-ocr page 1-

1 Januari
2000

^ Deel

issn 0040-7453

125

Aflevering
1

j

TlJDSCh^RI
Diergeneesku^

Wetenschap

Sero-surveillance van veewetziekten
bij wilde zwijnen in Nederland

Operatieve verwijdering blaassteen via
urethro-sfincterotomie bij een pony-merrie

Actua

2000 Hoogtepunten
Voeding van kritieke patiënten

KNMvD

Aanpassing adviessalarissen dieren-
artsen-medewerkers
\\

Aanpassing Rechtspositieregeling en
Pensioenregeling dierenartsassistenten

Ziektekostenpremies onder druk en zelf-
standigen in het ziekenfonds

Groep Groot Dagen 1999
Kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

universiteitsbibliotheek utrecht

3223 541 2

-ocr page 2-

ECONOR^: HET NIEUWE
ANTIBIOTICUM VOOR VARKENS

EFFECTIEF TEGEN VARKENSDYSENTERIE
PREVENTIEF EN
CU

• Voorkomt en behandelf
varkensdysenterie

• Een premix voor door het voer

• Wachttermijn: 1 dag voor Econor 1%
en 4 dagen voor Econor 10%

• Met minder antibioticum een beter resultaat

NOVARTIS

l^\'^TSïJ^ geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland"^N
E i^ovartis Agro Benelux, Animal Health Sector, Stepvelden 10 ^

NL-4704 RM Roosendaal, Nederland. Website: www.novartis.com

BEL VOOR EEN INFORMATIEPAKKET: (NL) 0165 574 805 - (B) 02 4632390

TEGEN SPIROCHAETEN EN MYCOPLASMAS

ECONOR 1%8,10%

Wnslelling: Bevot Valnemulin-hydrochloride 10 65 mg/g (ECONOR 1%) of 106,5 mg/g (ECONOR 10%) FarmaceuHsche vorm: Gemedicineerd voormengsel
voor gemedicineerd voeder
Diersoort: Vorken. Indicaties: voor de behandeling en preventie von varkensdysenterie (ECONOR 1 % en ECONOR 10%)
Voor de behandeling en preventie van enzoölische vorkenspneumonie (ECONOR 10%). Bij de aangegeven dosis von 10-12 mg/kg lichaamsgewicht zijn er
minder longlaesies en is er minder gewichtsverlies, doch de Mycoplasma hyopneumonioe infectie wordt niel geweerd.
ConIra-indicaHes: Niel toedienen aan
varkens die lonotore onlibiotica toegediend krijgen. Volnemulin mag niet worden toegediend aan konijnen, vanwege de loxiciteil voor deze diersoort
Bijwerlcingen: In zeldzame gevo len kan er bij varkens na toediening van Econor sprake zijn van een peri<inaal erytheem of mild huidoedeem Als deraeliike
tekenen zich voordoen, moet ol het ontibiolicumhoudend voer onmiddellijk worden weggenomen, het dier moet worden overgebracht noar een schone en droqe
omgeving en dient een aongepasie oridersteunende symplomolische behandeling te worden ingesteld. Econor wordt goed geaccepteerd in het voer, maar bij
concentraties van meer don 200 ppin kon gedurende de eerste dagen een tijdelijke, met de dosis samenhangende vermindering von de voerconsumptie
optreden^, omdat hel voer onsmakelijk wordt.
Dosering en wijze von toediening Econor 1% en 10%: Behandeling van varkensdysenterie: De dosis bedraagt
J,0 - 4,0 mg/kg lichaamsgewicht per dog. Preventie von vorkensdysenlerie: De streeldosis bedraagt 1,0 ■ 1,5 mg/kg lichaamsgewicht en dient maximaal
nrilw^^® k 3 \' , fn™, O®" en «ijze von toediening Econor 10%: Behandeling en preventie van enzoölische vorkenspneumonie:
De streetdos^ bedraagt 10 - 12 rng/kg lichaamsgewicht per dog.
WachtHjd: Econor l%.ldag-Wachttijd: Econor 10%-4 dogen. Verpokking: Econor l%-2 5 kq

F^r/Ç^os/^m\'/mo Biochemiestrosse 10, A-6250 Kundl. Registratienummers: Econor
IU/O-CU/z/Yö/u lu/uuy-tconor I /o-tU/2/98/010/005, Afleverina voor Nederland: UDA. Afleverina voor Belaië* nn HiompnPAtitiinrJin

ili

WM

-ocr page 3-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 1,1 januari 2000

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Sero-surveillance van veewetziekten bij wilde zwijnen in Nederland; L.J.M. Dekkers en
A.R.W. Eibers
 2

Uit en voor de praktijk

Operatieve verwijdering van een blaassteen via urethro-sfincterotomie bij een pony-merrie;
A. Ros 5

Wetenschap

Boekbespreking
Vraag en antwoord

2000 Hoogtepunten

Dr. Jeanette Donker-Voet: eerste vrouwelijke dierenarts in Nederland; I. van der Gaag

Berichten en verslagen

Voeding van kritieke patiijnten; J. Hulsen

Tentoonstelling Beestenspul in Museum Boerhaave

Huisartsen en dierenartsen bundelen hun krachten; J.P.A.M. van den Bergh

Commissie Bevordering Diergeneeskunde en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek

Cahier 3 Veterinair Historisch Genootschap

Uitbreiding routine PRRS-antigeen-diagnostiek

Bestuur Movir blijft streven naar behoud verenigingskarakter

Oproep paarden met sarcoïden

Ingezonden

Slappendel;5. Minnema

Discussie regulier/alternatief van alle tijden; J. Jacobs

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek
RW-Column

Congressen en cursussen

Studentenreferaten

Actua

lO

13
M
\'4
M
H
15
15

15

16

Referaten

\\ WALTHAM

Praktijkgerichte, klinische avonden

Dinsdag 25 januari - Eindhoven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

en tumoren

Postbus 313, 3770 AH Bameveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. yirbac

reno<njyvU,\'fe. vm^ dU^

Virbac Nederland bv

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. TJ. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijl<e redactie

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. G.M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W.F.G.L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W.A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Ufrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)

Prof dr. J.G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J.F.M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A.D.M.E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E.J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P.F.G.M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G.C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L.F.M. van Zutphen (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14Ü31.3.508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschriftfeknmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesliunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-Icden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenart.sen wordt vast-
gesteld door het 1 loofdbestuur.

Postgiro/banl<

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Drul(

Dnikkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerlcers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T.W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

KNMvD

In memoriam

J. Bruins; W.J.L. Lusinkett M. Nicolay 22

Maatschappijnieuws

Toekomstperspectief; T. de Ruijter 23

Aanpassing adviessalarissen voor dierenartsen-medewerkers per 1 januari 2000;

mw. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess 24

Aanpassing Rechtspositieregeling voor dierenartsassistenten per 1 januari 2000;

mw. M.C. van Ooslrum-Schutirman Hess 25

Aanpassing Pensioenregeling voor dierenartsassistenten met ingang van 1 januari 2000;

mw. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess 25

Ziektekostenpremies onder druk en zelfstandigen in het ziekenfonds 26

Gruys ontvangt Geschenk ter Onderscheiding 27

Indexcijfers 27

Verslag Groep Groot Dagen 1999; Kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit; mw. L.C. van Lieshout 28

Problematiek grote grazers in natuurgebieden; brief aan staatssecretaris LNV en vaste

cominissie voor Landbouw 33

Personalia 34

Doorlopende agenda 35

Contents

Original papers

Sero-surveillance of notifiable diseases in wild boar in the Netherlands; LJ.M. Dekkers,
andA.R.W. Eibers
 2

The veterinary scene

Urethrostomy for delivery of a cystic calculus in a female pony; A. Ros 5

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veierinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

»

KNMvD

-ocr page 5-

Nieuw millennium, nieuwe eeuw, nieuw decennium,
nieuwe jaargang, nieuwe cover...

Als redactielid hoop ik niet dat het allemaal teveel \'nieuw\' in een keer voor u wordt met deze eerste editie van de
125ste jaargang van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in het nieuwe millennium. In dit voonx\'oord tracht ik
slechts enkele bespiegelingen te geven over de nabije toekomst.

Sinds 1992 bent u aan een ander formaat en cover van het TvD gewend geraakt. Door wijziging van het logo van
de KNMvD diende ook het logo op de cover van het TvD aangepast te worden. Zie hier het resultaat dat een meer-
derheid van de redactie heeft goedgekeurd om het TvD te sieren. Collega Vrieselaar is veel dank verschuldigd
voor het ontwerpen van een grote serie van proefcovers. Jammer dat de redactie haar keuze moest beperken.

De 125ste jaargang, een lustrumjaargang, vraagt om iets speciaals. De redactie buigt zich hier nog over. De moge-
lijkheid het TvD in de toekomst via elektronische weg te ontvangen, vormt een nieuwe uitdaging; kansen en risico \'s
dienen afgewogen te worden. Kostbare kleurendruk-illustraties en zelfs video-opnamen kunnen dan op goedkope
wijze door u worden gedownload.

Elke jaargang op een klein paars schijfje spaart veel kastruimte.

Bij een voortschrijdende integratie van de Europese Unie zal mogelijk ook de overlevingskans van een gedrukte
vorm van het TvD, bestemd voor het kleine Nederlands/Vlaamse taalgebied, onder druk komen te staan.
Elektronische edities zijn dan mogelijk een optie om het TvD te laten voortbestaan. Een andere optie zou kunnen
zijn dat er een nieuw Europees Veterinair tijdschrift ontstaat voor alle E U-landen, een European Veterinary
Journal met lokale edities.

Diergeneeskundige ontwikkelingen in een nieuw millennium: de antibiotica die voor de ontwikkeling van de tno-
derne en grootschalige dierhouderij de laatste 30 jaar van essentieel belang was, zal in toenemende mate worden
verboden en gelimiteerd.

De toepassingsmogelijkheden van anti-sera en vaccins krijgen in de internationale regelgeving voor dierziekten-
bestrijding slechts een spaarzame rol toebedeeld.

Door de snelle ontwikkelingen op gen-technologisch gebied zal er meer en meer gezocht gaan worden naar gen-
markers welke tnet resistentie voor bepaalde ziekten samengaan. Nu reeds kunnen varkens worden gefokt die resi-
stent zijn tegen oedeemziekte ten gevolge van E. coli F18.

Het zoeken naar gen-markers die resistentie tegen onder andere varkenspest en mond- en klauwzeer kunnen bie-
den, kan van grote betekenis zijn voor het afwenden van ziektecatastrofes in de dierlijke productie.

Dr. M.F. de Jong

-ocr page 6-

Wetenschap

Sero-surveillance van veewetziekten bij wilde zwijnen in
Nederland

SAMENVATTING

Gedurende het jachtseizoen in de periode 1996-1999 zijn
bloedmonsters verzameld van wilde zwijnen die werden
geschoten in gebieden op de Veluwe en in \'de Roerstreek\'
in Midden-Limburg. Sera werden onderzocht op antili-
chamen tegen het klassieke varkenspestvirus, vesiculaire
varkensziekte (blaasjesziekte) virus, het virus van de
ziekte van Aujeszky en
Trichinella spiralis. De resultaten
van dit sero-surveillance systeem laten zien dat de betrok-
ken virussen ongewoon zijn in de wilde zwijnen-populatie
in Nederiand. Daarmee lijkt het erop dat infecties met
deze virussen in de wilde zwijnen-populatie geen belang-
rijke reservoir zijn in Nederland en daarmee vormen zij
in de onderzochte gebieden een vrijwel verwaarloosbare
bedreiging voor de reguliere varkenshouderij. Dit is te-
meer het geval omdat het huisvesten van gedomesticeerde
varkens in de open lucht in Nederland weinig voorkomt.
In het decennium voor 1998 waren er geen aanwijzingen
dat de wilde zwijnen-populatie in Nederland geïnfecteerd
was met
T. spiralis. Of de bevinding van enkele wilde zwij-
nen met antistoffen tegen
T. spiralis in het jachtseizoen
van 1998-1999 een artefact is of niet, zou onderwerp moe-
ten zijn voor nader onderzoek.

SUMMARY

Sero-surveillance of notifiable diseases in wild boar in
the Netherlands

During the hunting season 1996- 1999. blood .samples were collected from
wild boar shot in The Netherlands. Sera were screened for presence of anti-
bodies against cla.ssical swine fever virus (CSFV), .swine vesicular disease
virus (SVDV), Aujeszky\'s disease virus (ADV), and Trichinella spiralis. The
results indicate that CSFV, SVDV, and ADV are uncommon in the wild boar
population. Therefore, it seems that CSFV, SVDV, and ADV infection in the
wild boar population is not un important reservoir in The Netherlands. ADV
and CSFV infections are endemic in the wild boar population in Germany.
Since contact between the German and Dutch wild boar populations can not
be excluded, continuation of the sero-surveillance system seems approp-
riate. In the decade before 1998, the wild boar population in The
Netherlands seemed to befree ofT. spiralis. Whether the finding, in the hun-
ting season of 199H-1999, of a few wild boar with antibodies against T. spi-
ralis is an artefact or not, should he investigated in further research.

INLEIDING

Een regelmatige gezondheidscontrole onder wilde zwijnen
is in het belang van natuurbeheer en de Nederlandse var-

\' Afdeling Varkensgezondheidszorg. Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400
AA Deventer.

2 Afdeling Varkensgezondheidszorg, Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 4, 5280
AA Boxtel.

3 Correspondentie: Armin R.W. Eibers, Afdeling Varkensgezondheidszorg,
Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus4, 5280 AA Boxtel. Telefoon: 04II-6594I9
(a.elbers® gdvdieren.nl).

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:2-4

kenshouderij omdat wilde zwijnen bevattelijk zijn voor - en
kunnen optreden als reservoir voor - dierziekten bij gedo-
mesticeerde varkens.

Om een vinger aan de pols te houden of in Nederland de
wilde zwijnen-populatie een bedreiging vormt voor de
Nederlandse varkenshouderij is in 1994 een serologisch on-
derzoek verricht met als doel mogelijke detectie van enkele
belangrijke veewetziekten bij varkens in de wilde zwijnen-
populatie (3). Vanaf 1996 is dit serologisch onderzoek jaar-
lijks herhaald.

In Nederland leven wilde zwijnen of in volledig omrasterde
gebieden of in de zogenaamde vrije wildbaan. Eind 1996
zijn er contacten gelegd met de Vereniging Wildbeheer
Veluwe en het gebied \'de Roerstreek\' te Midden-Limburg.
In 1997 zijn de onderzoeksgebieden uitgebreid met
Nationaal Park de Hoge Veluwe en enkele particuliere hou-
ders van wilde zwijnen. In 1998 zijn ook de Kroondomeinen
van het Loo te Apeldoorn in het onderzoek betrokken
(Figuur 1). In de genoemde leefgebieden verbleven in het
voorjaar van 1998 (op basis van voorjaarstellingen) circa
3600 wilde zwijnen.

-ocr page 7-

MATERIAAL EN METHODE

Van november 1996 tot februari 1999 zijn bloedmonsters
verzameld van in totaal 368 wilde zwijnen (Tabel 1). De
monstername vond plaats door direct na afschot per dier
twee serumgelbuizen met bloed op te vangen. De buizen
werden voorzien van het wildmerknummer, gekoeld be-
waard en verzonden naar het GD-laboratorium te Boxtel.
Op het laboratorium van de Gezondheidsdienst werden de
bloedmonsters afgedraaid. Het serum werd vervolgens on-
derzocht op antilichamen tegen gE van het virus van de
ziekte van Aujeszky (ADV) met behulp van een commer-
cieel verkrijgbare ELISA (Herdcheck®, Idexx S.A., Cergy
Pontoise Cedex, France), als beschreven door Van Oirschot
et al. (20). De aanwezigheid van antilichamen tegen het vi-
rus van vesiculaire varkensziekte (SVDV) werd getest met
een liquid-phase blocking ELISA (4). Het testen op de aan-
wezigheid van antilichamen tegen het virus van klassieke
varkenspest (CSFV) werd uitgevoerd op het Instituut voor
Diergezondheid en Dierhouderij (ID-DLO) te Lelystad met
behulp van de neutralisation peroxidase-linked assay (16).
Sera werden onderzocht op de aanwezigheid van antilicha-
men tegen
Trichinella .spiralis bij het Rijksinstituut voor de
Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM) met behulp van
een ELISA beschreven door Van Knapen
et al. (19).

RESULTATEN

In geen van de onderzochte bloedmonsters werden antistof-
fen aangetoond tegen SVDV, CSFV, of ADV (Tabel 2).
Gedurende het afschotseizoen 1998/99 werden in negen van
in totaal 163 onderzochte sera antistoffen tegen
T. spiralis
aangetoond.

DISCUSSIE

Het optreden van bepaalde ziekten in wilde dieren-popula-
ties in het recente verleden, heeft een grote invloed gehad op
het bestaan en de aard van surveillanceprogramma\'s van
dierziekten bij wilde dieren in veel Europese landen (7). Een
duidelijk voorbeeld in dit kader is klassieke varkenspest
(KVP). De importantie van KVP voor de varkenshouderij en
internationale handel in varkens en varkensproducten heeft
ervoor gezorgd dat verschillende nationale veterinaire over-
heden wilde zwijnen hebben opgenomen in sero-surveil-
lance systemen (2, 8, 10, 12). KVP is in verschillende delen
van de Europese Unie voorgekomen bij wilde zwijnen,
waaronder Duitsland, Frankrijk, Italië en Oostenrijk (21), en
ook recentelijk in Zwitserland (13). In het geval van een plot-
selinge optreden van een KVP-uitbraak in deze regio\'s, moet
men altijd rekening houden met de wilde zwijnen-populatie
als een mogelijk virusreservoir (1, 14).
Bij ons weten, is er nog nooit SVD gedetecteerd in wilde
zwijnen-populaties, maar een ander lid van de vesiculaire
varkensziekten, vesicular stomatitis virus, is bijvoorbeeld bij
wilde zwijnen in de USA aangetroffen (15). Nederland was
sinds 1975 vrij van blaasjesziekte (SVD), maar in de periode
1992-1994 werden wij opgeschrikt door enkele uitbraken
(17). De maatregelen die werden genomen hebben de over-
heid in 1993 en 1994 circa ƒ 1,5 miljoen gekost, en het be-
drijfsleven - voor de uitvoering van de RBD-regeling - circa
ƒ 21 miljoen. Daarnaast heeft de exportstop in 1993 als ge-
volg van de SVD-problematiek de Nederlandse varkenshou-
derij naar schatting ƒ 36 miljoen gekost (17). Er is dus alle
reden om regelmatig te controleren of SVDV als mogelijk
reservoir zou bestaan in de wilde zwijnen-populatie, zoals
dat ook bijvoorbeeld gebeurd in Frankrijk (2).
In Nederland werd in 1993 een ADV-eradicatiecampagne
gestart. Het programma is zeer succesvol en is op weg naar
de laatste fase van de campagne: stoppen met vaccineren (5).
Voor het eradicatie-programma is het van belang om te we-
ten of er slepende ADV-infecties aanwezig zijn in de wilde
zwijnen-populatie. De resultaten van het sero-surveillance
systeem geven aan dat ADV ongewoon is in de wilde zwij-
nen-populatie in Nederland. Het lijkt er dus op dat ADV-in-
fectie in de wilde zwijnen-populatie geen belangrijk reser-
voir is in Nederland. Daarom is het risico van herinfectie van
ADV-vrije varkensbedrijven vanuit de wilde zwijnen-popu-

V^tenschap

Tabeh. Aantal bloedmonsters verzameld van vullde zwijnen tijdens het jachtseizoen in verschillende gebieden in Nederland.

Seizoen

Vereniging
Wild-beheer Veluwe

Roerstreek
Midden Limbug

Nationaal Park

de Hoge Veluwe
Kroondomeinen van het Loo

Totaal

96/97

65

6

-

-

71

97/98

99

24

10

-

133

98/99

79

28

4

53

164

Totaal

243

58

14

53

368

- geen monsters genomen

Tabel 2. Proportie wilde zwijnen met antilichamen tegen het virus van blaasjesziekte
(SVDV), klassieke varkenspest (CSFV), de ziekte van Aujeszky (ADV) en
Trichinella
spiralis
in een steekproef van wilde zwijnen die werden geschoten tijdens het jacht-
seizoen in Nederland.

Antigeen

Jachtseizoen

1996/1997

1997/1998

1998/1999

SVDV

0/7 lä

0/133

0/164

CSFV

0/71

0/133

0/164

ADV

0/71

0/133

0/164

T. spiralis

0/69

-

9/163

^ aantal monsters met antilichamen / totaal aantal aantal onderzochte mon-
sters

- geen monsters genomen

-ocr page 8-

latie vrijwel verwaarloosbaar. Echter, ADV komt voor bij
wilde zwijnen in Duitsland (9, 11). Omdat contact tussen de
wilde zwijnen-populatie in Duitsland en Nederland (via de
Roerstreek in Midden-Limburg) niet kan worden uitgeslo-
ten, is het continueren van het sero-surveillance systeem op
zijn plaats.

Dejaarlijkse bemonstering van 1 procent van de Nederlandse
varkenspopulatie tussen 1975 en 1995 door het RIVM liet een
relatief constante en lage seroprevalentie zien van circa 0,5
procent, en de conclusie was dat de Nederlandse varkenspop-
ulatie vrij was van infectie met
T. spimlis (18). Deze conclu-
sie was gebaseerd op het feit dat sera van compleet
T.
spiralis-vvi]s
dieren soms een relatief hoge extinsie kunnen
laten zien in de ELISA. Resultaten van sero-surveillance tus-
sen 1988 en 1998 lieten zien dat
T. spiralis ongewoon was in
de wilde zwijnen-populatie (6). Of de bevinding van enkele
wilde zwijnen met antistoffen tegen
T. spiralis in het jachtsei-
zoen van 1998-1999 een artefact is of niet, zou onderwerp
moeten zijn voor nader onderzoek. Alleen onderzoek met de
spierdigestie-methode van met Trichinella-infectie gerela-
teerde spieren in wilde zwijnen kan antwoord geven op de
vraag of de Nederlandse wilde zwijnen-populatie werkelijk
gereïnfecteerd zou zijn met
T. spiralis.

CONCLUSIE

Antilichamen tegen het virus van KVP, SVD, en de ziekte
van Aujeszky werden niet aangetoond in de wilde zwijnen-
populatie. SVD en KVP komen op dit moment ook niet voor
in Nederland. Het lijkt er dus op dat infecties met deze ziek-
ten in de wilde zwijnen-populatie geen belangrijk reservoir
zijn in Nederland en daarmee vormen zij in de onderzochte
gebieden een vrijwel verwaarloosbare bedreiging voor de re-
guliere varkenshouderij. Dit is temeer het geval omdat het
huisvesten van gedomesticeerde varkens in de open lucht in
Nederland ongewoon is.

Voor de Nederlandse varkenshouderij en de internationale
handel in varkens en varkensproducten is het van het groot-
ste belang om sero-surveillance van belangrijke veewetziek-
ten in de wilde zwijnen-populatie te continueren, om daar-
mee een vinger aan de pols te houden. Te meer daar
bijvoorbeeld KVP en de ziekte van Aujeszky voorkomt in
wilde zwijnen-populaties in buurland Duitsland, en niet uit-
gesloten kan worden dat de wilde zwijnen-populaties in
Duitsland en Nederland met elkaar in contact komen.

LITERATUUR

1. Aubert M, Picard M. Fouquet E, Conde J, Cruciere C, Ferry R. Albina
E,
BaiTat J, et Vedeaii F. La peste porcine classique du sanglier en
Europe. Ann Méd Vét 1994; 138: 239-47.

2. Baradel JM. Barrat J. Blancou J, Boutin JM, Chastel C, Dannacher G,
Delorme D. Gerard Y, Gourreau JM, Kihm U, Larenaudie B. Le Goff
C. Pastoret PP. Perrau P, Schwers A, Thiry E, Trap D, Uilenberg G,
and Vannier P. Results of a serological survey of wild mammals in
France. Rev Sei Tech Off Int Epiz 1988; 7: 873-83.

Wetenschap

3. Cromwijk WAJ. Serologisch onderzoek bij wilde zwijnen op de
Veluwe. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 364-5.

4. Dekker A. Moonen PLJM, and Terpstra C. Validation of a screening
liquid phase blocking ELISA for SVD serology. J Virol Meth 1995;
51:343-8.

5. Elbers ARW, Braamskamp J, Dekkers LJM, Voets R, Duinhof T,
Hunneman WA, and Stegeman JA. Aujeszky\'s diease virus eradica-
tion campaign successfully heading for last stage in the Netherlands.
Vet Quart 1999 (in press).

6. Herbes RG, Nieuwenhuijs JHM, and Komijn RE. (1999) Zoönosen cn zoo-
nosenverwekkers Nederland 1997. Ministerie van Volksgezondheid.
Welzijn en Sport en Ministerie van Landbouw. Natuurbeheer en Visserij.

7. Leighton FA. Surveillance of wild animal diseases in Europe. Rev Sei
Tech OfflntEpiz 1995; 14: 819-30.

8. Loepelmann H, und Dedek J. Erfahrungen bei der Bekämpfung der
Schweinepest beim Schwarzwild in einem Beobachtungsgebiet der
DDR. Mh Vet Med 1987; 42: 313-6.

9. Lutz W, und Wurm R. Serologische Untersuchungen zum Nachweis
von Antikörpern gegen viren des Seuchenhaften Spätaborts, der
Aujeszkyschen Krankheit, der Europäischen Schweinepest und
Porzine Parvoviren beim Wildschwein in Nordrhein Westfalen.
Zeitschr für Jagdwissenschaften 1996; 42: 123-33.

10. Müller T, Kramer M, Teuffert J, Beier D, Ziedler K, and Possardt C.
Vorkommen ausgewählter viraler Erkrankungen beim einheimischen
Schalenwild im Land Brandenburg. Beiträge zur Jagd- und
Wildforschung 1996; 21: 183-90.

11. Müller T, Teuffert J, Ziedler K, Possardt C, Kramer M. Staubach C,
and Gönraths FJ. Pseudorabies in the European wild boar from Eastern
Germany. J Wildl Dis 1998; 34: 251-8.

12. Nettles VF, Com JL, Erickson GA, and Jessup DA. A survey of wild
swine in the United States for evidence of hog cholera. J Wildl Dis
1989;25:61-5.

13. Office International des Epizooties (O.I.E.) - Disease information.
Classical swine fever in Switzerland, http://www.oie.int/info/
AIS_14.HTM#Sec4(3 Aug. 1999).

14. Oslage U, Dahle J, Müller Th, Kramer M, Beier D, and Liess
B.Antibody prevalence of hog cholera, Aujeszky\'s disease and the
■porcine reproductive and respiratory syndrome\' virus in wild boar in
the federal States of Sachsen-Anhalt and Brandenburg (Germany).
Dtsch Tierärztl Wschr 1994; 101: 33-8.

15. Stallknecht DE, Nettles VF, Erickson GA, and Jessup DA. Antibodies
to vcsicular stomatitis virus in populations of feral swine in the United
States. J Wildl Dis 1986; 22: 320-5.

16. Terpstra C, Bloemraad M, and Gielkcns A. The neutralizing peroxi-
dase-linked assay for detection of antibody against swine fever virus.
Vet Microbiol 1984; 9: 113-20.

17. Terpstra C, Dekker A, Reek FH. and Chenard G. Vesiculairc varkens-
ziekte: bedreiging of uitdaging voor dc Nederlandse varkenshouderij?
Tijd.schr Diergeneeskd 1995; 120: 267-70.

18. Van Knapen F. Parasitic contamination cycles and mathematical epi-
demiology. Vet Quart 1987; 9: 361 -70.

19. Van Knapen F, Buijs J. and Ruitenberg EJ. Trichinella spirali.\'i
Antibodies. In Methods of enzymatic analysis (J. Bergmeyer and M.
Grassl, eds.). Volume XI, Antigens and Antibodies 2, 3\'\'\'\' edition,
VCH Publishers, Weinheim. Germany, 1986: 393-406.

20. Van Oirschot JT, Houwers DJ, Rziha HJ, and Moonen PJLM.
Development od an ELISA for detection of antibodies to glycoprotein I
of Aujeszky\'s disease virus: a method for the serological differentiation
betweeninfectcdandvaccinatcdpigs.J Virol Meth 1988; 22: 191-206.

21. Westergaard JM. Epidemiology of classical swine fever. In Diagnostic
procedures and measures to control classical swine fever in domestic
pigs and the European wild boar. CEC Seminar, 23-27 September
1996, Pulawy, Poland: (M. Truszcynski, editor). The Polish National
Veterinary Research Institute, Pulawy, Poland. 119-30.

lljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, JANUARI, AFLEVERING 1, 2000

-ocr page 9-

^ \'.to-

A. Ros^

Operatieve verwijdering van een blaassteen via urethro-
sfincterotomie bij een pony-merrie

Tijdschr Diergeneesi<d 2000; 125:5-6

SAMENVATTING

Een vrouwelijke pony met een blaassteen wordt beschre-
ven. Met behulp van een urethro-sfincterotomie werd
een calculus van 362 g verwijderd met een afmeting van 9
X 7 cm. Er traden geen complicaties op.

SUMMARY

Urethrostomy for delivery of a cystic calculus in a female
pony

A case of a cystic calculus in a pony mare is described. In this case an
urethro-.sphincteroslomy accomplished removal of a 362 g calculus with di-
mensions of 9x7 cm without any complications after surgery.

INLEIDING

Blaasstenen worden niet vaak bij paarden aangetroffen. De
oorzaak van het ontstaan is niet duidelijk, maar een relatie
met de mineraalsamenstelling van het voer en het drinkwater
is aannemelijk. Urolithiasis wordt vaker gezien bij manne-
lijke dieren en op een leeftijd ouder dan twee jaar. Dit heeft te
maken met de bouw van het mannelijk urogenitaalapparaat
met de veel langere en smallere urethra. Onbekend is
waarom het probleem vaker bij aiinen wordt aangetroffen
(1). Blaasstenen bij merries kunnen op twee manieren opera-
tief worden verwijderd: via een laparo-cystotomie of een
urethro-sfmcterotomie (5). In dit artikel wordt een eenvou-
dige chirurgische methode beschreven waarmee een blaas-
steen bij een vrouwelijke pony via de urethra-opening kon
worden verwijderd.

ANAMNESE EN KLINISCH ONDERZOEK
Een 18 jaar oude pony werd aangeboden met koliekver-
schijnselen. Er waren voordien geen klachten geweest. Het
dier had een goede conditie en een lichaamsgewicht van on-
geveer 275 kg met een schofthoogte van 115 cm. De voeding
bestond uit gras en een handvol biks per dag. Er werd lei-
dingwater verstrekt als drinkwater.

Bij het lichamelijk onderzoek werden een weinig onrust en
een licht verhoogde lichaamstemperatuur (38,2°C) gevon-
den. De adem- en polsfrequentie lagen binnen de normaal-
waarden. Er kon geen duidelijke diagnose worden gesteld en
het dier werd behandeld met antibiotica en NSAlD\'s.
Eén week later vertoonde de pony weer koliek. Bij onder-
zoek leek het dier moeilijkheden te hebben met het urineren
(wat persen). Het algemeen lichamelijk onderzoek leverde
geen afwijkingen op, de lichaamstemperatuur was normaal
(37,6°C). Bij rectaal onderzoek werd een blaas gevoeld,
strak om een steen heen geklemd. Bij vaginaal exploreren

\' Project Manager Dutch Committee for Afghanistan, p/a University P.O. Box 792.
Peshawar. Pakistan. Destijds praktiserend dierenarts te Oldemarkt.

kon via de urethra met de top van een vinger een calculus
worden gevoeld.

Therapie

De achterhand van de merrie werd gereinigd en gedesinfec-
teerd en de staart gebandageerd. Met een praam op de boven-
lip kon het, overigens zeer rustige en wellwillende dier, wor-
den gesedeerd. In eerste instantie is geprobeerd de steen door
de urethra naar buiten te manipuleren. Dit bleek echter on-
mogelijk. Ook lukte het met een forceps niet om, onder rec-
tale begeleiding, de steen te verkleinen. Uiteindelijk werd er,
ook om financiële redenen van de eigenaar, besloten tot chi-
rurgische behandeling op locatie middels het uitvoeren van
een urethro-sfincterotomie.

Na reiniging en desinfectie van het gebied, werden de vulva-
lippen gedurende de ingreep door twee assistenten uit elkaar
gehouden. De dorsale wand van de urethra, en daarmee ook
een stukje van de ventrale vaginawand, werd over een lengte
van ongeveer 4 cm ingeknipt totdat het mogelijk bleek om de
steen uit de blaas te manipuleren. Het lichte persen van de
merrie vergemakkelijkte het zicht op het operatieveld en de in-
greep. De wondranden van de ingeknipte urethra werden met
een weefseltang gefixeerd en de mucosa, M. urethralis en de
ventrale vaginawand atraumatisch gehecht met enkele Vicryl-
0 knoophechtingen. De nabehandeling bestond uit gedurende
drie dagen een intraveneuze injectie van een combinatie van
2,5 mg trimetoprim en 12,5 mg sulfadoxine per kg lichaams-
gewicht ter preventie van wondinfectie en een intraveneuze
injectie met een NSAID om post-operatieve zwelling en pijn
te bestrijden. Verder werd de vagina gedurende enkele dagen
twee keer per dag gespoeld met koud water om de zwelling
van het wondgebied te behandelen. Tot twee dagen na de ope-
ratie had de pony nog geringe mictieproblemen. Bij controle
één maand later was er geen spoor meer zichtbaar van de in-
greep. Alle hechtingen waren opgelost en er was geen enkele
complicatie opgetreden.

De steen woog 362 g en de afmetingen waren 9 x 7 cm (Zie
foto). De verwijderde steen bleek samengesteld te zijn uit uit

-ocr page 10-

83 procent calciumcarbonaat en 17 procent calciumfosfaat
(Urolithiasis Laboratory, Waltham Centre for Pet Nutrition,
UK).

DISCUSSIE

In een onderzoek, waarbij 32 blaasstenen afkomstig van
paarden waren geanalyseerd, bleek 94 procent van de stenen
nagenoeg geheel uit calciumcarbonaat te bestaan (4).
Ondanks de stekelige en ruwe buitenzijde van de steen was
bij de patiënt geen hematurie waargenomen, iets wat heel ge-
bruikelijk is bij urolithiasis. Het is moeilijk om grotere ste-
nen te verbrokkelen terwijl het gemanipuleer met instrumen-
ten, zeker bij een pony, veel risico op trauma met zich
meebrengt. Daarentegen is urethro-sfincterotomie een snelle
en eenvoudige ingreep om een blaassteen te verwijderen. Er
bestaat wel een kans op het optreden van beschadiging aan
de urethra met een strictuur als resultaat. In het beschreven
geval was het mogelijk om zonder anesthesie de ingreep uit
te voeren. Het dier bleef rustig staan, vertoonde geen weer-
stand of pijnreactie tijdens de ingreep terwijl het lichte per-
sen het verwijderen van de steen vergemakkelijkte.
In de literatuur wordt aangegeven dat blaasstenen die kleiner
zijn dan 7 cm in diameter bij de staande merrie verwijderd
kunnen worden via een opgerekte urethra (5). Bij stenen die
te groot zijn om via de urethra verwijderd te kunnen worden.

kan eerst geprobeerd worden deze met behulp van instru-
menten te verkleinen. Ook wordt de toepassing van elektro-
hydraulische lithotripsie beschreven. Hiermee worden hy-
draulische schokgolven opgewekt via een probe die met
behulp van een cystoscoop naar de steen wordt gebracht. De
apparatuur is echter duur (5).

Aanwezige stenen en eventuele fragmenten kunnen ook via
een laparocystotomie verwijderd worden. Hierbij is tevens
de kans op recidief kleiner. Deze ingreep zal voornamelijk
nodig zijn bij het mannelijk dier en is zelden voor merries be-
schreven (2). Naast de kosten en het anesthesierisico zijn an-
dere nadelen dat er complicaties kunnen optreden zoals peri-
tonitis, lekkage van de blaas en verklevingen.

LITERATUUR

1. Debowes RM. Bladder. In: Auer JA. Equine Surgery. Philadelphia:
WB Saunders Company. 1992: 777-88.

2. Firth EC. Urethral sphincterotomy for delivery of vesical calculus in
the mare. Equine Vet J 1976; 8: 99-100.

3. Sisson S. Equine urogenital system. In: Getty R. Anatomy of the
Domestic Animals 5th Ed. Saunders, Philadelphia. 1975: 524-49.

4. Osborne CA, Sanna JJ, Unger LK, Clinton CW, and Davenport MP.
Analyzing the mineral composition of uroliths from dogs, cats, horses,
cattle, sheep, goats, and pigs. Vet Med 1989; August: 750-64.

5. Robertson JT, and Buffington CA. Surgical removal of uroliths. In:
White NA and Moore JN, eds. Current practice of equine surgery.
Philadelphia: JB Lippincott Company, 1990: 734-8.

Clinical Medicine of Small Mammals and Primates; an introduction

Second edition. K. Hrapkiewicz, L. Medina & D.D. Holmes,
Manson Publishing/The Veterinarv Press, 1998, ISBN: I-
874545-95-2

In deze uitgave worden de volgende diersoorten beschreven;
muis, rat, gerbil (woestijnrat), hamster, cavia, chinchilla, ko-
nijn, fret en apen. Het één na laatste hoofdstuk betreft serolo-
gische testen die uitgevoerd kunnen worden ter controle van
grote bestanden ten bate van de kwaliteitscontrole. Het laat-
ste hoofdstuk betreft richtlijnen omtrent het houden en ge-
bruik van laboratoriumdieren.

Elk diersoort wordt beschreven volgens een vast patroon.
Begonnen wordt met een achtergrond over genetica, het ge-
bruik en het gedrag. Daarna wordt de basis van de anatomie
en fysiologie beschreven. Dit onderdeel wordt voorzien van
een duidelijke tabel waarin de belangrijkste fysiologische
data vermeld staan. Bij elk diersoort wordt daarna stilgestaan
bij de huisvesting, voeding en het hanteren. Tevens wordt een
vrij uitgebreide beschrijving gegeven van bloedafnametech-
nieken. Het hoofdstuk anesthesie en analgesie wordt verge-
zeld van twee tabellen waarin de diverse anesthetica en anal-
getica inclusief dosering overzichtelijk op een rij gezet
worden. In deze tabellen worden zowel de (bijna) obsolete
middelen als ook de modernste middelen genoemd. In deze
sectie worden tevens de meest gebruikelijke chirurgische in-
grepen genoemd. Hoe deze uitgevoerd moeten worden is ech-
ter niet beschreven. Daarna volgen een aantal tabellen met de
meest gangbare therapeutica die bij het betreffende diersoort
te gebruiken zijn. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de
ziektes die voorkomen bij het betreffende diersoort. Naast
een beschrijving van de ziekteverwekker wordt, indien mo-
gelijk, ook een therapie vermeld, waarbij tevens de effectivi-
teit daarvan aangegeven wordt. De kanttekeningen die erbij
geplaatst worden zijn meestal zeer terecht en het is bewonde-
renswaardig dat deze auteurs hun reserves durven uitspreken.
De hoofdstukken worden afgesloten met twee typen referen-
ties. Eerst algemene referenties waarin boeken vermeld staan
gevolgd door referenties van artikelen. Het is een groot gemis
dat alleen in de tabellen, maar niet in de tekst naar deze refe-
renties wordt verwezen.

De titel van de eerste editie van dit boek, Clinical Laboratory
Animal Medicine,
had beter kunnen worden gehandhaafd
daar de beschreven ziekten en technieken beter aansluiten bij
de laboratoriumdierenpraktijk dan bij de gezelschapsdieren-
praktijk. Sommige van de beschreven technieken horen dui-
delijk niet thuis in de gezelschapsdierenpraktijk, zoals het
retrobulbair bloed afnemen bij fretten.
Concluderend kan gesteld worden dat dit boek een aardige
opsomming geeft van de meest voorkomende aandoeningen
bij de kleine zoogdieren. Vooral de duidelijke tabellen ma-
ken het boekje wel aardig als naslagwerk, al zijn er vele an-
dere boeken verkrijgbaar met een vergelijkbare inhoud.

NicoJ. Schoemaker

-ocr page 11-

Naar aanleiding van onderstaande, uit de praktijk
ontvangen vraagstelling, vond de redactie dr. A.C.
Schaefers-Okkens en drs H.S. Kooistra (Faculteit der
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren) bereid om voor de lezers een ant-
woord te formuleren.

Vraag en Antwoord

Vraag:

Kan een progesteron-bloed-gehalte van een hoogdrachtige
teef worden benut bij het voorspellen van de partus dan wel
bij het besluit om tot een sectio over te gaan?

Antwoord:

Het plasma-progesteron-niveau dat rond de LH-piek begint
te stijgen en met de start van de ovulatie sterk stijgt, blijft
vervolgens enkele weken, hoewel fluctuerend, zowel bij de
cyclische teef als bij de drachtige teef op een hoog niveau.
Ten gevolge van de regressie van de corpora lutea daalt het
plasma-progesteron-gehalte vervolgens bij de cyclische teef
heel geleidelijk totdat het na gemiddeld 75 dagen op basaaal
niveau is, namelijk < 1 ng/ml. De drachtige teef vertoont in
grote lijnen eenzelfde patroon, behalve dat het plasma-pro-
gesteron-niveau aan het eind van de dracht veel sneller daalt.
Het plasma-progestron-niveau schommelt één ä twee weken
vóór de partus tussen de 5-16 ng/ml, waarna het vlak voor de
partus daalt tot 1-2 ng/ml. Gedurende deze luteolyse en ge-
durende de partus zijn naast andere hormonale veranderin-
gen - verhoogde matemale plasma-cortisol-niveaus op de
dag vóór de partus en een sterke toename in het plasma-prol-
actine-niveau tijdens de progesteron-daling vlak voor de par-
tus - verhoogde plasma PGFM-concentraties, een tamelijk
stabiel metaboliet van
Prostaglandine F2a (PGF2a), geme-
ten (1). Het is mogelijk dat PGF2a de factor is die de luteo-
lyse, voorafgaand aan de partus, induceert. Dit houdt overi-
gens niet in, dat een partus gemakkelijk met PGF2a
geïnduceerd kan worden. Vaak zijn meerdere injecties met
Prostaglandines noodzakelijk om een partus te induceren. De
behandeling
Prostaglandines kan dus enkele dagen duren,
voordat de partus echt op gang komt. Ook het partusverloop
van een dergelijk geïnduceerde partus kan te wensen overla-
ten. Verder bleek de daling van het plasma-progsteron-ni-
veau tijdens de laatste vier dagen negatief gecorreleerd te
zijn met een progessieve kwalitatieve verandering in het pa-
troon van de uterusactiviteit (4).

Het verloop van het plasma-progesteron-gehalte heeft dus
inderdaad een voorspellende waarde op het moment dat de
partus verwacht mag worden. Er zijn echter slechts een ge-
ring aantal indicaties, waarbij het reëel is om het moment van
een sectio caesarea mede te laten bepalen door het plasma-
progesteron-niveau. Dit mede omdat de daling van het
plasma-progesteron-niveau die de laatste weken tot dagen
vóór de partus optreedt, niet een simpel lineair gebeuren is,
doordat ook dit hormoon pulsatiel wordt afgegeven. Dus ook
als de bepaling nauwgezet met een radio-immunoassay
plaatsvindt, geeft de waarde niet meer dan een indicatie voor
de fase van de dracht.

Voorspellende waarde plasma-progesteron-gehalte

In het kader van deze vraag is het verder van belang ons te re-
aliseren, wat de indicaties zijn voor het uitvoeren van een
sectio caesarea voordat de partus is gestart. Voortijdig een
sectio casarea uitvoeren bij teven van de brachycefale ras-
sen, omdat ze een grotere kans hebben op partusproblemen
dan de gemiddelde andere hond, is om diverse redenen niet
te adviseren. De belangrijkste reden voor het uitvoeren van
een sectio casarea vóórdat de partus is gestart, is een ver-
lengde dracht, waarbij gevreesd wordt voor het leven van de
foeten in verband met een onvoldoende functioneren van de
placentae. Een dergelijke verlengde dracht blijkt met name
vaak voor te komen bij een dracht van slechts één of twee
pups. De reden van het niet op gang komen van de partus zou
in dit geval echter te maken kunnen hebbem met een niet op-
tredende luteolysis van de corpora lutea in het ovarium van
de niet bevruchte hoorn (3). Als dit de reden is voor het niet
op gang komen van de partus zal de bepaling van het plasma-
progesteron-niveau voor het bepalen van het tijdstip van de
sectio caesarea dus onbruikbaar worden.

Een andere reden tot het uitvoeren van een sectio caesarea
voordat de partus is begonnen, is de niet op gang komende
partus, doordat de teef vlak voor de dekking of tijdens de
dracht - die mogelijk niet aan de eigenaar en/of dierenarts
bekend was - behandeld is met progestagenen. In dit geval
mag verwacht worden dat het endogene progesteron aan het
eind van de dracht zal dalen, maar dat de partus niet zal star-
ten in verband met de aanwezigheid van het toegediende
progestageen. In dit geval is het bepalen van het progeste-
ronverloop, gecombineerd met ander onderzoek (röntgeno-
logisch en vaginoscopisch) en met een nauwgezette obser-
vatie van de eigenaar, zinvol om het moment van sectio
caesarea te bepalen. De observatie is van belang, omdat
rond het moment dat de partus normaliter zou aanvangen als
er geen progestagenen waren toegediend, de teef toch onrust
en dergelijke verschijnselen kan vertonen. Voorts is een
röntgenologisch onderzoek om de leeftijd van de pups te
schatten zinvol en kan ook regelmatig uitgevoerd vagino-
scopisch onderzoek een goede bijdrage leveren aan het be-
palen van het juiste moment om de sectio caesarea uit te
voeren.

Literatuur

1. Concannon PW, Butler WR, Hansel W, Knight PJ, and Hamilton JM.
Parturition and lactation in the bitch: serum progesterone,
Cortisol and
prolactin. Biol Reprod 1978; 19: 1113-8.

2. Concannon PW. Isaman L. Frank DA, Michel FJ, and Currie WB.
Elevated concentrations of 13, 14-dihydro-15-ketoprostaglandin F-2CX
in maternal plasma during prepartum luteolysis and parturition in dogs
(Canis famitiaris). J Reprod Pert 1988; 84: 71-7.

3. Irons PC, Nothling J, and Volkmann DH. Failure of luteolysis leads to
prolonged gestation in a bitch - a case report. Theriogenology 1997;
48:353-9.

4. Weyden GC van der, Taverne MAM, Dieleman SJ. Wurth Y, Bevers
MM, and Oord HA van. Physiological aspects of pregnancy and partu-
rition in dogs. J Reprod Fert Suppl 1989; 39: 211 -24.

-ocr page 12-

Wie de eerste vrouw was die de studie
diergeneeskunde in Europa voltooide,
is nog steeds niet geheel duidelijk. In
Zürich zouden in 1888 Stephanie
Kruszewska uit Warschau en in 1893
de Russische Dobrowoilskaja afgestu-
deerd zijn. Deze namen komen echter
in het register van de universiteit niet
voor. De volgende naam die genoemd
wordt is die van de Russische Marie
Kapczewitch die in 1897 in Parijs haar
diploma zou hebben gehaald. In 1911
is de Finse Agnes Sjöberg in Dresden
de diergeneeskundige opleiding gaan
volgen en later in Berlijn afgestudeerd.
In 1918 promoveerde zij in Leipzich.
In 1926 scheef zij in Wenen haar
\'Habilitationsschift\' over \'Die bei
Rindern im Verdauungstraktus vor-
kommende Nematoden\'.
In (Franstalig) België is de eerste
vrouw Christiane Cotteleer pas in 1951
aan de Ecole Médicine Vétérinaire de
Cureghem afgestudeerd.

Eerste vrouw in Utrecht

In 1850 wordt er in Nederland wel
melding gemaakt van een dorpsvroed-
vrouw, die zich niet ontziet verlossin-
gen bij koeien te verrichten als zij
daartoe werd geroepen. Pas in 1925 zal
de eerste vrouw zich in Utrecht offi-
cieel aanmelden voor de studie Vee-
artsenijkunde.

Jeannette Voet werd op 20 april 1907
geboren in Overveen als dochter van
een bollenhandelaar. Na de lagere
school ging ze naar de Mulo met de be-
doeling ooit op kantoor te gaan wer-
ken, maar ze maakte toch de HBS-B af
in Haarlem. Aanvankelijk wilde ze het
bedrijf van haar ouders overnemen,
maar deze vonden dat te zwaar voor
een meisje. Toen besloot ze - alsof dat
niet zwaar was - dat ze \'veearts\' wilde
worden. Mogelijk is deze keuze mede
bepaald door haar liefde voor paarden,
dieren die gebruikt werden voor het
transport van bollen op het bedrijf van
haar vader.

Inmiddels waren haar ouders overle-
den en informeerde haar voogd of het
mogelijk was voor een meisje om bij
de Veeartsenijkundige Hogeschool te
studeren. Het bestuur gaf als antwoord
dat het beroep en zelfs de opleiding
zulke hoge eisen stelde aan het uithou-
dingsvermogen en de fysieke krachten
dat veearts uitsluitend een beroep was
voor een man! Dit betrof met name het
twee-en-een-halljarige deel dat gewijd
was aan de grote huisdieren, waaron-
der verloskunde.

Omdat haar voogd dit alles toch nogal
bezwaarlijk vond, ging Nettie die zo-
mervakantie eerst nog maar eens bij een
dierenarts werken. In deze periode werd
de Hogeschool omgezet in een faculteit
van de Utrechtse Rijksuniversiteit. Dit
betekende dat in het eerste studiejaar de
stof voor studenten diergeneeskunde ge-
lijk was aan die voor medici, biologen
en farmaceuten, waardoor de mogelijk-
heid openbleef om eventueel na een jaar
alsnog een andere studierichting te kie-
zen. Dit nam de bezwaren van haar
voogd weg en zo begon ze in september
1925 met 36 mannelijke medestudenten
aan de studie diergeneeskunde. Van
deze 37 zijn er 25 veearts geworden.
Nettie behoorde tot de zes die het in de
minimale tijd behaalde: op 19 december
I93I was zij de eerste in Nederland af-
gestudeerde vrouwelijke dierenarts. In
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1931 werd er een redactionele blad-
zijde aan gewijd. Daarin stond onder an-
dere het volgende: \'Evenals alle pio-
niersarbeid, was ook de taak die zij op
zich nam, geen gemakkelijke. Gerust
mogen wij zeggen, dat zij zich in haar
studietijd op dikwijls bewonderings-
waardig gemakkelijke wijze in de stu-
dentenmaatschappij heeft ingeleefd. Zij
heeft daar de juiste weg weten te vinden,
zich niet geïsoleerd, doch zich als stu-
dent onder de medestudenten vrij bewo-
gen. Ja, wij geloven zelfs dat zij een
gunstigen invloed uitoefende op haar
jaargenooten; wij hebben enkele hoog-
leeraren wel eens hooren zeggen: \'wij
moesten eigenlijk in ieder studiejaar een
Mej. Voet hebben\'. Zij heeft zich verder
absoluut niet trachten te onttrekken aan
de somwijlen niet speciaal \'vrouwe-
lijke\' werkzaamheden; zij volgde alle
klinieken en nam deel aan alle practica
en excursies en stond daarin bij geen
mannelijk collega ten achter\'. Enerzijds
deed ze mee aan de lichamelijk als
zwaar beschouwde oefeningen in de
embryotomie aan het phantoom, ander-
zijds werd ze regelmatig door professor
van der Kaay opgetrommeld om te hel-
pen bij het verlossen van jonge zeugen.
Met haar kleine handen kon ze de bigge-
tjes er makkelijk uit halen zodat er geen
sectio hoefde te worden gedaan.

Dr. Jeannette (Nettie) Donker-Voet eerste
vrouwelijke dierenarts in Nederland

Nettie Donker (20 april 1907-1 maart 1979) was beslist geen feministe zoals
Aletta Jacobs. Toch heeft ze op haar manier een belangrijke bijdrage gele-
verd tot de acceptatie van de vrouw in de diergeneeskunde. Niet alleen heeft ze
het diploma gehaald, maar ze heeft vrijwel haar hele leven de door haar ver-
worven kennis op zeer veel gebieden van de diergeneeskunde toegepast.
Wanneer we nu zien dat het percentage vrouwelijke studenten in het eerste
studiejaar meer dan 70 procent is, maar dat van de groep vrouwen die afstu-
deert slechts een klein gedeelte fulltime, een groot deel parttime en een klein
deel zelfs helemaal niet in de beroepssector gaat werken, dan moeten we con-
stateren dat er toch veel veranderd is.

Proefschrift

Twee weken na haar afstuderen ging ze
als assistente werken bij de Kliniek
voor Kleine Huisdieren. Naast het werk
in de polikliniek werkte ze ook aan
proeven met experimentele vergiftigin-
gen met chemicaliën die in de land-
bouw op het gemengde bedrijf werden

-ocr page 13-

gebruikt. Ze deed dit soort proeven ech-
ter met tegenzin. In 1931 publiceerde
ze, met professor Klarenbeek als eerste
en collega Veenendaal als tweede au-
teur, haar eerste artikel getiteld:
\'Toxicologische proeven bij kippen
met acidum arsenicosum. Chili- en kali-
salpeter\'. Uiteindelijk stapte ze van de
vergiftleer over naar de geneesmiddel-
leer en promoveerde op 29 juni 1934 op
het proefschrift met de titel: \'Een on-
derzoek naar de waarde van enkele vita-
mine-D preparaten voor kuikens en te-
vens naar de mogelijkheid vitamine-D
preparaten door middel van kuikens te
standaardiseren\'. Haar promotor was
professor Klarenbeek. Daarnaast had ze
nauw samengewerkt met de hoogleraar
Sjollema en de latere hoogleraar Mey-
ling. Haar acht stellingen bij het proef-
schrift bestrijken een groot deel van de
diergeneeskunde met ook hier weer een
grote voorkeur - drie stellingen - voor
het paard.

Na haar promotie heeft ze geprobeerd
een praktijk in Rotterdam op te bouwen
maar dit werk beviel haar toch niet zo
goed. Met een beurs van het Nederlands
Pasteurfonds vertrok ze naar Parijs
waar ze twee jaar aan het Institut
Pasteur werkte. Ze moest daar de
grootte van mens- en dierpathogene vi-
russen bepalen met behulp van collo-
dium membranen. De kennis van het
wetenschappelijk onderzoek als ook
van de Franse taal is haar later bijzonder
goed van pas gekomen. Een publicatie
over dit onderzoek verscheen in 1938 in
de Annales de 1\'Institut Pasteur.

India

Voor de tweede maal zou het paard een
rol in haar leven spelen. Tijdens een
trektocht per paard door Hongarije
leerde ze haar man kennen. Hij was
verlofganger en verbonden aan de Ne-
derlandse Handelsmaatschappij. Voor
verblijf overzee kregen alleen ge-
trouwde paren vrije overtocht. Dus
ging ze als mevrouw Donker mee naar
Calcutta in India. Daar ging ze aan de
slag bij de Dierenbeschemiing. Veel
kon ze niet doen; het was haar amper
toegestaan een geit aan te raken, laat
staan dat ze met haar onreine handen
aan een heilige koe mocht komen. Na
Calcutta vertrokken ze naar het toen-
malige Indië (Indonesië); eerst naar
Bandjermasin op Borneo, daarna naar
Semarang op Java. Ze viel hier in voor
collegae en werkte op een laborato-
rium. Op Java liet het geluk haar in de
steek. Eerst kreeg ze een miskraam. Na
de inval van de Japanners werd ze
hoofd van een mobiele colonne van het
Rode Kruis. Haar man werd, nadat hij
als militair was opgeroepen, in maart
1942 krijgsgevangene gemaakt en op
transport gezet naar de dodenspoorlijn
in Thailand, waar hij in 1943 is overle-
den. Na de oorlog werkte Nettie, tot de
evacuatie uit Indië, als analiste in een
ziekenhuis. Via Ceylon repatrieerde ze
uiteindelijk met de Nieuw-Amsterdam
naar Nederland.

Ze werkte korte tijd in Nederland, maar
Indië bleef toch trekken en ze wilde het
graf van haar man bezoeken. Ze kwam
weer in gouvernementsdienst, eerst in
Batavia, later bij het veeartsenijkundig
Instituut in Buitenzorg. Haar opdracht
was een vaccin te maken tegen pseudo-
vogelpest; het was Kraneveld niet ge-
lukt een entmethode te vinden. Om de
bereiding van het vaccin te leren zou ze
eerst twee weken naar Egypte gaan en
dan nog zes weken naar Onderstepoort
in Zuid-Afrika. Dit bleek een reis met
hindemissen te worden. In Egypte werd
ze bij aankomst onmiddellijk vastgezet
omdat het geld en het visum dat ze bij
aankomst in ontvangst zou kunnen ne-
men niet waren gearriveerd. Vervolgens
mocht ze als vrouw niet werken op
het instituut waar de vaccinbereiding
plaatsvond. De audiëntie die ze bij de
minister van landbouw had aange-
vraagd liep ook mis: de man stond be-
kend als anti-vrouw, ze kwam dan ook
niet verder dan de anti-chambre! Ook in
Onderstepoort bleek daama nog geen
vaccin verkrijgbaar.

Bacteriologie

Eind 1950, na de soevereiniteitsover-
dracht, vertrok ze via Thailand naar
Nederland. Onderweg bezocht ze in
Chungkai het graf van haar man. In
Utrecht solliciteerde ze bij het Instituut
voor Infectieziekten bij de Veterinaire
Faculteit waar ze tot haar pensioen is ge-
bleven. Vanaf 1955 was ze gedeta-
cheerd bij de afdeling Bacteriologie
waar ze naast onderwijs, samen met col-
lega Van Dorssen, ook veel onderzoek
deed naar
Listeria monocytogenes. Ze
toonde onder andere aan dat er niet vier,
maar vijf serologische typen bestaan.
Daarnaast verrichtte ze onderzoek op
leptospirose en werkte ze aan de diffe-
rentiatie van mycoplasma species bij
vogels en zoogdieren. Ze vond ook dat
bij jonge Pekingeendjes met bewe-
gingsstoomissen de oorzaak lag bij een
septicaemie ten gevolgen van
Mora-
xella anatipestifer,
een haemophilus-
achtig staaije. Over haar wetenschap-
pelijke onderzoek verschenen van
1952-1971 34 publicaties; 15 die zij al-
leen schreef (waaronder 9 over listeria)
en 19 samen met anderen. In de eerste
periode van haar wetenschappelijk on-
derzoek (1931-34) schreef ze twaalf
publicaties, waarvan één alleen (naast
haar proefschrift). Ze bezocht diverse
internationale congressen en symposia
en kreeg van de American Association
of University Women een \'grant\' voor
het verrichten van onderzoek op het ge-
bied van listeriosis. Ze verbleef hier-
voor in 1958 een jaar aan de Michigan
State University te East Lansing. Ze
maakte tevens een rondreis door
Noord-Amerika om zich te oriënteren
wat betreft de bouw van instituten en
laboratoria in verband met de nieuw-
bouw in de Uithof

\'■v/l^..

Na haar pensionering heeft ze nog lang
een eigen rijpaard gehouden en haar
grootste hobby was haar plantenkas
met prachtige orchideeën.

Sociaal terrein

Naast haar op wetenschappelijk ge-
bied zeer intensieve werkzame leven is
Nettie ook op sociaal terrein altijd ac-
tief geweest. In haar studententijd was
ze lid van de UVSV. In 1931 werd ze
gevraagd om lid te worden van de
Soroptimistclub in Utrecht, die in 1929
was opgericht. Met een onderbreking
van haar Parijse, Indiase en Indische
jaren heeft ze tot december 1978 trouw
de clubbijeenkomsten bezocht. Als
haar opvolgster in het beroep dieren-
arts heb ik haar vanaf 1974 in de club
meegemaakt. Naast haar grote hobby,
een prachtige bloemenkas, heeft Nettie
ook nog lang een paard gehad. Toen ze
het dier om gezondheidsredenen
moest wegdoen bleef ze nog wel rond-
rijden in haar grote, veel paarden-
krachtenrijke Saab, waar ze nauwe-
lijks boven het stuur kon uitkomen.
Op 15 januari 1971 gaf Nettie in de
Jaarbeurs te Utrecht een diner ter gele-
genheid van haar 40-jarig dierenart-
senjubileum voor alle vrouwelijke die-
renartsen; dat waren er toen ongeveer
veertig. Wanneer men iets dergelijks
heden ten dage zou organiseren dan
zou daarvoor zo ongeveer de hele
Jaarbeurs moeten worden afgehuurd
gezien het feit dat er momenteel rond
de 1300 vrouwelijke dierenartsen zijn
in Nederland!

Pionier

Het gehele leven van Nettie Donker-
Voet overziend, mag gesteld worden
dat zij echt een pionier als vrouw in de
diergeneeskunde is geweest. Ondanks

-ocr page 14-

veel tegenslagen, zowel in haar werk
als in haar privé-leven, heeft ze in haar
beroepsuitoefening duidelijk getoond
dat de wens om veearts te worden geen
gril, maar een bewuste keuze was!
Ondanks het feit dat Nettie de weg had
gebaand, kwam pas in 1934 de tweede
vrouw zich aanmelden voor de studie
diergeneeskunde. Tot 1950 bleef het
aantal vrouwelijke studenten gering,
pas na 1970 kwam er een duidelijke
toename die zich tot op de dag van he-
den heeft voortgezet. Momenteel zijn
van de 1535 diergeneeskundige stu-
denten 1016 vrouwen (66%). Vanaf 1
januari tot november 1999 studeerden
er 88 (68%) vrouwen en 42 mannen af
Op het gebied van de promoties verliep
de vooruitgang nog trager. De tweede
academische promotie van een vrou-
welijke dierenarts vond pas 22 jaar na
de eerste, namelijk in 1956, plaats. Tot
1986 waren er slechts 14 vrouwen ge-
promoveerd. Ook daarin is de laatste
tijd een verandering gekomen. Van ja-
nuari 1990 tot november 1999 promo-
veerden er 89 mannelijke en 33 (27%)
vrouwelijke dierenartsen aan de
Faculteit der Diergeneeskunde, terwijl
er tevens 134 mannelijke en 64 (32%)
vrouwelijke niet-dierenartsen (biolo-
gen, biochemici, medisch-biologen,
toxicologen en dergelijke) in diezelfde
periode hun proefschrift afrondden.
Onder de vrouwen die momenteel dier-
geneeskunde studeren, heeft een aantal
reeds een andere studie als parkeerstu-
die afgerond (arts, bioloog), soms zelfs
met een promotie. Juist deze zeer gemo-
tiveerde vrouwen, vaak al wat ouder,
studeren fanatiek en maken de studie
vlot af. Helaas zijn er ook vrouwelijke
studenten die weinig gemotiveerd zijn,
slechte studieresultaten behalen en zelfs
wanneer ze met de studie ophouden dit
niet doorgeven aan de faculteit. Gezien
de hoge kosten en het indirect belemme-
ren van andere wel gemotiveerde jonge
mensen zou de faculteit hier, net als in
Leiden, officieel moeten ingrijpen.
Immers, nog steeds kan maar een be-
perkt aantal middelbare scholieren uit
de groep van meer dan 1000 kandidaten
die zich ieder jaar weer aanmelden om
de studie van hun keuze te volgen,
een plaats vinden op onze faculteit.
Wanneer men alleen voor de academi-
sche titel diergeneeskunde gaat studeren
en er later niets mee doet, kan men beter
een andere studierichting kiezen waar
geen beperkte toelating is.
Nettie Donker-Voet moet wat dit be-
treft een lichtend voorbeeld voor de
vrouwelijke dierenarts zijn; ze wist
zich een plaats te veroveren en heeft
die later ook alleszins waargemaakt.

Geraadpleegde literatuur

Anonymus. Thierärztinnen. Beri Thierarztl
Wschr 1893; 1: II

Diergeneeskundig Jaarboek 1999. Uitgave
van de KNMvD. blz. 391.
De 1ste vrouwelijke veearts. Tijdschr.
Veeartsenijkd & Veeteelt 1897; 25: 117.
De eerste Nederlandsche vrouwelijke die-
renarts. Tijdschr Diergeneeskd 1931; 58: 2.
Gaag I van der. In memoriam Dr. Jeannette
Donker-Voet. Faculteits Nieuws 1979; 13:
9-13.

Gaag 1 van der. De vrouwelijke dierenarts:
toen en nu. Tijdschr Diergeneeskd 1987;
112:1392-1404.

Mathijsen A. Publicaties en dissertaties
voortgekomen uit de Veeartsenijkundige
hogeschool, later Faculteit der Diergenees-
kunde in de periode 1921 -1971. Bibliotheek
der Rijksuniversiteit te Utrecht, Afdeling
Diergeneeskunde, 1981.
Sackmann-Rink M. Vermeintliche und
vereitelte Anfänge des Frauenstudiums an
der
Veterinär-medizinische Fakultät der
Universität Zürich. Schweiz Archiv
Tierheilk 1985; 127:793-8.
Sackmann-Rink M. Die Anfange des
Frauenstudiums an der beiden veterinär-
medizinische Fakultäten der Schweiz.
Schweiz Archiv Tierheilk 1986; 128: 27-
39.

- ys^wJ-

Actua

Schaaf A van der. In memoriam Dr.
Jeannette Donker-Voet. Tijdschr Dier-
geneeskd 1979; 104:445-7.

Ingrid van der Gaag,
Hoofdafdeling Palhologie,
Faculteit der Diergeneeskunde
Universiteit Utrecht.

Bijeenkomst Panel Voeding en Diëtetiek Gezelschapsdieren

Voeding van kritieke patiënten

\'Enterale voeding kan een kritieke patiënt een belangrijke ondersteuning ge-
ven.\' Drs. J.H. Robben voorziet deze bijeenkomst van het Panel Voeding en
Diëtetiek Gezelschapsdieren van gesprekstof, met uitgebreid uitleg over de
voeding van kritieke patiënten. Het is de moeite waard om beschikbare tech-
nieken voor sondevoeding op te nemen in de dierziektekundige zorg, luidt de
essentie van Robben\'s boodschap.

De bijeenkomst begint met een voordracht, waarin Robben de aanwezigen in-
leidt over de eisen die aan voeding voor kritieke patiënten gesteld moeten wor-
den. Vervolgens geeft hij een praktische uitleg over technieken om enterale
voeding toe te dienen, waarbij hij uitgebreid stilstaat bij de toepassing van een
oesofagussonde bij katten.

Door Jan Hülsen

Berichten en verslagen

Na een periode van hypo-metabolisme,
komen lichamelijk slechte patiënten in
een toestand van hypermetabolisme.

De stofwisseling draait op volle toeren,
om de aanwezige schade te repareren.
In deze situatie spreekt het lichaam de
eigen eiwitten en vetten aan, met name
als het dier geen voeding opneemt.
Een kenmerk voor de toestand van hy-
permetabolisme bij een kritieke pa-
tiënt, is hyperglycemie in combinatie

Het Panel Voeding en Diëtetiek Gezel
schapsdieren heeft als doel ervaringen
ideeën en kennis van praktiserende dieren
artsen op het gebied van voeding van ge
zelschapsdieren, te toetsen aan dc kennis
en inzichten van specialisten. Het is een
initiatief van Leo Pharma.
De vaste kern van het forum bestaat uit een
zevental practici. Hun gesprek wordt ge-
structureerd door de inbreng van weten-
schappers en specialisten, in de vorm van
voordrachten en een bijdrage aan de discus-
sie. Tevens wordt gediscussieerd aan de
hand van stellingen, onder leiding van een
dagvoorzitter.

Tijdens deze bijeenkomst op 21 september
1999 zijn aanwezig (s.s.t.t.): de praktise-
rende dierenartsen LE. van Alten, R.W.F.
Becking, P.H. Gijsman, A. Soede, A.C.
Stolp en J.A. Terwee, vanuit de Faculteit der
Diergeneeskunde A.C. Beynen (Afdeling
Voeding) en J.H. Robben (Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren) en
namens Leo Pharma J.M. Kurstjens, F.
Pastoor en A.A. Verbeek-van den Noort.

-ocr page 15-

met perifere insulineresistentie. De pe-
rifere cellen nemen nauwelijks glu-
cose op, maar gebruiken vetten en ei-
witten als brandstof
De patiënt met hypermetabolisme ver-
keert in een katabole status, een toe-
stand van weefselafbraak. En dit is
juist het tegengestelde van de optimale
situatie die we nastreven om het her-
stel te bevorderen. Toedienen van cor-
ticosteroïden bij deze patiënten ver-
sterkt het katabolisme.
Bij patiënten die geen voeding opne-
men, ontberen de darmcellen hun geëi-
gende brandstof: glutamine. Entero-
cyten voeden zich voornamelijk met het
aminozuur glutamine. Zij nemen deze
stof grotendeels op vanuit de voeding.
Vasten leidt hierdoor al snel tot een ver-
minderd functioneren van de darmcel-
len, hetgeen zich uit in vlokatrofie en
een verminderde barrièrefunctie tegen
bacteriën uit het darmlumen. Dit proces
is al binnen 24 uur microscopisch zicht-
baar. In de humane geneeskunde is vast-
gesteld dat bepaalde groepen sepsisge-
vallen bij patiënten in een slechte
lichamelijke toestand, ontstaan door in-
fecties vanuit de darm. Bij deze catego-
rie patiënten gaat men daarom in be-
paalde gevallen over tot het volledig
afdoden van de darmflora. \'Maar de
meest effectieve manier om \'transloca-
tie\' van bacteriën te voorkomen is door
middel van het instellen van enterale
voeding\', stelt Robben. Ook veterinair
mogen we de barrièrefunctie van de
darmcellen niet onderschatten. Trans-
locatie betekent hier verplaatsing van
darmlumen naar de inwendige weefsels
en lichaamsvloeistoffen.

m

C

De voeding van kritieke patiënten
dient om de afbraak van het eigen li-
chaam af te remmen en om de herstel-
processen te bevorderen. In correcte
termen: de voeding heeft ten doel het
herstel van de energiebalans, dus op-
heffen van de katabole toestand, en het
aanbieden van nutriënten aangepast
aan de behoefte. Zij moet derhalve vol-
doende bouw- en brandstoffen bevat-
ten en andere stoffen die nodig zijn
voor een optimale genezing.
Robben bespreekt de belangrijkste in-
grediënten. Allereerst voldoende eiwit
en vet, waarbij bepaalde aminozuren
(arginine, glutamine en vertakt-keten
aminozuren) in voldoende mate aan-
wezig moeten zijn. Glutamine, want

IB

dat voedt en stimuleert de darmcellen.
Vertakt-keten aminozuren hebben een
voorkeur als brandstof Voor katten is
arginine ook van belang. Een tekort
leidt tot een te hoge ammoniakspiegel
in het bloed, vertraagde wondgenezing
en een verminderde immuunrespons.
Vervolgens dient voeding voor kri-
tieke patiënten zink te bevatten, want
dat remt de spierafbraak, stimuleert de
omzetting van ammoniak in ureum en
activeert de wondgenezing. Omega3-
vetzuren, want die hebben een posi-
tieve uitwerking op het immuunsys-
teem. En tenslotte kan aan
anorectische katten ook vitamine B
worden toegediend, aangezien deze
dieren hiervan geen voorraad aanleg-
gen in hun lichaam.

Toediening in de praktijk

Er blijken drie kant-en-klare producten
beschikbaar te zijn op de Nederlandse
markt voor sondevoeding van kritieke
patiënten. Dit zijn Hill\'s Clinical Care
en AD, en Waltham\'s Concentration
Diet (zakjes met poeder). Het concen-
traat moet opgelost worden in water.
Dit biedt de mogelijkheid om de oplos-
sing meer of minder geconcentreerd te
maken.

Robben bespreekt de bestaande tech-
nieken voor enterale voeding, waarbij
hij zich concentreert op de methoden
die een eerstelijns dierenarts zonder
grote risico\'s kan toepassen. Hierbij
spitst het gesprek zich toe op de kat.
Binnen deze diersoort gebeurt het vaak
dat patiënten niet of slecht willen eten.
Een toestand die op zich al ongewenst
is en extra gecompliceerd wordt door

//

7A

Catheter

Wire Guide with Bung

Oesophagostomy Introduction Tube

-ocr page 16-

het risico van lipidose. Honden Icunnen
met veel minder risico\'s en nadelige
gevolgen een korte periode vasten.
We hebben een heel scala van moge-
lijkheden om patiënten enteraal voe-
ding toe te dienen. Parenteraal voe-
dingsstoffen toedienen is natuurlijk
ook nog een mogelijkheid. Maar hier-
aan kleven verschillende praktische
nadelen zoals kosten en complicaties.
Dwangvoeding lijkt op het eerste ge-
zicht de meest eenvoudige methode
om voeding toe te dienen. Echter, dit
kost veel tijd en moeite en meestal
krijgt het dier slechts weinig binnen.
Diergeneesmiddelen bieden nauwe-
lijks mogelijkheden om de eetlust op
gang te brengen. Corticosteroïden zijn
niet geschikt om een kritieke patiënt
op te peppen en aan het eten te bren-
gen, meent Robben. Hij beschouwt
deze middelen voor dit doel gecon-
traïndiceerd, ondermeer vanwege hun
katabool effect. Over het gebruik van
valium als eetluststimulans is geen der
aanwezigen enthousiast. De eetluststi-
mulerende werking is slechts kort en
terwijl het sedatieve effect langdurig
aanwezig blijft. Van NSAID\'s kun je
bij bepaalde patiënten wel enig posi-
tief effect verwachten op het honger-
gevoel, doordat zij de synthese van
serotonine remmen.
De neussonde is een simpele sonde-
techniek. Door hun kleine diameter ra-
ken neussondes evenwel al snel ver-
stopt. Bovendien leiden ze gemakkelijk
tot een rhinitis.

De oesofagussonde biedt ook een een-
voudige methode voor sondevoeding,
met relatief weinig risico\'s, die een
practicus snel kan leren en gemakkelijk
kan toepassen. Plaatsing van een maag-
sonde vereist meer ervaring en kennis,
maar Robben ziet dit ook als een tech-
niek die door een eerstelijns practicus
kan worden toegepast. Duodenum- en
jejunumsondes hebben zeer specifieke
indicaties en zijn meer voor de specia-
list weggelegd. \'Een farynxsonde is ob-
soleet\', voltooit Robben de opsomming
van voedingssonde-methodieken.
Dankzij recentelijk ontwikkelde instru-
menten, is het plaatsen van een oesofa-
gussonde bij een kat een vrij eenvou-
dige ingreep, meent Robben. Het dier
moet wel even onder anesthesie. Maar
daar staat tegenover dat je een relatief
probleemloos systeem inbrengt, waar-
mee de patiënt nog wekenlang gevoerd
kan worden. En waarmee de eigenaar
dit zelf kan doen. Voor middelgrote en
grote honden zijn de hulpstukken nog
niet op de markt.

Via de mond van de kat breng je een ge-
leider in (foto 1), die door de oesofagus-
wand en halshuid heen voelbaar is (foto
2). Vervolgens schuif je een canule
door de huid en de slokdarmwand in de
geleider (foto 3). Cook Veterinary
Products heeft voor dit doel een spe-
ciale \'peel-away\' canule. Met de percu-
taan geplaatste splijtcanule en oraal in-
gebrachte geleider in situ, schuif je nu
de sonde in de slokdarm naar de maag
toe (foto 5). Vervolgens de percutane
canule terugtrekkken en van de sonde
afsplijten (foto 6). Ook de oraal aange-
brachte geleider kun je nu verwijderen.
De sonde moet uiteindelijk doorlopen tot
in de maag. Dat wil zeggen tot aan de
tiende è elfde rib. Tenslotte de canule
vastzetten en het dopje erop plaatsen.
Robben wacht na inbrengen ongeveer
zes uur alvorens de eerste voeding te ge-
ven, om te controleren op complicaties
zoals braken via de sonde en om de pa-
tiënt te laten herstellen van de anesthesie.
Voor een optimaal gebruik dient de ge-
bruikte canule eindstandig open te zijn.
Eventueel de punt eraf knippen. Met een
injectiespuit kan de voeding worden in-
gespoten. Katten die enige tijd niet ge-
geten hebben, moeten wennen aan weer
wat eten binnen krijgen. De hoeveelheid
toegediend voer moet daarom langzaam
opgebouwd worden. Bij katten die bij-
voorbeeld in verband met kaakchirurgie
een tijdje niet kunnen eten, kan bij de
eerste voeding al de maximale hoeveel-
heid gegeven worden.
De eerste maaltijden moeten lichaams-
warm worden ingebracht, in kleine hoe-
veelheden. Het is vaak handig om de
vloeibare voeding continu te doseren
met een infuuspomp. Maar ook via
handmatige toediening met een injectie-
spuit kan voeding verantwoord en effec-
tief geschieden. Er bestaan aanwijzingen
dat het beter is om maaltijdsgewijs voe-
ding aan te bieden, zodat het maagdann-

-ocr page 17-

kanaal ook een \'rustsituatie\' beleeft.
Geleidelijk aan kunnen de voedingsin-
tervallen en de hoeveelheden groter
worden, tot drie maal daags een vo-
lume van 20 ml/kg. Bij gebruik van
een commerciële voeding adviseert
Robben de aanwijzingen van de pro-
ducent op te volgen. Na het voeden de
sonde doorspoelen met een kleine hoe-
veelheid lauw water en de dop terug-
plaatsen. Dit voorkomt dichtkoeken.

Aan de slag

Binnen de groep aanwezige dierenart-
sen bestaat nog geen uitgebreide erva-
ring met voeding van kritieke patiën-
ten. Allemaal schrijven ze wel eens
geconcentreerde voeding voor, maar
slechts een enkeling plaatst regelmatig
voedingssondes.

Onbekendheid met de techniek van
het plaatsen van een oesofagussonde
en het vervolgens toedienen van voe-
ding, lijkt de belangrijkste reden
waarom veel van de aanwezigen hier
nog niet aan begonnen zijn. \'Kun je
niet een PAOD over dit onderwerp or-
ganiseren?\', vraagt een panellid aan
Robben.

Op basis van welke indicaties zou je
een sonde moeten plaatsen? luidt een
tweede vraag uit het panel. En wat ver-
sta je onder een \'kritieke\' patiënt? Dat
zijn lastige vragen, meent Robben. Hij
heeft wel enige richtlijnen, maar dit
betreft categorieën patiënten waarvoor
de indicatie iedereen duidelijk zijn.
Zelf plaatst hij met grote regelmaat voe-
dingssondes, voor het merendeel bij
katten. \'Een zieke kat die niet eet, krijgt
van mij al heel gauw een oesofagus-
sonde. In veel gevallen kan het dier ver-
volgens mee naar huis, waar de eige-
naar het via de sonde voeding toedient.\'
De meest verstandige weg om te bewan-
delen, stelt Robben, is om in de praktijk
aan de slag te gaan met enterale voeding
van kritieke patiënten. Al doende bouw
je zo ervaring op en zul je steeds beter in
staat zijn om met \'de klinische blik\' te
besluiten wel of geen ondersteunende
voedingstherapie in te stellen.
De aanwezige dierenartsen weten dat
er goede technieken en hulpmiddelen
bestaan om patiënten in een slechte li-
chamelijke toestand te voeden, maar
maken er in de dagelijkse praktijk nog
weinig gebruik van. Koudwatervrees?
Robben houdt de aanwezigen voor dat
bepaalde patiënten veel baat kunnen
hebben bij voeding als ondersteunende
therapie. En met enige oefening en het
juiste materiaal kan elke practicus
deze dieren die extra hulp geven.

Veel van deze informatie heeft recentelijk in
het Tijdschrijï voor Diergeneeskunde gestaan,
in de vorm van de volgende twee artikelen:
Robben, J.H. e.a. Enterale, nutritionele on-
dersteuning van kritieke patiënten. TvD
1999; 124; 468-71.

Noort, R. van en Robben J.H. Plaatsing van
een oesophagu.\'isonde bij de kat: eerste erva-
ringen met een nieuwe techniek. TvD 1997;
122(13):369-73.

Uit het Museum Diergeneeskunde is
een prachtig gipsen studiemodel van de
wisent uit 1914 - toentertijd te koop voor
25 gulden - te zien. Daarnaast is er een
automatisch coupeerpistool voor paar-
denstaarten, ontwikkeld door Brogniez
en de \'bloodless castrator\', die door
middel van kneuzing wondloos cas-
treert, te zien. Ook is het mogelijk om de
vergelijking te maken tussen veterinaire
en humane verlostangen en tandsleutels,
beide uit ± 1825.

Uit de collectie van de Studiever-
zameling Anatomie worden prepara-
ten op sterk water getoond, waarvan
een aantal als voorbeeld heeft gediend
voor de tekeningen van het wereldwijd
gebruikte Textbook of Veterinary
Anatomie. Daarnaast worden er corro-
siepreparaten (bijvoorbeeld het gehele
vatenstelsel van een hond) en geplasti-
neerde preparaten - nieuwste techniek
- getoond.

Ook zonder enige kennis van de dier-
geneeskunde, is de zeer gevarieerde
tentoonstelling voor iedereen - jong en
oud, met of zonder huisdieren - inte-
ressant en indrukwekkend om te zien.
Bij de tentoonstelling is een catalogus
(24 pagina\'s in kleur, ƒ 15,-) versche-
nen. Hierin wordt kort de geschiedenis
van de studie diergeneeskunde in
Utrecht weergegeven en een selectie
uit de tentoonstelling afgebeeld.

Tentoonstelling Beestenspul in
Museum Boerhaave

Voor meer informatie kunt u de website
www.boerhaave.nl raadplegen. Het
adres is: Museum Boerhaave, Lange
St. Agnietenstraat 10, 2312 WC
Leiden. Openingstijden: dinsdag tot en
met zaterdag van 10.00 tot 17.00 uw-
en op zon- en feestdagen van 12.00 tot
17.00 uur. Gesloten op maandagen en
op nieuwjaarsdag. De toegangsprijs is
voor volwassenen f 5,- en voor jonge-
ren
ƒ 2,-. Museum Boerhaave ligt op 10
minuten loopafstand van het NS station
Leiden Centraal.

In de foyer van het Museum Boerhaave in Leiden is tot en met 26 maart 2000
de tentoonstelling Beestenspul te zien. Hiervoor zijn topstukken uit de collec-
tie van het Museum Diergeneeskunde en de Studieverzameling Anatomie van
de Faculteit der Diergeneeskunde bijeengebracht.

-ocr page 18-

m

Verslag Lezing van Knapen Heerlen 6 oktober 1999

Huisartsen en dierenartsen bundelen hun krachten

Omdat de Nederlandse bodem bezaaid
is met spoelwormeitjes, blijkens diverse
onderzoeken, is het niet alleen denkbaar
dat de honden en katten zich telkens op-
nieuw kunnen besmetten, maar ook de
mens. Jaarlijks hebben tientallen men-
sen gezondheidsklachten die terug te
voeren zijn op de besmetting met spoel-
wormlarven van kat en hond. Is de be-
smetting massaal, hetgeen zelden voor-
komt, dan kunnen mensen behoorlijk
ziek worden. Zo werd het kruien van
zwarte aarde rondom een nieuwbouw-
huis een eigenaar bijna fataal schetste
Van Knapen. Betere hygiëne had veel
leed kunnen voorkomen.
Vaker gebeurt het dat enkele eitjes via
de mond in het lichaam terechtkomen
(kinderen in de zandbak, grassprietje in
je mond) waarbij men nauwelijks iets
merkt. Hooguit wat koorts of algehele
malaise veroorzaakt door de immuun-
reactie van het lichaam. Daardoor loopt
zo\'n 15 procent van de Nederlandse
bevolking rond met een titer tegen
toxocara. Vooral mensen met een aan-
leg voor allergieën kunnen hier veel
last van krijgen. Door de immuunprik-
keling met toxocara manifesteert de al-
lergische reactie, waarvoor ze erfelijk
al gepredisponeerd waren, zich immers
veel eerder bij deze patiënten.
Dit beeld werd door zowel de huisart-
sen als de dierenartsen wel herkend,
maar men gaf toe dat men er in de prak-
tijk nauwelijks van doordrongen was
welke gevolgen dergelijke infecties
hebben voor de volksgezondheid.
De oplossing licht voor de hand: regel-
matig ontwormen van honden en katten
voorkomt een hoge besmettingsdruk
voor de mens en zal dientengevolge
allergische reacties op grond van toxo-
caralarven verminderen.

J.P.A.M. van den Bergh

Heerlen - Ongeveer 40 dierenartsen en huisartsen waren naar Heerlen geko-
men om met prof. dr. F. van Knapen (hoogleraar veterinaire volksgezond-
heid) op initiatief van Janssen-Cilag B.V. van gedachten te wisselen over de
preventie en de bestrijding van toxocara bij hond en kat. Professor van
Knapen legde hierbij de nadruk op het terugdringen van een aantal allergi-
sche klachten bij de mens. Uniek aan deze avond was dat zowel de humane als
de veterinaire kant van de zaak bediscussieerd kon worden met beide be-
roepsgroepen tezamen. Voor de huisartsen werd deze nascholingsavond geac-
crediteerd.

De Commissie Bevordering Dierge-
neeskundig en Vergelijkend Ziekte-
kundig Onderzoek (Cie BDVZO) stelt
in totaal ± ƒ 15.000,- beschikbaar ter on-
dersteuning van onderzoek dat dient te
liggen op de gebieden van de dierge-
neeskunde, dan wel van de vergelij-
kende ziektekunde.

Overeenkomstig de doelstellingen wor-
den de gelden uitsluitend ter beschik-
king gesteld van het onderzoek zelf en
niet voor publicatie van resultaten, reis-
kosten of andere bijkomende kosten.
Zij die hiervoor in aanmerking wensen
te komen, worden uitgenodigd zich
vóór 1 maart 2000 schriftelijk aan te
melden bij de secretaris van de Cie
BDVZO. Hierbij dient opgave te wor-
den gedaan van de vraagstelling, de
aard van het te verrichten onderzoek of
de op de aanvraag betrekking hebbende
onderdelen en dient tevens een beknopt
werkschema alsmede een begroting te
worden overlegd.

Namens de Cie BDVZO.
de voorzitter, drs. A. W. Udo,
de secretaris, prof. dr. P. Zwart.

Burg. v.d. Weijerstraat 16
3981 EK Bunnik

Commissie Bevordering Diergeneeskundig
en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek

Cahier 3 Veterinair
Historisch Genootschap

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 december 1999 staan
voor het bestellen van het derde ca-
hier van het Veterinair Historisch
Genootschap enkele gegevens ver-
keerd vermeld. De goede gegevens
moeten zijn:

VHG-Cahier 3 is te bestellen door
overmaking van ƒ 30,- op gironum-
mer 581045 ten name van het
Veterinair Historisch Genootschap
te Utrecht, onder vermelding van
\'Cahier 3\'.

Vanaf 1 januari 2000 zal het ID-Lely-
stad de routine PRRS-( Abortus
Blauw) antigeen-diagnostiek gaan uit-
breiden met een polymerase chain re-
action (PCR) op serum, plasma en
weefselvocht. De hoge gevoeligheid in
combinatie met een zeer hoge specifi-
citeit van de test, alsmede de snelle
methodiek maken deze test zeer ge-
schikt voor accurate en snelle PRRS-
virus-diagnostiek.

De inzendcondities van de monsters
(gekoeld en/of ingevroren) blijven on-
verminderd van kracht. De prijs van de

Uitbreiding routine PRRS-antigeen-diagnostiek

PCR zal ƒ 57,50 exclusief BTW per
monster bedragen.

Voor meer informatie kunt u terecht
bij:

Dr. Liesbeth Jacobs, hoofd Moleculair
Diagnostische Unit
Dr. Paul Steverink, projectleider
PRRS onderzoek

ID-Lelystad telefoon: 0320 - 238238.

-ocr page 19-

Grootaandeelhouder in Movir N.V. is
ING, die dit najaar toetrad om de finan-
ciële basis van het verzekeringsbedrijf
te versterken en de uitkeringen voor de
toekomst te waarborgen. Movir N.V.
verzekert vrije beroepsbeoefenaren te-
gen arbeidsongeschiktheid.

Liquidatie

De groep tegenstemmers streefde met
haar tegenstem naar liquidatie van de
onderlinge, om daannee op termijn een
eenmalige uitkering te realiseren.
Bestuur en Raad van Commissarissen
zijn daarentegen voorstander van de
voortzetting van de onderlinge vereni-
ging, ten einde in de nieuwe constellatie
het karakter van de onderlinge te bewa-
ren en de invloed op de verzekeringsac-
tiviteiten te behouden.Van liquidatie
van de vereniging is geen sprake aange-
zien de activiteiten van de vereniging
worden voortgezet. Bestuur en Raad
van Commissarissen zijn er bovendien
ook van overtuigd dat het instandhou-
den van 30 procent belang in Movir
N.V. op de langere termijn ook finan-
cieel veel gunstiger zal zijn voor de le-
den/verzekerden.

De ledenvergadering van de onderlinge Movir u.a. op 12 november 1999 heeft
met 20 stemmen tegen de wettelijk vereiste omzetting naar een vereniging tegen-
gehouden. De omzetting blijft noodzakelijk als onderdeel van de nieuwe struc-
tuur waarin Movir opereert, waarbij Movir N.V. (het verzekeringsbedrijf) ver-
bonden is aan haar 30 procent aandeelhouder, thans nog de onderlinge Movir.

Kleine groep leden Onderlinge Movir u.a. traineert v\\/ettelijk vereiste omzetting

Bestuur blijft streven naar behoud verenigingskarakter

90 procent meerderheid

De besluitvorming over de omzetting
vereiste een wettelijke 90 procent
meerderheid. Aangezien 20 leden te-
gen stemde en 70 voor, is die meerder-
heid in de stemming niet gehaald. Dit
betekent dat de onderlinge nog steeds
een onjuiste rechtsvorm kent. Er zal op
korte termijn een nieuwe ledenverga-
dering nodig zijn om wederom het
voorstel tot omzetting aan de leden
voor te leggen.

De Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard, Discipline Heelkunde is op zoek
naar paarden met sarcoïden. Sarcoïden
vormen een hardnekkig probleem.
Gangbare therapieën zijn de behande-
ling met behulp van BCG (Bacillus
Calmette Guérin) en cryochirurgie. In
het buitenland wordt cisplatin (cytosta-
ticum) toegepast. De aldaar toegepaste
behandeling moet met regelmatige in-
tervallen herhaald worden. In een
proefdiermodel bleek een combinatie
van een éénmalige cisplatin-behande-
ling gevolgd door een interieukine-be-
handeling effectief De Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard heeft een plan
deze éénmalige combinatie-therapie
voor toepassing bij het paard te evalu-
eren. Hiertoe zijn een aantal patiënten
benodigd. Wij verzoeken u vriendelijk
eventuele kandidaat-patiënten bij de
Discipline Heelkunde van de Hoofd-
afdeling aan te willen bieden. De kos-
ten van opname (15 dagen) en behan-
deling zullen worden beperkt tot
ƒ350,-.

Voor meer informatie kunt u terecht hij
drs. T.J.P. Spoormakers of dr. W.R.
Klein, telefoonnummer: 030-2531323.

Oproep paarden met sarcoïden

Slappendel

O

Met grote belangstelling heb ik de dis-
cussie gevolgd die de laatste tijd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wordt gevoerd over altematieve/addi-
tieve geneeswijzen, ook wel kwakzal-
verij genoemd.

Waarom? Simpel, omdat de \'kwakzal-
verij\' mij interesseert. De toon die in
het begin aangeslagen werd is allengs
milder en wat verdraagzamer gewor-
den. Ik heb bewondering voor al de col-
lega\'s die hun mening naar voren heb-
ben gebracht, ook collega Slappendel.

Ingezonden

Waar de waarheid ligt zullen wij in ons
leven wel niet meer te weten komen, ik
denk niet dat de \'wetenschap\' zoals die
nu werkt het mysterie boven water zal
kunnen krijgen voor het moment voor
ons is gekomen om plaats te maken voor
anderen. Ik vind dat de gedrevenheid
van collega Slappendel hem siert en zou
daarom ook met een gerust hart mijn
huisdier aan hem toe vertrouwen maar
niet minder aan collega Westerhuis met
de homeopathie. Beiden zijn integer en
zullen zich ieder op eigen wijze voor de
volle 100 procent inzetten voor het be-
lang van het huisdier, aan hen toe ver-
trouwd.

Het grote verschil zit hem in de wijze
waarop de een en de ander de genees-
kunde/kunst (wat is het ook al weer)
bedrijft.

Slappendel schermt voortdurend met
de \'wetenschap\' maar geeft daarbij
niet aan dat deze maar zeer beperkt is:
het waarnemen, beschrijven en of me-
ten van alles om ons heen.
Een \'(pseudo-)wetén§chap\' als psy-
chologie heeft het over emoties, ge-
voelens, ervaringen, etcetera, etcetera,
maar ik heb nog nooit van iemand ge-
hoord dat dit zichtbaar gemaakt of ge-
meten kon worden. Toch is er bij
meerdere universiteiten een plaats in-
geruimd voor een faculteit hiervoor.
Ik heb ook nog nooit emoties gezien.
Ik heb wel eens mensen met vertrok-
ken gezichten ten gevolge van het sa-
mentrekken van de gezichtspieren
(geënerveerd door etcetera, etcetera)
waargenomen. Het interessante was
dan soms dat er uit de ogen wat over-
dadig traanvocht liep, eigenlijk be-
doeld voor een goede smering, reini-
ging en voeding van de cornea en
mogelijk in dit geval worden mis-
schien de traanklieren wel tegelijk met
de gezichts musculatuur geprikkeld.

-ocr page 20-

Maar ik weet het niet zeker, het is niet
helemaal mijn specialisme/vakgebied.
De fysiotherapie, een eerzaam beroep
om in terecht te komen, inmiddels door
de Faculteit der Diergeneeskunde in de
armen gesloten, iets waar door de
maatschappij jaarlijks aanzienlijke
sommen geld aan wordt besteed, heeft
het wetenschappelijk ook nog niet zo
ver geschopt, zo er al iets op dat gebied
\'wetenschappelijk\' is bewezen.
Pijn? Er wordt over gesproken als iets
dat bestaat, maar is dat niet een fictie?
Soms zijn er wat stofjes en bepaalde
processen in het spel, ontstekingsme-
diatoren etcetera, maar wat is pijn nu
eigenlijk?

Men heeft mij verteld dat de noordpool
bestaat, maar ik heb hem nog nooit ge-
zien. Het schijnt dat het daar heel bij-
zonder en mooi is. Helaas mis ik die
ervaring maar als men gelijk heeft en
het bestaat, dan hoop ik dat er voor ge-
zorgd zal worden dat het mooi blijft.
Het licht bestaat volgens de weten-
schappers uit twee entiteiten, te weten
fysische deeltjes en golven. De grap
schijnt te zijn dat dit niet in een en de-
zelfde meting te meten schijnt te zijn.
Licht is dus niet alleen een ding, het is
meer. De fundamentele fysici schijnen
het er over eens te zijn dat degene die
meet de uitslag van de meting beïn-
vloedt! Ik snap er niets van maar het is
dan ook niet mijn vakgebied. Interessant
is het echter wel, want het zetje wel aan
het denken.

Er zijn collega\'s van ons die zich aan
de kunst wijden en soms zelfs zich
daar helemaal op werpen. Wat ziet ie-
mand toch in een stuk linnen met
daarop een aantal klodders verf? Zijn
er dan zoveel mensen dwalende en het
spoor bijster? Neem een microscoop,
leg daaronder een druppel bloed na
deze behandeld te hebben met wat
kleurstoffen, dan heb je tenminste wat!
Dat heet onder andere hematologie en
kan als wetenschap worden bedreven.
Het kan geteld, gekleurd, gedifferen-
tieerd, gemanipuleerd, etcetera, etce-
tera worden. Iemand die dat kan, die
kan wat!

Er zijn ook mensen die claimen een
dier met acupunctuur beter te kunnen
maken of de klachten die aanwezig zijn
te doen verminderen. De naalden die
gebruikt worden zijn niet eens hol en
er kan dus nooit iets doorheen ingespo-
ten worden. Het enige wat het doet is,
zoals de wet het zo mooi formuleert,
\'de integriteit van het weefsel verbre-
ken\'. De integriteit nog wel! Dat is dan
dubbelop en kan dus niet wat zijn. Eerst
al het weefsel en als behandelwijze ook
nog eens een keer het beroep van ge-
neeskundige/kunstige/kunstenaar/kun-
stenmaker (m/v). Het is droevig gesteld
met de kunde en/of kunst.
We kunnen ook anders tegen dit soort
fenomenen aan kijken en bijvoorbeeld
zeggen: wat zou het toch mooi zijn als
het nu een klopte met die homeopathie
of die acupunctuur. Laten we dan om
te beginnen eerst eens alleen als ge-
sprekspartners nemen de collega\'s die
net zo gedreven en goed zijn in hun
vak als collega Slappendel (en vele an-
deren, want hij is geen roepende in de
woestijn). Het lijkt me volkomen te-
recht dat de humbug zoveel mogelijk
uitgebannen moet worden. Maar het is
net als met het placebo-effect, dat
ook
hij dieren
werkt, toch jammer dat we
de meerwaarde ervan niet gebruiken.
Het levert de industrie en onderzoe-
kers niet veel geld op want de eerste
kan er alleen maar aan verliezen en de
tweede komt niet geloofwaardig over
en kan het schudden met onderzoeks-
gelden. Wil je werkelijk iets bestrijden
(want dat wilt u en de uwen, het is
angst, allemaal angst) gebruik dan de
\'wapens\' die gangbaar zijn binnen het
te bestrijden kamp. U bent alleen maar
over te krijgen met uw eigen wapens,
wapens die binnen uw \'wetenschap\'
en belevingswereld gelden, dat is het
enige dat indruk op uw maakt.
Nogmaals, ik ben niet deskundig ge-
noeg om collega Slappendels werk kri-
tisch te beoordelen maar heb er alle
vertrouwen in. Evenmin ben ik in staat
het werk van iemand als Westerhuis
(sorry maar ik heb even een \'willekeu-
rige\' naam nodig) te be-/veroordelen.
Van beide weet ik dat ze integer zijn en
hun vak naar beste kunnen uitoefenen.
Het wordt natuurlijk heel pijnlijk als er
niet integer, onkritisch en niet vanuit
een recht-toe-recht-aan-basis als dege-
lijk diergeneeskundig onderwijs, wordt
gehandeld.

Als de \'kwakzalvers\' bestreden moe-
ten worden, dan lijkt het mij toe dat dat
alleen maar kan lukken met hun eigen
wapens, net zo goed als dat u alleen
maar te bestrijden bent met uw eigen
wapens, uw eigen wetenschap. Dat is
voor u waarschijnlijk een open deur
maar niet voor iedereen.
Ik kan een \'left-brain\' denker als col-
lega Slappendel alleen maar aanraden
iets meer zijn geest open te stellen
voor
andere mogelijkheden (laat de rech-
terhelft ook maar eens wat doenj.
Lees
bijvoorbeeld eens iets van een funda-
menteel fysicus (een echte weten-
schapper?) als Gary Zukav. Op z\'n
minst een interessante visie heeft deze
wetenschapper.

Of het allemaal waar is weet ik niet, dat
is niet aan mij ter beoordeling, maar het
zou wel mooi zijn als het zo is.
Interessante materie...(materie, mate-
rie??? wie heeft daar toch eens iets over
gezegd?) Wie weet, mogen we het nog
meemaken dat de twee \'werelden\' wat
dichter bij elkaar komen.
Voorlopig houd ik het er maar op dat
die noordpool toch op een of ander ma-
nier bestaat en tussen die stukken lin-
nen met verf zitten af en toe wel vro-
lijke werkjes waarbij ik met een
geroerde snik een traantje wegpink.

Sikke Minnema. dierenarts Holten/
Deventer

Lid bestuur SNVA (samenwerkende
veterinaire acupuncturisten)
Lid \'house of delegates\' IVAS (inter-
nationale veterinaire acupunctuur
veren igingj

Geachte redactie,

Omdat ik de afleveringen van het TvD
van 1 juli en 15 september 1999 heb
gelezen - en niet alleen die twee afle-
veringen - voel ik mij aangesproken
door hetgeen collega Meijling naar vo-
ren brengt in aflevering 22 van dit tijd-
schrift. Het ligt mogelijk aan het ge-
brek aan kennis van de historie van
collega Meijling, dat hij veronderstelt
dat ik mij door hetgeen ik daarin gele-
zen heb eeuwen terug in de tijd zou
wanen, want niets is minder waar. De
discussie regulier/alternatief, op welke
wijze dan ook gevoerd, is een discussie
van alle tijden.

Discussie regulier/alternatief van alle tijden

Zonder overigens daarmee een oordeel
uit te spreken over de bijdrage van col-
lega Meijling aan die discussie, ben ik
het met hem eens als ik van hem meen
te begrijpen dat hij verlangt dat die dis-
cussie op een objectieve wijze, met be-

-ocr page 21-

langstelling, waardering en begrip voor
eikaars standpunt, zal worden gevoerd.
Hij zal het daarom op zijn beurt wellicht
met mij eens zijn, dat de voorstanders
van de homeopatische geneeswijze aan
de discussie op belangrijke en positieve
wijze zouden kunnen bijdragen door
het presenteren van resultaten van we-
tenschappelijk onderzoek naar de heil-
zame werking van de homoeopathische
therapie. De discussie zou dan in ieder
geval worden getild naar het niveau van
een wetenschappelijke discussie en
vele, zo niet de meeste, van de huidige
tegenstanders van de homeopatie zullen
in geval van bewezen positieve resulta-
ten gaarne hun tegenstand opgeven.
Waar wachten wij nog op?

J. Jacobs,
Hummelo.

Beste dierenarts.

De komende periode zal voor de RVV een spannende wor-
den. Het jaar 2000, het jaar van de waarheid. We zijn thans
aan de laatste fase van organisatie-aanpassing gekomen.
Binnen de RVV wordt de teamwork-notitie besproken
waarbij \'de vierde baas\' in het vier-bazen-model (naast de
directie RVV, de kringdirecteuren en het districtshoofd)
wordt geïnstalleerd. Voor de functie van teamleider wor-
den thans meer dan vijftig gekwalificeerde collega \'s ge-
zocht met ambitie en in ieder geval enige ervaring.
Uitgangspimt hierbij is dat elk bedrijf een herkenbaar aan-
spreekpunt heeft. Er zullen ongeveer 15 tot 30 personen in
één team zitting hebben.

In verhand met de vereiste integriteit is het gewenst dat me-
dewerkers regelmatig (over enkele jaren) wisselen door de
bedrijven. Deze nieuw te installeren teams binnen de R VV
zullen ook worden gevormd om meer grip te krijgen op de
planningen realisatie van afgesproken activiteiten. Zeker nu
uit een (deels) externe analyse is gebleken hoeveel capaciteit
nodig zou zijn om alle taken conform de normen en afspra-
ken uit te voeren. Dit is een fors probleem. Daarom zal de
werving van meer dan 200 nieuwe R W-ers voortvarend in
gang worden gezet; zal in afwachting daarvan aandacht zijn
voor het verdelen van de pijn van de onderbezetting en zul-
len scholing en verbetering van de arbeidsomstandigheden
worden opgepakt.

Mij is tijdens een symposium - georganiseerd door de
KNMvD - in november gebleken dat er veel aan de commu-
nicatie tussen practici en de RVV kan worden verbeterd om
tot een vruchtbare samenwerking te komen. Na mijn pre-
sentatie hebben velen gereageerd. Met name op de stelling
dat men niet wist welke mogelijkheden er bestonden bij de
RVV

De nieuwe energieke voorzitter van de KNMvD, Ton de
Ruijter, heeft - hij kan het gelukkig niet laten - in zijn witte-
broodsweken voortvarende initiatieven genomen. Dit zal
zeker leiden tot continuïteit en verdere verscherping van de
gesprekken tussen de RVV, KNMvD en practici tot invul-
ling van de toekomstige samenwerking. En dat is winst van
zo \'n symposium!

Het jaar 2000 is voor de RVV het jaar van de waarheid. In
de relatie met practici staat \'de implementatie van de insig-
nes \' centraal. Ik verwacht deze weken het programma van
eisen te hebben ingevuld en met onder meer de KNMvD
te kunnen bespreken. Daarna zal het uitgevoerd worden
zodat binnen en buiten de RVV goed op de RVV-ta ken toe-
geruste (potentiële) medewerkers klaarstaan om van de
R Ween topkeuringsinstelling te maken!

De directeur RVV,
Pieter Cloo

Nieuws van de AUV Veterinaire Media \'

In de vorige mededeling hebben wij u geïnformeerd over het abonnement, dat
wij hebben ingesteld om de afname door u wat eenvoudiger te maken. Dit
blijkt nu al uitstekend te werken gezien het aantal abonnementen dat u bent
aangegaan. Voor ons is dit een goede stimulans om op zoek te gaan naar nieuw
materiaal. Wij vinden het dan ook heel prettig, dat wij u onderstaande ban-
den kunnen presenteren.

VETERINAIRE
MEDIATHEEK

Het materiaal dat in ons bezit is kunt u
vinden op de huispagina van de AUV
(www.auv.org). Ook in de VPK van de

AUV onder het hoofdstuk \'Diversen\'
kunt u vinden wat wij u kunnen leveren.
Voor vragen kunt u steeds terecht bij

-ocr page 22-

collega Jaap Schep, tel. 0485 335555 of
bij Tjeerd Cuperus, tel. 0524 561910.

Nieuwe producten

Diervriendelijk Transport (To market
to market)

Een Engelse film over het diervriende-
lijk transporteren en verplaatsen van
koeien, kalveren, schapen en varkens
naar bijvoorbeeld de markt.
Een film die aandacht vraagt voor het
welzijn van deze nutsdieren. Ondanks
dat deze film een Engelse situatie
weergeeft, is er veel herkenbaar voor
onze Nederlandse omstandigheden.
Bestelnummer A 118. Huurprijs ƒ 65,-,
verkoopprijs ƒ 95,-(prijzen excl. BTW).

Klinische symptomen bij koeien met

BSE (Clinicalfindings in cows with bo-
vine spongiform encephalopathy, BSE)
Eindelijk een film over BSE, met niet
meer de overbekende beelden van het
NOS-joumaal, maar een Engelstalige
film waarin een Zwitserse hoogleraar
duidelijk het klinisch onderzoek naar
BSE laat zien. De reacties van BSE-
koeien op diverse prikkels, zoals tast-,
geluid- en lichtprikkels geven duide-
lijke verschillen ten opzichte van nor-
male dieren. Ook de gang en stand van
het BSE-dier wordt met normale die-
ren vergeleken.

Voor de practicus een uitstekend dia-
gnostisch hulpmiddel!
Bestelnummer A 119. Huurprijs ƒ 85,-,
verkoopprijs ƒ 225,- (prijzen excl.
BTW).

Over mond- en klauwzeer gesproken
Een prachtige film over mond- en
klauwzeer (MKZ) die, in opdracht van
de Gezondheidsdienst voor Dieren, is
gemaakt door Video Q(uality) Produc-
tions van mevrouw C. Snoep.
In deze film wordt vooral het non-vac-
cinatiebeleid van de EU toegelicht,
maar door collegae wordt het klini-
sche beeld beschreven bij runderen,
schapen en varkens, dat vervolgens
met duidelijke beelden wordt geïllus-
treerd.

Een uitstekende film om uw boeren-
cliënten een avond te onderhouden en
de gang van zaken omtrent de MKZ-
bestrijding in de EU te verduidelijken.
Bestelnummer: A 120. Huurprijs
ƒ 12,50 excl. BTW.

Cursussen Stichting Post-Hoger Landbouwonderwijs

De Stichting Post-Hoger Land-
bouwonderwijs (PHLO) organiseert
enkele cursussen die tevens voor die-
renartsen interessant kunnen zijn. Zo is
er op 27 en 28 januari 2000 een cursus

Vruchtbaarheid en voortplanting van
het varken,
waarin recente ontwikke-
lingen op dit terrein aan de orde komen.
Voor deze cursus is snelle opgave aan
te raden. De kosten bedragen ƒ 1350,-.

Rundveevoeding

Op 30 en 31 maart 2000 organiseert het
PHLO een cursus
Rundveevoeding,
waarin aandacht zal worden besteed
aan de nieuwste inzichten op dit gebied.

De kosten van deze cursus bedragen
ƒ 1450,-. Opgave dient te geschieden
voor 1 maart 2000.

m

De cursussen vinden plaats
Wageningen. Nadere inlichtingen hij:
Bureau PHLO, Postbus 8130. 6700 EW
Wageningen, telefoon: 0317 - 484093/
484092, fax: 0317 - 426547. e-mail:
geralda. fonteijn@secr.phlo. wag-ur. nl

Workshop Moleculaire biologie en recombinant-DNA technologie

Van 19 tot en met 30 juni 2000 wordt
in Utrecht een workshop gehouden
voor onderzoekers die de recombi-
nant-DNA technologie in hun eigen
onderzoek willen gaan toepassen. Er
is geen voorafgaande kennis in de mo-
leculaire biologie vereist. De nadruk
ligt op laboratoriumwerk; hier wordt
circa zes uur per dag aan besteed.
Verder zijn er elke dag lezingen en
werkcolleges waarin de theoretische
achtergronden en de biotechnologi-
sche of medische toepassingen wor-
den besproken.

Voor inlichtingen: dr. J.A. Lenstra en
dr. W. Gaastra, Faculteit der Dier-
geneeskimde. Postbus 80165 (Yalelaan
1), 3508 TD Utrecht. Telefoon: 030 -
2534992; telefax: 030 - 2540784; e-
mail: Lenstra@vet.uu.nl

Twaalfde post-HBO-cursus Microbiologie van Levensmiddelen

De levensmiddelenmicrobioloog moet
adequaat kunnen reageren op de vele,
recent ingevoerde nieuwe ontwikke-
lingen en inzichten op het vakgebied.

Het gaat daarbij om productie-proces-
sen, verpakking, transport en bewaring
van voedingsmiddelen en betreft ook
restauratieve voorzieningen.

Nieuwe ontwikkelingen en inzichten in het vakgebied van de levensmiddelenmi-
crobioloog zijn aanleiding voor de twaalfde post-HBO-cursus
Microbiologie
van Levensmiddelen.
De organisatie van deze cursus is in handen van de
Eijkman Stichting en de Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein. De
cursusdata zijn 9 februari, 29 maart tot 5 april en 24 mei 2000.

Op nationaal en internationaal niveau
is nieuwe regelgeving in werking ge-
treden met een belangrijk microbiolo-
gisch element, met name EU Directief
93/43. De daarin wettelijk verplicht
gestelde borging van microbiologi-
sche veiligheid (HACCP) is een vorm
van procesbeheersing die aandacht
vereist in combinatie met risico-ana-
lyse. Onontbeedijk daarbij zijn theore-

-ocr page 23-

tische en praktische kennis en be-
kwaamheden. Docenten, puttend uit
jarenlange ervaring, wijzen hierbij de
weg. De professionele traditie van de
Eijkman Stichting staat borg voor een
verantwoorde cursus.

Doel

Cursisten kunnen kennis nemen van
nieuwe inzichten in aard, verspreiding,
koloniserende en metabole effecten,
detectie, identificatie en beheersing
van micro-organismen die voedselin-
fectie, -vergiftiging en -bederf kunnen
veroorzaken. Verder leren cursisten op
moderne wijze theoretisch en prak-
tisch te werken binnen een laborato-
rium, bedrijf of inspectie-orgaan, on-
der andere bij de ontwikkeling van een
kwaliteitszorgsysteem, met nadruk op
de daarbij behorende microbiologi-
sche validatietechnieken in het kader
van HACCP.

Inhoud

• Ecologische benadering van preven-
tieve strategieën met betrekking tot
pathogene en bederf-verwekkende
organismen in levensmiddelen.
Richtlijnen voor \'Good Manufac-
turing and Distribution Practices\'
(GMDPs).

Microbiologische risico-analyse en
beheersing in het kader van HACCP.
Vaststellen, via predictieve micro-
biologie, van de factoren die bepa-
lend zijn voor ontwikkeling van pa-
thogene en bederf-organismen in
levensmiddelen tijdens productie en
bewaring, en in welke mate deze de
houdbaarheidstermijn beïnvloeden.
Microbiologische procesbeheersing
bestudeerd aan de hand van een mo-
del-keukenonderzoek.
Microbiologische monitoring van
productie- en distributielijnen in het
kader van HACCP.
Verzamelen van relevante informa-
tie via internet.

Behandeling van een vraagstelling
uit de praktijk aan de hand van een
praktijkproject, uitgewerkt door

twee cursisten gezamenlijk.

• Vertaling van de leerstof naar de ei-
gen werksituatie.

• Innoverend element: Psychologie en
sociologie van het incentiveren van
catering met betrekking tot het vol-
gen van Hygiëne Codes, ex EU
93/43.

Het ingangsniveau is HBO, HLO en/of
relevante microbiologische werkerva-
ring. De cursuskosten bedragen
f 4250,- (inclusief maaltijden, etce-
tera). De cursus is gecertificeerd door
de Stichting Post-HBO Nederland.
Deelnemers die naar het oordeel van
de cursusleiding het onderwijs met
succes hebben gevolgd, ontvangen het
officiële certificaat van de Stich-
ting Post Hoger Beroepsonderwijs
Nederland.

Inlichtingen bij prof. dr. W. van
Dokkum, telefoon: 030 - 6992860, fax:
030 - 6992861, e-mail: w.dokkum@
wxs.nl of bij mevrouw prof. C.B.
Struijk, telefoon/fax: 010-5914881.

Routinematige behandeling bij biggen.
Literatuurstudie naar de achtergronden en alter-
natieven. W.C.J. Kampschöer; SR 864/99: 37 pp.

Eicelwinning bij het rund: resultaten van de
transvaginale follikelpunctiemethode onder
cchobegeleiding vanaf 1992, H. Veneklaas
Slots; SR 865/99: 60 pp.

Botulisme bij het paard. S. van den Hout; SR
866/99: 24 pp.

Roofvogels en uilen in Nederland. H.W.C.M.
Verweijen; SR 867/99: 44 pp.

Amyloidosis in ruminants in the San Diego Zoo
and Wild Animal Park. M.N.D. Lamberts; SR
868/99: 26 pp.

Bacteriën in sperma als oorzaak voor enometri-
tis bij de merrie. G. van Hes; SR 869/99: 29 pp.

Ureum als indicator voor de N-voorziening bij
verse koeien. M. Sprock; SR 870/99: 20 pp.

Hanetred bij het paard; een literatuuroverzicht.
E.M.H. van der Eist en D.J. Wilps; SR 871/99:
35 pp.

19

Een eigen huis, een plek onder de zon; over ziek-
tebeelden in relatie tot voeding en huisvesting van
schildpadden. M. Stooker-de Boer; SR 872/99:
55
pp.

Gebitsafwijkingen bij konijnen (literatuuronder-
zoek). B.C.M. van Delft; SR 873/99: 19 pp.

De invloed van training op hartfrequentie, hartvo-
lume en hartgewicht. V.A.J. op den Kamp; SR
874/99: 22 pp.

Secundaire renale hyperparathyreoidie bij hon-
den;
Pathogenese en therapie. A.S. Alting; SR
875/99: 57 pp.

Reproduction in Cheetahs. M. de Wit; SR
876/99: 43 pp.

Chronic Wasting Disease. Prionziekte bij
Noordamerikaanse hertachtigen. M. Vemooy;
SR 877/99: 20 pp.

Antibioticumgevoeligheid van bepaalde kiemen
bij de hond. C.B. Lansbergen; SR 878/99: 53 pp.

Kruisimmuniteit tussen het bovine herpesvirus
type 1 (BHV-1) en het bovine herpesvirus type 5
(BHV-5). E.J.A. van de Pol; SR 879/99: 25 pp.

Studies on the use of ivermectin in Irish marine
salmon farms. H. Offereins; SR 880/99: 19 pp.

Insulinomen bij hond, fi-et, kat en landbouwhuis-
dieren; een literatuurstudie. M. van Willigen en M.
Roeterdink; SR 881/99:64 pp.

Lijst studentenreferaten

T I ) D S c H R I F T V O o R DIERGENEESKUNDE, DeEL I25, jANUARI, AFLEVERING 1, 2000

Urethral sphincter mechanism imcompetence in
female dogs; Predisposing factors and long-term
results of pharmcological management. Y. Porat;
SR 882/99:32 pp.

Growth Hormone Insulin Like Growth Factor.
Insulin Like Growth Factor Binding Protein axis
in the dog. R.P. Favier; SR 883/99: 23 pp.

De validiteit van gedragsparameters in het kader
van motivaties en gedragsbelemmeringen bij
varkens, kippen en kalveren. S.M. Beelen; SR
884/99:79 pp.

Mesioversie van de bovenhoektanden bij de
Sheltie. A. Heitink; SR 885/99: 36 pp.

Folliculaire ontwikkeling en ovulatie bij het
rund: de invloed van negatieve energiebalans
postpartum en de rol van groeifactoren. T.
Habben Jansen; SR 886/99: 31 pp.

De antibioticum-gevoeligheid van enkele bacte-
rie-species bij papegaai-achtigen. C.W.J. Uite-
waal; SR 887/99: 36 pp.

Gebruik van diergeneesmiddelen tijdens de dracht
bij de hond. N. Landsbergen; SR 888/99: 86 pp.

Osteochondrose. Een speurtocht naar de genen.
M.C. Labberté. SR 889/99: 25 pp.

Oestrusdetectie bij runderen in geuren en kleu-
ren. G. Braskamp; SR 890/99: 36 pp.

SCID bij het Arabische paard. L. van \'t Slot; SR
891/99:26 pp.

Zinkvergiftiging bij vogels. N.M. de Wildt; SR
892/99: 18 pp.

-ocr page 24-

Welzijn van het paard in gevaar\'? Het tekort aan
geregistreerde diergeneesmiddelen. E.M. van
Gasteren; SR 893/99: 72 pp.

Lebmaagdislocaties naar links: een vergelijking
tussen de Utrechtse methode en de Hannoverse
methode, uitgevoerd in de kliniek of ambulant.
C.K.L. Rijnders; SR 894/99: 20 pp.

Intoxicaties door anticoagulant rodenticide. M.H.
Steeman; SR 895/99: 19 pp.

De voederstrategie tijdens de lactatie in relatie tot
de vruchtbaarheid bij zeugen. E. Heuvelman; SR
896/99: 33 pp.

Voedingsfactoren met betrekking tot eiwitge-
halte in de melk. M. Drint; SR 897/99; 20 pp.

Diergeneeskunde in de 18e eeuw bij de verlos-
kunde van het rund. De \'zin en onzin\' van thera-
pieën in de I8e eeuwse veterinaire literatuur.
G.E. de Jong; SR 898/99: 20 pp.

Waarom ontstaan stereotypieën bij paarden? G.
van Leeuwen; SR 899/99: 26 pp.

Hypofysaire dwerggroei bij de Duitse herders-
hond. D.R. Bresser; SR 900/99: 43 pp.

Een echocardiografischc smdie van de diameter
van het linker ventrikel bij opgroeiende veulens.
P.A. van Baren en S.R. Knopjes; SR 901/99:23 pp.

The defence mechanism of the mare\'s uterus and
the effect of insemination on the uterus. B.
Rambags; SR 902/99: 49 pp.

Rol van bruin vetweefsel bij thermogenese.
Uncoupling protein nader bekeken. E.K.
Blommers; SR 903/99: 12 pp.

Een vergelijkend onderzoek naar het gebruik van
de vogelwasmachine versus handwasmethode.
M. Berrevoets cn J. Kaemingk; SR 904/99: 26 pp.

Macronutrient digestibility in captive black and
white ruffed lemurs. S. Lovric, A.C. Beynen en
J. Nijboer; SR 905/99: 16 pp.

Doofheid bij dalmatische honden. A.J.M.M.
Verhorevoort; SR 906/99: 41 pp.

Chronisch nierfalen bij de jonge boxer. E.J. van
Ditshuizen; SR 907/99: 21 pp.

Feline Leukemie: vaccinatieproblematiek. F.M.
Dumoré; SR 908/99: 29 pp.

BHV-1 bij artiodactyla in de Nederlandse dieren-
minen: Gevoeligheid, prevalenties en mogelijke
relaties met rundvee in verband met het landelijke
IBR-bestrijdingsprogramma. M. van Zijll
Langhout; SR 909/99: 28 pp.

Protocollaire aanpak van luchtweginfecties bij
kalveren. M. Berghuis en A. Geerling; SR
910/99: 36 pp.

Infectiositeit en transmissie van het BSE-agens.
GW. Bakker; SR 911/99: 32 pp.

De overdraagbaarheid van spongiforme enchep-
halopathieën tussen diersoorten. W.A. Breukers;
SR 912/99: 19 pp.

Invloed van de stappenteller op de tussenkalftijd in
de praktijk. G.J.D. Seijbrands; SR 913/99:44 pp.

Paratubercolosis - diagnostics and immunologie
responses in neonatal calves following vaccination
and experimental infection. A. Schipper; SR
914/99:25 pp.

Feline interstitiële cystitis. P. Hoogendam; SR
915/99: 19 pp.

Ammoniak- en galzuurbepaling bij de diagnose
van portosystemische shunting en cholestase.
M.J. Brüning; SR 916/99: 38 pp.

Penistumoren bij paard en pony. N. dc Heer; SR
917/99:25 pp.

Lactatie-anomalieën bij de geit. D. Gccratz; SR
918/99: 35 pp.

Detection techniques on anthelmintic resistance,
particularly in
Haemonchus conlorlus. N.M.

Reeuwijk;SR 919/99: 36 pp.

A study into the effect of age upon follicular dy-
namics in mares and its relation with reproduc-
tive efficiency. G. Nijborg; SR 920/99: 35 pp.

Leptospirose bij bet paard. M.E.L. Nyst; SR
921/99:39 pp.

Veterinair naslagweg op bet gebied van aangifte-
plichtige ziekten in Nederland. M. Smolders; SR
922/99:234 pp.

Pharmacodynamics and pharmacokinetics of
carprofen in horses. G. Stegen; SR 923/99; 68 pp.

Pyrrolizidine alkaloïden in de Benelux. Een ge-
vaar voor mens en dier? A.W.P. Broos; SR
924/99: 129 pp.

Het gedrag en het welzijn van opgestalde runde-
ren in de melkveehouderij in Nederland. R.
Loman; SR 925/99: 18 pp.

Mogelijkheden voor anti-retrovirale therapie bij
de kat met klinische symptomen van feline im-
munodeficiëntie virusinfectie. W.J. Meursing;
SR 926/99: 19 pp.

Huidtransplantaties bij het paard. M. van den
Hoeven; SR 927/99; 15 pp.

Het gebruik van de Ilizarov Externe Ringfixator
bij de behandeling van groeistoornissen van het
anterachium bij de hond. M. van Hussen en M.
van der Werf; SR 928/99: 28 pp.

Aviaire leukose virus subgroep J.B. Plooyer; SR
929/99: 32 pp.

Invloeden op het enzym 11 - hydroxy-dehydroge-
nasc (11 OHSD). B. Hcsseling; SR 930/99: 36 pp.

Constraints in cattle production on the com-
munal land areas ofZimbabwe. J.A. Clipper; SR
931/99: 18 pp.

Congestieve cardiomyopathie bij de Ierse wolfs-
hond. D. Mioch en P. Mioch; SR 932/99: 43 pp.

ET. Schout; SR /ig/gS: 29 pp.

Feline Infectious Peritonitis (FIP)
komt in twee vormen voor en wel een
exsudatieve en een granulomateuze.
De verwekker (FIPV) behoort tot de
familie van de coronaviridae.
Infectie vindt plaats per os of per inha-
lationem.

De ziekte komt vooral voor in catteries.
Na infectie ontstaan bij sommige kat-
ten immuuncomplexen die afgezet
worden in de wanden van de bloedva-
ten. Meestal ziet men geen ziektever-
schijnselen.

Na herinfectie kunnen echter wel pro-
blemen ontstaan hetgeen toegeschre-
ven wordt aan het fenomeen \'antibody
dependent enchancement\' (ADE), een
term bekend uit de immunologie.
Een complicerende factor is het feit dat
behalve FIPV er nog een coronavirus
bij katten voorkomt. Dit agens (FECV)
kan een milde enteritis veroorzaken.
Deze filtreerbare smetstof heeft anti-
gene componenten gemeen met FIPV
en is eveneens aansprakelijk voor
ADE.

Op problemen verband houdende met
vaccinatie tegen FIP wordt ingegaan.

Preventie van Feline Infectieuze Peritonitis

Men zou entstoffen moeten gebruiken
die alleen de cellulaire immuniteit sti-
muleren.

Het treffen van hygiënische maatrege-
len in catteries wordt benadrukt.
Kittens van poezen met antilichamen
tegen FIPV en FECV moeten eerder
gespeend worden dan nakomelingen
van dieren zonder deze afweerstoffen.

-ocr page 25-

A. Hermans; SR 721/9S: 25 pp.

Van een \'poor performance\' syn-
droom bij paarden spreekt men wan-
neer de prestaties bij draven en rennen
tegenvallen.

Dit kan het gevolg zijn van het minder
goed functioneren van het ademha-
lingsapparaat, van het hart of van be-
wegingsstoomissen.
Deze scriptie doet verslag van een lite-
ratuuronderzoek waarbij gekeken is
naar afwijkingen in de luchtwegen en
het hart.

De paarden werden gecontroleerd op
een tredmolen, een soort lopende band
waarvan de snelheid en de hellings-
hoek veranderd kunnen worden.
Men onderzocht de dieren (na gewen-
ning) in rust, na inspanning op de tred-
molen en na het stilzetten van de band
op verschillende tijdstippen.
Er werd gebruik gemaakt van endosco-
pie, van analyse op zuurstofopname en

"PÄ^äitä,:--.\' \'

Het poor petformance syndroom: het testen van paarden op de tredmolen

C02-afgifte met behulp van flowme-
ters gekoppeld aan metingsapparatuur,
van telemetrie gekoppeld aan een mo-
nitor, van het continu bepalen van het
ECG voor, tijdens en na het experiment
met behulp van een computer en van
het bepalen van het lactaatgehalte in
het plasma op diverse momenten.
Besproken worden de diverse onder-
zoeksprotocollen, de evaluatie ervan
en de voor- en nadelen van het werken
met een tredmolen.

Elektronische identificatie

Aspecten van transpondermigratie bij de hond

feferaten

Biological and migrational characteris-
tics of transponders implanted into
beagle dogs. J.A. Jansen, J.P.C.M. van
Waerden, R. H. Gwalter en S.A. B. van
Rooy. Vet Ree
199g; 145; 329-33.

Door de Afdeling Biomaterialen van
de Faculteit Tandheelkunde in
Nijmegen is onderzoek gedaan naar
het migratiegedrag (verplaatsing > 1
cm) van transponders bij de hond.
Hiervoor werden in totaal 90 transpon-
ders geplaatst bij 15 beagles op drie
verschillende plaatsen, zowel links als
rechts bij het dier (achter de kop, voor
en achter het schouderblad). Er werden
drie verschillende transponders onder-
zocht (bioglas, geëtst bioglas en met
een polypropyleen cap).
Gedurende 16 weken werden de dieren
vervolgd en is gekeken naar de implan-
tatieplaats (zwelling, reactie). Verder
werd de locatie van de transponder ge-
controleerd met behulp van een reader
en röntgenfoto\'s. Aan het eind van de
proef zijn de transponders chirurgisch
verwijderd en histologisch onderzocht.
Er werden geen klinische verschijnselen
gesignaleerd en alle transponders be-
vonden zich na 16 weken tenminste één
centimeter van de implantatieplaats. De
kleinste migratie vond plaats bij
transponders die achter het oor waren
ingebracht (7/30; maximaal 2 cm). Voor
het schouderblad (de in Nederland ge-
bruikelijke plaats van aanbrengen, ref)
waren dit er meer (14/30; maximaal 5
cm) en achter het schouderblad werd
een aanzienlijk grotere kans op migratie
gevonden, namelijk 23/30 over een af-
stand van maximaal 11 cm.
Het controleren met een reader (na
vergelijking met de röntgenfoto) bleek
onbetrouwbaar te zijn. Er werd geen
verschil aangetoond in de mate van
migratie tussen de verschillende soor-
ten transponders en histologisch on-
derzoek gaf te zien dat alle transpon-
ders waren omgeven door een dun
laagje bindweefsel zonder aanwijzin-
gen van een ontstekingsreactie.
De onderzoekers concludeerden dat de
kans op migratie minimaal is wanneer
een juist protocol wordt gehanteerd in
combinatie met de juiste plaats van in-
brengen en gechipt wordt door ervaren
personen.

P.A.M. Overgaauw

Str. equi produceert een zogenaamd bacterieel superantigeen i.t.t. Str. zooepidemicus

T. Anzat, A.S. Sheoran, Y. Kuwamoto,
T. Kondo, R. Wada. T. Inoue, and J.F.
Timoney. Vet Immun Immunpath
1999; 67- 235-46.

De tot de Lancefield groep C.
Streptococcen behorende Str. equi en
Str. zooepidemicus worden als de meest
belangrijke pathogene streptococcen
voor het paard beschouwd. Str. equi ver-
oorzaakt droes, waarbij abcesvorming
in de regionale lymfeklieren een belang-
rijke rol speelt. Str. zooepidemicus kan
meerdere orgaansystemen aantasten,
terwijl gezonde paarden er drager van
kunnen zijn in de keel.

Er zijn de laatste jaren veel studies ver-
richt over de exotoxinen van de humaan
pathogene Str. groep A (de \'vlees-
etende\' bacterie) en naar aanleiding van
de studies hebben de auteurs getracht
enige toxinen van de hiervoor ge-
noemde streptococcen iets beter te ka-
rakteriseren. Het betrof een onderzoek
naar het voorkomen van \'superantige-
nen\': dit zijn eiwitten die T-cellen niet
als \'gewoon\' antigeen activeren, maar
alle T-cellen aspecifiek tot een enorme
profileratie dwingen. Als gevolg hier-
van ontstaat een massale cytokinepro-
ductie met mogelijk zeer ernstige gevol-
gen.

Supematants van de genoemde strepto-
coccen werden bij geïsoleerde lymfocy-
ten gebracht en onderzocht werd hoe de
stimulatie van de lymfocyten verliep in
vergelijking met onder andere bekende
mitogenen. Uit het onderzoek bleek dat
Str. equi wel en Str. zooepidemicus niet
tot de zogenaamde superantigenen-vor-
mers behoorde. Wat dat betreft is Str.
equi dus vergelijkbaar met de groep A
Streptococcen bij de mens die ten ge-
volge van de door de superantigeen indi-
rect veroorzaakte cytokines een \'toxic
shock syndroom\' kunnen doen ontstaan.

J. Goudswaard

-ocr page 26-

Johan Bruins

\'Veearts Bruins\' is jarenlang een be-
grip geweest op het Hoogeland van
Groningen rondom dorpen als Eenrum,
Ezinge en Winsum. Twee generaties
Bruins waren practici in deze streek.
Met het overlijden van Johan Bruins
op 29 augustus 1999 is een periode af-
gesloten waaraan velen terug zullen
denken met nostalgie, re.spect en een
verholen glimlach.

Johan Bndns werd op 11 oktober 1916
geboren in Eennim als zoon van een
dierenarts. Zijn vader Bnmo Bndns
had zich in 1907 als paardenarts in
Eenrum gevestigd. Met zijn beide broers
heeft hij in dit dorp zijn jeugd doorge-
bracht. Tengevolge van de toenemende
mechanisatie werd het paard minder
belangrijk en daarom verhuisde de fa-
milie naar Winsum, waar de melkvee-
houderij belangrijker was. Zijn middel-
bare schoolopleiding volgde hij aan de,
voor de ontwikkeling van het Hooge-
land zo belangrijke, Rijks-HBSte Warf-
fum.

Zijn opleiding in de diergeneeskunde
in Utrecht kon hij nog net afronden
voordat de Faculteit in 1942 sloot in
verband met de bezetting door de
Duitsers.

Hij trouwde met Isolde Gombert en sa-
men trokken ze naar Grijpskerk, waar
ze de moeilijke oorlogsjaren door-
maakten. Deze tijd hebben ze toch po-
sitief e -varen door de hechte gemeen-
schaps zin, die er in die tijd heerste. Als
dc postkantoorhouder via het afluiste-
ren van de telefoon wist dat er een raz-
zia naar onderduikers bij boeren op
handen was, dan kon Johan onder het
mom van een spoedgeval \'s avonds of
\'s nachts de betrokkenen waarschu-
wen. Bij de vordering van paarden
voor de Duitsers moesten ook wel
eens, als het enigszins mogelijk was,
vreemde ziekten bedacht worden om te
voorkomen dat de dieren van de hoe-
ren werden ingepikt.
Uit hun huwelijk werden drie dochters
en drie zonen geboren.
Na de oorlog is Johan samen gaan
werken met zijn vader in Winsum. Zijn
vader M\'Oi voor Johan het grote voor-
beeld zoals hij de praktijk wilde doen.
Kundigheid gekoppeld aan tact en
vooral humor.

In 1955 is zijn oudste broer Piet ook bij
hen in de praktijk gekomen. Een echt
familiebedrijf dus. Doordat Johan in
de praktijk van zijn vader was opge-
groeid kende hij alle familierelaties en
wist veel andere bijzonderheden van
zijn cliënten. Hij was echt in de men-
sen geïnteresseerd en vaak hun raads-
man in zowel zakelijke als privé-aan-
gelegenheden.

In het dorp Win.sum was hij actief in
veel verenigingen. Hij was voorzitter
van de tennisclub, de voetbalclub, de
schaakclub, enzovoorts. Maar wat zijn
grootste interesse had, dat was de
Nutsspaarbank. Hij was er trots op dat
deze bank in Noord-Nederland jaren-
lang de hoogste rente op spaarreke-
ningen uitkeerde. De bank, in de volks-
mond \'de bank van Bruins\' genoemd,
groeide onder zijn bezielende leiding
uit tot een grote bank. De Nutsspaar-
bank werd Bondsspaarbank en nog
weer later VSB bank.
Hij was dus nogal eens een avondje ter
vergadering en Isolde had daar geluk-
kig niet al te grote problemen mee.
In Winsum stond ook een Kl-station.
Drie keer in de week werd \'s morgens
vroeg het sperma van de stieren beoor-
deeld, maar daar bleef het niet bij. Zijn
veterinaire adviezen waren slechts een
klein deel van de inspanningen die hij
voor deze vereniging verrichtte. Voor-
al ook zijn adviezen op foktechnisch en
bestuurlijk gebied werden zeer ge-
waardeerd.

Ook binne n de KNMvD heeft hij zijn
bestuurlijke kwaliteiten laten blijken.
Hij is onder andere voorzitter van de
Afdeling Groningen-Drenthe geweest.
Is lid gen eest van het Hoofdbestuur,
lid van de Ereraad en voorzitter van de
Vereniging van Practici in de Provin-
cie Groningen.

Zijn werkzaamheden als voorzitter van
de Arbitrage Commissie voor de Vee-
handel verschafte hem veel genoegen.
Hij bezat de gave om bij het oplossen
van een conflict alle partijen het ge-
voel te geven dat ze niet verloren had-
den. Hadden ze echter dingen gedaan
die echt niet door de beugel konden,
dan kon hij ze heel fijntjes op hun num-
mer zetten.

In 1970 ging broer Piet in de vleeskeu-
ring. Toen moest hij samen gaan wer-
ken met ons als jonge, pas afgestu-
deerde dierenartsen. Johan had daar
geen enkel probleem mee. Hij stond
ons met raad en daad terzijde en deed
volop mee in nieuwe ontwikkelingen
als gespecificeerde nota \'s, bedrijfsbe-
geleiding, computers, voorlichtings-
avonden, een praktijkgebouw, spreek-
uren voor kleine huisdieren, etcetera.
De gezellige grupstal werd een mo-
derne ligboxenstal.

De tweemans praktijk was in 1983
toen Johan de praktijk verliet uitge-
groeid tot een vijfmans associatie.
Johan heeft gepraktiseerd in een tijd
van veterinaire hoogtij. Door de komst
van de antibiotica en moderne che-
mopharmaca werden de genezings-
kansen voor dieren vele malen groter.
De dierenarts genoot bij de veehou-
ders een groot vertrouwen.

Ook na zijn afscheid van de praktijk
bleef hij deze belangstellend volgen.
Johan wilde graag net als zijn vader
83 jaar worden. Dat is echter niet ge-
beurd. De laatste jaren kreeg hij ge-
zondheidsproblemen. maar hij bleef
goed functioneel. De laatste paar
maanden van zijn leven gingen jam-
mer genoeg met veel pijn en lichame-
lijke teruggang gepaard. Maar hij
bleef gelukkig zeer helder van geest.
Wij hebben grote bewondering voor de
manier waarop Isolde en alle kinderen
hem in zijn laatste levensweken heb-
ben verpleegd.

Johan Bruins is er niet meer, maar in
onze herinnering blijft hij onze geres-
pecteerde raadsman en dierbare
vriend.

W.J.L. Lusink
M. Nicolay

-ocr page 27-

\'i^^iiSii^ttitiwviKaiDirnf\'isMelBtPW^i

Toekomstperspectief

Geachte collegae,

Namens het Hoofdbestuur en het secretariaat van de KNMvD wens ik u en uw dierbaren een gezond en voorspoedig
2000 toe.

Het is de gewoonte bij een jaarwisseling terug te blikken op het afgelopen jaar. Een gewoonte die vanwege het bij-
zondere karakter van deze millenniumwisseling extra accent krijgt.

Als uw nieuwe voorzitter geef ik echter de voorkeur aan vooruitblikken en aandacht te schenken aan de kansen die
dit derde millennium onze beroepsgroep kan bieden.

Het is waar dat de bedrijfseconomische situatie in de landbouw als gevolg van de internationale malaise in de
marktsectoren zeer slecht te noemen is. De specifieke Nederlandse situatie rond de nitraatrichtlijn voegt daar een
extra negatieve dimensie aan toe. Veel collegae ondervinden daarvan dagelijks de financiële en emotionele gevolgen
in de contacten met hun cliënten.

Het nieuwe jaar biedt echter veel nieuwe kansen. Te noemen zijn nieuwe taken voor de dierenarts als gevolg van de
richtlijn 97/12 (het veterinaire netwerk) en parttime mogelijkheden voor practici bij uitvoering van taken voor de
Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

Daarnaast zal verdere implementatie van de erkenningsregeling van dierenartsen mogelijkheden bieden tot aanslui-
ting op ontwikkelingen in diverse marktsectoren.

De mogelijkheid om als dierenarts in brede zin een belangrijke positie te verwerven als hoeder van gezondheid voor
mens en dier, alsmede van welzijn van het dier is reëel aanwezig. De daartoe noodzakelijke, meer onafhankelijke po-
sitie van de dierenarts zal een belangrijk punt van overleg met de overheid vormen.

Verdere interessante ontwikkelingen zijn de invoering van het nieuwe curriculum aan de Faculteit der Diergenees-
kunde en de noodzakelijke aansluiting van de zogenaamde uitstroomprofielen aan de erkenningsregelingen voor die-
renartsen.

De huidige onduidelijkheid over de taakuitoefening van de Gezondheidsdiensten voor Dieren in de toekomst baart
mij zorgen.

Aspecten als monitoring van dierziekten, sectiefaciliteiten, en vooral operationele slagkracht in \'oorlogstijdlijken
vooralsnog onvoldoende de aandacht te krijgen. Met de varkenspestbestrijding nog vers in ons geheugen een grieze-
lig gegeven.

Een belangrijk punt waarvoor in 2000 oplossing zal moeten worden gezocht, is de problematiek rond de automatise-
ring van praktijken. Deze zaak, die in mijn herinnering al zeer lang voor onvrede heeft gezorgd en heeft geleid tot een
breed gesteunde motie op de Algemene Ledenvergadering, heeft de hoogste prioriteit. Uitgangspunt is wel dat de
dierenarts en zijn of haar beroepsorganisatie zich, gezien de belangrijke dwarsverbanden met andere belangheb-
benden, niet kunnen permitteren de informatisering links te laten liggen.

Binnen de komende paar jaar zullen veel zaken als hierboven benoemd, zijn uitgekristalliseerd. Aan ons allen om er
zorg voor te dragen dat de positie van onze beroepsgroep hieruit versterkt te voorschijn zal komen.

T. de Ruijter,
voorzitter KNMvD.

-ocr page 28-

Salarissen dierenartsen - \'nieuwe stijl\'

Sinds 1 januari 1996 adviseert de
KNMvD gebruik te maken van het
nieuwe salariëringssysteem, dat uit-
gaat van een basis salarisschaal voor
een gemiddeld 40-urige werkweek.
Daarbij komen dan bedragen voor de
weekend- en avond/nachtdiensten.
Nadere informatie over het salarië-
ringssysteem wordt gegeven in de
KNMvD-publicatie \'Het in dienst ne-
men van personeel (1999)\'. Voor de
goede orde wordt opgemerkt dat het
\'oude\' salariëringssysteem niet lan-
ger geadviseerd wordt door de
KNMvD.

Basis salaristabel 40 uur per week - geen avond/
nacht- of weekenddiensten

(bruto bedragen per maand)

Bedragen gelden voor 2000.

0 dienstjaren

ƒ4.060,-

1

ƒ4.556,-

2

ƒ4.805,-

3

ƒ5.053,-

4

ƒ5.301,-

5

ƒ5.550,-

6

ƒ5.798,-

7

ƒ6.046,-

8

ƒ6.294,-

9

ƒ6.544,-

10

ƒ6.793,-

De adviezen voor de vergoedingen
voor avond/nachtdienst en weekend-
dienst luiden:

bij vervanging van één dierenarts: ƒ 44,-
voor de avond/nachtdienst en ƒ 332,-
voor de weekenddienst;
bij vervanging van twee of drie dieren-
artsen: respectievelijk ƒ66,- en ƒ497,-;
bij vervanging van vier of meer dieren-
artsen: respectievelijk ƒ 89,- en ƒ 663,-.

\' Dat wil zeggen dat op dit bedrag de gebruikelijk sala-
risberekening moet worden toegepast (inhouding
premies en belastingen, bijltelling overhevelingstoe-
slag en vakantietoeslag, etcetera.

Honoraria voor dierenartsen-waar-
nemers in loondienst
(zonder zelf-
standigheidsverklaring)
De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts-waarnemer in loondienst
(zonder zelfstandigheidsverklaring) zijn
als volgt:

• voor een pas afgestudeerde dieren-
arts ƒ 187,- bruto werknemer\' per
dag (= per uur ƒ23,50);

• voor een dierenarts met circa één
jaar relevante ervaring ƒ211,- bruto
werknemer per dag (= per uur
ƒ26,50);

• voor een dierenarts met circa twee
jaar relevante ervaring ƒ 236,- bruto
werknemer per dag (= per uur
ƒ26,50).

Voor een zelfstandige waarneming
door
een dierenarts met langdurige er-
varing bedraagt het advies ƒ 272,-
bnito werknemer per dag (= per uur
ƒ34,-).

De geadviseerde vergoeding voor een
avond/nachtdienst bedraagt:
bij waarneming voor
één dierenarts ƒ44,-

bij waarneming voor
twee of drie dierenartsen ƒ 66,-
bij waarneming voor
vier of meer dierenartsen ƒ 89,-.
Een avond/nachtdienst gaat in na het
avondspreekuur en duurt tot de vol-
gende ochtend aanvang nieuwe werk-
dag.

De geadviseerde vergoeding voor een
weekenddienst bedraagt:
bij waarneming voor één
dierenarts ƒ 332,-

bij waameming voor twee
of drie dierenartsen ƒ 497,-

bij waameming voor vier
of meer dierenartsen ƒ663,-.

Een weekenddienst duurt in principe van
vrijdagavond na het avondspreekuur tot
maandagochtend aanvang nieuwe werk-
dag.

Aanpassing adviessalarissen voor dierenartsen-
medewerkers per 1 januari 2000

Het is gebruikelijk dat per 1 januari de adviessalarissen voor dierenartsen-
medewerkers worden aangepast. Het Hoofdbestuur adviseert de salarissen
aan te passen met 2,5 procent, het indexcijfer van de salarisontwikkeling in
het particulier bedrijf (periode september 1998-september 1999).
Op het moment dat dit artikel werd geschreven, was nog geen duidelijkheid
over eventuele aanpassing van het reiskostenforfait en de vergoeding voor za-
kelijk gereden kilometers per 1 januari 2000. Wijzigingen zullen zo snel mo-
gelijk bekend worden gemaakt via het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Honoraria voor dierenartsenwaar-
nemers met een zelfstandigheidsver-
klaring

De geadviseerde salarissen voor een
dierenarts-waarnemer, werkzaam met
een zelfstandigheidsverklaring (geen
loondienst) zijn als volgt:

• voor een pas afgestudeerde dieren-
arts ƒ 248,- bruto per dag (= per uur

ƒ31,-);

• voor een dierenarts met circa één
jaar relevante ervaring ƒ 278,- bruto
per dag (= per uur ƒ 35,-);

• voor een dierenarts met circa twee
jaar relevante ervaring ƒ 304,- bruto
per dag (= per uur ƒ 38,-).

Voor een zelfstandige waameming
door een dierenarts met langdurige er-
varing bedraagt het advies ƒ 336,-
bruto per dag (= per uur ƒ 42,-).

De geadviseerde vergoeding voor een
avond/nachtdienst bedraagt:
bij waameming voor
één dierenarts ƒ 58,-

bij waameming voor
twee of drie dierenartsen ƒ 86,-
bij waarneming voor
vier of meer dierenartsen ƒ 117,-.
Een avond/nachtdienst gaat in na het
avondspreekuur en duurt tot de vol-
gende ochtend aanvang nieuwe werk-
dag.

De geadviseerde vergoeding voor een
weekenddienst bedraagt:
bij waameming voor
één dierenarts ƒ 463,-

bij waameming voor
twee of drie dierenartsen ƒ 679,-
bij waameming voor
vier of meer dierenartsen ƒ895,-.
Een weekenddienst duurt in principe
van vrijdagavond na het avondspreek-
uur tot maandagochtend aanvang
nieuwe werkdag.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt
dat bovenstaand alleen de belangrijkste
adviezen worden gegeven betreffende
salariëring. Nadere informatie over on-
der andere arbeidsvoorwaarden en be-
rekening van honoraria voor waarne-
mend dierenartsen (avond/nacht- en
weekenddiensten) wordt gegeven in de
publicatie \'Het in dienst nemen van
personeel 1999\'.

Mevr. drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess,
stafmedewerker KNMvD.

-ocr page 29-

Het wettelijk minimum(jeugd)loon is per
1 januari 2000 ook gewijzigd. De bmto
bedragen per maand luiden als volgt:

15 jaar

ƒ 721,90

16Jaar

ƒ 830,20

17 jaar

ƒ 950,50

18 jaar

ƒ1.094,90

19jaar

ƒ 1.263,30

20jaar

ƒ 1.479,90

21 jaar

ƒ1.744,60

22 jaar

ƒ2.045,40

23 jaar en ouder

ƒ2.406,30

Verder zijn er op dit moment nog geen
wijzigingen te melden ten aanzien van de
overige bepalingen van de Rechts-
positieregeling voor Dierenartsassisten-
ten. Ondferhandelingen tussen KNMvD
en Vedias, de Vereniging voor Dieren-
artsassistenten, zijn nog gaande. Moch-
ten er aanpassingen komen, dan zullen
deze rechtstreeks worden toegestuurd
aan alle practici-leden van de KNMvD.

Rechtspositieregeling verplicht voor
practici-leden van de KNMvD

Het Hoofdbestuur brengt voor de goede
orde nogmaals bij u in herinnering dat de
leden op de Algemene Vergadering van 3
oktober 1998 hebben ingestemd met de
instelling van de Rechtspositieregeling
voor Dierenartsassistenten. Dat betekent
dat de Rechtspositieregeling van toepas-
sing is op alle bestaande en nieuw te slui-
ten arbeidsovereenkomsten tussen die-
renartsen-leden van de KNMvD en
dierenartsassistenten. De dierenarts is
ook verplicht de dierenartsassistente een
exemplaar van de Rechtspositieregeling
te overhandigen. Daartoe loint u het in het
vooijaar van 1999 toegestuurde exem-
plaar van de Rechtspositieregeling ko-
piëren of extra exemplaren van de
Rechtspositieregeling a ƒ 5,- bestellen bij
het secretariaat van de KNMvD middels
het bekende bestelformulier. Het Hoofd-
bestuur van de KNMvD en het bestuur
van Vedias hebben de indruk dat de
Rechtspositieregeling nog niet in alle
praktijken van dierenartsen-leden wordt
toegepast. Het Hoofdbestuur roept de
dierenartsen-leden dringend op de bepa-
lingen van de Rechtspositieregeling toe
te passen. Het Hoofdbestuur zou het be-
treuren wanneer een dierenartsassistente
toepassing van de Rechtspositieregeling
zou moeten afdwingen door het indienen
van een klacht bij de Geschillen-
commissie.

Per 1 januari 2000 dienen de salarissen voor dierenartsassistenten conform de
Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten te worden verhoogd met 2,5
procent. Dit is het indexcijfer van de salarisontwikkeling in het particulier be-
drijf (periode september 1998 - 1 september 1999).

De bruto bedragen per maand luiden derhalve als volgt:

Ie dienstjaar

ƒ 1.867,-

7e dienstjaar

ƒ3.082,-

2e dienstjaar

ƒ2.142,-

8e dienstjaar

ƒ3.214,-

3e dienstjaar

ƒ2.418,-

9e dienstjaar

ƒ3.344,-

4e dienstjaar

ƒ2.692,-

10e dienstjaar

ƒ3.474,-

5e dienstjaar

ƒ2.822,-

1 Ie dienstjaar

ƒ3.608,-

6e dienstjaar

ƒ2.951,-

12e en volgende dienstjaar

ƒ3.736,-

Aanpassing Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten pen januari 2000

Mevr. drs. M.C. van Oostiitm-
Schuurman Hess,
stajinedewerker KNMvD.

Aanpassing Pensioenregeling voor Dierenartsassistenten met ingang i januari 2000

De Pensioenregeling in zijn huidige
vorm omvat een complete pensioenver-
zekering, bestaande uit een ouderdoms-
pensioen, een tijdelijk ouderdomspen-
sioen (van 60 tot 65 jaar), een levens-
lang weduwen/weduwnaarspensioen,
een wezenpensioen en een invaliditeits-
pensioen. De dierenartsassistente kan
vanaf de 25-jarige leeftijd deelnemen
aan de Pensioenregeling. Voor de
hoogte van het op te bouwen ouder-
domspensioen wordt uitgegaan van het
maximumsalaris (12e dienstjaar).

Na veelvuldig overleg is besloten en-
kele wijzigingen in de bestaande rege-
ling aan te brengen. Deze zijn:

• er wordt uitgegaan van het maandsa-
laris van betrokkene in plaats van het
maximum salaris volgens de salaris-
schaal;

• de minimum leeftijd voor deelname
wordt 18 jaar in plaats van 25 jaar;

• het weduwe/weduwnaar/wezenpen-
sioen is niet langer opgenomen in de
regeling, maar kan wel optioneel
worden meeverzekerd;

Op het gebied van pensioenen hebben zich de laatste jaren enorm veel veran-
deringen voorgedaan. Dat was voor KNMvD en Vedias, de Vereniging van
Dierenartsassistenten, aanleiding om de huidige regeling eens tegen het licht
te houden, mede naar aanleiding van veel vragen van dierenartsassistenten
die hun voorkeur uitspraken voor een meer flexibele pensioenregeling.
Wellicht ten overvloede, het betreft hier de pensioenregeling voor
dierenarts-
assistentes,
dus niet-dierenartsen (de dierenartsen kennen pensioenopbouw
via de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen te Tilburg).

• het opbouwpercentage wordt 1,67
procent in plaats van 2 procent per
dienstjaar.

Het belangrijkste gevolg van deze wij-
ziging is dat de kosten lager zullen zijn
(voor zowel werkgever als werknemer)
en dat de dierenartsassistente vanaf de
18-jarige leeftijd kan deelnemen. Het
Hoofdbestuur van de KNMvD en het
bestuur van Vedias hebben van harte in-
gestemd met het doorvoeren van deze
wijzigingen in de Pensioenregeling.

Wat betekent dit voor diegenen die nu al
gebruik maken van de Pensioenregeling
voor Dierenartsassistenten?
Binnenkort zullen de huidige deelne-
mers aan de Pensioenregeling van
Avero bericht ontvangen omtrent de
gewijzigde Pensioenregeling. Avero
zal u voorstellen de tot nu toe opge-

-ocr page 30-

bouwde pensioenrechten mee te nemen
naar de gewijzigde regeling. Dat bete-
kent dat er van de opgebouwde waarde
niets verloren gaat. In de nieuwe rege-
ling is niet langer een weduwen/we-
duwnaars- en wezenpensioen opgeno-
men. Indien uw dierenartsassistente(n)
deze voorziening toch wenst (wensen)
te behouden, zal zij of hij dit op risico-
basis kunnen verzekeren.
Mocht u en/of uw assistente inhoude-
lijke vragen hebben over de Pen-
sioenregeling, dan kunt u contact op-
nemen met Avero Pensioen te

Leeuwarden, telefoon 058-2979861,
en vragen naar Reinier de Haas of Elly
Wiersma-Rollema.

Nieuwe deelnemers aan de Pensioen-
regeling

Bij het secretariaat van de KNMvD
zijn de laatste tijd veel vragen binnen-
gekomen van dierenartsen die voor
hun dierenartsassistente(n) de Pen-
sioenregeling willen gaan afsluiten.
Zij kunnen nu gebruik gaan maken van
de aangepaste Pensioenregeling. Na-
dere informatie en een aanmeldings-
formulier kan u worden toegestuurd
door Avero Pensioen, telefoon 058 -
2979861. De heer De Haas en me-
vrouw Wiersma-Rollema kunnen u
hierbij van dienst zijn.
Het Hoofdbestuur van de KNMvD
juicht het van harte toe dat dierenart-
sen-werkgevers voor hun dierenartsas-
sistenten een goede pensioenregeling
treffen.

Mevr. drs. M. C. van Oostrum-
Schuurman Hess,
stafmedewerker KNMvD

Ontwikkeling van de premie voor parti-
culier verzekerden

De ziektekostenbranche wordt momen-
teel geconfronteerd met een groot aantal
ontwikkelingen die van invloed zijn op
de kostenstructuur. Vergrijzing van de
bevolking, loonstijgingen in de CAO
van verplegend personeel en de kosten-
stijging van medicijnen zijn slechts en-
kele voorbeelden van de hogere kost-
prijs van medische zorg. Voor het jaar
2000 wordt een structurele kostenstij-
ging van minimaal 8,1 procent ver-
wacht. Een bijkomende ontwikkeling is
dat de verzekeringstechnische resulta-
ten van de verzekeraars zich negatief
blijven ontwikkelen, zo blijkt uit statisti-
sche gegevens. Dit blijkt ook het geval
te zijn voor het SDD-contract. Voor het
jaar 1999 wordt een aanzienlijk veriies
geboekt. Ondanks diverse maatregelen
om de kosten beperkt te houden ziet de
verzekeraar zich genoodzaakt een pre-
mie-aanpassing van minimaal 15 pro-
cent door te voeren.

Kinderpremie

Naast de premie-aanpassing voor vol-
wassenen geldt een aparte premieaan-
passing voor kinderen die onder de ziek-
tekostenverzekering vallen. De
tariefswijziging van 20 procent gaat ge-
paard met een verruiming van de voor-
waarden. Vielen voorheen kinderen tot
18jaar onder de kinderpremie, vanafja-
nuari geldt een maximum leeftijd van 21
jaar, De premie is voor maximaal twee
kinderen verschuldigd. Voor studerende
kinderen bestaat daarnaast de Standaard
Studenten Pakket Polis.

Aanpassing eigen risico

Ook het eigen risico bedrag wordt aan-
gepast. Het \'nul gulden\' eigen risico
vervalt. Dit betekent dat alle verzeker-
den minimaal een eigen risico van
ƒ 150,- (alleenstaanden) en ƒ 300,- (ge-
zinnen) terug zullen vinden in hun polis-
voorwaarden. Het verdient aanbeveling
uw persoonlijke situatie onder de loep te
nemen en te overwegen of een hoger ei-
gen risico wenselijk is. Een hoger eigen
risico brengt immers een korting op de
ziektekostenpremie met zich mee.

Zelf^andigen hebben toegang tot het
ziekenfonds

Onlangs heeft de overheid een aantal
maatregelen genomen, waardoor de
voorwaarden voor toetreding tot het zie-
kenfonds wijzigen. Zelfstandigen met
een belastbaar inkomen lager dan
ƒ 41.200,- hebben vanaf 1 januari 2000
de verplichting zich te verzekeren bij het
ziekenfonds. De collectieve particuliere
ziektekostenverzekering, waartoe deze
groep zelfstandige dierenartsen voor-
heen behoorde, komt hiermee te verval-
len.

Van de Stichting Dienstverlening Dierenartsen (SDD)

Ziektekostenpremies onder druk en
zelfstandigen in het ziekenfonds

De ziektekostenverzekeraars zien zich geconfronteerd met een aantal ontwik-
kelingen die invloed hebben op de ziektekostenverzekering. Daarnaast kun-
nen zelfstandigen door recente overheidsmaatregelen zich verzekeren bij het
ziekenfonds. Een complexe situatie met vergaande gevolgen!

Terugkeergarantie voor zelfstandige
ziekenfondsverzekerden

Voor de dierenartsen die voorheen parti-
culier verzekerd waren en in de nieuwe
situatie zich bij het ziekenfonds verze-
keren geldt een terugkeerregeling. Dit
houdt in dat deze groep verzekerden de
terugkeergarantie geboden wordt om
weer in de particuliere verzekering terug
te keren, zodra zij de loongrens op ter-
mijn overschrijden. Toetreding is dan
mogelijk op basis van de gunstige voor-
waarden die de collectieve verzekering
van de SDD kenmerken en aantrekke-
lijk maken. Acceptatie geschiedt op ba-
sis van een gezondheidsverklaring en
onder de dan geldende wettelijke voor-
waarden en de condities van het con-
tract.

Dierenartsen in loondienst

Voor de dierenartsen in loondienst is de
loongrens aangepast. Heeft een werkne-
mer per 1 november 1999 een jaarlijks
belastbaar inkomen van ƒ 64.600,- of
meer, dan zal deze zich middels een par-
ticuliere verzekering moeten verzekeren
voor zijn ziektekosten. Ziekenfonds-
verzekerden die door deze loonaanpas-
sing zich particulier moeten gaan verze-
keren kurmen gebruik maken van de
collectieve ziektekostenverzekering van
SDD. Deze verzekering heeft gunsti-
gere voorwaarden als die van het zie-
kenfonds.

Indien u nadere informatie wenst over
de ziektekostenverzekering van de SDD
of indien u zich hiervoor wilt aanmel-
den, kunt u contact opnemen met de
heer A.J. van Slooten, telefoon 030-
2514484.

-ocr page 31-

Cruys ontvangt Geschenk ter Onderscheiding

Utrecht, 20 november 1999 - Prof. dr. E. Gruys ontvangt tijdens de bijeen-
komst \'Meetmethoden ter modernisering van de vleeskeuring\' geheel onver-
wacht het Geschenk ter Onderscheiding van de KNMvD. Het is de gewoonte
dat dit geschenk wordt uitgereikt tijdens het Jaarcongres van de KNMvD,
maar aangezien Gruys hierbij niet aanwezig was, wordt het geschenk hem -
bij hoge uitzondering - op deze bijeenkomst overhandigd door de oud-voor-
zitter van de KNMvD, A.W. Udo.

\'Wij kennen Eric Gruys als een man
die de afgelopen zes jaar zeer actief
deel heeft uitgemaakt van het bestuur
van de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg\', vertelt Udo. \'Hij was
niet alleen vice-voorzitter, maar ook
scherprechter in discussies.\'
Gruys is een warm voorstander van het
betrekken van maatschappelijke groe-
peringen - bijvoorbeeld de Dieren-
bescherming - in de bepaling van
standpunten door de KNMvD. Hij is
daarnaast een bruggenbouwer tussen
verschillende disciplines. Hij mag zich
dan wel specialist Veterinaire Patho-
logie noemen, hij vindt dat de dieren-
arts de diergeneeskunde in de volle
breedte moet kunnen blijven overzien.
Daartoe voerde hij ook in het onder-
wijs de zogenaamde GPA in; de ge-
combineerde probleemanalyse. Hij
daagt daarmee de studenten uit om
over de grenzen van de verschillende
vakgebieden heen te kijken. Deze
GPA\'s kunnen soms tot hoogoplo-
pende discussies tussen de Vak-
groepen - thans Hoofdafdelingen -
leiden.

Udo: \'Kortom, Eric heeft ons begeleid
in vernieuwing en veel stimulansen
gegeven in dit proces, zonder de reali-
teit van de dag uit het oog te verliezen.\'

Indexcijfers

Ieder jaar vindt bepaling van de
indexcijfers van de inflatie en van
de loonstijging plaats. In het ver-
leden werden deze gegevens ge-
bruikt voor het aanpassen van de
Publicatie voor de Consultatieve
Praktijk. Nu deze publicatie niet
meer wordt uitgegeven, informe-
ren wij u hierover, zodat u deze
gegevens eventueel kunt gebrui-
ken voor het vaststellen van uw
tarieven.

De loonstijging over de periode
september 1998 tot september
1999 is gemiddeld 2,5
procent
geweest.

De inflatie is in dezelfde periode
2,24
procent geweest.

Banden Ti/D

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
7999 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 77,5% BTW
en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die
eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 7999, igg8, 7997, 7995, 7994, 7993, 7992: ƒ 30,- (inclusief 77,5%
BTW).

Banden 7997; ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Niet meer voorradig.

Banden Tgc)6,7990, igS^en igg8.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vermelding
van \'Banden\'en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro
thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031,
350S SB
Utrecht, offax uw bestelling: 030-2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

-ocr page 32-

Verslag Groep Groot Dagen 1999

Kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit

De Groep Groot Dagen 1999 werden gehouden in Papendal te Arnhem. Door
de PAO-cursussen erkend varkensdierenarts en rundveedierenarts, waar
veel landbouwhuisdierenpractici de prioriteit aan gaven, was de belangstel-
ling dit jaar iets minder groot. Toch was diergeneeskundig Nederland op
landbouwhuisdierengebied met zo\'n honderd man en een paar vrouwen ruim
vertegenwoordigd. En dat is maar goed ook, want naast leerzame, interes-
sante en gezellige aspecten worden de Groep Groot Dagen benut om afspra-
ken te maken en zaken te bespreken die voor de toekomst van belang zijn voor
alle practici in de landbouwsector.

door Lisette van Lieshout

Plenaire sessie IBR

De Groep Groot Dagen begonnen met
een plenaire sessie over de IBR-affaire.
Dit onderwerp heeft vele practici, vee-
houders en anderen die bij de IBR-be-
strijding betrokken zijn, de laatste tijd
erg beziggehouden. Het doel van deze
sessie was om te kijken wat we ervan ge-
leerd hebben en hoe we in de toekomst
verder gaan. Het advies van de voorzit-
ter Groep Geneeskunde van het Rund,
dr. T.J.G.M. Lam, aan de practici was:
praten met de veehouders over IBR en
de bestrijding daarvan. Verder is het
goed om de keuze van de veehouder
(certificeren, vaccineren, op z\'n beloop
laten of een andere optie) schriftelijk
vast te leggen op bijvoorbeeld een visite-
brief Drs. H. Vaarkamp, hoofddirecteur
AUV pleitte in zijn verhaal - over trac-
king en tracing van diergeneesmiddelen
- voor een betere automatisering om
enerzijds al het papierwerk te verlichten
en anderzijds toch te kunnen voldoen
aan alle administratieve verplichtingen
rond diergeneesmiddelen, onder andere
het vastleggen van de batchnummers. Er
ligt een belofte van FIDFN dat er in 2000
barcodestickers op de producten komen.
Vaarkamp maakte nog een uitstapje met
een idee om de oormerkenproblematiek
bij runderen op te lossen. Hij stelde voor
om dierenartsen bij kalveren - als \'nota-
riële daad\' - oomnerken te laten inbren-
gen en een stukje huid te laten uitponsen
voor DNA-onderzoek. Geheel spontaan
vond iets meer dan de helft van de aan-
wezigen dit een idee om over na te den-
ken en de rest vond het niks: te duur, niet
haalbaar.

Prof dr. J.T. van Oirschot (ID-Lelystad)
had een verhaal over de vergelijking van
\'diva vaccins\' met conventionele vac-
cins. Diva staat voor Differention Infec-
ted from Vaccinated Animals. De con-
clusie is dat diva vaccins in het algemeen
goede vaccins zijn. Overigens is er ook
een diva vaccin voor varkenspest in
Mexico ontwikkeld.
Ir. A. Vonk Noordegraaf (Wageningen
Universiteit) vertelde over de te ver-
wachten effecten van de \'non-vaccina-
tieperiode\' op de bestrijding van IBR
met behulp van een simulatiemodel. Het
overslaan van zo\'n drie tot vier entron-
des veroorzaakt meer grote uitbraken,
vooral op gecertificeerde bedrijven. Het
model geeft ook aan dat een gesloten be-
drijfsvoering - mits goed nageleefd en
controleerbaar - een goed alternatief kan
zijn voor enten.

Dr. P. Franken (projectleider IBR,
Gezondheidsdienst voor Dieren) verge-
leek de IBR-affaire met een deuk: ont-
staat snel, reparatie duurt lang en valt te-
gen en je blijft met een schuldvraag
zitten. Dr. M. d\'Hoore (Bayer, Division
Animal Health) vertelde over verbeterde
testmethoden die de kwaliteit en de vei-
ligheid van de Bayovac entstoffen beter
kunnen waarborgen.
De voorzitter van de stuurgroep IBR zou
graag vanaf 1 juli 2000 weer collectief
van start willen gaan met de IBR-bestrij-
ding. Dit met een absolute garantie en
duidelijkheid betreffende de veiligheid
en de financiële risico\'s. Omdat het ver-
trouwen van de veehouders minimaal is,
is de hele diergezondheid op een laag
pitje gezet.

Tijdens de discussie bleek dat er over de
lopende zaken weinig gezegd kon wor-
den, vanwege de forse claim die de vee-
houders en dierenartsen gezamenlijk bij
Bayer hebben neergelegd, waannee de
nodige juridische procedures zijn ge-
moeid. Een paar punten uit de discussie:
• in de tussentijd is de dode entstof

werkzaam en veilig;

• niemand kan 100 procent garantie ge-
ven;

• er komt binnenkort een nieuwe entstof
op de markt

• een aantal dierenartsen is er niet ge-
lukkig mee om \'gebmikt\' te worden
voor het creëren van draagvlak bij de
veehouders, maar - zo vonden de
meesten - praten met de veehouders
over IBR is nodig en gewenst.

Sessie paard: praktisch

\'s Middags waren er deelsessies: paard,
varken en rund. Bij de deelsessie paard
kwamen, onder leiding van de voorzitter
van de Groep Geneeskunde van het
Paard, dr. W. Back, verschillende prakti-
sche onderwerpen aan bod. Zo sprak dr.
N. Benders over welke stoornissen er
kunnen optreden in het calciummetabo-
lisme. D.P.K. Lankveld vertelde over di-
verse anesthesiemethoden voor chimr-
gische ingrepen bij staande paarden.
A.R. van Ittersum vertelde over een re-
trospectief onderzoek naar het effect van
de caslick-operatie op de fertiliteit. Het
blijkt dat het veulenpercentage bij be-
handelde merries 16 procent lager ligt
dan bij onbehandelde merries. Hoe be-
langrijk de bodem is bij een orthope-
disch beslag leerden we van dr. C.J.W.
Scheffer. Ten slotte vernamen we van F.
Ter Braake wat de waarde is van arthro-
scopic voor de algemeen practicus.
Hierbij kwamen tevens de indicatiestel-
ling en de nazorg aan de orde.

Sessie varken: nieuwe ziektes

De deelsessie varken ging over \'nieuwe
ziektes\'. Onder leiding van de voorzitter
van de Groep Geneeskunde van het
Varken, R. Raymakers, vertelde H.A.

-ocr page 33-

Nodelijk over PRRSV, dr. P.J.G.M.
Steverink over wegkwijnziekte - en de
rol van circovirussen hierin - en dr. M.F.
de Jong over dode zeugen door PRRSV.
Enkele interessante conclusies van deze
deelsessie:

• Op kleinere bedrijven (rond de hon-
derd zeugen) kan er na een grote abor-
tus-blauwuitbraak vrij snel een uitdo-
ving plaatsvinden (rond de vijf jaar),
op grote bedrijven persisteert het virus
zeer lang.

• Het stellen van de diagnose weg-
kwijnziekte gebeurt op basis van kli-
nische, macroscopische en histologi-
sche bevindingen. Serologie is geen
bruikbaar instrument om de relatie
tussen circovims en wegkwijnziekte
aan te tonen, wel om circovims-infec-
ties aan te tonen. Wegkwijnziekte is
multifactorieel en dat er een causaal
verband bestaat tussen het circovims
en wegkwijnziekte is nog niet onom-
stotelijk bewezen.

• Om uit te maken of PRRSV een rol
speelt in de sterfte bij zeugen, is vol-
doende onderzoek nodig van repre-
sentatieve dieren.

Sessie rund: managementondersteu-
ning

De toehoorders bij de deelsessie rund
waren zeer tevreden over de opzet van
deze sessie. Onderwerp was de (toe-
komstige) rol van de dierenarts in ma-
nagementondersteuning. De leiding was
in handen van J.J. de Veer (NEDAP).
J.J. de Veer, C.A.M. Peeters en een paar
praktiserende veehouders spraken over
het gebmik van moderne sensormetho-
den en voederwinning-informatie. De
conclusie die men uit deze sessie getrok-
ken heeft is: wil je in de toekomst dieren-
arts blijven op rundveegebied, dan moet
je je dusdanig ontwikkelen dat je meer
dan alleen de consultatieve praktijk kan
doen. Het kennisniveau moet duidelijk
veel hoger zijn, met name op het gebied
van voeding.

KNMvD

Sessie rund

Dinsdag 23 november begon met twee
deelsessies. De deelsessie rund stond
onder leiding van H. Kooi en ging over
Keten Kwaliteit Melk (KKM). Dr. ir.
J.M. Vrij (Nederlandse Zuivel Orga-
nisatie, NZO) vertelde over de Neder-
landse zuivel en KKM, nu en in de toe-
komst. De discussie over het begrip
kwaliteit en de wijze van produceren be-
vindt zich in een stroomversnelling als
gevolg van de gebeurtenissen in de var-
kenssector. De zuivelindustrie wil dat de
wijze van produceren de toets der maat-
schappelijke kritiek kan doorstaan.
Momenteel heeft 90 procent van de
melkveehouders de KKM-erkenning op
zak. Elke schakel - dus ook onze be-
roepsgroep - moet zijn eigen verant-
woordelijkheid nemen. Dr. G. Bmin
(Proefstation voor de Rundvee-, Scha-
pen- en Paardenhouderij) kwam met een
wetenschappelijke kijk op het welzijn
van het rund in de melkveehouderij.
Ook in de melkveehouderij komen wel-
zijnsproblemen voor. De \'kunst\' van de
dierenarts - de veelgeroemde klinische
blik: \'ik zie er wat aan ...\' - mogen we
niet verloren laten gaan. De dierenarts
heeft als bestuurder en wegbereider, dus
niet alleen als dienstveriener, een eigen
verantwoordelijkheid.
Over de implementatie van KKM in de
veterinaire praktijk vertelde practicus
J.T. Siebinga (klankbordgroep KKM)
het een en ander: \'Willen we ons als be-
roepsgroep inzetten voor kwaliteit en
welzijn, dan vraagt dat een grote inspan-
ning.\'

Tijdens de discussie bleek dat de dieren-
artsen zich over een aantal zaken zorgen
maken:

• Het spanningsveld tussen \'kwaliteits-
gericht\' en \'wereldmarktgericht\'.

• De vrees dat het programma uitmondt
in een \'papieren tijger\', zoals IKB.

• Het niet kunnen geven van garanties
zolang de mogelijkheid bestaat om
niet één, maar meer dierenartsen een
veehouderijbedrijf te laten bezoeken.

• De consequenties voor bedrijven die
niet KKM-waardig zijn.

• De bevoegdheden van algemene prac-
tici en die van erkende rundveedieren-
artsen.

• De eisen aan importmelk.

• De zelfzuivelaars.

• De ft-equentie van bedrijfsbegelei-
ding.

• De investering van de zuivelindustrie
in KKM.

Sessie varken: praktisch

De deelsessie varken had een gewijzigd
programma. R. Eergevoel (NEDAP)
vertelde het een en ander over groeps-
huisvesting met voerstations. N.M.
Soede (Wageningen Universiteit) ver-
telde over inseminatie-strategieën bij
zeugen. Zo vindt op 70 procent van de
tijd van de berigheid de ovulatie plaats
en wordt geadviseerd om 24 uur vóór de
ovulatie te insemineren. De relatie tus-
sen voeding en fertiliteit werd na de
pauze belicht doordr. ir. B. Kemp.

Plenaire sessie: burn out

De plenaire middagsessie had als thema:
Bum out; niets voor de dierenarts(?).
Inleiding werden verzorgd door door dr.
A. Bakker (Vakgroep Sociale Organisa-
tie Psychologie, Universiteit Utrecht),
dr. G. Methorst (HSK, Nijmegen), H.
Lasschuijt en T.H. Hepkema (P&O,
MOVIR). De leiding was in handen van
dr. W.Kremer(GPGH).
De aanwezigen kregen alles te horen
over de oorzaken, de symptomen, de be-
handeling, de preventie en de prognose
van bum out. Enkele interessante pun-
ten:

• Bum out is een toenemend probleem
binnen onze beroepsgroep.

• In Nederland is de werkdruk het
hoogst in vergelijking tot de andere
Europese landen.

• Leerkrachten, huisartsen en horeca-
personeel staan op 1, 2 en 3 van de
\'bum out-ranglijst\'.

• Bum out is werkgerelateerd.

• Hoe langer men een bum out heeft,
hoe langer het behandelingstraject
duurt

• De prognose is goed.

-ocr page 34-

De staatssecretaris is ervan overtuigd dat
het niveau van de Nederlandse dierge-
neeskundige opleiding een garantie is
voor een adequaat niveau van beroeps-
uitoefening. \'Toch zijn er dingen die be-
ter kunnen, het is goed om hier kritisch
over te zijn\', zei Faber. Zo worden we
als dierenartsen geacht de wettelijke re-
gels te respecteren. In geval van twijfel
of onbekendheid met de van kracht
zijnde regelgeving, nodigt de staatsse-
cretaris ons uit om contact te zoeken met
haar ambtenaren.

Beleid diergezondheid

Het beleid met betrekking tot dierge-
zondheid dient drie hoofddoelen:

1. Het vergroten van de waarborgen
voor de volksgezondheid door verho-
ging van het niveau van diergezond-
heid in de gehele voedingsmiddelen-
keten.

2. Een snel, adequaat en effectief over-
heidsoptreden in geval van calamitei-
ten.

3. De bevordering van de afzet van die-
ren en hun producten door bij te dra-
gen aan het beeld van Nederland als
betrouwbare leverancier van hoog-
waardige en kwalitatief goede pro-
ducten.

De centrale vraag is hoe de dierenartsen
en de overheid elkaar vinden en hoe ze
met elkaar omgaan. Om deze vraag te
beantwoorden ging de staatssecretaris in
op de volgende punten:

De essentie van het beroep dierenarts
Deze ligt primair in het beschermen van
mens en dier. Nadrukkelijk in die volg-
orde. Hierbij hoort een juist en inzichte-
lijk diergeneesmiddelengebruik. Als
zelfbewuste, gerespecteerde profes-
sional heeft de dierenarts niets te verber-
gen. Faber beseft evenwel dat de positie
van de dierenarts soms moeilijk is en dat
hij of zij soms aan onacceptabele druk
bloot staat. Ze heeft er dan ook begrip
voor dat de dierenarts ondersteuning
wenst bij zijn signalerende taak. Het
moet immers niet zo zijn dat de wette-
lijke plicht van de dierenarts om te rap-
porteren wat er gerapporteerd moet wor-
den, onder druk komt te staan, bij-
voorbeeld als er wordt gedreigd met
klantveriies. Faber zal naar haar vermo-
gen bijdragen aan de versterking van de
onafhankelijkheid van de dierenarts.
\'Maar uw gevoel van eigenwaarde en
uw eigen verantwoordelijkheid, gericht
op publieke belangen, collegialiteit en
de onmisbaarheid voor de sector zijn de
belangrijkste elementen van onafhanke-
lijk gedrag. Die elementen moet u op ei-
gen kracht verwerven\', aldus de staats-
secretaris. Ze zal op de handhaving van
de naleving van de wet - met andere
woorden op een verantwoorde beroeps-
uitoefening - versterkt laten toezien.
\'Hierbij heb ik dus wel uw hulp nodig\'.

Ontwii<keiingen

Faber noemde een aantal ontwikkelin-
gen die op ons afkomen en die van be-
lang zijn voor de toekomst van de be-
roepsuitoefening: \'Schaalvergrotingen
binnen en buiten de diergeneeskundige
beroepsomgeving, afriame van het aan-
tal primaire producenten en veranderde
kapitaalstromen met andersgerichte zeg-
genschap, zoals bijvoorbeeld bij privati-
sering.\' Ze benadrukte daarbij het be-
lang van de toegenomen aandacht in de
maatschappij voor volksgezondheid en
dierenwelzijn. Faber: \'Het draait natuur-
lijk om de garanties die we daarvoor
kunnen bieden.\'

De leidende begrippen in de beroepsuitoe-
fening

Het onderwerp diergeneesmiddelen ligt
nog steeds gevoelig. Er is geen formeel
apotheekrecht van dierenartsen. Verder
heeft de Europese Commissie in decem-
ber 1998 een aantal antibiotica verboden
als veevoederadditief Vanaf I januari
2000 zijn diergeneesmiddelen verboden

Bezoek staatssecretaris G. Faber van LNV

Dierenarts en overheid

Dinsdagavond om 18.00 uur werden de landbouwhuisdierenpractici vereerd met
een bezoek van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV), mevrouw Geke Faber. Voorzitter Rens van Dobbenburgh heette haar
namens de dierenartsen hartelijk welkom en maakte melding van enkele van
haar vele verdiensten voor de samenleving. De staatssecretaris begon haar toe-
spraak met de opmerking dat ze blij is dat de relatie tussen dierenartsen en over-
heid groeit en intensiveert. Zowel de overheid als de dierenarts heeft daarbij een
eigen verantwoordelijkheid.

waarvoor geen Europese Maximale Re-
sidu Limiet (MRL) geldt. Dit vanwege
de belangen voor de volksgezondheid
die hiermee gemoeid zijn.
\'Hoe kijkt u in dit verband aan tegen de
onlangs gewijzigde Vrijstellingsrege-
ling ex art. 2 van de Diergeneesmid-
delenwet?\' vroeg de staatssecretaris.
\'Die wijziging is een handreiking aan u
om te voorkómen dat u - in een uiterste
geval - buiten de wet moet treden om een
dier of een groep dieren te behandelen.\'
De rol en verplichtingen bij de melding
van (de verdenking van) besmettelijke
dierziekten van de dierenarts liggen wet-
telijk vast. Dit omdat de dierenarts een
gekwalificeerde beroepsuitoefenaar is
en op de hoogte dient te zijn van de ge-
zondheidssituatie van de dieren op de
veehouderijbedrijven. Faber: \'Het lijkt
mij zeer wenselijk een verplicht, perio-
diek bedrijfsbezoek in te stellen. Dat zal
op basis van Europese regelgeving mo-
gelijk een feit kunnen worden.\'
Nederland is een grote exporteur van
dierlijke producten. De Nederlandse
producten worden kritisch bekeken door
afnemers en concurrenten. Veterinair
onverantwoord handelen kan dan ook
enorme gevolgen hebben. Dat betekent
dat een professionele, betrouwbare en
consistente houding van belang is als het
gaat om het afleggen van verklaringen
en het certificeren voor export.

Kwaliteit

Transparant en inzichtelijk, consistent
en verantwoordelijk zijn de kernbegrip-
pen voor iedere beroepsgroep. Trans-
parant en inzichtelijk heeft te maken met
het bewaken van de eenduidigheid in
handelen en de controle daarop. De sa-

-ocr page 35-

jlrfiniiiliialDf^

m

m

KNMvD

menleving kijkt tegenwoordig mee over
de schouders van de dierenarts naar de
wijze waarop hij of zij het vak uitoefent.
\'Het is verheugend dat u als beroeps-
groep kwaliteitsprogramma\'s heeft op-
gezet en nadrukkelijk wil communice-
ren met de buitenwereld\', complimen-
teerde Faber de dierenartsen.
Consistentie betekent dat de dierenarts
heel voorzichtig moet zijn in het dierge-
neeskundig relativeren van bedrijfssitu-
aties. \'Ik hoor toch te vaak: het moet
maar kunnen; het komt maar zelden
voor; het is niet erg gevaarlijk\', aldus de
staatssecetaris met betrekking tot bij-
voorbeeld de verklaringen van bijzon-
dere noodslachtingen, de ante mortem-
verklaringen bij slachtpluimvee, de
NCD-verklaringen en de keuringsrap-
porten voor paarden. \'Elke schakel in de
keten moet blindelings kunnen vertrou-
wen op het consistente oordeel van een
dierenarts\', betoogde ze.
Het derde begrip is verantwoordelijk-
heid. De praktiserend dierenarts moet
een onafhankelijke positie kunnen inne-
men. Het is duidelijk dat de belangen
van de individuele veehouder en van de
sector op langere termijn niet tegenstrij-
dig zijn, maar juist in lijn liggen met het
belang van de volksgezondheid. Faber:
\'Juist door het bouwen aan een goede re-
putatie - door onafhankelijkheid en des-
kundigheid - ontstaat er een werkend
perspectief vanuit het algemeen belang.\'

Verantwoordelijkheid

Een aantal ontwikkelingen maakt het
nemen van die eigen verantwoordelijk-
heid steeds noodzakelijker.

Eindcontroles

In de eerste plaats voldoen de eindcon-
troles op producten niet alleen om de
volksgezondheid te beschermen. \'Mede
daarom stuur ik aan op gecertificeerde
ketenstructuren, waarbij van elke scha-
kel in de keten harde garanties worden
verlangd\', legde Faber uit. \'Ook garan-
ties ten aanzien van de veterinaire veilig-
heid. Daarbij is een Veterinair Netwerk
van Toezicht zoals beschreven in
Richtlijn 97/12 een goed instrument,
waarvoor ik me volledig zal inzetten.\'
De verschuiving van eindcontroles naar
ketenbeheersing zien we ook in de dis-
cussie over de modernisering van de
vleeskeuring. Daarbij is risico-analyse
het sleutelbegrip. Ketenafspraken, zoals
IKB-programma\'s, en een vergaande
samenwerking zijn essentieel. Evenals
het eisen van garanties en elkaar daad-
werkelijk houden aan de afspraken.
Faber meent dat de dierenarts een grote
rol kan spelen in het kwalitatief functio-
neren van de keten, met het volksge-
zondheidsperspectief als leidend begin-
sel.

Diergeneeskundigedienstverlening
Ook ontwikkelingen op het vlak van de
diergeneeskundige dienstverlening wer-
pen hun schaduw vooruit. Kapitaal-
krachtige organisaties oriënteren zich op
het verwerven van complete dieren-
artsenpraktijken. Dit houdt een gevaar
in voor de onafhankelijkheid, zeker in-
dien deze organisaties direct of indirect
veehouderijbedrijven exploiteren. De
staatssecretaris vindt dit een ontwikke-
ling die we nauwlettend in het oog moe-
ten houden.

Verdergaande differentiatie
Een andere ontwikkeling die de dieren-
arts voor uitdagingen stelt, is de verder-
gaande differentiatie. Faber doelde hier-
mee op de oriëntering van dierenartsen
op maximaal twee diersoorten: \'Wilt u
voldoende expertise onderhouden op het
gehele gebied van die diersoorten, dan is
onderlinge samenwerking onontkoom-
baar.\' Ze vindt het aan de beroepsgroep
zelf om een antwoord te geven op de
vraag hoe men wil omgaan met differen-
tiatie en wat dit betekent voor dierenart-
sen die niet willen of niet kunnen deelne-
men.

Volkomen autarkie

Een laatste ontwikkeling die de staatsse-
cretaris noemde is de volkomen autar-
kie, daarmee doelend op het volledig
kunnen voorzien in de gevraagde dienst-
verlening door middel van een grote
praktijkstructuur: \'Als in eigen beheer
secties worden verricht en laboratorium-
onderzoek wordt gedaan, welke waar-
borgen zijn er dan voor een goede com-
municatie met de overheid\'? Hoe kunnen
we garanderen dat de overheid tijdig en
adequaat wordt geïnformeerd?\'
De praktijk van alledag laat bijvoorbeeld
zien dat incidenten met onveilige grond-
stoffen niet te voorkómen zijn. Alles
moet in het werk worden gesteld om hier
zo snel mogelijk bij te zijn en passende
maatregelen te treffen. \'Een goede rela-
tie, goede afspraken en een goede com-
municatie tussen dierenartsen en over-
heid is dus onontbeerlijk\', betoogde
Faber.

Ideale dierenarts

Staatsecretaris Faber vatte haar betoog
samen: \'De ideale dierenarts is een ge-
wenste adviseur, zowel voor de overheid
als voor de vemieuwde landbouwsecto-
ren. Veel aandacht voor dierenwelzijn
is daarbij van belang. Inzichtelijkheid,
consistentie en verantwoordelijkheid
zijn vanzelfsprekende elementen.\' Ze is
ervan overtuigd dat de komende jaren
een verschuiving plaatsvindt richting
ketensamenwerking. \'Het daarom be-
langrijk om voortdurend gezamenlijk -
dierenartsen en overheid - te blijven
werken aan de goede reputatie van de
Nederlandse dierenartsen.\'

Discussie

Tijdens de discussie kwamen verschil-
lende kritieke punten aan de orde, zoals
de IBR-bestrijding, de varkenspestbe-
strijding en de mestwetgeving. J.H.J.
Marsman zou graag zien dat er vanuit de
overheid geïnvesteerd wordt in de
Gezondheidsdienst voor Dieren, met
name om genoeg onderzoekscapaciteit
te hebben bij calamiteiten. De staatsse-

-ocr page 36-

Cretans was het hier niet mee eens - \'De
Gezondheidsdienst moet zelf haar eigen
organisatie regelen\' - maar zag wel in
dat serieuze aandacht van de overheid
voor laboratorium- en sectiecapaciteit
op zijn plaats is. Ook het probleem van
\'de twee petten\' - dierenarts als vertrou-
wenspersoon en als controleur - is uitge-
breid aan de orde gekomen. De dieren-
arts moet in de gelegenheid worden
gesteld om de verantwoordelijkheid te
kunnen nemen. Faber kon op een vraag
van de voorzitter van de KNMvD, T. de
Ruijter, melden dat de discussie over het
non-vaccinatiebeleid nu eindelijk op
Europees niveau gevoerd wordt, heel
voorzichtig en met kleine stapjes.
Na een hartelijk applaus verliet \'onze
staatssecretaris\' de zaal en hadden de
aanwezigen nog gedurende lange tijd
gespreksstof

Sessie rund: klantgericht werken

Er was een ruime belangstelling voor de
deelsessies waar de woensdagochtend
mee begon. De deelsessie rund had als
actuele titel: klantgericht werken. Onder
leiding van H. Jorritsma (practicus) kre-
gen zo\'n veertig toehoorders nuttige tips.
J. Smelik (Market Response) begon met
een verhaal over klantgericht werken als
basis voor een succesvolle praktijk. Een
aantal belangrijke adviezen:

• Reserveer tijd, energie en geld voor
marketing.

• Stel prioriteiten in wat u wilt bereiken.

• Analyseer uw klantenbestand.

• Ga praten met uw belangrijke klanten
over hun wensen en hun verwachtin-
gen.

• Licht uw praktijk door op klantge-
richtheid.

• Maak actieplannen en zorg ervoor dat
deze worden uitgevoerd.

• Controleer de effecten van uw acties.
Dr. G. Eikelenboom (Denkavit) vertelde
over de \'kansen\' in het veterinaire veld.
De grote professionele agrarisch onder-
nemer van 2010 heeft door zijn hoge op-
leidingsniveau een hoog kennisniveau.
Zo\'n manager is selectief op het gebied
van dienstverlening, is kritisch ten aan-
zien van de verhouding tussen kosten en
opbrengsten en zal personen en organi-
saties waarmee hij samenwerkt streng
beoordelen op professionaliteit.

G.A. Hooijer (practicus) vertelde hoe hij
het een en ander heeft aangepakt in zijn
praktijk. De conclusies:

• Concentreren op één, maximaal twee
diersoort(en).

• Richten op schaalvergroting, want
deze ontwikkeling is een feit.

• Bedrijfsanalyse toepassen.

KNMvD

• Kcraiisverdieping is belangrijk.

• Weten wat de veehouder wil is essen-
tieel.

Tijdens de discussie vroeg men zich af
hoe een practicus de toegevoegde
waarde van de bedrijfsbegeleiding aan
de veehouder duidelijk kan maken.

Sessie paard: \'Meet the specialist\'

De deelsessie paard bevatte onder de ti-
tel \'meet the specialist\' de meest uiteen-
lopende onderwerpen en stond onder
leiding van dr. W. Back. Zo\'n kleine 30
dierenartsen hoorden van mevrouw dr.
J.M. Parlevliet welke factoren een rol
spelen bij de fertiliteit van de hengst. F.
Wiemer legde uit wat er moet gebeuren
met een door te verwijzen koliekpaard.
Mevrouw dr. M.M. Sloet van Oldruiten-
borgh-Oosterbaan lichtte toe wanneer
men moet (laten) ingrijpen bij een paard
met respiratoire bijgeluiden. Ze vertelde
tevens over het belang en het gebruik
van de endoscoop, al dan niet na inspan-
ning.

Na de pauze gaf K. van Muiswinkel uit-
leg over het management van een veron-
derstelde fractuur in de ondervoet. Bij
een verdenking hierop dient men de voet
te immobiliseren door middel van een
Robert Jones-verband, zonodig met
spalk.

De toehoorders waren ook goed te spre-
ken over het verhaal van dr. D.J.
Riemersma over wat men kan verwach-
ten bij dc anamnese \'kreupele draver\'.
Kreupelheid is één van de belangrijkste
oor/aken voor een slechte prestatie van
een draver. L.A.J. Smeenk sloot de ses-
sie af met het onderwerp: wat te doen en
wat te laten bij een \'verzekerd paard\'.

Plenaire sessie: praktiserend dierenarts
en over-heid

De Groep Groot Dagen werden afgeslo-
ten met een wel heel actuele plenaire
sessie: de relatie praktiserend dierenarts
en de overheid. Onder leiding van Van
Dobbenburgh gaven mr. drs. P. Cloo
(directeur Rijksdienst voor de Keuring
van Vee en Vlees, RVV), T. de Ruijter
(voorzitter KNMvD) en H.F.J. Bulthuis
(praktiserend dierenarts) hun visie.

RW

De RW is de grootste werkgever van
dierenartsen met ongeveer 300 dieren-
artsen in dienst. Er is vanuit de praktijk
veel kritiek op de RVV. Cloo zou graag
zien dat de kritiek open bij hem op tafel
komt te liggen, zodat veel zaken uitge-
legd en opgelost kunnen worden. Kort,
bondig en duidelijk kregen de toehoor-
ders alles te horen over de organisatie, de
historie, de reorganisatie en de toekomst
van de RVV. Cloo: \'De tijd van een rus-
tige baan bij de RVV na een leven als
praktiserend dierenarts is voorbij. De ei-
sen om bij de RW aan de slag te mogen
zijn tegenwoordig vele malen hoger.\'

KNMvD

Het betoog van T. de Ruijter bevatte een
aantal kritische punten. In de relatie
overheid en dierenarts verwacht hij van
de overheid consistentie en betrouw-
baarheid, een competente aanpak en het
serieus nemen van de practicus. Van de
practicus mag verwacht worden dat hij
transparant en inzichtelijk handelt, zijn
optreden consistent en verantwoordelijk
is en dat hij een onafhankelijke positie
inneemt. Hierbij is de steun van de over-
heid van groot belang.
De weerslag van
de inleiding van T. de Ruijter vindt u in
de volgende uitgave van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

Praktijk

Volgens H.F.J. Bulthuis is kwaliteit de
enige juiste weg. Naast enkele kritische
voorbeelden over dierenartsen die zich
niet aan de regels houden en slachtlijnen
met IKB-onwaardige varkens kregen de
toehoorders te horen dat er maar één
ding te monopoliseren is: kennis. Zijn
we in staat om er een goede beloning uit
te halen? Het is belangrijk om ook finan-
cieel onafhankelijk te zijn.

Discussie

De discussie begon met een vraag over
de 97/12-regeling. Cloo is van mening
dat in deze onvermijdelijke regeling die-
renartsen een rol kunnen spelen, mits ze
goed getraind zijn. Een aantal praktische
problemen rond de beloning en de posi-
tie van dierenartsen dient nog opgelost te
worden. Over een correcte dierziekten-
bestrijding ontstond tenslotte de laatste
discussie. De directeur van de RVV ziet
een bestrijding op de wijze van een mili-
taire operatie als de beste manier.

Voorzitter Van Dobbenburgh vatte de
middag kort samen en sloot de Groep
Groot Dagen af met de mededeling dat
de Dagen volgend jaar op 10, II en 12
oktober gehouden worden, wederom te
Papendal. Een staande ovatie voor de
gehele organisatie was tenslotte zeer op
zijn plaats.

-ocr page 37-

Gelet op haar verantwoordelijkheid
voor de diergezondheid en het dier-
welzijn voelt de veterinaire beroeps-
groep zich nauw betrokken bij de pro-
blemen die zijn gerezen rondom de
introductie van dieren, in het bijzonder
de grote grazers, in natuurterreinen.
Vanuit die betrokkenheid bij deze pro-
blematiek verzoekt de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde u onderstaande overwe-
gingen en zorgpunten in uw overleg
mee te nemen.

1. De introductie van grote grazers in
natuurterreinen omwille van de
door de mens gewenste, rijker geva-
rieerde tlora, omwille van de door
de mens geapprecieerde variatie in
het landschap geschiedt niet van-
wege een belang van het dier zelf.
Het dier wordt ingezet als instru-
ment ten dienste van de door de
mens gewenste ontwikkeling van
het natuurterrein. Een dergelijke in-
strumentele benadering van het dier
impliceert, ons inziens, een verant-
woordelijkheid van de mens voor
dit dier.

2. De Nederlandse omstandigheden
leggen hun beperkingen op aan de
aard en de omvang van de natuur-
terreinen. De voor deze bestem-
ming beschikbare grondopper-
vlakte is gelimiteerd. Hekken en
corridors omgrenzen de terreinen
en beperken de migratiemogelijk-
heden van de aanwezige grote gra-
zers. Door de afwezigheid van pre-
datoren zullen zwakke of zieke
dieren langer in leven blijven. Voor
individuele zieke of verwonde die-
ren zal het stervensproces in het al-
gemeen langduriger zijn. De balans
tussen de aantallen dieren en de
draagkracht van het terrein raakt
makkelijk verstoord. Een in zijn to-
taliteit minder vitale kudde is het
gevolg.

3. De in de Nederlandse natuurterrei-
nen ingeschaarde grote grazers zijn
gedomesticeerde dieren. Door een
vele generaties voortgezet fokbe-
leid zijn zij aangepast aan een leven
in nabijheid van de mens. Natuur-
lijke selectiefactoren hebben gedu-
rende het domesticatieproces lang-
durig moeten wijken voor door de
mens gekozen selectiefactoren. Als
gevolg hiervan zijn deze dieren
minder goed in staat voor zich zelf
te zorgen en in evenwicht met de
hen omringende natuur te geraken.
Ofschoon het qua uiterlijke ken-
merken van de dieren misschien
wel zo mag lijken, is het domestica-
tieproces niet in enkele generaties
om te keren. Dédomesticatie is een
complex en langdurig proces, een
proces dat verder strekt dan verwil-
dering van gedomesticeerde dieren.

4. De combinatie van overwegingen
aangegeven onder de punten 1 tot
en met 3 - het inscharen van gedo-
mesticeerde dieren in qua aard en
omvang beperkte terreinen ten
dienste van een door de mens ge-
wenste ontwikkeling van die terrei-
nen - leidt ons inziens onontkoom-
baar tot de conclusie dat de grote
grazers in Nederlandse natuurter-
reinen moeten worden beschouwd
als gehouden dieren.

De Gezondheids- en Welzijnswet

Op 1 december 1999 heeft de KNMvD een brief gestuurd aan de staatssecreta-
ris van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de leden
van de Vaste Commissie voor Landbouw van de Tweede Kamer der Staten
Generaal aangaande de problematiek van de grote grazers in natuurgebie-
den. De staatssecretaris en de kamercommissie hebben half januari een over-
leg over dit onderwerp. De inhoud van de brief luidt als volgt.

Brief aan staatssecretaris LNV en vaste commissie voor Landbouw

Problematiek grote grazers in natuurgebieden

voor Dieren, in het bijzonder de ar-
tikelen 36 en 37 van deze wet ver-
bieden \'het zonder redelijk doel of
met overschrijding van hetgeen ter
bereiking van zodanig doel toelaat-
baar is, bij een dier pijn of letsel te
veroorzaken dan wel de gezondheid
of het welzijn van de dieren te bena-
delen\' en \'het is het de houder van
een dier verboden aan een dier de
nodige zorg te onthouden\'.
De KNMvD kan niet inzien dat
deze artikelen niet op de grote gra-
zers van toepassing zouden zijn.
Ook de voormalig minister van
Landbouw verkondigde reeds het
standpunt dat deze dieren als ge-
houden dieren moeten worden be-
schouwd en dat de zorgplicht op
deze dieren van toepassing is.

5. Afwijken van de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren is niet en-
kel nadelig voor de grote grazers
zelf Ongelijkheid in de behande-
ling van deze gehouden dieren ten
opzichte van andere gehouden die-
ren is niet te rechtvaardigen. Zij tast
de politieke geloofwaardigheid aan
en stelt de motivatie van de \'regu-
liere\' houders van dieren om zich
aan de voor hen vastgestelde regels
te houden onnodig op de proef

6. Tot slot willen wij u wijzen op onze
zorgen over de consequenties van het
uitzonderen van de grote grazers van
de landelijke dierziektebestrijdings-
programma\'s. De dieren kunnen een
rol spelen in de overdracht van infec-
tieziekten. De ontwikkeling van een
beleid ter zake dit onderwerp is naar
onze mening noodzakelijk.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een diskette of per e-mail worden aangeleverd in
Word of Word Perfect (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind
van de regels gelieve geen harde returns te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 38-

\\\'oor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Avsarogla. H.; 1999; 3027 RW Rotterdam; Van
Lennepstraat 132.

Beertsen, Mevr. J.; 1999; 5476 VM
Vorstenbosch; Meuwelweg 5.
Bergman-Melief, Mevr. S.; Gent-1999; 6669
DE Dodewaard; Nieuwe Dijk 5.
Boswinkel, Mevr. M.M.; 1999; 3581 SV
Utrecht; Wolter Heukelslaan 72.
Brom, Mevr. A.H.M.; 6685 AA Haalderen;
Baalsestraat 6.

Breukers. W.A.; 1999; 3925 RX Scherpenzeel;
Ereprijslaan 59.

Bmning, Mevr. M.J.; 1999; 3581 AP Utrecht;

Nachtegaalstraat 92 bis A.

Dill, Mevr. B.C.; Gent-1999; 5706 VP

Helmond; Pastoor Elsenstraat 26.

Doom, Mevr. A.J. van; 1999; 1112 KS Diemen;

Boschplaat 10,

Ernst, G.F.J.; 1999; 6255 NJ Noorbeek;
Bergenhuizen 5.

Hajunga, Mevr. A.J.; 1999; 3552 AX Utrecht;
Omloop 40.

Heitink, Mevr. A.B.M.; 8016 LR Zwolle;
Wolthuismarke 66.

Hout, Mevr S.C. van den; 1999; 1851 LL
Heiloo; Stationsweg 66.

Jorritsma, R.; 1999; 3581 MD Utrecht;
Homeruslaan 55.

Kampschöer, W.C.J.; 1999; 5301 DA
Zaltbommel; Nieuwe Tijningen 8.
Kluivers, Mevr. M.; 1999; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 38.

Kruidenier, Mevr. F.T.E.; 1998; 3063 TB
Rotterdam; Buitenbassinweg 64.
Landsbergen. Mevr. N.; 1999; 3078 KJ
Rotterdam; Palmentuin 13.
Nieuwkoop, Mevr. S. van; 1999; 2172 JW
Sassenheim; Lijstcrlaan 8.
Nyst, Mevr. M.E.L.; 1999; 3521 VT Utrecht; Da
Costakade 2 bis.

Pol, E.J.A. van de; 1999; 5056 PE Berkel-
Enschot; Udenhoutseweg 3.
Reeuwijk, Mevr. N.M.; 1999; 3583 VV Utrecht;
Graaf Adolfstraat 36.

Roebert, Mevr. M.A.F.; 1999; 3562 GX Utrecht;
Stroyenborchdreef 229.

Rijdes-van Soest, Mevr. E.S.; 1999; B-2387
Baarle Hertog (België); Oude Baan 4.
Rusbach-de Vries, Mevr. C.G.; 1999; 3513 VK
Utrecht; Blokstraat 27.

Saaze, Mevr. E.T.A. van; 1999; 1091 JG
Amsterdam; 2^ Oosterparkstraat 66 D.
Samson, Mevr. N.P.; 2051 HN Overveen;
Oranje Nassaulaan 167.

Sanders. Mevr. N.; 3581 WC Utrecht;
Bloemstraat21 bis.

Schuurmans, Mevr. M.; 1999; 5375 AE Reek;
Mgr. Suysstraat 11.

Sluijs, Mevr. M.T.W. van der; Gent-1999; 6921
XP Duiven; Dennenlaan 76.
Stokvis, Mevr. A.; 6701 AH Wageningen;
Gerdesstraat 73.

Visser, Mevr. H.; 1999; 3523 PB Utrecht;
Kariboestraat 73.

Windt, J.K.; 1999; 3981 HE Bunnik; Marsdijk
3 a.

m

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Bakker. G.W.; 1999; 7556 SV Hengelo;
Celebesstraat 20A.

Brunt. Mevr. M.C.; 1999; 3981 ZP Bunnik,
Vletweide 140.

Draaijer, Mevr. E.P.; 1999; Ballsbridge, Dublin
4 (Ierland); Fac.Vet.Med.. Dept. Large Animals
Clinical Studies.

Gier, J. de; 1999; 3524 CM Utrecht; Zeven-
wouden 95.

Kloosterman. J.E.; Gent-1999; 4515 AD
IJzendijke; Waterpoortstraat 27.
Laan-Truijens, Mevr. E.H.A.; 1973; 8474 EA
Oldeholtpade; Stellingenweg 6.
Nijborg, Mevr. G.J.; 1999; Tasmania. Australië;
2526 Arthur Highway; Copping 7174..
Schaap, J.M.L.; Gent-1999; 2415 BE Nieuwer-
brug; De Bree 1.

Schuttelaars, R.W.M.; 1999; 3522 TB Utrecht;
Westravenstraat 57.

Vanherle, Mevr. C.H.L.; Gent-1989; 3600 Genk
(België); Stationsstraat 22/31.
Visser, Mevr. V.X.N.; 1998; GL 54,2EX Lower
Slaughter. Cheltenham, (V.K.); B.V.E.C.,
Wyck. Road.

Vries, E.A. de; Gent-1999; 2953 XH Alblasser-
dam; Jonkerstraat 16A.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

AlShariffi, T.; 3525 GZ Utrecht, Musketierlaan
51.

Bootsma, H.N.J.; 3582 ZW Utrecht; l.B.
Bakkerlaan 229.

Zeeland, Mevr. Y.R.A. van; 6931 CZ Utrecht;
Dorpsplein 49,

OVERLEDEN:

Op 28 november 1999 Drs. C.J. Hoek te
Kortgcne.

Op 2 december 1999 Drs. E. Bisschoff te
Kcrkradc.

Voor het dierenartsenexamen van 29 oktober
1999 zijn geslaagd:
Rijn, Mevr. M.E.C. van.
Slager, Mevr. H.J.

N oor het dierenartsenexamen van 30 novem-
ber 1999 zijn geslaagd:

Alwan, M.

Blommers. Mevr. E.K.
Brocks. Mevr. M.C.M.
Deijck, P.W.J. van
Dronkert, Mevr. K.W.
Engelen, Mevr. l.C.
Hagen, G.A. van
Huijskens, Mevr. P.J.M.
Koek, Mevr. M.L.
Meijer, Mevr. R.H.
Ooteman. Mevr. D.
Rutten, Mevr. D.J.A.
Saaze, Mevr. E.T.A. van

Voor het dierenartsenexamen van 3 decem-
ber 1999 is geslaagd:

Boelhouwer, J.P.

MUTATIES:

Alting, Mevr. A.S.; 1999; 3514 BZ
Utrecht; Hopakker 188; tel. 030-2129531
privé.
0334620626 prakt.; p., medew. bij P.
Martin.

Bakker, G.W.; 1999; 7556 SV Hengelo;
Celebesstraat 20A; tel. 074-3765155 prakt.; 074-
3763813
fax; p., medew bij D. Ebbens en C.A.M.
Peeters
(toev. als lid).

Brunt, Mevr. M.C.; 1999; 3981 ZP Bunnik,
Vletweide 140; 030-6561640; wnd.d.
(toev. als
lid).

Delft, Mevr. B.C.M. van; 1999; 2851 VM
Haasn-echt; Nachtegaalstraat 13; tel. 0182-
501279 privé,
502986 prakt.; fax 503161 prakt.;
P-

Douw. B.G.; 1992; Macroom, Co. Cork
(Ierland); 25 Oakwood, Cork Street; tel. 00-353-
26-42846 privé, fax 42895 privé; tel. 41091
prakt.;
fax 42959 prakt.; E-mail: bgdouw^i; eir
com.net;
p., geass. met C. Goold; Vet. Internal
Auditor;
inspecteur/vet. adv. Southern Fisheries
Board.

Draaijer, Mevr. E.P.; 1999; Fac.Vet.Med.,
Dept. Large Animals Clinical Studies, Balls-
bridge, Dublin 4 (Ierland); tel. 00-353-1-6683514
bur.; wet. medew. bij Fac. of Vet. Med., Dept.
Large Animal Clinical Studies
(toev. als lid).

"Gasteren, Mevr. E.M. van; 1999; 2907 RK
Capelle a/d Ijssel; Vuurdans 96; tel. 010-4426490
privé,
070-3255907 prakt.; p., medew. bij A.J.
van Toor.

Gier, J. de; 1999; 3524 CM Utrecht;
Zevenwouden 95; tel. 030-2899388 privé, 0497-
518000 prakt.; p., medew bij M.A.P.M. Kappen
(toev. als lid).

Glas, M.A.H.W.; 1996; 9561 DL Ter Apel;
Koningsvaren 9; tel. 0599-581280 privé, 0591-
513151 prakL; fax 512889 prakt.; E-mail:
maar
ten.glasffl planet.nl;
p., medew. bij D.A.P. Oost-
Drenthe.

Greijdanus-van der Putten, Mevr. S.W.M.;
1987; 5809 EE Leunen; Steegse Peelweg 26; tel.
0478
-588967 privé, 0486-469110 bur.; fax
469131 bur.; E-mail:
s.greijdanus(gorganon.
sck.akzonobel.nl;
patholoog bij Organon N.V;
Specialist Vet. Pathologie.

Klaassen, C.H.L.; 1976; 2317 KE Leiden;
Donsvlinder 22; tel./fax 071 -5217076; d.

Kloosterman, J.E.; Gent-1999; 4515 AD
Ijzendijke; Waterpoortstraat 27; tel. 011-
730213 l;d.
(toev. als lid).

Küsters, H.J.M.; 1970; 6214 AG Maastricht:
Hcrtogsingel
80-82; tel. 043-3250680 privé.
3212119 prakt.; fax 3212119 prakt.; E-mail:
kus
ters.sr^^hetnet.nl;
p., geass. met J.F.M. Küsters.

Laan-Tmijens, Mevr. E.H.A.; 1973; 8474
EA Oldeholtpade; Stellingenweg 6; tel. 0561-
688505; 0561-688963 fax privé; E-mail:
e.h.a.
v.d.laan(ä wxs.nl;
d. (toev. als lid).

Moen, A.R.; 1979; 8255 DC Swifterbant;
De Koningshof 18; tel. 0321 -322107 privé. 0512-
570700 bur.;
d. G.D.. loc. Drachten; Specialist
Rundergezondheid.

Mombarg, M.J.; 1993; 3514 XP Utrecht;
Van Swindenstraat 75; tel. 030-2733904 privé,
fax 2731209 privé, 0294-465887 bur.; fax
432298 bur.; mobielnr. 06-51110165; E-mail:
mombarm@md.ahp.com; d. bij Fort Dodge
Animal Health Duitsland/Benelux.

Mus, Mevr. E.M.H.; 1995; 2313 XL
Leiden; Leeuwkenstraat 4; tel. 071-5120041;
wnd.d.

Nijborg, Mevr. G.J.; 1999; 2526 Arthur
Highway; Copping 7174, Tasmania, Australië;
tel. 0061-3-62535541 privé, 62642328 prakt.; E-
mail:
gertrudnijborgCfl yahoo.com; p., medew.
bij Wronski Veterinary Clinic
(toev. als lid).

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R.; 1996:3533 AL
Utrecht; Joseph Haydnlaan 78; tel. 030-
2966977 privé,
036-5300759 prakt.; p., medew.
bij Mevr, H.L.P. Labes.

Schaap, J.M.L.; Gent-1999; 2415 BE
Nieuwerbrug; De Bree l;tel. 0348-688676; d.
(toev. als lid).

-ocr page 39-

Schuttelaars, R.W.M.; 1999; 3522 TB
Utrecht; Westravenstraat 57; tel. 030-2517517
privé, 2516932 prakt.; p., medew bij E.J.W. de
Boeren J.G. van Spanje
(toev. als lid).

Suurenbroek, B.S.M.; 1998; 2391 MS
Hazcrsuoude-Dorp; Burmadeweg 10; tel. 071-
3410994 privé,
5890405 prakt.; fax 5415784
prakt.; p., medew. bij A.W. Helder, G. Roest en
K.H. van Wiggen.

Vanherle, Mevr. C.H.L.; Gent-1989; 3600
Genk (België); Stationsstraat 22/31; tel. 00-32-
89357967 privé, 89418695 prakt.; p., medew. bij
Vandersanden-Veldwezelt (België)
(toev. als lid).

Visser, Mevr. V.X.N.; 1998; GL 54,2EX
Lower Slaughter, Cheltenham, (V.K.); B.V.E.C.,
Wyck. Road; tel. 00-44-1451820442 privé,
1451820137 prakt.; p., medew bij Bourton Vale
Equine Clinic
(toev. als lid).

Vries, E.A. de; Gent-1999; 2953 XH Al-
blasserdam; Jonkerstraat 16A; tel. 078-6933321
privé, 6930055 prakt.; p., medew. bij Ph.K.H.
Juch en M.J.M. Koch
(toe\\. als lid).

Vries, W. de; 1973; 9261 XM Oostermecr;
Seadwei 23; tel. 0512-364161 privé, 332650
prakt.; p., geass. met T.F. Roest.

nen.

mmmmmtrnrnrnmÊÊIÊB
KNMi/D

Congressen &, symposia

Januari

8—-12 26th Annual Conference of the Inter-
national Embryo Transfer Society, MECC,
Maastricht. More information: www.iets.
uiuc.edu, e-mail: IETS2000(^omahazoo.
com, or Fran Gardner, 1111 North Dunlap
Avenue, Savoy, IL 61874 USA, voice 1
217 356 3182, fax: 1 217 398 4119, e-
mail: IETS(gassochq.org

19 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Heerenveen, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

Februari

9 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Amsterdam. Mercure Hotel.
Meer informatie: Virbac Nederland, tel.:
0342-427127.

23 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Eindhoven, Holiday Inn. Meer
informatie: Virbac Nederland, tel.: 0342-
427127.

Ieder zijn vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koiiingslaan 63
Utrecht

Maart

1-4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information: ProfDr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut(gavian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmologic bei Vögeln
und Reptilien, Oberschleissheim.

15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Dordrecht, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van
microbiologische typering\'. Inschrijving
vóór 1 januari 2000 bij Alex van Belkum,
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
EMCR. Afdeling Medische Microbiologie
& Infectieziekten, Molewaterplein 46,
3015 GD Rotterdam, tel.: 010-4635813
(mobiel 06-51094636), fax: 010-4633875,
e-mail: vanbelkum@bacl.azr.nl

29—31 Congres Society for Veterinary Epide-
miology and Preventive Medicine, Uni-
versiteit van Edinburgh, Schotland. Nadere
informatie: www.vie.gla.ac.uk/svepm/ en
via e-mailadres e.g.m.van.klink.@ikcln.
agro. nl

April

26—29 WSAVA/FECAVA/VOORJAARS-
DAGEN Wereldcongres. Amsterdam RAI.
Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, email:
vjd(aJpobox.accu.uu.nl

Mei

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen). Belgium, Congrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels. Infor-
matie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde.

Juni

29—I juli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European
Veterinary Society for Small Animal
Reproduction and an ICAR satellite.
\'Advances in dog, cat, and exotic carnivore
reproduction\'. Norwegian School of
Veterinary Science, Oslo, Norway. Tel.:
47-22-964855, fax: 47-22-597081, e-
mail: Wenche.Farstad@veths.no.

Juli

2—6Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de
sleutel naar gezonde dierlijke productie in
een optimale omgeving.\' Voertaal Engels.
Voor informatie: Congressecretariaat
ISAH 2000, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. Fax: 030-2511787, e-mail: m.fij
ten@knmvd.nl

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhaltung,
Oberschleissheim.

23—28 The 2nd International Veterinary Vac-
cines and Diagnostics Conference. Papers
by invited speakers will comprise: opening
plenary sessions on vaccinology today and

-ocr page 40-

applied immunology, parallel sessions on
companion and farm animal vaccines, inclu-
ding fish. The conference will conclude
with plenary sessions on commercial trends
and demands, diagnostics in epidemiology
and designer vaccines for the future.
Abstracts are invited or the poster exhibition
by 1 March 2000. For more information,
write to: IVVDC 2000 Secretariat, Institute
for Animal Health Compton, RG 20 7NN,
UK or see http://www.iah.bbsrc.ac.uk. un-
der \'Conferences and Seminars\'.

September

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Deadline voor poster/papers is 31
mei 2000. Congressecretariaat: KNMvD,
t.a.v. Matjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, the Netheriands. Tel.; -1-31 30
2510111, fax: -
h31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel. Chester (UK). British Vete-
rinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: -1-44 207 636 6541, fax:
44 207 436
2970, e-mail: bvahq(^bva.co.uk

November

18 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Arnhem.

2001

Maart

28—30 Congres Society for Veterinary Epide-
miology and Preventive Medicine, Noord-
wijkerhout.

Vergaderingen &, bijeenkomsten

2000

Januari

18 Regiobijeenkomst VDA Utrecht, lezing
wet-lab röntgenfoto\'s door Ilse Tiemesen
ten kantore van de KNMvD, voor nadere
informatie zie Tijdschrift 15 december
1999.

20 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Bcatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

25 Wetenschappelijke bijeenkomst en jaar-
vergadering van de Groep Geneeskunde
van het Rund. Collegezaal Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren,
Yalelaan 7, Utrecht.

25 Klinische avond voor dierenartsen te Eind-
hoven, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederiand BV, tel.:
0342-427127.

Februari

24 Klinische avond voor dierenartsen te
Heerenveen, aanvang 19.30 uur. Kosten:
ƒ50,-. Opgave bij: Virbac Nederland BV,
tel.:0342-427127.

Maart

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te

Bunnik, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

Juni

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

September

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Uiterste in everdata voor kopij

Aflevering:

Deadline")

01-02-2000

03-01-2000

15-02-2000

31-01-2000

01-03-2000

14-02-2000

15-03-2000

28-02-2000

*) Voon0.00 uur

\'s morgens.

Cursussen

2000

Januari

6-7 PAO-D cursus 99/305: Basiscursus de er-
kende varkensdierenarts.

14, 21,28 PUOD (België)-cursus 7: De \'repeat
breeder cow\'. Deze les wordt in samenwer-
king met PAOD Nederland eveneens geor-
ganiseerd in Utrecht en Tilburg.

19 PUOD (Belgiëj-cursus 11: Casuïstiek.

20 PAO-D cursus 00/500: Diagnostiek en be-
handeling van rugproblemen bij paarden.

20 IO feb. PUOD (België)-cursus 39: Ziekten
en aandoeningen bij duiven.

27 PUOD (België)-cursus 27 in samenwer-
king met PAOD Nederland: Peri-operative
fluid therapy and nutritional support.
Auditorium Klinieken, Faculteit Dierge-
neeskunde Merelbeke.

27-28 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voort-
planting van het varken. Opgave: Bureau
PHLO, Postbus 8130, 6700 EW Wa-
geningen, tel.: 0317-484093/484092, fax:
0317-426547, e-mail: geralda.fonteijn(g
secr.phlo.wag-ur.nl

Februari

3 en 24 PUOD (België)-cursus 35: Neurologie

bij de kat.

4 PUOD (België)-cursus 14: Pharynx- en la-
rynxafwijkingen bij het paard.

4 PUOD (België)-cursus 26: Heelkunde,
praktische oefeningen: Hechtmateriaal en -
technieken.

9 Twaalfde post-HBO Eijkman cursus
\'Microbiologie van levensmiddelen\'
(theorie en vooral praktijk) in samenwer-
king met de Internationale Agrarische
Hogeschool Larenstein, Velp. Inlichting-
en: Prof dr. W. van Dokkum, tel.: 030-
6992860, fax: 030-6992861, e-mail:
w.dokkum@wxs.nl of bij mw. prof C.B.
Struijk, tel/fax: 010-5914881.

11, 18, 25 PUOD (België)-cursus 20: En-
zoötische pneumonie bij het varken. Deze
les wordt in samenwerking met PAOD
Nederland eveneens georganiseerd in
Utrecht en Tilburg.

12 Casuïstiek varken - inrichting: IPVS
Belgian branch. Auditorium Klinieken,
Faculteit Diergeneeskunde Merelbeke.

12 PUOD (Bclgië)-cursus 21: Practicum anes-
thesie-apparaUiur: Basisbeginselen van de
inhalatie-anesthesie.

17 PUOD (België)-cursus 27 in samenwer-
king met PAOD Nederland: Peri-operative
fluid therapy and nutritional support.
Janssen Cilag BV, Dr. Paul Janssenweg
150, Tilburg.

18 PUOD {België)-cursus 15: Hoefbevangen-
heid bij bet paard.

18 PUOD (België)-cursus 34: Praktische oe-
feningen in de radiologie: positionering
voor heupdysplasie- en elleboogdysplasie-
opnamen.

19 PUOD (België)-cursus 22: Practicum
anesthesie-apparatuur: Beademing en mo-
nitoring.

■Maart

2 PUOD (België)-cursus 27 in samenwer-
king met PAOD Nederland: Peri-operative
fluid therapy and nutritional support.
Vakgroep Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, FdD, Utrecht.

3 PUOD (Bclgië)-cursus 33: Praktische oe-
feningen in de radiologie: techniek.

17 PUOD (België)-cursus 32: Praktische oe-
feningen in de echocardiografie.

-ocr page 41-

Assistent/Assistentin

für Großtierpraxis (95% Rinder) im südbayerischen Veralpenraum/Nähe Füssen, Wahnung verfügbar.
Praxis Klarer, Am Alten Sportplatz 8, 87663 Lengenwang, Duitsland. Tel. 0049-8364-233.

Wij zijn een goed geoutilleerde praktijk met drie collega\'s in de zuidwesthoek van Friesland.
Wij zoeken een ervaren

Dierenarts (m/v)

Het accent van uw werkzaamheden ligt in de gezelschapsdieren en de paarden, maar daarnaast wordt inzetbaarheid
in de landbouwhuisdieren (herkauwers) verlangd.
Gedacht wordt aan een 0.8 tot fulltime baan.

Gaarne uw schriftelijke reactie met c.v. binnen 14 dagen richten aan: H. Vrieselaar, Straatweg 79, 8531 PX Lemmer.

De functie

U wordt breed ingezet ten behoeve van
het onderwijs, verzorgd door de vak-
groep Veehouderij. Tevens bent u actief
betrokken bij transferactiviteiten. Uw
werkzaamheden verricht u vanuit de
vakgroep Veehouderij in nauw overleg
met professionals van deze vakgroep en
het managementteam van Agrotransfer
Als opleiding heeft u LUW of
Diergeneeskunde. U heeft een brede
interesse in het vakgebied, bent
esultaatgericht, kunt projectmatig
werken en heeft bij voorkeur ervaring In
rundvee-, varkens- of pluimveehouderij.

Algemene informatie

Wij bieden een fulltime functie in een
actieve en dynamische onderwijs-
organisatie met de mogelijkheid uw
eigen ideeën in te brengen. De aanstel-
ling zal in eerste instantie plaatsvinden
in tijdelijke dienst. Het geboden salaris
is overeenkomstig het Kaderbesluit en
maximaal schaal 11.
leder die bij ons werkt onderschrijft het
christelijke karakter van de hogeschool.
Volgens onze selectieprocedure worden
uw toekomstige, naaste collega\'s en een
delegatie van de studenten bij de sollici-
tatiegesprekken betrokken.
Wij verwachten reacties van zowel
vrouwen als mannen. Bovendien willen
wij ons personeelsbestand uitbreiden
met allochtone en gehandicapte mede-
werkers. Wij kennen mogelijkheden voor
kinderopvang. De vacature wordt gelijk-
tijdig in- en extern opengesteld.
Meer informatie over de hogeschool is
te vinden op onze Internetsite:
http://www.cah.nl.
Deze vacature is ook te vinden op
Internet: http://www.mobiliteitsfonds.nl

De Christelijke Agrarische Hogeschool is gevestigd in de "landbouw provincie" Flevoland. Vanuit de opleidingen Agrarische Bedrl|fskunde,
Biologische Landbouw, Landbouw, Plantenteelt en Veehouderij leiden we onze 800 studenten op voor agrarisch ondernemerschap, voorlichting,
handel, diergezondheidszorg, logistiei«, technlelt en management. Een kwart van onze studenten woont op de campus. Aan de CAH is een school-
boerderij, een kleinveebedrijl en een agrarisch bedrijvencentrum verbonden. Agrotransler (ATP) verzorgt de kennistransfer van de CAH aan het
bedrijfsleven. De CAH neemt deel in het Agrarisch Kennis Centrum Flevoland (AKC). dat rondom de CAH wordt uitgebouwd.

Welke enthousiaste collega komt op korte termijn ons team versterken? Wij zijn op zoek naar een kandidaat voor de functie

DOCENT/CONSULTANT VEEHOUDERIJ

Infonnatle

Aanvullende informatie geeft de heer
drs. J.J.F.M. Corten (vakgroepvoorzitter
Veehouderij), te bereiken onder het
telefoonnummer van de hogeschool.

Interesse voor deze functie?

Overtuig ons dan binnen één week van
het feit dat u de juiste vrouw of man
bent door middel van een korte brief
met C.V. Deze brief kunt u richten aan
de heer A.J. Kok, hoofd van de Algemene
Dienst, de Drieslag 1, 8251 JZ Dronten.
E-mailen kan ook: koa@cah.nl

Acquisitie naar aanleiding van deze advertentie
wordt niet op prijs gesteld

^^^DRONTEN

CHRISTELIJKE AGRARISCHE HOGESCHOOL

De Drieslag 1, 8251 JZ Dronten
Telefoon (0321) 386100

RUIMTE VOOR 6ROEI!

-ocr page 42-

De waarheid mag gezegd worden

Alleen door de feiten op een rij te zetten kunt u een juiste keuze maken.

De feiten;

PIA is een serieus probleem voor de Nederlandse varkenshou-
derij. De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft aangetoond dat
de schade jaarlijks 40 miljoen gulden bedraagt.

Tylan heeft bewezen dat het helpt tegen PIA: het grijpt actief in op
Lawsonia intracellularis, de pathogeen die de ziekte veroorzaakt.

Lawsonia zit in de cel. Tylan stapelt zich ook op in de cel. Hierdoor
is de concentratie daar een aantal keer hoger dan buiten de cel.
Niet alle antibiotica bezitten deze wezenlijke eigenschap.

Tylan heeft een wachttijd van één dag. Dit is de kortste 1KB-
wachttijd.

Zieke varkens groeien slecht. Alleen al het verlies van een
slechtere classificatie kan oplopen tot 6 gulden per varken.

Tylan was het eerste antibioticum dat speciaal is ontwikkeld als
diergeneesmiddel en nooit bij mensen is gebruikt.

Tylan kreeg als eerste product ter wereld een registratie voor PIA
veroorzaakt door Lawsonia.

Sommige producten beweren op basis van één onderzoek met
een paar varkens al dat het werkt. Tylan is in vele onderzoeken
getest en bij miljoenen varkens gebruikt ter bestrijding van PIA.

Andere fabrikanten erkennen vaak de kwaliteit van Tylan
door hun eigen producten met Tylan te vergelijken.

^ ^-s-« (nefast

■Vy\\oslne loslaat

Nettogemchf.B KQ

tostaai. equwalw(aan2%tvkwneaawfteft
Prem\\x \'\'«^f ac«v«e\\l per kg premix).

Tylan: het resultaat is het bewijs

ELANCO

ANIMAL HEALTH

Groei (gr/dag)
V.C. (23 83)
Uitval (%)
Vlees %

Gemid. eindgew. (Kg)

Tijdens

PIA-problemen

723

2.76

2,76

56,6

84,1

(cijfers behaald bij mts. Breukink te Zutphen)

Na behandeling met

Tylan

760

2.48

1,74

56,5

87,8

Elanco Animal Health
divisie van Eli Lilly NL
Krijtwal 1 7-23
3432 ZT Nieuwegein
Tel. 030-6025952
Fax 030-6025999

Zet de feiten op een rij voor u beslist!

Tylan 20 Premix, Reg. NL 2489 , . j ,

Actieve stof- tylosinefosfaat Indicaties en doeldieren: Varkens: Preventie en behandeling van dysenterie Doyle; Metafylactische behandeling van Horcine
Intestinale Adenomatöse (PIA) geassocieerd met Lawsonia intracellularis.
Dosering: Preventie en behandeling van dysenterie Doyle: 5 kg Tylan 20 Prernix 2% per
ton voer gedurende 4- 5 weken, gevolgd door 2 kg Tylan 20 Premix 2%, aangevuld met drager tot diervoedervoormengsel, per ton voer tot aan het slachtgewrcht.
Of 10 kg Tylan 20 Premix
2% per ton voer gedurende 8 dagen, gevolgd door 2,5 kg Tylan 20 Premix 2%, aangevuld met drager tot diervoedervoormengsel, per ton
tot aan het slachtgewicht. Metafylactische behandeling van Porcine Intestinale Adenomatöse (PIA) geassocieerd met Lawsonia Intracellularis: 5 kg Tylan 20 Premix
2% per ton gedurende 3 weken. Wachttijd: Varken: 1 dag voor de slacht. Kanalisatiestatus: UDA. Naam en adres registratiehouder: Eli Lilly Nederland
B.V./Elanco Animal Health, Krijtwal 17-23, 3432 ZT Nieuwegein.
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij Elanco Animal Health, tel. 030-61

. 030-6025952

-ocr page 43-

llil/lpLlIl

AMOXY-COL WSP

REG NL 8949

Bevat per gram:

- Amoxycilline als
trihydraat

- Colistinesulfaat

INDICATIES:

Maagdarminfecties bij net
gespeende biggen veroorzaakt door
Escherichia coli, al dan niet
gecompliceerd door Streptococcus
suis type II infectie.

DOSERING:

4 g Amoxy-Col WSP per 15 kg
lichaamsgewicht of 1000 gram
per 400 liter drinkwater, gedurende

5 dagen.

GEADVISEERDE WACHTTIJD:

5 dagen voor de slacht.
Wachttijd I.K.B. 5 dagen.

ej

>e

150 mg
500.000 I.E.

AMOXY-COL WSP!

G Voor orale toediening aan biggen

Goed afsluitbare kunststof pot
O Goed wateroplosbaar, stabiel in drinkwater door toevoeging
methylglucamine

Uw partner voor de toekomst

Zie het etiket voor volledige informatie

DOPHPRmn

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020.
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: vww.dopharma.com

; Ook verkrijgbaar vla Aesculaap groothandel
tel.:0411-677 500

-ocr page 44-

Panomec: uw eigen merk antiparasitica!

[_J MF.RIAI. ba: Bovenkerkerweg 6-8. 1185 XI-: .Amsreiveen. rel. 020-547 39 33. hx 020-640 22

Panomec ivonnoctinc" Pasta viwr Pa,irdcn - Rcg. NI. 9585 - Wij; [XvlJicr; p.üird; Indicaties: ^ixMc strongylidcn, kleine Mron^ylidcn. spwivwr
men: Wijze van tix-dicning: oraal: Dosering: 1 injcctor per WX") k^: (.^onrra-indieatics: geen; Bijwerkingen: geen;XNadittijJ sl;Klit: !8 d.tgcii.
Panotnec
maagdaniiwonnon. iongwormcn, nicrwormen. luizen cn .schiirftmi]ton; Wijze van ctx-diening: uitsluitend subeut.ine injcetié: Dosering: 1 ml por 9
Injcctievlocistof- Reg. NL 8W0 -\\\'nj; Dwldier: rundvee, scliapon en varkens: Indic,tries: rundvee: maagdarm wormen, loiigwormen. mndworiir
wormen, neu.\'^horzcls en scliurttinijten, varkens: ma.igdarmworinen, longwormen, luizen en .sduirftmijten; Wijze v.m t<x-diening: uit.sluitend siilvi
l.g.; C^ontni-indicaties: geen; Bijwerkingen: geen; W.iehrtijd: rundvee: 42 dagen: schapen: 63 dagen: \\\';irkens: 28 d.igen. \\oor \\erdea- inform.itie zie
MF.RIAL. Alle reeluen vootbeliouden. Mart Are 921 (xPAN.NL0800-0I.

men. li-ianvormen, .larsmaden, [luidnein.iroden. nia.igwx^rmeii. horzels, longnem.itixlen en vciilenwor-
ivenneecine 0.27% Injeetievkvistof voor l^iggcn -keg. NL \'•)570 - Wij: Divldior: hggen; hidie.ities:
kg l.g.: Ciontr.i-indie.ities: geen: Bijwerkingen: geen: Wielntijd sl.dit: 28 dagen.
Panomec ivcrmeetine
en. runderliom-k tropische riinderliorzels. luizen, mijteii en teken, seli.iix^n: m.ugd.irmwornien. long-
ira.in; Dosering: rundvee: 1 nil pei 50 kg l.g., .seh.ipen: 0,5 ml jvr 25 kg 1.^.. varkcn>: 1 ml kg

verr.ikkm^ of IvsdiiklM,.r hi) Men;il CiercgiMieerd handelsmerk v.m MLRIAL. C 1999.

-ocr page 45-

Universiteit Utrecht
Biblioth^ Dieraeneeskunde

Deel

125

Aflevering
2

_________

Tij dsch,rl

DiergeneeskuN

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Wetenschap

Heckrunderen in de Oostvaardersplassen:
risico voor infectieziekten?

t

Gegevens omtrent klinisch onderzoek
roofvogels

Actua

Interview directeur ID-Lelystad H.W. de Vries
Herkenbaarheid, helderheid en betrouwbaarheid

2000 Hoogtepunten

De introductie van de sectio in de praktijk

KNMvD

Landelijke Dag voor Vrouwelijke Dierenartsen
1999; Arbeid en zorg

Modernisering vleeskeuring broodnodig

Afwijzing immunocastratie biggen

-ocr page 46-

IVIl if
ihuihi^I

FLORFENICOL

Doeltreffend

OMDAT RENTABILITEIT BELANGRIJK IS

Het rentabiliteitsprincipe bij de keuze en het gebruik van een
antibioticum voor de behandeling van ademhalingsaandoeningen
bij rundvee kan vertaald worden in het beperken, of zelfs het
elimineren, van bedrijfsverliezen.

De hoeksteen van dit principe is het kiezen voor een Iste-lijns
behandeling
die een volledige èn snelle genezing toelaat
met een minimaal aantal recidieven. Hierdoor blijft de schade
beperkt, wat dan weer een optimale valorisatie van het dier
mogelijk maakt.

100 ml
300 mg/ml

Rendabel

Ml if lor

IMUlKira

300 mg/ml
Inleclievioelstaf

Het 1ste-lijns antibioticum

Diergeneesmiddel
Antibioticiiitl

Muflor

FLORFENICOL

NUFLOR* Farmaceutische vorm: Injectievloeistof. Samenstelling: Per ml 300 mg florfenK:ol. Doeldier: niet-laaerend rundvee. Indicaties; Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolylica
en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg: Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur. met gebruik van
een naald met een diameter van 1.65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag met gebruikt worden bij volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen: Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelingsperiode
voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig tenjg na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor gebruik bij lacterende melkkoeien. Houdbaarheid; zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius); aangeprikte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Het produkt binnen de 28 dagen gebojiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50. 100 en 250 ml voor rr^ervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen,
Tel.: 030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V. Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 47-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

37

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 2,15 januari 2000

Uitde Hoofdredactie

Oorspronkelijke artikelen

Heckrunderen in de Oostvaardersplassen: risico voor infectieziekten of niet?; A.L.D. Hessels,
W. HM. van der Poel, M. Nielen, A. Emmerzaal en Y.H. Sehukken
 38

47
55

Overige artikelen

Enkele gegevens omtrent het klinisch onderzoek van roofvogels; P. Tavenier
Boekbespreking

Wetenschap

Berichten en verslagen

Interview directeur ID-Lelystad H.W. de Vries; Herkenbaarheid, helderheid en
betrouwbaarheid;
Sophie Deleu

Onvoorspelbare agressie bij golden retrievers: een erfelijk probleem?; B. W. Knol en
M.B.H. Schilder

Boek over gezondheid en welzijn van katten
Dierenkliniek Venezuela door noodweer verwoest

2000 Hoogtepunten

Actua

56

58

58

59

59
61

De introductie van dc sectio caesarea in de veterinaire praktijk; G.C. van der Weijden

Vraag en antwoord

Praktijkgerichte, klinische avonden

1 WALTHAM

Huidaandoening
en tumoren

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

Dinsdag 25 januari - Eindhoven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. yirbac

\\in/)!mnU<. Vinnr Mjuu^

-ocr page 48-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. G.M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W.F.G.L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W.A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de K.ruif(Gent, België)

Prof dr. J.G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J.F.M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A.D.M.E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E.j. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P.F.G.M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G.C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L.F.M. van Zutphen (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Mw. drs. S.A.M. Deleu
Drs. J.L.M. Vaarten
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

62

KNMvD

In memoriam

M. Timtnermans; Je vrienden

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tiJdschrift(rÉknmvd.nl.

Maatschappijnieuws

Landelijke Dag voor Vrouwelijke Dierenartsen 1999; Sophie Deleu 63

Bijeenkomst Groep GKZ en Bond van Keurmeesters; Modernisering van de vleeskeuring
broodnodig;
J. G. van Loglesleijn en W. Syhesma 65

Inleiding T. de Ruijter Groep Groot Dagen; Relatie overheid en praktiserend dierenarts 66

68

Ingezonden

Afwijzing immunocastratie biggen; Tj. Jorna

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nededandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrechl, nr. 69 93 61
443.

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Original papers

Heck cattle in nature reserve \'De Oostvaardersplassen\': a risk for infectious diseases or not?;
A.LD. Hessels, W.H.M. van der Poet, M. Nielen, A. Emmerzaal, and Y.H. Schukken 38

68
70

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel.
261304, fax 0346-264565).

0346-

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of Ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinan- Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 49-

ei

Schriftelijk discussiëren

Wij hebben in een klein land als Nederland van oudsher een cultuur van vergaderen. De afstanden zijn relatief klein en de fües
daargelaten kunnen wij voor elke discussie een vergadering beleggen. Na ajloop van de vergadering kunnen we aan de borrel
de discussie nog eens voortzetten. Op den duur leidt dit meestal tot één dan wel meer standpunten. Om de één of andere reden
zijn wij wat minder gewend aan uitgebreide schriftelijke discussies in rubrieken als \'Ingezonden \'. In de landen om ons heen
maakt men doorgaans meer gebruik van deze mogelijkheid. Het voordeel van een dergelijke schriftelijke manier van discussië-
ren is dat een ieder zijn of haar betoog zelfkritisch kan (her)overwegen vóórdat het wordt gepubliceerd, met name met betrek-
king tot het doel (de boodschap), de zuiverheid van argumenten en de woordkeus.

Twee voorbeelden van onlangs in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde gevoerde discussies wil ik hier noemen.
In de aflevering van 15 juni stonden twee artikelen van M.E. Thomas en J.P. TM. Noordhuizen over \'Een integraal kwaliteits-
beleid voor en door (rundvee)dierenartsen\'. In feite beschreven deze artikelen slechts een ontwikkeling die gaande is en niet te
stuiten. Concluderend eindigen de auteurs dan ook met de suggestie aan de dierenartsen om op de rijdende trein te springen
vóórdat deze voorbij is of door anderen bezet. Deze artikelen waren vei-volgens aanleiding tot een gedachtewisseling die
slechts zijdelings verband hield met hun inhoud en waarin het element \'emoties\' een belangrijker rol speelde dan de argumen-
ten vóór of tegen de door de auteurs gedane suggestie.

De trouwe lezer zal al geraden hebben wat mijn tweede voorbeeld is. Het editorial van collega R.J. Slappendel in de aflevering
van 1 juli heeft tot nu toe geresulteerd in 16 reacties, waaronder weer twee van hemzelf Een aantal van deze reacties kunnen
worden gerangschikt in de rubriek \'bravo!\' of de rubriek \'boehl\': de argumenten zijn bekend, enerzijds \'absurde onzin\' en
verwijzing naar het getal van A vogadro, anderzijds \'het werkt\' en een verklaring die niet strookt met onze ratio. Hoewel het in
dit verband zeker waar is dat het veel critici van de homeopathie aan kennis ter zake ontbreekt, hoeft dat niet per se voor alle
critici van de homeopathie te gelden. Er waren vervolgens ook reacties die meer verband hielden met de toonzetting van col-
lega Slappendel, met andere woorden de manier waarop hij de discussie voert. Enkele reacties verwezen naar aspecten als
\'maatschappelijke behoefte\', \'geloof en \'markt\'. Tenslotte werd in slechts in twee reacties ingegaan op wat mijn inziens de
kern van de discussie is: de wetenschappelijke bewijsvoering. Over dit punt is een inhoudelijke discussie nodig. Waarom zijn
de bewijzen van de homeopaten niet goed genoeg om ons te overtuigen ? Zijn wij dermate vooringenomen of berusten deze be-
wijzen inderdaad op drijfzand? En als wij inderdaad \'niet zomaar de reguliere meetlat mogen gebruiken\' (W. Meyling, pagina
687), waarom dan niet en hoe moeten we dan meten? Deze vragen zijn nog onvoldoende beantwoord.

Wat wordt nu het vervolg van de discussie? Gaan we weer over tot de orde van dag of zetten we de discussie voort op basis van
argumenten? De Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen stelt zich de inbedding van de veterinaire homeopathie in de
reguliere diergeneeskunde ten doel. Dat impliceert dat de discussie niet is afgelopen, maar zich op meer inhoudelijke gronden
zal voortzetten over de bewijsvoering. Nu de emoties wellicht wat zijn gezakt, lijkt het me daarvoor de geschikte tijd en het TvD
is daarvoor een uitstekende plaats.

In beide genoemde voorbeelden wordt de eigenlijke, inhoudelijke discussie overschaduwd door emoties. Hierboven verwees ik
met betrekking tot het schriftelijk discussiëren in tijdschriften naar het buitenland. Toegegeven, ook daar maken collega \'s el-
kaar soms uit voor rotte vis. Dat komt echter nog steeds de helderheid van de discussie niet ten goede. Een zakelijke discussie
op basis van argumenten doet dat meestal wel. Ik zou dan ook de lezers van harte willen uitnodigen op deze manier hun stand-
punt \'Ingezonden \' uiteen te zetten en toe te lichten. Als wij zonder met modder te gooien proheren op basis van argumenten een
di.scussie te voeren, moet het mogelijk zijn om meer helderheid te krijgen, zelfs in controversiële onderwerpen.

dr. R. Kuiper

UitdeHoofdredade

-ocr page 50-

Heckrunderen in de Oostvaardersplassen:
risico voor infectieziekten of niet?

A.L.D. Hessels\\ W.H.M. van der Poel^, M. Nielen\\ A. EmmerzaaU en Y.H. Sehukken^ Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:38-47

SAMENVATTING

In dit artikel wordt de toepassing van risico-analyse met
betrekking tot de ziektestatus van een dierpopulatie be-
schreven en geïllustreerd voor de Heckrunderen in de
Oostvaardersplassen. Om de status van de koppel vast te
stellen werden runderziekten opgedeeld in categorieën
naar relevantie van de ziekten. De risico-analyse werd
vervolgens uitgevoerd voor deze afzonderlijke catego-
rieën. Voor de ziekteverwekkers waarvan de aanwezig-
heid niet kon worden uitgesloten werd geadviseerd te be-
monsteren. De steekproefgrootte en de te bemonsteren
leeftijdsgroep werden vastgesteld op basis van epidemio-
logische gegevens van de ziekten, met als uitgangspunt de
ziekte te detecteren voordat deze mogelijkerwijs een be-
dreiging voor de omgeving zou kunnen gaan opleveren.
Alle risico-analysen samen leidden tot het formuleren van
een
low risk profile ten behoeve van de runderpopulatie in
de Oostvaardersplassen en de omgeving. In dit
low risk
profile
worden onder andere opties voor management-
maatregelen gegeven en geprioriteerd. De risico\'s op in-
en/of uitsleep van de ziekten werden gekwalificeerd in de
range van uitzonderlijk tot mogelijk. In de Oost-
vaardersplassen bleken alle runderen antistoffen te heb-
ben tegen bovine herpesvirus type 1 (BHVl). Ten aanzien
van de overige runderziekten kon geconcludeerd worden
dat de mogelijke aanwezigheid lager was dan de minimale
prevalentie waarvoor bemonsterd werd. De risico\'s van
uit- en insleep van infectieziekten werden gekwalificeerd
als uitzonderlijk mits de populatie strikt gesloten blijft.

SUMMARY

Heck cattle in nature reserve \'De Oostvaardersplassen\': a
risk for infectious diseases or not?

This article discusses risk analysis of infectious diseases in a cattle population.
Heck cattle living in nature reserve \'De Oostvaardersplassen\' were studied as
an example ofthe risk analysis approach. Twenty five adult cattle were tested
j\'or every infectious disease agent that the risk analysis indicated might be pre-
valent. All .sampled cattle tested positive for Bovine Herpesvirus 1. whereas the
prevalence of antibodies against other infectious disease agents was below the
level that M\'as assumed to be the thre.shotdfor spread ofthe disease to cattle in
the surrounding areas. Risk management of infectious diseases was expressed
in a so-called \'low-risk profile". The risk of introduction or spread of infectious
diseases was estimated to be very low as long as the population was kept strictly
enclosed.

I Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Faculteit der Diergeneeskunde.

Postbus HOI51. 3508 TD Utrecht.
\' Corresponderend auteur: Dr. W. H. M. van der Poel. Microbiologisch Laboratorium
voor Gezondheidsbescherming, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
Postbak 63. A. van Leeuwenhoeklaan 9. Postbus I. 3720 BA Bilthoven. Tel.: 030-
2743666. E-mail: IVim.van.der.Poel@rivm.nl.
3 Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Boxtel. Postbus 4. 5280 AA Boxtel.

INLEIDING

Om inzicht te krijgen in de ziektestatus van een dierpopulatie
kan uitgegaan worden van risico-analyse. Risico-analyse
kan gebruikt worden om een eerste uitspraak te kunnen doen
over het mogelijk aanwezig dan wel afwezig zijn van een
ziekteverwekker. Luidt de conclusie \'aanwezig\', dan kan be-
sloten worden tot bemonstering van een populatie om de
aanwezigheid van een ziekteverwekker concreet vast te stel-
len. Een formele risico-analyse bestaat uit de volgende ele-
menten: risico-identificatie, risico-assessment (=risico-be-
oordeling), risicomanagement en risicocommunicatie (11).
Risico-identificatie bestaat in het geval van dierziekten uit
het benoemen van de betrokken dierziekten die een mogelijk
risico zouden kunnen vormen voor de betrokken dierpopula-
ties. Risico-assessment tracht de kans van het optreden van
het risico en de consequenties van dit optreden in te schatten.
In dit geval de kans op het voorkomen van dierziekten. Als
de ziekten kunnen voorkomen dan worden de risico\'s van dit
voorkomen in kaart gebracht, bijvoorbeeld het risico voor de
runderen in de omgeving. Dit risico van uitsleep van dier-
ziekten kan worden gekwalificeerd, zo ook het risico van
insleep van dierziekten vanuit de omgeving.
De volgende stap is risicomanagement. Hierin wordt aange-
geven welke maatregelen genomen kunnen worden om het
risiconiveau te verlagen. Is het minimale risiconiveau geï-
dentificeerd dan moet besloten worden of dit niveau accepta-
bel is. Belangengroeperingen kunnen verschillende ideeën
hebben over te accepteren risiconiveaus. Door de volgorde
van de risico-identificatie en -assessment systematisch te
doorlopen is de risico-analist in staat aan te geven van welke
managementopties het grootste effect verwacht mag wor-
den. In het kader van risicomanagement kunnen maatregelen
worden geformuleerd die het risico verlagen. Dit noemen we
het iow risk profile\'.

Als laatste stap rest de risicocommunicatie. Risicocom-
municatie is een garantie voor het uitwisselen van informatie
tussen de risico-analist, degene(n) die beslist of het risico ac-
ceptabel is en degene(n) waarop de beslissing van toepassing
is. Door toepassing van de risicoanalyse is het mogelijk de
discussie over het te accepteren risiconiveau te voeren op ba-
sis van rationele argumenten in plaats van vooronderstellin-
gen of emotionele argumenten. Risicocommunicatie tussen
de betrokken partijen kan op elk moment van de risico-ana-
lyse plaats vinden.

Het doel van dit onderzoek was het weergeven van een risi-
coanalyse bij een specifieke vraagstelling: De infectieziekte-
status van de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen^. Dit
artikel kan gezien worden als een vorm van risicocommuni-
catie.

MATERIAAL EN METHODEN
Risico-analyse

Risico-identificatie en risico-assessment werden uitgevoerd
met onderbouwing van informatie over het voorkomen en

-ocr page 51-

over de mechanismen van de diverse infectiezielcten be-
schilcbaar in de literatuur. De belangrijkste aspecten van de
dynamiek van infectie hiervoor waren a) de snelheid waar-
mee een ziekte zich in de koppel verspreidt (R-waarde^ bin-
nen de koppel), b) de snelheid waarmee de infectie zich tus-
sen koppels verspreidt (R-waarde tussen koppels) en c) de
rol die andere diersoorten dan het rund mogelijk spelen in de
overdracht van besmettelijke rundveeziekten.
Op basis van de literatuurgegevens werd de waarschijnlijk-
heid van voorkomen van een ziekteverwekker bepaald.
Werd een ziekte als \'waarschijnlijk afwezig\' bestempeld dan
werden de risicofactoren voor de introductie van de ziekte
aangegeven. Vervolgens werden de managementmaatrege-
len aangeduid welke de kans op het optreden van deze risi-
cofactoren zouden kunnen verminderen. In dit stadium is
sprake van risicomanagement. Leidde risico-assessment tot
de conclusie dat een ziekteverwekker mogelijkerwijs voor-
kwam, dan werd besloten de Heckrunderpopulatie voor die
ziekteverwekker te bemonsteren. Vervolgens werden de ri-
sico\'s van de mogelijke aanwezigheid van de ziekteverwek-
ker voor de omgeving in kaart gebracht (uitsleeprisico\'s).
Aangezien de bemonstering de afwezigheid van een ziekte
zou kunnen aantonen werden ook de eventuele risico\'s op in-
troductie van de ziekte vanuit de omgeving voor de koppel
Heckrunderen geïnventariseerd (insleeprisico\'s). In- en uit-
sleeprisico\'s werden gekwalificeerd met letters a tot en met e
(Figuur 1). Op basis van de inventarisatie van de in- en uit-
sleeprisico\'s werden wederom managementmaatregelen ter
vermindering van deze risico\'s geformuleerd.

a b c d e
I---I---1---I---I---I
Uitzonderlijk Mogelijk

Figuur 1. Schematische weergave van de kwalificatie van uitzonderlijk tot mogelijk
door de letters a tot en met e.

Risico-identificatie

Het onderzoek is begonnen met het vaststellen van de ver-
wekkers van infectieziekten die een rol zouden kunnen spe-
len bij runderen in de Oostvaardersplassen (en omgeving).
Vervolgens werd de ziekten ingedeeld in categorieën op ba-
sis van de aanwezigheid van verplichte bestrijdingspro-
gramma\'s en de frequentie van voorkomen in Nederland. Dit
resulteerde in de volgende vijf categorieën van dierziekten:

I Meldingsplichtige rundveeziekten waarvoor in Neder-
land een monitoringsysteem, gebaseerd op klinische
verdenking, gevolgd door laboratoriumdiagnostiek,
wordt gehanteerd om de Nederlandse status ten aan-
zien van deze rundveeziekten te bewaken.

II Rundveeziekten die in Nederland niet endemisch voor-
komen en waarvoor in Nederland een monitoringsys-
teem gebaseerd op bemonstering bestaat om vrijwa-
ring van deze ziekten te garanderen. Binnenlandse
uitbraken van deze ziekten worden met name veroor-
zaakt door import van besmette dieren uit het buiten-
land.

\' De analyse ter bepaling van de ziektestatus van de Heckrunderen in de Oostvaarders-
plassen werd oorspronkelijk in opdracht van Staatsbosbeheer door de Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Sectie Bedrijfsdiergeneeskunde Rund van
de Faculteit der Diergeneeskunde uitgevoerd.
< RO-waarde = basisreproductive rate = gemiddeld aantal secundaire gevallen van
infectie ontstaan door één primair geval in een gevoelige populatie van omschreven
dichtheid (1).

Illa Rundveeziekten enzoötisch in de Nederiandse rund-
veestapel, waarvoor in Nederland verplichte bestrij-
dingsprogramma\'s zijn implementeren om de \'ziekte-
vrij\'-status te bereiken.
Illb Rundveeziekten enzoötisch in de Nederlandse rund-
veestapel, waarvoor in Nederland vrijwillige bestrij-
dingsprogramma\'s reeds geïmplementeerd zijn.
IV Rundveeziekten enzoötisch in de Nederlandse rund-
veestapel, die in het kader van diergezondheid en dier-
welzijn een parameter kunnen vormen.

Steekproefgrootten

Het minimaal aantal te bemonsteren runderen per dierziekte
werd vastgesteld op basis van het aantal besmette dieren, dat
mogelijkerwijs een risico zou kunnen opleveren voor de
dierpopulaties in de omgeving. Zo werd een minimale aan te
tonen prevalentie^ per aandoening vastgesteld gebaseerd op
gegevens uit de literatuur (Tabel 1) (23). Hierbij is gekozen
voor een betrouwbaarheidsinterval van 95 procent.
Bij de berekening van de steekproefgrootten is uitgegaan van
perfecte diagnostische tests, 100 procent sensitiviteit^ en 100
procent specificiteit^. Deze eigenschappen zijn voor de ge-
bruikte tests zo goed mogelijk vastgesteld en meegewogen.
Indien de sensitiviteit van de test niet 100 procent was, dan
werd de steekproefgrootte aangepast. Het aantal berekende
dieren werd dan met een factor 1/sensitiviteit vermenigvul-
digd.

Tabel i. Benodigde steekproefgrootten bij verschillende prevalenties en verschil-
lende populatiegrootten (de tabel is berekend met een betrouwbaarheidsinterval
van 95 procent en een perfecte diagnostische test )(i4).

populatie-
grootte

minimaal aan te tonen prevalentie (%)

1

5

10

15

20

25

30

100

96

45

25

17

13

10

9

200

155

51

27

18

13

11

9

300

189

54

28

18

14

11

9

400

211

55

28

19

14

11

9

500

225

56

28

19

14

11

9

* Wanneer een minimale te vinden prevalentie van 25% wordt gekozen, en
de te onderzoeken diergroep bestaat uit 200 dieren, dan dienen er 11 die-
ren bemonsterd te worden. Indien alle 11 dieren negatief zijn, dan kan
met een betrouwbaarheid van 95% geconcludeerd worden dat de preva-
lentie van de aandoening kleiner is dan 25%.

Het gebied \'De Oostvaardersplassen\'

Het natuurgebied \'De Oostvaardersplassen\' beslaat een op-
pervlakte van 5600 ha, bestaande uit open water, rietmoeras
en een begraasbaar gebied van circa 2000 ha. Het gebied is
gelegen in de Flevopolder en is gescheiden van aangrenzend
landbouwgebied door een vaart, de spooriijn Almere-
Lelystad en de rijksweg A9. Daarnaast wordt het grootste
deel van het terrein omgeven door een hekwerk van circa
twee meter hoog. De afstand tot de percelen van de dichtst-

\' Prevalentie is het bestaande aantal gevallen op een bepaald moment uitgedrukt als

een proportie van de totale populatie op dat moment (14).
^ Sensitiviteit is het vermogen van een test een positief testre.sultaat te geven wanneer
een dier niet ziek is. Het wordt gemeten als de proportie van zieke dieren die een po-
sitief testresultaat heeft. Gebrek aan sensitiviteit leidt tot vals-negatieve resultaten
(14).

^ Specificiteit is het vermogen van een test om een negatief testresultaat te geven wan-
neer een dier niet ziek is. Het wordt gemeten als proportie van niet zieke dieren die
een negatief testresultaat heeft. Gebrek aan specificiteit leidt tot vals-negatieve re-
sultaten (14).

-ocr page 52-

bijzijnde rundveehouder is circa 750 meter. De waterhuis-
houding van de Oostvaardersplassen is gescheiden van die
van de omgeving.

Staatsbosbeheer is de eigenaar van het gebied en heeft geko-
zen \'De Oostvaardersplassen\' te beheren als een \'begeleid
natuurlijk\' systeem. Dit houdt kort omschreven in dat de be-
heerder tracht zo min mogelijk in te grijpen in de vegetatie,
dierpopulatie en waterhuishouding van het gebied. Als on-
derdeel van het beheer wordt gebruik gemaakt van \'grote
grazers\', in dit geval Heckrunderen, Koniks (paarden) en
edelherten. Er grazen ongeveer 380 runderen, 280 Koniks en
260 edelherten (zomer 1997). De runderkudden hebben de
volgende sociale structuur: gedurende de zomer leven de
koeien met hun kalveren en jongvee in één a twee grote kud-
den. De stieren houden zich op in de zogenaamde dominante
stierkudden, die ieder een vast graasgebied kiezen. Oude
stieren zonderen zich af buiten het grote graasgebied. In de
winterperiode deelt de grote koeienkudde zich in splinter-
groepen op. Deze kleine groepjes trekken door het hele ge-
bied op zoek naar voedsel. Ook de stierkudden hebben in de
winter een variabel graasgebied. De runderen leven in een
groot plassengebied met zeer gevarieerde, deels ondoor-
dringbare, vegetatie. Om, ondanks de beperkingen, een be-
trouwbare indruk te krijgen van de status van de Heek-
runderen ten aanzien van besmettelijke dierziekten is een
protocol opgesteld om deze status te bepalen en vervolgens
te bewaken en te beheersen.

RESULTATEN
Risico-identificatie
Ziekten categorie I

Mond- en klauwzeer, runderpest, rabiës, miltvuur en BSE.
Ziekten categorie II

Brucellose, tuberculose en enzoötische bovine leilkose.
Ziekten categorie lila

Infectieuze bovine rhinotracheïtis (IBR), BHVl en leptospi-
rose.

Ziekten categorie lllb

Paratuberculose, bovine virus diarree en Salmonellose.
Ziekten categorie IV

Maagdarmwormen, longworm, leverbot, ectoparasieten, ac-
tinobacillose en -mycose en pasteurellose.

Risico-assessment

Voor een drietal dierziekten wordt hier de risico-assessment
beschreven: voorbeelden 1 tot en met 3. Er is gekozen voor
mond- en klauwzeer (MKZ), Infectieuze bovine rhinotra-
cheïtis (IBR) en leptospirose om de volgende redenen:
mond- en klauwzeer om het zeer besmettelijke karakter en
de ernstige consequenties voor de Nederlandse rundveesta-
pel en de handel bij een eventuele introductie. Infectieuze
bovine rhinotracheïtis vanwege de discussie over wel of niet
vaccineren van Heckrunderen en leptospirose gezien het
zoönotische karakter van de aandoening.

Voorbeeld i: mond- en klauwzeer (MKZ)

MKZ komt wereldwijd voor met enzoötische gebieden in de-
len van Azië, Midden-Oosten, Afrika en Zuid-Amerika. In
Europa neemt de incidentie sinds 1980 sterk af (17). Net als
de andere EU-lidstaten is Nederland officieel vrij van MKZ.

In alle landen van de EU geldt sinds 1991 een verbod op de
preventieve vaccinatie tegen MKZ.

In de studie \'schade verzekerd\' (17) worden de risicofacto-
ren die bij de insleep van MKZ in Nederland een rol spelen
gekwantificeerd. In volgorde van potentieel risico betreft
het: import van levende dieren, terugkerende veewagens,
import van dierlijke producten besmet met het MKZ-virus en
als laatste risicofactor \'lucht\'. Bij het vaststellen van de ver-
schillende risicofactoren maken Meuwissen
et al. (17) ge-
bruik van deskundigen. Ook de factor \'wild\' werd in de over-
wegingen meegenomen, maar in het geval van MKZ door de
deskundigen als niet-significant bestempeld.
In de Oostvaardersplassen is onder voorwaarde van gesloten
bedrijfsvoering alleen de risicofactor \'lucht\' aan de orde.
Geïnfecteerde dieren kunnen grote hoeveelheden virus uit-
scheiden in de lucht. Door concentratie van luchtpartikeltjes
besmet met virus ontstaan zogenaamde viruspluimen.
Vanuit besmette bedrijven kunnen deze viruspluimen zich
onder invloed van windsnelheid en richting meer of minder
ver verspreiden. Bij verplaatsing over land valt het virus na
maximaal 10 km uit de lucht (19), bij verplaatsing over zee
kunnen de afstanden veel groter zijn. Gezien de geografische
ligging van de Oostvaardersplassen kan introductie van
MKZ in het gebied uitsluitend plaatsvinden vanuit omrin-
gende veehouderijbedrijven of vanuit met MKZ-besmette
veehouderijbedrijven in Noord-Holland en Friesland.
Concluderend kunnen we stellen dat eerst introductie van het
MKZ-virus in Nederland moet plaatsvinden voordat insleep
van MKZ in de Oostvaardersplassen kan plaatsvinden.
Aangezien Nederland vrij is van MKZ, wordt om deze reden
de mogelijkheid zéér onwaarschijnlijk geacht dat de Heek-
runderen in de Oostvaardersplassen besmet zijn met MKZ.
Zodoende wordt besloten de runderen niet te bemonsteren op
het voorkomen van MKZ.

Voorbeeld 2: Leptospirose (melkerskoorts)
Situatie in Nederland

Het aantal melkveebedrijven met leptospirose ligt in Neder-
land onder de vijf procent (1996). In de noordelijke provin-
cies wordt de hoogste prevalentie aangetroffen. In 1989 is
een vrijwillig bestrijdingsprogramma door de Gezondheids-
dienst gestart, waaraan inmiddels 80 procent van de melk-
veebedrijven meewerkt. Ruim 18.000 bedrijven hebben in-
tussen een \'leptospirose vrij\'-certificaat. Met behulp van een
verplicht bestrijdingsprogramma moet Nederland in 2000 de
leptospirose-vrije status bereikt hebben (Gezondheidsdienst
voor Dieren, 1996).

Etiologie

De verwekker van melkerskoorts is Leptospirose interro-
gans serovar hardjo (Lhardjo).
De meeste zoogdieren zijn
gevoelig voor leptospira. Leptospirose bij het rund wordt
voornamelijk veroorzaakt door
L. hardjo type bovis. De in-
fectie met
L. hardjo komt vooral in streken met gematigd kli-
maat voor. Bij lage temperaturen en een vochtige omgeving
kan de bacterie maanden overleven. In water overleeft de
bacterie tot enkele weken, in runderurine tot 30 dagen. De
bacterie is gevoelig voor droogte en direct zonlicht.

Pathogenese

Leptospira penetreren het lichaam via intacte slijmvliezen of
beschadigde huid. Via de bloedbaan verspreidt de infectie zich
naar de nieren, lever, hersenen, de genitaaltractus en de uier.
Leptospiren die de nieren, genitaaltractus of de uier bereiken

-ocr page 53-

lijken beschermd tegen circulerende antilichamen en persiste-
ren op deze plaatsen (24). De klinische symptomen als gevolg
van een infectie met
L. hardjo zijn abortus, de geboorte van
zwaldce kalveren, vruchtbaarheidsstoornissen, agalactie en
mastitis (31). In Nederland worden klinische symptomen bij
melkvee echter zelden waargenomen (3, 9). De infectie ver-
loopt meestal subklinisch. Als gevolg van de infectie van het
urogenitaalstelsel worden leptospira met urine, uterus- en vag-
inaalsecretum, nageboorte, lochiën, foet en sperma uitge-
scheiden (31). Uitscheiding met de urine vindt gedurende een
variabele periode, vaak intermitterend plaats.

Epidemiologie

Leptospirose, melkerskoorts, is een zoönose. Rundvee is de na-
tuurlijke gastheer van
L. hardjo. Ziektegevallen bij de mens
worden veroorzaakt door contact met een geïnfecteerde koppel
runderen. Chronisch geïnfecteerde dieren, dragers, zijn een be-
langrijke bron van infectie. Deze dieren kunnen gedurende
lange tijd leptospira uitscheiden. Perioden van 241 en 542 da-
gen worden aangegeven (24). Mateman (16) geeft aan dat het
percentage uitscheiders bij introductie van
L. hardjo in een ge-
voelige populatie daalt, van 90 procent naar minder dan tien
procent, naarmate de infectie langer in de koppel aanwezig is
en endemisch wordt. De infectie lijkt soms gedurende enige
tijd (soms jaren) niet te spreiden. Na deze periode is een uit-
braak vanuit de oudere koeien mogelijk. Uit een praktijkonder-
zoek uitgevoerd door de Gezondheidsdienst bleek dat op posi-
tieve bedrijven gemiddeld 38 procent (spreiding 5-85%) van de
dieren positief was ten aanzien van
L. hardjo (15). Transmissie
van
L. hardjo vindt vooral plaats door direct contact met geïn-
fecteerde urine. Onder gunstige omstandigheden is overdracht
eventueel indirect mogelijk via water, grond of gras. In septem-
ber en oktober is sprake van een significante stijging van
L.
hardjo
abortussen. Transmissie tussen melkvee zou vooral
plaatsvinden in het laatste deel van de weideperiode. Dit is de
periode met de hoogste regenval en een hoge relatieve lucht-
vochtigheid (16). Sperma van geïnfecteerde stieren kan de in-
fectie overdragen. Ook contact met een besmette vrucht,
vruchtvliezen en lochiën draagt bij aan de transmissie binnen
een koppel runderen. Congenitale overdracht van infectie is
mogelijk. De belangrijkste factor in de tussenkoppeltransmis-
sie is waarschijnlijk introductie van of contact met geïnfecteerd
rundvee door aankoop of uitscharen (30).

L. hardjo bij andere diersoorten dan het rund

Van leptospira kent men een groot aantal serotypen.
Verschillende serotypen worden met verschillende diersoor-
ten geassocieerd. De natuurlijke gastheer is erg gevoelig
voor dit specifieke serotype, maar de spirocheet veroorzaakt
weinig of geen klinische verschijnselen bij deze gastheer in
tegenstelling tot bij een incidentele gastheer. De natuurlijke
gastheer is een continu reservoir van waaruit met name hori-
zontale transmissie binnen de diersoort plaatsvindt (34).
Runderen zijn de natuurlijke gastheer van
L. hardjo. Er zijn
aanwijzingen dat schapen niet alleen incidenteel, maar ook
natuuriijk gastheer van
L. hardjo kunnen zijn (6,22). Lepto-
spirose komt wereldwijd bij paarden voor, hoewel klinische
gevallen van leptospirose bij het paard zelden worden waar-
genomen. Het serotype dat het meest geassocieerd met het
paard, is
serovar bratislava (33, 34). Dit sluit niet uit dat L.
hardjo
incidenteel in staat zou zijn een infectie bij het paard
te veroorzaken. Als reservoir van
L. hardjo voor het rund
speelt het paard hoogstwaarschijnlijk geen rol (34).
Antilichamen tegen serovar
grippotyphosa en pomona wor-
den regelmatig aangetoond bij het witstaart hert
{Odocoileus
virginianus).
New et al. (20) treffen ook antilichamen tegen
serovar hardjo bij deze diersoort aan in een gebied waar ser-
opositieve runderen grazen met deze herten.
De rol van knaagdieren in de epidemiologie van
L. hardjo bij
het rund is onduidelijk. Onder andere bij de muskus- en bruine
Noorweegse rat zijn leptospira aangetoond. Bij deze laatste
soort betrof het voornamelijk
serovar icterohaemorrhagiae
(25).

Diagnostiek

De Microscopic Agglutination Test (MAT) is de meest ge-
bruikte test voor het diagnosticeren van leptospirose. De sensi-
tiviteit van de test voor dieren die meer dan twee jaar geleden
geïnfecteerd zijn is laag, waarschijnlijk minder dan 50 procent.
Inmiddels zijn er verschillende ELISA\'s ontwikkeld. Het grote
voordeel van deze ELISA\'s is het onderscheid dat deze tech-
niek maakt tussen IgM en IgG, waardoor onderscheid tussen
een recente en een langduriger infectie gemaakt kan worden
(34). De ELISA beschikbaar op de Gezondheidsdienst voor
Dieren heefl een sensitiviteit van 92 procent en een specificiteit
van 98 procent (2). Het kweken van leptospira uit urine is mo-
gelijk, maar erg arbeidsintensief en daardoor niet geschikt voor
routine laboratoriumonderzoek. Recent zijn verschillende
DNA-technieken, waaronder de Polymerase Chain Reaction
(PCR) ontwikkeld. De PCR heeft een sensitiviteit en specifici-
teit minstens vergelijkbaar met bacteriologische kweek (28).
Gerritsen
et al. (5) hebben een gevoelige PCR ontwikkeld om
L. hardjo in urine aan te tonen. Experimenteel stellen zij vast
dat runderen die spontaan ophouden met het uitscheiden van
L
hardjo
met de urine serologisch positief blijven (met behulp
van MAT en ELISA). Isolatie van leptospira uit nieren, lever,
longen en buikvocht van foeten is beschreven.

Implementatie

Overdracht van infectie vindt hoogstwaarschijnlijk plaats in
een periode met veel regenval en hoge luchtvochtigheid (zie
epidemiologie). Aangezien de Heckrunderen het hele jaar
buiten weiden, lopen deze dieren vooral in voor- en najaar ri-
sico. De overdracht van infectie lijkt gezien deze langere ri-
sicoperiode effectief Hoe ouder het dier, hoe groter de kans
dat de infectie is opgelopen. Bij de oudere vrouwelijke die-
ren zal waarschijnlijk de hoogste prevalentie worden aange-
troffen. Hiervoor pleiten de grote dichtheid van de kudde(n)
die zich tijdens het voorjaar vormen in tegenstelling tot de
kleine stiergroepjes en de grotere kans op contact met een
geaborteerde foet. Indien een infectie met
L. hardjo aanwe-
zig is, is het percentage oudere runderen met antilichamen
hoog (zie epidemiologie). Er bestaat weinig kans op tussen-
koppeltransmissie van
L. hardjo. Om deze reden wordt ge-
kozen voor een minimaal aan te tonen prevalentie van 25
procent. Om een prevalentie van 25 procent aan te tonen bij
de oudere vrouwelijke runderen dienen tien runderen uit
deze groep onderzocht te worden op het voorkomen van an-
tilichamen met behulp van de ELISA. Onder gunstige om-
standigheden is overdracht via gras, grond en water moge-
lijk. Contact van omringend rundvee met water direct uit de
Oostvaardersplassen afkomstig en vice versa is niet moge-
lijk. Kans op in- of uitsleep via water is hierdoor zeer klein.

Voorbeeld 3: Infectieuze bovine rhinotracheïtis (bovine her-
pesvirus type i)
Situatie in Nederland

Binnen Europa zijn de Scandinavische landen en Zwitser-

-ocr page 54-

land vrij van BHVl. Nederland is in 1998 overgegaan tot
eradicatie van BHV1. Omdat de seroprevalentie in Neder-
land in 1994 boven de 70 procent geschat werd (32), is het
systematisch ruimen van seropositieve dieren op korte ter-
mijn onbetaalbaar. Teneinde uitscheiding door latent geïn-
fecteerde dieren en infectie van seronegatieve dieren zoveel
mogelijk te voorkomen wordt op bedrijven waar BHVl
voorkomt gevaccineerd met een markervaccin. De serolo-
gisch positieve (latent geïnfecteerde) dieren worden opge-
spoord en (op termijn) verwijderd. Dit alles dient gepaard te
gaan met een gecontroleerd toevoegingsbeleid en een geslo-
ten bedrijfsvoering.

Etiologie

Bovine herpesvirus type 1 (BHVl), de verwekker van IBR,
behoort tot de familie herpesviridae en de subfamilie van al-
pha herpesvirinae. Er zijn twee belangrijke subtypen van
BHVl beschreven: BHVl.1 en BHV 1.2 (8). Subtype 1 ver-
oorzaakt primair respiratoire infecties. Subtype 2 veroorzaakt
respiratoire en genitale infecties. Er is één antigeentype van
BHVl: er is vrijwel complete kruisneutralisatie tussen de ge-
notypen. Het virus is vrij resistent tegen milieu-invloeden,
maar is goed gevoelig voor de meeste desinfectantia.

Pathogenese

Hoewel antilichamen worden aangetroffen bij meerdere
diersoorten, ontwikkelt alleen het rund duidelijke klinische
symptomen ten gevolge van een BHVl-infectie. Runderen
worden meestal nasaal geïnfecteerd. Er ontstaat dan een
acute ontsteking van de voorste luchtwegen: Infectieuze
Bovine Rhinotracheitis (IBR). Vermeerdering van het virus
in de voorste luchtwegen en verspreiding via lymfevaten,
traanbuis en zenuwen leidt tot aantasting van de diverse
weefsels. BHVl blijft latent aanwezig in perifere ganglia,
waardoor het dier levenslang \'latent geïnfecteerd\' blijft. Een
vaginale infectie: Infectieuze Pustuleuze Vulvovaginitis
(IPV) verloopt doorgaans mild en breidt zich niet uit naar de
uterus (35). De uterus kan wel geïnfecteerd worden via
sperma en ook via een respiratoire infectie. De klassieke
symptomen van een BHVl-infectie lopen uiteen van neus-
en ooguitvloeing, roodheid van de neus, laesies in de neus,
koorts, lusteloosheid, melkgiftdaling, abortus, benauwd-
heid, tot pustuleuze ontstekingen aan vulva of penis. Er kan
sterfte optreden. Multisystemische verschijnselen bij jonge
kalveren en mastitis zijn ook beschreven (7).

Epidemiologie

Bovine herpesvirus type 1-infecties komen voor bij runderen
op alle continenten (8) en vooral runderen zijn van belang als
bron van verspreiding van BHVl. Overdracht van het virus
geschiedt meestal door direct contact tussen een geïnfecteerd
dier en een gevoelig dier. Geïnfecteerde dieren kunnen één tot
14 dagen virus uitscheiden (13). Een BHVl-uitbraak eindigt
doorgaans in twee tot vier weken, mits er geen nieuwe dieren
aan de koppel toegevoegd worden. Hage
et al. (8) beschrijven
een uitbraak van BHVl in een melkveekoppel en stellen een
reproductieratio van ongeveer 7 vast. Dat betekent dat, vol-
gens de vuistregel, l/Rg, 1/7 deel (14%) van de populatie ge-
voelig moet zijn om een uitbraak van IBR mogelijk te maken.
Na een uitbraak worden alle dieren serologisch positief (8).
Besmetting via sperma is beschreven (29). Aërogene versprei-
ding is mogelijk (15) en Hage (8) suggereert aërogene trans-
missie over 300 m mogelijk is, nadat overdracht door dier-
dier-contact, mens en materiaal uitgesloten was. De aërogene
transmissie van BHVl over afstanden groter dan 4 meter is
nooit bevestigd door middel van experimenten.
Bij latentie kan het virus onder invloed van stress opnieuw
tot replicatie overgaan en uitgescheiden worden (13,26). Dit
proces verloopt doorgaans subklinisch en de virusuitschei-
ding is minder en korter van duur dan bij een primaire infec-
tie. Geïnfecteerde dieren zijn op deze manier levenslang po-
tentiële virusuitscheiders. De reactivatie van virus hoeft
echter niet perse een grote rol te spelen in de virusversprei-
ding. Op BHVl-seropositieve bedrijven worden lang niet al-
tijd aanwijzingen gevonden voor viruscirculatie (30).Voor
de preventie van BHVl-infecties is het vermijden van in-
sleep van BHVl belangrijk. Als belangrijkste besmettings-
bron worden de contacten met runderen afkomstig van an-
dere (niet BHVl-vrije) bedrijven gezien. Daarnaast spelen
mensen die beroepsmatig op rundveebedrijven komen en
materialen een rol in de transmissie van BHV 1.

IBR bij andere diersoorten dan het rund

BHVl-infecties zijn wijd verspreid onder rundvee op alle
continenten. Veel wilde diersoorten zijn serologisch positief
bevonden, hoewel bij deze dieren nooit klinische verschijn-
selen vergelijkbaar met die bij het rund zijn beschreven.
Edelherten zijn ook onderwerp geweest van onderzoek naar
het voorkomen van BHV 1. De bij deze dieren gedetecteerde
antistoffen zouden echter niet BHV 1 specifiek zijn (12). Naast
runderen zijn in ieder geval konijnen geiten en schapen ge-
voelig voor BHVl maar waarschijnlijk spelen deze diersoor-
ten geen rol in de verspreiding van het virus (4, 8, 36).
Concluderend kan worden gesteld dat in de Oostvaarders-
plassen naast de runderen hoogstwaarschijnlijk geen diersoor-
ten voorkomen die kunnen dienen als reservoir voor IBR. In-
of uitsleep van BHVl via diersoorten die in staat zijn het ge-
bied van de Oostvaardersplassen te verlaten of binnen te ko-
men (reeën, vossen, hazen en konijnen), is onwaarschijnlijk.

Diagnostiek

Het virus kan gemakkelijk worden geïsoleerd uit neus-, oog- of
vaginavocht. Na abortus kan virusisolatie verricht worden uit
de foetus en/of de cotyledonen. Antigeendetectie is mogelijk
door middel van immunofluorescentietests (IET). De meest ge-
voelige detectie-techniek is de PCR (polymerase chain reac-
tion) (Van Engelenburg, 1994). Voor het aantonen van antis-
toffen tegen BHVl in bloed of melk zijn vrijwel alle mogelijke
laboratoriumtechnieken gebruikt. De serumneutralisatietest
(SN-test) wordt internationaal veel gebruikt en is betrouwbaar,
maar er zijn reeds een groot aantal specifieke ELISA\'s ontwik-
keld die gevoeliger zijn dan de SN-test (14). Bij de Gezond-
heidsdienst voor Dieren zijn een aantal van deze zeer gevoelige
ELISA\'s operationeel. De sensitiviteit en specificiteit van de
gB-ELISA 1:10 en gB-ELISA 1:1 zijn 95 procent en 99 pro-
cent, respectievelijk 99 procent en 97 procent (2).

Implementatie

Een gevoelig deel van de populatie van 14 procent is nodig
voor een nieuwe uitbraak van IBR (zie epidemiologie). De
aanwas van kalveren, 70 op een totaal van 380 Heckrunderen
(1996), staat jaarlijks garant voor deze minimaal vereiste ge-
voelige populatie. Indien IBR voorkomt in de Oostvaarders-
plassen zullen er jaarlijks nieuwe uitbraken van IBR onder de
Heckrunderen in het gebied mogelijk zijn, afhankelijk van de
verschillen in status van de verschillende splintergroepjes
binnen de grote koppel Heckrunderen. Om zorg te dragen
voor de evenredige vertegenwoordiging van de verschillende

-ocr page 55-

leeftijdsgroepen binnen de steekproef wordt aanbevolen naar
leeftijd gestratificeerd te bemonsteren. Wanneer de geselec-
teerde dieren van elke groep een ad random steekproef zijn
van die groep hebben we een gestratificeerde steekproef
Aangezien de transmissie binnen de koppel effectief is, kan
met weinig dieren (1-5) per geboortejaar worden volstaan om
dit aan te tonen. Recente transmissie is in beeld te brengen
door het aantonen van antilichamen in de leeftijdsgroep van
nul tot driejaar. Wil men überhaupt transmissie van het virus
in het verleden aantonen, dan zal men met name de oudere
dieren moeten bemonsteren, aangezien deze dieren de groot-
ste kans hebben gehad ooit met het virus in contact te zijn ge-
weest en antilichamen levenslang aanwezig blijven. Indien
een prevalentie van 15 procent bij de dieren van driejaar en
ouder uitgangspunt is, dan moeten 18 runderen uit deze groep
bemonsterd worden. Het risico op uitsleep van IBR, indien
aanwezig in de Oostvaardersplassen, wordt gekwantificeerd
als uitzonderlijk klein. Introductie van IBR in de gesloten
koppel is mogelijk via de mens. Voor algemeen risicoma-
nagement wordt verwezen naar het Low Risk Profile.

Conclusies risico-assessments

Voor alle genoemde ziekten (categorie I t/m IV) werd afhan-
kelijk van de categorie een traject afgelegd, vergelijkbaar met
het hiervoor beschreven traject voor MKZ, leptospirose en
IBR. Uit deze risico-assessments volgen een aantal aanbeve-

Tabel 2. Overzicht van de monstemame ter vaststelling van de huidige gezondheidsstatus van de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen ten aanzien van de categorie II en
III ziekten.

Minimaal aan

Aantal te

Diergroep

Periode van

Te onderzoeken

Diagnostiek

te tonen

bemonsteren

bemonstering

bij abortus

prevalentie (%)

runderen

Tuberculose

15

18

>3jr

**

Histopathologisch onderzoek en/of kweek van

longen, Inn. mediastinales, Inn. retropharyngei.

Inn. bronchiales, Inn. parotidei, Inn. cervicales

profundi, Inn. inguinales superficiales en Inn.

mesenteriales

Brucellose

25

10

>3jr

aug-sept

X

Kweek van Inn. mammarii, Inn. mandibulares.

Inn. parotidei en Inn. subiliaca

Leukose

15

18

>3jr

**

ELISA ofAGIDT

IBR

15

18

>3jr

X

gB-ELISA 1:1, eventueel gevolgd door de »

Deense blocking

Leptospirose

25

10

>3jr

**

X

ELISA

Paratuberculose

15

18

>3jr

**

Histopathologisch onderzoek en kweek van

Inn. mesenteriales

BVD

30

9

>3jr

X

Ab-ELISA

Salmonellose

15

18

>3jr

aug-sept

X

SAT

er bestaat geen voorkeur voor een specifieke periode van bemonstering.

lingen voor de Oostvaardersplassen. Deze zijn als volgt:

1. Het voorkomen van ziekten uit categorie I in de Heck-
runderpopulatie van de Oostvaardersplassen wordt on-
waarschijnlijk geacht.

2. Het voorkomen van ziekten uit categorie II en III in de
Heckrunderpopulatie van de Oostvaardersplassen wordt
mogelijk geacht. Om een betrouwbare indruk te krijgen
van de status ten aanzien van deze ziekten wordt geadvi-
seerd de populatie te bemonsteren (zie tabel 2).

3. Indien de ziekten uit categorie II en III voorkomen bij de
Heckrunderen in de Oostvaardersplassen zijn de risico\'s
voor de omgeving (uitsleeprisico\'s) gekwalificeerd als
uitzonderijk (a) of minder uitzonderlijk (b) (Figuur 1).
Indien de ziekten uit categorie II en III niet voorkomen bij
de Heckrunderen in Oostvaardersplassen, maar de runde-
ren in de omgeving zijn besmet dan worden de risico\'s
voor de runderen in de Oostvaardersplassen (insleepri-
sico\'s) gekwalificeerd als uitzonderijk (a), minder uitzon-
derlijk (b) en eventueel mogelijk (c). Tabel 3 geeft het
overzicht van in- en uitsleeprisico\'s voor de ziekten uit
categorie II en III weer.

4. Het voorkomen van de ziekten uit categorie IV in de
Heckrunderpopulatie van de Oostvaardersplassen wordt
zeer waarschijnlijk geacht. Voor deze ziekten is een voor-
stel voor bemonstering gemaakt om een indruk te krijgen
van het besmettingsniveau van deze ziekten (tabel 4).

Tabel 3. Risicokwalificatie van insleep (I) en uitsleep (II) van de ziekteverwekkers door een aantal vectoren (zie ook figuur 1).

.Andere diersoorten Insecten
1 II I II

Introductie besmet rund Aanlioop besmette mest Lucht Water
I n I II I II 1 II

Tuberculose
Brucellose
Leukose
IBR

Leptospirose

Paratuberculose

BVD

Salmonellose

e e

e e

e e

e e

e e

e e

e e

e e

b b

b b

a a

a a

c a

a a

b b

e e
e e
e e

-ocr page 56-

Tabel 4. Overzicht van de monstername ter monitoring van de categorie IV ziekten bij de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen.

periode van bemonstering

macroscopisch bij sectie

diergroep

mestmonsters

20 kalveren

20 kalveren

nader te bepalen aantal alle
mei en aug
mei en aug

maagdarmwormen

long wormen

leverbot

ectoparasieten

actinobacillose

actinomycose

pasteurellose

a.d.v. advies van de \'prognosecommissie\'

Risicomanagement en \'low risk profile\'
Op basis van de geïnventariseerde in- en uitsleeprisico\'s
werden managementopties geformuleerd ter vermindering
van deze risico\'s. Deze werden weergegeven in het zoge-
naamde \'low risk profile\' (10). Samengevat werd het vol-
gende geadviseerd:

a) De koppel Heckrunderen in de Oostvaardersplassen dient
strikt gesloten gehouden te worden.

b) Er dienen geen introducties van nieuwe diersoorten in het
gebied van de Oostvaardersplassen plaats te vinden zon-
der dat daar een risico-analyse aan voorafgaat.

c) De afvoer van de Heckrunderen uit de Oostvaarders-
plassen dient volgens een vast protocol plaats te vinden.
Indien Staatsbosbeheer de runderen in het consumptiecir-
cuit wil en kan brengen dient een risico-analyse in het ka-
der van de gevaren voor de volksgezondheid te worden
uitgevoerd.

d) Om het uitbreken van de Heckrunderen uit de Oost-
vaardersplassen en mens-rund-contacten bij de afraste-
ring te voorkomen, dient nagegaan te worden of de hui-
dige afrastering op dit punt voldoet.

e) Medewerkers van Staatsbosbeheer die in het gebied ko-
men dienen aan een aantal voorwaarden te voldoen (onder
andere eisen met betrekking tot kennisniveau, het dragen
van werkkleding, het gebruik maken van desinfectiebak-
ken en het in acht nemen van een wachttermijn voor betre-
ding van het terrein na contact met runderen buiten het
terrein).

f) Om inzicht te krijgen in in- en uitsleeprisico\'s van ziekten
van en naar de omgeving in de Oostvaardersplassen kan
verhoogde monitoring van de runderpopulatie rond de
Oostvaardersplassen plaats vinden.

g) De veterinaire begeleiding dient te voldoen aan het hui-
dige kennisniveau op het gebied van rundvee. Bij het be-

Tabel 5.1. Resultaten laboratoriumonderzoek van monstermateriaal van 25 Heckrunderen uit de Oostvaardersplassen ten aanzien van de categorie II en III ziekten (periode
april/mei 1997).

tuberculose brucellose leukose IBR leptospirose paratbc BVD Salmonellose

diagn.Meth. ELISA kweek AGIDT gB-ELISA ELISA CBR Ab-ELISA kweek

koe 1
koe 2
koe 3
koe 4
koe 5
koe 6
koe 7
koe 8
koe 9
koe 10
koe 11
koe 12
stier 13
koe 14
koe 15
koe 16
koe 17
koe 18
stier 19
koe 20
stier 21
stier 22
stier 23
stier 24
stier 25




n.t.d.1"^


-I-

-h

-I-

-I-

-I-


-I-




n.o.\'

n.o.

n.o.

n.o.

1  n.o. : niet onderzocht.

-ocr page 57-

treden van het gebied dient de dierenarts gebruilc te maken
van werkkleding van Staatsbosbeheer die op het bedrijf
aanwezig is.

h) Om risico\'s van in- en uitsleep van ziekten via water te
minimaliseren kunnen maatregelen getroffen worden ten
aanzien van de in- en uitlaat van water uit de Oost-
vaardersplassen en de omringende gebieden.

Steekproefonderzoek Heckrunderen

Op basis van de risicoanalyses is geadviseerd om een steek-
proef van 25 runderen te nemen voor bemonstering van in to-
taal 15 ziekteverwekkers. In april/mei 1997 heeft Staats-
bosbeheer in totaal 25 runderen afgeschoten voor onderzoek.
Het betrof 18 koeien, waarvan 16 ouder dan driejaar en ze-
ven stieren, waarvan vier ouder dan drie jaar. Diagnostiek
werd verricht ten aanzien van de categorie II en III ziekten,
MKZ en runderpest én categorie IV ziekten met uitzondering
van pasteurellose. Sectie en diagnostiek vonden plaats bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren (Drachten en Deventer). De
ELISA ten behoeve van de tuberculose-diagnostiek was een
experimentele nog niet gevalideerde in-huis-assay van het
ID-DLO te Lelystad. Voor een overzicht van de uitslagen en
gebruikte diagnostische methoden wordt verwezen naar ta-
bel 5.1 en 5.2.

Bij alle runderen werden antilichamen tegen IBR aange-
toond. Ten aanzien van de overige ziekten kan geconclu-
deerd worden dat als de ziekte eventueel aanwezig is de pre-
valentie lager is dan de minimaal aan te tonen prevalentie.
Dit houdt in dat het besmettingsniveau waarbij mogelijker-
wijs een risico voor dierpopulaties in de omgeving op zou
kunnen treden niet is bereikt.

Aansluitend is geadviseerd om niet eenmalig, maar jaarlijks
een koppelbemonstering uit te voeren. In de loop der jaren
komen zodoende cumulatieve data ter beschikking. Dit le-
vert in feite een steeds grotere steekproef op, waarbij de uit-
eindelijke kans dat de populatie geïnfecteerd is (uiteraard bij
continue negatieve bevindingen) steeds kleiner wordt.

DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek was het weergeven van een risco-
analyse bij een specifieke vraagstelling: De infectieziektesta-
tus van de Heckrunderen in de Oostvaardersplassen^. Op ba-
sis van risicoanalyses van relevante infectieziekten is voor
een aantal ziekteverwekkers een steekproefonderzoek uitge-
voerd om de actuele prevalentie van een vijftiental specifieke
ziekteverwekkers met een 95 procent betrouwbaarheid vast te
stellen. Ter vermindering van risico\'s van infectieziekten zijn
managementopties geformuleerd in een zogenaamd iow risk
profile\' voor de betreffende runderpopulatie.
In het verleden werd men vaak gedreven door de wens elke
vorm van risico uit te sluiten \'when in doubt, keep it out\'.
Tegenwoordig is algemeen geaccepteerd dat de zogenaamde
\'zero risk\'-option in de agrarische sector ten aanzien van
dierziekten een onbereikbaar doel is. Middels risico-analyse
is men echter in staat bestaande risico\'s te detecteren en te
prioriteren. Dit artikel beoogd een bijdrage te kunnen leve-
ren aan de discussie over de hoogte van acceptabele risiconi-
veau\'s en de prioritering van beheersingsmaatregelen. Een
transparante en neutrale risico-analyse is daarom nage-
streefd.

Tabel 5.2. Resultaten van laboratoriumonderzoek van monstermateriaal van 25 Heckrunderen uit de Oostvaardersplassen ten aanzien van de MKZ. runderpest en de categorie
IV ziekten met uitzondering van pasteurellose (periode april/mei 1997).

MKZ runderpest leverbot maagdarmwormen

diagn.Meth. sectie sectie HAR faeceso.z.

longnorm ectoparasieten actinobacillose/mycose

Baermann sectie sectie

koe 1
koe 2
koe 3
koe 4
koe 5
koe 6
koe?
koe 8
koe 9
koe 10
koe 11
koe 12
stier 13
koe 14
koe 15
koe 16
koe 17
koe 18
stier 19
koe 20
stier 21
stier 22
stier 23
stier 24
stier 25

50-100

veel teken

n.o.\'

n.o.

n.o.

n.o.
n.o.
n.o.
n.o.
n.o.
n.o.

50-1001
50-100
100-500**
50-100

500-1000**

100-500
50-100

50-100

n.o.
n.o.
n.o.

1  50-100 = lichte besmetting

-ocr page 58-

De prevalentie van de onderzochte infectieziekten, met uit-
zondering van BHVl, was dusdanig laag dat het risico voor
dierpopulaties in de omgeving minimaal genoemd kon wor-
den. In een ziekte-uitbraaksituatie daarentegen zouden run-
derpopulaties in natuurgebieden wellicht andere beheer-
singsmaatregelen noodzakelijk kunnen maken. De hoge
prevalentie van BHVl in de Oostvaardersplassen benadrukt
het belang van het handhaven van het low-risk profile in zijn
volle omvang.

Strikt genomen zou het opvolgen van de managementmaat-
regelen, die voortvloeien uit een risico-analyse, in een aantal
gevallen kunnen leiden tot een vermindering van de nood-
zaak om populaties te bemonsteren. Hiervoor is het noodza-
kelijk dat de wijze waarop de gevonden risico\'s worden ver-
minderd wordt geborgd. Certificeringssystemen kunnen
daarbij een belangrijke rol spelen. In de besproken case is
nog geen sprake van een formele certificering, maar een eer-
ste aanzet daartoe is wel gegeven. Een protocollaire aanpak
van diergezondheidscontroles, een registratie van bezoekers
die potentiële diercontacten hebben en een formele oplei-
dingseis aan dierverzorgers en dierenarts zijn daarvan voor-
beelden. Alhoewel in deze case sprake is van een bijzondere
bedrijfsstructuur, kan een vergelijkbare exercitie voor de re-
guliere rundveebedrijven ook zinvol zijn.
De risico-analyse kan ook in andere situaties worden ingezet
als bruikbaar middel om risico\'s te inventariseren en ma-
nagementmaatregelen te formuleren. Op het gebied van dier-
ziekten kan hierbij op nationaal niveau gedacht worden aan
andere natuurgebieden met grote grazers, kinderboerderijen
en dierentuinen, op internationaal niveau aan de export en
import van dieren.

Een risico-analyse is tevens van potentieel grote waarde om
nader te bepalen of de huidige wijze van bemonstering voor
bepaalde dierziekten tot het gewenste resultaat leidt of dat
wellicht kan worden volstaan met minder, maar geselec-
teerde, monsters. Dit zou kunnen resulteren in minder in-
spanning (en kosten) met hoger rendement.

DANKWOORD

Het commentaar van drs. M.W.C. Huyben, drs. J.J. Snoep en drs. H.J. van
Weering is door de auteurs zeer op prijs gesteld.

LITERATUUR

1. Anderson RM. Populations and infectious diseases: ecology or epide-
miology? J Animal Ecology 1990:60; 1 -50.

2. De Wit JJ. Persoonlijke mededeling. Gezondheidsdienst voor Dieren te
Deventer. 1997.

3. Franken P, Hartman EG, and Boer W de. Leptospira hardjo on a dairy
farm. Tijdschr Diergeneeskd 1986: 111; 533-6.

4. Fulton RW. Downing MM, and Hagstad HV. Prevalence of bovine her-
pesvirus-!, bovine viral diarrhea, parainfluenza-3, bovine adenovirus-3
and -7, and goat respiratory syncytial virus antibodies in goats. Am J Vet
Res 1982:43; 1454-7.

5. Gerritsen MJ, Koopmans MJ. and Olyhoek T. Effect of streptomycin
treatment on the shedding of and the serologic responses to
Leptospira
horgpetersenii
serovar hardjo type hardjobovis in experimentally infec-
ted cows. VetMicobiol 1993: 38; 129-38.

6. Gerritsen MJ. Koopmans MJ, Peterse D. and Olyhoek T. Sheep as main-
tenance host for
Leptospira interrogans serovar hardjo subtype hardjo-
bovis.
AM J Vet Res 1994: 55; 1232-7.

7. Gibbs EPJ, and Rweyemanu MM. Bovine herpesviruses. Part 1. Vet Bull
1977:47; 317-43.

8. Hage JJ. Epidemiology of bovine herpesvirus 1 infections. Doctoral
Thesis Utrecht University 1997.

9. Hartman EG, Franken P, Bokhout BA, and Peterse DJ. Leptospirosis in
cattle, dairy fever in farmers. Tijdschr Diergeneeskd 1989: 114; 131-5.

10. Hessels ALD, Schukken YH, Nielen M en Poel WHM van der. Rapport
\'Protocollaire aanpak ter bepaling, bewaking en beheersing van moge-
lijke besmettelijke dierziekten bij de Heckrunderen in de Oostvaarders-
plassen\'. 1997 (het rapport is in het bezit van Staatsbosbeheer en aldaar te
verkrijgen).

11. Hueston WD. Risk analysis. VIIIISVEE, Parijs, 1997.

12. Inglis DM, Bowie JM, Allan MJ, and Nettleton PF. Ocular disease in red
deer calves associated with a herpesvirus infection. Vet Ree 1983: 113;
182-3.

13. Kaashoek MJK. Marker vaccines against bovine herpesvirus 1 infec-
tions. Doctoral thesis, Utrecht. 1995.

14. Kramps JA. Magdalena A. Quak J, Weerdmeester K. Kaashoek MJ,
Maris-Veldhuis MA, Rijsewijk FAM, Keil G. and Oirschot JT van. A
simple, specific and highly sensitive blocking enzyme-linked immuno-
sorbent assay for the detection of antibodies to bovine herpesvirus 1. Clin
Microbiol 1994: 32; 2175-81.

15. Mars MH, Bruschke CJM, Oirschot JT van. Airborne transmission of bo-
vine viruses BHVl, BRSV and BVDV is possible under experimental
conditions. Vet Microbiol 1998.

16. Mateman W. Afstudeeropdracht C.A.H. Dronten: Stop Leptospirose.
1989.

17. Meuwissen MPM, Horst HS, Huime RBM en Dijkhuizen AA. Schade
verzekerd? Een haalbaarheidsstudie naar risicokwantificering en verze-
kering van veewetziekten, 1997.

18. Miller JM, and Maaten MJ van der. Reproductive tract lesions in heifers
afler intrauterine inoculation with IBR-virus. Am J Vet Res 1994: 45;
790-4.

19. Moutou F, and Durand B. Modelling the spread of foot-and-mouth dis-
ease virus. Vet Res 1994: 25; 279-85.

20. New JC, Wathen WG, and Dlutkowski S. Prevalence of Leptospira anti-
bodies in white-tailed deer. Cades Cove, Great Smoky Mountains
National Park, Tennessee, USA. J Wildlife Dis 1993:29; 561-7.

21. Pearson EG. Leptospirosis. In: Smith B.P. (ed) Large animal internal me-
dicine. 2ne edition Mosby, USA, 1996: 999-1000.

22. Pekelder JJ, Westenbrink F, Vellema P, Peterse DJ, Bokhout BA cn
Franken P. Een serologisch onderzoek naar het voorkomen van L.hardjo
bij schapen in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1993: 118; 433-5.

23. Schukken YH, Beiboer ML en Barkema HW. Bemonsteren van dierpo-
pulaties, 1996.

24. Smith CR, Ketterer PJ, Mcgowan MR, and Comey BG. A review of labo-
ratory techniques and their use in the diagnosis of
Leptospira interrogans
serovar hardjo infection in cattle. Aust Vet J 1994: 71; 290-4.

25. Songer JG, Thiermann AB. Leptospirosis. J Am Vet Med Assoc 1988:
193; 1250-4.

26. Thiry E, Saliki J, Bublot M, and Pastoret PP. Reactivation of IBR-virus
by transport. Comp Immunolol Microbiol Infect Dis 1987: 10; 59-63.

27. Van Engelenburg FAC. Maes RK. Oirschot JT van, and Rijsewijk FAM.
Development of a rapid and sensitive polymerase chain reaction assay for
detection of bovine herpesvirus 1 in bovine semen. J Clin Microbiol
1993:31:3129-35.

28. Van Eys GJJM. Gravekamp C. Gerritsen MJ. Quint W. Comelissen
MTE. ter Schegget J. and Terpstra WJ. Detection of leptospires in urine
by polymerase chain reaction. J Clin Microbiol 1989: 27; 2258-62.

29. Van der Poel WHM, and Scholl DT. Leptospirosis. In: Herd Health and
Production Management in Dairy Practice. Brand A, Noordhuizen
JPTM, Schukken YH (eds). Wageningen Pers, Wageningen, 1996: 493-
8.

30. Van Nieuwstadt APKMI. and Verhoeff J. Epidemiology of BHV1 virus
infections in dairy herds. J Hyg 1983:309-18.

31. Van Wuijckhuise L, Franken P, Hartman EG, and Wit JJ de. A leptospi-
rosis (L. interrogans serovar hardjo) control programme based on bulk
milk surveillance and individual testing in dairy herds in the Netherlands
1989-1996. Submitted to Vet Quart.

32. Van Wuijckhuise L, Bosch J, Franken P, Hage J, Verhoeff J, and Zimmer
G. The prevalence of infectious bovine rhinotracheitis in the Netherlands.
Proceedings of the XVIII. 1994. World Buiatrics Congress, Bologna
1994: 1439-42.

33. Williams VB. Bolin C, Riddle T, Durando M. Smith BJ, and Tramontin
RR. Leptospiral abortion an leptospiruria in horses from the same farm. J
Am Vet Med Assoc 1993: 202; 1285-6.

34. Williams DM, Smith BJ, Donahue JM, and Poonacha KB. Serological
and microbiological findings on 3 farms with equine leptospiral antibo-
dies. Equine Vet J 1994: 26; 105-8.

35. Wyler R, Engels M, and Schwyzer M. IBR/ Vulvovaginitis (BHVl). In:
Herpes virus diseases of cattle, horses, and pigs. Ed. G. Wittman, Kluwer
Acad Publ, 1989.

36. Zadoks RN, Keulen KAS van, Maazen WGGM van der, Poel WHM van
der, and Lopes Pereira CM. A pilot survey of viral respiratory disease in
goats and sheep in southern Mozambique (VIII International conference
of institutions of tropical veterinary medicine, Berlin, September 25-29,
1995).

-ocr page 59-

OverigeaÉelen

INLEIDING

Wellicht is geen enkele groep van de in het wild levende vo-
gels even intens bestudeerd op het gebied van fysiologie en
pathologie als de roofvogels (prooivogels, stootvogels). Dit
valt te verklaren deels door hun opvallende verschijning,
deels door de valkerij-jacht die in de loop van de jaren een
grote ervaring meebracht aangaande het verzorgen van roof-
vogels. De individuele waarde van een roofvogel is voor een
valkenier vergelijkbaar met die van een gezelschapsdier
mede door de tijd die is geïnvesteerd in kweek en opleiding.
De in het wild levende roofvogels zijn om verschillende re-
denen in hun voortbestaan bedreigd, een tendens die zich nu
nog op meerdere plaatsen ter wereld voortzet. Het verzorgen
en rehabiliteren van zieke of getraumatiseerde roofvogels in
vogelopvangcentra, hoewel weinig bijdragend tot het be-
houd van de soort op zichzelf, is een uitstekend middel tot
publieksmotivatie op het gebied van natuurbescherming. Bij
bedreigde soorten is uiteraard elk individu dat overleeft be-
langrijk. Hierbij moet echter, evenzeer als bij valkerijvogels,
een functionele prognose vooropgesteld worden: een roof-
vogel die niet kan instaan voor het eigen levensonderhoud in
de vrije natuur kan beter geëuthanasieerd worden. Een der-
gelijke vogel hoort niet thuis in een kooi als gezelschapsdier,
tenzij de vogel in uitzonderlijke omstandigheden doelbewust
kan ingeschakeld worden (kweekprojecten bedreigde soor-
ten, wetenschappelijk onderzoek). Het onderzoek van ogen
en bewegingsstelsel zijn voor deze prognose van wezenlijk
belang.

Het houden van roofvogels voor educatieve doeleinden in
een beperkt aantal dierentuinen wordt dikwijls gecombi-
neerd met eerdergenoemde kweek- of onderzoeksdoelstel-
lingen gericht op het behoud van de soort. Commerciële mo-
tivaties kunnen geenszins aanvaard worden om roofvogels
welke integraal deel uitmaken van het natuurlijk patrimo-
nium, onder zich te houden. Zo bevinden ze zich aan de top
van de voedselpyramides waar ze ecologisch onmisbaar zijn.
Toegevingen in de wetgeving hieromtrent kunnen op korte
termijn leiden tot het sterk terugschroeven of zelfs volledig
verdwijnen van de meest bedreigde soorten: zie in verband
hiermee de illegale vervolging van roofvogels, de discussies
tussen duivenhouders en vogelbeschermers, en daarnaast
ook de inspanningen die verricht worden om enkele geïso-
leerde, met uitsterven bedreigde populaties terug te herstel-
len (zoals de Mauritius valk en de Seychellen valk).
Systematisch pathologisch onderzoek van gestorven of dood
gevonden roofvogels biedt niet alleen waardevolle informa-

\' DU artikel is met toeslemming overgenomen uit het Vlaams Diergeneeskundig

Tijdschrift 1997: 66: 113-22.
^ Polhroeit 17. B-9520 St-Lieven.s-Houtem. België.

P. Tavernier^

tie omtrent pathologie, anatomie, parasitologie en derge-
lijke, maar onderzoekt ook de indicatorrol die roofvogels in
de natuur kunnen spelen waarbij bepaalde milieuproblema-
tieken aan het licht kunnen komen.

SYSTEMATIEK (EUROPESE SOORTEN)
Orde
Falconiformes:

- familie Accipitridae: meerdere genera (= geslachten): bui-
zerden, wouwen, kiekendieven, haviken en sperwers,
arenden, gieren;

- familie Falconidae: geslacht Falco (valken);

- familie Pandionidae: visarend als enige species.

Orde Stiigiformes:

- familie Tytonidae: geslacht Tyto: kerkuil;

- familie Strigidae: echte uilen:

* subfamilie Striginae: met enkele geslachten waaronder
Strix (bosuil), (ransuil en velduil), Athene (steenuil);

* subfamilie ÖMÄon/nae: met geslacht (oehoe).

EERSTE OPVANG

- Bij wildlevende vogels moeten alle manipulaties en stress
tot een strikt minimum beperkt worden. Met een vlug kli-
nisch onderzoek en eerste evaluatie van de algemene toe-
stand, de anamnese in aanmerking genomen, kan men
reeds de prognostisch ongunstige gevallen onderkennen.
Een functionele prognose staat voorop: de vogel moet
kunnen overleven en voor zichzelf instaan bij vrijlating.
Vogels die hier niet aan beantwoorden worden geëuthana-
sieerd: houden is onwettig en kan leiden tot commerciali-
satie, op langere temiijn tot bedreiging van soorten. Bij
verdenking van intoxicatie dient men atropine toe.

- Na eventueel in acht nemen van een rustperiode (vogel in
een donkere doos, rustige omgeving) wordt het klinisch
onderzoek verder afgewerkt. Rx (aanschot, fracturen) van
het hele dier en bloedafname (evaluatie voedingstoe-
stand, dehydratie,...) zijn routine. Een onderzoek van de
ogen is eveneens belangrijk. Na dit grondiger onderzoek
wordt een gefundeerde functionele prognose opgesteld:
beslissing tot behandelen of niet.

- Operatieve behandelingen kunnen enkele dagen wachten
tot de algemene toestand van de vogel gestabiliseerd is: re-
hydratie, (dwang)voeding. Donkere en rustige omgeving.

- Een vogelopvangcentrum met vergunning wordt gecon-
tacteerd waar de vogel naartoe gebracht wordt. Na de in-
tensive care periode wordt de vogel in een kooi gelaten, na
enkele weken in een gewenningsvolière. Een grondig kli-
nisch onderzoek onder andere vooral van de ogen en het
locomotieapparaat, is van belang alvorens terug te lossen.
Valkeniersvogels (met verguning) worden bij de houder
verzorgd.

- Er moet nagegaan worden of er voor de in gevangenschap
gehouden vogels een vergunning is. Zo niet dan wordt de
houder gewezen op zijn illegale positie, eventueel worden
de autoriteiten verwittigd.

Enkele gegevens omtrent het klinisch onderzoek
van roofvogels^

Tijdschr Diergerteeskd 2000; 125:47-55

-ocr page 60-

FIXATIE

- Vooral oppassen voor de klauwen: eerst en vooral de tar-
sometatarsi fixeren. Men kan ook de klauwen in een hand-
doek laten grijpen.

- De vleugels worden tegen het lichaam gehouden om even-
tuele verdere schade te voorkomen.

- Eventueel het hoofd bedekken (chaperon, huif) of ge-
dempt licht aanwenden. Stress moet vermeden worden.
Liefst geen plotse bewegingen maken.

- Een handige methode is de vogel uit de doos te nemen door
de duimen op de rug en de handpalmen links en rechts om
de vleugels te houden. Alvorens de vogel op te heffen eerst
de poten (tibiotarsi) fixeren tussen de vingers (zolang dit
niet gebeurd is kan de vogel met zachte druk tegen de bo-
dem geduwd worden). Voor het onderzoek kan de vogel
het beste door een helper worden vastgehouden.

- Men kan de roofvogel ook vasthouden op de manier van
een duif

- Bijzonderheden: haviken en sperwers behoren tot de
meest stressgevoelige soorten. Bij de oehoe steeds met
handschoenen werken wegens de zeer krachtige klauwen.
Deze uil bijt eveneens. Bij de visarend is de beet meer te
duchten dan de klauwen.

- Materiaal valkenier: huif (Indisch of Nederlands type),
riempjes of aylmeries, vliegriempjes, draainagels, langve-
ters, handschoen met ring. De meest gehouden soorten
door valkeniers zijn de grotere valkensoorten zoals slecht-
valk en Lannervalk (\'hoge vlucht\'), ook havik (\'lage
vlucht\').

KLINISCH ONDERZOEK

Enkele items waar speciaal op gelet kan worden zijn:

- observatie op afstand: gedrag, houding, afhangende vleu-
gel, geen steun;

- ogen;

- bespiering van de borstmusculatuur, hydratietoestand;

- kropvulling;

- inspectie van mondholte en keelholte: capillaria, tricho-
monas;

- toestand van het vederkleed;

- aspect van de faeces:

. groen: duidt op uithongering, eventueel cholestase;
. bloed bij: darm- of cloacaletsels, parasieten, leverpro-
bleem, extreme ondervoeding.
Wegens de grote hoeveelheid proteïnen in de voeding, zijn
de feces vloeibaarder en ze bevatten ook meer uraten (wit,
pasteus) dan bij andere vogelsoorten. De vaste fractie is nor-
maal bruinzwart van kleur. De faeces worden weggecatapul-
teerd bijvoorbeeld over de rand van het nest.

HET OOG

Anatomie van het oog

- Het oog is een zeer gespecialiseerd orgaan bij prooivogels,
aangepast aan hun specifieke manier van jagen.

- Oogbol: is globulair van vorm bij dagroofvogels (het ante-
rieur deel is conisch vandaar een grote voorste oogkamer;
het posterieur segment is hemisferisch), en tubulair bij
nachtroofvogels. De oogbollen zijn zeer volumineus (1/3
van het schedelvolume) waardoor ze gemakkelijk getrau-
matiseerd worden.

- Sclera: wordt ondersteund door een ringvormig scleraal
been
(uit één stuk of uit verschillende scleraalplaten) dat
zichtbaar is op Rx en dat zich naar caudaal overgaat in een
kraakbeenring. Deze structuur geeft enerzijds steun aan de
fragiele volumineuze oogbol en beschermt anderzijds te-
gen vervorming van de oogbol door de werking van de iri-
dale musculatuur (spier van Crampton).

- De cornea is bij prooivogels relatief groter dan bij andere
vogelsoorten.

- Het derde ooglid is belangrijker dan het onderste en bo-
venste ooglid bij beschermen en bevochtigen van het oog.
Op de vrije rand staan kleine veertjes (kamvormig). Het
derde ooglid is zeer beweeglijk door de werking van twee
dwarsgestreepte spiertjes en het bevat een Harderse klier.

- Traanklier (onder laterale ooghoek): afvoer langs twee
traanpunten en een traankanaal naar de neus.

- De extrabulbaire oogspieren zijn gereduceerd, er is geen
m. retractor bulbi. Daardoor is het oog weinig beweeglijk
binnen de orbita en is nystagmus bijna niet waar te nemen
(bijvoorbeeld bij uilen beweegt het oog in elk vlak slechts
ra 3°).

- De iris en het corpus ciliaris bevatten vooral dwarsge-
streepte spiervezels: de
m.ciliaris (spier van Cramp-
ton) zorgt voor een krachtige en snelle accomodatie van de
lens, nodig bij het lokaliseren van de prooi, die aldus ook
gefocuseerd blijft tot bij de vangst. De pupilgrootte (iris-
motoriek) is willekeurig geregeld. De kleur van de iris ver-
andert met de leeftijd: typisch bij de havik (juveniel: gelig
rood, adult: geel) en buizerd (bruin wordt grijzer).

- De lens is relatief groot en zacht van consistentie (= snel
accomoderen).

- De retina is avasculair bij alle vogels. Alleen ter hoogte
van het
pecten oculi (prominente kam) bevindt zich een
vasculaire membraan op de plaats waar de
n.opticus het
oog verlaat. Daardoor is er geen blinde vlek (discus n.op-
tici) zichtbaar bij oftalmoscopisch onderzoek. Bij falconi-
formes (niet bij uilen) is er niet alleen een
centrale fovea
maar ook een temporale fovea aanwezig die een breed bi-
noculair zicht mogelijk maakt. In de foveae bevinden zich
vooral
kegeltjescellen, elk met een eigen bipolair neuron
en ganglioncel: ze zijn nuttig voor de exacte lokalisatie
van de details van het beeld in de hersenschors (grote ge-
zichtsscherpte, \'visual acuity\'). In de kegeltjescellen be-
vinden zich geelrode vetdruppels die het licht filtreren zo-
dat chromatische aberratie gelimiteerd wordt en de
gezichtsscherpte toeneemt. Uilen hebben een retina met
vooral
staafjescellen, geschikt voor het opvangen van lage
lichtintensiteiten: sommatie effect doordat prikkels van
meerdere staafjes naar één bipolair neuron en ganglioncel
doorgegeven worden (bijvoorbeeld kerkuil 425.000 staaf-
jes/mm2, bosuil 37.000/mm2). Daardoor hebben uilen wel
minder gezichtsscherpte.

- Er is geen tapetum lucidum.

Fysiologie van het oog

- Binoculair zicht. Het grootste deel van het gezichtsveld
wordt gezien door beide ogen waardoor inschatten van af-
standen mogelijk is (bijvoorbeeld kerkuil 70%). Bij dag-
roofvogels die levende prooien vangen is dit van uitzon-
derlijk belang.

- Accommodatie. Bij contractie van de dwarsgestreepte m.
ciliaris
(spier van Crampton) duwt het corpus ciliare op de
periferie van de lens die bolrond van vorm wordt. Hierdoor
wordt de brandpuntsafstand kleiner en valt het beeld op de
retina. De comea ondergaat hierbij ook vervorming en de
intra-oculaire druk neemt toe.

- Pupilreflex. Deze reflex kan slechts in zeer zwakke mate
opgewekt worden daar de iris vooral dwarsgestreepte

-ocr page 61-

spiercellen bevat. Indien deze toch uit te lokken is, dan is
alleen een contralaterale reflex mogelijk wegens de totale
kruising van de optische banen in het
chiasma opticum.
Een valse indruk van ipsilaterale respons kan verklaard
worden door het zeer dunne interorbitale septum waardoor
het contralaterale oog lichtprikkels opvangt: indirect effect
in het onderzochte oog. Willekeurig treedt wel myosis op
(onder andere bij lichtinval). Ook mydriatica hebben wei-
nig of geen effect, het onderzoeksveld bij oftalmoscopie is
dus eerder beperkt. Alleen met algemene anesthesie is een
voldoende mydriase te bewerkstelligen, of door 0,03 ml
D-tubocurarine 3% met een 30 G naald in de voorste oog-
kamer te brengen. Dit is zelden nodig: alleen bij cataract-
operaties. Zeer gestresste roofvogels hebben zeer wijde
pupillen die nog uiterst weinig gevoelig zijn voor licht
(bijvoorbeeld sperwers).

- Corneareflex: is goed bruikbaar bij algemene anesthesie
(laatste reflex die wegvalt): het derde ooglid schuift over
de comea.

- Aanpassingen bij dagroofvogels. Snelle accommodatie
door dwarsgestreepte spiervezels en vlot vervormbare
lens. Twee foveas waardoor binoculair gezicht geoptima-
liseerd wordt (zie hiervoor). Het lokaliseren en volgen van
zeer snel bewegende prooien wordt hierdoor mogelijk ge-
maakt. Experimenteel werd aangetoond dat torenvalken
ultraviolette lichtreflectie uit muizenfaeces en -urine kun-
nen waarnemen (retina is gevoelig voor UV-licht) waar-
door ze op zeer korte tijd nieuwe prooigebieden kunnen
ontdekken. Ook de nestplaatskeuze wordt hierdoor be-
paald.

- Aanpassingen bij uilen: uilen kunnen voorwerpen visueel
waarnemen (ontwijken) bij zeer lage lichtintensiteiten.
Het oog is buisvormig, de lens rond (cylindrisch bij acco-
modatie) en de retina komt dicht naar rostraal. Het grote
aantal staafjes zorgt via sommering voor een enorme sen-
sitiviteit voor zwakke lichtprikkels. Nadeel: weinig ge-
zichtsscherpte en zwak kleurenzicht. Veldwaarnemingen
bewijzen dat uilen scherper zien m daglicht. Een bewe-
gingsloze persoon in het donker wordt niet waargenomen,
vanaf de minste beweging ziet een uil hem onmiddellijk.
Het zien van bewegende objecten bij weinig licht is (on-
danks het gespecialiseerde gehoor) belangrijk voor het lo-
kaliseren van de prooi. Het totale
gezichtsveld bij uilen is
beperkt (kerkuil 110°). Compensatie is mogelijk door de
zeer mobiele halswervels die uilen toelaten de kop over
180" (270°?) te draaien. Daarbij wordt nog gebruik ge-
maakt van
parallax: het hoofd heen en weer zwaaien of op
en neer (zeer komisch), voornamelijk bij jonge uilen.
Aldus wordt het object uit verschillende invalshoeken be-
keken en vergeleken met de positie van omliggende objec-
ten.

Bij kerkuilen is het derde ooglid opaak, dik en traag wer-
kend. Het zou als een soort \'zonnebril\' fungeren om de
overgevoelige retina te beschermen bij sterke lichtinval.

Pathologie van het oog

De grote meerderheid van de afwijkingen wordt door trauma
veroorzaakt: 14 tot 28 procent van de onderzochte roofvo-
gels (afhankelijk van auteur) vertoonde oculaire laesies: 88
tot 90 procent daarvan zijn van traumatische oorsprong. Bij
vogels die een trauma ondergingen vertoont 31 procent oog-
letsels; 84 procent daarvan betreffen alleen het posterieure
segment (schok overgezet door de scleraalbeentjes).

- Corneawonden (onder andere perforatie door loodkorrels)

kunnen gehecht worden met nylon 7-0 tot 11-0 (verwijde-
ren nadien!).
Keratitis geeft opaciteit en oedeem van de
comea. Mogelijke etiologieën zijn: pokken, comeadystro-
fie na
n. facialisparalyse, vitamine A-gebrek, bij uilen
soms door roet in schouwen.
Ulcera kunnen onderzocht
worden met fluoresceïne en genezen vrij goed (3x per dag
antibioticumzalf). Fracturen van de scleraalbeentjes ko-
men voor (soms digitaal palpeerbaar).

- Hyfema is waarschijnlijk het meest voorkomende letsel
(grote voorste oogkamer; het bloed is afkomstig van de
iris, en resorbeert binnen de drie weken). Het suggereert
een craniaal trauma (Rx van de schedel nemen!), zo niet
dan kan het ook door een perforerende comeawond ver-
oorzaakt zijn. Na resorptie kan het achterste segment van
het oog onderzocht worden. De prognose zal afhangen van
het al dan niet optreden van
synechia (posterior of ante-
rior).

- Ontkleuring van de iris (voornamelijk bij vogels met gele
iris) komt voor na langdurige ontstekingen.

- Cataract is meestal traumatisch (frequent bij uilen), of ook
seniliteitsgebonden bij in gevangenschap levende dag-
roofvogels (2,3%), zelden congenitaal. Enucleatie van de
lens dringt zich op. Ook bij
traumatische lensluxatie kan
hiertoe overgegaan worden. De gepigmenteerde aanhech-
ting van de processus ciliare op de lens is verantwoordelijk
voor het zichtbaar worden (door de comea heen) van een
pigmentring in de equator van de lens wanneer deze ge-
luxeerd is. Cataract en lensluxatie gaan frequent gepaard
met synechia posterior (vergroeing van iris met lens).
Retinadegeneratie komt voor maar is eerder zeldzaam.

- Bij oftalmoscopie van het posterieure segment worden
dikwijls laesies ontdekt die door trauma veroorzaakt zijn:
intravitreale hemorragie (uitgaande van het pecten in 60%
van de gevallen), retinaloslating, projectielen in het oog.
Bij uilen kan soms optische beschadiging van de zeer ge-
voelige retina waargenomen worden in de vorm van een
aantal donkere puntjes ventraal in de fundus (steeds bilate-
raal, zou veroorzaakt worden door in de zon te kijken).

- Oogleden: blefaritis komt voor bij pokken, stafylokokken-
infectie, vitamine A-gebrek en ook soms bij myasis bij ju-
veniele uilen. Bij myasis is naast het oog ook het oor dik-
wijls aangetast: otitis externa.
Wonden van oogleden
kunnen gehecht worden na lokale anesthesie door een wat-
testaaQe met lokaal anestheticum tegen conjunctiva en
huid te drukken gedurende enkele minuten. De rand van de
oogleden is meestal gepigmenteerd en draagt haarveertjes
(filoplumes).

- Bij massief trauma van de oogbol kan enucleatie uitge-
voerd worden, steeds rekening houdend met een functio-
nele prognose. Naast de gangbare techniek kan bij uilen
met grote ooropeningen ook een transaurale techniek ge-
bruikt worden. Het dunne interorbitale septum en een cor-
recte hemostase (cfr. grote inhoud van de orbita) zijn be-
langrijke aandachtspunten bij de operatie.

Prognose

Uit het voorgaande blijkt het zeer grote belang van een oog-
onderzoek bij roofvogels. Elk geval dient onderzocht te wor-
den, niet alleen de valkeniersvogels die weinig succesvol
zijn bij het jagen. Alvorens roofvogels terug te rehabiliteren
levert een oogonderzoek vitale criteria op bij de beslissing
tot vrijlaten, inschakelen in kweekprogramma\'s of euthana-
sie. Binoculaire visie is essentieel voor vogels die levende
prooien vangen. Bij aaseters kan desnoods soepeler geoor-

-ocr page 62-

deeld worden. Uilen kunnen eventueel compenseren door
hun gehoor. Over het algemeen echter is het gecontra-indi-
ceerd roofvogels met slechts één intact oog verder te behan-
delen.

HETCEHOOR

Omdat vooral bij nachtroofvogels het gehoor zeer gespecia-
liseerd is zal alleen de kerkuil besproken worden.

Anatomie

- De uitwendige gehooropening is bij alle uilen zeer groot,
alhoewel bij de kerkuil relatief kleiner en hoekig van
vorm. De linker en de rechter ooropening staan asymme-
trisch, namelijk de linker gehooropening ligt 10 tot 15 gra-
den hoger. Elke gehooropening is uitgerust met een
oper-
culum (flap)
met verschillende inclinatie. Deze asymme-
trie is reeds een eerste aanpassing om de bron van een ge-
luid te lokaliseren, zowel in een horizontaal als in een ver-
tikaal vlak.

- Dt faciale schijf (gezichtsmasker) van de kerkuil fungeert
als een enorme oorschelp en is samengesteld uit geluids-
permeabele veertjes bestaande uit filamenteuze baarden
zonder baardjes. Rondom het aangezicht bevindt zich een
huidplooi waarin acht rijen dicht opeenstaande veertjes in-
geplant zijn (12/mm2) met een speciale structuur: stevige
platte rachis, brede ronde vlag met zeer dense baarden.
Deze vederkraag (of
\\facial ruff) is ondoordringbaar voor
geluid en werkt als een zeer efficiënte geluidsreflector.
Uiteindelijk vormt dit hele systeem een functioneel geheel
voor het opvangen van geluiden van lage intensiteit waar-
bij deze geluiden naar de uitwendige gehooropening ge-
leid worden.

- Het gehoorcentrum bevat twee tot drie keer meer neuronen
dan bijvoorbeeld bij een kraai.

Fysiologie

Een kerkuil kan in totale duisternis een prooi lokaliseren en
vangen, alleen afgaande op het geluid. Muizen vormen het
grootste deel van het dieet en vooral spitsmuizen verraden
zichzelf door hun geritsel op de bodem en ook door onop-
houdelijk hoogtonige geluidjes te produceren. Ook de rich-
ting waarin een prooi beweegt wordt met grote accuraatheid
vastgesteld. Anatomische adaptaties (zie hierboven) worden
gecomplementeerd door vergelijken van intensiteits- en fa-
severschillen bij waameming van een geluid door de twee
oren. Alleen uilesoorten met asymmetrisch ingeplante oren
kunnen jagen in totale duisternis.

- \'Interauraal spectrum\'. Het frequentiegevoeligheidsge-
bied ligt tussen de 100 en 13.000 Hz (= cps), dit is een klei-
ner gebied dan bij de mens (20 tot 20.000 Hz). Beide oren
bevatten cellen met verschillende frequentiegevoelighe-
den. Hoe hoger de frequentie van een geluid hoe beter het
gereflecteerd en versterkt wordt door de \'facial ruff, dat
wil zeggen hoe duidelijker het
intensiteitsverschil tussen
de beide oren waarneembaar wordt in de cellen die voor
deze frequentie gevoelig zijn. Voor verticale lokalisatie
(\'elevatie\') worden de hogere frequenties gebruikt, voor
horizontale (\'azimuth\') de lagere frequenties. Hoe groter
de bandbreedte (aantal frequenties in een geluid) hoe
nauwkeuriger de lokalisatie van de geluidsbron zal kunnen
plaatshebben. Niettemin is een minimum frequentie van
8.500 Hz nodig om een succesvolle \'strike\' te kunnen ma-
ken, bij minder dan 5.000 Hz doet de uil geen poging tenzij
de geluidsbron minder dan 7 m verwijderd is.

- Faseverschil. Een bepaald geluid (natuurlijke geluiden be-
vatten meerdere frequenties) bereikt elk van beide oren
met een fractie van een seconde verschil en daarbij met een
verschillende intensiteit: dit wordt gedefinieerd als
\'trans-
ient disparity\'\':
tijdsverschil in aankomst (of einde) van
een geluid tussen de twee oren (met andere woorden de fa-
severschillen voor elke frequentie), samengaand met het
timing-verschil tussen de twee oren in waargenomen in-
tensiteitveranderingen in het geluid, waardoor lokalisatie
van het geluid mogelijk wordt. Dit fenomeen speelt ook
een rol bij geluidslokalisatie bij de mens. Bij kerkuilen
heeft men echter alleen te maken met het zuivere fasever-
schil, de
\'ongoing disparity\' dat wil zeggen de tijdsver-
schillen in aankomst van bepaalde golffasen in elk oor.
Hierbij kan ook nog \'fase-ambiguïteit\' optreden doordat
dezelfde faseverschillen waargenomen worden uit meer
dan één gebied in de ruimte. Dit faseverschil wordt gede-
tecteerd door
\'limited field neuronen" die symmetrisch
links en rechts gelokaliseerd zijn en die elk bij een be-
paalde frequentie alleen gevoelig zijn voor geluiden af-
komstig uit één welbepaald gebied van de ruimte (ellip-
tisch in een bipolair coördinatensysteem). Het gebied met
de meeste limited field neuronen in het mesencefalon
stemt overeen met een gebied van 30 graden frontaal van
de uil. Er kan op deze wijze een zeer precieze driedimen-
sionele \'geluids-landkaart\' gereproduceerd worden in het
gehoorcentrum in het mesencefalon. Daarnaast zijn er ook
\'complex field neuronen\', die gevoelig zijn voor welbe-
paalde faseverschillen afkomstig uit meerdere afgeba-
kende gebieden uit de ruimte. Dit blijken dezelfde gebie-
den te zijn waaruit fase-ambiguïteit optreedt.

Een jagende uil richt zijn kop (\'kijkt\') in de richting van zijn
prooi: het gevoeligste gebied voor geluidslokalisatie ligt tus-
sen 15 graden links en 15 graden rechts in een horizontaal
vlak. Aldus wordt optimaal gebruik gemaakt van fase- en in-
tensiteitsverschillen tussen beide oren: experimenteel is ge-
bleken dat intensiteitsverschillen voor verticale lokalisatie
worden gebruikt, terwijl tijdsverschillen voor horizontale lo-
kalisatie benut worden. Op het ogenblik dat de prooi tot op 1
m benaderd is (zelfs in totale duisternis) worden de klauwen
naar voren gebracht en de kop wordt naar achter geworpen.
De vierde (beweeglijke) teen wordt op dit ogenblik ook naar
achter gericht om een maximale greep op de prooi te hebben
(waarnemingen met infraroodfotografie).

Pathologie

Otitis externa en media werden beschreven bij roofvogels,
soms door uitbreiding van trichomoniasis.

METABOLISME

- Eiwitmetabolisme: zoals alle vogels zijn ook roofvogels
uricoteel: het eiwitkatabolisme stopt bij de vorming van
urinezuur (in plaats van ureum) wegens het ontbreken van
het enzym uricase dat urinezuur verder in allantoïne om-
zet. Urinezuur komt voort uit de afbraak van purines (exo-
gene of endogene). Slechts kleine hoeveelheden ureum en
creatinine worden in de vloeibare fractie van de \'urine\'
gevonden. Ureum wordt voor 100 procent gefiltreerd
(glomeruli) en bij matige dehydratie wordt het voor 99
procent teruggeresorbeerd. De colloïdale witte substantie
in de \'urine\' is het neergeslagen urinezuur. Het afbraak-
product urinezuur heeft verschillende voordelen: het is
osmotisch niet actief waardoor terugresorptie van water

-ocr page 63-

in de niertubuli efficiënter verloopt, dit is belangrijk bij
vogels die in een droog milieu leven. Het is ook weinig
toxisch voor het embryo in het ei. Van alle vogels worden
bij roofvogels de
hoogste gehaltes aan urinezuur in het
plasma gevonden. Dit staat in verband met hun 100 pro-
cent carnivoor dieet. De oplosbaarheid van uraten in het
plasma wordt geschat op 599 mmol/l. Het is merkwaardig
dat urinezuurplasmagehaltes bij roofvogels hier ver bo-
ven liggen (229 tot 2480 mmol/l) zonder dat nochtans
jicht vastgesteld wordt (slechts enkele gevallen bekend).
Een ander opvallende bevinding is dat in een vergelij-
kende studie tussen een nachtroofvogel (oehoe) en een
dagroofvogel (slechtvalk), bij deze laatste een beduidend
hoger plasmagehalte aan urinezuur wordt gevonden. Dit
werd in verband gebracht met het hoge energieverbruik
van een dagroofvogel (actiever). Daarom kunnen er waar-
schijnlijk geen bruikbare referentiewaarden opgesteld
worden voor dag- en nachtroofvogels samen.

- Neoglycogenese: carnivore vogels vertonen gemiddeld
een hogere glycemie dan de meeste andere vogels (bij-
voorbeeld granivoren). Dit wordt veroorzaakt door een in-
tensere neoglycogenese.

- Vasten: roofvogels zijn in staat tot vasten (in tegenstelling
met granivoren waar vlug een hemorragische enteritis kan
optreden). Dit compenseert voor een niet altijd succesvolle
jacht: de
glycogenolyse uit de lever is snel uitgeput en er
ontstaat een intense
neoglycogenese (aminozuren uit
spier- en vetzuren uit vetweefsels en lever). Na ongeveer
één week vasten wordt radicaal overgeschakeld op
beta-
hydfoxyhoterziiur
als energiebron in plaats van glucose.
Dit ontstaat samen met andere ketolichamen uit de mas-
sieve mobilisatie van vetzuren uit de vetdepots. In een ex-
treme laatste fase, als de vetreserves ook uitgeput zijn, ziet
men een bruuske
proteolyse ontstaan uitgaand van zelfs al-
bumine en hemoglobine (via neoglycogenese). Dit leidt tot
dehydratie (zie verder).

- Emaciatie treedt op na een tijdsduur van drie tot vier dagen
bij kleinere valken tot drie tot vier weken bij grotere roof-
vogels: het basaalmetabolisme verloopt namelijk intenser
bij kleinere vogels. Dit basaalmetabolisme voor een
bepaalde diersoort wordt uitgedrukt in kcal/kg LG en
wordt als SMR (specific metabolic rate) aangeduid:

SMR =

W

waarbij W = lichaamsgewicht en K = een constante per
diersoort(groep): voor niet-passeriforme vogels is ze 78.

BLOEDONDERZOEK

Haematologie

Enkele bijzonderheden:

- RBC: aantallen kunnen variëren van 1,7 tot 4 x lO^/piL,
praktisch kan men 2,7 tot 3. lO^/jx! als leidraad nemen. Bij
de grotere roofvogelsoorten kunnen, bij gezonde adulte
vogels, zeer vroege stadia van erythrocytenprecursoren te-
ruggevonden worden in het perifere bloed (basofiele
erytroblasten, polychromatische erytroblasten).

- Hematocriet: waarden van 28 procent tot 60 procent wor-
den aangegeven in de geraadpleegde literatuur. De hema-
tocriet ligt, praktisch genomen, rond de 40 procent voor de
meeste roofvogels en rond de 50 procent voor
Falconidae
(de echte valken).

- WBC: verschillende auteurs en verschillende roofvogel-
soorten door elkaar genomen vindt men waarden tussen
6500/|xL en42000/(xL.

- Differentiatie WBC: de verhouding heterofielen/lymfocy-
ten (die normaal ongeveer 0,4 bedraagt bij bloedafname
onder algemene anesthesie) neemt toe onder invloed van
stress. Dit kan gedifferentieerd worden van een infectie-
beeld door het normaal totaal aantal WBC. Het aantal eosi-
nofielen zou gestegen zijn bij bloedparasitosen en is hoger
bij vrouwelijke ^cc/pZ/nWae dan bij mannelijke. Onder fy-
siologische omstandigheden vertonen roofvogels in verge-
lijking met andere vogelsoorten hogere procentuele eosi-
nofielenaantallen.

- Sedimentatiesnelheid: is bij vrouwelijke vogels in het
broedseizoen veel hoger dan bij mannelijke, wegens de
aanwezigheid van grote hoeveelheden lipiden en oestroge-
nen in het plasma.

- Bloedstolling: bij vogels ontstaat weinig intrinsieke trom-
boplastine bij weefselbeschadiging, extrinsieke trombo-
plastine wordt door deze weefsels zelf geproduceerd. De
intracytoplasmatische granules die uit de trombocyten
vrijkomen bij weefselbeschadiging bevatten géén trombo-
plastine.

Biochemie

- Glycemie is hoger dan bij andere vogels (belangrijke neo-
glycogenese). Bij de meeste vogelsoorten bedraagt het
glucosegehalte tussen 250 en 350 mg/dl. Roofvogels zou-
den meer insuline-afhankelijk zijn dan andere vogels.
Hypoglycemie: waarden lager dan 200 mg/dl zijn abnor-
maal. Convulsies tengevolge van hypoglycemie zijn be-
kend bij roofvogels (onder 80 mg/dl volgens Haliwell).
Volgens Fudge (1996) worden waarden lager dan 120
mg/dl zelden gezien bij levende vogels.
Hyperglycemie:
fysiologisch tot boven 500 mg/dl (stress, postprandiaal),
diabetes mellitus vanaf 700 mg/dl (meestal hoger). Bij een
roodstaartbuizerd
(B. jamaicensis) met polyurie/polydip-
sie, vetopstapeling en paralytische verschijnselen, werd
54,3 mmol/l glucose gevonden (normaal 17,3 - 22,8
mmol/l bij roofvogels) in combinatie met witte foei in de
pancreas (gevacuoliseerde beta-cellen).
Conversiefactor voor glucose: mmol/l x 18 = mg/dl.

- Totaal eiwit is afhankelijk van leeftijd (hoger bij adult) en
geslacht (de globulinefractie is hoger bij een hoog oestro-
geengehalte) en bedraagt normaal 27 tot 50 g/1.
Hypoproteinemie: bij zware lever- en nierletsels (bijvoor-
beeld TBC), bij extreem uitvasten, bij zwaar parasitisme,
etcetera. De
albumine/globuline ratio gaat dalen bij ont-
stekingsprocessen en infecties, terwijl het totaal eiwit
daarbij binnen de normaalwaarden kan blijven. Dit is
bruikbaar om het genezingsproces te volgen: de albu-
mine/globuline ratio moet weer normaal worden door de
behandeling (voor vogels: gemiddeld 1,34-1,95).
Hyper-
proteinemie
ziet men onder andere bij infecties (immuun-
stimulatie), en bij dehydratie (waarbij de albumine/globu-
line ratio normaal is). De dehydratie is te bevestigen door
de toegenomen hematocriet.

- Beta-hydroxyboterzuur geeft een idee over de mate van li-
polyse bij langdurig vasten.

- Urinezuur is hoger (4 tot 15 mg/dl) dan bij andere vogels.
Stijgt na de voedselopname voor minstens 12 uur: daarom
het urinezuurgehalte (bijvoorbeeld in verband met nier-

IIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, JANUARI, AFLEVERING 2, 2000

-ocr page 64-

functie) slechts evalueren na 24 uur vasten bij roofvogels.
Nestjongen zouden veel lagere waarden vertonen dan
adulten. Nierletsels (bijvoorbeeld iatrogeen door genta-
mycine) met verstoring van de tubulaire secretie geven
verhoging. Ook lipemie en dehydratie geven verhoging.
Ovulatie gaat gepaard met verlaging.
Ureum is bruikbaar om dehydratie te beoordelen (wegens
terugresorptie).

Alkalische fosfatase is afkomstig uit verschillende weef-
sels (been, nier, darmepitheel) en stijging wordt bij vogels
ook in verband gebracht met osteoblastenactiviteit. Er be-
staan grote interspeciesverschillen en seizoenverschillen
(bij zeearend en steenarend lager van december tot maart).
Bij jonge vogels vindt men grotere waarden dan bij adul-
ten (bald eagle). Fysiologisch ziet men gestegen waarden
bij fractuurherstel, opgroeien, en ovulatie. Pathologisch
gaat het enzym onder andere toenemen bij chronische
beenaandoeningen. Hoge waarden werden gevonden bij
een sperwer met aspergillose. Alkalische fosfatase is niet
bruikbaar voor lever-evaluatie bij roofvogels want de en-
zymactiviteit is niet gestegen bij experimenteel geïndu-
ceerde levercelbeschadiging.

De transaminasen (ALTen AST) zijn van weinig diagnos-
tisch belang (in meerdere weefsels voorkomend). Ze heb-
ben een lange halfwaardetijd. AST zou stijgen bij loodin-
toxicatie, bij levercelbeschadiging, en bij spierletsels. Ook
ALT neemt echter toe bij roofvogels met experimenteel
beschadigde levers. Nierweefsel bevat hoge concentraties
aan ALT bij vogels en het kan niet uitgesloten worden dat
de hogere plasmawaarden bij deze experimenten deels uit
nierweefselbeschadiging voortkwamen.
Galzuren zijn tot 24 uur na de maaltijd gestegen bij de
slechtvalk (ook bij de duif hoewel deze geen galblaas heeft)
en zijn een goede maatstaf voor leverbeschadiging. Na vast-
stellen van verhoogde AST-waarden kan men door middel
van galzurenbepaling een leverprobleem bevestigen.
Bepalen van
GLDH (glutamaatdehydrogenase) geeft een
bijkomend idee over levercelnecrose (intramitochondriaal).

