlooien. Dc verwachting is dat dit niet eenvoudig is. Een an-
dere ontwikkeling betreft de zogenaamde parasitoïden, oftewel
een vorm van biologische bestrijding van vlooien en teken met
parasieten ervan. Zo leggen bepaalde parasitaire wespen
(Hymenoptera, Encytidae) eitjes in teken. Ook zijn er nemato-
den
(Steinernema) die vlooienlarven buitenshuis in tuinen be-
strijden.

Teken in Hongarije en bescherm ing tegen babesiose

Robert Farkas (Universiteit Boedapest) presenteerde, in
samenwerking met G. Földvéri en F. Beugnet, de resultaten van
onderzoek naar teken en door teken overgebrachte ziekten in
Hongarije. Er werden geen
Rhipicephalus teken (Figuur 2) ge-

-ocr page 412-

Figuur3. Ct. Felisfelis (kattenvlo). Figuur4. A erinoceus (egelvio).

vonden, maar alleen Ixodes en Dermacentor (Figuur 1).
Ongeveer 21% van de honden die werd aangeboden in de die-
renartspraktijken in het onderzoek bleek besmet met
Babesia
canis
(overgebracht door D. reticulatus). In de laatste twintig
jaar bleek deze teek zich over het hele land te hebben verspreid.
Het aantal gevallen van babesiose neemt eveneens toe. De
ziekte komt vooral voor in het oostelijk deel van Hongarije
(van belang voor vakantiegangers die een hond meenemen).
Minder dan 1% van de
Ixodes-ieken bleek besmet te zijn met
het voor de mens gevaarlijke tick bome encefalitis (TBE) vi-
rus.

Vervolgens hebben de onderzoekers aangetoond dat de behan-
deling van honden met een acaricide (fipronil) gedurende zes
maanden, bescherming biedt tegen babesiose bij honden in
Hongarije. Dit veldonderzoek omvatte circa tweehonderd hon-
den die aselect in twee groepen werden ingedeeld en waarvan
de helft werd behandeld met fipronil. In de met fipronil behan-
delde groep waren vier dieren klinisch verdacht op babesiose,
maar bleken alle negatief met de PCR (op DNA van
Babesia).
Van acht honden uit de andere groep die klinisch verdacht wer-
den van babesiose, bleken er vier positief met de PCR. Op en-
kele vaste tijdstippen werden de (nog) aangehechte teken van
de honden verzameld. In een deel hiervan kon
Babesia inder-
daad ook worden aangetoond.

Besmetting van teken met pathogenen

Jean Boulouis en Muriel Vayssier (Alfort) onderzochten in
Frankrijk duizend teken, door middel van DNA-detectie, uit
het Rhóne-Alpen gebied op de aanwezigheid van pathogenen.
In tabel 1 staan de resultaten vermeld.

In ongeveer eenderde van de teken waren twee verschillende
pathogenen aanwezig; in het overige deel maar één.
Geconcludeerd werd dat teken een hoge besmetting te zien ga-
ven (30-50%), vooral met
Ehrlichia.

Tabel i. Gevonden pathogenen in looo teken in Frankrijk.

Pathogeen

Ixodes
ricinus

Dermacentor
reticulatus

Rhipicephatusl
sanguineus

Ehrlichia/Anapla.sma

43%

26%

21%

A. phagacyto

4%

0%

0%

Borrelia

3%

0%

0%

Rickettsia

8%

3%

7%

Babesia

5%

3%

7%

Negatief

37%

68%

65%

Epidemiologie van vlooien

Professor Patrick Bourdeau (Nantes) leefde zich weer uit met
een enorme hoeveelheid cijfers en grafieken om de epidemio-
logie van vlooien in Frankrijk in beeld te brengen. Belang-
rijkste conclusie die eruit gedestilleerd kon worden, was dat
landelijk bij dierenartsen de indruk
bestaat dat het vlooienprobleem zich
bij de hond stabiliseert of afneemt en
meer seizoensgebonden is, terwijl dit
bij de kat lijkt toe te nemen en het
hele jaar aanwezig is. De laagste be-
smettingspercentages werden gezien
in de maanden maart en april en het
bleek niet uit te maken of honden in
een tuin kwamen of niet. Dat bete-
kent dat besmetting buitenshuis met
name wordt opgelopen tijdens het
uitlaten. Er werden nagenoeg alleen kattenvlooien
{Cteno-
cephalides felis felis,
figuur 3) aangetroffen en slechts een en-
kele vlo van de egel
(Archaeopsylla erinaceus, figuur 4;
1.3%), de mens
(pulex irritans, 0.8%) of het konijn (Spilo-
psyllus cuniculi,
figuur 5,- 0.9%).

Door vlooien overgebrachte infecties

Susan Shaw (Bristol) gaf de laatste stand van zaken weer be-
treffende de infecties die vlooien kunnen overbrengen op die-
ren onderling maar ook van dier op mens.
Na onderzoek van kattenvlooien, afkomstig van 121 honden en
katten, bleek dat 21% hiervan drager was van
Rickettsia felis -,
17% van Bartonella henselae en 40% van feline Mycoplasma
haemominutum (Haemobartonella).
20% Van de vlooien was
geïnfecteerd met meer dan één bacterieel pathogeen.

De bacterie Bartonella henselae (kattenkrabziekte, figuur 6)
wordt overgebracht door vlooienbeten en vlooienontlasting.
De kat vormt het reservoir: 41 % van de katten heeft titers in de
UK en bij 11% is de bacterie aanwezig (positieve kweek). Er
zijn inmiddels al enkele klinische gevallen van deze infectie bij
de hond beschreven, waarbij de bacterie pathogener lijkt te zijn
dan bij de kat. De verschijnselen bestonden uit een granuloma-
teuze dermatitits en lymfadenitis, een endocarditis-myocarditis
beeld en een vasculoproliferatieve aandoening (peliosis hepati-
tis).

Een tweede groep van infecties zijn de Rickettsiae, obligaat in-
tracellulaire bacteriën. Bij dc mens veroorzaken Rickettsiae
koorts, huiduitslag en een fatale afloop is mogelijk. Bij de kat
vindt wel seroconversie plaats, maar de dieren blijven zelf
asymptomatisch. In 2003 is
R. felis voor het eerst in Groot-
Brittannië aangetoond. Het reservoir wordt gevormd door
vlooien (er vindt ook verticale
transmissie plaats) en niet door
de kat. Van 110 vlooien, af-
komstig van verschillende die-
ren, bleek 16% besmet te zijn
met
R. felis (12.9% van de
honden had besmette vlooien
en 17.7% van de katten)

Tenslotte werd ingegaan op fe-
line hemoplasmose
{Myco-
plasma haemominutum
of
Haemobartonella felis, figuur
7). Deze bacterie is nauwelijks
te kweken en veroorzaakt fluc-
tuerende anemie bij de kat. Er
bestaan sterke aanwijzingen
dat vlooien het reservoir vor-

-ocr page 413-

men en verantwoordelijk zijn voor de overdracht. In de UK
blijkt 40% van de vlooien drager te zijn.

%

O

Figuur?. Bloeduitstrijk Mycoplasma haemominutum (Haemobartonella felis}

Vioolenslmulator

In samenwerking met de Veterinary School in Lyon heeft
Merial een wiskundig model ontwikkeld waarmee de dyna-
miek van een vlooienpopulatie in huis gesimuleerd kan wor-
den. Hiermee is het mogelijk om de effecten van diverse
preventieve en curatieve maatregelen (oftewel: vlooien-
bestrijding) te voorspellen in de tijd. Met het model is te zien
dat poppen en volwassen vlooien de belangrijkste rol spelen bij
het instandhouden van een vlooienbesmetting in huis. Alleen
toediening van langwerkende vlooienbestrijdingsmiddelen op
het dier heeft voldoende effect om deze parasieten onder con-
trole te houden. Na combinatie met een insecten groeiremmer
wordt dit proces versneld doordat de besmettingsdruk vanuit
de omgeving vermindert en herinfectie wordt tegengegaan.
Met dit interactieve computerprogramma kan de dierenarts bij-
voorbeeld een eigenaar op maat voorzien van informatie over
een vlooienbesmetting bij de huisdieren en in de woonomge-
ving. Ook kan voorlichting worden gegeven over het effect van
eventueel te nemen bestrijdingsmaatregelen. Voor dit doel is
een cd-rom uitgebracht met daarop het programma.

Hartaandoening bij de hond

Boehringer Ingelheim introdu-
ceert de eerste Nederlandse web-
site over hartaandoeningen bij de
hond:
www.vetmedin.nl. Deze
site is een praktische aanvulling
op het bestaande foldermateriaal
en dierenartsen kunnen eigena-
ren door verwijzen voor nadere
informatie over de gestelde dia-
gnose. Deze site is, door de toevoeging van het besloten
dierenartsgedeelte, zeer informatief voor de dierenarts
zelf

Op het consumentengedeelte van de site wordt, in begrij-
pelijke taal en met duidelijke beelden, uitleg gegeven
over de twee meest belangrijke hartproblemen bij de
hond. Om de website makkelijk vindbaar te maken voor
de hondeneigenaar zijn er speciale infokaartjes beschik-
baar. Op deze kaartjes kan door de dierenarts aangegeven
worden of de hond last heeft van gedilateerde cardiomyo-
pathie of van klepinsuffiëntie.

Op het \'exclusief voor dierenartsen\' gedeelte is veel we-
tenschappelijke informatie te vinden die de dierenarts
helpt bij het diagnosticeren én behandelen van hartpati-
ënten. Dit deel is alléén toegankelijk voor Nederlandse
dierenartsen voor gezelschapsdieren via een inlogcode
die aangevraagd kan worden via Boehringer Ingelheim.

Voor meer informatie: www.boehringer-ingelheim.com.

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie.
Op dit moment zijn wij voor enkele
van onze relaties op zoek naar

praktijken ter overname

(omzet vanaf € 150.000,-)

Bel voor meer informatie met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.waa.nl.

-ocr page 414-

De positieve reacties van de leden van de KNMvD op de artikelserie over de hoogleraren van de Faculteit der Diergeneeskunde
zijn aanleiding geweest om door te gaan: nu een interview met profdr Andrea Grone, voorzitter van het Departement
Pathobiologie.

Samenwerking tussen patholoog en clinicus is van essentieel
belang voor een optimale diagnostiek

Tekst en foto: M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Prof. dr Andrea Gröne is in Duitsland
geboren en in 1989 in Giessen afge-
studeerd als dierenarts. Na haar afstu-
deren is zij in Engeland gaan werken
in een kleine huisdierenpraktijk. Dat
is een periode waar zij nog steeds met
plezier aan terugdenkt: zij heeft in die
tijd niet alleen vloeiend Engels leren
spreken, maar ook ervaren wat een
practicus nu eigenlijk precies van een patholoog verlangt. In
1990 is prof Gröne op een stipendium van de Duitse overheid
naar Amerika gedaan en heeft in Columbus, Ohio State
University een onderzoek gedaan naar het verband tussen
hypercalcemie en maligniteit aan de hand van de anaalzak-
kliertumor bij de hond. Haar aandacht voor dit onderwerp was
getrokken door twee artikelen van prof dr Ad Rijnberk over
deze problematiek (Tijdschr Diergeneeskd 1970; 95: 515 en
1978; 103: 1069-1075).

Deze onderzoeksaanstelling werd na een jaar omgezet in een
gecombineerd specialisatie-promotie-traject. Dit resulteerde in
1996 in een proefschrift getiteld:
"Parathyroid hormone-rela-
ted protein (PTHrP) and the PTHrP receptor in humoral
hypercalcemia of malignancy: investigation.^ on genetic regu-
lation and protein expression in vivo and in vitro ".
In hetzelfde
jaar werd ook de opleiding tot diplomate van het American
College ofVeterinary Pathologie (ACV?) met succes afgeslo-
ten.

tijd eenvoudig door te voeren, want "what is best for the whole
department is not always best for an individual person \' \'.
Toch is prof Gröne enorm doordrongen van het belang van op-
timale samenwerking: zij voelt zichzelf veel meereen
\'coordi-
nator\' àm
een \'contrôler\'. De wijze waarop zij niet alleen de
grote vakkennis en inzet van de diverse collega\'s maar ook die
van de ondersteunende medewerkers benadrukt, geven aan dat
zij ook echt een open oog heeft voor het individu.
Op de vragen betreffende het onderzoek wil zij zich in dit inter-
view nog niet echt blootgeven, veel zal immers ook afhangen
van haar nieuwe collega hoogleraar, profdr Alain de Bruin, die
1 december a.s. zal komen. Wel is duidelijk dat Andrea Gröne,
naast de fundamentele research, ook de ontwikkelingsdierge-
neeskunde een warm hart toedraagt: binnen enkele minuten
konden geïnterviewde en interviewster samen al een aantal ve-
terinair zeer relevante onderwerpen opsommen, uitdagend
voor patholoog en clinicus.

Opbouw van het Department Pathobiologie

De meeste al wat langer afgestudeerde dierenartsen zullen nog
onderwijs gekregen hebben van medewerkers werkzaam in de
vakgroepen Anatomie, Fysiologie en Pathologie.
Sinds 1 januari 2003 is dit één departement Pathobiologie ge-
worden.

Prof Andrea Gröne is nu voorzitter van dit departement en
daarnaast verantwoordelijk voor de diagnostische pathologie
en een stuk onderwijs en onderzoek in de pathologie, terwijl
prof Marjanne Everts verantwoordelijk is voor het onderwijs

In 1997 werkte prof Gröne in Giessen als postdoc aan een
onderzoek betreffende hondeziekte (canine distemper). In
1998 aanvaarde ze een aanstelling als \'Oberassistentin\' in
Bern (vergelijkbaar met een universitair hoofddocent in
Nederland), waar zij haar onderzoek naar hondeziekte voort-
zette en daarnaast ook leiding gaf aan de veterinair-pathologi-
sche diagnostiek. In 1999 slaagde zij voor het examen van het
European College ofVeterinary Pathology (ECVP) en in 2003
voltooide zij haar \'Habilitation\', getiteld
\'Canine distemper vi-
rus: cellular consequences of infection\'.
Daarna vertrok zij
naar Hannover voor een nieuwe research uitdaging en werd
vervolgens per 1 mei 2005 in Utrecht aangesteld als
Hoogleraar Veterinaire Pathologie.

Doelstelling

Prof Gröne heeft de afgelopen maanden kennisgemaakt met
alle medewerkers van het departement en met het
Faculteitsbestuur Zij heeft de enorme taak én uitdaging om op
het gebied van onderwijs, van onderzoek en van patiëntenzorg
dezelfde of zelfs betere kwaliteit te leveren als voorheen met
(veel) minder beschikbare middelen. Zoals prof Gröne dat zelf
omschreef:
"to start a newjob in the face of budget cuts is quite
a challenge ".
Ook de noodgedwongen reorganisatie is niet al-

Intervie

-ocr page 415-

en onderzoek in de anatomie en de fysiologie. De bovenge-
noemde tweede hoogleraar Pathologie, Alain de Bruin, zal
vooral verantwoordelijk worden voor het onderzoek en een
stuk onderwijs in de veterinaire pathologie.
Intussen is prof. Grone al met een aantal actiepunten bezig. Een
heikel, maar noodzakelijk, punt is de samenvoeging van de af-
delingen Huisdieren en Bijzondere Dieren tot één Veterinair
Pathologisch Diagnostisch Centrum. Dit is een noodzakelijke
stap, zeker nu als gevolg van de vervroegde uittredingsregeling
vele senioren afscheid nemen. Dr. Ted van den Ingh, dr. Bert
Nederbragt en dr. Gerrie Dorrestein zullen voor het eind van
het jaar de Faculteit verlaten. Met name de afdeling Bijzondere
Dieren wordt door deze \'brain drain\' heel kwetsbaar met
slechts één universitair docent, dr. Marja Kik.
Andrea Grone vindt het heel belangrijk dat de kennis van de
pathologie der bijzondere dieren, die nu beperkt is tot twee en
dus al snel tot één persoon, over een grotere groep wordt ver-
spreid én dat alle studenten al tijdens hun basisco-schap
Pathologie niet alleen in contact komen met paard, varken, her-
kauwers, hond en kat, maar ook met de verschillende \'bijzon-
dere\' dieren. In vrijwel iedere gezelschapsdierenpraktijk wor-
den immers heden ten dage ook regelmatig cavia\'s en konijnen
aangeboden ter behandeling.

Wennen aan een nieuwe cultuur en een nieuwe taal

Het was voor Andrea Grone wel even wennen in Nederland. De
mentaliteit in Nederland is toch wel weer wat anders dan die in
Amerika of in Zwitserland. Toch vindt prof Grone de verschil-
len tussen haar thuisland Duitsland en Nederland minder groot
dan de verschillen tussen Duitsland en Amerika of Zwitser-
land. Zij voelde zich hier in Nederiand eigenlijk al meteen op
haar gemak en is nu bezig met de aanschaf van een leuk eigen
huis in Woudenberg. De taal pikt zij ook snel op: prof Grone
spreekt en schrijft al zeer acceptabel Nederlands. Het interview
is uiteindelijk in het Engels gehouden, doorspekt met Duitse en
Nederlandse termen. In het Nederlands leek het exact verwoor-
den van gedachten en gevoelens toch nog wat lastig voor de ge-
ïnterviewde, terwijl Duits ditzelfde probleem opleverde voor
de interviewster. Engels bleek een prima compromis waarin
alle gedachten en meningen door beiden vlot verwoord konden
worden.

Een nieuw gezicht met vertrouwd enthousiasme

Het was wel even wennen voor de schrijfster van dit interview
om in de kamer van de emeritus hoogleraar Jaap van Dijk, waar
zij de afgelopen jaren nog wel eens een uurtje doorbracht, nu te
zitten met een jonge gedreven vrouwelijke hoogleraar
Pathologie. Het was echter wél een positieve ervaring. Vóór dit
interview leek de toekomst zonder de zeer gewaardeerde en ge-
respecteerde pathologen Jaap van Dijk, Ted van den Ingh, Erik
Gruijs en Gerry Dorrestein er somber uit te zien. Nu ziet het er
naar uit dat dc nieuwe voorzitter van het Departement
Pathobiologie net zo\'n enthousiaste patholoog is. Dat geeft,
ondanks alle bezuinigingen, toch weer vertrouwen in de toe-
komst.

Dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van de
wetenschappelijl<e redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Veterinaire Studenten Rijvereniging \'De Solleysel\'

Hilde Geels

71 jaar geleden, in 1934, werd de
Veterinaire Studenten Rijvereniging
\'De Solleysel\' opgericht met als doel
een aanvulling te vormen op het
onderwijs over paarden. Dit alles in
^ een gezellige atmosfeer, waar je de
^ kans had om andere studenten beter
^ te leren kennen. Nu, in 2005, streven
wij dit doel nog steeds na. De vereni-
ging wordt gerund door een jaarlijks wisselend, vijfkoppig
bestuur, dat haar best doet om de rol die \'De Solleysel\' al ja-
ren speelt binnen de Faculteit te handhaven en uit te brei-
den.

V.S.R. \'De Solleysel\' biedt veterinaire studenten de mogelijk-
heid om de omgang met paarden te leren. Dit kan bijvoorbeeld
door paardrijlessen of een mencursus te volgen.
Naast de omgang met paarden, proberen we ook dieper in te
gaan op veterinaire kant van de paardenwereld. Hiervoor orga-
niseren we verschillende cursussen, lezingen en symposia. De
hoefverzorgingscursus draait al jaren en wordt door alle deel-
nemers als zeer leerzaam ervaren. Sinds twee jaar organiseren
we een tandheelkundecursus, die mede dankzij InstruVet een
enorm succes is. Voor de ouderejaarsstudent is de Workshop
Klinisch Keuren erg nuttig en de jongerejaars kunnen mee op
veterinaire controles bij men- en endurancewedstrijden, waar
ze veel ervaring op kunnen doen.

DSI
rubrie

In maart zal \'De Solleysel\' in samenwerking met de \'Vhiver\'
een symposium gaan organiseren, waar ook alle dierenartsen
voor worden uitgenodigd en waar hopelijk PAO-punten kun-
nen worden behaald. Het symposium zal gaan over hoefbeslag.
Tegenwoordig heeft \'De Solleysel\' zelfs haar eigen \'shop\'; de
Solleyshop. De Solleyshop is reeds razend beroemd door de
verkoop van supersnelle tien seconden-thermometers, handige
pennenclips en gegraveerde Littmann fonendoscopen.
\'De Solleysel\' is een vereniging \'ter lering ende vermaeck\' en
in het kader daarvan worden er ook regelmatig gezellige
avondjes georganiseerd en zijn er jaarlijks twee menweeken-
den en een ruiterkamp. Op deze avonden is Weduwe Joustra
vaak bij ons om over ons te waken.

VS.R. \'De Solleysel\' is na 71 jaar nog steeds een bloeiende ver-
eniging en is voor veel studenten een mogelijkheid om zich te
verdiepen in de wereld van het paard. Of om simpelweg de
sport te kunnen beoefenen. Het is een vereniging die rijk is aan
tradities en realia. \'De Solleysel\' is een mooie vereniging die
hopelijk in haar huidige vorm nog vele jaren zal voortbestaan!
Kijk voor het laatste nieuws ook eens op onze website:
www.solleysel.nll

Hilde Geels is h.t. ab Actis der V.S.R. \'De Solleysel\'

-ocr page 416-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda december 2005 en januari 2006

PAO-Diergeneeskunde organiseert in december 2005 en januari 2006 onderstaande cursussen. Voor een aantal cursussen is
opgaaf mogelijk, voor cursussen die zijn volgeboekt kunt u zich vrijblijvend op de wachtlijst laten plaatsen. Voor meer in-
formatie verwijzen wij u naar de najaarsbrochure of onze internetpagina
{www.paod.nl).
Opgaaf voor de cursussen kan telefonisch (030-634 89 80) of per e-mail: info(§paod.nl.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

december:

7 december

Wondverzorging Chir. Behandeling GD

05/133

FD Utrecht

€650

8 december

Arbo Module Anesthesiologie

05/910

PAO-D Houten

€ 195*

13 december

Wortelkanaalbehandeling GD

05/134

FD Utrecht

€425

13 december

Bedrijfseconomische factoren Plv.

05/406

PAO-D Houten

€390

14 december

Practicum Kengetallen Varken

05/310

Deventer

€275

14 december

Elleboogdysplasie GD

05/131

PAO-D Houten

€ 190

16 december

Extractietechnieken GD

05/135

FD Utrecht

€425

januari 06:

januari

Inleiding en interpretatie ECG\'s H&K

06/108

Digitaal

€2500

5 januari

Practicum Rundveevoeding (graskuil)

06/200

PAO-D Houten

€450

12 januari

Arbo Module Anesthesiologie

06/901

PAO-D Houten

€ 195*

16 januari

Maagdarmziekten bij H&K

06/109

PAO-D Houten

€330

16 januari

Bedrijfsbegeleiding Training on the Job

06/202

Oenkerk

€579

19 januari

Evidence Based Medicine

06/900

PAO-D Houten

€400

24 januari

Bedrijfsbegeleiding Training on the Job

06/206

Barneveld

€579

25 januari

Onderzoek Locomotie Apparaat GD

06/103

Houten/Utrecht

€400

30 januari

Maagdarmtherapeutica GD

06/110

PAO-D Houten

€330

31 januari

Röntgenstraling in de praktijk

06/904

PAO-D Houten

€400

31 januari

Bemesting, Graslandbeheer, ruwvoeder

06/207

Sleen

€555

31-01;7en 14-02

Interpretatie Bloedonderzoek GD

06/101

PAO-D Houten

€415

VOL
VOL

VOL

VOL

VOL

* voor leden Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren € 150
(wijzigingen voorbehouden)

Voor evenementen in het buitenland zie:
Vetagenda:
www.vetagenda.com en
IVIS: www.ivis.com

7(030)634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(gpaod.nl
W www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

-ocr page 417-

De veiligheid van ons honden- en kattenvoer

De redactie vond de heer Dr R. C. Nap (Dipl. ECVCN en
ECVS) bereid om op onderstaande vraag een antwoord
te formuleren.

Deze Vraag en Antwoord is onderdeel van een serie over
veelvoorkomende vragen en misverstanden op het gebied
van voeding van gezelschapsdieren.

Vraag

Hoe veilig is ons honden- en katten-
voer wat betreft BSE, dioxine en
|| bacteriën? Vlees(meel) vormt hier-
1 voor toch een risico en kan beter
weggelaten worden? Is zoge-
naamde biologische voeding beter?

Vraa

antwoor

Antwoord

Het begrip veiligheid omvat zowel rationele als emotionele
aspecten en het zijn met name deze laatste die de discussie
vaak sterk beïnvloeden. Gemeten naar de rationele argu-
menten op basis van feiten, kan niet anders dan worden ge-
concludeerd dat de voeders die in Nederland (en andere
Westerse markten) beschikbaar zijn voor katten en honden,
zeer veilig zijn. Deze conclusie is gebaseerd op het aantal
gevallen waarin complete en gebalanceerde voedingen de
oorzaak waren van gezondheidsproblemen bij huisdieren.
Terwijl er dagelijks honderdduizenden dieren met deze
voeders in contact komen, moeten we vele jaren teruggaan
om een enkel geval te vinden. Bovendien bleek destijds dat
de betrokken firma zeer doortastend en transparant met de
problemen omging, kosten nog moeite spaarde om de
diagnose te stellen, en de problemen met behulp van ex-
terne specialisten snel onder controle had. Met respect
voor de getroffen dieren en hun eigenaar, moet bovendien
worden geconstateerd, dat het als gevolg van adequaat in-
grijpen, uiteindelijk gelukkig om een zeer beperkt aantal
dieren ging. Het aantal honden en katten dat ziek wordt als
gevolg van consumptie van zelf bereide maaltijden en het
met-de-pot-mee-eten, is uiteraard niet gedocumenteerd.
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat dit aantal door
de jaren heen vele malen hoger is, omdat eigenaren niet de
kennis en vaardigheden in huis hebben die vereist zijn voor
de samenstelling van optimale voeding, afgestemd op spe-
cifieke behoeftes (ras, leeftijd en activiteit). Bacteriële
contaminatie van diervoeding is een constante zorg van de
fabrikanten en blijkt goed onder controle, zowel voor de
droogvoeders, als voor de natte varianten.

Als het gaat om specifieke risico\'s, zoals veroorzaakt door
BSE en dioxine, geldt strenge regelgeving vanuit Brussel.
Op de website van de Europese Unie en het ministerie van
LNV (en de V staat voor Voedselveiligheid en niet meer
voor Visserij!) is veel informatie te vinden over deze regel-
geving. Dioxinegehaltes in grondstoffen zijn aan strenge
maxima gebonden variërend van minder dan 1 pg. tot 6 pg.
(voor lever) per gram vet. Deze normen gelden voor de ge-
hele keten ter bescherming van, voor humane consumptie
bestemde, producten, en gelden ook voor producten die
worden gebruikt voor de diervoeding. Zie ook het \'fact-
sheet dioxin in feed and food\' over dioxinen en PCB\'s,
dat via de site van de Europese Unie is te downloaden.
(WHW. europa, eu. int)

Het blijkt dat BSE geen reëel risico vormt voor hond en kat.
Er zijn nog geen gevallen geconstateerd in Nederland. Dat
betekent niet dat ze er met honderd procent zekerheid niet
zijn, maar als er nergens in de wereld gevallen worden gedi-
agnosticeerd bij de hond, en het aantal gevallen van de fe-
line-vorm beperkt is tot de UK (honderd katten een aantal
jaren geleden met dezelfde bron, en geen recente gevallen)
en een geval in Noorwegen, is in elk geval de incidentie en
dus het risico verwaarloosbaar laag. Het gebruik van dier-
lijk eiwit in de voeding is hieraan gekoppeld. Diermeel
vormt een zeer economisch en nutritioneel belangrijke
grondstof voor de diervoederindustrie. Door de huidige
strenge voorschriften op het gebied van slachten en het
niet-gebruiken van risicoweefsels in verband met humane
consumptie, vormt deze belangrijke eiwitbron voor de dier-
voeding geen risico (zelfs niet in geval van humane con-
sumptie van petfood). Wel moet uiteraard het mineralenge-
halte in de gaten wordt gehouden, met name als het gaat om
voeding voor snelgroeiende pups van grote rassen. Maar
dat is inmiddels wel bekend binnen de petfood- sector.

De vraag of biologische producten veiliger zijn dan niet-bio-
logische, kan op basis van beschikbare publicaties niet wor-
den beantwoord. Daarvoor is ook als het gaat om humane
voeding geen bewijs te vinden. Biologische voeding is voe-
ding die \'onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden
wordt geproduceerd\'. Bij het telen van gewassen wordt geen
kunstmest gebruikt of gentechnologie toegepast. Het idee is
dat biologisch vlees afkomstig is van dieren die door \'rust,
ruimte en respect\' een goed leven hebben gehad. Het betreft
hier deels niet-kwantificeerbare grootheden, maar dieren le-
ven in principe (deels) buiten en er zijn voorschriften ten aan-
zien van de huisvesting. Voorts worden bij de productie geen
kleur-, geur-, en smaakstoffen gebruikt. Productie en gebruik
van biologische producten wordt vooral gemotiveerd door
ethische en emotionele motieven. De biologische productie
wordt in Nederiand, mede op basis van Europese wetgeving
gecontroleerd en gecertificeerd door het in Zwolle ge-
vestigde Skal
{www.skal.nl). Deze instelling controleert op
basis van bedrijfsbezoeken, monstemame (grond, gewas en
product) en inzage in de bedrijfsadministratie. Niet altijd is
biologische productie beter. Het feit dat het met name voor
biologische pluimveesector met buitenlopende kippen moei-
lijk zal zijn aan de per 1 januari 2005 geldende veriaagde di-
oxinenorm (3 pg per gram vet) te voldoen, is hiervan een
voorbeeld. Soms kruisen ogenschijnlijk parallelle wegen,
met tegenstrijdige uitkomsten tot gevolg.

Dr. Richard C. Nap, dierenarts Dipl. ECVCN (voeding) en Dipl. ECVS
(chirurgie).

-ocr page 418-

Op 26 september jl. werd middels pu-
blicatie in Science\' en een persconfe-
rentie van het Centers for Disease
Control in Atlanta^ bekend gemaakt
dat honden ook besmet kunnen raken
met influenzavirus. Het betreft een
zeldzame gebeurtenis die weten-
schappelijk gezien belangrijk is.
Door middel van het percentage over-
eenkomst in de nucleotide en aminozuur sequentie van genen
van de uit honden geïsoleerde influenzastam A/canine/
Florida/43/04 (H3N8) bleek een sterke verwantschap met het
H3N8 paardeninfluenzavirus. Phylogenetische analyse van het
genoom van de geïsoleerde hondeninfluenzastammen duidde
op een monophyletische groep, passend bij een éénmalige
interspeciesoverdracht. Gezien de afwezigheid van positieve
hondensera van vóór 2000 wordt aan een recente interspecies-
overdracht gedacht. Moleculaire veranderingen in het haemag-
glutinine suggereerde adaptatie aan de nieuwe gastheer De eti-
ologische rol van dit nieuwe hondenvirus met betrekking tot
luchtwegaandoeningen werd ondersteund door antilichaam-
stijgingen in gepaarde sera van zieke honden en door experi-
mentele infecties bij proefhonden. De geografische versprei-
ding van de nieuwe ziekte (Florida, New York, Massachusets)
en persistentie gedurende een aantal jaren, is een indicatie voor

Referate

\' Crawford PC. Diihovi EJ, Caslleman WL. Stephenson /, Cibbs EP Chen L. Smith C,
Hill RC. Ferm P PompeyJ, Bright RA, Medina MJ, Johnson CM, Ohen CW, Cox NJ,
Klimov AI, Katz JM. Donis RO. Transmission of Equine Influenza Virus to Dogs.
Science. 2005 Sep 26; [Epub ahead of print]
\' http://wwv,\\cdc.gov/od/oc/media/transcripts/t050926.htm

een succesvolle adaptatie van dit H3N8-influenzavirus aan de
nieuwe gastheer Hoewel in eerste instantie werd gedacht dat de
infectie alleen bij racende greyhounds voorkwam, suggereert
de besmetting van als gezelschapsdier gehouden andere hon-
denrassen dat de ziekte ook enzoötisch kan worden in deze po-
pulatie. Klinische verschijnselen lijken op \'kennelhoest\' en
zijn met koorts gepaard gaande purulente neusuitvloeiing en
hoesten gedurende 7 tot 21 dagen. Sommige honden kunnen
onverwacht sterven door een haemorrhagische pneumonie met
bloedingen uit de mond en neus. Geïnfecteerde honden kunnen
ook zonder symptomen te hebben vertoond seroconverteren.
Een voorlopige schatting van de morbiditeit is 80% en van de
mortaliteit ongeveer 5-8%. Differentieel diagnostisch moet
worden gedacht aan de meer bekende oorzaken van kennel-
hoest, zoals infecties met
Bordetella bronchiseptica en Parain-
fluenza. Er bestaat nog geen vaccin. De voor de mens gebruikte
antivirale middelen zijn wellicht effectief maar zijn niet voor
gebruik bij de hond geregistreerd.

Het lijkt dat infecties met de aan honden aangepaste influen-
zastam beperkt blijft tot de hondenpopulatie en dat er geen an-
dere dieren of mensen worden besmet. H3N8-influenzavirus-
sen zijn bij paarden al meer dan veertig jaar bekend. Tot nog toe
is het N8 neuramidase nooit bij humane infecties vastgesteld.
De onderzoekers benadrukken dat de ontdekking van deze
unieke interspeciesoverdracht van een influenzavirus het be-
lang onderstreept van een voortdurende alertheid op dit soort
gebeurtenissen door dierenartsen en het belang van surveil-
lance programma\'s.

J. T. Lumeij

Unieke overdracht van influenzavirus van het paard naar de hond

Prevalence of faecal excretion ofverocytotoxigenic E. coli 0157 in cattle in
England and Wales

G.A. Paiba, j.W. Wilesmith en 24 anderen. Vet Ree 2003;
^ 53:345-53-

In het laatste decennium van de twintigste eeuw kwamen er in
Engeland en Wales bij mensen veel darmaandoeningen voor,
veroorzaakt door verotoxine producerende
E. coli 0157.
Deze ziektegevallen werden in verband gebracht met recht-
streeks contact met runderfaeces en met de consumptie van
besmet vlees of besmette melk. De betreffende
E. coli wordt
regelmatig aangetroffen in het darmstelsel zonder dat ziekte-
verschijnselen worden waargenomen.
Het doel van deze studie was de frequentie van voorkomen
van latent besmette dieren op bedrijven in Engeland en Wales
na te gaan.

