-ocr page 1-

ljuli
2000

deel

125

aflevering

13

issn 0040-7453

TIJ OSCH RIF
D
iergeneeskund

Wetenschap

De probleemmerrie deel 3
de begeleiding rond het dekken en tijdens
de vroege dracht ,

Actua

European College ofVeterinary Surgery
Distributie van Orphan-drugs
NRS en Pfizer brengen bedrijfsadvisering op
hoger plan

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

KNMvD

Website www.knmvd.nl

Identificatie en registratie van gezelschapsdieren
Brabantse Nieuwe en het Discussieplatform

UNIVERSITEITS^ Wijziging wettelijk minimumloon

per 1 juli 2000

3223 531 3

-ocr page 2-

^n nieuwe generatie
ACE-remmer

• Als eerste inlroduceerde Mycofarm in 1994 een
ACE-remmer in Nederland. Toen betekende dit een
doorbraak bij de behandeling van hartfalen bij honden.

• Mycofarm heeft nu gekozen vooreen nieuwe generatie
ACE-remmer: Vasotop met als actieve stof ramipril.

• Ramipril is een sterk lipofiel molecuul. Hierdoor dringt het beter
door in de weefsels en heeft het naast een cardiovasculaire
werking tevens een sterke werking op orgaan-niveau.

Vasotop

Jong van L

: jr

rwi^m^

Vasotop\' tabletten. Diergeneesmiddel UDA. Voor de behandeling van hartinsufficiêntie bij honden. Tabletten voor orale toediening a 1.25 mg, 2.5 mg en 5 mg ramipril.
Dosering: 0.125 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Zie voor de volledige informatie de bijsluiter. REG NL 9726, 9727, 9716 UDA. Mycofarm Nederland B.V., Postbus 8, 3730 AA De Bilt.

-ocr page 3-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 13, i juli 2000

Uit de Hoofdredactie

Overzichtsartikelen

De probleemmerrie deel 3: de begeleiding rond het dekken en tijdens de vroege dracht;
H.J. Bergman enA.de Kruif

Brieven aan de redactie

Hypocalcemie; G.H. van der Wal
Reactie BVD-artikel; E.M. Broens
Reactie auteur:/../?. A/. Verberne

Boekbesprekingen

412

Wetenschap

413

417

417

418

416,419

Berichten en verslagen

Het European College of Veterinary Surgery (ECVS);^. Aue

Hersenactiviteit geeft informatie over narcose; Z.L. Haberham

Overeenkomst RVV en COKZ samenwerking exportcertificering;

Distributie van Orphan-drugs door de Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde

De wensen van de zuivelindustrie, klinische mastitis cn cen casus; J.H.J.L. Hülsen

Partners in rendementverbetering NRS en Pfizer brengen bedrijfsadvisering op hoger plan

Slappendel ontvangt award

Oudledendag Veterinair Dispuut Unitas

Referaten
Ingezonden

Foetotomie nuttige ingreep; dr. T.J.G.M. Lam

2000 Hoogtepunten

Interessante ziektegevallen bij varkens uit het verleden; dr J.P. (V.M. Akkermans

Vraag en antwoord
Nieuw(s) van de Industrie

Voerbespaarder avilmycine blijft op de markt
Uitbreiding van het Panomec productgamma

Actua

420
420
422

422

423

427

428

428

426

429

429

431

433
433

Streptococcen?

Suramox® 5% Premix

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerlteid van een premixï

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate)
amoxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor
een effectieve koppelbehandeling tegen
Streptococcus suis mogelijk.

Pe/MoüwUi\'fe. viniv^ dU/t^

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Barneveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw.drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw, M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw, A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
lel. 030-25 loni/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10. Utt-echt. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Motricit

Vliegen verspreiden S. aureus

KNMvD

In memoriam

H.H.A. Mager; H. Perre, J.B. Wichers
A.M.E. Duysens; F.J. W. Essers

Maatschappijnieuws

Website prachtig, maar gebruik kan beter; mw. Deleu
Identificatie en registratie van gezelschapsdieren;//..W. Vaarten
Veilig gebruik volatiele anesthetica

De \'Brabantse Nieuwe\', het Discussieplatform en andere zaken; mw. M.C. van Oostrum-
Schuurman Hess

Wijziging wettelijk minimumloon per I juli 2000
Samenstelling van de Stichting Pensioenfonds voor dierenartsen

Personalia

Doorlopende agenda

433
433

434

435

436

437

438

438
440

440

441

442

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Review

The \'problem\' mare part 3: veterinary supervision at the stud and during early pregnancy;
H.J. Bergman and, A. de Kruif

413

All rights reserved

Verklaring;

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Ak^tracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

FRONTLINE

^ Voor honden en katten
gf Veilig

^ Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken\'
^ Lange werking
^ Effectief

^ Water/wasbestendig"

Tsr

" fi - Ft

rniOkf ■■ iMonj ptm

IL

f- «owafC.

O»™ gi

# "^ï

FROHTLINB\'

««i SPOT ON DOG L

i«- > /»«»ao-\'"»»\'«

FRONTLINE wereldwijd nummer 11n de bestrijding van vlooien én teken!

MERIAL B.V., Powbui 338.1180 AH Amstelveen FF«WTLINE SJOT ON KAT (lipionil) - Reg. NL 8921 • UDA OoeWlef kaL indaw vloetstol vom lowssiftfl op de tnw) Ih besaijd-ig van vtowen, Dosenn« 50 mg tipfonil pej ow {1 (wet pet die») • weikinosduu legen vlooien is mawnaai 5 weken • mierval (ussen 2 behantWiogen dieni trwimaal
4 weken (e njn - maBtnaal 6 beh«lelinoen f» laar. ConBa-Indlcaties zieke en herstellende (deren - niel loepassen &i| d«en longer dan 12 weken ervof llchlei dan 2 kg hchaOTsgewichl. Bijwerkinoen indien het ptodud loch wotdt opoeliW. kan ew korte petiode van speekselen «Kden yaaigenomw. FRONUfNf SPOT ON HOND (tipioml) -
Reg NL 8940 • UDA Doeldiei hond kidicalie vloeislot wa toepassing op de huid tsc beslnjding v» vlooien en leken, Doseiing i pipet Ffoniline Spot On Hond S van 0.6? ml per hondlot
10 kg lichaamsgewicht • l pipet Fjonlline Spot On Hond M van 1.34 ml pei hond van 10-20 kg lichaartsgewichl -1 pipet Fioniline SW On Hond L vw 2.68
ml per hond vai 20-« kg lichaamsgewichl (geOtuik mx honden waadet dan 40 kg lichaamsgewicht 2 pipetten Fiontline Spol On Hond L v» 2,68 ml) - «rkingsduui legen vhjoien bedfaagl 5 weken lol maumaal 3 maanden en legen tekeo maximaal 4 weken - irterval lussan 2 behandelingen 0«ni mlmmaai 4 weken te rijn - masmaal 6 behandelingen
a-indiialies neke en herstellwide Oieien - mei toepassen bii dieren jongei dai 10 weken ol uthiet i kg lichaamsgewiOit. Biiweikingen, incidenleei tocomotieproblemeri (atawe, patesis posienof), respifaloiie ellecten. excitatie, slaperigheid en braken FRONTLINE® SPRAY (lipioflil) • Reg NL 8783 - UDA DoeWier Hond en kal,

MERIAL

n ter behandeling v»i besmellmg met teken bij de hond: Dosering Oieten mei korte vacht kal. kleine hond (lichter dan 5 kg) 4 ml per kg gewicht - (middel)gioie hond. kal (S lot 15 kg) 3 ml per kg gewicht - grote h^ (15 tol 40 kg)

al 4 weken. Contra-indicaties g

iKg 8-6.118S XE Amstelveen. 9 Geregistreerd handelsmerk MERIAL C 2000 MERIAL Alle rechten voorbehouden. MattArl 9443A)2/00

pet jaar, Contta-indicalies zieke en herstellwde dieren - mei toepassen bii dieren jonger dan 1(
trtdicalie Oplossing voor uitwendig gebruik tn behandeling van besmetting met vtooim bij hond er

■O 5 weken lot mawnaal 3 masiden en tegen teken maximaal 4 weken -

2 ml per kg gewicht - mr grote trand (zwaarder dan 40 kg). 80 ml per dier - Dieren mei langere vadil eeider vetmelde dosering mag maximaal verdubbeld word^ -
Verdere intormatie zie etikei of beschikbaar bij. M»ial B V. Bos
• Ffonthne oeslti|dl vlooien én teken bij de hiwd, en vioown bi] de kat.
" Hei baden van hel dier 2 dagen vMr en 2 dagen né de behandeling w

-ocr page 6-

0

Volksgezondheid

Al een aantal jaren wordt er door de Faculteit der Diergeneeskunde een verhoging van de nu-
merus fixus nagestreefd. Dit is dit jaar door het ministerie van Onderwijs op voorspraak van
het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij al verwezenlijkt. De bedoeling is om
het tekort aan dierenartsen bij de vleeshygiëne (lees RVV) op te heffen. De Faculteit der
Diergeneeskunde werd hiermee, met het nieuwe curriculum 2001 in gedachten, enigszins
overvallen. De RVV wenst daarnaast steeds meer practici in te schakelen, zelfs voor het aan
hen toegesneden werk de ante- en post-mortem (am/pm) keuring.

De opleiding van de practici voor het insigne am/pm is in juni gestart. De practici worden be-
trokken in de gehele keten. En dan op de algemene ledenvergadering van de AW zet prof. dn
Frans van Knapen de plaats van de dierenarts in het totale veld van de volksgezondheid (public
health) in perspectief Volksgezondheid van welke kant bekeken bijvoorbeeld GGD, gemeente-
lijke riolering, waterhuishouding, groenvoorziening met z \'n teken, enzovoort kan niet zonder
dierenartsen. Dierenartsen kunnen individu (dier en mens), groepen, epidemiologie en micro-
biologie, milieu en cycli van parasieten, teveel om op te noemen, allemaal overzien.
Dierenartsen in deze stijl opgeleid zijn diergezondheidsmakers en diergezondheidsweten-
schappers ineen. Dit geldt voor alle dierenartsen in de gehele keten van voedselproducerende
dieren; vleeshygiënisten met een eindvisie vanuit de keten; dierenartsen bij de \'veterinaire in-
spectie \' in het kader van milieu, zoönoses, inspectie voedsel, etcetera.

De nieuwe drive vanuit VVDO aan de Faculteit der Diergeneeskunde staat door Van Knapen
helemaal in het teken van de integratie van volksgezondheid door de hele opleiding tot dieren-
arts. Een apart studiepad volksgezondheid in derhalve niet gewenst. De moderne dierenarts
is zeer breed inzetbaar tot heil van mens en dier. Dit is volksgezondheid!

Tj. Jorna

UitdeHooiedactii

-ocr page 7-

Wetenschap

De probleem merrie deel 3: de begeleiding rond het
dekken en tijdens de vroege dracht

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 413-6

H.J. Bergman\\ A. de Kruif2

Overzichtsaielen

SAMENVATTING

In dit laatste artikel over de probleemmerrie komt de be-
geleiding van dergelijke merries rond het dekken aan de
orde. Eventuele behandeling(en) worden besproken. Tot
slot wordt ingegaan op het gebruik van exogene proges-
tativa voor het in stand houden van de dracht.

SUMMARY

The \'problem\' mare part 3: veterinary supervision at the
stud and during early pregnancy

In this last article the veterinary supervision of problem mares at the stud is
reviewed. Treatment possibilities are evaluated. The usefulness of treatment
with progestagens in order to sustain pregnancy or to prevent embryonic
death is discussed.

INLEIDING

Jammer genoeg lukt het niet bij alle probleemmerries om in
het najaar of voorjaar het uteriene milieu zodanig te verbete-
ren dat de merrie geschikt is om gedekt of geïnsemineerd te
worden. Sommige merries moeten nogmaals behandeld wor-
den, terwijl anderen een ondersteunende behandeling tijdens
de hengstigheid behoeven. Zo kan bij een merrie met veel
vochtretentie in de uterus het sperma daar hinder van onder-
vinden. Squires
et al. (25) toonden aan dat de hoeveelheid
vloeistof aanwezig in de uterus, ten tijde van de dekking ne-
gatief gecorreleerd is met de spermamotiliteit. Voor een
goede fertiliteit moet men dan ook zorgen dat deze vloeistof
en de daarin aanwezige ontstekingsproducten uit de uterus
verwijderd zijn voor het moment van dekking of inseminatie.
Het is dan ook van groot belang dat probleemmerries reeds
vroeg in de oestrus diergeneeskundig worden gevolgd.

FOLLIKELCONTROLE

Onder de term follikelcontrole verstaan we het regelmatig
onderzoeken van een merrie tijdens de oestrus middels rec-
taal en echografisch onderzoek om op die manier het juiste
tijdstip van dekken of insemineren te kunnen vaststellen. Bij
verdenking van een endometritis dient te allen tijde een
slijmmonster te worden genomen voor cytologisch en bacte-
riologisch onderzoek. Bij ieder onderzoek wordt het ge-
slachtsapparaat volledig gecontroleerd waarbij de nadruk
wordt ligt op de ovariële activiteit en op eventuele vloeistof-
retentie in de uterus.

Afhankelijk van de hoeveelheid vloeistof die in de uterus
aanwezig is en de resultaten van het bacteriologisch onder-

\' Corresponderend auteur. Dierenkliniek \'De LingehoeveHoofdstraat 66, 4041 AE

Kesteren. Telefoon : 0488-482900. E-mail: bergman.e@worldonline.nl.
^ Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde, Faculteit
Diergeneeskunde le Merelbeke (België), Salisburylaan 133, B-9S20 Merelbeke,
België.

zoek (eventueel aangevuld met een antibiogram) en vooral
het cytologisch onderzoek, wordt al of niet besloten om de
uterus te behandelen met een uteriene spoeling, oxytocine,
antibiotica of een combinatie van deze methoden om op die
manier een schoon uterien milieu te creëren op het moment
van dekking of inseminatie.

Wanneer een merrie op het moment van dekking/inseminatie
toch nog vocht in de uterus heeft staan dan is het, afhankelijk
van de hoeveelheid en aard van het vocht, soms aan te raden
haar niet in deze oestrus maar in een volgende oestrus (even-
tueel na een prostaglandïne-injectie zeven dagen na ovulatie)
te dekken of te insemineren of een behandeling in te stellen
met oxytocine (14).

Iedere dekking of inseminatie betekent een enorme acute
ontstekingsreactie in de uterus. Deze ontstekingsreactie start
reeds een half uur na dekking, bereikt zijn piek tussen vier en
24 uur en is als alles normaal verloopt na 48 uur volledig ver-
dwenen (11,13). Tevens is gebleken dat de overgrote meer-
derheid aan spermatozoa en kiemen reeds na vier uur uit de
uterus verdwenen zijn. Omdat het juist de probleemmerries
zijn die moeite hebben met het beëindigen van deze ontste-
kingsreactie is het aan te raden slechts één dekking of inse-
minatie per cyclus uit te voeren.

Om dit te kunnen verwezenlijken kan men gebruik maken
van Human Chorionic Gonadotrophine (HCG, Chorulon®)
of het recentere desloreline. Reeds vele jaren wordt HCG
met succes gebruikt om een ovulatie te induceren (29).
Wanneer de merrie goed hengstig is, er oedeem in de uterus
te zien is en er een follikel > 35mm aanwezig is, dan kan
HCG (3000 IE, IV) worden toegediend. De overgrote meer-
derheid van de merries zal dan ovuleren tussen 24 en 48 uur
na injectie (29). In één studie werd beweerd dat HCG een
antistoffenrespons bij de merrie veroorzaakt, waardoor het
zijn activiteit verliest bij multipele injecties tijdens hetzelfde
seizoen (24). Vele practici zijn het er echter over eens dat dit
niet het geval is omdat ze het al tientallen jaren gebruiken bij
iedere cyclus zonder nadelige gevolgen (persoonlijke mede-
deling D. Pascoe, 1997).

Als gevolg van de mogelijke opwekking van antistoffen zijn
er verscheidene studies uitgevoerd met een GnRH-analoog,
het desloreline. Dit is ook een ovulatie-induceerder maar
veroorzaakt geen (of minder) antistofreactie (16,19). Dit
product is in bepaalde landen reeds enkele jaren op de markt
en wordt als implant subcutaan ingebracht wanneer er een
follikel van > 30 mm aanwezig is. De meeste merries ovule-
ren ongeveer 40 uur na het inbrengen (10).

Praktische handelingen vóór de dekking of inseminatie
Een probleemmerrie kan dus het beste vroeg in de oestrus ter
onderzoek worden aangeboden en dient regelmatig tijdens
de hengstigheid te worden onderzocht. Als er een voorge-
schiedenis is van een urovagina moet een vaginoscopisch
onderzoek worden uitgevoerd omdat retentie van urine meer
uitgesproken is tijdens de hengstigheid. Bij verdenking op
endometritis wordt onmiddellijk een slijmmonster genomen

-ocr page 8-

voor cytologisch en bacteriologisch onderzoek.

Als er vloeistof in de uterus aanwezig is, kan het volgende

protocol worden gebruikt:

- In het geval dat de vloeistof niet helder is (graad I tot III)
gaat men over tot een uteriene spoeling met enkele liters fy-
siologische zoutoplossing (na een slijmmonsterte hebben ge-
nomen!). Deze behandeling wordt aangevuld met een oxyto-
cine- en antibioticumbehandeling. Bij een positieve uitslag
van het slijmmonster wordt de merrie verder behandeld voor
endometritis en wordt de hengstigheid niet gebmikt om te
dekken ofte insemineren. Wanneer er geen endometritis aan-
wezig is dan wordt de uterus opnieuw gespoeld en wordt ook
weer oxytocine gebruikt zodat er op het moment van dek-
king/inseminatie geen vloeistof meer aanwezig is.

- Wanneer er zich in de uterus vloeistof van graad IV bevindt
(heider, anechogeen) dan is de gang van zaken afhankelijk
van de hoeveelheid vloeistof in de uterus:

Is er minder dan 1 centimeter aanwezig dan kan dit als fysio-
logisch worden beschouwd en behoeft de merrie geen behan-
deling. Is er mssen 1 en 2 centimeter vloeistof aanwezig dan
wordt er behandeld met oxytocine en wordt de cervix manu-
eel geopend. Is er meer dan 2 centimeter vloeistof aanwezig
dan volgt er een uteriene spoeling aangevuld met een oxyto-
cinetherapie.

De groei van de follikel(s) wordt om de dag gecontroleerd en
zodra deze een diameter van >35mm bereikt en de merrie
goed hengstig is, wordt 3000 IE HCG intraveneus toege-
diend. De merrie wordt vervolgens ongeveer 24-30 uur na
deze injectie gedekt of geïnsemineerd.
Het spreekt vanzelf dat bij alle (be)handelingen zo hygië-
nisch mogelijk te werk moet worden gegaan om de inbreng
van kiemen van buitenaf tot een minimum te beperken.

De dekking of inseminatie

Tijdens de dekking of inseminatie van een probleemmerrie is
het zeer belangrijk om de contaminatie tot een minimum te
beperken. Kenney
et al. (12) toonden reeds in de zeventiger
jaren aan dat ieder ejaculaat kiemen bevat die (vooral bij pro-
bleemmerries) verantwoordelijk kunnen zijn voor het ont-
staan van een endometritis. Dezelfde auteurs onderzochten
het effect van het toevoegen van spermaverdunners met anti-
biotica aan het ejaculaat en kwamen tot de conclusie dat dit
de aanwezige kiemen volledig afdoodt. Latere studies kon-
den dit bevestigen. Het is dus mogelijk de contaminatie te
minimaliseren door antibiotica bevattende spermaverdun-
ners aan het ejaculaat toe te voegen (2,27).
Ook de concentratie van het ejaculaat blijkt invloed te heb-
ben op de fertiliteit. Squires
et al. (25) vergeleken de drach-
tigheidsresultaten van merries geïnsemineerd met 250 mil-
joen Progressieve Motiele Spermatozoa (PMS) opgelost in
100 ml verdunner met die van merries geïnsemineerd met
250 miljoen PMS opgelost in 10 ml verdunner. De eerste
groep had duidelijk lagere drachtigheidsresultaten (13,6%)
in vergelijking met de tweede groep (70,6%).
Rekening houdend met het bovenstaande en het feit dat de
mechanische lediging van de uterus bij veel probleemmer-
ries niet goed functioneert, kan geconcludeerd worden dat
voor deze merries het sperma het best wordt verdund met een
antibioticahoudende spermaverdunner en dat het totaal vo-
lume beperkt moet worden gehouden (goed geconcen-
treerd).

Kunstmatige inseminatie is zonder twijfel de beste manier
om bij een probleemmerrie sperma in te brengen. Een bijko-
mend voordeel is dat deze techniek weinig schade toebrengt
aan eerder uitgevoerde operaties zoals een Caslick. De mer-
rie wordt het best vlak vóór de ovulatie geïnsemineerd op
een zo hygiënisch mogelijke wijze.

Wetenschap

Het gebruik van vers sperma ten opzichte van diepvries-
sperma biedt vele voordelen. Zo laat de kwaliteit van diep-
vriessperma vaak te wensen over en zijn de bevruchtingsre-
sultaten slechter (30-40% per cyclus ten opzichte van
60-70% voor vers sperma). Door het invriesprocédé zijn veel
spermatozoa beschadigd waardoor er veel enzymen zijn vrij-
gekomen die een hevige ontstekingsreactie kunnen veroor-
zaken. Dit is natuurlijk ongewenst bij een probleemmerrie.
Wanneer men gebruik maakt van kunstmatige inseminatie
dan dient het sperma aan de volgende eisen te voldoen: een
progressieve motiliteit van 50%, een totaal volume (inclusief
verdunner) van ongeveer 10 tot 20 ml met een minimum do-
sis van 600 miljoen Totaal Beweeglijke Spermatozoa
(TNB).

Natuurlijke dekking

Bepaalde stamboeken laten kunstmatige inseminatie niet toe
waardoor voor de betreffende merries andere oplossingen
gezocht moeten worden. Ook hier is hygiëne tijdens de dek-
king natuurlijk van het grootste belang. Om beschadigingen
van de penis van de hengst en de vulva van de merrie te voor-
komen dient een eventueel aanwezige \'lange\' Caslick voor
de dekking geopend te worden. De hengst moet rustig afdek-
ken. Er dient een hengst te worden gebruikt die bewezen
heeft over een goede fertiliteit te beschikken.
Om de contaminatie met kiemen ten gevolge van een dek-
king tegen te gaan raden Squires
et al. (25) aan om juist voor
de dekking 100-300 ml antibioticum bevattende spermaver-
dunner in de uterus te appliceren. Dezelfde auteurs vermel-
den echter ook de duidelijk lagere drachtigheidspercentages
die worden bekomen wanneer grote volumes met een lage
concentratie spermatozoa gebruikt worden (zie eerder). Dit
is dus in tegenspraak met hun advies om 100-300 ml sperma-
verdunner voor de dekking in te brengen.
Concluderend kunnen we stellen dat een probleemmerrie het
best wordt gedekt of geïnsemineerd met sperma van goede
kwaliteit. Kunstmatige inseminatie met vers sperma biedt
vele voordelen, omdat de kwaliteit beter gecontroleerd kan
worden, er antibioticum bevattende verdunners kunnen wor-
den toegevoegd en het totaal volume beperkt kan worden.

NABEHANDELING

Iedere dekking of inseminatie veroorzaakt een ontstekings-
reactie die bij normale merries maximaal 48 uur duurt (11).
Nikolakopoulos
et al. (21) deden een studie waarbij zij aan-
toonden dat er (nog) onvoldoende bewijs is dat een kunstma-
tige inseminatie minder reactie van het endometrium uitlokt
dan een natuurlijke dekking. Een eventuele nabehandeling
heeft als doel de ontstekingsreactie te beperken.
Spermatoza bereiken na ongeveer vier uur de oviduct en
worden hier dankzij de \'utero-tubal junction\' (gelukkig) be-
schermd tegen ontstekingsproducten in de uterus en ook te-
gen eventuele behandelingen (3). Pas na vijf tot zes dagen
bereikt het embryo de uterus, maar aangezien iedere behan-
deling ook een soort irritatie veroorzaakt kan slechts tot drie
dagen na de ovulatie nabehandeld worden.
Over het nut van een standaardnabehandeling bij alle mer-
ries, dus normale en probleemmerries, op een stoeterij lopen
de meningen sterk uiteen. Zent (30) beweerde dat een één-
malige nabehandeling bij alle merries (uitgezonderd mai-
denmerries) in zijn praktijk in Kentucky (een 4000-tal) de

-ocr page 9-

drachtigheidsresultaten gunstig beïnvloedde zonder resis-
tentieproblemen of een verhoogde incidentie van schimmel
of gistinfecties.

Pascoe (22) en Pycock (23) hebben aangetoond dat het nabe-
handelen van probleemmerries na de dekking of inseminatie
de bevruchtingsresultaten inderdaad gunstig beïnvloedt. Het
zijn immers juist deze dieren die tekort schieten in hun af-
weer om de ontstekingsproducten en eventuele infecties na
een dekking of inseminatie snel te elimineren. Men is het er
dan ook unaniem over eens dat probleemmerries een nabe-
handeling moeten krijgen om een \'mating induced endome-
tritis\' te voorkomen (26).

Protocol nabehandeling

In het algemeen kan men stellen dat een eventuele nabehan-
deling kan bestaan uit allerlei combinaties van de hierboven-
vermelde behandelingen die vóór de dekking of inseminatie
worden gebruikt. Het hieronder beschreven protocol wordt
door vele gespecialiseerde centra gebruikt voor de nabehan-
deling van probleemmerries (persoonlijke mededeling D.
Pascoe, 1997).

De merrie wordt vier tot zes uur na de dekking echografisch
onderzocht. Bij aanwezigheid van vocht in de uterus wordt
deze uitgespoeld om op die manier het overtollige sperma
met zijn ontstekingsproducten uit de uterus te elimineren.
Deze behandeling wordt gevolgd door een oxy toe ine thera-
pie (meerdere injecties van 25-30 IE SC om de drie uur). De
volgende dag wordt de merrie opnieuw echografisch onder-
zocht. Hierbij wordt in de eerste plaats gecontroleerd of er
een ovulatie heeft plaatsgevonden. Vervolgens wordt de ute-
rus opnieuw gecontroleerd op vloeistofretentie. Bij aanwe-
zigheid van vocht wordt afhankelijk van de hoeveelheid
vloeistof weer overgegaan tot een oxytocinetherapie eventu-
eel voorafgegaan door een uteriene spoeling. Een half uur
nadien wordt een breed-spectrum antibioticum in de uterus
gebracht. De merrie wordt nog enkele keren nabehandeld
met oxytocine (in geval van vloeistofretentie).
Finaal worden zo snel mogelijk na de laatste vaginale hande-
ling eventuele chirurgische ingrepen uitgevoerd (Caslick-
operatie). Sommigen geven merries met uitgesproken vloei-
stofretentie tot de eerste drachtdiagnose (dag 13,14 of 15)
parenteraal antibiotica en ontstekingsremmers (persoonlijke
mededeling, A.0. McKinnon, 1997). Goed onderzoek is wat
dit betreft niet voorhanden. Fenylbutazone heeft bewezen in
een dosering van 1 -2 gram per dag de prostaglandinevrij stel-
ling door het endometrium te kunnen voorkomen waardoor
de merrie niet opnieuw hengstig wordt (8). Of dit de drach-
tigheidsresultaten gunstig beïnvloedt is niet bewezen.

DRACHTIG ZIJN EN DRACHTIG BLIJVEN
Bij een dubbele ovulatie is het beste moment om de merrie op
drachtigheid te controleren 14-15 dagen na de ovulatie. Op
dat moment is het vruchtblaasje sferisch met een diameter
van ongeveer 1,5-2,0 cm en kunnen de typische \'specular re-
flections\' worden waargenomen als twee echogene lijnen
dorsaal en ventraal van het vruchtblaasje. Een tweede dracht-
diagnose kan worden uitgevoerd tussen 25-30 dagen waarbij
zowel het embryo als de hartslag echografisch waar te nemen
zijn. Een derde en vierde bevestiging van de dracht kunnen de
45® en 60^ dag plaatsvinden. Een goede kennis van de echo-
grafische beelden van de drachtige uterus is noodzakelijk om
afwijkingen (zoals embryonale sterfte) waar te nemen (15).
Het is algemeen bekend dat embryonale sterfte en abortus
meer vóórkomen bij probleemmerries. Sommige auteurs
menen dat vooral bij oude merries ook de kwaliteit van de ei-
cel slechter is (er vindt dus geen bevruchting plaats!) (5).
Volgens Ball
et al. (4) vindt er wel bevruchting plaats maar
volgt er al embryonale sterfte in de eileider. Van de vele mo-
gelijke oorzaken die aan de basis zouden kunnen liggen van
embryonale sterfte zijn er enkele die speciale aandacht vra-
gen bij de probleemmerrie. Hierbij valt te denken aan een ge-
brekkige functie van het primair corpus luteum, aan genitale
infecties (20), hormonale stoornissen (28), gebrek aan ma-
temale herkenning (1) en een eventueel gebrek aan equine
Chorion Gonadotrophine (eCG) (1). Een abortus zou speci-
fiek bij de probleemmerrie het gevolg kunnen zijn van een
chronische endometritis of van een hormonale dysbalans van
de placenta.

Wetenschap

Mogelijke \'behandelingen\'

Het vroegtijdig regresseren van het corpus luteum bij een en-
dometritis is bekend maar er zijn nog steeds geen harde be-
wijzen dat een dysfunctie van het corpus luteum een oorzaak
is van embryonale sterfte bij de merrie (9). Ondanks het niet
voorhanden zijn van voldoende bewijzen worden wereldwijd
vele (probleem)merries reeds vroeg behandeld met natuur-
lijke en synthetische progesteronpreparaten ter voorkoming
van embryonale sterfte (9). Progesteron is bij de merrie inder-
daad het enige hormoon dat de dracht in stand houdt. Het
wordt tot dag 100-210 geproduceerd door het ovarium. Vanaf
dag 50-70 van de dracht begint de placenta ook progesteron te
produceren. De placenta neemt de volledige productie van
progesteron over in de tweede helft van de dracht.

Vele practici geven progesteronsupplementatie vanaf de
veertiende dag van de graviditeit (na een positieve echografi-
sche drachtdiagnose). Rekening houdend met een mogelijke
dysfunctie van het corpus luteum en met een door een endo-
metritis eventueel geïnduceerde vroegtijdige regressie van
het corpus luteum zou het volgens Daels (7) beter zijn om
reeds vanaf de vierde dag na ovulatie te beginnen met deze
supplementatie. Hij raadt aan progesteron te blijven geven tot
dag 100-120 van de dracht omdat daarna de placenta voor
voldoende progesteron zorgt om de dracht in stand te houden.
Er zijn verschillende progesteronpreparaten op de markt
waarvan duidelijk is bewezen dat ze niet werkzaam zijn om
de dracht in stand te houden: medroxyprogesteron-acetaat,
acetoxyprogesteron, progesterone-oestradiol-benzoaat im-
planten en hydroxyprogesteron-caproaat (6,17,18). Er zijn
twee preparaten waarvan wel bewezen is dat ze een zekere
effectiviteit hebben: het natuurlijke progesteron in olie en het
synthetische altrenogest (Regumate®). Beide dienen dage-
lijks te worden gegeven in een dosering van respectievelijk
150-300 mg IM en 22 mg per oraal (7).
Men dient er bij de supplementatie met progesteron rekening
mee te houden dat een merrie niet meer hengstig zal worden
wanneer er embryonale sterfte optreedt. Ook moet men met
progesteronsupplementatie voorzichtig zijn bij merries die
gevoelig zijn voor endometritis, omdat het langdurig onder
invloed staan van progestativa een nadelige invloed heeft op
de afweer van de uterus met alle gevolgen van dien. Over de
waarde van de progesteron-suppletietherapie lopen de me-
ningen sterk uiteen. In de literatuur zijn er slechts zeer wei-
nig aanwijzingen dat deze therapie van nut is. Alleen in ge-
vallen van emstige koliek of stress gedurende de eerste twee
maanden van de dracht zou deze therapie werkelijk geïndi-
ceerd zijn. In alle andere gevallen liggen geen bewijzen voor
dat progesteron-suppletie zinvol is.

-ocr page 10-

Naast de progesteron-supplementatie therapie zijn er nog
vele andere \'therapieën\' beschreven om een dracht in stand
te houden. Het probleem van al deze therapieën is dat ze be-
rusten op klinische ervaringen die wetenschappelijk niet be-
wezen zijn. Hier wordt dan ook niet verder op ingegaan.

BESLUIT

De begeleiding van een probleemerrie tijdens de hengstig-
heid, bij de dekking of inseminatie en tijdens de vroege
dracht is van groot belang om de kans op drachtig worden te
optimaliseren. Bij problemen kan gebruik worden gemaakt
van de in dit artikel beschreven protocollen. In hoeverre pro-
gestativa van nut zijn om een dracht in stand te houden valt
nog te bezien. Meer wetenschappelijk onderzoek is nodig.

LITERATUUR

1. Allen WR. Is your progesterone therapy really necessary? Equine Vet
J 1984; 16:496-8.

2. Arriola J, and Foote RH. Effects of amikacin sulfate on the motility of
stallion and bull spermatozoa at different temperatures and intervals of
storage. J Anim Sci 1982; 54: 1105-10.

3. Bader H. An investigation of sperm migration into the oviducts of the
mare. J Reprod Fertil Suppl 1982; 32: 59-64.

4. Ball BA, Little TV, Hillman RB, and Woods GL. Pregnancy rates at
days 2 and 14 and estimated embryonic loss rates prior to day 14 in
normal and subfertile mares. Theriogenology 1986; 26: 611-20.

5. Camevale, and Ginther OJ. Defective Oocytes as a Cause of
Subfertility in Old Mares. Biol Reprod Mono 1995; 1: 209-14.

6. Daels PF, Besognet B, Hansen B, Odensvik K, and Kindahl H.
Efficacy of treatments to prevent abortion in pregnant mares at risk.
Proc Am Assoc Equine Pract 1994; 31-2.

7. Daels PF. Early Pregnancy loss in mares: applications for progestin the-
rapy. In: Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde. Universiteit
Utrecht 1998: februari.

8. Ellsworth-Swihart M, Archbald LF, Ingraham RH, and Godke RA.
Effect of phenylbutazone on luteolysis in the mare induced by uterine
biopsy. Theriogenology 1985; 23: 381-7.

9. Ginther OJ. In: Ginther OJ, ed. Reproductive Biology in the Mare: Basic
and applied Aspects. Cross Plains: W1 Equiservices, 1992:525-9.

10. Jochie W. and Trigg TE. Control of Ovulation in the Marc with
Ovuplant(TM) - A Short-Term Release Implant (Sti) Containing the
GnRH Analog Deslorclin Acetate- Studies from 1990-1994. J Equine
Vet Sci 1994; 14:632-44.

11. Katila T. Onset and Duration of Uterine Inflammatory Response of
Mares after Insemination with Freh Semen. Biol Reprod Mono 1995;
1:515-7.

12. Kenney RM, Bergman RV, Cooper WL, and Morse GW. Minimal
contamination techniques for breeding mares: Technique and prelimi-
nary findings. Proc Am Assoc Equine Pract 1975: 327-35.

m

Wetenschap

13. Kotilainen T, Huhtinen M, and Katila T. Sperm-induced leucocytosis
in the equine uterus. Theriogenology 1994; 41: 629-36.

14. LeBlanc MM, Neuwirth LA, Asbury AC, Tran T, Mauragis D, and
Klapstein E. Scintigraphic measurement of uterine clearance in nor-
mal mares and mares with recurrent endometritis. Equine Vet J 1994;
26: 293-8.

15. McKinnon AO, Voss JL, Squires EL, and Camevale EM. Diagnostic
Ultrasonography. In: McKinnon AO and Voss JL, eds. Equine
Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993: 266-302.

16. McKinnon AO, Nobelius AM, Figueroa STD, Skidmore J, Vasey JR,
and Trigg TE. Predictable Ovulation in Mares Treated with an Implant
of the GnRH Analog Deselorelin. Equine Vet J 1993; 25: 321-3.

17. McKinnon AO, Figueroa STD, Nobelius AM, Hyland JH, and Vasey
JR. Failure of Hydroxyprogesterone Caproate to Maintain Pregnancy
in Ovariectomized Mares. Equine Vet J 1993;25: 158-60.

18. McKinnon AO, Lescun TB, Walker JH, Vasey JR. and Allen WR. The
inability of some synthetic progestagens to maintain pregnancy in the
mare. Equine Vet J 2000; 32: 83-5.

19. Meinert C, Silva JF, Kroetz 1, Klug E, Trigg TE, Hoppen HO, and
Jochle W. Advancing the time of ovulation in the mare with a short-
term implant releasing the GnRH analogue deslorelin. Equine Vet J
1993;25:65-8.

20. Merkt H, and Gunzel AR. A survey of eariy pregnancy losses in West
German thoroughbred mares. Equine Vet J 1979; 11: 256-8.

21. Nikolakopoulos E, and Watson ED. Does artificial insemination with
chilled, extended semen reduce the antigenic challenge to the mare\'s ute-
rus compared with natural service? Theriogenology 1997; 47: 583-90.

22. Pascoe DR. Effect of Adding Autologous Plasma to an Intrauterine
Antibiotic Therapy after Breeding on Pregnancy Rates in Mares. Biol
Reprod Mono 1995; 1:539-43.

23. Pycock JF. Assessment of oxytocin and intrauterine antibiotics on in-
trauterine fluid and pregnancy rates in the mare. Proc Am Assoc
Equine Pract 1994: 19-20.

24. Roser JF, Kiefer BL, Evans JW, Neely DP, and Pacheco DA. The deve-
lopment of antibodies to human chorionic gonadotrophin following its re-
peated injection in the cyclic mare. J Reprod Fertil Suppl 1979; 29: 173-9.

25. Squires EL, McKinnon AO, Camevale EM, Morris R, and Nett TM.
Effect of uterine fluid and volume of extender on fertility. Proc Am
Assoc Equine Pract 1989: 25-30.

26. Troedsson MHT. Therapeutic considerations for mating induced en-
dometritis. Pferdeheilkunde 1997; 13: 516-20.

27. Vaillancourt D, Guay P, and Higgins R. The Effectiveness of
Gentamycin or Polymixin-B for the Control of Bacterial-Growth in
Equine Semen Stored at 20-Degrees-C or 5-Degrees-C for Up to 48
Hours.Can J Vet Res 1993; 57: 277-80.

28. Niekerk CH van, and Morgenthal JC. Fetal loss and the effect of stress
on plasma progestagen levels in pregnant Thoroughbred mares. J
Reprod Fertil Suppl 1982; 32: 453-7.

29. Voss JL Human Chorionic Gonadotropin. In: McKinnon AO and Voss
JL, eds. Equine Reproduction. Philadelphia: Lea & Febiger, 1993:325-8.

30. Zent W. Post-ovulation intrauterine antibiotics. In: WR Allen,
Proceedings of JP Hughes Int Workshop on Equine Endometritis.
Equine Vet J 1993; 25: 192.

Small Animal Abdominal and Metabolic Disorders

Bryn Tennant. ISBN 7-874545-49-9.

In dit handzame en compacte boekje komen in \'vraag en ant-
woord\' vorm een zeer groot aantal aandoeningen en afwijkin-
gen aan bod. Opvallend is de prima kwaliteit van de grote hoe-
veelheid (kleuren)foto\'s. De afgebeelde röntgen- en echo-
beelden zijn over het algemeen goed te beoordelen. De vraag-
stelling is duidelijk en praktijkgericht. De gegeven antwoor-
den zijn zeer compleet maar tegelijkertijd beknopt zonder dat
dit ten koste gaat van de inhoud of de leesbaarheid. Op deze
wijze wordt, bijna spelenderwijs, de kennis getoetst, onder-
houden en uitgebreid. Via de duidelijke index is het ook moge-
lijk om orgaangericht vragen over bepaalde afwijkingen op te
zoeken ondanks dat de vragen op het eerste gezicht volstrekt
willekeurig over de tekst verspreid zijn. Bij elkaar is het een
boek dat prima past op je bureau of naast je bed om regelmatig
opengeslagen te worden al is het maar voor 5 minuten. Als
minpuntje kan genoemd worden dat literatuurverwijzingen
geheel ontbreken.

Hans Nieuwendijk

-ocr page 11-

Hypocalcémie

Geachte redactie,

In Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2000;125(6):185-7,
wordt een geval van hypocalcemie beschreven bij, heel uit-
zonderlijk, een vier weken oud veulen als mogelijk gevolg
van, alweer heel uitzonderlijk, de overmatige opname van
zuring. Met alle waardering voor het betreffende artikel ver-
oorloof ik mij ter completering de volgende aanvulling op de
symptomatologie van de meer reguliere vorm van hypocal-
cemie zoals die zich in de praktijk voordoet.

Het klinisch beeld van hypocalcemie is nogal verschillend.
Wel is er voorafgaand bijna altijd sprake van opsluiting (uit
land in stal), verplaatsing (naar een andere weide) of transport.
Een vrij nauwe relatie tussen het optreden van het ziektebeeld
en dek- of inseminatiestations ligt dan ook voor de hand.
Veelal betreft het zogende merries in een (extra) goede voe-
dingstoestand en vaker (grote) pony\'s dan paarden. Het ziek-
tebeeld kan echter ook bij (hoog)drachtige dieren voorkomen.

Wetenschqg

Kenmerkend aan het dier zeifis de bekende \'hik\', zich uitend
als een ritmische samenstrekking in de flanken veelal in
combinatie met trismus. Ook komen meer algemene symp-
tonen als excitatie en zweten voor. Vaak vertoont de patiënt
een slepende, wat stijve gang, die tot wankelen en zelfs tot
vallen kan leiden. Ook komt dwangmatig langdurig heftig
stampen op de grond voor. Bij drachtige dieren kan, zeker als
ze (gaan) liggen de genoemde \'hik\' heel bedrieglijk de in-
druk wekken dat het dier de buikpers vertoont en zou aborte-
ren. In minder emstige (beginnende?) gevallen lijkt het soms
of de dieren gewoon lopen te grazen. Bij nadere inspectie
blijkt dan dat ze weliswaar hun mond door het gras bewegen
maar deze niet (kunnen) openen vanwege de trismus.
Mogelijk hangt hiermee ook de in het Tijdschrift beschreven
\'grimas\' van het veulen samen. Bijna altijd houdt het toepas-
sen van de juiste therapie, in concreto het opheffen van de
hypocalcemie, bevestiging van de juistheid van de diagnose
in. Beschadiging van de tongpunt, pas waarneembaar na het
verdwijnen van de trismus, vormt in dit verband een illustra-
tief extra argument.

G.H. van der Wal

Reactie van de auteurs

Graag willen de auteurs de heer G.H. van der Wal bedanken
voor zijn reactie. Het door hem beschreven beeld van hypo-
calcemie is het \'normale \', terwijl het door hen beschreven
beeld veel minder vaak voorkomt.

Reactie BVD-artikel

Geachte redactie.

Graag wil ik hierbij reageren op het artikel \'BVD-aanpak:
vaccinatie en eradicatie\' van L.R.M. Verbeme in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 april 2000 en de aan-
vulling daarop in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1
mei 2000. Bovenstaand artikel werpt bij mij enkele vragen op.

De eerste vraag is er één voor de redactie van het Tijdschrift.
Aan welke voorwaarden moet een artikel voldoen om onder
de rubriek
Wetenschap gepubliceerd te worden? De beschrij-
ving van praktijkervaringen, zoals bovengenoemd artikel,
hoort naar mijn idee niet thuis onder de rubriek
Wetenschap.

Daarnaast zou ik mij willen richten tot de auteur. Ik heb het
artikel met plezier gelezen en ik waardeer het initiatief tot het
schrijven ervan zeer.

De beschreven aanpak laat echter enkele vragen onbeant-
woord en de conclusies die aan de verschillende casussen
worden verbonden zijn naar mijn smaak niet altijd juist en/of
volledig. Deze reactie is niet bedoeld als ongezouten com-
mentaar, maar zou kunnen fungeren als startschot van een
discussie over de gewenste aanpak van de BVD-problema-
tiek in de praktijk.

In het artikel wordt gesproken over een steekproefbloedon-
derzoek op 25 bedrijven. Hierbij wordt 15 tot 20 procent van
de aanwezige dieren ouder dan een jaar gecontroleerd op an-
tistoffen door middel van de antilichaam-ELISA. De dieren
in de steekproef worden verdeeld over vijf leeftijdsgroepen
van tenminste drie dieren.

Tevens wordt er gesproken over het aantal positieve dieren
per bedrijf
"Het aantal positieve dieren per bedrijf varieerde
van 17 tot 100%".

Niet duidelijk is of deze getallen berekend zijn met behulp
van de uitslagen van het steekproeftiioedonderzoek of dat dit
werkelijke prevalenties zijn. Als de gegevens afkomstig zijn
uit de steekproef vraag ik mij af of deze extrapolatie (van 15-
20 % naar 100 %) ongestraft uitgevoerd mag worden.

Casus 1: Kalversterfte door luchtwegproblemen
In deze casus wordt uit een eenmalige bepaling van BVD an-
tistoffen en antigeen de conclusie getrokken dat er tien
BVD-dragers op het bedrijf aanwezig zijn. Op grond van
eenmalig onderzoek kan echter niet worden vastgesteld of de
dieren werkelijk drager zijn of dat we te maken hebben met
een acute infectie. Tenminste drie weken na het eerste onder-
zoek moet een tweede onderzoek naar de aanwezigheid van
BVDV in het bloed worden gedaan voor er enige conclusies
over persistente infecties kunnen worden getrokken.

Casus 2: Vroeg-embryonale sterfte

Hier wordt voorzichtig het opbreken van koe 39 geweten aan
een infectie met BVD. Deze conclusie is niet onmogelijk.

-ocr page 12-

maar ook niet hard te maken. Een serologisch positieve uit-
slag bij het moederdier is moeilijk te interpreteren aangezien
het tijdstip van het ontstaan van de antilichamen niet bekend
is. Er zijn evengoed andere infectieuze en niet-infectieuze
oorzaken te bedenken voor opbreken.
Naar aanleiding van dit ene geval van opbreken is de gehele
koppel (ouder dan 1 jaar) gevaccineerd tegen BVD. Een be-
hoorlijke kostenpost voor de veehouder die naar mijn smaak
niet goed onderbouwd is. De casus wordt afgesloten met een
losse opmerking dat er twee jaar later onder de pinken een vi-
rusdrager is opgemimd. Had deze virusdrager iets te maken
met het voorval? Zijn er andere problemen geweest die met
BVD verband kunnen houden? Is daar onderzoek naar ge-
daan?

Casus 3: Screening bij aankoop

De auteur concludeert uit het bloedonderzoek dat twee van
de aangekochte vaarzen besmet zijn met BVD
na toevoeging
aan het koeienbestand van de koper. Deze twee vaarzen had-
den op 1 september geen antistoffen en op 16 september wel
antistoffen tegen het BVD virus. Geadviseerd wordt om een
gepaard serologisch onderzoek te doen met 21 dagen tussen-
tijd; dit in verband met de tijd die verstrijkt tussen het optre-
den van de infectie en het aantonen van antistoffen in het
bloed. Aangezien erbij bovengenoemd onderzoek slechts 15
dagen tussen beide bepalingen zit, kan de besmetting van
deze dieren dus ook reeds opgetreden zijn
voor toevoeging
aan het koeienbestand van de koper.

Casus 4: Bedrijf zonder BVD-gerelateerde problemen
In deze casus is een controle van de immuunstatus wat be-
treft BVD gedaan. De afweerstoffen die aangetoond zijn bij

Geachte collega Broens,

Hartelijk dank voor uw zorgvuldige beoordeling van mijn ar-
tikel. Of dit thuishoort in de rubriek \'Wetenschap\' van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, is uiteraard ter beoorde-
ling aan de redactie. Wel is in het verleden uit waamemingen
in de praktijk veel wetenschappelijks voortgekomen.

Uw vraag of de door mij genoemde percentages van dieren
met antistoffen tegen het BVD-virus, die zijn ontleend aan
de genomen steekproeven, geldig zijn voor de betreffende
melkveekoppels, is er een voor de statisticus: Als een steek-
proef representatief is voor de populatie, mag extrapolatie
van het onderzoeksresultaat plaatsvinden.
Een voorbeeld: \'Van de Nederlanders van 18 jaar en ouder is
XX procent voor handhaving van het koningshuis.\' Dit berust
op extrapolatie van een dergelijke steekproef

Casus 1.

Uw opmerking dat BVD-dragers dienen te worden opge-
spoord door tweemalig bloedonderzoek is juist. In 1993 was
het BVD-virus echter alleen aan te tonen door middel van vi-
ruskweek (kosten destijds ƒ 69,- per monster). Op het be-
treffende melkveebedrijf annex stierenmesterij werden in de
jongveestallen ongeveer 120 kalveren en pinken gehouden.
Alleen dit laboratoriumonderzoek zou dus ruim ƒ 16.500,-
exclusief btw hebben gekost, rekening veehouder. Daarom is
het oudere melkvee worden verklaard op twee wijzen
"Deels

Wetenschap

misschien nog ten gevolge van de vaccinatie als pink.....;

deels door de mogelijke aanwezigheid van virusdrager(s)
onder het melkvee ".
Ik wilde hierbij nog een derde mogelijk-
heid noemen, namelijk een introductie van BVD door aan-
koop, diercontacten, mens en materialen etcetera. Deze in-
troductie kan symptoomloos verlopen.

In de conclusie van de heer Verbeme in het Tijdschrift van 1
mei pleit de auteur voor vaccinatie tegen BVD. In het pro-
gramma \'BVD-vrije certificering\' van de Gezondheidsdienst
voor Dieren wordt vaccinatie momenteel niet aangewend als
middel. Wel zijn er nieuwe ontwikkelingen op dit gebied. Zeer
recent is er een nieuw vaccin, onder de naam Bovilis (BVD
(Intervet Nederiand BV, Boxmeer) op de markt verschenen. In
de GD-veterinair van mei 2000 (5e jaargang, nr. 5) schrijft de
heer Zimmer van de Gezondheidsdienst voor Dieren over het
gebruik van dit nieuwe vaccin in combinatie met het pro-
gramma \'BVD-vrij certificering\'. In de volgende GD-veteri-
nair wordt dieper ingegaan op de combinatie certificeren-vac-
cineren.

De opinie van de Gezondheidsdienst voor Dieren over de
conclusie van de auteur leek mij zeer relevant. Daartoe heb
ik contact gezocht met de heer Zimmer. Tijdens een gesprek
met hem heb ik begrepen dat ook van zijn kant een reactie op
het artikel van de heer Verbeme zal volgen, waarin ook een
toelichting over het gebruik van bovengenoemd vaccin.

E.M. Broens, dierenarts
Afdeling Gezondheidszorg Herkauwers
Faculteit der Diergeneeskunde

gekozen voor een \'screening vooraf met behulp van een an-
tilichaam-ELlSA (ƒ 7,- per monster) en zijn vervolgens al-
leen kalveren zonder aantoonbare afweerstoffen onderzocht
op de aanwezigheid van BVD-virus in het bloed. Van de 16
positiefbevonden dieren zijn er 14, die ook klinisch verdacht
werden van BVD-dragerschap, direct voor de dood afge-
voerd. Slechts twee pinken, waaraan wij (veehouder en prac-
ticus) niets afwijkends konden bespeuren, zijn voor een
tweede keer \'op kweek gezet\'. Zij bleken persistent-virae-
misch. Het is dus mogelijk dat één of enkele van de 14 afge-
voerde dieren ten onrechte als drager is/zijn aangemerkt. Het
waren in geen geval waardevolle dieren.

Casus 2.

De \'losse opmerking\' dat op dit bedrijf twee jaar na het weer-
gegeven onderzoek onder de pinken een virusdrager is opge-
ruimd, geeft aan dat circa een halfjaar voor de geboorte van
dit dier een BVD-virusinfectie door de melkveestapel moet
zijn gegaan, of dat het moederdier zelf virusdrager was. Dit
gecombineerd met de uitslag van het steekproefbloedonder-
zoek bij de melkkoeien in diezelfde periode (80 % zonder af-
weerstoffen) bewijst, ook achteraf, dat de snelle vaccinatie
van het hele koppel gerechtvaardigd was. Andere met BVD-
gerelateerde problemen zijn op dit bedrijf niet gesignaleerd.

Casus 3.

Bij de zes-wekelijkse bedrijfsbegeleiding bleken hier zes

-ocr page 13-

vaarzen onder het melkvee aanwezig die al enkele weken te-
voren waren aangekocht. Ze werden toch nog onderzocht op
BVD, omdat een eventuele persistente viraemie als \'koop-
vernietigend gebrek\' zou kunnen gelden. Eerst werden bij
drie, en bij het herhaalde bloedonderzoek bij nog eens twee
van deze vaarzen afweerstoffen tegen het B VD-virus gevon-
den. Het is mogelijk dat deze positieve dieren alle vijf be-
smet zijn geraakt op het bedrijf van de koper. Zeker is dit
voor de twee die tijdens hun verblijf hier de seroconversie
vertoonden.

Casus 4.

Uw suggestie dat ook op zorgvuldig geleide bedrijven (zoals
het betreffende bedrijf van casus 4) insleep van het BVD-vi-
rus goed mogelijk is, is mij uit het hart gegrepen. Los van het
verontreinigde IBR-vaccin zijn hiervan aansprekende voor-
beelden. Heel weinig bedrijven blijken daadwerkelijk \'ge-
sloten\'.

Wetenschap

En juist het veelal symptoomloze verloop van de virusver-
spreiding maakt de B VD-infectie zo verraderlijk.

Tot slot:

Naar de reactie van collega G. Zimmer van de Gezond-
heidsdienst voor Dieren op mijn artikel ben ik minstens zo
nieuwsgierig als u. Niet voor niets is hij een autoriteit op het
gebied van de BVD-bestrijding.

Met collegiale groet.

Dr. L. Rogier Verberne
rundvee- en paardenarts

De redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde zal in
een volgende uitgave de criteria waaraan een wetenschap-
pelijk artikel moet voldoen, uiteenzetten.

FERRETS; Health, Husbandry and Diseases

Maggie Lloyd, Blackwell Science, 1999, ISBN 0-632-05178-;/.

De fret wordt als gezelschapsdier in toenemende mate in de
praktijk aangeboden als patiënt.

Tot nu toe werd de meeste veterinaire kennis door
Amerikanen gepubliceerd. Het hier besproken boekje is de
eerste die door een Europese auteur/dierenarts geschreven is.
In het voorwoord wordt aangegeven dat de ziekten die fret-
ten in Amerika hebben afwijken van die in Europa en dat
daarom de tekst voornamelijk bedoeld is voor de Europese
dierenartsen.

Als naar de tekst gekeken wordt, komen echter maar vier
aandoeningen voor die qua frequentie zouden afwijken: leu-
cose, hyperadrenocorticisme, insulinomen en Aleutian dise-
ase. De eerste drie zouden minder frequent voorkomen in
Europa en aan de laatste wordt dusdanig veel aandacht be-
steed dat gesuggereerd wordt dat deze aandoening frequent
voorkomt. Wat leucose betreft ben ik het met de auteur eens.
In Nederland komen echter insulinomen en hyperadrenocor-
ticisme in zeer hoge aantallen voor. Aleutian disease is een
zeer zeldzame diagnose in Nederland en Amerika. Het is dus
mogelijk beter om te zeggen dat de situatie anders is in
Engeland in plaats van in Europa.

Het boekje is onderverdeeld in vier secties die daarna onder-
verdeeld zijn in verscheidene hoofdstukken. Elke sectie
wordt afgesloten met een lijst met aanbevolen literatuur. In
de tekst wordt heel zelden verwezen naar de literatuur wat
het moeilijk maakt om onderscheid te maken tussen de me-
ning van de auteur en wat reeds in de literatuur bekend is.
De eerste sectie betreft anatomie, fysiologie en huisvesting,
verzorging en voeding. Daarnaast is er ook nog een hoofd-
stuk over preventieve geneeskunde.

De tweede sectie betreft de ziekten die bij fretten gevonden
worden. De hoofdstukken in deze sectie zijn onderverdeeld
per orgaansysteem. Mocht de aandoening bij verscheidene
orgaansystemen betrokken zijn, dan wordt hij uitvoerig be-
schreven in het eerste hoofdstuk. In de volgende hoofdstuk-
ken wordt verwezen naar de eerste beschrijving.
De derde sectie betreft klinisch en aanvullend onderzoek.
Tevens inbegrepen in deze sectie zijn twee hoofdstukken
over anesthesie, analgesie en chirurgie.
Vooral de laatste sectie bevat handige data met betrekking
tot fretten. Zowel normale bloed- en urine waarden als ook
biologische data zijn vermeld. Jammer van dit boek is dat,
ondanks dat dit een Europese uitgave is, er toch geen gebruik
gemaakt is van Sl-eenheden.

In de appendix wordt een differentiaal diagnoselijst gegeven
voor veehvoorkomende symptomen. Helaas is de differenti-
aal diagnose op alfabetische volgorde aangegeven, wat het
voor de practicus lastig maakt om te prioriteren.
Ondanks dat er niet veel nieuwe informatie in dit boekje te
vinden is, denk ik dat het wel degelijk een handig boekje is
om in de praktijk te gebruiken. Zeker de indeling per orgaan-
systeem maakt het eenvoudig om naar een aandoening te
zoeken die bij de gevonden symptomen past.

Nico J. Schoemaker

-ocr page 14-

Actua

Het \'European College ofVeterinary Surgery\' (ECVS)

Bericliten en verslagen

Hoe het begon

De eerste bijeenkomst waar de ECVS
ter sprake kwam werd gehouden van 30
tot 31 augustus 1990 in Lenzburg in
Zwitserland. Aan deze bijeenkomst na-
men specialisten deel op het gebied van
de chirurgie van kleine en grote huisdie-
ren die afkomstig waren uit zowel de
praktijk als uit de academische wereld.
Tijdens de bijeenkomst werd de beslis-
sing genomen een
College op te richten
naar voorbeeld van het
American Col-
lege of Veterinary Surgery
(ACVS)
waarbij de statuten en het huishoudelijk
reglement naar analogie van die organi-
satie opgesteld zouden worden. Tevens
werd besloten om, ook in de beginfase,
géén
diplomate status te verienen zon-
der dat hiertoe een examen met goed ge-
volg afgelegd was. Wél zouden ACVS
diplomates die gerechtigd waren tot het
uitoefenen van de diergeneeskunde in
een Europees land (bijvoorbeeld op
grond van een Europees diploma) toe-
gelaten worden, omdat zij al een verge-
lijkbaar examen hadden afgelegd. Na de
bijeenkomst werden er advertenties ge-
plaatst in alle veterinaire tijdschriften
van Europa waarin de eisen vermeld
werden waaraan men moest voldoen om
als zogenaamd
charter member geac-
cepteerd te worden.
Charter members
werden geselecteerd op klinische erva-
ring en publicaties en dienden de organi-
satie te dragen zolang er nog geen exa-
mens afgenomen waren en men dus nog
geen
diplomate status kon verkrijgen.
Bij het verstrijken van de deadline op 31
december waren er meer dan 200 aan-
vragen binnengekomen waarvan het or-
ganiserend comité er, op grond van bo-
vengenoemde criteria, 146 toekende.
Op 11 april 1991 werd de ECVS for-
meel opgericht, gedurende het
Surgical
Forum
dat in Nice (Frankrijk) georgani-
seerd werd door de Amerikaanse zuster-
organisatie ACVS.

Er werden voorlopige statuten aange-
nomen en er werd een bestuur gekozen
dat bestond uit de volgende leden: Jörg
Auer (Zürich), voorzitter, Richard
White (Cambridge), vice-voorzitter,
Brigitte von Rechenberg (Zürich), se-
cretaris, Jean-François Bardet (Parijs),
penningmeester, en verder Matteo
Tommasini-Degna (Rome), Freek van
Sluijs (Utrecht) en Antoine de Moor
(Gent), leden. Een jaar later werd
Kuno von Plocki (Neubülach) als lid
toegevoegd om Duitsland te vertegen-
woordigen. Er werd besloten het eerste
bestuur een zittingstermijn van vijf
jaar te geven om voldoende consisten-
tie binnen het bestuursbeleid in die
aanvangsfase te waarborgen. De eerste
/innwa/Mee/mg werd eind juni 1991 in
Lenzburg, Zwitseriand, gehouden.
In 1993 werden de eerste examens voor
charter members georganiseerd Het
examen bestond uit een praktisch en een
mondeling gedeelte en werd afgenomen
door
ACVS-diplomates die ervaring
hadden in de examencommissie van de
ACVS. Van de 62 deelnemende
charter
members
slaagden er 42 voor beide on-
derdelen. Er werd een extra examenmo-
gelijkheid geboden in januari 1994 en
vanaf dat moment werd het examen tel-
kens afgenomen voorafgaand aan de
Annual Meeting. Tijdens de Annual
Meeting van
1995 werden de definitieve
statuten aangenomen en werd ook het
drie-jaarlijkse rotatieschema voor de be-
stuursleden ingesteld.
Het wapen van de ECVS is uitgevoerd
in de Europese kleuren om de Europese
aard van het College te benadmkken.
De in een cirkel opgenomen tekeningen
van een hond en een paardenhoofd ge-
ven aan dat het College zowel chimrgen
voor kleine als voor grote huisdieren
omvat. Het scalpel tussen beide dieren
in symboliseert de specialisatie als chi-
mrg van de leden van het College.

België:

Canada:

Frankrijk:

Duitsland:
Groot-Brittannië.

Ierland:

Israël:

Italië:

Nederland:

Spanje:

Zwitserland:

Doelstellingen van het College

Volgens artikel III van de statuten be-
oogt het College de bevordering van
de diergeneeskunde in praktische en
wetenschappelijke zin door:

a. Het ontwikkelen van onderwijspro-
gramma\'s in de veterinaire chirurgie
voor afgestudeerde dierenartsen vol-
gens het zogenaamde
\'resident\' sys-
teem.

b. Het instellen van een onafhankelijke
instantie die op basis van vastge-
stelde termen bevoegd is aan leden
van de veterinaire beroepsgroep de
qualificatie \'specialist\' toe te ken-
nen.

c. Het stimuleren van haar leden oor-
spronkelijk onderzoek te verrichten
en een bijdrage te leveren aan de ve-
terinaire literatuur.

d. Het definiëren en beschrijven van de
deeldisciplines binnen de chirurgie.

e. Het ontwikkelen van en het toezicht
houden op post-academische onder-
wijsprogramma\'s op het gebied van
de chirurgie.

f Het toezicht houden op de activitei-
ten op professioneel gebied van haar
leden.

g.Het bevorderen van de samenwer-
king met nationale maatschappijen
van diergeneeskunde.

Op dit moment bestaan er goedgekeurde Residency Programmes op de vol-
gende plaatsen waarbij GH staat voor grote huisdieren en KH voor kleine huis-
dieren:

Université de Liège (KH), Rijksuniversiteit Gent (GH)
Université de Montréal (KH, GH)

École Vétérinaire Maisons-Alfort (KH), Clinique Frégis (KH),
Clinique Desbrosse-Perrin (GH)
Universität Berlin (KH), Universität München (KH)
University of Bristol (GH), Royal Veterinary College (KH,
GH), University of Liverpool (GH), University of Edinburgh
(KH, GH)

University of Dublin (KH, GH)

The Hebrew University of Jemsalem (KH, GH)

University of Parma (KH), 3 privé-praktijken (Romanellei,

Rovesti, Vezzoni, alien KH)

Universiteit Utrecht (KH, GH)

Universität Autonoma de Barcelona (GH)

Universität Bern (KH), Universität Zürich (KH, GH)

Op dit moment zijn er een 50-tal residents die aan deze programma\'s meedoen.

-ocr page 15-

Opleiding van de kandidaten, qualifi-
catie en beoordeling

De kandidaten dienen te voldoen aan
een aantal criteria alvorens zij het exa-
men afkunnen leggen. Hiertoe behoort
onder andere het volledig vervullen
van een door de ECVS goedgekeurd
drie tot vier jaar durend
Residency Pro-
gramme
of, in gevallen waar dat (nog)
niet mogelijk is, van een goedgekeurd
alternatief trainingsprogramma op chi-
rurgisch gebied. Gedetailleerde infor-
matie over de doelstellingen, eisen, op-
bouw en beoordelingsprocedure van
deze programma\'s staat vermeld in de
Residency Programme Guidelines en
de
Alternate Veterinary Surgery Pro-
gramme Guidelines
die van het internet
gehaald kunnen worden via de pagina:
http: //-www. ec VS. org.

Examen

Het examen bestaat uit drie onderdelen:
een schriftelijk, een praktisch en een
mondeling gedeelte. Het schriftelijke
gedeelte omvat een 170-tal
multiple
choice
vragen met uit één correct ant-
woord en een viertal onjuiste antwoor-
den. Dit examen wordt afgenomen ge-
durende drie perioden van vier uur
waarin in elk van de perioden 45 tot 60
vragen beantwoord dienen te worden.
Van de vragen heeft circa 25% betrek-
king op algemene zaken. Deze worden
gesteld aan de kandidaten voor beide
specialisaties (kleine huisdieren en
grote huisdieren). In deze vragen komen
basale onderwerpen aan de orde die bij
voorbeeld betrekking hebben op de ana-
tomie, fysiologie en pathologie van ver-
schillende orgaansystemen en op alge-
mene zaken betreffende farmacologie,
anesthesiologie en chirurgische tech-
nieken, diagnose, prognose en behan-
deling. De overige 75% van de vragen
heeft specifiek betrekking op grote dan
wel kleine huisdieren. De volgende on-
derwerpen komen aan de orde: chirurgie
van het maagdarmstelsel, van het car-
diovasculaire stelsel, van het ademha-
lingsapparaat, van het spierskeletstelsel,
van het urogenitaalstelsel en het zenuw-
stelsel (inclusief de zintuigen) en van de
huid met adnexa. Er worden elk jaar
nieuwe vragen gemaakt door een grote
groep van
ECVS-diplomates die gere-
cruteerd worden door de leden van het
Examination Committee. Deze vragen
worden beoordeeld tegen de achter-
grond van de doelstellingen van het exa-
men, op duidelijkheid en op relevantie
voor de praktijk.

Het praktische onderdeel van het exa-
men heeft als doel de ervaring van de
kandidaten te beoordelen door middel
van de herkenning van situaties zoals
die zich presenteren tijdens de chirurgie.
Dit wordt gedaan door middel van het
vertonen van een serie van 25 dia-paren
in dubbelprojectie waarbij bij elk dia-
paar drie a vijf invulvragen door middel
van korte zinnetjes of steekwoorden be-
antwoord dienen te worden. Voor elk
paar dia\'s heeft men zes minuten en aan
het eind wordt de gehele serie gedu-
rende één minuut per paar nog een keer
herhaald. Dit examen bestaat uit twee
gedeeltes en is uiteraard verschillend
voor kandidaten voor de specialisaties
kleine huisdieren en grote huisdieren.
Bij het mondelinge examen wordt het
probleemoplossende vermogen van de
kandidaten op de proef gesteld. Dit ge-
deelte is enigszins verschillend voor
grote en kleine huisdieren. Bij kleine
huisdieren duurt het 50 minuten en is
verdeeld in drie onderdelen: orthopedie,
weke delen en het neurovasculaire sys-
teem. Voor elk onderdeel zijn er twee
examinatoren aanwezig die de vragen
stellen waarbij de kandidaat roteert over
de drie subcommissies. Voor de grote
huisdieren duurt het ook 50 minuten,
maar er bestaat hier een onderverdeling
in slechts twee subcommissies (orthopa-
die en weke delen) waarover de kandi-
daat roteert.

Actua

Na afloop van het examen kent de exa-
mencommissie een puntenwaardering
aan de examens toe en stuurt deze re-
sultaten, voorzien van een aanbeve-
ling, naar de
Board ofRegents die dan
uiteindelijk bepaalt wie er wel en niet
voor de
diplomate status in aanmer-
king komt. Hiertoe zullen alle drie de
onderdelen van het examen gehaald
moeten worden. Haalt men niet alles,
dan hoeven alleen de niet gehaalde on-
derdelen overgedaan te worden. Indien
iemand het examen (gedeeltelijk) niet
gehaald heeft, dan zal hij of zij binnen
30 dagen een lid van het examen co-
mité toegewezen krijgen die advies
kan geven voor verdere studie. De
overgrote meerderheid van de kandi-
daten is van mening, onafhankelijk of
zij geslaagd zijn of niet, dat het exa-
men moeilijk maar eeriijk is.
In de tabel hierboven de examenresul-
taten in de afgelopen jaren.

Examenjaar

93

94

95

96

97

98

99

Aantal kandidaten

62

38

12

17

32

20

28

Aantal geslaagd

42

22

7

10

19

11

10

Aantal ACVS-diplomates geaccepteerd

10

5

5

7

5

6

3

Huidige aantal diplomates en hun
werkkring

Het totaal aantal diplomates bedraagt
op dit moment (eerste helft 2000) 161
(waarvan één overleden). Hiervan zijn
er 58 grote huisdierenchirurgen (34
werkzaam in de academische wereld,
24 in de privé-praktijk) en 103 kleine
huisdierenchirurgen (51 binnen de
universiteit, 52 in de privé-praktijk).

Toekomstplannen

De Annual Meeting wordt elk jaar aan
het einde van juni of in het begin van
juli in een (wisselend) Europees land
georganiseerd. Het bezoek aan deze
bijeenkomst neemt van jaar tot jaar
toe. Duidelijk is ook dat het publiek
beter op de hoogte raakt van het be-
staan van een specialisatie op het ge-
bied van de veterinaire chirurgie, het-
geen zich onder andere uit door het feit
dat er een toenemende stroom vragen
is die het kantoor van de ECVS in
Zürich bereikt waarin om informatie
gevraagd wordt waar er ergens in een
bepaalde regio
diplomates te vinden
zijn.

Na 2001 zal het rotatieschema van de
Annual Meeting veranderd worden. Dan
zal er om de twee jaar op een vaste plaats
in Duitsland een
meeting georganiseerd
worden die, naast het huidige pro-
gramma bestaande uit
precourses, state
of the art lectures, in-depth seminars, re-
sident forum competition
en free com-
munications,
ook twee parallel lopende
seminars post-academisch onderwijs
omvat die bedoeld zijn voor in chimrgie
geïnteresseerde grote en kleine huisdie-
renpractici. Elk ander jaar zal er, op tel-
kens een andere locatie, een
meeting vol-
gens het huidige concept, dus zonder de
PAO-seminars, georganiseerd worden.

Andere aspecten betreffende de ge-
schiedenis en groei van het
College

Vanaf het eerste begin van de ECVS
zijn de banden met de Amerikaanse
zusterorganisatie, de ACVS, altijd bij-
zonder goed geweest. Het eerste exa-
mencomité bestond uit ACVS
diploma-
tes
die eerder lid van het ACVS
Examining Committee geweest waren,
hetgeen een voldoende hoge standaard
garandeerde. Gelijk op met de groei van
de ECVS werden de
ACVS-diplomates

-ocr page 16-

geleidelijk aan vervangen door ECVS-
diplomates. Op dit moment bestaat het
systeem dat de elk jaar vertrekkende le-
den van het ACVS-examencomité voor
grote en kleine huisdieren voor een jaar
meedraaien in het ECVS-comité om
een voldoende consistentie en compati-
biliteit tussen beide organisaties te
waarborgen. Ook op ander gebied be-
staat er een nauwe samenwerking. Zo is
de voorzitter van de EC VS altijd te gast
op de jaarlijkse
meeting van de ACVS
en omgekeerd. Verder kunnen ECVS-
diplomates onder dezelfde voorwaar-
den deelnemen aan het jaarlijkse ACVS
symposium als
ACVS-diplomates en
uiteraard weer omgekeerd. Tenslotte
gebruikt de ECVS het blad
Veterinary

Actua

Surgery, het officiële orgaan van de
ACVS, ook als haar officiële orgaan.

De grootste uitdaging in de toekomst

De grootste uitdaging in de toekomst
betreft niet alleen de ECVS, maar alle
internationale specialistenorganisaties
en heeft betrekking op het verkrijgen
van officiële goedkeuring door de
Europese Unie en haar lidstaten. Deze
wordt getracht te verkrijgen door mid-
del van eendrachtige samenwerking
van alle organisaties.

Tenslotte

Iedereen die interesse heeft in de ECVS
en meer informatie wil kan de bovenge-
noemde internetpagina (http://www.

ec vs.org), zich wenden tot het lid van de
PR-commissie voor de Benelux: Dr.
P.R. van Weeren, p/a Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
Yalelaan 12, NL-3584 CM Utrecht.
Telefoon: (0031)-(0)30-2531062/1350,
fax: (0031 )-(0)30-2537970, email: r.van
weeren@vet.uu.nl, of direct contact op-
nemen met het ECVS-office in Bern:
ECVS, c/o Dept. Of Veterinary Surgery,
University of Zurich, Winterthurerstras-
se 260, CH-8057 Zürich, Switzerland.
Tel: 0041-1-6358408; fax: 0041-1-
3130384; email: mgaovet@vetchir.
unizh.ch.

Jörg Aue

(vertaling: René van Weeren)

Hersenactiviteit geeft informatie over narcose

De huidige methoden om de diepte van
de narcose vast te stellen richten zich, zo-
wel bij dieren als bij mensen op gedrag.
Wanneer de patiënt niet meer reageert op
knijpen, prikken en praten wordt aange-
nomen dat de narcose diep genoeg is.
Onderzoek naar dit verschijnsel bij
mensen heeft tot nu toe tot zeer wisse-
lende resultaten geleid. Er werd echter
altijd naar andere typen hersenactivi-
teiten gekeken dan naar het type dat
Haberham bestudeerde. En juist dat
type is ook bij mensen te meten.
Het kunnen meten van de onderdruk-
king van de hersenactiviteiten is be-
langrijk omdat 0,2 tot 7% van de men-
sen die onder narcose een chirurgische
ingreep ondergaat, tijdens de operatie
bij bewustzijn blijkt te zijn geweest. Dit
verschijnsel wordt intra-operative awa-
reness genoemd. Ook houdt 25 tot 30%
van de patiënten een zekere onbewuste
herinnering aan de ingreep over. Dit
heet recall. Awareness en recall kunnen
aanleiding geven tot psychologische
problemen: langdurige depressies,
angstaanvallen, nachtmerries en een
langzaam herstel van de operatie.

Proefschrift: \'Development and
evaluation of methods for assessment
of quality of anaesthesia in the rat\', dr.
Z.L Haberham.

De hersenactiviteiten van een patiënt onder narcose geven betrouwbare infor-
matie over de kwaliteit van de narcose. Deze conclusie trekt drs. Zainal
Harberham uit zijn onderzoek naar de werking van narcose bij ratten. Hij
heeft met behulp van een EEG een bepaald type hersengolf gemeten bij rat-
ten. Hetzelfde type hersengolf is bij mensen ook meetbaar. Met de informatie
uit dit onderzoek kan de diepte van de narcose beschreven worden . Ook kan
nu beter worden voorspeld wanneer een patiënt bijkomt. Haberham is op 22
mei gepromoveerd aan de Faculteit der Diergeneeskunde.

Overeenkomst RW en COKZ samenwerking exportcertificering

Op woensdag 31 mei 2000 is door de
directeuren van de Rijksdienst voor de
keuring van Vee en Vlees (RVV) en de
Stichting Centraal Orgaan voor Kwa-
liteitsaangelegenheden in de Zuivel
(COKZ) een overeenkomst getekend.
Beide organisaties gaan nauw samen-
werken ten aanzien van de voorberei-
dende werkzaamheden voor de export-
certificering van melk en zuivelpro-
ducten bestemd voor humane con-
sumptie.

Door de minister van Landbouw, Na-
tuurbeheer en Visserij is het COKZ aan-
gewezen als de organisatie die namens
de overheid gezondheidscertificaten kan
verstrekken voor melk en zuivelproduc-
ten. De RW is de verantwoordelijke
dienst voor de afgifte van veterinaire cer-
tificaten of certificaten met veterinaire
clausules. Beide organisaties verstrek-
ken certificaten ten behoeve van de ex-
port van melk en zuivelproducten.
Het zal voor de exporterende zuivelin-
dustrie de volgende voordelen opleve-
ren:

• Aanvragen voor een exportcertificaat
kunnen op één centraal punt worden
ingediend en afgewikkeld.

• Een goede coördinatie van de werk-
zaamheden van de RW en het
COKZ leidt tot een snellere afliande-
ling van de aanvragen.

• Alle specialistische kennis op het ter-
rein van exportcertificering van melk
en zuivelproducten is op één centraal
punt bijeengebracht, waardoor deze
kennis voor eenieder beter toeganke-
lijk is.

Per 1 september zal een dierenarts van
de RW bij het COKZ te Leusden wor-
den gestationeerd. De dierenarts zal al-
daar zorgdragen voor de veterinaire ex-
portcertificering van melk en zuivel-
producten. Alle exportcertificaten voor
melk en zuivelproducten worden straks
vanuit Leusden afgegeven.
In de komende maanden zullen nadere
details via de COKZ website (www.
cokz.nl) en circulaires nader bekend
worden gemaakt.

-ocr page 17-

Registratie van een diergeneesmiddel
kost geld. Voor een aantal middelen is re-
gistratie in Nederland niet haalbaar, om-
dat tevoren vaststaat dat de omzet gering
zal blijven. Dit kan bijvoorbeeld gebeu-
ren als de betreffende indicatie slechts
sporadisch voorkomt.
De Apotheek van de Faculteit der Dier-
geneeskunde distribueert een aantal
niet-geregistreerde middelen. Het be-
treft middelen die niet in de handel zijn
en niet magistraal te bereiden zijn door
dierenarts of openbare apotheek. Dit
zijn met name middelen waarvan de
grondstof niet te verkrijgen is of die be-
reidingstechnisch gecompliceerd zijn.

Zodra een veterinair alternatief op de
markt komt, stopt de apotheek met dis-
tributie van het betreffende middel.

De middelen worden verstrekt aan
praktiserende dierenartsen, uitsluitend
op recept en voor individuele patiënten
(patiëntgegevens vermelden op re-
cept). Informatie kunt u krijgen bij de
Apotheek op telefoonnummer 030-
2531598, fax 030-2532065 of op apo-
theek@vet.uu.nl.

Distributie van Orphan-drugs door de Apotheek
van de Faculteit der Diergeneeskunde

m

Actua

Overzicht diergeneesmiddelen

van de Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde (1 juni 2000):

Indicatie

diersoort

Acetylcysteine oogdr. 10%

Adjuvante behandeling van KCS

Hond

Ciclosporine oogdr. 2%

Behandeling van KCS als geregistreerd product niet werkzaam is

Hond

Desoxycortonacetaat

(DOCA)inj. 1 mg/ml

Behandeling van bijnierschorsinsufficiëntie als orale medicatie onmogelijk is

Hond

Edrofonium inj. 2 mg/ml

Diagnostiek myasthenia gravis

Hond

Hypnorm® inj.

Anesthesie van proefdieren

Konijn, rat, muis etc.

Imidocarb inj. 85 mg/ml

Preventie en behandeling van anaplasmosis, babesiosis en ehrlichiosis

Hond

Meglumine antimonaat inj.

30% (glucantime®)

Behandeling van leishmaniasis

Hond

Melarsomine inj. 50 mg

(immiticide®)

Behandeling van infecties met volwassen stadia van dirofilaria immitis

Hond

Neotriam oorzalf

Otitis media waarbij bestaande preparaten niet werkzaam zijn

Hond

Paramomycine (gabbrovet®)

poeder en injectie

Neonatale diarree bij geitenlammeren t.g.v. Cryptosporidium parvum

Geit

Zinkgluconaat caps. 70 mg

Behandeling van zinkafhankelijke dermatosen en chronische koperstapeling

Hond

De wensen van de zuivelindustrie, klinische mastitis en een casus

Het Mastitispanel is een gespreksor-
gaan bestaande uit practici en des-
kundigen die vanuit verschillende in-
valshoeken met mastitis werken. Aan
de hand van voordrachten discussië-
ren de leden over onderwerpen aan-
gaande uiergezondheid en mastitis-
bestrijding. De halQaarlijkse samen-
komsten worden roulerend voorge-
zeten door een panellid.
Het farmaceutisch bedrijf Boeh-
ringer Ingelheim b.v. faciliteert de
bijeenkomsten van het Mastitispanel.
Aanwezig waren: (s.s.t.t.) S. Biester-
veld en J. Boelrijk, Campina Melk-
unie; T. van Werven, J.A. Wagenaar,
Faculteit der Diergeneeskunde
(FdD); H. Miltenburg, J. Sol en O.
Sampimon, Gezondheidsdienst voor
Dieren (GD); G.C. Charpentier,
T.J.G.M. Lam, R.W.M. Ikink, H.
Jorritsma en A.J.A. Lobsteijn, prak-
tiserend dierenarts; J.M. Swinkels,
Boehringer Ingelheim (BI); J.H.J.L.
Hülsen, Vetvice.

Campina Melkunie en mastitis

S. Biesterveld houdt een inleiding over
de kwaliteitsborging van de grondstof
van de zuivelindustrie, boerderijmelk.
Campina Melkunie (CM) hanteert een
reeks kwaliteitseisen voor deze melk,
te weten reinheid, kiemgetal, afwezig-
heid van residuen, zuurtegraad, vet,
vriespunt, afwezigheid van boterzuur-
bacteriën en het celgetal. Op dit mo-
ment vormen met name het celgetal en
de afwezigheid van residuen speer-
punten voor de zuivelindustrie.
Afgelopen jaar voerde CM 5.0 miljard
kg melk aan, waarvan ruim 3 miljard
uit Nederland afkomstig. 95,5% Van
de aangevoerde melk voldeed aan alle
kwaliteitseisen. In het jargon heet deze
melk \'nul-puntenmelk\'. Het gemid-
deld tankcelgetal (TMC) bedroeg in
1999 205.000 cellen per ml.

Een korte introductie door twee medewerkers van de zuivelindustrie, met als
titel \'Campina Melkunie en mastitis\', een voordracht over de therapie van
klinische mastitis en de bespreking van een mastitiscasus, daar gaan we ons
vanavond mee bezighouden. Met deze schets van het programma opent dag-
voorzitter mevrouw T. van Werven deze samenkomst van het Mastitispanel.
Beide afgevaardigden van Campina Melkunie krijgen een speciaal woord van
welkom. Steef Biesterveld is hoofd Kwaliteitszaken Boerderij melk, Johan
Boelrijk vervult de functie van technisch adviseur melkwinning. Het is de be-
doeling dat Campina Melkunie vast lid blijft van het Mastitispanel.

Veehouders die melk leveren die niet
voldoet aan de kwaliteitseisen, veran-
deren bij de eerste overschrijding van

"Meestal schrikt een boer
zo van onze eerste brief,
dat hij snel maatregelen treft"

-ocr page 18-

status 0 naar status 1. Latere over-
schrijdingen leiden tot status 2, status
3 en uiteindelijk status 4, wat overeen-
komt met een melkweigering voor een
periode van minimaal 14 dagen. \'Als
een veehouder één keer een TMC heeft
boven 400.000 dan krijgen ze een brief
waarin staat dat de melk geweigerd
kan gaan worden. Meestal schrikken
ze daar hevig van en gaan ze snel maat-
regelen treffen.\'

Sinds 1 januari 2000 is de invulling
van het kwaliteitssysteem veranderd.
Het geometrisch celgetal vormt nu de
basis voor eventuele kortingen op het
melkgeld. Dit is een rekenkundige
techniek die rekening houdt met fluc-
tuaties in het TMC.

Een éénmalig celgetal boven 400.000
samen met een geometrisch celgetal
hoger dan 400.000, leidt tot status 1 én
een korting op het melkgeld van 1 ct.
gedurende 30 dagen. Op dit moment
begint een verbetertermijn die maxi-
maal drie maanden duurt. Bij iedere
kwaliteitsmeting kan nu een statusver-
hoging optreden tot status 4, melkwei-
gering.

In de verbeterperiode heeft de veehou-
der de kans om orde op zaken te stellen.
Als het TMC weer onder de 400.000 zit,
valt de boer terug in status 0. Tijdens
een weigeringsperiode geldt dat het
geometrisch gemiddelde onder de
400.000 moet zitten, voordat de melk-
fabriek de melk weer op komt halen.
CM beschouwt het celgetal als een maat
voor de uiergezondheid. Biesterveld er-
kent dat dit zijn beperkingen heeft,
\'maar we hebben niets beters.\'
Eigenlijk wil CM het aantal mastitisge-
vallen weten. Dit geeft meer informatie
over uiergezondheid.
Overigens komen de eisen met betrek-
king tot het celgetal rechtstreeks uit EU-
regelgeving. Deze richtlijnen schrijven
de grens van 400.000 cellen voor.
Redenen hierachter zijn met name het
imago van zuivel. Bij de verwerking van
melk levert een iets verhoogd celgetal
geen problemen op.

Maar dezelfde EU-regels stellen ook
dat veehouders geen melk mogen leve-
ren van zieke dieren. \'En wat is volgens
de EU een ziek dier?\' klinkt het. \'En
vanaf welk celgetal hebben we te ma-
ken met mastitis en dus met ziekte?\' De
grens van 400.000 is arbitrair, maar een
dierenarts heeft dan ook een eigen kijk
op celgetallen. Ook residuen vormen
een onverminderde bron van aandacht.
Desgevraagd vertelt Biesterveld dat po-
sitieve monsters driemaal onderzocht
zijn, alvorens het definitieve oordeel
\\alt. Elke dierenarts kent wel \'onver-
wacht-positieve\' uitslagen, zo blijkt.
CM weet niet of het specifieke antibio-
tica zijn die hierbij gevonden worden.
De veehouder krijgt alleen beboeting
vanwege \'groeiremming\' als de soort
groeiremming kan worden vastgesteld.
De practici memoreren dat bepaalde an-
tibiotica goed aantoonbaar zijn in de
tank, als de veehouder bijvoorbeeld een
melkglas onvoldoende heeft uitge-
spoeld na het melken van een behan-
delde koe.

Actua

De CM-melkwinningsadviseurs ver-
richten ook natte metingen van de melk-
machine. In feite is dit service, want de
prijs van 250 gulden is niet kostendek-
kend. Alle CM-adviseurs zijn gecertifi-
ceerd voor het uitvoeren van natte me-
tingen. Echter, om dit goed te doen is
voldoende kennis en vooral regelmatige
praktijk nodig.

\'De koe maakt het
verschil, niet de therapie\'

Therapie-resultaat S. aureus-mastitis

Jan Sol en Otlis Sampimon presenteren
een voordracht met de titel \'Therapie
klinische S. aureus mastitis\'. Onlangs
verscheen van de hand van deze GD-
medewerkers een artikel in The Journal
of Dairy Science. Sampimon voert het
woord.

De moraal van het onderzoek luidt dat
alle antibioticatherapieën even effectief
zijn en dat met name koegebonden fac-
toren het verschil in therapieresultaat
uitmaken. Bij een tijdige behandeling
van een jonge infectie scoort een thera-
pie het beste resultaat. Koeien waarvan
het celgetal al hoog was voorafgaand
aan de klinische mastitis, hebben een
duidelijk lagere kans op herstel. Het
loont de moeite om dit gegeven even te
controleren, alvorens een behandeling
in te stellen. Subklinische S. aureus-in-
fecties worden in 30% van de gevallen
klinisch.

Bovendien vonden Sol en Sampimon
dat het resultaat van een therapie bij
klinische S. aureus afneemt naarmate
de koe ouder is en naarmate het dier
zich verder in de lactatie bevindt. De
oorzaak van deze bevindingen is niet
duidelijk. Waarschijnlijk heeft de duur
van de infectie invloed. En wellicht
vindt gedurende de lactatie, respectie-
velijk het leven van een koe, een selec-
tie plaats, met een voordeel voor moei-
lijk te behandelen S. aureus-stammen.
Maar ook het feit of de oorzakelijk S.
aureus-stam het penicilline-aftjrekend
enzym penicillinase (béta-lactamase)
vormt, heeft invloed op het therapiere-
sultaat. Penicillinase-vormers (pen )
reageren slechter op een behandeling,
ongeacht welk antibioticum wordt ge-
bmikt. Sampimon vertelt dat in oudere
koeien met klinische mastitis relatief
vaker een penicillinase-vormende S.
aureus wordt gevonden dan in jongere
dieren.

De klinische symptomen waarneem-
baar aan koe, uier en melk, geven géén
aanknopingspunt voor voorspelling
van het therapieresultaat. De kleur van
het exsudaat en de zwelling van het
uier zeggen dus niets over de herstel-
kans bij deze mastitiden.
In hun artikel geven zij het volgende
therapie-advies voor antibiotica bij kli-
nische S. aureus-mastitis. Begin de be-
handeling met tenminste één parente-
rale injectie, in combinatie met een
intramammaire toediening gedurende
vier a vijf dagen. Hun onderzoek toont
namelijk ook dat een verlengde behan-
deling een hogere herstelkans geeft. Zij
lieten de koeien driemaal intramam-
mair behandelen, met 12 uur tussentijd.
Hetzelfde effect is waargenomen bij de
behandeling van subklinische S. au-
reus-mastitis.

Bacteriologisch onderzoek met een ge-
voeligheidsbepaling blijft belangrijk,
stellen de onderzoekers. Allereerst na-
tuuriijk om te weten welke kiemen op
het bedrijf uiergezondheidsproblemen
veroorzaken. En daarnaast is het goed
om te weten of er veel \'S. aureus-pen -
stammen\' op een bedrijf voorkomen.
Binnen een bedrijf veroorzaken meestal
slechts een klein aantal S. aureus-stam-
men mastitiden.

\'De waarde van een goede
administratie beu/ijst zich\'

Klinische mastitis en een potstal

Drs. J.M. Swinkels presenteert een ca-
sus over een melkveebedrijf Een inte-
ressant geval, want het betreft een pot-
stal. De veehouder kampt reeds jaren-
lang met veel klinische mastitiden,
maar hij berust hierin. Hij meent dat
dit een gevolg is van de huisvesting in
een potstal. \'De vraagstelling in deze
casus luidt: hoe kan deze veehouder

-ocr page 19-

het aantal klinische mastitiden op aan-
vaardbaar peil te brengen?\'
\'Het is een veehouder die alles op-
schrijft\', glimlacht Swinkels, terwijl
hij de panelleden voorziet van een dik
pak bedrijfsgegevens. De waarde van
een goede administratie bewijst zich
tijdens de bespreking van deze casus.
\'Maar met deze aantallen dieren kun je
niet blindvaren op de standaardover-
zichten en moet je ook ouderwets de
gegevens van elke koe beoordelen.\'
De veehouder heeft 40 koeien en een
melkquotum van ongeveer 220.000
kg, waar hij er nog zo\'n 75.000 kg bij
leased. 26 ha land, waarvan 3 ha maïs,
6,5 ha beheersgrond en 6 hectare ver-
huurt voor bloembollenteelt. Kracht-
voerkosten ongeveer 8,5 ct per kg
melk. Tankcelgetal (TMC) was bene-
den de 100 tijdens de zomer van 1999
en steeg gedurende herfst en winter
naar waarden tussen 100 en 200, met
een uitschieter boven 400 in maart
2000.

De koeien kregen afgelopen winter
een rantsoen bestaande uit kuilgras en
snijmaïs, met daarbij in februari raap-
schroot en vanaf maart sojaschroot. In
februari raakte de mei-kuil op en scha-
kelde de boer over op mindere kwali-
teit kuilvoer. Krachtvoer geeft hij
tweemaal daags aan het voerhek, in
porties van maximaal 5 kg. De brok
bevat per kg product 940 VEM, 100
DVE en 10 OEB, Ureumgetal melk:
zomer 1999:30-45, najaar 1999:40-50
en in de winter: 15-25. \'s Zomers eten
de koeien onbeperkt gras, met 3 kg ds
maïs.

De droge koeien lopen \'s zomers in de
wei. In de winter krijgen ze grof hooi
met een beetje maïs en droogstandsmi-
neralen. De vaarzen krijgen dezelfde
voeding als de droge koeien.
Een eerste inspectie van de primaire
kengetallen diergezondheid en pro-
ductie levert een aantal sterke en een
aantal zwakke punten op en een aantal
punten van aandacht. Allereerst heeft
de veehouder een oude veestapel. Het
vervangingspercentage bedroeg afge-
lopen jaar 15%, wat zeer laag is. Hij
verkoopt veel vaarzen voor export. De
BSK bedraagt gemiddeld 42,8, met
een piek in de zomer en een daling tij-
dens de winter. De papierwinkel zegt
dat 25% van de afkalvende koeien
melkziekte heeft gehad.
Desgevraagd antwoordde de veehou-
der dat hij alle koeien die sloom zijn
kort na het afkalven, behandelt voor
melkziekte (oraal). \'Niet al deze koeien
zullen dus werkelijk melkziekte gehad
hebben, maar desondanks is het een
hoog aantal\', bespreekt Swinkels.
\'Bovendien is sloomheid rondom af-
kalven ook een symptoom van sle-
pende melkziekte.\' Koeien die melk-
ziekte krijgen hebben een veel grotere
kans op het krijgen van mastitis tijdens
de daaropvolgende lactatie.
De primaire kengetallen tonen inder-
daad een hoge incidentie van klinische
mastitis, namelijk 95% op koeniveau.
Via een EDl-DAP-bestand bracht
Swinkels de gegevens van dit bedrijf in
de UierGezondheidsModule, UGM.
Dit computerprogramma is sinds kort
beschikbaar voor het analyseren van de
uiergezondheid. Samen met een bijzon-
der duidelijke presentatie van de be-
drijfsgegevens, geeft de UGM getallen
en waarden die exact aansluiten op de
Gezondheidsplanner Uiergezondheid
(de \'mastitisplanner\').
Ondanks een gemiddeld laag tankcel-
getal kampte de veehouder het afgelo-
pen jaar met 39 koegevallen van klini-
sche mastitis. Verdere analyse leert dat
veel oude koeien al herhaaldelijk mas-
titis gehad hebben en soms ook al lan-
gere tijd met een hoog celgetal lopen.
Celgetal-bo-uitslagen vermelden veel
S. uberis-, en enkele S. aureus-infec-
ties. Swinkels verwijst naar de Ge-
zondheidsplanner, die goede achter-
grondinformatie bevat over de diverse
mastitispathogenen en hun bestrijding.

Actua

\'5. uberis is een
bijzondere kiem\'

S. uberis is een omgevingskiem, die
sterk samenhangt met stro. De aanwe-
zigheid van deze kiem komt niet on-
verwacht, gezien de huisvesting van de
koeien. Maar de potstal met zijn stro-
bed kun je niet even veranderen.
Optimalisering van de weerstand is
derhalve het eerste aandachtspunt van
de probleemaanpak.
Maar S. uberis is een bijzondere kiem,
want eenmaal in het uier gedraagt hij
zich als een S. aureus. Een infectie kan
dus van koe naar koe overgaan, wat
vooral zal plaatsvinden tijdens het
melken. Het melkonderzoek toonde
ook enkele infecties met S. aureus aan.
Het advies zal dus eveneens een S. au-
reus-aanpak moeten bevatten. Hierbij
denkt Swinkels aan melktechniek en -
hygiëne, en opsporen en elimineren
van geïnfecteerde dieren.

Een eerste stap bij het inventariseren én
oplossen van uiergezondheidsproble-
men is een natte meting van de melkma-
chine. Tijdens het melken meet een des-
kundige hierbij de melkmachine door en
beoordeelt melktechniek, huisvesting
en stalklimaat. Vervolgens krijgt de
boer een advies over eventuele aanpas-
singen aan al deze factoren. Een zoö-
technisch medewerkster van Swinkels\'
praktijk ging kijken tijdens het melken
en bestudeerde het meet- en adviesrap-
port (de zogenaamde droge meting) van
de melkmachine-leverancier.
De sterkte-zwakte-analyse van de
melktechniek levert als sterke punten
op dat de speenconditie goed is, de
koeien rustig zijn en dat de veehouder
standaard dipt en droogzet met antibi-
otica. Tot de negatieve punten rekent
Swinkels het feit dat de boer gemid-
deld negen koeien voorbehandelt met
één doek en dat de spenen na afhalen
nat zijn van melk. Bovendien desinfec-
teert hij de tepelbekers tussen twee
koeien door, waardoor hij telkens de
spenen nat maakt bij het aansluiten.
Naast residuen in de melk geeft dit een
verhoogd risico van infectie-over-
dracht. Tenslotte geeft de droge me-
ting een aantal verkeerde instellingen
in de pulsatiecyclus. De A-fase is bij-
voorbeeld veel te kort.
\'Oké, hoe moet ik nu verder?\', daagt
Swinkels het panel uit. \'Wat adviseer
ik deze man, die niet overtuigd is van
het feit dat de uiergezondheid op zijn
bedrijf een stuk beter kan? Hoe maak
ik hem duidelijk dat hij wat aan de pro-
blemen kan doen? En dat hij mede-
oorzaak is van de problemen, bijvoor-
beeld door zijn wijze van voorbe-
handelen?\'

\'Begin je probleemoplossend traject
altijd met een natte meting\', klinkt het.
\'De melkmachine is immers een cru-
ciale factor in de uiergezondheid en
die natte spenen geven hier voldoende
aanleiding om aan de werking te twij-
felen. Op dit moment wil de veehouder
niet investeren in dit onderzoek\', rela-
tiveert Swinkels. \'Laat hem dan maar
eens zien wat al die mastitiden kos-
ten!\' pareert het panel.
\'Ruim die oude koeien op en neem de
weerstand als aandachtspunt, door
vooral de voeding kritisch te bekij-
ken\', tipt iemand. Het bedrijf kent im-
mers veel herhal ingsgevallen van mas-
titis en al die oude chronisch geïn-
fecteerde koeien zijn een voortdurende
bron van infectie. Het aantal melkziek-
tegevallen geeft aan dat er met de voe-
ding in de droogstand zeker iets te ver-

-ocr page 20-

beteren valt. En ook ureumgetal en
melkproductieuitslagen suggereren
een suboptimale voeding.
Swinkels geeft aan dat hij het met deze
opmerkingen eens is. \'Voeding is altijd
een punt van aandacht bij S. uberis.
Bovendien levert behandelen van de
chronisch geïnfecteerde koeien hoogst-
waarschijnlijk geen enkele verbetering
op.\'

De gezondheidsplanner adviseert bij
een groot aantal herhalingsgevallen
om een therapie-evaluatie te doen.
Swinkels beoordeelt de standaardthe-
rapie, tweemaal een injector inbren-
gen, als voor verbetering vatbaar. Ook
straalt de boer niet voor, wat kan bete-
kenen dat hij een klinische mastitis pas
laat ontdekt.

\'Je kunt hem ook aanraden om een bar-
rièredip te gaan gebruiken, want S.
uberis is een omgevingskiem.\' S. ube-
ris zit in stro en daardoor ook op de
speen- en uierhuid. Een barrièredip
gaat binnendringing in de uier tegen.
\'En raadt hem aan na het melken de
koeien een uur vast te zetten aan het
voerhek.\'

Swinkels sluit de geanimeerde discus-
sie met een opsomming van zijn advie-
zen, gerangschikt op basis van effecti-
viteit op de korte en lange termijn. Het
beste resultaat op de korte termijn ver-
wacht hij van het ruimen van de oude
koeien en van een verbetering van de
voeding. En een verbetering van de
melktechniek, onder geleide van een
natte meting.

Adviezen met een lagere prioriteit zijn
een aanpassing van de therapie, verbe-
tering van het stalklimaat en, als aller-
laatste, het vervangen van de potstal
door een ligboxenstal. \'Ik ben er van
overtuigd dat deze veehouder met deze
maatregelen het aantal klinische mas-
titiden terugdringt. Maar om hem zo-
ver te krijgen, moet ik misschien eerst
de opbrengstderving door al die uier-
ontstekingen inzichtelijk maken.\'

Jan Hulsen

Literatuur:

1. Factors associated with cure after therapy
of clinical mastitis caused by staphylococ-
cus aureus. J. Sol, O.C. Sampimon, H.W.
Barkema and Y.H. Schukken. J.Dairy Sci.
83, 2000: 278-84.

2. Factors associated with bacteriological
cure during lactation after therapy for sub-
clinical mastitis caused by Staphylococcus
aureus. J. Sol, O.C. Sampimon, J.J. Snoep
and Y.H. Schukken. J. Dairy Sci. 80, 1997:
2803-8.

Een praktijkonderzoek naar lebmaag-
dislocaties bij het rund

W. vam den Putte, C. opsomer en A. de
Kruif. Vlaams Diergenees Tijdschrift
igg8;
67:227-9.

In een grote huisdierenpraktijk in Bel-
gië werden gedurende anderhalf jaar
alle lebmaagdislocaties na behande-
ling vervolgd. Deze behandeling be-
stond uit repositie door middel van la-
parotomie, of percutane abomas-
opexie (percutaan vasthechten van de
lebmaag aan de buikwand met behulp
van een trocard) of wentelen.
De dislocatie was 161 maal naar links
(LDL) en 25 maal naar rechts (LDE)R).

Infectieziekten

Pasteurelloses du lapin: revue

M. Kpodekon, P. Rideaux et P. Coudert.
Revue de Medicine Veterinaire
1999;
150:
227-32.

Veel konijnenfarms zijn latent besmet
met Pasteurella multocida.
Afhankelijk van de virulentie van de
stam, milieu- en managementfactoren
zijn de problemen meer of minder ern-
stig. Incidenteel doen zich enzoötieën
voor.

Klinisch ziet men respiratoire aandoe-
ningen, plotselinge sterfgevallen (sep-
sis), abcessen, ooraandoeningen, ont-
stekingen in de melkklieren, de baar-
moeder of testikels en darmafwijkin-
gen.

De diagnose is klinisch moeilijk te
stellen en moet bevestigd worden door
bacteriologisch onderzoek. Applicatie
van antibiotica is vaak teleurstellend

Rund

Van de 98 dieren met een LDL werd
het resultaat bij 85 na laparotomie als
gunstig beoordeeld evenals bij zeven
van de 11 met een LDR.
De percutane abomasopexie werd al-
leen toegepast bij runderen met een
LDL en had bij 21 van de 34 succes.
Zestien maal zag men herstel na wen-
telen. Recidief werd hier waargeno-
men bij zeven koeien.
Geen behandeling werd toegepast bij
respectievelijk 13 dieren met een LDL
en bij 14 met een LDR.
Opgemerkt wordt dat dislocaties bij
vaarzen procentueel minder voorko-
men en dat op meerdere bedrijven in
korte tijd gevallen worden vastgesteld.
Als preventieve maatregel wordt het
geven van meer structuurrijk voedsel
verdeeld over de gehele dag en het ver-
strekken van een goed lactatierantsoen
enkele weken voor de partus aangera-
den.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

en het moet ondersteund worden door
hygiënische en profylactische maatre-
gelen. Soms is het raadzaam zieke en
verdachte dieren uit de populatie te
verwijderen. Therapeutisch maakt
men gebruik van tetracyclines en ni-
trofuraanverbindingen die parenteraal
moeten worden toegediend. (Opge-
merkt moet worden dat applicatie per
os en overdoseringen aanleiding kun-
nen geven tot medicinale intoxicaties
en dramatische sterfgevallen kunnen
veroorzaken ref ) Entingen met auto-
vaccins hebben enige betekenis.

Dr J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 21-

Aanvankelijk heeft de KNMvD over-
wogen ook partner te worden in het
project, maar later heeft de vereniging
van dierenartsen besloten zich te be-
perken tot de rol van supporter. Reden
hiervoor is het feit dat ervoor gekozen
is met één farmaceutisch bedrijf in zee
te gaan en de vereniging vond dat met
participatie haar onafhankelijkheid in
het geding was. Dat neemt niet weg dat
de KNMvD het project een warm hart
toedraagt. Met name de Groep Rund
houdt zich immers continu bezig met
het verbeteren van de kwaliteit van de
veterinaire bedrijfsadvisering. De
partners hebben overigens dezelfde vi-
sie op bedrijfsbegeleiding: de veehou-
der staat centraal. Een visie die ook de
dierenartsen uit het hart gegrepen is.

Structurele aanpak

Het project heeft een looptijd van drie
jaar. Ieder jaar zal een ander thema de
boventoon voeren. In het jaar 2000
wordt de vruchtbaarheid onder de loep
genomen, in 2001 staat uiergezond-
heid centraal en in 2002 internet toe-
passingen en \'andere gezondheidsas-
pecten\'. Bewust kiezen de partners
voor een meerjarige samenwerking
omdat bedrijfsadvisering moet uit-
groeien tot een continu proces.
De grote kracht van het project zit hem
in de structurele aanpak. Wat kan men
verwachten:

• Informatievoorziening aan deelne-
mende dierenartsenpraktijken om de
bedrijfsadvisering gestalte te kun-
nen geven.

De Coöperatie Rundveeverbetering Delta productdivisie NRS en Pfizer
Animal Health hebben op initiatief van CR Delta een project opgezet voor
verbetering van de bedrijfsadvisering op melkveebedrijven: Partners in ren-
dementverbetering. Het doel van het project is het stimuleren en intensiveren
van de bedrijfsadvisering door de rundveedierenarts bij de 23.000 melkcon-
troledeelnemers van CR Delta, waardoor deze een beter rendement uit hun
melkveebedrijf kunnen halen. De KNMvD is blij met het project, te meer om-
dat de (erkende) rundveedierenarts ernaar streeft dé professionele adviseur
van de veehouder te zijn op het gebied van diergezondheid. De dierenarts kent
immers het bedrijf, kan op een breed terrein advies geven en kan de veehou-
der dus perfect ondersteunen.

Partners in rendementverbetering

NRS en Pfizer brengen bedrijfsadvisering op hoger plan

• Ondersteuning, training en begelei-
ding deelnemende dierenartsenprak-
tijken (onder andere met interactieve
sessies).

• Drie jaar grootschalige promotie
door NRS onder haar 23.000 melk-
controledeelnemers.

• Artikelen in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde en Veehouder en
Dierenarts en presentaties tijdens
bijeenkomsten van de Groepen Ge-
neeskunde van het Rund en Practici
Grote Huisdieren.

Vruchtbaarheid

Dit jaar staat verbetering van de
vruchtbaarheid centraal. Als voorde-
len van het verbeteren van de vrucht-
baarheid voor de melkveehouder kun-
nen genoemd worden: minder uitstoot,
minder (her)inseminaties, met minder
koeien het quotum volmelken en la-
gere opfokkosten. Deze voordelen zijn
terug te vinden op de voor het project
ontworpen poster die aan de praktijken
verstrekt gaat worden. Deelnemende
praktijken ontvangen van NRS in no-
vember overzichten die hen inzicht
verschaffen in de gemiddelde en indi-
viduele vruchtbaarheidssituatie van de
melkveebedrijven die tot hun praktijk
behoren. Daarnaast gaat NRS een
nieuw product leveren: het NRS-stan-
daardoverzicht Vruchtbaarheid (NRS-
STO Vruchtbaarheid), dat op bedrijfs-
niveau gebruikt kan worden voor
analyse van de vruchtbaarheid. De
kengetallen die vermeld worden op
bovengenoemde overzichten worden
uitgebreid behandeld tijdens de cursus
Erkende Rundveedierenarts.

Deelname dierenartsenpraktijk

Welke dierenartsenpraktijken kunnen
meedoen? Alle dierenartsenpraktijken
met een visie op bedrijfsadvisering of
die een dergelijke visie willen ontwik-
kelen. De kosten voor deelname bedra-
gen ƒ 250,- per jaar plus ƒ 2,50 per be-
drijf waarvoor door NRS gegevens
naar de dierenartsenpraktijk worden
gestuurd. (Deze prijzen zijn exclusief
BTW.) De NRS-overzichten worden
jaarlijks in november verstuurd en ge-
factureerd.

De voordelen zijn duidelijk: de dieren-
arts krijgt support in de vorm van
in-
formatie
(minimaal één keer per jaar

-ocr page 22-

kant en klare NRS-informatie met ge-
gevens over de tot de praktijk beho-
rende bedrijven) en
begeleiding (on-
dersteuning bij het leren omgaan met
de informatie en het (commercieel) be-
naderen van veehouders voor deel-
name aan bedrijfsadvisering). De aan-
pak is gestructureerd en de kosten per
bedrijf zijn laag. Dit project kan dus
wel eens een belangrijk duwtje in de
rug zijn bij het werkelijk tot stand
brengen van professionele bedrijfsbe-
geleiding.

Actua

Start project

Inmiddels heeft op 8 juni 2000 de offi-
ciële start van het project plaatsgevon-
den. In het juni-nummer van Veeteelt
vindt u een interview met de betrokke-
nen: Jan Dommerholt (directeur CR
Delta productdivisie NRS), Vincent
Kamer (divisiedirecteur Pfizer Animal
Health Nederland) en Theo Lam
(voorzitter Groep Geneeskunde van
het Rund).

Voor de verdere invulling en uitwer-
king van het project is een werkgroep
\'Partners in rendementverbetering\'
opgericht. Hierin hebben zitting: Henk
Markerink (Pfizer), Petra Zeeuw
(NRS) en Wiel van den Ekker (Groep
Geneeskunde van het Rund). In de vol-
gende nummers van het Tijdschrift
vindt u meer informatie vanuit de
werkgroep over het project en de
voortgang ervan.

Voor meer informatie: Wiel van den
Ekker of de accountmanager van
Pfizer in uw regio.

Dr. R.J. Slappendel heeft op 24 mei
jongstleden in Seattle (Washington)
uit handen van dr. Urs Giger, voorzit-
ter van de Association of Veterinary
Hematology and Transfusion Medi-
cine, een \'Distinct Service Award\' ge-
kregen. Hij ontving deze oorkonde als
erkenning voor al zijn wetenschappe-
lijke bijdragen voor de hematologie
van gezelschapsdieren gedurende zijn
carrière. Tijdens de uitreiking ging dr.
Giger in op het feit dat collega
Slappendel hematoloog werd in een
tijd dat er nog geen veterinaire hema-
tologen waren en er slechts informatie
vanuit de humane medische wereld be-
schikbaar was. Door uitgebreid onder-
zoek en soms ook door stom toeval,
werden door hem diagnostische en
therapeutische protocollen voor hema-
tologische ziekten opgezet. De laatste
jaren heeft hij zich vooral ingezet om
meer inzicht te krijgen in de achter-
gronden van de ziekte van von Wille-
brand en stomatocytosis.

Slappendel ontvangt award

Oudledendag Veterinair Dispuut Unitas

Alhoewel de zomer nog maar net is begonnen, denkt het Veterinair Dispuut Unitas alweer aan het najaar. Dan zal namelijk
weer de spectaculaire jaarlijkse Oudledendag plaatsvinden. Op deze dag, dit jaar op
21 oktober, wordt er een spannende ac-
tiviteit georganiseerd en dit vormt een uitstekende gelegenheid om oude studievrienden weer eens te zien en ervaringen met
elkaar uit te wisselen over de praktijk. Onder het genot van een sigaar en een biertje kunnen oudleden nog eens haarfijn oude
koeien uit de sloot halen en uitleggen aan de huidige studentengarde hoe geweldig hun studententijd ook al weer was.
Kortom, een mooie dag bruisend van gezelligheid !
Tot 26 oktober 2000 !\' Vive le corps veterinair\'.

Voor meer informatie:
Jos van Aert
Boomstraat 40bis
3582 KS Utrecht
E-mail: oudledendag(gusa.net

Het VDU op internet: surf even naar http://vdu.homepage.com

-ocr page 23-

iin rif^
l^\'ïtpr\'

Actua

Foetotomie nuttige ingreep

Namens de Groep Geneeskunde van
het Rund reageer ik op de ingezonden
brief van Emmanuel Loeb over het nut
van de onderwij sfoetotomie in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 mei jongstleden. Het is goed ons
handelen als dierenartsen voortdurend
te toetsen, zowel binnen als buiten de
praktijk. Bij zo\'n toets spelen zowel
technische efficiëntie als ethische as-
pecten een rol. In dat licht is het goed
ook de onderwijsfoetotomie te bedis-
cussiëren. Graag wil ik reageren op
een aantal door de heer Loeb ge-
noemde punten.

Loeb noemt in zijn brief een aantal ar-
gumenten waarom naar zijn mening de
onderwijsfoetotomie afgeschaft dient
te worden. Hij stelt dat tijdens het uit-
voeren van een onderwijsfoetotomie
het risico bestaat dat de foetotomie
wordt uitgevoerd op een levend kalf
Hij beschouwt dat als een onaanvaard-
baar risico. In dit geval maakt het
mijns inziens niet uit of we over een
onderwijsfoetotomie of een andere
foetotomie praten. Het uitvoeren van
een foetotomie op een levend kalf is
inderdaad onaanvaardbaar. Het gaat
hierbij echter om het feit dat onaan-
vaardbaar is, niet om het risico. Dat ri-
sico nu, dient geminimaliseerd te wor-
den en dat kan gedaan worden door de
foetotomie uit te laten voeren door
mensen met voldoende kennis en erva-
ring.

Het is voor mij de vraag of de door
Loeb gemaakte tweedeling, waarin
voorstanders van afschaffing als \'hu-
maan\' en tegenstanders als \'technische
perfectionisten\' worden beschouwd,
een juiste is. Vooralsnog ga ik er van-
uit dat de mensen die de onderwijs-
foetotomie willen handhaven op basis
van hetzelfde beroepsgeweten als de
tegenstanders, het kalf als levend we-
zen zien en lijden en welzijn van de
koe belangrijke items vinden. Het is
denkbaar dat op basis van dezelfde uit-
gangspunten de één meent dat de on-
derwijsfoetotomie afgeschaft dient te
worden, terwijl de ander meent dat in
het belang van andere koeien, deze ge-
handhaafd dient te blijven. Ik vind het
in dit verband dan ook niet juist om te
spreken over \'sjoemelen met de waar-
digheid van het beroep\' binnen de mu-
ren van de faculteit. Deze benadering
leidt slechts tot polarisatie.

Ons werk als dierenarts en dus onze
beroepsethiek, is gebaseerd op drie
punten: volksgezondheid, diergezond-
heid en dierenwelzijn. Het is niet altijd
zo dat de belangen van die drie samen-
gaan. De stelling dat de beroepsethiek
nooit gebaat kan zijn bij een handeling
waarbij dierenwelzijn wordt opge-
offerd is mijns inziens dan ook niet bij
voorbaat juist. Wel vind ik dat in ge-
vallen waarin het welzijn in het ge-
drang komt, een zorgvuldige afweging
van belangen van mens èn dier ge-
maakt dient te worden.

Enkele maanden geleden heeft de
hoofdafdeling landbouwhuisdieren
van de Faculteit der Diergeneeskunde
de GGR om haar mening ten aanzien
van de onderwijsfoetotomie gevraagd.
Wij hebben daarop geantwoord dat de
GGR van mening is dat vaardigheden
in de obstetrie van belang zijn en blij-
ven en dat de foetotomie daar onder-
deel van uitmaakt. Hoewel de foetoto-
mie in de praktijk niet zeer frequent
voorkomt dienen studenten er een ze-
kere vaardigheid in op te doen. Dit
geldt met name als het studenten be-
treft die met een startcompetentie
rundveedierenarts afstuderen. De
GGR acht het van groot belang dat de
oriëntatie van dierenartsen in de koe in
voldoende mate gewaarborgd is.

De foetotomie is, mits juist uitgevoerd
een heel nuttige ingreep die in be-
paalde situaties de voorkeur verdient
boven het uitvoeren van een keizer-
snede. Derhalve dient voldoende ken-
nis en ervaring voor het doen van deze
ingreep bij rundveedierenartsen aan-
wezig te zijn. Het bestuur van de GGR
acht zich echter niet capabel om te
kunnen beoordelen of genoemde doel-
stellingen ook middels onderwijs op
een fantoom, tijdens een \'onderwijs-
sectio\' of anderszins bereikt kunnen
worden. Hierbij dienen alle alternatie-
ven goed afgewogen te worden. De
verwachting is echter dat enige prakti-
sche ervaring met een foetotomie in
een levende koe noodzakelijk is. Over
hoe die ervaring opgedaan dient te
worden kan gediscussieerd worden.
Hoewel de werkelijke ervaring vaak
pas na het afstuderen wordt opgedaan,
is een basale kennis en ervaring toch
een voorwaarde om in de praktijk te
kunnen beginnen. Indien besloten
wordt dit onderwijs \'in de praktijk\' te
geven dient men zich te realiseren dat
ook in dat geval een levende koe als
leerobject wordt gebruikt. Deze bena-
dering heeft echter als voordeel dat
geen gezonde kalveren gedood hoeven
te worden voor onderwijsdoeleinden.
Hierbij dient men zich te realiseren dat
een educatief goede begeleiding door
een ervaren collega \'geborgd\' dient te
zijn. De organisatie hiervan moet ech-
ter niet onderschat te worden en pleit
voor een praktische postacademische
beroepsopleiding naar analogie van de
humane geneeskunde.

Groep Geneeskunde van het Rund
Dr. T.J.G.M. Lam.

Voorzitter

-ocr page 24-

Tetanus bij meer varkens

In een pas gebouwde stal met vijf hok-
ken voor twaalf mestvarkens zag een
dierenarts in de zestiger jaren tetanus
bij biggen van tien tot dertien weken
oud. De varkens waren kort tevoren
aangekocht en hadden met elkaar be-
hoorlijk gevochten hetgeen wees op
een diverse herkomst. De diagnose
werd gesteld door bloedserum in te
spuiten bij muizen waarbij de karakte-
ristieke ziekteverschijnselen werden
waargenomen.

In een periode van drie weken stierf ie-
dere dag minstens één big. Nadat de
overige dieren gevaccineerd waren
met tetanustoxoid en antiserum had-
den gekregen, deden zich geen nieuwe
ziektegevallen voor. Pogingen om
Clostridium tetani te isoleren uit wit-
kalk, bodemafschraapsel en voer had-
den een negatief resultaat. De besmet-
tingsbron is derhalve onduidelijk ge-
bleven.

Nadien hebben zich geen gevallen van
tetanus bij varkens meer voorgedaan
op dit bedrijf

Geleibiggen

In veel praktijken zag men eind vijfti-
ger jaren bij pasgeboren dieren een
ziektebeeld waaraan de naam geleibig-
gen werd gegeven. Het ziektebeeld
werd voornamelijk gekenmerkt door
een sterk subcutaan oudeem en een se-
reus transsudaat in de buikholte en
rondom de nieren. De maag was
meestal leeg. De directe doodsoorzaak
was hypoglycemie.

Aanvankelijk werd gedacht aan bloed-
groepenantagonisme, omdat juist in
deze periode vaak beren en zeugen van
buitenlandse rassen werden geïmpor-
teerd en omdat in sera van biggen die
niet gedronken hadden, gammaglobu-
lines werden gevonden. Deze werden
aangetoond werden met behulp van
een Coombs-test. Electroforese of
agargeldiffusie werden toen nog niet
toegepast.

Verder onderzoek leerde dat er sprake
was van varkenspest. Op de be-
treffende bedrijven had men geënt met
zogenaamd rabbit adapted vaccins.
Het waren entstoffen waarvan het vi-
rus gemitigeerd was door middel van
passages door konijnen, en die onder
de naam van Swivac en Rovac op de
markt waren gebracht.
Deze etiologie werd bewezen door or-
gaanmateriaal van geleibiggen in te
spuiten bij konijnen vervolgens vijf
passages te maken bij deze diersoort
en met de vijfde passage SPF-biggen
in te spuiten. Veertien dagen later
volgde challenge met volvirulent vi-
rus. Er trad bij deze biggen noch ziekte
noch sterfte op terwijl controledieren
wel succombeerden.

Buikgriep

In de periode 1958-1983 gingen de boe-
ren sidderen wanneer bij hun biggen de
diagnose buikgriep werd gesteld. Deze
aandoening kwam toen eens in de twee è
drie jaar massaal voor en ging als een
golf door het gehele land. Biggen tot een
week oud stierven vrijwel allemaal; ou-
dere exemplaren hadden alleen dunne
mest en als gevolg hiervan een duide-
lijke groeiachterstand. Na enkele weken
verdween de aandoening en men was
van deze infectie gedurende een aantal
jaren gevrijwaard. Hierna begon de el-
lende weer opnieuw. De aandoening
werd veroorzaakt door een coronavims.
Na 1983 verdween buikgriep van onze
bedrijven als gevolg van besmetting met
een verwant coronavims dat hoogstens
een geringe longaandoening veroor-
zaakte en dat tegen het TGE-virus een
niet te doorbreken immuniteit gaf
Toch waren er in bovengenoemde pe-
riode enkele grote varkensvermeerde-
rings- en mestbedrijven die vrij bleven
van de klinische verschijnselen van
deze ziekte. De verklaring hiervan lag in
het feit dat het virus hier continu aanwe-
zig was. Telkens bij binnenkomst van
nieuwe fokgelten of mestbiggen werd
diarree waargenomen zonder dat dit
aanleiding gaf tot massale verspreiding
onder andere door matemale immuni-
teit.

In deze aflevering van 2000 Hoogtepunten beschrijft collega dr. J.P.W.M.
Akkermans een aantal interessante casus bij varkens. Uitzonderlijk is het ge-
val van tetanus bij meer varkens tegelijk. Maar ook het achterhalen van de
oorzaak van geleibiggen, het ontstaan van immuniteit tegen buikgriep en het
vóórkomen van de inmiddels verdwenen Leptospira guidea wekken onze
nieuwsgierigheid. Steeds minder dierenartsen weten van het bestaan van ba-
cillaire varkenspest, veroorzaakt door een salmonella.

Akkermans gaat tot slot kort in op zogenaamde \'nieuwe ziekten\' die in de één-
entwintigste eeuw dagelijkse kost zijn voor de varkensdierenarts.

Door dr. J.P.W.M. Akkermans

Actua

Interessante ziektegevallen bij varkens uit het verleden

Leptospira guidea (tarrasovi)

Op een aantal fok- en vermeerderings-
bedrijven gelegen langs de grote rivie-
ren kwam in de zestiger jaren soms stal-
enzoötisch een besmetting met
Leptospira guidea voor. Bij gelten en
tweedeworpszeugen zag men abortus
waarbij de vmchten in verschillende sta-
dia van de graviditeit waren gestorven.
De betreffende moederdieren werden
bij een volgende bronst en na dekking
meestal weer vlot drachtig. Het micro-
organisme werd met de urine uitge-
scheiden.

Deze infectie werd niet meer waargeno-
men toen uitloop werd onthouden. De
besmettingsbron was namelijk urine
van reeds geïnfecteerde soortgenoten
waarin niet-immune soortgenoten zich
vrijelijk konden \'baden\'. De uitschei-
dingsduur was vaak meer dan honderd
dagen.

Later is door schrijven deze infectie nog
éénmaal gezien in een zeer sterk over-
volle stal met honderden zeugen die op
en over elkaar lagen.

Bacillaire varkenspest

Tot 1965 werden regelmatig gevallen
waargenomen van \'bacillaire varkens-
pest\' veroorzaakt door Salmonella
choleraesuis. Zowel klinisch als bij
sectie werden dezelfde ziektever-
schijnselen en afwijkingen vastgesteld
als bij de klassieke varkenspest: diar-
ree, longaandoeningen, slechte groei
en het beeld van een haemorrhagische
septicaemisch syndroom.

-ocr page 25-

Deze aandoening kwam vooral voor op
mestbedrijven met voedering van wei,
aangezuurde ondermelk, restantpro-
ducten van de gistbereiding en antibio-
ticaproductie, borstel en dergelijke.
Vaak liet op deze bedrijven de hygiëne
te wensen over. Leegmesten en een
grondig desinfectie waren de enige the-
rapie. Na 1965 is deze aandoening stal-
enzoötisch niet meer voorgekomen.

Nieuwe ziekten

Het is duidelijk dat een aantal infectie-
ziekten van nu ook voorheen aanwezig
waren alleen de frequentie van klinisch
voorkomen was minder. Voorbeelden
hiervan zijn dysenterie (Doyle) veroor-
zaakt door Serpulina hyodysenterie en
speendiarree als gevolg van het over-
heersen van darmflora door enterotoxi-
nen producerende E. coli-bacteriën. Dit
minder voorkomen was het gevolg van
het voeren van producten uit de zuivel-
industrie en het later spenen (8-11 we-
ken). De infectiedruk was voorts laag
omdat per bedrijf slechts een beperkt
aantal gevoelige varkens aanwezig wa-
ren.

Actua

Rond 1944 werd overal in ons land
slingerziekte vastgesteld. Het sectie-
beeld was zeer typisch met oedeem-
vorming van de oogleden, de maag-
wand, rondom de galblaas en onder het
nierkapsel. Na de tweede wereldoor-
log bleek dat juist in deze jaren deze
aandoening was opgedoken in Ierland
en Engeland alhoewel er geografisch
en politiek een vrijwel absolute bar-
rière bestond.

Rond 1970 werd op vele fok- en ver-
meerderingsbedrijven diarree gezien
bij pasgeboren biggen. Er trad massale
sterfte op. De oorzaak was een tot dan
toe onbekende enterotoxine-produce-
rende E. coli-bacterie 0149 K91 K88.
Door vaccinaties van de zeugen met
zogenaamde deletievaccins - gericht
tegen het K88 antigeen - heeft men de
biggen effectief kunnen beschermen.
Ook transmissible gastro-enteritis in
1958 en PRRS (porcine reproductive
respiratory syndrome) in 1991 zijn
aandoeningen die plotseling in vele
landen werden waargenomen. Recent
blijkt dat in Nederland bij varkens in-
fecties vóórkomen van een circovirus.
Dit virus heeft immunomodulerende
en immunosuppressieve eigenschap-
pen. Aangetaste biggen vertonen wis-
selende ziekteverschijnselen, groeien
slecht en voelen \'slap\' aan.
Of atrofische rhinitisin het begin van
deze eeuw in ons land voorkwam is
niet duidelijk. Poels deed hiernaar on-
derzoek. De aandoening was hem be-
kend uit de literatuur. Hij kon het be-
staan ervan niet bewijzen. Hij zag bij
chronische rhinitiden alleen vormver-
anderingen aan de neusschelpjes en
aan het zeefbeen en niet aan het boven-
kaaksbeen of het neusbeen. Pas in
1958/1959 werd men zich bewust van
het bestaan van deze ziekte. Deze werd
toen om discutabele redenen in de
Veewet geplaatst.

Geriatrische perifere vestibulaire ataxie

Naar aanleiding van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling vond de redactie dr.J.J. van Nes
(Faculteit der Diergeneeskunde) be-
reid om voor de lezers een antwoord
te formuleren.

Vraag

Het acuut optredend ziektebeeld dat
gekenmerkt wordt door een scheve
kop en ernstige evenwichtstoomis, bij
een meestal oude hond, is voor de
meeste practici een bekend beeld.
Kunt u het een en ander vertellen over
de pathologie van deze aandoening en
bovendien iets zeggen over de prog-
nose en behandeling ervan?

Antwoord

In de vraagstelling wordt gesproken
over een
ziektebeeld gekenmerkt door
een
\'scheve kop\' en \'ernstige even-
wichtsstoornissen\'
die acuut zijn ont-
staan bij een oude hond. Gezien het
vervolg van de vraag \'...
een en ander
vertellen over de pathologie van
deze
aandoening
en de prognose en thera-
pie\'
duidt de vraagstelster(-ler) op een
specifieke ziekte. Vermoedelijk wordt
gedoeld op het syndroom dat bekend
staat onder de naam
geriatrische perif-
ere vestibulaire ataxie.
De informatie
is echter te summier om deze diagnose
te rechtvaardigen. In mijn reactie zal ik
me dan ook toespitsen op de \'scheve
kop\' en \'ernstige evenwichtsstoornis-
sen\' en op welke wijze de diagnosti-
sche procedure en besluitvorming zou
moeten plaatsvinden. Daarbij zal ik
toewerken naar een perifere vestibu-
laire ataxie.

Ik neem aan dat met \'scheve kop\' be-
doeld wordt: een tordering van de kop
om de lengteas, naar links of naar
rechts, waarbij de richting wordt be-
paald door het oor dat laagst gehouden
wordt. Deze afwijkende stand kan
door de onderzoeker zonder verzet of
pijnuitingen - van de hond - manueel
gecorrigeerd worden. Als deze aanna-
mes juist zijn, is er sprake van
een-
zijdige vestibulaire ataxie.
Dit probleem kän gepaard gaan met
\'evenwichtsstoornissen\'. Deze ataxie
behoort dan asymmetrisch te zijn en
betrekking te hebben op romp en lede-
maten. De ernst kan variëren van rol-
bewegingen tot een zekere mate van
\'zijwind-gevoeligheid\', met alle varia-
ties in intensiteit tussen deze uitersten.
In ieder geval heeft de ataxie een
rich-
ting.
Van belang is of deze gelijk of te-
gengesteld is aan de tordering van de
kop (ipsie- of contralateraal). Indien
deze contralateraal is, pleit dit voor een
centrale oorzaak; het omgekeerde is
minder waar. Overigens hebben de
mate van de tordering van de kop en de
ernst van de ataxie hebben overigens
geen voorspellende waarde over de
centrale of perifere lokalisatie van de
oorzaak, de oorzaak zelf of de prog-
nose.

Eenzijdige vestibulaire ataxie
Met gericht lichamelijk (neurologisch)
onderzoek kan informatie opleveren
waarmee onderscheid gemaakt kan
worden tussen een perifere of centrale
lokalisatie van de oorzaak. Dit onder-

-ocr page 26-

zoek dient te bestaan uit: beoordelen
van de locomotie, oogbolbewegingen,
testen van cerebrale reflexen, hou-
dingsreacties en zo nodig spinale re-
flexen.

Locomotie - Bij het beoordelen van de
locomotie is het vooral van belang om
te letten op afwijkende proprioceptie,
zoals spontaan dubbeltreden, struike-
len en uitglijden. Indien deze spontane
proprioceptieve afwijkingen worden
waargenomen, is dit een zeer sterke
aanwijzing voor een centrale oorzaak.
Vanwege de ataxie van romp en lede-
maten is het beoordelen van locomotie
op deze aspecten soms erg lastig.
Doordat het dier meestal een locomo-
tie vertoont die zich het best laat om-
schrijven als \'zijwindgevoelig\' neigt
het dier in cirkels te lopen en moet niet
verward worden met het dwangmatig
cirkelen bij cerebrale afwijkingen.
Oogbolbewegingen - Een subtiele ny-
stagmus kan makkelijk over het oog
gezien worden. Dit geldt met name
voor de verticale en positie-verande-
ring-nystagmus. De laatste moet kan
opgewekt worden door de koppositie
te veranderen in verticale of horizon-
tale richting bewogen en na het stop-
pen ontstaat er een nystagmus, waar-
van de frequentie en amplitude in
enkele (tiental) seconden afneemt en
uitdooft. Zowel de aanwezigheid van
verticale en positie-verandering-ny-
stagmus is zeer indicatief voor een
centrale oorzaak. Alle andere vormen
van nystagmus kunnen zowel op een
perifere als centrale oorzaak duiden.
Hoe heftiger de nystagmus (roterend
& horizontaal) des te suggestiever de
oorzaak van de vestibulaire ataxie pe-
rifeer gezocht moet worden.
Horner syndroom kan aanwezig zijn
(miosis, protrusie membraan nictitans
en afhangend bovenooglid) en duidt
op een perifeer gelokaliseerde oor-
zaak.

Actua

Cerebrale reflexen kunnen zowel bij
een centrale als perifere vestibulaire
ataxie afwijkend zijn. Met name uitval
van de n. facialis (geen ooglid- en
dreigreflex aan de ipsilaterale zijde) is
zeer indicatief voor een perifeer gelo-
kaliseerde oorzaak.

Proprioceptieve functies worden on-
derzocht door controle van het dubbel-
treden en eventueel ook het hinkelen.
Bij kleinere honden is het hinkelen
eenvoudig uitvoerbaar en zeer be-
trouwbaar. Bij grotere honden zal het
dubbeltreden makkelijk tot miswijzin-
gen aanleiding kunnen zijn. Voor-
waarde voor het beoordelen van het
corrigeren van het dubbeltreden is een
symmetrische belasting van de lede-
maten. Bij een hond die overhelt naar
links zal de correctie links vlotter ge-
corrigeerd worden dan aan de rechter
zijde en moet niet geïnterpreteerd wor-
den als pathologisch. Met een goede
ondersteuning van de hond en optillen
van de niet-te-onderzoeken poot, kan
een betrouwbare beoordeling van het
dubbeltreden plaatsvinden.

Indien na de zorgvuldige anamnese,
het beoordelen van de locomotie en het
lichamelijk onderzoek blijkt dat er
geen aanwijzingen zijn voor een cen-
trale vestibulaire ataxie, is er sprake
van een perifeer gelokaliseerde oor-
zaak.

In het acute stadium van de verschijn-
selen kan het problematisch zijn om
een betrouwbaar lichamelijk onder-
zoek uit te voeren. In dat geval is het
raadzaam (voorlopig) te besluiten dat
het een perifere vestibulaire ataxie is
en het onderzoek na 24 uur te herhalen.
Een symptomatische behandeling kan
in de tussentijd bestaan uit sedatieva
(phenobarbital, diazepam). Het ge-
bruik van anti-vertigo farmaca (dip-
henhydramine - Dramamine^ - 2 tot 4
mg/kg, 3 X daags) wordt in de litera-
tuur aanbevolen als braken deel uit-
maakt van het complex van verschijn-
selen.

De mogelijke oorzaken van een
(acute) eenzijdige perifere vestibulaire
ataxie zijn: idiopathisch, otitis media/
interna, ototoxiciteit, neoplasie en
trauma. De meest voorkomende oor-
zaak is de idiopathische vorm. Bij de
hond wordt het voomamelijk op oude
leeftijd gezien, vandaar de naam geria-
trische vestibulaire ataxie en bij de kat
komt het op alle leeftijden voor. De
verschijnselen ontstaan (per)acuut en
verbeteren aanzienlijk binnen 24 tot 48
uur. Indien dit niet het geval is, zal aan-
vullend onderzoek noodzakelijk zijn
om één van de andere oorzaken op te
sporen: otoscopie, beeldvormend on-
derzoek (röntgenfoto\'s en CT-scan).
De prognose van de idiopathische
vorm is (zeer) gunstig, want het herstel
is meestal compleet binnen enkele da-
gen tot een week. Soms resteert een
geringe scheve stand van de kop. Een
therapie, zoals corticosteroïden, is
overbodig. Recidivering kan optreden,
maar ook dan blijft de prognose - zon-
der therapie - gunstig.

De invloed van voedselsuppletie met biotine en zink op de hoefkwaliteit

J. Smit; SR 763/98:26 pp.

Er wordt een overzicht gegeven hoe
macroscopisch en histologisch de

kwaliteit van de hoorn van de hoeven
van paarden beoordeeld kan worden.
Macroscopische parameters zijn elas-
ticiteit, hardheid en trekvastheid.

Histologisch wordt gekeken naar het
aantal hoompijpjes per oppervlakte-
eenheid, naar de aard van het breuk-
vlak bij monstemame, naar het voor-
komen van verwijde mergruimten en
andere. Afhankelijk van de plaats van
de hoef bestaan verschillen. Meestal
wordt kroonhoom onderzocht.
Uit literatuuronderzoek blijkt dat het
geven van een extra hoeveelheid bio-
tine een positieve invloed heeft op de
hoomkwaliteit.

De effecten van voersuppletie met
zink zijn discutabel.
Met fokkerijmaatregelen kan de
hoomkwaliteit eveneens verbeterd
worden.

-ocr page 27-

Tot op heden is er geen verband aange-
toond tussen het gebruiic van avilamy-
cine als voerbespaarder en resistentie
tegen antibiotica bij de mens. SCAN
zal voor juli 2001 een voorstel doen
over het toekomstig gebruik van anti-

Voerbespaarder avilmycine blijft op de markt

Een snel verbod op het gebruik van avilmycine is van de baan. Avilmycine zou
verboden worden, omdat er gevaar zou bestaan van kruisresistentie met everni-
nomycine, een antibioticum bestemd voor de humane geneeskunde. Begin mei
werd bekend dat de ontwikkeling van everninomycine is gestaakt. Voor SCAN,
het wetenschappelijk comité voor dierlijke voeding van de EU, bestaat er geen
aanleiding meer om het gebruik van avilamycine op korte termijn te verbieden.

Actua

Na de introductie van Panomec 1%
Injectievloeistof voor rundvee, schapen
en varkens introduceert Merial nu
Pa-
nomec
Pasta voor paarden en Panomec
0.27% Injectievloeistof voor biggen.
Twee nieuwe producten met de krach-
tige werking van ivermectine.

Panomec Pasta (Reg. NL 9585) is ont-
wikkeld voor de bestrijding van alle
belangrijke parasieten bij paarden. De
werkzame stof ivermectine zorgt voor
een optimale bescherming door zijn
hoge effectiviteit en veiligheid. Hier-
door is
Panomec Pasta zonder enig ri-
sico toe te passen bij paarden van alle
leeftijden inclusief hengsten, drachtige
merries én jonge veulens. Het product
wordt geleverd in een handzame tube,
die voldoende bevat voor de behande-
ling van een paard tot 600 kg.
Pano-
mec
Pasta is smakelijk waardoor het

Kopij op diskette

bacteriële voerbespaarders. In Brussel
wordt de roep om gedegen weten-
schappelijk onderzoek naar ver-
meende resistentie-overdracht door
voerbespaarders overigens steeds lui-
der.

Volgens Blanco neemt de kans op een
totaalverbod op het gebruik van anti-
bacteriële voerbespaarders steeds
meer af.

Uitbreiding van het Panomec productgamma

De exclusiviteit geldt nu ook voor
paarden en biggen

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje op bij voorkeur een dis-
kette of per e-mail worden aangeleverd in Word of Word Perfect (andere versies zijn ook mogelijk).
Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven.
E-mail: tijdschrifl@knmvd.nl

goed wordt opgenomen.
Panomec 0.27% (Reg. NL 8990) is de
speciale formulering voor biggen, die
vooral zeer geschikt is voor schurftera-
dicatie op varkensbedrijven. Met dit
product kunt u biggen al vanaf de eerste
levensdag tegen zowel endo- als ecto-
parasieten behandelen. Door het grotere
injectievolume per kg lichaamsgewicht
(1 ml per 9 kilogram lichaamsgewicht)
is
Panomec 0.27%, óók bij lichtere die-
ren, zeer nauwkeurig te doseren. Het
product is verkrijgbaar in een 500 ml
flacon.

De Panomec producten zijn alleen
door dierenartsen te bestellen bij AUV
en Aesculaap.

Voor meer informatie kunt u terecht
bij: Merial B. V., Bovenkerkerweg 6 -
8, 1185 XE Amstelveen, tel: 020-547
3933;fax: 020 - 64022 01.

Vliegen verspreiden
S. aureus

Uit nieuw onderzoek blijkt dat vlie-
gen niet alleen zomerwrang kunnen
verspreiden, maar ook een belang-
rijke rol spelen bij de overdracht
van andere vormen van uierontste-
king. Zo kan de hoornvlieg, die
overal in Nederland voorkomt, S.
aureus overdragen. Dit zou onder
andere een verklaring kunnen zijn
voor het voorkomen van (subklini-
sche) mastitis bij drachtige vaarzen,
meestal veroorzaakt door S. aureus.

Aangetoond is dat vliegenbestrijding
een effectieve maatregel is om
(sub)klinische mastitis voor het afkal-
ven te voorkomen. Pour-ons zijn voor
dit doel minder geschikt, omdat de be-
smetting reeds verspreid is, voordat er
daadwerkelijk sprake is van vliegen-
overiast. Langwerkende midelen zoals
Auriplak anti-vliegenoormerken bie-
den gedurende vijf maanden bescher-
ming zijn daarmee effectiever bij de
bestrijding van mastitis.

Voor meer informatie: ing. J. Laan,
Virbac Nederland BV, tel. 0342-
427119.

Motricit®

Virbac Nederland bv heeft het assorti-
ment diergeneesmiddelen uitgebreid
met Motricit®, een NSAID voor hon-
den op basis van ibuprofen.
Motricit is een effectieve, niet-steroïde
ontstekingsremmer met koortsverla-
gende en pijnstillende werking. De
werkzame stof ibuprofen remt de vor-
ming van prostaglandine, een stof die
vrijkomt in het pijnproces. Prostaglan-
dine veroorzaakt ontsteking en koorts
en stimuleert de processen die kraak-
been- en/of botbeschadigingen veroor-
zaken.

Motricit is geregistreerd voor aandoe-
ningen aan het bewegingsstelsel en als
post-operatieve pijnbestrijder na tand-
heelkundige en andere ingrepen in de
mondholte.

Meer informatie: Virbac Nederland bv,
postbus 313, 3770 AH Bameveld, tele-
foon: 0342 - 427127, fax: 0342 - 490164.

-ocr page 28-

H.H.A. Mager

Op zondag 20 februari 2000 is, na een
korte opname in het ziekenhuis te
Stadskanaal, collega Henk Mager
overleden.

Hendrik Herman Albertus Mager werd
op 5 januari 1919 geboren te Hooge-
veen, waar zijn vader als chef de bu-
reau op een notariskantoor werkzaam
was. Henk kwam uit een warm Remon-
strants gezin. De kleine vrijzinnige ge-
loofsgemeenschap had sterke banden
met de grote Joodse gemeenschap in
Hoogeveen. Zijn ouders hadden vele
Joodse vrienden en onder zijn vijf
schoolvrienden waren twee Joodse jon-
gens.

Na de lagere school werd, zoals in die
tijd vaak gebruikelijk was, één jaar
Mulo en daarna de HBS bezocht. Dat
was aanvankelijk geen groot succes,
als gevolg van zijn ambities voor sport
en andere zaken. Toen zijn vader hem
te kennen gaf zich niet meer met zijn
schoolproblemen te willen bemoeien,
werd Henk wakker geschud, ging beter
zijn best doen en behaalde in 1938 zijn
HBS-B diploma. Hij stond toen voor
de volgende keuzes: de KMA, de
Zeevaartschool en de studie dierge-
neeskunde. Mede door zijn goede con-
tacten met zijn buurman, de dierenarts
J.S. Nijhof en ondersteuning van deze
keuze door vooral zijn moeder, werd
het diergeneeskunde.

nmemoriam

KNMvD

Na enig wennen verliep het eerste jaar
van zijn studie voorspoedig. Hij werd
lid van Unitas en genoot van het stu-
dentenleven.

Het tweede jaar verliep echter anders
dan gedacht. In 1939 volgde de mobili-
satie en werden vele veterinaire stu-
denten aspirant reserve paardenarts,
in de rang van huzaar. Ze werden in-
gezet bij het transport en de verzor-
ging van door het leger gevorderde
paarden. Daarnaast moest gestudeerd
worden. Henk zei vaak dat hij daar
vooral met paarden had leren omgaan.
Na de capitulatie deed Henk zijn pro-
pedeuse en kandidaatsexamen, ge-
volgd in 1942 door het doctoraal I.
De studie verliep tot zover vlot. Het ge-
zelligheidsleven werd echter door de
Duitse bezetters tot een minimum be-
perkt. Na januari 1943 was het verblijf
op de faculteit niet meer veilig en ging
Henk hier en daar assisteren. Drie
maanden later werd de studie geheel
onderbroken, omdat hij zoals vele an-
deren, de \'loyaliteitsverklaring\' niet
wenste te tekenen. Direct daarna kre-
gen zijn ouders bericht, dat wanneer
hun zoon zich niet zou melden, voor
hen represailles konden volgen. Dus
het was óf onderduiken afmelden voor
tewerkstelling en gezien de situatie
binnen het gezin Mager, is hij zich
gaan melden.

Via Ommen werd hij getransporteerd
naar Potsdam. Zijn paspoort werd in-
genomen en Henk werd tewerkgesteld
in een fabriek. Later zag hij kans om
als assistent bij verschillende Duitse
dierenartsen te werken. Zijn vierde
werkgever woonde in Oost-Duitsland,
nabij de Poolse grens en was niet nazi-
gezind. Hij werkte mee aan het terug-
krijgen van Henk zijn paspoort. In de-
cember 1944 zag hij daardoor kans
om, na een enerverende reis, weer in
Nederland te komen.
Hier werd toen geassisteerd en waar-
genomen in verschillende praktijken,
vooral in Hardenberg.
November 1945 werd de studie in
Utrecht hervat en hij studeerde in mei
1947af Op 22 augustus 1947 trouwde
Henk met Doortje Bergacker. Zij kre-
gen twee dochters en twee zonen. Met
de praktijk in Westerbork werd op 1
september 1947 gestart.
Henk had het toen helemaal voor el-
kaar. In een prachtig gebied en een
steeds maar groeiende praktijk mocht
en kon hij werken. Zijn spontaniteit,
werklust en zijn gevoel voor humor
maakten hem gezien bij zowel cliënten
als collegae. Hij werd daarbij ge-
steund door Doortje.
In 1962 associeerde hij met collega
Egbert Kuipers, een helaas vroeg over-
leden, bekwame collega die, evenals
Henk, vol ambitie en inventiviteit zat.
Samen vormden zij een prachtig span:
Henk de onstuimige, praktisch inge-
stelde oudere collega en Egbert wat
kalmer, nam zijn besluiten wat meer on-
derbouwd.

Henk maakte zich in de sporadische
tijd die hij over had, verdienstelijk als
voorzitter van het bestuur van de rij-
vereniging en de kleuterschool, zat in
de commissie voor het openbaar on-
derwijs en was lid van de Rotary-club
Assen en mede-oprichter van de club
Bellen. Verder was hij een aantal jaren
penningmeester van de afdeling
Groningen/Drenthe van de KNMvD en
lid van de Landelijke Tarieven Com-
missie en de Pluimvee Commissie.
In 1968 stopte Henk met de praktijk en
werd hoofd van de vleeskeuringsdienst
te Gieten, waartoe onder andere het
slachthuis \'Udema\' hoorde.
Het was vooral in deze tijd dat Doortje
en Henk de gelegenheid hadden voor
het houden van mooie vakanties en ca-
ravanreizen.

Twee jaar later werd Henk benoemd
tot veterinair adjunct-Inspecteur van
de Volksgezondheid, tevens adjunct-
Inspecteur van de veterinaire dienst.
In januari 1984 werd hij als zodanig
gepensioneerd.

Omstreeks Kerstmis 1989 werd Henk
getroffen door een ernstige griepinfec-
tie, waaruit onherstelbare moeilijkhe-
den met zijn hartfunctie voortkwamen.
De laatste elf jaar was een periode van,
naast medicijnen, een zeer rustig leven
leiden. Vooral dit laatste paste niet bij
Henk. Maar klagen hoorde je hem nooit.
Februari 2000 deed zich een neurolo-
gische complicatie voor, waardoor er
op 20 februari een eind kwam aan het
leven van onze goede vriend en collega
Henk Mager.

De crematie vond plaats in besloten
kring, op 25 februari te Assen.
Wij hopen dat Doortje, haar kinderen
en kleinkinderen, met elkaar en ge-
steund door familie en vrienden, de
kracht zullen vinden om zo\'n groot
verlies te kunnen dragen.
Velen van ons zullen zich Henk blijven
herinneren als een joviale, vriende-
lijke en hulpvaardige collega. Wij zul-
len zijn altijd duidelijke aanwezigheid
zeker missen.

H. Perre
J.B. Wichers

-ocr page 29-

mmm

vD

Geheel onverwacht is Miel Duysens op
18 april jongstleden in de vroege och-
tend, in zijn slaap, van ons heenge-
gaan. Zijn laatste tocht van huis naar
de kerk maakte hij per koets, getrokken
door de dieren waar hij zoveel van
hield, de paarden.

Daarbij werd hij voorafgegaan door
zijn harmonie St. Jozef die zo de laat-
ste eer kwam bewijzen aan haar be-
schermheer.

Op die zonnige zaterdag zijn velen ge-
komen om afscheid te nemen van hun
familielid, hun vriend, hun collega,
hun dierenarts.

Zelf heb ik Miel de eerste keer ontmoet
toen hij mij uitnodigde om als begin-
nend dierenarts deel te gaan nemen
aan de dienstenregeling van een aan-
tal collega\'s, werkzaam in de kleine
huisdierengeneeskunde. Meteen was
Miel al iets bijzonders. Hij was de
enige van de groep die, naast de zorg
voor kleine huisdieren, ook nog veel
energie stak in de zorg voor de grote
huisdieren. Voor ons anderen was dat
wel af en toe slikken om midden in de
nacht de boer op te moeten, om een
zieke koe aan het infuus te leggen.
Voor Miel was dat nooit een probleem.
Hij is met de praktijk begonnen in een
tijd, die ik mij nog net als kleine jongen
kan herinneren. De werkpaarden wa-
ren toen nog niet eens allemaal ver-
vangen door tractoren. Miel is begon-
nen in die tijd, een tijd waarin de
diergeneeskunde betekende: een hele
dag op pad zijn, met als doel het gene-
zen van het individuele dier.