• LDH (lactaatdehydrogenase) is weinig specifiek maar is
bijvoorbeeld toegenomen bij hemolyse en bij levercelbe-
schadiging (experimenteel snel hersteld na omkering van
deze beschadiging wegens korte halfwaardetijd). LDH
omvat vijf iso-enzymen zoals bij zoogdieren.

■ Cholesterol. Bij camivore vogels worden hogere waarden
gevonden dan bij granivoren. Toename onder andere bij
hypothyroïdie.

- Calcium. Een groot deel (42%) van het plasma-calcium is
aan eiwit gebonden (werd gevonden bij slechtvalken). Bij
zeer afwijkende totaal eiwitgehaltes past men daarom het
beste een correctieformule toe om het Ca-gehalte nauw-
keuriger te kunnen interpreteren; gecorrigeerd Ca (in
mmol/1) = gemeten Ca (in mmol/1) - 0,02 . totaal eiwit (in
g/1) 0,67.

Alleen het geïoniseerde Ca is fysiologisch actief Bij de
meeste vogels ligt Ca tussen 8,5 en 11,5 mg/dl. Fysiolo-
gisch stijgt Ca pre-ovulatoir, pathologisch onder andere bij
oversupplementatie aan vitamine D3 en bij sommige ro-
denticidenintoxicaties. Hypocalcemische tetanie met neu-
rologische symptomen treedt op bij roofvogels vanaf 5
mg/100 ml (kritische waarde).

- CPK is afkomstig uit hart- of skeletspierweefsel. Stijging
werd waargenomen na traumata, na intramusculaire injec-
ties, bij convulsies, bij myocardaandoeningen, en bij roof-
vogels met \'white muscle disease\'.

De belangijkste waarden om de algemene toestand van een
aangeboden roofvogel in te schatten zijn urinezuur, beta-hy-
droxyboterzuur, totaal eiwit en hematocriet (eventueel
ureum, galzuren).

ANEMIE

Ferriprieve anemie is microcytair, normo- of hypochroom, a-
regeneratief Komt voor bij chronische bloedingen, parasito-
sen, herhaalde bloednames (zelfs kleine volumes) en langdurig
vasten. Niet alleen de aanvoer van Fe is afwezig maar er is ook
een effect op het beenmerg: de reticulocyten zijn totaal verdwe-
nen na 48 u (experimenteel). Dit is de meest voorkomende ane-
mie bij roofvogels voornamelijk in verband met vasten na
trauma of ziekte. Behandeling: 10 mg (kleine soorten) tot 15-
20 mg Fe dextraan IM (éénmalig) en dwangvoeden.
Bij chronische ontstekingen (bumblefoot bijvoorbeeld) wordt
dikwijls anemie gezien die zou berusten op een lichte chroni-
sche hemolyse waarbij het vrijkomende Fe in de macrofagen
opgeslagen wordt zodat het niet meer beschikbaar is.
Beenmergonderdrukking. Een aplastische anemie komt
vooral voor na intoxicatie: pesticiden (DDT) beïnvloeden de
rode cellijn door inhibitie van erytropoïtine. Er ontstaat een
normocytaire, normochrome en a-regeneratieve anemie.
Chloramfenicol en andere farmaca kunnen een totale aplasie
van het beenmerg veroorzaken. De maximale dosis bij roof-
vogels is 50 mg/kg (of 80 mg/kg voor de succinaatvorm)
tweemaal per dag IM of IV (amerikaanse bald eagle: trager
metabolisatie: slechts lx per dag).

Hemolytische anemieën veroorzaken een normocytaire of
macrocytaire, normochrome en regeneratieve anemie (met
reticulocytose). Het plasmagehalte aan biliverdine (eindpro-
duct van het porfyrinemetabolisme bij vogels) neemt toe.
Oorzaken: allergie op medicamenten (penicilline); intoxica-
tie (sommige sulfamiden, lood: zie onder); bloedparasieten:
Plasmodium (vogelmalaria), Leucocytozoön. Hier worden
echter ook de reticulocyten gedestrueerd (weinig regenera-
tief).

Anemie door loodintoxicatie is eerst regeneratief nadien a-
regeneratief door vasten. De anemie die hierbij ontstaat heeft
twee oorzaken. Er is een blokkade van de heem-synthese en
er ontstaat ook een chronische hemolyse die anisocytose ver-
oorzaakt. Lymfopenie treedt op. Roofvogels krijgen loodin-
toxicatie door consumptie van aangeschoten prooien.
Bloedverlies wordt over het algemeen vrij goed verdragen
bij roofvogels. Een eenmalige transfusie met heteroloog
bloed is mogelijk. Een dergelijke transfusie zou levensred-
dend zijn wanneer hematocriet en hemoglobine 50 procent
onder de normale waarde vallen. Bij de donor kan men tien
procent van het normale bloedvolume (dat geschat wordt op
7% van het lichaamsgewicht) zonder problemen afnemen in
citraat.

*

DEHYDRATIE

Traumata of ziekte gaan frequent gepaard met dehydratie.
Een metabole acidose ontwikkelt zich door productie van
melkzuur wanneer de circulatie insufficiënt wordt (minder
weefseloxygenatie). In de niertubuli wordt ureum bij matige
dehydratie voor 99 procent teruggeresorbeerd (normaal
100% afgefiltreerd in de glomerulus). Bij dehydratie reab-
sorberen vogels Na en Cl" zodat ook water gereabsorbeerd
wordt. Dagroofvogels bezitten een
neusklier (zoals sommige
zeevogels) die de Na"^ en Cl" terug in uitgekristalliseerde
vorm uitscheidt ter compensatie (de voeding is voornamelijk
isotoon).

-ocr page 65-

Symptomen van dehydratie: mucosae drogen uit (mond-
holte), comea wordt minder gespannen en minder glanzend,
borsthuid moeilijker verschuifbaar ten opzichte van de pec-
toraalspieren. De hematocriet evenals het totaal plasma-ei-
witgehalte zijn gestegen (bij anemie dehydratie gaat de he-
matocriet soms dalen). Hyperosmolariteit (voornamelijk
door hypematriemie) is frequent.

Lichte dehydraties kunnen peroraal behandeld worden
(kropsonde). Bij dehydraties vanaf tien procent wordt best
parenteraal gewerkt (SC, IV). Een zeer praktische methode
geïnspireerd op de menselijke pediatrie is de
intra-osseale
vochttoediening in de ulna. Hiertoe doorboort men met een
canule de distale cortex van de ulna en schuift de canule ver-
der naar proximaal, waarna ze aan de huid gehecht wordt
(steriel werken!). Aldus kan bij herhaling vocht toegediend
worden zonder de vogel veel te stresseren. Ook blijft de ca-
nule zonder problemen zitten, wat niet altijd het geval is bij
IV cannulatie. Ringerlactaat is het meest aangewezen: corri-
geert acidose en hypovolemic (bij hyperkaliëmie liever geen
Ringer want die is rijk aan K ). Bij hyperventilatie kan alka-
lose optreden en dan gebmikt men beter gewone Ringer-op-
lossing. Ringerlactaat (of ook glucose 5% NaCl 0,2%) is
hypotoon voor vogels. Toe te dienen volume: voor onder-
houd wordt tot 60 mI/kg/24 u aangegeven (verlies via urine
inbegrepen). Het geleden verlies dient geschat te worden
(bijvoorbeeld vanuit hematocriet en totaal eiwit waarden).
Van dit verlies wordt 50% binnen de eerste 12 uur toege-
diend, de rest in de volgende 48 uur. Bijvoorbeeld een bui-
zerd van 1 kg met tien procent vochtverlies: 60 ml 50 ml in
de eerste 24 uur, 60 ml 25 ml de tweede en derde dag.
Dexamethason (1 mg/kg/24u) IM en warm houden helpen de
shock bestrijden.

UITPUTTING

De diagnose \'uitputting\'\' wordt dikwijls gesteld bij autopsie.
Volgende criteria worden hierbij aangehouden: cachexie,
soms hemorragische enteritis, afwezig zijn van andere macro-
scopische letsels, eventueel parasitose aanwezig. In de meest
strikte zin gaat het om vogels gestorven door hongeren. Dit
wordt vooral vastgesteld bij in het wild levende vogels. De
oorzaken zijn onder andere strenge winters (bijvoorbeeld
kerkuil bij muizenschaarste, torenvalken met bevroren vleu-
geltoppen bij opeenvolging van mist en vriezen), het uitvasten
van valken omwille van (opleiding tot) de jacht, enzovoort.
Parasitosen die bij veel roofvogels aanwezig zijn, kunnen
hierdoor uitbreiden (zoals ook bij ziekten) en werken verder
mee aan het ontstaan van hypoglycemie en hypoproteïnemie.
Parasitosen op zichzelf zullen zelden de doodsoorzaak zijn. In
een bredere betekenis zal elke getraumatiseerde of zieke vogel
\'uitgeput\' raken, de doodsoorzaak wordt dan echter gemakke-
lijker in verband gebracht met de primaire pathologische of
traumatische letsels die bij autopsie gevonden worden.
In perioden van voedselschaarste treedt in het nest soms kan-
nibalisme op: de oudere pulli eten de jongere. Dit is een over-
levingsmechanisme dat mogelijk gemaakt wordt door het
ongelijktijdig uitkomen van de eieren (\'asynchronous hat-
ching\'), doordat het broeden reeds begint voordat alle eieren
gelegd zijn. Aldus kan minstens één jong grootgebracht wor-
den.

De symptomen van \'uitputting\' bij levende vogels kunnen
onderkend worden door regelmatig wegen van in gevangen-
schap gehouden of uit de natuur opgevangen vogels. Hierbij
wordt rekening gehouden met fysiologische variaties in ge-
wicht: poppen zijn bij de meeste roofvogels zwaarder dan
mannen (= tarsels), in het voorjaar stapelen ze ook reserves
op voor de leg. De follikelontwikkeling zou vertraagd wor-
den of niet doorgaan indien het lichaamsgewicht onvol-
doende hoog is. In hoeverre dit mechanisme met het optre-
den van legnood in verband staat, is niet bekend. Tot het
einde van de zomer gaat het gewicht van de poppen geleide-
lijk dalen (voeding van de jongen). Het blijft min of meer sta-
tionair gedurende de mi, en pas daarna worden de winterre-
serves aangelegd waarbij het gewicht herstelt.
Bij
Buteo jamaicensis werd experimenteel bepaald dat het li-
chaamsgewicht op 80 procent temgvalt na 13 dagen vasten
en op 65 procent na 17 dagen vasten.
Aan de hand van het gewicht en bepaling van enkele bloed-
waarden (totaal eiwit, urinezuur, beta-hydroxyboterzuur)
krijgt men een goed idee over hoelang de vogel reeds hon-
gert. Bijvoorbeeld van de zevende tot de 21 ste dag treedt een
sterke stijging op van het beta-hydroxyboterzuur; van de
20ste tot de 40ste dag is er een sterke terugval van deze
waarde alsook van het totaal proteïnegehalte.
Andere symptomen van uitputting zijn: groene uitwerpselen,
gedrag (eerst actiever door honger, daarna apathie). Bij au-
topsie vindt men soms stenen in spiermaag (opgegeten), en
een opgezette galblaas.

VOEDING

- Proteïne: een analyse van de prooidieren van de meeste
roofvogels toont dat 15 tot 20 procent van het dieet uit pro-
teïnen bestaat. Het voederen van kleine knaagdieren en
eendagskuikens is qua proteïnegehalte afdoende. Welke
aminozuren essentieel zijn is niet bekend.

- Ca/P: de verhouding moet 1,5/1 zijn. Eendagskuikens
hebben een verhouding van 1/15 tot 1/40 wat dus te kalk-
arm is. Muizen of andere knaagdieren zijn veel beter.
Wanneer men eendagskuikens voedert, dan moeten deze
eerst in beendermeel gedraaid worden. Ca moet twee pro-
cent van het totale dieet uitmaken. Bij onvoldoende Ca-
gift kan
osteodystrofie ontstaan. Dit is bijvoorbeeld een
bekend fenomeen bij gieren in Afrika die buiten de grote
wildparken leven: wanneer er geen hyena\'s in de buurt zijn
dan worden er onvoldoende grote beenfragmenten gevon-
den voor de gierenkuikens die aldus skeletproblemen ont-
wikkelen. Jonge gieren worden dan met vleugelfracturen
gevonden onder het nest. Ook voor het leggen is een vol-
doende Ca-aanbreng nodig (windeieren, eventueel leg-
nood). Bij hypocalcemie kan Ca-gluconaat 1% (0,15
ml/100 g) SC gegeven worden.

- Energie: twee Kcal/g voeder (uit vet of koolhydraten) wordt
geadviseerd voor roofvogels. Minder kan leiden tot \'uitput-
ting\'. Het vet- (en calorie-) gehalte van laboratoriummuizen
is beduidend hoger dan bij vrijlevende muizen. Voor mw
vet wordt 20 tot 25 procent van de droge stof aangegeven.

- Vitamine D: de meeste beenderproblemen bij jonge roof-
vogels zijn eerder te wijten aan \'all-meat\' diëten (te weinig
Ca cfr. supra). Radiografisch is hypovitaminose D hiervan
te differentiëren door het niet sluiten van de groeiplaten in
de lange beenderen en het afplatten van de gewrichtsvlak-
ken. Teveel vitamine D in het dieet kan toxisch zijn zoals
bij andere diersoorten. De rol van zonlicht is niet bekend.
Vitamine D mag niet toegediend worden bij osteodystrofie
ten gevolge van Ca-tekort, daar de resorptie van Ca uit het
bot hierdoor nog toeneemt.

- Vitamine BI: rauwe vis kan thiaminase bevatten zodat hy-
povitaminose BI
optreedt: van belang bij viseters zoals
visarend, zwarte wouw, zeearend. In de Franse Pyreneeën

-ocr page 66-

werd ook bij vale gieren het \'staggers syndroom\' waarge-
nomen: unilaterale hoofd- en nekspasmen, ronddraaien
naar één zijde met de buitenwaartse vleugel uitgespreid, of
ook een plotse spiraalvormige val bij vliegende vogels. Na
autopsie vond men hierbij perivasculaire en perineuronale
oedemen in de hersenen. Aangetaste gieren die behandeld
werden met 100-200 mg thiamine per dag, genazen.

- Vitamine .4-gebrek wordt vermeld als deel-etiologie bij
\'bumblefoot\' en kan ook leiden tot hyperkeratose van
epithelen, bleke kleur van de poten, dyspnoe, stemveran-
dering,
Conjunctivitis, Stomatitis.

- De rol van andere vitamines en sporenelementen (bijvoor-
beeld bij embryonale mortaliteit) is weinig onderzocht.
Seizoen, fysiologische activiteit (broed, leg) en al of niet
aanwezig zijn van ziekte zullen de behoeften aan vitami-
nes en sporenelementen beïnvloeden.

- Grit wordt niet gevonden in de maag bij roofvogels: been-
tjes en andere harde bestanddelen (keratine) uit prooidie-
ren vervullen de taak van het malen van het voedsel.

- Water: roofvogels drinken relatief weinig (zie eerder: wa-
tersparende mechanismen). Het meeste vocht wordt uit
prooidieren gehaald. Toch moet altijd vers water ter be-
schikking gehouden worden omdat gemakkelijk dehydra-
tie ontstaat.

- Voeding van verzwakte roofvogels of postoperatief: eerst
rood rundvlees, natgemaakt en door beendermeel gehaald.
Ook babyvoedsel dat gehakt vlees bevat kan gebruikt wor-
den. Daama muizen, ratten, of (praktischer en goedkoper)
kippennekken: één kippennek per buizerd per dag. Ruw
keratinemateriaal is nochtans nodig voor een goede maag-
werking (braakballen): veren, huid, enzovoort. Bij \'uitput-
ting\' (zie eerder) kan glucose peroraal en parenteraal (5%
oplossing) toegediend worden.

- Braakhallen: het onverteerde materiaal uit prooien wordt
in de spiermaag tot een prop geperst en terug naar buiten
gebracht (cfr. meeuwen, reigers, kraaien). Braakballen-
analyse wordt gebruikt om de samenstelling en het verloop
van kleine zoogdierenpopulaties in een bepaald gebied te
onderzoeken. Falconiformes zouden door een hogere
zuurtegraad in de maag een vollediger vertering van voe-
dingsbestanddelen vertonen dan uilen. Daardoor bevatten
de braakballen minder beentjes.

SLOTBEMERKING

Er kan niet voldoende op gewezen worden dat roofvogels
(en wildlevende vogels in het algemeen) niet als gezel-
schapsdieren noch als nutsdieren mogen bekeken worden,
doch integendeel vanuit een biologisch en ecologisch per-
spectief moeten benaderd worden. Voor onderzoek en be-
handeling is specialistische kennis en ervaring vereist, naast
ornithologische kennis van de soort. Alle roofvogels zijn
wettelijk volledig beschermd. Dit brengt mee dat men ze niet
in gevangenschap mag houden en ze verplicht naar een vo-
gelopvangcentrum met vergunning moeten overgebracht
worden.

Deze inleidende tekst is er vooral op gericht de aandacht te
vestigen op de speciale kenmerken van deze vogels en op de
voornaamste punten die bij onderzoek en behandeling aan
bod dienen te komen.

LITERATUUR

1. Abrey ANS. Diseases of wild birds in Southern Africa. In; Fowler ME
(eds.). Zoo and Wild Animal Medicine, Current Therapy. W.B.
Saunders Company 1993; 163-6.

2. Bunn DS, Warburton AB, and Wilson RDS. The barn owl. T, and AD
Poyser, London, 1992.

3. Campbell TW. Selected blood biochemical tests used to detect the pre-
sence of hepatic disease in birds. Proceedings of the 1988 Conference
of the Association of Avian Veterinarians 1988: 87-96.

4. Cooper JE. Veterinary aspects of captive birds of prey. The Standfast
Press, Saul, 1978.

5. Cooper JE, and Greenwood AG. Recent advances in the stody of rap-
tor diseases. Proceedings of the International Symposium on Diseases
of Birds of Prey, London, 1980.

6. Jong J de. De kerkuil en andere in Nederland voorkomende uilen.
Friese Pers Boekerij, Leeuwarden, 1995.

7. Fowler ME. Zoo and Wild Animal Medicine, Current Therapy 3,
W.B.Saunders Company, 1993.

8. Fudge AM. Avian Clinical Biochemistry. In: Rosskopf W. and
Woerpel R. (eds.). Diseases of Cage and Aviairy Birds (3^\'\' ed.).
Williams and Wilkins, 1996:773-82.

9. Fuhrer L. Sémiologie médicale des oiseaux de fauconnerie et d\'au-
tourserie. Thèse Ecole Nationale Vétérinaire d\'Alfort, 1979.

10. Grolleau G. Oiseaux sauvages en captivité temporaire. Recueil de
Médecine Vétérinaire 1986; 162: 355-61.

11. Halliwell WH. Serum chemistry profiles in the health and disease of
birds of prey. In: Cooper JE, Greenwood AG. (eds.). Recent advances
in the study of raptor diseases. Proceedings International Symposium
on Diseases ofBirds of Prey, London, 1980: 111-3.

12. Hardy AR, Hirons GJM. and Stanley PI. The relationships of body-
weight, fat deposit and moult to the reproductive cycle in tawny and
bam owl. In: Cooper JE, Greenwood AG (eds.). Recent Advances in
the Study of Raptor Diseases. Proceedings International Symposium
on Diseases ofBirds of Prey, London, 1980: 111-3.

13. Havik EJ. Jicht bij vogels. Referaat n° 18, uitg. Archaeopteryx,
Utrecht.

14. Hooimeijer J. Enkele veterinaire aspekten van de opvang van uilen.
Diergeneeskundig Memorandum 1983: 29.

15. Horowitz IH, Kende G, and Bahat O. Homologous blood transfusion
in an anaemic griffon vulture
(Gyps fulvus). Proceedings of the 1993
European Conference on Avian Medicine and Surgery, Utrecht, 1993:
388-94.

16. Keymer IF. Cataracts in birds. Avian Pathology 1977; 6: 335-41.

17. Knudsen EI. The hearing of the bam owl. Scientific American 1981;
245:83-91.

18. Konishi M. Listening with two ears. Scientific American 1993; 268:
34-41.

19. Korbel R. Ophtalmological examination as a precondition for the reha-
bilitation of feral birds. Abstracts of the First European Conference of
the European Section of The Wildlife Disease Association, Paris,
1994:30.

20. Lepoutre DR. Contribution a l\'étude de l\'hématologie, la biochimie
sanguine et la pathologie infectieuse et parasitaire des rapaces eu-
ropéens. Thèse Ecole Nationale Vétérinaire de Toulouse 1982.

21. Lumeij JT. The diagnostic value of plasma proteins and non-protcin
nitrogen substances in birds. Vet Quart 1987; 9: 262-8.

22. Lumeij JT. Blood chemistry for the diagnosis of hepatobiliary disease
in birds. A review. Vet Quart 1987; 9: 255-61.

23. Lumeij JT, and Remple JD. Plasma urea, creatinine and uric acid con-
centrations in relation to feeding in peregrine falcons
(Falco peregri-
nus).
Avian Pathology 1991; 20: 79-83.

24. Lumeij JT, Remple JD, and Riddle KB. Relationship of plasma total
protein and albumin to total calcium in peregrine falcons
(Falcopereg-
rinus).
Avian Pathology 1993; 22: 183-8.

25. Mauro H. Blood chemistry in raptors. Proceedings European Chapter
of the Association of Avian Veterinarians, 1991: 411 -19.

26. Mauro H. Raptor clinical haematology. Proceedings European
Chapter of the Association of Avian Veterinarians 1991: 420-33.

27. Mauro L. Physiological and biochemical responses of the red tailed
hawk (Buteo jamaicensis) during food and water deprivation. Thesis
University of Minnesota, 1984.

28. Murphy CJ. Ocular lesions in birds of prey. In: Fowler ME. (eds.),
1993: Zoo and Wild Animal Medicine, Current Therapy 3,
W.B.Saunders Company 1984:211-21.

29. Pantaloni F. Apports diagnostiques des examens hématologiques et
biochimiques chez les rapaces: principaux syndromes rencontrés.
Thèse Ecole Nationale Vétérinaire de Toulouse, 1985

30. Pericard J-M, and Andral B. Thiamine deficiency as a possible cause
for the \'staggers" syndrom of the griffon vulture, gyps fulvus.
Proceedings of the 1993 European Conference on Avian Medicine and
Surgery, Utrecht 1993: 191-99.

31. Phalen DN, Taylor C, Phalen SW, and Bennett GF. Hemograms and

-ocr page 67-

hematozoa of sharp-shinned (Accipiter striatus) and Cooper\'s hawks
(Accipiter cooperii) captured during spring migration in northern New
York. Journal of Wildlife Diseases 1995; 31: 216-22.

32. Quintavalla F, and Zucca P. Birds of prey: blood chemistry profile for
peregrine falcons
{Falco peregrinus) and eagle owls (Bubo bubo).
Proceedings of the 1993 European Conference on Avian Medecine
and Surgery. Utrecht, 1993: 544-51.

33. Reiser MH, and Temple SA. Effects of chronic lead ingestion in birds
of prey. In: Cooper J.E., Greenwood A.G.(eds.). Recent Advances in
the Study of Raptor Diseases. Proceedings International Symposium
on Diseases of Birds of Prey, London 1980: 21-5.

34. Renssen TA. Torenvalken met bevroren vleugeltoppen en staart (me-
dedeling). Het Vogeljaar 1976; 24: 162.

35. Ritchie BW, Otto CM, Latimer KS, and Crowe DT. A technique of in-
traosseous cannulation for intravenous therapy in birds. The
Compendium on Continuing Education for the Practicing Veterinarian

37.

38.

39.

40.

41.

(special review selection) 1990; 12:55-8.

Rosskopf W, and Woerpel R. Diseases of Cage and Aviary birds (3rd
ed.). Williams and Wilkins, 1996.

Sedgwick CJ. Allometric scaling and emergency care: the importance
of body size. In: Fowler ME (eds.). Zoo and Wild Animal Medicine,
Current Therapy 3, W.B.Saunders Company. 1993: 211-21.
Sutherland WJ. Asynchronous hatching in birds. Namre 1989; 373:510.
Water D van de. Raptor rehabilitation. In: Rosskopf W. and Woerpel
R. (eds.), Diseases of Cage and Aviary birds (3rd ed.). Williams and
Wilkins, 1996: 1007-28.

Viitala J, Korpimaki E, Palokangas P. and Koivula M. Attraction of
kestrels to vole scent marks visible in ultraviolet light. Nature 1995;
373:425-7.

Zuchowska E. Some blood parameters in zoo birds. Proceedings of the
1993 European Conference on Avian Medecine and Surgery, Utrecht,
1993:493-506.

Self-assessment colour review of equine orthopaedics and rheumatology

S.A. Mayen C.W. Mcllwraith. Manson Publishing igg8, i8o
pp. ISBN 1-874545-73-1.

Het zijn niet de minste namen die tekenen voor dit bijzonder
handzame (21x15 cm) boekje. Stephen May is hoogleraar
aan het Royal Veterinary College in London en heeft een uit-
gebreide staat van dienst op het gebied van met name de ge-
wrichtspathologie. Wayne Mcllwraith uit Colorado behoeft
bij geen enkele veterinair die ook maar iets van de orthope-
die bij het paard weet enige introductie.
In dit boek wordt met behulp van kleurenfoto\'s en korte
anamneses een groot (210) aantal gevallen aan de lezer voor-
gesteld. Er volgen een aantal vragen waarop de antwoorden
op de achterkant van de betreffende pagina vermeld staan,
vaak ook nog voorzien van extra illustratiemateriaal. Er is
bewust naar gestreefd niet alleen maar met gewone foto\'s te
werken, ook de diagnostische beeldvormingstechnieken ko-
men ruim aan bod. Koploper zijn hier uiteraard de röntgen-
foto\'s, waarvan het aantal zelfs dat van de \'gewone\' foto\'s
overtreft. Ook modernere technieken komen echter ruim aan
bod: een 17-tal ultrasound beelden en zelfs in 22 gevallen
scintigrafieplaatjes. Met die laatste techniek zullen vele
Nederlandse veterinairen niet vertrouwd zijn omdat het on-
derwerp tijdens de studie niet of nauwelijks aan de orde komt
en er, voor zover de schrijver van deze bespreking bekend, in
Nederland geen voor paarden geschikte en goedgekeurde
scintigrafie-apparatuur ter beschikking staat. Dit in tegen-
stelling tot onze oosterburen en Engeland waar de apparatuur
op verschillende universiteiten en ook in een aantal grote
praktijken voorhanden is. Verder zijn nog enkele andere
beelden opgenomen van preparaten, uitstrijkjes, materialen
etcetera.

De beschreven gevallen zijn bewust \'random\' gerangschikt,
vergelijkbaar met hoe men ze in de praktijk van alledag te-
genkomt. De variëteit is zeer groot hetgeen inhoudt dat er.

naast min of meer frequent voorkomende aandoeningen, ook
nogal wat \'rariteiten\' opgenomen zijn. Zo zal lang niet iedere
paardenpracticus een geval van Morbus Marie Bamberger
(de vorming van uitgebreide exostosen ter hoogte van de me-
taphysen van de lange pijpbeenderen hetgeen soms gepaard
gaat met een ruimte-innemend proces in de borstholte) ge-
zien hebben of ooit te zien krijgen. Veel van de gevallen be-
treffen renpaarden, een in dit land haast bedreigde diersoort,
hetgeen niet verwonderlijk is als men de Angelsaksische her-
komst van de schrijvers in ogenschouw neemt. Heel veel van
de aandoeningen komen echter, zij het in meerdere of min-
dere mate, ook bij de Warmbloed voor. De index maakt dat
het boekje ook \'omgekeerd\' gebruikt kan worden voor het
opzoeken van het beeld bij een bepaalde aandoening.
De beschrijving van de gevallen is summier, maar zeer ade-
quaat. Datzelfde geldt voor de antwoorden op de vragen.
Ook hier treft men zo nu en dan een cultuurverschil aan zoals
bij voorbeeld bij de luxatie naar lateraal van de patella bij
Shetland pony waarbij May & Mcllwraith de desmotomie
van het
lig. patellare laterale gevolgd door een imbricatie
van het mediale aspect van het kapsel van het femoropatel-
laire gewricht als therapie aangeven. Hoewel vroeger in
Nederland ook uitgevoerd, wordt deze therapie hier gezien
het erfelijke karakter van de aandoening niet meer uitge-
voerd. Ook in de genoemde medicamenten en verbandmid-
delen komt af en toe de achtergrond van de auteurs logi-
scherwijze naar voren.

Al met al betreft het hier een zeer waardevol boekje voor een
ieder die zich interesseert voor de orthopedie bij het paard
(waarom het \'rheumatology\' in de titel staat is niet helemaal
duidelijk, of het moet op de achtergrond van May duiden, het
is in feite allemaal orthopedie). Ook de ervaren practicus zal
nog wel eens zijn of haar tanden stukbijten op de gestelde
vragen, maar dat geeft alleen maar de grote waarde van het
boekje aan. De foto\'s, ook de röntgenfoto\'s en tot op zekere
hoogte zelfs de echobeelden, zijn van goede kwaliteit. Een
absolute aanrader voor elke paardenpracticus met orthopedie
als veld van belangstelling.

René van Weeren

-ocr page 68-

Berichten en verslagen

Hans de Vries werd in 1944 geboren in
het Friese dorpje Burgwerd. Het was
niet van meet af aan duidelijk dat hij
dierenarts zou worden: \'Ik had best
graag rechten willen studeren, maar
mijn Doopsgezinde ouders staken daar
een stokje voor. \'Recht praten wat krom
is\' had niet bepaald hun goedkeuring.\'
Aangezien zijn moeder van een veefok-
kersfamilie kwam, werd het dierge-
neeskunde. Tot schrik van de familie
ging de jonge De Vries zich echter al
snel bezighouden met gezelschaps-
dieren...

Geneeskunde

Een keuze die hem nog steeds bevalt:
\'In onze tijd brachten we tijdens de stu-
die veel tijd door tussen de grote huis-
dieren. Dit wereldje bood echter geen
optimistisch toekomstbeeld.\' Boven-
dien trok het curatieve aspect van de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren, als-
mede de mogelijkheid om weten-
schappelijk onderzoek te doen onder
professor Teunissen. De Vries: \'De ge-
zelschapsdieren waren in opmars - ook
in het onderwijs - en de technische mo-
gelijkheden namen alsmaar toe.\'
Het beargumenteren van het nut van be-
paald onderzoek lag ook eenvoudiger.

Interview directeur ID-Lelystad H.W. de Vries

Herkenbaarheid, helderheid
en betrouwbaarheid

Prof. dr. H.W. de Vries, kort geleden nog bekend als de decaan van de
Faculteit der Diergeneeskunde, mag zich nu directeur noemen van het ID-
Lelystad (voorheen ID-DLO). Voor een gezelschapsdieren-internist lijkt dit
een opmerkelijke stap, maar vanuit het decanaat bezien is het een logische
carrièresprong. En als zoon van een veefokkersfamilie is de landbouwhuisdie-
rensector hem toch niet vreemd.

De Vries loopt warm voor zijn instituut. Allereerst wil hij een hechte band
smeden tussen Wageningen Universiteit, de Faculteit der Diergeneeskunde en
het ID-Lelystad. En verder wil hij het ID-Lelystad in zoverre herstructure-
ren, dat voor de buitenwereld volstrekt helder is welke werkzaamheden voor
de overheid worden verricht en welke met een commercieel oogmerk.
Herkenbaarheid, helderheid en betrouwbaarheid zijn belangrijke begrippen
voor de nieuwe directeur.

\'Er was een capnograaf aangeschaft en
daar moest ik iets mee doen\', zegt De
Vries lachend. \'En zo ontwikkelden we
het vakgebied intensive care en anesthe-
siologie. Heel nuttig, want de operaties
op gezelschapsdieren werden steeds in-
grijpender.\' En ook vond in die tijd de
verhuizing plaats van de faculteit naar
de Uithof. \'Alles was nieuw, er was
geld, de gezelschapsdieren kregen ge-
wicht, het was kortom een geweldige
tijd.\'

De Vries promoveerde in 1976 bij pro-
fessor Zimmerman (experimentele
cardiologie. Academisch Ziekenhuis
Utrecht) op het geschikt maken van de
hartlongmachine voor langduriger ge-
bruik. \'Een half uur was lang\', legt De
Vries uit. \'Uiteindelijk waren we zover
dat we een patiënt een dag aan de ma-
chine in leven konden houden.\' Op de
universiteitskliniek voor gezelschaps-
dieren leidde hij de afdeling anesthesio-
logie en intensive care en hield hij zich
bezig met longafwijkingen.

Management

In 1981 werd hij - op zeer jonge leeftijd!
- benoemd als hoogleraar. Heel snel
daarna werd hij voorzitter van de Vak-
groep, waarbij de nadruk in de werk-
zaamheden meer op management kwam
te liggen. Bij de vakgroep werkten im-
mers zo\'n 100 mensen. \'Ik vind alles
even leuk\', antwoordt hij enthousiast op
de vraag of deze taakverschuiving hem
welgevallig was. Maar na tien jaar ech-

Door Sophie Deleu

ter dacht hij toch: \'Wegwezen, mimte
maken voor anderen\'.
De Vries is in 1993 Van den Bergh op-
gevolgd als decaan van de Faculteit der
Diergeneeskunde. \'Het was allemaal
een schaal groter: je moest meer op
hoofdlijnen sturen, maar je strategie was
ook minder beperkt\', schetst hij het de-
canaat. \'Ik heb me in die tijd sterk ge-
maakt voor een diersoortgerichte inde-
ling van de klinieken, een curriculum
met vergaande differentiatie en een
meer \'marktgerichte\' opleiding.\'
Hoe denkt De Vries over de samenwer-
king met de KNMvD op dit gebied?
\'Over de relatie faculteit en KNMvD
kan ik alleen maar jubelen. Dat is wel
eens anders geweest.\'
De oud-decaan was echter niet van plan
weer tien jaar vol te maken als decaan en
ging in 1999 in op het aanbod van de
functie als directeur van het ID-
Lelystad: \'Ik ben in mijn kraag gevat\'.

ID-Lelystad??

De naam ID-Lelystad is nieuw. De
meeste mensen waren nog maar net ge-
wend aan het Instituut voor Dier-
houderij en Diergezondheid (ID-DLO)
dat is ontstaan uit een fusie van het
Spelderholt, het Instituut voor Vee-
teeltkundig Onderzoek (IVO), het In-
stituut voor Veevoedingsonderzoek en
het Centraal Diergeneeskundig Instituut
(CDI). De gedachte achter deze fiisie
was dat met de \'som der delen\' door het
combineren van veterinaire en zoötech-
nische disciplines de markt beter zou
kunnen worden bediend.
De DLO-organisatie was een onderdeel
van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV). De or-

-ocr page 69-

ganisatie is dit voorjaar verzelfstandigd.
Zoals in het rapport Peper staat, is de
Wageningen Universiteit nu samen met
de DLO-organisatie het Wageningen
Universiteit en Researchcentrum (UR)
geworden. De Raad van Bestuur van het
Wageningen UR is tegelijkertijd het
College van Bestuur van de Wage-
ningen Universiteit.

Binnen deze organisatie (Wageningen
Universiteit/DLO) zijn vijf \'kennis-
eenheden\' (onder leiding van een di-
rectieraad) te onderscheiden: Plant,
Groene ruimte. Maatschappijweten-
schappen (zoals economie). Voeding
en technologie en Dier. In de kennis-
eenheid Dier participeert bovendien
het praktijkonderzoek Veehouderij.
Samen met het RIVO (Vissen), het ID-
Lelystad en het departement Dier-
wetenschappen wordt gestreefd naar
integratie tot één organisatie.
\'Je begrijpt dat de Faculteit der Dier-
geneeskunde hier ook bij moet aanha-
ken\', legt De Vries uit. \'Daartoe is alvast
de decaan van de faculteit uitgenodigd
om deel uit te maken van de directieraad
van de kenniseenheid Dier.\'

Totaalplaatje

Het totaalplaatje ziet er als volgt uit: het
praktijkonderzoek en het ID-Lelystad
vormen samen een marktgerichte poot
van de organisatie. Het departement
Dierwetenschappen van de Wageningen
Universiteit en de Faculteit der Dierge-
neeskunde vormen samen een zoge-
naamde interfaculteit. De vier organisa-
ties vonnen samen het Academisch
Veterinair Zoötechnisch Centrum.
En de Gezondheidsdienst voor Dieren?
De Vries legt uit dat de Gezondheids-
dienst een plek moet vinden, c.q. kan
krijgen, binnen de Wageningen Univer-
stiteit en Research Centrum en wel bin-
nen de kenniseenheid Dier. \'Het wordt
wel een integratie op afstand\', denkt De
Vries. \'De routinediagnostiek en bege-
leiding van de bestrijdingsprogramma\'s
zal plaatsvinden vanuit Deventer.
Alleen de kermispoot zou naar Lelystad
komen.\' De directeur van het ID-Lely-
stad ziet geen onoverkomelijke proble-
men: \'Het Praktijkonderzoek en de Ge-
zondheidsdienst deden al veel samen,
dus deze organisaties zijn fraai comple-
mentair.\'

En voor de praktiserend dierenarts vindt
hij de geschetste ontwikkelingen ook al
gunstig: \'Gezien de beweging in de land-
bouwhuisdierensector moet de dierenarts
meer \'consultant\' worden. Het is binnen
de genoemde interfaculteit beter moge-
lijk de dierenartsen daartoe op te leiden.\'

De spreekwoordelijke kloof tussen Wa-
geningen en Utrecht lijkt hiermee aardig
gedempt te worden? \'Jazeker, de oude
gedachte \'zootechniek is ons afgepakt\'
is vervangen door een nieuwe, positieve
attitude ten opzichte van de Wage-
ningers. En ons terugtrekken in het \'bol-
werk\' is natuuriijk geen effectief ge-
drag.\'

Vanuit internationaal perspectief is de
samenwerking ook een goede zaak: ner-
gens is de integratie van de diergenees-
kunde en de zootechniek zo ver doorge-
voerd als in Nederland.

Typische dierenarts

Heeft hij het naar zijn zin in zijn nieuwe
functie? \'Ja, ik vind het wéér leuk!\'
Kennelijk is deze man geen \'typische
dierenarts\', gezien zijn enthousiasme
voor management en zijn diplomatieke
gaven. Het ID-Lelystad heeft ongeveer
800 mensen in dienst (615 fte); voor het
leiden van dit instituut moet je dus wel
de nodige capaciteiten in huis hebben.
De Vries bestrijdt echter zelf de bewe-
ring dat er zoiets zou zijn als een typi-
sche dierenarts die alleen maar geïnte-
resseerd is in de klinische dierge-
neeskunde. \'Laten we nou eens ophou-
den met dit slechte imago te benadruk-
ken. Wij zijn communicatief De prak-
tijk heeft wel (te)veel dierenartsen
opgenomen, waardoor alleen spijtop-
tanten overbleven voor de andere vak-
gebieden. En we moeten natuuriijk be-
denken dat we nu ook weer niet de
wijsheid in pacht hebben.\'
Zeker gedifferentieerde dierenartsen -
zo denkt De Vries - zullen goed kunnen
fijnctioneren in tal van vakgebieden,
ook bij de overheid. Maar hij geeft toe:
\'We zijn misschien te lang techneuten
geweest, iedereen ging dan ook om die
reden diergeneeskunde sttideren. Niet-
temin, als je dat wilt veranderen, dan
moetje bij jezelf beginnen.\' En lachend:
\'Alhoewel collectief mopperen heedijk
is.\'

Volgens de nieuwe directeur van het
ID-Lelystad draait het maar om één
ding: zorgen datje klant tevreden is. En
die klant zul je moeten identificeren,
waar je ook maar werkzaam bent. Goed
luisteren is dus een belangrijke vaardig-
heid.

Toekomst ID-Lelystad

Wat zijn de toekomstplannen met be-
trekking tot zijn instituut? Het ID-
Lelystad heeft grofweg drie soorten ta-
ken:

• wettelijke, dienstverlenende taken
(zoals het officieel vaststellen van

varkenspest bij een uitbraak);

• contract-onderzoek in opdracht van
partijen waaronder de overheid;

• de commerciële productie van tast-
bare zaken zoals diagnostica.

Het lijkt alsof deze taken \'door elkaar
heen\' worden uitgevoerd door het insti-
tuut. De Vries wil deze taken ontvlech-
ten, zodat voor de buitenwereld helder
is, welke activiteiten met een commer-
cieel oogmerk worden ondernomen en
welke in opdracht van bijvoorbeeld de
overheid geschieden. Dit om de schijn
van belangenverstrengeling weg te ne-
men. \'Ik vond het zelf al wat ondoor-
zichtig allemaal, maar ik hoor ook
steeds vaker dat Den Haag behoefte
heeft aan meer duidelijkheid op dit ge-
bied.\'

Herkenbaarheid, helderheid en be-
trouwbaarheid zijn belangrijke begrip-
pen voor de nieuwe directeur. Bij-
voorbeeld op het gebied van de pro-
ductie van vaccins. \'We doen de con-
trole van vaccins voor de overheid,
maar ondertussen produceren we zelf
ook vaccins, bijvoorbeeld tegen mond-
en klauwzeer. Dat is wel begrijpelijk als
je de geschiedenis kent - het concept is
bij ons ontwikkeld - maar je kunt niet
van iedereen verwachten dat ze zich
hierin verdiepen.\'

Hoe hij dit gaat aanpakken? \'De taken
moeten dus ontward worden en onder-
gebracht worden op verschillende loca-
ties, misschien zelfs wel in verschil-
lende rechtspersonen. De wettelijke
taken bijvoorbeeld kunnen goed door
een stichting worden uitgevoerd, terwijl
de commerciële tak wellicht in een bv
kan worden gebracht.\'
Wij kunnen dus de nodige omwentelin-
gen verwachten in de nabije toekomst?
De Vries: \'We zullen transparanter
gaan werken, maar inhoudelijk zal er
niet zoveel veranderen. Het ID-
Lelystad is een goed instituut met uit-
stekende mensen.\' En daarmee heeft
deze enthousiaste directeur het laatste
woord.

-ocr page 70-

Uit khnisch onderzoek blijkt dat het be-
doelde agressieve gedrag als regel
angst-gemotiveerd is en een aantal spe-
cifieke kenmerken heeft (1). Het lijkt
vooral op te treden als de hond wordt
gestoord, benaderd, aangeraakt, aange-
keken of gecommandeerd door de eige-
naar of iemand anders. Vrijwel steeds is
er op enigerlei wijze sprake van het ver-
kleinen van de afstand tot de hond. De
hond gromt en/of valt aan zonder voor-
afgaande waarschuwing. Als het tot een
aanval komt, gromt de hond daarbij.
Meestal blijft het bij een of enkele beten
en trekt de hond zich daama terug.
Vaak ziet de eigenaar de hond meer of
minder verstarren, maar vrijwel zonder
uitzondering neemt de hond een lage
houding aan, met de oren naar achteren
en de staart tussen de achterbenen.
Inleidend dreiggedrag is tot een mini-
mum beperkt of afwezig. Veelal wordt
de bek geopend om snel te kunnen bij-
ten. De mondhoeken zijn daarbij naar

B.w. Knop en M.B.H. Schilder^

Sinds een aantal jaren worden in de Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren (UKG) en elders agressieve golden retrievers gezien. Het agressieve ge-
drag van deze honden wordt door eigenaren als onvoorspelbaar en zeer bedr-
eigend ervaren en lijkt op ruime schaal, mogelijk vooral binnen bepaalde
familieclusters, in de populatie voor te komen.

Herhaalde oproep

Onvoorspelbare agressie bij golden retrievers: een erfelijk probleem?

\' Vakgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
^ Vakgroep Vergelijkende Fysiologie.

achteren getrokken, zodat er naast tan-
den ook kiezen zichtbaar zijn. Als de ei-
genaar probeert de hond tot de orde te
roepen, neemt het grommen en verstar-
ren meestal toe, en verwijden de pupil-
len zich.

Hoewel het gedrag een (zeer) bedrei-
gende indruk maakt, vinden de meeste
eigenaren dat hun hond zich buiten de
\'aanvallen\' als een goede huishond ge-
draagt. Als oplossing voor het pro-
bleem wordt desondanks euthanasie
nogal eens overwogen. Dat kan terecht
zijn, hoewel de mogelijkheid van een
succesvolle behandeling zeker niet
moet worden uitgesloten. Dit geldt zo-
wel voor deze golden retrievers als voor
andere agressie-patiënten. Want bij een
aanzienlijk aantal agressieve honden
blijkt de veroorzaking goed in kaart te
brengen en het gedrag voldoende modi-
ficeerbaar te zijn.

Binnen de UKG is vooronderzoek ge-
daan naar het verband tussen de seroto-
nine-stofwisseling en de boven be-
schreven vorm van agressie. Daarover
zal binnenkort in een referaat worden
gerapporteerd. Deze voorstudie wordt
gevolgd door een promotie-onderzoek:
\'Moleculair genetische analyse van
agressief gedrag bij muis en hond als
bijdrage tot welzijn van dieren\' (2).
In verband met dit promotie-onderzoek
vragen we opnieuw de medewerking
van praktiserend dierenartsen voor het
verkrijgen van klinische gegevens en
bloed voor DNA-onderzoek. De ver-
wijzing van golden retrievers kan be-
trekking hebben op het wetenschappe-
lijk onderzoek, de klinische behan-
deling of op beide. Uiteraard geven wij
graag nadere informatie (B.W. Knol;
telefoon: 030-2532103; e-mail: b.w.
knol(^vet. uu.nl).

Dierenartsen die ons materiaal voor kli-
nisch, of laboratoriumonderzoek bezor-
gen, maar ook andere belangstellende
collega\'s, zullen wij gaarne op de
hoogte houden van de voortgang van
het onderzoek.

LITERATUUR

1 Galac S, and Knol BW. Fear-motivated ag-
gression in dogs: Patient characteristics, diag-
nosis and therapy. Animal Welfare 1997; 6:9-
15.

2 Een samenwerkingsverband van de vakgroe-
pen Geneeskunde van Gezelschapsdieren en
Proefdierkunde (Faculteit der Diergenees-
kunde) en Vergelijkende Fysiologie (Faculteit
Biologie) van de Universiteit Utrecht, het
Instituut voor Fysiologie van de Rijks-
universiteit Groningen en het ID-DLO in
Lelystad.

Stichting Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy

Boek over gezondheid en welzijn van katten

Op 9 november 1999 heeft een afvaardiging van het bestuur van de Stichting
Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy het boek \'MOOI èn GE-
ZOND ......
Standpunten van de Nederlandse Cat Fancy ten aanzien van onge-
wenste erfelijke kenmerken bij katten\'
aangeboden aan de leden van de vaste
commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van de Tweede Kamer.
In het boek zijn standpunten en meningen uit de Nederlandse Cat Fancy met
betrekking tot het fokken van kattenrassen bijeen gebracht.

Het gaat om kattenrassen waarvan de
Raad voor Dierenaangelegenheden in
advies naar het ministerie van LNV
heeft aangegeven dat deze schadelijke
erfelijke kenmerken bij zich zouden

dragen en welke van overheidswege
als eerste voor aanpak (regelgeving) in
aanmerking zouden moeten komen.
Door middel van dit boek hoopt de
Nederlandse Cat Fancy een construc-
tieve bijdrage te leveren aan de discus-
sie met betrekking tot gezondheid en
welzijn van katten en wetgeving dien-
aangaande.

Onder vermelding van \'Mooi èn ge-
zond \' en uw volledige naam en adres is
het boek te bestellen bij: dr. P.O.
Gerrits, Ludemaborg 69, 9722 WG
Groningen, postgiro: 5843357. De
prijs van het boek is
ƒ 25,- (inclusief
portokosten).

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van I november 1998, (afleve-
ring 21, pagina \'s 633-636) is een arti-
kel over de organisatie van de Neder-
landse Cat Fancy opgenomen.

-ocr page 71-

Het noodweer in Venezuela heeft ook
de dierenkliniek op het eiland Isla
Margarita getroffen. De kliniek is ver-
woest, er is geen elektra of water meer
en de dieren die in de ruimtes zaten,
vonden de dood. De artsen konden niets
uitrichten en hebben alles geprobeerd
om de dieren te redden. Op het hele ei-
land zijn duizenden dieren verdronken
en door de aanhoudende regenval zul-
len nog meer slachtoffers gaan vallen.
Drie jaar lang is er keihard gewerkt en
nu is alles stuk en gesloopt door het wa-
ter. Alle plannen die de Stichting
Dierenhulp Venezuela voor de toe-
komst had, zijn geschrapt. Er is nog
slechts één plan dat bovenaan staat... er
moet een nieuwe dierenkliniek ge-
bouwd worden. Daartoe zal een nieuwe
locatie worden gezocht, waar een
nieuwe solide kliniek moet komen die
beter bestand is tegen een herhaling van
dit natuurgeweld.

Aan goederen heeft de stichting mo-
menteel niets omdat ook de opslag-
ruimte in puin ligt. Oprichter Mark Vos
doet daarom een oproep om de stichting
te helpen met de wederopbouw van de
dierenkliniek door financieel steun te
geven. Dit kunt u doen op rekening-
nummer 37.34.10. 700 bij de Rabobank
onder vermelding van \'nieuwe kliniek\'.

Dierenkliniek Venezuela door noodweer verwoest

De introductie van de sectio caesarea in de veterinaire praktijk

c.c. van der Weijden

Reeds in de Oudheid werd melding gemaakt van de keizersnede. Hoogst-
waarschijnlijk werd deze ingreep alleen verricht bij de pas gestorven zwangere
vrouw en mogelijk ook bij het pas gestorven dier. De beweegredenen ten aanzien
van dit gebruik, de zogenaamde
sectio in mortua, konden heel verschillend zijn.
Zo kenden de Romeinen reeds een wet (de
Lex Regia) uitgevaardigd door koning
Numa Pompilius (715-675 v. Chr.) waarin werd voorgeschreven dat de overleden
zwangere vrouw niet begraven mocht worden alvorens de vrucht ter wereld was
gebracht. Volgens Thiery (1983) stoelde deze wet op de overweging dat de post-
mortale hysterotomie het leven kon redden van een toekomstig Romeins burger.
De ingreep is ook bekend van sommige natuurvolkeren, onder andere in Afrika
en van de .Middeleeuwse Christenen. Vanaf de synode van Lyon (1245) moest het
dode lichaam van een zwangere vrouw worden geopend door onverschillig welke
aanwezige om het kind, indien het nog leefde, te kunnen dopen (20).

schaar, paknaalden en sponsen. Later
werden hier knopvormige scalpels en
(18® eeuw) pincetten aan toegevoegd.
Vaak werd de patiënte thuis geopereerd.
Hiertoe werd de vrouw op een bed of een
tafel vastgebonden of stevig door assis-
tenten vastgehouden want, pas na de in-
troductie van de chloroformnarcose
(Simpson, 1849) is analgesie bij de kei-
zersnede gebmikelijk geworden (20). Na
extractie van de vrucht en verwijdering
van de nageboorte werd alleen de buik-
wond summier gesloten. De matemale
sterfte was na deze ingreep zeer hoog en
bedroeg tussen 1750 en 1839 62 procent.
De mortaliteit daalde tot 25 procent na-
dat Eduardo Porro, hoogleraar aan de
universiteit van Milaan in 1876 voor-
stelde een hysterectomie te verrichten;
een ingreep die overigens al vanaf 1862
door Feser met wisselend succes bij de
hond was toegepast (15). In 1869 werd
door de Leidse hoogleraar Simon
Thomas voor het eerst de baarmoeder-
wond gesloten. Vervolgens werd in
1881 door Kehrer en in 1882 door
Sänger de uterushechting beschreven,
hetgeen een grote mijlpaal zou beteke-
nen in de verdere ontwikkeling van de
keizersnede (20). Ten grondslag aan
deze operatie lag naast het nauwkeurig
sluiten van de uteruswond en de haemo-
stasis ook de chirurgische antisepsis zo-
als ingevoerd door Semmelweis (1847)
en Lister (1867).

Volgens De Marées (1923) wordt in de
voorloper van de Talmud gesproken
over het openen van de flank bij drach-
tige dieren (17). Volgens Schäffer
(1994) betreft het hier echter geen sectio
caesarea bij levende dieren (18).
Galenus (129-200 na Chr.) beschrijft in
één van zijn werken,
\'De LocisAffectis
de sectio caesarea bij geiten als fysiolo-
gisch experiment, teneinde te kunnen
aantonen dat de jongen direct in staat zijn
voedsel op te nemen en te lopen, zonder
dit van het moederdier geleerd te hebben
(15).

Volgens Thiery werd de eerste zoge-
naamde primitieve keizersnede bij een
levende vrouw toegepast in het 16®
eeuwse Frankrijk en beschreven door de
Franse arts Rousset in 1581 (20). Tot
1882 (Sänger) wijzigde de techniek van
de primitieve sectio caesarea maar wei-
nig. Het instrumentarium beperkte zich
oorspronkelijk tot een scheermes, een

De 19®eeuw

De eerste beschreven keizersneden uit-
gevoerd bij levende dieren dateren uit
het begin van de 19® eeuw. In 1806 en
1821 voerde Rohlwes de keizersnede uit
bij de merrie, in 1813 Morange bij het
rund en in 1816 Gohier bij het schaap
(II, 15, 18, 22). Opvallend is dat
Morange de uterus niet hechtte hetgeen,
zoals hiervoor gemeld, in die tijd onge-
bruikelijk was. Het moederdier succum-
beerde echter. Dat de prognose bij dieren
niet gunstig was, blijkt ook uit de ver-
melding van
J.H.F. Günther in 1830 in
zijn \'Lehrbuch der practischen Vete-
rinär-Geburtshülfe\':
\'Der Bauchschnitt
oder die geburt des Jungen durch Künst-
liche Öffnung der Bauchdecken der Mut-
ter kann bei Thieren nie in der Absicht
unternommen werden, wie bei Men-
schen, wo wenigstens die Wahrschein-
lichkeit bleibt, das Kind samt der Mutter
zu retten. Bei Thieren ist die Mutter im-
mer verloren
.....\' (16). Evenals Bau-
meister (1844) hechtte hij de baarmoe-
der niet (3). In 1867 schrijft Harms in
zijn \'Lehrbuch der thierärztlichen
Geburtshilfe\' over de sectio caesarea dat
deze bij paard en varken in de
linea alba
en bij de herkauwers in de rechter flank
werd uitgevoerd. Dit resulteerde overi-
gens bij het paard altijd in de dood van
het moederdier, bij de herkauwers ge-
woonlijk en bij het varken vaak. Dit is

-ocr page 72-

niet verwonderlijlc gezien nog steeds de
vermelding:
\'Die Uteruswunde wird
nicht geheftet, sondern die Wundränder
einfach zusammengelegt\' (11 )■
In Utrecht doceerde Wit (1824-1855)
gedurende korte tijd de Verloskunde aan
\'s Rijksveeartsenijschool. Hij gaf dit on-
derwijs aan de hand van het dictaat \'Ars
Obstetritia\' dat hij op zijn ziekbed met
hulp van zijn opvolger Hengeveld
(1814-1894) voltooide. Hengeveld zou
dit dictaat totdat hij door in 1873 door
Weitzel (1826-1897) werd opgevolgd
blijven gebruiken. In het exemplaar uit
1866 worden de zogenaamde baarmoe-
dersneden bij het rund beschreven.
Allereerst de \'Hysterotomia Vaginalis\',
waarbij de gesloten baarmoedermond
werd geopend en in het volgende hoofd-
smk de buikbaarmoedersnede of keizer-
snede. De prognose voor het moederdier
was slecht. Na het verwijderen van het
kalf en de nageboorte werd de uterus met
een spons gereinigd. De uterus werd met
knoophechtingen gesloten (22,23).
Een boeiende beschrijving van een aan-
tal redelijk succesvolle keizersneden uit-
gevoerd in een praktijk in Duitsland is
van de hand van Bezirkstierarzt Albert
(1892) uit Gerolzhofen. Het betrof drie
keizersneden (waarvan één met de indi-
catie \'niet vaginaal te reponeren torsio
uteri\') bij het rund, waarvan twee bij het
staande dier en in alle gevallen werd de
snede in de rechterflank gemaakt. De
uterus werd door hem gesloten met zij-
dehechtingen. Na de operatie kreeg één
van de koeien twee liter bier met tien ei-
eren om aan te sterken. Ook vermeldt hij
de succesvolle operatie van vier varkens.
Het wondgebied werd voor de operatie
gedesinfecteerd met creoline-oplossing
(1).

De 20® eeuw

Als opvolger van Weitzel werd in 1893
Martinus Gerardus de Bruin (1858-
1906) aangesteld. In 1897 werd zijn
boek \'Die Geburtshilfe beim Rind\' ge-
publiceerd, in 1902 gevolgd door een
tweede dmk. Hij besteedt in zijn boek de
nodige aandacht aan de sectio caesarea.
Hij geeft de voorkeur voor de rechter-
flanksnede. De utems werd met catgut
gesloten volgens de methode Lembert
(8). De prognose voor het moederdier
was nog steeds slecht, getuige ook zijn
opmerking:
\'Bei der Absolut zu grossen
Frucht und einem normalen Geburts-
wege ist man nicht berechtigt, diese
Operation vorzunehmen\'.
In 1900 be-
schrijft hij uitvoerig de hysterectomie als
altematief voor de gebruikelijke sectio
caesarea bij de hond. De prognose was.

afhankelijk van de toestand van de ute-
rus, vrij gunstig (9). In 1907 volgt van De
Bruin een publicatie over de sectio cae-
sarea bij het varken (10). In deze publica-
tie worden 31 operaties besproken. De
prognose is gunstig te noemen. De Bruin
geeft de voorkeur aan de lokale infiltra-
tie-anesthesie (Cocainum hydrochlori-
cum en een adrenalineoplossing) boven
de Chloroform- of Chloroform-ethemar-
cose. Ook de hysterectomie wordt hier
soms toegepast.

Na het invoeren van de chirurgische a-
sepsis en anti-sepsis in de 19® eeuw en
het beschikbaar komen van betere opera-
tie- en anesthesietechnieken waren de re-
sultaten van de sectio caesarea van
vooral het varken en de hond gunstiger
geworden. Voor de grote huisdieren ech-
ter, bleef de operatie nog een grote, soms
riskante, ingreep die voomamelijk onder
kliniekomstandigheden plaatsvond. In
de meeste gevallen woog het uitvoeren
van de operatie niet op tegen de goed
ontwikkelde en relatief veilige foetoto-
mie. In 1928 beschreef Götze de ventro-
laterale snede bij het liggende rund (14).
Ferguson (1929) maakte melding van
het verrichten van de keizersnede in de
linker flank bij het staande rund (11). In
de jaren veertig is men aanvankelijk
vooral in de USA de keizersnede bij het
rund steeds meer gaan toepassen. Mede
dankzij het beschikbaar komen van de
chemotherapeutica en antibiotica in deze
jaren werden de resultaten nu ook bij de
grote huisdieren snel beter en werd de
operatie voor de herkauwers goed onder
praktijkomstandigheden toepasbaar. In
de jaren vijftig hebben vooral de Gentse
publicaties van Vandeplassche en Pare-
dis bijgedragen aan een verdere stimule-
ring van de toepassing van de sectio cae-
sarea onder kliniek- en praktijkomstan-
digheden (21). Hoewel in Nederland het
resultaat van de keizersnede in de jaren
dertig tot vijftig onder leiding van de
hoogleraar Van der Kaay (1897- 1990)
verder is verbeterd, is het vooral De Bois
(1960, 1967) geweest onder wiens lei-
ding de sectio caesarea zich heeft ont-
wildceld tot het huidige niveau, mede
ook dankzij de kwaliteit van het onder-
wijs (4,5). Niet onvermeld mag blijven
de door Fontijne (1985) ontwikkelde
uterushechting, bekend als de \'Utrechtse
methode\', welke al vele jaren op vele
plaatsen in de wereld bij een aantal dier-
soorten wordt toegepast (12). Ook pu-
blicaties vanuit de praktijk onder andere
die van Boogaerdt (1958,1971), hebben
bijgedragen aan de ontwikkeling van de
operatie tot wat het nu is: een relatief vei-
lige operatie met een bij de meeste dier-
soorten goede prognose voor zowel het
moederdier als de vrucht(en) (2,6,7). In
tegenstelling tot een eeuw geleden, toen
De Bruin het uitvoeren van een keizer-
snede om een relatief te groot (levend)
kalf te verlossen onverantwoord achtte,
behoort deze indicatie thans bij een aan-
tal diersoorten tot de meest voorko-
mende of één van de meest voorko-
mende indicaties. Helaas heeft dit de
laatste decennia zeker niet bijgedragen
aan een verstandig fokbeleid ten aanzien
van het voorkomen van geboorteproble-
men!

LITERATUUR

1. Albert, Der Kaiserscbnitt. Wochenschrift fiir
Thierheilkunde und Viehzucht München,
1892;46:433-8.

2. Barkema HW, Schukken, YH, Guard CL,
Brand A, and Van der Weijden GC. Fertility,
production and culling following caesarean
section in dairy cattle. Theriogenology 1992;
38:589-99.

3. Baumeister W. Die Thierärztliche Geburt.s-
hilfe. (Vertag von Ebner, Smttgart, 1844)

4. De Bois CFTW. Sectio caesarea bij het rund.
Tijdschr Diergeneeskd 1960; 85: 699-742.

5. De Bois CHW. De ontwikkeling van de instru-
mentele en operatieve verioskunde bij paard en
rund. Inaugurele rede (Utrecht, 1965).

6. Boogaerdt A. Sectio caesarea bij schapen. Tijd-
schr Diergeneeskd 1958; 78: 842-7.

7. Boogaerdt A. Enige praktijkervaringen met de
sectio caesarea bij het rund. Tijdschr Dier-
geneeskd 1971; 96:405-6.

8. De Bmin MG. Die Geburtshilfe beim Rind.
(Verlag Braumüller, Wien und Leipzig, 1897)

9. De Bruin, MG. Hystereotomie bei dem Hunde.
Bert Tieräi^l Wochcnschr 1900; 7; 74-5.

10. De Bruin MG. Der Kaiserschnitt beim
Schwein. Berl Tierärztl Wochenschr 1907; I;
1-6.

11. Von den Driesch A. Geschichte der Tierme-
dizin (Vertag Callwey und Co., München.
1989).

12. Fontijne P. Caesarean section in cattle. In:
Kersjes AW, Németh F, and Rutgers LJE.
Atlas of large animal surgery. (Bunge, Utrecht
1985) pp. 76-77.

13. Gohier JB. Mémoires et Observations sur la
Chirurgie et la Medicine Vétérinaires. (Lyon,
1816).

14. Götze R. Der Kaiserschnitt beim Rinde. Deut-
sche Tierärztliche Wochenschrift 1928; Fest-
schrift, 86-91.

15. Grunert E, und Schäffer J. Überblick über die
Geschichte der Tiergeburtshilfe. In: J. Richter
en R. Götze, Tiergeburtshilfe (Parey, Bertin
undHamburg, 1993) pp. 21-26.

16. Günther JHF. Lehrbuch der practischen Vete-
rinär-Geburtshülfe. (Hahnse Hofbuchhand-
lung, Hannover, 1830).

17. De Marëes EW. Zur Geschichte des Kai-
serschnittes bei den Haustieren. Dissertation
(Leipzig, 1923).

18. Rohlwes, JN. Beschreibung der den Stuten zu
leistenden Geburtshülfe. nebst verschiedenen
Beobachtungen, wodurch diese Hülfeleistung
noch deutlicher gemacht wird. Mag. Thier-
arzneyk. 1800;2:9-43.

19. Schäffer J. \'Delivered by way of the flank\' - the
discussion about Caesarean section in the
Talmud. Historia Medicinae Veterinariae
1994; 19:92.

-ocr page 73-

20. Thiery M. Geschiedenis der Geneeskunde.
Sectio Caesarea: Een historisch overzicht. Tijd-
schr voor Geneeskunde 1983; 39: 1515-31.

21. VandePlassche M. Zu den wichtigsten Kom-

plikationen des Kaiserschnittes bei Rindem.
Monatsh Vet Med 1956; 11:25-9.
22. Van der Weijden GC en Rozendal A. Histori-
sche aspecten van de verloskunde van het rund.

ARGOS 1995; 13: 81-86.
23. (Wit, G) en Hengeveld GJ. Collegedictaat \'Ars
Obstetritia\' verloskunde van het vee. (Utrecht,
o.a. 1866).

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie dr. R. Jansen
(Hoofdafdeling Infectieziekten en Im-
munologie, afdeling Bacteriologie.
Faculteit der Diergeneeskunde, Uni-
versiteit Utrecht) bereid om voor de
lezers een antwoord teformuleren.

Vraag: In de media wordt tiians veel aan-
dacht besteed aan de veteranenziekte bij
de mens. Mijn vraag aan u is of de
Legionella-bacterie ook gevaarlijk kan
zijn voor (gezelschaps jdieren en zo ja,
wat zijn dan daarbij de ziekteverschijn-
selen?

Antwoord: Uitbraken van de veteranen-
ziekte komen regelmatig in het nieuws.
Vers in het geheugen ligt nog de laatste
grote uitbraak bij bezoekers van de
West-Friese Flora. Door de ernst van
deze uitbraak en de grote publiciteit die
ermee gepaard ging is de ziekte in de pu-
blieke belangstelling komen te staan. De
veteranenziekte is een humaan pro-
bleem, maar men is zich gaan afvragen
of de ziekte ook bij dieren kan voorko-
men. De bacterie
Legionella pneumo-
phila
is bij mensen de veroorzaker van
de veteranenziekte. Uit onderzoek blijkt
dat ook dieren door deze bacterie geïn-
fecteerd worden, maar dit leidt hoogst
zelden tot ziekte.

Legionella pneumophila komt van na-
ture voor in oppervlaktewater en de bo-
dem waar hij een onopvallend bestaan
leidt. Een minder prettige eigenschap is
dat de bacterie goed gedijt in matig ver-
warmd water zoals dat te vinden is in air-
conditioners, bubblebaden, slecht ftmc-
tionerende warmwaterinstallaties etce-
tera. Dergelijke broedplaatsen van
L.
pneumophila
blijken in vrijwel alle ge-
vallen van de veteranenziekte de bron
van infectie te zijn. De veteranenziekte
kan ontstaan als de bacterie in de longen
komt wat gebeurt door het inademen van
aerosolen van besmet water.
Gezien het wijdverbreid voorkomen van
L. pneumophila in de omgeving is het
onvermijdelijk dat dieren ook in contact
komen met deze bacterie. Dit wordt be-
vestigd door serologisch onderzoek.
Verschillende onderzoeken hebben anti-
lichamen tegen
L. pneumophila aange-
toond bij zeer uiteenlopende diersoorten,
zoals runderen, buffels, antilopen, paar-
den, schapen, geiten, honden, varkens,
kippen, ganzen, eenden en konijnen (2,
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9). De incidentie van
L.
pneumophila-MtcX\\es,
bij dieren kan vrij
hoog zijn. In Slowakije bleek dat 36 pro-
cent van de onderzocht paarden antili-
chamen had tegen
L. pneumophila (2). In
een Chinese onderzoek bleek zelfs 90
procent van de varkens positief te zijn
voor
L. /?«ewwo/?A//o-antilichamen (8).
Er zijn echter maar weinig aanwijzingen
dat deze infecties tot ziekte leiden.
Slechts één geval is gemeld in de litera-
tuur. In Italië is bij een kalf een fatale
pneumonie vastgesteld die veroorzaakt
werd door
L. pneumophila (1). Dit zou
een veterinaire variant van de veteranen-
ziekte genoemd kunnen worden. De kli-
nische symptomen van deze pneumonie
waren temperatuurverhoging, gebrek
aan eetlust, dyspneu, diarrhee en pleuri-
tis. Net als bij de mens zijn deze sympto-
men niet specifiek. Bij sectie bleken in
beide longen infectiehaarden met
L.
pneumophila
aanwezig te zijn wat tot de
uiteindelijke diagnose leidde. Ook de in-
fectiebron kon opgespoord worden en
bleek een defecte boiler te zijn die ge-
bruikt werd voor de bereiding van de
kunstmelk. Het merendeel van de infec-
ties bij dieren verioopt dus asymptoma-
tisch of geeft hooguit milde symptomen.
Dit is vergelijkbaar met de mens, waar
de meeste gevallen van Legionellosis
slechts aanleiding geven tot Pontiacs
fever en niet de emstige veteranenziekte.
Pontiacs fever geeft influenza-achtige
verschijnselen die kort na de infectie op-
treden en ook weer snel verdwijnen. Het
lijkt dat vooral de infectiedosis en de ge-
zondheid van de patiënt bepalend zijn
voor de ernst van het verloop van de
L.
pneumophila-infecüe.
Bij patiënten met
een slechte weerstand kan zich de vetera-
nenziekte ontwikkelen, terwijl een ge-
zond individu alleen Pontiacs fever ont-
wikkelt of helemaal geen symptomen
vertoont. Pontiacs fever is bij dieren niet
beschreven, maar experimentele infectie
bij paarden gaf wel een kortdurende
koorts, vergelijkbaar is het de sympto-
men van Pontiacs fever. In dit experi-
ment kregen de paarden overigens geen
veteranenziekte (6). Ondanks het voor-
komen van
L. pneumophila-\'mÏQciits bij
zowel mens en dier zijn er geen aanwij-
zingen dat de veteranenziekte een zoö-
nose is. In de literatuur zijn geen geval-
len gerapporteerd waarbij mensen en
dieren elkaar onderiing besmetten. Ook
geeft sero-epidemiologische onderzoek
aan dat een directe overdracht tussen dier
en mens onwaarschijnlijk is (4).
De
L. pneumophila-\'miecXits bij zowel
mens en dier zijn dus het gevolg van di-
recte besmetting uit de omgeving. Bij
dieren geeft dit zelden problemen. Het is
echter niet geheel uit te sluiten dat bij
dieren sporadische gevallen van de vete-
ranenziekte onopgemerkt blijven, zoals
ook voor de mens vermoed wordt.

Veteranenziekte, een veterinair probleem?

LITERATUUR

1. Fabbi M. et at. Epidemiological and environ-
mental investigations of
Legionella pneumo-
phila
infection in cattle and case report of fatal
pneumonia in a calf J Clin Microbiol 1998; 36
(7): 1942-7.

2. Bazovska S et al. Legionella antibodies in
domestic animals. Cesk Epidemiol Mikrobiol
lmunoll992;41 (5): 268-73.

3. Boldur I et al. Isolation of Legionella pneu-
mophila
from calves and the prevalence of anti-
bodies in cattle, sheep, horses, antelopes, buffa-
loes and rabbits. Vet Microbiol 1987
Apr;13(4): 313-20.

4. Wilkins CA etal. A review of Legionella pneu-
mophila
in horses and some South African
serological results. J S Afr Vet Assoc 1988; 59
(l):23-6.

5. Cho SN et al. Serologic evidence of Legionella
infection in horses. Am J Vet Res. 1984; 45
(12): 2600-2.

6. Cho SN et al. Experimental infections of hor-
ses with
Legionella pneumophila. Am J Vet
Res 1983; 44 (4): 662-8.

7. Barth TC et al. K survey of domestic animals to
detect serological responses against Legionella
spp. by indirect fluorescent antibody. Can J
Comp Med. 1983:47(3): 341-6.

8. Liu HC et al. A serological survey of
Legionnaires\' disease in domestic fowls and
animals in Chengdu area. Hua Hsi 1 Ko Ta
HsuehHsuehPao 1989; 20(4): 441-4.

9. Phakkey A. et al. Legionella antibodies in hu-
man and animal populations in Kenya. 1990;
98(1): 43-9.

-ocr page 74-

Twee weken nadat Marcia haar
dierenartsexamen heeft behaald, is
zij onverwacht overleden. Op 20
november 1999 is zij in één uur tijd
veranderd van een levenslustige,
vrolijke, jonge vrouw in een mooie
herinnering.

Marcia Timmermans is op 7 augus-
tus 1974 geboren in Veghel. Ze
heeft vanaf haar vierde jaar tot aan
haar overlijden in Heerlen ge-
woond. Van kinds af aan was
Marcia gek op poezen, Duitse
staanders en paarden. Toen ze elf
jaar oud was wist Marcia al dat ze
dierenarts wilde worden. Gelukkig
werd ze in één keer ingeloot en kon
ze, net 18 geworden, aan de studie
beginnen. Ze had een brede inte-
resse in alles wat met diergenees-
kunde te maken had. Pas ver in het
basisco-schap lukte het haar om te
kiezen tussen differentiatie groot of
klein. Met de woorden \'Ik heb even
nagedacht\' koos ze voor gezel-
schapsdieren. Samen met \'paard\'
moest dat haar toekomst worden.

Marcia studeerde vlot en vond ook
genoeg tijd voor haar hobby\'s. In
Heerlen had ze haar lieve familie,
waar ze een hechte band mee had.
Maar ook Pinokkio, haar paard, de
wandelingen met de hond op de hei
en vrienden maakten dat Marcia
regelmatig op en neer reisde tussen
Heerlen en de faculteit. Minstens
drie keer in de week stond ze om
4.45 uur op om de eerste trein naar
Utrecht te nemen. Als de meeste
studenten nog maar net uit bed
kwamen, dan had Marcia er al een
halve dag opzitten.

Marcia ontdekte het studentenle-
ven tijdens haar co-schappen. Ze
trof leuke co-maatjes, die allen
goede vrienden werden. Tijdens de
diensten waren er gezellige logeer-
partijen en iedereen mocht van
Marcia\'s heerlijke Turkse gerech-
ten genieten. Regelmatig kwam
Marcia ineens met een appeltaart
of cake op de faculteit aan. Marcia
vroeg zich wel eens af waarom ze al
die leuke mensen bij diergenees-
kunde nog nooit eerder had ont-
moet.

Marcia Timmermans

Lieve Marcia, Je (studie)vrienden
hebben van je genoten. Het was fijn
om met jou samen te zijn. Je was
zorgzaam voor mens en dier Je was
altijd aardig, meestal vrolijk en
lekker spontaan. Daarnaast kon je
slecht tegen onrechtvaardigheid en
onenigheid. Waarom is jou het
grootste onrecht aangedaan? Je
was in de bloei van je leven. Je hebt
het doel dierenarts worden ge-
haald, en was beslist een hele
goede geworden. Maar je had nog
zoveel andere plannen. Je nieuwe
liefde; je eerste waarneming; je
nieuwe leven, het is je allemaal
ontnomen.

Het bericht van jouw overlijden
heeft ons diep geraakt. Wij zijn ge-
schrokken, verdrietig en iedereen
vraagt zich af wat er met jou is ge-
beurd. Velen zijn naar Limburg ge-
komen om je een laatste zonne-
bloem te brengen, de pitten worden
gezaaid en zullen weer bloeien. Bij
het zien van een zonnebloem den-
ken we aan jou.

Je vrienden.

-ocr page 75-

Landelijke Dag voor Vrouwelijke Dierenartsen 1999

Zoals gezegd is de belangstelling van
de vrouwelijke dierenartsen voor de
Landelijke Dag minder groot dan an-
dere jaren. Vreemd, want ook dieren-
artsen worstelen bij tijd en wijle met de
combinatie arbeid en zorg. Wellicht
wil men dit onderwerp niet alleen met
vrouwen bespreken? De oplossing van
de problemen moet natuurlijk worden
gezocht in overleg tussen vrouwen en
mannen. Vrouwen kunnen oplossin-
gen zoals een andere dagindeling niet
alléén vormgeven.

Misschien mag de lage opkomst teke-
nend worden genoemd voor de \'identi-
teitscrisis\' van de Commissie VDA?
Specifieke belangenbehartiging voor
vrouwelijke beroepsbeoefenaren is -
ook in andere branches dan de dierge-
neeskunde - achterhaald. Hiermee aan-
vaard je immers dat vrouwen nog
steeds een \'achterstand\' hebben in te
halen; een situatie die ongelijkwaar-
digheid inhoudt. Het is logischer om
maatschappelijke problemen - zoals
het tekort schieten van de zorg in onze
samenleving - in gezamenlijkheid op
te lossen. Er is dan vanaf aanvang
meer betrokkenheid van mannen, zo-
dat vrouwen geen verdedigende rol
hoeven aan te nemen.
De Landelijke Dag voor Vrouwelijke
Dierenartsen 1999 heeft niettemin vol-
doende interessants te bieden. Aan de
orde komen:

• de reactie van de Raad voor Maat-
schappelijke Ontwikkeling (RMO)
op de nota
Op weg naar een nieuw

Ook zou de RMO graag zien dat de
overheid beleid maakt vanuit een inte-
grale visie op \'zorg\'. \'In de nota wordt
over zorg gesproken als iets \'zorge-
lijks\' - we hebben problemen met de
toenemende vraag naar zorg en kun-
nen niet aan die vraag beantwoorden -
en tegelijkertijd wordt zorg afgeschil-
derd als iets moois, iets dat de cohesie
in de samenleving verstevigt\', aldus
Rouw. \'Dit valt moeilijk te rijmen:
moeten wij het probleem van de toene-
mende vraag naar zorg oplossen of
moeten wij ons hierover juist verheu-
gen, gezien de positieve invloed op de
gemeenschapszin?\'

Nieuwe dagindeling

De tweede spreker, mr. E.R. Steen-
borg, is voorzitter van de Stuurgroep
Dagindeling die is ingesteld door de
staatssecretaris. De leden van de stuur-
groep zijn de zogenaamde \'ambassa-
deurs\' van een nieuwe dagindeling. Ze
stimuleren experimenten met de dag-
indeling die de combinatie werk en
privé gemakkelijker maken.
Steenborg legt uit dat men gezamenlijk
veel meer uren is gaan werken in de af-
gelopenjaren. Met name vrouwen heb-
ben - mede door een hoger opleidings-
niveau - een ware inhaalslag gemaakt.
Gelukkig maar overigens, want de
Nederlandse samenleving kan het zich
momenteel niet permitteren potentiële
arbeidskrachten te laten liggen.
Aan de omstandigheden is echter nog
maar weinig veranderd. Wat Steen-

Utrecht, 13 december 1999 - De Landelijke Dag voor Vrouwelijke
Dierenartsen trekt vreemd genoeg maar weinig belangstelling: 26 vrouwelijke
dierenartsen zijn naar hotel Mitland gekomen. Het thema Arbeid en Zorg
staat nochtans borg voor een interessante discussie over de soms problemati-
sche combinatie tussen werken en privéleven. Een actueel thema, want staats-
secretaris Annelies Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft hiervoor expliciet aandacht gevraagd van de samenleving. Het blijkt dat
er in Nederland steeds minder tijd is voor zorg. Zorg voor kinderen, vaders,
moeders, buren enzovoorts. Iedereen die dat wil, is immers aan het werk,
waardoor \'onbeloonde\' taken in het gedrang komen. De oplossing wordt ge-
zocht in meer mogelijkheden voor zorgverlof en een andere dagindeling.

Door Sophie Deleu

-ocr page 76-

borg hiermee bedoelt is dat er in de
meeste situaties nog steeds vanuit
wordt gegaan dat er iemand thuis is
overdag. \'Het is te merken aan simpele
dingen: laat je wasmachine repare-
ren. .. ja mevrouw, wij komen woens-
dag tussen negen en vier...\' lacht
Steenborg. Dit ouderwetse uitgangs-
punt - de man werkt en de vrouw is
overdag thuis - is overal terug te vin-
den. Steenborg heeft geen moeite om
voorbeelden te vinden die problemen
opleveren voor de werkende mens:
schooltijden, openingstijden van ban-
ken, naar de kapper... Het gaat om de
simpelste dingen.

Een ander probleem dat hiermee te
maken heeft, is mobiliteit: Nederland
zit op bepaalde momenten potdicht,
omdat iedereen tegelijk van en naar het
werk wil. Steenborg: \'Het is werkelijk
zot: men staat onmogelijk vroeg op,
staat vervolgens zo\'n anderhalf uur in
de file, om op het werk eerst een half
uur de e-mailberichten door te nemen.
Doe dat eerst thuis, zou je zeggen.\'
Veel problemen zouden dus opgelost
kunnen worden, indien men de gang-
bare dagindeling loslaat. Experimen-
ten hiermee komen in aanmerking
voor subsidie. \'We denken dan bij-
voorbeeld aan nieuwe vormen van per-
soonlijke dienstverlening. Er moet een
vangnet ontstaan voor de momenten
waarop mensen in de problemen ko-
men. \' Steenborg denkt ook aan het cre-
atief omgaan met gebouwen zoals
schoolgebouwen: \'We zouden hier
veel meer mee kunnen doen, ze staan
een groot gedeelte van het etmaal
leeg.\' En zo is er veel te bedenken dat
het leven gemakkelijker kan maken.

Als het aan de enthousiaste ambassa-
deur Steenborg ligt, worden we veel
creatiever en flexibeler.

Hulp bij problemen

Tenslotte is G. Verburg, directeur van
ICAS Nederland BV, aan het woord.
Het ICAS biedt gerichte ondersteu-
ning in het omgaan met persoonlijke
en werkgerelateerde problemen. Men
kan er telefonisch terecht, maar er
wordt ook vaak daadwerkelijke hulp
geboden.

Als je de cijfers mag geloven, is het
maar triest gesteld met ziekteverzuim
en arbeidsongeschiktheid. Dit geldt
niet alleen voor Nederland als geheel,
maar ook in het bijzonder voor de dier-
geneeskundige beroepsgroep. En deze
informatie bereikt ons ook via een an-
dere weg: de arbeidsongeschiktheids-
verzekeraar Movir heeft recent forse
maatregelen moeten nemen om de toe-
nemende arbeidsongeschiktheid onder
vrij e-beroepsbeoefenaren, waaronder
dierenartsen, te kunnen blijven verze-
keren. Het is bovendien de vraag of dit
in de toekomst zal blijven lukken.
Dus dit probleem vraagt terecht de no-
dige aandacht.

Een deel van Verburgs presentatie is
gewijd aan het werk van ICAS. Deze
organisatie springt bij als mensen in de
problemen zitten. Deze problemen
kunnen van allerlei aard zijn, maar
hebben veelal te maken met schulden,
verslaving, verstoorde relaties en
agressie. De hulp van het ICAS is
meestal heel praktisch en direct.
\'Iemand die midden in de nacht belt
vanwege zelfmoordneigingen, heeft
meestal geen behoefte aan informatie.
Wij zorgen dus dat we daar binnen een
uur iemand hebben zitten.\' Bij het op-
lossen van de problemen wordt boven-
dien schaamteloos gebruik gemaakt
van de omgeving van het slachtoffer.
\'Negen van de tien keer heeft de part-
ner beter in de gaten dat iemand een
probleem heeft dan de persoon zelf\'
De problemen met arbeidsongeschikt-
heid nemen zoals gezegd ook in de
diergeneeskundige wereld toe. Dit
heeft volgens Verburg onder andere te
maken met een gebrek aan professio-
neel management. \'Er wordt nogal wat
gefuseerd. Men gaat dan bij elkaar zit-
ten en verwacht maar dat het vanzelf
goed gaat.\' Maar ook een gebrek aan
flexibiliteit is hier debet aan. Verburg:
\'Onderwerpen als deeltijdwerken zijn
in uw wereld vaak nog onbespreek-
baar, terwijl het zoveel problemen zou
kunnen oplossen.\' Verburg werkt zelf
juist graag met min-maxcontracten,
waardoor je onverwachte gebeurtenis-
sen zoals ziekte van een medewerker
gemakkelijker kunt opvangen. Een op-
lossing is verdere schaalvergroting:
\'Twaalf dierenartsen is de ideale prak-
tijkgrootte, dan bent u flexibel en kunt
u genoeg personeel in dienst nemen.\'

Discussie

Tijdens de discussie komt aan de orde
dat de combinatie arbeid en zorg na-
tuurlijk alleen een probleem is, als
ie-
dereen
wil werken. \'Wat is er mis met
de vrouw die zelf voor haar kinderen
wil zorgen. Waarom moeten we alle-
maal zonodig?\' vraagt een aanwezige
met enige stemverheffing. En: \'Wacht
maar tot de economie weer instort, dan
is het duidelijk wie er weer een stapje
terug doet...\'

Deze opmerking wordt gepareerd door
Steenborg: \'U vergeet dat er ondertus-
sen ook iets met mannen gebeurt... Die
maken óók een ontwikkeling door.
Mannen zijn weliswaar moeilijk te be-
wegen tot zorgen, maar als ze eenmaal
gedwongen zijn wordt het moeilijker
voor ze om zich aan die verantwoorde-
lijkheid te onttrekken. En wat uw eerste
vraag betreft: natuurlijk moet men de
bewuste keuze kunnen maken om zorg-
taken zelf te verrichten. Ik ben bijvoor-
beeld voor een betere, flexibelere kin-
deropvang, maar daarmee bepleit ik
nog niet dat kinderen dag in dag uit door
derden moeten worden opgevangen.\'
Verder komt ter sprake dat er wel de-
gelijk anders gedacht wordt over wer-
ken en zorgen dan een aantal jaren ge-
leden. Zo toonde een mannelijke

-ocr page 77-

werknemer vroeger zijn betrokkenheid
bij de onderneming als hij veel over-
werkte. Tegenwoordig wordt dit over-
werken opgevat als een \'efficiëntie-
probleem\'. Een belangrijk winstpunt is
ook dat moeders die werken niet lan-
ger worden gezien als slechte moeders
(of als vrouwen van slechte vaders).
Werken wordt over het algemeen zeer
positief gewaardeerd; het is niet langer
een noodzakelijk kwaad.
En - het moet gezegd - ook mannen
dragen steeds vaker een steentje bij
aan de zorg voor de medemens. Al zijn
mannen die een hulpbehoevende moe-
der verzorgen, nog steeds dun gezaaid.
Zorgen wordt toch nog steeds het
meest door vrouwen gedaan.

Bijeenkomst Groep GKZ en Bond van Keurmeesters

Modernisering van de vleeskeuring broodnodig

De Groep Gezondheids- en Kwali-
teitszorg van de KNMvD hield met de
Vaktechnische Bond van Keurmees-
ters op zaterdag 20 november 1999 in
het Androclusgebouw van de Fa-
culteit der Diergeneeskunde een bij-
eenkomst. Op het aantrekkelijke pro-
gramma stonden diverse aspecten van
de modernisering van de vleeskeu-
ring. Er waren ongeveer 150 deelne-
mers.

Integrale ketenbeheersing

Bij de modernisering van de vleeskeu-
ring gaat het vooral om:

• De ontwikkeling van een geïnte-
greerd beheerssysteem dat de gehele
keten omvat met het oog op de ge-
noemde consumentenbelangen.

• Een adequate keuring vóór en na het
slachten als het sluitstuk.

Integrale ketenbeheersing, waarover
reeds in 1985 het eerste rapport ver-
scheen, is een belangrijke stap voor-
waarts gebleken op de weg naar veilig
vlees.

Dit IKB-systeem is echter tot nu toe
niet in staat harde garanties te bieden
ten aanzien van de volksgezondheid.
Nadere aanvulling met moderne, ge-
voelige keuringstechnieken is nodig.
Te denken valt aan het gebruik van vi-
deotechnieken, infrarood, ultraviolet
alsmede biochemische en moleculair-
biologische technieken.
Het onderzoek van het bloed van
slachtdieren zou belangrijk kunnen
zijn vanwege de hanteerbaarheid.

Acute-fase-index

Over de stand van zaken betreffende het
bloedonderzoek berichtten prof dr. E.
Gruijs en prof dr. R. Meloen. Gruijs,
patholoog aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde (FdD), gaf de stand weer van
het onderzoek naar de zogenaamde
acute-fase-eiwitten, ook wel cytokines
genoemd. Dit zijn eiwitten die ontstaan
in de acute fase van ontstekingen en
wellicht ook bij stress. Vooral het
serumamyloid A zou een geschikt \'mee-
teiwit\' kunnen zijn, aangezien het wat
langer aantoonbaar blijft in het bloed
dan andere van deze eiwitten. Gewerkt
wordt aan een \'acute-fase-index\' als
praktisch hanteerbaar criterium.

Multi-analysesysteem

Meloen, biotechnoloog aan het ID-
Lelystad en hoogleraar biomoleculaire
herkenning aan de FdD, gaf een over-
zicht van de voortgang van de ontwik-
keling van het multi-analyse-systeem.
Niet minder dan vijfentwintig variabe-
len kunnen in het bloed snel en be-
trouwbaar worden geanalyseeerd. Anti-
lichamen tegen allerlei ziekten, zoals
varkenspest en blaasjesziekte, kunnen
met behulp van de ELISA-techniek
worden aangetoond.
De wetenschap staat voor niets. Bij
voortschrijdende miniaturisering (nano-
technieken) kunnen stoffen zelfs op den
duiu" op moleculair niveau worden aan-
getoond. Met alle risico\'s op overschat-
ting van de betekenis van de bevindin-
gen en overreactie hierop door de
consumenten(vertegenwoordigers).
Alleen zéér goede voorlichting kan dit
voorkómen.

Modernisering van de vleeskeuring was en is broodnodig in het licht van de
groeiende vraag naar en de bezorgdheid over veilig voedsel. De consument
verlangt - terecht - meer garanties dan alleen maar op het gebied van een aan-
tal zoönosen en enkele kwaliteitsafwijkingen. Die garanties zouden ook be-
trekking moeten hebben op milieuaspecten van de dierlijke productie, het
welzijn van dieren en het vrij zijn van onaanvaardbare concentraties van resi-
duen. Voorts wil men meer dan voorheen \'zo vrij mogelijk zijn\' van zoönosen
veroorzaakt door enteropathogenen. Al enkele jaren is duidelijk dat de tradi-
tionele keuring na het slachten niet meer toereikend is.

Striptesten boerderijfase

Ir. W. Haasnoot, biochemicus bij het
Rijks-kwaliteitsinstituut voor Land- en
Tuinbouwproducten (RIKILT), behan-
delde de vooruitgang in het aantonen
van residuen, met name van Sulfonami-
den. ELISA-technieken zijn in de maak
tegen acht verschillende Sulfonamiden.
Er zijn ook al striptesten ontwikkeld
voor de boerderijfase. Dit is met name
interessant voor het aantonen van vi-
russen en bacteriën.

Besmettingslogistiek

Mevrouw drs. M. Swanenburg gaf uit-
leg van haar promotie-onderzoek van-
uit het ID-Lelystad naar salmonella-
besmetting in de verschillende pro-
ductiefasen. In een mooi geïllustreerde
voordracht gaf zij een heleboel infor-
matie over de wat-men-zou-kunnen-
noemen \'besmettingslogistiek\'.
Kruisbesmetting vindt plaats zowel op
de boerderij en tijdens het transport,
als tijdens de opvang voor het slachten
en tijdens het slachten. Het is zinvol al
tijdens de productiefase vast te stellen
wat de mate van besmetting is. Dan
kan met onderscheid maken in trans-
porten van varkens van verschillende
besmettingsgraad. Zwaarder besmette
varkens zouden later kunnen worden
geslacht of op andere slachtlijnen.
De vraag is of de consument erg ge-
diend zal zijn met wat de spreekster
betitelde als \'salmonella-arm vlees\'.
Voorts stelde ze dat het zogenaamde
salmonella-vrij maken van varkens in
Denemarken op niets is uitgelopen.

Plannen RW

Ten slotte hield dr. ir. L. van Duijn,
projectleider van de Rijksdienst voor
de Keuring van Vee en Vlees (RVV),

-ocr page 78-

een inleiding over hoe de moderne
keuring, ook ten aanzien van de ver-
antwoordelijkheden van de medespe-
lers, eruit zou kunnen zien. Per 1 mei
2000 hoopt de RVV een onderzoeks-
plan gereed te hebben. Uitgangspunten
zijn onder meer:

• De overheid stelt de normen vast,
het bedrijfsleven voert uit en de
overheid controleert.

• De keuring zal zijn gebaseerd op
werkelijke risico\'s.

• Een zwakte- en sterkte-analyse van
zowel de uitvoerende bedrijven als
van de controlerende RVV moet de
basis zijn voor het in balans brengen
van de verantwoordelijkheden en de
uitvoering

• De toekomstige hoofdtaak van de
RVV zal het zijn: het borgen van het
borgingssysteem van het bedrijf

Belangrijke vraag

In de discussie kwam naar voren dat
weliswaar grote vooruitgang is geboekt
in het zeer vroegtijdig vaststellen van
risicofactoren, maar dat een belang-
rijke vraag overblijft. Namelijk hoe
men zodanig kan ingrijpen dat deze ri-
sico\'s aanvaardbaar zijn of geheel ver-
dwijnen. Het risico van salmonellabe-
smetting bijvoorbeeld, kan alleen maar
verdwijnen als er salmonellavrije var-
kens worden aangeboden.
Daamaast ligt de maatschappelijk per-
ceptie van de aanvaardbaarheid van de
risico\'s buiten de greep van de keu-
ring. Het is klip en klaar dat de onvrij-
willige risico\'s die de consument op
allerlei gebied blijkt te aanvaarden,
vele malen het risico overstijgen dat de
consument ondergaat tengevolge van
eventuele residuen in vlees.

Vermeldenswaard is verder nog dat bij
het begin van de bijeenkomst de schei-
dend voorzitter van de KNMvD -
A.W. Udo - prof dr. E. Gruijs het
Geschenk ter Onderscheiding over-
handigde (zie Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, 2000; 125(1): 27).

Prof. dr. J. G. van Logtesteijn
Dr. IV. Sybesma

Inleiding T. de Ruijter Groep Groot Dagen

Relatie overheid en praktiserend dierenarts

Tk wil graag de titel wat ruim interprete-
ren en mijn inleiding in twee onderdelen
splitsen,\' aldus de Ruijter: \'Wat mag de
praktiserend dierenarts van de overheid
verwachten? En wat mag de overheid
van de praktiserend dierenarts verwach-
ten?\'

Welke overheid?

Ter beantwoording van de eerste vraag
vindt De Ruijter het zinvol eerst te be-
zien over welke overheid we het nu ei-
genlijk hebben. De betrouwbare over-
heid? De competente overheid?

Betrouwbaar?

\'Zoals u weet is betrouwbaarheid een
actueel thema. Men kent in de economi-
sche bedrijvigheid een aantal haast auto-
nome golfbewegingen, die telkens te-
rugkeren\', zegt de voorzitter, doelend
op de pendelbewegingen tussen centra-
lisatie en decentralisatie, diversificatie
en \'richten op de kerndoelen\' en pu-
bliekrechtelijke uitvoering en privatise-
ring (zéér actueel!). \'De overheid voegt
daar nog een complicatie aan toe: poli-
tieke cycli ofwel het politiek wisselen
van de wacht, waardoor echte breuk-
vlakken ontstaan.\'

Papendal, 24 november 1999 - \'Het is mij een genoegen voor de eerste keer in mijn
functie als uw voorzitter te spreken voor de Groep Groot\', begint de voorzitter
van de KNMvD, T. de Ruijter, zijn inleiding over de relatie overheid - praktise-
rend dierenarts. Hij had graag gebruik gemaakt van het recht dat de president
van de USA heeft na zijn aantreden: 100 dagen inwerken, zonder moeilijke vra-
gen. De Ruijter: \'Helaas, uw ambitieuze en gedreven voorzitter - O.A. van
Dobbenburgh - heeft mij die ruimte niet gegeven. U zult er begrip voor moeten
hebben dat daardoor de \'visie van de KNMvD\' voor een groot deel mijn persoon-
lijke visie is.\' En met de relativerende woorden \'Ik mag nu nog domme dingen
zeggen, u heeft driejaar de tijd om mij te corrigeren\' start hij zijn presentatie.

Een kenmerk van het overheidshande-
len is volgens de Ruijter dat de eerderge-
noemde pendelbewegingen tegenge-
steld lopen aan die van het bedrijfs-
leven: \'Dus als het bedrijfsleven gaat
decentraliseren, gaat de overheid weer
het pad op van de centralisatie. En deze
tegengestelde bewegingen worden
soms abrupt onderbroken door politieke
breukvlakken bij kabinetswisselingen.
Dat, dames en heren, maakt dealen met
de overheid zo moeilijk.\'
Toen De Ruijter directeur werd van de
Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Brabant (1986), zat de overheid
in de decentralisatie- en privatiserings-
fase. Gezondheidszorg was een taak
voor het bedrijfsleven en moest zoveel
mogelijk worden afgestoten. De
Veterinaire Dienst werd opgeheven en
dierziektenbestrijding in operationele
zin werd een zaak van de Gezond-
heidsdienst en de practicus.
Er werd gefuseerd; de organisaties wer-
den slagvaardiger en efficiënter. Grote
investeringen werden gedaan in nieuwe
diensten met uitstekende laboratorium-
en sectiefaciliteiten. De Rijksdienst
voor de Keuring van Vee en Vlees
(RVV) had slechts bemoeienis met de
levende keuring bij export. En over de
overdracht van die taak werd ook al ge-
sproken als niet-passend bij de kernta-
ken en de expertise van deze dienst.
Thans bevinden we ons wat betreft de
dierziektenbestrijding in de publiek-
rechtelijke en centralisatiefase: alles
naar de overheid, dat wil zeggen de
RVV. Zelfs de bestrijding van abortus
Bang en tuberculose, die reeds vanaf de
oprichting van de Gezondheidsdiensten
- ruim vijftig jaar geleden - bij het be-
drijfsleven hoorde. Sluiting van de
dienst is daadwerkelijk aan de orde, en
dat slechts in enkele jaren.
De Ruijter: \'Waar we dus voor moeten
oppassen, is dat de toekomstige over-
dracht van taken naar de praktiserend
dierenarts in de knel komt tussen de
golfbewegingen en breukvlakken die ik
heb geschetst.\'

Competent?

\'Hebben we het over een competente
overheid?\' vraagt de voorzitter zich ver-
volgens af \'Ervaringen met de varkens-
pestbestrijding hebben aangetoond dat
de gekozen structuur niet werkte en niet
kon werken.\'

-ocr page 79-

Centraal, op beleidsniveau, waren werk-
zaam: de Directie Landbouw, de Di-
rectie Milieu, Kwaliteit en Gezondheid
(MKG), de directie RVV, de Algemene
Inspectie Dienst (AID) en de Chief
Veterinary Officer (GVO). Decentraal,
op operationeel niveau, hielden zich met
de varkenspestbestrijding bezig: de
Directie Landbouw, de Kringdirectie
RVV, de Gezondheidsdienst (in een la-
tere fase) en de AID. \'In dit geweld ge-
beuren rare dingen\', vertelt De Ruijter.
\'Ik zal u de anekdotes besparen, velen
van u kennen ze wel.\'
Van belang voor vandaag is de vraag:
Waar was de praktiserend dierenarts?
Bij het wekelijks gehouden basisoverleg
in Den Haag ontbrak deze praktiserend
dierenarts en daarmee zijn kennis van
zaken. De \'handelaar\' daarentegen was
vertegenwoordigd met maar liefst vijf
zetels; vertegenwoordigers van het
Bedrijfschap voor de Handel in Vee, de
Bond van Handelaren in Vee, de Se-
cretaris, de VEVL en de Bond van
Waaghouders.

Dierenartsen van diverse pluimage en
met zeer veel praktische kennis verga-
derden ondertussen regelmatig in
Boxtel onder leiding van de voorzitter
van de Groep Geneeskunde van het
Varken, R.J.M.L. Raymakers. \'Dit wa-
ren haast illegale bijeenkomsten, een
soort schaduwkerk\', schetst de Ruijter.
\'Er is dus nogal wat mis in de relatie
overheid - praktiserend dierenarts! De
groep met de meeste know how, die het
meeste werk moest verrichten en die
permanent in de frontlinie stond, bleef
volledig buiten beeld.\' De Ruijter denkt
dat daar inmiddels wel verbetering in
komt: \'De woorden van staatssecretaris
Faber tijdens deze Groep Groot Dagen
stemmen mij hoop- en verwachtings-
vol.\'

Wat mag nu de praktiserend dierenarts
van de overheid verwachten ? De Ruijter
is er duidelijk over: \'Een consistent en
betrouwbaar beleid en een competente
uitvoering en - last but not least - mag
de praktiserend dierenarts verwachten
dat zijn beroepsgroep serieus wordt ge-
nomen. \'

En andersom?

Dat is het antwoord op vraag I, maar nu
het antwoord op de vraag wat de over-
heid van de praktiserend dierenarts mag
verwachten...

\'Laat ik enkele aandachtspunten van de
staatssecretaris noemen,\' zegt de voor-
zitter van de KNMvD: \'transparantie en
inzichtelijkheid, consistentie en verant-
woordelijkheid.\' De dierenarts dient
daartoe een onafhankelijke positie in te
kunnen nemen. Samengevat:
Diergeneeskimde is te belangrijk om al-
leen aan dierenartsen over te laten en
diergeneeskunde is te belangrijk om het
aan dierenartsen over te laten.
De Ruijter: \'Nou vragen wij ook niet om
het alleen aan ons over te laten, maar het
is volstrekt duidelijk dat de dierenarts in
de driehoek \'gezondheid mens, gezond-
heid dier en welzijn dier\' de best gekwa-
lificeerde persoon is om aan deze aspec-
ten invulling te geven.\' Bij de toe-
wijzing van deze taak speelt overigens
niet alleen de overheid een rol: ook de
samenleving en de consument moet de
dierenarts deze positie toekennen. Cle-
mens Graafsma, spreker op ons Jaar-
congres 1999, zei hierover: \'de land-
bouwhuisdierenpracticus wordt door
ons teveel gezien als een verlengstuk
van de primaire producent.\' En me-
vrouw Faber noemde dit \'de schijn van
belangenbehartiging van de primaire
producent\'.

De discussie beweegt zich dus rond het
thema onafhankelijkheid van de dieren-
arts. \'Voor de practicus is van alles weg-
gelegd in de toekomst, zoals taken in het
vedengde van de Richtlijn 97/12, mits
wij aan dit principe van onafhankelijk-
heid invulling kunnen geven\', betoogt
de voorzitter. \'Er wordt immers niet ge-
twijfeld aan de kwaliteit van het dierge-
neeskundig handelen zelf: de Neder-
landse opleiding tot dierenarts behoort
tot de absolute wereldtop. Maar we die-
nen inzichtelijk - lees: gecertificeerd -
consistent en verantwoordelijk te han-
delen vanwege de belangen van mens en
dier; met andere woorden volksgezond-
heid, diergezondheid en dierwelzijn.\'
De Ruijter vindt wel dat van de overheid
steun mag worden verwacht bij de ver-
sterking van de onafhankelijkheid, zon-
der daarmee zakelijke belangen uit het
oog te verliezen.

Wat mag nu de overheid van de prakti-
serend dierenarts verwachten? \'Dat hij
of zij voor bepaalde werkzaamheden er-
kend is en werkt vanuit een gecertifi-
ceerde praktijk, zich zelfbewust en pro-
fessioneel (en daarmee voldoende onaf-
hankelijk) opstelt, en dat de dierenarts
op zijn minst de wettelijke regels respec-
teert als hoeder van de volksgezond-
heid, de diergezondheid en het diei-wel-
zijn.\'

Parttime overheidstaak

\'En dan nog enkele opmerking over wat

de Belgische dierenartsen noemen:

DMO\'s oftewel Dierenartsen Met
Opdracht\', gaat De Ruijter verder. \'Ik
bedoel dierenartsen met een parttime
overheidstaak. Nood breekt wet, want
de overheid had de discussie hierover
natuuriijk nooit opgestart, indien het
aanbod van dierenartsen in overheids-
dienstverband groot genoeg was ge-
weest. Dit illustreert overigens een-
zelfde pendelbeweging als ik eerder
noemde: zelfs Vlimmen was, naast
practicus, keuringsdierenarts in het
slachthuis te Dombergen.\'
Naar de mening van de voorzitter kan de
invulling van een pamime overheids-
taak de practicus aanvullende werkgele-
genheid bieden in \'zware tijden\', naast
afwisseling van de dagelijkse werk-
zaamheden: \'En naar ik begrepen heb
uit de bum out-sessie tijdens deze Groep
Groot Dagen is dit positief\' Voor de
overheid wordt de inzet mogelijk van
gemotiveerde, hardwerkende, breedge-
oriënteerde en goedgeschoolde dieren-
artsen met ervaring en uitstraling, ge-
wend als ze zijn om zelfstandig te
werken.

\'Wel moeten we aandacht schenken aan
de ervaringen van de Belgen en de
Duitsers met mogelijke belangenver-
strengeling en oneigenlijke dmk die uit-
gaat van eigen cliëntèle\', aldus De
Ruijter. Mogelijk dat de activiteiten wat
verder van de eigen deur moeten plaats-
vinden. De opleidingseisen (ook wel in-
signes genoemd) zouden met behulp
van \'overheidsdocenten\' kunnen wor-
den vormgegeven binnen de infrastmc-
tuur van ons eigen Post Academisch
Onderwij s-Diergeneeskunde (PAO-D).

Hoopvol

Samengevat mogen de ontwikkelingen
in de relatie tussen overheid en prakti-
serend dierenarts hoopgevend worden
genoemd. De kansen voor de erkende
dierenarts in de geïntegreerde keten-
productie - en daarmee voor maat-
schappelijke erkenning - zijn veelbelo-
vend.

De positie van de practicus in de georga-
niseerde dierziektenbestrijding moet
volgens De Ruijter verder worden ver-
sterkt, alleen al gezien zijn kennis en de
expertise: \'Een verstandige overheid
gaat hier ook niet aan voorbij.\'
De parttime invulling van een beperkt
aantal overheidstaken door practici - zo-
als vroeger - komt weer binnen handbe-
reik.

En ten slotte: \'De beroepsgroep heeft
zelf de kracht gevonden om een erken-
ningsregeling op te zetten en daarmee de
regie in eigen hand genomen.\'

-ocr page 80-

Geachte redactie,

De KNMvD is verheugd te constateren
dat haar notitie \'Castratie van varicens:
doen of laten\' (1), waarin zij het onver-
doofd chirurgisch castreren van big-
gen afwijst, de discussie over dit on-
derwerp stimuleert.
Zij is blij met de bijval in de ingezon-
den brief van prof dr. R.H. Meloen, dr.
H.A.P. Uriings en prof dr. J.H.M.
Verheijden aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde (2). De briefschrij-
vers geven aan dat zij het van groot be-
lang achten dat de beroepsgroep dui-
delijk te kennen geeft het welzijn van
het dier hoog in het vaandel te hebben.
Minder gelukkig zijn zij met de stel-
lingname van de KNMvD ook de im-
munocastratie, als altematief voor de
chirurgische castratie, van de hand te
wijzen. In hun visie zal, bij het huidige
gebrek aan een adequate methode om
berengeur aan de slachtlijn te detecte-
ren, het afwijzen van immunocastratie
als alternatief juist leiden tot een lan-
ger voortduren van deze ongewenste
praktijk. Zij pleiten er dan ook voor
het standpunt zodanig te nuanceren dat
immunocastratie als altematief niet op
voorhand wordt uitgesloten.

Afwijzing immunocastratie biggen

KNMvD

Bij het bepalen van het KNMvD-
standpunt inzake de toelaatbaarheid
van het castreren van varkens, hebben
twee dierethische uitgangspunten een
rol gespeeld. In de eerste plaats: dieren
geen onnodig leed berokkenen en in de
tweede plaats respect voor de integri-
teit van het dier. Op grond van beide
uitgangspunten heeft de KNMvD het
onverdoofd chimrgisch castreren afge-
wezen.

Voorts is de KNMvD op basis van res-
pect voor de integriteit van het dier en
de beschikbaarheid van reële en prak-
tisch haalbare alternatieven tot het oor-
deel gekomen dat ook immunocastra-
tie dient te worden afgewezen. Een
extra overweging om ten aanzien van
immunocastratie terughoudend te zijn,
is gebaseerd op de verwachting dat de
publieksacceptatie van immunocastra-
tie laag zal zijn. Dit vanwege de asso-
ciatie met \'hormoonvlees\' en een \'on-
natuurlijke\' productiewijze.

De briefschrijvers pleiten ervoor de
immunocastratie niet op voorhand uit
te sluiten. Daarbij gaan zij ervan uit dat
er vooralsnog sprake zal blijven van
het slachten van varkens met een le-
vend
gewicht van meer dan 80 tot 90
kg. De KNMvD is evenwel van me-
ning dat, omdat de berengeurproble-
matiek aanzienlijk vermindert als de
varkens worden geslacht voordat ze
geslachtsrijp zijn en vanwege de maat-
schappelijke weerstand tegen het cas-
treren, van de slachterijen mag worden
verwacht dat zij bereid zijn varkens op
een jongere leeftijd te slachten dan nu
gebruikelijk is.

In de tweede plaats voeren de brief-
schrijvers aan dat het om technisch
wetenschappelijke redenen onaanne-
melijk is dat er op korte termijn ade-
quate detectiemethoden voor het op-
sporen van berengeur beschikbaar
komen. Dit mag zo zijn, het neemt niet
weg dat de KNMvD van mening is dat
de varkenssector zich moet inspannen
om die methoden te ontwikkelen.

De conclusie van de briefschrijvers dat
afwijzing van immunocastratie als al-
tematief voor het chimrgisch castreren
juist zal leiden tot een langer voortdu-
ren van het onverdoofd chimrgisch cas-
treren, deelt de KNMvD niet. Integen-
deel. Het openhouden van een weg naar
een toekomstig altematief draagt het ri-
sico dat de discussie over de huidige
praktijk wordt weggeschoven.
De KNMvD wil dit risico niet lopen,
zeker niet nu het een discutabel altema-
tief betreft. De KNMvD is van mening
dat het hoog tijd is dat het onderwerp
zowel nationaal als intemationaal hoog
op de agenda\'s wordt geplaatst.

Dr. Tj. Jorna
algemeen secretaris

1. Castratie van varkens: doen of laten?
Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 584-6.

2. Meloen RH, Uriings HAP en Verheijden
JHM. Iminunocastratie als altematief voor
chirurgisch castreren. Tijdschr Diergenees-
kd 1999; 124:693.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae zich
aangemeld:

Brocks, Mevr. N.C.M.; 1999; 7271 JM Borculo;
Beukenlaan 111.

Driesse, Mevr. M.; 1999; 3582 VH Utrecht; l.B.
Bakkerlaan 43.

Dronkert, Mevr. K.W.; 1999; 2624 TE Delft;

Menno ter Braaklaan 223.

Eist, Mevr. E.M.H. van der; 1999; 2671 TE

Naaldwijk; Mozartstraat 19.

Engelen, Mevr. I.C.; 1999; 3524 RM Utrecht;

Pyreneeën 9.

Graaf, L.J. de; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B.

Jong, Mevr. M. de; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B.

Hes, G. van; 1999; 9285 NH Buitenpost;
Stations.itraat 8.

Hoebe. B.J.J.; 1999; 3524 VR Utrecht; St.
Gotthard 7.

Korb, Mevr. D.; 1999; 7055 BE Heelweg;
Twente Route 10 A.

Lubberink. Mevr. M.Y.; 8252 KP Dronten; De
Mutsaet 32.

Nijhuis, A.H.; 1977; 9401 ML Assen;
Wilhelminastraat3.

Rutten. D.J.A.; 1999; 3705 ZL Zeist; Warande
136.

Schuttevaér, Mevr. N.A.; 1999; 1544 ZE
Zaandijk; Paukenhof 57.
Sirks, Mevr E.V.; 1999; 3583 RN Utrecht;
Vossegatselaan 17 bis.

Stegen. Mevr. G.; 1999; 3705 ZG Zeist;
Warande 92.

Wit, Mevr. M. de; 1999; 3583 XG Utrecht;
Nassaustraat 22.

Als lid van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bos-Halfhide, Mevr. O.H.I.M.; 1990; 2252 XM

Voorschoten; Wijngaardenlaan 111.

Dijk-Broos, Mevr. A.W.P. van; 1999; 3999 NS

Tuil en \'t Waal; Waalseweg 18.

Don-van \'t Slot, Mevr. H.P.; 1999; 4695 RN

Sint Maartensdijk; Provincialeweg 76.

Ebing, Mevr. L.; 1999; 3971 BH Driebergen;

Melvill van Cambeelaan 86.

Geeratz, Mevr D.C.M.; 1999; 3901 PT

Veenendaal; Schrijverspark 124 111.

Geerling, Mevr. J.M.; 1999; 3522 RA Utrecht;

Volkerakstraat 17.

Hendriksen, Mevr S.W.M.; 3582 VJ Utrecht;
l.B. Bakkerlaan 45.

Heres, L.; 8251 DZ Dronten; Het Want 6.
Hussen, Mevr. M
.I. van; 1999; 3572 HZ
Utrecht; Takstraat 11.

Kampman, G.; 1999; 3512 PZ Utrecht;
Vrouwjuttenhof 53.

-ocr page 81-

Lamberts. Mevr. M.N.D.; 1999; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 29.

Loman, Mevr. R.H.J.; 1999; 2225 SX Katwijk
(ZH); Nachtegaallaan 3.

Maazen, Mevr. W.G.G.M. van der; 1992; 3705
HL Zeist; Dr. A. Kuyperlaan 9.
Pillin, L.; Gent-1999; B-2660 Hobroken (Ant-
werpen); Cockerillplaats 34.
Smolders, Mevr. M.; 1999;2151 CA Nieuw-
Vennep; Sportveldweg 1.
Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 5348 EK Oss;
Adelaar 12.

Velsen, Mevr. N.F. van; 1999; 3701 JJ Zeist;
Bergweg 19 a.

Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 9488 TG

Zeijerveld; Vorenkampsweg 7.

Willig,J.; 1982; 1741 RA Schagen; Verzetlaan 2.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bunnik, Mevr. C.W.M.; 3581 AD Utrecht; van
Lieflandlaan 48.

Mook. Mevr. M.C. van; 3551 CV Utrecht;
Amsterdamsestraatweg 330 bis.
Mourik, Mevr. A.K. van; 3523 BC Utrecht;
Bamsteenlaan 51 I.

Peijnenburg, M.J.; 3514 CP Utrecht; Leeuwe-
rikstraat 5 bis.

Pulskens, R.C.W.M.; 5427 CX Boekei; Irene-
straat 59.

Roest, Mevr. L.; 3582 VB Utrecht; I.B.
Bakkerlaan 15 BG.

MUTATIES

Bos-Halfliide, Mevr. O.H.I.M.; 1990;
2252 XM Voorschoten; Wijngaardenlaan 111;
tel. 071 -5320162; beleidsmedew. L.N.V., dir.
M.K.G.
(toev. als lid).

Dijk-Broos, Mevr. A.W.P. van; 1999;
3999 NS Tuil en \'t Waal; Waalseweg 18; tel.
030-6012475 privé, 036-5341288 prakt.; p., me-
dew. bij Mevr. M. Hof
(toev. als lid).

Don-van \'t Slot, Mevr. H.P.; 1999; 4695
RN Sint Maartensdijk; Provincialeweg 76; tel.
0166-693030, wnd.d.
(toev. als lid).

Ebing, Mevr. L.; 1999; 3971 BH
Driebergen; Melvill van Cambeelaan 86; tel.
0343-520977; wnd.d.
(toev. als lid).

Geeratz, Mevr. D.C.M.; 1999; 3901 PT
Veenendaal; Schrijverspark 124
III; tel. 0653-
687705/06-53687705, wnd.d.
(toev. als lid).

Geerling, Mevr. J.M.; 1999; 3522 RA
Utrecht; Volkerakstraat 17; tel. 030-2882041;
wnd.d.
(toev. als lid).

Hendriksen, Mevr. S.W.M.; 3582 VJ
Utrecht;
I.B. Bakkerlaan 45; tel. 030-2510118
privé, 2534078 bur.; fax 030-2521887; wet. me-
dew. U.U. (F.D., HA Landbouwhds., Afd.
Varkensgezondheidszorg)
(toev. als lid).

Heres, L.; 8251 DZ Dronten; Het Want 6;
tel. 0321-322935 privé, 0320-238238 bur.; E-
mail: l.heres@id.dlo.nl; wet. medew. ID-DLO-
productkunde
(toev. als lid).

Hussen, Mevr. M.L van; 1999; 3572 HZ
Utrecht; Takstraat II; 030-2720357 privé, 072-
5112133 prakt.; p., medew. bij M.M. Bron en
Mevr. G.M. Bron-Dietz.
(toev. als lid).

Kampman, G.; 1999; 3512 PZ Utrecht;
Vrouwjuttenhof 53; tel. 030-2315662; E-mail:
gkampman@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als
lid).

Lamberts, Mevr. M.N.D.; 1999; 3572 GN
Utrecht; Griftstraat 29; 030-2714169/06-
25556634; E-mail: mndlamberts@hotmail.com;
wnd.d.
(toev. als lid).

Loman, Mevr. R.H.J.; 1999; 2225 SX

Katwijk (ZH); Nachtegaallaan 3; tel. 071-
4016855; wnd.d. (toev.
als lid).

Maazen, Mevr. W.G.G.M. van der; 1992;
3705 HL Zeist; Dr. A. Kuyperlaan 9; tel. 030-
6958911 privé, 2531040 bur.; wet. medew. U.U.
(F.D., HA Gezondheidszorg landbouwhsd., afd.
Herkauwers)
toev. als lid).

Pillin, L.; Gent-1999; B-2660 Hobroken
(Antwerpen); Cockerillplaats 34; tel. 00-32-
38283813; wnd.d.
(toev. als lid).

Smolders, Mevr. M.; 1999;2151 CA
Nieuw-Vennep; Sportveldweg 1; tel. 030-
2518682; E-mail: m.smolders@hotmail.com;
wnd.d.
(toev. als lid).

Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 5348 EK Oss;
Adelaar 12; tel. 0412-632272 privé, 0318-
519167 prakt.; p., medew. bij d.a.p. Veenendaal
(toev.
als lid).

Velsen, Mevr. N.F. van; 1999; 3701 JJ
Zeist; Bergweg 19 a; tel. 030-6977366; wnd.d.
(toev. als lid).

Veneklaas Slots, J.H.; 1999; 9488 TG
Zeijerveld; Vorenkampsweg 7; tel. 0592-
291596; wnd.d. (toev.
als lid).

Willig, J.; 1982; 1741 RA Schagen;
Verzetlaan 2; tel. 0224-213001privé, 213395/
213527 prakt. ; p., medew. bij d.a.p. Schagen
(toev.
als lid).

JUBILEA 2000

25jaar(1975)

R.C. van Giessen, Amsterdam, 5 januari, afwezig
Mevr. Drs. E.A. van Meurs, Doom, 29 januari,
afwezig

Mevr. Drs. E. van Weelden, Tilburg, 29 januari,
afwezig

Prof Dr. J.P.T.M. Noordhuizen, Doom, 29 janu-
ari, aanwezig

H.A.K. van Baren, Ned. Antillen, 15 maart, aan-
wezig

K M. Rienks, Dussen, 24 maart, afwezig
R.F.J. van Ewijk, West-Knollendam, 24 maart,
afwezig

C.J. Hartveld. Meddo (Winterwijk), 24 maart,
aanwezig

G.J.B.J. Weikamp, Dodewaard, 24 maart, afwezig
J.F.J. van den Broek, Rhoon, 24 maart, afwezig

H.A.M. van Eist, Bennekom, 24 maart, afwezig
G.J. van Essen, Julianadorp, 24 maart, aanwezig
G. Godschalk, Weesp, 24 maart, aanwezig
A.R.J. van Ingen, Keijenborg, 24 maart, aanwezig

E.A. ter Laak, Almere, 24 maart, afwezig
J.H. Klinkers, Meppel, 24 maart, afwezig

G. Roest, Leiderdorp, 24 maart, afwezig

J.H. Rootert, Alphen a/d Rijn, 24 maart, onbe-
kend

A.C. de Zeeuw, Bergambacht, 24 maart, afwezig
Mevr. Drs. E.G.M. Verkleij, Waalwijk, 25 maart,
afwezig

Mevr. Drs. M.A.M. Zonderland-de Graaf, Eer-
beek, 11 april, aanwezig
R.H. Rupert, Gorinchem, 11 april, afwezig
J.L.H. Hopmans,Dordrecht, 15 mei, aanwezig

B.W. Pennekamp, Groningen, 16 mei, afwezig
P.A.M. Vugts, Oud Gastel, 16 mei, aanwezig
A. van Dorsser, Best, 16 mei, afwezig

A.F. van Eek, Dwingeloo, 16 mei, afwezig
A.F. Heijkants, Waalwijk, 16 mei, afwezig
Mevr. Drs. G.H.J.M. Brinkhuis, Eibergen, 23 mei,
aanwezig

F.C.M. van Genugten, Rijkevoort, 6 juni, afwezig

A.J.G.M. Ruijs, Middelburg, 6 juni, afwezig
W.J. Tondeur, Nijkerkerveen, 6 juni, afwezig,

H. den Daas, Dmten, 3 juli, afwezig

B.B.A. Lichtenbelt, Haren (Gr), 4 juli, afwezig
M. Bosman, Rucphen, 4 juli, afwezig
W.J.P. Coops, Hummelo, 4 juli, aanwezig

S.R. Heslinga, Veenendaal, 4 juli, afwezig
A.G.G. Kok, Ede, 4 juli, afwezig
J. Gutteling, Sneek, 4 juli, afwezig
A.J.P.M. van Sundert, Venray, 4 juli, afwezig
H. Wessels, Valkenswaard, 6 juli, afwezig
J.C. Hekman, Maarssenbroek, I september, afwe-
zig

T. Feenstra, Goor, 1 oktober, afwezig
E.J.M. van der Wouw, Leiden, 17 oktober, afwe-
zig,

P. Strooker, Didam, 30 oktober, afwezig
Mevr. Drs. A.H.M. Koert, Middelhamis, 31 ok-
tober, afwezig

J.A.A.M. van Erp, Wormerveer, 31 oktober, af-
wezig

Mevr. Drs. M.H.M. Bos-Kuijpers, Doom, 31
oktober, aanwezig

J. Stoel, Workum, 31 oktober, aanwezig
R.J.S. Takkenberg, Bloemendaal, 31 oktober,
afwezig

R.R.M.M. Visser. Oude Wetering, 31 oktober,
afwezig

J.H.M. Nicolaije, Lemiers, 19 december, afwezig
Mevr. Drs. E.L. Vreugdenhil, Emmen, 19 de-
cember, aanwezig

J.L. Hoogendijk, Hattem, 19 december, afwezig
G.P.C.M. Jenniskens, Oss, 19 december, afwezig
R.J. Opmeer, \'s-Gravenzande, 19 december, af-
wezig

Mevr. Drs. M.L.T. Fisscher-Peters, Enschede,
19 december, afwezig
S. de Boer, Opeinde, 19 december, afwezig
L. Pool, Montfoort, 19 december, afwezig

30 jaar(1975)

J.H. Kers, Delft, I januari, afwezig
J.F. Kotter, Warfhuizen, 6 januari, afwezig

G. Kuipers, Aalden, 23 januari, afwezig
A.C. Dwarshuis, Zwolle, 30 januari, afwezig

H.J.B.J. Nales, Diepenheim, 30 januari, aanwezig
A.J.A.M. Mouwen, Haps, 30januari, afwezig
K. Hengeveld, Budel, 30 januari, aanwezig

S. Bergsma, Zierikzee, 31 januari, afwezig
P. Kraaijenhagen, \'s-Gravenhage, 27 februari,
afwezig

E.G. Hartman, Hoog Keppel, 27 februari, afwezig
N.J.G. Femhout, Lienden, 27 februari, afwezig
J. Dijkstra, Oudega (Smallingerland), 27 febm-
ari, afwezig

J.L.M. Ploegmakers, Mill, 27 februari, afwezig
G. van Steenis, Eembrugge (gem. Baam), 17
maart, afwezig

G. Jagtenberg, Lunteren, 18 maart, onbekend
T.R.F. Ottenschot, Utrecht, 25 maart, afwezig

H.J. Zech, Ermelo, 26 maart, afwezig
J.M.J. Sturm, Overloon, 1 mei, afwezig

G. Maris, Berg en Dal, 1 mei, aanwezig
R.A. Hoekstra, Groningen, 1 mei, onbekend
J.T. van Berge Henegouwen, Bemmel, 1 mei, af-
wezig

Dr. P.G.H. Bijker, Maarssen, 1 mei, afwezig
Dr. F.C. Stades, Zeist, 1 mei, afwezig

H.Th. Hafkamp, Nijkerk, 1 mei, afwezig

G. Fennema, Oudehaske, 1 mei, afwezig

F.H. Sander, Goes, 1 mei, afwezig

W.J.H. Thijs, Loenen a/d Vecht, 1 mei, afwezig
J. Reinders, Grijpskerk, 22 mei, afwezig
A.W. Kramer, Ouddorp, 26juni, afwezig
R. van Oyen, Laren (gld), 23 juli, afwezig
Mevr. Drs. L.C.M. Beukers-Schroder, Vosse-
laar, 15 augustus, aanwezig
L.Karens, Geesteren (gld), 1 september, afwezig
Dr. A. Zikken, Enschede, 4 september, aanwezig
R.H.G. Aalfs, \'s-Heerenhoek, 4 september, on-
bekend

F.L.M. Konings, Beek en Donk, 11 september,
aanwezig

H.G. Rienks, Italië, 11 september, afwezig

-ocr page 82-

C.Th.A. Straver, Snelrewaard, 11 september, af-
wezig

A.J.E. Janssen, Ulft, 13 september, afwezig
R.E.G. Plantinga, België, 25 september, afwezig
J. Hekhuis, Ottoland, 19 oktober, afwezig

C.P.M.A. Kriele, Maastricht, 23 oktober, aan-
wezig

E. Bolland, Workum, 23 oktober, afwezig
I. Palgi, \'s-Gravenhage, 23 oktober, afwezig

B. Oskam, Lekkerkerk, 23 oktober, aanwezig

C. van Pinxteren, Goirle, 23 oktober, aanwezig
S. de Vries, Vinkeveen, 23 oktober, afwezig
J.W. Bakker, Kootwijkerbroek, 23 oktober, aan-
wezig

H.H.J.M. Timmermans, Hilvarenbeek, 24 okto-
ber, aanwezig

P.H.M. Barendregt, Voorst, 25 oktober, afwezig
W.D. Peereboom, Purmerend, 6 november, af-
wezig

L.J.J. Schofaerts, Vlissingen, 6 november, afwe-
zig

H.J.M. Kusters, Maastricht, 12 november, aan-
wezig

J.H. Pol, U.S.A., 20 november, afwezig

D.J. Poppema, Haren (gr), 20 november, aanwe-
zig

M.J.J. van der Linden, Hooge Mierde, 3 decem-
ber, afwezig

A.J. Plaisier, Oene, 4 december, aanwezig

G.H.A. Borst, Deventer, 4 december, afwezig,
C.B. van der Sluijs, Hengevelde, 4 december,
aanwezig

C. Vroege, Heenvliet, 4 december, afwezig
J.P. Koeman, Utrecht, 18 december, afwezig
W.A.H. Jansen, Uden, 18 december, aanwezig
J.M.A. Snijders, Cothcn, 18 december, afwezig
L. de Haan, Neede, 18 december, afwezig
T.E. Hoekstra, Wijhe, 18 december, afwezig

H. Fruithof, Bergen (NH), 18 december, aanwezig

35 jaar(1965)

G.J.G. de Jong, Delwijnen, 11 januari, afwezig
J.C. Baars, Bemmel, 11 januari, afwezig
S.A.M. van Cleef, Mill, 11 januari, afwezig
Dr. W. Edel, Groenekan, 28 januari, afwezig,
W. van Leeuwen, Bilthoven, 21 februari,
afwezig

H.E. Meinardi, Ruinerwold, 26 februari, afwezig
N. van Wijk, Nieuw-Zeeland, 26 februari, aan-
wezig

Mevr. Dr. J.S. van der Linde-Sipman, Reeuwijk,
26 februari, aanwezig

G. de Wcerd. Beilen, 2 april, afwezig
J.H. Mulder. Schelluinen, 3 mei, aanwezig
J.B. Bemtrop, Australië, 3 mei, aanwezig
M.P. Moons, Zetten, 14 mei, afwezig

H.A.M. Elsinghorst. Maarssen, 14 mei, afwezig
G.A. van Exel, Nijverdal, 3 juni, afwezig

K.J. Koopmans, Sint Nicolaasga, 3 juni, afwezig
Mevr. Dr. G.J. Binkhorst, De Bilt. 14 juni, afwe-
zig

C.J. Kuiper, Venray, 14 juni, afwezig

W. Schuurmans, Zwiggelte, 25 juni, afwezig
J.A.H. van Lieshout, Diessen, 3 juli, afwezig
P. van der Eijk, Ridderkerk, 7 juli, aanwezig
J. Stevense, Enschede, 8 juli, afwezig
J.A. Jongebreur, Oudeschild, 2 september, aan-
wezig

L.F. den Houter, Hellendoom, 2 september, af-
wezig

Th.F. Krabbenborg, Ravenstein, 8 september,
afwezig

Mevr. Drs. J. Bakker, Sneek, 1 oktober, afwezig
J. Groenewold, Hoorn, 8 oktober, afwezig
A.A.P. Groenewegen, Zoetermeer, 2 november,
afwezig

D. van der Wel, Middelstum, 26 november, af-
wezig

m

Émm

KNMvD

H.W.F. de Swart, Doetinchem, 26 november, af-
wezig

F.J. van de Kamp, Arnhem, 2 december, afwezig
40jaar(1960)

J. Th.G. van Loon, Dordrecht, 10 februari, afwe-
zig

Prof. Dr. G.H. Huisman, de Bilt, 10 februari, af-
wezig

L.H. Hotsma, Bathmen, 10 februari, afwezig

G.J. van Nie, Baak, 10 februari, afwezig

J.J. de Kaper, Schiedam, 11 febmari, afwezig
C.J. Knops, Sittard, 19 maart, afwezig
P.J.M. Derks, Breukelen, 23 maart, afwezig
Dr. A.C. Voeten, Boxtel, 4 april, afwezig
A.M.G. Flamand, Reeuwijk, 9 juni, afwezig
A.C.J.M. Wertenbroek, Boxtel, 5 juli, afwezig

H. Oosterhof, Goingarijp, 8 juli, aanwezig
L.E. Buysse, Hmmeloord, 8 juli, afwezig

J. Schoenmaker, Formerum (Terschelling), 14
oktober, aanwezig

R.Y. de Jong, Warder, 4 november, afwezig
H. Klaassen, Eerbeek, 2 december, afwezig
Dr. G.F. de Boer, Lelystad, 2 december, afwezig
A. Rodenburg, Strijen, 4 december, aanwezig
E. Offereins, Bosch en Duin, 21 december, aan-
wezig

W.A.J. Cromwijk, Bennekom, 23 december, af-
wezig

G.F. Th. Cremers, Heerlen, 23 december, afwezig
A.J.M. Metz, Zeddam, 23 december, afwezig
J.H.A.L. von Frijtag Drabbe Künzel, Nieuw-
leusen, 23 december, aanwezig

45jaar(l955)

R.D. Reinders, Dokkum, 3 januari, aanwezig

H. Poortman, Dalen, 4 januari, afwezig

Dr. J.J. Aukema, Oosterbeek, 4 januari, afwezig
H. Eggink. Oosterwolde (F), 5 januari, afwezig
Prof Dr. W.J.I. van der Gulden, Nijmegen, 5 ja-
nuari, afwezig

H.J.A.M. Kothuis, Sittard, 5 januari, afwezig
Prof. Dr. P. Zwart. Bunnik, 22 januari, aanwezig
H. Pcrre, Vries, 4 februari, afwezig

G.M. Smits. Amsterdam, 8 februari, afwezig
J. Mulders, Bergambacht, 11 mei, afwezig
A.P. Wijgergangs, Veghel, 26 mei, afwezig

C.M.T. Willems, Helvoirt, 26 mei, afwezig
Prof dr. (j. Uilenberg, Frankrijk, 1 juli, onbekend

H.J. Nijscn, Well (L), 5 juli, afwezig

Prof Drs. G.M. Vogely, Maam, 7 juli, aanwezig
P. den Hartog, Borculo, 7 juli, afwezig
J. Vcenhof Lunteren. 7 juli, aanwezig
R. Heemstra, Havelte, 19 september, afwezig
A.J. de Reus, Pumierend. 19 september, afwezig
Mevr. Drs. E. Lindenhovius-Zijderveld, Rolde,
23 september, afw\'ezig

M.E.W.C. Loth, Oosterend, 7 oktober, afwezig
A. Moerman, Dronten, 7 oktober, afwezig
W. Jonkers, Mcnaldum, 7 oktober, afwezig
J.M. Wieisma. Roordahuizum, 14 november, af-
wezig

A.P.C. Bartels. Roosendaal, 14 november, afwe-
zig

D. Rijpkema, Drachten, 41 november, afwezig
J.B.C. Verhagen. Tuk (gem. Steenwijk), 9 de-
cember. aanwezig

H. van Rhee, Hoogeveen, 9 december, afwezig,
G.E. Bras, Zeist, 9 december, afwezig

G.A.J. Jansen. Borculo, 9 december, afwezig
C.J.H. Scheuerman, Rotterdam, 23 december,
afwezig

H.Th. Nieuwenhuijsen, Tolkamer, 23 december,
afwezig,

Dr. J. Hofhian, Drachten, 23 december, afwezig
50 jaar(1950)

Mevr. Drs. M.N. Ensink-van de Hulst, Groningen,

mmm

24 juni, afwezig

S. van der Burg (herfst 1950), Lippenhuizen, 1
oktober, afwezig

J.G.M. den Biggelaar, Ommen, 21 december, af-
wezig

55 jaar(1945)

R. Feddes, Vriezen veen, 10 november, afwezig
Prof Dr. D. Swierstra, Zeist, 26 november, af-
wezig

60 jaar(1940)

P. Koopmans, Langweer, 7 juni, afwezig
65 jaar(1935)

Prof Dr. P. Hoekstra, Bilthoven, 20 december,
afwezig

Congressen &. Symposia

Januari

19 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Hecrenveen, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

Februari

9 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Amsterdam, Mercure Hotel.
Meer informatie: Virbac Nederland, tel.:
0342-427127.

23 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Eindhoven, Holiday Inn. Meer
informatie: Virbac Nederland, tel.: 0342-
427127.

Maart

1-4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information: ProfDr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut(^avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmologic bei Vögeln
und Reptilien. Oberschleissheim.

15 Nascholingsdagen voor Dierenart.sassisten-
ten V te Dordrecht, Mercure/Postiljon Hotel.
Meer informatie: Virbac Nederland, tel.:
0342-427127.

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van mi-
crobiologische typering\'. Inschrijving vóór
1 januari 2000 bij Alex van Belkum.
Erasmus Medisch Centrum Rotterdam
EMCR, Afdeling Medische Microbiologie
& Infectieziekten, Molewaterplein 46, 3015
GD Rotterdam, tel.: 010-4635813 (mobiel
06-51094636), fax: 010-4633875, e-mail:
vanbelkum@bacl.azr.nl

29—31 Congres Society for Veterinary Epide-
miology and Preventive Medicine, Uni-
versiteit van Edinburgh, Schotland. Nadere
informatie: www.vie.gla.ac.uk/ svepm/ en
via e-mailadres e.g.m.van.klink.(gikcln.
agro.nl

-ocr page 83-

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt 11 financieringen en vcrzeiieringen ondoor-
zichtig? Neemt ii dan eens contac t rnet Dix &
Fortuin op voor een desi^iindige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onalTiankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt ii even voor een
afspraak of een brochure.

September

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam.
Vrije Universiteit Amsterdam. 18th Meeting
of the European Society of Veterinary
Pathology. Deadline voor poster/papers is 31
mei 2000. Congressecretariaat: KNMvD,
t.a.v. Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten(® knmvd.nl

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel. Chester (UK). British Vete-
rinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London. WIM OAT. Tel.:
44 207 636 6541, fax: 44 207 436 2970, e-
mail: bvahq(gbva.co.uk

November

18 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papen-
dal te Arnhem.

Maart

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Noordwijkerhout.

April

26—29 WSAVA/FECAVAA\'OORJAARSDA-
GEN Wereldcongres, Amsterdam RAI.
Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd(^pobox.accu.uu.nl

Mei

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium. Congrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels. Informatie:
Dr. Leen Verhaert. G. Van der Lindenlaan
15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent(@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde.

Juni

29—ljuli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction with
the Congress of the European Veterinary
Society for Small Animal Reproduction and
an ICAR satellite. \'Advances in dog, cat, and
exotic carnivore reproduction\'. Norwegian
School of Veterinary Science, Oslo,
Norway. Tel.: -t-47-22-964855, fax: -H47-22-
597081, e-mail: Wenche.Farstad(gveths.no.

Juli

2—6Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de
sleutel naar gezonde dieriijke productie in
een optimale omgeving.\' Voertaal Engels.
Voor informatie: Congressecretariaat
ISAH 2000, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. Fax: 030-2511787, e-mail: m.fij-
ten(gknmvd.nl

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
mng, Oberschleissheim.

23—28 The 2nd International Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference.
Papers by invited speakers will comprise:
opening plenary sessions on vaccinology
today and applied immunology, parallel
sessions on companion and farm animal
vaccines, including fish. The conference
will conclude with plenary sessions on
commercial trends and demands, diagnos-
tics in epidemiology and designer vaccines
for the future. Abstracts are invited or the
poster exhibition by 1 March 2000. For
more information, write to: IVVDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see
http://www.iah.bbsrc.ac.uk, under

\'Conferences and Seminars\'.

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

2000

Januari

18 Regiobijeenkomst VDA Utrecht, lezing
wet-lab röntgenfoto\'s door Ilse Tiemesen ten
kantore van de KNMvD, voor nadere infor-
matie zie Tijdschrift 15 december 1999.

20 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

25 Wetenschappelijke bijeenkomst en jaarver-
gadering van de Groep Geneeskunde van het
Rund. Collegezaal Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7,
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur.

25 Klinische avond voor dierenartsen le Eind-
hoven. aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

Februari

24 Klinische avond voor dierenartsen te
Heerenveen. aanvang 19.30 uur. Kosten:
ƒ50,-. Opgave bij: Virbac Nederland BV,
tel,: 0342-427127.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-tje
op bij voorkeur een diskette of per e-
mail worden aangeleverd in Word of
Word Perfect (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind van de regels
gelieve geen harde returns te geven.
E-mail: tijdschrift (gJknmvd.nl

-ocr page 84-

Maart

8 Ledenvergadering Groep Gezelschaps-
dieren.

14 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Geneeskunde van het Rund met als onder-
werp parasieten en parasietenbestrijding.
Collegezaal Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7,
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te Bun-
nik, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

Juni

7

Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.
Ledenvergadering Groep Gezelschaps-
dieren.

Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

September

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

26 Ledenvergadering Groep Gezelschaps-
dieren.

November

11 Najaarsdag Groep Gezelschapsdieren, Ree-
horst te Ede.

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-werken-
de Dierenartsen.

Wijziging hoofdredacteuren secretariaat
Diergeneeskundig Memorandum

Vanaf i januari 2000 zal dr. j. Goudswaard als hoofdredacteur van het
Diergeneeskundig Memorandum optreden. Het secretariaat en penning-
meesterschap zal worden uitgevoerd door drs. J.A.M. Schrooyen.
Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel. Telefoonnummer: 0411 - 676822, fax-
nummer: 0411 - 674654.

Banden TvD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
1999 voorradig. De prijs bedraagt/30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 1999,199S, 1997,1995,1994,1993,1992: ƒ 30,- (inclusief T/,f/o BTW).
Banden
1991: ƒ 26,45 (inclusief 17,5% BTW).

Niet meer voorradig.

Banden 1996,1990, ig8g en ig88.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vermelding
van \'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met accept-
giro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht, offaxuw bestelling:
030 - 2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

Cursussen

2000

Januari

21,28 PUOD (België)-cursus 7: Dc \'repeat bree-
der cow\'. Deze les wordt in samenwerking
met PAOD Nederland eveneens georgani-
seerd in Utrecht en Tilburg.

19 PUOD (België)-cursus 11: Casuïstiek.

20 PAO-D cursus 00/500: Diagnostiek en be-
handeling van mgproblemen bij paarden.

20-1-10 feb. PUOD (België)-cursus 39: Ziekten
en aandoeningen bij duiven.

27 PUOD (België)-cursus 27 in samenwerking
met PAOD Nederiand: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Auditorium
Klinieken, Faculteit Diergeneeskunde Me-
relbeke.

27—28 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en
voortplanting van het varken. Opgave:
Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700 EW
Wageningen, tel.: 0317-484093/484092.
fax: 0317-426547, e-mail: geralda.fonte-
ijn@secrphlo.wag-ur.nl

Februari

3 en 24 PUOD (België)-cursus 35: Neurologic bij

de kat.

4 PUOD (België)-cursus 14: Pharynx- en la-
rynxafwijkingen bij het paard.

4 PUOD (België)-cursus 26: Heelkunde, prak-
tische oefeningen: Hechtmateriaal en -tech-
nieken.

9 Twaalfde post-HBO Eijkman cursus
\'Microbiologie van levensmiddelen\' (theo-
rie en vooral praktijk) in samenwerking met
de Internationale Agrarische Hogeschool
Larenstein, Velp. Inlichtingen: Prof dr. W.
van Dokkum, tel.: 030-6992860, fax: 030-
6992861, e-mail: w.dokkum@wxs.nl of bij
mw. prof C.B. Struijk, tel/fax: 010-
5914881.

11,18,25 PUOD(België)-cursus 20: Enzoötische
pneumonie bij het varken. Deze les wordt in
samenwerking met PAOD Nederland even-
eens georganiseerd in Utrecht en Tilburg.

12 Casuïstiek varken - inrichting: IPVS Belgian
branch. Auditorium Klinieken. Faculteit
Diergeneeskunde Merelbeke.

12 PUOD (België)-cursus 21: Practicum anes-
thesie-apparaUiur: Basisbeginselen van de
inhalatie-anesthesie.

17 PUOD (België)-cursus 27 in samenwerking
met PAOD Nederland: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Janssen
Cilag BV Dr. Paul Janssenweg 150, Tilburg.

18 PUOD (België)-cursus 15: Hoefljevang-
enheid bij het paard.

18 PUOD (België)-cursus 34: Praktische oefe-
ningen in de radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie-opna-
men.

19 PUOD (België)-cursus 22: Practicum anes-
thesie-apparatuur: Beademing en monito-
ring.

Maart

2 PUOD (België )-cursus 27 in samenwerking
met PAOD Nederland: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. FdD.
Utrecht.

3 PUOD (Belgie)-cursus 33: Praktische oefe-
ningen in de radiologie: techniek.

Aflevering:

15-02-2000
01-03-2000
15-03-2000
01-04-2000

Uiterste inleverdata
voor kopij

Deadline\'")

31-01-2000
14-02-2000
28-02-2000
13-03-2000

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 85-

In onze dynamische, gemengde praktijk met de nadruk op gezelschapsdieren en paarden zijn wij op zoek naar een:

Initiatiefrijke, klantgerichte collega voor gezelschapsdieren (m/v)

De werkzaamheden betreffen voornamelijk gezelschapsdieren. Ervaring in chirurgie (ook orthopedie) en endoscopie strekt tot
aanbeveling. Deelname in de diensten (ook rund, paard en schaap betreffende) is gewenst. Telefonische achterwacht is niet no-
dig.

Reachties richten aan: DAP Stroowaert, t.a.v. Sollicitatiecommissie, Margrietstraat 8, 3261 AN Oud-Beijerlartd.
Gaarne reageren binnen tien dagen na verschijnen van dit tijdschrift.

Dierenartsenassociatie Dokkum e.o. is een gemengde praktijk met een groeiende gezelschapsdierensector. Wegens vertrek
van een collega zijn wij op zoek naar een

Dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

Wat wij vragen: differentiatie gezelschapsdieren • minimaal 1 jaar ervaring. affiniteit met orthopedie • ambitie en
enthousiasme • wil tot samenwerken

Wat wij bieden: een fulltime baan inclusief diensten (gezelschapsdieren) in een vooruitstrevende groepspraktijk.
Binnenkort zal er gewerkt gaan worden vanuit een nieuw, modern geoutilleerd pand.
Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten aan:
DAP Dokkum e.o., Houtkolk 5, gioi BH Dokkum.

Pfizer Animal Health bv zoekt een

Product Manager (m/v)

In verband met de snelle expansie van de Nederlandse diergeneeskundige af-
deling zoeken wij kandidaten voor de functie van Product Manager voor de af-
deling gezelschapsdieren.

Als Product Manager bent u verantwoordelijk voor het verzamelen van markt-
en marketinginformatie, analyse van deze gegevens en voor de opstelling van
het marketingplan. Daarnaast zijn de uit het marketingplan af te leiden activitei-
ten, het in gang zetten en begeleiden van projecten en de ontwikkeling van pro-
motiemateriaal voor het producten pakket waarvoor u verantwoordelijk bent be-
langrijke taken.

In uw functie rapporteert u aan de Senior Product Manager.

Animal Health

Van kandidaten voor de functie Product Manager wordt het volgende profiel ver-
wacht:

Pfizer is een mn de grootste
farmaceiuische ondernemingen ter
wereld met ruim 50.000
medewerkers en activiteiten in bijna
150 landen. Pfizer staat bekend als
een \'research-based, global health
care company\' en geldt als absoluut
toonaangevend in zowel de humane
als de diergeneeskundige sector van
de farmaceutische branche. De
wereldwijd goede reputatie is niet
alleen te danken aan de traditie van
succes maar ook aan de goed
gevulde pipeline voor werkelijk
innovatieve geneesmiddelen. De
Nederlandse vestiging van Pfizer is
gevestigd in Capelle aan den IJssel.

Wij verzoeken kandidaten die zich kunnen vinden in bovenstaand profiel schriftelijk te reageren binnen 14 dagen. Pfizer Animal
Health bv, t.a.v. Frans van den Hombergh (Manager Human Resources Development), postbus 37,2900 AA Capelle aan den
Ussel. Voeg een recent curriculum vitae bij. Het spreekt voor zich dat wij een goede kandidaat een attractief pakket arbeidsvoor-
waarden en uitstekende perspectieven bieden. Mocht u nog vragen hebben over de functie-inhoud, dan kunt u contact opnemen
met Vincent Kamer (Director Animal Health), telefoon: 010-4064292.

-ocr page 86-

ACE Pharmaceuticals BV

is een kleine, zelfstandige, farmaceutische
onderneming in Zeewolde (Flevoland).

ACE

. Ontwikkelt, onderzoekt (klinisch), registreert en maakt Diergenees-
middelen
onder eigen merknamen. Fabricage en verpakken vinden
plaats in Zeewolde.

• Ontwikkelt farmaceutische toedieningsvormen in opdracht van
derden
(Drug development); van (pre-)formuleringsonderzoek
tot en met het chemisch-farmaceutische deel van het dossier.

• Maakt en verpakt Materiaal voor klinisch onderzoek in opdracht
van sponsors.

• Ontwikkelt, onderzoekt (klinisch), registreert en maakt Medische
Hulpmiddelen,
waaronder contactlensverzorgingsproducten.

ACE heeft

• De vergunning voor de fabricage van geneesmiddelen en mate-
riaal voor klinisch onderzoek.

• Vergunning voor de productie en het verpakken van eigen dier-
geneesmiddelen.

• EN46ooi/IS0900i-erkenning voor de fabricage van medische
hulpmiddelen

Op dit moment zijn en 6 personen werkzaam binnen onze organi-
satie. Wij voorzien een blijvende groei.

We blijven investeren in onderzoek en ontwikkeling van dierge-
neesmiddelen.

ACE Pharmaceuticals BV

Bezoekadres: Schepenveld 41, Zeewolde

Correspondentie: Postbus 1262, 3890 BB Zeewolde

Telefoon: 036-5227201 fax: 036-5229096

E-mail; ace@ace-pharm.nl op het web; www.ace-pharm.nl

ACE zoekt

Medewerker Registratie en
Klinisch Onderzoek (m/v)

Sinds september 1998 is er een zelfstandige afdeling Registratie
en Klinisch Onderzoek. Wegens het vertrek van een van de mede-
werkers en de omvang van de activiteiten is snelle vervanging
noodzakelijk.

Functie-informatie:

• Opzetten en monitoren van (klinische) onderzoeken (fase III en
IV) voor veterinaire geneesmiddelen. Deze onderzoeken vinden
zowel plaats bij praktijken in het veld en onderzoeksinstituten
als bij de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht.

• Uitvoeren van PMS-/Pharmacovigilance-studies en bijwerkin-
genrapportage.

• Analyseren van eigen onderzoeken en schrijven van onder-
zoeksrapporten.

• Zelfstandig schrijven van deel III en IV van een registratiedos-
sier met bijbehorende Expert Reports.

Functie-vereisten:

• Opleidingsniveau: afgeronde universitaire (bio-)medische
opleiding.

• Interesse voor farmacokinetiek, -dynamie en -therapie.

• Goede beheersing van de Nederlandse en Engelse taal.

• Kennis van ofinteresse voor statistische methoden.

Ervaring wordt op prijs gesteld; interesse om in onze ontwikke-
lingsgerichte onderneming te werken is een vereiste.

Het betreft een dienstverband van tenminste 32 uur per week.

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen
met Anne Marie Huisman. Uw sollicitatiebrief kan binnen 14 dagen
worden gestuurd aan de heer C.K.W. van Veldhuizen.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (.para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: raadgevers®atriserv.nl

-ocr page 87-

ue waarneia mag gezega woraen

Alleen door de feiten op een rij te zetten kunt u een juiste keuze maken.

De feiten;

• PIA is een serieus probleem voor de Nederlandse varkenshou-
derij. De Gezondheidsdienst voor Dieren heeft aangetoond dat
de schade jaarlijks 40 miljoen gulden bedraagt.

• Tylan heeft bewezen dat het helpt tegen PIA: het grijpt actief in op
Lawsonia intracellularis, de pathogeen die de ziekte veroorzaakt.

• Lawsonia zit in de cel. Tylan stapelt zich ook op in de cel. Hierdoor
is de concentratie daar een aantal keer hoger dan buiten de cel.
Niet alle antibiotica bezitten deze wezenlijke eigenschap.

• Tylan heeft een wachttijd van één dag. Dit is de kortste IKB-
wachttijd.

• Zieke varkens groeien slecht. Alleen al het veriies van een
slechtere classificatie kan oplopen tot 6 gulden per varken.

• Tylan was het eerste antibioticum dat speciaal is ontwikkeld als
diergeneesmiddel en nooit bij mensen is gebruikt.

• Tylan kreeg als eerste product ter wereld een registratie voor PIA
veroorzaakt door Lawsonia.

• Sommige producten beweren op basis van één onderzoek met
een paar varkens al dat het werkt. Tylan is in vele onderzoeken
getest en bij miljoenen varkens gebruikt ter bestrijding van PIA.

e\\anco
}

Tyïosine losiaat

Nettogeweht; 5 KQ

PREM»1 2%

Tylan: het resultaat is het bewijs

ELANCO

ANIMAL HEALTH

Groei (gr/dag)
V.C. (23-83)
Uitval (%)
Vlees %

Gemid. eindgew. (Kg)

Tijdens

PIA-problemen

723

2.76

2,76

56,6

84,1

(cijfers behaald bij mts. Breukink te Zutphen)

Na behandeling met

Tylan

760

2.48

1.74

56,5

87,8

Elanco Animal Health
divisie van Eli Lilly NL
Krijtwal 17-23
3432 ZT Nieuwegein
Tel. 030-6025952
Fax 030-6025999

Zet de feiten op een rij voor u beslist!

20 Premix, Reg. NL 2489

Aleve stof: tylosinefosfaat. Indicaties en doeldieren: Varkens: Preventie en behandeling van dysenterie Doyle; Metafylactische behandeling van Porcine
ifestinale Adenomatöse (PIA) geassocieerd met Lawsonia intracellularis.
Dosering: Preventie en behandeling van dysenterie Doyle: 5 kg Tylan 20 Premix 2% per
On voer gedurende 4- 5 weken, gevolgd door 2 kg Tylan 20 Premix
2%, aangevuld met drager tot diervoedervoormengsel, per ton voer tot aan het slachtgewicht.
f, 10 kg Tylan 20 Premix
2% per ton voer gedurende 8 dagen, gevolgd door 2,5 kg Tylan 20 Premix 2%, aangevuld met drager tot diervoedervoormengsel, per ton
t aan het slachtgewicht. Metafylactische behandeling van Porcine Intestinale Adenomatöse (PIA) geassocieerd met Lawsonia Intracellularis: 5 kg Tylan 20 Premix
i per ton gedurende 3 weken.
Wachttijd: Varken: 1 dag voor de slacht. Kanalisatiestatus: UDA. Naam en adres registratiehouder: Eli Lilly Nederland
k\'./Elanco Animal Health, Krijtwal 17 23, 3432 ZT Nieuwegein.
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij Elanco Animal Health, tel. 030-6025952

1  Andere fabrikanten erkennen vaak de kwaliteit van Tylan
door hun eigen producten met Tylan te vergelijken.

-ocr page 88-

SPRAY

definitieve registratie voor rund, varken en schaap

IKB-waardig

geen gentiaanviolet

veilig

geen wachttijden
fijne nevel
snel droog
goede hechting

CTC SPRAY

Samenstelling: Per spuitbus: chloortetracyclinehydrochloride 3,210 g. Farmaceutische vorm: Spray voor uitwendig gebruik. Indicatie: Rund, varken,
schaap: Ziekte van Mortellaro, rotkreupel en stinkpoot, oppervlakl<ige wonden en operatiewonden.
Dosering: Voor gebruik de spuitbus goed schudden.
Bespuit de te behandelen oppervlakte op een afstand van 15-20 cm gedurende 3 seconden, zodat deze gelijkmatig gekleurd wordt. Deze behande-
ling dient bij klauwaandoeningen na 30 seconden herhaald te worden. • Voor preventie van infecties na oppervlakkige traumatische of chirurgische
wonden wordt een eenmalige enkelvoudige behandeling aanbevolen. • Voor behandeling van Dermatitis digitalis (Mortellaro) wordt 1-2 maal daags
een dubbele behandeling (30 seconden interval) gedurende 3 dagen aanbevolen. • Voor andere klauwaandoeningen (rotkreupel, stinkpoot) wordt
eveneens 1 -2 maal daags een dubbele behandeling (30 seconden interval) aanbevolen. Afhankelijk van de ernst van de aandoening en de mate van
herstel de behandeling herhalen met een interval van 1-3 dagen.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor tetracyclines. Bijw/erkingen: Overgevoelig-
heidsreacties kunnen voorkomen.
Wachttijd: Geen. Bewaring: Bij kamertemperatuur (15-25 °C). Beschouw de lege bus als chemisch afval.
Diergeneesmiddel REG NL 9013 UDA, Art.nr. 72432

Voor nadere informatie: raadpleeg
Eurovet, aanvraag folder (VPK 72797)

Handelsweg 25, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 89-

; februari

! Un«(ersiteit Ütr^hl 2000
Biblicfthe^Bisrcfeit^^nde

; 9 2Fer2000 ^25

aflevering

3

isstn 0040-7453

Tij dsch rl

DiergeneeskuN

Wetenschap

\'Tick-borne fever\' op melkveebedrijf in
Friesland

Plasma-prolactineconcentraties en effect me-
tergoline bij pseudogravide Afghaanse wind-
honden

Actua

Probleembedrijf: zieke nieuwmelkte koeien

Meenemen hond en kat naar Verenigd
Koninkrijk

KNMvD

Aansluiting bij vakorganisatie dierenartsen in
dienstverband

Contributieverplichting leden 70 jaar en ouder
Gegevens Diergeneeskundig Jaarboek 2000

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

-ocr page 90-

De nieuwe
standaard
in de
besciiemiing
tegen

parasieten ^

Animal Health

Pfizer Animal Heallh bv

Pb 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

O 2000 Hlzer Aiümal Health bv - Capelle a/d U»sel
« Morkiiasm Pfizer Inc.. N.Y.. U.S.A
\'Stronghold\', werkzame stof: selamectine:
EU/2
/9g/014/001 t.e.m. EU/2/99/014/006 • diergenees-
middel • doeldier: hond en kat • indicaties: behande-
ling en preventie van vlooien, onderdeel van de
behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt
door allergie voor vlooien, behandeling van oormijt bij
de kat, behandeling van schurftmijt bij de hond,
behandeling en preventie van spoelwormen bij hond
en kat, behandeling en preventie van intestinale
haakwormen bij de kat, preventie van hartworm •
toedieningsvt/ijze en dosering: topicale applicatie van
1 dosis van 6 mg/kg selamectine • contra-indicaties:
geen • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toe-
dienen, niet oraal of parenteraal of in de gehoorgang
• bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia werd in een
enkel geval waargenomen bij de kat • zie vei^er aan-
wijzingen op de bijsluiter • STRONGHOLD® is een
door Pfizer geregistreerde merknaam voor selamectine

-ocr page 91-

TijDSCHRIFT
VOOR

DIERCENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 3,1 februari 2000

tvli^lll

Uit de Hoofdredactie
Oorspronkelijke artikelen

Tick-bome fever\' (Ehrlichia phagocylophila-\'mfectie) op een melkveebedrijf in
Friesland;
J. T. Siebinga en F. Jongejan

Plasma-prolactineconcentraties en het effect van metergoline bij pseudogravide Af-
ghaanse windhonden;
A.C. Okkens, S.J. Dieleman, H.S. Kooistra en M.M. Bevers

Referaten
Boekbespreking

Uit en voor de praktijk

Probleembedrijf: zieke nieuwmelkte koeien; G.H. Wentink en A. de Kruif

Ingezonden

Het tweede millennium; / Tesink
Insigne van onvermogen; H. Nieuwendijk
Dr. Slappendel;/. Boersma

Berichten en verslagen

Meenemen van hond en kat naar het Verenigd Koninkrijk

2000 Hoogtepunten

73

74
81

80

85

86

Wetenschap

Actua

89
92
92

90

91

93

Kale kalveren; G. Roorda

RW-column

Praktijkgerichte, klinische avonden f^

Huidaandoening
en tumoren

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

Jiiftsëög-M-janüa\'fr\'-tindhDven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag
22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbüs 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. yirbac

-ocr page 92-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. G.M. Dorrestein (Utrecht)

Drs. W.F.G.L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W.A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent. België)

Prof. dr. J.G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M. V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J.F.M. Nouws (Nijmegen)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. A.D.M.E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E.J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H.W. de Vries (Utrecht)

Prof. dr. P.F.G.M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G.C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L.F.M. van Zutphen (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrif*(aiknmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

I

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J.C. Baars, viee-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen. lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. dc Vries

KNMvD

In memoriam

Henk Stol; J.M. van Gaaien en D.M. Zuijdam 94

Maatschappijnieuws

Dierenartsen in dienstverband en aansluiting bij een vakorganisatie; mw. M.C. van

Oostrum-Schuurman Hess 95

Contributieverplichting voor leden van 70 jaar en ouder met ingang van 1 januari 2000 95

Communicatie tussen Cadans en dierenartsen-werkgevers 96

Nummer 1 van The Veterinary Quarterly is uit; Themanummer: veterinaire farmacologie 96

Groep Geneeskunde van het Rund; J. Hulsen 97

Januari-nummer Veehouder en Dierenarts; Met het oog op welzijn 98

December-nummer Dierenpraktijken 100

Diergeneeskundig Jaarboek 2000 101

Personalia ioi

Doorlopende agenda 104

Contents

Original papers

Tick-borne fever {Ehrlichia phagocylophila) outbreaks on a dairy farm in

Friesland, the Netherlands; J. T. Siebinga, and F. Jongejan 74

Plasma concentrations of prolactin in overtly pseudopregnant Afghan hounds

and the effect ofmetergoline;/i.e. Okkens, S.J. Dieleman. H.S. Kooistra, and M.M. Bevers 81

KNMvD

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
oi^in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 93-

Er is momenteel aardig wat commotie in Nederland over diverse veterinaire aangelegenheden. Vaak speelt de overheid hier-
bij een prominente rol Allereerst wil ik alle onduidelijkheid rondom de Maximale Residu Limieten (MRL \'s) memoreren. Om
het Europese beleid tijdig te kunnen implementeren, werd met veel voortvarendheid van zo \'n 160 diergeneesmiddelregistra-
ties eind november 1999 aangekondigd dat deze zouden komen te vervallen per 1 januari 2000. Omdat de industrie voor half
december nog tegenargumenten kon inbrengen, zoals bijvoorbeeld het ter discussie stellen van het nut van MRL \'s van krui-
den en planten in producten voor herkauwers, was nog steeds niet helder hoe de afloop zou worden. Eind december werd de
actie echter plotseling weer uitgesteld. Afwachten maar weer wat de volgende stap wordt. Het blijft toch vreemd dat veel mid-
delen, die in Nederland niet te registreren waren, zonder probleem in andere Europese landen wel geregistreerd zijn! Hoezo
een verenigd Europa?

Een andere zaak is de negatieve pers rondom de R VV. In dit Tijdschrift kunt u hierover een ingezonden brief lezen waar ik he-
lemaal achter kan staan. Ook ik vraag mij al lange tijd af waarom een organisatie met zoveel dierenartsen in dienst er niet in
slaagt een positiever imago te krijgen, zelfs (of vooral?) niet binnen onze beroepsgroep! Waarom lezen wij wel steeds in de
landelijke pers over ellende zoals het schandalige vernietigen van dieren op Schiphol, problemen bij de destructie en vetsmel-
terijen en recent weer over de vermeende goedkeuring van wrak en ziek vee, zonder dat dit goed in ons Tijdschrift wordt uit-
gelegd en waar mogelijk in perspectief wordt gebracht Op zijn minst zou de Nederlandse dierenarts willen weten wat voor
maatregelen er worden getroffen, zodat dit uitgelegd kan worden aan eigenaren met vragen over deze materie. Het kan geen
toeval zijn dat in Nederland de belangstelling voor een maaltijd zonder vlees flink is toegenomen het afgelopen jaar en dat de
Europese Commissie onlangs een Europees Voedselagentschap, naar het voorbeeld van de Amerikaanse FDA, heeft inge-
steld. De vele opeenvolgende reorganisaties dragen ook niet bij aan een duidelijker beeld over het werken bij de R VV, om
over een heikel onderwerp als de salariëring maar niet te spreken. Inderdaad, goede communicatie lijkt dringend noodzake-
lijk.

Over reorganisaties gesproken: onlangs werd weer een grote directiewissel bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij bekend gemaakt. Nu de heer P. Draaisma (directeur Veterinaire, Voedings- en Milieuaangelegenheden) goed is
ingewerkt in de materie en door het veld wordt erkend, is flexibiliteit binnen het ambtenarenapparaat blijkbaar noodzakelijk
vereist. Helaas wel een gemis voor veterinair Nederland.

Tenslotte kunt u in deze aflevering eindelijk lezen onder welke voorwaarden een hond of kat meegenomen kan worden naar
Engeland. Eigenlijk is dit nieuws al te laat bekend gemaakt voor het komende vakantieseizoen, tenzij men pas na augustus het
huisdier wil meenemen op vakantie! Lees maar eens goed hoe lang tevoren er gestart moet worden met alle maatregelen!
Vreemd trouwens dat \'ons\' ID-Lelystad of RIVM nog steeds niet aangewezen is als een erkend laboratorium voor rabiës-
serologiel En weet u al waarmee u het dier moet behandelen tegen Echinococcus multilocularis vlak voor vertrek? Veel suc-
ces ermee en een tip: er zijn gelukkig meer landen waar het huisdier mee op vakantie kan.

P.A.M. Overgaauw

PS: U had al deze informatie waarschijnlijk al gelezen op de KNMvD website (www.knmvd.nl).

-ocr page 94-

Tick-borne fever\' (Ehrlichia phagocytophila-infectié)
op een melkveebedrijf in Friesland

OorspronyijbaÉelen

SAMENVATTING

Op een melkveebedrijf in Friesland is gedurende drie zo-
mers (1996, 1997 en 1998) onderzoek gedaan naar een
ziekte bij melkkoeien, die werd geassocieerd met een in-
festatie van
Ixodes ricinus-teken. De belangrijkste symp-
tomen waren een plotselinge daling in de melkgift, koorts,
apathie en locomotieproblemen. In drie opéénvolgende
jaren kon in bloeduitstrijkjes van zieke melkkoeien
Ehrlichia phagocytophila in neutroflele granulocyten
worden aangetoond. De diagnose \'tick-borne fever\' werd
daarmee bevestigd en geconcludeerd mag worden dat het
hier om een endemisch geïnfecteerd bedrijf gaat met jaar-
lijks terugkerende economische schade. De door dezelfde
vector overgebrachte spirocheet
Borrelia burgdorferi
speelde in het beschreven bedrijfsprobleem geen rol van
betekenis. Nader onderzoek naar tick-borne fever is van
belang vanwege recente gevallen van
E. phagocytophila-
infecties bij honden en een geval van humane granulocy-
taire ehrlichiose in Nederland.

SUMMARY

Tick-borne fever (Ehrlichia phagocytophila) outbreaks on a
dairy farm in Friesland, the Netherlands.

Disease outbreaks, associated with ixodid ticks, among cows on a dairy
farm in Friesland, in the north of the Netherlands, were monitored during
the summers of 1996. 1997, and 1998. The mo.st important symptoms were a
sudden drop in milk yield, fever, apathy, and problems with locomotion. The
diagnosis \'tick-bornefever\' was confirmed by finding
Ehrlichia phagocy-
tophila
inclusion bodies in neutrophils of blood smears from sick animals.
Significant economic losses due to the disease were recorded each year.
Borrelia burgdorferi, although transmitted by the same tick, did not seem to
be involved. Further research on tick-borne fever is of particular relevance
in connection with recent
E. phagocytophila cases diagnosed.in dogs and in
a human patient in the Netherlands.

INLEIDING

J.T.Siebinga en F. Jongejan ^

O

In de weideperiode van 1996, 1997 en 1998 werd op een
melkveebedrijf te Lippenhuizen (Zuid-Oost Friesland) on-
derzoek gedaan naar een door teken overgebrachte ziekte bij
melkkoeien. In deze streek m.et een hoge tekenprevalentie is
bij rundvee van oudsher een door teken overgebrachte aan-
doening bekend onder de naam \'Merskenziekte\' (\'mersken\'
of te wel marschlanden). In 1964 is door P.H. Bool en J.S.
Reinders aangetoond dat het bij de \'Merskenziekte\' ging om
een infectie met
Ehrlichia phagocytophila ook wel tick-
bome fever genoemd (5).

\' Dierenartsencombinatie Gorredijk e.o.. Hoßand4. 8401 SH. Gorredijk.
^ Afdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde. Faculteit der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80165. 3508 TD Utrecht.
\' Correspondentie: J. T. Siebinga. Nijewei 8. 8401 AM Gorredijk. E-mail: siebinga@
euronet.nl

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: J4-80

In dit artikel wordt een bedrijfscasus beschreven en vergele-
ken met literatuurgegevens over
E. phagocytophila-\'mfecties
bij rundvee. Het doel van het onderzoek was het bevestigen
van de diagnose tick-bome fever en het beschrijven van het
ziektebeeld op een endemisch geïnfecteerd melkveebedrijf

LITERATUUROVERZICHT

Ehrlichia phagocytophila is een obligaat intracellulaire
Gram negatieve bacterie, die tick-bome fever bij het rund en
kleine herkauwers veroorzaakt. De
Ixodes ricinus-teek
treedt in Europa als vector op. Zowel de nymfe als de vol-
wassen teek kan de infectie overbrengen (18,23). Tick-bome
fever bij melkkoeien kenmerkt zich als een acuut verlopende
aandoening met als belangrijkste symptomen koorts (tot
41,0°C), sloomheid en een plotselinge daling van de melk-
gift. Daamaast wordt soms neusuitvloeiing, hoesten en abor-
tus waargenomen (8,15,17,20,23). Een enkele publicatie
vermeldt stijfheid en gezwollen poten (15,17). Binnen twee
weken na het begin van de ziekte herstellen de meeste dieren
spontaan (8,23). Bij jonge dieren wordt de aandoening vaak
niet opgemerkt (23), hoewel ernstig verlopende infecties zijn
beschreven (11). De incubatietijd bedraagt drie tot zeven da-
gen (24). De bacterie parasiteert voornamelijk neutrofiele
granulocyten en in mindere mate eosinofiele granulocyten
en monocyten. Tijdens de koortspiek kunnen tot 95 procent
van de neutrofiele granulocyten geïnfecteerd zijn (16,20,24).
In het acute stadium is
E. phagocytophila via direct micro-
scopisch onderzoek in een bloeduitstrijkje gekleurd volgens
Giemsa in het cytoplasma van de granulocyten zichtbaar als
een blauw-paars gekleurde morula (16,23). Vervolgens ont-
wikkelt zich een vrij emstige leukopenic met als gevolg een
immunosuppressie. Door deze immunosuppressie is het dier
gevoelig voor secundaire infecties (1,2,3,16,24).
E. phago-
cytophila
stammen geïsoleerd uit verschillende klinische ge-
vallen kunnen variëren in virulentie. Dit komt onder andere
tot uiting in de mate van koorts, de lengte van de incubatie-
tijd en het aantal aangetaste witte bloedcellen (21). Over de
opbouw van immuniteit is relatief weinig bekend.
Antistoffen zijn gemiddeld tot 120 dagen na infectie aan-
toonbaar en lijken tegen herinfecties met homologe stammen
bescherming te geven. Tegen herinfecties met heterologe
stammen wordt geen bescherming geboden (21,23,24).
Schapen kunnen na klinisch herstel zeer lang drager blijven.
Bij koeien is over dragerschap weinig bekend (24).
De klinische diagnose wordt in het laboratorium bevestigd
door microscopisch onderzoek van bloeduitstrijkjes. Ook
door middel van gepaard serum onderzoek is het mogelijk de
diagnose tick-bome fever te bevestigen. Deze serologische
methode op basis van immunofiuorescentie, waarbij bloed-
uitstrijkjes van experimenteel besmette dieren als antigeen
worden gebruikt, wordt echter weinig toegepast (18).
Momenteel is in Nederland geen voldoende gevalideerde
serologische test voor
E. phagocytophila beschikbaar.
Recent is in een experimentele infectiestudie aangetoond dat
de polymerase-chain-reaction (PCR) in de
E. phagocyto-
p/i/Vö-diagnostiek kan worden gebruikt (16).

-ocr page 95-

De differentiaaldiagnose is uitgebreid, omdat de symptomen
weinig specifiek zijn. Infecties die gepaard gaan met koorts
en aandoeningen met melkgiftdaling zoals acetonemie, ko-
men in aanmerking. Tekeninfestatie vormt bij tick-bome
fever een belangrijke waarneming. Bij de differentiaal dia-
gnose moet dan ook vooral gedacht worden aan infecties met
Borrelia burgdorferi (6) en ÄaAes/a-species. Beide ziekte-
verwekkers hebben dezelfde vector en kunnen met koorts
gepaard gaande verschijnselen geven. De voor runderen ba-
besiose pathognomonische hemoglobinurie (bloedwateren)
wordt bij
E. phagocytophila-\'mkcixts niet waargenomen
(18,23).

E. phagocytophila-\\nïtc\\.\\ss bij mnderen zijn in Nederland
aangetoond en beschreven in Zuid-Oost Friesland en op
Ameland (5,12). Inventariserend onderzoek uitgevoerd in
1971, met informatie verkregen via de provinciale
Gezondheidsdiensten voor Dieren, wees uit dat de ziekte ook
in Overijssel, Gelderland en Zeeland is gediagnostiseerd
(13). Nadere gegevens over de aard en omvang van voorko-
men van tick-bome fever in Nederland zijn niet bekend.

CASESTUDIE
Bedrijfshistorie

Het onderzochte melkveebedrijf kent een lange geschiedenis
van een met teken geässocieerde aandoening. Toen familie van
de huidige veehouder zich in 1961 met een veestapel op dit be-
drijf vestigde, werden alle koeien in de eerste weideperiode
ernstig ziek. De voornaamste symptomen waren koorts en een
drastische daling van de melkgift. Het merendeel van de dieren
kwam na ongeveer tien dagen weer op productie. Toen in 1963
tengevolge van een brucellose-uitbraak een nieuwe veestapel
werd aangekocht, deden zich dezelfde verschijnselen voor.
Door middel van bloedonderzoek werd de diagnose
E. phago-
cytophila
gesteld (5). Sindsdien wordt de veehouder ieder jaar
geconfronteerd met dieren die in de weideperiode koorts krij-
gen en plotseling dalen in de melkgift. De meeste problemen
worden gezien in het begin van de zomer. Aan het eind van de
weideperiode volgt een tweede vaak minder emstige uitbraak.
Er worden in deze periodes veelvuldig teken waargenomen op
de koeien. Bepaalde percelen, omgeven door boomwallen
worden door de veehouder aangemerkt als \'besmette\' perce-
len. De veehouder heeft de indruk dat jonge melkkoeien meer
last hebben dan oudere dieren. Tegenwoordig is er sprake van
een gesloten bedrijfsvoering, maar in het verleden was duide-
lijk dat aangekochte dieren in de eerste weideperiode vaak em-
stig ziek werden. Bloedwateren is de laatste decennia niet ge-
zien. Problemen met het jongvee worden niet waargenomen.
Zieke dieren herstellen meestal spontaan binnen enkele dagen
tot twee weken. Slechts in een enkel geval blijft de melkgift
langer onder het verwachte niveau. De veehouder spreekt zelf
over \'lansykte\' (landziekte) en roept doorgaans door zijn erva-
ring met het ziektebeeld geen veterinaire hulp in. De dieren
worden slechts zelden behandeld. De emst van de verschijnse-
len en het aantal zieke dieren wisselt van jaar tot jaar.
Er worden op het bedrijf geen schapen gehouden.

Weideseizoen igg6

Eind mei 1996 gaf de veehouder te kennen emstig last te
hebben van \'lansykte\'. De melkkoeien waren op 1 mei naar
buiten gegaan op met boomwallen omzoomde percelen rond
de boerderij. De dieren werden beperkt geweid (\'s nachts op
stal). De eerste ziektegevallen traden op zo\'n tien dagen na
het naar buiten gaan. De klachten verschilden van dier tot
dier, maar bestonden in het algemeen uit een acute daling
van de melkgift met 40 tot 90 procent en apathie. Aangetaste
dieren waren traag en kwamen als laatste in de melkstal.
Enkele dieren wilden bij het uit de weide halen nauwelijks
overeind komen en liepen erg moeizaam. Sommige dieren
waren erg gevoelig voor aanraking van de uier tijdens het
melken. Er werden tijdens het melken op diverse koeien te-
ken waargenomen. Het aantal teken bij deze dieren varieerde
van één tot enkele tientallen.

Besloten werd om het ziektebeeld nader in beeld te brengen
en de verwekker aan te tonen. De veehouder werd verzocht
een inventarisatie te maken van alle dieren die het klachten-
beeld hadden vertoond of nog ziek waren. Uit de inventarisa-
tie bleek dat 22 van de 88 melkkoeien van de infectie ver-
dacht werden. Het ging hierbij om dieren van verschillende
pariteit en in uiteenlopende stadia van lactatie. Negen dieren
waren volgens de veehouder hersteld en inmiddels op nor-
male productie. Zes dieren waren aan de beterende hand en
zeven dieren waren in het acute stadium.
Van de 22 werden in totaal tien dieren (zes zieke, twee her-
stellende en twee klinisch herstelde dieren) uitgezocht voor
nader klinisch onderzoek, dat op 5 juni 1996 plaats vond. De
dieren werden getemperatuurd, de slijmvliezen werden be-
oordeeld en overige opvallende klinische afwijkingen wer-
den genoteerd. De veehouder werd gevraagd een schatting te
maken van het productieverlies. De melkstal is uitgemst met
individuele melkglazen.

Een overzicht van de bevindingen is vermeld in tabel 1. Vier
dieren hadden een temperatuur boven de 40°C. Alle tien die-
ren hadden normaal gekleurde slijmvliezen. Van de dieren in
het acute stadium hadden er vier problemen met de locomo-
tie. Opvallend symptoom daarbij was een zwelling van
meerdere gewrichten. Koe 607 vertoonde aan beide achter-
poten gezwollen kogelgewrichten en dikke hakken. Bij koe
66 waren van beide achterpoten zowel de kogel- als kroon-
gewrichten verdikt. Koe 638 wilde tijdens het onderzoek
nauwelijks gaan staan, liep erg pijnlijk en had weinig pens-
vulling. Dit dier had géén dikke gewrichten. Koe 11 ver-
toonde een zeer typische gang en liep met een gestrekte nek,
waarbij het dier aan het knarsetanden was. Koe 413 was vol-
gens de eigenaar op 11 mei als één van de eerste dieren ziek
geworden. Bij de melkcontrole op 3 mei gaf het dier 20 liter
melk, in de acute fase was de melkgift gezakt naar 1 liter.
Ook dit dier had ernstige problemen gehad met het overeind
komen en lopen. Op het moment van onderzoek vertoonde
dit dier geen klinische afwijkingen meer en was de melkgift
redelijk op peil. Bij de melkcontrole op 12 juni gaf dit dier
weer 15 liter.

Van de geselecteerde dieren werd EDTA-bloed afgenomen uit
de staartvene. Van het EDTA-bloed werden binnen enkele
uren uitstrijkjes gemaakt, die na kleuring werden beoordeeld
door de afdeling Parasitologie en Tropische Diergeneeskunde,
Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht. Er werd tevens bloed
afgenomen voor serologisch onderzoek op
E. phagocytophila
en Leptospiro hardjo.

Koe 11 werd behandeld met dexamethason-21 -isonicotinaat
(Voreen-suspensie) 12 ml IM omdat een nerveuze vorm van
acetonemie niet werd uitgesloten. Nader laboratoriumonder-
zoek naar acetonemie vond in dit geval niet plaats. Het dier
vertoonde de volgende dag een normale gang en liep niet
meer met gestrekte nek.

De overige dieren werden niet behandeld. Spontaan herstel
van de gewrichts- en locomotieproblemen was binnen en-
kele dagen duidelijk waarneembaar. Ook de melkgift her-
stelde zich bij de meeste dieren binnen zeven a tien dagen.

-ocr page 96-

Op 17 juni werden de dieren nogmaals onderzocht. Géén van
de koeien vertoonde nog klinische verschijnselen. Twee die-
ren (66 en 423) waren volgens de eigenaar nog niet op pro-
ductie terwijl één koe (413) opnieuw een daling in de melk-
gift vertoonde. Koe 423 had een lichaamstemperatuur van
39,4°C, de andere dieren hadden een temperatuur tussen de
38°C en de39°C.

Bij drie (koe 59, koe 607 en koe 638) van de tien onderzochte
koeien werd in het bloeduitstrijkje
E. phagocytophila aange-
toond. öaèesf\'a-parasieten werden niet waargenomen. Géén
van de dieren was serologisch positief voor
L. hardjo. Het
serologisch onderzoek op
E. phagocytophila is nog niet ver-
richt.

Eind juni begin juli vertoonden nog acht andere koeien ver-
schijnselen. Van drie van deze dieren werd een bloeduit-
strijkje gemaakt en beoordeeld, waarbij de verwekker niet
kon worden aangetoond.

Tabel i. Bevindingen van klinisch onderzoek en resultaten van microscopisch onderzoek van bloeduitstrijkjes op de aanwezigheid van Erhiichia phagocytophila bij de op 5 juni
1996 ter onderzoek aangeboden melkkoeien.

Koenummer

Ziek sinds

Lichaams-
temperatuur

Geschatte
daling melkgift

Overige
symptomen

Microscopisch
onderzoek op
£ phagocyUyphüa.

Dieren aangeboden als ziek:

11 (3)»

1 dag

38,6 °C

40 %••

knarsetanden,
loopt met gestrekte nek.

negatief

59 (3)

4 dagen

40.5 °C

60%

-

positief

66 (3)

4 dagen

38.7 °C

70%

dikke kogel- en koot-
gewrichten aan beide
achterpoten.

negatief

401 (1)

2 dagen

38.6 °C

40%

-

negatief

607 (5)

4 dagen

40.4 °C

80%

dikke hakken en kogel-
gewrichten aan beide
achterpoten.

positief

638 (5)

4 dagen

40.2 °C

80%

wil niet staan,
loopt moeizaam,
weinig pensinhoud.

positief

Dieren aangeboden als herstellende:

35 (3)

7 dagen

39,4 °C

40%
was 80 %

-

negatief

423 (1)

7 dagen

40.2 °C

40%
was 70 %

-

negatief

Dieren aangeboden als hersteld maar ± 4 weken eerder ernstig ziek geweest:

413 (1)

-

38.6 °C

was 90 %

kon volgens eigenaar
tijdens de ziekte nauwelijks
lopen en staan.

negatief

433 (1)

-

39.4 °C

was 80 %

-

negatief

* pariteit van de koe.

** door veehouder geschatte dahngspereentage in de melkgift.

Weideseizoen 1997

In overleg met de veehouder werd besloten ook in het sei-
zoen 1997 het aantal vermoedelijke tick-bome-fever-geval-
len te registreren en te onderzoeken. De veehouder werd ver-
zocht om de reductie in melkgift in liters te noteren. De 90
melkkoeien gingen op 9 april naar buiten. Op 8 mei trad het
eerste geval op. In totaal werd er gedurende het weidesei-
zoen 24 keer melding gemaakt van een verdacht geval: In
mei zeven keer, juni vijf keer, juli twee keer, augustus één
keer, september zes keer, oktober twee keer en in november
één keer. Vijftien dieren werden nader onderzocht (Zie tabel
2). Vier van deze dieren hadden een temperatuur boven de
40°C. Slechts twee dieren hadden last van dikke gewrichten.
Acht dieren waren traag in het lopen en opstaan. Een plotse-
linge daling van de melkgift kwam bij alle dieren voor. De
daling varieerde tussen 7 en 14 liter per melkbeurt. In vier
gevallen kon
E. phagocytophila in de neutrofiele granulocy-

4

-ocr page 97-

ten van het bloeduitstrijkje worden aangetoond. De proble-
men waren in 1997 beduidend minder dan in 1996. De dieren
waren minder ernstig ziek en de melkgift herstelde zich snel-
ler, meestal binnen drie è vier dagen. Naast koe 413 waren er
twee andere dieren die zowel in 1996 als in 1997 verdacht
werden van tick-borne fever. Drie dieren vertoonden in 1997
twee keer symptomen van tick-borne fever. Met respectieve-
lijk vier, drie en één maand tussentijd. Géén van de dieren
werd behandeld.

Een koppelonderzoek op B. burgdorferi-anüstoffcn werd
uitgevoerd op gepaarde sera van in totaal 50 dieren, die vóór
en direct na de weideperiode werden verzameld. Het ging
hierbij om 31 melkkoeien, negen pinken en tien graskalve-
ren, die aselect waren gekozen en allen op percelen rond het
bedrijf werden geweid. De sera werden onderzocht met be-
hulp van een Enzyme-linked Immunosorbent Assay
(ELISA) door A.E.J.M van den Bogaard, Laboratorium voor
Medische Microbiologie, AZM Maastricht. Twee sera wa-
ren positief in de ELISA. Slechts in één geval werd deze uit-
slag bevestigd in een westemblot-test. Het betrof het serum
van een melkkoe genomen in april 1997, vóór de weidepe-
riode. Dezelfde koe was in november 1997 negatief Van de
50 onderzochte dieren waren er vier (Koe nr: 81,413,471 en
683) die in deze weideperiode verschijnselen van tick-borne
fever vertoonden. Bij géén van deze vier koeien werden an-
tistoffen tegen
B. burgdorferi aangetoond.

77

Tabel 2. Bevindingen van klinisch onderzoek en resultaten van microscopisch onderzoek van bloeduitstrijkjes op de aanwezigheid van Ehrlichia phagocytophila bii van tick-
bornefeververdachte koeien in 1997.

Datum

Koe-
nummer

Liohaams-
tempetatuur

Daling
in melkgift in
liters per melkbeurt

Overige
symptomen

Mieroscopiseh
onderzoek op
E.
phagocytophila

8-5-1997

451 (1)\'

38.6 °C

7 (van 14 naar 7)

traag lopen,
lichte diarree.

negatief

8-5-1997

682(1)

38.7 °C

8 (van 15 naar 7)

gevoelig bij
bij melken.

negatief

7-6-1997

36 (4)

38.4 °C

D"

traag overeind
komen en lopen.

negatief

7-6-1997

404(2)

40.8 °C

14 (van 16 naar 2)

sloom, dikke
hakken en kogels
beide achterbenen.

positief

14-6-1997

413 (2)

40.6 °C

12 (van 14 naar 2)

dikke kogels
beide achterbenen,
gevoelig bij melken

negatief

14-6-1997

425(2)

40.3 »C

11 (van 16 naar 5)

-

positief

23-6-1997

5 (5)

38.9 °C

10 (van 18 naar 8)

moeizaam lopen.

N.T.B.*»*

9-7-1997

471 (1)

38.5 "C

D

positief

9-7-1997

683(1)

38.3 "C

D

negatief

5-9-1997

81 (3)

38.9 "C

D

negatief

5-9-1997

451 (1)

38.6 °C

D

N.T.B.

10-9-1997

21 (5)

40.1 °C

9 (van 16 naar 7)

sloom

negatief

17-9-1997

631 (6)

39.5 °C

12 (vanl8naar6)

sloom

negatief

19-9-1997

5 (5)

38.4 °C

D

sloom

negatief

27-9-1997

412(2)

39.0 "C

8 (van 20 naar 12)

-

positief

pariteit van de koe.
D" Daling in de melkgift, maar aantal liters niet aangegeven.
NTB*** Bloeduitstrijkje niet te beoordelen.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DeEL I25, FEBRUARI, AFLEVERING 3, 2000

Weideseizoen iggS

Op 18 april gingen 85 melkkoeien naar buiten. Op 9 mei
werd door de veehouder de eerste koe met verschijnselen
van tick-borne fever gezien. Er volgden in mei nog twee an-
dere gevallen. De eerste dagen van juni was er sprake van
een ernstige uitbraak. Op 5 juni waren er 18 dieren die ver-
schijnselen vertoonden. Van tien dieren werd bloed afgeno-
men voor microscopisch en serologisch onderzoek en wer-
den nadere gegevens verzameld (Zie tabel 3). Alle dieren
hadden een hoge temperatuur varieërend van 40,2°C tot 41,8
°C, waren zeer traag en de helft van de dieren was onrustig
en schopperig tijdens het melken. De door de veehouder
waargenomen reductie in melkgift varieerde tussen de 25 en
90 procent. De melkgift van de totale koppel was op het
hoogtepunt van de infectie volgens schatting van de veehou-

-ocr page 98-

der 300 liter per dag gedaald. Twee dieren hadden een se-
reuze neusuitvloeïng en één dier vertoonde een lichte hoest.
Bij zeven van de tien onderzochte dieren kon
E. phagocyto-
phila
in het bloeduitstrijkje worden aangetoond.
Op 8 juni waren er op het bedrijf inmiddels 24 dieren met
problemen. In juni volgden nog zeven gevallen. In juli en au-
gustus werden er geen problemen gezien. In september
volgde nog één geval. Bij deze dieren werd geen nader on-
derzoek verricht. Het aantal op de koeien waargenomen te-
ken week niet af van voorgaande jaren. In totaal werden er
dit weideseizoen 35 gevallen waargenomen. Twee maal was
er sprake van een herhalingsgeval met ± vier weken tussen-
tijd. Vijftien keer betrof het een vaars. Van de 18 oudere die-
ren waren er drie die in \'97 en één die in \'96 verschijnselen
hadden vertoond. Behandeling vond niet plaats.
Van de tien dieren werd na het opstallen in oktober nogmaals
bloed genomen voor een gepaard serumonderzoek op
B.
burgdorferi-anüsioffen.
Slechts één van de dieren vertoonde
een seroconversie (koe 53). In de ter confirmatie uitgevoerde
westemblot-test was dit monster echter negatief Koe 681
was twee keer zwak positief in de ELISA zonder significante
titerstijging, de blots waren in beide gevallen negatief (Zie
tabel 3).

Een mengmonster van 10 ml citraatbloed afkomstig van tien
zieke dieren werd op 5 juni 1998 binnen vier uur, op de
Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht, intraveneus toege-
diend aan een gezond niet besmet kalf Dit dier vertoonde op
dag vier na inspuiting een stijging van de temperatuur tot
40,8°C. Ook op dag vijf en zes was er sprake van koorts.
Gedurende deze drie dagen werd
E. phagocytophila in een
bloeduitstrijkje aangetoond. Bovendien was er sprake van
apathie en neutropenie. Het dier herstelde spontaan. Een
kweek van
E. phagocytophila uit dit dier in HL60 cellen was
niet succesvol. Wel werd materiaal ingevroren in vloeibare
stikstof voor verder onderzoek.

DISCUSSIE

Met het aantonen van E. phagocytophila in bloeduitstrijkjes
uit 1996,1997 en 1998, respectievelijk met drie uit 13 (23%),
vier uit 15 (27%) en zeven uit tien (70%) van de onderzochte
monsters positief wordt de diagnose tick-bome fever beves-
tigd. Dat niet in alle klinische gevallen de verwekker wordt
aangetoond komt overeen met gegevens uit de literatuur
(16,17). De verwekker is slechts kortstondig in de neutrofiele
granulocyten waameembaar. Het percentage geïnfecteerde
cellen wisseh sterk per individueel geval en stadium van in-

Tabel 3. Bevindingen van klinisch onderzoek en resultaten van microscopisch onderzoek op de aanwezigheid van Ehrlichia phagocytophila uitgevoerd op 5 juni 1998 en uitslagen
van gepaarde sera in een ELISA op antistofFen tegen
Borrelia burgdorferi.

Koe-
nr

Ziek
sinds

Lichaams-
temperatuur

Daling in melk-
gift in liters per
melkbeurt

Overige
symptomen

Mierosc.
onderzoek
op E. phago.

Borreliu- Serologie

ELISA

5/6 18/11

36 (5)*

2dgn

41.4 °C

6"

(van 20 naar 14)

moeizaam gaan staan,
schopperig tijdens
melken

-

53 (3)

2dgn

40.2 °C

8

(van 20 naar 12)

schrikachtig

-

±***

433(3)

3dgn

41.3 °C

14

(van 17 naar 3)

traag,

sereuze neusuitvloeiing

-

-

440(2)

Idag

41.7 °C

15

(van 20 naar 5)

traag

dikke kogelgewrichten

-

-

460(2)

Idag

41.8°C

9

(van 18 naar 9)

geen

-F

-

510(1)

Idag

41.3 °C

13

(van 15 naar 2 )

sloom,
schopperig

-

514(1)

2dgn

40.8 °C

7

(van 14 naar 7)

traag, lichte hoest
sereuze neusuitvloeiing

-

680 (2)

Idag

41.6 °C

11

(van 19 naar 8)

dikke kogelgewrichten
beide achterbenen

-F

-

681(1)

1 dag

41.1 °C

18

(van 20 naar 2)

schopperig, gevoelig
tijdens melken

-F

-{ -F

686 (1)

1 dag

40.9 °C

7

(van 14 naar 7)

traag

-F

* pariteit van de koe.

• * door veehouder waargenomen.

*** seroconversie zwak positief, echter negatief in westemblot-test.
**** beide sera negatief in westemblot-test.

-ocr page 99-

fectie. De optredende neutropenie, vooral veroorzaakt door
celdestructie en sequestratie, bemoeilijkt bovendien in een la-
ter infectiestadium het aantonen van de verwekker. Door de
voortschrijdende celdestmctie is het van belang om zo spoe-
dig mogelijk na bloedafname een bloeduitstrijkje te maken
(20). Het niet aantonen van de verwekker in een bloeduit-
strijkje sluit een positieve diagnose niet uit. De kans op het
aantonen van de verwekker in het bloeduitstrijkje is groter als
het bloed is afgenomen tijdens de koortspiek. Een onder-
zoeksmethode met een hogere sensitiviteit en voldoende spe-
cificiteit ten aanzien van
E. phagocytophila is gewenst. De
PCR lijkt hiervoor mogelijkheden te bieden (16). Eerst is ech-
ter nader onderzoek naar de waarde van de PCR bij natuurlijk
verlopende infecties noodzakelijk. Ook serologisch onder-
zoek kan een goede aanvulling op de diagnostiek vormen.
Het ter beschikking komen van een betrouwbare test voor het
aantonen
vanE. phagocytophila-aniKiofkn is wenselijk.
Het in drie opéénvolgende jaren aantonen van
E. phagocy-
tophila
en het feit dat reeds in 1963 op het bedrijf een infectie
met deze verwekker is beschreven, duiden op een lang be-
staande endemisch infectie. Er moet daarbij sprake zijn van
een geïnfecteerde tekenpopulatie op of rond de percelen van
dit bedrijf Ook op het aangrenzende melkveebedrijf komt
tick-bome fever voor en is
E. phagocytophila aangetoond.
Opvallend is dat op andere melkveebedrijven in de directe
omgeving, waar de melkkoeien ook op door boomwallen
omzoomde percelen weiden, geen tick-bome fever wordt ge-
signaleerd. Nader serologisch onderzoek op deze bedrijven
naar subklinisch verlopende infecties is wenselijk.
Onderzoek naar de besmettingsgraad van teken uit de omge-
ving en de rol van kleine zoogdieren (muizen) en wild als in-
fectiereservoir kunnen mogelijk meer inzicht geven in de
epidemiologie.

De klinische verschijnselen in dit artikel komen overeen met
de gegevens uit de literatuur. De hier waargenomen ge-
wrichts- en locomotiestoomissen worden bij infectieproeven
niet beschreven. Slechts enkele publicaties vermelden het
voorkomen van dikke poten en een pijnlijke gang (15,17).
Verschil in pathogeniteit tussen de diverse
E. phagocyto-
phila-stammen
kan de oorzaak zijn. Daamaast kan het immu-
nosuppressieve effect van
E. phagocytophila een rol spelen.
Interessant hierbij zijn de in de USA beschreven infecties met
B. burgdorferi bij het rund. Symptomen bij geïnfecteerde
runderen bestonden uit gewrichtsontstekingen, spierpijn en
pijnlijkheid bij het melken (6). Onderzoek in Zuid-oost-
Friesland heeft uitgewezen dat de infectiegraad van volwas-
sen /.
ricinus-teken met B. burgdorferi aanzienlijk kan zijn
(18,4%) (14). Schillhom van Veen en Leyendekkers toonden
in 1970 bij een mnd op Ameland een dubbelinfectie aan van
Borrelia-species en E. phagocytophila (19). Uilenberg et al.
vonden in 1984 in een bloeduitstrijkje van een rund op
Ameland eveneens
Borrelia-s^ecies en postuleerden dat de in
Nederland aangetroffen
Borrelia stammen van het B. burgd-
orferi-type
zijn (22). Serologisch onderzoek uitgevoerd in
1989 met behulp van een ELISA, toonde bij zes procent van
de Nederlandse mnderen antistoffen tegen
B. burgdorferi aan
(4). Bij het in deze studie in 1997 uitgevoerde koppelonder-
zoek op
B. burgdorferi-antisXoiïen, was slechts één semm-
monster na confirmatie in een westemblot- test positief Van
de tien onderzochte dieren met tick-bome fever in 1998 was
zelfs geen enkel dier positief. Hoewel de waarde van serolo-
gisch onderzoek bij
B. burgdorferi-Mecixes bij het rund nog
niet geheel duidelijk is, wijzen de uitslagen in deze studie er
op dat de Lyme-bacterie geen belangrijke rol speelt in het be-
schreven bedrijfsprobleem.

In afwijking met de anamnese blijkt dat ook oudere koeien
ernstig ziek kunnen zijn. Verwacht mag worden dat deze die-
ren al tijdens een voorgaande weideperiode met
E. phagocy-
tophila
in aanraking zijn geweest. Opbouw van een langdu-
rige beschermende immuniteit lijkt niet het geval, hetgeen
overeenkomt met gegevens van andere onderzoekers
(13,21). De korte duur van een eventueel opgebouwde im-
muniteit wordt onderstreept door de bevinding dat koe nr
413 zowel in 1996 als in 1997 klachten vertoonde. Ook de
herhalingsgevallen in 1997 wijzen hierop. Aangetekend
moet worden dat in deze gevallen de verwekker niet werd
aangetoond. Een betere diagnostiek, vooral op gebied van de
Serologie, kan duidelijk maken of er inderdaad sprake is van
herinfecties en het eventuele ontstaan van dragers.
Uit deze studie blijkt dat ondanks het vrij onschuldige karak-
ter van de aandoening, de economische schade op een ende-
misch besmet bedrijf aanzienlijk kan zijn. In 1996 werden bij
30 van de 88 (37,5%) melkkoeien, in 1997 bij 24 van de 90
(26,7%) melkkoeien, en in 1998 bij 35 van de 85 (41,1%)
melkkoeien symptomen van tick-bome fever gezien. Al deze
dieren vertoonden verlies aan melkproductie. De jaarlijks te-
rugkerende derving aan melkopbrengst levert een behoor-
lijke directe schade. Mogelijke indirecte schade door het op-
treden van secundaire infecties als gevolg van immuno-
suppressie, is moeilijk vast te stellen. Hoewel in dit geval
geen duidelijk waarneembare secundaire infecties zijn opge-
treden, valt de totale schade in dit onderzoek niet te schatten.
Het bestaande beeld dat in endemische situaties alleen pro-
blemen optreden als er dieren van niet-endemische gebieden
worden aangevoerd is onjuist.

Beschreven wordt dat behandeling met tetracyclines een
gunstig effect heeft op het herstel en op de temgkeer van de
productie (15,17). Ervaringen op dit bedrijf uit het verleden
met een dergelijke therapie kunnen dat niet bevestigen.
Gezien de nadelen die kleven aan een behandeling met anti-
biotica (wachttijd op melk en vlees) is in overleg met de vee-
houder besloten de dieren niet te behandelen. Het wel of niet
behandelen van runderen moet echter van geval tot geval
worden beoordeeld. Meer duidelijkheid over het effect van
een tetracyclinetherapie op de ernst en duur van infectie en
de invloed van de behandeling op de immuniteitsopbouw,
zal bijdragen aan het maken van de juiste keuze.
Ectoparasitica die gedurende langere tijd tekenbesmetting
kunnen voorkómen zijn in Nederland voor melkgevend vee
niet geregistreerd. Een preventieve aanpak zal voorlopig
moeten bestaan uit andere maatregelen. Inventarisatie van de
infectierisico\'s op de verschillende percelen en een daarop
gericht beweidingsadvies biedt mogelijkheden. Bij een zeer
ernstige uitbraak kan in het beginstadium besloten worden
de dieren op te stallen. Maatregelen die er op gericht zijn
boomwallen rond de percelen in te perken zijn wellicht niet
haalbaar. De lokale overheid bepleit juist het aanleggen van
nieuwe boomwallen in het kader van landschapsbehoud.
Naast het veterinaire belang van tick-bome fever is het zinvol
te wijzen op de mogelijk zoönotische betekenis. Humane gra-
nulocytaire ehrlichiose (HGE) werd in 1994 voor het eerst in de
Verenigde Staten vastgesteld (7). Het ziektebeeld bij de mens
bestaat uit koorts, hoofdpijn en spierkrampen, volgend op een
tekenbeet (7). Onderzoekers toonden aan dat
E. equi (verwek-
ker van ehrlichiose bij het paard),
E. phagocytophila en de ver-
wekker van HGE zeer nauw verwant zijn, zo niet identiek (10).
Recentelijk is de diagnose HGE voor het eerst in Nederland ge-
steld en beschreven (9). Bovendien zijn
E. phagocytophila-\'m-

-ocr page 100-

fecties in Nederland ook bij de hond vastgesteld (F. Jongejan
en M.M.A.R. Vaessen, Faculteit der Diergeneeskunde Utrecht
1997 ongepubliceerde waarnemingen).

Gezien het verspreid over het land voorkomen van I. ricinus-
teken,
is te verwachten dat in Nederland meer melkveebedrij-
ven besmet zijn met
E. phagocytophila. Betere diagnostische
methodes en onderzoek naar de besmettingsgraad van teken
met
E. phagocytophila, kunnen meer inzicht geven in de bete-
kenis van tick-bome fever voor de Nederlandse rundveehou-
derij en de verspreiding van de verwekker in Nederland.

DANKBETUIGING

Wij danken Hans Nieuwenhuijs en Sander de Vos voor het beoordelen van
de bloeduitstrijkjes, drs. A.E.J.M. van den Bogaard voor het uitvoeren van
de
B. hurgdorferi-El^lSA\'s. en prof. dr. G. Uilenberg voor het kritisch door-
nemen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Batungbacal MR, Scott GR, and Burrells C. The lymphocytopaenia in
Tick-bome fever. J Comp Path 1982; 92:403-7.

2. Batungbacal MR, and Scon GR. Suppression of the immune response
to Clostridial vaccine by Tick-bome fever. J Comp Path 1982; 92: 409-
14.

3. Batungbacal MR.and Scott GR. Tick-bome fever and concurrent para-
influenza-3 virus infection in sheep. J Comp Path 1982; 92: 415-28.

4. Bogaard AEJM van den, and Nohlmans MKE. Lyme borreliosis in
domestic animals; the situation in the Netherlands. Vet Quart 1990;
56S-8S.

5. Bool PH en Reinders JS. Tick-bome fever bij het rund in Nederland.
Tijdschr Diergeneeskd 1964; 89: 21,1519-27.

6. Burgess EC. Borrelia burgdorferi Infection in Winsconsin Horses and
Cows. Ann New York Acad Sciences 1988; 539: 235-8.

7. Chen SM, Dumler JS, Bakken JS, and Walker DH. Identification of a
granulocytotropic
Ehrlichia species as the etiologie agent of human
disease. J Clin Microbiol 1994; 32: 589- 95.

8. Cranwell MP, and Gibbons JA. Tick-bome fever in a dairy herd. Vet
Ree 1986; 119:531-2.

9. Dobbenburgh A van. Dam AP van, and Fikrig E. Letter to the editor:
Human Granulocytic Ehrlichiosis in Westem Europe. N Engl J Med

1999; 340: 15, 1214.

10. Dumler JS, Asanovich KM, Bakken JS, Richter P, Kimsey R, and
Madigan JE. Serologic Cross-Reactions among
Ehrlichia equi.
Ehrlichia phagocytophila,
and Human Granulocytic Ehrlichia. J Clin
Microbiol 1995; 33: 1098-1103.

11. Hormansdorfer S, Last WJ, Reusch A, und Bauer J. Rickettsien-infek-
tion beim Rind? Ein Fallbericht. Tierärztl Umschau 1995; 50: 822-5.

12. Kommerij R, Schillhom van Veen Tj en Vemooij JE. Koppeldiagnose
en -behandeling van door teken overgebrachte ziekten op Ameland.
Tijdschr Diergeneeskd 1971;96: 19,1326-9.

13. Kuil H. Molenkamp GJ, Meyer JC en Meyer P. Tick-bome fever bij
het rund in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1971; 96: 20, 1393-6.

14. Nohlmans MKE, Boer R de en Bogaard AE van de. Voorkomen van
Borrelia burgdorferi in Ixodus ricinus-teken in Nederland. Ned
Tijdschr Geneesk 1990; 134: 1300-3.

15. Pfister K, Roesti A, Boss PH, and Balsiger B. Ehrlichia phagocyto-
phila
als Erreger des Weidefiebers im Bemer Oberland. Schweiz Arch
Tierheilk 1987; 129:343-7.

16. Pusterla N, Huder J, Wolfensberger C, Braun U, and Lutz H.
Laboratory findings in cows after experimental infection with
Ehrlichia phagocytophila. Clin Diagn Lab Immunol 1997; 4: 6,643-7.

17. Pusterla N, Steiger B, Schomo U, und Braun U. Auftreten von boviner
Ehrlichiose im Kanton Obwalden. Schweiz Arch Tierheilk 1997; 139:
392-6.

18. Rikihisa Y. The Tribe Ehrlichiaeae and Ehrlichial Diseases. Clin
Microbiol Rev 1991; 4: 3,286-308.

19. Schillhom van Veen Tj W, and Leyendekkers GJ. Borrelia iheileri
(Laveran, 1903) in cattle in the Netherlands. Tijdschr Diergeneeskd
1971;96: 15, 1028-31.

20. Streit von Englisberg M. Zur Klinik, Hämatologie und Epidemiologie
der Ehrlichiose (Weidefieber) beim Rind. Dissertation. Vet Fak
Universität Bem 1993.

21. Tuomi J. Experimental studies on bovine Tick-bome fever. Acta path
et microbiol Scandinac 1967; 71: 89-108.

22. Uilenberg G, Jinaidy HK, Perié NM, and Feenstra T. Borrelia infec-
tions of ruminants in Europe. Vet Quart 1988; 10: 63-7.

23. Woldehiwet Z. Tick-borne fever: a review. Vet Res Comm 1983; 6:
163-75.

24. Woldehiwet Z, and Gokce IH. Recent developments in the pathoge-
nenis of tick-bome fever. In: Raoult D, Brouqui P, eds. Rickettsiae and
rickettsial diseases at the tum of the third millenium. Paris: Elsevier
1999:412-22.

Diagnostik, Therapie und Prognose der Pansenazidose beim Milchkalb:
Auswertung von 64 Fällen

O

W. Breitner, U. Gïithie, und A. Gentile. Der Prakt Tierarzt
199S; 79; 323-32.

Pensacidose bij jonge kalveren komt vaak als complicatie
voor bij darmaandoeningen, longontstekingen en bij zwakke
dieren die geforceerd moeten worden tot drinken. De directe
oorzaak is een onvoldoende sluiting van de slokdarmsleuf
Ingegaan wordt op de diagnostiek en de behandeling.
Soms is het wenselijk nader onderzoek te doen door het in de
pens inbrengen van een endoscoop. De techniek hiervan
wordt besproken. Door het verzamelen van pensinhoud met
behulp van een sonde en beoordeling ervan kan niet alleen
het bestaan maar ook de ernst van de aandoening worden be-
studeerd.

Zo kan een rimenitis worden gediagnosticeerd door het aan-
tonen van de karakteristieke pensepitheelcellen.
De behandeling moet bestaan uit het verwijderen van de ver-
zuurde pensinhoud door spoelen met behulp van een sonde.
Voorts dient de therapie gericht te zijn op de primaire aan-
doening.

Referaten

Bij de voeding moet de voorkeur gegeven worden aan melk
(driemaal per dag toedienen) boven zogenaamde elektrolyt-
of dieetvoeders. Melk bevordert het sluiten van de slokdarm-
sleuf Elektrolyt moeten indien nodig als infuus worden ge-
geven.

Voorts moet de vorming van een goede pensmicroflora wor-
den gestimuleerd. Kalveren vanaf drie weken kunnen reeds
hooi opnemen vooropgezet dat tevoren penssap van een nor-
male koe is toegediend.

Evaluatie van de behandeling tegen pensacidose liet zien dat
kalveren die geleden hadden aan een enteritis of aan een
pneumonie een gunstige prognose hadden. Deze was minder
bij die dieren die gedurende een lange tijd geforceerd tot
drinken waren gedwongen.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 101-

SAMENVATTING

In deze studie is gekel^en naar het effect van metergoline,
een S-hydroxytryptamine (serotonine) antagonist, op
piasmaconcentraties van prolactine en op de klinische
symptomen van uitgesproken pseudograviditeit (schijn-
zwangerschap) bij Afghaanse windhonden. Bij zes
Afghaanse windhonden met symptomen van pseudogra-
viditeit werden gedurende twee ä drie weken de plasma-
concentraties van prolactine en progesteron bepaald.
Hetzelfde werd gedaan bij drie Afghaanse windhonden
tijdens het eerste deel van de luteale fase die op het mo-
ment van bloedafname geen symptomen van pseudogra-
viditeit vertoonden. In de groep van ernstig pseudogra-
vide honden was de plasma-prolactineconcentratie voor
behandeling (35,5 ± 8,5 |ig l\'i) significant hoger dan in de
groep van niet pseudogravide honden (6,3 ± 0,5 jug |-i).
De laatste waarden waren gelijk aan die van niet-pseudo-
gravide Beagle-teven, bepaald gedurende de gehele lute-
ale fase. Vervolgens werd de groep pseudogravide hon-
den gedurende tien dagen behandeld met de serotonine
antagonist metergoline. Twee uur na het begin van de be-
handeling was de plasma-prolactineconcentratie gedaald
tot 10,8 ± 2,9 |ig 1\'. Vier uur na het begin van de behan-
deling was de plasma-prolactineconcentratie gedaald tot
5,4 ± 1,0 |ig en bleef vervolgens dalen tot 1,0 ± 0,1
1\', gedurende de derde tot en met de tiende dag van de
behandeling. Klinische symptomen, zoals zwelling van de
melkklieren en graven, namen gedurende de behande-
ling af. De behandeling ging gepaard met milde verande-
ringen in het gedrag zoals janken of piepen en agressivi-
teit. Genoemde neveneffecten zijn waarschijnlijk niet
gerelateerd aan de onderdrukking van de prolactine se-
cretie, maar worden veroorzaakt door een direct effect
op de serotoninerge banen in de hersenen. Uit de resulta-
ten van deze studie kan worden geconcludeerd dat hoge
prolactine-plasmaconcentraties geassocieerd zijn met de
ontwikkeling en het in stand houden van pseudogravidi-
teit. De serotonine antagonist metergoline verlaagt de
prolactine-plasmaconcentratie sterk en vermindert de
klinische verschijnselen bij pseudogravide honden.

SUMMARY

Plasma concentrations of prolactin in overtly pseudo-
pregnant Afghan hounds and the effect of metergoline

The effects of metergoline, a 5-hydroxytryptamine (serotinin) antagonist,
on the plasma concentrations of prolactin in overtly pseudopregnant
Afghan hounds and on the clinical symptoms of overt pseudopregnancy
were studied. Plasma concentrations of prolactin and progesterone were

\' Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Faculteit der Diergeneeskunde.

Universiteit Utrecht. Postbus 80.154. 3508 TD Utrecht.
^ Hoofdafdeling Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting, Faculteit der Dier-
geneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus 80/51, 3508 TD Utrecht.

Vertaald uit: Journal of Reproduction and Fertility Supplement 51, 295-301 door M.

Berendsen.

determined in six Afghan hounds with signs of overt pseudopregnancy for
2-3 weeks and in three Afghan hounds that were not pseudopregnant at the
time of blood sampling. In the overtly pseudopregnant hitches the plasma
concentrations of prolactin before treatment (3S,5 ± 8,5 fig b\') were signi-
ficantly higher than the plasma concentrations of prolactin of the three
bitches that were not pseudopregnant (6,3 ± 0.5 fig b\'); the latter values
were similar to those of non-pseudopregnant beagle bitches during the to-
tal luteal phase. The six pseudopregnant Afghan hounds were treated for
10 days with the antiserotoninergic drug metergoline. At2h after the onset
of treatment with metergoline, the mean plasma concentration ofprolactin
had decreased to 10,8 ± 2,9 fig /-\'. The plasma concentrations ofprolactin
continued to decline to 5,4 ± 1,0 fig / \' at 4 h and to 1,0 ±0,1 fig / \' during
treatment days 3-10. Signs of pseudopregnancy, such as swelling of the
mammary glands and digging, decreased during the treatment period. The
treatment was associated with mild behavioural side effects such as whim-
pering and aggressiveness. These side effects are probably not related to
suppression of prolactin but are due to a direct effect on serotoninergic
pathways in the brain. It is concluded that high plasma concentrations of
prolactin are associated with the development and maintenance of pseudo-
pregnancy. The serotonin antagonist metergoline strongly suppresses
plasma concentration of prolactine in pseudopregnant dogs and decreases
the clinical signs of pseudopregnancy.

INLEIDING

Gedurende de tweede helft van de luteale fase en het begin
van de anoestrus kunnen bij de teef verschillende verschijnse-
len van pseudograviditeit worden waargenomen. Het betreft
hier symptomen zoals zwelling van de melkklieren, ruste-
loosheid, moederlijk gedrag ten opzichte van voorwerpen,
graven en agressiviteit. De ernst van deze symptomen ver-
schilt sterk en kan in hoge mate lijken op een late dracht. De
pathogenese van ernstige pseudograviditeit wordt nog steeds
slecht begrepen. Gerres
et al. (4) veronderstelde dat een
snelle daling van de plasma-progesteronconcentratie een pre-
disponerende factor is. Daarmee overeenkomend een ova-
riëctomie uitgevoerd gedurende de luteale fase, induceert
vaak een ernstige pseudograviditeit. De snelle daling van de
progesteron-plasmaconcentratie wordt geacht de oorzaak te
zijn van een prolactine-release die vervolgens zou leiden tot
pseudograviditeit. Het feit dat progestagenen voorts effectief
zijn voor de behandeling van pseudograviditeit, hoewel het
vanwege de neveneffecten niet wordt aangeraden te gebrui-
ken voor dit doel, geeft aan dat er een tegengestelde relatie is
tussen progesteron en prolactine. Er zijn echter weinig gege-
vens beschikbaar aangaande de plasma-prolactineconcentra-
ties in ernstig pseudogravide honden (5,15). Prolactine secre-
tie wordt primair beïnvloed door dopaminerge hypothalame
inhibitie. Het vrijkomen van prolactine lijkt bevorderd te
worden door serotonine en mogelijk door factoren afkomstig
uit de neuro-intermediaire lob van de hypofyse (3,12).
Prolactine-release kan worden geremd door de toediening
van dopamine-agonisten zoals cabergoline of bromocriptine,
die vaak worden gebruikt bij de behandeling van klinische
pseudograviditeit bij teven (7,8). Het effect van deze dopa-
mine-agonisten bij de behandeling van pseudograviditeit
geeft aan dat prolactine een belangrijke rol speelt bij de ont-
wikkeling en het onderhoud van pseudograviditeit. Naast het
gebruik van dopamine-agonisten wordt ook metergoline ge-

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 81-5

Plasma-prolactineconcentraties en het effect van
metergoline bij pseudogravide Afghaanse windhonden

A.c. Okkens\\ S.J. Dieleman^, H.S. Kooistra^ en M.M. Bevers^

-ocr page 102-

bruikt bij de behandeling van pseudograviditeit. In de ge-
woonlijk gebruikte dosis remt metergoline de prolactine-re-
lease met name via het antiserotoninerge effect. Bij een ho-
gere dosis is er mogelijk tevens sprake van dopaminerge
effecten (6,9). Uit de tot nu toe uitgevoerde studies, waarbij
vrijwel geen metingen van de prolactineconcentraties in het
plasma zijn verricht, blijkt dat metergoline bij de behandeling
van pseudograviditeit evenveel effect lijkt te hebben als de
dopamine-agonisten. (1,10,11,17). In deze studie is gekeken
naar plasma-prolactineconcentraties in klinisch pseudogra-
vide Afghaanse windhonden vóór en gedurende de behande-
ling met metergoline en naar het effect van metergoline op de
klinische symptomen van pseudograviditeit.

HONDEN EN METHODES

Negen Afghaanse windhonden teven uit een groep van 16
Afghaanse windhonden van dezelfde eigenaar werden ge-
bruikt. De honden waren vier tot tien jaar en wogen 19,5-23 kg.
De Afghaanse windhond werd gekozen omdat bij dit ras vaak
pseudograviditeit voorkomt. Alle 16 honden van deze eige-
naar vertoonden in het verleden, gedurende de tweede helft
van de luteale fase, verschijnselen van pseudograviditeit.
Tijdens de studie vertoonden zes van negen Afghaanse wind-
honden symptomen van pseudograviditeit, de drie andere te-
ven bevonden zich gedurende de studie in de eerste helft van
de luteale fase en vertoonden geen verschijnselen van pseu-
dograviditeit. Echter ook deze teven vertoonden symptomen
van pseudograviditeit gedurende de tweede helft van de lute-
ale fase, die plaatsvond na het einde van het experiment. Op
het moment waarop de zes teven gedurende een periode van
twee a drie weken verschijnselen van ernstige pseudogravidi-
teit vertoonden werd, gestart met de behandeling met 2 mg
metergoline (Contralac®, Virbac Laboratories, Carros
Cedex) per os, 2x daags gedurende tien dagen. Onbekend was
hoelang ze zich in de luteale fase bij de start van de pseudo-
graviditeit bevonden. Symptomen van pseudograviditeit zo-
als zwelling van de melkklieren, melkgift, en gedragsveran-
deringen werden genoteerd vóór en gedurende de
behandeling. Zwelling van de melkklieren werd vastgesteld
middels palpatie en vervolgens weergegeven met de vol-
gende beoordeling: geen, gering, matig, sterk en zeer sterk.
Gedragsveranderingen zoals janken of piepen, graven en
agressiviteit werden op dezelfde manier ingedeeld (Tabel 1).

Beginnend vier dagen voor de aanvang van de behandeling
werd door middel van een venepunctie uit de V. jugularis lx
daags in de avond een bloedmonster afgenomen. Op de eer-
ste dag van de behandeling werden bloedmonsters verza-
meld op O, 15,30,60,120,180,240 minuten na de eerste toe-
diening van metergoline. Bij de drie niet-pseudogravide
teven werd ongeveer twee weken na de start van de luteale
fase gedurende een periode van drie weken driemaal per
week een bloedmonster verzameld. De eerste dag van de lu-
teale fase is sterk gecorreleerd met het begin van de ovulatie
die meestal plaatsvindt twee dagen na het oestrusgedrag, dat
bij deze drie teven werd vastgesteld. Aangenomen werd dat
de luteale fase was afgelopen op het moment dat de proge-
steronconcentratie in het plasma voor het eerste beneden de
3 nmol r\' kwam.

RADIOIMMUNOASSAYS

De prolactineconcentratie in het perifere bloed werd met be-
hulp van een tevoren gevalideerde heterologe radioimmuno-
assay bepaald (13). De intra- en interessay-coëfficiënt van

Tabeh. Klinische symptomen van pseudo-graviditeiten gedragsveranderingen vóór en na jen lo dagen van metergoline behandeling bij 6 Afghaanse honden.

Lactatie^

Zwelling\'\'

Graven\'^

Janken^

Agressiviteit^

Dag

Dag

Dag

Dag

Dag

Naam hond

0

5 10

0 5 10

0

5 10

0 5

10 0 5 10

Sikir

-

-H-

-l-i-f

-F -F

-F-F-F

-F -F-F -F

Sakara

-1-

-f-H- -I- -I-

-t-

-

-

Urga

-I-I-

-F-F-E

-F

-F-F

-F -F-F

Wicky

-f-H- -H

-l-l-F

-F-H-

-l-F-F

-F -F

Harisha

-H-l-

-F-F

-F -F -F

Yola

4-1-1- -1-

-1-

" Lactatie: - niet aanwezig: aanwezig.
* Zwelling: gering: matig: sterk;
i ( erg sterk.
Graven, Janken, agressiviteit: - niet aanwezig: weinig: regelmatig:

-F vaak.

82

T 1 J D S c H R 1

FT VOOR Diergeneeskunde

, Deel 125,

Februari

, Aflevering 3, 2000

-ocr page 103-

/I. C, Okkens et al.

12 (a)

ö
0.

Figuun. Gemiddelde ±SEM plasma-concentraties van progesteron (n) en prolactine (□) bij 6 pseudogravide Afghaanse windhonden vóór en gedurende de behandeling met
2 mg metergoline, 2 daags, gedurende tien dagen. De pijl geeft de start van de behandeling aan (a). Prolactineplasmaconcentraties gedurende de eerste vier uur van de behan.
deling zijn vergroot weergegeven in figuun b.

variatie waren respectievelijlc 3,5 procent en 11,8 procent.
De laagst detecteerbare hoeveelheid prolactine was 0.8 |ig
r\' plasma. De progesteronconcentraties in het perifere bloed
werden eveneens bepaald met behulp van een tevoren geva-
lideerde radioimmunoassay (2,13).

De intra- en interessay-coëfficiënts van variatie waren
respectievelijk 11 en 14 procent (n=12) en de laagst detec-
teerbaar hoeveelheid progesteron was 0,13 nmol 1"\'.

STATISTISCHE BEWERKING

Voor de vergelijking van de gemiddelde waarden werd de
Students /-test en wanneer nodig de gepaarde t-test gebruikt.
De waarden werden vervolgens uitgedrukt in gemiddelde ±
SEM. De waarden werden geacht significant verschillend te
zijn als P< 0,05.

RESULTATEN

De zwelling van de melkklieren die in het begin matig was bij
één teef, sterk bij drie teven en zeer sterk bij één teef was aan
het einde van de behandeling bij deze vijf teven verminderd
tot een geringe zwelling. Bij de zesde teef was en bleef de
zwelling van de melkklieren sterk. Bij alle teven was melk
aanwezig in de melkklieren vóór de behandeling en bij vier
teven na de behandeling. Graven werd vóór de behandeling
bij twee teven soms en bij vier teven vaak waargenomen. Aan
het eind van de behandeling was het graven bij alle dieren af-
genomen. Vóór de behandeling werd bij geen van de dieren
janken of piepen waargenomen. Gedurende de behandeling
werd het wel waargenomen bij vijf van de zes teven. Het jan-
ken of piepen hield op aan het einde van de behandeling. Bij
drie teven werd gedurende de behandeling een toename van
agressie, voornamelijk ten opzichte van andere teven, waar-
genomen (Tabel 1). Eén teef braakte één keer, een andere
twee keer.

Het gemiddelde van de vier dagelijks gemeten plasma-pro-
gesteronconcentraties vóór de behandeling was bij de zes
ernstig pseudogravide teven bij vier van de teven < 2 nmol 1"\'
en bleef gedurende de behandeling laag. Bij de andere twee
teven werden waarden gemeten van 19 en 10,1 nmol 1\'\'. De
plasma-progesteronconcentratie van de laatstgenoemde
twee teven daalde op dag 3 van de behandeling tot 3,5 en 2,4
nmol r\' en was gedurende de rest van de behandeling < 2,3
nmol r\' (Figuur la). Het gemiddelde van de plasma-proge-
steronconcentratie bij de drie niet pseudogravide teven was
76 ±10,7 nmol 1"! (Figuur2).

83

De gemiddelde plasma-prolactineconcentratie van de pseu-
dogravide teven was twee uur na aanvang van de behande-
ling 10,8 ±2,9 |ig r\', wat significant lager (F = 0,01) was dan
het gemiddelde van de gemiddelde plasma-prolactinecon-
centraties 35,5 ± 8,5 pg T\' (n = 6) gedurende de vier dagen
vóór de behandeling. De gemiddelde plasma-prolactinecon-
centraties daalden op vier uur na de eerste dosis metergoline
tot 5,4 ± 1,0 (ig 1"! (Figuur Ib). Het gemiddelde van de
plasma-prolactineconcentraties gedurende de behandelings-
dagen3-10was 1,0±0,1 gjil"\' (Figuur la). Het gemiddelde
van de plasma-prolactineconcentraties van de drie niet-pseu-
dogravide teven (6,3 ± 0,5 jig 1"\') was significant lager (P =
0,01) dan dat van de pseudogravide teven vóór de behande-
ling (Figuur 2).

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Twee van de zes Afghaanse windhonden bevonden zich, op
basis van de plasma-progesteronconcentraties aan het begin
van de metergoline behandeling, in de luteale fase (plasma-
progesteronconcentratie > 3 nmol r\'), terwijl de vier andere
teven zich in de anoestrus bevonden. De snelle daling van de
plasma-progesteronconcentratie gedurende de metergoline
behandeling bij die teven die zich vóór de start van de behan-
deling in de luteale fase bevonden, kan worden toegeschre-
ven aan de suppressie van de prolactinesecretie. Prolactine is
bij de teef de voomaamste luteotrofe factor (14).
Alle negen Afghaanse windhonden, die voor deze studie ge-

TijDSCHRIFT voor DIERGENEESKUNDE, DeEL I25, FEBRUARI, AFLEVERING 3, 2000

-ocr page 104-

bruikt werden en andere Afghaanse windhonden aan ons be-
kend, hebben een anamnese van ernstige pseudograviditeit
beginnend in de tweede helft van de luteale fase. Hierdoor
was het niet mogelijk om Afghaanse windhonden die niet
pseudogravide waren als controledieren te gebruiken in de-
zelfde fase van de oestrische cyclus als de zes pseudogravide
teven. Ter vergelijking werden de plasma-prolactineconcen-
traties bepaald bij Afghaanse windhonden in een eerder sta-
dium van de luteale fase, op een moment dat de teven nog
niet klinisch pseudogravide waren. Naderhand werden deze
resultaten vergeleken met plasma-prolactineconcentraties
van niet-pseudogravide Beagle-teven, die gedurende de hele
luteale fase bepaald waren.

Het gemiddelde van de gemiddelde plasma-prolactinecon-
centraties (6,3 ± 0,5 g |il\'\') van de drie niet pseudogravide
Afghaanse windhonden was gelijk aan dat van de Beagle te-
ven gedurende de hele luteale fase (7,0 ± 1,1 g jil\'\') (13). Bij
de niet-pseudogravide Beagle teven fluctueerden de plasma-
prolactineconcentraties niet significant gedurende de luteale
fase en bleef de concentratie gelijk gedurende de eerste en
tweede helft van de luteale fase. Bij de ernstig pseudogravide
Afghaanse windhonden was de gemiddelde plasma-prolacti-
neconcentratie vóór de behandeling significant hoger dan die
van de niet-pseudogravide teven. Dit laatste suggereert dat
hoge prolactineconcentraties verantwoordelijk zijn voor ern-
stige pseudograviditeit.

Raspredispositie omtrent het voorkomen van pseudogravidi-
teit is verondersteld, maar nooit echt vastgesteld. Waarom
bepaalde rassen meer vatbaar zijn voor ernstige pseudogra-
viditeit is niet bekend. Een mogelijke verklaring hiervoor is
dat de luteale fase bij sommige rassen dikwijls relatief kort is
en dat een abrupte daling van het circulerende progesteron
bij deze dieren een hogere prolactineconcentratie veroor-
zaakt dan bij dieren met een langere luteale fase waarbij de
progesteronconcentratie geleidelijk daalt. Dit idee wordt ge-
steund door metingen van de plasma-progesteronconcentra-
ties bij twee Afghaanse windhonden die slechts een luteale

84

200

180

160

140

■5

E

120

§

100

©

■&

80

?

Q-

60

40

20

0

Figuur 2. Gemiddelde ± SEM plasmaconcentraties van progesteron (A) en prol-
actine (□) bij drie niet-pseudogravide Afghaanse windhonden, vanaf circa twee we-
ken na het begin van de luteale fase.

fase van 50 dagen hadden (persoonlijke observatie). Bij de
Beagle duurt de luteale fase 75 dagen (13).
Vóór de behandeling werd bij de pseudogravide teven geen
janken of piepen waargenomen en kwam agressie zelden
voor. Beide gedragingen werden echter wel waargenomen
tijdens de behandeling. Gedragsveranderingen, zoals nervo-
siteit en agressiviteit, zijn al eerder beschreven door
Tainturier
et al. (17) en Arbeiter et a/. (1) als neveneffect van
metergoline. Braken, dat veel wordt gezien bij de behande-
ling van pseudograviditeit met bromocriptine (7) werd
slechts een enkele keer waargenomen en is waarschijnlijk
ook niet een direct effect van metergoline. In dit geval wordt
het braken waarschijnlijk veroorzaakt door polyfagie, een
bekend neveneffect van
Serotonineantagonisten (16).
Dopamineagonisten en
Serotonineantagonisten (metergoline
in een lage dosering) werken via verschillende neurotrans-
mittersystemen in de hersenen. Hierdoor is het niet onwaar-
schijnlijk dat zij op verschillende manieren invloed hebben
op het gedrag van het dier. De verschillen in de gedragsver-
anderingen ondersteunen het denkbeeld dat de neveneffec-
ten het resultaat zijn van de directe invloed op de neurotrans-
missie en dat zij niet via prolactine-invloed optreden. In deze
studie is echter niet gekeken naar de invloed van verschil-
lende doses en er is ook geen vergelijking gemaakt tussen
antiserotoninerge versus dopaminerge doses. Voorts kan de
mogelijkheid van dopaminerge effecten niet worden uitge-
sloten.

Om een keuze te maken tussen het gebruik van metergoline
of bromocriptine voor de behandeling van ernstige pseudo-
graviditeit moet opgemerkt worden dat het beter is om geen
metergoline te gebruiken bij hyperactieve of nerveuze teven.
Bij dieren waarbij de pseudograviditeit sloomheid veroor-
zaakt is het zinvol een behandeling met metergoline te over-
wegen.

Geconcludeerd kan worden dat hoge plasmaprolactinecon-
centraties mogelijk verantwoordelijk zijn voor de ontwikke-
ling en het handhaven van ernstige pseudograviditeit. De
serotonine-antagonist metergoline onderdrukt de plasma-
prolactineconcentratie in ernstig pseudogravide teven en
vermindert de verschijnselen van de pseudograviditeit.
Tijdens de behandeling kunnen gedragsveranderingen, zoals
nervositeit en agressie worden waargenomen. Deze nevenef-
fecten zijn waarschijnlijk niet toe te schrijven aan de onder-
drukking van prolactine, maar aan het directe effect van me-
tergoline op serotoninerge banen in de hersenen.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken A. Rijnberk en B.E. Belshaw voor het kritisch lezen
van het manuscript, K.J.W. van Kleef en E.H.H. Grevelt voor hun klinische
assistentie, W.E. van den Brom voor zijn waardevolle assistentie bij de sta-
tistische analyse, F. Äscheren P.A.M. Overgaauw van Virbac Laboratories
voor de levering van Contralac®.

LITERATUUR

1. Arbeiter K, Hofmann E, Kocks B, Nolte I, Grünau B, Ficus HJ, and
Jochie W. Metergolin zur Behandlung von Pseudogravidität und zur
Laktationsunterbrechung bei der Hündin. Kleintierpraxis 1995; 40:
421-9.

2. Dieleman SJ, and Schoenmakers HJN. Radioimmunoassays to deter-
mine the presence of progesterone and estrone in the starfish.
Asterias
rubens.
General and Comparative Endocrinology 1979; 39: 534-42.

3. Frawley SL. Role of the hypophyseal neurointermediate lobe in the
dynamic release of prolactin. Trends in Endocrinology and
Metabolism 1994; 5: 107-12.

4. Gerres S, Höveler R, Evers P, and Hoffmann B. Investigations on the
role of progesterone (P4) in the endocrine control of overt pseudopreg-
nancy in the bitch, application of an antigestagen, 1 Ith International

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, FEBRUARI, AFLEVERING 3, 2000

-ocr page 105-

Congress of Animal Reproduction & Artificial Insemination. Dublin
1988; 90-1.

Grünau B. Zur Bedeutung von Prolactin bei der Pseudogravidität der
Hündin. Thesis, Hannover, Germany 1994.

Hamon M, Mallat M, Herbet A, Nelson DL, Audinot M, Picat L, and
Glowinski J. [3H]Metergoline: a new ligand of serotonin receptors in
the rat brain. Journal of Neurochemistry 1981 ; 36: 613-26.
Janssens LAA. Treatment of pseudopregnancy with bromocriptin, an
ergot alkaloid. Vet Ree 1986; 119: 172-4.

Jöchle W, Arbeiter K, Post K, Ballabio R, and D\'Ver AS. Effects on
pseudopregnancy and interoestrous intervals of pharmacological sup-
pression of prolactin secretion in female dogs and cats. Journal of
Reproduction and Fertility Supplement 1989; 39: 199-207.
Krulich I, McCann SM, and Mayfield MA. On the mode ofthe prolac-
tin release inhibiting action of the serotinin receptor blockers metergo-
lin, methylsergide and cyproheptadine. Endocrinology 1981; 108:
1115-24.

Lesobre C. Le tarissement de la secretion lactee chez la chienne par la
metergoline. Thesis, Nantes, 1987.

Mialot JP, and Dumon CH. Utilisation de la metergoline pour le tarisse-
ment de la lactation chez les carnivores domestiques. Pratique Médicale
et Chirurgicale de l\'Animale de Compagnie 1986; 21: 177-81.
Müller EE, Locatelli V, Cella S, Penalva A, Novelli A, and Cocchi D.
Prolactin-lowering and-releasing drug mechanisms of action and the-
rapeutic applications. Drugs 1983; 25: 399-432.
Okkens AC, Dieleman SJ, Bevers MM, and Willems AH. Evidence for
non-involment of the uterus in the lifespan of the corpus luteum in the
cychcdog. Vet Quart 1985; 7: 169-73.

12.

13.

14.

15.

16.

10.

17.

11.

Okkens AC, Bevers MM, Dieleman SJ, and Willems AH. Evidence for
prolactin as the main luteotrophic factor in the cyclic dog. Vet Quart
1990; 12: 193-201.

Olschewski C. Die Lactatio falsa der Hündin: Klinische und hormon-
analytische Untersuchungen unter besonderer Berücksichtigung eige-
ner Therapieverfahren Thesis Giessen, Germany 1987.
Stolp R, Croughs RJM, and Rijnberk A. Results of cyproheptadine tre-
atment in dogs with pituitary-dependent hyperadrenocorticism.
Journal of Endocrinology 1984; 1010:311-4.

Tainturier D, Fieni F, Lesobre C, and Escouflaire PH. Le tarissement
de la sécrétion lactée de la chienne par la métergoline. Practique
Médicale et Chirurgicale de l\'Animal de Compagnie 1989; 24: 27-30.

Olof Dietz und Bernard Huskamp. Ferdinand Enke Verlag,
Stuttgart,
7999, ISBN 3-432-2^262-7

Dit 972 pagina\'s-tellende boek geeft in 49 hoofdstukken een
uitgebreid overzicht van de aandoeningen van het paard. Het
boek is een Duitstalige uitgave en is niet vergelijkbaar met de
eerste uitgave uit 1982. De auteurs hebben er voor gekozen met
hulp en advies van 38 \'vakbekwame paardendierenartsen\' een
zeer uitgebreid handboek te schrijven. Zij gaan daarbij contro-
versiële en lastige onderwerpen zoals \'Leistungsphysiologie\',
\'Doping im Pferdesport\', \'Verhaltensprobleme\', \'Tierschutz
beim Pferd\', \'Anzeige und meldepflichtige Pferdekrankheiten\'
zeker niet uit de weg.

De lezer zal geen literatuurverwijzingen in het boek vinden.
De redenen die de auteurs hiervoor opgeven zijn dat ener-
zijds literatuurverwijzingen het schrijven en het lezen van
het boek lastiger maken en anderzijds iedere lezer gemakke-
lijk via de moderne technieken over literatuurgegevens kan
beschikken.

Hoewel ondergetekende zeker niet het hele boek heeft gele-
zen, heeft zij wel het boek enkele maanden als naslagwerk
gebruikt en is daarbij niet teleurgesteld. Over vrijwel ieder
onderwerp is iets te vinden. De tekst is duidelijk en helder
geschreven en ook voor \'niet-Duitstaligen\' wel te begrijpen.
Er zijn vele schematische tekeningen en veel foto\'s, zowel
kleur als zwart-wit, die de tekst verhelderen. Ook zijn overal
duidelijk de wijze van aanpak, de doseringen en de wijze van
toedienen van medicamenten aangegeven.
In het hoofdstuk \'Hautkrankheiten\' hadden misschien iets
meer kleurenplaatjes gepast, maar ondergetekende reali-
seert zich dat dat haar hobby is en de eisen misschien wat
hoog zijn. Het hoofdstuk \'Magen-Darm-Trakt\' is erg goed,
maar dat was ook te verwachten met dr. N. Kopf als mede-
auteur. De foto\'s en tekeningen van dit hoofdstuk zijn heel
erg fraai en geven een prima beeld van vrijwel alle moge-
lijke liggingsveranderingen en operatiebevindingen. Ook
het hoofdstuk \'Krankheiten der Atmungsorgane\' is heel uit-
gebreid, al hadden hier nog wel wat meer foto\'s van de pro-
blemen van de voorste luchtwegen geplaatst mogen wor-
den. Ook de \'Parasitosen\' komen heel uitgebreid aan bod.
De orthopeden onder de lezers komen ook niets te kort:
bijna 250 bladzijden van het boek zijn aan orthopedische
problemen gewijd.

Handbuch Pferdepraxis

Een duidelijk voordeel van het boek, boven vele Engelstalige
naslagwerken, is dat ook incidenteel voorkomende aandoe-
ningen zoals bijvoorbeeld \'kwade droes\' (\'Malleus\'),
\'Piroplasmose\' en \'Stutensalmonellose\' worden besproken.

Een gering nadeel van het boek is dat ziektebeelden soms
wel eens wat erg veel \'in hokjes\' worden gestopt en soms dus
verder in klassen worden ingedeeld dan klinisch waar te ma-
ken is (Duitse Gründlichkeit?). Dit maakt de leesbaarheid en
begrijpelijkheid voor de \'beginnende paardendokter\' echter
wel groter. De \'gevorderde paardendokter\' moet in staat ge-
acht worden zelf hier en daar iets te relativeren.

Tot slot beschikt het boek achterin over een uitgebreide index
(\'Sachregister\') en het enige probleem voor de Nederlandse
lezer is soms om het juiste Duitse trefwoord te bedenken. Als
dat echter het geval is, is een bepaald probleem via de uitge-
breide hoofdstukken index (\'Inhalt\') voorin het boek meestal
toch snel te achterhalen.

Al met al is het \'Handbuch Pferdepraxis\' een fijn naslagwerk
over de volle breedte van het vakgebied dat op de boeken-
plank van een (toekomstig) \'paardendokter met enige kennis
van de Duitse taal\' zeker een plaatsje verdient.

dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

-ocr page 106-

Probleembedrijf: zieke nieuwmelkte koeien

Tijdschr Diergeneeskd 2000:125: 86-9

G.H.Wentinki en A. de KruiP

Uit en voor de praktijk

Bij het lezen van dit probleem wordt
van u verwacht dat u in de huid van
de geconsulteerde practicus kruipt en
zich met hem/haar identificeert.

ANAMNESE

Een bedrijf dat 200 melkkoeien telt
vraagt advies aangezien de laatste
maanden teveel koeien moesten wor-
den afgevoerd, die in de eerste maand
van de lactatie waren.
(Je kent het be-
drijf goed: de veehouder is een punctu-
ele verzorger en heeft alle zaken goed
in de hand. De bedrijfsgebouwen vol-
doen aan de eisen van deze tijd.)
Het bedrijf heeft erg goede koeien,
kent een hoogwaardig management,
en realiseert een hoge melkproductie
per koe (8500 L/koe/jaar). De afge-
voerde dieren hadden verschillende
aandoeningen zoals lebmaagdisloca-
ties die na chirurgische behandeling
niet goed herstelden, mastitiden en
koeien die niet meer overeind kwamen
(downers) waarbij echter geen dia-
gnose was gesteld. De laatste maand
zijn er tenminste zes lebmaagdisloca-
ties geweest. De voeropname van de
verse koeien valt tegen. Hoewel de
melkproductie de eerste dagen post
partum ruimschoots voldoende is,
stagneert deze echter na enkele dagen.
Het is de veehouder er alles aan gele-
gen voor de problemen van de stagne-
rende melkproductie een oplossing te
vinden, ook al gaat dat ten koste van
één of meer koeien. Hij heeft toch al
een rijkelijk grote veestapel in verhou-
ding tot het quotum.

Klinisch onderzoek en inspectie

Op de dag van het bezoek wordt we-
derom een koe aangeboden met soort-
gelijke vage klachten. Bij de inspectie
van de koe, die drie dagen tevoren
heeft gekalfd, valt onmiddellijk op dat

\' CR Delta Product Divisie, Postbus 5073, 6802 EB
Arnhem.

^ Faculteit Diergeneeskunde, Vakgroep Voortplanting,
Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde: Salisbury-
laan 133, 9820 Merelbeke, België.

de pensvulling erg slecht is, zelfs voor
een koe die slechts enkele dagen heeft
gekalfd. De structuur van de pensin-
houd is niet waterig. Bij het rectaal on-
derzoek wordt een stevige pensinhoud
geconstateerd. Het klinisch onderzoek
bij dit dier levert geen handvatten op
om de aandacht te richten op een be-
paald orgaansysteem: ademhaling,
pols en temperatuur zijn normaal. Het
dier is echter erg sloom, hoewel de
melkproductie aan de verwachtingen
beantwoordt: ongeveer 32 liter per
dag. De klinische inspectie van de an-
dere verse koeien geeft aan dat de
pensvulling als regel te wensen over-
laat. Het baarkleed is kort maar staat
bij een aantal dieren vooral op de
schoft overeind.

De conditie van de hoogdrachtige en
van de pas gekalfde koeien is goed met
een conditiescore van 3,5 a 4. Echter,
het merendeel van de dieren die onge-
veer vier weken heeft gekalfd, heeft
slechts een conditiescore van krap 2,
een verval van conditiescore van ruim
1,5 punt in een periode van vier a vijf
weken.

(Je concludeert dat de dieren een sterk
verhoogde vetmobilisatie hebben,
meer dan in normale omstandigheden
mag worden verwacht (Intermezzo I).
Op grond van dit snelle verlies van
conditie voldoet de energie-opname in
de eerste dagen na het kalven niet aan
de norm.)

Rantsoen

De veehouder verstrekt een gemengd
rantsoen via de voermengwagen. In het
rantsoen zijn opgenomen: maïs (61%),
voordroeg van goede kwaliteit (14%),
droge pulp (4,5%), bostel (4,5%) en een
krachtvoermengsel (16%). Het kracht-
voermengsel bevat soyameel, tapioca,
cocosschilfers, maïsgluten, gerst, lijn-
zaadschroot, melasse en mineralen vol-
gens de voorschriften. Dit hoogwaar-
dige rantsoen is goed uitgebalanceerd
wat betreft energie- en eiwitvoorzie-
ning, structuurwaarde, mineralen en vi-
taminen. De structuurwaarde is aan de
krappe kant, maar is acceptabel. Deze
werlövijze bestaat sedert de aanschaf
van de voermengwagen: voor de aan-
schaf ervan kregen de droogstaande
koeien een rantsoen apart van de melk-
koeien. De veehouder heeft dat veran-
derd, omdat het binnenbrengen van één
soort voer met de voermengwagen effi-
ciënter werkte.

Dit rantsoen wordt ad libitum verstrekt
in een dergelijke hoeveelheid dat er
voor het verstrekken van nieuw voer
resten achterblijven die voor het droog-
staande vee zijn bestemd. Er vindt dus
geen drastische overgang plaats van het
droogstandrantsoen naar het produc-
tierantsoen: de dieren krijgen in de
droogstand hetzelfde rantsoen in een
beperktere hoeveelheid.
Het voer wordt twee keer daags vers
voor de koeien verstrekt na reiniging
van de voergoot. De opname volgens
de veehouder is ongeveer 23 kg ds per
koe per dag. In de melkstal krijgen de
koeien geen krachtvoer.

Aanvullend onderzoek

De eerstvolgende stap is controle van
de melklijsten. De vetgehaltes van de
koeien die korter dan twee maanden
hebben gekalfd zijn aan de lage kant
(gemiddeld krap 4% vet) en de eiwit-
gehaltes zijn relatief hoog (gemiddeld
3,4%): geen aanwijzingen voor het
probleem.

Vervolgens worden pensmonsters van
zes verse koeien (die alle herkauwen)
genomen. Deze hebben een pH van 6
tot 6,5, ruiken goed en kennen na 20
minuten een duidelijke flottatie. Op de
bodem van de fles met pensinhoud zijn
dan met het blote oog kleine witte be-
wegende puntjes te onderscheiden (in-
fusorieën).

(Kortom, je hebt op grond van de sa-
menstelling van het rantsoen en het
onderzoek van de pensinhoud geen
aanknopingspunten voor een verkla-
ring van de problematiek.)

Laboratoriumonderzoek

Alle gegevens wijzen op een stoomis
van de stofwisseling: het is dus nood-
zakelijk aanvullend laboratoriumon-
derzoek te doen. Tevens is het wense-
lijk leverbiopten te nemen.
(In gedachten ga je na welke bepalin-
gen kunnen worden gedaan en welke
conclusies daaraan kunnen worden
verbonden (Intermezzo II). Je realiseert
je dat dit onderzoek alleen op dit mo-
ment bestaande afwijkingen kan signa-

-ocr page 107-

Intermezzo I

CONDITIESCORE

De conditiescore is een subjectieve maat voor de lichaarasvetreser-
ves en geeft aan in hoeverre het betreffende dier de laatste tijd in
evenwicht heeff verkeerd met betrekking tot opname en gebruik/af-
gifte van energie.

De conditiescore wordt gedaan door op diverse plaatsen van het li-
chaam de vetreserves te beoordelen.

De vetreserves worden geschat op grond van de vorm van de rug-
spieren op de lendenen, van de vorm van de spieren op het bekken
(op de platen), de vorm van de broekspieren in zijaanzicht, op grond
van de zichtbaarheid van de ribben, op grond van de scherpte van de
schouder, op grond van de hoeveelheid subcutaan vet in de vang-
plooi, en met name op grond van de hoeveelheid vet in de fossae
ischiorectales, de koekoeksgaten.

Zuiver wetenschappelijk gezien is er nog geen goede basis voor de
conditiescore. Er zijn geen metingen verricht waarin de totale vetre-
serve in het lichaam werd gecorreleerd aan de uiteriijke kenmerken
van de conditie waarop de score is gebaseerd. De conditiescore is
echter wel een goed en zeer bruikbaar instrument om in de praktijk
te worden toegepast. Zo is men in staat gebleken op grond van de
conditiescore te voorspellen welke koeien na het kalven in gezond-
heidsproblemen kwamen.

De conditiescore wordt weergegeven in een schaal van 1 tot 5 pun-
ten, met dien verstande dat ook minnen, plussen en halven worden
gegeven. Er ontstaat zo een schaal van in theorie 16 mogelijkheden
waarin de dieren kunnen worden gerubriceerd. De laagste schaal
die wordt gebruikt is 1 voor een broodmager dier, de hoogste is 5
voor een overvette koe.

Bij de beoordeling van het volume en de vorm van de rugspieren, de
bekkenspieren en de broekspieren moet men rekening houden met
het ras. Zo duidt een platte bespiering van het bekken bij bijvoor-
beeld een Holstein-Friesian melkkoe op een grote vetreserve, ter-
wijl een matig bolle bespiering van het bekken bij een Belgisch
Blauwe duidt op een zeer matige conditie. De vethoeveelheid in de
koekoeksgaten gaat voorbij aan deze rasinvloeden. Bij voorkeur
moet dan ook de conditie worden bepaald aan de hand van de hoe-
veelheid vet in de koekoeksgaten, waarbij de overige kenmerken de
conditiescore gebaseerd op de hoeveelheid vet in de koekoeksgaten
in positieve of negatieve zin beïnvloeden met maximaal een score
van een half punt.

Uit bovenstaande kan eenduidig worden geconcludeerd dat het sco-
ren van de conditie een strikt subjectief gebeuren is. Diverse onder-
zoekers kunnen dan ook bij de beoordeling van dezelfde koe tot
enigzins verschillende resultaten komen. Wanneer men individueel
maar altijd dezelfde beoordeling hanteert, dan kunnen op grond van
de gegeven conditiescores conclusies worden getrokken waannee
gewerkt kan worden. Een andere onderzoeker komt tot dezelfde
conclusies, maar gebaseerd op getallen die een half punt hoger of
lager kunnen zijn.

De navolgende beschrijving van de conditiescore is gebaseerd op
een zwartbonte Holstein-Friesian melkkoe. Voor runderen van an-
dere rassen geldt wel de beschrijving van de vetreserves in de koe-
koeksgaten, echter de beschrijving van de bespiering van lendenen
en bekken, en de lijn van de broekspieren in zijaanzicht is sterk ras-
gebonden en moet voor de verschillende rassen apart worden vast-
gesteld.

De conditiescore wordt gegeven op een schaal tussen 1 en 5. Zoals
boven reeds is gezegd, kan men als uitgangspunt voor het scoren
van de conditie het best uitgaan van de vethoeveelheid in de koe-
koeksgaten. Zijn de koekoeksgaten zichtbaar als holtes, dan is de
conditiescore 1,2 of 3, terwijl de conditiescore 4 of 5 bedraagt wan-
ner de koekoeksgaten geheel gevuld zijn of zelfs uitpuilen. Na op-
tisch constateren van de aan- of afwezigheid van de koekoeksgaten
moet de vethoeveelheid worden gepalpeerd.

Conditiescore

De koekoeksgaten zijn diepe holtes naast de staartbasis. De huid in
de koekoeksgaten is niet verschuifbaar over de ondergrond. Voor
de beoordeling hiervan zet men de vingers op de banden van het
bekken (de ligamenta ischiosacrales) en plaatst men de duim mid-
den in de holte. Men tracht met geringe druk op de huid deze over
de ondergrond te verplaatsen, waarbij de duim niet over de huid
schuift, maar gefixeerd op een bepaalde plaats op de huid deze ver-
schuift over de ondergrond. Wanneer de huid niet kan worden ver-
plaatst duidt dit op het ontbreken van vetreserves en moet de laagste
conditiescore worden gegeven. Men dient zich er evenwel van te
vergewissen dat het betreffende dier een normale turgor heeft om in
dit soort van gevallen niet tot verkeerde conclusies te komen.
Bij dieren met een conditiescore 1 zijn de lendespieren extreem hol,
de bekkenspieren zijn diepe concave vlakken, de broekspieren in
zijaanzicht vormen een holle lijn, de schouders zijn extreem scherp,
en in de vangplooi is geen vet palpabel. Alle ribben tot de schouder-
spieren zijn zichtbaar.

Conditiescore 2:

De koekoeksgaten zijn grote holtes naast de staart. Met de vingers
op de bekkenbanden en de duim op de huid van het koekoeksgat is
met geringe kracht de huid vanuit het diepste deel van het koe-
koeksgat te verplaatsen naar de banden, waarbij men tussen vingers
en duim alleen een dubbele plooi van de huid houdt. Bij deze dieren
zijn de lendespieren, de bekkenspieren concave vlakken, de broek-
spieren in zijaanzicht zijn eveneens concaaf, de schouders zijn
scherp, en in de vang is geen of nauwelijks iets vet palpabel. De
laatste vijf of zes ribben zijn zichtbaar.

Conditiescore 3:

De koekoeksgaten zijn herkenbaar als redelijk goed gevulde holtes.
Bij verschuiving van de huid in de diepte met de duim over de on-
dergrond, kan de huid gemakkelijk worden verplaatst naar de bek-
kenbanden en men houdt tussen duim en vingers een goed palpa-
bele hoeveelheid vet over: tussen duim en vingers bevindt zich
meer dan alleen de dubbele plooi van de huid. De spieren op de len-
denen en het bekken zijn licht concaaf tot vlak, de broekspieren in
zijaanzicht vormen een rechte lijn, de schouders zijn nog scherp, en
er is in de vangplooi een geringe hoeveelheid vet palpabel. De laat-
ste drie ribben zijn zichtbaar.

Conditiescore 4:

De koekoeksgaten zijn geheel gevuld met vetweefsel en zijn niet
meer te herkennen als holtes. De spieren op de lendenen en het bek-
ken zijn plat en hebben de neiging bol te worden. In zijaanzicht vor-
men de broekspieren een rechte lijn met eventueel de neiging tot
een bolle lijn, de schouder is nauwelijks nog scherp en in de vang-
plooi is duidelijk vet palpabel. Alleen de laatste twee ribben zijn
zichtbaar.

Conditiescore 5:

De koekoeksgaten zijn geheel gevuld met vetweefsel dat uitpuilt.
De spieren op de lendenen en het bekken zijn bol, in zijaanzicht zijn
de broekspieren duidelijk bol, de schouder heeft de neiging af te
platten en in de vangplooi kan een grote hoeveelheid vet worden ge-
palpeerd. Alleen de laatste rib of zelfs geen enkele rib is zichtbaar.

-ocr page 108-

leren: met dit soort onderzoek is het niet
mogelijk afwijkingen uit de vooraf-
gaande tijd te bepalen of toekomstige
ontsporingen te voorspellen. Een niet
gepubliceerd onderzoek van de Facul-
teit Diergeneeskunde heeft geen ver-
hand kunnen aantonen tussen de gege-
vens van enkele bloedwaarden (glu-
cose, ureum, BHBZ, LDH) enerzijds en
de stijging of daling van de melkpro-
ductie bij de eerstvolgende melkmon-
stername anderzijds. Je moet dus ge-
richt een groep koeien met (geringe) af-
wijkingen selecteren voor bemonste-
ring en voor het nemen van leverbiop-
ten. In deze situatie selecteer je alle zes
koeien in de eerste maand van de lacta-
tie die een slechte pensvulling hebben.)

Intermezzo II

Een korte weergave van de metabole processen die betrokken zijn
bij de vet- en koolstofstofwisseling (Figuur 1).

In de pens wordt uit koolhydraten propionaat gevormd dat wordt
opgenomen in de bloedbaan. Propionaat is de precursor van glu-
cose (gluconeogenese) en wordt ook via vitamine B
]2-afhanke-
lijke processen omgezet in succinaat en direct gebruikt in de ci-
troenzuurcyclus (CZC) als energiebron (figuur 1).

Glucose is de bron voor lactose, de belangrijkste drijvende kracht
voor het produceren van melk. De hoeveelheid lactose die wordt
geproduceerd in de uier bepaalt de hoeveelheid van de melkpro-
ductie: melk heeft een goeddeels constant lactosegehalte (circa
4,5 procent). Wanneer de koe meer lactose produceert wordt de
hoeveelheid uitgescheiden water vergroot om het lactosegehalte
op circa 4,5 procent te houden met als gevolg een grotere melk-
hoeveelheid. Alleen in geval van mastitiden of andere afwijkin-
gen verandert het lactosegehalte in de melk.

In situaties van energietekort worden glycerol en vetzuren (Non
Esterified Fatty Acids: NEFA\'s) uit de vetdepots vrij gemaakt en
via de bloedbaan naar de lever getransporteerd.
Via de betaoxidatie worden van de langketenvetzuren steeds twee
koolstofatomen afgesplitst en gekoppeld aan AcetylCoA en inge-
sluisd in de CZC (Figuur 1).

In geval van een overmaat aan aanvoer van vetzuren naar de lever,
kunnen de vetzuren niet meer worden verwerkt in de citroenzuur-
cyclus. Dan worden ketonlichamen gevormd; acetoacetaat, Beta
Hydroxy BoterZuur (BHBZ) en aceton. De ketonlichamen wor-
den in de weefsels met uitzondering van hersenen en uier gebruikt
voor de energievoorziening. Hersenen en uier zijn geheel aange-
wezen op glucose als energiebron.

Herkauwers hebben het vermogen vooral ketonlichamen voor de
energievoorziening te gebruiken.

Daarnaast kunnen in situaties van energietekort ook bepaalde
aminozuren worden gebruikt voor het leveren van energie aan de
citroenzuurcyclus: in dit geval blijft ureum als afvalproduct over.
Het ureumgehalte kan dan verhoogd zijn.

In situaties van extreem enrgietekort worden er dermate veel
NEFA\'s in de lever aangevoerd, dat de levercellen de vetzuren als
Triacylglycerol (TG) opslaan in de levercellen: een vreemde situ-
atie aangezien energie in de vorm van TG wordt opgeslagen in de
lever terwijl er voor het dier een energietekort bestaat.
De metabolieten die bij het routineonderzoek kunnen worden be-
paald zijn in figuur I weergegeven in de vierkanten.

•: TAG

AcAc
Ji_

urea

CAC

-JC

..........

protein

stores /

Figuur 1. Schematische weergave van de metabole processen van de vet- en kool-
hydraatstofwisseling.

Normaalwaardes

< 1,5 mmol/L
bij verse koe

plasma (NaF-F 2,0 - 3,3 mmol/L

<0,8 mmol/L
bij verse koe

leverweefsel < 7%

3,3 - 6,6 mmol/L

betahydroxyboterzuur
(BHBZ)

glucose

Non Esterified Fatty Acids (NEFA) plasma

Triacyl Glycerol (TAG)

Ureum: verhoging duidt op:

- overmatige eiwitopname via het rantsoen;

- gebruik van aminozuren als energiebron, dus op energiegebrek;

- nierfunctiestoomis.

BHBZ: verhoging duidt op:

- verhoogde ketonvorming, dus op energiegebrek;

- verhoogde opname uit de pens onder invloed van rantsoenbestanddelen.

Glucose: verlaging duidt op:

- energietekort in het opgenomen rantsoen;

NB: verhoging van het glucosegehalte speelt bij herkauwers geen rol.

NEFA \'s: verhoging duidt op:

- verhoogde mobilisatie van vetten uit de vetdepots.

TAG: verhoging duidt op:

- verhoogd aanbod NEFA\'s aan de lever.

body rkMrvcs

NEFA

glucose

milk lactose ,

-ocr page 109-

Bij het het beschikbaar komen van de
resultaten van het bloedonderzoek van
zes nieuwmelkte koeien en van de aan-
geboden zieke koe die model moeten
staan voor het bedrijfsprobleem, wordt
bij een aantal van de onderzochte
koeien een matig hoog gehalte aan 3-
hydroxyboterzuur, een laag gehalte
aan glucose en ook een hoog gehalte
aan Non Esterified Fatty Acids
(NEFA\'s) vastgesteld (zie voor nor-
maalwaardes Intermezzo II).

Het onderzoek van leverbiopten brengt
aan het licht, dat alle bemonsterde die-
ren verhoogde Triacylglycerolgehaltes
(TAG) hebben tot de hoogste waarde
van 18 procent bij één der koeien. Op
grond van deze gegevens kan de dia-
gnose leververvetting worden gesteld.

Bespreking

Leververvetting komt tot stand als de
koeien in de droogstand een te grote
energie-opname hebben en vervetten.
Koeien met in de droogstand een over-
matige energie-opname, nemen in de
eerste week na het kalven minder voer
op dan dieren met een geringere ener-
gie-opname. Deze dieren mobiliseren
om onbegrepen redenen hun reserve-
vetten sneller en massaler dan bij an-
dere het geval is (Intermezzo II). De
massale lipolyse veroorzaakt een te
groot aanbod van vetten aan de lever,
die deze vetten in normale omstandig-
heden in de mitochondrieën tot keton-
lichamen omzet en exporteert naar de
weefsels voor verdere verbranding. Bij
dieren die een leververvetting ontwik-
kelen worden de vetzuren uit de reser-
vedepots echter niet in de mitochon-
drieën opgenomen, maar worden in de
cytosol neergelegd als TAG met als
gevolg dat de celorganen naar de peri-
ferie van de cel worden gedrukt.
Enkele functies van de levercellen, zo-
als de productie van eiwitten, kunnen
hierdoor in het gedrang komen.

Op dit bedrijf bleek bij weging van de
hoeveelheid voer per koe in de droog-
stand de opname veel hoger te liggen
(14 kg ds) dan de veehouder dacht
(circa 11 kg ds). Daarnaast speelt de
lengte van de droogstand een rol: hoe
langer de droogstand duurt, des te gro-
ter is de kans op leververvetting. De
bedrijfsvoering op dit bedrijf, waarbij
goede koeien meerdere keren werden
gespoeld voor embryowinning, en de
minder goede koeien ongeveer 60 da-
gen na kalven één of meerdere keren
een embryo geïmplanteerd kregen
(circa 50% werd drachtig na transplan-
tatie), leidde tot een lange tussenkalf-
tijd (407 dagen gemiddeld) en dus ook
tot een langere droogstand van ruim
negen weken gemiddeld.

Oplossingen verloop

De oplossing voor dit probleem was erg
eenvoudig: beperk de energie-opname
tijdens de droogstand tot maximaal on-
derhoud en 7 kg melk. De veehouder
heeft dit weten te bereiken door gedu-
rende de eerste weken van de droog-
stand de koeien een rantsoen van ge-
dorst hooi te verstrekken en in de laatste
drie weken voor het kalven een lang-
zame overgang te maken naar het pro-
ductierantsoen.

(Je realiseert je dat gedorst hooi niet
een goede keuze is: gedorst hooi bevat
te weinig energie voor een koe tijdens
de droogstand en heeft daarbij een
trage doorstroming door de pens.
Echter, de veehouder wilde per se de
energievoorziening korten en heeft
daartoe toch alleen gedorst hooi ver-
strekt.)

De koeien kalfden daarop met een
BCS van ruim 3. De voeropname na
het kalven was vanaf dat moment veel
beter dan voorheen, de start van de
melkproductie was wel iets lager dan
voorheen maar bleef daarna continu
stijgen. Een bijkomend gunstig effect
was dat de koeien binnen de eerste
maand na het kalven duidelijker toch-
tig werden. Aangezien de veehouder al
jaren gewend was geraakt aan matige
tochtigheidsverschijnselen had hij
daarover niet geklaagd. Het was een
verborgen probleem geworden dat bij
de oplossing van het leververvettings-
probleem grotendeels verdween.

(Je bedenkt je, dat je in het verleden
geen aandacht hebt geschonken aan
de verandering van het voermanage-
ment: je hebt geen aandacht geschon-
ken aan het feit dat alle koeien het-
zelfde rantsoen kregen, terwijl je wel
wist dat de energiedichtheid van het
verstrekte rantsoen erg hoog was, veel
te hoog voor droogstaande koeien.
Toch zaak om in de begeleiding derge-
lijke managementaspecten mee te ne-
men!!)

Het tweede millennium

O

ngezonden

Vrijwel iedereen beleeft 1999 als het
laatste jaar van deze eeuw en dat is
heel begrijpelijk. Het jaar 2000 heeft
door zijn ronde getal een magische be-
tekenis, maar strikt genomen hoort dat
jaar nog tot de 20e eeuw. Dat komt
omdat de eerste eeuw van onze jaartel-
ling begon met het jaar 1 en niet met
het jaar 0. Een jaar O heeft nooit be-
staan.

Hoewel de christelijke jaartelling pas
eeuwen later is ingesteld, begon de tel-
ling met het jaar 1. Als het jaar 2000
begint, zijn er sinds het begin van onze
jaartelling (het jaar 1) in totaal 1999 ja-
ren verstreken. Het jaartal slaat dus op
het lopende jaar en niet op het aantal
jaren dat voorbij is. Het spreekt voor
zich dat het eerste jaar van onze tijdre-
kening (het jaar 1) ook in de eerste
eeuw begon, wat dus ook het begin
was van het eerste millennium. Tel
daar 2000 jaar bij op en er is geen twij-
fel aan dat de 21e eeuw tijdrekenkun-
dig op 1 januari 2001 begint!

Het computerprobleem bij de over-
gang naar het jaar 2000 is dus geen
millenniumprobleem, maar een jaar
2000-probleem.

Dit stukje is toegezonden door dr. J.
Tesink uit Goes, naar aanleiding van
de ingezonden brief van R. Strikwerda
in het TvD van 15 december 1999 (pa-
gina 754).

-ocr page 110-

Berichten en verslagen

Belangrijk om te weten

► Geldt alleen voor honden en katten
die met hun eigenaar meereizen;

► Alleen van toepassing voor dieren uit
bepaalde landen, waaronder Neder-
land;

► Alleen bij invoer in het Verenigd
Koninkrijk via daarvoor aangewezen
routes.

Waarschijnlijk worden aangewezen:

• via de tunnel Coquelles-Cheriton

• per vliegtuig via Heathrow

• per schip van Galais naar Dover

• per schip van Cherbourg, St. Malo,
of Le Havre naar Portsmouth

► Het dier moet:

• Eerst geïdentificeerd zijn met be-
hulp van een chip;

.• Vervolgens tegen rabiës zijn gevac-
cineerd;

• Een maand na de vaccinatie moet in
een door de Britse overheid aange-
wezen laboratorium (zie hieronder)
serologisch worden aangetoond dat
de rabiësvaccinatie een voldoende
immuunrespons heeft opgewekt.
Tussen het vaststellen van de vol-
doende respons en de invoer in het
Verenigd Koninkrijk dient tenmin-
ste zes maanden tussentijd te zitten.
Het dier moet dus nog eerst zes
maanden in Nederiand verblijven;

• Bij invoer vergezeld zijn van een
officiële, door de practicus inge-
vulde en door de RW gelegaliseer-
de gezondheidsverklaring, waaruit
blijkt dat het dier conform de
Engelse voorwaarden is onderzocht
en succesvol tegen rabiës is gevac-
cineerd.

N.B. De RVV werkt aan de aanpas-
sing van de rabiës-formulieren.
Haar streven is deze formulieren op
21 februari 2000 gereed te hebben.
De manier waarop u de rabiës-for-
mulieren bij de RVV in Voorburg
kunt bestellen blijft onveranderd.

Het Verenigd Koninkrijk werkt aan een versoepeling van de toelatingseisen
voor honden en katten die met hun eigenaar meereizen. De op dit moment nog
geldende quarantaine-verplichting zal dan vervallen mits aan alle daarvoor
in de plaats komende eisen wordt voldaan. De hele procedure die moet wor-
den doorlopen voordat het dier mee naar Engeland kan worden genomen zal
minimaal zeven maanden in beslag zal nemen. Vanaf het voorjaar (streefda-
tum 28 februari 2000) zullen er testgebieden worden aangewezen van waaruit
dieren met hun eigenaar mee naar Engeland kunnen reizen.
De nieuwe regels zijn alleen van toepassing op dieren die met de eigenaar mee-
reizen en niet op dieren die voor de handel worden vervoerd. Voor deze laat-
ste categorie dieren blijven de bestaande regels gehandhaafd.

• Bij invoer tevens vergezeld zijn van
een verklaring van de practicus
waaruit blijkt dat het dier tussen 24
en 48 uur voor invoer tegen
Echino-
coccus multilocularis
en teken is
behandeld.

Te volgen procedure

Gelet op de duur van de procedure is het
van belang om met de eigenaren die hun
dier willen meenemen reeds in een
vroeg stadium te overieggen over de
procedure die moet worden opgestart.

1. Ruim zeven maanden voor vertrek

(bij voorkeur reserve nemen):

• Nagaan of dier gechipt is, anders
alsnog (laten) chippen en in vacci-
natieboekje noteren.

Maak gebruik van chips die vol-
doen aan de ISO-standaard.

• Dier tegen rabiës (her)vaccineren.

• Dier moet ten tijde van de vacci-
natie tenminste drie maanden oud
zijn.

2. 30 dagen na vaccinatie:

• Serummonster nemen.

• Rabiës-antilichaambepaling laten
uitvoeren.

Dit kan alleen bij door de Britse
overheid erkende laboratoria zoals
bij:

Meenemen van hond en kat naar het Verenigd Koninkrijk

Institute Pasteur
Rue England 642
B-1180 Brussel
België

N.B. Vanwege mogelijke beperkte ca-
paciteit laboratorium wordt geadviseerd
in uw planning rekening te houden met
wachttijden.

3. Na positief resultaat serologic dat wil
zeggen >0.5 lU:

• entverklaring opstellen (chipnum-
mer, geboortedatum, vaccinatieda-
tum, naam en batchnummer vaccin,
datum volgende vaccinatie, en uit-
slag serologic) en afspraak maken
met RW-kring voor legalisatie
door RVV-(officiële) dierenarts.

• Als antilichaamspiegel onvoldoen-
de blijkt te zijn, moet het dier op-
nieuw gevaccineerd en serologisch
getest worden.

• Indien een dier éénmaal een goede
sero-respons heeft getoond, kan in
volgende gevallen worden volstaan
met aantonen dat het dier jaarlijks
en volgens aanwijzingen van de
vaccinproducent is geboosterd.
Kan dit niet worden aangetoond
dan zal opnieuw vaccinatie en sero-
logisch onderzoek moeten plaats-
vinden.

4. 48 tot 24 uur voor vertrek dier behan-
delen tegen
Echinococcus multilocu-
laris
en teken plus verklaring invul-
len.

Het Britse Ministry of Agriculture,
Fisheries and Food (MAFF) verstrekt
informatie via de website: http://www.
maff.gov.uk/animalh/quarantine/def-
ault.htm, e-mailadres:pets@ahvg.maff
gov.uk of via de telefoonlijn: 0044 181
3306835.

Personeelsadvertenties op de KNMvD website

Met de KN MvD w/ebsite in de lucht is er sinds kort de mogelijkheid om personeelsadvertenties die

in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde verschijnen, ook op de site te plaatsen. Deze extra service

wordt voorlopig gratis aangeboden. De advertenties verschijnen gelijktijdig met de uitgave van het

Tijdschrift waarvoor de advertenties zijn opgegeven in het gesloten deel van de site.

Dit aanbod geldt alleen voor personeelsadvertenties en niet voor advertenties onder nummer.

Bij het indienen van de advertentie graag aangeven ofu wel of niet gebruik wilt maken van dit in-

ternetaanbod.

Ook waarneem-vacatures kunnen worden opgenomen. Hierover graag contact opnemen met de
Vacaturebank, mevrouw C. van Kalles, telefoon: 030 - 2510111.

-ocr page 111-

De kalveren stonden op de grote
schuurdeel, beschut door stropakjes,
waartegen landhekken geplaatst wa-
ren. Ze stonden individueel vastgebon-
den met een touw aan het hek. Als re-
den daarvoor gaf de eigenaar dat ze
anders elkaar aan de navel sabbelden
en daar dikke navels van zouden krij-
gen. De kalveren waren begin maart
geboren. De huid was op \'t oog volko-
men gaaf, echter wél pleksgewijs ont-
haard, vooral aan de hals en de billen
en de oorbasis. De kalveren waren ma-
tig belangstellend en maakten geen ge-
zonde en levendige indruk. Bij nader
onderzoek bleek dat de kalveren geen
verhoging hadden.

Tijdens het temperaturen liep er wat
dunne, groenbruinige ontlasting af De
ademhaling was normaal en ze hoest-
ten niet. De huid was niet soepel, maar
wel glad. De kalveren waren in matige
conditie en hadden geen neiging tot
schuren en ze hadden ook geen schuur-
plekken. Van de eigenaar begreep ik
dat ze vanaf de geboorte hier stonden
aangebonden en de eerste tijd melk
van de moeder kregen, direct na het
melken en koewarm.

Maagdelijke urine

Ik vroeg aan de eigenaar: \'Waar heeft
u ze mee behandeld?\' Hij keek me
even aan en zei toen: \'Met urine.\' Ik
vroeg: \'Van de koe?\' Nee, het beste
was - had hij van z\'n vader gehoord -
maagdelijke urine en dat kon, want hij
had nog een jonge dochter thuis.
\'Wat is \'t?\' vroeg hij. Ik zei: \'ik weet
het niet.\' Ik had het hele repertoire van
huidaandoeningen volgens mij al afge-
lopen. Z\'n reactie was: \'Wait ie dat
nait? Ie bin toch dokter?\'
Ik heb wat ontlasting meegenomen.
Omdat de kalveren duidelijk darm-
klachten hadden, heb ik ze furoxone-
tabletten verstrekt en ingespoten met
vitamine AD3 50/25.

Kale kalveren

Het onderzoek bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren van de ontlasting
verliep negatief. Collega Van der
Kamp zei: \'Stuur ons maar een kalf
voor sectie.\' Dit heb ik aan de eigenaar
voorgesteld, maar die had daar geen
oren naar: "k Wil ze nait dood
hebb\'n!\' Maar na een week lag er één
dood, de oudste. Collega Van der
Kamp heeft dezelfde dag sectie ge-
daan. Ik heb hem altijd bewonderd,
omdat hij - het miste vrijwel nooit - een
diagnose op de patiënt wist te drukken.
In dit geval werd het: Alopecia extre-
mitatis. Ik belde hem op: \'Het zit niet
alleen aan z\'n extremiteiten.\' De reac-
tie van hem was: \'Nee, jij moet de hele
huid zien als \'extremitatis\'.\' We scho-
ten er dus allebei niets mee op.

Ook al ain dei\'t nait wait

Ik heb toen gebeld naar de - toen nog -
Rijksseruminrichting in Rotterdam
(28-04-1961) en werd daar verbonden
met collega W.A. Eisma. Ik deed mijn
verhaal en vertelde hem dat ik inmid-
dels nog drie bedrijven had met kalve-
ren die kaal werden. Zijn reactie was:
\'Ik kom, morgenvroeg om 09.00 uur
sta ik op het station in Zuidhorn.\' En ja
hoor, de volgende morgen stapte een
lange man, hij liep iets gebogen, uit de
trein: collega W.A. Eisma. \'Eerst even
thuis koffie drinken na zo\'n lange
reis?\' Nee, direct er maar op af
Collega Eisma vroeg een enkel ding,
onder andere hoe oud ze waren en hoe
lang ze op deze plek gehuisvest waren.
En hij keek maar en hij zweeg maar. Ik
zag hem denken. De boer vroeg: \'Wat is
\'t?\' \'Ik weet het nog niet\', waarop de re-
actie van de boer was: \'Ook al ain dei\'t
nait wait.\'

Wij zijn daama naar de andere drie be-
drijven gereden. Dezelfde vragen, de-
zelfde antwoorden: Vanaf de geboorte
vlakbij de koeien, vastgezet aan touw.
\'t Zelfde zwijgen.

Bij het laatste bedrijf was er één kalf,
van de vijf aanwezige kalveren, niet
ziek. Kerngezond stond het op de deel,
vlak achter z\'n moeder, de andere vier
stonden ook vastgebonden achter hun
moeder en waren kaal. Ze kregen alle
vijf direct na \'t melken van hun moe-
der de melk - koewarm. Het eerste kalf
stond vast aan een riem om de hals en
een koe-ketting. De andere vier kalve-
ren stonden vast aan een touw.

15 april, 1961 - Ik was in consult geroepen voor drie koeien met mastitis. Zo
terloops vroeg de eigenaar: \'Wil ie nog ev\'n noar mien kalver kiek\'n? Ze
doun\'t nait goud en wörd\'n koal, koale plekk\'n. \'k Heb ze al behandeld, mór\'
tis nait goud.\'

Houtkrullen

Meneer Eisma glimlachte en zei: \'Zie
je, dat eerste kalf staat niet vast aan een
touw en is volkomen gaaf en gezond!\'
Toen we nadien naar huis reden om
koffie te drinken, vertelde meneer Eis-
ma op welk spoor hij gezet was. Hij
was eens te hulp geroepen op het proef-
station van TNO in Rijswijk. Daar wer-
den Rhesusapen als proefdier gehou-
den en die werden op een gegeven
moment kaal en stierven. Dezelfde
kaalheid als bij de kalveren: pleksge-
wijs. Verder hadden ze geen neiging tot
schuren, diarree en gingen ze dood. Die
apen werden in een kooi met houtkrul-
len als strooisel gehouden, \'t Was jaren
goed gegaan en toen ineens sterfte. De
oorzaak bleek te liggen in de kmllen.
Het waren altijd maagdelijke kmllen
geweest, maar nu waren het krullen af-
komstig van palen die geïmpregneerd
waren met een stof, waardoor ze ver-
duurzaamd waren. Daama werden de
palen nog eenmaal door een machine
gehaald om goed glad afgeleverd te
worden. Deze krullen werden ver-
mengd met de rest. Ze bevatten hoog-
gechloreerde phenolen (dioxinen), wat
dodelijk was voor de apen.

Pakjetouw

De kalveren van de vier bedrijven had-
den één ding gemeen: ze stonden alle-
maal vast aan een door de boer zélf ge-
vlochten of gedraaid touw van zoge-
naamd \'pakjetouw\'. Eén kalf stond
hieraan niet vastgebonden en die was
gezond! Het touw bleek bij alle vier be-
drijven afkomstig te zijn van hooipak-
jes, die geperst waren met touw van de
firma Lankhorst in Sneek.
Het contact met de firma Lankhorst
was boven alle lof verheven. Ze gaven
alle mogelijke informatie. Direct na de
oorlog waren ze in navolging van
Amerika/Canada begonnen met de
productie van touw, geschikt voor het
persen van hooi en stro in pakjes. Hun
machines waren daarvoor geïmpor-
teerd uit Amerika. De vraag naar dit
touw nam hand over hand toe. Alleen
bleek in de loop der jaren dat dit touw
twee nadelen had: ten eerste mislukte
het leggen van de knoop zo nu en dan
en het gevolg daarvan was een los pak
hooi. Ten tweede bleek in het voorjaar
dat pakjes hooi uit elkaar vielen, omdat

-ocr page 112-

vooral onderin het hooivak het touw
gemakkelijk brak. De oorzaak daarvan
was schimmel.

De firma Lankhorst had in één klap
beide nadelen ondervangen door toe-
voeging van een verduurzamende stof
en dat bleek dus achteraf de gevaar-
lijke boosdoener te zijn: hoog gechlo-
reerde phenolen.

A-avitaminose

Collega Eisma heeft een flinke bundel
van het touw meegenomen naar Rotter-
dam. Daar bleek dat binnen veertien da-
gen proefkalveren, die konden sabbelen
aan het touw dat door de melk gehaald
was, dezelfde symptomen hadden als
de betrokken kalveren op de vier bedrij-
ven. De pure stof - hoog gechloreerde
phenolen, ons welwillend toegezonden
door de firma Lankhorst - gepenseeld
op een geschoren plek aan de hals gaf
nog sneller dezelfde symptonen.
Alle kalveren bleken na verloop van
tijd een A-avitaminose te hebben. Het
vitamine A-gehalte van de lever was
zeer laag, bovendien was de lever be-
hoorlijk gedegenereerd. Er zijn op het
eerste bedrijf waar ik de kale kalveren
zag verschillende kalveren afgevoerd,
ook na intensieve behandeling met on-
der andere vitamine A. De kalveren die
het overleefden, bleven tot diep in de
herfst kaal. De firma Lankhorst is di-
rect gestopt met toevoeging van de
hoog gechloreerde phenolen en heeft
alle reeds gefabriceerde rollen touw uit
de handel genomen.

Marjan

Jaren later werd een dochtertje van een
van mijn boeren bij het oversteken van
de weg lelijk aangereden door een
vrachtwagen. Ze heeft het overleefd,
ze heeft veertien dagen in coma gele-
gen en ze zag aanvankelijk, toen ze bij-
kwam alles op de kop, maar ook dat is
terechtgekomen.

Tijden later kwam ik voor een zieke
koe op het erf en vroeg: \'En hoe is\'t
met Marjan?\' De reactie was: \'Niet
goed. \'t Ging anders zo goed, maar ze
ligt nu in het ziekenhuis.\' Ik hoorde dat
de doktoren voor een raadsel stonden.
Haar weerstand tegen alle mogelijke
infectieziekten was afwezig. Ze had
bovendien een A-avitaminose.
Daardoor dacht ik plotseling aan mijn
kalveren en vroeg; \'Waar speelt
Marjan als ze thuis is?\' Het bleek dat
het achterste vak in de hooischuur haar
speelplek was. Toen we gingen kijken,
bleek daar met behulp van \'pakjetouw\'
een schommel, een klimtouw en een
wiegje voor de pop gemaakt te zijn. Ik
heb contact gehad met de behandelend
arts in het ziekenhuis, die verlicht
adem haalde na het gesprek over \'pak-
jetouw\'. Marjan heeft alles doorstaan,
is voorspoedig opgegroeid en woont
nu in Engeland, waar ze een bekende
beeldhouwster is geworden, gehuwd
en moeder!

G. Roorda, Zuidhorn

Insigne van onvermogen

e

Ingezonden

Geachte redactie.

De laatste tijd heb ik met afschuw ken-
nis genomen van de column van de di-
recteur RVV, Pieter Cloo. Ik begrijp er
geen snars van. Zelden werd wolliger
taalgebruik gecombineerd met het on-
vermogen om enig verband in een
stukje tekst te brengen. Ik maak mij
grote zorgen over het feit dat hiermee
een trend gezet wordt die kennelijk bij
(enkele) overheidsinstellingen al ge-
meengoed is.

Graag zou ik een \'insigne van onvermo-
gen\' willen implementeren als dank
voor zoveel onleesbare tekst. Verschil-
lende malen duikt het woord communi-
catie op in de reeks letters. Daar bestaan
goede adviseurs voor! Persoonlijk vind
ik het spijtig dat een goede en noodza-
kelijke instantie als de RVV op deze
wijze naar buiten gebracht wordt.
Uiteraard steek ik ook de hand in eigen
boezem. Als gezelschapsdierenpracti-
cus (vooruit, kleine ...) heb ik weinig of
niets te maken met de RVV en ontbeer
zeker \'de kennis en de vaardigheden om
op kwalitatief en noodzakelijk niveau\'
mee te kunnen praten maar zou er dan
niet iemand zijn die mij dat duidelijk uit
kan leggen?

Hoogachtend,
Hans Nieuwendijk

Dr. Slappendel

Wat is er mis met de artikelen waar
deze naam onder staat? Allereerst na-
tuurlijk de toon: uit alle drie artikelen
van de laatste maanden spreekt gruwe-
lijke arrogantie van de schrijver over
zichzelf en wie hij als de zijnen be-
schouwt. Dat wordt gecombineerd met
een kleinerende, badinerende behan-
deling van andersdenkenden.

Het eerste editorial van hem heb ik
schouderophalend gelezen. Een aantal
anderen heeft hem getracht te corrige-
ren. Bij het tijdschrift van 1 december
1999 krijgt dr. Slappendel helaas de
kans opnieuw twee hele pagina\'s te
vullen met \'wetenschap\'. En wat
brengt dr. Slappendel? Of beter wat
veroorzaakt de beperkingen van het
artikel van dr. Slappendel? Ik vrees
dat die beperkingen in de schrijver lig-
gen.

Wat is wetenschap? In de meest ge-
bruikte zin van het woord is dat het
complete denksysteem van het hui-
dige westen, maar rustend op een
groot aantal axioma\'s. In het alge-
meen werkt dat systeem, dat model.
Evenwel; het is en blijft een model
van de werkelijkheid die veel te com-
plex is om te vatten in een model.
Achtergronden daarachter zijn prach-
tig beschreven door bijvoorbeeld pro-
fessor Van den Beukei (\'De dingen

-ocr page 113-

hebben hun geheim\') of door prof dr.
Joh. Franclce (\'Het vooroordeel in de
wetenschap\'). Ik ben ervan overtuigd
dat dr. Slappendel het model vereen-
zelvigt met de werkelijkheid. Hij zou
moeten proberen terug te gaan naar
zijn studententijd en zich concentre-
ren op de moeder van de wetenschap:
de filosofie of religie. Er is geen we-
tenschap zonder religie. Het kost veel
relativerend vermogen om dat in te
zien, bij hem zowel als bij mij.

Tot die tijd zou ik zeggen - in onver-
bloemd Nederlands - ophouden of op-
zouten.

Jaap Boersma,
Stompetoren

Met informatie ten aanzien van uitvoering, tracering,
screening en ruiming staat of valt een effectieve bestij-
ding.

De RVV is geen private organisatie, maar een organisa-
tie die binnen de ministeriële verantwoordelijkheid
opereert. Beleid maken en verantwoording afleggen
aan het parlement is een gegeven en staat of valt met
een adequate administratieve vastlegging.
De financiële vergoeding van eventuele schade door de
bestrijding is afhankelijk van een deugdelijke adminis-
tratie.

2.

3.

Column

Beste dierenarts.

Zeer verheugd ben ik met diegenen onder u die zich actief
tot de RVV hebben gewend voor een dienstverband, vast
dan wel tijdelijk. Op basis van behaalde insignes. In de
brieven wordt de keuze voor de RVV veelal gemotiveerd
door de actieve rol in het toezicht op de naleving van de
wetgeving en bij de ontwikkeling van de RVV tot topkeu-
ringsinstelling. In de afgelopen vijf maanden hebben zich
50 sollicitanten gemeld voor een vast dienstverband en
meer dan 100 dierenartsen zijn geïnteresseerd in de insig-
nes (levend vee/exportcertificering en ante en post mortem-
keuring)

Eén ven de werkterreinen waarop practici en RVV samen-
werken is de dierziektebestrijding. Binnen de RVV zijn
circa 60 dierenartsen in opleiding bij onder meer ID-
Lelystad om ingezet te kunnen worden bij dierziektebe-
strijding. Dat we met elkaar, nadrukkelijk ook de ingescha-
kelde practici zaken nog kunnen verbeteren, is duidelijk
geworden in de TBC-bestrijding van het moment. Los van
de informatievoorziening wil ik hierbij de aandacht vragen
voor de noodzakelijke discipline in de uitvoering. Ook bij
deze uitbraak is gebleken dat professionals het vaak moei-
lijk hebben als het discipline betreft. Dit wordt te zichtbaar
als het gaat om de administratieve kant. Deze administratie
maakt integraal onderdeel uit van de dierziektebestrijding
en is aldus noodzakelijk, maar waarom?

Ook is van de kant van de practici in de TBC-bestrijding
gevraagd om meer duidelijkheid. De komende weken zal
door de RVV, in samenwerking met de KNMvD, een aan-
tal avonden worden georganiseerd waarbij de directie van
de RVV toelichting zal geven op taken en verantwoorde-
lijkheden, doelstellingen en kritische punten bij de dier-
ziektebestrijding. Tevens zal de rol, taak en verantwoorde-
lijkheid van de practici worden toegelicht door de RVV.
Uiteraard is er ook de gelegenheid vragen te stellen over de
huidige organisatie van de dierziektebestrijding. Ik hoop
dat velen van u aanwezig zullen zijn.

Ten slotte is in een landelijk ochtendblad aandacht ge-
vraagd voor \'illegaal vlees in de schappen van de super-
markt\'. De artikelen die op 5,6 en 7 januari 2000 zijn gepu-
bliceerd, zijn echter zeer onzorgvuldig samengesteld. De
journalist in kwestie grossierde in foute aannames en ver-
keerde weergave van standpunten, alsmede de uitvoerings-
praktijk onvoldoende te kennen. Gelukkig is deze kwestie
uit de wereld, omdat bleek dat de stellingen onjuist waren.
De RVV en haar medewerkers en de plaatsvervangend in-
specteurs bleken hun werk goed gedaan te hebben. Andere
kranten en ook radio en televisie (meer dan 60!) hebben op
5 en 6 januari antwoord gekregen op alle vragen. Slechts
één ochtendblad heeft zich pijnlijk bezeerd aan de kwestie.
De vraag is of een dergelijke journalist voldoende besef
heeft van de maatschappelijke onrust, veroorzaakt door
verkeerde berichtgeving. Wellicht een les voor de vol-
gende keer? In ieder geval valt u en ons niets te verwijten.

Graag hoop ik u te zien op de avonden over dierziektebe-
strijding

De directeur RVV,
Pieter Cloo

-ocr page 114-

KNMvD

Op 5 november 1999 overleed geheel
onverwacht op 81-jarige leeftijd Henk
Stol.

Geboren te Amsterdam volgde Henk
Stol daar het middelbaar onderwijs en
begon de studie diergeneeskunde in
1938.

Met zijn sterk sociaal gevoel nam hij
deel aan het veterinair studentenleven
in Utrecht. Zo was hij vice-praeses van
de Diergenees kundigde Studenten
Kring in de jaren 1941-1942. Naast het
daarbij behorende dagelijkse werk was
hij zeer actief bij de zangborrels - de
toenmalige veterinaire zangbijeenkom-
sten. Met zijn welluidende duidelijke
zangstem gaf hij als procantor van de
vele studentenliederen leiding aan het
vrolijk zingen in de eerste donkere be-
zettingsjaren. Het gelukkige gevoel dat
hij de aanwezigen bezorgde bleef be-
waard bij de jaarlijkse dierenartsenbij-
eenkomsten van het studiejaar 1938, die
tot vorig jaar 1998 werden gehouden.
De oude vriendschappen werden door
zijn regelmatige prominente aanwezig-
heid opnieuw bezegeld en bewaard met
zijn stem.

Na zijn afstuderen in 1946, vestigde hij
zich als praktiserend dierenarts te
Leiden. In dat zelfde jaar trouwde hij
met Kootje Braak. Uit dit huwelijk wer-
den drie dochters geboren: Rvct, Han-
neke en Japke.

Onder zijn cliënten had hij veel stafle-
den van de Medische Faculteit van de
Rijksuniversiteit te Leiden, die hun zieke
honden of katten doorhem lieten behan-
delen. Daardoor werd hij in consult ge-
roepen om in teamverband mee te wer-
ken aan open hartoperaties op honden
van de afdeling thoraxchirurgie. Zo
werd zijn belangstelling voor de proef-
dierkunde in het algemeen gewekt.

In 1959 beeïndigde hij de veterinaire
praktijk en aanvaardde de functie van
Hoofd van het Laboratorium voor
Experimentele Chirurgie op proefdie-
ren van de Rijksuniversiteit te Leiden.
Zo werd hij in 1962 al lid van de kort te-
voren opgerichte Landelijke Werkcom-
missie Laboratoriumdieren (L WL).
In 1965 stond Henk aan de wieg van de
oprichting van de Biotechnische Vereni-
ging, een beroepsvereniging voor dier-
verzorgers, biotechnici en zoölogisch
analisten. In 1983 werd hij tot erelid van
de vereniging benoemd.
In 1966 werd hij redactielid van het pe-
riodiek \'Biotechniek\', het Nederlandse
tijdschrift voor proefdierkunde. Bij zijn
afscheid werd hij benoemd tot ere-re-
dactielid voor het leven.

Henk Stol

In 1968/69 ontstond binnen de LWL de
gedachte om een proefdierkundige ver-
eniging op te richten.
Ook hier werd Henk direct bij betrokken
en in 1971 vond de oprichting plaats
van de Nederlandsche Vereniging voor
Proefdierkunde. Dit heeft uiteindelijk
geleid tot opleidingen in de proefdier-
kunde voor wetenschappelijke onder-
zoekers en voor proefdierdeskundigen,
die samen met de opleidingen voor dier-
verzorgers en biotechnici een wettelijk
kader hebben gekregen zoals is vastge-
legd in de Wet op de dierproeven, die
dateert van 12 januari 1977. Het prak-
tisch onderwijs had Henk\'s voorkeur;
de theorie eromheen mocht alleen on-
dersteunend zijn.

In 1975 stelde hij het boek Voedingsleer
voor biotechnici samen, een uitgave van
de Stichting Proefdier en Maatschappij,
waarvan hij in 1973 een van de oprich-
ters was.

Na zijn pensionering ging Henk Stol ge-
schiedenis studeren.
Een belangrijke activiteit was Henk\'s
mede-initiatief tot het oprichten van het
Veterinair Historisch Genootschap in
1989. Na dit initiatief dat werd gevolgd
door een achttal dierenartsen en andere
academici, is dit gezelschap met enkele
honderden leden thans in 1999 uitge-
groeid tot een belangrijk internationaal
erkend gezelschap, dat de geschiedenis
van de diergeneeskunde vanuit vele in-
valshoeken belicht.

Hij was een trouw en gewaardeerd lid
van de Rotaryclub Leiden. Na het over-
lijden van Kootje in 1997, vond hij daar
troost bij de oudere leden van die orga-
nisatie.

Ondanks zijn grote wetenschappelijke
en organisatorische kwaliteiten bleef
Henk naar buiten toe een bescheiden
man. Hij had een groot gevoel voor hu-
mor en straalde volop levenslust uit.
Velen hebben aan de samenwerking met
Henk blijvend een fijne vriendschap
overgehouden.

De innige band met vader, opa en mede-
werkers toonden Henk\'s kinderen,
kleinkinderen en sprekers bij zijn zeer
drukbezochte crematie te Leiden.

J.M. van Gaaien
D.M. Zuijdam

-ocr page 115-

Dierenartsen in dienstverband en aansluiting bij een vakorganisatie

Dierenartsen die bij de overheid werk-
zaam zijn worden aangemeld bij de
Centrale van Middelbare en Hogere
Functionarissen bij Overheid, Onder-
wijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF)
te Den Haag.

Dierenartsen die in het bedrijfsleven
werkzaam zijn worden aangemeld bij
De Unie te Houten, evenals dierenartsen
die bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren werkzaam zijn.
Tot 1 januari 2000 werden dierenartsen
die in het bedrijfsleven werkzaam zijn
aangemeld bij de VHP te Houten; sinds
1 januari 2000 zijn de VHP en De Unie
gefuseerd, zodat dierenartsen in het be-
drijfsleven en bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren nu onder één vakorganisa-
tie vallen.

Contributie

De contributie voor het lidmaatschap
van de vakorganisatie wordt door de
KNMvD rechtstreeks betaald aan de be-
treffende vakorganisatie en wordt be-
taald uit de algemene middelen van de
KNMvD. De aansluiting van dierenart-
sen - leden van de KNMvD - die in
dienstverband werkzaam zijn, staat los
van het eventuele lidmaatschap van de
Groep Dierenartsen werkzaam in het
Bedrijfsleven. Nadere informatie over
de vakorganisaties staat op bladzijde 56
en 57 van het Diergeneeskundig Jaar-
boek 1999. Van de vakorganisatie ont-
vangen de aangesloten dierenartsen
rechtstreeks informatie, zoals bijvoor-
beeld een informatieperiodiek. Als men
vragen heeft, bijvoorbeeld over de eigen
rechtspositie of over een op handen
zijnde reorganisatie, kan men zich ook
direct wenden tot de vakorganisatie
waarbij men is aangesloten.

Principiële bezwaren

Wanneer een dierenarts om welke reden
dan ook principiële bezwaren heeft te-
gen het lidmaatschap van een vakorga-
nisatie, dan is één telefoontje naar het
secretariaat van de KNMvD voldoende
om de aanmelding ongedaan te maken.
Alle dierenartsen die worden aange-
meld bij een vakorganisatie, krijgen
hiervan overigens van de KNMvD be-
richt, waarin gewezen wordt op de mo-
gelijkheid af te zien van het lidmaat-
schap van de vakorganisatie. Binnen het
secretariaat is staftnedewerker me-
vrouw Van Oostrum-Schuurman Hess
aanspreekpunt voor alle vragen of op-
merkingen betreffende de vakorganisa-
ties.

Het is gebruikelijk dat dierenartsen - leden van de KNMvD - die in dienstver-
band werkzaam zijn, door de KNMvD worden aangemeld bij een vakorgani-
satie (vakbond). In het verleden is hiertoe besloten tijdens een Algemene
Vergadering. Deze aansluiting bij een vakorganisatie is van belang met het
oog op de vertegenwoordiging van dierenartsen via de vakorganisaties in het
werkgever-werknemer overleg (bijvoorbeeld totstandkoming van CAO\'s).
Anderzijds hebben dierenartsen de mogelijkheid met vragen over hun rechts-
positie, pensioen, arbeidsvoorwaarden, reorganisatie, functiewaardering en
dergelijke contact op te nemen met de vakorganisatie. De medewerkers van
de vakorganisatie beschikken over specifieke kennis over deze onderwerpen.

Voor de volledigheid: dierenartsen die
als zelfstandig ondernemer werkzaam
zijn in het bedrijfsleven, bijvoorbeeld
zij die een eigen adviesbureau voeren,
worden
niet aangemeld bij een vakor-

Wanneer u in het jaar 2000 70 jaar
wordt, is dus de nieuwe regeling van
toepassing. Het Hoofdbestuur beseft
dat de nieuwe regeling u onaangenaam
zal treffen, maar hoopt toch op uw be-
grip voor deze impopulaire maatregel.
De beslissing om van leden van 70 jaar
en ouder contributie te gaan vragen, is
ingegeven door het feit dat de groep
ganisatie. Er is immers geen sprake van
een werkgever-werknemer verhouding.

Loondienst in de praktijk

Voor dierenartsen - leden van de
KNMvD - die als medewerker in loon-
dienst in een praktijk werkzaam zijn, is -
met het oog op het wisselende karakter
van deze groep dierenartsen - een andere
afspraak gemaakt. Wanneer zij vragen
hebben op het gebied van arbeidsvoor-
waarden, arbeidsrecht etcetera, kunnen
zij zich wenden tot het secretariaat van
de KNMvD. Uiteraard kunnen zij ook
een beroep doen op het secretariaat bij
conflicten tussen werkgever en werkne-
mer. Wanneer een conflict of kwestie
niet in onderling overleg kan worden
opgelost en specifieke juridische hulp
noodzakelijk is, wordt de betreffende
dierenarts-werknemer door het secreta-
riaat van de KNMvD met een \'verwijs-
brief doorverwezen naar De Unie. Een
arbeidsjurist van De Unie staat de die-
renarts-werknemer dan met raad en
daad terzijde (weliswaar gelden hierbij
bepaalde randvoorwaarden; zo wordt er
bijvoorbeeld niet tot in het oneindige ge-
procedeerd). De kosten van deze juridi-
sche ondersteuning komen voor reke-
ning van de KNMvD.

Mevr. drs. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess.
stafmedewerker KNMvD.

Contributieverplichting voor leden van 70 jaar
en ouder met ingang van 1 januari 2000

Op de Algemene Vergadering van 16 oktober 1999 hebben de leden ingestemd
met een voorstel van het Hoofdbestuur, waarbij leden van
65 jaar en ouder de
minimumcontributie dienen te betalen.

De tot nu toe gebruikelijke regeling was dat leden vanaf de 70-jarige leeftijd
geen contributie meer hoefden te betalen. Deze regeling is met ingang van 1
januari 2000 niet meer geldig. Een uitzondering wordt gemaakt voor leden
die vóór 1 januari 2000 de 70-jarige leeftijd al hebben bereikt; zij blijven vrij-
gesteld van contributiebetaling.

rustende dierenartsen steeds groter
wordt en daardoor de kosten van het
gratis toesturen van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde en het Dierge-
neeskundig Jaarboek onacceptabel
hoog worden.

Mocht u echter af willen zien van het
ontvangen van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en het Diergenees-

-ocr page 116-

kundig Jaarboek, dan bent u ook geen
contributie verschuldigd. Het Hoofd-
bestuur verzoekt u vriendelijk dit zo
spoedig mogelijk door te geven, ten-
einde de toezending te kunnen stopzet-
ten.

U kunt hierover contact opnemen met
het secretariaat van de KNMvD, de heer
H.S. de Vries, telefoon: 030-2510111.

Communicatie tussen Cadans en dierenartsen-werkgevers

Zoals u wellicht nog weet, nam een aan-
tal verontruste dierenartsen-werkgevers
in de zomer van 1999 met de KNMvD
contact op over de moelijk verlopende
communicatie met Cadans. Cadans, bij
sommige van u beter bekend onder de
naam \'BVG\', is de uitvoeringsinstantie
waarmee dierenartsen-werkgevers te
maken krijgen wanneer zij personeel in
dienst nemen of hebben. Ter verbetering
van de communicatie beloofde Cadans
destijds over te gaan tot het aanstellen
van contactpersonen. Iedere werkgever
die bij Cadans is aangesloten, zal binnen
Cadans zijn of haar \'eigen\' contactper-
soon krijgen. Deze fungeert als aan-
spreekpunt voor de werkgever en zal de
werkgever met raad en daad bijstaan,
bijvoorbeeld door erop toe te zien dat de
werkgever inderdaad antwoord krijgt op
zijn of haar vraag.

Inmiddels is Cadans deze belofte na-
gekomen en hebben alle aangesloten
werkgevers bericht ontvangen over de
naam en het telefoonnummer van de
betreffende contactpersoon.
Ter ondersteuning van de taken van de
werkgever bij het \'personeelswerk\'
kunt u gebruik maken van het zoge-
naamde Actieschema in-/uitdienst, dat
wordt uitgegeven door Cadans. Hierop
vindt u op overzichtelijke wijze aange-
geven wat u moet doen bij het in dienst
nemen of uit dienst treden van uw me-
dewerker (melden ziekenfonds, loon-
belastingverklaring etcetera). U kunt
dit Actieschema aanvragen bij het se-
cretariaat van de KNMvD, telefoon:
030-2510111. Er is ook een Actie-
schema Ziekte beschikbaar.

Voor vragen of opmerkingen over
Cadans, de sociale zekerheidswetge-
ving, ziekteverzuim, arbowetgeving en
dergelijke, kunt u contact opnemen
met stafmedewerker mevrouw drs.
M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
op het secretariaat van de KNMvD.

The Veterinary Quarterly is een
Engelstalig wetenschappelijk kwar-
taaltijdschrift over veterinaire klini-
sche wetenschappen en epidemiolo-
gie. Een abonnement kost normaal
gezien ƒ 295,-, maar leden van de
KNMvD betalen slechts ƒ 55,-. De we-
tenschappelijke artikelen in The
Veterinary Quarterly zijn, gezien het
taalgebied en gezien het beleid van de
Editorial Board, over het algemeen
van een hoog wetenschappelijk ge-
halte. Vandaar dat het blad een aanra-
der is voor iedereen die zich op de
hoogte wil stellen van de nieuwste ve-
terinaire ontwikkelingen.

Inhoud nummer 1,2000

Editorial

• Communication; J. Fink-Gremmels

Nummer i van The Veterinary Quarterly is uit

Themanummer: veterinaire farmacologie

Naar aanleiding van het afscheid van prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert, heeft
de redactie van The Veterinary Quarterly besloten een themanummer uit te
brengen over veterinaire farmacologie. Gast-redacteur is prof. dr. J. Fink-
Gremmels. Van haar is tevens een redactionele bijdrage over de vele vormen
van communicatie, waaraan in de veterinaire wereld behoefte is. De weten-
schappelijke bijdragen zijn een weerslag van de presentaties op het afscheids-
symposium van Van Miert. Er is ook een aantal wetenschappelijke artikelen
opgenomen dat niets met het thema van doen heeft. Dit om de auteurs van
deze artikelen tegemoet te komen.

Review papers

• Trends in veterinary clinical and fun-
damental pharmacology: past and fu-
ture in the Netheriands; A.S.J.P.A.M.
van Miert

• Signal transduction in inflammatory
processes, current and fiiture thera-
peutic targets: a mini review; R.
Witkamp, and M. Monshouwer

• Cytochromes and cytokines: changes
in drug disposition in animals during
an acute phase response: a mini re-
view; M. Monshouwer and R.
Witkamp

Original papers

• Cocultures of porcine hepatocytes
and kupffer cells as an improved
in vi-
tro
model for the study of hepatotoxic
compounds; K.H.N. Hoebe, M.
Monshouwer, R.F. Witkamp, J. Fink-

Gremmels, and A.S.J.P.A.M. van
Miert

• Suppression of the acute inflamma-
tory response of porcine alveolar- and
liver macrophages; C.A. Izeboud, M.
Monshouwer, R.F. Witkamp, and
A.S.J.P.A.M. van Miert

• Inhibition of aflatoxin ml production
by bovine hepatocytes after interven-
tion with oltipraz; M.E.M. Kuilman,
R.F.M. Maas, F.M.A. Woutersen-van
Nijnanten, and J. Fink-Gremmels

• Within-farm spread of classical swine
fever virus- A blueprint for a stochas-
tic simulation model; K.D.C. Stärk,
D.U. Pfeiffer, and R.S. Morris

• Disease-induced alterations in plasma
drug-binding proteins and their influ-
ence on drug binding percentages in
dogs; N. Ikenoue, Y. Saitsu, M.
Shimoda, and E. Kokue

• Validation of a new method of visual
oestrus detection on the farm; L.
Heres, S.J. Dieleman, and F.J.C.M.
van Eerdenburg

• Urinary concentration of corticoids in
ponies with hyperiipoproteinaemia or
hyperadrenocorticism; J.H. van der
Kolk, and Th. Wensing

Short communications

• The use of a polypropylene mesh for
treatment of ruptured collateral liga-
ments of the equine metatarsophalan-
geal joint: a report of two cases; M.R.
van der Harst, and A.B.M. Rijken-
huizen

-ocr page 117-

Voorzitter: T.J.G.M. Lam.
Secretaris: C.H.L. Klaassen,
Donsvlinder 22,2317 KE Leiden.

Wat zijn de doelstellingen van uw
Croep?

Groep Rund formuleert in haar huishou-
delijk reglement de volgende doelen;
a de bekendheid van ontwikkelingen
op het gebied van de geneeskunde
van het rund en de kleine herkauwer,
in de ruimste zin des woords, te be-
vorderen.

b mee te werken aan de bestudering
van problemen samenhangend met
de geneeskunde van het rund en de
kleine herkauwer, in de ruimste zin
des woords.
c mee te werken aan de georgani-
seerde verbetering van de gezond-
heid van het rund en de kleine her-
kauwer en daar waar het op haar pad
komt de belangen van de betrokken
dierenartsen te behartigen.

Welke financiële bijdrage vraagt u van
een lid?

De contributie voor het jaar 1999 be-
draagt 95 gulden. Studentleden krijgen
50 procent reductie en betalen 50 gul-
den. Tijdens de ledenvergadering in ja-
nuari 2000 zal het bestuur een hogere
contributie voorstellen.
Samen met alle voordelen en moge-
lijkheden van het lidmaatschap, ont-
vangen de leden twee keer per jaar het
tijdschrift The Bovine Practitioner,
\'the journal for all bovine practitio-
ners\',
met proceedings van conven-
tions van de American Association of
Bovine Practitioners.

Waarom zou een KNMvD-lid ook nog
eens lid moeten zijn van Croep
Geneeskunde van het Rund?
Onze bijeenkomsten bieden leden de
mogelijkheid om op de hoogte te blij-
ven van actualiteiten en wetenschap-
pelijke en maatschappelijke ontwikke-
lingen. Groep Rund organiseert elke
twee maanden een bijeenkomst. Voor-
afgaande aan het wetenschappelijk ge-
deelte worden de aanwezigen op de
hoogte gebracht van de actualiteiten.
Alle leden ontvangen een verslag van
deze bijeenkomsten, verzorgd door
aanstaande collega\'s van de veteri-
naire studentenvereniging De Vee-
fokkers. En vanwege de belangenbe-
hartiging, die in bepaalde situaties een
belangrijk deel uitmaakt van de activi-
teiten van Groep Rund. We doen dit in
goed overleg en samenwerking met
Groep Practici Grote Huisdieren. U
moet hierbij bijvoorbeeld denken aan
participatie bij het definiëren van de
richtlijnen voor het Keten Kwaliteit
Melk-project. En aan het bewaken van
onze belangen en het geven van advie-
zen tijdens de IBR-vaccinproblema-
tiek die begin 1999 ontstond.
Groep Rund probeert goed contact te
houden met de achterban, dierenartsen
die geïnteresseerd zijn in rundvee. Dit
vertaalt zich naar onze mening in be-
stuurlijke slagvaardigheid en in be-
trokkenheid van onze leden en herken-
ning. Wij hechten hier veel waarde
aan. Toen het eerste BSE-geval in
Nederland werd geconstateerd, orga-
niseerde Groep Rund binnen zeven da-
gen een bijeenkomst over dit onder-
werp, met zeer deskundige sprekers.
Onze studentleden kunnen tijdens de
bijeenkomsten zien wat er speelt in hun
toekomstige werkveld - de sfeer proe-
ven - en vaststellen hoe hun kennis ver-
taalt wordt naar de praktijk. Bovendien
waarderen wij hun inbreng in de gezel-
ligheid.

Een bestuursvergadering

De vergadering vindt plaats in de gast-
vrijheid van de Gezondheidsdienst, in
een overiegruimte in de Deventerse
hoofdvestiging. Voor de GD-medewer-
ker in het bestuur een thuiswedstrijd, de
andere bestuursleden hebben vele kilo-
meters moeten afleggen om hier te zijn.
Na een welkomsgesprek begint de ver-
gadering met het secretariaat. De se-
cretaris heeft iedereen een overzichte-
lijke lijst gestuurd van alle ingekomen
en uitgegane post, inclusief e-mails en
faxen. 25 Nieuwe leden hebben zich
aangemeld sinds de vorige bestuurs-
vergadering.

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair-vaktech-
nisch deelgebied. Tientallen enthousiaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd om de
doelstellingen van deze groepen te dienen. De serie De Groepen geeft verslagen van
een bestuursvergadering van elke Groep, met als doel een beeld te geven van de alle-
daagse bezigheden binnen de respectievelijke Groepen. Elk verslag start met drie al-
gemene vragen aan de voorzitter van de Groep.

Groep Geneeskunde van het Rund

Het actueel en kloppend houden van de
administratie kost elke Groep voortdu-
rend energie, zo ook Groep Rund. Alle
nieuwe leden krijgen een bevestigings-
brief. Hierna gaan hun gegevens naar de
penningmeester en naar het secretariaat
van de KNMvD, voor respectievelijk de
contributie-administratie en het verzor-
gen van de mailings.
Dan krijgt de penningmeester de schone
taak van de inning van contributie.
Hierbij ontmoet hij soms onverwachte
problemen. Bijvoorbeeld het volgende.
Sommige contributies worden door
praktijken betaald, zonder de naam van
de dierenarts te vermelden. Vervolgens
moet de penningmeester proberen deze
naam te achterhalen, hetgeen knap lastig
kan zijn. In bepaalde gevallen vindt de
penningmeester pas het antwoord door
reacties op aanmaningen.
Het kost veel tijd om de organisatie van
de Groep draaiende te houden, waarbij
de meeste bestuurlijke energie wordt ge-
bruikt om de doelstellingen van de
Groep te dienen. Dit blijkt bijvoorbeeld
uit de negentien agendapunten die deze
vergadering telt. En het bestuur gaat er-
voor, want volgens agendapunt 4 zijn ze
onlangs op bestuursweekend geweest.
De vergadering staat stil bij de evalu-
atie van de laatste groepsbijeenkomst.
Dit was een bijeenkomst \'op locatie\'
georganiseerd in samenwerking met
het farmaceutisch bedrijf Eurovet. Vier
sprekers bespraken het onderwerp
klauwgezondheid, waaronder een
Engelse deskundige die speciaal voor
de gelegenheid was overgekomen.
Inmiddels hebben bijna alle leden een
boekwerk met de teksten ontvangen.
Ondermeer door de snelle groei van het
ledental waren er te weinig boekjes be-

-ocr page 118-

steld. Deze worden bijgedrukt.
GD, LTO en uitgeverij Roodbont heb-
ben gezamenlijk de Praktijkgids Ge-
zond Melkvee gemaakt. Een boekwerk
met praktische informatie over vier be-
smettelijke runderziekten. Dezelfde or-
ganisaties willen nu een Handboek
Gezondheid Melkvee schrijven en zoe-
ken daarvoor samenwerking met Groep
Rund. Het bestuur draagt een kandidaat
voor de redactiecommissie voor.
Het bestuur van Groep Rund is verte-
genwoordigd in de klankbordgroep
KKM. Deze groep voert regelmatig
overleg met de Stichting KKM over de
invulling van de richtlijnen voor het
kwaliteitssysteem Keten Kwaliteit
Melk (KKM). De bestuursafgevaar-
digde doet verslag van een recente bij-
eenkomst. In het KKM-systeem zullen
in de toekomst off label use-verklarin-
gen gebruikt worden, net zoals in het
IKB varken. Er ontstaat een gesprek
over de mogelijk verplichte bedrijfsbe-
zoeken door een dierenarts, binnen het
KKM-systeem.

\'Voor een kwalitatief goede veterinaire
bedrijfsbegeleiding dient de dierenarts
eenmaal per maand een rund veebedrijf
te bezoeken\', luidt in deze het standpunt
van Groep Rund. Boerenorganisatie
LTO en de overkoepelende zuivelorga-
nisatie NZO bepalen echter hoe hoog zij
de KKM-Iat leggen. Een ander punt van
discussie is het gegeven dat een KKM-
bedrijf van één dierenarts een GVP-ver-
klaring in de map moet hebben, maar
vervolgens van overal diergeneesmid-
delen mag aankopen en willekeurige ve-
terinaire hulp inroepen. Dit issue blijkt
te zijn aangepast. KKM stelt inmiddels
dezelfde eisen aan iedere dierenarts die
een bedrijf bezoekt.

Het bestuurslid dat Groep Rund in het
ICT-platform vertegenwoordigt krijgt
het woord. Hij schetst de huidige situ-
atie en de strategie voor de - nabije -
toekomst. ICT staat voor Informatie- en

Communicatie Technologie. In het
platform zitten vertegenwoordigers van
diverse Groepen van de KNMvD. De
taak van het platform is om een effi-
ciënte vorm vast te stellen, waarin die-
renartsen projecten op ICT-gebied kun-
nen - laten - uitvoeren en waarin zij hun
stem kunnen laten horen bij externe
ICT-ontwikkelingen.
Dat een Groepsbestuur een veelzijdige
taak heeft, mag aangetoond zijn door de
besproken onderwerpen én blijkt bij-
voorbeeld uit de promotie die een be-
stuurslid voert voor een groepsreis naar
het Wereld Rundvee Congres, volgend
jaar in Uruguay. Programma en kosten
passeren de revue.

Het standpunt van de KNMvD be-
treffende gebruik van het hormoon
BST in de melkveehouderij, vormt het
volgende agendapunt. Het bestuur on-
dersteunt de mening van de hooglera-
ren Noordhuizen-Stassen en Fink-
Gremmels, in hun recente publicatie in
het TvD. Beide professoren zijn tegen
BST-gebruik voor productiedoelstel-
lingen. Het gesprek gaat over de exacte
verwoording van het standpunt van
Groep Rund en de wijze waarop dit na-
der bekend gemaakt moet worden.
Dan het traject Erkende Rundvee-
dierenarts. Groep Rund heeft mede aan
de basis van dit project gestaan en neemt
nog steeds actief deel. Er is een opval-
lende diversiteit in het kennisniveau van
de aan de cursussen deelnemende die-
renartsen, zo merkt een bestuurslid op.
\'Het laten verdwijnen van deze diversi-
teit is een van de redenen om deze cur-
suscyclus op te zetten\', vult een tweede
aan. De dierenartsen lijken de vervolg-
dagen van de basiscursus positief te be-
oordelen.

Het volgende agendapunt, punt 15,
luidt:
verslagen van namens Groep
Rund bijgewoonde vergaderingen.
Een
aantal van deze verslagen stonden al als
zelfstandige punten op de agenda. Een
bestuurslid komt met een opmerking
naar aanleiding van het draaiboek dier-
ziektekundige klachten die mogelijk
veroorzaakt zijn door verontreinigd op-
pervlaktewater. Om een klacht neer te
kunnen leggen over een omgevingsfac-
tor, zoals verontreinigd oppervlakte-
water, moet een veehouder een bepaald
onderzoeksprotocol doorlopen in sa-
menwerking met zijn dierenarts en on-
dermeer de GD. \'Hoe communiceren
we dit naar de dierenartsen toe?\'
Een bestuurslid heeft zitting in de
commissie preventie verwaarlozing
rundvee. Deze commissie is doende
om uitgangspunten te formuleren, be-
treffende signaleren en preventie van
dierverwaarlozing. Dierenartsen kun-
nen hierbij een belangrijke rol in spe-
len. De erkende rundveedierenarts
hoort voldoende kennis en kunde op
dit gebied te hebben, zo meent het be-
stuur. Hij of zij moet bijvoorbeeld we-
ten dat er vertrouwensteams bestaan
voor veehouders met zulke problemen.
Tijd voor de rondvraag. De Kwa-
liteitsrichtlijnen Dierenartsen (KRD)
gaan in de toekomst mogelijk eisen be-
vatten betreffende hygiëneprotocol-
len, hetgeen voortkomt uit de MKZ-
bestrijdingsplannen. Over enige tijd
wordt dit punt dus meegenomen bij de
certificering. Sinds kort heeft de RVV
de bestrijdingsverantwoordelijkheid
betreffende besmettelijke dierziekten
zoals brucella, tuberculose en leukose
overgenomen van de GD. De RVV
doet dit volgens regels en richtlijnen
van het ministerie van LNV, wat een
andere benadering oplevert. Dit leidt
tot grote praktische bezwaren in het
veld.

Alleen al de onderwerpen van de rond-
vraag leveren gesprekstof voor een
avondje vergaderen. Groep Rund doet
veel, dat moge duidelijk zijn.

Jan Hulsen

Januari-nummer Veehouder en Dierenarts

Met het oog op welzijn

\'Wat nooit uit het oog mag worden verloren, is het welzijn van het dier dat
voedsel voor ons produceert of waar wij plezier van hebben\', schrijft R. Back,
voorzitter van de redactiecommissie van Veehouder en Dierenarts in het ja-
nuari-nummer, dat geheel gewijd is aan welzijn. Een zeer actueel onderwerp
anno 2000. Aan het begin van een nieuwe eeuw staat de veehouderij immers
voor een grote uitdaging, namelijk de omgang met dieren inzichtelijk en con-
troleerbaar maken. Hierbij spelen welzijn en ethiek een belangrijke rol.

Veehouderij in samenleving

Hoogleraar mens-dier E. Noord-
huizen-Stassen schetst de huidige po-
sitie van de veehouderij in Nederland.
Door de uitbraak van besmettelijke
dierziekten is de veehouderij in het
voetlicht gekomen en werd ineens dui-
delijk wat intensieve veehouderij ei-
genlijk inhoudt. Dit heeft het imago
van de veehouderij niet verbeterd, in-
tegendeel. Noordhuizen-Stassen vindt
het commentaar op de intensieve vee-
houderij \'ongenuanceerd\', maar pleit

-ocr page 119-

voor inzichtelijkheid en controleer-
baarheid.

Croepshuisvesting bij zeugen

Door de overheid is bepaald dat uiter-
lijk in 2008 alle guste en dragende zeu-
gen in groepshuisvesting gehouden
moeten worden. J. Bakker schetst in
dit artikel de voor- en nadelen en
schenkt aandacht aan de \'opstart\'pro-
blemen die voor kunnen komen bij de
overgang van indivduele naar groeps-
huisvesting.

Melkveehouder Henk Los

Dat boeren soms anders denken over
welzijn dan consumenten en regelge-
vers, blijkt ondermeer uit dit interview
met melkveehouder Henk Los. Hij
neemt het welzijn van zijn koeien ui-
terst serieus, terwijl hij ze zomer en
winter binnenhoudt. \'Creëer de rand-
voorwaarden voor wat de dieren wil-
len\', is zijn devies. Dan is er natuur-
lijke selectie van dieren die zich goed
voelen in een bepaald systeem.

Nertsenhouderij

Het welzijn van de nerts is al een
tijdlang een belangrijk discussiepunt
tussen dierenbeschermingsorganisa-
ties, actiegroepen en de nertsenhoude-
rij. Aanvankelijk stond de nerts op de
lijst van diersoorten die volgens de
Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren gehouden mogen worden, mits
een aantal welzijnsmaatregelen wer-
den getroffen. De nertsenhouderij
heeft deze aanpassingen met vereende
krachten en ten koste van grote inves-
teringen gedaan. Nu dreigt de nerts
echter om een andere reden van deze
lijst geschrapt te worden: de politiek
vindt het productiedoel - alleen pelzen
- moreel onaanvaardbaar. Een ethische
discussie die nog lang niet ten einde is.

Pluimveedierenarts en welzijn

Meestal liggen economische belangen,
de zorg voor de gezondheid van mens
en dier en de bevordering van het wel-
zijn van de dieren in het verlengde van
elkaar. Soms is er echter sprake van
een dilemma, zoals bij het structureel
toepassen van handelingen die het
houden van dieren mogelijk maken,
terwijl de omstandigheden verre van
ideaal zijn. Dan kunnen dierenarts - en
ongetwijfeld ook de veehouder - in
gewetensnood raken. De pluimveedie-
renarts bevindt zich - net als de pluim-
veehouder - in het middelpunt van een
web van eisen en wensen. Het welzijn
en de eigenwaarde van het dier moeten
gesteld. Maar de lage opbrengsten en
toegenomen kosten hebben met name
in de schapenhouderij de nodige con-
sequenties. Sommige bedrijven kun-
nen bijvoorbeeld de kosten van dierge-
neeskundige zorg niet meer dragen
met als resultaat dat een praktiserend
dierenarts zo\'n bedrijf bijna niet meer
bezoekt. De vraag is nu: blijft het wel-
zijn goed?

Heeft u of uw veehouder nog geen
abonnement op Veehouder en Dieren-
arts? Schrijf fax of e-mail naar:
Veehouder en Dierenarts, Postbus
14031, 3508 SB, Utrecht, faxnummer:
030 - 2511787, e-mail: veeh.en.dieren-
arts@knmvd.nl.

Veehouder en Dierenarts verschijnt
vier keer per jaar en kost
ƒ 12,50 per
jaar (exclusiefBTW en portokosten).

L^fegslispsiBésasEi^

met net oog\'.;- sa^oi^soDiii)®^^
OD welziin • ^

X jy I I

steeds zwaarder worden meegewogen
in de advisering. Belangrijk hierbij is
onderscheid te maken tussen het een-
malig krachtdadig ingrijpen en het
structureel toepassen van hulpmidde-
len.

De belangen van het sportpaard

De internationale federatie voor de mi-
tersport (FEI) heeft het welzijn van het
sportpaard bovenaan haar lijstje staan.
Paarden zijn immers afhankelijk van de
miter of trainer en de belangen van de
competitie wegen steeds zwaarder. De
greep naar geneesmiddelen om een ziek
paard toch in te kunnen zetten is snel ge-
maakt. De FEI controleert echter streng.

Welzijn kleine herkauwers

Met het welzijn van de kleine herkau-
wers in ons land is het gelukkig goed

-ocr page 120-

December-nummer Dierenpraktijken

In het nieuwste nummer van Dieren-
praktijlcen komt de voeding van huis-
dieren - en dan met name van de op-
groeiende hond - aan bod. Voeding
staat steeds meer in de belangstelling
en deze trend breidt zich meer en meer
uit naar de huisdieren. Terecht, want
goede voeding kan voorkomen dat een
dier ziek wordt.

Jasper, een gecastreerde kater van vier
jaar, wordt met een gezwollen iris door-
gestuurd naar een oogspecialist en blijkt
kattenleucose te hebben. Dierenarts

Adrianne van der Bas vertelt in dit arti-
kel meer over het FeLV-virus.

Dierenpraktijken woont een open
spreekuur bij van dierenarts Frans Oos-
tra, werkzaam bij Dierenkliniek Oost-
Drenthe. Tijdens het spreekuur komen
hartafwijkingen, bekkenkantelingen en
rugpijn voorbij, en natuurlijk inentin-
gen.

In de rubriek \'Bijzondere Dieren\' staat
de rat als huisdier centraal. Het ver-
schil tussen wilde en tamme ratten
komt aan de orde, evenals ziektes,
draagtijd en hoe een rat het beste ge-
houden kan worden.
Dierenarts Helmy Wulms besteedt aan-
dacht aan zwaarlijvigheid en gewichts-
controle bij honden. Overgewicht is im-
mers nog steeds een groot probleem. Zij
vertelt hoe een eigenaar zelf kan zien of
zijn/haar hond te dik is en wat daar aan
te doen valt.

In de vorige uitgave van Dierenprak-
tijken kwam Herman Hazewinkel aan
het woord als een man die stelling-
name niet schuwt. Mevrouw Gerding,
voorzitter van het bestuur van de
Nederlandse Vereniging voor Fysio-
therapie bij Dieren, blijkt pijnlijk ge-
troffen te zijn door de uitspraken van
Hazewinkel over het feit dat de werk-
zaamheid van fysiotechniek nooit
wetenschappelijk is aangetoond. In
Dierenpraktijken doet zij haar weer-
woord.

In \'Het specialisme van\' staat deze
keer de interne geneeskunde centraal.
Rob Gerritsen houdt zich binnen dit
gebied voornamelijk bezig met cardio-
logie.

Het \'verbandtrommeltje\' besteedt aan-
dacht aan Bono, de \'vliegenhapper\',
die last van epilepsie blijkt te hebben
en de omvallende Bordeaux Dog Rex,
die lijdt aan een anafylactische shock.

Er is steeds meer mogelijk in de dier-
geneeskunde en dieren worden steeds
meer waard. Het is dus helemaal niet
zo gek om eens te denken aan het af-
sluiten van een dierziektekostenverze-
kering. Sophie Deleu vertelt welke ad-
dertjes er onder het gras zitten.

De DierenDisk, een soort dierenency-
clopedie op cd-rom voor de gewone
dierenliefhebber, is een initiatief van
dierenarts Peter Klaver. Er bleek be-
hoefte te zijn aan informatie over die-
ren in gewoon huis-, tuin- en keuken-
taalgebruik. Met deze DierenDisk
kunnen mensen snel informatie vinden
op allerlei gebieden binnen de dieren-
branche.

Voor meer informatie of een abonne-
ment op Dierenpraktijken kunt u con-
tact opnemen met Maasland Uitgeverij,
telefoon: 0412 - 628218, fax: 0412 -
651367, e-maü: info@maasland.com.

-ocr page 121-

Jubilea

4 febmari, H. Perre te Vries, afwezig, 45 jaar
8 februari, G.M. Smits te Amsterdam, afwezig,
45 jaar

10 februari, ProfDr G.H. Huisman te De Bilt,
afwezig, 40 jaar

10 februari, L.H. Hotsma te Bathmen, afwezig,
40jaar

10 februari, G.J. van Nie te Baak, afwezig, 40 jaar

10 februari, J.Tb.G. van Loon te Dordrecht, af-
wezig, 40 jaar

11 februari, J.J. Kaper te Schiedam, afwezig, 40
jaar

21 februari, W. van Leeuwen te Bilthoven, afwe-
zig, 35 jaar

26 februari, N. van Wijk te Morrinsville (Nieuw-
Zeeland); aanwezig, 35 jaar
26 februari. Mevr. Dr. J.S. van der Linde-Sipman
te Reeuwijk, aanwezig, 35 jaar

26 februari, H.E. Meinardi te Ruinerwold, afwe-
zig, 35 jaar

27 februari, P. Kraaijenhagen te \'s-Gravenhage,
afwezig, 30 jaar

27 februari,N.J.G. Femhout te Lienden, afwezig,
30 jaar

27 februari, J. Dijkstra te Oudega (Smallinger-
land), afwezig, 30 jaar

27 februari, J.L.M. Ploegmakers te Mill, afwe-
zig, 30jaar

27 februari, Dr. E.G. Hartman te Hoog Keppel,
afwezig, 30 jaar

Rectificatie

In het Tijdschrift van 01-01-2000 ontbreken de
adressen van de afgestudeerden van 29 oktober,
30 november en 3 december 1999.

Afgestudeerden 29 oktober

*Rijn, Mevr M.E.C.; 1999; 2221 MN
Katwijk (ZH); Castor 59; tel. 071-4031891; E-
mail: daxie@worldonline.nl; d.

*Slager. Mevr H.J.; 1999; 2923 BL
Krimpen a/d Ussel; Stad en Landschap 53; tel.
0180-514991 privé, 010-4925151 prakt,; fax
0180-590020 privé; E-mail: e.slager(|ipi.net; p.,
medew. bij P.J. van der Heijden.

Afgestudeerden 30 november

*Alwan. M.; 1999; 3437 CS Nieuwegein;
Bisonweide 3; tel. 030-6038267; wnd.d.

»Blommers, Mevr. E.K.; 1999; 3532 SR
Utrecht; Spinozaplantsoen 45; tel. 030-
2949317; E-mail: e.k.blommers(ajstudents.
vet.uu.nl; wnd.d.

♦Brocks, Mevr N.C.M.; 1999; 7271 JM
Borculo; Beukenlaan 111; tel. 0545-275686;
wnd.d.

*Deijck, P.J.M. van; 1999; 3561 LH
Utrecht; Faustdreef 255; tel. 030-2610283; E-
mail: w.j.v.deijck(§hotmail.com; wnd.d.

•Dronkert, Mevr. K.W.; 1999; 2624 TE
Deffi; Menno ter Braaklaan 223; tel. 015-
2565685; E-mail: kristawdr@hotmail.com;
wnd.d.

»Engelen, Mevr I.C.; 1999; 3524 VM
Utrecht; Pyreneeën 9; tel. 030-2889233; E-mail:
inge@agis.nl; consultancy/support medew. bij
Agis Automatisering.

»Hagen, G.A. van; 1999; 3514 CM
Utrecht; Merelstraat 23 bis; tel. 030-2733167;
wnd.d.

*Huijskes, Mevr. P.J.M.; 1999; 3707 ZA
Zeist; Warande 2; tel. 030-6959899; d.

*Koek, Mevr. M.L.; 1999; 9443 PC
Schoonloo; Schoolstraat 4 A; tel. 0592-501423
privé, 501651 prakt.; p., medew. bij D.A.P.
Rolde.

*Meijer, Mevr R.H.; 1999; nadere gege-
vens onbekend.

*Ooteman, Mevr D.; 1999; 3553 HN
Utrecht; Réaumurlaan 12 11; tel. 030-2468877; E-
mail: dooteman@hotmail.com; d.

*Rutten, Mevr. D.J.A.; 1999; 3705 ZL
Zeist; Warande 136; tel. 030-6951939; d.

*Saaze, Mevr. E.T.A. van; 1999; 1091 JG
Amsterdam; 2® Oosterparkstraat 66 D; tel. 020-
4650506; E-mail: evansaaze@hotmail.com; d.

Afgestudeerde 3 december

*Boelhouwer, J.P.; 1999; Nadere gegevens
onbekend.

Mutaties

Aamink, G.H.M.; 1981; 7591 PX Dene-
kamp; Knik 1 9; tel. 0541-352477 privé, 352268
prakt.; fax 351767 prakt.;
E-mail: haarnink@
plant.nl;
p., geass. Met B.J.F. Löwik en I.F. de
Jong.

Bakker, G.W.; 1999; 7622 XT Borne: Van
Ghentstraat 24;
tel. 074-2660342 prakt.; p., me-
dew. bij D. Ebbens en C.A.M. Peeters.

BalUissen. M.W.J.; 1994; 8052 AP Hattem;
Burg. Bijleveldsingel 52; tel. 038-4446474 privé,
4442512 prakt.; fax 4446336;
E-mail: rene-bal-
tussenfa freeler.nl; p., geass. metD
.H. Bronsink,
F. Haffmans, W. Mulder en G.J. van Selm.

Barendregt, P.H.M.; 1970; 7383 CC Voorst;
Schoolstraat 23; tel. 0575-501757;
d.; plv.i.

«Barkman, Mevr M.G.; 1985; 3925 JC
Scherpenzeel; Lindenlaan 24;
tel. 0.33-2778669
privé, 0342-412444 bur.; fax 418190 bur.; E-
mail: b.v.dijk@hccnct.nl;
k.d. R.V.V. kring
Oost, distr. .\\peldoorn.

Beerens, J.M.; 1989; 1424CM De Kwakel;

mÊÊÊÊÊÈi

Diergeneeskundig Jaarboek 2000

Wilt u er zeker van zijn dat uw gegevens in het Diergeneeskundig Jaarboek 2000 juist vermeld worden, dan verzoekt de re-
dactie van het Diergeneeskundig Jaarboek u
vóór 16 februari 2000 eventuele fouten en wijzigingen schriftelijk door te ge-
ven aan het bureau van de KNMvD: fax: 030-2511787; e-mail: a.boverhuis(gknmvd.nl; postbus 14031,3508 SB Utrecht.
Denkt u ook aan eventuele wijzigingen in uw fiinctiebenaming, bijvoorbeeld andere benaming van
Hoofdafdelingen bij de
Faculteit der Diergeneeskunde, andere indeling van
districten bij de RW, de beleidsdirecties bij de overheid, en dergelijke?

Irislaan 68; tel. 0297-533544 privé, 560627/
326734 prakt.; fax 523505 prakt.; E-mail: bee
rens@xs4all.nl;
p., geass. met P.J.J. van
Overbruggen.

Berg, P.M.A. van den; 1968; 2931 GP
Krimpen a/d Lek; Schepenstraat 11; tel./fax
0180-516586; rd.

Berg, Ir. R. van der; 3732 BP De Bilt; Mr. S.
van Houtenweg 2; tel./fax 030-2203208 privé;
E-
mail: rienkvdbergCa hetnet.nl; oud-docent U.U.
(F.D., afd.
VoedingXbuitengewoon lid).

Bokhorst, G. van; 1981; 3774 JP
Kootwijkerbroek; Harskamperweg 22 A; tel.
0342-442634 privé, 441290 prakt.;
fax 442541
prakt.;
p., paarden.

Boonstra, Mevr A.C.C.; 198; 1531 MA
Wormer; Veerdijk 57;
tel. 075-6404454 privé,
fax 6404456; E-mail: info@stip-yaks.com; p.,
medew. bij J.A. Terwee.

Borgmeier, J.; 1977; 2211 KZ Noord-
wijkerhout; Merelstraat
6; tel. 0252-370750
privé, fax 020-8722373 privé; tel. 070-3578827
bur.; fax 3876591 bur.; E-mail: borgmeier@
freeler.nl; kwaliteitsmanager bij R.V.V.

Bronsvoort-de Reijer, Mevr. M.C.A.;
1983; 5247 RE Rosmalen; Kruisstraat 28; tel.
073-5218651 privé, fax 5215867 privé;
E-mail:
fam.bronsvoort(a wxs.nl;
k.d. R.V.V. kring
Zuid, distr. Uden.

Coops, W.J.P.; 1975; 6999 DD Hummelo;
Torenallee 4; tel. 0314-382408 privé,
06-
20496307 bur.; E-mail: woco@wolmail.nl;
k.d. R.V.V. kring Oost.

*Comelisse, Dr. J.L.; 1963; U-1974; 3981
BB Bunnik; Kon. Julianalaan 16; tel. 030-
6561641;
r.d.

»Dijkman. J.W.; 1969; 8102 LG Raalte;
De Spinde 154; tel./fax 0572-357831 privé,
tel.
0528-225255 bur., fax 225250 bur.;
plv.
kringdir. R.V.V. kring Noord.

Dijstelbloem. Mevr. H.M.E.A.; 1998;
3515 VB Utrecht; Nolenslaan 21 I;
tel. 030-
2731739 privé, 0342-455542 bur.; d. bij
Groenhorst College, Barneveld.

Doeschate, H.G.A.M. ten; 1985; 6655 KB
Puiflijk; Kerkstraat 26; tel. 0487-515065
privé,
518350 prakt.; p.

*Dop, Mevr A.M.J. van den; 1981; 5941
NL Velden; Bong 20; tel. 077-4723309 privé,
0492-546775 bur.; fax 077-4723387 privé; E-
mail: bmi@mercns,com
;k.d. R.V.V.

Ekens, Mevr. M. van; 1994; 8091 PN
Wezep; IJssclvliedtlaan 5
A; tel. 038-3758688
privé, 026-3233308 prakt.;
p., medew. bij
R.F.M. Kusters.

Elk. C.E. van; 1994; 3845 LA Harder-
wijk; Horloseweg 36; tel. 0341-550750 privé,
467456 bur.;
E-mail: nielselk@hotmail.com; d.
Dolfinarium Harderwijk.

*Enzler, Mevr. C.; 1975; 1382 TV Wcesp;
M. Nijhoffstraat 152; tel. 0294-415940; r.d.

-ocr page 122-

M. Nijhoffstraat 152; tel. 0294-415940; r.d.

Ewijk, R.F.J. van; 1975; 1525 PV West-
Knollendam; Bakkersstraat 35
A; tel. 075-
6223583 privé, 070-3578886 bur.; fax 3876591
bur.;
E-mail: rob(a tuinierewijk.demon.nl;
medew. Afd. Keuringen, R
.V.V. Centrale
Directie.

Fisscher-Peters, Mevr. M.L.T.; 1975; 7522
LM Enschede; Langenkampweg 117; tel. 053-
4347055 privé, fax 4349339 privé; tel. 053-
4344826 bur.,
fax 4339189 bur.; E-mail: mlfis
scher(a\'hotmail.com;
k.d. R.V.V. kring
Noord.

Franken, Mevr. E.; 1998; 3525 XA Utrecht;
Linschotensingel 1 BK; tel. 030-2882536;
wnd.d.

*Frik, K.C.; 1986; 8081 HV Elburg;
Hellenbeekstraat 183; tel. 0525-680106 privé,
0341-423960 bur.;
fax 426264 bur.; k.d. R.V.V.
kring Oost, distr. Harderwijk.

Geertman, G.S.M.; 1979; 7323 ES
Apeldoom; Pascalstraat
17; tel. 055-3665452
privé, 3666444 bur., fax 3669103 bur.; k.d.
R.V.V. kring Oost, distr. Apeldoorn.

Geurts, J.A.G.; 1968; 5923 BR Blerick;
Fred. Hendrikstraat
4; tel. 077-3969795 privé,
3823607 prakt.; 3824307 prakt.; p., gezel-
schapsd.

»Gijtenbeek, E. van; 1988; 1851 NK Heiloo;
Kennemerstraatweg
624; tel. 072-5325118
privé/prakt.; fax 53251
19; p., paarden.

»Gisteren, Mevr. T.M.A.C. van; 5283 TP
Boxtel; Munsel 124; tel./fax 0411-675288 privé,
tel. 013-5421277
bur., fax 5421352 bur.; E-
mail: vanhccs.vangisteren(a zonnet.nl; k.d.
R.V.V.
kring Zuid (E-mail bur.: d.van.giste
ren(a rvv.agro.nl).

Goot, Mevr. J.A. van der; 1996; 8212 DL
Lelystad; Rozengaard 15-49; tel. 0320-
240823 privé, 238687 prakt.; E-mail: j.van-
dergoot(ji id.wag-ur.nl; wet. medew. ID-
Lelystad, afd. Aviaire Virologie.

" Gosselink, J.M.J.; 1995; 3581 LT Utrecht;
Aurorastraat 15;
wet. medew. INRA-Frank-
rik/lD-Lelvstad.