De techniek van onderzoek wordt beschreven. De productie
van verotoxine werd vastgesteld met behulp van een niercel-
lijn afkomstig van een aap. Hierna had faagtypering plaats.
Na een uitvoerige voorscreening, waarbij gekeken werd naar
de bereidheid tot medewerking en de geschiktheid van de be-
drijven, had het onderzoek plaats op 75 boerderijen die
onderverdeeld konden worden in 27 bedrijven met melkvee,
33 met zoogkoeien en vijftien met mestvee. In totaal werden
4663 faecesmonsters verzameld. Op 29 boerderijen werden
in totaal 231 positieve runderen gevonden. Gemiddeld was
negen procent positief met een uitschieter van vijftig pro-
cent. Er kwamen elf faagtypen voor. De kiem werd het
vaakst geïsoleerd bij kalveren en pinken van twee tot twaalf
maanden.

In de discussie wordt gewezen op het ubiquitair voorkomen
van 0157, op predisponerende factoren ten aanzien van de
uitscheiding zoals spenen, verplaatsen, mengen van kalveren
van verschillende herkomst, veranderen van de voersamen-
stelling, en op het intermitterend uitscheiden van deze bacte-
rie.

De resultaten zijn in overeenstemming met gevonden resulta-
ten van andere onderzoekers.

J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 419-

ISBN:3-8ggg3-oo8-8
Auteurs: Joe P. Morgan en Pirn
Wolvel<amp. Uitgever: Scinlütersche
Verlagsgesellschafi, Hanover Prijs:
€99.

De tweede uitgave van deze bijna ge-
heel herziene Atlas is in de zomer van
2004 gereed gekomen. De Atlas be-
slaat bijna 600 pagina\'s, zit boordevol gereproduceerde rönt-
genfoto\'s en is voorzien van een hard cover. De opzet van het
boek is een \'case based approach\' ofwel er worden vooral pati-
ënten uit de kliniek besproken. Beide voor ........

de Nederlandse dierenarts niet onbekende
auteurs hebben daarbij kunnen putten uit de
zeer grote aantallen patiënten die zij tijdens
hun lange carrières hebben gezien. Het boek
is vooral gericht op de practicus. De opzet is
pragmatisch en gericht op de dagelijkse
praktijk.

De opzet daarbij volgt steeds hetzelfde stra-
mien: signalement, anamnese, klinische be-
vindingen, procedure röntgenonderzoek,
röntgenologische diagnose en behande-
ling/prognose. De vele honderden cases zijn
gerubriceerd op de onderwerpen: trauma
aan thorax, abdomen en extremiteiten.
Daarnaast zijn er vier kleinere hoofdstukken
over weke delen trauma, schotwonden, mis-
handeling en vergiftiging. De onderwerpen
worden verder uitgesplitst op orgaansysteem en binnen het
orgaansysteem vooral op basis van anatomische locatie/be-
trokkenheid. Voor zover de foto\'s niet voor zichzelf spreken
worden de meest significante afwijkingen nader op de foto
aangeduid middels pijlen. Het verloop van het herstel wordt
eveneens vaak geïllustreerd met vervolg foto\'s.

Boëkbesprekirï

iMP.MofgM nnHW»A«n(>

Het boek kan men het beste zien als een gebonden vorm van
de bekende röntgenenveloppen uit de co-assistenten tijd:
anamnese, foto\'s en bespreking. Het boek is voor iedere prac-
ticus die zich serieus met de röntgenologie wil bezighouden
een echte aanrader. Want een röntgenfoto is zo gemaakt maar
een goede röntgenfoto maken en interprete-
ren vergt veel training. Vergeleken met een
dure PAO-cursus is dit boek een koopje: trai-
ning door een duo zeer ervaren dierenartsen.
Men hoeft er de deur niet meer voor uit en
men kan verdergaan op het moment dat het de
practicus zelf uitkomt.

Atlas of Radiology of the
Traumatized Dog and Cat

Een klein minpuntje is dat het contrast van de
afgedrukte röntgenfoto\'s vaak (te) laag is
waardoor met name op foto\'s met veel weke
delen de essentiële details toch wat versluierd
blijven. Wellicht is het voor de auteurs een
idee om bij een volgende druk ingescande
foto\'s ook als digitale bijlage op cd-rom mee
te leveren.

H.A. Beijer

Atlas of Radiology ofthe Traumatised Dog and Cat

Self-assessment review of Feline medicine Ed. and
Self-assessment colour review of Small Animal Dermatology i" Ed

Andrew Spari<es en Sarah Caney respectieveiijk Karen A.
Moriello. Manson Publishing Ltd, London, 2005: 240 pagi-
na\'s. Prijs: 42 euro.

Deze twee boeken in poc-
ketformaat zijn uitgebracht
in een serie van praktijkge-
richte boeken voor zelftrai-
ning. Ze zijn opgebouwd
uit ongeveer 225 vragen die
per twee met een illustra-
tieve foto telkens op de
rechterpagina worden
weergegeven. Op de vol-
gende linkerpagina volgen
dan de antwoorden. Ze be-
strijken het hele gebied van
de feliene geneeskunde res-
pectievelijk de dermatolo-
gie van hond en kat, maar
staan door elkaar heen. Wel worden voor in het boek per
deelgebied de pagina\'s met bijbehorende vragen vermeld.
De vragen zijn kort en prikkelend; de antwoorden uitge-
breid en duidelijk. Er wordt vaak een differentiële dia-
gnose vermeld en een over-
zicht van de diagnostische
en behandelingsmogelijk-
heden. Op deze wijze voor-
ziet het in veel actuele in-
formatie en daagt het de
dierenarts uit om zijn ken-
nis te testen en om in even-
tuele omissies te voorzien.
De auteurs zijn niet de eer-
ste de beste en staan garant
voor kwaliteit. De prijs
hoeft daarbij geen belem-
mering te zijn.

-ocr page 420-

J. Docters van Leeuwen

memonam

Op 2 februari 2005 is collega Johannes Docters van Leeuwen op bijna 94-jarige leeftijd overleden.

Hans Docters van Leeuwen werd op 2 april 1911 in Semarang, voormalig Nederlands Oost-Indië, ge-
boren, maar hij groeide op temidden van de tropische natuur in Buitenzorg, waar zijn vader directeur
van \'s Lands Plantentuin was.

Aan het eind van de jaren twintig vertrok hij naar Nederland om zijn middelbare school af te maken en
de studie diergeneeskunde te beginnen.

Hij studeerde in het oorlogsjaar 1942 af en was vóór zijn afstuderen korte tijd assistent bij Prof. v.d.
Kaay aan de Kliniek voor Verloskunde.

In de herfst van 1942 trouwde Hans met Maria Wilhelmina ten Broek, één van de eerste vrouwelijke
collega \'s.

Zij hadden besloten samen de praktijk in Tiel van Rie \'s vader voort te zetten.

Al vrij snel na hun huwelijk werden beiden door de bezetters gearresteerd. Rie werd na een maand vrij-
gelaten en deed onderzeer moeilijke omstandigheden alleen de hele praktijk. Hans bleefvrijwel tot het
einde van de oorlog in Duitse gevangenschap. Zijn verzetsactiviteiten tijdens de oorlog werden geëerd
met de toekenning van het Verzetskruis.

Na de terugkeer van Hans in 1945 zette hij samen met zijn vrouw de praktijk voort, aanvankelijk vanuit
Tiel.

In 1950/1951 werd de K.I.-vereniging \'West-Betuwe\' opgericht waarvan de technische leiding bij Rie
en na haar overlijden bij Hans lag. Het gezin kon nu ook een geschikter huis bij het Kl-station in
Drunipt betrekken. Hier kreeg Hans de ruimte zijn grote liefde voor exotische dieren vorm te geven in
de grote \'pietentuin\'.

Helaas overleed Rie korte tijd later, op 17 juli 1953. Na haar overlijden nam Mien Haag.wtan de zorg
voor het nog jonge gezin op zich en droeg dag en nacht haar steentje bij in de drukke gemengde praktijk.
Hans was tevens plaatsvervangend hoofd van de vleeskeuringsdienst te Tiel.

Hij was een practicus die respect afdwong door zijn kennis en kunde. Hij was vooral een idtstekend
chiruig.

Hij was één van de eerste collega \'s die de sectio caesarea in de dagelijkse praktijk uitvoerde. Doorzijn
resolute besliüten en zijn protocollaire tnanier van werken was zijn praktijk als één van de eersten
TBC-vrij.

Zijn grote kennis van exoti.sche dieren was internationaal bekend; hij werd regelmatig geraadpleegd
door collega \'s van dierentuinen in binnen en buitenland.

Hans Docters van Leeuwen was het prototype van een solopracticus. Zijn praktijk werd in de loop der
jaren zo intensief dat tneerdere keren een jonge collega die bij hem het vak leerde, een deel van het ge-
bied overnam.

In \'68 verhuisde de familie naar Wamel, om vervolgens in 1973 het werkgebied te verkleinen tot het
Land van Maas en Waal. Het verbouwde boerderijtje werd natuurlijk uitgebreid met een kleine dieren-
tuin, waar hij zich aan kon wijden toen hij zich in 1980 volledig terugtrok uit de praktijk.
In de 25 jaren die volgden beleefde hij met Mien (inmiddels zijn vrouw) een rustige oude dag, genie-
tend van zijn kleinkinderen en van alles wat bloeide in hun prachtige tuin.

Zijn interesse in de praktijk en in de diergeneeskimde in het algemeen is steeds gebleven, zelfs in de
laatste 1,5 jaar toen hij liefdevol thuis verzorgd werd doorzijn vrouw en kinderen, op bed en in de rol-
stoel omringd door zijn veelal zelfgekweekte flora en fauna.
"Een bijzonder mens is heengegaan, leermeester voor velen van ons "

H. Th. Nieuwenhuijsen
H.J.M. Schutte

-ocr page 421-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Alramadan. R.
Korte, Mevr. W.
Kruijff, M. de
Peerboom, Mevr. D.
Secrève, Mevr. M.
Staller, D.J.
Tuinen, J. van

Personali

Mutaties:

Benders, Mevr. N.A.; 1997; 6464 BK Kerkrade; Rembrandt van
Rijnstraat
13; tel. privé: 045-5354313; E-mail privé: nikkiebenders@
hotmaU.com.\',
medew. bij J.P.M. Deneer, W.J.H.D. Kremer, F.G.H.A. van Os
en R.M.M.I. Vrouenraets.

Dijkshoorn, Mevr J.W.; 1994; 5421 EH Gemert; Dribbelheidseweg
8; tel. privé: 0492-361476;
E-mail privé: jwd426@wish.net.-, medew. bij
J.G.PM. Donkers, TPE Franssen, PJ. Koenders, J.J.H. Koenen, M.H.W.
Moonen, G.B.M. verschuuren. Mevr. M.U.M.Y. Verschuuren-Tjoeng en
J.W. Zwolschen; tel. prakt.: 0492-361402; fax prakt.: 0492-366650; E-mail
prakt.:
info@dapgemert.nl.

Eilert, Mevr L.E.M.; 2005; 7609 GB Almelo; Zeven Bosjes 135; tel.
privé: 0546-829809; tel. privé mobiel: 06-51230457; E-mail privé:
lisetteeilerKd hotmail, com.

Jehee, Mevr N.C. ; 2005 ; 3584 DZ Utrecht ; Cambridgelaan 201 ; tel.
privé mobiel: 06-22567794; E-mail privé:
njehee@hotmail.com.

Kaiser, Mevr. O.VA. ; 1998 ; 5301 JG Zaltbommel ; Citadel 37 ; tel.
privé: 0418-511505; fax privé: 0418-511322;
directiesecretaris bij de
VWA directie toezichtsbeleid & communicatie; tel. bun: 070-4484065;
fax bun: 070-4484061; E-mail bun:
odile.kaiserigvwa.nl.

Pol, E.J.A. van de; 1999; 6546 GE Nijmegen; Horstacker 21-25; tel.
privé: 024-3771301; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 024-3777596; fax prakt.:
024-3730782; E-mail prakt.:
dierenarts(a:dierenkliniekhees.nl.

onbekend december. FJ. van de Kamp te
Arnhem, 40 jaar, afwezig
onbekend december. Mevr Drs. S.E.A.
Singewald te Leimuiden, 25 jaar, aanwezig
2 december, G. Meursing te Hazerswoude-Dorp,
35 jaar, aanwezig

4 december. G.H.A. Borst te Deventer, 35 jaar,
afwezig

4 december, Drs. Ing. C.B. van der Sluijs te
Hengevelde, 35 jaar, aanwezig
4 december. A.J. Plaisier te Oene, 35 jaar, afwe-
zig

4 december, C. Vroege te Heenvliet, 35 jaar, afwezig
4 december. Mevr. Drs. TA. Beulink te Zutphen. 35 jaar, onbekend
4 december, Dr J.H.H. van Eek te Leersum, 35 jaar, afwezig
4december, Dr G.F. de Boerte Lelystad, 45 jaar, afwezig
4 december, A. Rodenburg te Strijen, 45 jaar afwezig
9 december, H. van Rhee te Hoogeveen, 50jaar, aanwezig
13 december. Mevr Drs. M.G. Vos-Maas te Bilthoven, 50 jaar, afwezig

17 december, S. dc Boer te Opcindc, 30 jaar, afwezig

18 december, M.M.J.L. Benders te Selfl<ant-Tüddern (Duitsland), 35 jaar, af-
wezig

18 december, L. dc Haan te Neede. 35 jaar, afwezig
18 december, T.E. Hoekstra te Wijhe, 35 jaar, afwezig
18 december, W.A.I I. Jansen tc Uden, 35 jaar, aanwezig

18 december, H. Fruithof te Bergen (NH), 35 jaar, afwezig

19 december, J.L. Hoogendijk te Antananarivo (Madagascar), 30jaar, afwezig

19 december,
19 december,
19 december,
19 december,
19decetnber,
19 december,
19 december,
19 december,
19 december,
19 december,
19 december,
afwezig
19 december,
19 december,
19 december,
wezig

19 december,
21 december,
23 december,
23 december,
23 december,
23 december,
23 december,
aanwezig
23 december,
23 december,
23 december,

ubile

A.C. de Zeeuw te Bergambacht. 30 jaar, aanwezig

Mevr. Drs. V.M. Geels-Klaare te Gouda, 30 jaan aanwezig

Mevr. Drs. M.L.T. Fisscher-Peters te Enschede 30 jaan afwezig

F.Th. M. Otten te Raamsdonksveer, 30Jaar, onbekend
Mevr Drs. E.L. Vreugendcnhil tc Drouwen, 30 jaar, aanwezig
R.J. Opmeer te \'s-Gravenzande, 30 jaar, afwezig

L. Pool te Montfoort, 30 jaar, aanwezig
A.PJ. Bil te Koudekerke, 30 jaar, afwezig

G.P.C.M. Jenniskens te Oss, 30 jaan afwezig

F.J.M. van Dongen te Boekei, 25 jaar, afwezig

M.P.M. de Kanter, Mechernich-Firmenich (Duitsland), 25 Jaar,

Mevr Drs. N.A.PC. de Visser te Putten, 25 jaan afwezig

Dn P Vellcma te Blije, 25 jaan afwezig

Mevn Drs. H.K. Hadderingh te Wijk bij Duurstede, 25 Jaan af-

C.M. dc Haan te Zoetermeen 25 jaan aanwezig

J.H.M. Nicolaije te Lemiers, 30 jaan afwezig

Mn Drs. C.J.H. Scheuerman te Rotterdam, 50 Jaan afwezig

H.Th. Nieuwenhuijsen te Tolkamer, 50 jaan afwezig
J.H.H. van Lipzigte Heythuysen,50Jaan aanwezig
Dr J. Hofnian te Drachten, 50 jaar, afwezig

J.H.A.L. von Frijtag Drabbc Künzel te Nieuwlcusen, 45 jaar,

G.F.Th. Cremers te Heerlen, 45 Jaan afwezig
E. Offercins le Soest, 45 Jaan aanwezig
A.J.M. Metz tc Zeddam, 45 jaan afwezig

CEVA Santé Animale B.V. Naaldwiik, NL
Tel. 017^-643 930, Fax oi7i(-6i(392i|
E-mail:cevanl@ceva.com
www.ceva.com

D.A.R® Spray houdt reisangst in de h
heel natuurlijk.

• reisziekte is een veelvoorkomend probleem;
wat de precieze oorzaak ook is, het is onprettig en belastend voor hond en eigenaar

• Dog Appeasing Pheromone w^erkt geruststellend in deze situaties;
de hond is ontspannen en zelfverzekerd

• D.A.P.® Spray kan worden gebruikt in de auto, de bench,

het hok, op kussens en in de kennels BOOmCr Vindt reiZGH

(CEVA

V SANTE ANIMALE

weer leuk

-ocr page 422-

çorïcressen & symposia

December

6 Vergadering en Wetenschappelijke bijeenkomst
Groep Pluimveewetenschappen. Aanvang:
13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem.

7 Workshop Management, Marketing &
Communicatie voor Dierenartsen. Cursus-
leider: Drs. Rein Denekamp (Management
Consult en WUR) en dr.ir. Frans Verhees
(WUR). Locatie: Wageningen. Kosten 495
euro. Meer informatie op:
www.ww:nl/whs

Klinische seminars Royal Canin "Leveraandoeningen en

Incontinentie" Locatie: Hotel van der Valk, Schiphol

Bles congres Orthopedisch onderzoek in beeld. Kosten 120 euro

(incl. BTW), Locatie: De Reehorst, Ede. Meer informatie:

aclministratie@delingehoeve.nl

13

15

2006

Januari

19 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11,
5056 PP Berkel-Enschot.

24 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v, Arnsbergstraat
7, 7418 AH Deventer.

Februari

14 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Paard II. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11, 5056
PP Berkel-Enschot.

Cursussen"

2006

januari

22-26 9e World Equine Veterinary International Congress gehouden
in Marrakech (Marokko). Informatie:
www.weva2006.ma. In-
lichtingen, reisarrangement en inschrijfformulier via Frans Sluyters,
Jeroen Boschlaan 7, 5056 CV Berkel-Enschot, tel. (06) 212 35 610,
e-mail:
fsluylers(a),home.nl.

Februari

11 - 12 Oncologisch Treffen 2006: Hoofd en Halstumoren bij Hond en Kat;
Locatie Kontact der Kontinenten te Soesterberg. Meer informatie:
wwH\'. kankerbijdieren. nl

15 Bayer HealthCarc Animal Health, Symposium Noord- en Midden
Nederland, aanvang 14:00 uur.

22 Bayer HealthCarc Animal Health, Symposium Zuid-Nederiand, aan-
vang 14:00 uur.

25-4/3 2"" World Veterinary Orthopaedic Congress hosted by World
Veterinary Orthopedie Society. Information:
www.vosdvm.org/wvoc/
index.html.

yërg^erincen &"B|jeenk0msten _______27;

December

I Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11. 5056
PP Berkel-Enschot.

6 Werkvergadering KNMvD/CiD. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport, Oudehaagseweg 20,
1066 BW Amsterdam.

7 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang: 20.15
uur. Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65,8441 AC 1 leerenvecn.

8 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit I. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg 11,
5056 PP Berkel-Enschot.

Vergadering groep pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur.
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit 1. Aanvang:
14.00 uur. Locatie: AC Restaurant De Meem, Meemdijk 59,34564 HP
De Meem.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit 1. Aanvang:
14.00 uur. Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC
Heerenveen.

15

Rectificatie

Tot onze zeer grote spijt is er geen
foto geplaatst bij het in memo-
riam van Professor J. Mol. De
eindredactie biedt hierbij zijn
welgemeende excuses aan voor
deze bijzonder ongelukkige on-
zorgvuldigheid.

13

14

December

8 en 9 Cursus "Agrarische bedrijfsadvisering: veehouderij, klaar voor de toe-
komst? ", Cursusleider: Drir. H.W. Saatkamp. Locatie: Wageningen.
Kosten 895 euro. Meer informatie op:
www.wur.nl/wh.s
15 Cursus natuuriijk hoefbekappen. Dierenartsenpraktijk Bio Mentor,
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur. Cursusleider:
drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal vijf personen.
Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en syllabus, excl. materiaal; stu-
denten 90 euro. Aanmelding: e-mail: cursus@biomentororg of telefo-
nisch(043)60114I8. Meer informatie op:
www.biomentor.org

2.006

Januari

19

Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking met
Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr R Mandigers, Dr. P Overgaauw,
Locatie: Van der Valk Eindhoven, Kosten euro 55,00 (incl. BTW). Meer
informatie:
nvziitphen@royalcunin.nl of Royal Canin dierenartsenbe-
zoekers.

DiEftöEMttSKUNbló «ÉNTÜUM HUH$K{T

Diergeneeskundig Centrum Nunspeet is een moderne ge-
mengde dierenartsenpraktijk op de N-W Veluwe, waarin ne-
gen dierenartsen werkzaam zijn. Op korte termijn zijn wij
op zoek naar een:

Dierenarts landbouwhuisdieren

De werkzaamheden zullen voornamelijk (60-70%) liggen in
de intensieve veehouderij (met name vleeskalveren en een
klein gedeelte zeug-vleesvarkens) met daarnaast algemeen
voorkomende werkzaamheden in de landbouwhuisdieren-
sector Het betreft een fulltime baan (80-100%) waarbij er
ook geparticipeerd wordt in de diensten (groot, eventueel
deels klein) \'Erkenning\' rund is voor deze baan een vereiste,
\'erkenning\' varken een pré.

Bij gebleken geschiktheid zijn er prima toekomstmogelijk-
heden.

Schriftelijke sollicitatie met cv binnen 14 dagen na verschij-
ning van dit blad sturen aan: Diergeneeskundig Centrum
Nunspeet, t.a.v. mevr. L. Bouma, Postbus 417, 8070 AK,
Nunspeet. Telefoon 0341-252353.

-ocr page 423-

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-12-2005

maandag

21-11-2005

01-01-2006

maandag

05-12-2005

15-01-2006

maandag

27-12-2005

01-02-2006

maandag

16-01-2006

") Voor 10.00 uur \'s morgens.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Gezelschapsdierenpraktijk
ter overname aangeboden

in de omgeving van Arnhem

Overname praktijkpand en villa behoort tot de mogelijkhe-
den.

Het riante pand Is qua grootte en indeling prima passend
vooreen één- ofmeermans-(specialisten)praktijk.
Schriftelijke reacties richten aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 CE Houten onder
vermelding van nummer 8/2005.

Het Dierenartsen Netwerk vervult al vele jaren een eerstehulpfunctie bij beginnende conflicten in praktijken en bij mana-
gementondersteuning. Alle praktiserende dierenartsen kunnen een beroep doen op het Dierenartsen Netwerk, dat een
klankbord is voor de practici en een preventieve en eerstehulpfunctie kan vervullen bij conflictsituaties in associaties en
tussen practici onderling, maar ook in de relatie werkgever - werknemer. Steeds vaker spelen financiële problemen een
rol bij de conflictbemiddeling. Het Dierenartsen Netwerk is niet bedoeld voor diepgaande, onherstelbare meningsver-
schillen (hiervoor is de Ereraad), maar dient te functioneren in een vroeg stadium van conflictvorming, waarbij er tevens
een preventieve werking vanuit kan gaan.

De leden van het Dierenartsen Netwerk zijn regionaal over Nederland verspreid. Gelet op de huidige samenstelling van
het Dierenartsen Netwerk, is er momenteel plaats voor een

Netwerkdierenarts woonachtig in de Regio West

en een

Netwerkdierenarts woonachtig in de Regio Zuid
(uitsluitend in Oost-Brabant / Limburg)

Netwerkdierenartsen worden geselecteerd door de Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk (bestaande uit leden
van het Dierenartsen Netwerk en de Ereraad) en benoemd door het Bestuur van de KNMvD. Indien meerdere kandida-
ten geschikt zijn, wordt overwogen meerdere kandidaten ter benoeming aan het Bestuur van de KNMvD voor te dragen.

Profiel

De Netwerkdierenarts (m/v) is dierenarts en lid van de KNMvD. Hij/zij is van onbesproken gedrag en integer. Hij heeft
ervaring in de praktijk en op een breed maatschappelijk terrein. De netwerkdierenarts heeft een breed inzicht in het to-
tale veterinaire werkveld en weet wat er binnen de vereniging van de KNMvD en in de samenleving in het algemeen
speelt. Hij mag geen functies bekleden die conflicterend zijn met de functie van netwerkdierenarts.
De netwerkdierenarts is stressbestendig en geduldig en kan goed luisteren. Hij moet in staat zijn een zaak neutraal te be-
kijken en te helpen bij het vinden van een oplossing, waarbij hij de partijen moet kunnen stimuleren om zelfoplossingen
te bedenken. De netwerkdierenarts heeft een goed sociaal en financieel-economisch inzicht en is in staat een probleem
en de eventuele oplossing helder schriftelijk te formuleren.

Honorarium

De netwerkdierenarts mag een uurtarief in rekening brengen en een kilometervergoeding. Het lidmaatschap van het
Dierenartsen Netwerk biedt geen garantie op werk.

Sollicitatie

Indien u zich aangetrokken voelt tot deze functie, verzoeken wij u uw belangstelling middels een brief en curriculum vi-
tae kenbaar te maken aan de Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk, t.a.v mw. drs. M.V.E. Roelvink (secretaris),
Postbus 421, 3990 GE Houten. Gelieve op de envelop "vertrouwelijk" te zetten. Wij verwachten uw reactie vóór maan-
dag 2 januari 2006. Voor meer informatie kunt u terecht bij de voorzitter van de Benoemingscommissie Dierenartsen
Netwerk (drs. P.j. van der Werf) of bij de secretaris (mw. drs. M.V.E. Roelvink).

-ocr page 424-

De afdeling Varkensgezondheidszorg levert veterinaire kennis aan de projecten
en programma\'s die GD voor overheid en bedrijfsleven uitvoert. Ook initieert
ze producten die varkenshouders en dierenartsen ondersteunen bij hun streven
naar een hogere gezondheidsstatus. De afdeling telt 12 medewerkers, waarvan
7 dierenartsen, zowel gespecialiseerde dierenartsen als all-rounders.
Gezamenlijk beantwoorden zij vragen van varkenshouders, dierenartsen,
overheid en bedrijfsleven.

De afdeling Varkensgezondheidszorg zoekt voor zo spoedig mogelijk een

Veterinair medewerker

(M/V)

GD is een onafhankelijke en
zelfstandig opererende organi-
satie met ruim 450 medewerkers.
Wij verrichten werkzaamheden
op het gebied van de georgani-
seerde diergezondheidszorg,
tweedelijnsdiergeneeskunde,
monitoring, voedselveiligheid
en praktijkgericht onderzoek.

U speelt een belangrijke rol in het verbeteren van de gezondheidsstatus van
varkensbedrijven. Allereerst inventariseert u de gezondheidsstatus van een aan-
tal bedrijven en brengt u de risicofactoren in kaart, daarna schrijft u voor elk
bedrijf een plan van aanpak om de gezondheid op het bedrijf te verbeteren.

Voor deze functie gaat de belangstelling uit naar een veterinair die enige ken-
nis heeft van (management van) bio-security. Kennis van huisvesting, klimaat,
voeding en mogelijkheden tot eliminatie van kiemen is een vereiste evenals
inzicht in de economische impact van de verstrekte adviezen. U maakt op deze
bedrijven deel uit van een team, maar u moet ook zelfstandig kunnen acteren.
U bent zich bewust van de rol die u vervult en bent in staat om in een plan
van aanpak daarover met alle betrokken goed te communiceren.

Naast een inspirerende en dynamische werkomgeving bieden wij een modern
pakket arbeidsvoorwaarden. De mogelijkheid om deze functie in deeltijd uit
te oefenen is aanwezig (minimaal 28 uur). De standplaats is Deventer.

Gezonde Dieren

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met mevr. dr. H. van Beers,
hoofd Varkensgezondheidszorg. Uw sollicitatie kunt u binnen 14 dagen richten
aan mevr. S. Frijns, Afdeling P & O, postbus 9, 7400 AA Deventer of per e-mail
s.frijns@gezondedieren.nl

Acquisitie n.a.v. deze vacature is niet gewenst.

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04
www.gezondedieren.nl,info@gezondedieren.nl

-ocr page 425-

Ervaren gezelschapsdierenarts

met gemengde
praktijkervaring en
managementkwaliteiten zoekt:

praktijk ter overname

of

baan met associatie mogelijkheid

Reacties kunt u emailen aan: iveemaes@hotmail.conn

Pensioenadvies
ONDUNEMINGSCERICHTEiinc

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

Ervaren dierenarts gezelschapsdieren
zoekt

praktijk ter overname

^^ Ä\'/f] .

D 1 X

FORTUIN

FINANCIEEL

PRAKTrjKADVIESBUREAU

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

T 030 251 51 99
f 030 254 09 64
E info@dixfortu1n.nl
I vi^ww.dixfortuin.nl

Graag telefonisch reageren: 06-21507111.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

r

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

De Raadgevers volgen u In de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert E. Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 426-

uitzend- en detachehngsbureau
voor dierenartsen en para-veterinairen

waarnemingen
werving & selectie
pay-roll

FlexVet beschikt over een uitgebreid bestand
van veterinair en paraveterinair personeel voor
zowel gezelschapsdieren als landbouwhuisdieren.

Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving- en selectieopdrachten. Ook voor
payroll-constructies kunt u bij ons terecht.
Daarnaast verzorgen wij interim- of
praktijkmanagement opdrachten.

DIERENKLINIEK
RIDDERKERK

Dierenkliniek Ridderkerk is een ge-
mengde praktijk met 15 dierenartsen
waarvan 12 zich uitsluitend bezig houden
met gezelschapsdieren. Wegens uitbrei-
ding en versterking van het team zoeken
wij:

een

Dierenarts Gezelschapsdieren

en een

Dierenarts
Gezelschapsdieren/Paard

De collega\'s die wij zoeken:

- zijn daadkrachtig, zelfstandig, energiek en professioneel,

- gaan de uitdaging aan om de toekomst van onze kliniek te maken
tot hün toekomst,

- hebben een flexibele instelling en naast liefde voor het vak ook een
commerciële drive.

- Willen participeren in nacht- en weekenddiensten en

- kunnen zelfstandig werken (ervaring strekt tot aanbeveling).

Wij zetten daar het volgende tegenover:

- een boeiende fulltime of parttime functie (bespreekbaar) in een
dynamische praktijk,

- de mogelijkheid tot associatie,

- voldoende ruimte en mogelijkheid tot nascholing.

- Wij zijn voornemens ons te conformeren aan de op te richten
CAO.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u sturen naar:

Astrid van Horssen, Jacob Catsstraat 3, 2985 BE Ridderkerk.

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, producent van
diergeneesmiddelen en vaccins, in 1997 ontstaan uit een fusie tussen
de diergeneeskundige divisies van Merck, Sharp & Dohme en Aventis
(nu sanofi-aventis). Merial legt zich toe op vernieuwing in farma-
ceutische producten en vaccins, voor zowel gezelschapsdieren als
landbouwhuisdieren. Onze producten worden bij ons afgenomen door
de groothandel en dierenartsen in Nederland. In Velserbroek bevindt
zich het marketing- en verkoopkantoor voor Nederland, dat deel uit-
maakt van een Benelux structuur

Voor onze Nederlandse vestiging
zoeken wij een tweetal

Rayon Managers M/v

(gezelschapsdieren)

zuid/west en noord Nederland

U bent commercieel verantwoordelijk voor de verkoop
van diergeneesmiddelen en vaccins voor gezelschaps-
dieren, inclusief paarden, in uw regio. U bent daarbij het
aanspreekpunt voor dierenartspraktijken.

Uw taken:

• Het verstrekken van informatie over en het
verkopen van onze diergeneesmiddelen en
vaccins

• Het ontwikkelen en onderhouden van de relatie
met dierenartspraktijken

• Het voeren van een actuele en een betrouwbare
administratie van alle verkoopactiviteiten en uw
klantenbestand

• U signaleert en analyseert ontwikkelingen in de
markt en u informeert het management hierover

Uw profiel:

• Bij voorkeur heeft u een opleiding op HBO-
niveau, eventueel aangevuld met een
commerciële of marketinggerichte studie

• Sterke communicatieve eigenschappen

• U beweegt zich gemakkelijk op alle niveaus,
zowel intern als extern

• Creatief, gemotiveerd, flexibel en initiatiefrijk

• Woonachting zijn in het betreffende rayon ofwel
bereid zijn daar te gaan wonen

\'m*

* f
él
n

Wij bieden:

• Een functie in een internationaal veterinair
farmaceutisch bedrijf waarbij u toonaangevende
producten vertegenwoordigt

• Grote mate van zelfstandigheid

• Prima salaris

• Uitstekende secundaire arbeidsvoorwaarden
(zoals een representatieve auto van de zaak,
dagvergoeding, mogelijkheid tot het volgen van
opleidingen, e.d.)

Wij nodigen kandidaten uit binnen 14 dagen
na het verschijnen van deze advertentie een
schriftelijke sollicitatie met c.v. te richten aan
de heer E.J. Pieke. Voor nadere informatie over
de inhoud van de functie kunt u contact opnemen
met de salesmanager Gezelschapsdieren,
de heer H. van Dorp (06-22692482).

Merial B.V. Kleermakerstraat 10,1991 JL Velserbroek,
telefoon 023 520 10 80, fax 023 520 10 88

-ocr page 427-

Laboratoriumservice

Het vermoeden dat een dier een of andere
vorm van kanker heeft, brengt bij de eigenaar
veel emoties teweeg en roept onzekerheden op.

Pathologisch onderzoek biedt uitsluitsel!

histologisch onderzoek, cytologisch onderzoek,
secties en... oncologisch advies

Gezelschapsdieren

Kanker is de meest voorkomende ziekte bij gezelschapsdieren. Per jaar zullen
ongeveer 60.000 tionden in ons land kanker krijgen, naast nog eens vele tien-
duizenden katten. Tumordiagnostiek is een van de belangrijkste dienstverleningen
van GD. We ondersclieiden ons op dit terrein door u niet alleen te ondersteunen
met betrouwbare onderzoeksresultaten, maar ook met informatie over klinische
implicaties van de pathologische diagnoses.

U kunt vertrouwen op een unieke combinatie van specialisten. Samen met u gaat
GD werken aan een gemeenschappelijke doelstelling: waar mogelijk genezing,
maar zeker verbetering van de kwaliteit van leven, van tiet dier met kanker.
Uiteraard blijft u, als dierenarts van de patiënt, de persoon die de keuzes maakt. In
tiet vervolgtraject en zijn wij uw partner dictit bij huis. Kortom, doe uzelf een
plezier en werk met een partner die weet wat er in uw praktijk leeft. Die weet wat u
dagelijks tegenkomt, tioe u werkt en wanneer u werkt. En die weet wat u nodig heeft
om waar te maken wat mens en dier van u verwactiten.