Zijn genegenheid voor dieren en zijn
compassie om het zieke dier te helpen,
brachten met zich mee dat Miel zich op
een gegeven moment in deze omgeving
tot een buitenbeentje begon te ontwik-
kelen. Hij was de eerste dierenarts in
de Oostelijke Mijnstreek die zich seri-
eus ging bezighouden met de zorg voor
de kleine huisdieren. Op dat gebied
van de diergeneeskunde heeft hij in
deze omgeving baanbrekend werk ver-
richt. Door zijn manier van werken
heeft hij een belangrijke bijdrage gele-
verd aan het ontstaan van een nieuw
verantwoordelijkheidsgevoel bij de
houders van kleine huisdieren. Naast
de verantwoordelijkheid voor onder-
dak en een goede maaltijd, leerde hij
hen dat er ook de verantwoordelijk-
heid is voor een goede gezondheid.
Heel veel energie heeft hij gestoken in
de zorg voor de kleine huisdieren.
Daarnaast is hij altijd zijn boeren
trouw gebleven. Waar heeft hij in
godsnaam de energie vandaan ge-
haald?

A.M.E. Duysens

Naast zijn tijdverslindende praktijk
heeft hij toch altijd tijd vrij kunnen ma-
ken om even de knop om te zetten.
Thuis vond hij het fijn om men.sen te
ontvangen. Eerst wat bijpraten. Maar
daarna ook praten over hele andere
zaken. Vaak trof je hem ook aan in de
tuin, die bijzondere tuin. De harmonie
tussen de planten, de dieren en de
mens, hij vond het een genot om daar
te vertoeven en hij genoot er des te
meer van als hij dat genot met jou kon
delen.

Vanuit zijn verbondenheid met de na-
tuur kwam ook zijn passie voor de
jacht voort. De jacht is natuurlijk een
discutabel onderwerp. Toch wil ik er
aan herinneren, omdat Miel er graag
over vertelde. Ik ben zelf nooit met hem
op jacht geweest. Maar als hij er over
vertelde, wist je dat hij niet op pad
ging om buit te verschalken. Het intens
genieten van de natuur, daar deed hij
het voor. En dat heeft hij ook heel vaak
gedaan zonder ook maar een schot te
lossen.

In mijn herinnering is Miel dan ook
vooral een mens die genoten heeft van
het leven. Een hele harde werker.
Maar ook van zijn werk genoot hij zo,
dat hij het niet wilde opgeven. Hij heeft
letterlijk tot het laatste moment van
zijn leven genoten.

Marianne en Hester, veel meer en veel
intensere herinneringen hebben jullie
aan Miel. Ik - en ik denk bijna iedereen
die hem gekend heeft - hebben alleen
maarfijne herinneringen aan Miel.
Miel heeft ons veel gegeven. Miel, be-
dankt daarvoor.

F.J. W. Essers.

-ocr page 30-

KNMvD

Een wandeling door de site

De KNMvD-website is - bekend bij
bezoekers - opgedeeld in een open en
een gesloten deel. Alleen leden van de
KNMvD hebben toegang tot het geslo-
ten deel, met behulp van een unieke
gebruikerscode (aan te vragen bij de
webmaster, mevrouw C. van Kalles;
webmaster(§^knmvd.nl).

Het open deel

ijnieuws

Het open deel bevat onder de kop \'actu-
eel\' twee interessante rubrieken die da-
gelijks worden bijgewerkt: het \'laatste
nieuws\', waarin elke dag het veterinair-
relevante nieuws uit de kranten wordt
opgenomen en \'vakpublicaties\' waarin
dankzij collega Th. Elsinghorst de in-
houdsopgaves van dertig praktische ve-
terinaire tijdschriften worden geplaatst.
Ondanks een oproep daartoe wordt uit
het land zelden iets aangeleverd. Het
opsporen, samenvatten en plaatsen
moet volledig door de webmaster wor-
den verzorgd.

Leest u een interessant artikel in de
krant waarvan u denkt dat het ook
voor collega\'s de moeite u/aard is,
fax of e-mail het dan aan de
webmaster. Dit kan ook via de
internetsite van de KNMvD:
www.knmvd.nl

De rubriek \'Agenda\' heeft dezelfde in-
houd als de doorlopende agenda van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Op de site is er bovendien de mogelijk-
heid om - na aanklikken van een agen-
dapunt - extra informatie op te vragen
(bijvoorbeeld via een link naar een
congres-site).

Het Secretariaat ontvangt via \'Bestel-
dienst\' ongeveer vier bestellingen per
dag. De verwachting is dat dit aantal op
korte termijn reeds sterk gaat toenemen.
In het open deel is er ook een rubriek
\'TvD\', ofwel Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde. Hierop zijn binnenkort de ti-
tels en samenvattingen te vinden van
dertig jaar Tijdschrift. Maar ook de in-
stmcties voor auteurs, informatie over
de redactie, de deadlines en dergelijke
zijn hier straks te zien. Bovendien is er
de mogelijkheid van de \'ingezonden e-
mail\', die vervolgens weer in het
Tijdschrift wordt gepubliceerd.

Stuur het Tijdschrifi eens een
ingezonden e-mail:
tijdschrifi@knmvd.nl.

Het gesloten deel

Het aantal geregistreerde gebruikers van
het gesloten deel van de site is 1055.
In het gesloten deel bevinden zich on-
der andere de subsites van de Groepen
van de KNMvD. Gebruikers vinden
deze subsites door op \'Groepen\' te
klikken en dan vervolgens op de Groep
van zijn of haar keuze. In dit artikel
een greep uit deze subsites.

Groepssubsites

Zoals bekend heeft de Groep Genees-
kunde van het Paard
een heel uitge-
breide eigen site die reeds eerder in het
Tijdschrift aan de orde is geweest.
Deze website is overigens tevens te be-
reiken via de website van de KNMvD,
onder \'Groepen\'.

Evaluatie www.knmvd.nl

Website prachtig, maar gebruik kan beter

Utrecht, 18 mei 2000 - De website van de KNMvD is nu een klein jaar \'in de
lucht\'. Tijd om het gebruik ervan te evalueren en nieuwe plannen te maken
voor het verbeteren van dit ultrasnelle en intensieve communicatiemedium.
Hiervoor zijn bijeen: de leden van het ICT-platform - onder bezielend voor-
zitterschap van J.L. van Os - en de coördinatoren van de Groepen. Natuurlijk
is de ICT-organisatie voltallig aanwezig en is ook het Secretariaat van de
KNMvD vertegenwoordigd.

De conclusie: de site is mooi maar wordt nog niet optimaal gebruikt.
Daarvoor is meer betrokkenheid van de leden (van de Groepen) nodig. En ook
op technisch gebied zijn er vanzelfsprekend nog wensen.

Door Sophie Deleu

De Groep Homoeopathisch werkende
Dierenartsen
heeft een eigen e-mail-
service. Leden die dat wensen kunnen
aangeven dat zij de stukken voor een
vergadering en dergelijke per e-mail
willen ontvangen. De agenda van de
ledenvergadering staat op de site. De
bijlagen daarbij staan daar niet op, aan-
gezien dan alle informatie ook ter be-
schikking zou staan van niet-leden van
de Groep.

De Groep zou de \'lijst van homeopat-
hisch werkende dierenartsen\' ook
graag voor het publiek toegankelijk
hebben, maar deze is tot op heden al-
leen bereikbaar via de site van een col-
lega.

Verder heeft de Groep het plan om be-
ginnende collegae via hun subsite ge-
legenheid te geven om vragen te stel-
len, die door een groep ervaren col-
lega\'s worden beantwoord.
Bij de
Groep Geneeskunde van het
Rund
vindt men foto\'s van de leden
van het bestuur. Hierop zijn positieve
reacties gekomen en dit voorbeeld
wordt dan ook op de site nagevolgd.
De
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren
heeft recent heel hard aan de
site gewerkt. Niettemin vindt deze
Groep dat de subsite niet dicht moet
slibben met grijze tekst en is dus zeer
selectief met haar informatievoorzie-
ning. Ook hier vindt men het bestuur
met foto\'s. En binnenkort start de
Groep met een voorbeelddiscussie.
Bovendien zou er toegang komen tot
de vakliteratuur. (Deze vindt men ove-
rigens ook op het algemene deel van de
KNMvD-website onder \'links\'.)
Een sterk punt van de
Groep Dieren-
artsen in het Bedrijfsleven
is de lijst
van e-mailadressen van alle leden.

Literatuur is te vinden onder
\'vakpublicaties\' en via \'links\' heefi
men toegang tot interessante sites,
zoals Pubmed.

Nieuw discussietool: \'Discus\'

Wie recentelijk de rubriek \'discussie\'
heeft opgezocht, ontdekt dat er niet
veel wordt gediscussieerd. Dat klopt,
discussie vindt elders plaats. Er er loopt
namelijk een pilotprojectje ter intro-
ductie van een zogenaamde nieuwe
discussietool: \'Discus\'. Dit program-
ma voldoet veel beter aan de wensen
van de gebruikers.

Actieve leden is reeds gevraagd van

-ocr page 31-

deze nieuwe tooi gebruik te maken en
het ziet er naar uit dat \'Discus\' offi-
cieel op de site van de KNMvD wordt
geïnstalleerd. De structuur van het pro-
gramma maakt het heel eenvoudig een
overzicht te krijgen van de onderwer-
pen waarover een discussie gaande is.
Berichten inzenden kan met een
wachtwoord, zodat niemand op naam
van een ander een bericht kan inzen-
den. Men kan ook plaatjes en zelfs vi-
deobeelden toevoegen. En men kan in
het programma aangeven dat men zich
via e-mail van nieuwe bijdragen aan
bekende discussieonderwerpen wil la-
ten voorzien. Allemaal mogelijkheden
die op de \'oude\' discussiepagina niet
voorhanden zijn.

Nieuwe gebruikers moeten trouwens
wel even de gebruiksaanwijzing lezen,
voordat ze aan de slag kunnen. \'Dis-
cus\' is namelijk wel even wennen.

KNMvD

Verder is het nuttig om per discussie
(of per Groep) een \'moderator\' aan te
wijzen die de discussie beheert, dat wil
zeggen onzin verwijdert en desge-
wenst een nieuwe discussie start, in-
dien bepaalde subonderwerpen te lang
zijn of teveel aandacht krijgen.
Onderwerpen die genoemd worden
voor het starten van discussies zijn:
bijwerking diergeneesmiddelen (door
melding via een discussie is een snel-
lere, vrijblijvende inventarisatie mo-
gelijk) en off label use. Vanuit de
Groep Geneeskunde van het Paard is
het idee geopperd om röntgenfoto\'s in
de discussie te zetten en daar reacties
op te vragen. Maar ook bij het lopende
varkensproject \'DGR/Planner\' kan
discussie behulpzaam zijn.

Toekomst webpagina

Over de toekomst van intemet als com-
municatiemedium voor de KNMvD
wordt flink gespeculeerd door de aan-
wezige enthousiastelingen. De ICT-or-
ganisatie komt binnenkort met een
korte beleidsnotitie waarin de opties
voor toekomst van de KNMvD-site
wordt geschetst.

De grootste wens is wel dat de leden
van de KNMvD intensief digitaal gaan
communiceren. De voordelen van
elektronische communicatie zijn hel-
der: snel en goedkoop. Maar het groot-
ste nadeel is: iedereen heeft een com-
puter nodig om er gebruik van te
kunnen maken. De KNMvD heeft in
elk geval reeds flink geïnvesteerd in
het intemet. Conclusie: we zijn op de
goede weg.

Met dank aan mevrouw H.K. Hadde-
ringh (ICT-platform) en mevrouw A.
Kroneman (ICT-organisatie)

Identificatie en registratie van gezelschapsdieren

Op initiatief van drie organisaties, de
Raad van Beheer op Kynologisch
Gebied (RvB), de Stichting Regi-
stratie Gezelschapsdieren Nederland
(SRGN) en de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergenees-
kunde (KNMvD) is op 10 april 1996
de stichting Nederlandse Databank
Gezelschapsdieren (NDG) in het leven
geroepen.

Onafhankelijk instituut

Als onafhankelijk instituut is het uit-
sluitend bedoeld om gezelschapsdieren
te registreren op een zodanige wijze dat
de eigenaar van het dier kan worden
opgespoord.

De NDG is elke dag 24 uur per dag be-
reikbaar via telefoonnummer: 0904040
456.

Een registratie voor het leven wordt
verkregen door het inzenden van het
volledig ingevulde NDG-formulier dat
van een barcodesticker is voorzien. De
kosten van de registratie (circa ƒ 5,-)
zijn verrekend in de prijs van het for-
mulier.

Zoals hierboven reeds is aangegeven,
is het van groot belang dat het geïden-

Nederlandse dierenartsen kunnen
NDG-formuiieren schriftelijk bestellen
bij het bureau van de KNMvD, postbus
14031,
3508 SB Utrecht, fax nummer 0}0
2§ny8y, e-mail bestellingen@knmvd.nl
of via de besteldienst op de KNMvD
web-site www.knmvd.nl

tificeerde dier daadwerkelijk wordt
geregistreerd. De dierenarts kan de ei-
genaar hierbij behulpzaam zijn door
deze te wijzen op de noodzaak van het
inzenden van het registratieformulier
of als service aan de eigenaar zelf voor
de inzending zorg te dragen.

Belangrijk!

Een geïdentificeerd dier moet ook worden
geregistreerd. Motiveerde eigenaar om
het formulier daadwerkelijk te versturen
of draag er zelf zorg voor.

Teleurstelling eigenaar

De RvB weigert rashonden in het
Nederlandse Hondenstamboek in te
schrijven indien de dieren niet door
een medewerker van de RvB zijn geï-
dentificeerd. De dierenarts kan te-
leurstellingen aan de kant van de ei-
genaar voorkomen door bij de
eigenaar van pups of van geïmpor-
teerde honden na te gaan of deze de
dieren in het stamboek wil laten opne-
men.

Identificatie van dieren (het aanbrengen van een identificatienummer door
middel van een chip of een tatouage) is pas echt zinvol als het geïdentificeerde
dier ook in een toegankelijk databestand wordt geregistreerd.

Centraal Registratiesysteem (CRS)

In het op basis van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren ingestelde
Honden- en Kattenbesluit (HKB) wor-
den regels gesteld met betrekking tot
de identificatie en registratie van hon-
den en katten die zich in de in de be-
roepsmatige handel en asiels bevin-
den. Dit HKB wordt gewijzigd.
Ofschoon de gewijzigde tekst reeds
geruime tijd gereed is, is dit besluit
nog niet in werking getreden. Be-
langrijke voorwaarde voor de inwer-
kingtreding van dit besluit is het opera-
tioneel zijn van het Centraal Regi-
stratie Systeem (CRS) voor deze die-
ren. Het ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV) heeft
deze taak uitbesteed aan de Gezond-
heidsdienst voor Dieren.

Voor meer informatie: J.LM. Vaarten,
stafmedewerker Veterinaire Zaken, e-
mail j.vaarten@knmvd.nl of tel. 030-
2510111.

-ocr page 32-

In 1998 werd in opdracht van het
ministerie van Sociale Zaken en Werk-
gelegenheid het rapport "Reproductie-
toxische effecten bij ziekenhuisperso-
neel" uitgebracht. In dat rapport wordt
melding gemaakt van schadelijke ef-
fecten van beroepsmatige blootstelling
van volatiele anesthetica bij vrouwe-
lijk OK-personeel. In het bijzonder
gaat het om een verhoogde frequentie
van miskramen.

Deze bevindingen waren voor de be-
sturen van de Nederlandse Vereniging
voor Anesthesiologie en de Neder-
landse Vereniging van Anesthesie
Medewerkers reden om de werkgroep
"Veilig Gebruik van Volatiele Anes-
thetica" in te stellen. De werkgroep
heeft haar bevindingen neergelegd in
het "Advies inzake maatregelen om de
blootstelling aan vluchtige anesthetica
zoveel mogelijk te beperken".
Omdat de volatiele anesthetica ook in
de diergeneeskundige praktijk veel-
vuldig worden toegepast, is het advies
ook voor de praktiserende dierenartsen
van belang. Leden van de KNMvD
kunnen de brochure opvragen bij het
secretariaat van de KNMvD. Tele-
fonisch aanvragen is alleen mogelijk
op dinsdag tot en met vrijdag tijdens
kantooruren via telefoonnummer 030-
2510111, bij mevrouw A.M. de
Reuver-van Zijl, faxnummer 030-
2511787. E-mail: a.d.reuver@knmvd.
nl

KNMvD

ÜW»

Veilig gebruik volatiele Anesthetica

De \'Brabantse Nieuwe^ het Discussieplatform en andere zaken

Vragen van jonge dierenartsen

Aanspreekpunt voor jonge dierenartsen?
Is zo\'n aanspreekpunt aanwezig op het
bureau van de KNMvD? Deze vraag
kan met een volmondig \'ja\' beantwoord
worden. Op het bureau van de KNMvD
houdt stafmedewerker Marij van
Oostrum-Schuurman Hess zich bezig
met alle zaken die te maken hebben met
het \'dienstverband\'. Zij adviseert die-
renartsen-medewerkers over alles wat
samenhangt met het in dienst treden bij
een werkgever. Tijdens de laatste fase
van de studie diergeneeskunde verzorgt
zij een voorlichtingsochtend of -mid-
dag op dit gebied en komen zaken aan
de orde als: sociale verzekeringen, ar-
beidsrecht, pensioenfonds, salariëring,
belastingen, concurrentiebeding, con-
tracten etcetera. Naderhand ontvangen
alle deelnemers aan deze voorlichting
een zogenaamd Afstudeerpakket van de
KNMvD met daarin de model-arbeids-
overeenkomst en het model-contract
voor zelfstandige waarneming, de pu-
blicatie \'Het in dienst nemen van perso-
neel - Dierenarts in loondienst\', de sa-
larisadviezen voor het betreffende jaar
en informatie over de KNMvD.

Vacaturebank en sollicitatie- informa-
tie-avond

Een tweede kennismaking met de
KNMvD bestaat vaak uit de contacten
met de Vacaturebank van de KNMvD.
Deze wordt bemand door Corine van
Kalles en Ronald van Ringelestijn. Zij
bemiddelen tussen de praktijken die op
zoek zijn naar een waarnemer of mede-
werker en de afgestudeerde dierenarts
die op zoek is naar werk. Ook bij de
Vacaturebank kan de pas afgestudeerde
dierenarts met allerlei praktische vragen
terecht. Regelmatig verzorgen Corine
van Kalles en Marij van Oostmm een
sollicitatie- informatie-avond op het bu-
reau van de KNMvD. Alle aspecten
rondom de sollicitatie komen daar aan
bod; zo wordt de deelnemers gevraagd
hun eigen sollicitatiebrief mee te nemen.
Ook vragen als \'wat moetje zeggen als
de werkgever vraagt of je binnenkort
kinderen wilt krijgen ...?\' passeren de
revue.

Belangen behartigen van werknemer én
werkgever?

Kan dat wel, een aanspreekpunt voor
jonge dierenartsen in de persoon van
een stafmedewerker, die ook de werk-
gever van informatie voorziet over alle
aspecten betreffende het dienstver-
band? Uitgangspunt voor de KNMvD
is dat alle dierenartsen, of zij nu werk-
nemer, werkgever of zelfstandige be-
roepsbeoefenaar zijn, bij de KNMvD
terecht moeten kunnen. Op het terrein
rondom het dienstverband is ons doel
werknemer en werkgever zó te infor-
meren, dat zij er samen uit kunnen ko-
men. Die informatie geven we bijvoor-
beeld door het uitbrengen van de
publicatie \'Het in dienst nemen van
personeel - Dierenarts in loondienst\'.
Daarin komen bijvoorbeeld de regels
van het arbeidsrecht betreffende proef-
tijd, onbepaalde tijd of bepaalde tijd,
opzegtermijn en dergelijke aan de
orde. Op het terrein van het arbeids-
recht bestaat overigens voor werkge-
ver en werknemer niet veel vrijheid;
men moet zich aan de \'spelregels\' hou-
den, die in het Burgerlijk Wetboek
nauw zijn omschreven.
Wanneer een dierenarts belt naar de
stafmedewerker, wordt zijn of haar te-
lefoontje vertrouwelijk behandeld.
Van specifieke individuele vragen
wordt een aantekening gemaakt, waar-
bij wordt aangegeven wat het persoon-
lijke advies is geweest. Op die manier
wordt de werkwijze inzichtelijk en
controleerbaar.

Enige tijd geleden ontstond in de Afdeling Noord-Brabant het initiatief van de
\'Brabantse Nieuwe\', een groep van jonge dierenartsen, die op informele wijze
met elkaar van gedachten wisselden over verschillende zaken. Het belang van
de KNMvD voor de jonge dierenarts was niet iedereen duidelijk. Besloten
werd tot een vervolgbijeenkomst, waarbij vooral aandacht besteed zou wor-
den aan \'het belang van de KNMvD\' voor de jonge dierenarts. Jammer ge-
noeg moest de bijeenkomst worden afgeblazen in verband met gebrek aan be-
langstelling. In onderstaand artikel wordt ingegaan op een aantal vragen van
jonge dierenartsen, waarop de KNMvD zich had voorbereid.

De stafmedewerker probeert samen
met werknemer en werkgever invul-
ling te geven aan de in de wet veran-

-ocr page 33-

kerde begrippen \'goed werknemer-
schap\' en \'goed werkgeverschap\'.
Natuurlijk zal niet iedereen het erover
eens zijn wat dat inhoudt en is discus-
sie daarover niet uitgesloten. Wanneer
men er samen niet uitkomt, wordt
soms advies ingewonnen bij de vakor-
ganisatie De Unie, i.c. de arbeidsjuris-
ten van De Unie.

En wat gebeurt er als het echt misloopt?
Een enkele maal is het verschaffen van
informatie, het aangeven van de wette-
lijke regels of bemiddeling niet (meer)
mogelijk. De KNMvD heeft voor die-
renartsen-medewerkers, die lid zijn van
de KNMvD, daarvoor een afspraak ge-
maakt met de hiervoor al genoemde
vakorganisatie De Unie. De KNMvD
verwijst de betreffende dierenarts-me-
dewerker door naar een arbeidsjurist
van De Unie, die de dierenarts-mede-
werker terzijde staat, bijvoorbeeld bij
een procedure wanneer een ontslag is
aangekondigd. De kosten van deze juri-
dische ondersteuning neemt de
KNMvD voor haar rekening. Uiteraard
zijn er wel bepaalde randvoorwaarden;
er wordt bijvoorbeeld niet \'eindeloos\'
geprocedeerd.

Wie bepaalt de salarissen?
Allereerst merken we op dat dieren-
arts-medewerker en dierenarts-werk-
gever natuurlijk vrij zijn in het vast-
stellen van de hoogte van het salaris. In
het verleden werd echter aan de
KNMvD gevraagd hierover advies te
geven, zowel van de kant van de mede-
werkers als door de werkgevers. In
eerste instantie leidde dat tot het geven
van beperkte adviezen, die bijvoor-
beeld alleen een advies omvatten voor
een pas afgestudeerde dierenarts, een
dierenarts met één respectievelijk twee
jaar ervaring en een uitloopadvies voor
een volledig ervaren dierenarts. Naar-
mate er steeds meer dierenartsen-me-
dewerkers kwamen, nam de behoefte
aan meer gespecificeerde adviezen op
het terrein van salarissen en arbeids-
voorwaarden toe.

KNMvD

In 1992 heeft het Hoofdbestuur daarom
op advies van de Commissie Dieren-
artsen in Dienstverband het Dis-
cussieplatform Arbeidsvoorwaarden in-
gesteld. Dit Discussieplatform is een
permanente overlegstructuur, waarin
dierenartsen-medewerkers en dierenart-
sen-werkgevers met elkaar van gedach-
ten wisselen over arbeidsvoorwaarden
en salariëring voor dierenartsen in loon-
dienst in de praktijk. Het Discussie-
platform is een adviescommissie van
het Hoofdbestuur en bestaat uit twee
vertegenwoordigers namens de dieren-
artsen-medewerkers, twee vertegen-
woordigers namens de dierenartsen-
werkgevers (één namens de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren en één
namens de Groep Practici Grote Huis-
dieren), een lid van het Hoofdbestuur en
een stafrnedewerker van het Bureau. Op
dit moment bestaat het Discussie-
platform uit:

• Ron van de Water voor de dierenart-
sen-medewerkers;

• Lucie Achten-van Dijk voor de die-
renartsen-medewerkers;

• Mariëtte van Aubel-Laugeman voor
de dierenartsen-werkgevers (GGG);

• Hans Kok voor de dierenartsen-
werkgevers (GPGH);

• Liesbeth Harwig-Dings, lid van het
Hoofdbestuur en voorzitter van het
Discussieplatform;

• Marij van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker.

Het secretariaat wordt op het bureau
van de KNMvD gevoerd door Armie
de Reuver-van Zijl.

Het Discussieplatform Arbeidsvoorwaar-
den: wat doet dat?

Zowel dierenartsen-medewerkers als
dierenartsen-werkgevers kunnen het
Discussieplatform vragen aandacht te
besteden aan punten die in het kader van
afspraken tussen werkgever en werkne-
mer van belang zijn, zoals ontwikkelin-
gen in de praktijk en daarmee samen-
hangende effecten op het gebied van
bijvoorbeeld werkbelasting en vergoe-
ding. Het Discussieplatform heeft zich
allereerst gebogen over de salarisadvie-
zen voor dierenartsen-medewerkers,
wat heeft geresulteerd in de adviezen
zoals die nu gegeven worden. Daarbij
heeft het Discussieplatform een princi-
piële keuze gemaakt het salaris voor een
dierenarts-medewerker te baseren op
verschillende componenten: een basis-
salaris voor de gemiddeld 40-urige
werkweek, een vergoeding voor avond/
nachtdiensten en een vergoeding voor
weekenddiensten. Die componenten bij
elkaar vormen het bruto maandsalaris.
Voorheen was er namelijk sprake van
een all-in adviessalaris: één bedrag voor
de uren gedurende de werkweek en het
meedraaien van de diensten volgens het
rooster in de betreffende praktijk. In de
huidige salarisadviezen is er dus sprake
van een aparte vergoeding voor dien-
sten, waarbij de hoogte van de vergoe-
ding afhankelijk is van de grootte - en
daarmee de drukte tijdens de dienst - van
de praktijk. Op dit moment heeft het
Discussieplatform de arbeidsvoorwaar-
den voor dierenartsen-medewerkers on-
der de loep genomen. Naar verwachting
zullen de adviezen over de arbeidsvoor-
waarden worden uitgebreid met een
verhuiskostenregeling en een tegemoet-
koming bij particuliere ziektekosten-
verzekering. Verder zal in de model
arbeidsovereenkomst een artikel opge-
nomen gaan worden over nascholing
voor de dierenarts-medewerker.

Wat doeje met vragen over het contract?
Ook daarvoor kan de dierenarts-mede-
werker terecht bij de KNMvD. Het is
mogelijk het contract te laten beoorde-

-ocr page 34-

len; met het advies i<unnen werknemer
en werkgever dan zelf weer verder pra-
ten en tot uiteindelijke vaststelling van
de afspraken komen. Tijdens de hier-
voor al genoemde voorlichting tijdens
de co-schappen wordt deze mogelijk-
heid onder de aandacht gebracht; veel
jonge dierenartsen maken dan ook ge-
bmik van deze service. Uit praktisch
overweging vragen wij wel van te voren
even een telefoontje te geven naar het
secretariaat.

En de contributie? Die is toch veel te
hoog vooreen jonge dierenarts?
De KNMvD heeft in het verleden de
keuze gemaakt voor een contributie-
systeem waarbij men als dierenarts-
medewerker gedurende het jaar van af-
studeren en het daaropvolgende jaar de
minimumcontributie betaalt (dit jaar
ƒ 336,-). Pas daarna stijgt de contribu-
tie jaarlijks. De contributie voor prakti-
serende dierenartsen, dus ook voor die-
renartsen-medewerkers in loondienst -
is hoger dan voor dierenartsen, die niet
in de praktijk werkzaam zijn. Dat is
rechtvaardig gezien het werk dat door
de KNMvD voor praktiserende dieren-
artsen wordt verricht. Met ingang van
het jaar 2000 bestaat er een regeling
voor dierenartsen die parttime in
dienstverband werkzaam zijn; zij kun-
nen op grond van hun parttime aanstel-
ling (gerelateerd aan het aantal werku-
ren per week) aanspraak maken op
reductie van de contributie. Natuurlijk
maakt iedere dierenarts zelf de afwe-
ging of hij of zij lid wil zijn van de
KNMvD.

KNMvD

Sluiten jonge dierenartsen zich nog wel
aan bij de KNMvD?

De KNMvD mag zich verheugen in een
ruime belangstelling onder de jonge
dierenartsen. Van de afgestudeerden uit
het jaar 1998 is 91% lid van de
KNMvD, uit het jaar 1997 zelfs 95%.
Natuurlijk is dat voor de KNMvD geen
reden om achterover te leunen en den-
ken wij na over mogelijkheden om
jonge dierenartsen bijvoorbeeld meer
bij de activiteiten van de KNMvD te be-
trekken. Dierenartsen die nog geen vijf
jaar geleden zijn afgestudeerd, hoeven
bijvoorbeeld geen congresbijdrage te
betalen voor het Jaarcongres van de
KNMvD.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess,
stafmedewerker KNMvD

Wijziging wettelijk minimumloon pen juli 2000

Per 1 juli 2000 wordt het wettelijk minimumloon verhoogd. De nieuwe bedragen luiden als volgt:

ƒ 1113,80 21 jaar ƒ1774,70

ƒ1285,10 22 jaar ƒ2080,70

ƒ1505,50 23 jaaren ouder ƒ2.447,90

ƒ 734-40
ƒ844,50
ƒ 966,90

15 jaar

16 jaar

17 jaar

18 jaar

19 jaar

20 jaar

Het salaris van medewerkers die het wettelijk minimumloon verdienen, dient per 1 juli 2000 conform bovengenoemde
bedragen te worden aangepast.

Bestuurssamenstelling van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen

Het Bestuur van de Stichting

Pensioenfonds voor Dierenartsen is

momenteel als volgt samengesteld:

• drs. N. Ypenburg, voorzitter

• drs. Th. Bosman, secretaris/pen-
ningmeester

• drs. H.A.R. Kok, vice-voorzitter

• drs. G. Huijser van Reenen (door en
uit het midden van het Hoofdbestuur
benoemd)

• drs. E.M. van Aubel-Laugeman

• drs. H. Meulenaar

• drs. K. Schipper

In de komende vergadering van deelne-
mers, in september aanstaande, zijn de
heren K. Schipper en N. Ypenburg, bei-
den afkomstig uit de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren, aftredend en
terstond herkiesbaar. Beiden hebben
toegezegd voor een nieuwe bestuurspe-
riode beschikbaar te zijn.

Voordracht

In overieg met de betrokken beroeps-
groepen stelt het Hoofdbestuur voor de
heren Schipper en Ypenburg voor te
dragen voor herverkiezing.
Het bestuur van het Pensioenfonds
voor Dierenartsen heeft besloten de
voordracht toegankelijker te maken
voor niet-leden van de KNMvD. Het
Pensioenfonds informeert de deelne-
mers en gepensioneerden over de toe-
komstige bestuursverkiezing en zal er
nadrukkelijk op wijzen dat zij kandi-
daten kunnen toevoegen aan de voor-
dracht van het Hoofdbestuur. Die kan-
didaten behoeven geen lid te zijn van
de KNMvD.

-ocr page 35-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke Ne-
derlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
hebben de volgende collegae zich aangemeld:

Bosmans. P.J.; Gent-1994; B-3930 Namont;
Watertorenstraat 64.

Drint, M.B.; 1999; 4157 GM Enspijk; Lepel-
straat 3.

Meer, H. van der; 1999; 3515 EH Utrecht;
Aalbersestraat 8 II.

Rutgers, Mevr. A.; 2000; 3521 BM Utrecht;
Croeselaan 175 II.

Scheepens, E.T.F.; 2000; 3521 BM Utrecht;
Croeselaan 175 II.

Velsen, Mevr. I.l. van; 2000; 4871 AK Etten-
Leur; W. Berthoutlaan 64.
Wolf, Mevr. A. van der; Gem; 1986; 4464 AS
Goes; Homikswei 27.

Woltman-van Asselt, Mevr. J; 2000; 3523 EE
Utrecht; Smaragdplein 193.

Jubilea:

I juli G. Uilenberg te Frankrijk, onbekend, 45 jaar
3 juli J.A.H. van Lieshout te Diessen, afwezig, 35
jaar

3 juli H. den Daas te Druten, afwezig, 25 jaar
4juli M. Bosman te Rucphen, afwezig, 25 jaar

4 juli W.J.P. Coops te Hummelo. aanwezig, 25 jaar
4juli S.R. Heslinga te Veenendaal, afwezig, 25 jaar
4 juli A.G.G. Kok te Ede, afwezig, 25 jaar

4 juli J. Gutteling te Sneek, afwezig, 25 jaar
4 juli A.J.P.M. van Sundert te Venray, afwezig,
25 jaar

4 juli B.B.A. Lichtenbelt te Haren, afwezig, 25 jaar

5 juli A.C.J.M. Wertenbroek le Boxtel, afwezig,
40jaar

6juli H. Wessels te Valkenswaard, afwezig, 25 jaar
7 juli G.M. Vogely te Maam, aanwezig, 45 jaar
7 juli P. den Hartog te Borculo, afwezig, 45 jaar
7 juli J. Veenhof te Lunteren, aanwezig, 45 jaar

7 juli P. van der Eijk te Ridderkerk, aanwezig, 35
jaar

8 juli L.E. Buysse te Emmeloord, afwezig, 40 jaar
8 juli J. Stevense te Enschede, afwezig, 35 jaar

8 juli H. Oosterhof te Goingarijp, aanwezig, 40 jaar
23 juli R. van Oyen te Laren, afwezig, 30 jaar
15 augustus Mevr. L.C.M. Beukers-Schröder te
Vosselaar (België), aanwezig, 30 jaar

Voor het dierenartsenexamen van 28 april
2000 is geslaagd:

Boer, H.J.

Voor het dierenartsenexamen van 31 mei 2000
zijn geslaagd:

Bameveld, M.H. van.

Bosch, G.

Buijsert, Mevr. A.

Geurts, Mevr. V.E.M.

Kampen, F.Y.

Lievaart, J.J.

Nettesheim, J.P.

Roeterdink, M.C.

Rijnders, Mevr. C.K.L.

Sanden, Mevr. J.D.J.M.J. van der.

Semu Wodajo, M.

Spamaaij, Mevr. A.M.

Thissen, Mevr. S.J.P.

Winter. Mevr. A. de

Voor het dierenartsenexamen van 2 juni 2000
zijn geslaagd:

Bont, F. de.
Jong, R. de.

KNMvD

Thomas, Mevr. M.E.
Willigen, Mevr. W.M. van.

Mutaties:

*Barneveld, M.H. van; 2000; 3582 TL
Utrecht; Lod. Napoleonplantsoen 851; d.

*Boer, H.J.; 2000; 3582 EC Utrecht;
Gansstraat 65 bis; d.

*Bont, F. de; 2000; 9934 NE Delfzijl;
Vlamoven 53; tel. privé: 0596-611304; d.

*Bosch, G.: 2000; 3522 GH Utrecht;
Reitdiepstraat 20; tel. privé: 030-2510969; d.

Brunt, Mevr. M.C.; 1999; p/a Old Church
Vet. Group, The Mali; BALLYSHANNON;
Ierland; tel. privé: 00-353-86-8935285; p., me-
dew. bij O\'Kelly & Gilligan / Old Church Vet.
Group; tel. prakt.: 00-353-72-51559; fax
prakt.: 00-353-72-51620.

*Buijsert, Mevr. A.; 2000; 3582 GL
Utrecht; Koningsweg 106; tel. privé: 030-
2541892; d.

Coops, W.J.P. ; 1975; 6999 DD Hummelo;
Torenallee 4; tel./fax privé: 0314-382408; E-mail
privé: woco@mail.nl; k.d. R.V.V. kring Oost; tel.
bur. 06-27300589.

•Comelissen, Mevr. A.H.M.; 1989; U-1999;
3524 LT Utrecht; Wageningseberg 150; tel. privé:
030-2314357; beleidsmedcw. dir. V.V.M., Min.
L.N.V.; tel. bur.: 070-3786443; fax bur.: 070-
3786141; E-mail bur.: a.h.m.cornelissen{fl vvm.
agro.nl.

Cremers, F.X.M.M. ; 1963; 2253 BV Voor-
schoten; Chopinlaan 2; tel. privé: 071-5613021;
E-mall privé: f.x. cremers(a hetnet.nl: d.; oud-
dir. slachth. en vleesk. dnst; oud-staffijnctionaris
R.V.V.;O.O.N.

Darweesh, E.G.; 1997; 3818 DX Amers-
foort; Graaf Janlaan 147; tel. privé: 033-4634097;
E-mail privé: dar@xs4all.nl; p., geass. met
C.T.M. Vroonland; tel. prakt.: 035-6217620; fax
prakt.: 035-6400182; E-mail: c.vroonlandfa
wxs.nl/dar(a xs4all.nl.

Dijk van, A.J. ; 1987; 5422 BJ Gemert; Horst
71; tel. privé: 0492-367407; wet. medew. CCL-
Nutricontrol Cehave-Landbouwbelang; tel.
bur. : 0413-382739; fax bur.: 0413-382141; E-
mail bur.: albert.van.dijk.(a)ccl-nutricontrol.
nl; specialist in opleiding U.U., F.D., HA Vet.
Diervoeding.

Dill, Mevr. B.C.; Gent-1999; 4331 GG
Middelburg; Dam 55; tel. privé: 0118-634241; E-
mail privé: bonnydill@yahoo.com; wnd.d.

*Geurts, Mevr. V.E.M.; 2000; 3515 GV
Utrecht; Lauwerecht 90A; tel. privé: 030-
2712744; d.

Horstink, Mevr. M.A. ; 1997; 7471 SN
Goor; Van Deelestraat 11; tel. privé: 0547-
275602; p., medew. bij T.M. Bosman, R.P.A.M.
Brok, G. Hanstede, E.C. van Leeuwen en
M.S.H. Thesingh; tel. prakt.: 033-2571403.

*Jong, R. de; 2000; nadere gegevens on-
bekend.

»Kampen, F.Y.; 2000; 3531 HH Utrecht;
Bankastraat 6; tel. privé: 030-2962627; d.

*Lievaart, J.J.; 2000; 4268 VK Meeuwen;
Meeuwensesteeg 2; d.

*Merhottein, J.A.E. ; 2000; 3582 CN
Utrecht; Minhof 17; tel. privé: 030-2523614/ 06-
27043614; E-mail.: jmerhott@nl.packard-
bell.org.

«Nettesheim, J.P.; 2000; 3523 ER
Utrecht; Aquamarijnlaan 250; tel. privé: 030-
2895955; d.

Pagters, G.: 1995; 8531 LP Lemmer; Hout-
rib 51; tel. privé: 0514-533838; E-mail privé:
paglers.riem@worldonline.nl; p., geass. met
I.H.M. Pagters-Riem; tel. prakt.: 0514-561577;
fax prakt.: 0514-561807.

Rietbergen, Mevr. M.J.T.R. ; 1996; 3533 AL
Utrecht; Joseph Haydniaan 78; tel. privé: 030-
2966977; geass. met Mevr. C.M.B. Lindelauff;
tel prakt: 020-6191613; fax prakt: 020-
6106981.

*RiJnders, Mevr. C.K.L.; 2000; 3511 TG
Utrecht; Vaartsestraat 216; tel. privé: 030-
2871770; d.

»Roeterdink, M.C.; 2000; 3524 RP
Utrecht; Provence 45; tel. privé: 030-2896304; d.

Saaze, Mevr. E.T.A. van; 1999; 1091 JG
Amsterdam; 2® Oosterparkstraat 66d; tel. privé:
020-4650506; E-mail privé.: evansaaze@hot-
mail.com; p., medew. bij C.W.A. van Hel-
bergen; tel. prakt.; 035-6922013.

*Sanden, Mevr. J.D.J.M.J. van der; 2000;
3582 VG Utrecht; I.B. Bakkerlaan 41 III; tel.
privé: 030-2510318; d.

*Semu Wodajo, M.; 2000; nadere gege-
vens onbekend.

Sinke, M. ; 1972; 6031 RL Nederweert;
Rijksweg zuid 20; tel. privé: 0495-632707; fax
privé: 0495-626825; E-mail privé: r.sinke@
wolmail.nl; p., geass. met J.H.A.M. Gubbels,
M.B. Heijnen en L.0. Scholma; tel. prakt.: 0495-
632957.

*Sparnaaij, Mevr. A.M.; 2000; 3581 WH
Utrecht; Kweekstraat 5; tel. privé: 030-
2522919; d.

*Thissen, Mevr. S.J.P.; 2000; 3572 ZR
Utrecht; Buvs Ballotstraat 13 bis; tel. privé:
030-2715176; d.

*Thomas, Mevr. M.E.; 2000; 3524 CM
Utrecht; Zevenwouden 95; tel. privé: 030-
2899388; d.

Weide, J.P. van der; 1990; 35 Chemin de la
Citadelle; 69230 ST. GENIS LAVAL; Frank-
rijk; Assoc. Dir. Regulatory Affairs lntern./In-
line Products; tel. bur.: 00-33-472723489; fax
bur.: 00-33-472723430; wet. medew. Merial; E-
mail bur.: jan.van-der-weide(a meriai.eom.

Wessels, R.J. ; 1995; 6942 KW Didam;
Sperwerstraat 71; tel. privé: 0316-227267; E-mail
privé: wess-els@planel.nl; adv. Schuttelaar en
Parnters B.V.; Adviesbureau Maatschap-
pelijke Communicatie; tel. bur.: 070-3184444;
fax. bur.: 070-3184422.

»Willigen, Mevr. W.M. van; 2000; 3993
RM Houten; Halsterveld 32; d.

♦Winter, Mevr. A.M. de; 2000; 3737 RA
Groenekan; Kastanjelaan 1; tel. privé: 030-
210772; d.

Rectificaties naar aanleiding van het Dier-
geneeskundig Jaarboek 2000:

Akker-Dcleu, Mevr. S.A.M. van der;
1992; 3572 JP Utrecht; Cornelis Evertsen-
straat 7; tel. privé: 030-2713013; stafmedew.
Publiciteit bij de KNMvD; tel. bur.: 030-
2510111; fax bur.: 030-2511787.

Heida, J.; 1952; 9244 EM Beetster-
zwaag; Van Boelenslaan 38; tel. privé: 0512-
381534; r.d.

Kaandorp, J; 1979; 5017 HC Tilburg;
Boerhaavestraat 45; tel. privé: 013-5431250;
fax privé: 013-5431250; E-mail privé: jac-
queskaandorp@hotmail.com; p., freelance; tel.
prakt.: 06-53864637; d. safaripark "Beekse
Bergen".

Vrouenraets, Drs R.M.M.I.; Gent- 1989;
Merkelbeekerstraat 37,6441 KJ Brunssum; tel.
privé: 045-5275275; fax privé 045-5641235; p.;
D.A.C. Heerlen, Sittarderweg 79 B, 6412 CC
Heerien; tel. prakt.: 045-5721666; fax prakt.:
045-5726947; geass. met: Drs. J.P.M. Deneer,
Drs. W.J.H.D. Kremer, Drs. F.G.H.A. van
Os.

-ocr page 36-

^r\'MiflIlfirj •\'^"\'\'TllfT-\'niV- "

KNMvQ

Ieder zijn vak!

Congressen & Symposia

juli

2 ATF-Seminar Ökologische Geflügel-
haltung, Oberschleissheim.

2—6 Xth International Congress on Animal
Hygiene, Maastiicht. \'Dierhygiëne: de sleu-
tel naar gezonde dierlijke productie in een
optimale omgeving.\' Voertaal Engels. Voor
informatie: Congressecretariaat ISAH 2000,
Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Fax: 030-
2511787, e-mail: m.fijten@knmvd.nl

7—9 9\'h Annual Scientific Meeting of the
European College of Veterinary Surgeons,
Hotel Bern, Bern, Switzerland. Pro congress
seminars - 6 July, 2000 - Veterinary School,
University Bern. More information: ECVS
office, University Zurich, Veterinary Sur-
gery Clinic, Winterthurerstrasse 260, CH-
8057Zürich. Phone: 41 (0)1-635 8480, fax:
41 (0)1-313 0384, E-mail: mgaovet(gvet-
chir.unizh.ch, Internet: www.ecvs.org

23—28 The 2nd International Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference. More
information, write to: IWDC 2000
Secretariat, Instimte for Animal Health
Compton, RG 20 7NN, UK or see
http://www.iah.bbsrc.ac.uk, under \'Con-
ferences and Seminars\'.

30—3 aug. 8th International Congress of the
European Association for Veterinary
Pharmacology and Toxicology (EAVPT),
Jeiusalem, Israel. 8th EAVPT Congress,
PO Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel.
Tel.; (972-3)5175150, fax: (972-3)
5175155, e-mail: trgt(aJnetvision.net.il, in-
ternet; www.cavpt2000.co.il

Augustus

17—19 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic
Milking, c/o Congresbureau Flevoland,
P.O. Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.; 31-320-247826, fax:
31 -320-227790, e-mail: tcb(ajtcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nederlands Congres
Centrum, Den Haag. Meer informatie:
http://eaap2000.wau.nl of via het organi-
zing committee, tel.; 026-3898700, fax:
026-3898777, e-mail: eaap2000(galg.vf
wau.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceofiice.com/aav of
voor extra informatie; N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@veLuu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Veterinary
Dermatology, San Francisco (USA). For
more information, write to or contact;
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00 1
888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax: 00
1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@mee-
tingmakers.com. Internet: http;//www.mee-
tingmakers.com/wcvd

September

1 11th International Symposium \'Tropical

Animal Health and Production\'. Theme;
Diagnosis and control of transboundary in-
fectious diseases in southern Africa.
Faculty of Veterinary Medicine, Office for
Intemational Cooperation, PO Box 80.163,
NL 3508 TD Utrecht, Telefax: 31(0)30-
2531815, E-mail: bic@vet.uu.nl.

6—lOst Intemational Congress on the History of
Veterinary Medicine of the World
Association for the History of Veterinary
Medicine (WAHVM) in Bmo, Czech
Republic. Topics; genetics applied to ani-
mal breeding and disease control; women
in veterinary medicine; festival of movies
on the history of veterinary medicine; fi-ee
communications. Contact; VETEDUCA
Ltd., Mirko Treu DVM, Moravske nam.
13, CZ-602 00 Bmo, fax 420 5 41248268,
e-mail veteduca@sky.cz, http://www.li-
brary.vet.uu.nl/~wahvm.

13—16 British Equine Veterinary Association
Congress 2000, ICC Birmingham. Further
information: BEVA Congress Office, 5
Finlay Street, London, SW6 6HE, UK, tel.;
44-(0)20-76I0 6080, fax; 44(0)20-7610
6823, e-mail; bevauk@msn.co.uk, website
athttp;//www.beva. org.uk

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Deadline voor poster/papers is 31
niei 2000. Congressecretariaat: KNMvD,
t.a.v. Maijolijn Fijten, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, the Netherlands. Tel.; 31 30
2510111, fax; 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

nen.

23 Najaarsdag Groep Homoeopatisch wer-
kende Dierenartsen, Wageningen

27—28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Brugge, Belgium.
TeL; 32-(0)50-367131, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be, internet; http;//hobbes.rug.ac.be/~
peter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinaiy Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.; 44 207 636 6541, fax; 44 207 436
2970, e-mail; bvahq@bva.co.uk

Vergaderingen & Bijeenkomsten

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

19 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

20 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-Ne-
derland, aanvang 13.30 uur, AC-Restaurant
\'De Meem\', Meemdijk 59, De Meem.

20 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

Het raadplegen van adviseurs is goed . . .
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 37-

Ter versterking van het veterinaire team zoekt het
Primatencentrum (BPRC) te Rijsw/ijk{Z-H) een

fulltime dierenarts (m/v)

De kandidaat draagt bij aan de gezondheidszorg van
onze apen. Verder zal hij/zij worden ingezet in de on-
dersteuning van het lopende onderzoeksprogramma
op het gebied van de virologie, parasitologie en im-
munologie. Zij/hij verricht v^\'aar nodig operatieve in-
grepen. De kandidaat is medeverantw/oordelijk voor
de diagnostiek, apparatuur en operatiekamer.

Bij de kandidaat verwachten wij teamgeest, goede
contactuele eigenschappen en een afgeronde oplei-
ding. De aanstelling is voor 40 uur perweek met het
uitzicht op een arbeidsovereenkomst voor onbe-
paalde tijd.

Kandidaten worden verzocht binnen 14 dagen na het
verschijnen van deze advertentie schriftelijk te reage-
ren. De reactie kan worden gericht aan: BPRC, t.a.v.
W.M. Klapwijk (personeelsadviseur), postbus 3306,
2280 CH Rijswijk. Inlichtingen kunnen worden ge-
vraagd bij het hoofd van de afdeling prof. dr. P.J.
Heidt, tel.: 015 - 2842723.

Diergeneeskundig Centrum Oisterwijk o.i., een ge-
mengde praktijk waarin momenteel tien dierenartsen
werkzaam zijn, zoekt op korte termijn ter versterking
van hun team twee dierenartsen.

Dierenarts
landbouwhuisdieren (m/v)

met ambities in de varkens- en rundveegeneeskunde en

een

dierenarts paarden (m/v)

die tevens wil participeren in de landbouwhuisdieren-
praktijk

De voorkeur gaat uit naar collegae met ervaring.
Geboden wordt:

• een fulltime baan;

• salariëring minimaal volgens de normen van de
KNMvD;

• bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de
mogelijkheden.

Schriftelijke sollicitaties met uw c.v. graag binnen 14
dagen na het verschijnen van dit Tijdschrift, richten
aan: Diergeneeskundig Centrum i.o., t.a.v. G. Boink,
Heusdensebaan 109, 5061 PP Oisterwijk.

Gemengde viermanspraktijk Tusken Waed en le\' te Stiens in Noord-Friesland zoekt per i september 2000

een enthousiaste dierenarts (m/v)

eventueel parttime voor uitsluitend gezelschapsdieren. Sollicitaties richten aan: DAP Tusken Waed en le,
Popelierstjitte 1, 9051 RC Stiens.

Wij vragen:

- differentiatie groot

- ervaring
-teamgeest

- enthousiasme

- deelname in dienstregeling

- flexibele instelling

D E

Wij bieden:

- prettige werksfeer

- fullltime baan

- salariëring volgens KNMvD normen

- goede contactuele eigenschappen

- bij gebleken geschiktheid goede
toekomtsmogelijkheden

GRAAFSCHAP

Dl ERENARTSEN

De Graafschap Dierenartsen met locaties in Steenderen, Ruurio, Vörden, Hengelo
(GId) en Zutphen is een moderne gemengde praktijk met 17 dierenartsen waarin,
steeds meer, diersoortgericht gewerkt wordt. Wij zoeken een:

ambitieuze dierenarts (m/v)

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-08-2000 maandag 31-07-2000
01-09-2000 maandag 14-08-2000
15-09-2000 maandag 28-08-2000
01-10-2000 maandag n-09-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

U kunt uw sollicitatie binnen 14 dagen sturen naar: De Graafschap Dierenartsen,
Postbus 47, 7250 AA Verden, ter attentie van: R.J. Breur.

-ocr page 38-

Maak kennis

met TNO

Defensie

Op 14 kerngebieden kennis toepasbaar maken voor nationale en internatio-
nale klanten. Innoveren. Concurrentiekracht vergroten. Dat is de toegevoegde
waarde van TNO. De ruim 5.000 TNO\'ers brengen dat dagelijks in praktijk.

Nienwe materialen

I Dnnrzome processen, energie |
en materiaalgebruik

Voeding en
voedingsmiddelen

Prodnctontwiblceiing en
nieuwe productietechnieken {

Elektronische en fysische
systemen

informatie- en
communicatie-technologie

Projectleider

m|T

Preventie en
gezondheid

TNO Voeding is gespecialiseerd in toxicologie,
gentechnologie, farmacologie, analyse, voe-
dingsleer. agrotechnologie, microbiologie en
biochemie. De afdeling ID TNO Diervoeding in
Lelystad richt zich op voeding voor runderen,
varkens, pluimvee en gezelschapsdieren.
De belangrijkste aandachtsvelden zijn voeder-
behoeften. nutritionele evaluatie, de relatie
tussen voeding en gezondheid/eindproduct,
en maatschappelijk verantwoord produceren.
De verwerving, uitvoering en interpretatie van
registratieproeven wordt uw verantwoordelijk-
heid. U voert alle voorkomende veterinaire
en chirurgische handelingen uit. met name op
het gebied van weke delen. Voorts stelt u
marketing- en acquisitieplannen op en schrijft
u wetenschappelijke publicaties. U bent flexi-
bel. creatief en marktgericht, en u beschikt
over een afgeronde universitaire opleiding
Diergeneeskunde en de bevoegdheid als
Artikel-9 functionaris krachtens de Wet op de
Dierproeven. Onderzoeksprotocollen, GLP- en
GCPV-kwaliteitseisen en contractresearch zijn
voor u bekend terrein.

Arbeid en
orbeidsomstanadigheden

Transport
en logistiek

Bouw en
infrnstractnnr

I Ondergrond en ondergrondse I
I
notnnrlijke bestnansbronnen I

Meer informatie staat op www.tno.nl/jobs. of neem contact op met de heer dr. B.P.M. Janszen.
afdelingshoofd ID TNO Diervoeding/Lelystad, telefoon (0320) 23 73 14. Een schriftelijke sollici-
tatie met c.v. stuurt u binnen 14 dagen naar TNO Voeding, afdeling P&O, mevrouw M.L. Tan,
Postbus 360, 3700 AJ Zeist. Telefoon (030) 694 42 31. E-mail: tan@po.tno.nl.

Innovatiemonogement

Maotschuppelijke
veiligheid

v^ww.tno.nl/jobs

Making technology work

-ocr page 39-

Onze opdrachtgever, Holland Diervoeders B.V. te Utrecht, is een
toonaangevende leverancier van zeer bekende premium en super-
prennium huisdiervoeders. De organisatie levert aan dieren-
artspraktijken en aan dierenspeciaalzaken. Een van de fabrikanten
die Holland Diervoeders in Nederland vertegenwoordigt, is The lams
Company. Zij is producent van eersteklas honden- en katten-
voeders lams, Eukanuba en Eukanuba Veterinary Diets. Deze k
A-merken uit de Verenigde Staten worden al een aantal jaren ^k
met veel succes op de markt gebracht in Europa. Om dit succes ^
verder uit te breiden, zijn wij namens Holland Diervoeders,
op zoek naar gedreven kandidaten voor de vacature: ^^^ .

DIERENARTSENBEZOEKER m/v

ervaren relatiebouwer

Van der Velde

werving en selectie salesfuncties

Postbus 140
5260 AC Vught
(073) 65 65 755
info@velde.nl

Voor meer informatie en vacatures:
www.velde.nl

De functie?

• U start met een interne opleiding waarin u kennismaakt met de
producten, de organisatie en haar werkwijze.

• Door middel van uw kennis en overtuigingskracht weet u op
overtuigende wijze de dierenartsen te adviseren over de kwaliteit en
werking van de innovatieve dieetproducten voor honden en katten.
U bent een volwaardig gesprekspartner op ieder niveau.

• Daarnaast bent u verantwoordelijk voor verdere uitbreiding van het
aantal verkooppunten en de omzetontwikkeling binnen uw rayon.
U bent bij voorkeur woonachtig binnen de driehoek Amsterdam,
Den Haag en Utrecht.

• U werkt zelfstandig, waarbij u ondersteuning wordt geboden door
de afdeling customer service. U rapporteert aan de Field Manager.

Het profiel?

• U hebt een natuurlijke prestatiedrang, u bent een enthousiaste
persoonlijkheid en prettig in de omgang. Goede contactuele
vaardigheden ontbreken hierbij niet!

• U kunt zelfstandig werken. Door uw creativiteit en uw klantgerichte
houding bereikt u uw commerciële doelstellingen. U bouwt langdurige
klantenrelaties op.

• Uw werk- en denkniveau is minimaal MBO. Leeftijd? Tussen de 25 en
35 jaar. Ervaring in de verkoop buitendienst is een pre, affiniteit met
de branche is een must. De juiste persoonlijkheid is voor deze functie
doorslaggevend.

Spreekt deze functie u aan?

En bent u op zoek naar een onderneming met een sterk
productenpakket en ambitieuze groeidoelstellingen?
Met daarnaast een prima arbeidsvoorwaardenpakket waaronder een
auto van de zaak? Stuur of e-mail dan binnen 10 dagen uw brief
voorzien van C.V. ter attentie van de heer mr. R. Janssens, onder
vermelding van HD001.

1 ISO 9001

-ocr page 40-

Enthousiast dierenartsenpaar zoekt ter overname op de korte of middellange termijn een

gezelschapsdierenpraktijk

Beiden hebben reeds gedurende een aantal jaren een ruime ervaring opgebouwd en zij zijn toe aan een nieuwe uitda-
ging. Schriftelijke sollicitaties gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer8/2000.

Te koop aangeboden: prima werkend

echo-apparaat

tafelmodel, zeer geschikt voor gezelschapsdierenpraktijk. Geheel compleet (diverse probe\'s en handleidingen. Voor
inlichtingen: tel. 079 - 3518840

Dierenartsenpraktijk kleine huisdieren te Schiedam zoekt op korte termijn een

Assistent Dierenarts (m/v)

voor een part-time dienstverband dat uit minimaal 5 dagdelen zal bestaan. Vereisten zijn: minimaal enige jaren erva-
ring, plezier in de omgang met mensen en bereidheid deel te nemen aan weekend diensten. Schriftelijke sollicitaties
gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder ver-
meldingvan nummer 7/2000.

Gevraagd in praktijk met rundvee en paarden een

dierenarts (m/v)

wij zoeken een dierenarts met differentiatie groot, die bereid is deel te nemen in de diensten. Ervaring is gynaecolo-
gie bij het paard is gewenst. Honorering via KN MvD-normen. Bij gebleken geschiktheid behoort associatie tot de
mogelijkheden. Gaarne uw sollicitatie, voorzien van c.v., richten aan: DAC de Greidhoeke, Hichtumerweg 5C, 8701
PC Bolsward.

The Taber Animal Clinic (Canada) is looking for a

3rd veterinarian (m/f)

this veterinarian will do L.A. and S.A. vet.med. with an emphasis on S.A. vet.med. New grads as well as experienced
veterinarians are invited for this position. Forward resume to: Taber Animal Clinic, c/Niek van Geest, 62i2-54th Ave,
Taber, TiGiX3 Alberta, Canada. Phone: -(-00140 3223 2474, fax: -1-00140 3223 0046.

Gemengde viermanspraktijk DAP Tusken Waed en le te Stiens in Noord-Friesland zoekt per 1 september 2000

een enthousiaste dierenarts (m/v)
voor gezelschapsdieren

Tevens, indien mogelijk, deelname aan de bestaande avond- en weekenddiensten in de gemengde praktijk (koeien,
paarden en schapen; geen bio-industrie). Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten tot: DAP Tusken Waed en Ie,
Popelierstrjitte 1, 9051 RC Stiens.

-ocr page 41-

Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: eeii rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen en opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
hedat zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne tech-
nieken en op de toekomst gerichte program-
ma\'s dragen daaraan verder hij. Met onge-
veer 22.000 studenten, ruim 6.800 perso-
neelsleden en een budget van ruim l mil-
jard gulden vormt de universiteit de spil
in Utrecht kennisregio. Vamiit deze posi-
tie iu Midden-Nederland onderhoudt zij
een gevarieerd contactenpatroon met
universiteiten en gespecialiseerde
onderzoekinstituten over de gehele
wereld.

De Universiteit op Internet:
nnvu\'.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders vermeld,
richten aan de genoemde personeelsdienst. Vergeet u
niet het vacaturenummer te vermelden. De universiteit
streeft ernaar dat vrouwen op alle niveaus even van-
zelfsprekend vertegenwoordigd zijn als mannen.
Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd bespreekbaar.
Er is een regeling voor flexibel zwangerschaps- en ouder-
schapsverlof; er is een subsidieregeling ten behoeve van
kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde
De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een top-
positie in op het gebied van onderwijs, onderzoek
en patiëntenzorg en is geaccrediteerd bij de
American & Canadian Veterinary Medical
Associations.

De Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren omvat een opleidingsinstituut, researchinsti-
tuut en academisch dierenziekenhuis. Er werken
170 medewerkers, van wie ruim 50 dierenartsen.
Zij verzorgen het onderwijs aan studenten en
co-assistenten, het onderzoek en de patiëntenzorg.
Jaarlijks vinden ca. 15.000 poliklinische consulten
plaats en worden ca. 3.700 operaties verricht.
De beschikbare faciliteiten worden internationaal
hoog gewaardeerd. Bij de Hoofdafdeling Genees-
kunde van Gezelschapsdieren is er per 1 september
2000 plaats voor een

Docent/onderzoeker/
dierenarts (
v/m)

chirurgie der gezelscliapsdiereii

(vacaturenummer 70059)

U gaat werken in het deelgebied urologie. Dit
deelgebied is onderdeel van de algemene chirurgie.
Binnen de algemene chirurgie zijn nog drie andere
chirurgen werkzaam in de volgende vakgebieden:
kop-halschirurgie en thoraxchirurgie, oncologische
chirurgie en plastische/reconstructieve chirurgie,
chirurgie van abdomen en perineum. De algemene
chirurgie maakt deel uit van de sector chirurgie, waar-
onder verder nog de vakgebieden orthopedie, neuro-
chirurgie, KNO en oogheelkunde vallen. U zult de
huidige vacature vervullen en u als vierde algemeen
chirurg in dit team vooral bezighouden met de urolo-
gie. Daarnaast zult u bijdragen aan de opvang van
chirurgische spoedgevallen. Van u wordt verwacht dat
u een sterke motivatie zult hebben om dit vakgebied
verder te ontwikkelen en daarnaast u in brede zin in
de algemene chirurgie te verdiepen.
Uw taken bestaan uit het verrichten van weten-
schappelijk onderzoek, het geven van onderwijs en
het behandelen van patiënten in genoemd deel-
gebied. Indien u nog niet gepromoveerd bent, zal
het wetenschappelijk onderzoek moeten leiden tot
een dissertatie.

Wij vragen een (gepromoveerd) dierenarts die ge-
registreerd is als Europees specialist in de chirurgie
der gezelschapsdieren. U beschikt over goede con-
tactuele eigenschappen en didactische kennis en
ervaring. Binnen de Universiteit Utrecht bestaat een
functiestructuur (WP-FLOW) voor het wetenschappe-
lijke personeel. De onderhavige functie maakt hier-
van deel uit. In het kader van de WP-FLOW dient
men te (gaan) beschikken over de kwalificaties
onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg. Kandidaten
met serieuze belangstelling voor het betreffende
vakgebied die (nog) niet over de vereiste kwalifica-
ties beschikken, worden aangemoedigd te sollicite-
ren omdat het mogelijk is om (een deel van) deze
kwalificaties na aanstelling te verwerven.
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met prof. dr.
FJ. van Sluijs, hoofdopleider Chirurgie,
telefoon 030-2531591.

Voorts is bij de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren plaats voor een

Docent/onderzoeker/
dierenarts (
v/m)

veterinaire anesthesiologie

(vacaturenummer 70058)

U gaat werken in het vakgebied anesthesiologie.
Het betreft ongeveer 3.900 patiënten per jaar, ver-
deeld over verschillende diersoorten en voortko-
mend uit een groot aantal (chirurgische en internis-
tische) disciplines. Binnen het vakgebied anesthesio-
logie valt ook de Intensieve Zorg Afdeling.
Uw taken bestaan uit het verrichten van weten-
schappelijk onderzoek, het geven van onderwijs en
het behandelen van patiënten in genoemd vak-
gebied, met inbegrip van het invallen in de inten-
sieve-zorgafdeling. Indien u nog niet gepromoveerd
bent, zal het wetenschappelijk onderzoek moeten
leiden tot een dissertatie.

Wij vragen een (gepromoveerd) dierenarts die ge-
registreerd is als Europees specialist in de veterinaire
anesthesiologie. U beschikt over goede contactuele
eigenschappen en didactische kennis en ervaring.
Binnen de Universiteit Utrecht bestaat een functie-
structuur (WP-FLOW) voor het wetenschappelijke
personeel. De onderhavige functie maakt hiervan
deel uit. In het kader van de WP-FLOW dient men
te (gaan) beschikken over de kwalificaties onder-
zoek, onderwijs en patiëntenzorg. Kandidaten met
serieuze belangstelling voor het betreffende vak-
gebied die (nog) niet over de vereiste kwalificaties
beschikken, worden aangemoedigd te solliciteren
omdat het mogelijk is om (een deel van) deze
kwalificaties na aanstelling te verwerven.
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor nadere
inlichtingen contact opnemen met prof. dr.
L.J. Hellebrekers, hoogleraar Anesthesiologie,
telefoon 030-2531781 of prof. dr. F.J. van Sluijs,
hoogleraar Chirurgie, telefoon 030-253 1591.

Wij bieden voor beide functies een aanstelling
in tijdelijke dienst voor de periode van twee jaar
met uitzicht op een vast dienstverband. De omvang
van de functie bedraagt 100%. Uw salaris bedraagt
maximaal ƒ 8769,- (schaal 12, CAO Nederlandse
Universiteiten) bruto per maand.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u onder
vermelding van het vacaturenummer richten
aan de afdeling Personeel & Organisatie
van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v. de heer F van de Kasteele,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.

-ocr page 42-

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk ondertvijs en onderzoek. De
14 faculteiten, 21 onderzoekscholen en
$8 opleidingen bieden studenten en mede-
werkers boeiende mogelijkheden zich verder
te ontplooien. De rijkdom aan disciplines
en de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. VVeteitschap-
pelijke traditie, moderne technieken en
op de toekomst gelichte programma\'s
dragai daaraan verder bij. Met ongeveer
22.000 studenten, rnim 6.800 perso-
neelsleden en een budget van ruim
1 miljard gulden vormt de universiteit
de spil in Utrecht kennisregio. Vanuit
deze positie in Midden-Nederland
onderhoudt zij een gevarieerd contac-
tciipatroon met universiteiten en gespe-
cialiseerde onderzoekinstituten over de
gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
wutv.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd
zijn als mannen. Bij voltijdse functie is Invulling in
deeltijd bespreekbaar Er Is een regeling voor flexibel
zwangerschaps- en ouderschapsverlof; er Is een
subsidieregeling ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige
in Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccredi-
teerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

De Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren omvat een opleidingsinstituut,
researchinstituut en academisch dierenzieken-
huis. Er werken
170 medewerkers, van wie
ruim
50 dierenartsen. Zij verzorgen het onder-
wijs aan studenten en co-assistenten, het onder-
zoek en de patiëntenzorg. Jaarlijks vinden
ca.
15.000 poliklinische consulten plaats en wor-
den ca.
3.700 operaties verricht. De beschikbare
faciliteiten worden internationaal hoog gewaar-
deerd. Bij de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren is plaats voor:

Docent/onderzoeker/
dierenarts (
vm)

interne geneeskunde
der gezelschapsdieren,
deelgebied gastroenterologie

(vacaturenummer 70050)

Het deelgebied gastroenterologie is onderdeel
van de algemene interne. Binnen de algemene
interne zijn nog elf andere internisten werkzaam
in de volgende vakgebieden: endocrinologie,
reproductie, hepatologie, nefrologie, oncologie,
cardiologie, neurologie en hematologie.
U zult de huidige vacature vervullen en u als
twaalfde internist in dit team vooral bezig-
houden met de gastroenterologie. Van u wordt
verwacht dat u een sterke motivatie zult hebben
om dit vakgebied verder te ontwikkelen en
daarnaast u in brede zin in de algemene interne
te verdiepen.

Uw taken bestaan uit het verrichten van weten-
schappelijk onderzoek, het geven van onderwijs
en het behandelen van patiënten in genoemd
deelgebied. Indien u nog niet gepromoveerd
bent, zal het wetenschappelijk onderzoek
moeten leiden tot een dissertatie.
Wij vragen een (gepromoveerd) dierenarts
die geregistreerd Is als Europees specialist in de
gastroenterologie der gezelschapsdieren.
U beschikt over goede contactuele eigenschap-
pen en didactische kennis en ervaring. Binnen
de Universiteit Utrecht bestaat een functie-
structuur (WP-FLOW) voor het wetenschappe-
lijke personeel. De onderhavige functie maakt
hiervan deel uit. In het kader van de WP-FLOW
dient men te (gaan) beschikken over de kwali-
ficaties onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg.
Kandidaten met serieuze belangstelling voor
het betreffende vakgebied die (nog) niet over
de vereiste kwalificaties beschikken, worden
aangemoedigd te solliciteren omdat het moge-
lijk is om (een deel van) deze kwalificaties na
aanstelling te verwerven.

B ^ Universiteit Utrecht

Docent/onderzoeker/
dierenarts (
v/m)

interne geneeskunde
der gezelschapsdieren,
deelgebied nefrologie

(vacaturenummer 70051)

Het deelgebied nefrologie is onderdeel van de
algemene interne. Binnen de algemene interne
zijn nog elf andere internisten werkzaam in de
volgende vakgebieden: endocrinologie, repro-
ductie, hepatologie, gastroenterologie, oncolo-
gie, cardiologie, neurologie en hematologie.
U zult de huidige vacature vervullen en u als
twaalfde internist in dit team vooral bezighouden
met de nefrologie. Van u wordt verwacht dat u
een sterke motivatie zult hebben om dit vak-
gebied verder te ontwikkelen en daarnaast u
in brede zin in de algemene interne te verdiepen.
Uw taken bestaan uit het verrichten van weten-
schappelijk onderzoek, het geven van onderwijs
en het behandelen van patiënten In genoemd
deelgebied. Indien u nog niet gepromoveerd
bent, zal het wetenschappelijk onderzoek moe-
ten leiden tot een dissertatie.
Wij vragen een (gepromoveerd) dierenarts die
geregistreerd is als Europees specialist in de
nefrologie der gezelschapsdieren. U beschikt
over goede contactuele eigenschappen en didac-
tische kennis en ervaring. Binnen de Universiteit
Utrecht bestaat een functiestructuur (WP-FLOW)
voor het wetenschappelijke personeel. De onder-
havige functie maakt hiervan deel uit. In het
kader van de WP-FLOW dient men te (gaan)
beschikken over de kwalificaties onderzoek,
onderwijs en patiëntenzorg. Kandidaten met
serieuze belangstelling voor het betreffende
vakgebied die (nog) niet over de vereiste kwalifi-
caties beschikken, worden aangemoedigd te sol-
liciteren omdat het mogelijk is om (een deel van)
deze kwalificaties na aanstelling te verwerven.

Wij bieden voor beide functies een aanstelling
in tijdelijke dienst voor de periode van twee jaar
met uitzicht op een vast dienstverband. De
omvang van de functie is 100%. Uw salaris
bedraagt maximaal ƒ 8769,- (schaal 12, CAO
Nederlandse Universiteiten) bruto per maand.
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
prof. dr. A. Rijnberk, hoofdopleider Interne,
telefoon 030 - 253 1697. Uw schriftelijke sollici-
tatie kunt u onder vermelding van het
vacaturenummer richten aan de afdeling
Personeel & Organisatie van de faculteit
der Diergeneeskunde, t.a.v. F van de Kasteele,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.

-ocr page 43-

PENJECT 30

REG NL 9332

Bevat per ml injectievloeistof:
procaïnepenicilline G 300.000 I.E.

INDICATIES:

• Navelontsteking veroorzaakt
door Corynebacterium pyogenes

• Arthritis veroorzaakt door
Corynobacterium pyogenes,
Streptococcus spp

• Vlekziekte veroorzaakt door
Erysipelothrix rhusiopatiae

TOEDIENING/DOSERING

Intramusculair

1 ml /10 kg lichaamsgewicht per
dag (= 30.000 IE penicilline G
per kg lichaamsgewicht per dag)
gedurende 3-5 dagen

WACHTTIJDADVIES:

9 dagen

CONTRA-INDICATIES

Niet toedienen aan dieren met een
overgevoeligheid voor penicillines en
procaine. Waarschuwing: Toediening
aan drachtige zeugen kan abortus
veroorzaken.

BUIUL\'S Em PENJECT 30

O Toegelaten voor gebruik op IKB-bedrijven
O Gegarandeerde kwaliteit
O Exacte dosering
O Optimale zekerheid
© Definitief geregistreerd

Uw partner voor de toekomst

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en A.U.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Zie de bijsluiter voor volledige informatie

dopharmn

A R M A C &

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.conn
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 44-

Pfizer introduceert fy

r

De nieuwe standaard in de bescherming tegen parasieten

Het eerste product dat honden en katten beschermt
tegen interne en externe parasieten in één
behandeling

^ Bewezen bescherming van honden en katten, zelfs
al vanaf een leeftijd van 6 weken, van drachtige en
zogende dieren en van fokdieren

O Handig voor de eigenaar: makkelijk toe te dienen,
één dosis éénmaal per maand

O Probleemloze toediening en maandelijkse
behandeling bevorderen de toedieningstrouw

Honden

Katten

Volwassen vlooien

Viooieneieren1

O

fy

Oormijt

Schurft

Spoelwormen

fy

fy

Haakwormen

ty

Hartworm

fy

ry

. O

n

Stronghold®: het nieuwe begrip in de bescherming van hond en kat

Animal Health

Ffizer Animal Heallli bv

Pb 57 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

e iOUÜ Pflzc-r .\\]iimal llcnlth bv - Cniirllc a/d IJ$scl
« Mc-rknaam Pflzpr Inc.. N.Y.. l\'.S.A

1 Activiteit op viooieneieren van vlooien die met selamectine in contact zijn gekomen.

-ocr page 45-

issn 0040-7453

""ë ƒ ^^

deel

^ 125

aflevering

Tijdschri
Diergeneeskun

Wetenschap

Effect van StellamuneT\'\'^ Mycoplasmavaccin op
groei, energiewaardeconversie, sterfte en\'medicijn-
gebruik van vleesvarkens op een chronisch met
Mycoplasma hyopneumoniae besmet bedrijf

Regulatie van atriumfibrillatie bij het paard met
behulp van chinidinesulfaat per os

Actua

Nieuwe hoogleraar Veterinaire Anesthesiologie
Hellebrekers: \'Ik voel me gewoon verantwoordelijk\'

FIDlN-debat

De kritische consument, de invloed van de consument
op het gebruik van diergeneesmiddelen

Gemeenschappelijk IBR-onderzoek Bayer en
ID-Lelystad

Continuïteit Movir gewaarborgd

Veterinair Tuchtcollege

Een afgekeurd paard toch goedgekeurd

KNMvD

Eerste bijeenkomst van \'Overijssels Nieuw(s)\'
Goede \'opstap\' voor aankaarten problemen op
Afdelingsvergaderingen

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 46-

QUADRISOL®50 en QUADRISOL® 100

de effectieve pijnstillers voor£aarden

QUADRISOL® 50

Indicatie:

Pijnbestrijding bij i<oiiei<

Dubbele werking:

Snelle pijnbestrijding:

Werkingsduur 2-4 uur. Door deze korte
pijnmaskering kan snel de indicatie dat
operatief ingrijpen noodzakelijk is,
worden gesteld.

Normalisatie darmmotiliteit:

Werkingsduur 6-8 uur. Na behandeling met
Quadrisol®50 keren sterke ileumcontracties
direkt en regelmatig terug.

QUADRISOL® 100

Indicatie:

Remming van ontstekingen en verlichting van
pijn bij aandoeningen van het spier- en bewe-
gingsapparaat en beschadiging van weke delen.
In geval van chirurgisch trauma kan
Quadrisol®l()0 profylactisch worden ingezet.

Effectieve v\\/erking:

Maximale plasmaspiegels binnen 2 uur.
Bijna 100% farmacologische beschikbaarheid.
De concentratie van het exudaat bij de ontste-
kingshaard is hoger dan in het plasma

Veiligheid:

Quadrisol®10ü is veilig voor tweedagelijkse toe-
diening gedurende een periode van 14 dagen.

Intervet Nederland B.V. Postbus 50 5830 AB Boxmeer
Telefoon (0485) 58 76 54 Telefax (0485) 58 76 53

Quodrisol, vedoprolen 50 mg/ml. Farmaceutische vorm: oplossing voot injectie. Werkzame stol: 84.75 mg vedaprolen meglumine overeenkomend mei 50mg vedoprolen. Doeldier: paard.
Indicaties: pijnbeslrijding bij koliek. Wachttijd; vlees en organen: 4 dagen. Regisltotienummer: EU/2/97/005/004. Niel gebruiken bij drachtige dieren. Overige informatie: zie volledige bijsluiter.

Quodrisol, vedoprofen 100 mg/ml. Formaceutische vorm: gel voor orool gebruik. Werkzame stof: vedaprofe n 100 mg/ml. Doeldiêf: poord. Indicolies! voor de vermindering von ontsteking en voor
pijnbestrijding. Wochttijd: vlees en inwendige organen; I 2 dogen. Registrclienummef: EU/2/97/005/001. Niet gebruiken bij drachtige of beterende dieren. Overige informalle: zie volledige bijsluiter.

Cjnter^

-ocr page 47-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 14,15 juli/i augustus 2000

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijke artikelen

Het effect van Stellamune™ Mycoplasmavaccin op groei, energiewaardeconversie, sterfte
en medicijngebruilc van vleesvarlcens op een chroniscli met
Mycoplasma hyopneumoniae
besmet bedrijf; F. T. Bouwkamp, A.R.W. Eibers, W.A. Hunneman en C.H.L. Ktaassen
Regulatie van atriumfibrillatie bij het paard met behulp van chinidinesulfaat per os. De
actuele opvatting over dit zieictebeeld besproken aan de hand van een karakteristiek
geval;
I.D. Wijnberg en J.H. van der Kolk

Referaten

Berichten en verslagen

Interview nieuwe hoogleraar Veterinaire Anesthesiologie. Ludo Hellebrekers: \'Ik voel me
gewoon verantwoordelijk\';
S. Deleu

Excursie Groep Geneeskunde van het Varken bij Cehave-Landbouwbelang. Nieuwste
inzichten op het gebied van voeding en gezondheid;
A. van Dijk en J. Bakker
PRRS-RondeTafeloverieg;/ Hulsen

FIDIN-debat in Sociëteit De Witte. De kritische consument, de invloed van de consument
op het gebruik van diergeneesmiddelen;
S. Deleu

Gemeenschappelijk onderzoek van Bayer en ID-Lelystad. Groot IBR-onderzoek moet laatste
duidelijkheid verschaffen

Een oriënterend onderzoek naar het voorkomen van afweerstoffen tegen influenzavirussen in
vleeskuikens in Nederiand. Discussiestuk monitoring dierziekten aan slachtlijn;
J.H. Lambers
en P.M. Comelissen

MovirNV 100% ING. Continuïteit Movir gewaarborgd
Nieuws van de Werkgroep \'Partners in rendementverbetering\'
Frankrijk treft maatregelen tegen agressieve honden

Nieuw(s) van de industrie

Veterinair tuchtrecht

Het Veterinair Tuchtcollege. Een afgekeurd paard toch goedgekeurd
2000 Hoogtepunten

Een goed Groep Groot-idee: de dierenartsencoöperatie AUV; H. Vaarkamp

443

Wetenschap

444

449

453

Actua

454

456

457

459

460

461

462

463
463

462

-ocr page 48-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj.yoma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Ufrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederland,sc
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511506 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

KNMvD

Hoofdbestuur

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Contents

Original Papers

Effect of the Stellamune^\'^ Mycoplasma vaccin on growth, energy conversion, death, and
medication use in fattening pigs on a pig farm chronically infected with
Mycoplasma
hyopneumoniae: F. T. Bouwkamp, A.R.W. Fibers, W.A. Hunneman. and C.H.L Klaassen
449
Use of chinidine sulphate to regulate atrial fibrillation in the horse;

I D. Wijnberg, andJ.H. van derKolk 449

\'^KNMvD

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris
T. W. te Giffel, secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Ingezonden

Reactie op: Terugblik op ontstaan en beëindiging van de Nederlandse Vereniging van
Dierenartsvrouwen;
M. Litjens-Briining
Slijters; L. Tholhuijsen

KNMvD

466
469

Maatschappijnieuws

Eerste bijeetikomst van \'Overijssels Nieuw(s)\'. Goede \'opstap\' voor aankaarten problemen op
Afdelingsvergaderingen;
W. Schreurs

Kandidaaticden opgelet! Binnenkort ligt voor u klaar: de veterinaire agenda 2000-2001
Afdelingsvergaderingen KNMvD in september
Wedstrijdloop

Ingezonden

Transponder-registratiefirma; H.A. Beijer
Personalia

Doorlopende agenda

470

470

471

471

472
472
474

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 49-

METHOXASOL-T

Dé oplossing voor drinkwater-
medicati,e bij varken en
niet-eierleggende kip

Wachttijd kip: 6 dagen

Wachttijd varken: 5 dagen
100 mg Sulfamethoxazol en
20 mg trimethoprim per ml
IKB-waardig
Nog betere acceptatie,
geen smaakafwijking
Geschikt voor gebruik in
doseerapparatuur en
drinknippelsystemen

METHOXASOL-T

Samenstelling: Bevat per ml:
20 mg trimethoprim, 100 mg Sulfamethoxazol
Farmaceutische vorm: Oplossing geschikt voor
gebruik in doseerapparatuur en drinknippel-
systemen.

Indicatie: Varken: Luchtweginfecties veroorzaakt
door Pasteurella multocida. Maagdarminfecties
veroorzaakt door Escherichia coli en Salmonella
spp. Urogenitale infecties veroorzaakt door
Escherichia coli.

Niet-eierleggende kip: Luchtweginfecties
veroorzaakt door Escherichia coli, Salmonella
spp. en Pasteurella spp.
Dosering: Varken: Per dag 12,5 - 25 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht (dit
komt overeen met 2,5 - 5 mg trimethoprim en
12,5 - 25 mg
Sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3 - 5 dagen. Dit komt over-
een met ongeveer 1,25 - 2,5 liter Methoxasol-T
per 1000 liter drinkwater.
Niet-eierleggende kip: Per dag 25 - 58 ml
Methoxasol-T per 100 kg lichaamsgewicht
(dit komt overeen met 5 - 12 mg trimethoprim
en 25 - 58 mg
Sulfamethoxazol per kg lichaams-
gewicht) gedurende 3 - 5 dagen.
Dit komt overeen met ongeveer 1,25-3
liter
Methoxasol-T per 1000 liter drinkwater.
Contra-Indicaties: Overgevoeligheid voor
trimethoprim en/of
Sulfonamiden.
Wachttijd: Varken: 5 dagen, niet-eierleggende
kip:
6 dagen.

Diergeneesmiddel REG NL 9106 UDA,
1 liter - Art.nr. 61624, 5 liter - Art.nr. 69962

Handelsweg 25, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

Voor nadere informatie,
raadpleeg Eurovet.

-ocr page 50-

-i

FRONTLINE\'

^ Voor honden en katten
gf Veilig

^ Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken\'
^ Lange werking
gf Effectief

^ Water/wasbestendig"

fRONTLINE\'

SPOTONDOGL

ii" » ««(20-^0\'^n

- J

Verpakkingen met 3 én 6 pipetten!
-i

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én tekenl

M£nAl.B.V.,Poitbut33S.11MAHAm(U»nM FfiOKTlM SKT ON KAT (hponl) • Rag NL 8921 • UDA Ooekliei taLMoDe vkieeM voor wpeuig op de tud Mi besbifdvK) 50 mg lipfong p« M (1 p«et |M( dw) • wertonosduu tegen v^ i

4 Mken te ain - iiBnnaal 6 betundtlngan pa m. Conw-«iJ«alies nete en henMllende dwen - mei Mpassen txi dieren longw dan 12 weken erk/of Itdttf H» 2 kg UcTiamsgewichi. Bi|weAingen indien hel piodua iotti wwdi opgelM. kan een korte periode wn speekselen mden «aatgenomen. FROMIUNt SPOT ON HONO (hpiomi) -
Reg NLB940-UOA Ooeld« hond. Miobe vKiesM wet loewsH^) op de lud te> besitijding van vlo^ I pipeiFioiaineSpolOn Hond S van 0,67 ciH pet hond lol lOkg iictaarrBgewkM-) pipM

ml per hond van 20-40 K^lichaanMqewKW(getfuik VI» honden flwardetdy

pet faar, Conira-ndKabes neke en hvslellende dieren - met Wsassey t>i| dieien |onger dan tO «eken ol IxMef dan 1 kg hchaamsoewic». B<r«>erkingen utcidenieel locomodeooblemen (ttne, paiesis posiecw), respioKMe eOecwi. eurtaiie. slapeiigheld an braken FRONTLME« ^Y (lifvonil) - Reg NL 87a3 • UDA Doeldiei. Hond en kat, .
MKabe Oplossing von whwndtg gebruik ui oehandekig van besmetlng mei vloown tNj hond en kal en tet betivtdeling van besmeOing mei teken t)lj de hond, Ooseting Disten tnel korte vacN kal kleine hond {hcMer dv) 5 kg) 4 tnl per kg gewicht - (nvddeJX^ hond. kal (S lol 15 3 ml per kg gewitM • gtole hond {15 lot 40 kg)
2 ml pet kg gewicM - net groie hond (maardet dan 40 kg) 80 m( per d« - Owen mal langete vscM eerde« vermekle dotetng mag maximaal veiAAbeld wotden - «wnungsduu tegen vtoowi 5 weken lot maximaal 3 maanden en tegen leken maximaal 4 weken - doseetmieival rnnimaal 4 weken. Contta-ind«at«s geen. Bi|wefkir^ geen. i
Vetdere intomatie rie eUel ol beschMiaai bij. Mettal B V. Boventerkenwg 6-6,1185 XE Amstelveen • Getegis&eetd hanüelsmetk MERIAL O 2000 MERIAL Alle recMen voortwhouder MailArt 9443A12A)0. \'

\' Ftonume bestriidl vlooien «n leken bil de hond, en vlooien bij de kal.
" Hel baden van hel diet 2 dagen vöte en 2 dagen n^ de behandeling ootdi algeraden

MERIAL

-ocr page 51-

Qi

Dit Tijdschrift valt midden in de vakantieperiode bij u in de bus. Vaak staan de kranten in deze tijd vol met zogenaamd kom-
kommernieuws! Dit heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de redactieleden van de kranten voor het merendeel op vakan-
tie zijn, maar ook zal een gebrek aan nieuws hier debet aan zijn. Zo niet ons Tijdschrift! Er valt genoeg te melden uit veterinair
Nederland en het toenemende aantal ingezonden brieven wijst erop dat er goed gelezen wordt.

De brief van collega Beijer bijvoorbeeld. Hij plaatst kritische kanttekeningen bij het ontstaan van allerlei initiatieven van da-
tabanken voor geregistreerde gezelschapsdieren in Nederland. Het gebrek aan één centrale databank is inmiddels duidelijk
voor alle partijen in het veld. Na de introductie van elektronische identificatie konden we diverse juichende berichten lezen in
de pers (en niet alleen zomers!) over teruggevonden dieren dankzij de aanwezigheid van een chip. Helaas moet een dierenarts
of bijvoorbeeld een vrijwilliger van een dierambulance momenteel meerdere telefoontjes plegen voordat eindelijk duidelijk is
bij welke databank een gevonden dier ingeschreven staat.

Twee zaken spelen hierbij een belangrijke rol. Ten eerste het feit dat de overheid hierin bewust geen verantwoordelijkheid
heeft willen nemen. Het ziet er echter naar uit dat ze binnen enkele jaren wel verplicht zullen worden om regulerend op te tre-
den wanneer landbouwhuisdieren met transponders geïdentificeerd gaan worden. Het Europese IDEA Project (Identification
Electronique des Animauxj, waarin bij ongeveer 1 miljoen koeien, schapen en geiten in diverse proeven transponders zijn aan-
gebracht, bevindt zich namelijk al in de afrondingsfase. Het blijft ook vreemd dat er niets gereguleerd is voor paarden met een
transponder in de slachthuisfase, ondanks dat dit probleem meerdere malen onder de aandacht is gebracht bij het ministerie
van LNV.

Ten tweede participeert de KNMvD in veruit de grootste en meest betrouwbare landelijke databank voor gezelschapsdieren
(NDG; meer dan 150.000 inschrijvingen inmiddels), terwijl sommige leden-dierenartsen, om welke reden dan ook, hun regis-
traties aanmelden bij andere databanken, met voornoemd probleem als gevolg (zie ook TvD 125, aflevering 13, pagina 437).

Het verslag over het FIDIN-debat over \'De kritische consument\' valt toevallig samen met de ophef die er momenteel bestaat
over de aanwezigheid van antibiotica in pluimveevlees. Helaas was de Consumentenbond, ondanks diverse uitnodigingen,
grote afwezige bij het debat.

Gezien het aantal onjuistheden in het persbericht van de Consumentenbond, wordt sterk de indruk gewekt dat men de publieke
opinie wilde bespelen.

Er werd gesteld dat in tien procent van de monsters antibiotica was aangetroffen, maar het bleek dat slechts bij anderhalf pro-
cent de norm (Maximale Residu Limiet, MRL) werd overschreden. De Consumentenbond vindt verbazend genoeg echter dat
een norm geen vrijbrief is om dan maar antibiotica in vlees toe te laten. Een vreemde gedachtegang waarmee alle consumptie
van voedingsmiddelen en drinkwater maar beter afgeraden kan worden! Verder werd doxycycline gekenmerkt als groeibevor-
deraar. Vanzelfsprekend groeien dieren beter wanneer bij ziekte antibiotica worden ingezet, maar dat lijkt mij toch niet de de-
finitie van een groeibevorderaar. Tenslotte wordt de MRSA-bacterie terloops genoemd om te suggereren dat het resistentie-
probleem bij de mens een direct en ernstig gevolg is van het grootschalige gebruik van antibiotica in de landbouw.
Eén ding blijft wel overeind: er zal nóg nauwkeuriger moeten worden omgesprongen met de toediening van antibiotica, ten-
slotte is ook anderhalf procent nog te veel. Maar dan wel graag met ter zake doende argumenten!

Tenslotte, heeft de Nederlandse dierenarts nog goede ideeën of adviezen voor de praktijkvoering in huis die geschikt zijn voor
plaatsing in het Tijdschrift? Of wil men deze misschien liever voor zichzelf houden? De meer dan 20 collegae, waarvan ik
meende dat ze wat te melden konden hebben en die ik verzocht een creatief idee van enkele regels in te sturen in analogie met
de succesvolle rubriek \'Idea Exchange\' in het tijdschrift \'Veterinary Medicine\', hebben helaas niets van zich laten horen. Ik
zal er binnenkort toch nog een poging aan wagen middels een oproep in ons\'Tijdschrift.

P.A.M. Overgaauw

Uitde Hoofdredactie

-ocr page 52-

Wetenschap

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 725:44-8

Het effect van het Stellamune^*^ Mycoplasmavaccin op groei, energiewaarde-
conversie, sterfte en medicijngebruik van vleesvarkens op een chronisch met
Mycoplasma hyopneumoniae besmet varkensbedrijf

FT. Bouwkamp\\*, A.R.W. Eibers^, W.A. Hunneman^ en C.H.L Klaassen3

SAMENVATTING

Het effect van het StellamuneT^"^ Mycoplasmavaccin op
de groei, energiewaardeconversie, medicijngebruik en
sterfte bij vleesvarkens werd onderzocht op een chro-
nisch met
Mycoplasma hyopneumoniae besmet varkens-
bedrijf. Daartoe werd de helft van de biggen gevacci-
neerd en de andere helft niet gevaccineerd (controle-
groep). De vaccinatie vond tweemalig plaats. De eerste
vaccinatie bij biggen van 2-15 dagen oud en de tweede
vaccinatie 13-15 dagen later. In de onderzoeksopzet werd
de helft van het aantal hokken in een vleesvarkensafde-
ling opgelegd met gevaccineerde varkens, de overige
hokken werden opgelegd met ongevaccineerde varkens
(controle). Tijdens opleg in de vleesvarkensafdelingen
werden de gelten van de borgen gescheiden. Het hok
werd beschouwd als experimentele eenheid, in totaal
werden 37 hokken met gevaccineerde en 37 hokken met
niet-gevaccineerde varkens in twaalf verschillende afde-
lingen in het onderzoek betrokken.
In de vleesvarkensperiode was de gemiddelde groei en
energiewaardeconversie van de gevaccineerde groep res-
pectievelijk 65 gram/dag hoger en 0.07 EW/kg lager dan
de controlegroep. Verder was de incidentie van individu-
ele curatieve behandeling tegen respiratoire problemen
bij de controlevarkens ruim vier keer hoger dan bij de
gevaccineerde varkens. Er was een tendens dat het aantal
groepsbehandelingen tegen respiratoire problemen bij
de controlevarkens hoger was dan bij de gevaccineerde
varkens.

Er wordt geconcludeerd dat de vaccinatie tegen M. hyo-
pneumoniae
op het onderzochte bedrijf in economisch
opzicht succesvol was.

SUMMARY

Effect of the Stellamune"\'\'\'^ Mycoplasma vaccin on growth,
energy conversion, death, and medication use in fattening
pigs on a pig farm chronically infected with
Mycoplasma
hyopneumoniae

The effect of Stellamme™ Mycoplasma vaccine, administered to piglets
aged 2-15 days and then 13-15 days later, on daily weight gain, energy

\' Afdeling varkensgezondheidszorg. Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9, 7400
AA Deventer.

\' Afdeling varkensgezondheidszorg. Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 4, 5280
AA Boxtel.

i Voormalig medewerker bij Pfizer Animal Health b.v.. Postbus 37, 2900 AA Capelle
a/d IJssel.

\' Correspondentie: drs. F. T. Bouwkamp. Afd. varkensgezondheidszorg. Gezondheids-
dienst voor Dieren, Postbus9, 7400 AA Deventer. Tel. 0570-660143.
Dit onderzoek is gesponsord door Pfizer Animal Health b. v.

conversion, and use of medication was examined in fattening pigs on a
chronically
Mycoplasma hyopneumoniae infected pig farm. Half of the pig-
lets were vaccinated and the other half acted as controls. In the study de-
sign, half of the pens in the fattening unit were allocated to vaccinated pigs;
the other half to non-vaccinated pigs, pen was the experimental unit. In the
fattening pens sows and castrated boars were separated. The study consis-
ted of a total of 37 pens with vaccinated, and 37 pens with non-vaccinated
pigs in 12 different compartments within the pig herd. In the finishing pe-
riod, mean growth performance and mean energy conversion (EV/kg) of
vaccinated animals was 65 grams/day higher and 0.07 EV/kg lower than in
control pigs. Furthermore, the incidence of individual curative medication
against respiratory problems was more than 4 times higher in control pigs
than in vaccinated pigs. There was a tendency for a higher number ofgroup
medications against respiratory problems in control pigs than in vaccinated
pigs. It is concluded that, in this herd, vaccination against
M. hyopneumo-
niae
was successful from an economic point of view.

INLEIDING

Mycoplasma hyopneumoniae is de verwekker van Enzoö-
tische Pneumonie (EP). EP is een chronisch verlopende
longaandoening waarvan
M. hyopneumoniae de primaire
ziekteverwekker is. Deze wordt vaak gecompliceerd door di-
verse bacteriën als
Pasteurella multocida, Bordetella hron-
chiseptica
en Actinomyces pyogenes (1, 5). Het resulterend
ziektesyndroom wordt tevens beschreven als \'Mycoplasma
Induced Respiratory Disease\' (MIRD)-complex. EP is een
van de meest voorkomende en langst onderkende aandoenin-
gen bij varkens over de hele wereld. Waar varkens op een in-
tensieve wijze worden gehouden komt de ziekte op de
meeste, zo niet alle bedrijven voor (I). De prevalentie van
antilichamen tegen
M. hyopneumoniae wordt bij varkens op
gesloten bedrijven en bij varkens op vleesvarkensbedrijven
in varkensdichte gebieden in Nederland geschat op respec-
tievelijk 52 procent en 36,5 procent (4). In België bedroeg de
seroprevalentie op gesloten bedrijven 76 procent en op
vleesvarkensbedrijven 88 procent. Het percentage gesloten
bedrijven en vleesvarkensbedrijven waar alle onderzochte
varkens seronegatief waren, was respectievelijk één procent
en nul procent (5).

Vooral op bedrijven waar de bezettingsgraad hoog is en de
ventilatie te wensen overlaat, kan MIRD zich openbaren.
De overdracht van
M. hyopneumoniae geschiedt meestal van
varken op varken, vooral bij (gespeende) biggen en vleesvar-
kens. De verspreiding van de kiem is in de regel traag, maar
is mede afhankelijk van bedrijfsomstandigheden als all-in
all-out, het scheiden in leeftijdsgroepen, etcetera. De incuba-
tieperiode bedraagt onder bedrijfsomstandigheden minimaal
tien dagen en kan oplopen tot meer dan vijf weken. De eerste
klinische verschijnselen treden in de regel op na het spenen.
M. hyopneumoniae-antigeen kan aangetoond worden door
middel van een immunofluorescentietest (IFT) op longvries-
coupes. Deze test is in het acute stadium zeer betrouwbaar
(1). In de blocking ELISA-test kunnen vanaf vier a zes we-
ken na infectie humorale antistoffen worden aangetoond.
Het doel van dit onderzoek was om het effect te bepalen van
het vaccin Stellamune™ Mycoplasma op de groei, energie-

-ocr page 53-

waardeconversie, medicijngebruik en sterfte van vleesvar-
kens op een chronisch met
M. hyopneumoniae besmet ver-
meerderingsvleesvarkensbedrijf in Nederland, indien de big-
gen in het kraamhok tweemaal met het vaccin werden
gevaccineerd.

MATERIAAL EN METHODE
Het vaccin

Het StellamuneT\'^ Mycoplasmavaccin is een geregistreerd
vaccin (REG NL 8215)\' tegen Enzoötische Pneumonie bij
varkens en is bedoeld voor het (intramusculair) vaccineren
van biggen. Eén dosis vaccin van 2 ml bevat met binair-ethy-
leenimine (BEI) gedode M
hyopneumoniae-oxganxsm^n\'.
minstens 5.108 CCU (Colour Changing Units). Het middel
bevat een olie/water-emulsie als adjuvans.

Het bedrijf

Het onderzoek werd uitgevoerd op een varkensbedrijf met
144 zeugen en 1025 vleesvarkens in de provincie Overijssel.

De kraamstal bestond uit vijf kraamafdelingen met acht
kraamhokken. In de afdelingen werd het all-in all-out sys-
teem toegepast. De biggenopfokafdeling bestond uit vijf af-
delingen met groepshuisvesting (caras-systeem). Per afde-
ling konden maximaal 120 biggen opgelegd worden. Er
waren in totaal 15 vleesvarkensafdelingen, met vier tot acht
hokken (tien varkens per hok) per afdeling. Een aantal afde-
lingen bestond uit dubbele hokken (20 varkens) met een ge-
meenschappelijke trog. In het onderzoek werd een dubbel
hok als één hok beschouwd.

Er werden diverse ventilatiesystemen gehanteerd. De syste-
men in de kraamstallen, biggenopfokafdelingen en een aan-
tal vleesvarkensstallen ftinctioneerden niet naar behoren en
zijn gedurende het onderzoek een aantal keren bijgesteld.
Aan gespeende biggen en vleesvarkens werd tweemaal
daags brij via een computergestuurde brijvoerinstallatie ver-
strekt. Vleesvarkens kregen brij met een energiewaarde van
circa 1,13 (op basis van 88% ds). In de vleesvarkensstallen
werd de voergift, via een voercomputer, per hok bijgehou-
den.

De gezondheid van zeugen en zuigende biggen was in het al-
gemeen goed. De gezondheid van de gespeende biggen was
echter slecht. Gespeende biggen hadden veel last van oe-
deemziekte en longaandoeningen. De longaandoeningen
duurden tot halverwege de vleesvarkensperiode, waarna de
algemene gezondheidstoestand verbeterde.
Rond het spenen werden de biggen tegen PRRS gevacci-
neerd. Vleesvarkens werden tegen de ziekte van Aujeszky
gevaccineerd en de zeugen werden tegen de ziekte van
Aujeszky,
E. coli, vlekziekte en parvo gevaccineerd. In janu-
ari / februari 1998 werden, voorafgaande aan het onderzoek,
47 slachtrijpe vleesvarkens op de aanwezigheid van M
hyo-
pneumoniae-miKloïïtn
onderzocht, 43 varkens (89%) wa-
ren positief

Onderzoeksopzet

Uitgangspunt was dat een verschil van minimaal 20 gram
groei per dag (op hokniveau) en een verschil in energiewaar-
deconversie van minimaal 0,07 tussen gevaccineerde en
niet-gevaccineerde groepen varkens met een onderschei-
dingsvermogen van 80 procent met een betrouwbaarheid van

\' Pfizer Animal Health b.v., Capelle a/d ÏJssel.
^ Guidelines in Veterinary Epidemiology, M.L Beiboer. Ureterp.

Wetenschap

95 procent zou moeten kunnen worden aangetoond. Voor
een dergelijke opzet heeft men minimaal 36 hokken met ge-
vaccineerde varkens en 36 hokken met controlevarkens no-
dig (EPIDEMO)^.

Voor het onderzoek werden 495 biggen gevaccineerd, en wer-
den 495 biggen als controlebiggen aangehouden. Van elke
groep van 495 biggen werden uiteindelijk 410 varkens opge-
legd als vleesvarken in de vleesvarkensperiode. Zowel in de
gevaccineerde als in de controlegroep werden uiteindelijk 18
hokken met gelten en 19 hokken met borgen in het onderzoek
meegenomen, verdeeld over 12 verschillende afdelingen.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de periode augustus
1998 tot en met juni 1999. Per zeug werden de biggen geschei-
den in een mannelijke en een vrouwelijke groep. Vervolgens
werden de biggen aselect om en om gevaccineerd, waarna ze
weer bij dezelfde zeug werden teruggelegd. De eerste vaccina-
tie vond meestal plaats bij biggen van drie tot tien dagen oud.

Veertien dagen na de eerste vaccinatie vond de tweede vacci-
natie plaats. Direct na vaccinatie, een half tot één uur na de
vaccinatie en de dagen volgend op de vaccinatie werd nauw-
keurig gelet op entreacties.

De gevaccineerde biggen werden voorzien van een blauw
nummer en de controle- (niet-gevaccineerde) biggen van een
rood nummer. De nummers werden genoteerd, evenals het
zeugnummer, afdelingsnummer, de geboortedatum en sexe.
Bij opleg in de vleesvarkensafdeling werden de varkens ver-
deeld naar proefgroep en sexe. Zodoende werden er steeds
vier groepen gecreëerd. Meestal bestond een afdeling uit
acht hokken, zodat er per afdeling een replicatie kon worden
uitgevoerd. Via loting werd bepaald welke groep in welk hok
gehuisvest werd. Er werd getracht per hok zoveel mogelijk
biggen met een zelfde gewicht op te leggen. De biggen wer-
den individueel voor opleg gewogen (digitaal in een vliebo-
weegbox). Het onderzoek in een betreffende afdeling werd
beëindigd wanneer de eerste varkens het slachtgewicht had-
den bereikt. Alle varkens uit de betreffende afdeling werden
gewogen en van vijf gevaccineerde en vijf controlevarkens
werd een bloedmonster genomen.
De volgende definities werden gehanteerd:

* groei per varken per dag (hokniveau): (kilogrammen var-
ken einde onderzoek - aantal opgelegde kilogrammen var-
ken)/aantal dagen in vleesvarkenshok.

* energiewaardeconversie (hokniveau): (hoeveelheid opge-
nomen drogestof / aantal kilogrammen groei) x 1,13 / 0,88
(1 kg. voer heeft een energie-waarde van 1,13 op basis van
88% drogestof).

Gestorven en uitgeselecteerde varkens zijn tot de laatste le-
vensdag in het onderzoekshok meegerekend.

Klinische waarnemingen en medicijngebruik
De varkens werden dagelijks door de eigenaar en wekelijks
door een dierenarts van de Gezondheidsdienst voor Dieren
gecontroleerd. Bijzonderheden (zoals afwijkingen in stalkli-
maat, sterfte, medicatie, verminderde voeropname, etcetera)
werden schriftelijk vastgelegd. Door de varkenshouder werd
geen onderscheid gemaakt in verzorging of behandeling tus-
sen gevaccineerde en controlevarkens.
Zieke varkens werden gedurende gemiddeld drie dagen per
injectie (= 1 behandelingsepisode) behandeld. Een dier werd
weer \'at risk\' verondersteld voor een nieuwe behandelingse-
pisode vier dagen na het einde van een behandelingsepisode.
Indien in een hok of afdeling teveel varkens ziek waren,
werd overgegaan tot een groepsbehandeling over de brij.

-ocr page 54-

Een groepsbehandeling duurde gemiddeld vier dagen.
De incidentie van behandelingsepisodes per dier per hok per
dag in een vleesvarkensperiode werd gedefinieerd als totaal
aantal behandelingsepisodes / [totaal aantal opgelegde var-
kens in hok * gemiddelde lengte vleesvarkensperiode gecor-
rigeerd voor sterfte in dagen - (totaal aantal behandelingsepi-
sodes * zeven dagen)].

Chronisch lijdende varkens werden uit het onderzoek ge-
haald en overgeplaatst naar een ziekenafdeling. Het gebmik
van de volgende antibiotica en groeibevorderaars met wer-
kingsspectra tegen
Mycoplasma was tijdens het onderzoek
niet toegestaan: tetracyclinen, macroliden, tiamulin en linco-
samiden, quinolonen en elk ander antibioticum waarvan be-
kend is dat het werkzaam is tegen
Mycoplasma \'s.
Aan het einde van de vleesvarkensperiode werden per afde-
ling van vijf gevaccineerde en vijf niet-gevaccineerde var-
kens (totaal 60 gevaccineerde en 60 niet-gevaccineerde var-
kens) bloedmonsters verzameld en onderzocht op anti-
lichamen tegen
M. hyopneumoniae. Influenza type HjNi en
H3N2 in een Haemagglutinatie-lnhibitie-test (3), antilicha-
men tegen
Actinobacillus pleuropneumoniae type 2 en type
9 werden onderzocht in de CBR-test (6).
Een longitudinaal bloedonderzoek naar bovengenoemde af-
weerstoffen heeft plaatsgevonden bij een groep varkens om de
vier a vijf weken. Deze groep was afkomstig van acht zeugen
uit één kraamafdeling. Uit die kraamafdeling werden per zeug
één gevaccineerde big en één controlebig van drie a vier weken
oud genomen. Het serologisch onderzoek op
M. hyopneumo-
niae
werd uitgevoerd in duplo in een Daco-ELlSA-test (2).
Op vleesvarkens die (vermoedelijk) waren gestorven aan een
acute respiratoire aandoening werd sectie verricht.
Daarnaast is ook sectie verricht op een aantal gestorven ge-
speende biggen. In geval van een respiratoire aandoeningen
werd histologisch onderzoek, bacteriologisch onderzoek,
een IFT-onderzoek op
M. hyopneumoniae en een virus-
kweek op influenza uitgevoerd.

Tabel 2. Gemiddelde groei en energlewaardeconversie op hokniveau
(vleesvarkens) en individueel (opfokperiode) van groepen met
Stellamune™ Mycoplasmavaccin gevaccineerde varkens in vergelijking
met niet-gevaccineerde (controle) varkens op een chronisch met
Mycoplasma hyopneumoniae geïnfecteerd bedrijf.

Wetenschap

Tabel i. Uitval van groepen met Stellamune\'" Mycoplasmavaccin gevaccineerde varkens in vergelijking met niet-gevaccineerde (controle)varkens op een
chronisch met
Mycoplasma hYopneumoniae geïnfecteerd bedrijf.

Periode

aantal

gevaccineerd

percentage

aantal

controle

percentage

aantal

totaal

percentage

kraam

10

2,0

3

0,6

13

1,3

biggenopfok

54

11,0

57

11,5

111

11,3

vleesvarkens *

26

6,3

33

8,0

59

7,2

*Inclusief de tien gevaccineerde en 11 controlevarkens die zijn uitgeselecteerd.

vaccin controle s.e.m* significantie
gemiddelde groei (g/d opfokfase 301 293 6.3 P=0.16

726 661 14.2 F <0.0001

gemiddelde groei (g/d)
vleesvarkensperiode

energiewaardeconversie
vleesvarkensperiode

3.04 3.11 0.03 P=0.02

► s.e.m: standard error of difference of means

Statistische analyse

Verschillen in gemiddelde groei en energiewaardeconversie
tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde groepen var-
kens werd geanalyseerd met behulp van variantie-analyse,
met het hok als experimentele eenheid. Daarbij werd tevens
het effect van sexe op verschillen in groei en energiewaarde-
conversie meegenomen (PROC GLM, SAS, 1989) (10).
Aangezien het een random-block design betrof (binnen een
afdeling werden hokken via loting toegedeeld aan de vier
groepen; vaccinatie, controle, gelten, borgen), werd de afde-
ling meegenomen als effect.

Verschillen in sterfte tussen gevaccineerde en niet-gevacci-
neerde groepen varkens werd geanalyseerd met behulp van lo-
gistische regressie-analyse. Daarbij werd sterfte binnen een hok
gemodeleerd als een proportie en werd in het model gecorri-
geerd voor overdisperisie (PROC LOGIST, SAS, 1989) (10).
Verschillen in incidentie van behandelingsepisodes en groeps-
behandelingen tussen gevaccineerde en niet-gevaccineerde
groepen varkens werd geanalyseerd met behulp van poisson
regressie-analyse (PROC GENMOD, SAS, 1996) (11).

RESULTATEN
Entreacties

Bij één big is direct na de eerste vaccinatie een entreactie gecon-
stateerd. Deze reactie bestond uit acuut rillen. Na een kwartier
verdween de reactie. Andere entreacties zijn niet waargenomen.

Sterfte

Van de 990 proefvarkens zijn tijdens het onderzoek 183
(18,5%) gestorven. Tachtig (16,2%) gevaccineerde en 83
(16,8%) controlevarkens. Daarnaast zijn tien gevaccineerde
en 11 controlevarkens in de vleesvarkensperiode vanwege
chronisch lijden uit het onderzoek gehaald.
In tabel 1 zijn de aantallen uitgevallen varkens in de kraam-
biggenopfok- en vleesvarkensperiode vermeld. De percenta-
ges zijn berekend over het aantal opgelegde varkens in de be-
treffende periode. Er was geen significant verschil (P=0.43)
in percentage sterfte tussen de gevaccineerde en niet-gevac-
cineerde varkens in de vleesvarkensperiode. Bij twee var-
kens, één gevaccineerd van 18 weken en één niet-gevacci-
neerd van 16 weken werd
M. hyopneumoniae met behulp
van TFT aangetoond.

Groei en energiewaardeconversie

Er was geen significant (P=0.16) verschil in gemiddelde
groei in de opfokfase tussen groepen gevaccineerde en con-
trolevarkens (Tabel 2). In de vleesvarkensperiode was de ge-
middelde groei van de groep gevaccineerde varkens 65 g/d
hoger
(F < 0.0001) dan de groep controlevarkens. Tevens
was de gemiddelde EW-conversie van de groep gevacci-
neerde varkens 0.07 lager (P=0.02) dan de groep controle-
varkens in de vleesvarkensperiode.

-ocr page 55-

Medicijngebruik

De gemiddelde incidentie van behandelingsepisodes per in-
jectie tegen respiratoire problemen was in de gevaccineerde
en niet-gevaccineerde groep respectievelijk 1.12 * 10-^ en
4.16* 10"^ per dier per hok per dag in een vleesvarkenspe-
riode. De gemiddelde incidentie van behandelingsepisodes
tegen respiratoire problemen was in de niet-gevaccineerde
groep 4.1 keer groter (95% betrouwbaarheidsinterval: 2.2 -
8.5) dan in de gevaccineerde groep (P < 0.0001).
Het gemiddeld aantal groepsbehandelingen tegen respira-
toire problemen was in de gevaccineerde en niet-gevacci-
neerde groep respectievelijk 0.92 en 1.32 per hok per vlees-
varkensperiode. Het gemiddeld aantal groepsbehandelingen
tegen respiratoire problemen was in de niet-gevaccineerde
groep 1.4 keer groter (95% betrouwbaarheidsinterval: 0.93 -
2.25) dan in de gevaccineerde groep (P=0.10).

Tabel 4. Berekening vaccinatievoordeel op een chronisch met Mycoplas-
ma hyopneumoniae
geïnfecteerd varkensbedrijf.

vaccinatie
t.o.v. controle

eenheid*

financieel
voordeel

groei/ dier/ dag

-^65 gram

ƒ 0,06/gram groei

ƒ3,90

energiewaardeconversie

-0,07

ƒ 0,35/0,01 e.w.

ƒ2,45

medicijnkosten
kosten vaccinatie
vaccinatievoordeel

-ƒ0,94
ƒ4,50

ƒ0,94

ƒ4,50(-)

ƒ2,79**

* gebaseerd op SlVA-gegcvens augustus 1999.
**= 1,26 euro.

In tabel 3 zijn de medicijnkosten per varken per proefgroep
en per leeftijdscategorie vermeld. Hieruit komt een verschil
van ƒ 0,94 per varken in het nadeel van de niet-gevacci-
neerde varkens in vergelijking met de gevaccineerde varkens
op dit bedrijf.

Vaccinatievoordeel

In tabel 4 is een berekening gemaakt van het vaccinatievoor-
deel op dit bedrijf

In de berekening zijn alleen de kengetallen waarin signifi-
cante verschillen tussen vaccinatie- en controlegroepen zijn
gevonden, meegenomen. Voor de kostprijs van de myco-
plasmavaccinatie is een bedrag van ƒ 4,50 aangenomen.
Daaruit komt naar voren dat er een voordeel viel te behalen
van f2,79 (1,26 euro) per varken.

Bloedonderzoek

Aan het einde van de vleesvarkensperiode werd bij 85 pro-
cent van de gevaccineerde varkens en 92 procent van de niet-
gevaccineerde varkens afweerstoffen tegen
M. hyopneumo-
niae
aangetoond, voor APP type 2 was dit respectievelijk 90
procent en 97 procent, voor APP type 9 was dit respectieve-
lijk 12 procent en acht procent, voor influenza type HlNl
was dit respectievelijk 32 procent en 36 procent en voor in-
fluenza type H3N2 was dit respectievelijk 38 procent en 54
procent. Deze verschillen zijn niet significant.
In tabel 5 zijn de bloeduitslagen vermeld van het longitudi-
naal
M. hyopneumoniae-onderzoek van acht controle- en
acht gevaccineerde varkens. Tijdens dit onderzoek zijn twee
varkens uitgevallen.

m

Wetenschap

Tabel 3. Medicijnkosten (groepsbehandelingen [groep] en individuele behandelingen [individueel]) in Nederlandse guldens op een chronisch met
Mycoplasma hyopneumoniae geïnfecteerd bedrijfvan groepen met Stellamune\'" Mycoplasmavaccin gevaccineerde varkens in vergelijking met niet-gevac-
cineerde (controle)varkens.

Proefgroep

gespeend

vleesvarkens

groep

individueel

totaal

groep

individueel

totaal

gevaccineerd

1,04

0,16

1,20

1,34

0,14

1,48

controle

1,04

0,24

1,28

2,14

0,28

2,42

verschil

0

0,08

0,08

0,80

0,14

0,94

Tabel 5. Mycoplasma hyopneumoniae bloeduitslagen van een longitudinaal onderzoek op een chronisch met M. hyopneumoniae geïnfecteerd bedrijfvan l
met Stellamune^\'*^ Mycoplasmavaccin gevaccineerde varkens in vergelijking met 8 niet-gevaccineerde (controle)varkens.

Gevaccineerd

Controle

Diernummer

4w

8w

17w

22w

26w

4w

8w

12w

17w

22w

26w

1

_

-F

dood

-

-

-

-1-

2

dub.*.

-

-1-

-t-

-f

-

-

-

-

3

-1-

-f

-

dood

dood

dood

dood

dood

4

dub.

-

-1-

-

-

-

-

5

dub.

-

-

-1-

-

-

-

6

-

dub.

-

-1-

-

-

-

-

-1-

7

dub.

-

4-

-

-

-

-

8

-

dub.

-

-

-

-

dub. * = dubieus; uitslag kan niet als negatief of positief worden beoordeeld.

-ocr page 56-

DISCUSSIE

Het onderzoek is uitgevoerd op een chronisch met M. hyo-
pneumoniae
geïnfecteerd bedrijf In de kraamstallen en
vleesvarkensstallen werd het all-in all-out principe goed
doorgevoerd. In de biggenopfokafdelingen werd dit principe
minder consequent doorgevoerd.

De klimaatbeheersing in kraam-, biggenopfok- en vleesvar-
kensafdelingen liet veel te wensen over. Gedurende de eerste
maanden van 1999 zijn hierin diverse aanpassingen verricht.
De uitval onder de gespeende biggen was hoog. Vele biggen
bleven achter in groei. Als mogelijke oorzaken voor dit ach-
terblijven kunnen worden genoemd: nasleep van oedeem-
ziekte en longaandoeningen, fouten in het ventilatiesysteem,
het huisvesten in grote groepen en het niet goed naleven van
het all-in all-out principe. Bij de vleesvarkens deden de
meeste gezondheidsproblemen zich voor gedurende de eer-
ste helft van de vleesvarkensperiode. Respiratoire aandoe-
ningen werden het meest waargenomen. Ook bij de vleesvar-
kens werden regelmatig achterblijvers gezien.
Uit serologisch onderzoek blijkt dat gevaccineerde biggen op
een leeftijd van circa vier weken reeds afweerstoffen tegen
M.
hyopneumoniae
bezitten. De gevonden afweerstoffen zijn
waarschijnlijk actief verkregen afweerstoffen ten gevolge van
de vaccinatie, aangezien alle controlebiggen, toomgenoten
van de gevaccineerde biggen, tot en met een leeftijd van 17
weken serologisch negatief waren. Aangezien afweerstoffen
vanaf vier tot zes weken na een natuurlijke infectie kunnen
worden aangetoond, kan gesteld worden dat in de onderzochte
groep de infectie met M
hyopneumoniae waarschijnlijk in de
leeftijd van 11 tot 18 weken heeft plaatsgevonden. Dit komt
overeen met het aantonen van
M. hyopneumoniae in de longen
van twee geseceerde varkens van 16 en 18 weken oud.
De meeste groepsmedicaties vonden in de derde, vierde en
zevende week na opleg in de vleesvarkensafdelingen plaats.
De meeste individuele behandelingen hebben gedurende de
eerste weken na opleg in de vleesvarkensafdelingen plaats-
gevonden. Er werden duidelijk meer individuele behandelin-
gen uitgevoerd bij de controlevarkens dan bij de gevacci-
neerde varkens. Voor de groepsbehandelingen was er een
tendens van meer behandelingen bij de controlevarkens dan
bij de gevaccineerde varkens. Alles bij elkaar heeft dit gere-
sulteerd in een negatief saldo ƒ 0,94 per varken aan medicijn-
kosten van controlevarkens ten opzichte van gevaccineerde
varkens op dit bedrijf

In de vleesvarkensperiode was de gemiddelde groei en EW-
conversie van de gevaccineerde groep varkens respectieve-
lijk 65 gram/dag hoger en 0.07 EW/kg lager dan de controle-
groep varkens. Positieve en vergelijkbare ervaringen be-
treffende de vaccinatie werden ook gemeld uit Duitsland
( 9), Luxemburg (12) en België (5).

Maes (5) vond op 14 bedrijven die een all-in all-out produc-
tiesysteem toepasten en waar de infectiedruk ten aanzien van
M. hyopneumoniae laag was, significante verschillen ten
voordele van de met het Stellamune Mycoplasmavaccin ge-
vaccineerde varkens in groei per dier per dag van 22 gram
en in voederconversie van -0,07. In het betreffende onder-
zoek waren de gevaccineerde en controle-afdelingen strikt
van elkaar gescheiden (afdeling als experimentele eenheid).
In een tweede onderzoek op vijf bedrijven met een opschuif-
systeem, waar de varkens klinische symptomen vertoonden
van EP en waar gevaccineerde en controlevarkens in de-
zelfde hokken waren gehuisvest werden significante ver-
schillen in groei per dier per dag van 25 gram gevonden (in-
dividueel dier als experimentele eenheid).

Wetenschap

Er wordt geconcludeerd dat de vaccinatie tegen M. hyopneu-
moniae
op het onderzochte bedrijf succesvol is gebleken, on-
danks het feit dat slechts de helft van de varkens in de be-
treffende onderzoeksafdelingen zijn gevaccineerd. Hierdoor
kan het effect van de vaccinatie niet optimaal tot uiting zijn
gekomen.

LITERATUUR

1. Castryck L en Maes D. Samenvatting van het congres Enzoötische
Pneumonie te Kjiokke. September 1995.

2. Feld N, Qvist P, Ahrens P, Friis N, and Meyling A. A monoclonal
blocking ELISA detecting serum antibodies to
Mycoplasma hyopneu-
moniae.
Vet Microbiol 1992: 30; 35-47.

3. Kendal AP, Skehel JJ, and Pereira MS. Concepts and procedures for
laboratory-based influenza surveillance. Atlanta, US Department of
Health and Human Services, Public Health Service, Centers for
Disease Control, USA, 1982.

4. Loeffen W. Gezondheidsdienst voor Dieren 1999: persoonlijke mede-
deling.

5. Maes D. Respiratory Disease in slaughter pigs: Epidemiological as-
pects and effects of vaccination against
Mycoplasma hyopneumoniae.
Dissertatie, Gent, België, 1998.

6. Nicolet J, De Meuron PA, and Bachmann P. Haemophilus infection in
pigs. IV. The use of the complement fixation reaction in the diagnosis
of
Haemophilus paraheamolvticus infections. Schw Arch Tierheilkd
1971; 113; 191-200.

7. Morris C, Gardner I, Hietala S, Capenter T, Anderson R, and Parker K.
Persistance of passively acuired antibodies to
Mycoplasma hyopneu-
moniae
in swine herd. Prev Vet Med 1994; 21; 29-41.

8. Pfützner H, und Blaha Th. Die ätiologische und ökonomische Bedeutung
von
Mycoplasma hyopneumoniae im Komplex der respiratorischen
Erkrankungen des Schweines. Tierärtzl. Umschau 1995; 50; 759-65.

9. Radeloff I, und Heinritzi K. Untersuchungen zur Wirksamkeit eines
inaktivierten
Mycoplasma hyopneumoniae-lmhXoffes. (Stellamune
Mycoplasma) bei unterschiedlichen Vakzinationzeitpunkten. Intern
verslag; Ludwig-Maximilians-Universität München).

10. SAS/STAT User\'s Guide, Version 6, Fourth Edition, Cary, NC: SAS
Institute Inc., 1989.

11. SAS/STAT Software: Changes and Enhancements through Release
6.11, Cary, NC: SAS Institute Inc., 1996.

12. Schoos J, Resultate eines Feldversuches mit Stellamune Mycoplasma in
zwei geschlossenen Betrieben in Luxemburg Tierartz im Schweine-
gesundheitsdienst der Féderation des Herdbooks/Luxemburg. Intern
verslag.

-ocr page 57-

Regulatie van atriumfibriNatie bij het paard met behulp van
chinidinesulfaat per os. De actuele opvatting over dit ziekte-
beeld besproken aan de hand van een karakteristiek geval

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 49-52

I.D.Wijnbergi en J.H. van der Kolki

SAMENVATTING

Atriumfibrillatie (AF) is een hartritmestoornis, welke bij
het paard van klinisch belang kan zijn afhankelijk van de
achterliggende oorzaak en het gebruiksdoel. Voordat tot
regulatie besloten wordt, moet worden nagegaan of de
kandidaat ervoor geschikt is en of het zinvol is om ertoe
over te gaan. Dit artikel geeft in het kort de hedendaagse
opvattingen over de achtergronden en behandeling van
AF bij het paard. Tevens wordt het behandelprotocol
met chinidinesulfaat per os, welke momenteel het meest
gangbaar lijkt, besproken. Aan de hand van een klinisch
voorbeeld wordt ingegaan op de hemodynamische conse-
quenties van AF en worden de resultaten van de chinidi-
nesulfaatbehandeling bij deze patiënt besproken.

SUMMARY

Use of Chinidine sulphate to regulate atrial fibrillation in
the horse

Atrial fibrillation is a disorder of cardiac rhythmicity, and its importance in
the horse depends on the underlying cause and the function of the horse.
Before the decision is taken to start treatment, it has first to be ascertained
whether treatment is worthwhile and whether the horse is an appropriate
candidate for treatment. This article gives a short overview of current opi-
nion on the cause and treatment of atrial fibrillation in the horse. The most
used treatment at the moment, oral
Chinidine sulphate, is discussed. The he-
modynamic con.sequences of atrial fibrillation and the response of a patient
to treatment with
Chinidine sulphate are also di.scussed.

INLEIDING

Atriumfibrillatie (AF) is de meest voorkomende pathologi-
sche hartritmestoornis bij het paard. Vaak vermeldt de anam-
nese een plotseling opgetreden arbeidsintolerantie (15). In
principe treedt AF op bij alle paardenrassen. In de Verenigde
Staten van Amerika wordt AF meer waargenomen bij dra-
vers dan bij Engelse volbloeden (3,18), maar in Engeland
daarentegen ziet men het met name bij Engelse volbloeden,
trekpaarden en Hunters (5,16,19). De gemiddelde leeftijd is
bij dravers en Engelse volbloeden drie tot vier jaar, bij an-
dere rassen ligt deze hoger namelijk zes tot tien jaar
(3,5,18,16).

Als verklaring voor deze statistische verschillen wordt aan-
gegeven de leeftijden waarop de verschillende rassen ingezet
worden in de topsport en het verschil in aanbod van een be-
paalde populatie aan de verschillende klinieken. Een duide-
lijk geslachtsverschil kon niet worden aangetoond (3,18,19).
Belangrijke afwijkingen aan het circulatieapparaat anders
dan de AF ontbreken meestal, alhoewel atriumdilatatie als
gevolg van minimale kleplekkages welke geen invloed heb-
ben op het fiinctioneren, wel tot AF predisponeert. Een an-
dere groep paarden waarbij AF optreedt, is lijdende aan con-

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten, Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yaielaan 16, 3508 TD Utrecht. Telefoon:
030 - 2531112, fax: 030 - 25331256.

gestief hartfalen, waarbij de AF dan onderdeel uitmaakt van
het ziekteproces van het hart.

Atriumfibrillatie, al dan niet van voorbijgaande aard, is ook
beschreven bij pasgeboren veulens zonder congenitale hart-
afwijking waarbij het werd toegeschreven aan een zeer hoge
vagotonic in combinatie met rek van het atrium en hypoxic
(10). Ook als gevolg van toepassen van algehele anesthesie
(8), samengaand met gastrointestinale aandoeningen en bij
een groep jonge paarden met pulmonale hypertensie is het
gerapporteerd (6,19).

De aritmie kan ontstaan als er een elektrofysiologische inho-
mogeniteit in het atriumweefsel optreedt. Hierdoor zijn op
een bepaald moment sommige gedeeltes refractair en andere
niet, waardoor zogenaamde \'re-entry pathways\' kunnen ont-
staan. Dit leidt tot het continu doorgeven van een actiepoten-
tiaal, omdat er altijd ergens wel een stukje niet gedepolari-
seerd weefsel te vinden is op het moment dat het proces in
gang is gezet. De initiator van dit proces kan het gevolg zijn
van atriale extrasystolen of zeer snelle atriumcontracties,
welke optreden bij extreme arbeid zoals in de draf- en ren-
sport gevraagd wordt. AF kan paroxysmaal zijn, hetgeen be-
tekent dat de aritmie binnen 48 uur spontaan verdwijnt
(16,17,19,20).

Het paard is gepredisponeerd voor het ontwikkelen van AF
om diverse redenen: de van nature bij het paard aanwezige
hoge vagotonic heeft een variabele verkorting van de effec-
tieve refractaire periode en verhoogde inhomogeniteit van de
voortgeleiding van de actiepotentiaal tot gevolg (16,17,19,
20). Daarnaast heeft een paard van zichzelf reeds een relatief
grote atriummassa, met daarin ook onder normale omstan-
digheden eilandjes van verschillende refractaire perioden,
een voorwaarde voor het in stand houden van fibrillatie als
het proces geïnitieerd is (16,17). Indien er sprake is van dila-
tatie van het atrium wordt dit vergemakkelijkt omdat de
route waarlangs dit proces geactiveerd wordt, verlengd is.
Overmatig kaliumverlies door excessief zweten en/of het ge-
bruik van furosemide zou het optreden van AF verder in de
hand werken in analogie met de situatie zoals bij de mens be-
schreven: hier draagt hypokaliëmie bij aan het optreden van
AF doordat het aanleiding kan geven tot een verhoogde prik-
kelbaarheid van het myocard met supraventriculaire extrasy-
stolen (SVES) als gevolg en eventueel AF (3,20).
De prognose voor succesvol reguleren is afhankelijk van een
aantal factoren waaronder de duur van het bestaan van AF en
de achterliggende oorzaak. Reguleren houdt in het temgkrij-
gen van het paard in een persisterend sinusrime. Paarden zon-
der hartlijden van klinische betekenis hebben de grootste kans
op succesvol reguleren met beperkte kans op recidieve, zeker
als de aritmie minder dan vier maanden bestaat. Paarden met
significant hartlijden zoals bijvoorbeeld congestief hartfalen
of kleplekkages met als gevolg sterke atriumdilatatie zijn on-
geschikt voor regulatie (3,12,18,19,20).
Sinds in 1924 voor het eerst melding gemaakt werd van het

-ocr page 58-

gebruik van ciiinidinesulfaat voor de behandeling van AF
(12) is het anno 1999 nog steeds de eerste keus, ondanks de
hoge mate van toxiciteit. Het werkingsmechanisme van
chinidinesulfaat is gebaseerd op het verlengen van de refrac-
taire periode en het vagolytische effect, waardoor de inho-
mogeniteit van het atriale myocard verminderd wordt. De
door Chinidine geïnduceerde afname in geleidingsnelheid
draagt verder bij tot het doorbreken van de re-entry waardoor
het sinusritme hersteld kan worden (2,12,13,17,18,20).
Hoewel de intraveneuze toediening van chinidine-gluconaat
beschreven wordt voor paarden waarbij de AF korter dan ze-
ven dagen bestaat (15,19), is over de orale behandeling de
meeste informatie beschikbaar (1,3,11,12,13,17,18, 19,20).
Het doel van de behandeling is om voorzichtig een bloed-
plasmaconcentratie te bereiken tussen de 2-5 mcg/1. De ab-
sorptiepiek ligt rond de twee uur na orale toediening (19,20).
De alpha adrenerge blokkade door
Chinidine leidt tot hypo-
tensie, zwakte en ataxie, verder is het negatief chronotroop
en derhalve ongeschikt voor patiënten met hartfalen.
Aritmieën en ventriculaire tachycardie kunnen optreden,
evenals plotselinge dood. Verbreding van het QRS-complex
met meer dan 25 procent wijst op toxiciteit (19). Extra-
cardiale bijwerkingen zijn de sterk ulceratieve werking op
het maagdarmslijmvlies, oedeem, diarree, flatulentie, ano-
rexic, hoefbevangenheid, depressie en plotselinge dood
(1,12,19). Bij selectie van geschikte kandidaten voor regula-
tie zijn de resultaten desondanks goed en kan het risico van
de behandeling beperkt worden mits er een goede (continue)
bewaking van de patiënt plaatsvindt zodat adequaat geantici-
peerd kan worden op verschijnselen van toxiciteit of andere
bijwerkingen.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een drie-jarige draverhengst werd aangeboden aan de
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige
Ziekten met als klacht dat hij tijdens de koers ineens was te-
mggevallen en een sterk tegenvallende prestatie had neerge-
zet. Bij controle na de koers door een collega werd bij hart-
auscultatie een onregelmatige onregelmatigheid vastgesteld.

KLINISCH ONDERZOEK

Het klinisch onderzoek leverde met uitzondering van het cir-
culatie-apparaat geen afwijkingen op. Bij onderzoek van het
circulatie-apparaat werd een polsfrequentie van 30-40 sla-
gen per minuut, een inequale en onregelmatige pols, geen
oedemen, veneuze normotensie, geen pathologische vene-
pols en reine hartetonen gevonden.

Elektrocardiografisch onderzoek gaf een onregelmatig interval
van een normaal QRS-complex met vervanging van normale
P-toppen door \'f-waves\' weer, hetgeen de waarschijnlijkheids-
diagnose atriumfibrillatie bevestigde. Bij echocardiografisch
onderzoek werd een \'Fractional Shortening\' (FS=maat voor
contractiekracht van het hart) gevonden welke binnen de nor-
maalwaarden viel. De \'A peak\' van de mitraal klep was afwe-
zig. Zeer minimale lekkages van de aortakleppen, de pulmo-
naalkleppen en de tricuspidaalkleppen werden gevonden. Hier
werd geen klinische betekenis aan toegekend.
In overleg met de eigenaar werd besloten te proberen het
hartritme te reguleren.

MATERIAAL EN METHODEN

In de kliniek wordt de procedure gevolgd, zoals beschreven
wordt door Reef c.s. in 1995 (18,19). Hierbij wordt 22 mg/kg
lichaamsgewicht chinidinesulfaat^ elke twee uur met behulp
van een maagsonde gegeven tot er bijwerkingen gezien wor-
den of tot maximaal vier tot zes verstrekkingen. Afhankelijk
van de chinidineconcentraties in het plasma wordt het toe-
dieningsinterval verlengd naar elke zes uur. Indien na 24 uur
geen conversie naar een sinusritme is bewerkstelligd kan be-
sloten worden tot toevoeging van 0,011 mg/kg LG digoxine^
per os elke 12 uur. Voorwaarde is controle van plasmacon-
centraties van zowel digoxine als
Chinidine. Toediening van
deze beide stoffen tegelijkertijd potentieert de toxiciteit van
beiden namelijk sterk en tevens beïnvloedt het de plasma-
concentraties van beide in sterke mate (14).

Wetenschap

De gewenste plasmachinidineconcentratie ligt tussen de 2,0
en 5 mcg/ml en die van digoxine tussen de 0,5 en 2 ng/ml.
Het paard wordt voorbereid op de procedure door herhaalde
controle van het circulatie-apparaat, inclusief een ECG op de
ochtend van regulatie. Indien er enige tijd zit tussen het eer-
ste consult en de opname voor regulatie wordt het echocar-
diografisch onderzoek herhaald. Een catheter met een dia-
meter van 12 G wordt ingebracht in de vena jugularis om
direct toegang te hebben tot de bloedbaan voor noodgeval-
len. Telemetrie-apparatuur wordt aangebracht voor continue
hartbewaking. Het paard krijgt tijdens de behandeling strikte
boxrust.

Zodra er gedurende de behandelingsperiode aanwijzingen
zijn voor bijwerkingen van de chinidinesulfaat wordt een
plasmabepaling gedaan waarvan de uitslag binnen een uur
bekend is. Indien er geen verontmstende symptomen optre-
den, wordt deze bepaling een uur na de derde dosering
Chi-
nidine uitgevoerd. Bij conversie naar een sinusritme wordt
de behandeling gestopt. De hartritmebewaking blijft ge-
handhaafd gedurende nog eens 24 uur, eventueel met behulp
van een 24 uurs-registratie (Holter-ECG). Een echocardio-
grafisch onderzoek wordt herhaald minimaal 24 uur na de
conversie voor meting van de FS, indien deze verlaagd was
voor de regulatie. In ongecompliceerde gevallen kan binnen
een week de training hervat worden.

KLINISCH VERLOOP

De draverhengst werd voorbereid zoals boven beschreven
inclusief het verrichten van bloedonderzoek met inbegrip
van bepaling van de elektrolyten. Afwijkingen hieraan wer-
den niet waargenomen. Om 9.15 uur werd de eerste dosering
chinidinesulfaat per maagsonde gegeven. Zes liter water
werd gegeven bij elke dosering. Eén uur later was het dier
licht atactisch en at amper. Op het ECG geregistreerd vóór
toediening van de tweede dosering om 11.15 uur werden
geen veranderingen waargenomen. Na de tweede dosering
werd het dier depressief en at niets meer. De ataxie nam toe.
De intensiteit en frequentie van de borborygmi waren afge-
nomen, maar defecatie verliep normaal. Het ECG was onver-
anderd. In de periode tussen 10.15en 12.30 uur werden af en
toe QRS-complexen waargenomen welke voorafgegaan
werden door f-waves, waarin min of meer herkenbare P-top-
pen zich voordeden (Figuur 1). Om 12.30 uur was het ventri-
culaire ritme regelmatig, doch de P-toppen waren van wisse-
lende configuratie (Figuur 2). Om 13.00 uur trad een
regelmatig sinusritme op. De plasmaconcentratie van
Chin-
idine op het moment van conversie was 2,1 mcg/1. Kort na te-
rugkeer van het simnusritme werd een enkele supraventricu-
laire extrasystole waargenomen. De rest van het etmaal na

^ Chinidine sulfas, Genfarma bv. Maarssen.
> Digoxine, Apotheel< Faciiiteil der Diergeneeskunde, Utrecht.

-ocr page 59-

Wetenschap

Ëpilijiijppill

iipiiiiii

iilüiiËjSlli iliisiiiiliilili

ai

iiiiiliiiiiiilliiiiii

iiiiiiiii

-ffl

iipiiiiii
liffiSaiiiiii-iiUii-;

liiiiilippl

iiilillSiilylii

lilB

regulatie werden geen aritmieën vastgesteld. Na regulatie
werd bij hartauscultatie een vroegdiastolische soufle II ter
hoogte van het klepgebied van de aorta vastgesteld. Met
echocardiografie was een zeer geringe aortainsufficiëntie
reeds eerder vastgesteld.

De dag van de regulatie at de hengst slecht en bleef atactisch
en sloom. De dag erop at hij zijn rantsoen traag op en was te
sloom. De tweede dag na regulatie at hij vlot, liep normaal,
was weer attent en werd ontslagen uit de kliniek. In verband
met het hoge trainingsniveau en het optreden van een enkele
supraventriculaire extrasystole na regulatie werd een week
rustig uitrijden geadviseerd. Een week later werd aan de
hand van telemetrische controle van het hartritme tijdens ar-
beid bepaald of hij zijn trainingsschema kon hervatten. Deze
controle leverde geen afwijkingen op en de training werd
hervat. Wel werd geadviseerd op zware trainings- of koers-
dagen elektrolytendrank aan te bieden of eventueel KCL
over het voer toe te voegen.

Vier maanden na regulatie werd contact met de eigenaar op-
genomen en bleek de hengst volgens verwachting te preste-
ren hetgeen inhield een km-tijd beneden de 1.15 minuut.

DISCUSSIE

AF is de meest voorkomende pathologische aritmie bij
paard. De klachten waarmee het paard kan worden aangebo-
den zijn zeer divers, maar frequent staat arbeidsintolerantie
in de anamnese. Tevens wordt AF nogal eens gevonden als
toevalsbevinding. Onderliggende hartafwijkingen kunnen
ontbreken of variëren van milde klepinsufficiënties tot con-
gestiefhartfalen(18).

Volgens de literatuur komt AF het meest voor bij Engelse
volbloeden en dravers en is nogal eens paroxysmaal, waarbij
meestal binnen 48 uur spontaan het sinusritme is hersteld. De
oorzaak voor deze schijnbare raspredispositie wordt gezocht
in het feit dat deze groep sowieso het grootste deel uitmaakt
van de aan de kliniek aangeboden patiënten (3,16,18). Van
de dressuur-en springpaarden met alleen AF zou 50 procent
naar behoren presteren (Reef VB 1995, persoonlijke com-
municatie). Echter in de draf en rensport leidt het vrijwel al-
tijd tot verminderd presteren (3,18,21). Indien de AF persi-
steert is de prognose voor succesvol reguleren met blijvend
resultaat in deze groep het hoogst (85%)- (3,18,20). In
Nederland is de populatie dravers en renpaarden relatief
klein in vergelijking met dressuur- en springpaarden. In onze
kliniek worden dan ook de meeste paarden aangeboden uit
de laatste groep.

Het mechanisme achter het ontstaan van AF en waarom het
paard is gepredisponeerd voor het ontwikkelen van AF is
reeds in de inleiding beschreven. De hemodynamische con-
sequenties worden hieronder uiteengezet. Bij AF is een nor-
male atriumcontractie afwezig. In rust draagt een gecoördi-
neerde atriumcontratie niet wezenlijk bij aan het handhaven
van het minuutvolume bij het paard. De passieve vullings-
fase tijdens de diastole is hiervoor voldoende. Echter bij ar-
beid draagt deze contractie wel degelijk in belangrijke mate
bij aan de ventriculaire diastolische vulling. De plotseling
optredende verdwijning van de atriumcontractie tijdens ar-
beid heeft een onmiddelijk effect op het hartminuutvolume
en de bloeddruk (3,11,21). Bij arbeid limiteert AF hierdoor
de ventriculaire vulling, tevens daalt de FS van de hartspier
(11). De hartfrequentie kan hierdoor tot 30 procent hoger 1 ig-
gen bij een paard met AF dan bij een paard in sinusritme (4).
Deze cardiovasculaire veranderingen kunnen extreem zware
sportprestaties beïnvloeden (3,4,11,18,21).
De casuïstiek welke hier is gepresenteerd betreft een \'klas-
siek geval\' waarbij een jonge draverhengst tijdens de koers
plotseling terugviel in snelheid met als gevolg een sterk te-
genvallende plaatsing. De onregelmatige onregelmatigheid
van het hartritme zoals was waargenomen direct na de koers,
werd bij aankomst in onze kliniek geïnterpreteerd als AF.
Uitgebreid klinisch onderzoek en nader cardiologisch onder-
zoek leverde geen verdere afwijkingen van betekenis aan het
circulatieapparaat op, tevens was de kaliumhuishouding in
orde. De AF bestond op dat moment ruim tien dagen.
Omdat het een jonge draver met AF betrof, waarbij de AF
was opgetreden tijdens de koers en korter dan vier maanden
bestond, zonder verder cardiologisch lijden, was er een goede
prognose voor succesvol reguleren (3,12,18,19,20). Derhalve
werd het paard behandeld volgens het eerder beschreven pro-
tocol met chinidinesulfaat (22 mg/kg LG) per maagsonde
elke twee uur. Extra water werd via de neussonde toegediend
om het ulceratief effect van de chinidine te beperken en om-
dat te verwachten viel dat het dier gedurende de behandeling
uit zichzelf onvoldoende water zou opnemen.
Bij deze patiënt bleken twee doseringen chinidinesulfaat
voldoende om het sinusritme te herstellen. De plasmacon-

-ocr page 60-

centratie was op het moment van conversie 2,1 mcg/1. De
therapeutische concentratie voor het paard welke wordt aan-
gehouden is 2,0-5 mcg/l.(18,19). Het dier had reeds behoor-
lijk last van bijwerkingen zoals depressie, anorexie, ataxie en
snuiven ten gevolge van nasaal oedeem. Het QRS-complex
liet geen veranderingen zien. Dit is van belang omdat een
verbreding van 25 procent of meer een aanwijzing is voor
toxiciteit (19).

Direct na conversie vertoonde het dier een enkele supraven-
triculaire extrasystolen (SVES), welke de resterende 24 uur
niet meer werden waargenomen. Bij het optreden van veel
SVES na regulatie is vier weken boxrust al dan niet in com-
binatie met corticosteroid-therapie aan te bevelen. Het optre-
den van veel SVES zou namelijk indicatief zijn voor een fo-
cus in het myocard en levert risico op voor recidieve van AF
(16,19). Omdat er slechts weinig SVES werden waargeno-
men en het een hengst in koersconditie betrof, werd gekozen
voor een week rustig uitrijden waarna telemetrische contole
bij arbeid plaatsvond om te controleren of tijdens forse in-
spanning geen aritmieën zouden optreden. Dit was niet het
geval en geadviseerd werd de training weer op te bouwen.
Vier maanden na opname in de kliniek koerste het dier naar
volle tevredenheid van de eigenaar en liep met een rondetijd
van beneden de 1.15. Het advies om op zware trainings- of
koersdagen kalium te supplementeren is gebaseerd op de rol
van kaliumtekort bij het onstaan van AF zoals eerder be-
schreven. Een dosering van 30 gram twee maal daags zou
voldoende zijn (19).

Indien na de tweede dosering chinidinesulfaat geen conversie
zou zijn opgetreden, had overwogen moeten worden het in-
terval van elke twee uur te verlengen naar zes uur omdat reeds
duidelijke toxiciteitsverschijnselen optraden. In Nederland
bestaat reeds sinds de zestiger jaren ervaring met de regulatie
van AF (9). Echter in deze jaren was het gebruikelijk chini-
dine sulfaat te combineren met digoxine of chinidinegluco-
naat intraveneus te geven. De methode bleek aanleiding te ge-
ven voor onaanvaardbare intoxicitie. Tevens was er bijna
altijd sprake van recidieve op vrij korte termijn. De laatste de-
cennia heeft de introductie van echocardiografisch onderzoek
veel details omtrent de cardiologie bij het paard aan het licht
gebracht. Met name het uitsluiten van paarden met hartafwij-
kingen van betekenis voor regulatie van AF met chinidine-
sulfaat, in combinatie met het evalueren van diverse behande-
lingsprotocollen heeft geleid tot een succesvol behandeling-
sprotocol voor AF. Adequate bewakingsmogelijkheden,
goede opvangmogelijkheden van de patiënt in geval van in-
toxicatie en een goede inventarisatie vooraf over de wense-
lijkheid om te reguleren is een voorwaarde. De literatuur
maakt uitgebreid melding van de toxiciteit van chinidinesul-
faat en ondanks het feit dat de ondertussen opgebouwde erva-
ring met chinidinesulfaattoediening heeft geleid tot een goed
bruikbaar protocol voor regulering per os, moet de toxiciteit
toch niet worden onderschat. Bijwerkingen worden feitelijk
altijd waargenomen waardoor regulatie slechts verantwoord
is als eventueel optredende levensbedreigende complicaties
goed onderkend en geanticipeerd kunnen worden. Indien aan
de gestelde voorwaarden wordt voldaan kan het hier ver-
melde protocol tot goede resultaten leiden.

Wetenschap

LITERATUUR

1. Bertone JJ, Traub-Dargatz JL, and Wingfield WE. Atrial fibrillation in
a pregnant mare: Treatment with quinidine sulfate. J Am Vet Med
Assoc 1987; 190(12); 1565-6.

2. Bertone JJ, and Wingfield WE. Atrial fibrillation in horses. Cont Ed
Equine Pract 1987; 9"(7); 763-71.

3. Deem DA, and Fregin GF. Atrial fibrillation in horses: A review of
106 clinical cases, with consideration of prevalence, clinical signs, and
prognosis. J Am Vet Med Assoc 1982; 180; 261-5.

4. Deegen E, and Buntenkötter S. Behaviour of the Heart Rate of Horses
with Auricular Fibrillation during Exercise and Afler treatment.
Equine VetJ 1976; 8(1); 26-9.

5. Else RW, and Holmes JR. Pathological Changes in Atrial Fibrillation
in the Horse Equine Vet J 1971; 3; 56-64.

6. Gelberg HB, Smetzer DL, and Foreman JH. Pulmonary hypertension
as a cause of atrial fibrillation in young horses; Four cases 1980-1989.
J Am Vet Med Assoc 1991; 198:679-82.

7. Holmes JR, Henigan M, Williams RB, and Witherington DH.
Paroxysmal atrial fibrillation in racehorses. Equine Vet J 1986; 18(1):
37-42.

8. Hubbell JAE, Muir WW, and Bednarsky RM. Atrial Fibrillation
Associated with Anaesthesia in a Standardbred Gelding. Vet Surg
1986; 15 (6); 450-2.

9. Kroneman J, and Breukink HJ. Treatment of Atrial Fibrillation in the
Horse with Digitalis Tincture and Quinidine Sulfate. Tijdschr
Diergeneesk 1966; 91(4): 223-9.

10. Machida N, Yasuda J, and Too K. Three cases of paroxysmal atrial fi-
brillation in the Thoroughbred newborn foal. Equine Vet J 1989, 21:
66.

11. Marr CM, Reef VB, Reimer JM c.s.. An Echocardiographic Study of
Atrial Fibrillation in Horses: Before and After Conversion to Sinus
Rhythm. J Vet Intern Med 1995; 9 (5): 336-40.

12. Morris DD, and Fergin GF. Atrial fibrillation in horses: factors asso-
ciated with response to treatment with quinidine sulfate in 77 clinical
cases. Cornell Vet 1982; 72; 339-49.

13. Muir WW, and Mc Guirk SM. Hemodynamics before and after con-
version of atrial fibrillation to normal sinus rhythm in horses. J Am Vet
Med Assoc 1984; 184: 965-70.

14. Muir WW. and Mc Guirck SM. Pharmacology and Pharmacokimetics
of Drugs Used to Treat Cardiac Disease in Horses. Vet Clinics of
North America; Equine Practice 1985; 1 (2); 347.

15. Muir WW, Reed SM and McGuirk SM. Treatment of atrial fibrillation
in horses by intravenous administration of quinidine. J Am Vet Med
Assoc 1990; 197: 1607-10.

16. Patteson MW, Equine cardiology, Blackwell Science, London, 1996:
186-97.

17. Pattesson MW. Electrophysiology and arrhythmogenesis. Cardiology
of the horse, ed C. Marr. W B Saunders Compagny, London, 1999: 64-
6.