»Graaf, L.J. dc; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B; tel. 030-2447955; E-mail:
nefvet@zonnet.nl; d.

Grooten, Dr. H.J.G.; 1963; U-1967; 6093
AD Heythuijsen; Biesstraat 16; tel. 0475-
491282; r.d.;R.O.N.

Gunnink, Dr. J.W.; 1964; U-1973; 8072
GE Nunspeet; Hazelaarweg 10; tel. 0341-
454598;
r.d.

Haan, F. de; 1984; 08860 Castelldefels
(Spanje); Calle Avellano, 2; tel. 00-34-93-
6365358 privé, 902-321222 bur.; fax 93-
6364482 privé; E-mail: dehaan@retemail.es;
dir. A.A.B. S.L.

Haan, W. de; 1967; 8895 KT Lies (Ter-
schelling); Lies 36; tel. 0562-448400 privé, fax
448334 privé; E-mail: w.dehaan@net.hcc.nl;
k.d. R.V.V; wnd.d.

*Halsema, W.B.; 1987; 8474 BH
Oldeholtpade; G.F. Vosstraat 8; tel. 0561-
688608 privé,
058-2134355 bur.; fax 2159152
bur.; E-niail: halsema
(g:hetnet.nl; k.d.
R.V.V., distr. Leeuwarden.

Haverkort, J.; 1977; 8802 MD Franeker;
Binnenhof 11; tel. 0517-394122 privé,
026-
3528900 bur., fax 3528939 bur.;
kringdir.
R.V.V. kring Oost.

Heivoort, M.J.T.M. van; 1996; 3531 KD
Utrecht; Celebesstraat 42 bis A; tel. 030-
2942275 privé, fax
2992987 privé; tel. 020-
6557050 bur., fax 6557067 bur.; E-mail: van
hel.dejong@hetnet.nl;
k.d. R.V.V. kring
Noordwest, distr. Buitengrens Inspectiepost (E-
mail bur.: m.j.t.m.van.helvoort@rvv.agro.nl).

Hendriks, T.R.; 1991; 3235 NX Rockanje;
Windgatseneg 20; tel. 0181-661032 privé,
337749 prakt.; E-mail: tacohend@xs4all.nl; p.,
geass. met P. van Dijk en H. Wcsterveld.

Hilvering, J.; 1982; 7740 AC Coevorden;
Postbus 125;
tel. 0524-517050 privé, 513694
prakt.; fax 524153 privé, 512903 prakt.; E-
niail: j.hilvering@zod.nl; p.,
geass. met D.C.
Z.O.-Drenthe.

*Honning, L.; 1971; 7602 JJ Almelo;
Vriezelaan 12; tel. 0546-860160; E-mail: bhon-
ning@hotmail.com;
r.d.

Hoogendoom, Mevr. I.; 1993; 3893 BS
Zeewolde; Groene Kamer 23; tel./fax 036-
5223913 privé,
0341-423960 bur., fax 426264
bur.; k.d. kring Oost, distr. Harderwijk.

Huijstee, Mevr. J.M.C. van; 1982; 2121
VX Bennebroek; Harp 13; tel. 023-5848679;
wnd.d.

*Huizinga, A.; 1999; 9263 PE Garijp;
.Mr. Lubwei 9; tel.
0511-453048; wnd.d.

♦IJzerman, Mevr. M.T.; 1969; 8341 SJ
Steenwijkerwold; \'t Dennebos, Oldemarktse-
weg 180; tel. 0521-588772 privé,
0528-
225285/225225 bur.; fax 225289 bur.; E-mail:
dennebosl@hetnet.nl;
distr.h. R.V.V. kring
Noord, distr. Hoogeveen (E-mail bur.: mtij
zerman@rvv.agro.nl).

Jelsma, P.K.; 1997; 8091 PN Wezep;
IJsselvliedtlaan 5
A; tel. 038-3758688 privé,
0525-631312 prakt.; fax 633378 prakt.; E-mail:
p.k.jelsma@freeler.nl; p., medew. bij D.A.C.
Boven-Veluwe.

Jeurink, G.; 1976; 7916 VN Elim;
Schoonhovenweg 16;
tel./fax 0528-343472
privé,
tel. 225255 bur.; k.d. R.V.V, kring
Noord.

*Keller, J.; 1979; 5673 BV Nuenen;
Donkervoort 6; tel. 040-2839299 privé; E-mail:
jons@worldonline.nl; k.d. R.V.V.
kring Zuid.

Kok, H.A.R.; 1971; 8071 BP Nunspeet;
Spoorlaan 20; tel. 0341-251096;
r.d.

Koopmans, Mevr. A.I.; 1996; 1191 EV
Ouderkerk a/d Amstel; Reinier Noomsstraat 8;
tel. 020-4968130 privé, 4964646 prakt.; fax
4968679 prakt.; E-mail: koopmans@koopkram.
cistron.nl; p., geass. met J.W. de Gooijer en
C.J.J. Jonker.

Koops, Mevr. M.S.; Gent-1999; 7827 HN
Emmen; Torenvalk 75; tel. 0591-632249
privé,
686666 prakt.; E-mail: martine
koops@yahoo.com; p., medew. bij D.K.
\'t
Hoog Velt.

Kruijf, Dr. J.M. de; 1971; U-1979; 5223
XS \'s-Hertogenbosch; Heerendonklaan 43; tel.
073-6216308 privé, 020-5840404 bur.; fax
6815800 bur.; k.d./plv. kringdir. R.V.V. kring
Noordwest; Specialist Volksgezondheid.

Laak, Dr. E.A. ter; 1975; U-1992;1339 AG
Almere; Lilastraat 1; tel. 036-5351384 privé,
070-
3578860 bur.; fax 3876591 bur.; E-mail:
ter.laak@worldonline.nl; clustercoörd., afd.
Kwaliteitsmanagement, Centrale Directie

Dix & Fortuin

helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 123-

R.VA\'. (E-mail bur.: e.a.ter.laakfa rvv.agro.
nl);
Specialist Vet. Microbiologie.

*Langen, H.A. van; 1984; 2408 CJ Alphen
a/d Rijn; Spanjesingel 66; tel. 0172-476799
privé.
E-mail: langwest{a cistron.nl; d. R.V.V.
Voorburg, afd. Dierziekten.

Leeuw, W.C. de; 1985; 4861 EK Chaam;
Ganzenbeemd 30; tel. 0161 -492749 privé,
0229-
551604 bur.; fax 551431 bur.; d. bij Green
Balance B.V.

Lesuis, R.; 1982; 3086 GC Rotterdam;
Abbenbroekweg 86; tel. 010-4103749 privé, fax
4806870 privé; tel.
010-2993437 bur., fax
4298333 bur.; E-mail: lesuis(& worldonline.nl;
k.d. R.V.V., distr. Rotterdam-Haven.

Marsman, Mevr. J.S.; 1998; Llangynog,
Carmarthen SA33 5BS; 1, Ffald Cottage; tel.
00-44-1267-211563 privé, 237367 prakt.; fax
236800; E-mail: anu$chka@mail.com;
p. me-
dew. bij P.O. Williams.

Meekes, R.F.J.M.; 1982; 7132 DG
Lichtenvoorde; Watersnipstraat 12; tel. 0544-
378343 privé,
026-3528900 bur.; fax 3528939
bur.; E-mail: r.meekes(6 planet.nl;
k.d.
R.V.V.
kring Oost (E-mail bur.: r.f.j.m.
meekes(a rvv.agro.nl).

Meteren, Mevr. C.A.W. van; 1979; 1111
VK Diemen; Rietzangerweg 119; tel. 020-
6005099 privé,
0172-612163 bur.; fax 020-
6008883 privé; distr.h. R.V.V. kring Zuidwest,
distr. .Noord.

*Msuya, Dr. E.A.; 1994; Berlijn-1996;
1741 WK Schagen; Kastanjestraat 17; tel.
0224-212206 privé, 212014 bur.;
k.d. R.V.V.

*Müller, A.E.; 1998; 1704 WK Heer-
hugowaard; Mikadofazant 14; tel. 072-5724027
privé,
5726464 prakt., fax 5726455 prakt.; E-
mail: acmuller(?niultiweb.nl;
p., medew. bij
D.L. van Os.

Nijland, G.J.; 1949; 3723 BM Bilthoven;
Rubenslaan 1, flatF6;
tel. 030-2744749; r.d.

Ooms, B.W.; 1986; 2521 CP \'s-Gravenhage;
Fijnjekade 21; tel. 070-3806221 privé, 070-
3578855 bur.;
fax 3876591 bur.; E-mail:
w.ooms(grw.agro.nl;
d. R.V.V. Centrale
Directie, Afd. Kwaliteitsmanagement.

*Pasmooij, Mevr. N.C.; 1988; Blandford,
Dorset DTll 9DJ (Verenigd Koninkrijk);
Hathaways, Highstreet, Spetisbury; tel. 00-44-
1202-533^30 prakt.; E-mail: nickypas
mooij@hotmail.com; p., medew. bij People\'s
Dispensary for Sick .Animals, Bournemouth.

Penninkhof, Mevr. H.; 1983; 7751 DB
Dalen; Kieftenweg 13;
tel. 0524-552661 privé
513151 prakt,; fax 512889 prakt.;
p., gezel-
schapsd., medew. bij D.K. Oost-Drenthe.

Pijper, F.W. de; 1976; 1655 LB Sijbe-
karspel; tel. 0229-591505 privé, 230092 bur.;
distr.h. R.V.V. kring Noord-West, distr. Noord.

Pons, W.; 1967; 8162 PR Wissel; Ericaweg
25; tel. 0578-628027 privé,
0487-516226 bur.,
fax 517423 bur.; distr.h. R.V.V. kring Oost,
distr. Druten.

Porte, G.; 1963; 7333 GT Apeldoorn;
Marchantstraat 2; tel. 055-5338422;
r.d.

*Rem, Ing. F.; 1993; 3582 CT Utrecht;
Krommerijn 73; tel. 030-2523133 privé, 020-
6557050 bur.;
6557067 bur.; k.d. R.V.V. kring
Noordwest, Buitengrensinspectlepost (B.I.P.),
Schiphol.

Roorda, J.H.; 1984; 9804 PA Noordhorn;
Van Starkenborghkanaal NZ
3A; tel. 0594-
502610 privé,
502005 prakt.; fax 503963 prakt.;
p., geass. met G.J. Bosma, F.R. van der Kolk en
J. \'t Lam.

Ruijter, T. de; 1971; 6585 CD Mook;
Maasstaete 86; tel. 024-6963612 privé,
0411-
658574 bur.; fax 658529 bur.; E-mail:
tdrCaworldonline.nl;
Dir. Aanvoer en
Coöperatiezaken Dumeco B.V.;
voorzitter
KNMvD.

Schevers, V.G.; 1995; 7856 TB Benneveld;
Bennevelderstraat 4; tel. 0591-372479 privé,
361368 prakt.; fax 361671; p.,
geass. met G.
Hegen en G. Kuipers.

Scholten, R.Th.E.M.; 1989; 5443 NB
Haps; Kalkhofseweg 53; tel. 0485-318707
privé,
06-22566358 prakt.; fax 0485-311157;
E-mail: renesch(gwxs.nl; p.

Schröder, Mevr. A.C.J.; 1988; 3524 ZX
Utrecht; Baronie 14; tel./fax 030-2886286;
trai-
ningsburo Schroder-Coaching, coach/trainer
Burn-out preventie, persoonlijk manage-
ment, communicatie.

Sijbrandij, G.C.J.; 1994; 2811 BT
Recuwijk; Van Heuven Goedhartstraat 45;
tel.
0182-396566 privé, 392568 prakt.; fax
393033; p.

*Simonse, M.A.M.; Gent-1999; 4617
.NW Bergen op Zoom; Tolseinde 7; tel. 0164-
245205 privé, 235112 prakt.; E-mail: dap
zuidwesthoek(fl vetweb.org; p., medew. bij
D.A.P. Zuidwesthoek.

»Snelder, G.J.J.; 1961; 34210 Siran
(Frankrijk); Hameau de Najac (Mauve); tel.
00-33-468916966; r.d.

»Statema, E.; 1975; 8091 GH Wezep;
Wildekampsweg 13;
tel. 038-3760216 privé,
3760218 privé, fax 3760218 privé; k.d. R.V.V.
kring Noord.

Tap, D.N.; 1974; 3911 JC Rhenen;
Herenstraat 63; tel. 0317-616111 privé, 0488-
482900 prakt.; fax 481355 prakt.; E-mail:dn-
tap(SJtapnet.demon.nl; p., geass. met D.K. "De
Lingehoeve".

*Terbijhe, R.J.; 1972; 7203 LL Zutphen;
Van Bouriostraat 9; tel. 0575-510667 privé,
0314-324555 bur.; k.d. R.V.V. kring Oost.

Twillert, J.A. van; 1990; 7951 JA
Staphorst; Pottieserf 28; tel. 0522-461152
privé,
463437/462929 prakt.; E-mail:
johan.twillert@wxs.nl; p., geass. met
D.A.Cominatie Staphorst.

Velden-ten Hoonte, Mevr. W. van der;
1979; 3205 AB Spijkenisse; Beverveen 215; tel.
0181-634789 privé,
010-2993440 bur., fax
4298333 bun; k.d. R.V.V. kring Zuidwest,
distr. Rotterdam-Haven.

*Verhaegh, J.M.L.; 1979; 5441 XJOeffelt;
Uriingsestraat 4; tel. 0485-362863 privé,
576752 prakt.; fax 520919 prakt.; p.

Verhoeven, G.; 1983; 3853 TC Ermelo;
Lijsterlaan 8; tel. 0341-561286 privé,
553332
prakt.; p., geass. met J. Togtema en H.J. Zech.

Verhulst, P.D.; 1968; 5491 HH Sint-
Oedenrode; Oranje Nassaulaan 267; tel. 0413-
472932 privé,
257700 bur.; fax 251389 bur.; E-
mail; verhulst(fl;Hxs.nl;
distr.h. R.V.V. kring
Zuid, distr. Uden.

Visser, Mevr. N.A.P.C. de; 1980; 3882 TA
Putten; Hoge Engweg 3/21; tel. 0341-360889;
r.d.

Volkers, Mevr. M.N.; 1996; 4352 AC
Gapinge; Dorpsstraat 26; tel./fax 0118-592133;
E-mail: marian-volkers(ghetnet.nl; p., gezel-
schapsd. en paarden.

Wal, P. van der; 1980; 2801 XV Gouda;
Geuzenstraat 17; tel. 0182-599215 privé, 070-
3578878 bur.;
fax 3578377 bur.; E-mail:
p.van.der.wal(fl rvv.agro.nl; hfd. Afd. Dier-
ziekten R. V.V. Centraal.

Walstra, D.K.; 1998; 8531 AN Lemmer;
Schoener 12; tel. 0514-562622 privé,
030-
2283810 prakt.; p., medew. bij A.J.J. Hulshof
en E.K. Welling.

Warmerdam, P.J.; 1998; 6941 ZG Didam;

De Beuk 64; tel. 0316-220444 privé, 0575-
451266 prakt., fax 451269 prakt.; E-mail: pj
warm@worldonline.nl; p., medew. bij De
Graafschap Dierenartsen.

Weijden, G.C. van der; 1971; 3997 MS \'t
Goy; Tuurdijk 15; tel. 030-6011304 privé,
2531217/2531248 bur.; fax 2521887 bur.; E-
mail: g.e.vandcrweijden(S:vet. uu.nl; wet.
medew.
U.U. (F.D., HA Landbouwhuis-
dieren/HA Gezondheidszorg Paard, disci-
pline Voortplanting);
Specialist Runder-
gezondheid; diplomate ECAR.

Wemer, H.J.M.; 1975; 1679 WB
Midwoud; Hereven
3; tel. 0229-201966 privé,
202643 prakt.; fax 202871; p.

♦Wette, E.C. van; 1984; 7514 CB
Enschede; H.B. Blijdensteinlaan 24;
tel. 053-
4339887 privé, 4344826 bur.; fax 4339189
bur.; E-mail: evwette(a wxs.nl;
k.d. R.V.V.
kring Noord, distr. Almelo.

*Wijngaard-de Win, Mevr. J.M.C.F. van
den; 1976; 5291 AG Gemonde; Boomstraat 56;
tel. 073-5512231 privé, fax 5517758 privé; E-
mail: jmcfdw(2Jxs4all.nl; vet. assistent bij
Embrex Europe Limited.

Wijnker, J.J.; 1998; 3531 EP Utrecht; J.P.
Coenstraat 89; tel. 030-2965664 privé,
2531350
bur.; E-mail: esculaap@dds.nl; wet. medew.
bij
U.U. (F.D., HA Gezondheidszorg Paard).

»Wilde, G.J.A. de; 1971; 1083 BD
Amsterdam; Nieuw Heriaer 161; tel. 020-
6444057
privé, fax 4422746 privé; tel. 010-
4470744 bur., fax 4470756 bur.; E-mail:
g.de.wilde(fl rvv.agro.nl;
kringdir. R.V.V. kring
Zuidwest;
Specialist Vet. Volksgezondheid.

Wolschrijn, Mevr. C.F.; 1991; 3434 SW
Nieuwegein; Graaf Ottolaan 6; tel. 030-6061252
privé, 2534330 bur.;
fax 2539233 bur.; E-mail:
c.f.wolschriJn@vet.uu.nl; wet. medew.
U.U.
(F.D., H;\\ Vet. Anatomie en Fysiologie);
Specialist Chirurgie Gezelschapsdieren.

Zantinge, J.W.; 1988; 7678 BL Geesteren;
Geermanstraat 88; tel. 0546-631083 privé,
0529-452556 bur.,
fax 456278 bur.; k.d.
R.V.V. kring Noord.

Zee, L. van der; 1961; 8711 BP Workum;
Inthiemasingel 22; tel. 0515-541532; r.d.

Zegers, H.W.P.M.; 1998; 7122 ZV Aalten;
Batavenstraat 22;
tel. 0543-479049/06-22497878
privé, 0342-442740 prakt.; fax 442974 prakt.;
p., medew. bij D.J. Bolsenbroek, B. Hilgersom
en F.T.M. Nederveen.

»Zenker, J.W.; 1993; 7546 CW Enschede;
Markslaghoek 36; tel. 053-4766716 privé,
4344826 bur.;
E-mail: j.w.zenker@hccnet.nl;
k.d. R.V.V.

»Zingstra, P.H.; 1977; 7213 ED Gorssel;
Deventerweg 35; tel. 0575-493549 privé,
055-
3666444 bur.;
fax 3669103 bur.; distr.h.
R.V.V. kring Oost, distr. Apeldoorn.

Zuijlen, M.A. van; 1997; 4724 DA Wouw;
Gierelaar 44;
tel. 0165-308228 privé, 583750
prakt.; fax 583755 prakt.; E-mail:
ymiltje@hetnct.nl; p.,
geass. met D.A.C.
Roosendaal-Wouw.

-ocr page 124-

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

2000

Februari

9 Nascholingsdagen voor Dierenartsassisten-
ten V te Amsterdam, Mercure Hotel. Meer
informatie: Virbac Nederland, tel.: 0342-
427127.

23 Nascholingsdagen voor Dierenartsassisten-
ten V te Eindhoven, Holiday Inn. Meer in-
formatie: Virbac Nederland, tel.: 0342-
427127.

Maart

1—4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information; Prof. Dr. J.
Kosters, tel: 4-49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut@avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmology in birds
and reptiles. Info: Dr. Kristina Ravelhofer-
Rotheneder, Institut fur Geflügelkrank-
heiten, Ludwig-Maximilians-Universitat
München, Veterinarstr. 3, D-85764 Ober-
schleiBheim, Germany. Tel.: -1-49-89-
218060-92/-91, fax: -(-49-89-2180-6082, e-
mail: kristina.ravelhofer@avian.vetmed.
uni-muenchen.de

15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassisten-
ten V te Dordrecht, Mercure/ Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

15—16 Natural and synthetic organic com-
pounds in the environment.
Phytoestro-
gens, PAHs and Veterinary Drugs.
Noord-
wijkerhout. Registratie: Dr. F. Ariese,
Vrije Universiteit, FEW/ACAS, De Boele-
laan 1083, 1081 HV Amsterdam, tel.: 020-
4447524, fax: 020-4447543, e-mail:
ariese@chem.vu.nl

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van
microbiologische typering\'. Inschrijving
bij Alex van Belkum, Erasmus Medisch
Centrum Rotterdam EMCR, Afdeling
Medische Microbiologie & Infectie-
ziekten, Molewaterplein 46, 3015 GD
Rotterdam, tel.: 010-4635813 (mobiel 06-
51094636), fax: 010-4633875, e-mail;
vanbelkum@bacl.azr.nl

29—31 Congres Society for Veterinary Epi-
demiology and Preventive Medicine,
Universiteit van Edinburgh, Schotland.
Nadere informatie: www.vie.gla.ac.uk/
svepm/ en via e-mailadres e.g.m.van.
klink.@ikcln.agro.nl

April

26—29 WSAVA/FECAVA/VOORJAARSDA-
GEN Wereldcongres, Amsterdam RAI.
Secretariaat Vooijaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax; 030 - 2511787, e-mail;
vjd@pobox.accu.uu.nl

Mei

14—16 Conference on Equine Sports, Medicine
and Science, Messina and Toarmina, Sicily,
Italy. Contact; Amo Lindner, Science
Consult, Laurahöhe 14, D^5289 Essen, tel.:
-1-49-201-5718873, fax; -1-49-201-5718874,
e-mail; AmoLinclner@T-online.de

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice". Sprekers; K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium, Congrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels.
Informatie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax;
(32) 15317390, e-mail; leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde.

Juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage Ber-
lin, Hilton-Kongresszentrum am Gen-
darmenmarkt, Humboldt-Universität. Info;
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.; 49-711 23 66 33 2, fax; -1-49-
711 23 66 33 7, e-mail; fortbildung@pferde-
heilkunde.de, internet; www. pferdeheil-
kunde.de.

29—1 juli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction with
the Congress of the European Veterinary
Society for Small Animal Reproduction and
an ICAR satellite. \'Advances in dog, cat, and
exotic camivore reproduction\'. Norwegian
School of Veterinary Science, Oslo,
Norway. Tel.; -F47-22-964855, fax; -f-47-22-
597081, e-mail: Wenche.Farstad@veths.no.

)uli

2—6 Xth Intemational Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne; de sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie; Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax; 030-
2511787, e-mail; ra.fijten@knmvd.nl

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügel-
haltung, Oberschleissheim.

23—28 The 2nd Intemational Veterinary Vac-
cines and Diagnostics Conference. Plenary
sessions on vaccinology today and applied
immunology, parallel sessions on compa-
nion and fann animal vaccines, including
fish. The conference will conclude with
plenary sessions on commercial trends and
demands, diagnostics in epidemiology and
designer vaccines for the future. Abstracts
are invited or the poster exhibition by 1
March 2000. For more information, write
to; IVVDC 2000 Secretariat, Institute for
Animal Health Compton, RG 20 7NN, UK
or see http://wTvw.iah.bbsrc.ac.uk, under
\'Conferences and Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT),
Jerusalem, Israel. 8th EAVPT Congress,
PO Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel.
Tel.; (972-3)5175150, fax; (972-3)5175
155, e-mail; trgt@netvision.net.il, internet;
www.eavpt2000.co.il

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2000

Februari

24 Klinische avond voor dierenartsen te
Heerenveen, aanvang 19.30 uur. Kosten;
ƒ 50,-. Opgave bij; Virbac Nederiand BV,
tel.; 0342-427127.

Maart

8 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

14 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Geneeskunde van het Rund met als onder-
werp parasieten en parasietenbestrijding.
Collegezaal Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7,
Utrecht. Aanvang; 13.30 uur.

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie; Jaarbeurscentrum
Un-echt. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te
Bunnik, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ 50,-.
Opgave bij; Virbac Nederland BV, tel.;
0342-427127.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

April

3 AUV-vergadering regio Oost, De Cantharel
te Ugchelen, aanvang 20.30 uur.

5 Ledenvergadering Groep Geneeskunde van
het Paard, aanvang; 20.00 uur te Papendal,
Arnhem. Informatie bij mevr. J. van
Velthuizen, tel.; 030-2510111.

6 AUV-vergadering regio Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang 20.30 uur.

17 AUV-vergadering regio Zuid, Gezondheids-
dienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.

20 AUV-vergadering regio West, Hotel Inntel
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.

Juni

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

8 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

September

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

26 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Cursussen

2000

Februari

3 en 24 PUOD (België)-cursus 35: Neurologie

bij de kat.

4 PUOD (België)-cursus 14; Pharynx- en la-
rynxafwijkingen bij het paard.

4 PUOD (België)-cursus 26; Heelkunde,
praktische oefeningen; Hechtmateriaal en -
technieken.

9 Twaalfde post-HBO Eijkman cursus \'Mi-
crobiologie van levensmiddelen\' (theorie
en vooral praktijk) in samenwerking met
de Internationale Agrarische Hogeschool
Larenstein, Velp. Inlichtingen; Prof dr. W.
van Dokkum, tel.; 030-6992860, fax; 030-
6992861, e-mail; w.dokkum@wxs.nl of bij
mw. prof. C.B. Struijk, tel/fax; 010-
5914881.

11, 18, 25 PUOD (België)-cursus 20; En-
zoötische pneumonie bij het varken. Deze
les wordt in samenwerking met PAOD
Nederland eveneens georganiseerd in
Utrecht en Tilburg.

12 Casuïstiek varken - inrichting; IPVS
Belgian branch. Auditorium Klinieken,
Faculteit Diergeneeskunde Merelbeke.

-ocr page 125-

12 PUOD (België)-cursus 21: Practicum anes-
thesie-apparatuur: Basisbeginselen van de
inhalatie-anesthesie.

17 PUOD (België)-cursus 27 in samenwerking
met PAOD Nederland: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Janssen
Cilag BV, Dr. Paul Janssenweg 150,
Tilburg.

18 PUOD (Belgie)-cursus 15: Hoefbevangen-
heid bij het paard.

18 PUOD (België)-cursus 34: Praktische oefe-
ningen in de radiologie: positionering voor
heupdysplasie- en elleboogdysplasie-opna-
men.

19 PUOD (België)-cursus 22: Practicum anes-
thesie-apparatuur: Beademing en monito-
ring.

Maart

2 PUOD (België)-cursus 27 in samenwerking
met PAOD Nederiand: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, FdD,
Utrecht.

3 PUOD (Belgie)-cursus 33: Praktische oefe-
ningen in de radiologie: techniek.

17 PUOD (België)-cursus 32: Praktische oefe-
ningen in de echocardiografie.

30—31 PHLO-cursus: Rundveevoeding. Op-
gave: Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700
EW Wageningen, tel.: 0317-484093/
484092, fax: 0317-426547, e-mail: ger
alda.fonteijn@secr.phlo.wag-ur.nl

30 6 apr. PUOD (België)-cursus 25: Erfelijke
afwijkingen bij de hond. 1. De rol van de ge-

netica in de kleine huisdierenpraktijk. 2. De
rol van voeding als milieufactor in erfelijke
afwijkingen.

Uiterste inleverdata

voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-03-2000

14-02-2000

15-03-2000

28-02-2000

01-04-2000

13-03-2000

15-04-2000

27-03-2000

Voor lo.oo uur \'s morgens.

DIERGENEESKUNDIG CENTRUM

Op cl\'n die

SITTARD - GELEEN - BORN

Aan onze goed geoutilleerde kliniek in Sittard zijn vijf dierenartsen verbonden die werkzaam zijn in de landbouwhuisdieren en gezel-
schapsdieren. Wij zoeken r* II • ■•

een fulltime dierenarts (m/v)

met ervaring op het gebied van de rundergeneeskunde en interesse in de gezelschapsdierenpraktijk. De kandidaat dient bereid te zijn in
de avond- en weekenddiensten alle voorkomende werkzaamheden te verrichten.

Reacties binnen 14 dagen uitsluitend schriftelijk richten aan: Diergeneeskundig Centrum Sittard, Parklaan 28, 6131 KH Sittard, ter attentie van
J.W.G. Franken.

Dierenkliniek Enschede is een snel groeiende gezelschapsdie-
renpraktijk. Wegens het vertrek van een collega zoeken wij een:

dierenarts
gezelschapsdieren
(m/v)

Wij vragen:

differentiatie klein met liefst ervaring
teamgeest

enthousiasme en goede communicatieve eigenschappen
deelname in (goede) dienstenregeling

Wij bieden:

fulltime baan

salariëringvolgens KNMvD-norm

mogelijkheid tot het volgen van nascholing c.q. specialisatie
bij gebleken geschiktheid: goede toekomstmogelijkheden

Sollicitaties binnen 14 dagen sturen naar: E. van Sprang,
Dierenkliniek Enschede, Brinkstraat 234, 7541AV Enschede.

Kliniek voor gezelschapsdieren in Heerlen heeft werk voor

dierenarts (m/v)

voor circa 30 uur per week of voor twee dierenartsen voor ieder
circa 15 uur per week.

Wij zoeken een enthousiaste dierenarts die

• zelfstandig kan werken

• goede contactuele eigenschappen heeft

• enige ervaring heeft

Wij verwachten van hem/haar

• inzet en de wil om de praktijk goed te laten functioneren

• interesse in gezelschapsdieren, belangstelling voor verdere,
persoonlijke specialisatie binnen dit vakgebied

• flexibiliteit, bereidheid om collegae te vervangen

Wij bieden:

• na proeftijd een vaste baan, bij gebleken geschiktheid lang-
durige aanstelling, 40-urjge werkweek of meer behoort tot
de mogelijkheden

• salariëring volgens KNMvD-norm

• uitdagend werk met veel persoonlijke verantwoording

Uw schriftelijke reactie gaarne sturen naar: Dierenkliniek
Leuven, Weltertuijnstraat yob, 6419 CV Heerlen.

-ocr page 126-

©I©

Dierenkliniek \'t Rosveld is een gemengde zesmanspraktijk in mid-
den-Limburg.

Wij werken vanuit een modern praktijkgebouw met faciliteiten
voor sectie en laboratoriumonderzoek.

In verband met het vertrek van één van onze collega\'s zoeken wij
een enthousiaste

dierenarts
landbouwhuisdieren

(m/v)

die zelfstandig en in teamverband kan werken. Het accent van de
werkzaamheden zal komen te liggen op het deelterrein pluim-
vee/zeugen/vleesvarkenshouderij. Deze dierenarts krijgt de mo-
gelijkheid om zich onder goede begeleiding (verder) te verdiepen
in de specifieke geneeskunde van de genoemde diersoorten.
Tevens zal hij/zij gaan meedraaien in onze avond- en weekend-
diensten. Ervaring in de pluimveegeneeskunde strekt tot aanbe-
veling.

Salariëring zal plaatsvinden volgens de normen van de KNMvD.

Uw sollicitatiebrief kunt u binnen 14 dagen sturen naar:
Dierenkliniek \'t Rosveld, t.a.v. M.B. Heijnen, Postbus 2^25, 60J0AA,
Nederweert.

Driemanspraktijk Thewi zoekt een

enthousiaste dierenarts (m/v)

De activiteiten richten zich zowel op de preventieve als curatieve gezondheidszorg bij vleeskalveren.
Gevraagd worden goede contactuele vaardigheden en een analytisch denkvermogen.

Schriftelijke sollicitaties met uw c.v. gaarne binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan: DAP Thewi bv, Ledeboerstraat 26,
5048 AD Tilburg.

Employment Opportunity:

Fulltime Large Animal veterinarian required (m/f)

for dairy practice in the Central Fraser Valley of British Columbia, Canada.

Focus on production medicine with interests in nutrition and herd management analysis for large dairies an asset. Flanked by great sce-
nery and recreational opportunities.

Contact us at: Abbotsford Veterinary Clinic Ltd., P.O. 80x524, Abbotsford, B.C. V2S5Z5, Canada. Dr. Rich Vanderwal, office: 01-604-850-7577,
home: 01-604-823-6342, home fax: 01-604-823-6862, e-mail: rich_vandenval@mindlink.bc.ca

Dierenarts

afgestudeerd in januari 2000 (difFerentiatie gezelschapsdieren)
is vol enthousiasme op zoek naar een plezierige werkkring in gezelschapsdieren- of gemengde praktijk.

Martin Arens, Prinses Beatrixlaan 49, im EZ Diemen, telefoon: 020-6998807 of06 - 29021021.

-ocr page 127-

De gouden standaard

• de Oxytetracycline met de unieke samenstelling

• de kortste PVV / IKB wachttijd varken

minimale weefselirritatie
in onbreekbare PET flacon

Engemycine® 10% Diergeneesmiddel UDA. Oplossing van oxytetracycline-base voor injectie, 100 mg per ml. Bestemd voor de
behandeling van (respiratoire) aandoeningen veroorzaakt door gevoelige micro-organismen bij rund, varken en schaap.
Voor intramusculaire toediening in een dosering van 4-8 mg per kg lichaamsgewicht per dag. V^/achttijdadvies: slachten 18 dagen,
melk 5 dagen. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Reg. NL 8291 Mycofarm Nederland B.V., Postbus 8. 3730 AA De Bilt.

JT Mycofarm mmm

k t i j k

g

p

-ocr page 128-

Rilexine®

Eerste keus bij Pyodermie

yirbac

VenocmwU|\'/c Vinrv

-ocr page 129-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen eti 58 opleidingen biedai
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kivaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan verder bij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6.800 personeels-
leden en een budget van ruim 1 miljard gul-
den vormt de universiteit de spil in Utrecht
kennisregio. Vanuit deze positie in Midden-
Nederlatid onderhoudt zij een gevarieerd
contacteitpatroon met tiniversiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstituten over de
gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
tvww. uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde Is de enige
in Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie In op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccredi-
teerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

De Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren omvat een opleidingsinstituut,
researchinstituut en academisch dlerenzieken-
huis. 170 medewerkers van wie ruim 50 dieren-
artsen verzorgen samen met ca. 60 co-assisten-
ten, het onderwijs aan studenten, het onder-
zoek en de patiëntenzorg. Jaarlijks vinden
ca. 15.000 poliklinische consulten plaats en
worden ca. 3.700 operaties verricht. De beschik-
bare faciliteiten worden internationaal hoog
gewaardeerd. De Hoofdafdeling heeft jaarlijks
plaats voor vier roulanten. Dat zijn dierenartsen
die de eerste fase van de opleiding tot specialist
volgen. Bij de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren is per 1 juni 2000 plaats voor

4 Roulanten (v/m)

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en
in bescheiden mate aan het onderwijs en het
onderzoek.

Wij vragen dierenartsen die zijn afgestudeerd
in de differentiatierichting Geneeskunde van
Gezelschapsdieren. De voorkeur gaat uit naar
dierenartsen die enige ervaring hebben in het
geven van onderwijs en/of enige tijd in de
praktijk werkzaam zijn geweest.
Wij bieden een aanstelling voor 15 maanden
waarin scholing in den brede plaatsvindt op het
vakgebied van de Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren. Vervolgens kan worden gesolliciteerd
naar een tweede fase, waarin specialistische
kennis wordt verworven op het gebied van een
van de erkende specialismen binnen de Genees-
kunde van Gezelschapsdieren (anesthesiologie,
chirurgie, dermatologie, interne geneeskunde,
oogheelkunde en vogelgeneeskunde).
De opleiding is verweven met de patiëntenzorg
en met de onderwijstaken van de hoofdafdeling.
U ontvangt een salaris dat in hoogte overeen-
komt met het salaris van een AIO (ƒ 2 374,-
bruto per maand gedurende de eerste fase).
Selectie van de kandidaten vindt plaats door een
commissie aan de hand van gebleken studie-
resultaten, curriculum vitae en motivatie.
Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nade-
re inlichtingen contact opnemen met mevrouw
L.B. van Ouwerkerk, telefoon (030) 253 16 93 of
e-mail L.B.vanOuwerkerk@vet.uu.nl. Uw schrifte-
lijke sollicitatie kunt u samen met een recente
pasfoto richten aan mevrouw L.B. van Ouwerkerk,
Hoofd Bureau en Patiëntenadministratie,
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.
Vacaturenummer 70004.

Dierenarts (m/v)

Wij zijn een succesvoile en een groeiende dierenkliniek voor kleine huisdieren in Belgisch Limburg in de stad Genk (62.000 in-
woners).

Wij zoeken een dierenarts met als specialisatie kleine huisdieren, met tenminste drie jaar ervaring en liefst een specialisatie, die
ambitieus is en tevens bereid te leren. Hem/haar kunnen wij een uitstekende carrière aanbieden die, naar we allemaal hopen, bin-
nen drie jaar tot partnerschap zal leiden.

Mocht u geïnteresseerd zijn in deze vacature, stuur ons dan uw c.v. met een korte begeleidende brief voono februari 2000. Deze
zal in het strikste vertrouwen behandeld worden en alle sollicitanten krijgen antwoord. Sollicitatiegesprekken zijn gepland voor
midden februari.

Stuur uw c.v. naar: Dierenarts Vandecan Chantal, Putmosstraat io, B-j6oo Cenk, België. Telefoon: 00^2-8^386060, fax: 0032-
89386061.

-ocr page 130-

Ampicilline 100 mg/m

MIEUW

■ » ml flacon

Nu

"kiniooml^

■ïtu

Vi^J

LA 200 ml

lAlbipen-^

UOA
•WKKinji

■\'«.id^\'\'®\'"\'
-■^.l«!^-??\'"®": 15 mgAg. intrarosc.
W^^mgAg, subc.

■Albipen*LA 80

; «Ot mjectie, ampiciKn« 100 mg«
\'^li?\'\'___________________Mketr-^\'^

TOIkgevend schaap, vwKw:z
b.v.. Postbus 8,

Enige definitief geregistreerde \'LA\' penicillinepreparaat
Toegelaten voor PVV/IKB bedrijven

Albipen\' LA. Diergei

Bestemd voor de behandeling van kokkeninfecties bij rund, vatten, niet melkgevend schaap,
hond en kat. Voor subcutane of intramusculaire toediening in een dosering van 15-25 mg
ampicilline per kg lichaamsgewicht per 48 uur. Wachttijdadvies: slachten; 28 dagen,
melk (rund); 6 dagen. Zie voor volledige informatie de bijsluiter. Reg. NL 7828 UDA.
Mycofarm Nederland B.V, Postbus 8, 3730 AA De Bilt,

voor landbouwhuisdieren

niddel UOA. Olie$uspensie voor injectie. 100 mg ampicilline per r

-ocr page 131-

Injecteren, ze
exact en doelg

ar ICS E

Geadviseerde wachttijden:
OXY U INJ.:

Runderen 28 dagen (IKB 70 dagen).
Varkens 21 dagen (IKB 70 dagen).
AMOXICILLINE 150 INJ.:
Varken 42 dagen (IKB 42 dagen).

ê

^

m

OXY LA INJ. 100 ml / 250 ml

REG NL 8067 UDA. Injectievloeistof voor i.m.
toediening aan niet melkgevende runderen en
varkens. Bevat per ml: Oxytetracycline als
dihydraat 200 mg.
INDICATIES RUNDEREN:

• Luchtweginfecties, speciaal Shipping Fever en
pneumonie veroorzaakt door Pasteurelia
multocida en Pasteurelia haemolytica;*Lucht-
weginfecties veroorzaakt door Pasteurelia spp.
en Fusobacterium necrophomm; »Infectieuze
Bovine Keratoconjunctivitis veroorzaakt door
Moraxella bovis; «anaplasmosis veroorzaakt door
Anaplasma marginale.

INDICATIES VARKENS:

• Luchtwegaandoeningen veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae, Bordetella
bronchiseptica en Pasteurelia multocida;
•luchtwegaandoeningen veroorzaakt door
Pasteurelia multocida, Streptococcus suis,
Mycoplasma hyopneumoniae en M. Hyorhinis;
•navel- en gewrichtsontsteking veroorzaakt
door streptococcen, Haemophylus spp. en
Mycoplasma spp..

1315

AMOXICILLINE 150 INJ. 100 ml

REG NL 8787 UDA. Injectievloeistof voor i.m.
toediening aan varkens. Bevat per ml:
amoxicilline als trihydraat 150 mg.
INDICATIES:

Infecties veroorzaakt door voor amoxicilline
gevoelige bacteriën bij varkens, met name:
•bronchopneumonie veroorzaakt door
pasteurelia multocida en Streptococcus spp;
•Pleuropneumonie veroorzaakt door
Actinobacillus (Haemophylus) pleuropneu-
moniae; \'necrotische stomatitis bij biggen
veroorzaakt door Fusobacterium necrophomm;
•cystitis veroorzaakt door Escherichia coli e.a.;
•cysto-pyelonephritis veroorzaakt door
Corynebacterium suis en E. coli; •abortus
veroorzaakt door Erisipelothrix rhusiopathiae;
•infectieuze dennatitis veroorzaakt door
Streptococcus spp; •exudatieve dermatitis bij de
big veroorzaakt door Staphylococcus hyicus e.a.;
•actinobacillose veroorzaaW door Actinobacillus
suis; •gegeneralisserde
infecties veroorzaakt door
E.coli, Streptococcus spp en Actinobacillus suis.

BWfS m.1 OXY LA INJ. en AMOXICILLINE 150 INJ.

I © Toegelaten voor gebruik op IKB-bedrijven
; Gegarandeerde kwaliteit
10» Exacte dosering
d Optimale zekerheid

@ Definitief geregistreerd ., , ,

Uw partner voor de toekomst

Zie de bijsluiter voor volledige informatie

DOPHflRmn

VETERINAIRE FARMACA

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en AU.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 132-

Holstein-Friesian

Zwart-bont

Charolais

Nederlands landvarken

Hybride-ras

Yorkshire

^stïuma^®
nuooV^ .

vatA

ALLE "MERKEN"
VERTROUWEN EROP

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen, Tel.: 0030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V. Alle rechten voorbehouden.

ESTRUMATE\' Samenstelling: Cloprostenolnatrium overeenkomend met 250 mcg doprosternol per ml. Registratienummer: REG NL 5293. Kanalisatiestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough N.\\
Staliestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Baarmoederonsteking of pyometra; suboestru; oestrussynchronisatie; onderbreking van ongewenste dracht; luteale cysten; partu
inductie. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoorten waarvoor het geneesmiddel bestemd Is: Rund. Dosering: Per injectie: 0.5 mg cloprostenol per dier (= 2 ml) bij oestrussynchronisati
twee injecties met 11 dagen interval bij onderbreking ongewenste dracht: tussen dag 5 en 150 bij partusinductie: vanaf 10 dagen voor de verwachte datum. Wachttijd: 1 dag voor de slacht, O dagen voi
de melk. Verder informatie in beschikbaar op aanvraag Schering-Plough N.V.

PLANATE* Samenstelling: Cloprostenolnatrium overeenkomend met 87,5 mcg cloprostenol/ml. Registratienummer: REG NL 5294. Kanalisatiestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough
Staliestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Partusinductie, binnen de twee dagen die het einde van de dracht voorafgaan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoortc
waarvoor het geneesmiddel bestemd Is: Varkens (zeugen en jonge zeugen). Dosering: Éénmalig 175 microgram cloprostenol per dier. Wachttijd: 1 dag voor de slacht. Verdere informatie is beschikba
op aanvraag Schering-Plough N.V

-ocr page 133-

/"N 15 februari
/ 2000

""^deel

125

aflevering

4

y^------- - - - . . _

Universiteit Utrecht
"Bibliotheek Diergeneeskunde

issn 0040-7453

2 1 FêB. ZöflO

tijdschki

DiergeneeskuN

Wetenschap

Laboratoriumbevindingen van de klassieke
varkenspest-epizoötie 1997-1998

Ornithobacterium rhinotracheale infecties
bij pluimvee

\\

Actua

Rol leukocyten in E. co//-mastitis

De Mythe van de Biltstraat

KNMuD

Salmonella in eieren

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Preventie Project Atlas
Smijt u ook zo met pk\'s?

Nieuw Convenant Zelfstandigheids-
verklaring voor waarnemers

-ocr page 134-

Foetale protectie tegen BVD

Intervet heeft een nieuw vaccin ontwikkeld tegen BVD, het eerste BVD-
vaccin dat foetale protectie biedt. Dit vaccin is vanaf heden beschik-
baar. Voor meer informatie en een brochure kunt u contact opnemen
met Intervet Nederland, telefoon: 0485-58 76 54.

(Interve^

Bovilis\' BVD

Bovilis BVD is een geïnactiveerd vaccin voor de actieve immunisatie van runderen vanaf 8 maanden
leeftijd ter bescfierming van de foetus tegen transplacentaire infectie met het bovine virusdiarree virus.
Wachttijdadvies: O dagen. Het vaccin niet toedienen aan ziel^e en verzwakte dieren. Een lichte zwelling
kan gedurende de eerste 14 dagen op de injectieplaats worden waargenomen. Een voorbijgaande milde
lichaamstemperatuurverhoging kan optreden, REG NL 9587 UDD.

Intervet Nederland bv. Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, Tel. 0485-58 76 54

-ocr page 135-

TijDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 4,15 februari 2000

tfi^—M

Uit de Hoofdredactie 107

Overzichtsartikelen

Laboratoriumbevindingen van de klassieke varkenspest-epizoötie 1997-1998; P.L. Eblé,

E.P. de Kluijver, R.S. Schnjver, en A.J. de Smit 108

Ornithobacterium rhinotracheale infecties bij pluimvee: een overzicht; L van Veen 113

Boekbesprekingen 116

Referaten 117

Wetenschap

Actua

Veterinair Verleden

E.A. von Hering; E.P. Oldenkamp

Berichten en verslagen

Rol leukocyten in £.co/i-mastitis; J.H. Hülsen
Platform Verantwoord Huisdierenbezit
De Mythe van de Biltstraat;
mevr. N. Thybaut
Samenstelling Cerberus
Fidin waarschuwingsenvelop
Oproep rubriek 2000 Hoogtepunten

Mededelingen Inspectie W&V

Salmonella in eieren; E. de Boer en B. Wit

Ingezonden

Recht op duidelijkheid; C. Holzhauer

Congressen en cursussen

ii8

119
125

125

126
126
126

126

128

Dierenartsassistenten nascholingsdagen 2000
Vooriopig laatste basiscursus Erkende Varkensdierenarts

1 WALTHAM

Praktijkgerichte, klinische avonden

Huidaandoening
en tumoren

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

J3ifȎag\'25Tarraarri"tfndtTaven
Donderdag 24 februari - Heerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

„ yirbac

-ocr page 136-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. G.M. Don-estein (Utrecht)

Drs. W.F.G.L. Droppers (Den Haag)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Dr. W.A. Hunneman (Boxtel)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Dr. R. de Koning (Gouda)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Prof dr. J.G. van Logtestijn (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. W. Misdorp (Amsterdam)

Prof dr. J.M.V.M. Mouwen (Utrecht)

Dr. J.F.M. Nouws (Nijmegen)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. A.D.M.E. Osterhaus (Rotterdam)

Prof dr. M. Pensaert (Gent, België)

Prof dr. E.J. Ruitenberg (Amsterdam/Utrecht)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Prof dr. H. W. de Vries (Utrecht)

Prof dr. P.F.G.M. van Waes (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Prof dr. G.C. van der Weyden (Utrecht)

Prof dr. L.F.M. van Zutphen (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031. 3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschrifl@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift mor Diergeneeskunde is hel vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Po.itbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga. lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Jorna. algemeen secretaris
T.W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Gostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

129
130

131

132

133
133

134

135

135

136

136
138
141

108
"3

WSAVA-FECAVA Worid Congress 2000 georganiseerd door de Voorjaarsdagen
Jaarlijkse Internationale Workshop Visvaceinatie

2000 Hoogtepunten

\'... dat wij met vertrouwen de nieuwe era in het veeartsenijkundig onderwijs intreden\';
/. Math ij sen

Vraag en Antwoord

Studentenreferaat

PAOD

KNMvD

Maatschappijnieuws

Aanrader: Preventie Project Atlas; \'Smijt u ook zo met pk\'s?\'; mevr. S. Deleu

Vacatures in Besturen en Commissies

Werkvergadering commissie Gezelschapsdieren Regio Zuid

Nieuw Convenant Zelfstandigheidsverklaring voor waarnemers; mevr. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess

Personalia

Doorlopende agenda
Rectificatie

Contents

Review papers

Laboratory findings during the classical swine fever epidemic 1997-1998; P.L. Ehlé,
E.P. de Kluijver, R.S. Schrijver, and A.J. de Smit
Omithobacterium rhinotracheale infections in poultry; L. van Veen

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 137-

SPRAY

definitieve registratie voor rund, varken en schaap
IKB-WAARDIG
geen gentiaanviolet
veilig

geen wachttijden
fijne nevel
snel droog
goede hechting

CTC SPRAY

Samenstelling: Per spuitbus: chloortetracycline-
liydrochloride 3,210 g.
Farmaceutische vorm: Spray voor uitwendig
gebruik.

Indicatie: Rund, varken, schaap: Ziekte van
Mortellaro, rotkreupel en stinkpoot, opper-
vlakkige wonden en operatiewonden.
Dosering: Voor gebruik de spuitbus goed schud-
den. Bespuit de te behandelen oppervlakte op
een afstand van 15-20 cm gedurende 3 secon-
den, zodat deze gelijkmatig gekleurd wordt.

Deze behandeling dient bij klauwaandoeningen
na 30 seconden herhaald te worden. • Voor
preventie van infecties na oppervlakkige trau-
matische of chirurgische wonden wordt een
eenmalige enkelvoudige behandeling aan-
bevolen, • Voor behandeling van Dermatitis
digitalis (Mortellaro) wordt 1-2 maal daags een
dubbele behandeling (30 seconden interval)
gedurende 3 dagen aanbevolen. • Voor andere
klauwaandoeningen (rotkreupel, stinkpoot)
wordt eveneens 1-2 maal daags een dubbele
behandeling (30 seconden interval) aanbevolen.

Afhankelijk van de ernst van de aandoening en
de mate van herstel de behandeling herhalen
met een interval van 1-3 dagen.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor
tetracyclines.

Bijwerkingen: Overgevoeligheidsreacties
kunnen voorkomen.
Wachttijd: Geen.

Bewaring: Bij kamertemperatuur (15-25 °C).
Beschouw de lege bus als chemisch afval.
Diergeneesmiddel REG NL 9013 UDA,
Art.nr. 72432

Voor nadere informatie: raadpleeg
Eurovet, aanvraag folder (VPK 72797)

Handelsweg 25, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 138-

Nuflor

FLORFENICOL

OMDAT RENTABILITEIT BELANGRIJK IS

Het rentabiliteitsprincipe bij de keuze en het gebruik vari een
antibioticum voor de behandeling van adennhalingsaandoeningen
bij rundvee kan vertaald worden in het beperken, of zelfs het
elimineren, van bedrijfsverliezen.

De hoeksteen van dit principe is het kiezen voor een Iste-lijns
behandeling
die een volledige èn snelle genezing toelaat
met een minimaal aantal recidieven. Hierdoor blijft de schade
beperkt, wat dan weer een optimale valorisatie van het dier
mogelijk maakt.

Doeltreffend

kM m

Rendabel

100 ml
3B0 mg/ml

»(Tbib/^\'
iRiectfevIseistgf

OiergeneesmNUei
Antibiobcum

Rutf^OroQltg U (1 ntfis
nreenaal toegedand nd MD
ussenpenod* van 48 tnr

Schering-Ptough
Anima] Health

Muflor

FLORFENICOL

Het 1ste-lijns antibioticum

NUFLOR* Farmaceutische vorm: ln,ectievloeistof Samenstelling; Per ml 300 mg florfenicoL Doeldier: niet-lacterend rundvee. Indicaties: Behandeling van aandoeningen van luchtwegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica
en Pasteurella multocida. Dosis en toedieningsweg; Een dosis van 20 mg/kg lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair On de nekspieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur, met gebruik van
een naald met een diameter van 1,65 mm (16G). Contra-indicaties: Mag niet gebruikt worden bi) volwassen fokstieren. Ongewenste nevenwerkingen; Een verminderde voedselopname kan gedurende de behandelingsperiode
voorkomen. De behandelde dieren krijgen hun eetlust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling. Wachttijden: Vlees: 55 dagen. Melk: niet toegestaan voer gebruik bij lacterende melkkoeien. Houdbaarheid; zie
verpakking. Bewaren bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius): aangeprikte flacon: 28 dagen, indien bewaard bij kamertemperatuur (15-25 graden Celsius). Hel produkt binnen de 28 dagen gebruiken, nadat de eerste dosis
werd opgezogen. Verpakking: Glazen injectieflacons van 20, 50, 100 en 250 ml voor meervoudige toediening. Raadpleeg de bijsluiter. Registratienummer / Kanalisatiestatus: REG NL 7993 UDA

-ocr page 139-

\'Dat wij met vertrouwen de nieuwe eeuw in het diergeneeskundig onderwijs ingaan\' is in vervolg op het artikel van Mathijsen
ook weer heel actueel aan het begin van de eeuw. Was er toen reden tot discussie over de academische status van het vee-
artsenijkundig onderwijs, nu bespreken we de academisering van het diergeneeskundig onderwijs.

Het Hoofdbestuur van de KNMvD heeft zich uitgebreid laten informeren over het toekomstige curriculum 2001. De
Besturendag op 21 april 2000 zal voor een dagdeel aan het nieuwe curriculum worden gewijd. Vertegenwoordigers van de
A fdelingen en Groepen en andere betrokkenen kunnen dan over die opleiding hun mening geven.

Men zou kunnen denken: alweer een nieuw curriculimi, terwijl het in 1995 gestarte curriculum nog niet eens de eerste afgestu-
deerde heeft afgeleverd. De Faculteit der Diergeneeskunde speelt echter steeds sneller in op de maatschappelijke ontwikkelin-
gen. Het onderwijsbestuur heeft onderkend dat een curriculum geen levensduur van meer dan tien jaar beschoren is.
Dit betekent ook dat de KNMvD als beroepsgroep zorgvuldig naar de invulling van het curriculum kijkt en nagaat met welke
competentie afgestudeerden het beroep starten. De algemene bevoegdheid - die volgens de Europese richtlijn vereist is - krijgt
gestalte in de brede opleiding van het \'kerncurriculum\'. Dit betreft bijvoorbeeld het diersoortoverschrijdende onderwijs in de
ziektekunde (pathojysiologie) en een uniform co-assistentschap.

Daarnaast volgen studenten verschillende studiepaden om een startcompetentie te verkrijgen voor de beroepsuitoefening in
bepaalde disciplines, bijvoorbeeld dierenarts voor gezelschapsdieren (solitaire dieren), dierenarts voor de volksgezondheid
(public health), dierenarts voor rund en varken (koppeldieren) etcetera. Deze studiepaden sluiten in principe heel goed aan bij
de erkenningsregelingen van de KNMvD.

De invulling van de studiepaden in het curriculum is echter nog gaande. Het Hoofdbestuur wenst daarover met de vertegen-
woordigers van de achterban van gedachten te wisselen. De mening van sommigen op de Faculteit der Diergeneeskunde dat
de KNMvD het al voetstoots met het nieuwe curriculum eens is, is derhalve ietH\'at voorbarig.

Daarbij moet mij van het hart dat de opleiding dient tot het onderkennen van ziekten en/of stoornissen door middel van (waar-
schijnlijkheidsjdiagnoses.

Zowel bij solitaire dieren als hij koppeldieren - maar dan met behulp van \'indicatordieren\' - zijn de klinische diagnostiek en
aanvullende diagnostische methoden van het grootste belang. Het trekken van conclusies op louter verschijnselen, zonder
juiste diagnose, is een uiterst delicate diergeneeskundige benadering.

De indruk bestaat dat dit bij moeilijk te diagnosticeren problemen te vaak wordt gedaan, met zeer vergaande gevolgen voor
dierhouders. Ik hoef alleen maar het moeilijk te duiden slijterssyndroom aan te halen om dit probleem te illustreren.

Mijn conclusie is dat een kerncurriculum - gebaseerd op de diersoortoverschrijdende ziektekunde en een uniform co-schap -
niet los kan staan van goed onderwijs in de klinische diagnostiek. Daaronder verstaan wij: het afnemen van een anamnese, het
doen van (aanvullend) onderzoek, het opstellen van de (waarschijnlijkheids)diagnose, het instellen van een behandeling, het
verantwoord toepassen van diergeneesmiddelen en het geven van terzake kundig advies. Alleen dan kan een dierenarts in alle
beroepsdisciplines professioneel functioneren.

Dr. Tj. Jorna

-ocr page 140-

Laboratoriumbevindingen van de klassieke-varkenspest-epizoötie
1997-1998

P.L Eblé, E.P. de Kluijver, R.S. Schrijver en A.j. de Smit^

O

SAMENVATTING

De resultaten van het laboratoriumonderzoek van de
praktijkmonsters die onderzocht werden op het Instituut
voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad) tij-
dens de klassieke-varkenspest (KVP)-epizoötie 1997-
1998 worden in dit overzicht weergegeven. De betekenis
van de verschillende laboratoriumtests en de bijdrage
van de diverse monsterstromen aan de bestrijding van
KVP gedurende een uitbraak worden nader belicht.

SUMMARY

Laboratory findings during the classical swine fever epide-
m 101997-1998

The results ofthe laboratory tests carried out by the Institute for Animal
Science and Health (ID-Lelystad), the Netherlands, on samples collected
during the Classical Swine Fever (CSF) epidemic 1997-1998 are summari-
zed in this article. The relevance of the different laboratory tests and various
samples collected on the eradication of CSF during an outbreak is evalu-
ated.

INLEIDING

Op 4 februari 1997 werd op het ID-Lelystad, het nationaal
referentielaboratorium voor klassieke varkenspest (KVP),
voor het eerst sinds 1992 in een veldmonster KVP gediag-
nosticeerd. Vanwege het in Europa gevoerde non-vaccinatie
beleid ten aanzien van aangifteplichtige ziekten, werd de
hierop volgende epizoötie bestreden door middel van \'stam-
ping-out\'. In vergelijking tot uitbraken in de 80-er en begin
90-er jaren, had de laatste epizoötie een impact van onge-
kende omvang. Tijdens de uitbraak werden 429 bedrijven
besmet verklaard door de Rijksdienst voor keuring van Vee
en Vlees (RVV) en werden bijna 1300 bedrijven preventief
geruimd. In totaal werden ruim 12 miljoen varkens gedood.
Op het ID-Lelystad werden in 16 maanden meer dan twee
miljoen monsters getest op de aanwezigheid van KVP-virus
(KVPV) of antistoffen hiertegen. Deze onderzochte mon-
sters waren afkomstig van circa 11.000 bedrijven.
Bij de bestrijdingscampagne waren diverse diensten betrok-
ken. Medewerkers van de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD), de RVV en praktiserende dierenartsen hebben meege-
werkt aan de monstername voor onderzoek op KVPV in de
getroffen gebieden. In mei 1998 kon het laatste ingesloten
gebied uiteindelijk worden vrijgegeven. Sinds september
1998 is Nederland officieel weer vrij van KVP.
In dit overzicht worden de resultaten van het laboratorium-
onderzoek van de monsters die onderzocht werden op het
ID-Lelystad tijdens de varkenspestepizoötie 1997-1998
weergegeven. De betekenis van de verschillende laboratori-

\' Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad). afdeling Zoogdier-
virologie. Postbus 65. 8200AB Lelystad.

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 12;: 108-112

umtests en de bijdrage van de diverse ingestuurde monster-
stromen aan de bestrijding van KVP tijdens een uitbraak
worden nader belicht.

MATERIAAL EN METHODEN
Laboratoriumtechnieken

KVP wordt veroorzaakt door een Pestivirus (fam.
Flaviviridaé). Voor het stellen van de diagnose is laboratori-
umonderzoek onontbeerlijk, omdat het klinische beeld niet
specifiek is. Varkens kunnen ook besmet worden met andere
Pestivirussen namelijk bovine virus diarrhea virus (BVDV)
en Border disease virus (BDV), welke kunnen kruisreageren
met KVPV in sommige laboratoriumtests. Hierdoor moet
voor het stellen van de diagnose KVP altijd een differentië-
rende laboratoriumtest gebruikt worden.
De laboratoriumdiagnostiek voor de bestrijding van KVP
kan verdeeld worden in twee categorieën; het aantonen van
viraal antigeen of virus en het aantonen van antilichamen (7).
Twee tot drie dagen nadat een varken geïnfecteerd wordt met
KVPV, is er virus aantoonbaar in de organen en drie tot vier
dagen na infectie in het bloed. Antistoffen kunnen na twee
tot drie weken worden aangetoond in het serum.
Aantonen van viraal antigeen of virus gebeurt met behulp
van verschillende technieken, namelijk de immuno-fluores-
centie-test (IFT) en de virusisolatie (VI). Met behulp van de
IFT wordt van dieren die verdacht worden van een infectie
met KVPV de tonsil, nier, milt en het ileum onderzocht.
Voor screeningsdoeleinden wordt alleen de tonsil onder-
zocht. Voor de IFT worden cryostaatcoupes van de organen
gesneden. De coupes worden vervolgens geïncubeerd met
een polyclonaal antiserum met een fluorescerend label en
met een UV-microscoop beoordeeld. In positieve coupes is
een brilliantgroene kleuring in het cytoplasma van de be-
smette cellen te zien (3). Positieve coupes worden nogmaals
in een IFT getest en om vervolgens te kunnen differentiëren
tussen KVPV, BVDV en BDV worden er coupes met behulp
van een immuno-peroxidase-test (IPT) getest. Met behulp
van de monoclonale antilichamen die gebruikt worden in
deze test, kan er onderscheid gemaakt worden tussen KVPV
en andere Pestivirussen (10). De uitslag van zowel de IFT als
de IPT is binnen een aantal uren na ontvangst van het mon-
ster bekend.

Virusisolatie kan gedaan worden op gehepariniseerd of
EDTA-bloed (5). Tevens kan er op suspensies van orgaan-
materiaal VI worden uitgevoerd. Tijdens VI krijgt eventueel
aanwezig virus de kans zich te vermenigvuldigen in een cel-
kweek, de duur van een kweek is minimaal vier dagen.
Aantonen van KVPV gebeurt hierna met behulp van gela-
belde monoclonale antilichamen.

Voor het aantonen van antilichamen wordt gebruik gemaakt
van een ELISA (1, 9) en een virusneutralisatietest (Neutra-
lizing Peroxidase Linked Assay, NPLA) (8). De te testen
sera worden eerst getest in de ELISA en alle monsters met
een positieve uitslag worden ter bevestiging en differentiatie
in de NPLA getest. Omdat antistoffen gericht tegen BVDV
of BDV kruisreacties kunnen veroorzaken, worden de sera

-ocr page 141-

Tabel i. Overzicht van de verschillende laboratoriumtesten.

Test (duur in dagen): Uitslag:

Einduitslag:

Differentiërende test (duur):

Aantonen van: Monsters:

Virus (antigeen) tonsil, nier, milt, ileum IFT (1 d)
volbloed/organen VI (4d)

Antilichamen serum ELISA(ld)

KVP ofBVD/BD of-

Pestivirus
Pestivirus -
KVP
KVP-
Pestivirus
Pestivirus -

IPT(ld)
n.v.t.

NPLA (4d)

KVP i ofBVD/BD of-

naast elkaar in verschillende neutralisatietesten getest, waar-
bij neutralisatie van respectievelijk KVPV, BDV en/of
BVDV wordt bepaald. Sera met alleen neutraliserende ei-
genschappen tegen KVPV, of sera die KVPV beter dan of in
gelijke mate neutraliseren als BVDV/BDV, worden als posi-
tief voor KVP beschouwd (EU-richtlijn 80/217/EU). De uit-
slag van de ELISA is binnen één dag bekend (indien een her-
test nodig is twee dagen), de neutralisatietest duurt minimaal
vier dagen, omdat er net zoals bij de VI van een celkweekme-
thode gebruik wordt gemaakt.

Een overzicht van de laboratoriumtesten wordt gegeven in
tabel 1.

Verschillende monsterstromen en aantal geteste monsters
Bij aankomst op het ID-Lelystad worden de monsters inge-
voerd in een computersysteem en krijgen elk een individueel
nummer (Dispatching Service Unit (DSU)-nummer). De
monsters krijgen bij binnenkomst ook een vierletterige com-
putercode die aangeeft voor welk onderzoek zij bestemd zijn
en tot welke monsterstroom ze behoren.
Normaliter (geen uitbraaksituatie) worden voomamelijk
monsters naar het ID-Lelystad ingestuurd voor landelijke
screening op KVP en monsters die getest moeten worden
voor im- of exportcertificatie. Voor deze monsters worden
de codes VPIF (IFT), VAPI (VI) en VAPS (serologie) ge-
hanteerd.

Tijdens de uitbraak ontstonden vele extra monsterstromen,
zoals monsters afkomstig van verdachte bedrijven, monsters
die genomen werden voor het traceren van besmette bedrij-
ven en monsters die genomen werden voor screeningsdoel-

Tabel 2. Overzicht van de monsters die getest werden gedurende de KVP-uitbraak 1997-1998 op het ID-Lelystad.

Ingestuurd materiaal en verschillende monsterstromen^: Code\': Ontvangen Positieve Besmetverklaring Positieve bedrijven

Test> :

met positieve monsters\'

IET:

monsters\'1: monsters\': bedrijf\':

354/388

Verdachte dieren (tonsil, nier, milt, ileum)
en screening (tonsil)

Heparine/EDTA-bloed pf orgsansuspgnsig?:
Hep/EDTA-bloed afkomstig van verdachte dieren
Hep/EDTA-bloed van bemonstering beginfase
van de opkoop

Tonsillen van zeugen van contactbedrijven besmet
Kl-station

1773

352

VPIF 18.000

VAPI 28.000

VPOP 116.000

VPIZ 4.000

352 (82%)

334/390

Virusisolatie:

3224

17

12

19(4,5%)

ELISA/NPLA: Serum:

Tracering (verdenking) en sera van positieve bedrijven,

genomen vlak voor het ruimen

VAPS

159.000

2945

3

Zeugen van contactbedrijven van besmet Kl-station

VPKI

104.000

37

4

Bemonstering latere fase van de opkoopregeling

VSOP

303.000

98

21

Bemonstering overnameregeling (opkoop \'verdachte\'

bedrijven)

VAPO

24.000

11

1

Preventief geruimde bedrijven, sera genomen voor

het ruimen

VPRU

95.000

667

15

Herbevolking ex-besmette bedrijven, zgn.

\'verklikkerbiggen\'

VPVB

9.700

geen

-

Tussenscreening centrum eerst ingesloten gebied

VAPT

88.000

304

9

Eindscreening ingesloten gebied

VAPC

1.056.000

101

5

Herbevolking ex-besmette en leegstaande bedrijven

VAPH

268.000

geen

-

Monitor-regeling

VAPM 25.000

geen

-

58(13,5%)

429(100%)

286/422

1  aantal ontvangen monsters.

^ aantal monsters met een positief laboratoriumresultaat afkomstig uit de verschillende monsterstromen.

\' in deze kolom wordt aangegeven vanuit welke monsterstroom de éérste positieve laboratoriumuitslag van de besmet verklaarde bedrijven afkomstig was.
\' overzicht van de positieve laboratoriumresultaten in al het ingezonden materiaal afkomstig van de besmette bedrijven.

-ocr page 142-

einden. Deze monsters werden met dezelfde laboratorium-
testen onderzocht, maar verschillende codes werden gehan-
teerd om onderscheid te kunnen maken tussen het inge-
stuurde materiaal. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven
van de verschillende monstenstromen.
De code \'VAPS\' werd gehanteerd voor onderzoek van mon-
sters voor tracering (bijvoorbeeld monsters van contactbe-
drijven van positieve bedrijven, monsters van verdachte be-
drijven) en onderzoek van monsters afkomstig van besmet
verklaarde bedrijven. Na het vaststellen van KVP-besmet-
ting van een Kl-station ontstond een monsterstroom ten ge-
volge van de serologische screening van contactbedrijven
van het betreffende Kl-station (VPKI) en een monsterstroom
van tonsillen van zeugen die geïnsemineerd waren met
sperma afkomstig van het besmette Kl-station (VPIZ).
Naarmate de uitbraak langer duurde onstonden er ernstige
welzijnsproblemen in de stallen omdat in de ingesloten ge-
bieden vanwege de \'stand-still\'-situatie geen dieren afge-
voerd konden worden. De opkoopregeling ging hierna van
start. Dieren die afgevoerd werden moesten echter gecontro-
leerd worden op KVP. In eerste instantie werd gekozen voor
het nemen van heparinebloed voor VI (VPOP), in latere in-
stantie werd er semm genomen voor onderzoek op KVP-an-
tilichamen (VSOP). Ook op bedrijven die preventief ge-
mimd werden, werden monsters genomen om een eventueel
aanwezige KVP-besmetting achteraf te kunnen vaststellen.
Semmmonsters van deze bedrijven kregen de code \'VPRU\'.
In het gebied waar de eerste KVP-besmetting werd vastge-
steld werd, toen het gebied al lange tijd ingesloten was, een
serologische tussenscreening gedaan van de toen nog aanwe-

A. Virologisch onderzoek

4.000
3.SOO
^3.000
I 2.500

I 2.000

6 8 10 121416182022 24 26 28 3032343638 40 4244 46« 50 52 2 4 6 8 10 12

Figuur 1. Aantal monsters ontvangen op het ID-Lelystad voor virologisch (a) en
serologisch (b) onderzoek op KVPV (verklaring codes zie Tabel 2).

zige, niet besmet verklaarde, bedrijven. Een dergelijke tus-
senscreening wordt niet verplicht gesteld in de EU-regelge-
ving, maar werd gehouden om niet voor al te grote verrassin-
gen komen te staan tijdens de eindscreening. Monsters van
deze tussenscreening kregen als code \'VAPT\'. Voordat een
ingesloten gebied kan worden vrijgegeven, moet er volgens
de EU-regelgeving een serologische screening gedaan wor-
den. Monsters afkomstig van eindscreeningen kregen de
code \'VAPC\'.

De monsterstromen \'VPVB\' en \'VAPH\' ontstonden toen ex-
besmette bedrijven herbevolkt werden. Monsters genomen
voor de monitorregeling KVP, kregen de code \'VAPM\'.
Het aantal monsters dat ontvangen werd op het ID-Lelystad
vanaf het begin van de uitbraak tot en met begin mei 1998
wordt weergegeven in tabel 2. Er werden circa 18.000 mon-
sters onderzocht met behulp van de IFT en er zijn circa
148.000 monsters onderzocht met behulp van VI. Voor sero-
logisch onderzoek werden mim twee miljoen monsters onder-
zocht, afkomstig uit zeer veel verschillende monsterstromen.
Het overgrote deel van de serologiemonsters (screenings-
monsters; 1,5 miljoen) is met een semi-geautomatiseerd sys-
teem (pipetteerrobot) in de ELISA onderzocht. De monsters
afkomstig van verdachte bedrijven of tracering (VAPS) wer-
den handmatig ingezet.

In figuur 1 wordt een beeld gegeven van de ontvangst van de
verschillende monsterstromen op het ID-Lelystad in de loop
van de uitbraak.

RESULTATEN

In tabel 2 worden de gevonden laboratoriumresultaten sa-
mengevat.

Er werden 371 (86,5%) bedrijven besmet verklaard op grond
van een positieve uitslag in een virologische test (IFT of VI).
De meeste bedrijven werden besmet verklaard na een posi-
tieve uitslag in de IFT (352, 82%), 19 bedrijven (4,5%) wer-
den besmet verklaard na een positieve uitslag in de VI.
Verder werden er 58 bedrijven (13,5%) besmet verklaard op
grond van een positieve uitslag in een serologische test.
De meerderheid van het materiaal dat uiteindelijk positief
werd bevonden in de IFT, werd begeleid door een inzendfor-
mulier met een anamnese waarin verdenking van KVP werd
genoemd, gebaseerd op klinisch beeld en/of sectiebeeld.
Slechts zes van de uiteindelijk positief bevonden IFT-inzen-
dingen werden zonder anamnese ingestuurd, waaronder het
materiaal afkomstig van de eerste positieve bedrijven uit de
gebieden Toldijk (Overijssel) en Dalfsen (Gelderland).
Aan het eind van de uitbraak werden er naar verhouding
meer bedrijven besmet verklaard op grond van een positieve
uitslag in een serologische test dan in het begin van de uit-
braak. De verhouding van de bedrijven die besmet verklaard
werden op grond van een positieve uitslag in een serologi-
sche test ten opzichte van bedrijven die besmet werden ver-
klaard op grond van een positieve uitslag in een virologische
test in de loop van de uitbraak is te zien in tabel 3.
Met behulp van de ELISA werden tijdens de uitbraak mim
twee miljoen monsters op KVPV-antistoffen onderzocht. De
uitslag van de differentiërende NPLA van deze monsters is
te zien in tabel 4.

De verdeling van de seroprevalentie op de positieve bedrij-
ven, wordt weergegeven in figuur 2. Voordat een besmet
verklaard bedrijf werd gemimd werden er semmmonsters
genomen op het bedrijf. Hiermee kon een indmk worden
verkregen over de verspreiding van het vims binnen het be-
drijf en het moment van virusintroductie (en eventueel de

-ocr page 143-

Tabel 3. Verhouding besmet verklaarde bedrijven op grond van positief resultaat in
serologische respectievelijk virologische test.

Uitbraak nr:

1-100
101-200
201-300
301-400
401-429

plaats van virusintroductie op het bedrijf) Icon hiermee retro-
spectief worden ingeschat (A. Stegeman, in voorbereiding).

DISCUSSIE

De bijdrage die de IFT heeft geleverd in het opsporen van be-
smette bedrijven was erg groot. Eén van de voomaamste re-
denen hiervoor is dat het een monsterstroom betreft waarin
veel materiaal van klinisch verdachte dieren (in het veld als
zodanig herkend) wordt ingestuurd. Vermelden van een ver-
dachte anamnese bij ingestuurd materiaal is belangrijk, om-
dat het laboratorium daardoor tijdens een drukke periode een
selectie kan maken van materiaal dat met voorrang onder-
zocht moet worden.

Uit de laboratoriumgegevens blijkt dat VI niet de methode
van eerste keus is om een besmet bedrijf op te sporen.
Alhoewel van veel besmet verklaarde bedrijven naast mon-
sters voor de IFT ook bloedmonsters werden opgestuurd
voor VI, zijn de meeste bedrijven besmet verklaard ten ge-
volge van een uitslag van de IFT omdat de uitslag van deze
test sneller bekend is. Theoretisch kan met VI, in vergelij-
king met de IFT, een kleinere hoeveelheid virus aangetoond
worden. Indien er in plaats van orgaanmonsters bloedmon-
sters genomen worden voor VI, moet men er wel rekening
mee houden dat tijdens een infectie met KVPV gedurende
een langere periode virus aantoonbaar is in de tonsillen dan
in het bloed (4). Een goede selectie van varkens waarbij
bloedmonsters genomen worden voor VI is noodzakelijk,
omdat de viremie bij een infectie met KVPV van korte duur
is. Doorgaans gaat de viremische fase gepaard met koorts.
Het temperaturen van verdachte dieren is dan ook een goede
methode om viremische dieren te selecteren.
In \'zuster\' laboratoria in het buitenland wordt in plaats van
de IFT wel VI op tonsilmateriaal gedaan, door het orgaanma-
teriaal te verwrijven en de verkregen suspensie op celcultuur
te brengen. Het duurt echter wel langer voordat de uitslag
van de test bekend is. Voor het testen van de tonsillen van de
zeugen die werden aangeboden na de geconstateerde be-
smetting op een Kl-station (VPIZ) werd tijdens de uitbraak
wel gekozen voor het doen van VI op suspensies van de inge-
stuurde tonsillen, omdat het op dat moment logistiek gezien
niet mogelijk was op het laboratorium zo veel monsters (±
4000) binnen korte tijd in de IFT te verwerken en omdat VI

Tabel 4. Uitslagen serologisch onderzoek monsters uitbraak KVP 1997-1998.
Aantal monsters: circa 2.000.000

Positiefin ELISA:

0.7%

Uitslag NPLA:

KVP 28,5%

BVD/BD 26,5%

Negatief 42%
Toxische monsters

(geen uitslag) 3%

serologisch

virologisch

O
5
4
34
15

100

95

96
66
14

een erg gevoelige test is. Op het laboratorium heeft men na-
derhand op al het tonsilmateriaal dat een positief resultaat
opleverde in de VI, alsnog een IFT gedaan. Deze tonsillen
bleken, op één na, allen ook positief te zijn in de IFT (A.J. de
Smit, persoonlijke mededeling).

Van het merendeel van de bedrijven die besmet werden ver-
klaard door een positieve uitslag in de VI werd géén orgaan-
materiaal ingestuurd. Dit betrof met name preventief ge-
ruimde bedrijven. Indien een dergelijk bedrijf besmet bleek
kon dan ook pas na bekend worden van de uitslag van de VI
begonnen worden met tracering van eventueel besmette con-
tactbedrijven. Het insturen van bloed voor VI voor scree-
ningsdoeleinden zonder dat er sprake is van verdenking van
KVP is niet zinvol, zoals blijkt uit de resultaten die behaald
zijn in de opkoopmonsterstroom (VPOP). Deze enorme
monsterstroom zorgde voor grote logistieke problemen, zo-
wel in het voortracé (transport, invoeren en afvullen van
monsters), als op het laboratorium (inzetten en aflezen test,
verwerking resultaten). Het materiaal waarop VI gedaan
werd was in principe afkomstig van (klinisch) gezonde die-
ren. Nieuwe besmettingen werden niet opgespoord in deze
monsterstroom. De twee bedrijven waarvan positieve mon-
sters waren ingestuurd onder de code VPOP, waren voordat
de uitslag van de VI bekend was al opgespoord met materiaal
dat was ingestuurd voor de IFT omdat er op de bedrijven
sprake was van klinische verdenking. In latere instantie is
men voor het controleren van dieren die werden opgekocht
overgegaan op het nemen van serummonsters (VSOP-mon-
sterstroom), dit bleek zoals verwacht effectiever.
Alhoewel het merendeel van de bedrijven besmet werd ver-
klaard door middel van het aantonen van virus of antigeen in
ingezonden materiaal, werd toch 13,5 procent van de posi-
tieve bedrijven besmet verklaard ten gevolge van een posi-
tieve uitslag in een serologische test. In tabel 2 is te zien dat
deze monsters voor een groot deel afkomstig waren uit de
monsterstroom afkomstig van preventief geruimde bedrij-
ven (VPRU, 15x). Van deze bedrijven waren in het alge-
meen géén of erg weinig monsters ingestuurd voor virolo-
gisch onderzoek. Een aantal bedrijven werd besmet
verklaard na serologisch onderzoek van monsters uit de op-
koopregeling (VSOP, 2lx en VAPO, lx) en tussen- en
eindscreeningen (VAPT, 9x en VAPC, 5x). In principe wa-
ren deze monsters afkomstig van klinisch gezonde dieren.
De aanwezigheid van seropositieve dieren op deze bedrijven
is waarschijnlijk te verklaren door het voorkomen van sub-
klinische infecties. Zeker in de latere fase van de uitbraak,
toen er ten gevolge van het invoeren van het fokverbod en
het doden van jonge biggen weinig klinisch gevoelige dieren
op veel bedrijven aanwezig waren, werden de omstandighe-
den waarbij een infectie symptoomloos op een bedrijf kon
verlopen gunstiger. In zulke gevallen is serologie de enige
betrouwbare mogelijkheid voor het opsporen van infecties
met KVP.

Het voorkomen van subklinische infecties en de toename
van het aantal ingestuurde serologiemonsters aan het einde
van de uitbraak verklaren waarom het percentage bedrijven
dat opgespoord werd met behulp van serologie groter werd
naarmate de uitbraak langer duurde (Tabel 3). Het nut van de
serologische screening, die in de regelgeving wordt voorge-
schreven, wordt hiermee bevestigd.

De seroprevalentie op de besmette bedrijven (Figuur 2), was
over het algemeen vrij laag. Dit is een factor waarmee men
rekening moet houden bij het schrijven van protocollen voor
monstemame voor bijvoorbeeld eindscreenings- of monitor-

-ocr page 144-

doeleinden. Het aantal dieren dat bemonsterd wordt op een
bedrijf moet voldoende zijn, om de kans dat er een KVP-be-
smet bedrijf gemist wordt zo klein mogelijk te houden. Ook
het type dier dat bemonsterd wordt en de bedrijfsstructuur
(zeugen of mestvarkens, dieren onderling veel of weinig
contact) is van invloed. Toen tijdens de uitbraak duidelijk
werd dat de seroprevaientie op de besmette bedrijven in het
algemeen lager was dan vijf procent is men voor het
screenen van bedrijven overgegaan naar een bemonstering
gebaseerd op een seroprevaientie van twee procent (A.
Stegeman, persoonlijke mededeling). De bedrijven waarop
een hoge seroprevaientie voor KVP werd gevonden, werden
vooral in het laatste gedeelte van de uitbraak gevonden.
Waarschijnlijk was het virus op deze bedrijven al langere tijd
subklinisch aanwezig.

De monsterstroom die ontstond door de eindscreeningen van
de diverse ingesloten gebieden (VAPC) was erg groot. Met
de semi-geautomatiseerde ELISA was het mogelijk om het
overgrote deel van de monsters binnen de daarvoor gestelde
tijd te verwerken. De specificiteit van de ELISA bleek ge-
schikt om een gebied met een erg grote varkensdichtheid te
screenen voor KVP, ondanks het voorkomen van kruisreage-
rende Pestivirus antilichamen. De prevalentie van BVDV/
BDV in de Nederlandse zeugenpopulatie wordt geschat
wordt op circa tien procent (6). De uitslagen van de NPLA
benadrukken nogmaals het belang van het confirmeren van
positieve ELISA-uitslagen. Het vroegtijdig interpreteren van
positieve ELISA-uitslagen is slechts in zeer uitzonderlijke
situaties mogelijk of verantwoord. Einduitslagen van serolo-
gie zijn hierdoor niet altijd snel beschikbaar, omdat gewacht
moet worden op de uitslagen van de NPLA. In België werd
tijdens de uitbraak in 1990 ten aanzien van de ELISA-resul-
taten dezelfde bevinding gedaan (2).
De voornaamste problemen die op het laboratorium ontston-
den tijdens de KVP-uitbraak, waren te wijten aan de opscha-
ling die noodzakelijk was voor het kunnen verwerken van
alle monsters met daarnaast problemen die te maken hadden
met in de diagnostiek kruisreagerende BVDV/BDV-infec-
ties. Door het onderzoeken van zo veel monsters is veel in-
formatie verkregen over de diverse laboratoriumtests en de
waarde van de ingestuurde monsterstromen. Er wordt mede
naar aanleiding van de KVP-uitbraak op dit moment gewerkt
aan een verbetering van de huidige laboratoriumdiagnostiek.
Zo wordt er onder andere gewerkt aan de ontwikkeling van
een antigeendetectie-ELISA, aan ELISA\'s die kunnen diffe-
rentiëren tussen de verschillende Pestivirussen, en aan
ELISA\'s die onderscheid kunnen maken tussen vroeg ge-
vormde antilichamen (IgM) en later gevormde antilichamen
(IgG). In de toekomst zal de bestrijding van een nieuwe KVP-
uitbraak door de opgedane ervaring en eventuele nieuw ont-
wikkelde tests nog efficiënter kunnen worden ondersteund
vanuit de laboratoriumdiagnostiek.

DANKWOORD

De auteurs bedanken Annemarie Bouma voor het lezen van het manuscript
en het leveren van opbouwende kritiek.

LITERATUUR

1. Colijn EO, Bloemraad M, and Wensvoort G. An improved ELISA for
the detection of serum antibodies directed against classical swine fever
virus. Vet Microbiol 1997; 59: 15-25.

2. Koenen F, Cay A, Lefebvre J, and Desmet A. Evaluation of the complex
trapping blocking-ELISA in a serological survey during the Belgian
classical swine fever epizootic in 1990. Vet Ree 1992; 131: 396.

3. Ressang AA, and Boer JL den. A comparison between the cell culmre,
frozen tissue section and mucosal smear techniques for fluorescent
antibody in the diagnosis of hog cholera. Tijdschr Diergeneeskd 1967;
93: 72-89.

4. Ressang AA. Studies on the pathogenesis of Hog Cholera. L
Demonstration of hog cholera virus subsequent to oral exposure. Zbl
Vet Med B 1973;20:256-71.

5. Smit AJ de, Terpstra C, and Wensvoort G. Comparison of viral isola-
tion methods from whole blood or blood components for early diagno-
sis of CSF. Report on Meeting of the National Swine Fever
Laboratories Brussels, 24-25 November 1994: 21-2.

6. Terpstra C. Bovine viral diarrhoea virus infections in pigs. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 166: 943-8.

7. Terpstra C. Varkenspest: symptomen, epizootiologie en diagnose.
Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 198-200.

8. Terpstra C, Bloemraad M, and Gielkens ALJ. The neutralizing peroxi-
dase-linked assay for detection of antibody against swine fever virus.
Vet Microbiol 1984; 9: 113-20.

9. Wensvoort G, Bloemraad M, and Terpstra C. An enzyme-immunoassay,
employing monoclonal antibodies, and detecting specifically antibodies
against classical swine fever virus. Vet Microbiol 1988; 17: 129-40.

10. Wensvoort G, Terpstra C, Boonstra J, Bloemraad M, and Zaane D.
Production of monoclonal antibodies against classical swine fever and
their use in laboratory diagnosis. Vet Microbiol 1986; 12: 101-8.

□ Positieve bedrijven:

Figuur 2. Seroprevaientie op bedrijven die besmet verklaard werden tijdens KVP-uitbraak\'.
\' Op 7 bedrijven werden geen serummonsters genomen voor hel ruimen, deze bedrijven ontbreken in deze figuur.

-ocr page 145-

L. van Veen^
SAMENVATTING

O. rhinotracheale is pas in 1994 voor het eerst beschreven.
De bacterie is wereldwijd verspreid onder bedrijfspiuim-
vee en wilde vogels. De bacterie wordt in verband gebracht
met ademhalingsproblemen, waarbij long- en luchtzak-
ontsteking frequent worden waargenomen. De infectie
kan zowel horizontaal ais verticaal worden overgebracht.
O. rhinotracheale is moeilijk te isoleren; met immunohisto-
chemie en immunofluorescentie is de bacterie in de weef-
sels zichtbaar te maken. Tot nu toe zijn 12 verschillende
serotypen bekend. Behandeling van een infectie is moeilijk
omdat veel
O. rhinotracheale-hoXiittn een hoge graad van
verworven resistentie tegen de meestgebruikte antibiotica
bezitten. Een geïnactiveerd vaccin voor moederdieren is in
de registratiefase en voor kalkoenen kan een stalspecifiek
geïnactiveerd autovaccin gemaakt worden.

SUMMARY

Omithobacterium rhinotracheale infections in poultry

O. rhinotracheale is a relatively new hacteriiim. It is found in commercial
fowl and wild birds throughout the world.
O. rhinotracheale causes respira-
tory disease, presenting as pneumonia and airsacculitis. It is transmitted
horizontally as well as vertically.
O. rhinotracheale is difficult to isolate.
Serologically, twelve serotypes can be distinguished, of which serotype A is
the most prevalent. Treatment can be difficult, because acquired resistance
against the regular antibiotics is common in
O. rhinotracheale isolates. An
inactivated vaccine for broiler breeders has been developed and for turkeys
an inactivated autovaccine can be made.

INLEIDING

Sinds de winter van 1997 heeft de vieespluimveesector in
Nederland problemen met hoge afkeuringspercentages aan
de slachtlijn (31). Het aantal afgekeurde kuikens lag in de af-
gelopen winter zelfs één procent hoger dan normaal (19).
Het gaat hierbij om een specifiek beeld; de abdominale
luchtzakken bevatten een geel/witte \'yoghurtachtige\' vloei-
stof met gele fibrinevlokken. Uit vervolgonderzoek blijkt O.
rhinotracheale vaak een rol te spelen al dan niet in combina-
tie met
E. coli. De afkeuringen komen vaak onverwachts. De
kuikens groeien juist goed en er is geen sprake geweest van
verhoogde uitval of van ademhalingsproblemen.
Door verschillende instituten over de hele wereld wordt on-
derzoek gedaan naar deze bacterie. In Nederland is een
werkgroep opgericht die de opdracht heeft gekregen meer in-
zicht te krijgen in de epidemiologie en pathogenese, zodat
een gericht plan van aanpak ter bestrijding en preventie van
O. rhinotracheale-infscties opgesteld kan worden. In dit ar-
tikel wordt een overzicht geboden van de actuele stand van
zaken met betrekking tot
O. rhinotracheale-\'mfecties.

GESCHIEDENIS

O. rhinotracheale is pas in 1994 als nieuwe bacterie beschre-
ven (25), terwijl nu bekend is dat de bacterie al jaren daarvoor
aanwezig was in de pluimveepopulatie. Deze late herkenning

\' Specialist pluimveegezondheid. Instituut: Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer,
correspondentie: L. van Veen. Postbus 31. 5830 AA Boxmeer.

113

Tijdschr Diergeneeskd 2000:125; 113-6

komt waarschijnlijk omdat O. rhinotracheale moeilijk te iso-
leren en identificeren is. De eerste kalkoenenisolaten (1981)
stammen uit Duitsland (18) en bij vleeskuikens werd
O. rhi-
notracheale
voor het eerst in Zuid-Afrika in 1991 gevonden
(24). Deze eerste isolaten waren afkomstig uit dieren met
luchtzakontsteking en pneumonie, deze ademhalingsproble-
men leken enigszins op een
Pasteurelia wt//toc/Wa-infectie.
Sinds 1993 wordt
O. rhinotracheale in Nederland frequent
geïsoleerd uit vleeskalkoenen en vleeskuikens met ademha-
lingsproblemen welke gepaard gaan met ernstige groeivertra-
gingen, en soms een verhoogde mortaliteit. De bacterie is we-
reldwijd verspreid en is tot nu toe geïsoleerd in Duitsland,
België, Amerika, Israël, Zuid-Afrika, Frankrijk, Engeland,
Zuid-Amerika en Japan (4,6,15,24,20,29,33).

ETIOLOGIE EN IDENTIFICATIE

O. rhinotracheale is een gram-negatieve, staafvormige bac-
terie uit de rRNA superfamilie V. Tot nu toe zijn nog geen
specifieke structuren zoals pili, fimbriae, plasmiden of een
specifieke toxische activiteit van
O. rhinotracheale bekend
(29). Vanwege de langzame groei is het noodzakelijk de bac-
terie gedurende 48 uur te incuberen. Dit kan op vijf procent
schapenbloed-agarplaten onder micro-aërofiele omstandig-
heden (5-10% CO2) bij 370c. Onder deze omstandigheden
ontwikkelen zich kleine grijs/witte kolonies, soms met rode
glans, in grootte variërend van 1-3 mm.
O. rhinotracheale
scheidt een geur af die lijkt op boterzuur (26). De bacterie is
moeilijk te isoleren en te identificeren en bovendien wordt
O. rhinotracheale vaak overgroeid door bijvoorbeeld E. coli,
zodat de kleine kolonies van O. rhinotracheale niet meer
zichtbaar zijn. Er is nog geen goed selectief medium be-
schikbaar. Gentamycine en polymyxine (beide 5 (g per ml)
kunnen worden toegevoegd aan het medium om overgroei
door onder andere
E. coli te verminderen (29). Van de O. rhi-
notracheale-\'\\SQ\\dXs.r\\
is echter 90 procent resistent tegen deze
antibiotica, daarom moet ook een agar zonder deze toevoe-
gingen meegenomen worden in het onderzoek (29).
O. rhinotracheale kan worden geïdentificeerd met een API-
20NE strip (Bio merieux, France). De strip moet worden
geïncubeerd bij 30°C gedurende 48 uur. De code voor
O. rhi-
notracheale
is niet opgenomen in de gegevens van API, maar
uit onderzoek met 1150 stammen (27) bleken de codes 0-2-2-
0-0-0-4 of 0-0-2-0-0-0-4 overeen te komen met
O. rhinotra-
cheale.
Tot nu toe zijn 12 verschillende serotypen van de bac-
terie bekend (27,28). Bij 95 procent van de kippenisolaten
gaat het om serotype A. Bij kalkoenen worden meerdere sero-
typen gevonden (27). De serotypen zijn zowel met een agar-
gel-precipitatietest als met een ELISA te onderkennen (27).

EPIDEMIOLOGIE

Behalve bij kippen en kalkoenen komen O. rhinotracheale-
infecties ook voor bij patrijzen, fazanten, duiven, roeken, parel-
hoenders, eenden, ganzen en struisvogels (1,5,6,10,22,25,27).
Van de 12 tot nu toe bekende serotypen (A t/m L) komt sero-
type A het meeste voor. Bij kippen gaat het om 95 procent
van de isolaten, bij kalkoenen worden ook de serotypen B, D,

Omithobacterium rhinotracheale infecties bij pluimvee:
een overzicht

ll)DSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 125, FEBRUARI, AFLEVERING 4, 2000

-ocr page 146-

E en F frequent waargenomen. Serotype C is tot voor kort al-
leen in California geïsoleerd (27). In 1998 werd dit serotype
voor het eerst in Nederland aangetroffen (22). In Zuid-
Afrika en Engeland wordt tot nog toe alleen serotype A geï-
soleerd (8).
O. rkinotracheale kan zowel horizontaal als ver-
ticaal worden overgebracht. De horizontale transmissie is
bewezen met experimenten waarbij
O. rkinotracheale in
aërosol werd toegediend (26). Experimenteel is aangetoond
dat kuikens, gebroed uit geïnfecteerde moederdieren en geï-
soleerd groot gebracht, na NCD- of TRT-vaccinatie lucht-
zakontsteking ontwikkelden waaruit
O. rkinotracheale geï-
soleerd kon worden (27).
O. rkinotrackeale kon ook
geïsoleerd worden uit eischalen en dooiers van eendagskui-
kens (27). De verticale transmissie kan een verklaring zijn
voor de snelle en wereldwijde verspreiding van
O.rkinotra-
ckeale
(29). De bacterie kan in het ovarium en oviduct van de
kalkoen in leven blijven (2,3,21).

Bij vleeskuikens worden respiratieproblemen waarbij O.
rkinotracheale
een rol speelt vanaf drie weken leeftijd waar-
genomen. De infectie kan ook symptoomloos verlopen en
leiden tot afkeuringen aan de slachtlijn ten gevolge van
luchtzakontstekingen (voomamelijk de abdominale lucht-
zak). De problemen zijn seizoensgebonden; tussen novem-
ber en maart vinden de meeste afkeuringen plaats. Bij kal-
koenen is deze seizoensinvloed minder duidelijk. Het gehele
jaar kunnen deze dieren, voomamelijk tussen de twee en acht
weken leeftijd, respiratieklachten vertonen die in verband
worden gebracht met
O. rkinotrackeale-infecties.

PATHOGENE SYMPTOMEN EN PATHOLOGIE
De klinische symptomen van een
O. rkinotrackeale-\'mfectie
bij kalkoenen bestaan uit bemoeilijkte ademhaling, conjunc-
tivitis, sinusitis en verhoogde uitval (6,15,24). Bij vleeskui-
kens kunnen dezelfde symptomen worden waargenomen,
maar het is zelfs mogelijk dat de ronde probleemloos ver-
loopt, terwijl aan de slachtlijn toch veel dieren worden afge-
keurd ten gevolge van luchtzakontsteking. De
Pathogenese
is nog grotendeels onbekend. Tot nu toe beschouwt men O.
rkinotrackeale
bij vleeskuikens als een secundaire patho-
geen, bij kalkoenen kan
O. rkinotrackeale ook primair pa-
thogeen zijn. Experimenteel kunnen NCD-, IB- en TRT-vi-
ms een infectie met
O. rkinotrackeale problematisch
verergeren (11,26). Ook in het veld is aangetoond dat virus-
sen invloed hebben op
O. rkinotrackeale-infectiss (23).

Onder praktijkomstandigheden kunnen factoren zoals een
hoog ammoniakgehalte, hoge bezettingsdichtheid, slechte
ventilatie, suboptimale relatieve luchtvochtigheid en stof
mogelijk ook als trigger functioneren (14,26).
Bordetella
avium.
Mycoplasma\'s en E. coli kunnen dit effect ook heb-
ben (7,9).

O. rkinotrackeale geeft onder praktijkomstandigheden vooral
afwijkingen aan het respiratie-apparaat. Sinusitis, tracheïtis,
luchtzakontsteking en pneumonie worden zowel bij kippen als
kalkoenen frequent waargenomen (13,18,24). Vaak wordt een
eeiLzijdige pneumonie van de rechterlong gezien, welke
meestal een fibrinopulurent aspect heeft (13,18,24). De lucht-
zakontsteking bij vleeskuikens kenmerkt zich vooral door de
aanwezigheid van geel/wit yoghurtachtig exsudaat met fibri-
nevlokken (foto 1,2 en 3) (14,26). Meestal zijn de abdominale
luchtzakken aangetast.Bij kalkoenen kan ook een degeneratie
van de hartspier voorkomen, geassocieerd met een
O. rkino-
trackeale-infeclie
(13).

In Zuid-Afrika wordt melding gemaakt van puralente ostei-
tis van de schedel (12,29).
O. rkinotrackeale is ook uit de
zesde thoracale wervel en uit gewrichten geïsoleerd (24).

DIAGNOSTIEK

De verdenking van een infectie met O. rkinotracheale kan ont-
staan op basis van de abdominale luchtzakontsteking met fibri-
nevlokken gevonden bij sectie. Omdat meer bacteriën luchtzak-
ontsteking kunnen veroorzaken moet de diagnose door middel
van bacteriologisch onderzoek worden gesteld.
O. rkinotracke-
ale
groeit slecht onder laboratoriumomstandigheden en een ne-
gatieve kweek wil dan ook niet zeggen dat
O. rkinotrackeale niet
aanwezig is. Er is een commerciële ELISA (BioChek, Gouda,
Nederland) beschikbaar om antilichamen tegen
O. rkinotracke-
ale
aan te tonen. Deze ELISA herkent negen van de 12 bekende
serotypen. Echter het aantal serotypen dat wordt onderkend
neemt nog steeds toe. Antilichamen zijn vanaf vijf dagen na in-
fectie aantoonbaar (30). Anti lichaamconcentraties na experi-
mentele infecties zijn hoger en blijven langer aanwezig dan de ti-
ters veroorzaakt door veldinfecties (30). Aangezien de infectie
bij vleeskuikens vaak laat optreedt, is het gebmik van de ELISA
onder praktijkomstandigheden niet altijd zinvol.
Bij de Gezondheidsdienst voor Dieren is een immunofluo-
rescentietest (IFT) ontwikkeld. Hiermee is
O. rkinotracke-
ale
in de weefsels microscopisch zichtbaar te maken. Naast
het identificeren van een
O. rkinotrackeale-h^tctsnQ moet

-ocr page 147-

ook altijd naar risicofactoren worden gezocht. In de stal moet
de ventilatie worden nagekeken en tijdens sectie moet aan-
dacht worden besteed aan mogelijk primaire infecties.

BEHANDELING

De gevoeligheid van O. rhinotracheale voor antibiotica is
afhankelijk van de plaats van isolatie. In Duitsland is 90%
van de stammen resistent tegen enrofloxacine (16), terwijl in
Frankrijk en België een grote gevoeligheid voor enrofloxa-
cine blijkt te bestaan (10). Ook in Nederland zijn de meeste
stammen resistent tegen dit antibioticum. Voor lincomycine,
tylosine, doxycycline en flumequine wordt resistentie ge-
meld (7,10). In Nederland is 50 procent van de stammen ge-
voelig voor amoxycilline en/of doxycycline. De overige
stammen zijn resistent voor alle oraal toegestane antibiotica
in Nederland. De meeste stammen zijn wel gevoelig voor
amoxycilline in combinatie met clavulaanzuur (32). Dit anti-
bioticum, dat geïnjecteerd moet worden, zou gebruikt kun-
nen worden bij kalkoenen.
O. rhinotracheale is gevoelig
voor verschillende desinfectantia; organische zuren en alde-
hydes waren in staat in een concentratie van 0,5 procent
O.
rhinotracheale
te inactiveren binnen 15 minuten (17).

PREVENTIE

Goed management is het belangrijkste wapen tegen O. rhi-
notracheale-infecties.
Op dit moment wordt een vaccin voor
moederdieren ontwikkeld (28). Met dit vaccin wordt ten eerste
getracht de verticale transmissie te verminderen. Ten tweede
krijgen de kuikens hoge concentraties van antilichamen mee,
waarmee ze tot vier weken leeftijd beschermd zijn tegen infec-
ties. Voor kalkoenen kan nu reeds gebruik gemaakt worden
van een stalvaccin. Daartoe wordt van
O. rhinotracheale-bac-
teriën, geïsoleerd tijdens sectie bij de Gezondheidsdienst voor
Dieren, een geïnactiveerd autovaccin gemaakt dat tweemaal
ingespoten dient te worden.

DISCUSSIE

In de laatste twee winters zijn veel vleeskuikens aan de
slachtlijn afgekeurd. De seizoensgebondenheid komt waar-
schijnlijk voort uit de aanwezigheid van
O. rhinotracheale in
een koppel en de niet optimale klimaatomstandigheden in de
betreffende stal. Men heeft verschillende meningen over het
belang van
O. rhinotracheale bij de hoge afkeuringspercen-
tages. Volgens practici zou
O. rhinotracheale ook uit ge-
zonde dieren kunnen worden geïsoleerd en daarom van wei-
nig belang zijn bij de problemen. Echter, wanneer het speci-
fieke beeld van abdominale luchtzakontsteking wordt ge-
zien, zoals ook in experimentele infecties, wordt uit de
aangetaste weefsels meestal
O. rhinotracheale geïsoleerd en
is de bacterie zichtbaar in deze ontstekingsprocessen.
Het is niet bekend wat de belangrijkste transmissieroute is.
Indien
O. rhinotracheale voornamelijk verticaal wordt over-
gebracht zal een geïnactiveerd vaccin voor moederdieren re-
sultaat opleveren vanwege de vermindering van de verticale
transmissie. Indien echter de horizontale transmissie min-
stens zo belangrijk is, zal een levend vaccin voor vleeskui-
kens gecombineerd met het inspuiten van de moederdieren
kunnen helpen.

Op dit moment zijn retrospectieve onderzoeksprojecten lo-
pende naar de risicofactoren van hoge afkeuringspercenta-
ges aan de slachtlijn en experimenten naar de pathogeniteit
van
O. rhinotracheale. Daamaast worden onderzoeksprojec-
ten voorbereid om bij aanvang van de winter een adequate ri-
sicofactoranalyse uit te kunnen voeren.

DANKWOORD

De auteur is professor dr. E. Gruys en dr. P. van Empel dank verschuldigd
voor het kritisch doorlezen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Anonymous: Ornithobacterium rhinotracheale in ostrich. KJiangela
quarterly report on animal disease surveillance, South Africa, January
-March 1995; 11.

2. Back A, Gireesh R, Halvorson D. and Nagaraja K. Eperimental studies
of
Ornithobacterium rhinotracheale (ORT) infection. Proceedings of
the 46\'h Western Poultry Disease Conference, Sacramento 1996: 7-8.

3. Back A, Rajashekara G, Jeremiah R, Halvorson D, and Nagaraja K.
Tissue distribution of
Ornithobacterium rhinotracheale in experimen-
tally infected turkeys. Vet Rec 1998; 143: 52-3.

4. Bock R, Freidlin P, Tomer S, Manoim M, Inbar A, Frommer A,
Vandammc P, Wilding P, and Hickson D.
Ornithobacterium rhino-
tracheale
(ORT) associated with a new turkey respiratory tract infec-
tious agent. Proceedings of the 33\'\'\'\' Annual Convention of the Israel
Branch of the World Veterinary Association, Zichron 1995; 43-5.

5. Buys S. Ornithobacterium rhinotracheale an emerging disease in
South Africa. Aerosols, Newsletter of the World Veterinary Poultry
Association 1996; 8-10.

6. Chariton B, Channings-Santagio S, Bickford A, Cardona C, Chin R,
Cooper G, Droual R, Jeffrey J, Meteyer C, Shivaprasad H, and Walker
R. Preliminary characterization of a pleomorphic gram-negative rod
associated with avian respiratory disease. J Vet Diagnostic
Investigation 1993;5:47-51.

7. Chin R, and Droual R. Ornithobacterium rhinotracheale infection. In
B.W. Calnek (Ed.).
Diseases of Poultry ed.) Ames: Iowa State
University Press. 1997; 10120-1015.

8. Herdt P de. Smet D, Ducatelle R, Vanrobaeys M, Devriese L en
Haesebrouck F.
Ornithobacterium rhinotracheale infecties bij pluim-
vee. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift, 1998; 67: 272-7.

9. DeRosa M, Droual R, Chin R, and Shivaprasad H. Interaction of
Ornithobacterium rhinotracheale and Bordetella avium in turkeys
poults. In Proceedings of the 46\'\'\' Western Poultry Disease Conference,
Sacramentol997: 52-3.

10. DeVriese L, Hommez J, Vandammc P, Kersters K, and Haesebrouck
F.
In vitro antibiotic sensitivity of Ornithobacterium rhinotracheale
Strains from poultry and wild birds. Vet Rec 1995; 137:435-6.

11. Franz G, Hein R, Bricker J, Walls P, Odor E, Salem M, and Sample B.
Experimental studies in broilers with a Delmarva
Ornithobacterium
rhinotracheale
isolate. In: Proceedings of the 46\'*^ Western Poultry
Disease Conference, Sacramento 1997; 46-8.

12. Goovaerts D, Vrijenhoek M, and Empel P van. Immuno-histochemical
and bacteriological investigation of the pathogenesis of
Ornitho-
bacterium rhinotracheale
infection in South Africa in chickens with
osteitis and encephalitis syndrome. In: Proceedings of the 16\'*^ meet-
ings of the European Society of Veterinary Pathology, Lillehammer
1998;81.

13. Hafez HM. Respiratory disease conditions in meat turkeys caused by
Ornithobacterium rhinotracheale: clinical signs, diagnostics and the-

-ocr page 148-

rapy. Proceedings of the 43th Westem Poultry Disease Conference,
Sacramento, California, 1994; 113-4.

Hafez HM. Current status on the role of Ornithohacterium rhino-
tracheale
(ORT) in respiratory disease complexes in poultry. Archiv
für Geflügelkunde 1996; 61: 208-11.

Hafez HM, Kruse W, Emele J, and Sting R. Eine Atemwegsinfektion
bei Mastputen durch
PasteureUa-ä\\m\\Khs Erreger: Klinik, Diagnostik
und Therapie. In Proceedings of the International Conference on
Poultry Disease, Potsdam 1993: 112.

Hafez HM, and Sting R. Serologie surveillance on Omithobacterium
rhinolracheale
in poultry flocks using self-made ELISA. In Proceedings
of the 45"\' Westem Poultry Disease Conference, Cancun 1996; 163-4.
Hafez HM, and Schulze D. Efficacy of clinical desinfectants on
Omithobacterium rhinotracheale in vitro\'. Short communication. In
Proceedings of the 1 international symposium on turkey diseases,
Berlin 1998; 146-51.

Hinz KH, Blome C, and Ryll M. Acute exudative pneumonia and air-
sacculitis associated with
Omithobacterium rhinotracheale in tur-
keys. Vet Ree 1994.

Jelsma A. Gegevens RW. Niet gepubliceerd.

Léorat J, Dudouyt J, Doré C, and Gardin Y. Omithobacterium rhino-
tracheale:
Une nouvelle raison de tousser. Filières Avicoles 1994;
559: 69-70.

Nagaraja K, Back A, Sorenger S, Rajashekara G, and Halvorson D.
Tissue distribution post-infection and antimicrobal sensitivity of
Omithobacterium rhinotracheale. In Proceedings of the 47\'\'^ Western
Poultry Disease Conference, Sacramento 1998; 57-60.
Roger MF, and Léorat. À l\'origine de troubles respiratoires chez la
dinde:
Omithobacterium rhinotracheale est mieux maîtrise. Filière
avicole juin 1997:62-3.

Travers A. Case report: Concomitant Omithobacterium rhinotrache-
ale
and Newcastle Disease infection in broilers in South Africa. Avian
Diseases 1196;40:488-90.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20.

21.

22.

23.

24. Van Beek P, Empel P van, Bosch G van den. Storm P, Bongers J, and
du Preez J. Ademhalingsproblemen, groeivertraging en gewrichtsont-
steking bij kalkoenen en vleeskuikens door een Pasteurella-achtige
bacterie:
Ornilhobacteritim rhinotracheale of "Taxon 28". Tijdschr
Diergeneeskd 1994; 119: 99-101.

25. Vandamme P, Segers P, Vancaneyt M, Hover van K, Mutters R.
Hommez J, Dewirst F, Paster B, Kersters K, Falsen E, Devrieze L,
Bisgaard M, Hinz KH, and Mannheim W. Description of
Omithobacterium rhinotracheale gen. Nov. sp. nov. isolated from the
avian respiratory tract. Intemational Journal of Systematic
Bacteriology 1994; 44: 24-37.

26. Van Empel P, Bosch H van den, Goovaerts D, and Storm P. Experi-
mental infection in turkeys and chickens with
Omithobacterium rhi-
nolracheale.
Journal of Clinical Microbiology 1996; 40: 858-64.

27. Van Empel P, Bosch H van den, Loeffen P, and Storm P. Identification
and serotyping of
Omithobacterium rhinotracheale. J of Clinical
Microbiology 1997;35:418-21.

28. Van Empel P. and Bosch H van den. Vaccination of chickens against
Omithobacterium rhinotracheale infection. Avian Diseases 1998; 42:
572-8.

29. Van Empel P, and Hafez HM. Omithobacterium rhinotracheale, a re-
view. Avian Pathology 1999; 28:217-27.

30. Van Empel P, Vrijenhoek M, Goovaerts D, and Bosch H van den.
Immunohistochemical and serological investigation of experimental
Omithobacterium rhinotracheale infection in chickes. Avian
Pathology 1998; in press.

31. Van Veen L. News from the Netherlands. Aerosols, Newsletter of the
World Veterinary Poultry Association 1999; 12.

32. Van Veen L. Gegevens Gezondheidsdienst voor Dieren. Niet gepubli-
ceerd.

33. Wyffels R, and Hommez J. Pasteurelia anatipestifer isolated from re-
spiratory lesions in partridges kept in cavity (perdix perdix). Vlaams
DiergeneeskundigTijdschrift, 1990; 59: 105-6.

Die Ernährung des Igels

S. Struck en H. Meyer.

In dit Duitstalige boekje worden achtereenvolgens de na-
tuurlijke voeding, de biologische data wat betreft de groei,
de lichaamssamenstelling, de anatomie van het verterings-
stelsel en de vertering behandeld. In het laatste hoofdstuk ko-
men de commercieel verkrijgbare voedermiddelen die ge-
schikt zijn voor egels, ter sprake.

In het algemeen worden de verschillende waarden uitgebreid
in tabellen weergegeven. Er wordt echter slechts aandacht
besteed aan één egelsoort, de West-Europese egel. Het hou-
den van deze egels als huisdier is in Nederland verboden.
Een manco is het ontbreken van een trefwoordenlijst.

Toch kan dit boekje voor mensen die zich bezighouden met
de opvang van egels, een bijdrage leveren aan hun kennis
over de voeding van deze dieren gedurende de periode dat ze
in gevangenschap verblijven. Samenvattend kan men stellen
dat men in dit boekje een technisch-wetenschappelijke bena-
dering van de voeding van de West-Europese egel beschrijft.

Dr. M.J.L. Kik

International Animal Health Code, mammals, birds and bees

World Organisation for Animal Health (Office International
des Epizooties). Uitgever: Food and Agriculture Organiza-
tion of the United Nations. Jaar: 1999, 8e druk. Pagina\'s:
470. Prijs: 45Euro.

Dit boek beschrijft in detail de wetgeving en procedures die
van toepassing zijn op het internationale handelsverkeer van
dieren en dierlijke producten. Het doel ervan is het voorko-
men van het overbrengen van (zoönotische) ziektes. Het is
samengesteld met behulp van de Chief Veterinary Officers
uit de 152 aangesloten landen.

Deel 1 beschrijft de definities, de internationale rapportage
van dierziekten, welzijnsvoorschriften, risico-analyses en de
organisatie van import- en exportprocedures.
In deel 2 worden de ziekten besproken die van belang zijn voor
het handelsverkeer. Hierbij komen de gezondheidsvoorschrif-

-ocr page 149-

ten aan bod waaraan een land moet voldoen bij export van le-
vende dieren, sperma, embryo\'s, vlees of melkproducten.
Tenslotte worden diagnostische tests besproken alsmede de
methoden voor toezicht en de eisen voor het (lucht)transport
(misschien wel interessant voor de KLM?) en worden inter-
nationale gezondheidscertificaten weergegeven.

Het zal duidelijk zijn dat dit, jaarlijks verschijnende, boek
bedoeld is voor een specifieke doelgroep die verantwoorde-
lijk is voor de grensoverschrijdende handel van dieren en
dierlijke producten.

Dr. P.A.M. Overgaauw

Pluimvee

Inclusion body tracheitis in verband gebracht met adenovi-
rus-infectie bij kalkoenen.

R. Crespo, KL. Shivaprasad, R. Droual, R.P. Chin, P.R.
Woolcock, T.E. Carpenter Avian Diseases 1998; 42: 589-96.

Het veterinair-diagnostisch laboratorium in Califomië ont-
ving negen inzendingen kalkoenen met respiratieproblemen.
De dieren hadden slijm in de trachea, tracheacollaps en lucht-
zakontsteking. Bij histologisch onderzoek van de trachea
werd metaplasie van het epitheel waargenomen met lymfoide
infiltraties in de lamina propria. In de epitheelcellen waren

grote basofiele intranucleaire insluitlichaampjes aanwezig.
De kalkoenen waren serologisch negatief voor Mg, Ms, Mm,
PMVl, PMV2, PMV3 en AI en enkele dieren waren serolo-
gisch positief voor HE en B. avium.

Uit de trachea werd een enkele keer B. avium, Klebsiella en
O. rhinotracheale geïsoleerd. E.coli werd in geval van lucht-
zakontsteking gekweekt. De levers en mycoplasmakweken
bleven negatief

Uit drie van de zes koppels werd adenovirus type I geïso-
leerd. Deze koppels vertoonden een hogere mortaliteit.
Adenovirus type I is vaker uit kippen en kalkoenen geïso-
leerd. Echter, het blijkt experimenteel niet mogelijk ziekte te
veroorzaken zonder andere respiratoire pathogenen. De be-
tekenis van adenovirusinfecties en intranucleaire insluitli-
chaampjes bij respiratoire problemen bij kalkoenen is niet
bekend.

Mevr. drs. L. van Veen

Varken

Bekämpfung der Necrotisierenden Enteritis der Saugferkel
(C/.
pe^ringens-Type C-Enterotpxamie).

B. Köhler DerPrakt Tierarzt 1998; 79: 124-37.

Clostridium perfringens enterotaxaemie zowel veroorzaakt
door type A- als type C-stammen, kunnen op grote varkens-
fokbedrijven emstige verliezen veroorzaken.

In dit artikel wordt ingegaan op profylactische en metafylac-
tische behandelingen met vaccins, met het oraal verstrekken
van antibiotica en met het oraal geven van lactobacillen om
de darmflora te stabiliseren.

Gewezen wordt op de betekenis van het regelmatig desinfec-
teren met formaline bevattende preparaten van de stallen na-
dat deze grondig gereinigd zijn.

De enting moet bij drachtige zeugen minstens twee maal ge-
schieden, waarbij de tweede injectie 14 dagen voor de partus
dient te worden gegeven. Een derde enting van het moederdier
enkele dagen na de partus is bij hoge uitval aan te bevelen.

Penicilline is het meest in aanmerking komende antibioti-
cum dat bij biggen oraal wordt toegediend de eerste drie da-
gen na de geboorte en wel in hoeveelheden van 40.000-
100.0001.E. per dag.

Ook salinomycine en tylosine hebben een goede profylacti-
sche werking. Lactobacillen werden toegediend op de eerste
en tweede levensdag. Op probleembedrijven moet desinfec-
tie consequent en programmatisch geschieden gedurende
minstens driejaar. Door het toepassen van deze maatregelen
worden de verliezen door
Cl. perfringens beperkt maar niet
volledig gereduceerd. (De indruk bestaat dat
Cl. perfringens
enterotaxaemie bij biggen meer voorkomt dan in het alge-
meen op basis van sectie en klinisch onderzoek wordt aange-
nomen. Niet altijd zijn de kenmerkende darmafwijkingen
veroorzaakt door het beta-toxine aanwezig. Ook de opvat-
ting dat alleen biggen jonger dan een week als gevolg van
deze bacteriële intoxicatie ziek zouden worden lijkt een mis-
vatting. Deze mening stoelt op bacterioscopisch onderzoek
van de ileuminhoud (ref).

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 150-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (37)

Eduard August von Hering
(1799-1881)

Eduard von Hering v^^erd op 20 maart 1799 in Stuttgart geboren als tweede zoon in het gezin van Christoph
Ulrich Hering en Marie Dor. Eduards ouders dreven een goedlopende drogisterij. De vader overleed in i8o6
aan tyfus. De moeder hertrouv^^de met de drogist Keppler, die de zaak op voortvarende wijze voortzette en zijn
bedrijf wist te verbinden met een apotheek en een laboratorium. Gedurende de Napoleontische Oorlog van
i8i O tot 1815 verzorgde dit bedrijf de leverantie van geneesmiddelen ten behoeve van alle in Württemberg gele-
gerde militairen.

Zowel Eduard als zijn 272 jaar oudere broer Carl bezochten het gymnasium in hun geboortestad. In deze pe-
riode moesten ze ook thuis de handen uit de mouwen steken, zowel aan de recepteertafel als in het labora-
torium. Zo konden de beide broers in 1814 als apothekersassistent worden ingezet bij de bereiding van geneesmiddelen voor de
1200 lichtgewonden in het ene ziekenhuis en de 400 zwaargewonden in het andere hospitaal. Eduard had als vijftienjarige jonge-
man gedurende zes maanden al de gehele verantwoording voor het bereiden van de geneesmiddelen voor de gewonde militairen.
Na deze oorlog ging hij in het laboratorium van zijn ouders werken, waarbij hij privé-onderwijs nam in botanie en chemie. Het
was de bedoeling van zijn ouders dat de oudste zoon, Carl, de drogisterij en apotheek zou voortzetten en dat de jongste zoon,
Eduard, medicijnen zou gaan studeren. Na alles wat Eduard had meegemaakt in de oorlog voelde hij echter niet meer voor de me-
dische studie en verkoos de studie om veearts te worden.

In de winter van 1819 deed hij met goed gevolg toelatingsexamen voorde universiteit van Tübingen. Hier volgde hij de algemene
medische colleges en de door J.D. Hofacker in de medische faculteit gegeven theoretische colleges over diergeneeskunde. Daar
de universiteit van Tübingen echter geen mogelijkheden bood voor het volgen van praktische lessen in de diergeneeskunde, was
hij genoodzaakt deze in andere plaatsen te volgen. Daarom zette hij zijn verdere opleiding tot dierenarts voort met een semester
in Wenen en een semester in München, waarna hij bij Viborg in Kopenhagen verder studeerde. Eind 1822 ontving hij de uitnodi-
ging om de leerstoel anatomie aan de een jaar daarvoor opgerichte veeartsenijschool in Stuttgart te bekleden. Alvorens In functie
te treden onderwierp hij zich aan het examen van het Collegium Medicum ter plaatse. Behalve anatomie doceerde hij in Stuttgart
ook de fysiologie en de geneesmiddelleer. Van 1824 tot 1831 gaf hij ook nog twee middagen per week les aan het landbouwkundig
instituut in Hohenheim.

In 1826 bracht hij enige tijd door in Parijs om zich onder leiding van Cuvierte bekwamen in de vergelijkende anatomie. Daarnaast
bracht hij enige tijd door aan de Veterinaire School van Alfort. In 1834 werd Hering benoemd tot technisch medewerker van de
Commissie van Toezicht op de Koninklijke Stoeterij van Württemberg, een van de oudste in Duitsland (al in 1573 gesticht) waarbij
hij de zorg kreeg voor 120 dekhengsten. In deze functie heeft hij verschillende reizen naar Noord-Duitsland, Zwitserland,
Frankrijken Engeland gemaakt om hengsten en merries aan te kopen. Ook werd hij lid van het Collegium Medicum; hier vervulde
hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van de wetgeving betreffende de veterinaire politie, de besmettelijke ziekten en de
gerechtelijke veeartsenijkunde.

Nadat hij zijn oorspronkelijke vakken (anatomie, fysiologie en geneesmiddelleer) had overgedaan aan jongere collegae ging hij zich
toeleggen op de algemene en speciale pathologie en de chirurgie. Deze vakken heeft hij tot aan zijn afscheid in 1878 gedoceerd.
In het jaar 1862 werd Hering directeur van de veeartsenijschool. Tot dan toe was de school commissariaal door de oudere leraren
bestuurd.

In 1858 had hij ook nog als nevenfunctie de leiding van de veterinaire militaire dienst gekregen. Driemaal moest hij in actieve
dienst treden: in 1859, in 1866 bij de oorlog tegen Pruisen en in 1870 bij de Frans-Duitse oorlog. (Het koninkrijk Württemberg ver-
loor zijn soevereine status pas in 1934 na de machtsovername door de nationaal-socialisten.)

In 1838 slaagde Hering erin om in Württemberg een vereniging van dierenartsen van de grond te krijgen: \'der thierärtzliche Verein
für Württemburg\'. Dit voorbeeld werd in heel Duitsland gevolgd. Hering geldt daarom als grondlegger van het Duitse dierge-

-ocr page 151-

neeskundige verenigingsleven. Tegelijkertijd werd een diergeneeskundig tijdschrift opgericht, het
Repertorium der Thierheill<unde, waarvan Hering tot 1875 cl^ redacteur is geweest. Hierin publiceerde hij de
verslagen van de ziektegevallen in zijn kliniek en van de voordrachten, die gehouden werden tijdens de jaar-
vergaderingen van de Württembergse veterinaire vereniging. Verder legde hij zich vooral toe op het volgen
van de buitenlandse vakliteratuur waartoe zijn uitgebreide talenkennis hem in staat stelde. Door zijn on-
geëvenaarde kennis van de buitenlandse literatuur maakte hij dit tijdschrift voor zijn vakgenoten tot een
unieke bron om goed op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het veterinaire vakgebied. Behalve
voor het
Repertorium schreef hij ook referaten voor Canstatts Jahresbericht.

Naast deze eindeloze stroom van referaten publiceerde Hering over een periode van bijna 50 jaar zeer veel
artikelen over eigen waarnemingen en eigen onderzoek. Zijn brede interesse blijkt uit de grote variatie in de
behandelde onderwerpen zowel op klinisch als zoötechnisch gebied.

Zijn belangrijkste onderzoek betrof enerzijds de parasitologie en anderzijds de fysiologie van de bloeds-
omloop.

Hering heeft een verzameling van 500 species van endo- en ectoparasieten aangelegd en beschreven. Deze
collectie heeft hij later aan het koninklijk natuurhistorisch museum In Stuttgart geschonken. In 1830 wees
hij op de relatie tussen het optreden van aneurisma\'s en het voorkomen van
Strongylus armatus.
Over een lange tijdsperiode deed hij grote series proeven bij paarden om de snelheid van de bloedsomloop
en de samenhang met de polsfrequentie te bepalen en om de invloed van ademhaling, aderlating en zenu-
wen op de circulatiesnelheid na te gaan. Met tijdgenoten als Carl Ludwig en Karl von Vierordt In Duitsland
en j.M.L. Poiseuille in Frankrijk stond hij aan de wieg van het onderzoek naar de betekenis van de bloed-
druk. Voorde hierbij gewonnen inzichten werd hem in 1845 door de medische faculteit in Tübingen een ere-
doctoraat verleend.

Eén van de belangrijkste verdiensten van Hering is geweest, dat hij samen met professor John Gamgee uit
Edinburgh kans heeft gezien om in 1863 een internationale wetenschappelijke bijeenkomst van dierenart-
sen in Hamburg te beleggen. Dit congres, dat door 95 deelnemers werd bezocht, werd door Hering voorge-
zeten. Hiermee was het begin gemaakt van de reeks van internationale veterinaire congressen met voortzettingen in 1865 in
Wenen, in 1867 in Zijrich en zo doorgaande tot het , dat vorig jaar in Lyon gehouden werd.

Zijn boeken, onder andere Specielie Pathologie und Therapie en Operationslehre, die herdrukken en vertalingen beleefden, werden
jarenlang als standaardwerken beschouwd. Tot op de dag van vandaag is zijn uitgave van het
Biographisch-literarisches Lexicon der
Thierärzte aller Zeiten und Länderuit
1863, hoezeer ook verouderd, een veelgebruikt want nooit vervangen, naslagwerk. Het berust
op de door zijn vriend C.W. Schräder uit Hamburg verzamelde biografische notities die Hering aanvulde en redigeerde. Het boek
is daarom bekend als
de Schrader-Hering.

Zijn verdiensten werden algemeen erkend: veel eerbewijzen vielen hem ten deel, zoals de benoemingen tot ridder en bij zijn pen-
sionering tot commandeur in de
Friedrichrsorden, tot ridder i\'te kl. in de Kronorden (waarvandaan het von in zijn naam) en tot
Obermedizinalrath: daarnaast ontving hij ook hoge Deense en Italiaanse onderscheidingen. Men vond in zijn nalatenschap 31 di-
ploma\'s van wetenschappelijke academies en verenigingen uit heel Europa waarvan 17 voor erelidmaatschappen. Hij heeft veel
gereisd en onderhield een drukke correspondentie met tal van geleerden.

Toch heeft hij ook kritiek gehad vanwege zijn conservatieve opvattingen betreffend de inrichting van zijn school waarin hij aan-
stuurde op een korte opleiding ten dienste van de plattelandspraktijk en waarin hij volgens zijn collegae, waarmee hij overigens
steeds een goede verstandhouding wist te bewaren, te weinig plaats wilde inruimen voor de basisvakken, hoewel hijzelf, zoals
boven aangeduid, van nature een onderzoeker was. Ook in zijn wetenschappelijke opvattingen was hij, bevreesd zich door modi-
euze denkbeelden te laten meevoeren, behoudend. In zijn denken over de pathologie volgde hij niet de school van Virchow, maar
hield vast aan de zogenaamde fysiologische geneeskundige richting omdat zijns inziens ziekte beter begrepen kon worden uit
haar verloop dan uit wat zij
post mortem had teweeggebracht.

In zijn privéleven heeft Hering naast geluk ook tegenslagen gekend. Zijn Zwitserse vrouw schonk hem een dochter en een zoon
die hij allen overleefde.

Met de dood van Hering in 1881 verloor de veterinaire wetenschap één van haar ijverigste pioniers.

E. P. Oldenkamp

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap

LITERATUUR

Driesch A von den. Geschichte der Tiermedizin. München 1989:194.

Fricker W. Nekrolog Hering\'s. Repertorium der Thierheilkunde 1881; 42:166-185.

Fricker W. Nekrolog. Archiv für wissenschaftliche und practische Thierheilkunde 1881; 7: 401-4.

G. In: Biografisches Lexicon der hervorragende Ärzte, hrsg. von A. Hirsch. 2.Aufl., Bd. 3. Berlin 1931:180.

Leclainche E. Histoire de la Médecine Vétérinaire. Toulouse 1936: 336-8.

-ocr page 152-

Berichten en verslagen

\'De laatste jaren daalden de tankmelk-
celgetallen op de meeste bedrijven in
Nederland, terwijl het aantal gevallen
van klinische mastitis gelijk bleef
Omgevingskiemen, waaronder
E. coli,
zijn hierbij relatief toegenomen als ver-
oorzaker van klinische mastitiden, ten
opzichte van de koegebonden kiemen.\'
Met deze inleiding plaatst Van Werven
haar onderzoek midden in de praktijk.
Epidemiologisch onderzoek van de af-
gelopen jaren identificeerde verschil-
lende risicofactoren voor
E. co//-masti-
tis, op zowel koe- als bedrijfsniveau. De
bedrijfsrisicofactoren, zoals boxbedek-
king en wel/niet voorstralen, zijn voor
alle koeien op hetzelfde bedrijf gelijk.
Toch krijgt niet iedere koe binnen een
bedrijf mastitis. Risicofactoren op koe-
niveau bepalen het verschil in individu-
ele gevoeligheid voor mastitis. Voor-
beelden van zulke koefactoren zijn
melksnelheid en immuunstatus. De ef-
fectiviteit van het immuunapparaat van
de koe blijkt van groot belang bij het
aanslaan van een bacteriële infectie in
de uier.

Er lijkt een soort permanent gevecht
gaande, met aan de ene kant kiemen die
de uier binnendringen en aan de andere
kant de afweer van de koe. Niet alleen
het pure feit of de koe wel of geen masti-
tis krijgt is hierbij in het geding, maar
ook de emst van de uierontsteking.
Van Werven deed onderzoek om meer
inzicht te krijgen in de koegebonden
kenmerken die de incidentie en emst
van
E. co/(-mastitiden beïnvloeden.
Haar vraagstelling luidde \'kunnen we
de emst van een experimentele
E. coli-
mastitis op voorhand voorspellen, aan
de hand van een aantal in vitro-leukocy-
tenfunctie-testen?\'.

120

Voor Van Werven\'s onderzoek werden
12 pas-afgekalfde koeien aangekocht.
Na een gewenningsperiode aan de huis-
vesting en verzorging in de stallen, ver-
richtte Van Werven een aantal
in vitro-
flinctietesten op leukocyten van elke
koe, zoals Chemotaxis, fagocytose en
killing, en bepaalde ze per koe het aantal
leukocyten in het perifere bloed.
Vervolgens werden de koeien intra-
mammair geïnfecteerd met dezelfde,
sterk pathogene
E. co/;-stam.
Na infectie vervolgde Van Werven het
verloop van een aantal klinische ken-
merken, zoals pols en temperatuur, en ze
bepaalde het aantal kolonievormende
eenheden
E. coli per milliliter melk. Als
maat voor de emst van elke mastitis nam
Van Werven het aantal
E. coli \'s per ml
melk, in de vorm van de oppervlakte on-
der de curve (AUC) waarin het aantal
E.
coli
per ml melk staat uitgezet in de tijd.
Van alle parameters die Van Werven
vervolgde, bleek het aantal perifeer cir-
culerende leukocyten de beste voorspel-
lende waarde te hebben op de emst van
een experimenteel opgewekte
E. coli-
mastitis. De in vzYro-finctietesten lever-
den nauwelijks voorspellende informa-
tie op. Alleen de chemotaxis-assay had
enige voorspellende waarde, maar deze
was beduidend lager dan de bepaling
van het aantal perifere witte bloedcellen.
Het aantal perifere leukocyten is ge-
woon het aantal leukocyten dat stan-
daard gemeten wordt in een EDTA-
bloedmonster. De koeien met het
hoogste aantal witte bloedcellen in het
perifere bloed vertoonden de minst ern-
stige mastitis. Voorts werden de
tweede- en derdekalfs koeien minder
ernstig ziek dan de vijfdekalfs koeien.
Pariteit had dus een duidelijke invloed
op het verloop van de infectie.
In een vervolgexperiment volgde Van
Werven een aantal koeien van drie we-
ken vóór het afkalven tot vijf weken na
afkalven. Zij keek hierbij vooral naar de
invloed van de metabole status - lees:
energiebalans - van de koeien op de
emst van een experimentele infectie.
Om de metabole status te vervolgen be-
paalde zij voor en tijdens infectie de
bloedconcentraties van non-esterified
fatty acids (NEFA\'s), bèta-hydroxybo-
terzuur (BHBZ), glucose en insuline.
De koeien werden drie weken na afkal-
ven experimenteel geïnfecteerd.
Van de metabole parameters bleek de
concentratie BHBZ vlak voor de infec-
tie sterk verband te houden met de emst
van de infectie. Naarmate de koeien
meer ketotisch waren verliep de
E. coli-
mastitis ernstiger. Bovendien zag Van
Werven dat de concentratie BHBZ op
drie weken na het afkalven weer duide-
lijk verband houdt met de NEFA-con-
centratie op twee weken vóór het afkal-
ven. Deze bevinding bevestigt de
wetenschap dat de verhoogde vetmobi-
lisatie ten gevolge van onvoldoende
energie-opname al voor de partus be-
gint.

Rol leukocyten in E. coli-mastitis

Voorzitter Jorritsma heet de aanwezigen welkom en schetst de planning van
deze bijeenkomst. Tijdens de eerste helft van de avond houdt mevrouw dr.
Tine van Werven een voordracht over de rol van leukocyten in
E. co//-mastitis
bij het rund. Het tweede deel van het groepsgesprek bestaat uit discussie en
bespreking van casuïstieken verzorgd door practicus drs. Jan Krijnen.
Van Werven werkt als dierenarts/onderzoeker bij de Afdeling Gezond-
heidszorg Herkauwers van de Faculteit der Diergeneeskunde. In februari
1999 verkreeg zij de doctorstitel door verdediging van haar proefschrift:
The
role of leukocytes in bovine Escherichia coli mastitis.
Haar onderzoek vond
plaats binnen een belangrijk onderzoeksproject van de hoofdafdeling.

Door Jan Hulsen

T I J D S c H R I F T v O O R DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, FEBRUARI, AFLEVERING 4, 2000

Tijdens de proeven van Van Werven
vertoonden de koeien met het laagste
celgetal de meest ernstige verschijnse-
len van mastitis. Alle koeien hadden
een laag celgetal van minder dan
150.000 cellen/ml.

Het Mastitispanel is een gespreksorgaan bestaande uit practici en deskundigen die vanuit verschil-
lende invalshoeken met mastitis werken. Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over
onderwerpen aangaande uiergezondheid en mastitisbestrijding. De halfjaarlijkse samenkomsten
worden roulerend voorgezeten door een panellid.

Het farmaceutisch bedrijf Boehringer Ingelheim bv faciliteert de bijeenkomsten van het
Mastitispanel.

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) T. van Werven, Faculteit der Diergeneeskunde (FdD); H. Miltenburg, J.
Sol en O. Sampimon, Gezondheidsdienst voor Dieren (GD); H. Jorritsma en J.G.T. Krijnen prakti-
serend dierenarts; W.P.M.L. Kissels, J.M. Swinkels Boehringer Ingelheim (BI); J.H.J.L. Hulsen,
Vetvice.

-ocr page 153-

De emst van een colimastitis lijkt dus
mede bepaald te worden door het resi-
dentiële aantal leukocyten in de melk
(celgetal) en door het aantal perifere
leukocyten. De snelheid waarmee leu-
kocyten vanuit perifeer in de uier migre-
ren, dus het tijdsinterval tussen infectie
en begin van de celgetalstijging, had
geen invloed op de emst van de mastitis.
Wel bleek het aantal cellen dat uiteinde-
lijk per tijdseenheid in de uier migreert
van invloed. Wanneer
E. coli snel en ef-
fectief wordt aangepakt, krijgt hij niet de
kans om uit te groeien tot excessieve
aantallen. Een ernstige negatieve ener-
giebalans heeft een negatieve invloed op
het ftinctioneren van leukocyten. Maar
via welk mechanisme de ftjnctionaliteit
van de leukocyten wordt verstoord is he-
laas niet bekend.

We weten dus nog lang niet alles, stelt
Van Werven. Misschien zijn er nog
meer factoren van invloed, zoals de be-
schikbaarheid van ontstekingsmediato-
ren.

Alle mastitiden die Van Werven experi-
menteel opwekte, genazen spontaan in
de loop van vijf dagen. In geen geval
werd enige therapie ingesteld. Naar aan-
leiding van deze mededeling ontstaat
discussie over het wel of niet inzetten
van antibiotica bij een koe met de waar-
schijnlijkheidsdiagnose
E. co//-mastitis.
\'Van bepaalde antibiotica weten we dat
ze de leukocytenwerking verminderen\',
merkt Van Werven hierbij op. \'Deze
kunnen daardoor averechts werken.\'

Een optimaal celgetal

\'Mijn conclusie uit mijn onderzoek\', vat
Van Werven samen, \'luidt dat er waar-
schijnlijk een optimaal celgetal bestaat
voor iedere koe. Dit celgetal vormt een
balans tussen productieverlies door een
te hoog celgetal, en het risico op mastitis
door omgevingskiemen door een te laag
celgetal\'. Ook op bedrijfsniveau is er
volgens Van Werven sprake van een op-
timaal celgetal. Dit getal verschilt tussen
bedrijven, want het mastitisrisico va-
rieert immers ook per bedrijf
Van Werven\'s onderzoek benadmkt de
risico\'s die een te negatieve energieba-
lans met zich mee brengen. De inciden-
tie van
E. coli mastitis is het grootst in
de eerste drie maanden van de lactatie,
hetgeen verband houdt met de nega-
tieve energiebalans die koeien in die pe-
riode doormaken. Dit onderstreept het
belang van een goede voeding en ver-
zorging in de droogstand, ondermeer
door het maken van twee groepen.
Gedurende de laatste twee weken van
de droogstand moeten koeien een opti-
maal hoog-energetisch rantsoen vers-
trekt krijgen.

Het panel raakt in discussie over de
veelgehoorde vraag: \'wordt mijn celge-
tal niet te laag, moet ik niet stoppen met
dippen?\' Never change a winning team,
klinkt het. Als de veehouder geen over-
matige problemen heeft door het lage
celgetal, dan moet je geen veranderin-
gen adviseren. Eventueel adviseer je op
een laagcelgetalbedrijf om een barrière-
dip te gebmiken in plaats van een jo-
dium- of chloorhexidinebevattende dip,
meent een ander panellid. Een barrière-
dip vormt een vliesje over het slotgat,
wat het binnendringen van bacteriën
moet tegengaan.

Praktijkgevallen

Practicus Jan Krijnen bespreekt twee
bedrijven met uiergezondheidsproble-
men uit zijn praktijk. Beide vraagstuk-
ken zijn recentelijk aan hem voorge-
legd. Op elk bedrijf heeft hij de situatie
in kaart gebracht en een eerste pakket
adviezen gegeven. Op dit moment ver-
volgt hij de situatie per bedrijf, om in de
toekomst op afgesproken tijdstippen
met de veehouder opnieuw de stand van
zaken op te maken.

Bedrijf 1 omvat 30 melkkoeien, die aan-
gebonden staan in een gmpstal. De vee-
houder is 52 jaar jong, heeft geen opvol-
ger en wil nog een paar jaren blijven
melken. De vraagstelling van de vee-
houder luidt: mijn tankcelgetal is te
hoog, de melkfabriek heeft me een
waarschuwing gegeven. De ziektekun-
dige en productiegegevens zijn beperkt
tot een zesweekse melkcontrole-uitslag
met celgetalbepaling. Eén keer per jaar
wordt een technische controle van de
melkapparatuur verricht. De verslagen
daarvan zijn niet meer aanwezig. De
veehouder schrijft niets op en heeft tot
op dat moment nooit melkmonsters la-
ten onderzoeken. Naar aanleiding van
de vraagstelling heeft Krijnen van één
koe met een chronisch hoog celgetal een
melkmonster genomen voor bacteriolo-
gisch onderzoek (b.o.).
Analyse van de celgetal-uitslagen toont
dat het tankcelgetal in de afgelopen vier
jaar meerdere malen in de buurt of over
de kritische grens van 400.000 is ge-
weest. Het probleem bestaat dus reeds
lange tijd. Krijnen toont vervolgens een
lijst die hij heeft gemaakt, met daarop
het celgetalverloop in de tijd van koeien
met een verhoogd celgetal. Hiemit blijkt
duidelijk dat een beperkt aantal koeien
langere tijd, sommige jaren, een hoog
celgetal hadden. Uiteindelijk mimt de
veehouder ze op, waarbij het hoge cel-
getal vaak niet de belangrijkste reden is.
Na afloop van een bespreking met de
veehouder geeft Krijnen een aantal
adviezen. Hij constateert dat de boer
onvoldoende gebruik maakt van
de celgetaluitslagen. Deze ondemeemt
namelijk geen actie ten opzichte van
koeien met een hoog celgetal. Krijnen
adviseert daarom om gezamenlijk elke
zes weken de celgetaluitslagen te be-
spreken en om van elke koe met uier-
ontsteking een melkmonster te nemen
voor b.o.. Van koeien met langdurig
hoog celgetal wil Krijnen zo snel mo-

9 n

-1-1-1—

9 12 15

Tijd na infectie (uren)

21

Figuur 1. Verloop van het aantal kolonievormende eenheden E. coli in de melk in tweedekalfs koeien ((; n=5) en in
koeien met pariteit s 4 ({: n=7) gedurende de eerste 24 uur na experimentele infectie.

-ocr page 154-

- \'s

r

Animal Health

Pfizer Animal Health bv

Pb 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

C 2000 Pfiwr Animal Health bv ■ Capelle a/d Ussel
» Morkiiaam Pflzer Inc., N.T., U3.A
\'Stronghold\', wierkzame stof: selamectine:
EU/2/99/014/001 te.m. EU/2/99/014/006 • diersenees-
middel • doeldier: hond en kat • indicaties: behande-
ling en preventie van vlooien, onderdeel van de
behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt
door allergie voor vlooien, behandeling van oormijt bij
de kat, behandeling van schurftmijt bij de hond,
behandeling en preventie van spoelwormen bij hond
en kat, behandeling en preventie van intestinale
haakwormen bij de kat, preventie van hartworm •
toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van
1 dosis van 6 mg/kg selamectine • corttra-indicaties:
geen • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toe-
dienen, niet oraal of parenteraal of in de gehoorgang
• bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia werd in een
enkel geval waargenomen bij de kat • zie verder aan-
wijzingen op de bijsluiter • STRONGHOLD® is een
door f^zer geregistreerde merknaam voor selamectine

-ocr page 155-

Pfizer introduceert

De nieuwe standaard
in de bescherming
tegen parasieten

Het eerste product dat honden en katten
beschermt tegen interne en externe
parasieten in één behandeling

Honden

fy
fy

Kanen

fy
fy

O
O

fy
fy

Volwassen vlooien

Vlooieneieren

Oormijt

Schurft

Spoelwormen

Haakwormen

Hartworm

Voor huisdier

Breedspectrum antiparasitaire activiteit die
beschermt tegen externe en interne parasieten

Bescherming van honden en katten, zelfs al
vanaf een leeftijd van 6 weken,van drachtige en
zogende dieren en van fokdieren

Voor eigenaar

Makkelijk toe te dienen: één dosis éénmaal per
maand

Probleemloze toediening en maandelijkse
behandeling bevorderen de toedieningstrouw

Handige, niet-vette spot-on oplossing die snel
droogt

®

Nieuw

stronghold

^ (selamectine)

Stronghold®: het nieuwe begrip in de bescherming van hond en kat

-ocr page 156-

gelijk celgetalonderzoek laten doen.
Bij het ene b.o. dat verricht is werd
S.aureus gekweekt. De veehouder wil
geen afscheid nemen van de koe,
daarom besluiten ze haar telkens als
laatste te melken.

Krijnen bespreekt tijdens voornoemd
gesprek een behandelingsprotocol voor
koeien met een zichtbare uierontste-
king. Bovendien adviseert hij om van
elk geval melkmonsters te nemen. En
eerdaags gaat Krijnen tijdens het mel-
ken de melktechniek van de veehouder
beoordelen.

Over één jaar gaan Krijnen en veehou-
der rond de tafel zitten om opnieuw het
totale beeld van de uiergezondheid op
het bedrijf te bespreken. Dan kunnen zij
besluiten tot het nemen van nieuwe stap-
pen.

\'Ik had als eerste een natte meting van
de melkmachine geadviseerd\', ant-
woordt een panellid als Krijnen om
een reflectie op zijn aanpak vraagt. De
veehouder is nu gemotiveerd en bereid
enige kosten te maken. Want zo\'n me-
ting kost niet veel, 275 gulden voor
een veehouder die een GDplusZorg-
abonnement heeft. Bovendien leveren
aanpassingen naar aanleiding van een
natte meting soms grote verbeteringen
op. Het panel start een gesprek over de
psychologische aspecten van bedrijfs-
advisering. Om de veehouder langdu-
rig gemotiveerd te houden is het nodig
om op korte termijn successen te boe-
ken, weten een aantal aanwezigen.
Allemaal redenen om in het begin van
een uiergezondheidsprogramma een
natte melkmeting te laten doen.
En ik zou zo\'n veehouder adviseren om
een abonnement te nemen op de koe-
agenda-celgetal van het NRS, betoogt
een aanwezige. Zijn probleem is immers
dat hij slecht signaleert en reageert. Dit
pakket geeft hem per koe het celgetal, de
mastitisgevallen en celgetalwaarden, in
de periode van de afgelopen zeven mon-
stemames. Bovendien krijgt hij zo auto-
matisch attenties van probleemkoeien.
\'En het kost slechts 2 gulden per koe per
jaar.\'

Krijnen vertelt dat de veehouder niet
meer lijkt te willen dan zijn tankcelgetal
beneden de grens van 400.000 te hou-
den. Voor de rest zijn de motieven van
de man niet echt duidelijk. \'Daag hem
uit\', adviseert iemand. \'Heb je al doel-
stellingen geformuleerd, samen met
hem?\' informeert een ander. \'Je moet
inderdaad zijn incentives kennen, zijn
drijfveren\', vat een derde samen. \'Pas
dan kun je op de lange termijn iets op-
zetten.\'

Een tweede casus

Krijnen gebruikt handig de kennis van
het Mastitispanel om zijn dienstverle-
ning aan de twee probleembedrijven te
optimaliseren. Zijn tweede casus bevat
een bedrijf met een laag celgetal, dat
problemen heeft met klinische mastiti-
den. Deze veehouder voert een goede
administratie en maakt intensief ge-
bruik van de b.o.-faciliteiten van de die-
renartsenpraktijk. Bovendien is het een
nauwgezette veehouder, die erg gespitst
is op uiergezondheid. Dit vindt deels
zijn oorzaak in de grote problemen die
hij in het verleden heeft gehad met kli-
nische
aureus mastitis (terwijl zijn
tankcelgetal laag bleef).
Krijnen weet dankzij het b.o.-gebruik
van deze veehouder, dat de mastitiden in
de meeste gevallen veroorzaakt worden
door
E. coli. Echter, in één geval kweekte
hij
S. aureus. \'Zien we dit vaker?\', vraagt
hij het panel. \'Dat komt inderdaad vaker
voor\', reageert het panel, dat we een
S.
awrews-mastitis vaststellen bij een koe
met voorheen een laag celgetal.
Dan vestigt hij aandacht op een koe die
afgelopen lactatie een aantal keren
linksachter \'een bol kwartier\' heeft ge-
had. Tweemaal, in mei en in oktober,
werd uit een melkmonster van dit kwar-
tier
E. coli gekweekt. \'Is dit een persi-
sterende coli-infectie?\' Uit onderzoek
weten we dat vijf procent van de
E.coli-
infecties chronisch is, antwoordt het pa-
nel. Maar om in dit geval hierover een
uitspraak te doen moeten we meer in-
formatie hebben, zoals het verloop van
het celgetal in de tussenliggende pe-
riode.

Krijnen\'s volgende vraag aan het panel
luidt: hoe voorkom ik op dit bedrijf de
E.
cr;/(-mastitiden? Ook dit is een moei-
lijke vraag om te beantwoorden, re-
ageert de groep. Hiervoor moeten we ei-
genlijk rondkijken op het bedrijf en wil-
len we graag een natte meting van de
melkapparatuur. Maar toon ons de
melkcontrole-uitslagen, misschien dat
die aanknopingspunten geven. De melk-
controlegegevens van individuele koei-
en tonen een laag vetgehalte in de lacta-
tiegroepen tot 120 dagen na afkalven,
samen met een normaal eiwitpercentage
en veel liters. Een beeld van melkvetde-
pressie door overmatige pensacidose.
Het gesprek gaat in op het rantsoen en
de wijze van voeren. Er ligt altijd maïs
en kuilvoer voor het voerhek, vertelt
Krijnen. Bij doorvragen blijkt dat de
veehouder vrij veel krachtvoerachtige
bijproducten voert, die hij tweemaal
daags over het ruwvoer heen verstrekt.
Aha, concludeert het panel. Waar-
schijnlijk krijgen de koeien door de op-
name van relatief veel structuurarme
bijproducten in een korte tijd een te
sterke pensacidose. Dit verklaart het
beeld in de melkcontrole-uitslag en dit
geeft waarschijnlijk ook aanleiding tot
een verminderde weerstand.
Je kunt dit de veehouder mooi laten
zien, vertelt een practicus, door met een
melkziektenaald aan de linkerkant wat
pensvloeistof af te tappen. In het midden
van de buik scheer je een plekje, ont-
smetten, naald erin en met een weg-
werpspuit aanzuigen. Dit doe je twee
uur na het voeren van die bijproducten.
Als de pH dan beneden de 5.6 is ge-
daald, dan weet je voldoende en heb je
de boer overtuigd. Maar je kunt natuur-
lijk ook met een penssonde wat vloeistof
afzuigen, meent een andere praktijkman
(m/v). Je moet dan wel de eerste vloei-
stof laten weglopen, want daar zit vaak

Figuur2. Correlatie tussen het aantal perifeer-circulerende leukocyten, gemeten net voor infectie en de ernst van de geïn-
duceerde £ co/i-mastitis, uitgedrukt in AUC.

-ocr page 157-

veel speeksel bij. Speeksel is sterk alka-
lisch. \'Midstream bemonsteren dus.\'
De veehouder heeft ook veel vaarzen
met mastitis, merkt een panellid op.
Daar zou ik ook eens aandacht aan
schenken. Klopt, bevestigt Krijnen.

Zijn vaarzen kalven heel vet af, met
veel zucht in en rond het uier.
Mineralenstatus=??
Bedankt allemaal, concludeert Krijnen,
de voeding vormt dus mijn aankno-
pingspunt om dit probleem van klini-
sche mastitiden verder aan te pakken.
De emst van een colimastitis lijkt
mede bepaald te worden door het resi-
dentiële aantal leukocyten in de melk
(celgetal) en door het aantal perifere
leukocyten.

HP

De Mythe van de Biltstraat

Het overhandigen van
het boek vindt plaats op
een boerderij in Bra-
bant waar Rinus Rasen-
berg geboren is. Van
Looveren kwam hier
vroeger als dierenarts
regelmatig. Rasenberg
en Van Looveren zijn
nog maar net binnen en
ze halen al herinnerin-
gen op, wat een nostal-
gische sfeer geeft aan
de ontmoeting. Deze
nostalgie past goed bij
het boek dat nog net
voor het einde van de
20e eeuw geschreven is
en de geschiedenis van de dierenartsen
in Nederland verhaalt. Toch is het boek
niet alleen nostalgie, er wordt ook over
de moeilijke tijden van de dierenartsen
gepraat en natuurlijk gespeculeerd over
de toekomst van de dierenarts.
Van Looveren vertelt graag over zijn
studententijd, in de jaren \'40: \'Het was
een mooie tijd, ondanks de oorlog. Ook
na de oorlog steunde iedereen elkaar,
nu is dat niet meer.\' Hij ziet nog meer
verschillen tussen de dierenartsen van
vroeger en die van deze tijd: \'Het valt
mij op dat de huidige dierenartsen veel
meer stress hebben. Volgens mij komt
dat door gebrek aan samenwerking en
de concurrentiestrijd. Ik had vroeger
nooit stress, terwijl ik het altijd erg
druk had. Ik kon gelukkig altijd mezelf
zijn. Concurrentie heb ik niet gekend,
zeker in het begin niet. Ik had 15.000
koeien in mijn praktijk, verspreid over
een enorm gebied. Ik
was de enige dierenarts
in de omgeving, pas la-
ter vestigden de eerste
dierenartsen zich in
mijn praktijk. Ik vond
dat helemaal niet erg,
ik had werk genoeg.\'
Volgens Rasenberg
hoeft de toekomst van
de dierenartsen niet
slecht te zijn, maar
daar moeten ze wel
wat voor doen: \'Door
al die associaties treedt
er vervlakking op bij
de dierenartsen. De
dierenarts in de toe-
komst moet een uniek vertrouwens-
persoon voor de boer zijn\', zegt
Rasenberg Daamaast is het volgens
hem van belang om één aanspreekpunt
te hebben voor de boer. \'Dus één die-
renarts die alle standaardbezoeken aan
het bedrijf aflegt. Het is ook erg be-
langrijk om als dierenarts manage-
mentvaardigheden te hebben. De boer
kan steeds meer zelf doen, daarom
moet je als dierenarts zoeken naar je
meerwaarde. Die meerwaarde zit in
het management, want daarmee kun je
als dierenarts de boer tot een hoge pro-
ductie brengen.\'

\'De Mythe van de Biltstraat\' omschrijft honderd jaar diergeneeskunde. Het
boek is in opdracht van de AUV geschreven door Rinus Rasenberg, ook wel
bekend als \'de zingende dierenarts\'. Voor dit boek heeft hij naast vele andere
dierenartsen ook zijn vroegere dierenarts L.J. van Looveren geïnterviewd.
Omdat Van Looveren de eerste en tevens oudste geïnterviewde is, werd op 18
januari het boek hem officieel overhandigd door Rasenberg.

Door Nienke Thybaut

\'De Mythe van de Biltstraat\' kan
besteld worden bij Rinus Rasenberg,
faxnummer: 0475-318416. Het boek
kost ƒ 25,- inclusief portokosten.

Platform Verantwoord
Huisdierenbezit

De Stichting voor Gezelschaps-
dieren, die zo\'n 400.000 georgani-
seerde huisdierliefhebbers verte-
genwoordigt, gaat vanaf 1 januari
2000 verder als Platform Verant-
woord Huisdierenbezit (PVH).
Deze nieuwe naam is ingegeven
door de meer uitgebreide rol die dit
Platform wil gaan spelen, als een
soort \'vakbond\' voor de Neder-
landse huisdierbezitters. De nieuwe
naam staat symbool voor een an-
dere aanpak waarin slagvaardig-
heid, expertise op huisdiergebied en
verantwoord huisdierbezit sleutel-
begrippen zijn en de hoofddoelstel-
lingen van het beleid vormen. De
gedeeltelijk nieuwe activiteiten van
het Platform Verantwoord Huis-
dierenbezit kunnen worden inge-
deeld in drie aandachtsvelden. Ten
eerste zal het PVH voor de politiek
en de media, maar ook voor de di-
verse overheidsinstanties het aan-
spreekpunt vormen voor de huis-
dierliefhebberij. Dit krijgt concreet
gestalte in de vorm van een door-
verwijsfunctie. Zo worden bijvoor-
beeld journalisten in contact ge-
bracht met specialisten op huis-
diergebied binnen de aangesloten
verenigingen. Die doorverwijsfunc-
tie komt ook tot uitdmkking in de
komst van een internetsite. Ten
tweede zal het PVH een duidelijke
voorlichtingsfunctie gaan vervul-
len. Er zal een zogeheten helpdesk
ingericht worden voor de beant-
woording van vragen. Ten derde
wil het PVH de stem van de georga-
niseerde huisdierliefhebber laten
horen op plaatsen waar het beleid
wordt gemaakt door stellingname
en meningen en zonodig door mid-
del van lobbying en overleg met
overheden; van gemeente tot rijks-
overheid.

-ocr page 158-

Oproep

Rubriek 2000 Hoogtepunten

Zoals bekend is de redactie voortva-
rend van start gegaan met de rubriek
2000 Hoogtepunten. De artikelen
worden over het algemeen zeer en-
thousiast ontvangen. Het verleden
blijkt een geweldige inspiratiebron!
Vandaar dat wij nogmaals een op-
roep plaatsen. Mocht u een bijdrage
willen leveren aan deze rubriek: u
bent van harte welkom. Dat kan door
het aanleveren van een artikel - bij
voorkeur niet-wetenschappelijk - of
door een reactie op één van de reeds
gepubliceerde artikelen. Van het één
komt immers het ander...
Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met Sophie Deleu, tele-
foon: 030-2510111.

De Vereniging van Fabrikanten en
Importeurs van Diergeneesmiddelen In
Nederland (FIDIN) heeft besloten de
zogenaamde waarschuwingsenvelop te
herintroduceren. De envelop is bedoeld
te waarborgen dat een dringende mede-
deling van de fabrikant of importeur
over het gebruik van diergeneesmidde-
len de nodige aandacht krijgt van de die-
renarts, apotheker en/of groothandel.
De waarschuwingsenvelop wordt al-
leen gebruikt in die incidentele geval-
len dat uit oogpunt van de volksge-
zondheid of de gezondheid van dieren
het voorschrijven, afleveren en/of toe-
dienen van een diergeneesmiddel moet
worden stopgezet. Deze envelop is
voorzien van een rode gevarendrie-
hoek en het FIDIN-logo, alsmede de
opdruk:

Belangrijke informatie over het ge-
bruik van diergeneesmiddelen voor u
en uw patiënten!!

Bij gebruik van de waarschuwingsen-
velop zullen steeds de verantwoorde-
lijke personen van de overheid worden
geïnformeerd.

Dierenartsen wordt geadviseerd direct
de benodigde stappen te nemen.

FIDIN waarschuwingsenvelop

Samenstelling \'Cerberus\'

Het bestuur van Particulier Veterinair
Gezelschap \'Cerberus\' is als volgt
samengesteld.

A

Belanghjl(e informatie over het gebruik van diergeneesmiddelen!

FiJin

vrrrrüglnR van Fabrikantco co Importeurs
van I)icificr>eeMuiddrlru lo NrderUnd

SccrctaHaat: Posrtiu.<t WAU. 2$08 CM Dca Haa«

H.W.F. Waldeck
H.0. Hoenderken
Drs. G.H. Lips
M.J.W. Thieme
H.C. Kranenburg

praesident
ab Actis
Fiscus

vice-praesident
commissaris

E. de Boer^ en B. Wit^

Mededelingen Inspectie W&V

Inleiding

Onderzoek in diverse landen heeft
aangetoond dat er een significante re-
latie is tussen de consumptie van niet
of onvoldoende verhitte eieren en
Salmonella Enteritidis-infectie (I, 3).
Ook in Nederland zijn het afgelopen
decennium diverse uitbraken van sal-
monellose gerapporteerd, waarbij een
relatie kon worden gelegd met de con-
sumptie van rauwe eieren, meestal in
de vorm van onvoldoende verhitte ei-
eren (\'zachtgekookt\', eenzijdig gebak-
ken) en vooral door het gebruik van
rauwe eieren in desserts (bavaroise,
mousse) (7) en gebak (4).
Rauwe kippenëieren en in mindere
mate kipproducten worden als de be-
langrijkste infectiebronnen van
S.
Enteritidis aangemerkt. Hoe de eieren
precies besmet worden met
S. Ente-
ritidis is niet goed bekend. Er wordt
een verticale en horizontale besmet-
tingsroute onderscheiden. Bij verticale
transmissie worden eieren inwendig
besmet met
S. Enteritidis als gevolg
van een infectie van de ovaria van de
leghennen. Bij horizontale transmissie
vindt penetratie van
Salmonella door
de eierschaal plaats, waarbij kort na de
leg de grootste kans op besmetting op-
treedt. Verschillende onderzoeken
wijzen erop dat
S. Enteritidis-besmet-
ting vooral optreedt bij verticale trans-
missie en dat bij horizontale transmis-
sie eveneens andere
Salmonella-
soorten
een rol spelen (6).
Er zijn betrekkelijk weinig gegevens
bekend over de prevalentie van
S.
Enteritidis in eieren. Het meeste onder-
zoek is gedaan naar de prevalentie in ei-
eren afkomstig van natuurlijk besmette

Salmonella in eieren

Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken, Regio Oost. Zutphen.

-ocr page 159-

koppels kippen. Het besmettingsper-
centage van
S. Enteritidis in deze eieren
ligt meestal tussen 0,1 en 1 procent (5).
In 1991 onderzocht de Inspectie Ge-
zondheidsbescherming (IGB) in Zut-
phen in totaal 5660 eieren, afkomstig
van 37 eierhandelaren. In dit onderzoek
werd uit geen van de eieren
S.
Enteritidis geïsoleerd (2). Om een be-
trouwbare uitspraak te kunnen doen
over de besmettingsgraad van eieren in
Nederland, zoals deze aan de consu-
ment worden aangeboden, werden in
1998/1999 opnieuw eieren onderzocht
in nog grotere aantallen.

Materiaal en methoden

Monstermateriaal

Monsters van eieren, in aantallen van
tien per monster, werden genomen in
de detailhandel (supermarkten, zuivel-
winkels, poeliers, etcetera) en bij pak-
stations verspreid over het gehele land.

Methoden

De eieren werden per tien gepoold voor
onderzoek op
Salmonella. De buiten-
kant van de eieren werd zorgvuldig ge-
desinfecteerd met behulp van alcohol 70
procent. De inhoud van tien eieren werd
op aseptische wijze samengebracht in
een steriele zak, waarna de dooiers en ei-
witten met elkaar werden vermengd
door de zak aan de buitenkant met de
hand te \'kneden\'. Vervolgens werd 500
ml gebufferd peptonwater toegevoegd,
gevolgd door incubatie overnacht
(maximaal 20 uur) bij 37°C. Vervol-
gens werd de
Salmonella-bepaïmg uit-
gevoerd volgens voorschrift 8042 (RV-
medium) of B043 (MSRV-medium)
van het Microbiologisch Methodenboek
van de Inspectie Waren en Veterinaire
zaken. Serotypering van geïsoleerde
salmonella\'s vond plaats bij het RIVM
in Bilthoven.

Tabel 1. Isolatie van Saimonella uit eieren afkomstig uit de detailhandel.

Regio

totaal aantal
onderzochte eieren

aantal positief

serotypering

Noord

6760

2

S. Enteritidis pt3

S. Enteritidis pt4

Oost

15780

6

S. Enteritidis pt4 (5x)

S. Brancaster

Zuid

1970

1

S. Enteritidis pt4

Noord-West

9190

1

S. Typhimurium

Zuid-West

12500

4

S. Enteritidis pt4 (3x)

S. Infantis

Totaal

46200

14

5. Enteritidis pt4(10x)

S. Enteritidis pt3

S. Brancaster

S. Typhimurium

S. Infantis

Resultaten

Salmonella werd geïsoleerd uit 14 van
4620 monsters eieren (10 eieren/mon-
ster), dus minimaal 14 (0,03%) van to-
taal 46.200 eieren waren
Salmonella-
positief.
Bij typering bleken 11 (78,5%)
van de 14 isolaten te behoren tot de
soort S. Enteritidis. Tabel 1 geeft een
overzicht van de isolaties per regio.
Tabel 2 geeft het aantal positieve eieren
per categorie van de eieren. Hierbij zijn
onderscheiden eieren afkomstig van
legbatterijen, scharreleieren en eieren
met een bepaalde voederclaim (vier-
granen-, mais-, biologisch, weide-).

Discussie

Uit de resultaten van dit onderzoek
blijkt dat met
Salmonella besmette ei-
eren in de handel zijn. Het gaat hierbij
om incidentele besmettingen (<0,1 %),
die bij de verschillende categoriën ei-
eren voorkomen, waarbij
S. Enteritidis
veruit het meest geïsoleerde serotype is.
Onjuist gebruik van besmette eieren
door voedselbereiders in huishoudens,
horeca en instellingen kan leiden tot
Salmonellose.

Om het Salmonella-prohieem bij eieren
op te lossen, zullen in de eerste plaats
stringente maatregelen moeten worden
genomen in de primaire productiesec-
tor. Hiertoe is door de sector een zoge-
naamd Plan van Aanpak gelanceerd.
Voorlopig zal men er echter vanuit moe-
ten gaan dat eieren besmet kunnen zijn
met
Salmonella. Voedselbereiders moe-
ten dit weten en moeten voorgelicht
worden over de risico\'s die zijn verbon-
den aan het gebruik van rauwe eieren en
de te nemen voorzorgsmaatregelen bij
de verwerking van rauwe eieren in ge-
rechten. Een dergelijke voorlichting
vond in 1990 reeds plaats, toen op initia-
tief van het toenmalige ministerie van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
\'Alle bereiders van maaltijden in horeca
en instellingen\' over deze problematiek
werden aangeschreven. Hierbij kregen
alle horecabedrijven en instellingen de
informatiebericbten van het Voor-
lichtingsbureau voor de Voeding \'Wat
iedereen moet weten over eieren\' en
\'Rauwe eieren en
Salmonella-infeciie\'
toegezonden.

Tabel 2. So/mone//o-isolaties per categorie eieren.

Soort eieren

aantal onderzocht

aantal

percentage

positief

positief

Legbatterij

23070

5

0,02

Scharreleieren

17480

5

0,03

Voederclaim

5650

4

0,07

Uit een in 1995 door de Inspectie Ge-
zondheidsbescherming/Keuringsdienst
van Waren-Zutphen uitgevoerd onder-
zoek bleek dat een grote meerderheid
van ondervraagden in de horeca en in-
stellingen op de hoogte was van de mo-
gelijke aanwezigheid van
Salmonella in
rauwe eieren. Deze kennis bleek echter
geen invloed te hebben op het gebruik
van rauwe eieren in gerechten. De helft
van de ondervraagden meldde rauw ei
in tenminste één gerecht te verwerken
zonder voldoende te verhitten (7). Het
verdient dan ook aanbeveling om de be-
reiders in horeca en instellingen blij-
vend te wijzen op de risico\'s verbonden
aan het gebruik van rauwe eieren.
Tevens dienen in de relevante hygiëne-
codes (onder andere horeca, bakkers)
voorschriften opgenomen te worden
met betrekking tot het veilig gebruik
van rauwe eieren. Hierbij zal onder
meer moeten worden aangegeven dat
het gebruik van onvoldoende verhitte
rauwe eieren in desserts niet is toege-
staan, vanwege een direct potentieel ri-
sico voor de volksgezondheid.
Ook de voedselbereiders in de privé-
huishoudens zullen geïnformeerd moe-
ten worden over de mogelijke risico\'s
verbonden aan het gebruik van rauwe
eieren in gerechten.

-ocr page 160-

Referenties

1. Cowden JM, Lynch D, Joseph CA,
O\'Mahonay M, Mawer SL, Rowe B, and
Bartlett CLR. Case-control study of infec-
tions with
Salmonella enteritidis phage
type 4 in England. British Medical Journal
1989;299:771-3.

2. Boer E de. Onderzoek van kippeneieren op
de aanwezigheid van
Salmonella Enteri-
tidis. Voedingsmiddelentechnologie 1991;
19:18-9.

3. Delarocque-Astagneau E, Desenclos JC,

Bouvet P, and Grimont PAD. Risk factors
for the occurrence of sporadic
Salmonella
enteritica
serotype enteritidis in children in
France: a national case-control study.
Epidemiology and Infection 1998; 121:
561-7.

4. Hoebe CJPA en Wagenvoort JHT. Ben
taartje met een staartje. Infectieziekten
Bulletin 1999; 10: 195-8.

5. Humphrey TJ. Contamination of egg shell
and contents with
Salmonella Enteritidis: a
review. Intemational Journal of Food

Microbiology 1994; 21: 31 -40.

6. Miyamoto T, Horie T, Baba E, Sasai K,
Fukata T, and Arakawa A.
Salmonella pe-
netration through eggshell associated with
freshness of laid eggs and refrigeration.
Journal of Food Protection 1998; 61: 350-
3.

7. Putten A van der en Boer E de. Gebruik van
rauwe eieren in de horeca en instellingen-
gecoördineerde actie 1995-13. Rapport
Inspectie Gezondheidsbescherming Zut-
phen. 1996.

Geaciite Redactie,

Helaas meen ik de ongerustheid van
onze voorzitter van de KNMvD ten aan-
zien van de taakuitoefening van de
Gezondheidsdienst voor Dieren, zoals
geventileerd in het Toekomstperspectief
in het Tijdschrift van januari 2000, te
moeten onderschrijven.
De Gezondheidsdienst voor Dieren
heeft verzuimd een duidelijk toekomst-
beeld te ontwikkelen en wordt thans
gekarakteriseerd door onzekerheden,
waardoor een goed functioneren wordt
belemmerd. De organisatie heeft een
heel gunstige rol gespeeld bij de ont-
wikkeling van een moderne gezond-
heidszorg. Ook door het monitoren van
actuele problemen in de dierhouderij.
Eens met inzet van particulier initiatief
opgericht voor de uitvoering van de ge-
organiseerde bestrijding van de runder-
tuberculose en de ziekte van Bang.
Thans zien we dat de uitvoering van
deze ziektebestrijdingen is overgeno-
men door de RVV. Nu is er binnen
deze organisatie zeker wel voldoende
kennis omtrent deze ziekten, maar de
aanpak is veelal principieel anders. De
Gezondheidsdienst kon werken vanuit
een vertrouwensbasis en de bestrijdin-
gen waren succesvol. De RVV voert
haar taken uit op basis van wettelijke
maatregelen en protocollen, waarbij
veehouderijbelangen soms opzij gezet
worden. Dit kan tot onbegrip leiden en
dat een dergelijke aanpak minder suc-
cesvol kan verlopen, werd duidelijk bij
de bestrijding van varkenspest, enige
tijd terug. Al met al zien we een weinig
gunstige ontwikkeling voor de ge-
zondheidszorg.

Recht op duidelijkheid

Dit moet helaas ook gezegd worden
van het begeleiden door de veterinaire
instanties Gezondheidsdienst en RVV
van de massaal optredende ziektever-
schijnselen bij het rundvee, na de geor-
ganiseerde vaccinaties tegen IBR met
het in Duitsland geproduceerde vaccin.
Het uitblijven van een duidelijk ant-
woord heeft het vertrouwen aanzien-
lijk geschaad. De problematiek van
een juiste diagnostiek kan hier een be-
langrijke rol spelen maar men kan zich
toch niet hullen in een langdurig zwij-
gen en doen of er geen probleem be-
staat, terwijl de zorg voor de gezond-
heid en het welzijn van dieren in het
vaandel gedragen wordt? Veehouders
en de praktiserende dierenartsen be-
grijpen hier niets van.
Een en ander is beschamend voor vete-
rinair Nederland. Onze veehouders
hebben recht op duidelijkheid, die ver-
wacht wordt van deskundigen.
Bovenstaande feiten vragen om bezin-
ning en het kiezen van nieuwe wegen
voor de toekomst.

Dr. C. Holzhauer

Dierenartsassistenten nascholingsdagen 2000

Congressen en cursussen

De DANS en het Wereldcongres 2000

Wie een praktisch, interessant en veel-
zijdig nascholingsprogramma zoekt
moet absoluut 27 en 28 april 2000 naar
het RAI Congres Centrum komen. De
DANS heeft dit jaar een heel bijzonder
karakter: zoals je wellicht al weet wordt
de DANS jaarlijks georganiseerd tij-
dens het Voorjaarsdagencongres. De
Voorjaarsdagen is dit jaar echter gast-
heer voor het WSAVA/FECAVA
Wereldcongres.

Wij vieren dit feit groots en pakken
ook voor de DANS extra uit: in plaats
van in één zaal zal tijdens het wereld-
congres het DANS-programma in
twee zalen plaatsvinden: een Neder-
landstalig en een Engelstalig pro-
gramma lopen gelijktijdig op. Het pro-
gramma is dan ook veel uitgebreider
dan ooit! Dit geeft je de mogelijkheid
om te kiezen tussen de twee parallelle
sessies, en dus een voor jezelf zo inte-
resssant mogelijk programma samen
te stellen.

Tweedaags Engelstalig programma

Het Engelstalige deel bestaat onder an-
dere uit een lezing van dr. Aron
(USA), waarin hij laat zien hoe je ver-
schillende verbanden goed aan moet
leggen. Omdat techniek heel belang-
rijk is, neemt hij de handelingen stap
voor stap aan de hand van afbeeldin-
gen door.

-ocr page 161-

Dr. Kirby (USA) geeft je inzicht hoe
een spoedpatiënt moet worden bena-
derd. Wat is belangrijlc en wat Ican even
wachten? Met jouw snelle en doel-
treffende optreden heeft zo\'n spoedpa-
tiënt veel meer kans op overleving.
De werksfeer is ook een belangrijke
factor in een praktijk. Dr. Wayner
(USA) geeft tips om de samenwerking
met collega\'s te optimaliseren.
Blaasstenen zijn een veel voorkomend
probleem. Welke adviezen kan je aan
de eigenaren meegeven als de dieren
na de spoedbehandeling weer naar
huis mogen? Dr. Lulich (USA) leert
welke fouten je moet zien te voorkó-
men en geeft handige tips voor advie-
zen aan de eigenaar.

Tweedaags Nederlandstalig program-
ma

Een aantal inmiddels vertrouwde namen
komen temg in het Nederlandstalige
programma.

Heupdysplasie komt veel voor bij hon-
den. Er zijn twee vomien die door drs.

Maarschalkerweerd worden toegelicht.
Wat zijn de klachten en wat is de be-
handeling?

Acupunctuur wordt steeds meer toege-
past bij dieren. Maar in welke gevallen
is het te adviseren en wat houdt zo\'n
behandeling eigenlijk in? Omdat hij al
jaren met deze techniek werkt is drs.
Laarakker de uitgelezen persoon er
iets meer over te vertellen.
Prostaatproblemen kunnen een heel
typisch klinisch beeld geven. Een
prostaatvergroting kan verstrekkende
gevolgen hebben. Deze worden in
kaart gebracht door drs. Zaal.
Bij spoedeisende oogproblemen kan
met een snelle behandeling het oog ge-
spaard worden. Dr. Stades legt uit hoe je
zo\'n probleem herkent en wat de behan-
deling is. Hij geeft praktische tips die je
aan de eigenaar kan geven waardoor het
oog vaak gespaard kan worden.

Veel informatie en gratis lunches op
de tentoonstellingsvloer

Op de tentoonstellingsvloer is er weer
een enorme hoeveelheid informatie te
krijgen over de laatste nieuwtjes van
alle bedrijven die belangrijk zijn in
jouw vakgebied. Maar er is ook gezel-
ligheid: er is ruime gelegenheid om met
collega\'s een drankje te drinken of een
hapje te eten. Dit jaar is er namelijk ie-
dere dag een gratis lunch met gerechten
vanuit de hele wereld (van Italiaanse
hapjes tot frites of Japanse sushi).

Meer informatie?

Dit jaar zijn de DANS-dagen op don-
derdag en vrijdag (27 en 28 april) in
plaats van op zaterdag en zondag. Het
inschrijvingsgeld is iets hoger dan je
gewend bent vanwege de extra lezin-
gen en de in het inschrijvingsgeld inbe-
grepen lunch. Omdat het aantal plaat-
sen beperkt is, is het wel verstandig om
snel in te schrijven.

Meer informatie? Fax, bel of mail naar
het secretariaat van de Voorjaarsdagen,
tel: 030-25J 0111, fax: 030- 251 17 87,
e-mail: vjd@pobox.uu.nl

Voorlopig laatste basiscursus Erkende Varkensdierenarts

In mei 2000 (op 8, 9, 10, 25 en 26 mei) wordt nog eenmaal de basiscursus Erkende Varkensdierenarts aangeboden.
Voorlopig is het de laatste keer dat deze cursus gegeven wordt. Heeft u de basiscursus nog niet gevolgd en wilt u in aan-
merking komen voor een erkenning als Varkensdierenarts, dan raden wij u aan u zo snel mogelijk aan te melden.

Aanmeldingsformulieren zijn verkrijgbaar bij de stichting PAO-D, telefoonnummer 030 - 25173 74.

WSAVA-FECAVA World Congress 2000 in Amsterdam
georganiseerd door de Voorjaardagen

Social Programme

Van 25 tot en met 29 april gaat het ge-
beuren! Het WSAVA-FECAVA World
Congress 2000 zal plaatsvinden in de
RAI in Amsterdam. Naast een hoog-
staand wetenschappelijk programma is
er tevens een uitgebreid \'Social
Programme\' georganiseerd. Dit \'Social
Programme\' bestaat uit een aantal ver-
schillende onderdelen.

Openingsceremonie met Willem Breu-
ker Collectief

Om te beginnen is er een spectaculaire
openingsceremonie die u beslist niet
mag missen. Als u denkt \'Dat zijn al-
leen maar saaie speeches\', dan hebt u
het helemaal mis! Om te beginnen zal
het congres officieel geopend worden
door een vooraanstaand lid van onze
Koninklijke familie. Na de uitreiking
van een aantal belangrijke prijzen zal
er een intemationale lezing gehouden
worden door een opmerkelijke per-
soonlijkheid uit de Nederlandse sa-
menleving. Daama zal het befaamde
\'Willem Breuker Collectief het ge-
heel een stijlvol jazzy tintje geven. Dit
is een absolute must voor elke jazzlief-
hebber. Als uitsmijter zal er een spette-
rende lasershow plaatsvinden, waarna

-ocr page 162-

iedereen uitgenodigd is voor een hapje
en een drankje op de tentoonstellings-
vloer.

Excursies

Tijdens het congres zijn er een groot
aantal veelzijdige en interessante excur-
sies georganiseerd.

Op de woensdag kunt u kiezen uit een
stadstour door onze hoofdstad Amster-
dam, een dagje naar Delft en Den Haag
of een bezoek aan de Zaanse Schans. In
Delft kunt u onder deskundige begelei-
ding uw eigen Delfts Blauw vervaardi-
gen. Daama zal Den Haag vereerd wor-
den met een bezoek waarbij locaties
bezocht zullen worden die een bijzon-
dere betekenis hebben voor Nederland,
zoals het Binnenhof en het Vredes-
paleis.

Donderdag kunnen de vroege vogels
onder u een bezoekje brengen aan de
bloemenveiling van Aalsmeer. Daar-
naast is er de mogelijkheid om het
Kröller-Müller museum en het kasteel
De Haar te bezoeken. Vrijdag zijn er
uitjes naar Volendam, Marken en de
kaasmarkt van Alkmaar. Daamaast is
er een kastelentocht waarbij het
Muiderslot en Slot Oud Zuilen met een
bezoek vereerd zullen worden. Op de
laatste dag van het congres is er een ex-
cursie naar het Zuiderzee Museum in
Enkhuizen.

Ensemble Timbre in het Concert-
gebouw van Amsterdam

Naast deze tours waar u en/of uw part-
ner overdag aan deel kunnen nemen is er
tevens een avondprogramma georgani-
seerd. Op donderdag is er exclusief voor
onze congresdeelnemers een concert in
het Amsterdamse Concertgebouw. Hier
zal \'Ensemble Timbre\' werk van
Gershwin, Saint-Saens, Milhaud en
Debussy ten gehore brengen. Aan-
sluitend zal een drankje gedronken wor-
den in het Concertgebouw. Door het ex-
clusieve karakter van dit evenement is
het aantal kaarten helaas beperkt. Mocht
u interesse hebben in dit unieke evene-
ment, dan doet u er goed aan om zo snel
mogelijk te reserveren.

Congresdiner met Cirque Veterinaire
in Beurs van Berlage

Het congresdiner mag met recht het
hoogtepunt van het \'Social Program-
me\' genoemd worden. Het diner zal
plaatsvinden in de Beurs van Berlage,
waar de gasten met rondvaartboten
vanaf het RAI Congrescentmm naartoe
gevaren zullen worden.
Tijdens het diner zullen er een aantal
adembenemende acts opgevoerd wor-
den die niemand snel zal vergeten. Het
zijn acts met wereldfaam die u onge-
twijfeld in vervoering zullen brengen.
Dit alles zal opgeluisterd worden door
een geweldige band, waarbij de voetjes
van de vloer mogen.

Sluitingsceremonie met het Nationaal
Ballet

Aan al dit moois komt helaas ook weer
een einde. Maar voor u terugkeert naar
de beslommeringen van alle dag bent u
allen van harte welkom om de sluitings-
ceremonie bij te wonen. Hier zal het be-
roemde \'Nationale Ballet\' een prach-
tige voorstelling verzorgen. Onder mu-
zikale begeleiding gaan we dan geza-
menlijk het inmiddels alom bekende
\'afzakkertje\' nuttigen in de Topaz
lounge.

Wij kijken ernaar uit om u en uw part-
ner begroeten tijdens het WSAVA-FE-
CAVA World Congress 2000 in Am-
sterdam.

Jaarlijkse Internationale Workshop Visvaccinatie

Ook vissen (kunnen) worden gevaccineerd. Dat is het uitgangspunt van een
door de Wageningen Universiteit geplande workshop getiteld \'Fish
Vaccination\'. De Celbiologie & Immunologie groep in Wageningen combi-
neert fundamenteel onderzoek aan het afweersysteem van de vis met meer
toegepast onderzoek naar bijvoorbeeld vaccinatie. Vissen vertegenwoordigen
evolutionair gezien de oudste groep gewervelde dieren met een volledig geïn-
tegreerd immuunsysteem, en kunnen dan ook gewoon gevaccineerd worden.

informele wijze met collega\'s te dis-
cussiëren. Het deelnemersaantal is ge-
steld op een maximum van zo\'n 30
mensen, waarbij gedacht moet worden
aan aquatisch veterinairen, maar ook
aan managers van intensieve teeltbe-
drijven en vertegenwoordigers van het
ambtelijk apparaat.

Centraal thema van de jaarlijkse inter-
nationale workshop is het hoe en
waarom van visvaccinatie in de inten-
sieve aquacultuur. Het doel is deelne-
mers kennis te laten maken met de
laatste ontwikkelingen op het gebied
van het immuunsysteem van de vis en
de daaruit voortvloeiende mogelijkhe-
den tot vaccinatie. De opzet is sterk in-
temationaal. Naast lezingen door de
Wageningse immunologen worden
toelichtingen gegeven door weten-
schappers uit Nijmegen en Lelystad,
maar ook uit Schotland, Denemarken
en Noorwegen. Dit jaar echter wordt
voor het eerst de visvaccinatiepraktijk
uitgebreid toegelicht door vertegen-
woordigers van de farmaceutische in-
dustrie. Deze lezingen worden gecon-
centreerd op de tweede dag van deze
vierdaagse training. Deze dag kan ook
afzonderlijk bijgewoond worden.
Naast een vertegenwoordiging van
Intervet International uit Boxmeer zijn
ook sprekers van Alpharma uit
Noorwegen, AVL uit Engeland, Aqua
Health uit Schotland en Mikrotek uit
Canada uitgenodigd. Zij zijn allen ge-
vraagd een lezing te verzorgen gericht
op de praktijkaspecten van visvaccina-
tie. Naar verwachting zal ook de deel-
nemersgroep een sterk intemationaal
karakter vertonen. De Visvaccinatie
workshop is bij uitstek geschikt om op
\'Fish Vaccination IIF zal van 11-14
april 2000 in Wageningen plaatsvin-
den.

Geïnteresseerden kunnen contact op-
nemen met dr. ir. G.F. Wiegertjes, Cel-
biologie & Immunologie, Wageningen
Institute of Animal Sciences (WIAS),
Postbus 338, 6700 AH Wageningen. of
via de elektronische route: ftsh.vacci-
nation@celb.edc.wau. nl

-ocr page 163-

Zo uitte minister Posthuma zijn gevoe-
lens toen hij op 16 maart 1918 de
Veeartsenijkundige Hogeschool offi-
cieel opende. Het gebeurde in een vol-
gens de beste academische tradities
geënsceneerde zitting, die bij gebrek aan
een eigen aula werd gehouden in de kerk
van de Remonstrantse Gemeente aan de
Kromme Nieuwe Gracht. In zeven toe-
spraken werd gereflecteerd op de lange
aanloop naar deze dag; er werd dank ge-
bracht aan allen die bijgedragen hadden
om deze mijlpaal te bereiken en het ver-
trouwen werd uitgesproken dat de tot-
standgebrachte instelling aan haar doel
zou beantwoorden.

De Eerste Wereldoorlog woedde nog in
alle hevigheid, zodat de festiviteiten niet
al te uitbundig konden zijn. De fakkel-
optocht die het Veterinair Studenten-
corps \'Absyrtus\' had willen houden,
kon daarom niet doorgaan. Maar tal van
autoriteiten, waaronder Prins Hendrik,
de echtgenoot van de koningin en een
vertegenwoordiger van de koningin-
moeder, vonden de aangelegenheid te
belangrijk om verstek te laten gaan, on-
danks de benarde tijden. Wel moesten
de drie aanwezige ministers wegens een
spoedvergadering van de ministerraad
onmiddellijk na de plechtigheid met de
trein temg naar Den Haag. Zij konden
daarom de receptie in \'Hôtel des Pays-
Bas\' en het daaraan aansluitende diner,
dat ook weer in verband met de tijdsom-
standigheden een eenvoudig karakter
moest dragen, niet bijwonen.

Eerste rector magnificus

Voor veterinair Nederland is 15 decem-
ber 1917 niet minder een grote dag ge-
weest; het was de dag waarop de \'Wet
tot regeling van het hoger landbouwon-
derwijs en het hoger veeartsenijkundig
onderwijs\' in het Staatsblad was ver-
schenen. Dankzij goed samenspel van
ministerie en senaat in spe kon de wet al
drie maanden later in werking treden;
alle K.B.\'s waren toen getekend waarbij
vijf curatoren waren benoemd en voorts
14 hoogleraren, vijf lectoren, vier con-
servatoren, een chef van de hoefsmede-
rij, een bibliothecaris, een administra-
teur, een opziener, een pedel, een schrij-
ver, elf assistenten, 13 amanuensissen
en twee assistent-apothekers. Ook was
een reglement voor de nieuwe hoge-
school vastgesteld en was J. Wester be-
noemd tot eerste rector magnificus tot
het eind van het studiejaar 1918/1919.
Bijna een kwarteeuw van discussies,
rapporten, adviezen en wetsontwerpen
was ermee gemoeid geweest om tot dit
resultaat te komen. Het begin van de taai
gevoerde actie in de gewenste richting
kan gesteld worden op 22 september
1894 toen de Algemene Vergadering
van de Maatschappij ter bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland een
commissie instelde \'ten einde te onder-
zoeken de wijze waarop een reorganisa-
tie van het Veeartsenijkundig Onderwijs
in Nederland aangewezen zou kunnen
worden geacht, en de middelen aan te
geven waardoor de Maatschappij een
hervorming zou kunnen bevorderen\'.
De eerste conclusie van het twee jaar la-
ter verschenen rapport van de commis-
sie (voorzitter M.H.J.P. Thomassen, se-
cretaris D.A. de Jong) was \'dat een
reorganisatie van de Rijks veeartsenij-
school en van het veeartsenijkundig on-
derwijs dringend noodig is omdat de
Rijksveeartsenijschool dient te zijn een
inrichting, waar
openhaar hooger on-
derwijs
wordt gegeven\'. De overige
conclusies betroffen zaken van be-
stuurs-, benoemings-, onderwijs- en toe-
latingsbeleid en het intemaat, dat afge-
schaft diende te worden.

Deceptie

Behalve tal van adressen en brieven die
vanwege de Maatschappij over deze
aangelegenheid aan de regering werden
gericht, waren de opvattingen van de le-
raren van \'s Rijks Veeartsenijschool bij
de beleidsvoorbereiding op het ministe-
rie van groot belang. Sinds het aantre-
den van H.J. Lovink als directeur-gene-
raal van de landbouw in 1901 waren zij
regelmatig in direct contact met deze be-
langrijke ambtenaar die in tegenstelling
tot directeur Wirtz geneigd was naar hen
te luisteren en samen met hen te overleg-
gen ten einde verbetering te brengen in
de achteropgeraakte school. Het was
echter een grote deceptie toen de veeart-
senijschool niet voorkwam onder de in-
stellingen die genoemd werden in het
ontwerp tot wijziging van de wet op het
hoger onderwijs van 1903; om in aan-
merking te komen tot hoger onderwijs te
worden opgewaardeerd werden daaren-
tegen wel voorgesteld de technische-, de
landbouw- en de handelshogeschool.
Abraham Kuyper die als minister van
Binnenlandse Zaken het wetsvoorstel
indiende, werd er bij de behandeling in
de Tweede Kamer op aangesproken. Na
zich weinig vleiend over de dierenartsen
te hebben uitgesproken, die hij \'Heisz-
hunger\' naar het doctoraat verweet,
stelde hij een regeling tezamen met die
voor het landbouwonderwijs in het
voomitzicht. Dat nu de koers recht-
streeks in deze richting ging, kan men
niet zeggen. Niet alleen een aantal wis-
selingen van ministers maar ook lang-
durige discussies over de plaats van ves-
tiging van een landbouwhogeschool
zorgde voor vertraging. De gedachten
van de leraren gingen allerminst in Wa-
geningse richting, maar oscilleerden
tussen een keuze voor aansluiting bij de
universiteit als zesde faculteit (Tho-
massen, 1903) en een zelfstandige hoge-
school (J.D. van der Plaats, 1908). Waar
Thomassen de wederzijds bevmchtende
werking van de universiteit en een vete-
rinaire faculteit beklemtoonde en al een
kostenbesparende gemeenschappelijke
propedeuse voor medici en veterinairen
bepleitte, zag Van der Plaats het verlies
van een eigen propedeuse juist als groot
bezwaar. Daamaast achtte hij het van
belang dat het veeartsenijkundig onder-
wijs, het veeartsenijkundig staatstoe-
zicht, de vleeskeuring en de Rijks-
seruminrichting onder een en hetzelfde
ministerie bleef ressorteren.

dat wij met vertrouwen de nieuwe era in het
veeartsenijkundig onderwijs intreden\'

Zelfstandige hogeschool

Het wetsontwerp dat in 1908 door direc-
teur-generaal Lovink en de inspecteur
voor het landbouwonderwijs P. van
Hoek (die spoedig erna Lovink zou op-
volgen) was voorbereid, ging uit van
een zelfstandige hogeschool. Pas nadat
in 1910 een staatscommissie had voor-
gesteld om in de wet op het hoger onder-
wijs een bepaling op te nemen \'dat van
rijkswege hoger onderwijs in de veeart-
senijkunde gegeven zou worden aan een
\'veeartsenijhoogeschool\', achtte minis-
ter Talma de tijd rijp om met een defini-
tief wetsvoorstel te komen. En inder-
daad werd het ontwerp van wet met
regelingen voor zowel het hoger vee-

-ocr page 164-

artsenijkundig als het hoger landbouw-
onderwijs, tezamen met de memorie
van toelichting in het vooijaar van 1912
in Utrecht ontvangen, met het verzoek
om commentaar. De Maatschappij
benoemde een commissie en haar ver-
slag vormde het onderwerp van een
Buitengewone Vergadering in maart
1914. In de discussies kwamen weer de
voor- en nadelen van faculteit of hoge-
school naar voren, maar men besloot
uit opportuniteitsoverwegingen instem-
ming te betuigen met het voorgelegde
ontwerp. Bezwaren, die gedeeld werden
door de leraren, golden de naamgeving
(men wilde
veterinaire in plaats van
veeartsenijkundige hogeschool en
die-
renarts
in plaats van veearts) en vooral
het voorgestelde curatorium voor beide
hogescholen gezamenlijk. De leraren
hadden verder grote moeite met de arti-
kelen betreffende de administrateur, die
de toekomstige hoogleraren die zo naar
een grotere mate van zelfstandigheid
hadden gesnakt, als \'een lastige dwars-
kijker\' beschouwden. Het ontwerp,
waarin behalve wat de benamingen be-
trof, aan de bezwaren tegemoet geko-
men was, werd op 17 mei 1913 naar de
Tweede Kamer gestuurd. De afhande-
ling heeft daama, vooral ten gevolge
van het uitbreken van de wereldoorlog,
nog 4\'/2 jaar geduurd voordat de wet op
15 december 1917 in het Staatsblad ver-
scheen.

Exodus van promovendi

De academische status was door de

Duitse \'Hochschulen\' en de Zwitserse
faculteiten weliswaar eerder bereikt,
maar in het land waar de
écoles vétéri-
naires
hun oorsprong vonden, kwam
het pas in 1923 zover, waarbij het
ius
promovendi,
overigens tot op de dag
van vandaag, nog steeds niet ten volle
aan de veterinaire opleidingen is toege-
kend. Immers men dient te promoveren
in een medische faculteit van een nabu-
rige universiteit met een medische
hoogleraar als voorzitter van de jury.
De Nederlandse veterinairen hadden
niet gewacht totdat men hen in eigen
land de gelegenheid tot promoveren zou
bieden. De eerste drie (D.P.F. Driessen,
D. A. de Jong en D.G. Ubbels) verdedig-
den nog voor het begin van de 20®^^
eeuw hun proefschrift in Giessen, de
enige universiteit in Duitsland waar al
sinds 1832 in de diergeneeskunde kon
worden gepromoveerd. Tussen 1901 en
1917 promoveerden 101 Nederlandse
dierenartsen in Zwitserland; precies 100
in Bem en één in Zürich. In de jaren tus-
sen 1908 en 1914 was het getal der
proefschriften respectievelijk 10,10,10
8,11 en 9. Deze exodus van promovendi
heeft steeds een krachtig argument ge
vormd in de pleidooien om hoger vete
rinair onderwijs tot stand te brengen
Hierdoor werd aangetoond dat de dier
geneeskunde niet alleen in staat was we
tenschappelijke probleemstellingen te
genereren, maar ook dat er in ons land
en in Nederlands Oost-Indië plaatsen
waren waar men deze tot volwaardige
academische geschriften kon bewerken.

Deze vond men in de verschillende af-
delingen van \'s Rijksveeartsenijschool
en daamaast bij de Rijksseruminrichting
in Rotterdam, bij de laboratoria van de
grotere abattoirs en in het Veeartse-
nij kundig Onderzoekingsinstituut te
Buitenzorg.

Emancipatie van de diergeneeskunde

Men kan niet van zeven vette jaren
spreken waarin de Veeartsenijkundige
Hoogeschool heeft bestaan. Een tekort
op de Rijksbegroting 1922 maakte in-
grijpende bezuinigingen op de staats-
uitgaven nodig. Als zo vaak, zocht men
deze onder andere bij het onderwijs te
bereiken. De in 1923 ingestelde staats-
commissie die in dezen voorstellen
moest doen, adviseerde het jaar daarop
tot \'een nauwe vereeniging der Vee-
artsenijkundige Hoogeschool met de
Utrechtsche Universiteit\'. Naar aanlei-
ding van soortgelijke suggesties die al
eerder in de Tweede Kamer waren ge-
daan en de interne discussies die hierop
in het curatorium en in de senaat van de
V.H. waren gevolgd, kwam deze bood-
schap niet onverwachts.
Hoewel de verwachtingen ten aanzien
van de incorporatie als zesde faculteit
niet bij alle hoogleraren gelijk waren,
achtte de meerderheid de stap niet alleen
onvermijdelijk, maar toch ook wel een
bekroning in het streven naar emancipa-
tie van de diergeneeskunde.

/. Mathijsen

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie mevrouw drs.
L.C. Akkerdaas (Faculteit der Dier-
geneeskunde) bereid om voor de le-
zers een antwoord teformuleren.

Vraag:

Kort geleden stierf in onze praktijk een
reu ten gevolge van een maagtorsie die
binnen enkele uren nadat het dier was

gecastreerd ontstond. Als anesthesie
was daarbij een combinatie van xyla-
zine en ketamine toegepast. Onze vraag
nu is of een maagtorsie als post opera-
tieve complicatie vaker wordt gezien en
of bepaalde anesthesieën dat gevaar ver-
groten?

Antwoord:

De definitie van een maagdilatatie-vol-
vulus (MDV) is een acute aandiening
die wordt gekenmerkt door een sterke
dilatatie van de maag. die bijna altijd (>
90 procent) gepaard gaat met een lig-
gingsverandering (volvulus).
Onderzoek wijst uit dat een MDV
niet vaker post-operatief/post-anesthe-
sie wordt gezien dan onder andere om-
standigheden. De etiologie van een
MDV is grotendeels nog onbekend. Wel
komt het vooral voor bij grote rassen
met een smalle thorax. De nummer één
in Nederland is de Duitse dog (1,2), an-
dere rassen die vaak worden genoemd
zijn de Dobermann (2) en de Ierse Setter
(2).

Maagtorsie na castratie

Het risico neemt toe met het ouder wor-
den en er zijn geen aanwijzingen voor
een geslachtspredispositie. Wel zijn er
aanwijzingen dat voeding een risicof-
actor is. Het eten van grof gesneden
voedsel vermindert de kans op een
MDV (3).

De liggingsverandering van de maag is
als volgt: de maag draait gezien vanaf de
achterkant van de hond, met de wijzers
van de klok mee. Bij een volledige vol-
vulus is het antrum van de maag 270°
gedraaid.

Door een geanestheseerde hond, met

-ocr page 165-

maximale spierontspanning, over de lin-
kerzijde te draaien zou mogelijk een
maagdraaiing veroorzaakt kunnen wor-
den. Dergelijke manipulaties zouden
dus op theoretische grondslag vermeden
moeten worden.

Op de vraag of bepaalde anesthesieën de
kans op een maagtorsie vergroten moet
negatief worden geantwoord. Ook van
de in dit geval gebruike farmaca heeft
ketamine geen effect op de activiteit van
het gastro-intestinale systeem. Xylazine
heeft wel effecten op de maagdarmtrac-
tus maar deze zijn niet gerelateerd aan
het ontstaan van een IVIDV. Deze effec-
ten kenmerken zich door een vermin-
derde spanning op de cardiale sfincter
waardoor er een grotere kans is op reflux
van maaginhoud. Ook is er een grote
kans op braken en een vertraagde ledi-
ging van de maag.

Blijft over de vraag waarom een hond
overlijdt aan een maagtorsie (overleving
na chirurgie > 65 procent) (1,2). Deze
nieuwe vraag geeft meer dan genoeg
stof om een heel Tijdschrift voor
Diergeneeskunde mee te kunnen vullen
waarbij dan als belangrijkste aspecten
algehele circulatie- en gaswisselings-
stoomissen, verstoorde zuur-base- en
elektrolytenbalans en dergelijke aan de
orde dienen te komen.

m^smsm

Literatuur

1. Glickman LT, Glickman NW, Pérez CM,
Schellenberg DB, and Lantz GA. Analysis
of risk factors for gastric dilatation and dila-
tation-volvulus in dogs. J Am Vet Med
Assoc 1994; 204: 1465-71.

2. Sluijs FJ van. Maagdilatatie-volvulus bij de
hond: de huidige opvattingen en retrospec-
tief onderzoek bij 160 patiënten. Tijdschr
Diergeneeskd 1991; 116: 112-21.

3. Theyse LFH, Brom WE van den, and Sluijs
FJ van. Diet and other risk factors for gastric
dilatation-volvulus in Great Danes. (Ab-
stract) Vet Surg 1997; 26: 260.

Endometritis bij koeien, een literatuuroverzicht

Over de pathologie en de therapie van
endometritiden bestaat nog steeds geen
consensus. Aan de hand van een uitvoe-
rige literatuurstudie wordt dit in deze
scriptie aangetoond.

Onderhandelen

Uit de enquête ter gelegenheid van het
laatste jaarcongresthema: \'Samen de
markt op\' blijkt dat dierenartsen van
zichzelf vinden dat ze slecht kunnen on-
derhandelen. Om tijd en kennis betaald
te krijgen, marges te behouden en advie-
zen uitgevoerd te krijgen, is onderhan-
delen een vereiste basale vaardigheid.

Het begrip endometritis wordt nader
omschreven. Ook de klinische ver-
schijnselen en de histologische verande-
ringen van het slijmvlies van de baar-
moeder worden besproken.
Bij bacteriologisch onderzoek blijkt dat
Actinomyces pyogenes, Fusobacterium
necrophonm
en Bactewides species in
onderlinge combinatie als regel de pro-
blemen veroorzaken.
Voorts wordt ingegaan op de behande-
ling van retentio secundinarum.
Gesteld wordt dat het toedienen van an-

Tijdens de basiscursus Erkende Var-
kensdierenarts, scoorde het onder-
werp \'advies verkopen\' zeer goed.
Met het daar genoemde bureau orga-
niseren we daarom een nieuwe cursus
\'Commercieel omgaan met veehou-
ders\' Dit bureau, Kenneth Smit Com-
municatie trainingen, heeft zijn wor-
tels in de veevoederindustrie en heeft
ruime ervaring met vrije beroepsbeoe-
fenaren.

Een intensieve en praktische training
met acht deelnemers, waarin niet al-
leen verteld wordt hoe om te gaan met
de steeds zakelijker wordende veehou-
der: training blijft de enige efficiënte
methode! Na de eerste tweedaagse
training, doet u ervaring op in de prak-
tijk. De volgende twee dagen wordt
geëvalueerd \'waarom het (nog) niet
lukte, of heel anders liep\' en opnieuw
getraind.

(Zie PAO-brochure inleiding pagina 3
en cursusbeschrijving op pagina 48.)
Om verzekerd te zijn van voldoende

tibiotica en andere geneesmiddelen de
eerste 14 dagen na de partus niet nodig is
behalve wanneer er sprake is van een py-
ometra. De resultaten van een meerma-
lige toediening zijn niet beter dan van
een eenmalige. Applicatie van hor-
moonpreparaten (Prostaglandines) is
soms noodzakelijk. Het intrauterien of
intravaginaal inbrengen van jodiumpre-
paraten of van andere desinfectantia is
obsoleet en heeft weinig zin.
(Een zeer goede en duidelijk geschreven
scriptie.)

deelnemers sluit de inschrijvingster-
mijn op 1 maart 2000.

Basiscursussen Erkenningen
Varken:
De voorlopig laatste cursus:
8,9, 10 en 25,26 mei 2000 te Lochem.

Pluimvee: De eerste basiscursus: 11,
12, 13 april vervolg 9 en 10 mei 2000
te Lochem.

Voor de volgende cursus in het najaar
kunt u zich inschrijven op een wacht-
lijst. Groepsgrootte 25 deelnemers.

Rund: Als u Dag 1 en Dag II van de
basiscursus Erkende Rundveedieren-
arts nog moet volgen, is opgave voor
de wachtlijst mogelijk. Bij voldoende
belangstelling worden de cursussen
opnieuw georganiseerd.

Paard: Start dit voorjaar; zie de PAO-
D brochure.

Wees er op tijd bij!

-ocr page 166-

De KNMvD draagt het Atlasproject een
zeer warm hart toe en heeft zich actief
beziggehouden met de samenstelling
van het programma. Mevrouw M.C.
van Oostrum-Schuurman Hess, stafme-
dewerker bij de KNMvD en secretaris
T.W. te Giffel nemen zelfs een deel van
het programma voor hun rekening in de
workshop \'Organisatie en Planning\'.
De reden dat de KNMvD hier veel aan-
dacht aan besteedt is dat ook het
Secretariaat dagelijks met de - vaak
complexe - problemen van practici ge-
confronteerd wordt. Toenemende ar-
beidsongeschiktheid onder practici is
één van de problemen die aan de orde
van de dag zijn en die bij voorkeur pre-
ventief worden aangepak.
Naast de KNMvD, Movir en Terzet,
werkt ook de Faculteit der Dierge-
neeskunde mee aan het Atlasproject,
mede gezien de consequenties voor het
onderwijs in de diergeneeskunde.

Smijt u ook zo met pk\'s?

Het lijkt voor de hand te liggen dat
practici voorzichtig omgaan met hun
lichaam en geest, gezien het feit dat
hun persoonlijk functioneren van vi-
taal belang is voor hun ondememing.
Zij zijn als het ware zelf hun \'product\'.
Maar niets is minder waar in de prak-
tijk. Zoals blijkt uit gesprekken en vi-
deo-opnames, gaan dierenartsen veel
te lang dóór, tegen alle signalen die
hun lichaam uitzendt in dat het teveel
wordt.

Aanrader: Preventie Project Atlas

\'Smijt u ook zo met pk\'s?\' is het motto waaronder bureau Terzet in opdracht
van arbeidsongeschiktheidsverzekeraar Movir het Preventie Project Atlas heeft
opgezet. Het beeld van Atlas, die de wereld moet torsen, staat voor \'langdurige
overbelasting\'. Veel dierenartsen hebben te kampen met longklachten, aller-
gieën, doofheid en klachten van het bewegingsapparaat, vooral lage rugklach-
ten. Langdurige overbelasting komt dus vaak voor in de diergeneeskundige
praktijk. Het Atlasproject richt zich op het herkennen en voorkomen hiervan.
Een tweede aanleiding voor de opzet van het project is dat de huidige wetgeving
op het gebied van arbeidsomstandigheden weinig duidelijkheid verschaft over
de zelfstandig werkende mens. Practici-ondernemers zullen dit dus zelf op moe-
ten pakken en het is prettig om daarbij een steuntje in de rug te krijgen.

Stijve spieren, pijn in de mg, hoesten,
moeheid... Practici slaan er nauwelijks
acht op, gooien er zelfs nog een schepje
bovenop. Kennelijk heerst er een cul-
tuur die je met de term \'macho\' zou kun-
nen omschrijven: niet zeuren, je wou
toch altijd dierenarts worden? Je gaat
toch niet beweren dat het je niet lukt?
Het resultaat is dat de praktiserend die-
renarts er liever een aantal pk\'s tegenaan
smijt, dan toegeeft dat hij - maar ook zij!
- moe is en bepaalde lichaamsdelen lie-
ver zou ontlasten. Een zeer onwense-
lijke gang van zaken, die daadwerkelijk
tot grote persoonlijke problemen en
hoge kosten leidt. Verzekering tegen ar-
beidsongeschiktheid is straks niet meer
te betalen, als de aanspraak op deze ver-
zekering in het huidige tempo blijft stij-
gen. Redenen genoeg dus om een pre-
ventieproject op te zetten. Een onder-
deel hiervan is een bewustwordingspro-
ces: dierenartsen zouden niet langer mo-
gen accepteren dat zij lichamelijke hin-
der ondervinden bij hun dagelijkse
werkzaamheden.

Opzet Atlasproject

Dierenartsen-practici, verzekerd bij
Movir, worden persoonlijk uitgeno-
digd deel te nemen aan het project.
Dierenartsen voor gezelschapsdieren
worden op hun werkplek bezocht. Er
wordt aandacht besteed aan:

• Werkhouding

• Plaatsing van instrumenten en medi-
catie

\'Smijt u ook zo met pk\'s?\'

Door Sophie Deleu

• Werkomgeving

• Indeling van de praktijk

• Organisatie van de werkzaamheden

• Samenwerking met de assistent(e).
Dierenartsen voor landbouwhuisdieren
worden uitgenodigd op de Faculteit der
Diergeneeskunde, \'s Ochtends zijn er
algemene workshops over:

• Praktijkorganisatie

• Houding en beweging

• Bescherming tegen schadelijke stof-
fen.

\'s Middags zijn er diersoortgerichte
workshops, waarin men na een korte
behandeling van theoretische kennis
daadwerkelijk bepaalde nieuwe tech-
nieken gaat \'inoefenen\' aan de hand
van praktijksituaties.

Er is een informatieve map beschik-
baar, waarin alles na afloop nog eens
rustig nagelezen kan worden. De be-
doeling is natuurlijk dat per praktijk
méér dierenartsen deelnemen aan het
project en dat de geboden informatie
veel stof tot discussie oplevert. Want
een pasklaar antwoord is er niet; die-
renartsen zullen zelf tot een andere in-
vulling van de werkzaamheden moe-
ten komen en eventueel investeren in
hulpkrachten of -middelen.

Workshops op de Faculteit

Deelname aan de dag voor dierenart-
sen werkzaam in de landbouwhuisdie-
rensector is zeker de moeite waard. De
docenten hebben verstand van zaken
en brengen de boodschap goed over,
ondersteund door video-opnamen van
praktijksituaties. Nog boeiender zijn
de discussies tussen practici onderling.
De deelnemers hebben van te voren
een (diersoortgerichte) checklist inge-
vuld. Hierin wordt gevraagd naar spe-
cifieke klachten, bijvoorbeeld bij het
rectaal exploreren (paard), het gebruik
van een entstok (varkens), het staan bij
het doen van secties (pluimvee) of de
houding bij een verlossing (rundvee).
Er zijn ook checklisten op het gebied
van \'houding en beweging\', \'persoon-
lijke beschermingsmiddelen en ge-
vaarlijke stoffen\' en \'arbeidsbelas-
ting\'.

Interessant zijn niet alleen de work-
shops over zaken als tiltechnieken -
waarin men daadwerkelijk met ge-
wichten aan de slag gaat - maar ook
over planning en organisatie. Zo blijkt
dat stress leidt tot verhoogde spier-
spanning, waardoor men minder goed
gaat functioneren. Dit leidt weer tot
stress... Het zijn dus niet alleen de

-ocr page 167-

technische aspecten van het vak, die
bij dierenartsen tot arbeidsongeschikt-
heid kunnen leiden.
In het blok \'planning en organisatie\'
komt ook de expertise van het secreta-
riaat van de KNMvD goed in het voet-
licht. Het is van belang om met col-
lega\'s goede afspraken te maken op
belangrijke momenten zoals associa-
tie. Doet men dit niet, dan is de samen-
werking gedoemd om te mislukken.
Practici kunnen hierbij hulp vragen
van het secretariaat. Er zijn immers
modelcontracten en checklisten be-
schikbaar, ook op het gebied van bij-
voorbeeld personeelsmanagement,
\'s Middags gaan de practici na een
korte diersoortgerichte inleiding aan
de slag; de varkensstal in of buigproe-
ven doen. Bukken en tillen, maar dan
op de nieuwe manier: met de juiste
hulpmiddelen, in de juiste houding of
samen in plaats van alleen. De dag
wordt besloten met een gezellige bor-
rel. Onderwijl kan men kennis nemen
van de nieuwste hulpmiddelen voor de
veterinaire praktijk, waartoe tegen-
woordig zeker ook de juiste bureau-
stoel behoort.

Kortom, het Atlasproject is een aanra-
der. Geef u op als de uitnodiging bij u
in de brievenbus valt, want voorkomen
is beter dan genezen.

Hoofdbestuur

J. Borgmeier
J. Togtema
J.C. Baars»

Mw. A.W. Kooper-Nelemans*

Algemeen Bestuur

J. Hilvering

Mw. B. Austie

H. van Rossum

M.Ph. Hovius

Mw. dr. M. Sloet van Old-

Ruitenborgh-Oosterbaan

Mw. dr. V. Baumans

Ereraad

Mw. L van Allen
K. Schipper
W.E. van Herten
J.J.G.M.Oomen

Land. Repres. Volksgezondheid
Land. Repres. Landbouwhuisdieren
Regio Midden (was voorheen Oost)
Regio Midden (was voorheen West)

Afdeling Groningen-Drenthe
Afdeling Overijssel
Afdeling Utrecht

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

Vacatures in besturen en commissies verband houdende
met de 147e Algemene Vergadering van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Overeenkomstig respectievelijk de artikelen 31 en 32 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen/Groepen
verzocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het
Hoofdbeshiur mede te delen.

*Door samenvoeging van de regio \'s Oosten West, is in 1997 de regio Midden ontstaan. De Algemene Vergadering
heeft er toen mee ingestemd het oorspronlcelijk aantal representanten namens de regio \'s tijdelijk te verhogen van
drie naar vier. Hierdoor konden de toen zittende leden namens de regio \'s Oost en iVest hun bestuurlijke termijn uit-
dienen. Gezien het feit dat beide leden thans aftredend en niet herkiesbaar zijn, worden de betrokken Afdelingen
verzocht één kandidaat voor de regio Midden voor te dragen, zodat het aantal respresentanten namens de regio \'s
wederom teruggebracht wordt tot drie.

Groep Veterinaire Specialisten
Groep Homoeopathisch-werkende
Dierenartsen

Overeenkomstig artikel 33 van de Statuten worden de betrokken Afdelingen en Groepen verzocht eventuele kandi-
daten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor dc Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede te do-
len.

Regio Noord
Regio Midden
Regio Zuid
Regio Zuid

2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en niet herkiesbaar
2000 aftredend en niet herkiesbaar

2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar

2000 aftredend en herkiesbaar

2000 aftredend en niet herkiesbaar

2000 aftredend cn herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en herkiesbaar
2000 aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 38 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele
kandidaten voor tc dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbc.stuur mede
te delen.

Werkvergadering
commissie
Gezelschapsdieren
Regio Zuid

De commissie Gezelschapsdieren van
de Afdelingen Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg organiseert op 25
maart 2000 een werkvergadering in
het Golden Tulip Hotel te Weert. De
vergadering duurt van 10.00 tot 17.00
uur. Sprekers zijn onder meer dr.
P.A.M. Overgaauw, A.E.J.M. van den
Bogaard en J.P.A.M. van den Bergh.

Opgave bij N. Maass, telefoon: 046 -
4748857, of bij W. Oosse, telefoon:
0475 - 593928. Het adres van het
Golden Tulip Hotel is Driesveldlaan
99, 6001 KCin Weert, telefoon: 0495 -
539655.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

J.K. dc Jong

Mw. dr. L. Derkx-Overduin

Overeenkomstig artikel 65 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen/Groepen verzocht
eventuele kandidaten voor le dragen en de namen van hen tijdig voor dc Algemene Vergadering aan hel
Hoofdbestuur mede le delen.

Financiële commissie

P.G.F. Geurts

Overeenkomstig artikel 62 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mee te
delen.

Paritaire Tarievencommlssle Georganiseerde Dlerziektenbestrifding

L.E. Tjebbes Regio West

Overeenkomstig artikel 71 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Afdelingen verzocht eventuele
kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mee te
delen.

Sociaal Economische Commissie

G.F.S. Hegge
G.B. Verschuren
E.K. Welling
Vacature

Overeenkomstig artikel 72 van het Huishoudelijk Reglement worden de betreffende Groepen verzocht eventaele
kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de Algemene Vergadering aan het Hoofdbestuur mede
te delen.

Afdeling Friesland
Afdeling Noord-Brabant
Groep Veterinaire Specialisten
Groep Pluimveewetenschappen
2000 aftredend cn herbenoembaar
2000 aftredend en niet herbenoembaar

Regio Zuid

2000 aftredend cn niet herbenoembaar

2000 tussentijds aftredend en
niet herbenoembaar

2000 aftredend en herbenoembaar
2000 aftredend en herbenoembaar
2000 aftredend en herbenoembaar

-ocr page 168-

Nieuw Convenant Zelfstandigheidsverklaring voor waarnemers

Verschillende dierenartsen maken ge-
bruik van de Zelfstandigheidsverklaring
voor waamemers. Deze Zelfstandig-
heidsverklaring wordt uitgegeven door
Cadans in opdracht van het Landelijk
Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv)
en is gebaseerd op het Convenant tussen
het Lisv en de beroepsverenigingen van
(para)medische beroepen, waaronder de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.
Het Convenant maakt het mogelijk dat
een zelfstandige dierenarts zijn of haar
praktijk laat vervangen door een waar-
nemend dierenarts met een Zelf-
standigheidsverklaring. In dat geval is er
geen sprake van verzekeringsplicht voor
de werknemersverzekeringen en kan de
zelfstandige dierenarts de waarnemer
een brato honorarium betalen (men
hoeft dus niet in loondienst genomen te
worden). Een waarnemend dierenarts
kan een Zelfstandigheidsverklaring aan-
vragen of verlengen, wanneer men vol-
doet aan verschillende voorwaarden.

Aangezien de tekst van het Convenant
op enkele punten aanleiding gaf tot on-
duidelijkheden, is het afgelopen jaar
door het Lisv en de betrokken beroeps-
verenigingen overleg gevoerd over
een nieuw te sluiten Convenant. Dit
Convenant is met ingang van 1 januari
2000 van kracht geworden. De belang-
rijkste wijzigingen van het nieuwe
Convenant ten opzichte van het oude
Convenant hebben betrekking op het
begrip \'waarneming\':

Onder \'waarneming\' wordt verstaan:
het in de plaats treden van en tijdelijk
overnemen van de (para)medische ta-
ken/werkzaamheden van de opdracht-
gever. Het in de plaats treden van en
tijdelijk overnemen van (para)medi-
sche taken/werkzaamheden is beperkt
tot een periode van vier maanden.

Als voorbeelden van redenen voor tij-
delijke overname kunnen genoemd
worden: (kortdurende) ziekte, zwan-
gerschapsverlof, (zorg)verlof, vakan-
tie, na- en bijscholing. In principe is er
geen sprake meer van tijdelijke over-
name indien het gaat om een periode
langer dan vier maanden. In dat geval
zal de waamemer in loondienst geno-
men moeten worden.
Bij twijfel of bijzondere situaties die
niet vallen binnen de hierboven ge-
noemde voorbeelden en/of vallend
buiten de grens van vier maanden, zal
men met Cadans contact op moeten
nemen om te bezien of er sprake is van
een waameming in de zin van het
Convenant. Met andere woorden: of de
Zelfstandigheidsverklaring gebruikt
kan worden. Bij Cadans zijn hiertoe
per regio contactpersonen aangesteld.
Nadere informatie en telefoonnum-
mers van de contactpersonen zijn ver-
krijgbaar op het secretariaat van de
KNMvD (Vacaturebank of stafmede-
werker mevrouw Van Oostrum).

Op waarnemingen die vóór 1 januari
2000 zijn aangevangen, blijft het oude
Convenant van toepassing, dat wil
zeggen dat hierbij de beperking van
vier maanden niet aan de orde is.
Voor de goede orde wordt tenslotte op-
gemerkt dat de Zelfstandigheids-
verklaring niet gebruikt kan worden
voor het vervangen van een dierenarts
in loondienst of voor structurele of tij-
delijke uitbreiding van de praktijk.

Mevr. drs. M. C. van Oostrum-
Sehuurman Hess,
stafmedewerker KNMvD

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegea zich aan-
gemeld:

Aa, H.J.; 1975; 7215 EC Joppe; Huzarenlaan 1.
Clipper, mevr. J.A.; 1999; 2274 TA Voorburg;
van Duvenvoordelaan 8.
Hagen, G.A. van; 1999; 3514 CM Utrecht;
Merelstraat 23 bis.

Heer, mevr. N. de; 1999; 3731 GC De Bilt;
Utrechtseweg417.

Hensen, H.; 1999; 4571 XA Axel; Handelstraat
31.

Hoedemaker, L.; 1998; 7241 AL Lochem;
Hoogestraatje 29.

Koek, mevr. M.L.; 1999; 9943 PC Schoonloo;
Schoolstraat 4 A.

Kok, mevr. S.J. de; 1999; 1324 HD Almere;
Harderwijkoever 93.

Maeyer, mevr. 1. de; 1999; B-2660 Hoboken
(Antwerpen); Maria Henriettalei 16.
Ooteman, mevr. D.; 1999; 3553 HN Utrecht;
Réamurlaan 12 II.

Pino, mevr. B.C.M.; 1998; 2034 JH Haarlem;
Zuid Schalkwijkerweg 45.

Personalia

Rijn, Mevr. M.E.C.; 1999; 2221 MN Katwijk;
Castor 59.

Schrijver, R.S.; 1997; 3722 JG Bilthoven;
Paltzerweg 54.

Snelder, G.J.J.; 1961; 34210 Siran, Frankrijk;
Hameau de Najac.

Slager, mevr. H.J.; 1999; 2923 BL Krimpen a/d
Ijssel; Stad en Landschap 53.
Teeuw, J.W.; 2000; 3881 PR Putten; Oude
Garderenseweg 18-16.

Uitendaal, mevr. S.M.; 1999; 2182 BD
Hillegom; Stationsweg 122.
Verhaegh, J.M.L.; 1979; 5441 XJ Oeffeit;
Urlingsestraat 4.

Vestjens, J.H.A.M.; 1977; 2311 AK Leiden;
Rijnen Schiekade23.

Zandwijk, L. van; 1984; 4013 CS Kapel-
Avezaath; Zoelensestraat 56^

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Afonso, P.M.R.M.; 1997; 1851 CX Heiloo;
Hildebrandhof33.

Alting, Mevr. A.S.; 1999; 3514 BZ Utrecht;
Hopakkerl88.

Eek, Mevr. M. van; Gent-1999; Maghera, CO
Londonderry, BT 465 AB Ireland; 19 Meeting
House Avenue.

Geertsen, Mevr. K.M.K.; 1999; 3474 KG
Zegveld; Rondweg 58.

Hesseling, B.L.; 1999; 3411 AA Lopik; Wielse-
kade 20.

Knag, F.L.G.; 1994; 1381 BB Weesp; Nieuw-
straat 9.

Lieshout, Mevr. D.H. van; 1999; 3582 XP
Utrecht; I.B.Bakkcrlaan 117 III.
Mioch, D.; 1999; 3514 VE Utrecht; Kievit-
dwarsstraat 14.

Peteroff, R.; 1976; 7811 JA Emmen; Wilhel-
minastraat 12.

Pool, Mevr. C.A.H.: Gent-1999; 5038 PS
Tilburg; Kastanjestraat 11.
Roelfsema, Mevr. E.; 1999; 3523 PD Utrecht;
Kariboestraat 167.

Stadt, Mevr. M.C. van de; 1999; B5 405 DU,
Langford, Bristol, United Kingdom; Stocklane,
"Green Cott".

Vries, Mevr. A.D. de; 1997; 9263 PE Garijp; mr.
Lubwei 9.

Wolff, N.; 6125 LB Obbicht; Pater Pelzerstraat
32.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Heijltjes, Mevr. J.M.; 3514 VK Utrecht; Johan-
nes de Bekastraat 31.

Sevens, Mevr. S.M.J.; 3584 DE Utrecht; Cam-
bridgelaan 483.

Wiersma, Mevr. A.C.; 3551 AH Utrecht;
Esdoomstraat 45.

-ocr page 169-

Overleden:

10 november 1999 Drs. W. van Leeuwen te
Bilthoven.

14 januari 2000 L. Hankes te Bergen op Zoom.

15 januari 2000 Mevr. Drs. A. van der Werve-
Mulder te Bilthoven.

Januari 2000 Dr. J.W.E. Stam te Soest.

26 januari 2000 C. van Beusekom te Bergen

(N.H.).

Voor het dierenartsenexamen van 30 novem-
ber 1999 zijn geslaagd:

Doest, Mevr. O.E.A. van
Dreesman, Mevr. C.W.
Heidens, Mevr. E.M.

Voor het dierenartsenexamen van 30 decem-
ber 1999 zijn geslaagd:

Fruithof, Mevr. J.l.

Heuver, Mevr. C.M.J.M.

Huijben, Mevr. J.H.J.

Meskerem, Mevr. G.H.

Nijhoving, Mevr. G.H.

Sommers, Mevr. M.G.

Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M. van

Vugt, Mevr. J.F. van

Werf, Mevr. M.C. van der

Voor het dierenartsenexamen van 7 januari
2000 zijn geslaagd:

Shankar, V.S.
Teeuw,J.W.

Voor het dierenartsenexamen van 31 januari
2000 zijn geslaagd:

Arens, M.

Hendriksen, Mevr. E.W.J.
Kriek, Mevr P.M.A. de
Lodders. J.H.
Oijen, L.A.A.M. van
Rutgers, Mevr. A.
Siekman-Schreurs, Mevr. A.W.A.
Vermeulen, Mevr. D.Y.
Wilmink, Mevr. J.

Voor het dierenartsenexamen van 4 februari
2000 is geslaagd:

Scheepens, E.T.F.

jubilea:

21 februari, W. van Leeuwen te Bilthoven, af-
wezig, 35 jaar

26 februari, N. van Wijk te Morrinsville (Nieuw-
Zeeland); aanwezig, 35 jaar
26 februari, Mevr. Dr. J.S. van der Linde-
Sipman te Reeuwijk, aanwezig, 35 jaar

26 februari. H.E. Meinardi te Ruinerwold, afwe-
zig, 35 jaar

27 februari, P. Kraaijenhagen te \'s-Gravenhage,
afwezig, 30 jaar

27 febmari, N.J.G. Femhout te Lienden, afwe-
zig, 30jaar

27 febmari, J. Dijkstra te Oudega (Smallinger-
land), afwezig, 30 jaar

27 februari, J.L.M. Ploegmakers te Mill, afwe-
zig, 30jaar

27 februari, Dr, E.G. Hartman te Hoog Keppel,
afwezig, 30 jaar

15 maart, H.A.K. van Baren, Willemstad (Ned.
Antillen), aanwezig, 25 jaar

Mutaties:

Afonso, P.M.R.M.; 1997; 1851 CX
Heiloo; Hildebrandhof 33; tel. 072-5336115;
wnd.d
(toev. als lid),

Alberdingk Thijm, J.F.; 1985; 3065 RC
Rotterdam; Kralingseweg 343;
tel. 06-

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koiiingslaan 63
Utrecht

U.U. (F.D., HA Gezondheidszorg Paard, disc.
Heelkunde).

*Doest, .Mevr. O.E.A.; 1999; 3515 GS
Utrecht; Lauwerecht 52; tel. 030-2723486; d.

\'»Dreesman, Vlevr. C.W.; 1999; 4301 ZS
Zierikzee; Schouwenbank 96; tel. 0111-
410380; wnd.d.

Eek, Mevr. M. van; Gent-1999; Maghera,
CO Londonderry, BT 465 AB Ireland; 19
Meeting House Avenue; tel. 00-35164844169
privé, 35164842279 prakt.; E-mail marieenva-
neck(§hotmail.com; p., medew. bij D.S. Price
(toev. als lid)

\'1Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M.
van; 1999; 5454 HN St. Hubert; Ganzenroer
5; tel. 0485-452613 /06-53855193; wnd.d.

»Fruithof, IMevr. J.l.; 1999; 3521 XM
Utrecht; Spieghelstraat 43; tel. 030-2946176;
E-mail: joannef(a)pobox.com; wnd.d.

Geertsen, Mevr. K.M.K.; 1999; 3474 KG
Zegveld; Rondweg 58; tel. 0348-692304;
wnd.d. (toev.
als lid).

Groenland, G.J. van; 1979; 5821 BB
Vierlingsbeek; Spoorstraat
3; tel. 0478-634054,
fax 634055 privé, tel. 0411-648870, fax 648803
bur.; mobiel: 06-51214655; E-mail: geert
jan.van.groenlandCStopigs.com; d. bij
TO-
PIGS Service en Development (E-mail bur.:
gjvg(a xs4all.nl).

Hartman, A.J.A.; 1977; 32330 Courren-
san (Frankrijk); Lapeyrade; tel. 00-33-
562063375; r.d.

1 Blaauw, F.J.; 1998; 8091 PA Wezep;
Zuiderzeestraatweg 449;
tel. 038-3759146
privé, 053-4345777 prakt.; E-mail: fj
blaauw
(i£\'hotmail.com; p., medew. bij R.G.A.
Bos.

Bosker, E.; 1991; 2804 JW Gouda;
Terwenstraat 20; tel. 0182-546645 privé,
fax
546110 privé, 010-2993440 bur., fax 4298333
bur.; distr.h. R.V.V., distr. Rotterdam-
Haven.

Brommer, H.; 1998; 3981 HE Bunnik;
Marsdijk 3 A; tel. 030-6372385 privé, 2531350
bur., fax 2537970 bur.; E-mail:
h.brommer@vet.uu.nl; specialist in opleiding

-ocr page 170-

Hasselt-Iordens, Mevr. C.M. van; 1977;
7399 AA Empe; Voorsterweg 170; tel. 0575-
476264 privé,
527720 prakt.; p., medew. bij
R.A. Barendrecht.

»Heidens, Mevr. E.M.; 1999; 3522 SR
Utrecht; Eemstraat 40; tel. 030-2893389;
wnd.d.

*Hendriksen, Mevr. E.W.J.; 2000; 3531
KD Utrecht; Celebesstraat 40 bis; tel. 030-
2935696; wnd.d.

Hesseling, B.L.; 1999; 3411 AA Lopik;
Wielsekade 20; tel. 0348-451555 privé, 551612;
E-mail blhesseling@hotmail.com; prakt.; p.,
medew. bij W.J.M. van der Putten
(toev. als lid).

*Heuver, Mevr. C.M.J.M.; 1999; 3417
PD Montfoort; Achthoven Oost 2; tel. 0348-
467601; ; E-mail: cheuver@hotmail.com;
wnd.d.

*Huijben, Mevr. J.H.J.; 1999; 7447 XN
Hellendoorn; Koetshuisstraat 19; tel. 054-
8658818; E-mail: huijben-hanneke@hot-
mail.com; wnd.d.

IJzer, Mevr. J.; 1995; 3551 BN Utrecht;
Oppenheimplein 7 C; tel. 030-2518975 privé,
2533195 bur.; specialist in opleiding U.U. (F.D.,
vkgr. Pathologie).

Jansen, W.A.H.; 1970; 5403 PD Uden;
Klantstraat
2; tel. 0413-270927 privé, 0412-
622178 bur.; E-mail: will.jansen@wxs.nl;
k.d.
R.V.V.
kring Zuid.

Kersten-Klomp, Mevr. Y.C.J.; 1997; 1447
AM Purmerend; Grevelingenmeer 177; tel.
0299-640252 privé, 648000 prakt.; fax
465220; p., gezelsehapsd.

*Kriek; Mevr. P.M.A. de; 2000; 3992 PL
Houten; Schapenhoeve 11; 3992 PL Houten;
wnd.d.

Krug, F.L.G.; 1994; 1381 BB Weesp;
Nieuwstraat 9; tel. 0294-415133 privé, 417776
prakt.; p., medew. bij L.P. van Gorkom
(toev.
als lid).

Lam, J. het; 1997; 9801 .MX Zuidhorn;
Brik 2; tel. 0594-505261 privé,
502005 prakt.;
p.,
geass. met G.J. Bosma. F.R. van der Kolk en
J.H. Roorda.

Lieshout, Mevr. D.H. van; 1999; 3582 XP
Utrecht;
I.B. Bakkerlaan 117 III; tel. 030-
2546770; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Lodders; J.H.; 2000; 3512 CM
Utrecht; Korte Jansslraat 23 bis; tel. 030-
2400029; wnd.d.

*Meskerem,Mevr.G.H.; 1999; 3725 CB
Utrecht; Pearsonlaan 83; tel. 030-2900912;
wnd.d.

Mioch, D.; 1999; 3514 VE Utrecht;
Kievitdwarsstraat 14; tel. 030-2717725; E-mail
miochdaniel@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als
lid).

*Nijhovlng, Mevr. G.H.; 1999; 3582 AV
Utrecht; Oosterkade 23 bis A; tel. 030-
2542978/2715986; wnd.d.

*Oijen, L.A.A.M. van; 2000; 3511 KJ
Utrecht; Lijnmarkt 32; tel. 030-2312397; E-
mall: lucasvanoiJen@hotmail.com; wnd.d.

Peteroff, R.; 1976; 7811 JA Emmen;
Wilhelminastraat 12; tel. 0591-612022 privé,
612310 prakt.; p.
(toev. als lid).

Pool, Mevr. C.A.H.; 1999; 5038 PS
Tilburg; Kastanjestraat 11; tel. 013-4674590
prakt.; p., medew. bij J.J.M. van Riel
(toev. als
lid)

Ris, E.A.; 1995; 8375 GM Oldemarkt;
Platteweg 13;
tel. 0561-450998; p., medew. bij
J. Timmerman en medew. bij R.R. van Rees.

Roelfsema, Mevr. E.; 1999; 3523 PD
Utrecht; Kariboestraat 167; tel. 030-2544756; E-
mail ellenroelfsema@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

»Rutgers, Mevr. A.; 2000; 3521 B.M
Utrecht; Croeselaan 175 II; tel. 030-
2937405/06-28631586; E-mail: andrearut-
gers@hotmail.com; wnd.d.

»Scheepens, E.T.F.; 2000; 3521 BM
Utrecht; Croeselaan 175 II; tel. 030-
2937405/06-28631586; E-mail: edgarschee-
pens@hotmail.com; wnd.d.

Serrarens, S.A.T.V.; 1994; 6039 RD
Stramproy; Eilerweg 14;
tel. 0495-551806
privé, 551225 prakt.; fax 551615 bur.; p., geass.
met D.A.P. Ell.

Serrarens-van Kimmenade, Mevr. C.H. A.H.;
1994;
6039 RD Stramproy; Eilerweg 14; tel.
0495-551806 privé, 551225* prakt.; fax 551615
bur.; p., medew. bij D.A.P. Ell.

»Shankar, V.S.; 2000; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 90; tel. 030-6572862 / 06-50423099;
E-mall:shannara@xs4all; wnd.d.

*Siekman-Schreurs, Mevr. A.W.A.;
2000; 3888 LT Uddel; Noord Riezenweg 42;
tel. 0577-401136/06-29020171; E-mail: siek-
man@tref.nl; wnd.d.

Sliedrecht, Mevr. M.H.; 1993; 6865 XW
Doorwerth; Patrijzenlaan 59; tel. 026-3390020;
p., medew. bij J. Rierink en F. Schaeffer.

»Sommers, M.G.; 1999; 3981 ZR Bunnik;
Vletweide 172; tel. 030-6565278; wnd.d.

Stadt, Mevr. M.C. van de; 1999; B5 405
DU, Langford, Bristol, United Kingdom;
Stocklane, "Green Cott"; tel. 00-441934852967
privé, 00-44117928944 prakt.; Clinical Scholar
Internal Medicine, University of Bristol, dept. of
Companion Animals, U.K.
(toev. als lid).

Suichies, H.R.; 1992; 9451 EB Rolde;
Weerbel 9; tel. 0592-242550 privé, 353160
prakt.; fax 354931 prakt.;
E-mail: daeassens
milde@wanadoo.nl;
p., geass. met AH.
Nijhuis.

»Teeuw, J.W.; 2000; 3881 PR Putten;
Oude Garderenseweg 18/16; tel. 0341-
356398; wnd.d.

ToKsma. H..I.D.: 1996; 7521 AN Enschede;
Hengelosestraat 416;
tel. 053-4346366 privé,
4324292 prakt.; p., medew. bij P. Kuipers en A.A.
Nolte.

Verboon, B.W.; 1999; 2I7I AL Sassen-
helm; Rijksstraatweg 22; tel. 0252-213189
privé, 071-3013800/0252-212422 prakt.;, fax
071-3013797; E-mail: baboon@planel.nI; p.

»Vermeulen, Mevr. D.V.; 2000; 3583 CA
Utrecht; J. van Ruisdaelstraat 27; wnd.d.

Visser, Mevr. V.X.N.; 1998; 5627 VK
Eindhoven;
p/a Angerslaan 8; tel. 00-44-1451-
820442 privé,
820137 prakt.; fax 822294
prakt.; E-mail: vancssa_visscr@hotmail.com;
p., medew. bij Bourton Vale Equine Clinic.

Vries, A.D. de; 1997; 9263 PE Garijp; Mr.
Lubwei 9; tel. 0511-453048 privé, 461505
prakt.; p., medew. bij G. Alsma
(toev. als lid).

Vries, S.J. de; Gent-1999; 7963 RS Ruinen;
Armweide II B; tel. 0522-472938 privé,47I22I
prakt.; p., medew. bij J. Drogt.

»Vugt, Mevr. J.F. van; 1999; 3514 GB
Utrecht; Willem van Noortstraat 57; tel. 030-
2719008; wnd.d.

»Werf, Mevr. M.C. van der; 1999; 6721
VG Bennekom; Grietjeshof 37; tel. 0318-
420466; E-mail maxvdwerff@hotmail.eom;
wnd.d.

»Wilmink, Mevr. J.; 2000; 3583 VE
Utrecht; Fred. Hendrikstraat 21 bis; tel. 030-
2518787/0493-314463; E-mail: willywilm
ink@hotmail.com; wnd.d.

Wolff, N.; 1998; 6125 LB Obbicht; Pater Pel-
zerstraat 32; tel. 046-4853173-4371885 prakt.;
p., medew. bij P.G.L.J. Boskamp en J.A.P.
Nicolai
(toev. als lid).

Doorlopeode agenda

Congressen & Symposia

Maart

I—4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information: ProfDr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut@avian.vetmed.uni-
muenchen.de

4 DVG-Seminar Ophthalmology in birds and
reptiles. Info: Dr. Kristina Ravelhofer-
Rotheneder, Institut fiir Geflügelkrankheiten,
Ludwig-Maximilians-Universitat München,
Veterinarstr. 3, D-85764 OberschleiBheim,
Germany. Tel.: 49-89-218060-92/-91, fax:
49-89-2180-6082, e-mail: kristina.ravel-
hofer(gavian.vetmed.uni-muenchen.de

10 Alltech\'s European Lecture Tour (diervoc-
derindustrie) te Breda. Meer informatie:
Alltech Netherlands bv, Yvonne van Gils,
tel.: 010-4501038, e-mail: alltechnl(gall-
tech-bio.com

15 Nascholingsdagen voor Dierenartsassis-
tenten V te Dordrecht, Mercure/Postiljon
Hotel. Meer informatie: Virbac Nederland,
tel.:0342-427127.

15—16 Natural and synthetic organic compounds
in the environment.
Phytoestrogens, PAHs
and Veterinary Drugs.
Noordwijkerhout.
Registratie: Dr. F. Ariese, Vrije Universiteit,
FEW/ACAS, De Boelelaan 1083, 1081 HV
Amsterdam, tel.: 020-4447524, fax: 020-
4447543, e-mail: ariese@chem.vu.nl

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van
microbiologische typering\'. Inschrijving
bij Alex van Belkum, Erasmus Medisch
Centrum Rotterdam EMCR. Afdeling
Medische Microbiologic & Infectie-
ziekten, Mole waterplein 46, 3015 GD
Rotterdam, tel.: 010-4635813 (mobiel 06-
51094636), fax: 010-4633875, e-mail:
vanbclkum@bacl.azr.nl

29—31 Congres Society for Veterinary Epi-
demiology and Preventive Medicine, Uni-
versiteit van Edinburgh, Schotland. Nadere
informatie: www.vie.gla.ac.uk/svepm/ en via
e-mailadres e.g.m.van.klink.@ikcln.agro.nl

April

5 European Society of Feline Medicine
Study Day BSAVA Congress, Birming-
ham. Contact FAB/ESFM, Taeselbury,
High Street, Tisbury, Wilthire SP3 6LD,
England. Tel.: 44 1747 871872, fax: 44
1747 871873, e-mail: esfm.fab@ukon-
line.co.uk

II—14 Workshop \'Fish Vaccination IIP te
Wageningen. Informatie bij dr. ir. G.F.
Wiegertjes, Celbiologie & Immunologie,
Wageningen Institute of Animal Sciences
(WIAS), Postbus 338, 6700 AH Wage-
ningen, e-mail: fish.vaccination@celb.
edc.wau.nl

25 European Society of Feline Medicine
Satellite Meeting WSAVA-FECAVA
World Congress, Amsterdam. Contact
FAB/ESFM, Taeselbury, High Street,
Tisbury, Wilthire SP3 6LD, England. Tel.:
44 1747 871872, fax: 44 1747 871873,
e-mail: esfm.fab@ukonline.co.uk

26—29 WSAVA/FECAVAA/OORJAARS-
DAGEN Wereldcongres, Amsterdam RAI.

-ocr page 171-

Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd@pobox.accu.uu.nl

Augustus

30—2 sept. Fourth World Congress of Vete-
rinary Dermatology, San Francisco
(USA). For more information, write to
or contact: Meeting Makers Inc., 2320
Taraval Street, San Francisco, CA
94116, USA. Phone: 00 1 888 684 6577
or 00 I 415 731 9916. Fax: 00 1 415 731
9902. E-mail: eneuschatz@ meetingma-
kers.com. Internet: http:// www.mee-
tingmakers. com/wcvd

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2000

Maart

8 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

14 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Geneeskunde van het Rund met als onder-
werp parasieten en parasietenbestrijding.
Collegezaal Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7,
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur.

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te
Bunnik, aanvang 19.30 uur.
Kosten: ƒ50,-. Opgave bij: Virbac Neder-
land BV, tel: 0342-427127.

25 Werkvergadering commissie Gezelschaps-
dieren van de Afdelingen
Zeeland, Noord-Brabant en Limburg,
Golden Tulip Hotel te Weert,
10.00-17.00 uur. Opgave bij N. Maass, tel.:
046-4748857 of W. Gosse,
tel.: 0475-593928.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

17

20

April

AUV-vergadering regio Oost, De Cantha-
rel te Ugchelen, aanvang 20.30 uur.
Ledenvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard, aanvang: 20.00 uur te
Papendal, Arnhem. Informatie bij mevr. J.
van Velthuizen, tel.: 030-25101II.
AUV-vergadering regio Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang 20.30 uur.
AUV-vergadering regio Zuid, Gezond-
heidsdienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.
AUV-vergadering regio West, Hotel Inntel
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.

Cursussen
2000

Februari

II en 18 PUOD (België)-cursus 20: Enzoö-
tische pneumonie bij het varken. Deze les
wordt in samenwerking met PAGD
Nederland eveneens georganiseerd in
Tilburg.

Casuïstiek varken - inrichting: IPVS Bel-
gian branch. Auditorium Klinieken, Fa-
culteit Diergeneeskunde Merelbeke.
PUOD (België)-cursus 21: Practicum
anesthesie-apparatuur:
Basisbeginselen van de inhalatie-anesthe-

12

12

16

17

17

18

18

19

19

PAO-D cursus 00/112: Patiëntendemon-
stratie GD.

PAO-D cursus 00/101: Peri operative fluid
therapy GD.

PUOD (België)-cursus 27 in samenwer-
king met PAOD Nederland: Peri-operative
fluid therapy and nutritional support.
Janssen Cilag BV, Dr. Paul Janssenweg
150, Tilburg.

PAO-D cursus 00/301: Enzootische
Pneunomie Varken.

PUOD (België)-cursus 15: Hoefbevangen-
heid bij het paard.

PUOD (België)-cursus 34: Praktische oe-
feningen in de radiologie: positionering
voor heupdysplasie- en elleboogdysplasie-
opnamen.

PAO-D cursus 00/106: Echocardiografie
GD.

PUOD (België)-cursus 22: Practicum
anesthesie-apparatuur: Beademing en mo-
nitoring.

23, I en 13 maart PAO-D cursus 00/216: Voe-
ding Rund Module I.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatriserv.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

-ocr page 172-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde iiistelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De i4j\'aculteiten,
21 onderzoekscholen en 55 opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne technie-
ken en op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan verder hij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6.800 personeels-
leden en een budget van ruim 1 miljard
gulden vormt de universiteit de spil in
Utrecht kennisregio. Vanuit deze positie
in Midden-Nederland onderhoudt zij een
gevariead contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehete wereld.

De Universiteit op Internet:
u\'wiv.mi.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde
De faculteit der Diergeneeskunde is de enige
In Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en Is geaccredi-
teerd door de Annerican & Canadian Veterinary
Medical Associations.

BIJ de faculteit is plaats voor een

Senior docent/onder-
zoeker/dierenarts (
v/m)

in de functie wan chef de clinique

U gaat werken bij de Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Landbouwhuisdieren, afdeling gezond-
heidszorg herkauwers. Deze afdeling verzorgt
een essentieel onderdeel van de laatste fase van
het vooral praktijkgerichte onderwijs aan toe-
komstige dierenartsen. Dit onderwijs is zowel
intramuraal als extramuraal gericht waarbij het
element van de patiëntenzorg een wezenlijk
onderdeel is van het takenpakket van de afde-
ling. Tevens wordt postacademisch onderwijs
gegeven. Binnen de hoofdafdeling wordt in het
kader van het onderzoekprogramma \'Farm
Animal Health\' in intensieve samenwerking met
de Landbouwuniversiteit Wageningen en het
ID-Lelystad fundamenteel en toepassingsgericht
onderzoek verricht op het gebied van de epide-
miologie en economie van dierziekten. Een
tweede lijn van onderzoek binnen de hoofdafde-
ling heeft betrekking op de {patho)fysiologie
van de voortplanting. Daarnaast fungeert de
hoofdafdeling als maatschappelijk en dienst-
verlenend kenniscentrum op het gebied van
de gezondheidszorg van landbouwhuisdieren.
Uw taken bestaan onder meer uit: • onderwijs:
leidinggeven aan de onderwijsprogramma\'s van
de afdeling gezondheidszorg herkauwers, waar-
bij u in staat bent onderwijsprogramma\'s te ont-
wikkelen en te doceren • onderzoek: participe-
ren in en mede richting geven aan de diverse
onderzoekprogramma\'s met name in de ontwik-
kelingsdiergeneeskunde • patiëntenzorg: bege-
leiden en superviseren van docenten en dieren-
artsen/dierenartsassistenten op hun vakgebie-
den, waarbij u volgens vastgelegde procedures
handelt • maatschappelijke dienstverlening,
organisatie en overige taken: fungeren als eerst
aangewezen functionaris voor de operationele
zaken binnen de afdeling, zoals wordt vast-
gelegd in de roostering van de medewerkers
van de afdeling en zoals vervolgens wordt
geëvalueerd in relatie tot personele capaciteit
en middelen. Voor al deze taken geldt dat u in
staat bent kwaliteitsborging te effectueren.
Wij vragen een ervaren, gepromoveerde en
gespecialiseerde dierenarts die heeft bewezen
actief explorerend te zijn binnen het vakgebied,
zowel in wetenschappelijke als maatschappelijke
zin en die In staat is om richtinggevend te zijn
voor onderwijs, onderzoek en patiëntenzorg.
U heeft bewezen op uitstekende wijze de
externe betrekkingen te kunnen ontwikkelen en
onderhouden en u heeft aantoonbaar hoog-
staande kwaliteiten op het gebied van organisa-
tie en management.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor de duur van een jaar met uitzicht op een
dienstverband voor onbepaalde tijd. De omvang
van de functie is 100%. Uw salaris bedraagt,
afhankelijk van uw relevante opleiding en
ervaring, maximaal ƒ 10371,-(schaal 14, CAO
Nederlandse Universiteiten) bruto per maand bij
een volledige aanstelling. Daarnaast bieden wij
goede secundaire arbeidsvoorwaarden, waar-
onder een tegemoetkoming in de ziektekosten-
premie, spaarloonregeling, ADV en goede
scholingsmogelijkheden.

Heeft u belangstelling? Dan kunt u voor nade-
re inlichtingen contact opnemen met prof. dr
J.P.TM. Noordhuizen, telefoon (030) 253 1571/
1248. Een uitgebreide functieomschrijving kunt u
opvragen bij het secretariaat van de hoofdafde-
ling, telefoon (030) 253 1248. Uw schriftelijke
sollicitatie kunt u, vergezeld van een curriculum
vitae, richten aan de afdeling Personeel &
Organisatie van de faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht, t.a.v de heer
A.M. Bloemers (personeelsconsulent),
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70007.

-ocr page 173-

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-\')

15-03-2000

28-02-2000

01-04-2000

13-03-2000

15-04-2000

27-03-2000

01-05-2000

10-04-2000

*) Voor 10.00 uur

\'s morgens.

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 januari stond
op bladzijde 72 een foutief faxnummer vermeld bij de bericht-
geving over wijziging hoofdredacteur en secretariaat
Diergeneeskundig Memorandum.

Het goede faxnummer van de heer drs. J.A.M. Schrooyen
moet zijn:
0411-671595.

CCD

Equest Capital & Invest BV

U zult stellig een bedrijfs-wa-verzekering hebben lopen, met daarnaast een aansprakelijk-
heidsdekking voor fouten die u maakt uit hoofde van uw beroep.

Deze verzekering (beroepsaansprakelijkheid) biedt u een dekking voor vermogenschade van
maximaal ƒ 50.000,- per gebeurtenis. In het algemeen. Gelet op de waarde van de paarden
op dit moment, is dat bedrag veel te laag.

Wij kunnen sedert kort een dekking aanbieden voor de vermogenschade uit hoofde van
beroepsaansprakelijkheid tot een bedrag van ƒ 500.000,-. Dus aangevuld met ƒ 450.000,- per
gebeurtenis.

De bestaande verzekering kan gewoon doorlopen. Bij de schade-afwikkeling wordt de eerste
verzekeraar gevolgd. U blijft dus met één partij te maken hebben in principe.

Door de toenemende bereidheid van uw klant om te gaan procederen in geval van schade,
blijkt nu reeds in de praktijk dat het wenselijk is de dekking uit te breiden. U voorkomt in ieder
geval dat dan uw privé-vermogen wordt aangesproken om de hoger toegekende vordering
boven de ƒ 50.000,- te gaan financieren.

Vraagt u geheel vrijblijvend een offerte aan.

Equest Capital & Invest BV

HexelsewegSya

7641 PP Wierden

Tel.: 31 (0)546-57 86 86

Fax: 31 (0)546-57 87 87

-ocr page 174-

Werken bij LNV: je krijgt er wat voor terug!

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) werkt aan een verantwoord gebruik
en beheer van de groene ruimte. Wat dat betekent,
zien we wanneer we boodschappen doen in de
supermarkt of wanneer we een fietstocht door de
polder of het bos maken. Dan wordt zichtbaar hoe
LNV de ruimte \'inkleurt\'. Vaak is dat nog een hele
kunst. Want in ons dichtbevolkte land maakt
iedereen aanspraak op zijn of haar deel. Aan de ene
kant is er de voor de voedselvoorziening en handel
zo belangrijke landbouw. Aan de andere kant willen
we in onze vrije tijd van de natuur genieten.
Het bedenken van oplossingen voor die soms
tegengestelde belangen, maakt het werken bij LNV
zo interessant. Ook op het gebied van loopbaan-
planning biedt het ministerie volop mogelijkheden
om jezelf verder te ontwikkelen. Dat geldt ook voor
de ondersteuning bij de eigen loopbaanplanning.

^ landbouw, natuurbeheer
^HH envisserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RW)
is een dynamische organisatie die
in 1985 is opgericht. Zij ressorteert onder het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en telt circa 1600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale Directie,
vijf kringen en een Centraal Laboratorium te
Wageningen.

De RW ziet er op toe dat bij de productie en
afzet van dieren en producten van dierlijke
oorsprong in Nederland voldaan wordt aan de
eisen ten aanzien van diergezondheid, volks-
gezondheid en het welzijn van dieren.
Daarnaast draagt de RW zorg voor de uitvoering
van de bestrijding van besntettelijke dierziekten.
De RW bevindt zich in een veranderingstraject.
Dit traject heeft als doel dat de RW zich
ontwikkelt tot een zelfstandig agentschap en
topkeuringsinstelling, die op een hoog
professioneel niveau haar onafhankelijke taak-
stelling uitvoert.

Wij zoeken ter versterking van ons team:

Keuringsdierenartsen (v/m)

De taken van de keuringsdierenarts binnen
de RW zijn

• Het keuren van levende en geslachte dieren
en producten;

• Het keuren van vers vlees en vleesproducten;

• Het keuren van vis en visproducten;

• Het toezicht houden op bedrijfskeuringen;

• Het toezicht houden op de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften;

• Het toezicht houden op de naleving van
voorschriften ten aanzien van hygiëne- en
inrichtingseisen voor bedrijven;

• Het verlenen van erkenningen, registraties en
vergunningen aan bedrijven, veewagens en
personen;

• Het bestrijden van dierziekten;

• Het permanent op de hoogte te blijven van de
relevante vaktechnische ontwikkelingen en
regelgeving.

WjJ vragen het volgende van onze nieuwe
keuringsdierenartsen

Inzetbaar op meerdere vakgebieden na interne
training en begeleiding; goede communicatieve
vaardigheden; bereidheid tot bijscholing;
discipline ten aanzien van vaktechniek en
administratie; flexibel, verantwoordelijk,
vernieuwingsgezind en initiatiefrijk; teamspeter.
Een absolute voorwaarde is een voltooide
universitaire opleiding Diergeneeskunde en
rijbewijs B.

WIJ bieden u

afwisselende werkzaamheden, werken in
teamverband; de mogelijkheid tot parttime
werken (standaard is een
36-urige werkweek);
verscheidene doorgroeimogelijkheden, bijvoor-
beeld als teamleider of als kringvakspecialist;
introductiecursus en opleidingen (bijscholing);
goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Niet-Nederlands sprekenden krijgen een inten-
sieve taaltraining Nederlands waarbij het
accent ligt op spreekvaardigheid.

SaUris

Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring
en bedraagt maximaal f
6715,- (€ 3047,-)
(schaal
10 B.B.R.A. 1984). Na twee jaar volgt bij
gebleken geschiktheid een vaste aanstelling en
bevordering naar schaal
11, die een maximum
kent van f.
7676,- (€ 3483,-) bruto per maand.

Inlichtingen

Nadere inlichtingen over de functie kunnen
verkregen worden b1j mw J.C. Bode-Kasteelen,
tel.
31 70-3578816 (op dinsdag, woensdag en
vrijdag van g.oo-lS.oo uur). Tevens bent u van
harte welkom een bezoek te brengen aan de
werkplek van een RVV-keuringsdierenarts.
Belgische dierenartsen kunnen van reeds aan-
wezige Belgische collega\'s bijstand krijgen bij
het administratieve proces voor grensarbeiders.

Belangstellenden, met name dierenartsen die
nog niet eerder gesolliciteerd hebben, worden
opgeroepen een sollicitatiebrief te sturen naar:
de directeur RW,
Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 175-

Suvaxyn

®

Succesvol vaccineren

i

,, HiiMa/j
31 HAr DD

Als het resultaat belangrijk is

Voordelen Suvaxyn®-reeks
van Fort Dodge:

• Uitstekende klinische bescherming
• Zichtbaar beter bedrijfsresultaat

•Veilig
• Bewezen werking
• In ieder vaccin het juiste adjuvans om
de beste immuunrespons te verkrijgen

FORT DÜDGE ANIMAL HEALTH BENELUX b.v

DIVISION OF AMERICAN HOME PRODUCTS CORPORATION
postbus 14 - 6290 AA Vaals - Tel.: 020/346 93 60 - Fax: 020/346 93 62

FORTDODGE

-ocr page 176-

Eerste keus bij chronische bewegingsstoornissen.

eenvoudig toe te dienen

r

Metacam

®

k

veilig bij langdung gebruik

Bij de behandeling van V
spier- en gewrichtsaan-
doeningen, heeft Metacam zich innaiddels
bewezen als uitstekende pijnstiller. Bij acute en
bij chronische aandoeningen aan het bewegings-
apparaat, is Metacam voor steeds meer dieren-
artsen de eerste keus.

De meerwaarde van Metacam.

• Effectieve ontstekingsremmende en
pijnstillende werking.

• Veilig en geregistreerd voor langdurig gebruik.

• Eenvoudig en nauwkeurig te doseren dankzij
de vloeibare vorm en de doseerspuit met
kg-aanduiding.

• Slechts 1X daags toedienen,
gewoon over het voer.

• Wordt makkelijk opgenomen
dankzij de \'goede smaak\'.

Metacam brengt weer
beweging in spieren en
gewrichten en kan een hdrtcienie-
ven heel wat humaner maken. Als u
daar meer van wilt weten, zijn we u
graag van dienst met uitge-
breide documentatie
(Metacam-publica-
ties, SPID-lijst).

J

Voor uw cliënten heeft Boehringer Ingelheim een
informatieve brochure ontwikkeld. Hierin worden
de meest voorkomende aandoeningen, waarbij
Metacam kan worden ingezet, begrijpelijk gemaakt.

Aan de hand van röntgenfoto\'s en anatomische
tekeningen (zie bovenstaande voorbeelden)
worden aandoeningen als heupdysplasie,
osteochondrose, arthritis,
etc. duidelijk in beeld
gebracht. Ook deze bro-
chure is op aanvraag
verkrijgbaar.

Q

Boehringer
Ingelheim

Metacam

Bèwégingsvrijheid in druppelvorm.

-ocr page 177-

1 maart
2000

deel

125

aflevering

5

■ Si»^ ■

Universiteit Utrecht
Bibliotheek Diergeneeskunde

issn 0040-7453

Tijdschri
Diergeneeskun

Wetenschap

Eerste resultaten monitoring
antibioticumresistentie in Nederland

In vitro activiteit anti bacteriële middelen
tegen
Mannheimia haemolytica en
Pasteurella multocida

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Actua

De pretenties van de (dieren)arts

Tien jaar antibioticumbeleid

Lijst uitvoervoorwaarden
hond en kat vanuit buitenland

Reactie op \'Ethische richtlijnen
omgaan met levende dieren in terreinen
Staatsbosbeheer

Leergang praktijkmanagement
voor dierenartsen

KNMvD

Uitreiking certificaten rundvee- en
varkensdierenarts

-ocr page 178-

NIEUW

■^■okin200ml«acon.....

-ocr page 179-

TijDSCHRIFT
VOOR

DIERCENEESKUNDE

142

journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 5, i maart 2000

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijke artikelen

Eerste resultaten van de monitoring van antibioticumresistentie in Nederland; D.J. Mevius,
K. T. Veldman, A. van der Giessen en W.J. van Leeuwen
 143

In viVra-activiteit van 12 veterinair gebruikte antibacteriële middelen tegen Mannheimia
haemolytica
en Pasteurella multocida geïsoleerd uit kalveren in Nederland; D.J. Mevius en
E.G.Hartman
 147

Wetenschap

Voor de praktijk

De pretenties van de (dieren)arts; F.J. van Sluijs

Berichten en verslagen

\'Veulenbrigade\' Invi\'endige Ziekten Paard; M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oo.sterhaan
en M. de Bruijn

Tien jaar veterinair antibioticuinbeleid; J. Verhoeff

Leden Movir tegen voorstel opzet vereniging

Uitvoer vanuit Nederland; Lijst met voorwaarden voor hond en kat

Open dag Martin Gaus Gedragscentrum Lelystad

Actua

153

154

155
157
160
165

ingezonden

Reactie op \'Ethische richtlijnen voor het omgaan met zelfstandig levende dieren in de terreinen
van Staatsbosbeheer;
J. T. Lumeij en J. Oosterbaan 165

I. Nathans 169

169

PAOD

Leergang praktijkmanagement voor dierenartsen; J. Hoevers en G.J. J.M. van der Zalm

Praktijkgerichte, klinische avonden g

Huidaandoening
en tumoren

Dr Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

JJmsëog-^SiantJarri-EtndlToven
JDefléerdag^\'TfetïfQari-\'fteerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

„ yirbac

-ocr page 180-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (pentiingmeester)

Dr. M.F. de Zong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gern, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht Telefoon; 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

^KNMvD

Irw»,»!^\'VadnWH

2000 Hoogtepunten

De oprichting van de Rijksseruminrichting en de Gezondheidsdiensten voor Dieren;
U.R. Visser

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

170

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031.3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschnft@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

llct Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vcrcnt-
gingstijdschrif\\ van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dicrenart.scn niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties; Bureau Weijer B.V.. Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

Congressen en cursussen

Over energie en contaminatie van diervoeding op Tweede Paasdag in de RAI
European Lecture tour
Symposium Feline Geneeskunde

Elbow meeting op 25 april 2000 in de RAI te Amsterdam

KNMvD

Maatschappijnieuws

Uitreiking certificaten rundvee- en varkensdierenarts

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Original papers

Preliminary report of antibiotic resistance monitoring in the Netherlands; D.J. Mevius,
K. T. Veldman. A. van der Giessen. and W.J. van Leeuwen

In vitro activity of twelve veterinary antibacterial drugs against Mannheimia haemolytica
and Pasteurelia multocida isolated from Dutch calves; D.J. Mevius. and E.G. Hartman

172

173
173

173

174

174
176

M3

147

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 181-

Foetale protectie tegen BVD

Intervet heeft een nieuw vaccin ontwikkeld tegen BVD, het eerste BVD-
vaccin dat foetale protectie biedt. Dit vaccin is vanaf heden beschik-
baar. Voor meer informatie en een brochure kunt u contact opnemen
met Intervet Nederland, telefoon: 0485-58 76 54.

(J^erve^

Bovilis® BVD

Bovills BVD is een geïnactiveerd vaccin voor de actieve immunisatie van runderen vanaf 8 maanden
leeftijd ter bescherming van de foetus tegen transplacentaire infectie met het bovine virusdiarree virus.
Wachttijdadvies: O dagen. Het vaccin niet toedienen aan zieke en verzwakte dieren. Een lichte zwelling
kan gedurende de eerste 14 dagen op de injectieplaats worden waargenomen. Een voorbijgaande milde
lichaamstemperatuurverhoging kan optreden. REC NL 9587 UDD.

Intervet Nederland bv. Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, Tel. 0485-58 76 54

-ocr page 182-

\'Tien jaar veterinair antibioticumbeleid\' is de titel van een artikel in katern Actua waar ik graag uw
aandacht op vestig. Waarschijnlijk is niet meer iedereen zich bewust van het bestaan van deze gelijkna-
mige werkgroep, waarvan de leden zoveel belangrijk werk voor ons doen.

Met name het weet hebben van de historie, van de maatschappelijke krachten die tot de oprichting van
deze werkgroep hebben geleid, kunnen stimulerend voor ons zijn om gemotiveerd te blijven streven naar
\'good veterinary practice\'.

Het artikel is van de hand van de voorzitter van de werkgroep en komt op een goed moment. Juist nu zo-
veel practici het PAO-D \'erkende runder-, varken-...enzovoorts -dierenarts\' volgen of binnenkort gaan
volgen. Immers een dergelijke cursus is niet alleen het opnemen van kennis, maar het bevordert boven-
dien de uniformiteit van handelen en adviseren binnen de beroepsgroep wat de acceptie van de in de
Formularia, dus \'van bovenaf\' gegeven adviezen kan bevorderen.

Voor zover de Formularia, uitgegeven door de KNMvD, nog niet in uw praktijk aanwezig zijn mag ik ze
hierbij aanbevelen.

De beide artikelen onder \'Wetenschap\', die juist gaan over antibioticum-keuze en -resistentie, passen
prima hij het bovenstaande onderwerp. Ze vormen met hun wetenschappelijke kwaliteit een goede illu-
stratie van het nauwgezette werk dat aan het samenstellen van de Formularia voorafgaat.

We zullen het binnenkort moeten stellen zonder een aantal gewaardeerde antibioticum-preparaten, om-
dat de producenten ervan geen kans hebben gezien ze geregistreerd te krijgen.

Vanzelfsprekend is dat lastig, maar het maken van een keuze kan er ook gemakkelijker door worden.
Een voorbeeld van simpel gemak vinden we op het jbrmulier van de Gezondheidsdienst voor Dieren
voor de uitslag van een bacteriologisch onzoek (BO) van mastitismelkwaar de extra informatie worden
gegeven: \'resistentie van SAU ten opzichte van nafcilline en cloxacilline is tot op heden niet aange-
toond. Tot nu toe is bij mastitis Streptokokken (S. agalactiae, S. dysgalactiae, S. uberis) geen resistentie
aangetoond ten opzichte van penicilline en cephalosporine (eerste generatie)\'.

Zo lijkt het alsof een kind de was kan doen en dan bestaat er ook nog zoiets als \'de pretenties van de
(dieren)arts\'. Zo luidt overigens ook de titel van een waardevolle bijdrage van dr F.J. van Sluijs dat u
ook onder \'Actua\' kunt vinden.

IK. de Jong

-ocr page 183-

Eerste resultaten van de monitoring van antibioticum-
resistentie in Nederland

Tijdschr Diergeneeskd 2000:125:143-6

D.j. Mevius\\ K.T. Veldman\\ A. van der Giessen^ en W.j. van Leeuwen^

■py 1 .^jyii-.

Oorspronyijbielen

SAMENVATTING

Het monitoren van antibioticumresistentie wordt in
Nederland in het algemeen met kwalitatieve testmethoden
verricht. Kwantitatieve informatie over trends in toe- of
afname van resistentie wordt daarmee niet verkregen, bo-
vendien wordt in het algemeen slechts een beperkt panel
van antibiotica getest. In dit onderzoek worden resistentie-
percentages beschreven van de zoönotische voedselpatho-
genen
Salmonella, Campylobacter en Escherichia coli 0157
geïsoleerd uit humaan klinisch materiaal en uit fecesmon-
sters van gezonde dieren in 1998 en 1999, gebaseerd op
kwantitatieve gevoeligheidstesten. Daarnaast is de kwanti-
tatieve gevoeligheid bepaald van de indicatorbacteriën
voor de van nature gevoelige commensale darmflora,
E.
coli
en Enterococcus faecium. Hiervoor werden fecesmon-
sters van slachtkuikens en mestvarkens aselect genomen
op random geselecteerde slachthuizen (1 monster per kop-
pel) in 1998. Fecesmonsters van vleeskalveren werden
voorafgaande aan de start van dit programma al verza-
meld op de drie grootste kalverslachthuizen van
Nederland in 1996 en 1997. In 1998 werden uit kalveren
slechts enkele
E. coli-stammen geïsoleerd uit monsters
door de veterinaire inspectie genomen op kalverbedrijven.
Voor
E. coli en Salmonella werden de volgende antibiotica
getest: amoxicilline, amoxicilline-clavulaanzuur, pipera-
cilline, cefotaxime, ceftazidime, imipenem, gentamicine,
doxycycline, trimethoprim, trim/sulfamethoxazole, ci-
profloxacin, chlooramfenicol, florfenicol, carbadox en flu-
mequine.
Voor E. faecium waren dat: amoxicilline, amoxi-
cilline-clavulaanzuur, chlooramfenicol, doxycycline, ery-
thromycine, vancomycine, teicoplanine, streptomycine
(> 2000 fig/ml), gentamicine (> 500 jig/ml), ciprofloxacin,
bacitracine, flavofosfolipol, salinomycine, quinupristine-
dalfopristine, virginiamycine, tilmicosin, avilamycine en
everninomycine. Voor
Campylobacter waren dat: erythro-
mycine, doxycycline, gentamicine, carbadox, flavofosfoli-
pol, ciprofloxacin, trim/sulfamethoxazole, amoxicilline en
metronidazole.

SUMMARY

Preliminary report of antibiotic resistance monitoring in the
Netherlands

Qualitative tests are used to monitor antimicrobial resistance in bacteria of
animal origin in the Netherlands. Quantitative information on trends in re-
sistance is thus not obtained. Moreover, in general a limited panel of antibi-

1 ID-Lelystad, lid Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid. Edelhertweg 15, Postbus
65, 8200 AB Lelystad

2 RIVM, Anthonie van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

otics is tested. The present study describes resistance in zoonotic food-
borne pathogens
Salmonella, Campylobacter, and Escherichia coli 0157
isolatedfrom human clinical cases andfrom faeces of healthy food animals
in 1998 and 1999, as determined with quantitative susceptibility tests. The
resistance of the indicator organisms
E. coli and Enterococcus faecium iso-
latedfrom faecal samples of broilers and pigs randomly sampled at slaugh-
terhouses was also determined. For this end, faecal samples from veal cal-
ves were sampled in 1996 and 1997 at the three main Dutch veal calf
slaughterhouses. In 1998 only a limited number of faecal samples of veal
calves were taken at farms. For
E. coli and Salmonella the following antibi-
otics were tested: amoxicillin, amoxiciUin-clavulanic acid, piperacillin, ce-
fotaxime, ceftazidime, imipenem, gentamicin, doxycycline, trimethoprim,
trimethoprim/sulphamethoxazole, ciprofloxacin, chloramphenicol, .florfe-
nicol, carbadox, and flumequin. For
E. faecium the following antibiotics
were tested: amoxicillin, amoxiciUin-clavulanic acid, chloramphenicol,
doxycycline, erythromycin, vancomycin, teicoplanin, streptomycin (\'high
level\' > 2000mg/ml), gentamicin (\'high level\'> 500mg/ml), ciprofloxacin,
bacitracin, flavofosfolipol, salinomycin, quinupristin-dalfopristin, virginia-
mycin, tilmicosin, avilamycin, and everninomycin. For
Campylobacter the
following antibiotics were tested: erythromycin, doxycycline, gentamicin,
carbadox, flavofosfolipol, ciprofloxacin, trimethoprim/sulphamethoxazole,
amoxicillin, and metronidazole.

INLEIDING

Eén van de drie pijlers van het antibioticumbeleid zoals dat
in 1994 is vastgelegd in de Richtlijnen van de Werkgroep
Veterinair Antibioticumbeleid ,is de continue monitoring
van antibioticumresistentie in bacteriën geïsoleerd uit mate-
riaal afkomstig van dieren (16). Tot voor kort bestond die
monitoring uit de periodieke rapportage van de gevoelig-
heidsgegevens van de Gezondheidsdienst voor Dieren (5, 6,
8). Daarnaast vindt op het RIVM een continue monitoring
plaats van de gevoeligheid van ingestuurde salmonella\'s (19,
20). De resistentiegegevens van de Gezondheidsdienst voor
Dieren èn van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) zijn gebaseerd op kwalitatieve testmethoden
en geven informatie over een beperkt panel antibiotica.
Naast deze continue registratie van gevoeligheid van bacte-
riën zijn de afgelopen tien jaar studies verricht naar de kwan-
titatieve gevoeligheid van dierpathogenen voor in de dierge-
neeskunde gebruikte antibiotica (4, 7, 9, 10, 14, 17, 18). De
gevoeligheid van commensale darmflora van Nederlandse
varkens in relatie tot de gevoeligheid van de flora van var-
kenshouders en abattoirpersoneel is bestudeerd door de
Universiteit van Limburg (12,13).

In 1998 in een resistentiemonitoringsprogramma gestart op
het Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-
Lelystad) in samenwerking met het RIVM. Het doel hiervan
is om enerzijds het effect van antibioticumgebruik bij dieren
op van nature gevoelige darmflora te meten, anderzijds een
indruk te krijgen van het eventuele volksgezondheidsrisico
van dit gebruik. Van de van nature gevoelige darmflora
worden een tweetal bacteriespecies gebruikt als indicator-
species, te weten:
Escherichia coli als indicator voor de
Gramnegatieve flora en
Enterococcus faecium als indicator
voor de Grampositieve flora. Het meest directe volksge-
zondheidsrisico ontstaat indien voedselpathogenen
(Salmonella spp., Campylobacter spp., E. coli 0157) in de

-ocr page 184-

darminhoud van dieren resistent worden en via de voedsel-
keten verantwoordelijk zijn voor ziekte bij de mens. In het
monitoringsprogramma zijn dan ook deze voedselpathoge-
nen, geïsoleerd uit gezonde dieren en humane patiënten, be-
trokken.

MATERIAAL EN METHODEN

Fecesmonsters van slachtkuikens en mestvarkens werden
aselect genomen op random geselecteerde slachthuizen (1
monster per koppel) in 1998. Fecesmonsters van vleeskalve-
ren werden voorafgaand aan de start van dit programma al
verzameld op de drie grootste kalverslachthuizen van
Nederland in 1996 en 1997. In 1998 werden uit kalveren
slechts enkele
E. co//-stammen geïsoleerd uit monsters, door
de veterinaire inspectie genomen op kalverbedrijven. Per fe-
cesmonster werd één
E. coli en één E.faecium geïsoleerd tot
een maximum van ± 300 bacteriën per species per diersoort.
Het doel van deze opzet is om de significantie van trends in
toename of afname van resistentie te kunnen berekenen.
De voedselpathogenen
Salmonella en Campylobacter uit ge-
zonde dieren werden verkregen uit het zoönosenmonito-
ringsprogramma wat door het RIVM wordt uitgevoerd in
1998 en 1999. In dit programma werden door de Veterinaire
Inspectie op varkens-, kalver- en pluimveebedrijven ge-
poolde mestmonsters genomen. Hierait werden op het
Laboratorium voor Milieu en Gezondheidsbescherming
(MGB) van het RIVM de voedselpathogenen geïsoleerd. De
salmonella\'s werden getypeerd op de Afdeling Bijzondere
Bacteriële Typeringen van het Laboratorium voor Infectie-
ziekten Screening (LIS) van het RIVM. De stammen uit hu-
maan klinisch materiaal zijn alle isolaten welke door stree-
klaboratoria voor typering zijn doorgestuurd in 1998 en 1999
naar het LIS voor sero- en faagtypering.
De stammen werden vervolgens naar de Afdeling Bacterio-
logie van ID-Lelystad gestuurd voor de kwantitatieve gevoe-
ligheidsbepaling. Er werden minimale inhiberende concen-
traties (MIC) bepaald van de volgende antibiotica:
E. coli, Salmonella; amoxicilline, amoxicilline-clavulaan-
zuur, piperacilline, cefotaxime, ceftazidime, imipenem, gen-
tamicine, doxycycline, trimethoprim, trim/sulfamethoxa-
zole, ciprofloxacin, chlooramfenicol, florfenicol, carbadox
en flumequine.

E. faecium: amoxicilline, amoxicilline-clavulaanzuur,
chlooramfenicol, doxycycline, erythromycine, vancomy-
cine, teicoplanine, streptomycine (> 2000 |xg/ml), gentami-
cine (> 500 P-g/ml), ciprofloxacin, bacitracine, flavofosfoli-
pol, salinomycine, quinupristine-dalfopristine, virginia-
mycine, tilmicosin, avilamycine en eveminomycine.
Campylobacter: erythromycine, doxycycline, gentami-
cine, carbadox, flavofosfolipol, ciprofloxacin, trim/sulfa-
methoxazole, amoxicilline en metronidazole.

Deze antibioticumpanels zijn zo samengesteld dat alle rele-
vante antibioticumgroepen, inclusief de veevoederadditie-
ven vertegenwoordigd zijn.

Voor de MIC-bepalingen werd de microbouillonverdun-
ningsmethode gebruikt volgens de richtlijn van de National
Committee for Clinical Laboratory Standards (11) met com-
mercieel verkrijgbare microtiterplaatjes (Accumed Inter-
national LTD, East Grinstead, UK). Hiervoor werd Mueller
Hinton-II-Bouillon (LabM, nr 114) gebruikt als medium. De
MIC van eveminomycine werd bepaald met E-test-strips
(AB Biodisk, Solna, Sweden) op Mueller-Hinton-agar
(Oxoid, artikelnr. CM 337).

RESULTATEN EN DISCUSSIE

Alle resistentiepercentages zijn weergegeven in tabel 1.
Deze percentages zijn gebaseerd op de breekpunten zoals ge-
hanteerd door de Denen in hun monitoringsprogramma: the
Danish Integrated Antimicrobial Resistance Monitoring and
Research Programme (DANMAP) (2). Voor die antibiotica
waarvoor DANMAP geen breekpunt geeft zijn de breekpunt
MICs, zoals geadviseerd door de Nederlandse Commissie
Richtlijnen Gevoeligheidsbepalingen (CRG), gebruikt.

Salmonella spp.

Het totaal aantal uit gezonde landbouwhuisdieren geïsoleerde
salmonella\'s was laag ten opzichte van die uit humane feces
(77 VS. 460). De salmonella\'s uit mensen bestonden voor 22%
uit
S. typhimurium (daarvan was een-vijfde deel faagtype 506)
en voor 12 procent uit
S. enteritidis. De rest bestond uit kleine
aantallen van vele andere serotypen inclusief
S. typhi (N = 8).
Met uitzondering van
S. typhi (obligaat humaan) kan worden
aangenomen dat de het merendeel van de salmonella\'s uit
mensen geïsoleerd van dierlijk materiaal afkomstig waren. De
salmonella\'s uit landbouwhuisdieren bestonden voor 33% uit
S. Typhimurium (slechts 1 daarvan was faagtype 506), voor
negen % uit
S. enteritidis en voor 55% uit overige serotypen.
Het valt op dat de resistentiepercentages in het algemeen laag
zijn en dat de percentages in salmonella\' s uit mensen wat hoger
liggen dan die uit dieren geïsoleerd. Quinolonen-resistentie
kwam slechts incidenteel voor. Het kleine percentage humane
salmonella\'s resistent tegen amoxicilline-clavulaanzuur en de
derde-generatie cefalosporinen is opvallend. In salmonella\'s
uit dieren werd deze vorm van resistentie niet waargenomen.
Een deel van de hogere resistentiepercentages in humane sal-
monella\'s kan verklaard worden doordat in die populatie 31
keer 5. typhimurium-faagtype 506 (=DT104) voorkomt. Dit
faagtype is bijna altijd multiresistent tegen amoxicilline, tetra-
cycline, Sulfonamiden, streptomycine en chlooramfenicol. Er
werd slechts één dergelijk faagtype uit varkens geïsoleerd.
De resultaten komen sterk overeen met de gegevens uit DAN-
MAP 1998, met uitzondering van de resistentiepercentages
voor trimethoprim welke in Denemarken veel lager liggen
(5%- 11%) (2).

E. coli 0157

Tot nu toe zijn alleen stammen onderzocht (N = 25) uit zieke
mensen geïsoleerd. Deze waren bijna altijd gevoelig voor
alle onderzochte antibiotica. Eén stam was resistent tegen
amoxicilline, piperacilline, doxycycline, trimethoprim,
trim/sulfa en chlooramfenicol. Dit lijkt hetzelfde fenotype te
zijn als dat van iS.typhimurium-faagtype 506.

E. coli als indicatorbacterie

Het valt op dat vooral tegen de oudere middelen, amoxicil-
line, doxycycline, trimethoprim, trim/sulfa, en chlooramfe-
nicol, bij alledrie de diersoorten frequent resistentie voor-
kwam. De percentages resistentie in varkens komen in grote
lijnen overeen met de waarden gepubliceerd door Nijsten
et
al.
in 1993 en 1996 (12, 13). Het percentage amoxicilline re-
sistentie
E. coli\'s is in deze studie wat hoger (31% versus 11

- 25%), het percentage trimethoprimresistentie is in deze stu-
die beduidend hoger (38% versus 5 -16%) en het percentage
resistentie tegen trimethoprim-sulfamethoxazole is in deze
studie lager dan de waarden van Nijsten
et al. (36% versus 45

- 68%)). Een conclusie over mogelijke trends is moeilijk te
trekken daar de opzet van de studies verschilt hetgeen van in-
vloed kan zijn op de resultaten. Gentamicine- en quinolonen-

-ocr page 185-

resistentie werd met name bij slachtlcuikens en vleeskalveren
gezien. De mate van deze resistenties is niet zorgwekkend.
Het resistentiepatroon komt weer grotendeels overeen met
de gegevens uit DANMAP (2). Ook daar wordt een laag per-
centage gentamicine- en ciprofloxacinresistentie waargeno-
men en hogere percentages van de oudere middelen.

E.faecium als indicatorbacterie

Amoxicillineresistentie wordt bij klinische isolaten uit men-
sen in Nederland nooit waargenomen. In de stammen uit
slachtkuikens en vleeskalveren kwam het wel op kleine schaal
voor. Streptomycine- en gentamicineresistentie met MICs
groter dan respectievelijk 500 |ig/ml en 2000 |ig/ml (\'high le-
vel\' resistentie) is eerder beschreven in enterokokken uit die-
ren (3) en kwam slechts sporadisch voor. De percentages re-
sistentie tegen doxycycline, erythromycine en het daaraan
verwante tilmicosin, bacitracine, flavofosfolipol, virginiamy-
cine en quinupristine-dalfopristine waren meestal hoger dan
de Deense gegevens. De hoge percentages cipro-
floxacinresistentie in
E. faecium uit vleeskalveren en slacht-
kuikens waren te wijten aan het gehanteerde breekpunt (2
|ig/ml), wat zeer dicht tegen de gevoeligheid van de normale
populatie ligt. Het voorkomen van avilamycineresistentie
voomamelijk bij slachtkuikens was gerelateerd aan het ge-
bruik van dit middel als veevoederadditief bij die dieren. De
stammen die resistent waren tegen avilamycine waren ook alle
verminderd gevoelig voor eveminomycine (MIC > 1 |ig/ml),
hetgeen overeenkomt met de gegevens van Aarestrup (1).
Opvallend was het lage percentage vancomycine- en teicopla-
nineresistentie in
E. faecium-sianwnen uit 1998. Deze waren
geïsoleerd uit dieren welke niet meer met avoparcine in con-
tact zijn geweest. Het percentage vancomycineresistentie in
E.
faeciim-stammen
geïsoleerd in 1996/1997 uit mestmonsters
van vleeskalveren, voor het verbod van avoparcine (57%) laat
zien dat dit verbod effectief is geweest en heeft geleid tot een
snelle afname in resistentie. Dit is ook beschreven door Bager
etal. voor E.faecium in de Deense kippenpopulatie. (2)

Campylobacter spp.

Het aantal tot nu toe geteste Campylobacters is beperkt. Er
zijn 44 stammen, geïsoleerd uit mensen en 23 uit pluimvee
en kalveren, onderzocht.

Erythromycineresistentie werd alleen bij drie kalverstam-
men waargenomen. Doxycyclineresistentie kwam meer voor
bij stammen uit dieren (65%) dan bij stammen uit mensen
(18%). Er was één gentamicineresistente stam geïsoleerd uit
een kalf Ciprofloxacinresistentie kwam meer voor bij stam-
men uit dieren (52% vs. 18%). Amoxicillineresistentie was
alleen bij drie stammen uit dieren waargenomen. Metroni-
dazoleresistentie kwam frequent voor, zowel onder stammen
uit mensen (61%) als die uit dieren (65%), hetgeen overeen-
komt met literatuurgegevens (15). Stanley en Jones beschre-

Tabel i. Resistentiepercentages {%).

V/

1

S I ë ,

= S 1= E

ü a

0
0

(N

»Tl

A

1

<u
c

■3
1

A

(D

c

\'0

6

.1
u

1

g

E
■g.
1

<2
1

c
1

1.

c

cd
C

&

E

1

1

<u

0

ü
0

s

u

0

N!/

a>

(U

0

c
"0

1

2

\'c

■g)

8
1

tO

1

>

1

2

ë
I

i
u

u B.

■S s

<~> —

g ^

c c

I

ë

I I
8 & .1
c .ü a

a

.tr js O

U E U E

57

4 25 83
- - 18

- 75

O 18

O 52

12

71 4 4 100 100 O 54 46 75

- 61

O O

- 95

O 13

- 100

- 65

Bacteriespecies
(N)

g.
(E

Salmonella 13

1.5

13

1

1

0

0.2 - -

22

49

6

0

1

12

10

0 - - ...... . . .

Mens (460)

Salmonella 4

0

4

0

0

0

0 - -

12

45

17

0

1

13

4

0.........- -

Vark/plvee/kalf(77)

EcoliOXSI 4

0

4

0

0

0

0 - -

4

4

4

0

0

4

0

0.........- -

Mens (25)

E.coli 31

0

31

0

0

0

0 - -

50

38

36

0

3

23

10

0........ . . .

Varken (105)

E. coli 48

0

34

0

0

0

2 - -

66

40

39

5

18

19

5

0..........-

Pluimvee (124)

E coli 37

3

37

2

2

0

2 - -

87

53

46

4

11

44

14

0....... . . . .

Kalf 96/97

(272)

E. faecium 0

0

- 0 31

96

-

-

6

-

6

-

- 87 5 5 80 100 26 64 42 85 1 -

1

Varken (201)
E. faecium

Pluimvee (273)
E. faecium

Kalf 96/97 (75)
E. faecium 4

Kalf 1998 (24)
Campylobacter O
Mens (44)

Campylobacter 13.....- - -65

Plvee/kalf(23)

1 26 82

- 62

74 2 2 94 95 78 72 64 77 21

-ocr page 186-

ven dat in Engeland metronidazole resistentie in hoge mate
voorkomt in Campylobacter jejuni uit allerlei vogels, te we-
ten: slachtkuikens, kalkoenen, maar ook spreeuwen en
meeuwen. In mindere mate werd het waargenomen bij bo-
viene isolaten. In deze studie werd geen duidelijk verschil
waargenomen in resistentiepercentages tussen de kalver- en
pluimvee-isolaten.

De vergelijking van onze resultaten met de Deense wordt
sterk bemoeilijkt door verschillen in gebruikte methode en is
onbetrouwbaar (2).

Een duidelijke conclusie over de oorzaken van waargeno-
men verschillen tussen verschillende diersoorten en de mens
is niet te trekken omdat onvoldoende gegevens bestaan over
verschillen in hoeveelheden en wijze van antibioticumge-
bruik en het effect daarvan op genoemde bacteriepopulaties.
Voor een adequate interpretatie van deze gegevens dient dan
ook een correcte monitoring van gebruiksgegevens plaats te
vinden en de monitoring gecontinueerd te worden en zo mo-
gelijk uitgebreid met periodieke informatie over resistentie
in dierpathogenen en indicatorbacteriën bij mensen.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken de analisten van de Afdeling Bijzondere Bacteriële
Typeringen van het Laboratorium voor Infectieziekten Screening van het
RIVM, de analisten van het Laboratorium voor Milieu en Gezondheids-
bescherming van het RIVM en de analisten van de Afdeling Bacteriologie
van ID-Lelystad voor hun technische ondersteuning. Ook zijn de auteurs
dankbaar voor de bijdragen aan dit onderzoek van de volgende instanties: de
integraties Denkavit, Navobi en Alpuro voor hun participatie in dit onder-
zoek en de ondersteuning; de veterinair inspecteurs en buitendienstmede-
werkers van de Inspectie W & V van het ministerie van VWS voor de mon-
stemame op de kalverslachthuizen en de RVV- medewerkers voor hun
monstemame op de pluimvee- en varkensslachthuizen.

LITERATUUR

1. Aarestrup FM. Association between decreased susceptibility to a new
antibiotic for treatment of human diseases, cverninomicin (SCH
27899), and resistance to an antibiotic used for growth promotion in
animals, avilamycin. Microb Drug Resist 1988; 4 (2): 137-41.

2. Bager F, and Emborg A-D. DANMAP 98 - Consumption of antitnicro-
bial agents and occurrence of antimicrobial resistance in bacteria from
food animals, food and humans in Denmark. Copenhagen: Danish
Veterinary Laboratory, 1999: 54.

3. Butaye P. In vitro susceptibility of E.faecium en E.faecalis isolated
from foods to growth promoting and therapeutic antibiotics.
Nederlands Tijdschrift voor Medische Microbiologie 1999; 7: S-34.

4. Ensink JM, Klingeren B van. Houwers DJ, Klein WR. and Vulto AG.
In-vitro susceptibility to antimicrobial drugs of bacterial isolates from
horses in the Netherlands. Equine Vet J 1993; 25 (4): 309-13.

5. Hartman EG. Antibioticumgevoeligheid (% gevoelige stammen) van
bacteriën geïsoleerd uit sectiemateriaal door de Gezondheidsdienst in
Oost-Nederiand in 1993, 1995, 1996 en 1997.

6. Hartman EG. Antibioticumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door
de Gezondheidsdiensten voor Dieren in Nederland in 1992. Tijdschr
Diergeneeskd 1994: 119(1): 17.

7. Hartman EG, and Geryl J. Comparison between the minimal inhibitory
concentration of tilmicosin and oxytetracycline for bovine pneumonic
Pasteurelia haemolytica isolates. Vet Quart 1993; 15 (4): 184.

8. Kremer WD en Overgoor GH. Resistentiepatronen van enkele uit
vlees- en fokkalveren geïsoleerde bacteriën. Tijdschr Diergeneeskd
1988; 113(23): 1298-302.

9. Mengelers MJ, Klingeren B van, and Miert ASJPAM van. In vitro sus-
ceptibility of some porcine respiratory tract pathogens to aditoprim,
trimethoprim, sulfadimethoxine, sulfamethoxazole, and combinations
of these agents. Am J Vet Res 1990; 51 (11): 1860-4.

10. Mevius DJ, Breukink HJ, and Miert ASJPAM van. In vitro activity of
flumequine in comparison with several other antimicrobial agents
against five pathogens isolated in calves in the Netherlands. Vet Quart
1990; 12 (4): 212-20.

11. NCCLS. Performance Standards for Antimicrobial Disk and Dilution
Susceptibility Tests for Bacteria Isolated from Animals, 1999.

12. Nijsten R, London N, Bogaard A van de, and Stobberingh E.
Antibiotic resistance of
Enterobacteriaceae isolated from the faecal
flora of fattening pigs. Vet Quart 1993; 15(4): 152-7.

13. Nijsten R, London N, Bogaard A van de, and Stobberingh E.
Resistance in faecal
Escherichia coli isolated from pigfarmers and
abattoir workers. Epidemiol Infect 1994; 113(1): 45-52.

14. Pijpers A, Klingeren B van, Schoevers EJ, Verheijden JH, and Miert
ASJPAM van.
In vitro activity of five tetracyclines and some other
antimicrobial agents against four porcine respiratory tract pathogens. J
Vet Pharmacol Ther 1989; 12 (3): 267-76.

15. Stanley KN, and Jones K. High frequency of metronidazole resistance
among strains of
Campylobacter jejuni isolated from birds. Lett Appl
Microbiol 1998; 27 (5): 247-50.

16. Van den Bogaard AE, Breeuwsma AJ, Julicher CH, Mostert A,
Nieuwenhuijs JH, Vaarkamp H, Verhoeff J, en Vulto A. Richtlijnen
voor veterinair antibioticumgebruik: aanbevelingen van een werk-
groep. Beleidsgroep Veterinaire Apotheek, Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde. Tijdschr Diergeneeskd 1994;
119(6): 160-83.

17. Van Duijkeren E, Klingeren BV, Vulto AG, Sloet van Oldniitenborgh-
Oosterbaan MM. Breukink HJ, and Miert ASJPAM van.
In vitro sus-
ceptibility of equine
Salmonella strains to trimethoprim and sulfonam-
ide alone or in combination. Am J Vet Res 1994; 55 (10): 1386-90.

18. Van Duijkeren E, Klingeren Bv, Vulto AG, Sloet van Oldniitenborgh-
Oosterbaan MM, Breukink HJ, and Miert ASJPAM van.
In vitro sus-
ceptibility to antimicrobial drugs of 62 Salmonella strains isolated
from horses in The Netherlands. Vet Microbiol 1995; 45 (1): 19-26.

19. Van Leeuwen WJ, Heck ME, Notemians SE en Pelt W van.
Salmonella typhimurium DT104, ook in Nederland? Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122 (16): 437-8.

20. Voogd CE, Leeuwen WJ van, Guinee PA, Manten A, and Valkenburg JJ.
Incidence of resistance to ampicillin, chloramphenicol, kanamycin and
tetracycline among Salmonella species isolated in the Netheriands in
1972,1973 and 1974. Antonie Van Leeuwenhoekl977; 43(3-4): 269-81.

-ocr page 187-

SAMENVATTING

Overzichten van de resultaten van de gevoeligheidstesten
worden periodiek door de Gezondheidsdienst voor Dieren
gerapporteerd. Deze overzichten zijn echter gebaseerd op
kwalitatieve testmethoden. In dit artikel worden de resul-
taten van kwantitatieve methoden beschreven met betrek-
king tot de werkzaamheid van twaalf veelgebruikte vete-
rinaire antibacteriële middelen tegen
Mannheimia haemo-
lytica
(MH A) en Pasteurella multocida (PMU) geïsoleerd uit
kalveren gedurende de periode 1996 en 1997. Minimaal in-
hiberende concentraties van amoxicilline, ceftiofur, tetra-
cycline, trimethoprim-sulfamethoxazole, tilmicosin, neo-
mycine, gentamicine, spectinomycine, flumequine, enroflo-
xacin, chlooramfenicol en florfenicol zijn bepaald ten op-
zichte van MHA en PMU. Antibiotica waar geen resistentie
tegen werd waargenomen zijn ceftiofur en florfenicol. Voor
tilmicosin geldt dat enkele intermediair gevoelige stammen
werden waargenomen. De resistentiepercentages van
MHA en PMU voor neomycine, gentamicine, spectinomy-
cine, flumequine, enrofloxacine en chlooramfenicol va-
rieerden van 2 tot 16%. Hogere resistentiepercentages (16 -
53%) werden waargenomen voor amoxicilline, tetracy-
cline en trimethoprim-sulfamethoxazole. De breekpunten
die gebruikt worden om een stam als gevoelig, intermediair
of resistent te betitelen zijn arbitrair en worden bediscus-
sieerd.

SUMMARY

In vitro activity of twelve veterinary antibacterial drugs
against
Mannheimia haemolytica and Pasteurella multo-
cida
isolated from Dutch calves

Results of susceptibility tests ofclinical isolates of animal pathogens are perio-
dically summarized and reported by the Animal Health Service. However,
these re.wlts are based upon qualitative te.st methods. In the present paper re-
sults of quantitative susceptibility tests of twelve antibacterial agents against
Mannheimia haemolytica (MHA) and Pasteurella multocida (PMU) isolated
from Dutch calves in 1996 and 1997 are presented. Minimum inhibitory con-
centrations of amoxicillin, ceftiofur, tetracycline, trimethoprim-sulphame-
thoxazol, tilmicosin, neomycin, gentamicin, spectinomycin. flumequine, enro-
floxacin. chloramphenicol and florfenicol were determined. No resistance was
detected for ceftiofur and florfenicol. Three strains had an intermediate sus-
ceptiblity to tilmicosin. The resistance percentages of MHA and PMU for neo-
mycin, gentamicin, spectinomycin, flumequine, enrofloxacin. and
chloramphenicol varied from 2% tol 6%. Higher resistance percentages (16%
53%) were observedfor amoxicillin, tetracycline, and trimethoprim-sulpha-
methoxazole. The MIC breakpoints used to determine whether a strain is sus-
ceptible. intermediate, or resistant are arbitrary and discussed in this paper.

INTRODUCTIE

Overzichten van de gevoeligheid van dierpathogenen voor an-
tibiotica worden periodiek door de Gezondheidsdienst voor
Dieren gerapporteerd (1-5). Dit zijn altijd overzichten van de

! Lid Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid. ID-Lelystad, Afdeling Bacteriologie.

Postbus 65. 8200 AB Lelystad. Stuur correspondentie naar: D.J. Mevius
^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Afdeling Bacteriologie, Arnsbergstraat 7. 7418 EZ
Deventer.

D.l. Mevius^ en E.G. Hartman^

resultaten van de routinematig uitgevoerde kwalitatieve ge-
voeligheidstesten en betreft alle dierpathogenen die op de
Gezondheidsdienst geïsoleerd worden. Nadelen van kwalita-
tieve gevoeligheidstesten zijn dat ze geen kwantitatieve infor-
matie geven over de mate van gevoeligheid of resistentie van
een bacterie voor een bepaald antibioticum, hetgeen voor een
adequate therapiekeuze essentieel kan zijn. De gebruikte dif-
fusietest is slechts een afgeleide van de kwantitatieve gevoe-
ligheidsbepaling met een intrinsieke foutmarge (6, 7). De
grootte van die intrinsieke fout is afhankelijk van veel factoren
en kan variëren per bacterie en per antibioticum (6).
Kwantitatieve gegevens over de gevoeligheid van bacteriën
worden verkregen door het bepalen van de minimale inhibe-
rende concentratie (MIC) van een antibioticum. MlC\'s zijn
in het verleden bepaald ten opzichte van selecties van dier-
pathogenen (8-10). Voor een selectie van uit kalveren ge-
isoleerde ziekteverwekkers
{Salmonella spp., E. coli en
Pasteurella spp.) zijn in het verleden MICs bepaald van ve-
terinair gebruikte antibiotica (10). Recentere gegevens om-
trent de kwantitatieve gevoeligheid van luchtwegpathoge-
nen voorbij die dieren toegepaste antibiotica ontbreken. Om
een bacterie te kunnen classificeren als gevoelig (S), inter-
mediair (I) of resistent (R) zijn breekpunt MICs bepaald (7,
11). De hoogte van de breekpunt MIC om een stam als ge-
voelig of intennediair te classificeren (S/1 breekpunt), wordt
bepaald door de mogelijkheid om met een normale dosering
deze antibioticum-concentratie in het bloed te bereiken. In
mindere mate wordt de natuurlijke gevoeligheid van de bac-
terie en de normale verdeling van die gevoeligheid in popu-
laties van die bacterie, betrokken in de bepaling van de
hoogte van het breekpunt.

Het doel van deze studie is om recente informatie te geven over
de gevoeligheid van de luchtwegpathogenen
Mannheimia hae-
molytica
en Pasteurella multocida voor twaalf bij kalveren ge-
bruikte antibiotica en het voorkomen van resistentie.

MATERIAAL EN METHODE
Bacteriestammen

Voor het gevoeligheidsonderzoek werden klinische isolaten
van
Mannheimia haemolytica (MHA) (nieuwe naam van
Pasteurella haemolytica) en Pasteurella multocida (PMU)
gebruikt. Deze stammen zijn in 1996 en 1997 geïsoleerd uit
materiaal van ter sectie aangeboden dieren op de Gezond-
heidsdiensten voor Dieren en verzameld op het ID-Lelystad.
In totaal werden 79 MHA- en 96 PMU-stammen getest op
hun gevoeligheid. Daar deze bacteriespecies op de voorge-
schreven voedingsbodems maar matig groeiden en strikte
kwaliteitscriteria werden gesteld aan de gevoeligheidstesten,
is voor veel van de antibiotica het aantal stammen waarvan
de resultaten zijn weergegeven beduidend lager. De dier-
soort waar de stammen uit werden geïsoleerd waren fokkalf:
(PMU: 27, MHA: 22) en vleeskalf (PMU: 22, PHA: 35). Een
restgroep van kalverstammen had een onduidelijke herkomst
(PMU: 20, MHA: 22).

In i//tro-activiteit van 12 veterinair gebruikte antibacteriële middelen
tegen
Mannheimia haemolytica en Pasteurella multocida geïsoleerd
uit kalveren in Nederland

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 147-52

-ocr page 188-

De stammen werden bewaard bij -70°C. Ze werden enkele
dagen voor de bepaling van de gevoeligheid opgekweekt op
een 5% schapenbloed Heart Infusion Agar (Difco 0044).
Daags voor het inzetten van de bepaling werden de stammen
gecontroleerd op reinheid en werd een subcultuur op het-
zelfde medium gemaakt.

Antibiotica

Als antibacteriële middelen werden amoxicilline, ceftiofur,
tetracycline, trimethoprim-sulfamethoxazole, tilmicosin,
neomycine, gentamicine, spectinomycine, flumequine, en-
rofloxacin, chlooramfenicol en florfenicol gebruikt. Voor de
bepalingen van de minimale inhiberende concentratie (MIC
waarden) is per antibioticum een tweevoudige verdunnings-
reeks gemaakt in de gebruikte voedingsmedia met de vol-
gende concentraties: 128, 64, 32, 16, 8, 4, 2, 1, 0.5, 0.25,
0.125,0.06,0.03,0.015,0.008 en 0.004 |ig/ml.

MIC-ijepalingen

Met uitzondering van florfenicol is voor de MIC-bepalingen
de agarverdunningsmethode gebruikt, zoals voorgeschreven
door de Werkgroep Richtlijnen Gevoeligheidbepalingen van
het RIVM (7). In afwijking van deze methode werd als me-
dium Mueller Hinton agar (Oxoid, artikelnr. CM 337) ge-
bruikt. Van florfenicol werd de MIC-waarde bepaald met de
microbouillonverdunningsmethode in commercieel ver-
krijgbare microtiterplaatjes (Accumed Intemational LTD,
East Grinstead, UK). Hiervoor werd Mueller Hinton II
Bouillon (LabM, nr 114) gebruikt als medium.
De MIC van een individuele stam werd gedefinieerd als de
laagste antibioticumconcentratie waarbij op het oog geen
bacteriegroei waar te nemen was.

De MIC50 MICqq (de MIC welke de maximale gevoelig-
heid van respectievelijk 50 en 90 procent van de geteste bac-
teriestammen weergeeft) werden per antibioticum berekend.
Als controlestammen werden 2 ATCC-stammen meegetest,
te weten:
Escherichia coli ATCC 25922 en Staphylococcus
aureus KlCC2591-i.

RESULTATEN EN DISCUSSIE

De frequentieverdeling van de MIC-waarden van de onder-
zochte stammen en het percentage gevoelige (S), interme-
diaire (1) en resistente (R) stammen is per antibioticum in ta-
bel 1 weergegeven. De MIC50 en MIC90 zijn weergegeven in
tabel 2. De resultaten van de in de testprocedure meegeno-
men controlestammen waren in overeenstemming met de
The National Committee for Clinical Laboratory Standards
(NCCLS)criteria, zodat de resultaten van de MlC-bepalin-
gen aan deze eisen voldoen en vergeleken kunnen worden
met literatuurgegevens.

Amoxicilline

De gevoeligheid van MHA en PMU voor amoxicilline kwam
overeen met eerdere Nederlandse gegevens (2,4,5,10). MHA
was voor eeit belangrijk percentage resistent en PMU vooma-
melijk gevoelig voor amoxicilline. De natuurlijke gevoeligheid
van beide species lag tussen 0.06 en 0.5 |ig/ml. De MIC5Q en
MIC90 waren iets hoger dan eerder gepubliceerd (10). Kleine
methodische verschillen en het grotere aantal onderzochte
stammen in deze studie, maken dat de gepresenteerde resulta-
ten nauwkeuriger zijn dan de eerder gepubliceerde gegevens.
De resistente MHA-stammen waren voomamelijk afkomstig
van vleeskalveren (16 van de 20). De vijf resistente PMU-
stammen kwamen alle uit vleeskalveren.

De criteria die gehanteerd worden om onderscheid te maken
tussen S, 1 en R, zijn niet optimaal gekozen. Tabel 1 laat zien
dat het percentage gevoelige stammen (S) correct was met
het gebruikte S/I-breekpunt (< 2 |ig/ml). Echter het I/R
breekpunt (> 16
Hg/ml) lijkt te hoog gekozen. Intermediair
gevoelig wil zeggen dat met een verhoging van de dosering
nog werkzaamheid te verwachten is. Het valt echter zeer te
betwijfelen of een luchtweginfectie met een
Pasteurella-
stam die een amoxicilline MIC heeft van 8 of 16 |i,g/ml, ade-
quaat kan worden behandeld met dit antibioticum. Het ver-
dient daarom aanbeveling om voor luchtwegpathogenen de
volgende breekpunten te hanteren: S/I <l|ig/ml en I/R > 4
fig/ml.

Daar de productie van enzymen die het amoxicilline inacti-
veren (ß-lactamasen) het belangrijkste resistentiemecha-
nisme is in beide species, kunnen de resistente varianten ef-
fectief behandeld worden met amoxicilline in combinatie
met een ß-lactamase remmer (clavulaanzuur of sulbactam).
Tweede en derde generatie cefalosporinen zijn ongevoelig
voor de inactiverende enzymen, waardoor de voor amoxicil-
line-resistente bacteriën gevoelig zijn voor deze antibiotica.
Gezien de overeenkomsten in chemische eigenschappen en
antibacteriële potentie gelden de gepresenteerde gegevens in
grote lijnen ook voor ampicilline.

Ceftiofur

Alle onderzochte stammen waren gevoelig voor ceftiofur.
De gemiddelde MIC van de onderzochte populaties was zeer
laag: voor MHA is de MIC50 0.015
Hg/ml en voor PMU
0.004 ^.g/ml hetgeen overeenkomt met eerdere gegevens
(12, 13). Opvallend is één PMU-stam met als MIC 0.25
(ig/ml. Deze stam onderscheidt zich van de overige stammen
en bevat mogelijk een resistentiegen. De breekpunt MIC
welke het onderscheid maakt tussen S en I, ^ 2|ig/ml, vastge-
steld door de NCCLS, (11) is hoog vergeleken met de nor-
male gevoeligheid van de onderzochte species. Het is te
overwegen om < 0.25 |ig/ml als breekpunt te hanteren tussen
S en I. Deze waarde ligt dichter bij de normale gevoeligheid
zodat ook indien een graduele afname in gevoeligheid op-
treedt, deze stammen als intermediair worden weergegeven
in de test. In verband met hun antibacteriële potentie zijn
derde en vierde generatie cefalosporinen belangrijke thera-
peutica. Het is dan ook belangrijk dat het testsysteem een af-
name in gevoeligheid daadwerkelijk vaststelt.
Hoewel de MIC\'s van cefquinome niet identiek zullen zijn
aan de weergegeven MIC\'s van ceftiofur, zullen gezien de
overeenkomsten tussen beide middelen de onderzochte
stammen ook alle gevoelig zijn voor cefquinome (12).

Tetracycline

Tetracyclineresistentie kwam veel voor bij de onderzochte
species. Een afname in de gevoeligheid voor tetracycline is
al in het eind van de zeventiger jaren waargenomen (2).
Ook recentere gegevens van de Gezondheidsdienst geven
aan dat 50% of meer van de onderzochte stammen resistent
zijn (4, 5).

De gehanteerde breekpunten maken voor beide species een
goed onderscheid tussen de resistente en gevoelige populaties.
De resistente stammen waren voor het grootste gedeelte van
vleeskalveren afkomstig. De PMU-stammen waren op drie
na, allemaal afkomstig van vleeskalveren (16 van de 19).
Van de overige drie stammen was de herkomst onduidelijk.
Voor MHA was meer variatie in herkomst van resistente
stammen aanwezig. Van de 40 resistente MHA-stammen

-ocr page 189-

waren 26 afkomstig van vleeskalveren, zeven afkomstig van
fokkalveren en zeven van onduidelijke herkomst.

Trimethoprim-sulfamethoxazole (TmpS)
TmpS is een lastig antibioticum om te testen in het laborato-
rium. Dit heeft te maken met de specifieke eigenschappen van
dit middel. Trimethoprim en Sulfonamiden interfereren beide
met de foliumzuursynthese in de bacteriële cel (14). Folium-
zuur is nodig als bouwstof voor purines (onder andere thymine)
waaruit DNA gesynthetiseerd wordt. Voedingsmedia bevatten
vaak lage concentraties thymine en thymidine, welke antago-
nerend werken op de activiteit van TmpS. Het resultaat is dat
gevoeligheidstesten met dit middel moeilijk te beoordelen zijn.
Hoewel ICremer en Overgoor in de tachtiger jaren de uit vlees-
kalveren geïsoleerde
Pasteurella spp. al voor 24 - 30% resis-
tent noemden en in recentere Gezondheidsdienst-gegevens het
percentage resistente stammen meestal < 10% is, is het niet uit
te sluiten dat het verschil tussen deze percentages door boven-
genoemde testproblemen beïnvloed is (2).

In deze studie waren 20 van de 27 resistente MHA-stammen
afkomstig van vleeskalveren, van de overigen kwamen drie
uit fokkalveren en hadden er vier een onduidelijke herkomst.
Tabel 1 laat zien dat het gebruikte S/I-breekpunt < 0.5/8
|j.g/ml (respectievelijk de concentratie trimethoprim en sul-
famethoxazole) de normale gevoelige populatie kunstmatig
in tweeën deelde. De 22% (MHA) en 29% (PMU) van de
stammen welke als intermediair gevoelig scoren onderschei-
den zich op genetisch niveau waarschijnlijk niet van de ge-
voelige stammen. Het gebruikte S/I-breekpunt heeft dus
voor dit antibioticum weinig waarde. Het I/R-breekpunt leek
wel een juiste voorspelling van het percentage resistentie te
geven. Echter binnen de resistente populatie was er een dui-
delijk onderscheid tussen hoogresistente stammen en stam-
men met een lager resistentieniveau. Als het intermediaire
gebied opgeheven wordt en alleen een S/R-breekpunt < 2/32
|ig/ml gehanteerd wordt geeft dit een juiste afspiegeling van
de gevoeligheid van de populatie en goede informatie voor
de clinicus.

Tabel i. Frequentieverdeling van MIC-waarden (|ig/ml) en percentages gevoelige (S), intermediaire (I) en resistente (R) Mannheimia haemolytica en Pasteurella multocida-
stammen geïsoleerd in Nederland in 1996 en 1997.

% gevoeligheid

MIC-waarden (fig/ml)

SO.004 0,008 0,015 0,03 0,06 0,125 0,25 0,5 1

Antibioticum N Bacterie

16

64 128

Amoxicilline

Ceftiofur

Tetracycline

TmpS
(1/16)

Tilmicosin

Neomyclne
Gentamicine
Spectlnomycine
Flumeqnine
Enrofloxacin
Chlooramfenicol
Florfenicol

74

MHA

58

PMU

74

MHA

57

PMU

75

MHA

60

PMU

74

MHA

58

PMU

74

MHA

57

PMU

74

MHA

57

PMU

74

MHA

57

PMU

67

MHA

55

PMU

74

MHA

58

PMU

74

MHA

60

PMU

56

MHA

42

PMU

60

MHA

83

PMU

6
50

24

31
31

9
13

58
91

15 27
9

16
2

100
100

15
1

47
55

53

15 30

42 22
55 29

36
16

I -

! ^

30
17

34

13

1.5 1.5
2

32
25

50 45
56 28

5
16

1
11

2\'
5\'

39 57
14 77

96
85

i
! 8»

5
14

89 5.5 5.5
100

48
16

100
100

25
2

1

-

15

19

3

3

23

3

18

11

2 :

14

5

17

10 :

16

1

12

26 j 41
4
I 33

10

-

-

11

32

8

-

2

15 j

3

28

10

4

3

-

1

1 j

24

16

1

5

14

1

2

1

1

-

1

7

2 I

15
19

33
2

28 38

17
2

MHA: Mannheimia haemolytica

PMU: Pasteurella multocida

* de MIC-waarde is > de aangegeven concentratie

** bij de frequentieverdeling is in de tabel van de trimethoprim-concentratie uitgegaan

........... Breekpunt MIC tussen S (sensibel) en I (intermediair)

___Breekpunt MIC tussen I en R (resistent)

-ocr page 190-

Tilmicosin

De MIC-waarden van tilmicosin varieerden van 1 - 32 p.g/ml
voor MHA en 0.25 -16 |ag/ml voor PMU. Dit is waarschijn-
lijk de normale variatie in gevoeligheid van de onderzochte
species voor dit middel (15). Deze MIC-waarden komen
overeen met eerdere Nederlandse gegevens (3).
De door de NCCLS voorgeschreven breekpunten (S/I < 8
|j.g/ml en I/R > 16 |ig/ml) geven een kunstmatige interme-
diaire categorie aan welke in werkelijkheid meestal gevoelig
zal zijn (11,15). Het I/R breekpunt is adequaat gekozen (15).
In de onderzochte populaties hebben wij geen hoogresistente
stammen waargenomen.

Neomycine

De normale gevoeligheid van MHA en PMU voor neomy-
cine varieerde van respectievelijk 2 - 32 |a.g/ml en 0.5 - 16
)ig/ml. De MIC50 was voor beide species 4 |ig/ml hetgeen
precies het S/I-breekpunt is. Dit betekent weer dat een deel
van de stammen op basis van het S/l-breekpunt ten onrechte
als intermediair gevoelig gekenmerkt werd. Slechts een
klein deel van de stammen had als MIC > 64 |ig/ml. Deze
waren écht resistent en werden ook als zodanig geclassifi-
ceerd.

Het percentage resistente stammen was hoger voor PMU dan
voor MHA. Dit komt overeen met de gegevens van de
Gezondheidsdienst voor Dieren (4, 5). De percentages resis-
tente stammen, hier gepresenteerd, waren wat lager dan die
van de Gezondheidsdienst, hetgeen waarschijnlijk het resul-
taat was van het verschil in testmethode.
Resistente MHA-stammen waren niet afkomstig van fokkal-
veren. Ze werden geïsoleerd uit vleeskalveren (twee van de
vier), of hadden een onduidelijke herkomst. Ook resistente
PMU-stammen waren afkomstig van vleeskalveren (zes van
de negen) of hadden een onduidelijke herkomst.

Gentamicine

Gentamicine behoort tot de groep van aminoglycosiden met
een sterkere antibacteriële activiteit dan neomycine, (14)
hetgeen tabel 1 duidelijk laat zien. De resistentiegenen zijn
niet 100% identiek aan die van neomycine. Dit betekent dat
indien een stam gevoelig is voor neomycine deze ook altijd
gevoelig is voor gentamicine, maar als een stam resistent is
tegen neomycine deze niet altijd ook resistent is tegen genta-
micine. In tabel 1 is te zien dat de twee MHA-stammen die
hoogresistent waren tegen neomycine (MIC > 64 pg/ml),
ook resistent waren tegen gentamicine. Van de negen PMU-
stammen die hoogresistent (MIC > 64 |ig/ml) waren tegen
neomycine, waren er echter vier gevoelig voor gentamicine.
Met uitzondering van één resistente PMU-stam van onduide-
lijke herkomst waren alle resistente MHA- en PMU-stam-
men van vleeskalveren afkomstig.

Ook voor gentamicine geldt dat het S/I-breekpunt < 1 ng/ml
dwars door de normale gevoelige populatie loopt hetgeen
weer betekent dat kunstmatig een intermediair gevoelige
populatie gecreëerd wordt.

Spectinomycine

Spectinomycine is een aminoglycoside dat van nature een
wat lagere antibacteriële activiteit heeft, maar als voordeel
heeft dat het minder toxisch is. De MIC50 was 16 |ig/ml voor
beide species hetgeen de lagere activiteit weerspiegelt.
Daamaast was er een kleine resistente subpopulatie.
In het geval van spectinomycine zijn de breekpunten zo ge-
kozen dat bijna de hele normaal gevoelige populatie als in-
termediair scoort. In dit geval lijkt dat ook juist gezien de
hoogte van de MIC-waarden.

Het aantal echt resistente stammen is laag. Eén resistente
MHA-stam was afkomstig van een vleeskalf, de andere was
van onduidelijke herkomst. Van de zes resistente PMU-
stammen waren vier afkomstig van vleeskalveren, kwam één
uit een fokkalf en was één van onduidelijke herkomst.

Flumequine

De frequentieverdeling van de MIC waarden van flumequine
liet voor beide species drie populaties zien. Een grote gevoe-
lige populatie (MIC 0.03 - 0.5 |J.g/ml) een intermediaire
populatie (MIC 2-8 Jig/ml) en een kleine resistente popula-
tie (MIC > 16 |J.g/ml). Vooral het S/I-breekpunt < 4 |ag/ml is
te hoog gekozen, omdat het belangrijk is dat de duidelijk
minder gevoelige intermediaire populatie ook als zodanig uit
de test komt. Bij inadequate behandeling van deze minder
gevoelige stammen is de kans op selectie van hoogresistente
mutanten reëel. Een S/I-breekpunt < 1 |ig/ml zou een verbe-
tering zijn.

De percentages flumequine-resistente stammen waren in
deze studie lager dan die beschreven door de Gezond-
heidsdienst (4,5).

In herkomst van de resistente stammen was een verschil tus-
sen MHA en PMU waarneembaar. De hoogresistente MHA-
stammen (MIC > 8 |ig/ml) waren afkomstig van vleeskalve-
ren (drie van de vier). Eén had een onduidelijke herkomst.
De intermediair gevoelige MHA-stammen (MIC 2 - 8
|ig/ml) waren afkomstig van vleeskalveren (10 van de 17) of
fokkalveren (5 van de 17). Van twee intermediair gevoelige
MHA-stammen was de herkomst onduidelijk.

Enroßoxacin

De frequentieverdeling van de MIC-waarden van enrofloxa-
cin gaf grofweg dezelfde driedeling te zien als die van flume-
quine, alleen op een ander MIC-niveau gezien de hogere an-
tibacteriële activiteit van dit middel.

MHA heeft een gevoelige populatie (MIC 0.015 - 0.06 |ig/ml),
een intermediaire populatie (MIC 0.125 - 0.5 fig/ml) en een
kleine resistente populatie (MIC > 8 jig/ml). Voor PMU had-
den deze drie populaties de volgende MIC-ranges: < 0.004 -
0.125 |ig/ml, 0.5 - 2 |J.g/ml en 8 |ig/ml respectievelijk.
De herkomst van de resistente en intermediair gevoelige
MHA- en PMU-stammen was in principe gelijk aan die be-
schreven voor flumequine-resistentie. Van de vijf stammen
met MIC <8 |ag/ml kwamen vier uit vleeskalveren en één had
een onduidelijke herkomst.

De gebruikte breekpunten beschrijven slechts een klein in-
termediair gebied, met een correcte weergave van de resis-
tente stammen. Het gebruiken van een S/I-breekpunt 0.25
|ig/ml zou veel beter de gevoeligheid van de totale populatie
weergeven. Immers ook voor enrofloxacin geldt dat bij een
behandeling van infecties met intermediair gevoelige stam-
men de kans op selectie van hoogresistente mutanten toe-
neemt. Dit is niet gewenst.

Het gebruik van het S/I-breekpunt < 0.25 |J.g/ml zou tot de

volgende resistentiepercentages leiden:

MHA: S 76%, 119% en R 5%; PMU: S 82%, 116% en R 2%.

Chlooramfenicol enßoifenicol

Het gebruik van chlooramfenicol bij landbouwhuisdieren is
al enige jaren verboden. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat het percentage resistente stammen duidelijk is afgeno-
men (2, 10). Chlooramfenicol is in deze studie meegetest in

-ocr page 191-

verband met de vergelijking met florfenicol. Florfenicol on-
derscheidt zich van chlooramfenicol doordat het de toxische
eigenschappen mist en ongevoelig is voor het inactiverende
enzym geproduceerd door resistente bacteriën (clooramfeni-
col-acetyl-transferase).

Tabel 1 laat zien dat florfenicol van nature iets minder potent
is dan chlooramfenicol. De MIC50 was 1 |J,g/ml voor MHA
en 0.5 (ig/ml voor PMU hetgeen overeenkomt met Duitse ge-
gevens (16,17). Resistentie tegen florfenicol werd niet waar-
genomen en hoewel het intermediaire gebied erg smal is lijkt
het S/I breekpunt < 4 |J.g/ml correct gekozen.

SLOTCONCLUSIE

In dit onderzoek zijn MIC\'s bepaald van twaalf bij land-
bouwhuisdieren gebruikte antibiotica. De meerwaarde van
deze kwantitatieve gevoeligheidsgegevens is voor een clini-
cus dat de keuze van een antibioticum rationeler gemaakt
kan worden. Immers de essentie van Good Veterinary
Practice is dat een therapiekeuze gebaseerd is op een beslis-
boom, zoals:

* welke diersoort betreft het;

* welk orgaansysteem is aangetast;

* wat is de aard en emst van de infectie;

* wat is de identiteit van de ziekteverwekker;

* wat is de antibacteriële gevoeligheid van de ziekteverwek-
ker;

* wat is de antibacteriële potentie van de antibiotica waar de
verwekker gevoelig voor is;

* wat zijn de farmacokinetische eigenschappen van deze an-
tibiotica (dringt het antibioticum in het orgaan cq. infectie-
haard door).

In de door de Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid uit-
gegeven formularia wordt als definitie voor een eerste-keu-
zemiddel gehanteerd: die antibiotica die, gebaseerd op het
ziektebeeld, een goede te verwachten werkzaamheid bezit-
ten, een smal spectrum hebben, leiden tot een minimale ver-
storing van de kolonisatieresistentie en waarbij een geringe
kans op het ontstaan en verspreiding van resistentie bestaat.
Een goed eerste-keuzemiddel voor de indicatie luchtwegin-
fecties door MHA of PMU bij kalveren is penicilline, hoewel
alleen als eerste keus inzetbaar op bedrijven waarvan de ge-
voeligheid van de luchtwegpathogenen regelmatig getest is.
Indien, zoals deze studie beschrijft, resistentie veel voorkomt
zal dit bepalend zijn voor de (tweede) antibioticum-keuze.

Tabel 2. MlC^oen MICg;, van twaalf veterinair gebruikte antibiotica tegen Mannheimia haemolytica en Posteure/to mu/toddo geïsoleerd uit Nederlandse kalveren in 1996 en 1997.

MIC50

MIC90

MICso

MIC90

(^g/ml)

(ftg/ml)

(Hg/ml)

(Hg/ml)

Amoxicilline

0.25

32

0.125

>32

Ceftiofiir

0.015

0.06

< 0.004

0.008

Tetracycline

16

64

0.5

64

Trimethoprim-sulfa

1/16

>128/2048

0.5/8

4/64

Tilmicosin

4

8

2

16

Neomycine

4

8

4

>64

Gentamicine

2

2

2

4

Spectinomycine

16

16

16

32

Flumequine

0.25

8

0.06

>8

Enrofloxacin

0.06

0.5

0.008

2

Chlooramfenicol

0.25

8

0.125

2

Florfenicol

1

1

0.5

1

-ocr page 192-

Tweede-keuzemiddelen zijn: amoxicilline met of zonder
clavulaanzuur, tetracyclinen, TmpS, tilmicosin, penicilline
in combinatie met een aminoglycoside, flumequine en flor-
fenicol.

Derde-keuzemiddelen zijn antibiotica die terughoudend ge-
bruikt dienen te worden. Ze dienen alleen te worden voorge-
schreven indien het antibiogram laat zien dat de verwekker
niet gevoelig is voor een eerste- en tweede-keuzemiddel.
Voor deze indicatie zijn derde-keuzemiddelen: derde- en
vierde-generatie cefalosporinen (ceftiofur en cefquinome)
en fluoroquinolonen (enrofloxacin).

Hoewel het gebruik van deze algemene richtlijn sterke aan-
beveling verdient zal de clinicus afhankelijk van de ernst en
snelheid van ontstaan van een infectie, voor een individueel
dier van deze keuzevolgorde afkunnen wijken. Voor dat in-
dividuele dier geldt dat het meest potente middel het eerste-
keuzemiddel is.

Aan de hand van de frequentieverdeling van de bepaalde
MICs zijn per antibioticum de breekpunt MIC-waarden be-
sproken en suggesties gedaan voor verbetering.
Met uitzondering van ceftiofur en florfenicol, werd voor alle
onderzochte middelen resistentie waargenomen. Voor \'ou-
dere\' middelen als amoxicilline, tetracycline en TmpS lig-
gen de resistentiepercentages hoog, voor de overige midde-
len in het algemeen op een acceptabel niveau.
Antibioticumresistentie kwam meer voor bij MHA- en PMU-
stammen geïsoleerd uit vleeskalveren dan uit fokkalveren,
hoewel deze conclusie voorzichtig getrokken dient te worden
daar de onderzochte populatiestammen niet random geselec-
teerd waren. Betrouwbare gegevens over het verschil in abso-
lute hoeveelheden antibiotica gebruikt bij vleeskalveren en
fokkalveren ontbreken zodat een relatie tussen gebruiksgege-
vens en waargenomen resistentie niet te leggen is.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken de analisten van de afdeling Bacteriologie van de
Gezondheidsdienst Dieren locaties Deventer en Boxtel en Kees Veldman,
Mirjam Verschurc cn Marga Japing van ID-Lclystad voor hun technische
ondersteuning. De auteurs zijn de firma Schering Plough erkentelijk voor de
financiële en materiële ondersteuning.

REFERENTIES

1. Overgoor GH. Bacteriën en hun antibiogram. Tijdschr Diergeneeskd
1981; 106(17): 868-72.

10.

12.

13.

14.

15.

17.

Kremer WD en Overgoor GH. Resistentiepatronen van enkele uit
vlees- en fokkalveren geïsoleerde bacteriën. Tijdschr Diergeneeskd
1988; 113(23): 1298-302.

Hartman EG, and Geryl J. Comparison between the minimal inhibitory
concentration of tilmicosin and
Oxytetracycline for bovine pneumonic
Pasteurella haemolytica isolates. Vet Quart 1993; 15 (4); 184.
Hartman EG. Antibioticumgevoeligheid (% gevoelige stammen) van
bacteriën geïsoleerd uit sectiemateriaal door de Gezondheidsdienst in
Oost-Nederland in 1993, 1995, 1996 en 1997. In: 1993.
Hartman EG. Antibioticumgevoeligheid van bacteriën geïsoleerd door
de Gezondheidsdiensten voor Dieren in Nederland in 1992. Tijdschr
Diergeneesk 1994; 119(1): 17.

Mevius DJ, Veldman KT Pal RH van der, and Zijderveld FG van.
Sensitivity testing of veterinary pathogens with a semi-automatic
image analysis system compared with tablet diffusion and agar dilu-
tion tests. Vet Quart 1999; 21 (3): 99-104.

Mouton RP en van Klingeren B. Standaardisatie van gevoeligheids-
bepalingen. Bilthoven: RIVM; 1981 1981. Report No.: 358302001.
Pijpers A, Klingeren B van, Schoevers EJ, Verheijden JH, and Miert
ASJPAM van.
In vitro activity of five tetracyclines and some other
antimicrobial agents against four porcine respiratory tract pathogens. J
Vet Pharmacol Ther 1989; 12 (3): 267-76.

Mengelers MJ, Klingeren B van, and Miert ASJPAM van. In vitro sus-
ceptibility of some porcine respiratory tract pathogens to aditoprim,
trimethoprim, sulfadimethoxine, sulfamethoxazole, and combinations
of these agents. Am J Vet Res 1990; 51 (11): 1860-4.
Mevius DJ, Breukink HJ, and Miert ASJPAM van.
In vitro activity of
flumequine in comparison with several other antimicrobial agents
against five pathogens isolated in calves in the Netherlands. Vet Quart
1990; 12 (4): 212-20.

NCCLS. Performance Standards for Antimicrobial Disk and Dilution
Susceptibility Tests for Bacteria Isolated from Animals; 1999. Report
No.: Document M31 -A.

Bottner A, Schmid P, and Humke R. In vitro efficacy of cefquinome
(INN) and other anti-infective drugs against bovine bacterial isolates
from Belgium, France, Germany, the Netherlands, and the United
Kingdom. Zentralbl Veterinarmed [B] 1995; 42 (6): 377-83.
Salmon SA, Watts JL, and Yancey RJ Jr.
In vitro activity of ceftiofur
and its primary metabolite, desfuroylceftiofur, against organisms of
veterinary importance. J Vet Diagn Invest 1996; 8 (3): 332-6.
Prescott JF, and Baggot JD. Antimicrobial Therapy in Veterinary
Medicine. Second ed: Iowa Stac Un. press; 1988.
Shryock TR, White DW, Staples JM, and Wemer CS. Minimum inhib-
itory concentration breakpoints and disk diffusion inhibitory zone in-
terpretive criteria for tilmicosin susceptibility testing against
Pasteurella spp. associated with resipratory disease. J Vet Diagn
Invest 1996; 8 (3): 337-44.

Hormansdorfer S. and Bauer J. Resistance pattern of bovine
Pasteurella. Berl Munch Tierarztl Wochenschr 1996; 09 (5): 168-71.
Hormansdorfer S, and Bauer J. Resistance of bovine and porcine
Pasteurella to florfenicol and other antibiotics. Berl Munch Tierarztl
Wochenschr 1998; 111( 11 -12): 422-6.

-ocr page 193-

De pretenties van de (dieren)arts

F.J. van Sluijs^

Artsen danken hun bijzondere positie
voor een belangrijk deel aan het grote
belang dat de mens hecht aan een goede
gezondheid. Daamaast is natuurlijk ook
van belang dat de patiënt er van uit gaat
dat zijn arts hieraan een wezenlijke bij-
drage kan leveren. Artsen zijn ook men-
sen en zij denken hier net zo over als
hun patiënten. Ook zij vinden gezond-
heid een groot goed en het is voor hen
vanzelfsprekend dat zij hieraan een we-
zenlijke bijdrage kunnen leveren. In dit
opzicht verschillen de altematieve^ art-
sen niet van hun reguliere collega\'s:
beide pretenderen zij dat zij een patiënt
kunnen genezen. De gelijkenis gaat
zelfs nog een stap verder. Zowel in de
altematieve als in de reguliere genees-
kunde wordt een ziekte behandeld op
basis van een diagnose. In het handelen
van de arts kunnen dan ook twee ele-
menten worden onderscheiden: het stel-
len van de diagnose en het behandelen
van de ziekte. Men kan dus zeggen dat
een arts ten minste twee dingen preten-
deert: 1) dat hij de aard van de ziekte
waaraan de patiënt lijdt kan vaststellen
en 2) dat hij de patiënt op basis van deze
omschrijving adequaat kan behandelen.
De bedoeling van deze inleiding is om
deze pretenties kritisch te bezien. Dit
betekent dat we ons twee dingen moe-
ten afvragen: 1) zijn artsen in staat om
de aard van een ziekte vast te stellen en
2) zijn zij in staat om een ziekte ade-
quaat te behandelen. Essentieel voor dit
keuzevak is verder dat hierbij wordt na-

/ Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren,
Faculleit der Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
Postbus 80154. 3508 TD Utrecht.

^ Met alternatieve geneeskunde wordt in dit vert)and
vooral gedoeld op de acupunctuur en de homeopa-
thie.

gegaan in hoeverre er verschil is tussen
alternatieve en reguliere geneeswijzen
en waaruit een eventueel verschil be-
staat.

Technische aspecten

Het eerste element (het stellen van de
diagnose) is een activiteit waarin tech-
nische aspecten een belangrijke rol
spelen. Elke vorm van geneeskunde
heeft zijn eigen methodiek, waarbij er
binnen de reguliere geneeskunde nog
verschillen kunnen zijn tussen de spe-
cialismen. In sommige gevallen speelt
de anatomische lokalisatie een grote
rol (bijvoorbeeld in de neurologie,
waar de plaats van de afwijking vaak
preciezer kan worden vastgesteld dan
de aard ervan); in andere vooral het
ziekteniechanisme (bijvoorbeeld auto-
immuun hemolytische anemie). In alle
disciplines is het echter de bedoeling
dat de arts komt tot een zo duidelijk
mogelijke omschrijving van de oor-
zaak van de klachten. Een vraag die
wij in het kader van een kritische ana-
lyse moeten stellen is of deze om-
schrijving wel juist is. Hierbij gaat het
er niet om of de arts misschien een fout
heeft gemaakt, maar of de regels van
de betreffende geneeswijze bij de ge-
dane waarnemingen leiden tot een om-
schrijving die met de werkelijkheid
overeenkomt. Hiermee komen we aan
een moeilijk punt: wat is de werkelijk-
heid, en hoe kunnen wij deze vaststel-
len. Juist op dit vlak verschillen de
altematieve geneeswijzen van de regu-
liere.

De methodiek van het wetenschappe-
lijk onderzoek, waarop elders nader
wordt ingegaan, is een essentieel on-
derdeel van de reguliere geneeskunde.
Met behulp van deze methode worden
de opvattingen over ziekteprocessen
voortdurend aangepast in een poging
om de werkelijkheid steeds beter te be-
schrijven. Dit proces kent geen duide-
lijk afgebakend einde en wordt gaande
gehouden door een voortdurende twij-
fel aan de juistheid van de eigen in-
zichten.

Artsen hebben een bijna onaantastbare positie in de samenleving. Dit geldt
vooral voor de beoefenaren van de humane geneeskunde, maar de aan deze
positie ten grondslag liggende factoren gelden ook voor de diergeneeskunde.
Wanneer hierna over artsen wordt gesproken worden hiermee dan ook mede
dierenartsen bedoeld.

De altematieve geneeswijzen missen
een systeem om de eigen grondslagen
op hun juistheid te toetsen. Hier berust
de omschrijving van de werkelijkheid
op aangenomen uitgangspunten die
dateren uit een ver (18e eeuw; homeo-
pathie) tot zeer ver (eerste eeuw voor
Christus; acupunctuur) verleden. Deze
uitgangspunten zijn sinds hun ontstaan
niet meer ter discussie gesteld en wor-
den door de hedendaagse beoefenaren
van de altematieve geneeswijzen in
ongewijzigde vorm toegepast. Men
zou dus kunnen stellen dat de reguliere
geneeskunde vooral is gebaseerd op
twijfel en de altematieve geneeswijzen
op zekerheid. Scepsis over de aange-
nomen werkelijkheid is dan ook vooral
op zijn plaats bij de altematieve ge-
neeswijzen, die zich baseren op eeu-
wenoude en nooit geverifieerde \'ze-
kerheden\', en veel minder bij de
reguliere geneeskunde, die voortdu-
rend wordt aangepast aan nieuwe be-
vindingen.

Behandeling

De tweede pretentie van de arts is dat
hij een patiënt op basis van de gestelde
diagnose kan behandelen. Op het eer-
ste gezicht lijkt dit makkelijk na te
gaan. Het verdwijnen van de klacht
waarvoor de behandeling werd inge-
steld is een duidelijk criterium voor het
succes van de therapie. Bij nader in-
zien is het echter niet zo eenvoudig.
Veel acute aandoeningen of exacerba-
ties bij chronische aandoeningen heb-
ben een gunstig natuurlijk beloop en
genezen \'vanzelf (1). Als er tijdens
het spontane genezingsproces een be-
handeling wordt toegepast kan de ge-
nezing hier ten onrechte aan worden
toegeschreven. Een ander aspect is het
zogenaamde placebo-effect, wat in-
houdt dat de genezing soms van de
dokter zelf komt en niet van de inge-
stelde behandeling. Oorspronkelijk
betekende een placebo- (\'ik zal beha-
gen\') behandeling slechts het bedotten
van de patiënt met nepmedicatie in de
veronderstelling dat de arts de patiënt

-ocr page 194-

hiermee een plezier deed. Thans ver-
staat men onder een placebo-effect: de
verandering in de ziektetoestand van
een patiënt die wordt toegeschreven
aan het symbolische belang van de be-
handeling in plaats van een of fysiolo-
gische eigenschap daarvan (1). In dit
opzicht steken de alternatieve artsen
gunstig af bij hun reguliere collega\'s,
die met de opkomst van moderne me-
thoden en technieken veel symboliek
over boord hebben gezet. Hun spreek-
uren zijn tot een noodzakelijk mini-
mum ingekort en de aandacht voor de
patiënt is vooral gericht op fysieke as-
pecten. Hiermee verschillen zij wezen-
lijk van de artsen uit de tijd waarin er
nog geen krachtige middelen als anti-
biotica waren en men zich noodge-
dwongen moest beperken tot het bege-
leiden van het natuurlijk beloop van de
ziekte en het moed inspreken van de
patiënt. De alternatieve genezers slui-
ten met hun holistische benadering be-
ter aan bij deze traditie en maken waar-
schijnlijk effectiever gebruik van
placebo-effecten dan hun reguliere
collega\'s. Dit mag niet worden afge-
daan als een laakbare praktijk, want
het nastreven van het placebo-effect
kan een wezenlijke bijdrage leveren
aan de genezing van de patiënt en zou
deel moeten uitmaken van elke arts-
patiëntinteractie. In de diergenees-
kunde zou de patiënt theoretisch mis-
schien ook ooit wel eens via de eige-
naar baat kunnen hebben bij dit
placebo-effect maar dat is nooit aange-
toond.

Een dergelijk effect moet echter niet
worden gezien als een bewijs dat de in-
gestelde therapie werkt. Hiervoor
moet in de eerste plaats worden aange-
toond dat het effect van de behande-
ling uitgaat boven het placebo-effect.
Hiervoor is een krachtig instrument
ontwikkeld in de vorm van het pro-
spectieve, gerandomiseerde, dubbel
blinde, gecontroleerde klinische on-
derzoek. Deze methode is in de regu-
liere geneeskunde al langer in gebruik
en wordt de laatste tijd ook in toene-
mende mate toegepast op vraagstellin-
gen uit de alternatieve geneeskunde.
Dit biedt de mogelijkheid om de effec-
tiviteit van de verschillende genees-
wijzen met elkaar te vergelijken.

Wetenschappelijke revolutie

Hiermee wordt echter nog geen bewijs
geleverd van de geldigheid van de ach-
terliggende principes. Zowel voor de
acupunctuur als voor de homeopathie
geldt dat deze op gespannen voet staan
met de huidige natuurwetenschappe-
lijke inzichten. Het is tot op heden niet
gelukt om het bestaan van meridianen
overtuigend aan te tonen (2), en de ge-
dachte dat stoffen die zo sterk zijn ver-
dund dat er geen molecuul meer van
aanwezig is toch een effect kunnen
hebben staat haaks op de fundamentele
wetten van de fysica. Om de werk-
zaamheid van alternatieve geneeswij-
zen met inbegrip van de onderliggende
principes te kunnen aantonen is dus
niets minder vereist dan een weten-
schappelijke revolutie. Men kan zich
natuurlijk ook op het standpunt stellen
dat de natuurwetenschappelijke princi-
pes niet op de alternatieve geneeswij-
zen mogen worden toegepast. In dat
geval blijft er niets anders over dan
eenvoudigweg in de grondprincipes te
geloven. Een dergelijk standpunt is
een universitaire opleiding onwaardig.
De essentie van de universiteit is juist
het bevorderen van begrip en inzicht
door steeds opnieuw de gevestigde
kennis ter discussie te stellen. Alter-
natieve behandelwijzen vormen hierop
geen uitzondering. Hun waarde kan al-
leen worden bepaald door ze te toetsen
met dezelfde methoden waarmee de
reguliere geneeskunde voortdurend
wordt getoetst.

Daama mag men er van geloven wat
men wil.

Literatuur

1 Placebo\'s en placebo-effccten. Genees-
middelenbulletin 1997; 31: 1-6.

2 Oorsprong en werkingsmechanismen van
acupunctuur. G. ter Riet, J. Kleijnen, P.
Knipschild. Huisarts en Wetenschap 1989;
32: 170-5.

Een veulen wordt opgevangen door
één der kliniekdierenartsen. Na het kli-
nisch en laboratoriumonderzoek en het
maken van een therapeutisch plan
wordt het veulen onder leiding van de
dierenarts en met hulp van de kliniek-
assistenten verpleegd door de \'veulen-
brigade\'.

Als dierenartsen vanuit de praktijk een
ziek pasgeboren veulen aan de kliniek
willen doorsturen, kunnen zij tijdens
werkuren bellen naar 030 - 2531112 en
buiten werkuren 030 - 2531032. Het
verdient aanbeveling vóór inzenden
even te overleggen over de te maken
kosten. Het wordt op prijs gesteld als
dierenartsen direct bij bellen vermel-
den dat het om een ziek pasgeboren
veulen gaat dat \'intensive care\' nodig
heeft. Ook is het prettig als ongeveer
de tijd van aankomst in de kliniek kan
worden aangegeven.
Buiten de bovengenoemde periode kun-
nen zieke veulens natuurlijk ook door-
gestuurd worden, maar zal de zeer inten-
sieve 24-uurs verpleging, zoals door de
\'veulenbrigade-studenten\' worden gele-
verd, niet te realiseren zijn.