Gezonde Dieren

Postbus 9. 7400 AA Deventer
T 0900-1770. F 0570-63 41 04
«ivïw.gezondedieren.nl. info@gezondedieren.nl

-ocr page 428-

DIKRKNKLINII-K Dli BOSDRLLI

Programma BLES congres 2005

Orthopedisch onderzoek in beeld

Ede, De Reehorst, 15 december

10.00-10.30
Ontvangsten registratie

10.30-11.15

Head Movement Pattern in Horses with Fore and
Hind Limb Lameness.
Kevin G. Keegan

11.15-12.00

Pelvic Movement Pattern in Horses with Hind and
Fore Limb Lameness.
Kevin G. Keegan

12.00-13.00

De verhelderende overlapping van röntgen- en echo-
beelden bij het onderzoek van bot- en gewrichtsaan-
doeningen.
Kees J. Dii<

13.00-14.00
Lunch

14.00-15.15

Scintigrafie: heeft het meerwaarde?
Paul de Baerdemaekeren Erik Bergman

15.15-15.45
Pauze

15.45-16.30

MRI: inleiding tot een nieuwe techniek in de medische
beeldvorming van het paard.
Natascha De Heer

16.30-17.00

MRI bij het staande paard: Casuïstiek.
Filip Vandenberghe

17.00-17.30
Forum Discussie

17.30-19.00
Borrel ter afsluiting

Aanmelding via: administratie@deringehoeve.nl
Congreskosten: € 120,00 incl. BTW

Veterinair Centrum Someren

Dierenkliniek Emmeloord

-ocr page 429-

Goed gechipt, een veilig idee!

firtyeicz

>IIMAL H EALTH

BackHome: het meest complete
programma voor elektronische identificatie

[ Steeds meer (huis)dieren zijn voorzien van een chip en gere-
gistreerd in een databank. En dat is maar goed ook! Veel die-
renleed kan worden voorkomen als de eigenaar van het dier
aan de hand van het chipnummer snel kan worden gevonden.
»3.5 zijn te veel katten nog steeds niet gechipt, en die ko-
\'daardoor vaak onnodig in een asiel terecht. Daarom is
lelangrijk eigenaren van katten te wijzen op het belang van
Itificatie én registratie!

BackHome?

|LEKTRONISCHE IDENTIFICATIE

-ocr page 430-

Pfizer Ammal Health

Zorg is meer dan vaccineren.

Het jaarlijkse Conditie Consult

U wilt uw cliënten zo goed mogelijk helpen. Maar dan moeten ze wel de
weg naar uw praktijk vinden. Pfizer introduceert daarom het Conditie
Consult. Een concept voor een jaarlijkse algehele controle, dat veel
verder gaat dan een oproep voor vaccinatie. Voor meer praktijkbezoek,
meer tevreden cliënten en niet te vergeten meer omzet. Wij willen u
daarbij zo goed mogelijk helpen.
Kijk ook op www.weknowyoucare.nl.

We know you care.

Pfizer Animal Health bv, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d Ijssel, telefoon: 010-4064600.

-ocr page 431-

Deel 130 • Aflevering 24 • 15 december 2005

Een geval van leverabcessen bij een stier

Orale plaveiselcelcarcinomen bij de kat

BPL-enquête over arbeidsvoorwaarden in de Nederlandse
Dierenartspraktijken

Illegaal onthoornen van kalveren

Periodiek Bedrijfsonderzoek moet nuttig en effectief zijn

PRRS-bijeenkomst Croep Varkensgezondheidszorg

CCC Najaarsdag 2005

KNMvD

minklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 432-

Aesculaap B.V.

Mijlstraat 35 5281 U Boxtel I Postbus 35 5280 AA Boxtel T: 0411 67 75 00 i F: 0411 68 60 50

^gjsci/ne

Vlooien vormen het
hele jaar een bedreiging
voor hond en kaf

Hond en kat het hele jaar vlooienvrij met Flea-fence® ^^
en Flea-fence
acute® 7 Exclusief verkrijgbaar via de dierjjftrts.

Voor het snel verwijderen van vlooien werkt Flea-fence acute\'^ direct.
Binnen 4 uur wordt tot 100% van de vlooien gedood. Flea-fence® is
daarnaast de perfecte basisbehandeling voor hond en kat, het maakt
vlooien onvruchtbaar.

De gecombineerde behandeling met Flea-fence acute® en Flea-fence®
zorgt ervoor dat hond en kat het hele jaar door vrij kunnen zijn van
vlooien. Kijk voor meer informatie op
www.vlooien.info

-ocr page 433-

Diergeneesl^m

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 130
Aflevering 24
15 december 2005

Inhoud

Foto\'s voorpagina: foto\'s van blz. 760 en 764

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Een geval van leverabcessen bij een stier;_/.F.P. Tromp, E. Loeb en R. Kuiper

Actua

769
773

770

772

775

776
778

780

783
783

781

782
782

Wetenschap Nieuws

Uit en voor de praktijk

Orale plaveiselcelcarcinomen bij de kat; E. Teske en G.R. Rutteman

BPL

BPL-enquête over arbeidsvoorwaarden in de Nederlandse Dierenartspraktijken; W. Peet

Veterinair tuchtrecht

Appenzellende; /. Boissevain

Dierenarts uit zijn beroep gezet; I. Boissevain

VWA

"Werken aan Autoriteit", aldus André Kleinmeulman, Inspecteur Generaal VWA

Berichten en verslagen

Illegaal onthoornen van kalveren

Periodiek Bedrijfsbezoek moet nuttig en effectief zijn

Feline Congress 2005; L Blameren F. Schipper

PRRS-bijecnkomst Groep Varkensgezondheidszorg; A. Dirkzwager

PAO-D verslag van de cursus Bemesting, Graslandbchecr en Ruwvoederwinning

Bedankt referenten

Rectificatie Veterinaire Vee Fokkers Club \'De Uithof\'
Uitgelicht

Cursussen en congressen

757

758

763

764
766

DSA-Masterclass
Trainingen PiR

KLINISCHE AVONDEN 2006

"Allergieën bij de kat: een systematische benadering",
Drs. S. Schleifer
"Knieproblemen onder de knie krijgen",
mevr. Drs. M.H.Th. Covers

10 januari 2006 van der Valk Hotel Nieuwerkerk a/d IJssel

24 januari 2006 van der Valk Hotel Eindhoven

woensdag 15 februari 2006 van der Valk Hotel Hoofddorp

woensdag 1 maart 2006 van der Valk Hotel Apeldoorn

woensdag 22 maart 2006 van der Valk Hotel Drachten

dinsdag
dinsdag

\\/irt>£tc:

ANIMAL HEALTH

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel.: 0342-427127, e-mail: info®virbac.nl

-ocr page 434-

Wetenschappelijke redactie

Dr. M.M. Sloet vait Oldruitenborgh-Oosterbaan

(voorzitter)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr R. Kuiper

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.S. Schrijver

Dr. E. Teske

Dr. J.H. Vos

Dr. M.A. Willemen

Wetenschappelijke adviesraad

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Hoofdredacteur

Drs. H. Geertsen

Eindredactie

Drs. E.RC. Bingen

Mw. A.M. Dorresteijn-Tummers

Mw. drs. M. Fijten

Mw. J.W. Jansen

Dc Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten
Tel. 030 - 6348900/fa.x 030 - 6348929.
E-mail: tijdschrift(^knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneestainde is het ver-
enigingstijdschrifl van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-iedcn
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het bestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl
E-maii info(§)knmvd.nl

Boekbespreking
Nieuws van de industrie

In memoriam

Dr. A.L. van Zuijlen; P. den Hortog enJ. Stevense
N. van Wijk; 8. Kroes

Maatschappijnieuws

Kerstgroep medewerkers KNMvD
GGG Najaarsdag 2005; C.
van der Vaart
Voortgang ledenservice; H. Geertsen
KNMvD checkt gegevens van haar leden

Deadline
Personalia

Doorlopende agenda

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

algemene zaken, beroepsintegriteit
Drs. L.J. den Otter, vice-voorzitter
sociaal economisch en media
Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

financiën
Drs. W.G. van den Ekker

diergeneesmiddelenbeleid, volksgezondheid
en automatisering
Drs. H. van Herpen

professionele kwaliteit
Drs. A.J.G. den Hertog
dierziektenbeleid
Dr M.A. Willemen

verenigingszaken en dierenwelzijn

Bureau

Drs. H. Geertsen,

algemeen directeur
H.G. Dijkman,

senior beleidsmedewerker communicatie
Drs. S.J de Groot,

senior beleidsmedewerker veterinaire zaken
Drs. FJ.W.C. van Herten,

senior beleidsmedewerker sociaal economi-
sche en arbeidsrechtelijke zaken
H.S. de Vries RFM.,

controller
R.R van Ringelestijn,

medewerker vacaturebank
Mevr Drs. M. Fijten,
webmaster

783

784

786

787

789

790
790

790
790
792

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents

Original article

AcaseofliverabscessesinabuII;J.F.P. Tromp, E. Loeb, and R. Kuiper

758

Advertenties

Cominerciële advertenties: Overgaauw Veterinair
Advies, Postbus 204, 3770 AE Barneveld.
Tel. (0342) 419798; 06-53260696; fax (0342)
419794; e-maii: p.overgaauw@plaiiet.nl
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient vóór 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
1 januari van het daaropvolgende jaar te laten ein-
digen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar {zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 435-

Van
de

redactie

Diversiteit

Net terug van drie enerverende Groep Groot Dagen in Papendal trof ik een dikke envelop tnet de
inhoud van het voor u liggende Tijdschrift aan. Dit met het vriendelijke verzoek om als lid van de
wetenschappelijke redactie een editorial te schrijven. Hoewel deze drie dagen behoorlijk ver-
moeiend zijn, leveren ze altijd ook een flinke portie energie op. Naast het programma, met als
thema \'Praktijkmanagement, -organisatie en -communicatie\', zijn daar ook de collegiale con-
tacten tijdens de pauzes en \'s avonds aan de bar, debet aan. Het bespreken van de dagelijkse pro-
blematiek in de veterinaire wereld doet je beseffen dat je beroepsgenoten met exact dezelfde za-
ken worstelen. Dat geeft een plezierig gevoel van solidariteit.

Dat die beroepsgroep zeer divers is en dat er binnen onze Maatschappij een scala aan ideeën en
standpunten zijn, blijkt zulke dagen ook. De tegenstrijdigheden en verschillen in inzicht kwamen
onder andere tot uiting in het afsluitende \'Lagerhuisdebat\', waarbij de dierenartswerkgevers,
tegenover de dierenartswerknemers en een groep studenten werden geplaatst.
De met ruim honderd deelnemers gevoerde discussie was voor een groot deel gestoeld op de pro-
blematiek die ook in dit Tijdschrift aan de orde komt. De uitwerking van de enquête over arbeids-
voorwaarden in de dierenartspraktijk is voor iedereen dan ook zeer de moeite van het lezen
waard. Opvallend zijn vooral de verschillen tussen de beide sekses. Mannen lijken toch beter
voor hun rechten op te komen dan vrouwen. Een tendens die in deze wereld overigens niet uniek
is, want recent las ik in een krant dat Engelse vrouwen voor een bepaald type auto gemiddeld
meer betalen dan hun mannelijke landgenoten!

Naast dit management onderwerp, wijs ik u graag op het interview met de nieuwe Inspecteur
Generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit. De verschuivende rol van de officiële dierenarts
naar toezicht op controle en de mogelijk minder scherpe grens tussen practicus en officiële die-
renarts is een interessant gegeven. De invulling van de nieuwe hygiënewetgeving zal overigens
hoe dan ook de nodige gevolgen voor onze beroepsgroep hebben. Net als de daarmee nauw ver-
bonden veranderingen in het nieuwe kwaliteitssysteem binnen de Zuivel, zoals blijkt uit een ge-
sprek met deze sector, opgenomen in dit nummer.

Hoe divers ons vakgebied is, blijkt verder uit een bijdrage over het Feline Congres 2005 en de
GGG Najaarsdag, een verslag van een bijeenkomst van de Groep Varkensgezondheidszorg en de
aandacht die de Algemene Inspectie Dienst vraagt, voor het illegaal onthoornen van kalveren.
Naast al deze zaken vindt u bovendien nog twee praktijkgerichte artikelen: Orale plaveiselcel-
carcinomen bij de kat en Leverahces.sen bij een stier

Kortom, een breed scala aan onderwerpen passeert de revue. Deze brede oriëntatie is in mijn
ogen trouwens een grootgoed. Ondanks de verder gaande differentiatie binnen het beroep is het
goed om oog te hebben voor de vele zaken die van gemeenschappelijk belang zijn. Een ruime
blik is onontbeerlijk voor een heldere en toekomstgerichte visie.
Veel leesplezier en vooral zeer plezierige feestdagen gewenst.

Jan Tiete Siebinga

iJQRRjjl^H

Tijd
Diergenees

-ocr page 436-

Wetenschap

Een geval van leverabcessen bij een stier

Tijdschr Diergeneesl<d 2005; 130; 757-761

J.F.P. Tromp\'\'\\ E. Loeb\'en R. Kuiper\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Tijdens een visite werd een dekstier aangeboden met als
klacht slechte eetlust, sloomheid en vermagering. De
klacht was chronisch en verergerde geleidelijk. Bij kli-
nisch onderzoek werd een vergrote lever vastgesteld. Om
dit nader te onderzoeken is echografie van de lever ver-
richt waarbij bleek dat er verscheidene abcessen in de le-
ver aanwezig waren. Bij sectie werd dit bevestigd.
Echografie bleek in deze casus een grote toegevoegde
waarde voor de diagnostiek te hebben, waarbij vooral de
snelheid waarmee de echografie uitvoerbaar is en het
voor de patiënt weinig belastende karakter van het
onderzoek zeer aanspreken.

Summary

A case of liver abscesses in a bull

During a farm visit a breeding bull was presented with signs of anorexia,
somnolence, and lo.ts of condition. These signs were chronic and slowly pro-
gressive. Clinical examination revealed an enlarged liver and subsequent
ultrasonography revealed multiple abscesses in the liver This was con-
firmed during post-mortem examination. Ultrasonography proved to he of
great diagnostic value, especially because it is a quick and non-invasive
procedure.

Inleiding

Slechte eetlust, sloomheid en vermagering bij het rund ter-
wijl bij klinisch onderzoek geen afwijkingen worden gevon-
den kan een aantal oorzaken hebben. Eén van die oorzaken is
de aanwezigheid van één of meer leverabcessen (2). Dit arti-
kel beschrijft een geval van leverabcessen bij een dekstier.
Leverabcessen komen vooral bij meststieren voor, bij melk-
koeien worden slechts nu en dan leverabcessen gevonden.
Vaak wordt deze diagnose pas in het slachthuis gesteld en
worden vooraf geen duidelijke klinische symptomen waar-
genomen (7, 8,9,10).

Bij meststieren is de meerderheid van de leverabcessen het
gevolg van voeding met veel snel fermenteerbare koolhydra-
ten. Er ontstaat daardoor een chronische (subklinische) pens-
acidose, die kan leiden tot kleine lokale beschadigingen in de
pensmucosa. Vooral
Fusobacterium necroforum, een in de
pensflora normaal aanwezige bacterie, gebruikt deze porte

Departement Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Herkauwersgezondheidszorg,
Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.

Departement Pathologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
Inmiddels werkzaam bij: Kimron Veterinary Institute, Dept. of Pathology, Bet Dagan.
Israël.

Correspondentieadres: Drs. J.F.P. Tromp, Departement Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, Buitenpraktijk Herkauwers. Postbus 80.151. 3508 TD Utrecht.

d\'entrée om hematogeen via de portale circulatie in de lever
bacillaire levernecrose te veroorzaken (6). Deze necrose-
haardjes kunnen vervolgens vervloeien tot abcessen (8,9).
Leverabcessen kunnen ook ontstaan door metastasering van-
uit ontstekingen elders in het lichaam. Te denken valt dan aan
klauwabcessen, traumatische reticuloperitonitis (3) of een
navelontsteking bij het kalf. Emboli met bacteriën komen
vanuit het primaire proces hematogeen terecht in de lever
waar zij abcessen vormen. Deze Pathogenese wordt met
name in verband gebracht met
Arcanobacterium pyogenes
(11, 12). Ligt een leverabces (of -abcessen) in de nabijheid
van de Vena cava dan kan een trombose van de Vena cava het
gevolg zijn (3, 10, 12). Behalve de bovengenoemde/^\'necra-
phorum en A. pyogenes worden, vaak in mengcultuur, E.coli,
ß-hemolytische Streptokokken, stafylokokken, Bacteroides
spp. en Enterobacteriaceae gevoniien
(6, 10).

Het klinische beeld van ieverabcessen\' is afhankelijk van
het aantal, de grootte, de lokalisatie en de afgrenzing van de
abcessen (4). Goed afgekapselde abcessen kunnen levens-
lang symptoomloos blijven. De klinische diagnose berust
gewoonlijk op de aanwezigheid van aspecifieke symptomen,
zoals vermagering, slechte eetlust, sloomheid, onvoldoende
productie en eventueel koorts. Het leverpercussieveld kan
vergroot zijn, maar is vaak normaal (4). Aangezien de lever
voldoende reservecapaciteit heeft, worden bij bloedonder-
zoek gewoonlijk geen aanwijzingen voor een gestoorde le-
verfunctie gevonden (8,11,12). Wel worden bij bloedonder-
zoek vaak aanwijzingen voor het chronische, abcederende
ontstekingsproces gevonden, te weten een leukocytose met
een rechtsverschuiving en, vaker nog, een sterke hypergam-
maglobulinemie (verhoogd gehalte aan totaal eiwit een
verhoogde
7-globulinefractie) (7). Om de verdenking \'lever-
abcessen\' te bevestigen, wordt in de literatuur een proeflapa-
rotomie aangegeven (3, 4) en echografie van de lever (1,7,
8). Het nemen van een leverbiopt bij verdenking van leverab-
cessen is af te raden: als een abces wordt aangeprikt kan dit
leiden tot contaminatie van de buikholte, als daarentegen
normaal leverweefsel wordt gebiopteerd, sluit dit een lever-
abces geenszins uit.

Alleen Deem (3) meldt dat de prognose van leverabcessen
infaust is, andere artikelen behandelen dit niet.
Met betrekking tot de keuring van een dier waar bij slachting
abcessen zijn gevonden, vermeldt Art. 14 van het keurings-
regulatief onder c: organen en delen van karkassen in geval
van gelokaliseerde abcessen worden ongeschikt verklaard
voor menselijke en dierlijke consumptie. Dit impliceert dat
in ieder geval de lever van het dier wordt afgekeurd, en als er
sprake is van abcessen in verscheidene organen het gehele
karkas.

Casus

Tijdens een visite werd een vierjarige Belgische Wit-Blauwe
stier aangeboden met als klacht te sloom zijn, niet eten en

-ocr page 437-

stijfheid. De l<iacht bleelc reeds drie welcen te bestaan en ver-
ergerde geleidelijl<. De stier Icreeg het rantsoen van de droge
Icoeien, te weten restvoer van de mellcgevende koeien aange-
vuld met grove herfstkuil.

Het viel op dat de stier moeilijk overeind kwam, sloom was
en wat dunne mest had.

Bij het algemeen onderzoek werden weinig bijzonderheden
gevonden, de stier had geen temperatuursverhoging en geen
afwijkende kleur van de slijmvliezen.
Bij onderzoek van het digestieapparaat bleek het leverper-
cussieveld zich uit te strekken van de longgrens tot 3 cm cau-
daal van de ribboog gemeten even onder de rugstrekkers (5).
Ook was de lever achter de ribboog palpabel.
Onderzoek van het locomotieapparaat leverde geen verkla-
ring op voor de stijve gang van het dier.
De resultaten van het bloedonderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Hierbij vielen vooral op het hoge aantal leukocyten, 28,4 G/l,
hoewel er geen sprake was van een duidelijke \'rechtsverschui-
ving\', een lage hematocriet en een laag hemoglobinegehalte,
verder de hoge LDH (3089 U/1) en de hoge AST (131 U/1). Het

Tabeh. Bloeduitslagen.

Bepaling

Waarde

Referentiewaarde

hemoglobine

4.4 mmol/

15.0-8.0 mmol/1

hematocriet

0.22 1/1

0.27-0.361/1

leukocyten

28.4 G/1

5.0-10.0 G/1

granulocyten

0%

0-5%

eosinofiele granulocyten

3%

0-8%

staafkernigen

0%

0-5%

segmentkernigen

30%

25-35%

lymfocyten

57%

50-60%

monocyten

10%

0-5%

alkalische fosfatase

31IU/1

<225 U/1

ureum

9.6 mmol/1

< 7 mmol/1

LDH (lactaat dehydrogenase)

3089 U/1

1000- 1800 U/1

CK (creatinine kinase)

38U/1

< 200 U/1

AST (aspartaat aminotransferase)

131 U/1

30-56 U/1

bilirubine totaal

15.8p.mol/l

< 8 fimol/l

bilirubine direct

5.1 M.mol/1

bilirubine indirect

10.7|xmol/l

totaal eiwit

126 g/1

60-85 g/1

albumine

11.1 %

40-60%

a-globuline

15.8%

15-17%

P-globuline

11.5%

15-17%

7-globuline

61.6%

<35%

gehalte aan totaaleiwit was 126 g/l, waarvan 11,1% albumine
en61,6%7-globuline.

Echografie

Mede op grond van het vergrote percussieveld van de lever
werd besloten de lever echografisch te onderzoeken.
Hiervoor werd gebruikgemaakt van een gewoon \'praktijk-
apparaat\' (gewoonlijk in gebruik voor drachtigheidsdiag-
nostiek bij de zeug), met een 3,5 MHz sectorscanner\' (Foto\'s
1 en 2).

Voor de echografie werd een gebied geschoren op de rechter
thoraxwand tot in de rechterflank van de stier, van de 6° rib
tot een handbreedte achter de ribboog, dorsaal begrensd door
de dwarsuitsteeksels van de lendewervels, ventraal door een
horizontale lijn ter hoogte van de elleboog. In de door Braun
(1) beschreven methode wordt de echografie van de lever bij
het staande dier uitgevoerd in de geschoren rechter flank van
de
intercostaalruimte tot een handbreedte achter de laatste
rib. Hierbij wordt gebruikgemaakt van een 3,5 MHz transdu-
cer (lineair, sector of convex). Een 5,0 MHz transducer heeft
te weinig doordringend vermogen en geeft daardoor een te
\'oppervlakkig\' beeld. De lever wordt van caudaal naar crani-
aal in elke geschoren ICR van dorsaal naar ventraal onder-
zocht. Langzaam naar beneden slepend worden de verschil-
lende structuren zichtbaar.

Bij echografie van de hier beschreven stier waren in de lever
verspreid veel, te echogene gebiedjes zichtbaar van 1 a 2 cm
grootte (Foto 1). Daarnaast werden enkele grotere echogene,
inhomogene gebieden met minder echogene randzones met
een doorsnede van 4 a 6 cm waargenomen (Foto 2). Verder

Nââii dier :_
Scanner

Universiteit Utrecht,

Foto 1. Echo van de lever van de stier, caudaal van de ije rib. In de lever zijn ver-
scheidene kleinere abcessen zichtbaar (pijlen).

\' Pie Medical WO Fako.

-ocr page 438-

viel op dat de lever caudaal van de ribboog uitstak. De Vena
cava en de Vena portae zijn niet in beeld gebracht, wel por-
tale vaten, die geen afwijkingen lieten zien op de echo.

Enkele dagen na het eerste onderzoek stierf de stier tamelijk
onverwacht. Het dier is voor sectie aangeboden aan de
Hoofdafdeling Pathobiologie, afdeling Pathologie van de
Faculteit der Diergeneeskunde.

Postmortaal oriderzoek

De stier vertoonde een matige conditie met zwarte stinkende
mest uit de anus. De belangrijkste veranderingen werden
aangetroffen in de buikholte met name de lever. Deze was
vergroot en bleek door een diffuse degeneratie van het lever-
parenchym. Verspreid door de lever waren multipele abces-
sen aanwezig van 0,5 tot 6 cm diameter met een purulente tot
ichoreuze inhoud en omgeven door een dik bindweefselkap-
sel (Foto 3). Aan de distale zijde van de lever werd ter plaatse
van de linker Vena portae tak een abces gevonden met een
chronische oblitererende thrombophlebitis van de Vena por-
tae met een acute ruptuur naar het lumen van de Vena portae
en dientengevolge een acute ichoreuze thrombophlebitis van
de rechter Vena portae tak en een necrotiserende ontsteking
in het aangrenzende leverweefsel. Daarnaast werden een
tweetal afgekapselde abcessen gevonden aan de buitenzijde
van de netmaag en pens, een hyperplastische splenitis en een
sepsisnier. De voormagen en de lebmaag vertoonden geen
bijzonderheden; in het darmkanaal was bloed met enige fi-
brinestolsels aanwezig. In de borstholte werden behoudens
longoedeem en een geringe chronische adhesieve pleuritis
geen veranderingen gevonden. Aan het bewegingsapparaat
werden geen veranderingen aangetroffen.

Discussie

De meeste leverabcessen bij runderen worden bij de slacht
ontdekt en hebben geen grote klinische afwijkingen tot ge-
volg (7, 8, 9). Wel worden vaak sloomheid en gewichtsver-
lies gezien (3, 5) hetgeen ook in de hier beschreven casus
duidelijk het geval was.

De stijve gang wordt mogelijk verklaard door pijn in het ab-
domen (3, 12). Intermitterende diarree is een meer voorko-
mend symptoom bij leverabcessen (3). De lever was ver-
groot en palpabel als gevolg van de multipele abcessen.

Het bloedbeeld, met name de verhoging van het aantal leuko-
cyten en de verhoging van het totaal eiwit en daarin het per-
centage
7-globulines wees op een chronische purulente ont-
steking. Een verhoogd aantal leukocyten en een verlaagde
albuminefractie wordt bij leverabcessen vaker gezien (7). De
lage haematocriet en het lage hemoglobinegehalte kunnen
verklaard worden door een beenmergdepressie ten gevolge
van de chronische ontsteking (13).

Op de echografie zijn te echogene gebieden zichtbaar, om-
geven door een minder echogene randzone. Gecombineerd
met de resultaten van het bloedonderzoek is het bij deze stier
zeer waarschijnlijk dat deze gebieden in de leverabcessen
zijn. Doordat de echografie op deze wijze een snelle en wei-
nig invasieve diagnose mogelijk maakte, werd ook de on-
gunstige prognose duidelijk (3).

Bij sectie bleek dat er zich in de buikholte tegen de wand van
rumen en reticulum twee abcessen bevonden. Mogelijk zijn
deze door trauma ontstaan na opname van een corpus alie-
num, en vormen zij het primaire proces. Hieruit ktmnen em-
boli met bacteriën in de bloedbaan terechtgekomen zijn, die
in de lever zijn vastgelopen en daar tot abcesvorming hebben
geleid (3). Een etiologie van ruminitis-leverabccs is, gezien
het dieet van de stier (nauwelijks krachtvoer) en het ontbre-
ken van afwijkingen aan het slijmvlies en de spierlagen van
de pens bij sectie, onwaarschijnlijk.

In eerste instantie kan de stier ziekteverschijnselen hebben
laten zien die wellicht aan de aandacht van de eigenaar zijn
ontsnapt, mede omdat de stier bij het jongvee liep en daar
wat minder aandacht kreeg dan het melkgevende deel van de
koppel.

De plotselinge sterfte wordt meestal verklaard door septi-
sche of anafylactische shock door het ruptureren van een van
de abcessen (3, 9, 12). Bij het postmortaal onderzoek van de
stier is een ruptuur van een leverabces/chronische oblitere-
rende thrombophlebitis van de linker Vena portae tak aange-
troffen met dientengevolge een acute ichoreuze thrombotle-
bitis/hepatitis in de rechter Vena portae tak respectievelijk
het omringende leverweefsel. Dit heeft waarschijnlijk geleid
tot een septische/anafylactische shock waarvan de bij de
stier waargenomen sepsisnieren en de haemorrhagie in het

-ocr page 439-

darmkanaal de morfologische kenmerken zijn.

Door het aspecifieke klinische beeld was er een ruime diffe-
rentiële diagnose, waarbij de vergrote leverpercussie en de
palpabele lever achter de ribboog wel wezen op een pro-
bleem met de lever. De echo bleek hierbij een zeer nuttig in-
strument voor diagnostiek en het vaststellen van de prog-
nose, waarbij vooral de snelheid waarmee de echografie
uitvoerbaar is en het voor de patiënt weinig belastende ka-
rakter van het onderzoek zeer aanspreken.

Literatuur

1. Braun U. Atlas und Lehrbuch der Ultraschalldiagnostik beim Rind, le
dr. Berlin: Parey Buchverlag, 1997.

2. Brink DR, Lowry SR, Stock RA, and Parrot JC. Severity of liver ab-
scesses and efficiency of feed utilization of feedlot cattle. J Anim Sei
1990; 68: 1201-1207.

3. Deem DA. Liver abscesses in cattle. Comp cont edu pract vet 1980; 2:
S268-S273.

4. Dirksen G, Gründer HD. und Stöber M. Innere Medizin und Chirurgie
des Rindes. 4e dr. Berlin: Parey Buchverlag, 2002.

5. Hajer R et al. Het klinisch onderzoek bij grote huisdieren. 3e dr.
Wetenschappelijke uitgeverij Bunge, 1993.

6. Lechtenberg KF, Nagaraja TG, Leipold HW, and Chengappa MH.
Bacteriological and histological studies of hepatic abscesses in cattle.
Am J Vet Res 1986; 49:58-62.

7. Lechtenberg KF. and Nagaraja TG. Hepatic ultrasonography and blood
changes in cattle with experimentally induced hepatic abscesses. Am J
Vet Res 1991; 52: 803-809.

8. Liberg P. and Jönsson G. Ultrasonography and determination of pro-
teins and enzyines in blood for the diagnosis of liver abccsses in inten-
sively fed beef cattle. Acta Vet Scand 1993; 24: 21 -28.

9. Nagaraja TG, and Chengappa MM. Liver abscesses in feedlot cattle: a
review. J Anim Sei 1998; 76: 287-298.

10. Nagaraja TG, Laudert SB, and Parrot JC. Liver abscesses in feedlot
cattle. Part 1, causes, pathogenesis, pathology and diagnosis. Coinp
cont edu pract vet 1996; 18: S230-S256.

11. Rebhun WC. Diseases of Dairy Cattle, le dr. Philadelphia, Lippincott
Williams &Wilkins. 1995.

12. Smith BR Large Animal Internal Medicine. 2e dr. St Louis: Mosby-
YearBook. Inc.. 1996.

13. Weiss DJ, Krehbiel JD, and Lund JE. Studies of pathogenesis of ane-
mia of inflammation: mechani.stti of impaired erythropoiesis. Am J Vet
Res 1983; 44: 1832-1835.

Artikel ingediend: 5 januari 2005
Artikel geaccepteerd: 25 oktober 2005

SEROLOGISCHE
ALLERGIE-TESTEN

non-invasief en quantitatief
voor hond, kat en paard

NIEUW

Allercept® screening test
(indoor/bomen/grassen en kruiden)

Uitgebreide panels of compacte panels
(12 allergenen) (6/8 allergenen)

Nog steeds zeer specifiek en gevoelig

indien gewenst
HYPOSENSIBILISATIE-OPLOSSING
binnen vier weiten

Meer informatie over deze testen of over
Vet-Med Lab (a division of IDEXX Laboratories B.V.)?

Neem contact op met één van de regio managers in Nederland:
Drs. Henriette Jansma, tel. 036-5375133

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

Vet-Med-Ub

-ocr page 440-

Royal Canin introduceert

Het Dental Health programma
voor hond en kat

Het Dental Health programma

Voor de hond; gebitsverzorgende dieetvoedingen en kauwproducten op maat

Voor de kat: gebitsverzorgende dieetvoedingen, die tevens preventief werken tegen struviet

en calciumoxalaat

Bijzonder effectief voor de bestrijding van tandplaque en tandsteen door de unieke
tweevoudige werking:

- mechanische reiniging van het gebit door de textuur, vorm en grootte van de producten

- chemische reiniging van het gebit door toevoeging van actieve ingrediënten,
zoals natriumpolyfosfaat, polyfenolen en PRN (Plaque Reduction Nutrient)

Effectief gebleken in klinische studies
Uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts

<

ROY4L CkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service
Postbus 63 - 5460 AB Veghel
Tel. 0413-318444 (bestellingen) of 318400 (productinformatie
E-mail: info@royalcanin.nl - www.royalcanin.nl

Voor meer informatie over het Dental Health programma van
Royal Canin en aanvragen van de Focus Special Edition
"Parodontale aandoeningen bij de hond" kan contact worden
opgenomen met de Royal Canin dierenartsenbezoeker.

-ocr page 441-

Nieuws

Meer nieuws kunt u vinden op: www.knmvd.nl. Daar l<unt u
de volledige berichten nalezen.

Hoger beroep hondenbelasting

Op 21 november 2005 diende bij het Gerechtshof te Den
Haag het hoger beroep in de zaak Den Otter versus
Gemeentebelastingen Rotterdam over de informatieplicht
voor dierenartsen in het kader van de hondenbelasting.
Nog voor aanvang van het daadwerkelijke proces bleek dat
de directeur van Gemeentebelastingen Rotterdam formeel
niet gemachtigd was deze juridische procedure namens de
gemeente te voeren. De consequentie van deze vormfout is
dat de rechter het eerder gevoerde kort geding nietig heeft
verklaard. De eerdere uitspraak en de daaraan verbonden
dwangsom (van € 100,- per dag voor het niet aanleveren)
zijn daarmee komen te vervallen.

De gemeente Rotterdam zal de zaak nu opnieuw moeten
aanbrengen. In dit geval kan dat rechtstreeks bij het
Gerechtshof te Den Haag die de zaak vervolgens direct in
behandeling zal nemen. Alle tot nu toe ingebrachte stukken
worden dan aan het Gerechtshof overgedragen. Beide par-
tijen kregen gisteren al wel de kans om pleidooi te voeren.
Van onze kant is de deskundigenverklaring van prof mr.
Feteris ingebracht.

Hoewel de beslissing van het Gerechtshof een tegenvaller
is voor de gemeente Rotterdam is het proefproces hiermee
nog niet ten einde.

Benoeming directeur Algemene Inspectie Dienst

Mevrouw ir. A.M. Burger (48) is met ingang van 1 januari
2006 benoemd tot directeur van de Algemene Inspectie
Dienst van het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. In deze functie zal zij drs. R Visser op-
volgen, die met ingang van I december 2005 de dienst
verlaat.

MKZ-oefening

De Voedsel en Waren Autoriteit hield op diverse plaatsen in
Nederland een uitvoeringsoefening Mond- en Klauwzeer.
Tijdens deze oefening werd een grensoverschrijdende uit-
braak met het Mond- en Klauwzeervirus gesimuleerd.
De oefening is op dinsdag 15 november 2005 gestart met
een bedrijfsbezoek door drie practici. De verdenking van
een zeer besmettelijke dierziekte werd uitgesproken en ge-
meld bij het Centrale meldpunt (045-5354232).
Het besluit te gaan vaccineren werd genomen en de
KNMvD werd ingeschakeld om de beschikbaarheid van
practici met ervaring in de landbouwhuisdierensector na te
gaan. Dit verliep vlot en er werd enthousiast meegewerkt
door de praktijken die benaderd zijn.