18. Reef VB, Levitan CW, and Spencer PA. Factors Affecting Prognosis
and Convening in Equine Atrial Fibrillation. J Vet Intern Med 1988; 2:
1-6.

19. Reef VB, and Marr CM. Cardiac Arrhythmias. In the Horse, Diseases
and clinical management. Eds Kobluc, Ames, Geor.W B Saunders
Compagny, London, 1995: 142-50.

20. Reef VB, Reimer JM, and Spencer PA; Treatment of Atrial Fibrillation
in Horses; New Perspectives. J Vet Intern Med 1995; 9 (2); 57-67.

21. Stewart GA, Fulton LJ, and McKellar CD. Idiopathic atrial fibrillation
in a champion Standardbred racehorse. Aust Vet J 1990; 67; 187-91.

-ocr page 61-

A. Creig, K. Stevenson, V. Perez, A.A. Pirie,J.M. Grant, and
J.M. Sharp. Vet Ree
1997; 140:141-3.

Naar aanleiding van het feit dat konijnen na experimentele
besmetting met
Mycobacterium avium subspecies paratu-
herculosis
(officieus: M. paratuberculosis) de typische gra-
nulomateuze enteritis blijken te ontwikkelen, onderzochten
deze onderzoekers 33 wilde konijnen afkomstig van vier
rundveebedrijven in Schotland. Bij drie van deze bedrijven
was eerder paratuberculose was geconstateerd. Bij 19 konij-
nen werden op paratuberculose-lijkende lesies aangetroffen
en uit 21 dieren kon
M. avium subspecies paratuberculosis
worden geïsoleerd. De vraag rees of wilde konijnen als reser-
voir van deze kiem voor rund/schaap kunnen fimgeren. (Zie
volgende artikel.)

D.J. Houwers

Wetenschap

Paratubereulosis in wild rabbits (Oryctolagus cuniculus)

Epidemiological study of paratuberculosis in wild rabbits in Scotland

A. Greig, K. Stevenson, D. Henderson, V. Perez, V Hughes, I.
Pavlik, M.E. Hines, I. McKendrick, and J.M. Sharp. J Clin
Microbiology
1999; 37 (6): 1746-56.

In vervolg op het bovenstaande werd het onderzoek uitge-
breid: 210 konijnen van 22 veehouderijen verspreid over ge-
heel Schotland uit streken met sterk verschillende inciden-
ties van paratuberculose. Van elk bedrijf was bekend of
paratuberculose was voorgekomen. Bij 41 konijnen werd de
besmetting cultureel en/of histologisch vastgesteld, bij 35
van de 130 konijnen van bedrijven met paratuberculose en
bij zes van de 80 konijnen van de onverdachte bedrijven. Met
twee genotyperingsmethoden bleken konijnen- en runder-
isolaten niet te onderscheiden. Daarentegen kon men met
chemotypering wel onderscheid tussen isolaten maken; twee
van de zes gevonden chemotypes bleken bij zowel runderen
als konijnen voor te komen.

Samenvattend geeft dit onderzoek epidemiologische aanwij-
zingen voor de mogelijkheid van (1) interspecies transmissie
tussen het rund en het wilde konijn, ofwel (2) een gezamen-
lijke andere bron. Ten bewijze van de interspecies-transmis-
sie zijn proefinfecties nodig. Auteurs vermelden - unpublis-
hed - dat een konijnenisolaat inmiddels laesies heeft
geïnduceerd in lammeren.

Zij suggereren dat, als straks blijkt dat het wilde konijn in-
derdaad als reservoir van
M. avium subsp. paratuberculosis
voor het rund (en andere herkauwers) kan functioneren, de
bestrijding van paratuberculose daardoor ernstig bemoeilijkt
kan worden.
(Nederland?, ref.)

D.J. Houwers

Bordetella bronchiseptica infecties bij de hond

K. de Ridder, A. Decostere en F. Haesebrouck. Vlaams Diergen
Tijdschr iggS; 67:324-8.

Bordetella bronchiseptica speelt een belangrijke rol bij infec-
tieuze tracheo-bronchitiden van de hond.
Ingegaan wordt op de pathogene eigenschappen van de bac-
teria die stoelen op geproduceerde toxines, zoals het adenyl-
cyclase (haemolysine), het dermo-necrotoxine, het tracheaal
cytotoxine, het osteotoxine en de diverse adhesines onder
meer het pertactine. De eigenschappen van deze toxines
worden besproken. Het zijn de aanvalswapens.
De bacterie is facultatief pathogeen. De kiem heeff een dui-
delijke voorkeur voor het trilhaar van de luchtwegen. Er ko-
men kiemdragers voor. Infectieuze tracheo-bronchitis doet
zich vooral voor in kennels waar groepen jonge dieren dicht
bijeen in minder goed geventileerde ruimten aanwezig zijn
of bij oude dieren met een verminderde afweer.
Klinisch hoort men meestal een droge hoest, de lichaams-
temperatuur is zelden verhoogd, de eetlust als regel normaal.
Behandeling met antibiotica is niet altijd noodzakelijk. Vaak
is rust voldoende in een warme, goed geventileerde mimte.
Indien besloten wordt tot medicatie geniet het vernevelen
van antibiotica (kanamycine, polymycine, gentamycine) de
voorkeur boven orale of parenterale applicatie.
De profylaxe dient gericht te zijn op het verminderen van de
infectiedruk. Enting geeft goede resultaten met zowel adju-
vans, subunit als levende, gemitigeerde vaccins. Deze laat-
sten worden bij voorkeur toegepast bij zeer jonge dieren,
wegens het mogelijk aanwezig zijn van matemale antilicha-
men.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 62-

Actua

Interview nieuwe hoogleraar Veterinaire Anesthesiologie

Ludo Hellebrekers: \'Ik voel me gewoon verantwoordelijk\'

Het is geen onbekende van de Nederlandse practici, de nieuwe hoogleraar
Veterinaire Anesthesiologie: prof. dr. Ludo J. Hellebrekers. Als oud-secreta-
ris van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren, maar vooral uit overtui-
ging, is hij opvallend gericht op de praktijk. Zo heeft hij vergaande plannen
voor een verdere kwaliteitsverbetering middels scholing en de invoering van
richtlijnen. Niet alleen overigens in de gezelschapsdierenpraktijk, maar in de
gehele veterinaire sector valt er volgens hem veel aan kwaliteitsverbetering te
doen. Vanwaar deze \'nobele\' instelling? \'Ik voel met gewoon verantwoorde-
lijk voor het vak anesthesiologie\', is het simpele antwoord. De redactie in ge-
sprek met Hellebrekers.

Door Sophie Deleu

Berichten en verslagen

Ludo Hellebrekers is geboren in 1955 te
Haarlem. De keuze voor de studie dier-
geneeskunde is ingegeven door de toen-
malige buurman; een gemengd prac-
ticus met een eerstelijns praktijk.
Tijdens de studie had de jonge Helle-
brekers echter al sterk de neiging zich te
willen concentreren op één onderwerp
en dus niet de gemengde praktijk in te
willen.

Na een half jaar praktijk trad hij der-
halve in dienst van de Vakgroep Ge-
neeskunde Gezelschapsdieren (1981).
Aanvankelijk hield hij zich bezig met
interne geneeskunde en intensive care.
Hieruit ontstond vanzelf de interesse
voor de veterinaire anesthesiologie.
Uiteindelijk hield hij zich hier voltijds
mee bezig en promoveerde in 1988 op
de effecten van anesthesie op de nier-
functie van de hond.
Vervolgens is hij een jaar naar de
Verenigde Staten gegaan, als weten-
schappelijk medewerker aan de Me-
dical School Wisconsin, afdeling fy-
siologie. Hij hield zich er bezig met de
cardiovasculaire fysiologie. In 1989
kwam hij weer terug.

Uitdagingen

De negentiger jaren hadden voor
Hellebrekers een paar leuke uitdagin-
gen in petto. De belangrijkste was de
benoeming tot bijzonder hoogleraar
Anesthesiologie van Proefdieren, met
een 2/10 aanstelling bij de vakgroep
Proefdierkunde. Dit hield een gewel-
tijd onbezet is geweest.
De leeropdracht is wederom - tot grote
tevredenheid van de nieuwe hoogleraar
- diersoortoverschrijdend en de aanstel-
ling is bij twee klinische hoofdafdelin-
gen: Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren en Gezondheidszorg Paard. Het
gezamenlijke facultaire Anesthesieteam
is verantwoordelijk voor de gehele anes-
thesiologische zorg. Hieronder moet
worden verstaan: onderwijs, patiënten-
zorg en onderzoek.

dige uitbreiding van de anesthesiologi-
sche vraagstelling in. Veel diersoorten
- niet alleen ratten en muizen, maar
ook honden en varkens kunnen proef-
dier zijn - en een experimentele invals-
hoek maakten het vak anesthesiologie
nog boeiender. Juist het diersoortover-
schrijdende aspect van deze leerstoel
sprak Hellebrekers aan. Hij had zich
immers tot dan toe voomamelijk met
de gezelschapsdieren beziggehouden.
Sinds 1 januari 2000 is hij opnieuw
hoogleraar: Veterinaire Anesthesio-
logie. Hij volgt daarmee prof dr. E.
Lagerweij op, nadat de leerstoel een

Wat zijn op dit moment de \'hot topics\'
in het onderzoek? Deze hebben te ma-
ken met het vergroten van het anesthe-
siologisch en neurofysiologisch inzicht:
het vinden van parameters om de kwali-
teit van de anesthesie te evalueren, het
ontwikkelen van nieuwe technieken bij
verschillende diersoorten en het verbe-
teren van de postoperatieve zorg. Zo is
er onderzoek gaande naar de nazorg
voor het geopereerde koliekpaard.
Verder werkt het onderzoeksteam nauw
samen met het Universitair Medisch
Centmm (UMC) van de Universiteit
Utrecht en de Katholieke Universiteit
Nijmegen (KUN). Daarnaast zijn er zo-
genaamde \'klinische ontwikkelingspro-
jecten\'. Voor alle diersoorten - vogel.

-ocr page 63-

Actua

hond, paard, knaagdier en kat - wordt
met deze projecten gewerkt aan ontwik-
keling, evaluatie en uitwerking van ge-
protocolleerde patiëntenzorg. Volop
anesthesiologisch onderzoek dus aan de
Faculteit der Diergeneeskunde.

In praktijk brengen

Een ander belangrijk streven vindt
Hellebrekers het in praktijk brengen
van betere anesthesiologische zorg.
\'We gaan binnenkort een inventarise-
rende enquête houden onder de Ne-
derlandse dierenartsen naar de ge-
bruikte methodieken in de praktijk\',
schetst de nieuwe hoogleraar zijn goede
voornemens. Hij vermoedt - nee, weet
zéker - dat er veel verbeterd kan wor-
den. Niet alleen is er veel nieuwe kennis
over de veterinaire anesthesiologie be-
schikbaar, er is ook een groeiende vraag
naar kwalitatief hoogwaardige anesthe-
siologische zorg. Dit is overigens geen
Nederlandse ontwikkeling, maar een
Europese, zelfs mondiale trend.

\'Niet alleen zijn er veel
nieuwe kennis en middelen, er
is ook een groeiende vraag naar
kwalitatief hoogwaardige
anesthesiologische zorg.\'

Hellebrekers heeft praktische plannen:
nascholing, protocollen. Hij denkt
daarbij niet alleen aan de zorg voor
hond en paard, maar ook voor de kat,
de rat en alle landbouwhuisdieren.
\'Alle gehouden diersoorten hebben
recht op hoogwaardige anesthesiolo-
gische zorg, niet alleen omdat dit te-
genwoordig mogelijk is, maar vooral
uit ethisch oogpunt\', betoogt hij.
Hellebrekers beschouwt het dan ook
als ongewenst dat nog steeds chirurgi-
sche ingrepen worden verricht zonder
adequate verdoving en pijnstilling. In
de landbouwhuisdierensector zijn
voorbeelden genoeg te vinden. Maar
ook de kat en bijvoorbeeld de leguaan
of de chinchilla komen er soms be-
kaaid vanaf, door gebrek aan kennis bij
de praktiserend dierenarts.
\'Ik wil ook graag het belang benadruk-
ken van een goede documentatie, ove-
rigens niet alleen voor de directe anes-
thetische zorg.\' Hellebrekers vindt dat
de Nederlandse dierenarts veel ge-
structureerder en planmatiger te werk
moet gaan. Pre-anesthetische evalu-
atie, het maken van een anesthesiever-
slag, monitoring van de conditie van
de patiënt, ondersteuning van de pa-
tiënt met zuurstof en infiisie, peri-ope-
ratieve pijnstilling, het zijn allemaal
zaken die veel en veel beter kunnen.
En waarmee de dierenarts zich boven-
dien positief kan profileren.

Haalbaar en uitvoerbaar

Waarom ben je zo begaan met de prak-
tijk? \'Vanwege een intrinsieke ver-
bondenheid met het vakgebied\', legt
hij uit. \'Ik voel me gewoon verant-
woordelijk, mijn veterinaire trots ver-
langt het\'. Bovendien wil hij graag la-
ten zien wat er allemaal mogelijk is.
\'Het is allemaal haalbaar en uitvoer-
baar\', vat Hellebrekers zijn enthou-
siaste pleidooi samen. \'We hoeven het
alleen maar te implementeren in de
praktijk\'.

Waarom ben je zo begaan
met de praktijk? \'Mijn veterinaire
trots verlangt het\'

De optimistische hoogleraar vindt dat
zijn plannen uitstekend passen in het
kwaliteitsstreven en de verdere profes-
sionalisering van de Nederlandse die-
renarts. \'De anesthesiologie is natuur-
lijk maar een onderdeel, maar een
verbetering ervan kan een geweldige
sprong voorwaarts betekenen voor de
praktijkvoering.\' En verder relative-
rend: \'Ik heb het niet zelf verzonnen
hoor, honderden veterinair anesthesio-
logen discussiëren dagelijks op het in-
ternet over dit onderwerp. En boven-
dien, je hebt vanuit deze functie per
definitie de morele opdracht om je
vakgebied uit te dragen.\'
Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk.
Je merkt dat hij anesthesiologie in de
eerste plaats leuk vindt: \'Het vakge-
bied steltje voor complexe problemen,
vaak met levensgevaar, die anderzijds
ook weer heel praktisch van aard zijn.
De anesthesiologie zit vol verrassin-
gen en het daagt je telkens uit.\'
Hellebrekers heeft dan ook vaak te ma-
ken met practici die snel en adequaat
van advies moeten worden gediend.
Veel dierenartsen vinden de anesthe-
siologie moeilijk, hebben weinig grip
op de materie. Hellebrekers heeft vaak
al zijn creativiteit nodig om hen uit de
brand te helpen. Met onderwijs aan de
studenten is het al niet anders: \'Dat zou
ik niet willen missen, de interactie met
deze mensen geeft veel kleur aan mijn
functie.\'

Toekomst veelbelovend

De anesthesiologie aan de Faculteit
der Diergeneeskunde gaat een roos-
kleurige toekomst tegemoet onder de
bezielende leiding van de nieuwe
hoogleraar: \'We kunnen enerzijds bo-
gen op veel ervaring en hebben ander-
zijds veelbelovende jonge mensen in
opleiding. De infrastructuur is goed en
er is steun van de diverse hoofdafde-
lingen, dus de nieuwe mensen kunnen
zich volledig ontplooien.\'
Bovendien vraagt de markt erom. De
ontwikkeling van het vakgebied is in
de laatste tien jaar stormachtig ge-
weest. \'Vroeger was het een zijtakje
van de chirurgie, maar nu is veteri-
naire anesthesiologie een volwaardig
vakgebied, waarin wereldwijd honder-
den dierenartsen voltijds werkzaam
zijn\', aldus Hellebrekers.
Trends zijn er ook, bijvoorbeeld pijn-
management. Daarin kan ook vanuit
verschillende invalshoeken een snelle
kwaliteitsverbetering worden bewerk-
stelligd: \'Ten eerste is er veel bekend
geworden over de pathofysiologische
processen die aan pijn ten grondslag
liggen en ten tweede is het ethisch
normbesef in de loop der tijd in een
gunstige richting geëvolueerd\', legt de
hoogleraar uit. \'Dat ethische aspect
zou ik ook willen overbrengen: pijnbe-
strijding is nodig bij alle diersoorten
die wij houden.\' Hij doet er zelfs nog
een schepje bovenop: \'Wij moeten ons
als veterinaire gemeenschap eens af-
vragen waarom pijnbestrijding in het
algemeen beter is geregeld bij proef-
dieren, dan bij dieren die wij onder
onze hoede hebben...\' Hellebrekers
beweert in feite dat dierenartsen hun
verantwoordelijkheid op dit gebied
lang niet altijd in voldoende mate ne-
men: \'In de veterinaire praktijk blijven
vele dieren onderbehandeld, terwijl de
kennis en de middelen beschikbaar
zijn. Men vindt het \'niet nodig\' of \'te
duur\' of men heeft zich simpelweg niet
op de hoogte gesteld van de huidige
stand van wetenschap en techniek.\' Er
is dus behoefte aan een mentaliteits-
omslag? \'Ja, we moeten ons eens ach-
ter de oren krabben,\' drukt hij treffend
uit.

\'We moeten ons als veterinaire
gemeenschap afvragen waarom pijn-
bestrijding bij proefdieren beter is
geregeld dan bij de dieren die wij
onder onze hoede hebben.\'

-ocr page 64-

Collega Cees Sijssens, hoofddirecteur
van Cehave-Landbouwbelang schetste
de stormachtige ontwikkelingen in de
sector. Wegens de opkoopregeling en
toenemende eisen op het gebied van
welzijn, milieu en dierziektepreventie
zal het aantal landbouwhuisdieren in
Nederland dalen, waardoor de meng-
voerafzet onder druk komt. Het aantal
bedrijven zal afnemen en de overblij-
vende bedrijven worden groter. Cehave-
Landbouwbelang speelt hierop in met
een verdere schaalvergroting (Cehave
en Landbouwbelang zijn per 1-1-2000
gefiiseerd) en internationalisering, met
onder andere fabrieken in België en
Polen. Groot winkelbedrijven stellen
steeds meer eisen ten aanzien van de
kwaliteit en residuen. Cehave-Land-
bouwbelang heeft om deze reden inte-
graties opgezet voor de productie van
pluimveevlees en eieren, in de varkens-
sector blijkt het moeilijker te zijn om in-
tegraties op te zetten. Binnenkort opent
Cehave ook een fabriek voor natte
mengvoeders, die als brij aan varkens-
houders uitgeleverd gaan worden. Co-
producten is een betere naam dan bijpro-
ducten in dit verband.

Spekdikte en reproductie

Collega Albert van Dijk, specialist ve-
terinaire diervoeding en nutritionist bij
Cehave-Landbouwbelang hield een
inleiding over de relatie van spekdikte-
ontwikkeling bij zeugen met reproduc-
tiekenmerken. Een rugspekmeting
geeft een goede indruk van de hoeveel-
heid vetreserve van een zeug en is
daarmee een objectievere maat voor
conditie dan een visuele beoordeling.
Practici worden regelmatig geconfron-
teerd met uitslagen van spekdikteme-
tingen op een zeugenbedrijf en er wer-
den meerdere handvatten gegeven
voor het interpreteren hiervan. Bij
spekdiktemetingen wordt meestal op
één dag van alle dragende zeugen de
rugspekdikte gemeten met een spek-
diktemeter. Dit is betrekkelijk eenvou-
dig en kost niet veel tijd. De spekdikte,
het cyclusnummer en de dekdatum
worden ingegeven in een computer-
programma welke middels regressie-
lijnen een grafiek maakt van de spek-
dikteontwikkeling van de zeugen op
het betreffende bedrijf Wat meestal
meteen opvalt uit dergelijke plaatjes is
dat er een flinke spreiding van spek-
diktes tussen de zeugen bestaat.
Er is veel onderzoek gedaan naar de re-
latie tussen spekdikte en reproductie.
Er zijn maar weinig harde verbanden
aangetoond. De enige relatie die in
meerdere onderzoeken wordt aange-
toond is dat, met name bij eerste-cyclus
zeugen, bij een groot verlies aan spek-
dikte in de lactatie, het interval spenen-
bronst langer wordt. Dit werd beves-
tigd in een grootschalig veldonderzoek
van Cehave-Landbouwbelang. Ook is
er een relatie aangetoond van spekdik-
teontwikkeling met voeropname en
melkproductie. Als zeugen in de dracht
teveel spek opbouwen en in een te roy-
ale conditie in de kraamstal komen, dan
zal de voeropname en de melkproduc-
tie lager zijn en zal de zeug meer spek-
dikte veriiezen. Uit het veldonderzoek
bleek dat bedrijven met een hoge big-
genproductie tijdens de dracht weinig
spekdikte opbouwen en tijdens de lac-
tatie weinig verliezen. Geadviseerd
wordt om gelten pas aan te dekken als
ze voldoende ontwikkeld zijn en ook
voldoende rugspek hebben (circa 11 ä
13 mm). Vervolgens dient in de dracht
een spekdikteopbouw van circa 4 mm
nagestreefd te worden. Het spekdikte-
verlies in de lactatie dient niet meer dan
3è4mm te zijn.

Brijvoer

Brijvoerspecialist John van Dommelen
besprak enkele gezondheidsaspecten
van brijvoer. Jaarlijks wordt circa 2,4
miljoen ton bijproducten gevoerd aan
varkens en rundvee. Deze bijproducten
zijn voornamelijk afkomstig van de
graan- en aardappelverwerkende indus-
trie en van de zuivelindustrie. Naar
schatting wordt reeds een kwart van de
vleesvarkens in Nederland gevoerd met
bijproducten (co-producten). Stramme
varkens is een probleem dat op meer-
dere vleesvarkensbedrijven met bijpro-
ducten gezien wordt. Naar de oorzaak is
recent onderzoek gedaan. Hierbij is on-
der meer gekeken naar de invloed van
vitamine E, melkzuur en biogene ami-
nen. Extra vitamine E bleek niet pre-
ventief te werken tegen stramme var-
kens. Wel bleek vitamine E stabiel in
brijrantsoenen, zoals bleek uit onder-
zoek van het STER-Laboratorium
CCL-Nutricontrol.

Op 25 mei 2000 had de Groep Geneeskunde van het Varken een excursie bij
Cehave-Landbouwbelang. \'s Ochtends werden diverse inleidingen gehouden
en \'s middags werden het proefbedrijf \'Laverdonk\' en het Coöperatief
Centraal Laboratorium bezocht. Een verslag van de inleidingen.

Excursie Groep Geneeskunde van het Varken bij Cehave-Landbouwbelang

Nieuwste inzichten op het gebied van voeding en gezondheid

Zowel Cehave-Landbouwbelang als
de Faculteit der Diergeneeskunde heb-
ben onafhankelijk van elkaar de in-
vloed van melkzuur op stramheid on-
derzocht. De hypothese was dat
extreem hoge gehaltes aan melkzuur,
zoals deze in praktijkrantsoenen ge-
vonden worden, een ophoping van
(met name linksdraaiend) melkzuur in
de spieren kunnen geven waardoor
stramheid zou ontstaan. Uit beide on-
derzoeken bleek dat een relatief korte
belasting (circa 2 weken) van vlees-
varkens met extreem hoge gehaltes
links- en rechtsdraaiend melkzuur in
het rantsoen niet leidden tot stramheid.
Mogelijk dat langduriger belasting wel
een rol speelt, hiertoe dient nader on-
derzoek plaats te vinden.
Van Dommelen gaf ook het belang van
het zuur base-evenwicht in brijrant-
soenen aan. In het dieet-elektrolyt ver-
schil (dEV) spelen Na, K en Cl een
grote rol, maar ook andere elektrolyten
tellen mee in de fomiule, zoals sulfaat.
Het dEV beïnvloedt de pH van het
bloed en varkens reageren hierop met
de diverse buffermechanismen. Hier-
aan zijn echter grenzen verbonden: er
zijn proeven die laten zien dat de groei
van varkens lager was bij een dEV van
-100 mEq/kg vergeleken met hogere
dEV-waarden. Probleem met het on-
derzoeken van de invloed van de dEV
is dat meerdere elektrolyten in een
rantsoen vaak niet bepaald worden
(zoals sulfaat) en dat alleen elektroly-
ten die ook daadwerkelijk geabsor-
beerd worden de pH van het bloed
beïnvloeden. Tenslotte werd aandacht
besteed aan de rol van biogene aminen.
Dit zijn bacteriële afbraakproducten
van eiwit die ontstaan na decarboxyle-
ring van aminozuren, zoals bijvoor-
beeld histamine. Ze hebben toxische
eigenschappen die kunnen leiden tot
buikkrampen, kortademigheid, bra-
ken, diarree en lusteloosheid. Een in-

-ocr page 65-

vloed van het dEV en biogene aminen
op stramheid kon niet gevonden wor-
den. In de praktijk blijkt dat verande-
ring van het rantsoen (bijvoorbeeld
een bijproduct vervangen door een an-
der) binnen enkele dagen kan leiden
tot het verdwijnen van de stramheid.
Het is niet uitgesloten dat een combi-
natie van factoren (dEV, melkzuur en
biogene aminen) een rol speelt. Nader
onderzoek hiernaar is gewenst.

Nat mengvoer

Tenslotte vertelde W. van Laarhoven
over een nieuw fenomeen: nat meng-
voer voor varkens. Achtergronden hier-
van zijn dat er steeds meer restproducten
van de voedingsmiddelen industrie aan-
geboden worden wegens stijgende stor-
tings- en lozingskosten voor dit soort
reststromen en dat kwaliteitseisen voor
het eindproduct steeds belangrijker wor-
den. Met name van zogenaamde derde
en vierde generatie bijproducten zijn
nauwelijks kwaliteitscriteria bekend. Er
zijn risico\'s ten aanzien van residuen in
het eindproduct (denk aan de dioxine-
affaire) maar ook ten aanzien van dier-
ziekteverspreiding. Zo kunnen produc-
ten die afkomstig zijn van bewerkte
swill, of die gemengd zijn met swill,
ziekten zoals (Afrikaanse) varkenspest
en MKZ overbrengen. Cehave-
Landbouwbelang speelt hierop in door
binnenkort een fabriek voor vloeibaar
mengvoer te openen. Hierbij is het mo-
gelijk om, onder andere middels een
vergaande ketenbenadering en HACCP,
de kwaliteit van de uitgeleverde brij te
garanderen.

Actua

A. van Dijk en J. Bakker

PRRS-Ronde Tafeloverleg

Een echte ronde tafelbijeenkomst. De organisatoren hebben een klein aantal
korte inleidende mededelingen voorbereid om een gesprek te starten.
Voorzitter Remco Schrijver hoopt vandaag veel te leren, van elkaar. Op de
agenda staan naast PRRS, ook PMWS en het circo type 2-virus. PMWS bete-
kent Post Weaning Multi-systemic Wasting Syndrome. De Nederlandse naam
is wegkwijnziekte.

Door Jan Hülsen

al snel voor symptoombestrijding (anti-
biotica en eventueel koortsremmers),
samen met zoötechnische maatregelen.
\'Griep, influenza, zie ik in dit verband
als een onderschat probleem\', klinkt
het. Inderdaad wordt de diagnose in-
fluenza vaker gesteld dan de dierenart-
sen vooraf verwachten. Dit gebeurt
meestal op basis van gepaarde serolo-
gie. Vanwege deze kennis heeft één
praktijk afgelopen winter vaker tegen
griep gevaccineerd. Deze vaccinatie
heeft zeer zeker alle problemen in het
praktijkgebied niet laten verdwijnen,
\'maar het werd er wel rustiger van.\'

Het ID-Lelystad speelt nationaal en
internationaal een vooraanstaande rol
op het gebied van Porcine Repro-
ductive and Respiratory Syndrome
(PRRS)-onderzoek, -diagnostiek en
-vaccinontwikkeling. Om goed in-
zicht te houden in wat er in het veld
en in het onderzoek ten aanzien van
PRRS-vims (PRRSV) speelt, organi-
seert het ID-Lelystad op regelmatige
basis een ronde tafeloverleg. De aan-
wezige deskundigen werken vanuit
verschillende invalshoeken met
PRRS, het PRRSV en de varkens-
houderij. Boehringer Ingelheim b.v.
(BI) faciliteert deze bijeenkomsten.

Aanwezig waren (s.s.t.t.):
F.J.M. van Dongen, C. Veldman
R.T.J.A. de Winne, praktiserend die
renarts; J.P.H. Oskam, Dumeco; F.T
Bouwkamp, M.F. de Jong, P.G.M
Rambags, GD; H.A. Nodelijk, FdD.;
R. Schippers, BI; J.M.A. Pol, R.S.
Schrijver, P.J.G.M. Steverink, ID-
Lelystad; J.H.J.L. Hülsen, Vetvice.

PRRS in het veld

De praktiserende dierenartsen hebben
de indruk dat het aantal abortus blauw-
achtige aandoeningen stijgende is. In
veel gevallen constateert men in de
praktijk \'PRRS\' op basis van klinische
symptomen en vindt geen aanvullend
onderzoek plaats om de diagnose te
bevestigen. \'Men\' kunnen hier vele
spelers in het veld van de varkenshou-
derij zijn, zoals varkenshouders, voor-
lichters en dierenartsen.
Maar het ziektebeeld is niet eenduidig.
De heersende ziekteproblematiek lijkt
steeds vaker meer op een ziektesyn-
droom, dan op een op zichzelf staande
aandoening met één oorzakelijk agens.
We zien gecompliceerde ziektebeelden
en onbegrepen ziektebeelden, vat een
collega samen. Vaak legt men een ver-
band met een circovimsinfectie. Mis-
schien wel te vaak. Hoest blijkt vaak
voor te komen, evenals terugvallen in
conditie, diarree en huidvlekken.
Blauwe oren en abortus ziet men zelden.
De complexiteit van de ziektekundige
problematiek maakt ook de diagnostiek
lastig en moeilijk te interpreteren, vin-
den de praktijkinensen. Voor de aanpak
van deze syndromen kiezen zij daarom

\'De huidige gezondheidsproblematiek
is vaker een syndroom dan een
specifieke ziekte\'

Een practicus vertelt een anekdote van
een bedrijf waar plotseling 20 tot 30
procent van de biggen smeerpokken
kreeg. Deze infectie leek helemaal uit
de lucht te komen vallen, want het ma-
nagement was onveranderd goed en er
leken geen andere ziekten te spelen.
Sectie leverde de uitslag polyserositis
en uit de huidlesies kweekte het lab
een
S. hyicus-stam die goed gevoelig
was voor TMP/S. Op het eerste gezicht
een raadsel waar deze problemen in-
eens vandaag kwamen. Maar, onge-
veer drie maanden van te voren waren
er zieke zeugen geweest, waarschijn-
lijk ten gevolge van griep. Deze practi-
cus vraagt zich af of deze twee ziekten
verband hebben en of de biggen van de
zieke zeugen minder afweer meekrij-
gen. Maar kennelijk past dit beeld
toch niet bij een griepdoorbraak en wel
bij PRRS en PMWS.

-ocr page 66-

Diagnostiek

Het ID-Lelystad ziet een teruggang in
het aantal inzendingen voor PRRS-
diagnostiek. De per 1 januari van dit
jaar gestegen tarieven verklaren dit
wellicht, maar als het veld zoveel pro-
blemen ziet, waarom laat men dan niet
meer onderzoek doen?
Verschillende aanwezigen geven aan
de waarde van laboratoriumdiagnos-
tiek niet hoog in te schatten. Bovendien
is het een kostbare aangelegenheid.
Van welke dieren moetje monsters ne-
men? En hoeveel? Daarbij komt in het
licht van de steeds vaker voorkomende
ziektesyndromen steeds weer de vraag
op: waarop laat ik de monsters onder-
zoeken?

Maar de belangrijkste reden dat aan-
vullend onderzoek niet in grote mate
plaatsvindt, is de beperkte waarde van
de onderzoeksuitslagen voor de practi-
cus bij het bepalen van een plan van
aanpak. In geval van een ziektesyn-
droom vindt het laboratorium allerlei
ziektekiemen, maar heeft de practicus

\'Kosten en moeilijkheden met
praktische interpretatie weerhouden
serologisch onderzoek\'

vervolgens nog steeds niet de kennis
over welke verwekker het ziekteproces
op gang heeft gebracht en over hoe te
handelen om in de toekomst dezelfde
problemen te voorkomen. In het kader
van PRRS-beheersing vindt men het
nog steeds moeilijk om een goed vacci-
natieprotocol vast te stellen, ondanks
de beschikbaarheid van goed laborato-
riumonderzoek. De vraag \'welke groep
varkens moet ik wanneer vaccineren
om de problemen voor te blijven?\' laat
zich maar moeilijk beantwoorden. \'Ik
wil in dit kader even benadrukken dat
laboratoriumonderzoek ook waarde
heeft om een bepaalde ziektekiem uit te
sluiten\', klinkt het uit een verre hoek
van de ronde tafel.

Zeugen kunnen met regelmatige inter-
vallen herbesmet raken en seroconver-
teren. Ook vaccinatie verhindert dit
niet altijd. (De aanwezigen kennen
slechts één vaccin dat een infectie kan
verkomen en dat is het varkenspest-
vaccin op basis van de Chinese (C-)
stam.) Bij herinfectie met PRRSV
worden varkens niet klinisch ziek,
maar hun seroconversies maken de
diagnostiek lastig. Sommige varkens
laten géén serologische reactie zien na

Actua

herhaalde vaccinatie.
Het PRRS-virus is een virus dat we
nog niet zo lang kennen, merkt een on-
derzoeker op. We hebben nog veel te
leren.

Uit een veldstudie van het ID-Lelystad
bij jonge varkens (kraamstal, kort na
opleg) met acute longproblemen, blijkt
dat een heel groot aantal van hen sero-
converteren voor PRRS-afweerstoffen.
Onderzoek van de Gezondheidsdienst
voor Dieren bij oudere vleesvarkens
met dezelfde ziekteklachten wees het
influenzavirus aan als belangrijkste pa-
thogeen en dichtte PRRSV een onder-
geschikte rol toe.

Laborator! u monderzoek

Het ID-Lelystad heeft een aantal
nieuwe testen voor PRRS-diagnostiek
ontwikkeld. Een aantal van deze labo-
ratoriumtechnieken zijn vooral ge-
schikt voor onderzoeksdoeleinden,
maar enkele vinden hun toepassing in
de praktische diergeneeskunde.
Allereerst is er sinds kort een nieuwe
test beschikbaar die snel specifieke af-
weerstoffen kan aantonen tegen de
Europese virusstam. Deze EU-ELISA
vervangt de DIPMA, de differentië-
rende IPMA. Kostprijs: ƒ 27,50 per
stuk. De EU-ELISA is vooral geschikt
om aanwezigheid van antilichamen
aan te tonen tegen Europese PRRSV-
stammen, in populaties die antistoffen
hebben ten gevolge van vaccinatie.
Dus voor monitoring van veldvirus in
een gevaccineerde omgeving. Het vac-
cinvirus hoort tot de Amerikaanse
PRRSV-stam. Afweerstoffen tegen
het vaccinvirus worden met deze test
dus niet aangetoond. De afweerstoffen
opgewekt door infectie met de veld-
stammen blijven minstens 160 dagen
na infectie aantoonbaar.
Daarnaast is het ID-Lelystad druk
doende om de PCR, polymerase chain
reaction, te valideren voor diverse toe-
passing. Elk uitgangsmateriaal vereist
een eigen ijking en instelling van de
test. De drie belangrijkste monsters
zijn bloed, sectiemateriaal en sperma.
De GD voert ook PCR-onderzoek uit
op PRRSV in sperma.
PRRSV is een RNA-virus, hetgeen on-
derzoek met een PCR complexer
maakt. De PCR toont specifiek RNA-
materiaal aan van het PRRS-virus, zo-
wel van dood als van levend virus. De
test is veel sneller dan het alternatief,
virusisolatie. Onderzoek van sectie-
materiaal met de PCR toont veel vaker
virus aan dan de viruskweek. Dit komt
waarschijnlijk ten eerste doordat de

PCR minder virusdeeltjes nodig heeft
om positief te worden. En ten tweede
door het feit dat de PCR ook reageert
op dode virusdeeltjes. Om een indruk
te geven: na experimentele infectie
verloopt virusisolatie positief van drie
dagen tot twee ä drie weken p.i. De
PCR toont virus aan vanaf de eerste
dag tot vier ä vijf weken p.i.
Een negatieve uitslag zegt \'dat er nog
slechts een kleine kans is dat er virus in
het uitgangsmateriaal zit.\' Je neemt
immers een steekproef in het uitgangs-
product. Het ID-Lelystad heeft biggen
intraperitoneaal ingespoten met PCR-
negatief monstermateriaal, waarna die
diertjes geen serologische reactie ver-
toonden. Dit geeft een aanwijzing dat
PCR-negatief ook daadwerkelijk vi-
rusnegatief is. Met andere woorden: de
specificiteit van de test is hoog.
PCR-onderzoek van sperma lijkt met
name waarde te hebben voor Kl-orga-
nisaties, die sperma leveren aan part-
ners met de garantie dat het vrij is van

\'EU-ELISA en PCR: nieuwe
mogelijkheden voor
PRRS-diagnostiek\'

PRRSV. Feitelijk kun je alleen de ga-
rantie geven dat het PCR-onderzoek
negatief verlopen is, merkt de groep op.
Helemaal vrij van virus kun je nooit ga-
randeren. Het risico van PRRS-over-
dracht via vers sperma lijkt heel gering,
vanwege de snelle autolyse van het vi-
rus. Diepvriessperma draagt wellicht
iets meer risico met zich mee.
Geïnfecteerde beren scheiden gedu-
rende lange tijd, tot 120 dagen, inter-
mitterend virus uit in hun sperma.

PRRS en circo

Veel Nederlandse varkenshouderijen
kampen met grote problemen ten ge-
volge van de wegkwijnziekte PMWS.
De schade lijkt enorm en de veterinaire
wereld heeft geen ander antwoord dan
symptoombestrijding en optimaliseren
van management, voeding en huisves-
ting. En ondanks deze bedreiging Iaat
de varkenssector nauwelijks onder-
zoek verrichten. Zowel ID-Lelystad
als GD zien de noodzaak van goed on-
derzoek en willen graag aan de slag,
maar op het moment van deze bijeen-
komst heeft de sector nog geen geld
beschikbaar gesteld.
PMWS en PRRS lopen op enige wijze
hand in hand. Op 60 tot 80 procent van

-ocr page 67-

de bedrijven waar het syndroom weg-
kwijnziekte is vastgesteld, komt ook
PRRS voor. De waarschijnlijke verwek-
ker van PMWS, het porcine circovirus
type 2 ofwel PCV2, lijkt de wegkwijn-
ziekte alleen te kunnen veroorzaken in
gelijktijdige aanwezigheid van een an-
dere ziekte(-kiem). Immunosuppressie
vormt de basis van de aandoening.
PRRS is de meest relevante \'partoer in
crime\', maar ook het porcine parvovi-
rus,
E. coli, H. parasuis, mycoplasma en
Str.suis kunnen een rol spelen. Er lijkt
geen samenhang te bestaan tussen influ-
enza en PMWS.

Er is iets gebeurd waardoor PCV2 in-
eens veel pathogener geworden is. De
universiteit in Gent vond afweerstoffen
tegen dit virus in bloed uit 1985.
Gezonde varkens van bedrijven zonder
ziekteproblemen zijn vaak in het bezit
van afweerstoffen tegen PCV2. Maar
toch zien de dierenartsen het typische
beeld van slijters in deze vorm en mas-
saliteit pas sinds 1997. Speenleeftijd en
groeisnelheid spelen geen rol, want
PMWS komt voor op alle soorten be-
drijven, van topbedrijven met hoge
technische kengetallen tot scharrelbe-
drijven.

Actua

In Nederland ontstaat de problematiek
op het moment dat de matemale immu-
niteit afloopt, zo rond zes tot 16 weken
na de geboorte. Stress, zoals opleggen
in een nieuwe afdeling, triggert de
ziekte. Het beeld kenmerkt zich door-
dat in een of meerdere hokken van een
afdeling enkele varkens chronisch ver-
mageren en achterblijven. Terwijl de
koppelgenoten gewoon gezond lijken.

\'De wegkwijmiekte:
meer onderzoek is hard nodig\'

Wegkwijnende varkens reageren vaak
slecht op medicatie. Beter voer, een la-
gere bezetting en andere factoren die
welzijn en gezondheid optimaliseren
geven verbetering van de klachten, zij
het in beperkte mate. Biggen in de
kraamstal met een hoge PCV2-afweer-
stoffentiter ontwikkelen later in hun
leven minder klachten.
Uit de inbreng van alle aanwezigen
blijkt dat de praktijk hevig worstelt met
de PMWS-problematiek. Is er niet nog
een agens betrokken bij deze ziekte?
Als we onderzoek laten doen, kijken we
altijd naar dezelfde kiemen. Moeten we
niet verder kijken? Met als startpunt het
wegkwijnsyndroom en niet het circovi-
rus. \'Waarom wordt dat ene varken ziek
en die andere die er naast ligt niet?
Waarin verschillen die dieren?\' Het is
zo vreemd dat overal strak 20 tot 30
procent van de varkens zijn aangetast.
De schade is gigantisch en het pro-
bleem breidt zich uit, luidt een samen-
vatting. Maar om tot een goede bestrij-
ding te komen zal de sector fondsen
beschikbaar moeten stellen voor uitge-
breid onderzoek.

Fl Dl N-debat in Sociëteit De Witte

De kritische consument, de invloed van de consument
op het gebruik van diergeneesmiddelen

Het is de derde keer dat de Fidin een
dergelijk debat organiseert. De far-
maceutische industrie stelt zich door
de keuze van de onderwerpen en fo-
rumleden kwetsbaar op. Ook nu weer
is een brede kring belangstellenden
uitgenodigd om haar mening te geven
over een precair onderwerp: het ge-
bruik van diergeneesmiddelen.
Dankzij het kleurrijke, maar toch ge-
structureerde leiderschap van Marjo-
lein Uitzinger is iedereen ook deze
derde keer in de gelegenheid zijn me-
ning ongenuanceerd te presenteren.
Aan de orde komen pijnlijke voorval-
len zoals de aanwezigheid van antibio-
tica in kippenvlees - blijkens een on-
derzoek van de Consumentenbond - en
de BSE- en dioxinecrisis. Stuk voor
stuk deuken in het vertrouwen van de
consument.

Forum

Het is aan de forumleden om de voor-
zet te geven: moeten wij de consument
serieus nemen en ons richten op zijn
wensen, en zo ja, hoe dan? Bij wie ligt
dan de verantwoordelijkheid? En aan
de andere kant: is die consument wel
recht door zee? Telkens weer blijkt dat
als het op betalen aankomt, de consu-
ment toch weer kiest voor het goed-
koopste product, dier- /milieuvriende-
lijk of niet.

Den Haag, 8juni2000 - \'De kritische consument, de invloed van de consument
op het gebruik van diergeneesmiddelen\' is het pakkende thema van het Fidin
debat, dit jaar in Sociëteit De Witte te Den Haag. Onder leiding van journa-
liste en presentatrice Marjolein Uitzinger discussieert een aantal prominen-
ten - waaronder voorzitter van de KNMvD, Ton de Ruijter - over prikkelende
stellingen. Het publiek wordt van harte uitgenodigd om zich in de discussie te
mengen.

Door Sophie Deleu

Achter de tafel bevinden zich: ir. P.K.
ter Veer (voorzitter Vaste Commissie
van Landbouw, Natuurbeheer en Vis-
serij van de Tweede Kamer), Chr. W.C.
van Gisbergen (voorzitter LTO Vak-
groep Varkenshouderij), drs. T. de Ruij-
ter (Voorzitter Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde),
dr. J.C. Dagevos, Landbouw Econo-
misch Instituut, senior-onderzoeker
consumentengedrag en D. van Weel
(Director public affairs Europa, Merial).

Stellingen

De stellingen hebben enerzijds betrek-
king op de rol van de consument in het
diervriendelijker produceren van dier-

-ocr page 68-

lijke voedingsmiddelen, anderzijds
handelen zij over het gebruik van dier-
geneesmiddelen:

1. Eten is lekker en dieren zijn lief;
hoe vlees wordt geproduceerd wil
de consument niet weten.

2. De consument hecht meer belang
aan dierenwelzijn dan aan dierge-
zondheid.

3. Zieke dieren moeten worden gene-
zen, maar residuen van diergenees-
middelen in vlees is onbespreek-
baar.

4. Als de overheid haar verantwoorde-
lijkheid voor voedselveiligheid se-
rieus neemt, dient zij met spoed
MRL\'s voor minor species vast te
stellen.

5. Inspanningen van veehouders om
dieren op verantwoorde wijze te
houden, worden door de consumen-
ten beloond.

6. De dierenarts kan het vertrouwen
dat hij geniet bij de consument al-
leen waarmaken indien hij geen
commercieel belang heeft bij het
voorschrijven van diergeneesmid-
delen.

7. Hoezo kritische consument? De
burger moet worden opgevoed tot
kritische consument.

Verantwoordelijkheid?

Tijdens het debat wordt duidelijk dat de
consument aan de ene kant een grote
invloed uitoefent op de productiewijze
van voedingsmiddelen, maar dat de-
zelfde consument maar moeilijk te be-
wegen is tot het nemen van verant-
woordelijkheid. De Ruijter maakt
daarom onderscheid tussen consumen-
ten en burgers, die weliswaar dezelfde
personen zijn, maar een verschillende
boodschap afgeven: de burger roept dat
het diervriendelijker moet totdat hij
consument wordt...dan wordt hij op-
portunistisch.

Actua

Dagevos beweert dat dit gegeven niet
nieuw is: \'Dat is het verschil tussen
houding en gedrag, dat we altijd zien
als we een bepaalde boodschap trach-
ten over te dragen.\'

Productieketen

De grootste verantwoordelijkheid -
daarover is men het eens - voor de dier-
vriendelijkheid van de productiewijze
en het verantwoord gebruik van dier-
geneesmiddelen, ligt bij de sector, de
productieketen. Die moet marktgericht
produceren.

Van Wheel benadmkt iets waar ieder-
een het over eens is: \'Schadelijke stof-
fen horen niet thuis horen in voedings-
middelen.\' De verantwoordelijkheid
hiervoor mag je nooit en te nimmer bij
de consument neerleggen. Van Gis-
bergen: \'Het product moet onberispe-
lijk zijn, klaar uit.\'

Wat onberispelijk precies inhoudt, is
overigens een discussie waard. De
Ruijter legt bijvoorbeeld uit dat resi-
duen van diergeneesmiddelen, of de
aanwezigheid van pathogene bacteriën
in principe onaanvaardbaar zijn, maar
dat een zogenaamde \'zero-tolerance\'
niet haalbaar is. Je moet daarom af-
spraken maken over de eisen die ge-
steld worden aan de veiligheid van een
product.

En ook de consument maakt deel uit
van de keten. Betere communicatie
over hygiëne en de behandeling van
voedsel in de keuken, zouden ook bij-
dragen tot reductie van de risico\'s, bij-
voorbeeld het risico op voedselvergif-
tiging.

Ouderwets

Stelling 6 beweegt De Ruijter tot een
forse uitspraak: \'Onzin\' en \'ouder-
wets\'. Als je moet investeren in kennis
en middelen om diergeneesmiddelen
verantwoord te kunnen distribueren en
toepassen, dan mag je daar best een re-
delijke vergoeding voor verlangen. De
anderen zijn het met hem eens. Ook Ter
Veer ziet geen aanleiding om dit in de
toekomst anders te willen organiseren.
De integriteit van de dierenarts staat
buiten kijf Bovendien, een tussenscha-
kel zou er ook aan willen verdienen en
er zijn ook praktische redenen waarom
de dierenarts diergeneesmiddelen ver-
spreidt en toepast. De stelling wordt dus
unaniem door het forum verworpen.

Illusies

Tot slot wil Ter Veer nog kwijt: \'U
moet zich geen illusies maken over de
rol van de consument. Het produceren
van dierlijke voedingsmiddelen zal
eeuwig ter discussie blijven staan. Het
moeten doden van dieren zal hoe dan
ook een wrange bijsmaak blijven ge-
ven.\' Maar dat mag natuurlijk geen re-
den zijn om de verantwoordelijkheid
voor de veiligheid en de vriendelijk-
heid van deze producten naast je neer
te leggen...

Gemeenschappelijk onderzoek van Bayeren ID-Lelystad

Groot IBR-onderzoek moet laatste duidelijkheid verschaffen

Mijdrecht/Lelystad - Het ID-Lelystad is gestart met een grote proef met 53
runderen die de laatste duidelijkheid moet verschaffen of ook een licht met
BVD-virus verontreinigde entstof tot ziekte bij runderen kan leiden. De struc-
tuur van de proef is door wetenschappers van het instituut en van Bayer AG
in Leverkussen gemeenschappelijk vastgelegd. De proef zal de situatie in het
veld In de entingsperiode 1998/1999 zo exact mogelijk nabootsen. Daarom
krijgen 45 runderen precies die entstof, die ook toen werd gebruikt. De ver-
ontreiniging zal echter verachtvoudigd zijn.

cin ziek geworden kunnen zijn of niet\',
benadrukt dr. Hans-Robert Hehnen,
wetenschapper van de divisie dierge-
zondheid van Bayer in Monheim, die

\'Door de verhoogde verontreiniging
zijn wij er absoluut zeker van dat pre-
cies kan worden vastgesteld of runde-
ren door het licht verontreinigde vac-
namens de onderneming het onder-
zoek begeleidt. De keuze uit de achter-
gebleven monsters van de entstof is
bepaald door een onafhankelijke ver-
tegenwoordiger van de afdeling kwali-
teitscontrole van het ID-Lelystad.

Behalve de 45 runderen die de licht
verontreinigde entstof toegediend
krijgen, worden nog vier runderen
voor een zogenaamde \'positieve con-
trole\' met de IBR-entstof geënt, die
het extreem agressieve BVD-virus be-

-ocr page 69-

Actua

vat. Dit virus heeft in het voorjaar van
1999 tot ernstige ziektegevallen bij
runderen op twaalf Nederlandse boe-
renbedrijven geleid. Uiteindelijk wor-
den vier runderen in een andere con-
trolegroep geënt met entstof die niet
verontreinigd is. Het gaat hier om een
entstof die weer zal worden gebruikt
zodra de toelating opnieuw verstrekt
is.

Tot nu toe geen verband

Tot nu toe hebben alle proeven, zowel
die van Bayer zelf als ook die van on-
afhankelijke instituten, tot resultaat dat
er geen verband tussen de licht veront-
reinigde IBR-entstof en ziekten bij
runderen aangetoond kan worden. Dit
is ook door een internationaal team
van onafhankelijke experts bevestigd,
dat in september 1999 een onderzoek
ter definitieve opheldering had aanbe-
volen. De woordvoerder van dit team.

prof J.T. van Oirschot van het ID-
Lelystad, heeft het nu gemeenschappe-
lijk met Bayer vastgestelde onderzoek
als bewijskrachtig gerangschikt, daar
het de werkelijke omstandigheden in
het veld het beste weerspiegelt.
Het ook besproken zogenoemde ID-50
onderzoek, waarbij runderen met een
steeds sterker verontreinigde entstof
moeten worden geënt tot de BVD-
ziekte optreedt, is een proef onder pure
1 aboratori umomstandigheden. Hehnen:
\'Deze proef zou met de originele ent-
stof van toen niet mogelijk zijn ge-
weest. Wij zouden BVD-virussen
kunstmatig moeten kweken, die dan
niet identiek zijn aan de oorspronke-
lijke. Deze zouden dan aan een nieuw
geproduceerde entstof moeten worden
toegevoegd. Daarom zou het resultaat
slechts theoretisch zijn geweest. De
huidige \'infectiemogelijkheidproef is
duidelijk bewijskrachtiger\'.

De proef is op 30 juni begonnen en zal
duren tot 28 juli 2000. Na deze \'obser-
vatiefase\' zal men met de laboratoriu-
monderzoeken van de monsters begin-
nen. Een eerste resultaat wordt begin
september verwacht. 47 BVD-vrije ge-
certificeerde Holstein/Friese runderen
komen uit Denemarken, zes runderen
met BVD-antilichamen uit Nederland.
\'Het was niet eenvoudig een dergelijk
groot aantal mnderen te vinden die aan
de gewenste voorwaarden voldeden.
Gelijktijdig moesten ook nog de stallen
ter beschikking staan. Dit alles heeft er-
toe geleid dat we nu pas met de proef
konden beginnen\', aldus Hehnen.

Opdat het resultaat van deze studie een
mogelijk brede wetenschappelijke
consensus oplevert, heeft Bayer de
GD, SIS en LTO aangeboden de obser-
vatie van de proef te laten begeleiden
door wetenschappelijke medewerkers.

Een oriënterend onderzoek naar het voorkomen van afweerstofFen
tegen influenzavirussen in vleeskuikens in Nederland

Discussiestuk monitoring dierziekten aan slachtlijn

I.H. Lambers^ en P.M. Cornelissen^

In maart 2000 werd op alle werkdagen
bloed verzameld aan de slachtlijn, beur-
telings op de pluimveeslachterijen in
Komhom, Blokker, Putten, Goor,
Dedemsvaart en Asten.Van elk aange-
boden koppel werd een willekeurig
twaalftal dieren bemonsterd. Aldus wer-
den 111 koppels bemonsterd met in to-
taal naar schatting 2,9 x 10^ dieren. De
slachterijen vertegenwoordigen geza-
menlijk ongeveer 50 procent van de
Nederlandse slachtcapaciteit en hebben
globaal een landelijke dekking qua aan-
voer. (Van ongeveer 10% van de mon-
sters betrof het koppels in Duitsland.)

\' Veterinair Pluimvee Laboratorium B. V.
^ Stortehoom groep B. V.

Alle monsters werden onderzocht met
behulp van de Avian Influenza Vims
Antibody test kit van IDEXX op de aan-
wezigheid van Al-antilichamen. Posi-
tieve monsters werden ingevroren en
voor een hertest aangeboden aan de
Gezondheidsdienst voor Dieren in De-
venter, waar ze in de AGP-test werden
onderzocht (test op H5 en H9 antigeen).
Naast de commercieel meegeleverde
negatieve en positieve controles, is bij
iedere uitgevoerde ELIS A-test een posi-
tief veldmonster meegenomen.

Bevindingen

Bij de monitoring werd in totaal slechts
één monster positief bevonden. Dit
monster was in de AGP-test negatief op
aviaire influenza.

Een recente uitbraak van aviaire influenza (AI) in Italië heeft onrust gegeven
in de Nederlandse pluimveehouderij. Vanuit enkele slachterijen is een moni-
toring opgezet op het voorkomen van antistoffen tegen influenzavirussen, met
het oogmerk om de actuele situatie in Nederland in kaart te brengen. Het ken-
nen van de uitgangssituatie zou een basisvoorwaarde moeten zijn voor het
vormen van beleid.

Discussie

Van de gebruikte testcombinatie kan
gesteld worden dat zowel de sensitivi-
teit als de specificiteit (vrijwel) 100 pro-
cent zijn voor de aanwezigheid van af-
weerstoffen tegen influenzavimssen in
het algemeen, inclusief aviaire influ-
enza. Uit het feit dat er geen positieve
monsters werden gevonden mag
daarom worden geconcludeerd dat geen
van de bemonsterde dieren afweerstof-
fen tegen influenzavirussen hebben
aangemaakt. Binnen een besmet koppel
mag een prevalentie van vrijwel 100
procent worden verwacht. Daarom
geldt hier dat de bemonsterde koppels
allemaal vrij waren van meetbare af-
weer tegen influenzavirussen op mo-
ment van slachten. In het bestek van dit
onderzoek is geen berekening uitge-
voerd over de vraag in hoeverre de be-
monsterde koppels een compleet beeld
geven van de actuele situatie in
Nederland. Niettemin lijkt de conclusie
gerechtvaardigd dat infecties met influ-
enzavimssen in Nederland onder vlees-

-ocr page 70-

kuikens momenteel zelden of niet voor-
komen (status maart 2000).

Bewaking

De overheid heeft een aantal maatrege-
len ingevoerd ter continue bewaking
van de situatie aangaande influenza.
Eén ervan is een serologische monito-
ring aan de slachtlijn, die in grote lijnen
overeenkomt met het hierboven be-
schreven onderzoek. Hiermee is een
eventuele uitbraak te ontdekken binnen
maximaal zeven weken.
Daamaast is een serologisch onderzoek
verplicht gesteld naar aanleiding van
klinische verschijnselen in een koppel
(van welke aard dan ook), die reden ge-
ven tot medicinatie. Hiermee wordt ken-
nelijk beoogd, een uitbraak zo snel mo-
gelijk te ontdekken. Of dit in de praktijk
werkt kan om verschillende redenen-
worden betwijfeld.

Actua

Ten eerste wordt in het algemeen tot
medicatie besloten in de beginfase van
een koppelprobleem. Als er influenza in
het spel is, is er pas na enkele dagen een
titer aantoonbaar. Serologisch onder-
zoek in een te vroeg stadium leidt dan
ten onrechte tot een geruststelling.
Ten tweede is naleving van de regeling
slecht te controleren. Om aan een admi-
nistratieve controle te ontkomen zou
men in de verleiding kunnen komen een
ingestelde therapie niet te noteren. In dat
geval wordt met de regel slechts bereikt
dat de inzichtelijkheid van het medicijn-
verbruik (verder) verslechtert, een niet
onbelangrijk neveneffect.
In de gegeven situatie zou het wellicht
beter zijn, naast een algemene monito-
ring aan de slachtlijn te vertrouwen op
de aangifteplicht.

Deze redenering zou in grote lijnen ook
gevolgd kunnen worden bij de bewa-
king van de NCD-status. Zolang serolo-
gische monitoring geen reden geeft voor
verhoogde waakzaamheid, zou naast
een basaal entschema vertrouwd kun-
nen worden op de aangifteplicht.

Met dank aan:

Cebeco: Ir. P. Poortinga

Cehave: Drs. J. Bolwerk

Intervet: Drs. R. Koopman

Pingo Poultry Farming: drs. Ph. te

Winkel

Pluimveepraktijk Noord & Oost te
Slagharen

Pluimveepraktijk Zuid-Nederiand te
Someren

De ledenvergadering stemde in met het
voorstel van het bestuur om het bod van
67,5 miljoen gulden te accepteren. ING
Groep betaalt hiermee totaal 225 mil-
joen gulden in certificaten van gewone
aandelen ING Groep om enig eigenaar
te worden van Movir NV. Daamaast
heeft Movir ua circa 30 miljoen in bezit.
Het totale vermogen van Movir ua over-
stijgt daarmee de 250 miljoen gulden,
Dit bedrag komt in zijn geheel toe aan de
leden en zal voorlopig worden beheerd
door Movir ua.

Als onderdeel van fNG Groep zal Movir
NV zich met behoud van eigen identiteit
via het onaftiankelijk intermediair blij-
ven richten op de vrijeberoepsbeoefena-
ren. Op dit ogenblik zijn ruim 36.000
polishouders aangesloten. Movir NV
zal zich ontwikkelen van pure arbeids-
ongeschiktheidsverzekeraar tot een fi-
nanciële dienstverlener met naast een
breder spectrum aan verzekeringen ook
andere financiële diensten en bancaire
producten. Het eerste nieuwe product
dat Movir op de markt brengt binnen
deze bedrijfsfilosofie is de \'Tweede

Carrière Polis\', het eerste verzekerings-
product in Nederiand dat bij tijdelijke
arbeidsongeschiktheid niet alleen voor-
ziet in inkomenszekerheid, maar ook
helpt om op een goede manier een
tweede start te maken.

De Algemene Ledenvergadering stelde
ook de jaarrekening 1999 vast en ver-
leende decharge aan het bestuur en de
Raad van Commissarissen van de on-
derlinge. De combinatie Movir NV en
Movir ua sloot het boekjaar af met een
veriies van 38,2 miljoen gulden. Dit is
een verbetering van 81,1 miljoen gulden
ten opzichte van het dieptepunt van
1998, toen Movir ua een verlies te ver-
werken kreeg van 119,7 miljoen gulden,
Het bestuur heeft de verwachting uitge-
sproken dat de integratie zal leiden tot
een verdere verbetering van de resulta-
ten. Daamaast zullen aanpassingen van
het acceptatie- en schaderegelingsbe-
leid, alsmede verbetering van de onder-
zoeks- en preventieactiviteiten en ver-
breden van het productaanbod daaraan
bijdragen.

Movir NV loo procent ING

Continuïteit Movir gewaarborgd

Nieuwegein, 27 juni 2000 - Gisteravond heeft de Algemene Ledenvergadering
van de onderlinge Movir ingestemd met de verkoop van het restant van 30 pro-
cent aandelen in Movir NV aan de ING Groep. Met deze beslissing is ING Groep
voor 100 procent eigenaar geworden van Movir NV en staat de weg open tot een
defmitieve integratie van Apollonia, Artsen Onderlinge en Movir NV tot een ver-
zekeraar die gericht is op de vrijeberoepsheoefenaren en is een belangrijke rand-
voorwaarde vervuld om weer een financieel gezond bedrijf te worden.

Nieuw antibioticum
Orbax®

Schering-Plough Animal Health in-
troduceert in de Benelux een nieuw
antibioticum voor gezelschapsdie-
ren, Orbax®. Dit middel bevat orbi-
floxacine, een nieuwe molecule met
alle voordelen van de moderne fluo-
roquinolonen: breed werkingsspec-
trum, gunstige farmacokinetische
eigenschappen, aangetoonde doel-
treffendheid en veiligheid, één en-
kele toediening per dag...

De orbifloxacine-tabletten bevatten na-
triumzetmeelglycolaat, een zeer krachtig
desintegrerend middel dat \'Explotag®\'
wordt genoemd. Door dit originele des-
integratiesysteem is orbifioxacine zeer
snel beschikbaar in het organisme. Ook
zijn de tabletten eenvoudig te halveren.
De aanbevolen dosering orbifioxacine
bedraagt 2,5 mg per kg levend gewicht,
éénmaal per dag. Bij infectieuze cystitis
van honden moet Orbax® gedurende
tenminste tien dagen worden toege-
diend.

Meer informatie: Schering-Plough
Animal Health. Statiestraat 73, 1180
Brussel, telefoon: 32 - (0)2 - 3709400,
fax: 32 (0)2-37809335.

-ocr page 71-

Berichten ef) verslagen

Het concept, stimuleren en intensive-
ren van bedrijfsadvisering door de
rundveedierenarts en daardoor rende-
mentverbetering voor veehouder en
dierenarts, wordt positief ontvangen.
In het juni-nummer van het blad Vee-
teelt (dat verstuurd is naar alle rund-
veedierenartsen) heeft een artikel ge-
staan over de start van het project op 8
juni 2000 met een interview met de
vertegenwoordigers van de drie be-
trokken partijen (NRS, Pfizer,
KNMvD).

Begin juni zijn de accountmanagers
van Pfizer gestart met het informeren
van alle praktijken. Dit aan de hand
van de brochure \'Verbeter de Vrucht-
baarheid\' waarin de invulling van het
eerste jaar van het project nader be-
schreven wordt. Naast deze brochure
worden posters verspreid met het
thema \'Verbeter de Vruchtbaarheid\'.
Deze posters kunt u bijvoorbeeld op
het prikbord hangen in de ruimte waar
veehouders medicijnen afhalen. Zodra
alle praktijken zijn ingelicht (begin
september) zullen de veehouders geïn-
formeerd worden over de mogelijkhe-
den van het project.
Ongeveer 2/3 van alle praktijken is op
dit moment bezocht en de stroom aan-
meldingen begint al op gang te komen.
Men is vooral enthousiast over de
structurele aanpak: het jaarlijks ont-
vangen van kant en klare NRS-infor-
matie en de mogelijkheid tot (commer-
ciële) training bij het toepassen van de
informatie.

In het vorige nummer van het Tijdschrift heeft u uitgebreid kunnen lezen
over het project \'Partners in rendementverbetering\' een initiatief van CR
Delta productdivisie NRS en Pfizer Animal Health BV dat ondersteund wordt
door de KNMvD.

Nieuws van de Werkgroep \'Partners in rendementverbetering*

In september/oktober volgt een tweede
informatieronde. Wilt u tussentijds
meer informatie, neem dan contact op
met de accountmanager van Pfizer in
uw regio. Om al dit jaar de informatie
te ontvangen dient u zich als praktijk
vóór 15 oktober 2000 aan te melden.

Frankrijk treft maatregelen tegen agressieve honden

De Franse wet onderscheidt op dit punt
twee categorieën honden, namelijk
vechthonden (les chiens d\'attaque) en
waakhonden (les chiens de garde et de
défense).

categorie: Vechthonden

Onder deze 1 ^ categorie worden gere-
kend:

• honden die qua uiterlijk op een
Staffordshire Terrier lijken maar
geen officiële stamboom hebben;

• honden die qua uiterlijk op een
American Staffordshire Terrier lij-
ken maar geen officiële stamboom
hebben;

• honden die qua uiterlijk op een
Mastiff lijken maar geen officiële
stamboom hebben;

• honden die qua uiterlijk op een Tosa
Inu lijken maar geen officiële stam-
boom hebben;

• de zogenoemde \'pit-bulls\'

2® categorie: Waakhonden

Onder deze 2® categorie worden gere-
kend:

• Staffordshire Terrier (met officiële
stamboom);

• American Staffordshire Terrier (met
officiële stamboom);

• Rottweiler (met officiële stam-
boom);

• Honden die qua uiterlijk op een
Rottweiler lijken maar geen officiële
stamboom hebben

• Tosa Inu (met officiële stamboom)

Voor honden van de 1® categorie

geldt:

• dat ze niet in Frankrijk ingevoerd
mogen worden

• dat ze indien ze reeds in Frankrijk
zijn:

• gecastreerd of gesteriliseerd moe-
ten zijn. De eigenaar of houder van
het dier moet een verklaring van de
dierenarts kunnen tonen waaruit
blijkt dat deze ingreep werd uitge-
voerd.

• niet in het openbaar vervoer, op
openbare plaatsen met uitzondering
van de openbare weg en in openbare
ruimtes mogen komen.

Ook in Frankrijk zijn maatregelen genomen ter voorkoming van problemen
met agressieve honden. Eigenaren die hun hond mee naar Frankrijk willen
nemen, dienen - naast de algemeen geldende bepalingen zoals identiflcatie,
vaccinaties en gezondheidsverklaring - deze extra maatregelen op te volgen.

Voor beide categorieën honden

geldt:

• Op de openbare weg en publieke
ruimtes moeten deze dieren een
muilkorf dragen en door een meer-
derjarige aan de lijn worden gehou-
den.

• De eigenaar moet zijn aansprakelijk-
heid voor schade die door de hond
wordt veroorzaakt door een verzeke-
ring hebben afgedekt.

Bij overtreding van deze regels kun-
nen forse straffen (inbeslagname
van de hond, boete, gevangenisstraf)
worden opgelegd.

-ocr page 72-

Einduitspraak in de zaak van
X, klaagster wonende te K
tegen

Y, beklaagde wonende te L.

Procedure

Bij klaagschrift van 5 mei 1998, aange-
vuld bij schrijven van 7 augustus 1998,
heeft klaagster zich tot het Veterinair
Tuchtcollege gewend.
Beklaagde heeft bij schrijven van 8 juli
1998, aangevuld bij schrijven van 7 sep-
tember 1998, gereageerd op de klacht.
Het College heeft de zaak op 19 januari
1999 ter zitting behandeld. Klaagster
was daarbij in persoon aanwezig. Be-
klaagde was eveneens in persoon aan-
wezig. Het College heeft op 25 maart
1999 het voorlopig onderzoek heropend
en daarbij de medewerking van de amb-
tenaar ex artikel 29, eerste lid, van de
Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde 1990 (nader: klachtambte-
naar) ingeroepen. De Algemene Inspec-
tiedienst van het ministerie van Land-
bouw, Natuurbeheer en Visserij (nader:
AID) heeft op verzoek van de klacht-
ambtenaar op 14 juni 1999 het berech-
tingsrapport nr. 1227/99/0100 aan het
College toegezonden, welk rapport op 2
juli 1999 aan klaagster en beklaagde is
toegezonden. Klaagster en beklaagde
zijn bij brief van 21 juli 1999 in de gele-
genheid gesteld om op de inhoud van dit
rapport schriftelijk te reageren. De AID
heeft op 30 augustus 1999 de aanvul-
lende berechtingsrapporten nr. 1495/99/
0120 en nr. 1497/99/063 aan het College
toegezonden, welke op 10 september
1999 aan klaagster en beklaagde zijn
toegezonden, met het verzoek daar des-
gewenst nog schriftelijk op te reageren.
Klaagster heeft bij brief van 23 septem-
ber 1999 een nadere akte ingediend. Het
College heeft de zaak op 8 oktober 1999
wederom ter zitting behandeld. Klaag-
ster werd daarbij vertegenwoordigd
door haar echtgenoot Z. Beklaagde was
in persoon aanwezig. De klachtambte-
naar was eveneens ter zitting aanwezig
en werd vertegenwoordigd door W.

Actua

Klacht

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling toegelicht ter zitting, verklaart
klaagster - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende.
Op 18 april 1995 heeft klaagster voor
haar dochter een sportpaard, genaamd
XX, gekocht, dat blijkens keuringsrap-
port nr. A 56726 op 2 augustus 1994
door beklaagde klinisch en röntgenolo-
gisch was goedgekeurd. Na de aankoop
vertoonde het paard problemen bij het
berijden; omdat training hierin geen ver-
betering bracht, heeft klaagster in juni
1997 besloten om het paard weer te ver-
kopen en heeft daartoe een advertentie
geplaatst. Tot verbazing van klaagster
reageerde A, de fokker van het paard, op
deze advertentie met het bericht dat het
paard destijds door beklaagde was afge-
keurd wegens hoefkatrol. Uit nadere in-
formatie van A is vervolgens gebleken
dat beklaagde in dat verband op 2 au-
gustus 1994 nog een keuringsrapport
met het nr. A 56715 had afgegeven,
waarin het paard röntgenologisch werd
afgekeurd.

Klaagster verwijt beklaagde dat hij ern-
stig tekort is geschoten in de door hem
als dierenarts in acht te nemen zorgvul-
digheid bij het onderzoek en de keuring
van haar paard op of omstreeks 2 augus-
tus 1994 door het afgeven van een
tweetal tegenstrijdige keuringsrappor-
ten. Daardoor is het paard ten onrechte
als sportpaard in de handel terecht geko-
men en is het paard ingezet voor een ge-
bruiksdoel (dressuur) dat niet verant-
woord was; voorts heeft het paard
daardoor gedurende enige jaren de juiste
medische zorg en begeleiding moeten
ontberen. Daarnaast is klaagster van
mening dat beklaagde het in hem ge-
stelde vertrouwen als dierenarts ernstig
heeft geschaad. Klaagster heeft door de
handelwijze van beklaagde schade gele-
den, bestaande uit het aankoopbedrag
minus de gemiddelde restwaarde van
het paard, door haar begroot op achtdui-
zend tweehonderd vijftig gulden, als-
mede de kosten voor de training en het
onderhoud van het zieke paard; klaag-
ster heeft in dit verband ter zitting ver-
klaard dat met de verzorging en het ver-
blijf van het paard in een pension voor
bejaarde paarden maandelijks een be-
drag van vierhonderd gulden is ge-
moeid.

Het Veterinair Tuchtcollege

Een afgekeurd paard toch goedgekeurd

■Oét

Verweer

In zijn verweerschrift, zoals nader toege-
licht ter zitting, verklaart beklaagde -
kort samengevat en zakelijk weergege-
ven - het volgende.

Beklaagde heeft schriftelijk verklaard
dat hij het paard eerst in mei 1994 en
daarna in augustus 1994 heeft gekeurd.
Hij heeft er in dit verband op gewezen
dat het paard beide keren door B ter keu-
ring werd aangeboden en dat hij in mei
een negatief advies heeft gegeven omdat
het paard niet goed op de volte op de
harde bodem liep; volgens hem zou deze
toestand van het paard kunnen worden
toegeschreven aan het feit dat het paard
op dat moment onverzorgde, lange voe-
ten had. Beklaagde heeft ontkend dat hij
de straalbeentjes in mei 1994 met een 4
heeft beoordeeld. Hij heeft voorts ver-
klaard dat hij het paard de tweede keer
heeft goedgekeurd; hij wijst erop dat het
paard op dat moment netjes beslagen en
goed beleerd was en goed liep op de
harde bodem; hij heeft toen voor de rönt-
genologische beoordeling een vol-
doende gegeven. Beklaagde is van oor-
deel dat hij het paard beide keren niet
onjuist heeft beoordeeld. Hij wijst er
voorts op dat de uitslag van de keuring in
juli 1997 niet betekent dat hij bij de keu-
ring in 1994 onzorgvuldig of onjuist
heeft gehandeld, aangezien de uitslag
van een keuring immers niet zo ver terug
kan worden geantidateerd.

Beklaagde heeft ter zitting van het
College van 19 januari 1999 verklaard
dat het zijns inziens mogelijk is dat een
paard aanvankelijk röntgenologisch
wordt afgekeurd en daarna wordt goed-
gekeurd omdat zijns inziens sprake kan
zijn van een ander röntgenologisch
beeld, hetgeen kan worden toegeschre-
ven aan een verbetering in de voet. Hij
heeft voorts de originele roze doorslagen
van keuringsrapporten nr. A 56715 en
nr. A 56726 aan het College overgelegd
en verklaard dat het handschrift waarin
de datum in het keuringsrapport nr. A.
56726 was genoteerd van zijn hand is,
doch dat hij niet wist of het handschrift
waarin de datum in het keuringsrapport
nr. A. 56715 was vermeld eveneens zijn
handschrift is. Hij heeft daarnaast ver-
klaard dat hij niet wist hoe het komt dat
er een veranderde datum staat in keu-

-ocr page 73-

ringsrapport nr. A. 56715; hij had even-
min een verklaring voor het verschijnsel
dat er in de datum \'2/8/94\' een acht
stond en er een vijf overheen was ge-
schreven. Hij heeft voorts ter zitting ver-
klaard dat hij mim vierhonderd paarden
per jaar keurt en dat hij het in zijn schrif-
telijke stukken vermelde klinische beeld
van het paard heeft afgeleid uit hetgeen
hij in de keuringsformulieren ten aan-
zien van de straalbeentjes had vermeld.

Beklaagde heeft ten overstaan van de
AID verklaard dat hij een week vóór de
zitting van het College van 19 januari
1999 in de roze doorslag van keurings-
rapport nr. A 56715 het cijfer \'8\' in de
daarop vermelde datum \'2/8/94\' zelf in
een \'5\' heeft veranderd. Hij heeft voorts
verklaard dat hij dit heeft gedaan omdat
hij zeker wist dat hij het paard twee maal
had gekeurd. Hij heeft voorts verklaard
dat de tweede keuring vermoedelijk in
de periode gelegen tussen 11 en 19 au-
gustus 1994 heeft plaatsgevonden. Hij
heeft daarnaast ten overstaan van de
AID verklaard dat hij niet meer wist
waarom hij dit keuringsrapport op 2 au-
gustus 1994 had gedateerd en dat het
hem de meest logische verklaring lijkt
dat hij dit op verzoek van C heeft ge-
daan.

Beklaagde heeft ter zitting van het
College van 8 oktober 1999 erkend dat
hij binnen een periode van circa twee
weken eerst een negatief advies en daar-
na een positief advies met betrekking tot
het paard XX heeft gegeven. Hij heeft
daarnaast verklaard dat hij het keurings-
rapport nr. A 56726 waarschijnlijk op
verzoek van C op 2 augustus 1994 heeft
gedateerd. Beklaagde heeft voorts ver-
klaard dat hij op verzoek van B in het
keuringsrapport nr. A 56715 bij het oor-
deel omtrent de toestand van het straal-
been RV een 3-4 heeft ingevuld omdat B
deze beoordeling nodig had om de koop
ongedaan te maken. Hij heeft tevens ver-
klaard dat hij het paard twee maal rönt-
genologisch heeft onderzocht en dat hij
bij zijn mening blijft dat hij, als in paar-
den gespecialiseerde dierenarts, veteri-
nair niet onjuist heeft gehandeld door
binnen een periode van twee weken op
basis van twee verschillende series rönt-
genfoto\'s een verschillend oordeel om-
trent de röntgenologische toestand van
de straalbeentjes te vellen.

Vaststaande feiten

Het College gaat uit van de volgende
vaststaande, danwel onvoldoende weer-
sproken, feiten.

Actua

B, wonende te M, heeft op of omstreeks
2 augustus 1994 het paard XX gekocht
van A, wonende te N op voorwaarde dat
het paard door een dierenarts werd goed-
gekeurd. Uit het door beklaagde op 2 au-
gustus 1994 opgestelde keuringsrapport
nr. A 56715 blijkt dat hij van oordeel
was dat het paard klinisch in orde was,
doch dat de uitslag van het röntgenolo-
gisch onderzoek niet acceptabel was.
Met het oog op de ontbinding van de
koopovereenkomst heeft beklaagde -
volgens zijn verklaring - op verzoek van
B bij het oordeel omtrent het straalbeen
RV een \'3-4\' vermeld en bij het oordeel
omtrent het straalbeen LV een \'2-3\' ge-
noteerd. B heeft daarop de koopovereen-
komst ontbonden en het paard naar A te-
mggebracht. Laatstgenoemde heeft het
paard op of omstreeks 6 augustus 1994
aan C te O verkocht. Uit het door be-
klaagde op of omstreeks 6 augustus op
verzoek van C opgestelde keuringsrap-
port nr. A 56726, dat hij - volgens zijn
verklaring - op verzoek van C op 2 au-
gustus 1994 heeft geantidateerd, blijkt
dat beklaagde van oordeel was dat er
\'klinisch geen bezwaar\' was en dat
sprake was van een \'röntgenologisch
voldoende\' toestand van het paard; zijn
eindoordeel was \'positief advies\'. Op 18
april 1995 heeft klaagster op basis van
het door beklaagde afgegeven keurings-
rapport nr. A 56726 het paard als dres-
suurpaard gekocht via D, wonende te P.
Drs. V heeft het paard op 2 juli 1997 af-
gekeurd wegens een ernstige vorm van
hoefkatrol (de beide straalbenen werden
door hem met een 4 beoordeeld). Be-
klaagde heeft een week vóór de zitting
van het College van 19 januari 1999 in
de roze (door de dierenarts in zijn admi-
nistratie te bewaren) doorslag van keu-
ringsrapport nr. A 56715 het cijfer \'8\' in
de daarop vermelde datum \'2/8/94\' ver-
anderd in een \'5\'.

Overwegingen

In geding is of beklaagde tekort is ge-
schoten in de zorg die hij in zijn hoeda-
nigheid van dierenarts had behoren te
betrachten ten opzichte van het paard
van klaagster, met betrekking tot welk
dier zijn hulp was ingeroepen, dan wel
hij op andere wijze in zodanige mate te
kort is geschoten in hetgeen van hem als
beoefenaar van de diergeneeskimde
mocht worden verwacht dat daardoor
voor de gezondheidszorg voor dieren
ernstige schade heeft kunnen ontstaan.

Het College is op grond van de stukken
en het verhandelde ter zitting van oor-
deel dat beklaagde kan worden verweten
dat hij ten aanzien van de keuring van
het paard XX ernstig tekort is geschoten.
Immers, in het algemeen geldt dat het in
het belang van het betrokken dier is dat
degene aan wie het is of wordt toever-
trouwd, op de juiste wijze wordt geïnfor-
meerd omtrent de algemene gezond-
heidstoestand van dit dier, zodat de
houder weet welke gezondheidsrisico\'s
aan het gebmik daarvan zijn verbonden
en voorkomen wordt dat het op andere
wijze wordt gebmikt dan waarvoor het
geschikt is. Het is daarom van belang dat
een dierenarts een keuring op de juiste
wijze uitvoert en het op de keuring be-
trekking hebbende keuringsrapport op
een juiste, volledige, eenduidige en on-
afhankelijke wijze invult, zodat een ie-
der op de inhoud daarvan kan vertrou-
wen. Vast staat dat beklaagde in het
rapport nr. A 56726 niet alleen een on-
juiste datum, doch ook een onjuist kli-
nisch en röntgenologisch oordeel om-
trent de gezondheidstoestand van het
paard heeft vermeld, terwijl hij het paard
kort daarvóór - zoals immers blijkt uit
keuringsrapport nr. A 56715 - röntgeno-
logisch had afgekeurd. Hieruit volgt dat
dit onderdeel van de klacht gegrond
dient te worden verklaard.

Het College is voorts met klaagster van
oordeel dat beklaagde door zijn handel-
wijze het vertrouwen dat in een dieren-
arts wordt gesteld ernstig heeft ge-
schaad, waardoor niet alleen de ge-
zondheidszorg voor het onderhavige
paard, doch ook de gezondheidszorg
voor dieren in gevaar is gebracht. Im-
mers, van een dierenarts die een paard
aan een keuring onderwerpt, mag wor-
den verwacht dat hij op een volstrekt on-
afhankelijke en veterinair juiste wijze de
keuring verricht en het op de keuring
betrekking hebbende keuringsrapport
dienovereenkomstig invult, zodat door
een ieder op de juistheid daarvan kan en
mag worden afgegaan. Ook kan en moet
een dierenarts bij het invullen van een
keuringsrapport beseffen dat een keu-
ring veelal geschiedt in het kader van de
aankoop c.q. verkoop en dat alle daarbij
betrokken partijen belang hebben bij een
juiste verklaring van een dierenarts om-
trent de gezondheidstoestand van het be-
trokken dier. Het College is dan ook van
oordeel dat beklaagde - die ook nog
heeft verklaard dat hij zich vrijwel uit-
sluitend bezighoudt met de behandeling
en keuring van paarden - uiterst onzorg-
vuldig heeft gehandeld door zich bij de
invulling van het oordeel omtrent de toe-
stand van het straalbeen RV in het keu-
ringsrapport nr. A 56715, respectievelijk

-ocr page 74-

bij de invulling van de datum in het keu-
ringsrapport nr. A 56726 te laten leiden
door - naar hij zelf verklaart - de wensen
van zijn opdrachtgevers. Niet in de laat-
ste plaats is het College van oordeel dat
beklaagde het in hem gestelde vertrou-
wen als dierenarts in hoge mate heeft ge-
schaad door - naar aanleiding van de
door klaagster ingediende klacht - niet
alleen de datum van de in zijn adminis-
tratie aanwezige officiële roze doorslag
van het keuringsrapport nr. A 56715 te
wijzigen, doch daaromtrent ter zitting
van het College van 19 januari 1999 ook
welbewust een onjuiste verklaring af te
leggen en eerst, na door het College met
zijn ten overstaan van de AID afgelegde
verklaring te zijn geconfronteerd, ter zit-
ting van het College van 8 oktober 1999
de juiste verklaring heeft afgelegd.
Hieruit volgt dat ook dit onderdeel van
de klacht gegrond dient te worden ver-
klaard.

Conclusie is dat de klacht gegrond
moet worden verklaard. Ten aanzien
van de op te leggen maatregel over-
weegt het College als volgt. Het
College neemt in overweging dat be-
klaagde ter zitting van 19 januari 1999
opzettelijk een onjuiste verklaring met
betrekking tot de datering van de door
hem afgegeven keuringsrapporten
heeft afgelegd en dat hij eerst nadat hij
met zijn ten overstaan van de AID af-
gelegde verklaring werd geconfron-
teerd, de juiste verklaring heeft afge-
legd. Het College neemt daarnaast in
overweging dat beklaagde, noch in
zijn schriftelijke stukken, noch ter zit-
ting, blijk heeft gegeven van inzicht in
de ernst van zijn onjuiste handelwijze.
Het College is van oordeel dat be-
klaagde door zijn handelwijze het ver-
trouwen in de uitoefening van de dier-
geneeskunde op zeer ernstige wijze
heeft geschaad en dat het opleggen van
de navolgende maatregelen dan ook op
zijn plaats is. Het College besluit dat
aan beklaagde niet alleen een geld-
boete ten bedrage van vijfduizend gul-
den zal worden opgelegd, doch tevens
een schorsing gedurende een periode
van zes maanden, waarvan drie maan-
den voorwaardelijk, met een proeftijd
van drie jaar en vergezeld van de bij-
zondere voorwaarde dat beklaagde de
door zijn handelwijze veroorzaakte
schade, die door het College op grond
van de stukken en het verhandelde ter
zitting is vastgesteld op een bedrag van
tienduizend gulden, aan klaagster zal
vergoeden. Voorts zal de uitspraak,
onder weglating van de namen en
woonplaatsen van de daarin genoemde
personen, alsmede van andere gege-
vens welke omtrent die personen aan-
wijzingen bevatten, worden bekendge-
maakt in de Staatscourant alsmede ter
publicatie worden aangeboden aan het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Actua

Beslissing

Het College:

• Verklaart de klacht gegrond;

• Legt beklaagde een geldboete, als be-
doeld in artikel 16, onderdeel c, van de
WUD, op ter hoogte van vijfduizend
gulden;

• Legt beklaagde een schorsing in de
hem krachtens de WUD verleende be-
voegdheid tot uitoefening van de dier-
geneeskunde als bedoeld in artikel 16,
eerste lid, onderdeel d, van voor-
noemde wet, op voor de duur van zes
maanden;

• Beveelt dat aan deze schorsing voor de
duur van drie maanden geen uitvoering
zal worden gegeven, tenzij bij latere
beslissing van het College anders
wordt gelast op de grond dat beklaagde
zich binnen een proeftijd van driejaar
heeft schuldig gemaakt aan een gedra-
ging, bedoeld in artikel 14 van de
WUD, dan wel heeft nagelaten om bin-
nen een termijn van een maand na het
onherroepelijk worden van deze beslis-
sing aan klaagster een schadevergoe-
ding van tienduizend gulden te betalen,
een en ander aan te tonen door middel
van het overleggen van een bewijs van
kwijting aan de ambtenaar, bedoeld in
artikel 29, eerste lid, van de WUD;

• Beveelt dat van het uitblijven van zo-
danig bewijs van kwijting binnen de
door het College gestelde termijn door
de bedoelde ambtenaar mededeling
wordt gedaan aan het College;

• Beveelt dat deze uitspraak, onder weg-
lating van de namen en woonplaatsen
van de daarin genoemde personen, als-
mede van andere gegevens welke om-
trent die personen aanwijzingen bevat-
ten, zal worden gepubliceerd in de
Staatscourant en ter publicatie zal wor-
den aangeboden aan het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage
door mr. dr C.P.C.M. Oomen, voorzit-
ter, en de leden drs. J.M. Benedictus -
van Jaarsveld, drs. J.C.M. van Dijck,
drs. I.H. Harms, drs. A.S. Spruit, in te-
genwoordigheid van mr. R. den Bremer,
secretaris.

Uitgesproken op 4 november 1999 door
mr. dr C.P.C.M. Oomen, voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. R. den Bre-
mer, secretaris.

NB. Het Veterinair Beroepscollege
heeft op 28 juni 2000 het beroep (zaak-
nummer VB 00/01) in deze zaak ver-
worpen.

e

Reactie op: Terugblik op ontstaan en beëindiging van de
Nederlandse Vereniging van Dierenartsvrouwen

Ingezonden

Geachte redactie,

Het is altijd jammer dat er publicaties
verschijnen, waarbij niet is nagegaan of
alle gegevens wel kloppen. De Neder-
landse Vereniging van Dierenartsen
(NVvD) heeft wel degelijk een Lim-
burgse afdeling gehad, die ongeveer 20
jaar onder de landelijke voorwaarden
participeerde. Ondergetekende is daar
18 jaar lang voorzitter geweest en regel-
matig naar de jaarvergadering te Utrecht
getogen. Vanuit deze bijeenkomsten is
de Limburgse voorzitter met algemene
stemmen gekozen tot landelijk voorzit-
ter met een zittingsperiode van zes jaar.
Vrij snel en met advies en bijstand van

Thijs Moons heeft in deze tijd de NVvD
haar rechtspersoonlijkheid verkregen.
Na die 20 jaar bleef er in Limburg een te
kleine en wisselvallige groep over waar-
bij geen nieuwe kandidaat als voorzitter
zich beschikbaar stelde, waardoor het
officiële karakter niet meer gehand-
haafd kon worden. Jammer van een zo
groot (internationaal) netwerk waarmee
nu veel contacten en mogelijkheden
voorgoed zijn verdwenen.

Bunde, M.Litjens-Brüning

Reactie van de auteurs: Mevrouw
Litjens- Brüning heeft gelijk!

-ocr page 75-

Bij de terugblik op de twintigste eeuw
valt de toenemende organisatiegraad van
de dierenartsen op. De KNMvD stamt
uit de negentiende eeuw, maar pas hal-
verwege de twintigste eeuw ontstonden
binnen de KNMvD de eerste Groepen.
Zo werd in 1966 de Groep Practici Grote
Huisdieren opgericht. Deze Groep zette
zich speciaal in voor de belangenbeharti-
ging van de practici die zich bezighiel-
den met de algemene praktijk. In die da-
gen hield de algemene praktijk voor-
namelijk het ambulante landbouwhuis-
dierenwerk in; aan gezelschapsdieren
werd in veel mindere mate tijd besteed.
Al in de beginjaren van de \'Groep Groot\'
(zoals de benaming in de wandelgangen
werd) stond een aantal onderwerpen op
de agenda dat dertig jaar later nog steeds
de aandacht trekt. Eén onderwerp was de
zorg omtrent de diergeneesmiddelen: de
beschikbaarheid, de kwaliteit en de dis-
tributie, inclusief de prijs.

Farmacotherapie

In de eerste helft van de twintigste eeuw
werd farmacotherapie bij dieren hoofd-
zakelijk toegepast met middelen die
door de dierenarts zelf werden gemaakt
uit veelal enkelvoudige grondstoffen.
Halverwege de eeuw kwamen echter de
farmaceutische specialités, kant-en-
klaar verpakte diergeneesmiddelen, op
de markt en raakte farmacotherapie met
deze specialités meer in zwang. Veel
meer dan voorheen ontstond een markt
voor diergeneesmiddelen, waar de prac-
ticus door allerlei aanbieders allerlei
producten aangeboden werden. Kwa-
liteit en prijs waren voor de practici ech-
ter moeilijk controleerbaar en dienten-
gevolge hadden de practici van de
zestiger jaren een duidelijke gemeen-
schappelijke onvrede op dit terrein.
Het Dagelijks Bestuur van de nog jonge
Groep Practici Grote Huisdieren kreeg

\' Veterinair hoofddirecteur AUV, Cuijk.

Actua

467

in 1968 een idee om een eind te maken
aan de gezamenlijke onvrede. Het idee
was het oprichten van een coöperatie:
een vereniging die een onderneming ex-
ploiteert. Die onderneming heeft als
klanten de practici en diezelfde practici
zijn de leden van de vereniging en daar-
mede de eigenaren van de onderneming.

Coöperatie

De coöperatie als ondememingsvorm is
ontstaan aan het eind van de negen-
tiende eeuw, in het economisch noodlij-
dende agrarische Duitsland. Mensen die
kredieten nodig hadden om te onderne-
men, konden die kredieten uitsluitend
tegen woekerrentes krijgen, terwijl de-
genen die wat gespaard hadden ternau-
wernood enige rente ontvingen. De pio-
nier Raiffeisen bracht beide groepen
bijeen in lokale kredietcoöperaties,
waardoor de gezamenlijke onvrede van
investeerders en spaarders opgelost kon
worden. Het coöperatieve systeem is
sindsdien in veel sectoren van de maat-
schappij tot bloei gekomen. Vooral in de
land- en tuinbouw is de coöperatie
enorm gegroeid, evenals in het bank- en
verzekeringswezen.

Typerend voor de coöperatie is het doel
van de betrokken ondememing: niet de
winst voor de ondememing, maar die
van de ondememing van het lid is maat-
gevend. Het lid van de coöperatie is niet
zozeer geïnteresseerd in de winst van de
coöperatie als wel in die van zijn eigen
ondememing. In de coöperatie wordt per
definitie niet eens gerept van \'winst\'
maar van \'exploitatie-overschot\'; dit
overschot wordt vrijwel totaal terugge-
sluisd naar de leden. Dientengevolge is
de coöperatie feitelijk een non profit-or-
ganisatie die zich marktconform moet
gedragen. De leden, daar draait alles om.
Het is interessant om in de annalen van
de Groep Groot na te lezen hoe binnen
de KNMvD gedelibereerd werd over het
oprichten van een coöperatie. Hoe zou
de band tussen zo\'n coöperatie van prac-
tici en de KNMvD moeten zijn? Zake-
lijk mochten er geen verbindingen zijn,
zo werd al snel besloten, maar veteri-
nair-ethisch diende de KNMvD een
oogje in het zeil te houden. Hoe? Door
een KNMvD-bestuurder als waarnemer
bij de coöperatie neer te zetten, zo werd
geopperd. Het Dagelijks Bestuur van de
Groep Groot voerde dienaangaande
overleg met zowel het Hoofdbestuur als
het Algemeen Bestuur van de KNMvD.
De Groep organiseerde vier vergaderin-
gen door het land heen: 22 april 1969 in
Utrecht, 24 april 1969 in Eindhoven, 29
april 1969 in Heerenveen en 1 mei 1969
in Arnhem. Uitgelegd werd wat het doel
van de op te richten coöperatie zou zijn:
kwaliteitscontrole, prij stransparantie,
krachtenbundeling, invloed op de ver-
pakking en samenstelling van prepara-
ten, minder administratie (!), meer effi-
ciency door gezamenlijke inkoop en
\'tenslotte waar mogelijk ook financieel
voordeel voor de deelnemers\'. Ook
werd tijdens deze vergaderingen uiteen-
gezet hoe een coöperatie functioneert,
wie het bestuur vormt, wat de aanspra-
kelijkheid voorstelt, hoe de relatie met
de KNMvD moest zijn, etcetera.
Uiteindelijk bezochten 120 leden van de
Groep Groot de vergaderingen en werd
het voorstel van het bestuur van de
Groep Groot met grote meerderheid
goedgekeurd. Na afloop van de verga-
deringen hadden zich 89 practici als toe-
komstig lid opgegeven, zo valt te lezen
in een brief van 6 mei 1969 aan de \'prac-
tici grote huisdieren van de KNMvD\',
geschreven door de secretaris van de
Groep Groot, die in deze brief de prac-
tici oproept zich te melden als lid.

Een goed Groep Groot-idee:
de dierenartsencoöperatie AUV

H. Vaarkampi

Wat bij de vorige eeuwwisseling niet bestond en nu niet meer weg te denken is
oftewel: een KNMvD-initiatief met vergaande gevolgen.

ll)DSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I25, J U L I / A U C U S T U S , AFLEVERING I4, 2000

Oprichtingsvergadering

Op 19 juni 1969 werd in wat toen heette
Moto Resto te Bunnik de oprichtingsver-
gadering van de coöperatie belegd; ruim
honderd practici hadden zich intussen
gemeld en waren bereid ƒ 1000,- inleg-
geld te storten. Tijdens deze vergadering
werd uiteengezet dat niet alleen centrale
inkoop maar ook productie van bepaalde
diergeneesmiddelen interessant kon zijn,
dat wil zeggen de productie van die dier-
geneesmiddelen die destijds gewenst
werden maar niet beschikbaar waren op
de markt. Met nadruk werd gesteld dat
de coöperatie geen speciale concurren-
tiepositie ten opzichte van de farmaceu-
tische industrie zou moeten innemen,
maar juist een stimulerende rol zou moe-
ten spelen voor de \'serieuze fuma\'s\'.
Ook werd op deze vergadering nog eens
uitgelegd dat een \'verwarde boel\' be-
stond bij de prijzen van vaccins: dat
moest afgelopen zijn.
De uitslag van de stemming omtrent de
wenselijkheid tot oprichting van een
coöperatie was unaniem positief Daar-

-ocr page 76-

op werden de statuten toegelicht en
werd het eerste bestuur gekozen, be-
staande uit vijf practici die nadien hun
voorzitter zouden kiezen.

Ad Usum Veterinarium

Op 17 juli 1969 werd formeel de coöpe-
ratie AUV opgericht. Ad Usum Vete-
rinarium. Het eerste bestuur bestond uit
de practici Van Bommel (Gemert, voor-
zitter), Nabuurs (Achterveld, secreta-
ris), Detmers (Schoonebeek, penning-
meester), Goedemoed (Ferwerd, lid)
en Wieland (Helden, lid). Procuratie-
houder/directeur werd W.F. Speck-
mann, gepensioneerd farmaceutisch ex-
pert. \'De AUV\' werd gevestigd in de
Rozenstraat te Haarlem.
Al spoedig bleek de coöperatieve for-
mule een succes. Steeds meer practici
meldden zich aan als lid. De vestiging in
Haarlem werd te klein en het bestuur
vond in Cuijk een nieuwe locatie.
De keuze voor Cuijk werd bepaald door
de lage grondprijs. Rond 1970 wilde
Cuijk groeien en bood aan innovatieve
ondernemingen goedkope percelen aan.
Het aantal medewerkers nam gestaag
toe. Naast de centrale inkoop van dierge-
neesmiddelen ten behoeve van de leden
ontstond ook een productiedivisie. Op
initiatief van de leden werd een groeiend
assortiment geproduceerd, uitsluitend
ten bate van de leden. Zodoende stond de
afkorting \'AUV\' niet alleen voor de
groothandel AUV, maar ook voor het ei-
gen huismerk diergeneesmiddelen.

Cuijk

In de zeventigerjaren ging de groei door
en was de levensvatbaarheid van de
AUV bewezen; opnieuw bleek de be-
huizing van de coöperatie te klein. In
1981 werd een nieuw complex ge-
bouwd aan de rand van Cuijk, daar waar
later de autosnelweg A73 aangelegd zou
worden. Werd Cuijk destijds be-
schouwd als een perifeer gebied in de ui-
terste noordoosthoek van Brabant, later
kwam het prettig centraal in Nederland
te liggen door de ontsluiting met de A73
en het dichtslibben van de randstad.

Instrumentarium

Behalve diergeneesmiddelen werd ook
meer en meer instmmentarium geleverd
aan de practici. De complexiteit van
deze voorziening leidde tot een organi-
satorische splitsing in de coöperatie in
1989. Het bestaande bedrijf InstruVet
werd opgekocht en de instrumentarium-
activiteiten van de AUV werden onder-
gebracht in de nieuwe dochteronderne-
ming in Amerongen.

Actua

F-ind tachtiger jaren werd duidelijk dat
de beiangenbehartiging van de leden
meer in moest houden dan centrale in-
koop en de productie van een eigen
merk diergeneesmiddelen. De destijds
bestaande onvrede betreffende kwali-
teitszekerheid en prijstransparantie was
grotendeels verholpen door het succes
van de coöperatie, terwijl de verplichte
registratie van diergeneesmiddelen ook
het kaf van het koren scheidde. Anders
dan de leden van het eerste uur beseften
veel nieuwe leden niet meer dat de geza-
menlijke invloed op de markt die door
de coöperatie belichaamd wordt precies
deed wat de oprichters voor ogen stond.
In die periode had men weer andere zor-
gen, namelijk die om het apotheekrecht
van dierenartsen. Europa 1992 was een
term in die tijd waarmee de Neder-
landers voorgehouden werd dat in de
Europese Unie heel anders geleefd en
gewerkt zou kunnen gaan worden dan
tot dan binnen de Nederlandse grenzen
gebruikelijk was. De mogelijkheid zou
bestaan dat (bijvoorbeeld) het recht dat
Nederlandse dierenartsen hebben om
hun cliënten te voorzien van de dierge-
neesmiddelen die door de dierenarts no-
dig geacht worden voor farmacothera-
pie, niet langer zou gelden. Immers, in
andere landen binnen de EU wordt daar
soms anders over gedacht dan in Neder-
land.

Opnieuw ontstonden in de Groep Prac-
tici Grote Huisdieren van de KNMvD
de eerste initiatieven hieromtrent en op-
nieuw leidden deze initiatieven tot
nieuwe activiteiten van de AUV. An-
ders dan bij de oprichting van de AUV,
toen de zakelijke activiteiten strikt ge-
scheiden moesten worden van de
KNMvD, konden de krachten van de
AUV en de KNMvD nu wel gebundeld
worden. Na sondage in de Europese po-
litiek werd duidelijk hoe het gevaar voor
dierenartsen was te keren, namelijk door
stmctureel te werken aan de kwaliteit
van de dierenartsenfunctie. Kwaliteit,
kwaliteit en kwaliteit was het steeds te-
rugkerende criterium voor positiever-
sterking van de practici. Glashelder
werd dat politieke besluitvorming mees-
tal plaatsvindt op grond van incidenten,
waarna krasse maatregelen volgen.
Incidenten met de voedselveiligheid
krijgen de grootste politieke aandacht en
leiden tot drastische ingrepen: wie zijn
functie niet volledig correct uitoefent
heeft veel te vrezen. Kwaliteitsbe-
heersing is het sleutelwoord.
Sinds 1990 is dientengevolge door de
AUV veel werk verzet om de kwaliteit
van de omgang met diergeneesmiddelen
te maximaliseren en zodoende te wer-
ken aan de continuïteit van de praktijken
van de leden. Het formele doel van de
dierenartsencoöperatie AUV is in die
tijd opnieuw geformuleerd als: de be-
vordering van de continuïteit en de ren-
tabiliteit van de praktijken van de leden.
Al snel werden in de AUV de activiteiten
ofwel materieel ofwel immaterieel ge-
noemd, al naar gelang de bestaande en
de nieuwe aard. De immateriële activi-
teiten worden dikwijls in samenwerking
met andere organisaties uitgevoerd, een-
voudig om krachtenbundeling te be-
werkstelligen en krachtenverspilling te-
gen te gaan. Daar komt bij dat de practici
als groep in Nederland en in Europa ge-
talsmatig niets voorstellen. Samen-
werking en allianties zijn dus geboden.
Het veterinair antibioticumbeleid, het
project Versterking van de Farmaceu-
tische Scholing van de Dierenarts (pro-
ject Veterinaire Apotheek) en de Kwa-
liteitsrichtlijn voor Dierenartsenprak-
tijken zijn drie voorbeelden van gerichte
AUV-inzet voor het bedoelde kwali-
teitsbeleid. Deze drie projecten hebben
in wisselende mate invloed gehad op de
kwaliteit van het praktijkwerk. For-
mularia zijn bekende begrippen bij de
Nederlandse practici, mim 70 procent
van alle practici is eens of meerdere ma-
len nageschoold op het gebied van de
veterinaire apotheek en het KRD-certi-
ficaat is een hot issue in de meeste prak-
tijken. Erkenningen als gedifferentieerd
dierenarts vormen de volgende stap op
het kwaliteitstraject. De Dierveilig-
heidsindexactiviteiten zijn een resultaat
van het kwaliteitsdenkpatroon. Het
kwaliteitsbeleid in de dierenartsenprak-
tijken is nu bij de millenniumwisseling
een aanwijsbaar resultaat van een beslis-
sing die tien jaar geleden genomen is.
De AUV wordt geleidelijk meer en
meer een kenniscoöperatie.

Koploper

Vast staat dat vergeleken met de andere
landen in de EU de Nederlandse dieren-
artsenpraktijken absoluut koploper zijn
ten aanzien van de kwaliteit van de kli-
nieken, de auto-inrichting, de apotheek
en de praktijkorganisatie. Vast staat ook
dat de aandacht voor deze kwaliteit de
overtuiging onder de leden heeft doen
ontstaan dat betreffende praktijkorgani-
satie en praktijkmanagement nog een
lang traject voor de boeg ligt. Waar de
oprichters van de AUV nagenoeg allen
een solopraktijk voerden is, bij de eeuw-
wisseling het merendeel der leden werk-
zaam in een team, is parttime werken
niet langer ongewoon en is differentiatie

-ocr page 77-

in de wericzaamheden onvermijdelijk,
zowel professioneel als wat betreft het
management van de praktijk. Daar ligt
de nieuwe onvrede van de coöperatiele-
den en daarvoor zal de coöperatie weer
ingezet worden.

AUV-Advies

De materiële activiteiten van de coöpe-
ratie zijn in de drie decennia van haar
bestaan doorgegroeid tot een namurlijk
plafond in Nederland. Vrijwel alle prac-
tici zijn AUV-lid en er is nagenoeg geen
praktijk die niet dagelijks zaken doet
met de eigen coöperatie, waarbij de
mate van dat zaken doen varieert van
heel veel tot bescheiden. Halverwege de
negentiger jaren hebben de leden beslo-
ten om ook Belgische collega-practici
toe te laten tot het lidmaatschap van de
Nederlandse coöperatie AUV en inmid-
dels is tien procent van de leden Bel-
gisch van nationaliteit. Tezelfdertijd is
een nieuwe productiedivisie gecreëerd
in een overgenomen fabriek (Vetimex
in Bladel); deze fabriek is gerenoveerd
en uitgebreid tot het GMP-niveau
(Good Manufacturing Practice). In deze
nieuwe fabriek wordt het eigen merk
diergeneesmiddelen nu onder de naam
Eurovet gefabriceerd, met behalve de
Nederlandse ook andere Europese
markten als afzetgebied. Tevens is
Farvet toegevoegd aan de AUV-groep,
als leverancier van diergeneesmiddelen
buiten Europa. In België hebben even-
eens overnames plaatsgevonden en zijn
ondernemingen gestart om de Belgische
leden te kunnen bevoorraden (Verdi-
farm, InstruVet, Eurovet).
Als uitvloeisel van de immateriële acti-
viteiten is AUV-Advies opgericht en na-
dien Verdifarm-Advies/Conseil. Deze
adviesbureaus voorzien de AUV-leden
van advies betreffende allerlei aspecten
van praktijkvoering, van fiisies tot de
omgang met chemisch afval, van perso-
neelsbeleid tot bouwadvies en kliniekin-
richting. De adviesbureaus vallen onder
de materiële activiteiten, maar vloeien
voort uit het ingezette kwaliteitstraject.

Actua

Navolging in andere landen

Het idee om een dierenartsencoöperatie
op te richten is niet uniek gebleken. In
Duitsland, Frankrijk en het Verenigd
Koninkrijk zijn vergelijkbare coöpera-
ties, respectievelijk WDT (Wirtschafts-
genossenschaft deutscher Tierärzte),
Centravet en Centaur. Met de AUV vor-
men deze coöperaties de AVETCO, de
Association of Veterinary Cooperati-
ves. Door middel van de AVETCO zijn
de genoemde AUV-kwaliteitstrajecten
ook in de andere landen deels inge-
voerd. Het PAO-apotheek, onderdeel
van het project Veterinaire Apotheek, is
door deze samenwerking in vergelijk-
bare vorm ingevoerd in Engeland,
Schotland, Frankrijk, Duitsland, België
en Zwitserland.
The prudent use of anti-
biotics,
de Europese variant van het
Nederlandse veterinair antibioticumbe-
leid, is een belangrijk onderwerp op
Europees niveau, wederom naar analo-
gie van de Nederlandse activiteiten.

\'Voor wat hoort wat\'

Als coöperatie is de AUV een actief lid
van de Nationale Coöperatieve Raad
voor land- en tuinbouw, eenvoudig om
draagvlak te verwerven bij de belangen-
behartiging van de leden. Als overal
geldt de simpele formule \'voor wat
hoort wat\' en willen de dierenartsen dat
hun visie serieus genomen wordt dan
zullen wij als dierenartsen ook (en vaak
eerst) andere beroepsgroepen emstig
moeten nemen.

Wat vanaf het eerste uur onveranderd is
gebleven is de coöperatieve structuur
van de AUV. De hoogste macht ligt bij
de leden, die zich een tienkoppig hoofd-
bestuur van practici kiezen; die ook via
zes regiobesturen invloed hebben en die
veelvuldig in contact staan met de coö-
peratie. Het zijn deze practici/bestuur-
ders die zich maandelijks buigen over
zowel de materiële als de immateriële
zaken, over de problemen van het vak en
over de toekomst. Het zijn de leden die
het succes van hun eigen coöperatie be-
paald hebben en bepalen - en niemand
anders.

De logische en natuurlijke krachtenbun-
deling met de KNMvD kan nieuwe le-
den soms verrassen, maar zal uit het eer-
der geschrevene duidelijk zijn. Een
coöperatie als spin-off van een beroeps-
vereniging, met hetzelfde doel voor de-
zelfde practici: stel je voor dat daar geen
band tussen bestond....

Concluderend kan gesteld worden dat
het initiatief om in de afgelopen eeuw
een dierenartsencoöperatie op te richten
opvallend succesvol genoemd mag wor-
den; het is hartverwarmend om nu, aan
het eind van deze eeuw, nog eens één
van de oprichters te mogen ontvangen in
één van de vestigingen van de AUV.
Dan blijkt dat zelfs de meest optimisti-
sche dierenarts van het eerste uur toch
nog verrast is door het scala aan activi-
teiten dat de eigen coöperatie inmiddels
ontplooit ter bevordering van de rentabi-
liteit en de continuïteit van de praktijken
van de leden, de Nederlandse en Bel-
gische practici. Dat zegt veel.

Q

Ingezonden

Slijters

Geachte redactie.

In \'de Boerderij\' van 25 april 2000
wordt in het artikel
\'Diergeneeskunde
kan slijters niet aan\'
in de eerste zin ge-
steld: \'Dierenartsen en veterinaire in-
stanties krijgen geen greep op het feno-
meen slijters in de veehouderij omdat zij
zelf aan slijtage onderhevig zijn.\'
Voorzitter Ton de Ruijter van de
KNMvD heeft de Tweede Kamer ge-
waarschuwd dat de veterinaire zorg ach-
temit holt. In 1987 sprak onder andere
mr. Van Dinter, destijds secretaris-ge-
neraal van Landbouw, op een congres
van de KNMvD in Apeldoorn waarbij
de centrale vraag gesteld werd: \'Wat
mag de samenleving van de dierenarts
verwachten waar het gaat om de zorg
voor de kwaliteit van producten die van
dierlijke oorsprong zijn?\'
Hij zei onder meer het volgende:
De
vraag zou gesteld kunnen worden in
hoeverre beroepsgenoten hun proble-
men zelf wel kunnen beheersen. De
vraag zou gesteld kunnen worden of het
functionele verband tussen behandelen
en handelen niet zou kunnen worden
versterkt door de kwaliteitsconcurren-
tie op het punt van de diergeneeskun-
dige bijstand te verlevendigen, door de
vrije dierenartsenkeuze niet meer te be-
perken door \'collegiale regels\', door
reclame en public relations zo weinig
mogelijk te beperken en door ze in staat
te stellen het dienstpakket meer te profi-
leren.

Het zou interessant zijn eens na te gaan
hoe over de centrale vraag van het con-
gres binnen de KNMvD is gesproken,
om de waarschuwing van Ton de Ruijter
naar waarde te kunnen schatten.
In dit verband is het interessant om in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde de
stelling van de algemeen secretaris
Joma te lezen: \'De modeme dierenarts
is breed inzetbaar tot heil van mens en
dier\'.

L. Tholhuijsen.

-ocr page 78-

Voorzitter van de Afdeling Overijssel
van de KNMvD, de heer Koster, start
de bijeenkomst door in het kort te ver-
tellen waar de KNMvD zich mee be-
zighoudt, en dan met name de Afdeling
Overijssel. Vervolgens wordt er een
korte video (van de Brabantse Nieuwe)
getoond waarin in geestige sketches de
lotgevallen van een pas afgestudeerd
dierenarts aan bod komen.

Enquête

Aan de hand van een in de pauze inge-
vulde enquête waarin vragen omtrent
de werkomstandigheden in de praktijk,
het belang en het ftinctioneren van de
KNMvD en het nut van bijeenkomsten
van Overijssels Nieuw(s) worden ge-
steld, komt onder leiding van J. Pons
(AUV advies) een discussie op gang.

Werkomstandigheden
Over de werkomstandigheden in de
praktijk zijn de meeste mensen redelijk
tevreden. Als advies wordt gegeven dat
wanneer er meningsverschillen zijn,
men moet proberen dit zo open moge-
lijk met de werkgever te bespreken,
hoewel dit lang niet altijd even goed
gaat. Over de rol en de steun van de
KNMvD is men veelal niet erg tevre-
den. Helaas is er de ervaring dat wan-
neer er conflictsituaties zijn op het werk
men weinig steun en begrip vindt bij de
KNMvD.

Afdelingsvergaderingen
Afdelingsvergaderingen zijn door de
meeste aanwezigen nooit bezocht.
Veelal ontbreekt hiervoor de tijd.
Indien er meer leeftijdsgenoten naar de
Afdelingsvergaderingen zouden gaan,
denkt men toch wel (vaker) te gaan.
Overijssels Nieuw(s) wordt over het al-
gemeen gezien als een goede \'opstap\'
om problemen ter sprake te brengen op
de vergaderingen van de Afdeling.

KNMvD

Hoewel men van mening is dat de
KNMvD zich voor vele goede zaken in-
zet, vindt men dat de KNMvD meer
voor de belangen van de eigen beroeps-
groep op zou mogen komen. Als voor-
beeld wordt het chippen genoemd.
Er wordt nog kort even gediscussieerd
over de rol van de KNMvD aangaande
de betaling van goodwill bij associatie.
Men vindt dat de KNMvD hier momen-
teel een belangrijke rol in heeft, wat ook
zo hoort. De vraag komt op of er niet
meer vervangende deskundigen op het
gebied van de goodwill zouden moeten
zijn.

Op 10 mei 2000 vond de eerste bijeenkomst plaats van Overijssels Nieuw(s).
Deze bijeenkomst had als doel pas afgestudeerde dierenartsen (na 1993) woon-
achtig in Overijssel, al dan niet practici, geassocieerd c.q. KNMvD-lid, bij el-
kaar te brengen om gezellig bij te praten. Maar ook het bediscussiëren van pro-
blemen die met name voor deze groep gelden vormde een belangrijk onderdeel.

KNMvD

Eerste bijeenkomst van \'Overijssels Nieuw(s)\'

Goede \'opstap\' voor aankaarten problemen op
Afdelingsvergaderingen

Al met al discussiepunten genoeg. Als
een van de laatste dingen wordt gezegd
dat we vooral met z\'n allen positief
moeten blijven denken, ook in mindere
tijden. Deze laatste stelling wordt door
de hele zaal onderstreept.

Vervolg

Alle aanwezigen vinden een vervolg op
deze avond zeer nuttig. De verwachting
is dat bepaalde zaken op deze manier
beter onder de aandacht (van de
KNMvD) kunnen worden gebracht.
Ook handige tips en wetenswaardighe-
den kunnen zo worden uitgewisseld. En
de gezelligheid wordt natuurlijk niet
vergeten!

Als onderwerpen voor volgende bijeen-
komsten worden onder andere ge-
noemd: contracten, arbeidsvoorwaar-
den, verzekeringen en het belang van de
KNMvD.

Nadat het officiële gedeelte van de
avond is afgesloten, wordt nog nage-
borreld en bijgekletst tot in de vroege
uurtjes.

De organisatie hoopt bij een volgende
bijeenkomst nog meer jonge dierenart-
sen te mogen begroeten, zodat ook hun
mening gehoord kan worden en ze hun
steentje kunnen bijdragen aan een ge-
zellige en zinvolle avond.

Wim Schreurs

Kandidaatleden opgelet!

Binnenkort ligt voor u klaar: de veterinaire agenda 2000-2001.

Deze agenda wordt de kandidaatleden van de KNMvD aangeboden door Waltham en Dix & Co. Let op de aankondi-
gingen op de Faculteit der Diergeneeskunde en haal de agenda gratis af bij het Secretariaat van de KNMvD op
Julianalaan 8 te Utrecht.

De veterinaire agenda is speciaal ontworpen voor studenten diergeneeskunde en bevat handige informatie, zoals \'normaal-
waarden\' en nuttige adressen. Verder staan belangrijke data aangegeven, zoals de examendata en evenementen die voor ve-
terinairen van belang zijn. Een leuk cadeau voor kandidaatleden van de KNMvD.

-ocr page 79-

KNMvD

De 147e Algemene Vergadering van
de KNMvD zal worden gehouden op
zaterdag 7 oktober 2000 in Noordwijk.
Leden van de KNMvD die niet in de
gelegenheid zijn de Algemene Ver-
gadering in Noordwijk bij te wonen,
kunnen de bespreking van de agenda
op de Afdelingsvergaderingen in sep-
tember bijwonen. Op deze manier kun-
nen leden gemakkelijk aan de bespre-
king van de onderwerpen die aan de
orde komen deelnemen en tevens hun
stem uitbrengen.

Afdeling Noord-Holland
Donderdag 14 september 2000 om
20.30 uur in Hotel Restaurant Purmer-
end, Purmerenderweg 232 te Purmer-
end (telefoon 0299-436858).

Afdeling Utrecht

Donderdag 14 september 2000 om
20.15 uur in Het Oude Tolhuys, Weg
naar Rhijnauwen 13-15 te Utrecht (tele-
foon 030-2511215).

Afdeling Gelderland

Woensdag 20 september 2000 om
20.15 uur in Dierenartsenpraktijk
IJsselland, Kraakselaan 60 te Doesburg
(telefoon 0313-471007).

Afdeling Noord-Brabant
Dinsdag 19 september 2000 om 20.15
uur in Paviljoen Molenwijk, Molenwijk
2 te Boxtel (telefoon 0411-672302).

Afdeling Zeeland

Dinsdag 19 september 2000 om 15.00
uur in Hotel Ameville, Buitenruststraat
22 te Middelburg (telefoon 0118-
638456).

Afdelingsvergaderingen KNMvD in september

Afdeling Overijssel/Flevoland
Dinsdag 19 september 2000 om 20.00
uur in Hotel Hellendoom, Joh.

van

Burenstraat 9 te Hellendoom (telefoon
0548-654390).

Afdeling Groningen/Drenthe
Dinsdag 19 september 2000 om 20.30
uur in Het Lamérishuis (Museum Het
Hoogeland), Schoolstraat 2 te Warf-
fum (telefoon 0595-422233).

Afdeling Limburg

Dinsdag 19 september 2000 om 20.15
uur in Restaurant De Waever, Dorps-
straat 112 te Heythuysen (telefoon
0475-493470).

Afdeling Friesland

Donderdag 21 september om 20.00 uur
in Hotel Mercure Postiljon, Schans 65
te Heerenveen (telefoon 0513-
618618).

Afdeling Zuid- Holland
Donderdag 21 september 2000 om
20.30 uur in Hotel Rotterdam Airport,
Vliegveldweg 59/61 te Rotterdam (te-
lefoon 010-4625566).

^•^^"CONGRES KNMvD

Wedstrijdloop

Op 5 oktober 2000 zal op de Sportdag voor de vierde keer
een wedstrijdloop gehouden worden. Er zullen twee afstan-
den uitgezet worden: 5 en 10 km.

De route voert door de prachtige Noordwijkse duinen. De
start is om 17.00 uur op een steenworp afstand van het con-
grescentrum. We kunnen rechtstreeks de duinen in en zullen
dus geen last hebben van verkeer! Ook zal het parcours over
een stukje strand gaan.

Het gebied staat ter plaatse bekend als het \'Kachelduin\',
maar de diepere betekenis van deze naamgeving zal u pas na
afloop duidelijk worden, tenzij u uw trainingsactiviteiten nu
reeds wat opschroeft.

Hopelijk wordt u in dit Olympisch jaar geïnspireerd om mee
te doen aan deze Moeder aller Sporten.
Het meedoen aan de strijd om de Prof. Dr. A. Brand wissel-
bokaal voor de snelste loper, is niet voor iedereen wegge-
legd, maar ook de recreatieve jogger (m/v) is van harte wel-
kom!

Joost van Erp

-ocr page 80-

II "^rtüif^

mi

KNMvD

ngezonden

Geachte redactie,

In de VPK-uitgave van juli jongstle-
den stond een positief artikeltje gewijd
aan een nieuwe transponder-registra-
tiefirma van collega Bulle Koster.
Hoewel ik het positief vind dat de re-
dactie ondernemende collegae in het
voetlicht plaatst, zou ik in dit speci-
fieke geval een kleine kritische kantte-
kening willen plaatsen.

Een goede identificatie- en registratie-
regeling middels transponders is naar
mening van velen een uitstekende
zaak. Deze kwestie valt en staat echter
met een uniforme regeling voor het op-
sporen van data behorende bij een
transpondemummer.

Helaas bestaan er inmiddels al meer-
dere onafhankelijke databanken die
binnen Nederland onderling op geen
enkele wijze gekoppeld zijn. het laat-
ste waar de \'markt\' nu behoefte aan
heeft is nóg een databank. In dat op-
zicht valt het initiatief van collega

Koster zeker niet toe te juichen.

Wellicht kan ook het KNMvD-bestuur
zijn invloed aanwenden om via de
overheid aan te dringen op een wette-
lijke verplichting deze bestanden uit te
wisselen, danwel in ieder geval de
nummers in een centraal bestand te
koppelen aan de naam van de bewaar-
der van de registratiedata. In welk ge-
val maximaal twee telefoontjes vol-
staan. Pogingen om de partijen aan
tafel te brengen om deze kwestie zelf
onderling te regelen zijn tot op heden
steevast mislukt.

Deze kwestie is door mij ook aan de
orde gesteld tijdens de laatste GGG-
vergadering, en in positieve zin opge-
pakt door de vergadering en GGG-be-
stuur en het KNMvD-secretariaat in de
persoon van collega Joma.

Transponder-registratiefirma

Wie rond nu deze voorzet af met een
doelpunt?

Drs. H.A. Beijer

In het huidige en in het komende
Honden- en Kattenbesluit stelt de minis-
ter van LNV slechts regels voor de die-
ren in de beroepsmatige handel en
asiels. Deze dieren en alleen deze dieren
moeten op basis van de wettelijke bepa-
lingen worden geregistreerd. Op dit mo-
ment worden ze geregistreerd door de
Stichting Registratie Gezelschapsdieren
Nederland (SRGN) en in de toekomst
door het Centraal Registratie Systeem
(CRS).

Identificatie en registratie van de ove-
rige gezelschapsdieren rekent het mi-
nisterie, ondanks de door diverse in-
stanties bij herhaling ingediende
verzoeken niet tot haar verantwoorde-
lijkheid. Hetzelfde geldt voor het ge-
bruik kunnen maken van zoeJrfuncties
voor het achterhalen van gegevens van
\'gevonden dieren\'. De verantwoorde-
lijkheid voor deze zaken legt het minis-
terie terug bij de direct belanghebben-
den.

De KNMvD is niet in de positie om re-
gistrerende organisaties te dwingen
hun bestanden te koppelen. Wel kun-
nen we dit proces bevorderen door
diereigenaren zoveel mogelijk te advi-
seren hun dieren slechts te laten regi-
seren bij een databank die bereid is
haar bestanden aan die van andere da-
tabanken te koppelen. De eerste ge-
sprekken hierover zijn gevoerd. De na-
men van de databanken die ook via de
entree van een andere databank be-
reikbaar zijn, zullen via dit Tijdschrift
bekend worden gemaakt.

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline1)

15-08-2000 maandag 31-07-2000
01-09-2000 maandag 14-08-2000
15-09-2000 maandag 28-08-2000
01-10-2000 maandag 11-09-2000

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Ottens, Mevr. W.; 2000; 9603 TC Hoogezand;
Kalkwijk 183.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der; 2000; 5654
DK Eindhoven; Bennekelstraat 138.
Heuver, Mevr. C.M.J.M.; 1999; 3417 PD
Montfoort; Achthoven Oost 2.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenomen:

Blommers, Mevr. E.K.; 1999; 3532 SR Utrecht;
Spinozaplantsoen 45.

Bruinenberg, H.R.; 1999; B-2500 Lier (Belgie);
Slenderstraat 2A.

Doedens, Mevr. S.C.; 2000; 6824 LB Arnhem;
Bemhardlaan 15-4a.

Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M. van;
1999; 5454 HN St. Hubert; Ganzenroer 5.
Fniithof, Mevr. J.I.; 1999; 3521 XM Utrecht;
Spieghelstraat43.

Heuff, C.A.; 1989; 8244 AD Lelystad; Binnendijk
177.

Hoogendam, P.A.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat31.

Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 2000; 1027 AE

Zunderdorp; \'t Nopeind 6.

Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM Bome;

Oude Deldensestraat 31.

Wilps, Mevr. D.J.; 1999; 3818 DV Amersfoort;

Graaf Willemlaan 116.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Dierikx, Mevr. C.M.; 3705 ZA Zeist; Warande 9.
Frumau, Mevr. E.H.; 1057 DD Amsterdam;
Hoofdweg 194 3H.

Jong, R. de; 3564 GX Utrecht; Minaretdreef 107.

1  Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 81-

Hengeveld, Mevr. L.M.; 3706 AA Zeist; Laan
van Vollenhove 670.

Hiemstra, Mevr. M.; 4191 BN Geldemialsen;
Lingeweg 6.

Huis in \'t Veld, M.; 3581 VV Utrecht; Baanstraat
18 bis.

Koning, Mevr. M.; 3551 SE Utrecht; Koolstraat
26.

Overleden:

Op 24 juni 2000 Dr. P.J. Veen te Doom.
Jubilea:

23 juli R. van Oyen te Laren, afwezig, 30 jaar
15 augustus Mevr. L.C.M. Beukers-Schröder te
Vosselaar (België), aanwezig, 30 jaar

Mutaties:

Alting, Mevr. A.S.; 1999; 3514 BZ Utrecht;
Hopakker 188; tel. privé: 030-2129531; p., me-
dew. bij
J.P. van \'t Hoff; tel. prakt.: 030-
2332320.

Bax, A.G.W.; 1977; 7778 HC Loozen;
Bouwhuisweg 3; tel. privé: 0524-560775; p.,
D.A.P. Hardenberg/Gramsbergen.

Bemtrop, J.B.; 1965; 2575 HILL TOP,
N.S.W.; Australië; lot 5, Pearcestreet;
tel. privé:
00-61-2-4889-8978;
E-mail privé: taothai@big
foot.com; r.d.

Blommers, Mevr. E.K.; 1999; 3532 SR
Utrecht; Spinozaplantsoen 45; tel. privé: 030-
2949317; E-mail privé: elke.blommers@wana
doo.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

Boone, G.R.; Gent-1976; Isschot 20, B-
2460 KASTERLEE; België; tel.
privé 00-32-14-
859575;
fax privé: 00-32-14-851559; E-mail
privé: guido.boone(a ping
.be; p.,: geass. met
D.A.P. Ka.sterlee;
tel. prakt.: 00-32-14-859595;
fax prakt.: 00-32-14-852406; E-mail prakt.:
dierkliniek.venhei(a village.uunet.be.

Bruinenberg, H.R.; Gent-1999; B-2500
Lier (België); Slenderstraat 2A; tel. privé: 00-

32-14-506094; d. (toev. als lid).

Brus, Mr. M.C.; 1995; 5461 KR Vcghel ;
Stadhuisplein 229;
tel. privé;0413- 320635;
medew. bij CR Delta; tel. bur: 026-3898595;
fax bur: 026-3898555.

Bruins Jzn, B.; 1968; 9751 SX Haren;
Stationsplein 19; tel. privé: 050-5346160; E-
mail privé: bruno.bruins.jzn^wanadoo.nl;
vet. desk. Inspect. W&V Noord; tel. bur.; 050-
5886000
/06-53726941; E-mail bur.: brune.
bruin$(a:>inspect>vv.nl.

Docdens, Mevr. S.O.; 2000; 6824 LB
Arnhem; Bemhardlaan 15-4a; tel. privé: 026-
3512346; wnd.d.
(toev. als lid).

Dwinger. R.H.; 1976; 1077 EV Amster-
dam; Leonardostraat 6 UI; tel. privé: 020-6791
595; E-mail privé: artsddC« hotmail, com; d.

Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M. van;
1999; 5454 HN St. Hubert; Ganzenroer 5; tel.
privé: 0485-452613; E-mail privé: esther.van.ee-
ten@planet.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

Fruithof, Mevr. J.I.; 1999; 3521 XM
Utrecht; Spieghelstraat 43; tel. privé: 030-
2946176; E-mail privé: joannef@pobox.com;
wnd.d.
(toev. als lid).

Geesbergen, H.A. van; 1999; 9302 AK
Roden; Hoefblad 16; tel. privé: 050-5012183;
wnd.d.

Gooi, F.J.P.J.E. van; 1973; 69160 TASSIN
LA DEMI LUNE (Frankrijk); "Domaine de
Tassin"
33, Av. .Mathieu Misery; tel. privé: 00-

33-478349952; medew. bij Merial SAS, Lvon;
tel. bur.: 00-33^72723010; fax bur.: 00-33-
472723205; E-mail bur.: frans.van_gool@mc
riai.com; global technical services biologicals.

Grauw, Mevr. W.J. de; 1994; 3994 BG

KNMvD

Houten; Smidsgilde 3; tel. privé: 030-6365688;
E-mail privé: aka$t(â worldonline.nl; d.

Hattum, J.J.C. van; 1980; 5691 LS Son en
Breugel; Kcmpenlaan 19; tel. privé: 0499-
460643;
E-mail privé: h.hattum(a)wxs.nl; d.
bij Farma Research, Nijmegen;
tel. bur.: 024-
3610251; fax bur.: 024-3610250; E-mail bur.:
h.v.hattumCa farmaresearch.nl.

Heuff, C.A.; 1989; 8244 AD Lelystad;
Binnendijk 177; tel. privé: 0320-264170; d.
(toev. als lid).

Hoogendam, P.A.; 1999; 3572 GN Utrecht;
Griftstraat 31; tel. privé: 06-29048051; wnd.d.
(toev. als lid).

Jonker, J.S.; 1987; 5916 NL Venlo;
Arenborgweg 141; tel. privé: 077-3543413; p.,
medew. bij P.F.S. Stassen en G.H.M. Stassen-
Pouwels; tel. prakt.: 077-3663053.

Kastelein, A.M.C.; 1994; 3994 BG Houten;
Smidsgilde 3; tel. privé: 030-6365688; E-mail
privé: akastfa worldonline.nl; vet. medew.
Micpoint b.v.; tel. bur.: 030-6355710

Kiestra, J.; 1965; 8383 EG Nijensleek;
Hoofdweg 12; tel. privé: 0521-382382;
r.d.

*Labout, L.C.; 5236 RB \'s-Hertogenbosch;
Weegbree 49.

Leeuw, B. de; 1977; 1447 GC Purmerend;
L. Broekemastraat 34; tel. privé: 0299-462163;
Techn. Manager Gezelschapsdieren bij Pfizer
Animal Health B.V.; tel. bur.: 010-4064354;
fax bur.: 010-4064293; E-mail bur.: bart.de.

Ieeuw@pfizer.com.

Leeuw van Weenen, A. de; 1969: SY5 OJH
Minsterley Shrewsbury (Verenigd Koninkrijk);
The Red House, Lower Stapeley; tel. privé: 00-
44-1588-650411; fax privé: 00-44-1588-65041;
E-mail privé: lex@netcentral.co.uk; p.,
Stapeley Vet. Practice; tel. prakt.: 00-44-
1588-65041; fax prakt.: 00-44-1588-65041;
lo-
cal vet. inspector;
off. vet. surgeon.

Lindeboom, L.; 1990; 8532 BG Lemmer;
Oeverloper 18; tel. privé: 0514-562446;
E-mail
privé: l.lindeboom@worldonline.nl; d.,
R.V.V. kring Noord.

Lohuizen, A. van; 1969; 8567 KC
Oudemirdum; De Fleehtreed 36; tel. privé:
0514-572025;
E-mail privé; lohuizen@glo
balxs.nl; d.

Meulen-Frank. Mevr Drs. M. van der;
1987; 8251 SJ Dronten; Knooplaan 7; tel. privé:
0321-310197; fax privé: 0321-380907;
E-mail
privé: tkmmeulen@cs.com; projectmanager
Petfood, TNO Voeding; tel. bur.: 030-6944586.

♦Nedelkovski, R.; 2000; 3526 EB Utrecht;
Columbuslaan 49; tel. privé: 030-2887794;
E-
mail privé: rnedelkovski@freeler.nl; d., R.V.V.

Roebert, M.A.F.; 1999; 3562 GX Utrecht;
Stroyenborchdreef229; tel. privé: 030-2610513;
p., medew. bij S.J. Peeters en H.H.J. Wijlens;
teL prakt.: 020-6826819.

Rozendaal, M.G.; 1977; 9712 RK
Groningen; Violenhof 21; tel. privé: 050-

Dix & Fortuin

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koiiingslaan 63
Utrecht

-ocr page 82-

3111937; E-mail privé: cour$£;faucon.my
web.nl;
d.

Rutgers, Dr. L.J.E.; 1978; U- 1993; 3583
BW Utrecht; Laan van Minsweerd 103; tel. privé:
030-2512477;
Docent/onderzoeker U.U. (F.D.
Wetenschappelijk Centrum Dier en Maat-
schappij); tel. bur.: 030-2531568/2532615; fax
bur.: 030-2539227; E-mail bur.: l.j.e.rutgers(£
las.vet.uu.nl.

Schoenmaker, H.C.J.; 1962; 1504 DG
Zaandam;
Ds. M.L. Kingweg 229; tel. privé:
075-6170929; p.; geass. met E.P. Snuif; tel.
prakt.: 075-6166755; fax prakt.: 075-6142842.

Snuif, E.P.; 1971; 1503 BB Zaandam;
Schoenerstraat 77; tel. privé: 075-6164358;
p.; geass met H.C.J. Schoenmaker; tel.
prakt.: 075-6173911.

Somers, S.; 1987; 3449 HS Woerden;
Barwoutswaarder 127; tel. privé: 0348-
415085; E-mail privé: 6bft@euronet.nl;
p.,
D.K. Woerden.

Somers-Vlug, Mevr. S.A.; 1987; 3449 HS
Woerden; Barwoutswaarder 127; tel. privé:

KNMvD

0348-415085; E-mail privé: 6bftCa curonet.nl;

p., D.K. Woerden.

Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 2000; 1027 AE
Zunderdorp; \'t Nopeind 6; tel. privé: 020-
6367143; p.; medew. bij H.M. Schipper; tel.
prakt.: 0299-653031
(toev. als lid).

»Steverink, Dr. P.J.G.M.; 1990; U- 1996;
1271 AZ Huizen; Lindenlaan 107; tel. privé:
035-5259844; Specialist Chirurgie van het Paard;
projectleider PRRS Reseach/ ID-Leystad B.V.;
Afd. Infectieziekten en Kwaliteit; tel. bur.:
0320-238238; fax bur.: 0320-238668; E-mail
bur.: p.j.g.m.steverink@id.wag_ur.nl.

Stokkermans, J.M.G.; 1985; 6419 PG
Heerlen; Benzenrade 16; tel. privé: 045-5425622;
E-mail privé: jerome.stokkermans@wxs.nl;
wnd.d.

Strikwerda, R.; 1947; 7941 GR Meppel;
Parklaan 8; tel. privé: 0522-251001;
E-mail
privé: rein.strikwerda@12move.nl;
r.d.; oud-
dir. "K.1. Drente".

*Thomas, Mevr. M.E.; 2000; 3524 CM
Utrecht; Zevenwouden 95; tel. privé: 030-
2899388; E-mail privé: ekelijn@hotmail.com;
d.

Thuring, Mevr. C.M.A.:1998;15 Warren
Close;
Castleknock DUBLIN 15; Ierland; tel.
privé: 00-353-1-8219260; medew. bij Department
Animal Healh and Production, Fac. of Vet. Med.,
Univ. College Dublin.

Vastenburg, Mevr. M.H.A.C.; Gent-1999;
4102 BR Culemborg, Bachlaan 6; tel. privé:
0345-514880;
E-mail privé: maemna@wish.net;
s.i.o. U.U. (F.D., HA Gezeldschapdieren, afd.
Diag. Beeldvorming); tel. bun: 030-2534403; E-
mail bur.: m.h.a.c.vastenburg@vet.uu.nl.

Vries, A.R.L. de; 1987; 5091 SL
Middelbeers; Westelbeersedijk 63; tel. privé:
013-5141141;
p.; D.A.P. Diessen.

Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM Bome;
Oude Deldensestraat 31; tel. privé: 074-2667924;
p.; geass. met N.C.M. Brocks; tel. prakt.: 074-
2663252
(toev. als lid).

Wilps, Mevr. D.J.; 1999; 3818 DV
Amersfoort; Graaf Willemlaan 116; tel. privé:
033-4450495; E-mail privé: r_wilps@hotmail.
com
(toev. als lid).

Doorlopendeagenda

Congressen & Symposia

juli

23—28 The 2nd Intemational Veterinary
Vaccines and Diagnostics Conference. More
information, write to: IVVDC 2000 Secre-
tariat, Institute for Animal Health Compton,
RG 20 7NN, UK or see http://wTvw.iah.
bbsrc.ac.uk, under \'Conferences and Semi-
nars\'.

30—3 aug. 8th International Congress of the
European Association for Veterinary
Phannacology and Toxicology (EAVPT),
Jemsalem, Israel. 8th EAVPT Congress, FO
Box 29041, Tel Aviv 61290, Israel. Tel.:
(972-3)5175150, fax: (972-3)5175155, e-
mail: trgt@nervision.net.il, internet: www.
eavpt2000.co.il

Augustus

30 Symposium on Robotic Milking in Lelystad.
Information: www.agro.nl/pr/roboticmil-
king or Symposium Robotic Milking, c/o
Congresbureau Flevoland, P.O. Box 391,
NL-8200 AJ Lelystad. the Netheriands, tel.:
31-320-247826, fax: 31-320-227790, e-
mail: tcb@tcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nederlands Congres
Centrum, Den Haag. Meer informa\'ie:
http://eaap2000.wau.nl of via het. organi-
zing committee, tel.: 026-3898700, fax:
026-3898777, e-mail: eaap2000@alg.vf.
wau.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceoffice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress ofVeterinary
Dermatology, San Francisco (USA). For
more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,

San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00 1
888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax: 00
I 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@mee-
tingmakers.com. Internet: http://www.mee-
tingmakers.com/wcvd

September

1 11th Intemational Symposium \'Tropical
Animal Health and Production\'. Theme:
Diagnosis and control of transboundary in-
fectious diseases in southern Africa.
Faculty ofVeterinary Medicine, Office for
International Cooperation, PO Box 80.163,
NL 3508 TO Utrecht, Telefax: 31(0)30-
2531815, E-mail: bic@vet.uu.nl.

10—31st Intemational Congress on the History
of Veterinary Medicine of the World
Association for the History of Veterinary
Medicine (WAHVM) in Bmo, Czech Repu-
blic. Contact: VETEDUCA Ltd., Mirko
Treu DVM. Moravske nam. 13, CZ-602 00
Bmo, fax 420 5 41248268, e-mail vete-
duca@sky.cz, http://www.library.vet.uu.nl/
~wahvm.

13—16 British Equine Veterinary Association
Congress 2000, ICC Birmingham. Further
information: BEVA Congress Office, 5
Finlay Street, London, SW6 6HE, UK, tel.:
44-(0)20-7610 6080, fax: 44(0)20-7610
6823, e-mail: bevauk@msn.co.uk, website
at http://www.beva.org.uk

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Congressecretariaat: KNMvD,
t.a.v. Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

23 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Wageningen.

27—28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Adininistrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Brugge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-367131, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be, internet: http://hobbes.rug.ac.be/~
peter.fab2000.html

28— 1 okt BVA Congress at the Chester Moat

House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2000

September

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland om
20.30 uur in Hotel Restaurant Purmerend,
Purmerenderweg 232 te Purmerend.

14 Vergadering Afdeling Utrecht om 20.15
uur in Het Oude Tolhuys, Weg naar
Rhijnauwen 13-15 te Utrecht.

19 Vergadering Afdeling Noord-Brabant 2000
om 20.15 uur in Paviljoen Molenwijk,
Molenwijk 2 te Boxtel.

19 Vergadering Afdeling Zeeland 2000 om
15.00 uur in Hotel Amcville, Buiten-
ruststraat 22 te Middelburg.

19 Vergadering Afdeling Overijssel/Flevoland
om 20.00 uur in Hotel Hellendoom, Joh. van
Burenstraat 9 te Hellendoom.

19 Vergadering Afdeling Groningen/Drenthe
om 20.30 uur in Het Lamérishuis (Museum
Het Hoogeland), Schoolstraat 2 te Warfium.

19 Vergadering Afdeling Limburg 2000 om
20.15 uur in Restaurant De Waever,
Dorpsstraat 112 te Heythuysen.

20 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur, AC-
Restaurant \'De Meem\', Meemdijk 59, De
Meem\'.

20 Vergadering Afdeling Gelderland 2000 om
20.15 uur in Dierenartsenpraktijk IJsselland,
Kraakselaan 60 te Doesburg.

21 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur, GD-
Deventer, Arasbergstraat 7 te Deventer.

21 Vergadering Afdeling Friesland om 20.00
uur in Hotel Mercure Postiljon, Schans 65
te Heerenveen.

21 Vergadering Afdeling Zuid-Holland om
20.30 uur in Hotel Rotterdam Airport,
Vliegveldweg 59/61 te Rotterdam.

26 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren.

-ocr page 83-

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederonn haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, nnedische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 7 oktober 2000 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs. J.P.V.M. de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M.S.A. Bloennhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen.

îf^S

differentiatie groot

ervaring

teamgeest

enthousiasme

goede contactuele

eigenschappen

deelname in dienstregeling

flexibele instelling
prettige werksfeer
fullltime baan
salariëring volgens
KN MvD-normen
bij gebleken geschiktheid
goede toekomstmogelijk-
heden

D E

G R A A

CHAP

DI ERENARTSEN

De Graafschap Dierenartsen met locaties in Steenderen,
Ruurio, Vörden, Hengelo (Cid) en Zutphen is een mo-
derne gemengde praktijk met 17 dierenartsen w/aarin,
steeds meer, diersoortgericht gewerkt wordt, zoekt een:

ambitieuze dierenarts (m/v)

Wij bieden:

Wij vragen:

U kunt uw sollicitatie binnen 14 dagen sturen naar:
De Graafschap Dierenartsen, Postbus 47, 7250 AA
Vörden, ter attentie van: R.J. Breur.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatrlserv.nl

-ocr page 84-

Dierenkliniek de Baronie in Prinsenbeek zoekt in verband met het vertrek van een collega naar het buitenland

allround dierenarts v/m

met veel interesse voor de grote huisdieren- en paardenpraktijk. Gezocht wordt: ondernemingslust, inzet en bereidheid tot deel-
name aan avond- en weekenddiensten in de algemene praktijk.
Geboden wordt: werken in prettige werksfeer, in zeer goed geou-
tilleerde kliniek. Salariëring volgens normen KNMvD. Sollicitaties metc.v. graag binnen i4dagen na verschijningsdatum van dit
tijdschrift richten aan: Dierenkliniek de Baronie, Beeksestraat 6oB, 4841 GD Prinsenbeek.

Gevraagd in onze moderne, gemengde meermanspraktijk in West-Münsterland (Duitsland) een enthousiaste

dierenarts (m/v)

De voorkeur gaat uit naar iemand met initiatief, ervaring en interesse in landbouwhuisdieren. Gunstige dienstrege-
ling en mogelijkheid om aan PAO-cursussen deel te nemen. Bewerbungen bitte an: Tierärtzliche Praxis Paul Teklote,
Truvenne 49,46348 Raesfeld, Duitsland, Fon: 00 49 2865 959 00.

The Job: Large animal veterinary surgeon (m/f)

Experience required in cattle (mainly beef) and sheep. 1 in 4 rota. No evening surgeries. Car and housing allowance. CPD paid for. The
Place:
Wooler, Northumberland, United Kingdom (only 45 minutes from Newcastle Airport). The Applicant: will have a good com-
mand of English, be experienced in large animal practice, be forward thinking with a proactive approach to preventive medicine and
the economics of veterinary agricultural practice, and be willing to work as a team.
Apply to: jo Gidlow/Martin Squires, Ewing &.
Gidlow, 29 Ryecroft Way, Wooler, Northumberland, U.K., tel.: 00441668281 323, fax: 00441668 281 226 ore-mail: enquiries@gid-
lowvets.freeserve.co.uk, and we will contact you to discuss the position.

Dierenartsenpraktijk Beltrum, een praktijk in de Achterhoek, zoekt per 1 september 2000 namens een bevriende dierenartsen-
praktijk in de grensstreek met Duitsland een

dierenarts (m/v)

Het gaat hier om een viermanspraktijk in de regio Münsterland. De werkzaamheden zullen, voorlopig op basis van een assis-
tenschap, voornamelijk de geneeskunde en begeleiding van rundvee en paarden omvatten. Geregelde vrije tijd wordt gegaran-
deerd. Gaarne verstrekken wij nadere informatie: telefoon: 0544-482121 of per e-mail indiarts(g)tref.nl.

Jong en enthousiast dierenartsenpaar met ervaring zoekt ter overname

een gezelschapsdierenpraktijk

het liefst in de provincies Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant, Overijssel, Limburg of Drenthe. Een tijdelijk samen-
werkingsverband behoort tot de mogelijkheden. Schriftelijke reacties gaarne richten aan de Redactie van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht onder vermelding van nummer 10/2000.

DAP Zoetermeer, een gemengde vijfmanspraktijk, zoekt in verband met het vertrek van twee collegae dit najaar

twee dierenartsen (m/v)

Onze voorkeur gaat uit naar ervaren allrounders met interesse voor paarden en gezelschapsdieren. Bij gebleken ge-
schiktheid is het de bedoeling tot associatie te komen. Gaarne schriftelijke sollicitaties binnen drie weken richten
aan: J. Krijnen, 2® Stationsstraat 295, 2718 AB Zoetermeer. Voor inlichtingen: 079 - 36 19 413.

-ocr page 85-

Emmeloord biedt ruimte

is niet alleen de slogan van de gemeentelijke overheid, maar ook van Diergeneeskundig Centrum
Noord Nederland, Espelerlaan 77, 8302 DC Emmeloord. Tel.10527 - 613500
Diergeneeskundig Centrum Noord Nederland beheert Dierenkliniek Emmeloord.

Algemeen

Vanaf 1966 hebben de beheerders van Dierenkliniek
Emmeloord bijgedragen aan de maatschappelijke aan-
vaarding van de specialistische diergeneeskunde. Binnen de
diergeneeskunde zijn de structuren gevormd, waarin de specia-
listische beroepsuitoefening plaats kan vinden.

Dierenkliniek Emmeloord is een groeiend ziekenhuis voor
honden, katten en paarden. De binnen deze diersoorten er-
kende specialisatierichtingen hebben vorm gekregen.

De kliniek ondergaat momenteel grote uitbreidingen.

jaarlijks per ^ september/ 1 oktober ontstaat bij ons een vacature voor de functie van:

internship paardengeneeskunde m/v

een jonge, afgestudeerde, enthousiaste dierenarts ter invulling van het internship geneeskunde paard voor de periode van
september 2000 tot 31 augustus/30 september 2001.

Wij bieden:

• basisopleiding in alle facetten van de geneeskunde van het paard

• honorering volgens SlO-norm

• interne huisvesting

Informatie:

Neem voor informatie op dinsdag of donderdag contact op met: de heer C.J.L. van der Wilk.

animal health development scientist

Reporting to the Director EU Research & Development, you will be
responsible, on a worldwide basis, for leading and co-ordinating the
activities necessary to defend existing priority products and to devel-
op new nnoiecules, new indications and new formulations of currently
approved companion animal health products. This includes:
• serving as a project leader for worldwide projects • co-ordinating
and participating in the preparation of registration files for key-market
countries • conducting clinical research studies ■ • providing input in
the field of regulatory requirements, competitor company activities,
trends in research and potential novel opportunities for product
development • preparing and presenting oral presentations and
written manuscripts.

This position requires a Ph.D. degree in exact sciences, with at least
10 years\' experience in an R&D environment including a minimum
of 3 years in a worldwide animal health (companion animal) R&D
environment. Excellent communication skills and a command of
English and French are essential, given the many international
contacts. Interest in computer applications and willingness to travel
(up to 20%) are required.

In return, we offer a competitive remuneration package and scope for
further development in an international environment.

If you are interested in this vacancy, please send your application and
detailed c.v. to Pharmacia & Upjohn, Human Resources, Rijksweg 12,
B-2870 Puurs, Belgium, fax 32 3 890 77 83,
e-mail HR.Puurs@eu.pnu.com

Pharmacia & Upjohn

-ocr page 86-

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderwijs en onderzoek. De
14 faculteiten, 21 onderzoekscholen en
5 5 opleidingen bieden studenten en mede-
werkers boeiende mogelijkheden zich verder
te ontplooien. De rijkdom aan disciplines
en de nadruk op kwaliteit bepalen de aan-
trekkingskracht van Utrecht. Wetenschap-
pelijke traditie, moderne technieken en op
de toekomst gerichte programma\'s dragen
daaraan verder bij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6. Soo personeels-
leden en een budget van ruim i miljard
gulden vormt de universiteit de spil in
Utrecht kennisregio. Vanuit deze positie in
Midden-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
www.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Universiteit Utrecht

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in Nederland. De faculteit
neemt in Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onder-
zoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian
Veterinary Medical Associations.

Bij de discipline anesthesiologie van de Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard is plaats voor een

Dierenarts-assistent (v/m)

anesthesiologie

Uw taken bestaan uit klinische werkzaamheden op het gebied van de
anesthesiologie en intensive care van het paard en het daarmee verbon-
den onderwijs. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek zal tevens
een belangrijk onderdeel van uw functie uitmaken. Een academische
promotie ligt in het vooruitzicht.