\'Veulenbrigade\' Inwendige Ziekten Paard

Binnen de universiteitskliniek voor het paard is een intensieve 24-uurs verple-
ging van zieke pasgeboren veulens alleen mogelijk met de hulp van vrijwilli-
gers. Dit jaar zal de door derde-, vierde- en vijfdejaars gevormde vrijwillige
groep, \'de veulenbrigade\', weer actief zijn van
28 februari tot en met 30 juni
(met uitzondering van 13-17 maart).

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan,
Chef de Clinique Inwendige Ziekten
van het Paard
Drs. M. de Bruijn,
Begeleider veulenbrigade.

-ocr page 195-

Dr. LVerhoefpi

Directe aanleiding voor de KNMvD om
actie te ondernemen op het gebied van
het antibioticumbeleid was de work-
shop Veterinair Antibioticumgebmik
en Volksgezondheid van 22 maart 1990
op het RIVM. Deze workshop werd ge-
houden, omdat de Veterinaire Hoofd-
inspectie van het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
het RIVM met het oog op hun verant-
woordelijkheden in het kader van de
Diergeneesmiddelenwet pogingen de-
den om te komen tot een restrictieve
preventieve en therapeutische toepas-
sing van antibiotica in de diergenees-
kunde.

Het RIVM had in 1987 een ad hoe
werkgroep ingesteld, die in 1989 een
rapport uitbracht getiteld \'Advies in-
zake inperking van het arsenaal van an-
timicrobiële geneesmiddelen voor vete-
rinaire toepassing\'. In dit advies werden
met het oog op vermeende volksge-
zondheidsrisico\'s twee beleidsopties
naar voren gebracht, te weten: a) het ge-
heel verbieden van bepaalde antibiotica
en b) het toelaten van bepaalde (\'le-
vensreddende\') antibiotica met een be-
perkt indicatiegebied, in combinatie
met afspraken over post marketing sur-
veillance.

WVAB

Tegen dit advies werd van verschil-
lende kanten stelling genomen, wat de
aanleiding was om op 22 maart 1990 de
genoemde workshop te organiseren,
waaraan door een zeer divers gezel-
schap medici, microbiologen en die-
renartsen werd deelgenomen. Er werd
geconcludeerd dat \'een verbod op het
gebruik van bepaalde antibiotica on-
controleerbaar is en dat de beroeps-
groep het beste in staat is zowel het an-
tibioticumbeleid te formuleren als ook
de uitvoering van dat beleid te contro-
leren\'. \'Een beleid wordt niet geaccep-
teerd als het van bovenaf wordt opge-
legd, maar alleen als het van onderaf
wordt opgebouwd en gedragen\', zo

\' Voorzitter van de werkgroep Veterinair Anti-
bioticumbeleid van de KNMvD.

was de algemene mening. Vervolgens

\'Een beleid wordt niet geaccepteerd als
het van bovenaf wordt opgelegd, maar
alleen als het van onderaf wordt opge-
bouwd en gedragen.\'

is de KNMvD (onder dreiging van re-
gelgeving en verboden door de over-
heid) met de zelfregulering aan de slag
gegaan door de WVAB in te stellen.
De WVAB hield haar eerste vergade-
ring op 8 juni 1990. Als opdracht werd
door het Hoofdbestuur van de
KNMvD meegegeven: \'Het formule-
ren van een antibioticumbeleid voor
dierenartsen, naar analogie van het an-
tibioticumbeleid zoals dat voor medici
gebruikelijk is. Het werk van de werk-
groep zal vastgelegd worden in een
rapport dat voorgelegd zal worden aan
het Hoofdbestuur van de KNMvD, dat
na acceptatie het geformuleerde beleid
uit zal dragen naar de beroepsgroep en
de relevante instanties.\'
Het rapport van de WVAB was in de-
cember 1993 gereed en werd gepubli-
ceerd in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 maart 1994. In het
rapport werd een aantal aanbevelingen
gedaan naar de beroepsgroep, de be-
trokken sectoren, de industrie en de
overheid. Onderstaand wordt de stand
van zaken rond de implementatie van
de adviezen geëvalueerd.

Hetformularium

De eerste afspraak betrof het opstellen
van formularia per diersoort, ten einde
de Goede Veterinaire Praktijkvoering
op het terrein van het antibioticumge-
bruik door dierenartsen te bevorderen.
Het formularium is een beargumen-
teerde richtlijn voor het antibioticum-
gebruik. Argumenten als bedrijfshisto-
rie, verandering van gevoeligheid,
emst en snelheid van verloop van in-
fectie etcetera kunnen voor de behan-
delende dierenarts reden zijn af te wij-
ken van de geadviseerde keuzen. Eén
van de bedoelingen van een formula-
rium is ook het op gang brengen en
houden van de discussie over het juiste
gebruik van de middelen. Door het
juiste gebruik van de middelen worden
selectie en verspreiding van resistentie
zoveel mogelijk voorkomen.
De eerste versies van de diverse for-
mularia (die per diersoort door een
commissie van deskundigen zijn opge-
steld), zijn verschenen vanaf 1995.
Inmiddels zijn voor de meeste dier-
soorten de tweede versies verschenen,
waarin de nieuw verschenen middelen
zijn opgenomen, de opmerkingen zijn
verwerkt die van verschillende kanten
zijn binnengekomen en zijn aangepast
aan de resistentie-prevalenties.
Voor een goede praktijkvoering is het

De Werkgroep Veterinair AntibioticumBeleid (WVAB) bestaat inmiddels
tien jaar. Tijd voor een stuk historie en een evaluatie.

Tien jaar veterinair antibioticumbeleid

\'Hetformulariumdenken in de praktijk
kan nog sterk verbeterd worden.\'

van belang dat iedere praktijk de be-
schikking heeft over de formularia van
alle diersoorten die behandeld worden
en deze ook gebruikt, waardoor een
\'formulariumdenken\' ontstaat. De
aantallen fonnularia die door de prak-
tijken besteld zijn bij de KNMvD ge-
ven de indicatie dat nog lang niet alle
praktijken volgens deze procedure
werken. De leden van de WVAB zijn
van mening, dat ook het formularium-
denken in de praktijk nog sterk verbe-
terd kan worden.

Restistentie-peilstations

Het continue volgen van de resistentie-
prevalentie is noodzakelijk om de in-
vloed van het beleid te kunnen evalu-
eren en zo nodig aan te passen. De
resistentie tegen antibiotica bij dierpa-
thogenen wordt vastgesteld in materi-
aal dat is ingezonden naar de laborato-
ria van de Gezondheidsdienst voor
Dieren. Hierover publiceert de GD re-
gelmatig landelijke overzichten, waar-
uit een indruk verkregen kan worden
over veranderingen in resistentiepatro-
nen van de verschillende pathogenen.
In dit kader werd door de WVAB ook

-ocr page 196-

geadviseerd om per bedrijf, pralctijlc en
regio dergelijlce overzichten te malcen.
Hiertoe dienden volgens de werkgroep
de automatiseringsprogramma\'s van
de GD aangepast te worden, zodat der-
gelijke overzichten op het gewenste
niveau geproduceerd konden worden.
Vanaf begin 2000 is het nieuwe
Laboratorium Informatie Management
Systeem (LIMS) van de GD operatio-
neel, maar de module voor de compila-
tie van gevoeligheid voor antibiotica is
nog niet gereed.

Particuliere laboratoria (bijvoorbeeld
van dierenartsenpraktijken) dienen
volgens de WVAB volgens dezelfde
standaarden te werken en onder toe-
zicht te staan van een dierenarts-mi-
crobioloog en de resistentiegegevens
ter beschikking te stellen. Hoewel een
bescheiden begin is gemaakt met rond-
zendprocedures en begeleiding van la-
boratoria van dierenartsenpraktijken
vanuit de GD, is dit gedeelte onvol-
doende geïmplementeerd.
Tenslotte werd door de WVAB gead-
viseerd om op een aantal peilstations
de antibioticum-resistentie te registre-
ren. Sinds drie jaar is het ID-Lelystad
samen met het RIVM hiermee bezig.
Op zes random geselecteerde varkens-
slachthuizen en zes random geselec-
teerde vleeskuikenslachthuizen wor-
den een aantal maanden per jaar
mestmonsters verzameld. In deze
monsters wordt de gevoeligheid be-
paald van de normale darmtlora
(E.
coli
en Enierococcus faecium) voor
antibiotica. Hierbij wordt gekeken
naar resistentie tegen antibiotica die
gebruikt worden als therapeuticum of
als veevoederadditief
Daamaast wordt sinds twee jaar van
alle op het RIVM verzamelde zoönoti-
sche voedselpathogenen
(salmonel-
la\'s,
Campylobacter en E. coli Ol57)
die zowel uit zieke mensen als uit ge-
zonde en zieke dieren zijn geïsoleerd,
kwantitatief de gevoeligheid bepaald
tegen hetzelfde panel antibiotica.
Het doel van deze monitoring ener-
zijds en bewaking van potentiële
volksgezondheidsrisico\'s anderzijds is
het leggen van een mogelijke relatie
met het antibioticagebruik of het uit-
sluiten daarvan.

In het kader van onderzoeksprojecten
wordt aan de Universiteit van
Maastricht op initiatief van het
WVAB-lid A.E.J.M. van den Bogaard
de relatie tussen antibioticumgebruik
en resistentie-inductie bestudeerd. In
deze onderzoeken worden nu reeds
gedurende zes jaar, mensen en nuts-
dieren tweemaal per jaar bemonsterd,
waardoor een mogelijke relatie in
beeld gebracht wordt.

Registratie veterinair gebruik

Teneinde een mogelijke relatie tussen
het ontstaan van een bepaalde resisten-
tie en het gebruik van een zekere hoe-
veelheid antibioticum te kunnen vast-
stellen is een getalsmatige registratie
van de gebruikte hoeveelheden antibi-
otica noodzakelijk. Een voorwaarde
voor juiste interpretatie is dat de ge-
bruikcijfers per diersoort en bij voor-
keur per toedieningswijze bekend zijn.
In het kader van de Diergenees-
middelenwet is registratie van de ge-
bruikte antibiotica door dierenarts en
industrie verplicht. Hiermee is uiter-
aard niet bereikt, dat de getallen uit
verschillende gegevensbestanden sa-
mengevoegd en opgeteld kunnen wor-
den. Hiervoor moet dan nog een grote
inspanning geleverd worden.
De hoeveelheden antibiotica die in
1990 in de veehouderij werden ge-
bruikt, zijn zo goed mogelijk geschat
en weergegeven in het rapport van de
werkgroep dat in maart 1994 is gepu-
bliceerd. Ook voor de jaren 1994 en
1996 zijn de getallen inmiddels door
de WVAB verzameld en gereed ge-
maakt voor publicatie. Hierbij dient te
worden opgemerkt, dat het bij elkaar
zoeken van de gegevens niet eenvou-
dig is.

Inmiddels heeft de FIDIN de verant-
woordelijkheid voor het presenteren
van deze cijfers overgenomen, waar-
door deze doelstelling gedeeltelijk is
verwezenlijkt. Een verdere verfijning
en specificering is nog zeer gewenst.

Post marketing surveillance (PMS)

Het onderzoek van nieuwe medicamen-
ten dat ten behoeve van de registratie
wordt uitgevoerd kent zijn fysieke gren-
zen. Daarom kunnen er, wanneer een
medicament algemeen wordt toegepast,
onverwachte effecten optreden. De
Europese regelgeving schrijft dan ook
voor, dat er een PMS-systeem moet zijn
voor de bewaking van geneesmiddelen,
nadat ze zijn toegelaten op de markt.
In Nederland is hiertoe per 1 oktober
1994 het Bureau Bijwerkingen Dier-
geneesmiddelen (BED) opgericht, dat
rapporteert aan de minister van LNV.
De registratiebeschikkingen van de
middelen kunnen worden aangepast,
of kunnen worden ingetrokken. Hier-
door wordt de veiligheid van de thera-
pieën vergroot. Op dit onderdeel wordt
dus in Nederland voldaan aan de voor-
waarden.

De normale gang van zaken is dat een
practicus de bijwerking meldt aan de
fabrikant, die dit weer moet melden
aan het BBD. Omdat dit niet optimaal
bleek te werken is onlangs in de Code
voor de Dierenarts opgenomen, dat de

\'De meldingsdiscipline vanuit de prak-
tijk moet nog sterk verbeteren, omdat
het aantal waarnemingen van bijwer-
kingen veel groter zal zijn dan het hui-
dige relatief geringe aantal meldingen.\'

dierenarts ook rechtstreeks dient te
melden bij het BBD. De meldingsdis-
cipline vanuit de praktijk moet echter
nog sterk verbeteren, omdat het aantal
waarnemingen van bijwerkingen veel
groter zal zijn dan het huidige relatief
geringe aantal meldingen. Overigens
wordt nog geen aandacht besteed aan
een centrale melding van resistentie-
ontwikkeling tegen antibiotica, wat de
belangrijkste ongewenste bijwerking
van antibiotica is.

Medewerking van dierhouders

In het rapport van de WVAB is aange-
geven dat bedrijfsbegeleiding bij het
verkrijgen van medewerking van de
dierhouders een belangrijke rol speelt.
Uit een enquête die uitgevoerd werd
op melkveebedrijven door Lievaart en
Noordhuizen (Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde 1999; 124: 734) bleek
dat van de respondenten 70,5% deel-
neemt aan enige vorm van begelei-
ding. Bij een hoog percentage betreft
de begeleiding echter voornamelijk de
fertiliteitsbegeleiding. Uit de enquête
blijkt niet in hoeverre het antibioti-
cumbeleid op het bedrijf tijdens de be-
zoeken aan de orde gesteld wordt.
Inmiddels zijn aanvullende eisen ge-
steld aan product- en proceskwaliteit
door de afnemers van de producten. Zo
is in de melkveehouderij de Keten
Kwaliteit Melk (KKM) ingevoerd,
waarin voorgeschreven is dat het dier-
geneesmiddelengebruik geregistreerd
wordt en dat gebruik wordt gemaakt
van de diensten van een dierenarts die
werkt volgens GVP-codes.

Educatie en nascholing dierenarts

Na het gereedkomen van de formularia
hebben vele honderden dierenartsen
het PAO-D hierover gevolgd. Ook is de
kennis van medicamenten en de wijze
waarmee hiermee dient te worden om-

-ocr page 197-

gegaan sterk toegenomen doordat een
grote groep het PAO-D Apotheek heeft
gevolgd. Bovendien wordt de kwaliteit
van het werk van de dierenarts ver-
hoogd door het invoeren van het sys-
teem van de erkende dierenarts en de
gecertificeerde praktijk, wat gepaard
gaat met respectievelijk extra scholing
en verbeterde apotheekuitrusting.
Door studenten aan de Faculteit der
Diergeneeskunde wordt veelvuldig ge-
bruik gemaakt van de formularia van
de verschillende diersoorten. De in-
druk bij de leden van de WVAB is wel,
dat in het onderwijs aan de Faculteit
der Diergeneeskunde het formulari-
umdenken meer gestimuleerd zou die-
nen te worden.

Conclusie

Een beschouwing van datgene wat er
gebeurd is op de gebieden waarover de
WVAB adviezen heeft gegeven, stemt
redelijk tot tevredenheid. Op bijna alle
punten is duidelijk vooruitgang waar
te nemen. Echter, het aanleren en on-
derhouden van formulariumdenken
van (aanstaande) dierenartsen vereist
ook in de komende tijd veel aandacht
van de beroepsgroep.

\'In het onderwijs aan de Faculteit
der Diergeneeskunde zou het formula-
riumdenken meer gestimuleerd
dienen te worden.\'

De beweging in de goede richting be-
tekent niet dat er in de toekomst nooit
kritiek zal zijn op het antibioticumge-
bruik door de dierenarts. Het is aan te
bevelen dat het goede systeem, dat in
de veehouderij is opgebouwd rond he
gebruik van antibiotica, onder de aan
dacht van medici en de afnemers en
consumenten van producten wordt ge
bracht. Veel onrust die plotseling op
steekt onder consumenten is immers
een gevolg van onwetendheid.

Toekomst

Voor de komende jaren heeft de
WVAB de volgende doelstellingen ge-
formuleerd:

• Advisering van het Hoofdbestuur
over het beleid en over vragen die
door de overheid of de pers gesteld
worden.

• Bevorderen van de implementatie
van het antibioticumbeleid en con-
trole op de kwaliteit van formularia,
resistentiepeilingen, gebruiksgege-
vens en educatie van dierhouders en
dierenartsen.

• Bevorderen van de discussie over ra-
tioneel en restrictief antibioticumge-
bruik door presentaties voor be-
roepsgenoten, industrie etcetera.

• Uitdragen van het beleid op postaca-
demisch onderwijs.

\'Het goede systeem dat in de veehoude-
rij is opgebouwd rond het gebruik van
antibiotica, moet onder de aandacht
van medici en afnemers en consumen-
ten van producten wordt gebracht.\'

Uitdragen van het beleid in publica-
ties, hetzij door wetenschappelijke
artikelen of door ingezonden mede-
delingen.

Participeren van diverse leden van
de WVAB in (inter)nationale dis-
cussies over veterinair antibioticum-
gebruik en volksgezondheid.

De leden van de WVAB hebben op
persoonlijke titel zitting in de werk-
groep. Wel is er voor zorg gedragen,
dat dierenartsen vanuit verschillende
achtergronden in de werkgroep verte-
genwoordigd zijn. Op dit moment
heeft de WVAB de volgende leden (al-
len dierenarts):

• Jan Baars, vertegenwoordiger vanuit
het Hoofdbestuur.

• Ton van den Bogaard, specialist
Veterinaire Microbiologie, werk-
zaam aan de Medische Faculteit
Maastricht.

• Dik Mevius, specialist Veterinaire
Microbiologie, werkzaam bij het ID-
Lelystad, secretaris WVAB.

• Bert Mostert, practicus te Hellen-
doom.

• Jan Nieuwenhuijs, werkzaam bij de
Inspectie Gezondheidsbescherming,
Waren en Veterinaire Zaken van het
ministerie van VWS.

• Anton Pijpers, hoogleraar Bedrijfs-
pluimveeziekten, hoofd van de sec-
tor Pluimveegezondheidszorg van
de Gezondheidsdienst voor Dieren.

• Gerard de Snaijer, werkzaam bij de
Directie Veterinaire, Voedings- en
Milieuaangelegenheden van het mi-
nisterie van LNV.

• Koos Verhoeff, specialist Runder-
gezondheid, werkzaam bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren, voor-
zitter WVAB.

• Jan Vemooij, vertegenwoordiger
vanuit de FIDIN.

• Amoud van der Wijst verzorgt de
verslaglegging en de administratie
en is werkzaam op het bureau van de
KNMvD.

Leden Movir tegen voorstel opzet vereniging

De ledenvergadering van de onderlinge Movir u.a. heeft zich in meerderheid
uitgesproken tegen de ontwerpstatuten die nodig waren om Movir om te vor-
men tot een vereniging. Een voorstel vanuit de ledenvergadering om de on-
derlinge om te vormen tot een coöperatie haalde evenmin een meerderheid.
Omzetting en statutenwijziging zijn nodig nu Movir u.a. haar verzekerings-
bedrijf heeft overgedragen aan Movir N.V.

vorming van de ledenvergadering is
voor de Raad van Commissarissen en
het bestuur van de Movir aanleiding
om zich te beraden over de ontstane si-
tuatie.

Grootaandeelhouder in Movir N.V. is
ING die vorig jaar toetrad om de finan-
ciële basis van het verzekeringsbedrijf
te versterken en de uitkeringen voor de
toekomst te waarborgen. De besluit-

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje op bij voorkeur een diskette of per
e-mail worden aangeleverd in Word
of Word Perfect (andere versies zijn
ook mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns te
geven.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 198-

\\ a

Animal Health

PPizer Anima) Health bv

Pb 37 • 2900 AA Capelle a/d Mssel

© 2000 Pnzf r Anima! Health bv - Capelle a/d IJssel
® Merknaam PHzer Inc., N.Y., U.S.A
"Stronghold", werkzame stof: selamectine:
EU/2/99/014/001 t.e.m. EU/2/99/014/006 • diergenees-
middel • doeldier: hond en kat • indicaties: behande-
ling en preventie van vlooien, onderdeel van de
behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt
door allergie voor vlooien, behandeling van oormijt bij
de kat, behandeling van schurftmijt bij de hond,
behandeling en preventie van spoelwormen bij hond
en kat, behandeling en preventie van intestinale
haakwormen bij de kat, preventie van hartworm •
toedieningswijze en dosering: topicale applicatie van
1 dosis van 6 mg/kg selamectine • contra-indicaties:
geen • bijzondere voorzorgen: alleen op de huid toe-
dienen, niet oraal of parenteraal of in de gehoorgang
• bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia werd in een
enkel geval waargenomen bij de kat • zie verder aan-
wijzingen op de bijsluiter • STRONGHOLD® is een
door Pfizer geregistreerde merknaam voor selamectine

(J^

-ocr page 199-

Pfizer introduceert

De nieuwe standaard
in de bescherming
tegen parasieten

Het eerste product dat honden en katten
beschermt tegen interne en externe
parasieten in één behandeling

Honden
O
O

O

fy

Katten
O
ry

Volwassen vlooien

Vlooieneieren

Oormijt

Schurft

Spoelwormen

Haakwormen

Hartworm

Voor huisdier

O

ty

fy

Breedspectrum antiparasitaire activiteit die
beschermt tegen externe en interne parasieten

Bescherming van honden en katten, zelfs al
vanaf een leeftijd van 6 weken,van drachtige en
zogende dieren en van fokdieren

Voor eigenaar

Makkelijk toe te dienen: één dosis éénmaal per
maand

Probleemloze toediening en maandelijkse
behandeling bevorderen de toedieningstrouw

Handige, niet-vette spot-on oplossing die snel
droogt

®

Nieuw

Stronghold

(seiamectine)

Stronghold®: het nieuwe begrip in de bescherming van hond en kat

-ocr page 200-

Uitvoer vanuit Nederland

Lijst met voorwaarden voor hond en kat"

Algerije

Bulgarije

Diersoort:

Hond/kat.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Ja, geen tijdslimiet bekend.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Quarantaine:

Nee.

Quarantaine:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal vijf dagen oud.

Legalisering:

Nee.

Legalisering:

RVV.

Bijzonderheden:

Geen.

Bijzonderheden:

Geen.

Argentinië

Canada

Diersoort:

Hond/kat.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Eén jaar geldig.

Rabiësvaccinatie:

Minimaal één keer in de afgelopen driejaar voor de

Quarantaine:

Nee.

invoer.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Quarantaine:

Indien niet gevaccineerd 30 dagen.

Legalisering:

RW consulaat te Den Haag kosten ƒ 70,-. Foto

Gezondheidscertificaat:

Nee.

dier meenemen. Vandaag brengen, morgen halen.

Legalisering:

Bijzonderheden:

• Aankomst 24 uur van te voren melden.

Bijzonderheden:

• Kosten eerste dier ±33 CAD. Tweede dier ± 7

• Dieren jonger dan drie maanden geen rabiësvacci-

CAD.

natie voorgeschreven.

• Blindegeleidehonden vergezeld door de gebruiker

geen kosten en geen eisen.

Australië

• Dieren onder drie maanden vaccinatie niet ver-

Diersoort:

Hond/kat.

plicht.

Rabiësvaccinatie:

Tussen drie maanden en 12 maanden voor invoer bij

• Meer dan twee dieren invoervergunning nodig.

primovac bij booster 12 maanden voor invoer.

Quarantaine:

Minimaal 30 dagen.

Chili

Gezondheidscertificaat:

Ja, 48 uur tevoren -1- op plaats van inladen.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

Certificaat deel A wordt door de practicus volledig

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 18 maanden voor invoer.

ingevuld en samen met alle laboratoriumuitslagen

Quarantaine:

Nee.

ter legalisatie naar de RVV- kring gezonden. Op de

Gezondheidscertificaat:

Ja.

luchthaven vindt certificering van deel B door de of-

Legalisering:

RW consulaat.

ficiële dierenarts plaats. Deze tekent tevens deel A

Bijzonderheden:

Geen.

nogmaals voor akkoord.

Bijzonderheden:

• Import permit aanvragen bij de AQIS tel 0061 6

Denemarken

272.5292/2723399 Een permit wordt slechts afge-

Diersoort:

Hond/kat.

geven als bij de aanvraag de door de RW gelega-

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en ] 2 maanden voor invoer.

liseerde uitslag van het bloedonderzoek op rabiës-

Quarantaine:

Nee.

antilichamen (uitslag >0,5 lU/ml) aanwezig is.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Het dier dient al voor de bloedafname geïdentifi-

Legalisering:

Nee.

ceerd te zijn met een chip.

Bijzonderheden:

Geen.

• Invoer van de Argentijnse dog, Fila Brazilieira,

Duitsland

Japanse Tosa, pitbullterriër, Amerikaanse pitbull

is verboden.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

België

Quarantaine:

Nee.

Diersoort:

Hond/kat.

Gezondheidscertificaat:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en het maximale interval dat de

Legalisering:

Nee.

bijsluiter van het gebruikte vaccin voorschrijft.

Bijzonderheden:

Bij in- of doorvoer van meer dan drie dieren is een

Quarantaine:

Nee.

invoervergunning nodig.

Gezondheidscertificaat:

Nee.

Legalisering:

Nee.

Egypte

Bijzonderheden:

• Bij hervaccinatie binnen de door de bijsluiter

Diersoort:

Hond/kat.

voorgeschreven periode vervalt de dertig dagen

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

termijn.

Quarantaine:

Uitsluitend van ziekte verdachte dieren.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal twee weken oud.

Brazilië

Legalisering:

RW.

Diersoort:

Hond/kat.

Bijzonderheden:

Geen.

Rabiësvaccinatie:

Eén jaar geldig.

Quarantaine:

Nee.

Finland

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

RW consulaat te Rotterdam kosten ƒ 50,- duurt

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

twee dagen.

Quarantaine:

Nee.

Bijzonderheden:

Geen.

Gezondheidscertificaat:

Nee.

* Bron: Directie RW, afdeling Instructies. Februari 2000.

-ocr page 201-

SP

Legalisering:

Nee.

Fax.: 00 354 5521160 / TeL: 00 354 5609750.

Bijzonderheden:

• Invoer dieren jonger drie maanden uit EU-landen

Kosten 25000 per dier

zonder rabiësvaccinatie toegestaan.

• Hond inentingen hondenziekte, parvo en hepa-

• Dieren mogen niet voor de leeftijd van drie maan-

titis tussen 14 dagen en 12 maanden voor in-

den tegen rabiës geënt worden.

voer.

• Kat inentingen kattenziekte, feline rhinotracheï-

Frankrijk

tis en feline calicivirus.

Diersoort:

Hond/kat.

• Hond/kat behandeling tegen lintworm ten hoog-

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

ste 14 dagen voorvertrek.

Quarantaine:

Nee.

Indonesië

Gezondheidscertificaat:

Nee.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Bijzonderheden;

• Invoer van dieren jonger dan drie maanden verbo-

Quarantaine:

Geen.

den.

Gezondheidscertificaat:

Ja, vijf dagen in duplo.

• Invoer van meer dan drie dieren invoervergutining

Legalisering:

Nee.

benodigd.

Bijzonderheden:

• Verplicht om invoervergunning aan te vragen bij:

• Maximaal één dier tussen drie en zes maanden

Ministry of Agriculture, Jalan Salemba Raya 16.

oud toegestaan.

Van tevoren aankomst tijdstip melden.

• Tevens op het certificaat vermelden: the animal

Griekenland

has not been in a yellow fever infected area for a

Diersoort:

Hond/kat.

period of at least 5 days prior to shipment.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen zes dagen en 12 maanden voor invoer.

• Geen invoer mogelijk op Palembang, Bali, Irian

Kat: tussen zes dagen en zes maanden voor invoer.

Jaya.

Quarantaine:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal zes dagen oud.

Irak

Legalisering:

RW.

Diersoort:

HondTkat.

Bijzonderheden:

Geen.

Rabiësvaccinatie:

Niet bekend.

Quarantaine:

Geen.

Croot-Brittannië

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Ja, minimaal zeven maanden voor invoer.

Bijzonderheden:

Geen.

Quarantaine:

Nee, mits aan de regels van de invoer wordt vol-

daan.

Iran

Gezondheidscertificaat:

Ja, aan te vragen bij de RVV.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

Ja.

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig.

Bijzonderheden:

• RW, zie instructie.

Quarantaine:

Geen.

• Eigenaren en practici, zie brochure bij invoercerti-

Gezondheidscertificaat:

Ja.

ficaat.

Legalisering:

Consulaat.

Bijzonderheden:

Geen.

Hongarije

Diersoort:

Hond/kat.

Israël

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Geen.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal acht dagen oud.

Quarantaine:

Geen.

Legalisering:

RW.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal zeven dagen oud.

Bijzonderheden:

Tevens op certificaat vermelden dat:

Legalisering:

RVV.

• There was no case of rabiës within 20 km of the

Bijzonderheden:

• Invoer van dieren jonger dan drie maanden is ver-

point of origin and within 90 days prior to depar-

boden.

ture.

• Invoervergunning is vereist voor invoer van

• Indien inenting tegen hondeziekte heeft plaatsge-

meer dan twee dieren en dieren zonder begelei-

had, dient dit op het certificaat vermeld te worden.

ding.

• Eigenaar moet schriftelijke verklaring maken,dat

Ierland

hij het dier 90 dagen in bezit heeft voor aankomst

Diersoort:

Hond/kat.

in Israël, in de Engelse taal.

Rabiësvaccinatie:

Nee.

• Iedere import moet drie dagen van te voren ge-

Quarantaine:

Zes maanden.

meld worden.

Gezondheidscerti ficaat:

Ja.

Fax 00 972 89229906.

Legalisering:

Nee.

Bijzonderheden:

Aanvraag invoervergunning: Department of

Italië

Agriculture, Veterinary Section, Agriculture House,

Diersoort:

Hond/kat.

Kildarestreet Dublin 2 Importeren als cargo.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen 20 dagen en 12 maanden voor invoer.

Tel. 00 353 6072000, fax 00 353 6619031.

Kat:

Tussen 20 dagen en 11 maanden voor invoer.

Quarantaine:

Nee.

Ijsland

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal 30 dagen oud.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 60 dagen en 12 maanden voor invoer.

Bijzonderheden:

Bij dieren jonger dan vier maanden op het certificaat

Quarantaine:

Ja.

vermelden dat het dier niet ingeënt is tegen rabiës

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal zeven dagen oud.

vanwege de leeftijd.

Legalisering:

RW.

Bijzonderheden:

Invoervergunning aanvragen bij Ministry of

Japan

Agriculture.

Diersoort:

Hond.

-ocr page 202-

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer bij le-

Legalisering:

Certificaat deel A wordt door de practicus volledig

vend vaccin.

ingevuld en samen met alle laboratoriumuitslagen

Tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer bij

ter legalisatie naar de RW- kring gezonden. Op de

geïnactiveerd vaccin.

luchthaven vindt certificering van deel B door de of-

Quarantaine:

Minimaal 14 dagen, bij ontbreken documenten 180

ficiële dierenarts plaats. Deze tekent tevens deel A

dagen.

nogmaals voor akkoord.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Bijzonderheden:

• Import permit- aanvragen bij de Chief Veterinary

Legahsering:

RVV.

Officer Ministry of Agriculture PO box 2526

Bijzonderheden:

Katten: geen certificaat vereist.

Wellington.

Kroatië

• De importpermit- aanvraag bevat tenminste de

Diersoort:

Hond/kat.

volgende gegevens: NAW, ras, geslacht, leeftijd,

Rabiësvaccinatie:

30 dagen voor invoer -12 maanden geldig.

microchip of tatoeagenummer, de gelegaliseerde

Quarantaine:

Nee.

laboratoriumuitslag van de test op rabiësantili-

Gezondheidscertificaat:

Ja.

chamen, een verklaring van de practicus over de

Legalisering:

Nee.

datum van bloedafname voor de rabiëstest, naam

Bijzonderheden:

Geen.

van de quarantaine waar het dier heengaat, brief

Luxemburg

van de quarantaine dat er plaats is.

• Het dier is gechipt voor de behandelingen en on-

Diersoort:

Zie België.

derzoeken beginnen.

Rabiësvaccinatie:

• Dieren welke minder dan zes maanden uit Nieuw-

Quarantaine:

Zeeland geëxporteerd zijn kunnen onder een ver-

Gezondheidscertificaat:

licht regiem worden heringevoerd.

Legalisering:

Bijzonderheden:

Noorwegen

Diersoort:

Hond/kat.

Malta

Rabiësvaccinatie:

Vier tot 11 maanden voor export.

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 20 dagen en zes maanden voor invoer.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

Quarantaine:

Zes maanden.

Legalisering:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Bijzonderheden:

• Invoer verboden van pitbullterriër, Fila

Legalisering:

RW.

Brazilieira, Tosa Inu en Dogo Argentine. Voor

Bijzonderheden:

• Invoervergunning vereist, alsmede verklaring dat

honden waarvan niet duidelijk is dat zij niet tot bo-

land van herkomst gedurende zes maanden vrij is

venstaande rassen/kruisingen behoren, is een ori-

van rabiës.

ginele stamboom vereist om aan te tonen dat het

• In Nederiand wordt soms een geval van

niet een hond van een van bovenstaande rassen (of

Dirofilaria Immitis gediagnosticeerd (geïmpor-

een kruising) betreft.

teerd). Dit betekent dat de bloedtest moet worden

\' Geen invoervergunning meer vereist, wél een

gedaan voor de export naar Malta.

(door de Noorse autoriteiten voorgeschreven)

correct ingevuld en uitgevoerd gezondheidscerti-

Marokko

ficaat door de practicus (schriftelijk te bestellen bij

Diersoort:

Hond/kat.

dc KNMvD of op le vragen via de internetsite

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig.

http://www/knmvd.nl).

Quarantaine:

Geen.

• Katten mogen pas vanaf 12 maanden leeftijd tegen

Gezondheidscertificaat:

Ja.

rabiës worden ingeënt, honden vanaf drie maanden.

Legalisering:

Nee.

• Tussen vier en 11 maanden na de rabiësvaccina-

Bijzonderheden:

Geen.

tie, dient bloedonderzoek op antilichamen plaats

te vinden in speciaal aangewezen laboratoria in

Mexico

het buitenland (vermeld op de achterkant van het

Diersoort:

Hond/kat.

certificaat). Dieren die al eerder zijn gevacci-

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig.

neerd en getest op antilichamen met goed resul-

Quarantaine:

Geen.

taat (titer> 0.5 iu/ml) en jaariijks zijn geboosterd

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

behoeven geen nieuwe bloedtest te ondergaan.

Legalisering:

RVV.

• Honden moeten tegen leptospirose tussen één en

Bijzonderheden:

Geen.

12 maanden voor invoer zijn ingeënt (datum, type

vaccin en vaccinnummer vermelden).

Ned. Antillen

• Honden moeten tegen hondenziekte tussen één en

Diersoort:

Hond/kat.

24 maanden voor invoer zijn ingeënt (datum type

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

vaccin en vaccinnummer vermelden).

Quarantaine:

Nee.

• De dierenarts tekent het certificaat maximaal tien

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal 14 dagen oud.

dagen voor de invoer en verklaart daarmee onder

Legalisering:

Nee.

andere dat de verplichte ontworming met prazi-

Bijzonderheden:

Geen.

quantel tegen lintworm voor zowel kat als hond

heeft plaatsgevonden (datam en gebruikt merk

Nieuw-Zeeland

vermelden).

Diersoort:

Hond/kat.

• Deze ontworming moet binnen zeven dagen na in-

Rabiësvaccinatie:

Primovacc: zes maanden geldig, booster: 12 maan-

voer in Noorwegen worden herhaald door een die-

den geldig. Dier moet minimaal drie maanden oud

renarts aldaar en in het certificaat worden aangete-

zijn bij vaccinatie.

kend.

Quarantaine:

30 dagen.

• Verplichte identificatie: tatoeage of chip (FE-

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal vier dagen oud op plaats van inla-

CAVA of ISO standaard, anders reader zelf rege-

den.

len).

-ocr page 203-

• Het voornemen tot invoer moet aan de grens van

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal zeven dagen oud.

Noorwegen gemeld worden.

Legalisering:

RVV.

• Indien er van Noorwegen naar Zweden wordt ge-

Bijzonderheden:

• Invoervergunning vereist. Aanvragen bij City

reisd voldoet het certificaat dat voor Noorwegen

Veterinaiy Centre (CVC) 25 Peck Seath Street,

door de practicus is afgegeven ook voor Zweden.

2nd store Singapore 0207. Tel 00 65 2270670 Fax

• Het dier moet minimaal zes maanden aaneenge-

00 65 2276305.

sloten in een EU/EVA- staat verbleven hebben.

• Verboden zijn de als agressief bekend staande ras-

anders gelden er andere voorwaarden.

sen en hun kruisingen.

Oostenrijk

Slovenië

Diersoort:

Hond/kat.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Rabiësvaccinatie:

Tussen één en 12 maanden voor invoer.

Quarantaine:

Nee.

Quarantaine:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja, in Duitse taal.

Gezondheidscertificaat:

Ja, niet meer dan tien dagen oud.

Legalisering:

Nee.

Legalisering:

RVV.

Bijzonderheden:

• Geldt niet voor EG blindegeleidehonden.

Bijzonderheden:

• Dieren jonger dan vier maanden alleen een ge-

• Dieren onder drie maanden geen vaccinatieplicht.

zondheidscertificaat vereist.

• Maximaal drie dieren, uitgezonderd moederdier

• Aanbevolen vaccinaties zijn: hondenziekte, parvo

met pups.

en leptospirose.

• Maximale toegestane verblijfsduur in Slovenië is

Polen

zes maanden.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Slowakije

Kat: tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal drie dagen oud.

Quarantaine:

Nee.

Legalisering:

RVV.

Gezondheidscertificaat:

Ja, tussen drie dagen en drie weken voor invoer af-

Bijzonderheden:

Gezondheidscertificaat in duplo.

gegeven.

Legalisering:

RVV.

Portugal

Bijzonderheden:

• Vervoer per vliegtuig melding komst 24 uur van te

Diersoort:

Hond/kat.

voren.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen 21 dagen en 12 maanden voor invoer.

• Tevens op certificaat vermelden:

Kat: tussen 21 dagen en zes maanden voor invoer

- the animals originate from a region free from nota-

Quarantaine:

Nee.

fible diseases.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

- no rabiës has occured during the last 3 weeks

Legalisering:

Nee.

within 30 km of the place origin.

Bijzonderheden:

Dieren jonger dan drie maanden hoeven niet geënt

te zijn.

Spanje

Diersoort:

Hond/kat.

Roemenië

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

Kat: tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer

Legalisering:

Nee.

Quarantaine:

Nee.

Bijzonderheden:

Dieren jonger dan drie maanden alleen gezond-

Gezondheidscertificaat:

Ja.

heidscertificaat vereist.

Legalisering:

RVV.

Bijzonderheden:

Geen.

Suriname

Diersoort:

HondAat.

Russische Federatie

Rabiësvaccinatie:

30 dagen voor invoer.

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Nee.

Rabiësvaccinatie:

Niet bekend.

Gezondheidscertificaat:

Ja, maximaal twee weken oud.

Quarantaine:

Nee.

Legalisering:

RVV.

Gezondheidscerti ficaat:

Ja, maximaal tien dagen oud.

Bijzonderheden:

Geen.

Legalisering:

RVV.

Bijzonderheden:

In hotels worden huisdieren meestal niet toegela-

Tanzania

ten.

Diersoort:

Hond/kat.

Rabiësvaccinatie:

Hond: tussen zes maanden en driejaar voor invoer

Saoedie-Arabië

Kat: tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Diersoort:

Hond/kat.

Quarantaine:

Bepaalde periode (onbekend).

Rabiësvaccinatie:

Kat: tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Quarantaine:

Nee.

Legalisering:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja(2x).

Bijzonderheden:

Geen.

Legalisering:

Nee.

Bijzonderheden:

In principe is de invoer van honden verboden.

Tsjechië

Contact opnemen met het consulaat, toestemming is

Diersoort:

Hond/kat.

mogelijk in uitzonderingsgevallen (blindegeleide-

Rabiësvaccinatie:

Tussen drie weken en 12 maanden voor invoer.

honden, etcetera).

Quarantaine:

Nee.

Gezondheidscertificaat:

Ja, tussen drie dagen en drie weken voor invoer af-

Singapore

gegeven.

Diersoort:

Hond/kat.

Legalisering:

RVV.

Rabiësvaccinatie:

Ja.

Bijzonderheden:

• Melding komst per vliegtuig 24 uur van te voren.

Quarantaine:

Ja, mininaal 30 dagen.

• Tevens op certificaat vermelden:

-ocr page 204-

- The animals originate from region free from nota-

Agriculture, 551 82Jónkoping Sweden

fible diseases.

Tel.: 00 463 615 5000/ Fax: 00 463 615 0818.

- No rabiës has occured during the last 3 weeks

Kosten 400 SEK overmaken via Eurogiro of

within 30 km of the place of origin.

SWIFT, rekeningnummer 955799-2 van de
Postgirot Bank SE-105 06 Stockholm (maximaal 10

Tunesië

dieren, 1 jaar geldig).

Diersoort:

Hond/kat.

• Aanvraag indienen met betalingsbewijs onder ver-

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en zes maanden voor invoer.

melding van: naam, adres, diersoort en ras, iden-

Quarantaine:

Nee.

tificatienummer, herliomsl land, voorgenomen

Gezondheidscertificaat:

Ja.

datum van invoer.

Legalisering:

RVV.

• Benodigde vaccinaties:

Bijzonderheden:

Tevens op certificaat vermelden dat:
• No notafible diseases of animals occured in the re-
gion of origin for 6 weeks before shipment.

- Rabiës: De hond moet minimaal drie maanden
oud zijn en de kat minimaal 12 maanden voor de
eerste enting. Revaccinatie binnen één jaar en 45
dagen. Advies: booster na één maand na de eerste

Turkije

vaccinatie en revaccinatie binnen het jaar.

Diersoort:

Hond/kat.

- Leptospirose (hond); Minimaal 30 dagen voor in-

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

voer; maximaal één jaar en 45 dagen oud bij im-

Quarantaine:

Nee.

port. Bij revaccinatie binnen die tijd geldt de 30

Gezondheidscertificaat:

Ja.

dagen limiet niet.

Legalisering:

RVV consulaat.

- Hondenzielcle (hond); Minimaal 30 dagen voor in-

Bijzonderheden:

Tot nader order is de invoer van pitbullterriërs ver-
boden.

voer geënt en maximaal twee jaar en 45 dagen,
ook hier geldt dat bij revaccinatie binnen de tijd de

Venezuela

termijn van 30 dagen niet geldt.

• Dieren moeten met een geregistreerd rabiësvaccin

Diersoort:

Hond/kat.

gevaccineerd zijn.

Rabiësvaccinatie:

12 maanden geldig.

• Tussen vier en 12 maanden na de laatste vaccina-

Quarantaine:

Nee.

tie dient bloedonderzoek op antilichamen (>0,5

Gezondheidscertificaat:

Ja.

iu/ml) plaats te vinden in aangewezen laboratoria

Legalisering:

RVV consulaat.

in het buitenland.

Bijzonderheden:

Dieren dienen ingeënt te zijn tegen respectievelijk
honden- en kattenziekte, vermelden op het certifi-
caat.

• Indien een hond of kat reeds eerder de juiste an-
tilichamentiter had en daama jaarlijks is ingeënt,
behoeft geen nieuwe bloedtest plaats te vinden.

* Het dier moet de afgelopen zes maanden in

Verenigde Staten

EU/EVA- landen verbleven hebben.

Diersoort:

Hond/kat.

■ Honden moeten tegen leptospirose tussen één en

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

12 maanden voor invoer en tegen hondenzicktc

Quarantaine:

Nee.

tussen één en 24 maanden voor invoer worden

Gezondheidscertificaat:

Ja.

ingeënt (datum type en vaccinnummer vermel-

Legalisering:

Nee.

den).

Bijzonderheden:

• Dieren jonger dan drie maanden geen rabiësvacci-
natie nodig.

• Hawaii stelt een quarantainepcriode van 120 da-
gen veiplicht.

• Verplichte ontwomiing met praziquantel tegen
lintwormen vermeld door de dierenarts op het cer-
tificaat en maximaal tien dagen voor invoer ver-
richt. Datum en merk vermelden in certificaat.

Zuid-Afrika

Na aankomst in Zweden is nogmaals ontwormen

vereist voor hond en kat.

Diersoort:

Hond/kat.

• Verplichte identificatie, moet verricht zijn vóór

Rabiësvaccinatie:

Tussen 30 dagen en 12 maanden voor invoer.

het dier gevaccineerd wordt. Door middel van ta-

Quarantaine;

Nee.

toeage in het oor of chip nissen de schouderbla-

Gezondheidscertificaat:

Ja.

den. Meestal zijn readers van INDEXEL of

Legalisering:

Certificering RVV.

DATA MARS aanwezig (navragen en eventueel

Bijzonderheden;

• Invoervergunning aan te vragen bij; Director
Veterinary Services, Private Bag 138, Pretoria
Tel. 0027 12 3197514 Fax 00 27 12 3298292.

• Diverse onderzoeken en behandelingen worden
voorgeschreven. Met Zuid-Afrika is overeenge-
komen dat geen testen behoeven plaats te vinden

zelf meenemen).

• Alle originele papieren inclusief het vaccinatie-
boekje, de uitslagen van hel laboratorium en de in-
voervergunning gekoppeld aan het identificatie-
nummer van het dier dient de importeur bij zich te
hebben.

voor: B. Canis, T. Evansi, B. Gibsoni, D. Immitis.

• Dieren moeten aan de grens gemeld worden.

\' Dieren onder drie maanden geen vaccinatie ver-

eist, het moederdier moet ten tijde van de geboorte

Zwitserland

een geldige rabiësvaccinatie hebben.

Diersoort:

Hond/kat.

Zweden

Rabiësvaccinatie:

30 dagen voor invoer - 12 maanden geldig.

Quarantaine:

Nee.

Diersoort:

Hond/kat.

Gezondheidscertificaat:

Ja.

Rabiësvaccinatie:

Vier tot 11 maanden voor export.

Legalisering:

Nee.

Quarantaine:

Nee.

Bijzonderheden:

• Indien jonger dan vijf maanden alleen gezond-

Gezondheidscertificaat:

Ja, tien dagen geldig.

heidscertificaat vereist.

Legalisering:

Nee.

• Maximaal drie dieren mogen mee.

Bijzonderheden:

• Invoervergunning aanvragen bij; Intemational
Traffic Veterinary Control, Swedish Board of

• Het volledige adres van de eigenaar moet op het
gezondheidscertificaat worden vermeld.

-ocr page 205-

Open dag Martin Gaus Cedragscentrum Lelystad

Doel van de open dag en van het
Gedragscentrum is kennisoverdracht,
niet alleen naar trainers en andere ge-
dragsdeskundigen, maar ook naar die-
renartsen. Het blijkt dat er toch een be-
hoorlijke behoefte is aan meer kennis
over gedrag van huisdieren bij dieren-
artsen. Nu komen er al jaarlijks veteri-
naire studenten in hun co-schappen
voor een korte kennismaking.

Hondenschool

Het Dierenhotel Lelystad is van oor-
sprong een pension en asiel dat al in
1975 is gestart. In de loop der jaren
kwam de behoefte om honden en hun ei-
genaren een betere begeleiding in de op-
voeding te geven. De Hondenschool
werd een feit. Ondertussen is het hele
bedrijf behoorlijk uitgebreid met als be-
langrijkste uitbreidingen een volledig
erkende Geleidehondenschool, een
franchise-organisatie waar nu meer dan
40 bedrijven bij zijn aangesloten en een
in 1998 gebouwd Gedragscentrum.
Binnen het bedrijf komen jaarlijks dui-
zenden honden om intern te worden
opgevoed door professionele trainers.
Daamaast worden er cursussen en
workshops gegeven. Alles in het kader
van kennisoverdracht. Binnen het
Gedragscentrum zijn er mogelijkhe-
den voor gedragsspreekuren, waarvan
het de bedoeling is om via een gesprek
met de eigenaren en via het testen van
de hond een duidelijk beeld te krijgen
van het probleemgedrag. Op deze ma-
nier kan één van de gedragsdeskundi-
gen tot een gedragsdiagnose komen
met een op dat probleem en die hond
gerichte therapie en prognose. Wat
voorop staat is begeleiding op maat.
Daamaast is er de mogelijkheid om
een hond intern te laten trainen. Na af-
loop van zo\'n inteme training krijgt
elke eigenaar nog een persoonlijke
theoretische en praktische training.
Het Gedragscentrum zal ook gebruikt
gaan worden voor wetenschappelijk
onderzoek op het gebied van gedrag
van huisdieren. Het team bestaat uit
professionele trainers, dierenartsen,
een klassiek homeopaat, een gedrags-
biologe en psychologe.

In verband met het 25-jarig bestaan organiseert het Martin Gaus Gedrags-
centrum Lelystad op 1 april 2000 een open dag voor dierenartsen. Bezoekers
krijgen uitgebreid informatie over het bedrijf, de mogelijkheden van gedrags-
therapie en zij krijgen zelf de kans om interactief kennis te maken met de
nieuwste trainingsmethodes. Verder staan er lezingen van gerenommeerde
specialisten op het gebied van hondengedrag uit binnen- en buitenland op het
programma. Ook zullen er demonstraties worden gehouden van geleidehon-
den, trainingstechnieken, etcetera.

Meer inforttiuüe:
telefoonnummer 0320 - 229500.

Reactie op \'Ethische richtlijnen voor het omgaan met zelfstandig
levende dieren in de terreinen van Staatsbosbeheer\'

Het Hoofdbestuur van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft inmiddels naar aan-
leiding van de gebeurtenissen eveneens

\' Respectieveiijk voorzitter en secretaris van de
Werkgroep Relatie Mens-Dier, Dierhenutting.
correspondentie via e-mail J.T.LumeiJ@vet.uu.nl of
j.oosterbaan@SysCoData.nl

Al jaren is er een publieke discussie gaande over wat wel en wat niet mag met
ten behoeve van natuurbeheer uitgezette dieren. Naar aanleiding van de hon-
gerdood van een 70-tal runderen in de Oostvaardersplassen in de winter van
1998-1999 werden vragen gesteld in de Tweede Kamer. Deze werden door de
staatssecretaris van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
beantwoord. Deze antwoorden waren voor een groep dierenartsen aanleiding
om het geheel aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Deze analyse
werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 augustus
1999, deel 124, aflevering 16, als ingezonden brief onder de titel: \'Tot de dood
er op volgt\'.

een standpunt bepaald en dat medege-
deeld aan de staatssecretaris van Land-
bouw. Deze brief werd gepubliceerd in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 januari 2000.

Teneinde haar beleid inzichtelijk te
maken en wellicht ook te legitimeren
heeft Staatsbosbeheer (SBB) op 11
november 1999 de brochure
\'Ethische richtlijnen voor het om-
gaan met zelfstandig levende dieren
in de terreinen van Staatsbosbeheer\'
laten maken en gepubliceerd (Tram-
per, 1999).

Het is prijzenswaardig dat SBB het ini-
tiatief heeft durven nemen om richtlij-
nen op te stellen en openbaar te maken.
Daarmee is een belangrijke stap gezet
op weg naar een open dialoog over de
relatie mens-dier binnen de door SBB
beheerde terreinen.

De richtlijnen kennen de volgende
indeling: hoofdstuk 1 Inleiding, hoofd-
stuk 2 Richtlijnen, hoofdstuk 3
Achtergronden en hoofdstuk 4
Voorbeelden. Daarnaast is er een
Appendix 1 Totstandkoming en een
Appendix II Spoor A terreinen en een
samenvatting. Aangegeven wordt dat
de richtlijnen en de achtergronden in
samenhang moeten worden beoor-
deeld of gelezen.

In het onderstaande wordt door onder-
getekenden een bijdrage geleverd aan de
dialoog aan de hand van de volgende
onderwerpen: Samenstelling werk-
groep, Uitgangspunten en Wetgeving,
Ecosysteem en Draagkracht, Populatie-
beheer, Samenvatting en Advies.

-ocr page 206-

Samenstelling werkgroep

Er is door SBB een werkgroep gevormd
bestaande uit 15 personen, van wie acht
direct bij SBB zijn betrokken, verder
twee dierenartsen, een populatiezoö-
loog, een medewerker van het Inter-
facultair Centrum Welzijn Dieren,
Universiteit Utrecht (UU), een verte-
genwoordiger van het Instituut voor
Agrarisch Recht, Landbouw Universi-
teit Wageningen (LUW), een vertegen-
woordiger van het Departement Dier-
wetenschappen, Leerstoel ethologie,
LUW en een vertegenwoordiger van het
Centrum voor Bio-ethiek en Gezond-
heidsrecht, UU. De auteur van de richt-
lijnen is R. Tramper, Centrum voor Bio-
ethiek en Gezondheidsrecht, UU.
Mede gezien de opmerking die wordt
gemaakt op pagina 42 dat er tot op grote
hoogte consensus bestond over wat
wenselijk en haalbaar was, maar dat de
richtlijnen niet de persoonlijke opvattin-
gen van alle beheerders en deskundigen
die deel hebben genomen vertolken en
het feit dat vertegenwoordigers van
SBB in de meerderheid waren, moet
worden geconcludeerd dat de eigen op-
vattingen van medewerkers van SBB
een belangrijke rol hebben gespeeld bij
de totstandkoming van de richtlijnen.

Uitgangspunten en Wetgeving

In de inleiding van de richtlijnen wordt
de suggestie gewekt dat het tot voor kort
ongebruikelijk was dat men zich af-
vroeg of men morele verplichtingen had
ten opzichte van individuele in het wild
levende dieren en in de samenvatting
wordt verwoord dat er een veranderde
houding zou zijn van de mens ten op-
zichte van de natuur. Met de introductie
van dieren in natuurterreinen afkomstig
uit de menselijke samenleving zou dat
veranderd zijn.

Wordt de lezer hiermee niet op het ver-
keerde been gezet? Uit het feit dat het
wettelijk verboden is zonder redelijk
doel de gezondheid van een (wild) dier
te benadelen en eenieder verplicht is
hulpbehoevende (wilde) dieren de no-
dige zorg te verlenen (Artikel 36 Ge-
zondheids- en Welzijnswet voor Dieren,
GWWD), kan worden geconcludeerd
dat de vraag over de morele plichten ten
opzichte van wilde dieren al lang speelt
in de samenleving, en dat de samenle-
ving haar standpunt daarover al bepaald
heeft.

Ook bestaat er al lang een directe beïn-
vloeding door de mens op de leefom-
standigheden van in het wild levende
wilde zwijnen, edelherten en reeën in
Nederland. Onze infrastructuur heeft
het leefgebied van deze diersoorten op-
gedeeld in vele kleine stukjes. In een
aantal gevallen belemmeren rasters een
vrije uitwisseling met de omgeving. Al
heel lang geleden heeft de Nederlandse
overheid het beheer van deze populaties
grote zoogdieren geregeld via de
Jachtwet. Ook in de Flora en Faunawet
is met een dergelijk beheer rekening ge-
houden.

Discussie \'zorgplicht\'
Met de introductie in natuurterreinen
van dieren die afkomstig zijn uit de
menselijke samenleving is echter wel
een discussie gestart. Maar deze discus-
sie gaat over iets geheel anders. Een as-
pect dat in de ethische richtlijnen van
SBB geheel niet aan de orde komt. Het
is volgens Artikel 37 GWWD de houder
van dieren verboden deze dieren de no-
dige verzorging te onthouden. Waar
SBB in hoofdstuk 3.4 de regelgeving
bespreekt en waar het begrip \'zorg-
plicht\' wordt toegelicht, wordt Artikel
37 GWWD in het geheel niet genoemd.
Met toch minder relevante wedervragen
zoals de vraag of deze zorgplicht ook
betrekking heeft op sprinkhanen, lijkt
SBB een open antwoord uit de weg te
gaan. Het lijkt onwaarschijnlijk dat SBB
niet op de hoogte is van dit wetsartikel.
De Raad voor Dierenaangelegenheden
heeft naar aanleiding van de problema-
tiek in de Oostvaardersplassen in een
advies aan de minister op 17 december
1996 aan dit wetsartikel gerefereerd en
naar aanleiding van de rundersterfte vo-
rige winter is door een inspecteur van
de Landelijke Inspectiedienst Dieren-
bescherming op grond van dit wetsarti-
kel proces-verbaal opgemaakt.

Instrumenteel gebruik
Op pagina 33 onder \'Rol en positie van
geïntroduceerde dieren\' wordt de kern
geraakt waar het in feite om gaat en waar
de schoen knelt: \'.. .in de meeste geval-
len worden geïntroduceerde dieren als
instrument voor het beheer gezien. Dit
instrumentele gebruik [...] is in principe
moreel problematisch. In dit geval zijn
er echter goede redenen om daar niet al
te zwaar aan te tillen. De dieren worden
immers niet tot een instrument geredu-
ceerd. Er worden dieren gekozen die op-
gewassen zijn tegen de omstandighe-
den. De verwachting is dat de dieren
[...] de hun toegedachte taken uitvoe-
ren. Ze krijgen zo de gelegenheid om in
geschikte omstandigheden zelfstandig
te leven en zich te ontplooien. Sterker
nog die ontplooiing is met name in
spoor A terreinen tot op zekere hoogte
noodzakelijk voor het bereiken van het
effect dat de beheerders nastreven.\' Op
pagina 8 wordt echter gesteld dat er \'nog
veel onbekend is over het verloop van
het proces waarbij paarden en runderen
langzaam weer verwilderen (dedomes-
ticatie)\'. Het behoeft geen enkel moreel
probleem te zijn om dieren als instru-
ment in te zetten in het kader van natuur-
beheer. Voorwaarde is dat de dieren
kunnen leven naar hun aard, dus met be-
houd van de intrinsieke waarde. De
wijze waarop SBB die inzet wil doen
plaatsvinden brengt haar evenwel in
conflict met de wettelijke zorgplicht.

Zorgplicht genegeerd
De zorgplicht (het in Artikel 37 GWWD
vastgelegde verbod om de dieren de no-
dige verzorging te onthouden) wat uit-
gangspunt zou moeten zijn voor onze
houding van de uitgezette dieren wordt
genegeerd, wanneer niet feitelijk vast
staat, dat de dieren beslist geen mense-
lijke zorg nodig hebben. SBB introdu-
ceert twee nieuwe begrippen namelijk
\'respect voor potentiële wildheid\' (zie
Samenvatting) en \'zelfstandig levende
dieren\' (pagina 7). SBB wekt daarmee
de indruk dat ze de grote grazers die
worden ingezet niet in het bestaande
wettelijke systeem zou kunnen inpas-
sen. Dat lijkt ons een misvatting. Met
respect voor de potentiële wildheid en
met erkenning op het recht van zelfstan-
dig leven, kan wel degelijk worden af-
gewogen of een diersoort als wild of als
gehouden moet worden aangemerkt.
Voor beide soorten kan men vervolgens
de afweging maken of er sprake is van
leefomstandigheden die de intrinsieke
waarde van de dieren intact laat. De
toenmalige minister van LNV heeft in
het verleden reeds aangegeven dat met
name in de Oostvaardersplassen sprake
is van een zorgplicht met betrekking tot
aldaar ten behoeve van het natuurbeheer
uitgezette dieren (Brief van 4/10/96;
DN.965391).

Het is jammer dat SBB het niet heeft
aangedurfd om een vertaling te maken
of een invulling te geven aan de wette-
lijk vastgelegde \'zorgplicht\', of op z\'n
minst te beargumenteren waarom SBB
meent dat dit in weerwil van het advies
van de Raad voor Dierenaangelegen-
heden niet van toepassing zou zijn. Wij
achten het ethisch gezien zelfs een dubi-
euze gang van zaken dat door SBB ethi-
sche richtlijnen voor de omgang met
dieren worden opgesteld, die gebaseerd
zijn op uitgangspunten die in strijd zijn
met de wetgeving hieromtrent, en deze
vervolgens
bindend te maken voor alle

-ocr page 207-

medewerkers van SBB (zie pagina 8:
Toepassing in de praktijk). Individuele
medewerkers kunnen hierdoor in gewe-
tensproblemen komen.

Kadavers

Iets dergelijks doet zich voor met be-
trekking tot het onderwerp \'het laten lig-
gen van dode dieren\' (pagina 21).
Daarover willen wij kort zijn: in
Nederland is dit door de Destructiewet
geregeld. Wij achten geen termen aan-
wezig waarom van deze wettelijke be-
palingen zou moeten worden afgewe-
ken. De richtlijnen die worden gegeven
kunnen alleen maar betrekking hebben
op kadavers van runderen en paarden.
Het geeft blijk van het hinken op twee
gedachten: enerzijds is er de wetgever
die het verbiedt, dus dat moet proforma
wel worden vermeld, maar anderzijds
bestaat de uitdrukkelijke wens van SBB
om alle kadavers van runderen en paar-
den te laten liggen. Aan de medewerkers
worden gedetailleerde richtlijnen gege-
ven die uitnodigen om de wetgeving
met een korreltje zout te nemen.

Gewervelde dieren

Hoewel aangegeven wordt dat de richt-
lijnen in beginsel betrekking hebben op
alle gewervelde dieren, is er voor
geko-
zen
de richtlijnen alleen van toepassing
te verklaren voor die dieren die beïn-
vloed worden door barrières en belem-
meringen die het gevolg zijn van mense-
lijke invloeden. Hazen, konijnen,
kikkers en muizen worden buiten be-
schouwing gelaten omdat voor deze die-
ren de richtlijnen onuitvoerbaar worden
geacht. Men had een andere en naar
onze mening meer reële verdediging
kunnen kiezen: konijnen, muizen en
kikkers maken onderdeel uit van de in
Nederland nog intacte voedselpyrami-
des.

Bij de grote grazers is deze situatie an-
ders. In alle gevallen zijn de leefgebie-
den beperkt van omgang en vaak niet
onderling verbonden. Voorts komen na-
tuurlijke predatoren niet voor. Dit is een
zeer ingrijpend gemis, juist in verband
met het welzijn van de dieren.
Prooidieren zullen proberen aan hun
predator te ontsnappen door weg te trek-
ken. Daarmee wordt bevorderd dat de
voedselgronden beter worden benut.
Voorts zullen predatoren vooral
zwakke, jonge en oude dieren als prooi
weten te bemachtigen. Daarmee wordt
een al te grote schommeling in de popu-
latie-omvang voorkomen, maar wordt
ook het eventuele lijden van zwakke
dieren verkort. In een volledig ecosys-
teem wordt recht gedaan aan begrippen
als \'zelfstandigheid\' en \'recht op poten-
tiële wildheid\', zo men die begrippen in
deze context al wil hanteren, en komt de
intrinsieke waarde van het dier werke-
lijk tot zijn recht.

In de natuurgebieden van ons land komt
deze situatie nergens voor en dat zal, in
samenhang met de beperkte ruimte,
consequenties moeten hebben voor het
beheer. Die consequentie wordt in deze
richtlijnen niet getrokken en dat ver-
zwakt in ernstige mate de geloofwaar-
digheid ervan.

Ecosysteem en Draagkracht

In de inleiding onder het hoofd \'Voor
welke terreinen\' (pagina 7) komt de vol-
gende passage voor: \'Er wordt in de
richtlijnen een onderscheid gemaakt
tussen terreinen die onder spoor A en
spoor B vallen. Bij de eerste beheers-
strategie staat \'meer ruimte voor natuur-
lijkheid centraal\', bij de tweede \'verster-
king van de halfhatuurlijke natuur die
moeilijk gerealiseerd kan worden\'.
Natuurlijk zijn de \'rechten\' van de die-
ren gelijk in alle terreinen, maar in de
spoor A terreinen zal men, omdat daar
andere natuurdoelstellingen in het ge-
ding zijn, terughoudender zijn met in-
grijpen dan in spoor B terreinen.\'
Enerzijds wordt aangegeven dat de die-
ren in de verschillende terreinen gelijke
rechten hebben, anderzijds wordt aan-
gegeven dat de rechten van de dieren an-
ders worden wanneer wij mensen een
andere inhoud geven aan de natuurdoel-
stelling van bepaalde terreinen. Hier is
sprake van inconsequentie.
In hoofdstuk 2 onder A. 1 (pagina 11)
wordt aangegeven dat in spoor A terrei-
nen sprake is van een nagenoeg natuur-
lijke of begeleid natuuriijke situatie.
Voorts wordt gesteld dat dit soort gebie-
den in Nederland niet voorkomt met uit-
zondering van het Waddengebied en
tenslotte blijkt Appendix II een lijst te
bevatten van 29 spoor A gebieden varië-
rend in grootte van 1 ha tot 5451 ha.
Als spoor A-gebieden in Nederland niet
voorkomen wat is dan de waarde van de
gepubliceerde lijst?

Incomplete ecosystemen
Daar waar we in Nederland spreken van
grote grazers in natuurgebieden hebben
we te maken hebben met incomplete
ecosystemen die hooguit in de definitie
half-natuurlijke gebieden vallen en waar
het menselijk handelen een duidelijke
invloed heeft. Op pagina 17 van de
richtlijnen worden de beperkende facto-
ren zoals een onvoldoende groot leefge-
bied en het ontbreken van grote predato-
ren door SBB onderschreven.
Onder de letter C wordt \'Het beheer van
de populatie\' behandeld en de eerste
richtlijn ten aanzien van dit onderwerp
spreekt ogenschijnlijk duidelijke taal:
\'De omvang van de populatie van de
verschillende diersoorten wordt door de
beheerder zodanig gereguleerd dat de
draagkracht van het terrein niet over-
schreden wordt.\'

Dit verdient steun. Hierboven hadden
we immers reeds geconstateerd dat er in
ons land slechts half-natuurlijke gebie-
den zijn. Dat houdt in dat de invloed van
de beheerder hier duidelijk aanwezig is
en ten opzichte van de dieren er ook dui-
delijk moet zijn. Vanuit dat punt heeft
de verzorger een wettelijk gedefinieerde
zorgplicht (zie boven).
Maar zo eenvoudig blijkt het niet te zijn.
Op pagina 18 onder 1.1. wordt namelijk
gesteld \'Waar mogelijk heeft het in
spoor A terreinen de voorkeur om aan-
tallen te laten reguleren door natuurlijke
mechanismen\', waardoor het beheer ge-
heel op losse schroeven komt te staan.
Hier staat bovendien de opmerking: \'hij
kijkt met de ogen van de wolf. Deze op-
merking is in dit verband misplaatst,
omdat deze uitdrukking juist wordt ge-
bruikt in verband met een keuze voor
actief beheer. Er wordt een natuurlijk-
heid gesuggereerd die er naar onze me-
ning in Nederland niet is. Bovendien
worden rekbare begrippen geïntrodu-
ceerd als \'incidentele\' en \'gematigde\'
sterfte die aanvaardbaar zouden zijn.
Verder wordt zonder verdere onderbou-
wing de suggestie gewekt dat naarmate
de populatie-omvang de draagkracht
van het gebied nadert, de reproductie
zodanig zou afiiemen dat er een stabili-
satie van de populatie-omvang zou op-
treden. Het tegendeel kan echter wel
worden onderbouwd, namelijk dat deze
stabilisatie niet optreedt. Uit het onder-
zoek van Clutton-Brock
et al. (1991)
naar de instabiliteit van de Soay-scha-
penpopulatie op het eiland Hirta, bleek
onder andere dat de totale vruchtbaar-
heid niet significant gerelateerd was aan
de populatiedichtheid. Wel was de
vruchtbaarheid laag
na een crashjaar.
De populatiedynamica van grote gra-
zers die niet worden beheerd karakteri-
seert zich door het optreden van pieken
en dalen, die worden veroorzaakt door
het doorschieten boven de draagkracht
van een gebied, gevolgd door massale
sterfte. De KCC (K-Carrying Capacity
of potentiële carrying capacity) wordt
overschreden (Macnab 1985). SBB
heeft eerder reeds verklaard dat een

-ocr page 208-

massale sterfte, ten opzichte van het pu-
bliek, onaanvaardbaar is. Wij menen dat
deze massale sterftes, die vermijdbaar
zijn, ook ten opzichte van de dieren zelf
onaanvaardbaar zijn onder Nederlandse
omstandigheden. In complete ecosyste-
men komen crashes door overschrijding
van de KCC zoals hierboven beschre-
ven en dus bij herhaling en voorspel-
baar, niet voor, waarom deze dan in de
spoor A terreinen simuleren (pagina
19)?

Bijvoeren

Ook voor bijvoeren worden regels aan-
gedragen. Daarin kunnen wij ons vin-
den.

Bijvoeren van dieren in de natuur moet
hoge uitzondering zijn, omdat bijvoeren
inderdaad een ongunstig bijverschijnsel
kan hebben door beïnvloeding van na-
tuurlijk gedrag. Denkbaar is evenwel
dat bijgevoerd wordt bij langdurige he-
vige sneeuwval ten gevolge waarvan het
nomiale voedsel niet meer bereikbaar is.
Er ontstaan dan noodsituaties die om ac-
tie vragen. Voor het overige moet bij-
voeren niet nodig zijn. Een uitzondering
zou gemaakt kunnen worden voor be-
paalde voedselbestanddelen, bijvoor-
beeld mineralen, indien die van nature te
weinig voorkomen.

Het is merkwaardig dat in de brochure
toch weer onderscheid wordt gemaakt
tussen A- en B-gebieden ten aanzien
van dit punt. Dit achten wij niet accepta-
bel.

In plaats van bouwstenen aan te dragen
omtrent het begrip draagkracht en af te
spreken hoe dit begrip kan worden ge-
hanteerd, wordt het probleem vooruit-
geschoven om te zien wat er gebeurt.
Dat achten wij niet verantwoord. Er is
geen enkele noodzaak te bedenken
waarom er zo op het scherpst van de
snede moet worden gebalanceerd. Het
dient te gaan over praktische richtlijnen
voor het beheer, ook in het belang van
het dier. In dat kader zijn tenminste twee
factoren denkbaar die te maken hebben
met de draagkracht van het terrein. De
eerste factor is de hoeveelheid geschikt
voedsel voor de aanwezige dieren in zo-
mer
en winter. Daamaast is er ruimte
nodig die eventueel gewenst territori-
umgedrag van de soorten mogelijk
maakt. Er bestaan goede methodes om
de draagkracht van een gebied vast te
stellen gebaseerd op zowel het aanbod
van voedsel als op de conditie van een
representatieve steekproef van dieren
uit de populatie. Naast een visuele be-
oordeling van de conditie kan bepaling
van het beenmergvetgehalte gebruikt
worden om de conditie vast te stellen.
Zodra de totale hoeveelheid voedsel die
benodigd is, groter is dan de hoeveel-
heid voedsel die groeit en/of bereikbaar
is, wordt de draagkracht overschreden.
In het veld is te zien, ook aan de conditie
van de dieren, wanneer dat het geval is.
Een dergelijke situatie ontstaat niet plot-
seling, maar wordt in de loop van een
aantal weken of maanden bereikt.
Wanneer dat een jaarlijks optredend
verschijnsel is, dan is populatiebeheer
aan de orde.

Ons inziens mag in Nederland de behan-
deling ten behoeve van natuurbeheer
uitgezette dieren niet afhankelijk wor-
den gemaakt van de terreindoelstelling
maar moet uitgegaan worden van de
leefomstandigheden van de dieren.

Omgang met individuele dieren

Onder de letter B op pagina 14 komt het
omgaan met individuele dieren aan de
orde.

De eerste richtlijn luidt:
Indien de beheerder geconfronteerd
wordt met een gewond of ziek dier dat
uitzichtloos en ernstig lijdt, dan dient hij
in te grijpen door het dier pijnloos te do-
den of te laten doden.
Dat lijkt heel duidelijk en correct.
Volgens de brochure moet onder
uit-
zichtloos
worden verstaan, geen kans op
herstel en onder
ernstig lijden tekenen
van pijn en/of stress. Vraag is, wie kan
dat vaststellen en is dat onder praktijk-
omstandigheden, in het veld dus, wel te
doen? In het tweede deel van de toelich-
ting wordt, zonder daarvoor een deug-
delijke onderbouwing aan te voeren, een
pleidooi gehouden om wilde dieren
\'zelfstandig te laten sterven\'. Gesteld
wordt dat er gegronde redenen kunnen
zijn om af te zien van ingrijpen bij een
stervend dier. Wat die redenen zijn
wordt overigens niet duidelijk gemaakt.
Het valt ook op dat het in deze passage
alleen gaat over \'wilde dieren\' en niet
over zelfstandig levende dieren, zoals de
grazers eerder worden genoemd. Wordt
dan toch weer onderscheid gemaakt?
Tenslotte wordt gesteld dat het doden
van stervende dieren, ook al bestaat er
geen dringende noodzaak, wel gewoon
toegestaan blijft. Met andere woorden,
de beheerder moet maar zien wat hij er-
mee doet. De uitvoerend beheerder staat
hiermee behoorlijk in de kou.
Ook ten aanzien van deze richtlijn had
een andere meetlat gebruikt kunnen
worden. De beheerder kan zich de vraag
stellen wat in een compleet ecosysteem
de kansen zouden zijn van het gewonde
of zieke dier dat hij observeert. In de we-
tenschap dat de predator bij voorkeur dit
soort dieren zal doden kan de beheerder
een andere afweging maken en zich af-
vragen hoe ziek of gezond is dit dier.
Zou het geen kans hebben, dan liever
doden. Zou het een kans hebben, dan
ook die kans geven. In de praktijk komt
het er vaak op neer dat dieren met opper-
vlakkige verwondingen doorgaans een
goede kans hebben. Het is jammer dat
de opstellers van de ethische richtlijnen
deze kans hebben laten liggen.
Hoewel onder de richtlijn 1.2 wordt aan-
gehaald dat bij twijfel over uitzichtloos-
heid dan wel de mate van emst een die-
renarts of een andere deskundige,
bijvoorbeeld etholoog, moet worden ge-
raadpleegd, lijkt dit niet de juiste oplos-
sing. De beslissing wordt gelegd bij der-
den en dat zal praktisch vaak slecht
uitvoerbaar blijken te zijn, behalve wan-
neer het dier niet meer van zijn plaats
komt. Die situatie is vanuit het ecolo-
gisch standpunt evenwel duidelijk: geen
kans meer.

Populatiebeheer

Het raadplegen van externe deskundi- \'
gen is wel aan de orde wanneer actief
populatiebeheer wordt uitgevoerd waar-
bij de jachtmethoden van de wolf zo
dicht mogelijk moeten worden bena-
derd. Deze methoden bepalen voor een
belangrijk deel welke selectie binnen de
populatie zal worden gemaakt. De op-
stellers van de richtlijnen propageren
een jaarlijkse aanpassing van de popula-
ties in de spoor B terreinen door doden
of wegvoeren. Daar kunnen wij ons in
vinden.

Vervolgens stelt men dan toch weer dat
dit ook in de spoor A terreinen kan, maar
dat dit langer kan wachten, namelijk tot
het moment dat er welzijnsproblemen
zichtbaar zijn. Dat is hoogst merkwaar-
dig. Hier worden dieren dus verschil-
lend behandeld al naar gelang een inde-
ling die de beheerder maakt. Dat is niet
te verdedigen en naar onze mening niet
te tolereren.

Een duidelijk hiaat in deze richtlijnen is
op welke ethisch verantwoorde wijze
aan populatiebeheer zou kunnen wor-
den gedaan. Hoewel SBB zoveel moge-
lijk aan de natuur zelf wil overlaten staat
de noodzaak van populatiebeheer, vroe-
ger of later, buiten kijf. Het zou SBB sie-
ren als zij vooruitlopend hierop een stu-
die zou laten verrichten naar de meest
geëigende methodes voor populatiebe-
heer voor de verschillende soorten in het
geding zijnde herbivoren. Gezien de ex-
ponentiële groei van de populaties zou
dit tijdstip om een aanvang te maken

-ocr page 209-

met het beheer wel eens in de zeer nabije
toekomst kunnen liggen. De ideeën met
betrekking tot de haalbaarheid of de
wenselijkheid van de diverse methoden
van beheer geven niet bepaald blijk van
kennis van zaken op dit gebied, zoals
blijkt uit een andere recente publicatie
uitgevoerd in opdracht van SBB (Groot
Bruinderinkera/., 1999).

Samenvatting en advies

I

SBB heeft met het uitbrengen van de et-
hische richtlijnen een daad gesteld die
waardering verdient. Wij hebben met
onze reactie evenwel aan willen geven
dat onder Nederlandse omstandigheden
andere uitgangspunten gehanteerd had-
den moeten worden en meer concrete
keuzes gemaakt hadden kunnen wor-
den. Dat zou voor de uitvoerende be-
heerders een betere steun zijn geweest.

Religie

De aanval op dr. Slappendel door Jaap
Boersma (Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 125, pagina 92) trekt het peil van
deze discussie tot wel heel grote hoogte
op. Hij zegt: \'Er is geen wetenschap

Wij menen dat op een aantal punten te
weinig rekening wordt gehouden met
de beperkte omstandigheden waarin
veel dieren in natuurgebieden moeten
leven.

In de onderbouwing van de richtlijnen
komen tegenstrijdige zaken voor die af-
breuk doen aan de opgestelde richtlij-
nen. Het feit dat de opstellers de hou-
ding ten opzichte van dieren laten
afhangen van de categorie waaronder
een leefgebied valt achten wij niet ver-
dedigbaar. Dit is des te meer het geval
daar moet worden uitgegaan van de ge-
dachte dat echte grote ongerepte natuur-
gebieden in ons land niet voorkomen.
Het is te hopen dat een nadere concreti-
sering van de richtlijnen meer duidelijk-
heid zal verschaffen.
De noodzakelijkheid van populatiebe-
heer in de (nabije?) toekomst moet eer-

zonder religie\' en \'De wetenschap is een
model die pas door religie tot werkelijk-
heid wordt\'. Mijn vraag: wat bedoelt
Boersma met religie? Hij zal antwoor-
den: het ware geloof
Op grond van dit soort denkbeelden kon
in het verre en recente verleden het lo-
gisch redeneren onderdrukt worden. Dit
lijk onder ogen worden gezien. Een
voortvarende uitwerking van de metho-
den die voor de diverse in het geding
zijnde diersoorten moeten (kunnen)
worden gebruikt verdient hoge priori-
teit.

Literatuur

• Clutton-Brock TH, Price OF, Albon SD, and
Jewell PA. Persistent instability and population
regulation in Soay sheep. J Anim Ecol 1991;
60: 593-608.

• Groot Bruinderink GWTA, et al. Dynamische
interacties tussen hoefdieren en vegetatie in de
Oostvaardersplassen. IBN-rapportnummer 436
ISSN: 0928-6888. IBN-DLO Wageningen,
1999: 96-101.

• MacNab J. Carrying capacity and related slip-
pery shibboleths. Wildl Soc Bull 1985; 13:
403-10.

• Tramper R. Ethische richtlijnen. Richtlijnen
voor het omgaan met zelfstandig levende die-
ren in de terreinen van Staatsbosbeheer. In op-
dracht van Staatsbosbeheer, 16 juni 1999.

leidde tot uitwassen en wandaden op ve-
lerlei gebied.

Voor begrip en ontwikkeling van de
(natuur-)wetenschap kunnen we ons be-
ter beperken tot logisch denken en reli-
gie voor andere doeleinden aanwenden.

I. Nathans, Amstelveen

Leergang praktijkmanagement voor dierenartsen

Doel van de leergang is het ontwikkelen
en vergroten van inzichten en vaardig-
heden bij dierenartsen op het gebied
van praktijkmanagement, nodig voor
het creëren en onderhouden van een
praktijkcultuur die gekenmerkt wordt
door een efficiënte organisatie met een
gezond en eigentijds werkklimaat.
Problemen binnen praktijken blijken
vaak te worden veroorzaakt door een
diffijse of slechte organisatie van de
praktijk. Taken, procedures, verant-
woordelijkheden en bevoegdheden zijn
soms nauwelijks of op een onduidelijke
manier geregeld, met bijpassende com-
municatiestijl. Onvermijdelijke gevol-
gen hiervan zijn onder andere: te hoge
werkdruk, stress, verminderde kwaliteit
van het werk, inefficiëntie, wegsijpelen
van energie met verhoogde ziekte- en
uitvalskans (om niet te spreken van bur-
ning out) en groeiende demotivatie.

Vier bijeenkomsten

De leergang omvat vier bijeenkomsten
van elk zes dagdelen, gespreid over de
periode 16 april 2000 tot en met 9 janu-
ari 2001, met minimaal acht en maxi-
maal 12 deelnemers. Het geheel staat
onder leiding van Johan Hoevers (psy-
choloog NIP, dierenarts) en Gijs van
der Zalm (psycholoog NIP). Er zullen
ook gastdocenten bij deze leergang
worden ingeschakeld. In de volgende
aflevering van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde zal de inhoud van de
leergang uitgebreider worden toege-
licht.

In de leergang wordt thematisch ge-
werkt aan relevante aspecten van het
veterinaire praktijkmanagement. In ie-
dere bijeenkomst worden capita selecta

Praktijkmanagement is van groot belang voor de zelfstandig praktiserende
dierenarts. Zo mogelijk is praktijkmanagement nóg belangrijker voor maat-
schappen en praktijken die zich in een fusieproces bevinden of inmiddels ge-
fuseerd zijn. De KNMvD onderstreept het belang van managementcursussen
voor dierenartsen en is verheugd dat PAO-Diergeneeskunde de \'Leergang
praktijkmanagement voor dierenartsen\' heeft opgenomen in haar pro-
gramma.

door J. Hoevers en G.J.J.M. van der Zalm

-ocr page 210-

uit de organisatietheorie en organisa-
tiepsychologie besproken en middels
individuele- en groepsoefeningen ge-
traind. Het accent van de leergang ligt
op de persoonlijke ontwikkeling van
inzichten en vaardigheden op het ge-
bied van praktijkmanagement, waarbij
communicatieve vaardigheden een ex-
pliciet leerdoel zijn. De tijdsinterval
tussen de bijeenkomsten geeft de deel-
nemers de gelegenheid de verworven
vaardigheden te integreren en geleide-
lijk te implementeren in hun praktijksi-
tuatie.

\' NB: denkt u aan de fiscale scholingsaftrek?

De leergang behandelt de volgende
thema\'s:

Bijeenkomst 1: 16, 17 en 18 april
2000: Waarden, missie, visie en beleid
Bijeenkomst 2: 9, 10 en 11 juli 2000:
Structuur en organisatie
Bijeenkomst 3: 15, 16 en 17 oktober
2000: Mens en organisatie
Bijeenkomst 4: 7,8 en 9 januari 2001:
De \'lerende\' dierenartsenpraktijk.
Voor alle bijeenkomsten geldt dat zij
starten op zondagavond en eindigen op
dinsdagmiddag.

Kosten ƒ 8.700,- (inclusief verblijfs-
kosten)\'.

Locatie: Cursuscentrum Sparjeburd te

Hemrik (Friesland).
Voorafgaand aan de leergang zal met
de leergangbegeleiders een kennisma-
kingsgesprek plaatsvinden om de in-
houd van de leergang en de leerdoelen
van de deelnemers zo goed mogelijk
op elkaar af te stemmen.

Voor meer informatie en opgave voor
de leergang (voor 1 april 2000):
PAO-Diergeneeskunde, telefoon: 030-
2517374. Voor inhoudelijke informa-
tie kunnen geïnteresseerden ook con-
tact opnemen met Hoevers & Van der
Zalm, telefoon 071 - 5619452, e-mail:
pvp. vanderzalm@wanadoo.nl.

De oprichting van de Rijksseruminrichting en de
Gezondheidsdiensten voor Dieren

Jan Poels had zich in 1876 gevestigd als
praktiserend dierenarts in Delftshaven.
In 1877 werd hij benoemd tot plaatsver-
vangend districtveearts en alszodanig
was hij nauw betrokken bij de strijd te-
gen de longziekte. Naast de dagelijkse
praktijk besteedde hij de avonduren aan
bacteriologische en histologische on-
derzoekingen. Deze beperkten zich niet
alleen tot diergeneeskundig materiaal.
Spoedig wist hij in medische kringen
faam en vertrouwen te winnen. Mede
door grote uitbraken van difterie en
cholera bij de mens, werd dankzij de in-
vloed van een aantal vooraanstaande
medici door de Gemeente Rotterdam

Vanaf het midden van de vorige eeuw werden op het gebied betreffende de etio-
logie van infectieziekten belangrijke ontdekkingen gedaan. De bacteriologie ont-
wikkelde zich in een sneltreinvaart. De onderzoekers waren niet alleen in staat
diverse bacteriën in pathologisch veranderd weefsel aan te tonen, maar ze slaag-
den erin deze micro-organismen te cultiveren en door middel van dierproeven de
ziekteverwekkende eigenschappen te bewijzen, analoog aan de \'postulaten van
Koch\'. In Nederland ging men uiteraard niet voorbij aan deze ontwikkelingen
en onder andere J. Poels (1851-1927), D.A. de Jong (1863-1925) en M.H.J.P.
Thomassen (1847-1906) begaven zich op het terrein der bacteriologie (1).

Ingrid J.R. Visser^

\' tngrid J.R. Visser, Gezondheidsdienst voor Dieren,
Postbus 361, 9200 AJ Drachten.

aan Poels in 1890 een laboratorium-
ruimte ter beschikking gesteld.
Tezamen met een aantal veeartsen
richtte hij de \'Nieuwe Afdeeling Zuid-
Holland\' van de Maatschappij ter
Bevoordering van de Veeartsenijkunde
op. Binnen deze groep, waarvan Poels
secretaris was, werd het belang en de
noodzaak tot oprichting van een goed
diagnostisch laboratorium in Neder-
land, als ondersteuning voor het veeart-
senijkundige werk en onderzoek bepleit
en bewerkt tot een uitgebreid en doel-
treffend rapport. In dit rapport, getiteld:
\'Een woord aan Veeartsen, Medici,
Landbouwers en Veehouders in Neder-
land en zijne Koloniën\', wordt voor de
bestrijding van veel infectieziekten het
gebruik van vaccins en preventieve sera
aanbevolen. Deze vaccins en sera zou-
den daartoe in een nieuw op te richten
\'bacteriologisch proefstation\' geprodu-
ceerd worden. Voorts werden een aan-
tal ziekten opgesomd, die nog nadere
bestudering behoefden. Ook ten op-
zichte van keuring van vlees en melk
zou het proefstation goede diensten
kunnen bewijzen. Bovendien zou het
proefstation nuttig zijn voor het onder-
wijs in de veeartsenijkunde en de moge-
lijkheid bieden tot een specialisatie in
de praktische bacteriologie. Als locatie
voor het proefstation leek daarom het
terrein van \'s Rijksveeartsenijschool te
Utrecht het meest geschikt, waar naast
het bacteriologisch laboratorium ook
een snijzaal voor pathologisch-anato-
misch onderzoek en een ruimte voor het
verbranden van kadavers en desinfectie
gerealiseerd zou kunnen worden.
Dit rapport werd tijdens de 32^
Algemeene Vergadering van de Maat-
schappij ter Bevordering van de Vee-
artsenijkunde in 1892 toegelicht door
J.F. Laméris, voorzitter van de \'Nieuwe
Afdeeling\' en districtveearts te \'s
Gravenhage. Laméris refereerde via dit
rapport aan het feit dat de Friese
Maatschappij van de Landbouw even-
eens reeds de noodzakelijkheid van een
dergelijke inrichting had aangegeven
en dat er sprake was voor de wens tot
oprichting van een proefstation voor
zuivelbereiding. Het zou echter nog
meerdere jaren duren voordat het plan
daadwerkelijk tot uitvoering werd ge-
bracht.

Regeringsopdracht

Poels kreeg vooreerst tweemaal een
regeringsopdracht om de ziekten van

-ocr page 211-

respectievelijk kalveren en varkens te
bestuderen. In beide rapporten advi-
seerde hij een verbetering van de be-
drijfsvoering en de hygiëne op de be-
drijven, naast serumtoedieningen en
preventieve en curatieve entingen. Dit
mag als een mijlpaal voor de bestrij-
ding van dierziekten in Nederland
worden beschouwd. Poels was zelf al
met de productie van sera en vaccins
begonnen. Uiteindelijk besloot de re-
gering, dankzij de invloed van H.J.
Lovink, directeur-generaal van de af-
deling Landbouw van het ministerie,
om te komen tot de oprichting van een
rijksinstituut ten behoeve van de vee-
artsenijkunde (2).

Op 1 februari 1904 kwam de Rijks-
Serum-Inrichting (RSI) tot stand en
van het daartoe bestemde gebouw in
de Vinkendwarsstraat (Foto 1), no 13
te Rotterdam werd de benedenverdie-
ping als paardenstal en de bovenver-
dieping als laboratorium in gebruik ge-
nomen. Jan Poels (Foto 2) werd in
oktober van dat jaar benoemd tot di-
recteur en kreeg als zodanig de leiding
bij de bestrijding van besmettelijke
veeziekten. Tot dat moment lag de fei-
telijke leiding bij de directeur van de
Rijksveeartsenijschool.
Het hoofddoel van de RSI was om de
nieuwe veeartsenijkundige gegevens,
voomamelijk met betrekking tot de be-
smettelijke ziekten der dieren, recht-
streeks dienstbaar te maken aan de
landbouw. In verband hiermee vers-
trekte zij aan iedereen gratis adviezen
inzake hygiëne der huisdieren, zocht
naar onbekende oorzaken van ziekten
onder de dieren en stelde entstoffen en
sera beschikbaar ter voorbehoedende
en genezende behandeling (3).

Monopoliepositie

De veeartsen hadden zo hun bedenkin-
gen tegen de monopoliepositie van de
RSI. Vooral door het feit dat de ent-
stoffen en sera ook aan empirici ver-
strekt werden en door de bepaling dat
de practici niet meer dan 30 cent in re-
kening mochten brengen bij inentin-
gen tegen vlekziekte met semm en cul-
tuur van de RSI. Na 1913 werden
tarieven voor sera en vaccins vastge-
steld en hierdoor verbeterde de ver-
houding tussen de practici en de RSI.
Onder het uitstekende management
van Poels maakte de RSI een grote
bloei mee. Zo groeide de personele be-
zetting van 18 man naar 47 man in tien
jaar tijd. De werkzaamheden waren
verdeeld over 24 verschillende afde-
lingen. Een sterke productiestijging
van sera en entstoffen volgde, met in
1904 dosis bestemd voor 40.000 die-
ren en in 1914 voor 557.000 dieren be-
treffende 25 verschillende infectieuze
aandoeningen. Voorts waren diagnos-
tische sera en autovaccins verkrijg-
baar. Het aantal paarden voor de se-
mmbereiding was gestart met 14 en in
1914 reeds uitgebreid tot 130 dieren
(4).

Ondanks meerdere pogingen om de
RSI naar Utrecht te verplaatsen, werd
de eerste verhuizing pas in 1931 een feit
en wel naar een nieuw gebouw te
Rotterdam, zeven jaar nadat Poels met
pensioen was gegaan. In de zestiger ja-
ren werd de naam RSI gewijzigd in
Centraal Diergeneeskundig Instituut
(CDI), afdeling Rotterdam. De tweede
verhuizing, nu meer ingrijpend door het
samengaan met de afdeling Amsterdam
van het CDI vond plaats in 1982 naar
Lelystad. Bij het instituut ontstond
meer mimte voor basisonderzoek, daar
een deel van de werkzaamheden naar de
provinciale gezondheidsdiensten was
verschoven. Hiervoor had Friesland
model gestaan.

Georganiseerde dierziektenbestrijding

Na de Tweede Wereldoorlog maakte de
georganiseerde dierziektenbestrij ding
een stormachtige ontwikkeling door.
Reeds in 1913 bepaalde het Friese
Rundvee Stamboek (FRS) dat de leden,
die hun veestapel op tuberculose lieten
onderzoeken, over het resultaat van dit
onderzoek een aantekening konden krij-
gen in het Stamboek. Na de Eerste
Wereldoorlog gingen er stemmen
op voor een voorlichtingsdienst op
hygiënegebied. Mede de storingen van
de vmchtbaarheid van de koeien zijn
aanleiding geweest dat het FRS in 1918
een hygiëneconsulent aanstelde. Dr.
A.H. Veenbaas nam deze taak op zich.
Hij voelde al snel de behoefte aan een la-
boratorium voor routine-onderzoek en
de noodzaak om op georganiseerde
wijze de strijd aan te binden tegen tuber-
culose. Het FRS en de Bond van
Coöperatieve Zuivelfabrieken in
Friesland, die ten aanzien van de ge-
zondheid van het vee gelijkgerichte be-
langen hadden, stichtten in 1919 de
\'Gezondheidsdienst voor Vee\' in
Leeuwarden. De kosten werden geza-
melijk gedragen door het FRS en de
Bond, naast een verplichte bijdrage per
koe door de veehouder. Veenbaas werd
directeur en kreeg drie medewerkers
toegewezen. Het doel van de nieuwe or-
ganisatie werd omschreven als \'de be-
vordering van de gezondheidstoestand
van het vee en een goede melkwinning\'.
Men beoogde om de gehele provincie
Friesland binnen het werkgebied te be-
trekken. Het systeem bemstte op de vrij-
willige medewerking van de veehou-
ders. Door het verlenen van een goede
service vond men een groot aantal boe-
ren bereid zich onder de zorg van de
Gezondheidsdienst te scharen. Het
werkterrein was mim, speciale aandacht
werd besteed aan het besmettelijk ver-
werpen (abortus Bang) en tuberculose.
De praktiserende dierenartsen werden
nauw bij de werkzaamheden betrokken.
Zij fungeerden als controleur bij de opt-
halomo-test. Het in het oog dmppelen
van het tuberculine, afkomstig van de
RSI, werd door leken gedaan, die hier-
voor speciaal door de Gezondheids-

-ocr page 212-

dienst waren opgeleid (5).
In overig Nederland kwam eveneens be-
langstelling voor de tuberculosebestrij-
ding. Dit leidde ertoe dat in 1928 een
Algemene Maatregel van Bestuur tot
stand kwam, met het doel steun te verie-
nen aan de verenigingen van veehou-
ders bij de bestrijding, overeenkomstig
de voorschriften van de minister. Een
inspecteur van de Veeartsenijkundige
Dienst, P.J. \'t Hooft PJZn. werd met de
organisatie belast. Lokaal werd dit
veelal in fabrieksverband, via de vere-
ningen geregeld, waarbij de praktise-
rend veearts als stimulerende kracht en
uitvoerder van het technische werk een
belangrijke rol vervulde. Als overkoe-
pelend orgaan van de lokale verenigin-
gen kwamen zo de provinciale ver-
enigingen tot stand. Deze diensten
verrichtten voomamelijk het admini-
stratieve werk (6).

Certificaat tuberculosevrije runderen

Een belangrijk verschil in aanpak tus-
sen de Friese gezondheidsdienst en de
provinciale diensten ten aanzien van
de tuberculosebestrijding bestond
hierin dat de Friese dienst een certifi-
caat uitreikte aan tuberculosevrije run-
deren, terwijl de provinciale diensten
de reageerders voorzag van een gat in
het oor. Bovendien was de Friese
dienst een boerenorganisatie, terwijl
de provinciale diensten in dienst van
de overheid stonden.
Hoewel er belangrijke vorderingen wer-
den gemaakt in de provincies, leidde
deze vorm van vrijwillige bestrijding
niet tot het gewenste resultaat. Daarom
werden reeds voor de Tweede
Wereldoorlog maatregelen genomen
om de provinciale diensten naar het
Friese voorbeeld om te bouwen tot een
Gezondheidsdienst. Dit werd uitge-
werkt tot een commissie, samengesteld
met leden van de veehouderijcommissie
van de Stichting voor de Landbouw en
de Veterinaire Dienst. Hieruit ontstond
een overkoepelend orgaan, namelijk de
Gezondheidscommissie voor Dieren
van de Stichting van de Landbouw in
1948. Door deze overkoepelende bin-
ding werd de technische uitvoering van
de ziektenbestrijding bij alle diensten
gelijk en werden de verklaringen overal
onder dezelfde voorwaarden afgegeven.
Grondslag voor het werk was het besluit
Bestrijding Tuberculose onder het
Rundvee en aldus werden in 1946 in alle
provincies de Gezondheidsdiensten
door de minister van Landbouw erkend.
Per 1 januari 1947 fuseerde ook in
Friesland de Gezondheidsdienst voor
Vee en de provinciale dienst. Via heffin-
gen op de melk kwam er een nieuwe
bron van inkomsten bij, die via een ver-
deelsleutel per dienst werd uitgekeerd.
Ook via de Marshall-gelden kwam voor
de tuberculosebestrijding een fors be-
drag ter beschikking. Naast de tubercu-
lose en de abortus Bang werden ook an-
dere ziekten, zoals mond- en klauwzeer,
de mnderhorzel, paratuberculose, be-
smettelijk opbreken door
Vibrio fetus
(Campylobacter fetus)
of Trichomonas
en leucose in georganiseerd verband be-
streden. Speciale aandacht vergden
voorts de uierziekten, leverbot en de
kunstmatige inseminatie bij het rund.

Tevens werden de varkensziekten en
pluimveeziekten aangepakt (6,7)
In 1955 ontstond het Landbouwschap
en de Gezondheidscommissie voor
Dieren werd daarvan een adviescol-
lege. De gelden kwamen nu via het
Landbouwschap, dat daarvoor een
heffing per koe oplegde. Tot de jaren
zeventig werkten de gezondheidsdien-
sten via deze regeling inderdaad goed
(8). Daama vonden wederom ingrij-
pende wijzigingen plaats in organisatie
en structuur, een proces dat momenteel
nog niet is afgerond.

Literatuur

1 Visser IJR. De bijdrage van Jan Poels aan
de classificatie van de kalverziekten in
Nederland. In: Over beesten en boeken.
Opstellen over de geschiedenis van de dier-
geneeskunde en de boekwetenschap.
Erasmus Publ: 1995:59-71.

2 Visser IJR. Jan Poels (1851-1927) en zijn
bijdragen tot de diergeneeskunde in
Nederland. Argos 1994; 10: 327-8.

3 Wester J. Geschiedenis der Veeartsenij-
kunde. Utrecht, 1939; 440-3.

4 Offringa C. Van Gildestein naar Uithof
Deel 1, Utrecht, 1971; 178-9 en 234-5.

5 Roosenschoon CF. Van vechten tot waken.
Een halve eeuw gezondheidszorg voor de
Friese veestapel. Leeuwarden 1969.

6 Zuydam DM, Sjollema PJ en Oskam AA.
De dierenarts en de georganiseerde dier-
ziektenbestrijding. Tijdschr Diergeneeskd
lejubileumafl 1962;87:53-71.

7 De Vries LP. The task of the organized ag-
riculture and the Provincial Health Service
for Animals in tuberculosis control among
cattle. Veterinary Work in the Netherlands.
Veterinaire Dienst, staatsdrukkerij 1954:
73-80.

8 Sjollema P. Terugblik op de gezondheids-
dienst voor vee in Friesland. Uitgave:
Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-
Nederland, Drachten. 1984.

Energie en contaminatie van diervoeding op Tweede Paasdag in de RAI

Congressen en cyrsussen

De European Society of Veterinary
and Comparative Nutrition (ESVCN)
beoogt veterinairen en anderen die
specifieke interesse hebben in voeding
van grote en kleine huisdieren, de gele-
genheid te bieden ervaringen uit te
wisselen. Naast onderzoekers van ve-
terinaire en landbouwkundige facultei-
ten en de voedingsindustrie, zijn prak-
tiserende dierenartsen lid van deze
vereniging. Kennis van voeding en
diëten neemt een steeds grotere plaats
in bij de dagelijkse praktijkuitoefe-
ning. Tijdens vijf verschillende sym-
posia daags vóór het Wereldcongres in
Amsterdam, krijgt de voeding ruime
aandacht. Om alle leden van de
ESVCN en andere geïnteresseerden de
gelegenheid te bieden naar één van die
vijf symposia te gaan en toch óók het
jaarlijkse ESVCN-congres te bezoe-
ken, organiseert de ESVCN op
Tweede Paasdag (25 april 2000) een
wetenschappelijk congres in het RAI-
congrescentrum te Amsterdam. Twee
thema\'s komen hierbij aan de orde: de
energie-declaratie van voeding voor
varkens, pluimvee en camivoren en
het risico van voedselcontaminatie
door onder andere, dioxine, BSE, afla-
toxine, blikcoating en genetisch-ge-
manipuleerde ingrediënten. Tevens
wordt door de key-note spreekster tij-
dens het congresiner ingegaan op de
relevantie van groei-stimulerende hor-
monen op de consument.

Dit congres is opengesteld voor leden
(f 60,-) en niet-leden (f 95,-) door in-
tekening via de Voorjaarsdagen of
door overmaking van het entreegeld
naar \'ESVCN Congress\' Postbank
47769 68, Eindhoven (tot 1 april) of
aan de balie ( f 25,-) op de RAI op 24
april, vanaf 8.00 uur.

-ocr page 213-

European Lecture Tour

De 14® European Lecture Tour van Alltech zal voor de gehele Benelux gehou-
den worden op vrijdag 10 maart 2000 in Hotel Brabant te Breda. De voorzit-
ter is prof. dr. ir. Martin W.A. Verstegen van de Landbouwuniversiteit
Wageningen.

Het programma begint om 09.00 uur en
de eerste sprelcer is dr. William Close
(Close Consultancy) met als onderwerp
\'The changing face of pig production
and how a major producer is respon-
ding\'. De tweede spreker is dr. Peter

Spring (Swiss College of Agriculture),
die \'Mannanoligosaccharides: a natural
performance enchancer?\' bespreekt. Na
de koffiepauze heeft dr. Jon Ratcliff
(Food & Agriculture Consultancy
Services) als onderwerp \'The European
supermarket: forging changes in poultry
nutrition\'. Tot slot bespreekt dr. Pearse
Lyons (president Alltech Inc.) \'The glo-
balisation of the feed & food industries.
Who are we marketing to now?\'
Na de discussie en lunch sluit de bij-
eenkomst om circa 15.00 uur.

Alltech Netherlands B. V., ter attentie
van Yvonne van Gils, Postbus 103,
2900 AC Capelle aan den IJssel.
Telefoon: 010 - 4501038, e-mail:
alltechnl@alltech-bio.com

De Stichting Symposium Feline
Geneeskunde stelt zich ten doel via het
houden van symposia bij te dragen aan
het bevorderen van kennisoverdracht
met betrekking tot de geneeskunde van
de kat. Met de lezingen die op het pro-
gramma staan, zal dit doel aardig be-
reikt worden.

Zo bespreekt dr. Jan van Nes \'Ataxia in
the cat\' en prof dr. Ludo Hellebrekers
\'Anesthesia in the cat: the general as-
pects and new insights\', les Akkerdaas
heeft als onderwerp \'Cardiopulmonary
effects of three different anesthesia-pro-
tocols in cats\'.

Symposium Feline Geneeskunde

Op zaterdag 27 mei 2000 organiseert de Stichting Symposium Feline
Geneeskunde een symposium in het Androclusgebouw, Yalelaan 1 te Utrecht.
De bijeenkomst start om 09.00 uur en eindigt om 17.00 uur. Dagvoorzitters
zijn Hans van Herpen en prof. dr. Michael Boevé.

Na de koffie-Ztheepauze bespreekt
Mark Kittleson, DVM, PhD \'Feline
hypertrophic cardiomyopathy; lessons
from the colonies\'.

Na de lunch gaat deze spreker verder
met het onderwerp \'Case studies in
small animal cardiovascular medicine\'
en bespreekt dr. Ton Willemse
\'Autoimmune dermatoses in cats\'. De
laatste spreekster is Diane Frank,
DVM, die als onderwerp \'Feline elimi-
nation disorders\' heeft.

De kosten bedragen ƒ 60,- voor dieren-
artsen en f 30,- voor studenten. De
lunch is hierbij inbegrepen. DU bedrag
dient voor 10 mei 2000 overgemaakt te
worden op rekeningnummer 94.43.26.
005 ten name van Stichting Symposium
Feline Geneeskunde, Utrecht. Opgave
bij Stichting Symposium Feline Ge-
neeskunde. Yalelaan 1, 3584 CL
Utrecht, faxnummer: 030-2531407.

Elbow meeting op 25 april 2000 in de RAI te Amsterdam

Elleboogdysplasie komt voor bij meer
dan 50% van de rottweilers en bemer
sennenhonden en bij ongeveer 15%
van de labradors, golden retrievers en
Duitse herders! In 1989 werd de
International Elbow Working Group
opgericht door veterinairen van ver-
schillende disciplines. Dit gezelschap,
waarvan iedere geïnteresseerde die-
renarts lid kan worden, beoogt resulta-
ten van onderzoek en klinische en
röntgenologische bevindingen uit te
wisselen die betrekking hebben op er-
felijke oorzaken van artrose van het el-
lebooggewricht van honden, zoals los
proc. coronoideus, ocd, gewrichtsin-
congruentie en het los proc. anconeus.
Op de diverse jaarlijkse vergaderingen
werd overeenstemming bereikt over
het minimaal aantal röntgenopnamen
dat nodig is voor de screening van elle-
booggewrichten van honden op de
aanwezigheid van artrose en over de
beoordelingsnormen. Via een web-
page (http://www.vetmed. ucdavis.
edu/iewg/iewg.htm) worden de pro-
ceedings van recente lEWG-meetings,
beoordelingsnormen van artrose van
ellebooggewrichten en het volledige
programma IEWG-2000 aan geïnte-
resseerden bekend gemaakt. Het be-
stuur van de lEWG heeft dankbaar ge-
bruikgemaakt van de gastvrijheid die
de organisatiecommissie van het
WSAVA-FECAVA-Voorjaarsdagen
congres aanbood om haar jaarlijkse
vergadering als pre-congress van het
wereldcongres te houden, in het RAI
congrescentrum te Amsterdam op 25
april aanstaande. Door een keur aan in-
ternationale sprekers, allen ervaren op
het gebied van het toepassen van
screeningsresultaten in de fokbegelei-
ding van honden, zullen de voorwaar-
den en consequenties van verschil-
lende systemen worden toegelicht.

Alle dierenartsen die betrokken zijn bij
adviezen aan hondenfokkers in indivi-
dueel- of clubverband, zullen hier inte-
ressante informatie kunnen verkrijgen,
die in de zeer naaste toekomst door of
voor de rashondenfokkerij wordt
geïntroduceerd.

Inschrijving voor dit IEWG-2P00 con-
gres via het inschrijvingsformulier van
de Voorjaarsdagen, via dr. Teilhelm
(fax: 0049 641 9203981) of aan de ba-
lie. Door sponsoring door Intervet, lams
Pet Food en de Voorjaarsdagen kan het
entreebedrag beperkt worden tot
ƒ 60,-
voor leden of f 100,- voor anderen.

173

ll)DSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 125, MAART, AELEVERING 5, 2000

-ocr page 214-

Aankondiging
Symposium in Artis

Uitreiking eerste
certificaten rundvee-
en varkensdierenarts

Vrijdag 24 maart 2000 organi-
seert de KNMvD een sympo-
sium ter gelegenheid van de uit-
reiking van de eerste certifi-
caten
rundvee- en varkensdie-
renarts.
Het symposium vindt
plaats in de Koningszaal van
Artis in Amsterdam en begint
om 13.30 uur. De certificaten
worden uitgereikt door de voor-
zitter van de KNMvD, drs. T. de
Ruijter. Naast de uitreiking van
de certificaten staat er een aan-
tal interessante lezingen op het
programma van prof. dr. M.Th.
Frankenhuis over dierenwel-
zijn, prof. dr. A.W.C.A.
Cornelissen over diergezond-
heid en prof. dr. F. van Knapen
over veterinaire volksgezond-
heid.

De eerste certificaten zullen wor-
den uitgereikt aan R. Raymakers,
voorzitter van de Groep Ge-
neeskunde van het Varken, en aan
dr. T. Lam, voorzitter van de
Groep Geneeskunde van het
Rund. Zij worden hiermee de eer-
ste varkens- respectievelijk rund-
veedierenarts.

Aan het einde van de middag is er
voldoende gelegenheid om na te
praten onder het genot van een
hapje en een drankje.

Deelname aan het symposium is
gratis. Men dient zich wel op te
geven voor 20 maart 2000 bij me-
vrouw M. Bakker, postbus 14031,
3508 SB Utrecht, fax 030-
2511787 of email mba@knmvd.
nl. Het aantal plaatsen is beperkt.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees
kunde hebben de volgende collegae zich aan
gemeld:

Huijskes, Mevr P.J.M.; 1999; 3705 ZA Zeist
Warande 2.

Sommers, Mevr M.G.; 1999; 3981 ZR Bunnik
Vletweide 172.

Struik, D.; 2000; 9611 HC Sappemeer
Narcissenstraat 52.

Verhorevoort. Mevr. A.J.M.M,; 2992 WN
Barendrecht; J. Pompevliet43.
Zwart. J.W.P.F.; 1992; 1011 LL Amsterdam;
Houtkopersburgwal 19.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Avsaroglu, H.; 1999; 3027 RW Rotterdam; Van
Lennepstraat 132.

Becrt.sen, Mevr. J.; 1999; 5476 VM Vor.sten-
bosch; Meuwelweg 5.

Benders, I .J.C.M.; 1999; 5854 PP Bergen (L);
Ayen 5.

Bergman-Melief, Mevr S.; Gent-1999; 6669
DE Dodewaard; Nieuwe Dijk 5.
Blaauw, F.J.; 1998; 8091 PA Wezep; Zuider-
zeestraatweg 449.

Boekhout, Mevr P.E.; Gent-1999; 7871 PM
Klijndijk; Klijnstraat 9.

Boswinkel, Mevr. M.M.; 1999; 1502 PZ
Amsterdam; Kopermolenstraat 46A.
Breukers, W.A.; 1999; 3925 RX Scherpenzeel;
Ereprijslaan 59.

Brom, Mevr. A.H.M.; 6685 AA Haalderen;
Baalsestraat 6.

Brüning. Mevr M.J.; 1999; 3581 AP Utrecht;
Nachtegaalstraat 92 bis A.
Dill. Mevr B.C.; Gent-1999; 5706 VP Hel-
mond; Pastoor Elsenstraat 26.
Doom, Mevr. A.J. van; 1999; 1112 KS Diemen;
Boschplaat 10.

Emst, G.F.J.; 1999; 6271 AZ Gulpen; Nleuw-
straat 40.

Franken, Mevr Y.C.; 1999; 3512 GL Utrecht;
Oudkerkhof 46a.

Gasteren, Mevr. E.M. van; 1999; 2907 RK
Capelle aan den Ussel; Vuurdans 96.
Hajunga, Mevr A.J.; 1999; 3552 AX Utrecht;
Omloop 40.

Heitink, Mevr A.B.M.; 8016 LR Zwolle;
Wolthuismarke 66.

Hout, Mevr. S.C. van den; 1999; 1851 LL
Heiloo; Stationsweg 66.

Jorritsma, R.; 1999; 3581 MD Utrecht; Home-
ruslaan 55.

Kampschöer, W.C.J.; 1999; 5301 DA Zalt-
bommel; Nieuwe Tijningen 8.
Kluivers, Mevr M.; 1999; 3981 ZL Bunnik;
Vletweide 38.

Kruidenier, Mevr F.T.E.; 1998; 3063 TB

Rotterdam; Buitenbassinweg 64.

Landsbergen, Mevr. N.; 1999; 3078 KJ

Rotterdam; Palmentuin 13.

Molenbroek-Weijer, Mevr P.P.; 1999; 1106 HD

Amsterdam-ZO; Mijehof 121.

Nieuwkoop, Mevr S. van; 1999; 2172 JW

Sassenheim; Lijsterlaan 8.

Nyst, Mevr M.E.L.; 1999; 3521 VT Utrecht; Da

Costakade 2 bis.

Oomkes, Mevr. C.; 1999; 3571 NJ Utrecht;
Obbinklaan 80.

Pol, E.J.A. van de; 1999; 5056 PE Berkel-
Enschot; Udenhoutseweg 3.
Reeuwijk, Mevr N.M.; 1999; 3583 VV Utrecht;
Graaf Adolfstraat 36.

Rijdes-van Soest, Mevr. E.S.; 1999; B-2387
Baarle Hertog (België); Oude Baan 4.
Roebert, Mevr. M.A.F.; 1999; 3562 GX Utrecht;
Stroyenborchdreef229.

Rusbach-de Vries, Mevr. C.G.; 1999; 3513 VK
Utrecht; Blokstraat 27.

Saaze, Mevr. E.T.A. van; 1999; 1091 JG
Amsterdam; 2e Oosterparkstraat 66 D.
Samson, Mevr. N.P.; 2051 HN Overveen; Oran-
je Nassaulaan 167.

Sanders, Mevr N.; 3581 WC Utrecht; Bloem-
straat 21 bis.

Savelsberg, Mevr. B.S.; 1999; 2391 MS Hazers-
woude-dorp; Burmadeweg 10.
Schrickx, J.A.; 1999; 3581 LP Utrecht; Bank-
straat 76; tel.: 030-2520693; wnd.d.
Schuiringa, Mevr. J.J.; 1999; 9301 GD Roden;
Oudgenoegstraat 52.

Schuurmans, Mevr M.; 1999; 5375 AE Reek;
Mgr. Suysstraat 11.

Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3737 BL Groenekan;
Voordorpsedijk 31 a.

Sluijs, Mevr. M.T.W. van der; Gent-1999; 6921
XP Duiven; Dennenlaan 76.
Stokvis, Mevr. A.; 6701 AH Wageningen;
Gerdesstraat 73.

Stooker-de Boer, Mevr. M.S.; 1999; 4101 CG
Culemborg; Everwijnstraat 26.
Vemooy, Mevr M.J.A.; 1999; 3945 PL Gothen;
Trechtweg 10.

Visser, Mevr H.; 1999; 3523 PB Utrecht;
Kariboestraat73.

Windt, J.K.; 1999; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3 a.
Zijden, Mevr C.J. van der; 3533 BA Utrecht;
van Kleistlaan 5-111.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Baljé, Mevr. S.A.; 3572 PC Utrecht; Willem
Barentszstraat45.

Berg, Mevr. M. van den; 3584 DE Utrecht;
Cambridgelaan 481, kamer 32.

Bedroefd, maar dankbaar dat hem verder lijden is bespaard gebleven

Drs. Jacobus Wilhelmus Caspers

geboren 9 juni 1938,
overleden 5 februari 2000

-ocr page 215-

Brom, R. van den; 3512 VW Utrecht; Noorder-
straat 7 bis A.

Heide. B.H. van de; 3731 HS De Bilt; Waterweg
180.

Hoofd, Mevr. M.M. van \'t; 3981 CB Bunnik;
Molenweg 55-1.

Jimmink, Mevr. G.W.; 3731 CG De Bih; Marie
Curieweg 10.

Mölder, P.H.A.; 7396 PB Terwolde; Bekendijk
12.

Simons, B.A.; 3524 CS Utrecht; Zevenwouden
273.

Vries, Mevr. P. de; 3523 HD Utrecht; Slotlaan
40.

Zwart, Mevr. C.J.; 3572 HB Utrecht; Poortstraat
25.

Overleden:

Medio januari 2000 Drs. G. Bloem te Leiden.
Op 5 februari 2000 Drs. J.W. Caspers te Amster-
dam.

Op 9 februari 2000 Mevr.Drs. M.S. Kruip te
Lithoijen.

Jubilea:

15 maart, H.A.K. van Baren, Willemstad (Ned.
Antillen), aanwezig, 25 jaar

17 maart Dr. G. van Steenis te Eembrugge, af-
wezig, 40 jaar

18 maart G. Jagtenberg te Lunteren, onbekend,
30jaar

nen.

18 maart ProfDr. K.A. Schat te New York
(U.S.A.); afwezig, 30 jaar

19 maart C.J. Knops te Sittard, afwezig, 40 jaar

23 maart P.J.M. Derks te Breukelen, afwezig, 40
jaar

24 maart J.H. Klinkers te Meppel, afwezig, 25
jaar

24 maart G. Roest te Leiderdorp, afwezig, 25
jaar

24 maar J.H. Rootert te Alphen a/d Rijn, onbe-
kend, 25 jaar

24 maart J.M. Verbocht te Nispen, afwezig, 25
jaar

24 maart K.M. Rienks te Dussen, afwezig, 25
jaar

24 maart R.F.J. van Ewijk te West-Knollendam,
afwezig, 25 jaar

24 maart C.J. Hartveld te Meddo, Winterswijk,
aanwezig, 25 jaar

24 maart Y.M. Siegersma te Stadskanaal, afwe-
zig, 25 jaar

24 maart G.J.B.J. Weikamp te Dodewaard, af-
wezig, 25 jaar

24 maart J.F.J. van den Broek te Rhoon, afwe-
zig, 25 jaar

24 maart H.A.M. van Eist te Bennekom, afwe-
zig, 25 jaar

24 maart G.J. van Essen te Julianadorp, aanwe-
zig, 25 jaar

24 maart G. Godschalk te Weesp, aanwezig, 25
jaar
24 maart A.R.J. van Ingen te Keijenborg, aanwe-
zig, 25 jaar

Ieder zijn vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

24 maart Dr. E.A. ter Laak te Almere, afwezig,

25 jaar

25 maart T.R.F. Ottenschot te Utrecht, afwezig,
30jaar

25 maart Mevr. E.G.M. Verkleij te Waalwijk,
afwezig, 25 jaar

26 maart H.J. Zech te Ermelo, afwezig, 30 jaar

Mutaties:

Avsaroglu, H.; 1999; 3027 RW Rotterdam;
Van Lennepstraat 132; tel.: 010-4375992;
wnd.d. (toev.
als lid).

Beertsen, Mevr. J.; 1999; 5476 VM Vor-
stenbosch; Meuwelweg 5; tel.: 0413-275366
privé, 342423 prakt.; p„ medew. bij C.W.W.M.
Goossens en G. Meijer (toev. als lid).

Benders, L.J.C.M.; 1999; 5854 PP Bergen
(L); Ayen 5; tel: 0485-343883 privé; 343000
prakt.; p., medew. bij D.A.P. Bergen-Gennep
(toev. als lid).

Bergman-Melief, Mevr. S.; Gent-1999;
6669 DE Dodewaard; Nieuwe Dijk 5; tel.: 0488-
413151; wnd.d. (toev. als lid).

Bettink, J.G.H.D.; 1984; 1784 LR Den
Helder; Boeierstraat 11; tel. 0223-635888 privé,
620006 prakt.; p., geass. met Mevr. H.R. Chal-
mers Hoynck van Papendrecht.

Boekhout, Mevr. P.E.; Gent-1999; 7871
PM Klijndijk; Klijnstraat 9; tel.: 0591-512609;
wnd.d. (toev.
als lid).

Boswinkel, Mevr. M.M.; 1999; 1502 PZ
Amsterdam; Kopermolenstraat 46A; tel.: 075-
6174641 privé, 020-4821854 prakt.: E-mail:
mboswinkel@hotmail.com; p., medew. bij
D.A.P. Landsmeer (toev. als lid).

Blaauw, F.J.; 1998; 8091 PA Wezep; Zui-
derzeestraatweg 449; tel.: 038-3759146 privé,
053-4345777; E-mail: fjblaauw@hotmail.com;
p., medew bij R.G.A. Bos (toev. als lid).

Breukers, W.A.; 1999; 3925 RX Scherpen-
zeel: Ereprijslaan 59; tel.: 033-2772101 privé.
033-2771221 prakt.; p., medew. bij D.A.P.
Scherpenzeel (toev.
als lid).

Brom, Mevr. A.H.M.; 6685 AA Haal-
deren; Baalsestraat 6; tel: 0481-463676 privé,
0481-464760 prakt.; p., medew. bij J.W.M. Nas
(toev. als lid).

Bruning, Mevr, M.J.; 1999; 3581 AP
Utrecht; Nachtegaalstraat 92 bis A; tel.: 030-
2343620; d.(toev. als lid).

Chalmers Hoynck van Papendrecht, Mevr.
H.R. van; 1986; 1782 CM Den Helder; Sumatra-
straat 9; tel. 0223-614191 privé, 620006 prakt.;
p., geass. met J.G.H.D. Bettink.

Dill, Mevr. B.C.; Gent-1999; 5706 VP
Helmond; Pastoor Elsenstraat 26; tel.: 06-
29344930; E-mail: bonnydill@hotmail.com; d.
(toev.
als lid).

Dirkzwager, Mevr. A.; 1989; 3705 SE Zeist;
Roemer Visscheriaan 71; tel. 030-6990111
privé,
0320-252294 bur., fax 255030 bur.; E-mail:
info(fl;Schothorst.nl;
wet. medew. bij Stichting
Instituut voor de veevoeding De Schothorst.

Doom, Mevr. A.J. van; 1999; 1112 KS
Diemen; Boschplaat 10; tel.: 020-6952325;
wnd.d. (toev.
als lid).

Emst, G.F.J.; 1999; 6271 AZ Gulpen;
Nieuwstraat 40; tel.: 043-4574831 privé, 4501877
prakt.; p., medew. bij Dierenkliniek Heuvelland
(toev.
als lid).

Franken, Mevr. Y.C.; 1999; 3512 GL Utrecht;
Oudkerkhof 46a; tel.: 030-2312848;

E-mail: yvonfi-anken@hotmail.com; wnd.d.
(toev.
als lid).

Gasteren, Mevr. E.M. van; 1999; 2907 RK
Capelle aan den IJssel; Vuurdans 96; tel.: 010-

-ocr page 216-

4426490 privé, 070-3255907 prakt.; p., medew.
bij A.J. van Toor
(toev. als lid).

Hajunga, Mevr. A.J.; 1999; 3552 AX
Utrecht; Omloop 40; tel.: 030-2467374; wnd.d.
(toev.
als lid).

Heitink, Mevr. A.B.M.; 8016 LR Zwolle;
Wolthuismarke 66; tel.: 038-4661303; d.
(toev.
als lid).

Hout, Mevr. S.C. van den; 1999; 1851 LL
Heiloo; Stationsweg 66; tel.: 072-5333873 privé,
0251-654345 prakt.; p., medew. bij D.K. Castri-
cum (toev.
als lid).

Jobse, K.W.; 1998; St. Richen, Fraser-
burgh AB43 6TE (Verenigd Koninkrijk); 5
Auchrynie Cottages; tel. 00-44-1771-637032
privé,
637219 prakt.; E-mail: buchvet@oal.
com; p., medew. bij Buchan House Vet. Clinics.

Jorritsma, R.; 1999; 3581 MD Utrecht;
Homeruslaan 55; tel.: 030-2522613 privé,
2531248, tst. 1235 bur.; wet. medew. U.U. (F.D.,
H.A. Gezondheidszorg Landsbouwhuisd.)
toev.
als lid).

Kampschöer,W.C.J.; 1999; 5301 DAZalt-
bommel; Nieuwe Tijningen 8; tel.: 0418-510905
privé, 512009 prakt.; p., medew. bij D.A.P.
Zaltbommel
(toev. als lid).

Kluivers, Mevr. M.; 1999; 3981 ZL Bun-
nik; Vletweide 38; tel.: 030-6567170 privé,
2534078 bur.; wet. medew. U.U. (F.D., HA
Landbouwhuisd., Afd. Varkensgezondheidszorg)
(toev. als lid).

Kreike, G.J.J.; 1999; 1141 HV Monnlcken-
dam; p/a J. Nieuwenhuijzenlaan 12 a; tel.
0299-373350, 06-22997017 privé, 0299-653031
prakt.; p., medew. bij H.M. Schipper.

Kruidenier, Mevr. F.T.E.; 1998; 3063 TB
Rotterdam; Buitenbassinweg 64; tel.: 010-
4532155 privé, 4526695 prakt.; p., medew. bij J.
Meursing
(toev. als lid).

Molenbroek-Weijer, Mevr. P.P.; 1999;
1106 HD Amsterdam-ZO; Mijchof 121; tel.:
020-6645076; p., medew. bij M. Souverein
(toev.
als lid).

Landsbergen, Mevr. N.; 1999; 3078 KJ
Rotterdam; Palmentuin 13; tel.: 010-4794935
privé, 4191491 prakt.; p., medew. bij D.A.C.
Rotterdam Zuid-Barendrecht Hoogvliet
(toev.
als lid).

Leistra, Mevr. W.H.G.; 1994; 2106 NA
Heemstede; Leidsevaartweg 1; tel. 023-5848027
privé,
fax 5847993 privé; E-mail: mleistra(ö
euronct.nl; werkzaam bij specialistische die-
renkliniek Utrecht; werkzaam bij Dierenarts
Specialisten Amsterdam; Specialist in oplei-
ding Dermatologie U.U.

Mandigers, P.J.J.; 1992; 3524 CK Utrecht;
Boven Zevenwouden 105; tel. 030-2672253
privé, fax 2672254 privé;
E-mail: paul.
mandigers(a;worldonline.nl; werkzaam bij
Specialistische Dierenkliniek Utrecht, tel.
030-2513510 prakt., fax 2523389 prakt.;
werkzaam bij Vet. Specialisten Centrum Dc
Wagenrenk, tel. 0317-419120 prakt.; fax
420480 prakt.; wet. medew. U.U., F.D., HA
Geneeskunde Gezelschapsdieren, tel. 030-
2535843 bur., fax 2518126 bur.; diplomate
EC VN;
Specialist Interne Geneeskunde van
Gezelschapsdieren.

Nieuwkoop, Mevr. S. van; 1999; 2172 JW
Sassenheim; Lijsteriaan 8; tel: 0252-231796
privé, 071 -5156161 prakt.; p., medew. bij D.A.P.
Oegstgeest
(toev. als lid).

Nyst, Mevr. M.E.L.; 1999; 3521 VT Utrecht;
Da Costakade 2 bis; tel.: 030-2934035; wnd.d.
(toev. als lid).

Oomkes, Mevr. C.; 1999; 3571 NJ Utrecht;
Obbinklaan 80; tel.: 030-2724097; wnd.d. (toev.
als lid).

Peters, A.G.; 1980; 5402 HH Uden; Pauken-
straat 13; tel. 0413-250497 privé,
257700 bur.;
k.d. R.V.V. kring Zuid.

Peutz, Mevr. Ir. I.L.J.A.; 1985; B-1460
Virginal-Samme (België); Rue Mon Plaisir 10;
tel./fax 00-32-67-646742 privé;
Principal Admi-
nistrator Europese Commissie, tel bur.: 00-32-
2-2952331, fax bur.: 2969062.

Pol, E.J.A. van de; 1999; 5056 PE Berkel-
Enschot; Udenhoutseweg 3; tel: 013-5335210
privé, 5283535 prakt.; p., medew. bij D.A.C.
Oisterwijk
(toev. als lid).

Reeuwijk, Mevr. N.M.; 1999; 3583 VV
Utrecht; Graaf Adolfstraat 36; tel.: 030-2514086;
E-mail: nmreeuwijk(ghotmail.com; wnd.d.
(toev.
als lid).

Rijdes-van Soest, Mevr. E.S.; 1999; B-2387
Baarle Hertog (Belgie); Oude Baan 4; tel.: 06-
51119002; wnd.d.
(toev. als lid).
Roebert, Mevr. M.A.F.; 1999; 3562 GX Utrecht;
Stroyenborchdreef 229; tel.: 030-2610513;
wnd.d.
(toev. als lid).

Rusbach-de Vries, Mevr. C.G.; 1999; 3513
VK Utrecht; Blokstraat 27; tel.: 030-2313811;
E-mail: christa.rusbach(ggmx.net; wnd.d. (toev.
als lid).

Saaze, Mevr. E.T.A. van; 1999; 1091 JG
Amsterdam; 2e Oosterparkstraat 66 D; tel.: 020-
4650506; E-mail: evansaaze(aJhotmail.com;
wnd.d.
(toev. als lid).

Samson, Mevr. N.P.; 2051 HN Overveen;
Oranje Nassaulaan 167; tel.: 023-5266800,
5240291 prakt.; P., medew. bij Dierenkliniek
AerdenhoutB.V.

Sanders, Mevr. N.; 3581 WC Utrecht;
Bloemstraat 21 bis; tel.: 030-2520885; wnd.d.
(toev. als lid).

Savelsberg, Mevr. B.S.; 1999; 2391 MS
Hazerswoude-dorp; Burmadeweg 10; tel.: 0182-
579850 privé, 0172-471111 prakt.; p., medew.
bij D.K. Alphen a/d Rijn
(toev. als lid).

Schrickx, J.A.; 1999; 3581 LP Utrecht;
Bankstraat 76; tel.: 030-2520693; wnd.d. (toev.
als lid).

Schuiringa, Mevr. J.J.; 1999; 9301 GD
Roden; Oudgenoegstraat 52; tel.: 050-5016884
privé, 5015500 prakt.; p., medew. bij D.C.
Hopmans
(toev. als lid).

•Schumer, D.L.; 1980; 4064 CJ Varik;
Weiweg 6; tel. 0344-651930 privé;
E-mail:
dick(ö)schumer.com; stafmedew. Dir. VVM,
Min. LNV, tel. bur.; 070-3784532, fax bur.:
3786141; adviseur/trainer bij Bureau Dier &
Arts & Werk, tel. bur.: 0344-651930/06-
20719066.

Schuurmans, Mevr. M.; 1999; 5375 AE
Reek; Mgr. Suysstraat 11; tel.: 0486-473909; p.
(toev. als lid).

Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3737 BL Groene-
kan; Voordorpsedijk 31 a; tel.: 030-2720567
privé, 6011238 prakt.; p., medew. bij D.A.P.
Krommerijnstreek
(toev. als lid).
Sluijs, Mevr. M.T.W. van der; Gent-1999; 6921
XP Duiven; Dennenlaan 76; tel: 0316-
265759 privé, 263167 prakt.; p., medew. bij
D.A.P. Duiven
(toev. als lid).

Stooker-de Boer, Mevr. M.S.; 1999; 4101
CG Culemborg; Everwijnstraat 26; tel.: 0345-
531481 privé, 0299-648000 prakt.: p., medew.
bij Mevr. Y.C.J. Kersten-Klomp
(toev. als lid).
Vemooy, Mevr. M.J.A.; 1999; 3945 PL Cothen;
Trechtweg 10; tel.: 0343-561745; E-mail: mver-
nooy(§hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

Stokvis, Mevr. A.; 6701 AH Wageningen;
Gerdesstraat 73; tel.: 0317^27356; E-mail:
sandrastokvis(§hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

Stokvis, A.T.J.M.; 1991; 5836 BP Sam-
beek; J.F. Kennedystraat 15; tel. 0485-521476
privé,
0495-551225 prakt.; fax 551615; E-
mail: dapell(a tref.nl;
medew. bij D.A.P. Ell.

Vemooy, Mevr. M.J.A.; 1999; 3945 PL
Cothen; Trechtweg 10; tel.: 0343-561745; E-
mail: mvemooy(3Jhotmail.com; wnd.d.
(toev.
als lid).

Visser, Mevr. H.; 1999; 3523 PB Utrecht; Kari-
boestraat 73; tel.: 030-2512654; wnd.d.
(toev.
als lid).

Vugs, M.A.M.; 1989; 7325 ZP Apeldoom;
Woudhuizerallee 28; tel. 055-3602347
/06-
54766766 privé, 0900-2020643 prakt.; E-
mail: maurice.vugs(aicon$unet.nl;
p., geass.
met J.M. Lourens, J.S. Verseput en J.F. van de
Wal.

Wijmenga, W.J.H.; 1996; 5473 HB Hees-
wljk-Dinther; Brouwersstraat 2 A; tel. 0413-
293185 privé, 0523-687368 prakt.; p., medew.
bij Cornelissen en Llezenga.

Windt, J.K.; 1999; 3981 HE Bunnik;
Marsdijk 3 a; tel: 030-6372385; E-mail: kristi-
aan_windt@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

Zijden, Mevr. C.J. van der; 3533 BA
Utrecht; van Kleistlaan 5
-111; tel: 06-24626420
privé, 0180-425253 prakt.; p., medew. bij
D.A.P. Ridderkerk
(toev. als lid).

In het TvD van 15 februari 2000 is
per abuis bij het onderdeel

\'aangenomen leden\'

het volgende vermeld:
Vries, Mevr. A.D. de; 1997;
9263 PE Garijp; Mr. Lubwei 9

dit moet zijn:
Vries, A.D. de; 1997;
9263 PE Garijp; Mr. Lubwei 9

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

Maart

1—4 Congress of Avian Diseases, München.
Registration and information: Prof.Dr. J.
Kosters, tel: 49-89/218060-70 or -80, e-
mail: gefluegelinstitut(gavian.vetmed.uni-
muenchen.de
4 DVG-Seminar Ophthalmology in birds and
reptiles. Info: Dr. Kristina Ravelhofer-
Rotheneder, Institut fiir Geflügelkrankheiten,
Ludwig-Maximilians-Universitat München,
Veterinarstr. 3, D-85764 OberschleiBheim,
Germany. Tel.: 49-89-218060-92/-91, fax:
49-89-2180-6082, e-mail :kristina.ravel-
hofer(gavian. vetmed.uni-muenchen.de
10 Alltech\'s European Lecture Tour (diervoe-
derindustrie), Hotel Brabant te Breda.
Meer informatie: Alltech Netherlands bv,
Yvonne van Gils, tel.: 010-4501038, e-
mail: alltechnl(3Jalltech-bio.com
15 Nascholingsdagen voor Dierenarts-
assistenten V te Dordrecht, Mercure/
Postiljon Hotel. Meer informatie: Virbac
Nederland, tel.: 0342-427127.

-ocr page 217-

15—16 Natural and synthetic organic comp-
ounds in the environment.
Phytoestrogens,
PAHs and Veterinary Drugs.
Noordwijker-
hout. Registratie: Dr. F. Ariese, Vrije Uni-
versiteit, FEW/ACAS, De Boelelaan 1083,
1081 HV Amsterdam, tel.: 020-4447524,
fax: 020-4447543, e-mail: ariese@chem.
vu.nl

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van mi-
crobiologische typering\'. Inschrijving bij
Alex van Belkum, Erasmus Medisch
Centrum Rotterdam EMCR, Afdeling
Medische Microbiologie & Infectieziekten,
Molewaterplein 46, 3015 GD Rotterdam,
tel.: 010-4635813 (mobiel 06-51094636),
fax: 010-4633875, e-mail: vanbelkum@
bacl.azr.nl

29—31 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Universiteit van Edinburgh, Schotland.
Nadere informatie: www.vie.gla.ac.uk/
svepm/ en via e-mailadres e.g.m.van.klink.
@ikcln.agro.nl

April

5 European Society of Feline Medicine Study
Day BSAVA Congress, Birmingham.
Contact FAB/ESFM, Taeselbury, High
Street, Tisbuty, Wilthire SP3 6LD, England.
Tel.: 4-44 1747 871872, fax: 44 1747
871873, e-mail: esfm.fab@ukonline.co.uk

8 Symposium over \'pain management met
behulp van acupunctuur\' door Cheryll
Schwartz te Maiden.

11—14 Workshop \'Fish Vaccination III\' te
Wageningen. Informatie bij dr. ir. G.F.
Wiegertjes, Celbiologie & Immunologie,
Wageningen Institute of Animal Sciences
(WIAS). Postbus 338, 6700 AH
Wageningen, e-mail: fish.vaccination
@celb.edc.wau.nl

25 European Society of Feline Medicine
Satellite Meeting WSAVAFECAVA World
Congress, Amsterdam. Contact FAB/
ESFM, Taeselbury, High Street, Tisbury,
Wilthire SP3 6LD, England. Tel.: -1-44 1747
871872, fax: 44 1747 871873, e-mail:
esfTn.fab@ukonline.co.uk

26—29 WSAVA/FECAV/WOORJAARSDA-
GEN Wereldcongres, Amsterdam RAl.
Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd@pobox.accu.uu.nl

Mei

14— 16 Conference on Equine Sports, Medicine
and Science, Messina and Toarmina, Sicily,
Italy. Contact: Amo Lindner; Science
Consult, Laurahöhe 14, D-45289 Essen, tel.:
49-201-5718873, fax: 49-201-5718874,
e-mail: AmoLindner@T-online.de

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium, Congrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels. Informatie:
Dr. Leen Verhaert, G. Van der Lindenlaan
15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde,
Androclusgebouw, Yalelaan 1, Utrecht.
Kosten / 60,- (studenten ƒ 30,-) inclusief
lunch. Opgave via faxnr.: 030-2531407.

Juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage
Berlin, Hilton-Kongresszentrum am

Gendarmenmarkt, Humboldt-Universität.
Info: Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51,
70018 Smttgart, tel.: 49-711 23 66 33 2,
fax: 49-711 23 66 33 7, e-mail: fortbil-
dung@pferdeheilkunde.de, internet:
wtvw.
pferdeheilkunde.de.

29—1 juli Intemational Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction with
the Congress of the European Veterinary
Society for Small Animal Reproduction and
an ICAR satellite. \'Advances in dog, cat, and
exotic camivore reproduction*. Norwegian
School of Veterinary Science, Oslo,
Norway. Tel.: 47-22-964855, fax: 47-22-
597081, e-mail: Wenche.Farstad@veths.no.

Juli

2—6 Xth Intemational Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.fijten@knmvd.nl

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.

23—28 The 2nd Intemational Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference.
Plenary sessions on vaccinology today and
applied immunology, parallel sessions on
companion and farm animal vaccines, inclu-
ding fish. The conference will conclude with
plenary sessions on commercial trends and
demands, diagnostics in epidemiology and
designer vaccines for the future. Abstracts
are invited or the poster exhibition by 1
March 2000. For more information, write to:
IWDC 2000 Secretariat, Institute for
Animal Health Compton, RG 20 7NN, UK
or see http://www.iah.bbsrc.ac.uk, under
\'Conferences and Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT),
Jerasalem, Israel. 8th EAVPT Congress,
PO Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel.
Tel.: (972-3)5175150, fax: (972-3)
5175155, e-mail: trgt@netvision.net.il, in-
temet: www.eavpt2000.co.il

Augustus

30—2 sept. Fourth World Congress of
Veterinary Dermatology, San Francisco
(USA). For more information, write to or
contact: Meeting Makers Inc., 2320 Taraval
Street, San Francisco, CA 94116, USA.
Phone: 00 1 888 684 6577 or 00 1 415 731
9916. Fax: 00 1 415 731 9902. E-mail: eneu-
schatz@meetingmakers.com. Internet:
http://www.meetingmakers.com/wcvd

September

6—10 31^\' Intemational Congress on the
History of Veterinary Medicine of the
World Association for the History of
Veterinary Medicine (WAHVM) in Bmo,
Czech Republic. Topics: genetics applied
to animal breeding and disease control; wo-
men in veterinary medicine; festival of mo-
vies on the history of veterinary medicine;
free communications. Contact: VETE-
DUCA Ltd., Mirko Treu DVM, Moravske
nam. 13, CZ-602 00 Bmo, fax 420 5
41248268, e-mail veteduca@sky.cz,
http://www. I ibrary. vet. uu .nl/~ wahvm.

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam.
Vrije Universiteit Amsterdam. 18th
Meeting of the European Society of

Veterinary Pathology. Deadline voor pos-
ter/papers is
31 mei 2000.
Congressecretariaat: KNMvD, t.a.v.
Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netheriands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

27—28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Brugge,
Belgium. Tel.: 32-(0)50-367131, fax: 32-
(0)50-363186, e-mail: lydie.vander-
poort@gomwvl.be, internet: http://hob-
bes.mg.ac.be/~peter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WlM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

November

II Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal te
Arnhem.

2001

Maart

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Noordwijkerhout.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Het juiste telefoonnummer voor de werkver-
gadering Commissie Gezelschapsdieren van
de Regio Zuid is 046-4744786 (N. Maars).

2000

Maart

8 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

14 Wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Geneeskunde van het Rund met als onder-
werp parasieten en parasietenbestrijding.
Collegezaal Hoofdafdeling Gezondlieids-
zorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7,
Utrecht. Aanvang: 13.30 uur.

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te
Bunnik, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederiand BV, tel.:
0342-427127.

25 Werkvergadering commissie Gezelschaps-
dieren van de Afdelingen Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg. Onderwerp: Bijt-
wonden en Zoönosen, Golden Tulip Hotel te
Weert, 10.00-17.00 uur. Opgave bij N.
Maass, tel.: 046-4748857 of W. Oosse, tel.:
0475-593928.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

April

I Open dag voor dierenartsen Martin Gaus
Gedragscentrum Lelystad, tel.: 0320-
229500.

3 AUV-vergadering regio Oost, De Cantharel
te Ugchelen, aanvang 20.30 uur.

5 Ledenvergadering Groep Geneeskunde van

-ocr page 218-

het Paard, aanvang: 20.00 uur te Papendal,
Arnhem. Informatie bij mevr. J. van
Velthuizen, tel.: 030-25101II.

6 AUV-vergadering regio Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang 20.30 uur.

17 AUV-vergadering regio Zuid, Gezondheids-
dienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.

19 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederiand, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem, Meemdijk 59, De
Meem.

20 AUV-vergadering regio West, Hotel Inntel
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.

20 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

26 Jaarreünie 1938, Hotel Dennenhoeve te
Nunspeet, vanaf 11.00 uur.

Juni

Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.
Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-

24

landse Veterinaire Acupuncturistenvereni-
ging (SNVA) te Driebergen.

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

20 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederiand, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

21 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

November

18 Najaarsdag Groep
kende Dierenartsen.

Homoeopatisch-wer-

Cursussen

2000
Maart

11

PAO-D cursus 00/102: Peri operative fluid
therapy GD.

PUOD (België)-cursus 27 in samenwerking

met PAOD Nederland: Peri-operative fluid
therapy and nutritional support. Vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, FdD,
UO-echt.

PUOD (Belgie)-cursus 33: Praktische oefe-
ningen in de radiologie: techniek.
PAO-D cursus 00/110: Dia-diagnostiek
Oogheelkunde GD.

PAO-D cursus 00/222: Klinische les Rund.
AUV/PAO-D cursus 00/901: Time
Management.

PAO-D cursus 00/908: Intemet en
Computergebmik II.

AUV/PAO-D cursus 00/902: Het voorko-
men van conflicten.

PAO-D cursus 00/111: Dia-diagnostiek
Oogheelkunde GD.

PUOD (België)-cursus 32: Praktische oefe-
ningen in de echocardiografie.
21-23 PAO-D cursus 00/501: De Erkende
Paardendierenarts.

PAO-D cursus 00/121: Cardiotherapeutica
GD.

PAO-D cursus 00/224: B.O. Klinische
Mastitis.

AUV/PAO-D cursus 00/903: Financieel
Praktijkmanagement.

PAO-D cursus 00/107: Echocardiografie
GD.

9

13

14
14
14
17

22

23

23

25

Uiterste inlemdata voor kopij

Aflevering:

Deadline")

01-04-2000

13-03-2000

15-04-2000

27-03-2000

01-05-2000

10-04-2000

15-05-2000

25-04-2000

") Voor lo.oo uur \'s morgens.

Noord-Duitse dierenartsenpraktijk (varkensgeneeskunde en rood-
vlees) zoekt nieuwe

Collega (m/v)

Onze praktijk ligt in Niedersachsen, in één van de meest veedichte
gebieden van Duitsland. In ons team werken vijftien dierenartsen,
waaronder drie Nederlandse collega\'s. Ons werk wordt onder-
steund door een ervaren patholoog-anatoom, een laboratorium
voor microbiologie en serologie en enige agra-ingenieuren (voe-
dingsdeskundigen) die in het praktijkcomplex zijn ondergebracht.
Het is eventueel mogelijk voor de nieuwe collega in oostelijk
Nederland te (gaan of blijven) wonen. Het zwaartepunt van het
werkgebied zal kort over de Nederlandse grens komen te liggen.

Contactpersoon is drs. Gerrit T. Strijkstra, telefoon 0049 - 5492 -
970150 (kantooruren).

Gezelschapsdierenkliniek
Roosendaal

Gezelschapsdierenkliniek Roosendaal is een mo-
derne kliniek, waarin drie dierenartsen werkzaam
zijn. Wegens vertrek van één van onze collega\'s
zoeken wij een:

Dierenarts
gezelschapsdieren (m/v)

Wij vragen:

* differentiatie klein met ervaring

* hart voor mens, dier en collega\'s

* enthousiasme en goede communicatieve
eigenschappen.

Wij bieden:

* fulltime baan

* salariëring volgens KNMvD-norm

" plezierig werken in stimulerende omgeving

* bij gebleken geschiktheid associatie na een
jaar.

Sollicitaties binnen 14 dagen sturen naar: mevrouw
M.C.B. Kampert, Gezelschapsdierenkliniek Roosen-
daal, Gastelseweg45,4702 SZ Roosendaal.

-ocr page 219-

Doplumm a qotd, StantqegaoM, ut Itsttuemie, mJIemUm udt k^behalm {/om Imm GMP itiitui
(yood Mcum/céwUMq PnacUct) t/m alh t^nxnluÉLekcdMm,. GMP, tbegekwd doon, ItétMiMiïtèm

\\/m l/oè^izowhid, bétkeÈom, itèmti, (ttoduétie, i/m iMjecÜjei/Leiilhffm, iuipmiei, utjeébm, m, (k
m/omé^iMq i/m uxxtmpioilxm poedm, tmie, i/heötiflm en, (mUm-. Bijum otat wtdmoékfaciliM,

Doplmm ^emk, wonjm iM, téJkade/v {/tut, de, die/tgeiimMM,(eM!tegiWtdtk,, {/eihqkiMi«li& __

{mudtt/o^M (k OECD-pUMipei tm Good Lthowïby Pnaéke,. ReeJi m,I996 hteeg
Oo^lm/tm, Parnjpk és, GLP-SaÜn
"ut cotapham," Hegeketd. Ko\'itöw,,

qmtfïholmde, lauaÈHit, me/u/i powt, ia chttU Je, Ooplmm,... £tt, {/oon, tJ

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020
Fax 0162- 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

Uw partner voor de toekomst

-ocr page 220-

Suramox^ 10%

veelzijdig, veilig, Virbac

tffffjfygTBMÏfffHfflffl^^ SAMENSTELLING Bevat per ml suspensie: 100 mg Amoxicilline (als trihydraat). EIGENSCHAP-
■■■■■■\'^^"■\'■■■li^^ PEN Semisynthetisch breedspectrum penicilline, werkzaam tegen zowel Gram-positieve als

Cram-negatieve bacteriën. DOELDIEREN Niet-melkgevend rund, varken, hond en kat. INDICATIES Niet-melkgevend rund: luchtwegin-
fecties veroorzaakt door Pasteurella multocida, Pasteurella hemolyticus. Hemophilus spp. en Streptococcus spp. Huidinfecties
veroorzaakt door Pasteurella multocida, Pasteurella hemolyticus. Hemophilus spp.. Staphylococcus spp. en Streptococcus spp.
Infecties veroorzaakt door Salmonella spp. Varken: luchtweginfecties veroorzaakt door: Pasteurella spp., Hemophilus spp. en
Streptococcus suis. Infecties verooaaakt door E. coli. Vlekziekte veroorzaakt door Erysipelothrix rhusiopathiae. M.MA syndroom.
Hond en kat: luchtweginfecties veroorzaakt door: Staphylococcus aureus, Streptococcus spp., Hemophilus spp., E. coli en Proteus
mirabilis. Urogenitaalinfecties veroorzaakt door: Staphylococcus aureus, Streptococcus spp., E. coli en Proteus mifabilis.
Maagdarm kanaalinfecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige pathogenen zoals Staphylococcus aureus, E. coli en Proteus
mirabilis op geleide van een specifiek antibiogram. Huidinfecties veroorzaakt door Staphylococcus aureus. Staphylococcus spp.,
Streptococcus spp., E. coli en Pasteurella multocida. TOEDIENINGSWUZE/DOSERING Direct voor gebruik de flacon goed schudden.
Gedurende 3 dagen, tweemaal per dag 10 mg/kg lichaamsgewicht; dit komt overeen met tweemaal per dag 1 ml/10 kg. Rund en
varken: intramusculair; maximaal 20 ml per injectieplaats. Hond en kat: intramusculair of subcutaan. VOORZORGEN In verband met
sensibilisatie en contactdermatitis dient bij toepassing direct huidcontact te worden vermeden; draag daartoe handschoenen bij
toepassing. WACHTTIJD Wachttijdadvies vlees: 28 dagen. IKB-WACHTTUD KalverenA\'arkens: 28 dagen. VERPAKKING Flacon 100 ml.
BEWARING/HOUDBAARHEID 2 jaar na productiedatum, mits bij kamertemperatuur bewaard. Aangeprikte flacon is 6 maanden houd-
baar bij kamertemperatuur. KANALISATIE U.D.A. REGISTRATIENUMMER REG NL 2275 ARTIKELNUMMER 90.022.15

Suraniox /0%
Daar staan
/e vierkant

achter

yïrbac

reA0Crt5YvU|\'(c VffTTV-

Aangeprikte

flacon
6 maanden
houdbaar

-ocr page 221-

issn 0040-7453

15 maart
2000

deel

125

aflevering
6

Universiteit Utrecht
^ibli^ek Diepflgnee^de

Q 2 O^SI ZJP^

Tij DSCH Rl
DiergeneeskuN

Wetenschap

Overzicht vruchtbaarheidskengetallen en
melkproductiegegevens 15 melkveebedrijven
in Zuidoost-Friesland

Hypocalcemie bij een vier weken oud veulen

Actua

Onrust in Nederland door dreiging hoog-
pathogene aviaire influenza vanuit Italië

Cobalt-Zvitamine B,2-deficiëntie bij rundvee

Leergang Praktijkmanagement

KNMvD

ICT-organisatie KNMvD:

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

Stand van zaken - Manifestatie - Platform

Pijn, angst en stress bij training met stroomband
Nieuwe voorzitter wil dierenarts beter profileren

-ocr page 222-

Dankzij Specific is
wetenschappelijke kost gelukkig
heel licht te verteren.

Als je opgeteld zo\'n 140 jaar farmaceutische
en veterinaire ervaritig hebt, is het niet zo verwon-
derlijk dat je de ontwikkeling van honden- en
kattenvoeding tot een wetenschap hebt verheven.

Dag in dag uit onderzoeken we bij Specific
wat honden en katten beweegt, wat ze nodig
hebben om gezond te blijven en wat ze nodig
hebben om gezond te worden als ze dat niet zijn.
Dit doen we bijvoorbeeld in ons Small Animal
Nutrition Research Center in Denemarken.
Maar we werken ook samen met Universiteiten
van over de hele wereld, zodat we zeker weten
dat onze kwaliteit ook onafhankelijk gezien, als
de beste wordt beoordeeld.

Waar dat allemaal toe leidt? Tot een assorti-
ment diëten en voedingen dat honden en katten
voor praktisch elke aandoening en elke levens-
fase de gezondste bouwstenen geeft. En tot
diëten en voedingen die bijvoorbeeld zeer licht
verteerbaar zijn, zodat al het goede wat erin zit
ook daadwerkelijk wordt opgenomen. Boven-
dien is de lichte verteerbaarheid goed voor de
darmen. Een waardevolle eigenschap dus, want
voor honden en katten telt natuurlijk maar
één ding: Specific is zo lekker dat ze er geen
genoeg van krijgen.

EXCLUSIEF
BIJ DE

VERKRIJGBAAR
DIERENARTS

I béi

*IPECIFI(*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

-ocr page 223-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association

Deel 125, aflevering 6,15 maart 2000

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikelen

Een overzicht van vruchtbaarheidskengetallen en melkproductiegegevens van 15 melkveebedrijven in
Zuidoost-Friesland;
H. Jorrilsma en R. Jorritsma

Uit en voor de praktijk

Hypocalcomic bij een vier weken oud veulen; T.T.J.M. Laan, J.F.M. SpoorenhergenJ.H. van der Koik

Referaten
Boekbespreking

179

180

185
184
187

Wetenschap

Voor de praktijk

Onrust in Nederland door dreiging hoogpathogene aviaire influenza vanuit Italië; J.F. Heijmans
\'Slijters\' in de pers

Cobalt-Zvitamine Bi2-deficiëntie bij rundvee: een kort overzicht; P. Veilema

Berichten en verslagen

Nieuws in verband met de uitvoer van honden en katten naar Groot-Brittannië; Behandeling tegen teken:
niet met halsband
Doorgaan zonder erdoor te gaan
Wondgenezing: wie vindl dat niel interessant?

Onderzoek HMG-diagnostiek bij het paard; M.M. Sioet van Oidruitenhorgh-Onsterl^aan en I. Wijni^erg
Nogmaals de nieuwe Vrijstellingsregeling; M. Peters en M. Siemelink

RW-column
2000 Hoogtepunten

De gewone zeehond (Phoca vituiina) in dc vorige eeuw; J.S. van der Kamp en A.D.M.E. Osterhaus

Voor u gelezen

Straf voor entweigeraars

Britse dierenartsen bepleiten gratis rabiësvaccinatie na hondenbeet

Ingezonden

Stichting Dierenhulp Venezuela in opspraak

Heckrunderen in de Oostvaardersplassen; Risico\'s van een risicocommunicatie; J.A. Stegeman en
M.C.M. de Jong

Reactie \'Heckninderen\';^.I.D. Hessels. W.H.M. vander Poel. M. Nieten. A. Emmerzaaien Ï.H. Schukken 198
Reactie\'salmonella in eieren\';/?./
Tazeiaar 199

Actua

188
,89
190

192
192

192
201
201

193

194

193

196

197

\'97

Praktijkgerichte, klinische avonden g

k WALTHAM

Huidaandoening
en tumoren

Dr. Ton Willemse

Purulente dermatosen bij hond en kat

Drs. Ronald van Noort
Een tumor... wat nu?

JÜftséflg-ïS-farmari\'-EirtdlToven
JïefléeTtiag\'2-4-fetffQ3rf -\'HBerenveen
Woensdag 22 maart - Bunnik

Postbus 313, 3770 AH Bameveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

„ yirlXÊC

rtaorowC^\'fe. Vntv Jli/i^

Virbac Nederland bv

-ocr page 224-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerlcers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, iid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan S-IÜ. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het TijtLschnft voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrif\\ van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Po.stbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Po.stbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Congressen en cursussen

C^ongres relatie mens-dier 200

Wervelkolom paard: onderzoek en behandeling 200

Samenwerkende Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten 201

Nieuw(s) van de industrie

UierGezondheidsModule 202

PAOD 202

Leergang Praktijkmanagement voor Dierenartsen 203

KNMvD

In memoriam

Ed Bisschoff: A. van den Bogaard, B. Smeets en J. van Wensveen 204

Maatschappijnieuws

De ICT-organisatie van de KNMvD: de stand van zaken; J. Klingen 205

De Koning iprcekV.;Jaurcongrescommissie 2000 206
Bond tol Bescherming van Honden cn KNMvD: Gebruik stroombanden verbieden; Pijn. angst en stress

bij training met stroomband 206

Interview met T. de Ruijter; Nieuwe voorzitter wil dierenarts beter profileren; S. Deleu 207

Manifestatie ICT voor dierenartsen: de lezingen 209

Werkvergadering commissie Gezelschapsdieren Regio Zuid 210

Groep Practici Grote Huisdieren; J. Hulsen 211

Het ICT-platform 213

Personalia 213

Doorlopende agenda 214

Contents

Review papers

Overview of fertility and milk produclion on 15 dairy farms in south-east Friesland; H. Jorritsma,

and R. Jorritsma 180

The veterinary scene

Hypocalcaemia in a four-week old foal; T. T.J.M. Laan, J.F.M. Spoorenherg. and J.H. van der Kolk 187

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index yeterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 225-

Dé oplossing voor drinkwater-
medicatie bij varken en
niet-eierleggende kip

-PT

t?

Wachttijd kip: 6 dagen

Wachttijd varken: 5 dagen
100 mg Sulfamethoxazol en
20 mg trimethoprim per ml
IKB-waardig
Nog betere acceptatie,
geen smaakafwijking
Geschikt voor gebruik in
doseerapparatuur en
drinknippelsystemen

euro

METHOXASOL-T

Samenstelling: Bevat per ml:
20 mg trimethoprim, 100 mg Sulfamethoxazol
Farmaceutische vorm: Oplossing geschikt voor
gebruik in doseerapparatuur en drinknippel-
systemen.

Indicatie: Varken: Luchtweginfecties veroorzaakt
door Pasteurella multocida. Maagdarminfecties
veroorzaakt door Escherichia coli en Salmonella
spp. Urogenitale infecties veroorzaakt door
Escherichia coli.

Niet-eierleggende kip: Luchtweginfecties
veroorzaakt door Escherichia coli, Salmonella
spp. en Pasteurella spp.
Dosering: Varken: Per dag 12,5 - 25 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht (dit
komt overeen met 2,5 - 5 mg trimethoprim en
12,5 - 25 mg
Sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3 - 5 dagen. Dit komt over-
een met ongeveer 1,25 - 2,5 liter Methoxasol-T
per 1000 liter drinkwater.
Niet-eierleggende kip: Per dag 25 - 58 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht
(dit komt overeen met 5 - 12 mg trimethoprim
en 25 - 58 mg sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3 - 5 dagen.
Dit komt overeen met ongeveer 1,25-3 liter
Methoxasol-T per 1000 liter drinkwater.
Contra-Indicaties: Overgevoeligheid voor
trimethoprim en/of sulfonamiden.
Wachttijd: Varken: 5 dagen, niet-eierleggende
kip:
6 dagen.

Diergeneesmiddel REG NL 9106 UDA,
1 liter - Art.nr. 61624, 5 liter - Art.nr. 69962

-ocr page 226-

Vaccins

Nu met Elirifel®CH/Chlam een complete range Merial vaccins in huis

#

\\

\\

\\

V

V

\\

\\

r

\\

Eurifel®CH/Chlam

hét vaccin tegen niesziekte
inclusief
Chlamydia

MERIAL

feline herpesvirus tn^ I cn (

i; Bijwerkingen: c

D GeregistréenJ handelsmerk van MERIAL 1999. © 1999. MERIAL Alle rechten voorbehouden. Matt Art C

e lokale entreanie kan voorkomen; Verdere informatie /
\'^020

• bijsluiter of beschikbaar bij MERI/

MERIAL B.V, Bovenkcrkerwcg 6-8, II85 XE Amstelveen, Tel. 020-547 39 33, Fax 020-640 22 01

EURIKEL® CH/Chlam - Reg. NL 9014 - UDD; Doeldier: kar; Samenstelling: gevriesdroogde tablet: geïnactiveerde Chlamydia psiitiui, stam 91 chlam 16275 minstens I R.P eenheid, excipiens - oplosmiddel: glycoproteïnen van het feline her
C27, minstens 0,8 loglO VH proteïnen van het feline calicivirus. stam FCV 255 minstens 0.8 loglO VN, olie-emulsie, qs. I ml; Indicaties: actieve immunisatie van karten ter vermindering van de ernst van ziekteverschijnselen veroorzaakt cfoor feline cali

\'inydia psitiatr. Dosering en wijze van toedienmg: subcutaan - basisvaccinatie: • tegen aandoeningen veroorzaakt door het feline calicivirus en het feline herpesvirus type I: katten zonder matemale antistoffen: tweemalige entii
telkens 1 dosis per aier met een interval van 4-5 weken, waarvan de eerste enting vanaf de leeftijd van 8 weken - katren met matemale anristoffen: tweemalige enting, met telkens I dosis per dier mer een interval van 4-5 weken, waarvan dc eerste enting w
leeftijd van 12 weken - • tegen aandoeningen veroorzaakt door
Chlamydia psiltaa: tweemalige enring. met telkens I dosis per dier mee een interval van 4-5 weken, waarvan dc eerste enting vanaf de leeftijd van 8 weken - herhalingsvaccinatic; tegen aandocnim
oorzaakt door het feline heqDcsvirus tjye 1 en
Chlaii^ia psitiaci: jaarlijks een enkelvoudige enting met I dosis per dier; Contra-indicaties: ^ ■ ■ ■ ■ ■ ..... .................

Bo%enkerkerweg 6-8, 1185 XE Amstel

-ocr page 227-

Grote grazers in de Nederlandse natuurgebieden komen regelmatig in het nieuws. Daarbij is vaak de vraag aan de orde of deze
dieren beschouwd en behandeld moeten worden als deel van de wilde natuur of als huisdieren die op een bijzondere manier ge-
houden worden. Bij de diverse dilemma \'s staan natuurbeschermers, veehouders, veterinairen, beleidsinstanties en dierenbe-
schermers in wisselende samenstelling tegenover elkaar.

De laatste tientallen jaren zijn grote zoogdieren als beheerders in natuurgebieden ingezet, want in Nederland moeten natuur-
gebieden meestal onderhouden worden. Eén van de doelstellingen van het natuurbehoud is om een zo groot mogelijke biodi-
versiteit te verkrijgen en daardoor zoveel mogelijk van de natuurlijke rijkdommen veilig te stellen. Uitgangspunt is om probe-
ren te behouden wat dreigt te verdwijnen. Zonder bijsturen zouden veel terreinen zich ontwikkelen tot een type dat uit oogpunt
van natuurlijke rijkdom niet bijzonder is. Natuurbeheer kan de ontwikkeling naar een algemener landschapstype onderbreken.
Grote grazers nemen voor de mens het werk deels uit handen. In dit stukje beperk ik me tot de Heckrunderen in de
Oostvaardersplassen in Flevoland. Deze zijn ook onderwerp van een artikel van Hessels et al. in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 januari jl. Heckrunderen zijn het resultaat van de pogingen om vanuit gedomesticeerde rassen het
oerrund terug te kruisen. Het oerrund was het wilde rund dat tot in de 16^ eeuw voorkwam. Afgezien van de kleinere afmetin-
gen van het Heckrund, vertoont het veel gelijkenis met het oorspronkelijke oerrund.

Heckrunderen kunnen in principe dezelfde infectieziekten krijgen als landbouwrunderen. Daarom zouden zij aan dezelfde re-
gels onderhevig moeten zijn die voor landbouwrunderen gelden. Om te beginnen zijn dat de gele oormerken, die verplicht zijn
voor alle landbouwrunderen. Vanwege het wilde gedrag van de Heckrunderen zijn ze vrijgesteld van deze verplichting.
Veehouders willen geen Heckrunderen in dit gebied, omdat de dieren zich voor een deel aan de controle door de mens onttrek-
ken en daardoor besmettelijke ziekten zouden kunnen verspreiden. Het is natuurlijk van groot belang dat met ziekterisico \'s
verantwoord wordt omgegaan. Periodiek onderzoek van levende en gestorven dieren kunnen daarbij belangrijke instrumenten
zijn, alhoewel Hessels et al. concluderen dat de risico \'s van uit- en insleep van infectieziekten gekwalificeerd kunnen worden
als uitzonderlijk, mits de populatie strikt gesloten blijft. Dat geldt zelfs voor IBR, waarvan werd aangetoond dat de populatie
ermee besmet was. Dat past natuurlijk slecht in een nationale bestrijdingscampagne. Overigens werden bij de Heckrunderen
in dit gebied geen andere, ernstige infectieziekten aangetoond en kunnen dieren geen ziektekiemen verspreiden die ze niet heb-
ben.

Gestorven Heckrunderen moeten gedestrueerd worden, zoals dat geldt voor landbouwrunderen. Destructie van gestorven
Heckrunderen is vanuit dit standpunt niet rationeel te onderbouwen. Het laten liggen van gestorven dieren geeft een extra di-
mensie aan de natuurlijke diversiteit, doordat deze kadavers een voedselbron vormen voor een scala aan dieren, variërend van
bijzondere soorten doodgravers (kevers) tot grotere aaseters (zoogdieren en vogels, zoals de zeearend).

Het wordt natuurlijk anders als een ziekte als mond- en klauwzeer over Nederland zou waaien.

We hebben echter meer wilde diersoorten in Nederland die vatbaar zijn voor MKZ, bijvoorbeeld reeën. Deze hebben in
Nederland een grote verspreiding en dichtheid. Zijn deze relatief grote dieren, die weliswaar niet de omvang van runderen
hebben, weieens in soortgelijke discussies betrokken? Reeën zijn echt wild, hebben zich op natuurlijke wijze over geheel
Nederland verspreid en sterven voor een deel een natuurlijke dood.

Tot zover is dit allemaal geen nieuws, totdat er recent plannen bekend gemaakt werden om een echt natuurlijke grote grazer,
namelijk de wisent, uit te zetten. Deze niet-gedomesticeerde diersoort behoort tot een ander genus dan het rund, maar is wel in
gehouden omstandigheden van de ondergang gered.

Wilde diersoorten kunnen besmet zijn met ernstige infectieziekten die bij mens en huisdier bestreden worden. Zo komt bij de
naaste verwant van de wisent, de in Noord-Amerika levende bison, Brucella abortus voor. Gelukkig is niet besloten tot een era-
dicatiecampagne van deze wilde diersoort, maar een zorgenkind is het wel. Bij de wisent zijn soortgelijke doemscenario \'s te
bedenken. De Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren is niet direct van toepassing op de wisent, omdat de wisent geen ge-
houden rund is, terwijl de ziektekundige betekenis van wisent en rund in grote lijnen gelijk is. Uiteraard kan men zorgen voor
een gezonde uitgangssituatie door de wisenten vóór introductie te onderzoeken.

Los van de eventuele introductie van de wisent zou met de nieuwe kennis van het artikel van Hessels et al. het besluit tot ver-
plichte destructie heroverwogen kunnen worden, zonder dat de ziekterisico \'s onder- dan wel overschat worden.

Ed ter Laak

-ocr page 228-

Een overzicht van vruchtbaarheidskengetallen en melkproductiegegevens
van 15 melkveebedrijven in Zuidoost-Friesland

SAMENVATTING

In 1988 werd in het kader van de veterinaire bedrijfsbe-
geleiding vanuit de dierenartsenpraktijk Oosterwolde
een start gemaakt met de registratie van vruchtbaar-
heids- en melkproductiegegevens op rundveebedrijven.
De registratie gebeurde met het VAMPP-computerpro-
gramma. De exacte invloed van deze veterinaire bedrijfs-
begeleiding op bedrijfsresultaten is niet aan te tonen, om-
dat er onder andere geen controlegroep aanwezig is.
Toch is het mogelijk om met behulp van gegevens die in
de afgelopen jaren verzameld zijn trends aan te geven. In
de afgelopen tien jaar daalde het drachtigheidspercen-
tage na eerste inseminatie van 55,5 procent naar 45,4
procent met 10,1 procent (p=0,002). Het aantal dieren
met een eerste tochtigheid tussen 0-15 dagen pp daalde
met 1,3 procent (p=0,46), tussen 15-30 dagen pp met 2,6
procent (p=0,41), tussen 30-50 dagen pp met 4,9 procent
(p=0,07) en tussen 50-70 dagen pp met 11,4 procent
(p=0,008). De melkproductie nam in dezelfde periode sig-
nificant (p=0.0004) toe van 7558 naar 8744 kg melk 4
procent vet in 305 dagen.

De gepresenteerde kengetallen kunnen voor de rundvee-
dierenarts van nut zijn bij de begeleiding van de melk-
veebedrijven. Op bedrijfsniveau lopen de kengetallen op
deelgebieden sterk uiteen. Dit kan mogelijk als stimulans
dienen voor de melkveehouder en rundveedierenarts om
de veterinaire bedrijfsbegeleiding door te zetten.

SUMMARY

Overview of fertility and milk production on 15 dairy farms
in south-east Friesland

In 1988 the collection of data on fertility and milk production was initiated
by the veterinary practice in Oosterwolde in the context of a veterinary herd
health programme. An automated management and production control pro-
gramme, VAMPP, was used for this purpose. Although it is not possible to
give the precise effect of veterinary herd health programmes on technical
farm results, because a control group is lacking, it is possible to discern
trends in data collected over 10 years. The field data, show that the first
insemination pregnancy rate decreased by 10,1%, from 55.5% to 45.4%
(p=0.002). The number of cows showing first heat decreased by 1.3%
(p=0.46) between 0-15 days post partum, 2.6% (p=0.41) between 15-30
days post partum, by 4.9% (p=0.07) between 30-50 days post partum and by
11.4% (p=0.008) between 50-70 days post partum. In the same period, the
milk production increased from 7558 kg 4% fat corrected milk in 305 davs
to 8744 kg (p=0.0004).

These data may be useful for veterinarians working in veterinary herd
health on dairy farms. Furthermore, the described trends and especially the
discussed differences between farms may be a stimulus for both farmers and
veterinarians to continue with herd health programmes.

\' Dierenartsencentrum Oostem\'olde, Venekotem\'eg 40, 8431 HH Oosterwolde (cor-
responderend auteur).
^ Afdeling Gezondheidszorg Herkauwers, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit
Utrecht.

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 180-4

INTRODUCTIE

De veterinaire bedrijfsbegeleiding op rundveebedrijven is in
Nederland al rond 1970 van start gegaan. De benoeming van
dr. A. Brand als hoogleraar bij de toenmalige Vakgroep
Bedrijfsdiergeneeskunde en buitenpraktijk, is hiervoor van
grote betekenis geweest. Het optimaliseren van de gezond-
heid, de productiviteit en het welzijn van de runderen is een
doelstelling van de veterinaire bedrijfsbegeleiding. Vanuit
de melkveehouderij worden deze doelstellingen met steeds
meer nadruk onderschreven, zodat de vraag naar en de waar-
dering voor een goede veterinaire bedrijfsbegeleiding toe-
neemt. Dit valt onder meer te lezen in de visie van LTO
Nederland (5).

Voor het realiseren van goede veterinaire bedrijfsbegelei-
ding zijn ten eerste een gemotiveerde rundveehouder en een
gemotiveerde en deskundige rundveedierenarts nodig.
Vanaf de start in het begin van de jaren \'70 is daarom op veel
verschillende manieren kennis omtrent de veterinaire be-
drijfsbegeleiding overgedragen aan de praktiserende rund-
veedierenartsen. Deze rundveedierenarts moet met deze
kennis inspelen op wensen en behoeften van de individuele
melkveehouder.

Een tweede voorwaarde is een nauwkeurige registratie door
de melkveehouder van de noodzakelijke bedrijfs- en ziekte-
gegevens. Op basis van deze gegevens zullen namelijk be-
slissingen genomen worden. Aanvankelijk werd de registra-
tie voomamelijk uitgevoerd met behulp van de vrucht-
baarhcid-zicktckaarl en de twaalf maandenlijst. In de loop
der jaren is de registratie van de bedrijfs- en ziektegegevens
steeds meer geautomatiseerd. Het verwerken van de geregi-
streerde gegevens is hierdoor sterk vereenvoudigd. Een
voorbeeld van een computerprogramma dat veel dierenart-
sen gebruiken is het \'Veterinary Automated Management
and Production control Programme for dairy farms\'(7). Dit
programma, VAMPP, kan naast het registreren van gege-
vens ook analyses maken van die verzamelde gegevens.
Zonder de mogelijkheid om goede analyses te maken, is de
waarde van een computerprogramma voor veterinaire be-
drijfsbegeleiding beperkt.

Op dit moment is er landelijk een project gaande onder de
naam Satellietprogramma, dat een vervolg is op het Project
Gezondheidszorg Rundvee (PGR) wat in Noord-Nederland
heeft plaatsgevonden. Het doel van deze programma\'s is het
verhogen van kennis bij melkveehouders op het gebied van
de rundveegezondheidszorg. Ook dit is een noodzakelijk in-
grediënt voor het slagen van veterinaire bedrijfsbegeleiding.
Voor veterinaire bedrijfsbegeleiding is het immers noodza-
kelijk dat dierenarts en melkveehouder samen oplossingen
zoeken voor optredende problemen en proberen de door de
melkveehouder gestelde doelen te bereiken. Het vergroten
van kennis bij die melkveehouder stimuleert dit proces en
maakt het bovendien efficiënter.

De herkenbaarheid van het product veterinaire bedrijfsbege-
leiding vormt het vierde onderdeel van de bedrijfsdierge-
neeskunde. Door duidelijk aan te geven wat veterinaire be-
drijfsbegeleiding is, moeten alle betrokkenen weten wat de

-ocr page 229-

mogelijkheden en bepericingen hiervan zijn. Deze herlcen-
baarheid is oolc van groot belang voor het vermarkten van
veterinaire bedrijfsbegeleiding. Uiteraard zijn hiervoor
goede communicatieve eigenschappen en adequate inzich-
ten in marktkundige principes van de dierenarts essentieel.
Het verkopen van kennis, waarvan het resultaat niet direct
zichtbaar is en bovendien niet gegarandeerd kan worden, is
namelijk bijzonder lastig (8). De rundveedierenartsen
(Groep Geneeskunde van het Rund van de KNMvD) zullen
deze herkenbaarheid in nauwe samenwerking met de
Faculteit der Diergeneeskunde (Afdeling Gezondheidszorg
Herkauwers) tot stand moeten brengen (6).
De rundveedierenarts moet er tenslotte voor zorgen dat hij
zich bij zijn veterinaire bedrijfsbegeleiding steeds laat leiden
door zowel de doelen, als de bedrijfsstijl van de melkveehou-
der. Het door de dierenarts aan de melkveehouder opdringen
van doelen is namelijk vaak reden tot ontevredenheid van
één van de betrokkenen, zodat ook de onderdelen waar wel
overeenstemming over bestaat niet aangepakt worden.
Dierenarts en melkveehouder moeten dus in overleg een be-
drijfsspecifiek begeleidingsprogramma maken.
Het doel van dit artikel is tweeledig. Ten eerste bevat het arti-
kel kengetallen van 15 melkveebedrijven die praktiserende
dierenartsen handvatten kunnen geven bij het begeleiden van
melkveebedrijven in hun praktijk. Daarnaast is de vergelij-
king gegeven tussen recente kengetallen en kengetallen van
tien jaar eerder. De verschillen tussen deze twee jaren wor-
den op statistische significantie getest. Daamaast wordt ge-
probeerd om verklaringen voor de veranderingen te vinden
op grond van waarnemingen uit de praktijk. Om deze verkla-
ringen nader toe te lichten zijn twee bedrijven geselecteerd
voor een nadere beschouwing.

MATERIALEN EN METHODEN

In dit artikel zijn gegevens gebruikt die afkomstig zijn van
15 geselecteerde melkveebedrijven. Dit zijn de bedrijven die
vanaf de start van de geautomatiseerde gegevensverzame-
ling door middel van VAMPP hieraan deel hebben genomen
(7).

De melkproductiegegevens zijn afkomstig van de reguliere
melkcontrole van eenmaal in de vier weken, die wekelijks
elektronisch worden ingelezen op het dierenartsencentrum.
Eén bedrijf heeft een melkcontrole van eenmaal in de zes
weken. De vruchtbaarheidsgegevens worden vanaf het be-
drijfsjoumaal door de veehouders via het modem ingevoerd
in het VAMPP.

De 15 melkveebedrijven worden in principe maandelijks op
een vast tijdstip door een dierenarts voor veterinaire bedrijfs-
begeleiding bezocht. De fertiliteitsbegeleiding is gewoonlijk
een wezenlijk onderdeel van de veterinaire bedrijfsbegelei-
ding (6). Daamaast komen ook andere onderdelen van de be-
drijfsbegeleiding aan de orde zoals een bedrijfsinspectie.

Tabel i. Melkproductie en vruchtbaarheidskengetallen vam 5 melkveebedrijven in Zuidoost-Friesland in de jaren 1989 en 1998.

1989

1998

Gemiddeld

Minimum

Maximum

Gemiddeld

Minimum

Maximum

p-waarde

(spreiding)

(spreiding)

Aantal afgekalfde runderen

89 (32)

31

164

85 (25)

45

132

0,70

Aantal peïnsemineerde runderen

78 (28)

28

140

71 (23)

36

114

0,47

Melkproductie in 305 dagen (kg)

7558 (514)

6935

8884

8744 (692)

7061

9560

0,0004

%vet

4,52 (0,13)

4,30

4,72

4,43 (0,21)

4,03

4,97

0,17

% eivi/it

3,47 (0,05)

3,36

3,54

3,48 (0,06)

3,36

3,56

0,85

Vet-eiwit^-atio

1,30 (0,043)

1,22

1,40

1,27 (0,048)

1,17

1,39

0,10

Tabel 2. Primaire en secundaire kengetallen vruchtbaarheid vam 5 melkveebedrijven in Zuidoost-Friesland in de jaren 1989 en 1998.

1989

1998

Gemiddelde

Minimum

Maximum

Gemiddelde

Minimum

Maximum

P-waarde

(spreiding)

(spreiding)

Aantal dieren T tocht 0-15 dagen pp

5.9 (4,9)

0

17,4

4,6 (5,0)

0

17,0

0,46

(%)

Aantal dieren 1\' tochtl 5-30 dagen pp

12,8(8,2)

6,7

28,9

10,2 (9,4)

0

33,7

041

(%)

Aantal dieren 1* tocht 30-50 dagen pf

25,9(6,1)

16,1

34,9

21,0 (8,3)

2,9

33,3

0,07

(%)

Aantal dieren T tocht of inseminatie

55.5 (8,1)

35,5

65,1

44,1 (13,4)

21,5

67,4

0.008

50-70 daoen pp (%)

Interval kalven-T inseminatie (dgn)

74,7 (4.4)

66.0

83,0

81,0(14,1)

65,0

110,0

0,11

Drachtlgheidspercentage na 1\'

55,5(7,7)

38,6

65,5

45,4 (8,6)

29,6

60,0

0,002

inseminatie

Efficiéntiegetal

1.65 (0,17)

1,35

2,07

1,80 (0,29)

1,44

2,42

010

vtkt

378 (7.5)

362

390

386(16,7)

364

442

0.07

tkt

378(11,8)

357

412

393(19,0)

371

446

0,016

NR

60,4(10,3)

41,5

78,6

54,1 (10,3)

39,5

70,8

0,10

-ocr page 230-

Bedrijf 6

1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998

Tijd (jaren)

-DR1INS

KGMELK4

Bedrijf 11

1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998

Tijd (jaren)

-KGMELK4

-a—DR1INS

Figuur

-ocr page 231-

jongvee-opfok, mastitis, voeding en analyse van productie-
kengetallen.

Van de geselecteerde melkveebedrijven zijn op jaarbasis de
volgende kengetallen verzameld:

• Het aantal afgekalfde dieren (koeien vaarzen).

• Het aantal dieren dat is geïnsemineerd (koeien vaarzen).

• Het gemiddelde melkvetpercentage op jaarbasis.

• Het gemiddelde melkeiwitpercentage op jaarbasis.

• De verhouding tussen het vetpercentage en het eiwitper-
centage, ofwel de vet-eiwitratio.

• Melkproductie: gemiddelde melkproductie per koe in 305
dagen gecorrigeerd op 4 procent vet. De rekenregel, die
VAMPP hiervoor hanteert is: 120.3 * BSK (0,989 x
netto opbrengst) x 0,916.

• Tussenkalftijd (TKT): het aantal dagen tussen twee kalf-
data.

• Verwachte tussenkalftijd (VTKT): het aantal dagen tus-
sen kalven-conceptie van de koeien en de vaarzen 280
dagen (drachtig bevonden).

• Tochtigheidspercentage: het percentage dieren voor de
eerste maal tochtig is gezien gedurende een bepaald tijds-
interval post partum.

• Interval kalven - eerste inseminatie: het aantal dagen tus-
sen kalven en de eerste inseminatie.

• Drachtigheidspercenlage na eerste inseminatie: het aantal
dieren dat drachtig is geworden van één inseminatie als
percentage van het totaal aantal geïnsemineerde dieren; de
diagnose is gesteld door middel van rectale exploratie.

• Efficiëntiegetal (Eff getal): het gemiddeld aantal insemi-
naties dat drachtig geworden dieren nodig hebben gehad
om drachtig te worden.

De genoemde gegevens zijn op twee manieren gebruikt. In
de eerste plaats is er een vergelijking gemaakt tussen de situ-
atie in 1989 en de situatie in 1998. Van deze beide jaren zijn
de gemiddelden met de daarbij horende SD berekend.
Tevens zijn de minimum- en maximumwaarden vermeld.
Om statistische verschillen tussen deze jaren aan te tonen is
er gebruik gemaakt van een gepaarde T-test (Statistix 1,0).
Daamaast zijn van twee melkveebedrijven de gemiddelde
melkproductie (gecorrigeerd naar 4% vet) en het drachtig-
heidspercentage na eerste seminatie grafisch tegen elkaar
uitgezet (Excel 97) om de grote verschillen die er op be-
drijfsniveau bestaan duidelijk te maken.

RESULTATEN

Een overzicht van de melkproductie- en vruchtbaarheids-
kengetallen voor respectievelijk 1989 en 1998 is weergege-
ven in tabel 1 en 2. Het gemiddelde aantal aanwezige afge-
kalfde runderen op de geselecteerde 15 melkveebedrijven is
gedaald van 89 naar 85 dieren, met een afname van de sprei-
ding (Tabel 1). Het aantal runderen dat hiervan weer geïnse-
mineerd werd, vertoonde eveneens een daling 78 naar 71 met
ook een afname van de spreiding. De daling van beide ken-
getallen is niet significant (p=0,70 en p=0,47). De jaarlijkse
melkproductie per koe is significant (p=0,0004) gestegen.
Het vetpercentage in de melk vertoont een lichte daling, die
statistisch niet significant is (p=0.17). De spreiding is ook af-
genomen. Het eiwitpercentage in de melk vertoont geen ver-
andering en ook de spreiding is onveranderd gebleven. De
vet-eiwit-ratio is 0,03 kleiner geworden met een significan-
tie van p=0,10.

Het gemiddelde percentage dieren dat voor de eerste maal
tochtig wordt gezien in de perioden tussen 0-15, 15-30, 30-
50 dagen pp en het percentage dat tussen 50-70 dagen pp
voor de eerste maal tochtig wordt gezien of wordt geïnsemi-
neerd vertoont in alle vier perioden een dalende tendens
(Tabel 2). De spreiding van deze kengetallen neemt in alle
vier perioden toe. Deze afname heeft in de derde periode een
significantie van (p=0,07) en in de vierde periode van
(p=0,008). Het interval afkalven - eerste inseminatie is in
1998 niet significant langer (p=0,l 1) dan in 1989. Het drach-
tigheidspercentage na eerste inseminatie (dr%l) daarente-
gen daalt significant (p=0,002) van 55,5 naar 45,4 procent.
Het efficiëntiegetal stijgt van 1,65 naar 1,80 met een toe-
name van de spreiding van 0,17 naar 0,29. De stijging is niet
significant (p=0,10). De VTKT en de TKT vertonen allebei
een stijging van respectievelijk 378 naar 386 en van 378 naar
393 dagen. Ook de spreiding van deze beide kengetallen
neemt toe en wel van 7,5 naar 16,7 en van 11,8 naar 19,0.
Alleen de toename van de TKT is significant (p=0,016).
De grafieken van bedrijf 6 en 11 geven op bedrijfsniveau
weer hoe het verloop van het drachtigheidspercentage na
eerste inseminatie en de geproduceerde kg melk gecorri-
geerd naar 4 procent vet in 305 dagen is (kg melk). Bedrijf 6
geeft een dalende tendens weer van het drachtigheidspercen-
tage na eerste inseminatie van 61.1 procent naar 44.8 procent
met een melkproductiestijging van 7588 kg naar 9848 kg
melk. Bedrijf 11 geeft in dezelfde periode van tien jaar een
verloop van het drachtigheidspercentage na eerste insemina-
tie van 51,2 naar 50,6 procent gecombineerd met stijging van
melkproductie van 7430 kg melk naar 9160 kg melk.

DISCUSSIE

De gepresenteerde gegevens geven aan dat er tussen twee
observatiejaren verschillen bestaan op het gebied van pro-
ductieniveau en fertiliteit. Een hogere gemiddelde melkpro-
ductie bleek op gemiddeld bedrijfsniveau gepaard te gaan
met een statistisch significante daling van het drachtig-
heidspercentage na eerste inseminatie, een stijging van het
efficiëntiegetal en een kleinere hoeveelheid waarnemingen
van de eerste tochtigheid in de periode van 30-50 dagen en
50-70 dagen pp. Vergelijkbare ontwikkelingen werden eer-
der waargenomen door Hoekstra (3). Het is belangrijk om op
te merken dat ze deze waarneming op bedrijfsniveau niet sa-
men hoeft te gaan met eenzelfde waarneming op dierniveau.
Individuele, hoogproductieve runderen hoeven met andere
woorden niet slechter te presenteren op het gebied van ferti-
liteit dan laagproductieve runderen. Omdat er louter gebruik
gemaakt is van bedrijfsgemiddelen valt alleen te conclude-
ren dat bedrijven met een gemiddeld hogere productie slech-
tere resultaten lieten zien van genoemde fertiliteitskengetal-
len. Bovendien is hier sprake van een statistisch verband,
wat niet betekent dat er een causale relatie bestaat.
Een gestegen melkproductie die samengaat met een slech-
tere prestatie op fertiliteitsgebied wordt in de literatuur op
vele wijzen verklaard. De hypothese van Britt (1), die een
negatieve energiebalans (NEB) in het begin van de lactatie
koppelt aan een slechtere eicelkwaliteit, is hiervan een be-
kende. Daamaast wordt de NEB door anderen verantwoor-
delijk gehouden voor het uitstellen van het normaal functio-
neren van de oestrische cyclus van het mnd (2). Alhoewel er
dus nog geen duidelijkheid bestaat over de oorzaak van het
verminderd presteren op het gebied van de fertiliteit, lijkt de
mate waarin er een NEB in de eerste week post partum op-
treedt een factor van belang te zijn. Dit is de reden waarom er
geadviseerd wordt om de negatieve energiebalans in duur en
grootte zoveel mogelijk te beperken (4). Aangezien een

-ocr page 232-

lange of diepe NEB gepaard gaat met een afname van de
conditie, kan het bijhouden van conditiescores bij het maan-
delijkse bedrijfsbezoek een aanvullend middel zijn om retro-
spectief te kijken of men er in slaagt de NEB te beperken. Het
op een adequate wijze voeren van de mnderen speelt hierbij
een essentiële rol, wat tevens geldt voor het handhaven van
een goede vet-eiwit-ratio. De dalende tendens van deze vet-
eiwit-ratio doet vermoeden dat het voeren van hoogproduc-
tieve runderen uitermate lastig is. Bij een verdere afname
van melkproductie per rand is dan een verdere daling van
deze ratio te verwachten.

Bij het vergelijken van de TKT en No Return percentage na
56 dagen (NRV) van het NRS (9) met gegevens van de 15
bedrijven, valt het op dat het NRV van het NRS in beide
jaren hoger is, terwijl de TKT juist langer is. Een bekend na-
deel van het NRV is dat het een overschatting geeft van de
vrachtbaarheid op bedrijfsniveau. Dieren die eenmaal geïn-
semineerd zijn en vervolgens gust blijven of pas na 56 dagen
opnieuw geïnsemineerd worden, zullen immers het NRV
ten onrechte verhogen. Dit is ongetwijfeld ook de oorzaak
van het feit dat er landelijk een hogere NRV en juist een
langere TKT gehaald wordt in vergelijking met de gepresen-
teerde praktijkgegevens.

De grafieken van bedrijven 6 en 11 waarin de kengetallen
van de melkproductie (kg) en het drachtigheidspercentage na
eerste inseminatie worden weergegeven, laten zien dat er op
bedrijfsniveau grote verschillen bestaan. Er wordt gesugge-
reerd dat de veehouder van bedrijf 11 er beter in slaagt om de
fertiliteit van zijn veestapel op peil te houden dan de veehou-
der van bedrijf 6. Dergelijke waarnemingen zijn echter zel-
den significant en een achterliggende oorzaak is zelden of
nooit met zekerheid aan te wijzen omdat deze complex van
aard zijn. Deze complexiteit is mogelijk de belangrijkste re-
den waarom het niet altijd valt uit te leggen dat veterinaire
rundveebegeleiding voordelig is voor de melkveehouder.
De afwezigheid van statistisch significante verschillen en
bewezen oorzaken komt helaas vaak voor bij de veterinaire
bedrijfsbeleiding. Soms zal er nooit een significante afwij-
king optreden omdat de aantallen observaties te klein zijn
voor een berekening, terwijl er toch sprake is van een pro-
bleem. Daamaast kan wachten met ingrijpen tot het pro-
bleem significant is geworden niet verantwoord zijn. De sta-
tistiek kan dus maar in beperkte mate gebraikt worden om de
resultaten van de bedrijfsbegeleiding te onderbouwen. Het is
de kunst en de uitdaging voor de veterinaire begeleider om
een melkveebedrijf zo te begeleiden dat er nooit ongewilde
significante veranderingen ten opzichte van de gestelde doe-
len op het bedrijf optreden, door tijdig in te grijpen of te advi-
seren in de bedrijfsvoering.

DANKBETUIGING

De auteurs willen graag de veehouders bedanken die hun toestemming heb-
ben gegeven om hun bedrijfsgegevens te bruiken. Daamaast is een woord
van dank voor de (ex-)medewerkers van het dierenartsencentrum te
Oosterwolde op zijn plaats, die meegewerkt hebben aan de gegevensver-
werking en voor prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen voor het kritisch doorlezen
van het manuscript.

LITERATUUR

1. Britt JH. Impacts of early post partum metabolism on follicular devel-
opment and fertility. Bovine Practioner Proc 1988; 24: 39.

2. Fonseca FA, Britt JH, McDaniel BT, Wilk JC, and Rakes AH.
Reproductive traits of Holsteins and Jerseys. Effect of age, milk yield
and clinical abnormalities on involution of cervix and uterus, estrous
cycles, detection of estms, conception rate and days open. J Dairy Sci
1983; 66: 1128,

3. Hoekstra RAH. Van Hall Instituut Groningen. Stageverslag. Dieren-
artsencentrum Oosterwolde 1989.

4. Kendrick KW, Bailey TL, Garst AS, Pryor AW, Ahmadzadeh A,
Akers RM Eyestone WE, Pearson RE, and Gwazdauska FC. Effects of
energy balancc on hormones, ovarian activity, and recovered oocytes
in lactating holstein cows using transvaginal follicular aspiration. J
Dairy Sci 1999; 82: 1731-40.

5. Land- en Tuinbouw Organisatie, LTO. Uitzicht op een veelzijdige toe-
komst. LTO Nederland, Den Haag, 1998.

6. Lievaart JJ, Noordhuizen JPTM, Daas N den, and Jorritsma H.
Veterinaire begeleiding van melkveebedrijven in Nederland: Hoe
denkt de dierenarts over deelnemende en niet-deelnemende veehou-
ders? Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124:434-8.

7. Noordhuizen JPTM, and Buurman J. VAMPP: a veterinary automated
management and production control program for dairy famis. Vet
Quart 1984;6:6-72.

8. NRS Jaarstatistieken 1998.

9. Swinkels JM, Veer J de, and Jorritsma H. Het opzetten van geïnte-
greerde veterinaire bedrijfsbegeleiding bij melkveebedrijven. Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123:372-4.

Zoönosen

O

Kattenkrabziekte bij de hond?

Tsukahara M. etal. Lancet iggS; 352:1682.

In Japan werd bij een tienjarige jongen met koorts en lymfe-
klierzwelling een
Bartonella Aen^e/ae-infectie (kattenkrab-
ziekte) vastgesteld. Er was echter geen contact geweest met
een kat. Wel was er een twee maanden oude pup aanwezig in
het huishouden, maar de jongen was er niet door gebeten of
gekrabd. Onderzoek (PCR) van wangslijmvlies- en tand-
vleesswabs uit de bek van de hond bleek positief te zijn voor
B. henselae-D^K en geconcludeerd werd dat er een verband
moest zijn met de infectie van de jongen.

Referaten

Verder onderzoek bij 52 honden leverde vier dieren op met
antilichamen tegen
B. henselae, terwijl bij meer dan de helft
van de dieren de PCR positief was in materiaal uit de bek en
van afgeknipte nagels.

Geconcludeerd werd dat zowel honden als katten reservoir
kunnen zijn
B. henselae en dat de naam kattenkrabziekte
misleidend is.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 233-

Hypocalcémie bij een vier weken oud veulen

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125.\' 185-7

T.T.J.M. Laan\\ J.F.M. Spoorenberg^ en J.H. van der Kolk^

il\' \' i\'m\'r^\'m\'il^llt^tflffI Vfi m\'m 1 ^ 1\'

SAMENVATTING

Een veulen van vier weken, aangeboden met spierstijf-
heid, werd na klinisch onderzoek verdacht van hypocal-
cemie. De diagnose hypocalcemie werd met behulp van
bloedonderzoek bevestigd. Zowel het totale als het geïo-
niseerde calcium was laag, respectievelijk 1,38 en 0,54
mmol/1. Het eten van zuring en daardoor de opname van
oxaalzuur, was waarschijnlijk de oorzaak van deze hypo-
calcemie.

SUMMARY

Hypocalcaemia in a four-week old foal

Intake ofRumex, a plant genus of the polygonaceae family, probably led
through the assimilation of oxalic acid, to hypocalcaemia in a four-week old
foal. This foal was presented with muscle rigidity and a stiff gait. Both the
total and ionised calcium concentrations were low, 1.38 mmol/l and 0.54
mmol/l respectively. The foal was treated with a total of 150 ml of a 20%
calcium solution IV. The foals neuromuscular signs resolved within a few
hours after receiving calciimi solution.

INLEIDING

Calcium speelt een belangrijke rol in verschillende fysiolo-
gische processen zoals prikkelbaarheid van het centraal ze-
nuwstelsel, spiercontracties, celmembraanfuncties, enzym-
activiteit en natuurlijk botaanmaak en -afbraak (2). Het
lichaamsgewicht bestaat voor ongeveer 1,5 procent uit cal-
cium. Hiervan is het grootste gedeelte opgeslagen in het bot.
Het overige calcium is verdeeld over de intra- en extracellu-
laire vloeistof (5). Dit extracellulaire calcium bestaat uit
twee vormen: de eiwitgebonden en de geïoniseerde vorm
(2). Deze geïoniseerde vorm is fysiologisch gezien het be-
langrijkst. De meeste laboratoria meten echter alleen het to-
tale calcium. Dit is doorgaans geen probleem, omdat het
maar zelden voorkomt dat de geïoniseerde fractie afwijkend
is terwijl de totale calciumconcentratie normaal is. Als een
patiënt ook alkalotisch is, kunnen er wel symptomen van hy-
pocalcemie optreden bij een normale totale calciumconcen-
tratie (2). Dit laatste wordt bijvoorbeeld als complicatie ge-
zien bij uitgeputte endurancepaarden die ten gevolge van
overmatig zweten veel chloor verliezen. Deze dieren gaan
uiteindelijk in plaats van chloor-bicarbonaat in de nieren re-
sorberen, waardoor er een metabole alkalose ontstaat (4,8).
De metabole alkalose ontstaat verder ook als gevolg van het
feit dat het lichaam bij natriumtekorten het natrium in de nie-
ren conserveert ten koste van waterstofionen (6).

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 16, 3584 CM Utrecht. Telefoon:
030-2531111.

^ \'Boschhoven\' kliniek voor dieren. Boschhoven 54, 5595 AR Leende. Telefoon 040 -
2061682.

De plasma-calciumconcentratie beweegt zich fysiologisch
tussen nauwe grenzen. Deze homeostase wordt door pa-
raathormoon, calcitonine en vitamine D gecontroleerd. Door
deze drie regulatiemechanismen is de plasmacalciumpool
continu aan veranderingen onderhevig. Door gastro-intesti-
nale absorptie of botresorptie kan calcium aan de pool wor-
den toegevoegd en verwijdering van calcium uit het plasma
vindt plaats door middel van botopbouw of excretie via de
feces, urine, zweet of melk. Hierbij kan worden opgemerkt
dat de paardennier wellicht een grotere rol in de calcium-
huishouding speelt dan de nieren van andere diersoorten ge-
zien de relatief grote hoeveelheden calcium die met de urine
worden uitgescheiden (3).

Hypocalcemie is bij het paard niet zo veelvuldig beschreven
als bij het rund, waar rantsoenen met een hoog gehalte aan
calcium het rund afhankelijk maken van een snelle resorptie,
maar is zeker niet onbelangrijk (4). De symptomen ontstaan
bij een te lage concentratie aan geïoniseerd calcium. Het ge-
brek aan calciumionen zorgt ervoor dat natriumionen ge-
makkelijk de zenuw in kunnen diffunderen en zo voor gro-
tere prikkelbaarheid van deze zenuw zorgen. Dit resulteert in
spierstijfheid en spierfasciculaties (3).

Paarden aangeboden met verschijnselen van hypocalcemie
krijgen dit in het algemeen als gevolg van een verminderde
opname, een verhoogde behoefte (bijvoorbeeld bij lacte-
rende merries), of een verhoogd verlies van calcium. Verlies
kan optreden bij diarree of bij overmatig zweten. Dit over-
matig zweten, zoals bijvoorbeeld bij cnduranccpaardcn wel
voorkomt, veroorzaakt een direct verlies van calcium. De
metabole alkalose, ontstaan door verlies van chloor en na-
trium, en de respiratoire alkalose ontstaan door de snelle en
oppervlakkige ademhaling, doen de geïoniseerde calcium-
concentratie indirect nog verder dalen. Hypocalcemie is ook
een bekend fenomeen bij de lacterende merrie, waarbij de
extra behoefte aan calcium natuurlijk een belangrijke pre-
disponerende factor is. Daamaast wordt ook de stress-gere-
lateerde glucocorticosteroïdenrespons als oorzaak van hypo-
calcemie genoemd, omdat deze de renale terugresorptie van
calcium vermindert en een negatieve invloed heeft op vita-
mine D (14).

De symptomen van milde hypocalcemie zijn toe te wijzen
aan een verhoogde prikkelbaarheid van de membranen van
verschillende weefsels, zoals het hart en de skeletspieren. Bij
emstigere hypocalcemie verzwakt de contractiliteit van de
spieren en verandert de spierstijfheid in paralyse (5).

Veel voorkomende symptomen van hypocalcemie zijn (2,5):

* Syngultus, \'de hik\' die ontstaat ten gevolge van de vermin-
derde potentiaal van de
N. phrenicus, die daardoor gemak-
kelijker geactiveerd kan worden bij de depolarisatie van
het rechter atrium, leidende tot het samentrekken van het
diafragma. Dit wordt gezien als een ritmisch samentrek-
ken van de flank van het paard, synchroon met de hartslag.

* Ten gevolge van de verhoogde prikkelbaarheid van de
spiercellen ontstaat spierstijfheid, tetanie. Dit uit zich on-
der andere in een teruggetrokken onderlip, een stijve hals

-ocr page 234-

en een slepende stijve gang.

* De hartspiercellen reageren op een verlaagde calciumcon-
centratie met een tachycardie en aritmieën.

* Bij veulens worden wel eens aanvallen gezien met een
EEG welke vergelijkbaar is met het EEG van een \'grand-
mal\' aanval bij de mens.

Daamaast beschrijft men symptomen zoals depressie, een
verhoogde ademhalingsfrequentie, speekselen, spiertrillin-
gen en zweten.

In de nu volgende casus wordt hypocalcemie bij een vier we-
ken oud veulen beschreven.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een vier weken oud KWPN-merrie-veulen werd eind juli ver-
wezen naar de Kliniek voor Inwendige Ziekten Paard met de
klacht dat het veulen gedurende enkele dagen stijf liep en sinds
een dag ook niet meer wilde drinken. De dierenarts had die dag
thuis vastgesteld dat het dier ongecoördineerd liep. Tevens
dreigde het veulen af en toe om te vallen en vertoonde het ge-
ringe dwangbewegingen. De visus leek verminderd en de
dreigreflex was verminderd. De lichaamstemperatuur was
38,6°C en het dier vertoonde geen uitdrogingsverschijnselen.
In eerste instantie werd er thuis, in overleg met de Kliniek, ge-
dacht aan een meningo-encefalitis en werd er een behandeling
ingesteld met dexamethason en trimethoprimsulfa. Aangezien
het veulen eerder verslechterde dan verbeterde werd het door-
gestuurd.

KLINISCH ONDERZOEK

Bij aankomst in de kliniek viel op dat het veulen wat sloom
was en met een stijve achterhand liep. Hierbij sleepte het iets
met de hoetjes van de beide achterbenen. De voorbenen
hield het veulen wijd en het hoofd werd laag gedragen, waar-
bij er een \'grimas\' in het gelaat opviel. Dat wil zeggen: opge-
trokken lippen en een gerimpelde neus. De ademhaling was
costo-abdominaal en regelmatig met een frequentie van 24
per minuut. De pols was regelmatig, equaal, iets zwak, met
een frequentie van 78 slagen per minuut. De lichaamstempe-
ratuur bedroeg 38,2"C. De extremiteiten waren goed van
temperatuur, de slijmvliezen waren roze, vochtig en vertoon-
den geen bloedingen of laesies. Ook aan de mandibulaire en
retrofaryngeale lymfeknopen werden geen afwijkingen ge-
vonden.

Bij onderzoek van het respiratie-apparaat en het circulatie-
apparaat werden geen afwijkingen gevonden. Bij auscultatie
van de buik viel op dat het dier nauwelijks damigeluiden
had. Ook in de kliniek leek de visus van het veulen vermin-
derd, op de dreigreflex volgde geen reactie en de pupillen re-
ageerden niet op licht.

LABORATORIUMONDERZOEK

Bij bloedonderzoek bleek de hematocriet 0,30 1/1 voor een
veulen normaal te zijn (normaalwaarde 0,29-0,41 1/1 (12).
Het leukocytenaantal was iets verhoogd ( 14,2 G/l, normaal-
waarde 5,3-12,2 G/l (12), de pH (7,336, normaalwaarde
7,35-7,45) en de BE waren normaal (-0,7 mmol/1, normaal-
waarde -3 3 mmol/1). Van de electrolytwaarden waren het
natrium, kalium en het chloor niet afwijkend, de calciumcon-
centraties echter wel. Het geïoniseerde calcium bedroeg 0,54
mmol/1 (normaalwaarde 1,4 - 1,7 ( 11) en het totale plas-
macalcium bedroeg 1,38 mmol/1 (normaalwaarde 2.8-3.2
mmol/1 (15)). Het bloedonderzoek dat de volgende dag werd
uitgevoerd leverde geen afwijkingen op. Het veulen had een
totale eiwitconcentratie van 58 g/l (normaalwaarde 51-71 g/l
(12)).

THERAPIE EN KLINISCH VERLOOP
Op geleide van het bloedonderzoek werd het calciumtekort
hersteld met behulp van 100 mililiter 20 procent calciumbo-
rogluconaat (eigen bereiding Apotheek Diergeneeskunde
Utrecht) intraveneus. Tegelijkertijd kreeg het veulen ook 1 li-
ter Ringer 5 procent glucose toegediend. Dit om de concen-
tratie van het toegediende calcium wat te verminderen, de
nierdoorbloeding te bevorderen en om het veulen van extra
glucose te voorzien. De thuis ingezette antibioticumbehande-
ling werd voortgezet met trimethoprimsulfa 30 mg/kg twee
maal daags intraveneus (Borgal®, Hoechst Roussel Vet NV
Brussel).

Een paar uur later was de geïoniseerde calciumwaarde 0.84
mmol/1 en het veulen heeft nogmaals 50 milliliter calcium-
borogluconaat 20 procent IV gekregen.
Het veulen heeft op beide behandelingen goed gereageerd.
Het werd vlotter, soepel en de dreig- en pupilreflex waren
snel weer hersteld. Na een paar dagen ter observatie in de kli-
niek te hebben gestaan, is het veulen samen met de merrie
naar huis gegaan.

DISCUSSIE

Het veulen dat in deze casus wordt beschreven leed aan hy-
pocalcemie, welke niet door de gebruikelijke redenen te ver-
klaren is. Een verminderde opname via de melk van de mer-
rie lijkt niet waarschijnlijk gezien het feit dat de moeder
voldoende melk gaf en zelf niet aan verschijnselen van hypo-
calcemie leed (1). Daamaast at het veulen al goed bij en was
in prima conditie. Ook was er geen verhaal van diarree of
overmatig zweten, wat een verhoogd verlies had kunnen ver-
klaren. Andere meer specifieke oorzaken van hypocalcemie
bij het paard zijn: secundaire hypoparathyreoidie ten ge-
volge van hyponiagnesaeniic, secundaire vitamine
D defi-
ciëntie, pancreasnecrose, oxalaatintoxicatie, tetracycline- of
furosemidetoediening en bicarbonaatoverdosering (5). Ook
worden incidenteel \'Blister-Beetle\'-intoxicatie (9), acuut en
chronisch nierfalen (1,5) en emstige rhabdomyolysis (13) als
ziekten genoemd waarbij hypocalcemie kan ontstaan.
\'Blister-Beetle-intoxicatie\' is een in het midden- en het zuid-
westen van de Verenigde Staten beschreven intoxicatie met
cantharidine. Deze stof zit in de lymfevloeistof van kevers,
welke behoren tot de familie van de Mecoïdae. Deze kevers
worden met het maaien per ongeluk in het hooi verwerkt en
vervolgens met dit hooi door de paarden opgenomen. De in-
toxicatie heeft als meest opvallende symptoom gastro-intes-
tinale afwijkingen (9). In Nederland zijn er geen gevallen be-
schreven en komt deze kever ook niet voor.
Bij de hier beschreven patiënt werden geen aanwijzingen
voor orgaandegeneratie noch voor hypomagnesemie gevon-
den. De activiteit van de spierenzymen was ook niet afwij-
kend.

In veel grassoorten zijn Oxalaten aanwezig. Deze interfere-
ren in het algemeen niet met de calciumconcentratie in het
bloed, aangezien er normaliter voldoende calcium in het
rantsoen aanwezig is om zowel de
Oxalaten te binden tot een
niet-absorbeerbaar
complex (5) als in de behoefte van het
dier te voorzien. Er bestaan echter planten waarbij de ver-
houding oxaalzuur en calcium zo verschillend is dat het aan-
wezige calcium niet voldoende is om de
Oxalaten te binden.
Bij opname van deze planten kan de hoeveelheid oxaalzuur
dat in de bloedbaan komt een toxisch niveau bereiken. Dit

-ocr page 235-

kan leiden tot hypocalcemie, nierfalen, kristalvorming in
het centraal zenuwstelsel en eventueel afbraak van rode
bloedcellen (10). Zuring- en rabarbersoorten zijn zulke
planten die relatief veel
oxaalzuren bevatten, waarbij het ge-
halte van
oxaalzuren het hoogst is tijdens de bladgroeifase
(7). Helaas zijn de meeste oxaalzuurbevattende planten ook
smakelijk voor
grazende dieren (10). De effecten op cal-
cium- en magnesiumabsorptie en -uitscheiding bij het paard
onder invloed van
Oxalaten zijn in 1978 al beschreven door
Swartzman
et al. (16). Zij beschrijven een proef, waarbij de
hoeveelheid calcium in het rantsoen in dusdanige mate aan
oxaalzuren gebonden wordt, dat er onvoldoende calcium
overblijft voor de normale behoefte. Dit zou optreden bij
een rantsoen dat 1 procent
oxaalzuur en 0,45 procent cal-
cium bevat.

In de kliniek bleek dat zowel het veulen als de merrie de hen
aangeboden zuring graag aten. Aangezien in het weiland
thuis veel zuring werd aangetroffen (de eigenaar had het wei-
land gemaaid en het maaisel laten liggen) lijkt het waar-
schijnlijk dat dit de reden was van de hypocalcemie. Bij
thuiskomst zijn alle resten zuring uit het weiland verwijderd
en zijn geen symptomen van hypocalcemie meer gezien.

LITERATUURLIJST

1. Beyer MJ, Freestone JF, Reimer JM, Bernard WV, and Rueve ER.
Idiopathic hypocalcemia in foals. J Vet Int Med 1997; 11: 356-60.

2. Brewer BD. Disorders of equine calcium metabolism. Comp Cont
Educ Pract Vet 1982; 4: 244-51.

3. Carlson GP, and Ocen PO. Composition of equine sweat following
exercise in high enviromental temperatures and in response to intra-
venous epinephrine administration. J Equine Med Surg 1979; 3:27-31.

4. Carlson GP. Medical problems associated with protacted heat and
work stress in horses. Comp Cont Educ Pract Vet 1985; 7: 542-50

5. Fenger CK. Disorders of calcium metabolism. In Equine Internal
Medicine. Eds. Reed SM and Bayly WM. W.B. Saunders Company,
Philadelphia, 1998:925-33.

6. Fowler ME. Veterinary problems during endurance trail rides. Proc
25th Am Ass Equine Pract, 1979.

7. Genderen H van en Schoonhoven LM. Chemisch-ecologische flora van
Nederland en België: Een inleiding over aard en ecologische betekenis
van secundaire plantenstoffen. KNNV-Uitgeverij Utrecht 1997: 98-101.

8. Harris PA. Musculoskeletal disease, exercise related disorders, ex-
hausted horse syndroom. In: Equine Internal Medicine. Eds. Reed SM
and Bayly WM. W.B. Saunders Company, Philadelphia, 1998: 400-2.

9. Helman RG, and Edwards WC Clinical features of blister beetle
poisoning in equids: 70 cases (1983-1996). J Am Vet Med Assoc
1997;211: 1018-21.

10. Humphreys DJ. Veterinary toxicology. Bailliere Tindall, London,
1988: 198-200.

11. Kolk JH van der. Nachreiner RF, Refsal KR, Brouillet D, and Wensing
Th. Plasma ionized calcium concentration in normal horses, horses
with colic and horses with diarrhoea; in preparation.

12. Koterba AM, Drummond WH, and Kosch PC. In: Equine clinical neo-
natology. Lea & Febiger, Philadelphia, 1990.

13. Perkins G, Valberg SJ, Madigan JM, Carlson GP, and Jones SL.
Electrolyte disturbances in foals with severe rhabdomyolysis. J Vet Int
Med 1998; 12: 173-7.

14. Richardson JD, Harrison LJ, and Edwards GB. Two horses with hypo-
calcemia. Vet Record 1991; 3: 98.

15. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan MM, Mol JA, and Bameveld A.
Hormones, growth factors and other plasma variabels in relation to os-
teochondrosis. Equine Vet J 1999; Suppl 31: 45-54.

16. Swartzman JA, Hintz HF, and Schryver HF. Inhibition of calcium ab-
sorption in ponies fed diets containing oxalic acid. Am J Vet Res 1978;
39: 1621-3.

\'Engelse hoefin Duits vet\'

Christopher Pollitt\'s Farbatlas Huf, Anatomie und Klinik. K-D.
Budras und B. Hertsch. iHarde kafi, 208 pagina\'s,
494 illustra-
ties. Uitgeverij Schiüttersche, Hannover. ISBN 3-8^706-536-8.

9>

Toen uitgeverij Mosby-Wolfe dit boek als Color Atlas of the
Horse\'s Foot voor het eerst uitgafin 1995, was het voor hoef-
smeden en dierenartsen reeds duidelijk dat het een standaard
atlas zou worden voor kreupelheid bij het paard.
Dr. Pollitt is een professor aan de Faculteit der Diergenees-
kunde (Universiteit van Queensland) in Brisbane, Australië.
Hij is een begaafd fotograaf die met dit boek ons een kijkje
heeft gegund in zijn eigen onderwijsverzameling. In feite be-
treft het een serie foto\'s - bijna 500 in getal - die elke één of
meerdere aspecten van kreupelheid gelokaliseerd in de hoef
illustreert. Elke foto gaat vergezeld van een bijschrift waarin
in detail de relevante zaken van de illustratie aan bod komen.
De anatomie van de hoefwand wordt zowel op macrosco-
pisch als microscopisch niveau via preparaten van diverse
doorsneden beschreven, waarbij tevens ook de circulatie van
de ondervoet uitgebreid wordt weergegeven. Meerdere chi-
rurgische technieken en uiteraard vormen van therapeutisch
beslag voor de behandeling van wandscheuren zijn aangege-
ven. Vaak geven de foto\'s ook het beeld voor en na de behan-
deling weer, waarbij zo tevens een inzicht gegeven wordt in
de uiteindelijke prognose. Ook komen diverse aspecten van
podotrochleose aan bod variërend van diagnostiek tot patho-
logie.

Het grootste gedeelte van het boek gaat over hoefbevangen-
heid, dr. Pollitt\'s speciale expertisegebied. Zowel de theore-
tische aspecten van de oorzaken als de desastreuze gevolgen
voor de hoef worden via unieke opnames weergegeven.
Het boek is vertaald door prof. Budras en prof Hertsch van
de Universiteit van Berlijn die beiden op het gebied van de
hoeven reeds hun sporen hebben verdiend. Ook zij zijn au-
teurs van meerdere artikelen op het gebied van hoefkunde en
hoefbeslag. Zodoende heeft de Nederlandse student dierge-
neeskunde, dierenarts en hoefsmid met deze uitgave ook de
mogelijkheid gekregen een Duitse uitgave van deze schitte-
rende collectie foto\'s te kunnen bemachtigen.

IV. Back

-ocr page 236-

ctua

■■yin

Onrust in Nederland door dreiging hoogpathogene
aviaire influenza vanuit Italië

Voordepralrtij^

Gezien de dreiging voor de Nederlandse
situatie is een basis-overleg Al ingesteld
waarin het pluimveebedrijfsleven (Ane-
vei, Nepluvi, PVE), NOP, KNMvD,
GD/FD en de overheid (RVV, AID,
LNV) vertegenwoordigd zijn, onder
voorzitterschap van GVO Pluimers.

Al-voorlichtingsbijeenkomst

In verband met de dreigende situatie
heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren
in overleg met het ministerie van LNV,
de RVV en het ID-Lelystad een bijeen-
komst georganiseerd op 21 febmari
2000, \'s middags in Boxtel en \'s avonds
in Deventer. Veel dierenartsen waren
aanwezig; zowel practici als dierenart-
sen uit het bedrijfsleven waren in groten
getale op komen dagen. Deze snelle
voorlichtingsronde werd door de aanwe-
zigen zeer op prijs gesteld.
Mevrouw Abelsma, beleidscoördinator
dierziektebestrijding LNV-VVM schet-
ste het verloop van de Al-uitbraken in
Italië vanaf de laagpathogene Al-type
H7N1 in het voorjaar 1999 tot de recente
hoogpathogene Al-type H7N1 waar
Italië sinds december 1999 mee kampt.
Overigens is dit fenomeen ook in
Mexico en de Verenigde Staten waarge-
nomen: dat een aanvankelijk laagpatho-
gene Al-stam binnen een periode van
circa een jaar \'verandert\' in een hoogpa-
thogene Al-stam.

Sinds medio december 1999 gaat Noord-Italië (Veneto en Lombardia) gebukt
onder uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) van het type
H7N1. De Intraveneuze Pathogeniteits Indev (IVPI) van een aantal isolaten is
vastgesteld op 3, dus zeer hoog (bij een H7N1 met een IVPI hoger dan 1.2
spreken we van een HPAl-virus).

Tussen de eerste officieel vastgestelde HPAI-uitbraak op 17 december 1999
en 15 februari 2000 zijn in totaal 350 uitbraken geteld. In totaal zijn 3,3 mil-
joen dieren bij de HPAI-uitbraken betrokken (zie tabel 1). Een ramp voor de
Italiaanse pluimveesector en een serieuze bedreiging voor de pluimveesector
in de aangrenzende landen. Per 24 februari 2000 waren er nog geen meldin-
gen van AI in andere landen dan Italië.

Tabel i. Overzicht van de H PAI-situatie in Italië per 4 februari 2000.

n uitbraken per regio

categorie pluimvee

Lombardia

Veneto

aantal uitbraken

aantal dieren

aantal bedrijven

(totaal Italië)

(x min smks)

preventief geruimd

slachtreproductie

17

4

21 (21)

0,58

7

vleeskuiken

16

12

28 (28)

1,02

11

leghennen

60

20

80 (83)

5,83

4

kalkoenreproductie

3

2

5 (5)

0,42

1

vleeskalkoen

53

87

140 (140)

2,02

46

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Deventer, afdeling Pluimveegezondheidszorg.

Daamaast ging zij in op de preventieve
maatregelen
die Nederland kan nemen:
Beperking van het insleeprisico

• controle van de handel van en naar
Italië. Er is weinig import vanuit Italië.

• controle en ontsmetting van temgke-
rende vrachtwagens, ook die varkens
vervoeren. Hier werd nogal de nadmk
op gelegd door de aanwezigen, vol-
gens Guus Koch (ID-Lelystad) moet
het risico van varkens als verspreider
van HPAI echter niet worden over-
schat. In Italië is tot nu toe nog niet
aangetoond dat varkens(transporten)
een rol spelen bij de huidige proble-
men.

Door J.F. Heijmans^

• trekvogels kunnen Al-vimssen over
grote afstand verspreiden; de meeste
trekroutes vanuit Italië lopen niet over
ons land. Het is bekend dat met name
watervogels een belangrijk reservoir
vormen van Al-vimssen. In Italië is
virologisch onderzoek gedaan bij
wilde vogels in de besmette regio\'s;
van de 56 onderzochte vogels waren
er slechts twee (spreeuwen) positief in
de vimskweek.

• een ophokgebod moet worden over-
wogen voor pluimvee met uitloop;
vooralsnog wordt dit niet wettelijk op-
gelegd. Als de vimsverspreiding via
trekvogels minder belangrijk is, is het
de vraag of een ophokgebod wel zin-
vol is. Wel zou het goed zijn om zo
spoedig mogelijk de juridische voor-
bereidingen te treffen om zonodig di-
rect een ophokplicht in te kunnen voe-
ren.

Beperking van de virusverspreiding

• snelle ontdekking van het vims: hier-
voor is de meldplicht; ook de voor-
lichting omtrent AI is in dit verband
van belang (snelle herkenning van het
ziektebeeld).

• verhinderen van vimsoverdracht bin-
nen bedrijfsmatig gehouden pluimvee
en sierpluimvee: ook hierin is goede
vooriichting van belang.

Draaiboek verdenkingsfase

• er wordt overleg gevoerd om zo spoe-
dig mogelijk een vorm van monito-
ring in te voeren.

Draaiboek bestrijdingsfase na mel-
ding

• de diagnose wordt gesteld door het
ID-Lelystad met behulp van PCR.

• als sprake is van een serieuze verden-
king of een besmetting treedt richtlijn
92/40 in werking met insluitingen, in-
stellen 3- en 10 km-gebieden enzo-
voort.

-ocr page 237-

Teun Fabri, pluimveedierenarts bij de
GD, schetste vervolgens de belangrijk-
ste symptomen en het sectiebeeld, zodat
men alert kan reageren in geval van een
uitbraak.

De incubatietijd van het Aviaire
Influenza Virus (AIV) is vrij kort en va-
rieert van enkele uren tot zeven dagen.
De klinische symptomen zijn sterk af-
hankelijk van de pathogeniteit van het
virus en van de soort gastheer.
Waarschijnlijk is de pathogeniteit van
het virus hoger geworden door een mu-
tatie binnen de LPAI-stam. Hieruit ont-
stond een virus met een hoge pathogeni-
teit (HPAI).

De klinische verschijnselen zijn ten op-
zichte van het LPAl emstiger geworden.
Deels zijn de symptomen a-specifïek:
sufheid, verminderde voeropname, leg-
daling, respiratoire geluiden en muceuse
neusuitvloeiing. De conjunctivae zijn
sterk gezwollen en oedemen aan kop en
hals, cyanotische verkleuring van kam
en lellen en diarree komen voor. In een
later stadium kunnen neurologische ver-
schijnselen en haemorrhagische necrose
aan de kop worden waargenomen. De
mortaliteit kan oplopen tot 100 procent.
Tn sommige gevallen treedt zeer acute
sterfte op, zonder voorafgaande klini-
sche symptomen. Opvallend is vaak de
stilte in een aangetast koppel.
Geïnfecteerde dieren scheiden het vims
uit via de respiratietractus, de conjuncti-
vae en de faeces. Het vims blijft in fae-
ces lang infectieus (tot 30 dagen).

Pathologische anatomie

De patholoog kan subcutane oedemen
aan de kop, hals en borstingang aantref-
fen (zie foto).

Bij sectie worden tracheïtis en pneumo-
nie gevonden. Tevens komen bloedin-
gen voor in het epicard, rond de grote va-
ten, aan de serosazijde van de darm, in
de coecale tonsillen, de kliermaag en de
spiermaag (onder de hoomlaag). In le-
ver, longen en milt kunnen miliaire,
geelwitte necrosehaardjes worden waar-
genomen.

Bovendien zijn deze organen gezwollen.
De darmen zijn catarraal ontstoken, de
darminhoud is waterig dun.

Sjaak de Wit, immunoloog bij de GD/
FdD ging in op de diagnostische moge-
lijkheden:

aantonen van antistoffen

• AGP-Influenza

- positief circa vijf tot zeven dagen
na infectie (cave: afhankelijk van
Al-stam)

- vrijwel 100 procent specificiteit.

hoge sensitiviteit

- testduur 24-48 uur

- deze test is het meest geschikt
voor de serologische monitoring.

• HAR-lnfluenza

- hoge sensitiviteit, waarschijnlijk
hoge specificiteit

- testduur < 24 uur

- H ] -H ] 2 voorradig bij GD

• Elisa

- hoge sensitiviteit, 96-98 procent
specificiteit (opgave fabrikant)

- duur vergeleken met AGP en
HAR.

aantonen van het virus

• Imagen-IFT

- voor humaan gebmik, gebaseerd
op monoclonale Al

- duur, niet geschikt voor grote aan-
tallen monsters.

• Immunoperoxidase (IPT)

- geschikt voor formaline-gefixeerd
materiaal

- te onderzoeken monster niet infec-
tieus

- test duurt circa twee dagen.

De eigenschappen van het vims, de dia-
gnostiek en de wijze waarop de IVPI
wordt bepaald; kortom de wettelijke ta-
ken van ID-Lelystad, werden door dr.
Guus Koch helder toegelicht.

Als laatste ging drs. Ruud Komijn
(RW) in op de maatregelen tijdens de
verdenkings- en bestrijdingsfase.

Een verslag van deze laatste inleidingen
zal worden opgenomen in een volgende
nummer van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Een volledig verslag
zal ook via Internet opvraagbaar zijn
voor dierenartsen op www.gd-dieren.nl.

De aanwezigheid van alle betrokken
specialisten op deze informatiemiddag/
-avond maakte het tot een waardevolle
bijeenkomst waarin in korte tijd alle aan-
wezige collegae veel nuttige informatie
kregen aangeboden. De Nederlandse
pluimveesector bereidt zich voor op wat
misschien komen gaat...

Meer informatie over AI is te vinden op de
Intemet-adressen van de betrolcken organi-
saties:

www.pve.nl
www.knmvd.nl
www.minlnv.nl
www.id.wageningen-ur.nl
www.europa.eu.int
www.oie.int

\'Slijters* in de pers

De zogenaamde \'slijtersproblematiek\' - waarvan iedere wetenschappelijk onder-
bouwde omschrijving overigens ontbreekt, hetgeen wellicht deel is van de proble-
matiek - is de laatste weken weer volop in de pers geweest. Een begeleidend die-
renarts van een bedrijf met een \'slijters\'-probleem meende een spectaculair
positief effect waar te nemen van de parenterale toediening van onder andere vita-
mine B,2 aan de aangedane koeien. Deze boodschap heeft mime aandacht van de
media gekregen en wordt tevens in verband gebracht met de IBR-problematiek.
Ondertussen wordt onderzoek gedaan naar het effect van vitamine B, 2-toediening
op dit bedrijf (en andere bedrijven). Dit onderzoek neemt vanzelfsprekend enige
tijd in beslag.

In deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde vindt de lezer een be-
knopt overzicht van hetgeen bekend is omtrent vitamine Bi2/cobaltdeficiëntie bij
koeien van de hand van dr. P. Vellema (Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie
Drachten). Hiemit blijkt onder meer dat het verband tussen \'slijters\' en genoemde
deficiëntie niet zonder meer mag worden gelegd. En dat het toedienen van vita-
mine Bi2, zonder de gestelde diagnose \'vitamine Bi2/cobaltdeficiëntie\', onver-
standig moet worden geacht. Dit ondanks de hoopgevende verhalen in de pers.
De lezer moet het artikel van Vellema dus zien als genuanceerde berichtgeving
over de aandoening vitamine Bi2/cobaltdeficiëntie - weliswaar naar aanleiding
van geluiden in de pers - en niet als een aanmoediging om deze aandoening in ver-
band te brengen met de \'slijtersproblematiek\'. Zodra hierover meer bekend is,
wordt de lezer hierover bericht.

Met dank aan de sprekers.

-ocr page 238-

Historie

In Nederland hebben Brinkman (4) en
Sjollema (29) \'likzucht\', \'lekzucht\' of
\'likziekte\' beschreven bij rundvee,
schapen en geiten. De aandoening
kwam vooral voor in het oosten van
het land. Aangedane koeien hadden
een verminderde eetlust, een vermin-
derde groei, een verlaagde melk-
productie, vermagerden, werden anae-
misch en vertoonden vaak picaver-
schijnselen. Hoewel de aandoening bij
koeien van alle leeftijden voorkwam
waren de verschijnselen erger bij
jonge dieren. Op sommige bedrijven
waren de problemen zo emstig dat
veehouders niet in staat waren een kalf
op te fokken of schapen te houden.
Door de dieren zo nu en dan te ver-
plaatsen naar weilanden waar het pro-
bleem niet voorkwam of door behan-
deling met kopersulfaat of met koper-
en ijzerzouten verdwenen de proble-
men vaak (29). Kapelle (12) publi-

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, locatie Drachten,
afdeling Gezondheidszorg Kleine Herkauwers.

ceerde later de gegevens van zijn on-
derzoek met cobalttoediening en sug-
gereerde dat de mineralen die Sjollema
(29) had gebruikt mogelijk cobalt be-
vatten.

Ook in andere landen is cobalttekort bij
rundvee beschreven (1,2,8,10,11,17,26)
onder lokaal heel verschillende bena-
mingen. Voorbeelden van dergelijke
aandoeningen zijn \'pine disease\' in het
Verenigd Koninkrijk, \'enzootic maras-
mus\' en \'coast disease\' in Australië,
\'bush sickness\' in Nieuw-Zeeland en
\'dry sickness\' in Noorwegen. In 1935
toonde Marston (21) aan dat cobalt der-
gelijke aandoeningen kan genezen en
voorkomen.

Cobalt\'/vitamine B,2-deficiëntie en
weerstand

Bij schapen en runderen zijn er vol-
doende aanwijzingen voor een verband
tussen cobalt-Zvitamine Bi2-deficiëntie
en verminderde weerstand (7,9,18,
19,20,23,33). In Nederland is het voor-
komen van een verlaagde weerstand bij
cobalt-Zvitamine Bi2-deficiënte lam-
meren ook aangetoond (31). In dat laat-
ste onderzoek werd het effect van co-
balttoediening op de weerstand van
vitamine Bi2-deficiënte lammeren ge-
meten door de humorale en celgebon-
den immuunrespons tegen bovine her-
pesvirus type 1 en
Mycobacterium
paratuberculosis
te vergelijken tussen
proef- en controlegroep. Bovendien
werden wormei-tellingen uitgevoerd na
natuurlijke infectie met maagdarmne-
matoden. De resultaten van dat onder-
zoek tonen aan dat vier weken na vacci-
natie tegen paratuberculosis de niet-
gesuppleerde lammeren in de lymfocy-
tenstimulatietest een significant lagere
respons vertoonden tegen
Mycobacte-
rium paratuberculosis
dan de gesup-
pleerde lammeren. Na een natuurlijke
infectie met maagdarmnematoden had-
den vitamine B[2-deficiënte lammeren
in dit onderzoek significant hogere
wormei-tellingen dan hun gesuppleerde
verwanten.

Op verschillende plaatsen in de wereld hebben zich sinds mensenheugenis
problemen voorgedaan met de groei van herkauwers terwijl niet-herkau-
wende dieren als paard en varken onder dezelfde omstandigheden geen pro-
blemen hadden. Zieke dieren vertoonden vertraagde groei of achteruitgang in
conditie, waren lusteloos, hadden verminderde eetlust, een verlaagde melk-
productie en tranende ogen. Dergelijke aandoeningen droegen lokaal ver-
schillende namen. Marston heeft in 1935 de preventieve en curatieve rol van
cobalt bij dergelijke aandoeningen beschreven.

Cobalt heeft als mineraal geen directe functie in het dier. Micro-organismen in
de pens van herkauwers gebruiken cobalt voor de vorming van vitamine Bj2.
Bij zoogdieren is dit vitamine cofactor voor de enzymen methylmalonyl-CoA
mutase en methionine synthase. Een verminderde activiteit van het eerstge-
noemde enzym resulteert in een verhoging van de plasmaconcentratie van
methylmalonzuur (MMA). Een verminderde activiteit van methionine syn-
thase resulteert in een verhoging van de plasmaconcentratie van homocysteine.
Het stellen van de diagnose cobalt-Zvitamine B
,2-deficiëntie bij rundvee is niet
eenvoudig. De verschijnselen zijn niet specifiek, het cobaltgehalte in organen
geeft slechts een indicatie en het vitamine
Bj2-gehalte in plasma of serum is
een minder goede maat voor deficiëntie dan bij schapen. De plasmagehalten
van MMA en mogelijk homocysteine zijn een betere indicator.
Verder onderzoek is nodig naar cobalt-Zvitamine B
,2-deficiëntie bij rundvee.
Dat is vooral van belang bij melkvee om te voorkomen dat veehouders het
rantsoen van hun dieren voorzien van relatief grote hoeveelheden cobalt, zon-
der de consequenties daarvan te kennen. Die waarschuwing is de laatste tijd
weer actueel. (Zie ook de waarschuwing op pagina 189.)

Door dr. P. Vellemai

Cobalt-/vitamine Bi2-deficiëntie bij rundvee:
een kort overzicht

Behoefte rundvee

Cobalt-Zvitamine Bi2-deficiëntie komt
bij rundvee voor, maar schapen zijn ge-
voeliger voor cobalttekort dan rund-
vee, en lammeren en kalveren zijn ge-
voeliger dan volwassen dieren (1). In
gras waarop lammeren moeten groeien
moet de hoeveelheid cobalt minimaal
0,11 mgZkg droge stof zijn (32). Om
verschijnselen van cobalttekort te krij-
gen zou het rantsoen van rundvee min-
der dan 0,04 mgZkg droge stof cobalt
moeten bevatten (5,26,28). Gegevens
uit recent Noord-Iers onderzoek wijzen
in dezelfde richting (15). Bij dat onder-
zoek werden twee groepen proefdieren
vergeleken. Het ging om zes maanden
oude stiertjes die gedurende 64 weken
werden gevolgd. De proefgroep kreeg
een rantsoen met minder dan 0,02
mgZkg cobalt en de controlegroep
kreeg een rantsoen met 1 mg cobalt per
kg droge stof De controlegroep ver-
toonde geen verschijnselen gedurende
de onderzoeksperiode. Ook de dieren
in de proefgroep vertoonden geen kli-
nische verschijnselen en er was geen
verschil in voeropname en groei tussen
de proef- en controlegroep. Alleen een
deel van de bloedonderzoeken ver-
toonde een verschil tussen proef- en
controlegroep: het vitamine Bj2-ge-

-ocr page 239-

halte in het plasma van de controle-
groep was hoger en het MMA-gehalte
in het plasma van de proefgroep.

Functie cobalt en vitamine B^^

Herkauwers hebben niet het mineraal
cobalt nodig maar cobalt in de vorm van
vitamine B12 (13). Micro-organismen
in de pens hebben met het voedsel op-
genomen cobalt nodig voor de synthese
van vitamine B|2. De absorptie van vi-
tamine B ]2 in de darm vindt plaats door
diffiisie en via actief transport (6). Dif-
fiisie heeft een lage efficiëntie. Bij het
actieve transport van vitamine B]2
speelt de door de parietaalcellen ge-
vormde intrinsic factor een belangrijke
rol (3,22). Speciale receptoren in de
dunne darm binden het intrinsic factor-
vitamine Bi2-complex (6,16). Na ab-
sorptie vindt transport van vitamine B j 2
plaats gebonden aan drie transcobala-
mines: transcobalamine I, transcobala-
mine 11 en transcobalamine III (25).
In de cellen van zoogdieren is vitamine
B12 cofactor voor de enzymen methyl-
malonyl-CoA mutase (EC 5.4.99.2) en
methionine synthase (EC 2.1.1.13)
(15). Methylmalonyl-CoA mutase is
betrokken bij de stofwisseling van pro-
pionaat naar succinaat en katalyseert de
omzetting van L-methylmalonyl-CoA
naar succinyl-CoA. Via gluconeoge-
nese kan succinyl-CoA worden omge-
zet in glucose. Een vemiinderde activi-
teit van methylmalonyl-CoA mutase
resulteert in een verhoging van de plas-
maconcentratie van methylmalonzuur.
Omgekeerd zet in de pens een bacte-
rieel vitamine Bi2-afhankelijk methyl-
malonyl-CoA mutase, succinyl-CoA
om in methylmalonyl-CoA, een reactie
die precies omgekeerd verloopt aan die
in weefsels en die verantwoordelijk is
voor de productie van propionaat uit
succinaat (14). Methioninesynthase is
betrokken bij de stofwisseling van ho-
mocysteine. Een verminderde activiteit
van methioninesynthase resulteert in
een verhoging van de plasmaconcen-
tratie van homocysteine.

Diagnostiek

Het vitamine Bi2-gehalte in plasma of
serum is een goede indicator voor
cobalt-Zvitamine B[2-deficiëntie bij
schapen (13,32). Het bestaan van inac-
tief vitamine B12 (23) en de sterke bin-
ding tussen vitamine B12 en transco-
balamine (27) maken dat het vitamine
Bi2-gehalte in plasma of serum van
rundvee een minder goede maat is
voor deficiëntie dan bij schapen, hoe-
wel er ook verbeteringen aan de bepa-
ling van het vitamine Bi2-gehalte bij
het rund zijn beschreven Ö 5).
Bovenstaande maakt dat het stellen
van de diagnose cobalt-Zvitamine B,2
deficiëntie bij rundvee niet eenvoudig
is. De verschijnselen zijn niet specifiek
en bepaling van cobalt in organen
geeft slechts een aanwijzing. Het bepa-
len van de plasmagehalten van MMA
en mogelijk homocysteine zijn daar-
voor een betere indicator dan het vita-
mine Bi2-gehalte. Omdat ook bij
MMA de verschillen tussen deficiënte
en niet-deficiënte dieren klein zijn (15)
is voor de bepaling daarvan een speci-
fieke methode vereist (34).
Onder research-omstandigheden is de
bepaling van de activiteiten van de vi-
tamine Bi2-afhankelijke enzymen,
methylmalonyl-CoA mutase en me-
thionine synthase, een goede indicator
voor cobalt-Zvitamine §12 deficiëntie
bij rundvee (15).

Waarschuwing

Het cobalt-Zvitamine B|2-onderzoek
bij schapen dat de Gezondheidsdienst
voor Dieren uitvoerde in de periode
1990-1993 (30) eindigt met de vol-
gende opmerking: \'Verder onderzoek
is vooral van belang bij melkvee om te
voorkomen dat veehouders het rant-
soen van hun dieren voorzien van rela-
tief grote hoeveelheden cobalt, zonder
de consequenties daarvan te kennen.\'
Die waarschuwing is zeker nu actueel.

Referenties

1. Aston BC. Bush-sickness investigation.
Five years work at the Mamaku demonstra-
tion fami. N Z J Agric 1924; 28: 215-38.

2. Aston BC. The bush-sickness investiga-
tion. Laboratory work and results. N Z J
Agric 1924; 29: 84-91.

3. Baik HW, and Russell RM. Vitamin 8,2
deficiency in the elderly. Annu Rev Nutr
1999; 19:357-77.

4. Brinkman FJ. Lekzucht. Centraal Bureau
voor de Statistiek. Den Haag. Tijdschr
Diergeneeskd 1932; 59: 138-40.

5. Clark RG, Comforth IS, Jones BAH,
McKnight LJ, and Oliver J. A condition re-
sembling ovine white liver disease in
lambs on irrigated pasture in south
Canterbury. N Z Vet J 1978; 26: 316.

6. Combs GF. The vitamins. Fundamental as-
pects in nutrition and health. San Diego,
California: Academic Press, Inc. 1992:
377-89.

7. Duncan WRH, Morrison ER, and Garton
GA. Effects of cobalt deficiency in preg-
nant and post-parturient ewes and their
lambs. Br J Nutr 1981; 46: 337-44.

8. Duncan IF, Greentree PL, and Ellis K.J.
Cobalt deficiency in cattle. Aust Vet J
1986; 63: 127-8.

9. Ferguson EGW, Mitchell GBB, and Mac-
Pherson A. Cobalt deficiency and Oster-
tagia circumcincta infection in lambs. Vet
Rec 1989; 124:20.

10. Filmer JF. Enzootic marasmus of cattle and
sheep. Preliminary report having special re-
ference to iron and liver therapy. Aust Vet J
1933;9:163-79.

11. Filmer JF, and Underwood EJ. Enzootic
marasmus. Treatment with limonite frac-
tions. Aust Vet J 1934; 10:83-7.

12. Kappelle D. Onderzoek naar het koperge-
halte van runderbloed en naar het koper- en
kobaltgehalte van gras. Landbouwk
Tijdschr 1951; 63: 302-3.

13. Kennedy DG, Cannavan A, Molloy A,
O\'Harte F, Taylor SM, Kennedy S, and
Blanchflower WJ. Methylmalonyl-CoA
mutase (EC 5.4.99.2) and methionine synt-
hetase (EC 2.1.1.13) in the tissues of co-
balt-vitamin B12 -deficient sheep. Br J Nutr
1990; 64:721-32.

14. Kennedy DG, Young PB, McCaughey WJ,
Kennedy S, and Blanchflower WJ. Rumen
succinate may ameliorate the effects of co-
balt-vitamin 8,2 deficiency on methylma-
lonyi CoA mu(jse in sheep. J Nutr 1991;
121: 1236-42.

15. Kennedy DG, Young PB, Kennedy S,
Scott JM, Molloy AM, Weir DG, and Price
J. Cobalt-vitamin 8,2 deficiency and the
activity of methylmalonyl CoA mutase and
methionine synthase in cattle. Int J Vit Nutr
Res 1995;65:241-7.

16 Lindblom A, Quadt N, Marsh T,
Aeschlimann D, Morgelin M, Mann K,
Maurer P, and Paulsson M. The intrinsic
factor-vitamin 8,2 receptor, cubilin, is as-
sembled into trimers via a coiled-coil al-
pha-helix. J Biol Chem 1999; 274: 6374-
80.

17. MacPherson A, Moon FE, and Vos RC.
Some effects of feeding young steers on a
diet deficient in both cobalt and copper. Br
VetJ 1973; 129:414-26.

18. MacPherson A, Moon FE, and Voss RC.
Biochemical aspects of cobalt deficiency
in sheep with special reference to vitamin
status and a possible involvement in the ae-
tiology of cerebrocortical necrosis. Br Vet
J 1976; 132:294-308.

19. MacPherson A, Gray D, Mitchell GBB.
and Taylor CN. Ostertagia infection and
neutrophil function in cobalt-deficient and
cobalt-supplementcd cattle. Br Vet J 1987;
143: 348-53.

20. MacPherson A, Fisher GEJ, Paterson JE,
Ferguson EGW, and Mitchell GBB.
Immune responsive and production effects
of cobalt deficiency in ruminants. In: Vlth
Int Trace Element Symposium, Leipzig,
1989; Vol 4: 1132-8.

21. Marston HR. Problems associated with
\'Coast Disease\' in South Australia. J
Counc Sci Ind Res (Aust) 1935; 8: 111-6.

22. Okuda K. Discovery of vitamin 8,2 in the
liver and its absorption factor in the sto-
mach: a historical review. J Gastroenterol
Hepatol 1999; 14:301-8.

23. Paterson JE, and MacPherson A. A compa-
rison of serum vitamin 812 and serum
methylmalonic acid as diagnostic meas-
ures of cobalt status in cattle. Vet Rec
1990;126:329-32.

24. Paterson JE, and MacPherson A. The influ-
ence of a low cobalt intake on the neutrop-
hil function and severity of Ostertagia in-
fection in cattle. Br Vet J 1990; 146:
519-30.

25. Polak DM, Elliot JM, and Haluska M.
Vitamin 812 binding proteins in bovine se-
mm. J Dairy Sci 1979; 62: 697-701.

-ocr page 240-

26. Poole DBR, Fleming GA, and Kiely J.
Cobalt deficiency in Ireland - Soil, plant
and animal. Ir Vet J 1972; 26: 109-17.

27. Price J, Barrie SG, and Ueno S. Unusual
behavior of a vitam Bjj-binder, Transco-
baltamin 1, in cattle plasma. Proc Nutr Soc
1992;51:23A.

28. Quirk MF, and Norton BW. Detection of
cobalt deficiency in lactating heifers and
their calves. J Agric Sci Camb 1988; 110:
465-70.

29. Sjollema B. Over het wezen en de genezing
van likzucht. Tijdschr Diergeneeskd 1933;
60: 1137-47.

30. Vellema P. Cobalt/vitamin B|2 deficiency
in lambs on pasture. A randomized trial.
Thesis, Utrecht University, The Nether-
lands, 1996.

31. Vellema P, Rutten VPMG, Hoek A, Moll
L, and Wentink GH. The effect of cobalt
supplementation on the immune response
in vitamine B^ deficient Texel lambs. Vet
Immunol Immunopathol 1996; 55: 151-61.

32. Vellema P, Moll L, Barkema HW, and
Schukken YH. Effect of cobalt supplemen-
tation on serum vitamin B|2 levels, weight
gain and survival rate in lambs grazing co-
bah-deficient pastures. Vet Quart 1997;
19: 1-5.

33. Wright CL, MacPherson A, and Taylor
CN. The effects of cobalt deficiency in cal-
ves. In: Xllth World Congress on Diseases
of Cattle. Amsterdam, 7-10 September
1982. Dutch Section ofthe World Associa-
tion for Buiatrics, Utrecht, the Netherlands
1982;Vol2: I3I5-8.

34. Young PB, Blanchflower WJ, Hewitt SA.
Price J, and Kennedy DG. Sensitive gas
chromatographic-high resolution mass
spectrometric method for the determination
of methylmalonic acid in bovine plasma.
Analy.st 1995; 120:2199-201.

Bericliten en verslagen

Nieuivs in verband met de uitvoer
van honden en l(atten naar
C root-Britta nnië

Behandeling tegen teken:
niet met halsband

Zoals in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van 1 maart 2000 precies te
lezen valt, dient een hond of een kat die
wordt meegenomen naar Groot-
Brittannië, te worden behandeld tegen
teken. Men is vrij in de keuze van het
middel dat hiertegen wordt ingezet,
maar het mag
niet met een halsband.
Deze kan namelijk worden verwijderd.
Gedetailleerde informatie hierover is
tevens te vinden op de webpagina van
de KNMvD: www.knmvd.nl.

lÊÊmÊ^

Doorgaan zonder
erdoor te gaan

\'Doorgaan zonder erdoor te
gaan\' heet het artikel waarin
G.H. van der Wal te De Wijk ruim
dertig jaar ervaring met het rec-
tale onderzoek van het paard be-
schrijft. Hoewel het artikel zich
naar het oordeel van de redactie
kwalitatief zeker leent voor publi-
catie in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, is het hier-
voor te gedetailleerd. Daarom
heeft de auteur gekozen voor
\'collegiale verspreiding\' op per-
soonlijke titel en tegen kostprijs.
Na overmaken van ƒ 5,- op
Postbank 1058444 onder vermel-
ding van naam en adres wordt
het artikel toegestuurd.

Wondgenezing: wie vindt dat niet interessant?

Sinds 1996 bestaat de jonge en enthousiaste Veterinary Wound Healing Associa-
tion. Deze Association is ontstaan vanuit een groeiend bewustzijn dat er behoefte
is aan betere strategieën voor het behandelen van wonden bij huisdieren.

Banden Ti/D

Op het secretariaat van de KNMvD zijn
de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 2000 voorradig. De
prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5%
BTW en verzendkosten). Onderstaand
treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met
daarbij behorend kostenoverzicht.

Banden van voor 1997 zijn nog maar
beperkt leverbaar. Bestel deze dus
snel.

Niet meer voorradig.

Banden 1996,1990,1989 en 1998.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of
per e-mail bestellen onder vermelding
van \'Banden\' en de jaargang. Met uw be-
stelling krijgt u een nota met acceptgiro
thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030 -
2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl

Het doel van de Veterinary Wound
Healing Association is:

• Scholing en onderzoek op weten-
schappelijke vlak en het klinisch
management van wonden binnen de
diergeneeskunde te bevorderen en te
stimuleren.

• Het organiseren van trainingen sa-
men met nationale en internationale
congressen, zodat discussie en pro-
motie plaats kan vinden van allerlei
nieuwe aspecten op het gebied van
wondgenezing en van wondgene-
zingsonderzoek

Bijeenkomst

Jaarlijks vindt er een bijeenkomst
plaats, waarvoor allerlei interessante
sprekers uitgenodigd zijn die het laatste
nieuws vertellen op wondgenezingsge-
bied, bijvoorbeeld over wetenschappe-
lijk onderzoek, behandeling, verban-
den, transplantaties enzovoorts. Dit zijn
zeer informatieve bijeenkomsten met
voor ieder wat wils. Dit jaar is op 10
mei zo\'n bijeenkomst in het Smith and
Nephew\'s Research centmm in York,
Engeland. De meeting is voor iedereen
toegankelijk, en de kosten zijn £ 75 (in-
clusief lunch). Zeer aan te bevelen!

Lidmaatschap

Lidmaatschap is mogelijk voor ieder-
een ouder dan 18 jaar, met interesse in
de bovenstaande doelen van de organi-
satie. De kosten van lidmaatschap zijn
£ 15 per jaar.

Verdere informatie kan verkregen
worden bij:

Veterinary Wound Healing Association
Mrs. S.M.E. Cockbill
secretary VWHA

Surgical Dressings Research Unit,

Welsh School of Pharmacy

UWC Redwood Building

King Edward VIIA venue

Cathays Park

Cardiff CFI 3XF

Wales, United Kingdom

-ocr page 241-

W

Straf voor
entweigeraars

Wetswijziging moet leiden tot
sneller straffen en hogere boetes

Uit: Website Agriwide

Het Productschap Vee, Vlees en Eieren
(PVV) krijgt waarschijnlijk vanaf vol-
gend jaar de bevoegdheid Aujeszky-
entweigeraars te straffen. Een wetswij-
ziging is in voorbereiding, zodat het
PVV entweigeraars kan straffen via het
tuchtrecht. Ook mogen boetes hoger
zijn.

Ongeveer 300 varkensbedrijven in
Nederland hebben nog geen Aujesz-
kyvrij-certificaat. Bij 20 bedrijven zit-
ten nog besmette dieren. De overige
280 hebben het entschema niet goed
uitgevoerd of kochten besmette dieren.
De Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) is er blij mee. De GD wilde aan-
vankelijk niet-gecertificeerde bedrij-
ven blokkeren door de RDD-stickcr in
te trekken.

Vervoer van dieren was dan niet toege-
staan. Maar deze sanctie mocht de GD
niet opleggen omdat de RBD-sticker
alleen betrekking heeft op de blaasjes-
ziekte. Een handvol bedrijven is vol-
gens de GD zelfs met de rode sticker
nog in staat varkens te verkopen. De
verwachting is dat via het tuchtrecht
deze laatste halsstarrige bedrijven snel
aan te pakken zijn.

Daarop vooruitlopend is de aanvraag
van de artikel-9-status in gang gezet.
Deze geeft aan dat Nederland vrij is
van Aujeszky, zij het met behulp van
enten. De artikel-1 O-status, waarbij
enten niet meer wordt toegestaan, is
echter nog ver weg.

Beste dierenartsen,

U heeji de afgelopen maanden in groten ge-
tale gereageerd op de mogelijkheden die wij
als RVV bieden om voor ons te werken.
Bijzonder is de sterke toename van het aantal
reacties zowel voor een vaste alsßexibele rela-
tie tussen u en de RVV in het afgelopen jaar.

Medio iggg is gestart met een inventarisatie naar de benodigde capaciteit bij de
RW. De eisen die vanuit de Europese Regelgeving worden gesteld, zijn hierbij als
vertrekpunt genomen. Op basis van deze wetgeving zijn door diverse missies
vanuit de EU kanttekeningen geplaatst bij het tekort aan keuringspersoneel.
Afgelopen zomer is afgesproken met de EU dat de wervingsactiviteiten zouden
worden geïntensiveerd en nadat een specifieke medewerker is belast met de wer-
ving en selectie in oktober
1999, zijn de eerste 20 nieuwe dierenartsen in dienst
getreden. Wij zullen doorgaan met onze inspanningen, ook in Duitsland en
Vlaanderen.

Door deze instroom dienen nieuwe dilemma\'s zich aan. Volgens een positief kri-
tische groep nieuw aangetreden collega\'s is er (soms te) beperkte capaciteit voor
de initiële begeleiding. Ten tweede wordt de oude cultuur vooralsnog geken-
merkt door een minder ontwikkelde zakelijkheid en is de oude cultuur meer indi-
vidualistisch vergeleken met de nieuw in dienst getredenen die veelal een achter-
grond vanuit het bedrijfsleven hebben en bijvoorbeeld gewend zijn met Internet
te werken en zich intensief inzetten voor een verbetering van de opvang van
nieuwe collega\'s.

Het RW-opleidingsplan wordt dit voorjaar ten uitvoer gebracht. Dit houdt on-
der meer in dat de mogelijkheid bestaat om na een periode afspraken te maken
over de eigen toekomst binnen de RVV en LNV. De opleiding voor practici die
een insigne wensen te behalen om daarmee gekwalificeerd te worden voor werk-
zaamheden bij de RW, zal in het tweede kwartaal aanvangen. Degenen die ge-
reageerd hebben op een eerdere oproep zullen de komende weken worden bena-
derd met meer informatie. Ook zal worden bericht over afspraken die momen-
teel tussen RVV en KNMvD worden gemaakt. Daarbij zal aandacht zijn voor
het soort werkzaamheden, de certificering en voor de communicatie over het
aanbod van werk bij de RVV. De werkzaamheden zullen ook inschakeling bij de
dierziektebestrijding omvatten. Over dit laatste onderwerp zullen in maart voor-
lichtingsavonden worden georganiseerd.

Dan tenslotte nog de vraag: wat vindt u van het kritische commentaar van een
lezer/practicus op de column? Welnu, uiteraard is het ieders goed recht kritisch
te reageren. Ik hoop en verwacht altijd kritisch opbouwend commentaar om zo-
doende de communicatie en het imago van u en ons te kunnen verbeteren. In ie-
der geval wordt daar vanuit zowel de KNMvD als vanuit de Faculteit der
Diergeneeskunde hard aan gewerkt. Er wordt bijvoorbeeld hard gewerkt aan ver-
nieuwing van het onderwijs zodat er een betere aansluiting zal komen tussen de
arbeidsmarkt en opleiding. Met veel genoegen werk ik mee in enkele studiepad-
commissies bij de Faculteit om bij te dragen aan een goede toekomst voor die-
renartsen en voor de RW.

De Directeur RVV,
Pieter Cloo.

-ocr page 242-

De gewone zeehond (Phoca witulina) in de vorige eeuw

J.S. van der Kamp\'\' en A.D.M.E. Osterhaus^

Om het hoofd te bieden aan de dramati-
sche achteruitgang van de populatie ge-
wone zeehonden in de Waddenzee,
werd onder de bezielende leiding van
Lcnie \'t Hart, in 1970 de \'Stichting
Zeehondencrèche Pieterburen\' opge-
richt. De belangrijkste doelstelling van
deze stichting was het inventariseren
en bestrijden van de factoren die de
zeehond in zijn voortbestaan bedrei-
gen. Naast het opvangen, rehabiliteren
en uiteindelijk weer uitzetten van
zieke, verzwakte en door de moeder
verlaten dieren, besteedt de stichting
veel aandacht aan wetenschappelijk
onderzoek naar genoemde factoren.
Dit heeft ertoe geleid dat de Zee-
hondencrèche Pieterburen een intema-
tionaal toonaangevend instituut is ge-
worden dat door vele andere verwante
organisaties en onderzoeksinstituten in
de wereld wordt geraadpleegd. Mede
door de inspanningen van de stichting
en waarschijnlijk ook door het terug-
dringen van de vervuiling vond in de
jaren tachtig weer een duidelijke stij-
ging van het aantal zeehonden plaats.

Massale sterfte

In 1988 echter vond plotseling een mas-
sale sterfte plaats onder zeehonden in
Noordwest Europa. De uitbraak begon
in de Deense wateren en breidde zich
binnen enkele maanden uit tot vrijwel
het gehele leefgebied van de gewone en
de grijze zeehonden
{Halichoerus gty-
pus)
in Noordwest Europa. In bepaalde
gebieden liep de totale sterfte onder ge-
wone zeehonden zelfs op tot boven 80
procent. De ziektesymptomen (onder
andere ademhalingsstoomissen, koorts,
vroeggeboorte, huidaandoeningen) en
de post-mortem bevindingen (zoals
bronchopneumonie, enteritis en encep-
halitis) waren niet in alle gebieden het-
zelfde en men vroeg zich af of het hier
wel om een en dezelfde ziekte-entiteit

\' Rustend dierenarts. Haren.

^ Voorzitter VeSAC (Veterinary and Scientific Advisory
Committee) Zeehondencrèche Pielertjuren.

3000-
2500-
2000-

"rö

^ 1500

ro
<

De gewone zeehond {Phoca vitulina) behoort sinds mensenheugenis tot de na-
tuurlijke fauna van de Waddenzee. Onder andere door de jacht, liep in het
Nederlandse deel van de Waddenzee de populatie die rond 1900 nog op zo\'n
10.000 dieren geschat werd (1) sterk terug (figuur 1). Dit heeft ertoe geleid dat in
1962 de jacht op zeehonden in de Nederlandse wateren werd verboden, hetgeen
een geleidelijke stijging van de populatie tot gevolg had. Deze stijging zette echter
niet door en sloeg zelfs om in een verdere daling, die in het begin van de jaren ze-
ventig tot een absoluut dieptepunt leidde: uit tellingen bleek, dat nog slechts en-
kele honderden gewone zeehonden in het Nederlandse Waddenzeegebied aan-
wezig waren. Vooral de aanwezigheid van toxische stoffen in het leefmilieu van
de zeehond, zoals gehalogeneerde koolwaterstoffen en zware metalen, werden
daarvoor verantwoordelijk gehouden. Aangezien in de Waddenzee de zeehond
aan de top van de voedselketen staat, lijkt het logisch te veronderstellen dat de
eventuele problemen zich bij deze diersoort - die bovendien sterk in de publieke
belangstelling staat - het meest duidelijk zouden manifesteren.

waddengebied
Nederland

1000-
500-

1900 30 1950 1960 1970 1980 1990

Figuun.

T—v—r

ging. Er werd dan ook volop gespecu-
leerd over de mogelijke oorzaak van
deze ramp. Overbevolking, gebrek aan
voedsel, vervuiling of vergiftiging en in-
fectieuze oorzaken waren de meest ge-
noemde opties. Er werden inderdaad
veel infecties met parasieten, bacteriën
en virussen gevonden. Verschillende
reeds eerder beschreven maar ook voor
het eerst gevonden vimssen werden als
primaire oorzaak overwogen (2). De
Zeehondencrèche Pieterburen, waar in-
middels meer dan vier keer zoveel dieren
werden binnengebracht als normaal (fi-
guur 2) droeg in belangrijke mate bij tot
de identificatie van de oorzaak van de
sterfte. Haar medewerkers en adviseurs
leverden het bewijs, dat een nog niet eer-
der aangetoond morbillivims, het zoge-
naamde \'zeehondenziektevims\' (pho-
cine distemper virus; PDV, dat nauw
verwant bleek aan het hondenziektevi-
rus: CDV), de primaire oorzaak van de
problemen was (3). Infectie met dit vims
leidt tot immuunsuppressie, waardoor
het scala van andere infecties dat werd
aangetoond kon worden verklaard. Het
bewijs werd geleverd door het uitvoeren
van serologisch onderzoek, virusisolatie
en experimentele infectie van al dan niet
gevaccineerde dieren (4, 5). Voor dit

-ocr page 243-

laatste werd een geïnactiveerd morbilli-
virusvaccin ontwikkeld, dat tevens in de
Zeehondencrèche Pieterburen zijn dien-
sten bewees. Na introductie van dit vac-
cin stopte de sterfte in de crèche vrijwel
onmiddellijk (figuur 3). Het werd daama
tevens aan andere opvangcentra ter be-
schikking gesteld.

Grijze zeehond

TOTAAL AANTAL ZEEHONDEN
BINNENGEBRACHT IN DE CRÈCHE PER JAAR

260
240
220
200
180
160
140
120
100
80
60
40
20
0

f

1

1

1

1

1

1

1

1

1

ƒ

\\

1

\\

1

1

iO \'81 \'82 \'83 \'84 \'85 \'86 \'87 \'88 \'89

Figuur 2.

Naast de gewone zeehond, bleek tevens
de grijze zeehond gevoelig voor infectie
met PDV, alhoewel de mortaliteit bij

4\' Toename van het
overlevings-
percentage van
zeehonden op-
genomen door de
Zeehondencréche in
1988. na het intro-
duceren van een
vaccinatieprocedure
met entstof
gebaseerd np het
hondeziektevirus.
^Begin van de
uitbraak van de zee-
hondenziekte in de
Nederlandse
Waddenzee.
□ Overlei\'ings-
percentage van de
groep dieren die
waarschijnlijk
onbesmet zijn
binnengekomen.
■ Overlevings-
percentage van de
groep dieren die
waarschijnlijk voor
opname in de Zee-
hondencrèche al
besmet waren met
het zeehondenvirus.

Figuur 3.

deze diersoort veel lager bleek te zijn.
Naast het PDV werden in de daaropvol-
gende jaren nog een aantal andere mor-
billivimssen bij zeezoogdieren in de
Europese kustwateren geïdentificeerd.
Allereerst een vims van gewone bmin-
vissen
(Phocoena phocoena) dat ook in
onze kustwateren werd gevonden: het
\'porpoise morbillivims\' (PMV). Verder
een morbillivims dat grote sterfte onder
gestreepte dolfijnen
(Stenella coervleo-
alba)
in het Middellandse Zeegebied
veroorzaakte: het \'dolfijnen morbillivi-
ms\' (DMV). PMV en DMV bleken zeer
nauw aan elkaar verwant te zijn, maar
veel minder aan PDV en CDV (figuur
4). Het optreden van massale sterfte
door verschillende morbillivimsinfec-
ties in de Europese wateren deed de
vraag rijzen of de vervuiling van het
leefmilieu van deze populaties zou heb-
ben bijgedragen aan de emst en de mate
waarin deze infecties zich in de jaren
tachtig en negentig manifesteerden. Een
onderzoek dat door de Zeehonden-
crèche Pieterburen werd uitgevoerd in
nauwe samenwerking met een aantal
andere gerenommeerde onderzoeksin-
stellingen, toonde aan dat het afweersys-
teem van zeehonden die gevoerd wer-
den met vis uit vervuilde gebieden
duidelijk minder goed functioneerde
dan dat van zeehonden gevoerd met vis
uit schone gebieden (6,7).

Figuur 4.

Herstel

Aan het einde van de negentiger jaren
trad een duidelijk herstel van de zee-
hondenpopulatie op in het Nederlandse
Waddenzeegebied. Rond de millenni-
umwisseling bleek het aantal gewone
zeehonden ongeveer 2400 te bedragen.
Opvallend was echter, dat het aantal
zieke en verzwakte dieren dat bij de
Zeehondencrèche Pieterburen werd
aangeboden, onevenredig bleek te zijn
gestegen (figuur 5). De oorzaak hier-
van is vooralsnog niet duidelijk en het
is daarom toe te juichen dat het minis-
terie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, overigens na herhaaldelijk
aandringen van de kant van de Zee-
hondencrèche Pieterburen, een multi-
disciplinair platform heeft ingesteld,
dat de factoren die de zeehond in zijn
natuurlijk leeftnilieu bedreigen, onder
de loep zal nemen.

RPV-P

-ocr page 244-

Literatuur

1. Reijnders P. Gevolgen virusuitbraak voor
zeehonden in het internationale waddenge-
bied. Waddenbulletin 1988; 201.

2. Osterhaus ADME. Seal death. Nature
1988;334:301-2.

3. Osterhaus ADME, and Vedder EJ. Iden-
tification of a virus causing recent seal
death. Nature Vol 1988; 335: 20.

4. Osterhaus ADME, UytdeHaag FGCM,
Visser IKG, Vedder EJ, Reijnders PJM,
Kuiper J, and Brugge HN. Seal vaccination
succes. Nature 1989; 337: 21.

5. Visser IKG. Morbillivirus Infections in
Seals and Porpoises. Thesis Utrecht 1993.
Febodruk BV, Enschede.

6. De Swart RL. Impaired immunity in Seals
exposed to bioaccumulated environmental
contaminents. Thesis Rotterdam 1995.
Febodruk BV, Enschede.

7. Ross PS. Seals, pollution and disease: envi-
ronmental contaminant-induced immuno-
suppression. Thesis Utrecht 1995. Febo-
dnik BV, Enschede.

400%

Figuur 5-

percentages toename zeehonden tegenover
percentages toename opvang t.o.v. 1994

Telling IBN

Opvang
Pieterburen

Britse dierenartsen bepleiten gratis rabiësvaccinatie na hondenbeet

Uit: Nederlands Tijdschrifi voor Genees-
kunde, IQ februari 2000.

Deze maand neemt Groot-Brittannië de
eerste stappen die uiteindelij]< zullen
resulteren in een volledige afschaffing
van de beruchte strikte rabiës-
quarantaine voor uit het buitenland
afkomstige huisdieren. De Britse
dierenartsen zijn min of meer in pa-
niek; ze vrezen dat na het openstellen
van de grenzen overal hondsdolle huis-
dieren zullen opduiken. Hun beroeps-
organisatie, de British Veterinary
Association, wil dat voortaan alle
Britten na een hondenbeet routinema-
tig en gratis worden ingeënt tegen ra-
biës
{The Times, 29 januari 2000).

Volgens de nieuwe rabiësregeling mo-
gen Britse bezitters van een hond of kat
hun huisdier met een speciaal paspoort
meenemen op vakantie naar de landen
van de Europese Gemeenschap, Zwit-
serland en Noorwegen, op voorwaarde
dat hun hond gevaccineerd is tegen ra-
biës en er een identiteitschip in het dier
is ingebracht. Zes maanden voor de ge-
plande buitenlandse reis moet ook nog
een bloedtest op antilichamen tegen ra-
biës plaatsvinden.

Een rabiësenting voor mensen kost bij
de huisarts 80 pond (er moeten drie do-
ses geïnjecteerd worden). Daarbij komt
iedere twee tot driejaar nog een boos-
ter. Momenteel wordt Brits personeel
in havens, kennels en dierentuinen gra-
tis profylactisch tegen rabiës gevacci-
neerd. De dierenartsen willen ook zo\'n
gratis enting omdat zij en hun assisten-
ten straks \'de nieuwe frontlinie zullen
gaan vormen voor de rabiëscontrole\'.
De Britse autoriteiten hebben dit ver-
zoek afgewezen. De nieuwe controle-
regels zouden het risico op rabiës juist
verminderen: nu worden er veel hon-
den Groot-Brittannië binnengesmok-
keld die helemaal niet ingeënt zijn.
Volgens Andrew Scott, de vice-voor-
zitter van de British Veterinary Asso-
ciation, zijn veel dierenartsen echt
bang dat het risico op rabiës aanmerke-
lijk zal toenemen. Nu al laat een aantal
collega\'s zichzelf en hun assistenten
op eigen kosten inenten. Scott: \'Het
gevaar bestaat dat een hondenbeet niet
serieus wordt genomen en dat er niets
aan gedaan wordt. Maar als er eenmaal
één gev^l van rabiës is opgedoken, zal
het publiek een routinematige vaccina-
tie gaan eisen omdat het om een dode-
lijke ziekte gaat.\'

Passports for Pets, een groep die jaren-
lang de nu geïntroduceerde regeling
voor grensoverschrijdende huisdieren
heeft gepropageerd, heeft verontwaar-
digd gereageerd op de actie van de die-
renartsen. De angstgevoelens van de
dierenartsen zijn volgens hen \'een pro-
pagandatrucje van een aantal aloude
tegenstanders van de herziening\'. De
voorzitter van Passports for Pets, Lady
Fretwell, benadrukt dat het risico op
een rabiësinfectie via uit West-Europa
geïmporteerde honden en katten \'mi-
nuscuul\' is, zelfs zonder het nieuwe
reispaspoort en de daarbij behorende
voorzorgsmaatregelen. Ze wijst erop
dat er in 1998 in Europa slechts zes
dieren met rabiës zijn gesignaleerd,
vijf in Duitsland (drie honden en twee
katten) en één in Frankrijk (kat). \'Als
dierenartsen een rabiësvaccinatie wen-
sen dan moeten ze daar zelf maar voor
betalen\', aldus Lady Fretwell. \'Er is
geen reden om daar belastinggeld aan
te besteden\'.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien teksten,
die langer zijn dan
één A4-tje op bij voor-
keur een diskette of per e-mail worden aan-
geleverd in Word of Word Perfect (andere
versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van
regels gelieve geen harde returns te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 245-

Naar aanleiding van de oproep voor
geldelijke bijdragen ten bate van de her-
bouw van de dierenkliniek op Isla Mar-
garita in Tijdschrift voor Diergenees-
kunde 2000; 125 (2): 59, stuurde
dierenarts J. Frencken de redactie het
volgende bericht.

Geachte redactie,

Op pagina 59 van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 januari 2000
werd - vermoedelijk met de beste bedoe-
lingen - onder de kop Actua een oproep
geplaatst voor geldelijke bijdragen ten
bate van de herbouw van de Dieren-
kliniek op Isla Margarita te Venezuela.
Vermoedelijk is dit afkomstig uit een -
zoals helaas in meerdere publicaties -
klakkeloos overgenomen persbericht.
Gaarne attendeer ik u op het feit dat deze
oproep doorspekt is van onwaarheden
en uitsluitend tot doel lijkt te hebben
geld te vergaren onder valse voorwend-
sels. Hoewel het heel nat is geweest op
het betreffende eiland, is de bewuste kli-
niek NIET verwoest en zijn er GEEN
dieren daar verdronken. De hoogst
merkwaardige wijze van fondswerving
doet het ergste vermoeden met betrek-
king tot de opbrengst van eerdere wer-
vingsacties. Er loopt momenteel een on-
derzoek. Tot slot nog de opmerking dat
indien diergeneeskundig Nederiand wil
bijdragen aan het lenigen van nood on-
der dieren in het buitenland, dit beter
kan gebeuren via een bonafide instantie
als de Stichting Buitenlandse Asielen
gevestigd te Voorburg, welke reeds ja-
ren multi-nationaal bezig is onder auspi-
ciën van de Dierenbescherming.

John Frencken

Geachte redactie,

In reactie op de informatie van de heer
Frencken vragen wij ons enkele zaken
af De heer Frencken was zeer verbol-
gen over het feit dat wij door de
KNMvD gevraagd werden om een re-
actie te geven op zijn ingezonden brief
Mij dunkt dat het hier een uiterst cor-
recte wijze van handelen betrof, ge-
bruikelijk in de zichzelf respecterende
journalistiek, beter bekend als hoor en
wederhoor. De heer Frencken is door
ons tot tweemaal toe vriendelijk ge-
vraagd zijn informatie bij ons kenbaar
te maken, waarop de heer Frencken
niet de behoefte voelde te reageren.
Het bewuste onderzoek waarnaar ge-
refereerd wordt loopt inderdaad, ech-
ter wordt dit onderzoek door ons inge-
steld middels een gerenommeerd
advocatenkantoor.

De leugens en achterklap welke, door
enkele bij ons bekende personen, ver-
spreid worden willen ook wij zo spoe-
dig mogelijk een halt toe roepen. De
informatiebron waarop de heer
Frencken zijn infamerende uitspraken
meent te moeten doen, is ons derhalve
onbekend. De eigen waarnemingen ten
tijde van het hevige noodweer werden
gedaan door een drietal personen
welke niet allen verbonden zijn aan de
stichting. Het bewuste artikel in een
landelijke ochtendkrant, aanleiding
voor het geheel, wekte ook bij ons de
indruk dat de kliniek was weggevaagd
door de modder- en regenlawines. Wij
hebben als stichting direct contact op-
genomen met de bewuste joumalist en
hem meegedeeld dat wij niet gelukkig
waren met deze zinsnede die incorrect
was en een verkeerd beeld teweeg
bracht.

Het beeld dat de heer Frencken schetst
en heeft van onze organisatie betreu-
ren wij. Hij zou er goed aan doen, mits
hij daadwerkelijk bij wenst te dragen
tot de oplossing van deze leugens, zijn
informatie alsmede zijn bron(nen) bij
ons kenbaar te maken, zoals hem in-
middels tot twee maal toe vriendelijk
gevraagd is. Kritiek uiten is eenvou-
dig, bijdragen tot constructief oplossen
van de kritiek gaat een stap verder.

Stichting Dierenhulp Venezuela in opspraak

Stichting Dierenhulp Venezuela

De redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde heeft de oproepen
van de Stichting Dierenhulp Venezuela
inderdaad met de beste bedoelingen
geplaatst. Het waarheidsgehalte van
persberichten is een (mede)verant-
woordelijkheid van de afzender en de
intenties van de stichting leken zonder
meer prijzenswaardig.
Met het doorsturen van de waarschu-
wing van de heer Frencken aan de
voorzitter van de stichting, heeft de re-
dactie slechts de bedoeling gehad deze
voorzitter in de gelegenheid te stellen
zich te verdedigen door middel van een
reactie in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde. Dat de heer Frencken is
benaderd door de stichting om zijn in-
formatiebron prijs te geven, valt echter
te betreuren. De discussie dient immers
in de openbaarheid te worden gevoerd.
Hoewel de redactie de .schimmige
gang van zaken hoogst onverkwikke-
lijk vindt, acht zij zich onvoldoende
geïnformeerd om een oordeel te vellen
over de handel en wandel van de
Stichting Dierenhulp Venezuela. Met
het plaatsen van het ingezonden be-
richt van de heer Frencken en de reac-
tie hierop van de stichting, hoopt de
redactie de lezer echter voldoende te
informeren om zelf een mening te kun-
nen vormen. Oproepen van de stich-
ting zullen niet meer worden gepubli-
ceerd.

De Redactie

Geachte redactie.

Met belangstelling hebben wij het arti-
kel \'Heckmnderen in de Oostvaar-
dersplassen: risico voor infectieziek-
ten of niet?\' (1) gelezen. De auteurs
beschrijven een onderzoek naar het
voorkomen van een aantal belangrijke
infectieziekten in de populatie Heck-
mnderen in de Oostvaardersplassen.
Als zodanig is het artikel een waarde-
volle bijdrage aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Echter, volgens de
auteurs is dit onderzoek een risico-
analyse van de infectieziektenstatus
van de Heckmnderen. Ter ondersteu-
ning daarvan geven ze in materiaal en

Heckrunderen in de Oostvaardersplassen

Risico\'s van een risicocommunicatie

-ocr page 246-

methoden ook uitstekend aan hoe een
risico-analyse dient te worden opge-
bouwd. Echter, in het verdere verloop
van het artikel worden een aantal be-
langrijke aspecten van deze risico-ana-
lyse, met name de transmissie binnen
en tussen koppels en de bijdrage van
andere diersoorten in de transmissie,
niet ingevuld. Een assessment van het
risico van de Heckrunderen in de
Oostvaardersplassen voor andere po-
pulaties runderen is naar onze mening
door de auteurs dan ook niet op ade-
quate wijze uitgevoerd. We geven
onze belangrijkste argumenten hieron-
der weer.

De kans op het al dan niet aanwezig
zijn van de verschillende aandoeningen
wordt door de auteurs uitgebreid be-
handeld. De gekozen benadering gaat
er echter van uit dat de aan- of afwezig-
heid van een besmetting in de tijd niet
verandert. Voor een complete risico-
analyse dient ook aandacht te worden
besteed aan de veranderingen in aantal-
len besmette dieren en dierpopulaties
gedurende een mogelijke uitbraak. De
recente grote epidemie van klassieke
varkenspest heeft ons bijvoorbeeld ge-
leerd dat tijdens een epidemie de aan-
wezigheid van populaties gevoelige
varkens in de nabijheid van een var-
kenshouderijbedrijf de kans op besmet-
ting vergroot (2). Dus, hoewel ook de
buurbedrijven van een varkenshouder
nu niet besmet zijn met het varkens-
pestvirus, is het risico voor een var-
kenshouderij met veel andere varkens-
houderij bedrijven als buur om besmet
te worden met varkenspest desalniette-
min groter dan voor een varkenshouder
zonder varkenshouders als buur. Voor
de Heckrunderen in de Oostvaarders-
plassen zou iets dergelijks kunnen gel-
den ten aanzien van mond- en klauw-
zeer. De auteurs schatten de kans dat
een eerste introductie van mond- en
klauwzeer in Nederland plaatsvindt in
de Oostvaardersplassen terecht als zeer
klein in. Dit betekent echter nog niet
dat de aanwezigheid van de Heck-
runderen in de Oostvaardersplassen tij-
dens een epidemie in deze buurt niet
problematisch kan zijn.
Het opstellen van een bemonsterings-
protocol om ziekten onder de Heck-
runderen te monitoren vraagt ook om
aandacht voor de mogelijkheid van
nieuwe besmettingen. Het is niet alleen
van belang om te kijken hoe een geko-
zen minimumprevalentie met een be-
paalde betrouwbaarheid kan worden
opgespoord, zoals de auteurs doen. Het
is ook belangrijk om na te gaan hoe
snel na introductie van een kiem dit
plaatsvindt. De frequentie van bemon-
stering in relatie tot de snelheid waar-
mee de besmetting zich verspreidt bin-
nen de populatie en kwantificering van
de betekenis van een dergelijk besmet-
tingsniveau voor de omgeving is daar-
bij van belang. Een dergelijke aanpak
is bijvoorbeeld gekozen voor het vast-
stellen van het bemonsteringsprotocol
op Bovine Herpesvirus type 1 (BHVl )-
vrije gecertificeerde rundveehouderij-
bedrijven om de risico\'s van herbe-
smettingen voor elkaar aanvaardbaar te
houden (3).

Tenslotte kan een risico-analyse naar
onze mening niet los worden gezien van
de maatschappelijke doelen die in het
geding zijn. Een risico-analyse van de
aanwezigheid van BHVl onder de
Heckrunderen in de Oostvaardersplas-
sen zou derhalve op regioschaal ant-
woord moeten geven op vragen als: Hoe
groot is de kans op uitsleep van BHV 1
vanuit de populatie Heckrunderen naar
nabij gelegen rundveebedrijven? Hoe
verhoudt zich die kans tot \'normale\' ri-
sico\'s die deze veehouders al lopen?
Daamaast zijn relevante vragen voor de
sector als geheel: Hoeveel langer duurt
het tot Nederland vrij wordt van BHVl ?
Hoe groot is de kans dat de BHV 1 eradi-
catie helemaal mislukt indien BHVl en-
demisch blijft onder de Heckrunderen?
Deze zaken (en de financiële gevolgen)
kunnen vervolgens worden afgewogen
tegen andere belangen, zoals de waarde
van de populatie Heckrunderen voor de
natuur.

Op grond van de bovenstaande argu-
menten mist de conclusie dat de risi-
co\'s van uitsleep van infectieziekten
van Heckrunderen in de Oostvaar-
dersplassen nihil zijn, zoals bijvoor-
beeld getrokken door het
Agrarisch
Dagblad
(4), naar onze mening dan
ook een wetenschappelijke basis. Een
risico-analyse van de infectiestatus
van de Heckmnderen in de Oostvaar-
dersplassen omvat veel meer dan de
invulling die de auteurs daaraan geven
in hun artikel. Het artikel van de au-
teurs is zodoende een risicocommuni-
catie met de nodige risico\'s.

Literatuur

1. Hessels ALD, Poel WHM van der, Nielen
M, Emmerzaal A en Sehukken YH.
Heckrunderen in de Oostvaardersplassen:
risico voor infectieziekten of niet? Tijdschr
Diergeneeskd 2000; 125: 38-46.

2. Stegeman A, Eibers ARW, Moser H, Smit
H de, Bouma A, and Jong MCM de. Rate of
transmission of Classical Swine Fever
virus between herds by various routes.

Proceedings of the 15th IPVS congress,
Birmingham, England, 1998; 2-269.

3. Graat EAM, Jong MCM de, Frankena K,
and Franken P. Effect of surveillance pro-
grammes on spread of bovine herpesvirus 1
between certified cattle herds. Society for
Veterinary Epidemiology and Preventive
Medicine; Roslin; UK, 1999: 152-63.

4. Risico\'s verslepen infectieziekten onder
Heckrunderen in Oostvaardersplassen ni-
hil. Agrarisch Dagblad van 19 januari
2000.

Dr. J.A. Stegeman en
prof. dr. ir. M.C.M. de Jong
Kwantitatieve Veterinaire
Epidemiologie
ID-Lelystad

Geachte redactie,

Graag maken wij gebruik van de gele-
genheid die u ons hebt gegeven om te
reageren op de brief van de heren
Stegeman en De Jong betreffende ons
artikel \'Heckrunderen in de Oostvaar-
dersplassen, risico voor infectieziek-
ten of niet?\'

Naar ons idee is voor de Heckrunderen
in de Oostvaardersplassen transmissie
van infectieziekten vooral van belang
voor ziekten die al aanwezig zijn bin-
nen de populatie. Een eerste doel in
ons artikel \'Heckrunderen in de Oost-
vaardersplassen, risico voor infectie-
ziekten of niet?\' was dus om uit te vin-
den welke ziekten aanwezig waren.
Vervolgens is voor de aanwezige ziek-
ten gekeken naar het risico van in- en
uitsleep, inclusief de overdracht via
andere diersoorten. In het artikel is dus
wel degelijk aandacht besteed aan
transmissie binnen koppels, transmis-
sie tussen koppels en transmissie via
andere diersoorten. Voor niet aanwe-
zige (aantoonbare) ziekten zijn wij in-
derdaad niet verder gegaan dan die
constatering, met het advies tot herbe-
monsteren ter verhoging van de zeker-
heid. De studie had niet tot doel de
transmissie binnen andere koppels dan
de Heckrunderen te bestuderen, en
daar is dus niet concreet aandacht aan
besteed.

Wij kunnen niet uitsluiten dat een af-
wezige ziekte toch ineens opduikt bij
de Heckmnderen. De voorgestelde
jaarlijkse bemonsteringen is een ma-
nier om zowel introducties van ziekten
als fluctuaties in aantallen besmette
dieren te vinden. Echter, het low-risk
profile, dus de feitelijke geslotenheid
van het Heckmnderenbedrijf maakt

-ocr page 247-

dat het niet zo belangrijlc is hoe de aan-
wezige zielcten fluctueren binnen deze
populatie, zolang ze met vrij grote ze-
kerheid binnen die groep dieren blij-
ven.

Wij zijn het eens met Stegeman en De
Jong dat een (volledig) gevoelige po-
pulatie het risico van introductie van
een ziekteverwekker vergroot voor
elke nabije gevoelige populatie. Dat
kan inderdaad problematisch zijn bij
een uitbraak van bijvoorbeeld mond-
en klauwzeer (MKZ). Dit geldt echter
voor alle (\'wilde\') gevoelige diersoor-
ten overal in Nederland, die feitelijk
spatieel minder onder controle zijn dan
deze populatie Heckrunderen.
De passage in de brief van Stegeman
en De Jong over klassieke varkenspest
lijkt ons feitelijk juist, maar in dit ver-
band niet relevant. De omgevingsbe-
drijven van de Heckrunderen zijn een
vaststaand feit, wat meegewogen is bij
de in- en uitsleepkansen (grote afstand
tot weilanden en stallen, waterhuis-
houding, natuurlijk barrières).
Wij zijn het er mee eens dat de snelheid
van detectie na introductie, voordat ver-
dere verspreiding optreedt, van wezen-
lijk belang is voor de bewaking van het
infectieziektevrij blijven van zoveel
mogelijk bedrijven in Nederland.
Echter, de Heckrunderen zijn geen ge-
woon bedrijf met een gewone contact-
structuur. De contactstructuur is der-
mate gesloten, dat aangenomen mag
worden dat het lang duurt voor een
nieuwe ziekte uitgesleept gaat worden.
Er is dus veel tijd om die nieuwe ziekte
te vinden. Wat betreft BHVl: de
Heckmnderenpopulatie is reeds be-
smet. Introductie van BHVl in de
Heckmnderenpopulatie is dus geen
item. Het low-risk profile moet ervoor
zorgen dat er geen uitsleep plaatsvindt.
Gezien de vele onderlinge contacten
van Nederlandse rundveebedrijven, de
dichtheid van bedrijven en de hoge pre-
valentie van BHVl moet het \'normale\'
risico van introductie van BHVl veel
hoger geacht worden dan het eventuele
lokale risico voor de enkele buurbedrij-
ven van de gesloten Heckmnderenpo-
pulatie. Wanneer Nederiand daadwer-
kelijk BHVl-vrij wordt, dan moet er
inderdaad een afweging gemaakt wor-
den over hoe om te gaan met een popu-
latie positieve dieren achter een hek.
Dat is geen totaal nieuw fenomeen maar
reeds actueel voor diverse buitenlandse
wildparken.

Wij zijn het net als Stegeman en De
Jong niet eens met de conclusie van het
Agrarisch Dagblad. Maar daarvan ligt
ons inziens de journalistieke verant-
woordelijkheid bij het Agrarisch Dag-
blad.

Tot slot noemen Stegeman en De Jong
ons artikel \'Heckrunderen in de Oost-
vaardersplassen, risico voor infectie-
ziekten of niet? een risicocommunica-
tie met de nodige risico\'s. Daar zijn
wij het mee eens. Dat is inherent aan
het onderwerp.

A.L.D. Hessels,
W.H.M. van der Poel,
M. Nielen,
A. Emmerzaal
en Y.H. Schukken

Reactie \'salmonella in eieren\'

Geachte redactie,

In het Tijdschrift voor Diergeneeskun-
de van 15 februari 2000 staat een arti-
kel over \'salmonella in eieren\' van E.
de Boer en B. Wit van de Inspectie
Gezondheidsbescherming, Waren en
Veterinaire Zaken, regio Oost. Graag
geef ik daarop een reactie voor publi-
catie in de rubriek \'Ingezonden\' van
uw tijdschrift.

Dat de Inspectie W&V regelmatig on-
derzoek doet naar de besmettingsgraad
van eieren met salmonella is prima,
met name voor beantwoording van de
vraag of we met de bestrijding daarvan
(nog steeds) op de goede weg zijn.
Vanuit het streven om consumenten zo
min mogelijk risico\'s te laten lopen,
zijn de Productschappen Vee, Vlees en
Eieren in november 1997 immers ge-
start met een Plan van Aanpak, Pre-
ventie en Bestrijding van Salmonella
in de eiersector. Doel daarvan is het
verlagen van het aantal met salmonella
besmette eieren. Het Plan van Aanpak
bevat uitgebreide hygiënevoorschrif-
ten voor alle bedrijven in de eiersector
en bevat voor elke productieschakel
voorschriften voor de monitoring van
salmonella.

Onafhankelijke controle-organisaties
zien toe op de naleving van de voor-
schriften.

Volgens het onderzoek van de Inspectie
W&V komt een salmonellabesmetting
in eieren incidenteel voor, namelijk bij
minimaal 0,03 procent tot maximaal 0,3
procent van de eieren (14 positieve
monsters van in totaal 4620 onder-
zochte monsters (10 eieren per mon-
ster). Zolang besmette eieren voorko-
men is voorlichting over risico\'s
verbonden aan het gebruik van rauwe
eieren en de te nemen voorzorgsmaatre-
gelen bij de verwerking van rauwe ei-
eren in gerechten noodzakelijk. Ook
door de Productschappen wordt voort-
durend geadviseerd om geen rauwe ei-
eren te gebruiken in gerechten voor zo-
genaamde risicogroepen (zieken of
herstellenden, zwangeren, bejaarden en
kinderen beneden vijfjaar).

Stel dat bij een nieuw onderzoek over
enkele jaren een geweldige verbete-
ring zichtbaar wordt en nog maar één
besmet monster wordt gevonden (be-
smettingspercentage is dan minimaal
0,002 procent en maximaal 0,02 pro-
cent), gelden dan ondanks alle verbete-
ringen nog steeds dezelfde conclusies?
Ook dan zijn er immers nog besmette
eieren.

Een consument kan een salmonellabe-
smetting oplopen via diverse bronnen.
Eén daarvan is door de consumptie van
besmette eieren. Maar eieren die vrij
zijn van salmonella kunnen ook be-
smet worden door onjuist gebruik, bij-
voorbeeld besmette keukenapparatuur
en niet hygiënisch werken. De In-
spectie W&V concludeert dat in hy-
giënecodes (voor de Horeca en Bak-
kers) het gebruik van rauwe eieren in
gerechten niet moet worden toege-
staan. De conclusie moet echter niet
zijn \'Pas op voor het werken
met
rauwe eieren\',
maar \'Pas op voor het
werken
met rauwe eieren\'.

ir. R.J. Tazelaar,
voorzitter PVE

-ocr page 248-

Op 25 april zal ISAZ (International
Society for Anthrozoology) hun jaar-
lijkse congres houden. Het onderwerp
van deze dag zal zijn \'Issues in
Companion Animal Welfare\'. Er zijn
twee hoofdsprekers, namelijk prof dr.
Bernard Rollin en dr. Frank Ascione.
Rollin heeft al vele boeken en artike-
len betreffende het welzijn van dieren
geschreven en kan betiteld worden als
een expert op het gebied van dieren-
welzijn. Ascione zal in zijn lezing de
relatie tussen geweld gebruikt tegen
vrouwen en kinderen en geweld ge-
bruikt tegen dieren uitleggen.
Hierover is pas een boek van hem ver-
schenen onder de titel \'Child abuse,
domestic violence, and animal abuse\'.
Behalve deze lezingen zullen er ook
lezingen gegeven worden met onder
andere als onderwerp stress bij katten
en in hoeverre honden uit het asiel
zich kunnen hechten aan hun nieuwe
eigenaar.

Aansluitend op deze dag zal ook tij-
dens het wereldcongres zelf, op 26
april, een dag gereserveerd zijn voor
de relatie tussen mens en dier, \'the
Human-Companion Animal Inter-
action Day\' De twee thema\'s die hier
besproken zullen worden zijn het ge-
drag van hond en kat en de invloed van
huisdieren op de lichamelijke en gees-
telijke gezondheid van mensen.
Mugford en Turner zullen gedragspro-
blemen bij hond en kat bespreken.
Prof Serpell en prof Anderson zullen
ingaan op de onderliggende mechanis-
men die kunnen maken dat huisdieren
een positieve invloed op de gezond-
heid van mensen hebben. Namens het
Multidisciplinair Onderzoekscentrum
zal dr. Nienke Endenburg een lezing
geven over de invloed van huisdieren
op de ontwikkeling van kinderen.
Al deze sprekers zijn erkende experts
op hun gebied. Maar behalve deze
sprekers zullen er nog talloze andere
sprekers te beluisteren zijn.

Congres relatie mens-dier

Van 25 (precongresdag) tot en met 29 april 2000 wordt het wereldcongres voor
dierenartsen van gezelschapsdieren, WSAVA-Voorjaarsdagen, gehouden in
de RAI in Amsterdam. Meer dan 3000 dierenartsen en 2000 dierenartsassis-
tenten zullen dit congres bijwonen. Er zullen ook twee congresdagen georgani-
seerd worden met betrekking tot de relatie mens-dier. Deze dagen zijn niet al-
leen toegankelijk voor dierenartsen, maar ook voor andere belangstellenden.
Deze dagen worden georganiseerd in samenwerking met het Muiti Disciplinair
Onderzoekscentrum naar de relatie Mens-Dier van de Universiteit Utrecht.

Mocht u geïnteresseerd zijn in een van
beide of in beide dagen dan kunt u con-
tact opnemen met het Multidisciplinair
Onderzoekscentrum, telefoon: 030 -
2531565, e-mail: n.endenburg@po-
box.ruu.nl.

Tweedaagse bij- en nascholing voor dierenfysiotherapeuten en dierenartsen

Wervelkolom paard: onderzoek en behandeling

De cursus wordt gegeven door Kevin K.
Haussier, als lector verbonden aan het
Department of Biomedical Sciences van
de Comell University in Ithaca, Ver-
enigde Staten. Hij behandelt de theorie
in vier gedeelten, namelijk:

• Spinal anatomy: The building blocks
and their functional interactions.

• Spinal pathology: Results of a ne-
cropsy survey of 36 thoroughbred
racehorses.

Spinal biomechanics: Current re-
search on how the equine back moves.

• Philosophy and scientific basis of chi-
ropractic: A different perspective.

• Clinical evaluation of the equine ver-
tebral column using chiropractic pro-
cedures.

Het praktijkgedeelte zal in de middagen

plaatsvinden:

• Gait analysis, topographic anatomy,
range of motion and palpation techni-
ques.

• Clinical spinal evaluation: soft tissue,
osseous, articular and neurologic.

• Chiropractic evaluation and treatment:
Integration into veterinary practice.

Het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld (een samenwerkingsverband
tussen IPC DIER Barneveld en het Groenhorst College Barneveld) organi-
seert op 19 en 20 mei 2000 een tweedaagse cursus \'Wervelkolom paard: on-
derzoek en behandeling\'. Initiator is mevrouw A. Vaessen-Degen, dieren-
fysiotherapeut en werkzaam als coördinator van de Opleiding Fysiotherapie
bij Dieren bij het Cursuscentrum Dierverzorging Barneveld. De cursus vindt
plaats bij Veterinair Paardencentrum Kootwijkerbroek.

• Additional factors or modalities to
consider for horses with back pain:
Saddle fit, stretching, training, rehabi-
litation, massage and physical therapy.

Haussier is in 1988 afgestudeerd als die-
renarts en in 1993 als \'Doctor of Chiro-
practic\'. Hij heeft in 1997 een proef-
schrift geschreven tijdens zijn studie
\'Comparative Pathology\' met als onder-
werp: Anatomy, pathology and bio-
mechanics of the lumbosacral spine and
pelvis of thoroughbred racehorses. Van
1997 tot 1999 heeft hij research verricht
op het onderwerp: \'Evaluation of the
biomechanics of the lumbosacral spine
and paraspinal musculature in perfor-
mance horses\'.

Als docent heeft hij voomamelijk gedo-
ceerd: \'anatomie en biomechanica van
het paard\' en \'mgproblemen bij het
paard\'. Hij heeft klinische ervaring in het
chiropraktisch onderzoek, evaluatie en

-ocr page 249-

behandeling van kreupelheden, presta-
tie-gerelateerde aandoeningen en mus-
culo-tendinogene aandoeningen. Hij
heeft tevens chirurgische ervaring met
weke-delen en orthopedische operaties.

De voertaal van de cursus is Engels. De
kosten bedragen ƒ 935,- in totaal voor
twee dagen. Het is niet mogelijk slechts
één van beide dagen bij te wonen. Deze
prijs is inclusief syllabus, koffie/thee,
lunch beide dagen en informele receptie
op vrijdag.

Voor dierenfysiotherapeuten die in het
studiejaar 1999-2000 een stageplaats
Paard bieden aan de Opleiding Fysio-
therapie bij Dieren geldt een korting van
30 procent (cursusprijs ƒ 655,-).
Er zijn maximaal 40 plaatsen beschik-
baar; het streven is 20 plaatsen te reser-
veren voor dierenfysiotherapeuten
paard en 20 plaatsen voor paarden-
practici.

De cursusadministratie is dagelijks te
hereiken op kantooruren, telefoon 0342 -
414881 of mevrouw A. Vaessen-Degen,
opleidingscoördinator Fysiotherapie bij
Dieren, bereikbaar op dinsdag en op
vrijdag, telefoon 0342 - 414881.

Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire
Acupuncturisten (SNVA)

De SNVA organiseert een lezing op za-
terdag 8 april 2000 die gegeven wordt
door Cheryl Schwarz uit San Diego. Ze
is een veterinaire acupuncturiste met ja-
renlange ervaring. Cheryl zal een be-
schouwing geven over het bestrijden
van pijn in de veterinaire acupunctuur,
ledereen die met haar te maken heeft
gehad weet van haar kennis en haar en-
thousiaste manier van presenteren.

De kosten van deze lezing bedragen
f 200,- voor leden van de SNVA en
IVAS, f 250,- voor niet-leden, studenten
krijgen 20 procent reductie. Opgeven
kan tot 31 maart 2000. Inbegrepen zijn
koffie, thee en een lunch.
De lezing vindt plaats in Malden.
Nadere inlichtingen en opgave bij Aleid
Verhoeff Brunsveldweg 2A 7021 JH
Zelhem, telefoon 0314 - 625385, e-
mail: aleid@tref.nl

Äctüa

Berichten en verslagen

Aan de Faculteit der Diergeneeskunde,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard,
discipline Inwendige Ziekten, is een on-
derzoek gaande met betrekking tot
EMG-diagnostiek bij het paard. Dit on-
derzoek wordt uitgevoerd in samenwer-
king met het Universitair Medisch
Centrum Utrecht.

Al enige jaren is binnen de Hoofd-
afdeling ervaring opgedaan met het
EMG naaldonderzoek bij het paard.
Dit onderzoek is van waarde gebleken
bij het maken van onderscheid tussen
neurogene en myogene atrofie, bij de
antemortem diagnostiek van equine
lower motor neuron disease (EMND)
en bij het inventariseren van de uitbrei-
ding van zenuwletsel.
Voor het promotie-onderzoek van drs.
I.D. Wijnberg is als model voor de
neurogene aandoening voor EMND
gekozen en als model voor een myo-
gene aandoening voor spierbevangen-
heid. Om deze reden is er behoefte aan
patiënten die mogelijk één van deze
aandoeningen hebben.

Bij het vorige Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde was een folder met bij-
lage bijgesloten over de nieuwe Vrij-
stellingsregeling van de Diergenees-
middelenwet. De regeling is begin no-
vember \'99 in werking getreden. Zoals
Sophie Deleu al in september 1999
aangaf in haar artikel in het TvD
(\'Meer therapeutische mogelijkheden
voor papegaaien en kalkoenen\', zie
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
1999; 124 (20): 619-21), was het ont-
breken van een adequaat pakket dier-
geneesmiddelen op de Nederlandse
markt voor de behandeling van de zo-
genaamde minor species en minor in-
dications de belangrijkste reden voor
het ontwerpen van de huidige Vrijstel-
lingsregeling.

De nieuwe Vrijstellingsregeling is be-
doeld om dit probleem te ondervangen.

Om tot een optimale diagnostiek te ko-
men moet het EMG naaldonderzoek
gecombineerd worden met de resulta-
ten van histologisch onderzoek van de
onderzochte spieren. Dit histologisch
onderzoek gebeurt bij voorkeur van
snijbiopten, maar kan eventueel ook
van naaldbiopten.

Om patiënten voor diagnostiek van bo-
vengenoemde aandoeningen aan te
bieden kunt u contact opnemen met
drs. I.D. Wijnberg of met dr. H.J. van
der Kolk. In die gevallen waarin de pa-
tiënt niet vervoerd kan worden, is het
ook mogelijk onderzoek op locatie te
doen (de apparatuur is mobiel).
In het kader van bovengenoemd pro-
motie-onderzoek kost de EMG-dia-
gnostiek ƒ 130,- tot ƒ 320,- inclusief
BTW. De kosten van de biopten bedra-
gen ongeveer ƒ 175,- inclusief BTW
afhankelijk van de hoeveelheid onder-
zocht materiaal.

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan
Chef de Clinique Inwendige Ziekte

Paard,
Inge Wijnberg,
Specialist Inwendige Ziekten Paard

Nogmaals de nieuwe Vrijstellingsregeling

zonder hierbij ongewenste gezond-
heids- en welzijnsrisico\'s te creëren.

De regeling maakt onderscheid tussen
\'voedselproducerende dieren\' en \'niet-
voedselproducerende dieren\' en tussen
\'diergeneeskundige noodzaak\' en \'on-
draaglijk lijden\'. De regeling in de hui-
dige vorm geldt voor een periode van
vijfjaar (dus tot 6 november 2004). Er
wordt vanuit gegaan dat de stoffen
waaraan duidelijk veel behoefte is, in
die periode alsnog via de normale regi-
stratieprocedure als diergeneesmidde-
len voor deze dieren/indicaties op de
Nederlandse markt beschikbaar ko-
men.

Zoals u hebt kunnen zien, bevat de fol-
der naast een beslisboom algemene in-
formatie, zoals voorwaarden waaraan

Onderzoek EMG-diagnostiek bij het paard

-ocr page 250-

voldaan moet worden bij gebruikma-
king van de regeling, de documentatie-
plicht voor de dierenarts en informatie
over verboden stoffen. Ook verwijst de
folder naar informatiebronnen.

Over de gevraagde documentatieplicht
nog het volgende. Bij gebruikmaken
van de Vrijstellingsregeling heeft de
dierenarts de plicht een aantal gegevens
in zijn eigen administratie op te nemen.
Zoals de folder aangeeft dient een deel
van deze informatie voor 1 februari
2001 (in een nog op te stellen en te ver-
spreiden format) opgestuurd te worden
naar het Bureau Bijwerkingen Dier-
geneesmiddelen in Wageningen. Laatst-
genoemde verplichting komt voort uit
de behoefte de regeling goed te kunnen
evalueren en zal niet als controle-instru-
ment gebruikt worden. Ook wordt hier-
bij gevraagd naar een opgave van de
diergeneeskundige motivering bij ge-
bruik van de regeling, opsturen van deze
motivatie is niet wettelijk verplicht,
maar wordt voor een goede eerste evalu-
atie van de regeling onmisbaar geacht.
Het ministerie van LNV zal de verza-
melde informatie van de dierenartsen
geheel anoniem evalueren, en zal naar
aanleiding daarvan bekijken of de opzet
van de regeling in de huidige vorm ge-
handhaafd kan blijven. U wordt over de
uitkomst van deze evaluatie geïnfor-
meerd.

Melanie Peters,
Max Siemelink,
ministerie van LNV, directie VVM

Het softwarepakket maakt gebruik van
het Veedatabestand van het NRS en
door veehouders handmatig vastgeleg-
de gegevens zoals over incidentie klini-
sche mastitis en resultaten van bacterio-
logisch onderzoek (onder andere ABG).
Ook kunnen gegevens van manage-
mentprogramma\'s van veehouders via
de EDI-DAP ingelezen worden in de
UierGezondheidsModule.
De UierGezondheidsModule sluit aan
op de Gezondheidsplanner Mastitis van
LTO Nederland. Het programma bere-
kent de primaire en secundaire uierge-
zondheidkengetallen zoals aangegeven
in Gezondheidplanner Mastitis. Als er
sprake is een van afwijking ten opzichte
van de door de melkveehouder aangege-

• Analyse per kengetal naar periode,
pariteit, afkalfseizoen, lactatiesta-
dium en productieniveau.

• Per opgevraagd kengetal is het moge-
lijk de onderliggende individuele die-
ren op te vragen. Per dier kan vervol-
gens de koekaart worden bekeken.

De UierGezondheidsModule is als
losse module verkrijgbaar en is één van
de modules die Synapses IT onder de
noemer van Veterinaire Analyse en Be-
geleiding software (VAB) op de markt
brengt. Voor de rundveepracticus levert
Synapses IT sinds enige tijd ook de
vruchtbaarheidsmodule InsemAn.

Cursus

De UierGezondheidsModule wordt
geleverd in combinatie met een cursus
bestaande uit twee dagdelen. De een-
malige kosten hiervoor bedragen
ƒ 1415,- voor huidige Vampp-gebrui-
kers. Niet-Vampp-gebruikers betalen
ƒ250,- meer.

UierGezondheidsModule

Ter ondersteuning van erkende rundveedierenartsen bij hun bedrijfsadvise-
ring over mastitis heeft Synapses IT bv een nieuw softwarepakket, de
UierGezondheidsModule (UMG), ontwikkeld. Met behulp van deze software
wordt het analyseren en volgen (monitoren) van mastitisproblemen op een
melkveebedrijf aanzienlijk vereenvoudigd. De practicus kan met het pakket
zij n toegevoegde waarde voor de veehouder op dit terrein aanzienlij k verbete-
ren en daarmee zijn concurrentiepositie versterken.

ven streefwaarden, biedt het pakket di-
verse analysemogelijkheden.

De jaarlijkse kosten na aanschaf van
de UierGezondheidsModule worden
bepaald door de kosten van de updates
(maximaal ƒ 160,- per jaar) en de kos-
ten die het NRS berekent voor het ge-
bruiken van de gegevens van de vee-
houder. De NRS opstartdiskette kost
circa ƒ 30,- en ƒ 0,30 per aanwezig
rund.

De UierGezondheidsModule is door
Synapses IT ontwikkeld op gezamen-
lijk initiatief en in opdracht van de
ICT-organisatie van de KNMvD (de
vroegere NCI), Boehringer Ingelheim
en Synapses IT zelf Boehringer Ingel-
heim is producent van diergeneesmid-
delen en ondersteunt dierenartsen bij
de toepassing daarvan. Naast de ge-
noemde cursus zullen er een aantal de-
monstraties van de UierGezondheids-
Module gegeven worden in studie-
groepen van dierenartsen (intervisies
ofkringen).

Voor meer informatie over de Uier-
GezondheidsModule kunt u contact
opnemen met Synapses IT (telefoon
030 - 6007100) of met de rayonma-
nager van Boehringer Ingelheim.

Voor als u na uw vooijaarsvakantie
weer helemaal \'nieuw\' aan de slag gaat,
geven wij u een overzicht van de PAO-
D cursussen voor de komende periode.

Voor de gezelschapsdierenpractici; de
cursussen
Echocardiografie zijn beide
volgeboekt, opgave voor de wachtlijst is
mogelijk. Bij voldoende belangstelling
is Mariette Vink-Nooteboom bereid de
cursus dit vooijaar nog een keer te ver-
zorgen.

In de cursus Cardiotherapeutica van 29
maart 2000 te Emmeloord zijn op het
moment dit wij dit schrijven nog een
aantal plaatsen.

Voor de Postduiven Geneeskunde op 15
en 20 april is in beide cursussen nog
plaats.

Practici die zich met runderen bezighou-
den kunnen voor de volgende cursussen
nog inschrijven:

-ocr page 251-

23 maart 2000

B.O. Klinische Mastitis in Deventer
29 maart, 5 en 13 april 2000
Voeding Rund Module I te Veghel
12 april 2000

Parasitologisch Laboratoriumonder-
zoek

Voor de varkenspractici is er op 28 maart
en 11 april de cursus
Bloeduitslagen, wat
kun je er mee (en wat niet).

De cursussen Erkenning Paardendie-
renarts
zijn voor het voorjaar volge-
boekt, de data voor het najaar ontvangt u
via de mailing van de Groep Paarden-
practici.

De vooriopig laatste cursus Erkenning
Varkensdierenarts
wordt gehouden op
8,9 en 10 mei met een vervolg op 25 en
26 mei in Lochem.

Ook in Lochem wordt op 11, 12 en 13
april met een vervolg op 16 en 17 mei de
eerste cursus
Erkenning Pluimveedie-
renarts
georganiseerd.

Voor Dag I en Dag 11 van de Erkenning
Rundveedierenarts
kunt u zich aanmel-
den voor de wachtlijst. Bij voldoende
belangstelling worden deze cursussen
opnieuw georganiseerd.

Ook cursussen met een algemeen thema
staan de komende periode op ons pro-
gramma. Zo is er op 28 maart de cursus
Interneten Computergebruik! en op 23
maart
Financieel Praktijkmanagement,
op 13 april de cursus \'De bouwstenen
van een succesvolle dierenartsenprak-
tijk\'.
Beide cursussen organiseren wij in
samenwerking met AUV-Advies.
Kortom, u kunt nog kiezen!

De leergang omvat vier bijeenkomsten
van elk zes dagdelen, die zijn georga-
niseerd rond de volgende thema\'s:
Bijeenkomst 1: 16, 17 en 18 april
2000: Waarden, missie, visie en beleid
Bijeenkomst 2: 9, 10 en 11 juli 2000:
Structuur en organisatie
Bijeenkomst 3: 15, 16 en 17 oktober
2000: Mens en organisatie
Bijeenkomst 4: 7,8 en 9 januari 2001:
De \'lerende\' dierenartsenpraktijk.

In de bijeenkomsten van de leergang
staat het leren vanuit de eigen ervaring
centraal, dat wil zeggen de leerstof zal
ervaringsgericht behandeld worden
middels individuele en groepsoefe-
ning.

In de eerste bijeenkomst wordt gewerkt
aan de identiteit en eigenheid van de
dierenartsenpraktijk. Welke waarden
zijn drijfveren die dierenartsen samen-
brengen in een maatschap of een fusie.
Hoe formuleren zij een gezamenlijke
missie die de bestaansreden van hun
samenwerking weergeeft. Welke visie
weerspiegelt datgene wat men aan het
creëren is. Resulteert de onderiinge af-
stemming in een helder, duidelijk be-
leid dat door alle betrokkenen gevolgd
wordt? Bovengenoemde aspecten zijn
het fundament van de praktijk en die-
nen daarom solide te zijn zonder start
en niet-flexibel te worden.
De tweede bijeenkomst is georgani-
seerd rond het thema \'structuur en or-
ganisatie\'. Gewerkt wordt aan de wijze
waarop het beleid in de praktijk gere-
aliseerd kan worden. Hiervoor zal een
structurering van de activiteiten moe-
ten plaatsvinden met als resultaat een
organisatievorm, die past bij alle be-
trokken dierenartsen en dierenartsas-
sistenten en die hen in staat stelt op een
efficiënte wijze het werk uit te oefenen.
De derde bijeenkomst heeft als thema
\'mens en organisatie\'. Hierin zal niet al-
leen aandacht geschonken worden aan
inzicht en vaardigheden op het gebied
van sociale processen in de praktijk, zo-
als conflicten en conflicthantering,
communicatie en collegialiteit, maar
vooral ook aan de balans werk-privé,
(preventie van werkstress en bum-out),
het man/vrouw-aspect binnen de prak-
tijk en personeelsbeleid en coaching.
De drie hiervoor genoemde bijeen-
komsten zijn de voorbereiding op de
laatste bijeenkomst met als thema \'de
lerende dierenartsenpraktijk\'. Hierin
wordt gewerkt aan de wijze waarop
een dierenartsenpraktijk kan groeien
naar een organisatie met een creatieve
spanning tussen waar men gezamen-
lijk naar toe wil (visie) en de huidige
realiteit. Is de praktijk in staat om ge-
deelde inzichten op te bouwen en tot
uitdrukking te brengen? In deze bij-
eenkomst wordt vooral gewerkt aan de
obstakels die de deelnemers tegenko-
men bij de implementatie van de ver-
worven kennis en vaardigheden in de
eigen praktijk.

Leergang Praktijkmanagement voor Dierenartsen

In vervolg op de eerste aankondiging van de Leergang Praktijkmanagement
voor Dierenartsen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 maart 2000,
(pagina
169) wordt in onderstaand artikel nader ingegaan op de inhoud van
de leergang. De leergang staat onder leiding van Johan Hoevers (psycholoog
NIP, dierenarts) en Gijs van der Zalm (psycholoog NIP). Beiden zijn geen on-
bekenden in de veterinaire wereld; tijdens het symposium \'Praktijkmana-
gement\' ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van secretaris T.W.
te Giffel verzorgden zij een lezing. Er zullen ook gastdocenten bij deze leer-
gang worden ingeschakeld.

Verwacht mag worden dat de deelne-
mers aan het einde van de leergang in
staat zullen zijn hun eigen praktijk op
de bovenstaande thema\'s kritisch te
beoordelen en deze met de verworven
vaardigheden daadwerkelijk te beïn
vloeden. Hiermee zal de praktijk win
nen aan doelmatigheid, helderheid
ruimte en respect voor individuele ver
schillen, intercollegiale veiligheid
professionele loyaliteit en meer ar
beidsvreugde.

Voor meer informatie en opgave voor
de leergang (voor 1 april 2000): PAO-
Diergeneeskunde, telefoon 030 -
2517374. Voor inhoudelijke informa-
tie kunnen geïnteresseerden ook con-
tact opnemen met Hoevers & Van der
Zalm, telefoon 071-5619452, e-mail:
pvp. vanderzalm(^wanadoo.nl.

-ocr page 252-

Ed Bisschoff

Ed werd geboren op 28 april 1940 te
Simpelveld en bracht in dit prachtige
stukje Limburg ten zuiden van Heerlen
en Kerkrade zijn jeugd door. Na beha-
len van het eindexamen gymnasium-B
aan het Bisschoppelijk College te
Sittard en het vervullen van zijn mili-
taire dienstplicht, schreef hij zich in
1961 in als student aan de Faculteit
der Diergeneeskunde te Utrecht.
Al snel werd Ed het \'verbale\' middel-
punt van een hechte groep van vijf stu-
denten diergeneeskunde, die ook hun
dienstplicht al hadden vervuld en dus
wat ouder waren dan de meeste an-
dere studenten. Met behulp van een
repetitor werd gezamenlijk de destijds
zware horde van het propedeutisch
examen genomen en ook de verdere
studie werd door dezelfde groep seri-
eus opgevat en vlot doorlopen. Ed stu-
deerde in 1967 af zonder het andere
deel van het studentenleven te hebben
verwaarloosd. Het werd Ed met zijn
typisch Limburgse joie de vivre niet
gauw te veel en naast zijn studie is
veel tijd en energie besteed om van het
studentenleven te genieten: het socië-
teitsleven op Veritas, cafébezoek, nut-
tigen van alcoholica, excursies met de
DSK naar onder andere Parijs, etce-
tera. Hij kan met recht een serieuze

In memoriam

Bourgondiër genoemd worden. Het
was dan ook niet verwonderlijk dat
hem werd gevraagd om zitting te ne-
men in de lustrumcommissie van de
DSK en het bestuur van het veterinair
dispuut van Veritas.
Na zijn afstuderen was het voor nie-
mand een verrassing dat Ed weer te-
rugkeerde naar zijn geliefde Limburg.
Na twee jaar in een praktijk in
Maastricht geassisteerd te hebben,
vestigde hij zich vrij in zijn geboorte-
plaats Simpelveld. Hij trouwde met
Ma riet en er werden twee dochters ge-
boren: Mieke en Nicole.
De beginjaren waren niet gemakkelijk,
maar behalve door zijn vakkennis en
plichtsbesef heeft hij veel goodwill ge-
kweekt door zijn manier van omgaan
met de mens achter de patiënt. Of het
nu een grote veehouder of een cliënt
met een ziek poesje betrof, Ed nam al-
tijd de tijd voor een gesprek en wist
daardoor een persoonlijke band te
smeden tussen hem en de eigenaren
van zijn patiënten. Daardoor groeide
zijn praktijk gestaag.
Na vijfjaar alleen gewerkt te hebben
was zijn praktijk zodanig in omvang
toegenomen, dat er plaats was voor
een nieuwe collega. Toen was het dag
en nacht dienst hebben en klaar moe-
ten .staan voorbij en kreeg hij meer
tijd, die hij benutte om zich meer toe te
leggen op de behandeling van gezel-
schapsdieren en om sociale activitei-
ten te ontplooien. Niet alleen werd Ed
een actief lid van een Service Club van
de Rotary, maar ook was hij bescherm-
heer van het Gregoriaans zangkoor
\'St. Rochus\' uit Kerkrade. Daarnaast
zette hij, zelf een enthousiast recreatief
ruiter, samen met een vriend een stich-
ting op voor gehandicapte ruiters in
Zuid-Limburg. Onder zijn voorzitter-
schap werd een manege gebouwd
waar aan deze ruitertjes les werd ge-
geven.

In 1995 openbaarde zich bij Ed een
kwaadaardige ziekte die aanvankelijk
onder controle kon worden gehouden.
Dit bracht Ed ertoe om een aantal za-
ken te regelen. Het was hem duidelijk
geworden dat de grote en de kleine
huisdierenpraktijk uit elkaar waren
gegroeid en dat dissociatie de beste
oplossing was. Daarnaast zette hij zich
als lid van de provinciale vestigings-
commissie in voor goede intercolle-
giale verhoudingen en was nauw be-
trokken bij en mede verantwoordelijk
voor een sterk verbeterde samenwer-
king van de gezelschapsdierenpractici
in de Oostelijke Mijnstreek. Zijn eigen,
niet altijd positieve ervaringen, bij zijn
vrije vestiging hebben hiervoor onge-
twijfeld een belangrijke motief ge-
vormd. Hij aanvaardde ook de uitnodi-
ging om lid te worden van de
dierexperimentencommissie van de
Universiteit Maastricht.
Toen drie jaar later zijn ziekte weer
verergerde, nam hij het besluit om de
praktijk over te dragen aan een jon-
gere collega. Hij is echter zeer betrok-
ken gebleven bij \'zijn \'praktijken heeft
tot de laatste maand van zijn leven de
nieuwe collega met raad, kennis en
vaardigheden actief bijgestaan.
Als gedreven dierenarts met een nim-
mer aflatend enthousiasme voor zijn
vak en door zijn aimabele persoonlijk-
heid was hij een aanspreekpunt voor
jong en oud. In de dagelijkse praktijk
schonk hij behalve aan het contact met
de eigenaren van patiënten ook veel
aandacht aan zijn medewerkers en
vond hij teamwork uitermate belang-
rijk. Dit alles gaf de praktijk een bij-
zondere uitstraling van gemoedelijk-
heid; men voelde zich er snel op zijn
gemak.

Velen zullen hem niet alleen als die-
renarts en collega missen, maar
vooral ook als mens en vriend. Wij
wensen Mariet en de kinderen, die hem
zijn laatste dagen thuis liefdevol heb-
ben verzorgd, veel sterkte om het ver-
lies van haar minzame en tedere echt-
genoot en hun begripvolle en lieve
vader te kunnen dragen. Wij zullen
hem niet vergeten.

A. van den Bogaard
B. Smeets
J.van Wens veen

-ocr page 253-

Het Maartpakket en de Manifestatie
vormen de twee onderdelen van het
project \'Tweeduizend dierenartsen op
intemet en aan e-mail\' (projectleider
Bas Aukema).

En dat project is een van de zeven pro-
jecten die op 16 februari 2000 zijn
goedgekeurd door het Hoofdbestuur
en het Algemeen Bestuur als die acti-
viteiten die de ICT-organisatie dit
voorjaar zal ontplooien.

Een eerdere discussie over de herzie-
ning van het ICT-beleid, op 16 decem-
ber 1999, waar zowel het HB als voor-
zitters van diverse Groepen aanwezig
waren, leverde de volgende conclusies
op:

• ICT is in toenemende mate van stra-
tegisch belang voor de Maatschappij
en de Groepen.

• Het is niet zinvol en niet gewenst om
in dit stadium van de reorganisatie al
te kiezen voor een bepaalde stmc-
tuur en een bepaalde omvang van
een (eventuele) nieuwe ICT-organi-
satie.

• We gaan akkoord met het voorstel
om in het voorjaar door de ICT-or-
ganisatie een beperkt aantal, goed
gedefinieerde \'voorbeeld-projecten\'
uit te voeren.

• De inhoud van die projecten wordt
met de diverse Groepen afgestemd en
moet concrete resultaten opleveren,
waardoor in mei 2000 meer inzicht is
ontstaan in de ICT-ambities van de
Maatschappij en de haalbaarheid van
een dan te presenteren aanpak.

• De rol van het ICT-Platform is voor-
lopig als volgt:

- het formuleren van de ICT-wensen
van de Groepen en de Maatschappij;

- de ICT-organisatie adviseren over
de aan te pakken projecten en
werkzaamheden.

U leest meer over het ICT-Platform el-
ders in dit tijdschrift, op pagina 209.
De projecten waar de medewerkers
van de ICT-organisatie dit voorjaar
aan werken zijn, naast het project
\'Tweeduizend dierenartsen...\'

Project \'Uitbreiding van de KNMvD
site voor GGG en GGR\'
(projectleider Jan Klingen)

de Varkensprojecten DGR/Planner en
Zovex

(projectleider Karin de Haas)
DGR/Planner is een combinatie van
twee projecten, die beide leiden tot ge-
standaardiseerd gereedschap waarmee
de gezondheidsgegevens op het var-
kensbedrijf kan worden geregistreerd.
Dit registreren is een essentiële com-
ponent van de bedrijfsbegeleiding,
waarmee de dierenarts een stmcturele
en cruciale bijdrage kan leveren aan de
gezondheid van de dieren en de be-
drijfsvoering.

Zovex is een veterinair expertsysteem
voor de varkenshouderij, waarmee
kennis van huisvesting, klimaat en hy-
giëne wordt verzameld. Daarmee is
Zovex een van de gereedschappen
voor dierenarts en voorlichter ten be-
hoeve van de bedrijfsbegeleiding. Het
prototype wordt momenteel in het veld
getest door zeven koppels van dieren-
artsen en voorlichters. De volgende
stap is implementatie en vermarkten.

Project \'EDI-Meldpunt\'
(projectleider Annelies Kroneman)
EDI-dap is een communicatiestan-
daard ten behoeve van data-uitwisse-
ling tussen veehouder en dierenarts.
Die standaard is een tijdelijke, maar
weerbarstige schakel in het hele proces
van bedrijfsanalyse (en daarmee be-
drijfsbegeleiding) door de dierenarts.
Het EDI-Meldpunt moet de ervaringen
van het huidige gebmik van EDI-dap
inventariseren en daarmee bijdragen
aan het oplossen van de problematiek
van de gebmiksonvriendelijkheid van
diverse managementpakketten.

Met de promotie van het Maartpakket en de \'Manifestatie ICT voor
Dierenartsen\', kan het niemand ontgaan zijn dat de metamorfose van de oude
NCI naar wat voorlopig maar is genoemd \'de ICT-organisatie van de
KNMvD\' in gang is gezet.

Door Jan Klingen

De ICT-organisatie van de KNMvD: de stand van zaken

De start van het EDI-Meldpunt is tevens
een goed begin van de Rund-subsite.

Project\' Verbetering Subsite Paard\'
(projectleider Jan Klingen)

Project Referentiemodel Dieren-
artsenpraktijk

(projectleider Annelies Kroneman)
Dit project heeft tot doel de informatie-
stromen van de praktiserende dieren-
arts en zijn omgeving helder in kaart te
brengen. Naar ons idee is dat van groot
belang als voorwerk om te komen tot
standaardisering van de verdere sofl-
ware-ontwikkeling voor de dieren-
artsenpraktijk.

Onderhoud van de infrastructuur van de
KNMvD-site

(projectleider Bas Aukema)
Elke organisatie die zijn website serieus
neemt moet blijven investeren, vooral in
de kennis die in de organisatie nodig is
om adequaat van dit nieuwe medium ge-
bmik te maken.

Met het Bestuur is afgesproken dat de
ICT-organisatie dit op zich neemt.
Concreet houdt dit in dat met het bedrijf
dat onze website beheert, planmatig ver-
beteringen, correcties en uitbreidingen
worden doorgesproken en uitgevoerd.
Geen sinecure, zoals regelmatige bezoe-
kers van de KNMvD-site inmiddels wel
hebben ervaren...

Hoe nu verder...

Het uitvoeren van bovengenoemde
projecten en activiteiten de komende
maanden, heeft mede tot doel om in
mei beter te kunnen oordelen over de
wenselijkheid en de haalbaarheid van
een nieuwe ICT-organisatie in een be-
paalde vorm en omvang.
In ieder geval is ICT dan bij vele die-
renartsen stevig onder de aandacht ge-
bracht en hebben de activiteiten van dit
voorjaar hopelijk geleid tot het inzicht
dat ICT ook voor dierenartsen en hun
praktijk van strategisch belang is.
Met de tien lezingen tijdens de
Manifestatie op 1 april 2000 hopen we
aan dat inzicht bij te dragen.
Zoals u in het overzicht elders in dit
tijdschrift kunt lezen worden daar ook
de projecten van de ICT-organisatie
gepresenteerd.

Half april is er wederom een discussie
met het HB over het ICT-beleid.
De opdracht aan de interim-manager
van de ICT-organisatie is om medio

-ocr page 254-

mei met concrete voorstellen te komen
over een nieuwe aanpak.
U wordt van harte uitgenodigd om -
bijvoorbeeld op de KNMvD-site en
straks op de Manifestatie - aan de dis-
cussie bij te dragen.
ICT voor dierenartsen en de KNMvD,
te belangrijk om het aan een kleine
groep over te laten...

\'rAfiVl

Bond tot Bescherming van Honden en KNMvD:
Gebruik stroombanden verbieden

Pijn, angst en stress bij training
met stroomband

De Bond tot Bescherming van Honden wil dat het gebruik van stroombanden bij
de training van honden wordt verboden. De KNMvD sluit zich hierbij aan. Aan
de Faculteit der Diergeneeskunde is in opdracht van de Hondenbescherming een
onderzoek uitgevoerd naar het effect van het gebruik van deze halsbanden die
elektrische schokken kunnen overbrengen. Het gebruik ervan neemt hand over
hand toe en dreigt een geaccepteerd verschijnsel te worden. Uit de onderzoeksre-
sultaten blijkt echter dat honden die met stroombanden worden getraind, ge-
drag vertonen dat duidt op pijn, angst en stress.

De Koning spreekt!

De narcissen die u afgelopen najaar ge-
plant heeft, tonen nu reeds schuchter
hun kopjes boven de grond. Ook de
Jaarcongrescommissie 2000 begint
haar kopje boven het maaiveld te ste-
ken. De locatie \'Golden Tulip
Leeuwenhorst\' te Noordwijkerhout ligt
definitief vast. Het logo is ontworpen.
De sportvelden zijn geboekt, de band is
alvast aan het oefenen. Het partnerpro-
gramma op vrijdag is vervallen!?
Inderdaad, het partnerprogramma van
vrijdag is vervallen. Het thema op vrij-
dag is van een dusdanig karakter dat
ook voor de partners (niet-dierenarts)
de lezingen zeker de moeite van het
volgen waard zullen zijn. Communi-
ceren doen we namelijk allemaal. Het
lijkt zo eenvoudig, spreken en li-
chaamstaal. Maar zie alle problemen
om u heen. Waar ging het mis? Die
dissociatie, die burnout en die perso-
neels- of relatieproblemen.
Door diverse en vooraanstaande spre-
kers uit te nodigen gaan we proberen
om een tipje van de sluier \'communi-
ceren\' op te lichten.
Bij deze nodigen wij u en uw partner
alvast uit om wederom te kijken of de
datum van
vrijdag 6 en zaterdag 7 ok-
tober 2000
reeds in uw agenda staat.
De jongere collegae onder ons hebben
tijd genoeg om oppas voor hun kinde-
ren te regelen. Zij worden namelijk
met nadruk uitgenodigd om aan dit
Jaarcongres deel te nemen.

De Koning heeft gesproken, maar hij
zal ook zeker luisteren!

De Jaarcongrescommissie 2000

Het onderzoek is uitgevoerd bij een
aantal verenigingen waar honden wor-
den voorbereid op de taak van surveil-
lance of politiehond, maar ook bij ve-
renigingen waar honden voor de sport
als politiehond worden afgericht. De
stroomband wordt overigens ook ge-
hanteerd in andere situaties: bijvoor-
beeld bij de training van jachthonden
of als therapie bij probleemgedrag.

Vergelijking reacties

De onderzoekers - dr. M.B.H. Schilder
en drs. J.A.M. van der Borg - hebben
het gedrag en de reacties vergeleken
van honden die mét en honden die zon-
der stroomband worden getraind.
Tijdens en direct na het ontvangen van
een schok tonen de honden signalen die
duiden op pijn en angst. Honden die
ooit een schok hebben ontvangen, laten
op het trainingsveld meer stress-gerela-
teerd gedrag zien dan honden die nooit
een schok hebben gekregen. Zelfs bui-
ten het trainingsveld reageert een hond
die met schokken is getraind met meer
stress-signalen op de aanwezigheid van
zijn begeleider dan een hond die nooit
schokken heeft gehad. Dit duidt erop
dat met een stroomband getrainde hon-
den ook buiten het trainingsveld iets
akeligs van hun baas verwachten.
Afgezien van de directe pijn als gevolg
van het ontvangen van schokken kan
ook deze anticipatie van nieuwe onaan-
genaamheden het welzijn negatief
beïnvloeden.

Honder) die met de stroomband worden
getraind, verwachten ook buiten het
trainingsveld iets akeligs van hun baas.

Dwang en geweld

De Hondenbescherming pleit voor een
verbod van de stroomband bij honden-
sporten en -trainingen. Ook andere wel-
zijnsaantastende handelingen (fysiek
geweld, gebruik van prikbanden enzo-
voorts) bij het trainen van honden moe-
ten strafbaar worden gesteld. Inmiddels
is in de praktijk ruimschoots gebleken
dat met positieve trainingsmethoden
dezelfde of zelfs betere resultaten kun-
nen worden behaald. Dwang en geweld
bij de training van honden zijn daarmee
niet meer van deze tijd. Slechts in uit-
zonderlijke gevallen van probleemge-
drag van een individuele hond zou een
ervaren gedragsbegeleider gebruik van
de stroomband mogen maken.

Slechts bij hoge uitzondering -
bij probleemgedrag van een individuele
hond - is het gebruik van een stroom-
band dooreen ervaren gedragsbegelei-
der te verantwoorden.

De Bond tot Bescherming van Honden
wil op twee manieren bereiken dat de
training van honden een diervriende-
lijker karakter krijgt: door een beroep
te doen op de politiek voor een wette-
lijke regeling en door met betrokken
organisaties in gezamenlijk overleg te
streven naar andere, hondvriendelijke
trainingsmethoden.

De KNMvD ondersteunt deze initiatie-
ven. Verantwoord huisdierbezit is een
belangrijk aandachtspunt van de die-
renartsen. Dwang en geweld bij het
trainen van honden zijn inderdaad ver-
werpelijk.

-ocr page 255-

Hij is in 1945 geboren te Geldrop uit
\'bovenlandse\' ouders. Zijn vader
werkte in de oorlog als onderduiker bij
Philips. De nieuwe voorzitter van de
KNMvD, Ton de Ruijter, bracht zijn
jeugd door in het zuiden. Thans wonen
hij en zijn echtgenote in Mook, uitkij-
kend over het water, want met name zij
- als Fries/Groningse - kan niet lang
zonder. Hij heeft twee kinderen (een
verkeersvlieger en een bedrijfseco-
nome) en twee poezen.

De Ruijter l^eefi nooit iets anders willen
worden dan dierenarts.

De Ruijter heeft nooit iets anders wil-
len worden dan dierenarts, ging in zijn
jeugd al mee de praktijk in. De vraag
\'zou je weer dierenarts worden, als je
het over moest doen?\' beantwoordt hij
volmondig met ja. Maar de vraag \'zou
je het beroep aanbevelen?\' moet hij he-
laas met nee afdoen, net als zovelen die
de enquête \'Samen de markt op?\' heb-
ben ingevuld. \'Mijn eigen dochter heb
ik de studie diergeneeskunde afgera-
den\', bekent hij tot zijn spijt. En dat
brengt ons direct bij de belangrijkste
boodschap die De Ruijter heeft uit te
dragen als voorzitter: De dierenarts
komt onvoldoende uit de verf

Goede tijden

\'Ik maak me zorgen over de ontwikke-
ling van ons beroep\', legt hij uit. \'En
om het gebrek aan status en uitstraling
van de dierenarts\'.

Zelfheeft hij de zogenaamde \'goede
tijden\' meegemaakt. Ondanks dat hij
deel uitmaakte van de na-oorlogse
geboortegolf, was er altijd werk zat.
Leuk werk. Afgestudeerd in 1971,
werd hij wetenschappelijk medewer-
ker bij Wagenaar, bij de Kliniek voor
Inwendige Ziekten. \'Ik heb er veel
geleerd, het was een heerlijke tijd\',
vertelt de voorzitter. \'Alles kon. Er
was geld. In die tijd was
the sky the li-
mit.\'

Daarna ging hij als vierde bij een
grote groepspraktijk in Oss werken.
Hij zou er twaalf jaar blijven en dit
met veel plezier. Het was de tijd dat
differentiatie in opkomst was. \'De
veehouders namen geen genoegen
meer met een allround practicus. We
hebben onze praktijk toen gesplitst in
een grote-huisdieren- en een kleine-
huisdierenpraktijk. Overigens zijn
deze nu weer bij elkaar in een veel
groter verband.\'

Hij is even op de achtergrond gebleven, wilde zich eerst even inleven zonder
geconfronteerd te worden met \'lastige vraagstukken\'. Maar nu is eindelijk
het tijdstip aangebroken waarop we de nieuwe voorzitter van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, Ton de Ruijter kunnen
voorstellen in ons eigen Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Inmiddels vijf
maanden in het bezit van de hamer, heeft De Ruijter zijn visie aardig op een
rijtje. Hij is zakelijk, communicatief en gedreven. Zijn richtpunt is de positie
van de dierenarts in de samenleving.

Door Sophie Deleu

I nterview met Ton de Ruijter

Nieuwe voorzitter wil dierenarts beter profileren

In 1986 werd hij gevraagd voor de func-
tie van directeur van de Gezondheids-
dienst Noord-Brabant. Dat was wel een
grote overgang: \'Ineens had ik twee-
honderd man personeel.\' Maar De
Ruijter vond het heel inspirerend. Het
waren namelijk goede tijden voor de
Gezondheidsdienst, toen nog een echte
boerenorganisatie. \'Maar toen het
Landbouwschap opging in de Land- en
Tuinbouw Organisatie (LTO) en
daarmee de heffïngs- en verordenings-
bevoegdheden kwamen te vervallen,
begon de teloorgang van de Gezond-
heidsdienst.

Nu wordt de gehele Gezondheidsdienst
in zijn bestaan bedreigd, een uiterst
zorgelijke situatie. Vooral omdat het
alternatief vooralsnog ontbreekt.

En nu wordt de hele dienst in zijn be-
staan bedreigd, een uiterst zorgelijke si-
tuatie. Vooral omdat het altematief
vooralsnog ontbreekt.\'

Boeren stuk

In 1992 sloeg De Ruijter weer een an-
dere weg in: hij werd lid van de hoofd-
directie van de coöperatie Cehave-
Encebe als verantwoordelijke voor
\'het boerenstuk\'. Alhoewel de uitda-
gingen die deze functie met zich
brachten, hem wel bevielen, werd hij
hier toch met een straffe tegenwind ge-
confronteerd. De combinatie meng-
voer en vee/vlees (die als zeer bedrei-
gend werd ervaren) en de houding van
de primaire producenten legden een
bom onder de onderneming. Deze is
toen gesplitst. Zo ontstonden CHV
(mengvoeders) en Dumeco, een com-
binatie van de Encebe en Coveco.
Het is bij deze laatste organisatie waar
De Ruijter thans alweer bijna vijf jaar
werkzaam is, als lid van de concemdi-
rectie. \'Ik ben er verantwoordelijk voor
alles wat levend is\', schetst hij zijn func-
tie. Tevens is hij directeur van de coöpe-
ratie Dumeco. Tot zijn tevredenheid?

De sleutel tot succes is onder andere de
denkomslag richting marktgerichte
productie.

\'Jazeker, ik ben er trots op dat Dumeco
tot de topvleesproducenten van Europa
behoort. We kunnen de primaire sector
echt weer perspectief bieden.\'
Wat is dan de sleutel tot succes? Want
het heeft er natuurlijk wel even om ge-
spannen in de vleesindustrie. \'We zijn -
onder meer met behulp van certificering
- gekomen tot geïntegreerde productie.
Er is met andere woorden meer samen-
werking in de keten. En verder wordt het
bedrijf zeer efficiënt en zakelijk geleid.\'
Interessant is ook de denkomslag die
heeft plaatsgevonden richting marktge-
richte productie. \'Op vraag van de af-
nemers gebruiken we geen
meat and
bonemeal
meer, propageren we het
achterwege laten van castratie en voe-
ren we een heel aantal welzijnsmaatre-
gelen door. Vijf jaar geleden was dit
nog niet mogelijk.\'

-ocr page 256-

Te individualistisch

Is de dierenarts ook veranderd? De
Ruijter vindt van wel, maar te weinig.
\'De dierenarts in de landbouwhuisdie-
rensector is nog teveel een individu-
alist. Hij - of zij - is echter onderdeel
van de productiekolom en dient zich
dat terdege te realiseren. De dierenarts
moet zijn handelen aantoonbaar ma-
ken, net als iedereen in de keten.\' Met
zijn ervaring als \'vleesproducent\' kent
hij als geen ander de zwakke plekken
van de landbouwhuisdierenpracticus,
die zich niet naar een systeem wil voe-
gen: \'We zien bijvoorbeeld heel vaak
dat een dierenarts de medicijnkaarten
gewoon niet invult.\'

De moderne landbouwhuisdierenprac-
ticus is onderdeel van de geïntegreerde
ketenproductie. Borgen en certificeren
is dus het devies.

Dit individualistische karaktertrekje
van de dierenarts is ook wel historisch
te verklaren. De Ruijter schetst het
beeld van de kleine zelfstandige:
\'Eenzaam en liefst alleen voortploe-
gend.\' En inderdaad is de practicus in
het verleden altijd op zichzelf aange-
wezen geweest, de enige redder in
nood, bij nacht en ontij. Geen opge-
legde discipline, alleen zelfdiscipline.
Alhoewel dus verklaarbaar, vindt De
Ruijter deze houding toch onwenselijk
in de huidige tijd. \'De landbouwhuis-
dierenpracticus mag niet denken dat
hij zo maar door kan gaan. Borgen en
certificeren is het devies.\'

Onafhankelijkheid

Een ander punt van belang vindt de
nieuwe voorzitter de onafhankelijk-
heid van de dierenarts. \'We worden
toch te vaak gezien als de belangenbe-
hartiger van de veehouder. Dat is
slecht voor onze geloofwaardigheid.\'
De Ruijter constateert met spijt dat de
overheid de dierenartsen een volstrekt
oninteressante groep mensen vindt:
\'Dat is bij de varkenspestuitbraak wel
gebleken, toen liep men toch finaal
langs ons heen? En dat terwijl de prac-
tici - met kennis van zaken en midden
in het veld - dag in dag uit bezig waren
varkenspest te bestrijden.\'
De voorzitter geeft overigens toe dat er
van de zijde van de overheid een ver-
anderde houding te bespeuren valt. De
Rijksdienst voor de Keuring van Vee
en Vlees (RVV) bijvoorbeeld, geeft nu
duidelijk aan met de KNMvD te willen
samenwerken voor wat betreft de ge-
organiseerde dierziektebestrijding, de
tewerkstelling van parttime dierenart-
sen en inzake de invulling van de
Richtlijn 97/12 (Netwerk van Toe-
zicht). Dit is een belangrijke ontwikke-
ling voor de gehele beroepsgroep en
zeker ook voor de practicus. Een part-
time functie bij de RVV kan een on-
derbreking betekenen van het - toch
wel - monotone bestaan van de practi-
cus. En een welkome oplossing van
een financieel probleem, nu de werk-
zaamheden teruglopen in de veehou-
derij. Bovendien kan de samenwer-
king ook voor de collega\'s die thans
werkzaam zijn bij de RVV, stimule-
rend en inspirerend zijn.

De overheid vindt de dierenartsen - zo
lijkt het wel - een volstrekt oninteres-
sante groep mensen.

De houding van de KNMvD ten op-
zichte van de RVV is dus zeker posi-
tief en het Hoofdbestuur zal samen met
de RVV een aantal voorlichtingsbij-
eenkomsten verzorgen over de be-
oogde win-winsituatie en de georgani-
seerde dierziektebestrijding.

Wat is er mis?

Het \'monotone bestaan van de practi-
cus\' brengt ons op een ander onder-
werp: de dierenarts beveelt zijn beroep
niet aan, getuige de uitslag van de en-
quête die naar aanleiding van het
Jaarcongres 1999 is gehouden. Wat is
er dan mis met het beroep?
Volgens De Ruijter is de diversiteit
sluipenderwijs zoekgeraakt. Maar ook
de status en positie van de dierenarts
zijn in de afgelopen jaren verzwakt.
Wellicht dat het één met het ander te
maken heeft. De voorzitter vermoedt
dat hieraan een fundamentele oorzaak
ten grondslag ligt. \'Het kan niet liggen
aan een gebrek aan perspectief, dat is
in het verleden wel vaker slecht ge-
weest. Nee, er is iets gebeurd met de
beroepstrots. Er heerst een zekere ge-
latenheid.\' Nu is deze tendens ook wel
zichtbaar in de veehouderij: de trotse
boeren van weleer staan nu bij sommi-
gen te boek als vervuilers en dieren-
kwellers.

Er is iets gebeurd met onze beroeps-
trots. Er heerst een zekere gelatenheid.