KN MvD-mantelovereenkomst ziektekostenverzekering

Veel KNMvD-leden maken gebruik van de voordelen die
de mantelovereenkomst met VGZ voor de verzekering
van ziektekosten te bieden heeft. In de afgelopen dagen
heeft zorgverzekeraar VGZ aan alle verzekerden een aan-
bieding gezonden voor het jaar 2006 en daarmee aan de
wettelijk voorgeschreven verplichting voldaan.
Het is echter nog niet zeker, dat dit ook de uiteindelijke
aanbieding betreft in het kader van de door ons afgesloten
mantelovereenkomst. Op dit moment voert Meeüs Vrije
Beroepen nog een marktonderzoek uit om te achterhalen
of voor de deelnemers een nog aantrekkelijker voorstel is
te verkrijgen.

In principe heeft u tot I maart 2006 de tijd om de aanbie-
ding te weigeren. Wij raden u aan om voorlopig niets te
doen en nadere berichten af te wachten.
Contactpersoon KNMvD: Joost van Herten, teamcoördi-
nator team Veterinaire Beroeps- en Praktijkzaken
Voor meer informatie en vragen: info(^knmvd.nl of
030-6348900

OM eist sluiting veebedrijf vanwege verwaarlozing vee

Het Openbaar Ministerie heeft geëist dat twee broers uit
het Gelderse Doornspijk hun veehouderijbedrijf sluiten.
Op het bedrijf waren veel dieren verwaarloosd en werden
meer dieren gehouden dan volgens de vergunning mocht.
In januari 2005 nam de Algemene Inspectie Dienst (AID)
39 van de 139 dieren in beslag vanwege verwaarlozing.
De dieren werden in te kleine ruimten gehouden en veel
dieren hadden schurft.

Europese Commissie akkoord met vaccinatieplan voor
dierentuinen

De Europese Commissie heeft ingestemd met het vacci-
natieplan voor dierentuinen. Eerder had de Commissie al
toestemming verleend voor het preventief vaccineren van
dierentuindieren tegen vogelgriep onder voorwaarde dat
een vaccinatieprogramma moest worden overlegd. Het
vaccinatieprogramma, dat in overleg met de dierentuinor-
ganisaties is geschreven, is op 11 november 2005 goedge-
keurd.

-ocr page 442-

Een plaveiselcelcarcinoom is een
maligne tumor die zijn oorsprong
heeft in de epidermis of slijmvlies-
oppervlak. Het is een frequent voor-

_____ 1 komende tumor, zowel bij de hond

^^Ijli^JIJL ais de kat. De meeste plavelselcel-
carcinomen van de huid worden ge-

-1 iii jrihllli^ vonden op ongepigmenteerde of

slechts licht gepigmenteerde delen
van de huid, zoals de neus, ooglid en oren van witte katten.
Ultraviolet licht is dan ook in verband gebracht als oorza-
kelijk factor van huid plaveiseicelcarcinomen. Daarom
wordt deze tumor vaker in zuidelijker en zonniger landen
gezien dan in ons land. Een duidelijke oorzaak voor plavei-
seicelcarcinomen in de bek is echter nooit gevonden. Recent
onderzoek wijst echter naar de mogelijkheid dat ingeblikt
voer, en met name tonijn, een rol speelt (1). De rol van toxi-
sche producten, zoals een vlooienbandje en het roken in
huis, moet nog verder uitgezocht worden (1). Wel is er een
verhoogde P53-expressie gevonden in plaveiseicelcarcino-
men van katten waarbij de eigenaren in huis rookten (2).

Andere maligne tumoren, zoals fibrosarcomen en maligne mc-
lanomen, worden minder vaak bij de kat gezien dan bij de
hond. Goedaardige tumoren in de bek zijn zeldzaam bij de kat.
Plaveiseicelcarcinomen worden het vaakst bij oudere dieren
gezien (gemiddelde leeftijd is elf ä twaalf jaar) (3). Er is geen
geslachts- of raspredispositie (3-7). Er kunnen drie lokalisaties
voor de tumor worden onderscheiden; (1) in het slijmvlies van
de maxilla en mandibula, beiden even vaak aangetast, (2) op de
tong, en in het bijzonder aan de ventrale kant bij het frenulum
(Figuur 1), en (3) minder frequent voorkomend, op één van de
tonsillen.

Orale plaveiseicelcarcinomen bij de kat

Erik Teskeen Gerard R. Rutteman \'^\'^

De klinische symptomen ontwikkelen zich reeds als de tumor
nog in een vroeg stadium is. Er treedt ulceratie op, necrose en
secundaire ontsteking. Het dier begint minder te eten, ontwik-
kelt dysfagie, er is wat speekselen en een sterke /oetor
ex ore.
Als de tumor gelokaliseerd is in de gingiva zal er in het vol-
gende stadium infiltratie van het bot gaan optreden. Dit leidt tot
verdikking van de kaak ten gevolge van botproliferatie (Figuur
2), maar ook tot osteolyse met mogelijk verlies van tanden. Bij
katten met een plaveiselcelcarcinoom van een tonsil kan inspi-
ratoire
Stridor en dyspneu optreden. Het orale plaveiselcelcar-
cinoom bij de kat is hoog maligne wegens zijn lokaal invasief
groeiend karakter, maar de tumor metastaseert relatief laat in
het proces. Vergroting van mandibulaire lymfeklieren wordt
weliswaar veelvuldig gezien, maar is vaak het resultaat van een
reactie op het ontstekingsproces. Slechts bij minder dan twintig
procent van de dieren met vergrote mandibulaire lymfeklieren
bij plaveiseicelcarcinomen is er sprake van lymfeklier metasta-
sen (4-6). Metastasen naar de longen of andere organen zijn erg

764

T I J D S C H R I FT V O O R DIERGENEESKUNDE, DEEL I30, DECEMBER, AFLEVERING 24, 2OO5

Europese Specialist Oncologie van Gezelschapsdieren, Departement voor Genees-
kunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde. Yalelaan 8, Utrecht.
\' Dierenkliniek De Wagenrenk, Keijenhergseweg 18. 6705 BN Wageningen.
BENEDOS: Belgisch Nederlands Diergeneeskundig Oncologisch
Samenwerking.sverhand.

zeldzaam. Hypercalcemie is ook gerapporteerd bij katten met
orale plaveiseicelcarcinomen (4). De hypercalcemie kan het re-
sultaat zijn van osteolyse ten gevolge van tumorinfiltratie,
maar kan ook het resultaat zijn van een paraneoplastisch syn-
droom door de productie van een PTH-gerelateerd eiwit (8).
De diagnose moet reeds in een vroeg stadium van de ziekte
worden gemaakt. Op basis van alleen de klinische symptomen
is een onderscheid met vooral lymfoplasmacellulaire gingivitis

-ocr page 443-

in dat stadium moeilijic te malcen. Cytologisciie of histologi-
sciie biopten zijn onontbeerlijl< om de diagnose te stellen
(Figuur 3). Hierbij moet men rekening houden met het feit dat
plaveiselcelcarcinomen vaak vergezeld gaan met een ernstige
secundaire ontsteking. Niet alleen het primaire proces moet
worden gebiopteerd, maar ook moet er dunne-naald-aspiratie-
biopten worden genomen van vergrote lymfeklieren. Ingeval er
sprake is van botaantasting van de mandibula of maxilla, zullen
hiervan röntgenfoto\'s moeten worden genomen. Veelal is het
lastig om de grenzen van het tumorproces hierop precies te
zien (Figuur 4). Hiervoor kan men beter een CT-scan of MRl
uitvoeren. Zoals reeds eerder vermeld is de kans dat metasta-
sen op een röntgenfoto van de longen worden gezien erg klein,
maar mogelijk dat plaveiselcelcarcinomen van de tonsillen
hierop een uitzondering zijn.

In principe is chirurgie geïndiceerd bij kleine tumoren van het
gingiva plaveiselcelcarcinoom. Alhoewel partiële mandibulec-
tomie dan curatief kan zijn, zijn de meeste tumoren reeds groot
bij het tijdstip van diagnose en is een recidief binnen anderhalf
tot acht maanden erg waarschijnlijk (6, 9). Meestal echter zit-
ten ze op een plek waar chirurgie überhaupt niet mogelijk is.
Als enkelvoudige behandelingsmodaliteit heeft radiotherapie
niet kunnen bewijzen erg effectief te zijn (10). Ook de toevoe-
ging van intratumoraal geïnjecteerd ethanidazool, welke hypo-
xische cellen extra gevoelig maakt voor radiotherapie, resul-
teerde niet in goede resultaten. Alhoewel een complete
remissie wel bereikt werd in de meeste katten, stierven alle kat-
ten toch ten gevolge van metastasen of tumor gerelateerde
complicaties. De mediane overieving was slechts 116 dagen
(11). Ook een palliatieve radiotherapie behandeling bij katten
met inoperabele plaveiselcelcarcinomen in de bek leidde niet
tot gunstige resultaten. Complicaties als gevolg van de
radiotherapie of progressie van de ziekte trad op in zes van de
zeven katten. Mucositis, bloederig sereuze monduitvloeiing,
pijn en dysfagie werden hierbij gezien. De mediane overleving
was slechts zestig dagen (14). De combinatie van mandibulec-
tomie met radiotherapie is mogelijk effectiever Een onderzoek
waarbij een dosis van 40-45 Gy werd gegeven startend na twee
weken na de chirurgie, liet een mediane ziektevrije periode van
12,5 maand zien (4). Daarentegen zijn de resultaten van che-
motherapie erg teleurstellend. Mitoxantrone tot 6,5 mg/m^ elke
drie weken resulteerde in slechts één complete en drie partiële
remissies bij 32 katten (13). Ook een behandeling met liposo-
male platinum analogen bij achttien katten met orale plaveisel-
celcarcinomen gaf geen noemenswaardige resultaten te zien
(mediane overleving nog geen zestig dagen), terwijl er wel di-
verse toxische bijwerkingen opgemerkt werden (14).
Bij katten met plaveiselcelcarcinomen aan de tong is vaak chi-
rurgie niet mogelijk door het reeds vergevorderd stadium van
de tumor ten tijde van de diagnose. Door het lage percentage
remissies bij chemotherapie en radiotherapie is de algemene
prognose erg slecht. Zonder of met behandeling is de overle-
vingstijd tussen twee en vier maanden (6). Er zijn geen exacte
gegevens bekend voor het tonsillaire plaveiselcelcarcinoom bij
de kat, maar waarschijnlijk zijn de resultaten bij dit type nog
slechter dan bij de twee andere vormen van plaveiselcelcarci-
noom.

Een mogelijke nieuwe therapie zou de behandeling met zoge-
naamde cyclooxygenase~2 (COX-2) remmers zijn. COX-en-
zymen catalyzeren de synthese van Prostaglandines en bestaan
als two isovormen: COX-1 en COX-2. COX-2 is een krachtig
induceerbare ontstekingsmediator. Daarnaast wordt COX-2
ook in hoge mate tot expressie gebracht bij verschillende hu-
mane tumoren, maar ook bij de hond (15, 16). Veelal zijn dit
epitheliale tumoren zoals blaascarcinomen, prostaattumoren,
plaveiselcelcarcinoom cn darmtumoren. Er zijn verschillende
manieren waarop COX-2 zou bijdragen aan de carcinogenese:
(1) door de vorining van vrije radicalen, (2) door inhibitie van
apoptosis, (3) doordat PGH2 afgebroken wordt tot een direct
mutagene stof, (4) promotie van angiogenese door onder an-
dere inductie van vasculair endotheliaal groei factor (VEGF),
(5) toename van tumor-cel-invasiviteit, en (6) modulatie van
ontsteking en iinmuunsysteem (16). Het toedienen van COX-
2-remmers naast een preventief effect ook mogelijk een anti-
tumor effect kunnen hebben. Bij honden met blaascarcinomen
bleek het gelijktijdig toedienen van een COX-antagonist met
een Carboplatin chemokuur een hogere respons en langere
overleving te geven dan bij honden die met carboplatin alleen
waren behandeld (17).

Een eerste onderzoek bij katten met orale plaveiselcelcarcino-
men Iaat echter zien dat bij immunohistochemische aankleu-
ring slechts minder dan tien procent van de tuinoren COX-2 tot
expressie brengen (18). Een veel lager percentage dan gevon-
den bij de hond (15). Echter, het is de vraag in hoeverre de im-
munohistochemische expressie van COX-2 een betrouwbare
meetmethode is voor COX-2-expressie of dat andere metho-
den, zoals western-blot-methoden beter zijn (19). Bovendien
bleken COX-2-remmers
in vitro in staat de inductie van VEGF
door een orale katten plaveiselcelcarcinoom cellijn te reduce-
ren. Dit zou mogelijk therapeutische consequenties kunnen
hebben.

-ocr page 444-

Literatuur

1. Bertone ER, Snyder LA, and Moore AS. Environmental and lifestyle risk
factors for oral squamous cell carcinoma in domestic cats. J Vet Intern
Med 2003; 17 (4): 557-562.

2. Snyder LA, Bertone ER, Jakowski RM, Dooner MS, Jennings-Ritchie J,
and Moore AS. p53 expression and environmental tobacco smoke expo-
sure in feline oral squamous cell carcinoma. Vet Pathol 2004; 41(3): 209-
214.

3. Stebbins KE, Morse CE, and Goldschmidt MH. Feline oral neoplasia: A
ten-year survey. Vet Pathol 1989; 26: 121-128.

4. Hutson CA, Willauer CC, Wälder EJ, Stone JL, and Klein MK. Treatment
of mandibular squamous cell carcinoma in cats by use of mandibulec-
tomy and radiotherapy: seven cases (1987-1989). J Am Vet Med Assoc
1992;201:777-781.

5. Kessler M, und von Bomhard D. Plattenepithelkarzinome bei Hunden
und Katzen - Prävalenz, Rasseprädispositionen und Primär-
lokalisationen. Proceedings 22. Kongress der DVG, Bad Nauheim, 1997.

6. Postorino Reeves NC, Turrel JM, and Withrow SJ. Oral squamous cell
carcinoma in the cat. J Am Anim Hosp Assoc 1993; 29:438-441.

7. Vos JH, and Gaag I van der. Canine and feline oro-pharyngeal tumors.
Vet Med 1987;34:420-427.

8. Tannehill-Gregg S, Kergosien E, and Rosol TJ. Feline head and neck
squamous cell carcinoma cell line: characterization, production of para-
thyroid hormone-related protein, and regulation by transforming growth
factor-beta. In Vitro Cell Dev Biol Anim 2001 ; 37: 676-683.

9. Bradley RL, MacEwen EG, and Loar AS. Mandibular resection for re-
moval of oral tumors in 30 dogs and 6 cats. J Am Vet Med Assoc 1984;
184:460-463.

10. Cotter SM. Oral pharyngeal neoplasms in the cat. J Am Anim Hosp
Assoc 1981;17:917-920.

11. Evans SM, LaCreta F, Helfand S, Van Winkle T, Curran WJ Jr, Brown
DQ, and Hanks G. Technique, pharmacokinetics, toxicity, and efficacy of
intratumoral etanidazole and radiotherapy for treatment of spontaneous
feline oral squamous cell carcinoma. Int J Radiât Oncol Biol Phys 1991;
20: 703-708.

12. Bregazzi VS, LaRue SM, Powers BE, Fettman MJ, Ogilvie GK, and
Withrow SJ. Response of feline oral squamous cell carcinoma to pallia-
rive radiation therapy. Vet Radiol Ultrasound 2001 ; 42:77-79.

13. Ogilvie GK, Moore AS, Obradovich JE, Elmslie RE, Vail DM, Straw RC,
Salmon MD, Klein MK, Atwater SW, and Ciekot PE. Toxicoses and effi-
cacy associated with administration of mitoxantrone to cats with malig-
nant tumors. J Am Vet Med Assoc I993;202: I839-I844.

14. Fox LE, Rosenthal RC, King RR, Levine PB, Vail DM, Helfand SC,
MacEwen EG, Perez-Soler R, Calderwood-Mays M, and Kurzman ID.
Use of cis-bis-ncodecanoato-trans-R,R-I,2-diaminocycIohexane plati-
num (11 ), a liposomal cisplatin analogue, in cats with

oral squamous cell carcinoma. Am J Vet Res 2000:791-795.

15. Mohammed SI, Khan KN. Sellers RS. Hayek MG. DeNicola DB, Wu L,

Bonney PL,and Knapp DW. Expression of cyclooxygenase-1 and 2 in
naturally-occurring canine cancer. Prostaglandins Leukot Esscnt Fatty
Acids 2004;70:479-483.

Pereg D, and Lishner M. Non-steroidal anti-inflammatory drugs for the
prevention and treatment of cancer. J Int Med 2005; 258: 115-123.
Knapp DW, Glickman NW. Mohammed SI, DeNicola DB, Widmer WR,
Bonney PL, and DeGortari AE. Antitumor effects of piroxicam in spon-
taneous canine invasive urinary bladder cancer, a relevant model of hu-
man invasive bladder cancer. Adv Exp Med Biol 2002; 507:377-380.
Beam SL, Rassnick KM. Moore AS. and McDonough SP. An immuno-
histoehemical study of cyclooxygenase-2 expression in various feline
neoplasms. Vet Pathol 2003:496-500.

Heller DA, Fan TM, Barger AM, Sprandel IT, Chamey SC, and de
Lorimier LR Cancer and COX-2 expression: is immunohistochemistry
adequate? Vet Comp Oncol 2005; 3: 106.

Hillman LA, Fan TM, de Lorimier LP, Chamey SC, Heller DA, Barger
AM, and Sprandel IT. EflFects of COX-2 inhibition on PEG2 and VGEF
in a feline oral squamous cell carcinoma cell line. Vet Comp Oncol 2005;
3:151.

20.

Clinical trial orale plaveiselcelcarcinomen bij de kat

Het Departement Geneeskunde voor Gezelschapsdieren
van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht wil een kli-
nisch onderzoek starten bij katten met orale plaveiselcelcar-
cinomen. Hierbij wordt gekeken naar de effectiviteit en bij-
werkingen van de COX-2 remmer. Voor dit onderzoek
wordt samenwerking gezocht met dierenartsenpraktijken.
Na het vaststellen van de diagnose door middel van cytolo-
gie of histologie kunnen katten onder bepaalde voor-
waarden behandeld gaan worden. Hiervoor hoeven ze in
principe niet doorgestuurd te worden. Evaluatie dient door
middel van onder andere een digitale foto van de laesie voor
en tijdens/na behandeling plaats te vinden. Dierenartsen in
bezit van een digitale camera en die willen samenwerken
worden verzocht de komende maand contact op te nemen
met ondergetekenden waarna een uitgebreide voorlichting
zal volgen. Evaluatie criteria zullen zijn wel of niet in re-
gressie gaan van de tumor, overleving, en bijwerkingen.

Erik Teske: E.Teske@vet.uu.nl

Gerard Rutteman: G.R.Rutteman@vel.uu.nl

16.

17.

19.

BPL-enquête over arbeidsvoorwaarden in de Nederlandse
Dierenartspraktijken

W. Peet

Elk jaar wordt er door de BPL een
vragenlijst verstuurd naar de die-
renartsen die in loondienst werk-
zaam zijn. Het doel van deze vra-
genlijst is gegevens te verzamelen
met betrekking tot de arbeids-
voorwaarden zoals die in de hui-
dige praktijk veelal gelden, en
daarmee tot een duidelijker beeld
te komen van de weg die het arbeidsvoorwaarden-overleg
in zou kunnen slaan.

De BPL-enquête over arbeidsvoorwaarden in de Nederlandse

Dierenartspraktijken is in de herfst van 2005, met medewer-
king van de KNMvD, verzonden onder de duizend dierenart-
sen die in loondienst werkzaam zijn. Er zijn in de enquête veer-
tig vragen gesteld met betrekking tot salariëring en secundaire
arbeidsvoorwaarden. Hier volgt een beknopte uitwerking van
de resultaten. Hierbij is onder meer gekeken naar de beant-
woording in relatie tot het geslacht van de respondenten. Voor
de volledige uitkomsten verwijzen we naar de BPL-website.

Van de duizend verzonden enquêtes zijn van 285 responden-
ten de ingezonden antwoorden verwerkt. Dit betekent dat er
dit jaar een respons van 28,5% is bereikt, wat een zeer goed
resultaat te noemen is voor een schriftelijke vragenlijst.

-ocr page 445-

Wie deed er mee?

Van de respondenten is 74% vrouw en 26% man. Van de
vrouwelijlce respondenten werl<t 72% in de gezeiscliapsdie-
rensector, tegenover 34% van de mannen. 10% Van de vrou-
wen werlct in de landbouwhuisdierensector, terwijl 24% van
de mannen dat doet. De rest verdient zijn brood in de ge-
mengde praktijk.

Van de totale populatie blijkt 79% lid te zijn van de KNMvD.
45% Is lid van de BPL.

In welke sector bent u werkzaam?

CD

LHD

Paard

<25% GD

25-50% CD

>50% CD

onb.

Salaris

Ook in het salaris is een dergelijk verschil tussen mannen en
vrouwen op te merken. 50% Van de respondenten geeft aan
betaald te worden volgens de extrapolatie van de oude
KNMvD-adviessalarissen. 31% Verdient minder, 18% juist
meer. Van de vrouwen die meededen bevindt zich 14% in
deze groep, van de mannen 28%. Er zijn dus meer mannen
dan vrouwen die boven de oude KNMvD-normen verdienen.
Voor de vergoeding van de diensten zien we ditzelfde pa-
troon terug.

Contract, salarisonderhandelingen, functionerings- en be-
oordelingsgesprekken

Een van de eerste vragen over de arbeidsvoorwaarden betreft
het hebben van al dan niet een vast contract. Hierbij geeft
68% aan een vast contract te hebben, tegenover 32% een tij-
delijk contract. Zeer opvallend daarbij is wel dat onder de
mannelijke respondenten deze cijfers ongeveer gelijk zijn
(64%) versus 35%)), terwijl bij de vrouwen opvalt dat slechts
34%) een vast contract heeft en 65% een tijdelijk contract!
Op de vraag of er in dc praktijk waar men werkzaam is sala-
risonderhandelingen zijn gevoerd in 2005, antwoordt 38%
met ja, tegenover 62% met neen, waarbij opvalt dat meer
mannen salarisonderhandelingen hebben gevoerd dan vrou-
wen (44% versus 35%).

Functionerings- en beoordelingsgesprekken worden slechts
door 38%) van de respondenten en hun werkgevers gevoerd,
waarbij dit ook bij mannen vaker gebeurt dan bij vrouwen.

Aantal uren werkzaam

13% Van de respondenten werkt <12 uur per week, 25%
werkt tussen de twaalf en twintig uur, 28%) werkt tussen de
twintig en de dertig uur en 19% geeft aan meer dan veertig
uur per week te werken (dit is exclusief de diensten). Ook
hier valt een verschil tussen mannen en vrouwen op; grof-
weg kan gezegd worden dat het percentage vrouwen groter
is naarmate het aantal werkuren daalt en andersom het aan-
tal mannen stijgt naarmate de contracturen per week stij-
gen.

Rond de 41 % van de dierenartsen geeft aan ook andere taken
binnen de praktijk te verrichten dan louter veterinaire. Denk
hierbij aan taken in management, opleiding van assistentes,
apotheekbeheer en dergelijke. Er is hier geen verschil tussen
de mannelijke en vrouwelijke respondenten. Wel geeft maar
9% aan dat het uitvoeren van deze taken ook tot uiting komt
in het salaris. Van die mensen die hun extra taken wel ver-
goed zien is een groter aandeel man dan vrouw.

Diensten

Van de teruggezonden en verwerkte enquêtes geeft 31 % van
de practici in loondienst aan geen avonddiensten te verrichten,
waarbij het dan met name vrouwen betreft (37% versus 16%
bij de mannen). Eenzelfde percentage heeft één tot vier avond-
diensten per maand (geen verschil man/vrouw) en 26% geeft
aan vier tot acht avonddiensten per maand te hebben waarbij
het hier met name mannen betreft (41%) tegenover
21% bij de vrouwen). Zo\'n 9% van alle respondenten heeft
acht tot twaalf avonddiensten per maand.
Ook voor het aantal weekenddiensten per maand geldt dat
30% deze niet heeft en 36%i van de respondenten één keer per
maand dienst heeft, 29%i heeft één ä twee keer dienst per
maand. Een 3% geeft aan twee a drie weekenddiensten per
maand te draaien en slechts 1% heeft meer dan drie keer
weekenddienst in de maand.

Het verschil tussen de mannen en de vrouwen is dat de man-
nen duidelijk meer weekenddiensten hebben, 15% van hen
heeft geen weekenddienst tegenover
37% van hun vrouwe-
lijke collega\'s.

Overuren

Voor overuren krijgt slechts 32% van de respondenten een
vergoeding, waarbij opvalt dat hierbij slechts 11 % van de
mannen een vergoeding krijgt, terwijl van de vrouwen 40%
zegt deze uren vergoed te krijgen. De vorm van de vergoe-
ding is voor 40% het normale uurloon, 36% krijgt hiervoor
vrije tijd terug,
24% geeft niet expliciet aan in welke vorm
dit vergoed wordt.

Voor het verrichten van dienst op een feestdag krijgt slechts
21 %) van de respondenten een extra vergoeding of vrije tijd.

Nascholing

In 72% van de gevallen betaalt de werkgever mee aan de na-
scholingskosten. 12% Krijgt geen vergoeding, en bij 15%)
worden deze kosten deels vergoed.

-ocr page 446-

Doorbetaling salaris bij ziekte

Een van meest opvallende resultaten uit de BPL-enquête is
de beantwoording op de vraag: "hoe lang krijgt u 100% sala-
ris doorbetaald bij ziekte/arbeidsongeschiktheid".

Door de respondenten worden hierop enorm wisselende ant-
woorden gegeven. Meest opvallend is wel dat 46% hierop
aangeeft dit niet precies te weten of deze vraag niet invult,
zowel bij de mannen als de vrouwen. Kennelijk is er op dit
punt nog de nodige voorlichting te geven.

Voor 6% van de respondenten geldt dat er helemaal geen
doorbetaling plaatsvindt in geval van ziekte of arbeidsonge-
schiktheid, waarbij het met name vrouwen betreft. Ongeveer
25% van de vrouwen en 16% van de mannen krijgt zes we-
ken loon. Slechts 8% van de totale groep krijgt twee tot drie
maanden 100% van het salaris doorbetaald. Maar 2% gedu-
rende een half jaar. Daarnaast geeft 14% aan gedurende
twaalf maanden het volledige salaris doorbetaald te krijgen,
waarbij het dan weer opvalt dat dit met name het mannelijke
deel van de respondenten betreft.

Slechts 35% van de practici in loondienst die de BPL en-
quête invulden geeft aan zichzelf te hebben bijverzekerd te-
gen arbeidsongeschiktheid, waarbij mannen dit vaker blijken
te doen dan vrouwen (43% versus 32%).

nus en/of eindejaarsuitkering, evenveel mannen als vrou-
wen. Kinderopvang wordt aan slechts 4% van de geënquê-
teerde werknemers vergoed, terwijl 68% van de onder-
vraagden een vergoeding hiervoor van belang acht. Er wordt
hierbij geen onderscheid gezien tussen mannen en vrouwen.
Gevraagd waarom men het niet van belang acht kinderop-
vang vergoed te krijgen, antwoordt het grootste deel van de
respondenten (nog) geen kinderen te hebben.

23% Van de werknemers geeft aan een tegemoetkoming in
de ziektekosten te ontvangen in geval van particuliere ver-
zekering, dit gebeurt iets vaker bij mannen dan bij vrou-
wen.

Betaalt uw werkgever tegemoetkoming ziektekosten
(in geval van particuliere verzekering?)

io%

24%

■ la

nee
□ onb.

■ ia
H nee
□ onb.

66%

Pensioen

Een arbeidsvoorwaarde die voor veel practici in loondienst
blijkt te gelden is (gedeeltelijke) betaling van de pensioen-
premie. In 93% van de gevallen betaalt de werkgever hieraan
mee. In het grootste deel van de gevallen (83%) wordt 2/3
bijgedragen, in 6% minder, maar in 10% meer dan 1/3.

Als we dan gaan kijken naar het aantal respondenten dat re-
ductie op de pensioenpremie heeft aangevraagd, bedraagt dit
percentage 55%, waarbij opvalt dat dit bij de mannen slechts
24% is en bij de vrouwen 65%!

Ook valt bij de vragen over reductie op dat een behoorlijk
aantal mensen dat meer dan dertig uur werkt alsnog reductie
aanvraagt. Door vrouwen wordt doorgaans een iets hoger re-
ductiepercentage aangevraagd.

Bij de vraag of men tevreden is over de huidige pensioenvoor-
ziening geeft 46% als antwoord \'ja\' tegenover 49% dat met
\'nee\' antwoordt. Meer mannen zijn tevreden dan vrouwen.

Andere vergoedingen/secundaire arbeidsvoorwaarden.

10% Van alle respondenten ontvangt een winstuitkering/bo-

Conclusies

Als we de hele vragenlijst overzien valt vooral op dat minder
dan de helft van de praktijken salarisonderhandelingen of
functioneringsgesprekken voert.

Mannen werken meer uren, en worden hier doorgaans beter
voor betaald. Vrouwen werken meer parttime en ontvangen
een lager salaris. Door het parttime contract hebben zij wellicht
wel een regeling voor de (makkelijker gemaakte) overuren.
Van degenen die extra taken verrichten in de praktijk, ziet maar
een zeer gering percentage hier iets van terug in het salaris.

Bij de doorbetaling na ziekte is vooral duidelijk geworden
dat veel mensen hier (nog) niet over hebben nagedacht, en
dat vervolgens de afspraken met de werkgever hierover zeer
uiteen lopen. Over het pensioen kan gezegd worden dat on-
geveer de helft van de mensen in loondienst tevreden is over
de regeling, maar dat een groot deel van de mensen meer re-
ductie aanvraagt dan de werktijden zouden vermoeden.
Vooral vrouwen vragen meer reductie aan. Het blijkt dat lang
niet alle werkgevers de nascholing van hun werknemers ver-
goeden. En tot slot is er veel interesse voor de vergoeding
van kinderopvang, maar krijgt nu slechts 4% van de onder-
vraagden een deel van die kinderopvang vergoed.

-ocr page 447-

Om 200$ passend te beëindigen, een
tuchtgeval waar zowel eigenaar als
dierenarts tekortschieten: de eigenaar
zoekt niet op tijd diergeneeskundige
hulp en de dierenarts stelt de verkeerde
diagnose. De hond is het kind van de
rekening, maar valt een dierenarts nog
iets te verwijten als een eigenaar te
lang wacht met hulp zoeken?

Buikpijn

Een zesjarige Appenzeiler teef heeft een fikse baarmoeder-
ontsteking, op het moment dat de dierenarts van de eigenaar
met vakantie is. Gelukkig heeft de dierenarts wel voor een
waarnemer gezorgd. Zij geeft antibiotica, maar laat het
daarbij. Een controleconsult vindt ze niet nodig, de eigenaar
moet maar terugkomen als de klachten aanhouden. Wat er
precies gebeurt in die drie weken wordt niet helemaal
duidelijk, maar op een avond drie weken later
kan de hond nauwelijks meer lopen van de
pijn. De dierenarts vindt dat niet echt
alarmerend, ook niet als de eigenaar
een uur later weer belt; hij ver-
wijst de eigenaar naar het och-
tendspreekuur van de vol-
gende dag.

Appenz-eilende

Om acht uur \'s ochtends
staat de eigenaar op de
stoep, maar wordt er dan
tactisch op gewezen dat het
spreekuur pas om half ne-
gen begint. Als de eigenaar
aandringt, onderzoekt de
dierenarts de hond toch maar.
Hij ziet geen reden voor alarm,
volgens hem is er gewoon
sprake van een darmonstekinkje,
wat met antibiotica en een pijnstiller
wel op te lossen is. Hij wil de hond wel
de volgende dag zien om te controleren of
er verbetering is opgetreden. Die avond is de
hond echter nog zieker; ze braakt en verliest bloed.
Tijdens het avondspreekuur besluit de dierenarts om de
hond te opereren. Geen overbodige beslissing; want de
baarmoeder blijkt ernstig ontstoken te zijn, en pus te lekken
in de buikholte. Ook zit er een ovariumtumor ter grootte van
een tennisbal. Darmen en buikvlies zijn verkleefd en aange-
tast, dus de situatie is waarschijnlijk al een tijd slecht.

Appenzell-ende

Als alle bronnen van ellende zijn verwijderd, overlijdt de
hond tijdens het spoelen van de buik. Volgens de eigenaar is

Veterinai
tuchtrech

Appenzellende

Tekst: laira Boissevain
Illustratie: Henk Vrieselaar

dat duidelijk de schuld van de dierenarts, die veel te laat
heeft ingegrepen. Maar over laat gesproken; de eigenaar
wacht bijna twee jaar met het indienen van een klacht bij het
Tuchtcollege. De dierenarts spreekt zijn verbazing uit over
het feit dat een klacht na die termijn nog in behandeling
wordt genomen, want na het overlijden van de hond is de pa-
tiëntenkaart vernietigd, en daarmee wordt het wel moeilijk
om vast te stellen wat de waarheid is. Bovendien verbaast
het hem dat deze eigenaar nog durft te klagen nadat hij zelf
het leven van zijn hond op het spel heeft gezet door veel te
lang te wachten met het zoeken van hulp. Gezien de toe-
stand die tijdens de operatie bleek, hebben die paar uur echt
geen verschil gemaakt, hij heeft als dierenarts gedaan wat
hij kon.

Fatale termijn?

In principe wordt een termijn van twee jaar gehanteerd als
termijn waarbinnen een klacht kan worden ingediend.

In dit geval heeft de eigenaar één jaar en 51
weken na het laatste bezoek aan de die-
renarts een klacht ingediend, en dat
kan dus nét. Het is jammer dat de
patiëntenkaart is vernietigd, maar
volgens het Tuchtcollege zijn er
toch wel voldoende aankno-
pingspunten om de klacht in
behandeling te nemen.

Onvoldoende buikgevoel

Tijdens het eerste tele-
foontje had de eigenaar
misschien nog geen duide-
lijke hulpvraag, maar bij
het tweede telefoontje die-
zelfde avond had de dieren-
arts echt adequater moeten
reageren. De eerdere ontste-
king was dan wel onderdrukt
met antibiotica, maar juist van-
wege die eerdere baarmoederontste-
king, had de dierenarts telefonisch al
meer vragen moeten stellen aan de eige-
naar of liever nog de eigenaar met de hond naar
de praktijk moeten laten komen. Bij een eerdere dia-
gnose is alertheid geboden. Dat geldt ook voor het lichame-
lijk onderzoek de volgende dag: gezien de eerdere klachten
was het beter geweest als de dierenarts meteen had gediffe-
rentieerd tussen enteritis en endometritis, door middel van
een echo, röntgen- of bloedonderzoek, of desnoods een kij-
koperatie. Mocht hij hier geen gelegenheid voor hebben,
dan was doorverwijzing voor nader onderzoek op zijn plaats
geweest. In ieder geval wordt meer actie verwacht dan al-
leen verwijzen naar het spreekuur van de volgende dag!
De dierenarts krijgt een waarschuwing.