Wij vragen iemand met een voltooide dierenartsopleiding. Ook zij die
binnenkort afstuderen kunnen reageren.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor de periode van een
jaar met de mogelijkheid van verlenging tot totaal vier jaar, afhankelijk
van functievervulling. Bij gebleken geschiktheid wordt u de mogelijkheid
geboden u te kwalificeren als geregistreerd Europees specialist veterinaire
anesthesiologie volgens de richtlijnen van de E.C.V.A. De omvang van de
functie bedraagt 100%. Uw salaris is afhankelijk van de relevante ervaring
en bedraagt maximaal ƒ 6581,- (schaal 10, CAO Nederlandse Universi-
teiten) bruto per maand bij een volledig dienstverband.
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact
opnemen met prof. dr. LJ. Hellebrekers, hoogleraar Anesthesiologie,
telefoon 030 -253 1781 of dr. P van Dijk, telefoon 030-253 7991.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de afdeling Personeel
& Organisatie van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v. de heer A.H. Bloemers, Yaielaan 1,
De Uithof, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70065.

Dierenkliniek De Delta te Maasland is een paarden- en rundveepraktijk in Midden Delfland. Ter aanvulling van ons
team van vier dierenartsen en drie dierenartsassistenten zoeken wij op korte termijn een

jonge, enthousiaste dierenarts met relevante ervaring m/v

Wij vragen een collega:

• met teamgeest, gevoel voor humor en relativeringsvermogen

• met een klantgerichte en collegiale houding

• die deelneemt in de dienstenregeling

• voor uitbouw van de kleine huisdierenpraktijk

• ter ondersteuning van de eerste en tweedelijns paardenpraktijk

• die kwaliteit hoog in het vaandel heeft staan.

Wij bieden:

• een fulltime functie (8o%-ioo%)

• salariëring volgens de KNMvD-normen

• goede ontplooiingsmogelijkheden

• eventueel associatie mogelijk in de toekomst

• tijdelijke woonruimte aanwezig.

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij drs. H.J. van de Kamp, telefoon: 010-5920696 (praktijk) en 010- 5923036 (privé). Schriftelijke solli-
citaties voorzien van c.v. binnen 14 dagen richten aan: Dierenkliniek De Delta, Foppenpolder ic, 3155 EA Maasland.

-ocr page 87-

Injecteren, ze
exact en doelg

^ ^ j 1 ^ / ^

OXY LA INJ. 100 ml / 250 ml

REG NL 8067 UDA. Injectievloeistof voor i.m.
toediening aan niet melkgevende mnderen en
varkens. Bevat per ml:
Oxytetracycline als
dihydraat 200 mg.
INDICATIES RUNDEREN:

• Luchtweginfecties, speciaal Shipping Fever en
pneumonie veroorzaakt door Pasteurella
multocida en Pasteurella haemolytica;*Lucht-
weginfecties veroorzaakt door Pasteurella spp.
en Fusobacterium necrophomm; «Infectieuze
Bovine Keratoconjunctivitis veroorzaakt door
Moraxella bovis; «anaplasmosis veroorzaakt door
Anaplasma marginale.

INDICATIES VARKENS:

• Luchtwegaandoeningen veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae, Bordetella
bronchiseptica en Pasteurella multocida;
•luchtwegaandoeningen veroorzaakt door
Pasteurella multocida, Streptococcus suis,
Mycoplasma hyopneumoniae en M. Hyorhinis;
•navel- en gewrichtsontsteking veroorzaakt
door Streptococcen, Haemophylus spp. en
Mycoplasma spp..

W: W 4

m

Geadviseerde wachttijden:
OXY LA INJ.:

Runderen 28 dagen (IKB 70 dagen).
Varl<ens 21 dagen (IKB 70 dagen).
AMOXICILLINE 150 INJ.:

Varken 42 dagen (IKB 42 dagen).

AMOXICILLINE 150 INJ. 100 ml

REG NL 8787 UDA. Injectievloeistof voor i.m.
toediening aan varkens. Bevat per ml:
amoxicilline als trihydraat 150 mg.
INDICATIES:

Infecties veroorzaakt door voor amoxicilline
gevoelige bacteriën bij varkens, met name:
•bronchopneumonie veroorzaakt door
Pasteurella multocida en Streptococcus spp;
•Pleuropneumonie veroorzaakt door
Actinobacillus (Haemophylus) pleuropneu-
moniae; «necrotische stomatitis bij biggen
veroorzaakt door Fusobacterium necrophorum;
•cystitis veroorzaakt door Escherichia coli e.a.;
•cysto-pyelonephritis veroorzaakt door
Corynebacterium suis en E. coli; «abortus
veroorzaakt door Erisipelothrix rhusiopathiae;
•infectieuze demiatitis veroorzaakt door
Streptococcus spp; •exudatieve dennatitis bij de
big veroorzaakt door Staphylococcus hyicus e.a.;
•actinobacillose veroorzaakt door Actinobacillus
suis; •gegeneralisserde infecties veroorzaakt door
E.coli, Streptococcus spp en Actinobacillus suis.

BULMS mi OXY LA INJ. en AMOXICILLINE 150 INJ.

Zie de bijsluiter voor volledige informatie

Toegelaten voor gebruik op IKB-beidrijven
Gegarandeerde kwaliteit
Exacte dosering
Optimale zekerheid
Definitief geregistreerd

Uw partner voor de toekomst

-

ö
p

ö

B
0

DOPHRRmA

VETERINAIRE F A R H A C A

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
;n A.U.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 88-

stronqhol

i^iEuw (selamectine

behande

Deze zomer nog gemakkelijker

en tegen

vlooien én spoelwormen !

U houdt van hen. In eèn paar seconden geeft u uw kat en uw hond óók de bescherming die zij verdienen. Iedere maand
een paar druppeltjes op de huid tussen de schouderbladen en u behandelt
tegen vlooien én spoelwormen. En met Stronghold® kunnen ze na een half _
uur weer geknuffeld worden. Q

I

Ä

Vlooien ^y Spoelwormen ^^ Haakwormen\'" ^^ OormijP ^y Schurft"\' ^^ Hartworm ^^

Si !
! 9

Vraag uw dierenarts naar Stronghold®

-ocr page 89-

15 augustus
2b00

deel

125

aflevering
16

issn 0040-7453

Tijdschri
Dierceneeskun

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Wetenschap

Latexallergie

Energie- en eiwitvoorziening van
militarypaarden in training

Actua

Kalkoenensymposium

Gustav Rosenberger Memorial Fund

Slijters: een koeienprobleem of een
boerenprobleem

Nederlands Veterinair Antibioticum
Beleid nu wereldwijd!

Grote grazers

KNMvD

Jaarcongres KNMvD 2000

Zomeredities The Veterinary Quarterly
en Veehouder en Dierenarts zijn uit

-ocr page 90-

Ff

FRONTLINE\'

SPOTONOOISL

» »«(20-^n»\'"

y-T!

Verpakkingen met 3 én 6 pipetten!
-—

FRONTLINE

^ Voor honden en katten
gf Veihg

^ Snelle werking

^ Tegen vlooien én teken\'
if Lange werking
^ Effectief

^ Water/wasbestendig"
- S., fi fi - FrontuêL

mIDkf ^m mm HOND f^llwIwfLfl^^H

FRONTLINE wereldwijd nummer 1 in de bestrijding van vlooien én tekeni

diHit miojraj

(lipfsaa
Lvanïj

l«ERlALB.Ï..Poai»Ji3M,mo«mn«nl.«.n FROWIINE SPOION KAI (liiml) - Btj » !K1 - UDA Om»« Ul.WolK M« vo» lotpass.^! op Ijiid 1« bKM"g •»« «W»". »«soi^ SO ii« li|»ini p« (1 Wl p« d») - iwlngs»« legm vtom is ii»^

s »eke 01 tasljIBi« diooi - «M lowisstn b., torn ioojei dan 12 «toi WK mjilei Mn 3 W lictemogm®!. Biiwedingtn Mien ha piodud lüd. «Kdl OMeli«, kan tm lont wiod« van spejBetei w»den mamenantn, FBONIUNE SPOI 0« KONO

flpw laar.Con

tM -1 iHpel Ffonihne Spot bn Hoft(lMnn1.3^fnlperhond«n lO-ZO kg hcfaamsgewichl • 1 i»pet Ffwlline Spot On Hond Lvw
5 »^fi W maamai 3 maanöen en legen Wen rnjamaal 4 weten - intaval lussen 2 behan()elin<^ dienl mtnimaal
A weken le njn - maximaal 6

MERIAL

4 weken le oin - manmaal 6

Reg NL 8940 - UOA Doeldiet, hMK). mdiialie vloeislolvoof toepass.ng op de huid lef besBltding van vtooen enteken. ^^ i pipel FiomlioeSpolOn HondS«nO,67mlpe( hondlol lOkg
pe.^,C«ra-ind«a.S ^eke dieren - n«i.oepas5en.xi d«enK«oe. lO-ekeno. l^

W.»« Oplosswg voor uitwendig gebrmk ta oehandellr^) van t)esmettif^ met »toowi b.i hond en kal en Ier betendeling van bemetllog mei leken bij de hond, OosetinQ 0.e.en met kode vacht kal, Ue«e hor»d (lehier dan 5 kg) < mi pet kg gewithl - {m«Jdel)ofote hond, kal (5 »115 kg) 3 ml w kg o»>chi - grote h^ (15 lol «
2 ml oer kg gewttW - ze» giole hond (zwaarder dan 40 kg) BO ml per dier - Dterer mei langere ocfti eerder vermekle doser-ng mag maximaal verdubbeld worden - wertongsduur legen vtoolen;5 wel^ W maximaal 3 maanden en tegen leken masmaat 4 wtten • doseerrtenral min-naal 4 weken. Comra-rndical.es geen, Biiwertingen

el langere
weg6-8,11BSXEAmslelveen.«G<

ïk MERiAL. C 2000 MERIAL. Alle rechten voortehouden. MatlAn W43A)2AI0,

UI 40 kg) BO ml p« dl
Verdere inlixmalle lie euket o< beschikbaar bij, Menal B V. 8ove(«etk(
• Frontline bestrijdt vioowi én leken
bij de hond, en vloowi Di| de «i
" Hel daden van het dier 2 dagen vóOr en 2 dagen na de behandeling

-ocr page 91-

TIjDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

475

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 16,15 augustus 2000

Uit de Hoofdredactie

Overige artikelen

Steriliteit en hygiëne eisen tol: latexallergie; L. van Veen 476

Oorspronkelijke artikelen

De energie- en eiwitvoorziening van militarypaarden in training: vergelijking van opname en
behoeftenormen;
J.M. Hallebeek, D.A. van Doorn en A.C. Beynen 482

481

Actua

Boekbespreking

Vraag en antwoord 487

Studentenreferaten 487
Berichten en verslagen

13 Varkenshouders gecertificeerd door Skovar. Sector werkt aan eerlijk product voor eerlijke prijs 488

Veterinair Golfkampioenschap 2000 488

Internationaal kalkoenensymposium opgedragen aan dr. Jane Cook; L. van Veen 489

Open dag ID-Lelystad 490

UierGezondheidsModule aangeboden aan Faculteit der Diergeneeskunde 490

Uimodiging afscheid dr. A.A.M.E. Lubberink; S. Egberink M. deNijs. L. Overduin en K. Stróbl 491

Gustav Rosenberger Memorial Fund; R. Back 491

Handboek geitenhouderij 492
Ingezonden

Slijters: een koeienprobleem of een boerenprobleem; J.A. Westerbeek 492

Het Nederlandse Veterinaire Antibioticum Beleid nu wereldwijd!; T. van den Bogaard 494
Gezondheid en welzijn van grote grazers; welke rol spelen veterinairen daarbij?;
J.M. van
Leeuwen, A. Emmerzaal, HA. Luten, J. Minderhout, J.J. Snoep. J.A. Stegeman, H.J. van

Weering en E. G. M. van Klink 496
Reactie op het artikel \'Gezondheid en welzijn van grote grazers; welke rol spelen veterinairen
daarbij?\' en oproep voor oprichtingsvergadering \'Groep Gezondheid en Welzijn Wilde Fauna\';

J. T. Lumeij en J. Oosterbaan 498
Congressen en Cursussen

Kattendag 499

Cursus Bacteriologisch onderzoek gewaarborgd door Vedias 499

Infectieziekten bij konijnen 499

Wetenschap

INDOREX®IGR

T NU EEN 400 ML OMGEVINGSSPRAY

▼ BEVAT PIPERONYLBUTOXIDE, FENOXYCARB EN PERMETHRIN
T WERKT 6 MAANDEN LANG

AUe^ t^iooiefi/ (veé (uUs

yÏÊbac

quality by research

▼ WERKZAAM OP ALLE ONTWIKKELINGSSTADIA VAN DE VLO

VOOR VOLLEDIGE PRODUCTINFORMATIE: VIRBAC, TEL.: 0342-427 127

-ocr page 92-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin \'

Dr. P.A.M. Overgaauw
Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kraif (Gent. België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr.Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-25II787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,350858 Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijd.schrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrifl van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drakkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Vooraankondiging bijeenkomst voedselveiligheid 500

Vedias Najaarsdag voor dierenartsassistenten 500

2000 Hoogtepunten

Het negende Internationale Veterinaire Congres te Den Haag, 13-19 september 1909;

A. Mathijsen 500

PAOD 502

KNMvD

Maatschappijnieuws

Jaarcongres KNMvD 503

Sportdag KNMvD - voetbal: traumaverwerking 503

Sportdag KNMvD - hockey 504

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1999 504

Julinummer The Veterinary Quarterly veelzijdig 504

Zomereditie Veehouder en Dierenarts is uit! 505

Ingezonden 506

Reactie transponder-registratiefirma; B. Koster 506

Personalia 506

Doorlopende agenda 506

Contents

Other papers

Latex allergy: a review; L van Veen 476
Original papers

Energy and protein supply for event horses during training: comparison between intake and

requirements; J.M Hallebeek, D.A. van Doorn, andA.C. Beynen 482

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 93-

Op 10 juli hebben de minister en staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij enkele forse visienota \'s doen verschijnen, waaronder \'Voedsel en Groen\' en \'Natuur voor mensen,
mensen voor natuur\'. Deze nota \'s kunnen opgevat worden als een politiek statement waarvoor in de twee
resterende jaren van de huidige kabinetsperiode een flinke aanzet gegeven moet worden. Op 18 november
2000 kunt u zich over de nota \'Voedsel en Groen\' laten voorlichten; een aankondiging treft u aan in dit
nummer. Mocht u zich verder willen oriënteren dan kunt u via het internet de 67 pagina \'s tellende nota
downloaden van de website van het ministerie.

In \'Voedsel en Groen\' wordt een perspectief voor de Nederlandse agro-foodsector tot 2010 beschreven
waarbij aangegeven wordt hoe het beleid hierop zal worden aangepast. Sleutelwoorden zijn veilig voedsel,
duurzaam groen en maatschappelijke acceptatie. Met name wordt het invoeren van wettelijke normen voor
pluimveeproducten besmet met salmonella en
Campylobacter genoemd. De inspanningen die de afgelopen
jaren zijn verricht in het \'Plan van aanpak bestrijding salmonella en
Campylobacter in de pluimveehoude-
rij\' boeken te weinig resultaat. Hier ligt een verdere uitdaging voor zowel het bedrijfsleven als de dierge-
neeskunde.

De overheidscontrole zal meer gericht worden op de ketenbenadering, waarbij de bredere leus \'van grond
tot mond\' gepresenteerd wordt als variant op \'van zaadje tot karbonaadje\'. Gestreefd wordt naar één voed-
selcontrolebureau zoals in Frankrijk al gerealiseerd is. Ook op Europees niveau worden de krachten op dit
gebied gebundeld zoals in het Witboek Voedselveiligheid van de Europese Commissie is aangekondigd.
Nieuwe reorganisaties liggen dus in het verschiet, maar nu met een begrijpelijk doel. De soms onnatuur-
lijke scheiding in taken tussen volksgezondheid en landbouw leiden tot onduidelijkheid in verantwoorde-
lijkheden en een merkwaardige mix van een vermeend gebrek of juist teveel aan competenties. L\'Histoire se
répète: wordt deels teruggekeerd naar de situatie van 30 Jaar geleden toen het toezicht op en de keuring
van de dierlijke productie behartigd werd door ambtenaren met twee petten op: volksgezondheid en land-
bouw?

Ook het dierenwelzijn zal bevorderd worden, zoals bij vleeskuikens, diertransporten, castraties van biggen
en het doorfokken van runderen op een nog hogere melkproductie.

Naast een innovatie-impuls kondigt zich ook een vermindering van de landbouw aan die in feite al in gang
is gezet. De dierlijke productie neemt met uitzondering van de geitenhouderij af en niet het gehele land-
bouwareaal zal volgens de nota zijn agrarische functie behouden. Hierbij wordt de bedenkelijke uitspraak
gedaan dat het Groene Hart groener moet worden: de in absolute zin zeldzame natuur- en landschaps-
waarde van onder andere de veenweiden zou deels moeten omgevormd tot de eenheidsworst van het bos- en
parklandschap.

De maatschappelijke acceptatie van de dierlijke productiemethoden lijkt het belangrijkste criterium te
worden voor het bestaansrecht van de sector in Nederland. Een onberispelijk imago is van levensbelang.
Het nieuws over de mogelijke fraude met de Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten op 120 varkensbedrij-
ven, waarbij ook een smet op het diergeneeskundig handelen werd geworpen, doet ook de maatschappe-
lijke acceptatie geen goed.

Ed ter Laak

-ocr page 94-

Wetenschap

Steriliteit en hygiëne eisen tol: latexallergie

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 476-81

L van Veen\'\'

SAMENVATTING

Latexallergie lijkt een toenemend probleem te zijn onder
(dieren)artsen. Binnen de diergeneeskunde wordt hier-
aan nog weinig aandacht besteed. Dit artikel beschrijft
de ziektegeschiedenis van de auteur met betrekking tot
haar latexallergie, en geeft verder informatie over deze
aandoening.

SUMMARY

Latex allergy: a review

Latex allergy is an increasing problem among veterinarians and doctors.
Within the veterinary profession this subject is seldom discussed. This arti-
cle describes a case history of latex allergy and provides additional infor-
mation about this disorder.

INLEIDING

In Nederland bleek in een onderzoek onder snijdende specia-
listen, 9,5 procent allergisch voor chirurgische handschoe-
nen (10). Tussen 1988 en 1992 werden in de USA meer dan
1000 systemische allergische reacties tegen latex gemeld, 15
daarvan hadden zelfs de dood tot gevolg (18).
Binnen de humane gezondheidszorg wordt tegenwoordig
veel aandacht besteed aan overgevoeligheid
voor latex. Niet
alleen als risico voor de patiënt, maar ook als beroepsziekte
van hen die veel met deze handschoenen moeten werken.
Binnen de diergeneeskunde is deze beroepsziekte nog wei-
nig besproken. In dit artikel wordt uitgelegd hoe handschoe-
nen worden gemaakt en hoe zij allergieën kunnen veroorza-
ken. Daarna worden de verschillende vormen van hand-
schoenallergie beschreven, gevolgd door de diagnostiek en
preventie. Ook wordt de persoonlijke ziektegeschiedenis
van de auteur met betrekking tot latexovergevoeligheid be-
sproken.

RUBBERHANDSCHOENEN

Rubberhandschoenen worden gemaakt van latexmelk uit de
schors van de rubberboom.
Hevea brasiliensis. Deze boom
kan in een week latex voor tien paar handschoenen leveren
(27). Rubberhandschoenen worden vervaardigd met de zo-
genaamde dompelmethode (24,26). Om de juiste materiaal-
eigenschappen te verkrijgen worden additieven, zoals acce-
leratoren, stabilisatoren, vulcaniseermiddelen (zwavel) en
antioxydanten bij de latexmelk gevoegd. In de dompelma-
chine gaan porseleinen handschoenenmallen achtereenvol-
gens door een reinigingsbad, een coagulatiebad en door twee
latexmengselbaden. Na droging in een oven volgt een loog-
bad waarin in water oplosbare stoffen uit de handschoen

correspondentie: L. van Veen. Mosseiaarweg 9. 5684 NX Best.

worden gespoeld. De latex wordt gevulcaniseerd door
warmte en zwavel. De vulcanisatie verleent het materiaal
een grotere elasticiteit. Vervolgens gaat de mal naar een zet-
meelpoederbad. Talkpoeder, dat vroeger als handschoen-
poeder werd gebruikt, gaf regelmatig aanleiding tot zoge-
naamde talkgranulomen en peritoneale adhesies bij
geopereerde patiënten en werd daarom vervangen door
maïszetmeel, hoewel granuloomvorming ook hierbij be-
schreven is (9). Na het bepoederen worden de handschoenen
gesteriliseerd.

Voorheen werden handschoenen veelal in een autoclaaf ge-
steriliseerd op 120°C (16). Deze sterilisatievorm coagu-
leerde de alle aanwezige eiwitten, maar had een nadelige in-
vloed op het rubber, het verhardde, werd bros en er
ontstonden scheurtjes. De gecoaguleerde eiwitten daarente-
gen hadden geen allergeeneffect meer. Momenteel wordt ge-
bruik gemaakt van gamma-sterilisatie (16). Hierbij worden
niet alle eiwitten gecoaguleerd, maar de methode richt zich
voornamelijk op de eiwitten van celstructuur en het metabo-
lisme van het micro-organisme. Naast de introductie van
gamma-sterilisatie en de toename van het gebruik van hand-
schoenen ter bescherming tegen besmettelijke ziekten zijn
het gebruik van ongerijpte latex (veel eiwitten), de toepas-
sing van kortere wastijden bij de productie van de hand-
schoenen en de overgang op vulcanisatie door middel van
heteluchttunnels (lagere temperaturen) oorzaken voor de
toename van allergieën tegen rubber (20).

OORZAKEN EN SYMPTOMEN

Factoren voor het ontstaan van klinische verschijnselen zijn:
a) het afsluitende effect van de handschoenen (occlusie), b)
bestanddelen van het handschoenmateriaal (tabel 1), c) stof-
fen die de handschoenbarrière passeren, d) invloeden die
geen direct verband houden met de handschoen, zoals ver-
zorging van de handen (wassen, gebruik van crèmes, en der-
gelijke) en een bepaalde lichamelijke constitutie (26).
We onderscheiden in principe drie typen van allergische re-
acties en het ortho-ergisch eczeem (tabel 2). Elk type reactie
heeft zijn eigen oorzaak, specifieke behandeling en voor-
zorgsmaatregelen en worden achtereenvolgens in het kort
besproken.

i.Type 1-allergie (anafylactische reactie)
Latexanafylaxie berust meestal op een reactie tegen de na-
tuurlijke latexdeeltjes zelf, die zowel in de grondstof als in
het eindproduct terug te vinden zijn (23). Zachte rubberpro-
ducten bevatten de grootste hoeveelheid latexeiwitten en
hebben daardoor een grotere allergische potentie (17). Het
eiwit bindt zich aan specifieke IgE-antistoffen (24,26) die op
hun beurt aan weefselmestcellen en basofiele leukocyten
binden. De vorming van deze verbindingen leidt tot degranu-
latie van de mestcellen met vrijkomen van onder andere his-
tamine. Hierbij kunnen behalve jeuk, erytheem en urticaria
aan de huid van de handen, ook conjunctivitis, rhinitis en
soms zelfs benauwdheid en anafylactische shock optreden
(23,24,26,27). De symptomen treden al enkele minuten na
het aantrekken van de handschoenen op en verdwijnen

-ocr page 95-

meestal weer spontaan 30 tot 45 minuten na het uittrekken.
Er zijn enkele gevallen gemeld waarbij zelfs het dragen van
latex bevattende handschoenen door anderen in dezelfde
ruimte als de patiënt voldoende was om symptomen te indu-
ceren (8,21,27). Dit komt doordat in de lucht zwevende la-
texdeeltjes geïnhaleerd worden.

Pas in 1979 werd deze allergievorm voor het eerst beschre-
ven (13).

De type 1-reactie kan tot levensbedreigende situaties leiden
tijdens operaties waarbij latex bevattende handschoenen
worden gedragen (3,8,27). Anafylactische reacties bij colon-
grafie door latex bevattende katheters zijn het meest berucht
(27). Hieronder volgt een korte beschrijving van een patiënt
waarbij peroperatief ernstige circulatoire en respiratoire pro-
blemen optraden (8).
Op het moment dat het peritoneum
werd geopend en het ileum gelokaliseerd werd, traden een
bronchospasme en een sterke tensiedaling op. De operatie
werd onderbroken. Met infusie van plasmavervangmiddelen
(polygeline), corticosteroïden, theofilline en vaso-actieve
middelen (efedrine, dopamine) stabiliseerde de patiënt. Na
hervatten van de operatie ontstonden wederom problemen.
Onder waarschijnlijkheidsdiagnose \'latexallergie\' werden
antihistaminica (clemastine, cimetidine) toegediend en wer-
den alle operatiehandschoenen vervangen door handschoe-
nen die geen latex bevatten, waarna de ingreep volgens plan
kon worden beëindigd zonder dat zich bijzonderheden voor-
deden.

In enkele gevallen is maïszetmeel of een accelerator (zink-
diethyldithiocarbamaat) de oorzaak van een type 1-reactie
(24,26,27).

2. Protein contact dermatitis

Het betreft een reactie die min of meer een combinatie is van
de klassieke type 1- en IV-reacties (7,24). De patiënt ontwik-
kelt een eczeembeeld, echter bij allergologisch onderzoek
treedt urticaria op, 30 minuten tot zes uur na blootstellen aan
het allergeen.

Wetenschap

Tabel i. Allergenen van chirurgische en onderzoekshandschoenen (3).

Merk

Allergeen

Latex

Poeder

Puritee Pur

_

-1-

Regent Dispo

C

-1-

Sempermed

C

-1-

Sempermed forte

c

-1

Microtouch

C/B

i

Perry Dermaar Guard

-

-

Manex

c

-1-

-F

Regent Biogel

c

-1-

-

Manex nonpowdered

c

-

Sempermed Ultra

c

-1-

-

Neutraion

B/C

-t-

F

Elastyren

c

-

-F

Ansell dermaprene

T

-

-F

Ansell Fitted

C/B

Anseel comform

C/B

-F

B-D latex glove

c

-1-

-F

Serpermed dental

c

-1-

-F

Serpermed EG

c

-1-

Micro-touch EG

C/B

-F

Regent biogel D

c

-F

-

Vinyl (PVC)

-

-

-F

Dahlhausen vinyl glove

-

-

-

C=carbamaten, B=benzothiazolen, T=thiuram

J.Type IV-allergie (vertraagde type) (24,26,27)
Slechts sporadisch worden type IV-allergieën tegen latex ge-
vonden. Veel vaker zijn het de additieven tijdens het productie-
en verwerkingsproces (onder andere carbamaten en benzothia-
zolen) die problemen geven. Thiuram, een zwavelhoudende
verbinding die dient om het vulkanisatieproces te versnellen, is
daarbij de belangrijkste. Bij dit type allergie induceert een che-
mische stof, het hapteen, de vorming van specifieke T-lymfo-
cyten na binding aan epidermale eiwitten. Deze T-lymfocyten
kunnen bij hernieuwd contact met de desbetreffende stof wor-

Tabel 2. Huidreacties bij rubberhandschoenen (3,4,13).
j^pë

Naam

Oorzaak

Symptomen

• urticaria

• rhinoconjunctivitis

• benauwdheid

• buikkrampen

• braken

• angioedeem

• duizeligheid

• anafylactische shock

Allergisch

type 1/anafylactisch

• latexdeeltjes

• poeder

Allergisch?

\'protein contact dermatitis\'

• latex

Contact-allergisch

type IV/vertraagde type

• acceleratoren

■ vulcaniseerstoffen

■ stabilisatoren

■ pigment

macula
papula
vesicula

Niet-allergisch

orhtó-ergisch

" maceratie van de huid
* toxische stoffen

roodheid

schilfering

kloofvorming

-ocr page 96-

Wetenschap

den geactiveerd, waarna een lokale afweerreactie ontstaat die
na 24 tot 96 uur zijn hoogtepunt bereikt. Klassiek is het eczeem
op de handruggen dat aan.de polsen scherp begrensd is. Vaak is
het echter niet zo duidelijk en ontstaat een eczeem dat vlekkerig
verspreid is over de vingers, polsen en onderarmen, soms zijn
alleen de oogleden aangedaan. Herhaalde expositie geeft
meestal aanleiding tot een droge, schilferende erythemateuze,
eventueel cmsteuze, huid.

4. Ortho-ergisch eczeem

In de Engelstalige literatuur wordt deze vorm van eczeem
aangeduid met
\'irritant contact dermatitis\'. Het is geen
echte allergie, maar een overbelasting van de huid door de
voortdurende inwerking van beschadigende factoren
(24,26). De meest voorkomende vorm bestaat uit eczeem aan
handen en onderarm (24). Bij een intacte huid is er een even-
wicht tussen belastende factoren en de belastbaarheid van de
huid, waarbij het regeneratievermogen van de huid de be-
schadigingen herstelt. Veelvuldig wassen van de handen
overtreft het regeneratievermogen van de huidbarrière. Ook
(rubber) handschoenen kunnen deze vorm van eczeem op-
wekken of onderhouden, omdat ze occlusie van de huid ver-
oorzaken en zo aanleiding geven tot hyperhydratie en even-
tueel maceratie. Bij overbelasting treden roodheid, schil-
fering, jeuk, kloofvorming en soms eczeem op (26). Deze
vorm van eczeem zal eerder optreden wanneer er bepaalde
aanlegfactoren, zoals een atopische constitutie of psoriasis,
aanwezig zijn. In tabel 3 worden adviezen gegeven voor het
verminderen van ortho-ergisch eczeem.

DIAGNOSE

Wanneer het vermoeden bestaat dat handschoenen de oor-
zaak zijn van eczeem of andere allergische reacties, dient een
dermatoloog geraadpleegd te worden. Naast het afnemen
van de anamnese en klinische inspectie van de huidlaesies,
zal allergologisch onderzoek gedaan moeten worden. Voor
het aantonen van een type I-allergie zijn geen standaardtes-
ten voorhanden (24,26,27). Vaak wordt volstaan met het tes-
ten van de handschoenen zelf, latex, poeder en eventueel ac-
celeratoren. Een krastest wordt uitgevoerd door met een
naaldje in de huid een krasje aan te brengen (11,26).
Wanneer voldoende prikkelserum zichtbaar is, wordt de
handschoen in de kras gewreven. Daarnaast wordt een posi-
tieve controle met histamine, intradermaal geïnjecteerd,
meegenomen. Na 20 minuten wordt de test afgelezen op aan-
wezigheid van Urticaria. Indien de zwelling rond de prik-
plaats een diameter van 3 mm of groter heeft wordt van een
positieve reactie gesproken (6). Omdat hierbij de patiënt zo-

Tabel 3. Adviezen bij eczeem van de handen (3).

Ziektegesi

Sinds 1996 was ik werkzaam als pluimveedierenarts bij t
Gezondheidsdienst voor Dieren. Sinds een half jaar had ik la
van jeukende en tranende ogen meestal gepaard gaande met ni
zen, neusloop en keelpijn tijdens en na het werk in de sectiezac,
Aangezien in het beginstadium van de allergie de symptomen ni
iedere dag optraden dacht ik in eerste instantie dat er \'griep\' t
komst was. Nadat deze klachten frequenter optraden zonder dat
ziek werd, leek een allergie een voor de hand liggende oorza{
van de problemen. Differentiaaldiagnostisch werd gedacht a<\\
overgevoeligheid voor pluimvee, handschoenen, handschoenpd^
der en desinfectiemiddelen. Om hier meer duidelijkheid in te ki\\
gen heb ik een bezoek aan de huisarts gebracht. Als eerste
J
bloed afgenomen voor IgE-bepaling tegen pluimvee, katten, ho\\
den en pollen, omdat de klachten ook optraden tijdens bezoeki
aan de sectiezaal terwijl ik geen handschoenen droeg en reactï
aan de handen na het dragen van de handschoenen niet wercti
waargenomen. De resultaten van het bloedonderzoek waren n

wel met de latex als met de poeder in aanraking komt is het
beter een priktest uit te voeren. Hierbij wordt een druppel
commercieel verkrijgbaar latexantigeen op de huid aange-
bracht, waar met een naaldje doorheen wordt geprikt. Ook
kan een intradermale test verricht worden met een commer-
cieel latexantigeen (0,05 mg eiwit/ml) (20). Meestal wordt
begonnen met een verdunning 1:100, daarna 1:10 en daama
zonodig onverdund. Prik-, kras- en intradermale testen met
latex zijn niet zonder risico. Ongeveer tien procent van de
patiënten ontwikkelt tijdens het testen een systemische reac-
tie, met urticaria, angioedeem of zelfs een anafylactische
shock (2). Ook kan door middel van serologic specifiek IgE
tegen latex worden bepaald (12, 21,23,24,27). De sensitivi-
teit van antigeenspecifiek serum-IgE ligt naar schatting rond
60 - 70 procent. Bij beroepsgebonden astma kunnen peak-
flow-metingen, hiermee kan een broncho-obstructive reactie
worden aangetoond, een belangrijke aanvulling voor de dia-
gnostiek zijn, zodat de relatie tussen klachten en werkzaam-
heden kan worden vastgelegd (22).

Het aantonen van een type I V-reactie is veel meer gestandaar-
diseerd en geschiedt door middel van epicutane tests (plak-
proeven) (11,23,24). Meestal wordt gebruik gemaakt van de
Europese standaardreeks, waarin vier verschillende accelera-
tors en katalysatoren voorkomen. Bij de plakproef worden
grote pleisters met verschillende allergenen op de mg van de
patiënt geplakt. Deze pleisters moeten 48 uur op de plaats
blijven zitten en worden na 48 en 72 uur afgelezen (26).
Voor de diagnose van
protein contact dermatitis wordt een
combinatie van epicutaan, allergologisch onderzoek en prik-
test geadviseerd.

Wanneer geen allergie aangetoond wordt voor latex- en/of
rubberadditieven, kunnen andere allergenen in het spel zijn.
Zo kunnen stoffen met een laag moleculair gewicht, zoals
nikkel, acrylharsen, formaldehyde en methylmethacrylaat
(botcement), de handschoen passeren en vervolgens een al-
lergie induceren (24,26). Experimenteel onderzoek heeft
aangetoond dat polyetheen een goede barrière is tegen botce-
ment (25). Polyvinylchloride heeft deze eigenschap niet. Er
kan ook sprake zijn van het non-allergisch eczeem wanneer
geen allergie wordt aangetoond.

-ocr page 97-

nis auteur

atief. De huisarts besloot mij door te sturen naar de dermato-
wg. Omdat er waarschijnlijk geen overgevoeligheid voor pluim-
de bestond, werd de aandacht gericht op de handschoenen,
ovendien waren in de tussentijd ernstige klachten opgetreden tij-
ens het dragen van steriele operatiehandschoenen. Dit keer tra-
en in ernstige mate urticaria aan de handen op en naast de eer-
er genoemde klachten, rhinitis, conjunctivitis en keelpijn, trad
ok benauwdheid op. Er werd besloten tot een uitgebreid onder-
■)ek bestaande uit de epicutane test, krastest en IgE-bloedbepa-
ng. Geen enkele epicutane test reageerde. De krastest was posi-
efen de priktest reageerde negatief bij 1.000 IE, maar positief bij
O.OOO IE. Bovendien werd in het bloed specifiek IgE tegen latex
ungetoond. Door middel van deze testen werd dus een type I-
vergevoeligheid tegen latex (natuurrubber) bewezen geacht.
Is gevolg van mijn klachten moesten alle medewerkers in de sec-
ezaal voortaan latexvrije handschoenen gaan gebruiken.

BEHANDELING VAN ACUTE SYSTEMISCHE REACTIES
Acute systemische reacties op latex moeten worden behan-
deld als iedere andere anafylactische shock (17). Naast zuur-
stof, epinefrine en Steroiden moeten in het geval van urtica-
ria antihistaminica worden toegediend. Monitoring van de
patiënt dient tot een dag na het verdwijnen van de sympto-
men te geschieden.

PREVENTIE

Preventie bestaat enerzijds uit het voorkomen van sympto-
men bij gesensibiliseerde personen, anderzijds is het belang-

Tabel 4. Mogelijke latexbronnen(i,4).

medisch

allerlei

balloncatheter

afsluitstrips autodeur

beademingsmasker

ballen

beademingsslangen

ballonnen

blaascatheter

condoom

bloeddrukmanchet

duik/surfpak

condoom vaginale echo

duikbril

decubitusring

elastiekjes

ECG-elektroden

spenen

elastiek

gootsteenontstopper

handschoenen

gum

pessarium

handvatten (diversen)

pleisters

huishoudhandschoenen

rubber vloer

panty\'s

steunkous

kruik

drukverband

luchtbedden

vingercondoom

laarzen

wonddrains

matrassen

tandbeschermers

ondergoed

reflexhamers

opblaasboot

matrassen

pessarium

stethoscoop

regenkleding

doppen van multidose verpakkingen

schuimrubber

sondes

nibbervloeren sportzaal

stomamateriaal

skibril

speelgoed (diversen)

textiel met stretcheffect (BH)

vloerbedekking

douchegordijn

badmutsen

zwemvliezen

rijk het ontstaan van een latexallergie te voorkomen. Hierbij
kan gedacht worden aan het gebruik van hypoallergene of
zelfs latexvrije handschoenen wanneer het gebruik van la-

Tabel 5. Overzicht hypoallergene operatiehandschoenen {2,4,11,13).

Materinal

Merlc

Firma

Steriele operatie handschoenen

Biogel

Elastyren

Eudermic

Dermaguard

Neolon

Neutraion

Pristine

Puritee

Allegard Tactyl 1 en 2
Dermaprene

Regent, London Rubber Company
Danpren, Van der Bend, ECI, Hermal
Dereset, Becton Dickinson
Perry, Smith & Nephew
Dereset, Becton Dickinson
Johnson & Johnson
Wold Med. Supply
Puritee Medical Company
Johnson & Johnson
Ansell

poedervrij, latex
styreen-butadiene

neopreen

latex, binnenzijde polyurethaan
poedervrij, latex
latex, geen versnellers
synthetische copolymeer
neopreen

Niet-steriele onderzoekshandschoenen

Dispoa-a-glove

Elastyren

MediTouch

Royal ShieldA\'inylite

Skincare

SoftTouch

Sencicare

Tactyl I en 2

Tru-touch

N-Dex

Allerderm

Triflex

Johnson & Johnson

Baxter Corporation, Van der Band

AMC Medical

Smart Practice

Skin Care Glove Company

MedSource

Becton Dickinson

Smart Practice

Becton Dickinson

Best Glove

Allerderm

Allegiane

polyethyleen

styreen-butadiene

vinyl

vinyl

vinyl

synthetische copolymeer
vinyl

nitriel (butadiene)
vinyl, nitriel
vinyl

-ocr page 98-

Wetenschap

texhandschoenen niet noodzakelijk is.
Naast aanpassingen in de werksituatie, geeft deze vorm van
allergie echter veel meer problemen in het dagelijkse leven
(tabel 4). Wat dacht u van het matras? In de meeste matras-
sen is latex verwerkt. En wat van het beoefenen van sport?
Handvatten van rackets en golfclubs zijn vaak van rubber ge-
maakt. En de vakantie? Zwemvliezen, luchtbedden, snor-
kels, zijn ook van rubber. En dan hebben we het nog niet
eens over bepaalde anticonceptiemiddelen. Non-latex con-
dooms gemaakt van het caecum van lammeren voorkomen
de transmissie van HIV niet (27). Condooms gemaakt van
polyurethaan beschermen wel tegen de transmissie van HIV
(19). Ondanks dat dit vervelende problemen zijn, vallen ze in
het niet bij wat er kan gebeuren bij bijvoorbeeld gynaecolo-
gisch onderzoek en vooral bij een buikoperatie wanneer la-
texhandschoenen worden gebruikt. Het laatste genoemde
voorbeeld kan verstrekkende gevolgen hebben, zoals be-
sproken bij de type 1-allergie. Maar waarschuw ook bijvoor-
beeld de tandarts om géén latex handschoenen te dragen. En
zorg ervoor dat een arts nadat hij of zij een flesje heeft aange-
prikt (meestal rubber dopje), vervolgens een schone naald
voor de injectie gebruikt. (Nadat ik was gevaccineerd, zon-
der melding te maken van mijn latexallergie, had ik twee we-
ken lang last van perioden met urticaria en jeuk op de injec-
tieplaats, gepaard gaande met neusloop en keelpijn die na
ongeveer een half uur weer verdwenen.)
Wanneer door allergologisch onderzoek is aangetoond welk
bestanddeel van de handschoen de allergische reactie ver-
oorzaakt, kan er gezocht worden naar een handschoen
waarin de desbetreffende stof niet voorkomt. Momenteel is
er een ruim arsenaal aan handschoenen commercieel ver-
krijgbaar met verschillende allergenen (tabel 1 en 5). Indien
wederom problemen optreden, is het raadzaam om ook met
de alternatieve handschoenhuidtests te doen.
Als alternatief voor latexhandschoenen zijn er handschoe-
nen van synthetische rubbers (Elastyren® en Ansell®
dermaprene) verkrijgbaar en niet-elastische handschoenen
gemaakt van polyvinylchloride (PVC) of polyetheen. Elas-
tyren®-handschoenen hebben naast de hoge prijs het be-
zwaar snel stuk te gaan (11). Wanneer geen geschikte hand-
schoen wordt gevonden voor een type IV-allergie, kan het
dragen van een katoenen of polyethyleenhandschoen onder
de rubberhandschoen uitkomst bieden (24). Er zijn ook
handschoenen op de markt met een coating van polyure-
thaan aan de binnenkant (Neutraion®), wat voor een type
IV-allergie voldoende bescherming zou geven (24). Wan-
neer er een allergie voor maïszetmeel bestaat, kunnen onge-
poederde handschoenen gebruikt worden (Regent Biogel®,
Manex®, Sempermed Ultra®, Pristine®). De diverse ge-
noemde handschoenen zijn verkrijgbaar bij de veterinaire
groothandel en/of de humane apotheek. Men kan zich even-
tueel laten informeren over nog andere bruikbare hand-
schoenen.

Indien de tests negatief zijn en er anamnetische aanwijzingen
zijn voor een ortho-ergisch eczeem, dienen de ortho-ergi-
sche factoren zowel op het werk als privé zoveel mogelijk
beperkt te worden (tabel 3). Tevens is het raadzaam regelma-
tig een indifferente vettende crème of zalf te gebruiken. Deze
maatregelen zijn ook zinvol voor diegenen die (nog) geen
eczeem hebben, maar aanleg voor atopische constitutie of
psoriasis (24).

Patiënten die overgevoelig zijn voor latex worden geadvi-
seerd een SOS-band te dragen en een spuit met zelf te injec-
teren epinefrine bij de hand te houden (8).

KRUISREACTIES

Sedert het begin van de negentiger jaren wordt een toegeno-
men incidentie beschreven van kruisovergevoeligheid tus-
sen latex en andere plantaardige producten (23). Er zijn
kruisreacties beschreven met eiwitten van botanisch niet ver-
wante soorten zoals die uit banaan (34%), avocado (25%),
kiwi (20%), passievrucht, vijg, boekweit, perzik, abrikoos,
pompelmoes, noten, ananas en kastanje (4,14,22,23,27),
maar ook met de
Ficus benjaminus (5). Bij deze reacties kun-
nen periorale zwelling en jeuk optreden, maar ook urticaria,
bronchospasme, intestinale klachten en zelfs anafylactische
shock (11). Hoewel de soorten niet verwant zijn bestaat er
wel een zekere structurele verwantschap tussen de allerge-
nen van de genoemde soorten. En mocht u denken dat het
voldoende is om van de exotische vruchten af te blijven, ook
kruisreacties met tomaat en aardappelen zijn beschreven
(15)!

TENSLOTTE

Binnen de diergeneeskunde zou meer aandacht besteed kun-
nen worden aan deze beroepsziekte. Een inventarisatie bin-
nen de beroepsgroep zou interessant zijn.
Met het schrijven van dit overzichtsartikel en het beschrijven
van de eigen casus wordt beoogd collegae te kunnen helpen.
Latexallergie is een aandoening waar niet te licht over moet
worden gedacht en bedenk dat een dierenarts als werkgever
ook verantwoording draagt.

DANKWOORD

De auteur is dr. G. Smeenlc en dr. J. Boer danlc verschuldigd voor het kritisch
doorlezen van het manuscript.

LITERATUUR

1. Bijl AMH, Jong NW de. Mulder PGH, Gerth van Wijk R en Groot H
de. Prevalentie van IgE-gemedieerde allergie voor natuurrubberlatex
op Rotterdamse operatiekamers. Ned Tijdschr Geneeskd 1999; 143;
1780-4.

2. Crisi G, and Belsito DV. Contact urticaria from latex in a patient with
immediate hypersensitivity to banana, avocado and peach. Contact
Dermatitis 1993;28:247-8.

3. Dias M, Conchon 1, Cortes M, Pereira F, and Alonso R. Anaphylactic
intraoperative reaction to latex. Contact Dermatitis 1995; 32: 305-7.

4. Diez-Gomez ML, Quirce S, Cuevas M, et al. Fruit-pollen-latex cross-
reactivity: implication of profilin. Allergy 1999; 54: 951 -61

5. Ginkel CJ van. Dijkstra AT, Eyk CL van. Hengst CW den, and
Bruijnzeel-Koomen CA. Allergy to
Ficus benjamina: at the workplace
and at home. Ned Tijdschr Geneeskd 1997; 141: 782-4

6. Groot H de, Jong NW de, Duijdter E, et al. Prevalence of natural rub-
ber latex allergy (Type I and Type IV) in laboratory workers in the
Netherlands. Contact Dermatitis 1998; 38: 159-63.

7. Hjorth N, and Roed-Petersen J. Occupational protein contact dermati-
tis in food handlers. Contact Dermatitis 1976; 2: 28-42.

8. Jong TPVM de, Boemers TM, Schouten A, Gool JD van, Maat-
Bleeker F de en Bruijnzeel-Koomen CAFM. Peroperatieve anafylacti-
sche reacties op basis van latexallergie. Ned Tijdschr Geneeskd 1993;
137: 1934-6.

9. Leeuwen DJ, Klaassens CHL, Stevens KLGM, et al. Granulomateuze
peritonitis na het gebruik van met zetmeel gepoederde operatiehand-
schoenen. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; 128:18-20.

10. Meeren HLM van der, Boezeman JBM en Rampen FHJ. Contact-
eczeem door operatiehandschoenen. Ned Tijdschr Geneeskd 1988;
132:963-5.

11. Meeren HLM van der. Rubberhandschoenen en hun perikelen. Ned
Tijdschr Dermatol & Venereologic 1991; 213-5.

12. MizutariK, Kuriya N, and Ono T. Immediate allergy to rubber gloves: a
questiormaire study of hospital persotmel. J Dermatol 1995; 22: 19-23.

13. Nutter AF. Contact urticaria to rubber. Br J Dermatol 1979; 101:597-
8.

14. Ortiz G, Moyano JC, Alvarez M, and Bellido J. Latexallergy in fruit-
allergic patients. Allergy 1998; 53: 532-6.

15. Posch A, Chen Z, Raulf-Heimsoth M, and Baur X. Latexallergene:

-ocr page 99-

Ubersicht zum gegenwartigen Kenntnisstand. Pneumologie 1997; 51:
1058-62.

16. Reckum J van. Rubberhandschoenen de (on)verdachte beschermers.
NTVA 1996; 20-4.

17. Reddy SMD. Latex allergy. Am Fam Physician 1998; 57 (1): 93-100.

18. Scarbeck K. Latex: Is it safe ? Acad Gen Dent. 1993; 21: 2-6.

19. Slater JE. Latex allergy J Allergy Clin Immunol 1994; 94: 139-49.

20. Smeenk G. Dermatoloog. Persoonlijke mededeling.

21. Sussman GL, and Beezhold DH. Allergy to latex rubber. Am Intern
Med 1995; 122:43-6.

22. Tjiook SB, Oei HD en Wijk RG van. Allergie voor latex: een miskend
probleem. Ned Tijdschr Geneeskd 1993; 137: 1930-3.

23.

24.

25.

26.

Wetenschap

The UCB institute of allergy. Practische tips: Latexallergie. Brussel.
Voort Maarschalk E van der, Veraart JCJM en Kley AMJ van der.
Handschoenen in de praktijk. Dermatologie 1994; 781-6.
Waegemaekers THJM, Seuter E, Arend JACJ, Malten KE. Permeability
of surgeons gloves to methyl methacrylate. Acte Orthop Scand 1983;
54:790-5.

Walle van der. Huidafwijkingen door het gebruik van rubberhand-
schoenen in de gezondheidszorg. Ned Tijdschr Geneeskd 1988: 132:
952-6.

Zuuren EJ, Pavel S, Bruijnzeel-Koomen CAFM en Schlusmans V.
Latexallergie: een toenemend probleem in de gezondheidszorg.
Patient Care 1996 11-7.

Edited by J.P. Dalton; CAB! Publishing, division of CAB
International, Wallingford, Oxon, OCio 8DE United
Kingdom, igg,
544 pagina;s, ISBN 0-85799-260-9.

In het najaar van 1998 werd veterinair en een deel van agra-
risch Nederland verrast door waarschuwingen van de Werk-
groep Leverbotprognose over een verhoogde kans op het op-
treden van leverbotziekte. De situatie werd zelfs enigszin
nijpend door een tijdelijk tekort aan het meest optimale worm-
middel tegen leverbotinfecties. In haar voorjaarsvoorspelling
herhaalde de werkgroep haar waarschuwing nog eens.

Beter getimed had CAB Intemational met zijn nieuwe uit-
gave Fasciolosis niet kunnen komen. Het is meer dan dertig
jaar geleden dat een zo grondige en uitgebreide monografie
over dit onderwerp verscheen. Een dergelijk overzichtswerk
ontleent een goed deel van zijn kwaliteit aan het inschakelen
van verschillende specialisten werkzaam op deelterreinen
van fasciolose. Meer dan dertig specialisten uit een twintig-
tal onderzoeksinstituten gelegen op vier continenten - alleen
Azië ontbreekt - leverden alleen of als co-auteur bijdragen
voor dit boek. Editor Dalton is er goed in geslaagd de ver-
schillende bijdragen tot een lopend geheel te smeden. Daar
waar sprake is van enige overlap in onderwerpen is dit niet
storend en wordt goed verwezen naar de hoofdstukken waar
het betreffende onderwerp verder wordt uitgediept.

In de 14 hoofdstukken die zijn gewijd aan Fasciola hepatica,
komen \'traditionele\' en \'modernere\' thema\'s aan de orde. Er
wordt een goed en up to date overzicht van de stand van za-
ken gegeven en van de ontwikkelingen van de laatste decen-
nia.

Klassiek zijn de hoofdstukken over 1) cyclus van Fasciola
hepatica-,
2) en 3) de ontwikkeling van de parasiet in respec-
tievelijk tussen- en eindgastheer; 4) epidemiologie en con-
trole; 5) voorspelling van leverbotziekte: van Ollerenshaw
tot satellieten; 6) pathologie, pathofysiologie en klinische as-
pecten; 7) werking van fasciolocoden en anthelminticum, re-
sistentie bij
Fasciola hepatica.

Fasciolosis

Een interessante ontwikkeling (hoofdstuk 5) vormen de
Geografische Informatie Systemen (GIS). Hierbij worden
databases van satellietwaamemingen gebruikt om, soms
zelfs per landstreek, te komen tot leverbotziektevoorspellin-
gen.

Wat minder traditioneel zijn de volgende hoofdstukken: 8)
metabolisme (van de hand van A. Tielens, Biochemie,
Faculteit der Diergeneeskunde, de enige Nederlandse bij-
drage); 9) neurobiologie; 10) immunologie; 11) vaccinont-
wikkeling; 12) leverbotziekte bij de mens; 13) immuundia-
gnostiek van fasciolose bij mens en dier; 14) moleculaire
biologie. Bijna al deze thema\'s hebben gedurende de laatste
decennia stormachtige ontwikkelingen doorgemaakt. Op een
heldere en overzichtelijke wijze wordt daar verslag van ge-
daan. Doordat de hoofdstukken in overzichtelijke onderde-
len zijn verdeeld is het geheel, ook als men niet goed inge-
werkt is op het betreffende terrein, heel goed verteerbaar.

De illustraties in het boek zijn zwart-wit en duidelijk, maar
sober van aard en gering in aantal; er is een centraal ge-
plaatste kleurenpagina opgenomen met de klassieke beelden
van: een leverbotbiotoop, het
F. hepatica-si, de leverbotslak
(met een wat merkwaardig onderschrift), de parasiet en
macroscopische en microscopische pathologische beelden.
Nieuw voor uw recensent was de gekleurde serie-afbeelding
van \'baby\'-leverbotjes tot adulte leverbot (2-20 weken na in-
fectie).

Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de \'tropische\' leverbot
Fasciola gigantica. Dat hoofdstuk bevat in grote lijnen de-
zelfde onderwerpen als behandeld bij
F. hepatica. Wie zijn
kennis over dit onderwerp op een prettige manier wil opfris-
sen kan in dit boek terecht, zowel voor de \'klassieke als voor
de wat nieuwere thema\'s. Een aanrader dus: voor dierenart-
sen met belangstelling voor herkauwers, voor de bibliothe-
ken van de Gezondheidsdiensten, voor onderzoekers en do-
centen op dit vakgebied van de parasitologie en tenslotte:
voor veterinair microbiologen \'een must\'. Als een volgend
review over
Fasciola weer 35 jaar op zich laat wachten is de
investering per jaar ongeveer £ 2.5 ook economisch gezien
alleszins verantwoord.

W.M.L. Hendrikx

-ocr page 100-

SAMENVATTING

Bij paarden die zware arbeid verrichten (military-paar-
den in training) is op basis van een voedingsanamnese en
schatting van de energiebehoefte voor arbeid de opname
en de behoefte aan energie vergeleken. De dagelij kseVEP-
opname was over een periode van zeven dagen gemiddeld
30 procent (n = 15) hoger dan de geschatte VEP-behoefte.
Aangezien de paarden een constant lichaamsgewicht had-
den en derhalve in energiebalans waren, is de VEP-op-
name overschat en/of de VEP-behoefte onderschat. De
VREp-opname was 92 procent hoger dan de behoefte. Dit
onderzoek illustreert de problematiek van rantsoenbere-
kening en -beoordeling in de praktijk.

SUMMARY

Energy and protein supply for event horses during trai-
ning: comparison between intake and requirements

In horses that exercise intensively (for example, event horses in training) the
intake and energy requirements were compared on the basis of a diet record
and estimates of energy requiredfor exercise. Daily net energy intake over a
7 days period was on average 30% (n = 15) higher than the net energy re-
quirement. Since the horses had a constant body weight, and thus were in
energy balance, the energy intake was overestimated and/or the energy re-
quirement was underestimated. The intake of digestible protein was 92%
higher than the protein requirement. This study illustrates the problems
concerning ration assessment and evaluation in practice.

INLEIDING

De energie- en eiwitwaarden van voedermiddelen voor paar-
den worden uitgedrukt in VEP (Voeder Eenheid Paarden) en
VREp (Verteerbaar Ruw Eiwit paarden). De energie- en ei-
witbehoeften (voedemormen) van paarden worden in de-
zelfde eenheden opgegeven (1). De normen zijn gerelateerd
aan de onderhoudsbehoefte en eventueel arbeid, dracht,
melkproductie en groei. De energietoeslag voor arbeid wordt
gekwantificeerd door onderbrenging van de arbeidsduur in
de intensiteitsklassen van zeer licht tot zeer zwaar (1,2). Op
basis van de snelheden die het paard maakt, kan de energie-
behoefte ook worden geschat (1). Voor arbeid is mogelijk
een geringe eiwittoeslag gewenst vanwege de verhoogde
stofwisselingsactiviteit en ter compensatie van de stikstof-
verliezen met zweet (7). Per liter zweet gaat 1-3 g stikstof
verloren (7). Het Centraal Veevoeder Bureau (CVB) (1) ad-
viseert om in het rantsoen voor paarden die arbeid verrich-
ten, net als in onderhoudsrantsoenen, een VEP:VREp-ver-

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Afdeling Voeding. Faculteit der Dier-
geneeskunde, Universiteit Utrecht.
^ Hogeschool Delft. Dierhouderij.

• Correspondentie-adres: Drs. J.M. Hallebeek, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard, Afdeling Voeding. Postbus 80152. 3508 TD Utrecht. Tel. 030-2533473. fax
030-2531817. e-mail: halleh@vel.uu.nl

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:482-6

houding van 13:1 aan te houden. Dit advies impliceert een
aanzienlijke extra eiwitopname door werkende paarden om-
dat hun energieopname verhoogd is.
Paarden in training voor de militarysport verrichten volgens
de gangbare klassificatie zware tot zeer zware arbeid. Bij
dergelijke paarden, met verondersteld constant lichaamsge-
wicht en \'op het oog\' gevoerd zonder enige vorm van rant-
soenberekening, is de energie- en eiwitopname vergeleken
met de normen. Paarden die een constant lichaamsgewicht
behouden zijn per definitie in energiebalans. De berekende
energie-opname zou dan gelijk moeten zijn aan de berekende
energienorm. Omdat zowel bepaling van de opname als de
berekening van de norm systematische en/of toevallige fou-
tenbronnen met zich meebrengen, kan de opname ongelijk
aan de norm zijn. Het onderzoek bij militarypaarden laat zien
dat het bepalen van energie- en eiwitopname en het bereke-
nen van de energie- en eiwitnorm een complex en tijdrovend
proces is. Dit artikel illustreert de problematiek van rant-
soenberekening en -beoordeling in de praktijk.

MATERIAAL EN METHODEN
Berekening van energie- en eiwitnormen
Voor het onderzoek zijn 15 paarden, getraind voor het hoog-
ste niveau van de militarysport, gebruikt. Deze paarden ston-
den op vijf verschillende adressen in Nederland en zijn elk
éénmaal gewogen tijdens bedrijfsbezoek. Het gewicht van
de paarden was gemiddeld 524 kg (475-617 kg). In een tevo-
ren verstrekt formulier hebben de trainers gedurende een
week de arbeid van elk paard genoteerd. De intensiteit werd
aangegeven door de duur (minuten) van de diverse vormen
van arbeid (stap, draf, galop, springen). De energiebehoefte
voor arbeid is berekend met de formule (1):

VEP voor arbeid = ((e(3,02 0,0065X).i3 92) x 4.184 x 10-3)/
9,414

waarbij de VEP-behoefte wordt uitgedrukt in (VEP/kg LG
paard ruiter, min) en X als de snelheid in m/min. Voor stap
werd een snelheid aangenomen van 120 m/min, voor draf
333 m/min, voor galop 360 m/min en voor springen 400
m/min. De energiebehoefte voor onderhoud is gesteld op 39
VEP per LG\'\'\'\'\'^ (1) met een onderhoudstoeslag van 2 VEP
per kg LG^\'\'^^ vanwege het verhoogde stofwisselingsniveau.
De totale energiebehoefte is de behoefte voor onderhoud en
toeslag plus de behoefte voor arbeid. De eiwitbehoefte voor
onderhoud van volwassen paarden is gesteld op 3 g
VREp/LGO.75 (1 ). Bij een gewenste VEP:VREp-verhouding
van 13:1 stijgt bij arbeid de eiwitbehoefte met 76,9 g
VREp/1000 VEP voor arbeid.

Bepaling van de energie- en eiwitopname
Het dagelijkse rantsoen van elk paard is gedurende een week
genoteerd door de trainer. Tijdens het bedrijfsbezoek zijn de
verstrekte hoeveelheden (scheppen, plakken) gewogen. De
gedeclareerde VEP- en VREp-gehalten van de mengvoeders
zijn overgenomen. De andere voedermiddelen zijn bemon-

Wetenschap

De energie- en eiwitvoorziening van militarypaarden in training:
vergelijking van opname en behoeflenormen

-ocr page 101-

Wetenschap

di, Z

9000 1

8000

7000

6000

5000

13
0.

4000

2000

1000

ma, L

do, Z

vrij, M

zat, Z

zon, M

Dag en arbeidsldasse

Figuur 1. Dagelijkse opname en behoefte aan VEP voor paard nr. i. Per dag is de arbeidsintensiteit aangegeven; l=licht, m=matig, z=zwaar. De VEP-opname (O) is uitgesplitst
naar opname met gras (□), ruwvoer (□) en krachtvoer (B). De VEP-behoefte (B) is onderverdeeld naar behoefte voor arbeid (□), arbeidstoeslag (S) en onderhoud (0).

12000 T

10000 -

O O

8000

O O

O

O)
n

£ 6000

I

4000

11

1

2000

I

O J

8 9 10 11 12 13 14 15

3 4 5 6

paard

Figuur2. Gemiddelden voor dagelijkse opname en behoefte aan VEP voor 15 militarypaarden (berekend gedurende één week). De VEP-opname (O) is uitgesplitst naar opname
met gras (□), ruwvoer (□) en krachtvoer (■). De VEP-behoefte (B) is onderverdeeld naar behoefte voor arbeid (Q), arbeidstoeslag (S) en onderhoud (K).

-ocr page 102-

Weteaschqp

1600 1

1400

1200

1000

5

800

%
O)

600

400

.XXX nff^H r^

1

200

13

14

15

Figuur 3. Gemiddelden voor dagelijkse opname en behoefte aan VREp voor 15 militarypaarden (berekend gedurende één week). De VREp-opname (O) is uitgesplitst naar op-
name met gras (□), ruwvoer (□) en krachtvoer (■). De VEP-behoefte (B) is onderverdeeld naar behoefte voor arbeid (□), arbeidstoeslag (S) en onderhoud (E2)-

sterd en de samenstelling is volgens de Weende-analyse be-
paald (5). Vervolgens zijn met gebruikmaking van de uit-
komsten van de Weende-analyse en met behulp van formules
van het CVB (1) de VEP- en VREp-waarden geschat. Voor
toepassing van de formules zijn schattingen gemaakt van de
verteringscoëfficienten voor de organische stof (VCOS) en
ruw eiwit (VCRE). Dc efficiëntie van de benutting van de
metaboliseerbare energie voor onderhoud (km) is berekend
met CVB-formules (1). In tabel 1 zijn per bedrijf en per voe-
dermiddel de door ons geschatte VCRE-, VCOS- en km-
waarden vermeld. Tevens zijn de VEP- en VREp-waarden
voor alle voedermiddelen gegeven. Bij weidegang is uitge-
gaan van een grasopname van 0,8 kg ds per uur (6) of van de
maximale grasopname. De maximale droge stof (ds)-opname
is gesteld op 2,5 procent van het LG (2). De maximale grasop-
name is vervolgens geschat als het verschil tussen ds-opname
met verstrekte voedermiddelen en de maximale ds-opname.
Voor gras is het energie- en eiwitgehalte gesteld op 815 VEP
en 148 g VREp per kg ds (2). Uiteindelijk is de totale VEP- en
VREp-opname per paard per dag berekend.

Statististiek

Het verschil tussen VEP- en VREp-opname en respectieve-
lijk VEP- en VREp behoefte is beoordeeld middels een ge-
paarde t-toets (12). Het verschil werd aangemerkt als signifi-
cant bij P<0.05.

RESULTATEN

Alle rantsoenen waren samengesteld uit ruwvoer (soms
meerdere soorten) en één of meer typen krachtvoer. Op drie
(B, D en E) van de vijf bedrijven kregen de paarden ook en-
kele uren weidegang per dag. De meeste paarden werden
elke dag één tot drie keer getraind. De trainingen bestonden
uit werken onder de man, aan de longe en in de stapmolen.
De intensiteit van de arbeid varieerde van licht tot zwaar. Elk
paard kreeg een individueel rantsoen. De componenten van
het dagelijkse rantsoen waren gedurende de week gelijk
maar de hoeveelheden werden aangepast aan de intensiteit
van de arbeid. Op rustdagen werd de hoeveelheid krachtvoer
vaak gehalveerd. Twee paarden kregen gedurende de hele
week dezelfde hoeveelheid voer.

Figuur 1 illustreert voor één paard de dagelijkse opname en
behoefte aan energie. De opname was consistent hoger dan
de berekende behoeftenorm. In figuur 2 staan de gemiddel-
den voor dagelijkse VEP-opname en -behoefte voor alle 15
paarden. Bij 14 van de 15 paarden was de VEP-opname gro-
ter dan de behoefte. De gemiddelde VEP-opname (± SD)
was 8453 ± 1425 (n = 15); de behoefte was 6506 ±685 VEP.
Het verschil was statistisch significant. Alle paarden namen
ook meer eiwit op dan ze volgens de berekende norm nodig
hadden (Figuur 3). De gemiddelde VREp-opname was 959 ±
319 g; de behoefte was 500 ± 53 g. De opname was signifi-
cant hoger dan de behoefte. Opvallend zijn de grote verschil-
len tussen VREp-opname en de -behoefte bij de paarden 9 tot
en met 15. In figuur 4 is het verschil tussen de VEP-opname
en de VEP-behoefte uitgezet tegen de berekende hoeveel-
heid VEP benodigd voor arbeid. Er bestaat geen verband tus-
sen de parameters.

DISCUSSIE

Voor de militarypaarden in training was de VEP-opname ge-
middeld 30 procent hoger dan de VEP-norm. Aannemende
dat de paarden in energiebalans waren is dus de VEP-op-
name overschat en/of de VEP-behoefte onderschat. Zeven

-ocr page 103-

van de 15 paarden verrichtten gemiddeld zware arbeid en de
overige acht paarden matige arbeid. Mogelijk is de schatting
van de energiebehoefte bij hogere snelheden (= zware ar-
beid) te laag. Voor snelheden hoger dan 360 m/min (zware
arbeid) is de energiebehoefte berekend (1,2) door extrapola-
tie van onderzoeksgegevens van Pagan en Hintz (8). Eerder
heeft Smolders (11) al gesuggereerd dat voor zware arbeid
de werkelijke energiebehoefte groter is dan de berekende be-
hoefte. Dit zou inhouden dat extra arbeid geassocieerd is met
een groter verschil van VEP-opname minus VEP-behoefte.
Uit onze gegevens blijkt echter geen positief verband tussen
het verschil van VEP-opname en VEP-behoefte enerzijds en
de VEP voor arbeid anderzijds (Figuur 4). Onderschatting
van de VEP voor arbeid is derhalve geen verklaring voor het
waargenomen verschil tussen VEP-opname en -behoefte.
Voor de berekening van de VEP-behoefte voor arbeid wordt
als regel een vaste snelheid per gang (= intensiteit van de ar-
beid) aangenomen. Aldus is de energiebehoefte voor tien mi-
nuten ontspannen draven hetzelfde als voor tien minuten ver-
zameld draven. Bij de berekeningen is uitgegaan van een
drafsnelheid van 333 m/min. Het zal duidelijk zijn dat de be-
rekende VEP-behoefte afhankelijk is van veronderstellin-
gen.

De VEP-opname zou te hoog begroot kunnen zijn. Het was
noodzakelijk om voor een aantal voedermiddelen het VEP-
gehalte te schatten. De schattingen zijn gebaseerd op de re-
sultaten van de Weende-analyse en de formules van het CVB
(1). Voor een aantal producten is de gedeclareerde VEP-
waarde overgenomen. Echter, ook aan deze waarden liggen
berekeningen en tabelwaarden ten grondslag. Het gebruik
van voedermiddelentabellen en tabelwaarden voor verte-
ringscoëfficiënten heeft beperkingen. De VEP-opname is
voor negen van de vijftien paarden mogelijk te hoog begroot
door overschatting van de grasopname. Echter, ook zonder
de grasopname mee te rekenen blijft de gemiddelde VEP-op-
name significant hoger dan de berekende VEP-behoefte
(7549 ± 1146 versus 6506 ± 685 VEP).
Voor de vergelijking van de VREp-behoefte en -opname gel-
den ook bovenstaande overwegingen. De opname was ge-
middeld 50 procent groter dan de behoefte. De eiwitopname
is secundair aan de energiebehoefte, waardoor werkende
paarden veel eiwit opnemen. Meyer (7) rapporteerde eerder
ook al dat de behoeftenormen voor eiwit in de praktijk veel-
vuldig overschreden worden. Hij schreef dit toe aan de rela-
tief hoge eiwitgehalten van de gebruikte voedermiddelen.
Werkende paarden nemen hierdoor extra veel eiwit op. Het
is de vraag of een hoge eiwitopname schadelijk is voor de
gezondheid van het paard. Cunha (3) concludeerde op basis
van literatuuronderzoek dat extra eiwitopname geen aange-
toond schadelijk effect heeft. Een studie met endurance-
paarden toonde echter aan dat overmatig eiwit in het rant-
soen een verhoogde hartslag en meer zweetproductie tot
gevolg had (10). Indien men het VEP-gehalte in het rantsoen
wil verhogen zonder tegelijkertijd meer VREp te voeren, dan
kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld maïs (pro-
ducten) of van vettoevoeging (4). Vanwege de hoge energie-
dichtheid van vet kan bovendien het voedervolume geredu-
ceerd worden (9). Toevoeging van 100 g vet per kg ds van
het rantsoen leidt normaliter tot een verlaging van het VREp-
gehalte van het rantsoen met vijf tot tien procent.
Geconcludeerd kan worden dat een rantsoenberekening en
-beoordeling niet eenvoudig te interpreteren uitkomsten kan

Wetenschap

5000

4000

3000

0.

2000

% ♦
• ♦

a

O
0.

1000

3000 3500

500

1000

1500

2000

2500

4000

-1000

VEP voor arbeid

Figuur 4. [VEP opname • VEP behoefte] uitgezet tegen de VEP nodig voor arbeid voor de 15 paarden.

-ocr page 104-

Wetenschap

Bedrijf

Tabel i. Voedermiddelen die verstrekt werden aan de militarypaarden. De VEP- en VREp-waarden zijn overgenomen van de fabrikanten of het CVB of door de auteurs geschat op
basis van de in de tabel vermelde waarden voor VCRE, VCOS en km.

Voedermiddel

VCRE (%)

VCOS (%)

km

VEP/kg product

gVREp/kj

hooi

57

56

0,60

450

41

zemelen

78

65

0,81

669

124

5-granenmix\'

79

82

0,80

868

76

maïs

72

86

0,80

883

57

Fiber P2

75

62

0,76

579

83

Countrymix^

80

84

0,79

1038

103

Equiral sporf*

840

82

Cavelor^

425

54

haver

80

71

0,80

779

76

gras

130

22

pulp

42

79

0,81

855

39

Pavo-10005

920

90

gerst

80

84

0,79

885

93

Pavo volkoren^

920

90

Pavo melange^

875

75

hooi

57

62

0,62

544

73

gras

130

22

hooi

57

62

0,61

502

52

Havens 5 granenmix\'

79

82

898

75

Havens draversbrok\'

875

90

maïsbrok

73

86

0,80

957

68

hooi

57

62

0,60

484

34

graskuil

63

73

0,65

290

127

Equiral stud"*

840

82

Hypolyte^

80

87

0,79

1069

93

gras

130

22

hooi

57

62

0,62

481

65

Microfeed^

80

87

0,79

1105

115

Countrymix^

80

84

0,79

891

93

Oss-i chaff

35

40

0,62

332

23

Masters brok^

877

87

Fiber P2

75

62

0,67

536

85

Pavo slobber\'

800

82

geplette haver

80

71

0,79

793

88

wortelen

78

98

0,79

79

7

gras

130

22

\' HA VENS, Vierlingsheek: ^ Dodson & Horrell. Norlhanis (Eng), ^ N. V. VITAMEXSA, Drongen (B): ^ Equiral Paarden voeders. Vierlingsbeek: ^ STIMU-
LANS. V., Bameveld: Sr Hypolyle, Schlitz (Dtsl): ^ D. M. Lambert & Sons. Highland farm. Ossington (Eng): * Van Cooten. Woudenberg.

opleveren en bovendien geen eenvoudige opgave is. Dit laat-
ste geldt in het bijzonder wanneer VEP- en VREp-gehalten
van voedermiddelen ontbreken en de energiebehoefte voor
arbeid geschat moet worden. Het is dan ook gemstellend dat
voor de beoordeling van de energievoorziening van een ge-
zond, individueel paard het lichaamsgewicht van het dier het
beste criterium is. Het \'oog van de meester\' speelt de belang-
rijkste rol in de beoordeling van de energievoorziening.
Echter een rantsoenberekening en -beoordeling is wel nodig
wanneer een paard om onduidelijke redenen vermagert of als
informatie over nutriëntenvoorziening anders dan energie ge-
wenst is, én bij het voorschrijven van een rantsoenwijziging.

LITERATUUR

1. Centraal Veevoederbureau. Het defmitieve VEP- en VREp-systeem.
CVB-documentatierapport nr. 15, 1996.

2. Centraal Veevoederbureau. Verkorte tabel voedemormen landbouw-
huisdieren en voederwaarde veevoeders, cvb-reeks nr.24, 1999.

3. Cunha IJ. Horse feeding and Nutrition. 2nd ed. Academie Press: San

Diegoetc., 1991.

4. Hallebeek JM, Klooster ATh van \'t en Beynen AC. Voeding van paar-
den: rantsoenberekening en -beoordeling. Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:406-11.

5. Joslyn MA. Methods of Food Analysis. Academic Press: New York,
1970.

6. Klooster ATh van\'t, Hallebeek JM en Beynen AC. Voeding van paar-
den; vertering, energie- en eiwitwaardering en voedemormen. Tijdschr
Diergeneeskd 1999; 124:401-5.

7. Meyer H. Pferdefiitterung. Verlag Paul Parey: Hamburg, 1992.

8. Pagan JD, and Hintz HF. Equine energetics 11. Energy expenditure in
horses during submaximal exercise. J Anim Sci 1986; 63: 822-30.

9. Potter GD, Webb SP, Evans JW, and Webb GD. Digestible energy re-
quirements for work and maintenance of horses fed conventional and
fat-supplemented diets. Equine Vet Sci 1990; 10: 214-8.

10. Slade LM, Lewis LD, Quinn CR. and Chandler ML. Proceedings 4th
Equine nutrition and physiology Symposium, Colorado, 1975: pi 14.

11. Smolders EAA. Energy requirements during maximal exercise. Paper
European Association for Animal Production, annual meeting,
Lissabon, 1987.

12. Wilkinson L. SYSTAT: The System for Statistics. SYSTAT Inc.,
Evanston, IL,USA, 1990.

-ocr page 105-

Actua

Het combineren van corticosteroïden en NSAID\'s

Vraag en antwoord

Naar aanleiding van een vraag uit
de praktijk vond de redactie prof.dr.
A.S.J.P.A.M. van Miert bereid om
voor de lezers een antwoord te for-
muleren

Vraag:

NSAID\'s mogen niet gecombineerd
worden met corticosteroïden. Wat kan
je doen bij een hond die prednison
krijgt wegens allergie en plotseling he-
vige pijnklachten krijgt in zijn nek?

Antwoord:

Naast een duidelijke invloed op onder
meer de koolhydraat-, eiwit- en vetstof-
wisseling, bezitten glucocoticosteroïden
ook een immunosuppressieve en anti-
flogistische werking. Ze worden vooral
toegepast voor de onderdmkking van
{auto)immuunprocessen en vanwege
hun ontstekingswerende, anti-allergi-
sche en antipmrigineuze werking. Na
opname door neutrofielen, macrofagen
en lymfocyten vormen ze complexen
met specifieke receptoren in het cyto-
plasma. Door deze binding worden aan
deze receptoren geassocieerde eiwitten
(HSP9o=heat-shock proteinen) vrijge-
maakt, waarna de glucocorticosteroïd-
receptorcomplexen naar de celkern mi-
greren. In de celkern binden deze com-
plexen aan selectieve DNA-structuren
(GRE=glucocorticoïd-responsive-ele-
ments) waardoor de transscriptie van
bepaalde genen geïnduceerd wordt (po-
sitieve regulatie). Dit leidt onder meer
tot de synthese van lipocortinen, die
het fosfolipase A2 remmen (zie verder).
GRE remmen tevens de transcriptie
van andere genen (negatieve regulatie)
waardoor de synthese van belangrijke
primaire proïnflammatoire cytokinen
(tumour necrosis factor en interleukine-
I) geremd wordt. Bij ontstekingsproces-
sen induceren proïnflammatoirecytoki-
nen onder meer chemokinen, leu-
kocyte adhesion molecules, fosfolipase
A2, inducible nitric oxide synthase
(iNOS) en inducible cyclo-oxigenase
(COX2). Fosfolipase A2 bevordert de
vorming van arachidonzuur uit mem-
braanfosfolipiden, als ook de vorming
van platelet activating factor (PAf, een
chemoattractant voor neutrofielen, mo-
nocyten en eosiofielen). Arachidonzuur
wordt door COX2 (en het altijd aanwe-
zige COX 1) omgezet in
Prostaglandinen
(zoals PGE2), prostacycline (PGI2) en
thrombocyten en verstrekt de pijnper-
ceptie. TXA2 veroorzaakt vasoconstric-
tie en stimuleert de vorming van
thrombi; PGE2 induceert onder meer
koorts en veroorzaakt pijn. NSAID\'s
remmen cyclo-oxygenasen (COX),
COX2) en dus de vorming van PGE2,
PGI, en TXv. COX, heeft een duidelijk
fysiologische functie: het ondersteunt
de nierdoorbloeding, het beschermt de
maagmucosa (tegen het agressieve
maagsap) en het vasculaire endotheel,
en het bevordert - wanneer nodig - de
bloedstolling. Remming van COX, ver-
klaart dan ook de bekende neveneffec-
ten van veel NSAID\'s (maagdarmul-
cera, nierpapilnecrosa, veriengde
stollingstijd). Resumerend: na een ze-
kere latentietijd remmen glucocortico-
steroïden (de maximale farmacologi-
sche werking treedt later op dan de
pieksemmspiegels) de vorming van
proïnflammatoire cytokinen en induce-
ren ze lipocortinen, effectieve remmers
van fosfolipase A2. Als gevolg hiervan
wordt de vorming van arahidonzuur en
zijn metabolieten (PGE2, PGIj en TXs)
geremd. NSAID\'s remmmen de vor-
ming van PGE2, PGI2 en TXs eveneens.
Bij gecombineerd gebmik ligt potentië-
ring van gewenste en ongewenste effec-
ten daarom voor de hand. In de bijslui-
ters van glucocorticosteroïden waar-
schuwen sommige fabrikanten tegen
gelijktijdige toediening met ulcerogene
farmaca (zoals NSAID\'s). Volgens en-
kele literatuurbronnen zou gelijktijdig
gebmik het risico van een ulcus ventri-
culiyduodeni verdubbelen. Dit is echter
niet algemeen aanvaard. Selectieve
COX2 remmers geven minder snel aan-
leiding tot ongewenste neveneffecten.
Veiligheidshalve lijkt het daarom raad-
zaam selectieve C0X2-remmers - wan-
neer geïndiceerd - te combineren met
glucocorticosteroïden. Voor de hond
komen dan in aanmerking onder meer
meloxicam en carprofen.

De beïnvloeding van COPD bij het paard door zoötechnische maatregelen

P. Tas; SR 768/98:23 pp.

COPD staat voor chronic obstructive
pulmonary disease.

De aandoening wordt veroorzaakt
door bepaalde schimmelsporen, die
kans krijgen zich te ontwikkelen in
warme, vochtige, slecht geventileerde
stallen en wel hoofdzakelijk in de bed-
ding en in het voer.

Men kent van COPD subklinische en
klinische vormen. De behandeling en
de profylaxis moeten bemsten op het
nemen van zoötechnische maatregelen
en dienen slechts incidenteel te be-
staan uit het toepassen van medica-
menten.

De volgende maatregelen die alle tot
doel hebben de stofconcentratie in de
onmiddellijke omgeving van het paard
te verminderen hebben het meeste ef-
fect:

- gebruik houtkrullen of papiersnip-
pers als bedding;

- voer gefermenteerd hooi of graskuil
of week het hooi vooraleer het te
verstrekken;

- zorg voor een goede natuurlijke (laat
de bovenste boxdeur open) of kunst-
matige ventilatie.

-ocr page 106-

Skovar is een gezamenlijk initiatief
van LTO-Nederland, Rabobank Ne-
derland, de Centrale Organisatie voor
de Vleessector (COV), de KNMvD,
het Federatief Overleg Orgaan Meng-
voederindustrie (thans NEVEDI), de
AUV en het Ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij (LNV).

Mens en dier centraal

Het gaat in de nieuwe, gezamenlijke
aanpak om varkensvlees op een ver-
antwoorde wijze te produceren. Met
oog voor de gezondheid van mens en
dier, het welzijn van het varken en het
milieu. De samenleving - tevens de
consument - moet zich kunnen vinden
in de productiewijze. Maar niet alleen
het vertrouwen van de samenleving
telt. Marktgericht produceren levert
economisch aantrekkelijke producten.
Schakels in de keten hebben samen af-
spraken gemaakt en tonen met be-
drijfscertificaten aan dat ze deze af-
spraken nakomen. Hierdoor worden de
geloofwaardigheid en het vertrouwen
in de sector hersteld.

Het gaat niet alleen om het
vertrouwen van de samenleving.
Marktgericht produceren levert ook
economisch aantrekkelijke producten.

Van consument tot producent

De varkenshouderij heeft zelf de ver-
antwoordelijkheid genomen en werkt
aan de ontwikkeling en implementatie
van het \'ketengarantiesysteem\'. Dank-
zij de dialoog met maatschappelijke
organisaties, kennisinstellingen, over-
heid en bedrijfsleven, worden de wen-
sen afgestemd. Het opzetten van een
systeem waarin alle schakels van de
keten zich kunnen vinden én dat te re-
aliseren is, kost tijd. Het garantiesys-
teem zal bovendien voortdurend in
ontwikkeling blijven, in samenspraak
met alle betrokkenen.

Toekomstgericht ondernemen

Tijdens het symposium is tevens de
première van de film Toekomstgericht
Ondernemen in de Varkenshouderij.
De Nationale Coöperatieve Raad
(NCR) schetst de noodzaak van sa-
menwerking en signaleert een traag,
bijna reactief overheidsbeleid in de
ontwikkeling van productieruimte. De
sector zal derhalve de politiek moeten
overtuigen van de noodzaak van een
marktgericht overheidsbeleid. De
Dierenbescherming geeft aan dat de
rol van de consument - een veelkoppig
monster - wordt overschat. Het groot-
winkelbedrijf, de grote afwezige in
het maatschappelijk debat, dient de
consumentwensen te vertalen en het
aankoopgedrag te sturen. Vingerling
onderstreept de gezamenlijke verant-
woordelijkheid in de afzet van pro-
ducten uit deze nieuwe varkenshoude-
rij. Super de Boer omschrijft dat con-
sumenten wel degelijk bereid zijn
over voor kwaliteit te betalen. Deze
supermarktketen adviseert varkens-
houders via eigen websites de consu-
ment in de keuken te laten kijken om
daarmee de openheid aan te geven.
Rabobank Nederland benadrukt dat
certificering een rol gaat spelen in de
financiering.

Ede, 20 juni 2000 - Chris van Gisbergen, voorzitter van de Vakgroep Varkens-
houderij van LTO-Nederland (Land- en tuinbouworganisatie), reikt vandaag
aan dertien varkenshouders de eerste Skovar-certificaten uit. Dit is een eerste
stap op weg naar een gezonde en vitale varkenssector. De uitreiking vindt
plaats tijdens een drukbezocht symposium, georganiseerd door Skovar. De
sector heeft het de laatste jaren zwaar te verduren met verstrekkende gevol-
gen. Vele varkenshouders hebben moeten vechten tegen de ondergang van
hun bedrijf, of doen dat nu nog. Maar de sector komt terug: partijen slaan de
handen ineen en werken samen aan een eerlijk product voor een eerlijke prijs.

Actua

73 Varkenshouders gecertificeerd door Skovar

Sector werkt aan eerlijk product voor eerlijke prijs

Het nieuwe perspectief:
een kleine, sterke sector met
trotse varkenshouders

De sector in 2005

Het Skovar-initiatief markeert een
mijlpaal. Het nieuwe perspectief leidt
tot een kleinere, maar sterkere sector
met trotse varkenshouders. Deze var-
kenshouders zijn gerespecteerde part-
ners, hebben een uitgebreid netwerk en
communiceren met de samenleving.
Eerlijk en rendabel zijn de sleutel-
woorden.

Op woensdag 31 mei 2000 vond
het Veterinair Golfkampioenschap, vol-
ledig verzorgd door de firma Alfasan,
op Golf Club Prise d\'Éau plaats. Het
weer en de sportieve competitie zorgde
voor een schitterende dag. De 9-holes
greensome/stableford wedstrijd werd
gespeeld in de ochtenduren en is gewon-
nen door mevrouw M.C. ter Keurs en de
heer A. van Zuylen. Het Veterinair
Golfkampioenschap 2000 is gewonnen
door de heer H. den Daas. Tweede en
derde werden respectievelijk de heren J.
Remmen en W.L. Keers.
Volgend jaar vindt het Veterinair Golf-
kampioenschap plaats op 23 mei, de
moeite waard om alvast in uw agenda te
noteren.

Veterinair Golfkampioenschap 2000

-ocr page 107-

MIMI

m

Actua

Internationaal kalkoenensymposium opgedragen aan dr. Jane Cook

Dit derde symposium over kalkoen-
ziekten werd opgedragen aan Jane
Cook voor haar grote bijdrage aan in-
zichten in de Pathogenese, diagnose en
preventie van kalkoenziekten. In totaal
werden 41 papers gepresenteerd en na-
men 210 mensen uit 27 landen deel aan
dit congres.

Aviaire influenza

Negen papers beschreven verschillende
aspecten rond aviaire influenza (AI).
Gough, van het VLA Weybridge in the
UK, benadrukte nogmaals de belang-
rijke rol van watervogels in de ver-
spreiding van AI. Het aantal Al-uitbra-
ken onder kalkoenen in de USA nam
dramatisch af nadat de dieren binnen
werden gehuisvest. En hij gaf voorbeel-
den van Al-uitbraken met productieda-
ling als enige klinische symptoom.
Vanuit Italië werd een bijdrage gele-
verd door Ilaria Capua, van het National
Reference Laboratory for Avian
Influenza and Newcastle Disease en
Della Valentina, van de Amadori
Poultry Company. Zij beschreven de
problemen rond het laag pathogeen
avian influenza (LPAI) virus H7N1,
welke is veranderd in een hoog patho-
geen avian influenza (HPAl) virus en
benadrukten een heroverweging van de
huidige Europese wetgeving be-
treffende aviare infüenza. Hafez, van
het Institute of Poultry Diseases, Free
University Berlin, presenteerde resulta-
ten van een Duitse monitoring van kal-
koenenbloed. 533 kalkoenkoppels wer-
den aan de slachtlijn bemonsterd en
getest in een Elisa. In het zuiden van
Duitsland werden geen antilichamen te-
gen influenza gevonden, echter in het
noorden vond men antilichamen tegen
H1 en H6. Maria Pittman sloot de sessie
af met een overzicht van de huidige EU-
wetgeving. Op de vraag waarom er niet
mag worden gevaccineerd in het geval
van een LPAI-virus, gaf zij als ant-
woord dat de verandering van LP naar
HP niet meer zichtbaar zou zijn.

TRT

TRT was een ander groot aandachts-
punt. Zeven papers beschreven deze res-
piratoire aandoening van de kalkoen. De
meeste sprekers gaven een overzicht
van aspecten rond TRT als gastheerspe-
cificiteit en het gebruik van PCR en
Elisa. Saskia van de Zande, van het viro-
logisch laboratorium van de veterinaire
faculteit van de universiteit van Gent,
gaf aan dat TRT-vaccinatie kalkoenen
klinische bescherming geeft tegen E.
coli-infecties. Nieuw waren resultaten
van Worthington, van de universiteit
van Liverpool, UK, die in-ovo-vaccina-
tie-experimenten heeft uitgevoerd met
redelijke resultaten en Marie-Helene
Bayon-Auboyer, van Unité de Viro-
logie, Immunologie et Parasitologie
Aviaires et Cunicoles, die naar alle
waarschijnlijkheid een nieuw serotype
(D) TRT-virus heeft gevonden door
middel van het sequensen van de nucle-
otiden.

PEMS

Saif, van de Ohio Agricultural Research
and Development Center, beschreef
een nieuw syndroom in kalkoenen: het
poult enteritis and mortality syndrome
(PEMS). Dit syndroom zou worden
veroorzaakt door een nieuwe variant
van het astrovirus, waarbij corona- en
rotavirussen het beeld kunnen vererge-
ren. PEMS treedt op bij dieren van 1 tot
4 weken leeftijd en de symptomen be-
staan uit diarree, niet eten, groeidepres-
sie, immunosuppressie en acute sterfte.
Experimenteel is in SPF-kalkoenen
binnen 24 uur 60 tot 70 procent sterfte
op te wekken. Astrovirussen werden al
vaker uit de darm geïsoleerd, echter in
geval van PEMS is dit virus ook te iso-
leren uit lymfoïde weefsels als thymus,
milt en bursa.

In Berlijn werd van 14 tot en met 17 juni het 3rd International Symposium on
Turkey Diseases gehouden. Aviaire influenza (AI) en Turkey rhinotracheitis
(TRT) domineerden het congres waarbij veel aandacht werd besteed aan de
Italiaanse influenza-situatie. Uit Engeland kwamen voorlopige resultaten
van in ovo vaccinatie met TRT en mogelijk is er een nieuw serotype (D) TRT-
virus gevonden. Astrovirussen blijken darmstoornissen en sterfte te kunnen
veroorzaken en het verhogen van het biotinegehalte in het voer leidt tot ver-
mindering van voetzoollaesies.

Door Linda van Veen

Interessante onderwerpen

Tussen de diverse papers zaten een aan-
tal interessante onderwerpen. In Duits-
land zijn ongeveer tien procent van de
kalkoenkoppels positief voor salmo-
nella. Hafez liet resultaten zien van 531
onderzochte koppels waarvan drie we-
ken voor het slachten cloacaswabs wa-
ren genomen. De groepen B, C, D en E
zijn in 1999 allemaal even vaak aange-
toond. Hoe vaak Salmonella enteritidis
gevonden is, werd niet vermeld.
Kathrin Voelckel, van het Institut
für Geflügelkrankheiten, Justus-Liebig
Universität Glessen, beschreef een case
report betreffende tumoren bij kalkoe-
nen. Op vier bedrijven in Duitsland
stierf 20 tot 60 procent van de dieren ten
gevolge van tumoren. Deze waren
vooral gelokaliseerd in de milt, lever,
nier en schildklier. Histologisch werden
mononucleaire Infiltraten gezien. Er
werden geen antilichamen tegen reticu-
loendetheliosis virus (REV), leucose
(LLV) of Marek (MDV) gevonden.
HVT werd geïsoleerd uit de aangetaste
weefsels en met een PCR werd MDV
DNA aangetoond in bloedcellen. Kal-
koenen zouden niet gevoelig zijn voor
natuurlijke infecties met Marek, maar
naast dit geval zijn veldinfecties be-
schreven in Frankrijk, Israël en Polen.
Isabelle Faye, van Optigal SA, Zwit-
serland, presenteerde een free range
housing system. Optigal gebruikt hier-
voor de T9-kalkoen welke niet wordt
gesnavelkapt. Het voer is geëxpan-
deerd en bevat alleen plantaardige ei-
witten. De bezettingsdichtheid is 36,5
kg/m^, de koppelgrootte ongeveer
2200. Daglicht komt binnen via ramen
en moet in het hok minimaal een
sterkte hebben van 15 lux. De dieren
mogen vanaf 35 dagen leeftijd naar
buiten. De hanen worden geslacht op 7
ä 9 kg (105-110 dagen leeftijd) en de
hennen op 3 ä 4 kg (80-85 dagen leef-
tijd). Deze productievorm heeft geen
negatieve invloed op de sterfte, voe-
derconversie of groei. Het gebruik van
medicamenten werd met dit systeem
tot een derde verminderd.
Silke Buda, van het Department of
Veterinary Anatomy, Free University
Berlin, liet voorlopige resultaten zien
van een experiment naar de invloed van
biotine op voetzoollaesies. Dermatitis
aan de voetzolen is een veel voorko-
mend beeld bij kalkoenen. Een experi-
mentele groep kreeg 2000 |ig biotine per

-ocr page 108-

kg voer, de controlegroep 300 ng, wat
een gebruikelijke hoeveelheid is. Ma-
croscopisch waren kleine verschillen
tussen de groepen te zien. Echter met de
elektronenmicroscoop was duidelijk te
zien dat de experimentele groep veel
gladdere voetzolen had. De voetzolen
van de met 300 ng biotine gevoerde die-
ren waren niet alleen ruwer, maar ook
waren keratinolytische bacteriën te zien.
Gazdzinski, van Cuddy Farms Ine,
Canada, rapporteerde over een beeld
dat de laatste jaren in kalkoenhennen
van 22-30 weken leeftijd te zien is. Het
gaat om een beeld waarbij de dieren
vooral \'s morgens vroeg zittend op de
hakken worden gevonden, dit wordt
\'flipping over\' genoemd. De sterfte
hierdoor bedraagt één tot anderhalf
procent in acht weken tijd en het is
vooral te zien wanneer de temperatuur
in de stal onder de 10 \'^C komt. Sectie
leverde geen bruikbare gegevens op,
maar het gewicht van de \'flip-over\'
hen was hoger dan dat van normale
hennen. Ook de lever en het vetgehalte
van de afwijkende hennen waren gro-
ter. De concentratie aan T3- en T4-hor-
monen was lager in de aangetaste hen-
nen en de hennen reageerden niet
voldoende op de TSH-stimulatietest.
In de schildklier waren histopatholo-
gisch infiltraten van mononuclaire cel-
len en necrotische foei te zien. Dit alles
lijkt erop dat een gedeelte van de
schildklier in deze hennen niet functio-
neel is.

Open dag ID-Lelystad

Op zaterdag 7 oktober 2000 organi-
seert ID-Lelystad (Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid)
een open dag. Op deze dag kunnen
alle belangstellenden zien wat het in-
stituut doet aan onderzoek op het ge-
bied van dierziekten, diervoeding,
productkwaliteit, welzijn van dieren,
fokkerij, voorplanting, etcetera. Het
wetenschappelijk onderzoek zal op
een voor iedereen begrijpelijke ma-
nier worden gepresenteerd en uitge-
legd. Ook zullen gedurende de open
dag diverse rondleidingen gegeven
worden langs de verschillende proef-
dierfaciliteiten.

De open dag wordt gehouden op de
hoofdvestiging aan de Edelhertweg
15 te Lelystad en duurt van 10.00 tot
16.00 uur.

Actua

De UierGezondheidsModule (UGM)
is een nieuw Windows-programma
voor analyse en monitoring van uier-
gezondheid op melkveebedrijven. De
module is door Synapses IT ontwik-
keld met medewerking van de ICT-or-
ganisatie van de KNMvD (voorheen
NCI) en Boehringer-Ingelheim en
maakt gebruik van de Veedata-bestan-
den van het NRS of een Edi-dap be-
stand uit het managementsysteem van
de veehouder. De UGM berekent de
STO\'s voor uiergezondheid, uitge-
splitst per afkalfseizoen, pariteit, lacta-
tiestadium en productieniveau. Naast
deze inleesmogelijkheid van elders
opgebouwde bestanden is er in de
UGM ook de mogelijkheid om aanvul-
lende gegevens in te voeren. Hierbij
gaat het om mastitisgevallen en BO\'s.
De uitkomsten worden zowel in tabel-
vorm als grafisch gepresenteerd. Het is
op elk moment in de analyse mogelijk
om door te \'klikken\' naar de individu-
ele koekaart van de verschillende, aan
een bepaald kengetal bijdragende, die-
ren.

Na een kort inleidend praatje over het
ontstaan van UGM en de hindemissen
die overwonnen moesten worden,
bood Hans Maathuis namens Synapses
IT collega Noordhuizen officieel een
licentie voor de UGM aan. Vervolgens
schonk Winand Kissels namens Boeh-
ringer Ingelheim een Windows pc.
Toen was het de beurt aan Jantijn
Swinkels (practicus en adviseur van
Boeringer Ingelheim) om een demon-
stratie van de mogelijkheden en het ge-
bruik van de UGM te geven. Na zijn
enthousiaste verhaal ontstond er een
levendige discussie tussen de inlei-
ders, de aanwezige dierenartsen en stu-
denten van de afdeling over de bruik-
baarheid en de voordelen van het
gebruik van de UGM en suggesties
voor de verdere ontwikkeling en ver-
volmaking van de module.

In zijn dankwoord benadrukte Profes-
sor Noordhuizen het belang van modu-
les zoals de UGM als gereedschap
voor de dierenarts bij de uitoefening
van het vak. Hij verwacht dat zowel in
de buitenpraktijk als in het onderwijs
de UGM de plaats zal krijgen die haar
toekomt en hoopt dat hun voorbeeld
vele collega\'s in positieve zijn zal sti-
muleren.

UierGezondheidsModule aangeboden
aan Faculteit der Diergeneeskunde

Op 6 juni 2000 heeft Synapses IT een exemplaar van de UierGezondheids-
Module aangeboden aan prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen van de afdeling her-
kauwers van de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht.

-ocr page 109-

Uitnodiging afscheid dr. A.A.M.E. Lubberink

Op donderdag 24 augustus 2000 zal Aleid Lubberink op informele wijze afscheid nemen van alle collega-dierenartsen.
Wij hebben gemeend dat het feit dat zij haar werkzaamheden beëindigd heeft niet geheel ongemerkt voorbij mag gaan.
Daarom hebben wij een afscheidsreceptie voor Aleid georganiseerd in de Oranjerie in Doom (Langbroekerweg 16a) van
15.00 tot 20.00 uur (om zoveel mogelijk collegae de kans te geven Aleid de hand te drukken). Iedereen is van harte wel-
kom op dit afscheid.

Wilt u een bijdrage storten voor de receptie en een gezamenlijk afscheidscadeau (wat tijdens de receptie zal worden aan-
geboden), dan kunt u uw donatie overmaken op bankrekeningnummer 057.46.12.823 van de ABN AMRO Bank Someren
ten name van L.M. Overduin, onder vermelding van \'afscheidsreceptie Aleid Lubberink\'.

Wij hopen dat u in grote getale aanwezig zult kunnen zijn om Aleid een onvergetelijke middag en avond te bezorgen.

Sylvia Egberink, Maria de Nijs, Lisette Overduin, Kathy Stróbl

Gustav Rosenberger Memorial Fund

Als resultaat van het in 1982 in Amsterdam gehouden Buiatrics-congres
werd het Gustav Rosenberger Memorial Fund (GRM) opgericht met de be-
doeling om telkens wanneer een Buiatrics-congres gehouden zou worden,
aan een verdienstelijk veterinair de Gustav Rosenberger Memorial Award
uit te reiken. De eerste keer vond dit plaats op het congres te Palma de
Majorca in 1988.

verricht naar de rol van vitamine E bij de
natuurlijke weerstand bij dieren bestemd
voor menselijke consumptie. Tevens
had hij onderzoek verricht naar metabole
stoornissen bij mnderen, met name het
fatty-liver-syndroom bij lacterende mn-
deren. De jonge Tsjechische collega
heeft het geld besteed aan de uitbreiding
van apparatuur in zijn laboratorium.

Tijdens de congressen werd vanuit de
WAB reeds iedere twee jaar een prijs
uitgereikt aan een verdienstelijk veteri-
nair werkzaam op het gebied van de
rundveegeneeskunde, gesponsored door
een groot farmaceutisch concern. Het
idee ontstond om de GRM-Award te
doen uitreiken aan ook een verdienste-
lijk veterinair werkzaam op het gebied
van de mndveegeneeskunde, maar met
dien verstande dat de collega en/of zijn
instituut het geld echt nodig zou hebben.
Kortom: een collega die of een instituut
dat onder moeilijke financiële omstan-
digheden het veterinair-wetenschappe-
lijke werk moest verrichten. Tevens
werd, om de prijs enig aanzien te geven,
gezocht naar een sponsor. In 1996 werd
Rhóne-Mérieux Lyon bereid gevonden
om in zodanige mate het GRM Fund te
steunen, dat iedere twee jaar een prijs
van US $ 10.000 kon worden uitge-
reikt, waarbij tevens de reis- en verblijf-
kosten van de kandidaat betaald werden.

Rol vitamine E

In 1996 werd aan dr. Pavol Mudron, een
jonge veterinair werkzaam aan de
Veterinaire Universiteit van Kosice in
Tsjechië de RM-GRM Award uitge-
reikt. Dr. Mudron had veel onderzoek

Rundveegeneeskunde in Thailand

Nadat Rhóne-Mérieux samen met MSD
verder was gegaan onder de naam
Merial, werd de sponsoring gecontinu-
eerd en kon tijdens het Buiatrics-con-
gres te Sydney de Merial-Gustav Ro-
senberger Memorial Award uitgereikt
worden aan dr. Tanu Pinyopummintr,
directeur van het Nong Pho Animal
Hospital van de Veterinaire Faculteit
van de Universiteit te Ratchaburi,
Thailand. Dit als erkenning voor zijn
uitgebreide werk ten behoeve van de
mndveegeneeskunde in Thailand. Hij
heeft in samenwerking met de Post-
graduate Foundation in Veterinary
Science, University of Sydney, uitge-
breid werk verricht op het gebied van de
kostenbeheersing door middel van be-
paalde protocollen die werden toegepast

-ocr page 110-

i

Actua

op de rundveebedrijven in Thailand.
Tevens werden naar aanleiding van
workshops trainingsprogramma\'s voor
veehouders in Thailand opgezet. Dr.
Pinyopummintr is ook in Nederiand
geen onbekende. Professor Breukink
kon hem samen met onze Nederlandse
collega Frans van Gooi, werkzaam bij
Merial Lyon, de Merial GRM Award
overhandigen bij de opening van het
Buiatrics-congres te Sydney in juli
1998.

Uruguay

Het volgende Buiatrics-congres zal
van 4 tot en met 8 december 2000 ge-
houden worden in Punta del Este in
Uruguay. Het bestuur van het GRM
Fund buigt zich thans over de curricula
van een aantal kandidaten uit Zuid-
Amerika om bij de opening van het
congres wederom de Merial-GRM
Award te kunnen uitreiken.

Trots

Het bestuur van het GRM Fund, be-
staande uit een vertegenwoordiger van
de Runderkliniek van de Veterinaire
Faculteit te Hannover (Prof. Henner
Scholz) en een vertegenwoordiger van
het voormalige Instituut Inwendige
Ziekten te Utrecht (Prof dr. H.J. Breu-
kink), alsmede een vertegenwoordiger
van de World Association for Buia-
trics (vacature), aangevuld met verte-
genwoordigers van de Groep Ge-
neeskunde van het Rund (drs. G.M.
Zimmer en drs. R. Back), is er bijzon-
der trots op dat zij op deze wijze jonge
veterinairen, onder moeilijke omstan-
digheden werkend, financieel kan
steunen bij hun werk op het gebied van
de rundveegeneeskunde!

R. Back

Handboek geitenhouderij

De geitenhouderij is de jongste en snelst groeiende veehouderij tak in Nederiand. Tot nu toe was er weinig schriftelijke infor-
matie voor deze sector. De beperkte kennis was daarnaast slechts fragmentarisch beschikbaar. In het handhoek geitenhouderij
komen nagenoeg alle aspecten van de geitenhouderij aan de orde. Het boek is geschikt voor zowel de professionele als de hob-
bymatige geitenhouder. Onderwerpen die in het boek aan bod komen zijn onder andere huisvesting, melkwinning, voeding,
gezondheid, biologische landbouw en boerderijzuivelbereiding. De regel- en wetgeving worden niet in dit naslagwerk behan-
deld, omdat deze veelvuldig aan verandering onderhevig zijn. Het handboek is ook voor het bedrijfsleven en het onderwijs
goed bruikbaar.

Handhoek geitenhouderij: ƒ 65,-.

Voor meer informatie: sectie Voorlichtingszaken PR, telefoon: 0320 - 293211.

Slijters: een koeien probleem of een boerenprobleem

O

Ingezonden

Als veterinair adviseur van een veever-
zekeringsmaatschappij heeft ondergete-
kende zich het afgelopen jaar veelvuldig
beziggehouden met de problematiek ten
gevolge van de verplichte IBR-vaccina-
ties, die verantwoordelijk zouden zijn
geweest voor een reeks van meer en
minder bekende gezondheidsstoornis-
sen onder het rundvee. In dit kader zijn
veertig melkveebedrijven bezocht waar-
van is gemeld dat deze problematiek
zich in emstige mate voordeed of had
gedaan. De bezochte bedrijven vertoon-
den de diversiteit die men normaal in de
praktijk mag verwachten (grote en
kleine bedrijven, hoog- en laagproduc-
tief, in- en extensief). Deze bedrijven la-
gen over het gehele land verspreid
(zand-, veen- en kleigronden).
Om tot een uniforme beoordeling van de
klachten te komen, is een beoordelings-
model opgesteld (zie figuur 1).

Inventarisatie van de door de veehou-
ders gemelde klachten levert het vol-
gende beeld op:

• Eén of enkele maanden na de enting
worden vooral de pas gekalfde koeien
kreupel, al of niet gepaard gaande met
abcessen, raken van de been of ster-
ven spontaan.

• Binnen een maand na de enting krij-
gen koeien diarree, waarna soms her-
stel, maar dikwijls ook slijtage op-
treedt.

• Te veel koeien kalven af met doodge-
boren of afwijkende kalveren, waarna
de melkproductie niet op gang komt.

• Te veel koeien krijgen mastitiden die
bovendien niet of slecht genezen.

• Te veel koeien verwerpen of breken
op.

• Te veel koeien witvuilen na het kal-
ven, ook indien ze niet aan de nage-
boorte zijn blijven staan.

• Zeer veelvuldig is sprake van vrucht-
baarheidsproblemen. De dieren wor-
den niet tochtig en/of drachtig of er is
sprake van een dramatische verien-
ging van de tussenkalftijd.

• In enkele gevallen is sprake van groei-
problemen bij het jongvee, in andere
gevallen zelfs sterfte.

• Door genoemde, maar ook zonder
aanwijsbare oorzaken is veelvuldig
sprake van het fenomeen \'slijters\'.

• Sporadisch is de veestapel in haar ge-
heel ziek geworden en in het ergste
geval zelfs geheel ontruimd.

Bij de bedrijfsinspectie blijkt dat we in

ongeveer vijftig procent van de gevallen

te maken hebben met uitstekend ver-

-ocr page 111-

T

Actua

zorgde bedrijven, veertig procent valt in
de categorie voldoende en tien procent
scoort onvoldoende.

De klinische inspectie levert hoofdzake-
lijk het beeld op van gezonde koeien en
jongvee, op ongeveer vijftig procent van
de bedrijven zijn de klachten voorbij of
in aanmerkelijk mindere mate aanwe-
zig, maar incidenteel is er sprake van
veel te veel kreupele koeien, \'slijters\', te
wisselende of te lage conditiescores en
jongvee dat in ontwikkeling is achterge-
bleven. In een enkel extreem geval was
het bedrijf zelfs totaal geruimd.
Hierbij moet worden opgemerkt dat het
bedrijfsbezoek van ondergetekende een
half tot één jaar na de laatste vaccinatie
heeft plaatsgevonden, waardoor inmid-
dels veel afwijkende dieren de bedrijven
voortijdig verlaten hadden.

Bij de gegevensinspectie is gebleken dat
het aantal bedrijven dat geen of slechts
in zeer geringe mate onderzoek heeft la-
ten verrichten naar de \'calamiteit\',
schrikbarend groot is. Uit de gesprekken
met de veehouders is de indruk ontstaan
dat dit vooral is toe te schrijven aan het
verplichten van de vaccinatie, onvol-
doende vertrouwen in de resultaten van
het onderzoek en in de instanties die het
onderzoek verrichten en de hoop dat
derden, Bayer via SIS en anders verze-
keringsmaatschappijen, financieel te
hulp zouden komen.
De bedrijven waar veel tot zeer vele in-
spanningen zijn verricht om de oorzaak
van de problematiek boven water te krij-
gen, hebben in belangrijke mate bijge-
dragen aan het inzicht dat omtrent de
\'calamiteit\' is ontstaan.
Zo is aangetoond dat er op meerdere be-
drijven sprake is of was van een of meer
van de volgende (infectie)ziektes:

• BVD

• Neospora

• Salmonella

• Staphylococcen-mastitis

• Mortellaro

• Ernstige klauwbevangenheid, stink-
poten en zoolzweren.

Op een aantal bedrijven was het aan-
koopbeleid illustratief voor de gerezen
problemen, waarbij op geen enkele
wijze inzicht was verkregen in de ge-
zondheidsstatus van de aangekochte
dieren.

Weer andere bedrijven kampten na-
dmkkelijk met slechts loop- en ligvoor-
zieningen zoals te harde en/of te kleine
ligboxen, te gladde roosters of onregel-
matige voetpaden naar de weide.

Figuun. Beoordelingsmodel \'IBR\'-schades.

Onderdeel

Onvoldoende

Matig tot
voldoende

Goed

Algemeen

• Hygiëne

• Ligplaatsen

• Bedrijfskleding

• Ontsmetting

• Voeding/drinkwater

• Huisvesting

• Gescheiden jongvee-opfok

1

2

3

• Afmeting boxen

• Roostervloer

• Onderhoudstoestand

• Melkinstallatie

• Klimaat

• Ventilatie

• Volume

Gezondheid

• Koppelniveau

• Certificering

• Algehele conditie

• Individueel

• Kreupelheden

• Haarkleed

- Schurft

1

2

3

- Kleur

- Geschoren

- Verwondingen

- Operaties

• Volgegeten

• Mestconsistentie

• Vitaliteit (80% eet of herkauwt)

Gegevensinspectie

■ Melkcontrole

• celgetal

• variatie BSK

• vefeiwitverhouding

• Voeranalyse en rantsoenberekening

1

2

3

• Relevante onderzoeken GD

• vervolgonderzoek Faculteit, ID-Lelystad

• Bedrijfsbegeleiding

• Dierenarts

* Logboek

Onderzoek van de GD tijdens bedrijfs-
bezoeken toonde in een aantal gevallen
aan dat er sprake was van inadequate
voeding, waarbij de kwaliteit van het
gewonnen ruwvoer, de stmctuurwaar-
de, de voeding van het jongvee, de voe-
ding van de droge koeien of combinaties
van genoemde tekortkomingen een rol
speelden.

Zonder bewijs omtrent oorzaak en ge-
volg leverden de secties van koeien het
beeld van multipele abcessen op. Het
gold hier bijna altijd ernstige kreupele
dieren.

Dode of verworpen kalveren bleken in
meerdere gevallen door BVD of neo-
spora veroorzaakt te zijn.
Bloedonderzoek vertoonde soms de ge-

wenste serologische respons (BVD-
neospora-salmonella-etcetera), maar le-
verde ook dikwijls geen enkele meer-
waarde op.

Vergelijkend bloedonderzoek van ge-
zonde en zieke dieren liet in veel geval-
len een ontstekingsbeeld zien, maar
conclusies omtrent een mogelijk oorza-
kelijk agens konden hieruit niet worden
getrokken.

Bestudering van de melkproductiegege-
vens leverde het beeld van koeien met
veel te lage melkeiwit-gehaltes, soms
gepaard gaande met verhoogde melk-
vet-gehaltes en lang niet altijd met pro-
ductieverlaging. Hetgeen het vermoe-
den versterkt dat sprake is van een
voedingsprobleem.

-ocr page 112-

Actua

Op enkele bedrijven waar de tijd en ve-
terinaire adviezen niet tot een accepta-
bele gezondheidssituatie hebben geleid,
is door middel van een analyse op koe-
niveau getracht de oorzaak van de pro-
blemen nauwkeuriger te definiëren. Bij
deze methode is gescoord op baarkleed,
lichaamsconditie, pensvulling, vrucht-
baarheidscyclus, baarmoedercontracti-
liteit, mestconsistentie, mestvertering en
pootstand. Tevens is de voedermetho-
diek, de voeding van de droge koeien en
het jongvee onder de loep genomen.
Daarnaast zijn de voederkuilen en even-
tuele andere voedingsmiddelen op de
vereiste kwaliteit onderzocht, waarbij
een discrepantie tussen de berekende en
de werkelijk toegediende voeding zicht-
baar kan worden. Tot nu toe lijkt deze
aanpak een mogelijkheid om de proble-
matiek geheel of gedeeltelijk te verkla-
ren.

Na het zorgvuldig bestuderen en analy-
seren van alle beschikbare gegevens
over de betreffende bedrijven en na vele
gesprekken met de veehouders en andere
betrokkenen, moet ik constateren dat van
de vele mogelijke oorzaken van de mas-
sale melding van klachten het psychoso-
ciale element een cmciale rol speelt.
Immers er was sprake van een ver-
plichte vaccinatie met een vaccin dat
een bewezen verontreiniging kon bevat-
ten, namelijk de met BVD-type 2 ver-
ontreinigde IBR-marker vivum entstof
van Bayer, die massale sterfte onder het
vee had veroorzaakt.
Ook na bevestiging van dit probleem en
de oplossing hiervan (zowel technisch,
als financieel) bleek er opnieuw sprake
van batches van dit vaccin die de toets
der kritiek niet konden doorstaan. De
vraag in hoeverre deze verontreiniging
verantwoordelijk is voor of aanleiding
kan geven tot genoemde klachten, is tot
op heden niet aantoonbaar opgelost.
Ander belangrijke psychosociale ele-
menten zijn mijns inziens de ongenuan-
ceerde oproep om alle mogelijke klach-
ten die verband zouden kunnen houden
met de toepassing van dit vaccin, te mel-
den en de weinig perspectiefrijke situ-
atie waarin veel rundveehouderijbedrij-
ven zich bevinden. Voor dit laatste is
een veelvoud van oorzaken te noemen,
waarbij de rol van de politiek, de ver-
minderde maatschappelijke accepatie
(dierenleed, milieuvervuiling en potver-
tering van subsidiegelden), het opvol-
gingsprobleem, de daling van de melk-
prijs, onvoldoende quotum en/of grond
en zeker niet als laatste een te late en/of
snelle overstap naar hoogproductieve
dieren, een zeer belangrijke rol spelen.
Van psychosociale problemen bij vee-
houders worden koeien niet ziek, het-
geen echter niet gezegd kan worden van
onvoldoende management, al of niet
geïniteerd door beleidswijzigingen zo-
als koeien het jaar door binnen houden,
te snel overschakelen van dubbeldoel-
koeien naar typische melkkoeien, te snel
met dezelfde koeien naar veel hogere
producties gaan en technische verande-
ringen doorvoeren (de melkrobot).

Resumerend lijken mij de volgende
conclusies gerechtvaardigd:
De verscheidenheid aan klachten doet
een veelheid aan oorzaken van de slij-
tersproblematiek vermoeden, terwijl de
introductie van een weerstandverlagend
agens als oorzaak tot nu toe nog niet we-
tenschappelijk is vastgesteld.
Door verscheidene veehouders is de
verplichte vaccinatie als vragen om pro-
blemen ervaren, door anderen is geen
relatie verwacht tussen de problemen en
de al dan niet verontreinigde enstof
Er is een ongenuanceerde oproep tot het
melden van klachten gedaan, die sug-
gesties gewekt heeft die achteraf niet
haalbaar zijn gebleken.
Op veel bedrijven waar geënt is met een
verontreinigd vaccin, zijn geen proble-
men ontstaan (ervaring uit de eigen
praktijk).

Historisch onderzoek laat zien dat er op
veel bedrijven geen sprake is van
nieuwe aandoeningen, maar louter een
verergering van de bestaande problema-
tiek met een veel slechtere prognose.
Een vergelijking op het gebied van het
vervangingspercentage levert dikwijls
geen of nauwelijks een verschil met
voorgaande jaren op. Het ene \'rampjaar\'
is dus vooraf gegaan door een ander
\'rampjaar\'. Hierbij dient bedacht te wor-
den dat er altijd meer of minder tijde-
lijke probleembedrijven zijn geweest en
zullen blijven.

De emst van de problemen lijkt niet in
verhouding te staan tot de inspanningen
die door veehouders en dierenartsen
door middel van begeleiding en/of on-
derzoek gepleegd zijn om deze op te los-
sen, slechts enkele bedrijven hebben bij-
gedragen aan een nader inzicht in de
problematiek.

Op sommige bedrijven zijn de huisves-
ting en/of het management zichtbaar
problematisch.

Systematische veterinaire bedrijfsbege-
leiding is op de bezochte bedrijven geen
gemeengoed.

Mede in het licht van de nu reeds boven
water gekomen aandoeningen en tekort-
komingen, lijkt voor een groot deel van
deze bedrijven de oplossing te vinden in
een protocollaire aanpak door middel
van integrale veterinaire bedrijfsbeglei-
ding. Een taak bij uitstek voor de er-
kende rundveedierenarts.

Met betrekking tot de volksgezondheid
is het de overtuiging van ondergete-
kende dat zich geen nieuwe feitelijkhe-
den hebben voorgedaan, maar dat er
echter vooral sprake is van veel meer en
veel ernstigere problemen van bekende
oorsprong, die mogelijk het gevolg zijn
van de grote mutaties die zich de laatste
paar jaar op veel bedrijven hebben voor-
gedaan, waarbij huisvesting, voeding en
verzorging achtergebleven zijn bij de
zeer snelle ontwikkeling van de hoog-
productieve, Nederlandse melkkoe.

J.A. Westerbeek,
Veterinair Centrum Someren

WHO global principles for the Containment of Antimicrobial Resistance In Animals intended for Food

Het Nederlandse Veterinaire Antibioticum Beleid nu wereldwijd!

De Wereld Gezondheids Organisatie
(WHO) in Genève heeft het wereld-
wijde probleem van toenemende resis-
tentie tegen antibiotica bij voor de mens
pathogene bacteriën tot een van haar be-
langrijkste aandachtsveldgebieden ge-
maakt en probeert alle betrokkenen (in
het jargon stakeholders genoemd) hier-
bij te betrekken. Daartoe nodigt de
WHO regelmatig deskundigen uit om
richtlijnen op te stellen om de bacteriële
resistentie binnen bepaalde sectoren zo

-ocr page 113-

goed mogelijk onder controle te houden.
Een van die sectoren is de veeteelt en de
diergeneeskunde. In juni van dit jaar
heeft een internationale werkgroep van
op het WHO-hooftlkwartier in Geneve
richtlijnen opgesteld om risico\'s voor de
volksgezondheid door antibioticage-
bmik bij nutsdieren te minimaliseren.
De groep bestond uit een groot aantal
dierenartsen, veterinaire en medische
microbiologen en vertegenwoordigers
van zusterorganisaties, zoals de FAO en
OIE, beroeps- en consumentenorganisa-
ties en vertegenwoordigers van de far-
maceutische industrie. Het doel was om
richtlijnen op te stellen hoe antibiotica
bij nutsdieren optimaal gebruikt kunnen
worden met een minimaal risico voor de
volksgezondheid. Dat wil zeggen met
een zo klein mogelijk risico, dat resis-
tente bacteriën of resistentiegenen via
producten van dierlijke oorsprong de
consument bereiken c.q. koloniseren.
Risico\'s hiervan zijn namelijk, dat deze
resistentie bacteriën of zelf infecties ver-
oorzaken (zoönotische bacteriën, zoals
Salmonella spp. en voorwaardelijk pa-
thogene darmbacteriën waaronder ente-
rokokken en
E. coli), die moeilijk te be-
handelen zijn, of hun resistentiegenen
overdragen via de darmflora van de
mens aan humaan pathogene bacteriën.
Een duidelijk uitgangspunt was dat bac-
teriële infecties bij dieren effectief be-
handeld moeten kunnen blijven worden
en dit niet zozeer uit economische mo-
tieven, maar vooral omdat wij als ge-
bmikers, maar ook als hoeders van deze
dieren verantwoording hebben voor hun
welzijn. Over de opgestelde richtlijnen
bestond consensus onder alle betrokke-
nen inclusief de talrijke vertegenwoor-
digers van de veterinair farmaceutische
industrie echter met een uitzondering:
de officiële vertegenwoordiger van de
OIE (office internationale des epizoo-
tics) distantieerde zich officieel op het
eind van de workshop van de inhoud
van het document. Inmiddels heeft de
OIE eigen richtlijnen voor het zorgvul-
dig veterinair gebruik van antibiotica
opgesteld en verspreid.
Aanvaarding en implementatie van de
WHO-richtlijnen door alle betrokken
lidstaten zou een belangrijke voomit-
gang betekenen in het zorgvuldig ge-
bruik van antibiotica bij nutsdieren en
de selectie en verspreiding van resisten-
tie door deze sector minimaliseren. Als
gevolg hiervan zal de resistentie in bac-
teriën, waarmee mensen via voedings-
middelen van dierlijke oorsprong geïn-
fecteerd of gekoloniseerd kunnen
worden, significant aftiemen. Als bijko-
mend voordeel zal ook de resistentie-
ontwikkeling van veterinair-pathogene
bacteriën door de in de richtlijnen voor-
gestelde maatregelen beperkt worden,
zodat ook in de toekomst de effectiviteit
van antibiotica voor de nutsdiergenees-
kunde gewaarborgd blijft. Het is dan
ook voor mij onbegrijpelijk dat de \'we-
reld diergezondheid organisatie\', wat de
OIE pretendeert te zijn, als enige zich
niet aan de voorgestelde richtlijnen
wenste te confirmeren.
De volledige richtlijnen kunnen verkre-
gen worden via de website van de WHO
(http:/www.who.int/emc/disease/zoo/
antimicrobial.html). Het is aan te raden
om deze uit te printen en goed te lezen.
Om het geheel effectief te doen zijn, is
het noodzakelijk, dat de richtlijnen door
de lidstaten niet alleen met woorden
worden beleden, maar ook echt worden
doorgevoerd en aan het laatste schort het
nog wel eens bij WHO-richtlijnen. Een
goed begin aan de basis zou zijn als ie-
dere dierenarts ze onderschrijft en toe-
past. Ook de wereldhandelsorganisatie
(WTO) kan deze officiële WHO-richt-
lijnen niet negeren, waardoor de EU in
de toekomst importen van dierlijke pro-
ducten uit derde landen, die zich niet
houden aan de WHO-richtlijnen en bij-
voorbeeld wel avoparcine etcetera als
groeibevorderaar blijven gebmiken, als
risicovol voor de volksgezondheid kan
te weren.

Actua

De belangrijkste punten zijn:

1. Geen antibiotica (of daaraan ver-
wante moleculen) die ook voor ge-
bmik bij mensen geregistreerd zijn,
mogen als groeibevorderaar gebruikt
worden.

2. Het veelvuldig preventieve gebruik
om bacteriële infecties bij dieren te
voorkomen, dient drastisch beperkt
te worden en vervangen door onder
andere het ontwikkelen van nieuwe
en beter gebmiken van reeds be-
schikbare vaccins, verbeterde huis-
vesting en verzorging, aanpassing
van diervoeders etc.

3. Antibiotica die van \'essentieel\' be-
lang zijn voor de mens, zoals glyco-
peptiden (vancomycine en avopar-
cine), of derde en vierde generatie
cefalosporinen, dienen niet bij dieren
gebmikt te worden (dus ook niet the-
rapeutisch) tenzij door isolatie en een
gevoeligheidsbepaling van de ver-
wekker is aangetoond dat geen ander
antibioticum nog werkzaam is. Deze
middelen mogen dus niet meer
\'blind\' of \'empirisch\' gebmikt wor-
den, wat tot een daling van het ge-
bruik zal leiden.

4. Alle antibiotica, dus ook de groeibe-
vorderaars (!), mogen alleen op voor-
schrift van een dierenarts worden
toegediend.
De richtlijnen stemmen praktisch volle-
dig overeen met het Nederlandse Veteri-
naire Antibioticum Beleid van de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde (dus u en ik!), dat
reeds in 1994 algemeen door diergenees-
kundig Nederland is geaccepteerd. In ve-
terinair Nederland lijkt derhalve niet al-
les 50 jaar later te gebeuren, zoals
sommige critici wel eens beweren. De
derde-keuze-middelen uit de Neder-
landse Veterinaire Formularia zijn wat
door de WHO \'Essentiële antibiotica
voor de mens\' genoemd worden. Een
practicus zal dus nu nog meer gegronde
redenen moeten hebben om deze te ge-
bmiken. Economische argumenten, zo-
als het gebmik van ceftioftir voor de be-
handeling van tussenklauwpanaritium
bij melkgevende mnderen, zijn dus geen
valide redenen! Indien een practicus
meent, gebaseerd op recente klinische
ervaring en laboratorium uitslagen, met
de toepassing van een derde-keuze-mid-
del bij een groep dieren niet te kunnen
wachten tot de laboratoriumuitslag be-
kend is, zal zij/hij toch minstens voor het
begin van de therapie monsters moeten
nemen en laten onderzoeken om zodra
de uitslag bekend is die beslissing te kun-
nen rechtvaardigen of zonodig herzien.
De behandeling van een koppel dieren,
waarin duidelijk een bacteriële infectie is
geconstateerd (vroege therapie) wordt in
de WHO-richtlijnen niet ter discussie ge-
steld. Wel dienen dan gelijktijdig maat-
regelen te worden genomen om het pro-
bleem in de toekomst te voorkomen. Het
mag geen routine zijn/worden. Behande-
ling van gezonde dieren in de ijdele hoop
alle bacteriële infecties te voorkomen
(preventieve toediening van antibiotica)
wordt absoluut afgewezen. In de richtlij-
nen wordt geen bezwaar gemaakt tegen
het dispensie/apotheekrecht van dieren-
artsen, omdat duidelijk is aangetoond dat
in landen waar UDD- en UDA-dierge-
neesmiddelen alleen via de dierenarts
verkrijgbaar zijn, minder antibiotica
worden gebmikt dan wanneer de ver-
koop van deze middelen vrij is of via de
officiële apotheek loopt
Kortom diergeneeskundig Nederiand
heeft de WHO-richtlijnen al jaren gele-
den zelf geïmplementeerd. Als we ons
er ook aanhouden, is een gelukwens ze-
ker op zijn plaats.
Proficiat.

Ton van den Bogaard,
dierenarts-microbioloog

-ocr page 114-

In de eerste plaats moet de zaak in de
juiste proporties worden gezien. De
grootste controverse wordt gevormd
door de dieren die grazen in de zoge-
naamde \'Spoor A-terreinen\'. Dit zijn
terreinen die groter zijn dan 700 hec-
tare en waar als natuurdoelstelling een
zo veel mogelijk zelfstandige ontwik-
keling wordt nagestreefd, met zo min
mogelijk menselijk ingrijpen. Van
deze terreinen zijn er in Nederland drie,
te weten de Oostvaardersplassen, het
Nationaal Park Veluwezoom en de
Slikken van Flakkee. In totaal gaat het
hierbij om ongeveer 800 runderen en
450 paarden. Kenmerkend verschil met
de andere vormen van begrazing, de
zogenaamde sporen B en C, die plaats-
vinden op kleine terreinen maar per
saldo veel meer dieren en een groter
areaal betreffen, is de mate waarin het
geëigend dan wel mogelijk is, dat de
beheerder van het terrein beschikkings-
macht uitoefent over de dieren. Hierop
zal verderop worden ingegaan.
In het vervolg zal worden ingegaan op
een aantal discussiepunten met betrek-
king tot de problematiek van de grote
grazers. Ook de rol van de Veterinaire
Begeleidingscommissie Natuur, die
door Lumeij en Oosterbaan wordt ge-
noemd, zal worden aangestipt.

Grote grazers, wel of geen vorm van
veehouderij?

Voor veehouderij gelden regels. Door
mensen van verschillende achtergrond
wordt op verschillende manieren tegen
de begrazing in natuurterreinen aange-
keken. Veterinair gezien is het mis-
schien helder als begrazing met runde-

\' Het beraad vond plaats onder leiding van dr. J.M. van
Leeuwen, de tekst is geconcipieerd door dr. E.G.M. van
Klink.

ren (en paarden en kleine herkauwers)
wordt gezien als een specifieke vorm
van veehouderij. Bestaande regels voor
de veehouderij zijn dan geldig, maar in
de toepassing daarvan voor de natuur
zijn er een aantal praktische problemen
te overwinnen. Daarvoor moet naar
technische oplossingen worden ge-
zocht. Veterinair gezien is een elemen-
tair onderdeel daarvan de inschatting en
beheersing van risico\'s voor de (gang-
bare) veehouderij (1, 2). Hessels et al.
(2) hebben daarvoor een zeer bruikbaar
protocol ontwikkeld.
Evenzo moet, ook voor de grote grazers,
invulling gegeven worden aan het be-
grip zorgplicht uit de Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren. De manier
waarop dit kan plaatsvinden wordt beïn-
vloed door onder meer de mate van con-
tact dat met de dieren bestaat en de mo-
gelijkheden van toezicht en ingrijpen.
Voor de wettelijk te bestrijden (\'lijst-
A-\')ziekten bestaat overigens geen en-
kele twijfel over de te volgen koers.
Voor dieren in natuurterreinen geldt
onverkort dat ze gedood en vernietigd
moeten worden als ze besmet zijn.

Categorie terrein en houding ten op-
zichte van de dieren

In Spoor A-terreinen is er voor geko-
zen zo min mogelijk in te grijpen in de
populatie. Dit is een politieke keuze,
ingegeven door de wens in het mo-
derne natuurbeleid natuur niet alleen te
be-schermen, maar ook \'nieuwe\' na-
tuur te ontwikkelen. Het onderscheid
naar categorieën van terreinen is er één
met veterinaire gevolgen. Het is im-
mers verdedigbaar, dat de zorgplicht in
terreinen met verschillende karakteris-
tieken verschillend ingevuld wordt. In
terreinen waar de beheerder veel con-
tact met de dieren heeft, zal het bij-
voorbeeld mogelijk zijn ziekten of ver-
wondingen te behandelen, waar in
grote terreinen voor afschot zal wor-
den gekozen. Er kan echter geen
sprake van zijn dat dieren aan hun lot
worden overgelaten. Een standpunt
overigens, waar ook natuurbescher-
mingsorganisaties zich in grote lijnen
in vinden.

Gezondheidsaspecten en welzijn van grote grazers in natuurterreinen blijven de
gemoederen bezig houden, gezien de discussies die de laatste tijd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zijn gevoerd (afleveringen 1,5,7 en 9 van dit
jaar). In onder andere de bijdragen van Lumeij en Oosterbaan (afleveringen 5
en 7) werden kanttekeningen geplaatst bij de \'Ethische Richtlijnen\' van
Staatsbosbeheer (SBB) en de \'Leidraad Grote Grazers\' van het Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Auteurs dezes zijn op verschil-
lende manieren betrokken bij de problematiek van de grote grazers in natuurge-
bieden, en voelen zich door een aantal punten uit het betoog van Lumeij en
Oosterbaan dusdanig aangesproken, dat een reactie op zijn plaats is.

Actua

Gezondheid en welzijn van grote grazers; welke rol
spelen veterinairen daarbij?

J.M. van Leeuwen\'\', A. Emmerzaal, H.A. Luten, J. Minderhout, J.J. Snoep, J.A. Stegeman, H.J. van Weeringen E.G.M. van Klink^

Veterinair gezien is vooreerst belang-
rijk, dat dieren die voor begrazing wor-
den uitgezet, opgewassen zijn tegen de
bedreigingen en stressoren die ze in
hun leefomgeving zullen tegenkomen.
De dieren moeten geschikt zijn voor de
omgeving waarin ze worden geplaatst.
Zeker gezien het feit dat migratie maar
zeer beperkt mogelijk is, rust hier een
grote verantwoordelijkheid bij de ei-
genaren/beheerders van de terreinen.
In Nederland bestond overigens be-
trekkelijk weinig ervaring met deze
vormen van beheer. Een kleine 20 jaar
geleden is de bevolking met Heek-
runderen van de Oostvaardersplassen
begonnen. In feite wordt nog steeds er-
varing opgebouwd. Eens te meer een
reden om goed na te denken over de
wijze waarop met de dieren wordt om-
gegaan.

Invulling zorgplicht Spoor A-terreinen

Lumeij en Oosterbaan concluderen, dat
in de beleidsnotities de zorgplicht niet
zou zijn ingevuld voor de drie grote ter-
reinen. Dit is onjuist. LNV (Leidraad),
alsook de natuurbeschermings-organi-
saties (Richtlijnen), zijn doordrongen
van het feit dat ernstig en uitzichtloos lij-
den moet worden voorkomen, en dat
daar waar het zich voordoet moet wor-
den ingegrepen. Er ligt hier wederom
een relatie met de mate waarin de dieren
zelfredzaam zijn en de mate waarin de
be-heerder beschikkingsmacht over de
dieren heeft.

Ook op populatieniveau bestaat de ver-
antwoordelijkheid voor de zorgplicht.
Een populatiecrash, zoals die door Lu-
meij en Oosterbaan wordt beschreven,
moet worden voorkomen. Ook de na-
tuurbeschermingsorganisaties zijn niet
op een populatiecrash uit. Evenzo is tij-
dig ingrijpen geïndiceerd bij bijvoor-

-ocr page 115-

beeld zeer zware sneeuwval, of wanneer
bovenmatig of abnormaal conditiever-
lies wordt gezien, waarbij gerefereerd
kan worden aan eerdere ervaringen. De
migratiebeperking maakt ondersteuning
in die situaties noodzakelijk.
Overigens doen Lumeij en Oosterbaan
een helder voorstel voor de afweging
om al dan niet (door afschot) in te grij-
pen. De beheerder zou de afweging
moeten maken of een dier, dat ziek of
gewond is, kans van overleven heeft in
een compleet ecosysteem, dat wil zeg-
gen inclusief predatoren. Als de conclu-
sie luidt dat het die kans heeft, dan zou
het die kans moeten worden geboden, zo
niet, dan zou het moeten worden ge-
dood. Voor de praktijk van het beheer
zou dit een goed werkbare uitwerking
kunnen zijn.

Juridische status

ln de leidraad spreekt de Staatssecretaris
van LNV van \'als niet gehouden te
beschouwen\' dieren. Diverse organisa-
ties (onder andere Dierenbescherming,
KNMvD) geven aan de grote grazers als
gehouden dieren te willen blijven zien.
Hier is sprake van een verschil in stand-
punt tussen het Ministerie van LNV
enerzijds en de betreffende organisaties
anderzijds. Het is echter wat te boud om
op basis van dit ene punt te stellen dat
geen kennis genomen zou zijn van de
standpunten van de KNMvD en de Raad
voor Dierenaangelegenheden. Overi-
gens kan worden gesteld, dat, of het nu
om \'gehouden\', \'niet gehouden\' of \'als
niet gehouden te beschouwen\' dieren
gaat, de zorgplicht in enige vorm blijft
bestaan en dat ook de veterinaire regels
gelden, zoals al eerder is aangegeven.
Dit laatste betekent overigens ook dat
met het uitzetten van wisenten, herten
en wilde zwijnen (waar overigens over
wordt nagedacht, herten zijn er al in
de Oostvaardersplassen) de problemen
geenszins zijn opgelost, zoals Lumeij en
Oosterbaan suggereren. Ook hier is
sprake van uitzetten in een beperkt, be-
grensd gebied. Ook voor deze diersoor-
ten geldt dat ze maar in beperkte mate
hun natuurlijke migratie kunnen uitoe-
fenen. En ook voor deze diersoorten
heeft de beheerder (dus) verantwoorde-
lijkheden, die per saldo niet zullen ver-
schillen van de verantwoordelijkheden
die hij heeft ten opzichte van de runde-
ren, paarden, schapen en geiten.

Afvoer van overtollige biomassa

Zoals al is aangegeven, is populatiebe-
heer op basis van de draagkracht van het
terrein van groot belang. De natuurbe-
schermingsorganisaties hebben bepaal-
de ideeën over de ontwikkeling in de ge-
bieden en de rol die begrazing daarin
moet spelen. Ook voor die ideeën is
overbegrazing ongewenst. Op dit mo-
ment laten politieke en juridische pro-
blemen het op de markt brengen van
vlees van grote grazers inderdaad niet
toe en moeten, wanneer er wordt uitge-
dund, de dieren ter destructie worden
aangeboden. Maatschappelijk gezien
een weinig aantrekkelijke situatie.
Temeer daar veterinair-technisch ge-
zien, mits er sprake is van een deugde-
lijk en goed uitgevoerd bewakingssys-
teem, er weinig bezwaar is tegen het
voor consumptie bestemmen van het
vlees van runderen uit deze gebieden.
Gebmik maken van andere soorten die-
ren lost dat probleem maar gedeeltelijk
op. Ook omdat de organisaties de mnde-
ren een specifieke taak toedichten, die
niet zonder meer door andere diersoor-
ten is over te nemen. Runderen kiezen
andere vegetatie om te eten dan andere
planteneters. Van dit specifieke foura-
gegedrag van de runderen wil men ge-
bmik maken. Mogelijk kan er ook ge-
studeerd worden op meer juridische
mogelijkheden.

Actua

Veterinaire Begeleidingscommissie
Natuur

De Veterinaire Begeleidingscommissie
Natuur (VBN) is geruime tijd geleden in
het leven geroepen om zich te buigen
over veterinaire aspecten van de grote
grazers in natuurterreinen. De aanlei-
ding was indertijd de gespannen ver-
houding tussen de wijze van beheer en
de l&R-regeling. De VBN heeft zich
ontwikkeld tot een platform, waarin een
veelheid aan onderwerpen, maar wel ge-
relateerd aan het veterinaire element,
worden besproken. De term veterinair in
de naam duidt dus (inderdaad) niet op de
samenstelling, of op een onafhankelijke
gespecialiseerde veterinaire inbreng,
maar op de aard van de te bespreken on-
derwerpen. De commissie is breed sa-
mengesteld uit vertegenwoordigers van
de veehouderij, de Dierenbescherming,
de natuurbeheerders, de Gezondheids-
dienst voor Dieren en de overheid. De
kracht van de commissie is juist, dat
door de aandacht die in samenspraak
met de diverse belanghebbenden aan de
onderwerpen kan worden gegeven,
goede, veelal praktische resultaten wor-
den bereikt. Voor de veterinairen die bij
deze commissie zijn betrokken biedt de
commissie gelegenheid het veterinaire
gezichtspunt helder tegenover de ideeën
van de beheersorganisaties te zetten. De
discussie die in dit forum gevoerd
wordt, heeft wel degelijk invloed op de
discussie die op politiek niveau wordt
gevoerd en bij de opstelling van leidraad
en ethische richtlijnen is zeker rekening
gehouden met de diversiteit aan menin-
gen die in de VBN besproken zijn. De
groep is breed samengesteld, maar de le-
den van de commissie zijn uitstekend in
staat de mening van hun achterban hel-
der te verwoorden.

Één en ander neemt niet weg dat er, ook
naar de mening van de veterinairen bin-
nen de VBN, best iets aan het functione-
ren van de VBN zou kunnen worden
verbeterd. Zo is er de laatste jaren een
verschuiving waar te nemen naar onder-
werpen die wat verder van het pure vete-
rinaire veld afstaan. Onder meer is de
ecologie in relatie tot de draagkracht van
terreinen wel eens besproken. Zoals al
eerder betoogd, is draagkracht een be-
langrijk aspect, waar zeker vanuit de ve-
terinaire invalshoek wel het één en an-
der over te zeggen valt. Toch zijn er nog
voldoende belangrijke, puur veterinaire
onderwerpen waar meer tijd in gestoken
zou mogen worden.

Ook zou de VBN, meer dan nu het ge-
val is, naar buiten kunnen treden. Niet-
tegenstaande het feit dat de leden van de
VBN het (lang) niet altijd met elkaar
eens zijn, zou het goed zijn als de resul-
taten van discussies die in de VBN
plaatsvinden meer dan nu naar buiten
komen.

Organisatorisch gezien kan het te over-
wegen zijn om, eventueel gekoppeld
aan specifieke onderwerpen, aparte
werkgroepen onder de VBN samen te
stellen van meer technisch gerichte le-
den, waarvan een veterinaire en een eco-
logische werkgroep deel uit zouden
kunnen maken. De term \'Veterinaire\' in
de VBN zou dan in ieder geval de lading
niet meer dekken.

Voor de positie van de VBN en de invul-
ling van diens taak zou het goed zijn als
het Ministerie van LNV duidelijker aan-
gaf wat van de commissie wordt ver-
wacht. Dient de VBN een puur platform
te blijven, waarbij niet altijd helder aan
te geven is wat er met de resultaten van
de discussies gebeurt, of moet de VBN
(ook) standpunten innemen, dan wel ad-
viezen kunnen geven?
Een zo mogelijk nog belangrijker rol is
die van de veterinairen die zitting heb-
ben in lokale begeleidingscommissies
voor individuele terreinen. In die com-
missies komen problemen direct op ta-
fel en wordt gericht gezocht naar oploss-
ingen.

Los van het bestaan van de VBN of lo-

-ocr page 116-

kale begeleidingsgroepen, is het de
vraag of het niet wenselijk zou zijn een
werkgroep wild-diergeneeskunde te for-
meren. Intemationaal bestaan de Wild-
life Disease Association en de World
Association of Wildlife Veterinarians,
waar bij zou kunnen worden aangeslo-
ten. Het gaat in een dergelijke werk-
groep uiteraard over meer dan de grote
grazers; er zijn voldoende belangrijke
veterinaire aspecten en risico\'s met be-
trekking tot wild (bijvoorbeeld klas-
sieke varkenspest, ziekte van Aujeszky
in wilde zwijnen) om het bestaan van
een dergelijke groep te rechtvaardigen.

Actua

Resumerend willen wij stellen dat er
binnen de veterinaire wereld geen grote
verschillen van inzicht zijn over de vete-
rinaire belangen die spelen. Binnen het
natuurbeheer spelen echter meer dan al-
leen de veterinaire belangen. Om die be-
langen, onder andere ook van het na-
tuurbeheer, zorgvuldig te kunnen af-
wegen, ontbreken nog eenduidige maat-
staven. De discussie zal dan ook nog wel
doorgaan. De keuzes die zijn gemaakt
gaan naar onze mening echter niet ten
koste van de zorgplicht. Die geldt nog
steeds.

Literatuur

1. Essen GJ van, and Leeuwen JM van.
Assessment of health risks of large semi-wild
herbivores in urbanized areas. Vet Quart 2000;
22: 112-6.

2. Hessels ALD, Poel WHM van der, Nielen M,
Emmerzaal A en Schukken YH. Heck-
runderen in de Oostvaardersplassen: risico
voor infectieziekten of niet? Tijdschr Dier-
geneeskd 2000; 125:38-47.

Reactie op het artikel \'Gezondheid en welzijn van grote grazers; welke rol spelen veterinairen
daarbij?\' en oproep voor oprichtingsvergadering \'Groep Gezondheid en Welzijn Wilde Fauna\'

Geachte redactie,

Met genoegen hebben wij kennis geno-
men van de ingezonden brief van de col-
legae van Leeuwen, Emmerzaal, Luten,
Minderhout, Snoep, Stegeman, van
Weering en Klink met als titel \'Ge-
zondheid en welzijn van grote grazers;
welke rol spelen veterinairen daarbij?\'
Enerzijds omdat de beoogde gedachte-
wisseling over de inzet van grote grazers
in natuurgebieden in dit tijdschrift daad-
werkelijk op gang is gekomen en ander-
zijds omdat blijkt dat inhoudelijk de
standpunten van dierenartsen in hoofd-
lijnen met elkaar overeenkomen. Ook
constateren wij dat onze mening over de
Veterinaire Begeleidingscommissie in
hoofdlijn wordt gedeeld en dat de naam
van deze commissie inderdaad mislei-
dend is omdat de naam meer slaat op de
besproken onderwerpen dan op de sa-
menstelling van de commissie.
De duidelijke veterinaire stellingname
van zowel ons als onze collegae, dieren
niet aan hun lot overlaten, behandelen in
kleine terreinen, afschot in grote, blijft
overeind. Dit is een belangrijke consta-
tering en is een standpunt dat lijnrecht
staat tegenover dat van de Raad voor
Natuurbeheer uit 1996. Het is verheu-
gend vast te kunnen stellen dat er met
betrekking tot de opvattingen over het
beheer van de grote grazers in de
Oostvaardersplassen in vier jaar tijd er
ook bij het Ministerie van LNV en de
beheerders toch een duidelijke verschui-
ving plaats heeft gevonden. Wij blijven
echter van mening dat de Leidraad
Grote Grazers van het Ministerie van
LNV en de Ethische richtlijnen van
Staatsbosbeheer nog onvoldoende con-
crete punten geven aan de beheerders op
grond waarvan een daadwerkelijk be-
heer kan worden uitgevoerd en waarop
het beheer door derden kan worden ge-
toetst.

Wij hebben in onze artikelen niet gesug-
gereerd dat met het inzetten van andere
soorten (wisenten, herten en wilde zwij-
nen) de problemen zouden zijn opge-
lost. Wij hebben slechts in overweging
gegeven de gedachten te laten gaan over
de mogelijkheid van bijvoorbeeld wi-
senten, daar waar het ging over de wens
overtollige dieren te mogen benutten
voor consumptie, zonder daarbij in
strijd te komen met de veterinaire wet-
geving. Ook het benutten van edelherten
en wilde zwijnen is wat dat betreft een-
voudiger. Overigens is het lang niet dui-
delijk of het uitzetten van wilde zwijnen
in een gebied als de Oostvaarders-
plassen verantwoord of wenselijk zou
zijn.

Ook wij hebben aangegeven dat popula-
tiebeheer voor deze diersoorten noodza-
kelijk blijft gezien de beperkte leef-
ruimte en het incomplete ecosysteem.

Overigens is dit iets wat niet alleen geld
in die gebieden waar dieren ten behoeve
van het natuurbeheer zijn uitgezet, maar
ook in andere gebieden in Nederland.
Met de op handen zijnde veranderingen
die samenhangen met de overgang van
de Jachtwet naar de Flora en Faimawet
wordt de verantwoordelijkheid van het
beheer van voormalige grofwildsoorten
als edelhert, ree en wild zwijn bij de pro-
vincies gelegd in plaats van bij het rijk.
Het besef van het belang van beheer van
populaties van genoemde diersoorten
teneinde overbevolking en gezond-
heids- en welzijnsproblemen te voorko-
men is nog onvoldoende op provinciaal
niveau doorgedrongen. De provincies
moeten allen afzonderlijk eerst beheers-
doelstellingen vastleggen waarin deze
mogelijke problemen bij nalaten van be-
heer onderkend worden, waaraan het al
of niet uitvoeren van een beheer door
toekomstige faunabeheerseenheden ge-
toetst kan worden. Hier ligt nog een
voorlichtende taak voor dierenartsen die
zich betrokken voelen bij deze materie.

Dat de schrijvers met de suggestie ko-
men om een werkgroep wild-dierge-
neeskunde op te richten achten wij een
zaak van groot belang. Aansluiting bij
de intemationaal reeds bestaande orga-
nisaties op dit terrein is zeker toe te jui-
chen en verdient alle steun.
Reeds in het Guest Editorial van de
Veterinary Quarteriy 18, S 123, 1996
naar aanleiding van het Symposium
\'Wildlife Diseases in the Netherlands\'
hebben Van Dijk, Limieij en De Vries
gepleit voor het opzetten van een veteri-
naire structuur met betrekking tot ziek-
ten bij in het wild levende dieren. Dit zo-
wel in het belang van onderwijs,
onderzoek, als gezondheidsbewaking.
Met betrekking tot internationale aan-
sluiting kan de opmerking worden her-
haald die daar werd gemaakt. De Office
International des Epizooties (OIE) kent
sinds 1994 een werkgroep wildziekten.
Eén van de doelen is om informatie te
verzamelen over ziekten die wilde dier-
populaties beïnvloeden. Op de 64® alge-
mene vergadering van de OIE werd een
aanbeveling gedaan dat de Chief Ve-
terinary Officer (CVO) van elk deelne-

-ocr page 117-

mend land een functionaris zou aanstel-
len die verantwoordelijk zou zijn voor
de internationale rapportage van belang-
rijke wildziekten. Helaas is er tot op he-
den in Nederland niets van deze aanbe-
veling terechtgekomen. Een Neder-
landse \'Groep Gezondheid en Welzijn
wilde Fauna\' (bestaande uit dierenart-
sen) zou een belangrijke spilfunctie
kunnen vervullen. Graag nemen wij het
initiatief voor de oprichtingsvergade-
ring voor een dergelijke groep, daar wij
menen dat nu de tijd er inderdaad rijp
voor is. Tijdens deze vergadering kun-
nen de doelstellingen en stmctuur van
een dergelijke groep worden besproken.

Geïnteresseerden worden verzocht per
e-mail te reageren naar
J.T.Lumeij@
vet.uu.nl
met opgave van naam, e-mail-
adres en gewenste agendapunten. In het
najaar zal per elektronische post aan be-
langstellenden een agenda en datum-
brie^e worden verzonden.

J. T. Lumeij en J.Oosterbaan

ß

Actua

Kattendag

Jaarlijks symposium waarbij de gezondheid van de kat centraal staat

Op zaterdag 4 november 2000 organiseert de Stichting Felissana in samen-
werking met de Hoofdafdeling Pathologie van de Faculteit der Diergenees-
kunde haar jaarlijkse symposium \'Kattendag\', waarbij de gezondheid van de
kat centraal staat. Het symposium wordt gehouden in het Androclusgebouw
op de Uithof in Utrechten begint om 10.15 uur.