De boeren trachten de negatieve spi-
raal te doorbreken door het pad op te
gaan van maatschappelijke acceptatie.
Wellicht is dit ook een oplossing voor
de dierenarts? De Ruijter denkt zeker
dat de beroepsgroep nu teveel naar
binnen gekeerd is - \'Wij vinden dat
zelf niet, maar anderen denken er wel
zo over\' - en dat de dierenarts meer
oog zou moeten hebben voor de ver-
wachtingen van de samenleving. \'We
hebben natuurlijk lang onze ogen ge-
sloten voor welzijnsproblemen in de
veehouderij. Sterker nog, we hebben
het in vele gevallen mogelijk gemaakt
dieren te houden in een onvriendelijk
systeem. Dat is natuurlijk niet bevor-
derlijk voor de wcrkvreugdc in de
praktijk.\' Hij moet in dit verband ook
denken aan de positie van de dierenarts
in Engeland, waar de veterinair een er-
kend welzijnsdeskundige is. \'Als wij
erin slagen de oude waarden terug te
vinden en zichtbaar te maken, dan
heeft het beroep dierenarts wel dege-
lijk toekomst\', denkt De Ruijter
hardop.

-ocr page 257-

We hebben het mede mogelijk ge-
maakt, dieren te houden in een onvrien-
delijk systeem. Dat is niet bepaald be-
vorderlijk geweest voor de werkvreugde.

Profileren en samenwerken

De nieuwe voorzitter vindt dus dat de
dierenarts beter voor het voetlicht moet
worden gebracht. Alleen dan zal er va-
ker naar onze mening worden gevraagd.
Niet alleen door de overheid, maar ook
door de Faculteit der Diergeneeskunde -
bijvoorbeeld inzake het nieuwe curricu-
lum - door de pers en door de politiek.
Een kwestie van profileren dus.
Maar ook van samenwerken. Dieren-
artsen laten zich moeilijk met de neuzen
dezelfde kant op dwingen. Een voor-
beeld is informatisering, een kwestie
met hoge prioriteit volgens De Ruijter.
\'We worden op termijn absoluut bela-
chelijk als wij niets doen aan informa-
tie- en communicatietechnologie (ICT).
En wat doen wij: we overwegen onze
informatiseringsclub op te heffen. Dat
kan eigenlijk niet, dus we zullen het an-
ders moeten doen.\' De voorzitter weet
ook wel dat ICT kostbaar is, dat het
moeilijk beheersbare materie is en dat
er een lange historie van spanning hangt
rond infonnatisering van de dierenart-
senpraktijk. \'Maar toch moet het!\' De
Ruijter vindt dat de dierenartsen on-
danks hun solistische aard op dit punt
de handen ineen moeten slaan. \'Laten
we nou binnen de beroepsgroep eens
kijken naar de versnippering van ICT-
activiteiten. We zijn te klein om er alle-
maal onze eigen winkeltjes op na te
houden.\'

En hij weet waar hij over praat, want
de voorzitter houdt zich al langer dan
vandaag bezig met informatisering. \'Ik
zat jaren geleden in het bestuur van de
Stichting Vee-data, een samenwer-
kingsverband tussen de KNMvD en de
Faculteit der Diergeneeskunde... Ook
toen al was ICT een probleem voor
dierenartsen.\'

We worden op termijn absoluut
belachelijk als we niets doen aan ICT.

In zijn mars

De Ruijter heeft dus nogal wat in zijn
mars. Zijn voornaamste doel is het ver-
sterken van de positie van de dierenarts.
Al het andere staat in het teken hiervan:
een nieuw beleidsplan, de huisvesting
van het secretariaat, een actief mediabe-
leid, informatisering op de rit, een betere
communicatie met de overheid.

Alhoewel in dit interview de gezel-
schapsdieren minder aan de orde zijn,
onderschat De Ruijter allerminst het
belang van dit vakgebied: \'Het gaat
relatief goed met de gezelschaps-
dierensector. De Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren floreert en er is be-
vredigend werk. De dierenarts dankt
een groot deel van zijn positieve imago
en uitstraling aan deze activiteiten.\'
De Ruijter is dus wel degelijk van plan
veel aandacht aan te besteden aan de
gezelschapsdierensector, te beginnen
bij het Wereldcongres te Amsterdam
dat dit jaar plaatsvindt. Verder wil hij
prioriteit geven aan de specifieke pro-
blemen die het curriculum 2001 met
name voor deze sector gaat opleveren.
Daamaast is het gebrek aan vertrou-
wen van deze groep dierenartsen in de
informatisering een punt van grote
zorg. Dit vertrouwen is vooral belang-
rijk voor de uitvoering van toekom-
stige taken in het kader van het op te
richten Veterinaire Meldpunt Erfelijke
Gebreken. Tot slot zijn praktijkma-
nagement en preventie van arbeidson-
geschiktheid punten die aandacht be-
hoeven.

Het streven van de Ruijter is echter
niet \'volledigheid\'. \'Laten we ons nou
niet bezighouden met alles tegelijk.
Het lijkt me beter om ons op een paar
belangrijke punten te concentreren.\'

Manifestatie ICT voor dierenartsen: de lezingen

Tijdens de Manifestatie ICT voor
Dierenartsen, die wordt gehouden op
1 april 2000 in Utrecht, zullen tien
korte lezingen worden gehouden.
Hieronder vindt u alvast een samen-
vatting van die inleidingen.

Ervaringen met ICT in de gezel-
schapsdierenpraktijk

D.L. van Os uit Heerhugowaard
De mogelijkheden van de zich dyna-
misch ontwikkelende ICT nemen snel
toe, ook voor de diergeneeskunde. Als
een praktijk zich eveneens snel ont-
wikkelt, blijkt automatiseren een con-
tinu proces te worden.
De spreker vertelt zijn ICT-ervaringen
als practicus gezelschapsdieren in dit
proces van automatisering. Het betreft
ervaringen met andere dan de in veteri-
nair Nederland meest gangbare soft-
ware.

Kengetallen en ICT voor gezelschaps-
dierenartsen

H.A.Beijer uit Drachten
Een minicursus financieel manage-
ment voor gezelschapsdierenartsen,
op basis van gegevens die - dankzij
ICT - moeiteloos uit de dagelijkse
praktijk te destilleren zijn. Deze ken-
getallen worden gebmikt om niet ach-
teraf - zoals het accountantsrapport -
maar frequent en actief de verrichtin-
gen te toetsen op economische effi-
ciency. Zo had u nog niet eerder naar
uw praktijk gekeken...

Naar een nieuwe logistiek voor dier-
geneesmiddelen

H. Vaarkamp, veterinair hoofddirec-
teurvan de AUV

De spreker zal ingaan op de manier
waarop
tracking & tracing van dierge-
neesmiddelen in de veterinaire apo-
theek vorm krijgt. Basale begrippen als
eVBS, COMDAP, branchecodetabel
zullen uitgelegd worden in normale
mensentaal. De aanstaande ontwikke-
lingen in de dierenartsenpraktijk ten ge-
volge van ICT zullen praktisch belicht
worden. De spreker zal zich richten tot
de practicus die zich tot dusverre op
enige afstand van de ICT heeft weten te
houden, maar die wel een idee wil krij-
gen van wat eraan komt.

Bedrijfsbehandelplannen voor voor-
lopers

J. de Veer van Nedap / 3A
Een bedrijfsbehandelplan is groten-
deels een curatief instmment. Door te
gaan werken aan een preventief plan
zou dit instmment in de toekomst
overbodig moeten worden. Meer ken-
nis bij de veehouder en meer epide-
miologische kennis bij de dierenarts

-ocr page 258-

zijn liiervoor de sleutel.
Door het beleid hierbij op de voorlo-
pende veehouders te richten, zal de ge-
hele sector er in de toekomst zijn voor-
deel mee kunnen doen.

Wat kan EDI voor bedrijfsbegeleiding
betekenen

E. van Leeuwen, practicus te Doesburg
Door gebruik te maken van de diverse
EDI-producten en de verschillende
softwarepakketten (zoals
VAMPP,
RAMSYS, InsemAn,
de Uiergezond-
heidsModule, Uniform Consultant
en
Herdview) zijn er meer mogelijkheden
om inhoud te geven aan de bedrijfsbe-
geleiding. Data-inspectie is daarbij een
prima aanvulling op de bedrijfsinspec-
tie en de dierinspectie. Zonder die drie
zaken te combineren blijft het vaak
natte-vingerwerk. Het aantal bedrijven
dat op deze wijze ondersteuning vanuit
de dierenartsenpraktijk kan krijgen is
stijgende in een krimpende markt en
daarmee een kans voor de praktise-
rende dierenarts.

De dierenartsenpraktijk beschreven
in een referentiemodel

A. Kroneman van de ICT-organisatie
ICT wordt op drie manieren steeds be-
langrijker voor de dierenartsenpraktijk:
om de steeds omvangrijkere en talrij-
kere kennis- en databronnen toeganke-
lijk te maken, om het steeds complexere
management van de praktijk te optima-
liseren en om de toenemende admini-
stratieve dmk te verlichten.
Aan de hand van een model van het da-
gelijks veterinair handelen in de die-
renartsenpraktijk wordt in deze pre-
sentatie inzichtelijk gemaakt waar ICT
een rol speelt of zou kunnen spelen.

Ontwikkelingen in de varkenshouderij

K de Haas van de ICT-organisatie
Monitoring
is een sleutelwoord in de
modeme varkenshouderij. Dit komt
onder andere voort uit de vraag van de
overheid om meer zicht te krijgen op
hetgeen op het varkensbedrijf gebeurt.
Ook de overstap van vele practici van
een curatieve naar een preventieve be-
nadering van het varkensbedrijf speelt
hierbij een rol. De terugdringing van
het aantal toegelaten antimicrobiële
groeibevorderaars in het voer bij
vleesvarkens en de plannen voor een
totaal verbod op deze middelen maakt
monitoring extra belangrijk. De toege-
voegde waarde van
monitoring staat of
valt bij goed, betrouwbaar en gestan-
daardiseerd registreren.

Consumentenvertrouwen, de voed-
selketen, de dierenarts en ICT

R. Hilhorst, directeur van Q-Ray uit
Wageningen

Het consumentenvertrouwen in de
agrosector is de afgelopen jaren be-
hoorlijk beschaamd. Zeker waar het
om dierlijke producten gaat. \'Wat eet
ik eigenlijk? Hoe behoorlijk is het ge-
produceerd?\'.

De dierenarts speelt daarbij een onlos-
makelijke rol. Om het consumenten-
vertrouwen en het imago op een hoger
peil te brengen is een open en eerlijke
infomiatievoorziening nodig. Met
tracking rrac/\'/jg-systemen dient een
eenvoudige koppeling tussen produc-
tie en eindproduct gelegd te kunnen
worden. De komst van Internet door-
breekt de gangbare beperkingen en pa-
den. De technologie biedt bij uitstek
vele kansen voor de sector. In deze
presentatie uit de koker van Q-Ray, de

Wageningse ICT-leverancier voor de
agrosector en actief op het terrein van
Chain Performance Systems, zal de
link worden gelegd tussen de proble-
matiek, de uitdagingen, de kansen met
Intemet en de rol van de dierenarts.

STO-2000: de nieuwste kengetallen

H. Stormink van het Agrarisch
Telematica Centrum in Lelystad
In deze presentatie worden de verande-
ringen en uitbreidingen van de stan-
daardoverzichten versie 2000 ten op-
zichte van de STO\'s versie 1998
behandeld. Er wordt uitgelegd hoe de
werkgroep tot bepaalde aanpassingen is
gekomen en er worden enkele rekenre-
gels toegelicht.

Ook wordt ingegaan op de toepassing
van de STO\'s in de praktijk.

De berekenwijzer in 2000

PJ. van der Werf uit Bathmen en A.P.
Hilhorst van de KNMvD
Met de berekenwijzer kunt u uw ge-
wenst praktijkinkomen en uw behan-
delingstarieven berekenen. Door dit op
de computer te doen kunt u op eenvou-
dige wijze de verschillende scenario\'s
doorrekenen. Wat betekent bijvoor-
beeld een extra dierenarts in loon-
dienst erbij voor de verwachte resulta-
ten? Wat zijn de gevolgen voor de
behandelingstarieven als alle associés
een kwartier meer declarabele tijd per
dag kunnen realiseren?
De computer kan van de bereken-
wijzer een serieus managementinstru-
ment maken. De werkwijze van de be-
rekenwijzer wordt gedemonstreerd en
er wordt ingegaan op de management-
keuzes die met behulp van de bereken-
wijzer kunnen worden gemaakt.

Werkvergadering commissie
Gezelschapsdieren Regio Zuid

Uiterste inleverdata
voor kopij

De commissie Gezelschapsdieren van
de Afdelingen Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg organiseert op
25
maart 2000
een werkvergadering in
het Golden Tulip Hotel te Weert.
Onderwerp is \'Bijtwonden en
Zoönosen\'. De vergadering duurt van
10.00 tot 17.00 uur. Sprekers zijn on-
der meer dr. P.A.M. Overgaauw,

A.E.J.M. van den Bogaard en J.P. A.M.
van den Bergh.

Opgave bij N. Maass, telefoon: 046 -
4744786, of bij W. Oosse, telefoon:
0475 - 593928. Het adres van het
Golden Tulip Hotel is Driesveldlaan
99, 6001 KCin Weert, telefoon: 0495 -
539655.

Aflevering:

15-04-2000
01-05-2000
15-05-2000
01-06-2000

Deadline-)

27-03-2000
10-04-2000
25-04-2000
15-05-2000

") Voono.oo uur \'s morgens.

-ocr page 259-

Voorzitter: O.A. van Dobbenburgh.
Secretaris: A.J.G. den Hertog, Mei-
doornstraat 30,7221 GG Steenderen.

Wat zijn de doelstellingen van uw Groep?
De Groep Practici Grote Huisdieren
heeft als doel de belangen van de land-
bouwhuisdierenpractici te behartigen,
re-actief, maar vooral ook pro-actief
We reageren op datgene wat op ons af-
komt vanuit onze leden, vanuit de
maatschappij en het veterinaire werk-
veld. Bovendien is het bij uitstek onze
taak om vooruit te kijken en te anticipe-
ren op te verwachten ontwikkelingen.

Welke financiële bijdrage vraagt u van
een lid?

Onze Groep heeft verschillende cate-
gorieën leden, die elk een eigen jaar-
lijkse bijdrage leveren in de vereni-
gingskosten. \'Gewone\' leden, dat zijn
zelfstandig praktiserende dierenartsen,
betalen 200 gulden. Buitengewone le-
den vergoeden ons 150 gulden contri-
butie. Deze groep bestaat uit dierenart-
sen die ofwel in dienstverband
praktiseren, ofwel buiten de praktijk
werken.

Aan studentleden vragen we een deel-
name in de kosten van 50 gulden.

Waarom zou een KNMvD-lid ook nog
eens lid moeten zijn van Groep Practici
Grote Huisdieren?

De KNMvD behartigt de belangen van
alle dierenartsen in de breedste zin van
het woord. De Groep Groot vind je
daar, waar specifiek de belangen van
landbouwhuisdierenpractici in het ge-
ding zijn.

Onze activiteiten spelen zich af op de
gebieden van organisatie, beleid en re-
gelgeving. Wij zijn bijvoorbeeld struc-
tureel vertegenwoordigd in een groot
aantal instanties, variërend van de
vereniging van dierenartsassistenten
Vedias, de Movir en ons Pensioenfonds,
tot overlegstructuren met de RVV,
LTO, GD en het ministerie van LNV.

Daarbij neemt Groep Groot actief deel
in commissies en organen die ontstaan
op basis van ad hoc-situaties. Voor-
beelden daarvan zijn IBR vaccin-ramp,
het KVP-draaiboek en de discussie
rondom de onafhankelijkheid van de
dierenarts.

Ik licht dit laatste even toe, als voor-
beeld. De onafhankelijkheid van de
practicus ten opzichte van de veehou-
der dreigt steeds vaker in de knel te ko-
men. Immers, ten gevolge van het toe-
nemend aantal controletaken dat de
dierenarts op veehouderijbedrijven
moet uitvoeren, ontstaat een span-
ningsveld met de vertrouwensrelatie
die de dierenarts op het bedrijf heeft.
Daamaast bestaat natuurlijk ook nog
de financiële afliankelijkheid. Aan het
einde van de regeerperiode van minis-
ter van Aartsen heeft Groep Groot zit-
ting genomen in de Werkgroep
Onafhankelijke Dierenarts, die het mi-
nisterie van Landbouw en de voorzit-
ter van de KNMvD adviseert over be-
leidsontwikkeling op dit gebied.
Gezien de doelstellingen van onze
Groep is een goed contact met onze le-
den zeer belangrijk. Wij werken bij de
gratie van informatie-uitwisseling. Ik
ervaar het onderhouden van de contac-
ten met leden in de periferie als een
van de moeilijkste opdrachten aan ons
bestuur. Een gevoel dat ik deel met
misschien wel alle bestuurders binnen
de KNMvD. Veel dierenartsen
in het
veld
voelen zich regelmatig onvol-
doende geïnformeerd en hebben te
weinig zicht op wat zich centraal af-
speelt. Ik kan dat overigens goed be-
grijpen.

Onze Groepsorganisatie is opgezet om
optimaal voeling te houden met de ach-
terban. We hebben bijvoorbeeld twee
bestuurslagen, bestaande uit een
Dagelijks Bestuur (DB) met zes leden
en twee adviseurs, en een Algemeen
Bestuur waarin vertegenwoordigers
zitten van de provincie-afdelingen. Het
Dagelijks Bestuur vergadert maande-
lijks, het Algemeen Bestuur komt vier-
maal per jaar bij elkaar. Eenmaal per
jaar tijdens de Groep Groot Dagen hou-
den we een Algemene Ledenver-
gadering. Vanwege het vele werk dat
hun taak met zich mee brengt, ontvan-
gen voorzitter en secretaris jaarlijks
een vaste vergoeding. De overige leden
van het DB krijgen een vergoeding per
besteed dagdeel.

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair-vak-
technisch deelgebied. Tientallen enthousiaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd
om de doelstellingen van deze Groepen te dienen. De serie De Groepen geeft ver-
slagen van een bestuursvergadering van elke Groep, met als doel een beeld te ge-
ven van de alledaagse bezigheden binnen de respectievelijke Groepen. Elk ver-
slag start met een drietal algemene vragen aan de voorzitter van de Groep.

Groep Practici Grote Huisdieren

De voorzitters van de andere
Groepen binnen de KNMvD die zich
bezighouden met landbouwhuisdie-
ren, de Groepen Pluimvee, Rund en
Varken, zijn aanwezig als toehoor-
ders tijdens de reguliere vergaderin-
gen van het Dagelijks Bestuur. Mits
deze voorzitter practicus is. Als dat
niet het geval is, dan nodigen we een
ander bestuurslid uit. Hierdoor heb-
ben we een goede communicatie in
het veterinaire veld van de grote huis-
dieren en kunnen alle Groepen hun
energie gericht aanwenden. Groep
Groot behartigt vooral vraagstukken
op beleidsterrein, terwijl de dier-
soortgroepen de diersoortspecifieke
onderwerpen voor hun rekening ne-
men.

Uiteraard is er de nodige overlap.

Een bestuursvergadering

De vergadering van vandaag is wat bij-
zonder, \'hoewel we iets dergelijks vaker
doen\', want aan het einde van de agenda
komen twee vertegenwoordigers van de
Algemene Inspectiedienst, AID, hun or-
ganisatie voorstellen en besprekingen
voeren ter verbetering van de onderlinge
samenwerking tussen AID en dierenart-
sen. Maar eerst de agenda.
Tijdens de maandelijkse vergaderingen
van het Dagelijks Bestuur van Groep
Practici Grote Huisdieren, Groep Groot,
passeert een groot aantal onderwerpen
de revue. Veel punten worden kort
samengevat en krachtig besproken.
Hoewel de agenda uitgebreid is, lijken
de items elk voldoende aan de orde te
komen. Voor zaken die speciale aan-
dacht behoeven belegt het bestuur spe-
ciale bijeenkomsten. De volle agenda
van de vaste vergaderingen staat geen
urenlange discussies toe.
De grote hoeveelheid gesprekspunten is
natuurlijk inherent aan werk en doelstel-
lingen van de Groep. Alle bestuursleden
doen verslag van hun eigen activiteiten,
wat veel specifieke items oplevert. En
veel ontwikkelingen en activiteiten heb-
ben lange looptijden, waardoor ze lang-
durig op de agenda van Groep Groot
blijven. Om alle activiteiten zo goed
mogelijk te verrichten hebben bestuurs-

-ocr page 260-

leden hun eigen taken en verantwoorde-
lijkheden, zoals deelname aan overleg-
organen en commissies.
Na de opening start het vergaderen met
punt 2. Mededelingen. Dit punt valt uit-
een in een tiental onderwerpen. Het be-
stuur bespreekt ondermeer de stand van
zaken betreffende de NMa (Neder-
landse Mededingingsautoriteit), die zes
a zeven specifieke casus betreffende de
veterinaire praktijkvoering in behande-
ling heeft.

Dan de instelling van het CED. Dit
Centrum is verantwoordelijk voor de
kwaliteit en continuïteit van het instituut
Erkende Dierenarts. Derhalve bepaalt
zij bijvoorbeeld het puntental dat wordt
toegekend aan cursussen, in het kader
van het onderhouden van de erkennin-
gen. De vergadering vraagt of in het sys-
teem bepaalde organisaties geaccredi-
teerd worden, zoals bijvoorbeeld de
stichting PAOD, of dat de CED elke bij-
eenkomst en cursus apart gaat wegen.
Via de werkgroep Verwaarlozing Vee
en de situatie rondom TBC-uitbraken
bij runderen (pas als 55 of meer bedrij-
ven per kalenderjaar met TBC besmet
zijn veriiest Nederland de TBC-vrije
status) komt het gesprek bij de ICT. De
wijze waarop de KNMvD het best haar
informatie- en communicatie-initiatie-
ven kan ontplooien geeft veel stof tot
discussie. Binnenkort bespreekt een
vergadering van Groepsvoorzitters en
deskundigen een voorstel van de
Werkgroep ICT, de zogeheten Decem-
bemotitie.

De voorzitters van de Groepen Groot,
Rund, Varken, Pluimvee, Paard en
Gezelschapsdieren voeren op regelma-
tige basis overleg, samen met de voor-
zitter van de KNMvD. Tijdens de meest
recente bijeenkomst bespraken ze on-
demieer de agenda voor een bezoek aan
mevrouw Faber, staatssecretaris van het
ministerie van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij (LNV). Aan bod ko-
men de richtlijn 97/12, regelgeving dier-
geneesmiddelen betreffende indicaties
minor/major species, lijst A-ziekten en
het terugtreden van de Gezond-
heidsdienst (GD). Heeft de GD straks
nog voldoende capaciteit in het geval
van calamiteiten?

Op 30 november 1999 had het bestuur
overieg met de Land- en Tuinbouw
Organisatie LTO. Tijdens dit gesprek
kwam aan de orde dat de minister van
LNV overieg voert met de NMa, be-
treffende een ontheffing voor de tarie-
ven rondom werkzaamheden in het ka-
der van de aanpak van lijst A-ziekten.
\'Het kan niet zo zijn dat LNV gaat on-
derhandelen met dierenartsen, op het
moment dat er een dierziektecrisis is\',
stelt de voorzitter. De verschillende
dierhouderij sectoren (rund, varken,
pluimvee) hebben fondsen gesticht,
waaruit calamiteitenbestrijding zal wor-
den betaald. LTO wil inspraak in de uit-
eindelijke besteding van deze gelden,
onder andere omdat haar leden het geld
bijeenbrengen. Ook BCKM kwam aan de
orde, evenals het instellen van een vete-
rinaire ombudsman. Veehouders weten
op dit moment niet waar ze hun klachten
over veterinaire zaken moeten neerleg-
gen.

Van het laatste punt van dit LTO-over-
leg,
de verscherpte leukocytenregeling
varkens, verschuift het gesprek naar
UDD-perikelen, zoals vaccineren door
varkenshouders. In december komt de
groep \'Dierenarts Varkenshouder 2000\'
bijeen. Dit overlegorgaan van varkens-
houders en dierenartsen buigt zich al een
aantal jaren over deze materie. Het lijkt
belangrijk om het initiatief in handen te
houden, want verandering in regelge-
ving is onafwendbaar!
Pas nu sluit het agendapunt Mede-
delingen. Vervolgens voert de voorzit-
ter de vergadering langs wederom een
hele rij van uiteenlopende zaken. De
vereniging van dierenartsassistenten
Vedias heeft zich aangesloten bij de
AbvaKabo. Deze grote vakbond is een
onderhandelingstraject gestart over ar-
beidsvoorwaarden.

Het bum out-syndroom komt binnen
onze beroepsgroep vaker voor dan we
denken. Hoe vroeger signalen worden
herkend, hoe sneller de getroffene - en
zijn of haar omgeving - van de proble-
men afgeholpen kan worden. De ar-
beidsongeschiktheidsverzekering Mo-
vir heeft een speciale hulpdienst voor
geestelijke klachten en problemen,
ICAS. Het bestuur meent dat de laag-
drempeligheid van ICAS beter onder de
aandacht van dierenartsen moet komen.
\'Zelfs mijn kinderen kunnen ICAS bel-
len\', onderstreept een bestuurslid.
Slachtoffers vertellen vaak dat ze het be-
treuren dat hun omgeving de signalen
niet eerder heeft opgepikt. Op verzoek
komen ICAS-medewerkers ook naar
praktijken toe.

Er komen binnenkort officiële uitreikin-
gen van de eerste diersoort-erkennin-
gen. Als je de basiscursus hebt afgeslo-
ten, heb je daarvoor een certificaat
ontvangen, maar je bent nog niet erkend.
De bijeenkomst biedt ook de mogelijk-
heid om publiciteit te geven aan de er-
kenningsproj ecten.

Het laatste vergaderpunt van dit verslag.

maar niet van de vergadering, vormen
de Groep Groot Dagen. De onlangs ge-
houden Groep Groot Dagen mogen als
geslaagd worden beschouwd, gezien de
reacties en de uitkomsten van de enquê-
tes. Het bestuur zet de organisatie en een
tijdschema neer, voor het volgend jaar.
Tevens besluit het om de locatie.
Papendal in Arnhem, alvast te boeken
voor 2001. Het bestuur van Groep Groot
kijkt ver vooruit.

In gesprek met de AID

De Algemene Inspectiedienst, AID, van
het ministerie van LNV heeft twee
teamleiders afgevaardigd, met twee
doelen. Doel nummer één bestaat uit het
geven van uitleg over de werkwijzen en
de prioriteiten van de AID. Het tweede
doel dat deze gasten zich hebben gesteld
omvat het opstarten van een proces ter
verbetering van de communicatie en sa-
menwerking met praktiserende dieren-
artsen.

Aanleiding tot deze samenkomst vormt
een enquête die de AID heeft gehouden,
naar de naleving van het Ingrepenbesluit
in de praktijk. Het bestuur van Groep
Practici Grote Huisdieren is erg be-
nieuwd naar de achtergrond van dit on-
derzoek en naar de uitkomsten ervan.
Meer dan een eerste conclusie is van-
middag nog niet beschikbaar. Deze con-
clusie levert voldoende gespreksstof Ze
luidt namelijk dat de communicatie tus-
sen AID en dierenartsen moet verbete-
ren.

De AID kent een vlakke organisatie-
structuur, waarbinnen de afstand tussen
de topmensen en de mensen in het veld
slechts klein is. Een buitenstaander kan
snel de juiste mensen bereiken, als hij of
zij de weg tenminste weet. De medewer-
kers werken binnen kaders die gevormd
worden door tijd, menskracht en een
vastgesteld budget. Het aantal mede-
werkers is nog steeds groeiende.
\'De AID wordt handhavingsmakelaar\',
stelt een van de gastsprekers. Ze wil dui-
delijker preventief werken en meer sa-
menwerken met de actoren in de sector.
Beide doelstellingen kunnen volgens
deze spreker worden bereikt door betere
communicatie. \'Vroeger stonden we
stiekem achter een boom te kijken\', licht
zijn collega plastisch toe, \'terwijl we nu
open in gesprek gaan. We kondigen bij-
voorbeeld onze inspecties op varkens-
bedrijven enkele dagen tevoren aan. De
veehouder maakt nu tijd vrij voor ons.
En hij kan eventueel zijn administra-
tieve zaken op orde brengen, waarmee
in feite al een van onze doelen is be-
reikt.\'

-ocr page 261-

De voorzitter constateert de grote
waarde van een goede communicatie
tussen dierenartsen en AID. Niet alleen
doen zich in de praktijk veel situaties
voor waarin beide \'over en weer iets aan
elkaar kunnen hebben\', maar ook in het
licht van de functies die de practicus
hoopt te krijgen in het komende
\'Veterinair Netwerk van Toezicht\'
\'We streven naar uitwisselingsprotocol-
len, waarmee de informatieleverende
partij een duidelijk raamwerk heeft over
hoe bepaalde informatie en vragen aan
te leveren. De AID heeft vervolgens ook
de plicht om daar op te reageren.\'
Verschillende landbouwsectoren wer-
ken reeds op deze vmchtbare wijze sa-
men met AID. \'Het zal wel een paar jaar
duren\', besluit het tweetal, \'maar dan is
er ongetwijfeld een goede samenwer-
king.\'

U kunt bij de auteur een lijst met verdui-
delijking van alle in dit artikel gebruikte
afkortingen opvragen.

Jan Hulsen

Duidelijk is wel geworden dat het niet
eenvoudig is om voor ICT-activiteiten
voldoende draagkracht te krijgen. Daar
is dan ook intensieve communicatie
voor nodig. De ontwikkelingen gaan
heel snel. Enkelen maken daar al in een
vroeg stadium gebmik van. Zelfs al ha-
len ze zich daarmee extra veel proble-
men op de hals, niet zelden bereiken zij
voor een belangrijk deel toch wat hen
voor ogen stond. Velen volgen deze
ontwikkelingen minder nauwkeurig en
bedachtzaam. Uiteindelijk willen ze
van gebleken voordelen wel meegenie-
ten. Weer anderen staan zelfs nog gro-
tendeels langs de zijlijn.

De KNMvD wil de ICT graag onder-
steunen, stimuleren en begeleiden. Dat
kan alleen voor zaken die we allemaal
willen. Dus moeten we weten wat we
willen, hoe snel we dat willen, wat
daarvan de consequenties zijn en of die
acceptabel zijn. Daarbij is zeker niet
iedere ontwikkeling voor iedere prak-
tijk even belangrijk.

ICT, Informatisering en Communicatie Technologie, plechtige woorden voor
computers, software. Internet, e-mail, elektronische gegevensuitwisseling en
andere begrippen die veel dierenartsen de laatste jaren beroerden; vaak posi-
tief, ook wel negatief. Wat moet je ermee? Is het allemaal wel nodig?
Inmiddels zijn er niet veel dierenartsen meer die zich dit laatste nog afvragen,
of althans die zich dit nog hardop durven af te vragen.

Juist voor dit alles is het ICT-platform
in het leven geroepen. Het bestaat uit
dierenartsen afkomstig uit diverse
Groepen, die met beide benen in de
praktijk of het bedrijfsleven staan. In
direct contact met het bestuur van hun
Groep, en via die Groep met de bijbe-
horende achterban, moeten zij de
schakel vormen tussen die achterban
en de uitvoerders van de informatise-
ring. Een schakel die in het verleden
nogal eens werd gemist. Het platform
beseft dat vooral de komende tijd de
kans van slagen van menig project
moet worden vergroot door er met in-
zet en enthousiasme voldoende draag-
vlak voor te creëren. Want uiteindelijk
blijven de Groepen zelf beslissen
welke projecten uitgevoerd moeten
worden en met welke prioriteit.

Daarnaast dient het platform de voort-
gang van projecten in de gaten te hou-
den en daarover met de besturen en de
achterban te communiceren. Daarbij
kan de kennis die bij projecten wordt
opgedaan via het platform weer door
andere groepen worden gebruikt.

Het ICT-platform

Tenslotte kan het platform ook zelf
met ideeën komen voor ICT-activi-
teiten. Er zijn bijvoorbeeld reeds
brainstormsessies geweest met als
onderwerp welke ICT-activiteiten
voor de KNMvD van belang zouden
kunnen zijn. Ook de notities van Jan
Klingen, interim-manager van de
ICT-organisatie, zijn mede opgehan-
gen aan voorstellen vanuit het plat-
form. Een van de laatste ontwikkelin-
gen is de manifestatie ICT voor
dierenartsen, het project tweeduizend
dierenartsen, waarover elders reeds
meer informatie is verstrekt. Op die
ICT-dag zal het platform uiteraard
aanwezig en aanspreekbaar zijn.

Transparantie is het sleutelwoord
voor het bestaansrecht van de ICT-or-
ganisatie en het ICT-platform. Iedere
geïnteresseerde moet kunnen weten
wat er op ICT-gebied gaande is en
moet daarover kunnen meedenken.
Een intensieve discussie op Intranet,
de website van de KNMvD, kan daar-
bij een belangrijke ondersteunende
rol gaan spelen. Op die manier hopen
de ICT-organisatie en het ICT-plat-
form bij te dragen aan een optimale
benutting van de vele mogelijkheden
die ICT biedt, in het belang van de
praktijk van alledag.

Personalia ^

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben dc volgende collegae zich aan-
gemeld:

Antonis, A.F.G.; 1999; 3582 SB Utrecht;

Pelikaanstraat 12.

Bijster, Mevr. S.; 1999; 3511 TW Utrecht;
Jeremiestraat 20.

Broeze-ten Voorde, Mevr. G.B.M.; 1986; 7101
JS Winterswijk; Kottenseweg 79B.
Heidens, Mevr. E.M.; 1999; 3522 SR Utrecht;
Eemstraat 40.

Van den Hoeven, Mevr. M.D.J.; 1999; 3521 GM

Utrecht; Balijelaan 53 bis.

De Kriek, Mevr. P.M.A.; 2000; 3992 PL

Houten; Schapenhoeve 11.

Kumps, Mevr. M.S.S.; Gent-1999; 5059 AN

Heukelom; Laag Heukelomseweg 11.
Oosterga-Land, Mevr. J.A.; 1999; 3941 BP
Doom; Oude Rijksstraatweg 43.
Simonse, A.M.; Gent-1999; 4716 NW Bergen
op Zoom; Tolseinde 7.

Vermeulen, Mevr. D.Y.; 2000; 3583 CA
Utrecht; J. van Ruisdaelstraat 27.
Van Vugt, Mevr. J.F.; 1999; 3514 GB Utrecht;
Willem van Noortstraat 57.

Overleden:

Op 19 februari 2000 Drs. W.H. Smits te Soest.

-ocr page 262-

jubilea:

15 maart, H.A.K. van Baren, Willemstad (Ned.
Antillen), aanwezig, 25 jaar

17 maart Dr. G. van Steenis te Eembrugge, afwe-
zig, 40 jaar

18 maart G. Jagtenberg te Lunteren, onbekend,
30jaar

18 maart ProfDr. K.A. Schat te New York
(U.S.A.); afwezig, 30 jaar

19 maart C.J. Knops te Sittard, afwezig, 40 jaar

23 maart P.J.M. Derks te Breukelen, afwezig, 40
jaar

24 maart J.H. Klinkers te Meppel, afwezig, 25
jaar

24 maart G. Roest te Leiderdorp, afwezig, 25 jaar
24 maart J.H. Rootert te Alphen a/d Rijn, onbe-

Congressen & Symposia

Maart

15 Nascholingsdagen voor Dierenarts-
assistenten V te Dordrecht, Mercure/
Postiljon Hotel. Meer informatie: Virbac
Nederland, tel.: 0342-427127.

15—16 Natural and synthetic organic com-
pounds in the environment.
Phytoestrogens,
PAHs and Veterinary Drugs.
Noord-
wijkerhout. Registratie: Dr. F. Ariese, Vrije
Universiteit, FEW/ACAS, De Boelelaan
1083, 1081 HV Amsterdam, tel.: 020-
4447524, fax: 020-4447543, e-mail:
ariese((ychem.vu.nl

17 Symposium \'De dagelijkse praktijk van
microbiologische typering\'. Inschrijving
bij Alex van Belkum, Erasmus Medisch
Centrum Rotterdam EMCR, Afdeling
Medische Microbiologie & Infectie-
ziekten, Molewaterplein 46, 3015 GD
Rotterdam, tel.: 010-4635813 (mobiel 06-
51094636), fax: 010-4633875, e-mail:
vanbelkum(gbacl.azr.nl

29 lAMS Seminar Praktijkmanagement door
drs. Philippe Moreau, Mercure Hotel in
Nieuwegein. Infomiatie en aanmeldingen:
Holland Diervoeders, Barbara Smid, tel.:
030-2479665, fax: 030-2479696.

30 lAMS Seminar Praktijkmanagement door
drs. Philippe Moreau, Mercure Hotel in
Drachten. Informatie en aanmeldingen:
Holland Diervoeders, Barbara Smid, tel.:
030-2479665, fax: 030-2479696.

29—31 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Universiteit van Edinburgh, Schotland.
Nadere infomiatie: www.vie.gla.ac.uk/
svepm/ en via e-mailadres e.g.m.van.
klink.@ikcln.agro.nl

April

5 European Society of Feline Medicine Study
Day BSAVA Congress, Birmingham.
Contact FAB/ESFM, Taeselbury, High
Street, Tisbury, Wilthire SP3 6LD, England.
Tel.: 44 1747 871872, fax: 44 1747
871873, e-mail: esfTn.fab(§ukonline.co.uk

8 Symposium over \'pain management met

kend, 25 jaar

24 maart J.M. Verbocht te Nispen, afwezig, 25
jaar

24 maart K.M. Rienks te Dussen, afwezig, 25
jaar

24 maart R.F.J. van Ewijk te West-Knollendam,
afwezig, 25 jaar

24 maart C.J. Hartveld te Meddo, Winterswijk,
aanwezig, 25 jaar

24 maart G.J.B.J. Weikamp te Dodewaard, afwe-
zig, 25 jaar

24 maart J.F.J. van den Broek te Rhoon, afwezig,

25 jaar

24 maart H.A.M. van Eist te Bennekom, afwezig,

25 jaar

24 maart G.J. van Essen te Julianadorp, aanwe-

behulp van acupunctuur\' door Cheryll
Schwartz te Maiden. Opgave: Aleid
Verhoeff, tel.: 0314-625385, e-mail:
aleid(gtrefnl

11—14 Workshop \'Fish Vaccination III\' te
Wageningen. Informatie bij dr. ir. G.F.
Wiegertjes, Celbiologie & Immunologie,
Wageningen Institute of Animal Sciences
(WIAS), Postbus 338, 6700 AH Wa-
geningen, e-mail: fish.vaccination(§celb.
edc.wau.nl

25 European Society of Feline Medicine
Satellite Meeting WSAVA-FECAVA
World Congress, Amsterdam. Contact
FAB/ESFM, Taeselbury, High Street,
Tisbury, Wilthire SP3 6LD, England. Tel.:
44 1747 871872, fax: 44 1747 871873,
e-mail: esfm.fab(gukonline.co.uk

26—29 WSAVA/FECAVA/VOORJAARS-
DAGEN Wereldcongres, Amsterdam
RAl. Secretariaat Voorjaarsdagen, Post-
bus 14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030
- 2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd(ï5pobox.accu.uu.nl

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2000

Maart

21 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van
het Varken. Locatie: Jaarbeurscentrum
Utrecht. Hele dag.

22 Klinische avond voor dierenartsen te
Bunnik, aanvang 19.30 uur. Kosten: ƒ50,-.
Opgave bij: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

25 Werkvergadering commissie Gezelschaps-
dieren van de Afdelingen Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg. Onderwerp:
Bijtwonden en Zoönosen, Golden Tulip
Hotel te Weert, 10.00-17.00 uur. Opgave
bij N. Maass, tel: 046-4744786 of W.
Oosse, tel.: 0475-593928.

30 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

.\\pril

I Open dag voor dierenartsen Martin Gaus
Gedragscentrum Lelystad, tel.: 0320-
229500.

3 AUV-vergadering regio Oost, De
Cantharel te Ugchelen, aanvang 20.30 uur.

5 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard, aanvang: 20.00 uur te

zig, 25 jaar

24 maart G. Godschalk te Weesp, aanwezig, 25
jaar

24 maart A.R.J. van Ingen te Keijenborg, aanwe-
zig, 25 jaar

24 maart Dr. E.A. ter Laak te Almere, afwezig,

25 jaar

25 maart T.R.F. Ottenschot te Utrecht, afwezig,
30 jaar

25 maart Mevr. E.G.M. Verkleij te Waalwijk, af-
wezig, 25 jaar

26 maart H.J. Zech te Ermelo, afwezig, 30 jaar

Wegens voorbereidingen aan het Jaarboek
2000 zijn in deze aflevering geen mutaties op-
genomen.

Papendal, Arnhem. Informatie bij mevr. J.
van Velthuizen, tel.: 030-2510111.

6 AUV-vergadering regio Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang 20.30 uur.

12 Voorjaarsvergadering Veterinair Historisch
Genootschap in het Museum voor Veeteelt
en KI te Beers.

17 AUV-vergadering regio Zuid, Gezondheids-
dienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.

19 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem, Meemdijk 59, De
Meem.

20 AUV-vergadering regio West, Hotel Inntel
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.

20 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

26 Jaarreünie 1938, Hotel Dennenhoeve te
Nunspeet, vanaf 11.00 uur.

Cursussen

2000

Maart

17 PUOD (België)-cursus 32: Praktische oe-
feningen in de echocardiografie.

21—23 PAO-D cursus 00/501: Dc Erkende Paar-
dendierenarts.

22 PAO-D cursus 00/121: Cardiotherapeutica
GD.

23 PAO-D cursus 00/224: B.O. Klinische
Mastitis.

23 AUV/PAO-D cursus 00/903: Financieel
Praktijkmanagement.

25 PAO-D cursus 00/107: Echocardiografie
GD.

28 PAO-D cursus 00/307: Bloeduitslagen
Varken, wat kun je emiee?

28 PAO-D cursus 00/907: Internet en
Computergebruik
I.

29 PAO-D cursus 00/122: Cardiotherapeutica
GD.

29,5 en 13 april PAO-D cursus 00/217: Voeding
Rund Module I.

30 PAO-D cursus 00/104: De Oudere Hond.

30—31 PHLO-cursus: Rundveevoeding. Op-
gave: Bureau PHLO, Postbus 8130, 6700
EW Wageningen, tel.: 0317484093/
484092, fax: 0317-426547, e-mail:
geralda.fonteijn@secr.phlo.wag-ur.nl

30 6 apr. PUOD (België)-cursus 25: Erfelijke
afwijkingen bij de hond. 1. De rol van de
genetica in de kleine huisdierenpraktijk. 2.
De rol van voeding als milieufactor in erfe-
lijke afwijkingen.

-ocr page 263-

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzeiceringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

H

Dierenartsenpraktijk Tubbergen

zoekt enthousiaste
collega (m/v)

Met differentiatie landbouwhuisdieren, ter ondersteuning van onze
praktijk, voornamelijk bestaande uit rundvee, varkens en eerstelijns
kleine huisdieren. Gedacht wordt aan een collega met enige tijd er-
varing, die het als uitdaging ziet samen met ons een praktijk te run-
nen. Ook dierenartsen-echtparen worden uitdrukkelijk verzocht te
reflecteren. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de mo-
gelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met uw c.v. gaarne binnen 14 dagen sturen
naar: Dierenartsenpraktijk Tubbergen, Oldenzaalseweg 21, 7651 KA
Tubbergen.

f

dierenartsenpraktjjk

"oost-drenthe"

Dierenartsenpraktijk Oost-Drenthe is een moderne praktijk met een
goed geoutilleerde kliniek waar 13 dierenartsen werkzaam zijn in
hun diersoort-specifieke werkterrein.

In verband met uitbreiding van de kliniek-werkzaamheden op het
gebied van de geneeskunde van het paard, zoeken wij een ervaren

paardendierenarts m/v

Minimaal twee jaar ervaring. Chirurgische achtergrond strekt tot
aanbeveling. Geboden wordt een functie als kliniekdierenarts met
uitstekende avond- en weekenddienstregeling.
Schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen, voorzien van curriculum
vitae, richten aan: Dierenartsenpraktijk Oost-Drenthe, Hoofdweg
26a, 7871 TV Klijndijk, t.a.v. G.J. Bouwhuis/A.R. van Ittersum.

DIERENARTSENPRAKTIJK
TUBBERGEN

Dierenartsenpraktijk Gouda is een gemengde praktijk. Wij zoeken op korte termijn een enthousiaste en geïnteresseerde

derde dierenarts (m/v)

met goede contactuele eigenschappen en duidelijke interesse in de eerstelijns kleine huisdieren- en paardenpraktijk.
Het betreft een fulltime baan met mogelijkheid tot associatie.

Gaarne uw sollicitaties binnen 14 dagen richten aan: Dierenartsenpraktijk Gouda, Kattensingel 17, 2801 CA Gouda.

30, 5 en 11 april PAO-D cursus 00/502: Erkende
Paardendierenarts.

April

4, 5, 13 PAO-D cursus 00/218: Voeding Rund
Module
II.

5 PAO-D cursus 00/123: Eenvoudige Ortho-
pedie GD.

6 PAO-D cursus 00/108: Laboratorium Diag-
nostiek GD.

7 PAO-D cursus 00/109: Laboratorium Diag-
nostiek GD.

11 PAO-D cursus 00/308: Bloeduitslagen
Varken, wat kun je ermee?

12 PAO-D cursus 00/221: Parasitologisch
Laboratorium Ond. Rund.

13 AUV/PAO-D cursus 00/905: Bouwstenen
(6-C\'s).

15 PAO-D cursus 00/114: Postduiven Genees-
kunde.

20 PAO-D cursus 00/115: Postduiven Genees-
kunde.

20 AUV/PAO-D 00/904: Financieel Praktijk-
management.

Mei

8-10, 25-26 PAO-D cursus 00/303: Basiscursus
Erkende Varkensdierenarts. Aanmeldings-
formulierenbij PAO-D, tel.: 030-2517374.

9, 10 en 18 PAO-D cursus 00/219: Voeding Rund

Module II.

10, 17 en 24 PAO-D cursus 00/304: Actuele

Voeding Varken.

17 PAO-D cursus 00/223: Praktische
Economie 1 Rund.

18, 19 PAO-D cursus 00/306: Adaptatie-
vermogen Maagdarm Varken.

19 PAO-D cursus 00/214: Echografie
Voortplanting Herkauwers.

19—20 Tweedaagse cursus \'Wervelkolom
paard: Onderzoek en behandeling\' door
Kevin K. Haussier, Veterinair Paarden-
centmm Kootwijkerbroek. Informatie, tel.:
0342-414881 of mevr. A. Vaessen-Degen,
op dinsdag en vrijdag, tel.: 0342-414881.

23 PAO-D cursus 00/103: Spalken en
Verbanden GD.

24 PAO-D cursus 00/113: Klinische Les GD.

-ocr page 264-

Gevraagd per 1 april 2000:

dierenarts gezelschapsdieren (v/m)

Voor 10-20 uur.

Liefst woonachtig In de omgeving van Amsterdam en bij voorkeur nnet ervaring.

Schriftelijke reacties gaarne binnen 14 dagen aan: mevrouw E.F. Christenhuis, Oudorperstraat 18,1023 SW Amsterdam.

Dierenartsenpraktijk Schouwen-Duiveland is een gemengde praktijk met een grote gezelschapsdierensector. We werken met
vijf dierenartsen en zoeken wegens emigratie van een collega een

ervaren dierenarts gezelschapsdieren (m/v)

We besteden 70 procent van onze werkzaamheden aan de gezelschapsdieren. Omdat we de Ingezette lijn van kwaliteitsverbete-
ring willen voortzetten, zijn we op zoek naar een ervaren dierenarts die hieraan een toegevoegde waarde kan geven. De aanstel-
ling is in principe een fulltime baan inclusief diensten. Het salaris is conform de normen van de KNMvD.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan: Dierenartsenpraktijk
Schouwen-Duiveland, t.a.v. dhr. F.C.M. Schipper, Grevelingenstraat 17,4301 XZZierikzee.

In onze kliniek voor gezelschapsdieren komt plaats vrij voor een vierde

dierenarts m/v, parttime (3/5 weektaak)

Ervaring, goede contactuele eigenschappen en een positieve instelling worden op prijs gesteld.

Sollicitaties kunt u richten binnen 14 dagen na verschijning in dit blad aan: Dierenkliniek Vrieze bv, t.a.v. drs. J.D. Vrieze,
Berkelstraat 61,1316 SL Almere.

m

Dierenartsenpraktijk Heerde Epe

bamenwerkende dierenartben

Dierenartsenpraktijk Heerde Epe is een gemengde
zesmanspraktijk op de Noordoost Veluwe met twee mo-
derne klinieken waarin, in toenemende mate, diersoortge-
richt gewerkt wordt.

In verband met het vertrek van één van onze collega\'s zoe-
ken wij per 1 juli a.s. een:

dierenarts
(m/v)

Dierenkliniek

\'t Ossehoofd

Dierenkliniek \'t Ossehoofd is een zich uitbreidende, goed
geoutilleerde kliniek voor gezelschapsdieren in Heerhugo-
waard. Er wordt continu gewerkt aan kwaliteitsverbetering
en organisatie. Binnen het team dat bestaat uit twee dieren-
artsen, zes assistenten en één kwaliteitsfunctionaris, is
plaats voor een

ambitieuze
dierenarts m/v

Wij vragen:

* differentiatie groot

* enige ervaring

* teamgeest

* enthousiasme

* goede contactuele eigen-
schappen

* deelname in dienstregeling

U kunt uw sollicitatie binnen 14 dagen sturen naar:
Dierenartsenpraktijk Heerde Epe, Quickbornlaan 4, 8162 ES
Epe, ter attentie van G.J. Suurd.

Wij bieden:

* prettige werksfeer

* fulltime of parttime baan

* salariëring volgens
KNMvD-normen

* bij gebleken geschiktheid:
goede toekomstmogelijk-
heden

Van de kandidaat verwachten wij:

• een flexibele en teamgerichte werkhouding

• ambitie op diergeneeskundig terrein

• goede communicatieve eigenschappen als basisvaardig-
heid

Gedurende de zomermaanden zal er sprake zijn van een
kortlopend contract, ingeval van wederzijdse interesse
wordt het contract gecontinueerd. Een dagdeel meelopen
in de kliniek kan onderdeel uitmaken van de sollicitatiepro-
cedure.

Voor inlichtingen en/of schriftelijke sollicitatie binnen 14 da-
gen na het verschijnen van dit tijdschrift:
Sollicitatiecommissie Dierenkliniek\'t Ossehoofd, mevrouw
G.A. Laan, Berckheidelaan 8,1701 VG Heerhugowaard, tele-
foon: 072 - 5744959.

-ocr page 265-

De Kliniek voor Gezelschapsdieren Rotterdam
is een eerste- en tweedelijns praktijk voor ge-
zelschapsdieren en bestaat uit een team van
acht dierenartsen en 16 assistentes. Er wordt
gewerkt in een gloednieuw ■dierenziekenhuis\'
voorzien van alle faciliteiten om het vak in al
zijn facetten op een prettige manier te kunnen
uitoefenen.

Ter vervanging van een naar Engeland vertrek-
kende collega zoeken wij
per 1 mei 2000:

een enthousiaste
dierenarts (m/v) (75-100%)

Gevraagd wordt:

• differentiatie gezelschapsdieren als afstudeerrichting

• bij voorkeur relevante ervaring in de gezelschapsdierensector

• goede collegiale en communicatieve eigenschappen

• ambities in het vak en interesse voor deelspecialisatie

• een klant- en diervriendelijke benadering en hoge service-
bereidheid

• intentie in de toekomst te willen blijven in de regio Rotterdam
Geboden wordt:

• drukke en boeiende werkkring met een enthousiast team in
een moderne praktijk

• moderne curatieve en diagnostische mogelijkheden

• goede ontplooiingsmogelijkheden \\ verdieping in deelspeciali-
saties

• eigen dienstenregeling met acht dierenartsen

• goede PAO-mogelijkheden

• goede toekomstmogelijkheden

• salariëring tenminste volgens KNMvD-normen en afhankelijk
van ervaring en inbreng

Ben jij die ambitieuze collega die ervoor gaat om in ons team te
participeren, dan gaarne je sollicitatie binnen 14 dagen richten
aan: Dierenziekenhuis Rotterdam, Pascalweg 4, 3076 JP
Rotterdam ter attentie van P.J. van der Heijden.

Gezeischapsdieren
Rotterdam

Dierenartsenpraktijk Zuidhorn

Dierenartsenpraktijk Zuidhorn, een gemengde praktijk in
het Westerkwartier, zoekt op korte termijn een

Jonge, enthousiaste
dierenarts (m/v)

Ter aanvulling van ons team van vijf dierenartsen en drie
dierenarts-assistenten zoeken wij een collega:

• met een tactvolle, klantgerichte en collegiale houding

• die kwaliteit hoog in het vaandel heeft

• met interesse in de pluimveegezondheidszorg

• met aantoonbare interesse en bij voorkeur ervaring in de
paardengeneeskunde en -houderlj

• voor hoofdzakelijk herkauwers, pluimvee en paarden

• die afgestudeerd is in de richting landbouwhuisdieren

• die breed inzetbaar wil zijn

Wij bieden:

• een prettige, collegiale werksfeer

• een prachtig stukje platteland, op tien minuten afstand
(trein) van de cultuur- en studentenstad Groningen

• een (bijna) volledig dienstverband Inclusief diensten

• arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-normen

• bij gebleken geschiktheid een vaste aanstelling

Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de heer F.R. van der
Kolk, telefoon: 0594 - 505176 (privé) of 0594 - 502005 (prak-
tijk). Schriftelijke sollicitaties met c.v. binnen drie weken te
richten aan: Dierenartsenpraktijk Zuidhorn, Parklaan 2a,
9801 BJ Zuidhorn.

rfi

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.mediscb specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers®atriserv.nl

-ocr page 266-

Drontal Kat. Om worminfecties
doeltreffend te bestriiden.

pro

2 tabletten

Met Drontal Kat bevrijdt u katten efficiënt en snel van alle wormen. Daarvoor heeft
Bayer Drontal Kat ontwikkeld met twee belangrijke voordelen :

1. Specifieke wormziekten hoeven niet langer met verschillende middelen te worden
bestreden. Eén middel is voldoende tegen
alle soorten wormen.

2. Geen dagenlange behandeling meer. Eén behandeling met Drontal Kat is voldoende.

Bayer

Drontal® Kat. Eén middel
tegen alle wormen.
 mb^^^hmh

Drontal tabletten voor katten Bayer B.V., Division VT, Mijdrecht. Index naam: Drontal tabletten voor katten praziquantel. Famiaceutische vorm: Tablet. Samenstelling; Per tablet 20 mg praziquantel en 230 mg
pyrantelp^oaat. Eigenschappen: Praziquantel is een systemisch werkend middel dat alle in de darni voorttomende ontwikkelingsstadia van lintwormen reeds na eenmalige toediening doodt. De resorptie van prazi-

iital

niiantal hnt W.»» U^^^IL.« ------f\\ ..... U-> l.l__.J n>_ _-______.J. ____- .....■■

oraal voor

. . ,, „ gegevens opgeleverd, die op ongewenste effecten wijzen,

\'lostoma caninum en braaliense, Toxocaracanis en leonina en Uncinaria stenocephala. In een dubbele dosering is het ook werkzaam
ihandeling van rondwonmen. F^rantelpamoaat is een zeer veilig middel en vertoont geen toxische bijwerkingen. Doeldieren: Kat.

tegen lintwomien. Pyrantelpamoaat en febantel vertonen synergisme bi] de _ ,, ^ ^ .......

Indicaties: Spoelwqnnen: Toxacara cati, Toxascaris leonina: lintwormen: DipylkJium caninüm, Taenia spp., Echinococcüs multilocularis; ha^onnen: Ancylostoma tubaeforme. Toediening/dosering: Oraal, direct in

i: 0.5 tablet: kat van 2 tot 4 kg: 1 tablet; kat van 4 tot 8 kg: 2
) weken, daama elke 2 tot 3 maanden herhalen \'\'
1 bekend. Bijwerkingen: Geen bekend. Waarschuw

d. zodat ^le lintwomien, die

quantel vindt plaats in het voorste deel van de dunne darm en bereikt na ongeveer 2 uur zijn piekconcentratie in het bk>ed. Oe darmepitheelcellen nemen de werkzame stof op uit het
met hun monddelen aan het danmepittieel vastgehecht zitten, gedood worden. De cestodicide werking van praziquantel wordt veroorzaakt door: 1. negatieve beïnvloeding van de functie van het zuigorgaan van de
lintwomi. 2. negatieve beïnvloeding van de kooihydraatstofwisseling van de lintwom. 3. permeabilfteitsverandering van de ciitk:ula van de lintwonn. Praziquantel is zeer goed verdraagbaar. Een LD^ ors
hond en kat heeft men niet kunnen vaststellen. Omvangrijke onderzoekingen naar foetotoxwiteit, teratogeniteit, mutageniteit en sensibilisatie hebben
Pyrantelpanx)aat is een breedspectrum anthelminthteum werkzaam tegen • •

de bek of verstopt in het voedsel. Dieetmaatregelen zijn niet nodig. 5 mg praziquantel, 57.5 mg pyrantelpamoaat per kg l.g., eenmalig. Dosering: kat tot 2 k,_______________________ ____________________ _

tabletten. BehandelinQsschema: Kittens: de eerste wormbehandeling op een leeftijd van 8 dagen geven, de volgende womibehandeling op een leeftijd van 6 weken, daama elke 2 tot 3 maanden herhalen. Volwassen
kat: 3 tot 4 maal per jaar. Bij vastgesteWe wonnbesmetting de behandeling na 2 tot 3 weken herhalen. Wachttijdadvies: n.v.t. Contra-indteaties: Ge^n bekend. Bijwerkingen: Geen bekend. Waarschuwingen: Niet
combineren met piperazine. Bewaarcondities/houdbaarheid: Droog, donker, bij kamertemperatuur. Houdbaarheid: 3 jaar. Verpakking: Doos met 1 strip
k 2 tabletten. Registratienummer/kanalisatiestatus: REG NL

5691 VRIJ - Groep: 10.02.02.

-ocr page 267-

Intervet heeft een nieuw vaccin ontwikkeld tegen BVD, het eerste BVD-
vaccin dat foetale protectie biedt. Dit vaccin is vanaf heden beschik-
baar. Voor meer informatie en een brochure kunt u contact opnemen
met Intervet Nederland, telefoon: 0485-58 76 54.

(Jnterv^

Bovilis® BVD

Bovilis BVD is een geïnactiveerd vaccin voor de actieve immunisatie van runderen vanaf 8 maanden
leeftijd ter bescherming van de foetus tegen transplacentaire infectie met het bovine virusdiarree virus.
Wachttijdadvies: O dagen. Het vaccin niet toedienen aan zieke en verzwakte dieren. Een lichte zwelling
kan gedurende de eerste 14 dagen op de injectieplaats worden waargenomen. Een voorbijgaande milde
lichaamstemperatuurverhoging kan optreden, REC NL 9587 UDD.

Intervet Nederiand bv Postbus 50, 5830 AB Boxmeer, Tel. 0485-58 76 54

-ocr page 268-

Eerste keus bij chronische bewegingsstoornissen.

eenvoudig toe te dienen

Metacam

®

f
V

veilig bij langdurig gebruik

Bij de behandeling van
spier- en gewrichtsaan-
doeningen, heeft Metacam zich inmiddels
bewezen als uitstekende pijnstiller. Bij acute en
bij chronische aandoeningen aan het bewegings-
apparaat, is Metacam voor steeds meer dieren-
artsen de eerste keus.

De meerwaarde van Metacam.

• Effectieve ontstekingsremmende en
pijnstillende werking.

• Veilig en geregistreerd voor langdurig gebruik.

• Eenvoudig en nauwkeurig te doseren dankzij
de vloeibare vorm en de doseerspuit met
kg-aanduiding.

• Slechts 1X daags toedienen,
gewoon over het voer.

• Wordt makkelijk opgenomen
dankzij de \'goede smaak\'.

Metacam brengt weer
beweging in spieren en
gewrichten en kan een hondenle-
ven heel wat humaner maken. Als u
daar meer van wilt weten, zijn we u
graag van dienst met uitge-
breide documentatie
(Metacam-publica-
ties, SPID-lijst).

j

Voor uw cliënten heeft Boehringer Ingelheim een
informatieve brochure ontwikkeld. Hierin worden
de meest voorkomende aandoeningen, waarbij
Metacam kan worden ingezet, begrijpelijk gemaakt.

Aan de hand van röntgenfoto\'s en anatomische
tekeningen (zie bovenstaande voorbeelden)
worden aandoeningen als heupdysplasie,
Osteochondrose, arthritis,
etc. duidelijk in beeld
gebracht. Ook deze bro-
chure is op aanvraag
verkrijgbaar.

Q

Boehringer
Ingelheim

Metacam

Bewegingsvrijheid in druppeivorm.

-ocr page 269-

issn 0040-7453

aflevering

7

Tijdschri
DiergeneeskukI

Wetenschap

BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie

Actua

Mogelijke aanpak verbetering huidige
vleeskeuring

Nertsenhouderij ter discussie

Accidentele intoxicaties door commerciële
katten- en hondenvoeders

WS AVA/FEC AVA/Voorj aarsdagen
Wereldcongres 2000

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Studiereis Israël/Jordanië
Voorzichtig met aanvullen bedrijfs-wa

-ocr page 270-

zonder uw hulp is het nationale
specific blaasgruisonderzoek niet
compleet.

Met de blaassteenanalyse-service analyseert
Specific jaarlijlcs ongeveer 600 blaasstenen, ter
ondersteuning van de diagnostiek van dieren-
artsen. Tegelijkertijd levert dit echter een schat
aan informatie op. Deze informatie hebben wij
gebruikt om als eerste en enige een beeld te vor-
men van de blaasgruisproblematiek bij Neder-
landse katten en honden. De nieuwste onder-
zoeksresultaten hiervan willen wij u in de loop
van dit iaar presenteren.

Om een representatief beeld van de Neder-
landse blaasgruisproblematiek te kunnen geven,
kunnen wij echter niet zonder uw hulp. Wij
willen u vragen om gedurende zes weken een
vragenlijst in te vullen over elke blaasgruis-
patiënt die u behandelt. Hiermee maakt de hele
praktijk dan meteen kans op een geheel ver-
zorgde studiereis naar Denemarken, met o.a.
een bezoek aan het Leo Researchcentrum. Al zit
de grootste beloning natuurlijk in het feit dat
uw deelname ertoe bijdraagt om blaasgruis in
de toekomst nog beter te diagnosticeren, behan-
delen en voorkomen. Reden temeer om snel te
bellen met Leo Pharma (0294 - 462 900) en de
vragenlijsten of een bezoek van uw rayon-
manager aan te vragen.

U draagt toch ook uw steentje bij
aan het grootste blaasgruisonderzoek

van Nederland?

EXCLUSIEF VERKRIJGBAAR
BIJ DE DIERENARTS

*fPGCIFK*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

\'O \'Mm

-ocr page 271-

(Jit de Hoofdredactie

Uit en voor de praktijk

BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie; L.R.M. Verberne

217

Wetenschap

218

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 7, i april 2000

Voor de praktijk

Een mogelijke aanpak om de huidige vleeskeuring te verbeteren; J.M.P. den Hartog en
J.M.A. Snijders
 222

Berichten en verslagen

Nertsenhouderij ter discussie; Het begin van het einde; E.N. Noordhuizen-Slassen, H.A.P.

Urlings en S.A.M. Deleu 225

Veterinair Golfkampioenschap 2000 226

Alimentaire polyneuropathy bij de kat; J.J. van Nes 227
Accidentele intoxicaties door commerciële katten- en hondenvocders; A.C. Beynen en

J.J. van Nes 227

ID-Lelystad en Gezondheidsdienst zoeken scrapiebedrijven voor onderzoek 228

De klassieke varkenspestepidemie in Nederland 1997-1998; Rouma 228

Ingezonden

Grote grazers in het Nederiandse wetland \'de Oostvaardersplassen\'; / T. Lumeij en
J. Oosterbaan
 230

Congressen en Cursussen

Veel te zien, te horen en te doen: het Wereldcongres 2000 in eigen land 235

Drielandetjdag dierenartsen veterinaire volksgezondheid; Beheersen van milieucontaminanten 235
WSAVA/FECAVAA\'oorjaarsdagen; Wereldcongres 2000 RAI Congres Centrum Amsterdam 238

2000 Hoogtepunten

Veterinaire specialisatie: een sterk doorzettende ontwikkeling in binnen- en buitenland;
E. Teske 236

Actua

Streptococcen?

Suramox® 5% Premix

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerheid van een premix!

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate)
amoxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor
een effectieve koppelbehandeling tegen
Streptococcus suis mogelijk.

„ yirbac

VtaorowOi\'it vm^ diyi^

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 272-

Hoofdredactie

Dr. W. Bdel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laaiï (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (LItrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Heliebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P. A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon; 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T.W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 IO 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(ajknmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslmnde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nedcrland.sc Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 cn C cn E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

Maatschappijnieuws

17-daagse smdicreis Israël/Jordanië 240

Advertentie Equest Capital & Invest BV; Voorzichtig met aanvullen bedrijfs-wa; Tj. Jorna 241
Enquête communicatie en beleid KNMvD; Uw mening wordt gevraagd voor een passend

beleid 241

Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2000 nu met sticker 241

241

243

218

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

The veterinary scene

The approach to bovine diarrhoea: vaccination and eradication; L.R.M. Verberne

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties; Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-513827).
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

{Papers appearing in tiiis journai are iisted in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / i^eterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientijic Abstracts).

-ocr page 273-

EUKANUBA SENIOR CARE PROGRAMME

HET BESTE DAT U
KUNT GEVEN.
HET BESTE DAT
HIJ KAN KRIJGEN.

i zorg voor oudere huisdieren krijgt steeds meer aandacht van dierenartsen. Het Eukanuba Senior Care Programma zal dus een welkom
ilpmiddel voor u zijn. Dit programma is speciaal ontwikkeld om u te ondersteunen in het geven van deze specifieke zorg en om eigenaren
\'helpen inzicht te krijgen in de veranderende behoeften van hun hond.

nze voortdurende betrokkenheid bij u is erop gericht een winstgevende samenwerking op de lange termijn te ontwikkelen dat alle aspecten
de zorg voor honden en katten omvat. Onze bijdrage aan die samenwerking bestaat uit hoogwaardige producten voor iedere levensfase
n de hond, plus het exclusieve assortiment Eukanuba Veterinary Diets. Daarnaast heeft Eukanuba Senior alle eigenschappen om te
orzien in de speciale voedingsbehoeften van oudere honden, zodat onze samenwerking wordt uitgebreid met uw oudere patiënten.

U kunt contact opnemen met Holland Diervoeders B.V., Postbus 40231,
telefoonnr. 030-2479617, om te vernemen hoe u, uw cliënten en hun huisdieren
kunnen profiteren van het Eukanuba Senior Care Programma.

EUKAMUBAft

SENIOR CARE PROGRAMME

-ocr page 274-

Hyoresp

Geïnactiveerd, geadjuveerd vaccin
tegen
Mycopbsma hyopneumoniae

• Meer slagkracht:

- na vaccinatie snelle immuniteitsontwikkeling

- geeft bescherming tot het einde van de mestperiode

• Flexibiliteit:

- éénmalige injectie voor vleesvarkens ouder dan 10 weken*

- aangetoonde effectiviteit in meerdere vaccinatieprogramma\'s

• Zeer goede lokale en algemene veiligheid

• Gemakkelijk inspuitbaar

®

if

\'r

Slagvaardig en flexibel te werk

* Dit vaccinatieschema kan worden toegepast wanneer de Mycoplasma infectie
op een latere leeftijd plaatsvindt.

MERIAL B.v.
Bovenkerkerweg i-8
1185 XE Amstelveen
tel. 020-547 39 33
fax 020-640 22 01

ie. SAMENSTELUNG FVr dosis >-an 2 ml: • Geinaaivmdf .V

«(complfft agens), immirwf 3.0

BENAMING Hjtxrsp Gcmaontffd v.

n mrt a(ijut-ans voor acam immuniutir trgm

BisiU* - AI (als lndruxi«if). nuxinual 42 n^ - ThiomeisaL timinual 02 m^ ■ Ewipiens, qj. 2 ml." Elisa.U: Efnhcid %-an rtUiifvc werkzaamheid vngfleken n*t een rrfereniievacda FARMACEUTISCHE VORNt
Suspensie »wir injcctie. DIERSOORTEN: • Tuigrivk bij^jcn ^•anaf de leeftijd van 5 dagen, speende biggen, vleesvarkens. INDICATIES: Artiot immunisatie van \\\'arkens ter vermindering »-an de ernst van infectie en
lon^tasling »frooreaakt door .\\fvrepiun«
kycftvumcnae. TEGENINDICATIES: Ge<u ONGEWEiNSTE EFFECTEN; De intramuscubiir inj«tie kan op de injectieplaais evmtucel een \\-oottijgaa]>de zwelling en
ontstfkif^actie veroorzaken, die genronlijk niet langer dan I »tek en zelden 5 wtken duurt. De vacanatie kan een lichte tempcratuun^-erlioging (minder dan I®C) »•eroorzaken gedurende een \\t)orbijgajnde periode (lot 24 uur
na injectie) zonder enige verdere invloed op de gezondheid en de zoocedmische prestaties. X\'accinatie kan in uitzonderiijke ge\\\'allen een ovcigeNwligheidsreaaie \\Troor/akfa Een geschikte symptomatische beh.mdeling dient dan te
wrden ingesteld. OVERDOSERING Er werden geen andere bijwtrkingen waargenomen na toediening van een dubbele dosis «ccin, dan deze vermeld onder "Óngewenste effeaen\'. BIJZONDERE
VOORZORGSMAATREGELEN; Goed schudden vwr gebruik. Neem djdens de toediening de gebruikelijke maatitgelen voor omgang met dieren in acht. Alleen gr/onde dieren s-acciiwim Neem de gelmiikclijke aseptische
vooTTor^ in acht. GEBRUIK BIJ DRACHT OF LACTATIE: Weid niet onderzocht omdat Uaetmde en dngende zeugen geen doeldieim aja INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDFIÜN: Gelijktijdige
toediening van Hjoresp met andere «•accins kan niet worden aanbevolen aangezien geen specifieke «udies zijn uitgevoerd waarbi| naar mo«lijkc intenaies is pkeken. Niet mengen mei andetr geneesmiddelen.
TOEDIENINGSWIJZE Intramusculair DOSERING Eén dosis van 2 ml per dier, vt)lgens één van onderstaande schema\'s: dieren v\'anaf een leeftijd van 5 dagea 2 mjeaies met een interval van 34 weken, of dieren vanaf een
leeftijd van 10 weken; I injeaie. Het vaccinatieschema dient gebaseerd te zijn op de kennis van de risico\'s binnen het bedrijf (tijdstip
vin het optreden van de infectie). \\\'acanatie moet \\-óór het optreden van de infante plaatsvindea
De éénmalige injectK dient dus beperkt te blin*n tot die bednjvm waar infectie optreedt vanaf het midden tot het einde de mestperiode. WACHTTIJD: O dagen. BEWARING EN HOUDBAARHEID: HoucfbaarfKid: zie
venddatum; bewaren tussen 2° C en 8° C. buiten de invloed van licht. Niet laten bevnezea Eenmaal aangepnkte flacons binnen 24 uur gebmikra \\\'ER>yCKING I flacon a 100 ml (50 doses) AFLENTiRING /
KANALISATIE Op medisch »wrschrift / UnD. NmWIJDERING ONGEBRUIKTE GENEESMIDELEN OF AF^:UPRODUCTEN: Aangezien het een gemacmreid wem beurft hoevm gem speciale voor/ocgen voor
ongebruikt geneesmiddel le »■orden genomen. Zoals alle geneesmiddelen dienen Hacons en ongebruikt »"Kon te worden afgevoeid in cneremstemming met dt lokjic Toomlinltcn. Rtt. NL 9505
REGISTRATIEHOUDER; Mcnil B.V. M. 1185 XE .WtUtm. 020/5473933. FABRIK.WT: MtmI. Lwn. Frmct ® Gtregisltmi hankUmdi M™1. C1999 Mmjl Alk
ikI«™ n

-ocr page 275-

Pfizer introduceert fy

De nieuwe standaard in de bescherming tegen parasieten

Het eerste product dat honden en katten beschermt
tegen interne en externe parasieten in één
behandeling

O Bewezen bescherming van honden en l<atten, zelfs
al vanaf een leeftijd van 6 weken, van drachtige en
zogende dieren en van fokdieren

O Handig voor de eigenaar: makkelijk toe te dienen,
één dosis éénmaal per maand

fy Probleemloze toediening en maandelijkse
behandeling bevorderen de toedieningstrouw

I Honden Katten ]

Volwassen vlooien

fy

ry

Vlooieneieren

O

fy

Oormijt

ty

Schurft

fy

Spoelwormen

ty

fy

Haakwormen

fy

Hartworm

fy

fy

Stronghold®: het nieuwe begrip in de bescherming van hond en kat

"Strongtiold", werkzame stof: seiamectine:
EU/2/99/014/001 t.e.m. EU/2/99/014/006 • diergenees-
middel • doeldier: fiond en kat • indicaties: behande- behandeling van intestinale haakwormen bij de kat.
ting en preventie van vlooien, onderdeel van de preventie van hartworm • toedieningswijze en
behandeling en preventie van dermatitis veroorzaakt dosering: topicale applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg
door allergie voorvloeien, behandeling van oormijt bij seiamectine • contra-indicaties: geen • bijzondere

Animal Health

Pfizer Anima) Health bv

Fl) 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

O 2000 Pn,rr Animal llenllh bv Cap,-lle a/d Ussel
® MiTknaam Pllïer Inr.. N.V.. U.S.A

de kat, behandeling van schurftmijt bij de hond, voorzorgen: alleen op de huid toedienen, niet oraal of
behandeling van spoelwormen bij hond en kat, parenteraal ol in de gehoorgang • bijwerkingen:

lichte, tijdelijke alopecia werd in een enkel geval
waargenomen bij de kat • zie verder aanwijzingen op
de bijsluiter • STRONGHOLD® is een door Pfizer
geregistreerde merknaam voor seiamectine

-ocr page 276-

ezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KAHEN.

Eigenaars van lionden en katten zijn erg gevoelig
voor de huidproblemen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinische verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

e Effective Anti-Infective.

Baytril: Breedspectrum antibioticum met erirofkwaan als actieve substantie. Mag zowel voor honden als katten worden gebruikt. Indicaties: Therapie van infectieuze aandoeningen veroorzaakt door gramnegatieve en grampositieve bacteriën en mycoplas-
ma\'s in het bijzonder infecties van de urinewegen, geslachtsorganen, ademhalingswegen, spijsverteringsstelsel, huid, otitis media en wonden. Toediening/Dosering: Oraal. Hond. kat: 5 mg enrofloxacin per kg l.g, per dag gedurende minimaal 5 dagen: bij
chronische verlopende ziekten en gecompliceerde infekties kan de behandelingsduur tot 10 dagen worden verlengd. Contra-indicaties: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar is gecontraïndiceerd. Bij honden v^ grote rassen
geldt dit tot de leeftijd van 1.5 jaar. Ongewenste effecten: Bij opgroeiende honden jonger dan één jaar kan beschadiging van het gewrichtskraakbeen c^treden. 75
mg REG NL 7865 ■ 50 mg REG NL 7866 • 150 mg REG Ni 7867

Bayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

-ocr page 277-

Over modernisering van de vleeskeuring wordt al lange tijd gesproken zonder dat het tot wezenlijke resultaten heeft
geleid voor die landen van de Europese Unie die reeds geruime tijd beschikken over intensieve (en dus uniforme)
veehouderij systemen en daarbij aandacht besteden aan de integrale keten bewaking/beheersing (1KB).
Het is nu bijna drie jaar geleden dat in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie (EU)
het vijfde wereldcongres voor de vleeskeuring werd georganiseerd door de toenmalige Veterinaire Hoofdinspectie
van de Volksgezondheid (VHI) (thans opgegaan in de Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire
Zaken) van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Directie Milieu, Kwaliteit en
Gezondheid (thans Directie Veterinaire, Voedings- en Milieu-aangelegenheden) van het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV). Het congres stond geheel in het teken van de modernisering van de vleeskeuring
daar er ernstige kritiek was gerezen ten aanzien van de vleeskeuring omdat de keuring onvoldoende consumenten-
bescherming garandeerde.

De Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van de KNMvD hield met de Vaktechnische Bond van Keurmeesters eind
vorig jaar nog bij de Faculteit der Diergeneeskunde een bijeenkomst over modernisering van de vleeskeuring en
thans kunnen wij in deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde lezen over \'Een mogelijke aanpak om
de huidige vleeskeuring te verbeteren\'.

Gedacht, gepraat en geschreven over de modernisering van de vleeskeuring wordt er genoeg, maar aanpassing in
de regelgeving in Europees verband - en daar moet het tegenwoordig sinds 1964 (richtlijn vers vlees) toch vandaan
komen - homaar! In Nederland trad in 1920 de Vleeskeuringswet in werking. De keuringshandelingen waren ge-
richt op het constateren van macroscopische afwijkingen en het verrichten van voorgeschreven insnijdingen in het
karkas; de zogenaamde \'snijkeuring\'. Op enkele aanvullingen na gebeurt het nog steeds zo. Geen wonder dat de di-
recteur van de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) naarstig poogt meer keuringspersoneel aan te
trekken.

De dierenarts acteert voornamelijk in het slachthuis nog als klinische patholoog en stelt diagnoses en heeft te ma-
ken met karkassen, terwijl hij/zij in feite in kader van de kwaliteitsbewakingssystemen, zoals Good Manufacturing
Practices (GMP\'s), Hazard Analysis Critical Control Points (HACCP) en Good Veterinary Practice (GVP), zou
moeten optreden als veterinaire epidemioloog, .specialist volksgezondheid, risico-analist etcetera, en zich bezig-
houden met populaties, screening/monitoring en voorspelbare waarde. Een gedegen kennis op het terrein van mi-
crobiologie, contaminanten, proceskunde, milieuhygiëne, risico-analyse, mathematische modellering en dergelijke
is een vereiste. Basale begrippen als gevaar, risico, risico-analyse, risicomanagement en risicocommunicatie
(waaronder risicoperceptie van de media en het publiek) dienen in de juiste context te worden gehanteerd en uitge-
dragen. Het beroep vleeskeuring of beter nog veterinaire volksgezondheid krijgt dan het aanzien dat het verdient.

Hopelijk zal modernisering van de vleeskeuring daar waar mogelijk, dus gedifferentieerd naar lidstaat van de EU,
binnen afzienbare tijd ingang mogen vinden, waarbij de controle van de overheid zich voornamelijk beperkt tot in-
spectie van de systemen en niet langer uitsluitend tot inspectie van individuele dieren.

Dr W.Edel,
Voorzitter Hoofdredactie.

-ocr page 278-

BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:218-21

L.R.M. Verberne^

SAMENVATTING

De kwetsbaarheid van een rundveepopulatie die onvol-
doende beschikt over afwecrstoffen tegen het BVD-virus
werd duidelijk door het ongeluk met een verontreinigd
IBR-vaccin in februari 1999. Alleen dieren met afwecrstof-
fen tegen BVD overleefden deze onbedoelde \'challenge\'.
Met de thans beschikbare laboratoriumtechnieken is een
BVD-infectie eenvoudig op te sporen, maar het virus lijkt
niet gemakkelijk uit te roeien. Door met een levend vac-
cin alleen groepen van overwegend seronegatieve dieren
te vaccineren, geselecteerd op basis van een steekproef-
bloedonderzoek, wordt de kans op bedrijfsschade klein,
terwijl de kosten beperkt blijven. Gedurende de afgelo-
pen zeven jaar is dat op een 20-tal melkveebedrijven toe-
gepast. Deze aanpak past uitstekend in een eradicatie-
programma van BVD.

SUMMARY

The approach to bovine virus diarrhoea: vaccination and
eradication

The vulnerabilily of cattle populations that do not have adequate levels of
antibodies against the bovine virus diarrhoea (RVD) virus was demon-
strated in February 1999, when a contaminated vaccine against infectious
bovine rhinotracheitis (IBR) accidentally used. Only cattle with anti-
bodies against BVD survived this unintentional challenge. A BVD infection
can be detected easily with currently available laboratory techniques, but
the virus is less easy to eliminate. The risk of financial loss is small, and the
costs are limited, if mainly seronegative cattle, selected on the basis of
sampling, are given the live vaccine. Over the last 7years this approach has
been applied to about twenty dairy farms. This approach would he compati-
ble with a BVD eradication programme.

INLEIDING

De wereldwijde eradicatie van pokken bij de mens en het uit-
roeien van mond- en klauwzeer in de Nederlandse rundvee-
stapel zijn bereikt door jarenlange vaccinatie, totdat het be-
treffende virus in de populatie was uitgeroeid. Ook bij de
eradicatie van het Aujeszkyvirus in onze varkensstapel
wordt deze beproefde strategie gevolgd: instandhouden van
voldoende immunologische afweer in de populatie totdat het
veldvirus is verdwenen. Voor de uitroeiing van BVD
(Boviene Virus Diarree) in het Nederlandse rundveebestand
is echter voor een andere weg gekozen: virusdragers worden
opgespoord en afgeslacht. Naar de aanwezigheid van af-
wecrstoffen tegen het virus wordt niet gekeken. Sterker nog:
vaccinatie tegen BVD wordt door de Gezondheidsdienst
voor Dieren niet aanbevolen (11).

De kwetsbaarheid van de Nederlandse rundveepopulatie voor
een virulente BVD-infectie werd onlangs duidelijk toen bij de
inenting tegen IBR (Infectieuze Boviene Rhinotracheitis) een

\' De Mulder 83. 5272 RD Sint-Michielsgestel.

batch van het vaccin verontreinigd bleek met een agressieve
BVD-stam. Op 12 getroffen bedrijven, verspreid over het land,
verliep de ziekte-uitbraak die volgde catastrofaal. Alleen een
melkveehouder in Friesland ondervond geen waarneembaar
nadeel van deze vaccinatie, doordat twee BVD-dragers hadden
gezorgd voor voldoende afwecrstoffen bij het vee op zijn be-
drijf (12). Op een getroffen bedrijf in Nistelrode overieefden al-
leen de 25 koeien die, blijkens een eerder bloedonderzoek, be-
schikten over afwecrstoffen tegen BVD. De overige 50 dieren
stierven of werden in een terminaal ziektestadium geëuthana-
seerd. De totale schade is hier begroot op ƒ 1.500.000,- of
ƒ 20.000,- per (destijds) aanwezige melkkoe (8).

Laboratoriumdiagnostiek

Met BVD-virus geïnfecteerde dieren vormen afwecrstoffen,
maar virusdragers doen dat doorgaans niet. Afwecrstoffen
kunnen in serum of melk worden aangetoond door middel
van een antilichaam-ELISA. Aantonen van het BVD-virus
was tot 1997 alleen mogelijk door viruskweek. Sindsdien is
een goedkopere antigeen-ELISA beschikbaar gekomen om
door onderzoek van (heparine-)bloed virusdragers op te spo-
ren. Ook de uiterst gevoelige PCR-test, waarmee een virus-
uitscheider nog kan worden opgespoord na 260-voudige ver-
dunning (5), is intussen in Nederland operationeel.

Eradicatie

Met behulp van de PCR-test kan in tankmelk of \'gepoold\'
bloed van meerdere dieren de eventuele aanwezigheid van
het BVD-virus worden aangetoond. Individuele dieren moe-
ten worden onderzocht door middel van de antigeen-ELISA.
Zij dienen daartoe tenminste drie maanden oud te zijn (1,
11). Aldus opgespoorde virusdragers kunnen dan worden af-
gevoerd voor de slacht. Met vervolgonderzoek gedurende
een jaar van alle kalveren die op het betreffende bedrijf ge-
boren worden, zou het bedrijf BVD-virusvrij moeten wor-
den, mits het intussen effectief \'gesloten\' wordt gehouden.
Helaas waren bij een eerdere poging om op 15 bedrijven in
Nederland op soortgelijke manier het BVD-virus uit te roeien,
de resultaten teleurstellend: drie jaar later werden nog steeds
virusdragers geboren op deze bedrijven (7). Bovendien blijkt
dat de meeste melkveebedrijven (incidenteel) dieren aanko-
pen zonder dat daarbij een echte quarantaine wordt gehand-
haafd. Omdat het BVD-virus op de meeste rundveebedrijven
in Nederland voorkomt, betekent dit een reële kans op insleep
van het virus. En daardoor kan, juist in grotendeels seronega-
tieve melkveekoppels, grote bedrijfsschade ontstaan (4).

Vaccinatie

In Amerika is een vaccinatieprogramma de basis van de
BVD-bestrijding (2). Door inenting wordt de kans op ziekte-
uitbraken veel kleiner (3,6). Bovendien zou zo\'n inenting de
ongeboren vrucht moeten beschermen tegen transplacentaire
BVD-infecties. Bij twee in Nederland onderzochte dode vac-
cins bleek deze foetale protectie echter onvoldoende (9). Op
grond daarvan wordt door de Gezondheidsdienst voor Dieren
de vaccinatie tegen BVD niet aanbevolen (11).

-ocr page 279-

Levende vaccins geven echter niet alleen langduriger afweer-
stoffen, ze kunnen het ongeboren kalf ook beschermen tegen
intra-uteriene veldvirusinfecties (3). Alleen zijn sommige van
deze levende vaccins onvoldoende gemitigeerd om aan drach-
tige dieren te worden toegediend. Met deze entstoffen moet
vaccinatie daarom vóór de inseminatie of dekking plaatsvin-
den. Mucosiffa® (Merial BV, Amstelveen) was zo\'n vaccin,
maar werd medio 1998 uit de handel genomen. Ook Rispoval
BVD®^ (Pfizer Animal Health BV, Capelle a/d IJssel) is een le-
vend BVD-vaccin. Dit laatste kan, volgens opgave van de fa-
brikant, echter wel veilig worden toegediend tijdens de dracht.

AANPAK
Start

In 1993, bij de start van de BVD-aanpak in onze praktijk, deden
25 melkveebedrijven mee. Door bedrijfsbeëindiging is dat aan-
tal in de loop van zeven jaar geleidelijk temggelopen tot 16.
Voordat met vaccinatie werd begonnen, zijn bij een steekproef-

Casus i: Kalversterfle door luchtwegproblemen

Op een melkveebedrijf heersen ernstige luchtwegproblemen bij de
kalveren: 20 dieren van twee tot zeven maanden zijn gestorven in ver-
loop van twee maanden. Het klinische beeld is dat van pinkengriep.
Maar de kalveren worden hiertegen systematisch tweemaal gevacci-
neerd op de leeftijd van drie en vier maanden (Rispoval RS®). Bij de
90 melkkoeien blijken de voorbije vier maanden zeven dieren te heb-
ben verworpen. Bloedonderzoek in een steekproef van 16 koeien is bij
alle monsters positief op afweerstoffen tegen BVD. Het onderzoeks-
resultaat in de kalverstal is als volgt:

Tabel i: Longontsteking bij kalveren

bloedonderzoek op alle 25 bedrijven afweerstoffen tegen het
BVD-vims gevonden. Het aantal positieve dieren per bedrijf
varieerde van 17 tot 100%. Daarbij was er verschil tussen be-
drijven waar problemen voorkwamen die in verband konden
worden gebracht met een heersende BVD-infectie en bedrijven
waar dat niet het geval was. Op 11 bedrijven met BVD-gerela-
teerde problemen was gemiddeld 59% van de bemonsterde
dieren positief( 17-91%). Op 14 bedrijven zonder zulke proble-
men was dat bij 97% van de dieren in de steekproef het geval
(90-100%). Een drietal casussen van bedrijven met B VD-gere-
lateerde problemen worden in dit artikel weergegeven.

Jaarlijks bloedonderzoek

Het steekproefbloedonderzoek om de immuunstatus op een
bedrijf ten aanzien van BVD te controleren omvat 15 tot 20
procent van de aanwezige dieren ouder dan een jaar. De dieren
in de steekproef worden verdeeld over vijf leeftijdsgroepen
van tenminste drie dieren (tabel 4). Door middel van de antili-
chaam-ELISA worden afweerstoffen tegen het vims al of niet
aangetoond. Zo wordt de kans op het optreden van klinische
problemen ingeschat. Wanneer bij 80 procent of meer van de
onderzochte dieren afweerstoffen tegen het BVD-vims wor-
den aangetoond, is het infectierisico voor het koppel klein.
Daarbij mag echter per leeftijdsgroep niet meer dan één van de
monsters negatief bevonden worden. Als voorbeeld dient het
jaarlijkse bloedonderzoek op een van de deelnemende bedrij-
ven (casus 4).

Herhaald bloedonderzoek

Wanneer bij één of enkele dieren, verspreid over de leeftijds-

Identificatie

leeftijd

BVD-ELISA

BVD-KWEEK

2778

7 mnd.

N

aangetoond

2779

7 mnd.

N

N

2788

7 mnd.

N

aangetoond

2789

7 mdn.

N

aangetoond

2791

6 mnd.

N

aangetoond

2794

6 mnd.

N

aangetoond

2798

6 mnd.

N

aangetoond

2801

6 mnd.

N

aangetoond

2803

5 mnd.

N

aangetoond

2809

5 mnd.

N

aangetoond

2813

4 mnd.

N

aangetoond

2815

4 mnd.

aangetoond

2816

4 mnd.

aangetoond

2817

3 mnd.

aangetoond

2818

3 mnd.

aangetoond

ref.eenheid

afweerstof

virus

De massale aanwezigheid van afweerstoffen bij de koeien doet vennoe-
den dat een BVD-infectie door deze stal is gegaan, wat ook de geboorte
van zoveel virusdragers verklaart. De aanwezigheid van afweerstoffen
bij de kalveren tot een leeftijd van vier maanden berust waarschijnlijk
op matemale immuniteit en Ijetekent niet dat zij geen virusdragers kun-
nen zijn. De tien BVD-dragers uit de steekproef zijn geruimd.
Vervolgens is van alle overige jongvee bloedonderzoek verricht, waar-
door nog eens zes persistent geïnfecteerde dieren zijn opgespoord en
verwijderd. Van deze hele groep jongvee is uiteindelijk geen enkele
vaars aangehouden: ze bleven allemaal te klein en hadden een onvol-
doende melkproductie. Vaccinatie is op dh bedrij f niet zinvol: het melk-
vee heeft de infectie al doorgemaakt, terwijl liefst 16 virusdragers voor
de verspreiding van het virus onder het jongvee hebben gezorgd. De ca-
tastrofeverzekering heeft de directe schade vergoed.

Casus 2: Vroeg-embryonale sterfte

Een bedrijf met een 50-tal melkkoeien heeft zich onlangs aangemeld
voor bedrijfsbegeleiding. Na het eerste bedrijfsbezoek wordt een koe
tochtig die reeds drachtig was bevonden. Enige tijd tevoren waren wat
melkquotum en een koe aangekocht. Een steekproefbloedonderzoek
bij tien koeien geeft het volgende resultaat:

Tabel 2. Opbreker (tevoren drachtig gevoeld).

Identificatie

N
N
N
N
N
N

aangetoond
N

aangetoond
N

BVD-ELISA

27
17
45
26
6
12

10 (aangekocht)
42

39 (opbreker)
I

afweerstof

ref.eenheid

Een meerderheid van de melkkoeien blijkt niet te beschikken over af-
weerstoffen tegen BVD. Een economische catastrofe ligt dus op de
loer. De aangekochte koe is waarschijnlijk geen drager (gezien de
aanwezigheid van afweerstoffen in het bloed), maar kan wel korte tijd
BVD-virus hebben verspreid waardoor de vroeg-embryonale sterfte
bij koppelgenote 39 misschien kan worden verklaard. Viruskweek is
niet verricht. Alle melkvee is direct gevaccineerd, evenals het jongvee
ouder dan een jaar. Twee jaar later is onder de pinken een virusdrager
opgeruimd.

-ocr page 280-

Dat veehouders vaak geen weet hebben van de aanwezigheid van het
B VD-virus op hun bedrijf wordt hier geïllustreerd:

Tabel 3. Controle van zes pas aangekochte vaarzen op BVD-drager-
schap.

identificatie BVD-ELISA BVD-ELISA BVD-KWEEK
I sept. 16 sept. 16 sept.

1 aangetoond

2400 aangetoond

3747 aangetoond

21 N N N ,

7017 N aangetoond N

9994 N aangetoond N

afweerstof

afweerstof

refeenheid

Blijkens de seroconversie werden twee van de aangekochte vaarzen
besmet na toevoeging aan het koeienbestand van de koper. In zijn
melkveekoppel circuleerde dus het BVD-virus. Nader onderzoek om
virusdragers op te sporen is niet verricht, omdat de veehouder geen
klachten had en dit onderzoek te duur vond.

groepen, afweerstoffen tegen het BVD-virus ontbreken,
wordt opnieuw bloed getapt (serum heparinebloed), voor
zowel een antilichaam-ELlSA als een antigeen-ELISA. Bij
seroconversie (de antilichaam-ELISA verandert van nega-
tief in positief) concluderen we dat BVD-virus circuleert in
de betreffende diergroep of stal (zie casus 3). Bij een her-
haald negatieve antilichaam-ELISA, maar een positieve an-
tigeen-ELlSA, is de kans groot dat we met een BVD-virus-
drager te doen hebben. Hierbij wordt geadviseerd tot
slachten. Ook klinisch verdachte dieren worden op deze ma-
nier (serum -1- heparinebloed) onderzocht.

Selectieve vaccinatie

Wanneer bij het steekproefbloedonderzoek in een bepaalde
leeftijdsgroep meer dan één monster zonder afweerstoffen
tegen het BVD-virus wordt gevonden en bij het herhaalde
onderzoek blijken deze dieren geen virusdragers te zijn, dan
vindt vaccinatie plaats van alle dieren in die leeftijdsgroep.
De andere leeftijdscategorieën, waarvan de dieren in de
steekproef wel over afweerstoffen blijken te beschikken,
worden niet gevaccineerd (zie casus 4). Bij elk bedrijfsbe-
zoek worden die dieren uit de betreffende leeftijdsgroep bij-
geënt, die binnenkort geïnsemineerd moeten worden. Het
aantal te vaccineren dieren betreft jaarlijks, op het merendeel
van de deelnemende bedrijven, ongeveer 25 procent van het
veebestand.

Tot medio 1998 heb ik altijd Mucosiffa® gebruikt voor deze
vaccinatie. Sinds dit vaccin uit de handel werd genomen, is
Rispoval BVD® toegepast.

RESULTATEN
Bescherming door vaccinatie

De bescherming verkregen door middel van een vaccinatie-
programma, kan alleen betrouwbaar worden aangetoond
door kunstmatige besmetting van de gevaccineerde dieren
met het betreffende agens. Daarbij dienen niet gevaccineerde
dieren als controle van de \'challenge\'. Een dergelijke aanpak
hoort echter in een bestrijdingsprogramma onder praktijkom-
standigheden niet thuis. Vandaar dat bewezen resultaten van

Casus 3: Screening bij aankoop

Tabel 4. Controle immuunstatus BVD.

Identificatie

pariteit

BVD-ELISA

4661

pink >1 jaar

N

4663

pink >1 jaar

N

4667

pink >ljaar

N

4668

pink >I jaar

N

4574

Ox drachtig

aangetoond

4576

Ox drachtig

aangetoond

4584

Ox drachtig

aangetoond

4586

Ox drachtig

aangetoond

1

lx

aangetoond

34

lx

aangetoond

39

lx

aangetoond

71

lx

aangetoond

2

2x

aangetoond

21

2x

aangetoond

43

2x

aangetoond

54

2x

aangetoond

50

3x of vaker

aangetoond

56

3x of vaker

aangetoond

59

3x of vaker

aangetoond

86

3x of vaker

aangetoond

refeenheid

afweerstof

Alleen de groep pinken ouder dan een jaar, maar nog niet geïnsemi-
neerd, beschikt niet over afweerstoffen en zal gevaccineerd worden.
De drachtige pinken (pariteit 0) zijn in dezelfde jongveestal gehuis-
vest en ontlenen hun afweerstoffen aan het feit dat ze vóór inseminatie
werden gevaccineerd met Mucosiffa®. In de melkveestal (een apart
gebouw op circa 15 m van de jongveestal) beschikken de vaarzen,
schotten en oudere koeien (drie maai en vaker gekalfd) eveneens over
afweerstoffen tegen het BVD-virus. Deels misschien nog ten gevolge
van de vaccinatie als pink vóór de eerste inseminatie; deels door de
mogelijke aanwezigheid van één of meer virusdragers onder het melk-
vee. Zeker de koeien van vijf jaar en ouder hebben hun afweerstoffen
verkregen door contact met het veldvirus, want het vaccinatiepro-
gramma op dit bedrijf werd, ten tijde van dit bloedonderzoek, pas vier
jaar geleden gestart en betreft vanaf het begin alleen de pinken.

de geschetste BVD-aanpak niet te geven zijn. Alleen eigen
waarnemingen suggereren het nut van de beschreven aanpak:

1. Op de deelnemende bedrijven zijn de voorbije zeven jaar
geen problemen (meer) voorgekomen die in verband ge-
bracht konden worden met een BVD-infectie, terwijl in
dezelfde tijd en in dezelfde praktijk tenminste vier flinke
bedrijfsschades zijn geweest als gevolg van zo\'n infectie.

2. In de tweede helft van december 1998 is in deze praktijk
tegen IBR gevaccineerd met één van de batches die een
besmetting met het \'traditionele\' BVD-virus zou (kun-
nen) bevatten. Van de 11 veehouders die we met deze me-
dedeling moesten verontrusten, lieten juist de drie, die in
het begeleidingsprogramma meededen aan de geschetste
BVD-aanpak, spontaan weten dat ze geen ongewone
klachten hadden.Van de resterende acht bedrijven hebben
er twee ernstig te kampen (gehad) met een aantal onge-
wone ziekteverschijnselen.

DISCUSSIE

Bescherming door ajweerstoffer)

Uit het ongeluk met het verontreinigde IBR-vaccin van fe-
bruari 1999 zijn tenminste twee conclusies te trekken ten

Casus 4: Bedrijf zonder BVD-gerelateerde problemen

-ocr page 281-

aanzien van de beschermende waarde van afweerstoffen te-
gen BVD:

1. Immuniteit tegen het \'traditionele\' BVD-virus in Neder-
land biedt ook bescherming tegen de agressieve \'Ameri-
kaanse\' variant.

2. Op de 12 aselect \'gekozen\' rundveebedrijven waar de
agressieve BVD-stam onbewust werd geïntroduceerd was
het, gemiddeld genomen, slecht gesteld met de afweer te-
gen BVD.

Virusdragers en ajweerstoffen

Bij het bloedonderzoek van rundvee ouder dan een jaar sluit
de aanwezigheid van afweerstoffen tegen BVD-virus in het
circulerend bloed een persistente viraemie nagenoeg uit.
Daarom worden in deze aanpak alleen dieren die niet be-
schikken over afweerstoffen in het serum door middel van
viruskweek of antigeen-ELlSA nader onderzocht op moge-
lijk dragerschap van het virus. De kans dat hierdoor virusdra-
gers worden gemist is klein.

Alleen in het handboek van De Kruif et al. voor de dierge-
neeskundige begeleiding van melkveebedrijven (3) wordt
aangegeven dat tot 25 procent van de BVD-vinisdragers ge-
ringe tot zelfs hoge antilichaamtiters zouden kunnen hebben.
Waarschijnlijk hebben zij de jonge kalveren meegerekend,
waarbij matemale afweerstoffen en persistente viremie wel
kunnen samengaan. Dat is ook op het door ons beschreven
bedrijf met BVD-gerelateerde longproblemen gebleken (zie
casus 1).

Spreiding van het vaccinvirus

Bij gebruik van levende vaccins zou spreiding kunnen optre-
den van het vaccinvirus door het koppel, waardoor ook die-
ren die om één of andere reden niet gevaccineerd zouden
mogen worden (bijvoorbeeld omdat ze al drachtig zijn) \'in-
geënt\' zouden kunnen raken. Wat dit betreft heb ik alleen een
waameming in de praktijk; bij dejaarlijkse controle van de
immuunstatus ten aanzien van BVD op één van de bedrijven,
werd onder de vaarzen een dier gevonden zonder afweerstof-
fen. Toch werden op dit bedrijf de pinken vóór de eerste inse-
minatie gevaccineerd met Mucosiffa®. Het bleek hier niet te
gaan om een onvoldoende entresultaat; dit dier was bij de
vaccinatie bewust overgeslagen omdat het al was geïnsemi-
neerd. Vervolgens had deze pink bijna een jaar tussen de ge-
vaccineerde koppelgenoten gelopen zonder dat seroconver-
sie was opgetreden. De spreiding van het vaccinvims is dus
meegevallen, terwijl ook het veldviras op dit vaccinerende
bedrijf niet heeft gecirculeerd.

Eradicatieproblemen

Al enkele jaren temg is op 15 mndveebedrijven in Nederland
tevergeefs geprobeerd om door consequent opsporen (door
middel van vimskweek) en elimineren van BVD-virusdra-
gers deze bedrijven BVD-vrij te krijgen. Nog driejaar later
werden echter virusdragers geboren op deze bedrijven (7).
Of met de modernere PCR-test en antigeen-ELISA geen en-
kele vimsdrager zal worden gemist, is twijfelachtig. Boven-
dien rijst de vraag: in hoeverre is elke BVD-vimsdrager wer-
kelijk persistent viraemisch? Met andere woorden: kan het
bloed van een virusdrager tijdelijk ook wel eens vrij zijn van
circulerend vims, zodat hij bij onderzoek op dat ogenblik
wordt gemist? Met herhaalde onderzoeken zal tenslotte elke
vimsdrager ooit \'tegen de lamp lopen\'. Alleen ziet het eradi-
catietraject en dus ook het kostenplaatje (rekening veehou-
der) er dan heel anders uit dan nu wordt voorgesteld.
Vooralsnog lijkt het niet uitgesloten dat ook op gecertificeerde
BVD-\'vrije\' mndveebedrijven nog vimsdragers geboren wor-
den. Als intussen het merendeel van de betreffende veestapel
niet (meer) beschikt over afweerstoffen tegen het BVD-vims,
zou de hieropvolgende schade wel eens groot kunnen zijn.

DANKWOORD

Met dank aan prof. dr. G.H. Wentink en prof. dr. A. de Kruif voor hun des-
kundige en stimulerende commentaar.

LITERATUUR

1. Gezondtieidsdienst voor Dieren, Bovine Virus Diarree/BVD. GD-
Praktijkmap Herkauwers 1999; Hoofdstuk 2.

2. Grooms DL. Role of Bovine Viral Diarrhea Virus in the Bovine
Respiratory Disease Complex. The Bovine Practitioner 1998; 32:7-12.

3. Kruif de A, Mansfeld R, und Hoedemaker M. Tierartzliche Bestands-
betreuung beim Milchrind. Ferdinand Enke Verlag Stuttgard 1998.

4. Stelwagen J en Dijkhuizen AA. BVD-uitbraak kan kostbaar zijn: een
praktijkgeval. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123 :283-6.

5. Vanopdenbosch E. De diagno.stiek van BVD cn het bestrijdingsplan in
België. PUOD Gent 1996; BVD: hoe moet het probleem worden aange-
pakt?

6. Verhoeff J. De bestrijding van BVD: De mogelijkheden en de stand van
zaken in Europa. PUOD Gent 1996; BVD: hoe moet het probleem worden
aangepakt?

7. Verhoeff J. Persoonlijke mededeling, december 1996.

8. Vries GHC de. Pensoonlijke mededeling, maart 1999.

9. Zimmer GM. Mogelijkheden en onmogelijkheden van Boviene Virus
Diarree Virus vaccinaties. PUOD Gent 1996; BVD: hoe moet het pro-
bleem worden aangepakt?

10. Zimmer GM. BVD-bestrijding is eenvoudig cn rendabel. GD-Herkauwer,
1998; 13:7.

11. Zimmer GM. BVD-bestrijdingsprogramma onder de loep genomen. GD-
Herkauwer 1998; 14:6.

12. Zimmer GM. Persoonlijke mededeling, maart 1999.

NASCHRIFT

Inlu.s.\'ien is Rispoval BVD\'^ onbruikbaar gebleken voor deze aanpak doordal
de opgewekte afweerstoffen tegen het B VD-virus al binnen zes maanden na
een tweevoudige vaccinatie uit het bloed zijn verdwenen. Bovilis* BVD
(Intervet Nederland B.V.. Boxmeer) zou over betere immunogene eigen-
schappen beschikken, hoewel het een \'dood\' vaccin is. We zullen zien.........

St. Michielsgestel, 7 maart 21)00, LR.M. Verberne.

-ocr page 282-

Een mogelijke aanpak om de huidige vleeskeuring
te verbeteren

; ijdschr Diergeneeskd 2000; 125:222-4

J.M.P. den Hartog^ en J.M.A. Snijders^

SAMENVATTING

De keuringsbeslissing in de vleeskeu-
ring is in hoofdzaak afhankelijk van
de resultaten van onderzoekingen die
voor, tijdens en direct na de beoorde-
ling van levende en geslachte dieren
in het slachthuis worden uitgevoerd.
De aanwezigheid van bedreigingen
van de volksgezondheid kan op die
plaats en op dat moment onvol-
doende worden vastgesteld. Een wij-
ziging van de vleeskeuringsmetho-
diek kan alleen met medewerking
van de andere EU-lidstaten en met
degenen die bij de vleeskeuring be-
trokken zijn.

Nieuwe inzichten over het doel van
de vleeskeuring en de mogelijkhe-
den deze te vertalen in Food Safety
Objectives kunnen de basis vormen
om tot een aanpassing van de vlees-
keuring te komen. Het starre keurs-
lijf waarin de huidige vleeskeuring
zich nu bevindt kan hiermee worden
doorbroken.

SUMMARY

A possible approach to improve the
present meat inspection

The final decision in the meat inspec-
tion mainly depends on the results of
the examinations before, during and
directly after the slaughter of animals
in the slaughterhouse.
The present threats to public health
cannot be adequately judged on that
place and under these circumstances.
A new approach of the meat inspection
methods is only possible with the
cooperation of the other EU member
states and the people who are involved
in the meat inspection.
New views on the purpose of meat in-
spection and the possibility of transla-
tion of these ideas toward Food Safety

\' Hoofd afdeling Signalering Veterinaire Producten,

Inspectie W& V Oost te Zutphen.
\' Hoofdafdeling Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong, Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht.

Objectives could be the basis for adap-
tion of the meat inspection.
The rigid form in which the present
meat inspection exists can be changed
by this approach.

INLEIDING

Bij de vleeskeuring wordt getracht
door middel van het opvolgen van wet-
telijke voorschriften de veiligheid van
vlees te bewerkstelligen. In de Vers
Vleesrichtlijn (5) en de Vleeskeurings-
wet wordt voorgeschreven welke on-
derzoekingen/handelingen (Onderzoe-
kingsregulatief) en welke deelbeoor-
delingen (Keuringsregulatief) moeten
worden uitgevoerd om uiteindelijk tot
een keuringsbeslissing te kunnen ko-
men.

Daamaast heeft de wetgever onder-
zoeksprogramma\'s voorgeschreven die
inzicht moeten geven in de mate van
veiligheid van de dierlijke productie. De
keuringsbeslissing van het individuele
slachtdier is in deze gevallen niet afhan-
kelijk van de resultaten van dit onder-
zoek.

De keuringsbeslissingsafliankelijke
activiteiten zijn sinds het begin van
deze eeuw vastgelegd in de Vlees-
keuringswet. Het is moeilijk gebleken
om de keuringsbeslissingsafhankelijke
activiteiten van het keuringssysteem te
vervangen door een systeem dat ten-
minste zo effectief is als het huidige.
Het is noodzakelijk om het moment
waarop de beoordeling van het slacht-
dier moet plaatsvinden, niet te beper-
ken tot het keurbordes (2,3,4,6,7).
De discussie over het moderniseren
van de vleeskeuring stamt uit de tachti-
gerjaren en werd onderbouwd door de
introductie van gedachten over de In-
tegrale Keten Beheersing (1KB). Door
de opzet van de 1KB en gebruik te ma-
ken van relevante informatie uit de
productiefase zou het mogelijk moeten
zijn om de keuringsactiviteiten op-
nieuw te bezien en zo mogelijk op een
meer modeme manier te gaan uitvoe-
ren (6,10,11,12,13).
De projecten die in het kader van het
IKB-denken werden uitgevoerd, heb-
ben zeker bijgedragen tot een bewust-
wording van de kwaliteit van het pro-
ductieproces en wie daarvoor verant-
woordelijkheid moet en kan nemen.
De opgezette IKB-systemen voor de
varkens-, pluimvee- en rundveesector
zijn hiervan voorbeelden. Echter kij-
kend naar de huidige wettelijke uitvoe-
ring van de vleeskeuring, moet men
vaststellen dat de inspanningen in het
opzetten en in stand houden van het
IKB-systeem in het verleden nauwe-
lijks invloed hebben gehad op de dage-
lijkse praktijk van het keuren.

Wat is tot nu toe wel gerealiseerd?
In het begin van de negentiger jaren
heeft Nederland samen met Dene-
marken en Duitsland voorstellen ge-
maakt, om in EU-verband te komen tot
een andere aanpak van de wettelijke
uitvoering van de vleeskeuring (de zo-
genaamde Breadstrupgroep).
De aanpassing van de Vers Vlees-
richtlijn had hiervoor de basis gelegd,
door in artikel 17 te bepalen dat EU-
lidstaten andere keuringssystemen
kunnen voorstellen, indien de keu-
ringsresultaten beter doch tenminste
gelijk zouden zijn aan de huidige keu-
ring (5).

Het voorstel heeft betrekking op de
keuring van varkens (12). Onder aan-
gegeven voorwaarden zou kunnen
worden volstaan met de zogenaamde
\'zichtkeuring\' (gebaseerd op informa-
tie over de varkens tijdens het produc-
tieproces) in plaats van de klassieke
\'snijkeuring\' (gebaseerd op geen voor-
informatie). De plannen liggen reeds
enige jaren in Brussel en de vleeskeu-
ring, alleen gebaseerd op de informatie
uit de slachtfase, is nog steeds de dage-
lijkse praktijk van de keuring.
Inmiddels heeft het keuringsinstituut
in Nederland wel enige veranderingen
ondergaan. Zo is de bedrijfskeurder
geïntroduceerd in de pluimveekeuring
en deed de keuringsassistent zijn in-
trede bij de keuring van varkens.
Voorts werden nationale programma\'s
geïntroduceerd, gericht op onderzoek
naar residuen van onder andere hor-
monen, groeibevorderaars en overige
stoffen.

Actuele bedreigingen van de volksge-
zondheid, bijvoorbeeld in de pluim-

-ocr page 283-

veesector als gevolg van de salmo-
nellaproblematiek, worden in eerste
instantie door de pluimveesector zelf
opgepakt in het \'plan van aanpak\'. De
kal ver- en rundersector hebben con-
trole-organisaties opgericht met onder
andere het doel om het gebruik van
groeibevorderaars onder controle te
krijgen.

MOGELIJKE PROBLEMEN OM TOT
ANDERE VLEESKEURINCSSYSTE-
MEN TE KOMEN

De vleeskeuring stamt uit het begin van
deze eeuw. Van begin af aan heeft de
veterinaire beroepsgroep indringende
bemoeienis gehad met het beleid dien-
aangaande (voormalige Veterinaire
Inspectie en Veterinaire Dienst) en de
uitvoering (voormalige Gemeentelijke
Vleeskeuringsdiensten die in 1985 zijn
overgegaan in de Rijksdienst voor de
Keuring van Vee en Vlees, de RVV).
In de overige EU-lidstaten bestaat een
soortgelijke betrokkenheid van de ve-
terinaire beroepsgroep bij de vleeskeu-
ring.

Veranderingen bij de vleeskeuring
hebben consequenties voor zowel de
gevestigde instituten als voor de be-
roepsgroep.

De harmonisatie van de vleeskeuring op
EU-niveau is terug te voeren naar de
zestiger jaren en resulteerde in Richtlijn
64/433 EEG, één van de oudste EU-
richtlijnen. Hiermee was het intraver-
keer geregeld van het, volgens naar
Europese voorschriften, gekeurde vlees.
Wijzigingen van de vleeskeuring kun-
nen slechts tot stand komen met steun
van de overige lidstaten. In de EU zijn
grote verschillen tussen lidstaten, in
het al of niet geïnteresseerd zijn in wij-
ziging van de Richtlijn. Ook vanuit de
veterinaire beroepsgroep mag men al-
lerlei weerstand verwachten en ook
deze zal van lidstaat tot lidstaat ver-
schillen.

De weerstand om tot verandering in de
regelgeving te komen zal ten dele ge-
baseerd zijn op subjectieve argumen-
ten. Het zou echter onjuist zijn om
hierop alles terug te voeren of hieruit
alles te verklaren.

BESCHERMINGSNIVEAU VAN DE
CONSUMENT

De uitvoering van de huidige Vlees-
keuringswet zal zeker haar bijdrage
hebben geleverd aan de bereikte ge-
zondheidsstatus van de mens, doch
eveneens aan de gezondheid van onze
veestapel.

In principe heeft men in het verleden
een aanpak van de wettelijk voorge-
schreven keuring gekozen, waarvan
verwacht mocht worden dat hiermee
een optimale bescherming van de con-
sument werd bereikt.
Indien het doel van de huidige
Vleeskeuringswet moet worden om-
schreven, zal men trachten om kwali-
tatieve en kwantitatieve aspecten te
noemen in relatie tot de volksgezond-
heid. Interessant zou het zijn indien
men erin zou slagen om de keuring te
relateren aan de FSO\'s, de zoge-
naamde \'Food safety objectives\'.
\'A FSO is a statement based on a risk
analysis process, which expresses the
level of a hazard in a food that is tolera-
ble in relation to an appropriate level
of protection\', aldus luidt de definitie
zoals deze wordt verwoord in EU- en
Codex-alimentarius-documenten.
De FSO gaat dus uit van een risico-ana-
lyse en een aanvaard niveau van be-
scherming van de consument (1,9). Bij
de discussie over de FSO\'s staat de
mens centraal. De effecten van ge-
voerde preventies dienen ook steeds bij
de consumenten gemeten te worden.
Risico-analyse wordt thans wereld-
wijd gezien als het instrument om te
komen tot een intemationaal gelijk-
waardige beheersing van de veiligheid
van de volksgezondheid. Door het zo
goed mogelijk kwantificeren van de ri-
sico\'s door de hele productiekolom
kunnen prioriteiten worden gesteld
waar de risico\'s moeten worden aan-
gepakt. De risico\'s voor de volksge-
zondheid zijn niet in alle landen het-
zelfde. Ze kunnen van streek tot streek
verschillen en dientengevolge kunnen
de geïndiceerde preventieve maatrege-
len variëren. De risico-analyse bestaat
uit drie onderdelen: risicobepaling
(risk assessment); risicobeleid of risi-
cobeheersing (risk management); risi-
cocommunicatie (risk communica-
tion). De overheid zal aan alle be-
trokkenen duidelijk moeten maken
welke risico\'s acceptabel en welke on-
acceptabel zijn. Voor bepaalde risico\'s
zal duidelijk moeten worden gemaakt
waarom stelselmatige controle niet
noodzakelijk is.

ASPECTEN VAN DE MODERNE
VLEESKEURING IN RELATIETOT
DE FSO

Aspecten waarvoor de Vleeskeuringswet
de handelingen voorschrijft
Ervan uitgaande dat de discussie over
de risico-analyse en het niveau van be-
scherming in het verleden niet expliciet
gevoerd is, kan vanuit de feitelijke situ-
atie getracht worden deze alsnog te
voeren. Doelstelling hierbij is, dat de
risico\'s die de consument bedreigen in
kaart worden gebracht evenals het bij-
behorende beschermingsniveau dat de
huidige, op de Vleeskeuringswet geba-
seerde keuringsmethodiek, hiervoor
biedt.

In onderstaand voorbeeld wordt dit na-
der uitgewerkt.

Vanuit de rundveehouderij wordt de
mens bedreigd met lintworminfecties,
veroorzaakt door
Cysticercus inermis.
Tijdens de vleeskeuring volgens de
wettelijke voorschriften, tracht de keu-
ringsambtenaar door het beoordelen
van een aantal snijvlakken een indruk te
verkrijgen of een dier al of niet geïnfec-
teerd is en in welke mate.
Indien men een infectie constateert,
worden de geëigende maatregelen ge-
nomen die ertoe moeten leiden dat de
kans dat de consument een infectie op-
loopt door de consumptie van het vlees
van een dergelijk karkas, wordt gemi-
nimaliseerd. Het geheel van activitei-
ten, bestaande uit het insnijden van be-
paalde spiergroepen, de beoordeling
ervan bij de heersende omstandighe-
den als beschikbaar licht en beoorde-
lingstijd, het al of niet afkeuren of het
voorschrijven van een vriesbehande-
ling, moet leiden tot een bepaald ni-
veau van beschenning van de consu-
ment. Gebleken is dat volgens deze
methode niet alle infecties worden
voorkomen. Met andere woorden, er
wordt geaccepteerd dat ondanks de
keuring, die gericht is op het beoorde-
len van slechts een aantal aangegeven
voorkeursplaatsen, infecties bij de
mens manifest worden. Indien duide-
lijk wordt vastgesteld in welke mate
het rundvee en de consumenten zijn
geïnfecteerd kan uit bovengenoemde
informatie de FSO worden afgeleid die
thans wordt gehanteerd.
Op soortgelijke wijze kan een analyse
worden opgesteld voor andere parasi-
taire en bacteriële infecties, residuen,
antibiotica en patholoog/anatomische
afwijkingen. Langs deze weg kunnen
de FSO\'s eveneens geformuleerd wor-
den in de andere lidstaten.
Met deze FSO\'s en over deze FSO\'s
kunnen discussies worden gevoerd die
leiden tot het aanscherpen van de
FSO\'s, mogelijk tot uniformeren ervan
in intemationaal verband.

Aspecten waarvoor de voorschriften niet
in de Vleeskeuringswet zijn vastgelegd
Voor een groot aantal activiteiten ge-
richt op de gezondsheidsbescherming

-ocr page 284-

zijn in de Vleeslceuringswet geen ex-
pliciete voorschriften geformuleerd,
zoals activiteiten gericht op preventie
ten aanzien van milieucontaminanten,
groeibevorderaars, pathogenen zoals
salmonella en campylobacter.
Een voorbeeld. De aanpak van de sal-
monellaproblematiek in de pluimvee-
sector wordt, wat de uitvoering betreft,
in hoofdzaak opgesteld en uitgevoerd
door het bedrijfsleven. Salmonella\'s in
het voedsel vormen een bedreiging
voor de consument. Het bedrijfsleven
heeft zich verplicht een plan van aan-
pak in te vullen, waardoor het aantal
besmette koppels in enkele jaren aan-
merkelijk zal zijn gereduceerd.
Men kan er over discussiëren of het
voorgaande in een FSO ondergebracht
kan worden, omdat het aanvaardbare
risico voor de consument niet is aange-
geven. Het is echter een feit dat de acti-
viteiten gericht op de bescherming te-
gen dit risico van voedselinfectie,
veroorzaakt door deze kiem, voor een
belangrijke mate worden ingevuld
door het bedrijfsleven. De klassieke
vleeskeuring gaat hieraan voorbij, om-
dat het keurmoment in de slachtlijn
zich niet leent voor de directe aanpak
van de salmonellaproblematiek.

DYNAMIEK IN DE VLEESKEURING
Vleeskeuringswet benoemde activiteiten
Door het objectiveren van de doelstel-
ling van de Vleeskeuringswet, resulte-
rend in FSO\'s, wordt enerzijds de hui-
dige vleeskeuring op onderdelen
geanalyseerd en van het in de praktijk
bereikte beschermingsniveau voor-
zien, anderzijds wordt het nu mogelijk
de FSO\'s te vergelijken met de FSO\'s
die in de mede-lidstaten van de EU ge-
formuleerd zijn. Het ligt voor de hand
dat er verschillen zullen bestaan tussen
de op \'pragmatische\' wijze vastge-
stelde FSO\'s.

Op nationaal en internationaal niveau
kunnen vervolgens voortdurend dis-
cussies worden gevoerd om tot een
aanscherpen van de FSO\'s te komen,
zo dit gewenst wordt geacht.
In de toekomst dienen de wettelijke
vleeskeuringsactiviteiten dus geba-
seerd te zijn op de geformuleerde
FSO\'s. De wijze waarop de vleeskeu-
ring wordt verricht en de handelingen
die hierbij noodzakelijk zijn staan
hierbij, in tegenstelling tot wat nu ge-
bruikelijk is, niet meer centraal. In es-
sentie gaat het er dan om dat de risico\'s
op efficiënte wijze worden benaderd,
opdat het gewenste beschermingsni-
veau wordt bereikt. Indien in de hui-
dige Vleeskeuringswet en de hierop
gebaseerde voorschriften, risico\'s op
efficiënte wijze worden aangepakt,
blijft deze activiteit ook deel uitmaken
van de modeme vleeskeuring. Is het
echter efficiënter om de preventie op
andere plaatsen in de productie- of dis-
tributieketen te voeren, dan dient over-
wogen te worden om de actie aldaar
plaats te laten vinden (7,8). De aanpak
van de risico\'s kan per land verschil-
len. Dit is afhankelijk van de aard en
omvang van het risico en de meest effi-
ciënte aanpak. Het vastgestelde be-
schermingsniveau dient echter bereikt
te worden.

Niet-Vleeskeuringswet benoemde activi-
teiten

Ook voor de risico\' s voortkomend uit de
bedreigingen van bijvoorbeeld milieu-
contaminanten en dergelijke dienen de
FSO\'s te worden geformuleerd.
Voor een aantal milieucontaminanten
zijn in het verleden reeds normen ge-
steld, die doorgaans gebaseerd zijn op
voor de mens maximaal acceptabele
inname. Het zal in de praktijk eenvou-
diger zijn hiervoor FSO\'s op te stellen,
dan het vaststellen van de FSO\'s voor
de in de Vleeskeuringswet benoemde
activiteiten.

HET TE VERWACHTEN RESULTAAT
Het bereiken van een optimale eigen-
tijdse vleeskeuring verdient een hoge
prioriteit vanwege de gewenste ge-
zondheidsbescherming en de te ver-
wachte kostenbesparing die dit met
zich meebrengt.

Het is uitermate belangrijk dat de me-
dewerkers in de vleeskeuring gemoti-
veerd zijn en dit ook blijven. Door hen
te betrekken bij de discussie over het
opstellen van de FSO\'s, kan gebmik
worden gemaakt van de grote kennis
en ervaring die in dit veld beschikbaar
is. Tevens worden de medewerkers
voorbereid op de nieuwe aanpak van
de vleeskeuring, waarbij het dan dui-
delijk zal zijn dat de waardevolle ele-
menten van de klassieke vleeskeuring
niet verloren gaan. Het proces om tot
een andere keuringsopzet te komen zal
gemime tijd in beslag nemen. Een pe-
riode die benut moet worden om de be-
roepsgroepen van dierenartsen en
keurmeesters de gelegenheid te geven
zich op de nieuwe situatie in te stellen.

LITERATUUR

1. Anon. The Ruwenberg conference. World
Congress on Meat and Poultry Inspection
in the next century. 8-13 June 1997.
Ministry of Agriculture, Nature Manage-
ment and Fisheries, the Netherlands, 1997;
pp 173-4.

2. Berends BR, Snijders JMA, and Logtestijn
JG van. Efficacy of current EC meat in-
spection procedures and some proposed re-
visions with respect to microbiological saf-
ety: A critical review. Vet Rec 1993; 133:
411-5.

3. Berends BR, Urlings HAP, Snijders JMA,
and Knapen F van. Identification and quan-
tification of risk factors in animal manage-
ment and transport regarding Salmonella
spp. in pigs. Int J Food Microbiol 1996; 30:
37-53.

4. Berends BR. A risk assessment approach
to the modernization of meat safety assur-
ance. Diss. University Utrecht, 1998;
ISBN 90 393 1717 8.226 pp.

5. Directive 64/433/EEC, as amended by
directive 91/497/EEC, Off J Eur Comm,
L268/69.

6. Harbers AMH. Aspects of meat inspection
in an integrated quality control system for
slaughter pigs. Thesis. Department of the
Science of Food of Animal Origin, Faculty
of Veterinary Medicine, University of
Utrecht, 1991; 139 pp.

7. Hartog JMP den, and Houben JH. Thoughs
behind the residue approach. Intemational
Symposium on meat and poultry inspec-
tion in a dynamic world. 1985; Den
Dolder, the Netherlands.

8. Houben JH, and Hartog JMP den. A propo-
sal on efficient sampling procedures for re-
sidues of veterinary dmgs in meat and
poultry. Intemational Symposium on meat
and poultry inspection in a dynamic world.
1985; Den Dolder. the Netherlands.

9. Jouve J. HACCP as a tool to enhance food
safety. The Ruwenberg conference. World
Congress on Meat and Poultry Inspection
in the next cenmry. 8-13 June 1997.
Ministry of Agriculture, Nature Manage-
ment and Fisheries, the Netherlands, 1997;
79-97.

10. Mousing J, Kyrval J, Jensen TK, Aalba;k

B, Buttenschon J. Svensmark B, and Willc-
berg P. Meat safety consequences of im-
plementing visual postmortem meat in-
spection procedures in Danish slaughter
pigs. Vet Rec 1997; 140,472-7.

1 1. Mousing J, Fries R. Snijders JMA, Bettini
G, and Willeberg P. Modernizing postmor-
tem meat inspection of pigs for slaughter -
A European Union research perspective.
Proceedings World Congress on Meat and
Poultry Inspection, Terrigal, Australia
1999.

12. Snijders JMA, and Berends BR. A propo-
sal for an alternative meat inspection sys-
tem for fattening pigs. In: Factors affecting
the micobial quality of meat: Disease sta-
tus, production methods and transportation
of the live animal. Editors: M. Hinton and

C. Rowlings. Bristol, U.K.: University of
Bristol press, 1996; ISBN 0862924359

13. Snijders JMA. Carcass judging - a funda-
mental principle of animal health manage-
ment. Proc. 2nd Intemational Congress for
Veterinarians and Farmers Hannover, 10-
12 November 1998; 105-17.

-ocr page 285-

Berichten en verslagen

In de negentiger jaren is met regelmaat
heftig discussie gevoerd over de
nertsenhouderij. Dierenbeschermings-
organisaties namen het voortouw en
verwoordden de gevoelens van vele
Nederlanders: \'Hoe kunnen van nature
solitair levende roofdieren in gazen
kooien worden gehouden? Dat moet
toch invloed hebben op hun gezond-
heid en welzijn... en dat alleen voor de
productie van bont!\'

Welzijn nertsen

De laatste vijfjaar is er veel onderzoek
naar het welzijn van nertsen verricht.
De resultaten wijzen erop dat er in
Nederland tamelijk veel aandacht is
voor het welzijn van nertsen. Zeker
wanneer men dit vergelijkt met andere
gangbare houderij systemen, zowel bij
andere productiedieren als bij allerlei
gezelschapsdieren.

Het Plan van Aanpak, ter verbetering
van het welzijn van de nertsen, is voort-
varend door de sector zelf ter hand ge-
nomen. Dit heeft onder meer geleid tot:

• aanpassingen van hokcondities (mini-
mumkooimaten, nachthokken, plat-
form in de kooi)

• voederstrategieën (niet te sterk rant-
soeneren)

• fokbeleid (gedrag hierin betrekken)

• omgang met de dieren (groepshuis-
vesting jonge dieren, later spenen).

Deze wezenlijke verbeteringen van het
welzijn zijn onder meer verwezenlijkt
door grote financiële investeringen.
Een punt van discussie is nog of nert-
sen de beschikking dienen te krijgen
over zwemwater, maar hierover zijn
zelfs de meningen onder onderzoekers
verdeeld.

Nertsenhouderij ter discussie

Het begin van het einde

De nutsdierhouderij staat al jaren onder maatschappelijke druk. De afgelo-
pen jaren is een groot aantal welzijnsverbeterende maatregelen doorgevoerd
in de gehele nutsdierhouderij. De nertsenhouderij komt nu onder maatschap-
pelijke druk te staan vanwege de morele aanvaardbaarheid van het houden
van dieren uitsluitend voor de productie van bont. De minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en een meerderheid van de Tweede
Kamer willen het houden van dieren
voor bontproductie verbieden.
Het verbod valt te verdedigen in de geest van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren (GWWD), maar dan moet er in onze samenleving meer ter dis-
cussie worden gesteld. Wat moeten we dan bijvoorbeeld denken van het hou-
den van de meest exclusieve uitheemse diersoorten, puur voor het plezier van
een selecte groep mensen? En mist de samenleving exotische vleesproducten
als ze er niet zijn?

Als we het welzijn van nertsen beoor-
delen naar de vijf internationaal geac-
cepteerde \'vrijheden\', die de welzijns-
omstandigheden van productiedieren
beschrijven, moeten we inderdaad
constateren dat het welzijn van de nert-
sen niet onder grote druk staat (afge-
zien natuurlijk van bet houden van
deze dieren in gevangenschap).

De vijf vrijheden stellen dat dieren

gevrijwaard dienen te zijn van:

1) honger, dorst of onjuiste voe-
ding,

2) thermale en lichamelijke on-
gemakken,

3) pijn, verwonding of ziekte en

4) angst en ongemak.

Verder dienen ze

5) vrij te zijn om een normaal
gedragspatroon te kunnen
hebben.

Geen genade

Hoe is het dan mogelijk dat de nertsen-
houderij nog steeds geen genade kan
vinden in de ogen van vele burgers?
Naast het welzijn speelt kennelijk ook
het doel waarvoor de dieren worden
gehouden een grote rol. In Nederland
is het dragen van bont nu eenmaal \'not
done\'. Men acht het derhalve onnodig
hiervoor dieren te houden en te doden.
Spelen hier goedkope sentimenten een
rol? Dit wordt wel beweerd door voor-
standers van de nertsenhouderij. Of is
er een meer principiële basis voor de
tegenstanders?

In artikel 36 van de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren (GWWD)
wordt aangegeven dat \'het verboden is
om zonder redelijk doel of met over-
schrijding van hetgeen ter bereiking van
zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier
pijn of letsel te veroorzaken dan wel de
gezondheid of het welzijn van een dier
te benadelen\'. Dit artikel biedt ruimte
om over het productiedoel na te denken.
Waarom stellen we het productiedoel
ter discussie? In de westerse samenle-
ving en in het bijzonder in Nederland
heeft de ethiek rond het houden van
dieren zich in de laatste tientallen jaren
sterk ontwikkeld. De dierethiek - de
morele normen en waarden op het ge-
bied van de omgang met en het gebruik
van dieren - verandert voortdurend on-
der invloed van de tijd en de cultuur en
is bovendien persoonsafhankelijk. Een
voorbeeld van een discussie over de
redelijkheid van een productiedoel is
de ethische afweging omtrent de inzet
van proefdieren.

Dierethische principes

In Nederland (en in andere landen)
hebben we een aantal dierethische prin-
cipes geaccepteerd. We verwachten
van elkaar dat we dieren weldoen, geen
pijn laten lijden, respect tonen voor de
eigenwaarde (intrinsieke waarde) en
dat we dieren rechtvaardig behandelen.
Als we nu kijken naar de nertsenhoude-
rij, dan is met name het respect voor de
eigenwaarde in het geding. Zelfs als de
dieren onder perfect nagebootste, na-
tuurlijke omstandigheden werden ge-
houden, zou de samenleving nog pro-
blemen hebben met deze tak van
dierhouderij.

In geen enkel artikel van de GWWD
staat overigens dat een dergelijke afwe-
ging gemaakt dient te worden. Toch is
dit wel in de geest van de wet. In de aan-
hef van de GWWD staat immers dat het
wenselijk is \'uit een oogpunt van ge-
zondheid en welzijn van dieren, uit ethi-
sche overwegingen regelen te geven\'.
Bovendien is één van de uitgangspun-
ten van de wet de erkenning van de ei-
genwaarde van het dier, hetgeen ook in
de toelichting van de GWWD te lezen
valt. Als de minister van LNV en de
Tweede Kamer deze redenering volgen
dan zou de nertsenhouderij bij wet ver-
boden kunnen worden.

-ocr page 286-

In de aanhef van de Gezondheids-
en Welzijnswet staat dat het wen-
selijk is \'uit een oogpunt van ge-
zondheid en welzijn van dieren,
uit ethische overwegingen regelen
te geven\'.

Waarom nertsen?

De vraag blijft wel, waarom juist de
nertsenhouderij onder druk staat? Is
dat omdat wij zelf geen bont willen
dragen en de huiden geëxporteerd
worden? Het exportargument is niet
steekhoudend, want Nederland is bij
uitstek een exporterend land, niet al-
leen in de agrarische sector maar ook
voor de industrie.

Of is het omdat het zich afspeelt in de
productiedierhouderij, waar de gemid-
delde burger steeds verder van is ver-
vreemd? Raakt het de burger niet meer
dat ongeveer duizend ondernemers
een bestaan vinden in deze sector?
Het is bovendien de vraag of het moge-
lijk is te omschrijven of het produc-
tiedoel acceptabel is. Wat gebeurt er
als - zoals de heer Wamaer in het NRC
Handelsblad van 15 februari 2000 be-
schrijft - het nertsenvlees te consume-
ren is? Dit zal waarschijnlijk niet als
een serieus productiedoel worden op-
gevoerd, maar het zou de discussie
ernstig kunnen bemoeilijken.
En is dc productie van vlees wel altijd te
rechtvaardigen? Luxe en exotische
vleesproducten kunnen toch niet als pri-
maire levensbehoefte worden gezien?

Burger zelf

Ook dienen we het gedrag van de bur-
ger zelf kritisch in ogenschouw te ne-
men. In Nederland worden er miljoe-
nen dieren als gezelschapsdier gehou-
den. Deze dieren worden ook voor een
bepaald doel gehouden: plezier.
Er is een grote variatie aan huisdieren
van de meer klassieke huisdieren als
hond, kat, konijn en cavia tot de meer
exotische huisdieren als reptielen, am-
fibieën, vissen en vogels. Deze laatste
groep dieren neemt in aantal toe. De
aanvoer van bepaalde soorten uit deze
groep kan slechts worden gegaran-
deerd door import of door fokkerij
door specialisten. De gezondheid en
het welzijn van deze dieren laten vaak
te wensen over door gebrek aan kennis
over voeding, huisvesting en verzor-
ging bij de burger thuis.
Moet de aanvoer van deze dieren blijven
doorgaan tot het genoegen van een zeer
beperkte groep burgers? En vaak ten
koste van emstige welzijnsaantasting?
Er is weliswaar regelgeving in de maak
die paal en perk moet stellen aan het
houden van allerlei huisdieren. Maar het
ziet er nergens naar uit dat deze regelge-
ving zo ver gaat als bij de nertsenhoude-
rij. Het Rathenau Instituut concludeert,
op verzoek van de minister, dat het ont-
breken van een ethisch en rechtsfiloso-
fisch beoordelingskader wellicht kan
leiden tot willekeur in de wetgeving.

Eigenwaarde

Wanneer de discussie rond de nertsen-
houderij leidt tot een verbod op de nert-
senhouderij, dan is dit vanwege de er-
kenning van de eigenwaarde van het
dier. Men acht het productiedoel dan
niet van voldoende zwaarwegend be-
lang. Dit valt vanuit een bepaald per-
spectief te verdedigen. Maar er ontstaat
wel een moeilijke situatie. Moeten nu
alle sectoren van de dierhouderij - in-
clusief de gezelschapsdierenbranche -
zich voorbereiden op een ethische toet-
sing? Daar zou wellicht niets op tegen
zijn, maar de vraag blijft of het moge-
lijk is objectief te omschrijven of het
doel maatschappelijk acceptabel is.
Vervolgens ontstaat ook nog een fun-
damentele juridische discussie. Het
Rathenau Instituut concludeert dat een
verbod op een vorm van dierhouderij
op basis van het productiedoel een
spanningsveld kan opleveren met de
morele uitgangspunten van onze libe-
raal-democratische rechtstaat; zoals
het neutraliteitsbeginsel, gelijk respect
voor de morele opvattingen van alle
burgers en het legaliteitsbeginsel.

De discussie rond de nertsenhouderij
geeft derhalve aan dat de discussie
rond het begrip \'eigenwaarde\' van het
dier moet worden afgerond. Oftewel:
wat betekenen de verschillende dier-
soorten nu werkelijk voor onze samen-
leving? Alleen als deze vraag wordt
beantwoord, kan men aanvullend aan
de welzijnscriteria een rechtvaardig
oordeel vellen, welke dieren wel en
welke dieren niet gehouden mogen
worden in ons land.

Prof. dr. E.N. Noordhuizen-Stassen,
dr. \' H.A.P. Urlings en drs. S.A.M.
Deleu naar aanleiding van het artikel:
\'Discussie eigenwaarde eerst afron-
den\', door E.N. Noordhuizen-Stassen
in het Agrarisch Dagblad (24 februari
2000) en het rapport van het Rathenau
Instituut (februari 2000).

De lentekriebels in ons veterinaire lijf
doen ons niet alleen verlangen naar het
voorjaar en de Voorjaarsdagen, maar
wellicht nog sterker naar de
Veteri-
naire Golfkampioenschappen!
Het
door Alfasan gesponsorde kampioen-
schap wordt woensdag 31 mei 2000 op
Golf Club Prise d\'Eau gehouden. Dit
schitterende golfcomplex is 76 hectare
groot, ligt tussen Tilburg en Gilze-
Rijen en is ontworpen volgens de
\'Veterinary Championship\' standaard.
In de ochtenduren kunt u de baan ver-
kennen door mee te spelen metide ne-
gen-holes greensome-wedstrijd. Na de
lunch start de 18-holes stableford
Championship. Alles rondom de 19e
hole (borrel en diner) wordt wederom
door Alfasan aangeboden.

Aanmelden voor deze dag kan door
overmaking van
ƒ 35,- op rekening
53.15.06.207 ten name van W.L. Keers
inzake V.G.C. met vermelding van
exacte handicap, privé-adres en home-
course (GVB minimaal vereist).
Deelname is gemaximeerd en ge-
schiedt in volgorde van aanmelding.

Veterinair Golfkampioenschap 2000

Veterinair Golf Comité
Mevr. L.C.M. Beukers-Schröder
N.G. Simoncelli
W.L. Keers

-ocr page 287-

Alimentaire polyneuropathy bij de kat

Eind januari heeft u een mailing ontvangen over het voorkomen van alimentaire Polyneuropathie bij de kat in Nederland.
Met deze mededeling wil ik u informeren over de afloop ervan.

De aanleiding voor de mailing was de melding van vier katten met Polyneuropathie, waarbij een duidelijk causaal verband ge-
legd kon
worden met kattenbrokjes: twee meldingen kwamen bij de fabrikant binnen en ik werd door een practicus op twee
gevallen geattendeerd. De fabrikant bleek op de dag dat ik contact legde al bezig met het uit de markt nemen van het voer,
het
informeren van de verkooppunten, het plaatsen van advertenties in de dagbladen en het openen van een 0800-nummer.
Mijn advies om ook veterinair Nederland te informeren werd direct overgenomen en met hulp van de KNMvD
werd dit zo
snel mogelijk uitgevoerd. Zodoende kon u binnen een week na het constateren van het probleem geïnformeerd worden. Het
tussenliggende weekend heeft een nog snellere berichtgeving in de weg gestaan.

Ten tijde van het verzenden van de mailing was duidelijk tot welke omvang het probleem zich zou ontwikkelen. Na onge-
veer vijf weken kon de actie afgesloten worden en bleek dat de uitbraak \'beperkt\' is gebleven. Op grond van de gegevens
die ik van de fabrikant heb gekregen en de informatie die mij via practici en eigenaren heeft bereikt, kunnen een aantal op-
merkingen ter afronding gemaakt worden:

• In totaal kon bij 19 katten met verschijnselen van Polyneuropathie een causaal verband met het betreffende voer zeer
aannemelijk gemaakt worden;

• Bij het overgrote deel van deze gevallen werd aangegeven dat op het moment van aanmelding al sprake was van (enige)
verbetering van de verschijnselen;

• In alle gevallen heeft de fabrikant contact opgenomen met de eigenaren en is een regeling getroffen aangaande de ge-
maakte veterinaire kosten.

De uitbraak van deze alimentaire Polyneuropathie wordt toegeschreven aan het coccidiostaticum salinomycine dat in con-
centraties van 4 tot 5 ppm in het voer kon worden aangetoond en in de aangeleverde premixen voorkwam. Deze concentra-
tie is aanzienlijk lager dan bij de uitbraak van een aantal jaren geleden en is mede een verklaring voor de beperkte omvang
van deze recente en hopelijk laatste alimentaire Polyneuropathie bij de kat.

Zowel de toeleverancier als de fabrikant hebben de kwaliteitsborging op alle ingrediënten nog meer aangescherpt. De fa-
brikant heeft inmiddels het maal- en mengproces in eigen beheer genomen, waardoor de kans op herhaling tot een mini-
mum is beperkt.

Dr. J.J. van Nes
Faculteit der Diergeneeskunde
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren

Accidentele intoxicaties door commerciële katten- en hondenvoeders

De samenstelling van katten- en hon-
denvoeders dient in overeenstemming
te zijn met de Diervoederwetgeving in
Nederland. Dit betekent ondermeer dat
toegestane toevoegingen zoals anti-
oxydanten gebonden zijn aan maximale
concentraties, hetgeen ook geldt voor
bij naam genoemde contaminanten.
Calamiteiten kunnen zich echter voor-
doen. In januari van dit jaar kwamen
twee accidenten in het nieuws. Volgens
bovenstaande mededeling was een in-
toxicatie met salinomycine verant-
woordelijk voor polyneuropathie bij
minstens 19 katten. Het tweede geval
betrof kattenvoeders die hogere gehal-
ten aan vetzuurperoxiden hadden vóór
het verstrijken van de uiterste houd-
baarheidsdatum. Door een combinatie
van productie-omstandigheden bevat-
ten de voeders relatief snel te weinig
anti-oxydant, waardoor ze rans konden
worden. Katten die toch het voer opna-
men konden gaan braken en/of diarree
ontwikkelen. Dieren die langdurig voer
weigerden en van de eigenaar geen an-
der eten kregen ontwikkelden hepati-
sche lipidose. In totaal waren voor een
honderdtal katten de symptomen geas-
socieerd met de betreffende voeders.
De twee betrokken fabrikanten hebben
terughaalacties uitgevoerd, dierenart-
sen en eigenaren geïnformeerd en
schadevergoedingsregelingen getrof-
fen.

Accidentele intoxicaties middels katten-
en hondenvoeders zijn eerder beschre-
ven. In 1996 kregen ruim 800 katten in
Nederland verlammingsverschijnselen
door voeders die 13-21 ppm salinomy-
cine bevatten (1). Pathologisch onder-
zoek wees op distale axonopathie met
secundaire demyelinisatie (2). Bij hon-
den zijn accidentele intoxicaties met de
ionoforen narasin, lasalocid en monen-
sin beschreven (geciteerd in referentie
1).

Kwaliteitscontrole van ingrediënten en
het productieproces moet de kans op ca-
lamiteiten beperken. Volledig uitsluiten
van calamiteiten is onmogelijk. Gebun-
delde acties van dierenartsen, fabrikant
en onderzoekers kunnen problemen
identificeren en leiden tot adequate
maatregelen teneinde het aantal zieke
dieren te beperken. Onmiddellijke iden-
tificatie van een mogelijke acute intoxi-
catie berust op alertheid van eigenaar en
dierenarts. In het eerste stadium gaat het
om insluiten of uitsluiten van de voe-
ding als oorzakelijke factor. Een com-
mercieel voer is verdacht wanneer aan
de volgende randvoorwaarden wordt
voldaan. De symptomen ontstaan snel
na een verandering van het merk voer of
overgang naar een partij met andere pro-
ductie(houdbaarheids)datum. Meerdere
dieren, bij voorkeur uit verschillende
huishoudingen, ontwikkelen dezelfde
symptomen na dezelfde voerverande-
ring. Wordt aan deze randvoorwaarden

-ocr page 288-

voldaan, dan dient contact met de fabri-
kant opgenomen te worden opdat het
gewenste traject ingegaan kan worden.

A.C. Beynen, Afdeling Voeding
J.J. van Nes, Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren

Referenties

1, Van Nes JJ, Beynen AC, Van der Linde-
Sipman JS, Van den Ingh TSGAM, Plek-
kringa R, Egberink H, Den Hartog E en
Seinen W. Epidemie van alimentaire
Poly-
neuropathie bij de kat. Eindverslag onder-
zoeksteam. Tijdschr Diergeneeskd 1997;
122; 604-7.

2. Van der Linde-Sipman JS, Van den Ingh
TSGAM, Van Nes JJ, Verhagen H, Kersten
JG, Beynen AC, and Plekkringa R.
Salinomycin-induced polyneuropathy in cats:
morphologic and epidemiologie data. Vet
Pathol 1999; 36: 152-6.

De klassieke varkenspestepidemie
in Nederland 1997-1998

Annemarie Bouma^

De klassieke varkenspestepidemie van 1997-1998 in Nederland heeft alweer
enige tijd geleden plaatsgevonden. Niet alleen zijn tijdens deze epidemie hon-
derden mensen actief geweest, ook na de laatste uitbraak hebben velen -
vooral medewerkers van de RVV, GD, LUW en ID - zich nog bezig gehouden
met het verzamelen en analyseren van gegevens over de epidemie. Een aantal
van hun resultaten en bevindingen is onlangs verschenen in een
Special Issue
van het internationale wetenschappelijke tijdschrift Preventive Veterinary
Medicine.
In deze uitgave worden verschillende aspecten van de KVP-epide-
mie in Nederland belicht. Navolgend wordt een overzicht van de belangrijk-
ste bevindingen gegeven.

ID-Lelystad en Gezond-
heidsdienst zoeken scrapie-
bedrijven voor onderzoek

In het kader van het landelijke scrapie
bestrijdingsprogramma zijn de Gezond-
heidsdienst voor Dieren en het onder-
zoeksinstituut ID-Lelystad, voorheen
ID-DLO, een monitoringsonderzoek
gestart op schapenbedrijven. Het doel is
om te bepalen hoe snel het aantal scra-
pie-gevallen in het veld afneemt door
het inzetten van scrapie-ongevoelige
rammen. Voor dit onderzoek is mede-
werking van schapenhouders onont-
beerlijk. Daarom zoeken we bedrijven
met een scrapieproblematiek, die tevens
scrapie-ongevoelige rammen (willen
gaan) inzetten. Mogelijk dat u als practi-
cus een dergelijk bedrijf kent en de scha-
penhouder zou willen wijzen op de mo-
gelijkheid tot deelname aan het
monitoringsonderzoek. Zowel deelne-
mers als niet-deelnemers van het lande-
lijke scrapie bestrijdingsprogramma
kunnen zich hiervoor opgeven. Het mo-
nitoringsonderzoek gaat minimaal vier
jaar duren en er is een gepaste vergoe-
ding. Schapenhouders die aan het on-
derzoek meedoen, krijgen tijdens het
onderzoek de genotypen van de fokram-
men en aan het einde van het onderzoek
de genotypen van alle fokdieren gratis.

Meer iriformatie over dit nieuwe onder-
zoek is verkrijgbaar hij dr. B.E.C.
Schreuder of mevrouw drs. G. Nodelijk
van het ID-Lelystad (0320-238385).

Verloop epidemie

Na een varkenspestvrije periode van
vijfjaar werd op 4 februari 1997 klas-
sieke varkenspest (KVP) gediagnosti-
ceerd op een gemengd zeugen/vlees-
varkensbedrijf in Brabant. Sinds medio
januari dat jaar waren op het bedrijf a-
typische ziekteverschijnselen waarge-
nomen. Het instellen van een antibioti-
cumtherapie bleek niet effectief
Tweemaal werd een enkel ziek of ge-
storven dier aangeboden voor post mor-
tem onderzoek bij de GD, maar dit wees
niet in de richting van KVP. Omdat de
klachten aanhielden werd nogmaals
materiaal ingestuurd van twee zieke
dieren naar de GD, waar na patholo-
gisch onderzoek op maandag 3 februari
een sterke verdenking van KVP naar
voren kwam. Omdat het materiaal auto-
lytisch was, kon er geen definitieve la-
boratoriumdiagnose worden gegeven
door het referentie-laboratorium van
ID-Lelystad en werd een herbemonste-
ring aangevraagd. Nadat nieuw materi-
aal, afkomstig van vijf zieke dieren,
was ingestuurd, werd op 4 februari offi-
cieel de diagnose KVP uit dit materiaal
gesteld. Een latere analyse van trace-
ringgegevens en bloedonderzoek wees
erop dat de infectie waarschijnlijk half
december had plaatsgevonden. Het vi-
rus was vermoedelijk binnengebracht
door een verontreinigde veewagen die
biggen had getransporteerd naar en in
een regio in Duitsland - waar op dat mo-
ment ook een uitbraak van KVP was
geconstateerd - en die door de lage tem-
peratuur niet voldoende kon worden ge-
desinfecteerd (4).

\' Nationaal Referentie Laboratorium KVP. Instituut
voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad),
Postbus 65, 8200 A B Lelystad telefoon O.UO-238238,
fax 0320-238668, e-mail: A.Bouma@id.wag-ur.nl

Direct na de diagnose KVP werd een
aantal verschillende maatregelen van
kracht, voorgeschreven in de EU-
richtlijnen voor KVP, zoals een ver-
voersverbod, het instellen van een be-
schermings- en surveillancegebied en
het uitvoeren van tracerings- en scree-
ningsbezoeken door de RVV (8). On-
danks deze maatregelen verspreidde
het virus zich verder naar andere be-
drijven. Later bleek dat op het moment
van detectie van het eerste besmette
bedrijf 39 andere bedrijven ook al wa-
ren besmet. Aangezien de effectiviteit
van de bestrijding onder andere af-
hangt van het aantal reeds besmette be-
drijven, was de bestrijdingscampagne
in het begin van de epidemie niet vol-
doende effectief (10). Het virus ver-
spreidde zich eerst naar bedrijven
rondom de primaire haard, maar later
ook in andere delen van Brabant en uit-
eindelijk ook naar een aantal bedrijven
in Overijssel en Zeeland (4). De situ-
atie werd nog gecompliceerder toen in
maart 1997 ook nog twee Kl-stations
besmet bleken te zijn, een gebeurtenis
die onwaarschijnlijk werd geacht ge-
zien de strikte bedrijfshygiëne. Aange-
zien de stations in de periode tussen in-
fectie (februari) en detectie nog sper-
ma hadden uitgeleverd en het virus kan
worden overgebracht via KI, werden
in korte tijd veel bedrijven verdacht
verklaard, hetgeen voor veel logistieke
problemen zorgde (4). Overigens zijn
er aanwijzingen dat het virus vanuit
Nederland ook naar Italië en Spanje is
verspreid via transport van geïnfec-
teerde biggen begin februari 1997.
Daamaast is het virus in juni 1997
waarschijnlijk vanuit Nederland naar
België verspreid via transport-contac-
ten (4).

-ocr page 289-

In totaal werden 429 bedrijven besmet
verlciaard en bijna 1300 bedrijven pre-
ventief geruimd. Door stamping-out,
de opkoop- en overnameregeling en
het doden van jonge biggen werden in
totaal meer dan 11 miljoen varkens ge-
dood (8).

Voor het vrijverklaren van regio\'s wer-
den op grote schaal serologische scree-
ningsprogramma\'s uitgevoerd (8). Met
de zogenaamde tussenscreening kon-
den vroegtijdig (sub-klinische) infec-
ties worden opgespoord en met de
eindscreening kon worden vastgesteld
of een regio vrij was van KVP. Uit-
eindelijk was Nederland in mei 1998
weer officieel vrij van KVP.

Verspreiding virus

De meest waarschijnlijke route van ins-
leep in Nederland was door middel van
een veewagen. Hoe heeft het virus zich
echter verspreid in Nederland en wat
was het effect van al de maatregelen op
het indammen van de verspreiding?
Vroege detectie is belangrijk gezien de
grote verspreiding van het virus als er
geen beperkende maatregelen zijn in-
gesteld (10). De practicus en varkens-
houder spelen hierbij een belangrijke
rol: zij hebben ongeveer 56 procent
van de uitbraken gedetecteerd (4).
Gemiddeld was de periode tussen het
moment van infectie en detectie echter
ongeveer 28-36 dagen, afhankelijk van
het type bedrijf (4,9). Dit is lang, maar
gezien de reguliere aanpak van een be-
drijfsprobleem wel begrijpelijk en bo-
vendien is het beeld van varkenspest
weinig specifiek. De symptomen die
het meest werden opgemerkt waren
koorts, algehele malaise en ataxie(4).
KVPV verspreidde zich langzamer
binnen een zeugenbedrijf dan binnen
een vleesvarkens- of opfokbedrijf Dit
kwam waarschijnlijk doordat de con-
tacten tussen dieren op een zeugenbe-
drijf beperkter waren en als gevolg van
leeftijdsresistentie. Ook is de kans dat
na virusintroductie op een zeugenbe-
drijf de verspreiding dood loopt groter
(9). Er bestond echter een kans dat een
bedrijf met één of enkele geïnfecteerde
dieren niet werd opgespoord, wat met
name een probleem kon geven als het
drachtige zeugen (\'carrier sow\') be-
trof Als een zeug wordt geïnfecteerd
in de eerste 80 dagen van de dracht kan
dit dier een geïnfecteerd koppel biggen
ter wereld brengen, wat zou kunnen
leiden tot een, onverwachte, nieuwe
uitbraak na de laatste uitbraak.
Toen er nog geen speciale bestrij-
dingsmaatregelen waren, kon het virus
zich verspreiden van bedrijf tot bedrijf
(10). Na de eerste uitbraak werd een
aantal maatregelen ter voorkoming
van verdere verspreiding van het virus
geïmplementeerd zoals stamping-out,
een vervoersverbod en het instellen
van beschermingsgebieden waarin
screening en traceringsprogramma\'s
werden uitgevoerd (8). Na enkele
maanden bleek echter dat deze maatre-
gelen onvoldoende effect sorteerden:
het aantal besmette bedrijven nam toe
(10). Daarop werd besloten tot het in-
stellen van een uitgebreidere set maat-
regelen: de basisstrategie werd aange-
vuld met het preventief mimen van
contactbedrijven of van bedrijven die
binnen een straal van 1 km van een be-
smet bedrijf lagen (8). Door beperkte
destmctiecapaciteit kon het preventief
mimen niet op grote schaal worden
toegepast. Het bleek dat deze aanvul-
lende maatregelen wel resulteerden in
een vermindering van de verspreiding,
maar dat deze reductie nog onvol-
doende was om tot uitroeiing van het
vims te komen (10).
In juni 1997 kon het preventief mimen
op grote schaal worden toegepast.
Hoewel er veel discussie was over de
effectiviteit van preventief mimen,
blijkt uit data-analyse (4,10) en simu-
latiemodellen (5,7) dat de maatregel
effectief was. Als de maatregel vanaf
het begin strikt was uitgevoerd, zou de
omvang van dc epidemie een stuk klei-
ner zijn geweest (4,5,7).
Vanaf juni werden ook andere maatre-
gelen toegepast (8). Het fokverbod werd
ingesteld om verschillende redenen,
waaronder het voorkomen van het ont-
staan van \'carriers\', het verminderen
van het aantal bedrijfscontacten en
voorkomen van welzijnsproblemen.
Bovendien werden 3-17 dagen oude
biggen geëuthanaseerd onder andere om
destmctiecapaciteit te besparen. Hoewel
omstreden, bleken deze maatregelen ef-
fectief en werd de verspreiding vol-
doende gereduceerd om tot een uitroei-
ing van het vims te kunnen komen (10).
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat
doordat de gevoeligste diergroep (jonge
biggen) werden verwijderd de gevoelig-
heid van de klinische diagnostiek ook
minder werd, omdat oudere dieren min-
der duidelijk symptomen laten zien.
Tevens werden, vanaf drie weken na het
instellen van een beschermingsgebied,
de wekelijkse bedrijfsbezoeken overge-
dragen aan de practicus (8). De effecti-
viteit van deze bezoeken in relatie tot het
aantal personen dat betrokken was bij
een screeningsteam en het aantal gede-
tecteerde uitbraken was relatief laag (7).
Bovendien was de practicus beter be-
kend met het betreffende bedrijf. De
practici hebben, samen met de varkens-
houders, ongeveer 56 procent van de
uitbraken gedetecteerd en tracings- en
screeningsteams kwamen 18 procent op
het spoor (4). In de laatste fase van de
epidemie, vanaf eind augustus 1997,
werd ook het transport geregionaliseerd.
Het totale pakket bleek uiteindelijk toe-
reikend om weer KVP-vrij te worden
(10).

Uit de enorme hoeveelheid data van
tracering, I&R, Geografisch Informatie
Systeem (GIS) bij de GD en versprei-
dingspatronen op de bedrijven, is gepro-
beerd de belangrijkste verspreidings-
routes vast te stellen (4). Vóór imple-
mentatie van de eerste bestrijdingsmaat-
regelen speelden vervoer van varkens en
besmette veewagens de belangrijkste rol
(52%) gevolgd door buurtinfecties
(22%) en diercontacten (17%). Voor het
fenomeen buurtinfectie is de wijze van
verspreiding echter nog niet opgehel-
derd. Na implementatie werden de
meeste infecties veroorzaakt door buurt-
infecties (39%). Er bleek een significant
grotere kans op besmetting wanneer een
bedrijf binnen een straal van 1 km van
een besmet bedrijf lag (4). Risico-
factoren voor infectie waren: het aantal
zeugen op een bedrijf, het aantal trans-
portcontacten per maand ten behoeve
van de opkoopregeling, het aantal var-
kens/km^, en de bedrijfsgrootte (2).
Gemengde bedrijven en zeugenbedrij-
ven hadden een groter risico om besmet
te worden dan vleesvarkensbedrijven,
wellicht door het grotere aantal contac-
ten tussen bedrijven. Deze contacten
waren op een laag niveau aanwezig, on-
danks het vervoersverbod (2).

Monstername

KVPV veroorzaakt tal van symptomen
die niet erg specifiek zijn. Labora-
toriumonderzoek is daarom nodig om
tot een definitieve diagnose te komen.
De snelste methode om een verdenking
te bevestigen is het aantonen van vims
in tonsillen van dieren met klinische
verschijnselen (bijvoorbeeld koorts).
In totaal werden van ongeveer 18.000
varkenstonsillen ingestuurd en 82 pro-
cent van de 429 besmette bedrijven
werden op deze manier opgespoord.
Voor de tussen- en eindscreening wer-
den semmmonsters ingestuurd van
bijna twee miljoen varkens. Via serolo-
gie werd zo\'n 13 procent van de be-
smette bedrijven opgespoord (3). Soms
was een enkel serum van één bedrijf

-ocr page 290-

positief. Dit was voor liet laboratorium
aanleiding een hertap aan te vragen van
hetzelfde dier en dieren in diens omge-
ving om te kunnen vaststellen of het
werkelijk om KVP ging en of het virus
zich verspreidde. Dat kon de vrijgave
van een regio echter wel met enkele
weken vertragen.

Monsters werden niet alleen genomen
ten behoeve van diagnostiek en vrij-
gave. Op veel bedrijven die werden ge-
ruimd werden ook bloedmonsters ge-
nomen om daarmee, vaak retrospectief,
de KVP-status van het bedrijf te kun-
nen vaststellen en een beeld te krijgen
van de verspreiding binnen het bedrijf
(4,9). Dit leverde gegevens op voor de
epidemiologische analyses.

Financiële gevolgen

De kosten van de KVP-epidemie kon-
den worden onderverdeeld in verschil-
lende categorieën. Directe verliezen
ten gevolge van bijvoorbeeld stam-
ping-out, fokverbod, destructie en kos-
ten van de organisatie bedroegen zo\'n
2,8 miljard gulden, hetgeen ongeveer
56 procent van de totale kosten was.
De kosten ten gevolge van productie-
verliezen bedroegen ongeveer 900
miljoen gulden (18%) en van de ove-
rige bedrijven binnen de sector 1,3
miljard gulden (25%). De EU betaalt
50 procent van de kosten van de ver-
plichte en preventieve ruiming, 70 pro-
cent van de opkoop en 50 procent van
de kosten gemaakt door de organisatie
(6).

Tot slot. De rol van de practicus en de
patholoog van de sectiezaal bij lijst A
ziekten zoals klassieke varkenspest is
erg belangrijk. Niet alleen in het opspo-
ren van een eerste besmet bedrijf, maar
ook tijdens een eventuele epidemie.
Als, door een goede klinische inspectie
en alert reageren, het interval tussen in-
fectie en detectie kan worden verkort
kan dit bijdragen aan een vermindering
van de verspreiding (5,7,10). Inmiddels
is er door de RVV een draaiboek opge-
steld met daarin een uitgebreid pakket
te nemen maatregelen en is een discus-
sie gaande over aanpassing van de re-
gelgeving, onder andere het toepassen
van noodvaccinatie, binnen de EU.

Literatuur

1. Preventive Veterinary Medicine 1999, 42
(3-4): 135-348 (Special Issue: The 1997-
1998 outbreak of Classical Swine Fever
(CSF) in the Netherlands).

2. Benard HJ, Stärk K.DC, Morris RS,
Pfeiffer DU, and Moser H. The 1997-1998
CSF epidemic in the Netherlands - a survi-
val analysis: pp 235-48.

3. De Smit AJ, Eblé PL, De Kluijver EP,
Bloemraad M. and Bouma A. Laboratory
decision-making during the CSF epidemic
of 1997-1998 in the Netherland: pp 185-
200

4. Eibers ARW, Stegeman A, Moser H, Ekker
HM, Smak JA, and Pluimers FH. The CSF
epidemic 1997-1998 in the Netherlands: de-
scriptive epidemiology: pp 157-84.

5. Jalvingh AW, Nielen M, Maurice H,
Stegeman AJ, Eibers ARW, and
Dijkhuizen AA. Spatial and stochastic si-
mulation to evaluate the impact of events
and control measures on the 1997-1998
CSF epidemic in the Netherlands: 1.
Description of the model: pp 271 -96.

6. Meuwissen MPM, Horst SH. Huime RDM
and Dijkhuizen AA. A model to estimate
the final consequences of CSF outbreaks:
principles and outcomes: pp 249-70.

7. Nielen M, Jalvingh AW, Meuwissen
MPM, Horst SH, and Dijkhuizen AA.
Spatial and stochastic simulation to evalu-
ate the impact of events and control meas-
ures on the 1997-1998 CSF epidemic in the
Netheriands: I. Comparison of control stra-
tegies: pp 297-318.

8. Pluimers FH, De Leeuw PW, Smak JA,
Eibers ARW, and Stegeman JA. CSF in the
Netherlands 1997-1998: a description of
the organisation and measures to eradicate
the disease: pp 139-56.

9. Stegeman A, Eibers ARW, Bouma A, De
Smit H, and De Jong MCM. Transmission
of CSF virus within herds during the 1997-
1998 epidemic in the Netheriands: pp 201-
18.

10. Stegeman A, Eibers ARW, Smak J, and De
Jong MCM. Quantification of the transmis-
sion of CSF virus between herds during the
1997-1998 epidemic in the Netheriands: pp
219-34.

Grote grazers in het Nederiandse wetland \'de Oostvaardersplassen*

Reacties op de \'Leidraad grote grazers\' van de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
j.T. Lumeij en j. Oosterbaan^

Ingezonden

SAMENVATTING

De recentelijk uitgebrachte leidraad met
betrekking tot de omgang met grote gra-
zers in natuurgebieden door de staatsse-
cretarsis van Landbouw Natuurbeheer
en Visserij (SLNV) wordt becommenta-
rieerd.

\' Respectievelijk voorzitter en secretaris van de
Werkgroep Relatie Mens-Dier, Dierbenutting, corres-
pondentie via e-mail J. T.Lumeij@vet.uu.nl of j.ooster-
baan@SysCoData.nl

Chairman and secretary of the Working group rela-
tion man-animal, animal use.

Met de nota \'Leidraad Grote Grazers\'
van 19 januari 2000 tracht de SLNV
duidelijkheid te verschaffen omtrent het
beleid dat gevoerd (moet) wordt (wor-
den) bij het beheer van grote grazers in
natuurterreinen. Verwacht zou mogen
worden dat heldere uitspraken worden
gedaan over stams, zorgplicht, dierziek-
tebestrijding, populatiebeheer, bijvoe-
ren en welzijn. Het is teleurstellend te
moeten constateren dat de zo zeer ge-
wenste duidelijkheid met betrekking tot
de zorgplicht toch weer ontbreekt en dat
de dieren die het aangaat daar de dupe
van dreigen te worden.
Betreurenswaardig is bovendien dat uit
niets blijkt dat de SLNV kennis heeft ge-
nomen van de adviezen van de Raad
voor Dierenaangelegenheden en de op-
merkingen van de zijde van de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde.
Er worden vraagtekens geplaatst bij de
samenstelling van de \'Veterinaire Be-
geleidingscommissie Natuur\', die een
onafhankelijke gespecialiseerde veteri-
naire inbreng in het natuurbeheer sugge-
reert die er in de praktijk niet zal blijken
te zijn.

De suggestie wordt gedaan om het be-
heer van de Oostvaardersplassen door
echte wilde dieren zoals hert, wisent (en
wild zwijn) nader te onderzoeken. Op
deze wijze zouden de als overtollig af-
gevoerde gezonde dieren voor humane
consumptie kunnen worden aangewend
en hoeft niet jaarlijks een grote hoeveel-
heid \'gezonde biomassa\' naar de de-

-ocr page 291-

structor te verdwijnen. Ongeacht de ge-
bruil<te diersoorten wordt gepleit voor
een voortdurend actief populatiebeheer
op basis van de draagkracht van het ge-
bied.

SUMMARY

Large herbivores in the Dutch wet-
Land \'de Oostvaardersplassen\' -
Comments on the \'Guidelines large
herbivores\' from the Secretary of
State of Agriculture, Nature Manage-
ment and Fisheries
The recently published \'Guidelines large herbi-
vores \'from the Secretary of State of Agriculture.
Nature Management and Fisheries are commen-
ted upon.

These Guidelines pay insufficient attention to the
welfare of the animals used. Only the manage-
ment of domestic animals is discussed while the
management of the deer, which form an integral
part of the system is left open.
The name of the Veterinary Guidance Committee
Nature is questioned since it suggest an indepen-
dent contribution of specialised veterinary know-
ledge on the various health and welfare issues, but
in reality a broad representation of different
governmental and public organizations is present.
The view points of this .m-called veterinary com-
mittee seem to disagree with those of the Dutch
Veterinär)) community as formulated by the Royal
Netherlands Veterinary Association.
Independent of the species of animal laedfor the
management of the area a plea is held for active
control of the population - \'looking through the
eyes of the wolve\' - to dampen large fluctuations in
population size and prevent unnecessary) suffering
through starvation.

Since the domesticated animals used have to com-
ply with strict veterinary regulations when inten-
ded for human consumption the suggestion is
made to investigate the possibility of using only
truly wild animals like deer, European bison and
wild boar for the management of the wetland.
When wild animals are u.sed culled animals can be
used for human consumption and this prevents
that every year numerous cadavers of cattle and
hor.se have to be collected from the area and in-
cinerated.

INLEIDING

AI jaren is er een publieke discussie
gaande over wat wel en wat niet mag
met ten behoeve van natuurbeheer uit-
gezette dieren. Naar aanleiding van de
hongerdood van een 70-tal runderen in
de Oostvaardersplassen in de winter van
1998-1999 werden vragen gesteld in de
Tweede Kamer der Staten Generaal.
Deze vragen werden beantwoord door
de staatssecretaris van Landbouw, Na-
tuurbeheer en Visserij (SLNV). Naar
aanleiding hiervan werd door een aantal
dierenartsen in dit tijdschrift een inge-
zonden brief gepubliceerd onder de titel:
\'Tbr
de dood er op volgt\' (10). Het
Hoofdbestuur van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde heeft inmiddels naar aanlei-
ding van de gebeurtenissen eveneens
een standpunt bepaald en dat medege-
deeld aan de SLNV (8).
Op 11 november 1999 presenteerde
Staatsbosbeheer (SBB) een brochure,
met de titel: \'Ethische richtlijnen voor
het omgaan met zelfstandig levende die-
ren in de terreinen van Staatsbosbeheer\',
verder genoemd \'Ethische richtlijnen\'
(14). Deze brochure werd onlangs in dit
tijdschrift becommentarieerd door
Lumeij en Oosterbaan (11).

In een brief d.d. 19 januari 2000 wordt
door de SLNV aan de voorzitter van de
Tweede Kamer een leidraad voor de
omgang met grote grazers in natuurge-
bieden. aangeboden (http://www.min
lnv.nl/infomart/parlement/2000/par000
11 .htm). Uit de aanbiedingsbrief blijkt
dat de Leidraad bedoeld is voor de om-
gang met runderen, paarden en schapen
in natuurterreinen en dat
\'Terrein-
beheerders worden geacht deze Lei-
draad te volgen.
\' De ten behoeve van
het natuurbeheer in de Oostvaarders-
plassen uitgezette edelherten worden
niet besproken. Hiervoor wordt verwe-
zen naar de Jachtwet en de Flora en
Faunawet.

De Leidraad bevat de volgende onder-
werpen:

• De zorg voor genoemde diersoorten,
rekeninghoudende met de verschil-
lende beheerdoelstellingen die in het
terreinbeheer gehanteerd worden:

1. Het ingrijpen bij lijden, ziekte, of
verwonding.

2. Het welzijn in relatie tot de draag-
kracht van natuurgebieden.

3. Het bij voederen.

• De bestrijding van dierziekten

• Gestorven en gedode dieren

• De implementatie in samenwerking
met terreinbeheerders en vertegen-
woordigers van maatschappelijke or-
ganisaties.

De SLNV vermeldt verder dat de Lei-
draad volledig aansluit bij de Ethische
richtlijnen die SBB op 11 november
1999 heeft gepresenteerd samen met de
Nederlandse Vereniging tot Bescher-
ming van Dieren. Zij suggereert hier-
mee dat de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren het met de
Ethische richtlijnen eens zou zijn, het-
geen niet correct is (zie verder). De
SLNV vervolgt dan met de stelling:
\'Dit
houdt in dat veel van de beleidsstand-
punten die in de Leidraad staan al gang-
bare praktijk zijn\'.
Daarbij wordt voor-
bijgegaan aan het feit dat over de
Ethische richtlijnen nog wel het nodige
te zeggen valt (11).

Zowel in de Ethische richtlijnen als in de
Leidraad draait het uiteindelijk om de
vraag of, en zo ja, op welke wijze popu-
latiebeheer moet plaatsvinden. Daar-
naast komen zaken als bestrijding van
dierziekten, afvoeren van kadavers, bij-
voeren en ingrijpen bij lijden, ziekte of
verwonding aan de orde.
In beide nota\'s worden nieuwe begrip-
pen geïntroduceerd, die niet door de be-
staande wetgeving worden gedekt. Zo
wordt in de Ethische richtlijnen gespro-
ken van \'zelfstandig levende dieren\' en
\'potentiële wildheid\'. In de Leidraad
worden de geïntroduceerde grazers on-
dergebracht in de categorie \'als niet ge-
houden beschouwde dieren\' en wordt
het begrip \'beschikkingsmacht\' opge-
voerd.

Het doel van deze publicatie is om een
verdere bijdrage te leveren aan de dis-
cussie over dit onderwerp middels het
becommentariëren van de Leidraad, na-
dat eerder de Ethische richtlijnen van
SBB al door ons werden becommenta-
rieerd. Centraal in dit commentaar staat
het welzijn van de ten behoeve van na-
tuurbeheer uitgezette herbivoren in rela-
tie tot de draagkracht van natuurgebie-
den. In een slotbeschouwing is getracht
een op de situatie aangepaste invulling
te geven aan de zorgplicht en inhoud te
geven aan de zowel door SBB als door
de SLNV gebruikte terni \'kijken met de
ogen van de wolf en worden suggesties
gedaan voor een alternatieve vorm van
natuurbeheer.

Status van de uitgezette dieren -
beschikkingsmacht van de mens

In de aanbiedingsbrief wordt gesteld:
\'De Leidraad past geheel binnen het be-
staande juridisch kader van onder meer
de Gezondheids- en Welzijnswet voor
dieren en de Destructiewet en ook bin-
nen het Europees wettelijk kader. Dit
betekent dat ik aan de zorgplicht uitwer-
king heb gegeven en dat veterinaire re-
gelgeving onverkort van toepassing is
op alle grazers in natuurgebieden.\'
Het kan niet anders dan dat er geconclu-
deerd moet worden dat wij hier te ma-
ken hebben met \'gehouden dieren\'.
Immers, genoemde regelgeving is niet
van toepassing op wilde dieren die on-
der de huidige Jachtwet vallen of straks
onder de Flora- en Faunawet. Met bo-
venstaande uitspraak stelt de SLNV dus
in feite vast wat de status van de grote
grazers is. Daar waar SBB het in de
Ethische richtlijnen niet heeft aange-
durfd om te verdedigen waarom artikel
37 GWWD (gehouden dieren) niet van
toepassing zou zijn, doet de SLNV in de

-ocr page 292-

Leidraad wel een poging daartoe, echter
zonder dit wetsartikel te noemen. De
SLNV zegt ten aanzien van de status
van de grote grazers het volgende:
\'Bepalend criterium voor het onder-
scheid tussen gehouden en niet-gehou-
den dieren is of de mens beschilildngs-
macht heeft over een dier\'.
Met als
argumentatie dat het praktisch onmoge-
lijk is de dieren in handen te krijgen voor
individuele behandelingen, stelt de
SLNV dat de dieren worden
\'be-
schouwd als niet gehouden\'.
Hiermee
wordt getracht een legitimatie te creëren
voor invulling van de wens die wordt
geuit in het natuurbeleid
\'..in natuurter-
reinen de natuurlijke processen zo on-
gestoord mogelijk te laten verlopen...\'
en \'.. .zo min mogelijk ingrijpen in het
bestaan van de dieren...\'.
Deze redena-
tie gaat echter niet op. In de Oost-
vaardersplassen is sprake van runderen,
paarden (en ook edelherten) die door de
mens in het terrein zijn gebracht, waar-
over de mens dus beschikkingsmacht
had. Van zelf gekozen, zelfstandig leven
is dan ook geen sprake, terwijl de mens
volledig de leefomstandigheden be-
paalt. Zowel de Raad voor Dierenaan-
gelegenheden als een onderzoeker die in
opdracht van SBB heeft onderzocht op
welke wijze de populatie het beste kan
worden beheerd (2), hebben aangegeven
dat het gebruik van een kraal een goede
methode is om de runderen en paarden
len behoeve van beheersdoeleinden te
vangen. De mens heeft wel degelijk be-
schikkingsmacht over de dieren. Daar-
mee blijft artikel 37 van de GWWD dus
volledig van kracht. Wat wel anders is, is
de wijze waarop de dieren (lees popula-
tie) zouden kunnen worden verzorgd. De
uitspraak lijkt ook in strijd met de strikte
opstelling van de SLNV met betrekking
tot de veterinaire regelgeving.

Welzijn in relatie tot draagkracht van
het terrein

Hoofdstuk 2.2 van de Leidraad behan-
delt dit onderwerp. Onder de kop
\'Belangen en afi\\>eging\' wordt het vol-
gende uitgangspunt venneld:
\'Regulatie
van de omvang van de populatie is in de
grote eenheden natuurgebied in beginsel
niet nodig en ongewenst Relatief grote
fluctuaties van het aantal dieren horen
bij het natuurlijk proces. In de overige
natuurterreinen zal de beheersdoelstel-
ling veel nadrukkelijker bepalend zijn
voor het aantal te houden dieren.\'
Evenals bij de beoordeling van de
Ethische richtlijnen moeten wij ook hier
constateren dat onderscheid wordt ge-
maakt in de benadering van het beheer
van de grote grazers al naar gelang de
beheersdoelstelling en dat de behande-
ling van de dieren ondergeschikt wordt
gemaakt aan de beheersdoelstelling.
Wij achten dat onder Nederlandse om-
standigheden niet acceptabel.

De Leidraad houdt inmiddels wel reke-
ning met de noodzakelijkheid van popu-
latiebeheer. Dat blijkt uit het volgende:
Aantalregulatie wordt bij dreigende
overschrijding van de draagkracht als
een passend middel gezien in het kader
van de GWWD. Als beleidslijn wordt
een aantal punten naar voren gebracht,
onder andere:

• Bij dreigende overschrijding van de
draagkracht moet preventief aantalre-
gulatie plaatsvinden.

• De beoordeling van de situatie wordt
aan de beheerder overgelaten.

• Er moet een beheerplan zijn waarin de
mogelijkheden staan aangegeven.

• De beheerder moet minstens éénmaal
per jaar beoordelen of ingrijpen nood-
zakelijk is.

• De beheerder bepaalt wanneer en hoe
wordt ingegrepen.

Zoals uit deze beleidspunten blijkt,
wordt alles aan de beheerder overgela-
ten. Hij moet maar naar eigen inzicht
handelen. Het probleem is dat dit nu al
jaren gebeurt en juist aanleiding is tot
steeds weer oplaaiende discussie. Het
bedenken van nieuwe categorieën waar
de grazers in zouden kunnen worden on-
dergebracht, is kennelijk een bewuste
keuze om aan de bestaande wetgeving te
ontkomen. Het is van belang te onder-
strepen dat zowel LTO Nederland als de
Dierenbescherming van mening blijven
dat het gaat om gehouden dieren. Deze
organisaties volgen dus de SLNV niet in
haar gedachtegang. Het is verwonder-
lijk dat het standpunt van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde (8) niet wordt genoemd,
evenmin als het standpunt van de Raad
voor Dierenaangelegenheden.

Zowel in de Ethische richtlijnen als in de
Leidraad komt het begrip draagkracht
aan de orde. Meermalen wordt de indruk
gewekt dat niet bekend is wat er gebeurt
wanneer de draagkracht wordt over-
schreden. Hier wordt aan toegevoegd
dat op theoretische gronden wordt ver-
wacht dat door afname van de reproduc-
tie de toename van de populatie zal
afvlakken op het moment dat de draag-
kracht van het terrein wordt genaderd.
In het onderstaande geven wij aan dat in
tegenstelling tot wat door de SLNV
wordt gesuggereerd, er wel degelijk ge-
gevens bekend zijn over de situatie die
ontstaat wanneer de draagkracht wordt
overschreden. In het belang van het die-
renwelzijn en de verantwoordelijkheid
die de mens in ons land heeft voor de
leefomgeving van het dier menen wij
dat keruiisname van dit gegeven van be-
lang is.

Gezien de hoge vruchtbaarheid van ge-
domesticeerde Heckrunderen is het nog
maar zeer de vraag of de
limiterende
factoren bij voedselschaarste ook regu-
lerende
factoren zullen blijken te zijn en
tijdig voor een terugkoppeling kurmen
zorgen. De populatiedynamica van
hoog reproductieve dieren die niet wor-
den beheerd karakteriseert zich meer
waarschijnlijk door het optreden van
pieken en dalen, die worden veroorzaakt
door het doorschieten van de populatie-
omvang tot boven de draagkracht van
het gebied, gevolgd door massale sterfte
(2,12).

Buitenlandse onderzoeksresultaten

Er zijn diverse buitenlandse voorbeel-
den van wat er kan gebeuren als grote
grazers worden geïntroduceerd in een
geschikt biotoop zonder de aanwezig-
heid van grote predatoren of menselijke
regulatie: exponentiële groei gevolgd
door een populatiecrash. De extreme
overbegrazing kan in extreme situaties
blijvende schade aan het biotoop ver-
oorzaken en de massale sterfte kan lei-
den tot ernstige vermindering van het
genetisch materiaal, wat tot gevolg heeft
dat de populatie zelf zich minder goed
kan aanpassen aan veranderende om-
standigheden. Dit kan zelfs leiden tot het
geheel uitsterven van de oorspronke-
lijke populatie hoefdieren.

Introductie rendieren
Een dramatisch voorbeeld is de intro-
ductie van rendieren
(Rangifer
tarandus)
op St. Mathew Eiland in de
Beringzee (7). In 1944 werden op het ei-
land met een oppervlakte van 322 km^
24 koeien en vijf stieren geïntroduceerd.
In de zomer van 1963 bedroeg na een
exponentiële groei gedurende 19 jaar de
populatie 6000 dieren. De daaropvol-
gende winter stierven vrijwel alle dieren
door verhongering, op 42 koeien en een
infertiele stier na. De overbegrazing had
ook tot gevolg dat de oorspronkelijke
vegetatie zelfs 25 jaar na de gebeurtenis
zich nog niet had hersteld.

Muildierherten

Een ander veelgeciteerd voorbeeld van
exponentiële groei gevolgd door een

-ocr page 293-

crash bij een ongereguleerde hoefdier-
populatie is dat van de muildierherten
{Odocoileus hemionus) op het Kaibab
Plateau in Arizona, USA (9, 13). Nadat
in 1905 ten gevolge van het elimineren
van predatie en bejaging deze herten-
populatie ongestoord kon groeien, trad
in 20 jaar tijd een exponentiële groei op
van 4000 naar 100.000 dieren. Het bio-
toop kon niet voldoende voeding ver-
schaffen aan al deze dieren en ongeveer
60 procent van de populatie verhongerde
in twee achtereenvolgende winters. In
1940 viel de populatie-omvang nog ver-
der temg tot ongeveer 10.000 dieren.

Soay-schapen

Een ander voorbeeld is dat van een een
geïsoleerde populatie van de Soay-scha-
pen op het eiland Hirta aan de Schotse
westkust. Deze populatie groeide tussen
1932 en 1952 van 107 naar 1144 dieren,
waarna een enorme populatiecrash op-
trad. Sindsdien is er een persisterende
fluctuatie van zomerstand van de scha-
pen tussen 600 en 1800 dieren. In de zo-
mer is er een overvloed aan voedsel. In
het jaar voor de crash bereikt de popula-
tie haar maximale grootte voor de win-
terperiode. In de daarop volgende zomer
kan de populatie nog eens groeien met
50 procent, waarna in de daarop vol-
gende winter de draagkracht sterk is
overschreden en de schapen massaal in
de winter verhongeren (1,4,5).

Verwilderde paarden
Populatiecrashes zijn niet alleen be-
schreven bij evenhoevigen, doch ook bij
paarden. Garrott en Taylor (3) beschrij-
ven de populatiedynamica van een on-
gereguleerde populatie verwilderde
paarden in een natuurgebied in
Montana, waar ten gevolge van een
strenge winter ruim de helft van de die-
ren door verhongering stierf.

Diverse studies zijn bekend die aanto-
nen dat in evenwichtige ecosystemen
waarin zowel grote grazers als grote pre-
datoren aanwezig zijn, deze sterke pie-
ken en dalen worden afgevlakt door de
aanwezigheid van deze grote predato-
ren. De dieren komen in de regel niet om
door verhongering doch worden zodra
zij teken van ziekte vertonen in een
vroeg stadium door de grote predatoren
gegrepen. Deze predatoren hebben der-
halve een saniterend effect op de popu-
latie en verhogen de gemiddelde kwali-
teit van leven voor het individuele dier
(6). Het is enerzijds bemoedigend om te
zien dat de SLNV predatie noemt als
een belangrijke component in natuur-
lijke processen (Leidraad pagina 2 bo-
venaan), maar het is jammer om vast te
moeten stellen dat deze essentiële rol
van predatoren vervolgens niet wordt
uitgewerkt.

Omgaan met individuele dieren

Hoofdstuk 2.3 gaat over het ingrijpen bij
lijden, ziekte, verwonding en uitzicht-
loze situaties. Bij de bespreking van de
Ethische richtlijnen hebben wij onder
het hoofd \'Omgang met individuele die-
ren\' reeds uitvoerig stilgestaan bij wat
onder een passende zorg kan (moet)
worden verstaan.

Wij delen de opvatting dat de zorg ver-
schillend van aard kan zijn al naar gelang
de omstandigheden. In grote eenheden
natuur zal individuele behandeling van
dieren zelden geëigend zijn maar staat
populatiebeheer voorop. In de overige
natuurgebieden zal het vaak mogelijk
zijn individuele dieren volgens de nor-
male regels te behandelen, ook al omdat
het hier dikwijls gaat om ingeschaard
vee.

Het gestelde: \'Indien een dier stervend is
maar niet ernstig lijdt, heeft de beheer-
der de mogelijkheid het dier rustig te la-
ten sterven en derhalve niet in te grijpen\'
dient geen enkel doel. Het is ook een zeer
onnatuurlijke situatie omdat in een com-
pleet ecosysteem deze dieren bij voor-
keur door predatoren worden gedood.
Daardoor wordt de doodstrijd bekort.
Wie kan trouwens met zekerheid vast-
stellen of een dier ernstig lijdt? En wat is
\'rustig sterven\'? in dit verband is het op-
vallend dat de SNLV thans met betrek-
king tot de stieren die in de winter 1998-
1999 in de Oostvaardersplassen stierven
de term hevig lijden gebmikt. Eerder
werd de Tweede Kamer voorgehouden
dat deze stieren een zachte dood waren
gestorven.

Besmettelijke ziekten

Hoofdstuk 3 van de Leidraad behandelt
dit onderwerp. Zoals in de aanbiedings-
brief verwoord, betoogt de SLNV dat de
veterinaire regelgeving onverkort moet
worden uitgevoerd.

Zij vindt evenwel dat voor de preven-
tieve entingen in dit kader ontheffing
moet worden aangevraagd omdat deze
preventieve maatregelen in de grote
eenheden natuur niet uitvoerbaar zou-
den zijn.

Het is zeer de vraag of dit waar is.
Natuurlijk zijn voorzieningen nodig. Zo
zal een goed bebouwde kraal (zie eer-
der) onontbeerlijk zijn. Tot nu toe heb-
ben de verschillende beheerders van de
Oostvaardersplassen geen pogingen on-
demomen in deze richting.
De bewering:
\'Als onderdeel van na-
tuurlijke processen vormen ziekten een
belangrijke factor bij de natuurlijke re-
gulatie van de populatie van grote gra-
zers
\', is op zijn minst merkwaardig. Er is
op geen enkele wijze aangegeven waar
deze bewering op is gebaseerd. De uit-
spraak zet de lezer op het verkeerde been
omdat wordt gesuggereerd dat ziekten
normaal zorgen voor de regulatie van de
populatie. Dat is onjuist. Er is dan sprake
van een uitzonderingssituatie.
Tenslotte wordt vermeld dat in dit jaar
het nodige onderzoek moet worden ver-
richt ten aanzien van de bedrijfsgebon-
den ziekten, waarbij een beter even-
wicht gezocht moet worden tussen de
veterinaire, de welzijns- en de natuur-
doelstellingen. Helaas wordt niet ver-
meld waar en door wie of door welke in-
stantie dat onderzoek zal worden uit-
gevoerd. Het is te wensen dat in ieder
geval een onafhankelijke instantie met
dat onderzoek zal worden belast.

Kadavers

De Leidraad geeft aan dat de destmctie-
wet onverkort van toepassing is. Hier
dus geen mimte voor experimenten zo-
als bij de Ethische richtlijnen toch op dit
punt naar voren kwam.

Consumptie

De vraag of het vlees van gezonde over-
tollige dieren die ter voorkoming van
massale sterfte gedood worden op de
markt gebracht mogen worden, wordt
door de SLNV ontkennend beant-
woord, tenzij de dieren conform de
identificatie- en registratieregelgeving
zijn geoormerkt en geregistreerd, le-
vend bij het slachthuis worden aange-
boden en worden goedgekeurd. Het
gaat hier uitdmkkelijk om mnderen,
paarden en schapen. De niet in de lei-
draad genoemde edelherten mogen on-
der voorwaarden echter wel als wild
voor consumptie worden gebmikt. Dit
wordt niet vermeld.

Implementatie van de Leidraad

Hoofdstuk 5 behandelt de implementa-
tie van de Leidraad. De beheerders van
natuurterreinen krijgen een aantal op-
drachten.

1. Zo moeten zij de Leidraad in con-
crete beheersacties omzetten.

2. Zij moeten jaarlijks een beoordeling
maken of overschrijding van de
draagkracht dreigt.

3. Zij moeten jaarlijks zorgen voor een
steekproef op het voorkomen van
ziekten.

-ocr page 294-

4. Zij moeten een draaiboeic opstellen
waarin staat hoe te handelen indien
ziekten worden vastgesteld.

5. Zij moeten zorgen voor een goede
voorlichting en communicatie over
het beheer van grote grazers en hun
betekenis voor het natuurbeheer.

Het komt ons voor dat met name het ge-
stelde onder de punten 2, 3 en 4 niet uit-
sluitend aan de beheerder zelf kan wor-
den overgelaten. Daar is specialistische
kennis voor nodig die meestal niet bij de
beheerders aanwezig zal zijn.

Veterinaire inbreng

In de Leidraad wordt aangekondigd dat
de Veterinaire Begeleidingscommissie
Natuur een aantal aanvullende taken zal
krijgen. Zo zal de commissie worden
verzocht om de resultaten van de steek-
proef op het voorkomen van ziekten bij
grote grazers te bespreken, alsmede
voorstellen te doen voor eventuele ver-
volgacties.

Graag willen wij een kanttekening ma-
ken bij deze commissie die een mislei-
dende naam heeft.

Door de tenn \'veterinaire\' wordt de in-
druk gewekt dat het diergeneeskundige
standpunt in deze commissie op z\'n
minst de overhand heeft. Dit is echter
niet juist. De commissie bestaat naast
ambtenaren uit personen die een breed
maatschappelijk veld vertegenwoordi-
gen.

Ons inziens moet er voor de helderiieid
een veterinaire begeleidingscommissie
zijn die bestaat uit veterinairen die op ba-
sis van hun specialistische veterinaire
kennis een onafhankelijk veterinair ad-
vies kunnen formuleren. Daamaast kan
er een begeleidingscommissie Natuur
zijn waar sprake is van een brede maat-
schappelijke vertegenwoordiging. Tot
nu toe wordt teveel de indruk gewekt dat
het diergeneeskundige standpunt over-
eenkomt met het de adviezen van de ve-
terinaire begeleidingscommissie. Uit het
eerdergenoemde breed gedragen stand-
punt van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
moge blijken dat dit niet het geval is.

Slotbeschouwing en aanbeveling

De \'makers van de nieuwe natuur\'
(vanaf topambtenaren op het ministerie
van LNV tot de beheerders in het veld)
hebben zich onvoldoende gerealiseerd
wat de consequenties zouden zijn van
het inzetten van gedomesticeerde dieren
in het kader van natuurbeheer. Er is de
afgelopen decennia zoveel mogelijk ge-
tracht veterinaire regelgeving te omzei-
len dan wel ontheffingen te verkrijgen.

hetgeen soms lukte, soms niet. Er is nu
in de Oostvaardersplassen een parado-
xale situatie ontstaan waar in de toe-
komst jaarlijks een grote hoeveelheid
biomassa (paard en rund) vanuit een na-
tuurgebied naar de destructor zal (moe-
ten) verdwijnen, daar de dieren niet vol-
doen aan de veterinaire regelgeving om
te kunnen worden toegelaten voor men-
selijke consumptie. Voorts dreigt een si-
tuatie waarin sprake zal zijn van regel-
matig terugkerende populatiecrashes.
De door de SLNV gepresenteerde Lei-
draad Grote Grazers kan slechts worden
gezien als een startpunt voor een moge-
lijke oplossing voor de diverse proble-
men. Zo is er nog met geen woord ge-
rept over de wijze waarop de in het
gebied uitgezette edelherten al dan niet
beheerd moeten worden. Het niet be-
spreken van deze diergroep die toch een
integraal onderdeel uitmaakt van het
ecosysteem de Oostvaardersplassen en
een sterke interactie heeft met de runde-
ren en paarden wekt de indruk dat het ju-
ridisch technische belang prevaleert bo-
ven de welzijnsaspecten van de
betrokken dieren.

Het lijkt raadzaam voor de huidige be-
heerder van de Oostvaardersplassen zich
te oriënteren op de mogelijkheid van een
beheer door niet gedomesticeerde soor-
ten zoals edelhert, wisent (en wilde var-
kens). Veel van de huidige problemen
zullen dan wellicht zijn opgelost en de
door de beheerder geuite wens van hu-
mane consumptie in plaats van destruc-
tie van als overtollig afgevoerde dieren
zal dan wellicht tot de mogelijkheden
gaan behoren. Hiertoe is het plaatsen van
een \'vrij-wild verwerkingsinrichting\'
aan de rand van het gebied wellicht de
beste optie.

Teneinde de kwaliteit van leven van de
grote grazers (lees welzijn) die ten be-
hoeve van natuurbeheer in \'grote een-
heden natuurgebied\' zijn uitgezet te be-
vorderen, zou de rol van de grote
predatoren door de mens moeten wor-
den overgenomen. Dat wil zeggen
voortdurend actief populatiebeheer met
selectie vanjonge, zieke en oude indivi-
duen. Geen discussies over dieren die
ziek zijn en die de kans moeten hebben
om vanzelf beter te worden. Maar daad-
werkelijk invulling geven aan de uit-
spraak \'kijken met de ogen van de wolf
en dieren uit de kudde verwijderen als
de wolf daar ook kans voor gezien zou
hebben. Dit populatiebeheer moet be-
trekking hebben op alle in het namurge-
bied rondlopende herbivoren.
Het feit dat de SLNV in eerste instantie
de term \'zachte dood\' gebruikte in asso-
ciatie met de sterfte van de stieren in de
Oostvaardersplassen gedurende de af-
gelopen winter, maar nu in de Leidraad
de term \'hevig lijden\' gebruikt \'waar
eerder ingegrepen had moeten worden\'
geeft aan dat zij op de goede weg is.

Dankwoord

De auteurs willen de verschillende leden van de
Werkgroep mens-dier, dierbenutting danken voor
hun waardevolle suggesties bij de totstandkoming
van deze reactie. Dank is ook verschuldigd aan
G.J. van Nie, J.F. Kotter (Wetenschappelijk mede-
werker bij Stichting Reeënonderzoek Nederland)
en Mw. A.H.P. Syatauw-van Oosterwijk Bruyn
voor hun bijdragen aan de totstandkoming van dit
manuscript.

Literatuur

1 Clurton-Brock TH, Price OF, Albon SD, and
Jewell PA. Persistent instability and popula-
tion regulation in Soay sheep. J Anim Ecol
1991; 60:593-608.

2 Groot Bruinderink GWTA et al. Dynamische
interacties mssen hoefdieren en vegetatie in de
Oostvaardersplassen. IBN-rapport nummer
436 ISSN: 0928-6888. IBN-DLO Wage-
ningen, 1999, pp 96-101.

3 Garrott RA, and Taylor L. Dynamics of a feral
horse population in Montana. J Wildl Manage
1990; 54 (4): 603-12.

4 Gulland FMD, Albon SD, Pemberton JM,
Moorcroft PR, and Glutton Brook TH.
Parasite-associated polyinorphism in a cyclic
ungulate population. Proc R Soc Lond 1993;
B254:7-13.

5 Illius AW, Albon SD, Pemberton JM, Gordon
IJ, and Glutton Brock TH. Selection for fora-
ging efficiency during a population crash in
Soay sheep. J Anim Ecol 1995; 64:481 -92.

6 Kie JG, White M, and Knowlton FK. Effects
of coyote prcdation on population dynamics
of white-tailed deer. Pp. 65-82. In Proc. 1®\'
Welder Wildlife Foundations Symposium
(D.L. Drawe, Ed.), Sinton, Texas, 275 pp.

7 Klein DR. The introduction, increase and
crash of reindeer on St. Matthew Island. J
Wildlife Management 1968; 32: 350-67.

8 KNMvD. Problematiek grote grazers in na-
tuurgebieden - Brief aan de Staatssecretaris
LNV cn vaste Commissie voor Landbouw.
Tijdschr Diergeneckd 2000; 125 (1): 33.

9 Leopold A. Deer irruptions. Wis Cons Bull
(reprinted in Wis Cons Dept Publ) 1943; 321:
1-11.

10 Lumeij JT, van Dijk JE, van Logtestijn JG,
van Nie GJ, Noordhuizen-Stassen EN en
Oosterbaan J. Tot de dood er op volgt. (Until
death thereupon follows. Letter to the editor,
in Dutch). Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124
(16): 474-6.

11 Lumeij JT en Oosterbaan J. Reactie op
\'Ethische richtlijnen voor het omgaan met
zelfstandig levende dieren in de terreinen van
Staatsbosbeheer\'. Tijdschr Diergeneeskd
2000; 125(5): 165-9.

12 MacNab J. Carrying capacity and related slip-
pery shibboleths. Wildl Soc Bull 1985; 13:
403-10.

13 Rasmussen 01. Biotic communities of Kaibab
Plateau, Arizona. Ecol Monogr 1941; 3: 229-
75.

14 Tramper R. Ethische richtlijnen. Richtlijnen
voor het omgaan met zelfstandig levende die-
ren in de terreinen van Staatsbosbeheer. In op-
dracht van Staatsbosbeheer, 16 juni 1999.

-ocr page 295-

Op een gevarieerd programma kunt u
rekenen. Er wordt gesproken over
anesthesiologie, cardiologie, chirurgie,
dermatologie, endocrinologie, inteme
geneeskunde, over ophthalmologie, or-
thopedie, praktijkmanagement, inten-
sieve zorg, KNO en nog veel meer...
Tijdens dagdurende sessies kunt u kie-
zen uit verschillende lezingen. Meer-
dere sprekers bespreken de verschil-
lende facetten van de respectievelijke
onderwerpen.

Persoonlijk contact met de industrie is
ook belangrijk. De productontwikkelin-
gen zijn nauwelijks bij te benen. Tijdens
het wereldcongres is de industrievloer
boordevol verrassingen: er worden pri-
meurs gelanceerd en er zijn speciale
aanbiedingen. Bovendien zijn de bedrij-
ven veel mimer vertegenwoordigd dan
u altijd gewend was. Een uitgelezen
kans om de bedrijven met uw vragen
aan te schieten.

ÄctÜä

Naast het wetenschappelijk program-
ma zijn er talrijke congresevenemen-
ten georganiseerd. We zullen zorgen
dat u tijdens het congres goed geïnfor-
meerd wordt via een gigantisch video-
scherm en onze congreskrant. Er is ge-
noeg om van te genieten: bijvoorbeeld
de openings- en sluitingsceremonie,
het concert en galadiner, maar ook de

26 tot en met 29 april is het zover

Veel te zien, te horen en te doen:
het Wereldcongres 2000 in eigen land

Goed nieuws als u wilt bijblijven in de veterinaire ontwikkelingen: in april
heeft u tijdens het Voorjaarsdagéncongres vier dagen de tijd om uitgebreid
bij te scholen. Meer dan honderd sprekers uit Australië, Europa en de
Verenigde staten zijn verantwoordelijk voor de presentatie van het weten-
schappelijk programma. Kenners weten het al: een uniek evenement met
State-of-the-Art-lezingen, interactieve seminars, meerdere practica, current
research, de Waltham Resident en Research competitie en veel meer.

geplande spektakels op de tentoonstel-
lingsvloer.

Maak kennis met ons programma en
surf op onze site voor een overzicht.
H ttp: // www .rai.nl/veterinary.
In het preliminary programme kunt u
ook een korte samenvatting van de on-
derwerpen nalezen.
Zie ook pagina 238 van dit tijdschrift
voor meer informatie.

Tot ziens in Amsterdam!
23-25 april 2000
RAI Congres Centrum

GROEP GKZ Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
Drielandendag dierenartsen veterinaire volksgezondheid

Beheersen van milieucontaminanten

Al vele decennia is de beheersing van
milieucontaminanten een belangrijk
veterinair aandachtspunt, voor zowel
de praktiserend dierenarts, als voor de
dierenarts die werkzaam is in de vete-
rinaire volksgezondheid. In feite lig-
gen hier de taken van de veterinairen in
eikaars verlengde. Vervuiling van ons
milieu met bestrijdingsmiddelen, met
name DDT, was een belangrijk onder-
werp in de vijftiger en zestiger jaren,
ook vervuiling met bijproducten van
de industrie, zoals PCB\'s, speelde een
belangrijke rol in beheersing van de
volksgezondheid vanuit het veteri-
naire perspectief Andere contaminan-
ten vroegen onze aandacht in de ze-
ventiger en tachtiger jaren. Een
belangrijk incident was de nucleaire
vervuiling als gevolg van Tsjemobyl.
Vanaf Tsjemobyl werd het meer en
meer duidelijk dat beheersing van mi-
lieucontaminanten geen lokaal pro-
bleem is. Milieucontaminanten kun-
nen problemen veroorzaken die ver
over de landsgrenzen heen merkbaar
zijn, \'globalcontrol\' is daarom van
eminent belang. Naast de vaak een-

Op 17 mei 2000 vindt in Beneden-Leeuwen de vierde drielandendag plaats
van dierenartsen werkzaam op het terrein van de veterinaire volksgezond-
heid in Nord-Rhein-Westfalen, Vlaanderen en Nederland. De aanvang van
het nieuwe millennium gaat gepaard met een groot aantal veranderingen en
nieuwe uitdagingen voor veterinairen. Het onderwerp van deze bijeenkomst
zal zijn \'Beheersen van milieucontaminanten\'.

-ocr page 296-

voudige en snelle verspreiding van mi-
lieucontaminanten, nam ook de handel
in voeders en dierlijke producten we-
reldwijde dimensies aan gedurende de
afgelopen decennia. De recente dioxi-
necrisis heeft aangetoond hoe gevoelig
we zijn voor milieucontaminanten en
dat komt niet in de laatste plaats door
de toenemende complexiteit van onze
samenleving.

Programma

Het programma van deze, doorgaans
zeer goed bezochte, intemationale bij-
eenkomst zal zich vooral richten op de
belangrijkste aspecten van beheersing
van milieucontaminanten die van be-
lang zijn voor de veterinaire volksge-
zondheid. Een groep van vooraan-
staande sprekers zal zijn visie geven op
het beheersen van milieucontaminan-
ten. Belangrijkste onderwerpen zijn:
huidige bedreigingen in relatie tot mi-
lieucontaminanten, tracking en tracing
in de productieketen, nieuwe ketens
van dierlijke producten die zijn geba-
seerd op consumentenwensen ten aan-
zien van milieucontaminanten en taken
van de veterinairen in de toekomst ten
aanzien van milieucontaminanten.

Sprekers

Prof. dr. Rob Kroes bespreekt de vete-
rinaire relevantie van milieucontami-
nanten. Professor Kroes is dierenarts,
directeur van het Ritox en hoogleraar in
biologische toxicologie. Universiteit
van Utrecht. Hij is tevens lid van het
Scientific Steering Committee van
DG24 van de Europese Commissie.
Dr. Pascal Houbaert heeft als onder-
werp \'Tracking and tracing: mgge-
graat van veterinaire volksgezond-
heid\'. Deze spreker is als dierenarts
verbonden aan het Instituut voor
Veterinaire Keuringen in België.
Egidius Thönes, directeur van Schlach-
terei Thönes en Thönes-Natur-Ver-
bund in Wachtendonk, Duitsland, heeft
als onderwerp \'De Thönes kwaliteits-
richtlijnen voor vlees\'. Hij heeft zijn
bedrijf omgevormd van een traditio-
nele slachterij, naar een slachterij die
uitsluitend vlees produceert op basis
van productkwalificaties die gericht
zijn op volksgezondheids- en welzijns-
criteria.

Bacon

Verder zal er in werkgroepen gedis-
cussieerd worden over veterinaire uit-
dagingen met betrekking tot milieu-
contaminanten en is er een bezoek
gepland aan een bacon productielijn.
Bacon is een substantiële marktniche
voor varkensvlees. In deze productie-
keten is niet alleen de eetkwaliteit van
het product bacon van belang, maar
gelden er tevens een groot aantal kwa-
liteitsrichtlijnen in de gehele produc-
tieketen, vanaf de boerderij. Extra ei-
sen worden door de afnemers van
bacon onder andere gesteld aan het
welzijn van de varkens en de kwaliteit
van het varkensvoeder.

De verschillende werkgroepen zullen
tot slot hun conclusies centraal presen-
teren, gevolgd door een voordracht
van
prof dr. Martin van den Berg over
de ontwikkeling van veterinaire mi-
lieuhygiëne. Professor Van den Berg is
onlangs benoemd aan de Faculteit der
Diergeneeskunde in Utrecht op het ge-
bied van de veterinaire milieuhygiëne.
Hij is tevens verbonden aan het Ritox
te Utrecht.

Aanmelding

Aanmelding via de KNMvD per fax-
nummer 030 - 2511787, ter attentie
van mevrouw A. de Reuver-van Zijl,
onder vemielding van uw naam, adres
en telefoonnummer. Graag vemielden:
\'Opgave dri elandendag\'.
Telefonische aanmelding is alleen mo-
gelijk op dinsdag tot en met vrijdag via
telefoonnummer 030 - 2510111, bij
mevrouw A. de Reuver-van Zijl.

Veterinaire specialisatie: een sterk doorzettende
ontwikkeling in binnen- en buitenland

De uitoefening van de diergeneeskunde is ongetwijfeld gedurende de twintigste
eeuw sterk veranderd. De auteur heeft slechts de laatste 25 jaar hiervan bewust
meegemaakt, maar lopende door de afdeling Diergeneeskunde van het
Universiteitsmuseum kun je een aardig idee krijgen hoe het vroeger geweest moet
zijn. Er zullen dan ook bij de bespreking van historische, veterinaire gebeurtenis-
sen in de afgelopen honderd jaar veel opmerkelijke zaken zijn te belichten. In
deze rubriek heeft u daar al diverse artikelen over kunnen vinden. Een duidelijke
trend van de tweede helft van deze eeuw is echter de drang tot differentiatie en, la-
ter ook, tot specialisatie. Nadat er na de Tweede Wereldoorlog eerst een differen-
tiatie in speciesgerichte dierenartspraktijken ontstaat, komen er later dierenart-
sen die zich op een klein deel van de diergeneeskunde gaan richten. Veelal gebeurt
dit als een hobby binnen het vak. Binnen de praktijken voor kleine huisdieren
worden aanvankelijk vooral die collegae in een regio bekend die zich gaan toeleg-
gen op orthopedische patiënten en zich in Davos daarvoor laten nascholen. Heel
voorzichtig begint er een verwijsgedrag voor dit type patiënten te ontstaan.

In het begin van de zeventiger jaren
wordt de specialisatie vooral vanuit de
Faculteit in Utrecht gestimuleerd. Het is
op dat moment echter nog onduidelijk
hoe het publiek een dierenarts-specia-
list kan herkennen en wat men van een
dergelijke specialist mag verwachten.
Daarom is het dan ook niet verwonder-
lijk dat de KNMvD een commissie in
het leven roept die de mogelijkheid van
erkerming en registratie van veterinaire
specialisten moet gaan onderzoeken. In
1977 gaat de Algemene Vergadering
van de KNMvD akkoord met een voor-
stel van deze commissie, waarin een

Door dr. Erik Teske^

Diplomate ECVIM-CA. Specialist Interne Geneeskunde Gezelschapsdieren. Voorzitter Registratie Commissie en
European Board ofVeterinary Specialisation.

-ocr page 297-

structuur voor de erkenning en registra-
tie van specialisten wordt beschreven.
Tevens worden vier deelgebieden aan-
gewezen, waarvoor een profielschets
opgesteld moet worden. Een jaar later
neemt dezelfde Algemene Vergadering
voorstellen aan waarin een verdere uit-
werking van de structuur is gemaakt om
te komen tot erkenning en registratie
van veterinaire specialisten. Deze voor-
stellen worden omgewerkt tot bepalin-
gen die opgenomen worden in Hoofd-
stuk XI van het Huishoudelijk Regle-
ment van de KNMvD.
Op grond van deze bepalingen zijn de
Raad voor Specialisatie, de Registratie
Commissie en een aantal specialisatie-
commissies in het leven geroepen. De
Raad voor Specialisatie krijgt als be-
langrijkste taken het vaststellen van die
onderdelen van de diergeneeskunde die
als specialismen erkend moeten wor-
den, en de formulering van de eisen
voor de opleiding, opleiders en oplei-
dingsinstituten. Zowel de Faculteit als
de KNMvD zijn in de Raad voor
Specialisatie vertegenwoordigd. Dit is
ook het geval voor de Registratie
Commissie. De taken van de
Registratie Commissie zijn onder te
verdelen in voorbereidende taken en
uitvoerende taken. Zo zal deze Com-
missie enerzijds onderzoeken of er be-
hoefte is aan een bepaald specialisme
en eisen vast stellen voor de opleiding
en opleiders, maar anderzijds zal de
Commissie toezicht houden op oplei-
dingen, opleiders aanwijzen en specia-
listen inschrijven in het register. De
Registratie Commissie rapporteert ver-
volgens aan de Raad voor Specia-
lisatie, die uiteindelijk verantwoorde-
lijk is. Daamaast heeft elk specialisme
zijn eigen Specialisatie Commissie.
Deze commissie stelt uiteindelijk het
profiel op, beoordeelt kandidaat-spe-
cialisten, opleiders en opleidingen, en
laat dit uitmonden in adviezen uit aan
de Registratie Commissie.

Gezelschapsdieren

Binnen dit samenspel van Raad voor
Specialisatie, Registratie Commissie
en Specialisatie Commissies moeten
diverse vraagstellingen en problemen
opgelost worden, alvorens het in 1986
en 1987 voor het eerst komt tot offi-
ciële goedkeuring van een aantal spe-
cialismen: oogheelkunde, chirurgie
gezelschapsdieren, dermatologie, in-
teme geneeskunde gezelschapsdieren,
pathologie en radiologie. Is er op 28
februari 1985 nog een Specialisatie
Commissie Kleine Huisdieren geïn-
stalleerd met het idee dat er slechts een
specialist Gezelschapsdieren zou ko-
men met een aantekening voor een
deelgebied, later wordt echter duide-
lijk in discussies binnen de Raad voor
Specialisatie, Registratie Commissie
en Specialisatie Commissie Kleine
Huisdieren dat er afzonderlijke specia-
lisaties moeten komen conform de
thans gehanteerde definiëring van spe-
cialismen. In een voorbereidende ver-
gadering te Arnhem is er uiteindelijk
een compromisvoorstel geformuleerd
dat zowel voor diegenen acceptabel is
die vinden dat de specialisatie te ver
gaat, als ook voor hen die een voor-
stander zijn van het verder opsplitsen
van deelgebieden binnen de dierge-
neeskunde van de gezelschapsdieren.
Dat hierbij sterk gekeken wordt naar
het Amerikaanse model zal niemand
verbazen.

Er is lange tijd gediscussieerd over de
noodzaak van maatschappelijke haal-
baarheid van de verschillende specia-
lismen. Aanvankelijk is de Raad voor
Specialisatie van mening dat eerst aan-
getoond dient te worden dat er een
maatschappelijke behoefte is en dat de
specialismen economisch haalbaar
moeten zijn. Na diverse discussieron-
den is men het er echter over eens dat
dit een kip- en ei-discussie is. Maat-
schappelijke en economische haal-
baarheid kan pas aangetoond worden
als het product op de markt is.

Defacto-erkenning

Een ander heet hangijzer is de zoge-
naamde de facto-erkenning van spe-
cialisten. Lange tijd is het niet duide-
lijk hoe nu overgegaan moet worden
tot erkenning van die collegae, die
reeds lange tijd min of meer als specia-
list in de praktijk werkzaam zijn.
Aanvankelijk wordt uitgegaan van een
theoretische toetsing van de kandidaat,
na inzending van curriculum vitae en
casuïstieken en uiteindelijk zelfs een
visitatie. Het gevaar van deze proce-
dure is dat men te selectief te werk zou
gaan, waardoor te weinig kandidaten
erkend zullen worden. Wil de speciali-
satie een ontwikkeling doormaken die
binnen afzienbare tijd tot realisatie van
de in een aantal profielen gestelde doe-
len zal leiden, dan is de actieve partici-
patie van deze personen onontbeerlijk.
Daamaast kan een aanmerkelijk zake-
lijk belang bij deze categorie niet ont-
kend worden. Ook het ontbreken van
een zogenaamde kritische massa zou
het specialisme wel eens noodlottig
geworden kunnen zijn. Daarom wordt
er een systeem bedacht dat \'specialis-
ten op uitnodiging\', zijnde collegae die
boven elke discussie verheven als spe-
cialist werkzaam zijn, andere kandi-
daat-specialisten zouden gaan toetsen.
Deze toetsing zou slechts op grond van
een notitie plaatsvinden, waarin naast
de periode waarin men werkzaam is
als specialist ook de werktijd, de wijze
waarop men de kennis en vaardigheid
heeft verkregen, alsmede gehouden
voordrachten en een minimum aantal
publicaties vermeld moeten worden.
Uiteindelijk blijkt dit in de praktijk een
zeer werkzame formule te zijn.
Binnen de diersoort paard heeft de spe-
cial isatie eveneens blootgestaan aan
een lange periode van discussies. Een
eerste discussiestuk van de Groep
Paard gaat nog uit van vijf verschil-
lende specialismen. Dit wordt later te-
mggebracht tot slechts twee, namelijk
Chimrgie Paard en Inteme Genees-
kunde en Fertiliteit Paard. Uiteindelijk
is reeds binnen één jaar na instellen
van dit tweede specialisme een verdere
splitsing in inteme geneeskunde paard
en in het specialisme fertiliteit paard
doorgevoerd.

Aanvankelijk wordt het binnen de sec-
tor landbouwhuisdieren niet zinnig ge-
acht om specialismen tot stand te bren-
gen. Een discussie binnen de verschil-
lende groeperingen en afdelingen bin-
nen de KNMvD levert het resultaat op
dat men van mening is dat dit de alge-
mene bevoegdheid en de positie van de
vrij gevestigde dierenarts te veel aan-
tast. Met name de mogelijkheid om
over de grenzen van de eigen praktijk
heen te werken wordt als een bedenke-
lijk punt ervaren. Op een bijeenkomst
op 25 maart 1991 van een oriëntatie-
commissie, waarin alle groeperingen
vertegenwoordigd zijn, wordt uiteinde-
lijk geconcludeerd dat de voortgaande
differentiatie in de gezondheidszorg
van landbouwhuisdieren leidend tot een
diersoortdeskundigheid, geen officiële
status dient te krijgen. Wel is men van
mening dat men moet komen tot erken-
ning van specialismen in de diergenees-
kunde van landbouwhuisdieren en dat
deze specialisten dan vooral werkzaam
zullen zijn in de tweede- en derdelijns
diergeneeskunde. Vervolgens worden
in 1992 specialisatiecommissies voor
mndergezondheid, kleine herkauwers,
varken en pluimvee ingesteld.

Verdubbeld

Is de aanvang van de specialisatie bin-
nen diergeneeskunde aarzelend, de
laatste vijfjaar is het aantal veterinaire

-ocr page 298-

specialisten verdubbeld en boven de
250 gekomen. Dit houdt in dat onge-
veer vijf procent van de Nederlandse
dierenartsen een specialist is. Dit grote
aantal is verdeeld over 17 verschillende
specialismen. Aangezien het niet in de
verwachting ligt dat er nog veel nieuwe
specialismen bij zullen komen, zal dit
aantal zich waarschijnlijk stabiliseren.

Europees verband

Parallel aan de ontwikkeling in Ne-
derland, maar iets later ontstaan, is er in
Europees verband ook een structuur
voor specialisatie ontstaan. Dat deze
zeer veel gelijkenis vertoont met de
Nederlandse structuur, zal niemand
verbazen als men beseft dat vele colle-
gae uit ons land een vooraanstaande rol
bij deze ontwikkeling hebben gespeeld
en nog spelen. De \'European Board of
Veterinary Specialisation\' (vergelijk-
baar met de Nederlandse Raad voor
Specialisatie) bestaat uit vertegenwoor-
digers van de diverse \'Specialty Col-
leges\'. Deze \'Board\' is verantwoor-
delijk voor de structuur, het erkennen
van nieuwe specialismen en het geven
van richtlijnen waarlangs een nieuw
\'College\' opgericht kan worden. Daar-
naast verzorgt de \'Board\' ook de in-
schrijving van Europese specialisten in
een register. Hoewel de Board niet door
Europese wetgeving wordt onder-
steund, is deze hele strucmur toch opge-
steld volgens richtlijnen van de Euro-
pese Unie. Van de meeste Nederlandse
specialismen zijn er Europese even-
knieën. In een enkel geval is er in Ne-
derland zelfs niet overgegaan tot het in-
stellen van een Nederlands specialisme,
omdat enerzijds de kritische massa er
niet voor was en anderzijds er een goed
opgezette Europese structuur voor
groeide. Het is dan ook te voorzien dat
in de toekomst geleidelijk de Neder-
landse organisatie voor veterinaire spe-
cialisatie zal overgaan in het Europese
model.

Herbeoordeling

Met de totstandkoming van nationale
en internationale structuren voor vete-
rinaire specialisatie, is het niveau van
de diergeneeskunde sterk omhoog ge-
gaan. Er worden nu internationale ei-
sen aan specialisten gesteld, er zijn op-
leidingen van drie tot vier jaar na het
behalen van het dierenartsdiploma en
men moet een intemationaal examen
halen om Europees specialist te kun-
nen worden. Dat daarbij ook het we-
tenschappelijk niveau van de specialist
niet vergeten wordt, blijkt uit het feit
dat kandidaat-specialisten ook een
aantal publicaties moeten hebben af-
gerond voordat ze examen kunnen
doen. Nieuw voor de diergeneeskunde
in Europa wordt het feit dat Europese
specialisten en dus ook Nederlandse
specialisten, binnen niet al te lange tijd
een periodieke herbeoordeling zullen
moeten ondergaan, waarbij het aspect
van nascholing een zeer belangrijk on-
derdeel zal zijn. Dit zal een verdere
stap zijn in het verhogen van de kwali-
teit van veterinaire specialisten en
daarmee de gehele diergeneeskunde.

WSAVA/FECAVA/Voorjaarsdagen

Wereldcongres 2.000 RAI Congres Centrum Amsterdam

Van 26 tot en met 29 april 2000 worden voor de 33ste keer de Voorjaarsdagen
georganiseerd in het RAI Congres Centrum in Amsterdam. Dit jaarlijkse eve-
nement is dit jaar de organisator van het
WSAVA-en hei FECAVA-congr^s.
Voor dit congres zullen dierenartsen uit binnen- en buitenland naar
Amsterdam komen om hun vakkennis aan te scherpen en uit te diepen. Dit
jaar zal het congres vier dagen duren en voorafgaand aan het congres zal op
woensdag 25 april een pre-congresdag georganiseerd worden. Al met al dus
vijf dagen waarin de belangrijkste en nieuwste veterinaire ontwikkelingen op
het terrein van de gezelschapsdieren onder de loep zullen worden genomen.
Voor het
Wereldcongres 2000 zullen heel veel mondiaal gerespecteerde spre-
kers naar Amsterdam komen. De voertaal van het congres is Engels.
Het programma is opgebouwd uit twaalf simultane sessies, waardoor eenieder
een ruime keuze heeft in het samenstellen van een persoonlijk programma.
Praktijkgerichte lezingen worden afgewisseld met onder andere interactieve ses-
sies, case-studies en een tandheelkundig, echografisch en orthopedisch wetlab.

Wat staat u tijdens de vier dagen
Wereldcongres te wachten?

Een spectaculair wetenschappelijk
programma. U bent al het een en ander
gewend van de Voorjaarsdagen. Dit
jaar hebben we een onovertroffen pro-
gramma. Voor sociale evenementen
zit u ook goed: het Willem Breuker
Collectief tijdens de opening, het Na-

tionaal Ballet tijdens de sluitingscere-
monie en daartussenin het fantastische
concert in het Amsterdamse concert-
gebouw en gezellige galadiner met een
uniek optreden van het \'Cirque veteri-
nair\'.

Alvast een voorproefje in de vorm van
de
State-of-the-Art-lectures.

Deze sprekers zijn absolute toppers in
hun vakgebied. De lezingen geven
waardevolle informatie voor iedere
dierenarts, zowel de algemene practi-
cus als de specialist.

Dermatologie

Geen twijfels meer over biopsie-uitsla-
gen! Dr. Yager (Can) is als wereldbe-
roemd dermatopatholoog de aangewe-
zen persoon om uit te leggen hoe u het
beste kunt biopteren. Niet alleen de
techniek is belangrijk, maar ook de ge-
dachtegang van de patholoog; hoe
komt deze tot een diagnose en op welke
manier kunt u de beste bijdrage leveren
in de diagnostiek. En wat mag u ver-
wachten van de uitslag? Interpretatie
hiervan wordt aan de hand van casus-
sen besproken. Uiterst leerzaam!

Orthopedie

Voor informatie over de juiste medica-
tie voor orthopedische patiënten moet u
echt bij dr. Maddison\'s lezing zijn.
Deze patiënten zijn gebaat bij een

-ocr page 299-

goede pijnbestrijding. Maar wellc mid-
del is het juiste? En welk antibioticum
heeft het beste bereik? Meer kennis
over de werking van deze medicijnen
op bot-niveau zal zeker bijdragen tot
een meer toegespitst medicatiebeleid in
uw praktijk!

Urologie

Incontinentie is een groot probleem.
De diagnostische technieken en de be-
handelingsmethoden zijn volop in be-
weging. Hoever zijn we op dit moment
met de behandeling van patiënten met
sphincter-mechanisme problemen? De
u alom bekende dr. Holt (UK) geeft
een actuele update.

Leverziekten

Chronische leverpatiënten vragen om
een uitgebalanceerde behandeling.
Niet alleen de verschillende therapieën
worden door dr. Center (USA) behan-
deld, ook belangrijke ondersteunende
dieetmaatregelen komen aan bod.

Oncologie

Het komt nogal eens voor dat u bij een
kat tumoren diagnostiseert; verschil-
lende tumoren, verschillende behande-
lingen. Oncologie-expert dr. Ogilvie
(USA) put uit eigen ervaring als hij aan
de hand van cases de meest praktische
technieken en de belangrijkste behan-
delingen interactief met u doorneemt.

Gastroenterologie

Voor moeilijk onder controle te krij-
gen patiënten blijkt toch een succes-
volle behandeling mogelijk. Waar
haalt u de belangrijke informatie van-
daan? Dr. Williams (USA) bespreekt
de diagnostische procedure bij moei-
lijke patiënten die uiteindelijk heel
boeiend bleken te zijn!

Vaccinatieregime

Kunt u het nog volgen? Door de jaren
heen heeft de ontwikkeling van
nieuwe preparaten niet stilgestaan.
Wat is er veranderd? Welke middelen
geven de beste immuniteit? Dr. Greene
(USA) geeft een goede gelegenheid
om een duidelijk beeld te krijgen van
de laatste ontwikkelingen. Tenslotte
heeft u dagelijks met vaccinatie te ma-
ken.

Neurologie

Het blijft lastig, die neurologische pa-
tiënten. Dr. Lecouteur geeft een hel-
dere beschrijving van cerebrale en spi-
nale aandoeningen die bij de kat
kunnen voorkomen.

Cardiologie

De etiologie, epidemiologie, pathofy-
siologie, de meest recente onderzoeks-
resultaten en de meest recent behande-
lingsmethoden... Alle vragen over
hartklepafwijkingen bij de hond zullen
beantwoord worden door de expert: dr.
Haggstrom (S).

Respiratoire problemen
Wie kent niet die frustratie: een be-
nauwd dier waar verdere diagnostiek
bijna niet mogelijk is. Hoe kan zo\'n
patiënt snel gestabiliseerd worden?
Met behulp van videobeelden van het
ademhalingspatroon van de patiënten
geeft dr. Kirby (USA) een duidelijke
illustratie van verschillende manieren
van aanpak.

Wet-labs

De orthopedie-practica zullen de
deelnemers de mogelijkheid bieden
om de externe fixatie aan radius, ulna,
humerus en femur te plaatsen. Er
wordt gebruik gemaakt van de vakken-
nis van Aron (USA), Theyse (NL) en
Griffin (USA) om de methoden van
fixatie te oefenen op plastic botten.
Bij het
tandheelkundig wet-lab ligt
het zwaartepunt bij het uitoefenen van
de verschillende technieken om gla-
zuur- en dentinedefecten te corrigeren.
Manfra-Maretta (USA), Gorrel (SA)
en Van Foreest (NL) behandelen ook
de verschillende mogelijkheden voor
wat betreft materiaalgebruik.

Echografie is een waardevolle dia-
gnostische techniek. De methode is
snel en niet invasief In dit wet-lab be-
handelen Fox (USA), Bonagura
(USA) en Boroffka (NL) de echocar-
diografie; u krijgt inzicht in de ge-
bruikte apparatuur, de anatomie en het
interpreteren van de gemaakte beel-
den.

De onderwerpen die verder in het we-
tenschappelijk programma aan de orde
zullen komen zijn onder meer: prak-
tijkmanagement, dermatologie, gas-
tro-enterologie, neurologie, bijzondere
dieren, nefrologie, urologie, pediatrie,
endocrinologie, chirurgie, voeding,
ophthalmologie, anesthesiologie, cy-
tologie, cardiologie en hepatologie.

Tentoonstellingsvloer

Het congresbezoek kan uitstekend ge-
combineerd worden met een gratis be-
zoek aan de tentoonstellingsvloer,
deze is dit jaar groter dan ooit! Bij veel
stands is er iets speciaals te beleven,
aanbiedingen, lansering van nieuwe
producten, muziek en hapjes en drank-
jes. Er is bovendien volop gelegenheid
om hier ervaringen uit te wisselen met
dierenartsen uit binnen- en buitenland
of om bij te praten met je medestuden-
ten. En dit jaar zijn op de tentoonstel-
lingsvloer gratis heerlijke buffet-lun-
ches.

Kortom, mis het niet!

WORLD CONGRESS 2000
RAI Congres Centrum

26-29 april 2000

Het programma en een korte samen-
vatting van de lezingen kunt u vinden
in het
preliminary programme en op
onze internetsite
http://www.rai.nl/ve-
terinary

Hebt u het nog niet ontvangen of wilt u
meer informatie? Neem dan contact op
met ons congressecretariaat, Marjolijn
Fijten, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Telefoon 030 - 2510111, fax: 030 -
2511787of e-mail: vjd@pobox.uu.nl.

-ocr page 300-

Op zondag 5 november vliegt u naar Tel
Aviv. Maandag en dinsdag zullen ge-
heel gewijd worden aan vakbezoeken.
U zult onder meer het hoofdkantoor van
een coöperatie van 55 landbouwhuis-
dierenpractici bezoeken, alsmede een
melklaboratorium. Voor het diner op
maandagavond zullen in Israël werk-
zame dierenartsen die in Nederland af-
gestudeerd zijn uitgenodigd worden.
Op woensdag vertrekt u naar Jeruza-
lem. Vele topattracties die de stad te
bieden heeft, komen de komende dagen
aan bod. Zo bezoekt u de Olijfberg, de
oude stad, de Klaagmuur, de Zionsberg,
het monument ter nagedachtenis aan de
slachtoffers van de Tweede Wereld-
oorlog en de Geboortekerk in Bethle-
hem.

Aan het einde van de eerste week be-
zoekt u de omgeving van de Dode Zee
en krijgt u de gelegenheid al drijvend op
het water de krant te lezen. Tevens be-
zoekt u Galilea, Jericho en het meer van
Tiberias.

Vakbezoek

Tijdens de tweede week van uw reis zal
een vakbezoek aan een kiboets afgelegd
worden en aan een melkstal met meer
dan 400 koeien. Inmiddels bevindt u
zich dan in het noorden van Israël. De
grensovergang met Libanon (Good
Fence) en de Golan Hoogvlakte zullen
bezocht worden. In het noorden van
Israël ligt ook het prachtige natuurreser-
vaat Banias, een van de bronnen van de
Jordaan.

In Jordanië zult u met een Engelstalige
gids via onder meer Amman naar Petra
reizen. Van de vele honderden monu-
menten die deze stad rijk is, bezoekt u
het theater, de \'koninklijke\' graven, de
poorten en een obelisk.
In Eilat kunt u genieten van alle heerlijk-
heden die deze badplaats te bieden
heeft. Op dinsdag 21 november vliegt u
terug naar Amsterdam.

De studiereis naar Israël en Jordanië
vindt plaats van zondag 5 tot en met
dinsdag 21 november 2000. De prijs be-
draagt, afhankelijk van het aantal reizi-
gers, tussen de $ 1949 (ƒ 3778) en $
1799 (circa ƒ 4093), in alle gevallen
wordt er een toeslag geheven voor een
eenpersoonskamer van $ 520 (circa
ƒ 1092). Indien u belangstelling heeft
voor deze reis, verzoeken wij u zich zo
spoedig mogelijk aan te melden bij
Véronique Roelvink (telefoon 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787 of e-mail:
v.roelvink@knmvd.nl). Zij kan u ook
nadere informatie over de reis geven.
Wij hanteren het principe van \'die het
eerst komt, het eerst maalt\'.

Contacten met in Nederland afgestudeerde collegae, bezoeken aan een melkfa-
briek en kiboets, maar ook de Klaagmuur, de Olijfberg, Bethlehem, Galilea, de
Dode Zee, Eilat, Petra en de Golan Hoogvlakte. Dit zijn slechts enkele elementen
uit de zeer bijzondere 17-daagse studiereis die de secretaris van de KNMvD
(T.W. te Giffel) organiseert in november 2000. Het veterinaire programma is sa-
mengesteld door collega A. Tromp, dierenarts in Beer Tuvia. Reisbureau Isropa
Reizen is gespecialiseerd in reizen naar Israël en zal deze reis voor de KNMvD
verzorgen. De reis is in principe alléén voor KNMvD-leden en hun partners.

Ij-daagse studiereis Israël/Jordanië

Het programma is onder voorbehoud,
het kan zijn dat een hier genoemd onder-
deel uiteindelijk geen doorgang zal vin-
den, nieuwe onderdelen ingevoegd wor-
den of dat de volgorde aangepast wordt.

In de prijs inbegrepen zijn:

• vliegticket (El Al);

• het vervoer in Israël en Jordanië;

• een Nederlands sprekende gids in
Israël;

• Engelssprekende gids in Jordanië;

• accommodatie;

• ontbijt en diner voor alle dagen;

• alle toegangsprijzen benodigd voor de
bezienswaardigheden;

• parkeergeld indien nodig;

• kruiersloon in de hotels en op het
vliegveld;

• visa en border taxes.

Niet inbegrepen zijn:

• additionele maaltijden en drank;

• fooien;

• reisbagage-, ongevallen- en annule-
ringsverzekering;

• toegangsprijzen tot bezienswaardig-
heden die niet in het definitieve pro-
gramma opgenomen worden.

-ocr page 301-

Advertentie Equest Capital & Invest BV

Voorzichtig met aanvullen bedrijfs-wa

De advertentie van Equest Capital &
Invest BV in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 februari 2000,
pagina 141, heeft praktijken doen be-
sluiten navraag te doen bij de Kamer
van Koophandel. De Verzekerings-
kamer is door de KNMvD gepolst.
Hiemit blijkt dat het afsluiten van een

beroepsaansprakelijkheidsverzekering
tot een bedrag van ƒ 500.000,- met de
nodige reserves dient te worden over-
wogen. Verifieer nauwkeurig wat u
voor uw praktijk wenselijk acht en ga na
wat de consequenties bij afsluiten zijn,
bij het aanvragen van een offerte.

Dr. Tj. Jorna

Enquête communicatie en beleid KNMvD

Uw mening wordt gevraagd vooreen passend beleid

De laatste jaren is communicatie binnen organisaties steeds belangrijker
geworden. Er moet genoeg en duidelijk gecommuniceerd worden naar tal
van doelgroepen. De KNMvD is zich bewust van het belang van goede com-
municatie. Het helpt de KNMvD haar doelstelling te behalen; namelijk het
behartigen van de belangen van de dierenartsen. Er wordt dan ook ge-
werkt aan een communicatie-adviesplan.

Om goed op de hoogte te zijn van wat de Nederlandse dierenarts bezighoudt,
heeft de KNMvD een enquête opgesteld. In de laatste week van maart hebben
500 dierenartsen een vragenlijst ontvangen, deze personen zijn steekproefsge-
wijs bepaald. De vragen gaan over de
Communicatie en het Beleid van de
KNMvD. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd de sterke en zwakke punten van de
KNMvD aan te geven en in hoeverre de KNMvD meer aandacht moet besteden
aan de verschillende externe doelgroepen. De geënquêteerden kunnen aange-
ven hoe belangrijk zij deze onderwerpen vinden, maar ook wat er volgens hen
anders kan, waardoor de kwaliteit van de communicatie en het beleid verbeterd
wordt.

De uitkomst van de enquête helpt de KNMvD bij het bepalen van haar beleid
ten opzichte van de communicatie met onder andere de overheid, maatschappe-
lijke organisaties en haar zusterorganisaties.

De KNMvD verzoekt degenen die een enquête hebben ontvangen om deze in te
vullen en op te sturen, want iedereen heeft er uiteindelijk profijt van!

Banden Tijdschrifi voor
Diergeneeskunde
2000
nu met sticker

Om uw tijdschriften netjes bij el-
kaar te houden, zijn sinds jaar en
dag bij de KNMvD banden te be-
stellen. Deze zijn groen, met een
wit opschrift. Met ingang van het
jaar 2000 heeft er een kleine veran-
dering plaatsgevonden. De banden
zijn nog steeds groen, met in witte
opdruk \'Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde\' op de kaft, echter het
jaartal wordt voortaan op sticker
geleverd. Op deze manier wordt
voorkomen dat er hele partijen
banden van een bepaald jaartal
overblijven. De prijs van de ban-
den 2000 is ƒ 30,- per set, inclusief
17,5% BTW.

Gereduceerde prijs

Wegens mimtegebrek is de KNMvD
genoodzaakt om haar opslag te reor-
ganiseren. Banden Tijdschrift voor
Diergeneeskunde tot en met jaar-
gang 1998 kunnen
tot 1 juni 2000 be-
steld worden tegen een gereduceerde
prijs van ƒ 75,-
per set, inclusief
17,5% BTW. Wees er snel bij, want
voor deze actie geldt: op is op!
Banden 1989, 1990 en 1996 zijn niet
meer voorradig.

U kunt de handen schriftelijk, per fax
of per e-mail hestellen onder vermel-
ding van \'Banden\' en de jaargang.
Met uw hestelling krijgt u een factuur
met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur
uw bestelling naar: KNMvD,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of
fax uw hestelling: 030 - 2511787. E-
mail: bestellingen@knmvd.nl

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Jansen, A.A.J.; 1998; 4264 SM Veen; Willem de
Zwijgerstraat 34.

Keiler, J.J.; 1966; 4254 LE Sleeuwijk; Kerk-
einde 43.

Piooijer, B.J.; 1999; 3522 CJ Utrecht; Gouwe-
straat 4.

Versteeg, J.G.: 2000; 9289 JL Drogeham; De
Delte21.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Brocks, Mevr. N.C.M.; 1999; 7271 JM Borculo;
Beukenlaan 111.

Driesse, Mevr. M.; 1999; 3582 VH Utrecht; LB.
Bakkerlaan 43.

Dronkert, Mevr. K.W.; 1999; 2624 TE Deffi;

Menno ter Braaklaan 223.

Eist, Mevr. E.M.H. van der; 1999; 2671 TE

Naaldwijk; p/a Mozartstraat 19.

Engelen, Mevr. LC.; 1999; 3524 VM Utrecht;

Pyreneeën 9.

Graaf, L.J. de; 1999; 3553 GA Utrecht; Bes-
semerlaan 25 B.

Hes, G. van; 1999; 9285 NH Buitenpost; Sta-
tionstraat 8.

-ocr page 302-

Hoebe, B.J.J.; 1999; Cootehill, CO CA VAN
(Ier.); Drumhirk Lodge.

Jong, Mevr. M. de; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B.

Korb, Mevr. D.; 1999; 7055 BE Heelweg;
Twente Route 10 A.

Lubberink, Mevr. M.Y.; 1999; 8252 KP Dron-
ten; de Mutsaet 32.

Nijhuis, A.H.; 1977; 9401 NL Assen; Wil-
helminastraat 3.

Rutten, Mevr. D.J.A.; 1999; 3705 ZL Zeist; Wa-
rande 136.

Schuttevaêr, Mevr. N.A.; 1999; 1544 ZE
Zaandijk; Paukenhof 57.
Sirks, Mevr. E.V.; 1999; 3583 RN Utrecht; Vos-
segatselaan 17-bis.

Stegen, Mevr. G.; 1999; 3705 ZG Zeist; Waran-
de 92.

Wit, Mevr. M. de; 1999; 3583 XG Utrecht; Nas-
saustraat 22.

jubilea

2 april G. de Weerd te Beilen, afwezig, 35 jaar
4 april Dr. A.C. Voeten te Boxtel, afwezig, 40
jaar

11 april Mevr. M.A.M. Zonderland-de Graaff te
Eerbeek, aanwezig, 25 jaar
11 april R.H. Ruppert te Gorinchem, afwezig, 25
jaar

11 april A. Menkveld te Brielle, aanwezig, 25
jaar

Mutaties:

Benders, Mevr. N.A.; 1997; 3524 ZG
Utrecht; Furkabaan 725; tel. privé: 030-
2400068; E-mail: n.a.benders@vet.uu.nl;
spe-
cialist in opleiding U.U., F.D., HA Gezond-
heidszorg Paard, disc. Inwendige ziekten; tel.
bur.: 030-2531111.

Brocks, Mevr. N.C.M.; 1999; 7271 JM
Borculo; Beukenlaan 111; tel.: 0545-275686;
wnd.d.
(toev. als lid).

Brocze-tcn Voorde. Mevr. G.B.M.: 1986;
7101 JS Winterswijk; Kottenseweg 79 B; tel.
privé: 0543-524092;
E-mail: janbroezeCacom
puserve.com;
p., geass. met J. Broeze; tel.
prakt.: 0543-523455.

Driesse, Mevr. M.; 1999; 3582 VH Utrecht;
I.B. Bakkerlaan 43; tel.: 030-2510115/06-
29193308; E-mail: modriesse@hotmail.coin;
wnd.d.
(toev. als lid).

Dronkert, Mevr. K. W.; 1999; 2624 TE Delft;
Menno ter Braaklaan 223; tel.: 015-2565685; E-
tnail: kristawdr@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als
lid).

Eist, Mevr. E.M.H. van der; 1999; 2671 TE
Naaldwijk; p/a Mozartstraat 19; p., medew. bij
D.S. Conboy (U.S.A.); tel.: prakt.: 00-1-606-
2930842
(toe. als lid).

Engelen, Mevr. I.C.; 1999; 3524 VM
Utrecht; Pyreneeën 9; tel.: 030-2889233; Con-
sultancy/Support medew. bij Agis Automa-
tisering; E-mail bur.: inge@agis.nl
(toev. als
lid).

Graaf, L.J. de; 1999; 3553 GA Utrecht;
Bessemerlaan 25 B; tel.: 030-2447955; E-mail:
netvet(gzonnet.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

Hes, G. van; 1999; 9285 NH Buitenpost;
Stationstraat 8; tel.: 0511-544133; E-mail:
gialtvhes@hotmail.com; p., medew. bij D.A.P.
Kollum-Buitenpost
(toev. als lid).

Hoebe, B.J.J.; 1999; Cootehill, CO CA-
VAN (Ier.); Drumhirk Lodge; tel.: 00-353-
495553057; p., medew.
(toev. als lid).

*Jong, G.E. de; 1999; 9201 TD Drachten;
Wildzang 39; tel. 06-28914460; p., medew. bij
H
.A. Beijer; tel. prakt.: 0512-513627.

Jong, Mevr. M. de; 1999; 3553 GA

Utrecht; Bessemeriaan 25 B; tel.: 030-2447955;
E-mail: marjedejong@zonnet.nl; d.
(toev. als
lid).

Heiden, G. van der; 1996; 7051 HA Vars-
seveld; Oostelijke Oude Aaltenseweg 12;
tel.
privé: 0315-617190; p., medew. D.A.P. Aalten;
tel. prakt.: 0543-473340.

*Hoenderken, Dr. R.; 1974; U-1978; 6862
BV Oosterbeek; Pietersbergseweg 40; tel. privé:
026-3332719;
d. bij Inspectie W&V, regionale
dienst oost; tel. bur.: 0575-588100, fax bur.:
0575-588200; E-mail: reinder.hoenderken@
inspectwv.nl;
Speciahst Vet. Volksgezondheid.

Korb, Mevr. D.; 1999; 7055 BE Heelweg;
Twente Route 10 A; tel.: 0315-244068/06-
51410441; p., medew. bij Paardenprakt. Het
Montferland
(toev. als lid).

Klarenbeek, A.; 1977; 7824 BA Emmen;
Landschaplaan 9; tel. privé: 0591-623775;
E-
mail: a.klarenbeek(^zoo-emmen.nl;
d./vet.
adv. Noorderdierenpark B.V.; tel. bur.: 0591-
690374, fax bur.: 0591-690275.

Kraaijenhagen, P.; 1970; 2597 EA \'s-
Gravenhage; Ruychrocklaan 199; tel. 070-
3280955; r.d.

Kriek, Mevr. P.M.A. de; 2000; 3992 PL
Houten; Schapenhoeve 11;
tel. 030-6380760;
wnd.d.

Lamberts, M.N.D.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 29;
tel. privé: 06-25556634; E-mail:
m.n.d.lamberts@hotmail.com;
p., medew. bij
D.A.-Assoeiatie Rotterdam: tel. prakt.: 010-
4206666.

Langerhuizen-Cuppen, Mevr. M.J.; 1988;
3621 TJ Breukelen; Stinzenlaan Zuid 238; tel.
privé: 0346-266627; E-mail: langerhuizen@het
net.nl; p.; tel. prakt.: 0346-261415, fax prakt.:
0346-252246.

Lubberink, Mevr. M.Y.; 1999; 8252 KP
Dronten; de Mutsaet 32; tel. privé: 0321 -313095;
p., inedew. bij D.A.P. Zuidwolde; tel prakt.:
0528-371291
(toev. als lid).

Mioch, D.; 1999; 3553 GA Utrecht; Bes-
semerlaan 25 bis; tel. 030-2448775;
E-mail:
miochdaniel@hotmail.com; .wnd.d.

Mocking, Mevr. A.G.M.; 1998; 1092 AK
Amsterdam; Oosterpark 31 lü; tel. privé; 020-
4639900;
p., medew. bij B.C. Schoonheim en
S.A.B.1. Wolters; tel. prakt.: 020-6642094.

Nijhuis, A.H.; 1977; 9401 NL Assen;
Wilhelminastraat 3; tel privé: 0592-314245; E-
mail: anijhuis@noord.bart.nl; p., geass. met
H.R. Suichies; tel. prakt.: 0592-353160
(toev.
als lid).

♦Oijen, L.A.A.M. van; 2000; 3511 KJ Utrecht;
Lijnmarkt 32; tel. privé: 030-2312397; E-mail:
lucasvanoijen@hotmail.com;
p., medew. bij
D
.A.P. Bodegraven; tel. prakt.: 0172-613798,
fax prakt.: 0172-618619.

Pluimers, F.H.; 1968; 7384 CD Wilp:
Oyseweg 6; tel. privé: 0571-262039, fax privé:
0571-261589; E-mail: fh.pluimers@vvm.agro.nl:
Chief Vet. Officer, Dir. VVM, .Min. LNV; tel.
bur.: 070-3785037, fax bur.: 070-3786141.

Roos, S.R.; 1978; 5473 CK Heeswijk; Zijl-
straat 9; tel. privé: 0413-293292; E-mail:
s.roos@thegreenery.com; dir. Communicatie bij
The Greenery Intemational E.V.;
tel. bur.: 076-
5288294, fax bur.: 076-5288209.

Rosendal, H.Th.J.; 1971; 7491 HK Stad-
Delden; Schoppenstede II; tel. privé: 074-
3764128;
E-mail: h.rosendal@inter.nLnet;
k.d. R.V.V. kring Noord, distr. Almelo; tel.
bur.: 053-4344826,
fax bur.: 053-4339189; do-
cent R.V.V./IPC-Dier; tel. bur.: 0342-414881,
fax bur.: 0342-492813.

Rutten, Mevr. D.J.A.; 1999; 3705 ZL Zeist;
Warande 136; tel. 030-6951939; d.
(toev. als lid).

Schuttevaêr, Mevr. N.A.; 1999; 1544 ZE
Zaandijk; Paukenhof 57; tel. privé: 075-
7717889; E-mail privé: nicole_s(gdds.nl; p.,
medew. bij D.A.P. Zwaag
(toev. als lid).

Schuurman. Mevr. A.G.; 1998; 6669 AK
Dodewaard; Marijkelaan 18; tel. privé:
0488-411896; E-mail: jan.nas@wxs.nl;
p.,
medew. bij J.W.M. Nas; tel. prakt.: 0481-
464760, fax prakt.: 0481-465356.

*Shankar, V.S.; 2000; 3981 ZN Bunnik;
Vletweide 90; tel. 030-6572862; E-mail: vinny
s-s@hotmail.com; wnd.d.

Sirks, Mevr. E.V.; 1999; 3583 RN Utrecht;
Vossegatselaan 17-bis; tel. 030-2516245; E-
mail: lies_mincka@hotmail.com; d.
(toev. als
lid).

Stegen, Mevr. G.; 1999; 3705 ZG Zeist;
Warande 92; tel. 030-3951798; wnd.d.
(toev. als
lid).

Sturkenboom, M.S.H.; 1997; 3572 EL
Utrecht; Gildstraat 87; tel. privé: 030-2733365;
wnd.d.;
p., medew. bij D.A.P. Vianen; tel.
prakt.: 0347-371260.

Theeuwes, Drs. J.J.A.; Gent-1986; 5151
KR Drunen; Von Suppéstraat 24; tel. privé:
0416-322629, fax privé: 0416-322679;
E-mail
privé: j.theeuwes@introweb.nl;
p., geass. met
J.J.W. Coerwinkel, Th.J.A.M. van Gastel, A.F.
Heijkants, E. van der Kamp, M.F.P.M. Maas,
B.T. Scheijgrond en L.H.T. Zijlmans; tel. prakt.;
0416-334000, fax prakt.; 0416-340821.

Tuyn-de Jong, Mevr. A.A.; 1974; 7864 TH
Zwinderen; Markeweg 3; tel. privé: 0524-
291843; d. R.V.V.
kring Noord, distr. Hooge-
veen; tel. bur.: 0528-225255.

Verhulst, P.D.; 1968; 5491 HH Sint-
Oedenrode; Oranje Nassaulaan 267; tel. privé:
0413-472932; E-mail: verhulst@wxs.nl; distr.h.
R.V.V. kring Zuid, distr. Uden;
teL bur.: 0413-
243710, fax bur.: 0413-243729; E-mail:
p.d.verhulst@rvv.agro.nl.

Vermeulen, Mevr. D.Y.; 2000; 3583 CA
Utrecht; J. van Ruisdaelstraat 27;
tel. privé:
030-2581997; E-mail: dyvermeulen@het
net.nl; p., medew. hij J.C.M. Thielen; tel.
prakt.: 076-5210434.

Wemcr, Mevr. S.J.; Gent-1997; 6681 BM
Bcmmel; Dorpsstraat 105; tel. privé: 0481-
450222;
E-mail: jan.nas@wxs.nl; p., medew.
bij J.W.M. Nas; tel. prakt.: 0481-464760, fax
prakt.: 0481-465356.

Wiessenhaan, Mevr. S.N.; 1992; 5025 PM
Tilburg; Korenbloemstraat 55;
tel. privé: 013-
4688268; E-mail: milwie@hetnet.nl; d. bij
Min. LNV, Dir. VVM; tel. bur.: 070-3784739,
fax bur.: 070-3786141; E-mail: s.n.wiessen
haan@vvm.agro.nl.

Wit, Mevr. M. de; 1999; 3583 XG Utrecht;

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje, op bij voorkeur een diskette of
per e-mail worden aangeleverd in
Word of Word Perfect (andere ver-
sies zijn ook mogelijk). Aan het
eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.
E-mail: tijdsch rift(g)knmvd.nl

-ocr page 303-

Dix & Fortuin

helpt u over de drempel

Telefoon (030) 2.S1 51 99
Fa.v (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Uirerht

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Dierenartsenpraktijk Zeewolde is een gemengde praktijk
die werk heeft voor een enthousiaste

dierenarts voor
gezelschapsdieren (m/v)

Het betreft vervanging van een collega met zwanger-
schapsverlof. Daarna een parttime functie voor een aantal
uren in overleg. Voor meer informatie kunt u bellen met
Dierenartsenpraktijk Zeewolde, telefoon: 036 - 5221521.
Sollicitaties gaarne binnen 14 dagen richten aan:
Dierenartsenpraktijk Zeewolde, Cildenveld 76, 3892 Dj
Zeewolde.

Gemengde praktijk, in het midden van het land, zoekt per i
juli 2000 een

jonge enthousiaste
dierenarts (m/v)

voor de gezelschapsdieren. Het betreft een fulltime dienst-
verband. Voor de nieuwe collega is, in een groeiwijk, een
huis met praktijkruimte aanwezig. Na gebleken geschikt-
heid mogelijkheid tot associatie.
Reacties gaarne binnen 14 dagen aan: DAP Tiel-Maurik,
Scheeringlaan 4,4001 Wj Tiel, telefoon: 0344 - 616297.

Nassaustraat 22; tel.: 030-2515649; E-mail: mo-
niquedewit@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

Zwartenkot-Klaasesz, Mevr. A.B.; 1967;
7841 BS Sleen; Schaapstreek 14; tel. privé:
0591-361272;
E-mail: a.b./.wartenkot^:het
net.nl; p., alleen homeopathie; tel. prakt.:
0591-367454, fax prakt.: 0591-367242.

Zweeden, P.H.E. van; 1983; 5443 NS
Haps; Klaasstokseweg 7 A; tel. privé: 0485-
330066;
E-mail: pzweeden(a rapnet.nl; p., ge-
ass. met H. Breen, D. van der Mey, J. Nijland en
C. Willenborg; tel. prakt.: 0485-312800. fax
prakt.: 0485-322020.

Door de grote hoeveelheid
binnengekomen mutaties
voor het jaarboek 2000,
kunnen we helaas niet alles
plaatsen in de Personalia.
Onze excuses hiervoor.

Congressen & Symposia
April

5 European Society of Feline Medicine
Study Day BSAVA Congress, Birming-
ham. Contact FAB/ESFM, Taeselbury,
High Street, Tisbury, Wilthire SP3 6LD,
England. Tel.: 44 1747 871872, fax: 44
1747 871873, e-mail: esfm.fab@ukon
line.co.uk

8 Symposium over \'pain management met
behulp van acupuncmur\' door Cheryll
Schwartz te Maiden. Opgave: Aleid
Verhoeff, tel.: 0314-625385, e-mail:
aleid@trefnl
11—14 Workshop \'Fish Vaccination 111\' te

Wageningen. Informatie bij dr. ir. G.F.
Wiegertjes, Celbiologie & Immunologie,
Wageningen Institute of Animal Sciences
(WIASX Postbus 338, 6700 AH
Wageningen, e-mail: fish.vaccination®
celb.edc.wau.nl
25 European Society of Feline Medicine
Satellite Meeting WSAVA-FECAVA
World Congress, Amsterdam. Contact
FAB/ESFM, Taeselbury, High Street,
Tisbury, Wilthire SP3 6LD, England. Tel.:
-1
-44 1747 871872, fax: 44 1747 871873,
e-mail: esfm.fab@ukonline.co.uk
26—29 WSAVA/FECAVA/VOORJAARS-
DAGEN Wereldcongres, Amsterdam RAl.
Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vj d@pobox.accu.uu.nl

Mei

10 Bijeenkomst Veterinary Wound Healing
in het Smith and Nephew\'s Research cen-
trum in York, Engeland. Kosten: £ 75,-.

-ocr page 304-

Info: mrs. S.M.E. Cockbill, Surgical
Dressings Research Unit, Welsh School of
Pharmacy, UWC Redwood Building,
King Edward VI Avenue, Cathays Pare,
Cardiff CFl 3XF, Wales, United
Kingdom.

16 Conference on Equine Sports, Medicine
and Science, Messina and Toarmina,
Sicily, Italy. Contact: Arno Lindner,
Science Consult, Laurahöhe 14, D^5289
Essen, tel.: 49-201-5718873, fax: 49-
201-5718874, e-mail: AmoLindner@T-
online.de

17 Drielandendag dierenartsen werkzaam in de
veterinaire volksgezondheid te Beneden-
Leeuwen. Thema: \'beheersen van milieu-
contaminanten\' Aanmelding via KNMvD.
Mevr. A. de Reuver-van Zijl, faxnr.: 030-
2511787.

20—22 \'Behavioral problems in small
animal practice\'. Sprekers: K. Overall
(USA), P. Mertens (USA), J. Dehasse (B).
Edegem (Antwerpen), Belgium, Congres-
centrum \'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels.
Informatie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent(gglo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde, Andro-
clusgebouw, Yalelaan 1, Utrecht. Kosten
ƒ 60,- (studenten ƒ 30,-) inclusief lunch.
Opgave via faxnr.: 030-2531407.

juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage Berlin,
Hilton-Kongrcsszentrum am Gendarmen-
markt, Humboldt-Universität. Info: Pferde-
heilkunde. Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.: 49-711 23 66 33 2, fax: 49-
711 23 66 33 7, e-mail: fortbildung@pferdc-
heilkunde.de, internet: www.pferdeheil-
kunde.de.

29 I juli International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European Vet-
erinary Society for Small Animal Repro-
duction and an ICAR satellite. \'Advances
in dog, cat. and exotic carnivore reproduc-
tion\'. Norwegian School of Veterinary
Science, Oslo, Norway. Tel.: 47-22-
964855, fax: 47-22-597081, e-mail:
Wenche.Farstad@veths.no.

(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-
mail: trgt@netvision.net.il, internet: www.
eavpt2000.co.il

Augustus

17—19 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic
Milking,
do Congresbureau Flevoland,
P.O. Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.: 31-320-247826, fax:
31-320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Vete-
rinary Dermatology, San Francisco (USA).
For more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, US A. Phone: 00
1 888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax:
00 1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz(SJ
meetingmakers.com. Internet: http://www.
meetingmakers.com/wcvd

September

6—10 31st International Congress on the
History of Veterinary Medicine of the
World Association for the History
of Veterinary Medicine (WAHVM) in
Bmo, Czech Republic. Topics: genetics
applied to animal breeding and disease
control; women in veterinary medicine;
festival of movies on the history of veteri-
nary medicine; free communications.
Contact: VETEDUCA Ltd., Mirko Treu
DVM, Moravske nam. 13, CZ-602 00
Bmo, fax 420 5 41248268, e-mail
veteduca @sky.cz, http://www.library.vet.
uu.nl/~wahvm.

19—22 ES VP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Deadline voor poster/papers is 31
mei 2000. Congressecretariaat: KNMvD.
t.a.v. Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

27—28 14th forum for Applied Biotechno-
logy. Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L.
do

GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Bragge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-367I31, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be, internet: http://hobbes.rug.ac. be/~
peter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British Vet-
erinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

November

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie: de Reehorst te Ede.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Arnhem.

December

15—16 Gezamenlijke wintermeeting Society
for the Study of Fertility (FSS) en
Vereniging voor Fertiliteitsstudie (VFS) te
Utrecht. Informatie: prof dr. M.A.M.
Taverne, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren, tel.: 030-2531183,
fax: 030-2521887, e-mail: m.a.m.ta
veme@vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J.
Uilenbroek, tel.: 31-10-4087581, fax:
31-10-4089461, e-mail: uilenbroek@en-
dov.fgg.eur.nl, internet: www.eur.nl/en-
dov/SSF2000.

2001

Maart

28—30 Congres Society for Veterinary Epide-
miology and Preventive Medicine, Noord-
wijkerhout.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

April

I Open dag voor dierenartsen Martin Gaus
Gcdragscentrum Lelystad, tel.: 0320-
229500.

juli

2—6 Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de
sleutel naar gezonde dieriijke productie in
een optimale omgeving.\' Voertaal Engels.
Voor informatie: Congressecretariaat
ISAH 2000, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. Fax: 030-2511787, e-mail: m.fij
ten@knmvd.nl
3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.
23—28 The 2nd International Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference.
More information, write to: IVVDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see http://
www.iah.bbsrc.ac.uk. under \'Conferences
and Seminars\'.
30—3 aug. 8th International Congress of the
European Association for Veterinary Phar-
macology and Toxicology (EAVPT), Jeru-
salem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-05-2000

10-04-2000

15-05-2000

25-04-2000

01-06-2000

15-05-2000

15-06-2000

29-05-2000

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 305-

3 AUV-vergadering regio Oost, De Cantha-
rel te Ugchelen, aanvang 20.30 uur.

4 Afdelingsvergadering Afdeling Noord-
Brabant, 20.15 uur Paviljoen Molenwijk te
Boxtel.

5 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
van het Paard, aanvang: 20.00 uur te
Papendal, Arnhem. Informatie bij mevr. J.
van Velthuizen, tel.: 030-2510111.

6 AUV-vergadering regio Noord, Gezond-
heidsdienst Drachten, aanvang 20.30 uur.

12 Voorjaarsvergadering Veterinair Historisch
Genootschap in het Museum voor Veeteelt
en K! te Beers.

17 AUV-vergadering regio Zuid, Gezond-
heidsdienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.

19 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant De Meem, Meemdijk 59, De
Meem.

20 AUV-vergadering regio West, Hotel Inntel
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.

20 Bijeenkomst GD-randerpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

26 Jaarreünie 1938, Hotel Dennenhoeve te
Nunspeet, vanaf 11.00 uur.

Mei

2 Jaarlijks uitstapje Absyrtus Senior, Groep
Rustende Dierenartsen Afdeling Noord-
Brabant van de KNMvD.

31 Veterinair Golfkampioenschap 2000, Golf
Club Prise d\'Eau (Tilburg-Gilze-Rijen).
Aanmelding door overmaking van ƒ 35,- op
rekeningnummer 53.15.06.207 t.n.v. W.L.
Keers inzake V.G.C. o.v.v. exacte handicap,
privé-adres en homecourse (GVB vereist).

6 Ledenvergadering Groep Geneeskimde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centram Papendal, aanvang: 14.00 uur.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kcndc dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm tc Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

24 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenvere-
niging (SNVA) te Driebergen.

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

20 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-Res-
taurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

21 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-Deven-
ter, Amsbergstraat 7 te Deventer.

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

28—30 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden. Thema: \'Vee-
houden Anders\'.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Cursussen

April

5 PAO-D cursus 00/123: Eenvoudige Ortho-
pedie GD.

6 PAO-D cursus 00/108: Laboratorium Dia-
gnostiek GD.

7 PAO-D cursus 00/109: Laboratorium Dia-
gnostiek GD.

11 PAO-D cursus 00/308: Bloeduitslagen
Varken, wat kun je ermee?

12 PAO-D cursus 00/221: Parasitologisch
Laboratorium Ond. Rund.

13 AUV/PAO-D cursus 00/905: Bouwstenen
(6-C\'s).

15 PAO-D cursus 00/114: Postduiven Genees-
kunde.

20 PAO-D cursus 00/115: Postduiven Genees-
kunde.

20 AUV/PAO-D 00/904: Financieel Praktijk-
management.

Mei

8—10, 25—26 PAO-D cursus 00/303: Basis-
cursus Erkende Varkensdierenarts. Aan-
meldingsformulieren bij PAO-D, tel.: 030-
2517374.

10, 17 en 24 PAO-D cursus 00/304: Actuele
Voeding Varken.

17 PAO-D cursus 00/223: Praktische Econo-
mie I Rund.

18, 19 PAO-D cursus 00/306: Adaptatie-
vermogen Maagdarm Varken.

19 PAO-D cursus 00/214: Echografie Voort-
planting Herkauwers.

19—20 Tweedaagse cursus \'Wervelkolom
paard: Onderzoek en behandeling\' door
Kevin K. Haussier, Veterinair Paarden-
centmm Kootwijkerbroek. Informatie,
tel.: 0342-414881 of mevr. A. Vaessen-
Degen, op dinsdag en vrijdag, tel.: 0342-
4I488I.

23 PAO-D cursus 00/103: Spalken en Ver-
banden GD.

24 PAO-D cursus 00/113: Klinische Les GD.

26 PAO-D cursus 00/124: Behandeling Kruis-
bandletsel GD.

26 PAO-D cursus 00/215: Echografie Voort-
planting Herkauwers.

Juni

6,7 en 16 PAO-D cursus 00/220: Voeding
Rund Module II.

6 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

7 PAO-D cursus 00/305: Klinische Les
Varken.

13 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie
GD.

20 PAO-D cursus 00/118: \'Als de eerste foto\'
GD.

24 PAO-D cursus 00/801: Het gebit Module I
voor assistenten. 00/802: Module II, najaar
2000.

juli

3-4 PAO-D cursus 00/910: Persoonlijk
Leiderschap en de kracht van communica-
tie.

Oktober

4 PAO-D cursus 00/119: De Jonge Kat.

12 PAO-D cursus 00/120: De Jonge Kat.

21 en 26 PAO-D cursus 00/503: Het keuren van

paarden

Wij, twee dierenartsen met meerdere jaren ervaring, zijn op zoek naar een

praktijk die werk heeft voor één a twee personen.

Wij zijn flexibel inzetbaar zowel in de landbouwhuisdieren, paarden als in de gezelschapsdieren. Behalve loondienst
zijn we ook zeer geïnteresseerd In het overnemen van een eenmanspraktijk.

U kunt uw reactie sturen aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB te
Utrecht onder nummer 2/2000.

-ocr page 306-

Wegens uitbreiding van ons team zoclcen wij een:

Veterinary Territory Manager (m/v)

part-time of full time

• Commercieel slagvaardig, resultaatgericht

• Teamplayer

• Tweetalig (nederiands en engels)
Hill\'s Pet Nutrition B.V. biedt u:

• Een prettige werksfeer in dynamische bedrijfscultuur, waarin teamspirit
en eigen verantwoordelijkheid centraal staan

• Een aantrekkelijk salaris, bonusregeling en uitstekende secundaire
arbeidsvoorwaarden

Geïnteresseerd?

Stuur uw curriculum vitae voorzien van pasfoto met duidelijke
omschrijving van uw werkervaringen en met uw voorkeur voor part time
of mll-time binnen 21 dagen na verschijning van deze advertentie naar:
Hill s Pet Nutrition B.V, Essendonk 3a, 4824 DA Breda,
ter attentie van de heer E. Pieterse.

Hills MNulrition BV.
is een intematioiiual
tïilT\'e toonaangevend be-
Jim O drijf gespecialiseerd
in de ontwikkeling,
productie en verkoop van weten-
schappelijk geformuleerde voeding
voor zieke en gezotide honden en kat-
ten. Hill\'s is een zelfstandige dochter
van de Colgate-Palmolive Company,
een tnullinational in consumenten
producten met een omzet van meer
dan $ 8 miljard. Onze innovatieve
producten van wereldfaam worden
via dierenartsen en dierenspeciaalza-
ken verkocht aan consumenten in
meer dan 68 landen.

Aan deze ftjnctie gaat een interne opleiding vooraf

Verantwoordelijkheden:

• Behalen van alle voor het gebied Zuid-Oost Nederland vastgestelde
verkoopdoelstellingen

• Verhogen van de marktpenetratie cn omzetverhandeling door middel
van bezoeken van (potentiële) relaties

• Promoten van marketingcampagnes en voordelen van onze producten

• Verzorgen van een optimale presentatie van onze producten bij de
dierenansen

Profiel van de succesvolle kandidaat:

• Afgestudeerd dierenarts met enige jaren ervaring in de praktijk

• Leeftijd: 2540 jaar

• Woonachtig binnen werkgebied, dan wel bereid hierheen te verhuizen

• Initiatiefrijk, klantgericht

DE NR. 1 VOEDINGSKEUZE VAN DIERENARTSEN VOOR HONDEN EN KATTEN

•Hanclclsmcriccn «ebmikt onder liccntic van Hill s Pel Nutrition. Inc. © 1999. Hill\'s Pet Nutrition. Inc.

Dierenarts

Energiek en enthousiast plus ruime ervaring op het gebied van computer hard- en software.
Afstudeerdatum 29-02-2000, differentiatie gezelschapsdieren, keuze co-schap apotheek en certificaat proefdierkunde.

Op zoek naar werk In een stimulerende praktijk (gezelschapsdieren of gemengd) waar klantvriendelijk en patiëntgericht ge-
werkt wordt. Paul Leijs, Groenestraat 235, 3512 PW Utrecht. Telefoon: 030-2311429 of 06-24600081.

Dierenartsenpraktijk Wellensiek te Hooglanderveen zoekt
op korte termijn een

enthousiaste dierenarts (m/v)

die zelfstandig kan werken In een gemengde praktijk. De
voorkeur gaat uit naar een collega met affiniteit voor rund-
vee en gezelschapsdieren. In eerste instantie betreft dit een
deeltijdfunctie (60%).

Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten aan:
Dierenartsenpraktijk Wellensiek, Van Tuyilstraat io, 3829
AD Hooglanderveen, faxnummer: 033 - 2538298, e-mail:
dapwelle@dutchnet.nl.

Aanbod: Een ^beauty* van
een gemengde praktijk

Zeer geschikt voor dierenartsen (echt) paar.
Noord-oosten des lands waar nog ruimte is voor agrarisch
ondernemen.

Goede verhouding met buurpraktljken. Afwikkeling volgens
adviezen KNMvD.

Ondanks de soms korte informatielijnen binnen onze be-
roepsgroep, gaarne uw sollicitatie richten aan het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB
Utrecht onder vermelding van nummer 1/2000.

Gezeïschapsdieren
Hersel

Onze zeer goed geoutilleerde Kliniek voor Gezelschapsdieren in het
zuiden van het land (15 km van Eindhoven) is voor ons team be-
staande uit vier dierenartsen en acht assistentes op zoek naar een:

dierenarts (m/v)

voor een vervanging in verband met zwangerschapsverlof (ver-
lenging contract mogelijk) voor de periode van half mei tot half
november.

Wij vragen:

\' Interesse in de orthopedie

• Goede contactuele eigenschappen

• Ervaring strekt tot aanbeveling maar is niet vereist

• Flexibiliteit.

Wij bieden:

\' Werken in een gezellig jong team

• Salariëringvolgens KNMvD-norm

• Uitdagend werk met veel persoonlijke verantwoording.

Uw schriftelijke reactie gaarne te sturen naar: Kliniek voor
Gezelschapsdieren, ter attentie van mevrouw E. Borst, Hint i6b,
5521
AH Eersel. Voor informatie: maandag van 8.00 tot 17.00 uur, tele-
foon
0497-518000.

-ocr page 307-

HET UMC ST RADBOUD 1.0. HEEFT EEN VACATURE

De Katholieke Universiteit Nijmegen • de enige
volledige universiteit in de regio oostelijk en
zuidelijk Nederland - verzorgt voor 13.000
studenten een breed aanbod van academisch
onderwijs in acht faculteiten, waaronder een
bètafaculteit en een medische faculteit met
academisch ziekenhuis.

r

ik

DIERENARTS

Het Centraal Dierenlaboratorium (COL) is een dienstverlenend
instituut ten behoeve van dierexperimenteel onderzoek, dat
wordt uitgevoerd binnen het Universitair Medisch Centrum
St Radboud i.o. Binnen de afdeling Grote Dieren is een vacature
voor een dierenarts.

Functie-inhoud: In nauwe samenwerking met de afdeling
Anesthesiologie wordt door het COL wetenschappelijk onder-
zoek gedaan naar de optimalisatie van anesthesiemethoden.
Onder verantwoordelijkheid van beide afdelingen voert u een
onderzoek uit op het raakvlak van proefdicrkuride cn anesthe-
siologie naar de optimalisatie van anesthesiemethoden.
De nadruk zal hierbij liggen op het ontwikkelen van parameters,
die inzicht moeten verschaffen in de kwaliteit van anesthesie.
Tevens worden adviezen verstrekt aan onderzoekers met betrek-
king tot veterinaire zaken en anesthesiemethoden bij alle proef-
diersoorten. Het onderzoek moet leiden tot een promotie. Bij
gebleken geschiktheid is na de promotiefase een aanstelling
mogelijk in het managementteam van het CDL.

Functie-eisen:

• belangstelling voor dierexperimenteel wetenschappelijk
onderzoek

• zelfstandig kunnen functioneren

• goede contactuele vaardigheden

Het salaris bedraagt maximaal ƒ 6.518,00 bruto per maand
(schaal 10) bij een volledig dienstverband. Doorgroei naar
schaal 12 behoort tot de mogelijkheden.

Informatie en sollicitatie: Voor meer informatie kunt u contact
opnemen met dr J.P. Koopman, directeur CDL, telefoon
(024) 361 35 57.

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u voor 16 april a.s. richten aan
het Universitair Medisch Centrum St Radboud i.o., afdeling
Personeel en Organisatie, Gerard van Swietenlaan 4, 6625 GB
Nijmegen met vermelding van vacaturenummer RH 010 op brief
en envelop.

Arbeidsvoorwaarden: Het betreft een fulltime aanstelling en
geldt in eerste instantie voor een periode van vier jaar.

Informatie: www.kun.nl

-ocr page 308-

Panomec: uw eigen merk antiparasitica!

[_J MF.RIAI. ba: Bovenkerkerweg 6-8. 1185 XI-: .Amsreiveen. rel. 020-547 39 33. hx 020-640 22

Panomec ivonnoctinc" Pasta viwr Pa,irdcn - Reg. NI. 9585 - Wij; [XvLIicr; p.wrd; Indicaties: ^ixMc strongylidcn, kleine Mron^ylidcn. spwivwr
men; Wijze v,in tix-dicning: oraal; Oosoring: 1 injcctor per WX) k^: (.^onrra-indieatics: geen; Bijwerkingen: geen;\\\\\'iK!ittijJ sluclit: !8 d.igcii.
Panotnec
maagduniiwonnen, longwormcn, nicrwormen. luizen en .schiirftini]ton; Wijze van ux-diening: uitsluitend subcut.ine mjeetié; Dosering: 1 ml per 9
Injcctievlocistof- Reg. NL 8W0 -\\\'nj; Dix-ldier: riindvee. scliapon en varkens: Indie,tries: rundvee: maagdarm wormen, loiigwormen, mndworin.
wormen, neu.\'^hor/cls en scliurttmijten, varkens: m.ugdarnnvormen, longwormen, luizen en .sduirftmijten; Wijze van t<x-diening: uit.sluitend snlvi
l.g.: C^ontni-indicaties: geen; Bijwerkingen: geen; Wachttijd: rundvee: 42 dagen; seliapen: 63 d.igen: \\\';irkens; 28 dagen, \\oor \\erdea- inforin.itie zie
MF.RIAL. Alle reeluen voorbeliouden. Matt Are 92I(xPAN.NL0800-01.

inei). liaai-wornien, .larsmadeii, [luidnem.itoden. nia.igw<^rmeii. horzels, longneni.itixi-n en vciilenwor-
ivenneecine 0.27% Injeetievkvistof voor l^iggen -keg. NL \'•)570 - Wij: IXvIdier: hggen; Indie.ities:
kg l.g.: Cxmtr.i-indie.ities: geen: Bijwerkingen: geen: Wichttijd sl.dit: 28 d.igen.
Panomec ivcrmeetine
en. runderhom-k tropische rimderliorzels, luizen, mijten en teken, seli.iix^n: m.ugd.u inwoniien, long-
ita.in; Dosering: rundvee: 1 ml pei 50 kg l.g., seli.ipen: 0.5 ml jx-r 25 kg 1.^., varkcn>: 1 ml |x-r kg
verr.ikking of lvseliiklM,.r hi) Menal Cieregi>rreerd handelsmerk v.m MLRIAL. C

-ocr page 309-

Volop in beweging...

...op het gebied van dÊergezonheÊd!

Virbac Nederland B.V. Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Voor alle informatie over onze nieuwe én bestaande producten bezoekt
u ons op de
Voorjaarsdagen. U vindt ons in de Westhal. Graag tot dan!

yirbac

V^CTüwC^\'lic VfTV d/Mie^

-ocr page 310-

jBL

FRONTIIHE\'

SPOrONDOGL

Verpakkingen met 3 én 6 pipetten!
-

FRONTUNE

^ Voor honden en katten
gf Veilig

^ Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken
^ Lange werking
gf Effectief

^ Water/wasbestendig\'

O—

fwwi^r

swAr g

FRONTUNE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én teken\\

nl miMil
I (lipronfl
ILvan2l
wMlnJ
(ondenld

MERIAL B.V..Pottl>iit 338.1180 AH Amjtelveen FRONTIINE S>OT ON KAT (t»pfOfMl) - Reo NL 8921 - UOA OoeW« ka.indalie vlc««W wwtoepassjnfl (»(Je twid W bestii|dtng vanv^ » mg liptonii pe» ()w (1 Wl pee (Iwl-wertjogsduu legen vl^

1 w«en le ^n - manmaal 6 Dehandeimoen per jaai. Contra-ndKaiws z<eke «i hasteHende amen ■ rwt loenssen bi| (kien lonoa dan weken eVc^ licMef Oan 2 kg lichavnsgewicM. Btiwefkingen indien hel product loch wordi opgeliU. kan een korte genode van speelselen wofden Yiaaigeflomen. FRONTUNE ^T ON HONO (lipr<
Reg. NL 8940 - UOA Doeldier hond. Irxicahe vfoets»! vw lowassHig op de huid ter besOijdiog v» »«ow en Itt^ Oosairifl l ptpetfionfl« SpotOn HondSvanO,67mlpet hoodW lOkg licnaamsgew-cftl -1 p\'pelft^^

mlP« hond w20-40)4)licfia»iisgewic»(oebuAtmhortdennnaidef danlOxg lichavnsoeMCh(2p«enenFionllineSDO(0nHondLvvi2.66ml)-werkingsduurlegenvtooienbedrugl5wekenMriwurtail 3inaandenen legenlelrnrnanmu

pet iaat. Conïa-moicalies /leke en tiwsiellende dteren - niet toepassen bij dieren lonfler dan lO ol hchw dan ) ko itcfBamsoewdii. eijweriungen mciderueel kicomolieproWenien (alaxie, pareas poäeri«). resptratoire efteden, eiciüiie. slaperigheid en twten fftONILINE® SPRAY ((ipronll) - Reg. Nl 8783 - UOA OoeWief. Hond en ö
Indicatie Optossing voor uimendtg gebruA: tet hetiandelmg van besmertfng mei vkiown tnj nond en kal en ler behandeling van besmehmg mei leken txi de hond. Oosertng Oier«i mei koHe vacht kal. Ueine hond (licMer dan S iig) 4 ml pei kg ganchl - (middel)grole hond, kat (5 lot 15 lm) 3 ml per kg gewicht - grole hond (15 tot 40 kQl

2 ml pe( kg gewicht - leer giole hond (pnoatder dan 40 kg) 80 ml pet dw - Dieren mei langere vacht eerdei vermelde dosamg mag nanmaaJ verduböefd worden - wertungsduu legen vlooien 5 weken loi rraximaal 3 maanden en tegen teken manmaai 4 weken - doseejinienai minimaal 4 «ker\\, Conira-indicalies geen. BifWfkmgen gaf
Ve(de(eKiki(rratieMelikeiotbescNktaajbii.Me(iaiev..Bavenkert£rweg6-8.11&5X^ « Geieo«tree(d handetsmeik MÏRIAt C 2000 UFRIAJ. Alle rechten voorbehouden MatlA/t 9443/02/00

\' Hetbadenvanhetdia2dagenvdóien2dagennadet)ehandel>ngword(aloe<aden

MERIAL

-ocr page 311-

Doplujoum ü goed t\'ae. itaiCge^cuut, ui hét i^ieuuit MiUemjum Mét luiC beJtaieM, t/m Imax, GMP itHtui
(%od MmwJaêtmiM£ F^métke) ifoon, aMe, GMP, Hfqekmd dm ItétMiMi^im

\\/m Vo&ige^owlkid, bêtnÈov^t ttéxiek ipnoééie, im Mjeétei/ioeiitbfifm, iuipsitiiei, iyecknm at dt,
mvambgiMg i/m uiatmpioibam poedeti, onah i/L&iJhffm, en, fesémtm. Bimm «t® oudmoéifaeiMit,
Dopk/mm Rueawk, uionjm, ut hét kaden, i/m de, dimqmeiiMidddmegiiMk,, imligheiMudiei
mdcliti/oigm dt OECP-jjïuieifiei im, Good Labowtbvj Piaétke. ReeJi
ut 1996 kmq
Doplumm, Rumck de, GLP-ffatuk ót coKtphcMce, töegdüwd. Ko\'dbM,,

DOPHARmP

qmêiokeiuk kmlïHit, nkmé pom (ei chdi de Dopluuum... Ei>, i/oo^ ul

Uw partner voor de toekomst

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020
Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.ccm

-ocr page 312-

Vetmedin®. Een nieuw therapeutisch
^^ ^^ ^^ concept in de behandeling van
gg^^ hartproblemen bij honden

hart gegrepen!

Uit

Boehringer Ingelheim staat bekend als een
innovatief ontwikkelaar en leverancier van
betrouwbare diergeneesmiddelen. Wereldwijd
zijn we dagelijks met duizenden mensen bezig
onze producten te verbeteren en nieuwe pro-
ducten te ontwikkelen. Producten waar we met
hart en ziel achter kunnen staan.

Zoals Vetmedin. Een nieuw wapen in de
strijd tegen hartproblemen bij honden.

Zowel inzetbaar bij congestief hartfalen door
mitralisinsufficiëntie als bij myocardiopathie.

Vetmedin zorgt voor:

• Toename van de hartcontractie
door verbeterde calcium-
gevoeligheid

• Efficiëntere hartcontractie

• Afnemende pre- en afterload

• Verhoogde cardiac output

Typisch een product van Boehringe
Ingelheim. Geen wonder dat we
daar hartstikke trots op zijn!

Van middenhoven met de l<lok mee:
Wim l-londelink (rayon manager Oost-Nederland),
Winand Kissels (directeur), Harmannus Harkema (sales
manager), Diana Schroduer (secretariaat), Ulrich Oren
(apotheker), Mylène Handgraaf (secretariaat), Douwe de
Boer (rayon manager West-Nederland), Kars ten Have
(product manager), leidden: Tom Peters (rayon manager
Noord-Nederland). Ook hart voor de zaak maar niet op de
foto: dierenartsen Rein Schippers en Jantijn Swinkels, Jolanda Mul
(secretariaat) en een nieuwe rayon manager Zuid-Nedereland die binnen-
kort aan u zal worden voorgesteld.

Vetmedin®

Meer ^ voor honden.

Boehringer Ingelheim bv (lid Fidin) / Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar
Telefoon 072-5662411 / Fax 072-5643213 / vvww.boehringer-ingelheim.nl

O

Boehringer
ji^ Ingelheim

Vetmedin® Capsules met respectievelijke 2,5 mg en 5 mg pimobendan. Indicaties Vetmedin capsules zijn geïndiceerd voor de vermindering van de symptomen van chronisch hartlijden bij honden dat wordt veroorzaakt door gede
compenseerde cardiomyopalhie of hartklepinsufficiëntie (mitralis en/of tricuspidalis regurgitatie). Dosering/toedieningswijze Vetmedin capsules worden oraal toegediend in de volgende doseringen: Tweevoudige toediening var
0,25 mg pimobendan per kg lichaamsgewicht per dag, met een interval van 12 uur, één tot anderhalf uur voor de maaltijd. Afhankelijk van de aard van de symptomen tijdelijk in combinatie met 2-4 mg furosemide per K6 lichaams
gewicht per dag. Contra-indicaties Vetmedin capsules dienen niet te worden gebruikt bij gevallen met hypertrofische cardiomyopathieën of bij klinische condities waarbij een toename van de cardiale output niet mogelijk is van
wege functionele of anatomische redenen (b.v. aorta stenose). Bijwerkingen In zeldzame gevallen kunnen een licht positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Deze effecten zijn echter dosis afhankeliik en kunnen worder
voorkomen door in deze gevallen de dosis te verlagen. Verdere informatie op aanvraag beschikbaar bii Boehringer Ingelheim.

-ocr page 313-

15 april
2000

I deel

125

aflevering
8

issn 0040-7453

TijDSCh:i|i

Diergeneeskün

Wetenschap

Laparoscopische ovariëctomie bij de
staande merrie

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Actua

,,Vervolg aviaire influenza. Stand van zaken
en maatregelen

IBR-bestrijding en slijters blijven in de
schijnwerpers

Diergeneesmiddelprofiel Equest®

De opkomst van de Kliniek voor Kleine
Huisdieren

Salmonella niet in maïseieren

KNMvD

Uitreiking eerste certificaten rundvee- en
varkensdierenarts

-ocr page 314-

U draagt toch ook uw steentje bij
aan het grootste blaasgruisonderzoek

van Nederland?

y

ZONDER UW HULP IS HET NATIONALE
SPECIFIC BLAASGRUISONDERZOEK NIET
COMPLEET.

Met de blaassteenanalyse-service analyseert
Specific jaarlijks ongeveer 600 blaasstenen, ter
ondersteuning van de diagnostiek van dieren-
artsen. Tegelijkertijd levert dit echter een schat
aan informatie op. Deze informatie hebben wij
gebruikt om als eerste en enige een beeld te vor-
men van de blaasgruisproblematiek bij Neder-
landse katten en honden. De nieuwste onder-
zoeksresultaten hiervan willen wij u in de loop
van Hit jaar pre.senreren.

Om een representatief beeld van de Neder-
landse blaasgruisproblematiek te kunnen geven,
kunnen wij echter niet zonder uw hulp. Wij
willen u vragen om gedurende zes weken een
vragenlijst in te vullen over elke blaasgruis-
patiënt die u behandelt. Hiermee maakt de hele
praktijk dan meteen kans op een geheel ver-
zorgde studiereis naar Denemarken, met o.a.
een bezoek aan het Leo Researchcentrum. Al zit
de grootste beloning natuurlijk in het feit dat
uw deelname ertoe bijdraagt om blaasgruis in
de toekomst nog beter te diagnosticeren, behan-
delen en voorkomen. Reden temeer om snel te
bellen met Leo Pharma (0294 - 462 900) en de
vragenlijsten of een bezoek van uw rayon-
manager aan te vragen.

EXCLUSIEF VERKRIJGBAAR
BIJ DE DIERENARTS

YPGCinc*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

-ocr page 315-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 8,15 april 2000

djH^Bll

Uit de Hoofdredactie 246

Uit en voor de praktijk

Laparoscopische ovariëctomie bij de staande merrie; F. ter Braake, J. W. Hesselittk en

F.H. Jonker 248

Boekbespreking 251

Wetenschap

Veterinair verleden

Karl Heinrich Hertwig; E.P. Oidenkamp

Actua

252

Berichten en verslagen

Vervolg aviaire influenza. Stand van zaken en maatregelen; J.F. Heijman.i en R.E. Komijn 254
IBR-bestrijding en slijters blijven in de schijnwerpers. Onduidelijkheid doet kwestie
aanslepen; S./(.M De/eu 256

Diergeneesmiddelprofiel

Diergeneesmiddelprofiel Equest\'^; J. van Turnhout, J. Boersema en C. Pellicaan 258

RW-Column 261

2000 Hoogtepunten

De opkomst van de Kliniek voor Kleine Huisdieren; l.M.E. Boor-van der Putten 262
Ingezonden

Handelingen bij cliënten met eigenaar onbekend: dilemma\'s; D.L. van Os en A.E. Muller 264

Reactie op interview Ton de Ruijter; H.J. Ronner 264

264

Berichten en Verslagen

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

-ocr page 316-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorziner)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr.Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Mededelingen Inspectie W&V

Salmonella niet in maïseieren

265

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrifl@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

liet Tijdschrift mor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenart.sen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Congressen en Cursussen

Cursus \'Communicatieve vaardigheden voor middenkader op gebied van Diermanagement\' 266
Lijst exposanten WSAVA-FECAVA-Voorjaarsdagencongres 266

267

267

268

Nieuw(s) van de Industrie

Eukanuba Veterinary Diets High Formula for Cats & Dogs

PAOD

KNMvD

In Memoriam

C. Hoek; T. van Roon en A. Schaper

Maatschappijnieuws

Differentiatie in de diergeneeskunde nu werkelijkheid. Uitreiking eerste certificaten rundvee-
en varkensdierenarts;
S.A.M. Deleu 269

271

272

248

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

The veterinary scene

A laparoscopic ovariectomy by a warmblood mare; F. ter Braake, J. W. Hesselink, and
F.H. Jonker

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van dmk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 317-

Let the stars be
your guide

Vi

The lams Company is steeds een stap voor, voornamelijk
op het gebied van onderzoek en productontwikkeling. In
de loop der tijd zijn onze innovaties algemeen erkend en
overgenomen:

• De eerste die bietenpulp als vezelbron gebruikte voor
gezonde darmen en het behoud van de beschermende
mucosalaag.

• De eerste die een verhouding tussen omega-6 en omega-
3 vetzuren van 5:1 tot 10:1 toepaste. Dit bevordert de

EUKANUBAJi: VETERINARY DIETS

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u.

Voor informatie omtrent bestellingen en leveringen kunt u zich wenden tot Aesculaap B.V., tel. 0411-677500
Voor technische informatie omtrent onze orodukten kunt u zich wenden tot Holland Diervoeders B.V, tel. 030-2479669.

gezondheid van de huid, een goede conditie van de
vacht, en beïnvloedt ontstekingsprocessen.
De eerste die een specifiek dieet op de markt bracht om
de vorming van oxalaatstenen bij katten tegen te gaan.
De eerste die het Nitrogen Trap Vezelsysteem toepaste.
Dit systeem bevordert de uitscheiding van stikstof langs
de alternatieve weg
bij chronische
nierinsufficiëntie.

-ocr page 318-

Hyoresp

Geïnactiveerd, geadjuveerd vaccin
tegen
Mycopbsma hyopneumoniae

• Meer slagkracht:

- na vaccinatie snelle immuniteitsontwikkeling

- geeft bescherming tot het einde van de mestperiode

• Flexibiliteit:

- éénmalige injectie voor vleesvarkens ouder dan 10 weken*

- aangetoonde effectiviteit in meerdere vaccinatieprogramma\'s

• Zeer goede lokale en algemene veiligheid

• Gemakkelijk inspuitbaar

i

Slagvaardig en flexibel te werk

Dit vaccinatieschema kan worden toegepast wanneer de Mycoplasma Infectie
op een latere leeftijd plaatsvindt

MERIAL

MERIAL B.V.
Bovenkerkerweg 4-8
1185 XE Amstelveen
tel. 020-547 39 33
fax 020-440 22 01

SAMENSTELUNG Pet dosis van 2 mt - Geïi

jt compleet agens)

^ immunisarie tegen Mwplama hj^mtH

n lelatieve «eikzaamlieid vetgeleken met e\'cn tefettntievaccia EWMACEUtlSCHE VORM
- zuigende biggen vanaf de leeftijd van 5 dagen, gespeende biggen, vleesvarkens. INDICATIES; Actieve immunisatie van varkens ter wrmindenng van de emst van inlëctie en
lon^tasting veraraakt door .Wï(tpU< ij^i«..\'« TEGENINDICATIES: Geen. ONGEWENSTE EFFECTEN: De intramusculaire injeaie bn op de injectieplaats eventueel een voorbijgaande zwelling en
ontstekingsieaoie veroorzaken, die gewoonlijk niet langer dan I «eek en zelden 5 «eken duurt. De vaccinane kan een lichte tempetauiuoverhoging (minder dan I°q veroorzaken gedurende een vootbi|gian<le periode tot 241«
na injectiel zonder enige verdere invloed op de gezondheid en de zoötechnische prestaties. Vaccmade kan m uitzonderlijke gevallen een oveigev^ligbcidsreactie verooizaken. Een geschikte symptomatische behandeling dient d» »
worden ingesteld. OVERDOSERING; Et werden geen andere bijwerkingen waargenomen na toedienmg van een dubbele dosis vaccin, dan deze vermeld onder \'Ongewenste effecten. BIJZONDER
VOORZORGSMA.\\TREGELEN: Goed schudden vóór gebruik. Neem tijdens de toedienmg de gebruikelijke maatiegelen voor omging met dieren in acht. .-Mleen gezonde dieren vacaneten. Neem de gebniikeiijke aseptisd*
voorzoon in acht. GEBRUIK BI] DRACHT OF LACTATIE: Weid met onderzocht omdat lacterende en dragende zeugen geen doeldieien zijn. INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN: Gelijkti|dige
toediening van Hvoiesp met andere vaccins kan met Mjiden aanbevolen aangezien geen specifieke studies zijn uitgevoeld waarbij naar mogehjke interaaies is gekeken. Niet mengen met andeie ^esnadilen.
TOEDIENINGSWIJZE; Inttamusailair DOSERING: Eén dosis van 2 ml per dia volgens één van onderstaande schema\'s; dieren vanaf een leeftijd van 5 dagen: 2 mieaies met een interval van 3-4 weken, of dieren vanaleen
leeftijd van 10 weken; I mjectie. Het vaccinatitschema dient gebaseerd te zijn op de kennis van de nsico\'s bmnen het bednjf (tijdstip van het opneden van de inftctie) Vaccinatie moet vóór het ojmeden van de mfecne phatsvu^
De éénmalige injeaie dient dus bepedct te blijven tot die bednjven «»r infectie optreedt vanaf het midden tot het einde van de mestpeoode. WACHTTIJD; O dagen, BEWARING EN HOUDBA.ARHEID: Houdbaarheid 2«
vervaldatuni bewenen tussen 2° C en 8° C. buiten de invloed van licht. Niet laten bevnezen. Éénmaal aangtpnkte flacons bimen 24 uur gebruiken, VTOAKKING 1 flacon a 100 ml ,(50 doses, AÏLEV-ERING /

Elisa.U\' - Al-f- 4- (als hvdroxide) maximaal 4,2 mg - Thlomersal, maxmiaaj 0,2 mg - Exdpiens, q.s. 2 ml. \' Elisa.U Eenheid v
Suspensie voot injectie. DIERSOORTEN: - " \' ......

V, Bovenkerkerweg 6-8,

-ocr page 319-

les maanden bescherming tegen vlooien in één dosis?
pé: kan alleen met PROGI^M® Injectie voor katten.

/looieneitjes en -larven zijn dé verborgen vijanden van een Icat. Ze
liijven achter op alle plaatsen waar de kat zich in huis begeeft,
jachtend op een goed moment om uit te komen en weer een nieuwe
rlooienplaag te veroorzaken. PROGRAM Injectie voor katten
;arandeert met één dosis dat al deze eitjes worden gedood vóór ze
zelfs maar de kans krijgen om uit te komen. U, als dierenarts, dient
de injectie zelf toe, dus het is altijd de juiste dosis op het juiste
moment. Het is makkelijk en snel voor uw cliënten. En één injectie is
voldoende voor maar liefst zes maanden bescherming. Behandel katten
met PROGRAM Injectie, een revolutionair product van Novartis.

PROGRAM Maakt vlooien het leven onmogelijk.

OGRAM* 40 mg (lufenuron), Reg. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indicatie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg
cnuron per kg lichaamsgewicht bij subcutane toediening. Contra-indicaties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave
n histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een ernstige reactie optreden bij honden; deze reactie wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen
lar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande miide en niet pijnlijke reactie op de plaats van injectie venonen. Een enkele keer kan er lethargie
jomheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel,

t\'itserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Novartis Agro Benelux B.V., Animal Health Sector, Stepvelden 10, 4704 RM Roosendaal. www.novartis.com C l) N OVA RT 1 S

-ocr page 320-

wordt een stuk

Suvaxyn® MHyo -

nu ook verkrijgbaar in 125 doseringen

• Presentatie in 10, 50 en 125 doseringen.

• Speciaal aangepast adjuvans om een optimale en
k langdurige bescherming te bieden.
„ • Kunststoffen flacons

• Gratis doseerspuit bij 125 doseringen.
• Entcertificaten beschikbaar
• Eenvoudig entschema

Suvaxyn M Hyo: - Samenstelling: 2ml bevat:Mycoplasma hyopneumoniae antigeen, stam (P-S722-03) tenminste 2 x 10 9MHDCE;
Carbopol; ThtomersaI; EDTA; Amaranth; Natriumchloride en water. - Indicatie en diersoort: voor de actieve immunisatie van gezonde
vleesvarkens tegen longontsteking veroorzaakt door Mycoplasma hyopneumoniae. - Contra-indicaties: het vaccineren van zieke
dieren. - Bijwerkingen : elk vaccin kan incidenteel lokale of algemene reacties van voorbijgaande aard veroorzaken. Gebruik in geval
van overgevoeligheid epinephrine (adrenaline) of een kortwerkend glucocorticosteroïd. - Posologie: het vaccin dient intramusculair
toegediend te worden, bij voorkeur In de nek achter het oor. Flacon goed schudden voor gebruik. De varkens moeten tweemaal
met een interval van twee weken gevaccineerd worden. De eerste vaccinatie kan vanaf een leeftijd van 1 week uitgevoerd
worden, bij voorkeur voor de leeftijd van 10 weken. - Wachttermijn: geen. Reg NL 7785. - Presentaties; 20ml (10 doses),
lOOmI (50 doses) en 250 ml (125 doses)

FORT DODGE ANIMAL HEALTH BENELUX b.v.

_DIVISION OF AMERICAN HOME PRODUCTS CORPORATION_

Postbus 14 -NL 6290 AA Vaals, tel. 020-346 93 60 - fax 020-346 93 62

-ocr page 321-

METHOXASOL-T

Dé oplossing voor drinkwater-
medicati,e bij varken en
niet-eierleggende kip

Wachttijd l<ip: 6 dagen

Wachttijd varken: 5 dagen
100
mg Sulfamethoxazol en
20 mg trimethoprim per ml
IKB-waardIg
Nog betere acceptatie,
geen smaakafwijking
Geschikt voor gebruik in
doseerapparatuur en
drinknippelsystemen

METHOXASOL-T

Samenstelling: Bevat per ml:
20 mg trimethoprim, 100 mg Sulfamethoxazol
Farmaceutische vorm: Oplossing geschikt voor
gebruik in doseerapparatuur en drinknippel-
systemen.

Indicatie: Varken: Luchtweginfecties veroorzaakt
door Pasteurelia multocida. Maagdarminfecties
veroorzaakt door Escherichia coli en Salmonella
spp. Urogenitale infecties veroorzaakt door
Escherichia coli.

Niet-eierleggende kip: Luchtweginfecties
veroorzaakt door Escherichia coli. Salmonella
spp. en Pasteurelia spp.
Dosering: Varken: Per dag 12,5 - 25 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht (dit
komt overeen met 2,5 - 5 mg trimethoprim en
12,5 - 25 mg Sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3-5 dagen. Dit komt over-
een met ongeveer 1,25 - 2,5 liter Methoxasol-T
per 1000 liter drinkwater.
Niet-eierleggende kip: Per dag 25 - 58 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht
(dit komt overeen met 5 - 12 mg trimethoprim
en 25 - 58 mg Sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3 - 5 dagen.
Dit komt overeen met ongeveer 1,25-3 liter
Methoxasol-T per 1000 liter drinkwater.
Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor
trimethoprim en/of
Sulfonamiden.
Wachttijd: Varken: 5 dagen, niet-eierleggende
kip:
6 dagen.

Diergeneesmiddel REG NL 9106 UDA,
1 liter - Art.nr. 61624, 5 liter - Art.nr. 69962

Handelsweg 25, Postbus 179, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

Voor nadere informatie,
raadpleeg Eurovet.

-ocr page 322-

Diergeneeskunde 2000

\'Tweeduizend dierenartsen aan de pc in 2000!\'. Met deze slogan en de daaraan verbonden activiteiten heeft de
KNMvD voortreffelijk ingespeeld op de wens de diergeneeskunde bij de overgang naar het nieuwe millennium een
modern gezicht te geven en in dat kader voortvarend nieuwe ontwikkelingen te stimuleren. Het ziet er naar uit dat
het gaat lukken. Misschien zou de deelname aan het project nóg groter zijn geweest indien de convocatie vergezeld
was gegaan van een pakkende beschrijving van de huidige en toekomstige mogelijkheden die de pc de dierenarts
biedt. Immers, wie nu nog geen pc in zijn praktijk heeft, weet kennelijk niet wat hij mist.

Het gezicht van de diergeneeskunde is de afgelopen decennia sterk veranderd. Wat de landbouwhuisdieren betreft
lijkt niet iedereen daar even gelukkig mee (zie de reactie van H.J. Ronner op het interview met Ton de Ruijter). Ik wil
me echter beperken tot de geneeskunde van gezelschapsdieren. De snelle ontwikkelingen op dat gebied worden dui-
delijk weerspiegeld in het gecombineerde programma van \'Voorjaarsdagen\', FECAVA- en WSAVA-congres. Het
binnenhalen van het Wereldcongres met koppeling aan de Voorjaarsdagen, juist in het jaar 2000, is een kroon op
het werk van de organisatoren van de Voorjaarsdagen en evenals hetpc-project van de KNMvD een markante mijl-
paal naar het nieuwe millennium. Om de ontwikkelingen op het gebied van de diergeneeskunde der gezelschapsdie-
ren naar waarde te kunnen schatten zou men het programma van de eerste Voorjaarsdagen, 33 jaar geleden, eens
moeten vergelijken met het huidige. Die ontwikkelingen konden alleen plaatsvinden dankzij sterke differentiatie en
specialisatie. Een trend, die ondanks veel gemonkel, is doorgegaan en waarschijnlijk door zal blijven gaan. Een
evolutie die is begonnen met de afsplitsing van chirurgen uit het gilde van kappers en chirurgijnen en doorgaat zo-
lang meer kennis en kunde wordt vergaard en men het métier op een hoger plan wil brengen. Deze ontwikkelingen
en de erkenning daarvan op nationaal en internationaal niveau zijn beschreven door collega Teske in het vorige
tijdschrift. Aardig in de huidige editie zijn in dit verband de rubriek \'Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd\' en
het artikel \'De opkomst van de Kliniek voor Kleine huisdieren\' van collega Boor-van der Putten. In voornoemde
rubriek beschrijft Oldenkamp hoe Hertwig, van 1821 tot 1877 hoogleraar aan de Veeartsenijschool te Berlijn, ooit
als chirurgijn is begonnen. Irene Boor beschrijft hoe het mogelijk was dat de geneeskunde van de hond, in de analen
van \'s-Rijks Veeartsenijschool in 1921 nog afgedaan als nauwelijks winstgevend, de belangrijkste pijler kon wor-
den van een Hoofdafdeling van de huidige Faculteit.

Helaas plegen toenemende differentiatie en specialisatie gepaard te gaan met toenemende communicatieproble-
men. De KNMvD wil daar iets aan doen. Ik wil dit initiatief gaarne steunen en spoor daarom eenieder aan, die hier-
over van de KNMvD een enquêteformulier heeft ontvangen, gehoor te geven aan de oproep in het vorige tijdschrift
om het formulier toch vooral in te vullen en te retourneren.

Diergeneeskunde 2000. Ik moest er ook aan denken toen ik in het tijdschrift \'od-over dieren\' (jaargang 12, nr. 45,
blz. 22) in een vaste column, verzorgd door een collega, de ziektegeschiedenis las van een Kerry-blue terriër met
chronische pyodermie en recidiverende maag-darmklachten. De patiënt genas op slag toen hem om de dag twee
korreltjes arsenicum werden toegediend. De collega verklaarde dit aldus (ik citeer): \'Arsenicum is vaak nodig bij
Jack Russells en andere terriërachtigen, bij boerenfok en allerlei wakkere bastaardhonden: bij rattenvangers (arse-
nicum is een rattegif!). Arsenicum staat voor het zich kwetsbaar voelen in een vijandige wereld en voor het bezig
zijn met zekerheid. Lichamelijk gezien past het bij maag-darmklachten met rottingslucht en brandende huidklach-
ten \'. (—) \'Chico maakt weer een zeer gezonde indruk
dankzij het middel arsenicum \'(einde citaat). Zou het ook on-
danks
kunnen zijn? \'Od-over dieren\' is volgens de uitgevers (Welzo Media Productions bv) in ongeveer 600
Nederlandse en Belgische praktijken gratis beschikbaar. Cliënten kunnen zich in de wachtkamer aldus vast een
beeld vormen vóór ze de spreekkamer binnengaan.

Dr. R.J. Slappendel

-ocr page 323-

Luchtweginfecties bij

lolveren vragen
een kraclitige aanpal(

Om productieverliezen door luchtweginfecties te
beperken kiest u voor de zekerheid van effectiviteit,
snelheid en veiligheid.

Dus kiest u voor de zekerheid van Baytril. Het
antibioticum waarop u blindelings kunt vertrouwen.
Bijvoorbeeld om luchtweginfecties en enteritiden
bij kalveren snel te genezen.
Want Baytril is sterker dan de bacteriën en myco-
plasma\'s die infecties veroorzaken.

Baytril. Zeker bij luchtweginfecties

RöX/Or Baytril 5% injectievloeistof. Farmaceuiische i-orm; Injectievloeistof. Samenstelling: Per ml 50 mg enrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin behoort tot de chemische klasse der fluorochinolonen.
Doy"! »^jy Het oefent zijn bactericide werking uit door interactie met de A subunit van hel DNA-gyrase. Het DNA-gyrase is een topoisomerase, dat de bacteriële replicatie controleert (katalyseert supercoiling van
asasssasBSS de chromosomale DN A-strengen). Fluorochinolonen zijn ook werkzaam tegen bacteriën in de stationaire fase door wijziging van de permeabiliteit van de buitenste fosfolipidenmembraan van de celwand.

Bij enrofloxacin liggen de inhiberende en baclericide concentraties dicht bij elkaar; ze zijn identiek of verschillen in één of maximaal twee dilutiestappen. Bij lage concentraties bezil enrofloxacin een anti-
microbiële activiteit tegen de meeste Gram-negatieve bacteriën, tegen vele Gram-positieve bacteriën en tegen Mycoplasmata. Bijgevolg is enrofloxacin werkzaam tegen de micro-organismen die primair en secundair betrokken
zijn bij ziekte waarvoor Baytril geïndiceerd is. Overeenkomstig het werkingsmechanisme verminden de gevoeligheid van bovenstaande bacteriën slechts heel langzaam en vereist de multi-step mutatie.
Doeldieren: Varken,
rund.
Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree, coliseptikaemie). Salmonella
spp., Pasteurella spp.. Mycoplasmata, enzöotische pneumonie.
Rund: E. coli (colidiarree. coliseptikaemie). Salmonella spp,. Pasteurella spp., Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten zoals nindergriep en
Crowdingcomplex. In het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Toediening/Dosering: Toedieningswijze. Varken: i,m.. bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats. Rund: s,c of i.v., bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. Dosering: Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg l.g.
(= 1 ml/20 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. (= l ml/10 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose.
Varken: 2,55 mg enrofloxacin per kg l.g.(= I ml/1020
kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende 3 dagen.
iVachttiJdadvies: Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk; 3 dagen bij i.v.-toediening en 9 dagen bij s.c.-toediening.
Contraindicaties: Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Bijwerkingen: Niet bekend. Waarschuwingen: In verband
met sensibilisatie en contactderniatiiis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen.
Bewaarcondities/Houdbaarheid: 3 jaar. mits in hei donker en bij kamertemperatuur
{15-25\'C) bewaard. Aangeprikte flacon: direct gebruiken, niet bewaren.
Verpakking: Flacon a 100 ml. Registratienummer/Kanalisaiiestatus: NL 2054 UDD, NL 8211 UDA (niet toegelaten voor i.v.-toediening).

-ocr page 324-

Laparoscopische ovariëctomie bij de staande merrie

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 248-51

F. ter Braake^, J.W.Hesselink^ en F.H.Jonker3

itenvoordeprahij^

SAMENVATTING

Een elfjarige KWPN-merrie werd verwezen naar Dieren-
kliniek Emmeloord vanwege langdurige, aan de ovariële
cyclus gerelateerde, gedragsproblemen. Een beiderzijdse
laparoscopische ovariëctomie werd bij het staande dier
uitgevoerd. Door deze minimaal invasieve operatietech-
niek kon de merrie weer relatief snel in training worden
genomen.

SUMMARY

A laparoscopic ovariectomy by a warmblood mare

An eleven year old warmblood mare was referred to Dierenklinietc Emme-
loord because of recurrent cyclic behavioral problems. A standing bilateral
laparoscopic ovariectomy was performed. Due to this minimal invasive
technique a quick return to training was possible.

INLEIDING

Momenteel winnen de minimaal invasieve technieken geleide-
lijk aan terrein in de paardencbirurgie. De laparoscopische be-
nadering van het abdomen bij het staande paard is voor het
eerst beschreven in 1986 (6,28). Door middel van een kleine in-
cisie in de flank is een goed overzicht te verkrijgen van een
groot deel van het dorsale abdomen aan de zijde waar de lapa-
roscoop wordt ingebracht. Voor een ventrale benadering van
het abdomen kan een laparoscopic bij het paard in rugligging
worden uitgevoerd (10). Laparoscopic wordt toegepast als dia-
gnostische procedure voor onderzoek van de buikholte en
buikorganen (6,7,11,28). Verder wordt deze techniek toege-
past bij cryptorchidectomie (9,4,12,29), correctie van inguinale
hernia (8,15) colopexie (27), castratie (23) en blaasruptuur (5).
Ook ovariectomieën worden laparoscopisch uitgevoerd zowel
bij de staande als liggende merrie (19,321,24). Indicaties voor
ovariëctomie bij de merrie zijn het voorkomen van hengstig-
heidsgedrag, tumoren, abcessen, hematomen en aan de ova-
riële cyclus gerelateerde gedragsproblemen (3).
Aan de hand van een casus zal de indicatiestelling en de opera-
tietechniek van een bij het staande paard uitgevoerde laparo-
scopische ovariëctomie worden besproken.

ANAMNESE EN KLINISCH ONDERZOEK
Een elfjarige KWPN-merrie werd verwezen naar Dieren-
kliniek Emmeloord in verband met gedragsproblemen tij-

\' Diergeneeskundig Centrum Noord Nederland. Espelerlaan 77, 8302 DC Emme-
loord, tel.: 0527-613500, fax: 0527-614653, correspondentie-adres.
^ Gezondheid.sdienst voor Dieren, Morra 2, 9200 AJ Drachten.
\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Afdeling Gezondheidszorg
Herkauwers. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht, Yalelaan
7, 3584
CL Utrecht.
\' Regumate^. Hoechst.
^ Sedivet^, Boehringer Ingelheim.
K Torbugesic*. Willows Francis Veterinary.
^ Scandicaïne^, Astra Pharmaceutica.
* Kart Storz, 1 Imm trocar.
\' Laparaflator. Kart Storz.

dens de hengstigheid die gedurende anderhalfjaar aanwezig
waren. De gedragsproblemen bestonden met name uit verzet
en onberekenbaarheid tijdens het berijden. Bij klinisch en
echografisch onderzoek werd vastgesteld dat beide ovaria
van normale grootte waren met beiderzijds enkele kleine fol-
likels. Voordat de merrie werd verwezen, was zij al diverse
keren met succes tijdens de oestrus oraal behandeld met al-
trenogest^ (PO, 0.044mg/kg).

Hiermee werd duidelijk vastgesteld dat de gedragsproble-
men gerelateerd waren aan de ovariële cyclus aangezien ge-
durende een dergelijke behandeling de problemen niet wer-
den waargenomen. In overleg met de eigenaar werd besloten
een beiderzijdse ovariëctomie uit te voeren.

OPERATIETECHNIEK

Na een periode van twee dagen vasten werd de merrie in een
noodstal geplaatst en gesedeerd met romifidine^ (IV, 0.05
mg/kg) in combinatie met butorphanol^ (IV, 0.05 mg/kg).
De sedatie werd tijdens de ingreep twee keer in halve dose-
ring herhaald. Voor de ingreep werd een rectaal onderzoek
uitgevoerd om de plaats van de milt ten opzichte van de eer-
ste insteek te bepalen. De flank werd links en rechts gescho-
ren, gedesinfecteerd en steriel afgedekt. Na lokale infiltratie-
anaesthesie met 20 cc mepivicaïne^ werd via een incisie van
twee centimeter midden tussen het tuber coxae en de achter-
ste rib een canule met trocar^ tot in het abdomen ingebracht
in een iets caudoventrale richting ter hoogte van de linker-
flank dorsaal van de spierwrong van de Musculus abdominis
internus.

De buik werd vervolgens geïnsuffleerd met CO2, door mid-
del van een elektronisch gestuurde insufflator^ waarbij druk,
flow en volume gecontroleerd werden. Druk en flow werden
respectievelijk ingesteld op 9 mm Hg en 5.61/min. De op een

-ocr page 325-

camera\'" aangesloten laparoscoop\'\' (10 mm, 57 cm, 30 gra-
den-optiek) werd via de canule in het abdomen geïntrodu-
ceerd en op een videomonitor aangesloten. Vervolgens wer-
den twee instrumenteer-canules met trocars onder zicht
ingebracht, via twee huidincisies van één tot twee centime-
ter, respectievelijk drie centimeter dorsaal en drie centime-
ter ventraalvan de canule met de laparoscoop (Figuur 1).
Na inspectie van de buik werd het ovarium in beeld gebracht
(Figuur 2). Door de dorsale instrumenteercanule werd een
infusiepipet met een lange naald ingebracht om het mesova-
rium, de mesosalpinx en het ligamentum proprium te infil-
treren met mepivicaïne. Het ovarium werd via het dorsale
werkkanaal gefixeerd met een paktang\'\'^. Vervolgens werd
begonnen met de dissectie van ligamentum proprium en
mesovarium met een op een eiectrocauter aangesloten pre-
pareerschaartjedat via de ventrale instrumenteer-canule
werd ingebracht (Figuur 3). Ter hoogte van de arteria ovarica
werd een stapler\'^ gebruikt via de dorsale instrumenteer-ca-
nule waarmee twee dubbele rijen staples vanuit craniale rich-
ting werden geplaatst.

De dissectie vond gelijktijdig plaats (Figuur 4a en 4b). Na
volledige dissectie van het ovarium werden de twee ventrale
incisies met elkaar verbonden zodat het ovarium naar buiten
kon worden gehaald met een grote getande paktang\'
Alleen de Musculus abdominis extemus en subcutis werden
gesloten met enkelvoudige USP 2-0 polyglactin\'^ hechtin-
gen. De huid werd vervolgens gesloten met enkelvoudige
hechtingen met monofilament polypropyleen 2-0\'^. Het
rechter ovarium werd op identieke wijze via de rechter flank
verwijderd. De totale operatieduur was 70 minuten.

POSTOPERATIEF VERLOOP EN RESULTATEN
De postoperatieve periode verliep zonder complicaties. Er
was vrijwel geen zwelling van het operatiegebied. Tien da-

">Dxcam. Karl Starz.
\' t Hopkins optiek, Kart Storz.
"6mm trocar. Karl Storz.
\'^Surgiport I2mm trocar, Autosuture.
Take apart atraumatic graspingforceps, Kart Storz
Take apart scissors 17mm curved blade, Karl Storz
I^Endogia* 30-2.5, J2mm,Auto Suture
\'\' Take apart large graspingforceps, Karl Storz.
\'«Vicryl^, Ethicon.
t^Surgipro\'^, Auto Suture.

gen na de operatie waren de incisies per primam genezen en
werden de huidhechtingen verwijderd. Daama werd met
licht stapwerk begonnen. Bij controle, vier weken na de ope-
ratie, waren bij rectaal onderzoek geen adhesies te palperen
ter hoogte van de verwijderde ovaria en kon de merrie weer
volledig gebruikt worden. Gedurende een follow-up-periode
van twee jaar werden geen gedragsproblemen meer waarge-
nomen.

DISCUSSIE

In de beschreven casus is de ovariëctomie uitgevoerd op de
indicatie van gedragsproblemen tijdens de oestrus. Hoewel
bilaterale ovariëctomie geen volledige garantie biedt voor
het uitblijven van abnormaal oestrusgedrag (20,25,26) bleek
de behandeling in dit geval succesvol. Een goede caseselec-
tie waarop de operatieve ingreep gebaseerd is, is van groot
belang. Er dient niet alleen een duidelijk verband te zijn met
de ovariële cyclus, maar de gedragsproblemen moeten ook
uitblijven bij een progesterontherapie tijdens de oestrus.
Bij de beschreven merrie is een duidelijke respons waarge-
nomen op herhaalde behandeling met altrenogest^.
De chirurgische benaderingsmogelijkheden van een ova-
rium zijn de zogenaamde colpotomie via het vaginadak, de
benaderingen door middel van een incisie paramediaan, dia-
gonaal paramediaan, linea alba of flank en de laparoscopi-
sche benadering via flank of linea alba (14,16,17,20,21).
Postoperatieve bloedingen, abcesvorming, hematomen, ad-
hesies en trauma aan ingewanden zijn complicaties die bij
alle genoemde methodes kunnen optreden (2,13,20,21).
Hypotensie en shock ten gevolge van tractie aan de liga-
menta ovarica, bloedingen van de arteria ovarica, myopathic
en problemen met de wondgenezing zijn frequent vermelde
complicaties tijdens en na ovariëctomie uitgevoerd bij mer-
ries onder algehele anesthesie (2,18,21). De colpotomie
heeft een aantal specifieke potentiële chirurgische risico\'s.
Zo vormen een niet steriele benadering via de vagina, het
blind werken en het feit dat de wond niet wordt gesloten een
extra risico van deze methode.

De voordelen van een laparoscopic ten opzichte van een la-
parotomie of colpotomie zijn een goed overzicht tijdens de
operatie, minder tractie aan het mesovarium tijdens de in-
greep, kleinere incisies met minder wondcomplicaties, een

-ocr page 326-

verminderde leans op adhesies en minder postoperatieve pijn
(20,21). Met name voor de kleinere ponyrassen biedt de la-
paroscopie voordelen ten opzichte van een moeilijk uit te
voeren colpotomie. Na laparoscopic toonde Ragle (22) een
verminderde peritoneale respons aan door middel van een
verlaagde celtelling van het buikpunctaat in vergelijking met
een laparotomie, hetgeen het minder invasieve karakter van
de ingreep bevestigt. Verdere voordelen zijn het feit dat de
ingreep bij de staande merrie uitgevoerd kan worden en
daarmee een snelle revalidatie en een snellere terugkeer naar
de sport kan worden bewerkstelligd (20). Laparoscopische
ovariëctomie is ook uitgevoerd bij de merrie onder algehele
anesthesie (22), maar het voordeel van het uitvoeren van
deze techniek bij het staande paard is de gunstiger anatomi-
sche positie van de ovaria voor de dissectie (20). Bij een la-
paroscopic onder algehele anesthesie wordt het paard boven-
dien in een helling van 30 graden gepositioneerd, hetgeen
een mogelijk extra anesthesierisico vormt.
Als nadeel van een laparoscopic ten opzichte van benadering
via het vaginadak zijn de beiderzijdse flankincisies genoemd
(20), maar gezien de geringe grootte van de incisies zijn hier
weinig complicaties van te verwachten en is het esthetische
resultaat uitstekend. Verder vormen de kosten voor geavan-
ceerde apparatuur en training van chirurg en ondersteunend
leam een mogelijk nadeel (20), hoewel dit aspect nooit op
zou mogen wegen tegen de kwaliteit van de ingreep. De trai-
ning van de chirurg en het ondersteunend team zal met name
ook bepalend zijn voor de operatieduur. Specifieke compli-
catierisico\'s bij een laparoscopic bij het staande paard zijn
iatrogene beschadiging van ingewanden bij de eerste insteek
van de trocar. Dit risico kan verkleind worden door het paard
voldoende lang (minimaal twee dagen) te laten vasten en
door preoperatief een nauwkeurig rectaal onderzoek uit te
voeren voor de eerste insteek wordt uitgevoerd, waarbij de
positie van de milt en de eventuele vulling van met name co-
lon en caecum kan worden ingeschat. Bij de hier besproken
merrie werd voor een eerste insteek links gekozen om het ri-
sico van iatrogeen trauma van met name het caecum te ver-
kleinen doordat bij de insteek rechts het abdomen reeds geïn-
suffleerd is vanuit links. De iets caudoventrale richting van
de eerste insteek werd gekozen om milttrauma te voorko-
men. Vanwege het kleine aantal merries waarbij een laparo-
scopische ovariëctomie staande is uitgevoerd, zijn de ri-
sico\'s op complicaties na een dergelijke ingreep nog niet
volledig bekend. De voorlopige resultaten lijken er echter op
te wijzen dat deze risico\'s zeker niet hoger liggen dan bij de
conventionele technieken.

Bij de hierboven besproken techniek werd voor de hemo-
stase dissectie met een electrocauter en een stapletechniek
gecombineerd. Met de staplers werd een snelle, mooie dis-
sectie met een goede hemostase van de Arteria ovarica ver-
kregen. Er zijn staplers te verkrijgen van verschillende diktes
alhoewel na deze merrie meerdere ovariectomieën uitge-
voerd werden met behulp van staplers met de hierboven be-
schreven dikte. Een altematief is het gebruik van endoloops
waarmee de ovaria afgebonden kunnen worden (1) of ge-
bruik van laser (20). Mogelijk zijn meerdere van deze tech-
nieken ook te combineren waarbij de persoonlijke voorkeur
van de chirurg tevens een rol speelt.

Hoewel soms wordt aangegeven de beiderzijdse laparosco-
pische ovariëctomie in twee sessies uit te voeren (20), is ge-
bleken dat het goed mogelijk is een beiderzijdse laparoscopi-
sche ovariëctomie in één sessie uit te voeren. Een extra
voordeel daarbij is dat voor de insteek aan de tweede zijde
het abdomen reeds geïnsuffleerd is en zodoende een vermin-
derde kans op iatrogeen trauma bestaat.

CONCLUSIE

De staande laparoscopische benadering voor ovariëctomie
bij de merrie is een goede chirurgische benadering met als
belangrijke voordelen: een minimale belasting voor de mer-
rie, een goed overzicht tijdens de operatieve ingreep, minder
kans op wondproblemen en een vlot herstel in vergelijking
met de conventionele technieken.

LITERATUUR

1. Boure L, Marcoux M. and Laverty S. Paralumbar fossa laparoscopic
ovariectomy in horses with use of endoloop ligattires. Vet Surg 1997;
26:478-83.

2. Carson-Dunkerley SA, and Hanson RR. Ovariectomy of granulosa
cell tumors in mares by use of the diagonal paramedian approach, 12
cases. J Am Vet Med Assoc 1997; 211: 204-6.
Colbem GT. Ovariectomy, In; McKinnon AO,Voss .IL ed. Equine re-
production, Philadelphia, London, Lea and Febiger 1993; 450.
Davis EW. Laparoscopic cryptorchidectomie in standing horses. Vet
Surg 1997;26:326-31.

Edwards RB, Ducharme NG,and Hackett RP. Laparoscopic repair of a
bladder rupture in a foal. Vet Surg 1995; 24: 60-3.
Fischer AT, Lloyd KCK, Carslon OP, and Madigan JE. Diagnostic la-
paroscopy in the horse. J Am Vet Med Assoc 1986; 189: 289.
Fischer AT. Standing laparoscopic surgery. Vet Clin of North
America, Equine Practice 1991; 7 (3): 641 -7.
Fischer AT, Vachon AM, and Klein SR. Laparoscopic inguinal hemi-
orrhapy in two stallions, J Am Vet Med Assoc 1995; 207: 1599-601.
Fischer AT. Laparoscopic management of the cryptorchid horse.
Equine VetEduc 1997; 9: 242-5.
10. Galuppo LD, Snyder JR. Pascoe JR. Stover SM, and Morgan R.

-ocr page 327-

Laparoscopic anatomy of the abdomen in dorsally recumbent horses.
Am J Vet Res 1996;6:923-31.

11. Hendrickson DA, and Wilson DG. Instrumentation and techniques for
laparoscopic and thoracoscopic surgery in the horse. Vet Clin North
Am. Equine practice 1996; 12:235-59.

12. Hendrickson DA, and Wilson DG. Laparoscopic cryptorchid castra-
tion in standing horses. Vet Surg 1997; 26: 335-9.

13. Hesselink JW en Braake F ter. Reproductie paard; een sterk vergroot
ovarium. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 506-7.

14. Hooper RN, Taylor TS, and Vamer DD. Effects of bilateral ovariec-
tomy via colpotomy in mares, 23 cases. J Am Vet Med Assoc 1993;
203: 1043-6.

15. Kohnen A, and Wilson DG. Laparoscopic repair of scrotal hernia in
two foals. Vet Surg 1996; 25: 414-6.

16. Meagher DM, Wheat JD, Hughes JP, Stabenfeldt GH, and Harris BA.
Granulosacell tumors in mares, a review of 78 cases. Proc Am Assoc
Equine Pract 1977: 133-42.

17. Moll HD, Slone DE, Juzwiak JS, and Garrett PD. Diagonal parame-
dian approach for removal of ovarium tumors in the mare. Vet Surg
1987; 16:456-8.

18. Nickels FA. Complications of castration and ovariectomy. Vet Clin
North Am. Equine practice 1988; 4: 515-23.

19. Palmer SE. Laparoscopic ovariectomy in the mare. Proc Am Assoc
Equine Practnr 1992; 38: 173-7.

20. Palmer SE. Standing laparoscopic laser technique for overiectomy in
five mares. J Am Vet Med Assoc 1993; 203: 279-83.

21. Ragle CA, and Schneider RK. Ventral abdominal approach for laparo-
scopy ovariectomy in horses. Vet Surg 1995; 24: 492-7.

22. Ragle CA, Southwood LL, Hopper SA, and Buote PL. Laparoscopic
ovariectomy in two horses with granulosacel tumors. J Am Vet Med
Assoc 1996; 209: 1121-4.

23. Rijkenhuizen ABM. Castration in the stallion. Preferable in the stan-
ding horse using laparoscopy? Proceedings seventh annual scientific
meeting ECVS 1998: 199-200.

24. Rocken M. Laparoskopische Kryptorchidectomie und Ovariectomie
am stehenden pferd. Der praktische Tierarzt 1998; 2: 113-9.

25. Scott EA, and Kunze DJ. Ovariecomy in the mare, presurgical, surgi-
cal an postsurgical considerations. J Equine Med Surg 1977; 1:5-12.

26. Slone DE. Ovariectomy, ovariohysterectomy ans cesarian section in
mares, Vet Clin North Am. Equine practice 1988; 4:451 -9.

27. Trostle SS, White NA, Donaldson L, Freeman LJ, and Henrickson
DA. Laparoscopic colopexy in horses. Vet Surg 1998; 27: 56-63.

28. Wilson GL. Laparosopic examination of the reproductive tract of the
mare, In: Morrow ed. Current therapy in theriogenology 2,
Philadelphia, W.B. Saunders Co 1986: 779-81.

29. Wilson DG, Hendrickson DA, Cooley AJ, and Degrave-Madigan E.
Laparoscopic methods for castration of equids. J Am Vet Med Assoc
1996; 209: 112-4.

Manual of Small Animal Cardiorespiratory Medicine and Surgery

Deze fraai ogende, kleurige uitgave weerspiegelt op overtui-
gende wijze de huidige technische kwaliteit van de boek-
drukkunst. Het is geschreven door een 27 veelal intematio-
naal bekende auteurs uit het Angelsaksische taalgebied.
Zoals aangegeven in het voorwoord, geschreven door de
BSAVA president 1998-1999, is het boek bedoeld voor de
drukke practicus. De indeling maakt het inderdaad goed mo-
gelijk snel informatie te verkrijgen over cardiorespiratoire
problematiek van hond en kat, zoals die zich aandient bij de
gezelschapsdierenpracticus.

De onderwerpen die in het boek worden behandeld zijn in
vier delen opgesplitst.

Het eerste deel beslaat basale informatie over anatomie en
pathofysiologie van respiratie en circulatie, gevolgd door de
mogelijkheden van de diagnostiek bij de aandoeningen van
deze orgaansystemen. Bij de diagnostiek wordt een deel van
de gebruikte methoden expliciet benoemd als specialistisch,
en wel bloedgasanalyse, Doppler echocardiografie, hartca-
theterisatie en het verrichten van longfunctietesten. De on-
derzoekmethoden röntgenologie van de thorax, klinische
chemie en hematologie, elektrocardiografie, bronchoscopie,
verzamelen en onderzoeken van celmateriaal uit de luchtweg
en echografie vallen hier blijkbaar niet onder.
Het tweede deel besteedt volgens de titel aandacht aan con-
crete klinische problemen. De bespreking van dyspneu.

hoesten, periodieke flauwtes en zwakte, cardiale bijgelui-
den, en aritmieën lijken goed te passen bij de titel van dit deel
van het boek. De onderwerpen die dan volgen, namelijk hart-
falen van linker en van rechter ventrikel, congenitale hartaf-
wijkingen, larynx-aandoeningen, tracheabronchiale aandoe-
ningen, aandoeningen van het longparenchym, pleurale en
inediastinalc ziekten cn cardiopultnonalc ziekten bij dc kat,
vallen hier in feite buiten. Uit deze opsomming blijkt dus
duidelijk dat men er alleen in het begin in is geslaagd inhoud
te geven aan een probleemgeoriënteerde aanpak, zoals de ti-
tel van dit tweede deel doet vermoeden.
Het derde deel bevat niet-chirurgische behandelingsmogelijk-
heden en wel zuurstoftherapie, medicamenteuze cardiothera-
pie en medicamenteuze behandeling van luchtwegaandoenin-
gen. Er wordt gebruik gemaakt van zeer overzichtelijke
tabellen welke snel een inzicht geven in de belangrijkste ka-
rakteristieken van mogelijke medicamenten.
Het vierde deel beschrijft chirurgische technieken welke van
toepassing kunnen zijn in thorax, larynx en trachea. In korte
bewoordingen worden de diverse mogelijkheden genoemd
en aangestipt.

Deze manier van beschrijven is in het gehele boek gevolgd.
Dit leidt ertoe dat men inderdaad snel geïnformeerd kan wor-
den over de diverse onderwerpen, mede omdat ze in de uitge-
breide index aan het eind van het boek kunnen worden opge-
zocht. In die zin voldoet dit boek aan de verwachting zoals
die in het voorwoord wordt gewekt. Voor de \'thoracolo-
gisch\' geïnteresseerde practicus is dit boek daarom beslist
aan te raden. Het geeft een goed beeld van de huidige kennis
in dit deelgebied. Men moet alleen niet verwachten dat men
na het bestuderen van dit boek voldoende is onderlegd de
aangegeven mogelijkheden toe te passen. Daarvoor is naar
mijn mening de beschrijving te weinig gedetailleerd.

Dr. A.A. Stokhof.

-ocr page 328-

Voorgangers: Dierenartsen uit vroeger tijd (38)

Karl Heinrich Hertwig
(1798-1881)

Veterinair verleden

Hertwig geldt naast Gurlt als een der coryfeeën van de Berlijnse Veeartsenijschool in het
tweede en derde kwartaal van de 19^ eeuw. leder van hen heeft ertoe bijgedragen dat de
vakgebieden die hen waren toevertrouwd een degelijke, op onderzoek en waarneming be-
rustende basis kregen en op systematische wijze werden gedoceerd en in hand- en leer-
boeken hun beslag kregen.

Hertwig werd in 1798 in Ohlau (Silezië) geboren, waar zijn ouders een brouwerij bezaten.
Al tijdens zijn lagere schooltijd onderscheidde hij zich van zijn klasgenoten door een bui-
tengewone intelligentie. Voortgezet gymnasiumonderwijs lag voor de hand; omdat de
brouwerij ernstig geleden had onder de Franse bezetting van i8o6, konden zijn ouders
het zich echter niet permitteren om hun zoon naar het gymnasium in het naburige Brieg
(het huidige, tot Polen behorende Brzeg aan de Oder) te sturen, omdat hij daar dan in een kosthuis zou moeten
wonen. Gelukkig ontfermden zich over hem zowel het hoofd van de school als de plaatselijke medicus. Zij gaven
hem in de woelige oorlogsperiode 1813-1815 les, zodat hij, toen de algemene vrede was teruggekeerd, klaar was
voor de hoogste klassen van het gymnasium. Maar deze leerperiode was allerminst rustig. Na de veldslagen die
het Sllezisch leger in 1813 had moeten leveren waren in Ohlau twee lazaretten ingericht, één voor gewonden en
één voor dysenteriepatiënten. De jonge Hertwig werd hier, eerst in het ene daarna in het andere, als verpleger aan
het werk gezet. Zodra hij zijn dagtaak had volbracht, moest hij zich weer voor honderd procent aan zijn studie wij-
den.

In tegenstelling tot Hering die een vergelijkbare situatie had meegemaakt (zie \'Voorgangers\' nummer 37) besloot
Hertwig medicijnen te gaan studeren. Hij ging daartoe naar het chirurgisch instituut in Breslau (het huidige Poolse
Wroczlav) waar hij 272 jaa\'\'onder grote ontberingen studeerde en in 1819 de bevoegdheid kreeg om als chirurgijn te
werken. Toen zich vervolgens de mogelijkheid voordeed om zich op kosten van de Staat te gaan bekwamen in de
diergeneeskunde, heeft hij die kans aangegrepen. Na drie semesters in Wenen en twee semesters In München te
hebben gestudeerd waarbij hij tevens steeds medische colleges volgde, ging hij, na nog een rondreis langs de ove-
rige veterinaire scholen gemaakt te hebben, naar Berlijn om zijn studies af te ronden. In 1822 behaalde hij het die-
renartsdiploma.

Na een jaar werd hij tot repetitor benoemd aan de Berlijnse veeartsenijschool. Tevens werd hem opgedragen om
colleges te geven over operatieleer en speciale chirurgie en om de leiding op zich te nemen over de kleine huisdie-
renkliniek. In 1825 ging hij colleges geven over de artsenijmiddelen en in 1826 kreeg hij de leiding over de grote
huisdierenkliniek.

Ondanks lange en vermoeiende dagen slaagde hij erin om In 1826 te promoveren aan de medische faculteit (zijn
dissertatie handelde over hersenschudding) en om in het jaar daarop de bevoegdheid te verwerven om de medi-
sche praktijk uit te oefenen.

In diezelfde jaren vallen ook zijn, niet zonder levensgevaar uitgevoerde als klassiek geldende onderzoekingen op
het gebied van de hondsdolheid, waarmee hij zulk een faam oogstte dat er een ministeriële beschikking kwam die
gebood dat alle van rabiës verdachte honden aan Hertwigs oordeel onderworpen dienden te worden. Zijn onder-
zoeksresultaten zijn gebundeld onder de titel
Beiträge zur näheren Kenntnis der Toiiwuth der Hunde (1829).
In 1828 werd hij op grond van zijn verdiensten bevorderd tot dierenarts der eerste klasse. Tegelijkertijd kreeg hij per-
missie om een lange wetenschappelijke reis te maken naar de veterinaire scholen van Londen en Parijs met als spe-

-ocr page 329-

ciale opdracht Franse en Engelse vakliteratuur aan te kopen ten behoeve van de bibliotheek
van de Berlijnse veeartsenijschool. Op weg naar Londen heeft hij ook Utrecht bezocht. Zijn
kennismaking met Alexander Numan en diens toen lopend Casterophiiusonderzoek leidde
ertoe dat hij Numans publicatie hierover nadien (in 1837) in het Duits heeft uitgegeven.
Na terugkeer werd Hertwig tot eerste leraar benoemd; hij werd verantwoordelijke voor alle
ziekenstallen en het klinisch onderwijs. In die tijd had de stationaire kliniek een gemiddelde
bezetting van 70 è 90 patiënten. Dit betekende dat hij dagelijks vijf uur bezig was met de be-
handelingvan deze dieren. Daarnaast moest hij wekelijks negen uur college geven. Daar hij
geen assistent ter beschikking had, moest hij ook geregeld \'s nachts hulp bieden aan ern-
stig zieke dieren.

Alleen iemand met een ijzersterk gestel en een enorme werkkracht kon ai deze taken goed
vervullen.

In 1833 volgde zijn benoeming tot professor. In datzelfde jaar verscheen ook de eerste editie
van zijn veelgeprezen boek
Praktische Arzneimittellehre für Thierärzte, waaraan tal van eigen
onderzoekingen ten grondslag lagen en dat hij is blijven uitbreiden tot de vijfde uitgave van
1872. Vanaf de vierde uitgave (1863) werd de titel dan ook
Handbuch der praktischen
Arzneimittellehre für Thierärzte.
Samen met de apotheker van de school, C.G.H. Erdmann,
volgde later nog een
Thierärztliche Receptirkunde und Pharmacopöe (1856,1875).
In 1837 werd hij benoemd tot veterinair lid van de gezondheidsraad in de provincie
Brandenburg, een functie met nogal wat administratieve verplichtingen die hij tot 1870 zou
blijven vervullen. Een uitvloeisel hiervan was dat hij in 1845 in opdracht van het ministerie
enige studiereizen maakte ter bestudering van de runderpest, eerst naar Bohemen en ver-
volgens, tezamen met Prinz uit Dresden en With uit Kopenhagen naar Zuid-Rusland.
Sinds 1855 gaf hij voordrachten over paardenkennis aan de militaire school. Zijn lesstof vin-
den we terug in
Taschenbuch der gesammten Pferdekunde, dat vier edities kreeg.
Ook de andere leeropdrachten resulteerden in leerboeken. Zo ook het samen met E. Gurlt
geschreven leerboek
Chirurgische Anatomie und Operationslehre für Thierärzte (1847) en zijn
Praktisches Handbuch der Chirurgie für Thierärzte (1850,1859).

Berlijn had al vroeg een afzonderlijke kliniek voor kleine huisdieren. Hertwig heeft deze gedurende enige jaren on-
der zijn hoede gehad zodat hij, mede op grond van eigen ervaring, in 1853
Die Krankheiten der Hunde und deren
Heilung
kon publiceren, het eerste grotere Duitse boek over hondenziekten, dat onmiddellijk een Nederlandse ver-
taling kreeg (van de hand van de Utrechtse stedelijke veearts W.j.E. Hekmeijer).

Daarnaast verrichtte hij wetenschappelijk onderzoek van betekenis. Het is onbegrijpelijk, dat iemand naast zulke
drukke dagelijkse bezigheden nog tijd vond om onderzoek te doen over zulke uiteenlopende onderwerpen als
schurftmijten, arsenicum
in cadavere, dekinfecties, pokken, vogelziekten, de fysiologie van het hart-vaatstelsel en-
zovoort. Zijn publicaties verschenen voornamelijk in het
Magazin für die gesammte Thierheilkunde dat hij samen
met Gurlt in 1835 oprichtte en tot 1874 redigeerde.

Hertwig was een eerlijk onderzoeker die steeds zijn bronnen vermeldde en recht deed aan anderen. Zijn gehoor was
steeds diep onder de indruk van zijn encyclopedische kennis.

In 1877 trok hij zich definitief terug op de leeftijd van 79 jaar, na ruim 53 jaar actief bij het veterinaire onderwijs be-
trokken te zijn geweest. In deze halve eeuw was Hertwig in belangrijke mate verantwoordelijk voor het onderwijs; hij
heeft zijn stempel gedrukt op de vorming van vele generaties dierenartsen, allereerst in Berlijn maar door zijn leer-
boeken ook op tal van andere plaatsen. Hertwig stierf in i88i. Hij behoort met ere opgenomen te worden in de rij
van grote voorgangers!

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P. Oidenkamp

Geraadpleegde literatuur:

• Biografisches Lexicon der hervorragende Aertzte. 2. Aufl. Herausgegeben von A. Hirsch. Bd 3 BeHin, 1931:193-4.

• Biografisch Literarisch Lexicon der Thierärzte. Gesammelt von C.W.Schrader; herausgegeben von E. Hering. Stuttgart, 1863:195-6.

• Boessneck, J. Hartwig, Karl Heinrich. In: Neue Deutsche Biographie. Bd. 8 Berlin, 1969: 708.
■ E.P.O. Voorgangers: E.F. Curlt. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123:412-3.

• Leclainche E. Histoire de la Médecine Vétérinaire. Toulouse, 1936: 308-9.

• Roloff F. Personal-Notizen, Nekrolog. Archiv für wissenschaftliche und practische Thierheilkunde 1881; 7: 495-8.

-ocr page 330-

ua

DoorJ.F Heijmans^ en R.E. Komijn^

Berichten en verslagen

Regeling bedrijfscontrole pluimvee-
ziekten 2000

Inmiddels is per 20 maart 2000 de
\'Regeling bedrijfscontrole pluimvee-
ziekten 2000\' ingegaan. De bedoeling
van deze regeling is om eventuele uit-
braken van AI in een zo vroeg moge-
lijk stadium te herkennen en aldus de
omvang van een epidemie zo beperkt
mogelijk te houden.
Met ingang van 20 maart 2000 is de
pluimveehouder in bepaalde gevallen
verplicht om pluimveekoppels klinisch
te laten inspecteren door de practicus.
De practicus maakt een rapportage van
deze klinische inspectie en stuurt deze
samen met 20 bloedmonsters van het
koppel naar de Gezondheidsdienst voor
Dieren te Deventer. Op het speciale in-
zendformulier voor de Al-bloedmon-
sters dat aan iedere dierenarts is toege-
zonden, kan het resultaat van de
klinische inspectie worden weergege-
ven. De GD verwerkt de binnengeko-
men formulieren en onderzoekt de
bloedmonsters op Al-antistoffen met de
Agargelprecipitatie-test (AGP).