-ocr page 448-

Met ingang van 1 september 2005 is André Klein-
meulman de nieuwe Inspecteur Generaal van de
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Dit mini-inter-
view is bedoeld als een kennismaking. Kleinmeulman
licht zijn visie toe, op de toekomst van de VWA en de
rol van de dierenarts hierin.

Hoe ziet u de toekomst van de VWA?

Na de formele totstandkoming van de VWA gaan we
in de komende periode werken aan drie speerpunten:
Ten eerste wil de VWA het begrip \'autoriteit\' invullen.
De VWA zal zich vooral richten op die terreinen waar-
bij echte risico\'s bestaan voor de consument. De effec-
ten van het toezicht van de VWA op bijvoorbeeld de
volksgezondheid, zullen maatgevend zijn voor de in-
spanningen die de VWA gaat leveren. Het toezicht
vindt dus vooral plaats op dié terreinen waar consu-
menten mogelijk risico\'s lopen.
Verder zal de VWA over deze risico\'s, en over haar be-
vindingen uit het toezicht, zo transparant mogelijk
zijn. Dat betekent dus, dat we -meer dan voorheen- uit
zullen leggen, wat wij doen en waarom we dat doen.
Ook met de marktpartijen die onder toezicht staan van
de VWA zal meer dan voorheen worden gecommuni-
ceerd, met als belangrijkste doel het verminderen van
risico\'s voor de consument. Daarbij zal in het toezicht
niet alleen \'de knoet\' worden gehanteerd, maar wordt
ook gezocht naar andere manieren om risico\'s te ver-
minderen.

Ten derde zal de VWA haar rol in de (inter)nationale
netwerken van toezicht zwaarder aan gaan zetten. Ook
binnen de Nederlandse en Europese kennisnetwerken
zal de VWA haar rol gaan uitbouwen.
Deze drie speerpunten moeten erin resulteren dat de
risico\'s voor de volksgezondheid in onze samenleving
zichtbaar worden beheerst en teruggedrongen. Dit-
zelfde geldt voor de diergezondheid en het dierenwel-
zijn.

H

w

C/5

O
>

\\rf\\

Wat betekent dit concreet voor de dierenartsen in
dienst bij de VWA?

Officiële dierenartsen gaan meer werken volgens het
toezicht op controle principe. Dit betekent in eerste in-
stantie een al ingezette verschuiving van productcon-
trole naar systeemtoezicht. Verder zal veel meer ge-
bruik worden gemaakt van de gegevens die bedrijven
zelf hebben uit hun kwaliteitscontrolesystemen. De
VWA verzamelt dus niet langer alle controlegegevens
zelf, maar maakt -voor zover mogelijk- gebruik van de
bestaande controlegegevens. Dit leidt ook tot veran-
deringen voor de officiële dierenartsen: er zal circula-
tie worden gebracht in de werkplekken, vooral om de
onafhankelijkheid van de officiële dierenartsen te
borgen. Binding aan één bedrijf is onwenselijk, vooral
in situaties waarbij de verantwoordelijkheid van het
bedrijfsleven voor de kwaliteit van hun producten toe-
neemt.

Dierenartsen van de VWA zullen verder de resultaten
van hun inspecties transparant en open communice-
ren. Zo ontstaat er op den duur meer eenheid in het
toezicht van de VWA, en daarmee meer helderheid
voor de ondernemers. Het naleven van regels wordt in
feite gemakkelijker gemaakt.
In 2007 studeren de eerste dierenartsen af, die de ver-
nieuwde opleiding aan de Faculteit hebben gevolgd.
De VWA heeft hooggespannen verwachtingen van de
kwaliteit van deze dierenartsen. Ook binnen de VWA
wordt voortdurend geïnvesteerd in toezichthoudende
dierenartsen. Kwaliteit en onafhankelijkheid staan bij
de werving en bij de opleiding van dierenartsen
voorop.

Door het invullen van de hygiënewetgeving en door
samenwerking met anderen, denk aan de AID, zullen
voor officiële dierenartsen nieuwe taken ontstaan.
Ook voor de praktiserend dierenartsen zal de hygiëne-
wetgeving consequenties hebben. De VWA zal zodra
dit mogelijk is, duidelijkheid verschaffen over deze
consequenties, door voorlichtingsbijeenkomsten te
organiseren of inhoudelijk te ondersteunen.

Hoe ziet u de relatie tussen de VWA en praktise-
rende dierenartsen?

Practici hadden en hebben een zeer belangrijke rol
bij de bestrijding van zoönosen. Deze rol zal in de
toekomst niet afnemen; het onderwerp staat relatief
hoog op de politieke agenda en de risico\'s blijven
voortdurend verschuiven.

Voor de toekomst zie ik een nieuwe vorm van samen-
werking tussen de VWA en practici. De scherpe
grenzen tussen practicus en officiële dierenarts zal

\\rD

\'Werken aan Autoriteit\', aldus André Kleinmeulman,
Inspecteur Generaal VWA

-ocr page 449-

vervagen. De lichting dierenartsen die de ver-
nieuwde opleiding aan de Faculteit hebben gevolgd,
is -anders dan voorheen- inhoudelijk al zo goed als
klaargestoomd voor het werk van de officiële dieren-
arts. Dit leidt er op de langere termijn toe, dat offici-
ele taken relatief eenvoudig aan practici kunnen wor-
den uitbesteed. De controle van bedrijfsgegevens
bijvoorbeeld, die in de toekomst aan slachterijen
moeten worden aangeleverd, zou onder bepaalde
voorwaarden door practici kunnen worden uitge-
voerd.

Ook in het recente advies van de Raad voor Dier-
aangelegenheden wordt duidelijk dat de toekomstige
practicus relatief eenvoudig voor officiële taken kan
worden ingezet. Hoewel ik verwacht dat de ontwik-
kelingen niet zeer snel zullen gaan, is de richting
glashelder.

Onder dierenartsen (vooral onder practitioners) be-
staat enige onrust over de arbeidsvoorwaarden.
Kunt u het beleid van de VWA inzake dit onderwerp
eens toelichten?

De VWA is de afgelopen periode geconfronteerd met
grote veranderingen in de markt. Vorig jaar hebben
diverse bedrijven de poort moeten sluiten. Naar ver-
wachting zal deze trend zich ook de komende periode
doorzetten. Het huidige verloop van de WTO-onder-
handelingen vormt ook wat dit betreft een tlinke be-
dreiging. De veranderingen in de markt hebben ge-
leid tot een ongewenst exploitatietekort en tot
boventalligheid van personeel. Deze situatie heeft
mij gedwongen om een omvangrijk ombuigingspro-
gramma vast te stellen om het exploitatietekort van
de VWA terug te dringen.

Dit ombuigingsprogramma omvat een vacaturestop,
inkrimping van de organisatie, een vervroegde
samenvoeging van de twee voormalige werkmaat-
schappijen van de VWA en aanvullende efficiency-
maatregelen. Alle onderdelen en activiteiten binnen
de dienst dragen bij aan de vermindering van de
kosten. De VWA staat daarbij ook voor de expliciete
opdracht om de externe inhuur te verminderen, in-
clusief de inzet van practitioners. De VWA heeft
hoofd- en bijzaken moeten onderscheiden. En ook
voor de opslagpercentages geldt dus dat er sprake is
van of/of, niet van en/en. Met andere woorden: een
practitioner kan één opslag in rekening brengen.

Wat draagt de VWA bij aan de beheersing van de vo-
gelgriep?

De VWA is uiteraard zeer alert op nieuwe uitbraken,
overigens ook van andere dierziekten. Nederland is
daartoe aangesloten bij de OIE, de wereldwijde organi-
satie voor diergezondheid. Alle deelnemende landen
informeren elkaar over nieuwe gevallen van besmette-
lijke dierziekten. Ook de Europese Unie heeft een der-
gelijk informatiesysteem. Deze systemen stellen de
VWA in staat om alert te reageren op het uitbreken van
dierziekten.

^ >

h-1
w

in

Q

— >

O

>

De veterinaire deskundigen van de VWA stellen door-
lopend vast wat de risico\'s kunnen zijn van de insleep
van besmettelijke dierziekten vanuit andere landen.
De VWA adviseert beleidsmakers van LNV hoe het
best met de risico\'s kan worden omgegaan.
Voor de signalering van dierziekten binnen de lands-
grenzen, wordt ook gebruikgemaakt van de deskun-
digheid van praktiserende dierenartsen en anderen. Er
is een telefoonnummer waar dierenartsen en particu-
lieren kunnen melden dat dieren mogelijk zijn gestor-
ven aan een besmettelijke dierziekte. Om praktische
redenen (24 uur per dag bemand) is dat nummer gesi-
tueerd bij de AID (045-5466230).
De VWA verzorgt, na een melding via de AID, de ver-
dere afhandeling van de verdachte gevallen. Een die-
renarts van VWA zal monsters nemen van het dier en
deze doorsturen naar het laboratorium van het CIDC in
Lelystad. Positieve uitkomsten van de verdenkingen
worden doorgegeven aan de OIE en de EU, door de
Chief Veterinary Officer van LNV Een negatieve uit-
komst wordt door de VWA gemeld aan de eigenaar van
de dieren, of aan de aangever van de melding.
In geval van een daadwerkelijke uitbraak is overigens
de minister van LNV verantwoordelijk voor het be-
strijden van de dierziektecrisis. Vanuit LNV wordt dan
de regie gevoerd over de politieke, sociaal-economi-
sche en ook veterinaire aspecten van de crisis. LNV
spreekt VWA daarbij aan op haar veterinaire deskun-
digheid en op haar ervaring met dierziektenuitbraken.
De ervaring heeft geleerd, dat alert reageren op be-
smettingen een groot effect heeft op de uiteindelijke
schaal van de uitbraak. Daarom heeft VWA mensen
opgeleid die, nog voordat het crisiscentrum volledig is
uitgerust, al inzetbaar zijn voor maatregelen die op dat
moment vereist zijn (ruimen, screenen, traceren) Deze
mensen werken in zogenaamde \'front-teams\'. Deze
teams zijn dus bedoeld om in het meest vroege sta-
dium van een dierziekteuitbraak de nodige maatrege-
len te treffen.

Ook internationaal draagt de VWA bij aan het voorko-
men van uitbraken. Zo werd in oktober op een verzoek
van de Roemeense autoriteiten, een delegatie van
Nederlandse deskundigen geformeerd om technische
en veterinaire bijstand te verlenen bij de opzet van een
Regionaal Crisis Centrum in Roemenië. Medewerkers
van de front-teams VWA zijn daarbij ingezet.

Voor meer informatie zie ook de website van de Voedsel en Waren Autoriteit www.vwa.nl

André Kleirtmeulman: Na zijn studie geografie in
Nijmegen werd Kleinmeulman (1949^ provincieamb-
tenaar in Friesland en kort daarna in Overijssel. In
ig86 kwam hij in dienst van het ministerie van LNV.
Via diverse functies, waaronder zijn laatste functie di-
recteur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees. Deze functie bekleedde hij vanaf oktober 2002
tot september 2005.

-ocr page 450-

Onverdoofd onthoornen is een ernstige inbreuk op
het dierenwelzijn van kalveren. De afgelopen jaren
constateerden dierenartsen, de KNMvD en de
Algemene Inspectiedienst dat dit steeds vaker
voorkomt. Om dit een halt toe te roepen, heeft de
AID samen met de sector in 2004 een speciaal pro-
ject opgestart. Doel was om steekproefsgewijs te
inven-
tariseren hoe vaak het voorkomt dat een veehouder
een kalQe onjuist onthoornt. Dus zonder sedatie en
lokale verdoving. Een ander doel was om te kijken
hoe deze wanpraktijk kan worden teruggebracht.
Voor de AID bleek inzicht in de administratie van
de dierenartsenpraktijk (DAP) van cruciaal belang.
Zij kunnen namelijk aangeven welke veehouders in
het bestand al geruime tijd geen kalveren meer
hebben laten onthoornen. Dit zou een indicatie
kunnen zijn dat deze veehouders niet volgens de
regels onthoornen. Een verzoek tot samenwerking
met dierenartsenpraktijken bleek voor de AID bij
te dragen aan een efficiënte aanpak.

Bij de start van het project bleek al snel dat dieren-
artspraktijken het opsporen van het onverdoofd
onthoornen een goed initiatief vonden, maar niet
stonden te springen om zomaar klantgegevens te
overhandigen aan de AID. De DAP\'s wilden de ver-
trouwensband met hun klanten niet schaden. Om
het project toch van start te laten gaan, heeft de
AID uiteindelijk het klantenbestand van twee die-
renartspraktijken gevorderd. Ondanks de inzet van
dit zware middel werd gestreefd naar samenwer-
king met de twee DAP\'s. Beide praktijken hebben
na de vordering een brief opgesteld, die zij naar
hun 440 klanten hebben verstuurd. Door deze brief
werden de klanten op de hoogte gesteld van het
vorderen van de gegevens en een mogelijk bezoek
door de controleurs van de AID.

Controles

Uit het totale bestand werd een selectie gemaakt
van bedrijven waar de voorgaande drie maanden
niet meer werd onthoornd. Uiteindelijk zijn er bij
26 bedrijven controles uitgevoerd. Bij drie veehou-
ders werd geconstateerd dat het onthoornen door
een andere DAP was uitgevoerd. Van de overige 23
waren er dertien melkveehouders die de voor-
gaande periode geen kalveren hadden laten ont-
hoornen, omdat de opfok van de kalveren op an-
dere bedrijven plaatsvond. Bij drie bedrijven werd
daadwerkelijk onthoornd op een illegale manier. In
een enkel geval werd proces verbaal opgemaakt en
anderen kregen een waarschuwing. De meest op-
merkelijke bevinding was dat zeven van de 26 ge-
selecteerde bedrijven, na het ontvangen van de
brief over de mogelijke AID-controle, plots weer
gebruikmaakten van de diensten van de DAP.
Nader onderzoek wees uit dat in de periode daar-
voor op een illegale manier werd onthoornd.

H

s

5

u
w

Pm

oo

w

^ >

O

Effecten

De AID onderzocht naast de 26 geselecteerde be-
drijven, ook de gegevens van alle 440 veehouders
in de periode vóór en na het versturen van de brief.
Na de verzending van de brief steeg het aantal
klanten dat door de dierenarts liet onthoornen met
10%. Zowel voor de AID als de dierenartsen een
zeer positieve uitkomst. Door een eenvoudige in-
formatieve brief werden sommige veehouders zich
weer bewust van de wettelijke regels. De angst van
de DAP\'s dat klanten zouden weglopen door de
vordering van de gegevens, bleek ongegrond.
Slechts voor één klant was dit reden om op te stap-
pen.

Toekomst

Vanwege het positieve resultaat zal de Algemene
Inspectiedienst het project voortzetten. Er is vast
komen te staan dat met weinig inspanning het die-
renwelzijn van veel kalveren aanzienlijk kan wor-
den verbeterd. Essentieel in het slagen, is de mede-
werking van dierenartsen. Knelpunt blijft het
beschikbaar stellen van gegevens door de praktij-
ken. De AID zal gaan overleggen met dierenarts-
praktijken in het hele land om dit voor alle partijen
op een bevredigende manier op te lossen. Aan de
wil zal het niet liggen, want zowel de AID als de
twee DAP\'s zijn door het project overtuigd dat het
illegaal onthoornen op een eenvoudige manier
drastisch kan worden verminderd.

Tekst: Algemene Inspectiedienst.

Illegaal onthoornen
van kalveren

-ocr page 451-

De maat is vol: aan drs. P. Lycklama
ó Nijeholt te Surhuisterveen is de be-
voegdheid tot het uitoefenen van de
diergeneeskunde definitief ontzegd.
De maatregel werd op 28 oktober
2004 opgelegd door het Veterinair
Tuchtcollege, en op
5 november 2005
door het Beroepscollege bevestigd.

P. Lycklama a Nijeholt is enig bestuurder en directeur van
Livestock Management Consultants Holland B.V. In zijn
hoedanigheid van dierenarts beheert hij een dierenartsen-
praktijk en een apotheek voor dieren, handelend onder de
naam LMC Holland. Via LMC Holland werden door de heer
Lycklama a Nijeholt op grote schaal UDA-, UDD- en niet-
geregistreerde diergeneesmiddelen aan veehouders ver-
strekt, zonder dat dat gepaard ging met onderzoek, diagnose
en controle van de betreffende dieren. De heer Lycklama a
Nijeholt heeft hiervoor al eerder tuchtrechtelijke maatrege-
len opgelegd gekregen. Hem is onder andere een schorsing
opgelegd, maar het is gebleken dat hij in de periode van de
schorsing zijn activiteiten heeft voortgezet. Voor het
Veterinair Tuchtcollege is dat één van de redenen geweest
om een definitieve ontzegging van de bevoegdheid op te leg-
gen. Hieronder leest u een samenvatting van alle overwegin-
gen en van de argumenten van de heer Lycklama a Nijeholt,
en van de beide colleges.

Strafrecht versus tuchtrecht

Vrijwel iedere dierenarts die zodanig heeft gehandeld dat hij
niet alleen aan het Tuchtcollege verantwoording moet afleg-
gen, maar zich ook geconfronteerd ziet met een strafrechte-
lijke procedure, protesteert daartegen. Zo ook (de advocaat
van) deze dierenarts. Strafrechtelijk heeft het Hof Den
Bosch inmiddels uitspraak gedaan, maar een cassatiever-
zoek bij de Hoge Raad loopt nog. De dierenarts vindt dat vol-
doende reden om de tuchtrechtelijke procedure op zijn minst
op te schorten, omdat hij bang is dat zijn tuchtrechtelijke ar-
gumenten eventueel tegen hem kunnen worden gebruikt in
de strafrechtelijke procedure.

Het Beroepscollege vindt dit echter een te algemeen en ab-
stract geformuleerd bezwaar. Concreet blijkt nergens
waarom deze dierenarts in zijn verdediging zou worden ge-
schaad of in zijn processuele mogelijkheden bekort. De die-
renarts heeft zich door zijn \'angst\' bovendien allerminst la-
ten weerhouden van het geven van een uitgebreid verweer,
en daarmee zijn er voor het Beroepscollege voldoende gege-
vens om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.

Uitoefening diergeneeskunde tijdens schorsing

De gehele ontzegging van de bevoegdheid, werd door het
Tuchtcollege mede opgelegd omdat Lycklama a Nijeholt
zich niet hield aan een eerder opgelegde schorsing, maar in
die schorsingsperiode gewoon doorging met het afleveren
van diergeneesmiddelen. Naar eigen zeggen heeft hij hier-
mee echter niet de schorsing met voeten getreden, want hij
heeft zich bij de veehouders bekendgemaakt als \'kwakzal-
ver\' en niet als dierenarts. De inkoop en het afleveren van de
diergeneesmiddelen gebeurde door speciaal hiervoor inge-
schakelde dierenartsen, de zogenaamde \'LMC-angels\'. Wat
er precies is gebeurd, is inmiddels niet meer na te gaan. Het
Beroepscollege vindt dit ook niet nodig, want volgens de
exacte wettekst van de WUD, betekent het uitoefenen van de
diergeneeskunde tijdens een schorsing niet per definitie een
tekortschieten in de gezondheidszorg voor een individueel
dier of voor dieren in het algemeen. Het illegaal uitoefenen
van de diergeneeskunde is wel verboden op grond van art. 49
WUD jo. art. 195 Wetboek van Strafrecht
(maximaal zes
maanden gevangenisstraf of een boete van maximaal
€ 4500, IB),
maar geen tuchtvergrijp. Dit onderdeel van het
beroep wordt dan ook gegrond verklaard.

Veterinai
tuchtrech

Afleveren niet-geregistreerde diergeneesmiddelen

Door Lycklama a Nijeholt zijn, in strijd met de Dier-
geneesmiddelenwet, grote hoeveelheden niet-geregistreerde
diergeneesmiddelen afgeleverd. Een situatie waarin sprake
was van gerechtvaardigd off-label-use heeft zich daarbij niet
voorgedaan, en Lycklama a Nijeholt heeft nooit bij het
Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen melding ge-
maakt van het gebruik van niet-geregistreerde diergenees-
middelen.

In de procedure geeft Lycklama a Nijeholt ook grif toe deze
middelen te hebben afgeleverd, maar hij beschouwt dat niet
als foutief handelen. De voorschriften die het handelen
in niet-geregistreerde diergeneesmiddelen verbieden be-
schouwt hij als marktordenend. Met een waarborg voor de
gezondheid van de dieren hebben die voorschriften niets te
maken, want een aantal van die middelen is in Nederland
niet geregistreerd, maar in andere landen wèl. Met andere
woorden: zie je wel, het zijn dus veilige middelen om te ge-
bruiken. Vaak zijn het zelfs gewoon UDA-middelen, in een
niet-geregistreerde verpakking. De wetgeving die off-Iabel
use alleen in specifieke gevallen toestaat (er is sprake van
een levensbedreigende situatie en er is geen ander gere-
gistreerd middel voorhanden), is niet functioneel, want een
diagnose door een dierenarts is helemaal niet nodig. De vee-
houder kent zijn dieren het beste en is prima in staat om
zelf een diagnose te stellen. Door medicijnen te verstrekken
helpt deze dierenarts de veehouders om hun veestapels op
orde te houden.

Het moge duidelijk zijn dat Tuchtcollege noch Beroeps-
college geneigd zijn om begrip op te brengen voor deze argu-
menten. In het belang van de volksgezondheid is in de wet-
geving een systeem van kwaliteitsbewaking neergelegd, dat
moet waarborgen dat dieriijke producten vrij zijn van scha-
delijke stoffen. Door garanties op de deugdelijkheid van

Dierenarts uitzijn beroep gezet

Tekst: laira Boissevain

-ocr page 452-

diergeneesmiddelen moeten de gevaren rond het achterblij-
ven van schadelijke residuen worden geëlimineerd. Met het
registratiesysteem wordt bereikt dat de kwaliteit en de
samenstelling van een diergeneesmiddel aan een zorgvuldig
onderzoek worden onderworpen voordat het middel op de
markt komt. Diergeneesmiddelen die niet aan de eisen vol-
doen worden niet toegestaan, behalve als er sprake is van een
noodsituatie, en dan nog alleen onder strikte veterinaire en
administratieve voorwaarden. Het afleveren van niet-gere-
gistreerde middelen staat volkomen haaks op de belangen
van diergezondheid, volksgezondheid en voedselveiligheid.
De redenering van Lycklama a Nijeholt dat de middelen el-
ders wel geregistreerd en \'dus veilig\' zijn gaat niet op. Een
dierenarts mag niet naar eigen inzicht en goeddunken de gel-
dende regelgeving terzijde schuiven!

Afleveren UDA- en UDD-diergeneesmiddelen

Eigenlijk worden voor het afleveren van UDA- en UDD-
diergeneesmiddelen nagenoeg dezelfde argumenten in stel-
ling gebracht. Lycklama a Nijeholt vindt dat hij aan zijn dier-
geneeskundige plichten heeft voldaan door de bedrijven
waaraan hij leverde eenmalig te bezoeken om zich een beeld
te vormen. Hij gaat alleen in zee met rechtschapen veehou-
ders die niet nodeloos medicijnen aan hun veestapel geven
en zich goed houden aan de wachttijden. Daarin is hij niet
anders dan plaatselijke dierenartsen die net zo goed dierge-
neesmiddelen meegeven zonder de dieren te zien. De vee-
houders op hun beurt worden bestookt door direct mail van
producenten die rechtstreeks diergeneesmiddelen aan vee-
houders willen verkopen.

De status van UDA- en UDD-middelen, tenslotte, acht hij
niet onwrikbaar; die status wijzigt nog wel eens.

Ook hier wijzen zowel Tucht- als Beroepscollege op het wet-
telijke systeem met alle daaraan verbonden waarborgen. Bij
het verstrekken dan wel toedienen van respectievelijk UDA-
en UDD-middelen is de tussenkomst van een dierenarts ver-
eist. Geen van de argumenten die door Lycklama a Nijeholt
naar voren zijn gebracht vormen een rechtvaardiging of een
verontschuldiging om van dit systeem af te wijken. Uit nader
onderzoek blijkt bovendien dat lang niet alle veehouders bij
Lycklama a Nijeholt bekend zijn, en ironisch genoeg is die
rechtschapenheid van de veehouders ook niet zo groot als hij
beweert, aangezien de wachttijden niet bepaald overal even
netjes door hen in acht zijn genomen. Het argument van
Lycklama a Nijeholt dat hij bedrijven van tevoren screent
voordat hij diergeneesmiddelen levert, wordt daarmee als
onwaar, onterecht en onvoldoende van tafel geveegd.

Recidive

De heer Lycklama a Nijeholt is al een aantal malen eerder op
de hoogte gebracht van het tuchtrechtelijk verwijtbare ka-
rakter van zijn handelen. In verschillende uitspraken zijn
hem maatregelen opgelegd voor soortgelijke vergrijpen, en
ook heeft hij al eens vaker voor de strafrechter gestaan. Het
is onmiskenbaar dat deze dierenarts de onjuistheid van zijn
handelen niet inziet of wil inzien, en blijkbaar is strafrechte-
lijk ingrijpen ook niet voldoende om hem van zijn gedragin-
gen af te houden. Ondanks de gegrondverklaring van het be-
roep met betrekking tot het punt van de schorsing, vindt ook
het Beroepscollege dat voor deze dierenarts een algehele
ontzegging van de bevoegdheid tot uitoefening van de dier-
geneeskunde de enige passende maatregel is, en zo ge-
schiedde.

Bron: VB 04/16, 2 november 2005.

Om welke
diergeneesmiddelen ging het?

Het betreft in buikeenheden twee tonnen Oxytetracycline
(a 25 kilogram), twee tonnen Doxycycline hydrochloride
(a 20 kilogram, waarvan één leeg), één ton Sul-
phadimidine (15 kilogram) en één doos Amoxycillin tri-
hydrate, alsmede elf doosjes Tylosine Tartraat (a I kilo-
gram) en één doosje Sulfadiazine natrium (I kilogram).
Geen van deze middelen is in Nederland geregistreerd.
Daarnaast werden diergeneesmiddelen aangetroffen,
waarvan de aanvraag tot registratie was ingetrokken of
vervallen, of waarvan de registratie was doorgehaald. Dit
betrof twaalf stuks aa Trim inj Reg.NL. 8558, veertien
stuks Equi Worm-P Reg.Nl. 8851, twee kilogram
Wormpoeder Pyrantel Reg.NL. 2201, twaalf flesjes
Clindabiotic opl pro inj Reg.NL. 7417.
Bij een controle in het bedrijfspand van LMC Holland is
aangetroffen een doos met 26 sachets Poeder no 4 Reg.
Nl. 2261, één doosje a 50 boli Wormboli Levamisole
Reg.NL. 8474, één pot Trim sul extra wo Reg.NL. 7323
en negen flesjes AD3E inj Reg.NL. 8423, allen dierge-
neesmiddelen waarvan de registratie was doorgehaald,
alsmede elf knijpflessen Anti mortelaro, twee potjes
Sores plegm en een flesje bruine vloeistof, waarvan het
Rikilt te Wageningen heeft vastgesteld dat er geen stof-
fen in zaten die onder de kanalisatieregeling vallen.
Uit onderzoek bij de leverancier van genoemde substan-
ties in buikeenheden, is gebleken dat LMC-Holland in
het jaar 2000 1622 kilogram en in het jaar 2001 2279 ki-
logram aan voormelde substanties, met antimicrobiële
werking, heeft gekocht.

Welke UDD-middelen precies?

Onder meer: 180 stuks Alfacaine 2% adrenaline flacon à
100 ml. (REG NL 1475), 2619 stuks Hyoresp 50 doses
(REG NL 9505), 120 stuks Ingelvac PRRS 20 ml. (REG
NL 8749), 230 stuks Neocolipor 25 doses (REG NL
9809), 134 stuks Parvoruvax 25 doses (REG NL 4217),
130 stuks Ruvax 25 doses (REG NL 2820) en 132 stuks
Xylazine 2% pro Inj à 30 ml. (REG NL 9759), 133 stuks
Covexin 8 (REG NL 1385), 124 stuks Footvax flacon à
20 ml. (REG NL 5089), en 201 stuks Neocolipor 25 do-
ses (REG NL 9809).

-ocr page 453-

Per 1 januari 2006 hanteert zui-
vel- en vruchtensappenonderne-
ming Friesland Foods een eigen
lï^nffff^ff kwaliteitssysteem voor boerderij-
melk, genaamd Qarant. "De bor-
^^^^^^^^ ging van diergezondheid is een
van de belangrijkste elementen in
ons kwaliteitssysteem", zegt
Gerard Heerink, concernstafdi-
recteur Coöperatieve Zaken & Grondstoffenvoorziening
bij Friesland Foods. "We bieden de overheid en onze af-
nemers alle mogelijke waarborgen op het gebied van
voedselveiligheid."

Het nieuwe kwaliteitssysteem Qarant is samen met de leden-
melkveehouders van Friesland Foods ontwikkeld. Heerink:
"Op honderdvijftig themabijeenkomsten zijn opmerkingen
en vragen verzameld van ruim zesduizend veehouders. Veel
veehouders vroegen naar het waarom van het PBB, het
Periodieke Bedrijfsbezoek zoals dat nu viermaal per jaar
moet plaatsvinden. Kennelijk hebben we dat in het verleden
onvoldoende duidelijk gemaakt. We hebben nu het belang
toegelicht van het PBB als middel, om aan te tonen dat de
melk afkomstig is van gezonde koeien. En dat is weer van be-
lang voor de verkrijging van exportcertificaten voor onze zui-
velproducten."

Friesland Foods heeft ook het PBB zelf onder de loep geno-
men. Dat is gebeurd in overleg met een groep veehouders, de
KNMvD, enkele dierenartsen uit het werkgebied van
Friesland Foods en met GD. Heerink: "Wij willen dat de
PBB\'s op een zodanige wijze gebeuren dat de leden-melkvee-
houders én de dierenartsen deze als nuttig en efl\'ectief ervaren.
Bovendien zouden we graag zien dat de beoordelingen de vee-
houders een extra hulpmiddel bieden voor hun bedrijfsvoering
op veterinair gebied. Dat is telkens onze kijkrichting."

Twee verbeteringen

"Op 1 januari 2006 voeren we met Qarant op het gebied van
diergezondheid twee verbeteringen in", vertelt Heerink.
"Onze leden-melkveehouders wilden graag een zodanige
verduidelijking van het PBB dat dit ook hun informatie ople-
vert waar zij iets aan hebben. Het bestaande PBB-protocol
voor de dierenarts bleek daarvoor prima bruikbaar. We gaan
dit protocol van de Stichting OCM nu aan onze leden-melk-
veehouders geven."

De tweede verbetering die met Qarant wordt ingevoerd, is de
mogelijkheid voor veehouders om het PBB te combineren met
regelmatige veterinaire bedrijfsbegeleiding door een Erkende
Herkauwerdierenarts. Heerink: "Als het PBB wordt gecombi-
neerd met bedrijfsbegeleiding is het mogelijk het aantal PBB\'s
terug te brengen van vier naar twee keer per jaar. De bedrijfsbe-
geleiding moet dan wel voldoen aan een aantal eisen. Zo moe-
ten afspraken over de bedrijfsbegeleiding zijn vastgelegd in
een contract tussen veehouder en dierenarts, en moet de be-
drijfsbegeleiding minimaal zes keer per jaar plaatsvinden,
waarvan twee keer met PBB. Een andere voorwaarde is dat de
bedrijfsbegeleiding wordt geregistreerd. De mogelijkheid om
PBB en bedrijfsbegeleiding voortaan te combineren komt di-
rect voort uit de wensen van de veehouders. Tijdens de bijeen-
komsten hebben zij er nadrukkelijk om gevraagd."

Adequate registratie

Het nieuwe kwaliteitssysteem borgt en stimuleert kwaliteit,
én is praktisch uitvoerbaar op het veehouderijbedrijf De
veehouder krijgt meer inzicht in de erkenningseisen, het
waarom ervan en krijgt meer duidelijkheid over de gevolgen
van tekortkomingen.

De grootste verandering ligt in de wijze van beoordelen door
de nieuwe beoordelingsinstantie Cicero, waarbij de beoorde-
laar de veehouder vraagt om uit te leggen hoe hij ervoor
zorgt dat hij aan de eisen voldoet. Dit doet recht aan de eigen
verantwoordelijkheid van de veehouder als producent. Aan
het eind van de beoordeling wordt het behaalde resultaat me-
teen met de veehouder besproken.

De inhoudelijke erkenningseisen zijn vergelijkbaar met de ei-
sen in het huidige KKM-systeem. Heerink: "Op het gebied van
de borging van diergezondheid willen we niet met andere zui-
velondernemingen concurreren. Wel hebben we de bestaande
eisen geactualiseerd aan de hand van nieuwe regelgeving. Net
als nu zijn een adequate registratie van dierziekten en een slui-
tende registratie van diergeneesmiddelen vereist. Deze eisen
wegen zwaar in het puntensysteem van Qarant."
Qarant werkt met een positief waarderingssysteem. Per erken-
ningseis worden punten toegekend. Het puntentotaal dat een
veehouder tijdens de algemene beoordeling behaalt, is bepa-
lend voor het verkrijgen van zijn erkenning en voor uitkering
van een financiële bonus. Basis voor de puntenweging in
Qarant is een risicoanalyse die per erkenningseis is gemaakt
met het oog op voedselveiligheid en diergezondheid.
Heerink: "De eigen verantwoordelijkheid staat centraal in
Qarant. Dat geldt voor de veehouders maar ook voor andere be-
trokkenen zoals de dierenartsen en veevoederindustrie. Iedere
schakel in de keten heeft zijn eigen verantwoordelijkheid."
Friesland Foods probeert de veehouders zo goed mogelijk te
ondersteunen in hun kwaliteitszorg. Daarom ontvangen de vee-
houders bijvoorbeeld een registratiekaart waarop zij dierziek-
ten en diergeneesmiddelen gemakkelijk kunnen bijhouden.
Net als nu moet elk melkveehouderijbedrijf vrij zijn van
Leptospirose Hardjo. Friesland Foods heeft deze eis in Qarant
geïntegreerd. Indien een veehouder de status
Lepto.spiro.se
Hardjo-vn]
niet heeft, heeft dit vanaf 1 januari 2006 conse-
quenties voor zijn erkenning en bonus.

Periodiek Bedrijfsbezoek moet nuttig en effectief zijn

-ocr page 454-

Kwaliteit wordt langs verschillende wegen gestimuleerd. Wie
bij de algemene beoordelingen de kwalificatie \'goed\' behaalt,
krijgt minder beoordelingen (en dus beoordelingskosten) dan
wie \'matig\' of \'onvoldoende\' scoort. En op 1 januari 2006
wordt het huidige stelsel van kortingen en kwaliteitstoeslagen
vervangen door een bonus-malussysteem waarbij ook de wijze
van produceren bepalend is voor het toekennen van de bonus.