Congressen en cursussen

Prof dr. A. Rijnberk bespreekt enkele
endocriene aandoeningen bij de kat.
Vervolgens houdt prof dr. J. Verstegen
een lezing, getiteld: \'New insight about
fertility/sterility problems in queens and
the development of new technologies
benificial for the control of cat repro-
duction\'. Ook bespreekt hij de voors en
tegens van vroege of late castratie bij
katten.

Na de lunchpauze geeft mevrouw drs.
E.M. Zegers de mening van de raskat-
tenverenigingen over het fokken van ge-
zonde katten. Mevrouw E.C. de Bordes
schetst het wettelijk kader rond het fok-
ken van dieren. Tot slot vindt er een dis-
cussie plaats. De dagleiding is in handen
van Felissana. De bijeenkomst wordt
mede mogelijk gemaakt door een gift
van Royal Canin.

Kosten en aanmelding

Donateurs hebben gratis toegang, inclu-
sief een kleine lunch. De entrée voor
niet-donateurs bedraagt ƒ 15,- inclusief
lunch. Om zeker te zijn van een plaats,
gelieve men zich mim van tevoren aan
te melden. Niet-aangemelde bezoekers
zullen worden toegelaten tot de maxi-
mum zaalbezetting is bereikt. Zij kun-
nen niet zonder meer aanspraak maken
op de lunch. Aanmelding en betaling
vóór 20 oktober 2000, op postgiro
368421 ten name van Felissana te
Poortugaal. Secretariaat: Bloemstraat
45,1975 EM IJmuiden, telefoon: 0255 -
516788, e-mail: stichting@felissana.de-
mon.nl, intemet: www.felissana.de-
mon.nl.

Cursus Bacteriologisch onderzoel<
gewaarborgd door Vedias

Op zaterdag 17 juni 2000 heeft de
cursus \'Bacteriologisch onder-
zoek\' plaatsgevonden op de
Uithof, onder leiding van de heer J.
Wagenaar, specialist Veterinaire
Microbiologie. Drs. J. van den Bergh, dierenarts, en
Vedias (Vereniging van Dierenartsassistenten) waarbor-
gen mede de kwaliteit van deze nascholing, zodat meer-
waarde gegeven kan worden aan het diploma
Paraveterinair dierenartsassistent. Dit door middel van
certificaten voor de gekwalificeerde cursussen. De vorige
cursus \'Klinische diagnostiek\' heeff reeds tweemaal
plaatsgevonden. Door de overschrijving van de aanmel-
dingen zal ook de cursus Bacteriologisch onderzoek een
tweede maal georganiseerd worden. Janssen-Cilag en
Biotrading maakten deze dag financieel mogelijk.

Vedias,
Elly Hoevenaars

Infectieziekten bij konijnen

De jaarlijkse studiedag van de Afdeling Nederland van
de World Rabbit Science Association (WRSA) zal ge-
houden worden op dinsdag 28 november 2000 in het
Androclusgebouw van de Faculteit der Diergenees-
kunde, Yalelaan 1 te Utrecht. Het thema van deze dag is
\'Infectieziekten bij konijnen\'. Aan bod komen onder
meer: de topics van het wereldcongres, enteropathie
(dikke buikenziekte), mastitis, VHD en myxomatose,
ziekte van Tyzzer en encephalotozoön. De kosten voor
deze dag bedragen ƒ 30,- voor niet-leden en ƒ 25,- voor
leden van de WRSA (inclusief lunch). De studiedag be-
gint om 10.00 uur en zal om± 15.30 uur afgelopen zijn.
Belangstellenden kunnen zich vrijblijvend aanmelden
bij de secretaris van de WRSA-afdeling. Zij krijgen dan
te zijner tijd een overzicht van het programma toege-
stuurd inclusief aanmeldingsformulier.

Secretaris fVRSA: dhr. B. Rutten, p/a IPC Dier Horst,
Stationsstraat 104, 5963 AB Horst, telefoon: 077 -
3998888, fax: 077 - 3983733.

-ocr page 118-

Actua

Het programma staat in het teken van
voedselveihgheid en is gericht op het
\'witboek\' dat op 12 januari van dit jaar
door de Europese Commissie is uitge-
bracht. In dit document wordt aangege-
ven dat een hoog niveau van voedsel-
veiligheid het ultieme streven van de
Europese Commissie is. Daarom wor-
den in het witboek ingrijpende wijzi-
gingen in wetgeving met betrekking tot
voedselveiligheid in de hele productie-
keten (van zaadje tot karbonaadje) aan-
gekondigd, alsmede de oprichting van
een \'Europese Voedsel Autoriteit\'. De
Europese Voedsel Autoriteit zal een
onafhankelijk, wetenschappelijk topin-
stituut zijn dat zich voornamelijk bezig
zal houden met risicobepaling en risi-
cocommunicatie ten dienste van de
Europese Commissie en de Europese
consument.

\'s Morgens zal met een drietal lezingen
vooral de uitwerking die deze Euro-
pese besluiten zullen hebben op de
Nederlandse situatie worden belicht,
met name de beleidsvisie 2010
\'Voedsel en Groen\' van LNV.
Na de lunch volgt een middagpro-
gramma dat met een meer praktische
invulling zal aansluiten op het ochtend-
programma.

Deze bijeenkomst is interessant voor
iedereen die vanuit zijn beroep betrok-
ken is bij de veiligheid van voedings-
middelen van dierlijke oorsprong, bij-
voorbeeld dierenartsen, keurmeesters
en keuringsassistenten werkzaam bij
de RVV.

Vooraankondiging bijeenkomst voedselveiligheid

Op zaterdag 18 november 2000 zal in het Androclusgebouw (hoofdgebouw)
van de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht een symposium worden ge-
organiseerd door de Vaktechnische Bond van Keurmeesters en de Groep
Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ) van de KNMvD.

Vedias Najaarsdag voor
dierenartsassistenten

Vedias, de Vereniging van Dieren-
artsassistenten, organiseert op zater-
dag 23 september 2000 haar Na-
jaarsdag op de Faculteit der Dier-
geneeskunde in de collegezaal van
de Kliniek Gezelschapsdieren. On-
derwerpen van dit jaar zijn: \'Groei-
stoornissen\' (prof. dr. H.A.W.
Hazewinkel) en \'EHBO - theorie en
praktijk\' (mevr. drs. A.M. van Don-
gen), waarbij zaken als shock, infu-
sen, verbandleer en vergiftigingen
aan de orde komen. De Najaarsdag
wordt georganiseerd in samenwer-
king met lams Pet Food Intemational
Inc. en is alleen bedoeld voor dieren-
artsassistenten.

De kosten (inclusief lunch) bedragen
voor Vedias-leden f 22,50 en voor
niet-leden f 45,-. Leden gaan voor
op niet-leden bij de inschrijving.
Inschrijving is definitief na betaling
op girorekening 6728164 of bankre-
keningnummer 671822829 onder
vermelding van de eigen naam (niet
de praktijknaam) en \'ND\' (Na-
jaarsdag).

Voor meer informatie of aanmel-
ding: Cyrilla Pulmans, telefoon/fax:
030-6038284 of Irma Wensink tele-
foon/fax: 0578-627706.

Epizoötieën houden geen halt bij de
grens van een land. Hun bestrijding vergt
daarom een intemationale aanpak en een
onderlinge afstemming van nationale re-
gelgeving. Dat was de gedachte van
John Gamgee (1831-1894) uit Edin-
burgh toen hij in 1863 het initiatief nam
tot het bijeenroepen van een intematio-
naal veterinair congres. Door de toe-
name van de intemationale veehandel,
vergemakkelijkt door de nieuwe midde-
len van transport (stoomboot en trein),
was ook het aantal uitbraken van infec-
tieziekten sterk toegenomen. Behalve
dat er statistische gegevens gewenst wer-
den, hadden alle landen er belang bij dat
zij van insleep gevrijwaard bleven.
Betrouwbare exportkeuring was daartoe
een eerste vereiste.

De eerste zeven congressen (1. Ham-
burg; 2. Wenen; 3. Zürich; 4. Bmssel; 5.
Parijs; 6. Bern; 7. Baden-Baden) hadden
voornamelijk in het teken gestaan van de
tegen infectieziekten te nemen maatre-
gelen en hun onderiinge afstemming.
Het in Budapest in 1905 gehouden acht-

\' Drs. A.H.H.M. Mathijsen, Bitderdijklaan 14, 3723 DC
Bilthoven.

A. Mathijsen\'

ste congres is in dubbel opzicht van be-
lang geweest doordat de thematiek sterk
werd verbreed tot alle onderdelen van
het vakgebied en doordat op voorstel van
prof R. Schmaltz, directeur van de
Tierärztliche Hockschule in Berlijn, be-
sloten werd een Permanent Comité voor
de Inrichting van de Intemationale Ve-
terinaire Congressen op te richten. Om-
dat bepaald werd dat het organiserende
land hierin met twee leden vertegen-
woordigd zou zijn en Nederland werd
aangewezen om het volgende congres te
organiseren, werd hierin dr. A.W.H.
Wirtz benoemd en daarnaast dr. D.A. de
Jong. Wirtz kon in Budapest tijdens de
slotzitting officieel de uitnodiging be-
kend maken omdat de andere Neder-
landse regeringsvertegenwoordiger, de
directeur-generaal van het Ministerie
van Landbouw, H.J. Lovink, alle steun
van regeringswege had toegezegd. Dat
men in het vaderiand Lovinks rol en het
belang van zijn initiatief onderkende,
blijkt uit de
Veterinaire Studenten Al-
manak voor 1908,
waarin de redactie als
epiloog bij een aan Lovink gewijde bio-
grafie schreef:

\'[De Nederlandsche veeartsen] vereeren
in hem den man van het groote initiatief;
wie zou het hebben aangedurfd om, als
hij in 1905 te Budapest, het internatio-
naal veeartsenij kundig congres uit te no-
digen den volgenden keer in \'s-Graven-

Het negende Internationale Veterinaire Congres
te Den Haag, 13-19 september 1909

-ocr page 119-

hage samen te komen? Hij zag daarin
voor de Nederlandsclie veeartsenijkunde
een voordeel, en aarzelde niet ons kleine
land, met zijn beperkt aantal veeartsen,
voor het feit te plaatsen. Hij heeft er zijn
mg onder gezet en nu
moet het congres
slagen.\'

In juli 1906 vond in Baden-Baden het
constituerend beraad van het Permanent
Comité plaats. De nestor der Duitse vete-
rinairen dr. A. Lydtin werd tot voorzitter
benoemd met als vice-voorzitters dr.
F. Hutyra (Hongarije) en dr. S. Arloign
(Frankrijk), als penningmeester dr. I.
Ratz (Hongarije) en tot algemeen-secre-
taris dr. D.A. de Jong. Wirtz had zich als
nationaal gedelegeerde voor Nederland
\'wegens aanhoudende ziekelijkheid\' te-
ruggetrokken en in zijn plaats werd dr.
M.H.J.P. Thomassen benoemd. Laatst-
genoemde was verschillende keren als
Nederlands vertegenwoordiger op bui-
tenlandse congressen opge-
treden en had er indmk ge-
maakt zowel door zijn
bijdragen als door zijn ta-
lenkennis. In Budapest had
hij verstek moeten laten
gaan en in december 1906
is hij overieden. Dr. W.C.
Schimmel werd in zijn
plaats benoemd. Deze zou
ook Wirtz opvolgen als di-
recteur van \'s Rijks vee-
artsenijschool, toen deze op
75-jarige leeftijd eindelijk
ontslag nam, twee weken
voor het begin van het con-
gres. Bij Schimmel kwam
het voorzitterschap van het
uitvoerend comité voor het
Haagse congres te bems-
ten. De voorbereiding was
geen sinecure; deze was
echter bij het duo Schimmel-de Jong in
goede handen. Beiden waren, ieder op
eigen wijze, voormannen in de veteri-
naire emancipatiestrijd: Schimmel bij
het op hoger plan brengen van het onder-
wijs en De Jong, inmiddels benoemd tot
buitengewoon hoogleraar in de vergelij-
kende pathologie te Leiden, bij de veteri-
naire inbreng in de medische weten-
schap. Schimmel was bovendien een
goed diplomaat die de weg kende in de
Haagse departementen. In de loop van
1907-1908 werden de voorbereidende
stappen gezet, die alle in het
Tijdschrift
voor Veeartsenijkunde
nauwkeurig zijn
geboekstaafd. Medio 1908 kon worden
bekend gemaakt dat Prins Hendrik het
beschermheerschap had aanvaard en dat
het ere-comité onder voorzitterschap
zou staan van A.S. Talma, minister van
landbouw, nijverheid en handel. Het
voorbereidend comité bestond uit de le-
raren van \'s Rijksveeartsenijschool en
alle kopstukken uit toenmalig veterinair
Nederland; het uitvoerend comité uit
Schimmel als voorzitter, de districtsvee-
arts te Haarlem M.J. Hengeveld (later
vervangen door zijn collega te Gronin-
gen, dr. A.A. Overbeek) en dr. J. Poels
als ondervoorzitters, de penningmeester
van de Maatschappij D.F. van Esveld als
penningmeester, het lid van het Per-
manent Comité dr. D.A. de Jong als al-
gemeen secretaris, die de inspecteur van
de VD dr. H. Remmels en dr. H. Markus
als adjunct-secretarissen aan zijn zijde
kreeg en als leden: de luitent-kolonel di-
rigerend paardenarts A. Overbosch (op-
gevolgd door J.N. Ballangée), de voor-
zitter van de Maatschappij dr. H.M.
Kroon (die naderhand tot ondervoorzit-
ter gepromoveerd werd, nadat Markus

hem als voorzitter van de Maatschappij
was opgevolgd; de leraar W.J. Paimans
trad toen als lid toe), de leraar J.J. Wester
en de inspecteur van de Burgeriijk
Veeartsenijkundige Dienst in Neder-
lands Oost-Indië C.A. Penning.
Het Dagelijks Bestuur werd gevomid
door het viermanschap Schimmel, De
Jong, Markus en Van Esveld. Dit werd
ondersteund door een bureau onder lei-
ding van de heer Z.Th. de Jong van
Arkel, chef van de secretarie van de
Directie van den Landbouw. Daamaast
werd een dames-comité gevormd en
werden er 18 commissarissen aangesteld
tot regeling van ceremoniële, vervoers-
technische of andere ondersteunende ta-
ken.

Via het Ministerie van Buitenlandse
Zaken werden de buitenlandse regerin-
gen uitgenodigd vertegenwoordigers te
zenden en via het Permanent Comité ge-
beurde hetzelfde bij opleidingsinstituten,
belangrijke steden en nationale dieren-
artsenverenigingen. De laatste werden
tevens uitgenodigd landelijke comités in
het leven te roepen en onderwerpen ter
bespreking voor te stellen, alsmede na-
men van rapporteurs. De circa 200 opge-
geven onderwerpen werden door dit Co-
mité gereduceerd tot 32 thema\'s, die in
zes algemene zittingen en vijf sectiever-
gaderingen behandeld moesten worden,
waarbij een evenredige verdeling van de
rapporteurs over Engels-, Frans- en
Duitstaligen werd nagestreefd.
De belangstelling voor het congres ont-
wikkelde zich gunstig. Het aantal deel-
nemers was hoger dan op welk eerder
congres dan ook, rond de 1600, waaron-
der 257 officieel afgevaardigden, af-
komstig uit 44 landen.

Door aanhoudende propa-
ganda in het Tijdschrift en
publicatie van lijsten der in-
geschrevenen lukte het 319
van de 424 leden van de
Maatschappij, dus precies
driekwart, tot deelname te
bewegen, althans het deel-
namegeld ä ƒ 10,- te vol-
doen. Nog twee weken voor
het begin deden Schimmel
en Van Esveld, die samen
ook nog eens de redactie
van het Tijdschrift vorm-
den, een oproep tot de laat-
ste 140 collega\'s die zich
nog niet hadden opgegeven.
De betekenis die zij aan een
algemene deelname toeken-
den, blijkt uit deze oproep:
\'De algemeene deelneming
zou daarom zoo op prijs
worden gesteld, omdat zij tegenover de
buitenwereld en vooral ook tegenover de
Nederlandsche regeering getuigenis zou
afleggen, dat onze veeartsen wel voomit
willen, indien hun slechts de behulp-
zame hand wordt toegestoken. Deze
hand wordt ons thans van regeerings-
wege geboden. Zij heeft de Neder-
landsche veeartsen rijp geoordeeld om
het congres te ontvangen; aan ons nu om
dat vertrouwen te bevestigen. Dit ge-
schiedt door algemeene deelneming; kan
het niet persoonlijk, dan ten minste door
zich als lid te laten inschrijven\'.
Ook een vijftigtal nog studerenden wer-
den als buitengewoon lid ingeschreven.
Het Franstalig programmaboek met
foto\'s van het Kurhaus en het Palace ho-
tel te Scheveningen, waar de sessies en
de meeste ontvangsten en diners plaats-

-ocr page 120-

vonden, gaf het overzicht van alle pro-
gramma-onderdelen en van de vijf ex-
cursiemogelijkheden, waarvan een mid-
dagexcursie naar Rotterdam tijdens het
congres (boottocht door de haven of be-
zoek aan de Rijksseruminrichting) en de
overige meerdaagse die in aansluitend
aan de slotzitting voor de week ema wer-
den aangeboden.

Behalve de openings- en sluitingszittin-
gen waren er zes algemene zittingen en
tien zittingen verdeeld over vijf secties
(Volksgezondheid; Pathologie en bacte-
riologie; Klinische diergeneeskunde;
Zootechniek; Tropische Ziekten).
Op de algemene zittingen werden twaalf
problemen behandeld. Voor elk waren
drie tot acht rapporteurs aangezocht (in
totaal 56). Binnen de secties stonden 91
voordrachten op het programma. Van de
147 sprekers in totaal waren er 18
Nederianders.

Het merendeel der congressisten vertrok
zaterdagmiddags naar Utrecht waar de
Maatschappij ter Bevordering van de
Veeartsenijkunde \'s avonds een concert
aanbood dat in de Stadsschouwburg ge-
geven werd door het Concertgebouw-
orkest onder leiding van Willem
Mengelberg. Op zondagochtend werd
gewandeld door
le vieux Utrecht en na
de lunch volgde
l\'incomparable excur-
sion a travers le vieux Neder-Sticht
die
eindigde in Baam waar werd gedineerd.
Terug in Utrecht kon de avond worden
doorgebracht op de Sociëteit van
Ahsyrtus. Op maandagochtend stond een
bezoek aan \'s Rijksveeartsenijschool op
het programma waar om 11 uur in de
manége de plechtige onthulling plaats-
vond van het borstbeeld van de betreurde
Thomassen. Minister Talma en direc-
teur-generaal Lovink waren aanwezig.
Toespraken werden gehouden door
Kroon, Schimmel, Markus en de praeses
van
Absyrtus, Sigling. Buitenlandse
sprekers waren achtereenvolgens
Arioign uit Lyon, Von Ratz uit
Budapest, Degive uit Brussel, Bang uit
Kopenhagen, Marcone uit Pisa en
Albrecht uit München. Zij allen legden
kransen. Tenslotte aanvaardde minister
Talma voor de Nederlandse staat het
beeld en dankte de oudste zoon van
Thomassen voor de hulde zijn vader be-
wezen.

Na de lunch ging de tocht naar het Gooi,
waar de modelboerderij \'Oud-Bussum\'
werd bezocht en vervolgens naar Am-
sterdam. Het is niet gedocumenteerd
hoevelen gebruik hebben gemaakt van
de excursies die daarop weer aansloten,
hetzij naar Friesland, Groningen en Gel-
derland, eindigend bij de Wageningse
instellingen, hetzij naar Zeeland, waar
onder meer de \'Wilhelminapolder\' op
het programma stond.

Actua

In zijn jaaroverzicht over 1909 kon de
voorzitter van de Maatschappij met trots
uitroepen: \'dit congres was een volledig
succes\'. De Nederlandse veterinaire ge-
meenschap was bemoedigd dat men op
de goede weg was, al moest er nog heel
wat gebeuren voornamelijk op het punt
van de wetgeving die wel was voorbe-
reid maar nog niet behandeld (de herzie-
ning van de wet op het veeartsenijkundig
staatstoezicht en de veeartsenijkundige
politie, herziening van de wet tot rege-
ling van het onderwijs in de veeartsenij-
kunde, een wet op de algemene vlees-
keuring).

Bovendien bleek later dat de penning-
meester de afrekening sluitend had we-
ten te krijgen, hetgeen vooral te danken
was aan een staatssubsidie van ongeveer
vijftig procent van alle gemaakte kosten
die een totaal van circa ƒ 40.000,- be-
droegen.

Drie kloeke delen met het congresver-
slag, verzorgd door de ijverige algemeen
secretaris D.A. de Jong, houden de her-
innering vast. Het zou hem tot zijn dood
in 1925 nog slechts eenmaal vergund
zijn een wereldcongres te organiseren,
en wel dat in Londen van 1914. Dit had
een jubileumcongres moeten worden ter
herdenking van het feit dat Gamgee vijf-
tig jaar daarvoor de reeks geopend had.
Maar het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog veroorzaakte dat het al op
de tweede dag afgebroken moest wor-
den. Het zou tot 1930 duren eer de poli-
tieke antagonisten de geestelijke rust
herkregen hadden om de draad weer op
te nemen en andermaal in Londen te
gaan congresseren. Inmiddels had prof
L. de Blieck de functie van De Jong
overgenomen. Het, aanvankelijk al-
thans, van regeringswege gesubsidieerd
bureau werd van Leiden naar Utrecht
overgeplaatst. De Blieck zou het alge-
mene secretariaat tot 1959, toen het
Permanente Comité opging in de nieuwe
World Veterinary Association, blijven
vervullen. Zijn opvolger als hoogleraar
in de infectieziekten, Jakob Jansen Sr.,
nam toen tevens het algemeen secretari-
aat over, terwijl De Blieck hem nog twee
jaar als tweede secretaris terzijde bleef
staan. Ook Jansen heeft zich tot aan zijn
emeritaat met veel animo aan dit werk
gewijd, zodat gedurende meer dan zestig
jaar vanuit Nederland leiding is gegeven
aan de activiteit bij uitstek van de inter-
nationale veterinaire gemeenschap.

Graag uw aandacht voor de volgende
cursus:

Van onderstaande cursus was in de
voorjaarsbrochure de datum, locatie en
prijs nog niet bekend.

Maag-darmaandoeningen Hond en
Kat; DIARREE

De oorzaak van maag- en/of darmaan-
doeningen bij de hond of de kat is zeer
variabel en kan op een eenvoudige
zichzelf limiterende gastritis of enteri-
tis berusten of op een aandoening die
alleen via uitgebreid onderzoek is vast
te stellen en waarbij zeer specifieke
therapie noodzakelijk is. \'Wanneer
een beperkt onderzoek en wanneer
moet een zeer uitgebreid onderzoek
plaatsvinden?\' is een veelgestelde
vraag. Deze cursus hoopt een zo prak-
tisch mogelijk antwoord te geven, als-
mede op de vraag waaruit een uitge-
breid onderzoek kan of moet bestaan
en hoe dit uit te voeren is onder prak-
tijkomstandigheden. Daarnaast zal
enige achtergrondinformatie gegeven
worden over de uitkomsten van dia-
gnostische stappen en hun relevantie
voor de klinische situatie.

Doelgroep: practici in de gezelschaps-
dierenartsenpraktijk.

Docenten: dr. L.M. Overduin, specia-
list interne geneeskunde GD, drs. J.W.
Garretsen, specialist veterinaire radio-
logie en dr.
I. van der Gaag, specialist
veterinaire pathologie, FdD

Deze cursus zal worden gehouden op
donderdag 28 september 2000 te
Bunnik (00127) van 09.00 tot 17.00
uur, cursusprijs: ƒ 535,- (inclusief
lunch).

Voor informatie en aanmelding van
bovengenoemde cursus kunt u contact
opnemen met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde, Postbus 85205
3508 AE te Utrecht, telefoon: 030-
25 J 73 74 of fax 030-2516490.

-ocr page 121-

Donderdag 5 oktober
Vrijdag 6 oktober
Zaterdag 7 oktober

Congres
Algemene vergadering

Het belooft dit jaar een zeer Boeiend congres te worden.
Communicatie raakt ons allemaal!

Speciaal aandacht voor de veranderende positie van de vrouwelijke dierenarts

Margreet Dolman zal voor een passende afsluiting zorgen.

Discussie op de website KNMvD en meldt u via internet aanll!

Sportdag KN MvD - voetbal: traumaverwerking

Donderdag 5 oktober 2000 zal in het
Zuid-Hollandse Noordwijk het jaar-
lijkse voetbaltoernooi gespeeld wor-
den.

Net als voorgaande jaren zullen dit jaar
studententeams, provinciale teams en
vriendenteams strijden om de felbe-
geerde KNMvD-beker.
In deze editie zal het thema: \'trauma-
verwerking\' centraal staan.
Dat ik zo lang gewacht heb met het
plaatsen van dit stuk, heeft natuurlijk al-
les te maken met het dramatisch verlo-
pen EK 2000. Voor veel voetballiefheb-
bers waren de wonden nog te vers en
men wilde met mst gelaten worden. Dit
soort zaken heeft tijd nodig.
Gelukkig was daar een voor \'oranje\'
gunstig verreden Tour de France, wat
zeker de eerste opvang vergemakkelijkt
heeft. Maar uw coördinator voetbal wil
nu zeker niet achterover gaan leunen na
gedane arbeid. Neen, hij beseft dat een
goede nazorg op lange termijn van es-
sentieel belang is.

Op deze KNMvD-kampioenschappen
zal daarom het nemen van strafschop-
pen een belangrijke plaats innemen. En
wel een dusdanig belangrijke plaats dat
het benutten van \' pinanties\' of kortweg
\'piens\' het verschil kan maken tussen
vroeg naar huis of een finaleplaats.
Dit penaltysysteem kent meerdere voor-
delen:

a. het perfectioneren van de Neder-
landse penalty

b. het wegnemen van de soms wel erg
grote leeftijdsverschillen

c. voortvloeiend uit b: wellicht een ver-
rassende uitslag.

d. het van je aftrappen van fhistraties.
Ik hoop ook dit jaar weer een groot aan-
tal voetballers te kunnen begroeten op:

donderdag 5 oktober
de velden van V.V. SJC
te Noordwijk

Je kunt je opgeven via je eigen aan-
voerder, via het secretariaat van de
KNMvD, of via mij. Hans Caron, coör-
dinator voetbal. Telefoon: 013 -
5082899 of www.leydal@globe.nl.

-ocr page 122-

Alweer voor de veertiende maal wordt
op donderdag 5 oktober 2000 nabij
Hotel Leeuwenhorst te Noordwijker-
hout de Sportdag van de KNMvD ge-
organiseerd.

Wederom zullen de hockeyende vete-
rinairen en aanstaande collegae op
twee kunstgrasvelden strijden om de
Prof. F.C. van der Kaaij-bokaal.
Het vorige toernooi werd te Veld-
hoven gewonnen door één van de twee
teams van de Afdeling Gelderland!

Zoals bekend wordt er een Mixed-
toernooi gespeeld, waarbij de teams
van de Afdelingen aangevuld worden
met ouderejaars veterinaire studenten.

Sportdag KNMvD - hockey

Het is dé gelegenheid voor de in het
veld werkende collegae om kennis te
maken met de aankomende veterinai-
ren. Ook dat is een reden waarom de
Sportdag vooraf gaat aan het jaarlijkse
congres van onze Maatschappij. Even-
als de twee vorige jaren zal ook het
Hoofdbestuur samen met medewer-
kers van het Bureau een team afvaardi-
gen!

Voor u allen actief of niet meer actief
hockeyend voldoende redenen om
zich op te geven!

Opgave bij: R. Back, Dr. ten Bokkel
Huininkweg 30, 7241 HV Lochern, te-
lefoon: 0573 - 252570, e-mail:
ro. back@planet.nl.

Nominaties Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1999

De Hoofdredactieleden van het Tijd-
schrift hebben hun hoofden over de jaar-
gang 1999 gebogen en zijn tot drie no-
minaties gekomen. Zij hebben daarbij
gekeken naar: leesbaarheid, presentatie,
originaliteit, volledigheid, wetenschap-
pelijk belang, praktische toepasbaar-
heid, didactische ftinctie, actualiteit, ei-
gen inbreng, de invloed op de kwaliteit
van de diergeneeskunde en diergezond-
heid, de waarde voor de algemene en
praktische diergeneeskunde en de doel-
groep. Wie de Jaarprijs 1999 heeft ge-
wonnen, zal tot 6 oktober nog geheim
blijven. Alleen al de onthulling hiervan
is reden genoeg om het Jaarcongres te
bezoeken!

Op alfabetische volgorde:
• \'Aviaire leucose een oud probleem in
een nieuw jasje: diagnostische moge-
lijkheden en beperkingen\' van W.L.
Landman (Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:496-502.

De sportlieden onder veterinair Nederland zijn zich al aan het warmlopen, de
bokalen worden alvast gepoetst en de sprekers staan reeds voor de spiegel te
oefenen. Kortom: het Jaarcongres 2000 is in aantocht en dat houdt tevens in
dat de Jaarprijs voor het beste wetenschappelijke artikel dat in 1999 is ver-
schenen in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, weer zal worden uitgereikt.

• \'Capnocytophaga canimorsus-mftc-
ties: een mogelijke dodelijke compli-
catie van bijtwonden\' van A.M.H.
Kramer en D.J. Houwers (Tijdschr
Diergeneeskd 1999; 124: 108-10,

• \'Invloed excessieve calciuminname
tijdens de groei en embryonale ont-
wikkeling op het calciummetabo-
lisme en de skeletontwikkeling van de
hond\' van 1. Schoemaker en H.A.W.
Hazewinkel (Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:559-65.

De uitreiking van de Jaarprijs
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1999
vindt plaats op vrijdagochtend 6 okto-
ber 2000 in de Leeuwenhorst te
Noordwijkerhout.

Julinummer The Veterinary Quarterly veelzijdig

Editorial

Hazard Analysis and Critical Control
Point (HACCP) approach and food
safety, as well as Legislation;
G.H.
Wentink, and W. Edel.

Report

Highly cited article published in The
Veterinary Quarterly;
Th.A.M. Elsing-
horst, and W. Sybesma.

Epidemiology

The use of skin delayed-type hyper-
sensitivity as an adjunct test to diag-
nose brucellosis in cattle: a review; Z.
Bercovich.

Pharmacology

Field evaluation of efficacy and
tolerance of a 2% marbofloxacin injec-
table solution for the treatment of re-
spiratory disease in fattening pigs;
E. Thomas, E. Grandemange, P.
Pommier, S Wessel-Robert, and J.L.
Davot.

Het juli-nummer van The Veterinary Quarterly is een goed gevulde uitgave
geworden, met een grote veelzijdigheid aan onderwerpen.

Prevention of pleuropneumonia in
pigs by in-feed medication with sulp-
hadimethoxine and sulphamethoxa-
zole in combination with trimethop-
rim;
M.J.B. Mengelers, H.A. Kuiper,
A. Pijpers, J.H.M. Verheijden, and
A.S.J.P.A.M. van Miert.

-ocr page 123-

Nutrition

Time courses of plasma magnesium
concentrations and urinary magnesium
excretion in cows subjected to acute
changes in potassium intake;
J.Th.
Schonewille, A.Th. van \'t Klooster, H.
Wouterse, and A. C. Beynen.

Oncology

Primary and metastatic carcinomas in
the digits of cats;
J.S. van der Linde-
Sipman, and Th.S.G.A.M. van den Ingh.

Epidemiology

Production performance and pruritic
behaviour of pigs naturally infected by
sarcoptes scabiei var. suis in a contact
transmission experiment;
A R. W.
Eibers, P.G.M. Rambags, H.M.J.F.
van der Heijden, and W.A. Hunneman.

Vaccinology

Prevention of transplacental transmis-
sion of moderately-virulent classical
swine fever virus after single or double
vaccination with an E2 subunit vaccin;

T

A.J. de Smit, A. Bouma, E.P. deKluijver,
C. Terpstra, andR. J.M. Moormann.

Neurology

Fibrocartilaginous embolism of the
spinal cord (FCE) in juvenile Irish wolf-
hounds;
K. Junker, Th.S.G.A.M. van den
Ingh, M.M. Bossard, and J.J. van Nes.

Bacteriology

Characterization of Escherichia coli
isolated from adult horses with and
without enteritis;
E. van Duijkeren,
A.J.A.M. van Asten, and W. Gaastra.

Virology

Isolation and characterization of por-
cine circovirus type 2 from pigs
showing signs of post-weaning multi-
system wasting syndrome in the
Netherlands;
G.J. Wellenberg, S.
Pesch, F.W. Berndsen, P.J. G.M.
Steverink, W. Hunneman, T.J.K, van
der Vorst, N.H.M.T. Peperkamp, V.F.
Ohlinger, R. Schippers, J.T. van
Oirschot, and M.F. de Jong.

Neurology

Cerebellar cortical abiotrophy in two
Portuguese podenoco littermates;
S.E.
van Tongeren, I.K. van Vonderen, J.J.
van Nes, and T.S. G.A.M. van den Ingh.

Immunology

Using serum amyloid A to screen dairy
cows for sub-clinical inflammation;
H.J. Karreman, G.H. Wentink, and Th.
Wensing.

Anaesthesiology

The effect of intravenous medetomid-
ine on pupil size and intraocular pres-
sure in normotensive dogs;
A-M.J.
Verbruggen, L.C. Akkerdaas, L.J.
Hellebrekers, and F. C. Stades.

Neem ook een abonnement! Voor
KNMvD-leden is The Veterinary
Quarterly verkrijgbaar voor een spe-
ciale, gereduceerde prijs. Meer infor-
matie is te verkrijgen bij mevrouw J. van
Velthuizen, telefoon: 030 - 25I0III of
e-mail: j.
v. velthuizen@knmvd. nl

Veehouder en Dierenarts, juli 2000

Een rundveepraktijk in het zuid-oos-
ten van Frankrijk

Veehouder en dierenarts varen wel bij
abonnementensysteem
In deze aflevering van Veehouder en
Dierenarts een persoonlijke sfeerteke-
ning van het boerenleven in het zuid-
oosten van Frankrijk. Dierenarts Maria
Morselt geeft een beeld van de praktijk
waarin zij werkt. Bijzonder prettig is
de relatie tussen veehouder en dieren-
arts, onder andere door het abonne-
mentensysteem dat ze hanteren.
Alhoewel de meeste bedrijven in haar
praktijk kleinschalig zijn - en dus anders
dan de Nederiandse bedrijven - valt er
toch iets te leren van de Franse boeren:
het leveren van toegevoegde waarde
door de productie van lokale kwaliteits-
producten. Hierdoor zijn ze minder ge-
voelig voor prijsschommelingen.

Voor en nadelen driewekensysteem

Grote koppels biggen uit weinig zeugen
Eén week werken en twee weken rust.
Grote koppels biggen uit een bedrijf
met weinig zeugen. Het ideaalbeeld
van het zogenaamde driewekensys-
teem. Klopt dat wel? De auteurs be-
schrijven een aantal voor- en nadelen
aan de hand van een praktijkvoorbeeld.

Belangrijke Cumboro-zaken

Een hardnekkig zomerprobleem
Mondiaal gezien is de ziekte van
Gumboro, of in het Engels \'infectious
bursal disease (IBD), na
aviaire influ-
enza
(vogelpest) en Newcastle disease
(pseudovogelpest) de belangrijkste vi-
rusziekte bij pluimvee. Alhoewel deze
virusziekte in alle jaargetijden kan
voorkomen, is in de afgelopen jaren
gebleken dat de meeste uitbraken in de
zomer plaatsvinden. Aan het begin van
de zomer daarom aandacht voor en-
kele belangrijke Gumboro-zaken.

Zomereditie Veehouder en Dierenarts is uit!

Het julinummer 2000 van Veehouder en Dierenarts is weer volop te krijg in de
dierenartsenpraktijk. Een echt zomernummer, met een sfeertekening van een
dierenarts in Frankrijk, een bijdrage over emigreren naar Amerika, het drie-
wekensysteem dat weinig in Nederland wordt toegepast, maar wel in
Frankrijk, enzovoort. Een enthousiast geschreven editorial van Ellen van
Leeuwen gaat over de ontwikkeling van groepspraktijken. Maar ook echte
vakgerichte artikelen sieren dit nummer met wetenswaardigheden over
Gumboro en huidmadenziekte. En natuurlijk treft men ook de seizoensge-
bonden bedrijfsadviezen aan. \'Some things never change\', gelukkig maar.

Myiasis of huidmadenziekte

Om ziek van te worden!
Myiasis of huidmadenziekte is een ver-
velende aandoening die in Nederland
vrijwel alleen bij schapen voorkomt.
Het is een echte zomerziekte, hoewel de
eerste gevallen zich ook al in april kun-
nen voordoen. Myiasis wordt in Neder-
land veroorzaakt door de vlieg
Lucilia
Sericata
of \'groene vleesvlieg\'. De
ziekte verioopt snel en eindigt, indien
niet op tijd ontdekt, niet zelden fataal.
Infecties die niet dodelijk veriopen, lei-
den tot groeiverlies, karkasbeschadi-
ging, verminderde wolopbrengst en
leerschade.

Paardenmelkerij

Merriemelk als medicijn?
Op de vraag of ze zelf paardenmelk
drinkt, antwoordt ze gedecideerd: \'Nee,
want ik mankeer niks!\' Toch komt Sil-
vianne Hoogendijk er dagelijks mee in
aanraking, want deze 22-jarige Waar-
denburgse heeft een ongebruikelijke
professie: paardenmelkster. Over de ge-
neeskrachtige werking van dit product is

-ocr page 124-

veel gepubliceerd. Tot op heden is de
medische wetenschap er echter met een
grote boog omheen gelopen. Reden:
niemand uit die kringen heeft zich ooit
gewaagd aan officieel, serieus weten-
schappelijk onderzoek. Onomstotelijk
bewezen \'officieuze\' feiten dienen der-
halve te worden genegeerd.

Emigreren naar Amerika

\'Dag vader en dag moeder...\'
Is Amerika het beloofde land voor
melkveehouders uit Nederland? Een
retorische vraag, maar feit is dat na
een piek van emigratie in de jaren vijf-
tig, zich ook nu weer een dergelijke
periode lijkt aan te dienen. De toe-
komst hier is onzeker. Investeren doe
je met name in het milieu, en de kan-
sen voor jonge boeren worden kleiner.
Niets nieuws, maar moeten we ons
heil gaan zoeken in de VS? Deze
vraag stelde tal van veehouders uit
Nederland zich bij de bijeenkomsten
die in februari jongstleden plaats had-
den in de Meem, Heerenveen,
Eindhoven en Deventer. Daar hield
Vebra-Hoff Dairy Development haar
betoog en vond er honderden aan-
dachtige luisteraars. Een verslag.

Boekbespreking

Handelsman in Vee en Vlees
De belevenissen van Louis de Wijze
De Wijze verhaalt en Schon wetter
schrijft. Allerlei wetenswaardigheden
betreffende de rol van de Joodse fami-
lies in de vooroorlogse vee- en vlees-
handel zijn te boek gesteld.

Voor meer informatie over het blad
Veehouder en Dierenarts of voor abon-
nementen ten behoeve van trouwe cliën-
ten: mevrouw S.H. Umans, tel. 030-
2510111 of e-mail veeh.en.dierenarts
@knmvd.nl

e

Geachte collega Beijer,

Als er onder de twaalf databanken in
Nederland (en 200 wereldwijd) een
databank was geweest die

• 24 uur per dag wereldwijd in de mo-
deme talen bereikbaar is

• gratis is, voor eigenaar en dierenarts

• de data laat beheren (tot en met vol-
ledig verwijderen!) door de eigena-
ren zelf

• per intemet en waptelefoon bereik-
baar is

• een secure server is

• voldoet aan de wet persoonsregistra-
tie

• geen naam, adres, woonplaats, tele-
foon of e-mailnummers ter beschik-
king stelt of verkoopt

• geen dertig procent vervuiling/jaar
accepteert van het databestand

• ook de oude transpondemummers.

Reactie transponder-registratiefirma

tatoeagenummers, of oorflapnum-
mers accepteert
• aangesloten is bij de Nederlandse en
Europese overkoepelende organisa-
tie van databanken

dan had ik www.petlook.nl en www.
petlook.com niet in het leven geroe-
pen.

De Petlook-optie, dat ook het veteri-
nair/medisch dossier via intemet ge-
koppeld is aan het dier, zijn dierenarts
en zijn eigenaar, is uniek en gepaten-
teerd. De rest is bestaande technologie.

Met collegiale groet,

Bulle Koster
e-mail: info@petlook.com

ngezonden

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline1)

15-09-2000 maandag 28-08-2000
01-10-2000 maandag 11-09-2000
15-10-2000 maandag 25-09-2000
01-11-2000 maandag 16-10-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Dijck, M.W.J. van; 2000; 5871 CE
Broekhuizenvorst; Blitterswijckseweg 20.
Dortmont, A.N.R.M. van; 2000; 1852 PT
Heiloo; Vermewatersweg 16A.
Gijsen, E.J.M.; Gem- 2000; 6097 NL Heel; De
Peel 7.

Hagenaar, M.; 2000; 6034 RD Nederweert
Gebleektendijk 15.

Huttenhuis, Mevr. B.T.; 2000; 3706 AA Zeist
Laan van Vollenhove 94.
Nijhoving, Mevr. G.H.; 1999; 5087 TA Diessen
Heikant 6.

Scheele, Mevr. M.W.C.; D- 1995; D-48599
Gronau (Duitsland); Iltisstrasse 71.
Spamaaij, Mevr. A.M.; 2000; 3581 WH Utrecht:
Kweekstraat 5.

Riel, R.H.D. van; 2000; 3514 CB Utrecht
Adelaarstraat 29bis.

Sloots, B.A.; Gent- 2000; 9679 EV Scheemda
Narcisstraat 14.

Veer, J. van der; 2000; 3572 HZ Utrecht
Takstraat 11.

Vlerk, P. van der; Gent- 2000; 2871 AC
Schoonhoven; Tiendweg 22.
Willigen, Mevr. W.M. van; 2000; 3993 RM
Houten; Halsterveld 32.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heefl het
Hoofdbestuur aangenomen:

Berghuis, Mevr. J.M.; 1999; L-6432 Echtemach
(Luxemburg); 1, Rue Dierwies.
Dop, Mevr. P.Y.; 2000; 3572 XM Utrecht; M.A.
de Ruyterstraat 7 bis.

1  interactief is (we leven in 2000, niet
in de tachtiger jaren)

• ongebonden is (ik wantrouw in deze
computerfirma\'s, regeringsinstan-
ties, fokkerijgroeperingen, verzeke-
ringsmaatschappijen en dergelijke)

-ocr page 125-

Mcsu, A.P.; Gent-1999; D-49356 Diepholz
(Duitsland); Mühlenstrasse 5A.
Smolders, A.A.J.; 1999; 3552 GS; Walnootstraat
11 bis.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Bruijn, Mevr. N.D. de; 3553 RG Utrecht;
Voltastraat 11.

Danhof, Mevr. C.F.R.; 3584 ZH Utrecht; Enny
Vredelaan231.

Hoenderken, H.O.; 3514 VF Utrecht; Abr.
Bloemaertstraat 2.

Moors, Mevr. I.M.M.; 3523 XV Utrecht; Oud
Wulvenlaan 53.

Schaper, W.J.; 5482 PV Schijndel; Chrysanthof 2.
Overleden:

Op 2 mei 2000 T. van der Laan te Leeuwarden
Jubilea:

15 augustus Mevr. L.C.M. Beukers-Schröder te
Vosselaar (België), aanwezig, 30 jaar.
1 september L. Karens te Geesteren (Gld), afwe-
zig, 30 jaar.

1 september J.C. Hekman te Maarssenbroek, af-
wezig, 25 jaar.

2 september J.A. Jongebreur te Oudeschild, aan-
wezig, 35 jaar.

2 september L.F. den Houter te Hellendoom, af-
wezig, 35 jaar.

4 september A. Zikken te Enschede, aanwezig,
30 jaar.

4 september R.H.G. Aalfs te \'s-Heerenhoek, on-
bekend, 30 jaar.

8 september Th.F. Krabbenborg te Ravenstein,
afwezig, 35 jaar.

11 september F.L.M. Konings te Beek en Donk,
aanwezig, 30 jaar.

11 september C.Th.A. Straver te Snelrewaard,
afwezig, 30 jaar.

11 september H.G. Ricnks te Italië, afwezig, 30
jaar.

13 september A.J.E. Janssen te Ulft, afwezig, 30
jaar.

Voor het dierenartsenexamen van 31 mei 2000
zijn geslaagd:

Veer, J. van der
Zandvliet, M.M.J.M.

Voor het dierenartsenexamen van 30 juni 2000
zijn geslaagd:

Aldaibis, A.R.
Dortmont, A.N.R.M. van
Gastel, Mevr. C.J.J.M. van
Janssen, A.B.M.
Landman, B.
Menkhorst, Mevr. H.A.
Pot, S.A.
Riel, R.H.D.

Toom, Mevr. F.E. van der

Voor het dierenartsenexamen van 7 juli 2000
zijn geslaagd:

Ditshuizen, Mevr. E.J. van
Dijkstra, Mevr. H.W.
Huttenhuis, Mevr. H.B.T.
Jaarsma, Mevr. A.D.C.
Jongbloets, Mevr. A.M.C.
Ligtenberg, Mevr. E.

Mutaties:

Abee, M.J.; 1997; 6031 GP Nederweert;
Tichelveld 36; tel. privé: 0495-460608; fax privé:
0495-460608; E-mail privé:
michel.abee @het
net.nl;
p., medew. bij O.J.M. Schreurs, Grey-
danus, Y en C.J. Pel.

T

* Aldaibis, A.R.; 2000; 1052 DE
Amsterdam; De Wittenkade 373; tel. privé:
020-4750325; wnd.d.

Aemout. N.M.J.; 1998; Dy8 lAG West
Midlands, Stourbridge (Verenigd Konink-
rijk); 40/42 Market Street; p., medew. bij R.
Dunwell; tel. prakt.: 00^4-1384-395354; fax.
prakt.: 00-44-1384-441663.

Beens, F.P.C.M.; 1982; 2910 Essen;
Nieuwmoersesteenweg 12;
tel. privé: 0032-6
53220691; E-mail privé: fbeens@tip.nl.

Benders, M.M.J.L.; 1970; Andreasstrasse
14; 52538 Selfkant (Duitsland); tel. privé: 00-
49-2456504813; d.

Bentrop, J.B.; 1965; lot 5, Pearcestreet, 2575
HILL TOP, N.S.W.; Australië;
tel. privé: 00-61-
2^889-8978;
E-mail privé: taothai(SJbigfoot.com;
r.d.

Berghuis, Mevr. J.M.; 1999; L-6432
Echternach (Luxemburg); 1, Rue Dierwies; tel.
privé: 00-352-729799; p., medew. Ph. Arnold;
tel. prakt.: 00-352-7203641
(toev. als lid).

♦Broek M.J.M. van den; 1971; 7573 AZ
Oldenzaal; Landrebenlaan 22; tel. privé: 0541-
523169;
tel. bur.: 0575-588100; fax bur.: 0575-
588200; E-mail bur.: matthe.van.den.broek(«
inspectwv.nl; d. bij Inspectie W&V/KvW
Dienst Oost te Zupthen;
Specialist Volks-
gezondheid.

Brombacher, B.T.C.; 1986; 8711 JC
Workum; Raardaburren 9; tel. privé: 0515-
541651; fax privé: 0515-541828; E-mail
privé: brombacher@wxs.nl; k.d. R.V.V.; tel
bur.: 058-2134355; fax bur.: 058-2159152;
E-mail bur.: b.t.c.brombacher@rvv.agro.
nL

♦Buijsert, Mevr A.; 2000; 3582 GL
Utrecht; Koningsweg 106; tel. privé: 030-
2541892;
E-mail privé: alice_buijsert@hot
mail.com; wnd.d.

Buitink, Mevr I.J.; 1996; 4328 CA Burgh-
Haamstede; Christinastraat 5; tel. privé:
0111-650055; fax privé: 0111-650088; p., me-
dew. bij M.K. Buth en F.C.M. Schipper.

Caron, J.P.C. ; 1991; 5131 RE Alphen
(N.B.); Hondseind 2; tel. privé: 013-5082899;
p., medew. bij A.C.L.M. Aarts, P.M.M. Dirven
en P.C.M.W. Plasschacrt.

Derijks, Mevr P.M. ; 1998; 2988 BA
Ridderkerk; Rijkstraatweg 5; tel. privé:
0180-424677; p.,
medew. D.A.P. Ridderkerk.

Dijk van, A.J.; 1987; 5422 BJ Gemert;
Horst 71; tel. privé: 0492-367407; wet. medew.
CCL- Nutricontrol Cehave-Landbouwbelang; tel.
bur.: 0413-382739; fax bur.: 0413-382141; E-
mail bur.: albert.van.dijk.@ccl-nutricontrol.nl;
Specialist Veterinaire Diervoeding.

Dijkerman, Mevr N.A.; 1992; 7011 HA
Gaanderen; Frans Roesstraat I; tel. privé: 0315-
325604;
E-mail privé: mark-meijer@wxs.nl;
wnd.d.

*Ditshuizen, Mevr. E.J. van; 2000; 3731
JN De Bilt; Hessenweg 160A; tel. privé: 030-
2201287; E-mail privé: lvditshuizen@hot
maii.com; wnd.d.

Dop, Mevr. P.Y.; 2000; 3572 XM Utrecht;
M.A. de Ruyterstraat 7 bis; tel. privé: 030-
2732742; d.
(toev. als lid).

♦Dortmont, A.N.R.M. van; 2000; 1852
PT Heiloo; Vennenwatersweg 16A; tel. privé:
072-5336369; wnd.d.

»Dijkstra, Mevr. H.W.; 2000; 3512 PH
Utrecht; Lange Nieuwstraat 14 bis; tel. privé:
030-2313590; E-mail: hwdijkstra@hotmail.
com; wnd.d.

Frens, Dr. J.; I964;U-1971; 6572 AH Berg
en Dal; Stollenbergweg 230; tel. privé: 024-
6631218;
E-mail privé: frens.003@planet.nl;
d. bij Intervet Intern. B.V.; tel. bur.: 0485-
587600; fax bur.: 0485-577333.

♦Gastel, Mevr. C.J.J.M. van; 2000; 3521
CN Utrecht; Bolkbeekstraat 43; tel. privé:
030-2935682; E-mail privé: claudiavangas-
tel@ hotmail.com; wnd.d.

*Gerwe, T.J.W.M. van; 2000; 3583 XE
Utrecht; Nassaustraat 4A; tel. privé: 030-
6590036; E-mail privé: t.j.w.m.vangcrwe@12
move.nl; wnd.d.

Heer de, E; 1964; 5213 HS \'s-
Hertogenbosch; Boterweg 49;
tel. privé: 073-
6447320;
fax privé: 073-6447321; hoofd produc-
tie/bedrijfsdierenarts Varkens K.I. Noord-Brabant
B.V.; tel. bur.: 0411-648800; fax bur.: 0411-
648806; E-mail bur.: ed.deheer@cvz-groep.nl.

Heijden, Mevr. W.J.R. van der; 7722 LM
Dalfsen; de Weitjes 14; tel. privé: 0529-
402360; docent/consultant veehouderij Chr.
Agr. Hogeschool Dronten; tel. bur.: 0321-
386100; fax. bur.: 0321-313080; E-mail bur.:
hei@:cah.nl.

Houten, Mevr. D. van; 1995; 3602 XJ
Maarssen; Ticheloven 14; tel. privé: 0346-
579180;
fax privé: 0346-579018; E-mail privé:
d.v.houten@worldonline.nl; dir. Artemis vet.
adviesbureau; tel. bur.: 0346-579018; fax bur.:
0346-579018; E-mail bur.: d.v.houten@world
online.nl.

»Huttenhuis, Mevr. B.T.; 2000; 3706 AA
Zeist; Laan van Vollenhove 94; tel. privé: 030-
6945012; E-mail privé: hhuttenhuis@hot
mail.com; wnd.d.

*Jaarsma, Mevr. A.D.C.; 2000; 3514
VW Utrecht; Floris Heermalestraat 10; tel.
privé: 030-2760771; wnd.d.

♦Janssen, A.B.M.; 2000; 3583 JT
Utrecht; J.W. Frisostraat 20; tel. privé: 030-
2513331; E-mail privé: abmjans$en@hot
mail.com; wnd.d.

♦Jongbloets, Mevr. A.M.C.; 2000; 5049
BM Tilburg; Mascagnistraat 14; tel. privé:
013-4560608; wnd.d.

Kampman, G.; 1999; 7006 EB
Doetinchem; Henry Dunantlaan 89;
p., medew.
bij
G.C.M. Jansen, L.A. Kaalberg en S.O.
Raemakers; tel. prakt. 0314-684755.

Koch, Mevr H.T.; 1977; 1602 KC Utrecht;
Langclaan 57; tel. privé: 0228-314835; vet.
adv.; E-mail bur.: h.koch@id.wag-ur.nl.

♦Landman, B.; 2000; 3554 GL Utrecht;
Zwanenvechtlaan 40; tel. privé: 030-2448643;
E-mail privé: blandman@casema.net; wnd.d.

♦Ligtenberg, Mevr. E.; 2000; 3554 HH
Utrecht; Prinses Irenelaan 144; tel. privé:
030-2421646; E-mail privé: gerdientje@hot
mail.com;wnd.d.

Lockhorst, Mevr. M.; 1992; 5521 AZ
Eersel; Dijk 30; tel. privé: 0497-515578; fax
privé: 0497-519278; E-mail privé: m@lock
horst.tmfweb.nl; dir.
Spoedkliniek voor dieren
Amsterdam B.V..

Lohuis, Dr. J.A.C.M.; 1985; U- 1989; 49240
Avrillé (Frankrijk); Domaine de LÉtang, 5
Allée William Turner; tel. privé: 00-33-241-
338382/00-33-6-88381071;
Programma hoofd R
& D, Intervet Pharma R&D;
tel. bur.: 00-33-241-
228260; E-mail bur.: jo$.lohuis@intervet.com.

♦Menkhorst, Mevr H.A.; 2000; 3514 VX
Utrecht; Fl. Heermalestraat 36; tel. privé:
030-2721378; wnd.d.

Mesu, A.P.;Gent- 1999; D-49356 Diepholz
(Duitsland); Mühlenstrasse 5A; tel. privé: 00-49-
5441-592757; E-mail privé: pieter-mesu@hot-
mail.com; p., medew. bij Dr. B. Kiene; tel. prakt.:
00-49-5492-970100; fax. prakt.: 00-49-5492-
9701II (toev.
als lid).

-ocr page 126-

Nout, Mevr. Y.S.; 1999; 43212 Columbus
OH (U.S.A.); 1210 Chambers Road Apt.
316A; tel. privé: 00-1-614-487-1083; E-mail
privé: ysnout^hotmail.com; resident in
Equine Medicine, College of Vet. Med., The
Ohio State University; tel. bur.: 00-1-614-
292-6661.

Oosterga-Land, Mevr J.A.; 1999; 8161 BD
Kampen; Buiten Hofstraat 37; tel. privé: 038-
3327900; E-mail privé: oosterga@knoware.nl;
d. bij Chr. Agr. Hogeschool Dronten; E-mail
ooj@cah.nl.

Ooteman, Mevr. D.; 1999; 3562 EE
Utrecht; Theemsdreef 18; tel. privé: 030-
2713151;
E-mail privé: dooteman@hotmail.com.

*Pot, S.A.; 2000; 3523 CG Utrecht;
Briljantlaan 74; tel. privé: 030-2542267;
wnd.d.

*Riel, R.H.D. van; 2000; 3514 CB
Utrecht; Adelaarstraat 29 bis; tel. privé:
2763637; E-mail privé: r.h.d.vanriel@het
net.nl; wnd.d.

*Roeterdink, M.C. ; 2000; 3993 RM
Houten; Halsterveld 32; tel. privé: 030-
2896304; E-mail privé: wwilligen@world
base.nl.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der ; 2000;
5654 DK Eindhoven; Bennekelstraat 138; tel.
privé:
040-2570744; E-mail privé: mendely-
vander$anden@hotmail.com.

Smolders, A.A.J.; 1999; 3552 GS Utrecht;
Walnootstraat 11 bis;tel. privé: 030-2431715;d.
(toev.
als lid).

Stokvis, Mevr. A.; 1999; 6701 AH
Wageningen; Gerdessn^t 73; tel. privé: 0317-
427356; E-mail privé: sandrastokvis@hotmail.
com; p.;
D.A.P. Churchillweg; Churchillweg
11; 6707 JA Wageningen; tel. prakt.: 0317-
415644.

»Thissen, Mw. S.J.P.; 2000; 3572 ZR
Utrecht; Buys Ballotstraat 13;
tel. privé: 030-
2723872;
E-mail privé: s_thissen@yahoo.com;
wnd.d.

Timmer, Mevr M.; 1995; 4942 DM
Raamsdonksveer; Simon Vestdijkstraat 48; tel
privé: 0162-521085; E-mail privé: gillissen.tim-
mer@wxs.nl; p., geass
.met K. Hesseling,
G.H.M. Raamsteeboers en S.Tj. Westendorp;
tel. prakt.: 0162-683650.

♦Toorn, Mevr, F.E. van der; 2000; 3524
AT Utrecht; Texel 203; tel. privé: 030-2899250;
wnd.d.

*Veer, J. van der; 2000; 3572 HZ
Utrecht; Takstraat 11 ; tel. privé: 030-2720357;
E-mail privé: j.vandervecr@worldonline.nl;
p., medew. bij D.K. Bron; tel. prakt.: 072-
5112133.

Velde, L.F. van de; 1978; Koeriersdnst
Zimbabwe Min. BZ., Pb 20061; Lecturer
Universiteit Zimbabwe, Harare; tel. bur.: 00-
263-4-303211; fax bur.: 00-263-4-333407.

Weber, M.F.; 1994; 8701 XV Bolsward;
Barber Yntjesstraat 19; tel. privé: 0515-576519;
d. G.D.; Afd. Rundergezondheidszorg, loc.
Drachten; tel. bur.: 0512-570700; fax bur.:
0512-520013;
D.B.R. ( Liverpool.).

Weerd,F.J.; 1997; 10 Clyde Street Tokoroa;
Nieuw Zeeland; tel. privé: 00-64-7-8865651; E-
mail privé: drsbremmer@hotmail.com;
extra E-
mail privé: eddy.deweerd@xtra.co.nz;
p.; me-
dew. bij South Waikato Vet. Services; tel. prakt.:
00-64-7-886-6413; fax prakt.: 00-64-7-886-7264.

Westland, Mevr, M.M.J.L;1995; 3532 CJ
Utrecht; Bilderdijkstraat 62; tel. privé: 06-
21255235.

♦Zandvliet, M.M.J.M.; 2000; 3705 ZK
Zeist; Warande 132; tel. privé: 030-6951409;
wnd.d.

KNMvD

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

Augustus

16—30 Symposium on Robotic Milking in
Lelystad. Information: www.agro.nl/pr/ro-
boticmilking or Symposium Robotic
Milking, c/o Congresbureau Flevoland,
P.O. Box 391, NL-8200 AJ Lelystad, the
Netherlands, tel.: 31-320-247826, fax:
31-320-227790, e-mail: tcb@tcbnet.nl

21—24 Congres European Association of
Animal Production, Nederlands Congres
Centrum, Den Haag. Meer informatie:
http://eaap2000.wau.nl of via het organizing
committee, tel.: 026-3898700, fax: 026-
3898777, e-mail: eaap2000@alg.vfwau.nl

29—2 sept. AAV Annual Conference & Expo
(Association of Avian Veterinarians),
Portland, Oregon USA. Contact: 303 756-
8380, www.conferenceofrice.com/aav of
voor extra informatie: N.J. Schoemaker,
tel.: 030-2531384, fax: 2518126, e-mail:
N.J.Schoemaker@vet.uu.nl

30—2 sept. Fourth World Congress of Veterinary

Dermatology, San Francisco (USA). For
more information, write to or contact:
Meeting Makers Inc., 2320 Taraval Street,
San Francisco, CA 94116, USA. Phone: 00 1
888 684 6577 or 00 1 415 731 9916. Fax: 00
1 415 731 9902. E-mail: eneuschatz@mee
tingmakers.com. Internet: http://www.mee
tingmakers.com/wcvd

September

1 11th Intemational Symposium \'Tropical
Animal Health and Production\'. Theme:
Diagnosis and control of transboundary in-
fectious diseases in southern Africa.
Faculty of Veterinary Medicine, Office for
Intemational Cooperation, PO Box 80.163,
NL 3508 TD Utrecht, Telefax: 31(0)30-
2531815, E-mail: bic@vet.uu.nl.

6—10 31st Intemational Congress on the
History of Veterinary Medicine of the
World Association for the History of
Veterinary Medicine (WAHVM) in Bmo,
Czech Republic. Contact: VETEDUCA
Ltd., Mirko Treu DVM, Moravske nam.
13, CZ-602 00 Bmo, fax 420 5 41248268,
e-mail veteduca@sky.cz, http://www.libra
ry.vet.uu.nl/~wahvm.

13—16 British Equine Veterinary Association
Congress 2000, ICC Birmingham. Further

Dix & Fortuin

helpt 11 over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (Ü30) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 127-

information: BEVA Congress Office, 5
Finlay Street, London, SW6 6HE, UK, tel.:
44-(0)20-7610 6080, fax: 44(0)20-7610
6823, e-mail: bevauk@msn.co.uk, website
at http://www.beva.org.uk.
16 Dag Buiatrie 2000, Crowne Plaza Hotel,
Brugge. Informatie; Secretariaat Vlaamse
Buiatrie Vereniging, dr. Wim Hollanders,
tel.: 32-2-3709402.
19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18 th Meeting of the
European Society of Veterinary Pathology.
Congressecretariaat: KNMvD, t.a.v. Maijo-
lijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht,
the Netherlands. Tel.: 31 30 2510111, fax:
31 30 2511787, e-mail: m.fijten(gknmvd.nl
23 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-

kende Dierenartsen, Wageningen.
23 Vedias Najaarsdag voor dierenartsassis-
tenten, FdD, Utrecht, collegezaal Kliniek
voor Gezelschapsdieren. Onderwerpen:
\'groeistoornissen\' en \'EHBO\'. Informatie:
Cyrilla Pulmans, tel/fax: 030-6038284 of

Irma Wensink, tel/fax: 0578-627706.

27—28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Brugge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-36713I, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort(a!gom
wvl.be, intemet: http://hobbes.rug.ac.be/~pe
ter.fab2000.html

28—1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT. Tel.:
44 207 636 6541, fax; 44 207 436 2970, e-
mail: bvahq(gbva.co.uk

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Augustus

24 Afscheidsreceptie Aleid Lubberink in de
Oranjerie te Doom, van 15.00 tot 20.00 uur.
Bijdrage receptie/donatie afscheidscadeau op
bankrekeningnr 057.46.12.823 t.n.v. L.M.
Overduin, o.v.v. \'afscheidsreceptie Aleid
Lubberink\'.

September

5 Intervisiebijeenkomst Rund (groep 10),
Restaurant Op de Vos te Nieuwstad, aan-
vang: 20.00 uur.

14 Ledenvergadering Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren. Aanvang: 20.00 uur.

14 Ledenvergadering Groep Pluim veeweten-
schappen, aanvang: 14.00 uur, locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer.

14 Vergadering Afdeling Noord-Holland om
20.30 uur in Hotel Restaurant Purmerend,
Purmerenderweg 232 te Purmerend.

14 Vergadering Afdeling Utrecht om 20.15
uur in Het Oude Tolhuys, Weg naar
Rhijnauwen 13-15 te Utrecht.

19 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund op de Faculteit der Diergeneeskunde
met als onderwerp: mastitis. Aanvang;
13.30 uur.

B ^ Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
ondenvijs en onderzoek. De 14 faculteiten, •
21 onderzoekscholen en 3 S opleidingen bieden ;
studmten en medewerkers boeiende mogelijk-
j
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
I
Wetenschappelijke traditie, moderne technic- !
ken en op de toekomst gerichte programma\'s
dragen daaraan verder bij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6.800 personeels- !
leden en een budget van ruim 1 miljard \'
gulden vormt de universiteit de spil in i

Utrecht kennisregio. Vanuit deze positie
in Midden-Nederland onderhoudt zij een \'
gevarieerd contactaipatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
www.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
nneld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
ais mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

, Faculteit der Diergeneeskunde
De faculteit der Diergeneeskunde is de enige in
Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccredi-
teerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts/specialist
in opleiding (
v/m)

veterinaire patiiologie

U gaat werken bij de Hoofdafdeling
Pathologie. Deze hoofdafdeling verzorgt het
onderwijs in de pathologie vanaf het tweede
studiejaar in alle studiejaren. Het wetenschap-
pelijk onderzoek van de hoofdafdeling is
geconcentreerd rond het programma Topo-
graphic Pathobiology of defense, growth and
differentation. Uw opleiding bestaat uit een
eerste deel van twee jaar, waarin scholing
plaatsvindt op het gehele gebied van veterinaire
pathologie en een tweede deel van twee jaar,
waarin meer specialistische kennis en vaardig-
heden verworven worden op het gebied
van de pathologie der huisdieren en een
onderzoekstage van 6 maanden gepland is.
Literatuurstudie en eigen initiatieven vormen
een belangrijke voorwaarde voor deze
\\ opleiding.

Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg,
onderwijs aan co-assistenten en onderzoek.
Er moeten in het tweede deel twee publicaties
geschreven worden.

Wij vragen een dierenarts. Ook zij die dit jaar
afstuderen, komen voor de functie in aanmer-
king. U bent in staat uw werkzaamheden
zelfstandig en efficiënt te organiseren. Daarnaast
beschikt u over een grote inzet, doorzettings-
vermogen, goede sociale vaardigheden en een
kritische houding ten aanzien van de eigen
persoonlijke kwaliteit.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor vier jaar. De omvang van de functie is
100%. Uw salaris bedraagt in het eerste jaar
ƒ 2 398,- en loopt op tot ƒ 4077,- bruto per
maand in het vierde jaar. U ontvangt tevens per
1 september 2000 een toelage van resp. ƒ 700,-
(eerste jaar), ƒ 500,- (tweede jaar) en ƒ 300,-
(derde jaar) bruto per maand.
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
dr. T.S.G.A.M. van den Ingh, telefoon
030-25331 95, e-mail thi@vet.uu.nl. of met
prof. dr. J.E. van Dijk, telefoon 030-25343 64,
e-mail J.vanDijk@vet.uu.nl. Uw schriftelijke
sollicitatie kunt u richten aan de afdeling
Personeel & Organisatie van de faculteit der
Diergeneeskunde, t.a.v. de heer R. Bouwmeester,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht, Nederland.
Vacaturenummer 70061.

-ocr page 128-

Tierärtzliche Gemeinschaftspraxis, FGS-Veterinär GmBH, sucht

Kollegen/in

mit Erfahrung in der Schweinepraxis. (Betreuung von Sauen-, Aufzucht - und Mastbetriebe) von moderner
umsaztstarker Gemischtpraxis (Gemeinschaftpraxis, 3 TÄ) in Westfalen/BRD als Teilhaber gesucht.
Bewerbungen: FGS-Veterinär GmbH, zum: Frau H. Fraune, Bruchberg 24, O-33142 Büren, Deutschland.
Info: tel.: -1- 49 2951 98 750, fax: -1- 49 2951 98 75 15.

Dierenkliniek \'t Hooy Velt

Per 1 oktober zoeken wij een

gezelschapsdierenpracticus (m/v)

met belangstelling voor tweedelijns diergeneeskunde. Het betreft een baan voor 32 uur voor een enthousiaste collega met enige
ervaring, die binnen afzienbare tijd wil associëren. Goede communicatieve eigenschappen en hart voor mens en dier vinden wij
van wezenlijk belang.

Sollicitaties binnen 14 dagen sturen naar: Dierenkliniek \'t Hooy Velt, Vreding 6, 7811 AZ Emmen, ter attentie van de heer
Steerenberg.

Dierenkliniek "Brouwhuis" (voor info zie www.dierenkliniek.com) is
een moderne kliniek voor gezelschapsdieren te Helmond. In een
goed geoutilleerde kliniek werken wij met vooruitstrevende visies.
Wij zijn in verband met ziekte en arbeidstijd-herverdeling op basis
van duurzaamheid op zoek naar een (eventueel parttime)

geëngageerde
dierenarts
(m/v)

met bij voorkeur enige ervaring. Binnen ons team van
vier dierenartsen en zeven assistentes zult u zich vooral
richten op eerste- en tweedelijns diergeneeskundige
handelingen.

Van u wordt verwacht dat u over goede communicatieve
vaardigheden en een cliënt- en teamgerichte houding
beschikt, gecombineerd met moderne diergeneeskun-
dige inzichten en vaardigheden.
Schriftelijke sollicitaties voorzien van c.v. graag binnen
14 dagen na verschijning van deze advertentie t.a.v.
G.H. Moorman, Rivierensingel 730, 5704 NZ Helmond.

Veterinair Centrum Someren

Het Veterinair Centrum Someren is een dierenartspraktijk waarin 17 dieren-
artsen gedifferentieerd werkzaam zijn, hierbij geassisteerd door 20 overige
medewerkers.

De pluimveediergeneeskunde wordt op eerstelijns niveau verricht door drie
fulltime dierenartsen en op tweedelijns niveau ondersteund door vier fulltime
laboranten in een modern, goed geoutilleerd laboratorium, dat beschikt over
een Sterlab-accreditatie.

Om de toegenomen werkzaamheden te verlichten zoeken wij op korte
termijn een:

fulltime pluimveedierenarts (m/v)

Wat wij bieden:

• een veelzijdige functie waarbij u werkzaam bent binnen alle geledin-
gen van de pluimveesector en het laboratorium

• enthousiaste collega\'s die de begrippen service en kwaliteit hoog in
het vaandel hebben

• een collegiale en prettige werksfeer

Wat wij vragen:

• ondernemingsgeest en flexibiliteit

• goede contactuele en sociale vaardigheden

• participatie in de dienstregeling voor pluimvee

• affiniteit met certificatie en kwaliteitssystemen

• verdere ontwikkeling van de postmortale diagnostiek

• belangstelling voor en stimulering van laboratoriumdiagnostiek

Een collega met ervaring in pluimveediergeneeskunde op bedrijfsniveau
geniet de voorkeur, doch collega\'s zonder ervaring maar met specifieke
interesse nodigen wij gaarne uit om te reflecteren.

Uw schriftelijke sollicitatie vergezeld van curriculum vitae zien wij met
belangstelling tegemoet binnen 21 dagen na verschijnen van dit tijd-
schrift.

Gelieve deze te richten aan: Veterinair Centrum Someren, t.a.v. André
Steentjes, Slievenstraat 16, 5711 PK Someren

-ocr page 129-

Binnen de KNMvD is een vacature voor:

Bureaumedewerker Coördinatiecentrum
Erkenningen Dierenartsen (v/m)

Het Coördinatiecentrum Erkenningen Dierenartsen is een onderdeel van de KNMvD. Het
Coördinatiecentrum speelt een centrale rol in de ontwikkeling en uitwerking van de regelingen met betrek-
KNlvl\\/D kingtot de erkenningen van dierenartsen. De bureaumedewerker zal een arbeidsovereenkomst aangaan
met de KNMvD. Hij/zij werkt onder de directe verantwoordelijkheid van de voorzitter van het
Coördinatiecentrum.

Het betreft een fulltime functie (38 uur/week) maar een deeltijd functie is bespreekbaar. Salariëring is afhan-
kelijk van opleiding, ervaring en leeftijd.

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Tot het takenpakket behoren:

• fungeren als centraal aanspreekpunt van het coördinatiecentrum;

• ondersteunen van de voorzitter;

• voeren van het secretariaat van het coördinatiecentrum;

• coördineren, organiseren en verslagleggen van vergaderingen;

• administratief afwikkelen van aanmeldingen en registratie van erkende dierenartsen;

• administratief afwikkelen en accrediteren van onderwijsinstellingen en onderwijsprogramma\'s.

Functie-eisen:

• administratieve/secretariële opleiding op tenminste MBO-niveau;

• enige jaren relevante werkervaring bij voorkeur met betrekking tot kwaliteitssystemen/certificering;

• ervaring met Windows-Office-pakket;

• affiniteit met de dierhouderij in Nederland;

• zelfstandig en initiatiefrijk, in teamverband kunnen werken en accuraat;

• flexibel ten aanzien van werktijden: regelmatig vinden vergaderingen \'s avonds plaats;

• goede sociale, contactuele en organisatorische vaardigheden.

Inlichtingen:

Inlichtingen over de functie kunnen worden ingewonnen bij de heer drs. J.L.M. Vaarten, stafmedewerker veterinaire zaken, of mevrouw
M. Kraan, bureaucoördinator, telefoonnummer (030) 2510111.

Sollicitaties kunnen worden gericht aan: Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, t.a.v. Dr. Tj. jorna, algemeen
secretaris. Postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen, die-
renartsen, medische doctorandi, fysiotherapeuten,
mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 7 oktober 2000 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs. G.A. van der Burg, tandarts/
acupuncturist, Drs. J.P.V.M. de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M.S.A. Bloemhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen.

ïms

Dierenartsenpraktijk Sassenheim en omstreken zoekt

dierenarts (m/v)

Wij zijn een snelgroeiende praktijk in het westen van
Nederland. Onze werkzaamheden omvatten voornamelijk
gezelschapsdieren en herkauwers, maar ook paarden, var-
kens, pluimvee, reptielen en andere exoten zijn regelmatig
te vinden in onze praktijk.

We zoeken een dierenarts die kan voldoen aan de volgende
eisen:

• Absoluut contactvaardig

• Differentiatie herkauwers of de bereldbaarheid vakdie-
renarts herkauwers te worden strekt tot aanbeveling,
maar u draalt ook uw hand niet om voor het houden van
een spreekuur voor gezelschapsdieren

• Visie, in die zin dat u in staat bent een wezenlijke bij-
drage te leveren aan de verdere ontwikkeling van de
praktijk

• Motivatie is belangrijker dan ervaring.

Gedacht wordt aan een parttime dienstverband dat bij be-
wezen geschiktheid op zeer korte termijn wordt omgezet
in een fulltime betrekking. Uiteindelijk wordt gestreefd
naar associatie.

Als u geïnteresseerd bent in deze functie ontvangen wij
graag uw sollicitatiebrief en c.v. ter attentie van drs. B.W.
Verboon op het volgende adres: DAP Sassenheim e.o.,
Rijksstraatweg 22,2171 AL Sassenheim.

-ocr page 130-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeverseatriserv.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Fortiflex* is een nieuw, natuurlijk, aanvullend dien/oeder
ter ondersteuning van de opbouw van de gewrichten en
het bewegingsstelsel. Fbrtiflex* bevat onder andere
chondroftinesulfaat, een essentiële proteoglycaan voor
de stevigheid en elasticiteit van het gewrichtskraakbeen.

Fortiflex

-ocr page 131-

voor droogstand en lactatie

• Breed spectrum voor gram positieve mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Duodop bij Pronafcin D.C.

• Handige en stevige verpakking

• Bij uitstek de standaardmastitis preparaten voor elk melkveebedrijf

PRONAFCIN DC DROOG2ETINJECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 7560 - UDA - Art.nr. 72162

Samenstelling: 1 injector bevat: procaïne-benzyl-
penicilline monohydraal 300 mg. dihydrostreptomycine-
sulfaat 125 mg, nafcilline-nalrium monohydraat overeen-
komend met nafcilline 100 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van mastitis op het moment
van droogzelten veroorzaakt door streptococcen en
stafylococcen. Preventie van wrang (Actinomyces
pyogenes) gedurende de droogstand.

PREVACLOX DROOGZETINJECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 8952 - UDA - Art.nr. 72695

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline
(als benzathine) 500 mg, ampicilline (als trihydraat)
250 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van subklinische mastitis
tiidens de droogstand veroorzaakt door streptococcen
en stafylococcen. Bescherming tegen zomerwrang bij
pinken.

CURACLOX MASTITISINIECTOR

Diergeneesmiddel - REC NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline
(als natrium) 200 mg, ampicilline (als natrium)
75 mg, zalfbasis ad 5 g.
Indicatie: Lacterende koe: Klinische mastitis
veroorzaakt door streptococcen, stafylococcen
en Corynebacterium pyogenes.

Handelsweg 25, Postbus 179, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 132-

\'■"»«kWw-siSlikra,..

tt

Veelzijdige bescherming tegen longontsteking

In de herfst en op stal worden de longen van kalveren en pinken
bedreigd door diverse virussen en bacteriën. Tijdige vaccinatie
met Bovipast RSP beschermt tegen de belangrijkste veroorzakers
van longontsteking: Pinkengriepvirus, Para-influenza virus en
Pasteurella haemolytica. Vraag uw dierenarts om advies.

Bovipast RSP: Hét vaccin tegen Pinltengriep, PI-3 en Pasteurella.

Bovipast RSP is een geïnactiveerd vaccin voor de actieve immunisatie van runderen vanaf de leeftijd van 6 weken ter vermindering van respiratoire aandoeningen veroorzaakt door
pasteurella haemolytica type Al
en voor de actieve immunisatie van runderen vanaf de leeftijd van 3 maanden ter vermindering van de ernst van pinkengriep en ter vermindering
van de uitscheiding van het bovine para-influenza-3 virus. Wachttijdadvies: O dagen. Het vaccin niet toedienen aan zieke en verzwakte dieren. Een tijdelijke zwelling op de injectie-
plaats en een lichte temperatuursverhoging kunnen voorkomen. REC NL 9260 UDD.

-ocr page 133-

deel

125

aflevering

17

issn 0040-7453

Tijdschri
Diergeneesku^

Wetenschap ^

Leukocytentelling is een waardevol hulpmiddel
voor het opsporen van Klassieke Varkenspest

Een intoxicatie met propyl eenglycol
bij twee paarden

Actua

Distributie Orphan-drugs door Apotheek

Verspreiding West Nile virus,
voorbij New York 2000

Diergeneeskundig gebruik van
antibiotica in Nederland

Eerste lichting Practitioners
RVV klaar voor de start

KNMi/D

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Vierde Drielandertagung in teken
van veterinaire milieuhygiëne

Landelijk verkiesbaar tijdens
Algemene Vergadering

-ocr page 134-

Klinische diagnose:

Chronische nierinsufficiëntie bij de kat.

Doorbraak bij de behandeling:
Een langere levensverwachting
met het Whiskas\' Low Phosphorus
^ Low Protein Dieet-

► Het Whiskas Low Phosphorus Low Protein Dieet
verlengt de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie significant.

*■ Klinische studies in samenwerking met het
Royal Veterinary College"" tonen aan dat,
wanneer het Whiskas\' Low Phosphorus Low Protein
Dieet wordt gebruikt als onderdeel van de
behandeling, de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie toeneemt.

► Met de Whiskas\' Veterinaire Diëten kunnen
katten met nierinsufficiëntie langer leven.

1 Elliott J, Barber PJ, Rawling JH and Harkwell PJ (1998)
Effects of phospliate and protein restriction on progression
of clironic renal failure in cats. J. Vet. Int. Hed.; 12: 221.

2 Onderzoek onder bestaande patiënten

NUTRITION
SOLUTIONS

VETERINARY DIETS

-ocr page 135-

Tij OSCH RIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 17, i september 2000

Uit de Hoofdredactie 510

Oorspronkelijke artikelen

Leukocytentelling is een waardevol hulpmiddel voor het opsporen van

Klassieke Varkenspest; J.A. Stegeman, A. Bouma, A.R.W. Eibers en J. Verheijden 511

Een intoxicatie met propyleenglycol bij twee paarden; L van den Wallenberg,

C.H.P. Pellicaan en K. Muller 519

Referaten 518

Boekbesprekingen 523

Vraag en antwoord 524

Berichten en verslagen

Distributie Orphan-drugs door Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde 525

Gratis voor kandidaatleden! 525

De verspreiding van West Nile virus, voorbij New York 2000; W.H.M. van der Poel 526
Diergeneeskundig gebruik van antibiotica in Nederland - de feiten en cijfers -;

A. van den Bogaard 527

Bestrijding van vlooien bij wilde eekhoorns; H. van der Horst 530

Eerste lichting Practitioners RVV klaar voor de start. Winwin situatie; R. Bloemendaal 531

2000 Hoogtepunten

Het opsporen van de erfelijke achtergrond van de Enterese Ziekte; W. Syhesma 532

Ingezonden

Dierenarts kwaliteitsbewaker productieketen; F. van Knapen 533

Wetenschap

Actua

Lactolyte

® Eerste hulp bij
kalverdiarree!

«crawro

„ mbac

Virbac Nederland bv

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactosérum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van
metabole accidose • Betere energievoorziening waardoor
minder gewichtsverlies • Goede acceptatie en probleemloze
overgang naar de melk
 (Be)proef het verschil!

Postbus 313, 3770 AH Bameveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 136-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. deJong

Drs.J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. F. De Backer(Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif(Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon; 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Bergmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

fes.

\'^KNMvD

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslninde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-Icdcn van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V„ Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

In Memoriam

Dr. P.J. Veen; R. Muller en J. van Walsum

Maatschappijnieuws

Vierde Drielandertagung in teken van veterinaire milieuhygiëne
Bericht van overlijden

Landelijk verkiesbaar tijdens Algemene Vergadering
Jaarcongres KNMvD 2000;
De Jaarcongrescommissie
Najaarsdag 2000 GHwD op zaterdag 23 september

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Original papers

The white blood cell count is a valuable parameter for detecting Classical
Swine Fever;
J.A. Stegeman. A. Bouma, A.R. W. Elbers, andj. Verheijden
Intoxication with propylene glycol in two horses; L. van den Wollenberg.
C.H.P. Pellicaan, and K. Müller

534

535
537

537

538
538

538

539

511
519

Druk

Drtikkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van dmk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 137-

WORMEN

doe er wat aan

vóórdat ze
er ziek van

Wormen zijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zowel
mens als dier. En (her)besmetting is niet te voorkomen. Bovendien zi|n
wormen moeilijk te zien, terwijl ze wel degelijk bij het huisdier aanwezig
kunnen zijn. Daarom is
regelmatig ontwormen (4x per jaar) noodzakelijk!
Drontal werkt snel en effectief tegen alle voorkomende soorten bij
zowel hond als kat.

Drontal

rekent in één keer af met wormen

DRONTAL* DOG REG NL 8983, DRONTAL* CAT REG NL 5691.

Registratiehouder: Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. Tel. 0297-280666.
http: //www. bayer. n I.

Bayer

-ocr page 138-

Integrale ketengedachte

Het is zeer verheugend te constateren dat meer en meer aandacht wordt geschonken aan de 1KB, de integrale keten-
bewaking/-beheersing/-benadering/-gedachte bij de productie van voedsel van met name dierlijke oorsprong. Dit is
bij uitstek het terrein van de veterinaire volksgezondheid, een terrein dat zeer breed is. Niet alleen de dierenartsen
volksgezondheid, meestal als ambtenaren in overheidsdienst, maar ook de praktiserende dierenartsen hebben in
toenemende mate in de voedselproductieketen een belangrijke volksgezondheidstaak, zoals collega prof. dr. F. van
Knapen, voorzitter van de Hoofdafdeling Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong van de Faculteit der
Diergeneeskunde schrijft in zijn, in deze aflevering opgenomen, ingezonden brief aan de Hoofdredactie TvD.

De Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ) van de KNMvD brengt reeds langere tijd de integrale ketenge-
dachte naar voren. In zijn drie landen-contact, Nord-Rhein-Westfalen, Vlaanderen en Nederland, stond op 17 mei
2000 de \'Drielandendag\' (de vierde) in het teken van de veterinaire milieuhygiëne. Een verslag hiervan is in deze
aflevering te lezen.

Nu de overheid meer de nadruk wil leggen op voedselveiligheid (zie TvD van 15 augustus 2000), ware het wenselijk
dat de departementen Volksgezondheid en Landbouw heide gestructureerd de GKZ hierbij zouden betrekken. Veel
kennis is in deze groep gebundeld. Stimulering van het lidmaatschap van deze groep en het bijwonen van zijn ver-
gaderingen kan hierbij helpen.

Kon vroeger het ministerie van Landbouw voor piekwerkzaamheden een beroep doen op de praktiserende dieren-
artsen als plaatsvervangende inspecteurs VD, thans zijn daarvoor in de plaats gekomen de \'Practitioners RVV\'. Dit
moge tot voldoening stemmen, maar had de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees (RVV) nu niet een
Nederlandse term kunnen bedenken! De eerste lichting practici heeft zijn certificaat gekregen, maar zoals te lezen
valt, \'de RVV kan nog méér mensen gebruiken\'.

Het toedienen van een ander diergeneesmiddel dan bedoeld, leidde tot intoxicatie van twee paarden zoals in deze
aflevering is beschreven. Gelukkig werd snel ontdekt dat het verkeerde diergeneesmiddel was toegediend en kon
adequaat worden ingegrepen en herstelden de dieren. Niet dat de namen van de middelen op elkaar leken - het be-
trof hier propyleenglycol in plaats van paraffine - maar heide medicamenten en in sommige gevallen ook de ver-
pakking vertonen grote gelijkenis. Ook in het buitenland is deze verwisseling voorgekomen. De Gezond
Nieuwsbrief Consumentenhond van juni 2000 vermeldt dat in de humane sector helaas al meermalen is voorgeko-
men dat medicijnen met verwante namen verward werden, waardoor de patiënt soms ook het verkeerde middel
slikte. De Nieuwsbrief geeft een overzicht van geneesmiddelen, waarvan de namen op elkaar gelijken en vergissin-
gen dus in een klein hoekje zitten. Fabrikanten van (dier)geneesmiddelen zouden er goed aan doen merknamen te
kiezen die niet erg op elkaar lijken en de verpakking en etikettering zeer verschillend te doen zijn, om de kans op
vergissingen zo gering mogelijk te maken. Oppassen blijft echter de boodschap bij toediening/verstrekking.

Dn W.Edel,
Voorzitter Hoofdredactie

-ocr page 139-

Leukocytentelling is een waardevol hulpmiddel voor het opsporen
van klassieke varkenspest

Tijdschr Diergeneeskd 2000:125; 511-s

.A. Stegeman^*, A. Bouma^, A.R.W. Elbers3 en J.H.M. Verheijden4

SAMENVATTING

In dit artikel wordt een studie naar de kwaliteit van de
leukocytentelling voor het opsporen van klassieke var-
kenspest (KVP) beschreven. Uit een meta-analyse van de
resultaten van challenge-experimenten bleek dat inocula-
tie van SPF-varkens met de virulente KVP-virusstammen
Brescia of NL9201 leidde tot een significante daling van
de gemiddelde concentratie leukocyten in het bloed tij-
dens de eerste week na infectie. Ook challenge van con-
ventionele varkens met de matig virulente KVPV-stam
Paderborn resulteerde in een significante daling van de
gemiddelde concentratie leukocyten in het bloed. Zo\'n
daling werd na inoculatie met de mild virulente stammen
Henken, Zoelen of Bergen echter niet waargenomen.
De kwaliteit van klinische inspectie in combinatie met de
leukocytentelling voor het opsporen van KVP-uitbraken
werd onderzocht met de resultaten van 214 monsters van
22 besmette bedrijven en 1450 inzendingen van elk vijf
monsters van KVP-vrije bedrijven. De helft van de be-
smette bedrijven was besmet geweest met de matig viru-
lente KVPV-stam Venhorst (nauw gerelateerd aan stam
Paderborn) tijdens de 1997-98 epidemie in Nederland. De
andere helft was besmet geweest met de eveneens matig vi-
rulente stam Loraine tijdens de 1993-94 epidemie in België.
Uitgaande van deze gegevens werden met behulp van de
Monte Carlo-simulatie voor steekproefgroottes van één tot
tien monsters, 1000 inzendingen van besmette bedrijven
gegenereerd. Deze gesimuleerde inzendingen werden sa-
men met de gegevens van de vrije bedrijven geanalyseerd
met behulp van Receiver Operating Characteristic curves.
Op grond van die analyse bedraagt het optimale aantal die-
ren waarvan de concentratie leukocyten moet worden be-
paald vijf. Met dit aantal monsters en de momenteel gehan-
teerde afkapwaarde van 8000 leukocyten per mm-^ (dat
betekent dat een inzending met één of meer monsters met
minder dan 8000 leukocyten per mm-^ een indicatie is voor
KVP) heeft het tellen van leukocyten van vijf klinisch zieke
dieren een bedrijfsgevoeligheid (HSE) van 94,5% en een
bedrijfsspecificiteit (HSP) van 97,2%. De HSE is daarbij
gedefinieerd als het percentage inzendingen van besmette

\' Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad), Afdeling Immunologie,
Pathobiologie en Epidemiologie, Postbus 65, 8200 AB Lelystad.

^ Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad), Afdeling Zoogdier-
virologie. Postbus 65, 8200 AB Lelystad.

^ Gezondheidsdienst voor Dieren, Afdeling Varkensgezondheidszorg, Postbus 4, 5280
AA Boxtel.

^ Universiteit Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan 7, 3584 CL Utrecht.

• Correspondentie-adres: J.A. Stegeman, Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, Yalelaan
7, 3884 CL Utrecht, e-
mail: j.a.stegeman^vet.uu.nl
bedrijven met een positieve uitslag; HSP is gedefinieerd als
het percentage inzendingen van KVPV-vrije bedrijven met
een negatieve uitslag.

De conclusie van deze studie is dat de leukocytentelling
voor de practicus een zinvolle aanvulling is van de dia-
gnostische mogelijkheden voor het opsporen van KVP-
uitbraken veroorzaakt door (matig) virulente virusstam-
men. Voor het opsporen van bedrijven besmet met mild
virulente KVPV-stammen is de kwaliteit van de leukocy-
tentelling twijfelachtig. De ontwikkeling van betere dia-
gnostische hulpmiddelen voor de practicus blijft wense-
lijk.

SUMMARY

The white blood cell count is a valuable parameter for de-
tecting Classical Swine Fever

In this paper we describe a study of the use of the white blood cell count
(whcc) as a parameter for detecting outbreaks of Classical Swine Fever
(CSF). Meta-analy.iis of the results of challenge experiments revealed that
oronasal infection ofSPF-pigs with the virulent CSF virus (CSFV) strains
Brescia or NL9201 resulted in a significant decrease in the average white
blood cell count during the first week after inoculation of the virus.
Challenge ofconventional finishing pigs and sows with the moderately viru-
lent strain Paderhorn also resulted in a significant decrease in the average
wbcc. However, this decrease was not observed after inoculation of SFF
pigs with the mildly virulent CSFV strains Menken, Zoelen, or Bergen.
The usefulness of clinical inspection in combination with wbcc to detect
CSF outbreaks in the field was examined using the results of 214 EDTA
blood specimens collected from 22 infected herds and 7250 EDTA blood
specimens collected from 1450 non-infected herds. Half of the infected
herds had been infected with the moderately virulent CSFV strain Venhorst
(closely related to strain Paderborn) during the 1997-98 epidemic in the
Netherlands. The other half had been infected with the moderately virulenl
CSFV strain Loraine. Using these data as a starting point, 1000 samples of
one to ten specimens were generated by Monte Carlo simulation. These si-
mulated samples and the samples of the non-infected herds were analysed
by use of Receiver Operating Characteristic curves. On the basis of that
analysis, the optimal number of animals whose wbcc needed to he determi-
ned to delect a CSF outbreak was five. With this number of animals, in con-
junction with the threshold of HOOO white blood cells per mm^ (meaning that
a herd is designated as CSF suspect if one or more of the five specimens has
a white blood cell count of8000 leukocytes/mm^ or less), the test procedure
had a herd sensitivity (HSE) of 94.5% and a herd specificity (HSP) of
97.2%). The HSE is defined as the percentage of samples of infected herds
with a positive result of the test procedure; HSP is defined as the percentage
of uninfected herds with a negative result of the test procedure.
We conclude that the wbcc can help the veterinary practitioner to detect out-
breaks of CSF caused by (moderately) virulenl CSFV strains. However, for
the detection ofoutbreaks caused by mildly virulent CSFV strains, the contri-
bution of the wbcc is doubtful. Development of additional tools that can im-
prove the clinical diagnosis of the veterinary practitioner remains desirable.

INLEIDING

Vanuit epidemiologisch gezichtspunt deden zich bij de epide-
mie van klassieke varkenspest (KVP) in 1997-98 twee grote
problemen voor. Ten eerste bleek een groot aantal bedrijven
reeds besmet toen de eerste diagnose was gesteld en ten
tweede reduceerden de bij aanvang van de bestrijding getrof-
fen maatregelen de transmissie van het KVP-virus (KVPV)
onvoldoende voor eliminatie van het virus (16). Aanpassing
van de maatregelen tijdens de epidemie leidde wel tot vol-
doende reductie van de transmissie en dus tot eliminatie van

-ocr page 140-

het virus. Echter, ook indien tijdens toekomstige epidemieën
een dergehjk effectief maatregelenpakket vanaf het begin
wordt ingezet hangt de tijd tot eliminatie van KVPV sterk af
van het aantal besmette bedrijven bij aanvang van de bestrij-
ding. Dit komt omdat de ingestelde maatregelen de kans op
transmissie van KVPV niet tot O reduceren. Ter illustratie, in
de eindfase van de 1997-98 KVP-epidemie infecteerde een
besmet bedrijf gemiddeld nog 0,5-0,6 ander bedrijf Omdat
dit getal kleiner is dan 1 loopt de epidemie weliswaar dood,
maar het aantal besmette bedrijven bij aanvang is bij zo\'n
waarde nog wel van grote invloed op het aantal volgende ge-
neraties besmette bedrijven en dus de duur van een epidemie.
Aangezien de grootste financiële schade van een KVP-epide-
mie het gevolg is van handelsbeperkingen (13) heeft het aan-
tal besmette bedrijven bij aanvang van de bestrijding hierdoor
een groot effect op de kosten van een epidemie.
Voor zowel de varkenshouderij sector als de overheid is het
dus belangrijk dat een epidemie wordt opgespoord als het aan-
tal besmette bedrijven nog beperkt is. In principe zijn er twee
wegen waariangs dit kan worden verwezenlijkt. Enerzijds kan
dit door vermindering van het aantal nieuwe bedrijven dat per
tijdseenheid wordt geïnfecteerd. Dit kan door de contacten
tussen bedrijven te beperken. Anderzijds kan het aantal bedrij-
ven dat bij aanvang van de bestrijding reeds is besmet worden
beperkt door besmette bedrijven eerder op te sporen.
Varkenshouders en dierenartsen spelen bij deze tweede weg
een zeer belangrijke rol, omdat deze opsporing in de meeste
gevallen begint met het waarnemen van verdachte verschijn-
selen (2). Deze rol is echter niet eenvoudig, omdat varkenspest
zich regelmatig manifesteert met uitsluitend atypische ver-
schijnselen als koorts en algehele malaise. Daarnaast kan de
practicus ook niet beschikken over specifieke diagnostiek om
KVP bij dergelijke koppelproblemen uit te sluiten zonder het
bedrijf als KVP verdacht te melden. Aangezien varkenshou-
ders en dierenartsen de stap tot zo\'n verdachtmelding bij aty-
pische problemen veelal als groot ervaren, bestaat er behoefte
aan ondersteuning van de klinische diagnostiek zonder ver-
dachtmelding. De leukocytentelling zou zo\'n ondersteuning
kunnen zijn, omdat een infectie met KVPV vaak leidt tot leu-
kopenie (21). De resultaten van de leukocytentelling kunnen
vervolgens aanleiding vormen voor het inzetten van speci-
fieke KVP-diagnostiek zoals de immunofiurescentietest
(IFT). Sinds de afgelopen varkenspestepidemie zijn varkens-
houders via de \'Regeling inzake hygiënevoorschriften be-
smettelijke dierziekten\' van de Gezondheids- en Welzijnswet
voor Dieren verplicht voorafgaand aan koppelbehandeling
van zieke dieren, van vijf zieke dieren een leukocytentelling te
laten uitvoeren. Indien een of meer monsters een concentratie
leukocyten van 8000 per mm^ of minder hebben, wordt het be-
drijf vervolgens specifiek op KVP onderzocht.
De kwaliteit van het testprocedure voor het opsporen van be-
smette bedrijven kan worden uitgedrukt in de bedrijfssensiti-
viteit (HSE) en de bedrijfsspecificiteit (HSP) (11). De HSE
is daarbij gedefinieerd als het percentage inzendingen van
besmette bedrijven met een positieve uitslag; HSP is gedefi-
nieerd als het percentage inzendingen van KVPV-vrije be-
drijven met een negatieve uitslag. In dit artikel beschrijven
we een studie naar de kwaliteit van de leukocytentelling voor
het opsporen van KVP-uitbraken. Alhoewel reeds lang be-
kend is dat infectie met KVPV bij individuele dieren vaak
leidt tot leukopenie (21), is de kwaliteit van de leukocyten-
telling bij het opsporen van besmette bedrijven bij ons weten
nog niet eerder vastgesteld. Omdat de in deze studie ge-
bruikte gegevens uit het veld slechts betrekking hebben op
twee matig virulente virusstammen zijn we begonnen met
een meta-analyse van de resultaten van experimentele infec-
ties met verschillend virulente, matig virulente en mild viru-
lente virusstammen.

MATERIAAL EN METHODEN
Experimenten

Voor deze studie is geput uit de resultaten van verschillende
KVP-challenge-experimenten in grote lijnen uitgevoerd vol-
gens het protocol zoals beschreven door Terpstra en
Wensvoort (18). De lezer dient zich te realiseren dat deze ex-
perimenten met andere doelen zijn uitgevoerd dan het evalu-
eren van de kwaliteit van de leukocytentelling voor het op-
sporen van KVP. Hierdoor waren de mogelijkheden tot
evaluatie van de leukocytentelling enigszins beperkt (bij-
voorbeeld omdat in de verschillende experimenten varkens
niet steeds op dezelfde dagen zijn bemonsterd).

Cegeuens

Tijdens challenge-experimenten waren SPF-varkens orona-
saal besmet met KVP V-stammen 1) Bergen (zes dieren), 2)
Zoelen (vier dieren), 3) Henken (vier dieren), 4) NL9201 (vier
dieren) of 5) Brescia (26 dieren). De drie eerstgenoemde stam-
men zijn mild virulent van aard, beide andere zijn virulent
(19,20,22). Op verschillende tijdstippen (zie merkers in figu-
ren 1 en 2) na inoculatie werd EDTA-bloed afgenomen van de
varkens. In andere challenge-experimenten waren 13 conven-
tionele vleesvarkens (drie experimenten) en negen conventio-
nele zeugen (twee experimenten) besmet met de matig viru-
lente KVPV-stam Paderborn (3). Ook van deze varkens werd
op verschillende tijdstippen na challenge EDTA-bloed afge-
nomen. Met een medonic® coulter counter werd in elk van de
monsters het aantal leukocyten per mm^ geteld.

Analyse

De hoeveelheid beschikbare gegevens van de SPF-varkens is
te gering om statistisch onderbouwd de dynamiek van het
aantal leukocyten na inoculatie voor elke virusstam te kun-
nen beschrijven. Daarom werden de gegevens van de mild
virulente stammen en de gegevens van de virulente stammen
bijeengevoegd. Vervolgens werd voor elk van de tijdstippen
van monstemame het gemiddelde aantal leukocyten per
mm^ bloed en het bijbehorende 95% betrouwbaarheidsinter-
val (btbhi) berekend. De gemiddelde aantallen leukocyten
per mm^ bloed van beide groepen (virulent en mild virulent)
konden slechts met elkaar worden vergeleken op dag O
(noodzakelijk om na te gaan of de uitgangssituatie dezelfde
was) en op dag 7, omdat dit de enige dagen waren waar de
dieren uit beide groepen op dezelfde dag na inoculatie waren
bemonsterd. Een uitzondering was nog dag 14, maar op deze
dag waren er van de groep geïnoculeerd met virulent virus
nog slechts vier dieren in leven. Een vergelijking op dag 14 is
daarom niet uitgevoerd. Binnen elk van beide groepen werd
het gemiddelde aantal leukocyten per mm^ bloed op dag O
vergeleken met het gemiddelde aantal leukocyten per mm^
bloed op dag 7. De vergelijkingen werden uitgevoerd met
een t-toets. Omdat er vier vergelijkingen werden uitgevoerd,
werden op grond van de Bonferroni-ongelijkheid de nulhy-
pothesen (geen verschil tussen de gemiddelde aantal leuko-
cyten per mm^ bloed) verworpen indien de type I-fouten (a)
kleiner waren dan 0,0125 (0,05/4) (14).
Ook voor de conventionele vleesvarkens en zeugen geïno-
culeerd met de stam Paderborn werd voor elk tijdstip van
monstemame het gemiddelde aantal leukocyten per mm^

-ocr page 141-

bloed en het bijbehorende 95% btbhi berekend. Binnen de
groep vleesvarkens werd het gemiddelde aantal leukocyten
per mm^ bloed op dag O vergeleken met de gemiddelden op
de dagen 6 en 14. De vergelijkingen werden uitgevoerd met
een t-toets, waarbij op grond van de Bonferroni-ongelijk-
heid de nulhypothesen werden verworpen indien de type I-
fouten (ot) kleiner waren dan 0,025 (0,05/2). Binnen de
groep zeugen kon het gemiddelde aantal leukocyten per
mm^ bloed op dag O slechts worden vergeleken met het ge-
middelde op dag 10, omdat (binnen de eerste twee weken)
slechts op die dagen de dieren gelijktijdig waren bemon-
sterd.

Praktijkbedrijven

Gegevens

Op 22 met KVPV-besmette bedrijven waren EDTA-bloed-
monsters verzameld van in totaal 214 dieren met KVP-ver-
dachte verschijnselen. De monsters waren genomen rond het
moment waarop deze bedrijven besmet werden verklaard.
Elf van de 22 bedrijven waren afkomstig uit Nederland en
besmet met de matig virulente KVPV-stam Venhorst tijdens
de 1997-98 KVP epidemie. Deze virusstam is zeer nauw ver-
want aan de virusstam Paderborn uit de hierboven aangege-
ven experimenten (23). De andere 11 bedrijven waren af-
komstig uit België en besmet tijdens de 1993-94 KVP-
epidemie met de eveneens matig virulente KVPV-stam
Loraine (7). Het aantal monsters dat per bedrijf was geno-
men varieerde van één tot 80. Daarnaast bevat het onderzoek
de resultaten van 1450 inzendingen van elk vijf monsters van
niet met K.VPV-besmette bedrijven. Deze inzendingen wer-
den in 1998 voor leukocytentelling aangeboden naar aanlei-
ding van klinische verschijnselen voorafgaand aan het instel-
len van een koppelbehandeling. De concentratie leukocyten
in het bloed werd vastgesteld met een coulter counter
(Sysmex F800/K-1000D, herhaalbaarheid volgens ISO
5725-2 norm 447 leukocyten per mm^).

Analyse

In tegenstelling tot de gegevens van de experimenten hebben
we bij de gegevens van de praktijkbedrijven niet alleen te
maken met de leukocytentelling maar met een combinatie
van ten eerste klinische inspectie en selectie en ten tweede de
leukocytentelling. Tijdens de klinische inspectie worden alle
dieren op het bedrijf bekeken, dit is dus een test die uitge-
voerd wordt op alle dieren. Op grond van de klinische in-
spectie, veelal aangevuld met temperatuurmeting, worden
zieke dieren geselecteerd, waarvan een EDTA-bloedmonster
wordt afgenomen. Een ander verschil met de experimenten
is dat we de status van de bedrijven weten (besmet of niet-be-
smet), maar niet van de individuele dieren. Slechts op drie
bedrijven konden de resultaten van de leukocytentelling op
diemiveau worden gekoppeld aan de resultaten van virusiso-
latie (VI), IFT of beide. In totaal betreft dit 118 monsters,
waarvan het gemiddelde aantal leukocyten per mm^ bloed en
het bijbehorende 95% btbhi werd vastgesteld van de mon-
sters met een positieve en een negatieve uitslag ten aanzien
van KVP. Hetzelfde werd berekend voor de monsters van
niet met KVPV-besmette bedrijven. Nadere analyse van de
kwaliteit van de leukocytentelling op individueel diemiveau
heeft niet plaatsgevonden, omdat we in deze studie met name
geïnteresseerd waren in de kwaliteit van de huidige testpro-
cedure op bedrijfsniveau.

Vervolgens is geanalyseerd hoe met het huidige bemonste-
ringsschema van vijf monsters per bedrijf een besmetting
met KVPV op kan worden gespoord. Dit werd gedaan aan de
hand van de HSE en HSP. Een probleem bij deze analyse
was het beperkte aantal inzendingen van besmette bedrijven.
Bovendien waren op slechts 11 van deze bedrijven vijf of
meer monsters genomen. Het is echter verantwoord om de
monsters van de besmette bedrijven te poolen, mits er geen
aanwijzingen zijn dat verschillende verdelingen van het aan-
tal leukocyten per mm^ aan de inzendingen ten grondslag
liggen. Omdat we bij de besmette bedrijven echter te maken
hebben met ten eerste wisselende aantallen monsters per in-
zending en ten tweede inzendingen uit Nederland en België,
is dat niet a-priori duidelijk. Bij een toenemend aantal mon-
sters bestaat het risico dat de clinicus minder selectief is ge-
weest bij het verzamelen van monsters. Hierdoor neemt de
gevoeligheid van de klinische diagnostiek en dus ook de ge-
voeligheid van de combinatietest af Daarnaast bestaan tus-
sen Nederiand en België verschillen tussen protocollen voor
klinische diagnostiek en is er sprake van twee verschillende
virusstammen. Met een Gegeneraliseerd Lineair Model
(GLM) met een poisson-verdeling en een logaritmische link-
functie (12) werd het effect van beide variabelen nagegaan.
In het GLM was het aantal leukocyten per mm^ bloed de af-
hankelijke variabele en werd het aantal monsters per inzen-
ding en herkomst (Nederland of België) toegevoegd als ver-
klarende variabelen. Het effect van elk van beide variabelen
bleek gering en niet significant verschillend van O (Odds ra-
tio België versus Nederland 1,09 (95% btbhi: 0,86-1,40) en
Odds-ratio 1,003 (btbhi: 0,999-1,006) voor elk monster ex-
tra). Er waren dus geen aanwijzingen dat verschillende ver-
delingen van het aantal leukocyten per mm^ aan de inzendin-
gen ten grondslag lagen. Uitgaande van de 214 monsters van
de 22 besmette bedrijven werden vervolgens door loting
1000 inzendingen van elk vijf monsters gegenereerd (Monte
Carlo-simulatie).

Omdat het testresultaat van de leukocytentelling een zeer
groot aantal (discrete) waarden kan aannemen en het ondui-
delijk is bij welke waarde de grens ligt voor een negatieve of
positieve testuitslag werden de gegevens geanalyseerd met
behulp van een Receiver Operating Characteristic (ROC)
curve (6; zie 15 voor een toepassing met testen voor een ve-
terinaire infectieziekte). Hierbij werd eerst van elke inzen-
ding het monster met de laagste concentratie leukocyten ge-
selecteerd. Vervolgens werd elke voorkomende concentratie
gebruikt als afkapwaarde voor het al dan niet positief zijn
van de bedrijven in de leukocytentelling en werd de bijbeho-
rende HSE en HSP berekend. Alle waarden van HSE en HSP
werden vervolgens geplot zodat een ROC-curve ontstond.
Het oppervlak onder deze curve en de bijbehorende stan-
daardafwijking werd berekend zoals beschreven door
Hanley en McNeil (4). Deze oppervlakte is een maat voor de
kwaliteit van de testprocedure over alle mogelijke afkap-
waarden. Een perfecte testprocedure heeft een oppervlakte
onder de curve van 1. Is een testprocedure niet beter dan toe-
val (het opwerpen van een munt), dan is de oppervlakte on-
der de curve 0,5 (Random ROC) (24). Vervolgens werd na-
gegaan welke afkapwaarde leidde tot de meest efficiënte
testprocedure (dat is de afkapwaarde waarbij de som van het
aantal fout-positieve en fout-negatieve uitslagen het laagst is
(6)). Deze afkapwaarde correspondeert met het punt op de
ROC-curve dat het dichtst bij het punt (1,1) rechts bovenin
de grafiek ligt. De karakteristieken van de testprocedure bij
deze afkapwaarde werden vergeleken met de karakteristie-
ken van de test bij de afkapwaarde van 8000 leukocyten per
mm^ bloed die tot op heden in Nederland wordt gehanteerd.

-ocr page 142-

Figuur 2. Dynamiek van het gemiddelde aantal leukocyten *ioï per mm3 bij 30 SPF-
varkens geïnoculeerd met verschillende virulente klassieke varkenspestvirusstam-
men {Brescia en
NL9201), inclusief 95% betrouwbaarheidsinterval.

Tenslotte is vastgesteld bij welke afkapwaarde de testproce-
dure optimaal specifiek is (geen fout-positieve resultaten bij
maximale HSE) en bij welke afkapwaarde de test optimaal
gevoelig is (geen fout-negatieve waarnemingen bij maxi-
male HSP).

Naast de optimale afkapwaarde het a-priori ook onduidelijk
wat het optimale aantal monsters in de testprocedure.
Hiertoe werden met de bovengenoemde dataset inzendingen
van één tot en met tien monsters gegenereerd met behulp van
Monte Carlo-simulatie. De inzendingen van besmette bedrij-
ven werden gegenereerd als hierboven aangegeven. Bij de
inzendingen van één tot en met vijf monsters van niet be-
smette bedrijven werden de werkelijke data gebmikt, onder
de aanname dat de volgorde van bemonstering niet zou ver-
anderen indien minder dan vijf monsters waren genomen.
Bij de overige inzendingen (6-10 monsters) werden de in-
zendingen willekeurig vanuit de totale verzameling mon-

s

E

16

ó

14

*
e

12

■M

10

g

8

3

V

6

2

4

2

0

-7 -3 O 3 7 10 14 17 21 24 28
Aantal dagen na inoculatie
[~ bovengrens ^^ gemiddeld ondergrens |

Figuur 4. Dynamiek van het gemiddelde aantal leukocyten per mm3 bij 9 con-
ventionele zeugen geïnoculeerd met de matig virulente klassieke varkenspestvirus-
stam Paderborn, inclusief
95% betrouwbaarheidsinterval.

sters van niet-besmette bedrijven aangevuld tot het beno-
digde aantal. Voor elk monsteraantal werd een ROC-curve
gemaakt, waarvan het oppervlak onder de curve en de bijbe-
horende standaardafwijking werd berekend. Om na te gaan
of het huidige aantal van vijf monsters optimaal is werd het
oppervlak onder de ROC-curve van de testprocedure met vijf
monsters vergeleken met het eerst volgende kleinere opper-
vlak en met het grootste oppervlak. Omdat we twee paarsge-
wijze vergelijkingen uitvoerden werden op grond van de
Bonferroni-ongelijkheid de nulhypothesen (er is geen ver-
schil tussen de oppervlakken) verworpen indien de type 1-
fouten (a) kleiner waren dan 0.025 (0.05/2) (14). De
Bonferroni-ongelijkheid was ook de reden dat slechts twee
vergelijkingen werden uitgevoerd. Indien het oppervlak be-
horende bij de testprocedure met vijf monsters significant
groter is dan het eerstvolgende kleinere oppervlak, dan zal
het sowieso groter zijn dan nog kleinere oppervlakken.

Tabel Het gemiddelde aantal leukocyten per mm3 bloed in monsters op KVP vrije en KVP besmette bedrijven.

gem. aantal leucocyten/mm^

type bedrijf

aantal bedrijven

aantal monsters

(95% htbhi)

status monsters

(20.7-21.l)x 103
(10.1-11.9)x 103
(8.2-11.0) x 103
(11.8-16.0) x 103

niet-besmet
besmet
besmet
besmet

20.9x103
11.0x103
9.6x103
13.9x 103

1450
22
3
3

7250
214
75
43

nvt

IFTm-i-&-
IFTA\'I
-I-
IFXm-

btbhi: betrouwbaarheidsinterval

IFTAf & -: alle monsters van besmette bedrijven door elkaar
IFTWl - : alle monsters van dieren met een positief resultaat in IFT of VI
IFT/VI-I-: alle monsters van dieren met een negatief resultaat in IFT of VI

-ocr page 143-

Omgekeerd, indien het oppervlak behorende bij de testpro-
cedure met vijf monsters niet significant verschillend is van
het grootste oppervlak, dan zal het ook niet significant ver-
schillen van andere grotere oppervlakken. Meer vergelijkin-
gen zouden het onderscheidend vermogen van de statistische
toets van de hypothesen dus onnodig verlagen. Bij de verge-
lijking werd gecorrigeerd voor het gegeven dat de monsters
behorend bij de verschillende curven afkomstig zijn van de-
zelfde bedrijven (5). Tenslotte is vastgesteld bij welke afkap-
waarden de testprocedure bij deze monsteraantallen het
meest efficiënt, optimaal specifiek en optimaal gevoelig zijn.

RESULTATEN
Experimenten

In de figuren 1 en 2 staat het verloop van het gemiddelde aan-
tal leukocyten per mm^ bloed in de tijd weergegeven voor de
SPF-varkens geïnoculeerd met een mild virulente- en viru-
lente KVPV-stammen. In figuur 1 zien we een lichte daling
van het gemiddelde aantal leukocyten per mm^ gedurende de
eerste week na inoculatie, maar het verschil in het gemid-
delde aantal leukocyten per mm^ tussen dag O en dag 7 is niet
significant (p = 0,051; vanwege de Bonferroni-ongelijkheid
is de voor significantie vereiste p-waarde 0,0125). In figuur
2 is de daling van het gemiddelde aantal leukocyten per mm^
veel duidelijker en in dit geval is het verschil in het gemid-
delde aantal leukocyten per mm^ tussen dag O en dag 7 wel
significant (p=0,0000). Alhoewel de uitgangssituatie van de

Tabel 2. Bedrijfssensitiviteit en bedrijfsspecificiteit bij verschillende afkapwaarden van de detectie van Klassieke Varkenspest door leukocytentelling.

aantal monsters

test

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

standaard
(8.0 X 10-V
mm3)

HSE (%)

42,2

(39,1-45,3)

65,6

(62,7-68,5)

82,6

(80,3-85,0)

90,3

(88,5-92,1)

94,5

(93,1-95,9)

96,9

(95,8-98,0)

98,3

(97,5-99,1)

99,1

(98,5-99,7)

99,2

(98,6-99,8)

99,4

(98,9-99,8)

HSP (%)

99,6

(99,0-99,8)

99,1

(98,6-99,6)

98,4

(97,8-99,0)

97,7

(96,9-98,5)

97,2

(96,7-98,3)

96,8

(96,0-97,7)

95,9

(94,9-99,1)

95,5

(94,5-96,6)

94,9

(93,8-99,8)

94,1

(93,0-95,3)

optimaal
cfficient

afkap
(mm-\')

14,1 X 10\'

11,9 X 103

10,4 X 103

8,7 X 103

8,2x103

7,8 x 103

7,5 X 103

7,Jx 103

7,3 X 103

6,8 X 103

HSE(%)

75,5

(72,8-78,1)

88,4

(86,4-90.4)

93,3

(91,8-94,9)

94,3

(92,9-95,7)

95,5

(94,2-96,8)

96,5

(95,4-97,6)

97,5

(96,5-98,5)

98,7

(98,0-99,4)

98,7

(98,0-99,4)

98,4

(96,4-98,4)

HSP(%)

87,6

(85,8-89,2)

91,5

(90,1-92,9)

93,5

(92,2-94,7)

96,7

(95,8-97,6)

97,5

(96,5-98,1)

97,3

(96,5-98,1)

97,4

(96,5-98,5)

97,2

(96,3-98,0)

96,9

(96,1-97,8)

97,4

(96,6-98,2)

optimaal
specifiek

afkap
(mm-3)

4,9x103

4,4 X 103

4,4 X 103

4,4x103

3,1 x 103

3,1 X 103

3,1x103

3,1x103

3,1 X 103

i,/xl03

HSE (%)

13,8

(11,7-15,9)

21,3

(18,8-23,9)

30,7

(27,8-33,6)

37,8

(34,8-40,8)

21,5

(19,0-24,0)

26,7

(24,0-29,4)

30,1

(27,3-32,9)

33,2

(30,3-36,0)

37,3

(34,3-40,3)

40,2

(37,2-43,2)

optimaal
gevoelig

afkap

(mm"\')

31,7x103

25,4 X 103

23,2x103

18,5 X 103

16,0x103

16,0x103

13,0x103

/ft0xl03

10,0x103

10,0x103

HSP(%)

6,8

(5,5-8,1)

9,0

(7,6-10,4)

8,5

(7,1-10,0)

26,5

(24,3-28,7)

46,3

(43,8-48,8)

37,9

(35,4-40,3)

62,2

(59,8-64,6)

87,6

(85,9-89,2)

85,7

(83,9-87,4)

83,4

(81,6-85,3)

OOC: Oppervlakte onder de ROC-curve
afkap; afkapwaarde leukocytentelling
HSE: Bedrijfssensitiviteit
HSP: Bedrijfsspecificiteit

De gegevens van de overall meest efficiënte, specifieke en gevoelige test zijn weergegeven in de grijze vakjes.

Figuur 5. Receiver operating characteristic (ROC)-curve van de detectie van klas-
sieke varkenspest op een bedrijf door middel van de concentratie leukocyten in 5, op
klinische Indicatie genomen, bloedmonsters. De Random ROC is de ROC- curve bij
volslagen toeval.

varkens vergelijkbaar is (het gemiddelde aantal leukocyten
per mm^ op dag O verschilt niet significant tussen beide groe-
pen (p=0,80)), is het gemiddelde aantal leukocyten per mm^

O 0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1

-ocr page 144-

in de groep geïnoculeerd met virulent virus op dag 7 signifi-
cant (p=0,0002) lager dan in de groep geïnoculeerd met mild
virulent virus.

De dynamiek van het gemiddelde aantal leukocyten per mm^
bloed in de tijd van vleesvarkens en zeugen geïnoculeerd met
de matig virulente stam Paderbom staat weergegeven in de fi-
guren 3 en 4. Beide figuren laten een daling zien tijdens de eer-
ste week na inoculatie. Bij de vleesvarkens was het gemiddelde
aantal leukocyten per mm^ bloed op dag 6 en dag 14 na inocu-
latie significant lager dan op dag O (p = 0,0000 respectievelijk p
= 0,0139). Bij de zeugen was het gemiddelde aantal leukocyten
per mm^ bloed op dag 10 na inoculatie significant lager dan op
dag O (p = 0,0273). Het is opmerkelijk dat het gemiddelde aan-
tal leukocyten bij aanvang van de challenge bij de conventio-
nele dieren beduidend hoger is dan bij de SPF-varkens.
Vergelijking van de waarnemingen van de SPF-varkens met de
conventionele varkens is daardoor niet zinvol.

Praktijkbedrijven

Het gemiddeld aantal leukocyten per mm^ bloed was op
KVP-vrije bedrijven duidelijk hoger dan op KVP-besmette
bedrijven (Tabel 1). Binnen de drie KVP-besmette bedrij-
ven waarvan ook virologische resultaten van de dieren be-
kend zijn, valt op dat de monsters van dieren met een posi-
tieve IFT of VI een lager gemiddeld aantal leukocyten per
mm^ hebben dan de monsters van dieren met een negatief
resultaat in de IFT of VI. Anderzijds is het gemiddelde aan-
tal leukocyten per mm^ in deze laatstgenoemde groep die-
ren nog steeds duidelijk lager dan het gemiddelde in de
groep KVP-vrije bedrijven. De ROC-curve van de testpro-
cedure waarin vijf monsters per bedrijf worden onderzocht
staat weergegeven in figuur 6. Het oppervlak onder deze
curve bedraagt 0,992. De HSE en HSP van de test bij de hui-
dige aficapwaarde van 8,0 x 10^ leukocyten per mm^ bedra-
gen respectievelijk 94,5 procent (95% btbhi: 93,1-95,9) en
97,5% (95% btbhi: 96,7-98,3). Dit verschilt niet significant
van de waarden van deze parameters bij de meest efficiënte
afkapwaarde van 8,2 x 10^ leukocyten per mm^ (HSE:
95,5%, 95% btbhi: 94,2-96,8; HSP: 97,2%, 95% btbhi:
96,5-98,1) (Tabel 2).

De oppervlaktes onder de curven van de testprocedure van
alle tien verschillende steekproefgroottes staan weergegeven
in figuur 6. De oppervlakte onder de ROC curve behorend bij
het monster aantal van vijf was significant groter dan het op-
pervlak bij het monster aantal van 4 (p = 0,012), maar ver-
schilde niet significant van de oppervlakte onder de ROC
curve van tien monsters (p = 0,13; vanwege de Bonferroni
ongelijkheid is de voor significantie vereiste p-waarde
0,025). Voor elk van de tien monstergroottes staan de stan-
daard, meest efficiënte, optimaal gevoelige en optimaal spe-
cifieke afkapwaarde en bijbehorende testkarakteristieken
weergegeven in tabel 2. Over het geheel was de meest effi-
ciënte testprocedure acht monsters met de afkapwaarde van
7,5 X 103 leukocyten per mm^ (HSE: 98,7%, 95% btbhi:
98,0-99,4; HSP: 97,2% , 95% btbhi: 96,3-98,0), de optimaal
specifieke testprocedure was tien monsters met de afkap-
waarde van 3,1 X 10^ leukocyten per mm^ (HSE: 40,2%,
95% btbhi: 37,2-43,2; HSP: 100%) en de optimaal gevoelige
testprocedure was acht monsters met de afkapwaarde van
10,0 X 103 leukocyten per mm^ (HSE: 100%; HSP; 87,6%,
95% btbhi: 85,9-89,2).

DISCUSSIE

In deze studie werd de kwaliteit van de leukocytentelling
voor het opsporen van met KVP onderzocht. Op praktijkbe-
drijven werd de HSE van het tellen van de leukocyten van
vijf klinisch zieke varkens met een afkapwaarde van 8,0 x
103 leukocyten per mm3 (d.w.z. een inzending met een of
meer monsters met minder dan 8,0 x 103 leukocyten per
mm3 is een indicatie voor KVP) geschat op 94,5 en de HSP
op 97,2. Deze waarden wijken niet significant af van de HSE
en HSP van de meest efficiënte afkapwaarde van 8,2 x 103
leukocyten per mm3. Alhoewel de leukocytentelling geen
perfecte KVP-test is, vormt de test wel degelijk een onder-
steuning van de klinische diagnostiek.
De HSE van 94,5% geeft aan dat bij de huidige testprocedure
5,5% van de besmette bedrijven ten onrechte als KVP onver-
dacht worden bestempeld. Indien de leukocytentelling geen
indicatie geeft voor een KVP-verdenking, terwijl de klini-
sche verschijnselen dat wel doen, is het dus toch sterk aan te
bevelen om nader onderzoek naar KVP in te stellen. De HSP
van 97,2% geeft aan dat bij de huidige testprocedure 2,8%
van de niet- besmette bedrijven ten onrechte als KVP-ver-
dacht worden bestempeld. De huidige regeling (leukocyten-

123456789 10
Aantal monsters

Figuur 6. Gebieden onder de Receiver
Operating Characteristic curve (AUC)
van de leukocytentelling als test voor
het oplossen van klassieke varkenspest
met een tot lo monsters.

O

De oppervlakte onder de ROC
curve behorend bij het monster
aantal van 5 was significant groter
dan het oppervlak bij het monster
aantal van 4 (p=0,012), maar ver-
schilde niet significant van de op-
pervlakte onder de ROC curve van
10 monsters (p=0,13).

-ocr page 145-

telling in iedere koppelbehandeling) leidt in KVP-vrije pe-
riodes dus 2,8% van de koppelbehandelingen tot een ver-
dachtmelding zonder dat er sprake is van KVP. Indien de re-
geling werkelijk zou worden nageleefd gaat dat om een groot
aantal verdachtmeldingen. Indien bijvoorbeeld op elk van de
ongeveer 15.000 varkensbedrijven in Nederland gemiddeld
twee koppelbehandelingen per jaar zouden worden ingezet,
dan resulteert dat in ongeveer 840 verdachtmeldingen per
jaar. De huidige regeling wordt mogelijk aangepast. Slechts
wanneer een koppelbehandeling niet succesvol blijkt zal nog
de verplichting tot het inzenden van monsters voor leukocy-
tentelling gelden. Omdat het overgrote deel van de koppel-
behandelingen succesvol is, zou het aantal verdachtmeldin-
gen door de leukocytentelling waarbij geen sprake is van
KVP hierdoor sterk afnemen. Een nadeel is echter dat, indien
we werkelijk te maken zouden hebben met KVP, de tijd tot
diagnose hierdoor toeneemt met de tijd tussen het instellen
van de behandeling en het constateren dat deze niet succes-
vol is. Aangezien het tot nu toe gehanteerde systeem echter
slechts beperkt wordt nageleefd mag van het mogelijke
nieuwe systeem bij een goede naleving toch een grotere bij-
drage aan het opsporen van KVP worden verwacht dan van
het huidige systeem. Om geen onnodig tijdverlies te veroor-
zaken dient de practicus echter te allen tijden direct tot ver-
dachtmelding over te gaan indien er op grond van de klini-
sche verschijnselen al een duidelijke verdenking op KVP
rust. Daamaast is het belangrijk dat indien men na een niet-
succesvolle koppelbehandeling monsters neemt voor de
leukocytentelling deze monsters afkomstig zijn van acute-
fase-representanten. Door secundaire bacteriële infecties
kunnen varkens na een initiële KVPV-infectie namelijk een
leukocytose ontwikkelen (20). Dit zou er dan toe kunnen lei-
den dat een bedrijf ten onrechte niet als verdacht wordt aan-
gemerkt.

De meta-analyse van de challenge-experimenten toonde
aan dat infectie met twee virulente KVPV-stammen en een
matig virulente stam resulteerde in een duidelijke daling
van de gemiddelde concentratie leukocyten in het bloed tij-
dens de eerste week na infectie. De matig virulente stam uit
deze experimenten was zeer nauw verwant met de virus-
stam die de epidemie van KVP in Nederland in 1997-1998
heeft veroorzaakt. De resultaten van de velddata zijn dus in
overeenstemming met de gegevens uit de experimenten. Na
inoculatie van drie mild virulente stammen was echter geen
significante daling van het aantal leukocyten per mm^
waarneembaar. Dit betekent niet dat deze stammen geen
leukopenie kunnen veroorzaken. Van Oirschot (20) geeft
aan dat een leukopenie veroorzaakt door mild virulente
stammen pas geruime tijd na infectie kan optreden.
Mogelijk was de duur van de door ons bestudeerde experi-
menten te kort om een leukopenie te kunnen waarnemen.
Dit geeft echter wel aan dat het vroeg opsporen van een epi-
demie veroorzaakt door dergelijke mild virulente stammen
met behulp van de leukocytentelling twijfelachtig is. Dit is
des te meer het geval omdat bij uitbraken veroorzaakt door
dergelijke stammen klinische verschijnselen grotendeels
ontbreken. Er zal dus niet snel een koppelbehandeling wor-
den ingesteld, met als gevolg dat geen monsters voor leuk-
ocytentelling worden ingestuurd. Voor het opsporen van
dergelijke uitbraken zijn dus aanvullende diagnostische
hulpmiddelen noodzakelijk.

De bevindingen van deze studie vormen geen aanleiding om
het aantal van vijf dieren per inzending dat momenteel wordt
gehanteerd te veranderen. Vermindering van het aantal mon-
sters is niet wenselijk, omdat reeds bij vier monsters het op-
pervlak onder de ROC-curve significant kleiner blijkt.
Anderzijds, leidt verhoging van het aantal monsters tot tien
niet tot een significante toename van het oppervlak onder de
curve. Overigens kan er voor specifieke doelen nog wel een
reden zijn om het aantal monsters te wijzigen. Dit komt om-
dat sommige ROC-curven elkaar snijden en er op specifieke
delen van de ROC-curve wel degelijk significante verschil-
len zijn. In dat geval zal men echter eerst moeten vaststellen
welke HSE en HSP het best zijn voor het doel waarmee de
leukocytentelling wordt ingezet.

Uit deze studie kunnen we niet afleiden welke afkapwaarde
het best kan worden toegepast voor het opsporen van KVP.
Dit hangt namelijk niet alleen af van de HSE en HSP, maar
ook van het voorkomen van besmette bedrijven en de kosten
die geassocieerd zijn met fout-positieve en fout-negatieve
uitslagen. Bij de optimale afkapwaarde is de som van beide
kosten minimaal. Dit is het geval bij de afkapwaarde die cor-
respondeert met het punt op de ROC curve waar de richtings-
coëfficiënt gelijk is aan:

-[kosten fout-positief/kosten fout-negatief][l-P]/P
(9). Voor KVP moet P in deze formule worden geïnterpre-
teerd als de kans dat we te maken hebben met een besmet be-
drijf In KVP-vrije periodes zal P erg klein zijn. De kans is
echter niet O, omdat we nooit zeker weten of de aandoening
op een bepaald moment niet aanwezig is (dat weten we pas
achteraf). De kosten van een fout-positieve bevinding wor-
den vooral gevormd door de kosten van nader onderzoek en
de kosten van handelsbeperkingen voor de betreffende var-
kenshouder. De kosten van een fout-negatieve bevinding
worden vooral veroorzaakt door het feit dat verspreiding van
KVPV vanuit het besmette bedrijf langer door kan gaan dan
in geval van een positief testresultaat. Dit kan leiden tot een
groter aantal besmette bedrijven, hogere kosten voor de be-
strijding en een groter gebied met handelsbeperkingen. De
omvang van de kosten hangt eveneens af van het feit of we in
een ziektevrije periode zitten of niet. Bij de huidige afkap-
waarde is de richtingscoëfficiënt bijna gelijk aan -1 (de
meest efficiënte test). Hierbij wordt dus impliciet veronder-
steld dat de verhouding tussen de kosten van een fout-posi-
tief resultaat en de kosten van een fout-negatief resultaat ge-
lijk is aan de verhouding tussen de kans op een besmet
bedrijf en de kans op een onbesmet bedrijf Het is onduide-
lijk of dat ook werkelijk zo is. Om tot solide keuzes van af-
kapwaarden voor verschillende omstandigheden te komen is
het dus noodzakelijk dat P wordt geschat op basis van histo-
rische gegevens en dat de bovenstaande kosten worden ge-
kwantificeerd.

Om de diagnose varkenspest te kunnen stellen is na de leu-
kocytentelling specifieke varkenspestdiagnostiek nodig. In
deze studie is er van uitgegaan dat de HSE van die speci-
fieke varkenspestdiagnostiek 100% is. Om dit zo goed mo-
gelijk te benaderen is het van essentieel belang dat vol-
doende monsters van acute-fase-representanten worden
onderzocht met die specifieke diagnostiek. Uit de bevindin-
gen van Bouma
et al. (1) volgt dat op diemiveau de gevoe-
ligheid van klinische diagnostiek in combinatie met IFT
(dus een clinicus selecteert een ziek varken waarvan de
tonsillen vervolgens worden onderzocht in de IFT) 61 pro-
cent is. Hieruit kunnen we afleiden dat voor een HSE groter
dan 99 procent tenminste vijf dieren moeten worden inge-
zonden voor specifieke KVP-diagnostiek (100*(I-(I-
0,61)5) = 99,2).

Aan de hier beschreven studie kleeft een aantal beperkin-

-ocr page 146-

gen. Ten eerste hebben de gegevens van de praktijkbedrij-
ven slechts betrekking op twee verschillende virusstammen.
De resultaten van de experimenten suggereren dat de
waarde van de leukocytentelling bij uitbraken met mild vi-
rulente stammen beperkt zal zijn. Een tweede beperking is
dat de gegevens van besmette bedrijven slechts afkomstig
zijn van 22 bedrijven. Hierdoor is het mogelijk dat we de va-
riatie van de HSE (veroorzaakt door bijvoorbeeld de clini-
cus, het aantal besmette dieren op het moment van monster-
name, of andere bedrijfsfactoren) tussen bedrijven
onderschatten. Ten derde hebben we in deze studie te maken
met besmette bedrijven rond het moment van detectie, het is
onduidelijk hoe groot de HSE op eerdere tijdstippen na in-
troductie van het virus is. Aangezien deze analyse echter
uitbraken betrof na het moment dat KVP in de regio werd
ontdekt, en bedrijven in die periode meestal sneller worden
ontdekt dan ervoor, is het toch aannemelijk dat de leukocy-
tentelling kan helpen bij het eerder opsporen van KVP-epi-
demieën. Tenslotte betreft deze analyse het effect van de
diagnostiek voor het opsporen van individuele bedrijven. In
werkelijkheid is het doel waarmee diagnostiek wordt inge-
zet echter om een epidemie op te sporen voor een bepaald
aantal bedrijven is besmet en daarna besmette bedrijven op-
sporen voor ze gemiddeld meer dan één ander bedrijf heb-
ben besmet. Het op deze wijze evalueren van een diagnos-
tisch protocol vereist nader onderzoek, waarbij de
eigenschappen van het surveillanceprogramma worden ge-
combineerd met de dynamica van de infectie binnen het be-
drijf en de transmissie tussen bedrijven.
Ten aanzien van de leukocytentelling verdient het nog aan-
beveling om te bestuderen of differentiatie van de leukocy-
ten nog kan leiden tot kwaliteitsverbetering van de testpro-
cedure. De leukopenic wordt namelijk vooral veroorzaakt
door een depletie van de lymfocyten (17). Door bijvoor-
beeld in alle ingezonden monsters specifiek de lymfocyten
te tellen zou de HSE kunnen worden verhoogd, terwijl het
specifiek tellen van lymfocyten alleen in monsters met een
leukopenic de HSP zou kunnen verhogen. Nog specifieker
kijken naar subpopulaties van de lymfocyten zou nog tot
een verdere kwaliteitsverbetering van de leukocytentelling
kunnen leiden (8,10). Het onderzoek zal daarmee echter
ook veel kostbaarder en tijdrovender worden. Daarnaast
wordt de \'leukocytentelling\' op die wijze al zo sterk gefo-
cusseerd op KVP dat de practicus net zo goed de beschik-
king kan krijgen over specifieke KVP-diagnostiek.
Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van speci-
fieke KVP-diagnostiek, waarmee in de stal (on site) de
waarschijnlijkheidsdiagnose KVP kan worden gesteld. Of
de practicus de beschikking krijgt over deze tests zal echter
niet alleen afhangen van de testkwaliteit, maar ook van de
politieke wil om dergelijke testen als routine screening toe
te laten.

CONCLUSIES

• Leukocytentelling van vijf monsters van klinisch zieke
dieren is zinvol voor het opsporen van met (matig) virulent
KVPV-besmette bedrijven.

• Bij de momenteel gehanteerd afkapwaarde van 8,0 x 10^
leukocyten per mm^ verschillen HSE en HSP niet signifi-
cant van de meest efficiënte afkapwaarde van 8,2 x 10^
leukocyten per mm^.

• Voor het opsporen van bedrijven besmet met mild viru-
lente KVPV-stammen is de kwaliteit van de leukocyten-
telling twijfelachtig.

DANKBETUIGING

Wij zijn Hans Laevens van de Faculteit Diergeneeskunde in Gent erkente-
lijk voor beschikbaarstelling van de gegevens uit België.

LITERATUUR

1. Bouma A, Stegeman JA, Engel B, Eibers ARW, de Kluiver EP, de
Smit AJ, and de Jong MCM. Evaluation of diagnostic tests for the de-
tection of classical swine fever.
In Proc. 12th meeting of the VEEC,
Lelystad, 9 December 1999; 39-46.

2. Elbers ARW, Stegeman JA, Moser H, Ekker HM, Smak JA, and
Pluimers FH. The Classical Swine Fever epidemie 1997-1998 in the
Netherlands: descriptive epidemiology. Prev Vet Med 1999; 42: 157-84.

3. Greiser-Wilke I, Depner K, Fritzemeier J, Haas L, and Moennig V.
Application of a computer program for genetic typing of classical swine
fever virus isolates from Germany. J Virol Methods 1998; 75: 141-50.

4. Hanley JA, and McNeil BJ. The meaning and use of the area under the
ROC curve. Radiology 1982; 143: 29-36.

5. Hanley JA, and McNeil BJ. A method of comparing the areas under
Receiver Operating Characteristic curves derived from the same cases.
Radiology 1983; 148,839-43.

6. Kraemer HC. Evaluating medical tests, objective and quantitative gui-
delines. London, Sage Publications 1992; 63-95.

7. Laevens H, Koenen F, Deluyker H, Berkvens D, and de Kruif, A. An
experimental infection with classical swine fever virus in weaner pigs I
Transmission of the virus, course of the disease, and antibody res-
ponse. Vet Quart 1998;20:41-5.

8. Lee WC, Wang CS, and Chien MS. Virus antigen expression and alte-
rations in peripheral blood mononuclear cell subpopulations after clas-
sical swine fever virus infection. Vet Microbiol 1999;67: 17-29.

9. Linnet K. A review on the methodology for assessing diagnostic tests.
Clinical Chemistry 1998; 34: 1379-86.

10. Markowska Daniel I, Pejsak Z, Winnicka A, and Collins RA.
Phenotypic analysis of peripheral leukocytes in piglets infected with
classical swine fever virus. Res Vet Sei 1999; 67: 53-7.

11. Martin SW, Shoukri M, and Thorbum MA. Evaluating the health sta-
tus of herds based on tests applied to individuals. Prev Vet Med 1992;
14:33-43.

12. McCullagh P, and Neider JA. Generalized Linear Models. 2nd edition,
Chapman and Hall, New York, London 1989; 511 pp.

13. Meuwissen MPM, Horst SH, Huime RBM, and Dijkhuizen AA. A
model to estimate the financial consequences of classical swine fever
outbreaks: principles and outcomes. Prev Vet Med 1999; 42: 249-70.

14. Miller RG Jr. Simultaneous Statistical Inference. McGraw Hill Book
Company, New York 1966; 1-35.

15. Stegeman JA, de Jong MCM, van der Heijden HMJF, Elbers ARW,
and Kimman TG. Assessment of the quality of tests for detection of an-
tibodies tot Aujeszky\'s disease virus glycoprotein gE in a target popu-
lation by use of receiver operating characteristic curven. Research in
Veterinary Science 1996; 61: 263-7.

16. Stegeman JA, Elbers ARW, Smak JA, and De Jong MCM.
Quantification of the transmission of Classical Swine Fever Virus be-
tween herds during the 1997-1998 epidemic in the Netheriands. Prev
Vet Med 1999; 42:219-34.

17. Summerfield A, Knotig SM, and McCullough KC. Lymphocyte apo-
ptosis during classical swine fever: implications of activation-induced
cell death. J Virol 1998; 72: 1853-61.

18. Terpstra C, and Wensvoort G. The protective value of vaccine-induced
neutralizing antibody litre in swine fever. Vet Microbiol 1988; 16: 123-8.

19. Terpstra C, Dekker A, and Wensvoort G. Klassieke Varkenspest en
blaasjesziekte: oude bekenden terug in Nederland. Jaarrapport van het
Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI-DLO) 1992; 23-9.

20. Van Oirschot JT. Hog Cholera. In Diseases of swine (Leman AD,
Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire S, and Taylor DJ, eds.), 7th edi-
tion 1992; 274-84.

21. Van Oirschot JT. Persistent and inapparent infections with swine fever
virus of low virulence. Their effects on the immune system.
Proefschrift, Universiteit Utrecht, 1980.

22. Van Oirschot JT, and Terpstra C. A congenital persistent swine fever
infection. I. Clinical and virological observations. Vet Microbiol
1977; 2: 121-32.

23. Widjojoatmodjo MN, van Gennip HG, de Smit AJ, and Moonmann RJ.
Comparative sequence analysis of classical swine fever virus isolates
from the epizootic in the Netherlands in 1997-1998. Vet Microbiol
1999; 66:291-9.

24. Zweig MH, and Campbell G. Receiver-Operating Characteristic
(ROC) Plots: A fundamental evaluation tool in clinical medicine.
Clinical Chemistry 1993; 39: 561-77.

-ocr page 147-

SAMENVATTING

Twee paarden kregen per abuis propyleenglycol toege-
diend in plaats van paraffine. Na het ontdekken van de
vergissing werd een intensieve behandeling met onder
andere infusen ingesteld en beide dieren zijn na verloop
van tijd volledig van hun klinische symptomen hersteld.
Door dierenartsen wordt zowel propyleenglycol als pa-
raffine regelmatig voor de behandeling van hun patiën-
ten gebruikt. Beide medicamenten en in sommige geval-
len ook de verpakking vertonen een grote gelijkenis,
waardoor vergissen niet denkbeeldig is. Dit blijkt ook uit
het feit dat er in het buitenland meerdere gevallen van
een verwisseling van deze medicamenten zijn gemeld.
Het onbedoeld toedienen van een grote hoeveelheid pro-
pyleenglycol aan paarden, maar ook aan andere dier-
soorten, is niet ongevaarlijk en vereist onmiddellijk ade-
quaat ingrijpen. Een belangrijke oorzaak voor de
problemen na een propyleenglycolvergiftiging is de ver-
hoogde concentratie D-lactaat die ontstaat. Dit resul-
teert klinisch primair in een depressie van het centraal
zenuwstelsel en een metabole acidose. Verder worden
onder andere koliek, diarree en ademhalingsproblemen
gezien.

SUMMARY

Intoxication with propylene glycol in two horses

Two horses were accidentally administered propylene glycol instead of
mineral oil. After discovery ofthe mistake intensive medical therapy with
intravenous fluids, etc. was started, and both animals recovered fully from
their clinical symptoms. Veterinarians use propylene glycol as well as pa-
raffin routinely for the treatment of their patients. Mistakes are likely to be
made because both medicines and sometimes their packing have a similar
appearance. Several incidents have been reported in other countries. A
large amount of propylene glycol given to a horse, but also to other ani-
mals, can be dangerous and immediate adequate intervention is neces-
sary. The major cause of the problems in case of a propylene glycol intoxi-
cation is the high concentration of D-lactate that arises. Clinically, this
primarily results in a depression of the central nervous system and in met-
abolic acidosis. Furthermore colic, diarrhoea and respiratory problems
may occur.

INLEIDING

Propyleenglycol (ofwel 1,2-propaandiol) is een wateroplos-
bare, heldere, kleurloze, olieachtige vloeistof die bestaat uit
een racemisch mengsel van D- en L-isomeren. Het soortelijk
gewicht is 1.035-1.040. Er zijn veel toepassingen voor pro-
pyleenglycol. In de farmaceutische, de cosmetische en de
voedingsmiddelenindustrie wordt het gebruikt als oplosmid-
del en/of conserveermiddel en wordt als zodanig veilig voor
gebruik bevonden door de FDA (1,3,4,7,17,18).
Ook veel (dier)geneesmiddelen bevatten propyleenglycol
als oplos/conserveermiddel, zoals bijvoorbeeld Valium®\'* en
Ivomec®5 injectievloeistof (6).

\' Corresponderend auteur: Faculteit der Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheids-
zorg Paard, discipline ïnweruiige Ziekten, Yalelaan 16. de Uithof. 3584 CM Utrecht,
Tel: 030-2531112, e-mail: L.vandenlVollenberg@vet.uu.nl
^ Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde

^ Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren,
Discipline Inwendige Ziekten.

Veterinair is propyleenglycol vooral bekend als therapeuti-
cum voor de behandeling van ketose bij herkauwers
(2,3,17,18,19). Paraffine wordt in de paardenpraktijk veel
gebruikt voor de behandeling van koliek door verstoppin-
gen. Propyleenglycol en paraffine hebben een vergelijkbaar
uiterlijk qua kleur en viscositeit. In het verleden heeft dit in
het buitenland reeds tot vergissingen geleid bij het behande-
len van paarden (5,13,14).

CASE-BESPREKING

Enige tijd geleden heeft zich ook in Nederland een incident
voorgedaan waarbij kort na elkaar aan twee paarden per ver-
gissing propyleenglycol is toegediend in plaats van de voor
hen bedoelde behandeling met paraffine. De sterk op elkaar
gelijkende flessen waarin de beide diergeneesmiddelen aan-
geleverd worden, waren onbedoeld van plek verwisseld. Dit,
in combinatie met de onoplettendenheid van degene die de
flessen heeft gepakt zonder het etiket te controleren, is er de
oorzaak van geweest dat de paarden het verkeerde dierge-
neesmiddel toegediend hebben gekregen.
Bij beide paarden werden na het ontdekken van de foutieve
toediening een intensieve behandeling ingesteld (zoals later
beschreven zal worden) en na ongeveer drie weken zijn de
dieren hersteld weer huiswaarts gekeerd.

Paard A

Een zesjarige KWPN-merrie van 508 kg lichaamsgewicht
werd op de kliniek aangeboden vanwege koliek veroorzaakt
door een obstipatie van het rechter dorsale colon met een
lichte meteorismus. Bij binnenkomst was de merrie alert en
vertoonde behalve milde koliekverschijnselen geen opval-
lende klinische afwijkingen. Ook het routine bloedonder-
zoek vertoonde bij binnenkomst geen afwijkingen.
Het paard kreeg in plaats van de voor haar bedoelde twee li-
ter paraffine, twee liter propyleenglycol met een neus.sonde
toegediend (dit komt voor dit paard neer op een dosering van
0,004 1/kg LG). Ongeveer twee uur na de vermeende toedie-
ning van de paraffine werd ontdekt dat er een verwisseling
had plaats gevonden en dat het paard propyleenglycol was
toegediend. Het dier werd direct van stal gehaald en klinisch
onderzocht. De symptomen die het paard vertoonde waren
op dat moment als volgt:

* emstige ataxie;

* oppervlakkige, snelle ademhaling;

* sloom en afwezig;

* abnormale chemische geur van de uitademingslucht en bij
sonderen uit de maag.

De ataxie verminderde in de loop van de twee dagen na het
voorval. Het paard werd al vrij snel weer attenter en de eet-
lust werd beter. Een dag na het toedienen van de propyleen-
glycol was de afwijkende chemische geur van de uitade-
mingslucht verdwenen.

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:79-23

Een intoxicatie met propyleenglycol bij twee paarden

L. van den Wollenberg\', C.H.P. Pellicaan^ en K. Müller3

Na het ontdekken van de vergissing werd veneus bloed af-
genomen om de klinisch-chemische status te bepalen. De

< Valium"\': Diazepam. Hoffmann-La Roche BV. Mijdrecht. Nederland.
3 Ivomec^: Ivermectine, MSD-Agvet. Haarlem, Nederland.

-ocr page 148-

volgende parameters waren bij paard A opvallend afwij-
kend: De pH^ was 7,35, met een Base Excess^ van -10,3
mmol/1. Deze metabole acidose werd gecompenseerd door
een lage PCOj^ (PCO2 van het veneuze bloed was 3,22 kPa,
normaal 4,7-6,0 kPa), veroorzaakt door de hyperventilatie
die het paard vertoonde. Verder was te zien dat de lactaat-
waarde^ in het bloed op dit moment met 1,2 mmol/1 reeds
licht verhoogd was (normaal <1 mmol/1). Het verdere ver-
loop van de lactaatconcentratie in het bloed na toediening
van de propyleenglycol is te volgen in figuur 1. Paard A ver-
toonde in eerste instantie een laag glucosegehalte^ (2,4
mmol/1), hetgeen binnen korte tijd omsloeg naar een hyper-
glycemic met waardes die stegen tot 14,7 mmol/1. Pas na 30
uur daalde de glucosewaarde weer tot beneden de normale
grens van 5,6 mmol/1.

Het ureumgehalte\'\' van het bloed was in eerste instantie bin-
nen de normaalwaardes van 2-8 mmol/1, maar steeg in de
week volgend op het incident tot een waarde van 11,1
mmol/1. Respectievelijk één en twee maanden na het inci-
dent is er nog een controlebloedmonster genomen waarbij de
ureumwaardes 5,2 en 7,0 mmol/1 waren en dus weer binnen
de normaalwaardes vielen. De creatininewaarde"\' was na drie
dagen gestegen tot een waarde van 296 ^imol/l (normaal 106-
168 nmol/1) en daalde veel langzamer: bij de controle na
twee maanden was de waarde nog 204 ^mol/1.

" Radiometer Copenhagen, Radiometer Nederland, Zoetermeer, Nederland.
^ Beckmann CX5 delta, Beckmann, Mijdrecht, Nederland.
» SysmexKIOOO, Charles Goffin, Tiet, Nederland

h\' iK

1 : -, .......

1 : ................

I :

" " " " . ^^

1

\\.......

boven^-ens lactaatconcentratie

N

■ ■ 1 ■ ■ I I ■ ......lil

■ lil.....

O 6 12 18 24 30 36 42 48

tijd na ingeven (uren)
■■• \'" paard A —ii— paard B

Figuun. Het verloop van de lactaatgehaltes (mmol/1) in het bloed van paarden in de
tijd (uren) na orale toediening van propyleenglycol.