Wanneer moeten deze verplichte klini-
sche inspectie en monstemame plaats-
vinden ?

1. Indien een koppel pluimvee in
verband met een mogelijke be-
smettelijke dierziekte wordt be-
handeld en wel binnen 24 uur na
het instellen van deze behande-
ling.

I Gezondheidsdienst voor Dieren, afdeling Pluimveegezondheidszorg.
^ RVV. afdeling Dierziekten.

Hiervan zijn uitgezonderd: vacci-
naties en de behandeling in ver-
band met reparatie van Se of St-
besmette vleeskuikenouderdieren.

2. Indien het uitvalspercentage van
een koppel een half procent of meer
per 24 uur bedraagt en wel binnen
24 uur na het constateren van deze
sterfte.

3. Indien bij koppels reproductiedie-
ren of leghennen de gemiddelde ei-
productie in een periode van zeven
dagen met vijf procent of meer af-
neemt (voorzover deze daling niet
past in het normale productie-
patroon) en wel binnen 24 uur na
het constateren van deze produc-
tiedaling.

Via het PVE zijn alle pluimveehouders
schriftelijk van de regeling op de
hoogte gebracht. De KNMvD heeft de
berichtgeving aan de praktiserende
dierenartsen verzorgd. De tekst van de
regeling is dus bij alle practici bekend,
reden waarom hier verder geen aan-
dacht aan wordt geschonken.

Informatiebijeenkomst voor dieren-
artsen

In het nummer van 15 maart van het
Tijdschrift is ook aandacht besteed aan
aviaire influenza en aan de voorlich-
tingsmiddag voor dierenartsen die is
gehouden op 21 febmari. Hieronder
volgt het verslag van de inleiding door
R.E. Komijn (RVV- Afdeling Dier-
ziekten).

Acties na melding verdenking of uit-
braak

Volgens de Richtlijn 92/40 EEG is
sprake van de volgende definities:

Vervolg aviaire influenza

Stand van zaken en maatregelen

In de periode van 17 december 1999 tot en met 10 maart 2000 zijn in Italië 368
bedrijven met in totaal 12.343.664 dieren besmet verklaard met aviaire influ-
enza (AI). Daarnaast werden ook nog eens 109 bedrijven met 3.064.791 dieren
preventief geruimd. Het gaat daarbij om bedrijven met kippen, kalkoenen, pa-
relhoenders, kwartels, eenden, fazanten, struisvogels en hobbypluimvee. Er
zijn opvallend veel kalkoenbedrijven besmet verklaard of preventief geruimd:
namelijk 226 van de 477 pluimveebedrijven; dat is ruim 47 procent. Tot 27
maart 2000 waren er nog geen meldingen van AI uit andere landen dan Italië.

Verdacht Pluimvee

alle pluimvee waarbij sprake is van:

• klinische symptomen

• laesies na het slachten

• het aantonen van Al-vims subtype
H5 ofH7

• contact met Al-vims subtype H5 of
H7

Besmet Pluimvee

Hieronder wordt verstaan alle pluim-
vee waarbij (hoogpathogeen) Al-vims
is aangetoond.

Hoog-pathogeen Al-vims is vims met

• een Pathogeniteitsindex (IVPI) > 1.2
of

• H5ofH7 subtypes met een pathoge-
niteitsindex van < 1.2 waarbij zich
multipele basische aminozuren op
de breukzijde van het haemaggluti-
nine-eiwit bevinden

Zodra hoog-pathogeen Al-virus is
aangetoond zijn de richtlijn 92/40
EEG en de GWWD van toepassing.
Bij
andere vogels dan pluimvee wor-
den Al-uitbraken wel internationaal
gemeld maar volgen alleen maatrege-
len op het bedrijf, tracering en buurt-
screening.

Een probleem doet zich voor als er vrij
emstige klinische verschijnselen op-
treden, maar bij de testen slechts een
laag-pathogeen Al-vims van subtype
H5 of H7 wordt aangetoond. Deze si-
tuatie heeft zich voorgedaan in Italië,
USA, Mexico en Australië.
Op dit moment is nog niet bekend of
laag-pathogene Al-vimssen in de
Nederlandse pluimveestapel circule-
ren.

Wanneer moet de pluimveehouder
melden?

• Indien er sprake is van emstige klini-
sche verschijnselen van AI met grote
sterfte: directe melding aan het
Centrale Meldpunt: 045 - 5354232

• Bij emstige klinische verschijnselen
die niet typisch zijn voor AI: de
practicus inschakelen

• Bij uitval van tenminste een half
procent in 24 uur of een productieda-
ling van tenminste vijf procent over
de voorgaande zeven dagen of bij
een koppelmedicatie: binnen 24 uur
klinische inspectie en monstemame
door de practicus (Regeling bedrijfs-
controle pluimveeziekten 2000).

Wanneer moet de dierenarts melden?

Practicus

• melding aan de RVV indien er klini-

-ocr page 331-

sehe verschijnselen zijn van Al met
grote sterfte: directe melding aan
Centrale Meldpunt: 045 - 5354232

• melding aan de GD bij uitval van
tenminste een half procent in 24 uur
of een productiedaling van tenmin-
ste vijf procent over de voorgaande
zeven dagen of koppelmedicatie:

binnen 24 uur klinische inspectie van
het koppel, 20 bloedmonsters nemen
en samen met de rapportage van de kli-
nische inspectie sturen naar de GD.
Hiermee is voldaan aan de officiële
melding zoals genoemd in de
\'Regeling bedrijfscontrole pluimvee-
ziekten 2000\'.

Laboratorium

• Indien Al-virus subtype H5 of H7
wordt aangetoond: melding aan
Centrale Meldpunt.

Keuringsteam Slachthuis

• Indien verdachte bevindingen bij de
keuring voor of na het slachten: mel-
ding aan Centrale Meldpunt.

Specialistenteam

Na een Al-melding wordt een specia-
listenteam geformeerd bestaande uit
de practicus van het verdachte bedrijf,
een pluimvee-dierenarts van de GD en
een specialist Dierziektebestrijding
RVV.

Het specialistenteam bezoekt het be-
drijf, beoordeelt de klinische ver-
schijnselen en neemt in alle gevallen
monsters volgens protocol.

Het resultaat van de klinische inspectie
kan zijn:

1. Sterk verdacht van AI

2. AI niet uit te sluiten

3. AI zeer onwaarschijnlijk

Maatregelen op basis van de resultaten
van de inspectie:

Bij 1 of 2 wordt het bedrijf officieel
verdacht verklaard (zie maatregelen).
Bij 3 wordt het onderzoek van de mon-
sters afgewacht.

Maatregelen bij een bedrijf verdacht
van aviaire influenza

1. Geen aan- of afvoer van pluimvee

2. Geen verplaatsingen van vee en
overige (huis)dieren, eventueel op-
hokken en isolatie van het aanwe-
zige pluimvee

3. Geen afvoer van eieren, eventueel
ontheffing voor industriële ver-
werking

4. Geen aan- en afvoer van voertui-
gen naar en van het bedrijf

5. Geen afvoer van kadavers, pluim-
vee, diervoer, vlees, materiaal en
mest

6. Geen mensen in de stallen toelaten

7. Extra voorzieningen treffen voor
desinfectie

8. In buitenlucht opgeslagen pluim-
veemest met NaOH overgieten
afdekken

9. Administratie (koppelkaart en log-
boek) bijhouden

Aanvullende werkzaamheden specia-
listenteam

1. Insluiten bedrijf

2. Inventarisatie

3. Eerste tracering

4. Bord plaatsen

5. Burgemeester informeren

Eventuele maatregelen bij een ern-
stige verdenking

1. Preventieve ruiming

2. Insluiten contactbedrijven

3. Blokkade bedrijven binnen 1 km

RVV-Centraal treft voorbereidingen
voor het instellen van Beschermings-
en Toezichtgebied en Crisiscentra.

Beslissing op basis van de uitslag ID-
Lelystad

1. Negatief (definitieve uitslag duurt
maximaal 14 dagen)

2. Positief: aviaire-influenzavirus,
subtype H5 of H7 aangetoond

• Hoog-pathogeen: besmetverkla-
ring

• Laag-pathogeen: nadere besluit-
vorming nodig.

De besmetverklaring van het eerste be-
drijf gebeurt op basis van de uitslag van
ID-Lelystad, bij hieropvolgende uit-
braken kan dit eventueel ook gebeuren
op basis van:

• Klinische verschijnselen

• Laesies na slachten

• Secties

Maatregelen op besmet-verklaard be-
drijf

1. Bord plaatsen

2. Taxatie dieren, voorwerpen en ma-
terialen

3. Aanvullende monsters nemen

4. Ongediertebestrijding

5. Doden van de dieren (HCN, T61)

6. Afvoer van kadavers en gedestru-
eerde eieren

7. Alle stoffen, voer, mest en afvallen
mogelijk verontreinigd met Al-vi-
rus destrueren of desinfecteren.

8. Voorlopige ontsmetting, 24 uur in-
werkperiode

9. Vlees van geslacht pluimvee en
broed- of consumptie-eieren binnen
incubatietijd vernietigen. Reeds uit-
gekomen kuikens onder toezicht
plaatsen

10. Definitieve reiniging en ontsmet-
ting

11. Na zeven dagen herhaling reini-
ging en ontsmetting

12. Herbevolking minimaal 21 dagen
na definitieve reiniging en ont-
smetting

Het instellen van een Beschermings-
en Toezichtgebied om liet besmet-ver-
klaarde bedrijf

Het beschermingsgebied heeft een
straal van minimaal 3 km, met het be-
smet verklaarde bedrijf als middelpunt.
Het toezichtgebied heeft een straal van
tenminste 10 km.

Inventarisatie van de commerciële
pluimveebedrijven gelokaliseerd in
beide gebieden gebeurt op basis van:

• Geografisch Informatie Systeem van
de GD (GIS)

• Bedrijven en Relaties Beheer Systeem
van de GD (BRBS)

• Koppel Informatie Pluimvee van PPE
(KIP)

Een probleem hierbij is dat hobby-
pluimvee met bovenstaande systemen
niet gelokaliseerd kan worden omdat
deze dieren niet geregistreerd staan in
het BRBS of KIP.

Maatregelen binnen het bescher-
mingsgebied

1. Vervoersverbod van pluimvee

2. Vervoersverbod van broedeieren

3. Verplaatsingsverbod voor pluim-
veetransportmiddelen

4. Verplaatsingsverbod pluimveemest

5. Geen mensen in hokken toelaten

6. Regelmatige klinische inspecties
op pluimveebedrijven en monster-
name (screening)

7. Op bedrijven adequate ontsmet-
tingsvoorzieningen

8. Geen markten en tentoonstellingen

9. Opbokken hobbypluimvee

10. Maatregelen mogen ten vroegste
21 dagen na reiniging en ontsmet-
ting van het besmette bedrijf wor-
den opgeheven. Gebied wordt dan
toezichtgebied.

Maatregelen binnen het toezichtge-
bied

I. Alle pluimveebedrijven identifi-
ceren

-ocr page 332-

2. In de beginperiode zijn alle beper-
kende maatregelen van B-gebied
van toepassing

3. Afhankelijk van de epidemiologi-
sche situatie versoepeling na 15
dagen mogelijk met ontheffingen.

4. Het totale gebied blijft tenminste
30 dagen na R&O van het be-
smette bedrijf bestaan.

Tracering

Na een besmetverklaring vindt altijd
tracering plaats; terugwaarts om de
bron van infectie te achterhalen en
voorwaarts om verdere verspreiding
op te sporen. In beide gevallen wordt
onderzoek gedaan naar:

• diercontacten

• vervoerscontacten

• persoonscontacten

• materiaalcontacten

• buurtcontacten (aerogene versprei-
ding?)

Mogelijke extra maatregelen

• Om een snelle verspreiding te voor-
komen kan
preventief ruimen wor-
den toegepast in een gebied met een
straal van 1 km rond een besmet ver-
klaard bedrijf

• Bij een grote uitbraak kan om het
toezichtsgebied nog een
bufferge-
bied
worden ingesteld.

• Het uitvoeren van een noodenting.
Dit is voorlopig uitgesloten.

Regionalisatie

Voor alle duidelijkheid moet vermeld
worden dat binnen de EU de beper-
kende maatregelen alleen van toepas-
sing zijn op de ingesloten gebieden (re-
gio\'s). Buiten deze gebieden kan de
intra-communautaire handel in pluim-
vee en pluimveeproducten gewoon
doorgaan. Echter de meeste derde lan-
den (buiten de EU) sluiten direct hun
grenzen voor deze producten uit het ge-
hele land.

Kort na het uitbreken van een Lijst A
ziekte zoals aviaire influenza komt een
missie van de Commissie EU controle-
ren of de bestrijding conform de
Richtlijn wordt uitgevoerd en de uit-
braken binnen de ingesloten gebieden
blijven. Mocht de zaak uit de hand lo-
pen dan kan een algeheel export ver-
bod alsnog worden ingesteld.

I BR-bestrijding en slijters blijven in de schijnwerpers

Onduidelijkheid doet kwestie aanslepen

De vaccinatie tegen IBR en de problemen met zogenaamde slijters blijven de
pers - en dus de gemoederen - bezighouden. Dit terwijl niemand schijnt te
kunnen vertellen waar het nou precies om gaat. Onbekend is het aantal be-
drijven dat problemen heeft die als bijwerking van de IBR-vaccinatie zouden
kunnen worden aangeduid. Eerst waren dit er 7000 - naar aanleiding van een
enquête van de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) - en later \'ongeveer
350\'. Bij de vaststelling van dit aantal ging het echter over \'slijters\': een wei-
nig concreet omschreven bedrijfsprobleem waarvan het verband met de IBR-
vaccinatie tot op heden niet kon worden aangetoond.

Toen de slijters enige tijd later wel in relatie tot de volksgezondheid werden
genoemd - één bedrijf werd zelfs om die reden geblokkeerd - werd de kwestie
nog ondoorzichtiger. Wel is er des te meer reden om de zaak op te helderen.
De gevolgen voor de Nederlandse melkveehouderij dreigen hiermee namelijk
nog veel ernstiger te worden, vanwege de vermeende invloed op de veiligheid
van zuivelproducten. Er blijkt grote behoefte te bestaan aan een degelijke en
objectieve inventarisatie van de problematiek.

Vast staat dat op twaalf bedrijven in-
derdaad ernstige problemen zijn ont-
staan die te maken hadden met de IBR-
vaccinatie. Het gebruikte vaccin was -
daarover bestaat geen enkel misver-
stand - gecontamineerd met BVD-vi-
rus. De herkomst van dit BVD-virus
was terug te voeren op de contaminatie
van foetaal kalversserum. Dit serum
wordt gebruikt als voeding voor de

Door Sophie Deleu

cellen waarin het vaccinvirus (IBR)
zich moet vermeerderen. Het ge-
bruikte kalversserum had nooit levend
virus mogen bevatten en werd om die
reden bestraald, maar BVD-virus
bleek deze decontaminatie te kunnen
overleven.

Aangezien het een nieuw inzicht is dat
BVD-virussen gammabestraling kun-
nen overleven, heeft vaccinproducent

Bayer pas recent maatregelen kunnen
treffen. Vast staat dat er lange tijd
geënt is met mogelijk licht gecontami-
neerd vaccin. In twaalf gevallen is be-
wezen dat gecontamineerd vaccin
schadelijke gevolgen heeft gehad, in
andere gevallen weet men niet of er
bijwerkingen zijn geweest die terug te
voeren waren op de IBR-enting.
Pogingen van Bayer om dezelfde ver-
schijnselen op te wekken met kunst-
matig gecontamineerd vaccin strand-
den tot op heden. Reden voor de
producent om te stellen dat licht ge-
contamineerd IBR-vaccin niet als oor-
zaak mag worden aangemerkt van de
problemen waarover thans in de pers
wordt gesproken.

Waar gaat het over?

Waarover nu precies gesproken wordt,
blijft onduidelijk. Na het ontstaan van
duidelijk terug te voeren problemen op
de genoemde twaalf bedrijven en tal
van minder goed omschreven proble-
men op een onbekend aantal bedrijven,
besloot LTO \'er werk van te maken\' en
richtte de Stichting IBR/BVD-schade
(SIS) op. SIS deed (onder meer) een
onderzoek onder melkveehouders om
boven tafel te krijgen wie er proble-

-ocr page 333-

men ondervonden die te maken zou-
den kunnen liebben met de IBR-en-
ting. 7000 boeren reageerden.
Helaas was het inventariserend onder-
zoek heel breed van opzet. De vraag-
stelling was dusdanig dat men aller-
hande ziekteproblemen heeft kunnen
toeschrijven aan de IBR-vaccinatie.
Het getal 7000 moet dus zwaar in twij-
fel worden getrokken. De producent
achtte zich in elk geval niet verant-
woordelijk voor genoemde proble-
men.

Loopgravenoorlog

Vervolgens is er een situatie ontstaan
die het beste kan worden omschreven
als een \'loopgravenoorlog\'. De melk-
veehouders waren boos want Bayer
\'deed niets\'. Bayer trok zich terug,
want er was \'geen enkel verband aan-
getoond\'.

Ondertussen gingen tal van onderzoe-
ken van start. Bayer deed zelf onderzoek
en het probleem is bovendien in samen-
spraak voorgelegd aan een team van on-
afhankelijke experts. Maar ook LTO liet
de zaak onderzoeken. En de boeren
richtten een actiecomité op: Ziek van
Bayer.

Het team van experts deed de uitspraak
dat het ontstaan van ziekteproblemen
naar aanleiding van de IBR-vaccinatie
niet kon worden aangetoond, noch he-
lemaal kon worden uitgesloten.
Daarvoor was meer onderzoek nodig.
Men stelt voor, uit te zoeken hoeveel
BVD-virus (in IBR-vaccin) tenminste
nodig is om een dier te infecteren.
De uitspraak van het team van experts
werd ondertussen op twee manieren
uitgelegd. LTO bleef erop hameren dat
een verband niet kan worden uitgeslo-
ten, Bayer zei dat het niet kan worden
aangetoond. Men praatte niet met el-
kaar en onderzoeksresultaten van de
ene partij werden niet bekendgemaakt
aan de andere partij.
Inmiddels heeft Bayer een kort geding
aangespannen tegen het actiecomité,
omdat de firma de toonzetting van de
actie onterecht beschadigend vond. De
uitspraak van de rechter was dat het ac-
tiecomité op moest houden met de be-
ledigende aantijgingen jegens Bayer.
Wellicht komt er nu een zakelijk ge-
sprek op gang.

Ondefinieerbare problemen

Door deze problematiek heen spelen
de \'slijters\'. Op een onbekend aantal
bedrijven spelen moeilijk definieer-
bare problemen. Het aantal bedrijven
dat hiermee kampt, hangt onder meer
samen met de gehanteerde omschrij-
ving. Vast staat dat het om voortschrij-
dende, irreversibele vermagering gaat,
die niet kan worden toegeschreven aan
een hoge melkgift. Ook jongvee ver-
toont niet te verklaren groeiachter-
stand. De voorliggende vraag was of
het slijterssyndroom verband hield
met de IBR-enting met licht geconta-
mineerd vaccin.

De volgende vraag die de pers bezig-
hield, is of er wellicht een andere, on-
bekende ziekte rondwaart onder het
Nederlands melkvee. En of de veilig-
heid van de zuivelproducten nog wel
gegarandeerd is, als er \'honderden be-
drijven zijn aangedaan\'. Moeilijke
vragen om te beantwoorden, als niet
eens bekend is, wat slijters precies zijn
en om hoeveel bedrijven het nou gaat.
En hoe lang deze problemen al spelen.
Het ministerie van VWS wees boven-
dien op een artikel van de Landbouw
Kwaliteitswet, waarin staat vermeld
dat melk van zieke dieren niet mag
worden geconsumeerd. Eén bedrijf
werd om die reden geblokkeerd, met
allerlei gevolgen. Want een dergelijke
principiële opstelling schept preceden-
ten. Wat is een ziek dier? Moet de melk
van een koe met een klauwaandoening
dan ook worden thuisgehouden? Een
discussie met grote consequenties voor
de afzet van de Nederlandse zuivelpro-
ducten, want als er ook maar enige
twijfel bestaat over de veiligheid daar-
van, loopt de export gevaar.

Nieuw licht op de zaak

Eén dierenarts wierp enkele weken gele-
den een nieuw licht op de zaak: hij had
het vermoeden dat op één van zijn be-
drijven - dat als een \'slijtersbedrijf mag
worden omschreven - cobalt/vitamine
B12-deficiëntie een probleem vormde.
Parenterale toediening van vitamine
B12 gaf volgens hem en de veehouder
spectaculaire positieve effecten op de
melkgift en de groei bij kalveren te zien.
De pers - vanzelfsprekend - dook erop
en in tal van bladen werd gesproken van
cobaltgebrek als oorzaak voor het slij-
terssyndroom. Bayer haalde opgelucht
adem, zag zich vrijgepleit. Consument
en politiek echter, raakten het spoor - zo
zij het nog konden volgen - volledig bij-
ster. Mag je melk drinken van koeien
met cobaltgebrek? En: speelt er niet
meer? Waar rook is, is vuur!
Intussen blijkt het effect van vitamine
B12-toediening op de melkgift discu-
tabel te zijn. Bovendien is cobalt/vita-
mine B12-deficiëntie onder het
Nederlandse melkvee moeilijk te ver-
klaren, aangezien de voeding over het
algemeen meer dan genoeg mineralen
bevat. (Zie ook Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 2000; 125(6): 190-
2.) Maar vanzelfsprekend is inmiddels
onderzoek gaande naar de mogelijk-
heid van cobalt/vitamine B12-gebrek
als oorzaak van het slijterssyndroom.
Het ziet er naar uit dat er sprake is van
een multifactoriële oorzaak, waarbij
nog steeds niet is uitgesloten dat ook
de IBR-enting met een licht geconta-
mineerd vaccin een rol speelt (zo dit
ooit uit te sluiten valt). En natuurlijk
blijft een verband met cobalt/vitamine
B12-defïciëntie mogelijk.

Handelwijze dierenartsen

Alsof de zaak nog niet ingewikkeld ge-
noeg was, trok men tenslotte ook de
handelwijze van dierenartsen in de geor-
ganiseerde IBR-bestrijding in twijfel.
Deze zouden niet precies de aanwijzin-
gen op de bijsluiter hebben gevolgd bij
het vaccineren tegen IBR (overigens
volgens de instructies van de Stuurgroep
IBR-bestrijding). Daardoor zouden
zieke dieren zijn geënt, met het slijters-
syndroom tot gevolg.
Voor deskundigen is dit een onmoge-
lijke gevolgtrekking, maar de pers mag
deze vraag natuurlijk stellen. Alleen,
hoe leg je dit nu weer uit aan de ge-
wone burger? De zakelijke, technolo-
gische aanpak in de Nederlandse vee-
houderij heeft zich jarenlang in het
verborgene afgespeeld. Zoiets als ge-
organiseerde uitroeiing van een ziekte
past niet bij het beeld dat de consument
heeft bij het houden van dieren, al is
het dan voor de consumptie.
En ook het beeld van de landbouw-
huisdierenpracticus bij de consument
is niet bepaald realistisch... Dat deze
bijvoorbeeld in bepaalde gevallen
meer dieren vaccineert met één naald,
is voor velen ondenkbaar. Men kan
zich de aantallen dieren die onderhan-
den moeten worden genomen al nau-
welijks voorstellen, laat staan de ma-
nier waarop dit zou moeten gebeuren.
Ga dan maar eens uitleggen dat de ge-
organiseerde aanpak van een ziekte
vergeleken moet worden met een mili-
taire operatie.

Snelle, objectieve inventarisatie

Het is duidelijk dat alle partijen die in
het spel zijn (Bayer, LTO, de
Gezondheidsdienst, SIS, de overheid,
de KNMvD etcetera) gebaat zijn bij een
snelle, objectieve inventarisatie van het
probleem. Er zijn teveel onbekende fac-
toren om een zinnige uitspraak te kun-

-ocr page 334-

nen doen. En nu er tevens een verband
wordt gelegd met de veiligheid van de
consument - hoe onwaarschijnlijk ook -
is het helemaal verstandig om de loop-
graven te verlaten.

Immers, een eventuele vergoeding
voor schade ten gevolge van geconta-
mineerd vaccin valt volledig in het niet
bij de schade die ontstaat door de be-
schadiging van het imago van de
Nederlandse zuivelproducten. En niet
alleen het imago van de zuivel; deze
affaire is reden voor de consument om
opnieuw de gehele intensieve veehou-
derij ter discussie te stellen. Na var-
kenspest, BSE en dioxine nu ook melk
van zieke dieren in de supermarkt!
Je kunt als veehouderijsector, inclusief
toeleveranciers en dienstverleners, te-
recht afvragen: waar zijn we helemaal
mee bezig? Naar elkaar wijzen - tot ge-
noegen van de pers - ten koste van de
handel in het beste dat Nederland te
bieden heeft.

Rubriek
\'Diergeneesmiddelprofiel\'

Als een nieuw diergeneesmiddel
wordt geïntroduceerd, is het vaak
moeilijk om de waarde van een der-
gelijk middel te beoordelen en te
vergelijken met reeds bestaande
therapieën. Bij alle informatie die
de dierenarts over nieuwe dierge-
neesmiddelen krijgt, ontbreekt in
het algemeen een kritische plaats-
bepaling van het middel. De
Apotheek van de Faculteit der Dier-
geneeskunde heeft dan ook samen
met de Hoofdredactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
het initiatief genomen om een ru-
briek te starten met de naam
\'Diergeneesmiddelproflel\'. Deze
diergeneesmiddelprofielen worden
geplaatst onder de kop Actua in het
Tijdschrift. De eerste aflevering
(Clomicalm) is verschenen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 15 mei
1999, op pagina 313-315.

Een diergeneesmiddelprofiel heeft
een vaste indeling, waarin farmaco-
therapie, veiligheid en kinetiek van
het betreffende middel ter sprake ko-
men. Vanzelfsprekend ontbreekt de
literatuurlijst niet. Het belangrijkste
gedeelte van het profiel is de plaats-
bepaling. Hierin wordt kort en bon-
dig weergegeven welke plaats het be-
schreven middel heeft in de therapie.
Indien er reeds andere middelen in
de handel zijn voor bedoelde indica-
tie, dan zullen die bij de plaatsbepa-
ling worden betrokken.

De coördinatie (auteurs, deadlines)
van deze rubriek bemst bij de apotheek.
Dierenartsen worden van harte uitge-
nodigd om contact op te nemen over
eventueel te leveren bijdragen (C.
Pellicaan: 030-2531597).

Inleiding

Met de registratie van Equest® is er
voor het eerst sinds jaren een nieuw
middel toegevoegd aan het beperkte
scala van voor paarden geregistreerde
anthelmintica. De werkzame stof,
moxidectine, behoort net als ivermec-
tine tot de groep der macrocyclische
lactonen. Het werkingsmechanisme
van moxidectine verschilt dan ook niet
van dat van ivermectine, maar er zijn
wel enige verschillen in effectiviteit en
spectrum. In het volgende zal aandacht
worden besteed aan het spectrum, het
werkingsmechanisme, de farmacoki-
nctiek en de veiligheid van moxidec-
tine bij het paard. Tevens wordt aan-
dacht besteed aan de voor- en nadelen
van het gebruik van moxidectine ten
opzichte van het gebruik van ivermec-
tine. Aangezien Equest® en de andere
geneesmiddelen waaraan wordt gere-
fereerd niet zijn geregistreerd voor de
mogelijke werkzaamheid tegen ecto-

J. Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde, correspon-
dentie.

2. Parasitologie. Faculteit der Diergeneeskunde.

parasieten, wordt er in dit artikel niet
op ingegaan.

Farmacotherapie

Equest® orale gel bevat als werkzaam
bestanddeel moxidectine en is geregis-
treerd als diergeneesmiddel voor ge-
bruik bij het paard en de pony.
Volgens de registratiebeschikking (1)
is het diergeneesmiddel geregistreerd
voor de behandeling van infecties ver-
oorzaakt door voor moxidectine-ge-
voelige stammen van:

• Grote strongyliden: Strongylus vul-
garis
(volwassen en arteriële stadia);
Strongylus edentatus (volwassen en
viscerale stadia);
Triodontophorus
brevicauda
(volwassen); Triodonto-
phorus serratus
(volwassen); Trio-
dontophorus tenuicollis
(volwas-
sen);

• Kleine strongyliden (volwassen en in-
traluminale larvale stadia):
Cyathos-
tomum spp.; Cylicocyclus spp.-,
Cylicostephanus spp.; Cylicodontho-
phorus spp.; Gyalocephalus spp.;

• Ascariden: Parascaris equorum (vol-
wassen en larvale stadia);

• Andere soorten: Oxyuris equi (vol-
wassen en larvale stadia);
Habronema
muscae
(volwassen); Gasterophilus
intestinalis
(L2, L3); Gasterophilus

Diergeneesmiddelprofiel Equest®

Jürgen van Turnhout\\ Jaap Boersema^, Chris Pellicaan^

Diergeneesmiddelprofielen worden geschreven op basis van gegevens uit de literatuur en
van de registratiehouder (SPID-lijsten). Voor de officiële registratiegegevens wordt gebruik
gemaakt van het Veterinair Geneesmiddelen Informatiecentrum van de Faculteit der
Diergeneeskunde (telefoon: 030 - 2539394).

De inhoudelijke verantwoordelijkheid berust bij de redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, de Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde en bij de auteurs.
De coördinatie van deze rubriek berust bij de Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde.
Practici worden van harte uitgenodigd bijdragen te leveren aan deze rubriek.

-ocr page 335-

nasalis (L2, L3); Strongyloides Wes-
tert
(volwassen); Trichostrongylus
axei
(ook de geïnhibeerde larven).
Dit zijn de species waarover de fabri-
kant gegevens ten aanzien van werk-
zaamheid tijdens registratie heeft inge-
leverd. Opvallend is dat Equest® alleen
is geregistreerd voor endoparasitaire in-
fecties. De dosering bedraagt: eenma-
lige toediening van 400 microgram
moxidectine per kilogram lichaamsge-
wicht.

Werkirtgsmechartisme(2)

Moxidectine behoort tot de groep der
milbemycines. Samen met de aver-
mectines (abamectine, doramectine,
eprinomectine, selamectine en iver-
mectine) vormen zij de groep van de
macrocyclische lactonen. De macro-
cyclische lactonen zijn van oorsprong
natuurlijk voorkomende stoffen en
vertonen qua chemische structuur ver-
wantschap met de macroliden (onder
meer clindamycine) en de macrocycli-
sche polyenen (onder andere poly-
myxine). De macrocyclische lactonen
vertonen daarentegen geen antibacte-
riële werking maar een insecticide, as-
caricide en nematocide werking.
De farmacologische werking van de
macrocyclische lactonen berust op
stimulatie van GABA-receptoren
(gamma-aminoboterzuur) en daarmee
verband houdend een blokkade van
glutamaat gestuurde chloridekanalen.
Dit resulteert in een influx van chlo-
ride ionen in de spiercellen, verlam-
ming en uiteindelijk de dood van de
parasieten blootgesteld aan deze stof

Klinische effectiviteit

Resistentie

Het optreden van resistentie vormt een
ernstige bedreiging voor adequate
wormbestrijding bij paarden. Re-
sistentie van cyathostominae tegen ben-
zimidazol-derivaten komt in Nederland
op grote schaal voor. Hierdoor waren
alleen ivermectine en pyrantel nog
bruikbaar voor de bestrijding van cya-
thostominose. Elders in de wereld is
echter ook al resistentie tegen pyrantel
opgetreden bij deze aandoening. Omdat
moxidectine hetzelfde werkingsmecha-
nisme heeft als ivermectine (plus over-
eenkomst chemische klasse), is er met
de introductie van moxidectine dan ook
in die zin geen nieuw middel in het arse-
naal tegen resistentie vorming bijgeko-
men.

In verband met moxidectine-gebruik en
anthelminticumresistentie kan op theo-
retische gronden nog het volgende wor-
den opgemerkt. Anthelminticumresi-
stentie ontstaat door selectie in de popu-
latie wormen. De selectiescherpte is het
grootst als de totale populatie wormen
zich tijdens de behandeling in het dier
bevindt. Dit is meestal niet het geval
want in de omgeving komen eieren en
larven voor die genetisch gezien tot de-
zelfde populatie behoren maar niet on-
der selectiedruk staan (let op: macrocy-
clische lactonen komen voor een deel
onveranderd met de feces in het milieu
terecht). Is het deel van de populatie
buiten de gastheer (reflige) groot, dan is
de selectiescherpte laag en de kans op
ontwikkeling van resistentie laag. Bij
paarden is er nog een andere refuge mo-
gelijk in de vorm van in darmmucosa
aanwezige larven die niet gevoelig zijn
voor anthelmintica. Moxidectine doodt
een hoger percentage van deze refuge
waardoor theoretisch de selectiedruk
hoger ligt dan bij de andere anthelmin-
tica.

Een andere situatie die resistentiebe-
vorderend kan werken is de totale hoe-
veelheid moxidectine per injector. Eén
injector bevat een hoeveelheid moxi-
dectine voor de behandeling van een
paard van maximaal 545 kg. Sommige
paarden zijn zwaarder dan 545 kg en
zullen worden ondergedoseerd als ze
niet meer dan één injector toegediend
krijgen. Er zullen weinig paardenhou-
ders zijn die meer dan één injector toe-
dienen aan hun paard als zij hier niet
nadrukkelijk op worden gewezen.
Overigens bezitten alle in Nederiand in
de handel zijnde anthelmintica dit eu-
vel in ongeveer gelijke mate (maximaal
600 kg).

Ten aanzien van kruisresistentie kan
gesteld worden dat de verwachting is
dat moxidectine resistente paarden-
strongyliden ook resistent zullen zijn
tegen ivermectine. Dit naar analogie
van de situatie bij schapenwormen
waarbij ivermectine kruisresistentie
tegen moxidectine tot gevolg heeft.

Klinisch onderzoek

Er zijn drie verschillen in de klinische
effectiviteit van ivermectine ten op-
zichte van moxidectine.
1. Meerdere auteurs (3,4,5) vonden
geen effect van ivermectine in de ge-
bruikelijke therapeutische dosering
op larvale stadia van de cyathostomi-
nae in de darmmucosa. Een uitzon-
dering op de regel vormt het onder-
zoek van Love
et al (6) die een
effectiviteit van 77 procent op de L4-
stadia vond. Moxidectine heeft wel
effect op de zich ontwikkelende lar-
vale stadia van de cyathostominae in
de darmmucosa. De resultaten van
de diverse onderzoeken naar effecti-
viteit van moxidectine op ontwikke-
lingsstadia in de darmmucosa zijn
echter nogal wisselend, mede door-
dat er verschillende onderzoeksme-
thoden worden gebruikt. Zo vonden
Eysker
et al (7) effectiviteit van 90
procent tegen stadia die op het punt
staan de mucosa te verlaten (big L4),
maar geen significant effect op de
andere ontwikkelingsstadia. Er is
geen effect van moxidectine op geïn-
hibeerde stadia (6,8). Hoewel moxi-
dectine dus niet effectief is tegen alle
larvale stadia rechtvaardigt de effec-
tiviteit tegen late L4-stadia de voor-
keur voor dit geneesmiddel voor het
gebruik bij larvale (winter) cyatho-
stominose.

2. Samenhangend met de farmacokine-
tische eigenschappen en het boven-
staande is de langere Egg Reappear-
ance Period (ERP) na behandeling
met moxidectine. De ERP is de tijd
die verloopt tussen het moment van
de behandeling en het moment
waarop het gemiddeld EPG van de
behandelde paarden hoger wordt dan
100 EPG. De lengte van deze periode
wordt vooral bepaald door de effecti-
viteit tegen de mucosale stadia. De
ERP na behandeling met pyrantel is
zes weken en en na behandeling met
ivermectine acht weken. Op basis
hiervan wordt bij beide diergenees-
middelen geadviseerd om de behan-
delingen binnen één jaar te herhalen.
De lengte van de ERP na behandeling
met moxidectine was bij alle onder-
zoeken langer dan die van ivermec-
tine. Bij een in Nederland uitgevoerd
onderzoek (8) werd een ERP van min-
stens 25 weken vastgesteld. Op basis
hiervan kan geadviseerd worden om
ter preventie van strongylose, paarden
slechts één keer per jaar te behandelen
op het moment dat ze in het vooijaar
naar buiten gaan. De lange ERP
maakt het middel dan ook bij uitstek
geschikt voor de behandeling van
paarden die gedurende langere tijd ver
van huis worden ingeschaard. Toch
adviseert de fabrikant voor een opti-
male behandeling het middel met tus-
sentijden van 12 weken toe te dienen.

3. Een derde verschil ten opzichte van
ivermectine is de lagere dosis/effecti-
viteitratio tegen
Gasterophilus-lar-
ven. Gasterophilus is de \'dose limi-
ting species\' voor moxidectine bij het
paard. Om deze reden werd gekozen
voor een relatief hoge dosering van

-ocr page 336-

400 microgram per Icilogram li-
chaamsgewicht. Bij een aantal onder-
zoeken werd bij deze dosering een ef-
fectiviteit van 100 procent
vastgesteld. Bij een in Nederland uit-
gevoerd onderzoek (8) werd bij deze
dosering een effectiviteit van 74 pro-
cent tegen
Gasterophilus gevonden.

Absorptie

De gemiddelde halfwaardetijd van ab-
sorptie is 2,66 uur, dit verschilt statis-
tisch gezien niet van de halfwaardetijd
van ivermectine. Ook het tijdstip
waarop er een maximale concentratie
wordt bereikt verschilt niet. Wel is de
hoogte van de maximale plasmaspiegel
significant verschillend. Waarschijnlijk
doordat de normdosering tweemaal zo
hoog is als die van ivermectine.

Distributie

Het distributievolume is zeer groot door
de hoge lipofiliteit. Moxidectine wordt
opgeslagen in het vet (herverdeling) van
waaruit het vervolgens zeer traag weer
wordt afgegeven aan het plasma. Dit
zou mede de langere ERP verklaren.
Een mogelijke oorzaak waarom de
werkzaamheid tegen ectoparasieten ge-
ringer is dan ivermectine is dat de distri-
butie niet tot in de huid van het dier
plaatsvindt.

Eliminatie

De gemiddelde halfwaardetijd van eli-
minatie van moxidectine is 28,04 uur.
Dit is in vergelijking met ivermectine
(4,27uur) veel langer. De hoge mate van
plasma eiwitbinding van moxidectine
(>95%) draagt tot de lange eliminatie
halfwaardetijd bij. Deze lange elimina-
tie halfwaardetijd verklaart mede de lan-
gere ERP (zie later). Bijna alle moxidec-
tine wordt in het feces uitgescheiden.

Veiligheid

Bijwerkingen

Bij jonge dieren kan in zeldzame ge-
vallen een afhangende onderlip en
zwelling van de neus worden waarge-
nomen; deze verschijnselen zijn overi-
gens van voorbijgaande aard. Dit zijn
de geregistreerde bijwerkingen.

Farmacokinetiek (9)

Parameters

Moxidectine

Ivermectine

t\'/2 absorptie (in uren)

2.66 ±2.02

3.17±2.64

70.35 ±10.73

43.99 ±23.05

T^ (in dagen)

0.372±0.191

0.384 ±0.238

AUC(ng/ml/dag)

363.64 ±66.03

132.67 ±47.27

tl/2 herverdelingsfase (in uren)

0.784 ±0.064

0.474 ±0.166

tV2 eliminatie (in uren)

28.04 ±13.68

4.27 ±0.295

MRT (in dagen)

18.42 ±4.38

4.78 ± 0.64

Bij deze gegevens is uitgegaan van eerste orde kinetiek.

Toxiciteit

Bij zoogdieren komen GABA-recepto-
ren eigenlijk alleen voor in het centrale
zenuwstelsel. Aangezien de avermecti-
nes in het algemeen de bloed-hersen-
barrière (BHB) slecht passeren is de
toxiciteit bij zoogdieren gering.
Aangezien jonge veulens (10) een re-
latief permeabele BHB hebben, is
moxidectine relatief toxisch voor deze
jonge dieren. Toxische verschijnselen
van voorbijgaande aard kunnen al op-
treden bij tweemaal de aanbevolen do-
sering bij veulens, bij volwassen paar-
den bij driemaal de aanbevolen
dosering. Overdosering veroorzaakt
nerveuze verschijnselen variërend van
ataxie tot incoördinatie, depressie en
afhangende onderlip. Deze sympto-
men kunnen 8 tot 24 uur na behande-
ling optreden.

Sterfte als gevolg van overdosering van
moxidectine bij veulens is ook in
Nederland al enkele keren voorgeko-
men. De toediening van moxidectine
aan veulens jonger dan vier maanden is
overigens volgens de registratiebe-
schikking gecontra-indiceerd.
Bij intoxicaties dient een symptomati-
sche therapie te worden ingesteld. Bij
comateuze veulens moet de vochtbalans
in evenwicht worden gehouden door het
intraveneus toedienen van vocht. In ana-
logie tot de ivermectine-intoxicaties bij
de hond kan gedacht worden aan het toe-
dienen van reversibele acetylcholine-es-
teraseremmers of GABA-antagonisten,
wat overigens niet in alle gevallen tot
herstel van de behandelde dieren heeft
geleid. Acetylcholine-esteraseremmers
(onder andere fysostigmine, neostig-
mine) en GABA-antagonisten moeten
op effect getitreerd worden, de therapeu-
tische indexen van beide groepen is smal
tot zeer smal te noemen.

Interacties en contra-indicaties
Er zijn geen interacties met andere
middelen bekend. Als contra-indicatie
voor moxidectine geldt dat het genees-
middel niet mag worden toegepast bij
dieren jonger dan vier maanden.

Dracht, lactatie en Spermatogenese
De tot nu toe uitgevoerde studies over
reproductiviteit wijzen er niet op dat er
bij normdoseringen enig schadelijk ef-

Plaatsbepaling

Op dit moment zijn er de volgende anthelmintica in Nederland geregistreerd
voor het paard: Fenbendazol, pyrantel, febantel, ivermectine en moxidectine.
Moxidectine valt met enkele aspecten op. Allereerst is er het breder werkings-
spectrum, door de claim van de larvale cyathostomose. Als kanttekening hierbij
moet geplaatst worden dat bij moxidectine de werkzaamheid ook niet 100 pro-
cent is en de uitkomsten van de verschillende onderzoeken nogal wat variatie in
effectiviteit laten zien. Desalniettemin is het belangrijk dat er voor de dierenarts
een niche in de markt is opgelost doordat er nu een geregistreerd altematief is
voor de aandoening. Een tweede belangrijk aspect is de langere werkzaamheid.
Op dit moment is er geen anthelminticum of avermectine op de markt met een zo
lange werkingsduur. Een derde aspect dat opvalt maar wat ten nadele van moxi-
dectine spreekt is dat er mondiaal verschillende accidenten van overdosering met
jonge dieren of minipaarden zijn gemeld. Vaak werd daarbij de gehele injector
geleegd (dosis voor een paard van 500 kg) in plaats van dosering op basis van de
maatstrepen op de injector aangebracht. Vooralsnog lijkt ivermectine minder bij-
werkingen en intoxicaties te geven dan moxidectine.

Tot slot: voor de paardeneigenaar is het middel relatief eenvoudig toe te dienen.
De claim dat het in de mond van het paard oplost lijkt wat vergezocht, maar de
injector is makkelijk hanteerbaar en goed afleesbaar. Door de langere werkings-
duur kan de toedieningfrequentie omlaag worden gebracht naar eenmaal in het
weideseizoen en dit komt natuurlijk het gebmikgemak ook ten goede.

-ocr page 337-

feet kan worden verwacht. Macro-
cyclische lactonen worden in de melk
uitgescheiden, wat inhoudt dat er
enigszins met terughoudendheid ge-
handeld moet worden wanneer er
sprake is van zogende veulens.

Wachttijd

Voor het vlees 32 dagen.

Handelsvormen

Equest orale gel®:

De injector bevat 11,5 g gel met per
gram:

18,92 mg moxidectine
37,84 mg benzylalcohol

0.24.mg dinatriumedetaat

Equest® is in Nederland geregistreerd
sinds 16 februari 1999 op basis mu-
tual recognition. De registratiehouder
is Fort Dodge Animal Health, met het
registratienummer REGNL 9548.
Aangezien het hier om een nieuwe
chemische entiteit gaat is het met de
kanalisatiestatus UDA geregistreerd.

Referenties

1. VGR, database van diergeneesmiddelen,
Apotheek Diergeneeskunde.

2. Campbell WC. Ivermectin, and Avamectin.

1989, Springer-Verlag NY, ISBN 0-387-
96944-6.

Eysker M, et al. Vet Parasitol 1992; 42:295-
302.

Klei TR, et al. Vet Parasitol 1993; 47: 99-
106.

Xiao L, etal. Vet Parasitol 1994; 53: 83-90.
Love S, era/. Vet Ree 1995; 138: 18-9.
Eysker
et al. Vet Parasitol 1997; 70: 165-73.
Boersema
et al. Vet Quart 1998; 20: 15-7.
Alvinerie M. Proceedings s"^ Congress of
the World Equine.

5.

6.

7.

Goehring LS, et al. Tijdschr Diergeneeskd
1999;124:412-5.

10.

Met dank aan het commentaar van M.M. Sloet
van Oldruitenborgh-Oosterbaan, L.Goehring en
A.S.J.P.A.M. van Miert.

Beste dierenartsen,

De vorige column heeft een aantal reacties opgeroepen in
verband met de noodzakelijke verplichting (ook financieel-
administratiej) bij de afwikkeling van de TBC-casus Agelo.
Daarbij worden door sommigen over de \'strengheid\' van en-
kele columns vragen gesteld. Daar ga ik in deze column
graag op in.

Welnu, in zowel de Europese wetgeving, maar ook in natio-
nale richtlijnen worden belangrijke verantwoordelijkheden
toegekend aan de dierenartsen. Deze verantwoordelijkheden
betreffen voornamelijk het bewaken van de algemene dierge-
zondheidssituatie, alsmede de vrijwaring door middel van de
certificering. Deze verantwoordelijkheden zijn van groot be-
lang voor een optimale volks- en diergezondheidssituatie in
Nederland en Europa. De garanties in deze zijn gebaseerd op
internationale regelgeving en afspraken met vele \'derde lan-
den\'; de afspraken waardoor im- en export van dieren en dier-
lijke producten mogelijk worden gemaakt voor particulieren
en bed rijven I

Deze garanties aan derde landen zijn mogelijk dankzij een
sluitende administratie. Dit bevordert het vertrouwen en
neemt soms handelsbelemmeringen uit de weg. Ook bij de
Europese Commissie - zo bleek mij de afgelopen weken tij-
dens diverse gesprekken - wenst men niet alleen garanties dat
het aantal dierenartsen conform de Europese regelgeving
wordt ingezet ten behoeve van de RVV-activiteiten, maar
hecht men ook aan een kwalitatieve topprestatie ten aanzien
van bijvoorbeeld de administratie en de financiële verant-
woording. Tijdens deze gesprekken is gebleken dat men het
veranderingsproces in Nederland nauwlettend volgt en ook
de gekozen lijn: de roulatie van dierenartsen, de introductie
van waardecertificaten, de versterking van de kringen en vak-
specialisten en ook het grootschalig opleidingsprogramma.
Deze zaken ziet men als noodzakelijkheid om het vertrou-
wen te houden en te versterken in de Nederlandse \'control\'
op veterinaire aangelegenheden.

De dierenarts in Nederland zal in haar traditionele rol indrin-
gend veranderingen ondergaan. In ieder geval zal dit gebeu-
ren indien de \'kan-bepaling\' in de Europese Richtlijn
97/12
door Nederland wordt ingevuld. Daarbij wordt de dierenarts
opgenomen in het netwerk van toezicht op de veestapel in
Nederland. De onafhankelijkheid ten opzichte van de indivi-
duele veehouder moet dan tot uitdrukking komen door een
onafhankelijke rapportage met bevindingen over de veesta-
pel van de \'eigen\' veehouder. Bij deze mogelijke ontwikkeling
zijn door diverse dierenartsen vragen gesteld over hoe dit zou
kunnen worden gerealiseerd en geaccepteerd door de vee-
houders. Het lijkt vanzelfsprekend dat dierenartsen zich on-
afhankelijk opstellen, want ook deze houding is nodig om
voor de RVV te mogen werken bij de keuring en de certifice-
ring. Daarom, een uitdaging vooralle dierenartsen, zeker ge-
let op de ontwikkelingen van de afgelopen maanden ten aan-
zien van (vermeende) dierziektes. Als RW zullen we op weg
naar de status topkeuringsinstelling alles doen om dit proces
naar onafhankelijkheid te stimuleren.

De directeur RW,
Pieter Cloo

-ocr page 338-

De opkomst van de Kliniek voor Kleine Huisdieren

Het klinisch onderwijs onder Numan

Het is de veeteelt en voomamelijk die
van het mnd die in Nederland de di-
recte aanleiding is geweest tot het
stichten van \'s Rijks Veeartsenijschool
(RVAS) in 1821. In de doelstellingen
van de RVAS staat: \'Hoofddoel der
school is het doen kennen en genezen
van de ziekten en gebreken van de
voornaamste inlandsche huisdieren,
bij voorkeur worden toegelaten paard,
ezel, mnd, schaap, geit, varken en
hond\'.

De hond, als enig gezelschapsdier,
wordt als laatste genoemd en staat ook
laag aangeschreven bij docenten en
kwekelingen.

Voor Alexander Numan (van 1821 tot
1851 verbonden aan de RVAS) is de
veeartsenijkunde gerechtvaardigd door
het economisch en maatschappelijk be-
lang van de veeteelt. De veeartsenij-
kunde wordt in het bijzonder onder-
wezen in het belang van \'nuttigste
winstgevende huisdieren\'. Numan
voegt er echter de concessie aan toe: \'De
waameming en vergelijking der overige
en zelfs der wilde dieren, kunnen als
voordelig aan de bevordering der we-
tenschap en geenszins als strijdig met de
bemoeijing harer beoefenaars worden
geacht\'.

Door deze economische rechtvaardi-
ging blijft de veeartsenijkunde echter
voor de medicus Numan \'een minder
beschaafde dochter der geneeskunde\'.
Een heel andere dimensie krijgt zij als
onderdeel van de vergelijkende ge-
neeskunde: deze wetenschap blijft
vooral aan medici voorbehouden. De
kwekeling der RVAS echter \'wien het
niet aan goede smaak ontbreekt\' en die
er \'den geschikte aanleg bezit\' mag
hier ook aan deel nemen.
Het is dan ook te begrijpen dat de voor-
naamste aandacht die Alexander Nu-
man aan de hond zou besteden, zich
zou richten op de hondsdolheid. Bij-
zonder scherpzinnig zijn zijn onder-
zoekingen niet. Hij gelooft bijvoor-
beeld niet in de infectieuze oorzaak
van de rabiës bij de hond.

Het klinisch onderwijs vindt plaats aan
de hand van patiënten die aan de
school worden aangeboden. De behan-
deling is kosteloos, voor de verpleging
en de medicijnen wordt de kostprijs in
rekening gebracht. Numan en de vee-
arts der school zijn verantwoordelijk
voor dit onderwijs.

Veel meer dan een terloopse opmerking
in het Veeartsenijkundig Magazijn:
\'groote sterfte zoals gewoonlijk bij de
honden\' - die op zich boekdelen spreekt
- is er niet bekend over de belangstelling
van Numan voor de honden en andere
kleine huisdieren.

Desondanks blijven de kleine huisdie-
ren zich aandienen en zij vormen zelfs
het leeuwendeel van de aangeboden
patiënten, zoals blijkt uit de onderwijs-
verslagen die na het vertrek van
Numan in 1851 en de reorganisatie van
het onderwijs door Thorbecke, jaar-
lijks worden opgesteld.

Reorganisaties van de klinieken

Na het vertrek van Numan worden
twee klinische leraren aangesteld: in
1873 een derde die met de gehele con-
sultatieve kliniek (polikliniek), de am-
bulatoire (buitenpraktijk) en de verlos-
kundige kliniek belast wordt.
Inmiddels is de aanvoer van honden zo
groot geworden dat er in 1877 besloten
wordt de prijs voor hun voeding en
verpleging te verhogen. Ook de aantal-
len grote huisdieren nemen toe, zij het
in mindere mate. Het werk groeit de
clinici boven het hoofd.
In 1907 vindt een ingrijpende reorga-
nisatie plaats waardoor feitelijk de
kleine van de grote huisdieren geschei-
den worden. W.C. Schimmel krijgt de
stationaire chimrgische paardenkli-
niek (circa 350 patiënten per jaar).
M.A. de Bmin de stationaire mnder-
kliniek (200 patiënten per jaar), de ver-
loskundige en de ambulatoire praktijk.
De nieuw benoemde leraar J.J. Wester
krijgt \'een allerzonderlingst allegaar-
tje\' zoals hij het zelf noemde, de ge-
hele consultatieve kliniek (circa 3500
patiënten) en de stationaire kleine-
huisdierenkliniek. Wester, die dus als
eerste de verantwoordelijkheid voor
alle kleine huisdieren krijgt, heeft
nooit verhuld dat hij \'meer voor het
grote huisdier voelde\'. Door zijn over-
belaste functie trekken de kleine huis-
dieren aan het kortste eind. Een ver-
dere reorganisatie kan dus niet
uitblijven.

I.M.E. Boor-van der Putten

Het leek aanvankelijk niet waarschijnlijk dat gezelschapsdieren ooit een pro-
minente rol zouden spelen in het Nederlandse diergeneeskundig onderwijs.
Dat zij tenslotte de aandacht van de veeartsenijkundigen hebben afgedwongen
is meer te danken aan het vertrouwen en de volharding van hun eigenaren dan
aan de belangstelling van de vertegenwoordigers van deze nieuwe wetenschap.

De gebouwen

Er zijn aanvankelijk geen voorzienin-
gen getroffen om honden of katten op
te nemen: zij verblijven blijkbaar tus-
sen de grote huisdieren in de gewone
ziekenstallen.

Het zou A.W.H. Wirtz zijn die, na zijn
benoeming als leraar in 1864, als eer-
ste er op aan zou dringen dat er een
aparte huisvesting voor honden moest
komen. Ook een \'doelmatige regeling
van de voeding der honden die aan de
kliniek der school worden toever-
trouwd\' acht hij wenselijk.
In datzelfde jaar opperen B en W, naar
aanleiding van meerdere gevallen van
rabiës in de stad Utrecht, dat het wen-
selijk zou zijn te beschikken over een
inrichting om verdachte honden op te
sluiten en te observeren. Het terrein
van de RVAS lijkt hen hiervoor een
geschikte locatie.

De eerste voorziening die voor de
kleine huisdieren getroffen wordt, is
inderdaad de bouw van de zoge-
naamde \'dolle-hondenstal\'. Deze zal
pas tot stand komen in 1873, als de op
handen zijnde wet op de hondsdolheid
(die op 5 juli 1875 van kracht wordt)
voorziet om veeartsen de verantwoor-
delijkheid voor de diagnose op te dra-
gen.

De bouw van de grote hondenstal
wordt in 1879 goedgekeurd. Hier kun-
nen 32 stationaire patiënten verpleegd
worden. Het gebouw is noch verlicht,
noch verwarmd. In de winter sterven
veel honden als gevolg van de kou.

-ocr page 339-

In 1907 wordt een houten wachtlo-
kaaltje gebouwd om de begeleiders
van kleine huisdieren op te vangen. Dit
werd vooral wenselijk geacht om het
talrijke publiek te weren uit de polikli-
niek, waar nu ook de stationaire hon-
den worden geopereerd.

Inmiddels is er ook behoefte aan meer
opnamecapaciteit voor de honden.
Patiënten met schurft of hondenziekte
worden noodgedwongen in de dolle-
hondenstal opgenomen. In september
1910 wordt de \'nieuwe\' hondenstal in
gebruik genomen.

Het wordt in de stij 1 van de manege op-
getrokken en van alle gemakken voor-
zien (water, gas en badinrichting).
In 1875 treedt de eerste \'hondenoppas-
ser\' Hendrik van Sluys in dienst. Hij is
de protégé van Wirtz en weinig popu-
lair bij klinische leraren en studenten.

Benoeming van een vierde clinicus

Nadat Wester in 1909 eerst nog voor-
stelt een vierde clinicus te benoemen
voor de ambulatoire kliniek, kiest hij
minder dan een jaar later voor de radi-
cale afsplitsing van de kleine huisdieren,
zodat hij zich geheel aan de inteme kli-
niek voor grote huisdieren kan wijden.
Hij is van mening dat hiervoor het beste
een Nederlandse veearts aan de RVAS
\'theoretisch en praktisch\' kan worden
opgeleid, er is daar immers \'meer mate-
riaal aanwezig dan ergens anders\'. Een
commissie van adres die bestaat uit de
clinici Schimmel en Wester en de patho-
loog H. Markus, buigt zich over de aan-
stelling van de vierde clinicus.
Zijn collega\'s weten Wester ervan te
overtuigen de nieuwe clinicus niet op
te zadelen met de chimrgische polikli-
niek voor paarden: zij zijn voorstan-
ders van een principiële scheiding tus-
sen grote en kleine huisdieren. Zij
achten de geneeskunde van het kleine
huisdier een volwaardige discipline
die een docent met voldoende ervaring
verdient. De keus valt op de Heinrich
Jakob uit München, mede omdat deze
op farmacologisch gebied veel gepu-
bliceerd heeft.

Heinrich Jai<ob, eerste docent mor de
geneeskunde van het kleine huisdier

Dr. H. Jakob (1874-1941) heeft een
praktijk in München waar hij vooma-
melijk kleine huisdieren maar ook
paarden behandelt. Hij heeft zich, tij-
dens zijn assistentschap aan de veteri-
naire hogeschool aldaar, bekwaamd in
de oogheelkunde en de farmacologie.

Hij wordt per 1 september 1911 be-
noemd in Utrecht tot leraar in de
\'Algemeene geneesheer, de genees-
middel- en vergiftleer en kliniek\'.
Jakob is een eersteklas didacticus. Zijn
colleges en klinische demonstraties
worden hoog gewaardeerd. Zijn kli-
nisch observatievermogen, gesteund
door grondige wetenschappelijke do-
cumentatie en zijn educatieve roeping
heeft hij vastgelegd in zijn beste publi-
caties: zijn leer- en handboeken. Hij is
de grondlegger geweest voor de ge-
neeskunde van gezelschapsdieren en
de veterinaire oogheelkunde in
Nederland. Hij heeft beide disciplines
van de grond af opgebouwd en daarbij
internationale faam verworven voor
zijn instituut.

In 1918, toen de Rijksveeartsenijschool
tot Veeartsenijkundige Hoogeschool
(VH) verheven werd, heeft hij twee con-
servatoren kunnen aanstellen, A.
Klarenbeek en H. Veenendaal, die zich
eveneens tot eersteklas wetenschappers
zouden ontwikkelen.

De materiële voorzieningen

Een inderhaast opgetrokken houten
noodgebouw, gelegen tussen het hoofd-
gebouw en de \'voorkliniek\' van Wester
(en dus op grote afstand van de ver-
pleegmimtes), biedt in 1911 onderdak
aan de nieuwe clinicus en zijn omvang-
rijke Iccropdracbt. Jakob stelt van meet
af aan alles in het werk om een \'afzon-
derlijke kliniek dicht bij de stallen\' te
verwerven. Na verscheidene overwo-
gen altematieven, bepaalt de geluids-
overlast die de opgenomen honden voor
de buurtbewoners betekent, uiteindelijk
de keuze van de locatie voor de nieuwe
kliniek: op de \'grote weide\' aan de te-
genwoordige Alexander Numankade.
Het gebouw, naar het ontwerp van de
rijksbouwmeester J. Crouwel, is een
voorbeeld van de Amsterdamse School,
eerder decoratief dan functioneel. Het
wordt in 1923 opgeleverd. De oorspron-
kelijke opzet komt door de intematio-
nale recessie maar gedeeltelijk tot stand.
Het hoofdgebouw biedt op de begane
grond mimte voor klinisch onderzoek
en onderwijs. De verdieping is bestemd
voor de oogheelkunde, farmaco- en
toxicologie. Het eerste röntgenapparaat
van de faculteit wordt er geïnstalleerd,
maar bezuinigingen hebben de verdere
uitmsting zwaar getroffen: de twee far-
macologische laboratoria staan leeg.
De verpleegmimten zijn ook minder
mim opgezet dan was voorzien: zij be-
staan uit een geïsoleerde hondenstal,
een proefdierenstal, waar ook kleinere
patiënten (onder andere katten) wor-
den opgenomen en de eigenlijke pa-
tiëntenstal.

r\'i\'ifflftrr"""--ni* ittiri

De uiteindelijk toch nog luxueus
ogende kliniek was voor sommigen te
fraai voor haar nog steeds als nederig
beschouwde functie.
Na de incorporatie van de VH door de
universiteit dreigt de kliniek successie-
velijk te worden gevorderd door de me-
dische fysiologie, het ministerie van
Oorlog en de Rijkssemminrichting.
Deze plannen gaan niet door, maar eind
1925 moet Jakob de eerste verdieping
afstaan aan de afdeling veterinaire fy-
siologie.

Niet alleen de gebouwen wekken de
afgunst van derden, ook de leerop-
dracht van dr. Jakob wordt keer op
keer bedreigd en wel in de eerste plaats
door zijn collega\'s clinici. De verde-
ling van de patiënten tussen de klinie-
ken hinkt dan ook op twee gedachten:
het is noch een verdeling naar dier-
soort, noch naar disciplines. Vooral
Schimmel aast op de chirurgische pa-
tiënten van Jakob die zich steeds weer
moet verdedigen tegen diens aanval-
len. Deze tegenwerking en tegensla-
gen doen hem uiteindelijk besluiten
een benoeming in Giessen in 1930 te
aanvaarden en temg te keren naar zijn
moederland.

De kliniek van kleine huisdieren is in-
middels door zijn aanpak cn doorzet-
tingsvermogen een dermate gerespec-
teerd instituut geworden dat zij niet
meer weg te denken is uit de Faculteit
voor Diergeneeskunde en tachtig jaar
na haar oprichting volgens dezelfde
hoofdprincipes, zij het onder een an-
dere benaming voortbestaat.

Referenties

I.M.E. Boor-van der Putten, 75 Jaar genees-
kunde van gezelschapsdieren in Nederland,
Utrecht, 1986.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien
teksten, die langer zijn dan één
A4-
tje op bij voorkeur een diskette of
per e-mail worden aangeleverd in
Word of Word Perfect (andere ver-
sies zijn ook mogelijk). Aan het
eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 340-

figezonden

Geachte redactie,

In onze dierenkliniek krijgen we in
toenemende mate te maken met de be-
handeling van katten met eigenaar on-
bekend. Dit betreft vaak katten met een
trauma na een aanrijding of gevonden
katten die ernstig ziek zijn. Vaak wor-
den deze katten door de dierenambu-
lance gebracht. Omdat in deze geval-
len de eigenaar niet aanwezig is en dus
overleg over het te volgen diergenees-
kundige beleid onmogelijk is, ontstaan
er afhankelijk van de situatie di-
lemma\'s. Wat ons erg bezighoudt zijn
de regelmatige discussies achteraf met
de na enkele dagen of soms weken op-
gespoorde eigenaren over onder an-
dere de volgende onderwerpen:

• Er is behandeld terwijl de eigenaar
dat niet had gewild, dus is de eige-
naar van mening dat de behandeling

Handelingen bij cliënten met eigenaar onbekend: dilemma\'s

niet betaald hoeft te worden.

• Er is niet behandeld maar overge-
gaan tot euthanasie: de eigenaar
vindt dat er te allen tijde had moeten
worden doorbehandeld tot de eige-
naar was gevonden.

• Er is behandeld, maar de behande-
ling had uitgebreider gemoeten.

• Er is behandeld, maar had dat niet
wat minder uitgebreid en goedkoper
gekund.

• De dierenartsenpraktijk had beter
naar de eigenaar moeten zoeken, dan
was er overleg mogelijk geweest en
waren er minder kosten gemaakt
voor de behandeling dus hoeft de
cliënt niet te betalen.

• Dreiging met de tuchtraad, want de
dierenarts had natuurlijk nooit \'zo-
maar\'... etcetera.

De gevolgen voor het werk in de prak-
tijk zijn vrij ingrijpend:

• Assistenten en dierenartsen worden
geconfronteerd met discussies en
verwijten achteraf terwijl ze hebben
geprobeerd zo goed mogelijk zorg te
verlenen.

• Er vindt interne verwarring, \'strijd\'
en emotionele discussie plaats tus-
sen de werknemers van de praktijk
over het wel of niet doorbehandelen
van een dier: \'je doet het nooit
goed\'-gevoel.

• Onbetaalde rekeningen betreffende
integere behandelingen.

• Buurtcollega\'s \'weigeren\' in toene-
mende mate patiënten die aangebo-
den worden via de dierenambulance:
het gevolg is dat wij als praktijk
steeds meer met het probleem te ma-
ken krijgen.

Onze praktijk is niet de enige die wor-
stelt met deze problematiek. Ons
standpunt is dat bovenstaand probleem
van de dierenarts in feite een maat-
schappelijk probleem is. Als praktijk
lijkt het ons dat de KNMVD de organi-
satie bij uitstek is om hierin door mid-
del van een algemeen standpunt en/of
richtlijn een referentiepunt te bepalen.

D.L. van Os en A.E. Muller
Dierenkliniek \'t Ossehoofd,
Heerhugowaard

Geachte redactie.

Collega De Ruijter heeft nooit iets an-
ders willen worden dan dierenarts,
maar heeft zijn eigen dochter de studie
diergeneeskunde afgeraden. Er is iets
gheurd met onze beroepstrots, consta-
teert hij. De Gezondheidsdienst wordt
in zijn bestaan bedreigd, volgens De
Ruijter een uiterst zorgelijke situatie,
En: \'De sleutel tot succes is onder an-
dere de denkomslag naar marktge-
richte productie\'. Geachte voorzitter,
zou er misschien verband zijn tussen
deze citaten? Zou het misschien moge-
lijk zijn, dat de sombere voorspellin-
gen van George Orwell, althans in de
landbouwhuisdierenpraktijk, bewaar-
heid zijn geworden? Worden wij in
deze sector niet continu geconfron-
teerd met inflatie in werkplezier, om-
dat we op het altaar van de heidense
offerdiensten van de markteconomie
geslachtofferd worden? Dat ons wijs-
gemaakt is, dat alles zinvol en geoor-
loofd is, als het maar tot tevredenheid
van de Grote Leider, de \'consument\'
(lees Albert Heijn en consorten) is?
Wat mijzelf betreft, ik weet precies waar
en wanneer ik mijn plezier in mijn werk
ben kwijtgeraakt, namelijk ergens in het
ergelijke, zinloze traject van certifice-
ring en erkenning, in het verplichte, zin-
loze en domme bloed tappen, in de
verplichte KVP-inspecties, in het ver-
plichte, domme ma.ssa-entwerk. Alle-
maal verplicht, verplicht, verplicht.
Ik hen tot de conclusie gekomen dat ik,
wat de diergeneeskunde betreft, helaas
20 jaar te laat geboren ben.
De \'Muur\' is natnelijk niet gevallen, hij
staat nu aan onze kust. Dissidenten wor-
den niet in kampen opgesloten, zij wor-
den economisch buitengesloten.
Ik ga dan ook met opgeheven hoofd ver-
der, op termijn wellicht de varkens uit,
de gezelschapsdieren in. Weg van de
verstikkende, ziek makende en zelfs do-
delijke regulering ten dienste van de
Mammon, het grootkapitaal. James
Herriot is dood en met hem is de gezel-
ligheid gestorven.

H.J. Ronner

Reactie op interview Ton de Ruijter

Nieuws van de AUV

Veterinaire

Mediatheek

auy

VETERINAIRE
MEDIATHEEK

Berichten en verslagen

Het abonnement
op onze media-
theek blijkt goed
aan te slaan. Veel
praktijken maken
van deze, finan-
cieel aantrekke-
lijke, mogelijkheid gebruik. Wij merken
dat aan de grote toename van bestellin-
gen van ons materiaal. Op deze wijze
kan al ons materiaal veel intensiever
worden gebruikt, wat uiteindelijk de
doelstelling van de mediatheek is.
Scholen, waar collegae aan verbonden
zijn, kunnen tevens een abonnement
aangaan, zodat hun onderwijs geven
met beeldend materiaal kan worden on-
dersteund. Ook dit blijkt te worden ge-
waardeerd.

-ocr page 341-

Bovendien denken wij, dat ook de die-
renartsassistenten middels ons materi-
aal extra geïnformeerd kunnen worden.
Zo kan het werk wat zij in de praktijk
verrichten extra worden onderbouwd,
zodat meer kennis van (veterinaire) za-
ken tot meer plezier en efficiënter werk
kan leiden.

Samengevat kan worden gezegd, dat de
instelling van het abonnement de doel-
stelling van de mediatheek positief heeft
beïnvloed. Er wordt veel meer materiaal
bekeken. Soms zoveel, dat er logistieke
problemen kunnen ontstaan, zoals bij-
voorbeeld dat alle banden over een be-
paald onderwerp zijn uitgeleend. Dit
kwam vroeger niet vaak voor. Daarom
wordt de voorraad aan materiaal ook uit-
gebreid. Tegelijkertijd proberen we
onze catalogus steeds uit te breiden met
nieuwe titels. Wij vinden het dan ook
heel aangenaam, dat het videomateriaal
van de Gezondheidsdienst voor Dieren
in onze mediatheek kon worden opge-
nomen. Een aantal nieuwe titels vindt u
hierbij.

Het Paren bij de Hond
Een Engelstalige film, waarin een uitge-
breid fokprogramma van blindengelei-
dehonden wordt toegelicht en het paren
de meeste aandacht krijgt. Paartech-
nieken worden uitgelegd en fabeltjes
omtrent het paren worden naar het rijk
der fantasie verdreven.
Mediatheek nr.: A 117

Diervriendelijk Transport
Een Engelstalige film over het transport
en hanteren van dieren, vooral voor die
personen die met dieren omgaan.
Advies over koeien-, kalveren-, scha-
pen- en varkenstransport wordt op
goede wijze weergegeven.
Mediatheek nr.: A 118

Klinische Symptomen bij Koeien met BSE
Een waardevolle film met duidelijke
beelden van klinische symptomen van
BSE, waardoor de diagnose door de
practicus met grote zekerheid kan wor-
den gesteld.

Een goede film, die aan de hand van het
gedrag en de beweging van het dier, dui-
delijk de verschillen aangeeft met niet
zieke dieren.
Mediatheek nr.: A 119

Over Mond- en Klauwzeer gesproken
Een prachtfilm van de GD, waarin het
non-vaccinatiebeleid wordt besproken
en beargumenteerd. Hierbij worden kli-
nische beelden van MKZ getoond, plus
verhalen van collegae en veehouders die

deze ziekte hebben meegemaakt in het
verieden. Een heel instructieve film
voor jonge veehouders.
Mediatheek nr.:A 120

Tandheelkundige Instrumenten voor het
Paard

In deze film wordt het gebruik van de
verschillende instrumenten getoond aan
het dier en verduidelijkt met het gebmik
van een schedel. Ook de wijze van han-
teren van het paard, om zo weinig moge-
lijk weerstand van het dier te ondervin-
den, wordt duidelijk weergegeven.
Mediatheek nr.: A 121

Dienstverleners in Diergezondheid
De taak en de werkwijze van de GD
worden in deze film duidelijk weerge-
geven, met als hoofdtaken van de dienst
de georganiseerde dierziektenbestrij-
ding, praktijkgericht veterinair onder-
zoen, tweedelijns gezondheidszorg, GD
IC, 1 & R en de diensten aan derden.
Een mooie film die voor veehouders, in
de breedste zin, heel informatief kan
zijn.

Mediatheek nr.: A 122

I d R Rund, van Geboorte tot Consument
Een film van de GD, waarin op duide-
lijke wijze de grote voordelen en nood-
zaak van een sluitende I & R regeling
wordt vertoond. Hierbij wordt vooral
ingegaan op de grote voordelen bij een
snelle en effectieve ziektebestrijding.
Ook de achterliggende organisatie, met
koppelingsmogelijkheden naar andere
instanties, wordt duidelijk weergege-
ven.

Mediatheek nr.: A123

Hygiënische Fouten bij Bezoeken van
Varkensbedrijven

Opnieuw een film van de GD, waarin
wordt getoond dat een bezoek van een
dierenarts aan een varkensbedrijf een
hygiënisch protocol noodzakelijk
maakt, waarbij elke handeling goed
moet worden doordacht. Op speelse
wijze wordt getoond waar fouten wor-
den gemaakt. Deze fouten worden dan
vergezeld door een erbarmelijk schreeu-
wend varken. Illustratief voor varkens-
houders en allen die op de varkensbe-
drijven komen.
Mediatheek nr.: A 124

Mededelingen I nspectie

Salmonella niet in maïseieren

Onlangs heeft de Inspectie W&V (Keuringsdienst van Waren) een on-
derzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van salmonella-bacteriën in
eieren. De presentatie van de resultaten van dat onderzoek kan wellicht
de indruk hebben gewekt dat ook in onderzochte maïseieren de salmo-
nella werd aangetoond. Dit is niet juist. In geen van de onderzochte ei-
eren waarvan de verpakking voorzien was van de aanduiding \'maïsei-
eren\', werd de salmonella-bacterie aangetroffen.

De directeur van de
Inspectiedienst Gezondheidsbescherming,
Waren en Veterinaire Zaken, dienst Oost.

-ocr page 342-

Het Van Hall Instituut organiseert in
mei en juni 2000 de cursus \'Com-
municatieve vaardigheden voor mid-
denkader op het gebied van Dier-
management\'. De cursus wordt gehou-
den op zeven woensdagochtenden van
10.00 tot 14.00 uur in Leeuwarden. De
kosten bedragen ƒ 1250,-. Aan de orde
komt onder meer: tijdmanagement,
klantvriendelijk handelen, interviewen,
adviesgesprek, slecht nieuwsgesprek,
conflicthantering, presentatie, integra-
tie en afronding. De cursus is bedoeld
voor personen die werkzaam zijn in de
sector van gezelschapsdieren, proefdie-
ren, wilde dieren alsmede de diervoe-
derindustrie.

Cursusdata: 10, 17, 21 en 31 mei en 7,
14 en 21 juni 2000.

Informatie: Van Hall Instituut, Busi-
ness Center, mevrouw G. Luurs/F.
Takarbessy, Postbus 1754, 8901 CB
Leeuwarden, telefoon: 058 - 2846160,
fax: 2846199.

Cursus \'Communicatieve vaardigheden voor
middenkader op gebied van Diermanagement\'

The Congress Committee gratefully acknowledges the cooperation
and the financial support of the following exhibitors

A.u.V. Dierenartsencoöperatie
ACEM SRL

Aesculaap BV

Alfasan Diergeneesmiddelen
Andover Coated Products Inc.
Anisane BV

Artu Biologicals Europe BV
AST Farma BV

B.Braun / Aesculap

Bayer s.a.-n.v., Division Animal
Health

BDO-Medipass
Beiersdorf Medical NV
Biomedic BV
Blackwell Science Ltd
Boehringer Ingelheim BV
Broese Wristers BV
B.O.R. / Veterinary Technics
BVBA van Assche-Torrekens
Cenvet Pty Ltd - iM3 Inc
Cook Nederland BV
Cursuscentrum Dierverzorging
Bameveld
Datamars SA
Dier & Zorg
Dyaset SRL

Eickemeyer Medizintechnik für
Tierarzte

Ellman Intemational Inc.
Equi Products Holland BV
Eurovet BV

Fort Dodge Animal Health BV
Friskies Nederland BV
Gesulli Agribusiness
Hartcourt Publishers
Heska Corporation
Hill\'s Pet Nutrition BV

Hospital Equipment Services BV

lAMS Pet Food Intemational

Idexx Laboratories

Imex Veterinary Inc.

Instmments Morin

InstmVet CV

Intervet Nederland BV

Janssen-Cilag BV divisie

Diergeneeskunde

Johnson & Johnson Medical BV,

Ethicon

Jorgen Kmuse A/S

Jorgensen Laboratories Inc.

Karl Storz Endoscopic Benelux BV

Leo Pharma BV

Macrogenics

Majesta HC / VLS

Melet Schloesing Laboratoire

Menarini Diagnostics Benelux

Merial BV

Micpoint BV

Mycofarm Nederland BV

Novartis Animal Health

PAO-D

Panno-med GmbH
PetlookBV

Pfizer Animal Health BV
Pharmacia & Upjohn BV
Pie Medical BV
Puur Natuur BV
Qualipet-C
Ralston Purina
RF Dynamics BV/ Pet ID
Richard Wolf Endoskope
Robouw Veterinair BV
Röntgen Controle Ned. / Nemas
Royal Canin Nederland BV

Sanofi Santé BV

Schering Plough Animal Health

Scil Animal Care Company GmbH

Serag Wiessner

Shor-Line Limited

Stala Interieurs BV

Suburban Surgical Company Inc

SurgiVet Inc.

Synbiotics Europe

Synapses IT

The company of animals
Tyco Healthcare Nederland BV
VAB Zeewolde
Veterinary Instmmentation
Veterinary Endoscopy Services
Vetin-Aacofarma BV
Vetoquinol Veterinary Products
Vetplus Ltd
Vetstream

Virbac Nederland BV
Waltham Veterinaire Service
Welch Allyn Inc.

-ocr page 343-

The Congress Committee
offers hospitality to:

BSAVA
ESFM

Federatie Van Dierenambulances
Nederland

Federation of European Companion
Animal Veterinary Association
Global Business Development
Intemational Veterinary Students
Association

Netherlands Association for
Companion Animal Medicine
Nederlandse Vereniging van
Fysiotherapie bij Dieren
Royal Netherlands Veterinary
Association
Stichting DOG
Stichting Felissana
Stichting Soho

The North American Veterinary
Conference

Tufts Veterinary School
Werkgroep Veterinaire Kynologie
Worid Small Animal Veterinary
Association
Worid Wild Life Fund
WSAVA Congress 2001 Vancouver
WSAVA Congress 2002 Granada
WSAVA Congress 2003 Bangkok

Eukanuba Veterinary Diets High For-
mula for Cats & Dogs is enige tijd ge-
leden ontwikkeld door lams Pet Food
Intemational, Inc. en wordt met groot
succes door vele dierenartsen bij em-
stig zieke katten en honden gebmikt.
Eukanuba Veterinary Diets High For-
mula for Cats & Dogs ondersteunt de
behandeling tijdens de overgang van
intensive care in de kliniek naar herstel
thuis. Dit dieet is op wetenschappe-
lijke basis samengesteld om de prog-
nose voor herstel voor ernstig zieke,
getraumatiseerde en kankerpatiënten
te optimaliseren.

Het dieet heeft een extreem hoge ener-
giedichtheid (197 kCal of 0,82 MJ/
lOOg) en een optimale calorische
distributie. Zij bevat uitsluitend hoog-
waardige eiwitten van dierlijke oor-
sprong en heeft een optimale verhou-
ding tussen omega-6 en omega-3
vetzuren van 5-10:1. Dit is van belang
voor het balanceren van de ontste-
kingsprocessen die tijdens het herstel
optreden. Ter bevordering van de ge-
zondheid van de darmen en het behoud
van de mucoselaag is bietenpulp toe-
gevoegd. Eukanuba Veterinary Diets
High Formula for Cats & Dogs bevat
tevens een voortreffelijke smaak.
Eukanuba Veterinary Diets High For-
mula for Cats & Dogs is geïndiceerd
bij patiënten die door een dunne sonde
gevoed moeten worden. De voeding
kan worden toegediend door een sonde
van minimaal 2,7 mm, 8F. Verder is
het product ook uitermate geschikt:

- voor patiënten die droge voeding
niet kunnen verdragen

- voor patiënten die gewend zijn aan
blikvoeding

- na een trauma

- na een operatie

- na orthopedische ingrepen

- tijdens lactatie.

Eukanuba Veterinary Diets High
Formula for Cats & Dogs is verkrijg-
baar in blikjes van 170g. Voor infor-
matie omtrent bestellingen en leverin-
gen kunt u zich wenden tot Aesculaap
b.v., telefoon 0411 - 677500, voor tech-
nische informatie kunt u zich wenden
tot Holland Diervoeders b.v., telefoon
030-2479669.

Eul<anuba Veterinary Diets High Formula for Cats & Dogs

Vanuit de Faculteit der Rechtsgeleerd-
heid houden prof mr. Dirk Boon en me-
vrouw mr. E.C. de Bordes zich bezig
met het vak \'Dier en recht\'. Jaarlijks or-
ganiseert deze leerstoel een interessante
studiemiddag. Dit jaar komen de juridi-
sche gevolgen van erfelijke gebreken ter
discussie.

Omdat het ons behalve zeer boeiend ook
noodzakelijk lijkt dat dierenartsen op de
hoogte zijn van de gewijzigde juridische
consequenties van een bepaald fokbeleid
willen we deze studiemiddag ook vanuit
PAO-Diergeneeskunde onder de aan-
dacht brengen:

Wie mooi moet zijn zal pijn lijden!

Door gericht fokken heeft de mens de
karakteristieken van een aantal rassen
buiten hun proporties laten uitgroeien.
Bijvoorbeeld: een korte neus vond men
mooi, een kortere neus was mooier, de
kortste neus was het allermooist. Er
werd niet bij stilgestaan, dat het dier
met de allerkortste en dus allermooiste
neus\'nauwelijks meer in staat is om
normaal te ademen. Er wordt uitslui-
tend gefokt op uiteriijke kenmerken,
wat vaak ten koste gaat van het goed
fiinctioneren van een dier.
Wie betaalt de hoogste prijs?

De Leerstoel Dier en Recht organiseert
op vrijdag 9 juni 2000 een studiemid-
dag in de Raadszaal van de Faculteit
der Rechtsgeleerdheid, ASP 200
Utrecht van 13.30 tot 17.00 uur.

Onderwerpen:

l.Wat is domesticatie van dieren en
wat zijn de gevolgen?

Studiemiddag voor dierenartsen en juristen

2. Hondenrassen en hun gebreken in
kaart gebracht.

3.Juridische gevolgen van erfelijke
gebreken.

4. Reactie Nederlandse kynologenver-
eniging.

5. Reactie ministerie van LNV.

6. Discussie.

Namen van de sprekers zullen later be-
kend gemaakt worden.

U kunt zich voor deze studiemiddag aan-
melden bij mevrouw M. Walraven
(m.walraven@law.uu.nl). Faculteit der
Rechtsgeleerdheid ASP 200, 3512 HT
Utrecht (tel 030 - 253 70 72) of me-
vrouw mr. E. C. de Bordes (tel 030 - 253
52 39 of 030 - 692 05 71). Toegangs-
bewijzen en een programma met diverse
wetenschappelijke artikelen kunnen u op
verzoek toegezonden worden.

Prof. mr. Dirk Boon
Mr. E.C. de Bordes

-ocr page 344-

Chris Hoek
(1917-1999)

Op 28 november 1999 overleed in hel
ziekenhuis te Goes, na een langdurig
en dikwijls smartelijk lijden, collega
Chris Hoek.

Christoffel Jannis Hoek werd op 14
augustus 1917 te Kloetinge geboren
als zoon van de plaatselijke hoofdon-
derwijzer. Na enige jaren verhuisde
het gezin naar Vlissingen, waar Chris
de Rijks HBS bezocht. In 1937 be-
haalde hij zijn eindexamen en ging
naar Utrecht om daar diergenees-
kunde te studeren. Hij was een ijverig
student, zeer getapt bij zijn studiege-
noten vanwege zijn opgeruimd karak-
ter, \'Unitas \'-lid, maar geen kroegtij-
ger. De mobilisatie van 1939 gaf de
collegebanken een ander aanzien: vele
studenten, waaronder Chris, waren
aspirant militair paardenarts en be-
zochten in uniform de colleges.
Tijdens de eerste bezettingsjaren waren
de vakanties wegens kolenschaarste
langer dan normaal en Chris benutte
die weken door student-assistent te zijn
bij de Middelburgse dierenarts Hoog-
stra. Hij was daar een graag geziene
gast en leerde er de praktische kneepjes
van het vak.

In memoriam

KNMvD

De Duitse bezetter had het studenten
gezelligheidsleven grotendeels lamge-
legd, maar de wekelijkse veterinaire
zangborrel in café \'t Kalfje, op de weg
naar De Bilt. bleef Chris bespeelde
daar met verve de accordeon.
Noodgedwongen moest de studie in
1943 onderbroken worden omdat hij
met vele anderen weigerde de \'loyali-
teitsverklaring\' ten behoeve van de
Duitsers te tekenen. Hij had het geluk
afgekeurd te worden voor \'Arbeitsein-
satz \' in Duitsland en maakte zich ver-
dienstelijk door tot het einde van de
oorlog waar te nemen in diverse prak-
tijken.

Toen na medio 1945 studeren weer
mogelijk was, werd de verloren tijd zo
goed mogelijk ingehaald en Chris stu-
deerde in 1946 af.

Na een kortstondig assistentschap in
de kliniek voor Heelkunde nam Chris
de praktijk te Kortgene op Noord-
Beveland over. waarbij hij als enige
dierenarts op dit eiland uiteraard ook
belast werd met de vleeskeuring.
Hij trouwde met Mies Franke met wie
hij al geruime tijd verloofd was. Uit dit
huwelijk werden twee dochters gebo-
ren.

Noord-Beveland was toen nog een ei-
land, slechts bereikbaar per veerbootje
Wolphaartsdijk-Kortgene. Weekend- of
avonddiensten waren dus onmogelijk;
Chris had altijd dienst en voor een jong
gezin werd deze innige hand met de
praktijk wel eens knellend.
De watersnoodramp van 1953 trof
Noord-Beveland zwaar; de praktijk
verdween grotendeels onder water.
Het waren moeilijke tijden: weinig
werk, weinig inkomsten en sombere
vooruitzichten. Alleen het verre van
riante salaris van de Vleeskeurings-
dienst bleef onaangetast. De dijken
werden gedicht en Noord-Beveland
herrees, maar het nieuwe Noord-
Beveland M\'as gemechaniseerd en de
paarden kwamen niet terug en daar-
mee waren de charme en de kaas op de
boterham van de praktijk verdwenen!
Het Deltaplan werd uitgevoerd en op 1
oktober 1960 kwam de eerste fase ge-
reed: de Zandkreekdam tussen Noord-
en Zuid-Beveland. Kortgene lag niet
meer op een eiland, Goes was per auto
in een kwartier bereikbaar, dag en
nacht. Dit bracht nieuwe mogelijkhe-
den met zich mee.

De volambtelijke functie van Direc-
teur Abattoir-Hoofd Vleeskeurings-
dienst te Goes kwam vrij en Chris werd
per 1 oktober 1962 benoemd. Gelijk-
tijdig werd de Vleeskeuringsdienst

mmi

Noord-Beveland samengevoegd met
die van Goes en omstreken, zodat ge-
zegd kan worden dat Chris zijn eigen
Dienst meebracht in zijn nieuwe werk-
kring. De Zuid-Bevelandse collegae
namen zijn praktijk op Noord-
Beveland over. Een schaalvergroting
waar iedereen tevreden mee was.
In 1969 werd het verouderde slacht-
huis van Goes gesloten. Voor Chris
een ergernis en zorg minder, maar zijn
Dienst verloor wèl aan betekenis.
De Nederlandse reorganisatiekoorts
bereikte een hoogtepunt in 1970 toen de
twaalf, veelal halfambtelijke, Zeeuwse
Vleesdiensten samengevoegd werden
tot twee; \'Zeeuws-Vlaanderen\'en \'Zee-
land benoorden de Westerschelde\'.
Van deze laatste Dienst werd Chris ad-
junct-directeur. Chris was 23 jaar ei-
gen baas geweest en nu werd hij abrupt
de tweede man in een veel grotere en
gecompliceerdere Dienst. Dat vereist
aanpa.ssingsvermogen en die ontbrak
wel eens; het waren niet de gelukkigste
jaren in Chris\' ambtelijke loopbaan.
Ook zijn gezondheid liet te wensen over
en in 1979, op 62-jarige leeftijd, besloot
hij gebruik te maken van de VUT-rege-
ling.

Hij was een zeer trouw bezoeker van
de bijeenkomsten van de Afdeling
Zeeland van onze Maatschappij, maar
een bestuursfunctie heeft hij nooit ge-
ambieerd. dat liet hij liever aan ande-
ren over!

Al die jaren bleef hij in Kortgene wo-
nen, in het huis onderaan de dijk, dat
hij zelf had laten bouwen.
Chris was één van de \'charter mem-
bers\', leden van het eerste uur dus, van
de Lions Club Goes. Jarenlang heeft
hij met veel humor en doorzetting de
functie van \'Lion Tamer\' vervuld. Dit
hield in dat hij de orde moest handha-
ven door boetes te innen.
Op zijn reizen met de caravan bezocht
Chris met zijn gezin dikwijls het toen-
malige Joegoslavië. Daar knoopte hij
vriendschapsbanden aan met leden
van een oud-partizanenkoor. Enige
malen heeft de Lionsclub ervoor ge-
zorgd dat deze mensen ons konden ko-
men bezoeken en uitvoeringen geven.
Wij herinneren ons Chris als een ai-
mabel en positief ingesteld mens.

T. van Roon
A. Schaper

-ocr page 345-

Differentiatie in de diergeneeskunde nu werkelijkheid

Uitreiking eerste certificaten
rundvee- en varkensdierenarts

\'Differentiatie in de diergeneeskunde nu werkelijk een feit\' luidt de titel van
een persbericht van de KNMvD over de uitreiking van de eerste certificaten
Rundvee- en Varkensdierenarts. De eerste certificaten worden op 24 maart
2000 symbolisch uitgereikt aan de voorzitters van respectievelijk de Groep
Geneeskunde van het Rund en de Groep Geneeskunde van het Varken, dr.
T.J.G.M. Lam en J. Floor. Zij ontvangen het certificaat uit handen van de
voorzitter van de KNMvD, T. de Ruijter.

De KNMvD viert de uitreiking met een feestelijk symposium in de Koningszaal
van Artis te Amsterdam. De onderwerpen die op het programma staan, be-
slaan het brede scala aan werkzaamheden in de diergeneeskunde: dierenwel-
zijn, diergezondheid en veterinaire volksgezondheid. De sprekers, prof. dr. M.
Th. Frankenhuis, prof. dr. A.W.C.A. Cornelissen en prof. dr. F. van Knapen,
staan borg voor prikkelende lezingen die het gehoor aan het denken zetten.

Het is een selecte groep dierenartsen die
op vrijdagmiddag 24 maart het sympo-
sium bezoekt. Ondanks de uitdrukke-
lijke uitnodiging aan practici, zijn het
vooral direct betrokkenen bij de erke-
ningsregelingen die de Koningszaal

Door Sophie Deleu

van Artis bevolken. Niettemin is de
stemming geanimeerd; eindelijk zijn de
eerste rundvee- en varkensdierenartsen
een feit. Zeer binnenkort ontvangen 800
practici die de basiscursus hebben door-
lopen en correct de eigen verklaring
hebben ingevuld, het felbegeerde certi-
ficaat Rundvee- en/of Varkensdieren-
arts.

Visie op kwaliteit

De eerste inleiding is van voorzitter T.
de Ruijter en behelst de visie van de
KNMvD op kwaliteit. Het is duidelijk
dat dit onderwerp de afgelopen jaren
een enorme ontwikkeling heeft door-
gemaakt. Had kwaliteit aanvankelijk
betrekking op een product, thans om-
vat kwaliteit het gehele werkproces en
wordt de term ook in verband gebracht
met minder concrete \'producten\', zo-
als de diensten die door de dierenarts
worden geleverd.

De KNMvD speelt hierop in met aller-
eerst certificatie op basis van de Kwa-
liteitsrichtlijn voor Dierenartsenprak-
tijken (KRD) die de branche-eigen
eisen aan organisatie en inrichting om-
schrijft, de invoering van de dier-
soortgerichte Good Veterinary Prac-
tice (GVP)-codes en de erkenningsre-
gelingen die vandaag aan de orde zijn.
Pijlers van de erkenningsregelingen
per diersoort zijn met name perma-
nente nascholing en werkervaring.

Met de invoering van deze regelingen
toont de KNMvD aan dat bepaalde, ge-
certificeerde dierenartsen zich richten
op een bepaalde diersoort, dat deze die-
renartsen zich aantoonbaar op de hoog-
te stellen van de nieuwste ontwikkelin-
gen in hun vakgebied en dat zij in deze
richting werkervaring hebben en on-
derhouden. Deze dierenartsen werken
bovendien transparant en volgens over-
eengekomen werkwijzen.

\'Natuurlijk\'

De tweede spreker is prof dr. M.Th.
Frankenhuis. Hij belicht het onder-
werp dierenwelzijn op zijn bekende
humoristische manier met een - even-
eens karakteristieke - serieuze onder-
toon. Het komt erop neer dat er een
duidelijke trend richting \'natuurlijk\' is
waar te nemen in de samenleving, bij
de consument dus. Frankenhuis schetst
de dilemma\'s die deze trend oplevert
in de dierentuin Artis, maar ook in de
veehouderij.

Natuurlijk is mooi en prachtig - Fran-
kenhuis geeft toe dat hij er diep in zijn
hart ook van houdt - maar vaak tegen-

-ocr page 346-

mm

KNMvD

gesteld aan veilig en soms ook stuitend.
Zo wordt het voeren van levende die-
ren in de dierentuin niet door het pu-
bliek geaccepteerd. Bovendien is het
maar de vraag of de dieren zelf erop ge-
steld zijn, dat hun verblijf een getrouwe
nabootsing is van de natuurlijke habi-
tat. Dit geldt natuurlijk net zo goed in
de veehouderij, waar \'meer ruimte\'
ook gepaard gaat met \'meer stress\'.
Frankenhuis wenst de dierenartsen die
het certificaat vandaag of binnenkort
ontvangen dan ook veel wijsheid bij
de invulling van hun beroepsuitoefe-
ning op maatschappelijk verantwoorde
wijze.

Onderwijs en differentiatie

De decaan van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, prof dr. A. Cornelissen
schetst de invulling van het onderwijs
die de faculteit geeft aan de gewenste
differentiatie.

Sinds kort is het mogelijk een beperkt
aantal studenten toe te laten buiten de
loting om. Zo zullen scholieren met
zeer goede studieresultaten zonder lo-
ting worden toegelaten. Daamaast zal
een bepaald quotum worden toegela-
ten zonder loting, maar wel met een
\'oormerk\'. Ze volgen de richting vete-
rinaire volksgezondheid. Deze studen-
ten zullen wel als dierenarts, maar niet
als practicus afstuderen. De hiermee
gepaard gaande verhoging van de nu-
mems fixus komt dus niet \'ten laste\'
van de praktijk.

Maar de trend differentiatie heeft meer
gevolgen voor het onderwijs. Zo is er
ook binnen de diffentiatie \'landbouw-
huisdieren\' al een onderverdeling naar
diersoort(en); de zogenaamde mono-
en duotrajecten. Het is de bedoeling
dat deze opdeling wordt doorgezet en
dat de opleiding op die manier goed
aansluit bij de erkenning van dier-
soortgerichte, eerstel ij ns-dierenartsen
van de KNMvD. Goed beschouwd lig-
gen de beleidslijnen van de faculteit en
de Maatschappij op het gebied van dif-
ferentiatie aardig in eikaars verlengde.

Positie dierenarts

Als laatste spreker is prof dr. F. van
Knapen aan het woord. Eigenwijs als
hij is, spreekt hij niet over differentia-
tie, maar over de positie van de dieren-

arts in de samenleving. Veterinaire
volksgezondheid speelt hierin een be-
langrijke rol.

De boodschap is dat de dierenarts zich
best enige beroepstrots mag aanmeten.
De veterinaire infrastructuur is één van
de fundamenten van onze samenle-
ving. Alhoewel in het westen minder
zichtbaar, is de menselijke omgang
met dieren onmisbaar (onder andere
voor tran.sport en voedsel). De dieren-
arts is als enige in staat alle aspecten
van deze omgang te overzien en te ad-
viseren over de beheersing ervan. Als
geen ander heeft de dierenarts kennis
van hygiëne en infectieziekten.

-ocr page 347-

Van Knapen verhaalt met humor over
de situatie die ontstaat, indien er geen
dierenarts betrokken is bij projecten
waar hygiëne een rol speelt. Bijvoor-
beeld als er een woonwijk wordt ge-
bouwd zonder de aanleg van riolering.
Naar zijn mening dient iedere ge-
meente dan ook een dierenarts te raad-
plegen bij de verplichte formulering
van een gezondheidsbeleid.
Belangrijk is wel, dat de dierenarts
zichzelf ook ziet als een volksgezond-
heidsexpert. De veterinair profileert
zich onvoldoende als deskundige op
het gebied van de kwaliteit van drink-
water, de vemieuwing van de riole-
ring, de aanwijzingen van hondentoi-
letten, de preventie van zoönosen...
Van Knapen vindt dat de dierenarts
zonder meer gerechtigd is, zich met
deze zaken te bemoeien.

Uitreiking certificaten

Tot slot reikt De Ruijter de certificaten
uit. Hij doet kort uit de doeken hoe de er-
kenning van mndvee- en varkensdieren-
artsen tot stand is gekomen en bedankt
degenen die zich hiervoor hebben inge-
zet. Trots nemen Lam en Floor de certi-
ficaten in ontvangst. Zij zijn weliswaar
\'de eersten\' maar staan vandaag voor
hun achterban, de gecertificeerde mnd-
vee- en varkensdierenartsen. Differen-
tiatie in de diergeneeskunde is een feit.

O

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Blommers, Mevr. E.K.; 1999; 3532 SR Utrecht;
Spinozaplantsoen45.

Doedens, Mevr. S.C.; 2000; 6824 LB Arnhem;
Bemhardlaan l5-4a.

Heuff, C.A.; 1989; 8244 AD Lelystad;
Binnendijk 177.

Hoogendam, P.A.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 31.

Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM Bome;
Oude Deldensestraat 31.

Overleden:

Op 20 februari 2000 H.H.A. Mager te Gieten.
Op 8 maart 2000 H. Lieuwen te Schalkhaar.

jubilea:

1 mei J.M.J. Sturm te Overloon, afwezig, 30 jaar
1 mei G. Maris te Berg en Dal, aanwezig, 30 jaar
1 mei R.A. Hoekstra te Groningen, onbekend, 30
jaar

1 mei J.T. van Berge Henegouwen te Bemmel,
afwezig, 30jaar

1 mei Dr. F.C. Stades te Zeist, afwezig, 30 jaar
1 mei H.Th. Hafkamp te Nijkerk, afwezig, 30 jaar
I mei F.H. Sander te Goes, afwezig, 30 jaar
I mei W.J.H. Thijs te Loenen a/d Vecht, afwe-
zig, 30 jaar

I mei Dr. P.G.H. Bijker te Maarssen, afwezig,
30jaar

1 mei G. Fennema te Oudehaske, afwezig, 30
jaar
3 mei J.H. Mulder te Schelluinen, aanwezig, 35
jaar

Personalia

3 mei J.B. Berntrop te Hill Top (Australië), aan-
wezig, 35 jaar

11 mei P.B. Luitjens te Lemmer, afwezig, 45
jaar

12 mei J. Mulders te Bergambacht, afwezig, 45
jaar

14 mei M.P. Moons te Zetten, afwezig, 35 jaar
14 mei H.A.M. Elsinghorst te Maarssen, afwe-
zig, 35 jaar

Voor het dierenartsenexamen van 31 januari
2000 zijn geslaagd:

Heijnen, K.H.
Velsen, Mevr.
1.1. van

Voor het dierenartsenexamen van 29 februari
2000 zijn geslaagd:

Bogtstra, Mevr. A.J.
Doedens, Mevr. S.C.
Dijck, M.W.J. van
Hendriksen, Mevr. E.W.J.
Jenniskens, Mevr. P.R.W.
Kooten, Mevr. I. van
Leijs, P.T.M.
Lovric, S.
Neefs, Mevr. 1.
Slis, Mevr. N.A.M.
Struik,D.

Verhoeven, Mevr. M.E.
Versteeg, J.G.
Wessel, Mevr. M.T.

Voor het dierenartsenexamen van 3 maart
2000 is geslaagd:

Wiersma, mevr. M.

Mutaties:

*Bogtstra, mevr. A.J.; 2000; 3572 RE
Utrecht; Leistraat 20 bis; tel.: 030-2718513;
E-mail: bogtstra(a^dolfijn.nl; wnd.d.

*Doedens, Mevr. S.C.; 2000; 6824 LB
Arnhem; Bemhardlaan 15-4a; tel.: 026-
3512346; wnd.d.

*Dljck, M.W.J. van; 2000; 3514 CP
Utrecht; Lceuwerikstraat 5 bis; tel.: 030-
2715332; d.

♦Drcesman, Mevr. C.W.; 1999; 4301 ZS
Zierikzee; Schouwenbank 96; tel. 0111-410380
privé,
0181-632711 prakt.; E-mail: car
stien(a/dds.nl; p., medew. bij G.J. Bosch en
W.E.R. Schell.

Eijck, Mevr. I.A.J.M.; 1996; 3993 OL
Houten; Ploegveld 36; tel. 030-6353286 privé,
2534078 bur.;
E-mall: inekc(fl spartaeus.de
mon.nl;
wet. medew. U.U., F.D., HA
Landbouwhuisdieren, Afd. Varkensgezond-
heidszorg.

*Gisbers-Jenniskens, Mevr. P.R.W.;
2000; 6828 SK Arnhem; Stadhoudersstraat
221; tel.: 026-3512615; wnd.d.

Groenen-Rockland, Mevr. Y.E.A.; 1993;
5672 SZ Nuenen; Schictbergen 101; tel. 040-
2842557 privé; k.d. R.V.V.
kring Zuid.

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 maart 2000 is per abuis
vermeld dat mevr. M.S.S. Kumps te
Heukelom zich heeft aangemeld
voor het lidmaatschap van de
KNMvD.

Zij is echter al lid. Haar gegevens zijn:
Kumps, Mevr. M.S.S.; Cent-1999;
5059 AN Heukelom; Laag Heuke-
lomseweg 11; tel.: 013-5333912; wnd.d.

-ocr page 348-

iMir

*Heijnen, K.H.; 2000; 3582 BW Utrecht;
Abstcderdijk 200; tel.: 030-2515468; wnd.d.

*Hendriksen, Mevr. E.W.J.; 2000; 3531
KD Utrecht; Celebesstraat 4; tel.: 030-
2935696; d.

•Jansen, Mevr. M.S.E.H.; 1988; 6708 KC
Wageningen; Roghorst 71; tel. 0317-424613
privé:
E-mail: mariska.jansen(awanadoo.nl;
technisch secretaris bij het
Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen, Min. LNV.

Kaiser, Mevr. O.V.A.; 1998; 5301 VK
Zaltbommel; Van Beethovenstraat 13; tel. 0418-
511505 privé,
070-3578811 tst. 311 bur.; fax
bur.: 070-3876591; E-mail bur.: o.kaiser(a rvv.
agro.nl; beleidsmedew.; medew. bij R.V.V.
Centraal, afd. Keuringen, import/export.

*Kooten, Mevr. I. van; 2000; 3703 HV
Zeist; Couwenhoven 71-15; tel.: 030-6960603;
wnd.d.

Komalijnslijper, Mevr. J.E.; 1997; 3513
AR Utrecht; Beverstraat 46; tel. 030-2318378
privé,
2531315 bur.; fax bur.: 2521887; E-mail
bur.: j.e.kornalijnslijper(avet.uu.nl;
wet. me-
dew. bij U.U., F.D.,
HA Landbouwhuisdieren,
Afd. Herkauwersgezondheidszorg.

*Laan, Mevr. T.T.J.M.; 1991; 6621 BN
Dreumel; Hogeweg 32; tel. 0487-595000 privé;
2531112 bur.; E-mail bur.: t.t.j.m.laan(«
vet.uu.nl; specialist in opleiding U.U., F.D.,
HA Gezondheidszorg Paard, disc. Inwendige
Ziekten.

*Leijs, P.T.M.; 2000; 3512 PW Utrecht;
Groenestraat 235; tel.: 030-2311429; E-mail:
p.leij$(£worldba$e.nl; wnd.d.

Loonen, Mevr. M.P.M.; 1996; 5801 MG
Venray; Augustinessenhof 23;
tel. 0478-
584327 privé, 581336 prakt.; fax 0478-550441;
E-mail: hildeloonenfä vennekens.demon.nl;
p., medew. bij D.A.P. Venray.

*Lovric, S.; 2000; 3082 TL Rotterdam;
Frans Bekkerstraat 113 D; teL: 010-4281184;
E-mail: sa$aderventa(a hetnet.nl; wnd.d.

»Neefs; Mcvr. I.; 2000; 4836 BE Breda;
Heistraat 6; tel.: 06-51332115; d.

Nodelijk. Mevr. H.A.; 1989; 3731 EM De
Bilt; Kerksdwarslaan 4; tel. 030-2210905 privé,
0320-238385 bur.; E-mail bur.: g.nodclijk(ï;
id.wag-uk.nl; wet. medew. ID-Lelystad.

Rossem, H. van; 1987; 3742 AA Baam;
Tromplaan 3; tel. 035-5423886 privé, 5415632
prakt.; fax prakt.: 035-5423886;
E-mail: hvan
rossem(a dkidetromp.demon.nl;
p., geass. met
Mevr. H.M.S. van Zinnicq Bergmann.

♦Siekman-Schreurs, Mevr. A.W.A.; 2000;
3888
LT Uddel; Noord Riezenweg 42; tel. 0577-
401136 privé,
055-5332610 prakt.; fax privé:
0577-401159; E-mail: annesiekman(a dieren
arts.nl; p., medew. bij J.M. Lourens, J
.S.
Verseput, M. Vugs en J.F. v.d. Wal.

*Slis, Mevr. N.A.M.; 2000; 1091 TX
Amsterdam; Vrolikstraat 193 a; tel.: 020-
4631444; E-mail: nslis(a hetnet.nl; wnd.d.

*Struik, D.; 2000; 3584 DS Utrecht;
Cambridgelaan 689 / k31; tel.: 06-22897107;
wnd.d.

♦Swildens, B.; 1994; 1994; 3514 HP
Utrecht; Kamerlingh Onnesstraat 4; tel. 06-
24201101 privé, 030-2531086 prakt.; fax
prakt.: 030-2521886; E-mail bur.: b.swil-
dens^vet.uu.nl;
wet. medew. U.U., F.D., HA
Landbouwhuisdieren, Afd. Varkensgezond-
heidszorg.

»Velsen, Mevr. I.I. van; 2000; 3523 TV
Utrecht; W.A. Vultostraat 103; tel.: 030-
2871769; wnd.d.

»Verhoeven, Mevr. M.E.; 2000; SPA
17310 Lloret de Mar (Spanje); Carrer San-
tiago Rusiüol 34; tel.: 00-34-972-365309; d.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

"Versteeg, J.G.; 2000; 9289 JL Droge-
ham; Dc Deltc21; tel. privé: 0512-331102; p.,
medew. bij D..\\.P. Tusken Diken.

»Wessel, Mevr. M.T.; 2000; 3582 PJ
Utrecht; Equatorplein 2; d.

»Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM
Borne; Oude Deldensestraat 31; p.; geass.
met mevr. N.C.M. Brocks; tel. prakt.: 074-
2663252.

•Wilmink, Mevr. J.; 2000; 5753 AG
Deurne; Vlierdenseweg 114; tel. 0493-
314463; E-mail: willywilmink(§hotmail.com;

wnd.d.

Congressen & Symposia
April

25 European Society of Feline Medicine
Satellite Meeting WSAVA-FECAVA
World Congress, Amsterdam. Contact
FAB/ESFM, Taeselbury, High Street,
Tisbury, Wilthire SP3 6LD, England. Tel.:
44 1747 871872, fax: 44 1747 871873,
e-mail: esfm.fab@ukonline.co.uk
26—29 WSAVA/FECA VA/VOORJAARS-
DAGEN Wereldcongres, Amsterdam RAI.
Secretariaat Voorjaarsdagen, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, telefoon: 030 -
2510111, fax: 030 - 2511787, e-mail:
vjd@pobox.accu.uu.nl

Mutaties die
na 1 maart 2000
zijn binnengekomen,
kunnen helaas niet meer
opgenomen worden in
het Jaarboek 2000!

Mei

10

Bijeenkomst Veterinary Wound Healing in
het Smith and Nephew\'s Research centrum
in York, Engeland. Kosten: £ 75,-. Info:

-ocr page 349-

mrs. S.M.E. Cockbill, Surgical Dressings
Research Unit, Welsh School of Pharmacy,
UWC Redwood Building, King Edward VI
Avenue, Cathays Pare, Cardiff CFI 3XF,
Wales, United Kingdom.

16- Conference on Equine Sports, Medicine
and Science, Messina and Toarmina,
Sicily, Italy. Contact: Arno Lindner,
Science Consult, Laurahöhe 14, D-45289
Essen, tel.: -F49-201-5718873, fax: -1-49-
201-5718874, e-mail: AmoLindner@T-
online.de

17 Drielandendag dierenartsen werkzaam in de
veterinaire volksgezondheid te Beneden-
Leeuwen. Thema: \'beheersen van milieu-
contaminanten;.

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium, Congrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels, informa-
tie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde, Andro-
clusgebouw, Yalelaan 1, Utrecht. Kosten
ƒ 60,- (studenten ƒ 30,-) inclusief lunch.
Opgave via faxnr.: 030-2531407.

Juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage Ber-
lin, Hilton-Kongresszentrum am Gendar-
menmarkt, Humboldt-Universität. Info:
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.: -1-49-711 23 66 33 2, fax:
-1-49-711 23 66 33 7, e-mail: fortbil-
dung@pferdeheilkunde.de, intemet:
www.pferdeheilkunde.de.

29—1 juli Intemational Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European Vete-
rinary Society for Small Animal Repro-
duction and an ICAR satellite. \'Advances
in dog, cat, and exotic camivore reproduc-
tion\'. Norwegian School of Veterinary
Science, Oslo, Norway. Tel.: -1-47-22-
964855, fax: -^47-22-597081, e-mail:
Wcnchc.Farstad@veths.no.

juli

2—6 Xth Intemational Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de
sleutel naar gezonde dierlijke productie in
een optimale omgeving.\' Voertaal Engels.
Voor informatie: Congressecretariaat
ISAH 2000, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht. Fax: 030-2511787, e-mail: m.fij
ten@knmvd.nl

3 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.

7—9 9\'\'\' Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons,
Hotel Bem, Bern, Switzerland. Pro con-
gress seminars - 6 July, 2000 - Veterinary
School, University Bem. More informa-
tion: ECVS office. University Zurich,
Veterinary Surgery Clinic, Winterthurer-
strasse 260, CH-8057 Ziirich. Phone: -t-41
(0)1-635 8480, fax: 41 (0)1-313 0384, E-
mail: mgaovet@vetchir.unizh.ch, Intemet:
www.ecvs.org

23—28 The 2nd Intemational Veterinary Vac-
cines and Diagnostics Conference. More
information, write to; IVVDC 2000 Secre-
tariat, Institute for Animal Health Comp-
ton, RG 20 7NN, UK or see http://www.
iah.bbsrc.ac.uk, under \'Conferences and
Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary Phar-
macology and Toxicology (EAVPT), Jera-
salem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:
(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-
mail: trgt@netvision.net.il, intemet: www.
eavpt2000.co.il

Augustus

17—19 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic Mil-
king, c/o Congresbureau Flevoland, P.O.
Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.; -i-31-320-247826, fax:
31 -320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

30-—2 sept. Fourth World Congress of Veteri-
nary Dermatology, San Francisco (USA).
For more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00
1 888 684 6577 or 00 I 415 731 9916. Fax:
00 1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@
meetingmakers.com. Internet: http://www.
meetingmakers.com/wcvd

September

6—10 31st Intemational Congress on the His-
tory of Veterinary Medicine of the World
Association for the History of Veterinary
Medicine (WAHVM) in Brno, Czech
Republic. Topics: genetics applied to ani-
mal breeding and disease control; women
in veterinary medicine; festival of movies
on the history of veterinary medicine; free
communications. Contact: VETEDUCA
Ltd., Mirko Treu DVM, Moravske nam.
13, CZ-602 00 Bmo, fax 4-420 5 41248268,
e-mail veteduca@sky.cz, http://www.li-
brary.vet.uu.nl/~wahvm.

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary Patho-
logy. Deadline voor poster/papers is 31 mei
2000. Congressecretariaat: KNMvD, t.a.v.
Maijolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netherlands. Tel.: -I-3I 30
25I0II1, fax: 3\\ 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

27—28 14th fomm for Applied Biotechnology,
Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Bmgge, Bel-
gium. Tel.: 32-(0)50-367131, fax: 32-
(0)50-363186, e-mail: lydie.vanderpoort@
gomwvl.be, intemet: http://hobbes.rag.ac.
be/~peter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: -1-44 207 636 6541, fax: -1-44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

November

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezeischapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Amhem.

December

15—16 Gezamenlijke wintermeeting Society
for the Study of Fertility (FSS) en Vere-
niging voor Fertiliteitsstudie (VFS) te
Utrecht. Informatie: prof dr. M.A.M. Ta-
verne, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren, tel.: 030-2531183,
fax: 030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme
@vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek,
tel.: 31 -10^087581, fax: 4-31 -10^089461,
e-mail: uilenbroek@endov.fgg.eur.nl, in-
temet: www.eur.nl/endov/SSF2000.

januari

4 5* Intemational Sheep Veterinary
Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for pa-
pers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your
intention to participate must be made
known to the Scientific Programme com-
mittee as soon as possible by informing
them by fax or E-mail of the topic of your
presentation: Reservations Hotline: fax:
27 11 7927522, e-mail: reshot@yebo.co.
za, Scientific Programme committee:
(Chairman: Ken Pettey), fax:
21 12
5298315, e-mail: kpettey@op.up.ac.za.
Abstracts must be submitted by 31 May
2000. Full papers to be published on com-
pact disk must be received by 30
September 2000 accompanied by any vi-
deo, photographs or slides you would like
to include.

Maart

7—10 International Congress ofthe Euro-
pean Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4^"
International Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Noordwijkerhout.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

April

17 AUV-vergadering regio Zuid, Gezond-
heidsdienst Boxtel, aanvang 20.30 uur.
19 Bijeenkomst GD-randerpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem, Meemdijk 59, De
Meem.

Deadline*)

25-04-2000
15-05-2000
29-05-2000
14-06-2000

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering:

15-05-2000
01-06-2000
15-06-2000
01-07-2000

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 350-

AUV-vergadering regio West, Hotel Inntcl
te Zaandam, aanvang 20.30 uur.
Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Arnsbergstraat 7 te Deventer.
Jaarreünie 1938, Hotel Dennenhoeve te
Nunspeet, vanaf 11.00 uur.

Jaarlijks uitstapje Absyrtus Senior, Groep
Rustende Dierenartsen Afdeling Noord-
Brabant van de KNMvD.
Veterinair Golfkampioenschap 2000, Golf
Club Prise d\'Eau (Tilburg-Gilze-Rijen).
Aanmelding door overmaking van ƒ 35,-
op rekeningnummer 53.15.06.207 t.n.v.
W.L. Keers inzake V.G.C. o.v.v. exacte
handicap, privé-adres en homecourse
(GVB vereist).

Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.
Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang:
14.00 uur.

Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenvere-
niging (SNVA) te Driebergen.

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde

Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.
20 Bijeenkom.st GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-

20

21

26

22

Mei

2

31

November

18 Najaarsdag Groep
kende Dierenartsen.

Cursussen

juni

April

15

24

municatieve vaardigheden voor middenka-
der op gebied van Diermanagement te
Leeuwarden in 7 woensdagochtenden.
Informatie: Van Hall Instituut, Business
Center, mw. G. Luurs/F. Takarbessy,
Postbus 1754, 8901 CB Leeuwarden, tel.:
058-2846160, fax: 2846199.
17 PAO-D cursus 00/223: Praktische Eco-
nomie I Rund.
18, 19 PAO-D cursus 00/306: Adaptatiever-
mogen Maagdarm Varken.
19—20 Tweedaagse cursus \'Wervelkolom
paard: onderzoek en behandeling\' door
Kevin K. Haussier, Veterinair Paarden-
Homoeopatisch-wer- centrum Kootwijkerbroek. Informatie, tel.:

0342-414881 of mevr. A. Vaessen-Degen,
op dinsdag en vrijdag, tel.: 0342-414881.

23 PAO-D cursus 00/103: Spalken en Ver-
banden GD.

24 PAO-D cursus 00/113 : Klinische Les GD.

26 PAO-D cursus 00/124: Behandeling Kruis-
bandletsel GD.

PAO-D cursus 00/114: Postduiven Ge-
neeskunde.

20 PAO-D cursus 00/115: Po.stduiven Ge-
neeskunde.

20 AUV/PAO-D 00/904: Financieel Prak-
tijkmanagement.

Mei

8—10, 25—26 PAO-D cursus 00/303:
Basiscursus Erkende Varkensdierenarts.
Aanmeldingsformulieren bij PAO-D, tel.:
030-2517374.

10, 17 en 24 PAO-D cursus 00/304: Actuele
Voeding Varken.

10,17,21,31 en 7, 14en21 juni Cursus Com-

)uni

6,7 en 16 PAO-D cursus 00/220: Voeding
Rund Module IL

6 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

7 PAO-D cursus 00/305: Klinische Les
Varken.

9 Studiemiddag \'Wie mooi moet zijn zal pijn
lijden!\' in de Raadszaal van de Faculteit
der Rechtsgeleerdheid, ASP 200 Utrecht
van 13.30 tot 17.00 uur. Aanmelden bij
mw. M. Walraven (m.walraven@law.
uu.nl). Faculteit der Rechtsgeleerdheid
ASP 200, 3512 HT Utrecht (tel. 030 - 253
70 72) of mw. Mr. E.C. de Bordes (tel. 030
-253 52 39of030-692 05 71).

Restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Arasbergstraat 7 te Deventer.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht.
19.30-23.00 uur.
28—30 Open dagen Praktijkonderzoek
Rundvee, Schapen en Paarden. Thema:
\'Veehouden Anders\'.

Dierenkliniek Hellevoetsluis zoekt per i mei/juni 2000 een dierenarts (m/v)

Wij hebben een zeer goed geoutilleerde gezelschapsdierenkliniek waarin twee dierenartsen en drie assistenten ( stagiaires) werkzaam zijn.
Naast complete diergeneeskundige zorg streeft onze kliniek naar een zo goed mogelijke invulling op het gebied van marketing, management,
werksfeer en persoonlijk ontwikkeling. Wij zoeken een gemotiveerde collega die naast algemene werkzaamheden ook interesse heeft op het
gebied van echografie en/of bijzondere dieren. Een collega die streeft naar associatie heeft onze voorkeur. Wij bieden een fulltime aanstelling,
waarbij parttime in aanvang bespreekbaar is. Arbeidsovereenkomst in overleg. Gaarne sollicitaties met e.v. richt aan Dierenkliniek
Hellevoetsluis t.a.v. J.P. Tange, Duindoornstraat 2a, 3222 XE Hellevoetsluis.

Dierenarts A.J. Sikkinga (v) met ervaring zoekt:

parttime baan in gezelschapsdierenpraktijk

Met tien jaar ervaring ben ik op zoek naar een baan van 14 tot 18 uur per week in een gezelschapsdierenpraktijk in de regio Gelderland.
Interesse?? Bel dan naar: A.J. Sikkinga, telefoon: 0575 - 524509, e-mail: a_s_animal@hotmail.nl of schrijf naar: Herdershof 66, 7232 BV
Warnsveld.

Ervaren

Dierenartsassistente

met afgeronde Nederlandse opleiding, 38 jaar, heeft van 1988 - 2000 als dierenartsassistente gewerkt in California, zoekt een baan in
Nederland.

Gaarne uw reactie: A, Warburg, p/a Louise Henriettestraat 76, 2595 Tj Den Haag, telefoon 06 - 51752097.

-ocr page 351-

Een doorbraak in de
voedingsbehandeling van
leveraandoeningen bij
honden en katten.

\'\'Een dieetaanpassing is een belangrijk middel om het
klinisch verloop van de meeste leveraandoeningen bij
honden en katten te veranderen."*

NIEUW HillV Prescription Dief
Canine l/d* en Feline l/d*

■ «»i\'^v,

\'S\': !

Ê Enriched with

L\'Carnitine

1 L-SiTmm 1 I

I jjg^^^Q I

Het eerste en enige complete voedingsassortiment dat speciaal is
samengesteld voor honden en katten
met een leveraandoening

• verzacht de klinische symptomen,

• bevordert herstel en regeneratie,

• bevat L-carnitine.

k HlJl^M Canine^ I
^1/d

Voor meer informatie kunt u bellen
met de gratis Hill\'s Voedingslijn:
0800-17745 (voor België)
of 0800-0222466 (voor Nederland)

Of bezoek de Hill\'s website: www.hillspet.com

tSevelius E, lonsson L. Liver disease. In D Thomas, |W Simpson, EI Hall (Eds)
BSAVA Manual of Canine and Feline Gastroenterology, pp. 191-220.
Chellenham, BSAVA, 1996,

\'Handelsmerken in eigernlom of gebuikt onder liceniie van Hiil\'s Pet Nutrilion, Ini. 02000 Hill\'s Pet Nutrilion, Inc.

Global Leader in Pet Nutrition

-ocr page 352-

Dierenkliniek Broerdijk is een goed
geoutilleerde gezelschapsdieren-
praktijk waarin momenteel één die-
renarts en drie paraveterinairen
werkzaam zijn. Naast eerstelijns-
zorg biedt de kliniek diergenees-
kunde op specialistisch niveau op
het gebied van de vogelgenees-
kunde en de interne geneeskunde
der gezelschapsdieren. Een extra
aandachtsgebied is de genees-
kunde van reptielen. De kliniek is
bezig met het certificeringstraject.

Ter uitbreiding van ons team zoeken wij

een dierenarts (m/v)

Het betreft voorlopig een 4/10 parttime functie met daar-
naast participatie in de spoeddienst met zeven andere prak-
tijken en waarneming tijdens vakanties en congressen.
Totaal gemiddeld 24 uur per week. Salariëring volgens de
richtlijnen van de KNMvD.

Wij vragen naast de differentiatie gezelschapsdieren, erva-
ring in het houden van vogels en reptielen en aantoonbare
interesse in de geneeskunde van deze dieren.

Uw schriftelijke reactie ontvangen wij graag binnen 14 da-
gen op het adres: Dierenkliniek Broerdijk, Broerdijk 1, 6523
GM Nijmegen t.a.v. de heer j.M.M. Cornelissen.

/iL

■■■IbMBroi

ren

niek

erdijk

Junge, dynamische tierärztliche Praxis für Schweine in

Nordwest-Deutschland sucht

zwei einsatzfreudige
Spezialisten (m/f)

zur tierärztlichen Betreuung von Schweinebeständen in
Zucht und Mast.
Ihr Profil:

• fundierte Erfahrungen insbesondere in der tierärtzlichen
Betreuung von Ferkelerzeuger Beständen

• teamfähig

• gute deutsche Sprachkentnisse in Wort und Schrift

• abgeslossene Berufsausbildung zum Tierartz.

Geboten wird:

• eine längerfristige Zusammenarbeit

• leistungsgerechte Bezahlung

• geregelter Wochenenddienst und

• Fortbildingsmöglichkeit.

Angestrebt wird nach gründlicher Einarbeitung eine umfas-
sende Beratung und Betreuung in den Beständen -nicht ge-
ballte Massentätigkeit.

Eine diskrete Behandlung Ihrer aussagekräftigen Bewer-
bungsunterlagen wird zugesagt.

Tierärztl. Praxis für Schweine, Horst Gaumann, Finkenstr.
33, D-49377 Vechta, tel.: - 49 4441 2074, 49 444^
84628.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: raadgeversSatriserv.nl

-ocr page 353-

Veterinair deskundige

die waakt over wetgeving
en volksgezondheic.

Keuringsdienst

van War^H . .

Elke Regionale Dienst van de Keuringsdienst
van Waren (voorheen Inspectie W&V) bestaat
uit een afdeling Beheer en Ondersteuning,
een afdeling Signalering en een afdeling
Handhaving. De afdeling Handhaving bestaat
uit een administratieve afdeling, laboratoria
en diverse buitendienstteams. Eén van die
buitendienstteams is het veterinair-techno-
logisch team. Dit team houdt zich onder meer
bezig met het toezicht op de naleving van
de wetgeving op levensmiddelentechnologisch
en veterinair gebied.

Voor de Regio Noord van de
Keuringsdienst van Waren
(Groningen, Friesland en
Drenthe) zijn vrij voor het
veterinair-technologisch
team van de buitendienst
op zoek naar een
veterinair
deskundige
(vacature-
nummer N-OO/OA) voor
32 uur per week. Invulling
op basis van meer uren is
zeer zeker bespreekbaar.

Bewaking volksgezondheid

Binnen het veterinair-technologisch team bent
u betrokken bij alle veterinaire aandachts-
gebieden. Voor een aantal van de hierna
genoemde gebieden bent u primair verantwoor-
delijk, bijvoorbeeld voor toezicht en controle op
naleving van de wetten op het gebied van vlees-
productie, destructie, zoönosen, dierproeven,
diergeneesmiddelen, veterinaire milieuhygiëne
en diervoeder. Daarnaast treedt u op als
bedrijfsbeheerder voor een aantal bedrijven
waarop toezicht plaatsvindt vanuit de Inspectie.
De focus van uw werkzaamheden ligt steeds
op de bewaking van de volksgezondheid vanuit
veterinair perspectief.

Bagage

U beschikt over academisch werk- en denkniveau
op veterinair gebied. Binnen dit gebied heeft
u aantoonbaar belangstelling voor de wettelijke
aspecten én de relatie tot de volksgezondheid.
Een opleiding tot Buitengewoon Opsporings-
ambtenaar (BOA) en de Artikel 14 bevoegdheid
in het kader van de Wet op Dierproeven (\'proef-
dierdeskundige\') vormen een pre, zeker
wanneer u met deze opleidingen werkervaring

heeft opgedaan. U werkt net zo lief zelfstandig
als in teamverband. Het spreekt voor zich dat u
beschikt over uitstekende communicatieve en
sociale vaardigheden.

Salaris

Bij een volledige werkweek bedraagt het
salaris voor deze functie maximaal ƒ 8.714,-
bruto per maand (schaal
12 BBRA 1984).
De inschaling is afhan-
kelijk van kennis en
ervaring. Het vakantie-

geld bedraagt
8% van het jaar-
salaris. Aangezien veterinair deskundige een
buitendienstfunctie is, komt u in aanmerking
voor de autoregeling buitendienst Keurings-
dienst van Waren. Er is een goede ziektekosten-
regeling, een regeling voor kinderopvang en u
kunt gebruikmaken van diverse voorzieningen,
zoals ouderschapsverlof.

Standplaats

Uw standplaats is Groningen.
Nog vragen?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met de teamleider, Koen Wienk, of het hoofd
Handhaving, Roel Stevens. Beiden zijn bereik-
baar op telefoonnummer 050 - 588 60 00.
Een functiebeschrijving wordt u op verzoek
toegezonden.

Uw sollicitatiebrief richt u, onder vermelding
van het vacaturenummer op brief en envelop,
binnen 14 dagen aan Keuringsdienst van Waren,
regio Noord, Postbus 465, 9700 AL Groningen.

Werken bij de Keuringsdienst van
Waren betekent op een directe
manier bezig zijn met de volksge-
zondheid. Niet vanaf de zijlijn,
maar met de neus bovenop de
ontwikkelingen in de gehele
productieketen van levensmid-
delen en consumentenartikelen.
De Keuringsdienst van Waren
(voorheen Inspectie W&V) is
ontstaan uit een fusie tussen de
Inspectie Gezondheidsbescher-
ming/Keuringsdienst van Waren
en de Veterinaire Inspectie.
Deze organisatie is met ruim
900 medewerkers een onderdeel
van het ministerie van VWS.
De Keuringsdienst van Waren
controleert de naleving van rele-
vante wettelijke voorschriften,
onderzoekt gezondheidsbe-
dreigende situaties en consu-
mentenklachten en adviseert
beleldsinstanties. Naast de
Algemene Directie in Den Haag
omvat de Keuringsdienst van
Waren 5 Regionale Diensten;
Noord, Oost, Zuid, Noord-West en
Zuid-West. Elk van deze diensten
heeft een basis takenpakket en
doet daarnaast dienst als landelijk
kenniscentrum op een speciaal
aandachtsgebied. Bovendien
beschikt iedere dienst over een
eigen laboratorium.

De overheid wil meer vrouwen in
dienst nemen. Ook mensen met
een handicap en leden van
etnische minderheidsgroepe-
ringen worden uitdrukkelijk uit-
genodigd te solliciteren.

-ocr page 354-

7%

(

¥

FRONTLINE

^ Voor honden en katten
^ Veilig

^ Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken
gf Lange werking
gf Effectief

^ Water/wasbestendig\'

FHONTLINE\'

SPOT ÜN OOG L

«Mi 20-^"\'\'"

li-

Verpakkingen met 3 én 6 pipetten!
-TT"

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én teken\\

MERIAL B.V., Postbus 338,1180 AH Amstelveen FFIOMIUNE SPOT ON KAT (hpfonl) - Reg NL 8921 • UOA OoeWw kal. Mtratw «loetaol voo( toewssmg op de hu«) ter l)esUi|<Jing van vtooien. Dose(«fl 50 mo l(ifooil pe« öier (1 pipel pa dw) • weikinflsduu legen vloowi is maximaal 5 weken - interval lussen 2 behandel Ingen dient niinit
4 «vtiien le 2i»n - manmaal 6 betundeliogen pei iaat. Conua-indiaues zteke en tiefsiellende dteen - niei kiepassen üi| d«en jonger dan i2 weken en/o< licNei dan
2 kg lii^msgewic^t BirMfliinoen indien Iw produel loch woidt opgeiiid. kan een korte petiod« m spellen «aden wasi^nomen FRONTLnE SPOT ON HOND (liprot
Reo NLB340-UOA Ooeldier hond. Indiulie vioeistol vw toepassing op de rwid Ier t>e$Ii<)ding van vlooien en leken. Oosetng 1 pipet Fiomhne Spo(On Hond SvanO,67 ml per rwrxl lot 10l^)^lcnaamsgevvicnt - ^ pipei FioniiineSpoi On Hor>dL van

ml per hond van 20-40l^)lichmsoet«cti((oetyuikvooilxyidennQaiderd3R40kglidia«^^ Fior>llineSpo(On Hond Lv»i 2.68 ml) - mlwigs(KM le^en vtoMn bedraagt 5 kM masmaal 3 n^ Aeni minimaal 4 weken lenin - maximaal 6 tK^iartdelif

pet laai. Coitra-inoicaties nea en herstellende dieien - met loeoassen t>i| dieren longer dvi 10 wek») o( IicMh dan 1 kg licjiaamsg<wi;}ii, Bifwkmgen incideflieel kicomoli^obtemen (ataiie. paiesis postaw), tespiraloHe efleclen. eitilaiie slapengheid en braken FRONTLME® SPfiAY (lipfonil) - Reg NL 6783 - UDA Doeldier Hood en
Indicatie Oplossing voor uitwendig gebruik ter behandeling vai besmetting met vknien bi) hond en kal en tei behandeling w besmetting met leken bij de hond. Oosermg Oieren met kone vacht kal. kleine hond (lichter dan S kg) 4 mi per kg gewicht - (middel)groie hond. kal (S lol 15 kg) 3 ml per kg gewicht - giote horv) (15 tol 40
2 ml per kg gewicht j«er grote hond (iwaardet dan 40 kg) 80 ml per diei - Oww mei langere vachl eerd« vwmekJe dosering mag maximaal verdobbeld worden - wer^sduut legen vlooien 5 weken tol manmaal 3 maanden en tegen teken majomaal 4 weken - doseerintenal mwimaal 4 wrtien. Coniia-indicaiies geen. Bijwerkingen g
Verdere intornuiie ne etiket o( beschikbaai b>i. Wenal B V. Bovenkertiervteg 6-4.11B5 XE Ani$ieh«en « Geregistreerd hytfelsmerk MERlAl O ^ MERIAL. Alle lecnten voorbenouden. MatiAil 9443/02/00
\' Hei baden van net dier 2 dagen vMr en 2 dagen n^ de behandeling wwdt algeraden

M6RIAL

-ocr page 355-

SAMENSTELLING Bevat per ml suspensie: 100 mg Amoxicilline (ais trihydraat). EIGENSCHAP-
PEN Semisynthetisch breedspectrum penicilline, werkzaam tegen zowel Gram-positieve als
Gram-negatieve bacteriën. DOELDIEREN Niet-melkgevend rund, varken, hond en kat. INDICATIES Niet-melkgevend rund: iuchtwegin-
fecties veroorzaakt door Pasteurella multocida, Pasteurella hemolyticus, Hemophilus spp. en Streptococcus spp. Huidinfecties
veroorzaakt door Pasteurella multocida, Pasteurella hemolyticus, Hemophilus spp., Staphylococcus spp. en Streptococcus spp.
Infecties veroorzaakt door Salmonella spp. Varken: luchtweginfecties veroorzaakt door: Pasteurella spp., Hemophilus spp. en
Streptococcus suis. Infecties veroorzaakt door E. coli. Vlekziekte veroorzaakt door Erysipelothrix rhusiopathiae. M.M.A. syndroom.
Hond en kat: luchtweginfecties veroorzaakt door: Staphylococcus aureus, Streptococcus spp., Hemophilus spp., E. coli en Proteus
mirabilis. Urogenitaalinfecties veroorzaakt door: Staphylococcus aureus, Streptococcus spp., E. coli en Proteus mirabilis.
Maagdarmkanaalinfecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige pathogenen zoals Staphylococcus aureus, E. coli en Proteus
mirabilis op gelelde van een specifiek antibiogram. Huidinfecties veroorzaakt door Staphylococcus aureus, Staphylococcus spp.,
Streptococcus spp., E. coli en Pasteurella multocida. TOEDIENINGSWIJZE/DOSERING Direct voor gebruik de flacon goed schudden.
Gedurende 3 dagen, tweemaal per dag 10 mgAg lichaamsgewicht; dit komt overeen met tweemaal per dag 1 ml/10 kg. Rund en
varken: intramusculair; maximaal 20 ml per injectieplaats. Hond en kat: intramusculair of subcutaan. VOORZORGEN In verband met
sensibilisatie en contactdermatitis dient bij toepassing direct huidcontact te worden vermeden; draag daartoe handschoenen bij
toepassing. WACHTTIJD Wachttijdadvies vlees: 28 dagen. IKB-WACHHIJD KalverenAarkens: 28 dagen. VERPAKKING Flacon 100 ml.
BEWARING/HOUDBAARHEID 2 jaar na productiedatum, mits bij kamertemperatuur bewaard. Aangeprikte flacon is 6 maanden houd-
baar bij kamertemperatuur. KANALISATIE U.D.A. REGISTRATIENUMMER REG NL 2275 ARTIKELNUMMER 90.022.15

wrdac

YlnocyayvCijk. Virs^ dte/uvj

Suramox 10%

Daar staan

vierkant

d

achter

■kkmt .-v^-..,
systeem

Suramor 10%

veelzijdig, veilig, Virbac

-ocr page 356-

Ruim 80% van de katten uit uw
praktijk is gesteriliseerd of

gecastreerd*.
Dit betekent 100% kans om uw

omzet te verhogen.

VETERINARY
Cat

UI

tc

bB-

>

ftOiMLCKNIN

Het Veterinary Cat-voedingsprogramma is
exclusief voor dierenartsen.

In Nederland zijn meer dan 8 van de 10 katten, die bij de dierenarts komen,
gesteriliseerd of gecastreerd*. Daarvoor heeft Royal Canin het programma
Veterinary Cat ontwikkeld. Dit is het eerste programma dat aangepast Is aan de

specifieke voedingsbehoefte van gesteriliseerde en gecastreerde katten.
De voedingsbehoefte zal bij deze katten ten gevolge van de sterilisatie/castratie
veranderen. Naarmate de leeftijd vordert, verandert het risico op de verschillende
soorten urollthen en verminderen een aantal lichaamsfuncties. De samenstelling
van deze producten is hier op aangepast.

■ Eider-onderzoek, februari 1998

ROY4L CkNIN

Royal Canin Nederland B.V. - Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel. 0413-318400 - Fax 0413-363740

-ocr page 357-

J:

Wetenschap

Overzicht productie struisvogelvlees

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

I \'

Actua

Probleembedrijf respiratoire aandoeningen

Ethiek uitvoeren onderwij sfoetotornie bij
levend dier

Discussie grote grazers

Het Veterinair Tuchtcollege

Ongeoorloofd aanbieden van UDA-diergenees-

middelen

Rol Nederlandse dierenartsen in residu-
problematiek

KNMvD

Manifestatie ICT voor dierenartsen geslaagd!

issn 0040-7453

rsiteit Utrecht « f\\r\\H
aflevering

Tijdsch
Diergeneesku

-ocr page 358-

Rilexine®

Eerste keus bij Pyodermie

Ri\'exine 75

Ril,

Huidtnfe<tie$ veroonsakt door stsfylokokken. • Luditvraginfecties veroonaakt door E. u^i, Klebsiella pneumoniae,
en Sreptococcui spp. • Utogenitaalinfecbes veroorzaakt doot Streptokokken, Klebsiella spp.. Proteus spp. en E. coli,
oorzaakt door voor cdalexirw gevoelige bacteriën op geleide van een specifiek antibiograi
aureus. E. coli, Sreptococcus spp. en Proteus spp. (profytactisdi bij botoperabes en als therapie), n
ten: 2i per dag 15 mg cefalexine per kg Lg, gedurende minimaal 5 dagen. Oraal toedienen. |
Overgevoekgbeid voor cdalosporirKn.
wmknUMKbi In geval van chronische nierinsoffidètttie wordt de h.
lengd en de pfasmaconcefttratie verhoogd. Dan dient de doseriitg te worden aangepast. Buiten bereik van kinderen houi
Doos met 20 blisters i 10 tabletten. —3 jaar, mits bewaard bij kamertemperatuur (15-25*Q ■

RILEXINE 75

\'«\'xine 300

RILEXINE 300

at per tablet: 75 mg of JOO mg ct

-ocr page 359-

TijDSCHRIFT
VOOR

DIERCENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association

Deel 125, aflevering 9, i mei 2000

Uit de Hoofdredactie 276

Overige artikelen

Overzicht van de productie van struisvogelvlees; E. Lambooij en C. Pieterse 279

Referaten 283

Boekbespreking 284

Brieven aan de redactie

Conclusie BVD-aanpak; L.R.M. Verberne 285

Uit en voor de praktijk

Probleembedrijf respiratoire aandoeningen; G.H. WentinkenA. de Kruif 285

Ingezonden

Is het uitvoeren van de onderwijsfoetotomie bij het levend dier ethisch

verantwoord?; E. Loeb 289

Tol de dood cr op volgt? Ja natuurlijk!; J. van Bcrs 290

Reactie; J. T. Lumeij en J. Oosterbaan 292

Zorg op maat voor grote grazers in de natuur; J.M. van Leeuwen en H.A. Luten 293

Reactie op commentaar collegae Van Leeuwen en Luten; J. T. Lumeij en J. Oosterbaan 294

Veterinair tuchtrecht

Het Veterinair Tuchtcollege; Ongeoorloofd aanbieden van UDA-diergeneesmiddelen 295

2000 Hoogtepunten

De rol van Nederlandse dierenartsen in de residuproblematiek; J. L. van Os- en R. Beukers 300

301

302

Berichten en verslagen

Verkiezing Dierenartsassistent van het jaar

Veterinair organisatiebureau voor uitvoerende praktijkzaken

Wetenschap

Actua

Lactolyte®

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

Eerste hulp bij
kalverdiarree!

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van
metabole accidose • Betere energievoorziening waardoor
minder gewichtsverlies • Goede acceptatie en probleemloze
overgang naar de melk
(Be)proef het verschil!

««»»Sa"

flWiojwnifi

-ocr page 360-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. TJ. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'1 Klooster (Utrecht)

Prof dr F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent. België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr.Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8- 10. Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO III. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema. lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T, W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Sehuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 IO 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschrift@knmvd.nl.

Congressen en Cursussen

Boerhaave-cursus \'Beroepsmatige blootstelling aan inhalatie-anesthetica\'

Studentenreferaten
PAOD

302

303
303

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vcrcni-
glngstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor diercnart.sen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511506 len name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

In Memoriam

Anita van der Werve-Mulder; A. Nieuwenkamp, M. Manschot en H. Savelbergh

Maatschappijnieuws

GVP-code Pluimveehouderij; A. van der Wijst

Partnerprogramma Jaarcongres 2000

Manifestatie ICT voor dierenartsen geslaagd!;/ Klingen

Personalia

Doorlopende agenda

304

305

305

306

308
310

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (lel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

other articles

A review of Ostrich farming; E. Lamhooij, and C. Pieterse

279

All rights reserved

Verklaring:

RichtHjnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). Dc Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 361-

WORMEN

doe er wat aan

vóórdat Z(
er ziek van

rden

Wormen zijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zowel
mens als dier. En (her)besmetting is niet te voorkomen. Bovendien zijn
wormen moeilijk te zien
, terwijl ze wel degelijk bij het huisdier aanwezig
kunnen zijn. Daarom is
regelmatig ontwormen (4x per jaar) noodzakelijk!
Drontal werkt snel en effectief tegen alle voorkomende soorten bij
zowel hond als kat.

Drontal

rekent in één keer af met wormen

DRONTAL" DOG REG NL 8983, DRONTAL® CAT REG NL 5691.

Registratiehouder: Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. Tel. 0297-280666.
http://www.bayer.nl.

®

Bayer

-ocr page 362-

0

Ten tijde van het schrijven van dit editorial is in Engeland de Grand National verreden. Toen ik bij mijn ouders op bezoek ging,
zat mijn vader net naar de BBC te kijken, als pure anglofiel en paardenliefhebber tegelijkertijd. De inleiding van deze happe-
ning is al een stukje Engelse folklore. De gesprekken met jockeys en oud-jockeys, de gleufhoeden van de heren (die mij de uit-
spraak \'maffia\' ontlokte maar het bleek dat ook gerespecteerde Engelsen een dergelijke outfit hadden!), de wat meer sophisti-
cated hoofddeksels van de dames; Gert-Jan Dröge zou ervan likkenbaarden.

De inleiding tot het verrijden van de Grand National duurt langer dan de race zelf. Met bazuingeschal wordt de parade van de
paarden ingeleid en worden paard, jockey en stal waarvoor hij rijdt in ieder geval aan de kijker uitgebreid voorgesteld. Het
leek een leuk en spannend evenement te worden. Waarom trokken mijn tenen dan meteen samen toen ik het zeer uitgebreide
veld de eerste hindernis zag nemen?

Direct vielen er enkele paarden en rolden er jockeys over de grond. En dan te weten dat er nog 29 hindernissen zouden volgen.
Aan het einde van de race moest ik concluderen dat er zeker een grote mate van sportief element in deze race aanwezig was;
uithoudingsvermogen moet zowel bij jockey als paard in ruime mate aanwezig zijn, de jockey moet daarnaast begaafd zijn met
een goed inzicht in de race. Echter, hetfeit dat er zoveel paarden en jockeys de race niet beëindigden door een val, stoorde mij
behoorlijk.

\'s Avonds ook nog even naar het journaal gekeken. De race werd nota bene als hoofditem gepresenteerd, maar werd wel inge-
leid met de zinsnede dat tegenstanders dit evenement menen te moeten aanmerken als de Engelse variant op stierenvechten. Nu
moet ik zeggen dat ik dit absoluut geen vergelijking vindt. Volgens mij is het woord sportief bij stierenvechten volkomen uit zijn
verband gehaald en kun je bij deze folkloristische bezigheid zonder meer een reeks vraagtekens zetten. Maar dat dierenbe-
schermers in Engeland grote problemen hebben met de Grand National in het bijzonder, kan ik mij ook voorstellen. Opvallend
waren daarom de opmerkingen dat er \'ondanks het feit dat er vijf paarden gestorven waren tijdens de training van dit evene-
ment, tijdens de race zelfgeen doden waren gevallen\' (alsofdit een geweldige prestatie was!) en dat \'de organisatie er dit jaar
toch alles aan gedaan had om de race zo veilig mogelijk te maken\' (?).

Het moge duidelijk zijn dat er voor- en tegenstanders zullen zijn die ieder hun eigen valide argumenten hebben. De vraag is
hoe organisatoren van deze race en liefhebbers/organisatoren in de ren.sport in het algemeen met de kritische noten van die-
renbeschermers zullen en willen omgaan. Ik hen geen kenner van de rensport en insiders zullen mij dus rustig kunnen aanval-
len met allerlei argumenten die neerkomen op een gebrek aan kennis over het hoe en wat. Dat neemt niet weg dat mensen zich
toch blijven storen aan bepaalde aspecten van deze sport, wat te denken zou moeten geven en mogelijk toch tot verdergaande
aanpassingen zou moeten leiden.

Een lange inleiding om te komen tot de inhoud van dit Tijdschrift. En dan ook nog tot slechts een beperkt deel van de inhoud.
Mijn oog viel namelijk vooral op het stuk van student Emmanuel Loeb over het uitvoeren van de onderwijsfoetotomie bij een le-
vend dier. Allereerst vind ik het lovenswaardig dat een student zich kritisch durft uit te laten in een veelgelezen blad als het TvD
over een onderwerp dat niet geheel onomstreden is. In hoeverre de student het gelijk aan zijn kant heeft, of de onderwijsgeven-
den terecht de foetotomie willen handhaven, laat ik in het midden. Ik vind het echter goed dat een dergelijk onderwerp kritisch
bekeken wordt, als zou het uitvoeren van dit onderdeel slechts bij één student aarzelingen oproepen.

Argumenten die vóór het uitvoeren van de foetotomie pleiten, zullen regelmatig kritisch bekeken moeten worden (ik ga ervan uit
dat dit ook gebeurt). Een discussie over alternatieven mag ook niet geschuwd worden. Verder vroeg ik mij af hoe de situatie in het
veld is. Hoeveel dierenartsen hebben te lang geen foetotomie hoeven doen en voelen zich als een student wanneer ze opeens voor
een dergelijke ingreep staan? En hoe vaak wordt deze ingreep nog in het veld uitgevoerd en wat zijn de alternatieven?
De afweging die student Loeb maakt, vind ik de moeite van het bestuderen waard. Ik hoop dan ook dat zijn artikel aanleiding
zal zijn tot reacties van zowel collegae uit het veld als collegae binnen het onderwijs. Reacties die niet in de welles-nietessfeer
liggen, maar die kritisch bekijken van de noodzaak voor het handhaven van de onderwijsfoetotomie door onderwijsgevenden
en het kritisch nadenken over het al dan niet willen uitvoeren van deze foetotomie door studenten verder mogelijk zullen ma-
ken. Een dergelijke discussie zal voor het TvD een verrijking zijn, aangezien zij zo een belangrijke rol kan spelen in de dierge-
neeskundige wereld.

Lisette Overduin

Uitde Hoofdredactie

-ocr page 363-

U KIEST TOCH NIET ZOMAAR EEN PRODUCT?

Wat is FreeFarm?

De FreeFarm productlijn van Eurovet
Is een uitgebreid assortiment dier-
geneesmiddelen met de kanalisatie-
status VRIj. Om deze producten
onder de aandacht te brengen bij uw
afnemer heeft Eurovet een brochure
ontworpen met daarin een overzicht
van de FreeFarm producten, geschikt
voor diverse landbouwhuisdieren.
Deze kunt u aanvragen bij Eurovet
en afgeven bij uw afnemer.
De FreeFarm productlijn staat voor
kwaliteit en past binnen elke schakel
van kwaliteitsketens als 1KB en KKM.

Enkele producten uit de FreeFarm productlijn:

Voor rund: Eurolectrol electrolytenmix, Glijmiddel
en Clijgel voor geboortehulp en k.i. H

Propyleenglycol, voor de beliandeling van slepende ^^-------

melkziekte, Levasole pour-on voor worminfecties en
CaMg oraal en infuus voor melkziekte en kopziekte.

Voor varken: Flutelmium wormmiddel, Prevan 200

en Prevan 200 BI2 ijzerinjectie voor biggen. •-

ievamiso/e 70% voor worminfecties en tydecfpour- "

on, voor schurftbestrijding.

im

Voor pluimvee: vitaminen en mineralen preparaten
zoals
Farvisol en Robosol-P.

Voor paarden: Anthel-P en voor schapen: Veteol

voor worminfecties.

De FreeFarm productlijn van de dierenarts:

lime keuze voor nllc landbouwhuisdieren

uitstekende kwaliteit
geproduceerd met GMP certificaat
bij uitstek geschikt voor kwallteitsketens
als IKB en KKM

distributie uitsluitend via het dierenartsenkanaal
vertrouwde Eurovet producten
uitstekende prijs / kwaliteit verhouding

Nederland

Voor nadere informatie raadpleeg Eurovet

KIES NIET ZOMAAR EEN PRODUCT,
KIES FREEFARM

-ocr page 364-

Klinische diagnose:
oxalaat urolithiasis bij de kat.

□ieetstrategie: ♦ ^^BWPi®
Whiskas® Low pH Control Dieet

► Het Whiskas® Low pH Control Dieet in bli
zorgt voor een voortdurende onderverzadigin
van de urine met calciumoxalaat en voorkom
daarmee de vorming van deze stenen.

► Dit dieet remt de kristallisatie van calcium
oxalaat door een hoge citraatexcretie in d
urine\'te bevorderen..............

► Het Whiskas® Low pH Control Dieet is ook werk
zaam bij struviet urolithiasis, waarbij he
zowel gebruikt kan worden voor het oplossé
van struvietstenen als voor de preventie va
herhaalde struvietsteenvorming.

► De hoge verteerbaarheid vermindert het vocht
verlies via de faeces en vergroot daardoor he
uri nevolurne.

► De uitstekende acceptatie van het product e
de verkrijgbaarheid in twee smaken garandere
ook op de lange termijn een goede opname.

L^ Bij de ontwikkeling van het Whiskas® Low p
I Control Dieet is gebruik gemaakt van WALTHAM\'
I unieke, niet-invasieve, continue urinemonito
ring systeem, waarmee de effecten van voedin
op de urineverzadiging en pH gedurende ee
lange periode gemeten kunnen worden.

► WALTHAM is een toonaangevende autoriteit op he
gebied van urineverzadiging als resultaat va
meer dan 20 jaar wetenschappelijk onderzoek

t

NUTRITION
SOLUTIONS

w^s

VETERINARY DIETS

jitj

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service, Postbus 81,5460 ABVeghelTel.: 0413 - 383333. Fax: 0413 - 340229.
Voor bestellingen: Virbac Nederland BV, Postbus 313,3770 AH Barneveld.Tel.: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.
De Pedigree en Whiskas diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

WALTHAM*

THE WORLD\'S LEADING AUTHORITY
ON PET CARE AND NUTRITION

-ocr page 365-

Overzicht van de productie van struisvogel vlees

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 279-S3

E. Lambooij en C. Pieterse^

SAMENVATTING

Struisvogelvlees werd als een bijproduct beschouwd van
de leerproductie. Deze productiewijze en procesvoering
was gericht op een goede en specifleke leerkwaliteit en
was gebaseerd op onderzoek en ervaring. Door de snelle
verschuiving van leerproducent naar vleesproducent en
verspreiding over de wereld is er ten aanzien van het dier
en het vlees onvoldoende inzicht en kennis en als gevolg
daarvan een onduidelijke regelgeving. Er is onderzoek
uitgevoerd naar de bedwelming van struisvogels, omdat
de huidige methoden op esthetische en ethische gronden
niet acceptabel zijn. Uit het onderzoek blijkt, dat struis-
vogels effectief verdoofd kunnen worden met een stroom-
sterkte van tenminste 500 mA, waarbij de elektroden bei-
derzijds op de kop geplaatst worden. Een goed
alternatief voor de elektrische bedwelming is het gebruik
van het gemodificeerde schietmasker met injectie van
lucht onder relatief hoge druk.

SUMMARY

A review of Ostrich farming

Ostrich meat was originally considered to he a by-product ofthe leather in-
dustry. Ostrich farming focused on the production of good quality hides and
was mainly based on experience. Since a few years there has been a move
from hide production to meat production: however, little is known about os-
trich meat production which has consequences for legislation. There is in-
sufficiënt knowledge about the factors influencing muscle growth. The
strong growth ofostrich meat production in the EU member states should he
di.scussed because the climatic conditions are not optimal and the price of
the meat may remain high compared to meat of broilers, pigs, and cattle.
Information programmes have lo be .set up for all members in the produc-
tion chain. The pre.sent method for stunning of ostriches has to be changed
in most slaughterhouses. In this study the effects of electrical and mechani-
cal stunning on unconsciousness, duration of unconsciousness, behaviour,
and meat quality parameters were examined. At lea.st 500 mA is needed to
stun ostriches effectively, and they can be killed using a short-stick interval
or a long stunning duration. A modified captive needle pistol, using air
pressure, is an alternative to electrical head-only stunning.

INLEIDING

Door allerlei ontwikkelingen kan de houderij van veel vlees-
dieren niet uitgebreid worden. Om deze reden wordt naar al-
ternatieven gezocht. In Nederland worden op beperkte
schaal struisvogels voor de productie van eieren en ouder-
dierparen gehouden. Het aantal fokvogels in productie wordt
geschat op 1700. Ze worden op bedrijven met 3 tot 130
broedvogels gehouden. De verwachting is dat er meer dieren
voor het vlees gehouden gaan worden. Alle loopvogelbedrij-
ven zijn verplicht zich te laten inschrijven bij de PVE
(Productschappen voor Vee, Vlees en Eieren). Er staan mo-
menteel 228 vermeerderings-, vleesvogel- en opfokbedrij-
ven, broederijen en handelaren geregistreerd.

\' DLO- Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid, Postbus 65. 8200 AB Lelystad.

Er kan getwijfeld worden aan een sterke groei van de pro-
ductie van struisvogelvlees in de EU-landen (uitgezonderd
enkele zuidelijke landen). De ongunstige klimaatfactoren
zullen de prijs per kg vlees vooralsnog hoog houden. Wil het
struisvogelvlees kunnen concurreren met pluimvee-, var-
kens- en speciaal met rundvlees, dan zullen de houderij en de
behandeling van de dieren en het vlees (emotionele-, karkas-
en vleeskwaliteit) aan de EU-normen aangepast dienen te
worden. Naast marketing kunnen onderzoek en voorlichting
aan de deelnemers in de keten hierbij behulpzaam zijn.

GESCHIEDENIS

De oorsprong van de houderij van struisvogels {Strulhio ca-
melus)
lag in de Kleine Karoo in Zuid-Afrika. Vanaf het mid-
den van de 19e eeuw werden meer of minder gedomesti-
ceerde struisvogels extensief gehouden. De struisvogel was
een (half)woestijndier en kon toe met schraal voedsel. Het
dier werd voomamelijk geproduceerd voor de prachtige plui-
men, die als decoratie dienden. In het begin van de 20e eeuw
waren er in Zuid-Afrika ongeveer 1 miljoen gehouden dieren.
Helaas stortte de markt in en in 1930 waren er nog maar
20.000 dieren over. Na de oprichting van de Klein-Karoo
Landbouw Coöperatie in Oudtshoom was de productie van
pluimen weer toegenomen. In de 70-er jaren werden er steeds
meer dieren geslacht en wel voor de huid en het vlees (biltong
= gedroogd vlees). Het vlees bleef echter van secundair be-
lang. Tot op heden wordt in Zuid-Afrika niet of nauwelijks
struisvogelvlees genuttigd. Alleen in Oudtshoom wordt het
vlees in restaurants aangeboden aan de toerist ter accentu-
ering van de centrumfunctie van de struisvogelproductie (5).
Tot 1980 lag het accent op de veerproductie. Hierna werd de
leerproductie belangrijker en viel de veerproductie eigenlijk
helemaal weg. Sinds 1994 neemt het belang van vleespro-
ductie toe. Door het wegvallen van de coöperatieve structuur
ontstond er door de toenemende vleesproductie een overpro-
ductie van huiden. Momenteel bestaat de opbrengst van een

-ocr page 366-

dier voor 70 procent uit leer, voor 20 tot 30 procent uit vlees
en voor de rest uit pluimen (voor toeristische artikelen). In de
EU zou de opbrengst aan vlees hoger (meer dan 50 procent)
zijn. De Republiek Zuid-Afrika is de grootste producent van
dieren en exporteur van vlees. In 1996 werden in Zuid-
Afrika ongeveer 274.000 dieren geslacht en in Israël en
Namibië respectievelijk ongeveer 13.000 en 18.000 dieren.
De schattingen van het aantal geslachte dieren in de USA en
de EU lagen op ongeveer 25.000 en 4.000 dieren (12).

TYPERING VAN HET DIER

De struisvogel behoort tot de vleugelloze vogels (klasse
Aves, orde Struthioformes, suborde Stmthiones, familie
Struthionidae), die gekenmerkt worden door een sterke re-
ductie van de borstomvang en een sterke ontwikkeling van
het bekken en looppoten. Er wordt wel gesteld dat het dier
niet volledig uitgeëvolueerd is. Momenteel gaat men er van-
uit, dat deze vogels zich aangepast hebben aan het leven in de
steppe (7). In praktische zin wordt gesuggereerd om het le-
vende dier als gevogelte, het dier in het slachthuis als speci-
fiek struisvogel en het vlees als roodvlees te benaderen. Het
is duidelijk dat deze benaderingen niet correct zijn. De
Mus-
culus obtumtorius
levert het merendeel aan vlees. Dit is zo-
wel bij vogels als bij runderen niet het geval (1,6,9). Verder
lijkt het sperma van het manlijk dier veel op dat van een rep-
tiel, is het ei van het vrouwelijke dier in verhouding met dat
van andere vogels klein, heeft het dier geen ontwikkelde
vleugels en loopt het dier op een deel van de middenhand.
Het dier heeft zich aan de omstandigheden in de (half)woes-
tijn aangepast. Het is goed bestand tegen warmte en kou,
maar kan niet tegen vocht. De voeding is schraal en bestaat
grotendeels uit ruwvoer (5).

De typen die voor de houderij gebruikt worden zijn de Zuid-
Afrikaanse \'zwarten\'
(Struthio camelus australis, volwassen
gewicht 120 kg), de Rhodesische en Namibische \'blauwe
nekken"
(Struthio camelus molyhdophanes, volwassen ge-
wicht 160 kg), de Keniase \'rode nekken\'
(Struthio camelus
massaicus,
volwassen gewicht 170 kg) en in Noord-Afrika
Struthio camelus camelus (volwassen gewicht variabel). De
laatste drie typen zijn minder gedomesticeerd dan de eerste.
In Zuid-Afrika, Israël en de EU worden over het algemeen de
\'zwarten\' gehouden, hoewel de typen genetisch verschillen
(2).

HOUDERIJ

De productie van een struisvogelpaar is twee maal 15 eieren
in een broedseizoen. Deze productie van eieren begint op een
leeftijd van twee ä driejaar en is constant tot een leeftijd van
ongeveer 15 jaar. Correcte gegevens over de productie op
oudere leeftijd ontbreken. De eieren worden in het veld ge-
legd, geraapt en vervolgens in een broedmachine kunstmatig
uitgebroed. Het percentage eieren dat na 42 dagen uitkomt,
ligt ongeveer op 50 procent door het hoge percentage on-
vruchtbare eieren en de hoge sterfte in het ei. Na uitkomst
sterft nog eens 25 procent van de kuikens aan stress en bacte-
riële infecties (onder andere
E. coli) (5).
Momenteel wordt aanbevolen om struisvogels tot drie maan-
den op te fokken op gespecialiseerde bedrijven volgens het
\'Poster Parentsplan\'. Dit houdt in dat een ouderpaar maxi-
maal 70 kuikens onder zijn hoede heeft. Een nadeel van dit
systeem is een ongelijke groei van de kuikens. De dieren
worden gehouden op weidegrond, begroeid met luzerne tot
15 ä 25 cm hoogte, dat voor bescherming zorgt. Kuikens eten
geen luzerne maar happen er wel naar. Daama worden de
dieren op een mestbedrijf met een bezetting tot 70 of meer
dieren per hectare gehouden in zogenaamde \'feed lots\'. Zij
krijgen maïsmeel en worden bijgevoerd met vismeel, mine-
ralenmix, enzovoort.

De struisvogels groeien snel tot een leeftijd van ongeveer
tien maanden, waarna een afvlakking plaatsvindt. De con-
sumptie van voer gaat echter wel door en bedraagt in de
groeiperiode van tien tot 14 maanden ongeveer 40 procent
van het totaal (totaal = 12 kg voer/kg gewicht) (12). De laat-
ste maanden zijn nodig om de follikel van de pluim te laten
\'rijpen\', zodat de typische tekening goed zichtbaar wordt in
de huid en het latere leer. Het leer van de Zuid-Afrikaanse
\'zwarten\' heeft de mooiste tekening. De opbrengst van het
leer van een dier van 14 maanden is dan ook hoger dan van
een dier geslacht op tien maanden. Slachten op tien maanden
heeft het voordeel van lagere voerkosten en een hogere op-
brengst aan vlees (betere karkas- en vleeskwaliteit). In
slachthuizen, waar het leer het belangrijkste productiedeel is,
worden de dieren op een leeftijd van 14 maanden (circa 120
kg) geslacht en in slachthuizen voor de vleesproductie op
een leeftijd van tien maanden (circa 96 kg). Aangezien de
verkoop van leer stagneert, is er een trend waar te nemen
naar meer slachten op een leeftijd van tien maanden (7).
De productie aan vlees per karkas kan verhoogd worden door
de zwaardere \'rood- en blauw-nekken\' in te kruisen. Enkele
experimenten hebben reeds plaatsgevonden. Een concreet
plan met een bepaald fokkerijdoel is nog niet opgezet. Een
probleem vormt het agressieve gedrag van deze ondersoorten.

TRANSPORT EN WACHTTERMIJNEN VOOR HET
SLACHTEN

Wanneer de dieren slachtrijp zijn worden ze in Zuid-Afrika
op open veewagens geladen via een schuin omhoog lopende
plank, die vaak vast opgesteld staat in het veld. Ook mobiele
stations zijn beschikbaar. De duur van het transport varieert
van 0,5 tot ongeveer tien uur. Omdat de veewagens open zijn
kunnen de dieren blijven staan. Dit is van belang om schade
aan de huid en het verenkleed en sterfte door een nekluxatie
te voorkomen. Tijdens transport is er altijd een begeleider in
het compartiment aanwezig om de dieren te laten blijven
staan en ze rustig te houden. Tijdens transport raken de die-
ren erg gestresst. De beladingsdichtheid is ongeveer twee
dieren per m^. In landen met een kouder klimaat worden de
dieren in gesloten veewagens zonder begeleiding getrans-
porteerd.

Na aankomst op het slachthuis worden de struisvogels uitge-
laden en gedurende twee tot 24 uur in hokken gehuisvest. De
hokken hebben een dak en zijn aan de zijkant open. De dicht-
heid aan struisvogels is ongeveer één dier per m^. In de
wachtruimte moeten de dieren weer tot rust komen. Na ver-
loop van tijd gaan ze zitten. Er is alleen water beschikbaar.
De algemene stelling is dat de dieren eerst tot rust moeten
komen na de stress tijdens het transport, waardoor een betere
vleeskwaliteit verkregen wordt.

SLACHTPROCES

In de meeste slachthuizen in Zuid-Afrika worden 200 tot 900
struisvogels per dag geslacht. De snelheid van de lijn is on-
geveer 40 tot 100 dieren per uur. Er werken over het alge-
meen veel medewerkers in het slachtproces, omdat dit wei-
nig gemechaniseerd is.

De struisvogels worden meestal één voor één van de wacht-
ruimte naar de bedwelmingsplaats gebracht. In een enkele
slachterij krijgen de dieren nog een zak over de kop, die weer

-ocr page 367-

verwijderd wordt voor de bedwelming. De dieren worden
door twee of drie medewerkers in de bedwelmingsplaats
naar een V-vormig schot gedreven en aldaar vastgehouden.
Voor het verdoven worden de vleugels middels kettingen ge-
fixeerd en worden de dieren enigszins via deze kettingen ge-
strekt. De bedwelmer probeert de kop te pakken met een
schaarvormige bedwelmingstang met stompe elektroden.

Hij tracht de kop zes ä tien seconden vast te houden. Dit lukt
vaak niet. De spanning tijdens het bedwelmen is 90 tot 220
Volt en wordt soms onderbroken. Tijdens en na de bedwel-
ming zijn er emstige klonische spierkrampen. Om het dier te
kunnen aanketten, worden de poten veelal tussen twee stan-
gen geklemd. Tijdens het omhoog takelen van het dier wor-
den de vleugels weer vrijgemaakt en boven de bloedgoot

Tabel i. De gemiddelde zuurgraad (pH), kleur (Fiber Optie Probe) en waterbinding (Water Binding Capacity) ± se (standard error) na elektrische en luchtdrukbedwelming en
een korte tijd tussen bedwelmen en steken bij struisvogels. (Een verschillend opschrift geeft een significant verschil p< 0.05 aan volgens ANOVA, uit (4)

Elektrische bedwelming
52 V n=i3 200 V n=i3

Luchtdruk-
bedwelming
n=i4

p

Warm karkasgewicht kg

40,5±i,4

41,8±I,7

46,6±2,O

pHi dij
filet

6,85 ±0,08 a
6,55 ±0,08 a

6,48 ±0,08 b
6,31
±0,033

6,49 ±0,07 b
6,19 ±0,05 b

0,03
0,01

FOPi dij
filet

33,6±3,3»
50,9±2,4

44,8±3,4\'\'
42,6±3,7

52,5±2,9C

4i,o±i,7

0,00

pHa dij
filet

6,36±o,iia
6,42±0,10 a

6,29±o,o8a
6,38±0,09a

6,i4±0,04b

6,26±O,05 b

0,00
0,05

FOP2 dij
filet

46,7±3,9
43.7±2,5

49,6±2,I
42,0±2,3

50,6±2,2
47,6±2,6

Elektrische bedwelming
175V n=2i 200 V n=2i

Luchtdruk-
bedwelming
n
=2i

Bedwelmen/
steken

175 V, 5s n=i2

Warm karkasgewicht kg

37,2±O,8

37.5±o,5

37,o±i,4

35,4±i,o

pH, dij
filet

6,i8±o,ii
6,00±0,03 a

6,25±O,O8
6,io±o,o6 b

6,24±O,O6
6,13±O,03 b

6,39±O,O8
6,I6±0,04 b

FOPi dij
filet

34,6±I,5
6
O,2±3,4

3i,4±i,5
54,8±2,6

34,6±I,6
59,3±2,4

34,2±i,5
5i,4±3,3

pHa dij
filet

6,13±O,OI
6,12±0,01 b

6,17±O,OI
6,14±O,02 b

6,13±O,02
6,12±0,02 b

6,09±O,O6
6,04±0,03 a

FOP2 dij
filet

56,2±I,5 b
49,3±3,3

55,I±2,8 ab
48,3±I,8

54,0±1,9 ab
51,6±2,8

49,6±2,1 a
44.4±2,5

WBC mg dij

i8±ib

17±1 b

l8±lb

i5±i a

a = 45 minuten post mortem; b = 18 uur post mortem.

-ocr page 368-

wordt het dier aangesneden (craniaal in de hals). De tijd tus-
sen bedwelmen en aansnijden is 30 tot 60 seconden (of lan-
ger). De kop wordt tijdens de verbloeding tussen twee hori-
zontaal liggende parallelle stangen gefixeerd om huid-
bezoedeling door bloed te voorkomen (6,7, 10). De verbloe-
ding verloopt vaak slecht. Opvallend is de gewijzigde positie
van de poten ten opzichte van de rest van het lichaam in de
hangende positie. Mogelijk worden hierdoor de bloedvaten
in de poten afgeklemd en kunnen deze niet leegbloeden.
Na het verbloeden worden de pluimen met de hand geplukt
en wordt de huid met gebruik van messen verwijderd. Na de
eerste handelingen voor het verwijderen van de huid en het
vrijmaken van cloaca en huid aan de vleugels, worden de
karkassen aan de vleugels gehangen voor verdere verwijde-
ring van de huid. Tijdens dit proces vloeit er veel bloed uit
het karkas. Het uitslachten gebeurt volgens de normale pro-
cedure, hoewel de longen in het karkas blijven. Na het slach-
ten wordt in een aantal slachthuizen (met prioriteit vlees) het
gehele karkas gekoeld en in andere slachthuizen (met priori-
teit leer) worden de poten en het vlees aan de rest van het kar-
kas verwijderd en vervolgens gekoeld bij -0°C. Het inslach-
tingspercentage is 50 tot 52 procent. Per dier van rond de 96
kg wordt 30 a 40 kg vlees gewonnen, voornamelijk van de
poot (6,7).

Ongeveer 18 uur na het slachten worden de karkassen en po-
ten uitgesneden volgens een bepaalde snit. Duidelijk valt de
donkere kleur van het vlees op, dat daarbij vaak pikkerig aan-
voelt (DFD; dark, firm and dry; donker, hard en droog). Een
pH van 6,2 wordt als normaal beschouwd (6). Bloedingen die
veroorzaakt zijn tijdens transport en bedwelming, zijn in elk
slachthuis waargenomen. Ook is in elk slachthuis een grote
hoeveelheid bloed in de aders van de poten waargenomen.
Dit kan mogelijk worden veroorzaakt door het afknellen van
de bloedvaten door het hangen aan de poten tijdens het ver-
bloedingproces. Na vacuüm verpakken van het vlees is veelal
\'drip loss\' duidelijk zichtbaar in de verpakking. Voor verder
transport worden deze zakken in kartonnen dozen gedaan. In
1996 werd ongeveer 1600 ton vlees van Zuid -Afrika naar
EU-lidstaten geëxporteerd, waarbij een houdbaarheid van
tien tot 12 weken wordt gegarandeerd.

STRUISVOCELVLEES

Het levend gewicht van struisvogels voor de vleesproductie
is gemiddeld ongeveer 96 kg en na slachten en koelen is het
karkasgewicht ongeveer 55 kg. De deelstukken dijen, lende
en biefstuk maken respectievelijk 72, vier en tien procent
van dit karkas uit. Verder bestaat het karkas uit 72 procent
mager vlees en tien procent vet (6,7, 8).
De kleur van het vlees is donkerrood en donkerder dan rund-
vlees. De kleur wordt gebruikt als kwaliteitskenmerk.
Daamaast is ook de pH van het vlees 24 uur na slachten
hoog, waarbij een pH tussen de 6,0 en 6,5 wordt gemeten. Er
wordt wel gesteld dat struisvogels een aparte spiersamenstel-
ling hebben en daardoor deze hoge zuurgraad een donkere
kleur hebben. Hier tegenover wordt gesteld dat de dieren
stressgevoelig zijn en lang onderweg zijn voor ze geslacht
worden. Hierdoor zou DFD-vlees kunnen ontstaan.
Het vlees is over het algemeen erg zacht, maar grover van
structuur dan runder- en pluimveevlees. Het vetpercentage is
laag (1,5 procent) en het eiwitpercentage is hoog (22 pro-
cent). Het struisvogelvlees wordt vooral gepromoot, omdat
het cholesterolgehalte laag is vergeleken met dat van kal-
koen- en rundvlees (respectievelijk 34, 36 en 50 mg /100
gram) en het dus goed is voor de gezondheid. Verder is de sa-
menstelling van de vetzuren in de drie genoemde diersoorten
ongeveer gelijk met uitzondering van de hoeveelheid onver-
zadigde vetzuren die in struisvogelvlees hoger is (8).
Een hoogwaardig product dat van de dijspieren gemaakt
wordt is \'biltong\'. Het vlees wordt in dunne schijven gesne-
den, daama 12 uur in de marinade gelegd en vervolgens 72 uur
bij 85°C gedroogd en gerookt. Daamaast worden van het vlees
delicatessen gemaakt zoals speciale worsten en patés (7).

282

ONDERZOEK NAAR VERDOVINGSMETHODEN EN
EFFECTEN OP DE VLEESKWALITEIT
Volgens de huidige Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren (11) moeten landbouwhuisdieren voor het slachten
bedwelmd worden. In een Algemene Maatregel van Bestuur
(= wet) worden nadere regels gesteld op welke wijze dieren
bedwelmd mogen worden. Momenteel kunnen voor het be-
dwelmen van struisvogels geen regels opgesteld worden, om-
dat geen onderzoek bekend is naar de effecten van verdo-
vingsmethoden bij struisvogels. Bovendien is de informatie
uit de praktijk ook zeer summier. Het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft opdracht gegeven
om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van het
bedwelmen van struisvogels. Om regels voor het verdoven
van struisvogels op te kunnen stellen, is kennis nodig van het
optreden van bewusteloosheid en de duur van de bewuste-
loosheid bij de gebruikte methoden en bijgestelde methoden.
In samenwerking met de National Ostrich Processors Asso-
ciation of South Africa en het Dierevoeding en Dierepro-
dukte Instituut te Irene is het onderzoek in het slachthuis van
de Universiteit van Pretoria, Republiek van Zuid-Afrika, uit-
gevoerd.

Enige neurologische en gedragsaspecten van elektrisch en
mechanisch bedwelmen van struisvogels fjj
Een elektrische en een aangepaste mechanische verdovings-
methode zijn bij Zuid-Afrikaanse zwarte struisvogels onder-
zocht op de duur en de zekerheid van bewusteloosheid en ge-
voelloosheid. Bij de elektrische methode zijn de stompe of
scherpe elektroden beiderzijds op de kop tussen oog en oor
geplaatst. Bij de schietmaskermethode werden twee naalden
in de schedel en hersenen geschoten met een druk van 8 bar,
waama lucht onder een druk van 3 bar gedurende 1,5 secon-
den is geïnjecteerd. Voor de bedwelming zijn bij 58 struisvo-
gels EEG-elektroden geïmplanteerd.
Als eerste bedwelming zijn 45 struisvogels verdoofd met 200
V gedurende één seconde met scherpe elektroden. Bij tien die-
ren brak de verbinding tussen EEG-elektroden en de schrijver.
Een gegeneraliseerd epileptiform insult (= bewusteloosheid),
gevolgd door herstel is bij 20 dieren waargenomen, terwijl
acht dieren na herstel stierven en vijf direct een iso-elektrische
lijn op het EEG lieten zien. De totale duur van het insult is 25 ±
10 seconden op het EEG bij een gemeten stroomsterkte van
463 ± 120 mA. De overige 13 struisvogels zijn bedwelmd met
een constante stroom van 400 mA. Bij één dier brak de verbin-
ding tussen de EEG-elektroden en de schrijver. Een gegenera-
liseerd epileptiform insult is bij acht, een iso-elektrische lijn
bij twee en geen gegeneraliseerd insult bij twee van de 12 die-
ren waargenomen. De totale duur van het insult is 21 ± 8 se-
conden op het EEG bij een gemeten stroomsterkte 365 ± 91
mA en een spanning van 191
±21W.

Bij de tweede verdoving zijn vier struisvogels met 200 V en
383 ± 138 mA gedurende drie tot zes seconden en zeven
struisvogels met effectief 48 ± 10 V en 209 ± 78 mA gedu-
rende acht seconden met stompe elektroden verdoofd. Alle

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, MEI, AFLEVERING 9, 2000

-ocr page 369-

dieren stierven door deze beliandeling. De overige 20 dieren
zijn verdoofd met het schietmasker (Figuur 1). Na de be-
dwelming werden op het EEG theta- en delta-golven, die
overgingen in een iso-elektrische lijn (= bewusteloosheid),
waargenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat struisvogels effectief verdoofd
kunnen worden met een stroomsterkte van tenminste 500
mA, waarbij de elektroden beiderzijds op de kop geplaatst
worden. Vervolgens wordt aanbevolen om het interval tus-
sen verdoven en steken kort te houden of om de stroomtoe-
diening lang te laten duren (bijvoorbeeld > zes seconden) om
de dieren te doden, zodat de dieren niet bij bewustzijn kun-
nen komen tijdens de verbloeding. Een goed altematief voor
de elektrische verdoving is het gebruik van het gemodifi-
ceerde schietmasker met injectie van lucht onder relatief
hoge druk.

Effecten van elektrische en mechanische bedwelming van
struisvogels op de vleeskwaliteit (4)

In twee slachthuizen zijn de effecten van elektrisch en mecha-
nisch verdoven op een aantal vleeskwaliteitsparameters onder-
zocht. In het eerste experiment zijn in totaal 40 struisvogels op
de kop verdoofd met 90 V (effectief circa 52 V; 204 mA; 11 se-
conden), of met 200 V (circa 556 mA; 6 seconden) of met het
gemodificeerde schietmasker met injectie van lucht onder rela-
tief hoge druk (3 bar; 1,5 seconden). De tijd tussen verdoven en
steken was gemiddeld 136 seconden. In het tweede experiment
zijn 63 stmisvogels verdoofd met 175 V (circa 561 mA; zes se-
conden) of met 200 V (circa 518 mA; zes seconden) of met het
gemodificeerde schietmasker. De tijd tussen verdoven en ste-
ken was gemiddeld 39 seconden. Daama zijn in hetzelfde
slachthuis (derde experiment) nog 12 struisvogels met 175 V
(circa 548 mA; zes seconden) bedwelmd, waarbij de tijd tussen
bedwelmen en steken gemiddeld vijf seconden was. De vlees-
kwaliteitsparameters zuurgraad (pH; hoger = lagere zuur-
graad), kleur (FOP; fiber optie probe; hoger ■= lichter) en water-
binding (WBC; water binding capacity; hoger = lagere capa-
citeit) werden 45 minuten en/of 18 uur na slachten gemeten.
In het eerste experiment blijkt de pH gemeten na 45 minuten en
18 uur het hoogste en de kleur van het vlees het donkerst te zijn
in de groep bedwelmd met effectief 52 V vergeleken met vlees
van dieren verdoofd met 200 V of met het schietmasker. In het
tweede experiment zijn verschillen in zuurgraad en kleur tus-
sen de groepen aangetoond. Wanneer de vleeskwaliteitspara-
meters van experiment 3 met 2 vergeleken worden, is er een be-
tere waterbinding bij vlees van dieren met een kort interval
tussen verdoven en steken waargenomen (Tabel 1).
De kwaliteit van het struisvogelvlees kan verbeterd worden,
indien met een stroom van ongeveer 500 mA gedurende on-
geveer zes seconden of met behulp van een gemodificeerd
schietmasker bedwelmd wordt. Een verdere verbetering kan
verwacht worden indien het interval tussen bedwelmen en
steken kort is. Er is meer kennis nodig om de effecten van de
behandeling voor het slachten op de vleeskwaliteit te kwanti-
ficeren.

LITERATUUR

1. Animal Technologies, 1997. International ostrich meat buyer\'s catalo-
gue; second edition. Anim Technol CC, P.O. Box 61, Elsenburg 7607.

2. Jarvis M. The different types of ostriches. SA Volstruis Aug - Okt,
1996.

3. Lambooij E, Pieterse C, Potgieter CM, Snyman JD, and Nortjé GL.
Some neural and behavioural aspects of electrical and mechanical
stunning in ostriches. Meat Sci 1999; 52: 339-45.

4. Lambooij, E, Potgieter CM, Britz CM, Nortjé, and Pieterse C. Effects
of electrical and mechanical stunning methods on meat quality in ostri-
ches. Meat Scl999; 52: 331-7.

5. Little Karoo Agric Dev Centre. Guidelines for succesful ostrich far-
ming. Nat Dept Agric Dir Communication, Private Bag X144, Pretoria
0001, 1996.

6. Mellett FD, Fisher P, and Böhme, HM. How to slaughter an ostrich
and how to design a slaughterhouse. University of Stellenbosch.

7. Paleari MA, Corsico P, and Beretta G. The ostrich: breeding, repro-
duction, slaughtering and national value of meat. Fleischwirtsch 1995;
75: 1120-3.

8. Paleari MA, Camisasca S, Beretta B, Renon P, Corsico P, Bertolo G,
and Crivelli, G. Ostrich meat: Physico-chemical characteristics and
comparison with turkey and bovine meat. Meat Sci 1998; 43: 205-10.

9. Sales, J, and Oliver-Lyons, B. Ostrich meat: a review. Food Australia
1996;48(11): 504-11.

10. Wotton S, and Sparrey J. Stunning and slaughter of ostriches. Min
Agric Fish and Food, Meat Hygiëne Div Bristol, 1996.

11. Wet houdende vaststelling van de Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren, 1992. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 585. Sdu
Uitgeverij, \'s-Gravenhage.

12. Zyl P van. The number game: Worid slaughter statisties. Presented
First Intern. Ostrich Meat Congress, Oudtshoom, 1997.

Oleandervergiftigung bei Pferden: Nachweis von
Oleanderblättern im Mageninhalt-ein Fallbericht

R. Chizzola, W. Huber und I. Siencnik. Wiener Tierärztl Monat-
schrift 85:35^-63.

De bladeren van de oleanderstruik (Nerius oleander) die
vooral veel voorkomt in landen rondom de Middellandse
Zee en in Centraal-Europa, kunnen vergiftigingsverschijnse-
len veroorzaken bij landbouwhuisdieren en gezelschapsdie-
ren. Het voorkomen van deze plant in Nederland is thans
geen zeldzaamheid (Limburg).

Toxicologie

Uitvoerig wordt ingegaan op het ziektebeloop bij twee
Haflingers. Deze hadden bladeren gemengd door ruwvoer
opgenomen.

De waargenomen ziekteverschijnselen zijn terug te voeren
op drie orgaansystemen, te weten gastro-intestinale stoomis-
sen, zenuwverschijnselen en hartaandoeningen.
Eén dier stierf na twee dagen; het andere werd afgemaakt.
Bij obductie trof men bloedingen aan op het hart en de visce-
rale organen, zeer veel waterige inhoud in de dunne darm,
een catarrhale enteritis en hartdilatatie. Histologisch bleek
een centrolobulaire parenchumateuze leverdegeneratie aan-
wezig.

Bij controle van de maaginhoud werden resten van de typi-
sche oleanderbladeren gevonden.

De toxische stof is een glycoside verwant aan de glycosiden
van het vingerhoedskruid en van de Taxus baccata.

-ocr page 370-

m

R.G. Harvey, and P.J. Mac Keever. Manson Publishing, London
799&

Harvey en Mc Keever hebben een eerlijke poging gedaan om
op originele wijze de aanpak van dermatologische problemen
in boekvorm weer te geven. Zij hebben de lesionale verande-
ringen dan wel de lesionale patronen als uitgangspunt geko-
zen. Zo zijn er bijvoorbeeld hoofdstukken over nodulaire, pa-
pulaire en pustulaire dermatosen. Al spoedig komen zij echter
in de problemen omdat er talrijke aandoeningen zijn waar
sprake is van een dusdanige overlapping in type lesies, dat de
gekozen indeling niet meer vol te houden is. Dit heeft geleid
tot hoofdstukken waar opeens van een andere opzet sprake is,
zoals \'pruritic dermatoses\', \'otitis extema\' en \'endocrine der-
matoses\'. Tegelijk leidt de niet-consistente onderverdeling tot
soms merkwaardige toewijzing van aandoeningen aan hoofd-
stukken. Zo wordt het epitheliotroop lymfoom uitsluitend ge-
noemd bij de \'pmritic dermatoses\', maar zou het noemen of
zelfs primair onderbrengen bij nodulaire of squameuze der-
matosen niet misstaan hebben.

Toch betekenen voorgaande kanttekeningen niet dat het boek
niet bmikbaar zou zijn. Het bevat compacte informatie over
vele aandoeningen. Dit betreft zowel de etiologie, pathoge-
nese, klinische manifestaties, differentieel diagnoses, dia-
gnostische tests en de behandeling. Sommige aandoeningen
zoals feliene atopische dermatitis ontbreken. Over hyperadre-
nocorticisme van de kat wordt slechts gemeld dat de aandoe-
ning zelden voorkomt, maar worden verder geen alinea\'s ge-
wijd aan dit probleem. Jammer, omdat de verschijnselen bij de
kat in veel gevallen toch opmerkelijk anders zijn. Het sporadi-
sche karakter daarentegen is mijns inziens geen argument,
daar aandoeningen als dermatosen ten gevolge van spinnenbe-
ten, het Vogt-Koyamagi-Harada-like syndroom en epider-
male metabole necrose wel apart worden beschreven, maar
minstens zo zeldzaam zijn. Bij de bespreking van hyperadre-
nocorticisme valt op dat de bepaling van cortisol-creatinine ra-
tio\'s in urine nog niet behoren tot het diagnostisch arsenaal
van de auteurs. De informatie over tumoren is minimaal.
Slechts het lymfoom, mastceltumoren, basaalceltumoren, pa-
pollomatose, melanomen en histiocytaire neoplasieën worden
besproken. De beschreven therapieën zijn in het algemeen
duidelijk alhoewel bijvoorbeeld bij de aanpak van pulicose
een duidelijker advies terecht zou zijn geweest. Tenslotte be-
vat het boek een groot aantal foto\'s van goede kwaliteit.

Samengevat zal het boek van Harvey en McKeever in veel ge-
vallen een bruikbaar naslagwerk kunnen zijn voor de gezel-
schapsdierenpraktijk. Het onderscheidt zich echter niet van
een aantal andere werken die binnen het vakgebied van de der-
matologie zijn verschenen.

T. Willem.se

Colour handbook of Skin Diseases of the Dog and Cat

Conclusie BVD-aanpak

m

Brieven aan de Redactie

Uit reacties van lezers blijkt de behoefte aan een conclusie
bij het artikel \'BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie\' van
L.R.M. Verbeme uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
van 1 april 2000, pagina 218-221.

1. Een NON-vaccinatiebeleid ten aanzien van BVD is in
Nederland op dit ogenblik onverantwoord.

In de \'steekproef van 12 bedrijven die in februari 1999 per
ongeluk werden geïnfecteerd met een Amerikaanse BVD-
stam, had deze besmetting op 11 bedrijven (92%) rampza-
lige gevolgen doordat de betreffende rundveekoppels over
onvoldoende afwecrstoffen beschikten.
In onze praktijk bleek, bij de start van het vaccinatiepro-
gramma in 1993, dat op 11 van de 25 melkveebedrijven (44%)
onvoldoende immunologische weerstand tegen het BVD-vi-
rus aanwezig was. In het steekproefbloedonderzoek op deze
bedrijven werden afwecrstoffen aangetoond in gemiddeld 59
procent van de monsters. De klinische problemen varieerden
er van mild (zie casus 2 en 3) tot zeer ernstig (casus 1).

Meer onderbouwde studies over het voorkomen van afwecr-
stoffen tegen BVD en het risico op een klinische infectie,
zijn mij niet bekend. Maar op grond van het bovenstaande
neem ik aan dat ongeveer de helft van alle rund veebedrijven
in Nederland het risico loopt op grote schade bij het binnen-
dringen van een agressieve BVD-stam in het eigen mndvee-
bestand.

Ook al is dit slechts een ruwe schatting, het lijkt mij een alar-
merend gegeven.

2. Een krachtig immunogeen vaccin is een vereiste voor
een goede BVD-preventie.

Mucosiffa® (Merial BV, Amstelveen) voldeed als BVD-
vaccin goed. Sinds deze entstof medio 1998 uit de handel
werd genomen, ben ik op zoek naar een goede opvolgster.
Hopelijk is die zeer recent, onder de naam van Bovilis®
BVD (Intervet Nederiand BV, Boxmeer), op de markt ver-
schenen.

Door het streven van de Gezondheidsdienst voor Dieren naar
een (gecertificeerde) BVD-vrije status, zonder gelijktijdige
beveiliging van de veestapel door vaccinatie, wordt de in-
dustrie echter niet aangemoedigd om in de ontwikkeling van
zulke vaccins te investeren.

St. Michielsgestel, 9aprU2000,
L.R.M. Verberne

-ocr page 371-

Probleembedrijf respiratoire aandoeningen

G.H. Wentink\\ en A. de Kruif^ Tijdschr Diergeneeskd 2000; 12$\'. 2^5-9

ANAMNESE

Een veehouder (zijn bedrijf telt ruim
200 melkkoeien) vraagt advies in ver-
band met plotseling opgetreden adem-
halingsmoeilijkheden bij kalveren van
twee weken tot drie maanden oud.
Deze problemen zijn nu ongeveer een
week aanwezig. Tot voor kort verliep
de kalveropfok probleemloos.
De afgelopen twee dagen zijn drie kal-
veren gestorven. De dieren waren door
de veehouder al enige dagen intensief
behandeld met antibiotica. De gestor-
ven kalveren zijn afgevoerd naar de
destructor.

(Je kent het bedrijf redelijk goed door
de maandelijkse visites in het kader
van de bedrijfsbegeleiding. De vee-
houder werkt met twee medewerkers,
aangezien hij naast de melkveehoude-
rij nog andere zaken behartigt).
Volgens het met de dierenartsenprak-
tijk vroeger reeds afgesproken behan-
delschema (gedurende vijf dagen pa-
renteraal trimethoprim-sulfa) heeft de
veehouder bij deze ademhalingsmoei-
lijkheden de standaardbehandeling in-
gesteld. Wanneer binnen 24 uur geen
verbetering van de situatie optreedt
roept de veehouder diergeneeskundige
hulp in.

Trimethoprim-sulfa is gekozen, omdat
uit de laatste inventarisaties van de re-
gionale Gezondheidsdienst voor Dieren
met betrekking tot de gevoeligheid van
Pasteurella (P.) multocida en P. haemo-
lytica uit de longen voor verschillende
antibiotica naar voren is gekomen dat
voor trimethoprim het hoogste percen-
tage gevoeligheid is vastgesteld.

BEDRIJFSINSPECTIE
De kalveren worden na de geboorte
gehuisvest in individuele kalverboxen
in de open lucht (in zogenaamde
iglo\'s). Als ze circa 14 dagen oud zijn
worden ze verplaatst naar een luifel-
stal, waarin ze tot de leeftijd van vier
maanden op stro in groepen van tien
worden gehouden. Daama worden de
dieren verplaatst naar een grote schuur
en gehuisvest in groepshokken op stro.
De problemen doen zich voor bij de
jongste dieren in deze luifelstal.

Bij de klinische inspectie (zie Inter-
mezzo
I) worden meerdere kalveren
jonger dan twee maanden met een fre-
quente abdominale ademhaling opge-
merkt.

In deze groep kalveren zijn ook drie

Intermezzo I

Klinische inspectie van kalveren

Bij de inspectie van de veestapel tijdens de bedrijfsbegeleiding is het van be-
lang aandacht te geven aan enkele aspecten van de dieren om op grond daar-
van te beoordelen in hoeverre aanvullend (individueel klinisch) onderzoek
noodzakelijk is.

Bij jonge kalveren dient aandacht te worden besteed aan:

1. Attentie van de kalveren: hebben de dieren aandacht voor de omgeving?
Oren dwars aan de kop?

Gezonde attente kalveren kijken vaak de bezoeker aan: de oren staan dwars
aan het hoofd.

Kalveren die de oren laten hangen moeten nader worden bekeken: het laten
hangen van de oren kan duiden op emstig ziek zijn, of op een onbeteke-
nende ontsteking van de oorschelp, dergelijke kalveren verdienen nadere
aandacht van de onderzoeker.

2. Neusuitvloeiing?

Kalveren hebben vaak geringe uitvloeiing uit de neus, zonder dat dat wijst
op ernstige aandoeningen van het respiratie-apparaat. Wanneer een groot
aantal kalveren neusuitvloeiing heeft is het van belang goed naar ademtype
en ademfrequentie te kijken.

3. Ademtype en ademfrequentie; luisteren naar hoesten.

Bij de inspectie moet intensief naar het type van de ademhaling en naar de
frequentie van ademen worden gekeken.

Bij aandoeningen van de longen treedt (bijna altijd) een abdominaal adem-
type op. Enige ervaring leert spoedig te onderkennen of een kalf sneller
ademt dan normaal, zonder exact de frequentie te tellen.

4. Achterstel schoon?

Rondom de staart is in geval van diarree altijd mest te zien. Gezonde kalve-
ren zonder diarree hebben een schoon achterstel; kalveren die diarree heb-
ben gehad hebben ingedroogde mest rondom de staartwortel; kalveren met
actuele diarree hebben altijd natte mest rondom de staartwortel.

5. Navelontstekingen?

Bij de klinische inspectie is het van groot belang even te bukken of door de
knieën te gaan om de buiklijn te inspecteren: in één oogopslag kan worden
geconstateerd of er kalveren met verdikte navels aanwezig zijn. Nader on-
derzoek zal opleveren of het gaat om navelontstekingen of navelbreuken.

stiertjes aanwezig. Op deze leeftijd
moeten stierkalveren eigenlijk al weg
zijn. De veehouder vertelt dat hij deze
stierkalveren heeft aangehouden voor
fokdoeleinden. Op een leeftijd van zes
weken zullen ze worden opgehaald,
mits ze volledig gezond zijn. Er is hem
dus veel aan gelegen dat de kalveren
snel herstellen.

(Je denkt bij deze opmerking dat afne-
mers een groot risico lopen. Op het

-ocr page 372-

oog gezond wil nog niet zeggen dat de
groep kalveren ook werkelijk gezond
is! Toevoeging van nieuwe kalveren
afkomstig uit een ogenschijnlijk ge-
zonde veestapel blijft een groot risico.)

INDIVIDUEEL ONDERZOEK
Bij longauscultatie wordt bij alle indi-
catorkalveren bronchiaal ademen op de
topkwabben vastgesteld. Enkele kalve-
ren hebben een beetje ingedroogde
mest rond de staart. Volgens de vee-
houder komt een geringe mate van
diarree wel eens vaker voor bij enkele
kalveren die naar zijn zeggen de melk
niet goed kunnen verdragen. Andere
opvallende afwijkingen worden niet
waargenomen. Auscultatie van enkele
kalveren met een verhoogde ademfre-
quentie, waarbij de veehouder zelf
geen afwijkingen heeft geconstateerd,
levert ook verscherpt of zelfs bronchi-
aal ademen op. Deze dieren hebben
ook allemaal koorts (T>39,5°C).
De kalveren ouder dan vier a vijf
maanden zijn gezond.
Het bedrijf heeft twee medewerkers,
die beurtelings de zorg voor de kalve-
ren hebben. Bij de uitleg van de vee-
houder wordt duidelijk dat niet altijd
dezelfde persoon de toediening van de
antibiotica uitvoert. Gevraagd naar de
wijze waarop er afstemming tussen de
verzorgers over het uitvoeren van een
behandeling wordt verkregen, geeft de
veehouder aan dat dat veelal monde-
ling gebeurt. Op de vraag of de behan-
delingen worden vastgelegd in het be-
drijfsmanagementsysteem zegt de
veehouder dat hij even de lijst zal uit-
draaien. Bij zijn terugkomst moet hij
beschaamd meedelen dat de behande-
ling van de dag ervoor en die van van-
daag nog niet zijn verwerkt. Daarvan
zijn alleen de handgeschreven lijstjes
aanwezig. Op die lijstjes staat echter
niet vermeld of de kalveren daadwer-
kelijk de behandeling hebben gehad.
(Attentie, denk je bij jezelf. Het gevaar
bestaat dat in geval twee medewerkers
elkaar mondeling inlichten, een behan-
deling wordt overgeslagen of dat de
kalveren twee keer worden behandeld).
Aangezien geen nieuwe gegevens over
gevoeligheid van bacteriën bekend
zijn, wordt de behandeling met trime-
thoprim-sulfa voortgezet: de veehou-
der zal er zorg voor dragen dat alle kal-
veren dagelijks de behandeling onder-
gaan.

AANVULLEND ONDERZOEK
Aangezien reeds enkele dieren gestor-
ven zijn en er op het moment van het

bezoek nog een aantal kalveren is met
duidelijke verschijnselen van longont-
steking, is het van belang de etiologie
van de longontsteking te achterhalen.
(In gedachten laat je de verwekkers
van ademshalingsmoeilijkheden de re-
vue passeren en haal je je schematisch
de Pathogenese van pneumonieën bij
kalveren voor de geest (Intermezzo II).
Vervolgens worden bloedmonsters
voor gepaard serologisch onderzoek
verzameld van de kalveren met koorts
waarvan kan worden aangenomen dat
ze over twee weken nog in leven zullen
zijn.

(Het heeft geen zin ernstig zieke kalve-
ren voor gepaard bloedonderzoek te
kiezen. Er bestaat een gerede kans dat
een aantal van deze kalveren dood zul-
len zijn op het moment dat er bloed-
monsters voor het tweede onderzoek
moeten worden genomen).
De veehouder wordt op de hoogte ge-
bracht dat het tenminste drie weken zal
duren voor de uitslag van het onder-
zoek bekend zal zijn. Daarbij wordt
benadrukt dat alleen onderzoek naar
virussen die longontstekingen kunnen
veroorzaken kan plaatsvinden. Dit on-
derzoek moet dan ook als een inventa-
risatie met het oog op preventieve
maatregelen worden beschouwd.
Verder kunnen er neusswabs genomen
worden voor de isolatie van in het
ziekteproces betrokken bacteriën.
In swabs kunnen pastcurcllae,
Haemo-
philus somnus
en eventueel myco-
plasmata worden aangetoond. Men
kan er echter vanuit gaan dat het on-
derzoek van swabs op pasteurellae en
mycoplasmata altijd positief zal verlo-
pen, en vaak ook het onderzoek op ha-
emophilus (Intermezzo II). De my-
coplasmata moeten worden gedif-
ferentieerd: alleen
M. bovis heeft pa-
thogene betekenis. Overleg met de
veehouder omtrent de zin van het uit-
voeren van dit onderzoek is dus op zijn
plaats, omdat het niet direct wat ople-
vert en er relatief hoge kosten aan zijn
verbonden.

De veehouder ziet dit extra onderzoek
in verband met de kosten en de daaruit
te trekken conclusies niet zitten.
De belangrijkste boodschap is echter
dat de veehouder sectie moet laten ver-
richten op ieder kalf dat ondanks be-
handeling sterft.

Daags na het bezoek sterft er wederom
een van de zieke kalveren. Bij de sectie
op de regionale Gezondheidsdienst
voor Dieren wordt een ernstige pneu-
monie vastgesteld. Drie dagen later
komt op de praktijk de uitslag. Uit het
pneumonische weefsel is
P. multocida
gekweekt. De stam bleek in het labora-
torium gevoelig voor trimethoprim-
sulfa. Op grond daarvan hoeft de geko-
zen therapie dus niet te worden bij-
gesteld. De veehouder moet doorgaan
op de ingeslagen weg.
Bij het virologisch onderzoek wordt
BVD-virus in de longen aangetoond.
Het is dus zeer waarschijnlijk dat
BVDV de oorzaak is van de start van
de ademhalingsmoeilijkheden.
(Op weg naar het bedrijf ga je in ge-
dachte de
Pathogenese van BVDV na
(Intermezzo III). Het feit dat er plotse-
ling kalveren in de jongste leeftijds-
groep geïnfecteerd blijken te zijn, kan
duiden op een recente introductie van
BVDV op het bedrijf. Volgens de jou
bekende gegevens is het bedrijf echter
gesloten. Hoe is dit virus binnengeko-
men op het bedrijf? Op deze vraag zul
je door subtiel informeren een ant-
woord moeten proberen te vinden.)

HERHALINGSBEZOEK
Ook de veehouder heeft bericht ont-
vangen van de Gezondheidsdienst en
vraagt wat er moet gebeuren om ver-
dere problemen te voorkomen. Hoe
komt het virus op het bedrijf? Nog
nooit last van gehad!
(Uit oude begeleidingsverslagen is ge-
bleken, dat een aantal jaren tevoren
ook al een B VD- drager van het bedrijf
is afgevoerd. Bij het toenmalige onder-
zoek door middel van serologie en vi-
ruskweek van alleen de serologisch
negatieve dieren, zijn geen dragers ge-
vonden. Het is echter zeer wel mogelijk
dat toen toch enkele dragers niet zijn
ontdekt).

Na uitleg over de Pathogenese van
BVD worden bloedmonsters van alle
kalveren met ziekteverschijnselen ge-
nomen in heparinebuizen. Onder-
tussen beantwoordt de veehouder de
vragen over aankopen of contacten
met andere bedrijven. Er zijn geen
contacten met andere bedrijven ge-
weest, er wordt geen vee uitgeschaard
of ingeschaard, de weides liggen ver
van weilanden van andere veehouders.
Dus contact met dieren van andere be-
drijven is volgens hem niet mogelijk.

Drie dagen na monstemame komen de
resultaten van het onderzoek naar
BVDV. Drie kalveren zijn positief be-
vonden: of de kalveren ook drager zijn,
kan op grond van eenmalig onderzoek
niet worden vastgesteld. Tenminste
drie weken na het eerste onderzoek

-ocr page 373-

moet een tweede onderzoek naar de
aanwezigheid van BVDV in het bloed
worden gedaan voor er enige conclu-
sies over persistente infecties kunnen
worden getrokken.

Bij de bespreking met de veehouder
blijkt dat alle positieve kalveren gebo-
ren zijn uit draagmoeders na embryo-
transplantatie (ET). De embryodonor-
koe was een van de topkoeien van het
eigen bedrijf, de draagmoeders waren
pinken van het eigen bedrijf.
De vraag van de veehouder is natuur-
lijk in hoeverre de embryotransplanta-
tie oorzaak zou kunnen zijn van de be-
smetting met BVDV.
(In gedachte ga je na welke acties en
materialen er bij ET worden toege-
past. Eén van de stojfen die wordt ge-
bruikt bij ET is foetaal kalfserum. Het
is misschien mogelijk dat er met BVDV
besmet kalfserum is gebruikt. Dat is af-
hankelijk van de controle die is uitge-
voerd voordat het foetaal kalfserum
werd vrijgegeven voor gebruik. Dit as-
pect zul je als practicus nooit verder
kunnen ontrafelen.)
Een aantal gerichte vragen over het
management geven echter onver-
wachte informatie. Het was bekend dat
de veehouder soms stierkalveren voor
de fokkerij verkoopt. Deze kalveren
worden opgehaald op jonge leeftijd.
Maar soms worden de stierkalveren bij
nader inzien toch afgewezen door de
fokvereniging en worden zc weer op
het bedrijf teruggebracht. Er zijn dus
toch (indirecte) contacten met andere
veestapels!

Verder is het aantal kalveren in deze
leeftijdsgroep erg groot: er zijn de laat-
ste maand tenminste 40 kalveren gebo-
ren. Dat is erg veel, zelfs voor een vee-
stapel van 200 melkkoeien; op de
praktijk is bekend dat het bedrijf een
regelmatig kalfpatroon kent. De vee-
houder vertelt dat er soms draagmoe-
ders op andere bedrijven worden ge-
huurd. Het embryo van het eigen
bedrijf wordt dan geïmplanteerd in een
vaars op een ander bedrijf Maar, ver-
telt de veehouder, de kalveren worden
altijd binnen een week opgehaald en
toegevoegd aan de eigen kalveren.
(Je denkt: dit is standaard. Toevoegen
van dergelijke jonge kalveren wordt in
het algemeen door veehouders niet als
aankoop ervaren. Het is echter een
reëel lek met betrekking tot binnen-
komst van nieuwe pathogenen.
In gedachte ga je verder na: door de
ligging van de stallen voor de diverse
leeftijdsgroepen zijn de contacten tus-
sen koeien, vaarzen, pinken en kalve-

Intermezzo II

Pathogenese van respiratoire aandoeningen bij het kalf

Bij gezonde runderen is het neusslijmvlies gekoloniseerd door pasteurellae
(P. multocida en P. haemolytica), vaak ook door Haemophilus somnus, en
door diverse soorten mycoplasma.

Door de luchtstroom worden met kleine druppeltjes soms bacteriën meege-
voerd naar de longen: in het longweefsel worden de bacteriën door de im-
muuncompetente cellen ter plaatse gefagocyteerd en onschadelijk gemaakt.
Longweefsel is daarom van nature steriel.

Tabel 2. Pathogene organismen die in oorzakelijk verband staan met het ontstaan en optreden van pneu-
monieën bij kalveren.

Virussen

Mycoplasmata

Bacteriën

BRSV

Mycoplasma bovis

op slijmvlies gezonde kalveren:

Pi3

Mycoplasma dispar?

Pasteurelia multocida

BHVl

Ureaplasma?

Pasteurelia haemolytica

BVDV

Haemophilus somnus

Adenovirus

Actinobacillus pyogenes

Rhinovirus

Reovirus

Torovirus?

Coronavirus?

Influenzavirus?

niet bij gezonde kalveren:
Salmonella dublin

In stress-situaties, door prikkeling van de luchtwegen door irriterende gassen,
of door infecties met virussen, kan er een vermeerdering van de bacteriën in
het neusslijmvlies optreden: zelfs kan er een verandering van het type bacte-
riën in de neus plaatsvinden (meer pathogene types
P. multocida type 1). In
een dergelijke situatie worden grotere aantallen bacteriën met druppeltjes
vanuit de neus geaspireerd.

Virale infecties verminderen de efficiëntie van de immuuncompetente cellen
in de longen, waardoor de geaspireerde bacteriën de longen kunnen kolonise-
ren. De grotere aantallen bacteriën produceren leukotoxinen die de reactiviteit
van fagocyten verminderen.

T

Pasteurelia heamolytica en Pasteurelle multocida (en soms Haemophilus somnus op het
neusslijmvlies van gezonde dieren

stress

N

longmacro-
phagen:
functievermin-
dering

y

virussen

0

\\

(J

luchtveront-
reiniging

Mycoplasma
bovis??

ingeademde bacteriën koloniseren de long
i

Pneumonie door pasteurellae

Figuun. Schematische presentatie van de etiologie van pneumonieën bij kalveren.

-ocr page 374-

ren op het bedrijf zeer sporadisch. De
kalveren worden immers gehuisvest in
iglo \'s, daarna in de luifelstal, vervol-
gens tot de leeftijd van 14 maanden in
een grote schuur op een afstand van
ongeveer 100 meter van de melkkoei-
enstal. Vanaf stierbare leeftijd tot kal-
ven staan de pinken en vaarzen in een
aparte stal waar ook de droogstaande
koeien staan. In deze stal kalven de
vaarzen en koeien. Wanneer er een
drager bij het melkvee aanwezig is,
dan is het mogelijk dat alle kalveren en
pinken tot de inseminatie vrij zijn ge-
bleven van een infectie met B VD V, ter-
wijl het virus toch op het bedrijf aan-
wezig was. Slechts enkele pinken
worden met BVDV besmet wanneer
een eventueel aanwezige persistent
geïnfecteerde koe in de kalfstal staat.
Een deel van de pinken is dan na inse-
minatie of na transplantatie met een
embryo in de eerste maanden van de
dracht besmet geraakt met B VD V, dus
in de periode waarin de eventueel aan-
wezige dragerkoe in de afkalfstal heeft
gestaan.)

BELOOP

De drie met BVDV besmette kalveren
waren reeds gestorven voordat de la-
boratoriumgegevens beschikbaar wa-
ren. Postmortaal onderzoek van deze
dieren bevestigt de aanwezigheid van
BVDV. Aangezien een tweemalig on-
derzoek met een tussentijd van drie
weken niet mogelijk was, zal nooit
vast komen te staan of de drie kalveren
persistent geïnfecteerd waren, of dat ze
een primaire infectie doormaakten.
Het gepaard serologisch onderzoek
geeft weinig aanknopingspunten: alle
kalveren waren reeds serologisch posi-
tief bij de eerste bemonstering.
(Je bedenkt dat dat er in feite ook niet
meer toe doet: de diagnose BVDV als
oorzakelijk agens is gesteld. Of de ge-
storven kalveren allemaal persistent
geïnfecteerd waren of dat zij een pri-
maire infectie doormaakten is niet van
belang. Het is echter wel belangrijk de
hele veestapel te onderzoeken op de
aanwezigheid van dragers.)

Intermezzo III

Infecties met het Boviene Virus Diarree virus (BVDV)

Kliniek

Infecties met het BVD-virus kunnen postnataal of intra-uterien optreden.
Een postnatale infectie kan leiden tot een kortdurende fase van diarree, waar-
bij de dieren een biphasische koortscurve hebben met temperatuurverhoging
op ongeveer de derde en de tiende dag na infectie. In deze fase wordt het virus
kortdurend tot maximaal dag 10 na infectie uitgescheiden met neussecretum,
traanvocht en mest, en kan in de witte bloedcellen worden aangetoond. Bij het
merendeel van de dieren verloopt de primaire infectie symptoomloos of met
zo weinig verschijnselen dat geen afwijkingen worden vastgesteld.
Bij uitzondering kan een primaire infectie aanleiding geven tot het ontstaan
van zeer ernstige ziekteverschijnselen die worden gekenmerkt door zeer ern-
stige diarree, hoge koorts, uitdroging en dood slechts enkele dagen na het ont-
staan van de ziekteverschijnselen.

Gedurende de primaire infectie treedt een leukopenie op (<3 GIL). In deze
fase is het individu gevoelig voor andere infecties, met name op jonge leeftijd.
Dit fenomeen van immuunsuppressie is aanleiding tot het ontstaan van een
groot aantal respiratoire aandoeningen bij kalveren in de periode aansluitend
aan de primaire BVD-virusinfectie. Het is onduidelijk of en in hoeverre het
BVD-virus zelf verantwoordelijk kan worden gesteld voor de respiratoire
verschijnselen.

Primaire infecties met niet-cytopathogeen (nep) BVD-virus kunnen tijdens
de dracht infectie van de foetus veroorzaken. Voor de 120e dag van de dracht
is het immuunsysteem van de foetus nog niet ontwikkeld. Het virus dat de cel-
len van de gastheer niet destrueert (ncp-BVD-virus) is in de cellen van het li-
chaam aanwezig op dag 120 van de dracht, het moment waarop het immuun-
systeem van de foetus inventariseert wat \'zelf en \'niet-zelf is. Het ncp-
BVD-virus wordt in een dergelijke situatie als lichaamseigen erkend en het
immuunsysteem ontwikkeh geen afweer tegen dit BVD-virus. Het gevolg is
dat het virus bij dergelijke kalveren persisteert. Deze kalveren worden gebo-
ren met een persistente viremie met BVD-virus. Deze situatie blijft levens-
lang aanwezig.

Intra-uteriene infecties kunnen leiden tot opbreken of abortus, tot aangeboren
afwijkingen van met name het centraal zenuwstelsel (hypocerebelli (trilkal-
veren), hydrocefalus, blindheid), tot een zeer laag geboortegewicht en tot het
ontstaan van zacht, lang krullend haar.

Bij uitzondering kan een infectie tijdens de dracht aanleiding geven tot de ge-
boorte van zwakke kalveren, die kort na de partus sterven.
Een groot deel van de kalveren die in de eerste 120 dagen van de dracht een
infectie met BVD-virus hebben doorgemaakt, komt volledig normaal als per-
sistent-geïnfecteerd ter wereld. Deze dieren kunnen na enige maanden groei-
vertraging vertonen: het worden achterblijvers zonder dat bij het klinisch on-
derzoek afwijkingen worden gevonden.

Persistent-geïnfecteerde dieren kunnen mucosal disease ontwikkelen. Dit
ziektebeeld wordt gekarakteriseerd door heftige diarree, ernstige uitdroging,
slijmvlieslesies van het mondslijmvlies en sterfte van de patiënt binnen drie
weken na het waarnemen van de eerste ziekteverschijnselen.

Tabel i. Schematische weergave van de klinische beelden bij BVDV-infecties.

Primaire infectie

foetale infectie

bij geboorte

opfokperiode

leeftijd 24 maanden

-symptoomloo.s

-foetale sterfte

-normale persistent geïnfecteerde kalveren

-normale ontwikkeling

-IVovan de

-milde/ernstige diarree

-abortus

-zwakke kalveren

-groeivertraging

normale vaarzen

-bij uitzondering ulcera in mondholte

-persistente infecties

-lang krulhaar

-klauwafwijkingen

persistent

-zelden trombocytopenie

-afwijkingen CZS

-mucosal disease

geïnfecteerd

-blindheid

-ocr page 375-

Na uitgebreide uitleg met de veehouder
wordt het besluit genomen de hele vee-
stapel te onderzoeken op het voorkomen
van BVDV-dragers door middel van
een (betaalbare) BVD V-antigeen Elisa.
Er zijn inmiddels negen kalveren ge-
storven en er zijn drie dieren die zeer
slecht groeien, hoewel bij deze dieren
geen BVDV in het bloed kan worden
aangetoond. De verliezen zijn zo groot
(vooral omdat de gestorven kalveren
allemaal geboren zijn uit draagmoe-
ders na embryotransplantatie), dat vol-
ledige uitroeiing van het virus absoluut
noodzakelijk is.

Het algeheel onderzoek naar dragers
van BVDV met behulp van de anti-
geen-Elisa (sensitiviteit > 99%) toont
aan dat er onder het jongvee geen dra-
gers meer aanwezig zijn. Kennelijk
zijn alle dragers gestorven. Echter, bij
het melkvee worden twee BVDV-po-
sitieve dieren gevonden. Het zijn
melkkoeien van ruim vier jaar oud. De
dieren zijn in een normale conditie en
op het oog volledig normaal. Na iden-
tificatie als BVDV-drager worden ze
afgevoerd voor de slacht.
( Je realiseert je op grond van deze be-
vinding dat inderdaad het virus niet
recentelijk is binnengekomen op het
bedrijf. Het virus was al jaren aanwe-
zig, maar door de beperkte contacten
tussen de runderen van de verschil-
lende leeftijdsgroepen kon het gebeu-
ren dat de pinken pas met BVDV geïn-
fecteerd werden in de eerste maanden
van de dracht, toen ze in de pinkenstal
waren gehuisvest en toen er gedurende
een korte periode ook droogstaande
koeien in die stal stonden.)
Na verwijdering van de dragers heb-
ben er zich op dit bedrijf geen proble-
men meer bij de jongveeopfok voorge-
daan.

Is het uitvoeren van de onderwijsfoetotomie bij het levend dier ethisch verantwoord?

Tijdens de opleiding tot dierenarts wor-
den door studenten verschillende han-
delingen bij dieren uitgevoerd. Eén van
deze handelingen is het beoefenen van
de foetotomietechniek. Een geïnsemi-
neerde koe wordt van een boer gekocht
en vervolgens, nadat de drachttijd vol-
tooid is (dus bij het op gang komen van
de partus) wordt het kalf doodgespoten
en verder in stukken verlost. Deze han-
deling is een verplicht onderdeel van de
opleiding. Als student zal ik deze han-
deling in de toekomst dus ook moeten
verrichten. Op grond van zowel ethi-
sche als educatieve aspecten heb ik
grote moeite met deze opdracht.

Probleemstelling

Deze is tweevoudig op grond van ethi-
sche en educatieve overwegingen.
Doordat de foetotomie is opgenomen in
het studieprogramma heeft het directe
consequenties ten aanzien van normen
en waarden waarmee toekomstige die-
renartsen moeten leren omgaan. Het
zuivere morele probleem luidt; Is de
uitvoering van onderwijsfoetotomie
waarbij een gezond levend kalf dood-
gespoten wordt en vervolgens doorge-
zaagd tijdens de normale partus van het
moederdier, moreel toelaatbaar? Ver-
der moet men zich ook afvragen: Is dit
wel de juiste scholing voor studenten
om hen als toekomstige dierenartsen
een kritische houding bij te brengen te-
genover de uitgebreide diversiteit van
ethische problematiek?

De ethische aspecten

Eén van de beginselen die men hanteert
in de normatieve ethiek is het rechtvaar-
digheidsprincipe. De afweging die hier
gemaakt moet worden, betreft het aan-
leren van een veterinaire techniek tegen
het belang van de koe en haar kalf
Voorts wegen we de leerervaring van
de student af tegen het lijden cn doden
van respectievelijk de koe en het kalf
Hier wordt naar mijn oordeel het recht-
vaardigheidsbeginsel geweld aan ge-
daan.

Een ander ethisch criterium is de erken-
ning van de intrinsieke waarde van het
dier. Bij de onderwijsfoetotomie wordt
dit in sterke mate aangetast. Er is onvol-
doende respect voor het levende dier.
Het drachtige moederdier wordt ge-
kocht om als oefenmateriaal te dienen.
Zowel het moederdier als het ongebo-
ren kalf lijden onder de handeling. Het
kalf wordt gedood, terwijl de koe het ri-
sico loopt op een uterusbeschadiging
ten gevolge van de onhandigheid van de
nog onervaren studenten. Ook bestaat
de kans dat het kalf niet dood gaat tij-
dens de voorbereidende fase en pas
sterft tijdens de handeling zelf. Een der-
gelijk geval deed zich onlangs bijna
voor bij een koe die drachtig was van
een tweeling. Zulke risico\'s zijn onaan-
vaardbaar en keren zich tegen ieder res-
pect voor het dier.

Er zijn meer bedenkingen. Afgezien
van het rechtvaardigheidsprincipe, is
het zeer de vraag of de handeling ook
praktisch voordeel heeft in vergelijking
met onschuldige altematieven die men
elders, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, in
het onderwijs hanteert. Immers, de op-
geofferde dieren dienen verder geen en-
kel ander wetenschappelijk doel en zijn
uitsluitend bestemd voor deze ene oefe-
ning. Utrecht is de enige faculteit ter
wereld die deze handeling toestaat.

Educatieve aspecten

Dc Utrechtse faculteit is maatgevend
voor de normen en waarden binnen het
vakgebied, gelet op haar internationale
bekendheid. Hierop mst een morele
verantwoordelijkheid tegenover haar
studenten en afgestudeerden. Deze ver-
tegenwoordigen haar ethisch kader.
Hiemit volgt allicht dat er zich geen
discrepantie mag voordoen tussen on-
derwijsniveau en ethiek die men uit-
straalt en hetgeen er zo bituiensmuurs
gebeurt. Afgezien van het feit dat zo\'n
houding aan de goede naam knaagt,
brengt het de afgestudeerde dierenarts
in verwarring zodra hij in het veld te-
recht komt en van hem wordt verwacht
dat hij met dieren omgaat en niet met le-
vend oefenmateriaal. Kortom: de be-
roepsethiek kan nooit gebaat zijn bij
een handeling waarbij dierenwelzijn
wordt opgeofferd.

Alternatieven

1. In de loop van de studie wordt er al
geoefend met behulp van een dood
kalf in een metalen kist (zogenaamd
fantoom).

2. Videomateriaal met een uitgebreide
uitleg kan ook bijdragen aan het leer-

-ocr page 376-

proces van de handeling.

3. In Zuid-Afrika gebruikt men een
constmctie waarin een dood kalf in
een jutezak opgehangen wordt, waar-
bij de foetotomie volledig wordt ge-
oefend.

4. Een pas afgestudeerde dierenarts die
voor de eerste keer met een dood ge-
stagneerd kalf geconfronteerd wordt,
dient de techniek van de foetotomie
uit te oefenen onder toezicht van de
ervaren dierenarts.

De voor- en tegenargumenten

Degenen die de onderwijsfoetotomie
bepleiten, menen dat de proefhandeling
studenten een werkelijk ervaringsbeeld
meegeeft om later deze handeling in het
veld na te bootsen. Volgens hen zijn de
omstandigheden om de techniek te be-
oefenen en daarvan te leren, optimaal.
Er wordt weliswaar een kalf opge-
offerd, maar dit stelt de aankomende
dierenarts in staat vele koeien in de toe-
komst te redden. De techniek wordt re-
latief weinig toegepast in de praktijk.
Daarom is het van belang dat de student
deze handeling minstens één keer in een
werkelijke situatie uitvoert. Dat komt
niet alleen de vaardigheid ten goede,
maar voorkomt tevens dat deze belang-
rijke techniek in onbmik raakt. Het is
niet ongebruikelijk om een proefdier op
te offeren om later patiënten beter te
kunnen behandelen, analoog aan de op-
offering van dieren voor dc humane ge-
neeskunst. Een goede begeleiding is
evenwel nodig om ervoor te zorgen dat
respect voor dieren en optimaal onder-
wijs samengaan.

Voorstanders van de afschaffing nemen
een meer humane, daarmee bredere po-
sitie in. Het gaat hen om het aanscher-
pen van het beroepsgeweten. Het fok-
ken van dieren met het doel hen bij de
geboorte te doden, keert zich tegen de
beroepsethiek. Het tast ook de intrin-
sieke waarde aan van het dier. Het kalf
wordt als voorwerp gezien en niet meer
als levend wezen. Dit omvat natuurlijk
ook het lijden van de koe en minachting
voor haar welzijn. Deze aantasting van
de ethische waarden ondermijnen de
waardigheid van het beroep. Gaat men
binnen het onderwijs daarmee sjoeme-
len door scheiding te maken tussen nor-
men en waarden die men binnensmuurs
toepast, en weer andere maatstaven
daarbuiten in het veld, dan meet men
met twee maten, met alle nadelen van
dien, zeker voor de toekomstige dieren-
arts. Het druist tegen alles in om ter-
wille van een oefening een dier in een
pathologische toestand te brengen of te
doden. Hier gaat men over de streep van
de beroepsethiek. Te meer daar er een
combinatie van vier alternatieve hande-
lingen bestaat om het onderwijs beter te
dienen. Immers, de student kan volgens
de genoemde altematieve technieken,
onder goede begeleiding, zolang blij-
ven oefenen totdat hij de gewenste
vaardigheid te pakken heeft. Bij een le-
vend proefdier is dat uitgesloten.
Komt men voor het eerst voor de prak-
tijk te staan, dan dient de handeling on-
der toezicht van een ervaren dierenarts
plaats te vinden. Dat geldt ook voor di-
verse andere handelingen waarmee de
jonge dierenarts voor het eerst wordt
geconfronteerd, en is niet specifiek
voor de foetotomie.

Tenslotte is mijn indmk dat het bij
voorstanders van de foetotomie in het
geheel niet meer gaat om een medische
noodzaak, maar dat men in de greep
verkeert van perfectionisme dat gevoed
wordt door verregaande ambitie.

Afweging en oordeel

Steeds gaat het om de afweging tussen
de bescherming van welzijn en waar-
digheid van het dier enerzijds en een
technische efficiëntie anderzijds. Het
eerste toont een mate van menselijkheid
die per definitie als uitgang zou moeten
dienen voor ieder geneeskundig beroep.
Het tweede doet dat niet. Het gedach-
tengoed hiervan accentueert een me-
chanisch perfectionisme. Kan dat door
de ethische beugel, dan is dat meegeno-
men. Het tegendeel laat echter van zich
spreken. Het project met de stier

Herman, het verbod op kloneren en het
verbod op individuele huisvesting van
vleeskalveren. Deze drie gevallen wij-
zen op een overwinning van menselijk-
heid gevat in de ethische overweging.
Dat is bepalend voor de integriteit van
man of vrouw als persoon en als be-
roepsuitoefenaar. Dat is ook het stand-
punt dat de faculteit naar buiten uit-
draagt. Iedere onderwijshandeling die
deze stelling geweld aandoet, is een
concessie omlaag en geeft een dubbele
boodschap met een bedenkelijke in-
vloed op het beroepsveld. Iedere stu-
dent verdient de kans om \'schoon\' te
beginnen met zijn beroepsuitoefening
zonder gedwongen te zijn om onethi-
sche handelingen te verrichten.
Verdraagt een handeling de toets van
het humane geweten van hen die voor
de opdracht staan? Het antwoord grijpt
veel verder dan het beroepsveld en
heeft diepere betekenis. Staat men aan
de kant van bescherming voor het
zwakkere, of laten wij de geest afglij-
den naar een bruut, minder beschaafd
mensstadium.

Tenslotte mijn eigen keus. Mijn voor-
keur ligt bij de Zuid-Afrikaanse me-
thode. De pas afgestudeerde dierenarts
zou, net als bij zovelen andere handelin-
gen, deze moeten uitvoeren onder bege-
leiding van een ervaren dierenarts. Het
uitvoeren van de onderwijsfoetotomie
stuit mij tegen de borst. Toegeven daar-
aan zou mij een gevoel geven dat ik
mijn integriteit prijs geef, en tevens
mijn toekomstig professioneel gezag.

Emmanuel (Mano) Loeb

Op dit moment ligt deze proble-
matiek ter ethische beoordeling
bij de Dier Experimenten Com-
missie (DEC). De inzender heeft
met dit stuk beoogd een discussie
op gang te brengen, niet alleen op
ethisch gebied, maar ook op edu-
catief gebied.

Tot de dood er op volgt? Ja natuurlijk!

Naar aanleiding van de brief van de
KNMvD aan de staatssecretaris van
LNV en de vaste commissie voor Land-
bouw, gepubliceerd in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde van 1 januari
2000, aangaande de \'problematiek van
de grote grazers in natuurgebieden\',
zou de staatssecretaris en vaste com-
missie kunnen concluderen dat boven-
genoemde brief de mening vertolkt van
de meerderheid, zo niet alle Neder-
landse dierenartsen. Immers, in de aan-

-ocr page 377-

hef van de brief wordt gesproken van
\'de veterinaire beroepsgroep....\' Heeft
de KNMvD de mening van haar leden
gehoord alvorens zij deze brief ver-
zond? Of is dit de mening van slechts
een vijf- of zestal dierenartsen? Mogen
dierenartsen, als zij al menen zich toch
in deze discussie te moeten mengen,
pretenderen meer verstand van natuur-
lijke processen te hebben dan bijvoor-
beeld notarissen? Moet men hiervoor
niet eerder te rade gaan bij biologen of
ecologen?

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 augustus 1999 wil een
aantal dierenartsen, naar aanleiding
van vragen uit de Tweede Kamer aan
de staatssecretaris van LNV, de dis-
cussie onder dierenartsen aangaande
de problematiek (lees sterfte) van de
grote grazers, openen. Desondanks is
er niet echt een levendige discussie on-
der dierenartsen op gang gekomen, al-
thans niet zover mijn \'oor\' reikt. Wel
is er een reactie verschenen in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 maart 2000 van dezelfde schrijvers,
op de door Staatsbosbeheer opgestelde
richtlijnen voor het omgaan met zelf-
standig levende dieren in hun terrei-
nen.

Welnu, hier mijn zeer beknopte bij-
drage aan deze discussie, niet als die-
renarts, maar als geïnteresseerde in
wat zich zoal in de natuur afspeelt.
Opvallend is in alledrie de publicaties
in het TvD dat men steeds met wet- en
regelgeving in de hand, onder andere
de Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren (GWWD), dit natuurterrein wil
\'besturen\'. Deze wet- en regelgeving
is van toepassing op de mensenmaat-
schappij met de daarbinnen door ons
gehouden dieren. De natuur hanteert
daarentegen andere \'wetten\', welke
vaak in onze ogen zeer onlogisch, wis-
pelturig en wreed lijken.
Lumeij e.a.: \'Het gebied de Oostvaar-
dersplassen is geen compleet ecosys-
teem omdat er een omrastering is en er
geen grote predatoren zijn\'. Het zijn
dus volgens hen \'gehouden\' dieren,
die bovendien \'gedomesticeerd\' zijn.

Als het natuurgebied de Oostvaarders-
plassen zo groot zou zijn als Europa,
dan zou, in tijden van voedselschaar-
ste, trek naar voedselrijkere gebieden
mogelijk zijn. Vele grote grazers ster-
ven tijdens deze tochten, veel meer dan
14 procent, omdat de fysiek zwakke-
ren en met name de sociaal zwakkeren.

niet kunnen volgen. Dezelfde proces-
sen als die in de Oostvaardersplassen
zullen zich ook dan afspelen. Alleen de
vitaalsten redden het. Natuurlijke se-
lectie!

De populatiedichtheid van om het even
welke diersoort, wordt bepaald door het
voedselaanbod, niet door predatoren.
Aangezien dit voedselaanbod onder na-
tuurlijke omstandigheden altijd \'ups en
downs\' kent, zal ook de populatie-
grootte hiermee variëren (sterfte). Ook
al zou het voedselaanbod stabiel zijn,
dan nog zal, ook bij aanwezigheid van
predatoren, snel de grens van de draag-
kracht van het gebied bereikt worden,
hoe groot dat gebied ook is, en zullen de
\'zwakkeren\' door sociale interacties
verstoten worden. Lang niet al deze (so-
ciaal) zwakkeren worden door grote
predatoren aan een snel einde geholpen.
Het merendeel sterft door uitputting en
honger een langzame dood. De natuur
is keihard, harder dan de GWWD.
Trouwens... zou de publieke opinie en
de dierenbescherming in het bijzonder
niet in opstand komen als een troepje
wolven er twee dagen over doet voordat
een uit de groep achtergebleven Heek-
rund totaal uitgeput en zwaar gewond
door de vele beten eindelijk de strijd op-
geeft en de darmen er al uitliggen voor-
dat de halsbeet van de leider van de
wolven lang genoeg stand gehouden
heeft om het dier tc doden? En dc wolf
die bij deze strijd een poot breekt door
een trap van het rund, moet die ook door
mensen geholpen of geëuthanaseerd
worden? Al eens gezien hoe een kat met
een muis speelt? Al eens gezien hoe een
leeuwin haar welpen leert een antilope
te vangen? Al eens gezien hoe gieren
een dier beginnen te \'ontleden\' nog
voordat het dood is? Als dit alles zich in
onze Oostvaardersplassen zou afspelen,
hoe zou de brief van de KNMvD aan de
staatssecretaris er dan uitgezien heb-
ben?

Lumeij e.a.: \'In de natuur komen
crashes (massale sterftes), die worden
veroorzaakt door overschrijding van de
gebiedscapaciteit, niet voor\'. Blijven
we even dicht bij huis. Hoeveel reigers
sterven er de hongerdood in een winter
met een langdurige vorstperiode en/of
een langdurig sneeuwdek? Natuurlijke
aantalsregulering! Hoeveel uilen ster-
ven er in een slecht muizenjaar? Na-
tuurlijke aantalsregulatie en tevens (ge-
netische) selectie van de sterksten!
Toename van populatiedichtheid door
geboorte zal onherroepelijk gevolgd
moeten worden door sterfte. Dit is de
enige manier voor moeder natuur om de
populatiedichtheid binnen de grenzen
van de draagkracht van het gebied te
houden, hoe groot dat gebied ook is,
predatoren leveren hieraan meestal
maar een geringe bijdrage. Deze sterfte
treedt, vooral bij sociaal levende dieren,
lang niet altijd op door ouderdom, maar
veelal door sociale interacties (versto-
ten van fysiek en sociaal zwakkeren).
Natuurlijke selectie van het beste!

Heckrunderen zouden volgens Lumeij
e.a. \'geen wilde doch gedomesticeerde
dieren\' zijn. Heckrunderen zijn een
kruisingsproduct van enkele halfwilde
runderrassen en zijn, zeker na een ge-
neratie in het wild, te beschouwen als
wilde dieren. Het zijn echt geen FH- of
MRIJ-koeien en zelfs deze gedragen
zich, wat hun sociale structuur betreft,
precies hetzelfde als wilde dieren.
Bijvoeren in periodes van minder voed-
selbeschikbaarheid, daarvoor hoef je
geen ecologische bolleboos te zijn, zal
zeer snel leiden tot vergroting van de
populatiedichtheid tot boven de draag-
kracht van het gebied en werkt aldus
averechts; de natuurlijke selectie wordt
verstoord, de sterfte wordt hoogstens
opgeschoven. Bovendien zullen ook
hier de sociaal sterkeren de zwakkeren
bij de voerplaatsen verdringen. De hië-
rarchische structuren worden verstoord.
Dc leeftijdsopbouw van de populatie
zal nadelig beïnvloed worden, waarna
vanzelfsprekend weer grotere sterfte
gaat optreden. Of., wij moeten met het
geweer de populatie uitdunnen, hetgeen
steeds weer opnieuw zal leiden tot so-
ciale onrust. Dat nu lijkt mij geen zich-
zelf regulerend ecosysteem. Een zich-
zelf regulerend ecosysteem, of dat nu
zeer groot of klein van omvang is, de
sociale processen zullen zich in het
grote en in het kleine gebied op de-
zelfde wijze afspelen om de populatie-
grootte binnen de draagkracht van dat
gebied te houden. In tijden van voedsel-
schaarste zullen de vitaalsten de nog
resterende voedselbronnen voor zich
opeisen, de fysiek en sociaal zwakke-
ren, met name de lager geplaatste stie-
ren en de groepjes zwervende jonge
stieren, zullen het moeten doen met
kwalitatief en kwantitatief minder
voedsel en uiteindelijk de grootste kans
lopen bij langdurige voedselschaarste
te succumberen. Natuuriijke selectie
van het (genetisch) beste! Dit nu moe-
ten wij (de publieke opinie en de dieren-
bescherming) nog leren zien als een na-
tuurlijk gebeuren. Eerst bijvoeren, dan

-ocr page 378-

schieten, is van een natuurgebied een
(sport )jachtgebied maken.
Kadavers van natuurlijk gestorven
wilde dieren behoren te blijven liggen,
om de eenvoudige reden dat afvoer
leidt tot een verarming van het bio-
toop, legio organismen leven van wat
er in de natuur sterft.

J. van Bers,
Maasbree

Bron: Bade T en Lardinois R. \'Dode
dieren Doodnormaal\'. Nieuwe Wilder-
nis 1999: 5(3 en 4).

Reactie

Geachte redactie,

Het Hoofdbestuur geniet het vertrou-
wen van de leden van de KNMvD en
zal zich in dit soort delicate kwesties
ongetwijfeld goed laten informeren
over de problematiek alvorens een brief
aan de staatssecretaris te schrijven. In
dit geval werd de problematiek onder
andere voorgelegd aan de Commissie
Ethiek van de KNMvD die bestaat uit
deskundigen op dit gebied. Wij denken
derhalve inderdaad dat het terecht is in-
dien de staatssecretaris van LNV en de
vaste comniissic voor dc Landbouw
concluderen dat de door het Hoofdbe-
stuur op 1 januari 2000 in dit Tijdschrift
geformuleerde standpunt door het me-
rendeel van de Nederlandse dierenart-
sen wordt onderschreven. Dit wordt
nog eens geïllustreerd door het uitblij-
ven van kritiek door dierenartsen op dit
standpunt van het Hoofdbestuur.

De Gezondheids- en Welzijnswet voor
Dieren wordt door ons in ons commen-
taar op de ethische richtlijnen van
Staatsbosbeheer niet gebruikt om het
natuurterrein te besturen, maar om de
door de samenleving geaccoorde rech-
ten van het dier te beschermen. Daar
waar de discussie gaat over gezond-
heids- en welzijnsaspecten van dieren,
hebben dierenartsen ons inziens terecht
de pretentie hier een bijdrage aan te
moeten (!) leveren. Overigens zijn wij
van mening dat de \'makers van de
nieuwe natuur\' te lichtvaardig omsprin-
gen met de begrippen \'ecosysteem\',
\'natuuriijke selectie\' en \'natuuriijk\'.

Het grote probleem lijkt dat de \'makers
van de nieuwe natuur\' geen andere me-
ning lijken te willen horen. Eerder
werd door de Raad voor Dierenaan-
gelegenheden al een advies met soort-
gelijke strekking gegeven dat ogen-
schijnlijk terzijde is geschoven. De
\'makers van de nieuwe natuur\' hebben
de Oostvaardersplassen namelijk gede-
finieerd als een \'zelfregulerend\' na-
tuurgebied en de ten behoeve van het
natuurbeheer ingebrachte dieren lijken
zich daarnaar te moeten schikken. Met
deze logische tautologie zijn alle resul-
taten van het beleid automatisch goed:
het is immers \'natuur\' geworden en
men hoeft geen verantwoording meer
te dragen voor de resultaten.

Dat \'moeder natuur\' de omvang van de
populatie alleen maar binnen de gren-
zen van de draagkracht van het gebied
kan houden door sterfte is niet juist.
Een belangrijke factor bij voedselte-
kort is ook een verminderde aanwas.
Bij dagroofvogels en uilen is onder an-
dere bekend dat in slechte muizenjaren
de reproductieresultaten beduidend
minder zijn dan in goede muizenjaren.
Ook bij herbivoren kan de voedselsitu-
atie van invloed zijn op de reproductie-
resultaten, de mate van terugkoppeling
is echter niet zo direct.
Of er al dan niet grote fluctuaties op
zullen treden in de populatieomvang
bij voedselschaarste, is sterk afhanke-
lijk van het tijdstip waarop en de mate
waarin er door middel van een ver-
minderde reproductie een negatieve
terugkoppeling plaatsvindt op de po-
pulatieomvang.

Bij hoogreproductieve dieren zal de
limiterende factor geen regulerende
factor blijken te zijn en zal de populatie
zich in de zomer voorafgaande aan een
crash nog sterk kunnen vermeerderen,
gevolgd door een crash in de daarop
volgende winter. Dit zien we bijvoor-
beeld bij de Soay-schapen op het eiland
Hirta, maar ook bij reeën in ons eigen
land in die gebieden waar de mens wei-
gert de regulerende rol van de ontbre-
kende predatoren over te nemen.
Populatiecrashes komen bij soorten
met een hoge reproductiecapaciteit (de
zogenaamde r-soorten) in afwezigheid
van regulatie door predatoren dus wel
voor. Bij dieren met een lage reproduc-
tiecapaciteit (de zogenaamde K-soor-
ten) kan een verminderde reproductie
regulerend werken. Bij deze soorten
kunnen echter ook populatiecrashes
voorkomen vanwege niet dichtheidsaf-
hankelijke factoren (zoals bijvoorbeeld
klimatologische omstandigheden).
Daamaast bestaat er een groot verschil
tussen het voortplantingsucces van vrij-
levende gedomesticeerde grazers en
vrijlevende wilde grazers, zoals aange-
geven door Clutton-Brock et al. (1997),
en geciteerd door Groot Bruinderink
(1999) op pagina 22. In Figuur 9 van
zijn publicatie wordt het reproductie-
succes van Longhom-vee vergeleken
met de Amerikaanse bizon. Om te be-
ginnen heeft de Amerikaanse bizon een
lagere kalf/koe ratio (0.7) terwijl bij
toename van de dichtheid de limite-
rende factor \'verminderde reproductie\'
geleidelijk in betekenis toeneemt en
ook een regulerende factor zal blijken te
zijn. Bij gedomesticeerde soorten die
zijn geselecteerd op hoge reproductie is
de initiële kalf/koeratio duidelijker ho-
ger (1.0), terwijl deze ratio bij toene-
mende dichtheid niet geleidelijk af-
neemt maar lang hoog blijft, om
vervolgens steil af te nemen. De regule-
rende factor zal niet tijdig als limite-
rende factor kurmen fijnctioneren en de
kans op doorschieten van de populatie-
omvang tot boven de draagkracht van
het gebied, met daaropvolgend een
populatiecrash, lijkt derhalve groter.
Deze genetisch bepaalde eigenschap-
pen zijn zeker niet na één generatie in
het wild verdwenen. De hoogreproduc-
tieve Heckrunderen en Konickpaarden
zijn alleen daarom al niet als wilde die-
ren te beschouwen.

Afgezien van het al dan niet aanwezig
zijn van bovenbeschreven dichtheidsaf-
hankelijke regulerende factoren zullen
bij de aanwezigheid van grote predato-
ren grote populatieschommelingen wor-
den afgezwakt. Daamaast zullen de
prooidieren proberen predatoren te ont-
wijken, hetgeen het terreingebraik en de
verspreiding van de dieren bevordert.

Wij pleiten zeker niet voor een syste-
matisch bij voederen van de dieren in
het kader van natuurbeheer, daar bij-
voederen kunstmatig de draagkracht
van een gebied verhoogt. Bij inciden-
tele extreme omstandigheden zou het
echter een optie kunnen zijn.

Wij hebben gepleit voor een populatie-
beheer afgestemd op de draagkracht
van het gebied. Per soort moet worden
nagegaan wat de beste methode is voor
regulatie. Als door een zeer extensieve
methode van houden andere opties
worden bemoeilijkt, is beheer met de
kogel zeker een optie. De sociale on-
rust bij deskundig door de mens uitge-
voerd populatiebeheer is zeker niet
groter in vergelijking met regulatie

-ocr page 379-

door natuurlijke predatoren. Het indi-
viduele dier dat middels het geweer
lege artis uit de populatie wordt ver-
wijderd zal zelfs de onder natuurlijke
omstandigheden voorkomende vlucht-
reactie niet vertonen, en onder andere
meetbaar lagere concentraties bijnier-
schorshormoon in het plasma hebben
(Hamilton and Weeks, 1985). De door
de heer Van Bers gesuggereerde steeds
weer opnieuw optredende sociale on-
rust in een natuurgebied waar de mens
een (sport)jachtgebied van zou hebben
gemaakt, lijkt eerder ingegeven door
anti-jacht emoties dan door een ratio-
nele benadering van de problematiek.
De door de \'makers van de nieuwe na-
tuur\' gedefinieerde \'zelfregulatie\' is in
onze ogen in ieder geval niet een ac-
ceptabele optie.

J. T. Lumeij en J. Oosterbaan

Referenties

• Clutton-Brock TH, et al. Stability and instabi-
lity in ungulate populations: an empirical ana-
lysis. AmerNatur 1997; 149: 195-219.

• Groot-Btninderink GWTA, et al. Dynamische
interacties tussen hoefdieren en vegetatie in de
Oostvaardersplassen. ISBN-rapport nummer
436. Instituut voor Bos-en Natuuronderzoek
(IBN-DLO) Wageningen 1999

• Hamilton GD, and Weeks HP Jr. Cortisol and
aldosterone comparisons of cottontail rabbits
collecetdby shooting, trapping , and falconry.
JWildl Dis 1985;21:40-2.

Zorg op maat voor grote grazers in de natuur

J. M. van Leeuwen en H.A. Luten^

Naar aanleiding van de (zeer) uitge-
breide reactie van de collegae J.T.
Lumeij en J. Oosterbaan in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 1
maart 2000 op het verschijnen van de
ethische richtlijnen voor het omgaan
met zelfstandig levende dieren in de ter-
reinen van Staatsbosbeheer, is enige
toelichting van de twee dierenartsen die
hierbij betrokken waren, op zijn plaats.

1. \'Het opstellen van ethische richtlij-
nen is een prijzenswaardig initiatief
en nodigt uit tot een open dialoog\'.
Laten we deze dialoog inderdaad
open en niet al te vijandig voeren.

2. \'...de eigen opvattingen van Staats-
bosbeheer hebben een belangrijke
rol gespeeld bij de totstandkoming
van de richtlijnen\'. Deze (specula-
tieve) opmerking onderschat de in-
breng van de overige leden van de
werkgroep. Uiteraard is Staatsbos-
beheer eindverantwoordelijk voor
genoemde richtlijnen.

3. \'De samenleving heeft haar stand-
punt over morele plichten ten op-
zichte van in het wild levende dieren
al bepaald. Kijk naar de Gezond-
heids- en Welzijnswet voor Dieren
(GWWD), de Jachtwet en de Flora-
en Faunawet\'. Waar bijvoorbeeld in
de GWWD wordt gesproken over
zorgplicht voor dieren ontbreekt ech-
ter nadere regelgeving en jurispru-
dentie: wanneer is een grote grazer
hulpbehoevend? Zelfs al worden de
dieren in de begeleide natuur be-

1 Respectievetijlc als dierenarts-patholoog en dieren-
arts-practicus verbonden aan de Werkgroep \'Ethiek
grote grazers\' van Staatsbosbeheer (1999).

schouwd als gehouden dieren, dan
nog is de beschikkingsmacht erover
sterk beperkt door de grootschalig-
heid en onoverzichtelijkheid van de
leefgebieden. De bestaande wetten
moeten dus op diverse punten nog
worden gepreciseerd. De Leidraad
Grote Grazers, die door staatssecre-
taris Faber op 19 januari 2000 is ver-
stuurd naar de Tweede Kamer, is
daar een voorbeeld van. Deze Lei-
draad refereert met instemming de
ethische richtlijnen van Staatsbosbe-
heer. Het standpunt van de Kamer
was eind maart 2000 nog niet be-
kend.

4. \'In een volledig ecosysteem wordt
recht gedaan aan begrippen als \'zelf-
standigheid\' en \'recht op potentiële
wildheid\' (...) en komt de \'intrin-
sieke waarde\' van het dier werkelijk
tot zijn recht. In de natuurgebieden
van ons land komt deze situatie ner-
gens voor\'. Wij delen de reserve bij
het gebruik van deze complexe,
deels nieuwe, begrippen. Iets een-
voudiger gezegd gaat het om het
volgende. In de begeleide natuur, de
hoogst bereikbare natuurvorm in
Nederland, wordt gestreefd naar
maximale zelfstandigheid en zelf-
redzaamheid voor grote grazers. De
valkuil die zich onmiddellijk voor-
doet is dat deze policy ongemerkt
kan overgaan in verwaarlozing van
de dieren. Dat is niet de bedoeling,
vandaar dat enigerlei \'zorg op maat\'
nodig is. De natuurbeheerders in
Nederland onderschrijven dit. Maar
teveel zorg kan er snel toe leiden, dat
de dieren zich ervan afhankelijk ma-
ken. Dit is direct in strijd met het
hoofdstreven naar maximale zelf-
redzaamheid. Het komt er dus op
neer dat aan het begrip \'zorg op
maat\' inhoud wordt gegeven. De
richtlijn dat ernstig en uitzichtloos
lijden bij dieren tot interventie ver-
plicht, is een voorbeeld van directe
zorgverlening. Wanneer het gaat om
regulering van het aantal dieren in
verband met de draagkracht van het
terrein, het geven van extra voer of
weide bij dreigende calamiteiten of
het met elkaar verbinden van kleine
gefragmenteerde natuurgebieden,
moet men denken aan preventieve
zorgverlening. Niet alleen bij wel-
zijn, ook op het terrein van de dierge-
zondheid is zorg op maat vereist.
Hieraan wordt door de veterinaire
begeleidingscommissies inhoud ge-
geven.

5. \'Het laten liggen van dode dieren is
geregeld in de Destructiewet. Hoe
kan Staatsbosbeheer dan nog wen-
sen kadavers te laten liggen?\'. Het
antwoord is heel simpel: omdat dit
de biologische diversiteit ten goede
komt en Nederland heeft zich via
internationale verdragen verplicht
deze te bevorderen. De kadaver-
kwestie in de natuur zou Europees
aangepakt moeten worden en dient
beveiligd te worden door middel
van een grondige risicoanalyse en
een adequaat risicomanagement
(1). Op dit moment gaan de kada-
vers naar de destmctor en vindt
controle plaats door de AID.

6. \'Spoor A-gebieden zijn onduidelijk
gedefinieerd in de richtlijnen\'. In-

-ocr page 380-

derdaad, vooral als in de Appendix
zelfs terreinen van 1 hectare eron-
der vallen. De aanwijzing van ter-
reinen tot Spoor A of B is geen zaak
voor de Werkgroep Ethiek. Het
principe van zorg op maat blijft ech-
ter gelden ongeacht de grootte van
het gebied.

7. \'In complete ecosystemen komen
crashes niet voor, waarom ze dan
toch simuleren?\'. Afgezien of het
eerste deel van de zin waar is, zijn
we het eens dat de problematiek van
de aantalsregulatie verduidelijking
behoeft. Het begrip draagkracht
eveneens. Als teveel gezonde grote
grazers het leven van andere bio-
toopbewoners, zoals prioritaire
soorten vogels, bomen of gewassen,
gaan bedreigen, kan ingrijpen gebo-
den zijn. Omgekeerd: een kwalita-
tief gezond ecosysteem, maar met
significante achteruitgang in ge-
zondheid, vitaliteit of gedrag van de
grote grazers kan ook aanleiding
zijn tot ingrijpen. Denk hier bij-
voorbeeld aan infectieziekten, defi-
cienties of genetische defecten. De
aanpak van populatiebeheer ver-
dient nadere uitwerking. Hier ligt
een kans voor veterinaire onderzoe-
kers samen met andere disciplines.
Dat sommige bijdragen van ande-
ren worden afgedaan als \'geen blijk
geven van kennis van zaken\' nodigt
helaas niet uit tot samenwerking.

8. \'De behandeling van dieren in de na-
tuur moet niet afhangen van de
terreindoelstelling, maar van de leef-
omstandigheden van de dieren\'. Dit
moge idealiter juist zijn, maar geldt
dit principe niet even sterk voor de
dieren in de bioindustrie of in de on-
derzoekslaboratoria? Bovendien: in
de begeleide natuur bereiken de die-
ren leeftijden van 16-18 jaar in te-
genstelling tot de veehouderij. In het
traject vóórdat sprake is van ernstig
en uitzichtloos lijden kan uiteraard
per (natuur)doelstelling anders ge-
handeld worden: bijvoeren of af-
schieten, behandelen of naar de des-
tmctor brengen of naar het abattoir
voor B-terreinen. We hopen met
deze toelichting onze positie enigs-
zins te hebben verduidelijkt. Het
laatste woord is hier vast nog niet
over gezegd!

1. Zie ook het artikel over risico-ana-
lyse en -management van de collegae
A. Hessels e.a. in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van januari 2000.

294

Reactie op het commentaar van
collegae Van Leeuwen en Luten.

Geachte redactie,

Wij vinden het voor de geloofwaardig-
heid nog steeds onverstandig van
Staatsbosbeheer (SBB) om de sugges-
tie te wekken dat de richtlijnen door
onafhankelijke derden zijn opgesteld,
terwijl de werkgroep die de richtlijnen
heeft opgesteld voor het merendeel be-
stond uit personeel van SBB.
Wij delen niet de mening van onze col-
legae dat grootschaligheid en onover-
zichtelijkheid argumenten zijn om een
verantwoord beheer achterwege te la-
ten. Naar onze mening is de belang-
rijkste zorg (\'op maat\') die aan de in-
gebrachte grazers kan worden gegeven
een verantwoord populatiebeheer.
Runderen en paarden zijn in weerwil
van bestaande regelgeving bewust in-
gebracht in het gebied, zonder dat er
op dat moment een beheerplan voor de
populatie bekend was. De makers van
de nieuwe natuur hebben dit lange tijd
voor zich uitgeschoven. Was dit wel-
licht in de hoop dat de samenleving de
zogenaamde \'zelft^egulering\' zou ac-
cepteren?

Met betrekking tot de zorgplicht delen
wij met onze collegae de behoefte aan
jurisprudentie met betrekking tot dit
onderwerp. Gezien de discussie die er
gaande is over deze zorgplicht, is het
verwonderlijk dat het proces verbaal
dat is opgemaakt naar aanleiding van
de rundersterfte in de Oostvaarders-
plassen in de winter van 98-99 door
een inspecteur van de Landelijke In-
spectiedienst Dierenbescherming bij
de Officier van Justitie in Zwolle lijkt
te zijn blijven steken.
Reeds eerder hebben wij vraagtekens
gezet bij de samenstelling van de vete-
rinaire begeleidingscommissie. Naar
onze mening is de naam van deze com-
missie misleidend en suggereert een
grotere veterinaire invloed dan waar-
van in werkelijkheid sprake is.
De redenering met betrekking tot de
kadaverproblematiek is verwonder-
lijk, daar wij van mening zijn dat vete-
rinairen beter zouden moeten weten.
Volgens internationale verdragen zijn
wij verplicht kadavers van runderen en
paarden als hoog-risico-materiaal te
behandelen. Nergens is overeengeko-
men dat wij kadavers van runderen en
paarden moeten laten liggen om de
biologische diversiteit te bevorderen.
Hier ligt typisch een taak voor een ve-
terinaire begeleidingscommissie (be-
staande uit terzake kundige dierenart-
sen) om Staatsbosbeheer te overtuigen
om hun medewerkers niet te stimule-
ren te handelen in strijd met de des-
tructiewet. Het is juist met dit soort za-
ken dat een \'brede maatschappelijke
vertegenwoordiging\' in een \'veteri-
naire\' begeleidingscommissie zich
wreekt.

ll|DSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 125, MEI, AFLEVERING 9, 2000

In complete ecosystemen bestaande uit
wilde herbivoren die samenleven met
hun predatoren komen crashes inder-
daad wel voor, maar in de regel zal dit
gaan om dichtheidsonafhankelijke fac-
toren, zoals bijvoorbeeld klimatologi-
sche omstandigheden. Sterke dicht-
heidsafhankelijke fluctuaties worden
door de aanwezigheid van predatoren
afgezwakt.

De opmerking die wij maakten over het
niet blijk geven van kennis van zaken
met betrekking tot populatiebeheer,
had betrekking op de ideeën over de
haalbaarheid of wenselijkheid van de
diverse methoden van beheer. Een voor
grote herbivoren goed bruikbaar geble-
ken regulatiemethode die op grote
schaal in binnen- en buitenland wordt
toegepast, zoals afschot met geweer,
wordt afgedaan met \'brengt veel onrust
teweeg en is een \'individuvangmiddel\'
dus arbeidsintensief. Het is niet cor-
rect dat afschot met het geweer per de-
finitie onrust teweeg brengt; dit is sterk
afhankelijk van de wijze waarop met
het geweer wordt beheerd. Veel van de
als altematief genoemde methoden zijn
nauwelijks serieus te nemen en hebben
minstens zoveel nadelen: \'... gebruik
van boog... klem of strik ...valkuil en
gif..\'. Het feit dat deze primitieve me-
thoden werden genoemd heeft ons bo-
vengenoemde opmerking ontlokt.

Het aanhalen van de dieren in de bio-in-
dustrie en de onderzoekslaboratoria zou
kunnen worden opgevat als een me-
thode om de discussie van het feitelijke
onderwerp af te buigen. Desalniettemin
vinden wij dat onder de huidige
Nederlandse omstandigheden het ge-
bmik van proefdieren in onderzoeksla-
boratoria ethisch gezien meer verant-
woord plaatsvindt dan de huidige
experimenten met Heckrunderen en
Konickpaarden die plaatsvinden in de
Oostvaardersplassen. Bij het gebruik
van proefdieren voor medische experi-
menten wordt voorafgaande aan een
proef door een ethische commissie be-
oordeeld of het onderzoeksdoel de wel-
zij nsaantasting van de gebmikte proef-
dieren rechtvaardigt. Hierbij moet ten

-ocr page 381-

eerste sprake zijn van een redelijk doel
en ten tweede moet de gebruikte proef-
opzet geschikt zijn om de onderzoeks-
vraag te beantwoorden, met het meest
efficiënte gebruik van de proefdieren.
Bij het aangaan van de experimenten
met dieren in de Oostvaardersplassen is
nooit een onafhankelijke ethische com-
missie betrokken geweest die op deze
wijze de zaak heeft geëvalueerd.

De genoemde leeftijden van 16-18 jaar
zijn misleidend. Bij de dieren die zijn
gestorven in de Oostvaardersplassen
in de winter van 1998-1999 bevonden
zich ook jonge dieren.
Daamaast is het niet van belang hoe
oud de dieren worden, maar is de kwa-
liteit van leven doorslaggevend. Dieren
die worden gehouden in dierentuinen
bereiken in vergelijking met dieren die
in de natuur leven ook vaak hoge leef-
tijden zonder datje daaruit de conclusie
mag trekken dat de kwaliteit van leven
ook goed is. In de Oostvaardersplassen
bevinden de populaties zich nog in een
(exponentiële) groeifase. Uit ervarin-
gen elders in de wereld is bekend dat
dit enkele decennia kan duren. Zonder
een populatiebeheer gebaseerd op de
draagkracht van het gebied, is het on-
vermijdelijk dat de draagkracht van het
gebied wordt overschreden en een po-
pulatiecrash volgt. Wij zijn van mening
dat deze crash moet worden vemieden
en dat er voor elke geïntroduceerde
diersoort een plan moet liggen waarin
staat beschreven wanneer en op welke
wijze wordt ingegrepen om onnodig
lijden te voorkomen.

J. T. Lumeij en J. Oosterbaan

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs in-
dien teksten, die langer zijn dan
één A4-tje op bij voorkeur een
diskette of per e-mail worden
aangeleverd in Word of Word
Perfect (andere versies zijn ook
mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns
te geven.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Procedure

Bij klaagschrift gedateerd 19 augustus
1998, aangevuld bij schrijven van 18 ja-
nuari 1999, heeft de klachtambtenaar
zich tot het Veterinair Tuchtcollege ge-
wend.

Beklaagde heeft bij schrijven van 19 no-
vember 1998, aangevuld bij schrijven
van 29 april 1999, gereageerd op de
klacht.

Het College heeft de zaak op 24 juni
1999 ter zitting behandeld. De klacht-
ambtenaar werd daarbij vertegenwoor-
digd door X. Beklaagde was eveneens
aanwezig en werd bijgestaan door Y.

Klacht

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart klager - kort samengevat en zake-
lijk weergegeven - het volgende.
Uit een onderzoek door de Algemene
Inspectiedienst van het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
zoals neergelegd in het door de klacht-
ambtenaar overgelegde proces verbaal
nummer 1747/98/12, is gebleken dat be-
klaagde in de periode vanaf november
1997 tot en met maart 1998 op een onge-
oorloofde wijze gekanaliseerde UDA-
diergeneesmiddelen te koop heeft aan-
geboden en heeft afgeleverd aan vee-
houders.

Immers:

• Beklaagde heeft als enig aandeelhou-
der en enig bestuurder van het bedrijf
Z door middel van advertenties in het
Agrarisch Dagblad, het blad Stal &
Akker en het blad Voortrekker, als-
mede door middel van direct mailing
aan veehouders, waaronder V te A, W

te B, U te C, T te D en S te E, geka-
naliseerde UDA-diergeneesmiddelen
(waaronder de middelen Super Mas-
tidol, Lactastop rood, Nafpenzal DC,
Orbenin (extra) DC, Cefa Safe, Avu-
loxil, Delvomast Mc, Mastijet Fort,
Ritriprim, Special formula 17900
forte. Super Mastikort 72, Erykana,
Estramate, Dinolytic, Conceptyl, Fer-
tagyl, PRlD-spiraal, Metricure, Me-
tricilline tabletten, Lincocin 40%, Au-
reomycine spray, Synulox, Baytril,
Duoprim, Dexamedium, Trimsul inj.,
Pen-strep 20-20, Neopen, Oxy 10%,
Engemycine, Leocilline, Eythrocine
200) te koop aangeboden. Hij heeft
daarbij de veehouders uitgenodigd
om uit vorengenoemde middelen een
pakket voor een periode van zes
maanden samen te stellen, dat door Z
bij de veehouder thuis zou worden be-
zorgd. Naar de mening van de klacht-
ambtenaar is zulks niet in overeen-
stemming met het wettelijk systeem
van verstrekking van gekanaliseerde
UDA-diergeneesmiddelen.
Beklaagde heeft daadwerkelijk geka-
naliseerde UDA-diergeneesmiddelen
aan veehouders, waaronder V te A, W
te B, U te C, T te D en S te E - met wie
hij geen andere relatie dan die van ko-
per en verkoper van diergeneesmid-
delen onderhield - verkocht en afgele-
verd, respectievelijk door een mede-
werkster van zijn bedrijf laten afleve-
ren.

V te A heeft in dit verband verklaard
dat hij naar aanleiding van een mai-
ling van het bedrijf Z omstreeks 19
november 1997 Orbenin extra DC en
Avuloxil heeft besteld en dat deze
middelen op 20 november 1997 zijn
geleverd door een vrouw, die niet in
de stal is geweest; hij heeft voorts ver-
klaard dat hij in januari 1998 nog-
maals Orbenin, alsmede Neopen heeft
besteld en dat deze middelen op de-

Het Veterinair Tuchtcollege

Ongeoorloofd aanbieden van UDA-diergeneesmiddelen

Uitspraak in de zaak van

de Ambtenaar bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde 1990 (de Klachtambtenaar), klager

tegen

drs. P. LaN., beklaagde
wonende te S

-ocr page 382-

zelfde wijze zijn afgeleverd.

• W te B heeft in dit verband verklaard
dat hij net voor Kerstmis een schrij-
ven van Z heeft ontvangen en dat hij
naar aanleiding daarvan op 16 decem-
ber 1997 en op 13 januari 1998 telefo-
nisch diergeneesmiddelen heeft be-
steld en dat daarop een vrouw, die niet
in de stal is geweest, op respectieve-
lijk 30 december 1997 de dierge-
neesmiddelen Super Mastidol, Avu-
loxil, Lincocin forte, Estrumate, Lin-
cocin 40% 150 gr, Aureomycine
spray, Baytril 5% 100 ml, Trimsul,
Pen-strep 100 ml, Erythrocine 100 ml
heeft afgeleverd en op 15 januari 1998
de diergeneesmiddelen Pen LA en
Amoxy inj. heeft afgeleverd.

• U te C heeft in dit verband verklaard
dat hij rond Sinterklaas een schrijven
van Z heeft ontvangen en dat hij op 11
maart 1998 telefonisch diergenees-
middelen, waaronder Oxy-spray en
Lincocin 20% 150 gr, heeft besteld bij
de vestiging van dit bedrijf in F en dat
deze middelen op dezelfde dag door
beklaagde, die niet in de stal is ge-
weest, zijn afgeleverd.

• T te D heeft in dit verband verklaard
dat hij naar aanleiding van de adver-
tentie van Z in de vestiging van Z te F
op 5 november 1997 onder andere de
diergeneesmiddelen Neopen, Linco-
cin 40% 150 gr, Nafpenzal DC en
Colistine 1200 heeft afgehaald en op 8
maart 1998 de diergeneesmiddelen
Colistine 4%, Flumequine \\0% en
Kanapen heeft afgehaald;

• S te E heeft in dit verband verklaard
dat hij naar aanleiding van een adver-
tentie van Z in het Agrarisch Dagblad
in november en december 1997 tele-
fonisch diergeneesmiddelen, waaron-
der de middelen Eriykana en Trimsul,
heeft besteld in de vestiging van dit
bedrijf in F en dat deze middelen door
een vrouw, die niet in de stal is ge-
weest, op zijn bedrijf zijn afgeleverd.

• Beklaagde heeft in dit verband ver-
klaard dat hij eind november 1997 een
direct mail-campagne heeft gevoerd
die gericht was aan 6660 melkvee-
houders en dat ongeveer 1000 melk-
veehouders reageerden met een be-
stelling. Hij heeft voorts verklaard dat
al deze bestellingen door hem of zijn
para-veterinaire medewerksters per-
soonlijk op het bedrijf worden afgele-
verd, waarbij de grootte van de bestel-
ling wordt gerelateerd aan de aard en
omvang van het bedrijf Hij heeft te-
vens verklaard dat er de eerste maal
dat een veehouder een bestelling
plaatst niets per post wordt verzonden
en dat er altijd een bedrijfsbezoek
plaatsvindt; bij na- of spoedbestellin-
gen kan er vervolgens wel verzending
per post plaatsvinden, omdat de aard
en omvang van het bedrijf alsdan be-
kend is.

Hieruit blijkt, aldus de klachtambtenaar,
dat beklaagde de betreffende UDA-
diergeneesmiddelen - middelen die al-
leen door tussenkomst en onder verant-
woordelijkheid van een daartoe bij de
desbetreffende dieren te hulp geroepen
dierenarts mogen worden afgeleverd -
vrijelijk te koop heeft aangeboden en
heeft afgeleverd, respectievelijk heeft
laten afleveren zonder voorafgaand
daaraan een diagnose te stellen en de
noodzakelijkheid van toepassing van
die diergeneesmiddelen vast te stellen
en zonder na afloop van de toediening
de nodige nazorg te verlenen, laat staan
zich ervan te vergewissen of degene aan
wie hij de middelen heeft afgeleverd
ook in staat was om de middelen op de
juiste wijze toe te dienen.

De klachtambtenaar is van mening dat
beklaagde door het vrijelijk te koop
aanbieden en het aldus afleveren van
gekanaliseerde UDA-diergeneesmid-
delen tekort is geschoten in hetgeen van
hem als beoefenaar van de diergenees-
kunde mocht worden verwacht, waar-
door ernstige schade aan de gezond-
heidszorg voor dieren heeft kunnen
ontstaan. Hij wijst erop dat het - in ieder
geval óók vanwege de eerdere tuch-
trechtelijke procedure terzake van het
afleveren van zogenaamde UDD-dier-
geneesmiddelen (gekanaliseerde dier-
geneesmiddelen die alleen door een
dierenarts mogen worden toegediend) -
beklaagde bekend moest en moet zijn
dat de manier waarop hij met gekanali-
seerde diergeneesmiddelen omgaat on-
aanvaardbaar is. Het te koop aanbieden
van UDA-diergeneesmiddelen is im-
mers - mede gelet op de exclusieve be-
voegdheid die de wetgever terzake van
het voorhanden hebben, toepassen en
afleveren van diergeneesmiddelen aan
dierenartsen heeft verleend - een gedra-
ging die niet strookt met hetgeen be-
klaagde ingevolge artikel 14, aanhef en
onder b, van de Wet op de uitoefening
van de diergeneeskunde 1990 (nader:
WUD) als beoefenaar van de dierge-
neeskunde betaamt. Ook het afleveren
valt, aldus de klachtambtenaar, onder
de definitie van het beoefenen van de
diergeneeskunde, aangezien dit inge-
volge artikel 1, eerste lid, onderdeel a,
WUD een onderdeel is van het onder-
zoeken, voorschrijven en toepassen van
een behandeling.

Naar de mening van de klachtambtenaar
heeft beklaagde kennelijk bewust geen
invulling gegeven aan de zorgvuldig-
heidseis die besloten ligt in de \'tussen-
komst van de dierenarts\', die vereist is
bij het afleveren van de onderhavige
diergeneesmiddelen. Immers, beklaag-
de heeft in zijn direct mailing de vee-
houders geadviseerd om een order te
plaatsen voor de behoefte aan UDA-
diergeneesmiddelen voor de duur van
zes maanden, zonder dat beklaagde in-
zicht had in de gezondheidsstatus van
het desbetreffende bedrijf en zonder dat
hij de noodzaak voor het afgeven van
deze middelen op grond van eigen on-
derzoek had vastgesteld, laat staan dat
hij de noodzaak van de toediening van
deze middelen aan de dieren en het ef-
fect van de toediening heeft gecontro-
leerd. De klachtambtenaar concludeert
dat het beklaagde kennelijk alleen te
doen is om een zo groot mogelijke afzet
van deze UDA-diergeneesmiddelen te
bewerkstelligen.

Met betrekking tot het verweer van be-
klaagde, dat uit een enquête onder vee-
houders is gebleken dat ook andere die-
renartsen regelmatig zonder onderzoek
UDA-diergeneesmiddelen afleveren,
merkt de klachtambtenaar op dat deze
mogelijkheid weliswaar bestaat, doch
dat daaraan strenge eisen worden ge-
steld. Het afleveren zonder voorafgaand
onderzoek mag alleen plaatsvinden in-
dien de dierenarts, bijvoorbeeld in het
kader van de begeleiding van het be-
treffende bedrijf, op grond van het in-
zicht in de bedrijfskengetallen zich een
reëel beeld van de gezondheidssituatie
van het bedrijf kan vormen. De klacht-
ambtenaar wijst er in dit verband op dat
daarbij eisen van toezicht, waarborg
voor hulp en evaluatie van het effect om
te kunnen bijsturen onverminderd over-
eind blijven. Het ook onder deze voor-
waarden verstrekken van een hoeveel-
heid diergeneesmiddelen, die toerei-
kend is voor een periode van zes maan-
den, is naar de mening van de klacht-
ambtenaar echter uit diergeneeskundig
oogpunt volstrekt ontoelaatbaar en voor
het overige in strijd met de doelstelling
van overheid en bedrijfsleven om het
overbodig toedienen van diergenees-
middelen zo veel mogelijk tegen te
gaan. De omstandigheden kunnen im-
mers door onbekende oorzaken snel
veranderen en voorkomen dient te wor-
den dat er slechts symptoombestrijding

-ocr page 383-

plaatsvindt. Voorts wijst de klachtamb-
tenaar op het feit dat het bij UDA-dier-
geneesmiddelen veelal om grote hoe-
veelheden antimicrobiële diergenees-
middelen gaat en dat ten gevolge van
onoordeelkundig gebruik daarvan spra-
ke kan zijn van resistentie-inductie, ver-
keerd, overbodig, meervoudig medici-
neren, onbekende residuvorming en
maskering van besmettelijke dierziek-
ten. Hij heeft in dit verband ter zitting
verklaard dat in de varkenshouderij
slechts een voorraad voor ten hoogste
drie dagen toelaatbaar wordt geacht.
Voorts wijst hij erop dat niet de veehou-
der, doch alleen de dierenarts in staat is
om de noodzaak en het effect van een
behandeling met UDA-diergeneesmid-
delen op de juiste wijze te beoordelen
teneinde vorengenoemde risico\'s te be-
perken.

Ten aanzien van het verweer van be-
klaagde, dat hij de één na laatste schakel
is in de keten en dat hij de bedrijfsbege-
leiding en de benodigde nazorg en con-
trole derhalve kan en mag overlaten aan
de plaatselijke dierenarts, merkt de
klachtambtenaar op dat niet is gebleken
dat beklaagde via deze plaatselijke prac-
ticus enig inzicht had in de gezondheids-
problematiek op de bedrijven van zijn
afnemers en dat deze plaatselijke practi-
cus op deze wijze evenmin inzicht heeft
in de aard en bestemming van de aldus
door beklaagde geleverde UDA-dierge-
neesmiddelen.

De klachtambtenaar verzoekt het Col-
lege dan ook om, gelet op het feit dat
sprake is van recidive en gezien de emst
van de verweten gedraging en de wijze
waarop beklaagde zijn handelwijze
rechtvaardigt, hem een geldboete van
vijfduizend gulden en een onvoorwaar-
delijke schorsing in de uitoefening van
bevoegdheid tot beoefening van de dier-
geneeskunde voor de duur van zes
maanden op te leggen. Voorts verzoekt
de klachtambtenaar het College te bepa-
len dat de onderhavige beslissing met
vermelding van de initialen van de naam
en woonplaats van beklaagde in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de
Staatscourant zal worden bekendge-
maakt.

Verweer

In zijn verweerschrift, zoals mondeling
toegelicht ter zitting, verklaart be-
klaagde - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende.
Beklaagde is primair van mening dat de
klachtambtenaar in zijn klacht niet ont-
vankelijk dient te worden verklaard aan-
gezien in de verweten gedraging (het te
koop aanbieden en afleveren van UDA-
diergeneesmiddelen) geen tuchtvergrijp
als bedoeld in artikel 14, aanhef en on-
der b, van de WUD valt te onderkennen.
De essentie van de klacht betreft naar
zijn oordeel immers het feit dat hij als
ondernemer UDA-diergeneesmiddelen
heeft afgeleverd om het afleveren zelf
en om het bewerkstelligen van een zo
groot mogelijke afzet. Hij wijst er op dat
artikel 14, aanhef en onder b, WUD in
samenhang met artikel 1, eerste lid, van
de WUD, dient te worden gelezen en dat
uit laatstgenoemd artikel blijkt dat het te
koop aanbieden en afleveren van dierge-
neesmiddelen niet onder de definitie van
de beoefening van de diergeneeskunde
valt. Voorts wordt, aldus beklaagde, in
deze definitie alleen gesproken over het
handelen als dierenarts met betrekking
tot de behandeling van een individueel
dier, hetgeen in casu evenmin aan de
orde is.

Beklaagde is subsidiair van oordeel dat
de klacht ongegrond dient te worden
verklaard omdat geen sprake is van on-
zorgvuldig handelen. Hij voert daartoe
als verweer aan dat zijn handelen in het
kader van de door hem gedreven apo-
theek voor dieren voldoet aan de nor-
men en overigens niet verschilt van de
handelwijze van het overgrote deel van
zijn berocpsgenoten. Beklaagde heeft
ter zitting verklaard dat het onderzoek
door de AID een onvolledig beeld geeft,
omdat aan de in het proces-verbaal ge-
noemde veehouders geen vragen met
betrekking tot de handelwijze van de
plaatselijke practici ten aanzien van het
afleveren van UDA-diergeneesmidde-
len zijn gesteld.

Voorts is er naar het oordeel van be-
klaagde geen sprake van het scheppen
van onaanvaardbare risico\'s voor de ge-
zondheidszorg voor dieren of de volks-
gezondheid, althans een risico dat an-
ders is dan ingeval de aflevering van
deze middelen geschiedt door de plaat-
selijke dierenartsenpraktijk. Het betreft
immers de aflevering van gangbare
UDA-diergeneesmiddelen tegen stmc-
turele kwesties die op een normaal be-
drijf doorlopend aan de orde zijn, zoals
bijvoorbeeld Icreupelheid, hoesten, niet
drachtig worden en uierontsteking. De
vraag naar deze middelen is volgens
hem een permanente vraag, hetgeen
ook blijkt uit het feit dat de veehouder
in de praktijk alleen maar naar de plaat-
selijke dierenartsenpraktijk hoeft te bel-
len om te bewerkstelligen dat deze mid-
delen - zonder dat er eerst een visite
door de dierenarts wordt afgelegd -
voor hem klaargezet worden; de dieren-
arts legt pas een (dure) visite af indien
blijkt dat het inzetten van de reguliere
middelen niet helpt.

Beklaagde bestrijdt dat het afleveren
van de onderhavige middelen voor een
periode van zes maanden de door de
klachtambtenaar genoemde risico\'s op-
levert met de stelling dat het gaat om
gangbare diergeneesmiddelen tegen
structurele kwesties. Naar het oordeel
van beklaagde vormt het op deze wijze
bestellen en afleveren van diergenees-
middelen juist een aansporing voor de
veehouder om na te denken over de
vraag of er niet sprake kan zijn van een
structureel probleem. Hij wijst er voorts
op dat het in de humane geneeskunde
evenmin ongebmikelijk is om genees-
middelen tegen chronische aandoenin-
gen voor een dergelijke termijn voor te
schrijven. Ten aanzien van het door de
klachtambtenaar genoemde risico van
doorverkoop van de door hem gele-
verde diergeneesmiddelen, wijst be-
klaagde op het feit dat dit door hem
wordt voorkomen door het controleren
van de bestelling aan de hand van de
grootte van het bedrijf; voor het overige
wordt dit risico, aldus beklaagde niet
door hem, doch door zijn beroepsgeno-
ten veroorzaakt, omdat zij voor deze
middelen te hoge prijzen berekenen.

Wat de door de klachtambtenaar ge-
noemde controle en nazorg betreft,
merkt beklaagde op dat de veehouder bij
een versfrekking van gangbare midde-
len tegen structurele kwesties met min-
der begeleiding toe kan en dat voor het
overige de benodigde diergeneeskun-
dige controle en (na)zorg reeds is verze-
kerd via de (GVP-erkende) dierenarts
ter plaatse, die immers regelmatig een
bedrijfsbezoek aflegt en zodoende de
gezondheidstoestand van de dieren en
het bedrijf in de gaten houdt, alsmede
(via het door de veehouder bijgehouden
logboek) in staat is om het effect van de
door de afhemers van beklaagde inge-
zette behandeling met de door hem af-
geleverde UDA-diergeneesmiddelen te
controleren. Beklaagde acht het juist be-
ter dat aflevering en controle door ver-
schillende personen geschiedt, aan-
gezien op deze wijze belangenver-
strengeling wordt voorkomen.

Beklaagde verzoekt het College der-
halve primair om de klachtambtenaar

-ocr page 384-

niet ontvankelijl< te verklaren, subsi-
diair de klacht ongegrond te verklaren.
Voor het geval het College tot een ander
oordeel komt, is beklaagde van mening
dat het verzoek van de klachtambtenaar
tot het opleggen van een onvoorwaar-
delijke schorsing voor de duur van zes
maanden als disproportioneel van de
hand dient te worden gewezen. Hij
wijst er in dit verband op dat de eerdere
zaak waarop de klachtambtenaar doelt
de aflevering van UDD-diergeneesmid-
delen en niet van UDA-diergeneesmid-
delen betrof en dat beklaagde sedert-
dien geen UDD-diergeneesmiddelen
meer heeft afgeleverd. Hij wijst er
voorts op dat de onderhavige klacht
slechts is gebaseerd op een viertal ge-
vallen.

Vaststaande feiten

Het College gaat uit van de volgende
vaststaande, dan wel onvoldoende
weersproken, feiten.
Beklaagde heeft in de periode van no-
vember 1997 tot en met maart 1998
verscheidene malen in verschillende
periodieken UDA-diergeneesmiddelen
te koop aangeboden en heeft in novem-
ber 1997 een direct mailing-campagne
gevoerd die gericht was aan 6660 melk-
veehouders. Beklaagde heeft verklaard
dat daarop ongeveer 1000 melkveehou-
ders reageerden met een bestelling.
Beklaagde heeft omstreeks 20 novem-
ber 1997 door tussenkomst van een bij
hem in dienst zijnde paraveterinair aan
het veehouderijbedrijf V te A de dierge-
neesmiddelen Orbenin extra DC en
Avuloxil, zijnde zogeheten UDA-dier-
geneesmiddelen, geleverd en heeft in ja-
nuari 1998 aan dit bedrijf de diergenees-
middelen Orbenin en Neopen, zijnde
zogeheten UDA-diergeneesmiddelen,
geleverd.

Beklaagde heeft omstreeks 30 decem-
ber 1997 door tussenkomst van een bij
hem in dienst zijnde paraveterinair aan
het veehouderijbedrijf W te B de dierge-
neesmiddelen Super Mastidol, Avul-
oxil, Lincocin forte, Estmmate, Lin-
cocin 40% 150 gr, Aureomycine spray,
Baytril 5% 100 ml, Trimsul, Pen-strep
100 ml, Erythrocine 100 ml, zijnde
UDA-diergeneesmiddelen, geleverd en
heeft aan dit bedrijf omstreeks 15 janu-
ari 1998 de diergeneesmiddelen P en
LA en Amoxy inj., zijnde UDA-dierge-
neesmiddelen, geleverd.
Beklaagde heeft omstreeks 11 maart
1998 aan het veehouderijbedrijf U te C
de diergeneesmiddelen Oxy-spray en
Lincocin 20% 150 gr, zijnde UDA-dier-
geneesmiddelen, geleverd.

Beklaagde heeft door tussenkomst van
een bij hem in dienst zijnde paraveteri-
nair aan het veehouderijbedrijf T te D
de diergeneesmiddelen Neopen, Lin-
cocin 40% 150 gr, Nafpenzal DC en
Colistine 1200, alsmede Colistine 4%,
Flumequine 10% en Kanapen, zijnde
UDA-diergeneesmiddelen, geleverd.
Beklaagde heeft in november en decem-
ber 1997 door tussenkomst van een bij
hem in dienst zijnde paraveterinair aan
het veehouderijbdrijf S te E de dierge-
neesmiddelen Erykana en Trimsul, zijn-
de UDA-diergeneesmiddelen, geleverd.

Overwegingen ten aanzien van de ont-
vankelijkheid

Het College zal eerst bespreken het ver-
weer van beklaagde dat de klachtambte-
naar niet ontvankelijk dient te worden
verklaard in zijn klacht.

Beklaagde voert daartoe aan dat de
klacht, kort gezegd, geen betrekking
heeft op een tuchtvergrijp als bedoeld in
artikel 14, aanhef en onder b, van de
WUD omdat de verweten gedraging
geen betrekking heeft op de uitoefening
van de diergeneeskunde, zoals gedefi-
nieerd in artikel 1, eerste lid, van de
WUD, doch gericht is tegen de door col-
lega-dierenartsen ondervonden con-
currentie van zijn handelwijze.

Het College deelt deze visie - wat er ook
zij van de door beklaagde aan de orde
gestelde mededingingsrechtelijke as-
pecten (waarvan de beoordeling overi-
gens niet behoort tot de bevoegdheid
van de tuchtrechter) - niet; het in de uit-
oefening van het beroep van dierenarts
voorschrijven of toepassen van een be-
handeling ter genezing van een ziekte of
aandoening omvat immers ook, zoals
eveneens blijkt uit het gestelde in de
Memorie van Toelichting op de WUD
(TK 1982-1983, 17646,nr3,p. 20), het
(doen) toedienen van een diergenees-
middel. Voorts blijkt uit de Memorie
van Toelichting op de WUD (TK 1982-
1983, 17646, nr 3, p. 14) dat het (doen)
toedienen van diergeneesmiddelen aan
dieren een belangrijk onderdeel vormt
van de uitoefening van de diergenees-
kunde en dat het van groot belang wordt
geacht dat diergeneesmiddelen op zorg-
vuldige wijze worden toegepast en er in
geen geval onnodig diergeneesmidde-
len worden voorgeschreven.

Daamaast voert beklaagde aan dat er in
de definitie van het begrip \'uitoefening
van de diergeneeskunde\' slechts wordt
gesproken over de behandeling van een
(geïndividualiseerd) dier, terwijl hier-
over geen klacht is ingediend. Ook deze
interpretatie getuigt, gelet op de inhoud
en strekking van artikel 14, aanhef en
onder b, WUD, zoals ook blijkt uit de
Memorie van Toelichting van de WUD
(TK 1982-1983,17646,nr 3,p. 14e.v.),
naar het oordeel van het College van een
onjuiste rechtsopvatting.

Conclusie is dat de klachtambtenaar in
zijn klacht ontvankelijk dient te worden
verklaard.

Overwegingen ten gronde

In geding is of beklaagde door het aan
veehouders te koop aanbieden en afle-
veren van UDA-diergeneesmiddelen in
zodanige mate tekort is geschoten in
hetgeen van hem als beoefenaar van de
diergeneeskunde mocht worden ver-
wacht, dat daardoor voor de gezond-
heidszorg voor dieren emstige schade
heeft kunnen ontstaan.

Vast staat dat beklaagde aan de in het
door de klachtambtenaar overgelegde
proces-verbaal genoemde veehouders
zogenoemde UDA-diergeneesmiddelen
heeft geleverd.

Het betreft de middelen Orbenin (extra
DC), Avuloxil, Neopen, Super Masti-
dol, Avuloxil, Lincocin forte, Estm-
mate, Lincocin 40% 150 gr, Aureo-
mycine spray, Baytril, Trimsul 100 ml,
Pcn-strep 100 ml, Erythrocine 100 ml.
Pen LA, Amoxy inj, Oxy spray,
Lincocin 20% 150 gr, Colistine 4%,
Flumequine 10%, Kanapen en Erykana,
allen diergeneesmiddelen die op grond
van artikel 2, eerste lid, van de Kana-
lisatieregeling diergeneesmiddelen en -
gemedicineerde voeders als UDA-dier-
geneesmiddel worden beschouwd.

De klachtambtenaar is van mening dat
beklaagde deze UDA-diergeneesmid-
delen aan de betreffende veehouders
heeft verstrekt zonder de in het kader
van de verstrekking van UDA-dierge-
neesmiddelen vereiste zorgvuldigheid
in acht te nemen; er is immers geen
sprake geweest van een voorafgaand
onderzoek, beklaagde wist evenmin
voor welke dieren de diergeneesmidde-
len bestemd waren, laat staan dat hij de
toestand van de met deze middelen be-
handelde dieren na de behandeling heeft
gecontroleerd en er is voorts sprake van
een onverantwoord lange periode waar-
voor de middelen werden verstrekt,
waardoor niet alleen de gezondheids-
zorg voor dieren, doch ook de volksge-
zondheid in gevaar is gebracht.

-ocr page 385-

Beklaagde heeft ten verweer aange-
voerd dat de hem verweten gedraging
voldoet aan de normen en overigens niet
afwijkt van hetgeen de algemeen gel-
dende praktijk is; de AID heeft zijns in-
ziens dan ook op dit punt ten onrechte
geen nadere vragen aan in het proces-
verbaal genoemde veehouders gesteld.
Het College acht dit verweer echter te
algemeen en te vaag om ook maar een
begin van twijfel omtrent de juistheid
van hetgeen door de betreffende vee-
houders in het door de klachtambtenaar
overgelegde proces-verbaal is verklaard
te doen ontstaan. Voorts geldt dat be-
klaagde zowel schriftelijk als monde-
ling ter zitting heeft erkend dat hij bij de
aflevering van de bestelde diergenees-
middelen alleen kijkt of de bestelling
overeenstemt met de grootte van het be-
drijf en dat zijn rol is beëindigd bij de af-
levering van deze middelen. Beklaagde
heeft weliswaar - onder verwijzing naar
de uitkomsten van een enquête onder
veehouders - betoogd dat zijn handel-
wijze niet afwijkt van de handelwijze
van zijn beroepsgenoten en de aan zijn
handelwijze verbonden risico\'s daarvan
evenmin verschillen, doch naar het oor-
deel van het College heeft beklaagde
niet aannemelijk gemaakt dat hij, op de-
zelfde wijze als deze genoemde be-
roepsgenoten, in staat is om een juist
oordeel omtrent de gezondheidssituatie
op de desbetreffende bedrijven te vellen,
laat staan om een aflevering van UDA-
diergeneesmiddelen aan deze bedrijven
voor een periode van maar liefst zes
maanden te rechtvaardigen. Evenmin is
gesteld of gebleken dat, wat er ook zij
van de juistheid van de stelling van be-
klaagde dat zijn handelwijze spoort met
die in de humane geneeskunde ten aan-
zien van het voorschrijven van genees-
middelen tegen chronische klachten, in
het onderhavige geval sprake is van een
identieke of vergelijkbare situatie.
Aangenomen dient derhalve te worden
dat beklaagde de betreffende UDA-
diergeneesmiddelen - al dan niet door
middel van een bij hem een dienst zijnde
paraveterinair - heeft afgeleverd zonder
een bedrijfsbezoek, dat voldoet aan de
daaraan gestelde diergeneeskundige
normen, af te leggen. Naar het oordeel
van het College heeft beklaagde zich
ook niet op andere wijze een afdoende
beeld gevormd van de gezondheidstoe-
stand van de dieren waarvoor de dierge-
neesmiddelen bestemd waren (zó be-
klaagde er al mee bekend was voor
welke dieren de middelen bestemd wa-
ren), en heeft hij zich evenmin ervan
overtuigd of de toediening van de be-
treffende middelen het doel waarvoor
deze werden verstrekt, kon dienen. Ook
heeft hij na afloop van de verstrekking
in het geheel geen nazorg verleend.
Onder overneming van hetgeen op dit
punt van de zijde van de klachtambte-
naar naar voren is gebracht, overweegt
het College dat beklaagde daarmee op
geen enkele wijze invulling heeft gege-
ven aan zijn verantwoordelijkheid die -
zoals volgt uit artikel 14, aanhef en on-
der b, WUD, de artikelen 29 en 30 van
de Diergeneesmiddelenwet, de Kana-
lisatieregeling diergeneesmiddelen en -
gemedicineerde voeders en de Regeling
administratieve voorschriften ingevolge
de diergeneesmiddelenwet in onderling
verband en samenhang bezien - op hem
in zijn hoedanigheid van dierenarts mst
bij de verstrekking van de zogeheten
UDA-diergeneesmiddelen en waarbij
geldt dat deze middelen alleen in het ka-
der van diergeneeskundige begeleiding,
toegespitst op de concrete situatie van
het bedrijf, mogen worden verstrekt.
Beklaagde heeft - mede gelet op aard en
de omvang van de verstrekking - hier-
door naar het oordeel van het College in
hoge mate onzorgvuldig gehandeld,
waardoor niet alleen voor de gezond-
heidszorg voor dieren, doch ook voor de
volksgezondheid ernstige schade heeft
kunnen ontstaan.

Conclusie van het voorafgaande is dat
de klacht gegrond moet worden ver-
klaard. Ten aanzien van de op te leggen
maatregel overweegt het College als
volgt. Het College neemt in overweging
dat beklaagde ter zitting heeft verklaard
dat hij een cliëntenbestand van circa
2000 veehouders heeft en dat hij UDA-
diergeneesmiddelen aflevert voor een
periode van maar liefst zes maanden.
Het College neemt voorts in overwe-
ging dat door deze handelwijze sprake
kan zijn van een verregaande voorraad-
vorming van UDA-diergeneesmiddelen
bij veehouders en dat daardoor de reële
kans ontstaat dat dierziekten symptoma-
tisch worden bestreden met als gevolg
resistentie-inductie, verspreiding van
besmettelijke dierziekten en onbekende
vorming van residuen. Het College
neemt daamaast in overweging dat de
bewezen verklaarde feiten passen in een
bestendig patroon van handelen dat be-
klaagde reeds gemime tijd volgt, als-
mede dat beklaagde op geen enkele
wijze blijk heeft gegeven van enig in-
zicht in de ernst van de overtreding. Het
College besluit derhalve dat aan be-
klaagde niet alleen een geldboete zal
worden opgelegd, doch tevens een on-
voorwaardelijke schorsing gedurende
een periode van zes maanden. Voorts
zal de uitspraak, onder vermelding van
de initialen van de naam en woonplaats
van beklaagde en onder weglating van
de namen en woonplaatsen van de ove-
rige daarin genoemde personen, als-
mede van andere gegevens welke om-
trent die overige personen aanwijzingen
bevatten, worden bekendgemaakt in de
Staatscourant alsmede ter publicatie
worden aangeboden aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

Beslissing

Het College:

• Verklaart de klachtambtenaar in zijn
klacht ontvankelijk;

• Verklaart de klacht gegrond;

• Legt beklaagde een geldboete, als be-
doeld in artikel 16, eerste lid, onder-
deel c, van de WUD, op ter hoogte
van vijfduizend gulden;

• Legt beklaagde een schorsing in de
hem krachtens de WUD verleende be-
voegdheid tot uitoefening van de dier-
geneeskunde als bedoeld in artikel 16,
eerste lid, onderdeel d, van voor-
noemde wet, voor de duur van zes
maanden op;

• Beveelt dat deze uitspraak, met ver-
melding van de initialen van de naam
en woonplaats van beklaagde en on-
der weglating van de namen en woon-
plaatsen van de overige daarin ge-
noemde personen, alsmede van
andere gegevens welke omtrent die
personen aanwijzingen bevatten, zal
worden gepubliceerd in de Staats-
courant en ter publicatie zal worden
aangeboden aan het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage
door mr. dr. C.P.C.M. Oomen, voorzit-
ter, en de leden drs. J.C.M. van Dijck,
drs. J.A.A.M. van Erp, drs. LH. Harms
en drs. A.S. Spruit in tegenwoordigheid
van mr. R. den Bremer, secretaris.

Uitgesproken op 22 juli 1999 door mr.
dr. C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in te-
genwoordigheid van mr. R. den Bremer,
secretaris.

Mr. dr. C.P.C.M. Oomen
Mr. R. den Bremer

NB. Het Veterinair Beroepscollege
heeft op 30 maart 2000 het beroep
(zaaknummer VB 99/11) in deze zaak
verworpen.

-ocr page 386-

Het blijkt al snel dat zelfs kleine hoe-
veelheden penicilline grote problemen
gaven bij de verwerking van melk tot
producten als kaas en yoghurt. De daar-
bij gebmikte bacteriecultures worden in
hun groei geremd, waardoor stremming
en verzuring worden verstoord. Omdat
bij de behandeling van mastitis bij mnd-
vee vooral de intramammaire behande-
ling populair wordt, juist vanwege het
therapeutisch effect van de hoge lokale
concentraties, krijgt men te maken met
hoge gehalten aan antibioticaresiduen in
de melk. Zo kan de melk van één koe
van het eerste melkmaal na toediening
van een penicillinepreparaat al vol-
doende zijn om meer dan 100.000 liter
melk ongeschikt te maken voor verwer-
king.

Om dergelijke problemen te voorkomen
gaat men de aangeleverde melk contro-
leren op besmetting met antibioticaresi-
duen. De eerste testen zijn in feite yog-
hurtproducties op kleine schaal om na te
gaan of de verzuring met de aangele-
verde melk ongestoord verloopt.
In de loop van de jaren zijn vele, al dan
niet commercieel verkrijgbare, testen
ontwikkeld. De meeste zijn inmiddels
weer van het toneel verdwenen omdat
ze of te omslachtig, of te duur, of niet
voldoende gevoelig, of te onbetrouw-
baar waren. Gelukkig is een altematief,
het verplicht kleuren van mastitisprepa-
raten, door de vele daaraan verbonden
nadelen (1) nooit een succes geworden.

De rol van Nederland bij het residu-
onderzoek

Gezien het belang van zowel de mnd-
veestapel als de zuivelindustrie in Ne-
derland is het niet verwonderlijk dat ons

\' Voorheen medewerker Gist brocades Delft.

land een belangrijke rol heeft gespeeld
in het ontwikkelen van testen om antibi-
otica in melk aan te kunnen tonen. In het
NIZO (Nederlands Instituut voor Zui-
velonderzoek) in Ede is veel onderzoek
verricht naar de gevolgen van dergelijke
residuen bij de verwerking van de melk
en naar methoden voor het tijdig opspo-
ren daarvan. Gebaseerd op de in 1941 in
Engeland ontwikkelde \'Oxford cup me-
thod\' ontwikkelen Galesloot en Hassink
in 1962 een simpele test voor het aanto-
nen van antibioticaresiduen in melk (2).
Schij^es filtreerpapier worden in de
melk gedoopt en gelegd op een agar-
plaat, geënt met een door hun speciaal
geselecteerde bacteriestam,
Bacillus
stearothermophilus,
var. calidolactis.
Als het melkmonster antibioticaresi-
duen boven een bepaalde concentratie
bevat, ontstaat na enkele uren bebroe-
den bij 58°C een heldere remzone rond
het papierschijije tegen een troebele
achtergrond. In vervolg daarop ontwik-
kelt Jaartsveld een methode voor het
massaal screenen van busmei k met een
multipipetsysteem (3). Met deze me-
thode krijgen melkcontrolestations en
Gezondheidsdiensten voor Dieren in-
zicht in de omvang van de residuproble-
matiek.

Inmiddels begint ook de zorg toe te ne-
men voor de mogelijke gevolgen van re-
siduen voor de volksgezondheid. Bij de
Keuringsdienst van Waren in Utrecht
wordt onder leiding van Mol uitgebreid
gewerkt aan methoden voor het aanto-
nen van geringe hoeveelheden antibio-
tica in melk (4). In een later stadium
komt dergelijk onderzoek ook op gang
voor het aantonen van residuen in
slachtdieren. Door Van Schothorst bij
het RIVM (5) wordt de basis gelegd
voor de meeste, later intemationaal ge-
bruikte, methoden voor onderzoek van
nieren en vlees op residuen van antibio-
tica. Nouws publiceert een schat aan far-
macokinetische gegevens, van belang
voor de vaststelling van de vereiste
wachttijden na toediening van antibioti-
capreparaten, in zijn dissertatie (6) en
talrijke publicaties.

Het op grote schaal beschikbaar komen van antibiotica in de tweede helft van
de afgelopen eeuw vormt ongetwijfeld één van de belangrijkste therapeuti-
sche doorbraken, zowel voor de geneeskunde als voor de diergeneeskunde.
Maar naast het behandelbaar worden van vele tot dan moeilijk te genezen in-
fectieziekten wordt de diergeneeskunde daarmee tevens geconfronteerd met
een geheel nieuw probleem: de aanwezigheid van residuen van antibiotica in
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.

De rol van Nederlandse dierenartsen in de residuproblematiek

J.L. van Os\'\' en R Beukers^

Praktische residucontrole van melk

De eerder beschreven \'Galesloot me-
thode\' vindt al snel intemationale erken-
ning. Door onder meer de firma Difco
worden ingrediënten als Disc Assay op
de markt gebracht. Er ontstaat echter be-
hoefte aan methoden die niet in het labo-
ratorium hoeven te worden bereid en
uitgevoerd.

Bij de veterinaire researchafdelingen
van twee Nederiandse producenten van
diergeneesmiddelen, Intervet en Gist-
brocades, wordt in die tijd veel aandacht
besteed aan vooriichting van dierenart-
sen en veehouders over het gebmik van
antibiotica en de daaraan verbonden re-
siduproblematiek. De eerste firma ont-
wikkelt de Intertest®. Deze methode, in
1963 beschreven door Jacobs en Hanse-
laar (7), maakt gebmik van een yoghurt-
bacterie,
Streptococcus thermophilus.
Deze gebmiksvriendelijke test is later
van de markt gehaald omdat de gevoe-
ligheid niet voldoende was voor de
nieuwe normen.

Omdat bij de zuivelindustrie behoefte
blijkt aan een voor penicilline gevoeli-
ger test, wordt bij Gist-brocades, onder
meer in samenwerking met Mol, de
Delvotest® ontwikkeld (8) op basis van
de in de Galeslootmethode toegepaste
testbacterie. Deze test heeft een aantal
grote voordelen. De bacterie kan sta-
biele sporen vonnen, waardoor de pro-
ductie van een langdurig houdbare test
mogelijk is. Door de voor de groei van
deze bacterie benodigde hoge tempera-
tuur is de kans op storing door andere in
de melk aanwezige bacteriën miniem.
De snelle diffiissie van antibiotica in het
gebmikte agarmedium maakt de kans
op storing door trager diffunderende
storende eiwitten, zoals de door de koe
gevormde afweerstoffen, gering. Door
de test ook in multititerplaten uit te bren-
gen ontstaat de mogelijkheid grote aan-
tallen melkmonsters te screenen op anti-
bioticaresiduen (9).

Gevolgen van intensieve controle

Gezien het eerder omschreven grote be-
lang voor de zuivelindustrie om residu-
vrije melk te ontvangen, gaat men op
grote schaal aangeleverde melk testen.

-ocr page 387-

Mede door opleggen van kortingen op
de melkprijs bij aangetoonde residuen
wordt in Nederland, maar ook in landen
zoals Zweden, de USA en Ierland in
korte tijd een aanzienlijke daling van het
percentage met antibiotica besmette le-
veringen bereikt.

Verdere ontwikkelingen in de residu-
controle

Naast de problemen bij de melkverwer-
king begint men zich zorgen te maken
over het mogelijke effect van antibio-
tica-residuen op de gezondheid van de
consument. Al in 1955 is om die reden
in de USA het direct of indirect toevoe-
gen van antibiotica aan levensmiddelen
strafbaar gesteld in de Federal Food,
Drug and Cosmetic Act. In Nederland
wordt in 1974 het Melkbesluit inge-
voerd. Hierdoor wordt het mogelijk vee-
houders te beboeten na het leveren van
melk met residuen van antibiotica.
Omdat voor vele antibiotica niet duide-
lijk is vanaf welke concentratie zij
schadelijk zijn, gaat men intemationaal
zogenaamde nultoleranties hanteren: als
op enige wijze in melk een remstof kan
worden aangetoond, wordt de melk af-
gekeurd en de producent beboet. Door
de ontwikkeling van steeds gevoeliger,
maar voor gebruik in de praktijk minder
geschikte testmethodieken zoals HPLC,
is deze benadering niet realistisch. Dat is
de belangrijkste reden waarom in 1986
de Europese Commissie besluit op basis
van resultaten van toxicologisch en mi-
crobiologisch onderzoek maximum re-
sidu limieten (MRL) in te voeren.
Door beschikbaar komen van nieuwe
gegevens en het gebruik van andere,
vaak oorspronkelijk voor humaan ge-
bmik bedoelde, antibiotica wordt de lijst
van MRL-waarden steeds langer. Het is
uiteraard niet mogelijk een test te maken
die alle antibiotica op MRL-niveau kan
aantonen. Gelukkig voor Delvotest®
blijkt de gekozen testbacterie op zich al
voldoende gevoelig om de meeste anti-
biotica op of onder MRL-niveau te kun-
nen aantonen. Door aanpassen van de
receptuur kan een verdere verbreding
van het spectmm van gevoeligheden
worden bereikt. Zo wordt de test door
trimethoprim toe te voegen gevoelig ge-
maakt voor sulfaverbindingen.
Een en ander heeft er toe geleid dat deze
test van Nederlandse origine en fabri-
kaat in vele landen als officiële test er-
kenning heeft gevonden, dan wel exclu-
sief wordt toegepast. De test wordt in
toenemende mate ook gebmikt voor de
controle op antibioticaresiduen van an-
dere voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong, zoals vlees, honing en zelfs
kreeft. Een vrij recente ontwikkeling is
de mogelijkheid voor veehouders de
Delvotest® op de boerderij uit te voeren
om na te gaan of de melk van de behan-
delde koe nog aantoonbare residuen be-
vat. Dit past goed in het recente keten-
kwaliteit-melk beleid, waarbij de vee-
houder zelf verantwoordelijk is voor het
afleveren van melk van goede kwaliteit.
Al met al vormt Delvotest® een tastbare
voortzetting van onderzoek waarbij
Nederlandse dierenartsen een belang-
rijke rol hebben gespeeld.

Referenties

1. Os JL van. Antibiotic Residues in Mille: Dye
Marl<ing Versus Direct Control, J Food Prot
1978;41:574-6.

2. Galesloot ThE en Massing F. Een snelle en
gevoelige methode om met papierschijfjes
penicilline in mellc aan te tonen. Ned Melk &
Zuivel Tijdschr 1962; 16: 89-95.

1. Jaartsveld FHJ. Mass detection of antibiotics
in milk. Tijdschr Diergeneeskd 1964; 89,
Suppl. II: 97-106.

4. Mol H. Antibiotics and milk. Proefschrift
Utrecht, 1975. A.A. Balkema, Rotterdam
Kaapstad.

5. Schothorst M van. Residuen van antibiotica
in slachtdieren. Proefschrift Utrecht, 1969.
Bronder, Rotterdam.

6. Nouws JFM. Tissue distribution and resi-
dues of some antimicrobial drugs in normal
and emergency-slaughtered ruminants.
Proefschrift Utrecht 1978.

7. Jacobs J, Klasens M en Pennings A. Een een-
voudige snelle test voor het opsporen van an-
tibioticumresiduen in melk. Tijdschr
Diergeneeskd 1972; 97: 548-50.

8. Os JL van, Lameris SA, Doodewaard J, and
Oostendorp JG. Diffiision test for the deter-
mination of antibiotic residues in milk. Neth.
Milk & Dairy J 1975; 29: 16-34.

9. Os JL van, and Beukers R. A multitest sys-
tem for detection of antibiotics in milk. J
Food Prot 1980;43:510-1.

en versagen

Verkiezing Dierenartsassistent van het jaar

Dit jaar wordt voor het eerst de verkiezing \'Dierenartsassistent van het jaar\'
georganiseerd. Het initiatief dat door een aantal sponsoren in het leven is ge-
roepen heeft als doel om de ontwikkelingen van het beroep van dierenartsas-
sistent onder de aandacht te brengen en waardering voor deze beroepsgroep
uit te spreken.

Dierenartsen (werkgevers) kunnen
door middel van het invullen van een
deelnameformulier aangeven waarom
zijn of haar assistent zo bijzonder is of
op welke speciale manier hij of zij in-
vulling aan het beroep geeft.
Uit de ingevulde en retour gestuurde
formulieren worden vijf assistenten ge-
selecteerd. Deze genomineerden zullen
in de week van de Nationale Dieren-
artsassistentendag, in oktober 2000, tij-
dens een symposium gehuldigd wor-
den. De genomineerden worden ver-
zocht daar zelf een korte bijdrage te le-
veren met hun visie op hun (praktijk)-
toekomst. Op basis van de presentatie
wordt de uiteindelijke winnaar be-
paald. De jury zal bestaan uit onder an-
dere drie onafhankelijke dierenartsen
en een afgevaardigde van de Vedias.
Als voorzitter van de jury is drs. Leen
den Otter (voorzitter van de GGG) be-
reid gevonden. Het symposium heeft
de titel \'De rol van de dierenartsassis-
tent in de praktijk van de toekomst\'.
Een aantal sprekers zal aldaar ingaan
op de dierenartsenpraktijk van de 21 ^
eeuw.

Hoofdsponsors zijn In Praktijk en Walt-
ham Veterinaire Service. Medespon-
soren zijn Dier&Zorg, Virbac Neder-
land BV en Veterinair Organisatie-
bureau Animaux, dat tevens de uit-
voerende organisatie in handen heeft.
Voor de genomineerde assistenten zijn
er diverse geldprijzen te winnen en daar-
naast krijgt de hoofdprijswinnaar een
bezoek aan het Waltham Centre for Pet
Nutrition in Engeland aangeboden.

Heeft u vragen of wilt u een deelname-
formulier aanvragen voor uw assis-
tent, dan kunt u contact opnemen met
Pascale Fuchs van Veterinair Orga-
nisatiebureau Animaux, telefoon (035)
6239479 fax (035) 6286644, e-maU
animaux@planet. nl.

-ocr page 388-

Initiatiefneemster Pascale Fuchs is in-
middels ruim tien jaar werkzaam in de
veterinaire branche. Na te zijn begon-
nen als dierenartsassistente heeft ze in
dienst van Virbac Nederland BV ach-
tereenvolgens de functies van dieren-
artsenbezoeker, product manager ge-
zelschapsdieren en marketing services
manager bekleed. Vervolgens was zij
betrokken bij de opstart van de huisdie-
renverzekering Dier&Zorg, een project
van de SNS Reaal Groep. De jaren-
lange ervaring op het communicatieve
en organisatorische vlak in combinatie
met een uitgebreid netwerk van dieren-
artsen, assistenten en farmaceuten,
hebben de basis gevormd voor de op-
start van het organisatiebureau.

Sinds enige jaren is er in de diergenees-
kundige branche sprake van een toene-
mende behoefte aan goedgeschoold en
soms tijdelijk personeel. Zeker in het
kader van de certificering van praktij-
ken en de groeiende behoefte van werk-
nemers om parttime te werken.
Animaux heeft een databank met gedi-
plomeerde invalassistenten en werk-
zoekenden voor vaste dienstverbanden.
Bij werving en selectie van personeel
kan het bureau assisteren en desge-
wenst ook in het vervolgtraject behulp-
zaam zijn met het opstellen van arbeids-
contracten en inwerkprogramma\'s.
Naast certificeren is \'profileren\' vol-
gens ons hét woord van deze nieuwe
eeuw. Beperkende factor is vaak de
praktische uitvoering. Het opzetten van
bijvoorbeeld een nieuwsbrief om cliën-
ten regelmatig te informeren of het or-
ganiseren van een Open Dag zijn ener-
verende activiteiten waarbij het boven-
dien niet eenvoudig is om origineel te
zijn. Mevrouw Fuchs heeft jarenlange
ervaring in het organiseren van allerlei
evenementen, waaronder Open Dagen.
Er kunnen diverse samenwerkingsover-
eenkomsten met het organisatiebureau
worden gesloten, van het leveren van
bepaalde ideeën of checklists tot het
volledig uitvoeren van een receptie, le-
zing of personeelsuitje.

Voor meer informatie kunt u contact op-
nemen met Pascale L. Fuchs, Veterinair
Organisatiebureau Animaux, Gijsbrecht
van Amstelstraat 404, 1216 CC Hil-
versum, telefoonnummer: 035-6239479/
06-50526716, faxnummer: 035-62866
44, e-mail: animaux@planet.nl

Sinds kort is er een nieuw bedrijf gestart, Veterinair Organisatiebureau
Animaux, dat zich richt op uitvoerende werkzaamheden op het gebied van
public relations in de dierenartsenpraktijk én bemiddeling van (para)veteri-
nair personeel.

Veterinair Organisatiebureau voor uitvoerende praktijkzaken

Boerhaave-cursus \'Beroepsmatige
blootstelling aan inhalatie-anesthetica\'

Congressen en cursussen

Tijdens en na de toediening van inhalatie-anesthetica ko-
men, afhankelijk van de toepassing, wisselende hoeveel-
heden van deze verbindingen in de omgevingslucht te-
recht, waardoor deze verontreinigd wordt. Personeel dat
werkzaam is in operatiekamers en andere ruimtes waar
regelmatig gas- en dampvormige anesthetica worden
toegepast of door patiënten worden uitgeademd (ver koe-
verkamers), wordt beroepsmatig blootgesteld aan deze
verbindingen. Deze beroepsmatige blootstelling kan een
potentiële bedreiging voor de gezondheidstoestand van
de betreffende medewerkers vormen en hun nageslacht
en hun arbeidsprestaties nadelig beïnvloeden.

Om een overzicht te geven van de actuele stand van zaken
met betrekking tot luchtverontreiniging met inhalatie-anes-
thetica zal op
donderdag 22 en vrijdag 23 juni 2000 de één-
daagse Boerhaave-cursus \'Beroepsmatige blootstelling aan
inhalatie-anesthetica\' worden georganiseerd. In deze cur-
sus wordt aandacht besteed aan de mate van blootstelling
en hoe deze zoveel mogelijk kan worden beperkt. Daar-
naast worden de toxicologische en psychofysiologische as-
pecten belicht. Tenslotte wordt ingegaan op de toekomst
van de inhalatie-anesthesie en worden de wet- en regelge-
ving met betrekking tot beroepsmatige blootstelling en de
consequenties voor de praktij kvoering uiteengezet.

Cursuslocatie

De cursus wordt gehouden in collegezaal II van het
Laboratorium voor Fysiologie (gebouw 8) aan de Wasse-
naarseweg 62 te Leiden. Deze locatie is zowel met eigen
als met openbaar vervoer goed bereikbaar. Het Labo-
ratorium voor Fysiologie ligt op loopafstand (circa tien
minuten) van het Centraal Station Leiden. Er is in de di-
recte omgeving beperkte parkeergelegenheid.

Cursuskosten

De kosten zijn voor dierenartsen ƒ 350,- (inclusief cursus-
boek en lunch) en voor dierenarts-assistenten ƒ 225,-
(eveneens inclusief cursusboek en lunch).

Het uitgebreide programma en aanmeldingskaarten zijn
via de KNMvD verkrijgbaar. Telefonisch aanvragen is al-
leen mogelijk op dinsdag tot en met vrijdag tijdens kan-
tooruren via telefoonnumer 030-2510111, bij mevrouw
A.M. de Reuver-van Zijl, faxnummer 030 - 2511787.

-ocr page 389-

Lijst studenten referaten

Het gebruik van ELISA-IBD titers bij de aanpak
van de ziekte van Gumboro (IBD) in Nederland.
T.J.W.M. van Gerwe; SR 933/99: 44 pp.

Distribution of time of parturition and its regula-
tory mechanism. A comparison between spe-
cies. H. van der Meer; SR 934/99: 25 pp.

Vetlokturmel syndroom. Literatuuronderzoek en
retrospectief onderzoek. R. de Jong en P. Kontzen.
SR 935/99:38 pp.

Vet on the net Paard. Het intemet voor de paar-
denpracticus. N.A. Schuttevaêr; SR 936/99: 46
pp.

Inventarisatie van pathogene microörganismen
in een populatie wilde knaagdieren. Literatuur-
studie en veldonderzoek. V.J.W. Thuring; SR
937/99: 40 pp.

Feiten en fictie over honden- en kattenmensen.
A. Sparenburg; SR 938/99: 15 pp.

Paratuberculose - Effect van veranderingen in
jongveemanagement en testen en afvoer van
dragers op de infectiegraad van een koppel
melkkoeien in Pennsylvania over een periode
van 15 jaar. L. de Graaf; SR 939/99: 24 pp.

Fosfomorm in melkveerantsoen. J.W. Teeuw en
K. Vos; SR 940/99: 33 pp.

Het echografisch onderzoek van het abdomen
van het paard: Y. Franken; SR 941/99: 35 pp.

De relatie tussen de LH-piek en het optimale in-
.seminatietijdstip bij: het mnd, de geit, het
schaap, het paard en het varken. J. Lans; SR
942/99:31 pp.

Tropische ziekten bij herkauwers. Deel 1: basis-
principes en Deel 2: tabellen en ziekten. M. de
Jong, L. van Oyen en H. Visser; SR 943/99: 130
pp.

Epidemiological and economical aspects of
Vesicular Stomatitis Vims in cattle of Costa
Rica. K. Vervoordeldonk en B. Hoebe; SR
944/99: 31pp.

Warmtestress bij melkvee. M.L. Koek; SR
945/99: 31 pp.

Comeasequester bij de kat: een vervolgstudie
van 50 patiënten. E. Verheij; SR 946/99: 28 pp.

Feline Amyloidosis. M. van de Stadt; SR
947/99: 27 pp.

Diergeneeskunde in Irak. N. F. Aziz; SR 948/99:
22 pp.

The use of the SDTH-test in a Bmcellosis infec-
ted and vaccinated herd in the Kagera District,
Tanzania. I. Lunning en M. de Wit; SR 949/99:
41 pp.

Faecesonderzoek bij vissen in Diergaarde
Blijdorp. K. Kessen; SR 950/99: 73 pp.

Handwijzer bedrijfsbegeleiding. A.D. Agricola;
SR 951/99: 29 pp.

Bij de bedrijfsbegeleiding van land-
bouwhuisdieren zijn voeding en eco-
nomisch inzicht onontbeerlijk.
Graag uw aandacht voor de volgende
cursussen.

Deze cursussen tellen mee voor het na-
scholingstraject erkende dierenarts.

Rund

Praktische economie voor het melk-
veebedrijf (cursusnummer 00/223)
Woensdag 17 mei 2000, 09.30 - 17.30
uur te Wageningen.
Inzicht in het economisch functione-
ren van een bedrijf als geheel, en de
plaats daarin van bedrijfsbegeleiding,
is van essentieel belang. In deze cursus
wordt de basis gelegd om dit inzicht te
vergroten. Bedrijfsanalyse, het kosten-
begrip, het economisch belang van
vruchtbaarheidsstoornissen, mastitis
en kreupelheid zullen door middel van
het zelf oefenen en uitvoeren van ca-
ses/opdrachten aan de orde komen.
Docenten: Prof. dr. ir. R. Huime, LUW
en drs. R.H.M. Bergevoet, Nedap.
Cursusprijs: ƒ 475,-.

Voeding en interactief managment op
het melkveebedrijf in het jaar 2000.
(cursusnummer 00/220)
Dinsdag 6, woensdag 7 en donderdag
16 juni 2000 te Cuijk. U leert met an-
dere ogen te kijken! Een praktijkge-
richte cursus met bedrijfsbezoek onder
leiding van prof. dr. A. Brand en drs.
C.A.M. Peeters.
Cursusprijs ƒ 1595,-.

Varken

Actuele voeding varken (cursusnum-
mer 00/304)

Woensdag 10, 17 en 24 mei 2000 te
Veghel. Nieuwe inzichten, bijproduc-
ten worden behandeld in een interac-
tieve vorm onder leiding van prof. dr.
A.C. Beijnen, FdD Utrecht.
Cursusprijs ƒ 1250,-.

Klinische les Varken, nieuwe .■stijl (cur-
susnummer 00/305)
Woensdag 7 juni 2000 te Utrecht van
16.00 - 20.00 uur. Casuistieken van \'pro-
blemen en probleembedrijven\'. Hoe pak
je het aan? Onder leiding van mevrouw
dr. H.M.G. van Beers-Schreurs en dr. A.
van Nes, FdD Utrecht.
Cursusprijs ƒ 325,-.

Pluimvee

Infectieuze bursitis (gumboro) bij pluim-
vee (cursusnummer 00/401)
Dinsdag 6 juni 2000,09.00- 17.00 uur
te Boxmeer.

De Erkenningcursussen Rund, Varken
en Pluimvee worden voorlopig voor
het laatst georganiseerd in het najaar,
afhankelijk van de bewezen behoefte.
Geef u op voor de wachtlijsten voor
1 juni 2000.

Banden TVD

Wegens ruimtegebrek is de KNMvD genoodzaakt om haar opslag te reorganiseren.
Banden Tijdschrift voor Diergeneeskunde tot en met jaargang iggS kunnen tot i juni
2000 besteld worden tegen een gereduceerde prijs van f 15,-per set, inclusief
17,5% BTW.
Wees er snel bij, want voor deze actie geldt: op is op!

Bonden 19S9,1990 en 1996 zijn niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u eenfaktuur met acceptgiro thuisge-
stuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, offax uw be-
stelling:
030 - 25117S7. E-mail: bestellingen @knmvd.nl

-ocr page 390-

Anita van der
Werve-Mulder

In memoriam

Op zaterdagavond 15 januari jongst-
leden is Anita van der Werve-Mulder
op 34-jarige leeftijd overleden. Het be-
richt van haar overlijden kwam als een
donderslag bij heldere hemel. On-
danks dat wij wisten dat Anita ernstig
ziek was, was niemand voorbereid op
dit bericht. Anita was een week voor
haar overlijden nog zo optimistisch
over verdere behandelingen geweest,
dat wij ervan overtuigd waren dat ze
nog lang niet dood zou gaan. Ze
maakte zelfs plannen over wat ze zou
gaan doen als ze genezen was. Deze
positieve instelling en de niet aflatende
strijdlust waren typerend voor de ma-
nier waarop Anita in het leven stond.

Anita werd op 5 maart 1965 geboren.
Haar jeugd bracht ze door in Schoon-
hoven. Daar heeft ze het Atheneum
doorlopen. Ze was een rustige en intelli-
gente leerlinge. Na de middelbare
school heeft ze twee jaar de Hogere
Laboratorium School te Utrecht ge-
daan. In 1985 werd ze ingeloot voor
diergeneeskunde in Utrecht. De liefde
voordieren heeft ze van thuis meegekre-
gen. Anita was net als haar vader een
duivenliefhebber. Ze had tijdens haar
studententijd een duif als kamergenote.
Naast duiven had ze ook een voorliefde
voor honden. Vandaar dat Anita zo snel
als het kon een hond. de labrador
Turbo, in huis nam. Anita was een zeer
serieuze studente en haalde goede cij-
fers. In de zomervakanties had Anita bij-
baantjes, onder andere bij de Rabo-
bank waar ze haar latere echtgenoot
Con leerde kennen. Het was liefde op
het eerste gezicht. Door Con is Anita
gaan tennissen, hetgeen ze zeer verdien-
stelijk deed. In februari 1992 is ze cum
laude afgestudeerd met gezelschapsdie-
ren als differentiatie.

Anita werd veel gevraagd voor waar-
nemingen en had al snel een kring van
vaste waarneemadressen. Tijdens het
waarnemen nam ze Turbo vaak mee.
Ze had plezier in het werk en was er
goed in, vooral opereren deed ze
graag. Zowel gezelschapsdieren als
landbouwhuisdieren hadden haar be-
langstelling. Ze stond altijd klaar om
je te helpen. Als je zelf met problemen
zat op diergeneeskundig gebied kon
Anita je door haar vakkennis en analy-
tisch denkvermogen altijd goed advies
geven. Ook voorzag ze diverse mensen
van waarneemadressen. Na enkele ja-
ren waarnemen vond ze het tijd om
voor zichzelf te gaan beginnen. Samen
met Con begon ze plannen te maken
voor een eigen gezelschapsdieren-
praktijk in de buurt van Utrecht.
Tevens werd er voorzichtig gedacht
aan gezinsuitbreiding.

De plannen voor een eigen praktijk wa-
ren in een vergevorderd stadium toen er
bij Anita borstkanker werd geconsta-
teerd. Daarnaast waren er uitzaaiingen
in de lever. Ondanks deze tegenslag
ging Anita er met een enorme strijdlust
tegenaan. Na diverse operaties en een
enorm zware chemokuur was Anita op-
geknapt. Na 1^/2 jaar bezocht ze weer
de Najaarsdag te Ede en volgde ze en-
kele PAO\'s. Ze begon opnieuw plannen
te maken voor een eigen praktijk en
volgde een cursus over ortho-molecu-
laire geneeskunde. Haar ziekte leek on-
der controle. Aan het eind van dat jaar
kregen Anita en Con weer een tegen-
slag; er werden diverse vergrote lymfe-
knopen geconstateerd. Er volgde een
behandeling met chemokuren en dit
keer ook met bestraling. Van de chemo-
kuren had Anita nu meer bijwerkingen;
zo kon ze bijna niet meer lopen. Maar
.Anita zou Anita niet zijn als ze ook deze
tegenslag niet te boven wist te komen.
Weer werden er allerlei nieuwe plan-
nen gemaakt. Ook werden er nieuwe
hobby \'s ontwikkeld, waarbij niet gelo-
pen hoefde te worden, zoals internetten
en speculeren met aandelen. Ook dit-
maal sloeg ze de aanval van de kanker
af en alles werd rustig. Helaas, niet
voor lang. Vrij snel dienden zich nieuwe
uitzaaiingen aan, ditmaal zeer ver-
spreid door het lichaam. Na een zieken-
huisopname van een paar weken heeft
Anita de ongelijke strijd op haar geheel
eigen wijze en temidden van haar meest
dierbaren beëindigd.

Anita, met jou is naast een goede die-
renarts, ook een nuchtere en integere
vriendin weggevallen. Wij hebben een
enorme bewondering voor hoe je de
laatste jaren gevochten hebt tegen je
ziekte en hoe je ondanks je eigen situ-
atie nog steeds belangstelling had
voor het wel en wee van je medemens.
Lieve Anita, we zullen je erg missen.
Rust zacht.

Annelies Nieuwenkamp
Marianne Manschot
Helen Savelbergh

-ocr page 391-

De GVP-code Pluimveehouderij is op-
gesteld door de KNMvD, uiteraard in
goed overleg met praktiserende die-
renartsen werkzaam in de pluimvee-
houderij. De code bestaat uit een alge-
meen onderdeel, waarin veelal wette-
lijke bepalingen vermeld staan.
Bovenwettelijke zaken staan vermeld
in het dierspecifieke onderdeel van de
GVP-code Pluimveehouderij. Het
dierspecifieke onderdeel bestaat uit
bedrijfsbegeleiding, gebruik en admi-
nistratie van diergeneesmiddelen en
naleving van de code.
De Productschappen Vee, Vlees en
Eieren (PVE) zullen met ingang van he-
den gebruik maken van de GVP-code
Pluimveehouderij. Dit betekent dat die-
renartsen die begeleiding uitvoeren op
pluimveebedrijven een GVP-verklaring
afgeven bij de pluimveehouder. De
GVP-code Pluimveehouderij is te bekij-
ken op de internetsite van de KNMvD,
www.knmvd.nl (onderdeel KNMvD,
Projecten). Tevens is de GVP-code
Pluimveehouderij te verkrijgen bij het
bureau van de KNMvD.
Aanmelding van dierenartsen kan ge-
schieden door het invullen van een re-
gistratieformulier voor GVP-erkende
Pluimveedierenartsen, verkrijgbaar bij
het bureau van de KNMvD (fax 030-
2511787). In eerste instantie zullen de
dierenartsen geregistreerd worden.
Mogelijk zal vanaf 1 januari 2001 na-
leving van de code op de dierenartsen-
praktijk getoetst worden.

GVP-code Pluimveehouderij

Kwaliteitsborging in de agrarische sector, met name in de voedselproductie-
keten, is steeds belangrijker. De consument wordt steeds kieskeuriger ten op-
zichte van de producten die voorgeschoteld worden. Van elk product moet be-
kend zijn hoe het is geproduceerd en welke schakels in de productieketen
daarop invloed hebben gehad. Kwaliteit dient geleverd te worden tijdens het
gehele productieproces, in de gehele productieketen. Deze kwaliteit zal op een
juiste manier geborgd moeten worden. De veterinaire zorg en de diergenees-
middelenstroom zijn tot op heden niet volledig geborgd. De GVP-code
Pluimveehouderij brengt daar verbetering in.

aatschappijnieuws

Ing. A. van der Wijst

J

aio»»

Op zaterdag 7 oktober 2000 biedt de
congrescommissie u de volgende mo-
gelijkheden.

Bezoek op eigen gelegenheid aan de
stad Leiden

U reist met de congresbus naar Leiden
heen en terug en bezoekt Leiden met
haar grachten, markten en musea op ei-
gen gelegenheid.

Bezoek aan de Leidse hofjes

U reist ook met de congresbus naar
Leiden en laat u door een deskundige
rondleiden in Leiden, waar u talloze
hofles zult bezoeken. Achter vele een-
voudige deuren blijkt een wereld van
rust te vinden te zijn, ieder met een ei-
gen geschiedenis en achtergrond.
Waarom mogen in het ene hofle alleen
ongetrouwde dames wonen en in het
andere alleen weduwen? Wilt u erach-
ter komen, teken dan in op de stadswan-
deling langs en door de Leidse hoQes.

Museum Boerhaave

Dit museum, gevestigd in een monu-
mentaal pand in het centrum van
Leiden, herbergt een schat aan medi-
sche en biologische schatten. Indien u
voor deze mogelijkheid kiest, reist u
met de congresbus naar Leiden en be-
zoekt daama in (zeer) kleine groepjes
het museum. U zult met eigen ogen
zien hoe in het verleden college gege-
ven werd aan medisch studenten in
Leiden, u kunt kennis nemen van de
eerst hart-longmachine, of erachter ko-
men hoe in vroeger tijden de mensheid
van haar gebit werd ontdaan. Alles is
mogelijk.

Partnerprogramma Jaarcongres 2000

Voor het partnerprogramma van het Jaarcongres 2000 heeft de congrescom-
missie gemeend u een aanbod te doen dat met recht \'Koninklijk\' genoemd
mag worden. Moet op Koninginnedag nog genoegen genomen worden met
een glimp van Leiden, de congrescommissie biedt u de mogelijkheid om
Leiden beter te verkennen.

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

01-06-2000

maandag 15-05-2000

15-06-2000

maandag 29-05-2000

01-07-2000

woensdag 14-06-2000

15-07/01-08-2000

maandag 10-07-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Schroom dus niet en reserveer 6 en 7
oktober
voor de Jaarvergadering 2000.
Uniek, allereerst in een nieuw millen-
nium en voor het eerst een programma
op vrijdag mèt partner - communicatie
is per slot voor meer dan één - en op
zaterdag een programma waar de deel-
nemers aan de Jaarvergadering jaloers
op zijn.

Tot ziens in Zuid-Holland.

-ocr page 392-

Zoveel dierenartsen en assistenten waren er nog niet eerder bijeen voor ICT: ruim driehonderd belangstel-
lenden zijn op de eerste Manifestatie ICT voor Dierenartsen op 1 april in Utrecht de hele dag druk in de weer
geweest. Een heel gepuzzel, want de deelnemers moesten zelf kiezen uit het aanbod van elf lezingen en negen-
tien instructies.

Bijblijven

In zijn korte openingstoespraak gaf KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter duidelijk aan zeer verheugd te zijn over deze
grote opkomst. \'Wel of niet investeren in ICT voor dierenartsen, dat is geen issue meer. Het gaat om het ontwikkelen
van een aanpak waarmee de Maatschappij haar leden kan ondersteunen en stimuleren bij de inzet van ICT als middel
voor verhoging van de kwaliteit in de bedrijfsvoering.\'

Ook Henk Vaarkamp gaf in zijn lezing aan verheugd te zijn met deze grote belangstelling. \'Laat dit maar een start
zijn voor een nieuwe periode van ICT voor dierenartsen. Want de ontwikkelingen gaan zo snel, dat bijblijven een
keiharde noodzaak is en we de beperkte energie goed moeten gebruiken.\'

Kwaliteit

De presentaties schetsten een breed beeld van recente ervaringen met ICT-toepassingen en ontwikkelingen in ver-
schillende segmenten van de diergeneeskundige praktijk.

Er werd gesproken over hard- en softwaremogelijkheden in de praktijk, de opbouw van de database van de praktijk,
bedrijfseconomische analyse van het eigen praktijkmanagement, de bedrijfsbegeleiding van veehouders, de commu-
nicatie met de consument, en de ontwikkelingen rond de registratie van medicijngegevens. En alle lezingen gekop-
peld aan de rol van ICT. Duidelijk werd dat de inzet van ICT voor de gemiddelde dierenartsenpraktijk nog steeds re-
gelmatig behoorlijk wat hoofdbrekens kost. Er is grote behoefte aan verbetering van de kwaliteit van het aanbod aan
ICT-middelen, zowel in gebruikersgemak als in de koppeling met andere partijen waarmee gegevens worden uitge-
wisseld.

Veel sprekers betoogden dat standaardisatie van de systemen een harde noodzaak is, om verantwoord te investeren
in die noodzakelijke innovatie.

Manifestatie ICT voor dierenartsen: geslaagd!

-ocr page 393-

jim

Volle zalen

Hoewel elke cursus meerdere keren gegeven werd, puilden de cursuslokalen uit. Zowel voor de beginnerscursus
Windows en Word als voor de cursus \'Maak uw eigen Website\' voor mensen die al ervaring met \'knippen\', \'plak-
ken\', \'mailen\' en \'surfen\' hadden, was grote belangstelling. Hiernaast waren er nog cursussen waarin men kennis
kon maken met Excel en PowerPoint en was er een cursus \'E-mail voor beginners\' en \'E-mail voor gevorderden\'.
Ook deze werden druk bezocht.

Maartpakket

Ook was het de laatste dag voor het Maartpakket (dus toch een 1 april-grap...): men kon nog intekenen voor een
door de ICT-organisatie geselecteerde pc of laptop en een aansluiting op het Intemet.

Door mim 50 dierenartsen is gebruik gemaakt van het aanbod van de pc en nog eens tien dierenartsen hebben het ge-
selecteerde notebook aangeschaft.

Meer dan 50 dierenartsen hebben een Intemet inbel-abonnement genomen waarvan er 15 tevens een domeinnaam en
mimte voor een praktijk-website hebben gereserveerd.

Gehaald

De eerste doelstelling van deze dag was het aanzwengelen van de discussie over het belang van ICT voor de dieren-
artsenpraktijk. De presentaties en de cursussen leverden volop stof voor geanimeerde gesprekken in de wandelgan-
gen. Hopelijk zet deze discussie zich nog lange tijd voort en leidt zij tot de formulering van concreet ICT-beleid, dat
wordt gedragen en uitgedragen door de KNMvD en haar Groepen.

De tweede doelstelling was het vergroten van het aantal dierenartsenpraktijken dat bereikbaar is via e-mail en dat
toegang heeft tot Intemet. Een flink aantal dierenartsen heeft daadwerkelijk op deze dag een inbel-abonnement aan-
geschaft. Hopelijk ziet een veelvoud van dit aantal het belang van de toegang tot Intemet in en zullen in de naaste
toekomst de meeste praktijken via e-mail en Intemet bereikbaar zijn en zal andersom de schat aan informatie op het
Intemet bereikbaar zijn voor de meeste dierenartsenpraktijken.

Wordt vervolgd: in mei discussieert het bestuur over de voorstellen voor een verdere aanpak. Wilt u meepraten:
graag, bijvoorbeeld op de discussiesite van www.knmvd.nl.

Jan Klingen
jan@klingen.nl

-ocr page 394-

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Bruinenberg, H.R.; Gent-1999; B-2500 Lier

(België); Slenderstraat 2A.

Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M. van;

1999; 5454 HN St. Hubert; Ganzenroer 5.

Fruithof, Mevr. J.L; 1999; 3521 XM Utrecht;

Spieghelstraat43.

Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 2000; 1027 AE
Zunderdorp; \'t Nopeind 6.
Wilps, Mevr. D.J.; 1999; 3818 DV Amersfoort;
Graaf Willemlaan 116.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2274 TA Voorburg:
Van Duvenvoordelaan 8.
Hagen, G.A. van; 1999; 3514 CM Utrecht
Merelstraat 23 bis.
Heer, Mevr. N. de; 1999; 3731 GC De Bilt
Utrechtseweg 417.

Hensen, H.; Gent-1999; 4571 XA Axel
Handelstraat 31.

Hoedemaker, L.; 1998; 7241 AL Lochem
Hoogestraatje 29.

Koek, Mevr. M.L.; 1999; 9443 PC Schoonloo
Schoolstraat 4 A.
K.ok, Mevr. S.J. de; 1999; 1324 HD Almere:
Harderwijkoever 93.

Maeyer, Mevr. L de; Gent-1999; B-2660
Hoboken (België); Maria Henriëttalei 16.
Ooteman, Mevr. D.; 1999; 3553 HN Utrecht;
Réamurlaan 12 IL

Pino, Mevr. B.C.M.; 1998; 2034 JH Haarlem;
Zuid Schalkwijkerweg 45.
Rijn, Mevr. M.E.C. van; 1999; 2221 MN
Katwijk; Castor 59.

Schrijver, Dr. R.S.; 1986; U-1997; 3722 JG
Bilthoven; Paltzerweg 54.
Slager, Mevr. H.J.; 1999; 2923 BL Krimpen a/d
Ussel; Stad en Landschap 53.
Snelder, G.J.J.; 1961; F-34210 Siran (Frank-
rijk); Hameau de Najac.

Teeuw, J.W.; 2000; 3881 PR Putten; Oude
Garderenseweg 18-16.

Uitendaal, Mevr. S.M.; 1999; 2182 BD Hille-
gom; Stationsweg 122.

Verhaegh, J.M.L.; 5441 XJ Oeffeit; Urlingse-
straat 4.

Vestjens, J.H.A.M.; 1977; 2311 AK Leiden;
Rijnen Schiekade23.

Zandwijk, L. van; 4013 CS Kapel-Avezaath;
Zoelensestraat56B.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bennebroek, Mevr. C.J.; 3522 RD Utrecht;
Volkerakstraat 46.

Dieten, Mevr. S. van; 3583 BM Utrecht; Frans
Halsstraat 45.

Kersten, Mevr. M.J.N.; 3523 RM Utrecht;
Opaalweg 147.

Nuijens, M.L.G. A.; 5421 ZP Gemert;
Doonheide 40.

Roock, J.A. de; 3705 ZG Zeist; Warande 83.
Vries, F.M.H. de; 8453 ZJ Oranjewoud;
Krukmanslaan 28.

Wijck, Mevr. A.M. van; 5501 DM Veldhoven;
Braak 112.

Overleden:

Op 22 maart Drs. G. Boneschanscher te
Kruiningen.

jubilea:

1 mei J.M.J. SUirm te Overloon, afwezig, 30 jaar
1 mei G. Maris te Berg en Dal, aanwezig, 30 jaar
1 mei R.A. Hoekstra te Groningen, onbekend, 30
jaar

1 mei J.T. van Berge Henegouwen te Bemmel,
afwezig, 30 jaar

1 mei Dr. F.C. Stades te Zeist, afwezig, 30 jaar
1 mei H.Th. Hafkamp te Nijkerk, afwezig, 30
jaar

1 mei F.H. Sanderte Goes, afwezig, 30 jaar
1 mei W.J.H. Thijs te Loenen a/d Vecht, afwe-
zig, 30 jaar

1 mei Dr. P.G.H. Bijker te Maarssen, afwezig,
30 jaar

I mei G. Fennema te Oudehaske, afwezig, 30
jaar

3 mei J.H. Mulder te Schelluinen, aanwezig, 35
jaar

3 mei J.B. Bemtrop te Hill Top (Australië), aan-
wezig, 35 jaar

II mei P.B. Luitjens te Lemmer, afwezig, 45
jaar

12 mei J. Mulders te Bergambacht, afwezig, 45
jaar

14 mei M.P. Moons te Zetten, afwezig, 35 jaar
14 mei H.A.M. Elsinghorst te Maarssen, afwe-
zig, 35 jaar

16 mei P.A.M. Vugts te Oud-Gastel, aanwezig,
25 jaar

16 mei A. van Dorsser te Best, afwezig, 25 jaar
16 mei A.F. van Eek te Dwingeloo, afwezig, 25
jaar

16 mei A.F. Heijkants te Waalwijk, afwezig, 25
jaar

16 mei B.W. Pennekamp te Groningen, afwezig,

25 jaar

16 mei H. Nagel te Weesp, afwezig, 25 jaar

22 mei J. Reinders tc Grijpskerk. afwezig, 30
jaar

23 mei Mevr. G.H.J.M. Brinkhuis te Eibergen,
aanwezig, 25 jaar

26 mei A.P. Wijgergangs te Veghel, afwezig, 45
jaar

26 mei C.M.T. Wilicms te Helvoirt, afwezig, 45
jaar

Promoties:

Op 23 maart 2000 Drs. A.P. Koets te Houten.
Op 30 maart 2000 Drs. A. Dekker te Eemnes.

Voor het dierenartsenexamen van 29 febru-
ari 2000 is geslaagd:

Vreman, Mevr. S.

Voor het dierenartsenexamen van 31 maart
2000 zijn geslaagd:

Agricola, Mevr. A.D.
Alkema, Mevr. S.N.
Bakker, M.S.
Bosma, Mevr. J.H.
Dop, Mevr. P.Y.
Hagenaar, M.
Hogendoom, Mevr. K.H.
Merhottein, J.A.E.
Nedelkovski, R.
Pilosof.C.
Rol, Mevr. E.M.
Stapelkamp, Mevr. Y.C.
Veldhuis Kroeze, Mevr. E.J.B.
Vulpen, P.H.S.

Wagtmans, Mevr. N.C.R.M.
Winkel, Mevr. G.E.

Voor het dierenartsenexamen van 7 april
2000 is geslaagd:

Pecher, Mevr. F.W.M.

Mutaties:

*Agricola, Mevr. A.D.; 2000; 3524 DZ
Utrecht; Oeral 40; tel. privé: 030-2894597;
wnd.d.

*Alkema, Mevr. S.N.; 2000; 3824 DL
Amersfoort; Poortersdreef 29; tel. privé: 033-
4556727; E-mail privé: b.j.van.driel@wxs.nl;
wnd.d.

*Bakker, M.S.; 2000; 3571 XM Utrecht;
Kapteynlaan 69; tel. privé: 030-2715826;
wnd.d.

*Bosma, Mevr. J.H.; 2000; 8561 BW
Balk; p/a Erasmusstraat 18; tel. privé: 0514-
603045; d.

Breeveld-Dwarkasing, Mevr. V.N.A.;
1996; 3436 CK Nieuwegein; Citadeldrift 43; tel.
privé 030-6013453; wet. medew. U.U., F.D., HA
Landbouwhuisdieren; tel. bur.: 030-2531013;
E-mail bur.: v.n.a.dwarkasing(£vet.uu.nl.