Proef met monitoring diergezondheid

Naast de verbeteringen die per 1 januari 2006 ingaan, onder-
zoekt Friesland Foods nieuwe mogelijkheden voor de langere
termijn. Zo houdt het concem op dit moment een proef met een
monitoringssysteem voor diergezondheid. Heerink: "Deze
proef moet duidelijk maken of het mogelijk is om bestaande
sectorgegevens te gebruiken voor het in beeld brengen en con-
tinu volgen van diergezondheid per individueel bedrijf. Drie
vragen staan daarbij centraal: Kan deze monitoring zodanig in-
zicht in de diergezondheid opleveren dat de veehouder voldoet
aan de kwaliteitsborging van Friesland Foods? Krijgt de vee-
houder daarmee extra managementinformatie? En: Kan de
monitoring op zodanige wijze gebeuren dat het aantal PBB\'s
kan worden verminderd?"

Er doen 221 leden-melkveehouders van Friesland Foods mee
aan de proef die loopt tot ongeveer maart 2006. Daarbij zijn
ook hun dierenartsen betrokken en organisaties op het gebied
van diergezondheid.

Draagvlak

"Vanwege het noodzakelijke draagvlak hebben we gedu-
rende dit hele jaar intensief met onze veehouders gecommu-
niceerd. Ook de dierenartsen in ons werkgebied houden we
met mailingen op de hoogte van onze aanpak en de voort-
gang. Zo ontvangen zij in december meer informatie over het
kwaliteitssysteem. Bovendien heeft een aantal dierenartsen
deelgenomen aan werkbijeenkomsten en zijn dierenartsen
betrokken bij de proef met monitoring van diergezondheid.
Ik zou de inbreng van deze deskundigen niet graag missen.
Dierenartsen zijn belangrijk voor veehouders en dus voor
Friesland Foods. Ik roep de dierenartsen op om ook zelf hun
verantwoordelijkheid te nemen om de kwaliteit van hun ei-
gen dienstverlening aan de melkveehouders te borgen. Een
systeem waarbij ook de dienstveriening van de dierenartsen
voortdurend verbetert, is noodzakelijk."

Qarant: kwaliteitssysteem voor boerderijmelk

• eigen systeem van Friesland Foods

• systeem dat kwaliteit stimuleert

• kwaliteit van melk en wijze van produceren in één
systeem

• eigen verantwoordelijkheid veehouder staat centraal

• in plaats van het huidige, collectieve KKM-systeem

Feline Congress 2005

Van vrijdag 23 tot en met zondag 25 september 2005
werd in het Hotel Ter Eist te Edegem, net buiten
Antwerpen, het Feline Congress 2005 gehouden. Dit jaar
werkte de European Society of Feline Medicine (ESFM)
samen met de Small Animal Veterinary Association of
Belgium (SAVAB), om het congres te organiseren en te-
vens het twintigjarig bestaan van de SAVAB te vieren.

Het programma besloeg drie halve dagen en was zodanig
verdeeld (vrijdagmiddag, zaterdag- en zondagochtend), dat
er voldoende gelegenheid was om tussen de lezingen door
Antwerpen te bezoeken. Bovendien werd er door de organi-
satie volop mogelijkheid voor ontspanning geboden.
Vrijdagavond was er een welkomstreceptie, gevolgd door
een buffet met live muziek en voor de liefhebbers een bow-
lingcompetitie. Zaterdag kon men zelfstandig of onder lei-
ding van een gids Antwerpen ontdekken en in de avond deel-
nemen aan een boottocht met buffet en muziek.
De hoofdsponsors van het congres waren Hill\'s Pet
Nutrition, Fort Dodge en Intervet.

Centraal in het programma stond de benadering van ver-
schillende typen tumoren bij de kat, met als spreker Antony
Moore. Verder was er uitgebreid aandacht voor achtergron-
den van diabetes mellitus (David Church), andere endocri-
nologische aandoeningen bij de kat (Sarah Caney, Danielle
Gunn-Moore), voeding (Geraldine Blanchard), pijnstilling
(D. Holden) en wondbehandeling (John Williams).

Oncologie

Antony Moore opende het congres met een lezing over ma-
ligne lymfoom bij de kat. Van belang bij de behandeling is
inzicht in de prognostische factoren. Los van verschillen in
prognose, die samenhangen met de lokalisatie, geldt dat de
prognose afliangt van de volgende factoren: initiële reactie
op chemotherapie (binnen twee tot drie weken reactie zicht-
baar), positief zijn voor FeLV (slechtere prognose), stagering
van de ziekte (tumor gelokaliseerd of niet) en of de kat alge-
meen ziek is. Vooral dit laatste blijkt van belang en onder-
streept de noodzaak van ondersteunende therapie (voedings-
sonde, eetlustopwekkende medicatie met bijvoorbeeld
cyproheptadine 2 mg/kg 1-2 dd). De beste behandeling lijkt
vooralsnog het COP-protocol (cyclofosfamide, vincristine,
Prednison) of eventueel een ander multi-agent protocol, in
combinatie met doxorubicine als onderhoudstherapeuticum.
Bij een complete remissie kan na zes maanden gestopt wor-
den met dit protocol. In een volgende lezing behandelde
Moore de verschillende chemotherapeutica voor gebruik bij
de kat met hun indicaties en bijwerkingen. Gewaarschuwd
werd om NOOIT cisplatine of 5-fluorouracil aan katten te
geven; cisplatine geeft fataal longoedeem en 5-fluorouracil
fatale neurologische verschijnselen.

Verder werd onder andere een aantal intra-abdominale tumo-
ren behandeld. Opvallend hierbij waren de milttumoren bij
de kat. Meest voorkomend zijn mastceltumoren (MCT), ge-
volgd door maligne lymfoom en tenslotte haemangiosar-

-ocr page 455-

coom. Verbazingwekkend was dat bij MCT, zelfs in gevallen
met longmetastasering en circulerende mastcellen, splenec-
tomie regressie geeft van de klinische klachten en leidt tot
een overlevingstijd van twee tot 34 maanden!

Bij levertumoren gaat het bij de kat vooral om tumoren uit-
gaande van de galwegen. Hiervan is 30% goedaardig. Ze
kunnen multipel voorkomen en leiden tot een grote palpa-
bele massa en ascites. Chirurgie is echter in het merendeel
van de gevallen succesvol (overleving een tot 42 maanden),
maar moet wel zo snel mogelijk plaatsvinden in verband
met het risico op maligne transformatie.

Tenslotte werd een aantal cases besproken. Interessant was
dat osteosarcomen van het appendiculaire skelet bij de kat
(in tegenstelling tot de hond!) zelden metastaseren; in min-
der dan 25% van de gevallen. Pootamputatie, zonder aan-
vullende chemotherapie, is dan ook meestal curatief, met
een mediane overleving van minimaal twintig maanden.
In een andere case werd benadrukt om bij een massa in het
voorste mediast, naast maligne lymfoom, ook altijd aan een
thymoom te denken. Bij een thymoom is de epitheliale com-
ponent maligne ontaard en niet de lymfocytaire, zoals bij het
lymfoom. Dit is vaak alleen met een immunohistochemische
kleuring te onderscheiden. De therapie is chirurgische resec-
tie en is meestal succesvol. Bij een thymoom kan myasthenia
gravis als paraneoplastisch syndroom voorkomen.

Diabetes Mellitus

David Church sprak twee dagen achtereen over feline diabe-
tes mellitus (DM). Hij definieerde DM als klinisch signifi-
cante glucoseintolerantie, bij de kat meestal veroorzaakt door
een combinatie van een subnormale insulinesecretie-capa-
citeit en een variabele mate van insulineresistentie. De insul-
ineresistentie kan door vele factoren veroorzaakt worden zo-
als overgewicht, andere primaire endocrinopathieën, vrijwel
elke systemische ziekte, medicatie als glucocorticosteroïden
en progestagenen, maar vooral ook door hyperglycemic zelf
Deze zogenaamde glucosetoxiciteit houdt in dat betacellen,
die chronisch (langer dan drie tot tien dagen) blootgesteld
worden aan hyperglycemic, minder in staat zijn insuline te
produceren. Hiermee komt de kat in een vicieuze cirkel, wat
uiteindelijk kan leiden tot uitputting van de beta-cellen. Er is
echter vaak sprake van een functionele storing van de betacel-
len, en niet van een structurele, hetgeen blijkt uit het feit dat
de insulineproductie vaak weer normaliseert wanneer de
vraag om insuline afneemt, bijvoorbeeld door toediening van
exogeen insuline en reductie van de glucosebelasting via de
voeding. David Church stelde dat katten, als strikte carnivo-
ren relatief insulineresistent zijn. Evolutionair gezien zijn zij
geadapteerd aan een voeding die voor 54% uit eiwit en 8% uit
koolhydraten (droge stof) bestaat en in de vorm van vele
kleine porties over de dag opgenomen wordt. Hierdoor is hun
stofwisseling dusdanig aangepast dat zij slecht kunnen om-
gaan met een grote (postprandiale) glucosebelasting. Deze in
aanleg relatieve insulineresistentie vergroot de kans op het
ontstaan van DM, wanneer de betacellen lange tijd overbelast
worden door koolhydraatrijke voeding.

Kern van de therapie is de belasting van de betacellen ver-
minderen door onderliggende oorzaken van insulinere-
sistentie weg te nemen, exogeen insuline toe te dienen en
voeding te verstrekken met een laag koolhydraat- en hoog
eiwitgehalte. Hiermee kan een remissie van 30-80% bereikt
worden.

Probeer eerst altijd vast te stellen of de kat werkelijk insu-
line nodig heeft en er niet alleen sprake is van insulinere-
sistentie door een andere ziekte of overgewicht. Aanpassing
van de voeding en behandeling van andere aandoeningen
kan exogeen insuline overbodig en dus gevaarlijk maken.
Houd ook altijd rekening met plotselinge stabilisatie of re-
missie met het gevaar op hypoglycemie.

Er zijn veel typen insuline op de markt, die verschillen in
werkingsduur en piekeffect. De voorkeur op dit moment
gaat uit naar bovine protamine zink insuline (PZl) of por-
cine lente insuline (Caninsulin®). Recent werd het syntheti-
sche, langwerkende insuline glargine geadviseerd voor de
kat. Dit zou de kans op remissie nog verder vergroten.
Waarschijnlijk komen er de komende twaalf tot achttien
maanden meer gegevens beschikbaar over de voor- en nade-
len. Vooralsnog wordt hier, net als bij de andere typen insu-
line, een tweemaal daagse toediening geadviseerd. Glargine
is (nog) niet geregistreerd voor de kat.

Er wordt geadviseerd 50-70 kcal/kg/dag te voeren, van een
commerciële voeding (bijvoorbeeld Hill\'s Prescription Diet
Feline m/d), liefst verdeeld over de dag. Bij de diagnostiek is
het van belang te beseffen dat fructosamine een koppeling is
tussen glucose en albumine en een laag albumine dus een vals
verlaagde fructosaminewaarde kan geven. Voor de ketoaci-
dose-patiënt werd nog de mogelijkheid aangegeven om (een
oplosbaar) insuline via een continue IV-infuus toe tc dienen in
een dosering van 40-60 mU/kg/uur Dit kan bereikt worden
door 25 U op te lossen in 500 ml NaCl-oplossing cn dit toe te
dienen in een dosering van 1 ml/kg/uur (naast een ondcr-
houds/correctie infuus). Wanneer het glucose gedaald is tot 10-
12 mmol/1 kan het infuus verlaagd worden naar 0.5 ml/kg/uur
en het onderhoudsinfuus deels vervangen door glucose-infuus.

Voeding

Geraldine Blanchard benadrukte het belang om bij een zieke
(anorectische) kat zo snel mogelijk met nutritionele onder-
steuning te starten, die wederom is aangepast aan de kat als
carnivoor. Hierbij gaat de voorkeur sterk uit naar enterale
voeding, liefst via een sonde, waarbij de neussonde het goed-
koopst, makkelijkst en minst invasief is. De hoeveelheid
voeding moet berekend worden op grond van de fysiologi-
sche toestand (zoals groei en dracht), activiteit, klinische
toestand, maar vooral op basis van de duur van de anorexie.
Dit omdat een periode van anorexie de maaginhoud sterk
doet afnemen. Algemene regel is dat de basale energiebe-
hoefte van een volwassen, gecastreerde kat 50 kcal/kg/dag
is. Indien het aantal dagen van anorexie bekend is (N), wordt
gestart op 1/N x 50 x BW, verdeeld over minimaal vier por-
ties met minimaal drie uur interval. Indien het aantal dagen
van anorexie onbekend is, wordt gestart met 5 ml/kg/dag,
verdeeld over vier maaltijden. Deze hoeveelheden worden
geleidelijk verhoogd tot 50 ml/kg/dag op dag acht.

Anderzijds gaf Blanchard voor te dikke katten het volgende
advies. Stel eerst samen met de eigenaar het gewenste ideale
gewicht vast. Doel is dit in stappen van 20% te bereiken. Het
eerste doel is dus het actuele gewicht minus 20% (=ffiW).
De voeding in kcal wordt dan: fBW x 50 x 0.6 om een ge-

-ocr page 456-

wichtsreductie van 1% per weel< te bereil<en, zodat het eer-
ste doel na vijf maanden bereikt wordt. Bij extreem overge-
wicht kan een additionele factor 0.8 worden gebruikt (fBW
x 50 X 0.6 X 0.8). Indien de kat droogvoer krijgt, zal men ge-
leidelijk blikvoer moeten introduceren; minimaal 100 gram
blik per dag. Het is onmogelijk een kat op alleen droogvoer
te laten afvallen. Vul dit aan met droogvoer met een zo laag
mogelijk energie-inhoud. Om leververvetting te voorkomen
moet de eigenaar zeer alert zijn op anorexie.

Laura Blömer, Femke Schipper, dierenartsen Spoedkliniek
voor Dieren Amsterdam

PRRS-bijeenkomst Croep Varkensgezondheidszorg

Annemarie Dirkzwager

Op 9 juni 2005 was er een bijeenkomst van de Groep
Varkensgezondheidszorg in het Mercury-hotel te
Arnhem. Aanleiding was dat twee bekende onderzoekers
op het gebied van PRRS het luchtruim boven Nederland
doorkruisten en ze bereid waren even neer te strijken.

De twee lezingen werden voor een volle zaal gehouden. De
varkensdierenartsen werken duidelijk aan hun kwaliteit.
De eerste was van dr. Thomas Vogimayr van de Traunkreis
Vet Clinic in Oostenrijk, \'Establishment of a PRRSV nega-
tive population from a positive source in a two-site system by
vaccination with a modified live vaccine and without inter-
ruption of production\'.

Op een zeugenfokbedrijf met 160 zeugen wat PRRS (EU-
stam) positief was sinds 2002, werd besloten tot eradicatie
over te gaan. Het bedrijf had twee locaties: Een zeugenstal
waar gewerkt werd met een drie weken systeem. Een opfok-
stal met batterij (site 1) en opfokfaciliteiten van drie tot 24
(site 2 en 3) weken leeftijd. Het was een hoog-productief be-
drijf met 26,8 gespeende biggen per zeug per jaar
Het doel van de eradicatie was de productie van PRRSV-vrije
gelten en vervanging van de PRRSV-positieve zeugen zonder
de productie te onderbreken. Er werd een plan opgezet waar-

bij gebruik werd gemaakt van een MLV-vaccin (Porcilis

PRRS, Intervet) en sluiting van de zeugenstapel gedurende

120 dagen. De volgende stappen werden ondernomen:

1. Onderzoek naar de PRRS-status van dertig zeugen en ze-
ven biggen per leeftijdsgroep: Er werd tweemaal bloed af-
genomen met een tussentijd van elf dagen. Het bleek dat
67% van de zeugen antilichamen hadden tegen PRRS. Een
aantal zeugen ondergingen nog een actieve infectie zoals
bleek uit de seroconversie die optrad. In de opfokstal bleek
vooral seroconversie op te treden op een leeftijd van twaalf
tot vijftien weken. In een aantal dieren kon PRRS-virus
worden aangetoond.

2. Stabilisatie van het virus in de zeugen- en opfokpopulatie:
Door tweemaal te vaccineren met vier weken tussentijd
voor de voet weg bij alle varkens, werd gestreefd naar een
stabilisatie van het virus.

3. Het zeugenbedrijf werd gedurende 120 dagen gesloten. Er
had dus geen aanvoer van fokgelten plaats naar dat bedrijf
Biggen geboren gedurende die 120 dagen werden twee-
maal gevaccineerd op drie tot vijf weken leeftijd en twee
tot zes weken erna. Na de 120 dagen zonder de aanvoer
werden de biggen niet meer gevaccineerd.

4.Compartimentalisatie van de opfokstal en gedeeltelijke

-ocr page 457-

depopulatie-repopulatie. Het was mogelijk de batterij-af-
delingen (site 1) te scheiden van de opfbkafdelingen (site 2
en 3). De gevaccineerde biggen werden direct in de opfok-
afdelingen (site 2 en 3) opgelegd. De batterij werd leegge-
maakt, gereinigd plus gedesinfecteerd en stond drie weken
leeg. Na de 120 dagen sluiting werden de ongevaccineerde
biggen in de schone batterij (site 1) opgelegd. Een groep
opfokafdelingen (site 2) kon weer worden afgescheiden en
leeggemaakt. Na reiniging en desinfectie stroomde onge-
vaccineerde biggen ook door naar deze afdeling. Idem
voor een derde groep opfokafdelingen (site 3).
5. Monitoring: Na 120 dagen zonder aanvoer in het zeugen-
bedrijf werden niet gevaccineerde dieren uit de opfokstal
aangevoerd. Deze werden elke twee maanden gecontro-
leerd op antistoffen tegen PRRS. Gedurende tien maan-
den, zolang als de proef nu loopt, werd geen seroconversie
gevonden. In de opfokstal werden elke maand twaalf big-
gen per leeftijdsgroep gecontroleerd op antistoffen. Tien
biggen jonger dan acht weken bleken positieve titers te
hebben. Bij hertap vier weken later waren deze titers ver-
dwenen, blijkbaar waren dit toch nog maternale antili-
chaamtiters geweest.

De conclusie was dat tot nu toe, tien maanden, eradicatie
goed was verlopen. Alleen bij de bespreking van de techni-
sche resultaten bleek een probleem te zijn opgetreden door
een groot aantal herdekkingen en verwerpers bij de zeugen,
na de dubbele vaccinatie met het MLV-vaccin. De discussie
spitste zich hier ook op toe. Uiteindelijk was de conclusie dat
mogelijk vooral het adjuvans problemen lijkt te geven als
varkens niet eerder zijn gevaccineerd waarbij dat adjuvans
werd gebruikt. De verwachting is dat in Nederland waar veel
gevaccineerd wordt met dit adjuvans er weinig problemen
zullen optreden.

De tweede lezing werd gegeven door de dr. Jeff Zimmerman,
Iowa State University, USA. Economie aspects and pros-
pects for PRRS virus control in the USA.
In de Verenigde Staten werden op tien bedrijven de effecten
van een PRRS-uitbraak gevolgd en doorgerekend. Gemid-
deld bleken de kosten door de productiedaling € 208 per
zeug (€ 74 per toom) en € 6 -12 per vleesvarken. Het virus
gaf gedurende vier tot twaalf (2 - 28) maanden problemen
op de bedrijven. De kosten van preventie en behandeling
maken dit bedrag nog beduidend hoger. De productiedaling
bestaat uit vermindering van het afbigpercentage met
10,9% en een daling van 22% van het aantal gespeende big-
gen per zeug per jaar. De groei van de biggen en vleesvar-
kens nam af met respectievelijk 25 en
12%. De voedercon-
versie nam toe met respectievelijk 12 en 8%. Daarnaast nam
de sterfte bij de biggen respectievelijk de vleesvarkens toe
met 11 en 6%.

Als de kosten op bedrijven met uitbraken doorgerekend
wordt naar het percentage bedrijven wat problemen heeft
met PRRS in de VS, blijkt dat de kosten aan PRRS vele ma-
len hoger zijn ($ 560 millioen) dan de kosten voor varkens-
pest ($ 364 miljoen) of Aujeszky ($ 36 miljoen).
Zimmerman gaf aan dat het frustererend is dat een ziekte die
zoveel kosten meebracht zo slecht te bestrijden is. Hij wijt dit
vooral aan het bestaan van persistent geïnfecteerde dragers en
de onmogelijkheid om deze dieren te diagnosticeren. Deze
dragers kunnen ook de soms teleurstellende resultaten na
eradicatie verklaren. Het virus kan gedurende lange tijd in
varkens aanwezig blijven en komt tot 28 dagen na infectie
nog voor in de urine en wordt tot 35 dagen p.i. nog in feces
aangetoond. In speeksel kan tot 45 dagen p.i. nog virus ge-
vonden worden. In de tonsillen tot 157 dagen p.i. Er zijn wei-
nig ziekten waar een actieve immuunrespons met antili-
chaamtiters samengaat met de aanwezigheid van virus.
Tussen dieren met en zonder virus wordt geen verschil gevon-
den in de hoogte van de ELISA-antilichaamrespons. Om dra-
gers op te sporen werden tonsilafkrabsels genomen. Bij 54
zeugen van de 191 waren deze viruspositief Bij bloedonder-
zoek bleken deze dieren allen virus negatief, maar bij negen
dieren konden ook geen antilichamen worden aangetoond.
Overdracht van virus gebeurt vooral door contact met geïn-
fecteerde dieren, via sperma en mest. Er is nog discussie of
overdracht via de lucht en via vliegen werkelijk een factor is.
De mens kan niet als tijdelijke gastheer optreden, er is bij-
voorbeeld geen PRRS aangetoond in de tonsillen. Dc mens
kan natuurlijk wel als mechanische vector optreden doordat
virus in aanklevende mest wordt meegenomen.

In de VS wordt nu via geïntegreerde onderzoeksprogramma\'s
getracht meer en sneller kennis te verzamelen over PRRS zo-
dat betere bestrijdingsprogramma\'s opgezet kunnen worden.
Via de website
http://www.cvmhs.colostate.edu/microbiology/
crwad!
kan meer informatie verkregen worden.

Al met al een informatieve bijeenkomst met veel discussie
na de lezingen en vooral onder de borrel die aansluitend
daarop plaatshad.

-ocr page 458-

Onderstaand een verslag van de PAO-D cursus: Bemesting,
Graslandbeheer en Ruwvoederwinning gehouden in februari
2005.

Voeding, haal eruit wat erin zit!

Verslag van het PAO Bemesting, Graslandbeheer
Ruwvoederwinning te Sleen op 3 februari 2005.

Door: Ankie Giesen en Grethe Geertsema

PAO-Diergeneeslcunde biedt de cursus opnieuw aan op:

Dinsdag 31 januari 2006, van 09:00 tot 17:00 uur
Cursusnummer: 06/207

Locatie: Dierenartsenpraktijk Het Zuidenveld te

Sleen en bedrijfsbezoek

Cursusleider Drs. G. Hegen

Aantal deelnemers: 10

Prijs: €555,- incl. lunch

Aanmelden: info@paod.nl of telefonisch 030 - 634 89 80

Relevantie voor de dierenarts

De rol van de rundveedierenarts zal in de toekomst verder gaan
veranderen van curatieve diergeneeskundige zorg naar preven-
tieve, ondersteunende zorg. De dierenarts zal steeds meer de
rol van adviseur op zich nemen. Vanuit het beroepsveld lijkt er
daarom meer vraag en interesse te ontstaan naar kennis die
leidt tot heldere en praktische managementsadviezen op het
boerenbedrijf, zowel op dierniveau als op het gebied van milieu
en economie. Op deze manier wordt de dierenarts op een bre-
der vlak een ondersteuner voor de veehouder.
Vandaar dat vanuit DAP Het Zuidenveld in het Drentse Sleen
het initiatief is genomen om een PAO tc organiseren over
graslandbeheer, bemesting en ruwvoederwinning. Op 3 fe-
bruari 2005 heeft deze PAO-cursus plaatsgevonden en zijn
deze onderwerpen op een hoog niveau, maar tevens op een
praktijkgerichte manier uitgediept. Onder leiding van Gerrit
Hegen (erkend rundveedierenarts bij DAP Het Zuidenveld)
is een programma samengesteld waarin Bert Philipsen en
Cees Jan Hollander van Praktijkonderzoek Veehouderij van
de Animal Science Group in Lelystad de theorie en de laatste
ontwikkelingen hebben besproken van de hierboven ge-
noemde onderwerpen. In de middag is de geleerde theorie in
praktijk gebracht door een bedrijfsbezoek aan het melkvee-
bedrijf van maatschap Hilhorst te Noord Sleen.

Goed grasland: dat levert me wat op! (Bert Philipsen)

In de laatste jaren is er een trend ontstaan van onbeperkte
naar beperkte weidegang, maar slechts 10% van de veehou-
ders houdt de dieren zomer en winter binnen. Economisch
gezien is volledige weidegang het meest aantrekkelijk, ge-
volgd door gedeeltelijke weidegang, zomerstalvoedering
met vers gras en tenslotte summerfeeding (koeien ook in de
weideperiode op stal met een rantsoen van graskuil en maïs).
Maar het lijkt erop dat het nieuwe mestbeleid voor zand-
grond niet gunstig uitpakt voor weidegang.
De verschillende beweidingssystemen zijn aan de orde ge-
weest: van iedere vier dagen omweiden tot standweiden.

en

Ook het begrip siëstabeweiding is besproken.
Graslandvernieuwing is nodig indien het weiland minder
dan 60% goede grassoorten en klaver bevat. Wat betreft de
goede grassen moet vooral gedacht worden aan Engels raai-
gras en Timothee. Nieuw ingezaaid grasland bevat vaak min-
der structuur in het gras. Dit moet worden aangevuld met an-
dere structuurrijke producten in het rantsoen.
In het voorjaar moet drijfmest worden uitgereden zo gauw de
draagkracht van de bodem voldoende is. Bemonstering van
de drijfmest is nodig om goed te kunnen bemesten. De aan-
vulling van N, P, K en S via de kunstmest wordt erdoor be-
paald. Ieder bedrijf zou een mestopslagcapaciteit van min-
stens zeven maanden moeten hebben om de eigen drijfmest
optimaal te benutten. In de nieuwe mestwetgeving wordt een
mestopslag van een halfjaar verplicht.

Ruwvoer nog beter in de kuil (Bert Philipsen)

Bij de ruwvoederwinning heeft het de voorkeur om gras kort
op het veld te laten liggen voor een betere conservering en
een smakelijker product. Voor de eerste snede wordt ge-
middeld gestreefd naar een DS-opbrengst van 3500 kg per
hectare, voor latere sneden naar 3000 kg DS per ha. Het op-
timale DS gehalte van een kuil is 35-45%.
Bij de conservering van de kuil spelen verschillende factoren
een rol. Voorbeelden hiervan zijn het DS-gehalte, de samen-
stelling van het gras, de bewerking van het gras voor het de
kuilbult ingaat en de luchtafsluiting en de temperatuur van
de kuil. De suiker in het product is nodig als voeding van de
melkzuurbacteriën waardoor een snelle pH-daling optreedt
en een goede conservering wordt bereikt. Verder bepaalt sui-
ker mede de smakelijkheid van het voer. Bij het inkuilen
moet gestreefd worden naar een homogeen product. De beste
garantie daarvoor is inkuilen met de hakselaar. De gewenste
deeltjeslengte is 4 - 6 cm. Er moet voor een goed inkuilrcsul-
taat supergoed worden aangereden om een hoge dichtheid te
garanderen. Laagsgewijs inkuilen is daarbij een voordeel.
Na de laatste vracht moet de kuilbult zo snel mogelijk lucht-
dicht worden afgedekt met folie.

Ook diverse toevoegmiddelen zijn uitgebreid besproken.

Koeien en kansen (Cees jan Hollander)

Vanaf 2006 zal in Nederland een nieuw mestbeleid inge-
voerd worden. Minas is dan verleden tijd.
Een van de belangrijkste veranderingen in het nieuwe mest-
beleid is dat het overschot aan drijfmest verplicht afgevoerd
moet worden. Bij het nieuwe beleid moet van tevoren al aan-
gegeven worden hoe het overschot aan mest wordt afgezet.
Met de nieuwe regels wordt er ook een gebruiksnorm vastge-
steld voor zowel Stikstof (N) en Fosfaat (P), er wordt dus een
soort mestquotum ingesteld. De gebruiksnorm voor N is vast-
gesteld per gewas per hectare en is afhankelijk van de grond-
soort. Verder is vastgesteld hoeveel kg N uit drijfmest op een
hectare mag worden gebracht. 170 kg N is de Europese norm.
Nederland heeft echter een derogatieverzoek ingediend, waar-
bij uitgegaan wordt van 250 kg N per ha. Om in aanmerking te
komen voor derogatie moet tenminste 70% van het bedrijfsare-
aal op een bedrijf bestaan uit een N-minnend gewas (lees gras-
land). Voor een melkveebedrijf dat zelfvoorzienend is voor
ruwvoer betekent het dat 70% grasland en 30% bouwland (bij-

-ocr page 459-

voorbeeld maïsland) de toekomst wordt.
Er komt een bedrijfsspecifieke stikstofexcretie.
Om mestafvoer te voorkomen is het op de laatste categorie
bedrijven aantrekkelijk om een hogere productie per koe na
te streven en minder jongvee aan te houden.

Bezoek aan het melkveebedrijf van maatschap Hilhorst

\'s Middags werd aan de hand van een inspectie van de melk-
controlegegevens en de voerinformatie, een dierinspectie en
een rondgang over het bedrijf van maatschap Hilhorst de ken-
nis van de voorafgaande ochtend in praktijk gebracht.
Aandacht voor het graslandbeheer, het inkuilen, de kuiluitsla-
gen en de uitkuiltechniek, het voer voor de koeien en de rant-
soensamenstelling en de toekomst van het bedrijf onder het
nieuwe mestregime vormden de hoofdmoot.

Beoordelingen beleving door dierenartsen en veehouder.

Deze PAO werd als bijzonder leerzaam ervaren, zowel door de
aanwezige dierenartsen als door de veehouder De onderwer-
pen die besproken werden door Bert Philipsen en Cees Jan
Hollander waren van een dusdanig niveau dat er van de practi-
cus toch wel enige kennis van zaken werd gevraagd. Ook pas-
seerden de laatste ontwikkelingen qua wetgeving en regelge-
ving de revue, waardoor er ook actueel nieuws was. De
koppeling die werd gemaakt tussen de theorie en de praktische
toepassing hiervan tijdens het bedrijfsbezoek was een nuttige
toetsing van de kennis. Op deze manier kon een goede indruk
gegeven worden welke rol de dierenarts als adviseur kan heb-
ben. In de toekomst zullen hopelijk meer van dit soort PAO\'s
gehouden worden waar,
op een goede manier theo-
rie en praktijk aan elkaar
gekoppeld worden om de
vakinhoudelijke kennis
van de dierenartsen op een
hoger niveau te brengen.

Het veterinair verleden laat zijn sporen na, met name in de veeteelt en de KI. Foto\'s, instrumenten, boeken en andere voorwer-
pen herinneren aan (bijna) vergeten opvattingen, therapieën en gebouwen, maar ook aan bijzondere en gewone mensen die een
rol speelden in de diergeneeskunde en de veefokkerij. Hun verhaal wordt hier verteld.

President Mugabe uit Zimbabwe en de stikstofmachine

In de vijftiger jaren van de vorige eeuw
ontdekte men dat het mogelijk was om
sperma van stieren in te vriezen. Dit be-
tekende een geweldige voortgang in
het benutten van spenna van topstie-
ren. Ook kwam toen de mogelijkheid
om sperma over grote afstand te ver-
voeren en het daar te gaan gebruiken.

Een vereiste was wel het beschikbaar
hebben van een medium om het sperma in te bewaren.
Vloeibaar stikstof was een van de manieren om het sperma in te
conserveren. In die tijd ontwikkelde Philips Eindhoven een
machine om stikstof uit de lucht tc produceren. Deze machine
was speciaal geschikt voor de tropen, maar ook de Kl-vereni-
ging \'De Kempen\' in Veldhoven wilde gebruikmaken van deze
stikstofmachine. Een deal was gauw gemaakt. Philips plaatste
gratis zo\'n machine in Veldhoven en de mensen van Philips
kregen de mogelijkheid om met hun potentiële klanten daar te
gaan kijken. Dit heeft jaren naar volle tevredenheid van beide
partijen gewerkt.

In 1982 werd door president Mugabe van het toenmalige
Rhodesië een bezoek gebracht aan Nederland. Hij zou ontvan-
gen worden bij de DAF-fabrieken in Eindhoven, bij Philips in
Eindhoven en als laatste zou hij een kijkje gaan nemen in
Veldhoven bij de stikstofmachine.

Als eerste was de DAF aan de beurt. Mugabe werd daar luister-
rijk ontvangen, kreeg daarbij, onder het genot van Nederlandse
jenever een nieuwe DAF-vrachtwagen cadeau. Uiteraard zeer
in zijn schik vertrok het gezelschap naar Philips. Ook daar kon
men het niet nalaten om Mugabe te laten genieten van typisch
Nederlandse dranken.

KI De Kempen in Veldhoven was als derde aan de beurt om de
president te ontvangen. Het hele station was netjes opgepoetst,
de vlaggen hingen uit en de toenmalige directeur collega Jan
van Lieshout had zijn toespraakje klaar toen er een telefoontje
vanuit Philips kwam dat Mugabe niet naar de stikstofmachine
kon komen omdat hij dronken was geworden en in de instruc-
tiezaal in een diepe slaap was gevallen.
Het was een flinke desillusie voor de mensen van KI De
Kempen, zeker toen de volgende dag in het Eindhoven
Dagblad een artikel stond over het bezoek, waarbij melding
werd gemaakt van het feit dat President Mugabe van Rhodesië
luisterrijk was ontvangen in het Kl-station.
Lang leve het waarheidsgehalte van de krant!

Uitgelich

Deze en andere anekdotes kan men bij een bezoek aan het
Museum Veeteelt en KI in Beers zelf lezen en aanhoren van de
rondleiders. Van uw komst zult u geen spijt krijgen.
U kunt terecht op alle woensdagen en in het mu.seum.seizoen
ook op de zondagen en voor groepen op afspraak op alle dagen
van de week. Vraag de folders aan.
www. veeteelt-ki-museum.nl

-ocr page 460-

Eindelijk, je bent dierenarts. Een
ambacht voor mensen met hersens
en handvaardigheid. Je bent afge-
studeerd, maar ook uitgestudeerd?
Met name het eerste jaar na afron-
den van de opleiding wordt door de
kersverse dierenartsen als zwaar
ervaren. Patiënten waarbij je de
diagnose tijdens de co-schappen
zo kon stellen, worden plots breinbrekers. Gelukkig hebben
al je co-maatjes dezelfde ervaringen. Het ligt dus niet aan
jou! Je hebt behoefte aan iemand die met je meedenkt. Je
hebt zin in nascholing, maar je portemonnee is nog leeg...