Paard B

Deze 14-jarige Arabische hengst van 369 kg lichaamsge-
wicht verbleef in de kliniek vanwege koliekverschijnselen
door zandophoping in het maagdarmkanaal. Bij binnen-
komst vertoonde dit paard behalve nogal opgewonden ge-
drag geen koliekverschijnselen en geen opvallende klinische
afwijkingen. Het routine bloedonderzoek leverde alleen een
verhoogde hematocrietwaarde^ op van 0,521/1 (dit kan bij dit
dier waarschijnlijk verklaard worden door een absolute ver-
hoging van het aantal erytrocyten in de bloedbaan door een
miltcontractie als gevolg van opwinding). Dit paard kreeg 1
liter propyleenglycol in plaats van de voor hem bedoelde 1
liter paraffine toegediend (voor dit paard betekende dat een
dosering van 0,003 1/kg LG).

Een uur na toediening aan dit paard werd de vergissing opge-
merkt. De klinische bevindingen waren op dat moment:

* sloom;

* licht zweten;

* abnormale chemische geur van de uitademingslucht en bij
sonderen uit de maag.

Ataxie is bij paard B nooit vastgesteld en reeds één dag na
het incident was het paard weer attenter en had klinisch geen
afwijkingen.

Paard B ontwikkelde een metabole acidose (pH 7,31) met
een Base Excess van 4,4 mmol/1. Het dier werd behandeld
met bicarbonaatinflius. De zuurgraad van het bloed normali-
seerde pas weer na 24 uur.

De lactaatwaarde van dit paard was al in een vroeg stadium na
toediening van de propyleenglycol verhoogd (direct na het ont-
dekken van de foutieve toediening was de lactaatwaarde reeds
2,9 mmol/l). Het verloop van de lactaatwaarde in het bloed van
dit paard is eveneens te volgen in figuur 1. Verdere afwijkingen
in biochemische bloedwaardes liet dit dier niet zien.
Direct na het ontdekken van het verwisselen van beide medi-
camenten zijn de paarden gesondeerd waarna de maag werd
gespoeld om op deze manier te proberen zoveel mogelijk
van de toegediende propyleenglycol te verwijderen. Op ad-
vies van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) te Bilt-
hoven werd de paarden ook direct paraffine toegediend. Dit
om een snelle passage van de propyleenglycol te bewerkstel-
ligen en zoveel mogelijk verdere resorptie van de propyleen-
glycol uit het maagdarmkanaal te voorkomen. Ook werd een
katheter in de V. jugularis aangebracht en een infuus met 0,9
% NaCl toegediend. Toen de situatie was gestabiliseerd zijn
de paarden naar stal gebracht, waar ze aangesloten werden
op een continu NaCl 0.9 %-infuus^. Paard A is gedurende
twee dagen aan dit infuus aangesloten geweest, paard B ge-
durende één dag.

Ook zijn zo snel mogelijk de eigenaren van beide paarden in-
gelicht en is hun verteld wat de toediening van de propyleen-
glycol voor een gevolg voor hun paard zou kunnen hebben.
Gedurende de dagen volgend op het incident is er met de ei-
genaren intensief contact onderhouden over de gezondheids-
toestand van hun paard en ook na ontslag uit de kliniek is er
verschillende malen telefonisch naar beide paarden geïnfor-
meerd. Hoewel de eigenaren aanvankelijk verontwaardigd
waren over het gebeurde werd de openheid en de informatie
die zij kregen gewaardeerd en droeg dit bij tot een voor beide
partijen acceptabel verloop.

METABOLISME VAN PROPYLEENGLYCOL
Na orale toediening wordt propyleenglycol voor een deel
uit de maagdarmtractus geabsorbeerd. Eenmaal in de cir-
culatie wordt 12-45 % van de propyleenglycol onveran-
derd met de urine uitgescheiden (17), de rest wordt in de
lever door alcohol- en aldehydedehydrogenases via lactal-
dehyde omgezet in lactaatisomeren. L-lactaat kan via de
TCA (Krebbs) cyclus gebruikt worden voor de glucone-
ogenese, D-lactaat daarentegen wordt gemetaboliseerd tot
pyruvaat en CO2 en draagt nauwelijks bij tot de glucone-
ogenese (4).

\' STAT large animal I.V.-set, U.S. patent no. 4,699,613.

-ocr page 149-

TOXICITEITVAN PROPYLEENGLYCOL
Alhoewel de opvatting heerst dat propyleenglycol een sta-
biele, farmacologisch inerte substantie is met een lage syste-
mische toxiciteit, zijn er wel degelijk meerdere gevallen, zo-
wel bij de mens als bij verschillende diersoorten, in de
literatuur gemeld waarbij propyleenglycol voor intoxicatie-
verschijnselen heeft gezorgd.

Bij overdosering van propyleenglycol hoopt met name het
D-lactaat zich op. De metabolisering van D-lactaat verloopt
namelijk veel langzamer dan die van zijn stereo-isomeer,
het L-lactaat (4). Er ontstaat hierdoor een metabole acidose
(lactaat draagt voor ongeveer 85 % aan de totale zuurcon-
centratie bij). De klinische symptomen en toxicologische
effecten bij een overdosering van propyleenglycol zijn het
resultaat van deze verzuring in de verschillende organen en
weefsels (1,12,18). Bij de mens is na orale of parenterale
toediening van propyleenglycol een significante correlatie
gevonden tussen een verhoogde propyleenglycolconcentra-
tie in het bloed en een corresponderende totale zuurhoeveel-
heid in het serum en het centraal zenuwstelsel. Propy-
leenglycol passeert namelijk de bloedhersen-barrière;
binnen een uur is de concentratie in het centraal zenuwstel-
sel ongeveer 80 % van die in het serum (12). In de hersenen
is het gehalte aan het lactaatdehydrogenase dat een belang-
rijke rol speelt in de metabolisering zeer laag waardoor juist
hier het D-lactaat accumuleert. Dit zou kunnen verklaren
waarom met name neurologische symptomen op de voor-
grond treden (4,13). Als dosis propyleenglycol waarbij
ziekteverschijnselen c.q. sterfte optreedt wordt in de litera-
tuur vermeld:

Rund: gemiddelde dosis waarbij klinische symptomen
worden gezien: 0,0025 1/kg LG, dit komt neer op
ongeveer 1,5 liter vloeistof voor een volwassen koe
(8).

Paard: toxische effecten zijn te verwachten na de toedie-
ning van 0,0061/kg LG of meer. Doseringen tussen
0,007 1/kg LG en 0,016 1/kg LG bleken voor paar-
den dodelijk (5,10,11,14,16,18). In de literatuur
worden klinische symptomen gemeld na toedie-
ning van 1,9 liter tot en met 7,6 liter propyleengly-
col aan een paard (hierbij waren niet altijd de li-
chaamsgewichten van de paarden bekend).

KLINISCH BEELD BIJ EEN INTOXICATIE VAN PAARDEN
MET PROPYLEENGLYCOL

Er worden verschillende klinische symptomen in de litera-
tuur gemeld na (over)doseren van propyleenglycol. Het
meest op de voorgrond tredend is vaak de invloed op het cen-
traal zenuwstelsel waardoor (emstige) ataxie en depressie
kunnen ontstaan (5,13,14,20). Verklaring hiervoor vormt de
reeds hiervoor beschreven ophoping van met name D-lactaat
in de hersenen (4). Symptomen vanuit het centraal zenuw-
stelsel kunnen al zeer snel na toediening van propyleengly-
col optreden. McClanahan (13) bijvoorbeeld beschrijft een
geval waarbij een merrie met een colonverstopping in plaats
van paraffine 3 liter propyleenglycol kreeg toegediend.
Binnen twee uur na het incident was de merrie extreem gede-
primeerd en atactisch hetgeen zich na twaalf uur met behulp
van behandeling weer had hersteld. Myers (14) doet verslag
van enkele gevallen van propyleenglycolintoxicatie waarbij
4 paarden die experimenteel (!) 1,9 tot 7,6 liter propyleen-
glycol kregen toegediend na reeds 15 minuten ataxie en de-
pressie vertoonden.

Ook wordt in geval van een propyleenglycolintoxicatie
nogal eens melding gemaakt van problemen van het maag-
darmkanaal zoals kortdurende koliek en diarree (14,20).
Propyleenglycol veroorzaakt namelijk bloedingen en een
onstekingsreactie (hemorragische enteritis) in het maag-
darmkanaal. Verder worden respiratoire verschijnselen be-
schreven zoals oppervlakkig snel ademen, cyanose en zelfs
ademstilstand (5,8,16) Mogelijk ligt de verklaring hiervoor
in een adrenerg gemedieerde vasoconstrictie en dus vermin-
derde perfusie in het longvaatbed die optreedt als gevolg van
propyleenglycol. Het dier wordt hierdoor hypoxisch, een
mechanisme beschreven bij kalveren die propyleenglycol
kregen toegediend (9). Daamaast zou het longoedeem dat
nog wel eens vastgesteld wordt bij postmortemonderzoek
hierbij ook een rol kunnen spelen. Incidenteel worden als
verschijnselen speekselen, zweten een stinkende uitade-
mingslucht en fecesgeur genoemd, een oorzaak hiervoor kan
veelal niet worden aangegeven (5,13,14,20). Bij hoge doses
propyleenglycol bestaat er zelfs het risico dat het paard over-
lijdt aan de toxische effecten ervan (5,14,20). Een verklaring
hiervoor zou de anoxie zijn die voor schade aan het myocard
zorgt waardoor ventrikelfibrillatie optreedt (9).

DIAGNOSE EN THERAPIE

Bij intoxicaties waarbij niet duidelijk is of propyleenglycol
de oorzaak is, is het aantonen mogelijk door chemische ana-
lyse van serum, urine of orgaanweefsel, bijvoorbeeld door
middel van gaschromatografie met vlamionisatie (5,8,18).
Er bestaat geen specifiek antidotum voor propyleenglycol,
hierdoor kan de behandeling dan ook alleen symptomatisch
zijn. Het belangrijkste is de ernstige metabole acidose die
zich kan ontwikkelen te bestrijden om zoveel mogelijk de
schade aan organen te voorkomen. Dit kan door middel van
buffering via een infuus met natriumbicarbonaat (5,8,18).
Het is dus van belang dat het zuur-base-evenwicht van het
bloed wordt gemeten; dit is over het algemeen alleen moge-
lijk in goed geoutilleerde klinieken. Daamaast zullen infusen
moeten zorgen voor een adequaat circulerend bloedvolume
en dus de orgaanperfusie, het bevorderen van de diurese en
tegengaan van kristalvorming door de metabolieten van pro-
pyleenglycol in de nieren (14,18). Toch moet aan de andere
kant ook opgepast worden voor het ontstaan van longoe-
deem.

Serumelectrolytconcentraties moeten worden gecontroleerd
en zonodig gecorrigeerd en bij paarden die een respiratoire
crisis doormaken zou het toedienen van zuurstof een posi-
tieve bijdrage kunnen leveren (18). Verdere opname van de
propyleenglycol uit het maagdarmkanaal zou zoveel moge-
lijk voorkomen kunnen worden door, indien het recent ge-
beurd is, het paard te sonderen en de maag te spoelen (het-
geen meestal helaas weinig oplevert). Vervolgens zou
paraffine kunnen worden toegediend aangezien dit goed
mengt met de propyleenglycol en het zodoende voor een ge-
deelte \'mee kan nemen\', waardoor de biologische beschik-
baarheid afneemt (14). Bij een vergiftigingsgeval bij mensen
met propyleenglycol wordt daamaast wel eens het toedienen
van geactiveerde koolstof (carbo medicinalis) aangeraden
(18). Navraag aan het Nationaal Vergiftigingen Informatie
Centrum levert op dat actieve koolstof weinig zin zou heb-
ben omdat er nauwelijks adsorptie van propyleenglycol aan
optreedt.

In één geval van propyleenglycolintoxicatie is vitamine C
gegeven om oxidatieve schade te voorkomen (13). Ook is dit
paard behandeld met vitamine B en dexamethason waarvan

-ocr page 150-

niet helemaal duidelijk wordt welke positieve bijdrage hier-
van verwacht wordt. De neurologische symptomen zullen
door deze behandeling niet veel verbeteren aangezien de aci-
dose in de hersenen, die de belangrijkste factor hierbij lijkt,
er niet door tegengegaan wordt.

PATHOLOGIE

Laesies die kunnen worden gevonden bij een paard dat is ge-
storven aan een propyleenglycolintoxicatie zijn onder an-
dere in het maagdarmkanaal het loslaten van de maagmu-
cosa, diffuse enterocolitis, roodheid van de colonwand en
bloedingen in de wand van de dunne darm (10,14,16,18),
roodheid en infarcten in de nieren (5,10,14,18), hersenoe-
deem (14,16,18), longoedeem (5,18) en leverdegeneratie
(5,14,18).

DISCUSSIE

De symptomen en het verloop van de gebeurtenissen bij de
twee paarden die onbedoeld propyleenglycol kregen toege-
diend waren zoals het volgens beschrijving van gelijksoor-
tige gebeurtenissen uit de literatuur verwacht mochten wor-
den. De verschijnselen die de twee paarden vertoonden
waren mild en van voorbijgaande aard, de dosis propyleen-
glycol die zij kregen was in verhouding dan ook laag (res-
pectievelijk 0.004 en 0.003 1/kg LG). De laagste dosis tot nu
toe waarbij in de literatuur symptomen zijn beschreven is on-
geveer 0.006 1/kg LG (13), maar uit het hier beschreven
voorval blijkt dat ook een lagere concentratie aanleiding kan
geven tot vergiftigingsverschijnselen.
De hoge bloedspiegel van lactaat die ontstaat nadat propy-
leenglycol in overmaat is toegediend zorgt voor de metabole
acidose die beide paarden lieten zien. De neurologische
symptomen (onder andere ataxie en depressie) die vooral
paard A vertoonde zijn ondermeer terug te voeren op de accu-
mulatie van D-lactaat in de hersenen. Na toedienen van pro-
pyleenglycol ontstaat, zoals hiervoor reeds beschreven, een
verhoogde concentratie van de beide lactaatisomeren. L-lac-
taat is in het metabolisme van zoogdieren een veel voorko-
mend stofwisselingsproduct en kan bijvoorbeeld ook bij
paarden met koliek in een verhoogde concentratie voorko-
men, accumulatie ervan wordt voorkomen doordat het door
LDH snel wordt gemetaboliseerd. D-lactaat daarentegen
komt normaal gesproken slechts in zeer lage concentraties
voor in het lichaam en de metabolisering ervan verloopt, met
name in het centraal zenuwstelsel, significant langzamer dan
die van L-lactaat. Hierdoor hoopt het D-lactaat zich hier op en
het toxische effect hiervan draagt mede bij aan het ontstaan
van de neurologische symptomen (4). In vrijwel alle litera-
tuur over propyleenglycolintoxicatie treden deze neurologi-
sche symptomen op de voorgrond (1,5,13,14,15,16,18,20).
De abnormale geur van uitademingslucht en feces wordt
meermalen gemeld, een duidelijke verklaring hiervoor wordt
in de literatuur niet gegeven (5,13,14).
Aangezien propyleenglycol een precursor in de synthese van
glucose is, lijkt het ontstaan van een hyperglycemie zoals na
enige tijd bij paard A een logisch gevolg. Dit wordt onder an-
dere ook beschreven door Ruddick bij meststieren die propy-
leenglycol kregen bijgevoerd (17). Opmerkelijk en moeilij-
ker te verklaren was de hypoglycemie die paard A in eerste
instantie liet zien. In de literatuur wordt een geval gemeld
van een baby die oraal propyleenglycol had gekregen en als
gevolg hiervan verscheidene hypoglycemieaanvallen kreeg
(6). Mogelijk dat de energie die de omzetting van propyleen-
glycol tot lactaat kost, uit de glycolyse wordt geleverd.

De uremie en verhoging van het creatininegehalte in het
bloed bij paard A zouden verklaard kunnen worden door re-
nale infarcten en oedeem en de tubulaire necrose zoals die
soms bij een propyleenglycolintoxicatie worden gezien (5,8,
10,17). Bij de intoxicatiegevallen in de literatuur werden een
uremie en hoge creatininewaarde in het bloed niet gemeld.
Ook kunnenpolyurie en polydipsie gezien worden omdat
propyleenglycol als osmotisch diureticum kan werken (4).
Er wordt melding gemaakt van het feit dat er door overdose-
ring van propyleenglycol hemolyse kan ontstaan (5,9,17,20),
zij het dat het hierbij vooral studies betreft waarin het om in-
traveneuze formuleringen gaat. Bij de beide paarden in de
kliniek is geen hemolyse geconstateerd. Bij katten en recent
ook bij paarden is het ontstaan van Heinz-bodies gemeld,
hetgeen suggereert dat er oxidatieve beschadiging van de
erytrocyten is opgetreden (4,13).

De oppervlakkige, snelle ademhaling zoals paard A die ver-
toonde wordt ook in de literatuur gemeld (5,18). Een moge-
lijke verklaring hiervoor is, zoals al eerder is beschreven, de
hypoxic die optreedt als gevolg van een verminderde long-
doorbloeding (9) en eventueel aanwezig longoedeem.

CONCLUSIE

In tegenstelling tot hetgeen veel mensen denken, blijkt dat
propyleenglycol toxisch kan zijn. Er moet dus bij overdose-
ring c.q. onbedoelde toediening wel degelijk alert gere-
ageerd worden. Een intensieve behandeling is geïndiceerd,
met name de infuustherapie met toediening van NaCl 0.9 %
en Na-bicarbonaatoplossingen op geleide van meting van de
zuurbase-balans. Gezien de noodzaak de zuurbase-balans en
de elektrolytenbalans in het bloed te controleren en bij te stu-
ren binnen een korte tijdspanne en de intensieve aandacht die
deze patiënten behoeven is doorverwijzing naar een kliniek
die deze mogelijkheden heeft aan te raden.
Fouten die te maken hebben met het onbedoeld toedienen
van een verkeerd medicament komen frequent voor. Een
soortgelijke verwisseling van paraffine en propyleenglycol
als in dit artikel wordt beschreven, is ook in buitenlandse kli-
nieken al gemeld. Daarom is het beter medicamenten en/of
verpakkingen die erg op elkaar lijken niet bij elkaar in de
buurt op te slaan. Daarnaast is het noodzakelijk het etiket te
lezen en niet op vorm of kleur medicamenten uit de
(auto)apotheek te pakken, ook niet in panieksituaties.

LITERATUUR

1. Arulanantham K, and Genei M. Central nervous toxicity associated with
ingestion of propyleen glycol. Journal of pediatrics 1978; 93: 515-6.

2. Caple IW. Metabolic disorders in: Howard JL. Current veterinary the-
rapy 3: food animal practice. 3rd ed. Philadelphia: W.B. Saunders com-
pany, 1993: 311.

3. Cate JC, and Hedrick R. Propylene glycol and lactic acidosis. The New
England journal of medicine. 1980; 303(14): 1237.

4. Christopher MM, Eckfeldt JH, and Eaton JW. Propylene glycol causes
D-lactic acidosis. Labaratory investigation. 1990; 62(1): 114-8.

5. Dorman DC, and Haschek WM. Fatal propylene glycol toxicosis in a
horse. J Am Vet Med Assoc 1991; 198 (9): 1643-4.

6. Ellenhom MJ, Schonwald S, Ordog G, and Wasserberger J. Ellenhom\'s
medical toxicology: diagnosis and treatment of human poisoning. 2e dr.
Baltimore: Williams & Wilkins. 1997: 1156-7.

7. Fiedler HP. Lexikon der Hilfstoffe für Pharmazie, Kosmetik und an-
grenzende Gebiete. 3e dr. Aulendorf: Editio Cantor, 1989:1014.

8. Galey FD. Disorders caused by toxicants. In: Smith BP. Large Animal
Internal Medicine. 2edr. St. Louis: Mosby, 1996: 1915.

9. Gross DR, Kitzmann JV, and Adams HR. Cardiovascular effects of in-
travenous administration of propylene glycol and of Oxytetracycline in
propylene glycol in calves. Am J Vet Res. 1979; 40 (1 -12): 783-91.

10. Hapke HJ. Toxikologie für Veterinärmedizinen le dr. Stuttgart:
Ferdinand Enke Verlag, 1975: 202-3.

-ocr page 151-

11. Humphreys DJ. Veterinary Toxicology. 3rd ed. Londen: Baillière
Tindall, 1988: 185.

12. Kelner MJ, and Bailey DN. Propylene glycol as a cause of lactic acido-
sis. Journal of Analytical Toxicology, 1985: 9(1): 40-2.

13. McClanahan S, Hunter J, Murphy M, and Valberg S. Propylene glycol
toxicosis in a mare. Vet. Human Toxicology 1998:40 (5): 294-6.

14. Myers VS and Usenik EA. Propylene glycol intoxication of horses. J
Am Vet Med Assoc. 1969: 155(12): 1841.

15. Pugh DM. Management of metabolic disease in ruminants. In: Brander
GC, Pugh DM, Bywater RJ and Jenkins WL. Veterinary applied phar-
macology & therapeutics. 5thed. Londen: Baillière tindall, 1991: 256-7.

16. Radostitis OM, Blood DC, and Gay CC. Diseases caused by inorganic
and farm chemicals In: Veterinary medicine 8rd ed. Londen: Baillière

Tindall, 1994: 1523.

17. Ruddick JA. Toxicology, metabolism, and biochemistry of 1,2-propa-
nediol. Toxicol. Appl. Pharmacol., 1972:21, 102-11.

18. Schmitz DG. Toxicologic problems In: Reed SM and Bayly WM.
Equine Internal Medicine. Ird ed. Philadelphia: W.B. Saunders com-
pany, 1998: 1008-9.

19. Schultz LH, Mayland HF, and Emerick RJ In: Church DC. The ruminant
animal: digestive physiology and nutrition. Isted.Londen, 1988:508-9.

20. Spurlock SL, Powers TE, Varma KJ, and Powers JD. Chloramphenicol-
propylene glycol toxicity following constant intravenous infusion in
horses. In: Ruckebush Y, Toutain P-L and Koritz GD. Proceedings from
the 2nd European association for veterinary pharmacology and toxico-
logy. Toulouse: Veterinary pharmacology and toxicology, 1982: 691-5.

Derde editie door E.J. Underwoodf en N. F. Suttie.

In dit 624 pagina\'s tellende boek worden de mineralen en
spoorelementen op een overzichtelijke wijze naar de meest
recente inzichten behandeld.

Na een algemene inleiding, waarin onder andere wordt inge-
gaan op factoren die de behoefte aan een mineraal/spoorele-
ment bepalen, worden de volgende onderwerpen behandeld:
natuurlijke bronnen van mineralen, detectie van tekorten aan
mineralen en het opheffen hiervan, calcium, fosfor, magne-
sium, natrium en chloor, kalium, zwavel, kobalt, koper, jo-
dium, ijzer, mangaan, selenium, zink, spoorelementen die
onder specifieke omstandigheden de gezondheid/productie
van landbouwhuisdieren positief kunnen beïnvloeden (boor,
chroom, lithium, molybdeen, nikkel, silicium, tin en vana-
dium),toxische elementen (aluminium, arseen, cadmium.

The Mineral Nutrition of Livestock

fluor, lood en kwik). In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan
op het ontwerpen van proeven om de status van mineralen en
spoorelementen te beoordelen.

Bij de behandeling met de diverse mineralen en spoorelemen-
ten ligt de nadruk op herkauwers omdat in de optiek van de
auteurs de kans op het optreden van tekorten aan mineralen en
spoorelementen in de voeding van herkauwers het grootst is.
Echter op onderdelen komt ook de minerale voeding van var-
kens en pluimvee uitgebreid aan de orde. In dit kader is het
dus niet verwonderlijk dat in dit boek aan het element zwavel
een heel hoofdstuk is gewijd. Opvallend is verder dat de mi-
neralen calcium en fosfor apart behandeld worden hetgeen de
huidige opvatting onderstreept dat de verhouding tussen cal-
cium en fosfor secundair is aan de behoefte. Ten slotte valt
het op dat de auteurs kritisch zijn ten aanzien van het gebruik
van organisch gebonden spoorelementen.

Lezers: practici, studenten, DGK, LU, Has.

Het boek is uitgegeven door uitgeverij CABI publishing,
Wallingford, Engeland. ISBN: O 85199 128 9. Prijs: 140 US$.
Te bestellen bij: CABI publishing, CAB intemational,
Wallingford, Oxon 0X10 8DE, UK, Tel: 44 (0) 1491
832111, fax: 44 (0) 1491 829292, e-mail: orders(@cabi.org

Epidemiology, diagnosis and control of helminth parasites of swine (FAO Manual 3)
Epidemiology, diagnosis and control of poultry parasites (FAO Manual 4)

A. Roepstrorff and P. Nansen respectievelijk A. Permin and
J.W. Hansen. Uitgever: Food and Agriculture organization
ofthe United Nations. Jaar: 1998. Pagina\'s: beide 160. Prijs:
manual 3: ƒ 82,50, manual 4 ƒ69.50.

Deze twee Engelstalige boekjes, geschreven door Deense
parasitologen, zien er door de ringbandjes en het formaat
meer uit als cahiers of collegedictaten. Het zijn echter com-
plete handboeken voor de betreffende diersoorten wanneer
het gaat om de epidemiologie, economische impact, risico\'s
voor volksgezondheid, diagnostiek, preventie en behande-
ling van belangrijke parasitaire infecties. Voor een groot
deel zijn het infecties die worden opgelopen wanneer de die-
ren buiten lopen, met name in ontwikkelingslanden.
De inhoud is volledig wanneer het gaat over de informatie
over de parasiet (levenscyclus, epidemiologie), de patholo-
gie, de bemonsteringsprocedures (inclusief grond), de dia-
gnostiek en behandeling. In het pluimveeboek worden ook
de ectoparasieten besproken. Één hoofdstuk behandelt epi-
demiologisch onderzoek van koppels en populaties. De boe-
ken zijn bedoeld voor routinematig gebruik bij instituten,
universiteiten en in het veld, waar parasitologisch onderzoek
plaatsvindt. De auteurs willen hiermee standaardisatie en
uniformiteit van de diagnostiek bevorderen evenals het ver-
zamelen van epidemiologische gegevens die nodig zijn voor
de ontwikkeling van bestrijdingsprogramma\'s.
Voor de diersoort gespecialiseerde of erkende practicus kun-
nen ze heel goed dienen als naslagwerk voor parasitaire in-
fecties bij de betreffende diersoorten.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 152-

Operen van een teef met als diagnose diabetes mellitus

Naar aanleiding van onderstaande uit
de praktijk ontvangen vraagstelling
vond de redactie drs. H.S. Kooistra
(Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofd-
afdeling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren) bereid om voorde lezers een ant-
woord te formuleren.

Vraag:

Is het verstandig om een teef waarbij
de diagnose diabetes melhtus is ge-
steld meteen te opereren (ovariohyste-
rectomie) of moet er eerst een insuline-
therapie gestart worden en pas na de
regulering worden geopereerd? Hoe
hoog schat men het operatierisico in
bij een niet gereguleerde diabetes-pa-
tiënt?

Antwoord:

Diabetes mellitus bij de hond kan ver-
oorzaakt worden door een (primaire) af-
braak van ß-cellen ten gevolge van een
pancreaslijden (zoals pancreatitis en im-
muun-gemedieerde afbraak van ß-cel-
len). Veel vaker ontstaat diabetes melli-
tus bij de hond echter als gevolg van
perifere insulineresistentie. De perifere
insulineresistentie leidt aanvankelijk tot
een verhoogde insulineproductie, maar
geeft uiteindelijk aanleiding tot een zo-
genaamde uitputting van de ß-cellen en
het ontstaan van een (relatief) tekort aan
insuline en dus diabetes mellitus. De be-
langrijkste oorzaken van een perifere in-
sulineresistentie zijn 1) groeihormoon-
overmaat geïnduceerd door endogeen
progesteron en/of exogene progestage-
nen en 2) hypercorticisme (glucocorti-
coïden overmaat). Hypercorticisme kan
zowel endogeen van oorsprong zijn (een
cortisolproducerende bij nierschorstu-
mor of ACTH-producerende hypofy-
setumor) als veroorzaakt worden door
iatrogeen toegediende glucocorticoïden

(3).

Diabetes mellitus bij de hond wordt va-
ker gezien bij teven dan bij reuen. Dit is
toe te schrijven aan het feit dat niet-ge-
castreerde teven elke oestrische cyclus
opnieuw tijdens de luteale fase gedu-
rende een periode van ruim twee maan-
den bloot staan aan verhoogde plasma-
progesteron-concentraties. Indien de
loopsheid medicamenteus wordt voor-
komen, staan de niet-gecastreerde teven
gedurende langere tijd bloot aan de toe-
gediende progestagenen. Onderzoek bij
de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren heeft aangetoond dat
blootstelling aan progesteron/progesta-
genen bij de hond kan leiden tot groei-
hormoonovermaat (1) en dat dit door
progesteron/progesta-genen geïnduceer-
de groeihormoon afkomstig is uit de
melkklieren (4). Zoals boven al is aan-
gegeven is de groeihormoonovermaat
verantwoordelijk voor de perifere insu-
lineresistentie (5) die uiteindelijk door
uitputting (hydropische degeneratie)
van de ß-cellen kan leiden tot een rela-
tief of absoluut tekort aan insuline.
Indien diabetes mellitus bij een teef
wordt vastgesteld is het dus eerst zaak
pogen vast te stellen wat de oorzaak
hiervan is. In de anamnese zal met name
ook gevraagd dienen te worden naar het
cyclusstadium. Als de diabetes mellitus
bij de teef ontstaan is tijdens de luteale
fase, zal castratie, zo spoedig mogelijk
na het ontstaan van de diabetes mellitus,
resulteren in een daling van de plasma-
groeihormoonconcentratie en dus in het
verdwijnen van de insulineresistentie.
Bij snel ingrijpen kunnen de ß-cellen
zich vaak nog herstellen en zal de diabe-
tes mellitus frequent reversibel blijken
te zijn. Indien te lang wordt gewacht zal
er sprake zijn van een irreversibel dege-
neratie van de ß-cellen en dus van een
permanente diabetes mellitus. Indien de
klinische toestand van de teef het moge-
lijk maakt vindt de castratie dus plaats
voordat begonnen is met de behandeling
met insuline. Het reguleren van een dia-
betes mellitus-patiënt tijdens de luteale
fase is lastig en vaak zijn twee tot drie
weken nodig voordat het plasma-gluco-
segehalte tot een acceptabel niveau is te-
ruggebracht. Deze tijdsduur is dermate
lang dat de kans groot is dat het opheffen
van de diabetes mellitus door castratie
verkeken is. Zelfs als de diabetes melli-
tus na de castratie (nog) niet (volledig)
verdwenen is, zal de regulatie na castra-
tie aanzienlijk eenvoudiger blijken te
zijn.

Indien de castratie van de teef direct na
het vaststellen van de diagnose en de
achterliggende oorzaak daarvan wordt
uitgevoerd, zal de teef dus hyperglycae-
mie en glucosurie hebben. De glucosu-
rie veroorzaakt een osmotische diurese
met als gevolg polyurie en veriies aan
electrolieten. Als de polyurie onvol-
doende wordt gecompenseerd door een
toegenomen wateropname zal hypovo-
lemie, hypotensie en een verminderde
doorbloeding van de nieren (extrarenale
uremie) ontstaan. Het verlies aan electr-
olieten leidt vaak tot hypokaliëmie, hyp-
onatriëmie en soms tot hypofosfatemie.
Daarbij veroorzaakt de hoge plasmaglu-
coseconcentratie een toename van de
plasma osmolaliteit die kan leiden tot
een intracellulaire dehydratie, die vooral
op hersenniveau tot problemen kan lei-
den. Met het oog op het operatierisico
van deze patiënten is een adequaat intra-
veneus infiiusbeleid, voorafgaande, tij-
dens en na de chirurgische ingreep, dus
essentieel.

De ochtend na de castratie moet het
plasma-glucosegehalte bepaald wor-
den. Bij een plasma-glucosegehalte
boven de 15 mmol/1 moet behandeling
met insuline gestart worden. Bij een
plasma-glucosegehalte van 12 mmol/1
of lager kan nog even afgewacht wor-
den met het geven van insuline. In dat
geval moet het plasma-glucosegehalte
dagelijks gecontroleerd worden en de
hond een koolhydraat-arm voer ge-
voerd worden. Zodra het plasma glu-
cose gehalte stijgt tot boven de 15
mmol/1 is een spoedig starten met insu-
line van belang, want hoe eerder hier
mee aangevangen wordt, hoe meer
kans er is op herstel van de ß-cellen.

Ook als blijkt dat de diabetes mellitus bij
de teef niet ontstaan is op basis van pro-
gesteron-geïnduceerde groeihormoon
overmaat tijdens de luteale fase, is cas-
tratie van belang. In deze gevallen is
echter geen haast geboden en kan met
behulp van insuline eerst gekomen wor-
den tot een zo goed mogelijke regulatie
van de suikerziekte, terwijl daamaast
gepoogd moet worden andere oorzaken
van de diabetes mellitus, zoals hyper-
corticisme of exogene progestagenen, te
achterhalen en indien mogelijk te be-
handelen. De castratie heeft in deze ge-
vallen niet als doel om de oorzaak van
de diabetes mellitus op te heffen, maar
om de regulatie met insuline niet te ver-
storen. Indien een teef die bijvoorbeeld
op basis van iatrogeen toegediende glu-
cocorticoïden diabetes mellitus heeft
ontwikkeld namelijk een luteale fase
doormaakt, zou er sprake kunnen zijn
van progesteron-geïnduceerde groei-

-ocr page 153-

hormoonoveimaat met als gevolg insu-
lineresistentie en dientengevolge een
moeilijk voorspelbare verhoogde be-
hoefte aan insuline.

In de vraagstelling wordt overigens
gesproken van ovariohysterectomie.
Ook in de veterinaire handboeken
wordt in geval van castratie van de teef
vrijwel altijd gesproken over ovario-
hysterectomie. Er moet echter bedacht
worden dat er in veel gevallen geen re-
den is om naast de ovaria ook de uterus
te verwijderen. Sterker gezegd, als er
geen macroscopische veranderingen
aan de uterus zichtbaar zijn is ovariëc-
tomie de chirurgische ingreep die de
voorkeur verdient. Ovariëctomie kost
de ervaren chirurg namelijk minder
operatietijd en leidt tot minder trauma
in het abdomen in vergelijking met
ovariohysterectomie (2).

Literatuur

1. Eigenmann JE, Eigenmann RY, Rijnberk
A, Gaag I van der, Zapf J, and Froesch ER.
Progesterone-controlled growth hormone
overproduction and naturally occurring ca-
nine diabetes and acromegaly. Acta
Endocrinologica 1983; 104: 167-76.

2. Okkens AC, Kooistra HS, and Nickel RF.

Comparison of long-term effects of ova-
riectomy versus ovariohysterectomy in
bitches. Journal of Reproduc-tion and
Fertility 1997; S51: 227-31.
Rijnberk A. Endocrine pancreas. In:
Clinical Endocrinology of Dogs and Cats.
Rijnberk A (editor). Kluwer Academic
Publishers, Dordrecht; 1996: 95-117.
Selman PJ, Mol JA, Rutteman GR,
Garderen E van. Rijnberk A. Progestin-in-
duced growth hormone excess in the dog
originates in the mammary gland.
Endocrinology 1994a; 134: 287-92.
Selman PJ, Mol JA, Rutteman GR,and
Rijnberk A. Progestin treatment in the dog:
I. Effects on growth hormone, IGF-1, and
glucose homeostasis. European Journal of
Endocrinology 1994b; 131:413-21.

Distributie Orphan-drugs door Apotheek Faculteit der Diergeneeskunde

sen, uitsluitend op recept en voor indi-
viduele patiënten (patiëntnaam ver-
melden op recept). Informatie kunt u
krijgen bij de Apotheek op telefoon-
nummer 030-2531598, fax 030-
2532065 of op apotheek(^vet.uu.nl.

Overzicht diergeneesmiddelen van de
Apotheek Faculteit der Diergenees-
kunde (1 augustus 2000)

In juli heeft de apotheek van de
Faculteit der Diergeneeskunde in dit
Tijdschrift (2000 125; 423) een lijst
gepubliceerd met middelen die on-
der voorwaarden door de apotheek
naar dierenartsen worden gedistri-
bueerd. Op verzoek van het ministe-
rie van Landbouw is het product
Gabbrovet® (neonatale diarree bij
geitenlammeren ten gevolge van
Cryprosporidium parvum) van de
lijst gehaald. Toegevoegd aan de lijst
zijn ampullen jomeprol 408 mg/ml;
5 ml (lomeron® 200), dit is een rönt-
gencontrastmiddel.

Hiemaast staat de actuele lijst van
middelen die door de apotheek worden
gedistribueerd. De middelen worden
verstrekt aan praktiserende dierenart-

Middel

Acetylcysteine oogdr. 10%, 10 ml
Ciclosporine oogdr. 2%, 5 ml

Desoxycortonacetaat (DOCA) inj.
1 mg/ml, 5 ml

Edrofoniumchloride inj. 2 mg/ml, 5 ml
Hypnorm® inj., 10 ml
Imidocarb inj. 85 mg/ml, 5ml

Jomeprol inj. 408 mg/ml, 5 ml
Meglumine antimonaat inj. 30%,
5 ml (glucantime®)
Melarsomine, poeder voor inj.,
50 mg (Tirruniticide®)
Neotriam oorzalf, 7,5 ml

Zinkgluconaat caps. 70 mg

Gratis voor kandidaatleden!

De Veterinaire Agenda is gratis af te halen voor kandidaatleden van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde. De academische agenda vermeldt belangrijke data voor veterinair student, alsmede leuke \'weetjes\', zo-
als normaalwaarden. De agenda wordt de kandidaatleden gratis aangeboden door de sponsoren van de agenda: Waltham en
Dix & Co.

Let op de aankondigingen op de prikborden op de Faculteit der Diergeneeskunde. De agenda is, indien gereed, af te halen
bij het Secretariaat van de KNMvD, Julianalaan 8 te Utrecht.

Indicatie

Adjuvante behandeling van K.CS
Behandeling van KCS als geregistreerd product
niet werkzaam is

Behandeling van bijnierschorsinsufficiëntie als

orale medicatie onmogelijk is

Diagnostiek myasthenia gravis

Anesthesie van proefdieren

Preventie en behandeling van anaplasmosis,

babesiosis en ehrlichiosis

Röntgencontrastmiddel

Behandeling van leishmaniasis

Behandeling van infecties met volwassen
stadia van
dirofilaria immitis
Otitis media waarbij bestaande preparaten niet
werkzaam zijn

Behandeling van zinkafhankelijke dermatosen en
chronische koperstapeling

-ocr page 154-

West Nile virus in New York

In 1999 werd in New York bij in totaal
62 mensen met encephalitis West Nile
virus aangetoond; zeven patiënten over-
leden. In dezelfde periode werd een
enorme vogelsterfte waargenomen.
Over geheel 1999 werden circa 17.000
dode vogels gerapporteerd in New York.
Later werd ook bij enkele paarden de in-
fectie vastgesteld. Gealarmeerd door de
uitbraak in 1999 is door de New York
State Department of Health het \'West
Nile Virus Response Plan\' opgezet.
Naast preventie tegen muggenbeten en
muggenbestrijding, ondersteund door
voorlichting aan het publiek, bestaat dit
programma uit actieve surveillance in
muggen, gewervelde dieren en mensen.
Op 7 augustus 2000 was reeds bij 128
vogels en in 38 muggenkolonies, WNV
gevonden. Eind juli werd voor het eerst
in 2000, een infectie bij een humane pa-
tiënt aangetoond. West Nile virus lijkt
zich in New York gevestigd te hebben.
In diverse regio\'s in New York waar
WNV gevonden is, waaronder Central
Park, zijn inmiddels spuitcampagne\'s
met insecticiden uitgevoerd om be-
smette muggen te verdelgen.

Virusreservoirs en vectoren

De overdragende muggensoorten zijn
vrijwel altijd van het genus
Culex waar-
toe een groot aantal species behoren.
Meer incidenteel wordt het virus ge-
vonden in
Aedes, Anopheles en Mimo-
myia
species en in enkele tekensoorten
(Hurlbut et al., 1956). In de gematigde
klimaatzones wordt de huismug
Culex
pipiens
inmiddels beschouwd als de be-
langrijkste virusoverdrager naar de
mens. Deze mug voedt zich op zowel
mensen als vogels en bij diverse onder-
zoekers bestaat bovendien de indruk dat
er bij warm weer een verschuiving op-
treedt van vogels naar mensen.
Volwassen vrouwtjes kunnen overwin-
teren en leggen in het voorjaar hun ei-
tjes op de oppervlakten van water
waarin veel organisch materiaal aanwe-
zig is, zoals greppels en slootjes met een
slechte doorstroming. Transovariële vi-
rusoverdracht is beschreven (Hubalek
et al., 1999).

West Nile virusinfecties bij paarden zijn
slechts enkele malen beschreven.
Cïebieden waar WNV endemisch is on-
der paarden, zijn voor zover bekend
nooit gerapporteerd. Paarden zouden
een relatief lage viremie ontwikkelen
(Schmidt et al., 1963) die mogelijk on-
voldoende is om muggen te infecteren.
Epidemiologische gegevens waaruit
blijkt dat paarden de bron zouden kun-
nen zijn geweest van een uitbraak,
ontbreken. Bij de Colorado State
University zou op dit moment een on-
derzoek lopen naar transmissie van
WNV bij paarden om meer gegevens te
verkrijgen over de rol van paarden in de
epidemiologie van het virus. Op basis
van de tot op heden (geringe) beschik-
bare gegevens kan voorzichtig worden
geconcludeerd dat paarden waarschijn-
lijk alleen optreden als eindgastheer van
de infectie en geen rol van betekenis
hebben in de verspreiding van het virus.
In het wild levende vogels zijn het be-
langrijkste reservoir van West Nile vi-
rus. Het virus is geïsoleerd bij een
groot aantal vogelsoorten en vogels
kunnen een hoge langdurige viraemie
ontwikkelen (Hubalek et al., 1999).
Trekvogels worden al langer in ver-
band gebracht met de introducties van
het virus in Europa en sinds 1999 ook
met die in Amerika (Rappole et al.,
2000). In New York was de infectie
vooral voor kraaien in veel gevallen
fataal. Opvallende vogelsterfte werd
niet waargenomen bij de belangrijkste
uitbraken in Europa, in Frankrijk in
1963 en in Roemenie in de zeventiger
jaren (Panther et al., 1968, Tsai 1956).
Mogelijk zijn vogels op het Oostelijk
halfrond al langer blootgesteld aan
WNV en heeft er daar al een zekere
aanpassing van het virus aan de vogel-
populaties plaatsgevonden.

De verspreiding van West Nile
virus, voorbij New York 2000

W.H.M.vander PoeP

West Nile Virus (WN V) behoort tot de familie der Flaviviridae genus Flavivirus
en is voor het eerst geïsoleerd in de provincie West Nile van Oeganda in 1937
(Smithburn et al., 1940). West Nile virus wordt geregeld gevonden bij gewer-
velde dieren in Afrika, Oost-Europa, West Azië en het Midden-Oosten. Het vi-
rus wordt uitsluitend overgedragen door middel van een muggenbeet. In 1999
dook het virus voor het eerst op het westelijk halfrond (Briese et al., 1999). In to-
taal zeven mensen in de staat New York overleden aan de gevolgen van de infec-
tie. West Nile Virus veroorzaakt meestal een milde (afebriele) infectie maar er
kan een serieuze meningoencephalitis ontstaan (Klingberg et al., 1959). De
meest voorkomende klinische symptomen zijn hoge koorts, hoofdpijn nekstijf-
heid, huiduitslag en diverse neurologische klachten. Een specifieke (anti-virale)
behandeling is niet mogelijk en er is geen vaccin beschikbaar.

Microbiologiscb Laboratorium voor Gezondheidsbescherming (MGB) Rijksinstituut voor Volkgezondheid en
Milieu (RIVM) Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus I 3720 BA Bilthoven. 030-27491U, fax 030-2744434. E-
mail Wim.van.der.Poel@rivm.nl.

Verspreiding en persistentie van
West Nile virus in de toekomst

West Nile virus kan persisteren in
overwinterende vrouwelijke
Culex pi-
piens
muggen en in chronisch geïnfec-
teerde vogels of vogelpopulaties. Her-
introducties zijn mogelijk door middel
van chronisch geïnfecteerde trekvo-
gels uit tropische en subtropische ge-
bieden.

Veranderingen in klimaat, al dan niet
veroorzaakt door de mens, kunnen een
belangrijke rol spelen bij de versprei-
ding en de toename van muggen.
Overstromingen en het broeikaseffect
zijn voorbeelden van factoren die de
aanleiding zouden kunnen vormen
voor een uitbraak.

De bevindingen in New York wijzen er
op dat de ecologische omstandigheden
aldaar de introductie en waarschijnlijk
ook de overleving van West Nile virus
goed toelaten. Hoewel de klimatologi-
sche omstandigheden in New York niet
dezelfde zijn als die in West Europa is
het zeker denkbaar dat het virus ook
hier aan het eind van de zomer aange-
troffen kan worden. Zowel de vectoren
als de vogelreservoirs komen hier voor.
Tot op heden zijn arbovirussen in West-
Europa niet vaak geïsoleerd. Blijkbaar
hebben de ecologische omstandigheden
een toename van de reservoirs en/of
vectoren van deze groep van virussen
nog steeds weerhouden.
De in 1999 gestarte surveillance van
West Nile virus in New York van mug-
gen en vertebraten heeft aangetoond
dat het goed mogelijk is om een toe-
name in de virusactiviteit vroegtijdig
te onderkennen. De locale overheden
hebben daardoor maatregelen kunnen

-ocr page 155-

nemen om het risico voor de volksge-
zondheid te reduceren, zoals muggen-
bestrijding en waarschuwingen aan het
publiek. Een actieve surveillance van
West Nile virus in muggen en vogels
dient daarom ook in Europa zeker
overwogen te worden.

Literatuur

1. Smithbum KC, Hughes TP, Burke AW,
Paul JH. A neurotropic virus isolated from
the blood of a native of Uganda. Am J Trop
Med Hyg 1940; 20: 471.

2. Briese T, Jia XY, Huang C, Grady LJ,

Lipkin WI. Identification of a Kunjin/
West Nile-like flavivirus in brains of pa-
tients with New York encephalitis. Lancet
1999; 354: 1261-1262.

3. Klingberg MA, Jasinka-Klingberg W,
Goldblum N. Certain aspects of the epide-
miology and distribution of immunity of
West Nile virus in Israel. In: Proceeding of
the 6th Intemational Congress of Tropical
Medicine, 1959; 5: 132.

4. Hurlbut HS. West Nile virus infection in
arthropods. Am J Trop Med Hyg 1956; 5:
76-85.

5. Hubalek Z, Halouzka J. West Nile fever - a
reemerging mosquito-bome viral disease
in Europe. Emerg InfDis 1999;5:643-650.

6. Schmidt JR, El Mansoury HK. Natural and
experimental infection of Egyptian equines
with West Nile virus. Ann Trop Med
Parasitol 1963;57:415-427.

7. Rappole JH, Derrickson SR, Hubalek Z.
Migratory birds and spread of West Nile
virus in the western hemisphere. Emerg Inf
Dis 2000;6:319-328.

8. Panther R, Hannoun C, Beytout D,
Mouchet J. Epidemiology of West Nile vi-
rus. In: Human Illness: focus on Camargue
Vol 3. Ann Inst Pasteur 1968;l 15:435.

9. Tsai TF, Popovici F, Cemescu C,
Campbell GL, Nedelcu NI. West Nile en-
cephalitis epidemic in southeastern
Romania. Lancet 1998;352:767-771.

Naar aanleiding van de presentatie vond
een discussie over de interpretatie van
de cijfers plaats. Van overheidskant
werd de waardering voor het initiatief
van de FIDIN uitgesproken. Door de
aanwezige wetenschappers echter werd
de wens geuit naar meer gedetailleerde
informatie. De algemene conclusie was
dat met name voor resistentie epidemio-
logisch onderzoek een verdere onder-
verdeling van de groepen antibiotica en
getallen over het antibioticum gebmik
per diersoort noodzakelijk zijn.
Omdat het rapport belangrijke informa-
tie bevat voor de Nederiandse dierenart-
sen wordt het rapport met de antibioti-
cum gebruik cijfers 1998/1999 en de
toelichting van de FIDIN hier volledig
weergegeven. Het daarop volgende
commentaar is van mijn hand en be-
doeld als aanzet tot een discussie.

Het FIDIN Rapport

Antibiotica zijn van levensbelang om
gezelschapsdieren en landbouwhuisdie-
ren tegen ziekten te beschermen. Zij zijn
de afgelopen 50 jaar ook met groot suc-
ces voorgeschreven door dierenartsen.
Volgens de informatie van FEDESA, de
Europese belangenorganisatie van de
veterinair farmaceutische industrie, ver-
tegenwoordigt het therapeutisch ge-
bruik van antibiotica bij dieren circa 1/3
van het totale antibioticagebmik in
Europa. Antibioticaresistentie bij dieren
is een belangrijk onderwerp voor de
Europese Gemeenschap en nationale
overheden. Het gebruik van antibiotica
bij dieren vormt een onderdeel van de
zorg over de toename van antibiotica-re-
sistentie bij mensen. De Europese Unie
heeft in dat kader onder andere een op-
roep gedaan om een monitoringsysteem
op te zetten om het gebmik van antibio-
tica te meten.

De resistentieproblematiek rond het ge-
bruik van antibiotica bij dieren is overi-
gens geenszins te vergelijken met het
probleem bij humane toepassing.
Relevant hierbij is dat het gebruik van
antibiotica in de diergeneeskunde in be-
langrijke mate wordt bepaald door eco-
nomische factoren; ten aanzien van
landbouwhuisdieren is de kosten/baten
ratio een belangrijke factor of een anti-
bioticum wordt toegepast of niet. Indien
zich resistentie met betrekking tot een
bepaald antibioticum voordoet, nemen
de baten van het middel af Bij gebrek
aan effectiviteit zal de dierenarts en vee-
houder een dergelijk middel in dat geval
niet langer gebmiken. Op deze grond is
een antibioticum echter nog nooit van de
markt verdwenen.

Diergeneeskundig gebruik van
antibiotica in Nederland

Feiten en cijfers

Met trots heeft de FIDIN op 12 april 2000 tijdens een officiële bijeenkomst in
de Sociëteit de Witte in Den Haag haar rapport \'De feiten en Cijfers -
Diergeneeskundig gebruik van Antibiotica in Nederland - 1998/1999\' gepre-
senteerd. Hoewel de opkomst wat tegenviel gezien de jarenlange vraag hier-
naar van vele kanten, waren naast een aantal geïnteresseerden op persoon-
lijke titel, beleidsambtenaren en vertegenwoordigers van de veterinair
farmaceutische industrie en wetenschappelijke instituten aanwezig. De
nieuwe directeur van de Directie Veterinaire zaken, Voedings- en
Milieuaangelegenheden van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, de heer ir. G.A. Koopstra, nam daarbij de geschreven toelichting of-
ficieel van de voorzitter van de FIDIN, de heer P.P. Wilbrink, in ontvangst.

De FIDIN, de belangenvereniging van
fabrikanten en importeurs van dierge-
neesmiddelen in Nederland, onderkent
de zorg van de overheid en consumen-
ten en wil met betrekking tot antibiotica-
beleid een open en pro-actief beleid voe-
ren. In het verleden heeft de FIDIN
meegewerkt aan de totstandkoming van
een schatting van de verbruikcijfers van
antibiotica bij landbouwhuisdieren in
1992, 1994 en 1996 door de Faculteit
der Diergeneeskunde in Utrecht\'. Om
de monitoring van het therapeutisch ge-
bruik van antibiotica te verbeteren, heeft
de FIDIN besloten een jaarlijkse rappor-
tage op te zetten.

Monitoring

De monitoring bestaat uit een geva-
lideerd informatiesysteem, uitgevoerd
door het (onafhankelijke bedrijf voor
medische statistiek) Farminform. Alle
FIDIN-leden hebben hun afzetgegevens
van antibiotica in Nederland, in kilo-
grammen actieve stof en per doeldier,
gemeld aan Farminform. De verschil-
lende actieve stoffen zijn gecategori-
seerd in zes hoofdgroepen antibiotica.
Producten die zijn geregistreerd voor
een bepaald doeldier, zijn opgenomen in
de betreffende diergroep. Producten die
bij meerdere doeldieren mogen worden
toegepast, zijn ondergebracht in de
groep multi-species. Deze groep verte-
genwoordigt 70 procent van het totale
antibioticagebruik. De leden van de
FIDfN hebben geen optimaal inzicht bij

-ocr page 156-

welk doeldier de multi-species midde-
len exact worden toegepast. Het onder-
zoek dat de Faculteit der Diergenees-
kunde via panels hiernaar verricht, kan
daarover meer duidelijkheid geven. Ten
behoeve van deze rapportage heeft de
FIDIN een voorzichtige schatting ge-
maakt voor een nadere onderverdeling
van de groep multi-species naar rund,
varken en pluimvee. Op basis van erva-
ring bleek deze voorzichtige schatting
als volgt te zijn: rund: varken: pluimvee
= 45:45: 10.

De FIDfN-leden vertegenwoordigen
niet de totale Nederlandse markt. Dit
kan leiden tot een maximale afwijking
van de cijfers van tien procent.
De rapportage betreft het diergenees-
kundig gebruik van antibiotica in 1999,
vergeleken met het gebruik in 1998. De
FIDfN hoopt hiermee bij te dragen aan
een beleid inzake de resistentieproble-
matiek dat is gebaseerd op wetenschap-
pelijk feitenmateriaal en risico-analyse,
waarbij de FIDIN een verantwoorde be-
nadering voorstaat, zowel met betrek-
king tot de regulering van antibiotica als
tot het gebruik.

Resultaten van de monitoring

De resultaten van de afzet van verschil-
lende groepen van antibiotica die zijn
verkregen op het hierboven beschreven
monitoringssysteem staan in tabel 1.
Hieruit blijkt dat twee categorieën
(tetracyclinen en trimethoprim/sulfa\'s)
meer dan 75 procent van het totale dier-
geneeskundige gebruik vertegenwoor-
digen. Dit cijfer benadrukt de continue
waardering van dierenartsen voor
\'oude\' antibiotica; sulfa\'s werden
namelijk in de dertiger en veertiger jaren
ontdekt, tetracyclinen en trimethoprim
in respectievelijk 1953 en 1962. De
nieuwere middelen, zoals bijvoorbeeld
fluorchinolonen, vertegenwoordigen
twee procent van het totaal.
In tabel 2 is de afzet van antibiotica per
diersoort uitgesplitst. Indien de groep
multi-species nader wordt onderver-
deeld (tabel 3) overeenkomstig de ge-
schatte verdeling rund/kalf:varken:
pluimvee van 45:45:10, kan geconsta-
teerd worden dat de doeldieren rund en
varken verantwoordelijk zijn voor het
merendeel van het diergeneeskundig
antibioticagebruik. Deze twee groepen
vertegenwoordigen samen bijna 90
procent van het totale gebruik, hetgeen
kan worden verwacht van de Neder-
landse veehouderij die wordt gedomi-
neerd door de runder- en varkenssec-
tor. Daarentegen vertegenwoordigt het
gebruik bij gezelschapsdieren slechts
één procent van het totale gebruik. In
dit kader is het belangrijk vast te stel-
len dat antibiotica voor het merendeel
worden toegepast bij dieren met een
gemiddeld lichaamsgewicht dat ge-
middeld zwaarder is dan dat van de
mens. Tenslotte kan geconstateerd
worden dat circa 75 procent van de an-
tibiotica bij dieren oraal wordt toege-
diend via veevoeder en water.
Om in het kader van mogelijke resisten-
tierisico\'s het gebruik van antibiotica bij
mens en dier te vergelijken, kan worden
gekeken naar het aantal dagdoseringen
of de hoeveelheid toegepaste werkzame
stof per jaar. Uitgaande van het gemid-
delde lichaamsgewicht van runderen,
varkens en pluimvee, bedraagt op basis
van een ruwe schatting het antibiotica-
gebruik respectievelijk 90, 140 en 170
mg/kg/jaar. Ter illustratie: in 1990 be-
droeg het gebruik bij mensen 100
mg/kg/jaar (1).

Op Europees niveau heeft FEDESA de
inschatting gemaakt dat per kg li-
chaamsgewicht het gebruik bij dieren
gemiddeld drie keer lager is dan bij
mensen^. Dit wordt met name veroor-
zaakt door de korte productiecycli van
landbouwhuisdieren, waardoor het aan-
tal behandelingen van hetzelfde dier
voor de vleesproductie beperkt is in ver-
gelijking tot mensen. Deze factoren zijn
relevant voor het interpreteren van de
effecten van antibioticagebruik op resis-
tentieontwikkeling.

In vergelijking tot 1998 (en 1996, toen
het gebruik bij landbouwhuisdieren
circa 300 ton bedroeg^), is het totale
diergeneeskundige antibioticagebruik
met vijf procent toegenomen. Deze toe-
name is in de eerste plaats te verklaren
door het herstel van de varkensstapel in
1999 na de varkenspestcrisis, die leidde
tot een afname van de varkensstapel
met twaalf procent in 1998, het laagste
aantal van de laatste zes jaar. In de
tweede plaats is de groei van de pluim-
veehouderij van zes procent in 1998
voortgezet in 1999. Deze factoren zijn
waar te nemen in de ontwikkeling van
verschillende categorieën antibiotica,
zoals de groei van tetracyclinen die ge-
woonlijk worden toegepast in de var-
kens- en pluimveesector^. Er zijn geen
aanwijzingen dat de groei wordt ver-
oorzaakt door het verbod op bepaalde
antimicrobiële groeibevorderaars per
ljuli 1999.

De groei van macroliden kan worden
verklaard door de introductie van een
nieuw product. Mogelijk dat hierdoor
het gebruik van fluorchinolonen in 1999
met 15 procent is gedaald. Overigens
moet bij de interpretatie van het aantal
kilogrammen werkzame stof rekening
worden gehouden met het verschil in
doseringen van de verschillende antibi-
otica. Doseringen kunnen variëren van
20-50 mg/kg per dag voor tetracyclinen
tot 5 mg/kg per dag voor potentere stof-
fen als fluorchinolonen. Een afnemend
gebruik van potentere middelen kan
daarom een toename van het gebruik
van (relatief meer kg) tetracyclinen tot
gevolg hebben.

Samengevat

• De Europese Unie heeft een oproep gedaan om een monitoringsysteem voor het
gebruik van antibiotica op te zetten.

• De FIDIN heeft in lijn met haar open en pro-actieve antibioticabeleid een moni-
toringsysteem opgezet om het diergeneeskundig gebruik van antibiotica per kg
werkzame stof en naar doeldier in beeld te brengen.

• Meer dan 75 procent van het totale diergeneeskundig gebruik van antibiotica
bestaat uit tetracyclinen en trimethoprim/sulfa\'s, zogenaamd \'oude\' middelen,
terwijl de meer recent geïntroduceerde fluorchinolonen verantwoordelijk zijn
voor twee procent.

• Bijna 90 procent van het totale antibioticagebruik is ten behoeve van runderen
en varkens, hetgeen mag worden verwacht van de Nederlandse markt die wordt
gedomineerd door deze sectoren. Het gebruik bij gezelschapsdieren vertegen-
woordigt slechts één procent. Derhalve worden antibiotica bij dieren gebruikt
waarvan het gemiddelde lichaamsgewicht groter is dan dat van mensen en
waarvan de levenscyclus veel kleiner is - factoren om rekening mee te houden
bij het interpreteren van het gebruik van antibiotica en resistentie-effecten.

• Het gebruik is in 1999 met vijf procent toegenomen, in vergelijking met 1998
en 1996. Dit is te verklaren door de toename van de varkensstapel na de var-
kenspestcrisis en de doorgezette groei van de pluimveesector. Met name de ca-
tegorie tetracyclinen is toegenomen - antibiotica die gewoonlijk worden ge-
bruikt in de varkens- en pluimveesector. Het gebruik van nieuwere middelen,
zoals fluorchinolonen, is in 1999 met vijftien procent gedaald.

-ocr page 157-

Tabel i: afeet van antibiotica in Nederland in 1999 in vergelijking met 1998.

Groepen antibiotica kg ws*

(x 1000) 1999groci

t.o.v. 1998%

totaal

Penicillinen

37

-6%

11%

Tetracyclinen

171

9%

53%

Macroliden

10

164%

3%

Aminoglycosiden

13

-5%

4%

Fluorchinolonen

7

-15%

2%

Trimethoprim/sulfa\'s

73

1%

23%

Andere

11

-7%

4%

Totaal

322

5%

100%

* Kilogram werkzame stof

Tabel 2; afeet van antibiotica in Nederland in 1999 per diersoort.

Diersoorten

Kgws(xlOOO)

groei t.o.v. 1998

% totaal

Multi-species

225

10%

70%

Rund/kalf

39

-9%

12%

Varken

32

-2%

10%

Pluimvee

11

18%

3%

Gezelschapsdieren

2

-8%

1%

Andere

13

-19%

4%

Totaal

322

5%

100%

Tabel 3: afeet van antibiotica in Nederland in 1999: geschatte onderverdeling multi-species.

Landbouwhuisdieren

Kgws(xlOOO)groei

t.o.v. 1998%

totaal

Rund/kalf

140

4%

44%

Varken

133

6%

42%

Pluimvee

34

13%

10%

Andere

13

- 19%

4%

Totaal

320

5%

100%

Toenemende resistentie tegen antibio-
tica is zowel een veterinair als een me-
disch probleem! Overigens is mijns
inziens de resistentieproblematiek bij
mens en dier niet verschillend. In
beide gevallen leidt het tot een toege-
nomen kans op het falen van een inge-
stelde empirische therapie met als ge-
volg een emstigere morbiditeit,
verlenging van de ziekteduur en een
toegenomen kans op mortaliteit. Het
verschil zit hem in de perceptie, zoals
uit de twee volgendehypothetische-

^ Verbruikcijfers van antibacteriële diergeneesmiddelen bij landbouwhuisdieren. A. Pijpers, J. Fink-Gremmels, J.
van Turnhout, februari 1998.

^ Antibiotics for animals, a FEDESA perspective on antibiotics, animal health and the resistance debate, december
1999.

^ Verbruikcijfers van antibacteriële diergeneesmiddelen bij landbouwhuisdieren, A. Pijpers, J. Fink-Gremmels. J.
van Turnhout, februari 1998.
CBS Landbouwtelling 1999.

Commentaar

Het feit dat de FIDfN na lang aandrin-
gen van verschillende zijden nu deze cij-
fers publiceert kan alleen maar toege-
juicht worden. De cijfers zijn niet alleen
van belang uit het oogpunt van moge-
lijke risico\'s voor de volksgezondheid,
maar ook om de toekomstige effectivi-
teit van antibiotica voor de diergenees-
kunde beter te kunnen waarborgen door
tijdig maatregelen te kunnen nemen bin-
nen het kader van een veterinair antibio-
ticumbeleid.

voorbeelden moge blijken. Het falen
door resistentie van de standaard the-
rapie met een aminopenicilline voor
Clostridium (necrotische) enteritis bij
kippen kan de dood van honderden
dieren in een grote koppel veroorza-
ken, maar in tegenstelling tot de dood
van één ziekenhuispatiënt door een
van comycine en methicilline resis-
tente stafylokok zal dit de krant niet
halen. Overigens schrijven ook artsen
een antibioticum niet voor als het niet
meer baat voor een bepaalde indicatie,
doordat de oorzakelijke bacterie resis-
tent is geworden. Er zijn echter veel
soorten pathogene bacteriën en er
blijft altijd wel een species gevoelig
zodat deze antibiotica toch nog, zij het
in mindere mate, gebruikt kunnen blij-
ven en dus op de markt blijven.
Dat nieuwe antibiotica, nodig voor de
behandeling van infecties door resis-
tente bacteriën, aanzienlijk duurder
zijn dan de \'oude\', speelt bij de behan-
deling van mensen inderdaad een min-
der grote rol dan in de diergenees-
kunde. Een reden te meer om binnen de
diergeneeskunde zuinig te zijn op die
\'oude\' relatief goedkope middelen.
Volgens recente FEDESA-cijfers
wordt inderdaad in Europa ongeveer
33 procent van het totale antibioticum-
gebruik bij mens en dier (dus afgezien
van het fytosanitair gebruik als gewas-
beschermer en conserveermiddel) toe-
gepast als diergeneesmiddel. Er be-
staan echter grote verschillen tussen
landen onderling (2). In Nederland
worden ongeveer driemaal zoveel anti-
biotica gebruikt als diergeneesmiddel
dan voor gebruik bij de mens (meer dan
300.000 kg actieve stof versus minder
dan 100.000 kg)(l). Gezien de grote
aantallen dieren is dit ook niet zo ver-
wonderlijk en het aantal mg antibioti-
cum gebruik per kg dier en mens is on-
geveer gelijk 100 mg/kg/jaar. In feite is
echter de totale hoeveelheid antibio-
tica, waaraan dieren in Nederland wor-
den blootgesteld, tweemaal zo hoog
door het additionele gebruik van antibi-
otica als groeibevorderaar (ongeveer
250.000 kg per jaar).
Het diergeneeskundig gebmik bij
pluimvee, voornamelijk vleeskuikens,
werd in de geciteerde publicatie echter
veel hoger berekend dan in het FIDIN
rapport staat namelijk 430 mg/kg/jaar.
Dit hogere verbruik bij kippen is deels
verklaarbaar, omdat kleinere dieren, zo-
als kippen over het algemeen een hogere
dosering per kg nodig hebben dan zware
dieren zoals koeien (wet van Kleiber).
Bovendien is de generatietijd veel korter

-ocr page 158-

en jonge dieren iiebben meer bacteriële
infecties dan volwassen dieren. Het in
het rapport gestelde, dat pluimvee
slechts tien procent van de totaal dierge-
neeskundig gebruikte hoeveelheden an-
tibiotica toegediend krijgen, lijkt een erg
\'ruwe\' schatting en komt niet overeen
met het feit dat in Nederland in de fae-
cale flora van kippen meer resistentie
wordt gevonden dan bijvoorbeeld bij
varkens. Gebaseerd op cijfers van Vulto
(3) is het pluimvee-aandeel destijds
\'voorzichtig\' op 26 procent van het to-
taal aan diergeneeskundig gebruikte an-
tibiotica geschat. Het lijkt daarom beter
dat de FIDIN bij de rapportage over de
diergeneeskundige antibiotica gebruiks-
cijfers over het jaar 2000, die we hope-
lijk weer zo voortvarend in april 2001
mogen verwachten, tabel 3 weglaat of
via DAP-peilstations toetst. Dat zou een
extra en zeer positieve bijdrage aan het
Nederlandse veterinaire antibioticum-
beleid vormen. Het grootste manco van
de rapportage is echter dat de groepen
antibiotica onvoldoende opgesplitst zijn
waardoor de nagestreefde \'bijdrage aan
een beleid inzake de resistentie proble-
matiek gebaseerd op wetenschappelijk
feitenmateriaal en risico-analyse\' erg
bemoeilijkt, zo niet onmogelijk wordt.
Voor tetracyclinen, macroliden en (ge-
potentieerde) sulfonamiden maakt dit
niet zoveel uit, omdat de resistentie oor-
zaken (genen en/of mutaties) voor alle
antibiotica uit die groepen per groep
praktisch gelijk zijn. Voor penicillinen
bestaat er echter niet alleen een groot
verschil tussen de resistentieoorzaken,
maar ook in resistentieinductie en selec-
tie door breedspectrum (amino)penicil-
linen, de smalspectrum penicillinen G
en V en de zuurvaste penicillinen. Het is
niet duidelijk in het rapport of cefalo-
sporinen, zijnde ook ß-lactam antibio-
tica, omwille van de eenvoud maar bij
de penicillinen zijn ondergebracht of
onder de groep \'andere\'. Bovendien
dient vanwege dezelfde redenen bij de
cefalosporinen gedifferentieerd te wor-
den tussen eerste en derde generatie
moleculen, de fluoroquinolonen opge-
splitst in flumequine en andere fluoro-
quinolonen en bij de aminoglycosiden
onderscheid gemaakt te worden tussen
streptomycinen, neomycine/kanamy-
cine en gentamicine. De groep linco-
samiden als aparte groep ontbreekt
zelfs. Omdat de gegevens in het rapport
zijn gebaseerd op de verkochte kilo-
grammen actieve stof, zoals gesteld
door de FIDIN, moeten de gegevens per
antibioticum dus wel bekend zijn aan de
samenstellers van het rapport. Het in de
toekomst integraal publiceren van deze
gegevens op jaarbasis en de ter beschik-
king staande gegevens niet meer ver-
sluieren door ze in groepen te clusteren
zou veel meer wetenschappelijke
waarde hebben en mag, als het de
FIDIN inderdaad openheid wil betrach-
ten, niet op vermeende commerciële be-
zwaren stuiten. Het zou dan ook meteen
duidelijk worden of de 156% toename
van het gebruik van macroliden het ge-
volg is van de introductie van een nieuw
product: tilmicosine of van agressieve
rechtstreeks op veehouders gerichte re-
clame campagnes ter bevordering van
het gebruik van tylosine om de omzet
verliezen door het verbod als groeibe-
vorderaar te compenseren. Gelukkig
staat in het FIDIN rapport heel duidelijk
dat het verbod op een aantal antimicro-
biele groeibevorderaars niet tot een toe-
name van het diergeneeskundig gebruik
van antibiotica heeft geleid, zoals door
sommigen voorspeld was.
Het FIDIN rapport is een grote stap
voorwaarts en getuigt van een positieve
instelling. Echter alleen door echte open-
heid te betrachten en gewoon de jaar-
lijkse gebruiksgegevens per antibioti-
cum te publiceren zal het rapport echt
bruikbaar en nuttig worden. Dit vergt bo-
vendien zelfs minder inspanning, omdat
de samenstellers de hoeveelheden van de
afzonderlijke antibiotica dan niet meer in
groepen hoeven op te tellen.
Ik wacht nu al met spanning op het rap-
port 2000.

Eijsden, 9juli 2000

A. van den Bogaard,
dierenarts-microbioloog

Referenties

1. Bogaard van den AE. Antimicrobial
Resistance - Relation to human and animal
exposure to antibiotics. JAC 1997; 40:
453-4.

2. Bogaard van den AE, Stobberingh EE.
Antibiotic usage in animals - Impact on bac-
terial resistance and public health. Dmgs
1999;58:589-607.

3. Bogaard van den AE, Breeuwsma AJ,
Julicher CHM, Mostert A, Nieuwenhuijs
JHM, Vaarkamp H, Verhoeff J en Vulto A.
Veterinair antibioticum beleid, aanbevelin-
gen van een werkgroep. Tijdschr Dier-
geneeskd 1994; 119: 160-183.

Vlooienkam enige veilige manier

Bestrijding van vlooien bij wilde eekhoorns

Zoals vele andere wilde dieren hebben wilde eekhoorns bijna altijd vlooien.
Bij de Stichting Eekhoornopvang Nederland in De Meern komen per jaar tus-
sen de 250 en 300 zieke, gewonde en/of jonge eekhoorns terecht, die ondere an-
dere ontdaan moeten worden van vlooien. Bij de Stichting Eekhoornopvang
bestaat dan ook een ruime ervaring op dit gebied.

Eekhoorns zijn zeer gevoelig voor
vlooienmiddelen zo is gebleken. Zelfs
de meest recente middelen, die een zeer
grote veiligheidsmarge hebben bij hun
doeldieren en middelen die uitsluitend
uitwendig worden toegepast, blijken
zeer emstige (met name neurologische)
problemen te geven na gebruik bij eek-
hooms. Deze problemen hebben meest-

al een fatale afloop. Omdat wilde eek-
hooms door de vinder regelmatig wor-
den aangeboden bij dierenartsen, wil de
Stichting Eekhoornopvang op deze
wijze alle dierenartsen waarschuwen
voor het gebruik van vlooiermiiddelen
bij eekhoorns. Tot op heden wordt door
de Stichting Eekhoornopvang het ge-
bruik van de vlooienkam beschouwd als
enige veilige manier om eekhooms van
vlooien te ontdoen.

Voor nader advies kunt u zich, 24 uur
per dag, wenden tot de Stichting
Eekhoornopvang. Mocht een wilde eek-
hoorn aangeboden worden, dan kan dit
dier binnen enkele uren opgehaald wor-
den door een van de vrijwilligers van de
Stichting en behandeld worden in het
opvangcentrum.

Stichting Eekhoornopvang, contactper-
soon: Mieke Holtslag, Postbus 264,
3454 ZM De Meem, telefoon: 030 -
66673 72 (24 uur per dag bereikbaar).

Mevr. drs. H. van der Horst,
Bijzondere Dieren Praktijk \'den Horst\',

Veldhoven.

-ocr page 159-

Practitioners zijn dierenartsen die na een
speciale opleiding de bevoegdheid heb-
ben om voor de RW bepaalde werk-
zaamheden te verrichten. Op dit moment
zijn er twee bevoegdheden. Allereerst de
bevoegdheid Volksgezondheid, waarbij
de zorg voor een verantwoord consu-
mentenproduct centraal staat. Bij de be-
voegdheid Diergezondheid gaat het
vooral om export van levend vee en an-
dere producten zoals bijvoorbeeld sper-
ma. De bevoegdheden hebben een be-
perkte geldigheidsduur en er zullen
regelmatig temgkomdagen plaatsvin-
den. Dat past in de gedachte van perma-
nente educatie, een onderdeel van de
nieuwe visie van de RVV op de keuring
en de controle en op het certificerings- en
toezichtsproces. De opleiding wordt ver-
zorgd door de Faculteit der Diergenees-
kunde van de Universiteit Utrecht.

Integrale ketengedachte

\'De RVV wordt geconfronteerd met een
andere manier van denken over het sys-
teem van keuringen\', licht coördinator
Opleidingen Tjebbe Hepkema toe.
\'Naast controle \'aan de band op het
slachthuis\', gaan we steeds meer toe
naar een systeem van controle en toe-
zicht waarin gewerkt wordt met garan-
tiesystemen op het primaire bedrijf Dit
past in het kader van de integrale keten-
gedachte \'van grond tot mond\'. De mo-
derne dierenarts vormt een belangrijke
schakel in die keten. Als praktiserend
dierenarts staat hij of zij dichtbij de pri-
maire producent. Als erkende dierenarts
zal hij/zij hier al garanties afgeven nadat
er op een bedrijf een goede monitoring
heeft plaatsgevonden. Verderop in de
keten geeft hij of zij garanties af met be-
trekking tot het slachten van dieren.
Daarbij hoort ook het toezicht op het
eindproduct. Kortom, de dierenarts
wordt in de totale keten ingezet.
Zinaïda Nourreddine, coördinator van
het project Practitioners, legt uit waar-
om de Practitioners nodig zijn. \'De be-
langrijkste reden om Practitioners in te
zetten, is dat de RW zowel een variëteit
aan kennis en vaardigheden wenst, als
meer flexibiliteit in het kader van de 24-
uurs economie. Met de Practitioners kan
de RVV meer dierenartsen inschakelen
bij haar werkzaamheden. Sinds een paar
jaar wordt er structureel rond de klok ge-
werkt bij de slachters en de exporteurs.
Wij hebben regelmatig moeite om vol-
doende mensen voor de keuringen te
leveren, ondanks het feit dat ook
RVV-keuringspersoneel in ploegen-
dienst werkt. We hebben hoog gekwali-
ficeerde mensen nodig die niet bij ons in
dienst zijn, en flexibel kunnen invallen
bij piekdrukte. En dat 24 uur per dag, op
allerlei uiteenlopende locaties.\'
De RVV volgt onder meer het voorbeeld
van Engeland, waar al jaren naar tevre-
denheid met Practitioners wordt ge-
werkt. Met deze werkwijze ontstaat een
win-winsituatie, volgens Nourreddine:
\'De dierenartsen kunnen hierdoor extra
inkomsten genereren, wanneer ze daar in
hun praktijk tijd voor reserveren. En de
RVV is, omdat uit een geregistreerd be-
stand van Practitioners kan worden ge-
put, verzekerd van menskracht. Met de
opleiding van Practitioner investeren de
dierenartsen in zichzelf De RVV heeft
daarna het werk voor ze, afhankelijk van
het aanbod van bedrijven.\'

Eerste lichting Practitioners RW klaar voor de start

Win-winsituatie

Het was een mooi moment, op woensdagavond 5 juli. In conferentiecentrum
Woudschoten te Zeist kregen de blije cursisten een mooie fles wijn en een certi-
ficaat uitgereikt van de even blije docenten. Het was dan ook niet zomaar een
uitreiking: hier werd de eerste lichting Practitioners van de RVV geboren.

Door Robbert Bloemendaal

Academisch denkniveau

De opleiding tot Practitioner duurt
ongeveer 14 dagen, waarbij niet de da-
gelijkse routine centraal staat, maar
vooral de processen die ten grondslag
liggen aan een hoog niveau van func-
tioneren van de moderne dierenarts.
Hepkema geeft een voorbeeld van de
opleidingsfilosofie: \'Niet het uit het
hoofd leren van wetten en regelgeving
staat centraal, maar het kunnen toe-
passen van de regelgeving, en kunnen
discussiëren over de grensgebieden
van de wet. De Practitioner krijgt
communicatietraining, oefent in dis-
cussies over professionaliteit en inte-
griteit.\'

Franny Pecher kan dit uit eigen ervaring
beamen. Zij heeft, vlak na haar studie
diergeneeskunde, gekozen voor de prac-
titionersopleiding Diergezondheid. Zij
vindt dat er tijdens de cursus relatief
weinig aandacht werd besteed aan de
dagelijkse vaardigheden. Die worden de
Practitioners geacht op te doen onder
begeleiding van de teamleider, heeft ze
te horen gekregen. \'Er werd tijdens de
cursus op gewezen dat het er vooral om
gaat ons academisch denkniveau aan te
scherpen. De RW zit in een omslagpro-
ces, wil transparanter en meer uniform
werken. De bedoeling van de cursus is
dat we op de manier waarop we ons vak
uitoefenen steeds meer op één lijn ko-
men te zitten, op een hoog niveau. Dat is
volgens mij goed gelukt. En wat betreft
die dagelijkse, vaak administratieve
vaardigheden: we weten gelukkig wél
waar we het vandaan moeten halen.\'

Normen en waarden

Pecher is enthousiast over de cursus:
\'Veel dingen die ik geleerd heb, zijn
volgens mij heel goed voor de achter-

-ocr page 160-

grond van een Practitioner. Twee trai-
ningsdagen over je eigen integriteit bij-
voorbeeld, inclusief rollenspellen met
lastige situaties. Ik heb nu echt het idee
dat ik mijn gedachten beter op de men-
sen kan overbrengen, beter kan uitleg-
gen waarom ik iets doe. Ook al lijkt het
voor de boer onlogisch, toch kan het no-
dig zijn. Al was het maar wegens EU-re-
gelgeving, bijvoorbeeld. We hebben het
ook intensief over normen en waarden
gehad. Onze normen, en in hoeverre die
overeenkomen met die van de RVV. En
over samenwerking en openheid, want
daar moeten we als Practitioners zoveel
mogelijk naar streven.\'
Franny Pecher kiest vooral voor het vak
van Practitioner om ervaring op te doen
in haar vakgebied. \'Ik wil me bezig hou-
den met dieren, in de sector blijven wer-
ken. Overigens, het zou wel eens zo
kunnen zijn dat ik in deze baan vooral
ervaring krijg in het omgaan met men-
sen. Ik heb in het kader van de cursus
twee dagen stage gelopen. Ik weet nu al
dat voor sommigen een gedragstraining
zoals ik heb gehad, geen overbodige
luxe zou zijn\', zegt ze lachend.
Het werk dat voortvloeit uit de bevoegd-
heden Volksgezondheid en Dierge-
zondheid is voorbehouden aan officiële
dierenartsen. Alleen onder strikte voor-
waarden, waaronder het bezit van deze
bevoegdheden, kunnen de practitioners
door de RVV worden ingeschakeld als
officiële keuringsdierenarts naast hun
eigen praktijk. Practitioners kunnen van
te voren - het streven is een week - op
het intemet zien welke werkzaamheden
worden aangeboden en zich voor deze
eventueel inschrijven. Nourreddine:
\'We denken met deze aanpak op de
goede weg te zijn. We hebben al veel
aanmeldingen ontvangen, maar de RW
kan nog méér mensen gebruiken.\'

In 1952 in het Vlaams Diergeneeskun-
dig Tijdschrift beschreef hij dat hij de af-
wijkende karkassen soms aantrof zowel
bij huisslachtingen als bij slachtingen op
het abattoir. Aangezien dit verschijnsel
vooral voorkwam in de streek rond het
plaatsje Enter bij Wierden, gaf hij het de
naam Enterse Ziekte.

Zwijnenberg kwam tot de volgende op-
vatting:

\'Bij het zoeken naar de oorzaak van de
beschreven afwijking dient men aller-
eerst het oog gericht te houden op de
voorwaarden, waaronder men in de
huidige tijd bij het mesten van dieren als
het ware een wedloop met Moeder
Natuur houdt, om het mestvorken, door
bijzondere fokmethoden in de vleesrich-
ting gedreven, door snelle, doch niet al-
tijd efficiënte methoden tot een spoedig
bereikbaar einde te voederen. Dat hier-
bij een familiaire aanleg in het spel kan
zijn werd mij reeds bij het begin van
mijn onderzoek duidelijk.\'

Achteraf kunnen we constateren dat Dr.

Zwijnenberg met deze conclusie aardig
de spijker op zijn kop sloeg.
De afwijking werd in de periode
daama steeds vaker waargenomen. De
afkeuring van de extreem aangetaste
karkassen vormde een aanzienlijke eco-
nomische schadepost. Daamaast ver-
oorzaakte de mindere geschiktheid voor
verwerking (tot bijvoorbeeld kookham)
van minder aangetaste en goedgekeurde
karkassen eveneens schade

Onderzoek IVO

In 1961 werd op het Instituut voor
Veeteeltkundig Onderzoek \'Schoon-
oord\' te Zeist een onderzoek gestart ge-
richt op de oorzaken van het ontstaan
van dit bleke, slappe vlees, met een
slecht waterhoudend en -bindend ver-
mogen. Daarbij was ook de Vakgroep
Voedingsmiddelen van Dieriijke Oor-
sprong van de Faculteit der Dier-
geneeskunde betrokken.
Er werd een methode ontwikkeld waar-
mee de mate van afwijking kon worden
vastgelegd: de methode van Hart, ge-
noemd naar de toenmalige onderzoeker.
Hiermee werd een \'transmissiewaarde\'
berekend, die was gebaseerd op de vin-
ding dat bij afwijkend vlees de spierei-
witten minder oplosbaar waren. Dit
werd veroorzaakt doordat er - als ge-
volg van een snelle pH-daling na slach-
ting en een hogere spiertemperatuur - in
de aangetaste karkassen denaturatie van
deze eiwitten optrad.
De aandoening was ook internationaal
bekend. De Deense dierenarts Ludvig-
sen beschreef de aandoening in 1954 als
spierdegeneratie. Op voorstel van de
Amerikaan Briskey werd in 1966 deze
term vervangen door de minder negatief
klinkende afkorting PSE ( Pale Soft and
Exudated); in het Nederlands: Bleek,
Slap en Nat.

Het opsporen van de erfelijke
achtergrond van de Enterse Ziekte

De Redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde heeft mij verzocht in
het kader van wetenschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen eeuw in vo-
gelvlucht iets te vertellen over de ontdekking dat de afwijkende vleeskwaliteit
die in de vijftiger jaren steeds vaker voorkwam, sterk verbonden was met de
pathofysiologie van het (moderne) varken.

In die periode werd men in de vleeskeuring geconfronteerd met wat de direc-
teur van het Openbaar Slachthuis in Enschede, Dr. H.A. Zwijnenberg,
noemde: \'varkensvlees dat pasteus en vochtig op aanvoelen was, met een
kleur die varieerde van licht rose tot bleek\'.

Stressgevoeligheid

De aandoening bleek in verschilllende
lijnen en rassen voor te komen en samen
te hangen met de gevoeligheid voor
stress, bijvoorbeeld bij het omhokken en
het vervoer naar het slachthuis. Vooral
het sterk bevleesde Pietrainras was zeer
gevoelig.

De stress resulteerde niet alleen in een
afwijkende vleeskwaliteit na slachting,
maar ook regelmatig in voortijdige
sterfte tijdens het transport naar het
slachthuis. Ook dit vormde een schade-
post.

Het bleek dat reeds voor het slachten
aanwijzingen te vinden waren voor een
predispositie van het dier voor PSE.
Hiertoe behoren ondermeer verhoogde
gehalten in het serum aan enzymen als
LDH (vooral LDH5), CPK en GOT, die
duiden op een beschadiging van de
spiermembraan.

Bij het onderzoek bij het op de tredmo-
len belaste dier, werd gevonden dat bij
inspanning de melkzuurgehalten in het
bloed van \'stressgevoelige\' varkens
sterker stegen dan die van normale var-
kens. De spiertemperatuur steeg even-
eens sneller en sterker. In lethaal verlo-
pende gevallen ging de verhoogde
spiertemperatuur (tot 45 °C) tevens ge-
paard met een toenemende verstijving
van de spieren.

-ocr page 161-

Doorbraak irj het onderzoek

De grote doorbraak in het onderzoek
kwam toen bij het narcotiseren met het
narcosemiddel Halothane stressgevoe-
lige varkens acuut stierven. Daarbij
vertoonde ze hetzelfde symptomencom-
plex als gedurende een lethaal verlo-
pende stress op een tredmolen: stijging
van de lichaamstemperatuur, spierver-
stijving en een metabole acidose.
In een artikel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde in 1969 hebben
ondergetekende en dr. G. Eikelenboom
gewezen op de overeenkomst in symp-
tomen bij stress en bij Halothane-over-
gevoeligheid. Daarbij werd de Engelse
naam Malignant Hyperthermia Syn-
drome voor het symptomencomplex
voorgesteld, naar analogie van de bij de
mens geconstateerde Maligne Hyper-
thermie na gebruik van Halothane.
Gebaseerd op deze ervaring ontwik-
kelde dr. G. Eikelenboom een test bij
biggen van zes tot twaalf weken waarbij
zogenaamde positief en negatief reage-
rende biggen konden worden onder-
scheiden. De biggen werden via een nar-
cosekapje vijf minuten blootgesteld aan
een mengsel van zuurstof en Halothane.
De positieve dieren vertoonden een ver-
stijving van hun spieren waarbij de po-
ten zich strekten, terwijl de negatieve
dieren verslapten. Snelle onderbreking
van de toediening bij een positieve reac-
tie voorkwam sterfte. In 1974 werd deze
test gepubliceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde: \'Prediction of pale,
soft and exudative muscle with a
non-lethal test for Halothane induced
porcine malignant hyperthermia syn-
droom\' Dit artikel wordt nu nog steeds
regematig geciteerd.
(Dr. Th.Elsinghorst van Euroscience
vond vanaf 1991 volgens de methodiek
van het Insitute for Scientific Infor-
mation (ISI) 37 citaties hetgeen voor een
artikel van 26 jaar geleden zeer respec-
tabel te noemen is)

Enkelvoudig recessief

Door proeff)aringen kon destijds wor-
den aangetoond dat deze overgevoelig-
heid voor Halothane enkelvoudig reces-
sief vererfde. Er zijn dus lijders (nn),
dragers (Nn) en fokzuivere dieren (NN).
Een uitgebreid praktijkonderzoek werd
in 1974 en 1975 uitgevoerd. Alle inge-
zonden tomen gingen naar de toenma-
lige selectiemesterij in Lochem.
Van de Yorkshire-dieren was 3% posi-
tief, terwijl dat bij de NL-varkens 22%
was.

Verder bleek dat tijdens de groeiperiode
de uitval bij de positieve NL-varkens
1.92% was, tegenover 0.24% bij de an-
dere dieren. Wat de sterfte tijdens het

transport betrof waren de cijfers respec-
tievelijk 3.32% tegenover 0.35%.
De totale uitval was bij de gevoelige die-
ren dus circa tien maal zo hoog.

Nieuw tijdperk

Spoedig daarna werd de test ingezet door
de Nederlandse stamboeken en fokkerij-
groeperingen. Zo had het Stamboek
Zuid-Nederland in 1966 mim 36%
Halothane-positieve dieren. Door het
uitsluiten van positieve (en eventueel he-
terozygote; Nn) dieren was het percen-
tage Halothane-positieve dieren in de
stamboekpopulatie eind tachtiger jaren
gedaald tot ver onder de 1 %. Hiervoor
zijn ruim 100.000 biggen getest!
Dit had tevens gunstige gevolgen voor
de kwaliteit van het Nederiandse vlees
en de export.

De ontdekking van het Halothanegen
luidde daamaast wereldwijd een nieuw
tijdperk in het varkensonderzoek in. In
1991 heeft een Canadese Amerikaanse
groep een zogenaamde PCR-test ont-
wikkeld, waarbij door bloedonderzoek
niet alleen de positieve en negatieve die-
ren, maar ook de heterozygoten kunnen
worden geïdentificeerd. Hiermee zijn
vervolgens foklijnen volledig vrij van
het Halothanegen gemaakt (fokzuiver).

fV. Sybesma

Ingezonden

Geachte redactie.

Blij verrast begon ik uw hoofdredac-
tionele voorwoord te lezen in het Tijd-
schrift van 1 julijl. Collega Joma roept
mooie, behartenwaardige zaken de ve-
terinarie volksgezondheid betreffende.
Wij voorzien beiden een belangrijke
rol voor de dierenarts in onze maat-
schappij waar het hygiëne, voedselvei-
ligheid en zoönosen betreft.

Ontwikkelingen in de opleiding dierge-
neeskunde die een directe consequentie
zijn van maatschappelijke vraagstellin-
gen, leiden binnenkort tot gedifferen-
tieerde studierichtingen. Dit is een logi-
sche volgende stap voor een studie
diergeneeskunde die in zijn laatste jaar
al twee differentiatierichtingen kende
(gezelschapsdieren en landbouwhuis-
dieren). Behalve in de diergeneeskunde-
praktijk zijn honderden dierenartsen
werkzaam bij de overheid, het bedrijfs-
leven en onderzoeksinstituten. Eisen
aan bekwaamheden worden steeds
scherper gesteld. Voor deze niet prakti-
serende dierenartsen is nu een meer op
de vragende maatschappij afgestemde
opleiding in ontwikkeling. Ook al zullen
deze toekomstige collegae de bevoegd-
heid krijgen van een dierenarts volgens
de Europese richtlijn, de bekwaamhe-
den zijn specifiek gericht op hun toe-
komstige loopbaan.

En daar gaat collega Joma de mist in. De
beroepshalve dierenarts volksgezond-
heid, opgeleid volgens het studiepad ve-
terinaire volksgezondheid, zal de bewa-
ker en hoeder zijn van hygiëne en
voedselveiligheid en hij zal proberen
zoönosen te beheersen.

In het kader van de kemgedachte is het
ontbeerlijk dat dierenartsen elders
werkzaam in de voedselproductieketen
gezamenlijk met de dierenartsen volks-
gezondheid optreden als kwaliteits-
functionarissen. Het is daarom dat, on-
geacht de studiepadkeuze van de toe-
komstige student diergeneeskunde,
iedere student van jaar één tot en met
zes regelmatig gewezen worden op
onze gemeenschappelijke verantwoor-
delijkheid als kwaliteitsbewakers van
de gehele productieketen. Daamaast
wordt gelukkig in toenemende mate
door de praktiserende dierenartsen van
het individuele dier (gezelschapsdie-
ren, paard) beseft, dat ook zij in voor-
lichting en preventie van zonoösen en
allergieën een belangrijke volksge-
zondheidstaak hebben. Zij zullen zich
in de toekomst kunnen wenden tot col-
lega-dierenartsen werkzaam bij ge-
meentelijke of provinciale overheden
die beroepshalve elke dag met preven-
tie van dierlijk ongemak bezig zjin. Als
onze beroepsgroep zich op deze wijze
weet te manifesteren in de komende ja-
ren, dan kunnen we pas terecht zeggen
dat \'de modeme dierenarts\' breed in-
zetbaar is tot heil van mens en dier.

Dierenarts kwaliteitsbewaker productieketen

Prof. dr. F. van Knapen

-ocr page 162-

Pieter Jacohus Veen (Peter) werd ge-
boren op 18 april 1929. Zijn ouders
hadden in de Amsterdamse binnenstad
een slagersbedrijf. Zijn eerste vijf le-
vensjaren bracht hij (met korte tussen-
pozen) geheel door in diverse zieken-
huizen waar hij vele operaties moest
ondergaan. De zogenoemde \'onbe-
zorgde kleuterjaren\' (zo belangrijk in
de ontwikkeling van het kind) zijn voor
hem dus slechts een vaag begrip geble-
ven, dit ondanks de toegewijde zorg
van (met name) zijn moeder.
In het najaar van 1944 raakte hij nauw
betrokken bij dramatische gebeurte-
nissen. De onverwerkte herinneringen
hieraan heeft hij levenslang met zich
meegedragen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat
Peter zich ontwikkelde tot een man met
een cynische kijk op de mens. Gelukkig
had hij, ondanks alles, een sterk gevoel
voor (Amsterdamse) humor. Hij wist
intens te genieten van het moment.
Humor, latent aanwezig in bepaalde
situaties, werd door hem onmiddellijk
onderkend en voorzien van een hila-
risch commentaar.

Eindexamen HBS-B deed Peter in
1949, waarna hij de studie diergenees-
kunde in Utrecht begon. In 1953 zette
hij de studie voort aan de Tierärztliche
Hochschule in Hannover waar hem
een studiebeurs was toegekend. Hier
rondde hij zijn studie af in 1956.
Tijdens de studie in Hannover ontwik-
kelde zich bij hem een grote interesse
voor de geneeskunde van de gezel-
schapsdieren met name voor de chi-
rurgie. In 1957 promoveerde hij dan
ook te Hannover op een proefschrift
betreffende narcose hij de hond.
Na terugkeer in Nederland trouwde
Peter in 1958 met Neeltje Purster. Uit
dit huwelijk werden twee dochters ge-
boren waar hij altijd erg trots op is ge-
weest.

Door een assistentschap bij collega Hol
te Amsterdam en een parttime aanstel-
ling bij het Amsterdamse abattoir werd
de jonge doctor veterinair actief binnen
Nederland. In beide werksituaties profi-
leerde hij zich als Amsterdammer tussen
Amsterdammers. Zijn omgang binnen
het abattoir met personeel en grossiers
verliep moeiteloos en er werd ook veel
gelachen.

Omdat het Duitse dierenartsdiploma
in Nederland niet erkend werd, moest
Peter (onder protest) de studie dierge-
neeskunde weer oppakken. Sinds 1961
behoort hij dan ook tot de zeer kleine
groep van collega \'s die als doctor in
de diergeneeskunde hun dierenarts-
examen aflegden. Hij verkreeg hierna
een fulltime aanstelling bij het abattoir
in Amsterdam.

Dr. Pieter Jacobus Veen

In 1968 kwam hij als patholoog-ana-
toom in dienst bij de Gezondheidsdienst
voor Pluimvee te Doorn, waar hij werk-
zaam bleef tot in 1972. In dit jaar werd
Peter in verband met gezondheidspro-
blemen afgekeurd. Hoewel hij hier dus
maar betrekkelijk kort gewerkt heeft,
werden vele van zijn karakteristieke
termen en woordspelingen nog jaren na
zijn vertrek regelmatig gebruikt binnen
dit instituut.

In 1982 kreeg Peter de mogelijkheid
om in Doorn een gezelschapsdieren-
praktijk te starten. Hij greep deze kans
en werkte hier als practicus tot 1994.
Zijn laatste levensjaren waren moei-
lijk, zowel voor hemzelf als voor zijn
vrouw en dochters. De traumatische
jeugdervaringen eisten wéér hun tol.
Op 24 juni 2000 kwam er een einde
aan zijn leven. In kleine kring werd hij
gecremeerd.

Wij gedenken Peter Veen als een man
die te jong, te zwaar belast werd. Die
door zijn eigen karakteristieke levens-
stijl vrienden kreeg, maar ook weer-
standen opriep. Zijn strijd is nu gestre-
den. Moge hij de harmonie vinden die
hij in zijn leven zo spaarzaam heeft ge-
kend.

R. Muller
J. van Walsum

-ocr page 163-

De dag staat dit maal in het teken van
de \'Veterinaire Milieuhygiëne\' onder
te titel \'Beheersen van milieucontami-
nanten\'. Het bestuur van de GKZ heeft
een aantal prominente sprekers uitge-
nodigd om vanuit hun vakgebied dit
onderwerp breed te belichten. De
voordrachten worden \'gelardeerd\' met
een excursie naar een baconproductie-
lijn in de omgeving van Beneden-
Leeuwen en discussie aan de hand van
een viertal stellingen.

Binnendringen contaminanten

Een eerste voordracht is van profdr.
Willem Seinen, toxicoloog bij het Rl-
TOX en stand-in voor Bobby Kroes:
\'Wanneer we nadenken over de in-
vloed van milieucontaminanten op de
veterinaire volksgezondheid is het be-
langrijk om na te gaan waar contami-
nanten de keten binnendringen\':

• Bodem/grond: koeien functioneren
triviaal gezegd als stofzuigers omdat
ze bij het grazen -maar ook bij het
eten van bijvoorbeeld kuilvoer-1 tot
2 kilo grond innemen. Onbedoeld
behoren bemestings- en bestrij-
dingsmiddelen en de aanwezige
contaminanten zo ook tot het \'voer\'.

• Via het voer: zowel het \'bedrijfsei-
gen voer\' als aangekocht ruw- en
krachtvoer kan wisselende concen-
traties contaminanten bevatten (my-
cotoxinen, cadmium, pesticiden,
dioxines enzovoort).

• Diverse farmaca kunnen zich mani-
festeren in producten van dierlijke
oorsprong.

Sommige van deze contaminanten
vertonen op basis van hun lipofiele ka-
rakter juist de neiging om te accumule-
ren. Verdunnen heeft daarom geen en-
kele zin (dioxines, toxafenen, PCB\'s
enzovoort). Deze bioaccumulatie ver-
oorzaakt meest chronische -soms
moeilijk te interpreteren- verschijnse-
len.

Koeien functioneren als
stofzuigers: ze nemen onbedoeld

kilo\'s grond op bij het eten.
Daarmee krijgen ze bemestings-
en bestrijdingsmiddelen binnen.

Heden ten dage kennen we een uitge-
breide set met \'safety regulations in
food\' (lijst van de FAO/WHO,
JEFCA, JMPR) resulterend in ADl\'s,
MRL\'s, TDI\'s etc. die per contaminant
zijn vastgelegd. De basis blijft niette-
min de \'goede agrarische en veteri-
naire praktijk\'; de belangrijkste me-
thode om deze grenzen niet te
overschrijden. Controle in de keten
vindt plaats om de concentraties van
stoffen te toetsen aan de richtwaarden.
Toezicht aan het begin en in de keten is
daarbij vele malen effectiever dan con-
trole van het eindproduct. Tenslotte is
de \'goede huishoudelijke praktijk\' van
de consument belangrijk om de over-
blijvende risico\'s te reduceren.
De etiologie en de mechanismen van
veel voedselinfecties en -vergiftigin-
gen zijn bekend maar toch worden we
nog regelmatig geconfronteerd met
food-bom diseases. We moeten dus
meer toe naar \'product-stewardship\'en
\'chain-responsibility\'. De HACCP-
systematiek is hiervoor onmisbaar: ri-
sico\'s benoemen, kwantificeren en
voorkomen. Maar dan wel in de hele
keten van grond tot product. Als \'take-
home-lesson\' geeft Dr. Seinen de aan-
wezigen dan ook mee: \'look in the
chain and not in the endproduct\'.

Toezicht structureren

Vanuit een recente historie van mis-
bruik van hormonen, schandalen met

Vierde Dreilandertagung in teken
van veterinaire milieuhygiëne

Op 17 mei 2000 vindt in Beneden Leeuwen de vierde \'Dreilandertagung\'
plaats. Dit jaar heeft de Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg (GKZ) van de
KNMvD de eer om deze dag te organiseren. De dag is bestemd voor dierenart-
sen werkzaam op het terrein van de veterinaire volksgezondheid in Nord-
Rhein-Westfalen, Vlaanderen en Nederland. Piet van den Berg de voorzitter
van de GKZ verwoordt het in zijn inleiding aldus: \'De Drielandendag is in het
leven geroepen ter versterking van de onderlinge banden en om samen bezig
te zijn met de inhoud van het vakgebied in klein Europees verband\'.

BSE en dioxines in België, geeft dr.
Pascal Houbaert aan hoe de overheid
het toezicht beter wil gaan structure-
ren. Via de Veterinaire dienst van het
Belgische ministerie van Landbouw
en de IVK van het ministerie van
Volksgezondheid is er toezicht op de
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong. Delen van beide diensten gaan
nu samen op het gebied van de con-
trole van voedselveiligheid tot één
\'food-agency\' waarbij het uiteinde-
lijke doel is: geïntegreerde controle in
de hele keten. Een sluitende identifica-
tie is hierbij essentieel.
Momenteel is in België al een aantal
identificatie- en volgsystemen van
kracht: Sanitel (de dieren) en Animo/
Shift (de voedingsmiddelen). Het ont-
breekt echter aan transparantie en een
goede samenhang van beide systemen.
De bedrijfsboekhoudingen hebben on-
voldoende \'links\' naar de keten.
Houbaert bespreekt een groot aantal
voorwaarden die gerealiseerd moeten
worden, voordat van een sluitend volg-
systeem kan worden gesproken. De la-
beling van dieren, eventueel op DNA-
identificatiebasis, is hierbij een cru-
ciaal punt. Het uiteindelijke doel is een
sluitende integratie van de databestan-
den van Sanitel en Animo/Shift.
Op dit moment loop er een \'pilotpro-
ject\' in runderslachthuizen. De labels
worden dagelijks gecontroleerd via
Sanitel, opmerkingen van de keurings-
dierenarts worden ingevoerd, de clas-
sificatie van dieren evenals de bestem-
ming van producten wordt vastgelegd
en alle samenhangende informatie
gaat naar een centrale database.
Binnenkort is men van plan om deze
aanpak eveneens toepasbaar te maken
voor de kippen- en varkensslachte-
rijen.

De conclusie luidt dat \'traceability\'
noodzakelijk is en blijkens de huidige
aanpak ook mogelijk. Een gefaseerde
aanpak is echter nodig. Op dit moment
is een dergelijke benadering op leve-
ranciersniveau, niet mogelijk. Voor de
toekomst ligt er de wens om een trans-
parante datalink te maken met andere
in Europa vigerende systemen.

Geïntegreerde controle in de
hele keten staat of valt met
de labeling van dieren, eventueel
op DNA-identificatiebasis.

Merkenvleesprogramma

Spreker Egidius Thönes merkt op dat

-ocr page 164-

wij leven in een \'Risikogesellschaft\'.
Hij stelt daar tegenover\' wir pflegen das
Original\' gebaseerd op de bekende ISO-
normen 9000 en 9001, maar daarbij
wordt de maatlat nog wat hoger gelegd;
een Markenfleischprogram zonder holle
frasen maar op basis van een geborgd en
transparant systeem. Thönes\' program-
ma omvat een aantal gecontracteerde
boerderijen, een slachthuis waar zowel
runderen, varkens als pluimvee worden
geslacht en detailhandel die zich ver-
plicht alleen dit merk te leveren.

Een groeiend aantal Duitse
consumenten is bereid een hogere
prijs te betalen voor merkenvlees
van uitstekende kwaliteit.

De aangesloten 350 boerenbedrijven
mogen alleen dieren aanschaffen van
bekende herkomst, het veevoer staat
onder voortdurende controle (alleen
ruwvoer van het eigen bedrijf mag
worden verstrekt), bestrijdingsmidde-
len zijn niet toegestaan, de bemesting
dient nauwkeurig te worden vastge-
legd en er gelden strak omschreven
transport- en slachtvoorwaarden. Zo
mogen runderen niet langer dan drie
uur en varkens niet langer dan twee uur
worden vervoerd. Het voer mag bij-
voorbeeld geen gemodificeerde soja
bevatten, geen dierlijke bestanddelen
en geen voederbestanddelen uit derde
landen. Naleving van de geldende re-
gels wordt intensief gecontroleerd.
Thönes geeft aan dat deze maatrege-
len leiden tot eenduidige, goed gecon-
troleerde kengetallen. De hartfrequen-
tie van slachtdieren ligt op de helft van
de frequentie van normale slachtdie-
ren, de lactaat- en cortisolconcentra-
ties zijn beduidend lager. De kiemge-
tallen op karkassen en in de dier- en
slachtruimten worden vaker gecontro-
leerd en liggen beduidend lager dan
bij vergelijkbare bedrijven. Er vindt
geen decontaminatie plaats in de
slachtlijn.

Met betrekking tot de varkens merkt
hij op dat de dieren slechts op stro zijn
gehuisvest en per varken de beschik-
king hebben over 8m^. Het aantal vast-
gestelde huidafwijkingen is daarom
duidelijk lager dan bij de dieren van
een conventioneel bedrijf Alle aange-
sloten varkens- en pluimveebedrijven
zijn gegarandeerd salmonellavrij ter-
wijl er nooit antibiotica worden vers-
trekt.

Uiteraard heeft deze aanpak zijn prijs;

de verhouding tussen de laagste prijs en
de prijs uit het Markenfleischprogram
is ongeveer 1;6. Niettemin lijkt een
groeiend aantal Duitse consumenten
bereid om deze prijs daadwerkelijk te
betalen wellicht omdat Thönes te allen
tijde de media toegang verleent tot de
aangesloten bedrijven en het slacht-
huis, en de consument met enige regel-
maat wordt geconfronteerd met speci-
fieke eigenschappen en achtergronden
van het product.

Milieutechnische gevolgen

Martin van den Berg staat stil bij de
milieutechnische gevolgen van de in-
tensieve veehouderij. Hij wijst daarbij
op een drietal consequenties;

• De agrarische productie heeft - ge-
zien haar grote omvang - een enorme
impact op de problematiek van \'ver-
zuring\' door de hoeveelheden mest
die in het milieu worden afgezet.

• Er bestaat een niet onaanzienlijke
emissie van natuurlijke oestrogenen.

• Grote hoeveelheden antibiotica ko-
men via het productiedier in het mi-
lieu terecht.

Door de pH-veranderingen ontstaat er
een wash-out van essentiële minera-
len. De veranderingen in de samenstel-
ling van de grond leiden tot een groot
aantal ecologische effecten voor die-
ren en planten die eerder een globaal
dan een lokaal karakter hebben. Kleine
pH-veranderingen in agrarische syste-
men hebben daarbij meestal grote ge-
volgen voor de genoemde ecosyste-
men waarbij zowel de bodem als het
grond- en oppervlaktewater is betrok-
ken. Behalve de mest leiden ook ni-
traat en fosfaat in bemestingsmiddelen
tot bijvoorbeeld algenbloei in sloten
(eutrofie) en treffen we in natuurreser-
vaten ook reeds verzuring aan van het
grondwater.

De vigerende regelgeving is noodza-
kelijk om deze ontwikkelingen - agra-
rische ondernemingen dragen voor
70% bij aan de ammoniakbelasting - te
beteugelen. De Europese norm voor
nitraatbelasting is gesteld op 170
kg/ha. Nieuwe inzichten geven echter
aan dat ongeveer het dubbele (290-
360 kg/ha) \'dragelijk\' zou zijn voor de
bodem. In Zuid- en Oost-Nederland
overschrijden al veel gebieden de
Europese norm, dus \'het licht staat op
oranje\'.

Naast verzuring van de bodem leidt
mest ook tot verdroging. Alle invloe-
den samen doen de biodiversiteit
angstwekkend dalen en leiden - in de
woorden van Van den Berg - op ter-
mijn tot een \'ecologische woestijn\'
waarbij vooral reptielen, paddestoelen
en vlinders onder grote druk komen te
staan.

Met betrekking tot de veterinair ge-
bruikte farmaca merkt de spreker op
dat juist de meest actieve delen in het
milieu terecht komen (residuen van
reeds 68 farmaca zijn aangetroffen). In
aquatische systemen lijken deze ver-
bindingen gelukkig niet te accumule-
ren maar de vraag blijft of we wel op
een \'juiste manier kijken\'. Oppassen
blijft de boodschap!

Alle invloeden samen doen
de biodiversiteit angstwekkend
dalen en leiden op termijn tot een
\'ecologische woestijn\'.

-ocr page 165-

Nanny Wijne-Raemakers:
Hoofdbestuur

Nanny Wijne-Raemakers is verkiesbaar
voor het Hoofdbestuur. Ze is geboren in
Nijmegen (1960) en in één keer ingeloot
voor diergeneeskunde (1978). In 1985
studeerde ze af met de differentiatie
landbouwhuisdieren, een richting die
ook door vakantiewerk op een boerderij
in Twente haar belangstelling had.
Ze was een tijd fulltime als gemengd
practicus werkzaam en nam in 1987
samen met haar man - Ad Wijne - een
praktijk over in Loenen. Door een
tweetal associaties werkt ze thans in
een \'vijfmenspraktijk\' als parttime
maat. Vergaande diersoortdifferentia-
tie heeft tot gevolg gehad dat eerst het
rundvee en later de gezelschapsdieren
zijn afgevallen en dat de varkensge-
neeskunde is overgebleven als aan-
dachtsgebied. Inmiddels heeft tot haar
voldoening de directe zorg voor de
dieren en hun houders - aanvankelijk
haar grootste interesse en de reden om
dierenarts te willen worden - plaatsge-
maakt voor de technische en financiële
begeleiding van de varkensbedrijven.
Nanny Wijne is geen beginnelinge als
het op \'besturen\' aankomt: zeven jaar
schoolbestuur - geen overbodige luxe
met vier kinderen! - waarvan twee jaar
voorzitter en enkele jaren bestuur van
de Groep Geneeskunde van het
Varken met de daarbij beho-
rende werk- en projectgroe-
pen, zoals de GD-klankbord-
groep, het Algemeen Bestuur,
de projectgroep Erkenning
Varkensdierenarts enzovoort.
Een echte voorstelling van
het Hoofdbestuurswerk heeft
ze nog niet, maar de vereni-
ging kan rekenen op haar in-
zet. Haar belangrijkste voor-
nemen: de afstand tussen
Hoofdbestuur en practicus
verkleinen door een beter
contact via de Groepen.
Het Hoofdbestuur krijgt er
dus een \'duizendpoot\' bij, die
naast het werk en de zorgta-
ken ook nog de tijd vindt om
te tuinieren, piano te spelen,
te lezen en te koken. En - \'o
ja!\' - ook nog Franse les
volgt.

Landelijk verkiesbaar tijdens Algemene Vergadering

Zoals gebruikelijk in het Tijdschrift van 1 september, stelt de redactie een
aantal kandidaten voor die landelijk verkiesbaar zijn. Stemmen vóór of tegen
de kandidaten kan ofwel tijdens de Afdelingsvergaderingen in september
(data: Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 2000; 125(14): 471), ofwel tijdens
de Algemene Vergadering op 7 oktober 2000 te Noordwijkerhout.

Bericht van overlijden

Op 28 juli 2000 is Stephanus Lambertus Oostindiën overleden. Bert Oostindiën was werkzaam als administrateur bij de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde van 1 juni 1974 tot 1 mei 1996. Wij gedenken in hem een
prettige en toegewijde collega, gekenmerkt door eenvoud en eerlijkheid.
Wij wensen de familie Oostindiën veel sterkte met dit verlies.

Medewerkers KNMvD

Arnold Mouwen: Ereraad

Voor de Ereraad is verkiesbaar: Amold
J.A.M. Mouwen (56), woonachtig te
Haps en onder meer bekend van het Post
Academisch Onderwij s-Diergenees-
kunde (staffunctionaris Landbouw-
huisdieren). En ook in KNMvD-ver-
band is deze kandidaat altijd actief
geweest: lid van de - inmiddels opgehe-
ven - Tarievencommissie, voorzittter
van de Afdeling Noord-Brabant en uit
dien hoofde ook van de Proviniciale
Begeleidinscommissie Praktijkuitoefe-
ning. Hij heeft drieëneenhalf jaar in de
vleeskeuring gewerkt in Noord-Holland
en ruim 25 jaar praktijk gedaan in Oost-
Brabant.

Met al zijn ervaring is de heer Mouwen
zeer geïnteresseerd in het reilen en zeilen
van de dierenartsenpraktijk en derhalve
een gemotiveerd kandidaat voor de
Ereraad. Hij is zich zeer bewust van de
veranderende tijden en omstandigheden
sinds de instelling van het tuchtrecht en
de interventies van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit. Maar: \'Ik ben
met een nuchter gevoel voor rechtvaar-
digheid, collegialiteit en realisme gaarne
bereid deze uitdaging aan te nemen!\'

-ocr page 166-

\'"-"«CONCRSS KNH.D«»\'\'

Geachte leden en hun partners.

Het Jaarcongres KNMvD 2000 nadert
nu met rasse schreden. De sprekers heb-
ben inmiddels hun spreekbeurten voor-
bereid, de sportdag staat en het Hoofd-
bestuur zit klaar om de Jaarvergadering
te houden.

De leden die de uitnodiging om dit
Jaarcongres bij te wonen nog niet heb-
ben ingevuld, kunnen dit nu nog doen.
Het onderwerp
\'Hoe eenvoudig is com-
municatie\'
is de afgelopen maanden
weer heel erg actueel geweest. Dit com-
municeren is door de gehele maatschap-
pij van verschrikkelijk groot belang. Dit
is ook de reden dat in tegenstelling tot
voorgaande jaren op vrijdag géén apart
parrnerprogramma is georganiseerd.
De
partners worden dit jaar dan ook uit-
drukkelijk uitgenodigd om aan het aan
het Jaarcongres deel te nemen.
Voor het programma en inschrijven
verwijzen wij naar de u gestuurde brief
van 17 juli jongstleden. Voor vragen
kunt u contact opnemen met Mieke
Kraan op het secretariaat van de
KNMvD (030-2510111).

Kom dus naar Golden Tulip
Conference Hotel Leeuwenhorst
te
Noordwijkerhout op
vrijdag 6 en za-
terdag 7 oktober 2000 !!

De Jaarcongrescommissie

Uiterste inleverdata
voor kopij

AfleveringiDeadUne*)

01-10-2000 maandag n-09-2000

15-10-2000 maandag 25-09-2000

oi-n-2000 maandag 16-10-2000

15-11-2000 maandag 30-10-2000

Voor 10.00 uur \'s morgens.

KNMvD

Jaarcongres
KNMvD 2000

De Najaarsdag zal om 09.30 uur worden
geopend door de voorzitter van de
GHwD, mevrouw dr. V. Baumans. Drs.
R. van Noort, dierenarts Specialisten
Centrum Amsterdam, bijt het spits af
met een lezing over
\'Chronisch hoesten
of benauwd\'.
Mevrouw dr. E. van
Duijkeren, dierenarts Faculteit der Dier-
geneeskunde, bespreekt
\'Infectieuze
luchtwegaandoeningen bij het paard\'.
Hierna volgt een discussie en de
lunch.

\'De homeopathische behandeling van
niesziekte bij de kat\'
is een onderwerp
dat besproken zal worden door drs.
A.H. Westerhuis, homeopathisch-
werkend dierenarts te Wageningen. Na
een korte pauze is het de beurt aan me-
vrouw drs. Y.L. Pemet-de Ridder, ho-
meopathisch kinderarts te Son, met
een lezing over
\'Het hoestende, proes-
tende kind\'.
De laatste lezing van de
Najaarsdag wordt verzorgd door dr. E.
Vanden Eijnde, homeopathisch-wer-
kend dierenarts te Tervuren (België).

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Arentshorst, G.J.C.; Gent- 2000; 2202 EC
Noordwijk; Prins Hendrikweg 9.
Boslooper, Mevr. S.; Gent- 2000; 3118 RS
Schiedam; Savomin Lohmanlaan 18.
Esselink, G.; Gent- 2000; 7391 JK Twello;
Vermeersweg 23.

Penterman, Mevr. P.M.; Gent- 2000; 7135 JW

Harreveld; Manschotterweg 19.

Sparenburg, Mevr. A.E.; 1999; 6904 ND

Zevenaar; Adenauerstraat 13.

Toom, Mevr. F.E. van der; 2000; 3524 AT

Utrecht; Texel 203.

Zijlstra, Mevr. E.; Gent- 2000; 8502 AT Joure;
Gaffel 26.

jubilea:

1 september L. Karens te Geesteren (Gld), afwe-
zig, 30 jaar.

1 september J.C. Hekman te Maarssenbroek, af-
wezig, 25 jaar.

2 september J.A. Jongebreur te Oudeschild, aan-
wezig, 35 jaar.

Hij bespreekt de \'Betekenis en oorzaak
bij de biologische geneeswijze van
ademhalingsziekten bij het paard\'.
De Najaarsdag wordt afgesloten met
een discussie tot 17.00 uur.

De Najaarsdag wordt gehouden in
Hotel-Restaurant \'Nol in \'t Bosch\' te
Wageningen.

Zowel leden als niet-leden van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenarts-
en kunnen zich aanmelden door over-
making van
ƒ I30,/f 75,- voor leden/
studenten of fI60,-/f 95,- voor niet-le-
den/studenten op postrekeningnummer
40.56.352. of bankrekeningnummer
51.72.25.700. ten name van: Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenarts-
en te Woerden onder vermelding van
\'Najaarsdag 2000\' en \'vegetarisch of
niet-vegetarisch\'). De betaling geldt te-
vens als registratie en dient voor 10 sep-
tember 2000plaats te vinden. In het be-
drag zijn koffie, thee en de lunch
begrepen.

2 september L.F. den Houter te Hellendoom, af
wezig, 35jaar.
4 september A. Zikken te Enschede, aanwezig
30 jaar.

4 september R.H.G. Aalfs te \'s-Heerenhoek, on
bekend, 30 jaar.

8 september Th.F. Krabbenborg te Ravenstein
afwezig, 35 jaar.

11 september F.L.M. Konings te Beek en Donk
aanwezig, 30 jaar.

11 september C.Th.A. Straver te Snelrewaard
afwezig, 30 jaar.

11 september H.G. Rienks te Italië, afwezig, 30
jaar.

13 september A.J.E. Janssen te Ulft, afwezig, 30
jaar.

19 september R. Heemstra te Havelte, afwezig,
45 jaar.

19 september A.J. de Reus te Purmerend, afwe-
zig, 45 jaar.

23 september Mevr. E. Lindenhovius-Zijderveld
te Rolde, afwezig, 45 jaar.
25 september R.E.G. Plantinga te Antwerpen
(B), afwezig, 30 jaar.

1 oktober Mevr. J. Bakker te Sneek, afwezig, 35
jaar.

1 oktober F. Feenstra te Goor, afwezig, 25 jaar.
1 oktober S. van der Burg te Lippenhuizen, aan-
wezig, 50 jaar.

Mutaties:

»Aldaibis; A.R.; 2000; 1052 DE Amster-
dam; De Wittenkade 373; tel. privé: 020-4750325;

Najaarsdag 2000 GHwD op zaterdag 23 september

De Najaarsdag van de Groep Homoeopathisch-werkende Dierenartsen (GHwD)
van de KNMvD zal dit jaar plaatsvinden op zaterdag 23 september 2000. Als
thema voor deze dag is gekozen
\'■Luchtwegaandoeningen bij gezelschapsdieren en
paarden\'\'.
Het bestuur van de Groep hoopt zowel voor leden als voor niet-leden
van de GHwD een boeiend programma te hebben samengesteld.

-ocr page 167-

E-mail privé: a.r.aldaibis(ó:wolmail.nl: d.

Beens, F.P.C.M.; 1982; B-2910 Essen
(België); Nieuwmoersesteenweg 12; tel. privé:
06-53220691; fax privé: 0165-557507; E-mail
privé: fbeen$(£tip.nl; d.

Berends, Dr. B.R.; 1990; U- 1998; 8251 NR
Dronten; Herfst 87; tel. privé: 0321-312826;
toev. wet. onderzoeker U.U., F.D. H.A. V.v.D.O.;
tel. bur.: 030-2535367;
fax bur.: 030-2532365;
E-mail bur.: b.r.berends(a wdo.vet.uu.nl.

Braakman, Mevr. J.C.A.; 1990; 7514 EV
Enschede; Laaressingel 72A;
p., medew. bij
D.K. Enschede; tel. prakt.: 053-4305805.

Dijkstra, Mevr. M.; 1998; 8317 Ba
Kraggenburg; Het Klif 13; tel. privé: 0527-
622766;
p., medew. bij D.K. Emmeloord; tel.
prakt.: 0527-613500.

»Graaf H.A. de; 2000; 3583 HE Utrecht;
Mauritsstraat 1 ; tel. privé: 030-2543668;
E-mail
privé: hermandegraaf@hotmail.com.

Heijden, B.S. van der; 1998; 7873 BT
Odoorn; Liniekampen 38; tel. privé: 0591-
514956; E-mail privé: bobvander(ï yahoo,
com; p., medew. bij D
.A.P. Oost-Drenthe; tel.
prakt.: 0591-513151.

Hoogendoom, Mevr. I.; 1993; 8251 NR
Dronten; Herfst 87; tel. privé: 0321-312826; k.d.
R.V.V.; tel. bur.: 0341-378628.

Hooydonk, P.A.J.M. van; 1997; 4617 NS
Bergen op Zoom; Zwartewaal 22; tel. privé: 0164-
360433; E-mail privé: pvanhooydonk(^compu
serve.com;
p., medew. bij D.A.P. de Zuidwest-
hoek; tel. prakt.: 0164-235112.

Janssen, Mevr. M.M.H.; 1997; 3882 LC
Putten; Folckerusstraat 14; tel. privé:
0341-
355509;
E-mail privé: margotjanssen(fl:ya-
hoo.com: p., medew. bij D.A.P. Putten; tel.
prakt.: 0341-351235.

Nuijens, M.J.A.; 1971; 5421 ZP Gemert;
Doonheide
40; tel. privé: 0492-362307; fax
privé: 0492-392322; plv.i. R.V.V.

Oving, L.; 1985; 6584 DH Molenhoek (L);
De Bongerd 8; tel. privé: 024-3584553; d. bij
Cavo Latuco U.A.; tel. bur.: 030-2479945; fax
bur.: 030-2412964; E-mail: b.oving@cavola-
tuco.nl.

Poecke, P.H.H. van; 1991; 8431 TC
Oosterwolde; Evertsmaad
9; tel. privé: 0516-
520023;
fax privé: 0516-520590; E-mail
privé: phhvpoecke(ghetnet.nl; consultant bij
Mercury Urval.

*PÖt, S.A..; 2553 BB \'s-Gravenhage;
Pisuissestraat 59; tel. privé: 070-4040134; E-
mail privé: sapot@hotmail.com; p., medew.
bij Vet. Centrum Honselersdijk; tel. prakt.:
0174-624544.

Rooijakkers, J.W.P.; 1983; 4631 AS
Hoogerheide; De Berk 22; d.

Schaik, J.G. van; 1990; 4061 BG Op-
hemert; Akkersestraat 17; tel. privé: 0344-
652542; fax privé: 0344-652990; E-mail
privé: $chaik.ophemert@ wxs.nl; p., geass.
met M.I.J. Roest en J.G. Snijders; tel prakt.:
0418-652808; E-mail prakt.: daa tieler-
waard(a:!agroweb.nl.

Scheepens, C.J.M.; 1986; 0X8 5QJ Lea-
field, Witney, Oxon (V.K.); 18 Lower End; tel./
fax privé: 00^-1993-878171;
E-mail privé:
kscheepens(Saol.com; Techn. Operations
Manager PIC Europe en dir. PIC Benelux; tel.
bur.: 00-44-1865-822200; fax bur.: 00-44-1865-
821157; E-mail bur.: scheepensk@fyf.pig.
co.uk.

Scholma, L.O.; 1979; 6031 AJ Nederweert;
Budschop 14; tel. privé: 0495-625460;
E-mail
privé: l.o.scholma(§hetnet.nl; d.
R.V.V. Kring
Zuid.

Schuttevaêr; Mevr. N.A.; 1999; 1507 NH
Zaandam; Langeweide 166; tel. privé: 075-
7717889;
E-mail privé: nicole@dedieren-
arts.com; p., D.A.P. Westerwatering; 1507
NH Zaandam; Langeweide 166; tel. prakt.:
075-6160761.

Stegen, Mevr. G.; 1999; 3705 ZK Zeist;
Warande 121;
wnd.d.

Velsen, Mevr. N.F.; 1999; 3708 XA Zeist;
Graaf Adolflaan 49; tel. privé: 030-6977366;
p., medew. bij Spoedkliniek voor Dieren
Amsterdam.

Waa, Mevr. E.C. van der; 1995; 3991 ND
Houten; Tuinbouw 159; tel. privé: 030-
6301856; p., medew. bij D.A.P. Animal Care.

»Zandvliet; M.M.J.M.; 2000; 3705 ZK
Zeist; Warande 132; tel. privé: 030-6951409;
E-
mail privé: m.m.j.m.zandvliet(a net.uu.nl;
medew. U.U., F.D.

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

September

1 llth Intemational Symposium \'Tropical
Animal Health and Production\'. Theme:
Diagnosis and control of transboundary in-
fectious diseases in southern Africa.
Faculty of Veterinary Medicine, Office for
Intemational Cooperation, PO Box 80.163,
NL 3508 TD Utrecht, Telefax: 31(0)30-
2531815, E-mail: bic@vet.uu.nl.

6—10 31 st Intemational Congress on the History
of Veterinary Medicine of the World
Association for the History of Veterinary
Medicine (WAHVM) in Bmo, Czech
Republic. Contact: VETEDUCA Ltd., Mir-
ko Treu DVM, Moravske nam. 13, CZ-602
00 Bmo, fax 420 5 41248268, e-mail vete-
duca@sky.cz, http://www.library.vet.uu.nl/
~wahvm.

13—16 British Equine Veterinary Association
Congress 2000, ICC Birmingham. Further
information: BEVA Congress Office, 5
Finlay Street, London, SW6 6HE, UK, tel.:
44-(0)20-7610 6080, fax: 44(0)20-7610
6823, e-mail: bevauk@msn.co.uk, website
at http://www.beva.org.uk.

16 Dag Buiatrie 2000, Crowne Plaza Hotel,
Brugge. Informatie: Secretariaat Vlaamse
Buiatrie Vereniging, dr. Wim Hollanders,
tel.: 32-2-3709402.

19—22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary Patho-
logy. Congressecretariaat: KNMvD, t.a.v.

Marjolijn Fijten, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, the Netherlands. Tel.: 31 30
2510111, fax: 31 30 2511787, e-mail:
m.fijten@knmvd.nl

23 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Wageningen.

23 Vedias Najaarsdag voor dierenartsassis-
tenten, Fd[5, Utrecht, collegezaal Kliniek
voor Gezelschapsdieren. Onderwerpen:
\'groeistoomissen\' en \'EHBO\'. Informatie:
Cyrilla Pulmans, tel/fax: 030-6038284 of
Inna Wensink, tel/fax: 0578-627706.

27—28 14th fomm for Applied Biotechnology,
Bmgge. Administrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Bmgge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-367131, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be, intemet: http://hobbes.mg.ac.be/~pe
ter.fab2000.html

28—31 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7
Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

Oktober

5 Symposium \'Integraal onderzoekspro-
gramma paratuberculose. Status 2000\'. De
Uithof, Utrecht, van 10.00 tot 16.15 uur.

6—7 Jaarcongres KNMvD, Noordwijkerhout
Meer informatie: mw. M. Kraan, tel.: 030-
2510111.

11 Post IPVS-congres 2000. Inrichting: IPVS
Belgian Branch, Auditorium Klinieken,
Merelbeke, België.

9—12 46. Jahreskongress der FK-DVG, Düssel-
dorf.

17—19 Agri Vision, de eerste Nutreco Agri-
culture Business conferentie \'Future scena-
rios for animal food production in Europe\',
Grand Hotel Huis ter Duin, Noordwijk aan
Zee. Meer informatie: Nutreco Agriculture,
Ellen Kuijpers, tel.: 31-485-589684, e-
mail: info@agrivision2000.com, intemet:
www.agrivision2000.com

November

4 Jaarlijks symposium \'Kattendag\' van de
Stichting Felissana i.s.m. Hoofdafdeling
Pathologie, FdD. Androclusgebouw, de
Uithof, Utrecht. Aanvang: 10.15 uur.
Aanmelding en betaling vóór 20 oktober
2000, op postgiro 368421 t.n.v. Felissana
te Poortugaal. Secretariaat: Bloemstraat
45, 1975 EM IJmuiden, telefoon: 0255 -
516788, e-mail: stichting@felissana.de-
mon.nl, intemet: www.felissana.demon.nl.

4 Symposium Belgian Equine Practitioners
Society (BEPS), Auditorium \'J\', Campus
Erasmushospitaal te Bmssel. Informatie:
prof dr. P. Desmet, Faculteit Diergenees-
kunde, RUG, tel.: 32-9-2647643, fax: 32-
9-2647795, e-mail: paul.desmet@mg.ac.be.

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

17 Studienamiddag IPVS-Belgian branch,
Merelbeke, België.

18 Symposium \'voedselveiligheid\' in Andro-
clusgebouw, FdD, Utrecht. Organisatie:
Vaktechnische Bond van Keurmeesters en
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van
de KNMvD.

28 Jaarlijkse studiedag WRSA, Androclus-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht. Thema: \'Infectieziekten bij konij-
nen\'. Aanvang: 10.00 uur. Aanmelden: Secr.
WRSA, dhr. B. Rutten, p/a/ IPC Dier Horst,
Stationsstraat 104,5963 AB Horst, tel.: 077-
3998888, fax: 077-3983733.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Arnhem.

-ocr page 168-

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 faculteiten,
21 onderzoekscholen en 58 opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen dc aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne technie-
kaï en op de toekomstgerichte programma\'s
dragen daaraan verder hij. Met ongeveer
22.000 studenten, ruim 6.800 personeels-
leden cn een budget van ruim 1 miljard gul-
den vormt de universiteit de spil in Utrecht
kennisregio. Vanuit deze positie in Midden-
Nederland onderhoudt zij een gevarieerd
contactenpatroon met universiteiten en
gespecialiseerde onderzoekinstituten over
de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
wwiv.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alte
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof: er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige
in Nederland. De faculteit neemt in Europa
een toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccredi-
teerd bij de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

De Hoofdafdeling Paard bundelt het merendeel
van de specifieke expertise die er binnen de
faculteit bestaat op het gebied van de genees-
kunde van het paard. In de tot de hoofdafdeling
behorende Kliniek Paard wordt de geneeskunde
van het paard in een aantal disciplines, zoals
inwendige ziekten, voortplanting, orthopedie,
chirurgie en anesthesiologie beoefend.
Dit wordt gedaan zowel ten dienste van het
onderwijs aan toekomstige dierenartsen als
ten behoeve van fundamenteel en toegepast
onderzoek. De hoofdafdeling verzorgt een
essentieel deel van met name het onderwijs in
de laatste fase van de studie. Daarnaast kunnen
afgestudeerde dierenartsen een opleiding vol-
gen tot specialist in de disciplines inwendige
ziekten, chirurgie of voortplanting. Het weten-
schappelijk onderzoek van de hoofdafdeling
staat nationaal en internationaal zeer hoog aan-
geschreven. Samenwerkingsverbanden binnen
en buiten de eigen faculteit en universiteit en in
binnen- en buitenland spelen hierin een belang-
rijke rol. Naast onderwijs, onderzoek en patiën-
tenzorg hebben de ca. 150 medewerkers van
de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard ook
functies op het gebied van de maatschappelijke
dienstverlening.

In deze dynamische werkomgeving is binnen
de discipline heelkunde plaats voor een

Dierenarts (v/m)

Afhankelijk van de interesse en kwaliteiten van
de sollicitant(e) zal aanstelling plaatsvinden in
de functie van junior docent/dierenarts-assistent
of in de functie van specialist in opleiding.
U gaat werken bij de discipline heelkunde van
de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard.
De specialistenopleiding bestaat uit een eerste
deel van anderhalf jaar, waarin brede scholing
plaatsvindt op het gebied van algemene paar-
dengeneeskunde en een tweede deel van
tweeënhalf jaar, waarin specialistische kennis
en vaardigheden worden verworven op het
gebied van de Heelkunde van het Paard.
Uw taken bestaan uit het in toenemende mate
zelfstandig bijdragen aan patiëntenzorg voor
de discipline Heelkunde, onderwijs aan co-
assistenten en uit patiëntgericht onderzoek.
Er wordt verwacht dat u vier publicaties schrijft.
Na een inwerkperiode zult u opgenomen wor-
den in het team dat de avond-, nacht- en week-
enddiensten verzorgt. De opleiding zou moeten
leiden tot erkenning specialist chirurgie paard.
Voor de dierenartsassistent bestaan de taken
in hoofdzaak uit klinische werkzaamheden op
het gebied van de heelkunde van het paard,
inclusief het daarmee verbonden onderwijs.
Enige ervaring in de praktijk strekt tot aan-
beveling.

B ^ Universiteit Utrecht

Wij vragen een afgestudeerde dierenarts, bij
voorkeur met enige ervaring met de betrokken
diersoort. U moet in staat zijn uw werkzaam-
heden zelfstandig en efficiënt te organiseren.
Daarnaast dient u te beschikken over een
kritische houding ten aanzien van de eigen
persoonlijke kwaliteit, doorzettingsvermogen
en goede sociale vaardigheden.
Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
voor een periode van 4 jaar. De omvang van de
functie bedraagt 100%. Het salaris voor de
specialist in opleiding bedraagt in het eerste
jaar ƒ 3 000,- en loopt op tot ƒ 4 280,- bruto
per maand in het vierde jaar. Het salaris voor
de functie van dierenarts-assistent bedraagt,
afhankelijk van ervaring, minimaal ƒ 4267,- en
maximaal ƒ 6765,- bruto per maand ( bedragen
CAO 1 juni 2000).

Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen contact opnemen met
prof. dr. A. Bameveld of mevrouw dr A.B.M.
Rijkenhuizen, telefoon 030-253 1350/1351.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan
de afdeling Personeel
81 Organisatie van de
faculteit der Diergeneeskunde, t.a.v de heer
A.H. Bloemers, Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70077.

-ocr page 169-

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Dierenartsencombinatie Voorne-Putten is een gemengde
praktijk, w^aarin zes dierenartsen en zes assistenten wer-
ken. Binnen de praktijk is een begin gemaakt met de dier-
soortgerichte difFerentiatie.

In verband met het vertrek van een der collegae zoeken wij
een

Gezelschapsdierenarts m/v

Van de nieuwe collega verwachten wij dat hij of zij:

• wil en kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de
gezelschapsdierengeneeskunde binnen de praktijk;

• enige ervaring heeft;

• bereid is te participeren in de dienstregeling, waarbij in
de diensten een tweedeling gezelschapsdieren/land-
bouwhuisdieren bestaat;

• bereid is zich in de regio te vestigen.

Wij bieden deze collega:

• een fulltime baan in een zeer goed geoutilleerde praktijk,
waarin een goede teamgeest hoge prioriteit heeft;

• mogelijkheden tot nascholing;

• salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden volgens
KNMvD-normen;

• bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Schriftelijke sollicitaties binnen twee weken richten aan:
DAC Voorne-Putten,t.a.v. T.R. Hendriks, M.L. Kinglaani,
3223 CG Hellevoetsluis.

U wordt uitgenodigd in uw sollicitatie duidelijk aan te ge-
ven waar uw interesses liggen en wat uw verwachtingen
zijn.

DIERENARTSEN
LATCUß^LATELR

In tweemanspraktijk Lateur & Lateur te Rotterdam is
er in verband met vertrek van de huidige chirurg een
vacature, die we graag
per i oktober 2000 vervuld zou-
den zien.

De persoon die we voor ogen hebben is onderne-
mend, heeft enkele jaren ervaring in de geneeskunde
van hond en kat, heeft onmiskenbaar interesse en
vaardigheid op het gebied van chirurgie/anesthesio-
logie, heeft een praktisch/technische inslag en is
geïnteresseerd in automatisering.

De arbeidsvoorwaarden zijn een punt van onderhan-
deling.

Het doel is: prettig en succesvol samenwerken en bin-
nen afzienbare tijd associatie/overname.

Wij nodigen u uit uw schriftelijke sollicitatie te richten
aan: DAP Lateur & Lateur, Walenburgerweg 51, 3039
AD Rotterdam.

Dierenarts
landbouwhuisdieren (m/v)

Wij vragen:

• teamgeest

• difFerentiatie groot

• ervaring/interesse in de runder- en varkenssector

• goede communicatieve eigenschappen

• deelname in dienstenregeling landbouwhuisdieren

Wij bieden:

• fulltime baan

• prettige werksfeer

• salariëring tenminste volgens KNMvD-norm

• bij gebleken geschiktheid een vaste aanstelling

• goede ontplooiingsmogelijkheden

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij de heer J.W.M.
Miltenburg, telefoon: 0413 - 211350. Schriftelijke sollicitaties voor-
zien van c.v. binnen 14 dagen te richten aan: DAP Erp, Heesakker
17, 5469 AV Erp.

-ocr page 170-

Werken bij LNV: je krijgt er wat voor terug!

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) werkt aan een verantwoord gebruik
en beheer van de groene ruimte. Wat dat betekent,
zien we wanneer we boodschappen doen in de
supermarkt of wanneer we een fietstocht door de
polder of het bos maken. Dan wordt zichtbaar hoe
LNV de ruimte \'inkleurt\'. Vaak is dat nog een hele
kunst. Want in ons dichtbevolkte land maakt
iedereen aanspraak op zijn of haar deel. Aan de ene
kant is er de voor de voedselvoorziening en handel
zo belangrijke landbouw. Aan de andere kant willen
we in onze vrije tijd van de natuur genieten.
Het bedenken van oplossingen voor die soms
tegengestelde belangen, maakt het werken bij LNV
zo interessant. Ook op het gebied van loopbaan-
planning biedt het ministerie volop mogelijkheden
om jezelf verder te ontwikkelen. Dat geldt ook voor
de ondersteuning bij de eigen loopbaanplanning.

landbouw, natuurbeheer
en visserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RW) is eert dynamische organisatie die
in 1985 Is opgericht. Zij ressorteert onder het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en telt circa
1600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale Directie,
vijf kringen en een Centraal Laboratorium te
Wageningen.

De RW ziet er op toe dat bij de productie en
afzet van dieren en producten van dierlijke
oorsprong in Nederland voldaan wordt aan de
eisen ten aanzien van diergezondheid, volks-
gezondheid en het welzijn van dieren.
Daarnaast draagt de RW zorg voor de uitvoering
van de bestrijding van besmettelijke dierziekten.
De RW bevindt zich in een veranderingstraject.
Dit traject heeft als doel dat de RW zich
ontwikkelt tot een zelfstandig agentschap en
topkeuringsinstelling, die op een hoog
professioneel niveau haar onafhankelijke taak-
stelling uitvoert.

Wij zoeken ter versterking van ons team:

Keuringsdierenartsen (v/m)

De taken van de keuringsdierenarts binnen
de RW zlln

• Het keuren van levende en geslachte dieren
en producten;

• Het keuren van vers vlees en vleesproducten;

• Het keuren van vis en visproducten;

• Het toezicht houden op bedrijfskeuringen;

• Het toezicht houden op de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften;

• Het toezicht houden op de naleving van
voorschriften ten aanzien van hygiëne- en
inrichtingseisen voor bedrijven;

• Het verlenen van erkenningen, registraties en
vergunningen aan bedrijven, veewagens en
personen;

• Het bestrijden van dierziekten;

• Het permanent op de hoogte te blijven van de
relevante vaktechnische ontwikkelingen en
regelgeving.

Wij vragen het volgende van onze nieuwe
keuringsdierenartsen

Inzetbaar op meerdere vakgebieden na interne
training en begeleiding; goede communicatieve
vaardigheden; bereidheid tot bijscholing;
discipline ten aanzien van vaktechniek en
administratie; flexibel, verantwoordelijk,
vernieuwingsgezind en initiatiefrijk; teamspeler.
Een absolute voorwaarde is een voltooide
universitaire opleiding Diergeneeskunde en
rijbewijs
B.

Wij bieden u

afwisselende werkzaamheden, werken in
teamverband; de mogelijkheid tot parttime
werken (standaard is een
36-urige werkweek);
verscheidene doorgroeimogelijkheden, bijvoor-
beeld als teamleider of als kringvakspecialist;
introductiecursus en opleidingen (bijscholing);
goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Niet-Nederlands sprekenden krijgen een inten-
sieve taaltraining Nederlands waarbij het
accent ligt op spreekvaardigheid.

SaUris

Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring
en bedraagt maximaal f.
6715,- (€ 3047,-)
(schaal
10 B.B.R.A. 1984). Na twee jaar volgt bij
gebleken geschiktheid een vaste aanstelling en
bevordering naar schaal 11, die een maximum
kent van f.
7676,- (€ 3483,-) bruto per maand.

inlichtingen

Nadere inlichtingen over de functie kunnen
verkregen worden bij mw J.G. Bode-Kasteelen,
tel.
31 70-3578816 (op dinsdag, woensdag en
vrijdag van
9.OO-16.OO uur). Tevens bent u van
harte welkom een bezoek te brengen aan de
werkplek van een RVV-keuringsdierenarts.
Belgische dierenartsen kunnen van reeds aan-
wezige Belgische collega\'s bijstand krijgen bij
het administratieve proces voor grensarbeiders.

Belangstellenden, met name dierenartsen die
nog niet eerder gesolliciteerd hebben, worden
opgeroepen een sollicitatiebrief te sturen naar:
de directeur RW,
Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 171-

Intervet International is in the process of strengthening its expanded activities in
the veterinary market. Due to challenging new opportunities that arise from our
recent acquisitions and promising R&D-pipeline, our International Marketing group
is looking for

10 veterinarians

Akzo Nobel is a market driven
organisation based in Arnhem,
The Netherlands. With a solid basis in
advanced technologies, the group
operates worldwide in the markets for
health care, paints, coatings and
chemical products. The organisation
employs approx. 68,000 people and has
locations in more than 75 countries.
In 1999, consolidated sales amounted
to 14.4 billion EURO.

Intervet International is a business unit

of Akzo Nobel\'s pharma group.

Intervet is engaged in developing,

producing and selling preparations

used in veterinary medicine.
Intervet employs approx. 4800 people

and has locations in 51 countries.

-f7
AKZO NOBEL

Your working environment

The group of expert veterinarians in our International Marketing department forms
the backbone of the company in terms of providing both state-of-the-art technical
services and marketing support for our local organisations throughout the world.
This dual responsibility makes this group the factor that connects our customers to
our scientific experts in research and development. Together they drive Intervet\'s
reputation for developing top class innovative products, always aimed at providing
maximal added value for our customers.

The veterinarians at International Marketing operate in dedicated teams that support
either all the vaccines for a specific animal species or a range of multi-species
pharmaceutical products. The department also has teams for Marketing
Communications, Marketing Research and Training. This integrated approach
ensures optimal contact and effective communication with our markets and
customers all over the world.

The acquisition of Hoechst Roussel Vet has boosted Intervet\'s market opportunities
in terms of geographical coverage, product portfolio and R&D-facilities. In order to
use these opportunities to the benefit of our customers, we now offer interesting
positions for experts in the following areas:

anti-infectives
anti-parasitics
reproductive hormones
ruminant vaccines
pig vaccines

companion animal vaccines and pharmaceuticals

Your position

You will develop top-level technical know-how on Intervet\'s product range and/or
develop commercial skills and marketing tools and concepts to support Intervet\'s
front-line personnel worldwide. You will have the opportunity to give scientific
presentations at international seminars and congresses and maintain close relations
with research institutes, universities, animal health services, breeding associations
and other key parties. You will keep abreast with new scientific developments and
customer needs and use this information to generate new business opportunities for
the company. You will be a member of our R&D-project teams to ensure that newly
developed products will continue to meet the high expectations of our customers.

Your profile

You have a degree in veterinary medicine or animal science plus a minimum of 2
years experience in private practice, research or the animal health industry. You have
sufficient skills and knowledge to build and maintain contact with opinion leaders
worldwide. You have an interest in topics of a technical nature, but are able to
translate these into a business-to-business marketing process. You are a team player,
but you also enjoy taking personal responsibility and initiative. You are fluent in
English, prepared to live in The Netherlands and willing to travel frequently.

Our offer

Intervet offers you a challenging position within an organisation where growth and
dynamism are key concepts. You will work with a group of people that have a strong
customer focus and an autonomous working attitude. You will enjoy good career
prospects and a competitive salary and other benefits.

Your reaction

For more information you may contact Mr. P. Nells, Director International Marketing,

at telephone 31 485 587 620, e-mail piet.nelis&intervet.com.

Please send your written application within 3 weeks to Mr. H. Westerveld,

Human Resources Manager, Intervet International bv, P.O. Box 31, 5830 AA Boxmeer,

The Netherlands.

-ocr page 172-

i

roniEBA^Ï®

Deze zomer nog gemakkelijker
behandelen tegen
vlooien én spoelwormen!

U houdt van hen. In een paar seconden geeft u uw kat en uw hond óók de bescherming die zij verdienen. Iedere maand
een paar druppeltjes op de huid tussen de schouderbladen en u behandelt

tegen vlooien én spoelwormen. En met Stronghold® kunnen ze na een half ^ ^

A

uur weer geknuffeld worden.

^ Vlooien ^ Spoelwormen ^ Haakwornnen\'" ^ Oormijt^\' ^ Schurft^\' fy Hartworm ^v i
----—-- ii®

- \'i
\'I «

Vraag uw dierenarts naar Stronghold®

-ocr page 173-

Binnen DAP Breda e.o., een moderne, gemengde praktijk, zijn ne-
gen dierenartsen werkzaam vanuit een goed geoutilleerde kliniek.

In verband met het vertrek van twee collegae per i januari 2001
ontstaan er vacatures voor:

dierenarts gezelschapsdieren m/v

dierenarts landbouwhuisdieren m/v

(met nadruk op de rundveepraktijk)

Het zijn fulltime functies, met deelname aan avond- en week-
enddiensten in de gemengde praktijk.

Gezien de leeftijdsopbouw van het huidige team gaat de voor-
keur uit naar twee jonge dierenartsen.

Van de kandidaten verwachten wij: enthousiasme, flexibiliteit,
goede communicatieve vaardigheden, zelfstandigheid en
teamgeest.

Wij bieden salariëring volgens KNMvD-normen, een dynami-
sche werkplek, ruimte voor eigen initiatief en mogelijkheid tot
volgen van PAO.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van c.v. graag binnen 14 da-
gen richten aan: DAP Breda e.o., t.a.v. mevr. j. Damen,
Oosterhoutseweg73, 4816 KC Breda.

Een psychologische test kan deel uitmaken van de sollicitatie-
procedure.

Uitzend- en detacheringsbureau
voor dierenartsen en para-veterinairen

FlexVet is een uitzend- en detacheringsbureau dat zich
specifiek richt op de veterinaire branche.

FlexVet bemiddelt dierenartsen, dierenartsspecialisten
para-veterinairen en overig personeel.

Van uit de visie dat personeel hét gezicht vormt van elke
organisatie, streeft FlexVet naar maatwerk waarbij de be-
langen van die organisatie én de belangen van het perso-
neel centraal staan.

FlexVet zoekt ter aanvulling van haar bestand

Dierenartsen m/v

voorde gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren

FlexVet vraagt van haar medewerkers goede sociale vaar-
digheden en een flexibele en klantgerichte instelling.

Informatie, inschrijving of aanvragen voor personeel bij
voorkeur via internet
www.flexvet.nl

FlexVet, De Nolle 49, 7482 GR Haaksbergen
tel: 053-5725548 fax: 053-5721315

nexVet

HET VACCIN TEGEN GEBOORTEDIAREE

-ocr page 174-

Streptococcus suis?

Behandeling met Suramox 5% Premix kost slechts ƒ 0,81* per big.

De effectiviteit van amoxicilline

Amoxicilline wordt als eerste keus geadviseerd bij orale
behandeling van infecties met
Streptococcus suis.
Amoxicilline is stabiel in aanwezigheid van maagzuur
en heeft daardoor een hoge biologische
beschikbaarheid. De snelle resorptie resulteert in hoge
bloed- en weefselspiegels. S.
suis heeft de hoogste
gevoeligheid voor amoxicilline.

Kosten in guldens
per big

\'Bij een M-daagse behandeling.

Suramox

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerheid van een premix!

De kracht van Suramox 5% Premix

• lager ziektepercentage

• lagere biggensterfte

• lagere voederconversie

• hogere groei

• lage behandelingskosten

ƒ0,81

Streptococcus
suis

Virbac Nederland bv

yirbac

r^cnWXj\'lc ViRJv Mmj!^

Postbus 313, 3770 AH Bameveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

SAMENSTEIUNC: Amoxicilline 5%. INDICATIES: Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. DOELDIEREN: Gespeende big. IKB-WACHTTUD: Vlees: 6 dagen. DIERGENEESMIDDEL: REG NL 8543 UOA.

-ocr page 175-

Effectieve, praktische en
vei I ige Jbedermedicatie
bij lucl^egprobl

FEEDMIX TS

REG NL 8674 UDA.