Brocks, Mevr. N.C.M.; 1999; 7271 JM
Borculo; Beukenlaan 111 ; tel. privé: 0545-
275686; p., geass. met M. Wiersma; tel. 074-
2663252.

Busser, Mevr. I.A.; 1998; 3572 CD
Utrecht; Wittevrouwensingel 77; tel. privé: 030-
2722364; E-mail: inge.busser@wanadoo.nl;
p., medew. bij Mevr. H.L.P. Labes; tel.
prakt.: 036-5300759.

Clipper, Mevr. J.A.; 1999; 2274 TA
Voorburg; Van Duvenvoordelaan 8; tel. privé:
070-3835024; d. (toev. als lid).

•Dekker, Dr. A.; 1990; 11-2000; 3755 EH
Eemnes; Fazantenhof 18; tel. privé 035-
5386417; wet. medew. ID-Lelystad; tel. bur.:
0320-238834.

*Dop, Mevr. P.V.; 2000; 3572 XM
Utrecht; M.A. de Kuvterstraat 7 bis; tel.
privé: 030-2732742; d. "

Groningen, J.A. van; 1997; 4033 AB
Lienden; Voorstraat 23; wnd.d.

Hagen, G.A. van; 1999; 3514 CM Utrecht;
Merelstraat 23 bis; tel. privé: 030-2733167;
wnd.d. (toev. als lid).

*Hagenaar, M.; 2000; 3512 GG Utrecht;
Korte Minrebroederstraat 9 bis; tel. privé:
030-2310371; E-mail privé: p. hagenaar(a in
dolec.nl; wnd.d.

Heer, Mevr. N. de; 1999; 3731 GC Dc Bilt;
Utrechtseweg 417; tel. privé: 06-51196024; spec.
in opleiding U.U., F.D.; H.A. GezeLschapsdieren,
afd. Diagn. Beeldvorming; tel. bur.: 030-2534403
(toev. als lid).

Hensen, H.; Gent-1999; 4571 XA Axel;
Handelstraat 31; tel. privé: 0115-566016; p.,
medew. bij D.A.P. Axel; tel. prakt.; 0115-
561488 (toev. als lid).

Hoedemaker, L.; 1998; 7241 AL Lochem;
Hoogestraatje 29; tel. privé: 0573-254626; p.,
medew. bij D.A.C. de Berkelzoom; tel. prakt.:
0573-401243 (toev. als lid).

Heuvelman-Kreijkes, Mevr. J.; 1996; 7463
BJ Rijssen; Groenling 38; tel. privé: 0548-
540736; fax privé: 0548-544254; wnd.d.

*Hogendoorn, Mevr. K.H.; 2000; 3732
VJ De Bilt; Tuinstraat 13; tel. privé: 030-
2213880; E-mail privé: nirakje@hotmail.com;
wnd.d.

Koek, Mevr. M.L.; 1999; 9443 PC
Schoonloo; Schoolstraat 4 A; tel. privé: 0592-
501423; E-mail privé: randy.koek@wanadoo.nl;
p., medew. bij D.A.P. As en Hunze; tel. prakt:

-ocr page 395-

0592-501651 (toev. als lid).

Koets, Dr. A.P.; 1994; U-2000; 3991 GZ
Houten; Kamillehof 10; tel. privé: 030-6342566;
wet. medew. U.U., F.D., HA Infectieziekten en
Immunologie, Afd. Immunologie; tel. bur.: 030-
2534608; fax bur.: 030-2533555; E-mail bur.:
a.p.koetsCa vet.uu.nl.

Kok, Mevr. S.J. de; 1999; 1324 HD
Almere; Harderwijkoever 93; tel. privé: 036-
5341095; d. G.D. Boxtel; tel. bur.: 0411-659477
(toev. als lid).

Lamberts, M.N.D.; 1999; 3053 LA
Rotterdam; Larikslaan 129; tel. privé: 010-
2182703; mobiel: 06-25556634; E-mail: mnd-
lamberts(a hotmail.com; p., medew. bij D.A.P.
Zevenkampsering; tel. dep.: 010-4206666.

Lindelauff, Mevr. C.M.B.; 1995; 3514 VX
Utrecht; Floris Heermalestraat 26; tel. privé:
030-2718051; E-mail privé: c.lindelauff@pla-
net.nl; p., geass. met Mevr. M.J.T.R.
Rietbergen; medew. Spoedkliniek voor dieren
Amsterdam B.V. (part-time).

*Merhottein, J.A.E.; 2000; 3582 CN
Utrecht; Minhofl7;d.

Maeyer, Mevr. I. de; Gent-1999; B-2660
Hoboken (België); Maria Henriëttalei 16; tel.
privé: 00-32-3-2881423; wnd.d. (toev. als lid).

Mul, Ir. A.J.; 5831 SL Boxmeer; De
Jasmijn 4; tel. privé: 0485-574793; fax privé:
0485-574793; E-mail privé: aart.mul^pla
net.nl; Innovatie Manager Cosun Food
Technology Centre; tel. bur.: 0165-582867
(buitengewoon lid).

Mulder. Mevr. A.P.; 1997; 6673 AD
Andelst; Tiehcstraat 233; tel. privé: 0488-
451104; p., medew. bij D.K. De Lingehoeve;
tel. prakt.: 0488-482900.

»Nedelkovski, R.; 2000; 3526 EB
Utrecht; Columbuslaan 49; tel. privé: 030-
2887794; d.

Ooteman, Mevr. D.; 1999; 3553 HN Utrecht;
Réamurlaan 12 11; tel. privé: 030-2468877; E-
mail privé: dooteman@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

*Pechcr, Mevr. F.W.M.; 2000; 4921 GA
Made; Heidehof 22; tel. privé: 0162-687207;
E-mail privé: fpechfa westbrabant.net; wnd.d.

♦Pilosof, C.; 2000; 3521 VD Utrecht; J.
Catsstraat 19; tel. privé: 030-2965953; E-mail
privé: pilosof(S;worldonline.nl; wnd.d.

Pino. Mevr. B.C.M.; 1998; 2034 JH
Haarlem; Zuid Schalkwijkerweg 45; tel. privé:
023-5337968; p., medew bij D.A.P. Amstel-
veen; tel. prakt.: 020-6453522 en medew. bij
D.A.P. Takkenberg-dierenartsen; tel. prakt.:
023-5251555 (toev. als lid).

Rijn. Mevr. M.E.C. van; 1999; 2221 MN
Katwijk; Castor 59; tel. privé: 071-4031891; E-
maii privé: daxie(gworidonline.nl; d. (toev. als
lid).

*Rol, Mevr. E.M.; 2000; 3562 GD
Utrecht; Scharlakendreef 154; tel. privé: 030-
2627979; wnd.d.

Schrijver, Dr. R.S.; 1986; U-1997; 3722 JG
Bilthoven; Paltzerweg 54; tel. privé: 030-
2292981; plv. afdelingshoofd ID-DLO, Alg.
Zoogdier Virologie; tel. bur.: 0320-238610; fax
bur.: 0320-238668; E-mail bur.: r.s.schrijver(g
id.wag_ur.nl (toev. als lid).

Slager, Mevr. H.J.; 1999; 2923 BL Krimpen
a/d Ussel; Stad en Landschap 53; tel. privé: 0180-
514991; E-mail privé: e.slager@pi.net; p., me-
dew. bij Dierenziekenhuis Rotterdam; tel. prakt.:
010-4925151 (toev. als lid).

Snelder, G.J.J.; 1961; F-34210 Siran
(Frankrijk); Hameau de Najac; tel. privé: 00-33-
468916966; r.d. (toev. als lid).

»Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 2000; 1027 AE

Ieder zijn vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

(toev. als lid).

*Vreman, Mevr. S.; 2000; 3521 CG
Utrecht; Croeselaan 144; tel. privé: 030-
2991471; wnd.d.

*Vulpen, P.H.S. van; 2000; 3572 VJ
Utrecht; Bollenhofsestraat 51; tel. privé: 030-
2712260; wnd.d.

*Wagtmans, Mevr. N.C.R.M.; 2000;
3572 VR Utrecht; Bollenhofsestraat 104; tel.
privé: 030-2721662; wnd.d.

»Winkel, Mevr. G.E.; 2000; 3582 EB
Utrecht; Gansstraat 3 D II; tel. privé: 030-
2761669; wnd.d.

Zandwijk, L. van; 4013 CS Kapel-
Avezaath; Zoelensestraat 56 B; tel. privé: 0344-
682727; d. De Crob ET; tel. bur.: 0344-682727
(toev. als lid).

Mutaties die na 1 maart 2000 zijn
binnengekomen, worden helaas niet
meer opgenomen in het Jaarboek 2000!

nen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Zunderdorp; \'t Nopeind 6; tel. privé: 020-
6367143; p., medew. bij D.A.P. Monnicken-
dam; tel. prakt.: 0299-653031.

Teeuw, J.W.; 2000; 3881 PR Putten; Oude
Garderenseweg 18-16; tel. privé: 0341-356398;
wnd.d. (toev. als lid).

Uitendaal, Mevr. S.M.; 1999; 2182 BD
Hillegom; Stationsweg 122; tel. privé: 0252-
529199; p., gezelsehapsd.; Kliniek Gezelschaps-
dieren; tel. prakt.: 010-4514535; tel. dep.: 0180-
318687 (toev. als lid).

»Veldhuis Kroeze, Mevr. E.J.B.; 2000;
3731 JM De Bilt; Hessenweg 156 A; tel. privé:
030-2211792; E-mail privé: edwin_v_kroezc@
hotmail.com; wnd.d.

Verhaegh, J.M.L.; 5441 XJ Oeffeit;
Uriingsestraat 4; tel. privé: 0485-362863; p. bij
D.K. Boxmeer; tel. prakt.: 0485-576752; fax
prakt.: 0485-520919; E-mail prakt.: dierenkli-
niek@yahoo.com (toev. als lid).

Vestjens, J.H.A.M.; 1977; 2311 AK
Leiden; Rijn en Schiekade 23; tel. privé: 071-
5124588; p. bij D.A.P. De Keerhoeve; tel.
prakt.: 071-5120241; fax prakt.: 071-5149782

-ocr page 396-

Congressen & Symposia

Mei

10 Bijeenkomst Veterinary Wound Healing in
liet Smitti and Nephew\'s Research centrxim
in York, Engeland. Kosten: £ 75,-. Info: mrs.
S.M.E. Cockbill, Surgical Dressings
Research Unit, Welsh School of Pharmacy,
UWC Redwood Building, King Edward VI
Avenue, Cathays Pare, Cardiff CFl 3XF,
Wales, United Kingdom.

16 Conference on Equine Sports, Medicine and
Science, Messina and Toarmina, Sicily,
Italy. Contact: Amo Lindner, Science Con-
sult, Laurahöhe 14, D-45289 Essen, tel.:
49-201-5718873, fax: 49-201-5718874,
e-mail: AmoLindner@T-online.de

17 Drielandendag dierenartsen werkzaam in de
veterinaire volksgezondheid te Beneden-
Leeuwen. Thema: \'beheersen van milieu-
contaminanten;.

20-22 "Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium, COngrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels. Infor-
matie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde, An-
droclusgebouw, Yalelaan 1, Utrecht. Kosten
ƒ 60,- (studenten ƒ 30,-) inclusief lunch.
Opgave via faxnr.: 030-2531407.

Juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage
Berlin, Hilton-Kongresszentrum am Gen-
darmenmarkt, Humboldt-Universität, bifo:
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.: 49-711 23 66 33 2, fax: 49-
711 23 66 33 7, e-mail: fortbildung@pferde-
hcilkunde.de, internet: www.pferdeheil
kunde.de.

29—1 juli Intemational Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction with
the Congress of the European Veterinary
Society for Small Animal Reproduction and
an ICAR satellite. \'Advances in dog, cat, and
exotic camivore reproduction\'. Norwegian
School of Veterinary Science, Oslo, Nor-
way. Tel.: 47-22-964855, fax: 47-22-
597081, e-mail: Wenche.Farstad@veths.no.

Juli

2—6 Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de sleu-
tel naar gezonde dieriijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.fijten@knmvd.nl

17 ATF-Seminar Ökologische Geflügelhal-
tung, Oberschleissheim.

7—9 Annual Scientific Meeting of the

European College of Veterinary Surgeons,
Hotel Bem, Bem, Switzerland. Pro congress
seminars - 6 July, 2000 - Veterinary School,
University Bem. More information: ECVS
office, University Zurich, Veterinary
Surgery Clinic, Winterthurerstrasse 260,
CH-8057 Zürich. Phone: 41 (0)1-635
8480, fax: 41 (0)1-313 0384, E-mail: mga-
ovet@vetchir.unizh.ch, Intemet: www.ecvs.
org

23—28 The 2nd Intemational Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference. More
information, write to: IWDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see
http://www.iah.bbsrc.ac.uk, under \'Con-
ferences and Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary Phar-
macology and Toxicology (EAVPT), Jem-
salem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO Box
29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.: (972-
3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-mail:
trgt@netvision.net.il, intemet: www.eavpt
2000.co.il

Augustus

17—19 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic Mil-
king, c/o Congresbureau Flevoland, P.O.
Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netheriands, tel.: 31-320-247826, fax:
31 -320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceoffice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Veterinary
Dermatology, San Francisco (USA). For
more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00 1
888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax: 00
1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@mee
tingmakers.com. Intemet: http://www.mee
tingmakers.com/wcvd

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Mei

2 Jaarlijks uitstapje Absyrtus Senior, Groep
Rustende Dierenartsen Afdeling Noord-
Brabant van de KNMvD.

31 Veterinair Goltkampioenschap 2000, Golf
Club Prise d\'Eau (Tilburg-Gilze-Rijen).
Aanmelding door overmaking van ƒ 35,-
op rekeningnummer 53.15.06.207 t.n.v.
W.L. Keers inzake V.G.C. o.v.v. exacte
handicap, privé-adres en homecourse
(GVB vereist).

Juni

6 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

24 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenver-
eniging (SNVA) te Driebergen.

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

20 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

21 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-

Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Arnsbergstraat 7 te Deventer.

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

28—30 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden. Thema: \'Vee-
houden Anders\'.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Cursussen

Mei

8—10, 25-26 PAO-D cursus 00/303: Basis-
cursus Erkende Varkensdierenarts. Aan-
meldingsformulieren bij PAO-D, tel.: 030-
2517374.

10, 17 en 24 PAO-D cursus 00/304: Acmele
Voeding Varken.

10, 17, 21, 31 en 7, 14 en 21 juni Cursus
Communicatieve vaardigheden voor mid-
denkader op gebied van Diermanagement
te Leeuwarden in 7 woensdagochtenden.
Informatie: Van Hall Instituut, Business
Center, mw. G. Luurs/F. Takarbessy,
Postbus 1754, 8901 CB Leeuwarden, tel.:
058-2846160, fax: 2846199.

17 PAO-D cursus 00/223: Praktische Econo-
mie I Rund.

19—20 Tweedaagse cursus \'Wervelkolom paard:
Onderzoek en behandeling\' door Kevin K.
Haussier, Veterinair Paardencentrum Koot-
wijkerbroek. Informatie, tel.: 0342^14881
of mevr. A. Vaessen-Degen, op dinsdag en
vrijdag, tel.: 0342-414881.

23 PAO-D cursus 00/103: Spalken en Ver-
banden GD.

24 PAO-D cursus 00/113: Klinische Les GD.

26 PAO-DcursusOO/124: Behandeling Kruis-

bandlclsel GD.

Juni

6, 7 en 16 PAO-D cursus 00/220: Voeding Rund
Modulen.

6 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

7 PAO-D cursus 00/305: Klinische Les
Varken.

9 Studiemiddag \'Wie mooi moet zijn zal pijn
lijden!\' in de Raadszaal van de Faculteit der
Rechtsgeleerdheid, ASP 200 Utrecht van
13.30 tot 17.00 uur. Aanmelden bij mw. M.
Walraven (m.walraven@law.uu.nl). Facul-
teit der Rechtsgeleerdheid ASP 200, 3512
HT Un-echt (tel. 030 - 253 70 72) of mw.
Mr. E.C. de Bordes (tel. 030 - 253 52 39 of
030-692 05 71).

13 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie GD.

18 PAO-D cursus 00/118: \'Als de eerste foto\'
GD.

5 mei
officiële vrije dag
Bureau KNMvD
gesloten

-ocr page 397-

Dierenartsenpraktijk Ell
is een groepspraktijk in
Midden-Limburg waarin
13 dierenartsen werk-
zaam zijn in de land-
bouwhuisdieren en ge-
zelschapsdieren vanuit
een modern praktijkge-
bouw. In toenemende
mate wordt er gedifferentieerd gewerkt. In verband met
het vertrek van een collega is er plaats voor een

enthousiaste collega
gezelschapsdieren (m/v)

ELL

Gevraagd voor parttime werkzaamheden in moderne, gemengde
praktijk in de omgeving van Utrecht:

dierenarts v/m

Voor één è twee spreekuren per week, het verrichten van operaties,
af en toe bloed tappen bij varkens. Eenmaal per twee tot vier weken
weekkenddienst (extensief) en het zelfstandig waarnemen tijdens
vakanties en PAO-cursussen. Er wordt van u verwacht dat u mini-
maal één jaar ervaring heeft in de gezelschapsdierenpraktijk, dat u
maximaal 30 kilometer van Montfoort verwijderd woont en dat u
affiniteit heeft met de agrarische sector.

Handgeschreven sollicitaties vergezeld van CV binnen 14 dagen
na verschijningsdatum richten aan: drs. H.j. Ronner, Blokland nb,
3417 MN Montfoort, telefoon 0348 - 472893.

Gevraagd wordt:

Goede communicatieve eigenschappen

In teamverband kunnen werken

Interesse in kennisverwerving en specialisatie

Geboden wordt:

Een fulltime baan

Honorering volgens de KNMvD-rlchtlijnen
Goede toekomstmogelijkheden

Enige ervaring strekt tot aanbeveling. Gelieve uw sollictatie
binnen veertien dagen te richten aan: Dierenartsenpraktijk
Ell, Hoogstraat 7, 6011 RX Ell, ter attentie van F.G.M.
Scheijmans.

Gevraagd: spoedig voor Dierenartsenpraktijk
Heerenveen-Oranjewoud:

dierenarts (v/m)

voor 12 uren (drie middagen) per week, om gezel-
schapsdierendeel van onze gemengde praktijk te ver-
sterken.

Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten aan: DAP
Heerenveen-Oranjewoud, Roerdomplaan i, 8446 jP
Heerenveen.

Melkvee met parasieten is een probleem en dat kost de
veehouder geld. Melkvee tegen parasieten behandelen is
óók een probleem, door de vaak lange wachttijden
voor melk. Tenminste, zo was het.... Want nu is er
Ivomec® EPRINEX, een veilig en zeer effectief middel
tegen endo- èn ectoparasieten met O dagen wachttijd
voor de melk. U kunt de melkveehouderij haast geen
betere dienst bewijzen. EPRINEX is ook bijzonder geschikt
voor parasietenbestrijding bij jongvee; twee strategische
behandelingen geven doorgaans
voldoende bescherming tijdens het
gehele weideseizoen. Vraag voor
meer informatie naar de brochure.

-ocr page 398-

____ ., \' V . ;

^ Ir*

FHONTUNE\'

f«\' SPUrONOOGL

IL

FRONTUNE

^ Voor honden en katten
»T Veilig
Sf Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken
^ Lange werking
^ Effectief

^ Water/wasbestendig\'

FRONTUNE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én tekeni

ME8IAL B.V.. Postbus 3M, 11N AH AmslelvHn FRONTUNE SPOT ON KAT (fiptonii) - Reg NL B921 - UOA. DoeWw »at Miulie vtoetslol von loeoassiog op de huxl 1« beslri|dng van vtooien. Ooserng SOmglipionil per üier (1 pvet per diei) - wertanosduu* legen vtowefi maunaal S weken - iniefval lussen 2 b^iandeiingen dieni mnini
4 Ktken te zi|n - maximaal 6 fiehandeliogen per )aaf, Contia-<ndicaties ;ieke en herstellencfe dieien • n)el toepassen tx] dieien (ongef dan <2 weken «Vol licMet dan 2 kg lichaanKgewicM. Biiwerlungen indien hel produel toch wotdi opgeliU. kan een korte peoode v»i speekselen worden maigenomen. FRONTLINE SPOT ON HOND (fiptoni

• 1 pipet Ftordtme Spot On Hond L w 2

1 pipet Fionlline Spol On Hond U van 1.34 ml per hond «m 10-20 kg In

M€RIAL

1 tegen leken rnaornaal 4 wthen-rtetval lussen 2 Miandelino^ nwumaal 4 weken leap-maximaal 6 Petundelmf

Reg NLB940-UOA DoekXer hond, Inchcatie vioeislol voot toepassing op de huid Ier bes&itdtfHI nn vloo«i en teko^ Oosetmg 1 pipelFronll>ne SpolOnHondS vanO,67mlpe(t>oodlo( 10kg
mlpe(tKind««>?0-40kgl>ct)aamsoewict« (gebiudi nor honfenwaaidef dan 40 kg lM:ittafTtsgew>c» 2 pipetien Ftonllme Spol On Hwd L van 2.66 rnl) • werlungsduu legen vtooien bedraagt 5 weken lol rnannoal 3 rra^^

per laar. Conta-ndKaties mke en hetsMlende dwen ■ ma loepassen bi) dweo (onget dan 10 weken ol lidKer dan l kg bchaansgewK», B<r«ert>nge«i nciderteet locomoMpioMemefi (atase. paresn postetw), respHsloae eNeden eniWie. stapeiigheKj en braken FFUMTUNE« SPRAY (hpfonl) • Reg NL 8763 - IXM OoeMw Hond er
Mcalie Oplouing voor uitmndig gebru* ler befandehng van besmettng met vloown bi| hond en let en ter behandeling van beynetbog mei Men bi| de tund. Doser«ig 0«en met korte «acht kal. kletne hond (kchiei dan S kg) 4 ml per kg gewicM - (midde))groie hond, kat (5 tot 15 kg) 3 ml pet kg gewicht • groie hond (15 lot 40 ki
2 ml pet kg gewicht - zeer grote hond (waarde« öw 40 kg) 80 ml pet d« • Oieten met lattgete »»chl eeider vermelde dosering mag maunaal vwduttek) worden - werüngsduu tegen vlooien 5 weken kX mawiBal 3 nawden en legen teken nuotual 4 weken - doseermttrval mmimaai 4 weken. Contra-«heat« geen Bi|wetkingen gti
Verdere nlamaiie m eitket of beschiUiaar bi|. Menal B V. Bovenkerkemeg 6-8, ll85 XE Amstelveen 9 Geregislreeid handelsmerk MERIAL. e 2000 MERIAL Alle recMen voort)ehouden MattAn 9443/02/00
\'He<badenvanhetdiei2dagenv6ören2 dagen na de behandeling wordt algeraden

-ocr page 399-

ca

liiiiijjiik

^ g^tQ/nbjhgerde
traiïstreDtécóccèri^

## > ^ ^

AMOXY-COL WSP

REG NL 8949

Bevat per gram:

- Amoxycilline als
trihydraat

- Colistinesulfaat

INDICATIES:

Maagdarminfecties bij net
gespeende biggen veroorzaakt door
Escherichia coli, al dan niet
gecompliceerd door Streptococcus
suis type II infectie.

DOSERING:

4 g Amoxy-Col WSP per 15 kg
lichaamsgewicht of 1000 gram
per 400 liter drinkwater, gedurende

5 dagen.

GEADVISEERDE WACHTTIJD:

5 dagen voor de slacht.
Wachttijd I.K.B. 5 dagen.

150 mg
500.000 I.E.

AMOXY-COL WSP!

# Voor orale toediening aan biggen

Goed afsluitbare kunststof pot
ii" Goed wateroplosbaar, stabiel in drinkwater door toevoeging
metliylglucamine

Uw partner voor de toekomst

ok verkrijgbaar via Aesculaap groothandel
I.: 0411-677 500

Zie het etiket voor volledige informatie

DOPHAftmR

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer
Telefoon 0162 - 582020.
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 400-

F

V

Einde van een bestaande mythe

Tot dusver was de inzet van meerdere diergeneesmiddelen (ACE remmers,
glycosiden, diuretica) noodzakelijk bij de symptomatische behandeling
van congestief hartfalen. Dit tijdperk is ten einde. Met Vetmedin is een
nieuwe tijd aangebroken, waarin de doelstelling van uw CHF therapie
eenvoudig wordt gerealiseerd. Namelijk het verminderen van de vaat-

Boehringer
.Ml 11/Ingelheim
weerstand èn het ondersteunen van de hartspier. Vetmedin combineei
deze gewenste effecten van de gangbare therapieën. Effectief, veilig e
eenvoudig. Vetmedin is de eerste van een nieuwe generatie diergenee
middelen, die speciaal ontwikkeld worden voor de behandeling va
hartfalen bij honden.

VETMED^

Meer hart voor hondet

Voor meer informatie; Boehringer Ingelheim bv (lid Fidin) • Postbus 8037,1802 KA Alkmaar
Telefoon 072 - 5662411 • Fax 072 - 5643213 • www.boeringer-ingelhelm.nl

Vetmedin* Capinles met respenievelijke 2,5 mg en 5 mg piriKAerKJan. Indicaties Vetmedin capsoles ^n geifKfeeefd voor de verrmnde^ing van de symptomen var. chroniscJi hartlifden bij honden dat wordt veroofzaakt door gedecompenseerde cardiomyopathie of hartkJeptnsiiffidëntie (mitralis en/of tri<
pidaiis regur^tatie). Oosering/toedieningswijze Vetmedin capsitles worden oraal toegediend in de volgende doseringen: Tweevou«^ toediening van O.JSmgpimobendanperkg lichaamsgewicht per dag. mei een intervai van 12uur, één tot anderh.aK uur voedde maaltijd-Afhankelijk van deaardyai
symptomen tijdelijk in combinatie met 2-4 mg furosemide oe\' KG Hchaamsgewjcht per dag. Contra-indicaties Vetmedin capsyies diwen niet te worden gebruikt bi| gevallen met hypertrofische cardiomyopaihieèn of bij klinische condities waarbij een toename van de cardiate output niet mogelijk is vanw
functionele of anatomische redenen (b.v. aona stenose). Bijwerkingen In zeldzame gevaiïén kunnen een licht positief chronotroop effect en overgeven voorkomen. Defe effecten zijn echter dosis afhanketijk en kunnen worden voorkomen door m deze gevallen de dosis te »^^agen. Verdere informatie op a
vraag beschikbaar bij Boehringer Ingelheim.

-ocr page 401-

15 mei
2000

deel

125

aflevering
10

issn 0040-7453

TiJDSCHk

Diergeneeskun

Wetenschap

Visvoeding
Actua

Klassieke vogelpest of aviaire influenza

Gezondheidsdienst concentreert werkzaam-
heden in Deventer

Landelijk Vertrouwensloket Preventie
Verwaarlozing Landbouwhuisdieren

Wijziging Destructiewet: dode honden en
katten nu SRM-materiaal

Expertisecentrum LNV

De ontdekking van het Lelystad-virus

KNMvD

Sportdag Diergeneeskunde - Noordwijkerhout
2000

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 402-

. W\'
V

\'rC\'Sik:

JEL

FRONTLINE\'

SPOT ON DOG L

Verpakkingen met 3 én 6 pipetten!
-—

FRONTLINE

^ Voor honden en katten
ef Veilig

gf Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken
^ Lange werking
^ Effectief

^ Water/wasbestendig\'

B Q Ff

IÉT\'\'

«Pt —a

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én teken

i\'voi
.vanj

MERIAL

MERIAL B.V.. Potlbui 33«. 1180 AH AmtlslVMn FRONRjNE SPOT ON KAT (fip(onl) - Reg M. 8921 - UIDA. Ooddw. lO. Indicatie vloeistol voor loepissmg op de huid tei bestrijding van vlooien, Dossmg 50 mg lipionil pet dw (1 pipet per dm) - mrlungsduuc legen vkxn
* weten le zijn • majomaal 6 behvdetmgen pei jaar. Conva-mltcaues zieke «) tierstellende dieren - niet loepassen bi| dieren jonger dan 12 weken enjol lichter dan 2 kg lu^iaamsgewicM. Sijwedungen inOier het product toch «wdt opoelU. kan een kone periode w spe

Reg NL 8940 - UOA DoeUier hond. Micabe vloeiaol voor upassuig op de huk) Ier Desirijdmg van vk»«^ 1 pipet Frontlme Spot On Hond S «vi 0.67 ml per hond tol 10 kg Ik

rnl per hond wn 20-40 kg liifBamiQe«richt(oet)fu* voor honden zwarder dan 40 k^ Fronltne Spol On Hond L van 2,68 ml) • Mrtungsduu legen vlooien bedraagt 5 Mlw

per laar Conn-mdttabes z«ke en herslellertde «eten - rad loepassen bi| dwen fonget dai 10 «ken ol IkMet dan 1 kg bchaamsgewcht. Bijwrlangefi nodenieel tocomoöeproWemen (aBne. paresis posterw). respitakxre eHeclen, exciMw, sbpetigheid en braken fRONTU«« SPRAY (fiprortil) - Reg Nl 8783 - UOA DoeMier Hond enj
IndiQhe Oplossing voor
wlwendKl gebruk ter beTiandefang «v besmeltng mei vlooien bij hond en kal en » beh^lng «an tiesmetnng mei leken tnj de hond. Oosenng Dieten mti kork vacN kal Uene hond (bchMr (bn 5 kg) 4 ml per kg gewKhl - (mddel)9re(e hond. iQt {SIM 15 kg) 3 tM pet kg gewicht - gtole hond (1S lot 40|
2 ml per kg gewK» - net tyote hond (waarder dv 40 kg) 80 ml per dwr - Oier«) iw langete vactii eerder vermekJe dosetmg mag manmaal verdubbekl worden - «erkingsduut legen vlooien 5 weken lol manmaal 3 maanden en tegen teken maomaal 4 wken - doseetmterval nwurraal 4 weken Com-indicaties geen. Bijwerkingen g|
Verdete informatie zie ebketot beschikbaar bl|,Mei>aiev.Bovenl«fkBrweg 6-8.1185 XE A^^^ » Geregistreerd hwdelsmerk MERIAL 02000MERIAI Alle rechten voorbehouden MattArt »441D2/T)0
■ Het baden
van hel dier 2 dagen v60t en 2 dagen de b^ianOelmg wordl algeraden

IS maumaai 5 wtken - interval tussen 2 behandelingen dient
iselen «orden Mjrgenomen. FnOfm.mE a>OT ON HOND (fipii
Chi • 1 {Hcet Frontkne Sp« On Hond U «w 1.34 ml per hom) van 10-20 kg lictoamsgewichi • 1 pipel frontim Spol On Hond L van

-ocr page 403-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERCENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering lo, 15 mei 2000

Uit de Hoofdredactie 312
Overzichtsartikel

Visvoeding; C.L. van Limborgh 316

Boekbesprekingen 321

Referaten 321

Voor de praktijk

Klassieke vogelpest of aviaire influenza; G. Koch en J.A. van der Goot 322

Berichten en verslagen

Gezondheidsdienst concentreert werkzaamheden in Deventer 326
Landelijk Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing Landbouwhuisdieren opgericht 326
FlDIN-debat 2000; De kritische consument 327
Het bezoeken waard: Museum voor Veeteelt en KI; De wereldberoemde Nederlandse vee-
fokkerij in beeld;
S. Deleu 328
Wijziging Destructiewet: dode honden en katten nu SRM-materiaal; Keuringsdienst van
Waren
 329
Peters hoofdinspecteur Food bij Keuringsdienst van Waren 330
Herhaalde oproep; Onvoorspelbare agressie bij golden retrievers: een erfelijk probleem?
B. W. Knol en M. B. //. Schilder 330
Tielen voorzitter Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie 331
Voorheen IKC Landbouw en IKC Natuurbeheer; Expertisecentrum LNV 331

Mededelingen RVV

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten 331

Boekbesprekingen 332

Referaten 332
2000 Hoogtepunten

De ontdekking van het Lelystad-virus; Th.A.M. Elsinghorst en W. Sybesma 333

Wetenschap

Actua

-ocr page 404-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. Ier Laak (penningmeester)

Dr.M.F.de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenscliappelijl<e redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maat.schappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel. secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Sehuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenart.sen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Congressen en cursussen

Symposium Feline Geneeskunde
Symposium \'Clostridial enteritis\'

RVV-column
Voor u gelezen

Hoofdluizigheden

Effecten aantal typen bijzonder hoefbeslag bij het paard

Nieuw(s) van de industrie

Kunnen klanten uw bedrijf vinden op Intemet?

Vraag en antwoord

Wratachtige woekeringen op dc oren van ratten; N.J. Schoemaker

Studenten referaten

KNMvD

In Memoriam

Dr. J.W.E. Stam; 5. Lumeij en I. Westerhof

Maatschappijnieuws

Sportdag Diergeneeskunde - Noordwijkerhout 2000; H. Lambeek

Personalia

Doorlopende agenda

334

335

335

336
336

337

337

338

340

341

341

342

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Review

Nutrition of fish; C.L. van Limborgh

316

AU rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary^ Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 405-

voor droogstand en lactatie

• Breed spectrum voor gram positieve mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Duodop bij Pronafcin D.C.

• Handige en stevige verpakking

• Bij uitstek de standaardmastitis preparaten voor elk melkveebedrijf

PRONAFCIN DC DROOGZETINjECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 7560 - UDA - Art.nr. 72162

Samenstelling: 1 injector bevat: procaïne-benzyl-
penicllline monohydraal 300 mg. dihydrostreptomycine-
sulfaat 125 mg, natcilline-natrium monohydraal overeen-
komend met nafcilline 100 mg.

indicatie: Rund: Behandeling van mastitis op het moment
van droogzetten veroorzaakt door slreptococcen en
stafylococcen. Preventie van wrang {Actinomyces
pyogenes) gedurende de droogstand.

PREVACLOX DROOGZETINIECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 8952 - UDA - Art.nr. 72695

Samenstelling: 1 injector beval: cloxdcilline
(als benzathine) 500 mg, ampicilline (als trihydraat)

250 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van subklinische mastitis
tijdens de droogstand veroorzaakt door
Streptococcen
en stafylococcen. Bescherming tegen zomerwrang bij
pinken.

CURACLOX MASTITISINIECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector Ix\'vat: cloxacillinc
(als natrium) 20() mg,
ampicilline (als natrium)
75 mg, zaUbasis ad 5 g.
Indicatie: Lacterende kot?: Klinische mastitis
veroorzaakt door
Streptococcen, stafylococcen
en Corynebactprium pyogenes.

Handelsweg 25, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 406-

*Weten doet eten*

In het 1 mei-nummer is een overzicht gepubliceerd van de productie van struisvogelvlees.
Lambooij en Pieterse nemen de lezer aan de hand en voeren deze door het slachthuis, alwaar
alle details van onder andere bedwelming uit de doeken worden gedaan. En passant krijgt u
nog een recept mee voor de bereiding van biltong.

Nu was ik in het begin van het artikel gestruikeld over een zinsnede \'Wil het struisvogelvlees
kunnen concurreren met pluimvee-, varkens- en speciaal het rundvlees, dan zal de behande-
ling van de dieren en het vlees (emotionele-, karkas- en vleeskwaliteit) aan de EU-normen
aangepast dienen te worden.\'

Door het toevoegen van een smakelijke receptuur werd de emotionele kwaliteit gunstig beïn-
vloed. Zoiets zouden we meer moeten doen. Vooral met betrekking tot verbetering van de emo-
tionele kwaliteit, dient in wetenschappelijke artikelen van deze strekking, verplicht een recept
geplaatst te worden.

Opname van een artikel in het tijdschrift zal dan mede afhankelijk gesteld kunnen worden van
de ervaringen welke de Hoofdredactie heeft gehad bij het nuttigen van het gerecht.

In dit tijdschrift vindt u nu een verhandeling over de voeding van diverse soorten consumptie-
en siervis. Mocht u naast gevogelte ook van vis houden, u zult nu tevergeefs naar een receptje
zoeken. Of het artikel meteen een stuk moeilijker feest, betM\'ijfel ik echter Het is collega Van
Limborgh zeer wel toevertrouwd over dit, voor vele dierenartsen ongebruikelijke gebied, zijn
deskundigheid ten toon te spreiden.
En is het niet zo \'weten doet eten\'!

M.F. de Jong

-ocr page 407-

Luchtweginfecties bij

lolveren vragen
een l(raclitige aanpal(

Om productieverliezen door luchtweginfecties te
beperken kiest u voor de zekerheid van effectiviteit,
snelheid en veiligheid.

Dus kiest u voor de zekerheid van Baytril. Het
antibioticum waarop u blindelings kunt vertrouwen.
Bijvoorbeeld om luchtweginfecties en enteritiden
bij kalveren snel te genezen.
Want Baytril is sterker dan de bacteriën en myco-
plasma\'s die infecties veroorzaken.

Baytril. Zeker bij luchtweginfecties

Rox/dr Baytril 5% Injectievloeislof. Farmaceutische vorm: Injectievloeistof. SamensieiHnff: Per ml 50 mg enrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin behoort tol de chemische klasse der fluorochinoloncn.
Dayt^l Hei oefent zijn bactericide werking uit door interactie met de A subunit van hel DNA-gjo^se. Hel DNA-gyrase is een topoisomerase. dal de bacteriële replicalie controleert (katalyseert supercoiiing van

^BS^^^^SS de chromosomale DNA-strengen), Fluorochinoloncn zijn ook werkzaam tegen bacteriën in de stationaire fase door wijziging van de permeabiliteit van de buitenste fosfolipidenmembraan van de celwand.

Bij enrofloxacin liggen de inhiberende en bactericide concentraties dicht bij elkaar; ze zijn identiek of verschillen in één of maximaal twee dilutiestappen, Bij lage concentraties bezit enrofloxacin een anti-
microbiële activiteit tegen de meeste Gram-negatieve bacteriën, legen vele Gram-positieve bacteriën en tegen Mycoplasmata. Bijgevolg is enrofloxacin werkzaam tegen de micro-organismen die primair en secundair betrokken
zijn bij ziekte waarvoor Baytril geïndiceerd is. Overeenkomstig het werkingsmechanisme vermindert de gevoeligheid van bovenstaande bacteriën slechts heet langzaam en vereist de multi-step mutatie.
Doeldieren: Varken,
rund.
Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli {colidiarree, coliseptikaemie). Salmonella
spp.. Pasteurelia spp,. Mycoplasmata, enzöotische pneumonie.
Rund: E. coli (colidiarree. coliseptikaemie). Salmonella spp.. Pasteurelia spp.. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep en
Crowdingcomplex. In het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Toediening/Dosering: Toedieningswijze. Varken: i.m.. bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats. Rund: s.c of i.V., bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. Dosering: Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg l.g.
(" l ml/20 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. (= I ml/lO kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose.
Varken: 2.55 mg enrofloxacin per kg l.g.(= 1 ml/1020
kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende 3 dagen.
Wachitijdadvies: Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 3 dagen bij i.v,-toediening en 9 dagen bij s.c.-toediening.
Coniraindicalies: Vastgestelde resistentie legen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinoloncn een grote maie van kruisresistentie bestaat. Bijwerkingen: Niet bekend. tVaarschuwingen: In verband
met sensibilisatie en contactdermatilis dient bij de loepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen.
Bewaarcondiiies/Houdbaarheid: 3 jaar, miis in het donker en bij kamertemperatuur
(15-25\'C) bewaard. Aangeprikte flacon: direct gebruiken, niet bewaren.
Verpakking: Flacon ä 100 ml. Regislralienummer/Kanalisatieslatus: NL 2054 UDD, NL 8211 UDA (niet toegelaten voor i.v.-toediening).

-ocr page 408-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatriserv.nl

EPÉNEX

{epnnomectine) ^ ^

— 1 1

stoÉ;wel
partieten

MERIAL

3

Melkvee met parasieten is een probleem en dat kost de
veehouder geld. Melkvee tegen parasieten behandelen is
óók een probleem, door de vaak lange wachttijden
voor melk. Tenminste, zo was het.... Want nu is er
Ivomec® EPRINEX, een veilig en zeer effectief middel
tegen endo- èn ectoparasieten met O dagen wachttijd
voor de melk. U kunt de melkveehouderij haast geen
betere dienst bewijzen. EPRINEX is ook bijzonder geschikt
voor parasietenbestrijding bij jongvee; twee strategische
behandelingen geven doorgaans
voldoende bescherming tijdens het
gehele weideseizoen. Vraag voor
meer informatie naar de brochure.

maarniet de
melkproductie

MERIAL B.v. Postbus 338, 1180 AH Amstelveen
www.merial.com

ZEER EFFECTIEF = ZEER PRODUCTIEF

UITSLUITEND VIA DE DIERENARTS!

f Vlees- en Mekvee • Reg. NL 9033 • UOA; Doekker: ruf>defeo. MicatKs: hestfiKJmg van mfecOes legen maagdarm- en longwormen, luzen, vliegen en ruodertiofzels; Dosering en wijie v,
; ^rkingen^|e^ ^a^htttd: melhj^O dagen eii slacht: 21_ dagen Verdere mformabe ne
bt]Slu.ter of op aanvraag beschikbaar b<| Merial B.V..

IVOMEC« EPRINEX TM (epmomectne) Pour-On v<
streep van schoft tot staart; Contramdicaties: ge<
TM Hand«l&merk van MERIAL. ® Geregistreerd
ha

1,1 ml per 10 kg LG, in een sm^e

.. C MERIAL. 2000. Alle rechten voo«behowlen

-ocr page 409-

Vlooieneitjes en -larven zijn dé verborgen vijanden van een kat. Ze
blijven achter op alle plaatsen waar de kat zich in huis begeeft,
wachtend op een goed moment om uit te komen en weer een nieuwe
vlooienplaag te veroorzaken. PROGRAM Injectie voor katten
garandeert met één dosis dat al deze eitjes worden gedood vóór ze
zelfs maar de kans krijgen om uit te komen. U, als dierenarts, dient
de injectie zelf toe, dus het is altijd de juiste dosis op het juiste
moment. Het is makkelijk en snel voor uw cliënten. En één injectie is
voldoende voor maar liefst zes maanden bescherming. Behandel katten
met PROGRAM Injectie, een revolutionair product van Novartis.

PROGRAM Maakt vlooien het leven onmogelijk.

e> N

www.novartis.com

\'ROGRAM® 40 mg (lufenuron), Reg. NI. 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indicatie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg
jfenuron per kg lichaamsgewicht bij subcutane toediening. Contra-indicaties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave
Van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een ernstige reactie optreden bij honden; deze reactie wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen
rKiar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke reactie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie
Éloomheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel,
j^witserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Novartis Agro Benelux B.V., Animal Health Sector, Stepvelden 10, 4704 RM Roosendaal.

OVARTl S

-ocr page 410-

Visvoeding

Beknopt overzicht voor de practicus aangaande de voeding van diverse soorten consumptie- en siervis

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 316-20

C.L. van Limborgh^

OverziclitsaÉelefi

SAMENVATTING

Voor de practicus wordt een beknopt overzicht gegeven
over voeding van vissen en garnalen. Wisselwerkingen
tussen visontwikkeling en invloeden van het watermilieu
door temperatuur, gehalte aan mineralen en gassen, stro-
ming, enzovoort met het daarbij nodige voedselaanbod,
worden belicht. Voorts wordt ingegaan op de algemene
voedingsbehoeften van de diverse soorten in verband met
groei, gewicht enzovoort en het doel van de teelt zoals
voor consumptie, reproductie of sierteelt in de diverse
systemen van aquarium tot lagune. Meer specifiek wor-
den voedersamenstellingen en nutritionele analyses in re-
latie tot behoeften voor onderhoud en groei besproken.
Zowel zoet- als zoutwatersoorten in tropische tot arcti-
sche omstandigheden worden genoemd zoals forel, zalm,
meerval, karper, zeebaars, garnaal, enzovoort. Enige op-
merkingen betreffende de fabricage en toepassing van
volledige voeders completeren het overzicht. Voor na-
dere studie of kennisaanvulling worden een aantal boe-
ken aanbevolen in de literatuurlijst.

SUMMARY
NUTRITION OF FISH

A mini review for the practitioner concerning the feeding of
various species of consumption and ornamental fish

In behalf of the practitioner a short survey is given about nutrition offish
and shrimps. Interrelations between fishdevelopment and influences by
their waterecosystem concerning temperature, mineral- and gaslevels, wa-
terflow etcetera together with the supply of food are mentioned. Further
comments are given about common nutritional needs of different species in
connection with growth, bodyweight etcetera and purpose offishkeepingfor
instance for consumption, reproduction or ornamentally in different sys-
tems from aquarium to lagoon. More specifically feedformulationfrom raw
materials to complete diets and nutritional analyses in respect to allowan-
ces for maintenance and growth are discussed. Data about fresh- and salt-
waterspecies from tropical to arctic circumstances mentioning trout, sal-
mon. catfish, carp, seabass, shrimp etcetera are given. Some remarks about
manufacturing, and application of complete compound feeds are added to
the survey. In behalf of further study or for enhancement of knowledge a
number of books are recommended in a list of references.

INLEIDING

Er bestaat niet zoiets als de voeding voor de vis. Van de vele
soorten en variëteiten, die door mensen worden gehouden of
gekweekt en al dan niet worden geconsumeerd, zullen en-
kele groepen worden besproken. Deze groepen zijn qua voe-
ding per groep aangaande behoeften en samenstelling enigs-
zins vergelijkbaar. Naast de genotypische verschillen tussen
die groepen wordt hun voeding door grote verschillen in het
milieu mede beïnvloed.

\' Specialist Veterinaire Diervoeding. Van Beethovenlaan 45, 3741HXBaarn.

Temperatuurverschillen, zoet, brak of zout water met bijbe-
horende electrolyten, gassen en organische stoffen-concen-
traties in wisselwerking met de overige aanwezige organis-
men. De soms zeer gecompliceerde interacties tussen de te
voeden vissoort of -groep met hun milieu vertonen vaak
grote verschillen. Een tropisch aquarium met recirculatie en
filter tegenover doorstroombekkens van een bergbeek met
vlagzalmen of een Mekonglagune met Tilapia of netkooien
met Atlantische zalmen in een Noorse Qord.
Na een deel algemene voeding worden in het deel bijzondere
visvoeding de volgende zaken besproken:
Forellen in zoet water en zalmen in zout water (groep
Sal-
rtwnidae).
Meervallen in zoet of brak water, intensief of ex-
tensief gehouden. Palingproductie in- of extensief met hun
voeding. Karpervoeding idem dito. Aquariumvissen,voeding
en siervissenvoeding in tuinvijvers. Hoewel geen vissen, toch
wat gegevens omtrent gamalenvoeding in brak of zout water,
aangezien de voedersamenstelling overeenkomsten laat zien.

ALCEMENEVOEDING
Interactie met milieu

Het adagium genotype milieu (inclusief voedsel) geeft
fenotype is bij dieren die afhankelijk zijn van een watermi-
lieu erg toepasselijk, vooral als zij poikilotherm zijn. De Q-
10 regel van Van \'t Hoff le Chatelier (vooral tussen O en
40°C), waarbij alle chemische reacties per 10° temperatuur-
verschil twee- tot driemaal zo snel/langzaam verlopen heeft
direct invloed op de stofwisseling en activiteit van vissen,
geleedpotigen en schaaldieren maar ook van het levende
voedsel in hun biotoop. Bovendien geeft een temperatuur-
stijging van bijvoorbeeld 4° tot 24° naast een intensiteits- en
behoefteverhoging van circa zes keer ofwel 600 procent,
eveneens een afname van de oplosbaarheid van zuurstof en
andere gassen en een toename van nadelige concentraties
van stoffen uit de biosfeer en lithosfeer en ook concurre-
rende en pathogene organismen.

Aangezien de metabole activiteit van groeiende vissen ook nog
eens drie tot zes maal zo hoog ligt als die van volwassen vissen
kan men begrijpen dat de opname van voederdrogestof (vds)
per kg LG enorm verschilt tussen volwassen karpers in de win-
ter en karperbroed in de zomer. Bovendien speelt het metaboli-
sche gewicht nog een rol. Als het metabolisch gewicht op
LGO\'75 wordt gesteld en de behoefte aan omzetbare=metaboli-
seerbare energie (ME) per kg^.\'\'^ identiek is, dan heeft een visje
van 10 g = 0,01 kg = 0,32 kgO.75 ruim driemaal meer vds nodig
per kg levend gewicht dan een vis van 1 kg. Dus 100 broedvis-
jes van samen 1 kg moeten 3,2 keer zoveel vds krijgen als één
vis van 1 kg onder dezelfde milieuomstandigheden om de-
zelfde hoeveelheid ME te krijgen per kg\'^-^^.
Aangezien de specifieke nutriënten ten opzichte van de ME
worden gebalanceerd krijgen de jonge visjes daarvan ook na-
venant meer. Daarom verschillen de vds-analysen voor snel
groeiende kleine vissen met die van grotere groeiers en zelfs
volwassen vissen niet zo dramatisch als men zou denken (3,
4,7).

-ocr page 411-

Voedselsamenstelling

Al naar gelang extensieve of intensieve teeltmethoden worden
toegepast is het aandeel natuurlijk voedsel groter of kleiner
dan wel afwezig. De opname daarvan wordt mede bepaald
door het ontwikkelingsstadium, de typische opnamereacties,
voorkeur voor partikelgrootte, -beweging, -vorm, -plaats,
- kleur en waarneembare lok- of smaakstoffen. Het herkennen,
leren herkennen en leren waarderen van gefabriceerd voeder,
hetzij handmatig of industrieel vervaardigd in allerlei vormen,
grootte, mate van volledigheid en vochtgehalte, is een onder-
werp dat bij de speciale voeding ter sprake komt.
Naast de presentatie-eigenschappen en de ingrediëntensa-
menstelling zijn de intrinsieke voederwaarden, gemeten met
fysiologische en nutritieve maatstaven, de beïnvloeders op
korte en lange termijn van de acceptatie en het rendement
door groei en voederconversie (7, 9). Aan de ene kant staan
de fysische, chemische en fysiologische behoefte-eisen (mi-
nimaal=requirement, optimaal=allowance of maximaal=to-
lerance), terwijl anderzijds de samenstelling en de nutriën-
tenbalans van het totale voedselaanbod kwalitatief en
kwantitatief daaraan moet kunnen voldoen. Het voedsel kan
een mengsel zijn van natuurlijk en geproduceerd voedsel of-
wel 100 procent geproduceerd in pellet-, korrel- of vlokken-
vorm in allerlei maten en soorten. De houdbaarheid van vol-
ledig droogvoer hangt voomamelijk van de samenstelling af
maar ook van opslag, transport, verpakking, distributie, be-
waring en gebruik gedurende een bepaalde periode (11).

Voederwaarde en voederanalyse

De zogenaamde Weenderanalyse (proximate analysis) be-
staat uit zes percentages te weten: RE=mw eiwit RV=ruw
vet RAs=mineralen RC=ruwe celstof Vocht
OK=overige koolhydraten. Samen opgeteld
steeds 100 pro-
cent, aangezien OK-percentage = 100 procent min procenten
RE R V RAs RC Vocht, die echt bepaald worden.
RE, RV cn OK kunnen ais energiebron worden gebruikt; RE,
RV en RAs als bouwstoffen voor weefsels en organen. Voor
iedere soort of voedergroep worden enigszins verschillende
eisen gesteld in hun verhouding en nadere samenstelling zo-
als aminozuren, vetzuren, macro-elementen, micronutriën-
ten, enzovoort.

Ruw eiwit bevat een tiental essentiële aminozuren en een 14-tal
\'zogenaamde\' niet-essentiële maar wel benutbare aminozuren.
De hoeveelheden worden in procenten van het RE aangeduid,
waarbij men aanneemt dat de verteerbaarheden ongeveer gelijk
zijn aan die van het RE zelf, hetgeen jammer genoeg niet op-
gaat. Vooral de beschikbaarheid van lysine kan minder zijn
door eiwit-verhitting bij aanwezigheid van suikers.
Ruw Vet met gewenste gehalten aan verzadigde en voor vissen
vooral onverzadigde vetzuren met eisen ten aanzien van per-
centages nó- en n3-typen, mate van onverzadigdheid van kor-
tere of langere vetzuurketens en de aanwezigheid van andere
vetachtige stoffen zoals lecithine, vetoplosbare vitaminen, an-
tioxydanten, emulgatoren enzovoort. Aanwezigheid van ge-
oxydeerde vetzuren, polymeren en dergelijke moeten tot een
minimum worden beperkt.

Koolhydraten, RC en OK. Het RC-deel bezit geen of een nega-
tieve voederwaarde voor vissen en garnalen (cellulose, chi-
tine, lignine) door onder andere verhoogde peristaltiek. OK
met hoofdzakelijk zetmelen en suikers worden bij roofvissen
zeer matig verteerd en bij karperachtigen matig. Verteerbaar-
heden liggen tussen 50 en 80 procent. Bij de fabricage van
voeders zijn zij echter onmisbaar als bindmiddel en stmctuur-
elementen.

Vitaminen. De kleine maar uiterst belangrijke hoeveelheden
vitaminen, toegelaten additieven zoals antioxydanten, smaak-
stoffen, pigmenten, conserveermiddelen, binders en derge-
lijke vallen onder de reeds genoemde eiwit- vet- en koolhy-
draatgehalten.

De ruwe As bestaat uit een hele reeks van macro- en micro-
of sporenelementen. Voor zoetwatervissen is de electrolyt-
samenstelling van levensbelang, voor brak- en zoutwatervis-
sen, zolang het zoutgehalte lager is dan 2,8 procent, is dat
minder belangrijk. Wel van belang is daarbij een goed zuur-
base evenwicht met voldoende kalium. Boven 2,8 procent
speelt water met een laag zoutgehalte een toenemende rol
voor de stofwisseling. Droogvoer kan dan alleen nog gege-
ven worden indien de vissen zoet water kunnen drinken!
Zeer geconcentreerd zalmvoer (ME-gehalte per kg vds is
maximaal) met RV-gehalten tot 35 procent leveren ook meer
metabolisch water per kJoule en minder waterverlies via de
faeces maar dat is niet doorslaggevend bij erg zout water.
Natuurlijk voedsel bevat voldoende water om de zoutpomp
te handhaven. De geweldige verdamping in (sub)tropische
zeelagunes (zoutpannen!) vormt regelmatig een bedreiging
voor de teelt van schaaldieren of garnalen indien men zich
daar niet van bewust is en droogvoer niet bevochtigt of vol-
doende zoet water laat instromen.

Antinutritionele Factoren (ANF\'s) van grondstoffen zoals
alkaloïden, looizuren, anti-enzymen (bijvoorbeeld thiami-
nase), fytaten, lectinen naast organisch-toxische stoffen, pa-
thogene micro-organismen en anorganische toxinen (zware
metalen enzovoort) liggen voorts steeds op de loer. Vooral
mycotoxinen vormen bij vochtige omstandigheden een
voortdurend gevaar.

Grondstoffenkwaliteit

Kwaliteit is een samenspel van kwantiteiten! Alle grondstof-
fen die bij de mengvoederbereiding van volledig visvoer, al
dan niet geperst, geëxtrudeerd, gegelatineerd, gebakken of
anderszins worden gebruikt, dienen een hele reeks contro-
leerbare eigenschappen te bezitten (11).
Het heeft weinig zin te discuteren over de precieze methode
van berekening van de voederwaarde- en analysegetallen van
een monster van het betreffende voedsel als de samenstel-
lende bestanddelen en grondstoffen èn de controlemethoden
(monstemame en analysenauwkeurigheid) duidelijke varia-
ties en onnauwkeurigheden vertonen! Daar komt nog bij dat
de berekeningen voor een eindvoer op gemiddelde aannames
bemsten van schijnbare verteerbaarheden, die soms of nooit
zijn bepaald of een grove schatting zijn voor een aantal vis-
soorten, laat staan voor gamalen of aquariumvissen.
Toen men vroeger maar uitging van de verteringscoëficiën-
ten bij kuikens was er een systematische overwaardering
voor OK. Door normbijstelling kon toch een goed forellen-
voer worden geproduceerd voor een goede groei en conver-
sie van broed tot marktgewicht (0,2 - 0,4 kg) door het nemen
van voederproeven betreffende voedersamenstelling en voe-
dermethode voor een bepaalde bezettingsgraad en water-
kwaliteit bij een statistisch verantwoorde proefopzet. Ook
tegenwoordig blijft het nodig om op deze wijze formulewij-
zigingen en fabricagemethoden onder praktijkomstandighe-
den te toetsen voor een bepaalde vissoort of menggroep.

Productie van consumptievis (i, g, io)
Hieronder vallen salmoniden, meervallen, karpers, paling,
zeebaars en zeebrasem, mul, tong, tarbot en last but not least
gamalen en kreeften.

-ocr page 412-

De kweek van broed is het moeilijkst voor soorten met zeer
kleine eieren, maar is goed te doen voor
Salmoniden met re-
latief grote eieren. Broed van zalm en forel kan direct met in-
dustrieel droogvoeder worden opgekweekt. Glasaal is ook
moeilijk vanwege de kieskeurigheid in de aanpassingspe-
riode. Overlevingspercentages van karpers en meervallen
zijn dus vooral afhankelijk van de voeding in het larvale sta-
dium (kleine eieren). Het begin van de voeding van de larven
met nog een onderontwikkeld verteringssysteem, tijdens de
metamorfose, bestaat uit fyto- en zoöplankton of artemialar-
ven tot 10 ä 20 mg stuksgewicht. Hierna kunnen speciale
broedvoeders worden verstrekt tot ca 0,5 g. Daama forel-
broedvoer, prestarter, enzovoort. Voor vislarven tot 10 mg is
de partikelgroote 25 - 50 micron (0,04 mm), daarna oplo-
pend tot 300 micron dus 0,3 mm voor 0,5 g visjes.
Er komt in de praktijk nogal wat kijken om per tijdsperiode
zoveel mogelijk consumabel product voor een redelijke
kostprijs van goede kwaliteit bij de gegeven omstandigheden
te produceren. In het algemeen dient een snelle gewichtstoe-
name met daarbij passende lage voederconversie plaats te
vinden. De praktijkvoederconversie wordt bepaald door het
geschatte eindgewicht min het geschatte startgewicht, met
verwaarlozing van gewichtsverlies door uitval, te delen op
het voederverbruik, met verwaarlozing van niet opgenomen
voer door verlies in wind en water, vc = voederverbruik per
gewichtstoename.

Voederbalans

Met verwaarlozing van RC leveren verschillen in schijnbare
verteerbaarheid van RE, RV en OK verschillen in de bereke-
ning van ME. Daarbij komt nog de variatie in het verteerbare
aminozuurpatroon, het vetzuurpatroon en de verschillende
koolhydraten om niet te spreken over de veranderingen ten
gevolge van bewerking, bewaring, fabricage en opslag voor
gebruik.

Uitgaande van een \'gemiddelde verbrandingswaarde\' (bruto
energie of BE) per g RE, RV en OK van 5,7; 9,4 en 4,1 kcal
ofwel 23,8; 39,34 en 17,16 kJ en een stofwisselingsverlies
van 0,6 kcal =2,51 kJ aan voomamelijk ammoniak voor RE,
voorts uitgaande van \'gemiddelde verteringscoëfficiënten\'
van respectievelijk 0,82; 0,89 en 0,70 geeft dit de volgende
ME waarden per g: RE 17,5 kJ, RV35,0kJen OK 12 kJ.
Voor alle visvoeders kan men een berekende benadering van
hun ME per kg vds vergelijken met de andere waarden en
nutriëntenanalysegetallen. Deze balans verschilt naar gelang
de vissoort of -groep ten aanzien van de ontwikkelingsfase
en het doel van de teelt of houderij. Experimenteel bepaalde
verteringscoëfficiënten (VC) van een bepaald voer leveren
vanzelfsprekend nauwkeuriger ME-waarden. Deze nauw-
keurigheid varieert in de praktijk echter zoveel door de ver-
schillen tussen de partijen met hun grondstofeigenschappen
en analytische afwijkingen, dat dit alleen interessant is voor
vergelijking van duidelijk uiteenlopende voedersamenstel-
lingen en voedemiveaus, respectievelijk frequenties. Om de
voeropname van vissen van uiteenlopend gewicht te verge-
lijken, berekent men de ME-opname per dag per kg^-^s of
kgO,8 (metabolisch gewicht) onder identieke omstandighe-
den van het milieu. In de praktijk gebruikt men meestal de
volgende parameters:

Groei: kg per periode per visgroep bijvoorbeeld van een vij-
ver (2, 6).

VoerverbruHi\'. idem.

Voederconversie-, kg voerverbruik per kg groei per periode
per visgroep.

Het gemiddelde stuksgewicht of groepsgewicht wordt door
weging van een monster geschat. Daarbij kan gecorrigeerd
worden op uitval en voerverlies. Voederschema\'s gaan
meestal over procenten voerdosis ten opzichte van het aan-
wezig geschatte groepsgewicht, die bij bepaalde groeitrajec-
ten behoren vanaf broed tot aan het eindgewicht. Daarbij
wordt uitgegaan van voldoende waterkwaliteit en de gemid-
delde temperatuur, met correcties voor grotere verschillen.
Niet alleen de gewichtstoename per kg vds-opname (voeder-
efficiëntie) maar ook de eiwitaanzet per kg voedereiwit de
NPU (net protein utilisation) en de energieaanzet per kg voe-
der met bekende hoeveelheid ME (energieomzet-efficiëntie)
zijn van belang. Ook naar aanleiding van de beoordeling van
consumptiemaatstaven zoals visvlees-vetverhouding, eet-
baar deel en dergelijke.

Het metabolisch LG of kg^\'^^ kan met een eenvoudige for-
mule worden berekend namelijk VVkg^-
Indien een volledig droogvoer bijvoorbeeld 4000 kcal/ kg vds
bevat = 16.740 kJ ofwel 16,74 MJ en de vis weegt 1 kg = 1 kg
metabolisch gewicht dan levert 3 procent van het LG 120 kcal
of 502,2 kJ per kg^\'^^ Echter bij 0,1 kg metabolisch gewicht
= 0,18 kg LG moet 1,8 maal zoveel worden verstrekt, dus 5,4
procent van het LG, om 3 procent van het metabolisch ge-
wicht te geven. Dit gewichteffect levert dus naast het groei-
effect en het Q1 O-effect een indicatie voor de voederverstrek-
king ter optimalisering van groei en conversie.

BIJZONDERE VOEDING
Gemeenschappelijke aspecten

Voor alle vissoorten met daarbij geleedpotigen, geldt dat de
analysewaarden van de grondstoffen en toevoegingen, sa-
men met de fysiologisch belangrijke eenheden, zoals ME en
de VC\'s, in samenspel de balans van het totale rantsoen vor-
men. Dit rantsoen dient in een bepaalde dosis per kg per dag
te voldoen aan de behoeften voor groei of onderhoud.
Alle nutritioneel relevante gegevens voor ccn vocderbalans
die in getallen kunnen worden aangeduid, leveren een voe-
derberekening op die met behulp van lineaire programme-
ring tot een rekenkundige optimalisering kan leiden van de
voederwaarde ten opzichte van de kostprijs per gebalan-
ceerde energiehoeveelheid dan wel per kg vds indien een mi-
nimumconcentratie is bepaald.

Overige factoren moeten door een nutritionist met ervaring
en kennis van dit speciale gebied worden gewogen of ge-
schat met opgave van minimum- en maximumgehalten van
ingrediënten of stoffen die voor het voeder of de vis relevant
geacht worden. Het toevoegen van bijvoorbeeld bentoniet of
weipoeder als plakmiddelen voor pellets of gelatine en gu-
argom als binders voor natte voeding of productie van aqua-
riumvlokkenvoeder. Maxima hangen af van negatieve effec-
ten op de balans of beschikbaarheid van sleutelnutriënten
zoals aminozuren, vitaminen en sporenelementen. Maar ook
minima van ingrediënten, die de acceptatie bevorderen, zo-
als goede kwaliteit vismeel, spray bloedmeel of caseïne voor
superbroedvoer, al zijn ze te duur volgens de lineaire pro-
grammeringsnormen ten aanzien van de ingestelde minima.
Echter ook de maximalisering van prima te gebmiken grond-
stoffen zoals maïsglutenmeel 60 procent RE is vaak nodig
door het gehalte aan gele kleurstof Aangezien er geen glu-
tenmeel van witte maïs meer te krijgen is, maar wel het veel
duurdere rijstglutenmeel, kan dit product voor gele vissen en
geelbuikmeervallen wèl, maar voor blanke vissen of vissen
met gewenst blank spier-vetweefsel niet worden gebmikt.
Dit geldt ook voor algenmeel en alle producten die carote-

-ocr page 413-

noïden, xantofylen en zeaxanthine bevatten. Voor de Euro-
pese meerval
(Ictalums melas) die met gele buiken in Italië
zeer gevraagd is, moet er een hoeveelheid van deze gele en
oranje kleurstoffen in het voedsel zitten of via algenopname
toegevoerd worden. Zo ook bij zalmen, die geacht worden
oranjerose te zijn, waarbij nog het rode canta- of astaxan-
thine wordt toegevoegd. Deze kleurstof zit ook in hun na-
tuurlijk voedsel bijvoorbeeld in garnaaltjes.
Attractiviteit voor de vis, stabiliteit in water, kleuring van de
vis of het vlees, afwezigheid van teveel antinutritionele stof-
fen (ANF\'s), toevoer van weerstandsverhogende factoren en
last but not least de houdbaarheid en resistentie tegen trans-
port, opslag, enzovoort dienen tenslotte door de nutritionist
te worden bepaald. Zo gedraagt zich een aantal grondstoffen
niet lineair. Door het gehalte aan lectinen in getoast of geëx-
trudeerd soyaschroot of soyabonen nemen per 5 procent ex-
tra toevoeging de groei en voederconversie toenemend af
Dit is in de praktijk bij 15 procent al duidelijk merkbaar en
bij nog hogere gehalten, afhankelijk van het lectinegehalte,
ontoelaatbaar. Bij de enorm toegenomen visproductie is in
de toekomst de voorziening met goede grondstoffen een toe-
nemend probleem. Dit geldt vooral voor roofvis zoals
Sal-
moniden en zeebaars, die veel vismeel en ander dierlijk eiwit
en visolie nodig hebben voor een optimale groei en voeder-
conversie.

Specifieke aspecten (3,4,7, 10,11).

Grosso modo lopen de behoeften aan macronutriënten per
energieniveau niet zo erg ver uiteen voor een optimale groei
en conversie voor consumptievissen. Salmoniden bij lagere
temperaturen gehouden krijgen meer geconcentreerd voer
dan de in warmer water gehouden karpers, meervallen, pa-
ling en ook garnalen. De laatste vormen een aparte groep
omdat de voedselopname traag verloopt, het zijn knoeiende
knabbelaars. Bij extensieve teeltmethoden veronderstelt
men nogal eens abusievelijk dat ccn beetje bijvoeren met
graanafvallen voldoende aanvulling geeft op het natuurlijke
voedsel. Een groot deel dat niet door bijvoorbeeld de karpers
wordt opgenomen vormt meer een soort bemesting met een
slechte C/N verhouding. In Europa lopen de volledigvoer-
concentraties van koud water (zalm, forel, tong) bij 10 -
16°C in het noorden naar warm water in Griekenland, Spanje
en Italië bij 16 - 26 °C uiteen van 50 procent RE en 25 - 35
procent RV naar circa 30 procent RE en 5 -15 procent RV in
de vds. Het essentiële aminozuurpatroon per procent RE is
vergelijkbaar met als gemiddeld peil circa 5,2 procent lysine,
3,6 procent methionine cystine (methionine 60 % van de
som), threonine dito, 4,5 procent arginine en 0,7 procent
tryptofaan om de belangrijkste te noemen. Deze getallen zijn
echter afhankelijk van de verteerbaarheid van het RE en de
individuele verteerbaarheden (c.q. beschikbaarheden) van
de betreffende essentiële aminozuren. Het vetzuurpatroon is
voor de koudwatervissen kritiek ten aanzien van de aanwe-
zigheid van voldoende meervoudig onverzadigde vetzuren
(poly unsaturated fatty acids PUFA), met als eis circa de
helft van het RV afkomstig van visoliesoorten met vijf
Eicosa Pentanoic Acid (EPA) en zes Docosa Hexanoic Acid
(DHA) dubbele bindingen en hoge gehalten aan n3-vetzuren
en een kwart plantenolie voor n6 vetzuren. De rest zijn dier-
lijke vetten uit vetkanen- of kippenmeel (11).
De warmwatervissen kunnen met geringe visolietoevoeging
volstaan zodat er circa
\'/2 dierlijk vet, \'/4 plantenolie en 1/4
visolie worden toegevoegd in hoeveelheden van 3 - 9 pro-
cent van het volledige droogvoer. Speciale zorg moet wor-
den besteed aan de houdbaarheid ten aanzien van oxydatie
(al dan niet met hydrolyse) door hoge doses antioxydanten
en lage vochtgehalten bij een snelle omlooptijd van grond-
stof tot voeropname.

De logistiek bij de fabricage van diervoeders en speciaal van
visvoeders is een hoofdstuk apart. De specificaties van
grondstoffen tot en met het eindproduct, controle bij in- eri
opslag, verwerking en transporten door de fabriek en na de
fabricage zijn de belangrijke zaken die tot een betrouwbaar
constant product moeten leiden.

Weenderanalyse

De analytische waarden voor een volledig visvoeder ter ver-
krijging van een optimale groei en voederconversie bij opti-
male mielieuomstandigheden en goede gezondheid liggen
bij de salmoniden op basis van vds omtrent:
RE 50 procent voor zalm en 40-45 procent voor forel.
RV 30 procent voor zalm en 15-20 procent voor forel (veel
PUFA met n3- en n6-vetzuren).

OK 10-15 procent voor zalm en 20-30 procent voor forel.
RAs 5-8 procent en RC 1 -3 procent voor beide soorten.
Deze getallen komen 8 tot 10 procent lager uit in droogvoe-
der en vanzelfsprekend veel lager indien met een mengsel
van vis- en slachtafvallen premix wordt gevoerd, zoals in
de 50-er en 60-er jaren gangbaar was.
Ook andere koudwatervissen zoals beekforel, vlagzalm
maar eveneens zeebrasem en platvis hebben een patroon als
de forel. Forellenstarter wordt eveneens veel toegepast tij-
dens de begingroeifase van onderstaande soorten.
Voor meervallen, karpers en tuinvijvervissen (voorn, winde,
goudvis, enzovoort) (2, 5) zal voor reproductie en groei een
volledig voer voldoen met RE 35 procent, RV 10 procent,
OK 45 procent, RAs 7 procent en RC 3 procent. Voor onder-
houd van volwassen vissen kan bijvoorbeeld bij vijvervissen
karpervoer met ontsloten graanvlokken, gepofte maïs, ge-
kookte rijst of havermout worden verdund. Vlokkenvoer
voor tropische zoet- of, zoutwateraquaria voldoet dan ook
maar komt duurder uit. Verdunning maximaal 50 procent.
Voor tropische aquaria zijn redelijk waterstabiele vlokken-
voeders nodig, die uitgaan van volwassen visjes. Door een
aangepaste voedertechniek voor oppervlakte-eters, midden-
jagers en bodemeters moet men trachten het ecosysteem zo
min mogelijk te belasten. Een vaste voerplaats laat de
schuwe vissen niet altijd aan hun trekken komen, zodat een
tijdelijk scherm soms uitkomst brengt als men zuinig wil do-
seren. Het verstrekken van levend voer zoals tubifex, water-
vlooien of zelfs fruitvliegjes in de zomer kan ook insleep van
minder gewenste organismen betekenen.
Bij paling is een goede start van de dure glasaal noodzakelijk
om het overlevingspercentage boven tweederde aflevering te
houden. Nadat de watertemperatuur (in de late winter) tot
circa 27°C in enkele dagen is opgevoerd geeft men eerst arte-
mialarven, kabaljauwkuit, gemalen milt en lever of tubifex,
daama enkele dagen deeg van een homogenaat uit organen
melen en binders gevolgd door deegvoeding van een geba-
lanceerd mengsel in poedervorm aangemaakt met ongeveer
gelijke hoeveelheid water. De samenstelling bestaat uit circa
55 - 60 procent RE, 5 procent RV, 25 procent OK en 15 pro-
cent RAs op de vds. Hoog as uit binders. Bij een voemiveau
van 5 - 7 procent deeg gedurende de eerste twee maanden
daama dalend naar 2 procent boven 100 g, is de voedercon-
versie circa 1,5 indien ook nog wat vet aan het voer wordt
toegevoegd. Geëxtrudeerd voer met vetcoating, zogenaamde
drijvende korrels, wordt in buitenvijvers ook toegepast.

-ocr page 414-

Tropische zoetwatervissen zoals meervalsoorten, goerami,
karpers, gaboes geeft men plankton en meel van forellenstar-
ter waama ofwel pellets ofwel een eigen mengsel premix
worden gevoerd tot aan het eindgewicht. Het eigen mengsel
bestaat meestal uit graanbijproducten, visafvallen, soya en
afvallen van slachtdieren of kippen en soms wat waterplan-
ten. Het mengsel wordt gekookt en na menging met een vita-
minepremix (in een gunstig geval) als deegklonters met de
hand verstrekt. In wat ontwikkelder streken met mengvoe-
derfabrieken kan een volledig mengvoeder parallel worden
gegeven voor een betere groei, conversie en slachtkwaliteit.
De eigen mengsels bevatten te weinig en/of te slecht eiwit en
zijn vaak deficiënt aan essentiële vetzuren, zout en sommige
sporenelementen (8). Tilapiaproductie valt in dezelfde cate-
gorie. De reproductie vindt vaak spontaan in vijvers plaats
waarbij deeg- of pelletvoedering, van de ouderdieren vol-
doende plankton, enzovoort groei toelaat voor het broed. Na
afvissen van de grote vis worden de jonge dieren verder op-
gekweekt met kruimels en/of deeg.

Garnalen en kreeften moeten waterstabiel droogvoer (zoet
water) of deeg krijgen van een forellenfonnule met extra
binders en oplosbare micronutriënten. Vetcoating aan geëx-
trudeerd en vettoevoeging aan deegvoer helpen.
Over de samenstelling van RE, RV en OK is het meeste reeds
genoemd in het begin van de specifieke aspecten. Het heeft
weinig zin om hier zo volledig mogelijk te zijn. Daartoe ver-
wijs ik naar een aantal boeken (4, 5, 6, 7, 9) en naar de
Nutriënt Requirements van de NRC (7). De behoeften voor
de meeste vissoorten staan voor alle relevante nutriënten,
voor zover bekend, daarin beschreven. Aangaande OK kan
worden opgemerkt dat de voorbewerking of de fabricageme-
thode voor de verteerbaarheid en dus de benutting doorslag-
gevend is. Vochtige hittebehandeling zoals stomen, poffen,
expanderen en extruderen of gewoon koken, ontsluit de cel-
len en de gestmctureerde zetmeelkorrels waardoor de VC\'s
bijna verdubbelen. Dit geldt vooral bij roofvissen. De OK is
bij de fabricage, naast het RE, nodig voor een goede basis,
aangevuld met andere hulpmiddelen, bij de productie van
perspellets, extrusiekorrels en meel voor deegvoeder.

Minerale macro-elementen

Voor brak- en zoutwatervissen (zoutgehalten 0,5 - 4 procent)
wordt geen zout aan het voeder toegevoegd. Voor zoet water
wel, vooral bij zeer lage zoutgehalten. Aangezien vissen niet
in gedestilleerd water worden gehouden, kunnen zij al naar
gelang de electrolytgehalten zichzelf meer of minder voor-
zien. Ook bij hard water met Ca en Mg. Het fosfaatgehalte,
mede in verband met de toevoer uit de landbouw, is eveneens
wisselend evenals de N-houdende verbindingen. De Ca-, P-,
Mg-, Na-, K-percentages in de vds liggen, afhankelijk van de
concentratie, bij 0,6-1,2 (Ca); 0,6-1,2 (P); 0,1-0,2 (Mg); 0,2-
0,4 (Na: bij zoet water); geen Na bij zout water; 0,3-0,6 (K).
Met andere woorden geen principieel verschil met homoio-
therme landdieren. De beschikbaarheid hangt, vooral bij
plantaardige grondstoffen, mede af van fytaatbinding voor P
en Mg. De Ca-opname kan bij hoge vetgehalten verminderen
door Ca-zeepvorming Cl zie Na en K (7).

Vitaminen en sporenelementen

Gehalten liggen twee tot tien maal zo hoog als bij landdier-
voeders in verband met de lage voerconversies bij optimale
groei en verliezen door oplossen in het water. Het weglekken
treedt vooral op bij deegvoeders en bij trage bodemeters met
name garnalen. Omhullen met vet helpt wel wat. De sporen-
elementen die niet snel oplossen, zoals oxyden, carbonaten
of fosfaten, zijn ook weer minder opneembaar. Complexe
binding aan bijvoorbeeld aminozuren kan uitkomst bieden
mits de prijs de betere benutting niet te ver voorbij schiet. Bij
relatief duurdere aquarium- en visvijvervoeders is dit doen-
lijk en heeft het voordelen voor het ecosysteem. Ook het te-
genwoordige gebruik van het stabielere en minder snel op-
losbare Vitamine C-fosfaatcomplex geeft meer zekerheid en
ook een goede benutting. Dit geldt ook voor Vitamine C-pal-
mitaat opgelost in wat plantenolie, maar is duur. Afgezien
van de vetoplosbare vitaminen A, D3, E en K, blijven de pro-
blemen met toegevoegde wateroplosbare B-vitaminen.
Toevoegen van geïnactiveerde gist ondervangt dit gedeelte-
lijk en levert bovendien MOS (mannano-oligo-sachariden).
In gamalenvoeder worden daarom hoge aanvangsgehalten
aanbevolen (11).

Als aparte groep van diervoedergrondstoffen worden door
het Productschap voor Veevoeder in de diervoederwetgeving
de zogenaamde toevoegingsmiddelen aangewezen. Deze
middelen, ook wel additieven genoemd, zijn ingedeeld in 14
klassen, daarvan zijn er twee die echte nutriënten betreffen
namelijk vitaminen, provitaminen en stoffen met een gelijk-
waardige werking, en sporenlementen. Deze toevoegings-
middelen moeten als premixen in volledige of aanvullende
diervoeders worden gebruikt. Indien ze in aparte preparaten
worden verhandeld, buiten de diervoederproductie om, dan
zijn het diergeneesmiddelen die na registratie vrij verkocht en
toegepast mogen worden. Drie klassen regelen de toepassing
van antibiotica, coccidiostatica en andere geneeskrachtige
stoffen en groeibevorderende stoffen. De overige klassen be-
treffen: antioxydanten, aroma\'s en eetlustopwekkenede stof-
fen, emulgatoren stabilisatoren verdikkings- en geleer-
middelen, kleurstoffen en pigmenten, conserveermiddelen,
bindmiddelen verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen,
zuurtegraadsregelaars, micro-organismen (probiotica\'s bij-
voorbeeld) en tenslotte enzymen. Als binders worden in deeg
bijvoorbeele gebruikt: arabische gom, guargom, Na-alginaat,
Na-polyfosfaat (vooral bij dierlijke afvallen), Na-caseïnaat
en dergelijke. Conserveermiddelen en organische zuren wor-
den preventief gebruikt tegen schimmel- of bacteriebederf

LITERATUUR

1. Bohl M. Zucht und Produktion von Süszwa.sserfischen. DLG-Verlags-
GmbH, Frankfurt am Main. BRD 1999: 719 pp.

2. Egna HS, and Boyd CE. Dynamics of pond aquaculture. CRC Press
LLC. USA 1997:437 pp.

3. Gratzek J. Fish Anatomy. Physiology & Nutrition. Bowker, Ingram.
USA 1993.

4. Halver JE. Fish Nutrition. Academic Press. USA, 1989: 704 pp.

5. Hepher B. Nutrition of pond fishes. Cambridge Uni vercity Press. UK
1990:388 pp.

6. Kaushik SJ, and Luquet P. Fish Nutrition in Practice. INRA Editions.
Frankrijk, 1994:972 pp.

7. National Research Council. Nutrient requirements of warm- and cold-
waterfish. National Academy Press, Washington DC. USA, 1994.

8. Lovell RT. Nutrition and feeding of fish. AVI Book, Kluwer Ac.. New
York USA. 1998:260 pp.

9. Silva SS, et al. Fish Nutrition in Aquaculture. Chapman & Hall
Aquaculture S. v.l. USA, 1994: 304 pp.

10. Steffens W. Principles ofFish Nutrition. Bowker. USA, 1990:470 pp.

11. Tacon AGJ. Standard Methods for the Nutrition and Feeding of
Farmed Fish and Shrimp. V.1: The essential nutrients. (117 pp); V.2:
Nutrient Sources and Composition. (129 pp) and V.3: Feeding
Methods (208 pp). Argent Laboratories Press, Redmond, Washington.
USA, 1990.

-ocr page 415-

R.A.S. White, Schlüttersche GmbH, Hannover, igg8, 372 p.
ISBN 3-87706-471-X.

Dit boelc, dat oorspronlcelijk door de BSAVA in het Engels
was uitgegeven, bevat bijdragen van 12 auteurs voomame-
lijk afkomstig uit Cambridge. In het eerste algemene ge-
deelte worden achtereenvolgens besproken: onderzoek van
de patiënt inclusief röntgenonderzoek en microscopisch on-
derzoek, chimrgie, chemotherapie en radiotherapie. Het
tweede specifieke gedeelte bestaat uit een bespreking van tu-
morziekten van de verschillende orgaansystemen.
In het derde gedeelte wordt zeer summier aandacht besteed
aan tumoren van laboratoriumdieren, vogels en exotische
dieren. Aangezien geen tumoren van paard en mnd worden
besproken, is de titel van het boek iets aan de ruime kant. Het
boek bevat een met vele foto\'s en schetsen geïllustreerd
overzicht over beeldvormende technieken. Ook de verschil-
lende biopsietechnieken en de cytologische diagnostiek wor-
den overzichtelijk gedemonstreerd. Terecht wordt gewezen
op het belang van microscopisch tumoronderzoek. In het
hoofdstuk over chimrgie worden onder meer verschillende
plastisch-chirurgische technieken toegelicht. In de inleiding
over chemotherapie wordt er, terecht, op gewezen dat deze
therapie niet gezien moet worden als ultieme remedie, met
andere woorden als niets anders meer helpt. De indicaties,
doseringen en vooral de toxische bijwerkingen van dc -vcic-
chemotherapeutica worden besproken. Echter, ik mis een
waarschuwing voor toxiciteit c.q. mutageniteit bij de behan-
delaars. Radiotherapie behelst zowel brachytherapie als tele-
therapie, preoperatieve, intraoperatieve en postoperatieve
bestraling en combinatie bestraling-chemotherapie. Aparte
aandacht wordt besteed aan hyperthermie eventueel in com-
binatie met bestraling, welke combinatie vooral bij sarco-
men succesvol kan zijn.

Bij de behandeling van tumoren van verschillende orgaan-
systemen wordt soms maar niet altijd gebmik gemaakt van
het klinische stageringssysteem (TNM) dat door de WHO-
werkgroep is ontwikkeld. Hieronder een kleine selectie van
opvallende onderdelen uit het besproken boek. De retrovi-
rale genese van de verschillende maligniteiten en immuni-
teitsziekten bij de kat en de relatie van lymphomen / leucae-
mieën met de gestoorde differentiatie van bloedcellen
worden duidelijk toegelicht. Via schetsen worden de maxil-
lectomie en mandibulectomie als redelijk succesvolle thera-
pieën van kaaktumoren besproken. Een technisch fraai
hoofdstuk, inclusief CT-diagnostiek, is gewijd aan tumoren
van het zenuwstelsel. De verschillende mogelijkheden tot
behandeling van het osteosarcoom bij de hond (lokaal, syste-
misch) zijn redelijk weergegeven.

Doordat meerdere auteurs dit boek hebben gecomponeerd is
er een zekere onevenwichtigheid ontstaan, bijvoorbeeld met
betrekking tot het gebmik maken van het TNM-systeem en
literatuurgegevens (geen referenties bij chemotherapie,
mammatumoren, lymphomen; wel bij radiotherapie, tumo-
ren van skelet, maag-darm, etcetera). Het hoofdstuk over
mammatumoren is het zwakste: onvolledig en soms onjuist
(te weinig gegevens over endogene en exogene hormonale
factoren, ontbrekend TNM-systeem, onjuiste mededeling
over geringe kennis van benigne tumoren bij de hond ten op-
zichte van de mens).

Het bovenbesproken overzichtelijke boek is bestemd voor
practici en studenten in het Duitse taalgebied. Het is een
goede zaak dat dit boek en het vanuit het Duitse taalgebied
gepubliceerde veterinaire oncologieboek een potentieel be-
langrijke groep van dierenartsen in Europa gaat voorlichten
over een groep ernstige ziekten die vanuit veterinair maar
ook vanuit vergelijkend oogpunt belangrijk zijn.

fV. Misdorp

Kompendium der Onkologie in der Veterinärmedizin

Gezelschapsdieren

O

Effect of ovariohysterectomy in bitches with mammary
neoplasms

J.S. Morris, J.M. Dobson, D.E. Rostock, and E.O. Farrell. The
Vet Rec
1998; 142: 656-8.

Schrijvers deden een onderzoek bij teven met mammatumo-
ren en gingen hierbij na of sterilisatie vóór of tijdens de be-
handeling (chimrgisch) van het gezwel, vergeleken met niet

Referaten

steriliseren, van invloed zou kunnen zijn op recidief of meta-
stasering later. De gezwellen werden ingedeeld in goedaar-
dig en kwaardaardig en in de laatste groep werd nog onder-
scheid gemaakt in invasief en niet invasief
Er waren 90 dieren bij het onderzoek betrokken.
De resultaten werden statistisch geëvalueerd.
Geconcludeerd werd dat sterilisatie geen enkele invloed had
op recidief of metastasering of op het al dan niet kwaadaar-
dig zijn van een later voorkomend tweede gezwel bij dieren
die minstens éénmaal in oestms waren geweest. Het is be-
kend dat teven die gesteriliseerd werden vóór de eerste oes-
trus later minder mammatumoren hebben.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 416-

Klassieke vogelpest of aviaire influenza

SAMENVATTING

De uitbraak van aviaire influenza in
Italië vormde de aanleiding voor het
schrijven van dit overzichtsartikel.
Deze uitbraak heeft nogmaals dui-
delijk gemaakt dat laagpathogene
stammen van het aviaire-influenza-
virus binnen relatief korte tijd in het
veld kunnen evolueren tot hoogpa-
thogene stammen. In dit artikel
wordt de Pathogenese van laag- en
hoogpathogene virussen beschreven
en toegelicht op welke genetische ei-
genschap van het virus het verschil
in de Pathogenese berust. Deze ei-
genschap wordt in het laboratorium
gebruikt voor de differentiatie van
beide virussen. Ook wordt bespro-
ken welke gevolgen de nieuwe ken-
nis heeft voor de bestrijding van in-
fecties met laag- en hoogpathogene
aviaire-influenzavirussen.

ETIOLOGIE

Vogelpest (klassieke) wordt veroor-
zaakt door een influenza A-virus.
Aviaire-influenzavirussen behoren
met andere influenzavirussen tot de fa-
milie
Orthomyxoviridae. Het virus is
pleomorf en de grootte varieert van 80-
120 nm.
Orthomyxoviridae zijn RNA-
virussen met een negatieve polariteit.
Het RNA wordt beschermd door een
capside-omhulsel dat hoofdzakelijk
bestaat uit het nucleoproteïne. Uit de
capside-omsluitende, lipiden-houden-
de mantel (enveloppe) steken twee
glycoproteïnen naar buiten met hae-
magglutinerende, respectievelijk neu-
raminidase-activiteit. Van de drie in-
fluenza-virustypen, A, B en C, is
alleen het type A van belang voor vo-
gels; verder komt het type A tevens
voor bij onder meer de mens, paard en
varken. De virustypen B en C komen
alleen bij de mens voor. De influenza
A-virussen worden onderverdeeld in
subtypen op basis van de genoemde
twee oppervlakte-antigenen, het hae-

\' tD-tnsütuul voor Dierhouderij en Diergezondheid,
Afdeling Aviaire Virologie, Postbus 65, 8200 AB
Lelvstad.

Tabel 1. Voorkomen van heamagglutinine en neurimindase subtypen in verschillende species.

Subtype

Mens

Varken

Paard

Vogels

Subtype

Mens

Varken

Paard

Vogels

Hl

_ ■

Nl

H2

-

-

N2

-

H3

N3

-

-

-

H4

-

-

-

N4

-

-

-

H5

-

-

-

N5

-

-

-

H6

-

-

-

N6

-

-

-

H7

-

-

N7

-

-

H8

-

-

-

N8

-

-

H9-H15

-

-

-

N9

-

-

-

magglutinine (H) en neuraminidase
(N). In totaal worden bij verschillende
vogelsoorten 15 verschillende hemag-
glutinine (H)-typen (Hj tot en met
H]5) en negen verschillende neura-
minidase (N)-typen (Nj tot en met Ng)
onderkend. Nagenoeg alle combina-
ties van H en N blijken voor te komen.
Infecties met influenzavirussen van
verschillende H- en N-subtypen kun-
nen tegelijkertijd bij hetzelfde dier of
in dezelfde groep dieren voorkomen
(3). Bij de mens komen bijna alleen vi-
russen voor met Hj, H2, of H3 en bij
varkens Hj of H3 in combinatie met
NiofN2. Bij paarden zijn virussen ge-
vonden met H3 of Hy in combinatie
metNy en Ng (tabel 1).
Het erfelijke materiaal bestaat uit acht
verschillende RNA-moleculen met ne-
gatieve polariteit. Door uitwisseling
van de RNA-moleculen tussen ver-
schillende influenzavirussen kunnen
nieuwe virussen tot stand komen. Dit
proces wordt \'reassortment\' genoemd.
Reassortment kan alleen optreden in-
dien een lichaamscel door twee influ-
enzavirussen is geïnfecteerd. Pande-
mieën van nieuwe subtypen bij dc
mens zouden hierdoor kunnen worden
verklaard. Reassortment treedt vooral
op bij vogels, omdat die geïnfecteerd
kunnen worden door alle influenza
subtypen. Omdat het varken door zo-
wel humane als sommige aviaire vi-
russen kan worden geïnfecteerd, wordt
het vaak genoemd als mengvat voor de
vorming van voor de mens besmette-
lijke influenzavirussen.
Aanvankelijk meende men dat de klas-
sieke vogelpest alleen werd veroor-
zaakt door virussen met het Hy-anti-
geen in combinatie met verschillende

N-antigenen. Toen echter ook laagpa-
thogene influenzavirussen van het Hy-
subtype en hoogpathogene influenza-
virussen van het H5-subtype werden
aangetoond, ontstond de noodzaak om
de ziekte beter te definiëren. Op een
intemationale bijeenkomst van aviaire
influenzaspecialisten werd daarom
voorgesteld om ieder aviair influenza-
vims, onafhankelijk van het H-anti-
geen subtype, dat een bepaalde spe-
cifieke virulentie \'scoorde\' in het la-
boratorium, als hoogpathogeen aviaire
influenzavirus te bestempelen. De
sterfte die ontstaat in jonge kuikens
bleek bmikbaar om de virulentie van
influenzavimssen te bepalen. In Ne-
derland werd in 1984, gelet op artikel 3
van de Vogelziektewet, als besmette-
lijke ziekte van vogels aangewezen:
vogelpest, veroorzaakt door het aviaire
influenzavims, type A in de hoogpa-
thogene vorm (AI). Later werd in de
Europese richtlijnen AI gedefinieerd
als een infectie van pluimvee met een
influenzavims A met een intraveneuze
pathogeniciteitsindex van 1,2 of hoger
of een infectie met een influenzavirus
van het subtype Hj of Hy met meerdere
basische aminozuren nabij de split-
singsplaats van het haemagglutinine.
Van alle geïsoleerde H5 of Hy vimssen
moet daarom de aminozuursequentie
bepaald worden (zie hieronder).

PATHOGENESE EN SYMPTOMEN
Symptomen bij infecties met influen-
zavimssen zijn zeer variabel en worden
beïnvloed door factoren als vimlentie
van het virus, diersoort, leeftijd, secun-
daire ziekten en omgeving. Hoog-
pathogene influenzastammen vermeer-
deren in het endotheel en kunnen

-ocr page 417-

daardoor overal in het lichaam organen
aantasten. Dit in tegenstelling tot laag-
pathogene stammen, die voomamelijk
in de respiratietractus vermeerderen.
Dit verklaart het verschil in versprei-
ding binnen het lichaam van hoog en
laagpathogene stammen en daarmee
het verschil in symptomen.
De klinische symptomen van laagpa-
thogene stammen blijven voomame-
lijk beperkt tot de respiratietractus.
Als gevolg van de ziekte produceren
de dieren geen geluid meer. In de stal
is het dan opvallend stil en daarom
spreekt men wel eens van \'cathedral
disease\'. Symptomen kunnen vererge-
ren als gevolg van secundaire bacte-
riële en virale infecties.
Besmettingen met hoogpathogene in-
fluenzavirusstammen leiden door be-
schadiging van het endotheel tot het
beeld van een hemorrhagische septice-
mie na een incubatietijd van één tot ze-
ven dagen. De eerste symptomen zijn
een algehele duidelijke depressie, ruw
verenpak, geen eetlust, veel drinken,
sterke legdaling en waterige diarree.
Uitval neemt vaak plotseling toe.
Zieke of gestorven volwassen kippen
hebben dikwijls gezwollen kammen,
lellen en oedeem rond de ogen.
Cyanotische plekken worden het eerst
opgemerkt op de kale huid zoals kam-
men, lellen en poten, vooral tussen hak
en tenen, maar kunnen op andere plaat-
sen, bijvoorbeeld op de borst, voorko-
men. De laatste eieren die worden ge-
produceerd zijn vaak windeieren. De
diarree is aanvankelijk waterig, hel-
dergroen en verandert naar bijna wit.
Conjuctivitis en oedemen aan kop en
nek worden vaak gezien (5). Dieren
die de acute fase overleven ontwikke-
len vaak neurologische verschijnselen
als convulsies,
Opisthotonus, fietsbe-
wegingen van de poten, ataxie en de-
pressie.

Ademhalingsstoomissen kunnen wel of
niet een duidelijk kenmerk zijn; dit is
afhankelijk van betrokkenheid van de
trachea en ophoping van exudaat hierin.
Bij legkippen op de batterij wordt wel
gezien dat de ziekte in een bepaald
deel van de stal begint. De dood kan al
binnen 24 uur na de eerste klinische
verschijnselen optreden, maar meestal
treedt sterfte op tussen twee tot zeven
dagen. Een enkele keer kunnen ernstig
aangetaste hennen overleven en gene-
zen (2).

Tabel 2. Basische aminozuren nabij de splitsingsplaats van het haemagglutinine.

Virus

iVPlI

Sequentie rondom haemagglutinine splitsingsplaats

NL/nO/96 (H5N2)

0.0

P

Q

E

T

R

G

L

F

ltaly/97(H5N2)

3.0

P

Q

E

R

R

K

K

R

G

L

F

II IVPt, intraveneuze pathogeniciteit index zie tekst
§ R = arginine ; K = lysine

In slachtkuikens zijn de symptomen
van AI soms minder duidelijk, waarbij
emstige depressie, geen eetlust en ver-
hoogde sterfte de eerste afwijkingen
zijn. Oedeem aan kop en nek en neuro-
logische symptomen worden dikwijls
opgemerkt. In kalkoenen openbaart de
ziekte zich als bij de leghennen. Bij ge-
houden eenden en ganzen worden de-
zelfde symptomen van depressie, geen
eetlust en diarree gezien als bij leghen-
nen. Jonge dieren vertonen ook hier va-
ker neurologische afwijkingen.
Zowel morbiditeit als mortaliteit zijn
erg variabel, maar bereikt bij de hoogpa-
thogene influenzavimsstammen vaak
100 procent.

SECTIEBEELD

Bij laagpathogeen virus blijven de sec-
tiebeelden beperkt tot de respiratie-
tractus. Daarbij kan het beeld variëren
van een lichte tracheïtis, bronchitis tot
een pneumonie.

Vogels die peracuut doodgaan aan in-
fecties met hoogpathogeen virus ver-
tonen minimale afwijkingen bij sectie.
Bij iets minder heftig verloop ontstaat
het beeld van ccn hcmorrhagiscbc sep-
ticaemie. Hierbij vindt men petechiën
en ecchymotische bloedingen door het
hele lichaam, echter vooral in de la-
rynx, trachea, proventriculus, pancreas
en het epicardiaal vet. Ook op de se-
reuze vliezen, vooral naast het ster-
num, vindt men deze afwijkingen. Er
is uitgebreid subcutaan oedeem, voor-
al rond de kop en nek. Het kadaver kan
uitgedroogd zijn. Gele of grijze necro-
tische plekjes kunnen aanwezig zijn in
de lever, milt, nieren en longen. De
luchtzakken kunnen exsudaat bevat-
ten. De milt kan vergroot en hypere-
misch zijn. Histologisch wordt AI ge-
kenmerkt door vasculaire afwijkingen,
waarbij oedemen en bloedingen rond
de vaten optreden, speciaal in het myo-
card, milt, longen, hersenen en lellen.
Bovendien kan men in de hersenen
gliosis, vaatverwijding en degeneratie
van neuronen opmerken.

VERANDERING VAN VIRULENTIE
Het ziekteverloop is sterk afhankelijk
van de virusstam. Gebleken is dat de
pathogeniciteit van het virus kan toe-
nemen na passage in kippen.
De uitbraak in Pennsylvania in 1983
begon met acute respiratoire proble-
men met een mortaliteit van O tot 15
procent en een afname van de eipro-
ductie. Het virus werd getypeerd als
H5N2-virus en bleek matig pathogeen
voor de kip. De problemen hielden aan
gedurende een halfjaar waarna morta-
liteit plotseling toenam tot 50 a 89 pro-
cent en dieren emstige depressies en
tremoren vertoonden. Legdieren stop-
ten volledig met de eiproductie. Virus-
sen die in deze periode werden geïso-
leerd waren van hetzelfde H5N2 sub-
type, maar werden als hoogpathogeen
geclassificeerd op basis van de sterfte
die optrad na intraveneuze inoculatie
van zes weken oude SPF-kippen.
Ook in Italië begon de uitbraak in
maart 1999 met ademhalingsproble-
men. Klinische verschijnselen ver-
schillenden per categorie pluimvee.
Dieren waren benauwd, gaapten, reu-
telden en waren suf, aten minder en
legdieren produceerden minder of
geen eieren. De uitval was normaal tot
licht verhoogd. Hoge sterfte werd al-
leen onder kalkoenkuikens waargeno-
men en was waarschijnlijk het gevolg
van secundaire infecties. Het uit be-
smette koppels geïsoleerde HyNj-vi-
rus bleek laagpathogeen volgens de
definitie van de Europese bestrijdings-
richtlijn AI en het \'Of^fice Intemational
des Épizooties\'. In december nam de
sterfte onder alle pluimveecategorieën
sterk toe. Het virus dat in december
werd geïsoleerd behoorde evenals de
virussen die daarvoor werd geïsoleerd
tot het HyNj subtype. De meeste van
de na november 1999 geïsoleerde vi-
russen veroorzaakten echter hoge
sterfte na intraveneuze inoculatie van
zes weken oude SPF-kippen en was
dus hoogpathogeen volgens de ge-
noemde definitie.

MECHANISME VAN VIRULENTIE
Tijdens de synthese wordt het haemag-
glutinine gesplitst in twee kleinere ei-
witten HAj en HA2, die door een zwa-
velbrug met elkaar verbonden blijven
(zie figuur 1). Virussen die geen ge-

-ocr page 418-

splitst haemagglutinine hebben zijn
niet infectueus. Het haemagglutinine
wordt gesplitst door eiwitsplitsende of
proteolytische enzymen. Welke prote-
olytische enzymen de splitsing teweeg
kunnen brengen, wordt bepaald door
de sequentie rondom de splitsings-
plaats. Veel meer enzymen kunnen het
eiwit splitsen als er meerdere basische
aminozuren, lysine (K) of arginine (R),
voor de splitsingsplaats aanwezig zijn.
Dit blijkt het geval te zijn bij hoogpa-
thogene influenzavirussen (Tabel 1).
Bij uitbraken in Australië, Pennsyl-
vania, Mexico en recent in Italië is ge-
bleken dat laagpathogene influenzavi-
mssen na verloop van tijd virulent
kunnen worden. De toename in vin-.-
lentie gaat gepaard met mutaties in het
haemagglutinine-gen. Uit onderzoek
aan vimsisolaten, verkregen tijdens
uitbraken in Australië, Mexico en in
Italië, is gebleken dat het aantal basi-
sche aminozuren is toegenomen in de
hoogpathogene varianten, die later tij-
dens de uitbraak werden geïsoleerd. De
toename ontstaat mogelijk doordat bij
de virusvermeerdering het polymerase,
het enzym dat RNA synthetiseert, fou-
ten maakt, waardoor tripletten die voor
basische aminozuren coderen worden
gedupliceerd. Een bijzonder geval
bleek de LP AI in Pennsylvania. Hier
bleek het laagpathogene influenzavi-
rus, dat aan het begin van de uitbraak
werd geïsoleerd, al te beschikken over
de code voor meerdere basische ami-
nozuren. Bepalen van de aminozuur-
volgorde leerde dat het verschil tussen
het haemagglutinine van het hoog en
het laagpathogene virus terug te voeren
was tot één aminozuur. Aan dit amino-
zuur, gelegen in het aminoterminale
gedeelte van het haemagglutinine, was
bij het laagpathogene virus een koolhy-
draatgroep gebonden. Vermoed wordt
dat deze koolhydraatgroep in de laag-
pathogene variant de toegang van de
proteolytische enzymen tot de split-
singplaats blokkeerde. Een puntmuta-
tie gevolgd door vervanging van dit
aminozuur door een niet-koolhydraat-
bindend aminozuur was dus voldoende
voor de vorming van de hoogpatho-
geen virus. Welke selectiedruk in het
veld het ontstaan van de hoogpatho-
gene variant bevordert is onbekend. In
ieder geval vindt er geen immuunselec-
tie plaats omdat serologisch de beide
varianten niet te onderscheiden zijn.

DIAGNOSE

Bij de differentiële diagnose komen de
volgende ziekten en aandoeningen
eveneens in aanmerking: Newcastle
disease, acute vogelcholera en andere
septicaemische ziekten, infectueuze
laryngotracheïtis, infectueuze bron-
chitis, bacteriële cellulitis van kam en
lellen en eendenpest. Ook omithose,
erisypelas en mycoplasmose kunnen
verdenking opleveren. Diagnose moet
daarom door laboratoriumonderzoek
worden bevestigd.

In het laboratorium wordt het virus
geïsoleerd en getypeerd. Voor virus-
isolatie wordt uitgegaan van organen
met laesies. Daarom worden tenminste
vijf gedode dieren in zijn geheel voor
sectie aangeboden. In de acute fase van
de ziekte bevatten ook trachea- en clo-
acaswabs veel virus. Naast virusisola-
tie worden bloedmonsters genomen
voor het bepalen van antistoffen. Door
de snelle verspreiding van influenzavi-
rus binnen een koppel zijn 20 bloed-
monsters genoeg. Bij sectie worden
meestal laesies gezien in trachea, lon-
gen, milt, kliermaag, pancreas, of dar-
men. Monsters voor virusisolatie moe-
ten gekoeld worden vervoerd naar het
laboratorium.

Al-virus wordt gekweekt en geïsoleerd
door inoculatie van swabmateriaal of
weefselhomogenaten in de allantoïs-
holte van negen a elf dagen oude geëm-
bryoneerde kippeneieren Bij embryo-
nale sterfte of na minimaal twee
eipassages van elk zeven dagen kan de
aanwezigheid van het virus worden
aangetoond door op de allantoïsvloei-
stof de haemagglutinatietest uit te voe-
ren. Virus wordt getypeerd met behulp
van subtypenspecifieke antisera, waar-
bij naast het A-type ook het H-subtype
wordt vastgesteld. Voor groepsspeci-
fieke tests wordt gebmik gemaakt van
agar-gel-precipitatie (AGPT) of immu-
nofluorescentietechnieken of de bij het
ID-Lelystad ontwikkelde double-anti-
body-sandwich (DAS)-ELISA. Met
deze ELISA kunnen alle influenza A-

HAl

HA2

stammen, ongeacht het H- en N-sub-
type worden aangetoond. Bij hoge vi-
rusconcentraties kan met deze test vi-
raal antigeen direct in uitstrijkjes en
orgaansuspensies worden aangetoond
zonder de noodzaak van vimsvermeer-
dering.

Serologisch onderzoek wordt met de
AGPT, de HAI (haemagglutinatie-in-
hibitie)-test of met een eveneens door
het ID-Lelystad ontwikkelde ELISA
(NP-ELISA) (3) gedaan. Alleen met
de HAI-test kunnen antistoffen tegen
H-subtypen worden aangetoond.
Nadat het vims is geïsoleerd en gety-
peerd, moet de virulentie worden vast-
gesteld door het bepalen van een pa-
thogeniciteitsindex. Na intraveneuze
inoculatie van zes weken oude kui-
kens, wordt een index berekend. Daar-
voor worden de dieren om de 24 uur
geobserveerd. Bij iedere observatie
wordt aan een gezond dier de score O,
een ziek dier de score 1, een emstige
ziek dier de score 2 en een gestorven
dier de score 3 toegekend. Na tien da-
gen worden alle scores opgeteld en ge-
deeld door het totaal aantal van 100
observaties. De index is de gemiddelde
score per dier. De intraveneuze patho-
geniciteitsindex (IVPI) varieert van O
(geen ziekte) tot 3 (alles dood na 24
uur). Influenzavimssen met een index
groter dan 1,2 zijn hoogpathogeen. De
gevonden index ligt vaak meestal dui-
delijk boven of beneden deze grens-
waarde.

Sommige influenzastammen hebben
wel multiple basische aminozuren
maar hebben desondanks een lage
IVPI. Dit was het geval bij het laagpa-
thogene virus dat aanvankelijk bij de
uitbraak in Pennsylvania werd geïso-
leerd (zie hierboven). Daarom is de
definitie van hoogpathogene stammen
uitgebreid met virussen die meerdere
basische aminozuren nabij de split-
singsplaats van het haemagglutinine

Haemagglutinin (HA)

Molecuul gewicht: 75,000-80,000 Da

Figuun. Splitsing van het haemagglutinine.

-ocr page 419-

hebben. Om de sequentie rond de split-
singsplaats te bepalen wordt eerst met
behulp van een \'reverse transcriptase
polymerase chain\'-reactie (RT-PCR)
een genfragment dat codeert voor dit
stuk van het eiwit geamplificeerd.
Voor deze vermeerdering worden oli-
gonucleotiden of primers gebruikt die
specifiek zijn voor alle H-typen. Met
de RT-PCR is dus tevens een H-subty-
pering mogelijk. De nucleotidenvolg-
orde van het geamplificeerde genfrag-
ment wordt vervolgens in een auto-
matische sequencer bepaald. De nucle-
otidensequentie kan worden vertaald
in een aminozuurvolgorde. Afhan-
kelijk van de vimsconcentratie in or-
gaanmateriaal kan een typering op
deze wijze binnen 24 uur en een viru-
lentiebepaling binnen vijf dagen ver-
kregen worden.

VOORKOMEN EN VERSPREIDING
Al-vimssen komen wereldwijd voor,
zowel in gedomesticeerde als wilde
vogelsoorten. De meeste virussen zijn
echter laag-pathogeen. In de laatste 15
jaar is AI bij pluimvee gerapporteerd
in de USA (1983- H5N2), Australië
(1985, H7N7 en 1994, H7N3), Israël
(1988) Ierland (I983-H5N8 en 1989),
Mexico (1994, H5N2) en Italië (1997,
H5N2 en 1999, HyN,,). Voor AI zijn
kippen, kalkoenen, eenden, ganzen,
parelhoenders, kwartels en fazanten
gevoelig. Ziekte treedt het meest fre-
quent op bij kippen en kalkoenen. Ook
veel wilde vogelsoorten, vooral water-
en zeevogels, zijn gevoelig, maar in-
fecties bij deze vogels verlopen in het
algemeen subklinisch (6). In Neder-
land en België zijn diverse influenza-
virus subtypen aangetoond bij water-
wild (3). Ook zijn drie HN-subtypen,
H,N|, H3N2 en HgNj uit slachtkui-
kens geïsoleerd. Deze virussen waren
alle afkomstig van bedrijven met ziek-
teverschijnselen aangeduid met \'swol-
len head syndrome\', die voomamelijk
het gevolg zijn van secundaire bacte-
riële infecties (3). Uitbraken van klas-
sieke vogelpest of AI zijn in Nederland
en België tot nu toe niet gerapporteerd.
In Nederland is in 1992 een laagpatho-
gene H5N2 bij struisvogels en een
laagpathogeen HyNj virus bij kanaries
met hoge sterfte geïsoleerd. In België
werd in 1976 een geval van laagpatho-
geen AI gediagnosticeerd.

EPIZOOTIOLOGIE
De directe infectiebron voor bedrijfs-
matig gehouden pluimvee kan zelden
met zekerheid worden aangewezen.

maar de meeste uitbraken beginnen
waarschijnlijk na direct of indirect
contact van pluimvee met (trekkende)
watervogels. De bij het waterwild
voorkomende influenzavimssen wor-
den beschouwd als de bron waaruit
nieuwe HN-subtypen kunnen voortko-
men die infecties op gang kunnen
brengen bij andere vogelsoorten,
zoogdieren en de mens (1). Vooral het
varken wordt gezien als de (tussen)-
gastheer, van waamit andere diersoor-
ten, bijvoorbeeld kalkoenen, en de
mens kunnen worden besmet met ge-
modificeerde influenzavimsstammen
(3). Echter de mens kan ook direct
vanuit kippen besmet worden zoals
blijkt uit de epizoötie van H5N1 influ-
enzavims in Hong-Kong in 1997.
Hoogpathogeen virus kan worden ge-
vonden in alle vloeistoffen en weefsels
van het lichaam en in alle se- en excre-
ties van ziek of dood pluimvee. In het
bloed is het virus zeer geconcentreerd
aanwezig. Daarom vormen ook zieke
of dode vogels een belangrijke bron
voor vimsoverdracht. Geïnfecteerde
dieren scheiden vims uit via de lucht-
wegen, de conjunctiva en via de feces.
Waarschijnlijke routes waarlangs het
virus zich verspreidt vormen vooral di-
rect contact tussen besmette en gevoe-
lige vogels en indirect contact via met
feces besmette materialen. Omdat het
virusgehalte in feces hoog is - 1 gram
feces bevat voldoende vims om een
miljoen kippen te infecteren - kan de
ziekte zich gemakkelijk verspreiden
door alles dat met feces is gecontami-
neerd: vogels, zoogdieren, water,
schoeisel, kleren, gereedschap, vracht-
auto\'s, kratten etcetera. Besmetting
via de lucht vindt zeker plaats, maar is
voor de overdracht tussen bedrijven
minder belangrijk, zeker als deze op
grote afstand van elkaar staan. Via
open water dat in Amerika vaak als
bron van drinkwater wordt gebmikt,
wordt pluimvee mogelijk besmet door
migrerende watervogels. Er zijn aan-
wijzingen dat bepaalde vectoren (vlie-
gen) ook een rol kunnen spelen en dat
overlevende vogels tijdelijk (enkele
maanden) drager kunnen zijn. Gerap-
porteerd is dat het vims kan worden ge-
kweekt uit de eieren die zijn gelegd
door hennen tijdens het hoogtepunt van
de ziekte. Bij de uitbraak in Penn-
sylvania bleken alle eieren die drie tot
vier dagen na experimentele besmetting
waren verzameld, vims te bevatten.
Alhoewel het onwaarschijnlijk is dat
geïnfecteerde embryo\'s overleven en
uitkomen, zouden de geïnfecteerde ei-
eren een bron van besmetting kunnen
zijn voor andere kuikens die worden
uitgebroed op dezelfde broederij (4).

THERAPIE EN PREVENTIE
De preventieve maatregelen liggen op
het vlak van importcontrole en be-
drij fshygiëne.

Uitbraken van hoogpathogene influen-
zavimssen worden bestreden met stam-
ping-out, het instellen van bescher-
mings- en toezichtgebieden en de
daarbij behorende maatregelen. Het
gebmik van vaccins voor de preventie
is niet toegestaan. Het gebmik van vac-
cins voor inperken van de uitbraak is
ook discutabel. Levende vaccins op ba-
sis van avimlente of geattenueerde vi-
russtammen houden het risico in dat er
door mutatie of reassortment \'nieuwe\'
hoogpathogene stammen ontstaan.
\'Dode\' vaccins kunnen ziekte voorko-
men, maar voorkomen de transmissie
niet of niet voldoende. Voor vaccinatie
zijn dus nieuwe vaccins nodig, die ef-
fectief en veilig zijn.
Vanwege deze nadelen zijn er binnen
Europa nog weinig voorstanders van
vaccinatie te vinden. Noodvaccinatie
mag alleen toegepast worden in pluim-
veedichte gebieden en binnen een be-
perkte regio met als doel inperking van
de infectie of bij de repopulatie na
stamping-out. Hiervoor is toestem-
ming van het Permanent Veterinair
Comité nodig.

Op dit moment zijn er geen geregis-
treerde influenzavaccins voor toepas-
sing bij pluimvee beschikbaar. Boven-
dien zal toepassen van vaccinatie
leiden tot het sluiten van de grenzen
voor pluimveeproducten afkomstig uit
de regio gedurende een jaar.
Bestrijding is gericht op hoogpatho-
gene vimssen. Er is geen bestrijdings-
plan voor laagpathogene vimssen, om-
dat deze niet vallen onder de definitie
van aviaire influenza. Echter ook de
spreiding van laagpathogene aviaire
influenzavimssen moet worden voor-
komen, omdat bij uitbraken in Aus-
tralië, Pennsylvania, Mexico en Italië
is gebleken dat laagpathogene virus-
sen gemakkelijk kunnen muteren tot
hoogpathogene stammen. De mutaties
hebben als gevolg dat het aantal basi-
sche aminozuren bij de splitsings-
plaats toeneemt. Omdat de kans op
mutaties toeneemt als er meer vims in
omloop is, moet ook de bestrijding
van laagpathogene stammen gericht
zijn op het voorkomen van vimsver-
meerdering en -spreiding. Daarom
heeft een wetenschappelijke EU-com-

-ocr page 420-

missie aanbevolen de bestrijdings-
richtlijnen van toepassing te verklaren
op alle H5 en H7 influenzavirussen
(6). Deze aanbeveling werd eerder ook
gedaan door het vierde Intemationale
Symposium over aviaire influenza (7).

LITERATUUR

1. Alexander DJ en Gough RE. Isolation of
Avian Influenza virus from birds in Great-
Britain. Vet Ree 1986; 1 18: 537-8.

Beard CW, and Easterday BC. In: Foreign
Animal Diseases, Committee on Foreign
Animal Diseases ofthe USAHA, 1984; 67-
75.

De Boer OF, van Maanen C, Siebenga JT
en Back W. Klassieke Vogelpest en mil-
dere influenza-infecties bij vogels en zoog-
dieren. Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:
735-40.

Easterday BC, and Hinshaw VS. Avian
Influenza. /«.■ Disease of Poultry 10th edi-
tion (BW Calnek, HJ Barnes, CW Beard,
LR McDougald, YM) Iowa State Uni-
versity Press, Ames, Iowa, USA, 1997.
Eraser CM, and Mays A. Merck Veteri-
nary Manual. Merck and Co. Inc. , Rah-
way, NJ,USA, 1984.

Report and Recommendations of the scien-
tific group on contagious diseases in
poultry, avian orthomyxoviruses for the
Commission of the European Commu-
nities, 1999.

Swayne DE, and Slemons RD. Proceedings
of the fourthe symposium on avian influ-
enza. May 29-31, 1997, American Asso-
ciation of Avian Pathologists Pennsylvania.

Locaties Boxtel en Drachten worden op termijn opgeheven

Gezondheidsdienst concentreert werkzaamheden in Deventer

Berichten en verslagen

Het besluit om alle werkzaamheden
van de Gezondheidsdienst te concen-
treren in Deventer, is door het bestuur
genomen tijdens de vergadering van 21
april 2000. De buitendienstmedewer-
kers van de locaties Drachten en Boxtel
zullen hun werkzaamheden vanuit huis
gaan uitvoeren; alle andere werkne-
mers krijgen als standplaats Deventer.
Het bestuur is tot dit besluit gekomen
na een uitgebreide informatieronde
langs alle betrokken partijen en een
zorgvuldige afweging van de kosten en
opbrengsten. Ook is nadmkkelijk stil-
gestaan bij de belangen van de mede-
werkers op de verschillende locaties.
De concentratie in Deventer moet gere-
aliseerd zijn voor 1 januari 2003.

Enig in zijn soort

Het GD-bestuur wil dat de organisatie
zich ontwikkelt tot een instituut dat
landelijk - en wellicht ook Europees -
wordt erkend als autoriteit op het ge-
bied van de gezondheid van land-
bouwhuisdieren. Vandaar dat besloten
is de aansturing en stmctuur van de or-
ganisatie per 1 januari te wijzigigen.
Uiteindelijk moet in 2003 op één locatie
een bundeling van veterinaire expertise,
laboratoriumdiagnostiek, informatie-
systemen en programma-management
ontstaan, die wereldwijd enig in zijn
soort is. De GD heeft zich voor de taak
gesteld uiterlijk in 2003 geheel te zijn
gecertificeerd.

Het bestuur van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) heeft besloten de
werkzaamheden van de GD te concentreren in Deventer. Dat betekent dat op
termijn de locaties in Boxtel en Drachten zullen worden gesloten. Tevens heeft
het bestuur besloten de aansturing en de structuur van de GD per 1 januari
2001 te wijzigen, teneinde het mogelijk te maken dat de GD zich verder ont-
wikkelt tot een zelfstandig, klantgericht, onafhankelijk instituut.

Herplaatsingsaanbod

Elke GD-medewerker zal in de nieuwe
organisatie een herplaatsingsaanbod
krijgen. Zij die daar, om welke reden
dan ook, geen gebruik van kunnen of
willen maken, zullen door de GD be-
geleid worden bij het vinden van
nieuw werk. De ondernemingsraad
van de GD moet over de voorstellen
van het bestuur nog overleg hebben.
Naar verwachting zal de ondeme-
mingsraad medio juni advies uitbren-
gen en kan het bestuur definitieve be-
sluiten nemen.

Landelijk Vertrouwensloket Preventie Verwaarlozing
Landbouwhuisdieren opgericht

Sinds vrijdag 14 april 2000 is er een Vertrouwensloket Preventie Verwaar-
lozing Landbouwhuisdieren met het telefoonnummer 06 - 22435757. Het
meldpunt is het resultaat van nauwe samenwerking tussen de Gezond-
heidsdienst voor Dieren en de Land- en Tuinbouworganisatie LTO-Neder-
land. De onthulling van het telefoonnummer werd verricht tijdens het mini-
symposium Preventie Verwaarlozing Rundvee in Ugchelen.

Het minisymposium Preventie Ver-
waarlozing Rundvee had plaats in ho-

tel \'De Cantharel\'. Hier bespraken ver-
tegenwoordigers uit de landbouw-
sector dierverwaarlozing in al haar
facetten. Diverse organisaties van bin-
nen en buiten de agrarische sector wer-
den op de bijeenkomst vertegenwoor-
digd. Aan de orde kwamen sociale
aspecten rondom dierverwaarlozing,
verantwoordelijkheidsgevoel en de or-
ganisatie van preventie en probleem-
oplossing. Het symposium werd geor-

IIJDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, MEI, AFLEVERING IQ, 2000

326

-ocr page 421-

ganiseerd in het kader van het project
Preventie Verwaarlozing Rundvee. De
onthulling van het telefoonnummer
van het Vertrouwensloket Preventie
Verwaarlozing Landbouwhuisdieren
vormde het sluitstuk van de middag.

Minder dan één procent

Dierverwaarlozing komt voor op naar
schatting minder dan één procent van
de bedrijven. Dat is een zeer gering
percentage. De sector heeft echter een
belangrijke verantwoordelijkheid naar
veehouders en samenleving om het
aantal gevallen zoveel mogelijk te be-
perken. De complexiteit van de proble-
matiek maakt preventie moeilijk.
Voorop staat dat geen enkele veehou-
der zijn vee bewust zorg zal onthou-
den. Dierverwaarlozing komt veelal
voor tegen een achtergrond van per-
soonlijke problemen van de veehou-
der. Oorzaken kunnen zijn een sterfge-
val in de familie, een echtscheiding,
eenzaamheid, hoge werkdruk, finan-
ciële kwesties of andere ingrijpende
gebeurtenissen. De dierverzorging kan
dan afglijden tot een niveau waarbij de
dieren de dupe worden van emotionele
problemen van de veehouder. Dit bete-
kent overigens niet dat iedere veehou-
der met problemen een dierverwaarlo-
zer is.

Vertrouwensteams

De aandacht was in het verleden voor-
namelijk gericht op psychische en so-
ciale begeleiding van veehouders. In
1996 werden hiervoor speciale ver-
trouwensteams opgericht. Deze teams
hebben inmiddels raime ervaring met
de begeleiding van veehouders. Mees-
tal wordt het probleem door goede be-
geleiding op een bevredigende manier
opgelost. De vertrouwensteams blij-
ven in de toekomst dan ook actief

Nadruk op preventie

Vanaf nu zal de nadruk op preventie
gaan liggen. Het gaat hierbij om vroeg-
tijdige signalering en het aanreiken
van oplossingen voor de omgeving
van de veehouder. Het project Preven-
tie Verwaarlozing Rundvee streeft er
in eerste instantie naar om problemen
op lokaal niveau op te lossen. De om-
geving kent de betrokken veehouder
het best en kan vanuit een vertrou-
wensrelatie met hem of haar omgaan.
Om juist te kunnen handelen dienen de
directe omgeving (buren, collega\'s,
dorpsgenoten) en ook de professionele
bezoekers (dierenartsen, bedrijfsver-
zorgers, veevoederleveranciers) op de
hoogte te zijn van de signalen van dier-
verwaarlozing. Tevens dienen zij con-
crete oplossingen te krijgen aange-
reikt. Het symposium en de oprichting
van het vertrouwensloket zijn enkele
tastbare resultaten van het project
Preventie Dierverwaarlozing Rund-
vee. Hiemaast wordt voorlichtingsma-
teriaal gemaakt om dierverwaarlozing,
de preventie ervan en mogelijke oplos-
singen onder de aandacht te brengen.

FIDIN-debat 2000

De kritische consument

Reeds enkele jaren organiseert de FIDIN een jaarlijks
debat over een maatschappelijke thema waarbij dier-
geneesmiddelen centraal staan. Dit voorjaar zal weer
een debat plaatsvinden met als thema \'de kritische con-
sument, de invloed van de consument op het gebruik
van diergeneesmiddelen\'.

Gezonde en veilige voeding zijn voor de consument van
groot belang. Diergeneesmiddelen spelen een rol in de
productie van voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong.
Europese en nationale regelgeving beschermen de consu-
ment door het vaststellen van veilige residuniveaus. Ook
de keten vertaalt de wensen van de consument in toegeno-
men bemoeienis met de productiewijze van voedingsmid-
delen. Deze wensen hebben ook betrekking op dierenwel-
zijn en milieuaspecten.

Een aantal prominente sprekers, te weten

• Ir. P.K. ter Veer (voorzitter Vaste Kamercommissie van
Landbouw van de Tweede Kamer),

• Chr.W.C. van Gisbergen (voorzitter LTO Vakgroep
Varkenshouderij),

• Drs. T. de Ruijter (voorzitter KNMvD),

• Dr. J.C. Dagevos (Landbouw Economisch Instituut) en

• een vertegenwoordiger van de industrie
gaan aan de hand van enkele prikkelende stellingen over
dit onderwerp met elkaar en met de zaal in debat. Het debat
zal door Marjolein Uitzinger, een prominent journaliste en
presentatrice op radio en televisie, worden geleid. In de
zaal zullen beleidsmakers van enkele ministeries, dieren-
artsen, vertegenwoordigers van wetenschappelijke institu-
ten, maatschappelijke organisaties en industrie aanwezig
zijn. Aansluitend zal er een lunch zijn, zodat er nog gele-
genheid is tot napraten.

Het FIDIN-debat zal plaatsvinden op woensdag 7 juni
2000 van 9.30-13.00 uur in Den Haag. Indien u zou willen
deelnemen aan het debat is het, gezien het beperkt aantal
beschikbare plaatsen, raadzaam snel te reageren. Naast de-
genen die persoonlijk een uitnodiging ontvangen, bestaat
ook voor u de mogelijkheid het debat bij te wonen. De eer-
ste dertig aanmeldingen zullen daarmee in de gelegenheid
worden gesteld een aantal prominenten het vuur na aan de
schenen te leggen. Wilt u deelnemen aan de discussie over
bovenstaand thema en de voedselveiligheid in ons land,
dan kunt u contact opnemen met: Secretariaat FIDIN,
Postbus 80523, 2508 GM Den Haag. Telefoon: 070 - 351
48 51, fax: 070 - 354 97 66, e-mail: fidin@fidin.nl

-ocr page 422-

Actua

Het bezoeken waard: Museum i^oor Veeteelt en Kl

De wereldberoemde Nederlandse
veefokkerij in beeld

Het Museum voor Veeteelt en KI is
nog \'in de groei\'. Het veertienkoppige
team van vrijwilligers, mannen van
middelbare leeftijd, organiseert tal van
activiteiten die met veeverbetering te
maken hebben. Want de museumbe-
zoeker van tegenwoordig is niet meer
tevreden met een simpele uitstalling
van attributen, hij wil een ware \'expe-
rience\'. En ook aan certificering kan
het museum zich niet ont-
trekken, als het tenminste er-
kend wil worden. Dat is no-
dig, want de exploitatie van het
museum is maar voor enkele
jaren gegarandeerd door de
hoofdsponsor CR-Delta.
CR-Delta is ontstaan uit een samen-
gaan van de Nederlandse coöperatieve
Kl-verenigingen. Natuurlijk heeft het
museum ook een zogenaamde Vrien-
denkring, maar ook die is nog in de
groei en kan de kosten niet dekken.
De vrijwilligers - allen Kl-deskundi-
gen, maar leken op het museumge-
bied - leren dus op cursus dat er een
quarantaineruimte moet worden
ingericht en hoe je een verza-
meling moet ontsluiten. En
hoe je een belevenis creëert.
Daarom maken ze werk van
de mogelijkheid om de lunch
te gebruiken in het museum,
van exposities en ontvang-
sten en van de museumwin-
kel. Naar goed Engels voorbeeld kun
je daar leuke hebbedingetjes kopen, in
dit geval rond het thema koeien, var-
kens en paarden.

Het Kl-station is nog steeds gedeelte-
lijk in gebruik, vanaf de eerste verdie-
ping kan men een kijkje nemen in de
stierendekstal.

Talloze herinneringen

Hoe dynamisch de plannen
van de enthousiaste vrijwil-
ligers ook zijn, het museum
straalt voorlopig vooral rust
uit. Men kan er een zeer inte-
ressante rondleiding vol-
gen, maar je mag er ook
dralen, drentelen en treu-
zelen. De vitrines be-
vatten talloze herinne-
ringen aan vervlogen
tijden. Het zou dan
ook eeuwig zonde
zijn geweest als
het initia-
tief tot het oprichten van dit museum er
niet was geweest.

In het prachtige Land van Cuijk, in Beers, bevindt zich in een voormalig Kl-sta-
tion het Museum voor Veeteelt en KL Het Land van Cuijk was een van de be-
roemde fokgebieden van het roodbonte runderras MRIJ (Maas, Rijn, Ussel).
Het Kl-station bestaat dankzij de verdiensten van de stier Prins H. In het
Museum voor Veeteelt en KI valt zijn kop te bewonderen, evenals de koppen
van de bekende stieren Jabot en Sunny Boy.

Verder zijn in het museum tal van instrumenten, prenten en boeken te zien die
te maken hebben met veeverbetering: kunstschedes in oplopende grootte (van
konijn tot paard), spermarietjes en -tabletten, microscopen, brandijzers, afvul-
machines en merkwaardige zaken als een electro-ejaculator. Er is tevens een ra-
riteitenkabinet ingericht met \'misbaksels\'; afwijkende kalveren op sterk water.
Men kan het museum natuurlijk gewoon bezoeken en zich laten rondleiden,
maar het is ook mogelijk om er relaties te ontvangen en de inwendige mens te
versterken.

Door Sophie Deleu

Het idee voor dit museum is van A.P.
Wijgergangs, conservator van het be-
kende Museum Diergeneeskunde van
de Universiteit Utrecht. Een bezoek
aan een vergelijkbaar museum in
Noorwegen bracht hem op het spoor.
Wijgergangs lanceerde zijn plan op het
moment dat de coöperatieve Kl-ver-
enigingen werden samengevoegd tot
CR-Delta. Gelukkig maar, anders zou-
den de interessante objecten samen
met de geschiedenis van de wereldbe-
roemde Nederlandse veefokkerij te-
loor zijn gegaan.

Wijgergangs vond veertien vutters uit
de wereld van de veeverbetering be-
reid zich hiervoor in te zetten. CR-
Delta, de eigenaar van het Kl-station,
stelde de kantoren en een deel van het
laboratorium beschikbaar. Het mu-
seum richt zich op de veehouderij in
brede zin. Er is niet alleen veel te leren
over runderen, ook de varkens-, paar-
den-, konijnen- en zelfs bijenfokkerij
komen aan de orde. Niettemin neemt
de rundveefokkerij - met de machtige
koppen van Prins II, Jabot en Sunny
Boy - een prominente plaats in. Het
museum beschikt inmiddels over zo\'n
drieduizend items die het onderwerp
veeverbetering illustreren.

Nu ook op zaterdag

Het museum is open op woensdag en
sinds kort op zaterdag van 10.00 uur tot
16.00 uur. Bezoekers betalen het luttele
bedrag van ƒ5,-. Men kan er ook op an-
dere tijden terecht met groepen op af-
spraak. Wie dus een unieke excursie wil
organiseren, of een vergadering in een
sfeervolle ambiance, kan het Museum
voor Veeteelt en KI in gedachten hou-
den. Het museum is ook opgeno-
men in een
bijzonder-
boerenarrange-
■ " ment van de VVV
(via VVV Den
Bosch, telefoon 073-
6149986). Dan bezoekt
men na de lunch landgoed
^ .r , ,. de Barendonk

Centrifuge voor bepaling van
het vetgehalte in de melk.
(met een ge-

-ocr page 423-

renommeerd melkveebedrijf), een gra-
seierenbedrijf, een biologisch melkvee-
bedrijf of een stmisvogelfarm. En er is
een demonstratie kaasmaken onder het
genot van \'agrarische hapjes\'. Voor
ƒ 25,- per jaar wordt men Vriend van

1

Actua

het Museum Veeteelt en KI. Daarmee
ondersteunt men de doelstellingen van
het museum. Een vriend ontvangt een
welkomstgeschenk, de nieuwsbrief en
heeft vanzelfsprekend gratis toegang
tot het museum.

Meer informatie: Museum Veeteelt en
KI, Dr. Moonsweg5, 5437BG Beers, te-
lefoon 0485-330241, fax 013-5043183
of e-mail liesh070@wxs.nl.

Aanwijzing dode honden en katten
als gespecificeerd hoog-risico-materi-
aal (SRM)

Bij wijziging van de \'Regeling aanwij-
zing gespecificeerd hoog-risico-mate-
riaal\' (Staatscourant 2000, nummer 23,
van 31 januari 2000) zijn dode honden
en katten aangewezen als gespecifi-
ceerd hoog-risico-materiaal (SRM).
Dit betekent concreet dat bij de inwer-
kingtreding van dc wijziging (3 maart
2000) dergelijke kadavers niet langer
via het reguliere destructieproces on-
schadelijk worden gemaakt. Deze kad-
avers worden nu door verbranding ver-
nietigd, na voorbewerking bij een van
de destmctoren.

De consequentie van deze maatregel is
dat dergelijke kadavers gescheiden
van ander destructiemateriaal (HRM)
ter vernietiging moeten worden aange-
boden. Dit tenzij het materiaal wordt
verast in een crematorium of wordt be-
graven op een terrein dat ter beschik-
king staat van de eigenaar of op een
plaats die voor dit doel is aangewezen
middels een besluit van het gemeente-
bestuur.

Deze regelgeving heeft niet alleen be-
trekking op dode honden en katten.
Ook kadavers van bepaalde catego-
rieën slachtdieren en voor de land-
bouwproductie gehouden dieren zijn
aangewezen als SRM en dienen op de
voorgeschreven wijze te worden aan-
gemeld, bewaard, opgehaald, vervoerd
en vernietigd. Dit geldt met name voor
kadavers van mnderen ouder dan 12
maanden en voor alle kadavers van
schapen en geiten, ongeacht de leef-
tijd.

Gescheiden opslag van destructie-
materiaal

Bij de uitvoering van de hiervoor aan-
gegeven wijzigingen moet rekening
worden gehouden worden met enkele
indirecte gevolgen.

Vermenging van SRM (dode honden
cn katten) met ander destructiemateri-
aal is bij wet verboden. Dit zal leiden
tot het aanbieden van meer materiaal
(volume) ter vernietiging. Dit heeft
dan ook weer gevolgen voor de hoogte
van de in rekening te brengen tarieven
voor het ophalen, vervoeren en vernie-
tigen van het materiaal.
Voor alle duidelijkheid: de bepalingen
zijn alleen van toepassing op speciaal
aangewezen materiaal van dierlijke
herkomst. De wijziging van de Des-
tmctiewet geldt alleen voor dode hon-
den en katten, niet voor andere gezel-
schapsdieren (zoals bijvoorbeeld tam-
me ratten, cavia\'s, parkietachtigen en
dergelijke).

Aanbieden van destructiemateriaal

Omdat bij deze aanwijzing dode honden

en katten in een andere categorie des-

tmctiemateriaal zijn ondergebracht,

dient dit materiaal (SRM) gescheiden

van ander destmctiemateriaal (HRM) te

worden aangeboden aan de destruc-

toren. Het materiaal zal door de

verwerkingsbedrijven ook gescheiden

worden vervoerd. Zoals hiervoor reeds

/

geschetst, wordt een mengsel van SRM
met ander destmctiemateriaal dan SRM,
aangemerkt als SRM en zal als zodanig
verwerkt/vernietigd worden.
In de praktijk betekent dit dat als meer
materiaalstromen worden aangeboden
(SRM en HRM), afzonderlijke tonnen/
containers gebruikt moeten gaan wor-
den waarin het materiaal wordt opge-
slagen en aangeboden.

Keuringsdienst van Waren

Wijziging Destructiewet:

dode honden en katten nu SRM-materiaal

Onlangs is een aantal wijzigingen in de Destructiewet en daarop rustende be-
palingen doorgevoerd, die ook van belang zijn voor de wijze waarop kadavers
van dode honden en katten dienen te worden aangemeld, opgeslagen, aange-
boden, overgedragen en vernietigd.

Tarieven voor ophalen, verwerken/
vernietigen van destructiemateriaal

Zoals al enkele jaren gebmikelijk moet
voor het ophalen van HRM een bij-
drage worden betaald aan de verwer-
kingsbedrijven. Dit tarief was geba-
seerd op de kosten die door de ver-
werkingsbedrijven worden gemaakt
voor het ophalen en vervoeren van het
destructiemateriaal.
Door de wijziging van regelgeving -
waarbij is bepaald dat SRM niet op
de gebruikelijke manier onschadelijk
wordt gemaakt voor voedsel voor
mens en dier, maar door verbranding
moet worden vernietigd - zullen aparte
tarieven voor het ophalen, vervoeren
en de vernietiging van SRM in reke-
ning worden gebracht. Deze tarieven
zijn nog niet vastgesteld, maar er
wordt wel verwacht dat de \'SRM-ta-
rieven\' significant hoger zullen zijn
dan de tarieven voor het ophalen en
vervoeren van HRM.

Koeling van destructiemateriaal

Om stankoverlast door bederf bij de
destmctoren te voorkomen of terug te
dringen, moeten gestorven slachtdie-
ren en andere voor de landbouwpro-
ductie gehouden dieren die normaliter
in tonnen of containers worden aange-
boden, onder koeling worden be-
waard.

Kadavers van dieren tot een gewicht
van 40 kg (met uitzondering van nuch-
tere kalveren) moeten worden be-
waard bij een omgevingstemperatuur
van ten hoogste 10°C of een inwendige
temperatuur van ten hoogste 15°C tot
het moment waarop deze kadavers
worden opgehaald.

Deze maatregel, die inmiddels in het
\'Destructiebesluit\' is opgenomen, is

-ocr page 424-

Actua

op 1 mei 2000 in werking getreden.
Vanaf deze datum moet het betref-
fende materiaal dus onder koeling
worden bewaard.

Een dergelijke bepaling bestond overi-
gens in veel gevallen al voor het bewa-
ren van dode honden en katten. In de
\'gemeentelij ke destructieverordenin-
gen\', of de overeenkomsten tussen de
aanbieders en de destructoren, is vaak
opgenomen dat het destructiemateriaal
tot het moment dat het aan de onderne-
mer wordt overgedragen, bewaard
moet worden bij een inwendige tempe-
ratuur van ten hoogste 15°C.

Voor nadere informatie kunt u zich
wenden tot: Keuringsdienst van Wa-
ren, telefoonnummer 0800 - 0488.

Peters hoofdinspecteur Food bij
Keuringsdienst van Waren

Prof. dr. P.W.J. Peters is per 1 mei 2000 benoemd tot hoofdinspecteur
Food bij de Keuringsdienst van Waren. Hij is vanaf 1971 werkzaam bij het
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven als te-
ratoloog. Daarnaast is hij al elf jaar hoogleraar Teratologie bij de Divisie
Obstetrie, Neonatologie en Gyneacologie van het Universitair Medisch
Centrum Utrecht. Peters volgt Martin Wolfs op, die per 1 december 1999 is
benoemd tot algemeen directeur van de Keuringsdienst van Waren.

Peters studeerde diergeneeskunde in Utrecht en foetale- en kinderpathologie in
Rotterdam. Na een tweejarige studieperiode in de Verenigde Staten promoveerde
hij in 1981 in Utrecht op het ontstaan van een spinida bifida (open mggetje).

Herhaalde oproep

Onvoorspelbare agressie bij golden retrievers: een erfelijk probleem?

Uit klinisch onderzoek blijkt dat het be-
doelde agressieve gedrag als regel
angst-gemotiveerd is en een aantal spe-
cifieke kenmerken heeft (1). Het lijkt
vooral op te treden als de hond wordt ge-
stoord, benaderd, aangeraakt, aangeke-
ken of gecommandeerd door de eige-
naar of iemand anders. Vrijwel steeds is
er op enigerlei wijze sprake van het ver-
kleinen van de afstand tot de hond. De
hond gromt en/of valt aan zonder voor-
afgaande waarschuwing. Als het tot een
aanval komt, gromt de hond daarbij.
Meestal blijft het bij één of enkele beten
en trekt de hond zich daama terug. Vaak
ziet de eigenaar de hond meer of minder
verstarren, maar vrijwel zonder uitzon-
dering neemt de hond een lage houding
aan, met de oren naar achteren en de
staart tussen de achterbenen. Inleidend
dreiggedrag is tot een minimum beperkt
of afwezig. Veelal wordt de bek geo-
pend om snel te kuiuien bijten. De
mondhoeken zijn daarbij naar achteren
getrokken, zodat er naast tanden ook

\' Vaicgroep Geneeskunde van Gezelschapsdieren.
\' Vakgroep Vergelijkende Fysiologie.

kiezen zichtbaar zijn. Als de eigenaar
probeert de hond tot de orde te roepen,
neemt het grommen en verstarren
meestal toe en verwijden de pupillen
zich.

Hoewel het gedrag een (zeer) bedrei-
gende indmk maakt, vinden de meeste
eigenaren dat hun hond zich buiten de
\'aanvallen\' als een goede huishond ge-
draagt. Als oplossing voor het probleem
wordt desondanks euthanasie nogal
eens overwogen. Dat kan terecht zijn,
hoewel de mogelijkheid van een succes-
volle behandeling zeker niet moet wor-
den uitgesloten. Dit geldt zowel voor
deze golden retrievers als voor andere
agressie-patiënten. Want bij een aan-
zienlijk aantal agressieve honden blijkt
de veroorzaking goed in kaart te bren-
gen en het gedrag voldoende modifi-
ceerbaar te zijn.

Binnen de UKG is vooronderzoek ge-
daan naar het verband tussen de seroto-
nine-stofwisseling en de boven beschre-
ven vorm van agressie. Daarover is
onlangs in een referaat gerapporteerd.
Deze voorstudie wordt gevolgd door
een promotie-onderzoek:
\'Moleculair
genetische analyse van agressief gedrag
hij muis en hond als bijdrage tot welzijn
van dieren\'
(2).

Sinds een aantal jaren worden in de Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren (UKG) en elders agressieve golden retrievers gezien. Het agressieve ge-
drag van deze honden wordt door eigenaren als onvoorspelbaar en zeer be-
dreigend ervaren en lijkt op ruime schaal, mogelijk vooral binnen bepaalde
familieclusters, in de populatie voor te komen.

In verband met dit promotie-onderzoek
vragen we opnieuw de medewerking
van praktiserend dierenartsen voor het
verkrijgen van klinische gegevens en
bloed voor DNA-onderzoek. De verwij-
zing van golden retrievers kan betrek-
king hebben op het wetenschappelijk
onderzoek, de klinische behandeling of
op beide. Uiteraard geven wij graag na-
dere informatie (B.W. Knol, telefoon:
030 - 2532103; e-mail: b.w.knol@vet.
uu.nl).

Dierenartsen die ons materiaal voor kli-
nisch of laboratoriumonderzoek bezor-
gen, maar ook andere belangstellende
collega\'s, zullen wij gaarne op de
hoogte houden van de voortgang van het
onderzoek.

dr. B. W. Knol\'
dr. M.B.H. Schilder^

Referenties

1. Galac S, and Knol BW. Fear-motivated ag-
gression in dogs: Patient characteristics, diag-
nosis and therapy. Animal Welfare 1997; 6: 9-
15.

2. Een samenwerkingsverband van de vakgroe-
pen Geneeskunde van Gezelschapsdieren en
Proefdierkunde (Faculteit der Diergenees-
kunde) en Vergelijkende Fysiologie (Faculteit
Biologie) van de Universiteit Utrecht, het In-
stituut voor Fysiologie van de Rijksuniver-
siteit Groningen en het ID-DLO in Lelystad.

-ocr page 425-

In zijn openingstoespraak wees Tielen
erop dat het lidmaatschap van NEVEDI
voor de diervoederfabrikanten wel vrij-
willig is, maar niet vrijblijvend. Hij
vroeg de medewerking van de leden om
de binnen de vereniging gemaakte be-
leidsafspraken ook loyaal na te leven.
Alleen daardoor kan het vertrouwen van
de consument in het diervoeder als
grondstof voor de dierlijke productie
worden hersteld. In de eerstejaren zal de
nadruk van het beleid met name liggen
op het toepassen van een sluitend kwali-
teitssysteem voor de diervoederketen.

Tielen is in 1969 afgestudeerd in de
veevoeding aan de Landbouwuni-
versiteit te Wageningen. Vanaf die tijd
is hij werkzaam bij de Gezondheids-
dienst voor Dieren. In 1974 promo-
veerde hij op een onderzoek naar de fre-
quentie en de zoötechnische preventie
van long- en leveraandoeningen bij
slachtvarkens. Dit onderzoek mag wor-
den beschouwd als basis voor het later
in ontwikkeling gekomen IKB-sys-
teem. Tielen fiinctioneerde jarenlang
als adjunct-directeur Onderzoek, Ont-
wikkeling en Automatisering bij de

Gezondheidsdienst voor Dieren in
Zuid-Nederland. Vanaf de fusie van de
gezondheidsdiensten in 1995 is hij bij
de landelijke Gezondheidsdienst voor
dieren beleidsadviseur van de algemeen
directeur.

Sinds 1985 is Tielen tevens als hoogle-
raar verbonden aan de Faculteit der
Diergeneeskunde. Hij bezet daar de
leerstoel van de \'Huisvesting en Ver-
zorging der Nutsdieren\'. Verder is hij
president van de \'International Society
for Animal Hygiene\', een wereldwijde
vereniging die zich vooral bezighoudt
met de kennis van de relatie tussen de
gezondheid en het welzijn van het dier
en zijn omgeving.

Op haar eerste Algemene Ledenvergadering heeft de Nederlandse Vereniging
Diervoederindustrie, NEVEDI, prof. dr. ir. Martin Tielen met algemene
stemmen gekozen tot voorzitter.

Actua

Tielen voorzitter Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie

Voorheen IKC Landbouw
en IKC Natuurbeheer

Expertisecentrum LNV

Na een externe audit van het IKC
Landbouw en IKC Natuurbeheer, on-
der leiding van professor K. Verhoeff,
heeft de bestuursraad van het ministe-
rie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, besloten dat beide IKC\'s sa-
mengaan onder de naam
Expertise-
centrum LNV.

Het Expertisecentrum LNV zal zo snel
mogelijk op één locatie worden gehuis-
vest, waarschijnlijk in de buurt van sta-
tion Ede-Wageningen. Verder gaat het
centrum programmatisch werken. Waar
mogelijk worden de voordelen van de
ruimere expertise benut. Veel oplossin-
gen voor problemen in het landelijk ge-
bied vragen immers om een integrale be-
nadering. De huidige werkvelden Na-
tuurbeheer en Landbouw zijn het ver-
trekpunt, maar het is de bedoeling dat het
Expertisecentrum in de volle breedte van
LNV gaat werken. Het centrum werkt
straks in opdracht van de LNV-beleids-
directies. Samenwerking met partners
blijft mogelijk, wanneer een beleidsdi-
rectie daartoe opdracht geeft. Een pro-
grammaraad van directeuren zal het
Expertisecentrum aansturen. Naar ver-
wachting biedt dit goede kansen om het
centrum meer strategisch in te zetten
voor het LNV-beleid.

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten

In Nederiand zijn in het eerste kwartaal van 2000 de volgende gevallen van
aangifteplichtige, besmettelijke dierziekten geconstateerd:

Maand

Dierziekte

Kring

Aantal

Januari

Salmonellose

Zuid

1

Salmonellose

Noord

1

Februari

Rundertuberculose

Noord

1

Scrapie

Noord

2

Salmonellose

Oost

3

Maart

Rundertuberculose

Noord

1

Rundertuberculose

Oost

1

Scrapie

Noord

1

Scrapie

Zuid

1

Salmonellose

Noord

1

Salmonellose

Oost

1

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-06-2000

maandag 29-05-2000

01-07-2000

woensdag 14-06-2000

15-07/01-08-2000

maandag 10-07-2000

15-08-2000

maandag 31-07-2000

*) Voono.00 uur \'s morgens.

-ocr page 426-

Actua

Manual of small animal fracture repair and management

A.R. Coughlan en A. Miller, Uitgave
van de British Small Animal Veterinary
Association. ISBN o
905214374.

Dit Fiandboek, in paperback uitvoe-
ring, is de nieuwste in de rij van vele
soortgelijke uitgaven over diverse on-
derwerpen die de BSAVA het licht
heeft doen zien.

Gebonden in een kleurrijke kaft van
20/30 cm, dat de bijzonder fraaie lay-
out op passende wijze weerspiegelt, is
dit een bijzonder aantrekkelijk hand-
boek. De goed leesbare tekst wordt on-
dersteund door vele uitstekende teke-
ningen waarvoor, het moet gezegd,
wel erg veel mimte is vrijgemaakt. De
redactie heeft zich strikt tot de titel be-
perkt zodat andere skeletleasies dan
fracturen niet in dit boek worden be-
handeld.

De specifieke kennis van de meer dan
twintig auteurs staat garant voor de
kwaliteit en actualiteit van dit boek.
De duidelijke inhoudsopgave getuigt
niet alleen van de krachtige layout en de
gedegen inhoud, maar zal tevens de le-
zer met gemak het hoofdstuk van zijn
keuze doen vinden. In vier grote onder-
delen wordt het omvangrijke gebied van
de fractuurbehandeling over de volle
breedte behandeld. Zo wordt niet alleen
ruime aandacht geschonken aan de offi-
ciële classificatie van de verschillende
fracturen, maar krijgt ook de geschiede-
nis van de fractuurbehandeling een
hoofdsmk toebedeeld. Hoofdstukken
die de basale kennis van de botfysiolo-
gie en het chimrgisch instmmentarium
behandelen zijn prominent aanwezig.
Daarop volgt het tweehonderd bladzij-
den omvattende onderdeel waarin de
behandeling van allerlei specifieke frac-
turen op zeer duidelijke wijze wordt be-
schreven en verbeeld. Aparte kadertjes
tot besluitvorming en met praktische
tips zijn passend over de bladzijden ver-
deeld. Dit boek is zeer geschikt voor
diegenen die zich willen verdiepen in de
fractuurbehandeling bij hond en kat,
maar ook de meer ervaren veterinair chi-
rurg zal het met genoegen ter hand ne-
men.

J.K. de Jong

Pluimvee

O

Localisatie van Ornithobacterium rhi-
notracheale in experimenteel geïnfec-
teerde kalkoenen.

A. Back, C. Rahasgejara, R.B. Jeremiah,
D.A. Halvorson en K.V. Nagaraja. Vet
Rec
1998; 143:52-3.

In dit experiment werd gebruik ge-
maakt van 56 weken oude vrouwelijke
BUT kalkoenen van een commercieel
bedrijf

Deze kalkoenen werden vrij van O.
rhinotracheale verklaard (bacteriolo-
gisch onderzoek (BO) uit trachea was
negatief en er werden geen antilicha-
men tegen O. rhinotracheale aange-
toond).

De dieren waren verdeeld over drie
proefgroepen en een controlegroep.
De proefgroepen werden intraveneus,
intratracheaal en intranasaal geïnocu-
leerd. Op drie, zeven en 14 dagen na
infectie werd bacteriologisch onder-
zoek en immunofluorescentie-onder-
zoek (IFT) gedaan op verschillende
weefsels van dieren uit alle groepen.
O. rhinotracheale kon bij alle proef-
groepen zowel met BO als met de IFT
in trachea, long, lever, milt ovarium en
eileider worden aangetoond. Het bloed
van dieren uit de proefgroepen was op
zeven en 14 dagen p.o. positief, het
bloed van de controledieren bleef ne-
gatief Er werden geen klinische symp-
tomen en pathologische afwijkingen
waargenomen (in geen van de groe-
pen). De auteurs wijten dit aan een
lage virulentie van de gebruikte O. rhi-
notracheale-stam. Omdat O. rhinotra-
cheale in de ovaria en eileider kon
worden aangetoond, concludeerden de
auteurs dat verticale transmissie mo-
gelijk is. (Ref: Systemische versprei-
ding na IV-inoculatie is ook door an-
deren aangetoond. Echter, het is
opmerkelijk dat O. rhinotracheale in
veel organen van IN-geïnoculeerde
dieren aangetoond kan worden. Of de
O. rhinotracheale-stam primair of se-
cundair pathogeen is, wordt in dit ex-
periment niet duidelijk, de dieren zijn
afkomstig van een commercieel be-
drijf en zijn niet getest op primaire
agentia. Het serotype van de O. rhi-
notracheale-stam wordt niet ge-
noemd.)

Referaten

L. van Veen

Rund

ultrasonographic findings in calves
with respiratory disease

B. Rabeling,J. Rehage, D. Dopfer, and H.
Scholz. Vet Rec
1998; 143:468-71.

Bronchopneumonieën bij kalveren zijn
een groot financieel economisch pro-
bleem. Bij klinisch onderzoek zijn de
aard en de uitbreiding van de longaan-
doeningen vaak niet duidelijk. Schrij-
vers hebben getracht met behulp van
echografie hier meer inzicht in te krij-
gen. Bij achttien kalveren werden on-
derzoekingen verricht. Zowel de linker-
als de rechter-borstwand werden hierbij
betrokken. De meetpunten werden ge-
schoren en er werd hierop een gel aan-
gebracht zodat een goed contact moge-
lijk was met de scanner. Tien kalveren
werden hierna gedood.
Evaluatie van 144 meetpunten liet zien
dat de sensitiviteit 85 procent was en de
specificiteit 98 procent. De grootte van
de aangetaste longdelen kon binnen ze-
kere grenzen eveneens worden bepaald.
Echografie is te verkiezen boven radio-
grafie omdat de straling minder is.
De techniek moet echter wel verbeterd
worden om te kunnen differentiëren tus-
sen catarrhale, catarrhaal-purulente, in-
terstitiële en fibrineuze pneumonieën.

-ocr page 427-

In het begin van 1991 werd de
Nederlandse varkenshouderij opge-
schrikt door uitbraken van een nieuwe
ziekte bij drachtige varkens en hun big-
gen. De belangrijkste verschijnselen
van de ziekte waren abortus in de laatste
periode van de graviditeit, gemummifi-
ceerde vruchten, doodgeboorte en ge-
boorte van zwakke biggen. Pasgeboren
biggen vertoonden vaak respiratoire
verschijnselen en stierven (meestal).
Sommige zeugen hadden blauwe oren.
Dc ziekte werd in het begin wel blauwe-
orenziekte en abortus blauw genoemd.
De ziekte leek overeen te komen met de
sinds eind 1990 in Duitsland waargeno-
men \'Seuchenhafter Spatabort der
Schweine\'. In Engeland werd in 1991
dezelfde of een er veel op lijkende ziekte
waargenomen die daar \'blue ear di-
sease\' werd genoemd. De klinische ver-
schijnselen van de in Nederland waar-
genomen gevallen van blauwe oren-
ziekte leken op die van de \'mystery

\' iVensmort G. Terpstra C. Pol JMA. Laak EA ter.
Bloemraad M. Kluyver EP de. Kragten C, Buiten L
van. Besten A den, Wagenaar F. Broekhuijsen JM,
Moonen PLIM, Zetstra T, Boer EA de, Tihben HJ,
Jong MF de. Veld P. van
7. Groenland GJR, Gennep
JA van, Voets MT, Verheijden JHM, and Braams-
kamp J. Mystery swine disease in the Netherlands:
the isolation of Lelvstad-virus. Vet Quart 1991:
13(3): 121-30.

swine disease\' die in de USA en Canada
al sinds 1987 werd waargenomen. In
Noord-Amerika was de ziekte ook be-
kend onder de namen mysterious pig
disease, mysterious reproductive syn-
drome en swine infertility and respira-
tory syndrome. Behalve met de boven-
genoemde namen werd de ziekte in het
begin in diverse landen aangeduid met
de term Porcine Epidemic Abortion
and Respiratory Syndrome (PEARS).
Tegenwoordig wordt het ziektebeeld
wereldwijd Porcine Reproductive and
Respiratory Syndrome (PRRS) ge-
noemd.

Ontdekking Lelystad-agens

Het grote aantal namen dat aan het ziek-
tebeeld werd gegeven duidt al enigszins
op het destijds onbekend zijn van de
oorzaak. Er werden kort na de eerste uit-
braken van de ziekte talrijke virussen als
mogelijke oorzaak aangemerkt. Daar-
naast werden chlamydiae genoemd.
Het is een grote verdienste van enkele
virologen van het toenmalige CDI (nu
ID-Lelystad), dat zij er in zeer korte tijd
in slaagden het oorzakelijke agens aan te
tonen. Al in hetzelfde jaar van de eerste
uitbraken van de ziekte in Nederiand,
werd op het CDI door G. Wensvoort en
anderen vastgesteld, dat PRRS veroor-
zaakt wordt door een tot dan toe onbe-
kend virus, dat zij de naam Lelystad-vi-
rus gaven. Dit is een RNA-virus dat
behoort tot de Arteriviridae.
Voor zover ons bekend hebben naast de
deskundigheid van de virologen van het

Het Lelystad-virus is het oorzakelijke agens van het Porcine Reproductive
and Respiratory Syndrome (PRRS). Het virus werd voor het eerst geïsoleerd
door G. Wensvoort en anderen in 1991, hetzelfde jaar waarin het syndroom
voor het eerst in Nederland werd waargenomen. De ontdekking van de oor-
zaak werd gepubliceerd in the Veterinary Quarterly 1991; 13(3): 121-130.
Er wordt een bespreking gegeven van de betekenis van de ontdekking van het
Lelystad-virus, onder andere op basis van een citatie-onderzoek van de publi-
catie in the Veterinary Quarterly. De ontdekking van het Lelystad-virus heeft
een belangrijke impuls gegeven aan het onderzoek naar zowel de diagnosti-
sche als de epidemiologische en preventieve aspecten van PRRS. De impact
van de Veterinary Quarterly-publicatie blijkt onder andere uit het feit dat dit
artikel volgens de Science Citation Index® (een database van The Institute for
Scientific Information, Philadelphia, USA) in de periode 1992-1999 minstens
198 keer geciteerd is. Dit is een score die door publicaties uit de categorie
\'Veterinary Sciences\' zelden wordt bereikt. Het artikel van G. Wensvoort et
al. is zonder twijfel het beste artikel van the Veterinary Quarterly gedurende
de laatste tien jaar.

Actua

De ontdekking van het Lelystad-virus

Een hoogtepunt in het Nederlandse veterinaire onderzoek gedurende de laatste tien jaar (1990-1999)

CDI, onder andere de volgende twee
factoren bijgedragen aan het snelle suc-
ces:

• De bij het CDI operationele techniek
van het isoleren van alveolaire macro-
fagen van het varken. Het later ge-
noemde Lelystad-vims bleek goed te
groeien op een kweek van deze
macrofagen.

• Een goede samenwerking met de
Gezondheidsdienst voor Dieren en
andere betrokkenen, vooral wat be-
treft het stellen van een juiste klini-
sche diagnose alsmede het tijdig in-
zenden van het goede materiaal.

De bevindingen werden door G. Wens-
voort en anderen gepubliceerd in the
Veterinary Quarterly onder de titel
\'Mystery swine disease in the Nether-
lands: the isolation of Lelystad-virus\'\'.
In 1992 werd ook in Amerika het virus
geïsoleerd. Het \'Noord-Amerikaanse
virus\' is hetzelfde virus als het Lelystad-
virus, maar er bestaan wel antigene ver-
schillen tussen de Amerikaanse isolaten
enerzijds en de Europese isolaten ander-
zijds.

Betekenis van de ontdekking van het
Lelystad-virus

De ontdekking van het Lelystad-virus
heeft het onderzoek van PRRS sterk be-
vorderd. In diverse instituten werd nader
onderzoek naar moleculair-biologische
kenmerken van het Lelystad-agens ver-
richt. Er werden al snel Enzyme Linked
Immunosorbent Assays (ELISA\'s) ont-
wikkeld, die van betekenis waren voor
zowel de diagnostiek van PRRS als voor
epidemiologisch onderzoek. Tenslotte
mag zeker niet onvermeld blijven, dat
het na de ontdekking van het Lelystad-
agens mogelijk was te beginnen met het
bereiden van vaccins. Intussen is er ook
een PRRS-vaccin op de markt.

Citatie-onderzoek

Een hulpmiddel bij de bepaling van de
draagwijdte van een gepubliceerd on-
derzoek is de bepaling van de citatiefi-e-
quentie van de publicatie. Deze me-
thode is aanbevolen en mogelijk ge-
maakt door E. Garfield en anderen van
het Institute for Scientific Information
(ISI) te Philadelphia, USA. Voor het be-
palen van de citatiefrequentie van een
publicatie wordt algemeen gebruik ge-

-ocr page 428-

maakt van de door de ISI samengestelde
Science Citation Index®, een zeer om-
vangrijke database, met behulp waarvan
men kan nagaan in welke publicaties in
meer dan 4000 vooraanstaande tijd-
schriften het betreffende artikel is geci-
teerd. Een hoge citatiefrequentie is een
sterke aanwijzing dat het om een \'in-
vloedrijk\' artikel gaat, met andere woor-
den een publicatie met een hoge impact.
Gebruik makend van de Science Ci-
tation Index blijkt, dat het in 1991 gepu-
bliceerde artikel van G. Wensvoort en
anderen over de ontdekking van het
Lelystad-vims in de periode 1992-1999
minstens 203 keer is geciteerd. Dat aan-
tal is buitengewoon hoog. Gemiddeld
worden artikelen uit de mbriek \'Vete-
rinary Sciences\' ongeveer één keer per
jaar geciteerd, dus in de periode 1992-
1999 ongeveer acht keer. Dit betekent,
dat het artikel van G. Wensvoort en an-
deren in die periode ongeveer 25 keer zo
vaak geciteerd is als gemiddeld.

Tabel i. Tijdschriften met minimaal vijf citaties in de pe-
riode 1992-1999.

Tijdschrift

Aantal citaties

Veterinary Microbiology 30

Journal of Veterinary Medical Scicnce 19

Veterinary Record 15

Journal of General Virology 14

Archives of Virology 13

Canadian Journal of Veterinary Research 9

Journal of Virological Methods 9

American Journal of Veterinary Research 8

Virology 8

Virus Research 7

Journal of Virology 6

Veterinary Pathology 6

Canadian Veterinary Journal 5

Deutsche Tierärztliche Wochenschri ft 5

Journal of Clinical Microbiology 5

Actua

Het artikel werd in totaal in 39 verschil-
lende tijdschriften geciteerd. In tabel 1
worden de tijdschriften genoemd waar-
in het artikel minstens vijf keer is aange-
haald. In tabel 2 wordt vermeld hoe vaak
het artikel is geciteerd in de verschil-
lendejaren van de periode 1992-1999.

Discussie

De ontdekking van het Lelystad-vims
heeft een belangrijke impuls gegeven
aan het onderzoek naar PRRS, zowel
wat betreft de diagnostiek als de epide-
miologie en de preventie. Door de we-
reldwijde uitbreiding van PRRS is de
ontdekking niet alleen van groot belang
geweest in Nederland, maar ook in een
groot aantal andere landen. De wereld-
wijde betekenis wordt onderstreept door
het grote aantal citaties in talrijke tijd-
schriften van het in 1991 in the Vete-
rinary Quarterly gepubliceerde artikel
over de ontdekking van het Lelystad-vi-
ms. Het aantal van 203 citaties in acht
jaar is een score die door publicaties uit
de categorie \'Veterinary Sciences\' zel-
den wordt bereikt. Dat het artikel van
betekenis is geweest bij het onderzoek
in diverse deelgebieden van de \'Vete-
rinary Sciences\', blijkt onder andere uit
het brede scala aan tijdschriften, waarin
de publicatie is geciteerd. De lijst van
tijdschriften met minimaal vijf citaties
(tabel 1) bevat zowel diverse discipline-
gerichte als een aantal meer algemene
veterinaire tijdschriften. Op grond van
tabel 2 is het zeer aannemelijk dat het
aantal citaties in de komende jaren nog
aanmerkelijk zal stijgen.
Het is in het algemeen niet eenvoudig
om aan te geven wat het beste artikel is
in een tijdschrift gedurende een be-

Tabel 2. Citaties in de jaren 1992-1999.

Jaar

Aantal citaties

1992

12

1993

15

1994

26

1995

19

1996

34

1997

50

1998

27

1999

20

Totaal

203

paalde periode. Vaak blijkt de waarde
van een artikel pas vele jaren later. Het
artikel van G. Wensvoort en anderen,
getiteld Mystery swine disease in the
Netheriands: the isolation of Lelystad-
vims, heeft echter zo\'n grote invloed ge-
had op het onderzoek naar diverse as-
pecten van PRRS en is dermate vaak
geciteerd, dat dit zonder twijfel als het
beste artikel van the Veterinary Quar-
terly gedurende de laatste tien jaar kan
worden aangemerkt. Dit is natuurlijk in
de eerste plaats een felicitatie van de au-
teurs waard. Daamaast kan echter ook
the Veterinary Quarteriy met dit artikel
worden gefeliciteerd. De Quarterly
heeft gedemonstreerd dat een snelle en
verantwoorde publicatie in dit tijdschrift
mogelijk is, hetgeen zeer belangrijk is
voor auteurs die hun onderzoeksresulta-
ten op tijd willen publiceren. Het ver-
trouwen dat dc Editorial Board in 1991
in de betekenis van het artikel had is ge-
durende de jaren 1992-1999 bepaald
niet beschaamd!

Th.A.M. Elsinghorst
en W. Sybesma

Symposium Feline Geneeskunde

De Stichting Feline Geneeskunde organiseert op 27 mei 2000 een symposium
in het Androclusgebouw op de Uithof in Utrecht. Net als vorig jaar biedt het
programma weer enkele interessante lezingen op het gebied van de genees-
kunde van de kat. Het symposium begint om 09.00 uur.

vascular medicine
- Mark Kittelson,
DVM PhD
Autoimmune der-
matoses in cats -
dr. Ton Willemse
Feline elimenta-
tion disorders - Diane Frank, DVM

H Congressen en

Lezingen die aan bod komen zijn:

• Ataxia in the cat - dr. Jan van Nes

• Anesthesia in the cat: general aspects

cyrsüssen

and new insights - prof dr. Ludo
Hellebrekers

Cardio-pulmonary effects of 3 diffe-
rent anesthesia protocols in cats - les
Akkerdaas

Feline hypertropic cardiomyopathy:
lessons from the colonies - Mark
Kittelson, DVM PhD
Case studies in small animal cardio-

Kosten voor deelname bedragen f 60,-
(f 30,- voor studenten). De lunch is
hierbij inbegrepen.

Voor toezending van een inschrijffor-
mulier kunt u contact opnemen met
Symposium Feline Geneeskunde,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht, of opgave
via faxnummer 030 - 2531407 of e-
mail:feline@vet. uu. nl

-ocr page 429-

Circa veertig procent van de Neder-
landse vleeskuikenbedrijven lijdt
schade door de darmaandoening clos-
tridial enteritis/dysbacteriose. De ver-
wachting is dat de schade zal toene-
men door het weglaten van voer-
bespaarders. Hoe kan de sector hierop
anticiperen?

Deze uitdaging staat centraal tijdens
het symposium \'Clostridial enteritis: a
syndrome emerging worldwide\'. Des-
kundigen uit binnen- en buitenland
zullen ingaan op de economische,
ziektekundige en therapeutische as-
pecten van deze darmaandoening. Het
symposium wordt georganiseerd door

Elanco Animal Health en vindt plaats
op donderdagmiddag 18 mei 2000 in
Bilderberg Résidence Groot Heide-
borgh te Garderen.

U kunt zich aanmelden voor dit sympo-
sium via telefoonnummer 030 -
6025962 en faxnummer 030 - 6025999.

Actua

Symposium \'Clostridial enteritis\'

Beste dierenarts,

De KNMvD heeftin samenwerking met
de RW recentelijk een viertal meetings
georganiseerd. Deze avonden hebben
drie thema\'s centraal gestaan:

1. De organisatie van de dierziektenbe-
strijding: wie doet wat bij een uit-
braak van een zeer besmettelijke
dierziekte waarvan bestrijding noodzakelijk is?

2. De mogelijkheden om te worden ingeschakeld als prac-
ticus door de RW: aan welke voorwaarden moet dan
worden voldaan?

3. De onafhankelijkheid van de dierenarts en de imple-
mentatievan Richtlijn 97/12, met name artikel 14, ad 1.

In deze column een korte beschouwing met betrekking tot
de besproken thema\'s.

De organisatie

Duidelijk is geworden dat het noodzakelijk is om in \'vredes-
tijd\' met elkaar te spreken, te oefenen en voorbereidingen
te treffen voor \'oorlogstijd\'. Hierbij zijn de evaluaties van de
KVP-periode, maar ook deTBC-uitbraak in 1999 een goede
steun in de rug geweest. Het blijkt steeds van groot belang
goede draaiboeken te hebben die bij allen die betrokken
zijn bij een bestrijding, bekend zijn. Daarnaast moeten re-
gelmatig elementen van de bestrijding geoefend worden.
Zoals aangegeven tijdens deze drukbezochte regionale
avonden, zullen we eind 2000 vrijwel geheel gereed zijn
een betere bestrijdingsorganisatle neer te zetten, RW én
practici. Met de KNMvD zullen wij als RW verdere afspra-
ken maken die u via de gebruikelijke kanalen zullen berei-
ken.

De voorwaarden voor practici

De voorwaarden voor practici zijn vastgesteld om practici
beter toe te rusten voor bepaalde taken in opdracht van de
RW. In samenwerking met de Faculteit der Diergenees-
kunde worden opleidingsprogramma\'s ontwikkeld en uit-
gevoerd. Hopelijk nog voor de zomer worden de eerste ver-
korte trainingen gegeven voor degenen die als practitioner
voor de RW werken. Een examen vormt een vast onder-
deel. Degenen die slagen, zullen het insigne voor een be-
paalde periode opgespeld krijgen. Degenen die zakken
voor het examen, zullen na de zomer de volledige opleiding
voor het insigne levend vee/exportcertificering moeten vol-
gen en vervolgens weer examen doen. Degenen die zich
gemeld hebben voor de opleiding vóór het insigne, of voor
het insigne AM/PM-keuring, zullen zo mogelijk de tweede
helft van 2000 de opleiding krijgen.
De tijdsinvesteringen zijn voor rekening van de practici, de
kosten worden 50/50 verdeeld tussen practici en RW.
Intussen wordt een website ingericht om klussen, die elke
keer verschillend beloond zullen worden, bekend te kun-
nen maken. Wel zullen hiertoe de praktijken op internet
aangesloten moeten worden en naar Ik begreep heeft mo-
menteel slechts 30 procent een internetaansluiting.

De onafhankelijkheid

Het onderv^erp onafhankelijkheid van de practicus roept
bij elke bespreking ervan heftige emoties op. Daarbij wordt
discussie gevoerd over enerzijds de vertrouwensrelatie
met een veehouder en anderzijds de politietaak.
Alhoewel de achtergrond en historie goed te begrijpen zijn,
zullen we het gesprek op dit onderwerp genuanceerd moe-
ten voeren. Degenen die vanuit deze tegenstelling voor de
vertrouwensrelatie kiezen en daarmee Europese richtlijnen
en verordeningen zouden overtreden, verliezen de discus-
sie gegarandeerd, nu of in de toekomst. Degenen die on-
verkort kiezen voor de \'politietaak\' zullen het op korte ter-
mijn moeilijk kunnen krijgen.

Essentieel voor het oplossen van deze schijnbare tegen-
stelling is dat we met elkaar, KNMvD en overheid, in ge-
sprek gaan over de voorwaarden waaronder implementatie
van artikel 14 uit Richtlijn 97/12 mogelijk zal zijn. Dit zal ge-
paard moeten gaan met gesprekken, voorlichting en stuk-
ken wet-en regelgeving om u niet terecht te laten komen in
keuzeprocessen als die tussen Scylla en Charybdis.
Ongetwijfeld zullen we dit dilemma op kunnen lossen, ook
al zal dit tijd kosten. Met al deze punten zullen practici en
RW zich omhoog werken naar een toppositie in Europa!

De Direaeur RW,
Pieter Cloo

-ocr page 430-

Actua

m

Hoofdluizigheden

Stofnaam

merknaam®

bioalletrine/piperonylbutoxide
malathion

permetrine

Para-Speciaal sprayvloei.stof
Noury Hoofdlotion
Priodenn lotion, .shampoo
Loxazol lotion

Uit: Gebu Prikbord 2000; 34: nummer 4

Sinds enlcele maanden ontvangen
GGD\'s, scliolen, en jeugd- en scliool-
artsen reclamemateriaal over niet-gere-
gistreerde \'natuurlijke\' hoofdluismid-
delen op basis van plantaardige oliën,
zoals kokosnoot-, tarwekiem- en zon-
nebloemolie. De producenten van deze
middelen spelen daarbij in op de be-
zorgdheid van de consument over de
mogelijke bijwerkingen van de geregi-
streerde producten met malathion, per-
metrine, en bioalletrine gecombineerd
met piperonylbutoxide. In de lekenpers
is aandacht besteed aan mogelijke bij-
werkingen van met name de malathion
bevattende producten. Dit heeft zelfs
tot vragen in de Tweede Kamer geleid.
Macrogenix, de fabrikant van Insect-
Ex, meldt dat men met dit product \'op
een
eenvoudige manier, zonder chemi-
sche shampoos of eindeloos kammen,
van de hoofdluis afkomt
\'. De werking
berust \'op dehydratie (uitdroging). Het
celvocht wordt
hierbij uit het orga-
nisme
onttrokken, waardoor de hoofd-
luis
uitdroogt en stikt... Het preparaat
bevat geen greintje chemie, maar is ver-
vaardigd uit plantaardige oliën, waar-
onder
kokosnoot- en zonnebloemolie\'.
Kempharm, de importeur van Aesculo-
lotion, meldt eveneens dat dit product
\'het insect door
verstikking om het le-
ven
brengt\'. Volgens Kempharm zou-
den de geregistreerde producten \'helaas
bijwerkingen veroorzaken. Met name
door het krabben ontstaan wondjes op
de hoofdhuid. Hierdoor kan het zenuw-
gas
in de bloedbaan terechtkomen\'.
Wat is er waar van de geclaimde wer-
king van plantaardige oliën bij hoofd-
luis? Zoeken in de literatuur (Medline)
levert geen enkel gecontroleerd onder-
zoek op. Als plantaardige oliën in de
literatuur worden genoemd, is dat in
twijfelachtige zin omdat er geen be-
trouwbaar onderzoek is verricht.
Kempharm stuurt een, niet in een vak-
blad gepubliceerd, Oostenrijks onder-
zoek. Dit betreft echter geen gerando-
miseerd placebogecontroleerd of
vergelijkend onderzoek. Macrogenix
kan alleen een TNO-rapport noemen,
waarin staat vermeld dat het product
niet toxisch of allergeen is. Dit zegt ui-
teraard niets over de werkzaamheid.

De opvatting \'baat het niet, dan
schaadt het niet\' ten aanzien van deze
plantaardige producten, is onjuist. De
werkzaamheid is volstrekt onvol-
doende met goed onderzoek onder-
bouwd. Gebruik van deze preparaten
kan mogelijk het toch al zo moeilijk
beheersbare luizenprobleem vererge-
ren. Het advies aan de consument moet
zijn: gebruik preparaten met malat-
hion, permetrine, of de combinatie van
bioalletrine met piperonylbutoxide, en
volg daarbij de gebruiksaanwijzing
nauwgezet. Bij gebruik volgens de bij-
sluiter zijn bijwerkingen niet te ver-
wachten. Als deze middelen niet vol-
doende werken, kan dat duiden op
resistentie. Eerder zal echter een her-
besmetting of een onjuiste toepassing
van het middel de oorzaak zijn. Hierbij
moet worden gedacht aan het niet
kammen van het haar na de behande-
ling, zodat na 7-10 dagen uit eventueel
niet gedode neten een nieuwe genera-
tie hoofdluizen voortkomt. In de bij-
sluiters van de hieronder genoemde
preparaten worden helaas verschil-
lende adviezen over het kammen gege-
ven.

Effecten aantal typen bijzonder hoefbeslag bij het paard

Willemen MA, Savelberg HHCM, and Barneveld A. The effect of orthopaedic
shoeing on the force exerted by the deep digital flexor tendon on the navicular bone in
horses. Equine Vet J 1999; 31(1): 25-30.

Dit onderzoek beschrijft de effecten van een aantal typen bijzonder hoefbe-
slag bij het paard op de belasting van het straalbeen, gemeten op een harde
bodem. Bij 12 gezonde KWPN-paarden werden de effecten van hoefijzers met
wiggen en van egg-bar ijzers vergeleken met normale hoefijzers en met onbe-
slagen hoeven. De kracht die door de diepe buigpees op het straalbeen wordt
uitgeoefend, de kwaliteit van de draf en de herverdeling van krachten over de
verschillende buigpezen werden hierbij gemeten.

Wanneer hoefijzers worden voorzien
van wiggen, neemt de maximale
kracht op het straalbeen met gemid-
deld 24 procent (p<0.05) af ten op-
zichte van normaal hoefbeslag. Dit

komt vooral door de verandering in de
hoek van het hoefgewricht. Egg-bar-ij-
zers verminderden deze kracht niet.
Wanneer de hoeven onbeslagen ble-
ven was deze kracht nog altijd 14 pro-
cent (p<0.05) lager dan bij normaal
hoefbeslag, hetgeen wordt toegeschre-
ven aan de veranderde manier van dra-
ven: beslagen paarden vertonen duide-
lijk meer voorbeenactie dan onbesla-
gen paarden, waardoor de landings-
snelheid van de hoef ten opzichte van
de bodem groter is.

De kwaliteit van de beweging van het
voorbeen in draf werd beschreven
door middel van een zevental typische
kenmerken: onder meer de paslengte,
de mate van doortreden en de voor-
beenactie werden gemeten. De toepas-
sing van wiggen heeft geen gevolgen
voor de bewegingen van het voorbeen
in draf Het egg-bar-ijzer daarentegen
maakt de bewegingen van het voor-

-ocr page 431-

Actug

been een klein beetje vlakker (P<0.05)
ten opzichte van het normale hoefijzer.
Voor wat betreft de herverdeling van
krachten over de buigpezen, veroorza-
ken wiggen vooral een gering toegeno-
men belasting van vooral de opper-
vlakkige buigpees en veel minder van
de Tendo interosseus. De egg-bar-ij-
zers hadden op een harde bodem geen
noemenswaardig effect op de krachten
in de buigpezen.

Voor de praktijk is de belangrijkste be-
vinding van het hier beschreven onder-
zoek, dat de hoefhoek van doorslagge-
vend belang is voor de kracht die door
de diepe buigpees op het straalbeen
wordt uitgeoefend. Niet alleen het ge-
bmik van wiggen, maar ook het normaal
bekappen - waarbij de toon wordt inge-
kort en de hoefhoek toeneemt - leidt dus
tot een vermindering van deze kracht.

Kunnen klanten uw bed rijf vinden op Internet?

Stel, een klant wil een product of een
dienst welke uw bedrijf kan leveren. Als
de klant de naam van uw bedrijf niet
kent maar wel uw product, dan is het
met de huidige zoekfuncties op het in-
temet zoeken naar een speld in een hooi-
berg. Uit de praktijk blijkt dat klanten
vaak niet het gewenste zoekresultaat
krijgen en als ze dat al krijgen, dan zijn
het vaak zoveel documenten, dat het
bijna ondoenlijk is om alle documenten
te bekijken. Animal-Solutions, een data-
base voor de dierenbranche, levert de
service om uw bedrijf gemakkelijker
bereikbaar te maken voor uw klanten.
Deze database is ingericht om zoekac-
ties eenvoudiger te maken. Het is de be-
doeling dat in de Animal-Solutions da-
tabase alle bedrijven en instellingen
komen te staan die iets met \'dieren\' te
maken hebben. De klant kan bij een
zoekopdracht kiezen uit diverse opties.

Bijvoorbeeld regionaal zoeken, of op
specialisatie van een bedrijf of instel-
ling. Ook combinaties van deze voor-
beelden zijn mogelijk.

www.animal-soliitions.nl is bedoeld
voor:

• alle dierenartsen met hun eventuele
specialisaties

• alle dierenspeciaalzaken met hun
eventuele specialisaties

• alle trimsalons met hun eventuele spe-
cialisaties

• alle dierenpensions

• alle dierenhulpinstellingen (onder an-
dere uitlaatservices/trainingen/dieren-
bescherming)

• alle kennels

• alle dierentuinen en kinderboerde-
rijen

• alle maneges

• alle dierengroothandels

• alle dierentijdschriften

• alle dierencrematoria

• alle dierenfokkers

• etcetera

De database is operationeel vanaf 1 au-
gustus 2000. Dierenartsen die zich voor
1 juli 2000 aanmelden voor de database,
komen in aanmerking voor introductie-
kortingen.

Meer informatie bij Animal-Solutions,
telefoon 020 - 6470570, fax 020 -
6404042.

Animal-Solutions, onderdeel van Animal Plus, werkt samen met het automatiseringsbe-
drijf Comiog bv. Vanuit uw vermelding in de database kan de klant doorklikken naar uw
eigen website om de informatie over uw bedrijf compleet te maken. Tevens biedt Comlog
bv klanten van Animal-Solutions de mogelijkheid om een website te laten bouwen tegen
een gereduceerd tarief. Ook kan dit bedrijf u de service bieden om de hosting van uw (be-
staande) website uit te voeren. Een folder van Comlog bv met uitgebreide informatie kunt
u opvragen via Animal-Solutions.

Wratachtige woekeringen op de oren van ratten

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie de heer N.J.
Schoemaker, werkzaam hij de
Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren, afdeling Vo-
gels en Bijzondere Dieren, bereid
om voor de lezers een antwoord te
formuleren.

Vraag:

Wat is de oorzaak van forse, wratach-
tige woekeringen op de oren van rat-
ten? Hoe stel ik de diagnose en wat
voor therapie moet ik instellen?

Antwoord:

De meest waarschijnlijke diagnose is
een infectie met
Notoedris murls, een
gravende kortpotige mijt. Ondanks dat
het bestaan van
Notoedris muris-inkc-
ties bij ratten niets nieuws is, wordt de
infectie in alle naslagwerken als zeld-
zaam aangegeven. Met het aantal mel-
dingen van infecties die wij krijgen is
dat zeker op dit moment niet meer het
geval. Sinds een aantal jaren wordt
deze klacht zeer veelvuldig bij ratten
gehoord.

De karakteristieke wratachtige woeke-
ringen op de oren hebben geleid tot de
naam \'bloemkooloren\'. Deze huidver-
anderingen kunnen ook op de neusrag
voorkomen (foto 1). Tevens kunnen
korsten worden gezien op de staart
(foto 2).

De diagnose is eenvoudig te stellen
door een afkrabsel te maken van de la-
esies en deze onder de microscoop te
bekijken. De vrouwelijke mijt is onge-

-ocr page 432-

veer 400 [xm lang en ongeveer 350 ^im
breed. De mannetjes zijn iets kleiner,
(foto 3) De cyclus van de mijt is 19 tot
21 dagen.

De therapie bestaat uit het minstens
twee maal injiceren van ivermectine
(0,2-0,4 mg/kg SC) met een tussenpe-
riode één week tot tien dagen. De ratten-
fokkers maken zelf ook gebruik van de
orale pasta voor schapen (Oramec®).
Hiervan geven ze de ratten een spelden-
knop grote hoeveelheid. Ook dit wordt
in ieder geval na tien dagen herhaald.
Naar hun zeggen heeft ook deze dose-
ring het gewenste effect. Ondanks dat er
zeer uitgebreide woekeringen op de
oren worden aangetroffen bij deze rat-
ten, kunnen de laesies volledig genezen.
Net als bij sarcoptes kan de mijt over-
lopen op de mens. De cyclus kan ook
echter hier niet voltooid worden en is
dus zelflimiterend. Overgevoelig-
heidsreacties bij rattenfokkers is door
sensibilisatie wel mogelijk.

/■, t , \\

Foto 3. cT l<lein, $ groot.

M.C.M. van der Ven; SR y6i/g8:74 pp.

In deze uitvoerige literatuurstudie
worden aspecten besproken die ver-
band houden met de oorzaak, de klini-
sche verschijnselen, de diagnostiek, de
epidemiologie en de bestrijding van
scrapie bij schapen en van BSE bij run-
deren.

Ook wordt ingegaan op een mogelijk
verband van deze dierziekten met het
optreden van een nieuwe variant van
de ziekte van Creutzfeld-Jacob (nv
Creutszfeld-Jacob) bij de mens.
De oorzaak van al deze aandoeningen
is een modificatie van de ruimtelijke
structuur van normale eiwitten die
hoofdzakelijk in de ganglioncellen
voorkomen, waardoor functionele
stoornissen ontstaan. Deze eiwitten
worden prioneiwitten genoemd.
Op grond van experimenten bij mui-
zen waarbij gekeken wordt naar de
aard van de veranderingen, de incuba-
tietijd en andere parameters, meent
men dat er bij scrapie wel twintig af-
wijkende prion vormen bestaan terwijl
bij runderen slechts één type is gevon-
den.

Deze runderstam lijkt identiek met de
prionen die men bij mensen lijdende
aan nv Creutzfeld-Jacob heeft geïso-
leerd.

Ingegaan wordt op de besmettelijkheid
van de diverse weefsels (bij runderen
hersenen, ruggenmerg en retina).
Volgens de meeste onderzoekers is de
epidemie van BSE in Engeland het ge-
volg van een modificatie van een scra-
pie-stam die als gevolg van verande-
ringen in het destructieproces van
kadavers van schapen en als gevolg
van recycling van gestorven besmette
runderen kans kreeg om via diermeel
problemen te veroorzaken op meer dan
60 procent van de melkveehouderijbe-
drijven.

Een verband tussen BSE en de nv
Creutzfeld-Jacob wordt sterk ver-
moed; het bewijs moet echter nog ge-
leverd worden.

Scrapie, BSE en de volksgezondheid

Banden TVD

Wegens ruimtegebrek is de
KNMvD genoodzaakt om haar op-
slag te reorganiseren. Banden
Tijdschrifi voor Diergeneeskunde
tot en met jaargang iggS kunnen
tot 7 juni 2000 besteld worden te-
gen een gereduceerde prijs van
ƒ75,- per set, inclusief 17,5% BTW.
Wees er snel bij, want voor deze ac-
tie geldt: op is opl

Banden ig8g, 1990 en 1996 zijn
niet meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk, per
fax of per e-mail bestellen onder
vermelding van \'Banden\' en de
jaargang. Met uw bestelling krijgt u
een faktuur met acceptgiro thuis-
gestuurd. Stuur uw bestelling naar:
KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, of fax uw bestelling: 030 ■
2511787.

E-mail: bestellingen @knmvd.nl

-ocr page 433-

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk ondeni\'ijs en onderzoek.
De 14 Jaculteiteii, 21 onderzoekscholen en
58 opleidingen hieden studenten en medewer-
kers boeiende mogelijkheden zich verder te
ontplooien. De rijkdom aan disciplines en
de nadruk op kwaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschap-
pelijke traditie, moderne technieken en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder hij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6.800 personeels-
leden en een budget van ruim 1 miljard
giilden vormt de universiteit de spil in
Utrecht kennisregio. Vanuit deze positie
in Aiidden-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele ivereld.

De Universiteit op Internet:
ivtvti\'.uu.nl

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit
neemt in Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onder-
zoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian
Veterinary Medical Associations.

De Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren omvat een
opleidingsinstituut, researchinstituut en academisch dierenziekenhuis.
170 medewerkers van wie ruim 50 dierenartsen, zorgen samen met
60 co-assistenten voor de uitvoering van het onderwijs, het onderzoek
en de patiëntenzorg. Jaarlijks ronden er 125 dierenartsen en 3 ä 4 specia-
listen hun opleiding af. Het aantal verrichtingen bedraagt 15.000 poli-
klinische consulten en 3.700 operaties per jaar. Bij de Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren is per 1 september 2000 plaats
voor een (tweede fase) specialist in opleiding voor de volgende drie
specialisatierichtingen:

(IWeede fase) specialist
in opleiding (
v/m)

• interne geneeskunde der gezelschapsdieren

• chirurgie der gezelschapsdieren

• vogels en bijzondere dieren

Uw/ sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate zelfstandig bijdragen
aan de patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek.

Wij vragen dierenartsen die in Utrecht of elders een internship hebben
gevolgd van minimaal 12 maanden, dan wel ten minste twee jaar werk-
zaam zijn geweest in een goed geoutilleerde, kleine huisdierenpraktijk
onder supervisie van een erkend specialist.

Wij bieden een tijdelijke aanstelling voor een periode van drie jaar.
U wordt gedurende deze periode opgeleid tot specialist. De opleiding is
verweven met de patiëntenzorg en de onderwijstaak van de vakgroep.
U ontvangt een salaris dat in hoogte overeenkomt met een aio-salaris;
in het eerste jaar ƒ 2 586,- oplopend tot ƒ 4 077,- bruto per maand in
het derde jaar van de opleiding.

Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact
opnemen met prof. dr. F.J. van Sluijs, hoofdopleider chirurgie, telefoon
030-253 1591, prof. dr. A. Rijnberk, hoofdopleider interne, telefoon
030-253 1697 of dr. J.T. Lumeij, hoofdopleider vogels en bijzondere
dieren, telefoon 030-253 1800. Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten
aan de afdeling Personeel & Organisatie van de faculteit der
Diergeneeskunde, t.a.v. de heer F. van de Kasteele,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70042.

-ocr page 434-

KNMvD

Op 10 januari 2000 overleed dr.
J.W.E. Stam op 76-jarige leeftijd, na
een kortdurende opnameperiode in het
ziekenhuis.

Pim Stam was een speciaal mens. Hij
was de grondlegger van het klinisch
onderwijs in de duivengeneeskunde
aan de Universiteit Utrecht. Na enige
jaren in Dordrecht in de praktijk werk-
zaam te zijn geweest, begon hij in 1962
in de duivenkliniek die speciaal voor
dit doel door de Nederlandse Post-
duivenhouders Organisatie werd ge-
bouwd op het terrein van de Kliniek
voor Kleine Huisdieren aan de Alex-
ander Numankade. Drie jaar na zijn
aanstelling promoveerde hij op een
onderzoek naar de vitamine-A-be-
hoefte bij de duif waarbij de bioche-
micus mévrouw dr. C.J.G. van der
Horst een belangrijke steun voor hem
was.

Pim \'s liefde voor de duiven kwam zo-
wel in de patiëntenzorg als in het on-
derwijs duidelijk naar voren. Hij heeft
het duivenonderwijs aan de Universi-
teit Utrecht een eigen gezicht gegeven.
De collega \'s die het genoegen hebben
gehad om onderwijs van hem te genie-
ten zullen zich hem ongetwijfeld met
een glimlach herinneren. De vele
anekdotes, de grappen en zijn deskun-
digheid maakten zijn colleges, prac-
tica en poli \'s tot een onvergetelijke ge-
beurtenis. Duiven moest je echter niet
laten vliegen tijdens het practicum,
want dat kostte je een pakje Player\'s.
Vele duivenliefhebbers zochten hun
toevlucht tot Dokter Stam en de wacht-
kamer was altijd stampvol met op el-
kaar gestapelde manden vol koerende
duiven. Op zijn specifieke wijze stond
hij de duivenhouders te woord, en des-
kundig onderzocht hij de duiven. Ook
zijn operatietechnieken waren volgens
het \'Stam-principe\'. Indien een duif
met onverteerde zaden in de ontlasting
werd aangeboden, zette hij steevast
een slof sigaretten in op de röntgeno-
logische bevestiging van zijn waar-
schijnlijkheidsdiagnose \'traumatische
gastritis ten gevolge van ingestie van
een scherp\'. Veel duivenhouders
mochten hem graag.

Zijn in ruim 30 jaar opgebouwde ken-
nis en ervaring op het gebied van de
duivenhouderij en duivenziekten zijn
neergelegd in het boek \'Das Heute und
Morgen im Taubensport\' dat later on-
der co-auteurschap van drs. J. van der
Sluis in een Nederlandse bewerking
verscheen onder de titel \'Het hand-
boek voor de duivensport\'. Deze boe-
ken vormen een blijvende herinnering
aan de leermeester Pim Stam.

I memoriam

Dr. J.W.E. Stam

Ook buiten de kliniek hield Stam zich
veel bezig met duiven. Hij had een
prachtige duivencollectie met vele
goede vliegers en was een geducht te-
genstander voor vele wedstrijdvlie-
gers. Nadat hij in 1985 de duivenkli-
niek had verlaten bleef hij actief in de
duivensport. De duiven hebben hem
helaas niet alleen veel plezier, maar
ook ernstige gezondheidsproblemen
bezorgd. Door langdurig contact met
duivenstof heeft hij een allergische al-
veolitis opgelopen, de zogenaamde
duivenhouderslong. Ondanks zijn af-
takelende gezondheid liet hij de duiven
niet in de steek. Toen het voor hem on-
doenlijk werd om zelf voor de duiven
te zorgen, schakelde hij anderen in om
dit voor hem te doen. Zo kon hij zich
nog jaren met zijn geliefde duivensport
bezighouden.

Niet alleen de duiven, ook zijn tuin was
een grote hobby. Zoveel als hij kon
werkte hij aan het onderhouden van
zijn prachtige tuin en menig onver-
wachte bezoeker trof hem dan ook aan
met aarde aan zijn handen. Een spe-
cialiteit vormden de lathyrussen. Hij
zette zich elk jaar opnieuw vol enthou-
siasme in voor deze tijdrovende hobby,
met als einddoel de eerste plaats op de
jaarlijkse tentoonstelling. Hij was de
grote concurrent van het Koninklijk
Huis en streed vol vuur om de eerste
plaats. Menigeen verra,ste hij met
prachtige boeketten van deze geurige
en fleurige bloemen. Hij verwachtte
echter dat de ontvanger de bloemen
met net zo veel liefde behandelde als
hij deed en hij was pas tevreden als de
bloemen met zorg en naar wens in een
vaas waren gerangschikt. Hij had een
speciale band met het Koninklijk Huis
die heeft geresulteerd in een onder-
scheiding met het erekruis in de huis-
orde van Oranje.

Pim, wij en velen met ons, zullen je
missen.

Sjeng Lumeij,
Ineke Westerhof

-ocr page 435-

KNMi/D

Sportdag Diergeneeskunde

Noordwijkerhout 5 oktober 2000

^^„VOUOIO >» CONNU«,

iVWv-:

\'"■"cONaus «NM.O M""

Als sportcommisssie van de KNMvD
zijn we zeer verheugd, dat de congres-
commissie Afdeling Zuid-Holland
erin is geslaagd uitstekende sportac-
commodaties te vinden in en rond
Noordwijkerhout. Zowel in teamver-
band als individueel, jong of een beetje
ouder: u kunt altijd sportief aan uw
trekken komen.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Berghuis, Mevr. J.M.; 1999; L-6432 Echternach
(Luxemburg); 1, Rue Dierwies.
Dop. Mevr. P.Y.; 2000; 3572 XM Utrecht; M.A.
de Ruyterstraat 7 bis.

Mesu, A.P.; Gent-1999; D-49356 Diepholz
(Duitsland); Mühlenstrasse 5 A.
Smolders, A.A.J.; 1999; 3552 GS Utrecht; Wal-
nootstraat 11 bis.

Overleden:

Op 18 april 2000 Drs. A.M.E. Duysens te Voeren-
daal.

Op 18 april 2000 Drs. M.J.M.P. Schyns te Roggel.
jubilea:

16 mei P.A.M. Vugts te Oud-Gastel, aanwezig,
25 jaar

16 mei A. van Dorsser te Best, afwezig, 25 jaar
16 mei A.F. van Eek te Dwingeloo, afwezig, 25
jaar

16 mei A.F. Heijkants te Waalwijk, afwezig, 25
jaar

16 mei B.W. Pennekamp te Groningen, afwezig,

25 jaar

16 mei H. Nagel te Weesp, afwezig, 25 jaar

22 mei J. Reinders te Grijpskerk, afwezig, 30 jaar

23 mei Mevr. G.H.J.M. Brinkhuis te Eibergen,
aanwezig, 25 jaar

26 mei A.P. Wijgergangs te Veghel, afwezig, 45
jaar

26 mei C.M.T. Willems te Helvoirt, afwezig, 45
jaar

3 juni G.A. van Exel te Nijverdal, afwezig, 35

We hebben dit jaar een zevental spor-
ten waaruit u kunt kiezen: voetbal,
hockey, tennis, golf, bridge, veldloop
en skeeleren.

Met open vizier zal er weer gestreden
worden om de sportieve bokalen te be-
machtigen en dit \'s avonds feestelijk te
vieren onder de muzikale klanken van
de Nederlandse Veterinaire Blaaskapel.
Achter de schennen is de sportcom-
missie druk bezig om deze dag weer
succesvol te laten verlopen en regel-
matig zult u door de sportcoördinato-
ren op de hoogte gehouden worden in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

jaar

3 juni K..J. Koopmans te Sint Nicolaasga, afwe-
zig, 35 jaar

6 juni F.C.M. van Genugten te Rijkevoort, afwe-
zig, 25 jaar

6 juni A.J.G.M. Ruijs te Middelburg, afwezig,
25 jaar

6 juni W.J. Tondeur te Nijkerkerveen, afwezig,
25 jaar

7 juni P. Koopmans te Langweer, afwezig, 60
jaar

9 juni A.M.G. Flamand te Reeuwijk, afwezig, 40
jaar

14 juni Mevr. Dr. G.J. Binkhorst te De Bilt, af-
wezig, 35 jaar

14 juni C.J. Kuiper te Venray, afwezig, 35 jaar

Mutaties:

*Arens, M.; 2000; 1111 EZ Diemen;
Prinses Beatrixlaan 49; tel. privé: 020-6998807;
E-mail privé: m.m.@wanadoo.nl; p., medew. bij
Gezelschaps.kl. Roosendaal; tel. prakt.: 0165-
557500; fax prakt.: 0165-554153;
B.B.A.
(Nijenrode 1989).

Asveld, A.; 1998; Barnard Castle; Co
Durham DL12
8AG (Verenigd Koninkrijk);
10 Marshall Street; tel. privé: 00-44-1833-
631800; E-mail privé: asveld^;hotmail.com;
p., medew. bij Castle Vet. Surgeons; tel.
prakt.: 00-44-1833-695695; fax prakt.: 00-44-
1833-690085.

Boekhout, Mevr. P.E.; Gent-1999; 7824
VK Emmen; Leemkoelen 9; tel. 0591-626230;
wnd.d.

*Bogtstra, Mevr. A.J.; 2000; 3572 RE
Utrecht; Leistraat 20 bis; tel. privé: 030-
2718513;
fax privé: 030-2718513; E-mail
privé: bogtstra(gdolfijn.nl;
p., medew. bij
D.A.P. Zoetermeer; tel. prakt.: 079-3610707.

Dijker, J.; 1977; 7152 AA Eibergen;
Rekkenseweg 21; tel. 0545-477666;
d.

*Gisbers-Jenniskens, Mevr. P.R.W.; 2000;
6828 SK Arnhem; Stadhoudersstraat 221; tel.
privé: 026-3512615;
E-mail privé: gisberra(fl

U merkt wel dat deze sportdag naast
het sportieve element juist ook een so-
ciale functie heeft en laat zien hoe een-
voudig communicatie kan zijn.

U wordt dan ook van harte uitgenodigd
om aan deze altijd weer unieke sport-
dag deel te nemen en we spreken de
wens uit dat deze sportdag een stimu-
lans is om ook het Jaarcongres bij te
wonen.

Hans Lambeek,
Voorzitter sportcommissie KNMvD

iquip.nl; wnd.d.

Hansscn, Mevr. A.M.W.M.; 1983; 6361
EW Nuth; Voorsterstraat 80;
tel. privé: 045-
5245786;
06-20903412; E-mail privé:
a.m.w.mhanssen(a freeler.nl;
d.

Hartog, Mevr. M.; 1995; 3361 AW Slie-
drecht; Rivierdijk 318; tel. privé: 0184-
422778; p., medew. bij D.R. Stam; tel. 030-
6923430.

Heida, J.; 1952; 9244 F.M Bcctstcrzwaag;
Van Boelenslaan 38;
tel. privé: 0512-381534;
r.d.

♦Heijnen, K.H.; 2000; 3582 BW Utrecht;
Abstederdijk 200; tel.
privé: 030-2515468; E-
mail privé: khheijnen(a hotmail.com;
wnd.d.

Hendriksen, Mevr S.W.M.; 1999; 3582
TW Utrecht; Lodewijk Napoleonplantsoen
74-2;
tel. privé: 030-2520423: E-mail: susan
hendrikscn@hotmail.com; wet. medew.
U.U.,
F.D., HA Landbouwhuisdieren, afd. Varkens-
gezondheidszorg.

Hoevers, J.; 1973; 9715 NM Groningen;
Soendastraat 92; tel. privé: 050-5730811
/06-
53780776; psycholoog; lloevers & Van der
Zalm; tel. bur.: 06-53780776.

Joma, A.W.; 1995; 8411 KB Jubbega;
Gorredijksterweg 45 A; tel. privé: 0516-
463099;
E-mail privé: acz.joma(§consunet.nl;
p., geass. met D.A.C. Gorredijk e.o.; tel. prakt.;
0513-463313; fax prakt.: 0513-462489.

Krasselt, Dr. M.M.; Berlijn-1958; Berlijn-
1959; 3731 EP De Bih; Park Arenberg 59; tel.
030-2202230;
r.d.

»Lodders, J.H.; 2000; 3512 GM Utrecht;
Korte Jansstraat 23 bis; tel. 030-2400029;
E-
mail: lodder$@hotmail.com; d. bij Nutreco
N.V.

Meijer, Mevr. I.M.; Gent-1999; 4701 EV
Roosendaal; Boulevard 4 A; tel. privé: 0165-
563078; p., medew. bij Dierenhospitaal Vis-
donk; tel. prakt.: 0165-583750.

Meijers, K.C.H.M.; 1979; 7631 BH Oot-
marsum; Nieuwe Almelosestraat
I; tel. privé:
0541-294134;
p., geass. met A.G.H.M. Groene-
veld; tel. prakt.: 0541-292537.

-ocr page 436-

Pangalila, M.P.; 1994; Beverley HU 17
9GA East-Yorkshire (Verenigd Koninkrijk);
29 Butterfly Meadows, Lockwood Road; tel.
privé: 00-44-1482-865350; vet. officcr PDSA;
tel. bur.: 00-44-1482-224452.

Peters. Prof.Dr. P.W.J.; 1971; (Genees-
k.)U-1981; 3511 LX Utrecht;
Visschcrsplein 11;
tel. privé: 030-2328844; E-mail privé: pwj.pe
ters(a:planet.nl; hfd. inspecteur Food, Keu-
ringsdienst van Waren/inspectie Gezond-
heidsbescherming Waren en Vet. Zaken,
Staatstoezicht Volksgezondheid: tel. bur.:
070-3406988; fax bur.: 070-3405435; E-mail
bur.: paul.peter$(a inspeetwv.nl; bijz. hlr.
Teratologie, Univ. Medisch Centrum Utrecht.

Pronk, G.A.M.; 1997; 3985 PJ Werk-
hoven; Kromme Kamp 4; tel. privé: 0343-
551264; p., geass. met D.A.P. Krommerijn-
streek; tel. prakt.; 030-6011238; fax prakt.:
030-6012546.

Roemburg. R. van; 1998; 3981 ZP Bun-
nik; Vletweide 142;
tel. privé: 030-6571609;
wnd.d.

Sanders, R.H.J.M.; 1984; 6003 BG Weert;
Korenmolen 58; tel. privé: 0495-543904;
E-
mail privé: r.y.sanders(a wxs.nl; d.

Schalken, ProfDr. J.A.; Nijmegen-1987;
6524 LH Nijmegen; Madoerastraat 10; tel.

KNMvD

privé: 024-3556321; hlr. Vet. Oncologie; wet.
medew. U.U., F.D., HA Pathologie en HA Ge-
neeskunde van Gezclschapsd.; tel. bur.: 024-
3614146.

Stegen, Mevr. G.; 1999; 3705 ZG Zeist;
Warande 92; tel.
030-6951798; wnd.d.

Veen, Mevr. M.; 1994; Beverley HU17
9GA East-Yorkshire (Verenigd Koninkrijk);
29 Butterfly Meadows, Lockwood Road; tel.
privé: 00-44-1482-865350; vet. officer PDSA;
tel. bur.: 00-44-1482-224452.

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzei^eringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een desicundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaau 63
Utrechl

Werven, Mevr. Dr. T. van; 1988; U-1999;
3615 BJ Westbroek; Kerkdijk 110; tel. privé:
0346-282380; wet. medew. U.U., F.D., HA
Landbouwhuisdieren, afd. Herkauwers Gezond-
heidszorg; tel. bur.: 030-2531093; fax bur.: 030-
2521887; E-mail bur.: t.vanwerven@vet.uu.nl;
Specialist Rundergezondheid.

Mutaties die na 1 maart 2000
zijn binnengekomen, worden
helaas niet meer opgenomen
in het Jaarboek 2000!

Congressen & Symposia

Mei

17 Drielandendag dierenartsen werkzaam in de
veterinaire volksgezondheid te Beneden-
Leeuwen. Thema: \'beheersen van milieu-
contaminanten\'.

18 Symposium \'Clostridial enteritis: a syn-
drome emerging worldwide\' in Bilderberg
Résidence Groot Heideborgh te Garderen.
Aanvang: 13.30 uur. Opgave: 030-6025962,
fax: 030-6025999.

20—22 \'Behavioral problems in small animal
practice\'. Sprekers: K. Overall (USA), P.
Mertens (USA), J. Dehasse (B). Edegem
(Antwerpen), Belgium, COngrescentrum
\'Ter Eist\'. Congrestaai: Engels. Infor-
matie: Dr. Leen Verhaert, G. Van der
Lindenlaan 15, B-2570 Duffel, België, fax:
(32) 15317390, e-mail: leenvdent@glo.be

27 Symposium Feline Geneeskunde, Andro-
clusgebouw, Yalelaan 1, Utrecht. Kosten
ƒ 60,- (studenten ƒ 30,-) inclusief lunch.
Opgave via faxnr.: 030-2531407.

Juni

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage Ber-
lin, Hilton-Kongresszentrum am Gendar-
menmarkt, Humboldt-Universität. Info:
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51,70018
Stuttgart, tel.: 49-711 23 66 33 2, fax:
49-711 23 66 33 7, e-mail: fortbil-
dung@pferdeheilkunde.de, internet: www.
pferdeheilkunde.de.

29—1 juH International Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European Ve-
terinary Society for Small Animal Repro-
duction and an ICAR satellite. \'Advances
in dog, cat, and exotic camivore reproduc-
tion\'. Norwegian School of Veterinary
Science, Oslo, Norway. Tel.: 47-22-
964855, fax: 47-22-597081, e-mail:
Wenche. Farstad@veths. no.

Juli

2—6 Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.fijten@knmvd.nl
2ATF-Seminar Ökologische Geflügelha-
ltung Oberschleissheim.

7—9 9\'" Annual Scientific Meeting of the
European College ofVeterinary Surgeons,
Hotel Bem, Bern, Switzerland. Pro con-
gress seminars - 6 July, 2000 - Veterinary
School, University Bem. More informa-
tion: ECVS office, University Zurich,
Veterinary Surgery Clinic, Winterthurer-
strasse 260, CH-8057 Zürich. Phone: 41
(0)1-635 8480, fax: 41 (0^-313 0384, E-
mail: mgaovet@vetchir.unizh.ch, Internet:
www.ecvs.org

23—28 The 2nd Intemational Veterinary Vac-
cines and Diagnostics Conference. More
information, write to: IVVDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see

-ocr page 437-

http;//www.iah.bbsrc.ac.uk, under \'Con-
ferences and Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary Phar-
macology and Toxicology (EAVPT), Jeru-
salem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:
(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-
mail: trgt@netvision.net.iI, intemet: www.
eavpt2000.co.il

Augustus

18 Symposium on Robotic Milking in Lely-
stad. Information: www.agro.nl/pr/robo-
ticmilking or Symposium Robotic Mil-
king, c/o Congresbureau Flevoland. P.O.
Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the Net-
herlands, tel.: 31-320-247826, fax: 31-
320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nederlands Congres
Centrum, Den Haag. Meer informatie:
http://caap2000.wau.nl of via het organizing
committee, tel.: 026-3898700, fax: 026-
3898777, e-mail: eaap2000(gjalg.vfwau.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceoffice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384. fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker(gvet.uu.nl

KNMvD

30—2 sept. Fourth World Congress of Veterinary
Dermatology, San Francisco (USA). For
more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00
1 888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax:
00 1 415 73! 9902. E-mail: eneuschatz(g
meetingmakers.com. Intemet: http://www.
meetingmakers.com/wcvd

Mel

25

31

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Excursie Groep Geneeskunde van het
Varken bij CHV te Veghel.
Veterinair Golfkampioenschap 2000, Golf
Club Prise d\'Eau (Tilburg-Gilze-Rijen).
Aanmelding door overmaking van ƒ 35,-
op rekeningnummer 53.15.06.207 t.n.v.
W.L. Keers inzake V.G.C. o.v.v. exacte
handicap, privé-adres en homecourse
(GVB vereist).

Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.
Fidin-debat \'De kritische consument\' -
9.30-13.00 uur te Den Haag. Aanmelden:
Secretariaat FIDIN, Postbus 80523, 2508
GM Den Haag. tel.: 070-3514851, fax:
070-3549766, e-mail: fidin@fidin.nl
Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.
Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht, 19.30-
23.00 uur.

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenvere-
niging (SNVA) te Driebergen.

24

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

20 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem.

21 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

22 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentmm te Utrecht,
19.30-23.00 uur.

28—30 Open dagen Praktijkonderzoek Rund-
vee, Schapen en Paarden. Thema: \'Vee-
houden Anders\'.

November

18 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen.

Praktische Eco-

Cursussen

Mei

17 PAO-D cursus 00/223:
nomie I Rund.

Juni

7

^mmmmmmm

19—20 Tweedaagse cursus \'Wervelkolom
paard: Onderzoek en behandeling\' door
Kevin K. Haussier, Veterinair Paarden-
centmm Kootwijkerbroek. Informatie, tel.:
0342-414881 of mevr. A. Vaessen-Degen,
op dinsdag en vrijdag, tel.: 0342-414881.

23 PAO-D cursus 00/103: Spalken en
Verbanden GD.

24 PAO-D cursus 00/113: Klinische Les GD.

26 PAO-D cursus 00/124: Behandeling

Kmisbandletsel GD.

Juni

6,7 en 16 PAO-D cursus 00/220: Voeding
Rund Module II.

6 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

7 PAO-D cursus 00/305: Klinische Les
Varken.

9 Studiemiddag \'Wie mooi moet zijn zal pijn
lijden!\' in de Raadszaal van de Faculteit
der Rechtsgeleerdheid, ASP 200 Utrecht
van 13.30 tot 17.00 uur. Aanmelden bij
mw. M. Walraven (m.walraven@law.uu.
nl), Faculteit der Rechtsgeleerdheid ASP
200,3512 HT Utrecht (tel. 030 - 253 70 72)
of mw. Mr. E.C. de Bordes (tel. 030 - 253
52 39of030-692 05 71).

13 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie
GD.

4PAO-D cursus 00/118: \'Als de eerste
foto\' GD.

22—23 Boerhaavecursus Beroepsmatige
blootstelling aan inhalatie-anesthetica.
Leiden. Programma en aanmelding aan te
vragen bij de KNMvD, mevr. A. de
Reuver-van Zijl, tel.: 030-2510111 (dins-
dag t/m vrijdag).

24 PAO-D cursus 00/801: Het gebit Module I
voor assistenten. 00/802: Module II. najaar
2000.

Oktober

4 PAO-D cursus 00/119: De Jonge Kat.

12 PAO-D cursu,s 00/120: De Jonge Kat.

21 en 26 oktober PAO-D cursus 00/503: Het
keuren van paarden

Wilt u een website laten maken voor uw dierenkliniek of dierenartsenpraktijk?

www.iweb2.net

Grafisch- en webontwerper Magda Giebels, Bredaseweg 456, 5037 Lj Tilburg, telefoon 013 - 5901566, fax 013 - 5901567, e-mail
inf0@iweb2.net Wij hebben ervaring op het terrein van geneeskunde/diergeneeskunde.

Dierenartsenpraktijk Den Ham zoekt een

varkensdierenarts (m/v)

in verband met vertrek van een van de maatschapsleden. Het betreft een gemengde praktijk, waarbij de nieuwe collega, naast
de diensten voor de grote huisdieren, voor 80 procent in de varkens werkzaam zal zijn. Schriftelijke reacties naar Dierenartsen-
praktijk Den Ham, Postbus 14, 7683 ZG Den Ham, of naar: dapdenham(5)castel.nl, ter attentie van H.G.M. Wesselink.

-ocr page 438-

praktijk voor gezelschapsdieren

in het westen of het midden van Nederland, op korte of langere termijn (overname na een samenwerkingsverband behoort
ook tot de mogelijkheden). Schriftelijke reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 3/2000.

Dierenarts: A.J. Sikkenga (v) met ervaring zoekt:

parttime baan in gezelschapsdierenpraktijk

Met tien jaar ervaring ben ik op zoek naar een baan van i4tot 18 uur per week in een gezelschapsdierenpraktijk In de regio
Gelderland. Interesse?? Bel dan naar: A.J. Sikkenga, telefoon: 0575 - 524509, e-mall: a_s_anlmal@hotmall.com of schrijf naar:
Herdershof 66, 7232 BV Warnsveld.

Te koop in de regio Rotterdam:

een moderne, ruime en goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk.

Uw schriftelijke reactie gaarne sturen naar: Dix &. Fortuin, Postbus 14108,3508 SE Utrecht.

Rectificatie

Ervaren dierenarts zoekt ter overname een

Dierenartsenpraktijk Erp Is een gemengde zevenmanspraktijk
In Noord-Brabant. Wl] werken vanuit een modern en goed ge-
outilleerd praktijkgebouw. Daarbij Is sprake van verregaande
differentiatie naar diersoort met het zwaartepunt op de var-
kenssector. Wegens het vertrek van één van onze collega\'s
zoeken wl] een:

Dierenarts
Landbouwhuisdieren (m/v)

wij vragen:

• teamgeest

• differentiatie groot

• ervaring /Interesse In de varkenssector

• goede communicatieve eigenschappen

• deelname In dienstenregeling landbouwhuisdieren

Wij bieden:

• fulltime baan

• prettige werksfeer

• salariëring tenminste volgens KNMvD-norm

• bij gebleken geschiktheid een vaste aanstelling

• goede ontplooiingsmogelijkheden

Nadere Inlichtingen zijn te verkrijgen bij de heerj.W.M.
Miltenburg, telefoon: 0413-211350. Schriftelijke sollicitaties
voorzien van cv binnen 14 dagen te richten aan:
Dierenartsenpraktijk Erp, Heesakker 17, 5469AV Erp.

B ^ Universiteit Utrecht

Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren

Vrije dag Universiteitskliniek
voor Gezeisdiapsdieren
op vrijdag 2 juni 2000

Op vrijdag 2 juni aanstaande (dag na Hennelvaart)
Is de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren
de gehele dag gesloten.

Voor spoedgevallen kunt u tussen 8.00 uur en
16.45 uur contact met ons opnemen via telefoon-
nummer 030-253 9411. Na 16.45 uur kunt u ons
bereiken via telefoonnummer 06-53407149.

Op deze dag zullen wij tevens

spoedtoeslagen doorberekenen ___--------

(weekendtarief).

-ocr page 439-

Voor meer informatie kunt u bellen
met de gratis Hill\'s Voedingslljn:
0800-17745 (voor België)
of 0800-0222466 (voor Nederland)

Of bezoek de Hill\'s website: www.hillspet.com

♦Sevelius E, Ibnsson L. Liver disease. In D Thomas, )W Simpson, El Hall (Eds)
BSAVA Manual of Canine and Feline Gastroenterology, pp. 191-220.
Cheltenham, BSAVA. 1996.

f^i

iHi Feline k ■BHBCanineH

Een doorbraak in de
voedingsbehandeling van
leveraandoeningen bij
honden en katten.

\'\'Een dieetaanpassing is een belangrijk middel om het
klinisch verloop van de meeste leveraandoeningen bij
honden en katten te veranderen."^

NIEUW HillV Prescription Dief
Canine l/d* en Feline \\/ó*

Het eerste en enige complete voedingsassortiment dat speciaal is
samengesteld voor honden en katten
met een leveraandoening

• verzacht de klinische symptomen,

• bevordert herstel en regeneratie,

• bevat L-carnitine.

Ê Enriched with

L-earn it ine

1 ^ c8n>#tiA#

•Handelsmerken in eigendom of gebuikt onder licentie van Hill\'s Pet Nulrition, Inc. ©2000 Hill\'s Pel Nutrition, Inc.

Global Leader in Pet Nutrition

-ocr page 440-

Pfizer introduceert ^ . -

De nieuwe standaard in de bescherming tegen parasieten

Het eerste product dat honden en katten beschermt
tegen interne en externe parasieten in één
behandeling

O Bewezen bescherming van honden en katten, zelfs
al vanaf een leeftijd van 6 weken, van drachtige en
zogende dieren en van fokdieren

fy Handig voor de eigenaar: makkelijk toe te dienen,
één dosis éénmaal per maand

^ Probleemloze toediening en maandelijkse
behandeling bevorderen de toedieningstrouw

Honden

Katten

Volwassen vlooien

O

fy

Vlooieneieren*

fy

ty

Oormijt

P

Schurft

fy

Spoelwormen

fy

Haakwormen

fy

Hartworm

O

fy

Sué - f^Ir

MSr JS&-

5

Stronghold®: het nieuwe begrip in de bescherming van hond en kal

mijt bij de kat, behandeling van schurftmijt (Sarcoptes contra-indicaties: geen • bijzondere voorzorgen: alleerj

scabieil bij de hond, behandeling van spoelwormen op de huid toedienen, niet oraal of parenteraal of in dfl

IToxocaral bij hond en kat, behandeling van intestinale gehoorgang • bijwerkingen: lichte, tijdelijke alopecia

befiandeling en preventie van vlooien, onderdeel van haakwormen |A. tubaeformel bij de kat, preventie van werd in een enkel geval waargenomen bij de kat • zi(

de behandeling en preventie van dermatitis veroor- hartwormen • toedieningswijze en dosering: topicale verder aanwijzingen op de bijsluiter. Stronghold^ is eei

zaakt door allergie voor vlooien, behandeling van oor- applicatie van 1 dosis van 6 mg/kg selamectine • door Pfizer geregistreerde naam voor selamectine.

•Activiteit op vlooieneieren van vlooien die met selamectine in contact zijn gekomen.

Stronghold\', werkzame stof: selamectine:
EU/2/99/014/001 UDA t.e.m. EU/2/99/014/006 UDA
diergeneesmiddel • doeldier: hond en kat • indicaties:

Animal Health

Pfizer Animal lleiillli bv

Pb 57 • 2900 AA Capelle a/<l Ussel

O 20)0 PUzcr .\\nimal H.-alth bv - C«pi-ll<- a/d Ussel
® MiTluiaam Pfizer Idc.. N.V.. l .S.A

-ocr page 441-

issn 0040-7453

/ /

1 iuni

deel

125

aflevering

11

iversiiieit UtiOC.it ;
".fibiiotr »fik Diemfiüdöë<iJndo

\\

Tij DSCh^
D
iergeneeskü

Wetenschap

De probleemmerrie deel 1
pathogenese en klinisch onderzoek

Actua

Terugblik op ontstaan, voortgang en
beëindiging van de Nederlandse Vereniging
van Dierenartsvrouwen

Bestelling rabiëscertificaten

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Alles over het Wereldcongres 2000

• WSAVA-FECAVA-Voorjaarsdagen
doorslaand succes

• Pijngedrag bij dieren

• Veterinair redacteuren verzameld in de RAI

-ocr page 442-

Vlooien? Teken?
Kies FRONTLINE !

(fipronil)

Na Frontline Spray werd de Frontline Spot-On bij u geïntroduceerd. In verpakkingen
van 3 én 6 pipetten voor katten, kleine- en middelgrote- en grote honden. Nu is er
een nieuwe behandelingsmogelijkheid voor u bijgekomen;
de Frontline SpOt-On XL
voor extra grote honden. Eén pipet is voldoende voor de behandeling van honden van
40 tot 60 kg. Met
Frontline Spot-On XL heeft u nu eindelijk een pasklare oplossing
voor honden van dit gewicht.
De nieuwe Frontline SpOt-On XL is verkrijgbaar in
verpakkingen van 3 én 6 pipetten.

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én teken!

MERIAL

MERIA18.V., P0ft6ut33a, llUAHAmstctvMn FfKMTLINE SPOT ON HOND (hpronl) - Reg NL 8d40 UOA Ooeldi« hond. MKabc vloeisMvDatoepass«)gopdetwllerbe$Bi|i}ngvanv^ 1 p«etFranilra Spol OnHomtS van 0,67 irri pei InndW 101« iKlojm^^

HonaMw»,34[T>lpwrion)»y l(>-?0lKilictenttgawJi(-1p<ei -wcrkirigsduur lagen vloottn tiettaa^

Inienal tussen 2 bMndtlingen tfiem mmnaal 4 wcksn le zijn - manmal 6 benandelmgen oet i». Conlra-njica&es neke en herstellende éeren • niel loepassen bi| dwen jonge» dan 10 wtken ol iKMer ilan 1 tig hchaamsoewKn. BirMfiungen nciOenieel tocomotieproblemen (aint, paresis posienor), lespiralare eltecien. excilalie. |
slapeiigheid en blaten V«<]ere KHonnalieneei>keiolCiescNU>aar bt|Mef<aiev, BovenketkewegS
-a, ne&XE A^ • Geiegistieerd l>VMlelsmefk ><KRiAL 02000 MERIAL Alle rechten vootbeluuden MattM 9443/D3/C0

-ocr page 443-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering n, i juni 2000

Oi^HÜI

Uit de Hoofdredactie 345

Overzichtsartikelen

De probleemmerrie deel 1: de pathogenese en het klinisch onderzoek; H.J. Bergman, A. de
Kruif en S. van Dessel
 346

Boekbespreking 355

Studentenreferaten 355

Vraag en antwoord

Behandeling niet tochtig wordende koeien; A. de Kruif 356

2000 Hoogtepunten

Terugblik op ontstaan, voortgang en beëindiging van de Nederlandse Vereniging van Dieren-
artsvrouwen;
B. Lindenhovius en A. Terlouw 357

Wetenschap

Actua

Berichten en verslagen

Houdt de dief - of beter - behoud van uw paard

Vrijhouden: 28 september 2000: Hairy Shakers \'alive and kicking\'

lAMS Company Award 2000

Gevraagd: Jaarboeken 1949 en 1950

Mededelingen RW

Bestelling rabiëscertificaten

Congressen en Cursussen

Dé kans om uw kennis over tropische ziekten te verruimen!
Zeer interessant ISAH-congres in juli in Maastricht

Voor u gelezen

Zaakwaarneming

Ingezonden

Even voorstellen, Polidore Calon, veesnijder te IJzendijke

Referaten

358

358

359

360

359

359

360

360

-ocr page 444-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)\'

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan» - 10. Utrechl

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030-25 10 UI. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is hel vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrechl, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

In Memoriam

C. van Beusekom; J.E. Hage, J. C A. van der Maas en J. Tesink

365

Maatschappijnieuws

Voorjaarsdagencommissie zet in 2000 wereldcongres neer. Alle dierenartsen voor gezelschaps-
dieren naar Amsterdam;
Deleu 366
Pijngedrag bij dieren heel subtiel. Lizette Hardie: \'De eigenaar verwacht van ons dat wij er
wataandoen\';S. De/eu
 369
Checklist voor waarnemers 370
Veterinair redacteuren verzameld in de RAI. EAVE-vergadering in het teken van het internet;
S. Deleu 371
Groep Geneeskunde van Gezelschapsdieren; J. Hulsen 373
Sportdag 5 oktober 2000, een uitdaging: golf; L. Otto 375
Sportdag op donderdag 5 oktober, tennisliefhebbers: opgelet!; H. Sickmann 375
Bridge tijdens de sportdag; A. Brands 375
Inhoud nieuwe Dierenpraktijken. Schattig konijn op de voorpagina 376
Inhoud aprilnummer Veehouder en Dierenarts. Bijzonder: prachtig editorial en fotoreportage
over tbc-huidtest
 376

Personalia 377

Doorlopende agenda 378

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents
Review

The \'problem\' mare part 1: pathogenesis and the clinical investigation; H.J. Bergman,
A. de Kruif, and S. van Dessel

346

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - hel gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 445-

Veranderingen

Dit is alweer het elfde nummer van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde in het nieuwe gele
jasje. De meeste lezers zullen er al aan gewend zijn.

U treft er het eerste van een drietal artikelen aan van collega Bergman et al. over \'de pro-
bleemmerrie \'. Wij hebben geprobeerd deze artikelen in het juiste seizoen te publiceren zodat
zij aansluiten hij de actualiteit en bij wijze van spreken \'morgen\' hun vruchten kunnen afwer-
pen.

Voorts vindt u een terugblik op het zeer geslaagde Wereldcongres 2000 van de WSAVA en de
FECAVA, ofwel de Voorjaarsdagen. Voor deze redacteur, niet werkzaam in de kleine huisdie-
ren, is vooral het verslag van Sophie Deleu van de vergadering van veterinair redacteuren in-
teressant. Wat zal de toekomst van dit soort vakbladen zijn ? Zal het internet het papier geheel
verdringen ? In dat geval kunnen wij onze brievenbus wel ombouwen tot bloemenbak. Of zal er
naast de snelle, wendbare elektronische informatievoorziening toch altijd nog een, perma-
nente of ojficiële, papieren versie blijven bestaan? Wij zullen de ontwikkelingen op de voet
moeten volgen en,
waar zinvol, zullen wij niet moeten aarzelen om, weloverwogen, verande-
ringen door te voeren. Die veranderingen zullen dan wel verbeteringen moeten zijn ten op-
zichte van de huidige situatie en ook daar zullen wij weer nauwlettend op moeten toezien.

Reorganiseren lijkt wel een algemeen maatschappelijk verschijnsel van deze tijd geworden.
De diergeneeskunde doet daar braaf aan mee. De RVV, de Gezondheidsdienst voor Dieren,
het ID-Lelystad, de Faculteit. Reorganisaties volgen elkaar nu zo snel op dat het niet meer
mogelijk is de vorige reorganisatie goed te evalueren. Men zou zich dan kunnen afvragen wat
het doel van de reorganisatie is. Als we de vorige reorganisatie nog niet hebben kunnen evalu-
eren, hebben we dus nog geen zicht op de huidige uitgangssituatie. Wat willen we dan verbete-
ren met onze reorganisatie? Of willen we juist voorkomen dat de vorige reorganisatie wordt
geëvalueerd? Of wordt het reorganiseren doel op zichzelf om reorganiseerders de gelegen-
heid te geven zich te profileren? Feit blijft dat onder de huidige omstandigheden op tal van
plaatsen reorganisaties voornamelijk contraproductief zijn ten gevolge van alle ermee ge-
paard gaande onzekerheid, veranderende werkverhoudingen en administratieve rompslomp.

dr R. Kuiper

-ocr page 446-

Wetenschap

De probleem merrie deel i: de pathogenese en het
klinisch onderzoek

SAMENVATTING

In dit literatuuroverzicht wordt in een drietal artikelen
een \'up to date\' overzicht gegeven van de verschillende
mogelijkheden om een probleemmerrie (een merrie die
niet drachtig wil worden) te behandelen.
Om te kunnen begrijpen welke therapie het beste in een
bepaalde omstandigheid kan worden gebruikt, wordt in
het eerste artikel ingegaan op de normale afweer van de
uterus en op de pathogenese van het probleem. Duidelijk
blijkt dat er ondanks het vele onderzoek dat hieraan
reeds is gewijd, nog zeer veel zaken onbekend zijn.
Omdat voor het stellen van een juiste diagnose een uitge-
breid klinisch onderzoek onontbeerlijk is, worden tevens
de verschillende facetten van dit onderzoek in een prakti-
sche benadering besproken.

In het tweede artikel wordt ingegaan op de behandeling
van een probleemmerrie. De therapie wordt overzichte-
lijk opgesplitst in drie delen: anatomische correcties, anti-
infectieuze therapieën en tot slot therapeutische mogelijk-
heden om de afweer van de uterus te ondersteunen. Door
de grote verscheidenheid aan verschillende behandelings-
methoden doet zich het probleem voor dat er slechts wei-
nig goed onderzoek beschikbaar is dat voldoende bewijs
kan leveren voor het effect van een bepaalde behandeling.
In het derde artikel wordt ingegaan op het dekmanage-
ment omdat het van groot belang is een juist beleid te voe-
ren aangaande het volgen van de probleemmerrie tijdens
de hengstigheid, bij de dekking of inseminatie en bij even-
tuele nabehandeling(en).

In dit laatste deel worden tevens de maatregelen bespro-
ken die men behoort te nemen om een drachtig geworden
merrie \'drachtig te houden\'.

SUMMARY

The \'problem\' mare part 1: pathogenesis and the clinical in-
vestigation

A review is given oftreatment for \'problem \' mares that do not become preg-
nant. To determine the best therapy, it is necessary to understand the de-
fence mechanisms ofthe uterus and the pathogenesis ofnot getting in foal. A
thorough clinical examination is absolutely necessary to come to a correct
diagnosis. This examination will be explained in a practical way.
In the second article the different therapies for treating problem mares are
discussed. The therapeutic possibilities vary widely. They can be classified
in: anatomical corrections, anti-infectious therapy, and treatment to en-
hance the uterine defence mechanism.

\' Corresponderend auteur. Dierenkliniek \'De Lingehoeve\', Hoofdstraat 66, 4041 AE

Kesteren. Telefoon : 0488-482900, E-mail: bergman.e@worldonline.ni
^ Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde. Faculteit Dier-
geneeskunde te Merelbeke, Salisburytaan 133, B-9820 Merelbeke, België.
^ DAP Zaltbommel e.o.. Nieuwe Tijningen 8, 5301 DA Zaltbommel.

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 725:346-54

In the last article the breeding management of problem mares is explained and
the use of progestagens to maintain pregnancy is discussed.

INLEIDING

De probleemmerrie kan een grote uitdaging zijn voor de die-
renarts om \'zijn favoriete therapieën\' te laten zegevieren
maar helaas is het resultaat maar al te vaak de oorzaak van
frustaties. Magische therapieën bestaan niet alhoewel de die-
renarts frequent geconfronteerd wordt met een eigenaar die
dit wel degelijk bewezen acht (bij een onbekende collega el-
ders op aarde).

Het is opmerkelijk dat na zoveel jaren onderzoek naar de
oorzaken van niet drachtig worden en naar de behandeling
van een probleemmerrie er nog zo weinig publicaties zijn die
een sluitend bewijs leveren voor het effect van een bepaalde
behandeling. Waarschijnlijk is dit te wijten aan de nog steeds
onvoldoend bekende pathogenese van de meest voorko-
mende aandoening bij deze merries: endometritis (4).
De laatste jaren is er een grote vooruitgang geboekt wat be-
treft de kennis van de mechanismen die van belang zijn voor
de afweer van de uterus. Uitgaande van deze kennis zijn tal
van nieuwe behandelingsmethoden ontstaan die de bedoe-
ling hebben de uteriene afweer te ondersteunen (56,60,70).
Om te kunnen begrijpen welke therapieën het beste in een
bepaalde omstandigheid kunnen worden toegepast, wordt in
dit artikel ingegaan op de normale afweer van het genitaal-
stelsel en op het ontstaan van het probleem. Tot slot wordt
het klinisch onderzoek van de probleemmerrie besproken.

DEFINITIE VAN EEN PROBLEEMMERRIE
De term \'probleemmerrie\' wordt gebruikt als er sprake is
van een merrie die niet drachtig is geworden van een fertiele
hengst en die goed begeleid is gedurende drie cycli in het-
zelfde seizoen
(66).

De fertiliteit van de hengst speelt een zeer belangrijke rol
aangezien een slechte spermakwaliteit tot een drastische da-
ling van het drachtigheidspercentage leidt. Bij twijfel aan de
fertiliteit van de hengst dient bekeken te worden wat zijn
drachtigheidspercentage is per cyclus bij maiden, guste en
veulenmerries.

Een goede begeleiding van de merrie is van groot belang om
het juiste tijdstip van dekking of inseminatie vast te stellen.
In de Engelse literatuur noemt men probleemmerries meestal
\'susceptible mares\'. Dit zijn merries die gevoelig zijn voor
intra-uteriene infecties ten gevolge van een gestoorde afweer
op cellulair, humoraal of mechanisch vlak. Hiertegenover
staan de \'resistant mares\' die een normale afweer van de ute-
rus hebben (40).

In dit artikel ligt de nadmk op probleemmerries die gevoelig
zijn voor endometritis, dus op de \'susceptible mares\'.

DE NORMALE AFWEER VAN HET GESLACHTSSTELSEL
Ondanks de aanwezigheid van talrijke infectieuze agentia bij
mens en dier, slaagt het lichaam er in de meeste gevallen in
om voldoende weerstand te bieden aan infecties. Dit is zeker

-ocr page 447-

ook het geval voor het geslachtsstelsel. Zo wordt het uteriene
milieu in de eerste plaats van buitenaf beschermd door ana-
tomische barrières waaronder de
vulvalippen, het vestibulum
vaginae
en de cervix. Tijdens de luteale fase (dioestras) van
de cyclus is de utems zeer gevoelig voor infecties. De anato-
mische bouw van de geslachtstractus zorgt ervoor dat op dit
moment zowel de vulvalippen, het vestibulum vaginae als de
cervix gesloten zijn zodat een eventuele \'challenge\' van bac-
teriën wordt voorkomen. Tijdens de folliculaire fase (oes-
trus) staat het geslachtsstelsel daarentegen onder invloed van
oestrogenen die verantwoordelijk zijn voor het verslappen
van de cervix en het verhogen van de intra-uteriene afweer
(30,66).

Deze uteriene afweer bestaat uit cellulaire, humorale en me-
chanische factoren die samen een complex vormen dat nog
niet volledig opgehelderd is.

Cellulaire factoren

Er is veel bekend over de rol van de neutrofiel in het afweer-
mechanisme van de utems. De polymorfonucleairen (PMN\'s)
zorgen voomamelijk voor de fagocytose van vreemde parti-
kels. Een efficiënte fagocytose is afhankelijk van:

• de mobilisatie van voldoende PMN\'s vanuit de algemene
circulatie met een snelle migratie van deze cellen door het
endometrium tot in het lumen van de uterus. Uit recent on-
derzoek blijkt dat deze migratie zeer snel op gang komt:
wanneer een merrie wordt gedekt, treedt er binnen dertig
minuten een massale influx op van PMN\'s in het lumen
van de utems. Deze reactie blijft aanwezig tot ongeveer 48
uur na dekking, hetgeen niet nadelig is voor de conceptus
aangezien het minimaal vijf tot zes dagen duurt voordat
deze vanuit de eileider de utems bereikt (45,52,69).

• een goede Chemotaxis van PMN\'s naar contaminerende
bacteriën. Tijdens de acute fase van een ontsteking komen
verschillende chemotactische stoffen vrij zoals het leuco-
trieneB4( 12,83).

• een goede opsonisatie van de bacteriën zodat ze goed vast-
hechten aan de membranen van de PMN\'s.

Voor zowel de Chemotaxis als de opsonisatie zijn waar-
schijnlijk
de humorale factoren van groot belang (zie ver-
der) (5).

• ingestie en doden van de bacteriën (en spermacellen) door
de PMN\'s (5). Dit is de belangrijkste functie van de
PMN\'s en hierbij komen talrijke ontstekingsmediatoren
vrij (73).

Humorale factoren

Er kan een onderverdeling gemaakt worden in immunoglo-
bulines, het complement-cascadesysteem en andere compo-
nenten zoals de leucotrienen. De immunoglobulines dienen
als
Opsoninen voor fagocytotische cellen (2). Ze werden in
1975 voor het eerst aangetoond in een uteriene spoeling door
Kenney en Khaleel (48). Zij isoleerden zes klassen (IgGa,
IgGb, IgGc, IgT, IgA en IgM). Omdat werd aangetoond dat
de immunoglobulines lokaal in het endometrium worden
aangemaakt, wordt het endometrium beschouwd als een deel
van het mucosale immuunsysteem (85). Sommige studies
vermelden dat er zich tijdens de oestms meer immunoglobu-
lines in de uterus bevinden dan in de dioestrus (62,68).
De aanwezigheid van complement in het lumen van de ute-
rus zou volgens Asbury (3) een centrale rol spelen bij de op-
sonisatie van vreemde stoffen. In tegenstelling hiermee staan
latere studies, waarin niet kon worden aangetoond dat bij
probleemmerries de secretie van deze stoffen gestoord was
(18,34). Toch kan gesteld worden dat zowel Immunoglobuli-
nen als complement bijdragen tot een betere opsonisatie en
bactericiede activiteit van de neutrofielen (PMN\'s).

Wetenschap

Mechanische factoren

Een verslapping van de cervix, een toename van de secretie
van het endometrium, de cervix en de vagina, verhoogde
myometriumcontracties en een mucociliaire clearance zor-
gen voor een goede \'physical clearance\', mechanische ledi-
ging, van de utems tijdens de oestms (29,40,59).
Onder clearance verstaat men dat de utems zich zuivert van
bacteriën, sperma, ontstekingsmediatoren en celdebris door
verhoogde secreties van de geslachtstractus en een ver-
hoogde myometriale activiteit. Daarbij wordt ook via de
lymfevaten materiaal en vocht uit het lumen en de wand van
de utems afgevoerd. In deze lymfevaten zitten geen spierve-
zels hetgeen betekent dat het lymfetransport dus afhankelijk
is van contracties van de utems (29,33,57).
Bovenstaande wordt bevestigd door studies van LeBlanc
et
al.
(55,56,57) die aantoonden dat gezonde merries zich bin-
nen twee uur voor 50% van een intra-uterien toegediende ra-
diocolloïdoplossing ontdoen.

Dit alles zorgt ervoor dat zich in de uterus van een merrie met
een gezond geslachtsstelsel geen kiemen bevinden. Toch
hebben enkele onderzoekers wel kiemen in een normale ute-
ms gevonden (38). In de meeste gevallen waren dit anaë-
robe, niet-pathogene, kiemen. Het al of niet vinden van kie-
men is vooral afhankelijk van de monstemametechniek, de
kweekmethode en het stadium van de cyclus. Zo zullen er tij-
dens de oestms altijd wel enkele kiemen in de uterus kunnen
binnendringen door de geopende cervix. Dit is eerder uitzon-
dering dan regel en algemeen mag dan ook gesteld worden
dat een normale utems inderdaad \'steriel\' is.

Pathogenese

Het onderkennen van de factoren die verantwoordelijk zijn
voor een uteriene infectie of voor een chronische ontsteking
is van groot belang. De oorzaak van het niet drachtig worden
van een fokmerrie ontstaat meestal geleidelijk en vaak ligt
een combinatie van factoren aan het probleem ten grondslag.
De volgende factoren kunnen een rol spelen:

1) Leeftijd

Algemeen kan gesteld worden dat merries een verhoogde
kans hebben om \'susceptible\' te worden naarmate ze ouder
worden en multipaar zijn (1,20,31).

De drachtigheidsresultaten blijken dan ook duidelijk lager te
liggen bij oudere merries (7,20). Uit verschillende smdies
blijkt dat bij oude subfertiele merries er niet alleen sprake is
van uteriene problemen maar dat ook de eicellen van min-
dere kwaliteit zijn (9,21).

2) Anatomische afwijkingen
Vulva, vestibulum, vagina en cervix

Zoals reeds vermeld zijn er drie functionele sfincters die een
infectie van het geslachtsstelsel moeten voorkomen: de vul-
valippen, het vestibulum vaginae en de cervix.
Het niet goed sluiten van de vulvalippen en/of het vestibu-
lum vaginae ten gevolge van een hoge leeftijd, van trauma,
van een abnormale conformatie (voomamelijk bij volbloe-
den) of van een slechte conditie van het dier kan aanleiding
geven tot een vaginitis, een cervicitis en uiteindelijk leiden
tot contaminatie van de utems (endometritis) met lucht, kie-
men en/of vreemd materiaal (5,27,29).

-ocr page 448-

Vergroeiingen of littelcenweefsel Icunnen ten grondslag lig-
gen aan een functieverlies of aan liggingsveranderingen van
de cervix. Mogelijke oorzaken van dergelijke beschadigin-
gen zijn letsels ten gevolge van een zware partus of een dek-
verwonding. Ook kunnen beschadigingen ontstaan ten ge-
volge van irritatie of infectie door een pneumovagina, een
urovagina of door een behandeling van de uterus met irrite-
rende stoffen. Wanneer er een volledige afsluiting van de
cervix is ontstaan, dan leidt dit tot ophoping van secretum in
de uterus (mucometra, pyometra) (44).
Een enkele keer worden er tumoren waargenomen in de ge-
slachtstractus. Meestal levert dit geen problemen op voor de
fertiliteit maar wanneer ze bijvoorbeeld op de cervix zijn ge-
lokaliseerd, dan kan dit aanleiding geven tot het onvol-
doende sluiten van de cervix. Hieraan moeten we vooral den-
ken bij schimmelmerries (melanoma\'s) (79).
Door het verslappen van de weke weefsels binnen het bek-
ken door ouderdom, door een slechte conditie of na een
zware partus kan, meestal in aansluiting met een pneumo-
vagina, een urovagina ontstaan. Hierdoor vindt er retentie
van urine plaats juist caudaal van de cervix, hetgeen in de
oestrus leidt tot het invloeien van urine in de uterus met als
gevolg een persisterende endometritis.

Uterus

Anatomische afwijkingen van de uterus zijn meestal verwor-
ven en zijn in te delen in afwijkingen van het endometrium,
cysten, lokale atrofie van het myometrium, adhesies en tu-
moren.

Atrofie van het endometrium (inactieve kubische epitheel-
cellen van de klierbuizen) is een normaal verschijnsel tijdens
de anoestrus. Het wordt pathologisch wanneer het waarge-
nomen wordt tijdens het dekseizoen. Wanneer endome-
triumatrofie wordt waargenomen dan kan dit wijzen op een
tekort aan ovariële steroïden, hetgeen nogal eens wordt ge-
zien bij oude acyclische merries. Een veralgemeende hypo-
plasie van het endometrium duidt op een aangeboren afwij-
king zoals een intersex (14).

Fibrose kan ontstaan ten gevolge van een chronische irritatie
(chronisch geïnfecteerde uteriene infectie) en wordt veel
waargenomen bij oude merries. Of er aan fibrose altijd een
infectie voorafgegaan moet zijn is nog niet bekend (44).
Degeneratieve veranderingen van de klierbuizen in het endo-
metrium zijn in te delen in periglandulaire fibrose en glandu-
laire necrose. Ten gevolge van periglandulaire fibrose van de
klierbuizen kunnen endometriumcysten ontstaan. Dit zijn
kleine cysten die slechts enkele millimeters groot zijn.
Grotere cysten ontstaan door ophoping van lymfevocht en
kunnen tot enkele centimeters groot worden (zowel endome-
trium- als myometriumcysten). Tannus en Thun (75) toon-
den aan dat cysten de fertiliteit ongunstig kunnen beïnvloe-
den. Dit is waarschijnlijk afliankelijk van het aantal cysten.
Het juiste effect van cysten op de fertiliteit is dan ook nog
steeds niet bekend.

Glandulaire necrose duidt samen met de aanwezigheid van
veel ontstekingscellen meestal op een mogelijke gist- of
schimmelinfectie. Wanneer een dergelijke infectie persis-
teert dan leidt dit meestal tot een volledige vernietiging van
de klierbuizen en dus tot een ongunstige prognose voor de
fertiliteit (42).

Knudsen (50) was de eerste die een lokale atrofie van het
myometrium van de uteruswand beschreef met als gevolg
een lokale dilatatie. In deze \'uitpuiling van Knudsen\', die
vooral bij oude merries wordt beschreven, treedt vloeistofre-
tentie op die verantwoordelijk is voor een onvoldoende cle-
arance van de uterus. Dit is waarschijnlijk de oorzaak van de
verlaagde fertiliteit bij deze merries.

Wetenschap

Vergroeiingen worden soms aangetroffen in het lumen van
de uterus en zijn meestal een gevolg van behandelingen met
(te) irriterende stoffen of een voorgeschiedenis van een ern-
stige metritis (44).

Mogelijke tumoren van de uterus van een merrie zijn fibro-
sarcomen, leiomyosarcomen of lymfosarcomen. Zij worden
slechts zeer zelden waargenomen en veroorzaken steriliteit
(13,44).

Salpinx

Cysten van de mesosalpinx en de fimbriae komen veelvuldig
voor en zijn waarschijnlijk van embryonale oorsprong. Er
zijn geen klinische bewijzen dat ze een nadelige invloed op
de fertiliteit hebben (10).

Vergroeiingen van de salpinx zouden het gevolg zijn van een
ontsteking. Henry en Vandeplassche (36) vonden salpinxaf-
wijkingen bij 40% van de slachthuispreparaten van oudere
merries. Bij afsluiting van beide eileiders is de merrie steriel.
Bij éénzijdige afsluiting is de fertiliteit venninderd.
Hydrosalpinx, uitzetting van de eileider ten gevolge van
vocht, is waarschijnlijk altijd een gevolg van vergroeiingen.
Deze afwijking wordt zeer zelden waargenomen (39).

Ovarium

Anatomische afwijkingen van het ovarium (tumoren, hypo-
plasie) worden zelden waargenomen.

3) Verhoogde infectiedruk

Bij een natuurlijke of experimentele infectie van een nor-
male uterus kunnen grote aantallen kiemen worden binnen-
gebracht zonder dat er een chronische ontstekingsreactie
ontstaat (5,29). Wanneer het om een dekking of inseminatie
gaat dan moet de uterus opnieuw steriel zijn tegen de tijd dat
het embryo in de uterus aankomt. Dit is de vijfde of zesde
dag na ovulatie (69). De ernst van een eventuele infectie
hangt af van het aantal en van de virulentie van de inge-
brachte kiemen en van de afweer van de uterus. Het ontstaan
van een endometriüs die langer dan enkele dagen duurt is
aan één of een combinatie van deze factoren te wijten.
Potentiële pathogenen kunnen in de eerste plaats de uterus
binnendringen
tijdens het dekken of insemineren. De bacte-
riën die daarbij worden binnengebracht behoren meestal tot
de normale flora en veroorzaken een voorbijgaande kortdu-
rende endometritis. Anders ligt dit voor de typische dekin-
fecties zoals
Taylorella equigenitalis, Klebsiella pneumo-
niae
en Pseudomonas aeruginosa. Infecties met deze bac-
teriën veroorzaken zelfs bij merries met een goede afweer
een endometritis. De besmetting geschiedt via de penis van
de hengst van de ene merrie naar de andere (59). Bij toepas-
sing van kunstmafige inseminatie is de kans om dergelijke
infecties te veroorzaken duidelijk geringer, mede omdat
kleinere hoeveelheden sperma worden gebruikt en omdat er
meestal gebruik wordt gemaakt van een verdunner met een
antibioticum.

Naast een mogelijke (voorbijgaande) infectie van de uterus
met kiemen veroorzaakt sperma ook een ontstekingsreactie
in de uterus. De intensiteit hiervan is afhankelijk van de con-
centratie van het sperma. Ingevroren of gecentrifugeerd vers
sperma veroorzaakt een intensievere ontstekingsreactie dan
onbehandeld vers sperma (45,52).

Ook bij een partus komen er kiemen in de uterus terecht.

-ocr page 449-

Wanneer dit beperlct is en de afweer normaal is dan zullen
deze kiemen binnen een tiental dagen worden geëlimineerd
zodat tijdens de veulenhengstigheid de merrie weer \'steriel\'
is. Wanneer de partus abnormaal is verlopen of wanneer de
merrie aan de nageboorte is blijven staan, dan is de infectie-
druk aanzienlijk verhoogd en zal er in de meeste gevallen
een endometritis ontstaan die op het moment van de veulen-
hengstigheid nog niet zal zijn genezen (65).
Anatomische aßvijkingen kunnen de oorzaak zijn van bloot-
stelling aan grote aantallen kiemen en leiden tot een sterk
verminderde afweer van de baarmoeder.
Tot slot kan een endometritis ook
iatrogeen tot stand worden
gebracht. Daarbij spelen onvoldoende hygiënische maatre-
gelen tijdens onderzoeken (zoals een besmet speculum,
slijmmonster- of biopsieapparaat) of tijdens andere hande-
lingen in het geslachtsstelsel, zoals het werken met een be-
smette inseminatiepipet of besmette spermaverdunner, een
rol. De kiemen die hierbij kunnen worden ingebracht kunnen
zowel tot de normale flora van het geslachtsapparaat als tot
de typische dekinfecties behoren. Een infectie met schim-
mels of gisten kan tot stand komen door overmatig gebruik
van antibiotica maar kan ook worden veroorzaakt door onhy-
giënisch werken (11). Zo kan een \'superinfectie\' met gisten
of schimmels ontstaan door een besmette spuit, pipet, specu-
lum, glijmiddel of zelfs door een besmette spermaverdunner.

4) Stoornissen in de afweer van de uterus
Fouten in de cellulaire afweer

De laatste jaren is er veel onderzoek verricht naar mogelijke
stoornissen in de afweer van de uterus. In 1969 waren
Hughes en Loy (40) de eersten die hierover publiceerden. Zij
concludeerden toen reeds dat de lokale componenten van de
uteriene afweer waarschijnlijk een belangrijke rol spelen.
Het heeft echter tot in de jaren tachtig geduurd voordat er in-
tensief onderzoek werd verricht naar mogelijke tekortko-
mingen van de cellulaire afweer van de uterus (59).
Initieel werd gedacht dat de verminderde afweer te wijten
was aan een slechtere werking van de uteriene PMN\'s
(22,61,82,84). Andere studies spraken dit echter tegen aan-
gezien de PMN\'s na toevoeging van (bloed)plasma normaal
functioneerden (Chemotaxis en fagocytose) (4,6,77).
Geconcludeerd kan worden dat vergelijkende studies aan-
gaande het fagocytotisch vermogen van de PMN\'s bij pro-
bleemmerries tegenstrijdige resultaten hebben opgeleverd
(45).

Fouten in de humorale afweer

Asbury et al. (5) vonden bij probleemmerries lagere concentra-
ties Opsonines in vergelijking met normale merries. Anderen
kwamen echter tot de tegenovergestelde bevinding (18,81).
Gesteld kan worden dat er geen afdoende bewijzen zijn dat
de cellulaire en humorale afweer bij probleemmerries ge-
stoord is.

Fouten in de mechanische afweer

Ginther en Pierson (32) waren de eersten die echografisch
vocht in de uterus aantoonden dat niet met palpatie vastge-
steld kon worden. Evans
et al. (29) waren de eersten die ver-
moedden dat dit vocht een gevolg was van een gebrekkige
uteriene drainage en dat er bij dergelijke merries sprake was
van een verhoogde gevoeligheid voor endometritis.
Recente studies hebben inderdaad aangetoond dat probleem-
merries een gestoorde \'uterine clearance\' kunnen hebben
(55,77). Deze gestoorde clearance kan te wijten zijn aan een
cervixletsel, aan gestoorde myometriumcontracties en/of
aan een gestoorde lymfedrainage (30,57). Daardoor vindt er
accumulatie van vocht plaats waardoor infecties gemakkelij-
ker kunnen aanslaan en persisteren (71).
De combinatie van de hier opgesomde factoren en gebeurte-
nissen bepaalt het al of niet aanslaan van een infectie en de
duur van een eventuele infectie. Bij sommige merries zal er
zich een evenwicht instellen tussen de infectie en de eigen
afweer van de uterus, waardoor er een chronische endometri-
tis ontstaat.

Wetenschap

HET KLINISCH ONDERZOEK

Om een gerichte behandeling voor een probleemmerrie te
kunnen instellen is naast een goede kennis van de Pathoge-
nese een zeer degelijk klinisch onderzoek onontbeerlijk. De
eigenaar heeft er in het algemeen geen probleem mee om
hiervoor extra kosten te maken aangezien alleen op deze
manier een correcte prognose kan worden gegeven. Aan de
hand hiervan kan hij/zij dan bepalen of het de moeite loont
om de merrie al of niet te laten behandelen. Het onderzoek
kan het beste tijdens de oestrus uitgevoerd worden. Het is
zeer belangrijk om bij merries die tijdens het dekseizoen
niet drachtig zijn geworden een diagnose te stellen voordat
de merrie overgaat in winteranoestrus. Op die manier kan
het chronisch worden van de infectie worden vermeden. Het
klinisch onderzoek omvat naast een grondige anamnese, de
algemene indruk, het algemeen onderzoek, de uitwendige
inspectie, het rectaal onderzoek, het echografisch onder-
zoek, het vaginoscopisch onderzoek en het aanvullend on-
derzoek.

Anamnese

Het is zeer belangrijk zoveel mogelijk te weten te komen
over de voorgeschiedenis van de merrie. Dit geeft namelijk
inzicht in het ontstaan en het verloop van het probleem. Om
niets te vergeten en voor een ordentelijke registratie is het
aan te raden een vaste vragenlijst te overlopen.

• leeftijd: gesteld kan worden dat de kans dat een probleem-
merrie nog drachtig wordt lager is als ze ouder is dan 15
jaar.

• ras: het ras kan van belang zijn als men bijvoorbeeld con-
cludeert dat de merrie geschikt zou zijn om als donormerrie
te fungeren (is bij bepaalde stamboeken niet toegestaan).

• verloop van de laatste partus en puerperium: wanneer dit
abnormaal verlopen is dan kan men denken aan laesies van
de geslachtstractus (bijvoorbeeld cervixletsels) en/of bloot-
stelling aan een grote infectiedruk (bijvoorbeeld retentio
secundinarum).

• cycluslengte en oestrusduur: onregelmatige, te korte cycli
kunnen wijzen op een endometritis.

• hengst: welke hengst is gebruikt, wat zijn zijn bevruch-
tingsresultaten, zijn er andere merries met problemen bij
dezelfde hengst?

• dek- en inseminatiedata: het is belangrijk te weten hoe
vaak de merrie al gedekt of geïnsemineerd is, waar (stoete-
rijmanagement) en door wie. Ook wordt gevraagd of ze
drachtig is geweest en indien dit het geval is wanneer er
embryonale sterfte is opgetreden.

• opmerkingen eigenaar: heeft de eigenaar bepaalde dingen
opgemerkt zoals luchtzuigen of een afwijkende uitvloeiing.

• eerdere onderzoeken en/of behandelingen: is de merrie
reeds eerder onderzocht, zo ja door wie? Verder vraagt
men of er reeds behandelingen zijn ingesteld, zo ja welke
en wat waren de resultaten?

-ocr page 450-

Algemene indruk

Hierbij let men op direct in het oog springende kenmerken
zoals het gedrag, de voedingstoestand en de verzorging van
de merrie. Verder kan men soms reeds uitvloeiing opmerken
of onvoldoende sluiting van de vulvalippen.
Bij nerveuze dieren is het aan te raden direct de eigenaar te
vragen of het zijn/haar inziens nodig is het dier te sederen
voordat het in de voelbox wordt geplaatst. Bij twijfel wordt
het dier gesedeerd en daarbij eventueel gepraamd.
Bij het beoordelen van de voedingstoestand wordt in gedach-
ten gehouden dat een fokmerrie in een goede conditie moet
zijn voor optimale resultaten. Met goed bedoelen we dat er
zich voldoende vet op de ribben, achter de schouder en op de
mggegraat moet bevinden. De ribben moeten juist niet zicht-
baar, maar goed te voelen zijn. Deze optimale conditie stel-
len we als een minimale eis voor een fokmerrie (41).
Onderzoek heeft aangetoond dat de bevmchtingsresultaten
van fokmerries in slechte voedingstoestand duidelijk lager
zijn dan van merries in een goede tot vette conditie
(35,37,53). Het is zeer belangrijk dat fokmerries tijdens het
dekseizoen in goede conditie blijven omdat verlies van li-
chaamsvet kan leiden tot conformatie-afwijkingen gevolgd
door een endometritis (43).

Uitwendige inspectie

Na de algemene indmk volgt, alleen indien er aanleiding toe
is, het algemeen onderzoek. Vervolgens gaat men over tot de
uitwendige inspectie. In de eerste plaats let men hierbij op de
stand van de vulva. Deze dient verticaal te staan (of onder
een hoek kleiner dan tien graden) en ongeveer tweederde van
de vulva dient onder de arcus ischiadicus van het bekken te
liggen (78). Verder dienen de vulvalippen goed te sluiten en
wanneer men ze opent dient het vestibulum vaginae ervoor
te zorgen dat er geen lucht naar binnen wordt gezogen. De
sluiting van de vulvalippen kan het beste tijdens de oestrus
gecontroleerd worden aangezien ze dan slechter sluiten dan
in de dioestrus. Wanneer er wel lucht wordt aangezogen dan
duidt dit op een niet goed sluitend vestibulum. Een slecht
sluitende vulva (met een meer horizontale stand) en vestibu-
lum komt meer voor bij oude multipare dieren. Dit is te wij-
ten aan het afnemen van het perineaal vet bij oudere dieren
en het frequent uitgerekt (eventueel gelaedeerd) zijn van de
weke weefsels ten gevolge van het veulenen. Bepaalde ras-
sen (vooral volbloeden) hebben een genetische predispositie
voor een slechte conformatie van de vulva (19^ Ook wordt
gelet op uitvloeiing. Dit kan duiden op een vaginitis, een en-
dometritis of een probleem van de urinewegen.

Rectaal onderzoek

Het rectaal onderzoek dient zorgvuldig te gebeuren en begint
met het opzoeken van de bifurcatie van de uterus. De uterus
wordt vervolgens beoordeeld op grootte en asymmetrie, to-
nus, wanddikte, inhoud en eventuele vergroeiingen. Natuur-
lijk moeten we altijd in ons achterhoofd houden dat de \'pro-
bleemmerrie\' misschien toch drachtig is! De uterushoomen
dienen ongeveer even groot te zijn en mogen geen inhoud
bevatten. Duidelijk voelbare inhoud met een verdikte uterus-
wand duidt meestal op een pyometra. In de meeste gevallen
van een pyometra is er echter slechts weinig inhoud aanwe-
zig waardoor dit rectaal niet gevoeld kan worden.
Een enkele maal kan men bij zorgvuldige palpatie van de
utemshoomen tussen duim en wijsvinger cysten voelen. Een
lokale, niet scherp omschreven dilatatie in een uterushoom
kan wijzen op een uitpuiling van Knudsen (50). In de oestrus
is de utems slap in tegenstelling tot in de dioestrus waar een
duidelijke tonus op de uterus kan worden waargenomen.
Vergroeiingen van de uterus met omliggende weefsels wor-
den zelden waargenomen en zijn meestal het gevolg van een
vroegere metritis.

Wetenschap

De ovaria worden beoordeeld op grootte, consistentie en op
aanwezigheid van follikels. Op die manier kan men een
goede indruk krijgen of er al of niet ovariumafwijkingen
aanwezig zijn en of de merrie cycleert.
Tot slot wordt naar de cervix gevoeld. Dit levert veel informa-
tie op aangaande het cyclusstadium van de merrie. Wanneer
de merrie beginnend hengstig is, dan zal de cervix beginnen te
verslappen aan de uteriene zijde en ongeveer twee vingers dik
aanvoelen. Naarmate de hengstigheid vordert begint de cervix
meer en meer te verslappen en bij optimale hengstigheid is ze
niet meer te voelen. Tijdens de dioestms voelt de cervix stevig
aan en is ze ongeveer één vinger dik.

De Salpinx is rectaal niet te voelen. Een uitzondering hierop
is een zeer zeldzame hydrosalpinx.

Echografisch onderzoek

Een echograaf is een onmisbaar hulpmiddel. Het levert es-
sentiële extra informatie op waardoor er een betere diagnose
gesteld kan worden. Mc Kinnon
et al. (67) toonden aan dat
echografisch onderzoek even accuraat is als alle andere tech-
nieken om een endometritis te diagnosticeren. Het heeft als
grootste voordeel dat het een niet-invasieve techniek is zodat
er geen enkel risico bestaat op het iatrogeen inbrengen van
kiemen. Het volledig geslachtsstelsel wordt systematisch op
een vaste manier onderzocht zodat niets vergeten wordt.

Uterus

De drie belangrijkste afwijkingen die we in de uterus kunnen
waarnemen zijn vloeistofaccumulatie, cysten en de aanwe-
zigheid van lucht. Minder frequent worden met de echograaf
vergroeiingen, abscessen, corpora aliena of tumoren vastge-
steld. Echografie is zeer waardevol voor het vaststellen van
intra-uteriene vloeistof Het volume kan op een eenvoudige
manier worden gemeten en gekwalificeerd volgens de echo-
geniteit. Er bestaat een indeling gaande van graad I tot graad
IV (Tabel 1). De graad van echogeniteit is gecorreleerd met
de hoeveelheid debris of witte bloedcelleninfiltratie. Zo be-
vat graad I grote hoeveelheden neutrofielen in tegenstelling
tot graad IV die meestal slechts een enkele neutrofiel bevat.
Wanneer men slechts weinig heldere (graad IV) vloeistof
waarneemt (minder dan 0.5-1.0 cm) tijdens de hengstigheid
dan dient dit als normaal beschouwd te worden. Grotere hoe-

Ta beh.

Echograflsche indeling Echografische Macroscopische

van intra-uteriene karakteristieken karakteristieken

vloeistof

GRAAD I
GRAAD II
GRAAD III

GRAAD IV

wit dik en slijmerig

(sterk (hyper) echogeen)

licht grijs melkachtig

(semi-echogeen)

donker grijs enige vlokjes

(enkele echogene spots
in anechogeen medium)
zwart helder

(anechogeen)

Echografische indeling van intra-uteriene vloeistof (McKinnon el al. (67)).

-ocr page 451-

veelheden heldere vloeistof zijn het gevolg van een abnor-
male mechanische lediging. Meestal is deze vloeistof steriel.
Wanneer zo\'n merrie echter wordt gedekt of geïnsemineerd
dan kunnen de ingebrachte kiemen deze vloeistof als cul-
tuurmedium gebmiken en op die manier een ontsteking ver-
oorzaken. Afwijkende hoeveelheden vloeistof (> 1 cm), van
welke aard dan ook, duiden dus in de meeste gevallen op een
merrie die gevoelig is voor endometritis (67,71).
Voor de opkomst van het echografisch onderzoek werden ute-
riene cysten een enkele keer bij het rectaal onderzoek (grotere
cysten) maar meestal pas post mortem waargenomen. Met het
echografisch onderzoek kunnen we de cysten zien als holten
gevuld met vocht (anechogeen). Ze hebben meestal een ronde,
onregelmatige afgelijnde vorm en zijn soms gecompartimen-
teerd. Er zijn geen gegevens bekend over de groeisnelheid van
een cyste maar ze groeien zeer waarschijnlijk niet zo snel als
een vmchtblaasje (87). Dit maakt een onderscheid mogelijk
tussen een vroege dracht en een cyste. Andere verschillen zijn
de perfect sferische vorm van een vmchtblaasje en de migratie
tot de zeventiende dag van de dracht. Cysten zouden de migra-
tie van het vmchtblaasje verhinderen waardoor er geen mater-
nale herkenning plaatsvindt en de merrie opnieuw hengstig
wordt (63). Later in de dracht zou contact van een cyste met de
dooierzak of allantoïsholte de absorptie van nutriënten kunnen
verhinderen. Dit zou vooral een rol spelen bij cysten die gele-
gen zijn ter hoogte van de bifiircatie aangezien daar de meeste
vmchtblaasjes gefixeerd worden (17,87). Daarentegen kon-
den Eilts
etal. (28) geen nadelige gevolgen van cysten voor de
fertiliteit aantonen. Gesteld kan worden dat cysten duiden op
(vroegere) uteriene problemen.

Lucht kan echografisch worden herkend aan meerdere
hyperechogene reflecties (witte \'spots\') en komt het meest
voor juist craniaal van de cervix. Zijn er grote hoeveelheden
lucht in de utems aanwezig (slecht sluitende cervix in aan-
sluiting op een pneumovagina), dan kan de lucht zelfs tot in
de toppen van de utemshoomen worden waargenomen. Tot
48 uur na een dekking of inseminatie kan dit als fysiologisch
worden beschouwd. In alle andere gevallen wijst het op een
\'pneumo-uteras\' die meestal te wijten is aan een onvol-
doende sluiting van de vulva, het vestibulum en/of de cervix.

Ovaria en salpinx

Ook wat het ovarium betreft biedt echografisch onderzoek
vele mogelijkheden. Zo kunnen het stadium van de cyclus en
het tijdstip van ovulatie ingeschat worden. De ovulatie wordt
bevestigd door het zichtbaar worden van luteaal weefsel
(corpus luteum). Een normale salpinx is niet echografisch
waar te nemen. Een hydrosalpinx is een holte gevuld met
vocht en is echografisch te zien. Voor een definitieve dia-
gnose is echter een exploratieve operatie of laparoscopisch
onderzoek aangewezen (67).

Vaginaal onderzoek

Voordat overgegaan wordt tot een vaginaal onderzoek wordt
de perineumstreek grondig gewassen met een desinfectans
en vervolgens gedroogd. Voor de inspectie van de vagina
wordt gebmik gemaakt van een steriel (buis)speculum en
\'steriel\' glijmiddel. Het speculum wordt onder een hoek van
45 graden ingebracht terwijl de vulvalippen ietwat worden
opengespreid. Hierbij wordt normaal gezien een weerstand
gevoeld ter hoogte van het vestibulum en wordt er lucht aan-
gezogen. Wanneer dit niet het geval is dan duidt dit op het
slecht functioneren van de sfincters (vulva en vestibulum),
hetgeen aanleiding geeft tot een pneumovagina.

Wetenschap

Tijdens de oestms verslapt de cervix. Hij hangt naar beneden
op de bodem van de vagina. Deze verslapping is vlak voor de
ovulatie maximaal waarbij bij multipare dieren een kleine
horizontale opening zichtbaar wordt. Dit is minder uitge-
sproken bij jonge (maiden) merries. Het slijmvlies van de
vagina is tijdens de hengstigheid bleekroze van kleur en ver-
toont een vochtig aspect. Tijdens de dioestrus is de cervix
bleek, tuitvormig en heeft een droog aspect.
Bij chronische irritatie (pneumovagina) is het slijmvlies
sterk hyperemisch. Dit dient onmiddellijk na het inbrengen
van het speculum beoordeeld te worden omdat het instromen
van lucht in de vagina ook een sterke hyperemie veroorzaakt
(54). Het vaginaal onderzoek geeft in de meeste gevallen uit-
sluiting over de oorzaak van een afwijkend secreet in de va-
gina. Bij een endometritis is frequent (niet altijd!) een grijs,
waterig tot wit, of pumlent exsudaat zichtbaar juist voor de
opening van de cervix. Dit is het meest uitgesproken rond de
derde of vierde dag van de hengstigheid. In het geval van een
pneumovagina heeft het exsudaat vaak een schuimig aspect
ten gevolge van lucht gemengd met mucus. Bij een urova-
gina ziet men duidelijk een plasje urine (kleur en geur) juist
voor de cervix staan. Soms is dit alleen te zien tijdens de
hengstigheid of slechts juist voor de ovulatie omdat dan de
weefsels maximaal verweekt zijn. Het is dus belangrijk om
bij een probleemmerrie meerdere keren tijdens de hengstig-
heid een vaginaal onderzoek te doen (64)!
De cervix dient zeer goed geïnspecteerd te worden op even-
tuele beschadigingen (cervixscheur, vergroeiingen etcetera).
Deze zijn tijdens de dioestms beter waar te nemen dan tij-
dens de oestms (65). Men kan dit het beste vaststellen met
manueel vaginaal onderzoek.

Dit moet zo aseptisch mogelijk gebeuren. Het eerst wordt de
cervix onderzocht op eventuele vergroeiingen of scheuren,
die vaak tijdens het vaginoscopisch onderzoek onopgemerkt
blijven. Dc vaginawand wordt volledig afgetast waarbij aan
de dorsale zijde gelet wordt op eventuele aanwezigheid van
(kleine) rectovaginale fistels.

Aangezien door het vaginaal onderzoek lucht in het genitaal-
stelsel stroomt dat irritatie kan verwekken, is het aan te raden
vooral bij probleemmerries dit te verwijderen door rectaal
druk op de vagina uit te oefenen.

Aanvullend onderzoek

Het onderzoek moet aangevuld worden met één of meerdere
aanvullende onderzoeken die kunnen leiden tot een defini-
tieve diagnose. Hiermee bedoelen we het nemen van een
slijmmonster voor bacteriologisch en cytologisch onder-
zoek, een utemsbiopsie voor histologisch onderzoek of een
hysteroscopisch onderzoek.

Slijmmonster

Bacteriologisch en cytologisch onderzoek van de utems zijn
van groot belang bij het volledig onderzoek van een pro-
bleemmerrie. Voor het nemen van een slijmmonster dienen
eerst de vulva en omgeving grondig te worden gereinigd met
lauw water en daama afgedroogd te worden. De merrie dient
goed hengstig te staan zodat voldoende baarmoedersecreet
aanwezig is en de cervix gemakkelijk passabel is. Het is van
groot belang dat er een monster wordt genomen van de\'ute-
ms en niet van de cervix of de vagina.
Als slijmmonsterapparaat wordt de voorkeur gegeven aan
een metalen Knudson en Solle apparaat. In tegenstelling tot
de \'wegwerpapparaten\' wordt hierbij ineens een goed mon-
ster voor bacteriologisch (de tampon) en cytologisch onder-

-ocr page 452-

zoek (de veer) verkregen (8). De monsters dienen zo snel
mogelijk te worden onderzocht (binnen 48 uur).

Cytologisch onderzoek

Voor het cytologisch onderzoek wordt getracht wat slijm op
een draagglaasje uit te strijken. De \'veer\' van het slijmmon-
sterapparaat van Knudson en Solle bevat normaliter vol-
doende materiaal. Het draagglaasje wordt aan de lucht ge-
droogd (eventueel met een fixatiespray) en daama twee
minuten in een orceïnekleurstof ondergedompeld. Vervolgens
wordt het afgespoeld met alcohol, isopropylalcohol en xylol
en opnieuw gedroogd. Andere kleuringstechnieken (Diff
Quick, HE) zijn ook mogelijk (23).

Het preparaat wordt microscopisch onderzocht onder een
vergroting van lOOOx met immersieolie. De volgende cellen
kunnen worden aangetroffen (16):

• Epitheelcellen: deze cellen worden het meest aangetrof-
fen. Wanneer er slechts weinig epitheelcellen (cilindrisch)
aanwezig zijn dan is er waarschijnlijk onvoldoende mate-
riaal aanwezig om een goede interpretatie te kunnen ma-
ken. Degenererende epitheelcellen kunnen op een urova-
gina wijzen maar zijn meestal het gevolg van een slechte
fixatie en kleuring.

• Neutrofielen: deze cellen zijn indicatief voor een acute en-
dometritis. Ze zijn te herkennen aan hun gesegmenteerde
kemen.

• Lymfocyten: lymfocyten worden herkend aan hun ronde
donker gekleurde kemen. Hun voorkomen duidt op een
chronische endometritis.

• Eosinofielen: deze cellen worden zelden gezien en duiden
meestal op een pneumovagina.

• Erytrocyten: rode bloedcellen worden normaal niet aange-
troffen in een uitstrijkje. Bij aanwezigheid duidt dit op bloed-
bijmenging door trauma of een fysiologische hyperemie.

• Calciunicarbonaatkristallcn: zouden kunnen worden ge-
zien bij merries met een urovagina.

De interpretatie van het cytologisch onderzoek geeft in de li-
teratuur soms discussie. Het vinden van meer dan vijf neu-
trofielen per tien microscopische velden duidt op een acute
endometritis (23). Een uitzondering op bovenstaande regel is
waarschijnlijk een
Pseudomonas aeruginosa-mkctK omdat
deze een oppervlakkige ontsteking geeft met weinig influx
van neutrofielen (16).

Wanneer het aantal endometriumcellen in een uitstrijkje laag
is, dan is het beter om naar de verhouding van de neutrofielen
ten opzichte van de endometriumcellen te kijken. Een ratio
groter dan 1/40 (neutrofielen/endometriumcellen) wijst dan
op een acute ontstekingsreactie (58).

Bacteriologisch onderzoek (yi)

Voor het bacteriologisch onderzoek ent men zo snel moge-
lijk enkele cultuurmedia met de tampon van het Knudson en
Solle apparaat waama men deze in een broedstoof bij 37 °C
plaatst. De meeste laboratoria gebmiken voor een utems-
slijmmonster een aërobe cultuur. Hiervoor kan men een
bloedagar (Gram-positieven en Gram-negatieven) eventueel
aangevuld met een Mc Conkey-agar (Gram-negatieven) ge-
bmiken. De platen worden na respectievelijk 24 en 48 uur af-
gelezen. De identificatie van de gevonden kiemen kan even-
tueel aangevuld worden met een antibiogram. Dit geldt
vooral voor resistente gram-negatieve kiemen.

De uiteindelijke interpretatie van een utemsslijmmonster is
slechts mogelijk als men het klinisch onderzoek grondig heeft
uitgevoerd, als men weet wat de kans op bijbesmettingen tij-
dens de monstemame was en als er voldoende celmateriaal
aanwezig was voor het cytologisch onderzoek. Frequent moet
rekening gehouden worden met vals positieve of negatieve uit-
slagen. Een vals positieve uitslag (bacteriologisch positief en
cytologisch negatief) kan te wijten zijn aan een bijbesmetting
van de cervix of vagina of aan een niet steriel slijmmonsterap-
paraat. Een uitslag kan vals negatief (bacteriologie negatief en
cytologie positief) zijn wanneer er reeds behandeld was met
antibiotica, er kiemen aanwezig zijn die niet met de routinedia-
gnostiek kunnen worden herkend of wanneer het gaat om een
niet-infectieuze ontsteking (bijvoorbeeld een corpus alienum).

Wetenschap

Endometriumbiopsie

Een endometriumbiopsie is aan te raden bij iedere probleem-
merrie. Er is geen enkele contra-indicatie, uitgezonderd een
drachtige uterus (46). Voor het nemen van een endometri-
umbiopsie bestaan verschillende apparaten. De meest ge-
bruikte zijn het \'inschuifbare\' type en het \'alligator\' type.
Aangezien de cervix van een merrie altijd te dilateren is kan
men op ieder stadium van de cyclus een biopt nemen. Dit sta-
dium moet wel in de anamnese worden vermeld omdat de
bouw van het endometrium verschilt naargelang het cyclus-
stadium en het tijdstip van het jaar. Een enkel willekeurig
monster is zeker niet representatief voor de gehele uterus.
Echter, wanneer het een monster van de overgang corpus
uteri-utemshoom (de plaats waar het embryo meestal ge-
fixeerd wordt) betreft, dan geeft het toch betrouwbare infor-
matie over een eventueel ontstekingsbeeld en cellulaire infil-
tratie (26). Ook hier dient men zo schoon mogelijk te werk te
gaan zodat contaminatie met opportunistische kiemen wordt
vermeden. Men tracht een monster te krijgen dat ongeveer 1
cm van het endometrium bevat. Dit monster wordt onmid-
dellijk in een 10% oplossing van formaldehyde gebracht en
vervolgens naar een ge.specialiseerd laboratorium gestuurd.
Wat de interpretatie van het histologisch onderzoek betreft be-
schreef Kenney als eerste een classificatiesysteem dat bestaat
uit drie categoriëen: een normale groep (categorie 1), een erg
aangetaste groep (categorie 111) en een groep die daar ergens
tussenin ligt (categorie II) (46). Verscheidene auteurs hebben
nog andere indelingen gemaakt (74,80). Alle indelingen heb-
ben tot doel de merries met een infauste prognose emit te lich-
ten zodat niet nog extra kosten (behandelingen) door de eige-
naar gemaakt hoeven te worden (47). De doelstelling van het
nemen van een biopt is dan ook het bekomen van een fertili-
teitsprognose. Tegenwoordig wordt meestal gebmik gemaakt
van een gewijzigde indeling volgens Kenney (25):
Categorie I: normaal endometrium;

Categorie IIA: geringe histologische veranderingen van het
endometrium;

Categorie IIB: middelmatige histologische veranderingen
van het endometrium.

Tabel 2.

Categorie

Graad van

Verwacht

(volgens Kenney)

histologische afwijkingen

veulenpercentage (%)

I

afwezig

>80

IIA

gering

50-80

UB

middelmatig

10-50

III

erg

< 10

Verwacht veulenpercentage volgens categorie van endometriumbiopt
(Dolgen Waelchh (25)).

-ocr page 453-

Categorie III: ernstige histologische veranderingen van het
endometrium.

Twee studies, die deze indeling gebruikten, hebben beide
slechte veulenpercentages gevonden voor categorie IIB en
111 merries, in tegenstelling tot de categorie I merries (24,80).
Om een fertiliteitsprognose (Tabel 2) te kunnen geven aan de
hand van een endometriumbiopsie moet nog rekening wor-
den gehouden met andere factoren zoals de leeftijd, het aantal
jaren dat een dier reeds gust is en de veterinaire begeleiding
tijdens deze jaren (25). Deze factoren zijn uiteraard vooral be-
langrijk voor de middenklasse (categorie IIA en IIB).

Hysteroscopie

Aangezien men met een speculum niet in staat is de uterus
van binnen te inspecteren heeft men lang gezocht naar an-
dere methoden (51). Sinds de zeventigerjaren bestaat er een
modem instrumentarium dat op een eenvoudige wijze in-
spectie van de uterus mogelijk maakt: fibroscopen met
koude lichtbronnen (49). Pas in de jaren tachtig verschenen
de eerste studies waarin de methode en de waar te nemen
structuren uitvoerig werden beschreven (86,87).
De apparatuur bestaat uit een (video)fibroscoop met een
koude lichtbron die onder manuele begeleiding tot in de ute-
rus wordt gebracht. Via een biopsiekanaal wordt het lumen
van de uterus vervolgens opgeblazen met gefilterde lucht, of
met inert CO2 of wordt volgespoten met fysiologische oplos-
sing. Dit is noodzakelijk om een goed overzicht te kunnen
verkrijgen van de interne structuren. Op deze manier kunnen
de cervix, het endometrium en de uterotubale papil (uiteinde
van de eileider) zeer goed gevisualiseerd worden. Naast de
inspectie is het ook mogelijk gericht een slijmmonster of ute-
rusbiopt te nemen (88). Bracher
et al.{\\5) ondervonden dat
een biopt beter op de conventionele wijze genomen kan wor-
den omdat het biopt verkregen door middel van een hystero-
scoop vaak niet groot genoeg is.

Ben video-endoscopische evaluatie van de uteri van 87 subfer-
tiele volbloeden leverde de volgende resultaten op: 56% van
de dieren hadden zichtbare endometriumletsels (atrofie van de
endometriumplooien of littekenweefsel), bij 55% werden cys-
ten van verschillende omvang waargenomen; 32% vertoonde
vloeistofaccumulatie in de baarmoeder, 8% had transluminale
vergroeiingen en bij twee merries waren er dusdanige ver-
groeiingen dat één hoorn volledig afgesloten was (15).
Het grote voordeel van hysteroscopie is dat men de gehele
geslachtstractus kan visualiseren. Een aantal aandoeningen
(transluminale vergroeiingen, kleine cysten, tumoren en af-
wijkingen aan de uterotubale papil) kunnen niet met de con-
ventionele methoden worden waargenomen, doch wel met
hysteroscopie (15).

BESLUIT

Concluderend kan gesteld worden dat er de laatste jaren veel
bekend is geworden over de Pathogenese van de probleem-
merrie. Zowel een gestoorde mechanische afweer van de
uterus als een hoge infectiedruk spelen een belangrijke rol.
Een uitvoerig klinisch onderzoek is van cruciaal belang om tot
een juiste diagnose te komen. Met een goede kennis van de
Pa-
thogenese en een juiste diagnose kan worden overgegaan tot
de meest geschikte behandeling voor een bepaalde probleem-
merrie. Daarop wordt in het volgend artikel nader ingegaan.

LITERATUUR

1. Adams GP, Kastelic JP, Bergfelt DR, and Ginther OJ. Effect of uterine
inflammation and ultrasonically-detected uterine pathology on fertility in

Wetenschap

the mare. J Reprod Pert Suppl 1987; 35:445-54.

2. Andries K. Algemene microbiologie, partim immunologie. Cursus
Faculteit Geneeskunde Antwerpen 1995:1-22.

3. Asbury AC. Uterine defense mechanisms in the mare: the use of intraute-
rine plasma in the management of endometritis. Theriogenology 1984;
21:387-93.

4. Asbury AC. Endometritis in the mare. In: Morrow DA, ed. Current
Therapy in Theriogenology. Philadelphia: Saunders, 1986: 718-22.

5. Asbury AC, Schultz KT, Klesius PH, Foster GW, and Washburn SM.
Factors affecting phagocytosis of bacteria by neutrophils in the mare\'s
uterus. J Reprod Pert Suppl 1982;32: 151-9.

6. Asbury AC, Gorman NT, and Foster GW. Uterine defense mechanisms
in the mare: Semm opsonins affecting phagocytosis of
Streptococcus
zooepidemicus
by equine neutrophils. Theriogenology 1984; 21:375-85.

7. Badi AM, 0\'Byme TM, and Cunningham EP. An analysis of reproduc-
tive performance in Thoroughbred mares. Irish Vet J 1981; sep: 1-12.

8. Ball BA, Shin SJ, and Patten VH. Use of a low-volume uterin flush for
microbiologic and cytologic examination of the mare\'s endometrium.
Theriogenology 1988;29:1269-83.

9. Ball BA, Weber TV, and Woods GL. Survival of Day-4 embryos from
young normal mares and aged, subfertile mares after transfer to normal
recipients mares. J Reprod Fert 1989; 85:187-94.

10. Blue MG. A tubo-ovarian cyst, paraovarian cysts and lesions of the ovi-
duct in the mare. N Z Vet J 1985; 33: 8-10.

11. Blue MG. Mycotic endometritis in mares: Review and clinical observa-
tions. NZ Vet J 1987; 35: 181-3.

12. Blue HB, Blue MG, Kenney RM, and Menrit TL. Chemotactic properties
and protein of equine uterine fluid. Am J Vet Res 1984; 45 : 1205-8.

13. Bonfig H, and Ingenhorst 1. Operativ Entfernung eines gestielten
Uterustumors bei einer Eselstute. Tierärtz Prax 1992; 20( 1): 65-8.

14. Bowling AT, Millon L and Hughes JP. An update of chromosomal ab-
normalities in mares. J Reprod Fertil Suppl 1987; 35: 149-51.

15. Bracher V, Mathias S, and Allen WR. Videoendoscopic evaluation of the
mare\'s uterus: II. Findings in subfertile mares. Equine Vet J 1992; 24:
279-84.

16. Brook D. Uterine cytology. In: McKinnon AO, and Voss JL, eds. Equine
Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993: 246-54.

17. Brook D, and Frankel K. Electrocoagulative Removal of Endometrial
Cysts in the Mare. J Equine Vet Sei 1987; 7: 77-81.

18. Brown AE, Hansen PJ, and Asbury AC. Opsonisation of bacteria by
uterin secretions of cyclic mares. Am J Reprod Imm Microbiol 1985; 9:
119-23.

19. Carleton CL. Clinical Examination of the Non-Pregnant Female
Reproductive Tract. In: Youngquist RS, ed. Current Therapy in Large
Animal Theriogenology. Philadelphia: Saunders, 1997: 79-95.

20. Camevale EM, and Ginther OJ. Relationships of age to uterine function
and reproductive efficiency in mares. Theriogenology 1992; 37: 1101-
15.

21. Camevale EM, and Ginther OJ. Defective Oocytes as a Cause of
Subfertility in Old Mares. Biol Reprod Mono 1995; 1:209-14.

22. Cheung ATW, Liu IKM, and Walsh EM. Phagocytic and killing capaci-
ties of uterine derived polymorphonuclear leucocytes from mares resis-
tant and susceptible to chronic endometritis. Am J Vet Res 1985; 46:
1938-40.

23. Dascanio J, Ley WB, and Bowen JM. How to Perform and Interpret
Uterine Cytology. Proc Am Assoc Eq Pract 1997: 182-6.

24. Doig PA, McKnight JD, and Miller RB. The use of endometrial biopsy in
the infertile mare. Can Vet J 1981; 22: 72-6.

25. Doig PA. and Waelchli RO. Endometrial biopsy. In: McKinnon AO en
Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:
225-33.

26. Dybdal NO, Daels PF, Couto MA, Hughes JP, and Kennedy PC.
Investigation of the reliability of a single endometrial biopsy sample,
with a note on the correlation between uterine cysts on biopsy grade. J
Reprod Fertil Suppl 1991; 35:697.

27. Easley J. External perineal conformation. In: McKinnon AO, and Voss
JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993: 20^.

28. Eilts BE, Scholl DT, Paccamonti DL, Causey R, Klimczak JC, and
Coriey JR. Prevalence of Endometrial Cysts and Their Effect on Fertility.
Biol Reprod Mon 1995; 1:527-32.

29. Evans MJ, Hamer JM, Gason LM, Graham CS, Asbury AC, and Irvine
CH. Clearance of bacteria and non-antigenic markers following inta-ute-
rine inoculation into maiden mares: effect of steroid hormone environ-
ment. Theriogenology 1986; 26: 37-50.

30. Evans MJ, Hamer JM, Gason LM, and Irvine CH. Factors affecting ute-
rine clearance of inoculated materials in mares. J Reprod Fertil Suppl
1987; 35:327-34.

31. Farrelly BY, and Mullaney PE. Cervical and uterine infections in tho-

-ocr page 454-

roughbred mares. Irish Vet J 1964; 18:210-12.

32. Ginther OJ, and Pierson RA. Ultrasonic anatomy and pathology of the
equine uterus. Theriogenology 1984; 21:505-16.

33. Guyton AC. The lymfatic system. In: Textbook of Medical Physiology,

edition. Philadelphia: Saunders, 1991: 180-4.

34. Hansen PJ, and Asbury AC. Opsonins of streptococcus in uterine flus-
hings of mares susceptible and resistant to endometritis: control of secre-
tion and partial characterization. Am J Vet Res 1987; 48:646.

35. Henneke DR, Potter GD. Kreidet JL, and Yeates BF. Relationship be-
tween condition score, physical measurement and body fat percentage in
mares. Equine Vet J 1983; 15:371-2.

36. Henry M, and Vandeplassche M. Pathology of the oviduct in mares. Flem
VetJ 1981; 50: 301-4.

37. Hines KK, Hodge SL, Kreidet JL, Potter GD. and Harms PG. Relation-
ship between body condition and levels of serum luteinizing hormone in
postpartum mares. Theriogenology 1987; 28: 815-25.

38. Hinrichs K, Cummings MR, Sertich PL, and Kenney RM. Bacteria reco-
vered from the reproductive tracts of normal mares. Proc Am Assoc
Equine Pract 1989: 11-6.

39. Hughes JP. Developmental anomalies of the female reproductive tract.
In: McKinnon AO and Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia:
Lea&Febiger, 1993:408-14.

40. Hughes JP, and Loy RG. Investigations on the effect of intrauterine ino-
culations of
Streptococcus zooepidemicus in the mare. Proc Am Assoc
Equine Pract 1969: 289-92.

41. Huntington PJ, Jackson SG, Owens E, and Pagan JD. Nutritional ma-
nagement of mares. In: Proceedings 267. Equine Stud Medicine. Sydney:
Post Graduate Foundation in Veterinary Science, 1996: 18-29.

42. Hürtgen JP, and Cummings B A. Diagnosis and treatment of fungal endo-
metritis in mares. Proc Theriogenology 1982: 18-22.

43. Jackson SG, and Pagan JP. Equine nutrition: A practitioners guide. Proc
Am Assoc Equine Pract 1992:409-32.

44. Jasko DJ. Noninfectious causes of infertility in the mare. In: Youngquist
RS, ed. Current Therapy in Large Animal Theriogenology. Philadelphia:
Saunders, 1997: 172-6.

45. Katila T. Onset and Duration of Uterine Inflammatory Response of
Mares after Insemination with Freh Semen. Biol Reprod Mono 1995; I:
515-7.

46. Kenney RM. Clinical aspects of endometrial biopsy in fertility evaluation
in the mare. Proc Am Assoc Equine Pract 1977: 105-22.

47. Kcnney RM. The role of endometrial biopsy in fertility evaluation. Proc
Am Assoc Equine Pract 1978: 177-201.

48. Kenney RM, and Khaleel SA. Bacterioslatic activity ofthe mare uterus:
A progress report on immuno-globulins. J Reprod Pert Suppl 1975; 23:
357-8.

49. Klug E. Klinische Bemerkungen über die Anwandbarkeit der Peluis-
kopie und Hysteroskopie in der Diagnostik und Therapie (Abstract).
Zucnlthygl973;8:88.

50. Knudsen O. Partial dilatation of the utems as a cause of sterility in the
mare. Cornell Vet 1964;3:423-38.

51. Koops J. Zur Technik der Kolposkopie und Hysteroskopie bei der großen
Haustieren. Hannover: Thesis Tierärtzliche Hochschule, 1929.

52. Kotilainen T, Huhtin M, and Katila T. Sperm-induced leucocytosis in the
equine uterus. Theriogenology 1994; 41:629-36.

53. Kubiak JR, Crawford BH, Squires EL, Wrigley RH, and Ward GM. The
influence of energy intake and percentage of body fat on the reproductive
performance of non-pregnant mares. Theriogenology 1987; 28: 587-98.

54. LeBlanc MM. Vaginal Examination. In: McKinnon AO, and Voss JL,
eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:221-4

55. LeBlanc MM, Neuwirth LA, Asbury AC, Tran T, Mauragis D, and
Klapstein E. Scintigraphic measurement of uterine clearance in normal
mares and mares with recurrent endometritis. Equine Vet J 1994; 26:
293-8.

56. LeBlanc MM, Neuwirth L, Mauragis D, Klapstein E, and Tran T.
Oxytocin enhances clearance of radiocolloid from the uterine lumen of
reproductive normal mares and mares susceptible to endometritis.
Equine VetJ 1994; 26:279-82.

57. LeBlanc MM, Johnson RD, Calderwood May MB, and Valderrama C.
Lymphatic Clearance of India Ink in Reproductively Normal Mares and
Mares Susceptible to Endometritis. Biol Reprod Mono 1995; 1: 501-6.

58. Ley WB. Additional tips for endometrial cytology in mares. Vet Med
1986; 81: 894.

59. Ley WB. Current thoughts on the diagnosis and treatment of acute endo-
metritis in mares. Vet Med 1994; 89:648-60.

60. Ley WB. Treating Endometrosis in mares. Vet Med 1994; 89: 778-88.

61. Liu IKM, Cheung ATW, Walsh EM, Miller ME, and Lindenberg PM.
Comparison of peripheral blood and uterine-derived polymorphonuclear
leucocytes from mares resistant and susceptible to chronic endometritis:

Wetenschap

chemotactic and cell elastimetry analysis. Am J Vet Res 1985; 46: 917-
20.

62. Liu IKM, and Cheung ATW. Immunoglobulin and Neutrophil Defense
Against Uterine Infection in Mares Resistant and Susceptible to Chronic
Endomefritis: A Review. J Am Vet Med 1986; 189: 700-2.

63. McDowell KJ, Sharp DC, Peck LS, and Cheves LL. Effect of restricted
conceptus mobility on maternal recognition of pregnancy in mares.
Equine Vet J Suppl 1985; 3: 23-4.

64. McKinnon AO, and Belden JO. A urethral extension technique to correct
urine pooling (vesicivaginal reflux) in mares. J Am Vet Med Assoc 1988;
192:647-50.

65. McKinnon AO, and Vasey JR. Breeding the problem mare. In:
Proceedings 267. Equine Smd Medicine. Sydney: Post Graduate
Foundation in Veterinary Science, 1996: 373-86.

66. McKinnon AO, and Voss JL. Breeding the problem mare. In: McKinnon
AO, and Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea &
Febiger, 1993:368-78.

67. McKinnon AO, Voss JL, Squires EL and Camevale EM. Diagnostic
Ultrasonography. In: McKinnon AO, and Voss JL, eds. Equine Repro-
duction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:266-302.

68. Mitchell G, Liu IK, Perryman LE, Stabenfeldt GH, and Hughes JP.
Preferential production and secretion of immunoglobulins by the equine
endometrium - a mucosal system. J Reprod Fert Suppl 1982; 32: 161-8.

69. Oguri N, and Tsutsumi Y. Nonsurgical recovery of equine eggs, and an
attempt at nonsurgical egg transfer in hordes. J Reprod Fert 1972; 31:
187-95.

70. Pycock JF, and Newcombe JR. Assessment of the effect of three treat-
ments to remove intrauterine fluid on pregnancy rate in the marc. Vet Rec
1996; 138:320-3.

71. Pycock JF, and Newcombe JR. The Relationship Between Intraluminal
Uterine Fluid, Endometritis, and Pregnancy Rate in the Mare. Equine
Pract 1996; 18: 19-22.

72. Ricketts SW, Young A, and Medici EE. Uterine and clitoral cultures. In:
McKinnon AO, and Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia:
Lea&Febiger, 1993:234-45.

73. Schalm OW. Veterinary Hematology. 4\'^ edition. Philadelphia: Lea &
Febiger, 1986:712-4.

74. Shideler RK, McChesney AE, Voss VL, and Squires EL. Relationship of
endometrial biopsy and other management factors on fertility of brood-
mares. J. Equine Vet Sci 1982; 2:5-10.

75. Tannus RJ, and Thun R. Influence of Endometrial Cysts on Conception
Rate of Mares. J Vet Med A 1995; 42: 275-83.

76. Troedsson MHT, and l.iu IKM. Uterine Clearance of Non-antigenic
Markers (^\'Cr) in Response to a Bacterial Challenge in Mares Potentially
Susceptible and Resistant to Chronic Uterine Infections. J Reprod Fert
Suppl 1991;44:283-8.

77. Troedsson MHT. Uterine defense mechanisms in the mare. Davis: PhD
Thesis University of California 1991. Bron: Biol Reprod Suppl 1995; 52:
307.

78. Trotter GW, and McKinnon AO. Surgery for abnormal vulvar and peri-
neal conformation in the mare. Vet Clin North Am 1988; 4: 389-405.

79. Vasey JR, McKinnon AO, Hazard GH, and Arnold KS. Surgical
Correction of Perineal Problems. In: Proceedings 267. Equine Stud
Medicine. Sydney: Post Graduate Foundation in Veterinary Science,
1996: 261-82.

80. Waelchli RO. Endometrial biopsy in mares under non-uniform breeding
management conditions: Prognostic value and relationship with age. Can
VetJ 1990; 31: 379-84.

81. Watson ED. Opsonins in uterine washings influencing in vitro activity of
equine neutrophils. Equine Vet J 1987; 20:435-7.

82. Watson ED, Stokes CR, and Bourne FJ. Cellular and humoral defense
mechanisms in mares susceptible and resistant to persistant endometritis.
Veterinary Immunology and Immunopathology; 1987; 16: 197-221.

83. Watson ED, Stokes CR, and Bourne FJ. The influence of arachidonic
acid metabolites
iti vitro and in uterine washings on migration of equine
neutrophils under agarose. Res vet Sci 1987; 43:203-7.

84. Watson ED, Stokes CR, and Bourne FJ. Influence of ovarian steroids on
adherence
(in vitro) of Streptococcus zooepidemicus to endometrial epi-
thelial cells. Equine Vet J 1988; 20:371 -2.

85. Widders PR, Stokes CR, David JSE, and Bourne FJ. Immunohistological
studies of the local immune system in the reproductive tract of the mare.
ResVetSci 1985;38:88-95.

86. Wilson GL. Equine hysteroscopy: A window to the internal reproductive
tract. Vet Med 1983; 78: 1455-66.

87. Wilson GL. Diagnostic and therapeutic hysteroscopy for endometrial
cysts in mares. Vet Med 1985; 80:59-63.

88. Wilson GL. The Use of Fiberoptics in the Visual Assessment and Clinical
Diagnosis ofthe Endometrium. J Equine Vet Sci 1988; 8: 395-8.

-ocr page 455-

S

(^rd edition). K.A. Houpt VMD, PhD. London: Manson
Publishing Ltd; 1998.

Volgens het voorwoord is deze derde editie van het boek be-
doeld als \'update\'. Verder heeft de auteur de leesbaarheid wil-
len vergroten, ondermeer door meer termen te definiëren dan in
vorige edities was gebeurd. In die tweevoudige opzet lijkt de
auteur wel geslaagd, want de referenties omvatten recente lite-
ratuur en het boek leest vlot.

Het boek bevat, in lijn met vergelijkbare werken, hoofdstuk-
ken over agressie, seksueel gedrag, matemaal gedrag, eet- en
drinkgedrag en gedragsproblemen. Daamaast worden echter
een aantal minder conventionele onderwerpen aangesneden.
Op het eerste gezicht levert dat interessante perspectieven op,
met hoofdstukken over communicatie, biologische ritmes en
slaap, de ontwikkeling van gedrag en leerprocessen. Bij nader
inzien valt het echter tegen. Want de auteur heeft een teveel
omvattend boek geschreven: alles over het gedrag van de gang-
bare huisdiersoorten (hond, kat, geit, schaap, paard, rund, var-
ken). Door deze opzet geeft het boek zowel veel als weinig in-
formatie. Veel, omdat er in brede zin over het gedrag van de
meest gehouden huisdieren wel iets in te vinden is. En weinig,
omdat de informatie als gevolg daarvan oppervlakkig wordt.
Die oppervlakkigheid wordt nog geaccentueerd doordat het
werk niet alleen een veterinair-ethologisch, maar ook een kli-
nisch-ethologisch handboek moet zijn. Waarmee de uitgave
globaal gekarakteriseerd is.

Op verscheidene punten is kritiek te leveren. In het hoofdsmk
over agressie behandelt de auteur agressie en de sociale stmc-
tuur binnen groepen dieren in één adem. Dat is een logische
keuze. Maar dan zou - omdat agressie en angst in ethologische
zin niet los van elkaar kunnen worden gezien - in dat kader ook
\'angst\' behandeld moeten zijn, wat niet is gebeurd. In genoemd
hoofdstuk niet en elders niet. De term \'fear\' komt in de index
zelfs niet voor, evenmin als \'agonistic behavior\' (agressie en
angst samen) of\'anxiety\' (anders dan als \'separation anxiety\').
Met het oog op de klinische ethologie van gezelschapsdieren is
dat duidelijk een negatief punt, want problemen op basis van
angst komen bij de hond veel voor.

Zoals gezegd, het is een uitstekend idee om een onderwerp als
\'communicatie\' onder de loep te nemen. Maar waar het om
huisdieren gaat, zou je dan ook een bespreking van de signalen-
uitwisseling met de mens verwachten. Vooral de communica-
tie tussen mens en hond en - met wat lagere prioriteit, maar toch
ook van belang - die tussen mens en kat. Want deze combina-
ties leven intensief samen en wisselen nogal wat signalen uit.
Bovendien zitten de eigenaren met de interpretatie van het ge-
drag van hun gezelschapsdieren er nogal eens naast, zodat
communicatiestoomissen ontstaan. Vooral bij de hond is dat
een belangrijke factor bij het tot ontwikkeling komen van pro-
bleemgedrag.

Een volgend punt van kritiek in dit verband, is de geringe aan-
dacht voor gedragsexpressies bij huisdieren. Die expressies be-
vatten essentiële informatie voor dierenartsen en (andere!; ref.)
\'animal scientists\', want daardoor brengen de dieren bijvoor-
beeld hun bedoelingen en appreciaties tot uitdmkking. Het op
de juiste wijze interpreteren van die expressies is dan ook van
cmciaal belang voor zowel het klinisch ethologisch werk bij
gezelschapsdieren als voor de beoordeling van het welzijn bij
landbouwhuisdieren.

Het hoofdstuk over probleemgedrag ontkomt niet aan het euvel
van het hele boek: het betrekkelijk oppervlakkig bespreken van
vele onderwerpen. Integendeel, in dit hoofdstuk is het aantal
onderwerpen ook nog eens beperkt.

Goede punten van het boek zijn, het zij hier herhaald, dat er
hoofdstukken over onderwerpen als \'gedragsontwikkeling\' ,
\'leerprincipes\' en \'communicatie\' in werden opgenomen. In
het hoofdstuk over gedragsontwikkeling zijn een aantal
schema\'s opgenomen. Die zijn nogal sober uitgevoerd, maar
geven nochtans een fraai overzicht van de opeenvolgende sta-
dia in de gedragsontwikkeling bij de verschillende huisdier-
soorten. Ook het hoofdstuk over \'leren\' bevat nuttige informa-
tie, maar een verschijnsel als \'extinctie\' (uitdoven van
geconditioneerd gedrag als bekrachtiging uitblijft) wordt niet
besproken. Dat is jammer, omdat deze vorm van associatie-le-
ren - begrijpelijkerwijs - door clinici kan worden gebruikt om
de frequentie van probleemgedrag te verminderen. Het laatste
pluspunt voor het onderhavige boek is de uitgebreide en bijge-
werkte referentielijst.

Samenvattend, het is een boek voor lezers die zich snel, maar
(dus) niet diepgaand en kritisch van een flink aantal facetten
van de huisdier-ethologie op de hoogte willen stellen. De vele
referenties bieden weliswaar aanknopingspunten voor verdere
studie, maar het is de vraag of dit boek daarvoor de beste uit-
valsbasis is.

B. W. Knol

Wetenschap

Domestic Animal Behavior for Veterinarians and Animal Scientists

Melkkoeien in een negatieve energiebalans, een grotere kans op mastitis?

StuJentenreferaten

H. den Hartog. SR 867 \\99; 23 pp.

De parameters eiwitgehalte, vetgehalte en eiwit/vet-ratio in
de melk zijn indicatoren die kunnen aangeven of een melk-
koe in een negatieve energiebalans (NEB) verkeert. Een
NEB kan een ongunstige invloed hebben op het immuunsys-
teem. Er is onderzoek verricht over de energiebalans bij 38
dieren met mastitis en bij 2032 koeien van dezelfde bedrij-
ven, waarbij geen uierontstekingen waren vastgesteld. Alle
dieren werden viermaal onderzocht respectievelijk 15-25,
25-35,35-45 en 45-55 dagen na afkalven.
Ten aanzien van genoemde parameters werden geen signifi-
cante verschillen tussen de beide groepen vastgesteld.

-ocr page 456-

Actua

Behandeling niet tochtig wordende koeien

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie prof. dr. A. de
Kruif (Faculteit Diergeneeskunde,
Vakgroep Voortplanting, Verloskun-
de en Bedrijfsdiergeneeskunde, Uni-
versiteit Cent, België) bereid om
voor de lezers een antwoord te for-
muleren.

Vraag:

\'Kunnen koeien die niet tochtig worden
gezien, waarbij wel een corpus luteum
palpabel is, maar die in een negatieve
energiebalans verkeren of verkeerd
hebben, beter met progesteron (bijvoor-
beeld een PRlD-spiraal) dan met Pro-
staglandinen worden behandeld?\'

Antwoord:

De oorzaken van het niet tochtig willen
worden van hoogproductieve melk-
koeien zijn in volgorde van belangrijk-
heid:

* het niet waargenomen hebben van
een oestrus (subsoestrus);

* inactieve of weinig actieve ovaria
(ware anoestrus);

* cysteuze ovariële follikels;

* een pyometra;

* graviditeit.

Alhoewel er op bedrijven met zeer
hoogproductieve koeien meer proble-
men optreden met ware anoestrus,
vooral bij de eerste kalfsdieren en met
cysteuze ovariële follikels, is ook op
deze bedrijven suboestrus nog steeds
de belangrijkste oorzaak van niet toch-
tig willen worden. Bovendien verto-
nen hoogproductieve koeien minder
tochtigheidssymptomen dan \'ouder-
wetse\' koeien.

Dat het niet tochtig worden op de
hoogproductieve bedrijven van tegen-
woordig meer problemen oplevert dan
vroeger is (deels) te wijten aan het in
ernstige mate negatief zijn van de
energiebalans gedurende de eerste we-
ken post partum.

Dit in ernstige mate negatief zijn heeft
gevolgen voor allerlei evenwichten in
het lichaam en uit zich in meetbare
veranderingen van concentraties van
onder andere groeifactoren en hormo-
nen (GnRH, LH). Dit leidt dan tot pro-
blemen met het op gang komen van de
ovariële activiteit, de bronstexpressie
en het drachtig worden.

De vraagsteller heeft het over koeien
met een duidelijk palpeerbaar corpus
luteum (c.1.). Indien de uterus geen in-
houd bevat (pus of een kalf) dan zijn
dit in principe dieren die cycleren. Is
het c.1. ouder dan vijf dagen dan gaat
het c.1. in regressie na de toediening
van prostaglandinen (PG). Reageert
zo\'n dier normaal dan treedt enkele da-
gen na de PG-injectie oestrus op en
volgt een nieuwe cyclus. Bij een zeker
percentage met PG behandeld dieren
(± 10%) komt het echter niet tot ovula-
tie en een nieuwe cyclus, maar wordt
de follikel cysteus. De reden hiervoor
kan tweëerlei zijn:

a. Het c.1. gaat volledig in regressie, er
treedt in een aantal gevallen geen
duidelijke oestrus op, het dier ovul-
eert niet en de follikel wordt cys-
teus. Dit komt net zo vaak voor bij
dieren die niet met PG zijn ingespo-
ten en waarbij het c.1. op het nor-
male moment in regressie gaat.

b. Het c.1. regresseert niet volledig.
De progesteronproductie daalt wel,
maar blijft te hoog om het optreden
van een normale bronst en ovulatie
toe te laten. Cysteuze ovariële folli-
kels kunnen het gevolg zijn. Hoe
vaak dit voorkomt is niet bekend.
Volgens mij en ook volgens de lite-
ratuur maar zelden.

Cysteus worden komt dus mogelijker-
wijs iets meer voor na een PG-injectie
dan na een normale regressie van het

c.1. Zeer waarschijnlijk speelt daarbij
ook het moment waarop PG tijdens de
aan de gang zijnde cyclus wordt inge-
spoten een rol. Ook het al of niet aan-
wezig zijn van een grote follikel van de
eerste of tweede groeigolf zou hierbij
van belang zijn. In ieder geval is al ja-
renlang bekend dat na twee PG-injec-
ties gegeven met 11 of 12 dagen tus-
sentijd, er zich bij veel melkkoeien
(niet bij pinken) cysteuze ovariële fol-
likels vormen. Mogelijk zien we een
en ander tegenwoordig ook meer op-
treden omdat veehouders graag zomer
en herfst kalvende koeien willen.
Vanouds is bekend dat cysteuze ova-
riële follikels meer voorkomen in de
winter dan in de zomer.
Desalniettemin ben ik van mening dat
een PG-injectie bij in suboestrus ver-
kerende koeien waarbij een duidelijk
c.1. is te palperen veruit de beste thera-
pie is. Ook na een PRID-spiraal treden
er cysten op. Bovendien heeft een spi-
raal meer nadelen dan een PG-injectie,
denk maar aan het vergeten de spiraal
te verwijderen, de hogere kosten en
witvuilen. Ook is de fertiliteit van de
oestrus volgend op een PRID-behan-
deling zeker niet beter dan van een
oestrus volgend op een PG-behande-
ling.

Daamaast dient men zich te realiseren
dat suboestrische dieren al cycleren en
meestal een minder negatieve energie-
balans hebben of gehad hebben dan
koeien die in ware anoestms verkeren
of waarbij zich cysteuze ovariële fol-
likels (zonder PG-injectie) hebben
gevormd. Cyclerende koeien staan als
het ware al een trapje hoger op de lad-
der van een goede fertiliteit. Ze zijn
meestal ook niet zo sterk vermagerd als
dieren die in ware anoestrus verkeren.

Conclusie:

Ik zou dus maar mstig PG blijven ge-
bmiken, maar alleen in die gevallen dat
je zeker weet dat er een goed ontwikkeld
c.1. aanwezig is. Zo niet, dan hebben PG
geen zin. Hou er wel rekening mee dat er
zich zeker in de winter bij enkele met
PG behandelde koeien cysteuze ova-
riële follikels zullen vormen. Dergelijke
dieren dienen zo snel mogelijk te wor-
den opgespoord en onderzocht en met
GnRH te worden behandeld.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs Indien
teksten, die langer zijn dan één A4-
tje, op bij voorkeur een diskette of
per e-mail worden aangeleverd in
Word of Word Perfect (andere ver-
sies zijn ook mogelijk). Aan het
eind van regels gelieve geen harde
returns te geven.
E-mail: tljdschrift@knmvd.nl

-ocr page 457-

In dit artikel maken wij gebruik van wat
vermeld is in verslagen van onze voort-
gangsters en anderen, die betrokken zijn
geweest bij het reilen en zeilen van deze
vereniging.

Hoe het begon en waarom

In augustus 1963 ontmoetten enkele
Nederlandse dames, op het XVII veteri-
naire wereldcongres te Hannover, de
presidente van de Duitse vereniging van
dierenartsvrouwen en vrouwelijk die-
renartsen dr. Annelies Hohner. In haar
openingswoord van het, wat toen nog
heette \'damesprogramma\', legde zij uit
wat het doel en de functie is van zo\'n
vereniging, namelijk: onderlinge con-
tacten onderhouden met weduwen van
overleden collega\'s, vakantieuitwisse-
ling van kinderen van collega\'s in bin-
nen- en buitenland en mogelijkheden tot
contact met reeds bestaande verenigin-
gen in het buitenland. Op dit congres
werd aangedrongen om ook in Ne-
derland tot de oprichting van zo\'n ver-
eniging te komen en zich aan te sluiten
bij de Intemationale Woman Auxiliary
(IWA). Deze organisatie is in 1949 in
Londen opgericht in relatie tot het we-
reldcongres van dierenartsen, de WVA
dat één keer in de vier jaar gehouden
wordt. De dames die op het congres in
Hannover aanwezig waren voelden zich
aangesproken, want inderdaad aan on-
derlinge contacten ontbrak het heel erg.
Onder leiding van Mies Roepke-Ron-
haar werd samen met de KNMvD een
enquête gehouden onder de echtgenoten
van dierenartsen of er belangstelling
was om zo\'n vereniging in Nederland
op te richten, met eerder genoemde
doelstelling. Dat was in 1965. De reac-
ties waren zeer positief en veelvuldig.
Tijdens de jaarvergadering van de
KNMvD in 1966 in Utrecht waren er zo-
veel aanmeldingen voor de diverse af-
delingen die samenvielen met de afde-
lingen van de KNMvD, dat besloten
werd om tot oprichting van een vereni-
ging over te gaan. De juriste van de
KNMvD zorgde voor een ontwerpregle-
ment, omdat we als onderdeel van deze
organisatie aan bepaalde regels gehou-
den waren. Het Hoofdbestuur van de
KNMvD bood aan dat wij één keer per
kwartaal een informerend artikel over
onze vereniging in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde mochten publiceren.
Het duurde toch nog tot 12 oktober 1968
voor de officiële oprichting van de lan-
delijke vereniging plaatsvond. Inmid-
dels fiinctioneerden een aantal afdelin-
gen heel goed. Ze waren toen nog auto-
noom en vrij in het maken van hun pro-
gramma\'s met lezingen en excursies.
Jammer dat er in Noord-Brabant, Lim-
burg en Zeeland geen afdelingen waren
van onze vereniging. In Noord-Brabant
vonden de mannen het niet nodig. In
Limburg was een groepje dames heel
actief maar vonden een nationale ver-
eniging overbodig. In Zeeland werden
de onderlinge afstanden tussen de prak-
tijken te groot gevonden, mede door de
geografische vorm van de provincie. De
uitwisseling van kinderen van collega\'s
nationaal maar zeker ook intemationaal
en van buitenlandse veterinaire studen-
ten heeft prima gefiinctioneerd en gaf
vele leuke contacten. In de eerste 10-15
jaar van ons bestaan hebben we de tijd
mee gehad. In 1967 honoreerde het
Hoofdbestuur van de KNMvD het ver-
zoek van de toen 100 jaar bestaande af-
deling Groningen/Drenthe om in dat
jaar de algemene ledenvergadering van
de KNMvD, die tot dan altijd in Utrecht
werd gehouden, nu in Groningen te mo-
gen organiseren met daaraan vooraf-
gaand op de vrijdagmiddag een weten-
schappelijke bijeenkomst, gevolgd door
een feestavond in Gieten (Drenthe). Dit
paste uitstekend in de strategie van onze
vereniging, want door de band die ont-
staan was tussen de echtgenotes van de
collegae werd deze en volgende jaarver-
gaderingen in de zestiger en zeventiger
jaren veel beter bezocht. Het idee van de
wisselende vergaderplaatsen sloeg goed
aan en gaf de besturen van de vrouwen-
afdelingen prima gelegenheid voor een
grote inbreng in de partnerprogramma\'s
en de invulling van de feestavonden.
Het ging zo goed met het aantal deelne-
mers aan de jaarcongressen, dat we in
1981 begonnen om op de vrijdagmor-
gen een eigen spreker te vragen die op
populair wetenschappelijke wijze een
lezing verzorgde over hetzelfde thema
als waar de collegae mee bezig waren.
Het succes was geweldig. Onze sprekers
waren vaak boeiender dan in de andere
zaal, wat we merkten aan een aantal col-
lega\'s die zich op de achterste rijen in
onze zaal nestelden. In 1981 werd ge-
werkt aan een nieuwe stmctuur van
onze vereniging. Thijs Moons stimu-
leerde en inspireerde ons daarbij en door
zijn medewerking kwamen er nieuwe
statuten, een huishoudelijk reglement en
een samenwerkingsovereenkomst met
de KNMvD tot stand. Hij zag in die tijd
(nu zo\'n 20 jaar geleden!) ook voor de
vrouw van de dierenarts een plaats.
Meelopen met spraakmakende deelne-
mers aan ethische discussies was niet
voldoende. Zij moest zich bezinnen op
overtuiging en gedrag in het toepassen
van diergeneeskundig handelen van
haar echtgenoot. De Nederlandse Ve-
reniging van Dierenartsvrouwen zou
daarin een rol kunnen vervullen om
deze plaatsbepaling wel doordacht en
goed onderbouwd te doen innemen.

Actua

Terugblik op ontstaan, voortgang en beëindiging van de
Nederlandse Vereniging van Dierenartsvrouwen

WW?

pups

Vanaf 1 september 1981 waren we een
officiële vereniging met rechtspersoon-
lijkheid en met een Algemeen Bestuur:
de LVC (Landelijke Vrouwen Com-
missie) bestaande uit afgevaardigden
van de verschillende afdelingen en een
Hoofdbestuur van vijf personen. Dit be-
stuur heeft een aantal projecten aange-
pakt waaraan alle afdelingen hebben
deelgenomen. In 1982 hebben we onze
eerste schriftelijke cursus georganiseerd
om ingewijd te worden in boekhoud-
kundige en financiële vraagstukken. Er
zijn lezingen geweest over erfrecht, suc-
cessierechten en wat hierbij zoal te pas
kan komen. In 1985 kwam het verzoek
van de IWA waarvan wij in 1970 lid ge-
worden waren, om in te stemmen met
het voorstel voor naamsverandering van
die organisatie in IVA (Intemational
Veterinary Auxilliary), zodat de part-
ners van de vrouwelijke dierenartsen
ook lid konden worden van de nationale
vereniging. Het bestuur van onze N VvD
zag deze ontwikkeling voor Nederland
niet zitten en stemde tegen. Het is wel
doorgegaan, wij hebben ons er niet aan
gestoord. In 1985 en 1986 hebben we
ons beziggehouden met de problema-
tiek rond de afvloeingsregelingen van
de ouder wordende dierenarts. Hieraan
heeft de heer Te Giffel een grote bij-
drage geleverd. In 1987 hebben we voor
de verschillende afdelingen een kennis-

-ocr page 458-

makingscomputercursus geregeld. In
datzelfde jaar bestond de KNMvD 125
jaar. Er waren toen veel activiteiten. In
het kader daarvan heeff ons bestuur iets
voor de 65 dierenartsen en hun part-
ners plus de weduwen gedaan. Het werd
een \'dagje uit\' naar de Uithof. Een groot
succes. Ingaande op het verzoek van de
deelnemers \'wanneer weer?\' werd be-
sloten om zoiets om de driejaar te orga-
niseren. Zo waren we in 1990 te gast bij
de AUV in Cuijck, in 1993 in de nieuwe
vestiging van de Gezondheidsdienst in
Deventer en in 1996 in Lelystad op de
proefboerderij voorde paardenhouderij.
In 1989 hebben we voorgoed afscheid
moeten nemen van Thijs Moons. Hij
was een fantastische coach en heeft veel
voor onze vereniging gedaan. In 1990
hebben we ons gebogen over de achter-
wachtpositie van de dierenartsvrouw. In
samenwerking met de NCOV vrouwen-
raad is hierover een enquête geweest.
Positieve financiële resultaten heeft het
niet opgeleverd. Door steeds verder-
gaande fuseringen, aantrekken van pro-
fessionele hulpkrachten en sterke voor-
uitgang van de techniek is een groot deel
van de problematiek opgelost. In 1991
stortten we ons in de discussie over een
voorstel van het pensioenfonds om het
nabestaandenpensioen te verlagen in sa-
menhang met een verhoging van het ge-
wone pensioen. Door een wat ongeluk-
kige formulering van het pensioenfonds
en daardoor een verwarrende conclude-
ring van de leden, ontstond er een storm
in een glas water en bleef alles bij het
oude.

imm

Actua

Onze lustra hebben we in gepaste een-
voud gevierd. Het eerste en tweede heeft
niet veel aandacht gehad. Bij het derde
hebben alle leden met financiële hulp
van Mycofarm een sleutelhanger met
inscriptie ontvangen. Bij het vierde zijn
we met alle bestuursleden naar Kinder-
dijk geweest, waar collega Van Harten,
dijkgraaf van het Hoogheemraadschap
Alblasserwaard en Vijfheerenlanden,
ons ontvangen heeft op het gemeente-
huis van het Waterschap. Daar heeft hij
ons ingewijd in de geheimen van Hoog-
heemraden, Kroosheemraden en het
fenomeen van de Hensbeker. Daama
een boottocht langs de molens en een
etentje in \'Au Moulin\'. Het vijfde lus-
tmm hebben we uitbundig gevierd met
alle leden op 12 oktober 1993 in Maars-
bergen en op Kasteel Doom. Een zeer
geslaagde dag.

Hierna is het wat stil geworden ten aan-
zien van de activiteiten van het landelijk
bestuur. Het ledental liep temg in de af-
delingen en er kwamen geen jonge le-
den meer bij. De situaties in de praktijk
en de belangen van de dierenartsvrouw
zijn totaal anders geworden dan toen
onze vereniging werd opgericht. Daar-
om heeft in 1997 de LVC het standpunt
van het dagelijks bestuur bevestigd, dat
wij als landelijke organisatie geen recht
van bestaan meer hebben en is er beslo-
ten tot opheffing van onze vereniging.
Enkele actieve afdelingen zoals in
Friesland, Zuid-Holland en Groningen/
Drenthe komen nog regelmatig bij el-
kaar, soms of altijd in gezelschap van de
partners. Zo is er na 27 jaar een einde ge-
komen aan een vereniging die met veel
inzet en enthousiasme werd opgericht
en vele goede dingen heeft gedaan, maar
nu geen bestaansrecht meer heeft.

Rolde, Bep Lindenhovius

Leiderdorp, Alie Terlouw

Berickten en verslagen

Bewijs leveren kan op een aantal manie-
ren, bijvoorbeeld met DNA-onderzoek
om vast te stellen dat het temggevonden
dier inderdaad dezelfde ouders heeft als
het oorspronkelijke paard. Dit lukt lang
niet altijd. De moeder kan dood zijn (of
ook gestolen!). Het kan ook een paard
zijn met onbekende afstamming.

Wat te doen om zulke problemen te ver-
mijden?

• Een plukje haren trekken (bijvoor-
beeld uit de manen)

• Deze haren in een envelop doen

• Op de envelop vermelden: datum.

naam paard, geboortedatum, stam-
boekregistratienummer, kopie stam-
boekpapier, identificatienummer (in-
dien gechipt)
• Handtekening eigenaar en handteke-
ning getuige
Deze envelop kan bewaard worden in
een eigen bureaulade, maar kan ook te-
gen geringe vergoeding worden opge-
slagen bij het Dr. Van Haeringen
Laboratorium.

Mocht er na diefstal bewijs geleverd
moeten worden, dan kan het DNA van
het temggevonden dier worden vergele-
ken met het DNA van het oorspronke-
lijke haar.

Voor meer informatie: Dr. Van Hae-
ringen Laboratorium, Postbus 408,
6700 AK Wageningen, telefoon 0317-
416402, e-mail vhl@bedrijf.diva.nl.

Houdt de dief - of beter - behoud van uw paard

Paardendiefstal is afschuwelijk, maar komt helaas nogal eens voor. Het ge-
beurt ook dat de eigenaar denkt zijn paard of pony terug te zien. Is dan de el-
lende voorbij? Jammer genoeg lang niet altijd, want de vroegere bezitter
moet bewijzen dat dit dier inderdaad zijn eigendom was. Dit bewijs leveren
blijkt in de praktijk soms erg moeilijk.

Vrijhouden: 28 september 2000

Hairy Shakers;
\'alive and kicking\'

Alweer bijna tien jaar zijn verstreken
sinds het DSK-kamerlustmm dat de re-
den vormde om de Hairy Shakers op te
richten. Sinds die tijd is er veel gebeurd,
maar eigenlijk weinig veranderd. De be-
zetting van de band is al jaren ongewij-
zigd, het enthousiasme is gebleven en
nog steeds loopt het diergeneeskundige
publiek warm voor deze sympathieke
\'huisband\'. Redenen genoeg om het
tienjarig bestaan van de Hairy Shakers
te vieren met een spetterend optreden.
Donderdag 28 september is de dag, het
hoofdgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde de plaats. Dit alles
binnen de viering van het vierde kamer-
lustmm der DSK. Deze vroege aankon-
diging biedt de fans van het eerste uur de
gelegenheid nu al vrij te roosteren voor
vrijdag de 29^, zodat zij weer als van-
ouds \'los kunnen gaan op een lekker ve-
terinair feestje\'. Nadere details volgen
in augustus/september. Inlichtingen ook
via DSK, telefoon 030-2534678.

-ocr page 459-

Actua

lAMS Company
Award 2000

De lAMS Company Award voor
het beste klinische artikel in een
Europees veterinair vaktijdschrift
bestaat sinds 1995. Met deze prijs
wil de lAMS Company de publica-
tie van klinisch relevante artikelen
stimuleren en zo de professie on-
dersteunen. De prijs is met enthou-
siasme ontvangen door de veteri-
naire wetenschappers. Jaarlijks
worden zo\'n dertig uitstekende ar-
tikelen aangeboden aan de jury.

De winnaar van 1999 is dr. Denis
Marcellin-Little (Frankrijk) met het
artikel
\'Canine uncemented porous-
coated anatomie total hip arthropas-
ty: results of a long-term prospective
evaluation of 50 consecutive cases\'
in het blad Journal of Veterinary
Surgery
van de European College of
Veterinary Surgeons.

Kandidaten voorde lAMS Company
Award 2000 zijn dierenartsen tot 36
jaar oud die een klinisch artikel heb-
ben gepubliceerd in een peer revie-
wed Europees diergeneeskundig
vaktijdschrift tussen 1 juli 1999 en 1
juli 2000. Het betreft vanzelfspre-
kend de geneeskunde van het gezel-
schapsdier. De jury bestaat uit drie
eminente, Europese dierenartsen,
deskundigen op het gebied van de in-
wendige ziekten en chirurgie.
De winnaar zal worden bekendge-
maakt tijdens het SCIVAC Congres
in Perugia (Italië), 6-8 oktober 2000.
De prijs omhelst 2500 Euro en reis,
verblijf en deelname aan het SCI-
VAC Congres.

Opgave: artikelen moeten vóór 7
juli 2000
in viervoud worden inge-
diend in de oorspronkelijke taal en in
de Engelse taal, vergezeld van een
CV van de auteur en toestemming
van de uitgever voor herpublicatie in
The European Journal of Compa-
nion Animal Practice,
het blad van
de FECAVA.

lAMS Pet Food Intemational BV,
t.a.v. The lams Company Award
Committee, Ms. A.P.J. Jacobs, PO
Box 57012, 5605 AA Eindhoven,
the Netherlands, e-mail astrid.jacobs
(^iams.com.

Bestelling rabiëscertificaten

Het huidige postbankrekeningnummer van de RVV voor het verkrijgen van
rabiëscertificaten wordt met ingang van 1 juli 2000 opgeheven. Per 1 juli 2000
kunt u hiervoor het nieuwe Rabobankrekeningnummer gebruiken: 19.23.26.
821, ten name van RVV Centraal te Voorburg.

Elfde Internationale Symposium \'Tropical Animal Health and Production\' in Utrecht

Dé kans om uw kennis over tropische
ziekten te verruimen!

Het symposium wordt georganiseerd
in nauwe samenwerking met de Facul-
ty of Veterinary Science te Onderste-
poort en het Onderstepoort Veterinary
Institute (Zuid-Afrika). De Faculteit
der Diergeneeskunde geeft hiermee in-
vulling aan de samenwerking die is
vastgelegd in een \'Memorandum of
Understanding\', dat afgelopen januari
is getekend door de decanen van de ve-
terinaire faculteiten van Utrecht en
Onderstepoort.

Een tiental prominente onderzoekers
uit Zuid-Afrika en Utrecht zal op
deze dag een presentatie geven

Op 1 september 2000 wordt het elfde Tropensymposium georganiseerd door
het Bureau Internationale Contacten (BIC) en de Tropencommissie van de
Faculteit der Diergeneeskunde. De titel van het symposium is \'Tropical
Animal Health and Production\'. Het thema van dit jaar is \'Diagnosis and con-
trol of transboundary infectious diseases in southern Africa\'.

culose, boosaardige catarraalkoorts,
heartwater, parasitaire ziekten, Rift
Valley Fever,
miltvuur, rabies, African
Swine Fever, African Horse Sickness
en besmettelijke bovine Pleuropneu-
monie
(CBPP).

Dit symposium is niet alleen dé gele-
genheid om meer kennis te vergaren
over tropische ziekten, maar ook om
kennis te maken met de collegae van
onze zusterfaculteit uit Zuid-Afrika.

waarbij nader ingegaan
wordt op de huidige situ-
atie en recente onder-
zoeksresultaten ten
aanzien van de belang-
rijkste tropische infec-
tieziekten bij vee en
wild in zuidelijk Afrika.
Onder andere wordt er
aandacht besteed aan:
mond- en klauwzeer, tuber-

De \'registration fee\' is 75 Euro (NLG
165). Medewerkers en studenten van
de Universiteit Utrecht, Wageningen
University and Research Centre en de
University of Pretoria zijn vrijgesteld
van de \'registration fee\'.
Voor meer informatie over het pro-
gramma en om u aan te melden
^ALTn^ " contact opnemen met:

Bureau Internationale
Contacten, Faculteit der
Diergeneeskunde, Post-
bus 80.163, 3508 TD
Utrecht of Yalelaan I,
Utrecht, kamer 607 (te-
lefoon 030 - 2352116,
fax 030 - 2531815,
e-maü bic@vet.uu.nl).

DrR.W. Paling

-ocr page 460-

Zeer interessant ISAH-congres in juli in Maastricht

Het \'Xth Congress on Animal Hygiene\'

wordt gehouden onder het motto:

\'Animal Hygiene: The Key to Healthy

Animal Production in an Optimal

Environment\'.

De hoofdthema\'s zijn:

A. Integrated Quality Assurance and
Control in Animal Production

B. Safeguarding Strategies based on
Animal hygiene

C. Developments in Animal Housing
and Management

D. Adaptive Capacity and Environ-
mental Stress

E. Animal Hygiene as bases for Ani-
mal Welfare

Om de drie jaar organiseert de ISAH een internationaal congres voor dierhy-
giëne met deelname van wetenschappers en practici uit de hele wereld. Het
\'Xth International Congress on Animal Hygiene\' zal in het j aar 2000 van 2 tot 6
juli
in Maastricht in Nederland plaatsvinden. Maastricht is het middelpunt
van Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk en Duitsland, wat het voor
practici uit deze landen redelijk eenvoudig maakt om dit congres te bezoeken.

F. Environmental Pollution and Waste
Management

G. Animal Hygiene in Companion
Animal Husbandry

Naast de landbouwhuisdieren wordt
op het congres ook aandacht besteed
aan de gezelschapsdieren.

Thema\'s

Elke congresdag is geconcentreerd
rondom bepaalde thema\'s. De con-
gresdag begint elke ochtend met een
plenaire sessie waarop \'keynote spea-
kers\' de thema\'s van die dag inleiden.
Het is gelukt voor deze plenaire sessies
in het totaal 13 alom bekende sprekers
van universiteiten en onderzoekinstel-
lingen uit verschillende landen te inte-
resseren. Vervolgens worden deze the-
ma\'s in een aantal parallelsessies
verder uitgediept, die vaak ook weer
door een op dat terrein deskundig ses-
sie-inleider worden ingeleid. De voer-
taal van het congres is Engels.

De Intemational Society for Animal Hygiene (ISAH) is een vereniging voor dierenart-
sen en andere onderzoekers op het gebied van de dierhygiëne. Ze heeft leden in 47 ver-
schillende landen in heel de wereld.

Het vakgebied van de dierhygiëne houdt zich bezig met de abiotische en biotische om-
geving van het dier en zijn gezondheid en welzijn, met het doel om ziekten te voorko-
men en gezondheid en welzijn te optimaliseren. Het ISAH bevordert het onderzoek en
de ontwikkeling en stimuleert de uitwisseling van resultaten tussen onderzoekers,
practici en voorlichters.

De congreskosten, inclusief procee-
dings, lunches, koffie en alle sociale
activiteiten, bedragen 750 gulden.
Voor wetenschappers en practici uit
de omringende landen bestaat ook de
mogelijkheid om zich voor een bedrag
van 150 gulden voor één dag in te
schrijven.

Informatie over final announcement
with scientific program\' en registratie
kan men aanvragen bij:
Congressecretariaat: KNMvD, me-
vrouw Marjolijn van de Weetering, PO
Box 14031, NL-3508 SB Utrecht,
Nederland, telefoon 31 30251 01 11,
fax 31 30 251 17 87, e-maU ISAH
2000@knmvd.nl Registratieformulier
ook op internet: http://www.knmvd.nl
(push button agenda).
Wetenschappelijk secretariaat: Prof.
dr. Martin Tielen, PO Box 4, 5280 AA
Boxtel, Nederland, telefoon 31 411
659500, fax 31 411 659510, e-mail
Isah2000@gdvdieren. nl

Uit: Utrechts Nieuwsblad, 29 april 2000

Zaakwaarneming

Vraag:

Tijdens het wandelen in het park kwam
ik een zwaargewonde hond tegen. De
eigenaar van de hond was echter ner-
gens te bekennen. Ik heb de hond toen
meegenomen en naar een dierenarts
gebracht en de hond daarna bij een
dierenasiel afgeleverd. Ik heb de die-
renarts gevraagd om de rekening naar
de eigenaar toe te sturen. De eigenaar
weigert echter te betalen en de dieren-
arts spreekt mij nu aan. Klopt dit ei-
genlijk wel en wat kan ik tegen de eige-
naar ondernemen ?

Antwoord:

Aangezien u aan de dierenarts op-
dracht heeft gegeven om de hond te be-
handelen bent u inderdaad verplicht
om de rekening aan hem te voldoen.
Verder kunt u de desbetreffende eige-
naar in het kader van zaakwaarneming
aansprakelijk stellen voor de door u te
betalen rekening. U heeft namelijk zijn
belangen op een behoorlijke wijze
waargenomen. Als de eigenaar niet
mee wenst te werken, dan kunt u een
procedure bij de kantonrechter tegen
hem aanhangig maken. Het moet wel
heel erg raar lopen als u deze proce-
dure verliest.

Berickten en verslagen

Gevraagd: Diergeneeskundige
Jaarboei<en 1949 en 1950

Door de Commissie Biografie is gesig-
naleerd dat de diergeneeskundige jaar-
boeken uit 1949 en 1950 in het
KNMvD-archief ontbreken. Om de
collectie compleet te maken doet de
KNMvD dan ook een beroep op haar
leden. Heeft iemand een diergenees-
kundigjaarboek uit één van deze jaren
en wil hij/zij deze afstaan, dan houdt
het secretariaat zich aanbevolen.

U kunt contact opnemen met mevrouw
Mieke Kraan, telefoon 030-2510111.

-ocr page 461-

Even voorstellen, Polidore Calon, vee-
snijder te IJzendijke. Vakman in het ca-
streren van biggen, stiertjes en heng-
sten. Het is de tijd tussen 1895 en 1946.
Polidore Calon blokstaart een veulen
voor 75 cent. Voor hetzelfde bedrag
castreert hij een stier. Voor twaalf en
een halve cent castreert Polidore een
big, vrouwelijk of mannelijk, dat
maakt niets uit en voor twee gulden
vijftig een jong hengstveulen. De cas-
tratie van een tweejaarse hengst doe hij
voor zeven gulden vijftig en een vier-
jaarse trekpaardhengst van 900 kilo
wordt voor tien gulden gecastreerd.
Tien gulden is ook de prijs voor zijn
specialisme, het wegnemen van de
eierstokken bij beruchte chagrijnen tij-
dens de hengstigheid. Ovariotomie bij
de staande merrie. Minimaal invasief,
zal dat later heten.

Handen, armen en de wijde omgeving
van dc vulva, het wordl degelijk ont-
smet met een lysol-oplossing. Gecom-
bineerd met groene zeep. Een uitge-
kookt mesje wordt met de handpalm in
de vagina gebracht. Het sneetje in het
dak van de vaginawand is pijnloos. Het
ovariotoom wordt via het sneetje in de
buikholte gebracht en met de hand
wordt de kettingzaag om het halsje van
de eierstok gemanoevreerd. Met de an-
dere hand gaat het handvat geduldig
heen en weer. Vijf minuten.
De ketting spant zich strakker en strak-
ker. Kneuzen tot het niet meer kan, nog
een laatste slag van het handvat en de
eierstok valt in de buik. Zij zal later ge-
heel resoberen. Dan nog eens vijf mi-
nuten voor de tweede eierstok. De to-
tale operatieduur is twintig minuten.
Operatie klaar. Geslaagd? Bij mijn we-
ten en ook bij navraag, nooit is een
trekpaardmerrie gestorven aan de ge-
volgen van een ovariotomie door Poli-
dore Calon. Wel af en toe pus nader-
hand. Spoelen, dat blijkt dan telkens
weer een goede behandeling.
Polidore Calon, de paardenmeester.
Op de fiets, later op de motor.
Calon wordt geboren op 18 december
1875 in IJzendijke. Rond 1900, de op-
gang van de trekpaardenfokkerij, be-
gint ook zijn roem als veesnijder. Zijn
specialisme is het opereren van een
cryptorch, n\'un piet heet dat in het
Vlaams. Maar zijn absolute kunststuk
blijft het steriliseren van trekpaard-
merries.

Polidore Calon heeft zijn stiel in
België geleerd. Kennis, kunde, erva-
ring maar vooral durf, dat leerden ze
Polidore in België. Hij heeft zijn vak-
manschap graag aan anderen getoond.
Ook aan dierenartsen. Vriendschap-
pelijk, collegiaal. Een brug tussen
twee fascinerende generaties paarden-
diergeneeskunde.

Zijn ovariotoom, hij is er zo trots op,
hij geeft het in 1961 cadeau aan de
jonge zich in IJzendijke vestigende
dierenarts. Daar wordt het sindsdien
bewaard als een kostbare herinnering.
Prachtig gecalligrafeerd staat de tekst
op het ovariotoom. \'P. Calon veesnij-
der IJzendijke\'.

Polidore Calon sterft op 28 november
1967.

Als hij nog eens zou mogen hebben le-
zen wat in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 15 april 2000 staat
over \'zijn\' operatie. Hij zou het hebben
gezegd op zijn manier, met een grenze-
loze bewondering in zijn stem: \'Dat is
schoon, dat is heel schoon gedaan\'.
Laat ik er namens alle lieftiebbers van
de paardendiergeneeskunde een groot
compliment aan toevoegen richting
Dierenkliniek Emmeloord. Prachtig,
dit is vooruitgang!

Actua

Reactie \'Laparoscopische ovariëctomie bij de staande merrie\'

Even voorstellen, Polidore Calon, veesnijder te IJzendijke

Diezelfde bewondering past overigens
ook voor de pionier, de man die het
durfde, Polidore Calon.
Mede dankzij de lysol, ontsmetter door
de jaren heen.

Op zondagmorgen in de kerk geurt
Polidore dan ook naar die lysol. En de
dierenarts niet minder.