Voor jou organiseert de Dierenarts Specialisten Am-
sterdam de DSA-Masterclass. Samen met je pas afgestu-
deerde collega\'s bespreken we jullie patiënten. Klopte je
diagnose? Was de ingestelde therapie juist? Wat had je kun-
nen doen, of wat had je beter kunnen laten? Waren die stip-
jes op de röntgenfoto uitzaaiingen of bloedvaten, was het
hart groot of toch niet?

Cursusse

congresse

De cursus is alleen toegankelijk voor dierenartsen in de eer-
ste achttien maanden na afstuderen. In deze periode ben je
zes keer van harte welkom. Als deelnemer neem je zelf pati-
entenstatussen, röntgenfoto\'s en laboratoriumuitslagen
mee. De casussen zijn afgestemd op het specialisme van de
cursusleider (zie onder). Nadat je de casus gepresenteerd
hebt, zullen de aanwezigen onder leiding van de aanwezige
specialist de casus verder uitwerken. Elke avond wordt door
één van de specialisten werkzaam bij de DSA geleid. Dit is
een internist, radioloog, dermatoloog, oogarts of een chi-
rurg. Bij inschrijven is al duidelijk wie de avond leidt, en
dus welk soort patiënten die avond aan de beurt zal komen.

Er is elke maand een Masterclass, behalve in de maanden
juli, augustus en december. De agenda wordt ruim van tevo-
ren vastgesteld. Het aantal deelnemers per avond is maxi-
maal vijftien personen. Je moet dus van tevoren intekenen.
Vooralsnog is gekozen voor donderdagavonden van 19.00
tot 21.00 uur. Voor inschrijven of meer informatie kunt u de
website raadplegen
www.naastuwdierenarts.nl/cursus. De
kosten voor deze zes avonden zijn slechts 90 euro.

DSA-Masterclass

Trainingen PiR

Partners in Rendementverbetering (PiR), een landelijk
platform gedragen door NRS, Pfizer en KNMvD, komt
steeds meer in de schijnwerpers te staan. Het aantal deel-
nemende praktijken en veehouders neemt langzaam maar
gestaag toe. Zowel de dierenartsen als de veehouders reali-
seren zich steeds meer dat deelname aan PiR een absolute
voorwaarde is om actuele bedrijfsgegevens snel en effec-
tief te kunnen beoordelen en effecten in de tijd te kunnen
waarnemen.

Vorig jaar bleek bij een aantal collegae behoefte te bestaan
aan een training om beter en sneller met de website van
PiR te kunnen werken. Er zijn toen drie gebruikerstrainin-
gen georganiseerd, waar circa 55 collegae aan deel hebben
genomen. Bij de evaluatie van die bijeenkomsten vielen
voornamelijk twee zaken op:

• er is een groot verschil tussen dierenartsen wat betreft
snelheid van werken met PiR;

• de vaardigheid om de cijfers te interpreteren verschilt
aanzienlijk tussen dierenartsen.

Daarnaast is gebleken dat de praktijkorganisatie in de meest
ruime zin een belemmering kan zijn om PiR breed in te zet-
ten. De evaluatie is aanleiding geweest voor de stuurgroep
PiR om, bij voldoende belangstelling, wederom trainingen,
maar dan gedifferentieerd, aan te bieden.

Training A: basistraining

• stmcXvMï vz.nwww.pir-dap.nl

• uitleg verschillende schermen

• zelfbehandelen van drie casussen

• communicatie met veehouder

• praktijkorganisatie rond PiR

Uw eigen bijdrage bedraagt euro 145,- (exclusief BTW,)

Training B: vakinhoudelijk

• uitleg van de gepresenteerde kengetallen (kort)

• interpretatie van de gegevens

• advisering aan de veehouder

Uw eigen bijdrage bedraagt euro 145,- (exclusief BTW)
Training C: praktijkorganisatie

Dit is een training van één dagdeel op praktijkniveau (of
meerdere praktijken samen). Het gaat hierbij om alle as-
pecten die te maken hebben met het functioneren van PiR
binnen de praktijkorganisatie. Veelal blijken kleine onvol-
komenheden een grote belemmering te vormen.
Uw eigen bijdrage bedraagt euro 600,- (exclusief BTW).

Heeft u belangstelling voor één van deze trainingen, dan
kunt u een e-mail sturen naar het NRS (Boemaars.E(g
nrs.nl). Heeft u inhoudelijke vragen over deze trainingen dan
kunt u mailen naar Gerrit Hooijer, voorzitter groep Rund
(hooijer@xs4all.nl).

-ocr page 461-

Praktisch Dierenrecht

voor deze koper met dit specifieke gebruiksdoel inderdaad ge-
schikt geacht wordt.

In het derde deel wordt ontbinding van de koop voor het voet-
licht gehaald, maar helaas zijn er nog geen voorbeelden die dui-
delijk inspelen op de nieuwe regelingen. Hier wordt ook het
aansprakelijkheidsrecht uitgebreid voor het voetlicht gebracht,
waarbij wordt ingegaan op het verschil tussen aansprakelijkheid
voor dieren (als het dier uit eigen energie handelt) en onrecht-
matige daad van de begeleider (wanneer het dier als instrument
wordt gebruikt). Ook aan de dierenarts zijn een elftal pagina\'s
gewijd en hierbij wordt niet alleen beschreven wat men van de
dierenarts mag verwachten, maar wordt ook de weg naar het
Veterinair Tuchtcollege aangegeven.

In het laatste deel van het boek wordt ver-
der uitgebreid ingegaan op de Ge-
zondheids- en welzijnsregels voor enkele
soorten (met name honden en katten,
paarden en landbouwhuisdieren).
Tot slot bevat het boek een voorbeeld
koopcontract, gegevens van websites en
telefoonnummers, een lijst met afkortin-
gen en een uitgebreide index waarmee
alleriei dingen vlot gevonden kunnen wor-
den.

Luuk Boerema met medewerking van
laira Boissevain.
I Koninklijke Vermande
2003, ISBN 90
5 12 10032 7.

Boe
besprekin

Dit 177 pagina\'s tellende boekje geeft
in drie delen en vijftien hoofdstukken een overzicht van de juri-
dische aspecten van het houden van dieren vóór de aanschaf
(deel I), rondom de aanschaf (deel II) en na de aanschaf (deel
III). De auteur heeft, zoals hij in zijn inleiding meldt, het boek
niet alleen geschreven voor professionele hobbyhouders en
hobbyboeren, maar ook voor het praktijkonderwijs.

Het boek is zeer leesbaar geschreven en de
vele voorbeelden (allerlei casus inclusief
gerechtelijke uitspraak) dragen bij aan een
goed begrip van de materie. Ook het deel
over de koop en verkoop van dieren is inte-
ressant en vlot geschreven. Toch staat er
hier en daar nog wel eens een uitspraak die
niet door eenieder wordt onderschreven.
Zo wordt bij aankoopadvies aangegeven
"De koper moet zowel de verkoper als de
keuringsdierenarts duidelijk maken wat
het doel is waarvoor het dier wordt aange-
schaft. Zowel de verkoper als de dierenarts
kunnen dan een oordeel vellen over de ge-
schiktheid van het dier voor het door de
koper gewenste gebruik".
In een land als
het onze waar veel paarden op verzoek van
de verkoper voor de handel gekeurd wor-
den is de uiteindelijke koper vaak niet aan-
wezig bij de keuring. Als de koper toch een
\'op maat gesneden\' advies wil hebben zal
het paard dus nogmaals gekeurd moeten
worden met de duidelijke vraag of het dier

I.iiiih lioi\'n iiiii

Praktisch
dierenrecht

Het boek is niet alleen een naslagwerkje,
maar ook wel een boek om eens rustig
door te lezen. Het boek bevat geen foto\'s of
tekeningen, maar is door de vele casus
toch voldoende levendig. Het boek zal zo-
wel bij de gezelschapsdieren- als bij rund-
vee- of paardendierenartsen zeker van pas
komen om even iets op te zoeken.

van Oldruiten-

Bedankt!

De wetenschappelijke redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde bedankt prof dr. P. Deprez, drs. S.
Boerma, prof dr. M.H. Boevé, dr. F.H.M. Borgsteede, drs.
ET Bouwkamp, prof dr. H.J. Breukink, prof dr. J.E. van
Dijk, prof dr. R. Ducatelle, mevrouw dr. E. van Duijkeren,
dn J.H.H. van Eek, drs. E. Enzerink, dr. M. Eysker, dr. M.J.
Geudeke, dr. J. Goudswaard, prof dr. J.A.P. Heesterbeek,
dr. G.A. Hooijer, dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh, dr. M.F. de
Jong, dr. PR. Keg, prof dr. F. van Knapen, prof dr. A. de
Kruif dr. C. van Maanen, prof dr. G. Opsomer, dr. ing.
PA.M. Overgaauw, prof dr. J.PM. van Putten, mevrouw
drs. R.R.O.M. van de Sandt, prof dr. J.A. Stegeman, dr. E.
Teske, prof dr. G. Uilenberg, mevrouw dr. L. Verhaert,
prof dr. J.H.M. Verheijden, prof dr. G.C. van der Weijden,
dr. Th. Wensing, mevrouw dr. T. van Werven en dr. M.A.
Willemen voor het beoordelen van de wetenschappelijke
artikelen over het jaar 2005.

Rectificatie

Per abuis is in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 november, aflevering 22, pagina: 710 (le alinea) de
naam van de Vereniging verkeerd weergegeven. De
goede naam van de Vereniging moet zijn Veterinaire
Vee Fokkers Club \'De Uithof\'.
Onder de foto is ook een foutieve naam weergegeven.
De naam Judith Penders moet Karoliene Penders zijn.

-ocr page 462-

Fl DIN rieht Stichting VETmessageop

De Stichting VETmessage is het onafhanl<.elijke branche-
brede platform voor het versturen en ontvangen van elektro-
nische berichten voor zowel leveranciers als afnemers van
veterinaire producten.

Stichting VETmessage stelt afnemers van diergeneesmidde-
len en overige veterinaire producten in staat om gegevens
met betrekking tot bestelde producten voortaan elektronisch
te ontvangen en rechtstreeks in hun systeem te downloaden.
Met dit hulpmiddel wordt de tracking & tracing van deze
producten betrouwbaar en eenvoudiger.

Voor een dierenarts of leverancier van diergeneesmiddelen is
het noodzakelijk om de juiste productgegevens te admi-
nistreren, per batch en per afnemer. Deze gegevens zijn
noodzakelijk voor een volledige en nauwkeurige tracking &
tracing en dragen bij aan een transparante voedselproductie-
keten en daarmee de voedselveiligheid.

Op basis van de huidige technieken van internet en de com-
municatiestandaard XML, heeft een aantal leden van de Fl-
DIN een onafhankelijk branchebreed platform onder de
naam Stichting VETmessage opgezet.

bron: FIDIN

Rilexine® 200 LC mastitisinjector:
twee da^en wachttijd voor de melk

Rilexine" 200 LC is een mastitisin-
jector (REG NL 9348, UDA) voor de
behandeling van klinische mastitis bij
melkkoeien tijdens de lactatie.
De werkzame stof cefalexine, een
breedspcctrum antibioticum, is effec-
tief bij intramammaire toepassing.
Rilexine® 200 LC combineert een langdurige behandeling
(viermaal toepassen om de twaalf uur) met een korte wachttijd
voor de melk van twee dagen en is effectief tegen de meest
voorkomende en belangrijkste mastitisverwekkers.
Mastitis vormt een grote schadepost voor de Nederlandse vee-
houderij. Per jaar heeft circa 25 procent van de melkkoeien
mastitis. Met een geschatte schade van honderd euro per masti-
tisgeval, bedraagt de totale schade voor een gemiddeld melk-
veebedrijf tussen 1500 en 2000 euro per jaar. De behandclings-
duur van Rilexine® 200 LC, inclusief wachttijd, bedraagt in
totaal 3,5 dagen (84 uur), een winst van minimaal 24 uur ten
opzichte van andere preparaten. Dit is belangrijke winst, aan-
gezien vijftig procent van de schade door mastitis wordt ver-
oorzaakt door de wachttijd voor de melk.

Voor meer informatie: wwh\'. virbac.nl
(rest) eiwitconcentratie in de panleukopeniefractie vermindert
de kans op reacties nog sterker. Met Purevax® is het mogelijk
om op verantwoorde en \'pure\' manier katten te vaccineren met
een optimale balans tussen veiligheid en effectiviteit.

Voor meer informatie: Merial BV, telefoon 023-5201080.

Easytabs voor hond en kat

De toediening van tabletten aan lastige katten is tot nu toe een
onopgelost probleem gebleven. De afweerreacties van het dier
kunnen gevaariijk zijn voor de dierenarts en de eigenaar. Bayer
Animal Health Division introduceert daarom easytabs, een
lekker en krachtig lokmiddel voor hond en kat. Door de elasti-
sche consistentie blijft een toe te dienen tablet in het inwendige
verborgen. Easytabs kleeft aan de tanden en het kauwen leidt
tot een aanzienlijke productie van speeksel waardoor de tablet
wordt opgelost en met de aroma\'s wordt ingeslikt.
Bij een verminderde of afwezige eetlust, vooral in geval van
ziekte of na een operatie, is een snel herstel van de voeding es-
sentieel voor het algemene welzijn en het herstel van het dier.
Door de hoge aanvoer van geconcentreerde energie onder-
steunt easytabs de vitaliteit van het verzwakte organisme.
Easytabs worden per honderd stuks (tien blisters met tien ta-
bletten) geleverd.

Voor meer informatie mail: easytabs@bayer.com

Nieuwe kattenvaccinlijn: Purevax

Merial lanceert Purevax®, een nieuwe vaccinlijn voor de kat
met, als eerste, twee nieuwe calicivirusstammen die volgens de
fabrikant beter beschermen tegen de huidige circulerende
stammen. Purevax® is een volledige reeks vaccins waarmee
bescherming tegen calici- en herpesvirus.
Chlamydia en pan-
leukopenie wordt geboden. De componenten zijn los of in
combinatie verkrijgbaar en de immuniteitsduur tegen panleu-
kopenie is maar liefst driejaar. Er is geen adjuvans meer nodig,
waardoor het optreden van eventuele lokale reacties gemini-
maliseerd wordt. Er wordt gebruikgemaakt van levend ver-
zwakte componenten voor herpes.
Chlamydia en panleukope-
nie. De calicicomponent is geïnactiveerd, waardoor geen
restvirulentie optreedt en de kans op postvaccinale reacties
wordt verminderd. Er wordt minstens dezelfde effectiviteit be-
reikt als die van een levend verzwakt vaccin. De verlaagde

Glutellac® orale rehydratatie-oplossing voor kalveren

Bayer Animal Health Division introduceert Glutellac®\' een
orale rehydratatie-oplossing voor kalveren. Glutellac® is
samengesteld volgens de laatste wetenschappelijke inzichten
en zorgt voor een snelle rehydratie met een zeer goede neutrali-
satie van de metabole acidose (SID waarde = 73 mmol/l).
Glutellac® kan gemengd worden in de melk of in water en is
heel praktisch in gebruik. Met de hygiënische verpakking van
1 ampul van 50 ml kan de veehouder snel en gemakkelijk het
zieke kalf behandelen. Glutellac® wordt heel goed opgenomen
door de kalveren door zijn goede smaak en geleverd in displays
van 12 X 8 X 50 ml (24 behandelingen).

Voor meer informatie mail: www.livestock.baver.nl

-ocr page 463-

mkbOK Website Keurmerk uitgereikt aan Omegasoft

OmegaSoft BV is bet mkbOK keurmerk door de Stichting
\'MKB en Internet\' toegekend voor de website
www.omega-
soft.nl.
Omegasoft heeft hiermee een primeur en behoort tot de
eerste bedrijven die het mkbOK keurmerk in Nederiand mogen
voeren. Stichting MKB en Internet is van mening dat het
mkbOK keurmerk een grote toegevoegde waarde kan leveren
aan de veiligheid en betrouwbaarheid van het (online) zaken-
doen met het MKB. Bovendien bemiddelt mkbOK bij eventu-
ele geschillen en kan precies uitzoeken wie een onderneming
leidt. Een bedrijf kan pas toetreden na acceptatie van de keur-
merkcode, waarin eisen aan de website worden gesteld. De ma-
nier van zakendoen van de onderneming en de eigenaar zijn
minstens zo belangrijk.

Maandag 31 oktober 2005 is een lijst met de eerste 100
mkbOK bedrijven vrijgegeven. Het keurmerk mag ook vanaf
die datum officieel door OmegaSoft gevoerd worden.

Voor meer informatie: www.omegasoft.nl,www.mkhOK.nl en
www.StichtingMKBenlnternetnl.

Pensioenadvies

Ondebnemingsgerichte

iiimiiiK

NG

FINANCIERING
Bedrijfseconomisch advies

Juridisch advies

Uiergezondheid onder de aandacht

Pfizer Animal Health besteedt de komende tijd extra aandacht
aan uiergezondheid. Het verbeteren van de uiergezondheid op
het melkveebedrijf en de rol van de dierenarts staan hierbij cen-
traal. Pfizer stimuleert melkveehouders om samen met hun
dierenarts actief aan de slag te gaan. De nieuwsbrief Visie op
gezondheid over de gezondheid van melkvee is voor dit doel in
oktober jongstleden verspreid onder melkveehouders en die-
renartsen en het eerste nummer is geheel gewijd aan droogzet-
ten.

Ook het praktijkproject, dat Pfizer in 2004 met ruim twee hon-
derd veehouders en hun dierenartsen startte, draagt hieraan bij.
In dit project wordt gewerkt aan het vinden van een praktische
invulling voor het verbeteren van uiergezondheid. De tussen-
tijdse resultaten van het praktijkproject zijn veelbelovend. Het
project wordt in april 2006 afgesloten met de presentatie van
het rapport tijdens het symposium Uiergezondheid - een
kwestie van aandacht?.

Voor meer informatie: Pfizer Animal Health, telefoon 010-
4064600

Nieuwe Specific® XL diëten

VetXX introduceert nieuwe en verbeterde Specific® XL dië-
ten.

Specific® CXD Adult XL, voor hondenrassen zwaarder dan
25 kg volwassen gewicht, richt zich op het vermijden van over-
gewicht. Een gemiddeld energiegehalte en toegevoegd L-car-
nitine, scheppen voorwaarden voor een ideaal lichaamsge-

D I X

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64
E info@dixfoTtuin.nl
I www.dixfortuin.nl

wicht en spieropbouw. Een aangepaste, grotere brok zorgt voor
een verlengde kauw- en eettijd en vermindert de kans op
schrokken, waardoor een betere opname wordt verkregen.
Met het vernieuwde Specific® CPD Puppy XL, voor pups van
rassen lichter dan 25 kg volwassen lichaamsgewicht, wordt
door de uitgebalanceerde gehalten aan onder andere calcium,
fosfor, eiwit en energie, het risico op skeletproblemen en groei-
stoornissen sterk gereduceerd. Grondstoffen zoals tarwe, rijst
en Psyllium Husk, een oplosbare vezel, zorgen voor minder en
stevige ontlasting. Ook Specific® CPD Puppy XL heeft een
aangepaste brokgrootte.

Bovenstaande producten zijn verkrijgbaar in verpakkingen van
4x2,5 kg, 7,5 kg en 15 kg.

Voor meer informatie: VetXX, www.specific-diets.com

Postbus 130
3720 AC Bilthoven
Soestdijkseweg Noord 328
3723 HH Bilthoven

-ocr page 464-

Dr. A. (Adrie) L. van Zuijlen

memoriam

Op dinsdag 16 augustus 2005 overleed Adrie volkomen onverwacht aan een zwaar hartinfarct op zijn
landgoed Het Horsterveld. Tragisch omdat hij drie dagen eerder aldaar op grootste wijze zijn 7(f ver-
jaardag en de 65^ verjaardag van zijn vrouw Ineke had gevierd.

Adrianus Laurentius van Zuijlen werd op 13 augustus 1935 te Lopikgeboren als vierde kind van een gezin
met twaalf kinderen. Later verhuisden zijn ouders naar Breukelen. Zij hadden daar een boerderij. Te voet
bezocht hij in Breukelen de lagere school. Later de MULO van de paters in Utrecht en daarna de Rijks
HBS. Het grote gezin en het vele werk op de boerderij bracht met zich mee dat Adrie voor en na schooltijd
moest meehelpen met het melken van de koeien en daarbij ook nog 40 km naar school moest fietsen.
Na het behalen van het HBS-diploma begon hij zijn studie diergeneeskunde, de eerste twee jaren als jiets
student. Hij verdiende zijn studie als correspondent van de plaatselijke krant en als inseminator

Afgestudeerd in 1963 is hij op chirurgie werkzaam geweest. Later is hij naar München verhuisd om te
werken in de kliniek van
Dk Westhues. Daar schreef hij ook zijn proefschrift \'Beeinflussung der nierfunc-
tion durch die neuroleptanalgesie mit combelen-polamivet\'. Hij promoveerde 28 juli 1965 magna cum
laude.

In 1957 leerde hij zijn huidige vrouw Ineke de Brian kennen. In 1966 werd de praktijk van collega G. de
Vries te Enschede overgenomen en traden zij hetzelfde jaar in het huwelijk. Het huwelijk werd gezegend
met drie zonen.

Die eerste jaren was het dag en nacht hard werken. Samen met Ineke bouwden zij een grote praktijk op.
Overdag de grote huisdieren, \'s avonds de kleine.

Al spoedig werd er met de plaatselijke dierenartsen en associatie aangegaan en in Enschede een praktijk-
pand gebouwd.

Na een tiental jaren werd de praktijk gesplitst in een aparte landbouwhuisdieren - en gezelschapsdieren-
praktijk. Adrie zijn hart ging uit naar de gezelschapsdieren en de paarden. Hard werken had hij van huis
uit meegekregen. De praktijk groeide mede omdat zijn naam als zeer ktmdig chirurg van de kleine huis-
dieren bekend was. Vele collegae stuurden dan ook patiënten naar hetn toe. Tweedelijns was in die begin
jaren nog niet bekend, maar hij fungeerde al heel snel als zodanig in Twente en in een gedeelte van de
Achterhoek. Adrie had een groot communicatief vermogen en nam de tijd voor zijn patiënten.
Ondanks zijn drukke werkzaamheden kon hij nog tijd vrijmaken voor zijn geliefde paardensport. Samen
met Ineke namen zij aan dressuun\\\'edstrijden deel. Adrie was in de jaren tachtig een succesvol dressuur-
ruiter, kampioen Z dressuur van Overijssel en meerdere malen podiumplaatsen op deLevade (tegenwoor-
dig Hippiade geheten). De laatste jaren reed hij wekelijks mee met de carrouselclub.
Naast paaidenman was hij ook nog een bekend fokker van Scottish Blackface .schapen.
Bestuurlijk was Adrie actief als voorzitter van de landelijke rijvereniging Lonneker, bestuurslid van de
Stichting Ruiterbelangen en stond hij aan de wieg van de Military Boekelo. Eerst enkele jaren als be-
stuurslid en twintig jaar lang als hoqfdveterinair Ook was hij als FEl-dierenarts verbonden aan het CHI
te Geesteren (O). Daarnaast was hij nog fanatiek golfer en actief bridger

In 1997 trok hij zich terug uit de praktijk en kon hij zijn liejhebberijen met nog meer passie beoefenen.
Adrie heeft genoten van zijn werk, van zijn familie en zijn Horsterveld. Zoals hij geleefd heeft, is hij ook be-
graven. In een lijkkoets getrokken door een tweespan paarden, voorafgegaan door zijn rijpaard, zijn laar-
zen met de punten naar achteren in de stijgbeugels en daarvoor een tiental ruiters van zijn carrouselclub.
Onder enorme belangstelling werd hij in een indrukwekkende kerkdienst door zijn kinderen en familie
herdacht om daarna in Usselo begraven te worden.

Hetzij gegeven dat Ineke, zijn drie zonen, hun partners en kinderen de kracht mogen ontvangen om dit
grote verlies te kunnen verwerken.

Piet den Hartog
Jaap Stevense

-ocr page 465-

Op 7 juli 2005 kreeg Niek in Nieuw-Zeeland een beroerte. Net voor de geplande reis naar
Canada en Nederland. Niek zou nog één keer de Vierdaagse lopen! Helaas mocht dat niet zo
zijn. Niek overleed op zondag 17 juli aan complicaties als gevolg van de beroerte.

\'A gentle giant who threw himself into life\', dat was de kop in de Waikato Times bijzijn necrolo-
gie.

Niek was inderdaad een reus met een ruwe bolster en een blanke pit.

Niek werd geboren in 1936, als zoon van een huisarts in de Bilt. Tijdens zijn studie leerde hij
Lien kennen, met wie hij in 1963 trouwde. Na zijn afstuderen in 1965 werkte hij een jaar als die-
renarts in Brakel en daarna nog een half jaar in Maasland. Niek kreeg de kriebels hier in
Nederland en vertrok in 1967 voorgoed naar Nieuw-Zeeland, waar hij zich met Ben ter Haar en
Hans Zuur in Morrinsville associeerde. Niek heeft met een korte onderbreking, zijn leven lang
praktijk gevoerd en stond terecht bekend als een bekwaam practicus, die oplettend de ontwikke-
ling van de diergeneeskunde, vooral via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, volgde en veel
nieuwe methodes en behandelingen in Nieuw-Zeeland introduceerde. Zo introduceerde hij als
eerste mastitis-screening welke later standaard werd in Nieuw-Zeeland. Niek was een bevlogen
dierenarts die niets teveel was om zijn klanten en hun zieke dieren hij te staan.

Niek, Lien en hun zoon en drie dochters zijn echte Nieuw-Zeelanders geworden: trots op hun
land, de schitterende natuur en de levensstijl. Hij was een gezien lid in de \'community \'en genoot
in de verschillende clubs waarin hij deelnam: toneel, bergklimmen, sociale activiteiten. De
voorzitter van de Nieuw Zeelandse Veterinary Association beschreef Niek als persoon opval-
lend goed: "Niek was a committed and passionate veterinarian albeit with unique and strong
views. Again he was more than that - he was a teacher, a .successfid businessman and a friend to
his peers ".

Helaas heeft Niek veel tekort kunnen genieten van zijn pensioen. Nog bruisend in het leven
staand heeft hij ons voorgoed verlaten. Voor ons blijft hij de karakteristieke Niek van Wijk: zijn
specifieke manier van lopen, zijn denken en doen, zijn eigen wijsheid en wijsheid eigen, zijn naï-
viteit, zijn directheid, zijn zijn, maakten hem inderdaad tot die
gentle gian \'die ons zo lief was.
Moge het denken aan deze Niek, Lien en de kinderen helpen dit verlies te verwerken.

Bob Kroes

memoriam

Nicolaas (Niek) van Wijk
1936- 2005

-ocr page 466-

(De "KMvT} wenst u prettige feestdagen
en een voorspoedig2006.

-ocr page 467-

Cerda van der Vaart

De Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren presenteerde dit jaar
de najaarsdag op 12 november 2005
in de Reehorst te Ede. Het thema
van deze dag was: \'GROEI\'. Een af-
zonderlijk programma voor dieren-
artsen en dierenartsassistenten be-
stond uit tien presentaties, elk met
een eigen kijk op het onderwerp
groei. Extra aandacht werd besteed aan Hans Kooistra die
voor de laatste keer het wetenschappelijke gedeelte voor
de Najaarsdag heeft verzorgd. Dit jaar neemt hij afscheid
als bestuurslid van GGG.

Maatschapp

nieuw

Om 9.30 uur stipt was dr. J. Sinke al in de ban van kale plekken
bij de hond. Ze gaf een heldere presentatie die gericht was op
differentiatie van alopecia op basis van anamnese en alge-
meen lichamelijk onderzoek. Een groot aantal aandoeningen
werd besproken begeleid van foto\'s. Ziekten die niet regelma-
tig voorkomen kregen ruim de aandacht zodat deze in de toe-
komst beter worden herkend. Dr. J. Sinke besloot haar verhaal
met alopecia-X. Deze diagnose is bestemd voor een groep
honden waarvoor geen diagnose gesteld kan worden en waar-
voor ook geen therapie bestaat. De eigenaar zal met een (ge-
deeltelijk) kale hond moeten leren leven.

De groei van bultjes, of tumoren, kwam vandaag uitgebreid
aan de orde. De Werkgroep Bijzondere Dieren van GGG heb-
ben te maken met bijzondere bultjes die een bijzondere aan-
pak vereisen. Drs. E. Heylen besprak onder andere de mam-
matumoren bij de rat welke bij voorkeur chirurgisch worden
verwijderd. Eenzelfde behandeling bij de muis wordt sterk
afgeraden vanwege het hoge risico op verbloeding bij dit dier-
tje.

De houding van dierenartsen ten opzichte van de behandeling
van tumoren werd nader bekeken door drs. J. de Vos. Hierbij
werd een nierpatiënt (chronisch nierfalen) vergeleken met een
hond met maligne lymfoom. Misschien moet kankertherapie
bij gezelschapsdieren niet gericht zijn op genezing maar op
stabiliseren van de ziekte. Om informatie naar de klant toe en
onderzoek naar tumoren bij huisdieren te ondersteunen is er
een stichting in het leven geroepen: \'Het Nederlands Kanker
Fonds voor Dieren\'
(www.nl^d.nl).

Vorig jaar hebben we al kennis mogen maken met dr. H. Rubin
en zijn stokpaardje het NCVEl-project. Al tweehonderd prak-
tijken hebben de website
(www.ncvei.com) bezocht en ge-
bruikt. Wil jij het rendement van jouw praktijk verbeteren en
jouw praktijk vergelijken met andere praktijken in Nederland?
Ga dan eens een kijkje nemen op de site van NCVEI.

Een informatieve bespreking over de verschillende behande-
lingsmogelijkheden van de kat met hyperthyreoidie werd ge-
geven door dr. S. Daminet vanuit België. De behandeling kan
bestaan uit het geven van carbimazole-tabletten, het chirur-
gisch verwijderen van de schildklier of een behandeling met
radioactief jodium (1131). Achteruitgang van de nierfunctie is
mogelijk
na behandeling van hyperthyreoidie. Katten die op
de carbimazole nierproblemen ontwikkelen kunnen beter
geen thyroidectomie of behandeling met radioactief jood
ondergaan.

GGG Najaarsdag 2005

Van mug naar olifant, conflicten in de praktijk. Het is een
onderwerp waar iedereen in de praktijk wel mee te maken
krijgt. Boze of teleurgestelde cliënten die niet tevreden zijn en
zich uiten door middel van agressie. Iemand die hier veel over
kon vertellen is mevrouw Mr Ing. I. Boissevain. Velen kennen
haar wel van de stukjes over opvallende tuchtzaken in het TvD.
Op een leuke manier besprak ze verschillende soorten agres-
sie en gaf ze tips hoe daarmee om te gaan.

Obesitas bij kinderen, kunnen we daar wat van leren? Een wel-
bespraakte kinderarts, dn D. J. Pot, kon de hele zaal meekrij-
gen in zijn verhaal. Kinderen met een gewicht van ver boven
de honderd kg zijn hem niet vreemd. Echter de door hem toe-
gepast therapie, een 2,5 uur durende groepssessie, voor huis-
dieren met overgewicht zit er nog niet in. Het gegeven dat eten
een gewoonte is die moeilijk valt af te leren kan nuttig zijn
voor de dierenarts. Het is dan wel de eigenaar die de gewoonte
heeft zijn huisdier teveel voeding te geven, is een 2,5 uur du-
rende groepssessie voor eigenaren misschien een optie?

"Ik groei als kool" is de titel van het verhaal van drs. M.
Tryfonidou. Kromme poten bij jonge honden, hoe komen ze
eraan en hoe help je ze er vanaf.\' Trauma van de groeischijf is
een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van kromme poten.
Maar ook de voeding heefl zijn invloed op de kraakbeenrij-
ping van de groeischijf Een duidelijke presentatie met goede
illustraties.

Drs. Margit Price-Bossard ging in op het socialiseren van op-
groeiende kittens. Hoewel in de praktijk minder aandacht aan
dit onderwerp wordt besteed in vergelijking met socialiseren
van puppy\'s, is het wel even belangrijk. Omdat het essentiële
moment van de socialisatie valt in de periode dat het kitten nog
bij het moederdier is, ligt de verantwoordelijkheid bij de fok-
ker. Aan ons om de fokker daarover te informeren.

Aan het einde van de dag kwam dr. G. Rutteman vertellen
over de erfelijke achtergrond van tumoren. Zo komen be-
paalde tumoren meer voor binnen bepaalde rassen. Een af-
wijking in een tumor-suppressor-gen zou de boosdoener kun-
nen zijn. Het is een onderwerp waar op dit moment nog veel
onderzoek naar wordt gedaan. U zult begrijpen dat dr. G.
Rutteman zijn verhaal niet binnen de gestelde dertig minuten
kon vertellen. Aangezien zijn presentatie aan het einde van de
dag werd gehouden, is het programma niet noemenswaardig
uitgelopen.

Kortom, een dag boordevol boeiende sprekers. Na de lezingen
was er gelegenheid gezellig een borreltje te drinken met colle-
ga\'s en alle opgedane informatie te laten bezinken. Het onder-
werp \'GROEI\' is ten volle benut en iedereen is weer wat wij-
zer naar huis gegaan.

Gerda van de Vaart is dierenarts bij Dierenkliniek de Toren te
Drachten.

-ocr page 468-

Dienstverlening aan de leden is een van de hoofdtaken van
het bureau van de KNMvD. Daarnaast zijn vooral
beleidsvoorbereiding en belangenbehartiging taken voor
\'Houten\'. Op al deze gebieden speelt het team Veterinaire
Beroeps- en Praktijkzaken (VBP) een belangrijke rol.
Binnen dit team hebben we te maken met enkele personele
wisselingen.

Onze stafmedewerker Marij van Oostrum-Sehuurman Hess
heeft te kennen gegeven haar dienstverband om gezond-
heidsredenen te willen beëindigen per 1 januari aanstaande.
Zij heeft bijna twintig jaar voor de KNMvD gewerkt en is in
deze periode voor veel dierenartsen een belangrijke en be-
trouwbare vraagbaak geweest.

We hebben te maken met nog een vacature binnen het team
VBP, ontstaan door het vertrek van Jurgen Schmitz, mede-
werker finaneieel-economisch en arbeidsrechtelijke zaken.
Jurgen maakte sinds april dit jaar deel uit van het team.

maar heeft aangegeven zijn carrière per 1 december 2005
elders te willen voortzetten.

Het is helaas onvermijdelijk dat deze vacatures tijdelijk
gevolgen zullen hebben voor de dienstverlening vanuit het
bureau. Onze inspanningen zijn er uiteraard op gericht om
de vacatures zo snel mogelijk en op een zo hoog mogelijk
niveau in te vullen. Om de dienstverlening doorgang te la-
ten vinden, nemen wij tijdelijke maatregelen om de leden
waar mogelijk snel en adequaat te blijven ondersteunen
met advies en informatie. Met andere woorden: wij blijven
streven naar een optimale dienstverlening vanuit het bu-
reau.