Bevat per g: trimethoprim 10 mg

sulfamethoxazole 50 mg

Dosering:

Varkens en slachtkuikens;
5 -10 kg per ton voer gedurende
4-7 dagen

: 3 dagen

FEEDMIX TS TOPDRESSING

REG NL 9529 UDA.

Bevat per g: trimethoprim 10 mg

sulfamethoxazole 50 mg

Toediening / Dosering:

Oraal, over voer 25 - 50 g per 100 kg
lichaamsgewicht per dag of ca. 50 -
100 gr per 10 kg voer gedurende
4 - 7dagen.

: 3 dagen
: 14 dagen

FEEDMIX TS FEEDMIX TS TOPDRESSING

Feedmix TS en Feedmix TS Topdressing, de synergistische breedspectrum
combinatie van Trimethoprim met de zeer veilige Sulfamethoxazole.

@ Feedmix TS kan op attest van de dierenarts homogeen verw/erkt
worden in varkens- of pluimveevoer. Geen extra arbeid.

Feedmix TS Topdressing, ook voor I.K.B.-vleesvarkens.
Snel, flexibel inzetbaar en gebruiksvriendelijk.

Uw partner voor de toekomst

©

DOPHßRmn

Zie etiket voor volledige informatie
(contra-indicaties, bijwerl<ingen,
waarschuwingen en veiligheidsmaatregelen)
Tevens zijn alle gegevens op onze Internetsite
opvraagbaar: www.dopharma.com

Ook verkrijgbaar via Aescuiaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en A.U.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020.
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage; www.dopharma.com

-ocr page 176-

•rrsr

FLORFENICOL

Destrijdt de infectie

FINADYNE

redt de long

f AOiasi-s/uz:-..:.

I Ml iflrfcr

I mui aiâri

aÓÓ^m^mï
I Inlecllevloelstaf

IHnadyne

iiiiiaiiiwmnMit

n» lan

KmtlV

Hnadyne

gnadyne ^ ■ Is^

NWMMMIwnMlttl« ■ Mllhilllll IIIIIII

. ■MkinainiMnni

1hxmt tnes^uiwM\'l

Schsring-Plough
Animal Health

3 ?t»>«no-Ptou9^
I ^\'WnaiHMith

Samenstelling: Florfenicol 300 mg/ml. Doeldieren: Niet-lacterend
rundvee.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen van de lucht-
wegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica, Pasteurella multo-
cida en Haemophilus somnus.
Dosering: Een dosis van 20 mg/kg
lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nek-
spieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur,
met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mm (16G).
Contra-indicaties: Niet toedienen bij volwassen fokstieren.
Bijwerkingen: Een verminderde voedselopname kan optreden
gedurende de behandeling. De behandelde dieren krijgen hun eet-
lust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling.
Wachttijden: Slachten: rund 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor
gebruik bij lacterende melkkoeien.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum

op de verpakking vermeld. Verpakking: Flacon 50 ml, .......~

100 ml en 250ml. Registratienummer / kanalisatie-
status:
REG NL 7993 UDA. Verdere informatie is op
aanvraag verkrijgbaar

Samenstelling: Flunixine 50 mg/ml, als flunixine meglumine.
Doeldieren: Runderen en paarden. Indicaties: Ontstekingsremming
zonder immunosuppressie: bestrijding van koorts bij (broncho-)
pneumonieën, met name in het acute stadium, bestrijding van pijn
en ontsteking / weefselreactie, bij aandoeningen van het bewe-
gingsapparaat, met name in het acute tot sub-chronische stadium,
koliek.
Dosering: Runderen: 1 - 2 mg per kg lichaamsgewicht (1 - 2
ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal 3 dagen. Paarden: 1 mg per
kg lichaamsgewicht (1 ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal 5
dagen.
Contra-indicaties: Nierfunctiestoornissen. Bijwerkingen:
Kans op bloedingen, maag- en darmirritatie en beschadiging, ma-
gulcera, bloedbeeldafwijkingen, papilnecrose van de nier.
Opmerkingen: Bij infectieuze processen dient zo mogelijk tevens
een causale therapie te worden ingesteld. Bij koliek dient men
bedacht te zijn op de maskering van koliekverschijnselen. Met name
bij processen die gepaard gaan met vochtverlies (zoals koliek) dient
men de vochtbalans nauwkeurig in de gaten te houden.

Wachttijden: Slachten: rund 7 dagen, paard 28 dagen.
Melk 2 dagen.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum op de
verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml, 100 ml.
Registratienummer / kanalisatiestatus: REG NL 1726
UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

Schering-Plough
Animal Health

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen, Tel.: 030/241.43.68 © 2000 Schering-Plough B.V Alle rechten voorbehouden.

-ocr page 177-

15 september
00

issn 0040-7453

aflevering
18

TipSCHRI

Dierceneesku^

V

Wetenschap

Resultaten schriftelijke enquête onder dierenartsen
Dierenarts: \'Let op uw saeck!\'

Actua

Opening Huis Laméris

Veterinair Organisatiebureau voor uitvoerende
praktijkzaken

Paardengeneeskundige ontwikkelingen in de
20® eeuw

KNMvD

Vooruitblik Jaarcongres 2000

Apotheekcontrole op uiterste verkoopdatum
diergeneesmiddelen

KNMt/D

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

Groep Groot Dagen: Sociaal-economische positie
dierenarts

Najaarsdag GGG 11 november 2000: \'Op leeftijd\'
Discussiëren op de site: het begint te lopen

-ocr page 178-

Dankzij Specific is
wetenschappelijke kost gelukkig
heel licht te verteren.

Als je opgeteld zo\'n 140 jaar farmaceutische
en veterinaire ervaring hebt, is het niet zo verwon-
derlijk dat je de ontwikkeling van honden- en
kattenvoeding rot een wetenschap hebt verheven.

Dag in dag uit onderzoeken we bij Specific
wat honden en katten beweegt, wat ze nodig
hebben om gezond te blijven en wat ze nodig
hebben om gezond te worden als ze dat niet zijn.
Dit doen we bijvoorbeeld in ons Small.Animal
Nutrition Research Center in Denemarken.
Maar we werken ook samen met Universiteiten
van over de hele wereld, zodat we zeker weten
dat onze kwaliteit ook onafhankelijk gezien, als
de beste wordt beoordeeld.

Waar dat allemaal toe leidt? Tot een assorti-
ment diëten en voedingen dat honden en katten
voor praktisch elke aandoening en elke levens-
fase de gezondste bouwstenen geeft. En tot
diëten en voedingen die bijvoorbeeld zeer licht
verteerbaar zijn, zodat al het goede wat erin zit
ook daadwerkelijk wordt opgenomen. Boven-
dien is de lichte verteerbaarheid goed voor de
darmen. Een waardevolle eigenschap dus, want
voor honden en katten telt natuurlijk maar
één ding: Specific is zo lekker dat ze er geen
genoeg van krijgen.

EXCLUSIEF VERKRIJGBAAR
BIJ DE DIERENARTS

O

*fPCCIFIC*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

-ocr page 179-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 18,15 september 2000

Uit de Hoofdredactie 54°

Oorspronkelijke artikelen

Dierenarts: \'Let op uw saeclc!\';///. Vos, S.A.M. Deleu, W. Heling, A.R.L. de Vries en

A.A.P.A. Zeeuwen 542

Referaten 552

Boekbesprekingen 552

Wetenschap

Vraag en antwoord
Berichten en verslagen

Abuis

Partners in rendementverbetering

Tien jaar Hairy Shal<ers tijdens Vierde Kamerlustrum DSK

Algemeen directeur Gezondheidsdienst treedt terug

Opening Huis Laméris; van der Kamp

Veterinair Organisatiebureau voor uitvoerende praktijkzaken

Platform Preventie Hondenbeten bezorgd; Hondenklimaat in Duitsland benard

VEDIAS-Info Special

Genomineerden Jaarprijs Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1999

Veterinair verleden

Karl-Wilhelm Vix ( 1802-1866); A. Mathijsen en E.P. Oldenkamp

2000 Hoogtepunten

Paardengeneeskundige ontwikkelingen in de 20® eeuw; E. Offereins

Congressen en cursussen

Symposium Paratuberculose - status 2000

Dit najaar: nieuwe ICT-cursussen voor dierenartsen

AO cursus Davos

PAOD

Actua

553

553
556
556

556

557

558

559
559
559

554

560

564
564

564

565

Streptococcen?

Suramox® 5% Premix

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerheid van een premix!

Alleen Suramox 5% Premix combineert de effectiviteit van (gecoate)
amoxicilline met de zekerheid van een premix. Maakt daardoor
een effectieve koppelbehandeling tegen
Streptococcus suis mogelijk.

. yïrbac

re/v)cnïwU,\'k vni^ diji/u^

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

-ocr page 180-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K.. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof. dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof. dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 - 10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

i:

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijd.schrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeslcunde is het vereni-
gingslijdschrif\\ van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenansen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 len name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

In Memoriam

H.J. Nijsen; J. Peters. H. Koek, P. Kroft, J. Bruggert, J. Koopmans en H. Veldhuis 566

Maatschappijnieuws

Vooruitblik Jaarcongres 2000, 6 oktober te Noordwijkerhout; Thema: \'Hoe eenvoudig is

communicatie?\' 567

Je bent jong en je wilt wat 569

Apotheekcontrole op uiterste verkoopdatum diergeneesmiddelen; Tj. Jorna 569

Groep üroot Dagen; Sociaal-economische positie van de dierenarts 570

Najaarsdag GGG 11 november 2000: \'Op leeftijd\' 570

Discussiëren op de site: het begint te lopen; J. Klingen 571
Jaarvergadering Groep Varken: (veel inhoud maar) afscheid van een markant voorzitter;

Th. Geudeke 571

Notities over ICT beschikbaar; J. Klingen 572

Ingezonden

Regeling Bedrijfscontrole Pluimveeziekten; Hoofdbestuur KNMvD 573

573

Doorlopende agenda

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Original papers

Veterinarians: Watch your affairs!; /ƒ/. Vos, S.A.M. Deleu, W. Heling, A.R.L. de Vries, and
A.A.P.A. Zeeuwen

542

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrifi geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 181-

voor droogstand en lactatie

• Breed spectrum voor gram positieve mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Duodop bij Pronafcin D.C.

• Handige en stevige verpakking

• Bij uitstek de standaardmastitis preparaten voor elk melkveebedrijf

PRONAFCIN DC DROOGZETINjECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 7560 - UDA - Art.nr. 72162

Samenstelling: 1 injector bevat: procaïne-bt\'nzyl-
penicilline monohydraat 300 mg, dihydroslreptomycine-
sulfaat 125 mg, nafcilline-nalrium monohydraat overeen-
komend met nafcilline 100 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van mastitis op het moment
van droogzetten veroorzaakt door streptococcen en
stafylococcen. Preventie van wrang (Actinomyces
pyogenes) gedurende de droogstand.

PREVACLOX DROOGZETINJECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 8952 - UDA - Art.nr. 72695

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxaciNine

(als benzathine) 5(K) mg, ampicilline (als trihydraat)

250 mg.

Indicatie: Rund: Behandeling van subklinische mastitis
tijdens de droogstand veroorzaakt door streptococcen
en stafylococcen. Bescherming tegen zomerwrang bij
pinken.

CURACLOX MASTITISINIECTOR

Diergeneesmiddel - REG NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline
(als natrium) 200 mg, ampicilline (als natrium)
75 mg, zalfbasis ad 5 g.
Indicatie: Lactercnde koe: Klinische mastitis
veroorzaakt door
Streptococcen, stafylococcen
en Corynebacterium pyogenes.

Handelsweg 25, Postbus 179, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 182-

Gebruik van proefdieren

Laatst werd op het Binnenhof weer eens gedemonstreerd tegen het gebruik van proefdieren.
Grote foto \'s in de dagbladen. Uit de meegedragen spandoeken bleek dat vooral werd geageerd
tegen proefdiergebruik ten behoeve van cosmetica en wasmiddelen. Ik loop niet mee in zo \'n
optocht maar ben het wel met de demonstranten eens. De schappen van supermarkten, drogis-
terijen en parfumeriezaken puilen uit van de cosmetica en de was kon 25 jaar geleden al niet
witter meer. Waarom dan proefdieren misbruiken voor nóg meer en nóg witter, aangenomen
dat inderdaad voor dat doel nog dierproeven worden ingezet?

Onlangs verzocht een groep gerenommeerde onderzoekers mij te bemiddelen bij de fok en
aanschaf van honden met een vorm van bloederziekte, die ook bij de mens voorkomt en die
vooral bij kinderen tot invaliditeit en erger kan leiden. Bij het hondenras in kwestie kan het eu-
vel inmiddels afdoende worden bestreden via genetisch onderzoek en selectieve fokkerij; bij
de mens ligt dat natuurlijk anders. Genoemde onderzoekers denken nu een goede therapie
voor de ziekte te kunnen ontwikkelen. Om dat snel van de grond te krijgen en uit veiligheids-
overwegingen, willen zij deze therapie eerst op een diermodel uitproberen. Het bestuur van de
betreffende rasvereniging weigerde medewerking, onder andere met het argument dat alle be-
stuursleden min of meer tegen het gebruik van proefdieren zijn.

Het moet je hond/kind maar wezen!

Dr R.J. Slappendel

-ocr page 183-

Luchtweginfecties bij

lolveren vragen
een l(raclitige aanpal(

Om productieverliezen door luchtweginfecties te
beperken kiest u voor de zekerheid van effectiviteit,
snelheid en veiligheid.

Dus kiest u voor de zekerheid van Baytril. Het
antibioticum waarop u blindelings kunt vertrouwen.
Bijvoorbeeld om luchtweginfecties en enteritiden
bij kalveren snel te genezen.
Want Baytril is sterker dan de bacteriën en myco-
plasma\'s die infecties veroorzaken.

Baytril. Zeker bij luchtweginfecties

Do\\/Ar ^X^ Baytril 5% injectievloeistof. Farmaceutische wrm: Injcctievloeistof. Samenstelling: Permi 50 mg cnrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin behoort tot de chemische klasse der fluorochinolonen.
DayGl ^T? Hei oefent zijn bactericide werking uit door interactie met de A subunil van het DNA-gjrase. Het DNA-gyiase is een topoisomerase, dat de bacteriële replicatie controleert {katalyseert supercoiling van
de chromosomale DN A-strengen). Fluorochinolonen zijn ook werkzaam tegen bacteriën in de stationaire fase door wijziging van de permeabiliteit van de buitenste fosfolipidenmembraan van de celwand.
Bij enrofloxacin liggen de inhiberende en bactericide concentraties dicht bij elkaar; ze zijn identiek of verschillen in één of maximaal twee dilutiestappen. Bij lage concentraties bezit enrofloxacin een anti-
microbiêle activiteit tegen de meeste Gram-negatieve bacteriën, tegen vele Gram-positieve bacteriën en tegen Mycoplasmata. Bijgevolg is enrofloxacin werkzaam tegen de micro-organismen die primair en secundair betrokken
zijn bij ziekte waarvoor Baytril geïndiceerd is. Overeenkomstig het werkingsmechanisme vermindert de gevoeligheid van bovenstaande bacteriën slechts heel langzaam cn vereist de multi-slep mutatie.
Doeldieren: Varken,
rund.
Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree, coliseptikaemie). Salmonella
spp.. Pasteurella spp., Mycoplasmata, enzöotische pneumonie.
Rund: E. coli (colidiarree. coliseptikaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp,. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergnep en
Crowdingcomplex. In het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Toediening/Dosering: Toedieningswijze. Varken: i.m., bij vooriceur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats. Rund: s.c of i.v, bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. Dosering: Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg l.g.
(= 1 ml 20 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. {= 1 ml/10 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen bij gecompliceerde infecties of
Salmonellose. Varken: 2,55 mg enrofloxacin per kg l.g.(= I ml/1020
kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende 3 dagen.
H\'achttijdadvies: Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 3 dagen bij i.v.-toediening en 9 dagen bij s.c.-toediening.
Confraindicaties: Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Bijwerkingen: Niet bekend. Waarschuwingen: In verband
met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden tc worden. Draag daartoe handschoenen.
Bewaarcondities/Houdbaarheid: 3 jaar, mits in het donker en bij kamertemperatuur
(15-25\'C) bewaard. Aangeprikte flacon: direct gebruiken, niet bewaren.
Verpakking: Flacon a 100 ml, Regisiralienummer/Kanalisatiestatu.s: NL 2054 UDD, NL 8211 UDA (niet toegelaten voor i.v-toediening).

-ocr page 184-

Dierenarts: 1Let op Uw saeck!\'*"\'

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 542-51

J.H. Vos\\ S.A.M. Deleu^, W. Helingi, A.R.L. de Vries4 en A.A.P.A. Zeeuwen^

SAMENVATTING

De belangrijkste resultaten van een schriftelijke enquête
onder alle dierenartsen in Nederland (n=4545) worden
weergegeven en bediscussieerd. Het onderzoek werd uit-
gevoerd door MarketResponse Nederland BV. De doel-
stelling was om inzicht te verkrijgen in de huidige bele-
ving en de toekomst van de beroepsgroep. De respons
bedroeg 37%. Het merendeel van de respondenten (66%)
was werkzaam in de praktijk, 7% bij onderzoeks- en on-
derwijsinstellingen, 5% bij de overheid, 5% in het be-
drijfsleven en 17% anderszins (pensioen, niet werkzaam
etcetera). Van de praktijkrespondenten was 47% overwe-
gend werkzaam op het gebied van de gezelschapsdieren,
24% overwegend landbouwhuisdieren (rundvee: 15%,
varken: 8% en pluimvee: 1%), 4% overwegend paarden
en 24% was werkzaam in de gemengde praktijk. De ver-
deling van de respondenten bleek een goede afspiegeling
van de werkelijke verdeling over deze categorieën. Het
percentage vrouwelijke respondenten was in de groep re-
cent afgestudeerden aanzienlijk hoger in vergelijking met
andere afstudeerjaren (van 27% in de periode 1980-1989
tot 56% in de periode 1990 tot 1999). Meer dan de helft
(60%) geeft aan langer dan 40 uur per week te werken.
Het zelfbeeld van dierenartsen wordt vooral gekenmerkt
door begrippen als betrouwbaar, integer, klantgericht,
deskundig, professioneel en diervriendelijk. Het maat-
schappelijk imago wordt volgens hen gekarakteriseerd
door begrippen als diervriendelijk, deskundig, professio-
neel en betrouwbaar. Dierenartsen zijn in vergelijking
met andere beroepsgroepen minder tevreden in hun pro-
fessionele situatie dan gemiddeld, hetgeen vooral samen-
hangt met de financiële honorering. De huidige marktpo-
sitie wordt als matig tot goed ingeschat. Deze marktpositie
wordt negatief beïnvloed door reductie van het aantal die-
ren, de lekenhandel en door concurrentie. Een verbetering
van de marktpositie zou verkregen kunnen worden door
onderlinge samenwerking, specialisatie, profilering, infor-
matiestromen en fusies. Als belangrijke marktontwikke-
lingen worden gezien: regelgeving door de overheid en het
meer kostenbewust en veeleisender worden van klanten.
Essentiële vaardigheden om hierop in te spelen zijn so-
ciale, management- en marketingvaardigheden, verbete-
ren van vakinhoudelijke kennis en samenwerking, en het
ontwikkelen van een toekomstvisie. Tweederde van de
practici en de helft van de andere dierenartsen denkt on-
voldoende kennis te hebben om de markt te bewerken,
waarbij met name een gemis aan kennis op het gebied van
management en marketing wordt aangegeven. Een ruime
meerderheid (77%) vindt dat hun opleiding niet voldoet
aan alle eisen die hun functie aan hen stelt. Tijdens de op-
leiding zou vooral meer aandacht besteed moeten worden
aan management, communicatie, marketing en sociale
vaardigheden.

Op grond van de resultaten ontstaat het beeld van een in
zichzelf gekeerde beroepsgroep met weliswaar een mooi
beroep, waarbij echter de leuke kanten onvoldoende aan
bod komen en met een matige honorering. Het onderne-
men is slecht ontwikkeld mede door het taboe dat hierop
rust. Men onderkent het belang van de niet-vakinhoude-
lijke aspecten, zoals management, marketing, communi-
catie, en beseft deze vaardigheden in onvoldoende mate te
beheersen.

Bij het inspelen op marktontwikkelingen richt men zich
echter vrijwel uitsluitend op vakinhoudelijke aspecten,
zoals bijscholing, diersoortspecificatie, modernisering,
certificering en uitbreiding van behandelingsmogelijk-
heden en faciliteiten.

SUMMARY

Veterinarians: \'Watch your affairs!\'

The most relevant results of a written questionnaire among veterinarians in
the Netherlands are presented and discussed. The inquiry was performed by
MarketResponse Nederland B V. The objective was to get an overview of the
current perception and the future view of the profession. The response was
37%. Most respondents (66%) were practitioners. 7% were active in re-
search or teaching institutions. 5% were governmental employees, 5% were
employed in industry, and 17% did not belong to any of these categories (re-
tired, unemployed etc.). Forty-seven per cent of the veterinarians practised
mainly small animal medicine, 24% large animal medicine (cattle 15%,
swine 8%>, and poultry 1%). and 4% equine medicine; 24% worked in mixed
practices. This division reflects the real-life situation. The percentage of fe-
male respondents was considerably higher in the group of recent graduates
than in the other groups of graduates (increasing from 27% in the gradu-
ation period 1980-1989 to 56% in the period 1990-1999). Sixty per cent of
the veterinarians worked more than 40 hours a week. Veterinarians consid-
ered them.selves reliable, honest, professional, client-minded, and animal-
friendly. According to them, the public perceived veterinarians as being
animal-friendly, professional, and reliable. Veterinarians were less satis-
fied in their current position than other professional groups, particularly
with regard to their income. Their current market position was considered
indifferent or good. This position was influenced negatively by the decrease
in the number of animals and competition from non-veterinarians and oth-
ers. The situation could be improved by collaboration and practice fusions,
specialization, and differentiation. More demanding and price-conscious
clients and governmental regulations were considered important trends.
Social, management, and marketing skills, increased knowledge and co-
operation, and a vision of future developments were considered essential in
order to be able react to developments on the market. About 60% of the
practitioners and 50% of the other veterinarians felt that they lacked the
right skills, and especially management and marketing skills, to react to
these developments adequately. Most veterinarians (77%) considered that
their training did not provide them with the skills needed for their current
position. During training, more time should be spent on management, com-
munication, marketing, and social skills.

Based on the results, veterinary medicine in the Netherlands seems to be an
introspective but good profession: however, the interesting aspects of the
profession appear to be over-shadowed by less appreciated aspects and the
income is moderate. Entrepreneunship is poorly developed, in part because

1  Vrij naar \' O Nederland! Le! op U saeck.\' Uil Nederlandtsche Gedenck-clanck.

Adrianus Valerius, Haarlem 1626.
\' Gezondheidsdiensl voor Dieren, localie Boxtel. Postbus 4. 5280 AA Boxtel.
\' Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, Postbus 14031.
3508 SB Utrecht

Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees. Kring Zuid. Binnen Parallelweg 22.
5701PH Helmond
^ Groepspraktijk Dierenartsen Diessen. Postbus 40. 5087 ZG Diessen.

-ocr page 185-

this is considered taboo. The importance of skills that are not an integral
part of veterinary medicine, such as management, marketing, and commun-
ication, is recognized, as is the lack of these skills. Despite this, emphasis is
put on continuing professional education, species specialization, moderni-
zation, accreditation, and expansion of facilities and treatment possibilities
as ways to respond to the market situation.

INLEIDING

De markt wordt in het woordenboek gedefinieerd als \'plein of
publieke plaats tot koop en verkoop of ruil\' en is afkomstig
van het Latijnse woord mercatus (handel). In de Romeinse
oudheid was Mercurius dan ook de god van de handel (en van
de dieven!). In de loop van de tijd heeft dit woord een veel
bredere betekenis gekregen als de groep personen (bedrij-
ven), die potentiële interesse hebben in de aankoop van een
product/dienst en die bovendien in staat en bereid is om het
geld aan de aanschaf daarvan te besteden (85). Het begrip
markt wordt derhalve geassocieerd met een organisatie die
een product dan wel dienst aanbiedt. Vrije beroepsbeoefena-
ren, zoals praktiserende dierenartsen hebben hiermee dan ook
direct met het begrip markt te maken. Echter ook dierenartsen
werkzaam in dienstverband hebben indirect met markten te
maken, daar de organisatie waarbij zij werkzaam zijn ook
producten en/of diensten aanbiedt. Tegenwoordig groeit bo-
vendien het besef dat ieder individu zijn omgeving iets te bie-
den heeft zoals kracht, talent, kennis, kunde, etcetera. In die
zin heeft iedereen met een markt te maken (employability,
\'de ondernemende werknemer\'). Dus niet-praktiserende die-
renartsen hebben wel degelijk ook met markten te maken.
In het verleden hebben de diverse groepen van professionals
(medici, juristen, veterinairen, etcetera) zich duidelijk gedis-
tantieerd van commercie (31). Deze beroepsgroepen waren na-
genoeg onafhankelijk en zelfregulerend (62). Het doel was de
belangen van patiënten/cliënten zo goed mogelijk te behartigen
(56). De leden van deze beroepsgroepen beschouwen elkaar als
collega\'s met een gemeenschappelijke doelstelling, zien een
toegewijde dienstverlening als een op zichzelf staand doel en
zijn afkerig van zelfjDrofilering (31). Karakteristieke begrippen
zijn onafhankelijkheid, integriteit, toegewijde dienstverlening,
deskundigheid, competentie en betrouwbaarheid (56, 62).
Kernachtig samengevat: \'een professional werkt niet om be-
taald te worden, maar wordt betaald om te kunnen werken\'
(56). In 1989 ziet bijvoorbeeld nog steeds 43% van de onder-
vraagde dierenartsen als belangrijkste doelstelling adequate
diergeneeskundige hulp verienen, dan wel curatieve/preven-
tieve diergeneeskunde en 18% dienstveriening aan de klant
(72). Elders blijken toewijding en dienstverlening eveneens de
belangrijkste kenmerken van het beroep (31). Overheden heb-
ben in de loop der tijd via wetgeving voor diverse beroepsgroe-
pen monopolieposities gecreëerd (48, 62), waarbij eerder be-
scherming van het publiek werd beoogd dan de belangen van
de betreffende beroepsgroepen werden behartigd. Vanaf de ja-
ren \'70 beginnen overheden zich nadrukkelijker met de onaf-
hankelijkheid en zelfi-egulatie van deze beroepsgroepen te be-
moeien door concurrentiebevorderende maatregelen te nemen
(56, 62). Zo is in 1998 in ons land de Wet op de Mededinging
van kracht geworden met directe gevolgen voor de
Nederlandse practici (47, 84). Tevens werd deze ontwikkeling
afgedwongen door gerechtelijke uitspraken (61). Beroeps-
groepen moeten onder deze omstandigheden duidelijke doel-
stellingen formuleren die breed gedragen worden door de
groep (62).

Diergezondheidszorg wordt niet meer uitsluitend bepaald door
professionele normen maar ook door marktwerking (21, 82,
88). Marktbewerking is eigenlijk synoniem met toekomstge-
richt denken, waarbij getracht wordt door middel van informa-
tie en analyse grip op de toekomst te krijgen (37). Hoe goed een
bepaald product of dienst ook is, zonder marketing is dit ge-
doemd te verdwijnen dan wel een moeizaam bestaan te lijden
(20,42). Kwaliteit is uitgangspunt voor succesvolle marketing
(20).

De kern bij marketing is in feite de perceptie van consumen-
ten (cliënten), het imago, en niet zo zeer het product of de ge-
leverde dienst zelf (20). De laatste jaren verschijnen in toene-
mende mate artikelen over marketing in de veterinaire
praktijk (5, 14, 15, 16, 18, 19, 35, 37, 43, 44, 45, 51, 52, 58,
59,73,86,88). Marketing is irmiiddels ook opgenomen in het
PAO cursuspakket (4) en in workshops (2,3).
Maatschappelijke erkenning van een beroep (tot uitdrukking
komend in werkomstandigheden, arbeidsuren en beloning)
is gerelateerd aan het niveau van de dienstverlening. De re-
putatie en waardering van een beroepsgroep zijn afhankelijk
van de wijze waarop elk individueel lid van deze groep in-
vulling geeft aan de beroepsmatige interactie met het publiek
(62). De indruk die het grote publiek van de veterinaire be-
roepsgroep heeft, berust met name op de contacten met prak-
tiserende dierenartsen, omdat de meeste interactie met de be-
roepsgroep plaatsvindt tussen diereigenaar en dierenarts
(34). De mondelinge overdracht van deze ervaringen als-
mede geruchten verspreid via sensationele berichtgeving en
gebeurtenissen die ten onrechte aan veterinairen worden toe-
gekend, maar daar via contaminatie tegenaan geplakt zijn,
zijn imago-voedende elementen (53). De media (televisie,
boeken) hebben mede bijgedragen aan het dierenartsen-
imago (53, 55), waarbij met name dierenarts Alfred Wight
(James Herriot) een grote rol gespeeld heeft (34,55).
De laatste decennia worden gekenmerkt door een steeds ster-
ker wordende individualisering van de maatschappij. Dit
heeft er toe geleid dat een gemeenschappelijk belang vaak
ondergeschikt wordt geacht aan individuele belangen en dat
belangentegenstellingen duidelijker tot hun recht komen. Dit
heeft geresulteerd in steeds kritischer en meer eisen stellende
diereigenaren (10, 20, 27, 31, 49, 61, 69,86) en een toene-
mende onderlinge concurrentie (10, 18, 71, 86). Daarnaast
hebben zich ook vele andere veranderingen voltrokken zoals
automatisering, specialisatie, etcetera (68).
Voor een goede marktbewerking is, naast een analyse van de
behoeften en wensen van de afnemers van producten en/of
diensten, ook een goede zelfanalyse (onderkennen van de ei-
gen sterke en zwakke kanten) van belang (71). In het kader
van het jaarcongres 1999 van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde met als thema \'Samen
de markt op?\' is door middel van een schriftelijke enquête de
huidige beleving van en de toekomstvisie op de marktpositie
van de dierenarts in Nederland onderzocht. In dit artikel wor-
den de belangrijkste uitkomsten weergegeven van een en-
quête onder alle in Nederland woonachtige dierenartsen met
betrekking tot hun visie op de markt.

MATERIAAL EN METHODEN

In opdracht van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde (KNMvD) is door MarketResponse
Nederland BV een schriftelijk onderzoek verricht middels
een vragenlijst onder alle dierenartsen in Nederiand
(n=4545), teneinde inzicht te verkrijgen in de huidige
beleving en de toekomst van deze beroepsgroep\'. Deze en-

\' Deze enquête werd financieel mogelijk gemaakt door bijdragen van AUV BV, Pfizer
B V, KNMvD. Gezondheidsdienst voor Dieren en de WAA.

-ocr page 186-

quête was een integraal onderdeel van het jaarcongres 1999
van de KNMvD met als thema \'Samen de markt op?\' De vra-
genlijst is toegezonden aan alle dierenartsen in Nederland
teneinde de betrokkenheid bij het jaarcongres en de partici-
patie daaraan te optimaliseren. Deze vragenlijst was geba-
seerd op de resultaten van een kwalitatief vooronderzoek,
eveneens verricht door MarketResponse Nederland BV on-
der een geselecteerde groep dierenartsen (n=24). Deze laat-
ste groep bestond uit vertegenwoordigers van de diverse
Groepen van de KNMvD, daartoe aangezocht door de
KNMvD op voordracht van de voorzitters van de Groepen.
Het kwalitatieve vooronderzoek vond plaats door een drietal
groepsdiscussies van circa 90 minuten onder leiding van een
vertegenwoordiger van het onderzoeksbureau. De 24 verte-
genwoordigers van de Groepen werden hierbij ingedeeld in
respectievelijk een groep practici gezelschapsdieren, practici
landbouwhuisdieren en een groep niet-practici.
De groepsdiscussies vonden plaats aan de hand van een
checklist met vraagstellingen ontwikkeld door het onder-
zoeksbureau in samenwerking met de KNMvD. Na analyse
van de notulen van de drie groepsdiscussies werd een be-
knopte weergave hiervan (een zogenaamde debrief) opge-
steld. In samenspraak met de KNMvD werd op basis van
deze debrief een concept-vragenlijst opgesteld, welke ge-
bruikt werd voor een schriftelijk pilotonder/oek (n=100). De
participanten aan deze pilot bestonden uit de deelnemers aan
de groepsdiscussies en 76 aselect aangeschreven dierenart-
sen in Nederiand. De response in deze pilot bedroeg 40%.
De definitieve vragenlijst omvatte 37 vragen; 36 merendeels

Tabel i. Overzicht kenrrerken van respondenten (0=1670).

Geslacht

man 70

vrouw 26

Afstudeerjaar

voor 1970 18

tussen 1970 en 1979 25

tussen 1980 en 1989 28

tussen 1990 en heden 28

Regio

west 31

oost 24

zuid 23

noord 14

3 grote steden 6

Aantal uren werkzaam per week

O 1

minder dan 20 6

20 tot 30 6

31tot40 12

41 tot 50 21

51 tot 60 20

meer dan 60 19

Lidmaatschap KNMvD

wel 87

actief binnen Groep en/of Afdeling 26

niet actief binnen Groep en/of Afdeling 69

geen 10

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'.

gesloten vragen waren verdeeld over de onderwerpen Alge-
meen, Arbeidsvreugde, De markt van de dierenarts, De posi-
tie van de dierenarts in de markt, Ontwikkelingen in de
markten. Opleiding en Achtergronden. Middels één open
vraag werd de mogelijkheid geboden om opmerkingen te
maken naar aanleiding van deze onderwerpen.
Deze vragenlijst werd met een begeleidend schrijven van de
voorzitter van de KNMvD toegezonden aan alle dierenartsen
in Nederland. In het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde wer-
den de lezers voor de verzending van de vragenlijst meerma-
len geattendeerd op de enquête en na de verzending op het
belang van het invullen en retourneren van de lijst.
De geretourneerde vragenlijsten werden verwerkt met een
optical mark reading systeem. Statistisch significante ver-
schillen (p < 0.05) werden vastgesteld met behulp van de t-
toets en de %-toets2.

RESULTATEN
Algemeen

Er werden 1761 van de in totaal 4545 verzonden vragenlijs-
ten geretourneerd aan het onderzoeksbureau, hetgeen een
respons betekent van 39%. Door onvolledige invulling
moesten 91 vragenlijsten worden uitgesloten. Dit resulteerde
in een effectieve respons van 37%.

De respondenten waren met name werkzaam in de praktijk
(66%). Bij onderzoeks- en onderwijsinstellingen was 7%
werkzaam, 5% bij de overheid, 5% in het bedrijfsleven en 17%
behoorde niet toe aan één van deze categorieën (groep overig).
Binnen de groep bedrijfsleven was volgens opgave 43%
(n=35) werkzaam bij farmaceutische bedrijven, 14% (n=l 1)
bij fokkerijgroeperingen, 14% (n=l 1) in de diervoedingsin-
dustrie en 30% (n=24) in het niet nader gespecificeerde be-
drijfsleven. Van de praktijkrespondenten gaf 47% (n=518)
aan meer dan 50% werkzaam te zijn op het gebied van gezel-
schapsdieren, 15% (n=165) op het gebied van rundvee, 8%
(n=87) varken, 4% (n=48) paard en 1% (n=14) pluimvee.
Minder diersoortspecifiek bleek 24% (n=260) van de prac-
tici werkzaam (gemengd).

Binnen de groep overig bleek het merendeel van de dieren-
artsen met de VUT of met pensioen (85%, n=216), 14,5%
(n=43) was niet werkzaam en 0.5% (n=8) was niet werkzaam
als dierenarts.

Kenmerken van de geënquêteerden zijn weergegeven in tabel
1. Het percentage vrouwelijke respondenten stijgt aanzienlijk
in de groep recent afgestudeerde dierenartsen, van 27% in de
periode 1980-1989 tot 56% in de periode 1990-1999.
Dierenartsen hebben gemiddeld een werkweek van 47 uur.
In het onderstaande worden verschillen tussen de diverse
groeperingen slechts aangegeven indien resultaten signifi-
cant verschillend zijn en/of relevant worden geacht.

Imago

Het zelfbeeld van dierenartsen wordt met name gekarakteri-
seerd door de begrippen betrouwbaar, integer, klantgericht,
deskundig, professioneel en diervriendelijk. Bij de groep on-
derwijs/onderzoek ook door het kenmerk wetenschappelijk.
Het imago dat de maatschappij volgens de dierenartsen van
hen heeft wordt gekenmerkt door begrippen als diervriende-
lijk, deskundig, professioneel en betrouwbaar.
De onderstaande resultaten hebben betrekking op gegevens
afkomstig van dierenartsen die nog werkzaam zijn (n=1411).

^ Het gehele rapport \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'is
ter inzage beschikbaar op de website van de KNMvD.

-ocr page 187-

Tabel 2. Weergave van de aangegeven drie belangrijkste factoren bepalend voor hui-
dige marktpositie van de nog werkzame dierenartsen (n=i4ii).

Opleiding

50

Praktijkorganisatie

40

Specialisatiegraad

36

Mate van zelfvertrouwen

32

Samenwerking

31

Prijs/kwaliteitverhouding

31

Organisatie van beroepsgroep

18

Discipline in beroepsgroep

17

Public relations

16

Onderlinge concurrentie

15

Mate van financiële mogelijkheden

11

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'.

Arbeidsvreugde

In financieel opzicht is 12 % van de beroepsgroep zeer tevre-
den, 40% is tevreden, 31% stelt zich hierbij neutraal op (tevre-
den noch ontevreden), terwijl 16% aangeeft (zeer) ontevreden
te zijn. Dierenartsen in het bedrijfsleven zijn meer tevreden dan
de overige dierenartsen.

Gelet op het aspect voldoening geeft 24% aan zeer veel voldoe-
ning in de werkzaamheden te ondervinden, 54% veel voldoe-
ning, 17% ervaart enige voldoening en 5% ondervindt geen
voldoening in de dagelijkse werkzaamheden.
Ook de mate waarin de nog werkzame dierenartsen het beroep
als zodanig zouden aanbevelen aan middelbare scholieren is on-
derzocht. Op een schaal van 1 (helemaal niet aanbevelen) tot 10
(van harte aanbevelen) werd gemiddeld 6.2 aangegeven. Hierbij
gaf 43% een 6 of lager en 29% een 8 of hoger.

m.

Marlet

Figuur 1 geeft een overzicht van de partijen die volgens de re-
spondenten van invloed zijn op hun werk als dierenarts.
Voor niet-praktiserende dierenartsen zijn met name overheid
en politiek van grote invloed, waarbij voor de groepen overheid
en bedrijfsleven de farmaceutische industrie en bedrijfsleven
belangrijk zijn en bij de groep onderwijs/onderzoek studenten
en scholieren.

Op een schaal van 1 (zwak) tot 5 (sterk) wordt de marktpositie
ingeschat als 3.5. De opgegeven redenen voor deze marktposi-
tie zijn weergegeven in tabel 2.

De groepen overheid en bedrijfsleven geven vaker als reden
voor de huidige marktpositie hun opleiding op, terwijl practici
vaker praktijkorganisatie aangeven. Niet-praktiserende dieren-
artsen noemen vaker graad van specialisatie als reden van de
huidige marktpositie.

Concurrentie wordt gemiddeld noch positief, noch negatief be-
oordeeld, waarbij 75% van de werkzame beroepsgroep gecon-
fronteerd wordt met directe concurrentie. Practici geven daarbij
vaker aan (85%) directe concurrentie te ervaren dan bijvoor-
beeld dierenartsen uit het bedrijfsleven (63%). Zij beschouwen
deze concurrentie ook minder positief dan niet-practici.
De algemene verwachting is dat de concurrentie in de eerst-
volgende 5 tot 10 jaar zal toenemen. De belangrijkste directe
concurrenten zijn weergegeven in figuur 2.

eigenaren huisdieren
overheid/overheidsdiensten
consumenten
andere dierenartsen
veehouders
Gezondheidsdienst voor Dieren
farmaceutische industrie
bedrijfsleven
politiek
belangenorganisaties
dierenwelzijnsorganisaties
lekenhandel/vrije handel
dierenspeciaalzaken
studenten/scholieren

geen invloed

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland \'

-ocr page 188-

Figuur 2. De belangrijkste directe concurrenten volgens nog werkzame dierenartsen (n=i4n).
andere dierenartsen in Nederland
lekenhandel/vrije handel
niet-dierenartsen in veterinaire functies
dierenspeciaalzaak
Kl-organisaties
veevoervoorlichters
andere dierenartsen in EU
alternatieve geneeswijzen
overheid
belangenorganisaties
Gezondheidsdienst voor Dieren

10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

% respondenten

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'.

vakinhoudelijke bijscholing
dierensoortspecificatie
modernisering
certificering

uitbreiding behandelingsmogelijkheden
uitbreiding faciliteiten
PR-activiteiten
cursussen op managementgebied
cursussen op communicatiegebied
cursussen op marketinggebied
fusies

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'.

% respondenten

-ocr page 189-

Marktpositie

De beoordeling van de eigen marktpositie door de diverse
categorieën blijkt vergelijkbaar.

Karakteristieken passend bij hun marktpositie zijn volgens
dierenartsen achtereenvolgens de begrippen: betrokken, ver-
antwoord, meelevend, bewust en functioneel. Practici bena-
drukken dat met name betrokken en meelevend op hen van
toepassing zijn. Dierenartsen uit het bedrijfsleven en onder-
wij s-/onderzoeksinstellingen beschouwen vooral trendsetter
en technologisch als meer passend.

Een positieve invloed op de marktpositie kan worden verkre-
gen door:

• samenwerking met andere praktijken of collega\'s (94%)

• specialisatie (90%)

• profilering (88%)

• informatiestromen (86%)

• fusies (82%)

Indien door dierenartsen wordt samengewerkt geschiedt dit
meestal binnen de eigen groep en wordt deze omschreven als
goed tot zeer goed.

Als bedreigend voor de marktpositie worden ervaren:

• de reductie van het aantal dieren

• de lekenhandel

• concurrentie.

Als belangrijke ontwikkelingen binnen de markt worden ge-
schetst:

• kostenbewuste klanten (74%)

• regelgeving door overheid (66%)

• veeleisende klanten (62%).

Niet-practici worden duidelijk minder geconfronteerd met
kostenbewuste klanten en concurrenten dan practici; voor
eerstgenoemden zijn regelgeving, informatiestromen en fu-
sies belangrijkere ontwikkelingen.

Bron: \'De toekomstige marktpositie van de dierenarts in Nederland\'.

De participerende dierenartsen beschouwen als essentiële
vaardigheden
om op adequate wijze te reageren op de aange-
geven marktontwikkelingen:

• sociale vaardigheden

• vakinhoudelijke kennis

• managementvaardigheden

• samenwerking

• het ontwikkelen van een toekomstvisie

• marketingvaardigheden.

Het meest belangrijk worden communicatieve vaardigheden
geacht. De concrete wijze waarop dierenartsen hun markt-
ontwikkelingen tegemoet treden is weergegeven in figuur 3.
Bijscholing en diersoortspecificatie worden vaker aangege-
ven door practici, terwijl niet-practici vaker cursussen op het
gebied van management en communicatie noemen.
Ruim de helft van de dierenartsen (54%) geeft aan minder
dan 5 uur per week te besteden aan activiteiten waarmee men
inspeelt op de markt. Dit percentage ligt voor dierenartsen
uit onderwij s/onderzoek en bedrijfsleven significant lager
(respectievelijk 41% en 38%). Bijna eenderde van de dieren-
artsen (32%) besteedt 5 tot 9 uur per week aan dergelijke ac-
tiviteiten en 7% geeft aan hieraan 10 tot 15 uur te besteden.
Meer dan de helft (62%) van de dierenartsen acht de eigen
kennis en vaardigheden onvoldoende om in te spelen op de
marktontwikkelingen, 34% geeft aan hierover in voldoende
mate te beschikken. Overigens geven dierenartsen uit het be-
drijfsleven vaker (51%) aan dat zij voldoende toegerust zijn
dan praktizerende dierenartsen (32%). De vaardigheden die
gemist worden in het kader van de marktontwikkelingen zijn
aangegeven in figuur 4.

Opleiding

Van de werkzame dierenartsen vindt 77% dat hun opleiding

90% I009i

% respondenten

-ocr page 190-

niet aan alle eisen voldoet die aan hun functie gesteld wor-
den. Tijdens de opleiding zou vooral aan management, com-
municatie, marketing en sociale vaardigheden meer aan-
dacht besteed moeten worden.

DISCUSSIE

Schriftelijke enquêtes onder veterinairen hebben een wisse-
lende respons. In de literatuur worden lage percentages (20-
30%) aangegeven (75, 77), middelmatige (30-60%) (10, 13,
25, 29, 50, 66), maar ook hoge tot zeer hoge percentages
(> 60%) (9, 31, 39, 40, 63, 87). Het hoogste percentage
(97%) werd verkregen door een zeer intensieve begeleiding
van de enquête door middel van herinneringskaarten, het
meermalen verzenden van de vragenlijst en tenslotte een te-
lefonische benadering van respondenten (87). Een respons
van 37% is dan ook als bevredigend te beschouwen.
In Nederland waren in 1999 2545 (54,8%) dierenartsen werk-
zaam in de praktijk, 331 (7.1%) bij de (semi-)overheid, 234
(5.0%) in het onderwijs, 218 (4.7%) in bedrijfsleven en 1255
(27%) overig (rustend/pensionering, onbekend, etcetera) (6).
De verdeling van de respondenten blijkt dus tamelijk goed
overeen te komen met de verdeling van de dierenartsen in
Nederland over deze categorieën. De practici zijn enigszins
oververtegenwoordigd (66%) en de groep overig onderverte-
genwoordigd (17%). Van het totaal aantal dierenartsen (inclu-
sief in het buitenland werkzaam/verblijvend) was in 1999
77% lid van de KNMvD. Bij de respondenten lag dit percen-
tage 10% hoger, waarschijnlijk omdat het percentage leden
onder in Nederland woonachtige dierenartsen hoger is dan on-
der diegenen woonachtig in het buitenland. Leden van de
KNMvD zijn mogelijk ook eerder geneigd deel te nemen aan
een door de Maatschappij georganiseerde enquête dan niet-le-
den. Het percentage practici komt overeen met dat in
Vlaanderen (50%) (49). In Duitsland, Engeland en Nieuw-
Zeeland blijkt een hoger percentage werkzaam in de praktijk
(65-70 %) dan in ons land (12,60,76). In Duitsland is een aan-
zienlijk hoger percentage bij de overheid werkzaam (26%)
dan in ons land, een ongeveer overeenkomend percentage
(6%) bij het bedrijfsleven (60).

De toename van het aantal vrouwelijke dierenartsen is een
internationale ontwikkeling (13,18,49,55). De belangrijkste
oorzaak hiervoor is hoogstwaarschijnlijk dat het beroep voor
mannen minder aantrekkelijk is geworden. Mannen zijn
minder geneigd een beroep te kiezen waarvan het inkomen
relatief laag is in vergelijking met andere beroepen, zeker
wanneer ook nog eens hoge opleidingseisen voor een derge-
lijk beroep bestaan (55). Feminisatie van een beroep is bo-
vendien een zichzelf onderhoudende ontwikkeling, aange-
zien de toename van vrouwen in een beroep de status als een
\'mannenberoep\' zal verminderen (79).
De meerderheid werkt meer dan 40 uur per week (60 %). Een
groot aantal arbeidsuren wordt ook gemeld vanuit andere
landen zoals België (49), Engeland, Schotland en leriand (9),
Canada (64), de Verenigde Staten (18) en Zwitserland (66).

Arbeidsvreugde

Dierenartsen zijn in vergelijking met andere beroepsgroepen
minder tevreden dan gemiddeld, hetgeen vooral te maken
heeft met de financiën (74).

De helft van de geënquêteerden geeft aan in financieel op-
zicht tevreden te zijn. Van de andere helft neemt een ruime
meerderheid een neutraal standpunt in, de overigen geven
aan hierover ontevreden te zijn. Recent afgestudeerden blij-
ken in leriand, Engeland en Schotland tevreden over hun
werk, werkomstandigheden en salariëring, waarbij de laatste
het laagst scoorde (9). In de Verenigde Staten en Canada
worden de (aanvangs)salarissen van veterinairen als laag be-
schouwd gezien de benodigde opleiding en de arbeidsuren
(38, 55, 64). Daarbij is in de laatste twee decennia de inko-
mensontwikkeling duidelijk achtergebleven bij vergelijk-
bare beroepsgroepen zoals artsen (18).
Slechts een minderheid ondervindt geen of weinig voldoe-
ning in de beroepsuitoefening, een ruime meerderheid werkt
met (veel) plezier (78 %). Desondanks wordt aangegeven dat
chronische stress de oorzaak zou kunnen zijn van het hogere
percentage arbeidsongeschiktheid bij dierenartsen in verge-
lijking tot andere onderzochte beroepsgroepen (14). Hoewel
de Nederlandse dierenarts in het algemeen tevreden is over
de beroepsuitoefening, is de mate van aanbeveling aan ande-
ren betrekkelijk laag. Voor de naaste toekomst van de be-
roepsgroep zou dit een negatief effect kunnen hebben aange-
zien een goede toekomst voor een beroepsgroep alleen
verzekerd is door een maatschappelijk vooraanstaande posi-
tie van de beroepsgroep met een duidelijke visie (34). Een
belangrijk aspect is daarbij het aantrekken van de beste en
meest getalenteerde studenten (34, 39, 55). Eén van de be-
langrijke factoren die een rol speelt bij de keuze voor de stu-
die diergeneeskunde, blijkt de bewondering voor iemand uit
de beroepsgroep te zijn (40).

Imago

Kernbegrippen met betrekking tot het zelfbeeld zijn deskun-
dig, klantgericht, professioneel, betrouwbaar, integer en
diervriendelijk. Diereigenaren beschouwen als belangrijke
kenmerken vooral meelevendheid, eerlijkheid en betrouw-
baarheid, terwij 1 mensen zonder huisdieren bij een dierenarts
met name de meelevendheid als belangrijkste karakteristiek
zien (18). In de literatuur wordt aangegeven dat na hun afstu-
deren dierenartsen eerlijkheid, integriteit, toewijding en pre-
ventie van dierenmishandeling als minder belangrijk be-
schouwen dan tijdens de studie (41).
Het maatschappelijk imago wordt door de respondenten om-
schreven als betrouwbaar en ter zake kundig met een duidelijke
aandacht voor het dier. Dit komt overeen met het imago van
een zorgzame professie (34, 55). Het begrip zorgzaam heeft
voor het publiek een duidelijk positieve gevoelswaarde. Bij on-
derzoeken in 1989 en 1999 bleken veehouders hun dierenarts
een vrijwel identieke vrij hoge score te geven met betrekking
tot een totaalwaardering (1,8). Het werkelijke imago, dat wil
zeggen het beeld dat de samenleving werkelijk heeft van de be-
roepsgroep, hangt af van diverse factoren zoals persoonlijke er-
varingen met dierenartsen, indirecte ervaringen, media, etce-
tera (53). Een imago kan het best beschreven worden als een
gecompliceerd geheel van gevoelens, interpretaties van feiten,
indrukken, meningen ten aanzien van een mens of een groep in
de hoofden van gevarieerde publieksgroepen en individuen, op
grond waarvan zij oordelen uitspreken over die mensen of
groepen en waardoor zij hun handelen mede laten bepalen (53).
Het is dan ook zeer gewenst om het beeld dat dierenartsen van
zichzelf hebben, te toetsen aan de mening van het publiek.
Indien het beroep dierenarts inderdaad, zoals in het buitenland
(34, 55), geassocieerd wordt met begrippen met een positieve
gevoelswaarde, zoals zorgzaam, is het de vraag of het vanuit de
beroepsgroep raadzaam is om actief de differentiatie binnen de
beroepsgroep duidelijk te maken. Het is waarschijnlijke beter
om in dat geval gebruik te maken van de positieve gevoels-
waarde, die het algemene begrip dierenarts krijgt, dan het risico
te lopen verwarring te scheppen bij het publiek. Essentieel voor

-ocr page 191-

een positief imago is liet continueren van de kwaliteit van het
handelen en het actief profileren en verschaffen van voorlich-
ting op alle niveaus van de samenleving (54). Ethisch en pro-
fessioneel optreden zijn essentieel om het maatschappelijk ver-
trouwen in een beroepsgroep te bevestigen (62). Vertrouwen in
een dienstverlener is de basis voor het gebruik maken van diens
diensten (71). In deze tijd waarin vanuit de samenleving steeds
belangstellender (en kritischer) gekeken wordt naar de omgang
met landbouwhuisdieren en voedselveiligheid en dus ook naar
de rol van de dierenarts daarbij, is het wekken en behouden van
maatschappelijk vertrouwen dan ook uitermate belangrijk (69).

Marktpositie

Met betrekking tot de huidige marktpositie wordt door een
score van 3.5 op een schaal van 1 tot 5 aangegeven dat deze
als matig tot goed word ingeschat. Als belangrijke factoren
bepalend voor deze positie worden beschouwd vaktechnische
vaardigheden (opleiding, specialisatiegraad), marketingas-
pecten (praktijkorganisatie, prijs/kwaliteitverhouding, zelf-
vertrouwen, PR, financiële mogelijkheden) en onderlinge
verhoudingen binnen de beroepsgroep (samenwerking, orga-
nisatie en discipline beroepsgroep, concurrentie). Het sterk
inschatten van de marktpositie is gerelateerd aan het verdie-
nen van genoeg geld, voldoening in het werk, goede samen-
werking, man zijn, concurrentie als een positief verschijnsel
beschouwen en zich onafhankelijk, initiatiefrijk, commer-
cieel, professioneel en trendsetter voelen. De marktpositie
wordt als zwak ervaren indien de respondent solist is, negatief
denkt over concurrentie, vrouw is, parttimer is en de overheid
als schuldige voor zijn positie aanmerkt (74). Zelfvertrouwen
is een belangrijk marketingaspect (20, 68). Plezier in de be-
roepsuitoefening is één van de voorwaarden voor een succes-
volle praktijkuitoefening (44). De consument vraagt kwaliteit
en de garantie daarvan (33). Kwaliteit kan door leken veelal
niet beoordeeld worden en de klant gaat ervan uit dat alle die-
renartsen competent zijn en dat de kwaliteit van het medisch
handelen zonder meer goed zal zijn (71,88). Voor het leveren
van kwaliteit zal solisme moeten evolueren in samenwerking
(80, 81). Klanten hanteren eigen indicatoren voor het beoor-
delen van kwaliteit, zoals (keur-)merken, prijs, presentatie et-
cetera. Met betrekking tot een dergelijke kwaliteitsbeoorde-
ling van dierenartsen kunnen indicatoren voor diereigenaren
de eigen ervaring (proefconsult) en mond-tot-mond-reclame
zijn (72). Kwaliteit wordt zichtbaar gemaakt en gegarandeerd
door certificering van praktijken (33, 70, 80), maar ook an-
dere activiteiten zijn ontplooid ter kwaliteitsverbetering en
-garantie (78). Van de veehouders hecht het merendeel (80%)
inmiddels (zeer) veel waarde aan een dergelijke praktijkcerti-
ficering (8). Bij een als goed ervaren kwaliteit blijkt overi-
gens de prijs veelal van minder belang (18,86). Andere facto-
ren, zoals een goede communicatie, bereikbaarheid en goede
ervaringen (zelf of van anderen) worden belangrijker geacht
dan de prijs (18). Onderzoek in de Verenigde Staten geef^ aan
dat een prijsstijging van 10% zou resulteren in een afname
van de vraag van 4,3%, waardoor toch een inkomstenstijging
van 5,7% zou kunnen worden gerealiseerd (18).
De huidige maatschappelijke ontwikkelingen komen tot uit-
drukking in de als meest belangrijk aangegeven marktont-
wikkelingen, i.e. de veranderende houding van klanten en de
toenemende overheidsbemoeienis. Hoewel het aantal klach-
ten stijgt, met name betrekking hebbend op tarieven en ge-
drag, betekent een en ander niet dat de kwaliteit van de
dienstverlening daalt (61). Ook in Nederland stijgen het aan-
tal en de omvang van de claims (83).

De huidige marktpositie wordt bedreigd door afname van het
aantal dieren, de lekenhandel en de toenemende concurren-
tie. Ook elders is een toename van de concurrentie gesignal-
eerd (18, 51, 66, 86) en een verschuiving naar de gezel-
schapsdierenpraktijk (51, 86). Bedreigingen kunnen ook in
kansen worden omgezet door het zoeken naar vormen van
samenwerking (17, 19,24,46,81).

Tweederde van de practici en de helft van de andere dieren-
artsen denken onvoldoende kennis te hebben om de markt te
bewerken (74).

De marktpositie zou verbeterd kunnen worden door het in-
zetten van vakinhoudelijke facetten van het beroep (speciali-
satie, informatiestromen), maar ook door verbetering van
onderlinge verhoudingen (samenwerking, fusies) en markt-
bewerking (profilering). Samenwerking is noodzakelijk bij
het bewerken van de markt (57). Ook elders wordt de ten-
dens van fusies (49,60,65) en specialisatie (49,60) gesigna-
leerd. Bij specialisatie is de onderlinge erkenning van el-
kaars grenzen en wederzijds respect voor methoden en
procedures in het kader van marktpositionering uiterst be-
langrijk (61). Bovendien dient men zich hierbij te realiseren
dat ongeacht de species de biologische mechanismen die re-
sulteren in ziekte identiek zijn (34). Informatiestromen
(veelal ook toegankelijk voor leken) zijn niet altijd even be-
trouwbaar en zullen dus kritisch en met de nodige scepsis ge-
analyseerd moeten worden (39). Goede informatie-over-
dracht met betrekking tot de veterinaire zorg vanuit de
beroepsgroep naar diereigenaren wordt van zeer groot be-
lang geacht (17,19,20,57,68). Als \'succesfactoren\' worden
in andere onderzoeken aangegeven technische vaardigheden
(omgang met dieren, logische probleemanalyse, het verkrij-
gen van respect en vertrouwen (41, 68)), sociale vaardighe-
den, het onderkennen van het belang van ethisch handelen,
communicatie, teamwork en toewijding (52). Tevens is een
diervriendelijke houding met respect voor de rechten en de
intrinsieke waarde van het dier van groot belang (18,32,68).
Dit laatste is een direct gevolg van de nog steeds groeiende
maatschappelijke aandacht en zorg over het welzijn van ge-
domesticeerde dieren (18, 22, 36). Relatiebeheer behoort
steeds centraal te staan (68) met waardering en respect voor
degene met wie men zaken doet (52). Het zijn immers de
diereigenaren die bepalen hoe een dierenarts gewaardeerd
wordt (57).

De veterinaire professie zou met het oog op de toekomst er
goed aan doen om zich beter te organiseren, te anticiperen en
pro-actief te reageren op ontwikkelingen en zich meer in te
spannen voor het verkrijgen van politieke steun (34, 62) en
nationale advisering met betrekking tot tarieven (55). In ons
land is overigens recent het maken van prijsafspraken wette-
lijk verboden (84).

Kostenbewustzijn speelt niet alleen bij diereigenaren (61)
een steeds duidelijker rol, maar ook bij overheden en heef^
zijn invloed op dierenartsen werkzaam in onderwijs en on-
derzoek (39).

Communicatieve vaardigheden worden zeer belangrijk ge-
vonden overeenkomend met ervaringen elders (15, 39, 41,
68, 86). Het merendeel van tuchtrechtzaken is gerelateerd
aan communicafieproblemen (30). Ook de onderiinge com-
municatie kan duidelijk verbeterd worden (26).
Bij een Amerikaans onderzoek met betrekking tot praktijk-
voering bleek communicatie het belangrijkste item te zijn,
gevolgd door beroepsethiek, jurisprudentie en andere als
minder belangrijk aangegeven onderwerpen, zoals manage-
ment, boekhouding, financiële planning en marketing (51).

-ocr page 192-

Als belangrijke gewenste vaardigheden worden door meer
dan 40% van de ondervraagden niet-vakinhoudelijke vaardig-
heden aangegeven op het gebied van management, marketing
en onderhandelen. Dat hierin een duidelijke lacune bestaat in
de veterinaire wereld blijkt uit de indruk dat de meeste praktij-
ken meer gemanaged worden als een hobby dan als een onder-
neming (67). Ook in Nederland zijn vraagtekens te plaatsen bij
het niveau van ondernemerschap van de dierenarts (27).
Elders worden onderhandelingsvaardigheden dusdanig be-
langrijk geacht dat wordt aanbevolen om deze in de curricula
op te nemen (55). Inmiddels is door PAO-D een cursus
\'Commercieel omgaan met veehouders\' georganiseerd (7).
Het cruciale belang van met name management en marketing
wordt ook in de literatuur sterk benadrukt (15, 18, 19, 37,43,
45, 51,52,58, 59,68). Reeds eind tachtiger jaren werd gewe-
zen op het belang van marketing in de dierenartsenpraktijk (5,
27,72). In 1997 heeft de KNMvD binnen haar beleidsplan een
speerpuntbeleid ingezet dat uitsluitend bestaat uit dergelijke
vaardigheden (23). Het is dan ook opvallend dat nog steeds
een hoog percentage dierenartsen een gemis aan dergelijke
vaardigheden ervaart. Het besef van het belang hiervan is nog
niet goed doorgedrongen, daar blijkbaar tot op heden nog on-
voldoende initiatieven ondernomen zijn om deze hiaten op te
vullen. De tijd die men besteedt aan het inspelen op de markt
wordt met name ingevuld met veterinair-technische aspecten
(bijscholing, diersoortspecificatie en dergelijke) en in veel ge-
ringere mate met PR-activiteiten en cursussen op het gebied
van management, communicatie en marketing. Wel is er grote
interesse voor cursussen op het gebied van marktbewerking
(90%). In 1989 bedroeg dit percentage nog 43% (72). Het is
opvallend dat met name dierenartsen, die al sterk in de markt
staan, grote interesse tonen om de kennis en vaardigheden op
dit gebied uit te bouwen (74). Het grote gevaar is dus aanwezig
dat zich een tweedeling ontwikkelt.
Uit diverse studies is gebleken dat
investeringen in mensen
een tweemaal zo groot rendement geven dan investeringen
anderszins (68). Dus ook uit economisch oogpunt is het trai-
nen van jezelf en je medewerkers in deze vaardigheden alles-
zins rendabel.

Opleiding

Een ruime meerderheid van de respondenten \\ indt dat de op-
leiding tekort schiet met het oog op de aan hun functies ge-
stelde eisen. Opmerkelijk is dat hierbij het zuiver vakinhou-
delijke aspect betrekkelijk laag scoort. Bij onderzoek in
1989 onder praktiserende dierenartsen werd eveneens aan-
gegeven dat gedurende de opleiding te weinig aandacht werd
besteed aan management, communicatieve en sociale vaar-
digheden (72). Ook elders worden opleidingen in dit opzicht
onvoldoende bevonden (68), hoewel dit soms ook klinische
kennis en vaardigheden betreft (39). Reeds in 1988 is vastge-
steld dat studenten onvoldoende getraind werden in onder-
meer sociale vaardigheden (27). Eén van de doelstellingen
van het huidige curriculum is het aanleren van sociale en
communicatieve vaardigheden (11).
Het is belangrijk dat opleidingsinstituten de behoeften van
hun afgestudeerden vaststellen en vervolgens de juiste effi-
ciënte en effectieve kaders scheppen om daarin te voorzien
(39). Hierbij zal ook de vraag uit de markt van dierenartsen
medebepalend moeten zijn (28).

Concluderend ontstaat op grond van de resultaten van de en-
quête het beeld van een in zichzelf gekeerde beroepsgroep
met een weliswaar mooi vak, waarbij echter de leuke aspec-
ten onvoldoende naar voren komen en met een matige hono-
rering. Het ondernemen is slecht ontwikkeld mede als ge-
volg van het taboe dat hierop rust (74). Evenals in 1989 voor
dierenartsenpraktijken werd vastgesteld (72), blijkt de die-
renarts productgericht. Men onderkent wel degelijk het be-
lang van de niet-vakinhoudelijke aspecten van de beroeps-
uitoefening (management, marketing, communicatie, etce-
tera) en de meerderheid geeft aan deze vaardigheden in on-
voldoende mate te bezitten. Evenals in 1989 bestaat er (zeer)
grote interesse voor cursussen op deze gebieden. Er wordt
echter nauwelijks actie ondernomen op dit gebied! Bij het
bewerken van de markt zet men in op een uitbreiding en ver-
dieping van de vakinhoudelijke aspecten (productgericht).
We weten blijkbaar wel wat nodig is om een betere marktbe-
werking te realiseren, maar we kunnen ons er niet echt druk
om maken!

De belangrijkste conclusie is: investeren in niet specifiek ve-
terinaire zaken als marketing, management, communicatie
en dergelijke, is investeren in de toekomst. Samenwerken is
daarbij een must.

DANKBETUIGING

De auteurs zijn dr. Tli.A.M. Elsinghorst van Euroscience zeer erkentelijli
voor zijn liulp bij de literatuur search en dr. P. A. Koolmees voor het plaatsen
van de titel in historisch perspectief.

LITERATUUR

1. Anoniem. Dierenartsenpraktijkonderzoek. Intomart Quantron rapport
E89-56920/JK 1989.

2. Anoniem. Workshops \'Marketing in de dierenartsenpraktijk\'. Tijdschr
Diergeneeskd 1997; 122: 456-7.

3. Anoniem. Marketing-communicatieplanning voor de dierenartsen-
praktijk. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 523-4.

4. Anoniem. \'Marketing in de gezelschapsdierenpraktijk\'. Tijdschr
Diergeneeskd 1999; 124: 90.

5. Anoniem. Lokaal marktonderzoek voor de dierenarts. \'Een essentiële
stap naar marktgericht ondernemen." Dier en Arts 1989; 4: 116-9.

6. Anoniem. Diergeneeskundig Jaarboek 1999:388-91.

7. Anoniem. Onderhandelen. Tijdschr Diergeneeskd 2000: 125; 133.

8. Anoniem. Marktonderzoek onder veehouders. Vet Prakt Inform 2000:
februari; 6-7.

9. Anonymous. 1984 graduates: employment survey. Vet Rec 1985; 117:
283-9.

10. Bell JD, and Fay MT. Veterinary practice, competition and advert-
ising: 1985-1994. New Zealand Vet J 1997;45:239-42.

11. Beukelen P van, Nes JJ van en Smulders FJM. Een nieuw onderwijs-
programma diergeneeskunde: op weg naar de 21ste eeuw. Tijdschr
Diergeneeskd 1993; 118: 581-7.

12. Boland CJ, and Morris RS. Demographic profile of the veterinary pro-
fession in New Zealand, 1985. New Zealand Vet J 1988; 36: 128-32.

13. Boland CJ. and Morris RS. Forms of employment and species case-
load of veterinary practitioners in New Zealand. New Zealand Vet J
1989:37; 112-6.

14. Boon JH, Dier(en)arts uit balans?! Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:
110-3.

15. Boumans M. Marketing in de dierenartsenpraktijk. Deel 1, inleiding
en beleid. Dieren Arts 1998; 13:255-62.

16. Boumans M. Marketing in de dierenartsenpraktijk. Deel 2, interne
marketingtechnieken. Dieren Arts 1999 : 14; 3-7.

17. Boumans M. Marketing in de dierenartsenpraktijk. Deel 3, externe
marketingtechnieken. Dieren Arts 1999: 14; 215-23.

18. Brown JP, and Silverman JD. The current and future market for veteri-
narians and veterinary medical services in the United States. J Am Vet
Med Assoc 1999; 215: 161-83.

19. Chapman C. Target your marketing. Vet Econom 1998; 39: 60-4.

20. Clark RD. Contempory marketing. Sem Vet Med Surg (Small Anim)
1996; 11:37-40.

21. Cooper B, Dyson S, Michell B, Pepper D, and Turner T. \'Animals
under our care\' whose care, and for how long? Vet Rec 1998; 142:
172-3.

22. Deleu SAM. Mens en dier: gezond en wel. Tijdschr Diergeneeskd
1997; 122:648-51.

-ocr page 193-

23. Deleu SAM. Krimpende markt en toenemende concurrentie van in-
vloed op dierenartsenpraktijk. Tijdschr Diergeneeskd 1998; 123: 268-
9.

24. Deleu SAM. Een vervelend bericht? Tijdschr Diergeneeskd 1998:
123; 725-6.

25. De projectgroep erkenning varkensdierenartsen. De varkensdieren-
arts. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 131-2.

26. De vereniging Kuddegezondheid. Over communiceren. Tijdschr
Diergeneeskd 1996; 121:67-8.

27. Dijk C van en Vries B de. Arbeidsmarktonderzoek voor veterinair op-
geleiden. Rapport Instituut Toegepast Sociale Wetenschappen 1988.

28. Dijkhuizen AA en Horst HS. Een toonaangevende diergezondheid in
2015: haalbaar mits betaalbaar. Dieren Arts 1998; 13: 347-57.

29. Drake MA, and Woods LA. An information service for practicing
veterinarians. Bull Med Libr Assoc 1978; 66: 437-40.

30. Egmond S van. Aandacht voor communicatie en klachtenopvang ver-
eist. Tijdschr Diergeneesk 1995; 120:596-9.

31. Fay MT, and Bell JD. Time for a change?—Competition and the veter-
inary profession. Aust Vet Pract 1990; 20: 76-84.

32. Fox MW. Is there a ftiture for the veterinary profession? Mod Vet Pract
1981;62:53-4.

33. Gajentaan JE. Het toekomstperspectief van de gezelschapsdierenprak-
tijk. Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 718-9.

34. Gelberg H. Blueprint for the future of veterinary medicine. J Am Vet
Med Assoc 1998;213:347-50.

35. Graafsma C en Kremers M. De basis van alle marketing: wat blieft u?
Tijdschr Diergeneesk 1998; 123: 751-4.

36. Grommers FJ, Rutgers LJE en Wijsmuller JM. Welzijn - Intrinsieke
waarde - Integriteit. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 490-4.

37. Grußendorf H. Marketing ein muß fur die erfolgreiche Zukunfts-
planung? Prakt Tierarzt 1996; 77: 641-3.

38. Hare D. Anteing up what the market will bear. Can Vet J 1993; 34: 67-9.

39. Heath T. Veterinary education: some challenges of the future. Aust
Vet Pract 1998;28:78-80.

40. Heath TJ, Lynch-Blosse M, and Lanyon A. A longimdinal study of
veterinary students and recent graduates 1. Backgrounds, plans and
subsequent employment. Aust Vet J 1996; 74: 291 -6.

41. Heath TJ, Lynch-Blosse M, and Lanyon A. A longitudinal study of ve-
terinary students and recent graduates 2. Views of the veterinary pro-
fession. Aust VetJ 1996; 74: 297-300.

42. Homer-Hawkins S. Service and marketing essential for success. Vet
Econom 1994; 35: 20.

43. Jenkins JR. Marketing the avian and exotic practice. Sem Avian Exotic
Pet Med 1996; 5: 17-22.

44. Jevring C. Praktijkvoering: de weg naar succes. Dier en Arts 1997; 11:
283-4.

45. Kavzer K. Beware of seven deadly sins of veterinary marketing. J Am
Vet Med Assoc 1993; 203: 1235-6.

46. Kleijne O. Bijna de helft van de huisdiereigenaren gaat niet naar de
dierenarts. Dieren Arts 1998; 3: 41-2.

47. Koning B de. Portie concurrentie voor dierenartsen. Dier en Arts 1998;
13:302-3

48. Koolmees PA. Van paardendoctor-Koemeester tot veterinair manager;
regulering van de veterinaire markt in historisch perspectief Argos
2000; 22: 75-7.

49. Kruif A de. De toekomst van het diergeneeskundig beroep. Vlaams
Diergeneesk Tijdschr 1999; 68: 53-5.

50. Magwood SE. Preventive veterinary medicine in Canada: study on re-
sults of a survey. Can Vet J 1983;24: 178-87.

51. McCumin DM. Uitdagingen voor het praktijkmanagement in het jaar
2000. Deel 1. Dier en Arts 1999; 14: 43-6.

52. McCumin DM. Uitdagingen voor het praktijkmanagement in het jaar
2000. Deel 2. Dieren Arts 1999; 14: 79-82.

53. Meiden A van der. De gezegende dieren. Tijdschr Diergeneeskd 1996;
121:422-4

54. Meiden A van der. Imago dierenarts onder de loep. Het imago van de
diergeneeskunde gezien vanuit de samenleving. Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124: 1152-3.

55. Miller GY. Earnings, feminization, and consequences for the future of
the veterinary profession. J Am Vet Med Assoc 1998; 213: 340-4.

56. NapleyD. The professions in today\'s society. Vet Ree 1987; 121:281-
4.

57. Nipius WPN. \'Samen de markt op?\' Handvatten om de markt te be-
werken. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 722-3.

58. Nugent D. Customer care II - marketing your practice. Irish Vet J
1998;51:669-70.

59. Opperman M. Target your marketing—and aim to earn! Vet Econom
1995;36:42-3.

60. Pittler H. Betrachtung zu den tierärztlichen Aufgaben in der Zukunft
der Europäischen Union. Tierärztl Umschau 1997; 52: 194-203.

61. Price DA. New concerns for the future. J Am Vet Med Assoc 1980;
177: 1006-8.

62. Porter ARW. Look forward to posterity: the challenge to the profes-
sions. Vet Ree 1976; 99:243-9.

63. Rahkio M, Uutela A, and Korkeala H. Motivation and characterization
of Finnish meat inspection veterinarians. Acta Vet Scand 1995; 36:
563-70.

64. Radke BR, and Lloyd JW. The Canadian mral practioner market. Can
VetJ 1996;37:281-6.

65. Riegger MH. Managing for high performance results. Sem Vet Med
Surg (Small Anim) 1996; 11: 30-6.

66. Rohner K, Stoffel M, und Denzler T. Ergebnisse einer Umfrage bei
Assistenzteirärztinnen und -tierärzten. Schweiz Arch Tierheilk 1991;
133:331-7.

67. Rüssel RL. Foreword. Sem Vet Med Surg (small Anim) 1996; 11: 1 -2.

68. Russell RL. People: the keys to profitability. Sem Vet Med Surg
(SmallAnim) 1996; 11:23-9.

69. Schnabel P. Imago dierenarts onder de loep. Multidisciplinair onder-
zoek naar maatschappelijke ontwikkelingen: methodologie, validiteit
en synthese. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 153.

70. Schoorlemmer WJ. De KNMvD en de certificatie van dierenartsen-
praktijken. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 475-7.

71. Schuurmans AJ en Smidts A. Marketing in de dierenartsenpraktijk:
een theoretisch kader. Tijdschr Diergeneeskd 1990; 115:262-71.

72. Schuurmans AJ en Smidts A. Empirisch onderzoek naar de marktge-
richtheid van dierenartsen in Nederland. Tijdschr Diergeneeskd 1990;
115:307-20.

73. Silverman F. Marketing your practice: you have the right to remain si-
lent, but.....Vet Econom 1994; 35: 55-6.

74. Smelik J. \'Samen de markt op?\' Wat denkt u er eigenlijk zelf van?
Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 719-20.

75. Spillmann T, Grünbaum E-G, und Failing K. Zum Fortbildungsprofil der
Fachgruppe Kleintierkrankheiten der Deutschen Veterinärmedizinischen
Gesellschaft (FK-DVG) - eine Fragebogenauswertung. Kleintierpraxis
1997; 42:937-1005.

76. Spurdens MD. The Advancement of Veterinary Science Vol 2
Veterinary Education - the Future. CAB, Wallingford, 1993: 27.

77. Taylor IR, and Barnes JA. Assuring quality in extramural studies: the
perceptions of practitioners. Vet Ree 1998; 143:357-9.

78. Thomas ME en Noordhuizen JPTM. Een integraal kwaliteitsbeleid
voor en door dierenartsen: 1. Stand van zaken. Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:374-5.

79. Touhey JC. Effect of additional women professionals on ratings of oc-
cupational prestige and desirability. J Pers Soc Psychol 1974; 29: 86-9.

80. Udo AW. Jaarrede Jaarcongres 1994. Tijdschr Diergeneeskd 1994;
119:686-92.

81. Umans S. Samenwerkingsverbanden gezelschapsdierenpraktijken en
rol dierenarts bij intracommunautair handelsverkeer. Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123: 167-9.

82. Vaarkamp H. Diergeneeskunde na 2002: de markt. Tijdschr
Diergeneeskd 1995; 120: 334-40.

83. Vaarkamp H en Logtenberg H. Beroepsaansprakelijkheid en KRD-
certificering. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124:415.

84. Vaarten JLM. \'Maatschappij\' verandert met samenleving. Tijdschr
Diergeneeskd 1998; 123: 366-7

85. Verhage B en Cunningham WH. Grondslagen van de marketing. H.E.
Stenfert Kroese B.V., Leiden-Antwerpen, 1989: 275-7.

86. Volmer T. Dienen komt vor Verdienen oder die sieben Ps des
Marketings tierärztlicher Praxen. Prakt Tierarzt 1993; 74: 687-94.

87. Wilkins JR III, and Steele LL. Occupational factors and reproductive
outcomes among a cohort of female veterinarians. J Vet Med Assoc
1998;213:61-7

88. Wood F. What veterinary practice managers can leam from other health
care professions. Sem Vet Med Surg (Small Anim) 1996; 11: 8-11.

-ocr page 194-

\'Small Animal Orthopaedics\'

Daniel D. Lewis, Robert B. Parker, Mark S. Bloomberg.
Uitgever: Manson publishing. ISBN 1-874545-82-0.

Dit pocicetformaat boekje is opgedragen aan de inmiddels
overleden Mark Bloomberg, een drijvende kracht op het ge-
bied van veterinaire orthopedie.

Het boekje is bedoeld voor zelfstudie. Aan de hand van illus-
traties worden één of meer vragen gesteld en wordt de lezer
met een bepaald probleem geconfronteerd. Het uitgebreide
antwoord staat op de volgende bladzijde. De problemen, 183
in getal, die de revue passeren, zijn divers en praktisch van
aard. Vele onderwerpen komen aan de orde variërend van
ontwikkelingsstoornissen, verkregen defecten, fracturen, in-
fecties, neoplasieën, instrumenten en implantaten. Ook ba-
sale kennis en geavanceerde onderzoeksmethoden worden
gevraagd en besproken. De gevallen worden gepresenteerd
als (röntgen)foto\'s van patiënten en andere materialen
waarin het probleem te herkennen is.
De onderwerpen staan in een willekeurige volgorde, maar
via de index is een afwijking eventueel wel op te zoeken.
Het boekje is duidelijk geschreven met fraaie foto\'s en teke-
ningen. De antwoorden op de vragen zijn duidelijk en uitge-
breid genoeg om niet alsnog een naslagwerk te hoeven raad-
plegen. Zeker voor degenen die zich verder willen be-
kwamen in de orthopedie een aanrader om zichzelf te testen
of om minder vaak voorkomende gevallen te leren herken-
nen en weten op te lossen.

Hans van Herpen

Microbiologie

Zoönosen

Pas op voor honden die je oor likken!

B. Godey, X. Morandi, J. Bourdinière, and Ch. Hertin. The
Lancet
1999; 354: i26y-8.

De auteurs, werkzaam in het Universiteitsziekenhuis van
Rennes, Frankrijk, beschrijven de casus van een 67-jarige
man, die met hoge koorts en desoriëntatie in het ziekenhuis
werd opgenomen.

Op twintigjarige leeftijd was hij geopereerd vanwege een
mastoiditis rechts.

Bij het klinisch onderzoek bleek de patiënt otorrhoea te heb-
ben, zeer sterk linksverschuiving in het bloedbeeld en een
hoge CRP. In de liquor werden ook veel leucocyten gevonden.
De patiënt werd, na afname van materiaal voor kweken, be-
handeld met vancomycine en een cefalosporine.
Zowel de liquor- als de oorkweek leverde groei op van een
coccobacillaire. Gram-negatieve bacterie, die gedetermi-
neerd werd als
Past. multocidal Bij herhaalde anamnese ver-
klaarde de patiënt, dat zijn hond hem vaak aan de oren likte.
Uit speeksel van de hond werd ook
Past. multocida ge-
kweekt. Deze bacterie bleek (via DNA-onderzoek) identiek
aan die welke uit de liquor werd gekweekt.
Na isolatie van de bacterie werd de vancomycine-therapie
gestaakt en de cefalosporine-therapie nog twee weken voort-
gezet. De patiënt was reeds afebriel na vier uur.
De lering van dit artikel is dat het gevaarlijk kan zijn om de
oren te laten likken door de hond (veelal drager van
Past.
multocida),
omdat niet altijd bekend is of het trommelvlies
geperforeerd is.

Dr. J. Goudswaard.

Rattenbeetziekte na een beet van een tamme rat

B. Schuurman, A.J. van Griethuysen, J.H. Marcelis en A.M.
Nijs. Ned Tijdschr Geneesk
1998; 142:2006-9.

Een vrouw wordt beschreven met koorts en maculopapuleus
en pustuleus exantheem op de onderste helft van extremitei-
ten, ellebogen, knieeën, handpalmen en voetzolen. Verder
bestonden er gewrichtspijn en asymmetrische artritis. Het
bleek dat zij een week eerder was gebeten door een tamme
huisrat. De vinger waarin was gebeten, was warm en ge-
zwollen. Bij laboratoriumonderzoek van afgenomen bloed,
gewrichtsvocht en pus uit de wondjes, werd Streptobacillus
moniliformis gevonden. Na behandeling met benzylpenicil-
line intraveneus, gevolgd door doxycycline oraal, genas de
patiënt volledig. De diagnose bleek rattenbeetziekte te zijn.
Dit is een zeldzame zoönose die wordt veroorzaakt door een
beet van een rat of ander klein knaagdier, zoals muizen of
eekhoorns. Ook vleeseters, zoals katten, honden en fretten
kunnen de aandoening overbrengen. Het ziektebeeld kan
zelfs ontstaan na eten van voedsel dat besmet is met uitwerp-
selen van besmette knaagdieren.

Binnen tien dagen na een beet ontstaat koorts met koude ril-
lingen, hoofdpijn, braken, gewrichts- en spierpijn. Enkele
dagen later kan een niet-jeukende huiduitslag worden waar-
genomen, terwijl gewrichten, met name de knie, ontstoken
kunnen raken. De ziekte verdwijnt vanzelf in de meeste ge-
vallen, maar er zijn ook chronische gevallen bekend.

Het is duidelijk dat met name in de veterinaire praktijk reke-
ning gehouden moet worden met dit soort infecties na bijt-
wonden van knaagdieren (Ref.).

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 195-

iaMMÉT-^

Lage drachtigheidspercentages en kleine nesten
na kunstmatige inseminatie

Naar aanleiding van onderstaande,
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, heeft drs. J.T. Bosje een ant-
woord voor de lezers van het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde gefor-
muleerd.

Vraag:

De enkele keren per jaar dat we gebruik
maken van kunstmatige inseminatie bij
de hond zijn de resulaten nogal onbevre-
digend (lage drachtigheidspercentages
en kleine nesten). Wat kunnen we hier-
aan doen?

Antwoord:

Kunstmatige inseminatie kan worden
uitgevoerd als er problemen optreden bij
de dekking of na het importeren van
sperma (gekoeld danwel diepgevroren).
Oorzaken van het niet slagen van een
dekking zijn onder andere:

• het dektijdstip is fout gekozen;

• de eigenaar neemt te weinig tijd/de
dieren krijgen te weinig rust;

• de teef en/of de reu is/zijn onervaren;

• de teef laat zich niet dekken (angst/ do-
minantie);

• verminderd libido van de reu (algehele
ziekte, rug/heupkiachten, te streng ge-
corrigeerd door eigenaar of teef, afwij-
kingen aan de penis en/of voorhuid).

Een onjuist dektijdstip is een van de be-
langrijkste oorzaken van het niet slagen
van de dekking of het \'leeg blijven\' van
de teef na een geslaagde dekking. Bij een
groep dieren waarbij voorafgaande dek-
kingen hadden geleid tot een drachtig-
heidspercentage van 23%, steeg het per-
centage naar 78% toen een fertil iteits-
begeleiding op basis van progesteron-
concentraties werd uitgevoerd. Bij die-
ren met een normale fertiliteit was dit
percentage 94% (1). De progesteroncon-
centraties worden bij voorkeur bepaald
met behulp van radio-immunoassay
(RIA). De ELISA testkits, die voor pro-
gesteronbepaling op de markt zijn, zijn
minder betrouwbaar (2) en leiden va^
tot de verkeerde keuzes. Naast het bepa-
len van de progesteronconcentratie is het
aan te raden vaginoscopie uit te voeren
en het vaginaslijmvlies cytologisch te
beoordelen ten einde fertiliteitsprobele-
men (als gespleten loopsheid) tijdig te
onderkermen.

Nadat is vastgesteld dat het dektijdstip
goed gekozen is en er geen (erfelijke) li-
chamelijke afwijkingen zijn gevonden,
kan gekozen worden de teef te insemine-
ren. Het sperma moet met de nodige zorg
worden afgenomen. Plotselinge afkoe-
ling of verwarming, zeepresten en water
zijn funest voor het bevruchtend vermo-
gen van het sperma. Na het afnemen van
het sperma kan de kwaliteit beoordeeld
worden (motiliteit, morfologie, concen-
tratie en volume, pH). Het deponeren
van sperma diep in de vagina is een rela-
tief makkelijke ingreep, al kan de cathe-
ter bij sommige dieren verbazingwek-
kend makkelijk door de urethra in de
blaas verdwijnen. De kans op vaginaper-
foratie is bij een goede techniek nihil.
Jammer genoeg kunnen de resultaten na
intravaginale inseminatie, zeker bij ver-
minderde spermakwaliteit, teleurstel-
lend zijn. Significant betere resulaten
zijn verkregen bij het intrauterien in-
brengen van het sperma (3), een techniek
die ook bij het rund, paard en varken
sterke verbetering van de resultaten heeft
gegeven. In de Verenigde Staten gebeurt
dit door middel van een laparotomi, een
zware ingreep die ethisch discutabel is
en die in Nederland (Gezondheids- en
Welzijnswet voor Dieren: Ingrepen-
besluit) verboden is. De endoscopische
transcervicale inseminatie (TCI) (4) is
een voor de teef nauwelijks belastende
ingreep en kan zonder sedatie worden
uitgevoerd. Met deze methode wordt een
dunne catheter via de cervix de baarmoe-
der ingebracht met behulp van een cyst-
urethroscoop. De cervix is bij de loopse
teef pas zichtbaar als de pseudocervix,
die gevormd wordt door de dorsale plooi
in de vagina, wordt gepasseerd met be-
hulp van een smalle endoscoop. De
pseudocervix, die regelmatig wordt aan-
gezien voor cervix, kan zonder moeite
door een catheter worden gepasseerd.
Het passeren van de cervix is moeilijker
en vergt een uitgebreide training.
De door Wilson (4) beschreven en op
de Universiteitskliniek gebmikte endo-
scoop kost ongeveer 7000 gulden.
Misschien ten overvloede: de eigenaar
moet, bij het verzoek tot inschrijving van
de pups in de Nederlandse stamboek-
houding, een door de dierenarts opge-
stelde verklaring van inseminatie over-
leggen aan de Raad van Beheer.

Literatuur

1. Haaften B van, Dieleman SJ, Okkens AC, and
Willemse AH. Timing the mating dogs on the
basis of blood progesterone concentration. Vet
Rec 1989; 524-6.

2. Klaveren NJ van, Kooistra HS, and Schaefers-
Okkens AC. Determing the optimal time for
mating in bitches on the basis of blood proge-
steron concentration. A comparison between
three ELISA testkits and a jodium "RIA.
Proceedings WSAVA/ FECAVA World con-
gress (Voorjaarsdagen) 2000:494.

3. Linde-Forsberg C, Strom Hoist B, and Gevette
G. Comparison of fertility data from vaginal vs
intrauterine insemination of frozen-thawed dog
semen, a retrospective study. Theriogenology
1999; 52: 11-23.

4. Wilson M. Non-surgical intrauterine artificial
insemination in bitches using frozen semen. J
Reprod Fertil Suppl 1993; 47:307-11.

Abuis

Helaas is abusievelijk een fout geslo-
pen in het artikel \'Het Nederlandse
veterinaire antibioticumbeleid nu we-
reldwijd\' van de hand van A.E.J.M.
van den Bogaard (Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 2000; 125 (16):
494-5). OfFiciene is in dit artikel ver-
anderd in officiële, terwijl het offi-
ciene had moeten blijven. De offi-
ciene apotheek is de apotheek op de
hoek van de straat, waar iedereen offi-
cinalia (apothekerswaren) kan kopen,
al dan niet op recept. Dit in tegenstel-
ling tot bijvoorbeeld de ziekenhuis-
apotheek. Beide zijn \'officiële apo-
theken\'. Door de fout in de tekst
wordt gesuggereerd dat de apotheek
van de dierenarts niet officieel zou
zijn. Excuses van de redactie; dit is
vanzelfsprekend nooit de bedoeling
geweest!

-ocr page 196-

tititiSlj

Veterinair verleden

Er zullen weinig docenten in de diergeneeskunde genoemd kunnen worden die zo door de latere ontwikkelin-
gen in het diergeneeskundig onderwijs in het gelijk gesteld zijn als K.W. Vix te Ciessen in het toenmalige Groot-
Hertogdom Hessen.

Hij heeft in een tijd die er nog lang niet rijp voor was met een niet aflatende ijver nagestreefd de veterinaire op-
leiding gelijkwaardig aan de medische te doen zijn, zowel op het punt van de vooropleiding der studenten die
een gymnasiumdiploma moesten hebben, als op de mogelijkheid om de studie met een promotie af te sluiten.
Het is vooral aan Vix zijn inspanningen te danken dat men zich er nu in Ciessen op kan beroemen dat daar in
1830 al toelatingseisen gesteld werden die pas 73 jaar later voor geheel Duitsland zouden worden ingevoerd en
dat promoveren door dierenartsen er 80 jaar eerder mogelijk was dan bij de overige opleidingsinstellingen.
Deze feiten zouden de indruk kunnen wekken dat Ciessen in 1830 al een volwaardige academische veterinaire
opleiding bezeten zou hebben. Zulks was allerminst het geval. Wat Vix in 1829 begon was een eenmansbedrijf
dat eerder het karakter van een particuliere school met enige overheidssubsidie had dan van een universitair instituut. De bin-
ding met de universiteit bestond erin dat hij bij zijn benoeming tot districtsveearts met standplaats Ciessen van de minister
opdracht gekregen had aan de plaatselijke universiteit colleges over diergeneeskundige onderwerpen te geven. Vix was hier-
toe door zijn voorafgaande studies goed geëquipeerd.

Hij had tot zijn veertiende jaar in zijn geboorteplaats Ciessen het normale onderwijs gevolgd met daarnaast nog enig Grieks
en Latijn. Nadat zijn vader overleden was kwam hij onder de hoede van een van zijn peetvaders die stalmeester in Darmstadt
was. Deze introduceerde de jonge Vix bij landgraaf Christian, een jongere broer van de regerende Ludwig X. Deze ontmoeting
was van doorslaggevende betekenis voor Vix zijn verdere ontwikkeling, omdat graaf Christian de kosten van zijn verdere stu-
dies op zich nam. De brieven die Vix aan zijn weldoener geschreven heeft vanaf 1819 tot aan Christians overlijden in 1830 en
waarin hij nauwgezet verslag van zijn belevenissen heeft gedaan, zijn bewaard gebleven zodat wij zijn ontwikkelingsgang ge-
durende de lange periode van voorbereiding op zijn uiteindelijke functie goed kennen. Van een aan het grafelijk hof in
Darmstadt verbonden paardenarts kreeg hij les in paardrijden en ook leidde deze hem in in de anatomie en het exterieur van
het paard. Daarmee was de belangstelling voor de diergeneeskunde gewekt. In 1819 en 1820 volgde hij het onderwijs aan de
veeartsenijschool in Hannover en aansluitend in 1821 en 1822 in Wenen waar hij ook colleges in filosofie, medicijnen en land-
bouweconomie volgde. Tot besluit reisde hij nog enige maanden door Hongarije om stoeterijen, landbouwbedrijven en scha-
penhouderijen te bezoeken. Hierna vestigde hij zich in Darmstadt, waar hij als paardenarts aan het hof werd aangesteld en
waar hij ook een algemene praktijk uitoefende. In zijn vrije tijd bekwaamde hij zich in het Frans en Engels. Als éénentwintigja-
rige jongeman ontving hij in 1823 een uitnodiging tot een leeropdracht aan de veeartsenijschool van Utrecht waar door de
dood van Jacob Vosmaer een vacature was ontstaan. Daar hij de voorkeur eraan gaf om een carrière te maken in zijn geboorte-
land, heeft hij bedankt voor deze eervolle uitnodiging.

In 1824 verliet hij zijn praktijk om, wederom met financiële hulp van de landgraaf, een studie medicijnen in Cöttingen te volgen
die hij na anderhalfjaar met een promotie afrondde. Zijn beschermheer veroorloofde hem toen nog het maken van een studie-
reis door Frankrijk, Engeland en Ierland. In het najaar van 1826 hernam hij zijn praktijkwerkzaamheden te Darmstadt en het
jaar daarop aanvaardde hij zijn benoeming te Ciessen waar hij tot zijn dood werkzaam zou blijven, zowel als practicus als do-
cent binnen de Medische Faculteit.

De diergeneeskunde was niet helemaal een novum voor de Medische Faculteit. Deze werd in de 18® eeuw vaak door de lands-
regering geconsulteerd inzake veterinaire aangelegenheden, wat ertoe geleid had dat in 1795 de prosector bij de anatomie,
Ernst Wilhelm Ludwig Nebel (1772-1854), in de gelegenheid werd gesteld zich gedurende ruim een jaar in de diergeneeskunde
te oriënteren. Daartoe had hij de scholen in Wenen, Budapest, Praag, Dresden, Berlijn en Hannover bezocht. Toen hij in 1798
tot hoogleraar werd benoemd, getuigde hij van zijn belezenheid in de veterinaire literatuur door zijn inaugurele rede te wijden
aan de vergelijkende ziektenleer
(Specimen nosologiae brutorum cum hominum morbis comparatae). Tot zijn emeritaat in 1849
gaf hij colleges, hoofdzakelijk gewijd aan gerechtelijke diergeneeskunde en aan epizoötiologie, voor medici die een overheids-
aanstelling wilden krijgen (de zogenaamde
Physikatsartze), die later ook werden bijgewoond door de leerlingen van Vix. Nebel
is meer bekend gebleven door historische dan door geneeskundige geschriften. Ook onder het kleine aantal van zijn veteri-
naire publicaties is een geschiedkundig tractaat:
Historia artis veterinariae a rerum initio usque ad aevum Caroli V (Ciessen

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (40)

Karl-WilhelmVix
(1802-1866)

-ocr page 197-

t8o6). Verder moest Nebel lieden examineren die elders een opleiding hadden gevolgd en in Hessen wilden
praktiseren of die zich als empirist van een diploma wilden voorzien. Een op de dierenartsen betrekking heb-
bende bepaling uit de Wet op de Geneeskunde uit 1822 bepaalde dat uitoefening van de diergeneeskunde
slechts toegestaan was aan door de overheid geautoriseerden en deze autorisatie kon slechts na het afleggen
van een examen verkregen worden. In 1830 werd Vix tot assessor met stemrecht in de examencommissie be-
noemd. Een benoeming tot extra-ordinarius volgde in 1835. Hoezeer ook, tot aan het eind van zijn leven nage-
streefd, werd hij nooit tot gewoon hoogleraar benoemd. Hij werd in 1847 afgescheept met de nauwelijks geld in
het laatje brengende titel \'professor ordinarius honorarius\', omdat de regering toch wel uitdrukking wilde ge-
ven aan haar waardering voor Vix zijn werkzaamheden.

Hij had intussen heel wat moeilijkheden, zowel van materiële als van onderwijspolitieke aard moeten overwin-
nen.

Zijn aanvankelijk plan een volledige academische opleiding in het leven te roepen, stuitte op bezwaren van de
uit slechts drie hoogleraren bestaande medische faculteit die dit te hoog gegrepen vond voor het Groot-
Hertogdom Hessen waarin naar haar berekening slechts 15 dierenartsen nodig zouden zijn. Deze zouden el-
ders, bijvoorbeeld in het nabijgelegen Marburg, hun opleiding kunnen krijgen. De landbouw zou meer gediend
zijn met scholing van lager gekwalificeerden als smeden en herders, terwijl daarnaast ook aan de medische
studenten kennis over dierziekten bijgebracht zou moeten worden. Het Collegium Medicum in Darmstadt dat
in zekere zin ook partij was omdat zij die in staatsdienst wilden treden voor dit college nog een aanvullend exa-
men moesten afleggen, huldigde soortgelijke opvattingen.

Uit een overzicht dat Vix in 1841 publiceerde blijkt dat hij in de periode 1828-1841 aan vijf onderscheiden cate-
gorieën, elk met een aangepast vakkenpakket, les gegeven heeft: 1) Hoger onderwijs gedurende zeven semes-
ters aan studenten met gymnasium als vooropleiding leidend tot een diploma Veearts eerste klasse en even-
tueel een promotie [38 personen]; 2) Op de praktijk gerichte opleiding van vijf semesters aan lieden zonder
noemenswaardige vooropleiding leidend tot een diploma Veearts tweede klasse [26 personen], en onderwijs in
slechts bepaalde vakken aan: 3) Universitaire studenten (voornamelijk medici en economen) [17]; 4)
Hoefsmeden [i8]; 5) Castreurs [5]. De belangstelling voor een diploma eerste klasse nam geleidelijk toe terwijl
deze voor een diploma van de tweede klasse afnam, zodat het onderwijs voor deze laatste categorie in 1851 ge-
staakt kon worden en het zwaartepunt van Vix\' onderwijs, zoals hij het van meet af aan gewild had, bij de academische oplei-
ding kwam te liggen.

De onderwijsbelasting voor Vix was hoog; afhankelijk van het seizoen 24-40 uur per week. Uit de opbrengsten van de college-
gelden plus een kleine subsidie van de universiteit moesten alle onkosten (huur van lokalen, cadavers voor de anatomie, in-
strumenten, geneesmiddelen etcetera) worden betaald. De accommodatie was gedurende Vix\' gehele ambtsperiode uiterst
primitief; eerst in enige door het leger verlaten stalgebouwen, daarna in het oude anatomiegebouw. Zijn vele plannen voor ver-
bouwing en de bijbehorende begrotingen verzeilden in de ambtelijke bureaucratie, zodat veel van de urgente uitgaven voor
zijn eigen rekening kwamen. Pas in 1872, zes jaar na Vix\'dood, zou zijn opvolger Pflug een nieuw doelmatig gebouw krijgen.
De aard en inhoud van zijn onderwijs kunnen we enigszins leren kennen uit de leerboeken die hij schreef:
Praktische
Beschlaglehre
(1834 en 1846), Lehrbuch der allgemeinen Pathologie für Tierärzte (1840) en Zoo-Sympthomatologie oder Krank-
heitszeichenlehre der vorzüglicheren Haustiere für Tierärzte, Aerzte und Landwirte
(2 delen, 1846-1847). Hij publiceerde tal van ar-
tikelen over de volle breedte van het vakgebied in het door hem, samen met Nebel en Dietrichs, tussen 1833 en 1850 geredi-
geerde
Zeitschrift für die gesammte Thierheilkunde und Viehzucht. Verder trad hij naar buiten als president van de \'Verein
deutscher Tierärzte\' die hij met twee anderen in 1841 had opgericht om de gezamenlijke belangen van de maatschappelijk nog
zwak staande beroepsgroep te verdedigen.

Hoewel Vix met een bijna bovenmenselijke toewijding en ijver zijn zaken heeft gediend en zijn overtuigingen heeft verdedigd,
is hij door de tegenwerking en de bekrompendheid soms moedeloos geworden zodat hij geprobeerd heeft zijn heil elders te
vinden. Zo zou hij volgens Wester in 1839 belangstelling hebben getoond om toch naar Utrecht te komen, waar toen helemaal
geen vacature was en volgens Giese heeft hij in 1847 na de dood van Hausmann directeur van de school in Hannover willen
worden. Zijn financiële positie was precair en hij had verantwoordelijkheid voor een gezin met twee studerende zonen, maar
het is ook mogelijk dat hij een pressiemiddel zocht om zijn onderwijsbelangen in Ciessen beter te kunnen dienen. Hoe dan
ook, hij is zijn levenswerk, de academische vorming van dierenartsen, trouw gebleven waarvoor hij meer door het nageslacht
dan tijdens zijn leven is geprezen.

Deze rubriek wordt verzorgd doorleden van het Veterinair Historisch Genootschap.

A. Mathijsen,
E.P. Oldenkamp.

Geraadpleegde literatuur:

K.-H. Habermehl. \'Karl-Wilhelm Vix, Begründer der akademischen tierärztlichen Ausbildung in Deutschland\'. Ciessener Universitätsblätterig-;!; 5 (2): 23-39.
K.-H. Habermehl. \'Zur Geschichte der Veterinärmedizin in Glessen\'.
Berliner und Münchener tierärztliche Wochenschrift 1977; 90" 451-4.
K.-H. Habermehl. \'Die historische Entwicklung der Veterinärmedizin an der Universität Glessen\', in: 150
Jahre Doctor Medicinae Veterinariae and der
Universität Ciessen.
Ciessen, 1982; 11-25.

C.Giese. Die Entwicklung der Tierheilkunde an der Universität Ciessen von den Anfängen bis zum Jahre i866. Glessen 1985. (Arbeiten zur Geschichte der
Medizin in Glessen. Bd 6).

W.Schauder. Zur Characteristik von ProfOr.med. Karl-Wilhelm Vix, Glessen 1802-1866. Berliner und Münchener tierärztliche Wochenschrift 1957; 70:298-9.
Vix, K.-W. \'Beiträge zur Entwicklungsgeschichte der Thierarzneiwissenschaft im Allgemeinen und im Grossherzogthume Hessen insbesondere\'.
Zeitschrift
ftir die gesammte Thierheilkunde und Viehzucht
1841; 8:35-87.
J.Wester.
Geschiedenis der veeartsenijkunde. Utrecht, 1939; 153.

-ocr page 198-

mm

Vanuit de prak-
tijken is er veel
belangstelling
voor dit project
dat ontstaan is
uit een samen-
werking van het
NRS, Pfizer en
de KNMvD.
Reeds honderd
praktijken heb-
ben zich aange-
meld als deelne-
mer. Het animo
om meer te gaan
doen aan be-
drijfsadvisering op melkveebedrijven is
groot. Hierbij kunnen kengetallen zoals
die door het NRS berekend worden, een
belangrijke rol spelen. De bedoeling van
dit project is dat de praktijken de kenge-
tallen van de door hen begeleidde bedrij-
ven aangeleverd krijgen.

Het NRS doet ook de promotie naar de
veehouders toe met artikelen in de
Veeteelt en mailings. In het Delta-ma-
gazine van oktober aanstaande worden
enkele veehouders met hun begelei-
dende dierenartsen geïnterviewd,
waarbij de nadruk komt te liggen op de
voordelen van een begeleiding door
een vaste dierenarts.

De firma Pfizer gaat in september nog-
maals alle praktijken langs en indien u
ook geïnteresseerd bent in deelname
aan dit project, dan kunt u zich daar
aanmelden.

Berichten en verslagen

Partners in

rendement-verbetering

Aantal gemelde
piaklijken

I

Augustus
IX

I

Juri
60

Tien jaar Hairy Shakers tijdens
Vierde Kamerlustrum DSK

Inmiddels is het alweer twintig jaar geleden dat de DSK-kamer van de
Biltstraat naar de Uithof verhuisde. En dat betekent dat dit jaar het Vierde
Kamerlustrum gevierd zal gaan worden. Het lustrum zal plaatsvinden van
dinsdag 26 september tot en met vrijdag 29 september 2000. In deze week zul-
len vele activiteiten georganiseerd worden, allemaal in het kader van het thema
\'Coq ä la Bière\'. Het hoogtepunt van het lustrum moet het lustrumfeest op don-
derdag 28 september worden. En wij zijn er trots op u te mogen presenteren:

10 jaar Hairy Shakers: Bier en Spelen!

Een paar nummers terug was de vooraankondiging er al, de Hairy Shakers be-
staan tien jaar en dat moet gevierd worden. Donderdag 28 september is het
dan zover dat opnieuw het Hoofdgebouw van de Faculteit toneel is van een
spetterend optreden. Het Vierde Kamer-lustrum der DSK \'Coq è la bière\' is
het thema waarmee het feest aangekleed zal worden.

Kopstukken uit de Nederlandse muziekwereld zijn reeds benaderd en zullen wel-
licht acte de présence geven. Echter, het blijven artiesten. In de mssentijd zijn de
Shakers hard bezig met de voorbereiding op dit optreden, nieuwe nummers, uit-
dossingen, podiumacts en andere verrassingen zullen deze avond tot een memo-
rabel geheel maken. Zij die de
Shakers nog van vroeger kennen mogen op deze
avond zeker niet ontbreken. De bierpompen gaan los vanaf 22.00 uur. Trek een
Vet-Inn kloffie aan en zorg datje vrijdag 29 september niet hoeft te werken want
het feest zal doorgaan tot in de kleine uurtjes.
\'Kom wat later, heb je een kater.\'

Algemeen directeur Gezondheidsdienst treedt terug

Dr. P.W. de Leeuw, algemeen directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren, heeft op 1 september 2000 zijn
functie neergelegd. Op verzoeli van het Bestuur van de Gezondheidsdienst blijft hij wel deel uitmal^en van de di-
rectie van de Gezondheidsdienst.

De heer De Leeuw heeft vanaf 1995 leiding gegeven aan de landelijke Gezondheidsdienst voor Dieren. Daarvoor was hij
bijna acht jaar directeur van de overkoepelende Stichting Gezondheidszorg voor Dieren in Den Haag. Nu de
Gezondheidsdienst opnieuw gereorganiseerd wordt en weer een volgende fase ingaat, acht de heer De Leeuw het beter dat
er ook een nieuwe eindverantwoordelijke directeur aantreedt. Het Bestuur van de Gezondheidsdienst zal op zo kort moge-
lijke termijn voorzien in de vacature die ontstaat door het terugtreden van de heer De Leeuw.

-ocr page 199-

m

Opening Huis Laméris

Op 27 mei 2000 vond te Warffum, door de heer Anton van Hooff, directeur van
Burgers Zoo in Arnhem, de feestelijke opening plaats van het gerestaureerde
huis, dat de Rijksveearts K.J. Laméris in 1887 aan de Hoofdstraat 21 had laten
bouwen. Vanuit dit pand werd door hem tot 1912 praktijk uitgeoefend.

Wie was Laméris?

Komelis Jacobus Laméris werd op 26
september 1840 als zoon van een
schoolmeester geboren te Sebalde-
buren, Gemeente Grootegast. Hij stu-
deerde van 1858 tot 1862 aan de Rijks-
veeartsenijschool in Utrecht en ves-
tigde zich in Warffum als gediplomeerd
Rijksveearts, welk beroep hij uitoe-
fende van 11 juli 1862 tot 11 juli 1912.
Hij was vooral bekend als paardenarts.
Hij trouwde met Jacoba Werkman, ge-
boren 23 februari 1838 te Warffum en
aldaar overleden op 29 november
1909. Het echtpaar kreeg een dochter-
tje, dat echter na een halfjaar overleed.
Laméris was in Warffum en omgeving
algemeen respecteerd. Hij nam in de
dorpsgemeenschap een belangrijke
plaats in. Zijn koets met schimmel er-
voor was een bekende verschijning
(zie foto).

Van de Afdeling Groningen/Drenthe
der Maatschappij der Bevordering der
Veeartsenijkunde in Nederland was hij
jarenlang voorzitter. Tijdens de vie-
ring van het 50-jarige bestaan ervan in
1892 hield hij als voorzitter een gloed-
volle rede.

Met een feest, waaronder een diner,
beëindigde Laméris op 11 juli 1912 zijn
periode van 50 jaar Rijksveearts. Bij die
gelegenheid werd hem de onderschei-
ding Ridder in de Orde van Oranje

Nassau door de Directeur Generaal van
Landbouw op de borst gespeld.
Hij bleef echter nog voorzitter van de
Afdeling Groningen/Drenthe, want op
30 januari 1916 werd een door hem en
de secretaris H.A. Kroes ondertekende
brief verzonden via het Hoofdbestuur
naar de Directeur Generaal van de
Landbouw te \'s-Gravenhage. In deze
brief wordt de wens geuit dat een on-
derzoek zou worden ingesteld naar het
voorkomen en de behandeling van de
Sclero-stomiasis bij veulens,
\'welke
ziekte in sommige streken van de pro-
vincie Groningen een dergelijke uit-
breiding heeft verkregen, dat naar de
mening van derzakenkundige veeart-
sen hierdoor de paardenfokkerij ern-
stig wordt bedreigd\'.

Fonds )aco

Laméris overleed op 7 september 1916.
Voor zijn overlijden had hij de oprich-
ting van het Fonds Jaco aangekondigd.
Bij testament legateerde hij daaraan
ƒ 10.000,-. De inkomsten dienden te
worden besteed voor de bevordering
van de beschaving en ontwikkeling van
de volksklassen in de gemeente Warf-
fum en
\'die te zoeken in een richting,
leidende tot een blijmoedige, geze-
gende en ruime wereldbeschouwing\'.
Het fonds bestaat nog steeds. De
Warffumer gemeenschap heeft er door
de jaren heen veel profijt van gehad.

Openluchtmuseum

Het verwaarloosde pand werd in 1989
door het Openluchtmuseum \'Het
Hoogeland\' te Warffum verworven

-ocr page 200-

■fcotnclue Jacobus tamitie.

n Hit 18*2. • > u Jail im.

Spijshaart.
■ -"

Itonin^mL-voep.
IPutcUtu.
Xractc (Kliuiln met imtt woncltlM.

CxTcifKUcBaas en Qomolteit botcr.
ttonDCTt»«« «1« 6l«r»e jtoeiiteii.
1uK>3«e}CTlUKii mn «atitiatixkii.
Kmtc »0|Ki» 0(1 MMCbc wttje-
ponlacdcit.
Sflgclcgl^ vracMcn.

*tisp6U.
«umcMiu pntOlBa.
Vanllte l|>.
Oracbten.
ScMnt.

Kopie van menu tijdens afsciieidsdlner.

met de bedoeling het in de oorspronke-
lijke staat terug te brengen. De bouwte-
keningen bleken nog aanwezig te zijn!
Een commissie van advies, ingesteld
door de Afdeling Groningen/Drenthe,
van de KNMvD gaf waardevolle ad-
viezen zowel over de restauratie als de
inrichting. De laatste noodzakelijke in-
strumenten, flessen, boeken, enzo-
voort, werden onder andere verkregen
door het plaatsen van een oproep in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 122.
Hierop werden veel reacties ontvan-
gen. In 1998 kwam ook in financieel
opzicht alles rond en kon de aannemer
met de restauratie beginnen, met als
uiteindelijk resultaat de opening van
het pand op 27 mei van dit jaar.
Na de opening maakten de vele genodig-
den van de gelegenheid gebruik om het
in oude glorie herstelde pand met werk-
kamer, koetshuis en stallen te bekijken.

J.S. van der Kamp

Openluchtmuseum Het Hooge Land, Schoolstraat 4, Warffiim, telefoon: 0535 ■ 422233. Openingstijden: dinsdag tot en met zaterdag io-17 uur, zondag 13-17 uur.

Veterinair
Organisatiebreau
voor uitvoerende
praktijkzaken

Veterinair Organisatiebureau Ani-
maux is een nieuwe organisatie binnen
de veterinaire branche, het bureau richt
zich op uitvoerende werkzaamheden
op het gebied van management- en
Public Relations activiteiten in de die-
renartsenpraktijk en bemiddeling van
(para)veterinair personeel. Maar ook
de deskundige hulp die Animaux bij
het tijdrovende maar zinvolle certifi-
ceringproces kan bieden, is voor veel
praktijken een uitkomst.

Voor een nadere kennismaking kunt u
contact opnemen met het bureau:
(035) 6239479.

-ocr page 201-

In Duitsland heerst momenteel grote
verontwaardiging over de maatregelen
die zijn genomen om Pitbulls, Ame-
rican Staffordshire Terriërs en Staf-
fordshire Bull Terriërs te laten ver-
dwijnen. Men is bang dat een jacht
ontstaat op deze honden, look alikes en
dat andere hondenrassen aan de lijst
zullen worden toegevoegd. Agressivi-
teit en bijten is bovendien niet voorbe-
houden aan bepaalde rassen; opvoe-
ding van en omgang met de hond
hebben daar meer invloed op.

Sociale honden bijten niet

Het Platform Preventie Hondenbeten
bestaat uit: de Nederlandse Vereniging
tot Bescherming van Dieren, de Vere-
niging Landelijk Organisatie Dibevo,
de Bond tot Bescherming van Honden,
de Raad van Beheer op Kynologische
Gebied in Nederland, de Federatie
Hondensport Nederland, de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en het Platform Ver-
antwoord Huisdierenbezit. Dit platform
heeft in 1999 op verzoek van minister
Brinkhorst van Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij de nota \'Sociale hon-
den bijten niet\' opgesteld. Deze nota
biedt een goede basis voor een beleid
dat gericht is op het voorkomen van
hondenbeten. Dit beleid moet een com-
binatie zijn van goede voorlichting, ver-
antwoorde omgang met honden, een
goed fokbeleid en algehele identificatie
en registratie.

Amersfoort, 2 augustus 2000-Het Platform Preventie Hondenbeten maakt zich
ernstige zorgen over de benarde situatie van bepaalde hondenrassen in
Duitsland. Na een aantal ernstige bijtincidenten heeft de Duitse overheid be-
sloten om rassen die zij beschouwt als agressief, volledig te verbieden. Honden
van deze rassen zuilen worden afgemaakt. In Nederland heeft de hondensector
samen met minister Brinkhorst beleid ontwikkeld ter preventie van honden-
beten. Dit beleid kan voorkomen dat dieronvriendelijke maatregelen zoals in
Duitsland worden getroffen en is bovendien effectiever bij de bestrijding van
hondenbeten. Vandaag heeft het Platform Preventie Hondenbeten de minister
verzocht om zijn Duitse ambtgenoot te wijzen op dit preventiebeleid.

Maatregelen om bijtincidenten zoveel
mogelijk vóór te zijn, hebben de aan-
dacht in meerdere Europese landen.
Daarom vraagt het Platform van mi-
nister Brinkhorst dit onderwerp niet al-
leen in Duitsland aan te kaarten, maar
tevens op de Europese agenda te plaat-
sen.

Platform Preventie Hondenbeten bezorgd

Hondenklimaat in Duitsland benard

Genomineerden Jaarprijs Tijdschrift
voor Diergeneeskunde 1999

Per abuis is bij de vermelding van de genomineerden voor de Jaarprijs
Tijdschrift voor Diergeneeskunde 1999, in het nummer van 15 augustus,
een naam weggevallen.

Het gaat om het artikel \'Aviaire leucose een oud probleem in een nieuw
jasje: diagnostische mogelijkheden en beperkingen\' van W.L. Landman
(Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 496-502). Tweede auteur bij dit arti-
kel is G. Koch.

De redactie

VEDI AS-I nfo Special

Zoals ieder jaar zal ook in 2000
VEDIAS-Info nummer 4 een Spe-
cial zijn. De VEDIAS-Info Spe-
cial is een uitgave van het vereni-
gingsblad welke aan alle prak-
tijkadressen wordt verzonden.
Vaak wordt gedacht dat als men
de Info-Special op de praktijk ont-
vangt de praktijk lid is van de VE-
DIAS, dit is een misverstand. Een
praktijk kan niet lid zijn, je kunt
lid zijn van VEDIAS als je werk-
zaam bent of bent geweest als die-
renartsassistent(e) of een oplei-
ding hiertoe volgt.

De VEDIAS-Info Special wordt
naar alle praktijken gestuurd om
de dierenarts en met name de die-
renartsassistent(e), welke nog niet
lid is, kennis te laten maken met
dé beroepsvereniging van de die-
renartsassistenten. Via de werk-
plek en de opleidingen is het voor
de VEDIAS van groot belang om
de potentiële aspirant leden te be-
naderen. Hierbij dus het verzoek
aan de werkgever om de VE-
DIAS-Info Special aan zijn/haar
werknemer te geven.

De VEDIAS-Info Special 2000
zal dit keer een bijzondere uitgave
zijn. Niet alleen om een indruk te
geven van het verenigingsblad
wat vijf keer per jaar verschijnt
maar ook om u en uw cliënten te
attenderen op de Nationale Dier-
enartsassistenten-dag.

Dit jaar zal op dinsdag 10 oktober
de tweede Nationale Dierenarts-
assistenten-dag zijn. Om deze dag
ook bekendheid te geven bij uw
cliënten, zal in de Info-Special
een poster in het midden zitten die
in uw wachtkamer opgehangen
kan worden. Uit deze poster zal
blijken hoe allround en onmisbaar
de dierenartsassistent(e) is. Naast
uw waardering zal uw assistent(e)
ook gecharmeerd zijn van de
waardering van uw cliënten.

De VEDIAS-Info Special zal de
tweede helft van september uitko-
men.

-ocr page 202-

Maatschappelijke veranderingen in een
democratisch stelsel worden bepaald
door vele belangengroepen en daarom
gaan ze langzaam. De Maatschappij
voor Diergeneeskunde heefl (te) lang
haar standpunt van de allround totaal-
bevoegd praktiserend dierenarts over-
eind willen houden, terwijl de gespe-
cialiseerde dierhouders al (te) lang
zaten te wachten op diersoort gespecia-
liseerde veterinaire deskundigen.
Tegen het officiële standpunt in - en
zonder dat we er zelf op uit waren en
zonder dat we een officiële erkenning
laat staan een bordje op de praktijk-
deur hadden - benoemden de gespecia-
liseerde dierhouders een aantal van
ons tot specialisten.

Specialisten avant la lettre

Zo werd Pim Stam \'duivenspecialist\' en
Dirk Mulder uit Voorst de eerste paar-
dendierenarts na de Tweede Wereld-
oorlog. Wiel Laveaux had in Brabant de
naam. Wim Verhaar, Piet den Hartog en
ondergetekende waren de nieuw opko-
mende paardenpractici.
De Faculteit der Diergeneeskunde le-
verde geen diersoortgerichte specialis-
ten af, omdat ze vasthield aan vakge-
richt specialisme. Maar bekende vak-
specialisten als Numans, Wintzer, Ne-
meth. Kersjes, Dik en Lagerweij van
de Vakgroep Heelkunde der Grote
Huisdieren en Wagenaar, Kroneman,
Kalsbeek, Breukink en Binkhorst van
Interne Ziekten, hebben wel heel veel
bijgedragen aan de geneeskunde van
het opkomende sportpaard.

E. OfFereins

De eerste paardendierenartsen hebben de nascholingscursus \'Erkende
Paardendierenarts\' gelopen. Paardendierenartsen bestonden er ook al in het
begin van de vorige eeuw. Hun titel was \'officier paardenarts bij de cavalerie\'.
Toen de cavalerie de paarden inruilde voor mechanische tractie, stierf de ge-
neratie paardendierenartsen uit. En in de tweede helft van de 20® eeuw waren
er geen paardenartsen meer.

Paardengeneeskundige ontwikkelingen in de 20^ eeuw

\'Horse minded\' practici

Wij paardenartsen hadden de tijd mee:
paardensport werd een volkssport en
wij hadden Hirschfeld nog als leer-
meester gehad, die ons had voorgehou-
den dat voor succes in de praktijk de
dierenarts \'animal minded\' moest zijn.
De diersoort paard vereist een speci-
fieke benadering en gebruikers - fok-
kers en eigenaren - van deze species
wilden voor hun dieren artsen die
\'horse minded\' waren. Dat begreep de
praktijk eerder dan het onderwijs en de
Maatschappij voor Diergeneeskunde.

De praktijk begreep eerder dan het
onderwijs en de Maatschappij
dat er behoefte was aan
paardendierenartsen.

Ik was zo\'n \'horse-minded\' practicus
en met mij nog een tiental collega\'s.
Maar waar moesten we onze kennis en
vaardigheid opdoen in 1960? We had-
den een gedegen stuk basiskennis
meegekregen, maar een intraveneuze
injectie hadden we - hoewel zien doen
- nog nooit zelf toegediend.
Een castratie van een driejarige hengst
was een groot gebeuren in de kliniek
van Numans, waar we op afstand naar
mochten kijken: liggend, open, half be-
dekt en met een gebrekkige anesthesie
(maar gelukkig ondersteund door sterke
kerels). Slechts één van ons kon het van
dichtbij bekijken, omdat hij de ecraseur
een paar minuten mocht vasthouden.
Lokale geleidingsanesthesie ten be-
hoeve van het kreupelheidsonder-
zoek. .. daar hadden we iets over gele-
zen, een aantal keren zien doen, maar
nooit zelf uitgevoerd. Niemand van
ons had in 1958 een ramus digitalis ge-
traceerd. En een gewrichtspunctie?
We hebben onszelf moeten bijscholen.

-ocr page 203-

Buitenlandse vakbladen waren daarbij
een welkome ondersteuning. Het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde was in
die tijd allerminst praktijkvriendelijk.
Ons omringende landen publiceerden
veel praktij kgerichter.

Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde

was in die tijd allerminst
praktijkvriendelijk, in tegenstelling tot
sommige buitenlandse vakbladen.

Koliek

Koliek bij het paard was in het begin van
de tweede helft van de vorige eeuw nog
een aandoening waarbij je - na een nacht
in touw geweest te zijn - je onmacht en
onkunde moest erkennen. De aandoe-
ning kwam echter veel voor in die tijd.
Keuterboeren en kleine paardenliefheb-
bers begonnen vaak een manege met
pony\'s en paarden van de Paardenmarkt
in Utrecht. Doordat het meestal armoe
troef was, werd alles wat eetbaar was
gevoerd: veilingafval, spmiten, kool,
spinazie, sla en oud brood.
In 1964 kwam ik voor het eerst bij een
kleine boer in Soest, die rijlessen gaf
op slachtpaarden en pony\'s in een af-
gedankte circustent van Boltini; een
driemaster waar tussendoor gereden
moest worden. Nu staan er bijna twee-
honderd paarden in boxen en er wordt
gereden in twee grote binnenmaneges
en een paar grote buitenbakken. Een
springtuin completeert de florissant lo-
pende zaak, die daarnaast misschien
wel het meest bekostigd wordt door de
omzet die de kantine draait. Dat is niet
erg, want paardensport is een sociale
volkssport geworden en dat is goed
voor ons beroep. Er is geen bedrijf
waar ik zoveel ervaring heb opgedaan
met koliek als op deze manege.

Het is goed voor ons beroep
dat de paardensport een sociale
volkssport is geworden.

Buikpunctie, voor het eerst een trocard
in een paardenlijf steken, rollen en rec-
tale klysma\'s ...al doende leert men.
Wat ik in die tijd misschien wel het
beste geleerd heb, is het observeren
van het vrije paard met koliek in een
grote mimte (binnenbak).
Ik ben ervan overtuigd dat ik daarmee
zelfs (beginnende) liggingsverande-
ringen spontaan \'kon zien genezen\'.
We hadden geleerd dat er in die grote
paardenbuik met zijn aparte maag-
darmstelsel van alles mis kon gaan.
Therapeutisch waren onze mogelijkhe-
den echter zeer beperkt. Met anti-spas-
molytica, pijnstillers en laxeermidde-
len konden we de last wat verlichten of
met drastica uit onmacht een alles-of-
niets-poging riskeren. Doormodderen
tot het moment waarop over slachten,
laten doodgaan of euthanasie een be-
slissing moest worden genomen. Dat
was onbevredigend en fmstrerend.
Geleidelijk aan ontwikkelden zich be-
tere anesthesie- en chirurgietechnie-
ken. Hierdoor werden de mogelijkhe-
den om met succes weke-delen-chi-
rurgie in de paardenbuik uit te voeren,
aanmerkelijk groter.

Doormodderen tot je een beslissing
moest nemen over slachten,
laten doodgaan of euthanasie,
was onbevredigend en frustrerend.

Aanvankelijk werden de koliekopera-
ties in ons land uitsluitend uitgevoerd
in de kliniek van de Faculteit der
Diergeneeskunde. Het teleurstellende
was echter dat succes jammer genoeg
meestal uitbleef

Mijns inziens had dat twee oorzaken.
In de eerste plaats door miskenning
van de paardenartsen in de eerste lijn,
die met gedegen basisonderzoek en
een grote kennis en ervaring van de
normale fysiologie en het gedrag van
het paard al bij het eerste consult \'wis-
ten\' of \'voelden\': \'Deze heeft alleen
maar een kans op overleven als hij zo
snel mogelijk wordt opengemaakt\',
zonder dat een exacte diagnose gesteld
kon worden. Maar dat gebeurde niet
om vermelde reden.
De andere oorzaak lag in het feit dat de
vakspecialisten van interne en chimrgie
in de aanloopperiode naar succesvolle
buikchimrgie niet op één lijn zaten.
Vandaag de dag is de ingreep voor veel
koliekpaarden levensreddend en dat is
voor de gezondheidszorg van het
paard een enorme vooruitgang, die ge-
boekt is in de laatste decennia van de

-ocr page 204-

vorige eeuw. Hierin lieeft met name
Bemard Huskamp van de Kliniek in
Hochmoor een voortrekkersrol ge-
speeld.

Diagnostische beeldvorming

Een verdere geweldige sprong voor-
waarts voor de gezondheidszorg van
het paard was de mogelijkheid beeld-
vormende technieken toe te passen
in de paardengeneeskunde. Diagnos-
tische mogelijkheden die de preven-
tieve en curatieve geneeskunde van het
paard geweldige nieuwe mogelijkhe-
den en kansen boden.
In de jaren \'60 heette het nog röntgeno-
logie. C.C. was onze leermeester, hij
was het die mij hielp het eerste röntgen-
apparaat in de praktijk te plaatsen. Het
was één van de Pickers, die door de
Amerikanen uit het vliegtuig gedropt
werden. Als ze recht overeind gezet
werden, kon je er röntgenfoto\'s van
hele goede kwaliteit mee maken. Zelfs
van (voor die tijd) moeilijke locaties,
zoals het achterkniegewricht bij het
paard en de nekwervels. Ik nam het ap-
paraat over van een röntgenoloog uit
Utrecht.

Kees Dik is - denk ik - de man die de
technieken geperfectioneerd heeft tot
de modeme diagnostische en thera-
peutische ondersteuning. En het werk
van Dik ten behoeve van de fokkerij
heeft Nederland in de wereld een voor-
aanstaande plaats bezorgd. Dankzij
hem is veel bekend geworden over de
prognose met betrekking tot erfelijke
beengebreken en kreupelheidsrisico\'s
op grond van röntgenologisch onder-
zoek. Het is ook de verdienste van Dik
dat de kwaliteit van de röntgenfoto\'s
en een uniformere beoordeling daar-
van in de praktijk sterk verbeterden.

Nederland heeft een vooraanstaande
plaats in de wereld op het gebied van
de diagnostische beeldvorming
van erfelijke gebreken en
kreupelheidsrisico \'s.

Een betere diagnose geeft meer en be-
tere kansen op een succesvolle thera-
pie. Operabele, röntgenologisch gedia-
gnosticeerde oorzaken moesten opge-
lost worden. Daarvoor moest onze pa-
tiënt het paard wel in de meest onna-
tuurlijke houdingen geplaatst en ge-
fixeerd kunnen worden.
Ik schafte in Nederland in 1976 de eer-
ste hydraulische en kantelbare opera-
tietafel aan, waarbij we de patiënt in
alle mogelijke houdingen konden fixe-
ren.

Osteosynthese, arthroscopie en scopie
van vrijwel alle holtes deden hun in-
trede, evenals kijkoperaties in vrijwel

alle structuren. Met name deze tech-
nieken hebben de geneeskunde van het
sportpaard een grote impuls gegeven.
De echografie - in de laatste decennia
van de vorige eeuw een alledaagse dia-
gnostische techniek geworden - gaf
ons meer inzicht in de weke delen van
het locomotieapparaat.

Fertiliteit en reproductie

Een grote ontwikkeling vond de laatste
vijftig jaar plaats op het gebied van
fertiliteit en reproductie. Kunstmatige
inseminatie bij het paard kwam tot
ontwikkeling. Hier dient met name
collega Van der Holst genoemd te
worden. En ook kwam in de tweede
helft van de 20^ eeuw de sectio ceasa-
rea bij het paard in zwang.
De farmaceutische industrie bracht tal-
rijke hormonale specialité\'s op de
markt die invloed hadden op het man-
nelijk en vrouwelijk geslachtsappa-
raat. Maar zo zeker als de indicaties
waren, zo onzeker waren meestal de
resultaten.

De echte ommekeer kwam toen we
leerden \'opvoelen\': rectaal de ontwik-
keling van de eicel en de eisprong kon-
den voorspellen en met dezelfde tech-
niek vroegtijdig de dracht en twee-
lingdracht konden vaststellen. Wage-
naar en Van den Berg publiceerden
daar in 1943 reeds over in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde (num-
mer 70, 1943- 1945, pagina 183).
Wim Jaarsveld, Wim van Leeuwen en
Giel van der Wal waren practici die in
dit specialisme het voortouw hebben
genomen. De fokkerij van het modeme,
West-Europese sportpaard kreeg daar-
door een geweldige impuls. Drachfig-
heidspercentages schoten omhoog en
tweelingdrachten, vaak met fatale af-
loop, verminderden sterk.
Echografie kon het \'opvoelen\' in beeld
brengen en bevestigen. Heden ten dage
is het onmisbare kennis en zijn het on-
misbare technieken voor de paarden-
practicus in de praktijk, die verworven
zijn in de 20® eeuw.

Toen we eenmaal konden \'opvoelen\',
schoten de drachtigheidspercentages
omhoog en nam het aantal
tweelingdrachten sterk af.

Embryotransplantatie is de laatste ont-
wikkeling en klonen een fiituristische
mogelijkheid voor het fokken van
sportpaarden.

-ocr page 205-

Nederlandse Vereniging voor Paar-
denpractici

Structuur in de organisatorische ont-
wikkeling naar specialisatie in de ge-
neeskunde van het paard werd aange-
bracht met de oprichting van de Ne-
derlandse Vereniging voor Paarden-
practici in 1971. Initiator, actief be-
stuurslid, erelid en nog steeds actief be-
trokkene, professor Gerard Wagenaar,
heeft hierin een voortrekkersrol ge-
speeld. De vereniging ging later over in
de Groep Paardenpractici en heet thans
Groep Geneeskunde van het Paard.
Doordat er in het huishoudelijk regle-
ment van de vereniging geen reguliere
wisseling van de voorzitter was gere-
geld, kon het gebeuren dat de eerste
voorzitter - Folkert van der Veen , de
draversspecialist - veertien jaar bleef
zitten. Dat dit door de vereniging geac-
cepteerd werd, bewijst zijn kwaliteit
als autoritair voorzitter.
De vraag naar specialisatie, zowel van
de kant van de cliëntèle als vanuit de
Groep, leidde middenjaren \'80 tot een
concept aan eisen die gesteld dienden
te worden aan de paardenpracticus
(specialist). De ontwikkelingen naar
specialisatie in de diergeneeskunde
waren in die tijd echter volledig ge-
richt op vakspecialisatie. Dit leidde er
uiteindelijk toe dat er slechts drie spe-
cialismen werden erkend in de genees-
kunde van het paard: chirurgie, interne
en fertiliteit (reproductie).
Hoewel deze ontwikkeling naar vakspe-
cialisten absoluut een duidelijke, posi-
tieve invloed heeft gehad op de genees-
kunde van het paard, bleef toch voor de
praktijk de behoefte bestaan aan \'paar-
dendierenartsen\' en \'paardenkeurings-
dierenartsen\', specialismen die het da-
gelijks belang van de cliëntèle dienen.

In de praktijk bleef ondanks de
instelling van specialismen, behoefte
bestaan aan \'paardendierenartsen\'
die het dagelijks belang van de
cliënten dienden.

Het is verheugend te zien dat die prak-
tijkgerichte vakbekwaamheden recent
door een erkenning bevestigd werden.
Die sub-specialismen binnen de ge-
neeskunde van het paard sluiten van-
zelfsprekend goed aan bij de ontwik-
kelingen die zich hebben voltrokken
bij de andere diersoorten. Varkens,
runderen en pluimvee hebben ook hun
specialisten.

Stokpaardje

Waar deze ontwikkeling in de dierge-
neeskunde aanvankelijk moeizaam
door de Maatschappij voor Dierge-
neeskunde geaccepteerd, later bege-
leid en thans gestimuleerd wordt, is het
logisch dat ook het onderwijs zijn vak-
gerichte stokpaardje moet prijsgeven.
Zo uniek als de mens is, zo uniek zijn de
hond, het varken, de kip en het paard.
Diergeneeskunde moet daarom gericht
zijn op de verschillende diersoorten.
Derhalve moeten er \'paardendierenart-
sen\' zijn en voor de tweede en derde
lijn paarden(vak)specialisten.
Het is goed voor de geneeskunde van
het paard dat die ontwikkeling zich
ook binnen het onderwijs aan het vol-
tooien is. De vraag is of aan het hoofd
van zo\'n onderwijssysteem een vak-
specialist moet staan. Een \'paarden-
dierenarts\' ware misschien beter.

Ik ben me ervan bewust dat ik
grote namen uit het onderwijs en
in de praktijken in de periferie
van ons land niet heb genoemd
in het proces zoals ik geschetst
heb. Collega\'s die zich daardoor
tekort gedaan voelen, bied ik
mijn verontschuldiging aan.

Literatuur

1. Hu.skamp B, and Verhaar WM. Partial exci-
sion of the stifle meniscus in the horse.
Prakt Tierartz 1997; 58: 9, 627-28, 630,
639,4 ref

2. Offereins E. Experiences with a ling-acting
glucocorticoid (a dexamethasone ester) in
equine practice. Praktische-Tierarzt 1976;
57:417-8.

3. Numans SR, and Watering CC van der.
Navicular disease: podotrochlitis chronica
aseptica podotrochlosis. Equine Vet J 1973;
5: 1-6; Discussion p.7.

4. Dammrich K, Schehitz H, and Wintzer HJ.
Current views of navicular disease in hor-
ses. Berl Munch Tierarztl Wochenschr
1983; 96: 9,293-96,299-302; 29 ref

5. Kersjes AW, Nemeth F, and Rutgers LJE.
A colour atlas of large animal surgery.
Wolfe Medical Publications. 1985; vi 143
pp; 516 flg. London W1P 6HE, UK.

6. Nemeth F. Contracted tendons in the foal.
Prakt Tierarzt 1976; 57: 180-1.

7. Kersjes AW. Sale examniation, in particular
the importance of radiographs (horse). Prakt
Tierarzt 1983;64: 189-92,194, lOref

8. Firth EC, Dik KJ, Goedgebuure SA,
Hagens FM, Verberne LRM, Merkens HW,
and Kersjes AW. Polyarthritis and bone in-
fection in foals. Zentralbl fur Veterinarmed
1980; 27B: 102-24; 21 ref

9. Kersjes AW, and Bras GE. The surgical tre-
atment of ileus in the horse. Tijdschr Dier-
geneeskd 1973; 98:968-74.

10. Bos H, Meij GJW van der, Dik KJ, and

Meij GJW van der. Heredity of navicular
disease. Tijdschr Diergeneeskd 1986: 111:
490-4,9 ref

11. Wagenaar G, and Kroneman J. Cardiovas-
ular disease. Equine diseases (edited by
H.J. Wintzer. 1986; 47-88, many ref, 26
flg., Berlin, German federal Republic, Paul
Parey.

12. Kalsbeek HC. Indications for surgical inter-
vention in equine colic. J S Afr Vet Assoc
1975; 46: 101-5.

13. Sloet Oldruitenborgh-Oosterbaan MM van,
Wensing T, and Breukink HJ. Blood lactate
concentrations as an aid to evaluatinf fit-
ness and state of training of horses. IVth
International Symposium of Veterinary
Laboratory Diagnosticians. 2-6 June 1986.
Abstracts. 1986; 227-30,6 ref Amsterdam,
the Netheriands.

14. Binkhorst GJ. The ataxia syndrome in
young horses. Thesis. 1976; 144 pp, 151
ref Proefschrift, Faculteit der Diergenees-
kunde, RU Utrecht.

15. Huskamp B. Torsion of the large colon in
the horse (Torsio coli ascendentis). Animal
models for intestinal disease (edited by C.J.
Pfeiffer). 1985; 197-204: Library: BL
85/25866. Baco Raton. Florida 33431,
USA; CRC Press.

16. Bonfig H, and Huskamp B. Treatment of
the displacement of the large colon into the
splenorenal space. Pferdeheilkunde 1986;
2:243-48,250-1, 18 ref

17. Hoist W van der, Laar PH van, and Olden-
kamp EP. Prolonges spring oestrus in
mares: the use of progestogens with speci-
fic reference to proligestone. Theriogenolo-
gy 1985;24:609-17,20 ref

18. Bois CHW de, Nitschelm D, Hoist W van
der, and Keller H. Reproductive diseases in
the mare and stallion. Equine diseases (edi-
ted by H.J. Wintzer). 1986; 161-2l3,many
ref, 5 pi. Berlin, German Federal Republic,
Paul Parey.

19. Ketelaars HCJ, Dieten JSMM van, and
Lagerweij E. Guaiacol glyceryl ether
(guaifenesin) in horses and ponies. I.
Pharmacokinetics after a single i/v injec-
tion. Berl Munch Tierarztl Wochenschr
1979;92:211-4, lOref

20. Watering CC van de, and Morgan JP. Chip
fractures as a radiologic finding in navicu-
lar disease of the horse. J Am Vet Radiol
Socl975;16: 206-10.

21. Zweers AD en Dik KJ. De diagnostische
betekenis van de \'skyline\' opname ten be-
hoeve van het röntgenologisch onderzoek
van het straalbeen van het paard. Tijdschr
Diergeneeskd 1988; 113 (5): 260-9.

22. Breukink HJ. De veterinaire controle bij sa-
mengestelde wedstrijden. Tijdschr Dierge-
neeskd 1971; 96 : 1383-92.

23. Dik KJ, Nemeth F en Merkens HW. Radio-
logisch klinische beschouwingen betref-
fende podotrochleose. Tijdschr Dierge-
neeskd 1978; 103: 788-97.

24. Hartog P den en Velde LF van de. Opera-
tieve behandeling van een caecum abces bij
een WPN merrie. Tijdschr Diergeneeskd
1983; 108: 107-8.

25. Kalsbeek HC. Koliek bij het paard.
Tijdschr Diergeneeskd 1970; 95:429-37.

26. Kroneman J. De diagnostische betekenis
van het electrocardiogram bij het paard.
Tijdschr Diergeneekd 1980; 105: 1019-25.

27. Leeuwen W van. Het drachtigheidsonder-
zoek bij de merrie. Tijdschr Diergeneeskd
1973;98:483-91.

-ocr page 206-

Congressen en cursüssen

Symposium Paratuberculose - status 2000

In september 2000 is het vrijwillige Paratuberculoseprogramma (PPN) van
start gegaan. Op basis van de verschillende onderzoeksresultaten die gedu-
rende de afgelopen jaren door instituten in Nederland zijn verricht, wordt op
donderdag 5 oktober 2000 het symposium \'Paratuberculose - status 2000\' gehou-
den in het Androclusgebouw, Collegezaal ClOl op de Uithof in Utrecht. Ook de
komende jaren zullen er landelijke onderzoeksinspanningen worden gedaan
om de aanpak van paratuberculose te kunnen verbeteren. De Faculteit der
Diergeneeskunde (FdD), het ID-Lelystad, de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD), het RIVM en het NIZO zijn betrokken instituten die allen vertegenwoor-
digd zijn in de Commissie Onderzoek Paratuberculose. Het organiseren van het
symposium heeft mede als doel alle betrokkenen en belangstellenden inzicht te
geven in de huidige stand van zaken van het paratuberculose-onderzoek.

Het programma begint om 10.30 uur met
een welkomstwoord, waarna drs. J.A.M.
Muskens (GD) de resultaten van drie pa-
ratbc-prevalentiestudies bij Nederland-
se mndveebedrijven bespreekt. Dr. M.
Nielen (Wageningen Universiteit, Agra-
rische Bedrijfseconomie) presenteert
vervolgens het Simulatiemodel paratu-
berculose. Dr. J.W. Hesselink (GD) be-
spreekt het Paratuberculose Programma
Nederland: vrijwillig traject.
Na de lunch houdt drs. C. van Maanen
(GD) een lezing over \'Routine-diagnos-
tiek van paratuberculose: mogelijkhe-
den en beperkingen\'. Vervolgens be-
spreekt drs. F.G. van Zijderveld (ID-
Lelystad, afdeling Bacteriologie) \'Pa-
ratuberculose-onderzoek ID-Lelystad:
mogelijkheden voor diagnostiekverbe-
teringen\'. Dr. A.P. Koets (FdD) houdt
een lezing over \'Pathogenese onderzoek
ten dienste van de bestrijding van para-
tuberculose\'.

Na de pauze zijn er nog twee lezingen,
namelijk van dr. ir. H.J.W. van Roer-
mund (ID-Lelystad, afdeling epidemio-
logie) over \'Kwantificeren van de bin-
nen-bedrijf transmissie van paratu-
berculose: wat is de rol van infectieuze
kalveren?\' en van dr. D. van Soolingen
(RIVM) over \'Paratuberculose: ook een
bedreiging voor de mens?\'.
Rond een uur of vier is het voor de voor-
zitter van de stuurgroep paratubercu-
lose, H.A.J. Berends, tijd om conclusies
te trekken.

Aanmelden via de Gezondheidsdienst
voor Dieren te Drachten, mevrouw H.
Veenstra, faxnummer 0512 - 570849 of
via e-mail: H.Veenstra@gdvdieren.nl.
Aan deelname van het symposium zijn
geen kosten verbonden. Voor de lunch
en overige consumpties wordt f 15,- in
rekening gebracht.

AO cursus Davos

Van 3 tot en met 8 december 2000 vindt in het Zwiterse Davos de 72e
veterinaire AO cursus \'AO course in advanced techniques - small ani-
mals\' plaats. Er zijn tien cursusplaatsen beschikbaar voor Nederlandse
dierenartsen. Het cursusgeld bedraagt CHF 1600,-. De registratiedead-
line is 30 september 2000. Voor deze datum dient het cursusgeld vol-
daan te zijn.

Cursusboelges en inschrijfformulieren zijn verkrijgbaar via InstruVet
C.V, telefoon 0343 - 455400, fax: 0343 - 455422 of e-mail: info@in
struvet.nl.

Dit najaar:

nieuwe ICT-
cursussen voor
dierenartsen

Zoals u in het nieuwe PAO-D
boekje en elders in dit tijdschrift
kunt lezen zijn er drie nieuwe
ICT-cursussen ontwikkeld: \'ICT
voor starters\', \'Verder met ICT\'
en \'Uw eigen website\'. De cur-
sussen zijn het resultaat van een
samenwerking tussen de Facul-
teit der Diergeneeskunde, PAO-
D en de ICT-organisatle van de
KNMvD.

Geïnspireerd door de grote belang-
stelling voor de instructies tijdens
de Manifestatie ICT voor Dieren-
artsen op 1 april 2000, waren de
initiatiefnemers het snel met elkaar
eens over de lesstof en de tijd en
plaats van de cursussen. Drie zater-
dagen, van 10 tot 4, op de Faculteit,
gebruikmakend van de computer-
lokalen en de faciliteiten ter plek-
ke.

• Cursus A: ICT voor starters

op 23 september, over Word,
Windows en e-mail voor de
echte beginner(s),

• Cursus B: Verder met ICT

op 14 oktober, over e-mail en in-
temet en tips over Word, Excel
en PowerPoint.

• Cursus C: Uw eigen website
op 28 oktober, over het bouwen,
mooier maken en slim gebruik
van uw eigen site.

De lessen worden gegeven door
Margot Janssen van de Faculteit,
en Annelies Kroneman, Jan van Os
en Jan Klingen.

Het aantal deelnemers is beperkt
tot 16, en elke cursus zijn er ten-
minste twee docenten, dus er is
veel ruimte voor uw eigen vragen
en wensen.

Voor meer details: zie www.
knmvd.nl of het PAO-D boekje, of
bel of mail met de cursusleider
Jan@Klingen.nl, 0653 564480.
Op één zaterdag een stuk wijzer in
ICT, da\'s toch een mooie investe-
ring voor uw praktijk?

-ocr page 207-

Toepassing van röntgenologie bij bij-
zondere dieren

Woensdag 27 september 2000; 13.00 -
17.00 uur, Wageningen (00142). Cur-
susprijs ƒ450,-.

De drie onderstaand genoemde dier-
soorten zullen de revue passeren. Van
elke categorie worden de opnametech-
niek, het normaalbeeld en een aantal
frequent voorkomende afwijkingen
behandeld.

Knaagdieren/Lagomorfa, met name
konijn en cavia:

Afwijkingen: schedel (abces met of
zonder botafwijkingen, haken op kie-
zen), thorax (pneumonie, pyothorax),
abdomen (haarballen, ovariumcyste),
extremiteiten (luxatie, arthritis).
Vogels, met name papegaai:
sedatie, risicofracturen; afwijkingen:
emfyseem luchtzak, aspergillose, he-
patomegalie, kliermaagdilatatie, uraat-
kristallen, legnood, hernia ventralis,
sec. hyperparathyreoïdie, fractuur,
loodintoxicatie.

Reptielen: schildpad, slang, leguaan.
Afwijkingen: eieren, nutritieve hyper-
parathyreoïde, pneumonie, arthritis.
Docenten: drs. M.L. Schmidt en drs. L
Tiemessen, Specialisten Veterinaire
Radiologie.

Actuele voeding varken

Woensdag 20,27 september en 4 okto-
ber 2000, Wageningen (00314). Alle
dagen van 12.30 tot 20.00 uur. Cursus-
prijs ƒ 1250,-.

Een interactieve cursus, met behande-
ling van cases in groepen.
Cursusleider: prof dr. A.C. Beijnen,
Afdeling Voeding FdD. Docenten: dr.
H. Everts, dr. ing. Th. Schonewille
FdD.

Voor de permanente nascholing van de
Erkende Varkensdierenarts levert deze
cursus 30 punten op.

ICT voor starters

Windows, Word en e-mail voor de
echte beginner

Zaterdag 23 september 2000 van 10.00
tot 16.00 uur te Utrecht. Cursusprijs
ƒ490,-.

Doelgroep: dierenartsen die beginnen
met ICT in hun praktijk en een gede-
gen basis willen opdoen.
Vereiste voorkennis: geen.
Na de cursus:

• hebt u een goed beeld van de belang-
rijkste mogelijkheden van Windows;

• kunt u werken met vensters, werk-
balken, mappen, bestanden en de
Verkenner;

• kunt u met Word een eenvoudig do-
cument maken;

• hebt u enige handigheid in de op-
maak van teksten; kunt u \'knippen\',
\'plakken\' en printen; hebt u enig in-
zicht in hoe e-mail werkt; kunt u
zelf e-mailen, met attachment!

Cursusleider: ir. J. Klingen, manager
ICT-organisatie van de KNMvD. Do-
centen: drs. A. Kroneman en ir. J.
Klingen, ICT-organisatie van de
KNMvD.

NB: ICT voor starters is één van de
drie cursussen die vanaf najaar 2000
worden georganiseerd door PAOD in
samenwerking met de Faculteit der
Diergeneeskunde en de KNMvD. Met
deze cursussen willen we een bijdrage
leveren aan het gebruik van ICT door
de Nederlandse dierenartsen.

\'Êmmm

UierGezondheidsModule (UGM)

In samenwerking met Synapses IT or-
ganiseert PAO-D op:
5 september 09.00 - 13.00 uur; 19 sep-
tember 13.00 - 17.00 uur (00240); en
donderdag 14 en donderdag 28 septem-
ber 2000; 09.00 - 13.00 uur (00241)
Deventer. Cursusprijs ƒ 740,-.

De UierGezondheidsModule sluit aan
op de Gezondheidsplanner mastitis
van LTO Nederland. Het programma
berekent de primaire en secundaire ui-
ergezondheid kengetallen.
In het eerste dagdeel leert u de UGM
kennen en er mee werken. Middels
praktijkcases worden de belangrijke
aspecten van deze module interactief
behandeld. Als huiswerk voor het
tweede deel gaat u er zelf ook mee aan
de slag. De cursus is noodzakelijk voor
een deskundig en verantwoord ge-
bruik, maar aanschaf van de UGM is
niet verplicht.

Voor de permanente nascholing van de
Erkende Rundveedierenarts levert
deze cursus tien punten op.

Voor informatie en aanmelding van
bovengenoemde cursussen kunt u con-
tact opnemen met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde, Postbus 85205,
3508 AE te Utrecht, telefoon 030-
2517374 of fax 030-2516490.

Banden TvD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de banden voor het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde 2000 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclusief 17,5 % BTW en
verzendkosten). Onderstaand treft u een overzicht aan van de banden die eveneens
nog voorradig zijn, met daarbij behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 1999,1998,1997,1995,1994,1993,1992: ƒ 30,- (inclusief 17,5 % BTW).