Pol van de Vijver

Banden TVD

Wegens ruimtegebrek is de KNI^vD genoodzaakt om haar opslag te reorganiseren. Banden
Tijdschrifi voor Diergeneeskunde tot en metjaargangigg8 kunnen besteld worden tegen een
gereduceerde prijs van f 15,-per set, inclusief iy,f/o BTW. Wees er snel bij, want voor deze ac-
tie geldt: op is op! Banden ig8g,
7990 en 1996 zijn niet meer voonadig. U kunt de banden
schriftelijk, per fax ofper e-mail bestellen onder vermelding van \'Banden\' en de jaargang. Met
uw bestelling krijgt u een faktuur met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw bestelling naar
KNMvD, Postbus 14031,
3508 SS Utrecht, offax uw bestelling: 030 - 2577787.
E-mail: bestellingen @knmvd.nl

Onze dank voor uw boeiende ingezon-
den reactie. Graag zou ik een dag mee-
gekeken hebben met de veesnijder
Polidore Calon, vakman van een eeuw
geleden. Met de toendertijd weinig be-
schikbare middelen ingrepen als ova-
riectomie en cryptochidectomie met
succes uit te voeren bij het paard is be-
wonderingswaardig en getuigt van
vakmanschap. De ovariotoom van
Polidore is mijns inziens dan ook een
zeer \'schoon\' bezit en herinnert ons er-
aan onder wat voor luxe en gunstige
omstandigheden wij heden ten dage
ons beroep kunnen uitoefenen met de
beschikbare
Sedativa, lokale en alge-
hele anesthesiemogelijkheden en het
moderne instrumentarium ten opzichte
van de \'Peerdenmeester\' uit die tijd. Ik
ben ervan overtuigd dat in de toekomst
de mogelijkheden nog verder zullen
toenemen en hoop dat er dan even po-
sitief teruggekeken wordt naar de nu
moderne peerdenmeesters.

Frerik ter Braake

-ocr page 462-

Nieuwe Senior Plus. Ze voelen het verschil in hun gewrichten

Het assortiment Eukanuba Veterinary Diets is onlangs uitgebreid met Senior Plus Formula, een unieke samenstelling die
speciaal is ontwikkeld voor oudere honden. Naast glucosamine en chondroïtinesulfaat, sloffen die essentieel zijn voor de
gezondheid van de gewrichten, bevat Senior Plus Formula een effectief gewichtsreguleringssvsteem om de gewrichten
te ontlasten en een optimale verhouding tussen vetzuren om ontstekingen te verminderen. Andere ingrediënten waarmee
oudere honden hun voordeel doen zijn onder meer de antioxidanten vitamine E, bèta-caroteen en luteine voor versterking
van het immuunsysteem, FOS voor hun kv^etsbare maagdarmkanaal, gammalinoleenzuur voor een betere conditie van de
huid en vacht en een speciale gepatenteerde combinatie van koolhydraten die helpt de bloedsuikerspiegel le reguleren,

In feite zorgt Eukanuba Veterinary Diets Senior Plus Formula voor het hele dier. Net als u.

-ocr page 463-

EUKANUBA VETERINARY DIETS

Even betrokken bij het welzijn van dieren als u

-ocr page 464-

Actua

Microbiologie

Survey of infectious agents involved in
acute respiratory disease in finishing

pigs

W.LA. Loeffen c.s. Vet Rec 1999; 145:723-
9-

Het doel van het onderzoek was na te
gaan welke infectieuze agentia een rol
spelen bij het optreden van acute infec-
ties van longen en luchtwegen bij mest-
varkens in het begin van de opleg. Er
werden 40 bedrijven benaderd waar
meer dan 500 dieren waren verdeeld in
stallen met minimaal 60 mestplaatsen.

Het was bekend dat genoemde proble-
men hier in het verleden waren voorge-
komen.

In totaal konden 16 bedrijven in onder-
zoek worden genomen. Dit bestond uit
overname van vier acuut zieke varkens
en van twee gezonde uit andere afdelin-
gen, alsmede uit een serologisch onder-
zoek van hokgenoten zowel op de dag
van overname als vier weken later en zo
mogelijk wederom na 21 dagen.
Sectie, bacteriologisch, virologisch, his-
tologisch en serologisch onderzoek had
plaats volgens standaardprocedures.
Gezocht werd naar de volgende vims-
sen: influenza, Aujeszky, PRRS (Lely-
stadvims) en andere en naar bacteriën
A. pleuropneumoniae, P. multocida, S.
suis, P. multocida, B. bronchispetica,
Myc. hyopneumoniae, Myc. hyorrhinis
en andere.

Op zeven bedrijven was het influenzavi-
ms de primaire oorzaak van het pro-
bleem en op vijf A. pleuropneumoniae.
Op twee van de vier andere waren sterke
aanwijzingen dat het influenzavims de
\'boosdoener\' was.

Het PRRS-vims zou vaak aan een uit-
braak van A. pleuropneumoniae vooraf
gaan. Primair is de rol van dit vims zeer
gering.

Vastgesteld werd dat besmettingen met
het influenzavims niet altijd problemen
veroorzaken.

Myc. hyopneumoniae geeft geen acute
ziekteverschijnselen. S. suis en P. mul-
tocida werden alleen geïsoleerd uit aan-
getaste longen. Laatstgenoemde kiem
zou alleen problemen geven wanneer de
algemene gezondheidstoestand is ver-
zwakt.

H. parasuis en B. bronchiseptica komen
ook in de luchtwegen voor zonder dat
afwijkingen worden vastgesteld.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

Gezelschapsdieren

Diagnostic investigations in 101 dogs
with pyrexia of unknown origin

K.J. Dunn, and J.K. Dunn. J of Small
Animal Practice
1998; 39:574-80.

Er werden 101 honden onderzocht die
voortdurend of intermitterend een
temperatuursverhoging hadden boven
40 graden en waarbij klinisch geen
duidelijke diagnose kon worden ge-
steld. Men past haematologische, cy-
tologische, bacteriologische, bioche-
mische en radiologische technieken
toe. Incidentueel werd ook een echo-
cardiographie uitgevoerd.

De meest voorkomende aandoening
(=22) bleek polyarthritis te zijn stoe-
lende op auto-immuniteit. Ook been-
mergafwijkingen zoals myelodyspla-
sie, leucaemie en andere werden
regelmatig gediagnosticeerd. Bij 16
honden werd een bacteriologische in-
fectie vastgesteld zoals een spondylitis
of een abces in het spierweefsel.
Gesteld wordt dat eerst auto-immuni-
teit moet worden uitgesloten voordat
men overgaat tot verder onderzoek. In
de discussie wordt ingegaan op het
zinvol zijn van al deze bepalingsme-
thoden. Ook wordt de prognose van de
diverse afwijkingen besproken.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

Varken

Risk factors for vulva biting in bree-
ding sows in south-west England

S. Rizvi, CJ. Nicol, and L.E. Green. Vet
Rec
1998; 143: 654-8.

In dit artikel worden de resultaten be-
sproken van een enquête onder var-
kenshouders over de frequentie van
voorkomen van \'vulvabijten\'. Men
heeft hierbij gekeken naar relaties met
de manier van huisvesten en verzor-
ging. De resultaten werden statistisch
bewerkt.

Er werden gegevens verwerkt van in
totaal 103 bedrijven. De aanwezigheid
van een beer, het verminderen van het
aantal keren voeren en reductie van het
aantal \'drinkwaterpunten\' verhoogde
het percentage zeugen met vulvaver-
wondingen. Ook zag men een verband
met de groepsgrootte. Hoe meer zeu-
gen hoe meer laesies. Op bedrijven
waar deze ondeugd voorkwam (meer
dan 50 procent) moesten meer zeugen
vervangen worden dan op andere.
Geen verband werd gezien met berig
worden, aantal geboren biggen en het
uitvalspercentage. Gesteld wordt dat
\'vulvabijten\' een daad is van agressie
en staartbijten een ondeugd ontstaan
door verveling.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 465-

Op 26 januari 2000 overleed na verval
van krachten op 85-jarige leeftijd onze
vriend en collega Kees van Beusekom
te Bergen (NH).

Geboren op 13 augustus 1914 in
Hekendorp, waar zijn ouders een boe-
renbedrijf hadden, ging hij na de HBS
te Gouda diergeneeskunde studeren.
Kees was 24 jaar oud toen hij in 1938
zijn bul ontving. Na hier en daar wat
geassisteerd te hebben, werd hij assis-
tent bij Verloskunde en Gynaecologie.
Tijdens de mobilisatie werd hij gesta-
tioneerd in St. Oedenrode als Ltn. p.a.
2^ klas. In mei 1940 moest hij zijn uni-
form inleveren in Amsterdam en ging
daarna op bezoek bij wijlen collega
Leenheer te Weesp. Van hem nam Kees
de praktijk over. Hij leerde daar
Jannighe (later Jeanet) de With ken-
nen. Zij trouwden, kregen twee zoons,
te weten Gijsbert en Willem, waar hij
zeer trots op was.

De praktijk was zwaar in de oorlogsja-
ren; auto en motor werden door de be-
zetter in beslag genomen en alles
moest per fiets gedaan worden. In de
wintermaanden was er altijd een stu-
dent-assistent voor de tbc-bestrijdlng,
waarbij Jeanet als een voortreffelijke
gastvrouw optrad en onderling een
hechte vriendschap ontstond tot op he-
den.

Vanaf 1951 tot 1961 heeft Kees zich
zeer verdienstelijk gemaakt voor de af-
deling Noord-Holland van de KNMvD.
Hij was tweede secretaris, lid van het
Algemeen Bestuur, lid van de Tarieven-
commissie en Paritaire Tarievencom-
missie.

C. van Beusekom

had vele vrienden, speciaal in Bergen.
Nu brak de tijd voor hem aan van re-
laxen: tuinieren, reizen, de Bridge
Oranje Sociëteit en de koffieclub ie-
dere maandagmorgen, tot de fatale
dag in september 1989 toen hij tijdens
het fruitcorso te Tiel getroffen werd
door een herseninfarct. Een moeilijke
periode brak aan, maar Kees zou Kees
niet geweest zijn om te pogen zoveel
mogelijk aan het dagelijkse leven deel
te nemen. Hij liet zijn auto ombouwen
zodat hij ook de maandelijkse bijeen-
komsten van oud-dierenartsen uit
Noord-Holland kon bijwonen.

Zij gingen verhuizen naar een service-
flat, hij schafte zich een computer aan
en ging zijn stamboom uitpluizen. In
februari 1999 trof een tweede infarct
hem en moest hij helaas in een ver-
pleeghuis worden opgenomen. Dage-
lijks kwam Jeanet en regelmatig fami-
lieleden en vrienden. Langzamerhand
ging zijn toestand achteruit en vaak zei
hij: \'Het hoeft niet meer, het is mooi
geweest, bedankt voor al jullie vriend-
schap \'.

De eeuwwisseling, evenals het huwe-
lijk van zijn kleindochter en de ge-
boorte van zijn achterkleinkind heeft
hij nog mogen meemaken. Vredig is hij
in het bijzijn van zijn geliefden inge-
slapen.

Kees werd op 31 januari 2000 onder
grote belangstelling gecremeerd. Wij
zijn er zeker van dat Jeanet en de kin-
deren dit verlies kunnen dragen en wij
hem als vriend en collega zullen blij-
ven herinneren.
Kees rust in vrede.

Het was niet verwonderlijk dat hij na
jaren van hard werken uitzag naar wat
anders. Hij werd dierenarts bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren te
Noord-Holland en volgde in 1962 wij-
len collega D. Rempt op als directeur.
Deze baan was zwaar; een nieuw
Landbouwhuis moest worden gebouwd
dat in 1968 gereed kwam. Kees werd in
1978 voorzitter van de WOSC ter voor-
bereiding van de fusie tussen de gewes-
telijke Gezondheidsdiensten. Deze
vond in 1980 plaats. Hij ging met pen-
sioen en bijzijn afscheid op 1 mei 1980
werd Kees afgeschilderd als een voor-
treffelijke dierenarts, organisator en
een kritisch doch rechtvaardig mens.

In de afgelopen jaren was hij lid ge-
worden van de Rotaryclub Alkmaar,

J.E. Hage
J.C.A. van der Maas
J. Tesink

-ocr page 466-

KNMvD

Voorjaarsdagen Commissie zet in 2000 wereldcongres neer

Alle dierenartsen voor gezelschapsdieren
naar Amsterdam

De tentoonstelling, tijdens de Voor-
jaardagen al aandachttrekker nummer
één, was voor het wereldcongres extra
groots opgezet en gespreid over ver-
schillende locaties. De standhouders
hadden zich voor de gelegenheid uit-
geput in publiekstrekkers, zowel voor
de dierenartsen als de dierenartsassis-
tenten. Lekker en prettig waren de ge-
sponsorde lunches. Geen rijen, wel ge-
zelligheid bij de stands. En ondanks de
grote opzet hing er toch de typische
\'Voorjaarsdagen\'-buzz, met de tradi-
tionele traktaties, zoals verse haring,
Belgisch bier en ijs in diverse verschij-
ningsvormen. Echte verwennerij die
het volgen van de - soms pittige - lezin-
gen best dragelijk maakt!

Wetenschappelijk programma

Het wetenschappelijk programma - daar
ging het tenslotte om - was van een in-
drukwekkende kwaliteit. 150 Sprekers,
atT<omstig uit de gehele wereld, deden
kond van de nieuwste bevindingen.

Genetica

De internationale voordracht ter gele-
genheid van de opening was van profes-
sor dr. Gert-Jan van Ommen (Humane
Genetica, Leiden) over genetische bio-
technologie. Hij benadrukte de toene-
mende behoefte - gezien de vergaande
ontwikkelingen - aan een verstandige
en rationele benadering van dit vakge-
bied. Wist zijn publiek dat deze maand
het totale humane genoom in kaart zal
zijn gebracht? En dat dit grote conse-
quenties zal hebben voor het biome-
disch onderzoek en de therapeutische
en preventieve gezondheidszorg? Van
Ommen acht de ontwikkelingen welis-
waar zeer gewenst, maar schetste ook
de keerzijde van de medaille. Alles
hangt af van de manier waarop de data
die straks beschikbaar komen zullen
worden geïnterpreteerd.

Het Wereldcongres 2000 van de WSAVA (World Small Animal
Veterinary Association) en de FECAVA (Federation of European
Companion Animal Associations) was een doorslaand succes.
Zoals we eigenlijk wel mochten verwachten van de ervaren
Voorjaarsdagen Commissie, verliep alles zeer soepel. Nee, zelfs
meer dan dat, de sfeer was sprankelend en - typisch Nederlands -
gezellig. De enthousiaste groep organisatoren heeft hiermee een
indrukwekkende prestatie geleverd, een ware opsteker voor dier-
geneeskundig Nederland. Hoogtepunt was natuurlijk het bezoek
van Prinses Margriet. Zij woonde de openingsceremonie bij en kreeg een
rondleiding langs de extra uitgebreide tentoonstelling door de trotse voorzitter
van de congrescommissie, Hein Meyer. In totaal namen zo\'n 2500 dierenartsen en
1000 dierenartsassistenten deel aan het wereldcongres. Er waren ongeveer 1500
vertegenwoordigers van de industrie. Er was ongekend veel aandacht van de
pers. Bijna dagelijks was het dierenartsencongres verscheidene malen op de ra-
dio en in de krant. Zelfs de televisie liet zich niet onbetuigd. Het was duidelijk dat
alle dierenartsen aan het bijscholen waren en dat men met een ziek dier beter
even kon wachten. De week erna zouden de Nederlandse dierenartsen immers de
allernieuwste behandelmethoden in praktijk kunnen brengen.

Door Sophie Deleu

Het Wereldcongres had ongekend veel belangstelling van de pers. Het was duidelijk
dat de dierenartsen zich massaal op de hoogte stelden van de nieuwste bevindingen.

Binnen zeer korte tijd is het gehele
humane genoom in kaart gebracht.
Er is behoefte aan een verstandige en
rationele omgang met de data die
beschikbaar zullen komen. Wat
bijvoorbeeld te denken van een
zogenaamd \'genetisch paspoort\'?

Relatie mens-dier

Hoewel negatief, de bevinding van dr.
Nienke Endenburg dat gezelschaps-
dieren geen enkele invloed hebben op
de ontwikkeling van kinderen is van
grote wetenschappelijke waarde. Zij
volgde acht-en-een-half jaar lang 620
kinderen met hun ouders en docenten
om deze vaststelling te kunnen doen.
Alhoewel het in eerste instantie lijkt
alsof kinderen met een dier de wereld
(onder andere) met meer zelfvertrou-
wen tegemoet treden dan kinderen
zonder dier, heeft het hebben van huis-
dieren op de langere termijn geen ef-
fect. Dit is in tegenstelling met het ge-
voel van ouders, dat zegt dat er wel een
gunstig effect uitgaat van een huisdier
op de ontwikkeling van hun kind.

Het hebben van een gezelschapsdier
blijkt van geen enkele invloed op de
ontwikkeling van kinderen. Een
bevinding die in tegenspraak is
met het gevoel dat ouders
hierover hebben.

Endenburg meldde verder dat uit on-
derzoek is gebleken dat het gebruik
van stroombanden een zeer ongunstig
effect kan hebben op het welzijn van
honden. Honden die met een dergelijk
apparaat worden getraind, zijn zelfs
buiten de trainingssituatie beduidend
angstiger dan hun soortgenoten die
zonder stroomband worden getraind.
Hieraan is ook in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde aandacht besteed.
Eigenaren hebben veel te gemakkelijk
toegang tot zo\'n stroomband, het ge-
bruik ervan zou eigenlijk voorbehou-
den moeten zijn aan zeer ervaren trai-
ners.

-ocr page 467-

KNMvD

Pijn

Het herkennen en behandelen van pijn
is in feite een onderbelicht gebied van
de diergeneeskunde. Dit terwijl pijn
voor de eigenaar zeer belangrijk is en
vaak de reden is voor een bezoek aan
de dierenarts. Eén van de oorzaken van
deze discrepantie is dat pijn moeilijk te
herkennen is, zeker bij sommige dier-
soorten. Een \'prooidier\' - bijvoorbeeld
het paard - zal er alles doen om te
voorkómen dat bekend wordt dat het
pijn heeft. En ook aan een solitair le-
vend dier zoals de kat is weinig te zien.
Bovendien is de mens - als sociaal we-
zen - vooral geneigd op vocalisatie te
letten, hetgeen bij dieren zeer extreem
(pijn)gedrag is. Doordat pijn moeilijk
te herkennen is, is het effect van een
eventuele behandeling ook moeilijk te
evalueren.

Pijn is een onderbelicht vakgebied
in de diergeneeskunde. Eén van
de oorzaken hiervan is dat pijn bij
sommige diersoorten heel moeilijk te
herkennen is. De behandeling van pijn
is als gevolg hiervan lastig te evalueren.
Gelukkig is er recent veel meer over pijn
bij dieren bekend geworden.

Professor dr. Ludo Hellebrekers bracht
op dit congres verscheidene deskundi-
gen met verschillende invalshoeken bij-
een, want er is veel nieuwe kennis op het
gebied van pijnmanagement Hij lan-
ceerde tevens een nieuw boek: Animal
Pain.

Enerzijds weten we nu meer over het
ontstaan en herkennen van pijn, ander-
zijds is er veel bekend geworden over de
therapeutische mogelijkheden (nieuwe
middelen en mogelijke combinaties). Zo
is er een vakgebied ontstaan, dat de ko-
mende jaren zeker in de belangstelling
zal blijven staan, ook in dit Tijdschrift.

Oncologie

Er zijn opwindende ontwikkelingen
gaande in de oncologie, wist dr. Greg
Ogilvie uit de USA te vertellen. Hij be-
weerde dat kanker \'de meest behandel-
bare chronische ziekte onder gezel-
schapsdieren\' is. Een bevinding die
nogal wat opschudding veroorzaakte,
want voor eigenaren - en veel dieren-
artsen - is deze ziekte juist het grootste
schrikbeeld.

Met name voeding blijkt een belang-
rijke rol te spelen in het behandelen
van kanker bij gezelschapsdieren. En
daarin loopt de diergeneeskunde voor
op de humane geneeskunde. Maar niet
alleen voeding, er staan de dierenarts
meer fantastische nieuwe behandelme-
thoden ter beschikking. Oncologie is
een fascinerend vakgebied, waarvan
het einde nog niet in zicht is. Ook de
ethische aspecten staan volop in de be-
langstelling. In Zweden bijvoorbeeld
wordt het behandelen van dieren met
een kwaadaardige tumor ethisch on-
toelaatbaar geacht. In Amerika denkt
men er kennelijk anders over, gezien
ook de uitspraken van Ogilvie.

Kanker is de best behandelbare
chronische ziekte bij
gezelschapsdieren.

Trends: voeding en katten!
Afgezien van de reeds genoemde
hoogtepunten van het wetenschappe-
lijk programma, mogen \'voeding\' en
\'katten\' wel de
hot topics van de dier-
geneeskunde worden genoemd. Katten
omdat steeds meer mensen katten hou-
den (en steeds minder mensen honden)
en de diergeneeskundige ontwikkelin-
gen hierbij achter lopen. Sommige die-
renartsen behandelen katten immers
nog altijd als \'een kleine hond\', terwijl
hiermee toch echt vergissingen kun-
nen worden begaan. Gelukkig stond de
kat in veel lezingen en seminars cen-
traal tijdens het congres. De professie
zelf haalt de achterstand dus met grote
sprongen in. Zo is er tijdens het con-
gres een nieuw boek gelanceerd:
Feline Dermatology (een bespreking

-ocr page 468-

KNMvD

hiervan in een volgende uitgave van
dit Tijdschrift).

Voeding staat in de belangstelling om-
dat hierin veel therapeutische mogelijk-
heden besloten liggen. De behandeling
van ziekten met speciale diëten is uniek
voor de diergeneeskunde; humaan art-
sen hebben immers lang niet zoveel
controle over het dieet van hun patiën-
ten en moeten vaak volstaan met dieet-
adviezen, zoals het eten van minder
vet ter preventie van hartkwalen. Voor
de behandeling van gezelschapdieren
staan ons echter vele diëten ter beschik-
king: de bekende nier- en allergiediëten
bijvoorbeeld en sinds kort een antikan-
kerdieet. Tijdens het congres werd bo-
vendien een nieuwe serie leverdiëten
gelanceerd. Een bijdrage aan de kennis
van de dierenarts op dit gebied is zeker
de geheel herziene, vierde editie van het
boek Small Animal Clinical Nutrition
(ook hiervan een bespreking in een vol-
gende uitgave).

Verder worden de onderwerpen prak-
tijkmanagement, tandheelkunde, ge-
riatrie en gedrag van belang geacht
voor de hedendaagse gezelschapsdie-
renpracticus.

Trends in de diergeneesi<unde:
\' Katten

• Voeding

• Pral<tijl(management

• Tandheelkunde

• Ceriatrie
\' Gedrag

• Pijnmanagement

• Relatie mens-dier

• Oncologie

• Genetica

Concert, galadiner en ballet

Donderdagavond was er in de Kleine
Zaal van het beroemde Concertgebouw
een speciaal concert ter gelegenheid van
het Wereldcongres. Op het programma
stonden werken van Debussy (En Blanc

et Noir), Milhaud (Scaramouche) en
Gershwin (Rhapsody in Blue). Het con-
cert eindigde met - zeer toepasselijk -
Carnaval des Animaux van Saint-Saëns.
Het galadiner op vrijdag in de stijlvolle
Beurs van Berlage was al even feeste-
lijk. Met een optreden van Cirque du
Soleil, dat voor de gelegenheid was
omgedoopt tot Cirque Vétérinaire, was
het alles behalve een formele bedoe-
ning. Integendeel, de stemming was
uitzonderlijk geanimeerd.
En alsof het allemaal niet opkon, werd
het congres spectaculair afgesloten
met een optreden van het Nationaal
Ballet met de dansen \'Adagio Ham-
merklavier\' (Beethoven) en \'Trois
gnossiennes\' (Erik Satie). (Choreo-
grafie: Hans van Manen.).

De opening van het WSAVA/FECAVA Voorjaarsdagen Congress 2000.

" Lr

Alles beschouwend zijn de bezoekers
van het congres getrakteerd op het
beste dat Nederland te bieden heeft. En
dat in het memorabele jaar 2000. Dier-
geneeskunde is volop in beweging, zo
blijkt maar weer eens uit de vele pre-
sentaties van internationale topdes-
kundigen. De Voorjaarsdagen Com-
missie mag trots zijn op het resultaat
van haar inspanningen: het was een
wereldcongres.

Het volgende FECAVA-congres
wordt van
25 tot 28 oktober 2001
gehouden in Berlijn. Het volgende
WSAVA-congres is in Vancouver
(Canada) van 8 tot n augustus 2001.
De Voorjaardagen zijn volgend jaar
van 20 tot en met 22 april,
vanzelfsprekend in de RAI.

De proceedings van het afgelopen
WSAVA/FECAVA Wereldcongres tellen
zo\'n
550 bladzijden en zijn te bestellen

bij het secretariaat van de KNMvD
(f too,-incl. BTW en excl. portokosten).

-ocr page 469-

Was het in het recente verleden nog de
vraag óf dieren wel pijn voelden, thans
weten we wel beter. Toch zijn we nog
altijd geneigd pijn bij dieren te onder-
schatten of zelfs te negeren. Zo denken
wij bijvoorbeeld vaak dat dieren pijn als
\'minder erg\' ervaren, omdat zij daarbij
niet de angst kennen dat zij een emstige
ziekte onder de leden hebben, of dat het
nooit meer over zal gaan. Wij mensen
lijden immers het ergst door hetgeen
wij vrezen, maar wat nooit op zal da-
gen...

Professor Bemard Rollin, een bekende
Amerikaanse bio-ethicus, zei hierover
tijdens het Wereldcongres: \'U moet niet
vergeten dat wij tevens het vermogen
hebben pijn te relativeren. Van een ge-
broken been weet u dat de pijn waar-
schijnlijk overgaat. Dieren kunnen dit
niet. Als ze pijn voelen, dan voelen ze
niets anders dan pijn. Je kunt het ze ook
niet uitleggen. Vanuit dit perspectief
bezien, is er meer reden om bij dieren
aan pijnstilling te doen - al is de ingreep
nog zo klein - dan bij mensen, tegen wie
je kunt zeggen dat het voor hun bestwil
is.\'

Dieren kunnen pijn
niet relativeren.
Ais ze pijn voelen,
voelen ze niets anders.

Pijn na operaties

Lizette Hardie - chimrg van origine - is
al sinds midden jaren tachtig geïnteres-
seerd in het behandelen van pijn na ope-
raties. Ze bemerkte echter al snel dat ze
de pijn bij haar patiënten met een ty-
pisch veterinaire kijk beoordeelde: \'We
keken eigenlijk alleen naar heel extreem
pijngedrag, zoals grommen en blazen of
overduidelijk aandacht vragen.\' Maar
het pijngedrag is bij dieren veel subtie-
ler. \'Ze trekken zich temg, dus je moet
juist heel goed opletten om pijn te ont-
dekken. Bovendien moetje getraind zijn
in het kijken naar dieren met pijn.\'

Pijn is bij dieren moeilijk te herkennen. Soms zijn ze alleen
\'wat rustiger dan normaal\'. Dit is waarschijnlijk de belang-
rijkste reden waarom dierenartsen maar bij mondjesmaat
pijnstillers voorschrijven of toepassen. Het effect van zo\'n be-
handeling is immers al even moeilijk te beoordelen. De eige-
naar daarentegen verwacht dat de dierenarts pijn bij zijn of
haar dier voorkomt of behandelt.

Tijdens het WSAVA/FECAVA Wereldcongres 2000 genoot «

pijnmanagement grote belangstelling. Ten eerste is recent veel
meer bekend geworden over pijnmedicatie en ten tweede zijn er interes-
sante onderzoeksresultaten op het gebied van het herkennen van pijn.
Meester op dit gebied is chirurg Lizette Hardie DVM PhD (North Carolina
State University, College of Veterinary Medicine). Zij deed onderzoek naar
pijngedrag bij dieren.

Door Sophie Deleu

KNMvD

Pijngedrag bij dieren heel subtie

Lizette Hardie: \'De eigenaar verwacht van
ons dat wij er wat aan doen\'

Pijnonderzoek valt uiteen in twee stro-
mingen: er zijn methoden die uitgaan
van gedragsuitingen die te meten of te
tellen zijn, zoals de opname van water of
voedsel, en methoden waarbij de pijn
wordt gescoord (bijvoorbeeld op een
schaal van één tot vijl). Aan beide me-
thoden kleven bezwaren. \'Aangezien de
uitingen zeer subtiel zijn, zijn ze moei-
lijk en daardoor met minder betrouw-
baarheid te meten\', legt Hardie uit.
Anderzijds schijnt ook het scoren zeer
moeilijk te zijn, en zijn er bij dieren om
die reden maar drie tot maximaal vijf
pijnniveaus te onderscheiden.

Pijngedrag

Een complicerende factor in het onder-
zoek is dat mensen zelf een beperkende
factor vormen. \'Wij zijn vooral geneigd
op vocalisatie te letten. We zijn als het
ware geprogrammeerd om op kinderge-
huil te reageren. Als een kind daarente-
gen niet huilt, maar stil is, nemen wij aan
dat het zich goed voelt. Maar dieren hui-
len niet als ze pijn hebben.\'
Sterker nog, sommige diersoorten zul-
len ten koste van alles voorkómen dat
bekend wordt dat ze pijn lijden, dat wil
zeggen een gewillige prooi zijn voor
aanvallers. Ratten bijvoorbeeld of paar-
den. Roedeldieren, zoals honden, staan
wellicht het dichtste bij ons. Alhoewel
extreem, zal een hond over het alge-
meen wel aandacht trekken als hij veel
pijn heeft. Solitair levende dieren, zoals
katten, zullen pijn ook niet snel laten
zien. Zij zullen alleen minder willen be-
wegen. De gedragingen die daarbij ho-
ren zijn: minder eten en drinken en blij-
ven zitten achter in de kooi.
\'Zelfs als je heel goed oplet, blijft ge-
drag een mw gereedschap om pijn te
meten\', legt Hardie uit.

Chronische pijn

Chronische pijn is bij dieren zo mogelijk
nog moeilijker vast te stellen en te be-
oordelen. Hierbij is het oordeel van de
eigenaar van het grootste belang. \'Je
moet ze wel leren om goed op de pijn-
signalen te letten, maar dan zijn het vaak
hele goede beoordelaars\', vindt Hardie.
Katten met artrose zullen - in tegenstel-

-ocr page 470-

Mensen zijn geprogrammeerd om
op gehuil te reageren. Maar dieren
vocaliseren lang niet altijd
als ze pijn hebben, integendeel.

KNMvD

ling tot wat veel eigenaren denken - niet
mank lopen. Het is meer een kwestie
van \'de kattenbak missen\' of \'vaker in
de vensterbank liggen\'. Een vrij duide-
lijk signaal bij katten is weliswaar dat ze
zich niet wassen, maar dan is er reeds
sprake van veel pijn.
\'Je zult bij chronische pijn wel op de ei-
genaar moeten afgaan\', legt Hardie uit.
\'Bij jou in de spreekkamer zijn ze weer
tot alles in staat. Bange dieren laten in
ieder geval geen pijn zien.\'
Eigenaren komen vaak met vage klach-
ten, die je maar moeilijk op het spoor
van pijn brengen. Van paarden wordt
vaak gemeld dat ze minder goed preste-
ren. In Amerika hanteren ze hiervoor de
term ADR: ain\'t doing right.
Een nuttige tip om dit probleem te om-
zeilen: \'Laat eigenaren thuis video-op-
names maken van hun dier. Je ziet ze
dan in hun natuurlijke omgeving.\' Bij
Hardie behoort de videospeler al tot de
standaardinventaris.

Laat de eigenaar bij vage
klachten thuis video-opnames maken
van zijn dier Je ziet de patiënt dan in
zijn natuurlijke omgeving.

Behandelen?

Hardie vindt echter dat we ons niet neer
mogen leggen bij de beperkingen van
het onderzoek naar pijn. \'Tegenwoordig
kijken we naar de schade die we aan-
richten met een ingreep. Als die bij een
volwassen mens pijn veroorzaakt, ne-
men we aan dat dat ook bij dieren zo is.
Bovendien is het voor de eigenaren he-
lemaal geen vraag, of pijn bestreden
moet worden. Zij gaan er al vanuit dat
wij dat doen\', zegt Hardie.
Doordat de pijngedragingen zo subtiel
zijn, heb je als dierenarts lang niet altijd
tijd om de dieren goed genoeg te obser-
veren. Je mag dus aannemen dat ze veel
vaker pijn hebben dan wij denken.
Hardie pleit er dan ook voor, bij twijfel
over de aanwezigheid van pijn, het dier
wel te behandelen.

Je mag aannemen dat patiënten
veel meer pijn lijden dan
we denken.

Vreemd genoeg passen dierenartsen wel
antibiotica en Steroiden toe, als er ook
maar een kans is op ontsteking, en gedra-
gen ze zich met het toedienen van pijn-
stillers uiterst temghoudend. Dit terwijl
de pijnstillende middelen vaak een grote
therapeutische breedte hebben en weinig
bijwerkingen kennen. Dat kan van de an-
tibiotica en Steroiden lang niet altijd wor-
den gezegd!

Verder vindt ze dat dierenartsen beter
moeten leren om pijn ter sprake te bren-
gen tijdens een consult. \'Het is voor ei-
genaren een grote bron van zorg, terwijl
dierenartsen er bitter weinig aandacht
aan besteden.\' Hierin kan overigens ook
de assistente een belangrijk rol spelen.

Pijnmanagement

Een probleem van een andere orde is,
dat dierenartsen vaak weinig weten over
de behandeling van pijn. Zo is het voor
velen nieuw dat pijn het beste bestreden
kan worden door toediening van pijn-
stillers vóórdat de pijn ontstaat. Voor-
afgaand aan een operatie dus. \'Als je
wacht tot het dier daadwerkelijk pijn
heeft, is de pijn veel moeilijker te con-
troleren\', legt Hardie uit. Maar niet al-
leen bij operaties geldt dit principe.
\'Wacht bij koliek ook niet tot het paard
zwetend over de grond rolt. Grijp me-
teen in als je een vermoeden hebt. Dan
werkt je therapie beter.\'

Wacht niet met de behandeling tot een
dier extreem pijngedrag laat zien. De pijn
is dan moeilijker onder controle te krijgen.

Verder zijn er recent nieuwe middelen
op de markt gekomen. Hardie raadt de
dierenartsen aan deze eerst los te probe-
ren, en daama in combinaties. Het is be-
langrijk om de patiënten hierbij goed te
observeren, want nogmaals: pijn is
moeilijk te zien, dus het effect van de be-
handeling ook.

Maar pijnmanagement omvat meer dan
alleen een paar pijnstillers toedienen.
Hardie: \'Vergeet niet dat gewichtscon-
trole en beweging minstens zo belang-
rijk kunnen zijn om pijn te voorkomen
en te genezen.\'

Checklist voor waarnemers

De zomerperiode en dus ook de tijd van de vele waarnemingen breekt binnenkort
weer aan. Het is goed voor een praktijk om zich te realiseren dat, wanneer men een
waarnemend dierenarts aantrekt, het de praktijkvoering ten goede komt wanneer
voor aanvang van de werkzaamheden een aantal zaken goed op een rijtje zijn gezet
en met elkaar zijn afgesproken. Twee waarnemend dierenartsen, mevrouw D.H.M.
van den Bergh en mevrouw S.M. Beelen, hebben daarom vanuit hun ervaring een
\'checklist\' voor waarnemers ontwikkeld. Deze checklist is ontstaan vanuit de be-
hoefte een mogelijkheid te scheppen voor waamemend dierenartsen om meer con-
trole te hebben over de gang van zaken in de praktijk waar gewerkt wordt. Voor aan-
vang van de werkzaamheden kan de lijst doorgelopen en ingevuld worden, zodat de
waarnemer de benodigde informatie van de betreffende praktijk bij de hand heeft.
De KNMvD stelt dit initiatief zeer op prijs en zal de checklist voortaan toevoegen
aan het afstudeerpakket dat studenten diergeneeskimde wordt toegestuurd vlak voor
het afstuderen. Praktijken of waamemend dierenartsen die belangstelling hebben
voor de checklist kruinen deze bij het secretariaat van de KNMvD opvragen (tele-
foon 030-2510111/fax 030-2511787).

Conclusie

Pijnmanagement bij dieren is een
interessant onderwerp dat meer in
de belangstelling mag komen te
staan. Dierenartsen onderschatten
pijn vaak, doordat de signalen heel
subtiel zijn. Vervolgens grijpen ze
niet vaak en vroeg genoeg in met
medicatie, omdat het effect van
hun therapie lastig te evalueren is.
Misschien denken ze ook wel de
eigenaar een dure behandeling te
moeten besparen, omdat ze pijn-
stilling niet nodig achten. Aan het
dier zal je het immers niet merken.
In tegenspraak hiermee is de ver-
wachting van de eigenaar dat de
dierenarts juist wel zal zorgen dat
het dier geen pijn lijdt. Dat dit
geldt kost, wekt vaak nauwelijks
enige verbazing. Dierenartsen
zullen dus anders met pijnma-
nagement moeten leren omgaan.

-ocr page 471-

De vergadering van redacteuren vindt
plaats op de pre-congress day. De dagen
ema zullen de aanwezigen zich verdie-
pen in het congres en daarvan kond doen
in hun bladen. Maar eerst ontmoeten zij
hun collega\'s en praten over hun vak: re-
dactie.

De bijeenkomst wordt financieel moge-
lijk gemaakt door Hill\'s, tevens hoofd-
sponsor van het wereldcongres en Fort
Dodge. Waarvoor hartelijk dank.

Papier en internet

De eerste inleidster is Conny Dorrestijn.
Zij is lid van de board of composers van
Escador BV, een bedrijf in \'staging
e-business breakthroughs\' en de titel
van haar presentatie is: Paper and The
Web - passion and application. Ze legt
uit hoezeer het internet haar leven ver-
anderd heeft: \'Ik werkte vroeger veer-
tien uur per dag op kantoor, had een
\'nice corporate life\'. Ik vond het prima!\'
Tegenwoordig werkt ze zeker zoveel
uren, maar op andere tijden, vanuit huis,
vanuit de auto. Waar ze zich ook maar
bevindt, is ze bereikbaar. Ze kan dus
veel meer klanten tegelijk van dienst
zijn, omdat ze hen minder vaak hoeft te
ontmoeten. Dorrestijn heeft een eigen
adviesbureau opgericht op het gebied
van e-business en dit zeer recent ver-
kocht aan Escador BV. \'Het was groeien
of verkopen\', legt ze uit. \'Door te verko-
pen kan ik blijven doen waar ik goed in
ben...\'

Amsterdam, 25 april 2000 - Een bescheiden gezelschap van twintig veterinair
redacteuren is - voorafgaand aan het WSAVA/FECAVA Wereldcongres 2000
- uitgenodigd door de KNMvD en de Vlaamse Dierenartsen Vereniging
(VDV), uitgevers van onder andere het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en
The Veterinary Quarterly en het VDV-magazine. De redacteuren zijn allen
lid van de European Association ofVeterinary Editors (EAVE), een informeel
verband van professionals die zich bezighouden met \'veterinaire redactie\'.
Voorafgaand aan een internationaal congres wordt vaak een vergadering ge-
houden om enerzijds de contacten onderling te leggen en te verstevigen en an-
derzijds specifieke kennis op te doen.

Vandaag staat de vergadering geheel in het teken van het internet, een ont-
wikkeling waar redacteuren zich natuurlijk niet aan mogen onttrekken - inte-
gendeel - waar zij zich nadrukkelijk in moeten verdiepen. Juist kleine redac-
ties, vertegenwoordigd in dit gezelschap, kunnen veel voordeel halen uit het
gebruik van internet. Het is immers een zeer goedkoop en praktisch commu-
nicatiemedium.

Door Sophie Deleu

KNMvD

Veterinair redacteuren verzameld in de RAI

EAVE-vergadering in betteken van het internet

Eén van haar eerste cliënten was een
bank. \'Banken kunnen van enorme be-
tekenis zijn op het net, als ze maar bereid
zijn buiten de platgetreden paden van
hun ondernemingsplan te treden\', aldus
Dorrestijn. Haar stelling: op termijn is
\'content\' - ofwel inhoud - het meeste
waard op het internet. Nu lijkt het nog
alsof bedrijven met nieuwe internettoe-
passingen het helemaal gaan maken,
maar dat houdt op. Wat gebmikers wil-
len, is iemand die uit de wirwar van ge-
gevens waarmee je wordt overspoeld,
een selectie maakt: dit is voor jou be-
langrijk. Banken hebben de financiële
gegevens van mensen, persoonlijker
kan het haast niet. \'Niemand kan je zo
toegesneden van dienst zijn als je bank\',
beweert ze.

De redacteuren worden meegesleurd
door haar enthousiaste verhaal. Velen
zijn tevens vertegenwoordigers van die-
renartsenverenigingen, zoals de Maat-
schappij in Nederiand. Ook deze organi-
saties zouden een belangrijke rol
kunnen spelen met betrekking tot de
persoonlijke selectie van gegevens voor
hun leden. Dorrestijn laat verschillende
\'portaalsites\' zien. Dit zijn openings-
websites, van waaruit je verder kunt
naar de rest van het web. Deze kun je als
organisatie laten maken voor je leden.
Leden kunnen zelf weer een persoon-
lijke voorkeurselectie maken. Zeer inte-
ressant.

Dorrestijn weet de redacteuren ook ge-
mst te stellen: papier zal niet verdwij-
nen. \'Papier kun je voelen. Vergelijk
glossies eens met krantenpapier. Het is
een \'image holder\'. En je hebt geen in-
gewikkelde technologie nodig.\'

\'technology advances are very relative ■
if paper was invented after the compu-
ter chip everyone would have said:
great, finally we can read wherever we
want without worrying about cables
and systems that might be down.\'

\'Maar er zijn ook grote nadelen aan pa-
pier\', vertelt Dorrestijn. \'Het neemt veel
plaats in en - zeker zo belangrijk - de
productie is peperduur en zeer milieu-

-ocr page 472-

onvriendelijk.\' Waar mogelijk verdient
communicatie via het intemet dus de
voorkeur. Met name nieuws laat zich
goed verkondigen via het net. Het blijkt
ook dat dit een grote trekker van gebmi-
kers is. Het liefste wil men \'news on de-
mand\', dat wil zeggen afgestemd op het
persoonlijke profiel.

Wist u dat de internetsite van de
KNMvD dageiijl<s het nieuws weergeeft
dat verband houdt met de diergenees-
kunde in brede zin? En dat hierop ook
dagelijks de inhoud van nieuw versche-
nen vakpublicaties te vinden is?
www.knmvd.nl

Nieuws zal dus niet meer het belangrijk-
ste aspect zijn van een papieren tijd-
schrift of krant. Redacteuren van tijd-
schriften zullen zich moeten concen-
treren op reportages, achtergrondverha-
len en opiniërende artikelen. Natuurlijk
kan er ook een synergie ontstaan tussen
tijdschrift en intemet: een huwelijk in
plaats van een scheiding.

Online uitgeven

KNMvD

De tweede spreker is Bas Savenije,
hoofdbibliothecaris van de Utrechtse
Universiteitsbibliotheek. Hij praat over
het online uitgeven van een tijdschrift.
Dit omhelst veel meer dan alleen het pa-
pieren eindproduct \'op het intemet zet-
ten\'. Als je bereid bent oude denkpatro-
nen los te laten, kan je een totaal nieuw
uitgeefproduct creëren.

\'If I were you I would
not start from here.\'

Savenije schetst de geschiedenis van het
wetenschappelijke tijdschrift. Het is
aanvankelijk ontworpen voor commu-
nicatie tussen wetenschappers. Het was
immers lastig om altijd bij elkaar te
moeten komen, brieven of boeken te
moeten schrijven en er kwamen ook
steeds meer wetenschappers bij. \'Men
wilde iets tussen brieven en boeken: het
wetenschappelijk tijdschrift.\'
Maar tegenwoordig kleeft aan het publi-
ceren in een tijdschrift een aantal grote
bezwaren: het proces verloopt heel
traag, nieuwe resultaten komen dus laat
beschikbaar, aan de betrouwbaarheid
mag worden getwijfeld en het uitgeven
van een - peer reviewed - tijdschrift is
heel duur. Savenije: \'Het hedendaagse
tijdschrift is een obstakel in de commu-
nicatie tussen wetenschappers en ont-
kent daarmee haar eigen bestaansrecht.\'
De bibliothecaris bepleit daarom het
loslaten van de traditionele patronen:
\'Er is behoefte aan innovatie\'. En naar
zijn mening moet de academische we-
reld het initiatief nemen. De Utrechtse
universiteitsbibliotheek is daarom - sa-
men met Delft - het Roquade-project ge-
start. (Roquade is een schaakterm: men
verwisselt onverwacht de toren en de
koning van plaats.) \'Roquade biedt een
infi-astmctuur voor elektronisch publi-
ceren, redenerend vanuit de belangen
van de auteur.\'

Als uitgever kan men participeren in het
project. Men kan \'traditioneel uitgeven\'
- maar dan elekronisch in plaats van op
papier - maar er is nog veel meer moge-
lijk: \'Via een graduele evolutie kan een
geheel nieuw uitgeefconcept ontstaan.
Je hoeft bijvoorbeeld geen issues meer
uit te geven; je kunt simpelweg een arti-
kel wanneer het gereed is beschikbaar
maken. Daamaast kan je de research
data toegankelijk maken en multimedia
toepassingen gebmiken, bijvoorbeeld
een videofilm publiceren in plaats van
het traditionele artikel.
Helemaal innovatief - en schokkend
voor de traditionele wetenschapper - is
de toepassing \'peer review after publi-
cation\'.

\'Peer review\' is een gebmikelijk proce-
dure voor bet publiceren van weten-
schappelijke artikelen. Het betekent dat
een artikel altijd beoordeeld wordt door
een onafhankelijk deskundige, een zo-
genaamde referee. De referee blijft on-
bekend voor de auteur. Bepaalde tijd-
schriften zijn \'double peer reviewed\'.
Dat wil zeggen dat er altijd minstens
twee deskundigen hun oordeel geven.
Zijn deze beoordelingen met elkaar in
tegenspraak, dan wordt een derde ge-
raadpleegd. De auteur heeft zich neer te
leggen bij het oordeel van de referees.
De kwaliteit van de artikelen wordt voor
een belangrijk deel bepaald door de
keuze van de referees en de betrouw-
baarheid waarmee de procedures wor-
den gevolgd.

Thans staat of valt de kwaliteit van een
wetenschapper met de impact van zijn
artikelen. Het is met andere woorden
van enorm belang in welk tijdschrift zijn
of haar artikel wordt gepubliceerd en
hoe vaak het wordt aangehaald door an-
dere auteurs.

Peer review na publicatie heeft als voor-
deel dat de resultaten snel beschikbaar
komen - nu duurt het soms meer dan een

jaar voordat een ingediend artikel wordt
gepubliceerd - maar heeft als nadeel dat
de kwaliteit van het onderzoek nog niet
beoordeeld is op het moment dat de re-
sultaten bekend worden. Een artikel kan
achteraf wel onzin blijken te bevatten.
De aanwezige redacteuren spelen met
de vragen \'Wat is dan eigenlijk de da-
tum van publiceren? De datum dat het
artikel op het net staat, of de datum dat
het oordeel is geveld?\' en \'Hoe ga je
zo\'n artikel citeren? Moet je er dan de
versie bij vermelden? Wordt het dan niet
een chaos?\' En dat in de wetenschap!
Savenije glimlacht. Hij is deze behou-
dende reacties wel gewend. Bovendien
houdt hij wel van chaos. \'U moet niet
vergeten dat we hiemiee alleen maar
voldoen aan de groeiende behoefte van
auteurs om hun onderzoeksresultaten
sneller te communiceren. Het traditio-
nele systeem voldoet niet meer. De ont-
wikkelingen op dit gebied zijn niet tegen
te houden.\'

Mediastrategie Hill\'s

Hill\'s is als sponsor van de bijeenkomst
bereid uit de doeken te doen hoe het be-
drijf omgaat met de media. In de bena-
dering van de dierenarts spelen intema-
tionale congressen een belangrijke rol.
Vandaar dat het bedrijf meer dan promi-
nent aanwezig is op dit WSAVA/FE-
CAVA Wereldcongres. Dit past ook in
het streven \'Vets\' no. 1 choice to feed
their pets\' te zijn.

Als vertegenwoordigers van de veteri-
naire tijdschriften zijn de redacteuren
vooral geïnteresseerd in de manier
waarop Hill\'s de communicatie met de
dierenartsen heeft georganiseerd. Het
blijkt dat een grote verantwoordelijk-
heid voor de \'fine tuning\' ofwel toon-
zetting van de berichtgeving ligt bij de
lokale vestigingen van Hill\'s. Om een

-ocr page 473-

voorbeeld te geven: Hill\'s verkoopt
een anti-kankerdieet. In Scandinavië
wordt heel anders gedacht over het be-
handelen van kanker dan in West-
Europa. Men acht er het behandelen
van dieren met een kwaadaardige tu-
mor ethisch ontoelaatbaar. Een adver-
tentie zal er in Scandinavië dus heel
anders uitzien.

KNMvD

De redacteuren worden verder geïnfor-
meerd over de nieuwe producten die het
bedrijf heeff ontwikkeld.

Een informeel diner in Amsterdam
maakt de nuttige en aangename bijeen-
komst compleet. Voor de lezer van dit

Tijdschrift is dit verslag een onverwacht
uitstapje naar een onbekend gebied.
Niettemin is het - denkt de redactie -
prettig om te weten dat ook het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde zich ver-
der ontwikkelt en dat er nauwe banden
zijn met redacties van andere Europese
tijdschriften.

Serie: De Groepen

Binnen de KNMvD zijn tien Groepen actief, ieder met een eigen veterinair vaktechnisch deelgebied. Tientallen enthou-
siaste collega \'s besteden veel - vrije - tijd om de doelstellingen van deze groepen te dienen.

De serie De Groepen geeft verslagen van een bestuursvergadering van elke Groep, met als doel een beeld te geven van de

alledaagse bezigheden binnen de respectievelijke Groepen.

Elk verslag start met drie algemene vragen aan de voorzitter van de Groep.

Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren

Voorzitter:

L.J. (Leen) den Otter.

Secretaris:

M.Ph.J. (Martin) Hovius, Postbus 87,
7240 AB Lochem.

Wat zijn de doelstellingen van uw
Groep?

Ons huishoudelijk reglement stelt de
volgende doelen voor de Groep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren:
De bevordering van:

a. de bestudering van de problemen,
die samenhangen met de genees-
kunde van de gezelschapsdieren.

b. de behartiging van de specifieke be-
langen van de beoefenaren van deze
geneeskunde.

Welke financiële bijdrage vraagt u van
een lid?

We hebben een sterk gedifferentieerde
contributieheffing. In 2000 bedragen
de kosten van het lidmaatschap:

• basislidmaatschap: 150 gulden

• dierenartsenechtpaar: 245 gulden

• niet-practici: 105 gulden

• mstende leden: 92,50 gulden

• kandidaatleden: 45 gulden

Leden ontvangen tweemaal per jaar
het wetenschappelijk tijdschrift van de
FECAVA (Federation of Veterina-
rians in Europe). Een nieuw lid dat
zich aanmeldt na 1 juli betaalt voor het
lopende jaar slechts de helft van de
contributie.

Naast het basislidmaatschap bieden
we onze leden een gereduceerd tarief
voor de Voorjaarsdagen, in de vorm
van het superiidmaatschap. Super-
leden betalen één bedrag voor contri-
butie en congrestoegang. Dit jaar kre-
gen zij korting op de toegang tot het
Wereldcongres van de WSAVA-FE-
CAVA in Amsterdam.
Studenten kunnen als kandidaat! id
deelnemen aan onze Groep. Ook voor
hen bestaat een superlidmaatschap, dat
ze de mogelijkheid geeft om voor een
klein bedrag de Voorjaarsdagen te be-
zoeken.

Waarom zou een KNMvD-lid ook nog
eens lid moeten zijn van Groep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren?

Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren behartigt de specifieke belan-
gen van de gezelschapsdieren. Het ve-
terinaire veld is sterk in beweging. De
gezelschapsdierenpracticus die veelal
alleen of in kleine verbanden werkt
heeft daardoor een herkenbare organi-
satie nodig die voor zijn of haar belan-
gen opkomt. En die bepaalde diensten
verricht waar de practicus niet aan toe-
komt. De GGG vult deze taken in. Wij
zijn op dit moment bijvoorbeeld bezig
met een systeem van permanente edu-
catie, met een meldpunt erfelijke ge-
breken van gezelschapsdieren en met
ontwerp en distributie van publieksfol-
ders.

Naast de herkenbare activiteiten die
wij verrichten voor onze leden, zoals
de congressen en vergaderingen, zijn
we voor en achter de schermen dmk
met de behartiging van de belangen
van onze leden, binnen het KNMvD-
bolwerk en zeker ook daarbuiten. Met
bijna 900 leden zijn we een organisatie
die staat en die als gesprekspartner se-
rieus genomen wordt.

Een bestuursvergadering

De bestuursleden staan aan het begin
van een stevige vergaderdag: vanoch-
tend bestuursvergadering (GGG), van-
middag vergadert de voorzitter met het
Hoofdbestuur van de KNMvD en van-
avond is er een ledenvergadering. Tij-
dens de ledenvergadering spreekt de
heer Straver, assurantiebemiddelaar,
over arbeidsongeschiktheidsverzeke-
ringen en de rol van de tussenpersoon
daarbij.

Na de unanieme conclusie dat het Ne-
derlandse verkeersnet behoefte heeft
aan een goed laxans, opent de voorzitter
deze vergadering. Volgende week heeft
het bestuur een
brainstormdag, reden
om vandaag geen grote discussie-on-
derwerpen op de agenda te zetten.
Er is een ingekomen stuk over de des-
tmctieregelgeving aangaande honden-
en kattenkadavers. Deze diersoorten
mogen niet meer gedestrueerd worden.
Diermeel, het belangrijkste eindpro-
duct van destmctie, maakt onderdeel

-ocr page 474-

uit van hun voeding. Dode honden en
tcatten moeten daarom verbrand wor-
den. Het bestuur bespreekt hoe ze het
beste deze informatie aan alle leden
kan aanbieden. Een stukje in het TvD
en op de website lijkt de beste oplos-
sing.

\'Heeft de GGG een protocol met be-
trekking tot euthanasie van een hond
of kat waarvan de eigenaar niet bekend
is?\' vraagt een volgend ingekomen
stuk. Hier willen we nog even over na-
denken, klinkt het, na informering bij
asielhouders. Asielbeheerders hebben
met dezelfde problematiek te maken.
De kwestie komt op de agenda van een
volgende vergadering.
Er ontstaat discussie over manieren
om praktische informatie aan de leden
te verstrekken. Bijvoorbeeld aan de
hand van vragen van cliënten. Een dis-
cussiegroep op het internet lijkt bij uit-
stek geschikt hiervoor. Zo\'n groep
heeft evenwel een actieve regie nodig,
waar de bestuursleden vooralsnog
geen ruimte voor hebben. Wellicht kan
een nieuw bestuurslid gevonden wor-
den die hier zin in heeft? Vanwege een
aftreden bestaat op dit moment een
vacature. Wie kent iemand?
Een bedrijf wil een soort van felicita-
tiedienst opstarten voor mensen die
een nieuwe pup in huis halen. Of de
dierenartsen ook informatie in het pak-
ket willen laten opnemen? Het bestuur
neemt contact op met het bedrijf, om te
horen wat de mogelijkheden en voor-
waarden zijn. Ongeveer een jaar gele-
den is er al eens een gesprek geweest,
maar toen was deelname dermate kost-
baar dat ervan werd afgezien.
Tijdens het gelijknamige agendapunt
blijken er geen belangrijke internatio-
nale ontwikkelingen. Het punt PED
geeft wel gesprekstof Deze afkorting
staat voor Permanente Educatie Die-
renartsen. Een passende naam binnen
het kader van deze Groep.
De GGG heeft besloten om voorlopig
nog geen erkenningsregeling voor ge-
zelschapsdierenartsen te starten. Een
systeem van permanente educatie lijkt
voldoende om het beoogde doel, hoog-
waardige diergeneeskunde zorg, te be-
reiken. De voorzitter merkt op dat in
Nederland dierenartsen de enige uitoe-
fenaars van een vrij beroep zijn die nog
geen verplichte nascholing kennen.
Het bestuur bespreekt een voorstel
voor erkenning en waardering, accre-
ditatie, van onderwijs en symposia.
Een organisator van een bepaalde
vorm van veterinaire kennisoverdracht
kan een beoordeling aanvragen en
krijgt vervolgens een aantal punten per
uur of dagdeel. Iedere dierenarts dient
over een bepaalde periode een mini-
maal aantal nascholingspunten te ver-
zamelen. Het voorstel geeft parttimers
dezelfde verplichtingen als voltijds
werkende dierenartsen.
Een aantal ontwikkelingen geeft argu-
menten om toch een erkenningsrege-
ling op te zetten. Het nieuwste curricu-
lum van de Faculteit der Diergenees-
kunde levert straks dierenartsen af die
wel de algemene bevoegdheid hebben,
maar ook kennishiaten. Hoe gaan we
in de toekomst om met een dierenarts
die in de wetenschappelijke richting is
afgestudeerd en een gezelschapsdie-
renpraktijk wil openen? vraagt een be-
stuurslid. En er komen onvermijdelijk
inrichtingseisen aan dierenartsenprak-
tijken. Hoe belonen we als beroeps-
groep dierenartsen die aantoonbaar
goede diergeneeskunde omstandighe-
den nastreven? En hoe geven we deze
mensen de kans om zichzelf te profile-
ren naar de consumenten toe? Op dit
moment kan kennelijk geen hond, laat
staan zijn eigenaar, zich een goed
beeld vormen van de kwaliteit van
werken die een willekeurige dierenarts
hanteert. Het laatste woord over een
erkenningsregeling voor gezelschaps-
dierenartsen is nog zeker niet gevallen.
Het bestuur praat voort tijdens de op
handen staande brainstormdag.
De website, de rechtspositieregeling
voor dierenartsassistenten en het
meldpunt erfelijke afwijkingen zijn
onder constructie met inspraak van de
Groep.

KNMvD

Om onduidelijke redenen mogen die-
renartsen geen rashonden
chippen. De
Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied wil deze handeling bij zichzelf
houden. Het bestuur heeft een advo-
caat gevraagd een uitspraak te doen of
deze situatie niet strijdig is met de con-
currentie-regelgeving en eventueel aan
de NMA kan worden voorgelegd.
Vooralsnog mogen dierenartsen wel
katten chippen en honden die niet tot
een bepaald stamboek behoren. Het
Bestuur gaat een uitgewerkt voorstel
neerleggen bij de fokverenigingen van
raskatten, voor het chippen en registre-
ren bij de Nederlandse Databank Ge-
zelschapsdieren (NDB). Deze rasver-
enigingen hebben aangegeven ook een
sluitend identificatie- en registratie-
systeem te willen.

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

01-07-2000

woensdag 14-06-2000

15-07/01-08-2000

maandag 10-07-2000

15-08-2000

maandag 31-07-2000

01-09-2000

maandag 14-08-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Public relations, pr, is een vast punt op
de bestuurlijke agenda. De nieuws-
brief van de Groep, GGG Nieuws,
staat dit keer helemaal in het licht van
het Wereldcongres. Het Wereldcon-
gres van de WSAVA-FECAVA is de
eervolle millenniumaflevering van de
Voorjaarsdagen, die óók een activiteit
zijn van de GGG.

Als een van de laatste agendapunten
komt het informatiseringsplatform aan
de orde. Het bestuur stelt vast dat
eventuele toekomstige informatise-
ringsactiviteiten van de KNMvD een
heldere structuur moeten hebben. En
van goede kwaliteit dienen te zijn.
De rondvraag brengt een onderwerp dat
een mooi beeld geeft van het werk van
het bestuur. Een hondentraincr heeft
naar eigen zeggen een bijzonder goede
videoband over het namurlijke gedrag
van een hond en vraagt of dierenartsen
hier belangstelling voor zouden heb-
ben. Het bestuurlijke gesprek loopt ver-
volgens van het belang voor de hond en
de eigenaar, via de positie en het dien-
stenpakket van de dierenarts tot eventu-
ele distributie van de band, en leidt tot
de conclusie: dit kan interessant zijn
voor onze leden. We bellen deze man
voor meer informatie. Bestuurlijke
praktijk in optima forma. Mooi.

Jan Hulsen

-ocr page 475-

KNMi/D

Sportdag 5 oktober 2000,
een uitdaging: golf

Al lijkt de Randstad langzamerhand
geheel te bestaan uit asfalt, beton en
baksteen, de aandachtige beschouwer
ontdekt dat er in deze \'woestijn\' van
door en voor menselijke activiteiten
ontstane opeenhoping van infrastruc-
tuur en bebouwingen nog hier en daar
een oase te vinden is van groen en rust.
Geen fata morgana maar werkelijkheid.
Zo\'n liefelijke plek, bijzonder geschikt
om niet alleen voor de nog werkende,
maar ook, voor zover nodig, voor de
reeds rustende dierenartsen en/of hun
partners als \'recovery\' ruimte te die-
nen, is de \'Golfbaan Rijswijk\'.
De uitdaging is niet louter en alleen het
meespelen maar ook een heel klein
beetje de poging om die dag de beste te
zijn. Misschien zijn alle slagen één dag
recht en ver en misschien gaat alles op
de green ook beter dan ooit. Er zijn wel
wat hinderlagen te omzeilen want de
Rijswijkse heeft veel bunkers en, zoals
het een polderbaan betaamt, veel water.
Natuurlijk laat geen golfer deze kans op
een welbestede dag glippen. Wel vereist
is minimaal GVB. In verband met het
feit dat het aantal deelnemers gemaxi-
maliseerd is, is de volgorde van inschrij-
ving bepalend voor deelname. Opgave
via het secretariaat van de KNMvD on-
der vermelding van de exacte handicap.
De koffie met iets erbij staat klaar
vanaf 08.30 uur en de wedstrijd zal om
09.30 uur aanvangen. Ga tijdig van
huis en houdt rekening met het inten-
sieve autoverkeer.

Graag tot ziens op 5 oktober in Rijswijk.

Louis Otto,
Coördinator golf.

Sportdag op donderdag 3 oktober, tennisliefhebbers:
opgelet!

Voorafgaande aan het jaarcongres
2000 zal de sportdag voor dierenartsen
weer gehouden worden. Mede dankzij
veel enthousiaste sponsoren wordt
deze dag een grootse happening! En
dat geldt speciaal voor de tennislief-
hebbers. Welk dierenarts (of misschien

\'^■"•CONG.i! KNn.O

Bridge tijdens de
sportdag

De sportdag van de KNMvD in
Noordwijk in oktober aanstaande lijkt
nog ver weg. De voorbereidingen ech-
ter zijn alweer in volle gang, om ook
dit jaar weer een gezellige en sportieve
dag te organiseren

Bridge zal uiteraard ook nu weer een
onderdeel vormen van de vele moge-
lijkheden die de sportdag te bieden
heeft.

Zowel de ervaren als de minder erva-
ren bridgers zullen aan hun trekken ko-
men, want ook dit jaar zal weer ge-
tracht worden in twee groepen te
spelen. De ontspannen en gezellige
sfeer waaronder gespeeld wordt, is
echter het belangrijkst. Tot nu toe is dit
tijdens iedere sportdag nog het geval
geweest en ik ben er dan ook van over-
tuigd dat het ook dit jaar weer een ont-

een familielid of een sponsorlid?) gaat
er dit jaar met de eer strijken? Het span-
nende, maar vooral gezellige toernooi
wordt ditmaal gehouden in een prach-
tige hal in Warmond. U zult ontvangen
worden met koffie en wat lekkers. Een
uitgebreide lunch is geregeld en na af-
loop kan iedereen genieten van het ge-
zamenlijke avondfeest! Ook de veteri-
naire studenten worden van harte
uitgenodigd om aan dit toumooi deel te
nemen.

Hans Sickmann,
Coördinator tennis.

spannen en gezellige dag zal worden.
Meldt u zich daarom aan via de aan-
meldingsformulieren van de sportdag
en hopelijk tot ziens in Noordwijk.

Albert Brands,
Coördinator bridge

-ocr page 476-

KNMvD

W

Inhoud nieuwe Dierenpraktijken

Schattig konijn op de voorpagina

De nieuwe Dierenpraktijken i$ uit. Een allerliefst konijn prijkt op de voor-
kant. Er staat weer voor elk wat wils in deze wachtkameruitgave voor de ge-
zelschapsdiereneigenaar: straathonden in Goa, het quarantainebeleid van het
Verenigd Koninkrijk, nierfalen, kamelen, een interview met Theo Otten-
schot... De redactie doet elke keer haar best een zo breed mogelijk publiek
aan te spreken. Deze keer is de uitgave nog eens extra onder de aandacht ge-
bracht door aan iedere dierenartsassistente die de Dierenarts-Assistenten-
Na-Sholingsdagen (DANS) van het WSAVA-FECAVA-Voorjaarsdagen- con-
gres bezocht, een exemplaar ter beschikking te stellen.

door Michèle Overgaauw (12).

• Voor u gelezen; \'Wat is een kat?\' van
Midas Dekkers.

• Nieuws van de industrie.

Voor het eerst staat in Dierenpraktijken
ook een cartoon van de welbekende
collega Henk Vrieselaar.

Verder is het nu ook mogelijk om een
persoonlijk postabonnement te nemen
voor eigenaren die graag alle uitgaven
willen ontvangen. Dit kost ƒ 25,- per
jaar en kan met een bon (in het blad)
worden geregeld.

De inhoud van Dierenpraktijken num-
mer 4, jaargang 5:

• Straathonden in Goa; het werk van
het Intemational Animal Rescue
Center in Goa, India, door Peter
Klaver.

• Wijziging quarantainebeleid Enge-
land; alles over de nieuwe regels.

• Uit de pralitijk van \', een reportage
over Dierenkliniek De Langstraat,
Waalwijk, door Renée Jansen.

• Bijzondere Dieren\', het schip der
woestijn vaart op weinig water, door
Peter Klaver.

• De Rasruhriet, de Lhasa Apso - veel
haar, klein van stuk - in beeld ge-
bracht.

• Het specialisme van; een interview
met Theo Ottenschot, specialist chi-
mrgie, door Renée Jansen.

• ADPKD, oftewel nierfalen, door
Helmy Wulms.

• Een bijzonder knieprobleem, door
Helmy Wulms.

• In gesprek met Peter Remeeus over
tandheelkunde bij dieren, door Marjo
de Louw.

• Verbandtrommeltje; \'een kralen-
snoer\' en \'gourmet werd papegaai te
machtig\'.

• De kinderpagina; een boekbespre-
king \'Met de dierenarts op stap\',

Tip: organiseer eens een teken- of
verhalenwedstrijd bij u in de prak-
tijk. Dierenpraktijken zal graag
aandacht besteden aan de winnaars.

Graag roept de redactie collega\'s op
een inhoudelijke bijdrage te leveren
aan Dierenpraktijken. Ontvangt u bij-
voorbeeld prachtige kindertekeningen,
interessante vragen, of maakt u grap-
pige dingen mee: schrijf het aan redac-
tie Dierenpraktijken, Postbus 348 5340
AH Oss, of mail het aan info(gmaas-
land.com. Iedere bijdrage, hoe kort
ook, is welkom. Ook de inzending van
foto\'s van leuke situaties of bijzondere
patiënten wordt op prijs gesteld.

Inhoud aprilnummer Veehouder en Dierenarts

Bijzonder: prachtig editorial en fotoreportage over tbc-huidtest

De inhoud van Veehouder en Dieren-
arts, nummer 2, jaargang 14:
• Rundertuberculose moeilijk vast te
stellen en te bestrijden

Rundertuberculose is erg actueel. De
vrije status van Nederland kan in ge-
vaar komen bij teveel gevallen per
jaar. Er wordt dan ook met man en
macht gewerkt om de besmetting
met wortel en tak uit te roeien.

Door A. Emmerzaal en mevrouw S.
Deleu

Brachyspira hyodysenteriae: nieuwe
naam, oude bekende

De veroorzaker van varkensdysente-
rie mag dan wel telkens een naams-
verandering ondergaan - sinds kort
heet deze bacterie weer Brachyspira
hyodystenteriae - het probleem blijft
hetzelfde. Een schets van de moge-
lijke maatregelen ter preventie en de
behandeling van varkensdysenterie.
Door J. Bakker

Na het themanummer over welzijn ter gelegenheid van de millenniumwisse-
ling, nu weer een \'gewone\' Veehouder en Dierenarts. Bijzonder is niettemin
het editorial, dit keer van de hand van collega Henk Vrieselaar die op niet mis
te verstane wijze illustreert wat er volgens hem aan de hand is met de veehou-
derij in Nederland. Verder een openingsartikel over de tbc-diagnostiek met
een schitterende fotoreportage van Geert Bistervels. Zoals men van het blad
gewend is, bevat het per diersoort een interessant artikel en natuurlijk de
zeergewaardeerde bedrijfsadviezen.

• Geluid op het koppel...

\'Geluid op het koppel\' betekent lucht-
wegproblemen. De belangrijkste oor-
zaken op een rijtje. In de preventie en
de behandeling spelen stalklimaat,
vaccinatiestrategie en bedrijfsbegelei-
ding een belangrijke rol.
DoorJ.F. Heijmans

• OCD: de schrik van de paardenop-
fokker

De letters OCD zijn zeer beladen.
Osteochondrose is een misvorming
van het kraakbeen dat het bot in de
gewrichten bekleed. De aandoening
is tegenwoordig echter goed te be-
handelen.

Door K. van Muiswinkel

-ocr page 477-

• \'Als ze maar blijven drinken\'

Er zijn in Nederland niet veel plaat-
sen waar bokken worden gemest. De
auteur heeft hier aardig ervaring mee
opgedaan in Moergestel, waar tot
1996 een grote bokkenmesterij was.
Belangrijk zijn klimaat en manage-
ment en vooral het goed blijven drin-
ken van de lammeren.
DoorJ. Berger

Voor meer informatie over Veehouder
en Dierenarts of voor een gratis proef-
pakket: redactiesecretariaat, postbus
14031, 3508 SB Utrecht, of e-mail:
veeh. en.dierenarts@knmvd.nl

Personalia

O

Overleden:

Op 30 april 2000 Drs. C.C. van de Watering te
Zeist.

jubilea:

3 juni G.A. van Exel te Nijverdal, afwezig, 35 jaar
3 juni K.J. Koopmans te Sint Nicolaasga, afwezig,
35 jaar

6 juni F.C.M. van Genügten te Rijkevoort, afwe-
zig, 25 jaar

6 juni A.J.G.M. Ruijs te Middelburg, afwezig, 25
jaar

6 juni W.J. Tondeur te Nijkerkerveen, afwezig, 25
jaar

7 juni P. Koopmans te Langweer, afwezig, 60 jaar
9 juni A.M.G. Flamand te Reeuwijk, afwezig, 40
jaar

14 juni Mevr. Dr. G.J. Binkhorst te De Bilt, afwe-
zig, 35 jaar

14 juni C.J. Kuiper te Venray, afwezig, 35 jaar

Voor het dierenartsenexamen van 31
maart 2000 is geslaagd:

Veen, Mevr. J.C. van der

Voor het dierenartsenexamen van 28
april 2000 zijn geslaagd:

Woltman-van Asselt, Mevr. J.
Bosch, R.J.T.
Kikkers, B.H.
Knaap, Mevr. C.C.
Kuiper, R.V.
Oostveen, Mevr. P.A.
Oppenheim, Mevr. M.R.T.
Rijsman, V.M.C.
Veenstra, Mevr. R.
Wiersma, Mevr. M.

Mutaties:

•Bakker, M.S.; 2000; 3571 XM Utrecht;
Kapteynlaan 69; tel. privé: 030-2715826; E-mail
privé: mathijsbakker^hotmail.com; wnd.d.

Boer, H.A. de; 1960; 8064 DC Zwartsluis;
Purperreigerlaan 2 B 2;
tel. 038-3867643; r.d.

KNMvD

*Bosch, R.J.T.; 2000; 3521 VC Utrecht;
Jan Luykenstraat 8; tel. privé: 030-2941622;
E-mail privé: scalpelC« wanadoo.nl; wnd.d.

♦Dijck, M.W.J. van; 2000; 5871 CE
Broekhuizenvorst; Blitterswijckseweg 20;
tel.
privé: 077-4632592; E-mail privé: maarten-
vandijck(^}yahoo.com; p., medew. bij D.A.P.
Horst e
.0.; tel. prakt.: 077-3982169; fax
prakt.: 077-3981438.

Doom, M.N.A. van; 1994; Whitland
SA34 DFX (Verenigd Koninkrijk); 18 Park
Street; tel. privé: 00-44-1994-241077; p., me-
dew. bij Allen & Partners; tel. prakt.: 00-44-
1994-240318.

*Kikkers, B.H.; 2000; 3522 XA Utrecht;
Beerzestraat 1; tel. privé: 030-2882254; E-mail
privé: harcokikkers(a hotmail.com; wnd.d.

*Knaap, Mevr. C.C.; 2000; 2401 PK
Alphen a/d Rijn; Zadelmaker 138; tel. privé:
0172-445971; d.

*Kuiper, R.V.; 2000; 3584 ZC Utrecht;
Enny Vredelaan 123; tel. privé: 030-2109808;
d.

*Oostveen, Mevr. F.A. van; 2000; 3523
ED Utrecht; Smaragdplein 72; tel. privé: 030-
2511591; d.

*Oppenheim, Mevr. M.R.T.; 2000; 3572
XN Utrecht; M.A. de Ruvterstraat 16; tel.
privé: 030-2721469; d.

Pol, Mevr. J.N.; 1998; 3956 KR Leersum;
Heulweg 8; wet. medew. U.U., F.D., HA
Gezondheidszorg Paard, disc. Heelkunde.

*Rijsman, V.M.C.; 2000; 3582 TM
Utrecht; Lodewijk Napoleonplantsoen 18 Hl;
tel. privé: 030-2546303; wnd.d.

Roelofsen-Vendrig, Mevr. M.W.M.; 1991;
3621
LE Breukelen; Breukelerwaard 2; tel.
privé: 0346-266707,
fax privé: 0346-266707;
wet. medew. U.U., F.D., Afd. Onderwijs en
Studentenzaken; tel. bur.; 030-2533958; E-mail
bur.: m.w.m.roelofsen@vet.uu.nl.

Snijder, Mevr. A.G.; Gent-1997; 7926 TP
Kerkenveld; Gedempte Hoofddiep 29; tel.
privé: 0528-361086;
wnd.d.
* Veen, Mevr. J.C. van der; 2000; 9591
TG Onstwedde; p/a Veenhuizen 7; tel. privé:
0599-332812; fax privé: 0599-332816; E-mail
privé: joca(§oldcorner.nl; internship Univ. of
North Carolina, U.S.A.; Equine Surgery &
Medicine; specialist in opleiding (Paard).

»Veenstra, Mevr. R.; 2000; 3812 XR
Amersfoort; Ranonkelstraat 40; tel. privé:
033-4635383; E-mail privé: rinskeveens
tra@hotmail.com.; wnd.d.

Veneklaas Slots, J.H.; 1999; LIanrwst
Conwy LL26 OBP (Verenigd Koninkrijk); 52
Tremarfon Abergili Road; tel. privé: 00-44-
1492-640704; E-mail privé: hansvs74@hot-

Dix & Fortuin

hel[)t u over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met 11 de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 478-

mail.com; p., medew. bij Nant Vet. Surgery;
tel. prakt.: 00-44-1492-640255; fax prakt.: 00-
44-1492-641840.

»Vreman, Mevr. S.; 2000; 3521 CG
Utrecht; Croeselaan 144; tel. privé: 030-
2991471;
E-mail privé: menno@vande-pie
terman.myweb.nl;
wnd.d.

»Wagtmans, Mevr. N.C.R.M.; 2000; 7622
XT Borne; Van Ghentstraat 24; tel. privé:
074-2668149; p., medew. bij Mevr. E.M.
Bartels-Hubert en Mevr. A.H.F. van Tilburg;
tel. prakt.: 0546-814510; fax prakt.: 0546-
454437.

»Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM
Bome; Oude Deldensestraat 31;
tel. privé: 074-
2667924; E-mail privé: marionwiersma(^hot
mail.com;
p., geass. met Mevr. N.C.M. Brocks;
tel. prakt.: 074-2663252;
fax prakt.: 074-
2670599.

»Wiersma, Mevr. M.; 2000; 1503 HM
Zaandam; Schepenlaan 138; tel. privé: 075-
6169621; wnd.d.

*Woltman-van Asselt, Mevr. J.; 2000;
3523 EE Utrecht; Smaragdplein 193; tel. privé:
030-2800703/06-24611806, fax privé: 020-
8766987; E-mail privé: dierenarts(fl)mail.com;
wnd.d.

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia
juni

6 Europees Symposium 2000 Leveraan-
doeningen bij honden en katten, dr. S.
Bunch en dr. 11. Meyer. Sodehotel te
Brussel, België. Meer informatie: Hill\'s
Voedingslijn 0800-17745.
22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage
Berlin, Hilton-Kongresszentrum am Gen-
darmenmarkt, Humboldt-Universität. Info:
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.: 49-711 23 66 33 2, fax:
49-711 23 66 33 7, e-mail: fortbildung®
pferdeheilkunde.de, internet: www.pferde
heilkunde.de.
29—ljuli Intemational Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European Vete-
rinary Society for Small Animal Repro-
duction and an ICAR satellite. \'Advances in
dog, cat, and exotic carnivore reproduction\'.
Norwegian School of Veterinary Science,

KNMvD

Oslo, Norway. Tel.; 47-22-964855, fax:
47-22-597081, e-mail: Wenche.Farstad®
veths.no.

juli

2—6 Xth Intemational Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: de sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.fijten@knmvd.nl
17. ATF-Seminar Ökologische Geflügel-
halUing, Oberschleissheim.

7—9 9\'^ Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons,
Hotel Bem, Bem, Switzerland. Pro congress
seminars - 6 July, 2000 - Veterinary School,
University Bem. More information: ECVS
office, University Zurich, Veterinary Sur-
gery Clinic, Winterthurerstrasse 260, CH-
8057 Zürich. Phone: 41 (0)1-635 8480, fax:
41 (0)1-313 0384, E-mail: mgaovet(§vet
chir.unizh.ch. Internet: www.ecvs. org

23—28 The 2nd Intemational Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference. More
infonnation, write to: IWDC 2000 Se-
cretariat, Institute for Animal Health Comp-
ton, RG 20 7NN, UK or see http://www.iah.
bbsrc.ac.uk, under \'Conferences and Semi-
nars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT),
Jerusalem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:
(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-
mail: trgt(®netvision.net.il, internet: www.
eavpt2000.co.il

Augustus

17-19 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic
Milking, c/o Congresbureau Flevoland.
P.O. Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.: 31-320-247826, fax:
31-320-227790, e-mail: tcb(gtcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nedcriands Congres
Centmm, Den Haag. Meer informatie:
http://eaap2000.wau.nl of via het organizing
committee, tel.: 026-3898700, fax: 026-
3898777, e-mail: eaap2000@alg.vf.wau.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceoffice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Vete-
rinary Dermatology, San Francisco (USA).
For more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00
1 888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax:
00 1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@
meetingmakers.com. Intemet: http://www.
meetingmakers.com/wcvd

Vergaderingen & Bijeenl<omsten

Juni

6 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

7 Fidin-debat \'De kritische consument\' -
9.30-13.00 uur te Den Haag. Aanmelden:
Secretariaat FIDIN, Postbus 80523, 2508
GM Den Haag, tel.: 070-3514851, fax:
070-3549766, e-mail: fldin@fidin.nl

7 Jaarvergadering AUV, Nationaal Sport-
centrum Papendal, aanvang: 14.00 uur.

8 Vergadering Groep Homoeopatisch-wer-
kende dierenartsen, Beatrixgebouw van
Jaarbeurscongrescentrum te Utrecht, 19.30-
23.00 uur

24 Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenverenig-
ing (SN VA) te Driebergen.

Cursussen

juni

6,7 en 16 PAO-D cursus 00/220: Voeding
Rund Modulen.

6 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

7 PAO-D cursus 00/305: Klinische Les
Varken.

9 Studiemiddag\' Wie mooi moet zijn zal pijn
lijden!\' in de Raadszaal van de Faculteit
der Rechtsgeiccrdiieid, ASP 200 Utrecht
van 13.30 tot 17.00 uur. Aanmelden bij
mw. M. Walraven (m.walraven@law.uu.
nl). Faculteit der Rechtsgeleerdheid ASP
200,3512 HT Utrecht (tel. 030 - 253 70 72)
of mw. Mr. E.C. de Bordes (tel. 030 - 253
52 39of030-692 05 7l).

13 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie
GD.

I9.PA0-D cursus 00/118: \'Als de eerste
foto\' GD.

22—23 Boerhaavecursus Beroepsmatige bloot-
stelling aan inhalatie-anesthetica. Leiden.
Programma en aanmelding aan te vragen
bij de KNMvD, mevr. A. de Reuver-van
Zijl, tel.: 030-2510111 (dinsdag t/m vrij-
dag).

24 PAO-D cursus 00/801: Het gebit Module I
voor assistenten. 00/802: Module II, najaar
2000.

Dierenartsenpraktijk in het oosten van het land zoekt op korte termijn een

assistent dierenarts (m/v)

Voor werkzaamheden die in hoofdzaak liggen in de landbouwhuisdierensector (voornamelijk rundvee en varkens). Schriftelijke
reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder ver-
meldingvan nummer 4/2000.

-ocr page 479-

Binnenkort ontstaan binnen het secretariaat van de
KN MvD enkele vacatures:

Administratief medewerker/secretaresse voor het congressecretariaat (m/v)
i/KlhA r\\ Het congressecretariaat heeft tot taak het organiseren en het secretarieel ondersteunen van veteri-

IViVLJ naire congressen, waaronder het Jaarcongres van de KNMvD en verschillende internationale con-

Koninklijl(e Nederlandse gressen. Op het congressecretariaat zijn momenteel twee medewerkers werkzaam. Wegens het

Maatschappij voor aanvaarden van een andere functie door een van de medewerkers ontstaat binnenkort een vacature

Diergeneeskunde vooreen administratief medewerker/secretaresse.

Taken

• onderhouden van contacten met congrescommissies en -deelnemers

• samenstellen informatie- en documentatiesets

• bijhouden van een adressenbestand

• verzorgen van mailingen

• telefonisch geven van informatie en inlichtingen

• verwerken van deelnemersadministratie en -facturering

• controleren van drukproeven

• tijdens de congressen op locatie baliewerkzaamheden
Functie-eisen

• zich schriftelijk en mondeling goed in het Nederlands en het Engels kunnen uitdrukken

• ervaring in het werken met Word en bij voorkeur ook e-mail en internet

• nauwkeurig kunnen werken onder tijdsdruk

• volgens een draaiboek kunnen werken

Administratief medewerker ledenadministratie/receptioniste (m/v)

Ten behoeve van een accurate dienstverlening aan de leden en om de dierenartsen nauwkeurig te kunnen Informeren onder-
houdt de KNMvD een ledenadministratie. De KNMvD telt momenteel ruim 4000 leden. De ledenadministratie wordt momen-
teel gevoerd door twee parttime medewerkers. Wegens het beëindigen van het dienstverband door een van de medewerkers
ontstaat binnenkort een vacature. De nieuwe medewerker zal tevens receptietaken gaan verrichten.

Taken

• beheren en actueel houden van de ledenadministratie van de KNMvD

. het afwikkelen van diverse procedures met het lidmaatschap van de KNMvD verband houdende
. het aanleveren van adresselecties op aanvraag

• gezamenlijk met de huidige receptioniste/telefoniste de \'entrée\' tot de KNMvD verzorgen en haar vervangen indien noodzakelijk.
Functie-eisen

• zich schriftelijk en mondeling goed in het Nederlands kunnen uitdrukken, basiskennis van het Engels is gewenst
. ervaring in het werken met databases, Word en bij voorkeur ook e-mail en internet

• nauwkeurig kunnen werken

• goede sociale en communicatieve vaardigheden, verzorgd uiterlijk.

Het betreffen fulltime functies (38 uur). Werken in deeltijd is bespreekbaar. Vooralsnog wordt een aanstelling voor bepaalde
tijd geboden, die bij gebleken geschiktheid in een aanstelling voor onbepaalde tijd kan worden omgezet. Inlichtingen over belde
functies zijn te verkrijgen bij Mieke Kraan, bureaucoördinator, telefoonnummer: 030 - 25 io ni. Uw sollicitatie kunt u binnen
twee.weken onder vermelding van \'sollicitatie\' op de envelop richten aan: Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde, t.a.v. dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris, Postbus 14031. 35o8 SB Utrecht.

Positie beschikbaar in Nieuw-Zeeland

South Waikato Veterinary Services, Tokoroa zoekt een enthousiaste, gemotiveerde, vierde dierenarts (m/v) ter ondersteuning van ons
team. De positie is beschikbaar per 1 juli 2000. Gedacht wordt aan een collega die klantgericht en collegiaal is, met ervaring in de
melkveehouderij en de gezelschapsdierensector. Het werk bestaat uit 75% rundvee (seizoensgebonden werkzaamheden) en 25% ge-
zelschapsdieren. Onze praktijk biedt een stressvrije en zeer prettige, collegiale werksfeer. Alle benodigheden zijn hier aanwezig.
Salariëring conform RVDC-norm. Een Nederlandse collega, Eddy de Weerd, blijft nog zeker een jaar in de praktijk werkzaam. Tokoroa
heeft veel faciliteiten te bieden en ligt centraal op het Noorderelland, dichtbij een aantal grotere steden. Vele buitenactiviteiten zijn
mogelijk in dit gebied. Voor inlichtingen, neem contact op met: Vaughan Parker, Steve Whittaker of Eddy de Weerd, South Waikato
Veterinary Services, tel.: 0064-7-886 6413 (werk) of 0064-7-886 5651 (Eddy thuis).

-ocr page 480-

Werken bij LNV: Je krijgt er wat voor terug!

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) werkt aan een verantwoord gebruik
en beheer van de groene ruimte. Wat dat betekent,
zien we wanneer we boodschappen doen in de
supermarkt of wanneer we een fietstocht door de
polder of het bos maken. Dan wordt zichtbaar hoe
LNV de ruimte \'inkleurt\'. Vaak is dat nog een hele
kunst. Want in ons dichtbevolkte land maakt
iedereen aanspraak op zijn of haar deel. Aan de ene
kant is er de voor de voedselvoorziening en handel
zo belangrijke landbouw. Aan de andere kant willen
we in onze vrije tijd van de natuur genieten.
Het bedenken van oplossingen voor die soms
tegengestelde belangen, maakt het werken bij LNV
zo interessant. Ook op het gebied van loopbaan-
planning biedt het ministerie volop mogelijkheden
om jezelf verder te ontwikkelen. Dat geldt ook voor
de ondersteuning bij de eigen loopbaanplanning.

landbouw, natuurbeheer
^Plffli en visserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RW) is een dynamische organisatie die
in 1985 is opgericht. Zij ressorteert onder het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en telt circa 1600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale Directie,
vijf kringen en een Centraal Laboratorium te
Wageningen.

De RW ziet er op toe dat bij de productie en
afzet van dieren en producten van dierlijke
oorsprong in Nederland voldaan wordt aan de
eisen ten aanzien van diergezondheid, volks-
gezondheid en het welzijn van dieren.
Daarnaast draagt de RW zorg voor de uitvoering
van de bestrijding van besmettelijke dierziekten.
De RW bevindt zich in een veranderingstraject.
Dit traject heeft als doel dat de RW zich
ontvrikkelt tot een zelfstandig agentschap en
topkeuringsinstelling, die op een hoog
professioneel niveau haar onafhankelijke taak-
stelling uitvoert.

Wij zoeken ter versterking van ons team:

Keuringsdierenartsen (v/m)

De taken van de keuringsdierenarts binnen
de RW zijn

• Het keuren van levende en geslachte dieren
en producten;

• Het keuren van vers vlees en vleesproducten;

• Het keuren van vis en visproducten;

• Het toezicht houden op bedrijfskeuringen;

• Het toezicht houden op de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften;

• Het toezicht houden op de naleving van
voorschriften ten aanzien van hygiëne- en
inrichtingseisen voor bedrijven;

• Het verlenen van erkenningen, registraties en
vergunningen aan bedrijven, veewagens en
personen;

• Het bestrijden van dierziekten;

• Het permanent op de hoogte te blijven van de
relevante vaktechnische ontwikkelingen en
regelgeving.

Wij vragen het volgende van onze nieuwe
keuringsdierenartsen

Inzetbaar op meerdere vakgebieden na interne
training en begeleiding; goede communicatieve
vaardigheden; bereidheid tot bijscholing;
discipline ten aanzien van vaktechniek en
administratie; flexibel, verantwoordelijk,
vernieuwingsgezind en initiatiefrijk; teamspeler.
Een absolute voorwaarde is een voltooide
universitaire opleiding Diergeneeskunde en
rijbewijs B.

Wij bieden u

afwisselende werkzaamheden, werken in
teamverband; de mogelijkheid tot parttime
werken (standaard is een
36-urige werkweek);
verscheidene doorgroeimogelijkheden, bijvoor-
beeld als teamleider of als kringvakspecialist;
introductiecursus en opleidingen (bijscholing);
goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Niet-Nederlands sprekenden krijgen een inten-
sieve taaltraining Nederlands waarbij het
accent ligt op spreekvaardigheid.

SaUris

Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring
en bedraagt maximaal f
6715,- (€ 3047,-)
(schaal
10 B.B.R.A. 1984). Na twee jaar volgt bij
gebleken geschiktheid een vaste aanstelling en
bevordering naar schaal
11, die een maximum
kent van
f. 7676,- (€ 3483,-) bruto per maand.

inlichtingen

Nadere inlichtingen over de functie kunnen
verkregen worden bij mw J.G. Bode-Kasteelen,
tel.
31 70-3578816 (op dinsdag, woensdag en
vrijdag van
9.00-16.00 uur). Tevens bent u van
harte welkom een bezoek te brengen aan de
werkplek van een RVV-keuringsdierenarts.
Belgische dierenartsen kunnen van reeds aan-
wezige Belgische collega\'s bijstand krijgen bij
het administratieve proces voor grensarbeiders.

Belangstellenden, met name dierenartsen die
nog niet eerder gesolliciteerd hebben, worden
opgeroepen een sollicitatiebrief te sturen naar:
de directeur RW,
Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 481-

Holland BV

Equi Products

Equi Products Holland BV

Een veterinaire import/export alsmede een productie groothandel voor de paardenpractici zoekt voor onze afdeling Research:

Apotheker

(bio)chemicus, farmaceut of dierenarts met analytische ervaring (m/v)

Werkzaamheden:

1. Oordelen over, verbeteren, bewaken, initiëren en begeleiden van recepturen (werkzaamheid van stoffen).

2. Begeleiden en beoordelen van kwaliteitsanalyses volgens GMP-richtlIjnen.

3. Volgen van wettelijke ontwikkelingen op nationaal en internationaal niveau.

4. In samenwerking met onze huidige industrie-apotheker de dossiers verzorgen van nieuwe registraties.

5. U onderhoudt de contacten met de overheid in binnen- en buitenland.

Uw profiel

• U beschikt over een flexibele instelling, heeft communicatieve kwaliteiten en bent stressbestendig.

• U kunt zich uitstekend in het Nederlands, Frans en Duits uitdrukken (mondeling en schriftelijk).

• U bent bekend met GMP.

• U heeft verantwoordelijkheidsgevoel.

• U zoekt een aanstelling voor een langere tijd.

Wij bieden u een boeiende functie binnen een snelgroeiende onderneming. Voor meer informatie kunt u bellen met mevrouw
P. Greveling, telefoon (072) 564 47 49. Uw schriftelijke sollicitatie kunt u voor i juli 2000 sturen aan: Equi Products Research
BV, t.a.v. mevr. P. Greveling Hermelijnkoog 44,1822 CB Alkmaar.

HET VACCIN TEGEN N[YCOPLASN[A

-ocr page 482-

Praktijkonderzoek Veehou-
derij i.o. doet praktijkgericht
wetenschappelijk onderzoek
en zorgt voor de overdracht
van kennis. Praktijkgericht
onderzoek combineert
verschillende expertise-
velden en onderzoekt
deze in bedrijfsverband.
Het onderzoek is sterk
toepassingsgericht en wordt
uitgevoerd op een aantal
(regionale) proefbedrijven
en door desk-studies.
Het praktijkonderzoek
vervult een brugfunctie
tussen het fundamentele
onderzoek en de toepassing
in de praktijk. Daartoe heeft
het nauwe contacten met
de wetenschappelijke
omgeving en met de prak-
tijk. De kennisoverdracht
richt zich op de resultaten
van het praktijkonderzoek,
overig (inter)nationaal onder-
zoek en praktijkinformatie.
De kennisoverdracht is
marktgericht en bedient zich
van een scala aan kennis-
producten voor veehouders,
het bedrijfsleven en belelds-
instanties.

De huidige instellingen
voor het praktijkonderzoek
veehouderij zijn:

- Rundvee, Schapen en
Paarden (PR) in Lelystad

- Varkenshouderij (PVa) in
Rosmalen

- Pluimveehouderij (PP) in
Beekbergen.

Binnenkort fuseren deze drie
instellingen tot Praktijkon-
derzoek Veehouderij (PV).

Functie-inhoud:

U werkt als programmamanager in team-
verband met onderzoekers met diverse
disciplinaire inbreng. U bent verantwoordelijk
voor de kwaliteit en de voortgang van meer
projecten die op onze praktijkcentra en/of
praktijkbedrijven worden uitgevoerd of als
deskstudie worden afgerond. U bent tevens
verantwoordelijk voor de veterinaire inbreng
binnen deze projecten. U benadert, in overleg
met het afdelingshoofd, potentiële opdracht-
gevers over de inhoud, planning en kosten van
nieuw te entameren onderzoek.

Vereisten:

- academisch werk- en denkniveau

- bewezen onderzoekservaring

- beschikken over een operationeel netwerk
binnen de veterinaire disciplines

- overzicht over meerdere vakgebieden en
dit in bedrijfsverband kunnen plaatsen

- vaardigheid in kennisoverdracht naar de
wetenschappelijke omgeving en doelgroepen
in de praktijk

- flexibele, marktgerichte en klantvriendelijke
houding

- betrokkenheid met de moderne praktijk-
gerichte varkens- en pluimveehouderij

Praktijkonderzoek Veehouderij i.o.

vraagt ten behoeve van het Praktijkonderzoek Varkenshouderij (PVa) en het Praktijkonderzoek
Pluimveehouderij (PP) een

Veterinair onderzoeker (m/v)

tijdelijk voor 2 jaar met mogelijkheid tot verlenging

- betrokkenheid met het Europese en
Nederlandse beleid ten aanzien van de
intensieve veehouderij.

Standplaats Lelystad.

Arbeidsvoorwaarden

Salaris maximaal ƒ 8.741,- bruto per maand
(schaal 12) exclusief 8% vakantietoeslag.
Afhankelijk van opleiding en ervaring behoort
uitloop tot schaal 13 tot de mogelijkheden.

Informatie en sollicitatie

Inlichtingen over deze functie kunt u
inwinnen bij:

- de heer ir. G.W.H. Heusinkveld,

lid veranderteam (tel. 06-51 224671)

- de heer ir. J.A.M. Voermans,

lid veranderteam (tel. 06-53 794480)

- de heer dr. ir. J.W.G.M. Swinkels,

lid veranderteam (tel. 06-51 569938)

- mevrouw D.M. Tromp, personeelsfunctionaris
(tel. 0320-293416, b.g.g. 293409)

Uw schriftelijke sollicitatie kunt u binnen
14 dagen, onder vermelding van vacature-
nummer OO/VO, richten aan mevrouw
J. Pentinga, hoofd P&O, Runderweg 6,
8219 PK Lelystad; e-mailj.pentinga@pv.agro.nl.

\'WJL

Praktijkonderzoek Veehouderij wordt dé instelling voor praktijkgericht onderzoek en kennisoverdracht

Tierärztliche Gemischtpraxis in Westdeutschland (grenznaher Raum)
75% Rinder: intensive Milchviehhaltung
25% Schweine, Kleintiere, Pferde

sucht engagierten Tierarzt/engagierte Tierärztin

zur langfristigen Mitarbeit/Teilhaberschaft.

GewiJinscht wird. -Kenntnis in der Betreuung von Milchviehherden: Fütterung, Haltung, Fruchtbarkeit, Besamung,
Eutergesundheit, Geburtshilfe

- jungtieraufzucht: Kälber/Rinder

- Zusammenarbeit im Team
Geboten wird: - angemessene Bezahlung

- übliche Freizeitregelung

- bei gegenseitigem Verstehen faire Partnerschaft.

Dr. nned. Vet. Robert Starke, Tütthees 7, D-4ys59 Kranenbrug, Duitsland, telefoon 4^-2826-5465, fax 49-2826-7132.

-ocr page 483-

Hèt breedspectrum ant

tegen darmproblemen en lucht

d] ^ I J

üjyjjïiij/j

j

4 ê

\'iHyiiiJBCïiH

j DRINKMIX FLUMEQUINE

@ Definitief geregistreerd en toegelaten voor medicatie op I.K.B. varkensbedrijven
(jl Zeer snelle systemische resorptie

Korte wachttijd: 5 dagen (ook voor IKB bedrijven)
@ Perfect wateroplosbaar voor probleemloze drinkwatermedicatie
@ SPID-lijst Drinkmix Flumequine op aanvraag verkrijgbaar

Uw partner voor de toekomst

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en A.U.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

DRINKMIX FLUMEQUINE

REG NL 8539 UDA

Bevat per gram 500 mg flumequine

INDICATIE VARKENS:

Maagdarminfecties veroorzaakt door
Escherichia coli en Salmonella spp.

Infecties van de ademhalingswegen,
veroorzaakt door Pasteurelia spp.
en Actinobacillus (Haemophylus)
pleuropneumoniae.

1-1,5 g per 50 kg lichaamsgewicht
per dag, gedurende 3-5 dagen
(=10-15 mg flumequine per kg
lichaamsgewicht per dag) bij voorkeur
verdeeld over twee toedieningen,
of 200-300 g per 1000 liter drinkwater,
gedurende 3-5 dagen

DOPHflRmA

Zie het etiket voor voiiedige informatie

Geadviseerde wachttijden:
Varkens:
5 dagen.
I.K.B.-varkens: 5 dagen.

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mall: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 484-

Gezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KAHEN.

Eigenaars van honden en katten zijn erg gevoelig werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van

voor de huidproblemen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinische verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

e Effective Anti-Infective.

Baytril: Breedspectrum antibioticum met enrofloxacin als actieve substantie. Mag zowel voor honden als katten worden gebruikt. Indicaties: Therapie van infectieuze a

ma\'s in het bijzonder infecties van de urinewegen, geslachtsorganen, ademhalingswegen, spijsverteringsstelsel, huid. otitis media en wonden. Toediening/Dosering: Oraal. Hond, kat: 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende minimaal 5 dagen: bij
chronische vertopende ziekten en gecompliceerde intekties kan de behandelingsduur tot 10 dagen worden verlengd. Contra-indicaties: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar is gecontraïndiceerd. Bij honden van grote rassen
gekJt dit tot de leeftijd van 1.5 jaar. Ongewenste effecten: Bij opgroeiende honden jonger dan één jaar kan beschadiging van het gewnchtskraakbeen optreden.
15 mg REG NL 7865 ■ 50 mg REG NL 7866 - 150 mg REG NL 7867

Bayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

e en grampositieve bacteriën en mycoplas-

-ocr page 485-

15 iuni
--- 20Ö0

deel

125

aflevering
12

issn 0040-7453

Tijdsch RIF
Diergeneesku^d

Wetenschap

De probleemmerrie deel 2
de behandeling

Actua

Laparoscopische repositie en fixatie van de
lebmaag dislocatie naar links bij het rund
Brinkhorst: \'Naar een ministerie voor
Voeding en Groen\'

Uitpluizen IBR-kwestie vraagt veel tijd
Begin zomer hopelijk meer duidelijkheid

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Besturendag 2000: mediabeleid en onderwijs
Waar staan we eigenlijk voor?
Tien jaar antibioticumbeleid
Wat moet er veranderen?

-ocr page 486-

S^mIU- \' "a

""v^^iïl

L- _-:» J

FRONTLINE nu óók voor

m

FRONTLINE

FRONTLINE

honden!

I-

Verpal(kingen met 3 én 6 pipetten!

Na Frontline Spray werd de Frontline Spot-On bij u geïntroduceerd. In verpakkingen
van 3 én 6 pipetten voor katten, kleine- en middelgrote- en grote honden. Nu is er
een nieuwe behandelingsmogelijkheid voor u bijgekomen;
de Frontline Spot-On XL
voor extra grote honden. Eén pipet is voldoende voor de behandeling van honden van
40 tot 60 kg. Met
Frontline Spot-On XL heeft u nu eindelijk een pasklare oplossing
voor honden van dit gewicht.
De nieuwe Frontline SpOt-On XL is verkrijgbaar in
verpakkingen van 3 én 6 pipetten.

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én teken!

MERIAL

MERIAL 8.y., Poitbui 33«, 11B0 AH Am»telïMft FBONTllNe SPOT ON HONO (hpfoml) • Reg. NL 8940 - UOA DoeWw hond. Indicatie vloeoW vow loeowmg op de >w) te» besnidina nn vlooien en leken. Dosefng i pipet Fionnme Spol On Hond S van 0,67 ml po lK>nd KM 10 kg iKhaamsjjewicW • i pipei Ronflme Sp« On
Ho«) M »11,34 ml pet hondyw10-»lifliicha»nsoe*>ctH-i pipet Ffonfline Spot 0^ - ««iüng5(Xw ttflen vkwen bedraagt 5 »öien w maxmaat 3 m^^

.ntewal lussen 2 betandelrtflen dient rrw^imaal 4 «ken te ojn • rnjnmaal 6 eefaxWrtgen per )aa. Contra-mJtcil« neke en herstellende flleien - niet loepassefi bi) dieren jonger dan 10 «wten ol licrte* dan i kg iichaamsgewicN. B.|werlünoen ««Jenteel tocomwwoClemen (ataxie paiesis postefw}. respeatoire eitecten. exciBtie,
stapeiig\'^ en bf*en Veidefe mtomaw he et*et ot beschAtiaa bi| Meral B V, Bortftketkerweg 6-«, 1185 XE Amslelvwn
9 Geieflisiieeid tandelsmer* MEWAt C 2000 MERIAL Alle rediten voorbehouden MattAn 9443^3A)0

-ocr page 487-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 12,15 juni 2000

H

Uit de Hoofdredactie
Overzichtsartikelen

De probleemmerrie deel 2: de behandeling; H.J. Bergman, A. de Kruif en S. van Dessel

Boekbespreking

380

381

387

Wetenschap

Veterinair Verleden

John Gamgee (1831-1894); E.P. Oldenkamp 388

Berichten en verslagen

Meer studenten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde 390

Inleiding minister Brinkhorst: \'Naar een ministerie voor Voeding en Groen\' 393
Jaarlijkse Waltham Award uitgereikt: eerste prijs voor onderzoek naar behandeling

idiopathische FLUTD 394

Lijst verboden middelen voor sportpaarden 395

ING doet bod op restant Movir N.V. Movir blijft trouw aan gezondheidszorg 396

Stiching Vida Nueva springt in de bres voor chinchilla\'s 396
Dierenhospitaal Visdonk te Roosendaal onderscheiden. Opleidingsbedrijf Dierverzorging

van het jaar 2000 397
Uitpluizen IBR-kwestie vraagt veel tijd. Begin zomer hopelijk meer duidelijkheid; S. Deleu 398

Goede respons op definitieve leverbotprognose 400

Achterstanden registatie diergeneesmiddelen nog niet opgelost 401

EASY VET: een aanvullend instrument voor de rundveedierenarts 401

Uit en voor de praktijk

Laparoscopische repositie en fixatie van de lebmaagdislocatie naar links bij het rund;

E. van Leeuwen. H. Janowitz en M.A. Willemen 391

Nieuws uit de Industrie

Behandeling staart- en maneneczeem 397

MS Afstandspuit om dieren op afstand te injecteren 398

Actua

-ocr page 488-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abon nementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordl vast-
gesteld dix>r het Hoofdbestuur.

KNMvD

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 IO 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorziner

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga. lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te GifTel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Congressen en Cursussen

Comtnunicatieve traitiingen en workshops voor dierenartsassistenten 399

2000 Hoogtepunten

Bevrijding; G. Wagenaar 402

KNMvD

Maatschappijnieuws

Besturendag 2000: mediabeleid en onderwijs 406
Tien jaar antibioticumbeleid van dc Nederlandse dierenarts. Wat moet er veranderen?;

B. Mostert 4°9

Wist u dat............407

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C cn E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Review

The \'problem\' mare part 2: treatment; H.J. Bergman, A. de Kruif, and S. van Dessel

409

410

381

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1991;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg moch
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeil
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of oj

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science^
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 489-

voor droogstand en

• Breed spectrum voor gram positieve mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Duodop bij Pronafcin D.C.

• Handige en stevige verpakking

• Bij uitstek de standaardmastitis preparaten voor elk melkveebedrijf

lactatie

PRONAFCIN DC DROOGZETIN|ECTOR

Diergeneesmiddel - REC NL 7560 - UDA - ArI.nr. 72162

Samenstelling: 1 injector bevat: procaïne-benzyl-
penicilline monohydraat 300 mg, dihydrostreptomyrine-
sulfaat 125 mg, nafcilline-natrium monohydraat overeen-
komend met nafcilline 100 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van mastitis op het moment
van droogzetten veroorzaakt door streptococcen en
stafylococcen. Preventie van wrang (Actinomyces
pyogenes) gedurende de droogstand.

PREVACLOX DROOCZETINjECTGR

Diergeneesmiddel - REG NL 8952 - UDA - Art.nr. 72695

Samenslelling: 1 injector bevat: cloxacilline
(als l>enzathine) 500 mg. ampicilline (als trihydraat)

250 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van subklinische mastitis
tijdens de droogstand veroorzaakt door streptococcen
en stafylococcen. Bescherming tegen zomerwrang bij
pinken.

CURACLOX MASTITISINJECTOR

Diergeneesmiddel - REC NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline
(als natrium) 200 mg, ampicilline (afs natrium)
75 mg, zalfbasis ad 5 g.
Indicatie: Lacterende koe: Klinische mastitis
veroorzaakt door streptococcen, stafylococcen
en Corynebacterium pyogenes.

MTO^t

-ocr page 490-

0

Milieu

In de vroege ochtend van vrijdag 12 mei jongstleden breekt brand uit in een loods op het verzameldepot voor chemisch afval te
Drachten. Op dat moment ligt er 480 ton klein chemisch afval - landbouwbestrijdingsmiddelen, kunststoffen, verfresten,
accu \'s, batterijen en dergelijke - opgeslagen. Het is een moderne loods en zo beveiligd dat bij een eventuele brand het vuur zal
doven door middel van zich automatisch sluitende ventilatiekleppen en instromend blusschuim. Helaas... het systeem werkt
niet met als gevolg dat gedurende de daarop volgende uren een zware, zwarte rook uitwaaiert over een strooi weidegrond en
natuurgebied met een lengte van wel dertig kilometer, waarin ongeveer driehonderd boerenbedrijven liggen.
Het is prachtig weer en terwijl de koeien buiten grazen zijn de boeren volop in de weer met het maken van een graskuil van
waarschijnlijk prima kwaliteit.

Alleen de boeren en buitenlui die direct onder de rook van de brand wonen hebben er last van, maar de anderen zijn zich van
geen gevaar bewust. Ondertussen doen zowel de brandweer als het personeel van het RIVM de gebruikelijke luchtmetingen. In
de namiddag, twaalf uren na het ontstaan van de brand, maakt het RIVM melding van pcb \'s, dioxine en cadmium. Pas dan
wordt men zich bewust van het feit dat er mogelijk sprake kan zijn van een milieuverontreiniging van ongekende omvang en
dito gevolgen. Dan gaat het draaiboek open, worden buurgemeentes, het provinciaal bestuur en het ministerie van LNV ge-
waarschuwd. Minister Brinkhorst geeft duidelijk opdracht om tot nader order alle vee binnen te halen en het niet meer met vers
gras te voeren en verbiedt het afleveren van melk en vee. Alleen dan is er het volgende probleem: hoe laat je het de boeren zo
snel mogelijk op vrijdagavond nog weten en welke bedrijven hebben onder de rook, die ondertussen is verdwenen, gelegen?
Het lukt, zij het met veel hoofdbrekens, de boeren zaterdag 13 mei bericht te doen. De commotie tijdens de daarop volgende in-
formatiebijeenkomsten laat zich gemakkelijk raden!

Gelukkig is het allemaal nog betrekkelijk goed afgelopen. De verhoogde concentratie aan giftige stoffen was slechts in de di-
rect omgeving van het opslagdepot te vinden, zodat dinsdag 16 mei de lengte van het risicogebied kon worden teruggebracht
van dertig kilometer tot vijf kilometer en op donderdag 25 mei kwam het bericht dat ook in de gescheiden, opgehaalde melk
geen toxische stojfen waren gevonden. Nu ik dit schrijf een week later, is de lucht voor de meeste betrokkenen weer opgeklaard
en alleen een cynicus zal het een storm in een glas water durven noemen.

Wat zich aanvankelijk liet aanzien als een milieuramp van beperkte omvang, blijkt achteraf gezien een wel erg realistische oe-
fening in rampenbestrijding te zijn geweest: met name voor de direct verantwoordelijke bestuurders.

Eens te meer is de kwetsbaarheid van het milieu en de kwaliteit van ons voedselpakket duidelijk geworden. Gelttkkig wordt de
zorg over de kwaliteit van onze voeding vanuit de overheid steeds indringender ter discussie gesteld. Van essentieel belang in
deze maatschappelijke discussie is de vraag bij wie of bij welke instantie de onbetwiste verantv,\'oordelijkheid ligt voor de ver-
volgens nader te noemen zaken of structuren.

In een inleiding voor een paneldiscussie over voedselveiligheid gaf minister Brinkhorst op 5 mei 2000 zijn visie over dit onder-
werp. Een visie, waarvan in dit nummer een verslag, die voor ons de moeite waard is om \'mee te nemen \'.
Maar ook de dierenartsen-veterinaire volksgezondheid hebben recent in Europees verband vergaderd over het thema
\'Beheersing van milieucontaminanten\'. De redactie stelt het bijzonder op prijs binnenkort een verslag hiervan in het
Tijdschrift te kunnen opnemen.

We kunnen hoopvol gestemd zijn; ons milieu wordt gestaag schoner en zelfs ons eten wordt steeds iets beter.
Ik wens u een heerlijke en ontspannen zomer.

J.K. de Jong

Uit de Hoofdredactie

-ocr page 491-

Wetenschap

De Probleem merrie deel 2: de behandeling

Tijdschr Diergeneesiid 2000; 12^: 3SJ-7

H.J. Bergman\\ A. de Kruif^ en S. van Dessel3

SAMENVATTING

In dit artikel wordt nader ingegaan op de behandeling
van de merrie die niet drachtig wil worden. De behande-
ling kan bestaan uit: anatomische correcties, anti-infecti-
euze therapieën en ingrepen om de afweer van de uterus
te verhogen. Ondanks de grote verscheidenheid aan be-
handelingsmethoden is slechts weinig goed onderzoek
beschikbaar naar het effect van een bepaalde behande-
ling. Correctie van anatomische afwijkingen tesamen
met een juiste antibacteriële behandeling hebben hun ef-
fect voldoende bewezen. De laatste jaren is gebleken dat
een stimulatie van de mechanische afweer van de uterus
door middel van spoelingen met grote hoeveelheden fy-
siologische zoutoplossing en van oxytocine de kans op
drachtig worden van probleemmerries vergroot.

SUMMARY

The \'problem\' mare part 2: treatment

In this article different possible treatments for problem mares are discus-
sed. The therapeutic possibilities vary and can be classified into anatomical
correction, anti-infectious therapy, and treatment to enhance the uterine
defence mechanisms. Anatomical correction and treatment with antibiotics
are valuable therapies and have been used for many years. In recent years,
stimulation ofthe mechanical defence mechanism of the uterus, by flushing
it with physiological .solution combined with parenteral oxytocin, has been
shown to increase the chance of getting problem mares in foal.

INLEIDING

Voordat een probleemmerrie gedekt of geïnsemineerd wordt
is het van groot belang gediagnostiseerde afwijkingen te cor-
rigeren of te behandelen. Het doel van deze correctie(s)/be-
handelingen is in de eerste plaats eliminatie van een aanwe-
zige infectie of (chronische) ontsteking en in de tweede plaats
het voorkomen van herinfectie. Het beste moment voor de be-
handeling van merries die in het dekseizoen niet drachtig ge-
worden zijn is het najaar, dus voordat de merrie overgaat in
winteranoestrus. De meeste probleemmerries worden echter
pas ter behandeling aangeboden in het voorjaar. Een eventu-
eel aanwezige endometritis is dan al chronisch geworden.
De behandelingsmogelijkheden van een probleemmerrie si-
tueren zich op drie vlakken:

• correctie van anatomische afwijkingen

• behandeling van een intra-uteriene infectie

• het ondersteunen van de mechanische afweer van de utems

DE BEHANDELING VAN ANATOMISCHE AFWIJKINGEN
Correcties van ajwijtóngen die buiten de uterus zijn gelegen
Indien een merrie een anatomische correctie heeft ondergaan

\' Corresponderend auteur. Dierenkliniek De Lingehoeve\', Hoofdstraat 66, 4041 AE

Kesteren. Telefoon : 0488-482900, E-mail: bergman.e@worldonline.nl.
^ Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde, Faculteit Dier-
geneeskunde te Merelbeke (België), Salisburylaan 133, B-9820 Merelbeke, België.
J DAPZaltbommele.o., Nieuwe Tijningen 8. 5301 DA Zaltbommel.

(bijvoorbeeld een Caslick-operatie) dan kan deze bescha-
digd raken ten gevolge van een behandeling van een eventu-
ele intra-uteriene infectie. Daarom is het aangewezen eerst
de uterus te behandelen alvorens over te gaan tot correctieve
chirurgie. Aan de andere kant is het soms nodig om eerst
heelkundig in te grijpen zodat eerst het primair probleem op-
gelost wordt (bijvoorbeeld bij een urovagina).
De meeste heelkundige ingrepen van de perineumstreek, het
vestibulum of de vagina gebeuren bij het staande dier. Een
goede fixatie van het dier (voelbox, spantouwen, praam) is
hierbij van groot belang. Voor sommige ingrepen (zoals een
Caslick-operatie) voldoet een lokale anesthesie. Dit in tegen-
stelling tot meer complexe operaties (zoals een Benesch-
operatie of een cervixletsel) waarbij men de merrie sedeert in
combinatie met een morfine-preparaat. Tevens kan men een
goede lokale anesthesie bekomen door een epiduraal anes-
thesie te geven. Antitetanusprofylaxie is aan te raden (49).

Pneumovagina en urovagina

Bij slecht sluitende vulvalippen of een slecht sluitend vesti-
bulum is het aan te raden een Caslick- of Benesch-operatie of
een operatie van Pouret uit te voeren. De twee laatstge-
noemde technieken kunnen ook gebruikt worden ter correctie
van een urovagina. Deze drie verschillende methoden beogen
allen hetzelfde doel, namelijk correctie van de functionele
sfincters ter behandeling van een gestoorde mechanische af-
weer (17,26,39).

Indien een Caslick-en/of Benesch-operatie onvoldoende re-
sultaat geven (bijvoorbeeld bij zeer oude dieren met een diep
weggezonken anus en een vulva die vrijwel volledig boven
de bekkenbodem ligt) kan men kiezen voor de techniek van
Pouret (39) die later door Trotter en McKinnon (50) gemodi-
ficeerd werd. De techniek bestaat uit een horizontale incisie
in de perineumstreek tussen de anus en de dorsale commi-
suur van de vulva van ongeveer 10-15 cm. De perivaginale
weefsels worden hierbij dusdanig losgeprepareerd dat de
vulva terug verticaal komt te staan zonder hier tractie op uit
te oefenen. De vulva wordt vervolgens vastgezet aan de om-
liggende huid. Op deze manier ontstaat een \'horizontaal pla-
teau\' van enkele centimeters dat men secundair laat helen.

Cervixletsels

Het al of niet chirurgisch ingrijpen bij letsels aan de cervix
hangt af van de lokalisatie en de uitgebreidheid van de letsels.
Kleine letsels aan de portio vaginalis behoeven geen ingreep.
Wanneer er echter een defect aanwezig is tot in het fibromus-
culair weefsel dan blijft na heling altijd een defect aanwezig.
Om de cervix goed te kunnen visualiseren wordt deze met
twee forcepsen tot vlak voor het vestibulum vaginae getrok-
ken. Er wordt een incisie gemaakt over de twee wondranden
en vervolgens worden deze in twee lagen doorlopend aan el-
kaar gehecht (1). Vervolgens wordt gedurende enkele weken
een zalf met antibiotica en corticosteroïden aangebracht.
Drie tot zes weken na de operatie probeert men eventuele
vergroeiingen in de cervix manueel los te prepareren. De re-
sultaten na operatie zijn ongeveer 60-70% (persoonlijke me-
dedeling R. Pascoe, 1997).

-ocr page 492-

Wanneer de cervix nog niet in staat is om goed te sluiten (na
operatie of bij aanwezigheid van multipele letsels) tijdens de
dracht dan kan men eventueel een cervixcerclage doen. De
techniek is beschreven door Evans (20) en bestaat uit het
aanbrengen van een tabakzakhechting in de portio vaginalis
van de cervix. Dit dient ongeveer twee dagen na de ovulatie
te gebeuren (1). Er is tot op heden geen literatuur beschik-
baar over de resultaten van een cervixcerclage.
Tot slot moet nog opgemerkt worden dat veel merries met
geringe cervixletsels wel degelijk in staat zijn om drachtig te
worden en te blijven. Hiermee dient rekening te worden ge-
houden bij het stellen van een fertiliteitsprognose.

Correcties van intra-uteriene afwijkingen
Cysten

Er zijn verschillende behandelingen beschreven om cysten te
verwijderen. Het betreft curettage
(43j, ruptureren door mid-
del van een biopsieforceps (bij grote cysten) met of zonder
hysteroscopische begeleiding (14,51
j, aspiratie met een fijne
naald via de vagina (37), elektrocoagulatie (eventueel door
middel van een laser) onder hysteroscopische begeleiding
(9,15,26), het flushen van de uterus met warme hypertone
oplossingen (51) en uteriene lavage met een warme magne-
sium-sulfaat oplossing (12). Deze verscheidenheid aan me-
thoden zegt reeds voldoende over hun afzonderlijk resuhaat
(!). Goed onderzoek naar het effect van deze therapieën is
vrijwel niet voorhanden.

Van Ittersum (26) verwijderde bij vijf probleemmerries cys-
ten door middel van electrokoagulatie. In het erop volgend
seizoen werden drie van deze merries drachtig bevonden.
Dezelfde resultaten bekwam Blikslager (9) door gebruik te
maken van een YAG (Ytrium Aluminium Gamet) laser. Zes
merries werden met deze laser behandeld en drie brachten
een levend veulen ter wereld. Deze moderne technieken heb-
ben een zekere waarde maar kunnen slechts door gespeciali-
seerde instellingen uitgevoerd worden.

Histologische afwijkingen van het endometrium

Endometriumcurettage: mechanisch

Het doel van een mechanische curettage van de baarmoeder
is het wegschrapen van de oppervlakkige lagen van het en-
dometrium en het stimuleren van de doorbloeding. Men
hoopt dat er na het herstel opnieuw een functioneel endome-
trium aanwezig is met minder periglandulaire fibrose en met
een geringer infiltraat van ontstekingscellen.
Eén van de eerste rapporten over curettage verscheen reeds
in het begin van de zestiger jaren (25). Ricketts (43) onder-
zocht de waarde van endometriumcurettage bij 33 probleem-
merries. Biopten genomen voor de curettage werden verge-
leken met biopten genomen drie tot vier weken na de
curettage. Histologisch waren 27 merries (82%) histologisch
verbeterd. Uiteindelijk werd 58% van de behandelde dieren
het seizoen volgend op de curettage drachtig.
In een latere studie (52) werden 287 merries verschillende
keren gecuretteerd en nabehandeld met antibiotica om infec-
ties te voorkomen. Een histologische verbetering werd bij
44% van de merries vastgesteld, bij 51 % van de dieren was
er geen effect aantoonbaar en bij 5% van de merries was het
endometrium zelfs verslechterd na curettage. Er bleek tussen
de verschillende groepen geen verschil aanwezig in het
drachtlgheidspercentage.

Techniek (6.43)

Aangeraden wordt de uterus te curetteren in de dioestrus om-
dat er tijdens dat stadium van de cyclus minder bloedingen
zullen optreden en omdat de techniek door het minder uitge-
sproken zijn van de endometriumplooien wordt vergemak-
kelijkt. De perineumstreek van de merrie wordt gewassen en
de staart wordt gebandageerd (eventueel sedeert men de
merrie). Een speciaal ontworpen uteriene curette wordt via
de cervix onder manuele begeleiding tot in het lumen van de
uterus gebracht. Vervolgens trekt men de hand terug en voelt
rectaal waar de top van de curette zich bevindt. Door de ute-
rus craniaalwaarts te strekken verdwijnen de endometrium-
plooien. Vervolgens wordt de curette meerdere malen heen
en weer bewogen om op die manier de oppervlakkige lagen
van het endotheel weg te schrapen. Dit proces wordt her-
haald in de andere uterushoom en tot slot wordt het corpus
uteri gecuretteerd. De nabehandeling bestaat uit een uteriene
spoeling meestal gevolgd door een antibiotica oplossing ge-
durende meerdere dagen.

Wetenschap

Endometriumcurettage; chemisch

Kerosine

Voordat men kerosine toepast, moet men zich er terdege van
bewust zijn dat het een zeer agressieve therapie is. Deze thera-
pie moet als een soort laatste redmiddel worden beschouwd
(33). Bracher
et al. (13) waren de eersten de kerosine-therapie
kritisch evalueerden in een gecontroleerde studie. De behan-
deling bracht een korte maar emstige acute ontsteking teweeg.
Histologische preparaten toonden vier tot zeven dagen na de
behandeling nog ontstekingsreacties aan. Na drie weken wa-
ren deze ontstekingsreacties histologisch niet meer waar te ne-
men. Negen van de elf merries (met een categorie 111 endome-
trium) werden drachtig na de behandeling. Echter slechts vijf
van deze merries brachten een levend veulen ter wereld.
Roberts (44) beschrijft een intra-uteriene behandeling met
250-500 ml kerosine bij enkele honderden subfertiele mer-
ries. De merries werden behandeld in de dioestrus en ver-
toonden een voorbijgaande acute endometritis met een hel-
dere mucopurulente uitvloeiing na behandeling. Dit
resulteerde in het vroegtijdig in regressie gaan van het cor-
pus luteum en het drie tot vijf dagen daarna in oestrus komen
van de merries. De laatste jaren is niets meer over de kero-
sine-therapie gepubliceerd.

Techniek (13)

Het is belangrijk de dieren in de dioestrus te behandelen om-
dat anders de open cervix de oorzaak is van kerosinereflux in
de vagina met een ontstekingsreactie en veel pijn tot gevolg.
De perineumstreek wordt gewassen en de staart gebanda-
geerd. Een oplossing van 50 ml witte kerosine wordt met een
inseminatiepipet in de uterus gebracht. De merrie wordt ver-
volgens gedekt of geïnsemineerd op de eerste of tweede
hengstigheid na de behandeling.

Dimethylsulfoxide (DMSO)

DMSO staat bekend om zijn verscheidenheid aan fysiologi-
sche en farmacologische eigenschappen: goede weefselpe-
netratie, snelle absorptie (samen met andere farmaca), inhi-
bitie of activatie van bepaalde enzymsystemen, het vangen
van vrije radicalen, enige antibacteriële-, anti-inflammatoire
en anticoagulatieve effecten. Veel van deze eigenschappen
lenen zich goed om een aangetast endometrium te behande-
len (33).

In verschillende studies is aangetoond dat 5 tot 30% DMSO,
gegeven in een dosering van 7-39 mg/kg gedurende enkele

-ocr page 493-

dagen, geen nadelige effecten heeft op de histologie van het
endometrium (31,34,35). Hogere doses echter, 25-75%
DMSO in een dosis van 55-164 mg/kg, zijn zeer irriterend
voor het epitheel en veroorzaken ulceraties en necrose van
het endometrium. Hierbij valt op te merken dat er geen peri-
glandulaire fibrosis ontstaat (21,22).
Ley
et al. (34) toonden aan dat DMSO, in een dosering van
39 mg/kg gedurende vijf dagen , het endometrium histomor-
fologisch kan verbeteren. Dit resultaat was significant beter
wanneer men een DMSO-spoeling met antibiotica combi-
neerde. Dezelfde onderzoekers toonden in een latere studie
aan dat DMSO geen nadelige effecten heeft op de functie
van de neutrofielen in de utems (35).

lechniek (34,35)

Het best behandelt men de merrie tijdens de oestms omdat de
cervix dan verslapt is zodat er gemakkelijk passage mogelijk
is. De perineumstreek wordt gewassen en de staart wordt ge-
bandageerd. Er dient dagelijks een verse oplossing te worden
bereid: afhankelijk van de dosis wordt 10-30 gram van een
stockoplossing van DMSO opgelost in 100 ml fysiologische
oplossing of steriel water. Hiervan wordt 60-100 ml alleen of
gecombineerd met een antibioticum via een inseminatiepipet
in de uterus geappliceerd. Deze behandeling vindt één keer
daags plaats gedurende drie tot vijf dagen.

BEHANDELING VAN INFECTIES

Een antimicrobiële therapie kan zowel parenterale als lokale
(intra-uteriene) behandelingen met antibiotica of antimyco-
tica omvatten. Een andere benaderingswijze is het spoelen
van de utems met een antisepticum. Het is van essentieel be-
lang een juiste diagnose te stellen zodat men gericht een be-
handeling kan instellen (5).

Er is slechts weinig informatie in de literatuur te vinden over
welk medicament het beste kan worden gebruikt, in welke
dosis en wat de juiste behandelingsduur is. De meeste richt-
lijnen zijn dan ook gebaseerd op ervaring, anekdotes en cre-
ativiteit van de practicus.

Antibacteriële middelen
Systemisch toedienen van antibiotica

Het grote voordeel van het systemisch behandelen van een in-
tra-uteriene infectie is dat daarmee iatrogene infecties ten ge-
volge van de intra-uteriene behandelingen worden voorko-
men. Ook kan een merrie op deze manier tijdens de dioestrus
worden behandeld en kan het soms een uitkomst zijn voor het
behandelen van onhandelbare dieren (32). Het geeft echter
minder hoge concentraties van het antibioticum in de utems
in vergelijking met een lokale behandeling (23). Ook is het
soms moeilijker om een dier meerdere keren daags te behan-
delen hetgeen tevens hogere kosten met zich meebrengt (32).
Er zijn slechts enkele gecontroleerde studies gepubliceerd
over het parenteraal gebmik van antibiotica voor de behan-
deling van een endometritis (8,45). Tabel 1 geeft enkele ge-
bmikte antibiotica met hun doses weer (32).

Locaal (intra-uterien) toedienen van antibiotica

Ook hier zijn de meeste gegevens slechts gebaseerd op en-
kele studies (en vele al of niet juist geïnterpreteerde ervarin-
gen!) en is een juiste diagnose en een antibiogram aangewe-
zen vooraleer men de behandeling start.
Tegen gram-positieve kiemen wordt frequent met goed re-
sultaat penicilline aangewend. Bennett (8) waarschuwt voor
de aanwezigheid van penicillinasen (vooral bij meng-infec-
toediening

Wetenschap

20.000-50000 lE/kg,2-3xdaags IM

25-100 mg/kg, 3-4x daags IMoflV

2-4 mg/kg, 2-4x daags IM. IV of SC

1.7-8.8 mg/kg, lx daags IV

5.0-25 mg/kg, lx daags PO

Tabel i

Doseringstabel van parenteraal te gebruiken antibiotica ter behandeling van
endometritis bij de merrie.

Dosering

5x1 OME

3 gram
2 gram
2 gram

4 gram
1 gram

Medicament

Na-ofK-Penicilline

Na-Ampicilline

Gentamycinesulfaat

Kanamycinesulfaat

Neomycinesulfaat

Ceftiofur

Tabel 2

Doseringstabel van lokaal te gebruiken antibiotica ter behandeling van en-
dometritis bij de merrie.

ties) in het lumen van de uterus, zodat het gebruik van dit an-
tibioticum soms gecontraïndiceerd kan zijn. Ampicilline
heeft een breder spectmm maar is ook gevoelig voor penicil-
linasen (45). Gentamycine en Amikacine hebben een goede
activiteit tegen gram-negatieven (zoals
Pseudomonas en
Klebsiella) (11,24). Het in het buitenland geregistreerde
Ticarcilline heeft een goede activiteit tegen
Pseudomonas en
streptokokken maar echter geen activiteit tegen
Klebsiella
spp. (8). De doseringen van de verschillende antibiotica zijn
temg te vinden in tabel 2.

Frequent wordt gebmik gemaakt van een combinatie van
twee verschillende antibiotica zodat het spectmm breder
wordt. De antibiotica worden hierbij het best opgelost in fy-
siologische zoutoplossing. Sommigen raden aan om zure an-
tibiotica (zoals gentamycine) op te lossen in een bicarbonaat-
of Ringer-lactaat oplossing (persoonlijke mededeling,
McKinnon A.O., 1997). Het totale volume kan variëren van
25 tot 250 ml (8). Sommige auteurs vinden het aangewezen
om een zo klein mogelijk volume te gebruiken omdat pro-
bleemmerries frequent ook problemen hebben met de fysi-
sche lediging van de utems (41).

Techniek (32)

De perineumstreek wordt grondig gereinigd en de staart
wordt gebandageerd. Vervolgens wordt door middel van een
pipet de antibioticumoplossing in de utems geappliceerd. De
behandelingsduur bedraagt drie tot vijf opeenvolgende da-
gen.

Antimycotische middelen

Infecties door schimmels en gisten zijn meestal \'superinfec-
ties\' die tot stand zijn gekomen ten gevolge van langdurige
behandelingen met antibiotica. Ook iatrogene infecties zijn
mogelijk. De prognose van dergelijke infecties is (vooral bij
oudere merries) zeer gereserveerd omdat ze moeilijk te be-
handelen zijn en blijvend letsel aan het endometrium kunnen
veroorzaken (7).

medicament

dosering

Penicilline G procaine
Ampicilline natrium
Gentamycinesulfaat
Trimetlioprim-Sulfadiazine
Trimethoprim-Sulfadiazine

-ocr page 494-

Wetenschap

Opmerl4ingen

Dosering

Medicament

oplossen in 100-250 ml fysiologische zoutoplossing
1X daags gedurende minimaal 7 dagen
aanvullende therapie

lx daags gedurende 3 dagen tijdens oestrus
250-500 ml

lx daags gedurende meerdere dagen

0.5-2.5x106 eenheden

intra-uterien

2.5 gram per oraal

0.5-2% oplossing
intra-uterien

Nystatine

Griseofulvine

Povidone-iodine

Tabel 3

Doseringstabel mogelijke anti-mycotische behandelingen (32).

Er is slechts zeer weinig literatuur over de effectiviteit van
antimycotica op uteriene schimmel- of gistinfecties. Ley
(32) publiceerde een overzicht van mogelijke antimycoti-
sche behandelingen (Tabel 3). Hierbij dient opgemerkt te
worden dat deze vooral gebaseerd zijn op praktijk ervaringen
en niet op bewezen feiten.

Techniek (10)

De meest gebmikte (en \'bewezen\') methode is de utems van
de merrie gedurende meerdere dagen tijdens de oestrus eerst
uit te spoelen en vervolgens een povidone-jodium-oplossing
in te brengen. De perineumstreek van de merrie wordt gerei-
nigd en gedroogd. Vervolgens wordt de uterus gespoeld met
meerdere liters fysiologische zoutoplossing (zie verder)
waama een 100-250 ml povidone-jodium-oplossing (0.5-2%)
in de utems wordt geappliceerd. Deze behandeling wordt één
keer daags gedurende drie tot zeven dagen herhaald.

Desinfectantia en antiseptische middelen
Deze middelen kunnen worden gebmikt voor de behande-
ling van een endometritis, maar sommige zijn weefsel-
toxisch en veroorzaken blijvende endometriumletsels en/of
inhiberen de fagocytose van de neutrofielen. Door hun irrite-
rende werking verhogen ze de tonus van de uterus na intra-
uteriene applicatie (32).

Een povidone-jodium-oplossing van 0.5-2% is één van de
meest aangewende antiseptica. Het is volgens sommige au-
teurs (7) aan te raden om regelmatig een vaginoscopisch on-
derzoek te doen tijdens deze behandeling. Bepaalde merries
kunnen namelijk overgevoelig zijn voor deze concentratie
hetgeen te zien is aan een hyperemie en oedeem van de mu-
cosae.

Chloorhexidine- en Lugoloplossingen staan erom bekend
dat ze zeer hevige reacties van het endometrium kunnen te-
weegbrengen hetgeen kan leiden tot vergroeiingen in het lu-
men van de utems, de cervix of vagina (45). Deze therapieën
kunnen waarschijnlijk dan ook beter aangewend worden
wanneer men een chemische curettage van het endometrium
beoogt.

Theeboomolie (tea tree oil- Aleacea mertinensis)
Dit is een irriterende stof die gewonnen wordt uit de thee-
boom. De therapie zou uitstekend werken tegen schimmel-
en gistinfecties. Het bij de apotheker verkrijgbare product
wordt met fysiologische zoutoplossing aangelengd tot een
oplossing van 5%. Van deze oplossing wordt éénmaal daags
100 ml intra-uterien ingebracht. De vijf dagen die hierop vol-
gen, wordt de uterus dagelijks gespoeld. Resultaten van deze
methode zijn niet beschreven.

STIMULEREN VAN DE AFWEER VAN DE UTERUS
Zoals reeds eerder gesteld zijn de oorzaken van het binnen-
komen van kiemen in de uterus van velerlei aard. Het werke-
lijk aanslaan van deze kiemen is afhankelijk van de infectie-
druk en van de afweer van de utems. Vele onderzoekers heb-
ben dan ook gezocht (en zijn nog steeds zoekende) naar
mogelijke therapieën die de afweer van de utems zouden
kunnen ondersteunen.

Het ondersteunen van de mechanische afweer van de uterus
Het uitspoelen van de uterus (uteriene lavage)

De initiële reden om een utems uit te spoelen was dat daar-
mee de tonus van de uterus kon worden verhoogd waardoor
er een betere mechanische lediging zou plaatsvinden. Later
bleek het spoelen naast de verhoogde mechanische lediging
nog vele andere voordelen te bieden. Zo zorgt het ook voor
een verdunning van de uterusinhoud, een duidelijke reductie
van het aantal aanwezige bacteriën, een verhoging van de
doorbloeding van het endometrium en een activatie van de
influx van neutrofielen (6,7,36).

Aan de hand van de temg uitgespoelde vloeistof kan men een
duidelijk beeld verkrijgen over de toestand van het lumen
van de uterus. De graad van ontsteking van het endometrium
is namelijk sterk gecorreleerd met de aard van deze vloeistof
(6,36).

Een uterusspoeling heeft dus naast een ondersteunende the-
rapie in de behandeling van een (infectieuze) endometritis
tevens een diagnostische en prognostische waarde. Het heeft
dan ook een steeds grotere plaats gekregen in de behandeling
van een probleemmerrie.

Techniek (7)

Om de uterus uit te spoelen kan men het beste gebruik maken
van een lange catheter met een grote diameter en een cuff op
het eind. De perineumstreek van de merrie wordt gereinigd
en de staart wordt gebandageerd. De top van de catheter (met
cufO wordt onder manuele begeleiding via de vagina en cer-
vix tot in het corpus van de uterus geschoven. Vervolgens
wordt de cuff opgeblazen met 60 ml lucht of water en wordt
de catheter voorzichtig naar caudaal getrokken zodat de cuff
de cervix aan de uteriene zijde volledig afsluit. Om aspiratie
van lucht in de uterus te voorkomen kan de catheter het beste
afgesloten worden aan het uiteinde. Als spoelvloeistof kan
men het beste een fysiologische zoutoplossing gebruiken.
Deze is slechts licht irriterend voor het endometrium en is
helder hetgeen een inspectie van de terug verkregen vloeistof
mogelijk maakt. Men laat 1 -2 liter spoelvloeistof in de uterus
lopen hetgeen bij multipare merries geen pijn teweeg brengt.
Na enige minuten (eventueel met rectale massage van de ute-
ms) wordt de spoelvloeistof onder invloed van de graviditeit
terug afgeheveld. Wanneer dit niet vlot verloopt, hetgeen
meestal te wijten is aan luchtinlaat, dan kan men eventueel
rectaal enige druk op de utems uitoefenen om op die manier
alle vloeistof af te hevelen. Het gebruik van oxytocine is

-ocr page 495-

hierbij zelcer aangewezen (zie verder). Op deze manier wordt
de uterus één of meerdere malen achtereen gespoeld (afhan-
kelijk van de graad van helderheid van de terugverkregen
vloeistof). Deze behandeling kan eventueel meerdere dagen
gecombineerd worden met andere behandelingen.

Oxytocine

Allen (3) was de eerste die oxytocine gebruikte om memes te
behandelen met vochtophoping in de utems. Verschillende stu-
dies hadden immers aangetoond dat de mechanische lediging
van de uterus bij probleemmerries niet intens genoeg is ten ge-
volge van verminderde myometriumcontracties. Oxytocine ac-
tiveert deze contracties waardoor de mechanische lediging van
de utems wordt gestimuleerd (29,30,47). Het juiste mecha-
nisme hiervan is nog niet volledig opgehelderd maar mogelijk
werkt oxytocine synergistisch met Prostaglandinen (16,28).
Opmerkelijk is dat oxytocine zowel tijdens de oestrus als tij-
dens de dioestrus myometriumcontracties uitlokt (27).
Initieel dacht men dat oxytocine wellicht een nadelig effect
op het gametentransport zou hebben maar dit is door een aan-
tal studies (met normale drachtigheidsresultaten) weerlegd
(40,42).

In een uitvoerige veldstudie (42) werd het effect van drie ver-
schillende behandelingen bij 1267 merries met vochtophoping
in de utems bestudeerd. De dieren werden ingedeeld in vier
groepen: (i) onbehandelde controledieren, (ii) breed-spectrum-
antibiotica intra-uterien, (iii) oxytocineinjectie (25IE, IV) en
(iiii) breedspectmmantibiotica intra-uterien in combinatie met
oxytocine intraveneus. De behandeling van groep vier leidde
tot significant betere drachtigheidsresultaten (72%) in vergelij-
king met groep twee (64%) en drie (63%). De auteurs conclu-
deerden dat de combinatie van antibiotica met oxytocine een
extra effect teweegbrengt hetgeen waarschijnlijk veroorzaakt
wordt door de combinatie van antibacteriële activiteit in het lu-
men en de verhoogde mechanische lediging van de uterus.

Techniek (42)

Oxytocine wordt gegeven in een dosering van 25-30 IE in-
traveneus, intramusculair of subcutaan. Het heeft een wer-
king van ongeveer 40 minuten. Zolang er vocht in het lumen
van de utems aanwezig is is het aan te raden de injecties ie-
dere drie uur te herhalen.

Prostaglandinen

Tijdens de studies naar het mechanisme van de werking van
oxytocine op het myometrium ging men uit van een moge-
lijke interactie met Prostaglandinen (naar analogie van de
mens). Cadario
et al. (16) toonden aan dat dat zowel Prosta-
glandinen als oxytocine de myometriumcontracties van de
uterus stimuleerden. Beide stoffen werken onafhankelijk
van elkaar maar mogelijkerwijs wel synergistisch. Dit werd
door latere studies bevestigd (28).

Combs et al. (19) deden een vergelijkende studie naar het ef-
fect van drie verschillende Prostaglandines op de mechani-
sche lediging van de utems. Cloprostenol (Estrumate®) bleek
de beste werking te hebben, doordat het myometriumcontrac-
ties veroorzaakte gedurende meerdere uren. Oxytocine werkt
slechts 40 minuten.

Techniek (persoonlijke mededeling M.M. LeBlanc, 1997)
Het gebruik van Prostaglandines bevindt zich nog in het ex-
perimenteel stadium. Het kan worden gebruikt in combinatie
met oxytocine bij merries die niet afdoende reageren op een
normale oxytocinetherapie. Na het uitspoelen van de uterus
krijgt de merrie oxytocine toegediend, later gevolgd door
500 mcg cloprostenol. Aangezien het juiste effect van
Pros-
taglandines op de ovulatie en het embryotransport nog niet
bekend is, is voorzichtigheid met deze therapie geboden!

Wetenschap

Het ondersteunen van de cellulaire en humorale afweer van de
uterus

Bloedplasma

Asbury (4) beschreef als eerste het gebruik van bloedplasma
als een mogelijke behandeling van probleemmerries.
Aangezien deze merries misschien een lagere concentratie
aan opsoniserende stoffen hebben in hun uterien secreet en
daardoor mogelijkerwijs een verminderde fagocytose door
de neutrofielen lijkt bloedplasma een logische therapie (48).
Plasma bevat namelijk een bron van opsoniserende stoffen:
Ig, complement en een verscheidenheid aan eiwitten. Het na-
deel van de studie van Asbury (4) was dat er geen controle-
groep aanwezig was.

Latere studies betwisten de effectiviteit van de plasmathera-
pie. Twee studies tonen duidelijk aan dat bloedplasma zeker
geen effect heeft op de histomorfologie van het endometrium
(2,18). Troedsson
et al. (46) vermeldden in een latere studie
wel weer een positief effect van bloedplasma.
Pascoe (38) onderzocht in een uitgebreide veldstudie (905
Volbloedmerries) het effect van het toevoegen van autoloog
plasma aan een standaard antibioticaspoeling toegepast na
dekking op het drachtigheidspercentage per cyclus bij mai-
den-, guste en veulen-merries. Deze drie groepen werden elk
in drie behandelingsgroepen onderverdeeld: (i) controle-
groep (geen behandeling), (ii) behandeling met een antibioti-
caspoeling en (iii) behandeling met antibiotica gecombineerd
met autoloog plasma. De veulenmerries hadden een signifi-
cant beter drachtigheidspercentage met de combinatie antibi-
otica en plasma ten opzichte van de controlegroep en de anti-
bioticagroep. Bij de maidenmerries werden geen significante
verschillen gevonden tussen de verschillende groepen. Bij de
guste merries waren de resultaten ook beter met de combina-
tie antibiotica en plasma. Pascoe concludeerde dat het toevoe-
gen van plasma aan een standaard antibioticumtherapie een
duidelijk gunstig resultaat geeft bij veulen- en guste merries
als deze combinatie na dekking bij volbloedmerries wordt ge-
bruikt. Volgens Pascoe zorgt het plasma ervoor dat de neutro-
fielen een betere fagocyterende werking hebben omdat de
kiemen beter geopsoniseerd zijn. Kiemen die dan nog \'over-
schieten\' worden gedood door de bijgevoegde antibiotica.

Techniek (38)

Tijdens de oestms wordt ongeveer 600 ml bloed gecollec-
teerd uit de vena jugularis in een commerciële bloedzak met
citraat. Dit bloed wordt zo snel mogelijk afgekoeld tot 6^ en
minimaal een halve dag bij deze temperatuur bewaard.
Hiema wordt het plasma afgezogen en in flesjes van 90 ml
bewaard in de diepvries (-20 °C). Bij één collectie wordt ge-
tracht genoeg plasma te preleveren voor drie behandelingen.
Na de dekking (na ovulatiecontrole) wordt het plasma (90
ml) opgewarmd tot kamertemperatuur en samen met een an-
tibioticumoplossing door middel van een inseminatiepipet in
de uterus geappliceerd.

Propionibacterium acnes (Eqstim®)

Propionibacterium acnes is een immunostimulans die in be-
paalde landen geregistreerd is voor de behandeling van res-
piratoire aandoeningen bij paarden. Het is een activator van
de macrofagen, stimuleert de productie van verschillende

-ocr page 496-

cytokinen en verhoogt de fagocytose (53). Er is slechts één
publicatie verschenen over het gebruik van dit product voor
de behandeling van probleemmerries. De resultaten waren
zeer bevredigend maar vergen nog verder onderzoek met
grotere aantallen dieren (53).

BESLUIT

Voor de bheandeling van een probleemmerrie bestaan veel
therapieën. Helaas ontbreekt in de overgrote meerderheid
een sluitend wetenschappelijk bewijs met betrekking tot de
effectiviteit van de behandeling. Correctie van eventuele
anatomische afwijkingen tesamen met een juiste antibacte-
riële behandeling hebben hun nut voldoende bewezen.
Daamaast is er de laatste jaren, mede dankzij het onderzoek
naar de mechanische afweer van de utems, meer oog geko-
men voor een aanvullende therapie waarmee de mechani-
sche afweer verhoogd kan worden. Er zijn gunstige resulta-
ten verkregen met uteriene spoelingen met
fysiologische
zoutoplossing eventueel gecombineerd met het herhaald toe-
dienen van
Oxytocine.

Deze aanvullende therapie betekent waarschijnlijk een dui-
delijke stap voomit in de behandeling vanprobleemmerrie\'s.
Hopelijk zal toekomstig onderzoek deze therapie nog beter
onderbouwen.

Naast een therapeutische behandeling wordt sterk aangera-
den probleemmerries tijdens de hengstigheid goed te volgen
om op die manier tot een goed resultaat te komen: de drach-
tige merrie! Hierop zal in het volgende artikel nader worden
ingegaan.

LITERATUUR

1. Aanes WA. Cervical laceration(s). In: McKinnon AO en Voss JL, eds.
Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:444-9.

2. Adams GP, and Ginther OJ. Efficacy of intrauterine infusion of plasma
for treatment of infertility and endometritis in mares. J Am Vet Med
Assoc 1989; 194:372-8.

3. Allen WE. Investigations into the use of exogenous oxytocin for promo-
ting uterine drainage in mares susceptible to endometritis. Vet Rec 1991;
128:593^.

4. Ashury AC. Uterine defense mechanisms in the mare: the use of intraute-
rine plasma in the management of endometritis. Theriogenology 1984;
21:387-93.

5. Asbury AC. Endometritis in the mare. In: Mon-ow DA, ed. Current
Therapy in Theriogenology. Philadelphia: Saunders, 1986: 718-22.

6. Asbury AC. Uterine Lavage in the Management of Endometritis and
Acute Metritis in Mares. CompContEd 1990; 12: 1477-79.

7. Asbury AC, and Lyle SK. Infectious causes of infertility. In: McKinnon
AO and Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea &
Febiger, 1993:381-91.

8. Bennett DG. Therapy of endometritis in mares. J AM Vet Med Assoc.
1986; 188: 1390-92.

9. Blikslager AT. Effects of Neodymium: Ytrium Aluminum Garnet Laser
Irradiation on Endometrium and on Endometrial Cysts in Six Mares. Vet
Surg 1993; 22:351-6.

10. Blue MG. Mycotic endometritis in mares: Review and clinical observa-
tions. NZVetJ 1987;35: 181-3.

11. Blue MG, and Oriol JG. Conception in mares following intrauterine the-
rapy with amikacin. Equine Vet Sei 1982; 2:200-2.

12. Bowman RT, and Lieberman R. New Distinctions Advance Knowledge
of Infertility. Mod Horse Breed 1993; 10: 7-13.

13. Bracher V, Neuschaefer A, and Allen WR. The Effect of Intrauterine
Infiision of Kerosene on the Endometrium of Mares. J Reprod Fert SuppI
1991:44:706-7.

14. Bracher V, Mathias S, and Allen WR. Videoendoscopic evaluation of
the mare\'s uterus: II. Findings in subfertile mares. Equine Vet J 1992;
24: 279-84.

15. Brook D, and Frankel K. Electrocoagulative Removal of Endometrial
Cysts in the Mare. J Equine Vet Sei 1987; 7: 77-81.

16. Cadario ME, Thatcher MJD, and LeBlanc MM. Relationship between
Prostaglandin and Uterine Clearance of Radiocolloid in the Mare. Biol
Reprod Mono 1995; 1:495-500.

Wetenschap

17. Caslick EA. The vulva and the vulvo-vaginal orifice and its relation to
genital health ofthe Thoroughbred mare. Cornell Vet 1937; 27: 178-87.

18 Colbum GT, Voss JL, Squires EL, and Shideler RK. Intrauterine equine
plasma as an endometritis therapy: use of an endometritis model to evalu-
ate efficiency. J Equine Vet Sci 1987; 7: 66-8.

19. Combs GB, LeBlanc MM, Neuwirth L, and Tran TQ. Effects of prostag-
landin F2£i, cloprostenol and fenprostalene on uterine clearance of radio-
colloid in the mare. Theriogenology 1996; 45: 1449-55.

20. Evans LH, Tate LP, Cooper WL, and Robertson JT. Surgical repair of
cervical lacerations and the incompetent cervix. Proc Am Assoc Equine
Pract 1979:483-6.

21. Frazer GS. Histopathologic Effects of Dimethyl Sulfoxide on Equine
Endometrium. Am J Vet Res 1988; 49: 774-80.

22. Frazer GS, Rosol TJ, and Threlfall WR. Effect of Serial Intrauterine
DimethylSulfoxide Infusions on the Incidence of Periglandular Fibrosis
in Category II Horse Endometria. Theriogenology 1988; 29: 1091-98.

23. Gustafsson BK, and Ott RS. Current trends in the treatment of genital in-
fections in large animals. Compend Contin Educ Pract Vet 1981; 3:
S147-S52.

24. Haddad NS, Pedersoli WM, and Ravis WR. Pharmacokinetics of genta-
micin at steady-state in ponies: serum, urine and endometrial concentra-
tions. Am J Vet Res 1985; 46: 1268-71.

25. Haraszti J. New Method for the Treatment of Sterility in Cattle and
Horses- Curettage in Cattle and Horses. Proc 4th Cong Anim Reprod and
Artiflnsemin 1961:690-2.

26. Ittersum van AR. De elektrochirurgische behandeling van endometrium-
cysten bij de menie. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124:630-3.

27. Ko JCH, Lock TF, Davis JL, and Smith RP. Spontaneous and oxytocin-
induced uterine motility in cyclic and post-partum mares.
Theriogenology 1989; 32: 643-51.

28. LeBlanc MM. Effects of oxytocin, prostaglandin and phenylbutazone on
uterine clearance of radiocolloid. Pferdeheilkunde 1997; 13:483-5.

29. LeBlanc MM, Neuwirth LA, Asbury AC, Tran T, Mauragis D, and
Klapstein E. Scintigraphic measurement of uterine clearance in normal
mares and mares with recurrent endometritis. Equine Vet J 1994; 26:
293-8.

30. LeBlanc MM, Neuwirth L, Mauragis D, Klapstein E, and Tran T.
Oxytocin enhances clearance of radiocolloid from the uterine lumen of
reproductive normal mares and mares susceptible to endometritis.
Equine Vet J 1994; 26:279-82.

31. Ley WB, and Sponenberg DP. Dimethyl Sulfoxide (DMSO) Intrauterine
Therapy in the Mare. In: Proc Society for Theriogenology. Hastings.
Nehra.ska: Society for Theriogenology. 1985: 186-98.

32. Ley WB. Current thoughts on the diagnosis and treatment of acute endo-
metritis in marcs. Vet Med 1994; 89:648-60.

33. Ley WB. Treating Endometrosis in mares. Vet Med 1994; 89: 778-88.

34. Ley WB, and Sponenberg DP. Dimethyl Sulfoxide Therapy in the Mare:
Effects upon Endometrial Histological Features and Biopsy
Classification. Theriogenology 1989; 32: 263-76.

35. Ley WB, and Sponenberg DP. Dimethyl Sulfoxide in the Mare: Effect
upon Uterine-derived Neutrophil Function. Theriogenology 1990; 33:
1177-89.

36. Mattos R, Castilho LFF, Malschitzky E, Neves AP, Keller A, Gregory
RM, and Mattos RC. Uterine lavage with saline in mares as treatment for
endometritis. Pferdeheilkunde 1997; 13: 521-4.

37. Neely DP. Evaluation and Therapy of Genital Diseases in the Mare. In:
Hughes JP, ed. Equine Reproduction. New York: Princeton Veterinary
Learning Systems, 1983: 39-57.

38. Pascoe DR. Effect of Adding Autologous Plasma to an Intrauterine
Antibiotic Therapy after Breeding on Pregnancy Rates in Mares. Biol
ReprodMono 1995; 1:539-43.

39. Pouret EJM. Surgical technique for the correction of pneumo- and uro-
vagina. Equine Vet J 1982; 14: 249-50.

40. Pycock JF. A new approach to treatment of endometritis. Equine Vet
Education 1994; 6: 36-8.

41. Pycock JF. De behandeling van chronische endometritis. Endometritis
bij de merrie. In: Universiteit Gent, België, Post-Universitair Onderwijs
Diergeneeskunde 1997: januari.

42. Pycock JF. and Newcombe JR. Assessment of the effect of three treat-
ments to remove intrauterine fluid on pregnancy rate in the mare. Vet Rec
1996; 138:320-3.

43. Ricketts SW. Endometrial Curettage in the Mare. Equine Vet J 1985; 17:
324-8.

44. Roberts C. Intrauterine Kerosene in Equids: Historial Perspectives.
Equine Endometritis: John P. Hughes Intemational Workshop. Equine
VetJ 1993; 25: 184-93.

45. Threlfall WR. Broodmare Intruterine Therapy. Compend Cont Ed 1980;
11:S246-S54.

-ocr page 497-

Troedsson MHT, Scott MA, and Liu IKM. Pathogenesis and treatment
of chronic uterine infection. Proc Am Ass Equine Pract 1992; 38: 279-
85.

Troedsson MTH, Liu IK, and Pascoe J. Multiple site electromyography
recordings of uterine activity following an intrauterine bacterial chal-
lenge in mares susceptible and resistant to chronic uterine infection. J
Reprod Pert 1993; 99: 307-13.

Troedsson MHT, Liu IKM, and Thurmond M. Function of uterine and
blood derived polymorphonuclear neutrophils in mares susceptible and
resistant to chronic uterine infection: Phagocytosis and chemotaxis. Biol
Reprod 1993; 49: 507-14.

Trotter GW. Surgery of the perineum in the mare. In: McKinnon AO and

47.

48.

49.

Wetenschap

Voss JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:
417-28.

50. Trotter GW, and McKinnon AO. Surgery for abnormal vulvar and peri-
neal conformation in the mare. Vet Clin North Am 1988; 4: 389-405.

51. Wilson GL. The Use of Fiberoptics in the Visual Assessment and Clinical
Diagnosis of the Endometrium. J Equine Vet Sci 1988; 8:395-8.

52. Young A, and Ricketts SW. Treatment of CDE: Physical Treatment and
Intrauterine Antibiotics. Equine Endometritis: John P. Hughes
Intemational Workshop. Equine Vet J 1993; 25: 184-93.

53. Zingher AC. Effects of Immunostimulation with Propionibacterium ac-
nes
(Eqstim®) in Mares Cytologically Positive for Endometritis. J
Equine Vet Sci 1996; 16: 100-3.

\'Manual of Small Animal Clinical Pathology\' en \'Small Animal
Clinical Diagnosis by Laboratory Methods\'

Manual of Small Animal Clinical Pathology. Davidson M, Else R
ol Lumsden J (Editors). Uitgegeven door British Small Animal
Veterinary Association, Cheltenham, UK. ISBN 0-^05214-41-2.
Kostprijs
± ƒ 235,-. Small Animal Clinical Diagnosis by
Laboratory Methods, 3e herziene druk. Willard MD, Tvedten H c?
Turnwald GH (Editors). Uitgegeven door W.B. Saunders
Company, Philadelphia, PE, USA. Kostprijs ± f 115,-.

Deze handboeken zijn kort na elkaar op de markt verschenen.
De \'Manual of Small Animal Clinical Pathology\' (hiema kort-
weg \'de Manual\' genoemd) is een eerste dmk in een door de
BSAVA uitgegeven serie handboeken. \'Small Animal Clinical
Diagnosis by Laboratory Methods\' (hierna kortweg aangeduid
als \'Lab methods\') is afkomstig uit de USA en reeds een derde,
gewijzigde dmk. In vergelijking met de tweede dmk (1994)
zijn hierin qua opzet geen grote veranderingen doorgevoerd. Er
zijn kleurenfoto\'s toegevoegd en de tekst is wat aangepast aan
modeme inzichten en technieken. Daarbij viel mij op dat geen
aandacht wordt besteed aan moleculaire genetica, hoewel deze
in de klinische pathologie een steeds belangrijker rol speelt.
Beide boeken bevatten ongeveer 400 bladzijden en behandelen
ongeveer dezelfde stof maar \'Lab methods\' blijft beperkt tot de
klinische pathologie voor zover deze in de kliniek wordt toege-
past (cytologie, hematologie, interpretatie van klinisch-che-
misch, serologisch en microbiologisch onderzoek, en de tech-
nische details van eenvoudige testmethoden) terwijl in \'de
Manual\', min of meer exemplarisch, ook histopathologic en in-
cidenteel zelfs pathologische anatomie aan de orde komen.
\'Lab methods\' bevat de meeste informatie onder andere door-
dat de samenhang van hoofdstukken, die door 16 verschillende
auteurs werden geschreven, strak werd geredigeerd en de lay-
out zeer compact is. In de \'Manual\', die 20 hoofdstukken van
21 auteurs bevat, zijn opzet, praktische toepasbaarheid en diep-
gang van hoofdstuk tot hoofdstuk nogal verschillend en dit
boek bevat een aantal tabellen, die sterk zijn \'opgeblazen\' zon-
der dat dit de leesbaarheid verbetert. Wel bevat de \'Manual\'
meer dan 200 kleurenfoto\'s en een groot aantal zwart-wit
foto\'s en figuren. Deze zijn bij de te verduidelijken tekst ver-
spreid in het boek afgedmkt en komen de leesbaarheid wel dui-
delijk ten goede. Een aantal foto\'s is echter overbodig en er zijn
nogal wat afbeeldingen van histologische en patholoog-anato-
mische preparaten bij waarvan men zich het nut voor de be-
oogde lezerskring kan afvragen. In \'Lab methods\' zijn daaren-
tegen slechts 36 kleurenfoto\'s opgenomen en deze zijn
gezamenlijk vóór in het boek in een apart katern afgedmkt.
Verspreid tussen de tekst staan nog wat zwart-wit illustraties.
Opvallend is verder het nationaal karakter van beide boeken.
Geschreven door voomamelijk Amerikanen voor Ameri-
kanen, respectievelijk door Engelsen voor Engelsen.
Met name in de \'Manual\' blijkt de expertise daardoor soms wat
tekort te schieten. Verder zoekt men in de \'Manual\' vergeefs
naar de diagnostiek van leishmaniosis, ehrlichiosis en babesio-
sis, hetgeen zich waarschijnlijk laat verklaren uit de strenge im-
portbepalingen voor huisdieren in het Verenigd Koninkrijk.
Voor de Nederlandse lezer is het lastig dat met betrekking tot
materialen, reagentia en servicelaboratoria in beide boeken
voomamelijk naar adressen in Engeland, respectievelijk de VS
wordt verwezen en dat de diagnostische benadering, bepa-
lingsmethoden en interpretaties niet altijd overeenstemmen
met de \'Ufrechtse school\'. Het laatste kan soms lastig zijn maar
ook tot een frisse aanpak leiden.

Het belangrijkste inhoudelijke verschil tussen beide handboe-
ken is de redactionele opzet. Evenals in de vorige edities toont
\'Lab methods\' een sterke probleemgeoriënteerde benadering.
Niet het orgaansysteem of de laboratoriumuitslag maar het pro-
bleem (symptoom) is het belangrijkste uitgangspunt. \'Wat
voor bepaling moet ik aanvragen bij welk symptoom/pro-
bleem?\'. Aan de hand van talrijke algorithmen wordt de lezer
naar de juiste diagnostiek geleid. Men kan echter ook bij elke
laboratoriumuitslag de bijpassende differentieel diagnose vin-
den, vaak zelfs uitgebreider dan in de \'Manual\', hoewel daarin
het interpreteren van laboratoriumuitslagen juist het belang-
rijkste uitgangspunt vormt. In de \'Manual\' is van een pro-
bleemgeoriënteerde benadering nauwelijks sprake hoewel dat
voor de praktiserend dierenarts waarschijnlijk de belangrijkste
reden is om een klinisch-pathologisch handboek te consulte-
ren. Wel wordt in de \'Manual\' weer meer aandacht besteed aan
achtergronden en foutenbronnen van bepalingen, wat vooral
nuttig is voor lezers die zelf laboratoriumtechnieken toepassen.
Samenvattend vind ik dat de boeken elkaar deels aanvullen en
dat beide het aanschaffen waard zijn maar dat het, indien no-
dig, niet moeilijk kan zijn een keus te maken, mede gezien het
prijsverschil.

R.J. Slappendel

-ocr page 498-

VeterinairverleJen

john Gamgee is in 1831 geboren in Florence als tweede zoon in een gezin van negen l<in-
deren. Zijn vader, Joseph Gamgee (1801-1895), had in 1823 het diploma van het
Londense Veterinary College behaald en was naar Italië geëmigreerd, waar hij zijn
clientèle vooral vond onder de Engelse en Italiaanse aristocratie. Hij oefende achtereen-
volgens in Napels, Livorno, Pisa en Florence pral<tijk uit. Daarnaast bemiddelde hij bij
transacties van paarden zowel vanuit Arabische landen naar Engeland als vanuit
Engeland naar Italië. Evenals de
paterfamilias waren de kinderen zeer begaafd. Joseph
besteedde veel zorg om hen een all-round opvoeding te geven. Toen Joseph zich ging
realiseren, dat geen van zijn drie zoons zijn praktijk in Italië zou voortzetten, besloot hij
in 1854 terug te keren naar zijn vaderland, daartoe mede aangezet doordat de onafhan-
kelijkheidsoorlog van de Noord-Italiaanse staten tegen Oostenrijk het leven bemoei-
lijkte. Johns oudste broer, Joseph Sampson (1828-1886), had eerst diergeneeskunde in Londen gestudeerd, maar Is daarna verder
gegaan in de humane geneeskunde, waarin hij als hoogleraar in Birmingham naam gemaakt heeft. Ook de jongste broer, Arthur
(1841-1909), studeerde geneeskunde; hij vervulde verschillende professoraten in de fysiologie en werd lid van de Royal Society; hij
was een geniaal, maar tevens wispelturig onderzoeker en wordt wel als een van de grondleggers van de biochemie beschouwd.
Evenals vader Joseph speelden beide broers in het levensverhaal van John één rol. Hoewel ieder zijn eigen weg ging, wisten ze elkaar
bij gelegenheid te vinden om een gemeenschappelijk oogmerk te bereiken of om een onderneming van de ander te ondersteunen.
Zo heeft Joseph Sampson samen met John campagne gevoerd tegen de erbarmelijke omstandigheden van de vleesvoorziening in
Londen. Vader Joseph, in hart en ziel paardenarts met dertig jaar klinische en foktechnische ervaring, zou zich in een tweede car-
rière ontpoppen als een leraar en auteur die het achterlijke Engelse veterinaire ondenwijs zou opfrissen. En ook Arthur heeft enige ke-
ren als een beroep op zijn grote deskundigheid werd gedaan, bijdragen geleverd aan Johns ondernemingen.

Hoewel John geaarzeld heeft tussen een studie in de techniek of In de geneeskunde, waarmee hij in Florence al een begin gemaakt
had, koos hij na de ommezwaai van Joseph Sampson toch voor diergeneeskunde vooral terwille van zijn vader, die wenste dat één
van zijn drie zonen dierenarts zou worden. Nadat hij zich in 1849 bij het Royal Veterinary College had laten inschrijven, bleek spoe-
dig dat hij een briljante leerling was. Op twintigjarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste wetenschappelijke artikel \'Descriptive
Anatomy ofthe Abdominal Viscera of the Horse\' in
The Veterinarian. Deskundigen beoordeelden dit als een excellente studie.
Na zijn afstuderen maakte hij een studiereis van achttien maanden naar een aantal veeartsenijscholen op het Europese continent,
waar het vak opeen hoger plan stond dan in Engeland. Hier deed hij zijn kennis op over de besmettelijke veeziekten die hij in zijn va-
derland, tegen de daar heersende opvattingen in, met kracht zou gaan uitdragen. Vooral zijn verblijf van drie maanden in Stuttgart
bij Hering is later van belang gebleken.

Na terugkeer in Engeland heeft hij korte tijd in Londen, buiten Veterinary College, cursussen gegeven. Daar hij een uitstekend teke-
naar was, kon hij zijn lessen door middel van duidelijke tekeningen illustreren. Ven/olgens werd hij assistent bij een dierenarts in
Thirsk om enige ervaring in de praktische diergeneeskunde op te doen. In 1854 werd hij door William Dick, de directeur van het
Veterinär College in Edinburgh, gevraagd de plaats In te nemen van de kort tevoren jong overleden, briljante Jonn Barlow. Zo werd
John Gamgee leraar anatomie en fysiologie. Dick was een uitnemend clinicus, maar miste de theoretische achtergrond. Zo ontkende
hij bijvoorbeeld de besmettelijkheid van mond- en klauwzeer,
Pleuropneumonie, schapenpokken of runderpest. Gamgee lanceerde
daarentegen zijn ideeën over de besmettelijkheid van deze ziekten, over het gevaar van het eten van besmet vlees en het drinken van
onrein water. Het was spoedig duidelijk dat Dick en Gamgee botsten en dat Gamgee het Edinburgh Veterinary College moest verla-
ten. Met hulp van vrienden richtte hij In oktober 1857 de \'Edinburgh New Veterinary School\' op die met twintig leerlingen van start
ging. Eén van de leraren werd de 56-jarige vader Joseph Gamgee die zich belastte met het klinisch onderwijs. Ook broer Arthur, die
zich In Edinburgh als medicus gevestigd had, heeft er nog een jaar chemie gedoceerd. De taak die Joseph zich gesteld had was driele-
dig: in de eerste plaats het hippologisch onderwijs waarin de bewegingsleer van het paard een voorname plaats innam. Ven/olgens
het doorvoeren van veranderingen in de gebruikelijke behandelingen van het paard: niet langer blaartrekken, geen neurotomieën
meer en geen cauterisatie na het couperen van de staart. Verder gaf hij veel aandacht aan de verzorging van de hoeven en de onderste
ledematen en aan wondverzorging. Als zijn derde taak zag hij de bevordering van de paardenteelt in Schotland onder meer door het
nauwkeurig bijhouden van het stamboek. Spoedig kreeg hij de roep dat zijns gelijke op het gebied van de paardengeneeskunde in

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (39)

John Gamgee
(1831-1894)

-ocr page 499-

Engeland niet te vinden was. Ook in publicaties droeg hij zijn kennis uit, vooral over hoef-
beslag, kreupelheden en de gangen van het paard. Hij won in 1863 de prijs van de
Royal
Agricultural Society
voor zijn essay The action of the horse, waarin voor het eerst een
nauwkeurige beschrijving van de galop werd gegeven die later door anderen met behulp
van fotografische opnamen alleen maar bevestigd kon worden.
Zodra de school op de rails stond, ging John op onderzoek uit om een indruk te krijgen
over het houden en slachten van vee in Edinburgh. De toestand was hier al even mise-
rabel als in Londen, slechte behuizing van het vee en beroerde slachtomstandigheden.
De slagers vermeden het officiële slachthuis om afkeuringen van het vlees te voorko-
men. Dit alles was een bron van infectieziekten. Samen met broer Joseph Sampson
werden brieven naar de minister en naar medische tijdschriften gezonden die uiteinde-
lijk weerklank vonden en tot een Koninklijk besluit leidden dat beoogde aan de misstan-
den een einde te maken.

De gebouwen van zijn school bleken weldra te klein. Er werd een nieuw gebouw betrok-
ken waarin royale collegezalen, een goede operatiezaal met de nieuwste instrumenten
en een bibliotheek werden ingericht. Een halfjaar na de opening besloot John om te
proberen koninklijke erkenning voor zijn instituut te verkrijgen. Hoewel William Dick
niets heeft nagelaten om dat te verhinderen, konden zoveel progressieve krachten wor-
den gemobiliseerd (onder andere van de inmiddels professor geworden Joseph
Sampson) dat de erkenning door de minister van Binnenlandse Zaken in 1859 werd ver-
leend zodat de studenten na het veeartsexamen ingeschreven konden worden als lid
van het Royal College ofVeterinary Surgeons waardoor zij gerechtigd werden praktijk
uitte oefenen..

John was onvermoeibaar, gedreven door enthousiasme voor beroep, voor onderwijs en
onderzoek. Reeds in het eerste jaar van zijn school richtte hij een tijdschrift op,
Edinburgh Veterinary Review and Annals of Comparative Pathology. Hieraan werd zowel
door medici als dierenartsen bijgedragen. Correspondenten, verspreid over het gehele
Verenigde Koninkrijk, zonden maandelijks berichten in over het vóórkomen van besmettelijke ziekten in hun praktijkgebied. Door
ook dergelijke gegevens uit het buitenland te verzamelen was hij in staat om prognoses te maken van op handen zijnde epizoötieën,
met name van runderpest door de Invoer van levend vee uit besmette gebieden.

In 1857 publiceerden John en zijn collega James Law A General and Descriptive Anatomy of Domestic Animals, een zeer uitgebreid en
degelijk studieboek voorzien van prachtige illustraties van zijn hand en een frontispice van de hand van Johns zwager, Clark Stanton,
van het skelet van het beroemde renpaard
Eclipse dat in het bezit van New College gekomen was doordat vader Joseph dit van Bracy
Clark had gekocht. Het jaar daarop verscheen
The veterinary vademecum, een samenvattend werk met beknopte gegevens over ge-
neesmiddelen en ziekten.

Ondanks zijn vele waarschuwingen voor een dreigende catastrofe door een uitbraak van runderpest was het door de macht van de
overheidsmaatregelen vrezende veehandelaren niet gelukt de regering tot het nemen van preventieve wettelijke maatregelen te be-
wegen. Wel kreeg hij in 1862 van de
Privy Council opdracht een onderzoek te doen naar Cattle disease in relation to supplies of meat
and milk.
Maar de aanbevelingen uit zijn rapport (onder andere verbod op invoer van levend vee en de instelling van een veterinaire
inspectiedienst) vonden geen weerklank.

Toen heeft John geprobeerd om druk te zetten door een internationaal veterinair congres te organiseren. In de uitnodigingsbrief
stelde hij dat Europa nu al jaren lijdt onder verschillende epizoötieën en dat ten gevolge van de toenemende internationale veehan-
del de gevaren van verspreiding alleen nog maar zouden toenemen. Redenen genoeg om hier op internationaal niveau eens over
van gedachte te wisselen. De reactie op deze uitnodiging was uiterst positief: 99 deskundigen uit tien landen kwamen in 1863 in
Hamburg bijeen. Zijn vriend, prof. Hering uit Stuttgart werd tot president benoemd en John Camgee tot vice-president. Er werd on-
der andere gediscussieerd over de methoden om een epizoötie in te dammen, wat te doen aan de verbetering van veetransporten en
over maatregelen die genomen moesten worden voor betere grensbewaking om smokkel tegen te gaan. De deelnemers waren zo-
zeer van het nut van dit overleg overtuigd , dat besloten werd een tweede conferentie te beleggen en wel in 1865 in Wenen. Tijdens de
bijeenkomst in Wenen met 170 deelnemers uit 19 landen, waarvan nu ook enige buiten-europese, werd met name gesproken over
ontsmetting van treinwagons, door het opkomend vervoer per spoor een nieuw en actueel onderwerp. Verder werd aandacht ge-
schonken aan de bestrijding van rabies en methodes om de runderpest te attaqueren. Camgee\'s initiatief was vruchtbaar gebleken
en het heeft tot op de huidige dag zijn voortzetting gevonden in de WVA-congressen Het was voor de Initiatiefnemer alleen teleur-
stellend dat in zijn vaderland geen enkele aandacht aan de eerste conferentie en haar conclusies werd geschonken!
Onder grote druk van een aantal Londense prominenten besloot John zijn school over te plaatsen naar Londen. Volgens hen zou
zijn vernieuwend onderwijs van daaruit een grotere invloed kunnen uitoefenen. De school werd gevestigd aan de Queens Road,
Bayswater en de naam werd veranderd in The Albert Veterinary College\'. Ook de
Edinburgh Veterinary Review werd, na zes jaargan-
gen vol gemaakt te hebben, in 1865 opgeheven, wat als een groot verlies voor de Engelse veterinaire journalistiek werd gevoeld.
Vader Joseph en moeder May Ann verhuisden, hoewel tegen hun zin, mee naar Londen. Zij zouden door de gebeurtenissen die volg-
den echter spoedig weer naar Edinburgh kunnen terugkeren.

Nauwelijks was de verhuizing achter de rug of Johns voorspelling kwam uit. In mei 1865 arriveerde een Russisch veetransport in de
haven van Huil. Een deel van het vee werd naar Londen gebracht om daar geslacht te worden, een ander deel kwam op allerlei vee-
markten terecht. Na enige tijd zag men overal in het land zieke dieren. Camgee constateerde dat men hier met runderpest te maken
had. Vooral door het verspreiden van besmette mest op het land breidde de ziekte zich als een bosbrand uit. John riep veehouders

-ocr page 500-

Actua

bijeen om hen voor te lichten, hij vertelde de directeuren van veemarkten welke preventieve maatregelen ze moesten nemen en
hij instrueerde de spoorwegen hoe ze wagons moesten ontsmetten. Broer Arthur, die toen nog in Edinburgh de geneeskundige
praktijk uitoefende en die bedreven was in de forensische geneeskunde, werd ingeschakeld om pathologisch anatomisch onder-
zoek te doen. Hij maakte ook gebruik van de zogenaamde Casella thermometer om vast te stellen welke dieren door de ziekte wa-
ren aangedaan. Voor het eerst In de geschiedenis is toen gebruik gemaakt van een koortsthermometer om in een vroeg stadium
runderpest te diagnosticeren.

Toen in i866 de balans werd opgemaakt, bleek dat er 400.000 runderen opgeruimd hadden moeten worden en dat de schade
acht miljoen pond bedroeg. In datzelfde jaar publiceerde John het standaardwerk van 800 pagina\'s,
The Cattle Plague, waarin hij
zijn kennis samenvatte.

Doordat hij zich volledig had Ingezet bij het bestrijden van deze ramp en daartoe nogal kwistig met geld was omgegaan en daarbij
ook weinig of geen aandacht had kunnen besteden aan zijn school, was deze in financiële moeilijkheden gekomen. Sluiting bleek
in 1868 onafwendbaar omdat de financiers niet langer voor de schulden wilden opkomen.

I nmiddels was John door het Amerikaanse ministerie van landbouw uitgenodigd voor een studie van de Texaskoorts en door de
\'Pork Packers\' Association\' uit Chicago om te adviseren over het transport van slachtvee. Vooral dit laatste onderwerp sloot goed
aan bij zijn hoofdinteressegebied van de laatste jaren. In Engeland had hij al proeven gedaan over het conserveren van vlees, zo-
wel door koude als door voeding van de slachtdieren, waarbij een preserverende werking was vastgesteld door voeding met ei-
kenschors. Maar het was vooral de koeltechniek waarop hij zich ging toeleggen. De eerste transporten van ingevroren vlees gin-
gen in beide richtingen de oceaan over. De reacties van de eerste consumenten waren gunstig en nieuwe perspectieven voor de
vleesvoorziening openden zich, echter zonder dat de pionier ervan enig profijt zou hebben. Na twee jaar weer terug in Engeland,
verwierf hij het ene patent na het andere. Behalve voor een postzegelautomaat betroffen zij toepassingen van de koudetechniek:
koelkasten, ijsmachines en kunstijsbanen. Hij was dé autoriteit op het gebied van de koeltechniek geworden. In 1878 vertrok hij,
samen met zijn vrouw (kinderen hadden zij niet), weer naar Amerika waar zij zeven jaar zouden blijven. Met de hem kenmer-
kende energie stortte hij zich van het ene grote project in het andere, waarvan sommige succesvol waren, andere niet. Hij schreef
een groot rapport voor het ministerie van visserij, hij ontwierp een koelsysteem voor een zilvermijn in Nevada, ontwikkelde lucht-
koellng vooreen kantoorgebouw in New Orleans. In de MIssislppl Vallei werd hij geconfronteerd met de uitbraak van een epide-
mie van gele koorts, een plaag die regelmatig werd ingesleept vanuit het Caribisch gebied. Hij verloor veel tijd en geld met het
ontwerp van een koelschip dat zijns inziens een oplossing kon bieden voor dit permanente gevaar, maar de autoriteiten in
Washington wilden uiteindelijk niet tot financiering van de bouw besluiten. Im885 keerden zij naar Londen terug waar hij door-
ging met het ontwerpen van nieuwe vindingen onder andere een was- en droogmachine, een vloerkleedreiniger, een scheepsmo-
toren een nieuw type stoomgenerator, waarvan hij, zoals bij veel van zijn eerdere vindingen, vergeefs verwachtte rijk te zullen wor-
den. Hij reisde naar Berlijn en Rome om financiers voor zijn uitvindingen te vinden, maar slaagde daarin niet.
Op het eind van 1894 waren zijn krachten uitgeput. Hij stierf op 63-jarige leeftijd arm ontgoocheld. Zijn vriend William Hunting,
stichter van de
Veterinary record, besloot het aan Gamgee gewijde \'In memoriam\' met de zin \'His life was fruitful to all-except him-
self.

E.P.OIdenkamp

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap
Geraadpleegde literatuur:

Sir Fred. Smith. The early history of veterinary literature and it% British development. Vol. 4. London, 1933. p. 144-158.
S.A. Hall. John Gamgee and the Edinburgh New Veterinary College.
Veterinary Record, 77:1237-1241
R. d\'Arcy Thompson.
The remarkable Gamgees. Edinburgh,1974.

R, d\'Arcy Thompson. The Camgees-medical en veterinary. Veterinary History , 1974; 3: 3-7

J. Fisher. Professor Gamgee and the Farmers. Veterinary History, 1979/1980; 1:47-61

E.P.0. Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd: William Dick. Tijdschr Diergeneesknd, 1998:123: 508-509.

Vanaf studiejaar 2000-2001

Meer studenten geneeskunde, tandheelkunde en diergeneeskunde

mm

m*\'mmmm

Berickten en verslagen

De studies geneeskunde, tandheel-
kunde en diergeneeskunde mogen
aankomend studiejaar meer eerste-
jaars studenten toelaten. Bij genees-
kunde gaat het om een uitbreiding
met 135 plaatsen, bij tandheelkunde
om 20 plaatsen en bij diergenees-
kunde om 50 plaatsen. Dat heeft mi-
nister Hermans van Onderwijs, Cul-
tuur en Wetenschappen, mede na-
mens minister Borst van Volks-
gezondheid, Welzijn en Sport en mi-
nister Brinkhorst van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij aan de
Tweede Kamer laten weten.

In totaal kunnen daardoor 2010 studen-
ten starten met de studie geneeskunde.

260 met de studie tandheelkunde en
225 met de studie diergeneeskunde.
Daarmee worden de aantallen gereali-
seerd zoals Hermans die bij de vaststel-
ling van het Hoger Onderwijs- en
Onderzoeksplan 200 al had aangege-
ven. De universiteiten zagen eerder al-
leen ruimte voor deze verhoging als ze
meer geld zouden krijgen. Deze extra
middelen heeft het kabinet met ingang
van het studiejaar 2000-2001 beschik-
baar gesteld.

-ocr page 501-

INLEIDING

In Nederland wordt de lebmaagdisloca-
tie naar links bij het mnd op diverse ma-
nieren behandeld. De meest gangbare
behandelingen zijn I) de toediening van
spasmolytica of juist van motiliteitsbe-
vorderende farmaca, 2) het zogenaamde
\'rollen en steken\' en 3) het operatief
(via de linkerflank, de rechterflank of
paramediaan) reponeren en fixeren van
de lebmaag. In een vergelijking van de
laatste beide methodes levert de opera-
tieve behandeling over het algemeen
een beter technisch resultaat dan het rol-
len en steken, vooral omdat de controle
over repositie en fixatie optimaal is.
Hier tegenover staat dat de operatie tijd-
rovender is - en daarmee duurder - en
verder dat een operatie ingrijpender is,
waardoor de kans op een aantal speci-
fieke complicaties toeneemt. De belang-
rijkste voordelen van \'rollen en steken\'
zijn de snelheid van uitvoering en het
weinig invasieve karakter ervan. Het be-
langrijkste nadeel is de minimale con-
trole over de juiste uitvoering van de re-
positie en fixatie van de lebmaag.
Inmiddels is een minimaal invasieve
operatietechniek voorhanden, de lapa-
roscopie, die als het ware een interme-

\' Dierenansenpraktijk Usselland. Doesburg.
\' Tierärlzliche Praxis, Lübbecke, Westfalen. Duiis-
land.

^ Hoofdafdeling Landbouwhuisdieren, Facuiieii der
Diergeneeskunde. Utrecht.

diair vormt tussen beide hierboven ge-
noemde behandelmethoden, en de voor-
delen van beide technieken combineert.

OPERATIETECHNIEK
De operatie bestaat uit twee delen: in
eerste instantie wordt bij het staande
rund via laparoscopie een speciale tog-
gle (\'houtje-touwtje\') aangebracht in de
lebmaag. Het rund wordt vervolgens via
de rechterzijde op de rug gedraaid,
waama de toggle-draden middels een
tweede laparoscopie worden opgepakt
en buiten de buikholte worden gebracht
om daar te worden afgeknoopt.
Het staande mnd wordt voorbereid door
een tweetal kleine huidgebieden (3 x 3
cm) te scheren, te desinfecteren en lo-
kaal te verdoven: 1) in de linker honger-
groeve; een handbreedte ventraal van de
dwarsuitsteeksels, direct caudaal van de
laatste rib en 2) in de 11 ^ of 12® interco-
staalruimte op dezelfde hoogte als 1). Er
wordt in beide gebieden een steekincisie
van de huid uitgevoerd. Op plaats 1)
wordt met een trocar (2,4 mm diameter,
10 cm lengte) de buikholte gepuncteerd
om een pneumoperitioneum te bewerk-
stelligen. Buitenlucht stroomt via de tro-
car in de buikholte en wordt met behulp
van een pompje op een dmk van 5-15
mmHg gebracht. Vervolgens wordt de
trocar vervangen door een magneetven-
tieltrocar (10 mm binnendiameter, 12
cm lengte). Door deze trocar wordt een
starre endoscoop (0° optiek, 10 mm dia-
meter, 40 cm lengte) ingebracht. Deze
endoscoop is via een fiberglas lichtkabel
(4,8 mm diameter, 300 cm lengte) met
een halogeen koudelichtbron verbon-

E. van Leeuwen\\ H.Janowitz^, M.A.WillemenB
SAMENVATTING

De principes van een minimaal invasieve operatietechniek voor de behande-
ling van de lebmaagdislocatie naar links worden beschreven. Deze laparosco-
pische techniek is in Duitsland ontwikkeld door H.Janowitz en wordt inmid-
dels op een klein aantal plaatsen in Nederland in de praktijk toegepast, en in
ongeveer 40 praktijken in Duitsland. De techniek berust op het via laparosco-
pie puncteren van de lebmaag en het aanbrengen van een zogenaamde toggle
(gemodificeerde \'roll and suture\'-hechting) in het corpus. De abomasopexie
(het fixeren van de lebmaag tegen de ventrale buikbodem) vindt vervolgens
via een tweede laparoscopie plaats, met het rund in rugligging.
Deze techniek koppelt de voordelen van de laparotomie (maximale controle
over repositie en fixatie) aan de voordelen van de behandeling middels roll-and-
suture (snel, minimaal invasief). De resultaten van de toepassing van deze lapa-
roscopische behandeling onder praktijkomstandigheden worden beschreven.

Actua

Laparoscopische repositie en fixatie van de lebmaagdislocatie
naar links bij het rund

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 725; 391-2

den. De lebmaag wordt in beeld ge-
bracht en geïnspecteerd: de graad van
dislocatie en de toestand van de leb-
maagwand worden beoordeeld, als-
mede de eventuele aanwezigheid van
verklevingen of vergroeiingen.
Vervolgens wordt via plaats 2) en onder
visuele controle een toggle-trocar (4
mm binnendiameter, 40 cm lengte) in de
buikholte en vervolgens tot in het lumen
van de lebmaag aangebracht. De leb-
maag wordt hierbij juist craniaal van het
hoogste punt aangeprikt.
Met behulp van de toggle-trocar wordt
een speciaal ontwikkelde toggle (een 4
cm lang metalen pennetje met daaraan
twee Supramiddraden van elk 80 cm
waarvan de uiteinden aan elkaar ge-
knoopt zijn) in de lebmaag aangebracht.
Het gas ontsnapt via de trocar en de leb-
maag zakt tussen de pens en de buik-
wand, in de richting van de buikbodem,
daarbij de beide draden meenemend. De
toggle-trocar wordt dan uit de buikwand
verwijderd, nadat de draden door de tro-
car geheel in de buikholte zijn gebracht.
De endoscoop en de trocar worden ver-
wijderd. De huidwondjes kunnen even-
tueel met een enkelvoudige knoophech-
ting of een huidkram worden gesloten.
Vervolgens wordt de koe met gekluis-
terde poten in rechterzijligging gebracht
zoals dat ook bij het rollen en steken ge-
bmikelijk is. Hierbij is de toepassing
van ongeveer 0,4 ml/100 kg xylazine
2% (i
.V.) zinvol. De koe wordt verder
doorgerold tot in mgligging, waarbij bij-
voorbeeld het voerhek als steun en als
fixatiepunt voor de poten van de koe kan
dienen. Een tweetal huidgebieden, gele-
gen op 3) ongeveer een handbreedte
rechts en craniaal van de navel, en 4) op
10 cm craniaal van 3) wordt chimrgisch
voorbereid. Wederom worden twee
huidincisies aangebracht ten behoeve
van twee magneetventieltrocars. De en-
doscoop wordt op plaats 4) ingebracht
en een paktang op plaats 3). Met de pak-
tang wordt vervolgens de toggle-draad
opgepakt en buiten de buikholte ge-
bracht, waama de trocar wordt verwij-
derd. De endoscoop wordt uit de buik-
holte genomen nadat de ingebrachte
lucht uit de buik is gedmkt. De huid-
wondjes kunnen met een enkelvoudige
knoophechting of een huidkram worden

-ocr page 502-

gesloten.

Tot slot wordt buiten de buik de lus van
de toggledraden doorgeknipt en worden
de beide draaduiteinden door een gaas-
zwachtel gestoken en met enige speling
onderling afgeknoopt, zodanig dat de
gaaszwachtel fungeert als een buiten de
buikholte gelegen \'anker\'. De kluisters
worden losgemaakt en de koe wordt in
borstbuikligging gebracht.

DISCUSSIE

Ten opzichte van de laparotomie is de
laparoscopic veel minder invasief. Dit
heeft niet alleen consequenties voor de
wondgenezing; ook de algehele belas-
ting van de patiënt is hierdoor geringer.
Het feit dat het ook onder praktijkom-
standigheden verantwoord is om bij de
laparoscopic geen antibiotica toe te pas-
sen is een belangrijk winstpunt (Good
Veterinary Practice) ten opzichte van de
laparotomie. Ten opzichte van de an-
dere veel toegepaste behandelingsme-
thode, het rollen en steken, heeft de la-
paroscopic als belangrijkste voordeel
dat de fixatiepositie van de lebmaag
goed kan worden gecontroleerd: fixaties
in de buurt van de pyloms of van andere
organen worden dus nagenoeg uitgeslo-
ten. Hierdoor ontstaat dus meer zeker-
heid over het resultaat. Overigens kan
de laparoscopische techniek ook bij een
kleinere, met weinig gas gevulde leb-
maag worden toegepast, en biedt zij de
gelegenheid een aantal buikorganen te
inspecteren. De belangrijkste complica-
ties die op kunnen treden zijn het gevolg
van het rollen van het dier (torsio me-
senterialis, torsio uteri, shock). De kans
op deze complicaties is wellicht gerin-
ger dan bij het rollen en steken omdat
het dier niet wordt doorgerold, maar te-
mgkomt op de rechterzijde. Verder kost
het soms enige moeite de hechtdraad
onder in de buik temg te vinden, maar
uiteindelijk lukt dit altijd.
Momenteel worden laparoscopische
technieken ontwikkeld om ook leb-
maagdislocaties naar rechts te kunnen
behandelen. De laparoscopic vormt na-
tuurlijk ook zonder behandeling van een
lebmaagdislocatie een uitbreiding van
de diagnostische mogelijkheden
De behandelingsduur van een lebmaag-
dislocatie naar links bedraagt ongeveer
40 tot 60 minuten (vanaf het klaarzetten
van de spullen tot en met het weer inpak-
ken ervan).
Vetin-Aacofarma^^^ levert
een complete set laparoscopisch instm-
mentarium van het merk Dr.Fritz. De
door te berekenen kosten voor deze ap-

Vetin-Aacofarma bv. Postbus 86. 5280 AB Boxtel

Actua

paratuur, bedragen samen met de kosten
voor de speciale toggle wat meer dan
de materiaalkosten voor een laparoto-
mie (hechtmateriaal, antibiotica enzo-
voorts). De kosten die voor de laparo-
scopic aan de veehouder in rekening
worden gebracht liggen op hetzelfde ni-
veau als voor een laparotomie. Ten op-
zichte van het rollen en steken zijn zo-
wel de laparotomie als de laparoscopic
duurder. Dit laatste echter, mag naar de
mening van de auteurs niet de doorslag-
gevende reden zijn om voor een minder
goede behandelingsmethode te kiezen.
Verreweg de meeste veehouders laten
overigens de keuze voor een bepaalde
behandeling aan hun dierenarts over.

RETROSPECTIEVE EVALUATIE
Sinds augustus 1998 zijn in de Dieren-
artsenpraktijk IJsselland ongeveer 135
mnderen met een lebmaagdislocatie via
laparoscopic behandeld. Van de eerste
108 van deze dieren is door middel van
een enquête (96 geretoumeerde vragen-
lijsten) en met behulp van gegevens van
CR-Delta het postoperatieve herstel ge-
volgd.

Dit herstel werd niet alleen in objectieve
termen gemeten (zoals melkgift, overle-
vingstijd na de operatie en het aantal
complicaties en recidieven), maar ook
werd de veehouders gevraagd cijfers te
geven voor het postoperatief herstel en
voor de operatiemethode.
Van 88 geretoumeerde vragenlijsten
zijn 70 afkomstig van bedrijven waar
een mnd langer dan 200 dagen geleden
een laparoscopische lebmaagoperatie
onderging. Slechts 4 dieren verlieten
binnen 60 dagen na behandeling het be-
drijf twee dieren waren gestorven en
twee dieren werden geslacht. Eén dier
had op 29 dagen na de ingreep een reci-
dive en werd een tweede maal succesvol
laparoscopisch behandeld.
De tevredenheid van de veehouders
over de behandeling (gewaardeerd op
een schaal van 1 tot 10) was hoog: ge-
middeld werd de laparoscopische be-
handelmethode met een 8,2 beoordeeld.
Het postoperatief herstel werd met ge-
middeld een 7,3 gewaardeerd. Hoewel
op deze manier in de landbouwhuisdie-
renpraktijk nog zelden therapieresulta-
ten zijn geëvalueerd, is enige vergelij-
king wellicht mogelijk als men zich
bedenkt hoe hoog dergelijke waarderin-
gen uit zouden pakken bij de behande-
ling van uierontstekingen.
De laparoscopie vormt momenteel een
prima aanvulling op de bestaande be-
handelingsmethoden voor de lebmaag-
dislocatie naar links. Met de introductie
van deze operatietechniek wordt het
rollen en steken of de repositie en fixa-
tie via laparotomie overigens niet in de
ban gedaan. Het is echter wel belangrijk
dat men zich realiseert dat de keuze uit
verschillende behandelingsmogelijkhe-
den niet uitsluitend bepaald dient te
worden door de behandelingskosten.
Uiteindelijk kan een nieuwe behandel-
methode zich slechts bewijzen door het
vergelijken van de resultaten onder
praktijkomstandigheden. Hiertoe is het
verzamelen van gegevens over deze re-
sultaten onontbeerlijk.

-ocr page 503-

Berichten en verslagen

\'Na bijna een jaar in dit vak, valt mij op
dat ingewikkelde problemen al gauw op
het bordje van de overheid terechtko-
men\', zegt Brinkhort. \'Dat geldt ook
voor het boeiende thema voedselveilig-
heid.\' De overheid heeft van oudsher een
verantwoordelijkheid voor de veiligheid
van het voedsel en zal deze ook blijven
houden, maar Brinkhorst wil deze ver-
antwoordelijkheid uitdrukkelijk delen
met de agrosector. Hij benadert het
thema vanuit het perspectief dat de agra-
rische sector steeds meer een normale
economische sector is geworden.

Brinkhorst: \'Naar mijn mening zit de
overheid in haar verantwoordelijkheid
voor voedselveiligheid teveel op schoot
bij de sector; de overheid garandeert de
veiligheid van grondstoffen.\'

Zowel de Europese als de nationale wet-
geving is gebaseerd op overheidsgoed-
keuring van producten en gaat daarmee
voorbij aan de verantwoordelijkheid van
het bedrijfsleven. \'Dat dit een onmoge-
lijke opgave is, blijkt uit de Venrayse fri-
kadellen,\' aldus de minister. \'Bij een af-
faire over frikadellen in Venray beweer-
de de beschuldigde fraudeur dat hij on-
schuldig is, omdat de overheid in het
slachthuis erbij stond en emaar keek. Ik
geloof niet dat de overheid de persoon is
om elke frikadel van een stempel - met
een B van Brinkhorst - te voorzien.\'

Vertrouwen geslonken

Brinkhorst geeft aan door welke oorza-
ken het vertrouwen in de veiligheid van
ons voedsel is geslonken: \'Bij BSE ging
het om onbekende verschijningsvorm
van een ziekteverwekker - prionen - en
een toen nog onbekend verband met de
ziekte Creutzfeld Jacob. Bij dioxine ging
het om het om misbmik van afvalpro-
ducten in voedsel. Bij biotechnologie
gaat het om onzekerheden ten aanzien
van menselijke gezondheid en milieu
van nieuwe technologieën. En het kip-
penvlees in de schappen van de super-
markten vertoont nog steeds teveel be-
smetting met salmonella en
Campylo-
bacter, terwijl overheid en sector al twee
jaar geleden hebben afgesproken deze
pathogenen te elimineren.\'
Hoewel deze voorbeelden zeer uiteenlo-
pen, ziet Brinkhorst een aantal overeen-
komsten: \'Ten
eerste vervaagt het on-
derscheid tussen veterinair beleid en
volksgezondheid. Als dieren ziek zijn,
brengt dit vaak risico\'s met zich voor
consumenten. Ten
tweede zie je discus-
sies omtrent voedselveiligheid gepaard
gaan met onvoldoende vergelijkbare
oordeelsvorming en het ontbreken van
goede communicatie. Dat geldt bijvoor-
beeld ook bij het gebruik van hormonen,
waarvan de Verenigde Staten beweren
dat dit veilig is. Ten
derde zie je dat de
organisatie van de voedselkolom cmci-
aal wordt. BSE is bijvoorbeeld te heriei-
den tot het gebmik van veevoeder.\' Hij
pleit dan ook eens te meer voor een inte-
grale ketenbenadering van voedselvei-
ligheid.

Bij de eters

\'Bij de eters is ook iets gaande\', belicht
Brinkhorst de andere kant van de zaak.
De consument wordt niet alleen ouder,
rijker en geëmancipeerder, maar be-
steedt ook minder tijd aan het bereiden
van zijn voedsel, woont vaker op zich-
zelf, gaat meer uit eten en is sterker geïn-
teresseerd in de gezondheidswaarde van
zijn voedsel.

\'Als deze ontwikkeling zich doorzet, dan
ligt de nieuwe economie aan de voeten
van de agrarische sector\', betoogt de mi-
nister. \'Nu al zie je dat de omzet in ftinc-
tional foods (voedsel met bijvoorbeeld
een gezondheidsclaim) sterk stijgt.\'
Brinkhort ziet hierin een geweldige uit-
daging voor het bedrijfsleven om in een
steeds complexere wereld consumenten
van dienst te zijn en hun vertrouwen te
herstellen.

Voedselveiligheid is in; elke zichzelf respecterende politieke partij besteedt er
aandacht aan. De oorzaak: het vertrouwen van de consument is in eenderde van
de huishoudens merkbaar geslonken. De minister van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij, mr. L.J. Brinkhorst, denkt deze ontwikkeling te kunnen ke-
ren door meer verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven te leggen. De overheid
moet de consument centraal stellen. Zijn ministerie moet dan ook de naam
Voeding en Groen gaan verdienen. De huidige naam - Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij - staat immers alleen voor de producenten van voedsel en groen.
Dit is de strekking van zijn inleiding ter gelegenheid van een paneldiscussie
van D66 over voedselveiligheid op 9 mei 2000.

Actua

Inleiding minister Brinkhorst van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

\'Naar een ministerie voor Voeding en Groen*

En de overheid?

Nu is de vraag: zijn de huidige instituties
voldoende in staat zijn om aan de belan-
gen van de consument tegemoet te ko-
men? Deze instituties stammen immers
nog uit de oude economie, waarin de
agrosector de rol van grondstoffenleve-
rancier vervult. Brinkhorst: \'Naast een
goede communicatie over voedselveilig-
heid, is het van belang te beginnen met
een heldere taakverdeling. Bij de vor-
ming van de Europese Voedselveilig-
heidsautoriteit zet het kabinet dan ook
sterk in op scheiding tussen risico-evalu-
atie, risicomanagement en risicocom-
municatie.\'

Op nationaal niveau wil Brinkhorst de
verantwoordelijkheden van overheid en
bedrijfsleven radicaal scheiden: \'De
consument vormt voor LNV een belang-
rijk uitgangspunt. Deze mag de overheid
aanspreken op: de wettelijke kaders, op
de controles die zij uitvoert op de eind-
producten en op het toezicht op de con-
troles door het bedrijfsleven zelf\' De
Nederlandse landbouw is in zijn ogen
een normale economische sector die pro-
ducten voorbrengt - voeding en groen -
met een sterk publieke dimensie. Het
gaat immers om levend materiaal.
Brinkhorst: \'Mijn beleid zal ik op dit uit-
gangspunt baseren. Ik veroorloof me dan
ook vergelijkingen met bijvoorbeeld
kinderspeelgoed. Het enige verschil tus-
sen voedsel en kinderspeelgoed is datje
dit juist niet in je mond mag stoppen.\'

\'Het enige verschil tussen voedsel en
kinderspeelgoed is dat je dit juist niet in
je mond mag stoppen.\'

Brinkhort trekt ook een vergelijking met
het verkeer: \'Als een consument een
auto-ongeluk krijgt, is dat mogelijk aan
vier zaken te wijten: aan hemzelf, aan de

-ocr page 504-

overheid (als de verkeersregels of de in-
frastructuur niet deugen), aan een andere
weggebruiker of aan de fabrikant (bij
een constructiefout aan de auto).\'
En doorredenerend naar de agrarische
sector: \'Ik zal de sector aanspreken op
gebleken constructiefouten en op de
wijze waarop zij constructiefouten voor-
komt. In de toekomst staat dus iemand
van het bedrijfsleven zelf het vlees voor
de frikadellen te controleren.\'
Hij zal - in overleg met de minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, me-
vrouw E. Borst - voorstellen de controles
actiever te richten op de schappen van de
supermarkten. \'Mijn ministerie stopt al-
tijd met controleren zodra het product de
winkel ingaat,\' legt hij uit. \'Mijn collega
van volksgezondheid neemt dan het
stokje over. Maar gezien de noodzaak
van een integrale benadering, moeten we
ons heroriënteren op de bestaande insti-
tuties.\'

Hij kan zich voorstellen dat - als inspec-
teurs herhaaldelijk hebben geconstateerd
dat er kippenvlees in de schappen ligt
met een hoge concentratie salmonella of
campylobacter - de supermarkten zelf ei-
sen gaan stellen. \'Dat lijkt mij effectiever
dan dat ik afspraken maak met het be-
drijfsleven. Dat doen we nu al een aantal
jaren; wat mij betreft met een te gering
resultaat.\'

Actua

\'We maken nu als overheid
en bedrijfsleven al een aantal
jaren afspraken. Wat mij betreji
met te weinig resultaat,\' aldus
de minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij.

Brinkhorst: \'Ik sta voor een sterke en
bescheiden overheid.\' Hij ziet dat su-
permarkten vaak sneller veranderingen
kunnen realiseren. Bijvoorbeeld op het
gebied van dierenwelzijn. \'Dan ben ik
zo bescheiden om met die macht van de
supermarkten mee te liften, \'legt hij uit.

Niet meer van deze tijd

\'Ik kan de gewenste veranderingen al-
leen realiseren door de consument en de
markt centraal te stellen,\' besluit
Brinkhorst. \'Markt en beleid beïnvloe-
den de verhouding tussen producenten
en consumenten. LNV opereert op dit
snijvlak. Dat geldt niet alleen voor voed-
selveiligheid, maar ook voor de kwali-
teit van de groene mimte.\'
De naamgeving van zijn ministerie is
wat hem betreft \'niet meer van deze
tijd\'. Deze staat immers alleen voor de
producenten van voedsel en groen.
\'Een naamswijziging is iets watje moet
verdienen,\' zegt Brinkhorst. \'Maar
LNV groeit in ieder geval naar het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer
en Voedselveiligheid. Of nog mooier,
een ministerie - dat staat voor de kwali-
teit - van Voeding en Groen.\'

Tekst inleiding bewerkt door mevrouw
drs. S.A.M. Deleu

jaarlijkse Waltham Award uitgereikt

Eerste prijs voor onderzoek naar behandeling idiopathische FLUTD

Amsterdam, 28 april 2000 - Idio-
pathische FLUTD (Feline Lower
Urinary Tract Disease) is een veel-
voorkomende aandoening bij katten.
De aandoening vertoont grote gelijke-
nissen met een humane aandoening
genaamd interstitiële cystitis. Bij de
behandeling van mensen wordt door-
gaans gebruik gemaakt van het hu-
mane geneesmiddel amitriptyline.
Vanwege de gelijkenis met de hu-
mane aandoening onderzocht drs.
Michiel Kraijer het effect van een ze-
vendaagse behandeling met dit mid-
del bij katten die lijden aan idiopathi-
sche FLUTD.

De belangrijkste conclusie uit het on-
derzoek was dat er geen significant
verschil is tussen de behandeling met
amitriptyfme en een placebo. Tevens
geeft Kraijer aan dat stress zoveel mo-
gelijk vermeden moet worden bij kat-
ten met idiopathische FLUTD. Ook
dieetmaatregelen die bijdragen aan
een verhoogde vochtopname en verzu-
ring van de voeding kunnen leiden tot
een minder frequente temgkeer van de
aandoening. Ten slotte doet Kraijer de
aanbeveling voor vervolgonderzoek

de uitreiking een speciale gebeurtenis,
omdat de Voorjaarsdagen samenvielen
met het WSAVA-congres, dat deze
keer in Nederland werd gehouden.
Kraijer presenteerde zijn onderzoek in
een van de Free Communications-ses-
sies van dit congres. De prijswinnaar is
op dit moment bezig met zijn co-schap-
pen. Hij hoopt na zijn afstuderen een
kattenkliniek te starten.

naar de effecten van langetermijnthe-
rapie.

De Waltham Award wordt jaarlijks
toegekend aan de student diergenees-
kunde van de Universiteit Utrecht, die
dat jaar de beste afstudeerscriptie over
gezelschapsdieren schreef Het is ge-
bmikelijk dat de prijs wordt uitgereikt
tijdens de Voorjaarsdagen. Dit jaar was

-ocr page 505-

Actua

Opmerkingen juryrapport

Het onderzoek van Michiel Kraijer
werd beloond met de eerste prijs, omdat
hij zijn onderzoek zeer professioneel
heeft opgezet en zelfstandig heeft uitge-
voerd. De conclusies werden relevant
geacht voor de praktijk, omdat idiopat-
hische FLUTD relatief vaak voorkomt.
Bovendien sprak de jury haar compli-
menten uit over de presentatie van het
onderzoek, die niet onder doet voor een
wetenschappelijke publicatie.

Tweede prijswinnares evalueert dia-
gnostiek Faculteit der Diergenees-
kunde

De tweede prijs was voor Marieke
Brüning die de betrouwbaarheid evalu-
eerde van een verhoogde ammoniak- en
galzuurconcentratie bij de diagnose van
portosystemische shunting bij honden.
Aanleiding voor dit onderzoek was het
gegeven dat de Faculteit der Dierge-
neeskunde van de Universiteit Utrecht
een ammoniakbepaling gebruikt om
malfuncties in de lever zoals portosyste-
mische shunting op te sporen, terwijl
men in het buitenland over het algemeen
gebruik maakt van een galzuurbepaling.
Uit het onderzoek van Brüning bleek dat
bij portosystemische shunting een am-
moniakbepaling een grotere gevoelig-
heid en specificiteit heeft dan een gal-
zuurbepaling. De in Nederland door-
gaans gehanteerde onderzoeksmethode
is dus zeer betrouwbaar. Dit doet overi-
gens niets af aan elders gehanteerde on-
derzoeksmethoden.

Derde prijs voor evaluatie behandeling
aspergillose met enilconazole

Paula Huijskes en Debbie Rutten on-
derzochten of de resultaten van de be-
handeling van aspergillose bij honden
door middel van topicale toediening
van enilconazole opwegen tegen de
ongemakken van de therapie en de
eventuele restverschijnselen. Aspergil-
lose komt steeds vaker voor en is zowel
voor de hond als voor de eigenaar sterk
belastend. De huidige behandeline-
thode van de Faculteit der Diergenees-
kunde is weliswaar arbeidsintensief en
relatief duur, maar levert goede resulta-
ten op. Uit het onderzoek bleek dat na
de eerste behandeling 81 % van de zieke
honden genezen is en dat na behande-
ling van de recidieven en de persistent
geïnfecteerde honden in totaal zelfs
90% genezen is. Naar aanleiding van
deze resultaten kan gezegd worden dat
de Utrechtse behandeling van aspergil-
lose bij honden met enilconazole suc-
cesvol is.

Lijst verboden middelen voor sportpaarden

De internationale paardensportorganisatatie de FEI heeft onlangs een lijst vast-
gesteld met verboden middelen voor sportpaarden. De Nederlandse Hippische
Sportbond (NHS) gebruikt deze lijst bij de dopingcontrole op wedstrijden.
Antibiotica komen op de lijst niet voor. Procaine penicilline moet echter niet
worden gebruikt bij sportbaarden omdat procaine nog wekenlang wordt aange-
toond en een positieve dopingcontrole oplevert.

Het uitgangspunt is dat paarden die aan wedstrijden deelnemen, gezond moeten
zijn en aan de wedstrijden meedoen op basis van hun natuurlijke vermogens. Het
gebruik van verboden middelen kan het wedstrijdresultaat beïnvloeden of een
onderliggende gezondheidsstoornis maskeren en daardoor de uitslag van de
wedstrijd beïnvloeden. De lijst van verboden middelen is zodanig samengesteld
dat alle vormen van farmacologische activiteit worden bestreken.

1. Verboden middelen zijn middelen die van buitenaf zijn toegediend, onafhan-
kelijk van het feit of ze bij het paard ook van nature voorkomen.

• middelen die het zenuwstelsel beïnvloeden

• middelen die het hart- en vaatstelsel beïnvloeden

• middelen die het ademhalingsstelsel beïnvloeden

• middelen die van invloed zijn op het maag-darmkanaal. Orale behandeling
met de histamine
h2-receptorantagonist Ramitidine is toegestaan en daarvoor
hoeft geen behandelingsformulier te worden ingevuld. De beslissing deze be-
handeling toe te laten wordt jaarlijks door de FEI geëvalueerd.

• middelen die van invloed zijn op de nieren en urinewegen

• middelen die de voortplantingsorganen beïnvloeden

• middelen die invloed uitoefenen op de spieren

• middelen die op de huid inwerken (bijvoorbeeld de huid overgevoelig maken)

• middelen die van invloed zijn op de samenstelling van het bloed

• middelen die het immuunapparaat beïnvloeden, anders dan die in toegelaten
vaccins

• middelen die van invloed zijn op het hormoonstelsel en op de productie van
hormonen, inclusief synthetische hormonen

• koortswerende, pijnstillende en ontstekingsremmende middelen

• middelen die cytotoxisch zijn

2. Lijst van middelen waarvoor een drempelwaarde geldt of waarvan een be-
paalde verhouding niet mag worden overstegen.

37 mmol/1 plasma

15 mg/ml urine of 1 mg/ml plasma
1 mg/ml urine

vrij en geconjugeerd 5a( -estrane - 3(,
17(-diol ten opzichte van 5(10)-estrene-3((
17(-diol in urine in een verhouding van 1

Beschikbaar CO2
Dimethyl suphoxide
Hydrocortisone
Nadrolone

Salicylzuur

750 mg/ml urine of 6,5 microgram per milliliter plasma

Testosteron bij ruinen vrij en geconjugeerd testosteron 0,02 mg/ml urine

Testosteron bij merries vrij en geconjugeerd testosterone ten opzichte van
epitestosteron in een verhouding van 12:1 in urine

Theobromine
Totaal arseen

2 mg/ml urine
0,3 mg/ml urine

-ocr page 506-

Actua

Het bod van ING Groep wordt door het
Bestuur en Commissarissen van de
Onderlinge Movir u.a. met een positief
stemadvies ter besluitvorming voorge-
legd aan de Algemene ledenvergade-
ring. De ledenvergadering vindt plaats
op 26 juni 2000

ING Groep doet bod op restant (30%) Movir NV

Movir blijft trouw aan gezondheidszorg

ING Groep heeft een bod van ƒ 67,5 miljoen uitgebracht op het restant van
30% van de aandelen van de Onderlinge Movir u.a. in Movir NV. Op 4 okto-
ber 1999 verwierf ING Groep reeds 70% van de aandelen van Movir NV.
Zowel het 30% belang als de eerder verkregen 70% in Movir NV zal worden
betaald in reeds bestaande certificaten van gewone aandelen ING Groep. De
totale transactie vertegenwoordigt een waarde van ƒ 225 miljoen.
Movir behoudt de eigen identiteit en kan door de toetreding tot de ING Groep
de continuïteit van de dienstverlening garanderen.

De Algemene ledenvergadering vindt
plaats op
26juni 2000.

Movir NV is als verzekeraar de recht-
streekse opvolger van de Onderlinge
Movir u.a. die zich volledig richtte op
het verzekeren van arbeidsongeschikt-
heid van personen in de vrijeberoepen-
sector. Door de stijging van arbeidson-
geschiktheid - vooral als gevolg van
bum out - is de schadelast sinds 1997
explosief gestegen. Dit maakte het voor
Movir noodzakelijk om een nieuwe fi-
nanciële basis te zoeken. Als onderdeel
van de ING Groep is de continuïteit van
Movir NV gegarandeerd en zal de on-
dememing zich met behoud van identi-
teit verder kunnen ontwikkelen tot een
breed georiënteerde financiële dienst-
verlener in de vrijeberoepensector.
Voor de cliënten die bij Movir een polis
hebben afgesloten, verandert er niets.
Behalve dat zij in de nabije toekomst
voor meer producten en diensten bij
Movir terecht kunnen.

Voor de cliënten die bij Movir een polis
afgesloten hebben, verandert er niets,
behalve dat zij in de nabije toekomst
voor meer producten en diensten bij
Movir terecht kunnen.

De verwerving van Movir NV past uit-
stekend in de strategie van ING Groep
om ook in de sector van de vrijebe-
roepsbeoefenaren een substantiële
marktpositie op te bouwen. Met Movir
wordt hieraan enerzijds een verdieping
en anderzijds een verbreding gegeven.

Trouw aan de gezondheidszorg

Movir behoudt de eigen identiteit en
blijft haar producten via onafhanke-
lijke verzekeringsadviseurs verkopen
aan haar cliënten, de vrijeberoepsbe-
oefenaren.

Binnen deze groep blijven de vrijebe-
roepsbeoefenaren in de gezondheids-
zorg, het grootste deel van de mim
36.000 polishouders, een zeer belang-
rijke doelgroep voor Movir: \'Zestig
jaar heeft Movir zich gericht op
vrijeberoepsbeoefenaren in de gezond-
heidszorg en dat zal niet veranderen.
Met onze ervaring in deze specifieke
sector en de mogelijkheden die ons
door de toetreding tot ING Groep ge-
boden worden, zullen wij u in de toe-
komst nog beter van dienst kunnen
zijn. Movir zal stap voor stap haar pro-
ductenpakket uitbreiden zodat wij u
naast een gedegen financiële advise-
ring een totaalpakket kunnen bieden
dat op uw specifieke situatie is toege-
sneden.\'

Dit artikel is gebaseerd op een persbe-
richt van de ING Groep en een bericht
van Movir.

Stichting Vida Nueva springt in de bres voor chinchilla

Chinchilla\'s die vanuit bovengenoem-
de achtergrond bij de stichting Vida
Nueva binnenkomen, verkrijgen de C-
status en worden voor de duur van één
maand in quarantaine geplaatst. Man-
nelijke exemplaren die in gezinsver-
band leven worden direct gecastreerd;
losse exemplaren worden na hun quar-
antaineperiode zoveel mogelijk ge-
plaatst bij andere seksegenoten in af-
wachting van hun definitieve status.
Alle binnengekomen chinchilla\'s ver-
krijgen na hun quarantaine de B-status,
hetgeen inhoudt dat zij óf wel in aan-
merking komen voor een A-status (een
soort definitieve verblijfsvergunning)
of dat zij geschikt zijn om door te stro-
men naar goede, door de stichting gese-
lecteerde en gecontroleerde adressen.
In de praktijk komt het er echter op
neer dat de meeste chinchilla\'s gezien
hun vaak traumatisch achtergrond een
A-status verkrijgen, waardoor zij tot
hun levenseinde bij de stichting mo-
gen blijven wonen. Hetzelfde geldt
voor chinchilla\'s die reeds een hoge
leeftijd hebben bereikt. Nadat zij bij
de stichting Vida Nueva tot rust zijn
gekomen, mogen zijn genieten van
hun oude dag. Voor chinchilla\'s met
een fysieke handicap heeft de stich-
ting speciaal ingerichte en aangepaste
verblijven, waarin motorisch of visu-
eel beperkte dieren zoveel mogelijk
worden samengevoegd. Ook deze
chinchilla\'s blijven in principe bij de
stichting wonen.

De stichting Vida Nueva (Spaans voor Nieuw Leven) heeft primair het doel
het opvangen, verzorgen, socialiseren en zo mogelijk herhuisvesten van chin-
chilla\'s die door particulieren worden gedumpt of die in dierenzaken of op
kleinveemarkten in slechte omstandigheden verkeren of zelfs ziek zijn en ern-
stig verwaarloosd worden aangetroffen. Daarnaast geeft de stichting adviezen
aan iedereen die zich uit liefhebberij of beroepsmatig betrokken voelt bij het
welzijn van chinchilla\'s. De stichting doet bovendien een oproep aan dieren-
artsen die zich met chinchilla\'s bezighouden, zich aan te melden, zodat een
netwerk van deskundigen kan worden gevormd.

-ocr page 507-

Daamaast neemt de stichting dieren op
van particulieren die door bijzondere
omstandigheden niet langer de verant-
woording kunnen dragen voor hun die-

Actua

ren.

Zowel voor het afstaan als voor het
opnemen van een chinchilla wordt een
bedrag van f 25,- in rekening gebracht.
In beide gevallen wordt verwacht dat
men donateur wordt van de stichting.
Financieel steunen is mogelijk door do-
nateurschap (f
35,- per jaar), het adop-
teren van een chinchilla, door een gift
of door sponsoring.

Oproep aan dierenartsen

Mevrouw Mulder van de stichting Vida
Nueva zou donateurs van de stichting
en anderszins betrokkenen graag beter
van dienst willen zijn, onder andere bij
het verwijzen naar dierenartsen die er-
varing hebben met chinchilla\'s.
De praktijk heeft namelijk geleerd dat
veel chinchilla\'s een operatie, zoals
een castratie, niet overieven, hetzij
vanwege een onjuiste anesthesie hetzij
vanwege stress. Gevolg is dat veel
mensen hun chinchilla\'s niet meer dur-
ven laten castreren, met inteelt, leeg-
fokken en een toenemend aantal af-
standdieren als gevolgen.
Om dit proces te keren is goede voor-
lichting nodig, zowel aan cliënten als
aan dierenartsen. Vandaar de oproep in
dit blad aan dierenartsen met ervaring
op het gebied van chinchilla\'s om zich
aan te melden bij de stichting. Zo kun-
nen chinchilla-eigenaren zoveel moge-
lijk worden verwezen naar een dieren-
arts in hun omgeving.
Dierenartsen die nog geen kennis van
chinchilla\'s hebben, maar dit wel wil-
len opdoen, kunnen ook te allen tijde
contact opnemen.

Voor aanmelding en meer informatie:
Stichting Vida Nueva, Schoolkade 93,
9581 HE Musselkanaal, tel. 0599-
653887, fax 0599-653972.

Uit een groot aantal geregistreerde ag-
rarische opleidingsbedrijven (mim
30.000) is een beperkt aantal bedrijven
voorgedragen voor de titel \'oplei-
dingsbedrijf van het jaar\'. De voor-
dracht gebeurt door mensen die deze
bedrijven als opleidingsbedrijf ken-
nen. Naast Dierenhospitaal Visdonk
was in de sector Dierverzorging tevens
genomineerd Kinderboerderij De IJs-
selstee te Nieuwegein en Kinderboer-
derij De Oude Hofstede te Ede.

Bezoek jury

Nadat Dierenhospitaal Visdonk was
voorgedragen voor de titel is het be-
zocht door de sectorale jury, die is in-
gesteld door LOBAS. Na een langdurig
en uitgebreid gesprek met dierenarts
Michiel van Zuijlen, de praktijkoplei-
der binnen het bedrijf, is een rapport
opgesteld dat vervolgens is beoordeeld
door de landelijke jury.

Lerend werken

Uit het bezoekrapport kwam naar vo-
ren dat Dierenhospitaal Visdonk een
bedrijf is met zeer veel mogelijkheden
op het vakgebied. Daamaast stimuleert
de praktijkopleider de stagiaires om
bezig te zijn met leren, ervaren en ont-
dekken. Er wordt steeds lerend, maar
op een ontspannen manier gewerkt.
Het sectorale rapport gaf aan dat er
veel tijd wordt besteed aan het oplei-
den van de leeriingen en dat dit ge-
stmctureerd gebeurt. De leerlingen
hebben een aparte status binnen het be-
drijf, ze dragen een praktijkjas met
daarop aangegeven dat het ze stagiair
zijn. De praktijkopleiding sluit goed
aan bij de theorie. Maar ook zaken die
in de theorie minder naar voren komen
- maar die wel van belang zijn voor de
beroepspraktijk - krijgen uitgebreid de
aandacht.

Reactie:

\'Het voorgedragen worden voor de
titel en dan ook genomineerd wor-
den is al verrassend. Nu als prak-
tijkopleider van het jaar in de sector
Dierverzorging uitgeroepen te wor-
den, is een hele eer en zeker ook weer
een stimulans om enthousiast te blif
ven in het opleiden van leerlingen.\'

Dierenhospitaal Visdonk te Roosendaal onderscheiden

Opleidingsbedrijf Dierverzorging van het jaar 2000

Voor de derde maal heeft dinsdag 11 april 2000 de verkiezing van het beste
opleidingsbedrijf in de agrarische sector plaatsgevonden. Met deze verkiezing
vestigt LOBAS de aandacht op bedrijven die meer dan gemiddeld aandacht
besteden aan het opleiden van leerlingen. Wat is LOBAS? Deze organisatie
heeft de taak opleidingen in de agrarische sector te controleren, die goedge-
keurd zijn door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Behandeling van staart-en manen-
eczeem

Sweet Itch Healer en
Sweet Itch Control

Algelopen jaar is bij vier veterinaire
paardencentra een nieuw product ge-
test: een vloeibare gel voor de plaatse-
lijk behandeling van staart- en ma-
neneczeem. De producten Sweet Itch
Healer en Sweet Itch Control werden
in totaal aan ongeveer 40 paarden
voorgeschreven in de zomermaanden
van 1999. Bij de meeste paarden ver-
dwenen de problemen of was het schu-
ren sterk verminderd. Bij drie paar-
den trad er helemaal geen verbetering
op. In zijn totaliteit gezien vormen de
resultaten voor de veterinaire paar-
dencentra een reden om deze produc-
ten te gaan gebruiken bij klachten
over staart- en maneneczeem

De producten Sweet Itch Healer en
Sweet Itch Control zijn voor de behan-
deling en de nabehandeling van staart-
en maneneczeem. De basisgel is in ge-
bmik voor diverse huidziekten. De ac-
tieve ingrediënten zijn: calamine, knof-
lookolie, mirre, lavendelolie en
citronellaolie. De verpakking is een 300
ml non-aerosolspuitbus met een
pompje. Beide producten zijn verkrijg-
baar bij AUV en bij Equi Products
Holland BV te Alkmaar.

-ocr page 508-

MS Afstandspuit om dieren op
afstand te injecteren

Voorkomt stress bij
mens en dier

Voor een veehouder of dierenarts is
het vaalc moeilijlc om loslopende of
agressieve dieren te injecteren. Een
oplossing voor dit probleem is de MS
Afstandspuit. De spuit zit aan een
lange stok en door het dier te prikken
doet de spuit meteen zijn werking. Het
is geen probleem als het dier wegloopt,
want de spuit blijft in het dier zitten en
zit verbonden aan de stok met een af-
roltouw. De toediener kan dus gewoon
op zijn plaats blijven staan. Na het toe-
dienen van de injectie kan de spuit ge-
makkelijk uit het dier worden getrok-
ken en via een spanveer rolt het touw
weer op en komt de spuit terug.

De MS Afstandspuit is van zeer goede
kwaliteit en kan langdurig worden ge-
bruikt. De prijs is ƒ 495,- exclusief
BTW.

Voor meer informatie: Schippers
Bladel BV, tel 0497-339771 of de in-
ternetsite www.schipper.nl.

Banden TVD

Wegens ruimtegebrek is de KNMvD
genoodzaakt om haar opslag te reorga-
niseren. Banden Tijdschrift voor
Diergeneeskunde tot en met jaargang
1998 kunnen tot 1 juni 2000 besteld
worden tegen een gereduceerde prijs
van fis,- per set, inclusief
17,5% btw.
Wees er snel bij, want voor deze actie
geldt: op is op!

Banden 198g, 1990 en 7996 zijn niet
meer voorradig.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of
per e-mail bestellen onder vermelding
van \'Banden\' en de jaargang. Met uw
bestelling krijgt u een faktuur met ac-
ceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw be-
stelling naar: KNMvD, Postbus 14031,
2508 SB Utrecht, of fax uw bestelling:
030 - 2511787.

E-mail: bestellingen @knmvd.nl

Beriditen en verslagen

Pratend met de drie deskundigen wordt
al snel duidelijk dat de gewenste ophel-
dering moeilijk te geven is in deze kwes-
tie. Hoe graag we dat ook snel zouden
willen, in de eerste plaats voor de getrof-
fen veehouders. Er is naar aanleiding van
de eerste berichtgeving van problemen
met de IBR-vaccinatie een aantal onder-
zoeksprojecten opgestart, waarvan de re-
sultaten helaas lange tijd op zich laten
wachten. Dat heeft te maken met de aard
van het onderzoek - dat nu eenmaal
zorgvuldig moet gebeuren - en niets met
onwil om informatie prijs te geven. De
belangen van de verschillende partijen
zijn echter groot en daarom wacht men
vol ongeduld op de ontknoping van de
zaak. Deze zal - zo blijkt ook weer tij-
dens dit gesprek - toch nog zeker tot de
zomer op zich laten wachten. En dan
hebben we het over een positief scenario.

Wachten

Franken doet uit de doeken op welke on-
derzoeksresultaten de stuurgroep met
smart zit te wachten. Het gaat onder an-
dere om twee onderzoeksprojecten die
al in het prille begin van de IBR-kwestie
in gang zijn gezet: het inoculatie-onder-
zoek en het kengetallenonderzoek.

Inoculatie

\'In opdracht van het ministerie van

Uitpluizen I BR-kwestie vraagt veel tijd

Begin zomer hopelijk meer duidelijkheid

Nijkerk, 22 mei 2000 - Vanmiddag vergadert de Stuurgroep IBR-bestrijding
in De Schakel. Hieraan voorafgaand zijn Peter Franken (Gezondheidsdienst
voor Dieren, GD), Jo Kodde (Land- en Tuinbouw Organisatie, LTO-
Nederland en zelf melkveehouder) en Theo Lam (Groep Geneeskunde van het
Rund) bereid waar mogelijk opheldering te verschaffen over de onderzoeken
- en andere stappen die zijn ondernomen - inzake de relatie tussen de IBR-
vaccinatie en chronisch zieke koeien, ofwel slijters. Deze twee worden vaak in
één adem genoemd, maar een verband is tot op heden nog niet aangetoond.
Belangwekkende onderzoeksresultaten worden op zijn vroegst begin zomer
verwacht. Duizenden boeren zijn er evenwel van overtuigd dat ziekteproble-
men op hun bedrijven terug te voeren zijn op de IBR-vaccinatie. Het is evi-
dent dat dit hoe dan ook zeer schadelijk is voor de georganiseerde dierziekten-
bestrijding in het algemeen, en de IBR-bestrijding in het bijzonder. Wat
begon als een opsteker voor de Nederlandse melkveehouderij, is een hoogst
onverkwikkelijke kwestie geworden.

Door Sophie Deleu

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) en de Productschappen voor
Vee, Vlees en Eieren (PVE) doet het
Instituut voor Dierhouderij en Dier-
gezondheid, ID-Lelystad, onderzoek bij
enkele tientallen runderen met een vijf-
tigvoudige dosering van het gebruikte
vaccin (inoculatie). Het gaat om een
mengsel van gebruikte batches\', vertelt
Franken. \'Dit onderzoek moet uitwijzen
of er een causaal verband is tussen het
slijtersyndroom en het IBR-vaccin.\'
Een negatief resultaat wil trouwens niet
zeggen dat er géén causaal verband is;
om dit helemaal uit te sluiten is nader
onderzoek nodig (zie verderop in dit ar-
tikel: ID50-proef). \'Resultaten worden
begin zomer verwacht,\' aldus Franken.
\'Hierop vooruitlopen is gissen en daar is
niemand bij gebaat.\'

Kengetallen

Franken: \'Daamaast loopt er een kenge-
tallenonderzoek in twee delen. Het is
een epidemiologisch onderzoek van de
kengetallen, zowel van bedrijven waar
geënt is - met levend en met dood vac-
cin - als van bedrijven waar niet geënt is.
In het tweede gedeelte van het onder-
zoek worden slijterbedrijven nader on-
derzocht.\' Van dit onderzoek zijn het
ministerie van LNV en de PVE de op-
drachtgever en het wordt uitgevoerd
door de Gezondheidsdienst onder lei-
ding van het ID-Lelystad.
Van het eerste gedeelte van het kenge-
tallenonderzoek komen ook begin deze
zomer resultaten beschikbaar. Bij een

-ocr page 509-

positief resultaat mogen we overigens
niet concluderen dat er een causaal ver-
band is tussen enting en ziekteproble-
men. Er kan bijvoorbeeld ook een ge-
meenschappelijke oorzaak zijn, zoals
een andere oorzaak van weerstandsver-
mindering onder het mndvee. Dit hoeft
geen ziekte te zijn, ook management kan
een rol spelen.

Het inoculatie- en het kengetallenonder-
zoek samen moeten uitsluitsel geven
over een verband tussen de IBR-vacci-
natie en het optreden van ziekteproble-
men.

\'Als er een relatie wordt aangetoond,
dan heb je de gewenste duidelijkheid en
direct een nieuw probleem,\' verzucht
Franken. \'Dan kun je voorlopig geen
verplicht bestrijdingsprogramma meer
in gang zetten.\'

Klachten

Helaas, er is ook een probleem als er
géén relatie is te leggen: de Nederlandse
melkveehouders zijn er rotsvast van
overtuigd dat er wel degelijk iets aan de
hand is met het vaccin. De Stichting
IBR/BVD Schade (SIS) heeft er immers
dagelijks mee van doen. Kodde legt uit
dat er ook een klachtenonderzoek gaan-
de is in opdracht van het Productschap
voor de Zuivel: \'Er wordt een analyse
gemaakt van bedrijven waar met be-
smette batches is geënt in relatie tot het
optreden van BVD-verschijnselen. Dit
wordt uitgevoerd door de Stuurgroep
IBR-bestrijding en de GD. We ver-
wachten de uitslag eigenlijk één dezer
weken.\'

SIS is ondertussen doende met het op-
bouwen van dossiers. Het gaat erom on-
derscheid te kunnen maken tussen ge-
bmikers van bekend-besmette batches,
gebmikers van dood vaccin en andere
gebmikers. Van de oorspronkelijke
7000 bedrijven die aangaven problemen
te hebben ondervonden na de enting, is
van ongeveer de helft bekend dat ze een
besmette batch hebben gebmikt. Hier-
van is circa de helft bereid gebleken de
uitgebreide vragenlijsten in te vullen om
de feiten hard te kunnen maken. SIS
heeft inmiddels van zo\'n 1500 bedrijven
genoeg informatie om eventueel een
claim op te kunnen bouwen.
De klachten van de andere helft (3500) -
waar met niet-besmet vaccin, mogelijk
toch besmet vaccin, dood vaccin of he-
lemaal niet geënt is - zijn even gepar-
keerd, om de zaak niet te vertroebelen.
Kodde verwacht niettemin dat ook het
onderzoek van deze klachten te zijner
tijd interessante resultaten op zal leve-
ren.

Actua

Meer vragen

Hoe dan ook, er blijft na het bekend
worden van genoemde resultaten een
aantal witte vlekken over. De gespreks-
partners van vandaag hebben in elk ge-
val nog antwoord nodig op de volgende
vragen: Hoe ziet de opbouw van de vac-
cinproductie emit, met andere woorden
wat is de productiepyramide? Lam:
\'Dan kunnen we de kans inschatten dat
een partij, waarvan we aannemen dat
deze niet besmet is, toch besmet is.\' En:
Hoeveel BVD-vims is eigenlijk nodig
om een dier ziek te maken, de zoge-
naamde lD50-proef? Lam vertelt dat
Bayer weliswaar opdracht heeft gege-
ven aan het ID-Lelystad dit uit te plui-
zen, maar dat dit onderzoek nog niet ge-
start is, omdat dit bij voorkeur in overleg
en met de instemming van LTO en SIS
gebeurt. \'Partijen moeten het eerst eens
zijn over de vraagstelling, met andere
woorden met welke resultaten genoegen
wordt genomen,\' zegt Lam.

Deze twee onderzoeksvragen zullen dus
binnenkort worden gesteld. Bayer is -
na aanvankelijke aarzeling - bereid in-
zicht te geven in het productieproces en
ook de ID50-proef wordt al voorbereid.
Want de partijen komen toch langza-
merhand iets dichter bij elkaar, al wacht
men natuurlijk onverkort de resultaten
van het inoculatie-, het kengetallen- en
het klachtenonderzoek af.

Blijvende schade?

Als straks alles achter de mg is - en dat
zal dus nog wel even duren - is het de
vraag of de schade aan de collectieve
dierziektenbestrijding herstelbaar is of
niet. Franken: \'Er zit natuuriijk een forse
deuk in het vertrouwen.\' Eeuwig zonde,
want de georganiseerde IBR-bestrijding
was een paradepaardje van de Neder-
landse melkveehouderij. Voor de GD is
de kwestie ook een flinke domper.
Wellicht moet er voor een andere oplos-
sing worden gekozen, uitgaande van een
strikt gesloten bedrijfsvoering. \'Daar-
mee kun je IBR ook goed buiten de deur
houden,\' zegt Kodde. \'Als veehouders
dat niet willen, met alle risico\'s van dien,
dan komt vaccineren weer in beeld.\'
De heren van de stuurgroep wensen
echter voomit te kijken. Lam: \'Laten
we er nu in elk geval van leren dat admi-
nistratie van de gegevens - batchnum-
mers en dergelijke - verschrikkelijk be-
langrijk is en het melden van bij-
werkingen ook. Verder moeten we het
vaccineren zelf opnieuw bezien. Ken-
nelijk zien we dit toch teveel als een
standaardhandeling, mede in de hand
gewerkt door tijdsdmk. Het vaccineren
zou een onderdeel van gestmctureerde
dierziektepreventie moeten zijn, waar-
mee veel meer aspecten van de bedrijfs-
voering in samenhang moeten worden
bezien.\'

Unieke samenwerking AUV, Pfizer Animal Health en Cursuscentrum Dierverzorging Bameveld

Communicatieve trainingen en workshops voor dierenartsassistenten

Het doel is een unieke samenwerking op
het gebied van communicatieve trainin-
gen en workshops voor dierenartsassis-
tenten. Het fundament is het alom be-
kende en geprezen trainingspakket voor
dierenartsassistenten van AUV en Pfizer
en de gerenommeerde naam van Bar-
neveld als opleidingscentmm voor die-
renartsassistenten. Door de nauwe rela-
tie van AUV en Pfizer met de dieren-
artsenpraktijk en de know how van het
Cursuscentmm Dierverzorging Bame-
veld worden praktijk en theorie op des-
kundig en niet te evenaren wijze gebun-

Het nieuwe millennium biedt uitstekende mogelijkheden voor nieuwe uitdagin-
gen. Uitdagingen die niet aan de dierenartsenpraktijk voorbij mogen gaan en
die voor AUV dierenartsencoöperatie, Pfizer Animal Health bv en het Cursus-
centrum Dierverzorging Bameveld reden zijn om de handen ineen te slaan.

Congressen en cursussen

-ocr page 510-

Actua

deld. De aangeboden trainingen en
workshops hebben een praktisch karak-
ter waarbij een actieve betrokkenheid
van de dierenartsassistent van groot be-
lang is. Door deze praktische opzet zal
het geleerde direct bij de dagelijkse
werkzaamheden toepasbaar zijn. Deze
unieke samenwerking waarborgt de
kwaliteit van de scholing en biedt ons de
mogelijkheid om adequaat en succesvol
op nieuwe ontwikkelingen in de dieren-
artsenpraktijk in te springen. Door deze
samenwerking wordt in Bameveld een
nog vollediger pakket op technisch en
communicatief gebied aangeboden. De
volgende trainingen worden door AUV
dierenartsencoöperatie, Pfizer Animal
Health bv en het Cursuscentrum

Dierverzorging Bameveld ontwikkeld

en georganiseerd:

- Klantgericht denken en handelen, drie
dagen

- Klantgericht werken voor nieuwe me-
dewerkers, twee dagen

- Leidinggeven aan collega\'s, twee da-
gen

- Marketingacties, het hoe en waarom,
twee dagen

- Praktijkpresentatie, twee dagen

- Effectief samenwerken, één dag

- Persoonlijke kwaliteit in klantgericht-
heid, één dag

- Effectief omgaan met tijd en stress,
één dag

- Inwerken en opleiden van nieuwe col-
lega\'s, één dag

- Klantgericht telefoneren, één dag

- De relatie mens-gezelschapsdier, één
dag

- Praktijktrainingen, trainingen op maat
voor de dierenartsenpraktijk.

De prijs van een training bedraagt
ƒ 275,- exclusief BTW per dag per deel-
nemer. Deze prijs is inclusief lunch en
syllabus.

Voor inlichtingen en aanmeldingen:
Cursuscentrum Dierverzorging Barne-
veld, Postbus 64, 3 770AB Barneveld, te-
lefoon: 0342-414881, fax: 0342-
492813, e-mail: info@cursuscentnim.
nl of AUV dierenartsencoöperatie. Post-
bus 94, 5430 AB Cuijk, telefoon: 0485-
335555, fax: 0485-335566.

Goede respons op definitieve leverbotprognose

Veehouders in ons land hebben mas-
saal gereageerd op het advies van de
Werkgroep Leverbotprognose om on-
derzoek te laten doen naar leverbotin-
fecties bij hun vee. In totaal hebben zij
de afgelopen maanden ongeveer 2500
monsters ingestuurd voor onderzoek.
In ruim 30% van de monsters werd
een besmetting aangetoond.

Bijgaand kaartje laat zien dat vooral in
bepaalde gebieden van Noord- en Zuid-
Holland bedrijven liggen waar een lever-
botinfectie in de mest is aangetoond. Op
deze bedrijven zal ongetwijfeld een be-
handeling hebben plaatsgevonden. De
Werkgroep vindt het belangrijk om
vooral veehouders in deze gebieden te
waarschuwen. Als zij hun dieren nog
niet hebben laten onderzoeken of hebben
behandeld, is het verstandig dit alsnog te

doen. Het is namelijk van het grootste
belang om de dieren zo schoon mogelijk
naar buiten te doen. Dat is de beste ma-
nier om het het infectiegevaar voor het
nieuwe weideseizoen zo veel mogelijk te
beperken.

Een ander punt van aandacht vormt de
behandeling. Het blijkt steeds weer dat
veel veehouders de gewichten van hun
dieren niet juist schatten. Daamaast
wordt op een ondeskundige manier om-
gegaan met het instmmentarium waar-
mee dieren worden behandeld. Als ge-
volg daarvan dienen zij hun dieren te
weinig ontwormingsmiddel toe. On-
derdosering geeft niet het gewenste ef-
fect van de behandeling en werkt resis-
tentie van de leverbot tegen het lever-
botmiddel in de hand. Bijgevoegde gra-
fiek geeft aan welk gewicht mnderen
gemiddeld hebben bij de gegeven leef-
tijd in maanden. Twijfelt u aan het juiste
gewicht, dan kunt u bij mnderen door de
borstomvang te meten het gewicht rede-
lijk nauwkeurig berekenen.

Leverbot is een ziekte die voorkomt bij
onder andere mnderen en schapen. De
ziekte wordt veroorzaakt door een plat-
worm die zich in een volwassen sta-
dium in de galgangen van de lever be-
vindt. In de cyclus van de leverbot
ftingeert één bepaalde soort slak als
tussengastheer. Leverbotinfecties ver-
oorzaken onder andere vemiinderde
groei, venninderde melkgift, reproduc-
tiestoomissen en sterfte. Bestrijding
vindt plaats door een goede ontwate-
ring en behandeling van het vee met
een leverbotmiddel. Voor schapen is
triclabendazole en voor mnderen zijn
triclabendazole en clorsulon de enige
goede leverbotmiddelen die in
Nederiand zijn toegelaten.

Werkgroep Leverbotprognose

-ocr page 511-

De Diergeneesmiddelenwet kent een
termijn voor de overheid om registra-
tie-aanvragen van diergeneesmiddelen
te beoordelen van maximaal 120 da-
gen, welke termijn eenmalig met 90
dagen kan worden verlengd. Er is een
groot aantal registratie-aanvragen, in-
gediend vóór 1 januari 1998, waarop
de Commissie Registratie Diergenees-
middelen nog steeds niet heeft beslist.
De wettelijke termijnen zijn voor deze
producten dus al mim verstreken.
Hoewel het Plan van Aanpak ook be-
hoorlijke verbeteringen heeft opgele-
verd, is de diergeneesmiddelenindus-
trie lang niet tevreden met de bereikte
resultaten. \'Het is onacceptabel\', aldus
FIDIN-voorzitter Wilbrink, \'dat de
overheid jarenlang de wettelijke ter-
mijnen met voeten treedt. Invester-
ingen van onze leden moeten op de
plank blijven liggen. Met een inkrim-
pend pakket diergeneesmiddelen heb-
ben dierenarts en dierhouder behoefte
aan productinnovatie. Wij kunnen dit
bieden, als de overheid zich aan de
wettelijke termijnen houdt\'.
Het ministerie van LNV heeft laten
weten zich extra in te zullen zetten om
te zorgen dat de beoordeling van de lo-
pende registratieaanvragen met spoed
zal worden afgerond. De FIDIN be-
raadt zich op de eventueel te nemen
stappen tijdens de ledenvergadering
medio juni.

Er zijn nog steeds aanzienlijke achterstanden bij de registratie van dierge-
neesmiddelen. De termijn van 1 juni 2000 die het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV) in een Plan van Aanpak had opgenomen om
de achterstanden weg te werken, zal niet worden gehaald. Dit bleek tijdens
een overleg dat de organisatie van fabrikanten en importeurs van diergenees-
middelen, FIDIN, vorige week had met het ministerie van LNV.

Actua

Achterstanden registratie diergeneesmiddelen nog niet opgelost

EASY VET: een aanvullend instrument voor de rundveedierenarts

Het compendium-gedeelte bevat een
aantal korte teksten, die te maken heb-
ben met de aanvang van bedrijfsadvi-
sering, principes van marketing van
de voorlichtingsboodschap, bedrijfs-
stijlen in de melkveehouderijen, de
protocollaire aanpak van programma-
onderdelen zoals vruchtbaarheid, ui-
ergezondheid, klauwgezondheid en
jongvee-opfok.

De serie quick scans behandelt kort en
bondig de wijze waarop deze protocol-
laire aanpak gestalte kan worden
gegeven. Daartoe worden per bedrijfs-
onderdeel drie hoofdgebieden onder-
scheiden: (1) routinematige monito-
ring; (2) analyse van een probleemveld
en (3) preventieve acties.
Elk van deze drie hoofdgebieden be-
handelt zowel de dier-/koppelgebonden
diagnostische acties, als ook de
bedrijfsomstandigheden en manage-
mentfactoren die bijdragen aan een mo-
gelijk probleem en de preventie daar-
van, en de overige factoren die van
belang zouden kunnen zijn op een be-
paald bedrijfsonderdeel.
Zo kan men terugvinden wat er routine-
matig gedaan zou kunnen worden op
het bedrijfsonderdeel \'klauwgezond-
heid\' ten aanzien van de hiervoor ge-
noemde acties en factoren. Voorts
wordt er voor bedrijfsproblemen zoals
bijvoorbeeld
dermatitis digitalis aange-
geven welke risicofactoren op dier-
/koppelgebied en op bedrijfs-Zmanage-
mentgebied een rol kunnen spelen.
De quick scans bevatten geen uitge-
breide tekst; het zijn veeleer sleutel-
woorden. Wel wordt er regelmatig een
verwijzing gegeven, waarop de kern-
woorden zijn gebaseerd (literatuur, rap-
porten van onderzoek, etcetera). De
quick scans moeten worden beschouwd
als een nadere, praktische uitwerking
van het boek van Brand et al. (1996) over
manieren van veterinaire begeleiding
van melkveebedrijven. De quick scans
op zich vormen dus ook geen panacee
voor de oplossing van elk probleem; de
academische attitude en benadering van
bedrijfssituaties blijft onverkort de ver-
antwoordelijkheid van elke dierenarts.

Sinds kort is via de AUV in Cuijk een bundel, genaamd EASY VET, verkrijg-
baar ten behoeve van de veterinaire bedrijfsadvisering door de rundvee-die-
renarts. De bundel bestaat uit twee delen: een compendium en een serie quick
scans.

De bundel is in zal^brmaat uitgegeven
met een harde, plastic heschermkaft en
kost 70 gulden per stuk. Het voornemen
is om elke twee a drie jaar een set aan-
vullingen uit te brengen.

EASY VET is een gezamenlijke uitgave
van de Afdeling Gezondheidszorg Her-
kauwers van de Faculteit der Dier-
geneeskunde, de Groep Geneeskunde
van het Rund (KNMvD) en AUV. VPI
bestelnummer: 73302.

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje, op bij
voorkeur een diskette of per e-mail worden aangeleverd in Word of Word Perfect
(andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde re-
turns te geven.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 512-

Ik behoef de oorlogstijd verder niet te
beschrijven, dat was overal hetzelfde.
Men mocht steeds minder. Een dieren-
arts had nog voorrechten, benzinetoe-
wijzingen, ontheffing voor de Sperr-
tijd, een eigen apotheek enz. Naar-
mate de oorlog vorderde, kwamen er
ook meer Engelse luchtaanvallen. De
oorlog duurde lang, veel te lang.
Eindelijk kwam op 6 juni 1944 de lang
verwachte invasie. Na lange strijd wer-
den op 4 september 1944 Bmssel en
Antwerpen bevrijd. Daags daama op 5
september was iedereen ervan over-
tuigd dat de bevrijding slechts een
kwestie van van enkele dagen zou zijn.
De Duitsers in noord-west Frankrijk
en in Vlaanderen kwamen in de knel
en sloegen op de vlucht, dat was op de
befaamde Dolle Dinsdag. Stromen
Duitse soldaten staken vanuit Bres-
kens de Schelde over naar Vlissingen
en vandaar naar Zuid-Beveland. Ik
schreef daar destijds over: \'In die da-
gen was het meest troosteloze schouw-
spel te zien, dat het Duiste leger ooit
ten beste heeft gegeven. Vermagerd,
ongeschoren, kreupel, vuil en alles wat
ze hadden aan wapens wegsmijtend,
kwam het Duitse leger over de Schelde
en trok verder in de richting van
Bergen op Zoom. Op fietsen met en
zonder banden, op boerenkarren, in
auto\'s of op kanonnen, bovenop
auto\'s, met handkarren, vluchtten de
heren in de richting van Duitsland\'.
Maar bevrijd waren we nog niet, in de
tweede helft van september vonden er
al weer troepentransporten plaats, via
Vlissingen en Breskens in de richting
van België. De Duitsers hadden de
strijd nog niet opgegeven. September
was in de praktijk nooit een drukke
maand. De koeien liepen in de wei en
de paarden waren nog maar aan het be-
gin van de oogst. De bietentijd moest
nog komen. De kuststrook van Wal-
cheren werd in die tijd vaak gebombar-
deerd. Bij één van die bombardemen-
ten werd bij vergissing het halve dorp
Biggenkerke verwoest, waarbij 42
mensen werden gedood. Inmiddels
werden door de Duitsers evacuatiebe-
velen voor diverse categorieën inwo-
ners uitgevaardigd, zonder dat veel
mensen vertrokken. Waar moest je
heen? Op de eerste dinsdag in oktober
(2 oktober) werd de bevolking van
Walcheren via de radio en via uitge-
worpen pamfletten, gewaarschuwd
voor bombardementen van de kust en
voor verdrinkingsgevaar. Niemand
ging weg, men kon het eiland niet af, er
reden al lang geen treinen meer en de
Sloedam werd regelmatig beschoten
vanuit de lucht. De volgende dag, 3 ok-
tober, zaten wij tussen de middag te
eten, ons uitzicht was naar het westen.
Er werd een vliegtuig zichtbaar aan de
Westelijke horizon dat zich van zuid
naar noord bewoog. Boven West-
kappele werd een bundel brandende
fakkels uitgegooid, een aanwijzing
voor de plaats waar het bombardement
moest plaatsvinden. Direct daama
hoorden we vreselijke explosies, het
eiland dreunde ervan. Even later kwam
een bommenwerper vanuit het westen
aanvliegen, werd hevig beschoten,
maar boog midden boven het eiland
om naar het zuiden en verdween. Een
minuut later kwam een tweede bom-
menwerper, deze verdween nadat hij
zijn bommen had afgeworpen, naar het
noorden. In totaal kwamen enkele hon-
derden bommenwerpers aanvliegen en
deponeerden hun bommen naar wij
dachten in de buurt van Westkappele.
Pas \'s avonds kwamen er berichten dat
de Westkappelse - zeedijk vlak bij het
dorp was bestookt en dat er een gat in
de dijk zat. In het dorp vielen meer dan
150 doden, waarvan 47 in de molen. In
de kelder van de molen hadden velen
een schuilplaats gezocht, de molen
werd emstig getroffen en de uitgang
van de kelder werd volledig afgesloten
door het neerstortende puin. Vrijwel
alle mensen die in de molen zaten op-
gesloten, verdronken in het binnens-
tromende water. De Duitsers hebben
nog geprobeerd om een dam om het
gat te leggen, alle mannen werden op-
geroepen om te helpen, maar tever-
geefs. Op 7 oktober werd een gat ge-
bombardeerd in de Nolledijk bij
Vlissingen en tegelijkertijd in de dijk
bij Fort Rammekens in het zuidoosten
van het eiland. Op 11 oktober tenslotte
werd een groot gat gebombardeerd in
de dijk bij Veere. Het waren allemaal
grote gaten. Toen was er geen houden
meer aan. Mijn geit en mijn krielkip-
pen had ik al geëvacueerd naar
Amemuiden, de bijen stonden op het
balkon van ons huis. Op de
Noordsingel, waar wij woonden,
hoopten wij het droog te houden.

Bevrijding

Op 31 januari 1940 sloot ik mijn 2-jarig assistenschap bij Prof. Dr. van der
Kaay af en op 1 februari begon ik als praktiserend dierenarts in Middelburg.
Wij woonden aan de Noordsingel, vlakbij de uitvalsweg naar St. Laurens.
Achter ons huis was een grote tuin en verder hadden wij een vrij uitzicht naar
het westen. Op 10 mei waren de Duitsers ons land binnengevallen, waarna de
capitulatie van de Nederlandse strijdkrachten op 14 mei plaatsvond. Dit ech-
ter met uitzondering van Zeeland. Franse troepen waren via België Zeeland
binnengetrokken om samen met de Nederlandse troepen de Duitsers tegen te
houden en op 17 mei waren ze de Sloedam, tussen Zuid Beveland en
Walcheren, al gepasseerd. Hoewel Middelburg als stad niet werd verdedigd,
werd de stad toch zwaar gebombadeerd met brisant- en brandbommen. Het
gehele centrum van Middelburg brandde uit. Het middeleeuws stadhuis, het
Abdijcomplex, het Oost-Indisch huis enz. enz. waren vernield. De gehele oor-
log is dit zo gebleven, met uitzondering van het puin dat werd afgevoerd. Pas
na de oorlog is Middelburg weer opgebouwd. De Duitsers staken daarna in
vlot tempo de Westerschelde over in de richting van België en Frankrijk.
Sinsdien was Walcheren dus ook bezet gebied. Alles werd schaars, van alles
op de bon en de benzine op de bon. In de loop van de oorlog werd Walcheren
steeds meer een geducht fort, de gehele duinstreek vol met bunkers en geschut
en op het eiland verschillende luchtafweer-batterijen. Heel Zeeland werd een
geïsolleerd gebied, je mocht Zeeland niet in zonder een vergunning van de
Duitsers. De mooiste delen van het eiland, de duinen en het strand werden
vrijwel geheel verboden gebied. De diergeneeskundige praktijk liep als voor
de oorlog, alleen nam het aantal paarden toe. De nog beperkt aanwezige trac-
toren werden weer vervangen door paarden en melkrijders en bodediensten
kregen weer paarden voor hun wagens.

Actua

Door Professor Dr. C. Wagenaar

-ocr page 513-

Hoogtekaarten gaven voor ons deel
van de Noordsingel een N.A.P.-hoogte
aan van O tot -15 cm. Alles ging rede-
lijk goed, de waterstand hing mede af
van eb en vloed en op 19 oktober zou
voorlopig de hoogste vloed worden
bereikt. We waren op het ergste voor-
bereid, de piano was in de stad opge-
slagen en verder was alles naar boven.
Op 18 oktober \'s avonds stond de
straat nog droog, maar \'s morgens om
5 uur liep het huis onder en al gauw
stond er 30 cm. water. Ik had een af-
spraak gemaakt met een cliënt, dat hij
langs zou komen om te helpen bij het
evacueren. We hadden al een evacu-
atie-adres, namelijk bij Dr. Nauta, de
chimrg in Middelburg. Om 8 uur
kwam de boer al met paard en wagen
door het water aangestapt. \'Moetje er-
uut\' riep hij vanaf de Singel. Ik knikte
en hij keerde de wagen tot onder de er-
ker van de bovenverdieping en alles
wat klaar stond werd opgeladen. Tot
slot mijn zoon van drie maanden in de
wieg tussen de lading en mijn vrouw
en dochter van 1,5 op de bok. Ikzelf
liep op lieslaarzen naar de bmg en van-
daar de droge binnenstad in. Bij Nauta
werden we al verwacht, het werd een
drukte van belang, er was al een echt-
paar uit Vlissingen geëvacueerd, de fa-
milie Nauta met zijn vijven en wij. \'s
Middags hebben wij met de roeiboot
van mijn achterbuurman een tweeper-
soonskano uit een schuurtje gered, de
kano zat klem tegen het dak van het
schuurtje. De kano werd voorlopig in
onze keuken gevaren, waar hij veilig
lag. Ieder transportmiddel op het water
was welkom, want de Duitsers hadden
al in het begin van de oorlog alle boot-
jes laten wegvoeren. Inmiddels zat
Middelburg niet alleen barstensvol
mensen, maar ook met vee. Dagenlang
waren er veestapels en paarden uit de
omgeving de stad binnengebracht. In
het nog steeds verwoeste stadhuis
stonden ongeveer 80 runderen en 20
paarden. Maar overal stonden paarden
en koeien. Ik liep \'s morgens maar een
rondje en haalde en passant in het
stadshuis een paar flessen melk voor
de kinderen. Nauta vroeg mij of ik op
het water de weg over het eiland zou
kunnen vinden en of ik de mijnenvel-
den wist te liggen. Behalve in het ge-
bied vlak achter de duinen wist ik de
mijnenvelden wel.

Nauta vertelde dat hem gevraagd was
een onderzoek in te stellen naar de toe-
stand in de verschillende dorpen. Met
een tweepersoons kano moest dat goed
te verwezenlijken zijn. We besloten di-
rect de volgende dag te gaan, in ver-
band met het getij vertrokken we al bij-
tijds. Nauta nam een hoeveelheid
entstoffen mee voor de doktoren in het
dorp. Daar voeren wij in de kano onze
keuken uit, regelrecht in de richting
van het witte slachthuis van
Middelburg, een mooi gebouw nog
maar enkele jaren oud. Eenmaal in de
stad zochten wij een beetje beschutting
van de vele meidoornheggen. Dit niet
in verband met de luchtaanvallen,
maar we wisten niet of de Duitsers ook
met bootjes op het eiland zouden rond-
varen. Alles verliep vlot en na een uur
peddelen voeren wij het dorp
Koudekerke binnen. We konden varen
tot ongeveer 100 meter van de kerk.
Aan de rand van het water stond daar
de huisarts, dr. van Kooten, een siga-
retje te roken. \'Zo, dat is aardig, jullie
zijn de eerste mensen uit Middelburg
die eens komen kijken\'. De situatie
was als volgt. De foute waarnemend
burgemeester bleef op zijn boerderij
en de leiding in het dorp bemstte
hoofdzakelijk bij de waarnemend bur-
gemeester ir. Louis en bij dr. van
Kooten. Van het dorp lag een gebied
droog vanaf de kerk met een straal van
100 meter. Op dat stukje zaten onge-
veer duizend mensen. Veel was in en-
kele dagen al geregeld. Alle huizen in
het water waren gecontroleerd of er
nog mensen waren. Er was een ploeg
voor het redden van vee, er was een
ploeg voor het ophalen van menselijk
voedsel bij bedrijven en er was een
ploeg voor de aanvoer van veevoer.
Verder was er een centrale keuken. Het
zag er allemaal goed uit, maar al met al
een situatie die niet te lang kon duren.
Van Koudekerke voeren we naar
Biggenkerke. Daar troffen we het-
zelfde beeld aan als in Koudekerke.
Rond de kerk stond het vol vee en
paarden en het dorp overvol met men-
sen. De burgemeester was thuis en het
huis stond aan de rand van het dorp in
het water. De burgemeester ontving
ons in zijn slaapkamer, waar ook een
paar extra stoelen en een tafel stonden.
De oudere burgemeester zag de toe-
stand somber in. Zijn dorp was enkele
weken eerder al per ongeluk gebom-
bardeerd en nu deze ramp. Wij hebben
hem onze ervaringen uit Koudekerke
verteld en gezegd dat hij ook moest
trachten te organiseren. Daama per
kano verder naar Zoutelande. Het was
inmiddels al drie uur. Zoutelande ligt
vlak achter de duinen. Het dorp stond
gedeeltelijk onder water, maar er was
verplaatsing van mensen mogelijk aan
de binnenkant van de duinen van het
gat bij Westkapelle tot het dijkgat bij
Vlissingen. Er was dus daar wat meer
mimte, zowel voor mensen als voor
dieren. Maar wel zat de gehele duin-
streek nog vol met Duitsers in hun
zware bunkers. De situatie voor de
mensen was dus niet zo benard als in
Koudekerke of Biggenkerke. We spra-
ken met de burgemeester en de dokter
en om 5 uur aanvaardden wij de temg-
tocht naar Middelburg. Toen we half-
weg waren werd het al flink donker en
we voeren van boerderij naar boerde-
rij. We kwamen goed uit en om 7 uur \'s
avonds passerden wij het slachthuis.
Heel merkwaardig was het dat het wa-
ter ging lichten. Het kielzog van de
kano was één vurige gloed en ook van
de peddels liep vurig water. Het ver-
schijnsel kenden we wel van de zee,
maar hier hadden we het niet verwacht.
Toen we thuis kwamen werden we met
gebakken biefstuk ontvangen.

Actua

Twee dagen later kwam er iemand uit
Koudekerke aan de deur met het ver-
zoek om naar een paar patiënten te ko-
men kijken en een aantal geneesmid-
delen mee te brengen. Ik keek een
beetje bedenkelijk, maar de man zei:
\'je bent er toch al geweest, dus je weet
de weg\'. Ik organiseerde een éénper-
soons kano, nam in een mgzak de me-
dicijnen mee en ging vol moed op weg.
Het viel niet mee, er stond een harde
wind en ik kreeg nogal wat water over
het voordek, waar een fikse scheur in
zat. Onderweg kwam ik 8 mannen te-
gen op een groot vlot, die het vlot heel
moeizaam tegen de wind in voomit
kregen. Ze gingen naar een boederij
waar nog 23 stuks vee in het water
stonden, om te trachten er nog enkele
van te redden. Er was inmiddels een
aantal dieren dood. De dieren leden
vooral onder de dorst. Na mijn bezoek
aan de patienten ging ik temg naar
Middelburg. De wind was nog aange-
wakkerd en ik kreeg veel water over.
Ik kwam het vlot weer tegen met
daarop drie koeien. De mannen kwa-
men moeizaam vooruit tegen de krach-
tige wind. Daarachter kwam een roei-
boot met een man aan de riemen en een
tweede lag op zijn buik achter in de
boot met een touw in zijn hand en daar-
aan een half zwemmend en half wa-
dende koe. Een vreselijk triest beeld.
Je vaart namelijk niet op een mooi
meer, maar op een ondergelopen ei-
land met getijdebeweging. Je vaart
over wegen met links en rechts bomen

-ocr page 514-

en zichtbare verlceersborden. Je ziet
huizen en boerderijen allemaal in het
water en verlaten. Overal drijft hout,
van schuren die al omgekapt zijn.
Inmiddels was mijn positie er ook niet
beter op geworden; ik zat in het water
en de kano moest nodig leeggehoosd
worden. Gelukkig was ik op de heen-
weg een akker gepasseerd, waar de
toppen van de bladeren van suikerbie-
ten net te zien waren. Daar kon het dus
niet diep zijn, daar uitgestapt en de
kano leeggehoosd. Maar hoe kom je er
weer in met lieslaarzen en een leren jas
aan? Enfin, na enig experimenteren is
het gelukt. Thuisgekomen was ik drijf-
nat en ik besloot niet zo gauw weer in
een kano te stappen.

Enkele dagen later werd ik geroepen
om een koe te verlossen en daar ben ik
weer naar toe gevaren. Het was bij een
oude boer, die nog op zijn bedrijf zat.
Het huis stond wat hoger en in de stal
stonden alle koeien op pakken stro. Ze
bleven bij hoog water net zo\'n beetje
droog. Inmiddels liep het naar 1 no-
vember. Sedert 1 oktober woedde er in
Zeeuws-Vlaanderen een vreselijke
strijd tussen de Canadezen en de
Duitsers, waarbij vooral het westelijke
deel verschrikkelijk heeft geleden. In
een gebied van ongeveer 270 vierkante
kilometer zijn 5 miljoen geallieerde
granaten tot ontploffing gekomen. Pas
op 31 oktober werd Breskens bereikt.
Inmiddels waren de geallieerden met
veel moeite via Zuid-Beveland opge-
rukt naar de Sloedain met het doel
vanaf die kant het eiland Walcheren te
bevrijden. De verovering van de
Sloedain viel echter niet mee. In de
ochtend van 1 november hoorden wij
hevig artillerievuur uit de richting van
Vlissingen en ook uit de richting van
Westkapelle. Later bleek dat zowel in
Vlissingen als in Westkapelle landin-
gen van de geallieerden hadden plaats-
gevonden. De landingen in Vlissingen
waren georganiseerd vanuit Breskens,
maar in Westkapelle kwamen ze met
landingsboten vanuit zee. Daama was
het uit met de mst. Iedere nacht werd
Middelburg vanuit zee beschoten en
dat leverde iedere nacht slachtoffers
op. Wij sliepen vanaf 1 november met
zijn allen in de kelder. Dr. Nauta bleef
\'s nachts in het ziekenhuis slapen om
direct hulp te kunnen bieden. We be-
grepen maar niet waarom de Engelsen
niet opmkten naar Middelburg. De
Duitse bezetting was helemaal murw.
Nauta was zo kwaad, dat hij \'s mor-
gens vroeg met een kano naar de dui-
nen in Zoutelande voer om de
Engelsen te vragen op houden met
schieten en Middelburg te bevrijden.
Het schijnt dat het in de bedoeling had
gelegen Middelburg vanuit Zuid-
Beveland te bevrijden. Tenslotte wer-
den vanuit Vlissingen op 6 november
11 Buffaloes, gepantserde amfibie-
voertuigen op mpsbanden, met 140
man totaal aan boord door het water
via Koudekerke naar Middelburg ge-
stuurd. Enkele Buffaloes kregen pech
onderweg, maar een 7- of 8-tal kwam
op het Zand aan, een buitenwijk van
Middelburg. Er werd een burger ge-
charterd als gids en korte tijd later re-
den zij de stad in. De mensen waren
wild enthousiast en de Duitsers die in
het zicht kwamen gaven zich direkt
over. Een van de Buffaloes kwam ten-
slotte op de Dam aan, waar de Orts-
kommamdatur was. Daar zat Generaal
Daser klaar om zich over te geven,
maar de commandant van de Buffaloes
was een Captain en dat was de
Generaal niet hoog genoeg. Snel werd
een van de andere Commandanten van
de Buffaloes tot Kolonel gepromo-
veerd en daaraan wilde de Generaal
zich wel overgeven. In de loop van de
middag en de avond werden alle
Duitse soldaten op twee pleinen bijeen
gebracht namelijk op de Markt en op
de Dam.

Actua

De eerste bevrijders die wij zagen wa-
ren twee in camoeflagepakken ge-
hulde kleine soldaten, die met het ge-
weer in de aanslag een Duitse officier
begeleidden naar een door de Duitsers
gevorderde woning. De inspecties le-
verden kennelijk niets op, want even
later vertrokken ze weer. De Duitser
zal wel raar hebben gekeken, want de
buren hadden al kans gezien het portret
van Hitier kapot te gooien, \'s Avonds
hadden wij met de buren een beschei-
den feestje, \'s Nachts werd er weer he-
vig geschoten, maar we gingen niet
meer naar de kelder, het kon immers
niet meer voor ons bestemd zijn. De
volgende morgen ging ik met mijn
vrouw de stad in. Op de twee pleinen
stonden 2000 Duitsers ontwapend met
wat handbagage klaar om te worden
afgevoerd. Elk plein werd bewaakt
door vier Jeeps met enkele Engelsen
erin met een mitrailleur. Om 12 uur
waren we weer thuis en daar was in-
middels een boodschap gekomen uit
Nieuw en Sint Joostland om te komen
om gewonde dieren te behandelen. De
oostkant van het eiland in de richting
van de Sloedam was droog gebleven.

De bmg over het kanaal lag in puin,
maar er was al een man, die voor een
dubbeltje mensen overzette. De man
waarschuwde mij nadmkkelijk. \'Blijf
vooral op de harde weg, de Duitsers
hebben hier en daar nog mijnen gelegd
in de bermen\'. In Nieuw en Sint
Joostland kreeg ik als eerste bericht dat
één van mijn prettigste cliënten zwaar
gewond was geraakt. Hij was tijdens
de beschieting door een buurman op
een open kar naar Amemuiden ge-
bracht, waar Duitse chimrgen zijn arm
hadden geamputeerd. Ik ging verder
van boerderij naar boerderij. Op vrij-
wel elke bedrijf waren dode en ge-
wonde dieren. Verschillende boerde-
rijen waren emstig beschadigd, enkele
waren geheel verbrand. Op sommige
bedrijven was de boer nog weg en hier
en daar zaten groepen Engelse solda-
ten. De aanval op de Sloedam was ten-
slotte gelukt nadat het een aantal mili-
tairen gelukt was om ten zuiden van de
Sloedam door het Sloe te waden en zo
een bruggehoofd op Walcheren te ves-
tigen. Toen het donker werd ben ik bij
een boer blijven slapen in een goed bed
maar geen mit meer in de ramen en een
bulderende wind. De volgende dag
hetzelfde beeld. Van het ene bedrijf
naar de andere. In het begin van de
middag belandde ik op een boerderij
waar vrijwel alle paarden gewond wa-
ren. De hele schuur zat vol met militai-
ren. In de lege koestal lagen enkele
tientallen soldaten in het stro te slapen.
In de voergang stond een zwaar ge-
wond paard, hoe het daar gekomen
was bleef een raadsel. Terwijl we daar-
mee bezig waren, vond een geweldige
explosie plaats. Het werd even hele-
maal zwart in de stal, maar dat klaarde
weer snel op. Het was allemaal stof dat
uit de naden van de planken in de zol-
dering kwam. De militairen kwamen
meteen in actie, maar wij mochten ver-
der niet gaan kijken, men bracht ons
direct naar het woonhuis. De kinderen
van de boer waren gelukkig in huis, ze
hadden trouwens de instmctie om
voorlopig geen stap buiten te doen. Na
een uur werd ons meegedeeld dat 4
jongens uit Amemuiden rond de boer-
derij aan het scharrelen waren en zo op
een aantal gekoppelde landmijnen wa-
ren gelopen. Allemaal dood. Het werd
mij ineens te veel en ik besloot om naar
huis te gaan.

Zo fietste ik even later langs de provin-
ciale weg van Amemuiden naar Nieuw
en Sint Joostland. Plotseling ont-
waarde ik in de verte zoiets verbazing-

-ocr page 515-

wekkends, dat ik van de fiets stapte en
bleef staan. De hele polder leek verla-
ten, geen mens te zien. De sloten ston-
den tot de rand toe vol water. Aan de
overkant van de weg lagen grote hopen
niet-afgevoerde, suikerbieten. En daar
naderde in de verte een muziekkorps,
luid spelend op een absoluut leeg weg-
gedeelte. In de oorlog was alle muziek
op straat verboden geweest en ik keek
vol spanning naar wat er aan kwam.
Een groot, luid spelend geallieerd mu-
ziekkorps, compleet met tamboers,
pantervellen en veel doedelzakken. Ik
stak mijn hand op, maar niemand nam
er nota van, ze speelden door en pas-
seerden mij met onbekende bestem-
ming naar, bleek later, Amemuiden.
Terug bij het kanaal bleek er een pri-
mitief schipbmgje te zijn gelegd, het
passeren was echter moeilijk want al-
les hing scheef omdat er bijna geen
water in het kanaal stond. Dit bleek
een gevolg te zijn van het feit, dat zo-
wel in Veere als in Vlissingen de slui-
zen kapot waren, zodat het waterpeil
met eb en vloed op en neer ging.

De volgende morgen ging ik op prak-
tijk in de stad. Toen ik na een paar uur
thuis kwam, was er iemand geweest
van het Voedselcommissariaat in Goes
met de vraag of ik niet naar Goes wilde
komen, want daar was een groot ge-
brek aan een dierenarts. De in Goes ge-
vestigde dierenarts, tevens waarne-
mend burgemeester, had het beter
gevonden om maar met de Duitsers te
vluchten. Door dit verzoek werd ik ge-
confronteerd met de vraag hoe het met
het eiland Walcheren zou aflopen.
Enfin, eerst maar eens bekijken hoe de
situatie in Goes was. Eerst moest een
vergunning worden aangevraagd om
van het eiland af te mogen, deze keer
bij de Engelsen. Toen naar Goes naar
collega Van Baak, de directeur van het
slachthuis. Deze zette mij de situatie
uiteen. De praktiserend dierenarts had
in een NSB-pension gewoond en had
dit dus verlaten. Het was niet te ver-
wachten dat deze in vrijheid zou temg
keren. Ik wilde met die praktijk ook
niets te maken hebben en wilde mij al-
leen zelfstandig vestigen. Naar het ge-
meentehuis voor huisvesting, daar was
geen kijk op. Van Baak voerde nog aan
dat de toestand zonder dierenarts niet
te lang kon duren. Temg naar
Middelburg. De veeteeltconsulent op-
gebeld om een afspraak voor een
praatje te maken. Deze, ir. Zwager-
man, was al jarenlang werkzaam in
Zeeland. Hij had het al bekeken. Alle
overbodige mensen in de dorpen zou-
den van het eiland worden geëva-
cueerd. Alle vee, op enkele dieren na,
zou worden afgevoerd. Hij schatte de
tijd om de dijken te dichten op 1,5 jaar,
dan droogmalen en nog enkele jaren
ontzilten. Hij schatte dat rond 1948
weer plaats zou zijn voor enkele
koeien. Voor drie dierenartsen op het
eiland zou voorlopig zeker geen werk
zijn. \'Als je in Goes terecht kunt moet
je het zeker doen\'. Een dag later kwam
collega Boudeling uit \'s Heer
Arendskerke praten. Hij kon het werk
niet aan. \'Kom naar Goes, dan zijn we
uit de zorgen\'. Weer naar Goes, daar
hoorde ik van Van Baak dat de vrouw
van de chimrg een huis had dat door de
Duitsers was gevorderd geweest en dat
aan mij zou willen verhuren. Om een
lang verhaal kort te maken, de ge-
meente maakte geen bezwaar, mits de
Engelsen het niet zouden vorderen.
Hiema terug naar Middelburg.

Na overleg met mijn vrouw besloten
we de stap te wagen. Hiema volgde
hectische dagen, vergunningen moes-
ten worden aangevraagd enzovoort.
Eerst naar de verhuizer. Ik vertelde dat
ik naar Goes wilde verhuizen, waarop
de verhuizer zei dat hij ervoor zou zor-
gen. \'Maar alles staat nog in het wa-
ter\', zei ik. \'Weet ik toch dokter, laat
het maar aan mij over\'. Ik vertrok op
18 november naar Goes op een motor-
fiets afgeladen met instrumenten en
medicijnen. Voorlopig had ik in Goes
een adres om booschappen aan te ne-
men en een bed. Toch reed ik al direct
visites. Op de beurs op marktdag werd
ik door Van Baak aan verschillende
boeren voorgesteld. Er verscheen geen
krant en ik kon dus niet adverteren.
Toch wisten de boeren mij te vinden.
De verhuizer reed inmiddels steeds
met een lege wagen het water in,
bracht het paard naar het droge en be-
gon dan te laden. Hij zette een ladder
op de wagen naar de eerste verdieping
en begon dan te pakken en te laden.
Ontelbare flesjes uit de apotheek heeft
hij in kranten ingepakt. Als de wagen
vol was werd het paard gehaald en
werd de wagen naar de zaak gebracht.
Daar werd het overgeladen in een
echte tapissière. Na een week vond ik
aan het eind van de middag mijn
vrouw geheel overstuur met een wieg
en twee kinderen op mijn logeeradres.
Onverwacht was de verhuizer komen
zeggen dat hij nu nog alleen onze spul-
len op ons evacuatieadres moest inla-
den en dat hij dan direct naar Goes zou
vertrekken. Naast de verhuizers gin-
gen ook mijn vrouw en kinderen mee
in de verhuisauto. Net over de
Sloedam ging de verhuisauto kapot, de
kruiskoppeling was gebroken. Een
Engelse officier in een jeep werd be-
reid gevonden om mijn vrouw en kin-
deren mee te nemen naar Goes, hoewel
dat streng verboden was. Hij zette haar
en de kinderen af aan de rand van
Goes. Voorbijgangers hadden haar
naar mijn slaapadres gebracht. Mijn
vrouw was bang dat de verhuisauto \'s
nachts beroofd zou worden. Ik was
daar niet zo bang voor, wie zou dat
doen? En zo was het. De volgende
morgen kwam de verhuisauto netjes
aanrijden met twee paarden ervoor.
Alles uitgeladen, één kamer een beetje
ingericht en \'s nachts sliepen we in ons
huis. We hadden toen een dun straaltje
water, één uur gas per dag, een houtka-
chel en wat hout, na een week telefoon
en vlak voor de kerst electriciteit. De
praktijk liep vanaf het begin af goed,
maar op Walcheren zaten de mensen
nog jaren in de zorgen. Aan het einde
van de veertiger jaren begon de herbe-
volking van het eiland met vee. Ik was
toen inmiddels directeur van de
Gezondheidsdienst voor Dieren ge-
worden en mijn eerste opdracht was
om er voor te zorgen dat de veestapel
op Walcheren t.b.c.-vrij werd opgezet.

Naschrift

De redactie van ons Tijdschrift vroeg
mij een artikel te schrijven over de in-
vloed van de Tweede Wereldoorlog op
de diergeneeskunde. De oorlog was op
veelerlei gebied eerder een periode
van stilstand dan van vooruitgang. In
overleg met de redactie heb ik een pe-
riode uit de oorlog beschreven die ik
ook heb meegemaakt. Ik ben mij be-
wust dat zeer veel Nederlanders ook
dergelijke gebeurtenissen zouden kun-
nen beschrijven of reeds hebben be-
schreven. Ik kon betrekkelijk nauwge-
zet zijn, omdat ik in de winter van
1944 en 1945 voortdurend gewerkt
heb aan een lange brief aan mijn ou-
ders in Zutphen. Direkt na de bevrij-
ding in mei heeft een Nederlandse mi-
litair deze meegenomen naar Zutphen.
Na de dood van mijn ouders bleek deze
brief nog te bestaan, zodat ik sindsdien
beschik over een goed verslag over
mijn belevenissen in het laatste deel
van de Duitse bezetting.

-ocr page 516-

llaatschappijnieuws

Allereerst mediabeleid. Er is een be-
langrijke reden om dit onderwerp op
de agenda te zetten. Veel voor de dier-
geneeskunde ingrijpende beslissingen
zijn over onze hoofden heen genomen,
zonder dat wij daar enige invloed op
hebben kunnen uitoefenen. Als wij
niet snel komen tot gerichte activitei-
ten wordt ons beroep steeds verder
buiten spel gezet, zo is de gedachte.

Geloofwaardigheid

Besturendag 2000: mediabeleid en onderwijs

Waar staan we eigenlijk voor?

Bunnik, 12 a/>ri72ööö- Vertegenwoordigers van besturen van de KNMvD dis-
cussiëren vandaag over twee onderwerpen: mediabeleid en onderwijs. De
jaarlijks gehouden Besturendag is een informeel, beleidvormend overlegor-
gaan. De dag bestaat uit een ochtend- en een middagsessie. Na een korte inlei-
ding van de onderwerpen gaan de deelnemers in groepjes uiteen om met el-
kaar van gedachte te wisselen. Dagvoorzitter Jan van Os zorgt dan in een
plenaire sessie voor de ontrafeling en bundeling van alle meningen.
Vanochtend gaat het over het mediabeleid dat de KNMvD zou moeten voeren.
Een onderwerp dat stof doet opwaaien; men raakt er tot ver in de middag niet
over uitgepraat. Het blijkt datje geen woordvoerder op pad kunt sturen als je
niet goed over je boodschap hebt nagedacht.

Gevolg van de heftigheid waarmee \'s ochtends is gediscussieerd, is dat de
Faculteit der Diergeneeskunde er \'s middags genadig vanaf komt. De plannen
met betrekking tot de inrichting van het diergeneeskundig onderwijs worden
mild bekritiseerd.

Door Sophie Deleu

KNMvD

De sessie wordt ingeleid door Clemens
Graafsma, freelance journalist en be-
kend van onder andere het Jaarcongres
1999 (Samen de markt op). Hij schetst
de gewenste gang van zaken in een com-
municatieproces. Met prikkelende voor-
beelden geeft hij aan dat conununiceren
goed doordacht moet gebeuren. \'Anders
werkt het als een boomerang\'. Boven-
dien is het belangrijk om eeriijk te zijn.

De 12-20- 60 regel
12% van het publiek vertrouwt infor-
matie van bedrijven
20% informatie van de media
60% resultaten van een onafhankelijk
onderzoek

Geloofwaardigheid is namelijk je kost-
baarste bezit. Graafsma: \'Mensen gelo-
ven maar weinig van de boodschap van
een ondernemer, c.q. bedrijf (12%), al
veel meer van wat de media beweren
(20%) en het meeste vertrouwen heb-
ben ze in onafhankelijke instanties
(60%). Bedrijven maken hier gebruik
van. Het is veel effectiever dan adver-
teren, als de Consumentenbond be-
weert datje product \'de beste koop\' is.
Hiemit wordt echter meteen duidelijk
datje ook moet oppassen met commu-
niceren. \'Als u uw voorzitter op pad
stuurt met een boodschap die u niet
waar kunt maken, valt u door de mand
en is de schade groter dan het positieve
effect ooit had kunnen zijn\', legt
Graafsma uit.

Communicatieproces

Graafsma heeft het communicatiepro-
ces ten behoeve van deze ochtend op-
gedeeld in fases, die achter elkaar
doorlopen moeten worden (en niet te-
mg). De groepjes worden verzocht per
fase een aantal belangrijke aspecten te
bespreken en prioriteiten te stellen.

Communicatieproces

Fase I Doelgroepen vaststellen

Fase II Doelstelling vaststellen

Fase III Strategie bepalen

Fase IV Organisatie

FaseV Actie ondernemen

Al snel blijkt dat allereerst een groot
aantal vragen in fase 1 en 11 (zie tabel)
beantwoord moet worden, voordat men
aan IV en V toe is. Door de keuze van
het onderwerp \'mediabeleid\' is echter
de suggestie gewekt dat de deelnemers
het zouden gaan hebben over deze laat-
ste fases: persberichten, televisie en
woordvoerders. Het kost de aanwezi-
gen even moeite om de omschakeling
te maken, maar men praat tenslotte ge-
hoorzaam over doelgroepen en doel-
stellingen van de KNMvD.

Van doelgroepen naar doelstelling

In fase 1 is het belangrijk om te weten
welke maatschappelijke groepen het be-
langrijkst worden gevonden en in welke
volgorde. Elke doelgroep dient immers
anders te worden benaderd. Met andere
woorden: wat vertel je aan wie?
Men twijfelt sterk over de volgorde tus-
sen cliënt - diereigenaar en veehouder -
en \'eindgebmiker\', oftewel de samen-
leving. Beiden zijn belangrijk, maar de
cliënt dienen gaat soms rechtstreeks in
tegen de belangen van de samenleving
en andersom.

De aanwezigen zijn het er over eens dat
de overheid een belangrijke doelgroep
is. Een goed en intensief contact moet
ervoor zorgen dat regelgeving tijdig
wordt getoetst aan praktische uitvoer-
baarheid, en waar nodig bijgesteld.
Ook de pers wordt genoemd als doel-
groep, met name om het grote publiek
te kunnen bereiken.

Sterke en zwakke punten

Verder wordt gevraagd naar sterke en
zwakke gemeenschappelijke eigen-
schappen van de beroepsgroep. Volks-
gezondheid en dierenwelzijn worden
als belangrijke positieve elementen ge-
zien. Verder zijn kennis en kunde sterke
punten, alsmede verantwoordelijkheid.
Als zwakke punten worden genoemd:
afhankelijkheid van economische fac-
toren, en daarmee in samenhang ge-
loofwaardigheid en kwetsbaarheid

Gemeenschappelijke vertrekpunten

\'Is de achterban wel homogeen, heb-
ben we met andere woorden vol-
doende gemeenschappelijke vertrek-
punten voor communicatie?\' is een
volgende vraag die zich aandient. De
zorg voor mens en dier staat bij ieder-
een weliswaar centraal, maar er wordt
wel heel verschillend invulling aan ge-
geven. Dit verschil zien we niet alleen
bij leden en niet-leden van de
KNMvD, maar ook binnen de vereni-
ging en binnen de verschillende disci-
plines.

De gewenste gemeenschappelijke ver-
trekpunten zijn: onafhankelijkheid, in-
tegriteit, gezag en positie in de samen-

-ocr page 517-

leving. En niet te vergeten deskundig-
heid, die van dit alles nog het gemak-
kelijkst te realiseren is.

Gewenste gemeenschappelijke vertrek-
punten:

• Onajhankelijkheid
Integriteit

• Gezag

Positie in de samenleving

• Deskundigheid

Van doelstelling naar strategie

Belangrijk om de vertaalslag van doel-
stelling naar strategie te kunnen maken
is het vaststellen van de belangrijkste
onderwerpen, c.q. thema\'s die men aan
de orde wil stellen. Vervolgens kun je
namelijk je mede- en tegenstanders
identificeren. Soms is het mogelijk om
iemand anders de boodschap die je
kwijt wil te laten verkondigen. \'We
zitten vaak te dicht bij die 12% geloof-
waardigheid\', wordt er opgemerkt.

Basisboodschap

De aanwezigen zijn het zonder meer
eens dat er een bepaalde basisbood-
schap zou moeten worden gedefi-
nieerd, een uitgangspunt voor alle deel-
groeperingen van de beroepsgroep.
\'Als wij over onze standpunten ondui-
delijk zijn, zijn wij geen goede ge-
sprekspartners voor bijvoorbeeld be-
leidmakers\', wordt er gezegd.
Uitgangspunt van de diergeneeskunde
blijft - daarover bestaat geen twijfel -
tot heil van mens en dier. Wat we doen
is divers en mag ook divers zijn. Dat is
niet het probleem. Het gaat er om hoe
we het doen. Integriteit, normen en
waarden - en vooral het gebrek hieraan
- vonnen het echte probleem.
Gezag en positie bereik je immers al-
leen door open en eerlijk te zijn, en ook
te benoemen wat niet goed gaat. Ook
als je onuitvoerbare regels moet over-
treden, moetje hier duidelijk over kun-
nen zijn.

Uitgangspunt van de diergeneeskunde:

tot heil van mens en dier.
Wat we doen is divers en dat mag ook.
Hoe we het doen is een andere zaak.
Integriteit, normen en waarden
vormen het echte probleem.

Universeel trefwoord: zorg

Vervolgens is de vraag: hoe communi-
ceren we het hoogdravende en idealis-
tische \'tot heil van mens en dier\' in be-
grijpelijke en aantrekkelijke bewoor-
dingen? Volvo maakt iDijvoorbeeld
geen auto\'s, nee, het bedrijf \'lost een
vervoersprobleem op\' en is vervol-
gens bereid hier op alle manieren
- vooral als het gaat om veiligheid -
aan mee te werken ten behoeve van
het gewenste imago. Een goed en uni-
verseel trefwoord voor de diergenees-
kunde zou bijvoorbeeld kunnen zijn:
zorg. Het strekt zich uit over alle disci-
plines en het heeft een positieve ge-
voelswaarde. Dit zou verder moeten
worden uitgewerkt. Waar kunnen we
voor staan?

KNMvD

Hoe nu verder?

Wat nu? De aanwezigen hebben - zo
blijkt om 15.00 uur - een belangrijk
punt aangesneden, waarvan het einde
nog lang niet in zicht is. Het is niet de
bedoeling dat men na zo\'n discussie
over de integriteit van de beroepsgroep
weer overgaat tot de orde van de dag.
Anders blijft het onverstandig om
meer te communiceren met overheid
en samenleving.

Allereerst moet de problematiek in ei-
gen kring verder worden uitgedragen.
Verder zou geïnventariseerd moeten
worden, hoe men in het land omgaat
met het \'zwart en grijs\' in ons beroep.
Hoe beter de handel en wandel van de
beroepsgroep in kaart wordt gebracht,
hoe efficiënter oplossingsgerichte ac-
ties kunnen worden ondernomen.
De voorzitter - Ton de Ruijter - zegt al-
lereerst een nieuwe ronde in deze kring
te prefereren. Vandaar dat er alweer
een tweede Besturendag 2000 op sta-
pel staat, louter over integriteit (28 juni
2000). Daarvan zal weer een verslag in
dit Tijdschrift worden gepubliceerd.
Verder staat het iedereen vrij om via
ingezonden brieven of discussie op de
website www.knmvd.nl een bijdrage
te leveren.

Als het niet kan zoals het moet, dan
moet het maarzoals het kan

Een observatie van Graafsma, die nu
reeds enkele jaren vanaf de zijlijn tegen
de dierenartsen aankijkt: \'Uw lijfspreuk
lijkt wel: als het niet kan zoals het
moet, dan moet het maarzoals het
kan. Terwijl u de zaken best anders zou
kunnen organiseren, zodat u wel aan
de (ongeschreven) regels kunt voldoen.
U kunt ervoor kiezen, bepaalde situ-
aties simpelweg niet te accepteren.\'

Onderwijs in de diergeneeskunde

Wim Kremer, lid van het onderwijsbe-
stuur van de Faculteit der Diergenees-
kunde, Hoofd Buitenpraktijk en be-
stuurslid van de Groep Practici Grote
Huisdieren, licht de belangrijkste ver-
anderingen toe in het diergeneeskundig
onderwijs. Opvallend is de verhoging
van de numerus fixus, die volgend aca-
demisch jaar al een feit is. Zoals reeds te
lezen viel in een interview met de de-
caan in dit Tijdschrift, doorlopen de
\'extra\' studenten waarschijnlijk een
apart studiepad. Het is niet de bedoeling
dat deze studenten practicus worden.
Bovendien denkt men de numerus fixus
te kunnen verhogen omdat de wens om
parttime te werken de komende jaren
sterker zal worden, mede door het stij-
gend aantal vrouwelijke studenten.

Milde kritiek

Een aantal prikkelende stellingen moet
de aanwezigen kritiek ontlokken. Zoals
in de inleiding reeds aangestipt, heeft
de ochtendsessie de aanwezigen der-
mate uitgeput, dat zij slechts weinig
commentaar hebben op de plannen van
de Faculteit. Toch is de discussie inte-
ressant.

Stelling 1

Meer dierenartsen in andere
sectoren dan de praktijk is essentieël
voor de ontwikkeling van de gehele
diergeneeskundige professie.

Men is het er unaniem over eens dat een
groter aantal dierenartsen in aanver-
wante functies voordelen biedt voor het
beroep. Het bevordert een bredere inbed-
ding in de omgeving. Bovendien komt
het ten goede aan een bruikbaar netwerk.
Hierbij kwam nog naar voren dat deze
doelstelling alleen bereikbaar is met ac-
tieve, uitgebreide en positieve voorlich-
ting over dit soort mogelijkheden aan
toekomstige en jongerejaars studenten

Stelling 2

Het verkrijgen van inzicht en probleem-
oplossende vaardigheden is de belang-
rijkste hoofddoelstelling van een acade-
mische opleiding tot dierenarts.

Met het belang van de belangrijkste
hoofddoelstelling, de zogenaamde aca-
demiesering is men het eens. Zorg-
wekkend is dat dit ten koste zou kunnen
gaan van het bijbrengen van kennis en

-ocr page 518-

vaardigheden. Deze twee moeten in ba-
lans zijn: Of zoals Van Os het ver-
woordt: \'Een minimum van \'het kun-
nen laten wapperen van de handen\' is
toch wel belangrijk.\'
Van de faculteit komt het geruststel-
lende commentaar dat men ook daar
een minimum aan kennis en vaardig-
heden van belang acht. In feite kunnen
door de diergerichte benadering de
vaardigheden zelfs beter op het toe-
komstige werk worden afgestemd. Zo
kunnen bijvoorbeeld chimrgische ba-
sisvaardigheden -opgedaan in de eer-
ste studiejaren- worden aangevuld met
meer diersoortgerichte chimrgische
ervaringen. Bovendien moet niet wor-
den vergeten dat in het vijfde studie-
jaar in alle richtingen nog kemvaardig-
heden worden opgedaan (in een
programma vergelijkbaar met de vroe-
gere co-schappen).

Stelling 3

De \'markt\' is sterk genoeg om een
Juiste plaatsing van de gedifferentieerd
afgestudeerde dierenartsen in het
beroepsveld te reguleren.

De vraag \'of de markt voldoende in
staat is te reguleren?\' kan tweeledig
worden opgevat. Als het gaat om regu-
lering van de uitstroom van de faculteit
worden daar door velen vraagtekens

Wist u dat...

er heel veel informatie beschikbaar is,
die u in uw hoedanigheid van dieren-
arts-werkgever, dierenarts-medewer-
ker of zelfstandige van pas kan ko-
men? Wij noemen bijvoorbeeld de
folders:

• Uw onderneming de baas: een weg-
wijzer als u voor het eerst personeel
in dienst neemt;

• Vrijwillige verzekering tegen finan-
ciële gevolgen van ziekte en arbeids-
ongeschiktheid voor startende on-
dernemers;

• Wat gebeurt er met uw loon wanneer
u ziek wordt? Informatie voor werk-
nemers;

• Loondoorbetaling bij ziekte. Infor-
matie voor werkgevers;

KNMvD

bij gezet. Daarvoor kunnen de markt-
ontwikkelingen te dynamisch zijn.
Bovendien gaat het te traag: tussen
bijsturing door de markt en het resul-
taat ervan zit teveel tijd.
De instroom wordt natuurlijk voor het
grootste deel gereguleerd door de nu-
mems fixus. De faculteit probeert ver-
volgens die instroom - vrijwel geheel
gericht op de individuele (gezel-
schaps)dierenpraktijk - \'bij te sturen\'
door het bevorderen van andere studier-
ichtingen. Het succes hiervan tijdens de
opleiding zal beperkt zijn. Bovendien is
het eindresultaat mede afhankelijk van
het aantal spijtoptanten dat van andere
richtingen toch weer temgkeert naar ge-
zelschapsdieren, een wens waar nog
steeds aan moet worden voldaan.
Vanuit de zaal wordt dan ook sterk be-
pleit alle beschikbare communicatie-
middelen te gebruiken om de toekom-
stige studenten voor te lichten over de
\'andere richtingen\': volksgezondheid,
wetenschap en beleid. Vanuit de facul-
teit wordt bevestigd dat het weinig zin
heeft een nieuw product te ontwikke-
len als je er vervolgens te weinig re-
clame voor maakt.

Los van de invloed van de uitstroom,
kan de markt sterk regulerend werken,
als bepaalde gebieden van het beroep
onder dmk komen. Een aantal deelne-
mers verwacht dat de jonge Neder-
landse dierenarts wel eens een groeiend
exportproduct zouden kunnen gaan

• Op zoek naar personeel? Informatie
over gelijke behandeling bij werving
en selectie;

• Partnertoeslag AOW stopt in 2015.
Deze folders kunt u aanvragen bij de
Informatietelefoon van het Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegen-
heid, tel. 0800-9051. De folders zijn
ook beschikbaar op het bureau van de
KNMvD, tel. 030-2510111, mevr. A.
de Reuver-van Zijl of mevr. V.
Roelvink (e-mail: are(gknmvd.nl resp.
vro@knmvd.nl).

Dierenartsen-werkgevers waren ge-
wend via de uitvoeringsinstelling Ca-
dans (voorheen de bedrijfsvereniging)
de
Wegwijzer voor de werkgever te
ontvangen. Met ingang van 2000
wordt deze praktische wegwijzer uit-
gegeven door het LISV, het Landelijk
vormen. Overigens leeft ook de omge-
keerde gedachte dat er in de toekomst -
mede door een groot aantal parttimers -
eerder te weinig dan teveel (gezel-
schapdieren-)practici zullen zijn.

Communicatieve vaardigheden en
praktijkmanagement

Een vraag aan de faculteit, los van de
stellingen: In hoeverre komt het onder-
wijs tegemoet aan de behoefte aan
meer communicatieve en manage-
mentvaardigheden in de praktijk?
Deze vaardigheden worden aangeleerd
in een aparte week, deels in de vorm
van stages. Bovendien zijn er avond-
colleges, waarvoor sprekers van buiten
worden aangetrokken. Zo kunnen de-
genen die dat willen, frequent in ver-
schillende fases van de studie met deze
onderwerpen bezig zijn.

Wilt u reageren naar aanleiding van dit
artikel - bijvoorbeeld op de stellingen -
of een bijdrage leveren aan de discussie
over de integriteit van de dierenarts?

Stuur dan een e-mail aan
tijdschrift@knmvd.nl of doe mee aan

de discussie op de internetpagina:
www.knmvd.nl. Ook een \'ouderwetse\'
ingezonden briefis natuurlijk van harte

welkom: Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, postbus 14031, 3508
SB Utrecht.

Instituut Sociale Verzekering. De
wegwijzer is bestemd voor alle werk-
gevers in Nederland en geeft informa-
tie over de onderwerpen uit de sociale
zekerheid in Nederland, over de verze-
keringsplicht en over de vaststelling en
inning van premies. De drie belang-
rijkste onderwerpen zijn vervolgens
ziekte, arbeidsongeschiktheid (inclu-
sief reïntegratie) en werkloosheid.
Verder besteedt de wegwijzer aan-
dacht aan de Toeslagenwet en aan het
handhavingsbeleid van de uitvoerings-
instellingen. Tenslotte komen zaken
rond bezwaar en beroep aan de orde.
U kunt de Wegwijzer bestellen bij het
LISV, tel. 020-5047513 of mailen naar
postoffice(^lisv.nl onder vermelding
van Wegwijzer voor de werkgever. De
Wegwijzer is ook verkrijgbaar op het
bureau van de KNMvD (zie hierboven).

-ocr page 519-

Niet alleen zou met dit antibioticumbe-
leid het gebruik van antibiotica in de
diergeneeskunde op verstandige wijze
plaatsvinden, maar ook zou op deze
manier dit verstandige gebruik aan ie-
dereen, duidelijk gemaakt kunnen wor-
den.

Veel doelen gehaald

Veel van de doelen die men voor ogen
had met het fonnuleren van het antibio-
ticumbeleid zijn inmiddels gehaald. De
discussie is gestart. De eerste versies
van de diverse formularia per diersoort
zijn vanaf 1995 verschenen en in de
praktijk wordt er mee gewerkt. Door de
soms heftige discussie binnen en buiten
de beroepsgroep, het verschijnen van
nieuwe middelen, veranderingen in de
registratie en voortschrijdend inzicht
zijn inmiddels tweede en soms zelfs al
derde versies verschenen.
Het antibioticumgebruik kan echter nog
steeds beter, dus de belangrijkste doel-
stelling van het antibioticumbeleid staat
nog steeds overeind.

Belangrijk daarbij is dat iedere zichzelf
respecterende praktijk - en zeker iedere
gecertificeerde praktijk en diersoortge-
certificeerde dierenarts - aangeeft dat
hij zich in zijn voorschrijfgedrag laat lei-
den door het antibioticumbeleid dat
door de beroepsgroep is geformuleerd.
In de praktijk betekent dit door te wer-
ken met de diersoortspecifieke formula-
ria.

Natuurlijk kan men zich ook laten leiden
door een praktijkspecifiek formularium
(per diersoort). Dit praktijkformularium
dient dan wel gebaseerd te zijn op het
landelijk opgestelde formularium.
Om te bevorderen dat ook diereigenaren
antibiotica op optimale wijze inzetten,
dienen er bovendien \'behandelingsad-
viezen voor dierhouders\' verstrekt te
worden door de praktijk die ook weer
gebaseerd zijn op de landelijk geformu-
leerde formularia. Niet alleen monde-
ling dient de dierenarts zijn cliënt te
overtuigen van de noodzaak om volgens
(landelijke) richtlijnen te werken, maar
ook schriftelijk. Want optimaal antibio-
ticumgebmik is niet eenvoudig te reali-
seren en vergt een lange adem.
Gelukkig wordt er in de praktijk al uit-
gebreid met de formularia en de daarvan
afgeleide "behandelingsadviezen voor
dierhouders" gewerkt.

KNMvD

En dan nu: de verdere implementatie

Alhoewel we dus een enorme sprong
voorn it hebben gemaakt met het formu-
leren van het antibioticumbeleid en de
ingebruikneming van de diersoortspe-
cifieke formularia, zijn we er nog niet
wat betreft de implementatie van het
beleid.

Om de discussie onder de beroepsgeno-
ten over het optimaal inzetten van anti-
biotica te bevorderen en op deze wijze
de formularia dynamisch te houden,
wordt hiervoor ruimte gecreëerd op de
webpagina van de KNMvD. Tevens pu-
bliceert de Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid regelmatig in het
Tijdschrift. Dat ontslaat overigens geen
van de Nederlandse dierenartsen van de
verplichting zich actief met optimaal an-
tibioticumgebraik bezig te houden en
hierover te communiceren met vakge-
noten. Kortom: maak gebmik van de
mogelijkheden die www.knmvd.nl en
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde u
bieden.

Bert Mostert is praktiserend dierenarts
en lid van de Werkgroep Veterinair
Antibioticum Beleid van de KNMvD.

Tien jaar antibioticumbeleid van de Nederlandse dierenarts

Wat moet er veranderen?

Tien jaar geleden is er door de KNMvD een begin gemaakt met het formuleren
van een antibioticumbeleid. Het doel: een optimaal antibioticumgebruik in de
diergeneeskunde. De aanleiding voor het formuleren van \'het veterinair anti-
bioticumbeleid\' vormden vragen - en zelfs ongerustheid - of in de diergenees-
kunde wel verstandig met antibiotica werd omgegaan en zo nee, of dit conse-
quenties zou kunnen hebben voor de volksgezondheid en de diergezondheid.
De beroepsvereniging heeft toen voortvarend op zich genomen om een veteri-
nair antibioticumbeleid te formuleren. Zij zou er ook zorg voor dragen dat het
geformuleerde beleid onder de aandacht van de beroepsgroep gebracht zou
worden. Daarna zou er bij de practici op worden aangedrongen dat zij zich in
hun voorschrijfgedrag laten leiden door het geformuleerde beleid.

Door Bert Mostert

Voor het lidmaatschap van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde hebben de vol-
gende collegae zich aangemeld:

Alkema, Mevr. S.N.; 2000; 3824 DL Amersfoort,
Poortersdreef29.
Meersma, Mevr. N.J.; 1998; 3852 NG Speuld
Garderenseweg 117.

Goossens, C.W.W.M.; 1987; 5403 LH Uden:
Breukrand 323.

Kingma, H.P.; 1961; 7447 HB Hellendoom; J. van
Burenstraat la.

Pecher. Mevr. F.W.M.; 2000; 4921 GA Made;
Heidehof22.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Antonis, A.F.G.; 1999; 3852 NG Speuld.
Garderenseweg 117.

Bijster, Mevr. S.; 1999; 3511 TW Utrecht;
Jeremiestraat 20.

Broeze - ten Voorde, Mevr. G.B.M.; 1986; 7101
JS Winterswijk; Kottenseweg 79B.
Heidens, Mevr. E.M.; 1999; 3522 SR Utrecht;
Eemstraat 40.

Hoeven, Mevr. M.D.J. van den; 1999; 3521 GM
Utrecht. Balijelaan 53 bis.
Huijskes, Mevr. P.J.M.; 1999; 3705 ZA Zeist;
Warande 2.

Kriek. Mevr. P.M.A. de; 2000; 3992 PI. Houten;
Schapenhoeve 11.

Oosterga-Land, Mevr. J.A.; 1999; 3941 BP

Doom; Oude Rijksstraatweg 43.

Simonse, Mevr. M.A.M.; Geurt-1999; 4716 NW

Bergen op Zoom; Tolseunde 7.

Sommers, M.G.; 1999; 3981 ZR Bunnik;

Vletweide 172.

Stniik, D.; 2000; 3584 DS Utrecht;

Cambridgelaan 689/K31.

Verhorevoort, Mevr. A.J.M.M.; 1999; 2992 WN

Barendrecht; J. Pompevliet 43.

Vermeulen, Mevr. D.Y.; 2000, 3583 CA Utrecht

J. van Ruisdaelstraat 27

Vugt, Mevr. Y.F. van; 1999; 3514 GB Utrecht
Willem van Noortstraat 57.
Zwart; J.W.P.F.; 1992; 1011 LL Amsterdam:
Houtkopersburgwal 19.

Als kandidaatlid van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde heeft het Hoofdbestuur
aangenomen:

Keiler, Mevr. S.; 3705 HJ Zeist; Joh. van
Oldenbameveltlaan 88.

Maat, Mevr. C.M.J.W. de; 3731 VC De Bilt;
Cumulusweg 11.

Vermeiren, F.; B-2470 Retie; Gildenstraat 3A.
Klaveren, Mevr. N.J. van; 3584 DP Utrecht;
Cambridgelaan 649/K21.

Overleden:

Op 22 mei 2000 Drs. H.J. Nijsen te Well.

-ocr page 520-

Jubilea:

23 juni W. Schuurmans te Zwiggelte, afwezig, 35
jaar

24 juni Mevr. M.N. Ensink-van de Hulst te
Groningen, afwezig, 50 jaar

26 juni A.W. Kramer te Ouddorp, afwezig, 30 jaar
I juli G. Uilenberg te Frankrijk, onbekend, 45 jaar
3 juli J.A.H. van Lieshout te Diessen, afwezig, 35
jaar

3 juli H. den Daas te Druten, afwezig, 25 jaar

4 juli M. Bosman te Rucphen, afwezig, 25 jaar
4juli W.J.P. Coops te Hummelo, aanwezig, 25 jaar
4 juli S.R. Heslinga te Veenendaal, afwezig, 25
jaar

4 juli A.G.G. Kok te Ede, afwezig, 25 jaar
4juli J. Gutteling te Sneek, afwezig, 25 jaar
4 juli A.J.P.M. van Sundert te Venray, afwezig, 25
jaar

4 juli B.B.A. Lichtenbelt te Haren, afwezig, 25
jaar

5 juli A.C.J.M. Wertenbroek te Boxtel, afwezig,
40jaar

6 juli H. Wessels te Valkenswaard, afwezig, 25
jaar

7 juli G.M. Vogely te Maam, aanwezig, 45 jaar
7 juli P. den Hartog te Borculo, afwezig, 45 jaar
7 juli J. Veenhof te Lunteren, aanwezig, 45 jaar

7 juli P. van der Eijk te Ridderkerk, aanwezig, 35
jaar

8 juli L.E. Buysse te Emmeloord, afwezig, 40 jaar
8 juli J. Stevense te Enschede, afwezig, 35 jaar

8 juli H. Oosterhof te Goingarijp, aanwezig, 40 jaar
23 juli R. van Oyen tc Laren, afwezig, 30 jaar
15 augustus Mevr. L.C.M. Beukers-Schröder te
Vosselaar (België), aanwezig, 30 jaar

Mutaties:

Antonis, A.F.G.: 1999; 3852 NG Speuld;
Garderenseweg 117; tel. privé; 0577-407177; wet.
medew. bij ID-Lelystad; tel. bur.; 0320-238238
(toev.
als lid).

♦Alkema, Mevr. S.N.; 2000; 3824 DL
Amersfoort; Poortersdreef 29; tel. privé; 033-
4556727; E-mail privé: b.j.van.driel(gwxs.nl; p.,
medew. bij J.D. Vrieze; tel. prakt.: 036-
5330441; fax prakt.: 036-5347745.

Baars, J.C.; 1965; 6681 AD Bemmel;
Lidwinastraat 6; tel. privé: 0481-461783;
r.d.

Bax, A.G.W.; 1977; 7778 HZ Loozen;
Buuwhuisweg 3; tel. privé: 0524-560775;
p.,
D.A.P. Hardenberg/Gramsbergen.

Bijster, Mevr S.; 1999; 3511 TW Utrecht;
Jeremiestraat 20; tel. privé: 030-2332269; wnd.d.
(toev. als lid).

Broek, Mevr. M.C. de; 1998; 8392 NS Boyl;
Klokkeweg 16; tel. privé; 0561-421987; p.,
me-
dew. bij T. Bruggeling, P.J.M. Egberink,
P.V.E. Fortuin,
S. Wietsma en M.A. van Wijck;
tel. prakt.: 0519-292526; E-mail:
wr3438CflfWolmail.nl.

Broeze-ten Voorde, Mevr. G.B.M.; 1986;
7101 JS Winterswijk; Kottenseweg 79B; tel.
privé: 0543-524092; geass. met J. Broeze; tel.
prakt.: 0543-523455 (toev. als
lid).

•Hagenaar, M.; 2000; 6034 RD Nederweer-
Eind; Gebleektendijk 15;
tel. privé: 0495-
641231;
p., medew. bij J.H.A.M. Gubbels, M.B.
Heijnen, L.O. Scholma en M. Sinke;
tel. prakt.:
0495-632957.

Heidens, Mevr. E.M.; 1999; 3522 SR
Utrecht; Eemstraat 40; tel. privé: 030-2893389;
wnd.d.
(toev. als lid).

Hoeven, Mevr. M.D.J. van den; 1999; 3521
GM Utrecht; Balijlelaan 53bis; tel. privé: 030-
2960765; p., medew. bij A.J.J. Hulshof en E.K.
Welling; tel. prakt.: 030-2283810 (toev. als
lid).

KNMvD

Huijskes, Mevr. P.J.M.; 1999; 3705 ZA
Zeist; Warande 2; tel. privé; 030-6959899; E-
mail: paulahuijkes@yahoo.com; d.
(toev. als lid).

Kriek, Mevr. P.M.A. de; 2000; 3992 PL
Houten; Schapenhoeve II; tel. privé: 030-
6380760; wnd.d.
(toev. als lid).

Meijer, Mevr. M.C.; 1995; 4871 TC Etten-
Leur; Peppelgaarde 31; tel. /fax privé: 076-
5036434; p , medew. bij M.J. Bakkenes, R.W.T.
Becking en J.T.M. Marée; tel. prakt.: 0174-
624544.

Oosterga-Land, Mevr. J.A.; 1999; 3941 BP
Doom; Oude Rijksstraatweg 43; tel. privé: 0343-
420603; d. bij Christelijke Agrarische Hogeschool
Dronten; E-mail bur.: ooj(gcah.nl
(toev. als lid).

Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3706 AA Zeist;
Laan van Vollenhove 670; tel./fax privé: 030-
2720567; p., medew. bij J.J. van der Louw, J.H.M.
Peeters, H.J.B, du Pon en G.A.M. Pronk; tel.
prakt.; 030-6011238; fax prakt.: 030-6012547.

Simonse, Mevr. M.A.M.; Gent-1999; 4716
NW Bergen op Zoom; Tolseinde 7; tel. privé:
0164-245205; p., medew. bij J.W. Borgers, W.L.
Keers, R.M.F.J. Kemme, J.L.L. Mouws en
J.W.M. Zomer; tel. prakt.: 0164-235112
(toev. als
lid).

Sommers, M.G.; 1999; 3981 ZR Bunnik;
Vletweide 172; tel. privé: 030-6565278; p., me-
dew. bij Y. Greijdanus, C.J. Pel, O.J.M. Schreurs,
A.J.P.M. van Sundert, R.F.L.M. Vriens en N.J.
Zegers; tel. prakt.: 0478-544100; fax prakt.: 0478-
544101
(toev. als lid).

Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 3905 GC
Veenendaal; Mulderslaan 2 D; tel. privé: 0318-
555468;
p., medew. bij M. Duifhuizen, R.J.H.
Hoebink, P.T. van \'t Veld en W.Th.G. Vullings;
tel. prakt.: 0318-519167.

Straik, D.: 2000; 3584 DS Utrecht;
Cambridgelaan 689/K31 ; tel. privé: 06-22897107;
wnd.d. (toev.
als lid).

•Velsen, mevr. 1.1. van; 2000; 4871 AK
Etten-Leur; Wouter Berthoutlaan 64; tel. privé:
076-5010977;
 E-mail privé:

i.i.vanvelsen(aM 2move.nl; wnd.d.

Verhorevoort, Mevr. A.J.M.M.; 1999; 2992
WN Barendrecht; J. Pompevliet 43; tel. privé:
0180-628227; p., medew. bij A. Fennema en
M.M. Ravenshorst; tel. prakt.; 0186-612066; fax
prakt.: 0186-612258 (toev.
als lid).

Vermeulen, Mevr. D.Y.; 2000; 3583 CA
Utrecht; J. van Ruisdaelstraat 27; tel. privé: 030-
2581997; E-mail privé; dyvermeulen@hetnet.nl;
p., medew. bij J.C.M. Thielen; tel. prakt: 076-
5210434 (toev.
als lid).

Vesseur, Dr. P.C.; 1982; Wageningen-1977;
5345 CW Oss; Barnsteen 8; tel. privé: 0412-
651092;
vet. beleidsmedew. Produktschappen
voor Vee, Vlees en Eieren (PVE);
tel. bur.: 070-
3409922; fax bur.: 070-3409810;
Specialist
Varkensgezondheidzorg.

Vries, T.J. de; 1968; 8105 RM Luttenberg;
ter Borgweg 1 ; tel. privé: 0572-301341 ; d;
R.O.N.

Vugt, Mevr. J.F. van; 1999; 3514 GB
Utrecht; Willem van Noortstraat 57; tel. privé:
030-2719008; wnd.d.
(toev. als lid).

Vullings, Mevr. M.; 1998; BT79 7SF
Omagh, County Tyrone (Noord-Ierland); 38
Camcosyroad, Drumiea; tel. privé: 00-44-
2881648782; p., medew. bij N. McCrea; tel.
prakt.: 00^4-2886766444.

•Wessel, Mevr. M.T.; 2000; 91616 Davis,
Californie, U.S.A.; 2950 Portage Bay West,
App. 426; tel. privé: 00-1-530-750-1167;
me-
dew. bij Univ. van Califomië, Davis; UCDavis.

Zwart, J.W.P.F.; 1992; 1011 LL
Amsterdam; Houtkopersburgwal 19; tel. privé:
020-6256255; geass. met J.Th. Goverts en E.E.D.
Winius; tel. prakt.: 020-6796035 (toev.
als lid).

Congressen & Symposia

22—25 Pferdeheilkunde Fortbildungstage
Berlin, Hilton-Kongresszentrum am Gen-
darmenmarkt, Humboldt-Universität. Info:
Pferdeheilkunde, Postfach 10 22 51, 70018
Stuttgart, tel.; 49-711 23 66 33 2, fax: 49-
711 23 66 33 7, e-mail: fortbildung(§pfer-
deheilkunde.de, intemet: www.pferdeheil
kunde.de.

29—I juli Intemational Symposium on Canine
and Feline Reproduction in conjunction
with the Congress of the European
Veterinary Society for Small Animal
Reproduction and an ICAR satellite.
\'Advances in dog, cat, and exotic carnivore
reproduction\'. Norwegian School of
Veterinary Science, Oslo, Norway. Tel.:
47-22-964855, fax: 47-22-597081, e-
mail: Wenche.Farstad@veths.no.

)uli

2—6 Xth Intemational Congress on Animal
Hygiene, Maastricht. \'Dierhygiëne: dc sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.tijten@knmvd.nl

17 ATF-Seminar Ökologische Geflügel-
haltung, Oberschleissheim.

7—9 Annual Scientific Meeting of the

European College of Veterinary Surgeons,
Hotel Bem, Bem, Switzerland. Pro congress
seminars - 6 July, 2000 - Veterinary School,
University Bem. More Information: ECVS
office, University Zurich, Veterinary Sur-
gery Clinic, Winterthurerstrasse 260, CH-
8057 Zürich. Phone: 41 (0) I -635 8480, fax:
41 (0)1-313 0384, e-mail: mga ovet@vet-
chir.unizh.ch, Intemet: www.ecvs. org

23—28 The 2nd Intemational Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference. More
infonnation, write to: IVVDC 2000
Secretariat, Institute for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see http://
www.iah.bbsrc.ac.uk, under \'Conferences
and Seminars\'.

30—3 aug. 8th Intemational Congress of the
European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT).
Jemsalem, Israel. 8th EAVPT Congress, PO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:
(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155,
e-mail; trgt@netvision.net.il, intemet:
www.eavpt2000.co.il

Augustus

17.19. Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic
Milking, c/o Congresbureau Flevoland.
P.O. Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.: 31-320-247826, fax:
31-320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nederlands Congres
Centrum, Den Haag. Meer informatie;
http://eaap2000.wau.nl of via het organizing
committee, tel.: 026-3898700, fax; 026-
3898777, e-mail: eaap2000@alg.vfwau.nl

-ocr page 521-

KNMvD

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceoffice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Veterinary
Dermatology. San Francisco (USA). For
more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00 1
888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax: 00
1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@mee-
tingmakers.com. Intemet: http://www.mee-
tingmakers.com/wcvd

September

1 11th Intemational Symposium \'Tropical
Animal Health and Production\'. Theme:
Diagnosis and control of transboundary in-
fectious diseases in Southern Africa.
Faculty of Veterinary Medicine, Office for
Intemational Cooperation, PO Box 80.163,
NL 3508 TD Utrecht, telefax: 31(0)30-
2531815, e-mail: bic@vet.uu.nl.

17.19. 31 st Intemational Congress on the History
of Veterinary Medicine of the World
Association for the History of Veterinary
Medicine (WAHVM) in Bmo. Czech
Republic. Topics: genetics applied to ani-
mal breeding and disease control; women in
veterinary medicine; festival of movies on
the history of veterinary medicine; tree
communications. Contact: VETEDUCA
Ltd.. Mirko Treu DVM. Moravske nam. 13.
CZ-602 00 Bmo, fax 420 5 41248268, e-
mail veteduca@sky.cz, http://www.library.
vet.uu.nl/~wahvm.

13— 16 British Equine Veterinary Association
Congress 2000, ICC Birmingham. Further
information: BEVA Congress Office, 5
Finlay Street, London. SW6 6HE, UK. tel.:
44-(0)20-7610 6080, fax: 44(0)20-7610
6823, e-mail: bcvauk@msn.co.uk, website
at http://www.beva.org.uk

19-22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Deadline poster/papers is May 31
2000. Congressccretariaat: KNMvD, t.a.v.
Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

27—28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Brugge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-367131. fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be. intemet: http://hobbes.rug.ac.be/~
peter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London. WIM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

Oktober

6 7 Jaarcongres KNMvD, Noordwijkerhout.
Meer infomiatie: mr. A.P. Hilhorst, tel.: 030-
2510111.

November

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

DIXMFORTUIN

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Arnhem.

December

15 16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie: prof dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren. tel.: 030-2531183, fax:
030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme@
vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek, tel.:
31-10-4087581, fax: 31-10-4089461, e-
mail: uilenbroek@endov.fgg.eur.nl, inter-
net: www.eur.nl/endov/SSF2000.

januari

17.20.5\'*^ Intemational Sheep Veterinary
Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for pa-
pers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your
intention to participate must be made
known to the Scientific Programme com-
mittee as soon as possible by informing
them by fax or e-mail of the topic of your
presentation: Reservations Hotline: fax:
27 11 7927522, e-mail: reshot@yebo.
co.za. Scientific Programme committee:
(Chairman: Ken Pettey), fax: 27 12

5298315, e-mail: kpettey@op.up.ac.za.
Abstracts must be submitted by 31 May
2000. Full papers to be published on com-
pact disk must be received by 30
September 2000 accompanied by any vi-
deo, photographs or slides you would like
to include.

Maart

7—10 Intemational Congress of the

European Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4«
Intemational Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Noordwijkerhout.

Vergaderingen &. Bijeenkomsten

juni

24

Ledenvergadering Samenwerkende Neder-
landse Veterinaire Acupuncturistenver-
eniging (SNVA) te Driebergen.

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

-ocr page 522-

Na het overlijden van mijn naaste collega ben ik op zoek naar een nieuwe

Cezelschapsdierenpracticus (m/v)

die de schouders wil zetten onder het verder uitbouwen van onze nieuwe praktijk.

Het betreft een 75% baan voor een ervaren en enthousiaste dierenarts, die binnen afzienbare tijd wil associëren.

Schriftelijke reacties gaarne binnen twee weken naar: Diergeneeskundig Centrum de Overlaet, ter attentie van Helmy Wulms,
Obrechtstraat 2, 5344 AT Oss.

Gemengde praktijk met voornamelijk gezelschapsdieren zoekt i.v.m. vertrek collega

Dierenarts (m/v)

Wij zoeken een collega met differentiatie landbouwhuisdieren met een duidelijke interesse voor gezelschapsdieren. Enige erva-
ring is gewenst. Gaarne schriftelijke sollicitaties binnen 14 dagen richten aan: DAP Leiden e.o., p/a Hermelijnvlinder 36, 2317
KC Leiden, e-mail: daplelden@cistron.nl.

Ervaren dierenarts zoekt ter overname een

Gezelschapsdierenpraktijk

In de provincies Noord-Brabant, Gelderland of Utrecht.

Schriftelijke reacties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031. 35o8 SB Utrecht,
onder vermelding van nummer 5/2000.

Dierenkliniek Kralingseweg 343 heeft een vacature voor een parttime

Dierenarts (m/v) (maximaal 20 uur per week)

Profielschets: allround gezelschapsdierenpracticus, bij voorkeur al woonachtig in regio Rotterdam. Goede contactuele en chirurgische vaardigheden zijn nood-
zakelijk.

Geboden wordt: prettige werkomgeving in goed georganiseerde (geen open spreekuren) en geautomatiseerde eerstelijns gezelschapsdierenpraktijk in een leuk
deel van Rotterdam. Momenteel wordt er gewerkt met twee dierenartsen en acht assistenten.

Na gebleken geschiktheid is een salariëring boven KNMvD-normen mogelijk. Schriftelijke reacties naar: J.F. Alberdingk Thijm, Kralingseweg 343, 3065 RC
Rotterdam.

Op korte termijn

liefst ervaren waarnemer (m/v)

gevraagd voor gezelschapsdierenpraktijk in het zuiden van het land.
Diverse aantrekkelijke mogelijkheden bespreekbaar.

Reacties gaarne zo spoedig mogelijk richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder vermelding van nummer 6/2000.

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-07/01-08-2000

maandag 10-07-2000

15-08-2000

maandag 31-07-2000

01-09-2000

maandag 14-08-2000

15-09-2000

maandag 28-08-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 523-

junge, dynamische Tierärztliche Praxis für Schweine in

Nordwest-Deutschland sucht

Zwei
Einsatzfreudige
Spezialisten

zur tierärztlichen Betreuung von Schweinebeständen in
Zucht und Mast.
Ihr Profil:

• fundierte Erfahrungen insbesondere in dertierärtzlichten
Betreuung von FerkelerzeugerBeständen

• teamfähig

• gute deutsche Sprachkentnisse in Wort und Schrift

• abgeslossene Berufsausbildung zum Tierartz.

Geboten wird:

• eine längerfristige Zusammenarbeit

• leistungsgerechte Bezahlung

• geregelter Wochenenddienst und

• Fortbildingsmöglichkeit.

Angestrebt wird nach gründlicher Einarbeitung eine umfas-
sende Beratung und Betreuung in den Beständen -nicht ge-
ballte Maasentätigkeit.

Eine diskrete Behandlung Ihrer aussagegekräftigen

Bewerbungsunterlagen wird zugesagd.

Tierärztl. Praxis für Schweine, Horst Gaumann, Finkenstr.

33, D-49377 Vechta, tei.: -(-49 4441 2074, fax: -^49 4441

84628.

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 7 oktober 2000 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs. J.P.V.M. de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M.S.A. Bloemhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen.

ïfWS

Dierenartsenpraktijk
Oosterwolde is een gemengde
praktijk in zuid-oost Friesland.
Wij werken vanuit een modern
en goed geoutilleerd praktijk-
gebouw. Wegens het vertrek
van een van onze collega\'s
zoeken wij een:

Dierenarts
gezelschapsdieren
(m/v)

Wij vragen:

• Teamgeest

• Differentiatie gezelschapsdieren

• Goede communicatieve eigenschappen

• Deelname in de dienstenregeling

Wij bieden:

• Parttime functie voor 5 middagen per week

• Salariëring volgens de KNMvD-norm

• Goede ontplooiingsmogelijkheden

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij j.W.E Peters, tele-
foon: 0516-431415. Schriftelijke sollicitaties voorzien van een
c.v. binnen 14 dagen te richten aan:
Dierenartsenpraktijk Oosterwolde, Postbus 93, 8431 AB
Oosterwolde.

dierenartsen

centrum

oosterujolde

c

Animal Hospital Helsingborg, si-
tuated on the Swedish Riviera on
the south west coast of Sweden,
was founded 1954 and is one of
Europe\'s largest private animal
hospitals with more than 100 em-
ployees including 22 skilled veterinarians covering the va-
rious fields of veterinary medicine, excellent faciliteits and
advanced equipment. Good possibilities for continuing edu-
cation and clinical research.

Position available for skilled, conscientious and caring

Small Animal
Veterinary Surgeon

(m/f)

Certificate or diploma in surgery Is required.

Please submit a letter of application, curriculum vitae and
referees to Dr. Fredrik Danielsson, Chief of surgery, before
July i^t.

Address: Regiondjursjukhuset Helsingborg
Box 220 97
25023 Helsingborg
Sweden

For questions contact Dr. Fredrik Danielsson, telephone:
009-46-42-168001 or e-mail fredrlk.danielsson@djursjuk-
hus.com

-ocr page 524-

De Hoofdafdeling Veterinaire Anatomie en Fysiologie van de Faculteit der Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht bestaat uit 35 medewerkers die samen
het onderwijs in de anatomie, fysiologie en embryologie aan studenten Diergeneeskunde en Medische Biologie verzorgen. Het onderzoek van de
Hoofdafdeling is gericht op de groei, ontwikkeling en adaptatie van dwarsgestreept spierweefsel bij paard, rund en varken. In beide studierichtingen wordt een
nieuw curriculum opgezet; tevens wordt het aantal studenten diergeneeskunde per 1 september met 50 uitgebreid. Daarom zoeken wij met spoed een;

junior docent anatomie

(vacaturenr 70053)

junior docent fysiologie

(vacaturenr 70054)

De junior docent Anatomie gaat werken bij de afdeling Anatomie. Het werk bestaat uit het geven van onderwijs aan eerste- en tweedejaars studenten dierge-
neeskunde. Uw hoofdtaken zijn het geven van werkcolleges en practica in de bouw- en functievakken (met name het bewegings-, digestie- en zenuwstelsel), de
topografische anatomie en keuzevakken. Ook het maken en nakijken van tentamens behoort tot uw taak. De werkzaamheden vinden plaats in teamverband.
Het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het nieuwe curriculum of van het computer ondersteund onderwijs behoort tot de mogelijkheden.
Wij vragen een jonge, enthousiaste dierenarts, met affiniteit voor en liefst enige ervaring met onderwijs. Warme belangstelling voor (macroscopische) anato-
mie is uiteraard een vereiste. j ^ r
Heefl u belangstelling? Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met Prof dr W.A. Weijs (030 2534335, e-mail w.a.weijs@vet.uu.nl) of mw. drs C.F.

Wolschrijn {0302534330)

De junior docent Fysiologie gaat werken bij de afdeling Fysiologie. Hoofdbestanddeel van de functie is het voorbereiden en begeleiden van werkcolleges (60%
van de werktijd). Daarnaast omvat de functie het geven van hoorcolleges, het begeleiden van werkcollege-opdrachten en het nakijken van verslagen, het opstel-
len en nakijken van tentamens, het assisteren bij keuzevakken en het evalueren en eventueel bijstellen van het onderwijsprogramma.

Wij vragen een enthousiaste dierenarts/(medisch) bioloog met didaktische en communicatieve kwaliteiten en liefst enige ervaring met het geven van onderwijs
op het gebied van circulatie/respiratie, water- en zouthuishouding of digestiestelsel. In verband met het practisch onderwijs strekt de aantekening artikel 9

functionaris tot aanbeveling. 1, rj n 1

Heeft u belangstelling? Voor nadere inlichtingen kunt u contact opnemen met mw. Prof dr M.E. Everts (tel:030 2535307; e-mail; m.everts@vet.uu.nl) of dr R.J.

Veeneklaas tel; 0302535301; e-mail r.veeneklaas@vet.uu.nl)

Wij bieden voor beide functies een 10/10 aanstelling in tijdelijke dienst voor de duur van twee jaar. Uw salaris is afhankelijk van opleiding en relevante ervaring
en bedraagt maximaal fl 6581,- per maand (schaal 10, CAO Nederlandse Universiteiten). Een aanstelling voor 8/10 is bespreekbaar. U wordt in de gelegenheid
gesteld deel te nemen aan de cursussen en onderwijstraining voor het certificaat \'Basiskwalificatie Onderwijs\' van de Universiteit Utrecht.

Schriftelijke sollicitaties, voorzien van een curriculum vitae en onder vermelding van het vacaturenummer, kunnen tot twee weken na verschijning van deze ad-
vertentie gericht worden aan de afdeling Personeel &, Organisatie van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, t.a.v. de heer R. Bouwmeester,
Postbus 8oi 63, 3508 TD UTRECHT. Gelieve aan te geven op welke van de twee functies u solliciteert.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers®atrlserv.nl

-ocr page 525-

Werken bij LNV: je krijgt er wat voor terug!

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) werkt aan een verantwoord gebruik
en beheer van de groene ruimte. Wat dat betekent,
zien we wanneer we boodschappen doen in de
supermarkt of wanneer we een fietstocht door de
polder of het bos maken. Dan wordt zichtbaar hoe
LNV de ruimte \'inkleurt\'. Vaak is dat nog een hele
kunst. Want in ons dichtbevolkte land maakt
iedereen aanspraak op zijn of haar deel. Aan de ene
kant is er de voor de voedselvoorziening en handel
zo belangrijke landbouw. Aan de andere kant willen
we in onze vrije tijd van de natuur genieten.
Het bedenken van oplossingen voor die soms
tegengestelde belangen, maakt het werken bij LNV
zo interessant. Ook op het gebied van loopbaan-
planning biedt het ministerie volop mogelijkheden
om jezelf verder te ontwikkelen. Dat geldt ook voor
de ondersteuning bij de eigen loopbaanplanning.

^^jm landbouw, natuurbeheer
^JÜ en visserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RW) is een dynamische organisatie die
in 1985 is opgericht. Zij ressorteert onder het
tiAinisterie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en telt circa 1600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale Directie,
vijf kringen en een Centraal Laboratorium te
Wageningen.

De RW ziet er op toe dat bij de productie en
afzet van dieren en producten van dierlijke
oorsprong in Nederland voldaan wordt aan de
eisen ten aanzien von diergezondheid, volks-
gezondheid en het welzijn von dieren.
Daarnaast draagt de RW zorg voor de uitvoering
von de bestrijding van besmettelijke dierziekten.
De RW bevindt zich in een veranderingstraject.
Dit traject heeft als doel dat de RW zich
ontwikkelt tot een zelfstandig agentschap en
topkeuringsinstelling, die op een hoog
professioneel niveau haar onafhankelijke taak-
stelling uitvoert.

Wij zoeken ter versterking van ons team:

Keuringsdierenartsen (v/m)

De taken van de keuringsdierenarts binnen
de RW zijn

• Het keuren van levende en geslachte dieren
en producten;

• Het keuren van vers vlees en vleesproducten;

• Het keuren van vis en visproducten;

• Het toezicht houden op bedrijfskeuringen;

• Het toezicht houden op de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften;

• Het toezicht houden op de naleving van
voorschriften ten aanzien van hygiëne- en
inrichtingseisen voor bedrijven;

• Het verlenen van erkenningen, registraties en
vergunningen aan bedrijven, veewagens en
personen;

• Het bestrijden van dierziekten;

• Het permanent op de hoogte te blijven van de
relevante vaktechnische ontwikkelingen en
regelgeving.

Wij vragen het volgende van onze nieuwe
keuringsdierenartsen

Inzetbaar op meerdere vakgebieden na interne
training en begeleiding; goede communicatieve
vaardigheden; bereidheid tot bijscholing;
discipline ten aanzien van vaktechniek en
administratie; flexibel, verantwoordelijk,
vernieuwingsgezind en initiatiefrijk; teamspeler.
Een absolute voorwaarde is een voltooide
universitaire opleiding Diergeneeskunde en
rijbewijs B.

Wij bieden u

afwisselende werkzaamheden, werken in
teamverband; de mogelijkheid tot parttime
werken (standaard is een 36-urige werkweek);
verscheidene doorgroeimogelijkheden, bijvoor-
beeld als teannleider of als kringvakspecialist;
introductiecursus en opleidingen (bijscholing);
goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Niet-Nederlands sprekenden krijgen een inten-
sieve taaltraining Nederlands waarbij het
accent ligt op spreekvaardigheid.

Salaris

Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring
en bedraagt maximaal f. 6715,- (€ 3047,-)
(schaal 10 B.B.R.A. 1984). Na twee jaar volgt bij
gebleken geschiktheid een vaste aanstelling en
bevordering naar schaal 11, die een maximum
kent van f. 7676,- (€ 3483,-) bruto per maand.

Inlichtingen

Nadere inhchtingen over de functie kunnen
verkregen worden bij mw J.G. Bode-Kasteelen,
tel. 31 70-3578816 (op dinsdag, woensdag en
vrijdag van 9.00-16.00 uur). Tevens bent u van
harte welkom een bezoek te brengen aan de
werkplek van een RVV-keuringsdierenarts.
Belgische dierenartsen kunnen van reeds aan-
wezige Belgische collega\'s bijstand krijgen bij
het administratieve proces voor grensarbeiders.

Belangstellenden, met name dierenartsen die
nog niet eerder gesolliciteerd hebben, worden
opgeroepen een sollidtatiebrief te sturen naar:
de directeur RW,
Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 526-

Signaleringsmedewerker

i

met oog voor ontwikkelingen

Elke regionale dienst van de Keuringsdienst van
Waren (voorheen Inspectie W&V) bestaat uit een
afdeling Handhaving, een afdeling Beheer en
Ondersteuning en een afdeling Signalering.

Voor de regio Oost zijn wij voor de afdeling
Signalering Veterinaire Producten, die bestaat uit
een laboratoriumsector en een bureausector,
op zoek naar een
Signaleringsmedewerker
(vacaturenummer 05.00.07) voor 36 uur per week.

Functie-inhoud

U ontwikkelt, coördineert en voert onderzoeks-
projecten uit primair op het terrein van de
vleeskeuring en kanalisatie van risicomaterialen.
Deze projecten hebben onder meer tot doel
werkwijzen te ontwikkelen voor een doelmatig
(additioneel) toezicht binnen de relevante schakels
van de keten, het signaleren van mogelijke risico\'s
ten aanzien van de (productie van) voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong, het meten van effecten van
methoden van toezicht en specifieke regelgeving op
het betreffende terrein. Deze activiteiten worden
verricht in nauw overleg met de Veterinaire Account-
sectie en de regionale Veterinair Technologische
Handhavingsteams. U draag de resultaten van
de projecten uit in publicaties en lezingen.
U draagt bij aan de beleidsontwikkeling
en -advisering in realisatie tot vlees-
(keuring), kanalisatie van risicomaterialen
en destructie binnen de kaders van het
Meerjarenplan van de Keuringsdienst van
Waren. U houdt zich op de hoogte van
nieuwe ontwikkelingen binnen het
betreffende werkterrein. U onderhoudt
functionele contacten met terzake des-
kundigen die werkzaam zijn binnen toezicht-
houdende instanties en onderzoeksinstellingen in
binnen- en buitenland. U fungeert als aanspreek-
punt op het betreffende werkterrein voor zowel
medewerkers van de dienst als voor derden.

Bagage

U heeft een afgeronde accademische opleiding
diergeneeskunde en een aantoonbare kennis en
ervaring op het terrein van de vleeskeuring.
Naast deze schakel in de productie van vlees en
vleesproducten heeft u ook kennis van de voorgaande
schakels in de productieketen. U heeft bovendien
kennis van en ervaring met moderne kwaUteits-
bewakingssystemen en voedselveiügheidssystemen
die in dit verband relevant zijn. Kennis van en
ervaring met de verwerking van risicomaterialen
van dierlijke herkomst strekt tot aanbeveling.
Daarnaast heeft u ervaring met projectmatig werken
en beschikt u over goede communicatieve
(met name naar buiten gerichte) en assertieve
vaardigheden. U bent in staat zowel mondeling
als schriftelijk adequaat te rapporteren over de
resultaten van verrichte onderzoeken en u beschikt
over goede kennis van de Engelse taal.

Een psychologisch onderzoek kan deel uitmakken
van de selectieprocedure.

Ons aanbod

U kunt zich ontwikkelen tot zowel generalist als
specialist. Er zijn voldoende opleidingsmogelijk-
heden, waardoor u de kans krijgt uw ambities voor
een loopbaan binnen de overheid te realiseren.
Afhankelijk van kennis en ervaring bedraagt
uw salaris maximaal f 6.715.- bruto per maand
(schaal 10, BBRA 1984) bij een volledige werkweek.
Daarnaast heeft de Keuringsdienst van Waren een
vervoersplan, een tegemoetkoming
ziektekostenverzekering,
voorzieningen ouderschapsverlof
en een bedrijfsspaarregeling.

Standplaats

Uw standplaats is Zutphen.
Nog vragen?

Voor meer informatie over deze functie kunt u contact
opnemen met de heer W.A. de Leeuw, sectorhoofd
bureau of de heer H.W. Vogelzang, personeels en
organisatieadviseur, telefoonnummer 0575 - 588 100.

Uw sollicitatiebrief kunt u - binnen 14 dagen na
deze bekendmaking en onder vermelding van het
vacaturenummer - sturen aan Ir. Marianne A.G.
Kuipers, directeur Keuringsdienst van Waren Oost,
Postbus 202, 7200 AE Zutphen.

inspectie

w

Werken bij de Keuringsdienst van
Waren betekent op een directe
manier bezig zijn met de volksge-
zondheid. Niet vanaf de zijlijn,
maar met de neus bovenop de
ontwikkelingen in de gehele
productieketen van levensmid-
delen en consumentenartikelen.
De Keuringsdienst van Waren
(voorheen Inspectie W&V) is
ontstaan uit een fusie tussen de
Inspectie Gezondheidsbescher-
ming/Keuringsdienst van Waren
en de Veterinaire Inspectie.
Deze organisatie is met ruim
900 medewerkers een onderdeel
van het ministerie van VWS.
De Keuringsdienst van Waren
controleert de naleving van rele-
vante wettelijke voorschriften,
onderzoekt gezondheidsbe-
dreigende situaties en consu-
mentenklachten en adviseert
beleidsinstanties.Naast de
Algemene Directie in Den Haag
omvat de Keuringsdienst van
Waren 5 Regionale Diensten:
Noord, Oost, Zuid, Noord-West en
Zuid-West. Elk van deze diensten
heeft een basis takenpakket en
doet daarnaast dienst als landelijk
kenniscentrum op een speciaal
aandachtsgebied. Bovendien
beschikt iedere dienst over een
eigen laboratorium.

De overheid wil meer vrouwen in
dienst nemen. Ook mensen met
een handicap en leden van
etnische minderheidsgroepe-
ringen worden uitdrukkelijk uit-
genodigd te solliciteren.

V

-ocr page 527-

Rilexine

Eerste keus bij Pyodermie

Rilexine 7s \' \'

RILEXINE 75

_____"Rilexine 300 ^

RILEXINE 300

at pet Ubl«(: 75 mg o( 300 mg ceW

en behoort lot de groep der tefatospoónen. Cefalexine is
rta-lactarnasen, die pemdlioes

ongevoefig woo», doof Cranv

halfwaardetijd in bk>ed. Het wordt v
Huidinfe<3ies v<

en streptococcus spp-. _ ...... ..„..........

oonaaW door voor celalenne gevoelige bacterién op geleide van een spedfiek arrtibiogram.. Osteom^itis veroonaakl door Staphytecoccw

la spp., ftoteos spp. en E. coH..

■ In geval van chronisdie ni

It de halfwaardetijd van cefalexine vt

lengd en de plasmaconcentratie vertwogd. Dan dient de dosering te wotden aangepast Builen bereik v
Doos met 20 büsten i 10 tabletten MM/innMM 3 jaar, mrts bewaard bij kamertemperaniur (15-25*Q ■

m Rilexine 75:90.018.40. Rilenne 300: 90.01 aSO

in weefsels groter is dan de
e, SlaphykKOCCUs auteus

. ^rbac

-ocr page 528-

Een nieuwe generatie
ACE-remmer

Als eerste introduceerde Mycofarm in 1994 een
ACE-remmer in Nederland. Toen betekende dit een
^"rBraak bij de behandeling van hartfalen bij honden.

Mycofarm heeft nu gekozen voor een nieuwe generatie

ACE-remmer: Vasotop met als actieve stof ramipril.
i

Vasotop\'

Ramipril is een sterk lipofiel molecuul. Hierdoor dringt het beter
door in de weefsels en heeft het naast een cardiovasculaire
wèrking tevens een sterke werking op orgaan-niveau.

^Mycofarm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

Vasotop» tabletten. Diergeneesmiddel UDA. Voor de behandeling van hartinsufficiéntie bij honden. Tabletten voor orale toediening a 1.25 mg, 2.5 mg en 5 mg ramipril.
Dosering: 0.125 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Zie voor de volledige informatie de bijsluiter REG NL 9726, 9727, 9716 UDA. Mycofarm Nederland B.V., Postbus 8, 3730 AA De Bilt