Heeft u vragen of opmerkingen, dan bent u welkom bij de
coördinator van het team VBP, Joost van Herten, tel. 030
6348900; e-mail
j.van.herten@knmvd.nl.

Herman Geertsen, algemeen directeur

Voortgang iedenservice

KN MvD checkt gegevens van haar leden

De KNMvD heeft in de week van 21 tot en met 25 november

2005 alle dierenartsen aangeschreven om de adresgegevens
te controleren. Wij doen dit mede omdat de voorbereidingen
voor het maken van het Diergeneeskundig Jaarboek van

2006 in volle gang zijn.

leder jaar doen wij ons uiterste best om voor u een zo accu-
raat mogelijk jaarboek te maken. Daarvoor moeten wij kun-
nen beschikken over actuele adresgegevens. Uw medewer-
king daarbij is onontbeerlijk!

Wat vragen wij u?

U heeft van de KNMvD een brief of een e-mail gekregen met
daarin uw gegevens zoals die bij de KNMvD bekend zijn.
Als de gegevens juist zijn, hoeft u niets te doen. Als er wijzi-
gingen zijn, vernemen wij dat graag. Wellicht heeft u deze
brief of e-mail al teruggestuurd, maar mocht dat niet het ge-
val zijn, verzoeken wij u vriendelijk om dit alsnog deze week
te doen. Wij kunnen de correcte gegevens dan nog meene-
men in het Diergeneeskundig Jaarboek van 2006. Als u geen
brief of e-mail heeft ontvangen, neemt u dan contact op met
onze ledenadministratie, tel: 030-6348900.

Deadline*)

maandag
maandag
maandag
maandag

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Ol-Ol-2006
15-01-2006
01-02-2006
15-02-2006

05-12-2005
27-12-2005
16-01-2006
30-01-2006

") Voono.00 uur \'s morgens.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Coppes, Mevr. S.C.M.G.W.; Gent 2005 ; 6617
AH Bergharen; Grotestraat 23.
Laet, Mevr. C.P.M. dc; Gent 2004; 4613 BA
Bergen op Zoom; Halsterseweg 116.
Lange, Mevr. T. de; 2005; 3981 XH Bunnik;
Van Riemsdijkgaarde 40.
Reenen, Mevr. E.M.G. van; 2005; 3512 CP
Utrecht; Ridderschapstraat 8 bis A.

Vervoort, Mevr. N.M.H.; Gent 2005; 5293 AD Gemonde; Lariestraat 29 A.
Viloria Alebesque, Mevr. A.I.; Zaragoza 1996; 2135 TS Hoofddorp; Rosa
Spierstraat 141.

Vries, F.RW. dc; 1986; 8112 BB Nieuw Heeten; De Hoeve.
Wildenberg, Mevr. A.; 2005; 5061 WE Oisterwijk; Majoraan 37.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heefl het bestuur aangenomen:

Breukelman, Mevr. S.R; 2002; 2282 LA Rijswijk; Populierlaan 91.
Gaag-Knipscheer, Mevr. A.E.R van der; 2003; 3523 AW Utrecht;
Topaaslaan 36-llL

Hermans, Mevr. J.M.; Gent 2005; 2719 TV Zoetermeer; Albast 23.
Mik, Mevr. E. van der; 2004; 7412 TV Deventer; Frans Halsstraat 46.
Niemeijer, mevr. W.R.; Gent 2005; 3297 BB Puttershoek; Kastanjelaan 20.
Tijssens, mevr. G.M.; 2004; 6836 VA Arnhem; Simon Vestdijksingel 51.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

AH, TH.

Andriesse, Mevr. A.J.
Asbroek, Mevr. E.E.M. ten
Baeke, R.C.M.
Bakker, Mevr. J.
Bakker, J.J.
Beekhuis, Mevr. L.
Berendsen, Mevr N.
Boerboom, T.B.B.
Bosman, Mevr A.B.
Bout, M.F.P.M. de
Brink, Mevr. K..M.J.A. van den
Buhrmann, Mevr. L.M.
Busscher, Mevr. J.F.
Dijkshoorn, Mevr A.
Dis, Mevr. R.M. van
Dolk, Mevr. M.A.

Personal!

-ocr page 469-

Einmahl. Mevr. N.

Franken. Mevr. N.D.

Geld Mevr. l.B.R.L. van der

Gerrits, B.W.M.

Geurts, B.W.H.

Graat, R.M.

Groot, Mevr. F.L. de

Groot, Mevr. S.

Haan, Mevr. C. de

Heiligenberg, Mevr. M.M. van den

Hoornstra, B.

Hopman, Mevr. N.E.M.

Klijn Velderman, C.D.

Kroese, Mevr. E.E.

Kuijer, Mevr. S.

Kuijten, Mevr. A.M.

Lemmens, Mevr. A.M.H.

Lemmens, Mevr. S.

Lith, Mevr. H.

Marrewijk, A.V. van

Meijers, Mevr. T.

Metekohy, Mevr. C.A.M.

Mije. Mevr. l.C. van der

Mourik, Mevr. S.F.

Oor, Mevr. S.A.

Oudendijk, Mevr. A.M.

Rauw, mevr. J.A.

Reeuwijk, Mevr. F.E.

Reuvers, Mevr. K.

Rijn, Mevr. S.J. van

Rooijendijk. Mevr. J.G.A.

Schoot, F.H.M.

Schrama. Mevr. S.E.A.

Suijkerbuijk, F.J.

Verborg, Mevr. S.

Vink, M.C.

Willemse, B.R.

Winkel, W.H.H. van de

Winnemuller, mevr. H.B.

Wisse, RC.

Wolters, J.J.

Woudenbergh, L.J.

Zander, S.A.L.

Voor het dierenartsenexamen van 4 november 2005 zijn geslaagd:

Bolhuis, Mevr. C.J.
Bontekoning, Mevr. B.
Burink, Mevr. E.M.G.
Cocq, Mevr. R de
Gastel. A.C.T.M. van
Ingen, Mevr. M. van

Krabbenborg, Mevr. A.M.
Krimpen, Mevr. M.H. van
Lange, Mevr. T. de
Leij, J.T. van der
Oorburg, D.

Oorschot, Mevr. C.M.E.
Ruardi, Mevr. E.
Stolk, R.R

Overlijdensberichten:

Op 9 oktober 2005 RU. Koopmans te Langweer.
Op 9 november 2005 H.C.C.M. Meens te Meijel.

Mutaties:

Backx, Mevr. A.; 2003; 3511 PH Utrecht; Oudegracht 395-T; tel.
privé mobiel: 06-26726384;
E-mail privé: anoek.backx@gmail.com.-. SIC
Veterinaire Micrbiologic CIDC Lelystad; tel. bur.: 0320-238404; fax
bun: 0320-238153; E-maii bur.:
anoek.hackx@wur.nl.

Bax, A.G.W.; 1977; 7778 HC Loozen; Bouwhuisweg 3; tel. privé:
0524-560775;
tel. privé mobiel: 06-51062678; E-mail privé:
haxhoetink@tiscali.nl.-, d.

Bolhuis, Mevr. C.J.; 2005; 3571 PV Utrecht; Fruinplantsoen 89;
E-mail privé:
cholliuis@hotmail.com.; d.

*Bontekoning, Mevr. B.; 2005; 7316 BH Apeldoorn;
T.Noltheniuslaan 18; tel. privé: 055-5786436; d.

Breukelman, Mevr. S.R; 2002; 2282 LA Rijswijk; Populieriaan 91; tel.
privé: 070-3300810; E-mail privé:
breuk.spaan@casema.nl.-, medew. bij
J.C.M. Blokdijk, H.J. v.d. Kamp en H.W. Wagenaar; tel. prakt.: 010-
5920696; fax prakt.: 010-5922499;
(toev. als lid)

*Burink, Mevr. E.M.G.; 2005; 7512 CB Enschede; Kuipersdijk
61; tel. privé: 053-4300880; d.

Cocq, Mevr. P. de ; 2005 ; 5467 JX Veghel; De Bunders 92 ; tel.
privé mobiel: 06-14183813; E-mail privé : cdfC« hasdb.nl; docent HAS
Den Bosch ; tel. bur.: 073-6923782; fav bur.: 073-6923699; E-mail bur.:
hasdh@Jiasdb.nl.; d.

Empelen-van Ee, Mevr. N. van; 2003; 3825 JW Amersfoort;
Uithuizerpolder 12; tel. privé: 033-4633492; tel. privé tnobiel: 06-
42115794; E-mail privé:
n.vanee@planet.nl.-, geass. met Mevr. A.F.H.
Velthuyse; tel. prakt.: 020-6443089; Ë-mail prakt.:
dierenkUniekhuiten
velderKfl hetnet.nl.

Gaag-Knipscheer, Mevr. A.E.R van der; 2003; 3523 AW Utrecht;
Topaaslaan 36-111; tel. privé: 030-2522575; E-mail privé:
aknipscheer@holmail.com.-. medew. bij J.G. van Spanje; tel. prakt.: 030-
2250707; fax prakt.: 030-2516932;
(toev. als lid)

Gastel, A.C.T.M. van; 2005; 3531 CN Utrecht; Laurens
Reaalstraat 4; tel. privé: 030-2800447; E-mail privé:
svgastel@
yahoo.com.;
d.

»Janssen, Prof J.; 1958; 8300 Knokke België; Elizabethlaan 31; tel.
privé: 00-32-50-348758; E-mail privé:
Janenanl3@hotmail.com.-, Oud
Raadsadviseur Europese Commissie te Brussel.

Hekerman, M.TJ.; 1987; 5725 RG Heusen (Gem. Asten);

CEVA Santé Animale B.v. Naaldwijk, NL

I VA TeL 017/^-6« 930, Fax oi7ii-6«92/i

DAR® Spray houdt reisangst in de h
heel natuurlijk.

• reisziekte is een veelvoorkomend probleem;
wat de precieze oorzaak ook is, het is onprettig en belastend voor hond en eigenaar

• Dog Appeasing Pheromone werkt geruststellend in deze situaties;
de hond Is ontspannen en zelfverzekerd

• D.A.P.® Spray kan worden gebruikt in de auto, de bench,
het hok. op kussens en in de kennels BOOmer Vfnclt relZCn

weer leuk...

V SANTE ANIMALE E-mail:cevanl®ceva.com

www.ceva.com

-ocr page 470-

Meijelseweg 39; tel. privé: 0493-565165; tel. privé mobiel: 06-23298390;
fax privé: 0493-565177; E-mail privé :
info@equineembryoser\\\'ice.com.\\
ondernemer Equine Embryo Service ; tel. prakt. : 0493-565165 ; fax
prakt. : 0493-565177 ; E-mail prakt. :
infoQtequineembiyoservice.com.

»Herenius, mevr C.J.J. ; 2005 ; 3581 KD \' Utrecht ; Van
Hogendorpstraat 16 ; tel. privé: 030-2513723;
tel. privé mobiel: 06-
41813218; E-mail privé:
cheremus(fi hotmaU.com.

Hermans, Mevr. J.M.; gent 2005; 2719TV Zoetermeer; Albast 23; tel.
privé: 079-3621239; E-mail privé:
joseptnnehermans@hotmail.com.
(toev. al$ lid)

Hoofd, Mevr. M.M. van \'t; 2004; 3981 GA Bunnik; J.E Kennedylaan
19; tel. privé: 030-2334415;
tel. privé mobiel: 06-13526057; E-mail privé:
manine_vet@hotmail.com.-, medew. bij N.A. Dijkshoorn; tel. prakt.:
030-6954264; fax prakt.: 030-695004.

Ingen, Mevr. M. van; 2005; 3571 AR Utrecht; Frits Coerslaan 54;
tel. privé: 030-2715866; E-mail privé:
riavaningen@hotniail.com.\\ d.

*Krabbenborg, Mevr. A.M.; 2005; 7263 SN Mariënvelde;
Strankkampweg 6; tel. privé: 0544-351539; d.

Krimpen, Mevr. M.H. van; 2005; 5281TN Boxtel; Glasvenseweg 2;
E-mail privé:
m_van_krimpen(a Jtotmail.com.-, d.

Laan, Mevr T.T.J.M.; 1996, U-2005; 6621 BN Dreumel; Hogeweg32;
tel. privé: 0487-570870;
E-mail privé: t.laan(a:delingehoeve.nt.\\ medew.
bij A. Beekhuis, H.E. Bergman, A.J. Hof, J.J. Pouwer, H. van der Veen en P.
Vv\'iemer; tel. prakt.: 0488-482900; fax prakt.: 0488-481355; E-mail prakt.:
info@delingehoeve.nl.

Lange, Mevr.T. de; 2005; 3981 XH Bunnik; Van Riemsdijkgaarde
40; tel. privé: 030-6563923; tel. privé mobiel: 06-11353466; E-mail
privé: thamar1979(a hotmail.com.; d.

Leeuw van Weenen, A. de; 1969; 113/62 SOI 7,Anupmas GolfVille,
Kathu; Phuket 83120; Thailand; tel. privé: 00-66-76-323658; tel. privé
mobiel: 00-66-10898815; r.d.

Leij, J.T. van der; 2005; 2011 RE Haarlem; Smedestraat 11 g; tel.
privé mobiel: 06-14684502; E-mail privé:
tjesse76(â,hotmail.coni.-, d.

Meiman, Mevr. C.A.; 2003; 3404 GP IJsselstein; Jan de Beyerstraat 7;
tel. privé: 030-6963577;
medew. bij F.M.A. de Grauw; tel. prakt.: 079-
3624068; fax prakt.: 079-3624069 en medew. bij J. in \'t Veld en Mevr.
A.G. in \'t Veld-Gotink; tel. prakt.: 079-3314926; E-mail prakt.:
Jap.vetdCtt planet.nl.

Mevissen, Mevr. S.EJ.; 2005; 6431 TE Hoensbrock; Demstraat 10 F;
tel. privé: 06-36102115; tel. privé mobiel: 06-42106086; E-mail privé:
.\'iuzannemevi.ssen@home.nl.

Mik, Mevr. E. van der; 2004; 7412 TV Deventer; Frans Halsstraat 46;
tel. privé: 0570-600259; E-mail privé:
e_van_der_mik@holmail.com.\\
medew. bij A. Baas, A.C.M. van Hcuven van K.ats, H.S. Kooi, E.(i. Kwant
en H. Pott; tel. prakt.: 0570-653000: fax prakt.: 0570-658225; E-mail prakt.:
injo@dierenkliniekdeventer.nl.\\ (toev. als lid)

\'Niemcijer. Mevr. W.R.; Gent 2005; 3297 BB Putterhoek; Kastanjelaan
20: tel. privé: 078-6762701; tel. privé mobiel: 06-11058155; E-mail privé:
roosvet@hotmail.com.\', (toev. als lid)

Oorburg, D.; 2005; 3584 DD Utrecht; Cambridgclaan 447; tel.
privé: 030-2109222; E-mail privé:
derk(ahrr-tup.nl.\\ d.

Oorschot, Mevr C.M.E. van; 2005; 3572 GB Utrecht;
Zandhofsestraat 51; tel. privé mobiel: 06-41431625; E-mail privé:
tinekevanoorschotdiïhotmail.com.-, d.

*Peijnenburg, M.J.; 2002; 5688 JD Spoordonk; Beerseveld 20; tel.
privé mobiel: 06-22408748;
E-mail privé: tiespeijnenburg@hotmail.com.\',
medew. bij G.C. Charpentier, Mevr. L.M. Dehaes, J.W. Eshuis, A.M. van
Gestel, J.L.J. Koebrugge, J.A.M. Vermeer en H.J.H. van Wijk; tel. prakt.:
013-5042402; fax prakt.: 013-5042302; E-mail prakt.:
dapdie@wxs.nl.

Regouin, J.L.M.; 1971; 3930 Achel België ; Molendijk 44 ; tel. privé:
00-32-653432006; tel. privé mobiel: 00-32-11802410.

Rosenveldt, Mevr. K.W. ; 2001 ; 2286 MD Rijswijk; Burg. Coehiuslaan
10; tel. privé: 070-3360150; E-mail privé :
axelenkarin@wanadoo.nl.; p.,
gezelschaps.d. ; tel. prakt. : 070-3908908 ; fax prakt. : 070-4140594.

Ruard, Mevr. E.; 2005; 3818 WC Amersfoort; Huijgenlaan 34; tel.
privé: 033-4634737; E-mail privé:
e.ruardi(a:.students.uu.nl.\\ d.

Sparenburg, Mevr.A.E.; 1999; 6904 ND Zevenaar; Adenauerstraat 13;
tel. privé mobiel: 06-40902185; E-mail privé:
astrid.sparenhurg@chelIo.nl.

Schouten, G.J.; 1968; 2401 LB Alphen a/d Rijn; Oudshoornseweg 58;
tel. privé mobiel: 06-51251692; Directeur Juridisch Diergeneeskundig
Advies Praktijk; tel. prakt.: 06-51251692; E-mail prakt.:
gj.schouten@wanadoo. nl.

Stolk, R.P.; 2005; 3142 CH Maassluis; Noordvliet 21 Rood; E-mail
privé:
ron(aanimalprints.nl.\', d.

Swinkels, J.M.; 1990; 1463 PJ Noordbeemster; Noorddijk 23; tel.
privé: 0299-690850; fax privé: 0299-690849; E-mail privé:
swinkels@
innovel.nl.\',
d. bij Intervet Int. BV.; tel. bun: 0485-585302; fax bur.: 0485-
587643; E-mail bur.:
jantijn.swinkeh@Jntervet.coni.

Tijssens, Mevr. G.M.; 2004; 6836 VA Arnhem; Simon Vestdijksingel
51; tel. privé: 026-3644565; E-mail privé:
moss@ho.smar.nl.\', medew. bij
R.A. Jassies, Mevr. E.J. Kiemeneij, S.W. Schukking en EG.M. Smeur; tel.
prakt.: 0317-412432; fax prakt.: 0317-426400; E-mail prakt.:
injb@
kortenoord.com.\',
(toev. als lid)

Velthuyse, Mevr A.FH.; 2003; 1082 AR Amsterdam; Van
Boshuizenstraat 423; tel. privé mobiel: 06-24223485;
E-mail privé:
vellhuyse@zonnet.nl.; geass. met Mevr. N. van Empelen-van Ee; tel. prakt.:
020-6443089; E-mail prakt.:
dierenknniekhuitenvelderKahetnet.nl.

Verdoes, Mevr P ; 2005; 2597 JD Den Haag; Waalsdorperweg 74;
tel. privé mobiel: 06-52451023; E-tnail privé: patriciaverdoes
@holmail.com.

Voermans, J.J.M.; 1979; 6866 NJ Heelsum; Annaweg 5; tel. privé:
0317-319060; E-mail privé:
info@duvenn.nl.; p., gezelschapsd.; tel.
prakt.: 045-5315292; fax prakt.: 045-5321180; E-mail prakt.:
info(d)
dierenkliniekstrijthagen.nl.

December

6 Vergadering en Wetenschappelijke bijeen-
komst Groep Pluimveewetenschappen.
Aanvang: 13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem

7 Workshop Management, Marketing &
Communicatie voor Dierenartsen. Cursus-
leider: Drs. Rein Denekamp (Management
Consult en WUR) en Dr ir Frans Verhees
(WUR). Locatie: Wageningen Kosten 495
euro. Meer informatie op;
www.wur.nl/wbs

13 Klinische seminars Royal Canin \'Lever-
aandoeningen en Incontinentie\' Locatie:
Hotel van der Valk, Schiphol
Bles congres: Orthopedisch onderzoek in beeld. Kosten 120 euro
(incl. BTW). Locatie: De Reehorst, Ede. Meer informatie:
administratie@delingehoeve.nl

15

2006
januari

22-26 9e World Equine Veterinary International Congress gehouden in
Marrakech (Marokko). Informatie:
www.weva2006.ma.
Inlichtingen, reisarrangement en inschrijfformulier via Frans
Sluyters, Jeroen Boschlaan 7,5056 CV Berkel-Enschot, tel. (06) 212
35 610, e-mail:
fsluyter.s@home.nl.

Congressen & Symposia

Februari

11-12 Oncologisch treffen 2006: Hoofd- cn Halstumorcn bij Hond en Kat.
Locatie: Kontact der Kontinenten te Soesterberg. Meer informatie:
www.kankerbijdieren.nl

15 Bayer HealthCare Animal Health, Symposium Noord- en Midden
Nederiand, aanvang 14:00 uur

22 Bayer HealthCare Animal Health, Symposium Zuid-Nederland, aan-
vang 14:00 uur

25-4/3 2"" World Veterinary Orthopaedic Congress hosted by World Veterinary
Orthopedic Society. Information:
www.vo.sdvm.org/wvoc/index.hlml.

Maart

14 Vergadering en Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluimvee-
wetenschappen. Aanvang 13.45 uur, Mercure Hotel Arnhem.

17 18 3rd European Equine Health & Nutrition Congress\'. Locatie: Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit Gent, België. Meer informatie
over dit congres kunt u vinden op de congreswebsite:
http://wwwequine-congress.com. Registratieformulieren kunnen wor-
den gedownload van deze website.

18-22 73d Conference of The American Animal Hospital Association 2006.
Long Beach California
(■t^\'ww.aahanet.org). Inlichtingen: Frans
Sluyters,
e-maW. fsluyters@home.nl

April

12

Symposium \'Uiergezondheid een kwestie van aandacht? Dit sympo-
sium als afronding van ons project: Practici en Pfizer samen de boer op

-ocr page 471-

met uiergezondheid. De hele kolom in de melkproductie komt aan de
orde. Locatie: Hart van Holland, Nijkerk. Tijd: 09.30 tot 16.30 uur.

20-22 Voorjaansdagcn 2006. Internationaal gezelschapsdieren- en paarden-
congres. Locatie: RAI-congrescentrum Amsterdam. Informatie:
WHW. voorjaarsdagen.oi-g

Mei

13-21
19

Week van het Huisdier in het teken van : \'Huisdier & Kind\'.
Fourth Conference of the Dutch Society for Wildlife Health (DSWH).
Location: National Institute for Public Health and the Environment
(RIVM). Conference registration:
mgh-secretariaat@rivm.nL For in-
formation:
www.dutchwildlifè.nl

Juni

13

Vergadering en Wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluim-
veewetenschappen. Aanvang 13.45 uur. Mercure Hotel Arnhem.
19-24 Dentistry II, Luxembourg
{wH\'w.esavs.org)
26 -1 juli Oral Surgery, Luxembourg (www.esavs.org)

juli

9 Diagnostic Ultrasound 1. Berne, Switzerland (www.esavs.org)
10-14 Endoscopy, Bmo, Czech Republic (K-ww.esavs.org)
24 July - 4 august Dermatology I, Vienna, Austria (www.esavs.org)

Augustus

18-Dermatology II, Vienna, Austria (www.esavs.org)
28-8 sept Ophthalmology I, London/United Kingdom (wwv.\'.esavs.org)

September

4-8 Feline Medicine & Surgery II, Zurich, Switzerland (www.esavs.org)
7-9 21e annual congress of the ESVD-ECVD on Veterinary Dematology
Li.sbon, Portugal,
(www.esvd.org)

(incl. BTW). Meer informatie: nvzutphen@royalcanin.nl of Royal
Canin dierenartsenbezoekers.

21 Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking
met Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr. P. Mandigers en Dr P
Overgaauw. Locatie: Van der Valk Nieuwerkerk aan de Ussel. Kosten
euro 55,00 (incl. BTW). Meer informatie:
nvzutphen@royalcanin.nl
of Royal Canin dierenartsenbezoekers.

13

14

15

Vergaderingen & Bipeenkomsten"

December

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang;
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg
11,5056 PP Berkel-Enschot.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang:
20.15 uur Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport,
Oudehaagseweg 20, 1066 BW Amsterdam.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65, 8441 AC
Heerenveen.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit I.
Aanvang: 20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros,
Bosscheweg 11, 5056 PP Berkel-Enschot.

Vergadering Groep Pluimveewetenschappen. Aanvang 13.45 uur
Plaats: Mercure Hotel Arnhem.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit 1.
Aanvang: 14.00 uur. Locatie: AC Restaurant De Meern, Meerndijk
59, 34564 HP Dc Meern.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Schaap/Geit I.
Aanvang: 14.00 uur. Locatie: Hajé Hotel Heerenveen, Schans 65,
8441 AC Heerenveen.

tURSUSSEN

December

15 Cursus natuurlijk hocfbekappen. Dierenartsenpraktijk Bio Mentor,
Broekhem 65, Valkenburg. Tijd: van 10.00 tot 16.00 uur.
Cursusleider: drs. W. de Leeuw, dierenarts. Deelname: maximaal vijf
personen. Kosten: 140 euro incl. lunch, drinken en .syllabus, excl.
materiaal; studenten 90 euro. Aanmelding: e-mail:
cursus@
biomentor.org
of telefonisch (043) 6011418. Meer inforiTiatic op:
M\'M\'H\'. hiontentor. org
8 en 9 Cursus "Agrarische bedrijfsadvisering: veehouderij, klaar voor de
toekomst?", Cursu.sleider: Dr.ir. H.W. Saatkamp. Locatie:
Wageningen. Kosten 895 euro. Meer informatie op:
www.wur.nl/wbs

2006

2006

Januari

3 Bestuursvergadering Groep Geneeskunde van het Rund. Aanvang:
19.45 uur. Locatie: KNMvD, Dc Molen 77 in Houten.

19 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg
11,5056 PP Bcrkel-Enschot.

24 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Varken II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v.,
Arnsbergstraat 7, 7418 AH Deventer.

24 ALV/Wetenschappclijkc vergadering/bestuursvergadering Groep
Geneeskunde van het Rund. Locatie: Faculteit der Diergeneeskunde.

Februari

14 Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Paard II. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros. Bosscheweg
1 1,5056 PP Berkel-Enschot.

Januari

19 Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking
met Merial cn Dier&Zorg. Docenten: Dr. P Mandigers, Dr P
Overgaauw. Locatie: Van der Valk Eindhoven. Kosten euro 55,00
(incl. BTW). Meer informatie:
nvzutphen@royalcanin.nl of Royal
Canin dierenartsenbezoekers.

Februari

2 Royal Canin, Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking
met Merial en Dier&Zorg, Docenten: Dr. P Mandigers en Dr. P
Overgaauw, Locatie: Van der Valk Drachten, Kosten euro 55,00
(incl. BTW) Meer informatie:
nvzutphen@royalcanin.nl of Royal
Canin dierenartsenbezoekers

7 Cursus \'Toegepaste Statistiek\'. Cursusleider Ir. S.L.G.E. Burgers
(Wageningen UR. Biometrics). Locatie: Wageningen. Kosten 2975
euro. Cursusdata: 7, 14 en 22 februari, 7, 14 en 21 Maart en 4 en 13
April 2006. Meer informatie op: www.wur.nl/wbs

14 Royal Canin, Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking
met Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr P Mandigers en Dr P
Overgaauw, Locatie: Van der Valk Apeldoorn, Kosten euro 55,00
(incl. BTW). Meer informatie:
nvzutphen@royalcanin.nl of Royal
Canin dierenartsenbezoekers.

Maart

1

11

23

Jaarlijkse bijeenkomst oud-inspecteurs. Locatie: KNMvD, De
Molen 77 in Houten.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang:
14.00 uur Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v.,
Arnsbergstraat 7, 7418 AH Deventer.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Mercure Hotel Amsterdam Airport,
Oudehaagseweg 20, 1066 BW Amsterdam.

Bestuursvergadering Groep Geneeskunde van het Rund. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 in Houten.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang:
20.15 uur. Locatie: Hotel Restaurant De Druiventros, Bosscheweg
11,5056 PP Berkel-Enschot.

Werkvergadering KNMvD/GD. Onderwerp: Rund III. Aanvang:
14.00 uur Locatie: Gezondheidsdienst voor Dieren b.v,
Arnsbergstraat 7, 7418 AH Deventer

Kattendag: Gedragsproblemen, kittenzorg en huidaandoeningen.
Georganiseerd door de Stichting FelCan. Toegang 15 euro.
Aanmelding: zie website
www.felcan.nl

Wetenschappelijke vergadering en bestuursvergadering Groep
Geneeskunde van het Rund. Locatie: Faculteit der Diergeneeskunde.

Maart

Royal Canin. Cursus voor dierenartsassistenten in samenwerking
met Merial en Dier&Zorg. Docenten: Dr P Mandigers en Dr. P
Overgaauw. Locatie: Van der Valk Breukelen. Kosten euro 55,00

April

27

Bestuursvergadering Groep Geneeskunde van het Rund. Locatie:
KNMvD, De Molen 77 in Houten.

-ocr page 472-

Diergeneeskundig Centrum Op d\'n DIek zoekt een:

dierenarts m/v

met ervaring in de rundveepraktijk. Werkzaamheden groten-
deels rundvee, van consultatieve praktijk tot volledige be-
drijfsbegeleiding. Hiernaast wordt verwacht dat de nieuwe
collega zonder problemen een gezelschapsdierenspreekuur
kan doen. Geboden wordt een baan in een gezonde stabiele
praktijk met goede toekomstmogelijkheden.

Reacties graag naar: Diergeneeskundig Centrum Op d\'n
Diek, ter attentie van de heer G. van Heeswijk, Parklaan 28,
6131 KH Sittard, telefoon: 046-4512417, e-mail:
info@
dierenarts-sittard.nl.

Ervaren dierenarts gezelschapsdieren

zoekt praktijk
ter overname

Graag telefonisch reageren: 06-21507111.

De Dierenartsenassociatie Rotterdam
behandelt uitsluitend gezelschapsdie-
ren op zes locaties in Rotterdam.
Momenteel zijn er zes dierenartsen en
vijftien assistentes werkzaam.

In verband met vermindering van
werkzaamheden van een van onze
dierenartsen zijn wij op zoek naar

een ervaren nieuwe collega m/v

De vacature betreft twee dagdelen op maandag (middag en
avond) en twee op vrijdag (ochtend en middag). In overleg zal
mogelijk extra werk gevraagd worden bij afwezigheid van een
van de andere dierenartsen. Daarnaast maken nachtdiensten
(één keer per twee weken) en weekenddiensten (circa zeven
keer per jaar) deel uit van de functie. Werkzaamheden vinden
plaats op twee locaties.

Gezien de aard van de werkzaamheden wordt van de nieuwe col-
lega een hoge mate van zelfstandig werken gevraagd, waardoor
wij ervaring (circa één a twee jaar?) belangrijk vinden.

Inlichtingen over bovengenoemde vacature kunt u vragen bij
dierenarts Hetty Smit, telefoon 010-4557410.

Belangstellenden voor deze functie worden verzocht schrifte-
lijk ofvia e-mail te reageren.

Dierenartsenassociatie Rotterdam, ter attentie van C.P.J.
Smit, Ketelmeer 15,3068 KG Rotterdam.
E-mail: chrispjsmit@tiscali.nl

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze
nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medew/erkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» JUNIOR UNIVERSITAIR DOCENT DIERENARTS

Het departement Gezondheidszorg Landbouw/huisdieren van de faculteit der Diergeneeskunde zoekt een junior universitair
docent dierenarts. U gaat werken in het team dat verantwoordelijk is voor de onderwijsgebonden patiëntenzorg voor
herkauwers in de Buitenpraktijk van de faculteit. Uw taken bestaan voornamelijk uit het verzorgen van het onderwijs in het
uniforme co-schap. Avond- en weekenddiensten maken deel uit van uw werkzaamheden. U bent een enthousiaste en
ontwikkelingsgerichte dierenarts, liefst met praktijkervaring, die affiniteit heeft met overdracht van kennis en vaardigheden,
kansen ziet bij veranderingen en uitgedaagd wordt door een academische werkomgeving. Het salaris voor deze fulltime
functie bedraagt maximaal € 3.472,- bruto per maand.

Meer informatie: dr. W.D.J. Kremer, (030) 253 1235.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op WWW.UU.NL/VACATURES

fe B ^ Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 473-

T

kW

• Volledige foetale bescherming

• Jaarlijks 1 herhalingsvaccinatie

• Veilig in alle stadia van de cyclus

• Eenvoudig vaccinatieschema

• Verbetert de vruchtbaarheid

vr Ö-a"«««\'"
\\ cS^ch«"«

PregSure BVD: REG NL 10273 UDD. Geïnactiveerd Bovine Virus Dian-ee (BVD) vaccin. Indicatie: Voor de actieve immunisatie van
vrouweliil< rundvee ter preventie van transplacentaire infectie met BVDV type I en de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren met
BVDV type I. Samenstelling: Geïnactiveerd BVD type I virus, cytopatfiogeen, stam 5960. Adjuvans: Procision® A. Vaccinatieprogramma:
Basisimmunisatie: 2 doses van 2 ml (SC) met een interval van 3 weken: Herhalingsvaccinatie: Jaarlijks één enkele injectie.
Kanalisatiestatus: UDD, mag uitsluitend door een dierenarts worden toegediend. Overige informatie: zie bijsluiter.

Pfizer Animal Health

Visie op gezondheid

-ocr page 474-

Mastitis? Rllexine 200 LC!

r

WachttVm

84uurvoordeme\\K^

1dagvoordes\\acm.

WACHTTERMIjNEN:

Melk: 96 uur na de laar

Slacht: 7 dagen na de la

RILEXINE 200 LC:

WACHTTIJD MELK

3 dagen

WACHTTIJD = GELD

Met Rilexine 200 LC is de wachttijd slechts 2 dagen. Dit
betekent een enorme besparing op de behandelingskosten.

Uniek pootbandje attendeert op de (korte) wachttijd,
derhalve minder risico.

Verspil niet meer melk, en dus geld, dan nodig is.
Vraag uw dierenarts naar Rilexine 200 LC.

NIEUW!

Uniek pootbandje

ide wachttijd

Bfinnr

Rilexine 200

Lactating Cow

ANIMAL HEALTH

www.virbac.nl

RILEXINE 200 LC diergeneesmiddel REG NL 9348 SAMENSTELLING per 10 ml suspensie : Cefalexine-monohydraat. Overeenkomend met 200 mg cefalexine. INDICATIES Klinische mastitis bij melkgevende runderen, vero
door voor cefalexine gevoelige stammen van Staphylococcus aureus, Streptococcus Agalactiae, Streptococcus Uberis, Streptococcus Dysgalactiae en E. coli. CONTRA-iNOICATIES Overgevoeligheid voor cefalosporinen. E
KINGEN Geen. DOSERING EN TOEDIENINGSWIJZE 1 injector per afWijkend kwartier. Toedienen na het melken. De behandeling iedere 12 uur herhalen gedurende 2 dagen. WACHTTIJD Melk : 2 dagen. Slacht: 6 dagen
ALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR DEGENE DIE HET MIDDEL TOEDIENT In verband met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handsc
SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bewaren beneden 25 °C. Niet in de koelkast of vriezer bewaren. Bewaren in de originele verpakking. KANAUSATIE UDA
Voor meer informatie VIRBAC NEDERLAND B.V. Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342 - 427 127. Fax: 0342 - 490 164. lnfo@virbac.nl