Niet meer voorradig

Banden 1996,1990 en 1989.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-mail bestellen onder vermelding van
\'Banden\' en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een nota met acceptgiro thuisge-
stuurd. Stuur uw bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, of fax uw
bestelling: 030 - 2511787. E-mail: bestellingen@knmvd.nl.

-ocr page 208-

H.J. Nijsen

Op 22-05-2000 overleed te Well (L),
na een kortstondige, doch helaas fa-
tale ziekte, onze zeer gewaardeerde
collega Henk Nijsen.

Henricus Jacobus Nijsen groeide op als
oudste zoon in een hardwerkend, katho-
liek boerengezin met tien kinderen. De
magere zandgronden van Limburg bo-
den een karig bestaan. Zijn vader legde
hier het fundament voor de familie
Nijsen. Een degelijke familie die ge-
leerd heeft elkaar in moeilijke tijden te
steunen.

Na de oorlog bezocht Henk de Rijks-
HBS in Venlo, alwaar hij de fiets altijd
zorgvuldig naast die van het meisje uit
zijn dromen plaatste: Leonie Gitmans,
met wie hij in 1955 zou trouwen.

Mede dankzij de studiebeurs van \'Ome
Hannes uit Siebengewald\' ging Henk
diergeneeskunde studeren in Utrecht.
Naast de nodige veterinaire kennis,
leerde hij hier bier drinken, en vooral
van het leven gemeten.
Al tijdens de studie nam Henk praktijk
waar in Twente, alwaar hij meteen na
het behalen van de bul, toetrad tot de
éénmanspraktijk van Jan Peters in
Oldenzaal/Weerselo. Na goed overleg
met de collega \'s van de buurtpraktij-
ken kon extra clientèle worden \'over-
gekocht\', waarna één van de eerste
dierenartsenmaatschappen in Twente
werd opgericht.

De eerste jaren in Weerselo waren
zwaar: keihard werken, \'s avonds laat
nog inenten. En terwijl de verloshem-
den stijfbevroren in de keuken lagen,
beviel Leonie van haar eerste kind:
Lisette. Enkele jaren later zouden Bert
en Dries volgen.

Allang vóór het woord vertrouwensarts
in zwang raakte, stond Henk de boeren
bij met raad en daad. Het deed er niet
toe of het nu om ongewenste zwanger-
schappen ging of bittere armoede.
Sommige gezinnen hadden in de begin-
jaren meer kinderen dan koeien. Zijn
raad was vaak humaner dan die van de
pastoor.

Henk gaf mensen veel vertrouwen,
opende gemakkelijk een gesprek en
sloot altijd af met een vrolijke noot of
\'een typische uitspraak van Nijsen\'.
Nog altijd horen we veel van die zin-
spelingen van hem in de praktijk. Mede
hierdoor zijn veel boeren hem nog
lang niet vergeten.

De praktijk ontwikkelde zich in hoog
tempo. Ligboxenstallen werden ge-
bouwd en het aantal varkens nam snel
toe. Toen Henk eind 1987 de praktijk
verliet met een groots afscheidsfeest,
was de maatschap inmiddels gegroeid
naar een aantal van vijf dierenartsen.

Als collega hebben we Henk gewaar-
deerd om zijn vrolijkheid en collegiali-
teit, maar vooral ook om zijn vooruit-
strevendheid, ook al was hij de
praktijkoudste. Nieuwe praktijkontwik-
kelingen werden door hem eerder toe-
gejuicht dan afgeremd. Zo heeft hijzelf,
naast het vele runder- en varkenswerk,
ook de paardenpraktijk tot ontwikke-
ling gebracht. Menigmaal moest hij
daarvoor in zijn vrije tijd nog even weg
om ergens een merrie op te voelen.
Ook al was Henk de oudste, toch wilde
hij altijd dezelfde hoeveelheid werk
opknappen, onder het motto: \'Gelijke
monniken, gelijke kappen\'.

Paarden en pony \'s speelden ook in zijn
privéleven een belangrijke rol: menig
uurtje reed hij op zijn paard Appie,
vaak vergezeld van zonen Bert en
Dries, door de Weerselose velden en
indien de dienst het toeliet werd de
Veterinaire Ruiterdag bezocht.

Henk is medeoprichter en eerste voor-
zitter geweest van de ponyclub in
Weerselo. Begonnen met zes Shet-
landers, werd deze club een geduchte
leverancier van kampioenen.

Een belangrijk verzetje voor Henk was
het kegelen op de dinsdagavond in de
sociëteit in Oldenzaal, waar menig
biertje verorberd werd. Om fit te blij-
ven, werd \'club Nijsen \'opgericht. Een
gym- en volleybalclubje met dorpsge-
noten waar gezelligheid de boventoon
voerde.

Na zijn pensionering is Henk met zijn
Leonie teruggegaan naar Well, alwaar
ze samen, op geheel eigen wijze, het
\'Kuuleke\' hebben gebouwd. Duizenden
tweedehands stenen, oude landhuis-
trappen en andere antiquiteiten uit half
Europa hebben hier hun plaats gevon-
den.

Hier zijn ze beiden druk geweest met
Franse lessen, Latijn en kunstgeschie-
denis. \'Probus\' is de vereniging waar
Henk de laatste jaren intensief van
heeft genoten.

Henk Nijsen is gedurende zijn hele ve-
terinaire loopbaan eigenlijk nooit ziek
geweest. Zelfs na zijn crash op de pro-
vinciale weg Oldenzaal - Weerselo,
waarbij zijn snelle Amerikaanse auto
total-loss verklaard werd, ging Henk
na een uur bankrust de praktijk weer
in. Over plichtsbesef gesproken.
Doch helaas werd bij hem in mei 2000
een ongeneeslijke ziekte geconsta-
teerd. Na een kortstondig verblijf in
het ziekenhuis, heeft hij gelukkig nog
twee weken hij Leonie en de kinderen
thuis kunnen verblijven, waar Henk
rustig en vredig is gestorven. Henk
laat een grote leegte achter, maar we
hopen dat Leonie, kinderen en klein-
kinderen de kracht vinden om dit ver-
lies te kunnen dragen.
Ook zonder Henk hopen we dat menig
vriend, kennis of oud-collega de weg
naar \'het Kuuleke\' zal blijven inslaan,
want verdriet verwerken kun je niet al-
leen.

Beste Henk, bedankt voor alles. Je was
niet alleen voor ons, maar voor ieder-
een die jou gekend heeft, een onverge-
telijk mens.

Jan Peters

Hans Koek
PietKroft
Joop Bruggert
Jan Koopmans
Huub Veldhuis

-ocr page 209-

Vooruitblik jaarcongres 2000, 6 oktober te Noordwijkerhout

^.ei^vooo.cs COMMON,^^^^

Thema: *Hoe eenvoudig is communicatie?!\'

Het Jaarcongres nadert met rasse schreden. Op 6 oktober is het dan zover te
Noordwijkerhout. Hoe eenvoudig is communicatie?! is het boeiende thema
van het Congres 2000. Met speciale aandacht voor de veranderingen die te
maken hebben met een toenemend aantal vrouwen in de diergeneeskunde.
\'To the point\' mag dit thema wel worden genoemd. Zoals in het wetenschap-
pelijk artikel \'Dierenarts, Let op uw Saeck\' in deze aflevering van het
Tijdschrift te lezen valt, vinden vele dierenartsen zichzelf te kort schieten op
het gebied van sociale en communicatieve vaardigheden. Een goede zet dus
van de Congrescommissie 2000 om hierop in te springen en communicatie aan
de orde te stellen op de jaarlijkse bijeenkomst van dierenartsen.

De Congrescommissie heeft een aantal
interessante sprekers gevonden, die het
thema \'Hoe eenvoudig is communica-
tie?!\' op prikkelende en uiteenlopende
wijze kunnen belichten. Dagvoorzitter
is Vera Baumans, allereerst - gezien het

thema zeer toepasselijk - vrouwelijk
dierenarts en op de tweede plaats een in-
spirerende en hartelijke persoonlijkheid.
Zij is voorzitter van de Groep Homoeo-
path isch-werkende Dierenartsen en als
proefdierkundige werkzaam bij de
Faculteit der Diergeneeskunde. Het
voorzitterschap is bij haar in deskundige
handen.

In dit artikel een korte beschrijving
van de sprekers en een vooruitblik op
de inhoud van hun presentaties. \'

Meindert Fennema

Dr. Meindert Fennema is socio-
loog en politicoloog. Thans is
hij hoogleraar Politieke Theorie.
Hij heeft tal van boeken op zijn
naam staan, zoals \'Het Neder-
landse belang bij Indië\'. Verder
schreef hij over de geschiedenis
van de democratie en over de
regels van het democratisch de-
bat. Tevens deed hij onder meer
onderzoek naar de relatie tus-
sen racisme en nationalisme op
de Dominicaanse Republiek.
Zijn werk is vertaald in het
Frans, het Spaans en het
Chinees.

Wat is er gebeurd?

De moderne dierenarts: een vrouwe-
lijke communicatiedeskundige
Veertig jaar geleden studeerden er
vrijwel geen meisjes aan de Faculteit
der Diergeneeskunde. En de jongens
die er studeerden waren lid van het
Utrechts Studenten Corps. De veebon-
ken stonden op de sociëteit niet bekend
als bijzonder communicatief. Een dier-
geneeskundige praktijk was in 1960
een eenmansbedrijf, maatschappen
waren er weinig. Wat is er gebeurd?
Meindert Fennema belicht de econo-
mische en maatschappelijke verande-
ringen, alsmede de ontwikkelingen die
de beroepsgroep heeft doorgemaakt.
Hij vraagt zich af: welke consequen-
ties hebben deze ontwikkelingen en
welke eisen worden gesteld aan de mo-
deme dierenartsenpraktijk?
Reflectie op de traditionele bedrijfs-
cultuur is volgens Fennema geen over-
bodige luxe, nu er steeds meer vrou-
wen de leiding hebben en de dier-
geneeskundige praktijk een op winst
gerichte organisatie is geworden.
Bovendien willen de houders van ge-
zelschapsdieren naast medische infor-
matie ook adviezen van sociale en af-
fectieve aard en veehouders willen
adviezen van fmancieel-economische
aard. Een en ander heeft - naast een
diersoortgerichte differentiatie - een
\'sociale differentiatie\' tussen dieren-
artsen onderling tot gevolg.

Communicatie en de vrouwelijke die-
renarts

De veranderde man-vrouwverhoudin-
gen zijn nu ook in de agrarische en
aanverwante beroepen een feit. Deze
veranderingen zien we terug in de die-
renartsenberoepsgroep: de van ouds-
her traditionele masculiene beroepen-
categorie krijgt een fundamenteel
ander gezicht. De mainstream stereo-
tiepe dierenarts was man, sprak in zijn
praktijk met de boer en in zijn vrije tijd
met zijn vrouw. Hoe hebben de econo-
mische en maatschappelijke ontwik-
kelingen van de afgelopen decennia
deze conservatieve en gesloten be-
roepsgroep zo positief en onherken-
baar getransformeerd?
Om deze vraag te beantwoorden gaat
Paula Kibbelaar in op de invloed van
deze ontwikkelingen op de positie en
zichtbaarheid van vrouwen in deze
sector. Deze ontwikkelingen en trans-
formaties zijn namelijk essentieel voor
een groter begrip van inzicht in de mo-
deme dierenarts als een vrouwelijke
communicatiedeskundige.

-ocr page 210-

KNMvD

Kibbelaar betrekt hierin het
emancipatiebeleid in het geheel
maar in het bijzonder van het
ministerie van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij. Ze
gaat er vanuit dat communica-
tie staat of valt bij een indrin-
gend inzicht in de machtsver-
houdingen tussen vrouw en
man, vrouwelijke en manne-
lijke collega\'s.

Communicatie heeft namelijk
alles te maken met boodschap-
pen, signalen en kennis doorge-
ven. En is dus een machtsmid-
del zowel op technisch als
psychologisch vlak.
Uitgangspunt bij Kibbelaars
presentatie zijn de gegevens en
theorieën van Deborah Tannen,
een Amerikaans psychologe
gespecialiseerd in communica-
tieverschillen en strategieën
tussen mannelijke en vrouwe-
lijke collega\'s op de werkvloer.

Paula Kibbelaar

Paula Kibbelaar is cultureel antropo-
loge en verricht momenteel een pro-
motie-onderzoek naar de carrièremo-
gelijkheden voor hoogopgeleide
vrouwen op de arbeidsmarkt op
Curasao aan \'The institute of
Development Research Amsterdam\'.
Haar aandachtsgebieden zijn ra-
cisme en feminisme, getuige ook
haar actieve opstelling in verschil-
lende vrouwennetwerken en vele pre-
sentaties en onderzoeken op dit ge-
bied in binnen- en buitenland.
Zij is derhalve als geen ander in staat
de gevolgen van feminisering van het
beroep dierenarts te belichten.

Communicatie in de maatschap

OJm\'cI: Van \'horen, zien en zwijgen\'
naar \'luisteren, waarnemen en hespre-
ken \'

In haar bijdrage gaat Fenneke Woertman
in op de (non)communicatie over sa-
menwerking in de dierenartsenmaat-
schap, c.q. -praktijk. Ze ontleent de basis
voor haar ideeën en voorbeelden uit de
ICAS counselling en advieservaringen.

Ze gaat in op het gegeven dat communi-
ceren meer is dan alleen maar praten.
Het gaat in de praktijk op het gebied van
communicatie vaak mis omdat er niet
geluisterd en niet gekeken wordt
naar wat er eigenlijk gecommuniceerd
wordt. Heel veel communicatie verloopt
niet met letterlijke woorden, maar is in
effect wel heel nadrukkelijk aanwezig.
Communicatie in een groep, in het sa-
menwerken met elkaar, voegt nog een
aspect toe: samenwerking behoeft af-
stemming en afstemming behoeft aan-
sluiting en aansluiting behoeft verbin-
ding. Wanneer gaat het mis en wat kan
je daar vervolgens aan doen? Hoe krijg
je de zaak weer in beweging? Woertman
gaat in op deze vragen. Naast de inhoud
komt het proces aan de orde. Dit alles
doorspekt met metaforen.

Fenneke Woertman

Fenneke Woertman is adjunct-directeur
ICAS (Independent Counselling and
Advisory Services) Nederland BV te
Maarn en mag zich geaccrediteerd coun-
seller noemen (Nederlandse en Europese
Associatie voor Counselling).
Ze kan bogen op een brede ervaring op
het gebied van organisatie-advies. Haar
specialismen zijn: verandertrajecten, or-
ganisatieontwikkeling en loopbaaninno-
vatie. Ze studeerde tevens juridische be-
stuurswetenschappen.
Thans is ze naast haar werkzaamheden
voor ICAS coach/supervisor bij de oplei-
dingen Counselling, coaching & consultancy en Counselling in context, Centrum
voor Beleid en Management, Universiteit Utrecht.

Om te lachen

\'Als er nou ergens om te lachen
valt dan is het wel om hoe mensen
communiceren\'

Jan Mastenbroek krijgt van de
Congrescommissie de merkwaar-
dige opdracht mee om een presen-
tatie te houden over communicatie,
maar er moet wel wat te lachen val-
len. Hij zal dan ook met aanspre-
kende voorbeelden iets vertellen
over communicatie in het alge-
meen.

Denk niet dat communicatie wel
meevalt, is zijn boodschap. Een
van de oorzaken voor problemen is
dat wij allemaal erkennen dat er
veel fout gaat, maar dat wij denken
dat het niet aan ons ligt... Het ge-
loof dat wij in onszelf hebben is zó
oorverdovend, dat onze zelfkritiek
uitgeschakeld is.

En toegespitst op het vak: wat er in
supermarkten gebeurt is óók vrese-

-ocr page 211-

am

Jan Mastenbroek

Jan Mastenbroek is communica-
tie-adviseur. Hij begon zijn loop-
baan in de journalistiek, was vijf-
tien jaar voorlichter en hoofd van
het Bureau Voorlichting van de
gemeente Amsterdam en stichtte
in 1985 het Communicatie Advies
Bureau \'t Goede Raedt Huys te
Corinchem dat hij samen met zijn
partner runt.

Hij is auteur van een groot aantal
publicaties en mede-auteur van
een aantal boeken op zijn vakge-
bied. Hij geeft gastcolleges en
treedt dikwijls op als docent en
trainer.

lijk, maar de consequenties
daarvan zijn te verwaarlozen
vergeleken bij de supermarkten
die ziekenhuis heten of scho-
lengemeenschap. Woorden als
spreekkamers, artsen, heel ge-
voelig liggende persoonlijke
dingen, dat zijn woorden uit het
dagelijks leven.

Inschrijven voor het Jaar-
congres 2000 kan nog! Vul uw
persoonlijke uitnodigingsfor-
mulier in of haal het van de in-
ternetpagina van de KNMvD:
www.knmvd.nl. Volg ook de
discussies op de internetpagina
aan de hand van prikkelende
stellingen en voorzetjes van de
Congrescommissieleden. Uw
mening wordt zeer op prijs ge-
steld bij de definitieve afstem-
ming van de inhoud van de pre-
sentaties.

iVv^

\'^"«CONCHES KN"\'»

Je bent jong en je wilt wat

Als deze tekstje aanspreekt is het zeer
te overwegen om dit jaar eens iets an-
ders te doen dan gebruikelijk.

Wasje gewend om alle mededelingen
over het Jaarcongres en de Algemene
Ledenvergadering direct weg te
gooien of over te slaan in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, dit jaar
heeft de Congrescommissie 2000 ge-
poogd ook jongere dierenartsen te be-
trekken bij het Jaarcongres van de
KNMvD.

Dat zij hier in slaagt is wel het feit dat
je nu dit artikel zit te lezen.

Ken je het Jaarcongres alleen van vroe-
ger, toen het voor je alleen bestond uit
een reuze gezellige (en vermoeiende)
sportdag, weet dan dat er meer is.
Ook nu natuurlijk weer de sportdag
met voetbal, hockey, bridge, golf, ten-
nis, hardlopen en skeeleren, afgesloten
met een spetterend feest.
Maar daarnaast is er de dag ema een

Jaarcongres, dit jaar in Noordwijker-
hout, waar allerlei zaken betreffende
Diergeneeskundig Nederland de re-
vue passeren, alsmede het Congres-
thema :\'Hoe eenvoudig is Communi-
catie\'.

Om hierop alvast te kunnen anticiperen
is er de mogelijkheid om op de home-
page van de KNMvD te reageren op de
stellingen die de diverse inleiders zul-
len bespreken tijdens het congres. Kijk
nu al eens of je het er wel of niet mee
eens bent en reageer dan.

\'s Avonds is er een gezellig diner-dan-
sant, met enkele verrassingen.

Zaterdag is er de Jaarlijkse Algemene
Ledenvergadering van de KNMvD
waar je, als je dat wilt, je stem kunt la-
ten horen.

Wetende dat de Congrescommissie al
ruim een jaar bezig is voor alle leden
van de KNMvD om er een onvergete-
lijk festijn van te maken en dat het
programma voor elk wat wils biedt, is
er maar één conclusie gerechtvaar-
digd:

Ook voor jongere dierenartsen is het
Jaarcongres van de KNMvD de
moeite waard!

De Jaarcongrescommissie

Apotheekcontrole op
uiterste verkoopdatum
diergeneesmiddelen

Geachte dierenartsen-practici,

Van diverse kanten uit het land komen
berichten dat in de praktijk diergenees-
middelen worden gebruikt en bij vee-
houders worden aangetroffen, waar-
van de uiterste verkoopdatum is
verstreken. Deze werkwijze kan u voor
problemen plaatsen en klachten ople-
veren. Bij de apotheekcontrole door de
Algemene Inspectie Dienst samen met
de veterinaire inspectie, is dit een van
de aandachtspunten. Dit levert dan
weer boetes op en dat is jammer.
Het is de verantwoordelijkheid van de
practicus om van de regeling en de data
van de diergeneesmiddelen op de hoogte
te zijn. Wij realiseren ons dat practici
niet de Staatscourant lezen en de VPI-
uitgave van de AUV geeft deze informa-
tie niet meer. Toch kunt u via uw dierge-
neesmiddelenleverancier de data te
weten komen. Bij grootschalige aanbie-
dingen dient u op uw hoede te zijn en in
ieder geval na te gaan of u de diergenees-
middelen tijdig omzet. Ook dient de vee-
houder dit dan tijdig gebmikt te hebben.

Dr. Tj. Jorna,
Algemeen secretaris.

-ocr page 212-

De Groep Practici Grote Huisdieren
van de KNMvD organiseert voor de
vierde maal de \'Groep Groot Dagen\'
in het congrescentrum Papendal.
Dit is een driedaags evenement waar-
bij diersoortspecifieke deelsessies naar
keuze afgewisseld worden met ple-
naire sessies. Op deze manier is het
mogelijk om naast veterinair techni-
sche kennis ook algemene informatie
welke van belang is voor iedere grote
huisdieren practicus op te doen.

De \'Groep Groot Dagen\' zullen dit jaar
gehouden worden op dinsdag 28, woens-
dag 29 en donderdag 30 november.
De veranderingen in het werkgebied
van de landbouwhuisdierenpracticus
gaan in een razend tempo. Vele keuzes
moeten gemaakt worden in een korte
tijd. Termen als kwaliteit, erkennin-
gen, specialisatie, fusie en bumed out
zijn actueel in de hele maatschappij
maar ook voor de dierenarts. De maat-
schappij is snel aan het veranderen en
willen wij het beroep dierenarts blij-
ven uitoefenen dan zullen wij ook
moeten veranderen. Reden voor ons
om de plenaire sessies van de \'Groep
Groot Dagen\'als titel
\'De sociaal-eco-
nomische positie van de dierenarts\'
mee te geven. Hierbij staat de dieren-
arts centraal en worden door verschil-
lende sprekers de omgeving het vak en
de mogelijkheden voor deze dierenarts
geschetst. Al met al reden genoeg om u
in te schrijven voor deze dagen.

Voor informatie en aanmelding kunt u
contact opnemen met de Stichting PAO-
Diergeneeskunde, Postbus 85205, 3508
AE te Utrecht, telefoon 030-2517374 of
fax 030-2516490.

Groep Groot Dagen

Sociaal-economische positie van de dierenarts

Najaarsdag GGG n november 2000: \'Op leeftijd\'

De Najaarsdag van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG) heeft
dit jaar een bijzonder onderwerp als thema:
geriatrie bij gezelschapsdieren.
De dierenarts voor gezelschapsdieren komt in zijn dagelijkse praktijk steeds
vaker de \'op leeftijd\' zijnde hond of kat tegen die, in analogie bij de mens, aan
verouderingsprocessen onderhevig kan zijn en die om specifieke veterinaire
zorg en begeleiding vragen.

Als de veterinaire handboeken er op nageslagen worden, blijkt al snel dat
over deze \'ouderenzorg\' bijzonder weinig informatie voorhanden is en dit
heeft de Groep doen besluiten om deze Najaarsdag geheel in het teken van dit
onderwerp te plaatsen.

thoden. Ook zal een antwoord gegeven
worden op de vraag of dementie bij onze
gezelschapsdieren bestaat en zo ja, hoe
is deze te behandelen.
Tevens zal het locomotie-apparaat niet
onderbelicht blijven alsmede de ver-
schillende endocrinologische aandoe-
ningen.

De specifieke aspecten van narcose en
pijnbestrijding bij het oudere dier zul-
len aan de orde komen en ook de bij-
zondere dieren zullen weer vertegen-
woordigd zijn!

Vanuit de humane hoek zult u meegeno-
men worden naar de achtergronden van
de geriatrie en vragen als \'zijn veroude-
ringsprocessen noodzakelijk en onver-
mijdelijk ?\' zullen beantwoord worden.

Om over dit bijzondere onderwerp te
spreken heeft de GGG een aantal spre-
kers uitgenodigd die vanuit verschil-
lende invalshoeken dit thema zullen be-
naderen. Zo zult u geïnformeerd kunnen
worden over de incidentie en het ont-
staan van tumoren bij oudere dieren en
de diverse mogelijke behandelingsme-

De Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren hoopt, mede dankzij de spon-
soring van Pfizer, dat deze praktische,
bijzondere en gezellige (!) Najaarsdag
weer een bijdrage mag leveren aan het
toenemende belang dat nascholings-
cursussen innemen voor de dierenarts.

U komt toch ook ?

De Najaarsdag vindt weer plaats op
zaterdag 11 november 2000 in

Congrescentrum De Reehorst te Ede,
inschrijving vanaf08.45 uur, aanvang
programma 09.25 uur.
Aanmelding voor de Najaarsdag kan ge-
schieden door overmaking van
ƒ 125,-
op girorekening 53.91.80 ten name van
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
te Lochem, onder vermelding van NA-
JAARSDAG 2000.

Niet-leden van de Groep betalen f 175,-
en studenten f 60,-.

Graag tot 11 november in De Reehorst!

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje, op bij voorkeur een diskette of per e-mail worden aange-
leverd in Word of Word Perfect (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van regels gelieve geen harde returns te geven. E-
mail: tijdschrlft@knmvd.nl

-ocr page 213-

Jan van Os is er aardig druk mee ge-
weest, en nu kunnen alle bezoekers
van de KNMvD-site meepraten in het
nieuwe discussieprogramma DISCUS.
Na de pilotfase van de afgelopen
maanden blijkt het uitstekend te vol-
doen.

DISCUS is een hulpmiddel, om het
discussiëren makkelijk te maken voor
zowel de schrijvers als de lezers. Het
biedt een overzichtelijke structuur,
waarin de bijdrage van eenieder helder
is gerangschikt, zowel naar onderwerp
en Groepen als in de tijd.
Elke mededeling kan eenvoudig weer
door een ander van commentaar wor-
den voorzien.

Twee soorten

Bij het discussiëren op de site zijn nu al
twee verschillende stromingen zicht-
baar.

Er is de discussie over organisatori-
sche en bestuurlijke onderwerpen en er
is een vakinhoudelijke hoek, met
vooral klinische ervaringen.
Elk van die twee soorten discussies
vereist zijn eigen \'begeleiding\' in de
vorm van een moderator.
Bij de bestuurlijke discussies zorgt de
moderator dat de discussie open, eer-
lijk en \'netjes\' blijft en ook niet oever-
loos lang blijft duren.
De vakinhoudelijke discussies verei-
sen in feite een wetenschappelijke
toetsing, vergelijkbaar met het beoor-
delingsproces van inhoudelijke bijdra-
gen in dit Tijdschrift.

Discussiëren op de site: het begint te lopen

Uw eigen www.knmvd.nl site gebruiken als discussieplek voor dierenartsen-
onder-elkaar over alle onderwerpen die u raken, dat is nu een stuk eenvoudi-
ger en overzichtelijker geworden.

Het is wel even wennen, maar de eerste gebruikers van de nieuwe tooi zijn en-
thousiast. En zowaar gaat het nu ergens over...

In september wordt er verder over dit
nieuwe discussiegereedschap gespro-
ken.

Want we zitten duidelijk nog in een
groeifase, waarin de spelregels nog
moeten worden verfijnd en vooral de
behoefte aan de genoemde moderato-
ren verder zal worden uitgewerkt. Van
de groepen worden hier suggesties
verwacht.

Kijkt u zelf maar eens, op www.
knmvd. nl/discus. En wellicht kunt u
de verleiding niet weerstaan om te re-
ageren....

Jan Klingen

Jaarvergadering Groep Varken: (veel inhoud maar)
afscheid van een markant voorzitter

De drukbezochte jaarvergadering van de Groep Geneeskunde van het Var-
ken (GGV) op 21 maart 2000 bestond volgens traditie uit een huishoudelijk en
een veterinair wetenschappelijk gedeelte. Belangrijkste gebeurtenis tijdens
het huishoudelijk deel van de bijeenkomst was het aftreden van de voorzitter
van de laatste vijfjaar, Rudolf Raijmakers uit Someren.

We hebben toen als beroepsgroep goed
samengewerkt in de \'Boxtelgroep\',
waarin alle sectoren van het veterinaire
veld waren vertegenwoordigd. De sa-
menwerking in deze club is voor mij
een hoogtepunt geweest.
Na de varkenspest kwam het normale
leven weer op gang, echter helemaal
normaal zal het nooit meer worden.
In de hygiënevoorschriften varkens-
houderij is een leucocytentelling ver-
plicht indien er een medicatie wordt in-
gesteld. Op initiatief van de GGV is
gepoogd middels de zogenaamde aan-
gepaste regeling leucocytentelling een
verbetering te brengen in dit systeem.
Na twee jaar intensief overieg zijn we
een heel eind gevorderd, maar we zijn
er nog niet. Ook de werkgroep
\'Veehouder en Dierenarts 2000\', in-
middels verrijkt met de Nederlandse
Vakbond Varkenshouders, is weer in-
tensief aan het werk om invulling te ge-
ven aan een systeem van bedrijfsbege-
leiding die borghaar en controleerbaar
is en waarbinnen voor een aantal dode
vaccins het UDD-regime zou kunnen
veranderen in het UDA-regime. Het
proces verloopt gestaag maar de snel-
heid is vergelijkbaar met die van koude
stroop.

Afscheidsrede

In zijn afscheidsrede blikte de schei-
dende voorzitter terug op de periode
van zijn voorzitterschap. \'Mijn gedach-
ten gaan terug naar 1997, een jaartal dat
voor mij geassocieerd zal blijven met
varkenspest. De heriimering blijft aan
een zeer moeizame bestrijding waarin
de grenzen van wat uitvoerbaar is wer-
den afgetast: preventieve ruiming, op-
koop en euthanasie van jonge biggen.

Dit brengt mij op een aspect dat voor
de beroepsgroep bijzonder goed is ver-
lopen en wel de erkenningsregeling
voor varkensdierenartsen. Eind deze
week zullen de eerste certificaten voor
zowel de erkende varkensdierenarts
als de erkende rundveedierenarts wor-
den uitgereikt. Dit is een pluim waard
voor de commissies die hieraan ge-
werkt hebben.

Uit de eerste cursus erkende varkensdie-
renarts wil ik een aspect naar voren ha-
len. In de communicatiesessie bleek dat
door onze beroepsgroep \'collegae\' als
de grootste concurrent worden be-
schouwd! Dit maakt naar mijn overtui-
ging duidelijk dat onze groep toe is aan
een grondige zelfinspectie, mogelijk
met behulp van vertrouwensdierenart-

-ocr page 214-

sen. Ik ben dan ook zeer verheugd te le-
zen in het laatste Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde dat de voorzitter van de
KNMvD in een interview aangeeft deze
zelfinspectie tot een belangrijk item van
zijn voorzitterschap te willen maken.\'
Voorts dankte Rudolf Raijmakers een
aantal met name genoemde collega\'s
voor de goede samenwerking en gaf hij
het bestuur van de GG V enkele tips mee:

1. Kijk nog eens goed naar het draai-
boek varkenspest.

2. De vertrouwenspersoon c.q. zelfin-
spectie moet snel ter hand genomen
worden.

3. Besturen is vooruitzien, schroom
niet om een gewaagd standpunt in te
nemen.

4. Profileer niet jezelf, maar je be-
roepsgroep.

De vice-voorzitter. Ton de Groot uit
Heythuysen, dankte Rudolf en prees
diens bekwaamheid en inzet, bijvoor-
beeld tijdens de varkenspestepidemie.
Voorts roemde hij Rudolfs creativiteit
en visie. Het voorstel om Rudolf tot
erelid van de Groep Geneeskunde van
Varken te benoemen werd unaniem en
onder langdurig applaus overgenomen.
De voorzittershamer wordt de ko-
mende jaren gehanteerd door Jochem
Floor uit Vessem.

Prijs

De prijs voor het beste studentenre-
feraat ging dit jaar naar Edwin Heuvel-
man voor diens scriptie over de voeder-
strategie tijdens de lactatie in relatie tot
de vruchtbaarheid bij zeugen. Specta-
culaire nieuwswaarde heeft de scriptie
niet, maar geeft een goed overzicht van
wat uit de literatuur bekend is over het
onderwerp. De scriptie is op te vragen
bij de bibliotheek van de Faculteit der
Diergeneeskunde.

Wetenschappelijk gedeelte

Het inhoudelijk gedeelte van de jaar-
vergadering bestond uit diverse inlei-
dingen. Koos Voermans (DVI/kolom-
certificering) schetste het belang en
het perspectief van DVI (dierveilig-
heidsindex) en kolomcertificering. De
strategie om veel vlees tegen een zo
laag mogelijke kostprijs te produceren
kan niet gehandhaafd worden. Cer-
tificering om kwaliteit te garanderen is
een bittere noodzaak. Ter ondersteu-
ning van de dierenarts zijn inmiddels
ontwikkeld de Quick Scan en het
\'Bedrijfsplan\', twee nuttige instru-
menten.

Peter van de Wal (RVV, Hoofdafdeling
dierziekten) laat in indrukwekkende
schema\'s zien hoe de RVV zich voor-
bereidt op de volgende varkenspestepi-
demie. Wat in geval van een nieuwe cri-
sis de gang van zaken is moet in de
zomer van 2000 helemaal zijn uitge-
werkt: \'It\'s a hell of a job\' aldus Peter
van de Wal.

Paul Steverink\'s (ID-DLO) voordracht
handelde over PMWS (Postweaning

Multisystemic Wasting Syndrome of
\'wegkwijnziekte\') en de rol van circo2-
virus (PCV-2). Hij beschreef PMWS
als een multifactorieel ziektebeeld met
typisch verloop. Een causaal verband
met PCV-2 virus is niet uit te sluiten.
Het virus speelt een rol: niet als enkel-
voudig agens maar in samenwerking
met andere agentia op basis van immu-
nosuppressie. Serologisch onderzoek
heeft geen waarde voor het uitdiepen
van de PCV/PMWS-relatie. De waarde
van antigeendetectie is onzeker aange-
zien het virus overal is te vinden.
De fokkerij-organisatie Topigs (Gert-
Jan Groenland) verzorgde een groot
deel van het programma waarin onder
andere een voordracht van Ir. Egbert
Knol (IPG Beuningen) over genetische
vooruitgang in de varkensfokkerij.
Selectie op toomgrootte werkt niet al-
leen in experimenten maar ook in de
praktijk, getuige de jaarlijkse progres-
sie. Grotere tomen betekent echter ook
meer doodgeboren biggen en een lagere
gemiddeld geboortegewicht. Selectie
op vitaliteit van biggen lijkt dan ook no-
dig. Ook dat blijkt goed mogelijk te
zijn.

Uitgebreidere samenvattingen van de
lezingen tijdens de jaarvergadering
van de Groep Geneeskunde van het
Varken zijn verkrijgbaar via het be-
stuur of te vinden op de website van de
KNMvD.

Theo Geudeke

Notities over ICT beschikbaar

De afgelopen maanden zijn concrete plannen gemaakt
over de toekomst van ICT voor de KNMvD. Die plannen
zijn verwoord in drie notities:

• De Mei-notitie, over de inhoudelijke plannen,

• De Juni-notitie, over de gewenste organisatorische as-
pecten,

• De Web-notitie, over het huidige gebruik en de plannen
voor verder ontwikkelen van de website.

De Mei- en Juni-notities zijn inmiddels door het Hoofd-
bestuur (HB) en Algemeen bestuur geaccordeerd, met en-
kele kanttekeningen.

Ook de Web-notitie is in het HB besproken. Hun conclusie:
geheel akkoord met de beschreven plannen voor verder
ontwikkelen van de inzet van ons intranet (KNMvD.nl).
Over de plannen voor de start van een openbare site
(dierenarts.nl) is het HB voorzichtiger: \'Laten we eerst
maar meer ervaring opdoen met onze eigen site en vooral
zorgen dat het nieuwe medium voor alle dierenartsen
wordt, zodat we als bestuur en bureau-organisatie effectie-
ver met de leden kunnen communiceren\'.

Beschikbaar

De notities zijn kort en bondig gehouden. Ze zijn te lezen
op en te
downloaden vanaf de KNMvD-site, maar ook te-
lefonisch aan te vragen bij de Maatschappij of bij de ICT-
organisatie, (030)2545749.

Overigens, ook de notulen van het ICT-Platform staan op
de KNMvD-website, onder de knop ICT.
En voor al deze notities geldt: uw commentaar is zeer wel-
kom, bijvoorbeeld als discussie op DISCUS. Antwoord
verzekerd!

Jan Klingen

-ocr page 215-

KNMvD

Geachte Redactie,

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde, 2000; 125(14): 461-2 becom-
mentariëren de collegae Lambers en
Comelissen de Regeling Bedrijfs-
controle Pluimveeziekten. Zij betwij-
felen of de Regeling in de praktijk zal
werken. Deze twijfel baseren\'zij op een
tweetal, in de overtuiging van het
Hoofdbestuur, onjuiste argumenten.

Het eerste argument betreft het tijdstip
van monstemame.\' \'...
Als er influenza
in het spel is, is er pas na enkele dagen
een titer aantoonbaar. Serologisch on-
derzoek in een te vroeg stadium leidt
dan ten onrechte tot een geruststelling.\'
Gelet op de incubatietijd en op de tijd
die het duurt voordat een met een hoog
pathogene influenzastam besmet koppel
met de gangbare onderzoeken serolo-
gisch positief wordt bevonden, is de
kans dat 20 uit een ziek koppel genomen
bloedmonsters alle seronegatief zullen
zijn klein.

Een belangrijker overweging is dat - in-
dien er reden is om aan de negatieve uit-
slag van een serologisch onderzoek te
twijfelen - het tot de professionele ver-
antwoordelijkheid van de dierenarts be-
hoort hierover te oordelen en gepaste
maatregelen te treffen. De Regeling
Bedrijfscontroles Pluimveeziekten staat
het oppakken van deze verantwoorde-
lijkheid op geen enkele wijze in de weg.

Regeling Bedrijfscontrole Pluimveeziekten

Ook het tweede argument dat wordt
aangevoerd, deugt niet. De suggestie
dat men in de verleiding komt om medi-
caties niet te noteren is verwerpelijk.
Het is geen argument om de Regeling af
te wijzen. Dreigen met de gevolgen van
verdergaande overtredingen is mis-
plaatst.

Ongetwijfeld kan de Regeling op onder-
delen worden verbeterd. Discussie daar-
over en over mogelijke alternatieven is
toe te juichen maar alleen op basis van
steekhoudende argumenten.

Opsporing en bestrijding van besmette-
lijke dierziekten behoort tot de kernta-
ken van de dierenarts. Het is derhalve
van groot belang dat de dierenarts de ve-
terinaire verantwoordelijkheden - die
onlosmakelijk met deze taken en be-
voegdheden verbonden zijn - serieus
neemt.

Het Hoofdbestuur van de KNMvD

Doorlopende agenda

Congressen &. Symposia

September

16 Dag Buiatrie 2000, Crowne Plaza Hotel,
Brugge. Informatie: Secretariaat Vlaamse
Buiatrie Vereniging, dr. Wim Hollanders,
tel.: 32-2-3709402.

19-22 ESVP Congress 2000. Amsterdam. Vrije
Universiteit Amsterdam. 18th Meeting of
the European Society of Veterinary
Pathology. Congressecretariaat: KNMvD,
t.a.v. Marjolijn Fijten, Postbus 14031,
3508 SB Utrecht, the Netheriands. Tel.:
31 30 25101II, fax: 31 30 2511787, e-
mail: m.fijten@knmvd.nl

23 Najaarsdag Groep Homoeopatisch-wer-
kende Dierenartsen, Wageningen.

23 Vedias Najaarsdag voor dierenartsassis-
tenten, FdD, Utrecht, collegezaal Kliniek
voor Gezelschapsdieren. Onderwerpen:
\'groeistoomissen\' en \'EHBO\'. Informatie:
Cyrilla Pulmans, tel/fax: 030-6038284 of
Irma Wensink, tel/fax: 0578-627706.

27-28 14th forum for Applied Biotechnology,
Brugge. Achninistrative Centre FAB:
Tavemier P, and Van der Poorten L. c/o
GOM - West-Vlaanderen, Baron Ruzette-
laan 33, 8310 Assebroek/Bmgge, Belgium.
Tel.: 32-(0)50-367131, fax: 32-(0)50-
363186, e-mail: lydie.vanderpoort@gom
wvl.be, intemet: http://hobbes.mg.ac.be/~
peter.fab2000.hmil

28-1 okt BVA Congress at the Chester Moat
House Hotel, Chester (UK). British
Veterinary Association Congress Office, 7

Mansfield Street, London, WIM OAT.
Tel.: 44 207 636 6541, fax: 44 207 436
2970, e-mail: bvahq@bva.co.uk

Vergaderingen & Bijeenkomsten

September

19 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund op de Faculteit der Diergeneeskunde
met als onderwerp: mastitis. Aanvang:
13.30 uur.

19 Vergadering Afdeling Noord-Brabant 2000
om 20.15 uur in Paviljoen Molenwijk,
Molenwijk 2 te Boxtel.

19 Vergadering Afdeling Zeeland 2000 om
15.00 uur in Hotel Ameville, Buitenmst-
straat 22 te Middelburg.

19 Vergadering Afdeling Overijssel/Flevoland
om 20.00 uur in Hotel Hellendoom, Joh. van
Burenstraat 9 te Hellendoom.

Cursussen

September

14,28 PAO-D cursus 00/241: UierGezondheids-
Module.

19 PAO-D cursus 00/240: UierGezondheids-
Module.

19,20,21 PAO-D cursus 00/403: Erkende Pluim-
veedierenarts. Tevens 11 en 12 oktober.

20, 27 PAO-D cursus 00/314: Actuele Voeding
Varken. Tevens 4 oktober,

21 PAO-D cursus 00/503: Het keuren van
Paarden.

23 Cursus \'ICT voor starters\'. Faculteit der
Diergeneeskunde van 10.00 tot 16.00 uur.
Zie www.knmvd.nl of het PAO-D-boekje
(00/936), of bel of mail met cursusleider
Jan@Klingen.nl, 06-53564480.

26 PAO-D cursus 00/401: Infectieuze Bursitis
Pluimvee.

27 PAO-D cursus 00/142: Röntgen Bijzondere
Dieren.

29 PUOD (België)-cursus 4: Zijn er nog uitda-
gingen voor de rundveepracticus in 2001
en de volgende jaren?

Oktober

3, 10 en 24 PAO-D cursus 00/242: Inseminatie
Analysesysteem.

4 PAO-D cursus 00/314: Actuele Voeding
Varken.

4 PAO-D cursus 00/238: Lebmaagdislocatie.

11 PAO-D cursus 00/238: Lebmaagdislocatie.

11 PAO-D cursus 00/128: Cardiotherapeutica
GD.

11 PAO-D cursus 00/317: Gebruik Klimaat-
computer.

11—12 PAO-D cursus 00/403: Erkende Pluim-
veedierenarts.

12 PAO-D cursus 00/138: Virale Infecties Kat
I.

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline*)

15-10-2000 maandag 25-09-2000
01-11-2000 maandag 16-10-2000
15-11-2000 maandag 30-10-2000
01-12-2000 maandag 13-11-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 216-

Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit van
Nederland: een rijkgeschakeerde, internationaal
georiënteerde instelling van wetenschappelijk
onderwijs en onderzoek. De 14 j\'aculteiten,
21 onderzoekscholen en 58 opleidingen bieden
studenten en medewerkers boeiende mogelijk-
heden zich verder te ontplooien. De rijkdom |
aan disciplines en de nadruk op kwaliteit
bepalen de aantrekkingskracht van Utrecht.
Wetenschappelijke traditie, moderne tech-
nieken en op de toekomst gerichte program-
ma\'s dragen daaraan verder bij. Met onge-
veer 22.000 studenten, ruim 6.800 perso-
neelsleden en een budget van ruim 1 mil-
jard gulden vormt de universiteit de spil in
Utrecht kennisregio. Vanuit deze positie in
Midden-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
wu\'w. uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver-
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst.
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden.
De universiteit streeft ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse functie Is invulling In deeltijd
bespreekbaar. Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde Is de enige in Nederland. De faculteit
neemt in Europa een toppositie in op het gebied van onderwijs, onder-
zoek en patiëntenzorg en is geaccrediteerd bij de American & Canadian
Veterinary Medical Associations.

Bij de faculteit is plaats voor een

Dierenarts-assistent

ten behoeve van de varkensgezondKeidszorg

U gaat werken bij de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren, afdeling Varkensgezondheidszorg. Deze afdeling, waarin de
disciplines Inwendige Ziekten, Bedrijfsdiergeneeskunde en de relevante
aspecten van de zootechniek en de voortplanting van het vrouwelijk dier
geïntegreerd gedoceerd worden, verzorgt een essentieel deel van de
laatste fase van het onderwijs aan toekomstige dierenartsen.
Uw taak bestaat uit patiëntenzorg en onderwijs op het gebied van de
varkensgezondheidszorg.

Wij vragen een afgestudeerd dierenarts, bij voorkeur met enige ervaring
met de betrokken diersoort. U bent in staat uw werkzaamheden zelfstan-
dig en efficiënt te organiseren. Daarnaast beschikt u over een kritische
houding ten aanzien van de eigen persoonlijke kwaliteit, doorzettings-
vermogen en goede sociale vaardigheden.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst voor 4 jaar. De omvang van
de functie is 100%. Uw salaris bedraagt maximaal ƒ 6 581,- (schaal 10,
CAO Nederlandse Universiteiten) bruto per maand. Inschaling gebeurt op
basis van relevante ervaring.

Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor nadere inlichtingen contact
opnemen met dr. A. van Nes, telefoon 030-253 1820/1248 of met
prof. dr J.H.M. Verheijden, telefoon 030-253 1088/1248.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u richten aan de afdeling Personeel &
Organisatie van de faculteit der Diergeneeskunde,
t.a.v. de heer A.H. Bloemers,
Yalelaan 1,3584 CL Utrecht.
Vacaturenummer 70088.

dierenarts

Jonge, serieuze

(difFerentiatle landbouwhuisdieren)

met grote Interesse in rundvee en tevens affiniteit met varkens, paarden en gezelschapsdieren, zoekt een prettige werkkring in
een goed georganiseerde
landbouwhuisdieren- of gemengde praktijk.

Ester Heidens, Eemstraat 40, 3522 SR Utrecht, telefoon 030 - 2893389 of 06 - 53762096 of per e-mail e.heldens@planet.nl.

-ocr page 217-

Ieder zijn vak!

ïfMS

HBO-opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(N.A.A.S.) organiseert wederom haar succesvolle
Acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi, fysiothera-
peuten, mensendiek(st)ers en cesaristen.

De opleiding begint op 7 oktober 2000 en vindt
plaats op zaterdagen en zondagen in Motel
Eindhoven.

Docenten zijn Drs. J.P.V.M. de Jong, kinderarts
en arts natuurgeneeswijzen en M.S.A. Bloemhof,
fysiotherapeut.

Voor informatie en toezending van de brochure
dienen belangstellenden te schrijven naar:
Administratie cursus N.A.A.S., Postbus 177,
1200 AD Hilversum of bellen met (035) 6834456
(na 19.00 uur)

Zorgverzekeraars accepteren het C-diploma van
de N.A.A.S. bij vergoedingen van acupunctuur-
behandelingen.

Het raadplegen van adviseurs is goed ...
Maar voor de financiële zaken van uw (toekom-
stige) praktijk heeft u een specialist nodig!

Dix & Fortuin is deskundig op financieel, fiscaal
en juridisch gebied m.b.t. praktijkfinanciering,
associaties, verzekeringen, hypotheken en pensioe-

nen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Ervaren dierenarts zoekt

gezelschapsdieren- of gemengde praktijk ter overname

met voorkeur voor Noord- of Oost-Nederland.

Reacties gaarne richten aan: Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van
nummer 13/00.

Ter overname aangeboden:

gezelschapsdierenpraktijk

in het midden van het land. De praktijk biedt nog geen volledige werkweek, maar heeft goede groeimogelijkheden. De overname
is inclusief een klein woon-/praktijkpand.

Reacties gaarne richten aan: Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031,3508 SB Utrecht, onder vermelding van
nummen2/oo.

Wegens vertrek van partner gezocht:

gezelschapsdierenpracticus (m/v)

Om bloeiende en goed geoutilleerde gezelschapsdierenpraktijk in het oosten van het land verder mee voort te zetten. Groot enthousiasme
voor het vak en goede communicatie zijn essentieel, evenals een grote mens- en diervriendelijkheid. Bij gebleken geschiktheid behoort asso-
ciatie tot de mogelijkheden. De functie is tevens geschikt voor dierenarts-paren, die graag samen hun energie in deze praktijk willen steken.

Reacties gaarne richten aan; Redactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummer 11/00.

-ocr page 218-

Gevraagd pen november 2000:

twee dierenartsen m/v
voor rundvee

Gevraagd wordt: flexibele en klantgerichte houding en goede
communicatieve vaardigheden. Ervaring in rundveepraktijk ge-
w/enst. Geboden wordt: een aantrekkelijke baan en salariëring
volgens normen KNMvD.

Uw sollicitaties kunt u, bij voorkeur per e-mail, richten aan: Flex
Vet uitzend- en detacheringsbureau voor dierenartsen, de Nolle
49,7482 GR Haaksbergen, telefoon: 053 - 5725548,
www.flexvet.nl,info@flexvet.nl.

\'yolledige begeleiding bij
uw praktijkovername

Op Paardenkllnlek de Raaphorst is ruimte voor een

extra dierenarts (m/v)

We zijn op zoek naar een jonge, enthousiaste collega die ons team wil komen versterken. De werkzaamheden zijn voornamelijk tweede-
lijns diergeneeskunde paard, met de nadruk op de orthopedie.

Uw reactie met c.v. graag schriftelijk naar Paardenkliniekde Raaphorst, ter attentie van J.T.M. van Schie en/of F.C.H. van Toor,
Raaphorstlaan 18 b, 2245 BG Wassenaar.

Wegens herverdeling binnen Dierenartsenpraktijk
\'Ysselland\' en Dierenkliniek Wehl zoeken wij dit najaar
een:

dierenarts (m/v)

De werkzaamheden zullen voornamelijk liggen in de grote
huisdierenpraktijk met nadruk op de bedrijfsadvisering in
de varkenshouderij.

Gevraagd:

• dierenarts met differentiatie LHDP, ervaring, onderne-
merszin en enthousiasme

• bereidheid mee te denken over praktijkvoering (be-
drijfsadvisering varken, rund en deelname aan organi-
satietaken)

• participatie in de diensten

Geboden:

• goed geoutilleerde klinieken in een mooi gebied om te
wonen en te werken

• salariëring en arbeidsvoorwaarden volgens richtlijnen
KNMvD

• bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkhe-
den.

Gaarne uw schriftelijke reacties binnen 14 dagen sturen
aan: Dierenartsenpraktijk \'Ysselland\', Kraakselaan 60,
6988 HH Doesburg, e-mail: dapyssel@trefnl.

D.G.C. het Westelijk Weidegebied is een gemengde
praktijk, waarin zeven dierenartsen werkzaam zijn.
Binnen de praktijk begint de diersoortgerichte differen-
tiatie steeds meer vorm te krijgen. In verband met het
vertrek van een collega zoeken wij een

dierenarts (m/v)

Van deze nieuwe collega verwachten wij:

• enthousiasme en de wil tot het bijdragen aan de ver-
dere ontwikkeling van de gezelschapsdieren- en
paardensector binnen de praktijk

• bereidheid te participeren in de dienstregeling van
de gemengde praktijk

• enige ervaring in de gemengde praktijk.

Wij bieden deze nieuwe collega:

• goede toekomstmogelijkheden

• een fulltime baan in een goed geoutilleerde, mo-
derne praktijk met een prettige werksfeer

• salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden vol-
gens KNMvD-normering.

Reacties binnen 14 dagen richten aan: D.G.C. Het

Westelijk Weidegebied, Dorpsstraat 221a, 3481 EG

Harmeien. Inlichtingen na 20.00 uur: H. van de

Griendt, telefoon 030 - 6772527.

-ocr page 219-

Melkvee met parasieten Is een probleem en dat kost de veehouder
geld. Melkvee tegen parasieten behandelen is óók een probleem,
door de vaak lange wachttijden voor melk. Tenminste, zo wäs
het... Want nu is er Ivomec* EPRINEX, een veilig en zeer effectief
middel tegen endo- èn ectoparasieten met O dagen wachttijd voor
de melk. U kunt de melkveehouderij haast geen betere dienst
bewijzen. EPRINEX is ook bijzonder geschikt voor parasieten-
bestrijding bij jongvee; twee strategische
behandelingen geven doorgaans voldoende
bescherming tijdens het gehele weideseizoen.
Vraag voor meer informatie naar de brochure.

EPFJNEX

(eprmomecbne)

---11

sto||wel

MERIAL

_ 6

maar^fet de
melkproductie

MERIAL B.V. Postbus 338, 1180 AH Amstelveen
www.merial.com

ZEER EFFECTIEF = ZEER PRODUCTIEF

UITSLUITEND VIA DE DIERENARTS!

flefln«lertnTOte.UcwOTBefl»^«»in»4ww* k*aä, l (ri pcf 10 k« n Mn sti* ar«p wn Kirt tol

IVOMtC « EPWCX IM (etxrarrccfine) PouOn voor Vte« en Mdkvce Keg NL 9023 UDA; Ooekter nnlemi. Mcaees beslridng «an ntecan tegen mMtdarm en lo

«9731EPfiM.09(002

li^wtCRM. CMEAM. 2000 He redten w

suvt Cvtr»««kMH yccfcBimrtuver KMn.WxHqd nwh. O dj«ai w dxlt: 21 dacen. VmleTe ricmMbe «t^^Utv d op mk^m« bevMb^

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (.para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatriserv.nl

-ocr page 220-

De kaarten in mastitisland

S;

-ocr page 221-

iiforden opnieuw geschud

In de loop van dit jaar zullen niet geregistreerde mastitis-
injectoren van de Nederlandse markt gaan verdwijnen.
Mycofarm heeft twee definitief geregistreerde mastitisinjectoren,
die u in staat stellen mastitis effectief te behandelen.

Dit zijn de troeven
van lyiycoffarm

Cobactan® LC

■ Cefquinome 75 mg/injectoj;
Diergeneesmiddet

Voor toadtontr^^P^

LACtHU I

pEWOMASJ®MC f

Cobactan1 LC

• De meest recente innovatie

• 4\' generatie cefalosporine;
cefquinome

• Breedspectrum: Gram en Gram -,
bij ernstige coii-mastitis te
combineren met Cobactan injectie

Delvomast* MC

• De injector met "praktijkervaring"

• Nafcilline, penicilline, streptomycine

• Zeer effectief bij streptokokken - en
stafylokokken infecties

• Eenmaal per dag behandelen,
gedurende maximaal 3 dagen

• Wachttijd melk behandelde kwartieren
5 dagen

• Wachttijd onbehandelde kwartieren
3 dagen

• Reg.NL 8092 UDA

Om de voordelen van Cobactan en Delvomast bij de melkveehouder \'in beeld\'
te brengen is een opvallende toonbankdisplay met productfolders beschikbaar.
U kunt deze bestellen via tel. 030-221 28 00.

iT Mycofarm mmm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

1  Driemaal behandelen,

na een interval van 12 uur

• Wachttijd melk 5 dagen

• Reg.NL 9468 UDA

-ocr page 222-

Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is in drieënhalve eeuw
uitgegroeid tot de meest complete universiteit
van Nederland: een rijkgeschakeerde, inter-
nationaal georiënteerde instelling van weten-
schappelijk onderwijs en onderzoek. De
14 faculteiten, 21 onderzoekscholen ett
58 opleidingen bieden studenten en medewer-
kers boeiende mogelijkheden zich verder te
ontplooien. De rijkdom aan disciplines en de
nadruk op kivaliteit bepalen de aantrek-
kingskracht van Utrecht. Wetenschappelijke
traditie, moderne iechniekett en op de toe-
komstgerichte programma\'s dragen daar-
aan verder bij. Met ongeveer 22.000 stu-
denten, ruim 6.800 personeelsleden en
een budget van ruim 1 miljard gulden
vormt de universiteit de spil in Utrecht
kennisregio. Vanuit deze positie in
Alidden-Nederland onderhoudt zij een
gevarieerd contactenpatroon met univer-
siteiten en gespecialiseerde onderzoek-
instituten over de gehele wereld.

De Universiteit op Internet:
u\'ww.uu.nl

Uw sollicitatie binnen 14 dagen, tenzij anders ver- \\
meld, richten aan de genoemde personeelsdienst. \'
l
Vergeet u niet het vacaturenummer te vermelden. 1
De universiteit streett ernaar dat vrouwen op alle
niveaus even vanzelfsprekend vertegenwoordigd zijn
als mannen. Bij voltijdse funaie is invulling in deeltijd
bespreekbaar Er is een regeling voor flexibel zwanger-
schaps- en ouderschapsverlof; er is een subsidieregeling
ten behoeve van kinderopvang.

Faculteit der Diergeneeskunde

De faculteit der Diergeneeskunde is de enige
in Nederland. De faculteit neemt in Europa een
toppositie in op het gebied van onderwijs,
onderzoek en patiëntenzorg en is geaccredi-
teerd door de American & Canadian Veterinary
Medical Associations.

Bij de nieuvife onderzoeksgroep \'Biologie van de
Skeletspier\' is plaats voor

2 Assistenten in

opleiding (v/m)

U gaat werken in een onderzoeksteam dat zich
richt op het verkrijgen van inzicht in de regulatie
van de groei, ontwikkeling en homeostase van
de skeletspier. Het onderzoeksteam bestaat uit
medewerkers van de Hoofdafdeling Anatomie
en Fysiologie en van de Hoofdafdeling Voedings-
middelen van Dierlijke Oorsprong. Toepassingen
van de resultaten van het fundamentele
onderzoek kunnen zowel klinisch van aard zijn
(geneeskunde van mens en dier) als van direct
belang voor de dierlijke productieketen. Er wordt
nauw samengewerkt met het Instituut voor
Dierhouderij en Diergezondheid (ID Lelystad) en
TNO Voeding.

Vacaturenummer 70085

Uw taken bestaan uit het verrichten van onder-
zoek naar de regulatie van proteolytische syste-
men in de skeletspiercel. Twee systemen zullen
worden onderzocht: het calpaine/calpastatine
systeem en het proteasoom. Intracellulaire
proteolytische systemen spelen een rol bij tal van
biologische processen. Afbraak van spiereiwitten
vindt voortdurend plaats en het is van belang
dat deze processen goed gereguleerd worden.
Onder bepaalde omstandigheden vindt echter
netto-afbraak van spiereiwitten plaats. Het doel
van het project is te onderzoeken of en zo ja op
welke wijze ontstekingsmediatoren en stressfac-
toren proteolytische systemen in de skeletspier
direct kunnen beïnvloeden. Voor dit onderzoek
zal gebruikgemaakt worden van skeletspiercellij-
nen en in kweek gebrachte satellietcellen
verkregen uit spierbiopten.

Vacaturenummer 70086

Uw taken bestaan uit het verrichten van onder-
zoek naar de modulatie van de fysiologische en
morfologische eigenschappen van skeletspieren

door schildklierhormoon en belasting. Daarvoor
ontwikkelt u, in samenwerking met een analist,
een in vitro model van in kweek gebrachte
satellietcellen verkregen uit spierbiopten van
varkens. Wat betreft de fysiologie zijn de syste-
men die kationen transporteren (Na,K-ATPase en
Ca-ATPase) van belang, wat betreft de morfolo-
gie wordt gekeken naar het ontstaan van een
bepaald spiervezeltype en hypertrofie. De vol-
gende vragen zullen aan de orde komen: a) of
de combinatie van schildklierhormoon en belas-
ting een additief effect heeft op te onderzoeken
parameters, b) of dit effect verschillend is in
cellen die afkomstig zijn uit een oorspronkelijk
langzame of snelle spier en c) op welk tijdstip
van de embryologische en postnatale ontwikke-
ling een maximaal effect kan worden bereikt.

Wij vragen voor vacature 70085 een afgestu-
deerd biochemicus of (medisch) bioloog en
voor vacature 2 een afgestudeerd dierenarts
of (medisch) bioloog; beiden bij voorkeur met
ervaring op het gebied van weefselkweek.
De aantekening artikel 9-functionaris strekt tot
aanbeveling.

Wij bieden een aanstelling in tijdelijke dienst
ter verdere wetenschappelijke vorming en oplei-
ding voor de duur van 4 jaar, af te sluiten met
een promotie. De onderzoekers zullen deel uit-
maken van de Onderzoekschool \'Diergezond-
heid\'. Het opleidings- en begeleidingsplan zal
in overleg worden vastgesteld. De omvang van
beide functies is 100%. Uw salaris bedraagt in
het eerste jaar ƒ 2 998,- en loopt op tot ƒ 4 281,-
bruto per maand in het vierdejaar (CAO
Nederlandse Universiteiten per 20 juli 2000).
Hebt u belangstelling? Dan kunt u voor
nadere inlichtingen over beide vacatures
contact opnemen met prof. dr. H.P Haagsman,
telefoon 030 - 253 5354, e-mail
h.p.haagsman@wdo.vet.uu.nl, met mevrouw
prof. dr M.E. Everts, telefoon 030-253 5307,
e-mail m.everts@vet.uu.nl of met prof. dr.
W.A. Weijs, telefoon 030-253 4335, e-mail
w.a.weijs@vet.uu.nl. Een samenvatting van de
projecten kan op verzoek worden toegestuurd.
Uw schriftelijke sollicitatie kunt u onder vermel-
ding van het vacaturenummer richten aan de
afdeling Personeel & Organisatie van de faculteit
der Diergeneeskunde, t.a.v. de heer
R. Bouwmeester, Yaielaan 1, de Uithof,
3584 CL Utrecht.

-ocr page 223-

Klinische diagnose:

oxalaat urolithiasis bij de kat.

Dieetstrategie: ♦ ^^JPPP
Whiskas® Low pH Control Dieet.

Het Whiskas® Low pH Control Dieet in blik
zorgt voor een voortdurende onderverzadiging
van de urine met calciumoxalaat en voorkomt
daarmee de vorming van deze stenen.

Dit dieet remt de kristallisatie van calcium-
oxalaat door een hoge citraatexcretie in de
urine te bevorderen.

Het Whiskas® Low pH Control Dieet is ook werk-
zaam bij struviet urolithiasis, waarbij het
zowel gebruikt kan worden voor het oplossen
van struvietstenen als voor de preventie van
herhaalde struvietsteenvorming.

De hoge verteerbaarheid vermindert het vocht-
verlies via de faeces en vergroot daardoor het
urinevolume.

De uitstekende acceptatie van het product en
de verkrijgbaarheid in twee smaken garanderen
ook op de lange termijn een goede opname.

Bij de ontwikkeling van het Whiskas® Low pH
Control Dieet is gebruik gemaakt van WALTHAM\'s
unieke, niet-invasieve, continue urinemonito-
ring systeem, waarmee de effecten van voeding
op de urineverzadiging en pH gedurende een
lange periode gemeten kunnen worden.

i;: I

WALTHAM is een toonaangevende autoriteit op het
gebied van urineverzadiging als resultaat van
meer dan 20 jaar wetenschappelijk onderzoek.

NUTRITION
SOLUTIONS

whi^s

VETERINARY DIETS

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service, Postbus 81,5460 AB Veghel.Tel.: 041S- 383333, Fax: 0413 - 340229.
Voor bestellingen: Virbac Nederland BV Postbus 313,3770 AH Bameveld. Tel.: 0342 - 427127. Fax: 0342 - 490164.
De Pedigree en Whisl<as diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

WALTHAM\'

THE WORLD\'S LEADING AUTHORITY
ON PET CARE AND NUTRITION

-ocr page 224-

Een nieuwe generatie
ACE-remmer

Als eerste introduceerde Mycofarm in 1994 een
ACE-remmer in Nederland. Toen betekende dit een
doorbraak bij de behandeling van hartfalen bij honden.

Mycofarm heeft nu gekozen voor een nieuwe generatie
ACE-remmer: Vasotop met als actieve stof ramipril.

Ramipril is een sterk lipofiel molecuul. Hierdoor dringl het betei
door in de weefsels en heeft het naast een cardiovasculaire
werking tevens een sterke werking op orgaan-niveau.

Vasotop

.

.■■Sjvr^

^Mycofarm

W .

OOG VOOR DE PRAKTIJK

vasotop" tabletten. Diergeneesmiddel UDA. Voor de behandeling van hartinsufficiéntie b»j honden. Tabletten voor orale toediening a 1.25 mg, 2.5 mg en 5 mg ramipril.
Dosering: 0.125 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Zie voor de volledige informatie de bijsluiter. REG NL 9726, 9727, 9716 UDA. Mycofarm Nederland B.V., Postbus 8, 3730 AA De Bilt

-ocr page 225-

oktober
2000

deel

125

aflevering

19

F ;

: issn 0040-7453

TijdscHri
Diergeneeskun

Wetenschap

Severe Combined Immunodeficiency Disease
bij het Arabische Paard

Diarree, pupsterfte en Cystoïsospora-spQc\'iQS

Actua

Diergeneesmiddelen, voor wie een middel en
voor wie een zorg?

Naar aanleiding van kwestie DAP De Grensstreek
\'Op de dierenarts moetje blindelings kunnen ver-
trouwen\'

Aleid Lubberink, dierenarts: \'Men moet zich de
rol van de hond voor de eigenaar realiseren\'

KNMvD

Ingezonden:

Hoofdbestuursleden gevraagd

Groep Groot Dagen 2000. Centraal: de sociaal-
economische positie van de dierenarts

Najaarsdag 2000 \'Op leeftijd\'
Geriatrie bij gezelschapsdieren

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

L

-ocr page 226-

Tandverzorging is niet
alleen tanden trekken

Hill\'s\' biedt de meest effectieve producten
voor de tandverzorging bij katten.

Nieuwe verbeterde
Hill\'s" Prescription
Dief Feline t/d\'

• De nieuwe grotere brokken
bevorderen een langere
kauwperiode met meer contact
tussen de vezels en de tanden

• Klinisch bewezen dat de vorming
van tandplaque, tandsteen en
verkleuring van het tandoppervlak
wordt beperkt

• Een complete voeding voor een
levenslange gezondheid

• Vernieuwde heerlijke smaak

Nieuw: Hill\'s" Science Plan"
Feline Oral Care"

• Een voer voor elke dag voor gezonde
katten, dat garant staat voor de
combinatie van een goede
mondhygiëne en een onovertroffen
voedingswaarde

• Maakt gebruik van de
vezeltechnologie van Hill\'s brokken
om katten een goede
mondverzorging te bieden, elke dag
opnieuw

• Smaakt heerlijk en helpt om de
tanden schoon te houden

(^E) Neem voor meer informatie contact
op met uw Hill\'s buitendienslmedewerk(st)er of bel
de gratis Hill\'s Voedingslijn: 0800-17745
www.hillspet.com

•Handelsmerken in eigendom of gebruikt onder licentie van Hill\'s Pel Nulrition, Inc. © 2000 Hill\'s Pet Nulrilion, Inc.

Hill\'s

Global Leader in Pet Nutrition

-ocr page 227-

Tl] OSCH RIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

574

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Dee! 125, aflevering 19, i oktober 2000

Oi^HBI

Uit de Hoofdredactie

Overzichtsartikelen

Severe Combined Immunodeficiency Disease (SCID) bij het Arabische Paard; H P. Don-van
7 Slot en J.H. van der Kolk 577

Diarree, pupsterfte en Cystoïsospora-^iecKS (coccidiose); K. Junker en D.J. Houwers 582

Wetenschap

Referaten
Boekbesprekingen

581,585
584

Vraag en antwoord 586

Berichten en verslagen

Diergeneesmiddelen, voor wie een middel en voor wie een zorg?; H. Vaarkamp, H.C.A. Leemans,
R.J.M.L. Raymakers, D.L. SchumerenJ.J.M. Voermans
 586

Naar aanleiding van kwestie DAP De Grensstreek. \'Op de dierenarts moetje blindelings kunnen
vertrouwen\'; S. De/e»
 592

Brr-Tup 594

Cave Canem; H. O. Hoenderken 595

Gevraagd: nieuwe vragen! 595

Commissie Bevordering Diergeneeskundig en Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek; P. Zwart 595
Dr, ir. Huub Savelkoul aangesteld als Van der Leeuw hoogleraar Celbiologie en Immunologie 595
Aleid Lubberink, dierenarts. \'Men moet zich de rol van de hond voor de eigenaar realiseren\';
L. Overduin en S. Umans 596

DNA-identificatie tijdelijke oplossing voor oormerkweigeraars 600

600
5oi

Van het internet

Databank giftige planten op intemet voor dierenarts; P.A.M. Overgaauw

Studentenreferaten

Actua

Praktijkgerichte, klinische avonden

1 WALTHAM

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest
Cebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort

vloeistoftherapie bij hond en kat

Dinsdag 28 november 2000-Heerenveen
Donderdag 13 december 2000-Apeldoorn
Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001 -De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

„ yirbac

ytA/^umliik vnv du^u^

-ocr page 228-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs.J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Bergmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrifl@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederiandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

KNMvD

ingezonden

Hoofdbestuursleden gevraagd; G. van Eijden

6o2

Maatschappijnieuws

28,29 en 30 november Groep Groot Dagen 2000. Centraal: de sociaal-economische positie van
de dierenarts
 603

Najaarsdag 2000 \'Op leeftijd\'. Geriatrie bij gezelschapsdieren 604

604

605

Van de Ereraad

Jaarverslag Ereraad 1999

Doorlopende agenda

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents

Review papers

Severe-Combined-lmmunodeficiency-Disease (SCID) in the Arabian horse: a review;
HP. Don-van\'t Slot, and J.H. van der Kolk

Diarrhoea, pupmortality, and cystoisospora species (coccidiosis); K. Junker, and D.J. Houwers

577
582

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 229-

Gezonde huid,
tevreden baasje

BAYTRIL: ANTI-INFECTIEUS MIDDEL VOOR HONDEN EN KAHEN.

Eigenaars van honden en katten zijn erg gevoelig
voor de huidproblemen van hun dieren. Bij
huidinfecties neemt u daarom het zekere voor het
onzekere.

Baytril: Zeer snelle en goede weefselpenetratie.
Hoge concentraties in geïnfecteerde weefsels.
Snelle en efficiënte bactericide werking. Goede
tolerantie ook bij langdurige toediening. Baytril
werkt zichtbaar doeltreffend in een dosering van
5 mg/kg per dag*. Zodat dieren snel genezen, de
baasjes tevreden zijn en u de eer krijgt.

*Bij huidinfecties in het algemeen wordt geadviseerd de
therapie enkele dagen na klinisctie verbetering van de
symptomen voort te zetten.

Baytril:

\'he Effective Anti-Infective.

Baytril; Breedspedrum anttoknicum met enrofloxadn als actieve substantie. Mag zowel voor honden als katten worden gebnjiirt. Indicaties: TTierapie van inlectieuze aandoeningen veroorzaakt door gramnegatieve en gramposltieve tjactenén en mycoplas.
ma\'s in hel Wlzonder infecties van de unnewegen. geslachlsorganen. ademhalingswegen, spijsvertenngsslelsel. hu«, otitis media en wonden. Toediening/Dosering; Oraal. Hond. kal: 5 mg enroHoracin per kg l.g. per dag gedurende minimaal 5 dagen: bi|
chronische verk3pende ziekten en gecomplk^erde inleklies kan de tjehandelingsduur tot 10 dagen wonjen verlengd. Contra-lndicatles: Behandeling van opgroeiende honden tot de leeftijd van één jaar is gecontraïndiceerd. Bij honden van grote rassen
geldt dit lot de leeftijd van 1,5 jaar. Ongewenste eltecten: Bij opgroeiende honden jonger dan één laar kan Ijeschadiging van het gewnchlskraakbeen optreden.
15 mg flEG NL 7865 ■ 50 mg REG NL 7866 ■ 150 mg HEG NL 7887

Bayer B.V. • Division Animal Health • Energieweg 1 - 3641 RT MIJDRECHT

-ocr page 230-

Aan mijn opvolger

Binnenkort ben ik na negen jaar Hoofdredactielid af, en volg jij mij op. Vreemd, maar ook goed. Goed, want negen jaar is lang en het is hoog
tijd dat er nieuw bloed komt. Vreemd, want ik zal de tweemaandelijkse gang naar de Julianalaan missen. Maar ik zal vooral de
Hoofdredactie missen, ook al is die onderhavig aan terugkerende wisselingen.

Als erfenis van negen jaren wil ik je graag mijn ervaringen vertellen. En er leek mij geen reden te zijn waarom de lezers van het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde die niet zouden mogen delen. Daarom valt deze briefniet bij jou op de mat, maar lees je hem samen met vele collega \'s.
Ik ben zo bevoorrecht geweest om op een cruciaal moment in de Hoofdredactie zitting te mogen nemen. IVe hadden nog een klein TvD met
een wat saaie, rode kaft. De teksten binnenin waren goed, maar ook hier was weinig spectaculairs te beleven. Het Tijdschrift was een kind
van haar tijd, maar daarmee ook aan verandering toe.

En die veranderingen waren volop in gang gezet toen ik bij de Hoofdredactie kwam. Daarmee heb ik een enorme omwenteling zich zien vol-
trekken. Als ik nu naar het Tijdschrift kijk, zie ik een uitermate goed leesbaar vakblad. Met een grote variatie aan inhoud.
Het Maatschappijgedeelte van het blad is naar mijn smaak dat wat het Hoofdbestuur en de leden zich kunnen wensen van dit gedeelte.
Redelijk actueel (want als je eens per twee weken verschijnt kun je nooit bovenop alle zaken zitten), en een mix van onontbeerlijke serieuzere
informatie, interessante interviews en verslagen van vrolijker gelegenheden. Natuurlijk valt er altijd iets te verbeteren, maar dat zal bij dit
gedeelte niet meevallen.

Met het wetenschappelijke gedeelte is de Hoofdredactie altijd bezig. A lhoewel er iedere keer wordt geroepen dat er te weinig kopij is - knoop
dat maar vast in je oren - ziet de bureauredactie toch steeds kans om ook in dit gedeelte aansprekende artikelen geplaatst te krijgen. Ik denk
echter dat het voor het wetenschappelijk gedeelte meer van belang is dat de Hoofdredactie blijft zoeken naar een goede invulling. Het he-
spreken van de kopij is daarom altijd een punt van aandacht op de vergaderingen. Overleg over hoe bepaalde soorten artikelen kunnen wor-
den aangetrokken keert regelmatig terug.

Voor jou ligt er een taak om vooral het praktische aspect goed in de gaten te houden. Het blijft moeilijk - bijna onmogelijk - om de practicus
een aandeel te geven in dit gedeelte. De jui.ste sleutel hiertoe is nog niet gevonden, maar het zoeken moet niet gestaakt worden. Ik hoop dat jij
met frisse moed nieuwe ideeën inbrengt om dit aspect een plaats te geven in ons Tijdschrift. Daarnaast dien je ervoor te waken dat de artike-
len in het Tijdschrift voldoende interessant zijn voor de practici. Ik denk dat deze taak jou wel is toevertrouwd.

Als specialist kijkje ook op een bepaalde manier tegen het Tijd.schnft aan. Ik heb in de afgelopen jaren niet de behoefte gehad om een speci-
fiek specialistische inbreng in het Tijdschrift voor te .•itaan. Natuurlijk was negen jaar geleden de rubriek \'Op verwijzing\' nog in leven en was
er toen niet direct de noodzaak om specialisten op te roepen zich als auteur in te zetten voor het Tijdschrift. Het is aan jou om er weer invul-
lingaan te geven als je die noodzaak wel weerziet. Ik zal je zeker steunen.

Ik heb een groot deel van mijn redactietijd in de gecombineerde Hoofdredactie zitting gehad. Daarmee is mijn Hoofdredactietijd e.<;sentieel
anders geweest dan die van jou zal zijn. Het redigeren van artikelen voor The Veterinary Quarterly vah er nu buiten. Enerzijds jammer, want
ik vond het werk voor de Quarterly ahijd een leuk - zij het intensief - onderdeel. Maar het laat jou meer tijd voor de specifieke
Tijdschrifttaken.

Ik heb echter positief gestaan tegenover de splitsing in twee redacties, en terugkijkend denk ik dat dit een geheel terechte beslissing is ge-
weest. Beide tijdschriften komen hiermee beter aan hun trekken. De kwaliteit van allebei is er zonder meer mee gediend geweest. Het opent
daarnaast de mogelijkheid om jou na een actieve periode als Tijdschriftredactielid in de toekomst ook nog een keer te vragen als lid van de
Editorial Board van de Quarterly!

Dit laatste is als een grapje bedoeld maar raakt direct een ander punt. Zoals ik eerder stelde, negen jaar is lang. In die negen jaar wisseh de
Hoofdredactie wel jaarlijks van samenstelling, wat gelukkig zorgt voor de frisse wind die ieder bestuur en iedere redactie nodig heeft. Ik
merk echter dat na een aantal jaren agendapunten zich gaan herhalen. Niet erg, maar niet goed voor degene die de herhaling opmerkt. Het
risico dat je je onvoldoende openstelt voor een bepaalde vraag - omdat die zich in het verleden ook al twee keer heeft voorgedaan - loert om
de hoek. Wie zegt echter dat de vraag de derde keer op dezelfde manier beantwoord moet worden ? Terugkijkend denk ik dat zes jaar vermoe-
delijk een optimale periode zou zijn, alhoewel dat niet voor iedereen hoeft te gelden. Ik merk ook dat meer redactieleden na zes jaar \'voortij-
dig \' de Hoofdredactie verlaten.

Ik zal je niet afraden om de negen jaar vol te maken. Ik denk wel dat het goed is na iedere driejaar serieus te kijken of de volgende drie jaar
nog met evenveel elan vol gemaakt kunnen worden.

Waarom voor mij dan toch negen jaar, zulje zeggen ? Dat heeft meer oorzaken. Belangrijk is vooral geweest dat er continu grote wisselingen
plaatsvonden, in de laatste jaren de splitsing tussen de Quarterly en het Tijdschrift. Maar een ander aspect is zeker zo belangrijk. De
Hoofdredactie is een \'commissie\' - als je het daarmee mag vergelijken - met voor mijn gevoel een unieke uitstraling. De vergaderingen ade-
men altijd een prettige, open en saamhorige sfeer. Ik heb in de Hoofdredactie nooit een periode meegemaakt, waarin onaangenamere zaken
de positievere dingen overschaduwden. Je zult ervaren dat dit een plaats is waar je altijd met plezier naar toe gaat, en gestimuleerd weer
vandaan komt. Ik hoop van harte datje na aftoop van jouw Hoofdredactietijd hetzelfde zuh kunnen meegeven aan jouw opvolger.
Geachte opvolger, veel succes!

Geachte mede-Hoofdredactieleden van de afgelopen jaren, geachte mede-Hoofdredactieleden van dit moment: bedankt voor de enorm pret-
tige samenwerking. De voorgaande alinea is geheel aan jullie te danken. Ik heb genoten van onze gedachtenwisselingen. Ik hoop dat ik, nu
wal meer van de zijlijn, op een andere manier een inbreng in jullie werk zal kunnen leveren. Ik zal jullie missen!

Rest mij nog één ding: een uiting van dank aan de beide voorzitters onder wie ik in de Hoofdredactie heb gezeten: Watse Sybesma en Wim
Edel. Het was een eer om jullie als voorzitter te mogen meemaken!

Lisette Overduin

-ocr page 231-

WORMEN

doe er wat aan

vóórdat Z(
er ziek van

Wormen zijn een ernstige bedreiging voor de gezondheid van zov/el
mens als dier. En (her)besmetting is niet te voorkomen. Bovendien zijn
wormen moeilijk te zien
, terwijl ze wel degelijk bij het huisdier aanwezig
kunnen zijn. Daarom is
regelmatig ontwormen (4x per jaar) noodzakelijk!
Drontal werkt snel en effectief tegen alle voorkomende soorten bij
zowel hond als kat.

®

Drontal

rekent in één keer af met wormen

DRONTAL* DOG REG NL 8983, DRONTAL® CAT REG NL 5691.

Registratiehouder: Bayer B.V., Division Animo! Health, Energiev^eg 1, 3641 RT Mijdrecht. Tel. 0297-280666.
http;//wwv/.bayer.nl.

Bayer

-ocr page 232-

Doorbraak bij de behandeling:
Een langere levensverwachting
met het Whiskas\' Low Phosphorus

Low Protein Dieet.

► Het Whiskas Low Phosphorus Low Protein Dieet
verlengt de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie significant.

Klinische studies in samenwerking met het
Royal Veterinary Col lege"-\'\' tonen aan dat,
wanneer het Whiskas Low Phosphorus Low Protein
Dieet wordt gebruikt als onderdeel van de
behandeling, de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie toeneemt.

Met de Whiskas\' Veterinaire Diëten kunnen
katten met nierinsufficiëntie langer leven.

1 Elliott J, Barber PJ, Rawling JH and Harkwell PJ (1998)
Effects of phosphate and protein restriction on progression
of chronic renal failure in cats. J. Vet. Int. Med.; 12: 221.

2 Onderzoek onder bestaande patiënten

NUTRITION
SOLUTIONS

wiïïsicés

VETERINARY DIETS

Klinische diagnose:

Chronische nierinsufficiëntie bij de kat.

Voor meer informolie: Wallhom Veterinaire Service, Postbus 8), 5460 AB Veghel Tel: 0413-383269 Fox: 0413-340229.
Voor bestellingen: Virbot Nederland BV, Postbus 313,3770 AH Barneveld Tel: 0342-427127 Fox: 0342-490164.
De Pedigree en Whiskas\' diëten zijn uitsluitend verkrijgbm bij de dierenarts.

-ocr page 233-

Severe Combined Immunodeficiency Disease (SCID)
bij het Arabische paard

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:577-81

H.P. Don-van\'t Slot\' en J.H. van der Kolk^

Overziclitsartilelefi

SAMENVATTING

Severe Combined Immunodeficiency Disease (SCID) is
een autosomaal recessief verervende ziekte, die niet al-
leen voorkomt bij Arabische paarden en kruisingen met
Arabische paarden, maar ook bij de mens. Zowel bij het
paard als bij de mens is in geval van SCID zowel de hu-
morale als de cellulaire immuniteit afwezig. De ziekte is
bij het paard voor het eerst beschreven in 1973. Het
meest opvallende symptoom is een progressieve (adeno-
virale) pneumonie. Naast het optreden van gewichtsver-
lies wordt in de regel een intermitterende koorts (38,1-
40,6°C) waargenomen. Ook komt vaak diarree voor. De
eerste symptomen worden zichtbaar op een leeftijd van
gemiddeld zo\'n 25 (14-46) dagen en sterfte kan na onge-
veer 49 (34-77) dagen optreden. De genetische basis van
SCID is sinds 1997 bekend. Deze is gelegen in een deletie
van vijf baseparen in het gen dat codeert voor de produc-
tie van DNA-Proteïne Kinase (catalytische subunit). In
Nederland is het sinds 1998 mogelijk met behulp van een
DNA-test de klinische waarschijnlijkheidsdiagnose te be-
vestigen.

SUMMARY

Severe-Combined-Immunodeficiency-Disease (SCID) in
the Arabian horse: a review

Severe-Combined-Immunodeficiency-Disease (SCID) is discussed with
special reference to its pathogenesis, clinical symptoms, pathology, and
diagnosis. The disorder has been observed in the USA, Canada, Great
Britain, and Australia and is characterized by an autosomal recessive mode
of inheritance. The clinical features of the disease seen in Arab foals under
46 days of age are intermittent fever, (adenoviral) pneumonia, and weight
loss sometimes associated with diarrhoea. From 1998 on. the SCID gene
can be detected in the Netherlands by means of DNA analysis.

INLEIDING

Severe Combined Immunodeficiency Disease (SCID), 00k
wel genoemd Primary Severe Combined Immunodeficiency
Disease (24), is een erfelijke aandoening, die niet alleen bij
de mens voorkomt, maar ook bij Arabische paarden en krui-
singen daarmee. Er is in de literatuur één geval beschreven
van een Appaloosa veulen met SCID met in de vijfde genera-
tie van de moederlijn een Arabische hengst (10, 12).
Paarden met SCID hebben een genetisch defect in het lym-
foïde systeem (thymus, lymfknopen en milt), waarbij geen
differentiatie optreedt tot functionele T- én B-lymfocyten
(9,20,27). Hierdoor is zowel de humorale als de cellulaire
immuniteit afwezig. Door deze verminderde weerstand tre-

\' Practicus, Provincialeweg 76. 4695 RN Sint Maartensdijk.

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, discipline Inwendige Ziekten. Faculteit der
Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, Yalelaan 12, 3508 TD Utrecht.

den gemakkelijk primaire infecties op (vooral met het adeno-
virus). De aandoening is gediagnostiseerd in de Verenigde
Staten van Amerika, Canada, Australië en Engeland (6). Het
is dus zeker niet ondenkbaar dat SCID ook in Nederland
voorkomt, zeker omdat veel Arabische paarden in Nederland
worden geïmporteerd. Deze dieren worden voornamelijk
geïmporteerd uit Rusland, maar ook uit de Verenigde Staten
van Amerika en Engeland. Jaarlijks worden volgens het
AVS (Arabisch Volbloedpaarden Stamboek Nederland) on-
geveer 15 paarden uit de Verenigde Staten van Amerika
geïmporteerd (10). Ook worden merries gedekt door buiten-
landse hengsten. In 1997 zijn 24 buitenlandse hengsten ge-
bruikt, tegenover 103 Nederlandse AVS-hengsten. Samen
zorgden ze voor 306 veulens in 1998.
Economisch gezien is SCID ook van belang (24). Een paard
kan aanzienlijk in waarde dalen als het drager blijkt van het
SCID-gen. Dit kan vooral voor een dekhengst en zijn ei-
gena(a)r(en) grote gevolgen hebben (5,16).
In dit artikel zal nader worden ingegaan op ondermeer de kli-
nische symptomen, de
Pathogenese en de diagnostiek van
SCID.

HISTORIE

SCID is in 1973 ontdekt door McGuire in de staat
Washington (VS) bij een dood aangevoerd Arabisch veulen.
Dit veulen had bijna geen antilichamen in het bloed (16).
McGuire heeft toen Arabische veulens op stoeterijen in de
omgeving onderzocht en trof vergelijkbare gevallen aan,
evenals in andere delen van de Verenigde Staten.
Later bleek deze aandoening ook in Australië voor te komen
(25). Er werd al snel gedacht aan een erfelijke aandoening,
maar het duurde nog enkele jaren voordat dit werd aange-
toond (19). Het bleek dat SCID een erfelijke autosomaal re-
cessieve aandoening is, die naar schatting sterfte veroorzaakt
bij 2-3% van de Arabische veulens (17).

VOORKOMEN VAN HET SCID-GEN
Bemoco en Bailey (2) hebben met behulp van een DNA-test
gekeken naar het voorkomen van het SCID-gen bij
Arabische paarden in de Verenigde Staten (2). Ze hebben
voor dit doel 250
at random gekozen Arabische paarden ge-
test op het voorkomen van het gen. Ook hebben ze vier be-
kende dragers, vier bekende lijders en drie volbloedpaarden
getest om de test te controleren. De test is uitgevoerd met be-
hulp van bloed. Opvallend was dat er een andere prevalentie
gevonden werd dan de prevalentie, die altijd werd aangeno-
men. De prevalentie van het SCID-gen was 4,2% en de pre-
valentie van SCID-dragers bleek slechts 8,4% (21/250). Dit
is veel minder dan de 25,7%, die door Poppie en McGuire
werd berekend in 1977 (21). Poppie en McGuire gingen er-
van uit dat 2-3% van de Arabische veulens een SCID-lijder
was. De resultaten die door Bemoco en Bailey naar buiten
zijn gebracht zouden een prevalentie van slechts 0,18% lij-
ders aantonen (dit is 11-16 keer minder!). Zij vonden het on-
waarschijnlijk dat deze reductie door de fokkers gerealiseerd

-ocr page 234-

werd in de 20 jaar dat de zielcte bekend is. Bemoco en Bailey
gaan er van uit dat de
at rawü^om-selectie van Poppie en
McGuire geen
at rawt/ow-selectie was, maar een selectie van
fokkers die problemen hadden gehad met SCID-veulens en
daarom hun dieren aanboden voor onderzoek.

PATHOCENESE

Een immuundeficiëntie kan primair of secundair zijn. Een
primaire immuundeficiëntie omvat een genetisch defect dat
geslachtsgebonden of autosomaal kan overerven. Een secun-
daire immuundeficiëntie kan vele oorzaken hebben, zoals
onvoldoende biestopname, infectieziekten, etcetera (22).
Primaire immuundeficiënties zijn in principe irreversibel,
hoewel ze soms te corrigeren zijn door bijvoorbeeld trans-
plantaties. Secundaire immuundeficiënties zijn geheel of ge-
deeltelijk reversibel als het oorzakelijk agens verwijderd kan
worden.

De B-lymfocyten produceren (na transformatie tot plasma-
cellen) antilichamen en werken ook als \'memory\'-cellen bij
herhaalde blootstelling aan een antigeen. De T-lymfocyten
reguleren de immuunrespons (inclusief de antilichaampro-
ductie) en omvatten \'killer-\', \'helper-\' en \'supressor\'-cellen.
Een lymfocyt herkent slechts één antigeen (of enkele sterk
op elkaar lijkende antigenen). Dit is mogelijk, omdat zowel
B- als T-lymfocyten op hun celmembraan antigeen-speci-
fieke receptoren hebben, die per lymfocyt identiek zijn, maar
verschillend zijn van lymfocyt tot lymfocyt. Hierdoor zijn
lymfocyten in staat om zeer veel verschillende antigenen te
herkennen.

De antigeen-specifieke receptor van B-lymfocyten, het Ig-
molecuul, bestaat uit twee zware ketens (IgH, \'immunoglo-
bulin heavy chain\') en twee lichte ketens (IgL, \'immunoglo-
bulin light chain\'). Er zijn vijf verschillende Ig-klassen,
afhankelijk van het gebruikte IgH-ketentype. Bij de IgL-ke-
tens zijn twee typen bekend:
k en X.

Zowel de IgH- als de IgL-ketens bestaan uit een variabel deel
en een constant deel. Binnen het variabele deel van de Ig-ke-
tens kunnen verschillende regio\'s worden onderscheiden,
die op DNA-niveau gecodeerd worden door aparte genen,
namelijk een \'variable\' (V) gen, een \'diversity\' (D) gen en
een \'joining\' (J) gen bij een IgH-keten en bij de IgL-keten,
een V-gen en een J-gen. Het constante deel van de IgH- en
IgL- ketens wordt door een \'constant\' (C) gen gecodeerd.
Analoog aan de Ig-eiwitketens bestaan ook de T-celreceptor-
eiwitketens uit een variabel en een constant deel, waarbij het
variabele deel weer door een V-gen en een J-gen gecodeerd
wordt. Ook bij deze ketens wordt het constante deel door een
apart C-gen gecodeerd. Aangezien elk receptor-gencomplex
een aantal V-, (D-) en J-genen bevat zijn er veel verschil-
lende V-(D-)J-combinaties mogelijk. De grote diversiteit in
specificiteit van de receptoren van lymfocyten komt tot stand
door genherschikking. Gedurende de B- en T-celdifferentia-
tie worden de V-, (D-) en J-genen op DNA-niveau zodanig
herschikt, dat iedere cel een eigen combinatie van V-, (D-)
en J-genen verkrijgt. V(D)J-recombinatie is het moleculaire
mechanisme waardoor het mogelijk is om een haast oneindig
aantal specifieke immuunreceptoren te maken. Dit gebeurt
door de samenvoeging (joining) van gensegmenten (V, D en
J) (26). Deze recombinatie bevat twee dubbel-streng DNA-
cuts en de daaropvolgende herenigingen. De V(D)J-recom-
binatie is een lymfocytspecifiek proces, dat nodig is voor de
antigeenreceptor-expressie op B- en T-cellen (23). Defecten
in dit proces resulteren in een complete blokkade van de B-
en T-cellymfopoiësis.

De oorzaak van SCID bij het Arabische paard is gelegen in
het feit dat deze paarden niet in staat zijn de V(D)J-recombi-
natie uit te voeren. Verschillende specifieke genetische pro-
ducten zijn nodig voor de V(D)J-recombinatie, afwezigheid
van één van deze factoren kan tot een immuundeficiëntie lij-
den. Bij veulens met SCID ontbreekt één van deze factoren,
namelijk het enzym DNA-dependent protein kinase (DNA-
PK) (1). Dit enzym is niet alleen nodig voor de V(D)J-re-
combinatie, maar ook voor reparatie van dubbelstrengsbreu-
ken in DNA. Door sequentie-analyse is gebleken dat dit
defect komt door een deletie van vijf baseparen in de kataly-
tische subunit van DNA-PK (DNA-PKcs) (23). Door deze
deletie van vijf baseparen vindt er een verschuiving plaats in
het DNA dat codeert voor de productie van DNA-PKcs (een
verschuiving in het \'reading frame\'). Het codon dat normaal
uit TCT bestaat verandert in AAT en kort daama verschijnt
er een \'stop codon\' dat de productie van het DNA-PKcs be-
ëindigt. Door het ontbreken van dit DNA-PKcs vindt er geen
rijping plaats van de B- en T-lymfocyten.
Wiler
et al. (26) hebben gekeken naar de lichte keten (light-
chain) genen twee SCID bij veulens, een normaal Arabisch
veulen en een onverwant paard. Dit werd gedaan door ge-
bruik te maken van een PCR en DNA uit de milt (paarden
hebben voor meer dan 90% \\ lichte ketens).
Nog niet herschikte
VK-genen werden inderdaad bij twee
Arabische veulens met SCID gevonden in lichte ketens.
Bovendien werden er geen signal joints gevonden in het
DNA van een SCID-veulen, terwijl bij de normale veulens
Vk-Jk gevonden werd. Bij de zware ketens werden dezelfde
resultaten gevonden als bij de lichte ketens. Tevens bleek dat
de SCID-cellen veel gevoeliger waren voor ioniserende stra-
ling dan de cellen van normale veulens. DNA-PK is immers
ook nodig voor de reparatie van dubbelstrengsbreuken in
DNA. Als gezonde cellen van veulens worden blootgesteld
aan een straling van 4 Gy gedurende een bepaalde tijd, dan is
50% van deze cellen ernstig aangetast. Worden SClD-cellen
blootgesteld gedurende dezelfde tijd aan 4 Gy dan is onge-
veer 95% van de cellen ernstig aangetast (26).

KLINISCHE SYMPTOMEN

McGuire en Poppie (14) beschreven in 1973 de klinische
symptomen bij veulens met SCID als pneumonie met hoes-
ten en purulente neusuitvloeiing (op 9 weken leeftijd). In la-
tere publicaties (15,21) werd hieraan toegevoegd, dat alle
veulens met SCID een grotere gevoeligheid hebben voor in-
fecties (15). De pneumonie gaat gepaard met hoesten,
progressief gewichtsverlies, diarree en koorts. Deze diarree
kan veroorzaakt worden door een cryptosporidiën-infectie
(11). Sterfte treedt op door primaire infecties, waaronder
adenovirale pneumonie, maar ook hepatitis, enteritis of in-
fecties van andere organen.

Door Thompson et al. (25) werd de hypothese geopperd dat
het vele voorkomen van adenovirussen bij veulens met SCID
weieens overschat zou kunnen zijn, omdat er vaak een inten-
sieve antibioticumtherapie plaatsvindt, die het pathologische
beeld zouden kunnen verstoren. Ook werd door hen geop-
perd dat er erg op het voorkomen van adenovirussen werd
gelet omdat in die tijd (1975) adenovirussen zojuist ontdekt
waren.

Studdert (24) beschreef de symptomen bij veulens met SCID
als volgt: Veulens met SCID zijn bij de geboorte normaal.
Als ze de leeftijd van ongeveer 25 dagen (14-46 dagen, af-
hankelijk van de verkregen matemale immuniteit via de
biest) hebben bereikt worden de eerste ziekteverschijnselen

-ocr page 235-

zichtbaar. De eerste verschijnselen zijn een bilaterale neus-
uitvloeiing, die sereus begint, maar later mucopurulent
wordt. Deze kan eventueel de neusgaten verstoppen en hier-
door het drinken van het veulen bemoeilijken. Ook vermage-
ren de dieren en hebben ze een intermitterende koorts. Deze
koorts varieert van 38,1 °C (11) tot 40,6°C (13).

BLOEDONDERZOEK

Bij bloedonderzoek zijn de bevindingen een lymfopenie, on-
detecteerbare IgM-concentraties, hypogammaglobulinemie,
hyperfibrinogenemie en een linksverschuiving (13,24).
Dat veulens met SCID nog wel een IgG-concentratie in het
bloed hebben en geen IgM-concentratie, hangt samen met de
halfwaardetijd van de materaale antilichamen. De halfwaar-
detijd van matemaal IgM is korter dan die van IgG. Daarom
is er op de leeftijd, waarop de dieren klinisch ziek worden,
meestal geen IgM meer aantoonbaar, terwijl er nog wel IgG
circuleert. Normaal synthetiseren veulens IgM al voor de ge-
boorte. Ook produceren SCID-veulens geen detecteerbare
antilichaamtiter na inoculatie met faag cl)X-174 (bij de muis
is dit een T-cel afhankelijk anti geen), terwijl normale veu-
lens hoge antilichaamtiters krijgen na inoculatie (7).

THERAPIE

Perryman (18) heeft in 1987 een therapie beschreven voor
veulens met SCID. Bij één veulen is het hem gelukt een im-
munologische reconstitutie te verkrijgen. Dit veulen heeft
een (intraveneuze) transplantatie ondergaan van beenmerg-
cellen (1,8 X 10^ beenmergcellen/kg lichaamsgewicht) af-
komstig van een histocompatibele donor (een volle
broer/zus, die het jaar ervoor was geboren), wat inhoudt dat
ze dezelfde equiene leucocytenantigenen (ELA) hebben en
geen reactie vertonen als de lymfocyten worden samenge-
bracht in een cultuur. Het beenmerg werd verkregen door cu-
rettage van de beide humeri en femura post-mortaal.
Het SClD-veulen had 40 dagen na deze transplantatie meer
dan 1,0 X 10^ lymfocyten/1 en na 170 dagen had het veulen
normale aantallen T- en B-lymfocyten in het bloed.
Na immunisatie met de bacteriofaag 4)X-174 reageerde het
veulen met een significante immuunrespons. Dit in tegen-
stelling tot onbehandelde SCID-veulens, die geen detecteer-
bare respons laten zien na immunisatie met bacteriofaag 4>X-
174. Tot op 600 dagen na de transplantatie groeide het
veulen normaal en had het normale reacties op infecties (4).
De hierboven beschreven therapie is echter in de praktijk
niet toepasbaar, omdat er meestal geen immunologisch his-
tocompatibele dieren beschikbaar zullen zijn, die als donor
kunnen dienen. Eventueel toegediend serum met hoge gehal-
tes aan immuunglobulines gericht tegen adenovirussen lij-
ken het ziekteverloop te verlengen, maar kunnen sterfte niet
voorkomen (24).

Ondanks een intensieve therapie is er een progressieve ach-
teruitgang in de gezondheid van de veulens. De veulens ster-
ven op een leeftijd van ongeveer 49 dagen (34-77 dagen). Dit
betekent dat de duur van het ziekteverloop na het verschijnen
van de eerste symptomen ongeveer drie tot vier weken is.

PATHOLOGIE

Bij patholoog-anatomisch onderzoek wordt er in de longen
vaak een uitgebreide bronchopneumonie aangetroffen (24).
Typisch hierbij is dat 25% van het longvolume (vooral in de
cranioventrale delen) geconsolideerd en paars van kleur is.
Ook kunnen abcesjes in de long voorkomen, waaruit fre-
quent
Rhodococcus equi geïsoleerd kan worden. Daamaast
kunnen een conjunctivitis, een rhinits en een tracheitis wor-
den gevonden. De thymus is vaak klein en moeilijk te vin-
den. De lymfeknopen in het gehele lichaam zijn klein, even-
als soms de milt (11).

Bij microscopisch onderzoek kan een thymushypoplasie
worden gevonden, waarbij de thymus voor een groot deel uit
vetweefsel bestaat. In de milt ontbreken kiemcentra en witte
pulpa. Ook de lymfeknopen bevatten geen kiemcentra en er
zijn zeer weinig lymfocyten in de andere delen van de lymfe-
knoop. In de epitheelcellen van de luchtwegen bevinden zich
basofiele intranucleaire insluitlichaampjes (duidend op een
adenovirale pneumonie) (15). Studdert (24) vond in de epi-
theelcellen van de conjunctiva, de neus en de trachea even-
eens adenovirale insluitlichaampjes. Het bronchiale epitheel
is geprolifereerd met ook weer adenovirale insluitlichaam-
pjes, waarbij adenovirusantigeen kon worden aangetoond.
Er is tevens sprake van een interstitiële pneumonie. In de
helft van de gevallen werd
Pneumocystis carinii (een schim-
mel, die vaak in de longen wordt gevonden bij mensen met
een immuundeficiëntie) gevonden (24). Uitgebreide en ern-
stige adenovirale pancreatitis (met insluitlichaampjes) komt
ook voor. Door Studdert wordt ook een milde adenovirale
cystitis en nierbekkenontsteking genoemd. Van het lymfoïde
weefsel noemt Studdert de totale afwezigheid van lymfocy-
ten in de cortex en het ontbreken van B- en T-lymfocyten in
de milt. Door Mair
etal.{\\\\) wordt necrose van zowel pan-
creas als lever genoemd. Ook vonden Mair
et al. coronavi-
russen en oöcysten van cryptosporidiën in uitstrijkjes van de
feces.

DIAGNOSE

De waarschijnlijkheidsdiagnose SCID kan worden gesteld
op basis van 1) het signalement (Arabisch veulen van 3-4
weken oud), 2) de aanwezigheid van een bronchopneumo-
nie, diarree en/of koorts, 3) het niet reageren op een inge-
stelde therapie, 4) de aanwezigheid van een lymfopenie
(< 1,0
X 10\'^ lymfocyten/1) bij een veulen van meer dan één
week oud, 5) een niet-detecteerbare serum IgM-concentratie
en 6) hypoplasie van lymfoïde weefsels (23).
In 1997 werden het gen en het gendefect geïdentificeerd dat
SCID veroorzaakt (22). Aan de hand van deze bevinding is
toen een test ontwikkeld, die het afwijkende gen kan aanto-
nen. Het is nu mogelijk om dragerdieren te onderscheiden
van vrije dieren. Door het testen van bloed of haarmateriaal
(met name haarwortels) van het paard kan binnen enkele we-
ken een defmitieve diagnose bekend zijn.
Dit is een zeer belangrijke ontwikkeling voor de fokkerij van
Arabische paarden, omdat nu een fokbeleid kan worden op-
gesteld om te proberen het SCID-gen uit de populatie te ver-
wijderen. Deze test is sinds september 1998 via het AVS ook
in Nederland beschikbaar, zodat nu ook in Nederland paar-
den getest kunnen worden op dragerschap. Het AVS raadt
haar leden aan hun paarden te laten onderzoeken op de aan-
wezigheid van dragerschap. Er wordt een dringende aanbe-
veling gedaan om met dieren die drager zijn niet te fokken.
Shin
et al. (23) hebben 17 Arabische paarden (2 hengsten en
15 merries), die SCID-veulens hadden voortgebracht, één
normaal Arabisch veulen uit een kruising van twee bekende
dragers, vier veulens, waarvan op andere wijze was aange-
toond dat ze SCID hadden en één gezond niet-Arabisch veu-
len, gecontroleerd met behulp van deze test op dragerschap
van het SCID-gen (23).

Het verkregen DNA-materiaal wordt eerst vermeerderd met
behulp van een PCR. Dit DNA wordt daarna door gel-elek-

-ocr page 236-

Tabel 1.

1. (Severe) Combined Immunodeficiency

Leeftijd bij verschijnen eerste symptomen
Ras

Perifere lymfocytentelling
In vitro testen B- en T-lymfocyten
(reactie T-cel op phytolectine)
Concentratie immuunglobulinen
Mechanisme

2. Onvoldoende opname van antistoffen

Leeftijd bij verschijnen eerste symptomen
Ras

Perifere lymfocytentelling
In vitro testen B- en T-lymfocyten
Concentratie immuunglobulinen
Mechanisme

: l-3maanden
: Arabier (Appaloosa)
: laag (<1,0 x 10^ lymfocyten/1)
: B-cel afwezig
: T-cel reactie zwak

: synthese niet mogelijk, als antilichamen uit colostrum zijn verbruikt, daling op circa 3 maanden leeftijd.
: genetisch

:neonaat
: alle rassen
: normaal

: zou normaal moeten zijn

: verlaagd tot eigen productie op gang komt (±3 maanden)
: verkregen

3. Selectieve IgM deficientie

Leeftijd bij verschijnen eerste symptomen : 2-24 maanden
Ras

Perifere lymfocytentelling
In vitro testen B- en T-lymfocyten
Concentratie immuunglobulinen
Mechanisme

: Arabier, Quarter horse. Volbloed, Paso Fino
: normaal

: meestal normaal, in vivo soms echter afwijkend
: normaal, verlaagd tot niet aantoonbaar
: niet bekend

4. Tijdelijke hypogammaglobulinemie

Leeftijd bij verschijnen eerste symptomen
Ras

Perifere lymfocytentelling
In vitro testen B- en T-lymfocyten
Concentratie immuunglobulinen
Mechanisme

: 2-4 maanden
: Arabier
: normaal

: B- en T-cellen normaal (bij 1 paard getest)

: synthese voor variabele periode vertraagd, daling concentratie/afwezig op 3 maanden leeftijd
: niet bekend

5. Agammaglobulinemie:

Leeftijd bij verschijnen eerste symptomen : 2-6 maanden
Ras

Perifere lymfocytentelling
In vitro testen B- en T-lymfocyten
Concentratie immuunglobulinen
Mechanisme

: Warmbloed, Volbloed, Quarter horse
: normaal

: geen B-cellen, T-cellen reageren normaal
:zie(S)CID
: genetisch

troforese gescheiden en overgebracht op nylonmembranen.
Hierna wordt het gehybridiseerd met probes voor de normale
en SCID-allelen van de Icatalytische subunit van het DNA-
afhankelijke proteïnekinase.

Er werd geconcludeerd dat de test bruikbaar is om paarden
die heterozygoot zijn voor het SCID-gen te identificeren on-
der voorwaarde dat bij alle paarden met SCID het defect op
dezelfde genetische mutatie berust.

De test wordt in Nederland uitgevoerd door het Dr. Van
Haeringen Laboratorium te Wageningen.
Een te testen paard kan telefonisch of schriftelijk bij het AVS
worden aangemeld. Het AVS zorgt voor monstemame van
haarwortels van het desbetreffende paard. Het haar wordt ge-
trokken bij het begin van de manen ter hoogte van de schoft.
Het haar moet droog, koel en donker bewaard worden. Een
twintigtal haarwortels zijn voldoende. Het haarmateriaal
wordt opgestuurd naar het laboratorium, waar de test wordt
uitgevoerd. De kosten van de test bedragen via het AVS
ƒ 90,- (exclusief BTW; augustus 1999).
Na enkele weken is de uitslag van de test bekend en wordt de
uitslag meegedeeld aan het AVS en aan de eigenaar van het
paard. Als het paard SCID-vrij is krijgt het dier van het AVS
een certificaat waar dit op vermeld is. Dit kan een hengsten-
houder dus aan de merriehouder tonen of gebruiken in adver-
tenties. Het AVS doet verder geen mededelingen aan derden
over het al dan niet SCID-positief zijn van een paard. Er
wordt wel op toegezien dat diegenen, die adverteren met een
SCID-vrij paard, dat ook ter goeder trouw doen.
Het is ook mogelijk om de test direct via het Dr. Van
Haeringen Laboratorium te laten uitvoeren. De uitslag wordt
dan wel doorgegeven aan het AVS. In dit geval kan er ook
met heparine onstolbaar gemaakt bloed worden opgestuurd,
waarbij het DNA van de lymfocyten wordt gebruikt. Ook
hier duurt het weer enkele weken voordat de uitslag bekend
is. In geval van een veulen dat verdacht wordt van SCID kan
eventueel sneller (na één week) een uitslag bekend worden,
zodat het ook in de diagnostiek van SCID gebruikt kan wor-
den. Dit moet echter wel expliciet gemeld worden.
In sommige gevallen is het niet noodzakelijk om materiaal
op te sturen, omdat er al DNA van het desbetreffende paard
onderzocht is (Bij het AVS vindt namelijk sinds 1998 af-
stammingscontrole van de nieuw geboren veulens plaats met
behulp van DNA-onderzoek. Het haarmateriaal, dat hiervoor
benodigd is, wordt verzameld op het moment dat de veulen-
schetser het veulen komt schetsen). Over het reeds aanwezig
zijn van een DNA-analyse kan contact worden opgenomen

-ocr page 237-

met het AVS.

AVS (Vereniging Het Arabische Volbloedpaardenstamboek
in Nederland): Postbus 40306, Reactorweg 15, 3504 AC,
Utrecht, 3542 AD Utrecht, tel.nr.: 030-2410001 (9.00-12.30);
faxnr.: 030-2415544

DIFFERENTIAALDIAGNOSE

Differentiaal diagnostisch moet gedacht worden aan andere
oorzaken van infectieuze pneumonie en aan een
Rhodococcus
e<7«/-infectie. Verder ook aan andere oorzaken van diarree en
immuundeficiënties.

Verder onderscheid kan worden gemaakt aan de hand van ta-
bel 1 (3).

LITERATUUR

1. Bailey E, Reid RC, Skow LC, Mathiason K, Lear TL, and McGuire
TC. Linkage of the gene for equine combined immunodeficiency
disease to microsatellite markers HTG8 and HTG4; synteny and FISH
mapping to ECA9. Anim Genet 1997; 28: 268-73.
Bemoco D, and Bailey E. Frequency of the SCID gene among Arabian
horses in the USA. Anim Genet 1998; 29: 41 -2.
Boy MG, Zhang C, Antczak DF, Hamir AN. and Whitlock RH.
Unusual selective imunoglobulin deficiency in an arabian foal. J Vet
IntMed 1992;6:201-5.

Bue CM, Davis WC, Magnuson NS, Mottironi VD, Ochs HD, Wyatt
CR, and Ferryman LE. Correction of equine severe combined immu-
nodeficiency by bone marrow transplantation. Transplantation 1986;
42: 14-9.

Cyn TG. Steering through SCID. Arabian Horse World; 1996.
Kita J, Frymus T, Crisman MV, and Ferryman LE. Survey of Arabian
foals in Poland for immune system disorders. Equine Vet Sei 1985; 5:
290-2.

Lew AM, Hosking MD, and Studdert MJ. Immunologic aspects of
combined immunodeficiency disease in arabian foals. Am J Vet Res
1980;41: 1161-6.

Lunn DP, and McClure JT. Clinico-pathological diagnosis of immu-
nodeficiency. Equine Vet Educ 1993; 5: 30-2.

Lunn DP, McClure JT, Schobert CS, and Holmes MA. Abnormal pat-
terns of equine leucocyte differentiation: antigen expression in severe
combined immunodeficiency foals suggests the phenotype of normal
equine natural killer cells. Immunology 1995; 84: 495-9.
Magnin E. CID bedreigt arabier: Immuunziekte rukt op. Bit 1997: 62-3.
Mair TS, Taylor FGR, Harbour DA, and Pearson GR. Concurrent

12.

13.

14.

15.

16.
17.

18.

19.

20.

2.

21.

4.

22.

23.

5.

6.

24.

25.

26.

27.

10.
11.

Cryptosporidium and Coronavirus infections in an Arabian foal with
combined immunodeficiency syndrome. Vet Ree 1990; 126: 127-30.
McChesney AE, England JJ, and Rich LJ. Adenoviral Infection in
Foals. J Am Vet Med Assoc 1973; 162: 545-9.
McClure JT, Lunn DP, and McGuirk SM. Combined immunodefi-
ciency in three foals. Equine Vet Educ 1993; 5:14.
McGuire TC, and Poppie MJ. Hypogammaglobulinemia and thymic
hypoplasia in horses: a primary combined immunodeficiency dis-
order. Infect Immun 1973; 8: 272-7.

McGuire TC, Poppie MJ, and Banks KL. Combined (B- and T-lym-

phocyte) Immunodeficiency: A Fatal Genetic Disease in Arabian

Foals. J Am Vet Med Assoc 1974; 164: 70-6.

Moore J. Closing in on a killer gene. Equus 1997; 239: 43.

Ferryman LE, Boreson CR, Conaway MW, and Bartsch RC.

Combined immunodeficiency in an Appaloosa Foal. Vet Path 1984;

21:547-8.

Ferryman LE, Bue CM, Magnuson NS, Mottironi VD, Ochs HS, and
Wyatt CR. Immunological reconstitution of foals with combined im-
munodeficiency. Vet Immunol Immunopathol 1987; 17:495-508.
Ferryman LE, and Torbeck RL. Combined immunodeficiency of ara-
bian horses: Confirmation of autosomal recessive mode of inlieritance.
J Am Vet Med Assoc 1980; 176: 1250-1.

Ferryman LE, Wyatt CR, Magnusson NS, and Mason PH. T lymphocyte
development and maturation in horses. Anim Genet 1988; 19: 343-8.
Poppie MJ, and McGuire TC. Combined immunodeficiency in foals of
Arabian breeding: evaluation of mode of inheritance and estimation of
prevalence of affected foals and carrier mares and stallions. J Am Vet
Med Assoc 1977; 170:31-3.

Shin EK, Ferryman LE, and Meek K. A kinase negative mutation of
DNA-PKcs in equine SCID results in defective coding and signal joint
formation. J Immunol 1997; 158: 3565-9.

Shin EK, Ferryman LE, and Meek K. Evaluation of a test for identifi-
cation of Arabian horses heterozygous for the severe combined im-
munodeficiency trait. J Am Vet Med Assoc 1997; 211: 1268-70.
Studdert MJ. Primary, severe, combined immunodeficiency disease of
Arabian foals. Aust Vet J 1978; 54: 411-7.

Thompson DB, Studdert MJ, Beilharz RG, and Littlejohns IR.
Inheritance of a lethal immunodeficiency disease of Arabian foals.
AustVetJ 1975;51: 109-13.

Wiler R, Leber R, Moore BB, Van Dyk LF, Ferryman LE, and Meek
K. Equine severe combined immunodeficiency: A defect in V(D)J re-
combination and DNA-dependent protein kinase activity. Free Natl
Acad Sei 1995; 92: 11485-9.

Wyatt CR. Magnuson NS, and Ferryman LE. Defective thymocyte
maturation in horses with severe combined immunodeficiency. J Im-
munol 1987; 139: 4072-6.

Per primam sluiten van wonden

Chirurgie

Wordt de zogenaamde Friedrich-periode nog in acht geno-
men bij het per primam sluiten van de wond?
Ned Tijdschr Geneesk 1998; 142: 873-4.

In de Vraag en Antwoord-rubriek van het Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde werd een probleem behandeld
dat ook voor de diergeneeskunde relevant is, namelijk bin-
nen welke tijd kan een wond nog primair worden gesloten?
In verband met het per primam sluiten wordt bij verwondin-
gen de zogenaamde Friedrich-periode van zes uur in acht ge-
nomen. Paul Friedrich was assistent bij Robert Koch aan het
eind van de vorige eeuw en heeft hiemaar uitgebreid onder-
zoek gedaan.

De gehanteerde tijdsduur is gebaseerd op de bevinding dat
bacteriën in een wond zich eerst adapteren en vervolgens, na
een periode van ongeveer zes uur, gaan vermenigvuldigen.
Het risico van het ontstaan van een wondinfectie neemt dan
snel toe met een grotere kans op mislukking van primair her-
stel van de weefsels. Natuurlijk betekent dit niet dat wonden
die binnen deze zes uur behandeld worden niet infecteren en
alles daama wel. Er zijn diverse factoren hierop van invloed
en een goed wondtoilet blijft een eerste vereiste.
Het gebruik van lokale, kiemdodende, desinfectantia wordt
afgeraden in verband met direct fysische werking op de cel-
len met beschadiging van gezonde weefsels als gevolg.
Van systemische toediening van antibiotica wordt tenslotte
maar in beperkte mate verwacht dat het de kans op wondin-
fectie vermindert.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 238-

SAMENVATTING

Naar aanleiding van een postmortaal onderzoek van een
pup uit een kennel met diarreeproblemen en groeistil-
stand onder de jonge dieren, wordt een overzicht gegeven
van \'coccidiose\' bij de hond. Het is een infectie die met
name bij pups in/uit kennels tot slechte groei, diarree en
zelfs sterfte kan leiden, en als zodanig wellicht onder-
schat wordt.

SUMMARY

Diarrhoea, pupmortality, and cystoisospora species (coc-
cidiosis)

A review ofcoccidiosis in dogs is given on the basis of an autopsy ofa puppy
from a kennel in which other puppies had diarrhoea and stunted growth.
Coccidiosis especially affects puppies from kennels and leads to poor
growth, diarrhoea, and even death. Its occurrence is probably underestima-
ted.

INLEIDING

Coccidiën komen wereldwijd voor bij vele diersoorten en de
mens. Het zijn obligaat intracellulaire parasieten die, geëncys-
teerde weefselvormen uitgezonderd, in het darmkanaal voor-
komen. Tot de coccidiën die de hond kunnen infecteren beho-
ren de genera
Cystoisospora (ofwel Isospora), Sarcocystis,
Cryptosporidium, Neospora, Hammondia, Toxoplasma
en
Caryospora (de laatstgenoemde coccidiën hebben reptielen
en roofvogels als eindgastheer). De meest voorkomende spe-
cies bij de hond zijn: C.
canis, C. ohioensis en C. burrowsi.
De vermeerderingscyclus van Cystoïsospora-species start na
de ingestie van infectieuze gesporuleerde oöcysten uit de om-
geving. Onder invloed van warmte en gal komen in de darm
de sporozoïeten vrij die het epitheel van de dunne en, afhan-
kelijk van de species, dikke darm invaderen. Intracellulair
vermenigvuldigen de coccidïen zich door, een voor de spe-
cies specifiek aantal, asexuele cycli tot multinucleaire schi-
zonten waaruit merozoïeten vrijkomen, die vervolgens op-
nieuw darmepitheelcellen indringen. Hieruit ontwikkelen
zich weer nieuwe schizonten of er ontstaan geslachtelijke sta-
dia waaruit zich micro- en macrogameten ontwikkelen. Door
onderlinge bevruchting ontstaat een zygote die na vorming
van een dikke wand als oöcyste de gastheerepitheelcel verlaat
en uitgescheiden wordt met de feces. Deze oöcysten, die
maandenlang in de \'buitenwereld\' kunnen overleven, zijn pas
infectieus na sporulatie (sporocysten) welke afhankelijk is
van onder andere de omgevingstemperatuur. Sporocysten
kunnen ook door een tussengastheer opgenomen worden, bij-
voorbeeld door kleine knaagdieren zoals de muis. In deze tus-
sengastheren encysteren de sporozoïeten, zonder verdere ver-
menigvuldiging, in extra-intestinale organen (3,5,8).
In het algemeen verloopt een infectie met coccidiën bij honden
symptoomloos (3,8). Toch worden op het Veterinair Micro-

\' Faculteit der Diergenee.skunde, Hoofdafdeling Pathologie, Yalelaan I, 3508 TD

Utrecht, e-mail: k.junker@vet.uu.nl
^ Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie,
Veterinair Microbiologisch Diagnostisch Centrum, Yalelaan 1, 3508 TD Utrecht.

biologisch Diagnostisch Centrum (VMDC) en Veterinair
Pathologisch Diagnostisch Centrum (VPDC)
Cystoïsospora-
species in een aantal gevallen als meest waarschijnlijke ver-
wekkers van diarree en sterfte bij pups gediagnosticeerd. De di-
recte aanleiding om deze protozoa onder de aandacht te bren-
gen vormde de sectie van een jonge pup. Het zeven weken oude
dier, afkomstig uit een kennel waar sedert drie weken veel diar-
ree en groeistilstand voorkwam bij de jonge dieren, werd aan-
geboden met de vraagstelling: Parvovirus-infectie? Het dier
was mager en gedehydreerd en vertoonde macroscopisch een
geringe hyperemie van de darmwand en een te dunne, groene,
coloninhoud. Microscopisch waren er zeer veel micro- en
macrogameten in de epitheelcellen van de dunne darm te zien,
gepaard gaande met destructie van de epitheelcellen, flisie van
de darmvlokken en een toegenomen hoeveelheid voomamelijk
lymfoïde cellen in de lamina propria (Figuur A en B). In de
darminhoud werden veel
Cystoisospora ohioensis-oöcysten
aangetroffen. Het bacteriologisch en parasitologisch onder-
zoek vertoonde verder geen bijzonderheden en de diagnose
\'Coccidiose\' werd gesteld.

EPIDEMIOLOGIE, PATHOGENESE EN KLINISCHE VER-
SCHIJNSELEN

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 582-4

Diarree, pupsterfte en CystoYsospora-species (coccidiose)

K. Junker^ en D.J. Houwers^

Zoals hiervoor vermeld, raakt een hond geïnfecteerd door
het opnemen van gespomleerde oöcysten rechtstreeks uit de
omgeving of door het verorberen van een geïnfecteerde tus-
sengastheer. Is een dier eenmaal besmet, dan kan het gedu-
rende enige tijd (tot drie weken) oöcysten uitscheiden en op
die manier bijdragen aan de opbouw van de infectiedruk -
oöcysten zijn zeer resistent - in het milieu (3,8).
Het merendeel van de infecties verloopt symptoomloos.
Klinische infecties zijn beschreven bij jonge en zieke dieren
en dieren met (iatrogene) immuunsuppressie. Ook in stresssi-

Figuur A. Dwarsdoorsnede ileumwand ter hoogte van een Peyerse plaque: Plompe
dikke gefuseerde vlokken met destructie van epitheelcellen (pijlen) en een toegeno-
men hoeveelheid voornamelijk lymfoïde cellen In de lamina propria. Hematoxyline.
eosine
x loo (Bar is 100 nm).

-ocr page 239-

t -np

i)

t _

e V

É r \'

Figuur B. Darmvlok met macrogameten (pijlpunten), microgamonten met perifeer
gelegen microgameten (pijlen) en een toegenomen hoeveelheid lymfocyten en plas-
macellen in de lamina propria. Hematoxyline-eosine x 631 (Bar is 16 pm).

tuaties kan coccidiose manifest worden, zoals bijvoorbeeld bij
het spenen en/of bij verandering van eigenaar. Tijdens de
dracht en de zoogperiode kunnen bij de teef symptomen optre-
den door het terugkeren van weefselvormen naar de darm
(3,4,8). Vermoedelijk zal naast de genoemde predisponerende
factoren de initiële infectiedosis (\'infectiedruk\') medebepa-
lend zijn voor het optreden van de klinische verschijnselen. De
symptomen zijn mogelijk gerelateerd aan de mate van bescha-
diging van het darmepitheel (maldigestie/malabsorptie), een
eventuele secundaire ontstekingsreactie en het overschrijden
van de compensatoire capaciteit van de dikke darm, resulte-
rend in diarree (met of zonder bloedbijmenging). Hiermee sa-
menhangende verschijnselen zijn koliek, anorexie, braken,
dehydratie en een enkele maal pupsterfte. Zeer waarschijnlijk
komt groeivertraging zonder diarree ook voor.
Dat het tot nu toe niet is gelukt om onder laboratoriumom-
standigheden in immuuncompetente dieren klinische cocci-
diose op te wekken wijst op het belang van predisponerende
factoren (3,8).

LABORATORIUMDIAGNOSTIEK EN INTERPRETATIE
VAN HET RESULTAAT

Oöcysten kunnen aangetoond worden in de feces met behulp
van de zinksulfaat-flotatietechniek. Onderzoek gedurende
enkele dagen achter elkaar of van een verzamelmonster van

Wetenschap

enkele dagen geniet de voorkeur omdat de oöcysten intermit-
terend worden uitgescheiden. Species-onderscheid wordt
gemaakt op basis van afmetingen waarbij opgemerkt moet
worden dat C.
ohioensis en C. burrowsi lichtmicroscopisch
moeilijk te onderscheiden zijn (Figuur C). De veelgebruikte
McMaster-techniek voor coprologisch onderzoek is niet ge-
schikt om oöcysten aan te tonen (1,3).
Betreft de uitslag een individueel dier met diarree, dan is
voorzichtigheid met betrekking tot de interpretatie geboden;
zowel primaire uitscheiding, dus mogelijk oorzaak, als se-
cundaire uitscheiding als gevolg van een ander probleem
zijn mogelijk. Worden bij meerdere pups veel oöcysten ge-
vonden, met name in het geval van een kennelprobleem, dan
is de diagnose \'Coccidiose\' met vrij grote zekerheid te stel-
len.

PREVENTIE EN THERAPIE

In kennels is stringente hygiëne noodzakelijk om de infectie-
druk laag te houden danwel te verminderen (de oöcysten
kunnen binnen acht uur na excretie al sporuleren). Zeer be-
langrijk zijn het regelmatig verwijderen van de feces en het
schoonmaken van de dierverblijven, de voer- en drinkbak-
ken bij voorkeur met stoom of met heet water en zeep.
Eventueel kan gebruik gemaakt worden van desinfectantia
uit de groep van de quatemaire ammoniumverbindingen om
een verdere reductie te bewerkstelligen. In verband met de
geëncysteerde weefselvormen dient het voederen van rauw
vlees vermeden te worden (3,8).

Klinisch zieke dieren (meestal pups) en, indien nodig, moe-
derdieren (direct na de partus) kunnen behandeld worden
met sulfonamiden, die voor deze indicatie overigens niet ge-
registreerd zijn. Bij voorkeur sulfonamiden in combinatie
met trimethoprim in de standaarddosering PO gedurende vijf
dagen (3,8). Daarnaast wordt, met name voor de behandeling
van pups, ook aangegeven: éénmalig het anti-protozoïcum
met een coccidiocide werkzaamheid clazuril (Appertex®) 5
mg/kg PO (voor dit doel niet geregistreerd) (2).

BESCHOUWING

Hoewel klinische infecties beschreven zijn bij jonge dieren,
krijgen
Cystoïsospora-spec\'ies zelden aandacht in de vraagstel-
ling bij het materiaal aangeboden aan het VPDC en VMDC
(kadavers/fecesmonsters). In het algemeen wordt bij diarree,
eventueel met braken, en plotselinge pupsterfte rond de zes we-
ken - terecht - aan een Parvovirus-infectie gedacht. Ook andere
potentiële verwekkers, zoals bijvoorbeeld
Giardia (9) en Cam-
pylobacter jejuni
worden maar weinig genoemd.
Het voorkomen van
Cystoisospom-s\\)QC\\ts bij honden is in
ons land niet systematisch onderzocht. Uit een globale inven-
tarisatie van door het VMDC bewerkte monsters blijkt dat de
bevinding
\'Cystoïsospora-mitcXiQ\'\' bij ongeveer 5% van de
ingezonden monsters hondenfeces voorkomt; in ongeveer de
helft van de gevallen betreft het C.
ohioensis. Veel materiaal
is afkomstig van jonge dieren/pups met diarreeklachten.
Onderzoek in Zuid-Duitsland naar de samenstelling van de
endoparasietenfauna van zogende teven en hun nesten heeft
uitgewezen dat
Toxocara canis en C. ohioensis de meest
voorkomende parasieten zijn. Van de teven was 45 % uit-
scheider van
Toxocara canw-eieren en 24 procent uitschei-
der van C.
ohioensis-oöcysicn. Van de pups waren res-
pectievelijk 67 % en 36 % uitscheider (6). Ook is aangetoond
dat de excretie van oöcysten toeneemt naarmate het aantal
adulte honden met nesten in een kennel groter wordt en wan-
neer de honden buiten in een ren gehouden worden in plaats

-ocr page 240-

van in huis. Opgemerkt wordt dat het onderzoek heeft plaats-
gevonden met behulp van goed gemotiveerde hondenbezit-
ters, dus mogelijk liggen de excretiepercentages in \'com-
merciële\' fokkerijsituaties hoger (7). Bij een dergelijk hoge
infectiedruk is het voorstelbaar dat tijdens de, voor een pup
stressrijke, speenperiode zoveel darmepitheel als gevolg van
de zich vermeerderende coccidiën verloren gaat, dat de
darmfunctie verstoord raakt met als mogelijk gevolg groei-
vertraging, diarree en zelfs sterfte. Als er al sprake is van een
zich ontwikkelende immuniteit tegen de coccidiën, dan is het
voorstelbaar dat deze in dergelijke situaties tekortschiet.
Concluderend lijkt dit reden genoeg om deze protozoa onder
de aandacht te brengen. Oöcysten in de feces, met name bij
pups uit kennels, duiden op aanwezigheid van coccidiën in
die populatie. Enerzijds kunnen deze de oorzaak zijn van
mogelijk al aanwezige problemen zoals groeiachterstand
en/of diarree, anderzijds kunnen zich bij oplopende infectie-
druk problemen gaan voordoen. Oöcysten in de feces van
pups met groeivertraging en/of diarree moeten derhalve seri-
eus genomen worden en vormen een indicatie voor grondige
hygiënische en eventueel therapeutische maatregelen.

LITERATUUR

1. Boersema JH. Het diagnostisch parasitologiscii en protozoair onder-
zoel<. In: Houwers DJ
el al. Microbiologisclie en immunologische la-
boratoriumdiagnostielc bij hond, Icat en paard. Diergeneeslcundig
Memorandum 1998; 3: 1-63.

2. Cieslicki M, und Lipper E. Zur Wirksamkeit und Verträglichkeit von
Clazuril (Appertex ®) bei der Kokzidiose von Katze und Hund.
Kieintierpraxis 1993; 38: 725-8.

3. Dubey JP, and Greene CE. Enteric Coccidiosis. In: Infectious diseases
of the dog and cat: [edited by] Craig E. Greene edition
Philadelphia [etc.]: Saunders 1998.

4. Dubey JP, Themazin KB, and Gamer MM. Enteritis associated with
coccidiosis in a German shepherd dog. Canine Practice 1998; 23: 5-9.

5. Dubey JP. Life-cycle of Isospora ohioensis in dogs. Parasitology
1978; 77: 1-11.

6. Gothe R, und Reichler I. Artenspektrum und Befallshäufigkeit von
Endoparasiten bei Mutterhündinnen und ihren Welpen in Süddeutsch-
land. Tierärztl Prax 1990; 18: 61-4.

7. Gothe R, und Reichler I. Zur Befallshäufigkeit von Kokzidien bei
Hundefamilien unterschiedlicher Haltung und Rassen in Süddeutsch-
land. Tierärztl Prax 1990; 18: 407-13.

8. Kirkpatrick CE, and Dubey JP. Enteric coccidial infections. Isospora,
Sarcocystis, Crypto.\'sporidium, Besnoitia,
and Hammondia. Vet Clin N
Am Small Anim Pract 1987; 17: 1405-20.

9. Koene MGJ en Houwers DJ. Giardia, een potentiële diarreeverwek-
ker. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124: 310-2.

Ektoparasiten bei Klein- und Heimtieren

M. Löwenstein en A. Hönel. Uitgever: Enke Verlag. Jaar: 1999.
Pagina\'s: i8o. Prijs: ± f 64,55.

Ectoparasieten veroorzaken vaak huidbeschadigingen en
ziektesymptomen bij de gastheer. Daarnaast kunnen ze als
overbrenger van ziekten fungeren, ook naar de mens. Dit
handzame, Duitstalige pocketboek bespreekt de verschil-
lende ectoparasieten bij verschillende diersoorten inclusief
de bestrijding ervan.

Het boek begint met een korte algemene bespreking van de
ontwikkelingscycli van ectoparasieten en de diagnostische
mogelijkheden. Daarna wordt uitgebreid aandacht besteed
aan acaridae (teken en mijten) en insecten bij achtereenvol-
gens hond, kat, konijnen en hazen, cavia, muis en rat, eek-
hoorn, hamster, gerbil en marterachtigen. Per parasiet wordt
uitgebreid ingegaan op de morfologie, levenscyclus, klini-
sche relevantie, klinische symptomen, diagnostiek, differen-
tiële diagnose en therapie. Voor alle parasieten zijn verhel-
derende afbeeldingen (foto\'s en illustraties) gebruikt, wat
herkenning eenvoudiger maakt. Als bijlagen zijn tenslotte
nog aanwezig een, voor de praktijk welkome, determinatie-
tabel; aanwijzingen voor de diagnostiek; een uitgebreide lijst
van werkzame stoffen en een lijst met bestrijdingsmiddelen.
Deze laatste vermeldt per werkzame stof de verschillende
handelsvormen en (Duitse) merknamen, fabrikanten en de
diersoorten waarbij het toegepast kan worden.
De teksten zijn beknopt en leesbaar geschreven voor de
praktijk. Bij de gebruikte adviezen voor preventie en thera-
pie worden de laatste inzichten en middelen vermeld. De au-
teurs willen echter zo objectief en volledig zijn dat ook obso-
lete middelen worden meegenomen zoals lindaan bij de
behandeling van vlooien. Het feit dat telkens ook de (Duitse)
merknamen van de producten worden genoemd maakt de
tekst wat rommeliger en het boekje beperkter voor gebruik in
het buitenland. Soms worden namen van werkzame stoffen
verschillend gespeld en door elkaar gebruikt, zoals fibronil
en fipronil. Samengevat is het boek door zijn compleetheid
(bijzondere dieren), illustraties, het handzame karakter en de
prijs, een aanwinst te noemen voor student en practicus om
snel in te kijken, met name voor het determineren van ecto-
parasieten en raadpleging van de geadviseerde behande-
lingsadviezen.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 241-

Infectieziekten

Referaten

Lyme-Borreliose beim Hund: lnfei<tion5risiko sowie
Interpretation der Labordiagnose und Impfung

C. Liebisch und A. Liebisch. Der Praktische Tierarzt 7999; 80:
404-9.

In Duitsland zijn veel teken behorende tot het geslacht
Ixodes ricinus besmet met Borrelia-species. Er worden per-
centages opgegeven afhankelijk van landstreek en jaarge-
tijde van 9 - 33 %.

Na een beet van deze besmette teken kan bij de mens en dier
het ziektebeeld Lyme disease ontstaan. Ziekteverschijnselen
zijn koorts, niet eten, huidaandoeningen (erytheem), lymfe-

Allergie

Leidt vroegtijdig contact met honden of katten tot een la-
tere expressie van allergie?

Hesseintar B, Äberg N, Aberg B, Eriksson B, and Björkstén B.
Clin Exp Allergy
1999; 29: 677-7.

Het is onbekend welke factoren verantwoordelijk zijn voor
de toename in allergische aandoeningen bij de mens.
Gesuggereerd worden onder andere een toegenomen hy-
giëne, kleinere gezinnen en andere blootstelling aan allerge-
nen. In Zweden werd een representatieve groep van 2500
kinderen onderzocht op een leeftijd rond de zeven jaar en
hiervan een 400 de volgende vijfjaar vervolgd.
Opvallend resultaat was dat kinderen die opgroeiden met
huisdieren in het eerste levensjaar, op zeven- tot negenjarige
leeftijd significant minder last bleken te hebben van allergi-

Varkens

Endotoxinen blootstellingen longfunctie bij varkenshou-
ders

Vogelzang PFJ et al.AmJ Respir Crit Care Med 7998; 757; 75-8.

Steeds vaker wordt inademing van bacteriële endotoxinen in
verband gebracht met het ontstaan van chronische longaan-
doeningen bij bepaalde beroepsgroepen. In deze publicatie
van Nederlandse oorsprong (ook auteurs van de Faculteit
der Diergeneeskunde), wordt de relatie beschreven tussen de
blootstelling aan stof en endotoxinen en de longfunctie van
171 varkenshouders gedurende een periode van driejaar. De
onderzochte groep had bij aanvang een leeftijd van gemid-
deld 40 jaar, waren 17 jaar al werkzaam in de varkenshoude-
rij en een kwart rookte. In het onderzoek werd een gemid-
klierzwellingen en kreupelheden. Bij honden ontbreken
meestal de neurologische afwijkingen die vaak bij mensen
worden gezien.

Aangezien differentieel diagnostisch aan vele ziekten moet
worden gedacht, is het bestaan van Lyme disease alleen met
zekerheid te stellen door het kweken van het micro-
organisme. Men gaat hierbij veelal uit van huidbiopten.
Bij onderzoek op antilichamen vond men in verdachte geval-
len bij honden bij meer dan 25% seroconversie (IgG antili-
chamen). Ingegaan wordt op de betekenis van vaccineren.
De resultaten van laboratorium- en praktijkproeven zijn
goed wat betreft proflaxis ten opzichte van deze ziekte en
wat betreft het ontstaan van antilichamen. Een jaarlijkse en-
ting in het voorjaar wordt in sterk besmette gebieden aanbe-
volen.

Opgemerkt wordt dat niet alle geïnfecteerde honden ziek
worden en dat het enten van seropositieven weinig zin heeft.

Dr. JP. W.M. Akkermans

sche rhinitis en op een leeftijd van 12-13 jaar van astma.
Bovendien waren minder kinderen uit deze groep overge-
voelig voor de kattenhuidschilfers (huidtest).
Eenzelfde correlatie werd gevonden voor grotere gezinnen.
Dus kleinere aantallen kinderen per gezin gaf een grotere
kans op het optreden vam de hiervoor vermelde aandoenin-
gen.

Hoewel overgevoeligheid voor huisdieren wel bekend is,
blijkt blootstelling aan huisdieren dus geen risicofactor te
zijn voor het ontstaan van astma. De resultaten indiceren dat
aanwezigheid van huisdieren op jonge leeftijd een bescher-
mend effect zou hebben door het opwekken van tolerantie.
Vergelijkbare resultaten zijn gevonden in een ander onder-
zoek waarbij pollenallergie minder vaak aanwezig bleek te
zijn bij kinderen die in het pollenseizoen geboren waren.

P.A.M. Overgaauw

delde blootstelling vastgesteld van 2.63 mg/m^ stof en 105
ng/m3 endotoxinen. Het is bekend dat endotoxinen een grote
potentie hebben om ontstekingen van de luchtwegen te ver-
oorzaken.

Het bleek dat de longfunctie bij de proefpersonen afnam ge-
durende de onderzoeksperiode (geforceerde uitademing
FEVl 73 ml/jaar; geforceerde vitale capaciteit PVC 55
ml/jaar). Na correctie voor onder andere leeftijd en roken,
bleek de blootstelling aan endotoxinen significant te correle-
ren met de mate van afname in FEVl. De inademing van
stofdeeltjes was gecorreleerd aan de vermindering van FVC.
Er kan geconcludeerd worden dat in (varkens)stallen aan-
dacht besteed moet worden aan preventie van inhalatie van
stof en endotoxinen, door de dierhouder maar ook door de
dierenarts.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 242-

Gebruik schietmasker zonder het dier te laten verbloeden

Naar aanleiding van vragen uit de
praktijk hebben prof. dr. L.J. Helle-
brekers en dr. V. Baumans voor de
lezers van dit Tijdschrift een ant-
woord geformuleerd.

Vraag en antwoord

Vraag:

Is het toegestaan en ethisch verant-
woord om een varlcen of een rund met
een schietmaslcer \'te schieten\' zonder
het dier te laten verbloeden?

Antwoord:

In de AVMA-rapportage (Report of
the AVMA Panel on Euthanasia 1993)
aangaande euthanasie bij dieren wor-
den eisen geformuleerd waaraan een
verantwoord uitgevoerde euthanasie
aan dient te voldoen. Zo dient de eu-
thanasie onder andere te geschieden
zonder pijn of stress voor het dier en
dient de methode van euthanasie be-
trouwbaar en onomkeerbaar te zijn.
Ook in het Europese rapport aangaan-
de richtlijnen voor euthanasie (Wor-
king Party Report, Lab. Anim, 1996;
30: 293-316) bij dieren wordt gespro-
ken over het snelle, onomkeerbare ka-
rakter van een verantwoorde euthana-
sie welke wordt gerealiseerd zonder
dat er sprake is van voorafgaande
stress of pijn bij het dier.
Met name voor wat betreft het onder
alle omstandigheden \'onomkeerbaar\'
zijn van de handeling dienen vraagte-
kens geplaatst te worden bij het ge-
bruik van het schietmasker, indien het
dier hierop volgend niet direct wordt
verbloed.

Door de acuut optredende (en veelal
aanzienlijke) intracraniële drukverho-
ging welke ontstaat bij het binnendrin-
gen van de pen uit het schietmasker in
de schedelholte, zal er een duidelijk
bewustzijnsverlies optreden. Indien
ten gevolge van het binnendringen van
voornoemde pen er wezenlijke corti-
cale structuren zijn vernietigd, mag
worden verondersteld dat deze neuro-
logische veranderingen permanent van
aard zullen zijn.

Echter, aangezien bij het \'schieten\' on-
der praktijkomstandigheden nimmer
de garantie kan worden gegeven dat er
beschadiging van vitale hersenonder-
delen, en als consequentie ook perma-
nent functieverlies, zal zijn opgetreden
dient het achterwege laten van ver-
bloeden in aansluiting op het \'schie-
ten\' te worden afgeraden. Tevens ver-
dient het gezien bovenstaande sterk
aanbeveling om het plaatsen van de
\'halssnede\' ten realisering van het ver-
bloeden, te laten plaatsvinden
direct in
aansluiting op het \'schieten\'. In de eer-
ste periode na het \'schieten\' zal er in
geval van minimale permanente be-
schadiging, in ieder geval sprake zijn
van een zogenaamde \'stunning\'-ef-
fect, waarbij het dier (tijdelijk) een
duidelijk verminderd bewustzijn ver-
toont. Ook ten gevolge van het snel op-
tredende bloedverlies zal dit bewust-
zijnsverlies worden gerealiseerd c.q.
versterkt, waardoor de kans dat het
dier nog (tijdelijk) bij bewustzijn komt
wordt geminimaliseerd.

Diergeneesmiddelen, voor wie een middel en voor wie een zorg?

H. Vaarkamp\\ H.C.A. Leemans^, R.J.M.L. Raymakers3, D.L. Schumer^ en J.J.M. Voermans4

Berichten en verslagen

Inleiding

Schrijvers van dit artikel hebben in-
dringend met elkaar gesproken over de
rol van - vooral de praktiserende - die-
renarts met betrekking tot de volksge-
zondheid, welke rol zeer verschillend
gezien en beleefd wordt. Om die rol in-
zichtelijk te maken en om zijn beteke-
nis vast te stellen, was geen debat maar
een dialoog even noodzakelijk als on-
vermijdelijk.

Omdat het diergeneesmiddel een zeer
belangrijk instrument voor de dieren-
artsen is en tevens vanwege zijn effec-
ten van grote betekenis is voor de
volksgezondheid, is het diergenees-
middel als centraal thema in die dia-
loog gekozen.

De uitkomst van die dialoog is een dui-
delijk andere stellingname aangaande
diergeneesmiddelen dan onder practici
gangbaar is, waarover schrijvers dan
ook een brede dialoog met en tussen
(praktiserende) dierenartsen wensen.
Deze dialoog moet naar de mening van
schrijvers vooraf gaan aan een breder
gesprek binnen de kring van mensen
die op enigerlei wijze van doen hebben
met de diergeneeskundige dienstverle-
ning.

Vijf dierenartsen proberen vanuit hun eigen functie een brug te slaan tussen
praktijk en beleid onder het motto: \'diergeneesmiddelen, voor wie een middel
en voor wie een zorg?\'. Hun opzet is primair een dialoog te starten binnen de
beroepsgroep \'in zeer ruime zin\'.

Al vele jaren zijn dierenartsen bezig
met het opbouwen en overdragen van
kennis betreffende het gebruik van
diergeneesmiddelen. De Faculteit der
Diergeneeskunde, de dierenartsenco-
operatie AUV, de KNMvD en de
Stichting Postacademisch Onderwijs
Diergeneeskunde ontwikkelen en ver-
spreiden onder meer kennis met be-
trekking tot veterinair antibioticumbe-
leid, de \'veterinaire apotheek\', farma-
covigilantie, formularia en certifice-
ring. De practici passen voortdurend
de uit die (permanente) educatie ver-
worven kennis en kunde bij dieren toe.
Zonder meer kan worden aangenomen
dat alleen dierenartsen - op basis van
hun kennis van de diergezondheid en

-ocr page 243-

die van alle effecten van het dierge-
neesmiddel - zich bij uitstek de des-
kundigen mogen wanen die verant-
woord diergeneesmiddelen kunnen
(doen) toepassen.

Wel stelt daarbij naar de mening van
schrijvers de praktiserende dierenarts
bij het voorschrijven en toepassen van
diergeneesmiddelen nog te vaak zijn
eigen norm. Het lijkt er namelijk op
dat door de dierenarts (nog) te weinig
vanuit het perspectief van de volks-
gezondheid en dierenwelzijn wordt
geopereerd, omdat het economische
(korte-termijn)belang van de veehou-
der centraal staat.

Tevens doet zich het opmerkelijke feit
voor dat de meeste dierenartsen van
mening zijn dat zij verwijtend naar de
overheid kunnen kijken als er voor be-
paalde indicaties geen diergeneesmid-
delen beschikbaar (geregistreerd en
voorhanden) zijn; \'Wij dierenartsen
hebben die middelen toch nodig om ons
werk goed en verantwoord te kunnen
doen\'? \'Waarom hanteert de overheid
zulke strenge toelatingsnormen waar-
door er zo weinig diergeneesmiddelen
beschikbaar zijn?\' Dit laatste is althans
een vaak geventileerde mening van de
zijde van de farmaceutische industrie,
die bij (praktiserende) dierenartsen ge-
makkelijk weerklank vindt. Het gevoel
dat deze gedachtegang niet kan kloppen
en voor veel misverstand zorgt bij een
ieder die \'met diergeneeskunde en het
diergeneesmiddel te maken heeft\', was
ook reden voor schrijvers om met el-
kaar de dialoog aan te gaan.
Om zicht op de beschikbaarheid van
diergeneesmiddelen en ieders stand-
punt daaromtrent te verkrijgen, hebben
schrijvers zich georiënteerd op één
sector, en wel de pluimveesector. Aan
de orde zijn geweest de van toepassing
zijnde regelgeving, de beschikbaar-
heid van diergeneesmiddelen, de ver-
schillende zienswijzen op een tekort
aan diergeneesmiddelen, de houding
van de relevante actoren, te weten
overheid, veehouderijsector, dieren-
artsen en farmaceutische industrie, de
verschillende aannames die bij deze
actoren leven en, voor zover nodig, de
noodzaak voor een andere mentale in-
stelling (attitude). Het resultaat van die
gesprekken treft u hieronder aan.
Tot slot volgt een - uiteraard niet defi-
nitieve - conclusie.

De relevante regelgeving

De Diergeneesmiddelenwet (DGW),
hoofdzakelijk een implementatie van
richtlijnen uit Brussel, is in 1986 van
kracht geworden en sindsdien herhaal-
delijk aangepast. Krachtens nationale
wet- en regelgeving heeft ook de
minister van LNV regelgevende be-
voegdheden.

Het uiteindelijke doel van de DGW is
het beschermen van de volksgezond-
heid, ook al wordt dat doel niet expli-
ciet vermeld. Daarom mag in beginsel
alleen van geregistreerde diergenees-
middelen gebruik gemaakt worden,
omdat alleen deze zijn beoordeeld op
werkzaamheid, veiligheid (voor
mens
en dier) en farmaceutische kwaliteit.
Daarnaast stelt de DGW-eisen aan de
distributiekanalen, aan de leveranciers
maar ook aan de voorschrijvers en aan
de toepassers/toedieners van dierge-
neesmiddelen (met name ook de die-
renarts). Uiteraard wordt door controle
de naleving van deze regelgeving be-
vorderd.

Doordat het belang van de volksge-
zondheid een leidend principe is, in ie-
der geval moet zijn bij het toepassen
van diergeneesmiddelen bij voedsel-
producerende dieren, kunnen de korte-
termijn (zuiver economische) belan-
gen van de primaire producenten die
zowel hun dieren behandeld willen
hebben als de producten daarvan wil-
len kunnen (blijven) afzetten, in het
gedrang komen. Een belangrijke vraag
van beleidsmakers aan practici is dan
ook hoe zij invulling geven aan hun
verantwoordelijkheid op het terrein
van de volksgezondheid, waarvoor zij-
zelf zonder voorbehoud zeggen - en
dat los van enige wettelijke verplich-
ting - zich verantwoordelijk te voelen.
De overheid vraagt de dierenarts dan
ook zich telkens duidelijk uit te spre-
ken of en wanneer de economische be-
langen van diergezondheid strijdig
zijn met die van de volksgezondheid.
In dezen mag en moet van de dieren-
arts een kenbare, consistente houding
ten behoeve van de volksgezondheid
worden verwacht.

Het ministerie van LNV beoogt ook,
mede gelet op het bovenstaande, een
duidelijk beleid te voeren met betrek-
king tot de toepassing en de distributie
van diergeneesmiddelen. Ten behoeve
van de duidelijkheid van dat beleid en
het naleven van de wettelijke bepalin-
gen, wordt met de gesprekspartners die
op het onderhavige veld bij uitstek van
belang zijn - de KNMvD en de FIDIN -
(structureel) overleg gevoerd.

De (pluimveehouderij en de) beschik-
baarheid van diergeneesmiddelen

In de pluimveehouderij sector blijkt dat
de feitelijke beschikbaarheid nog niet
goed (genoeg) is. De volksgezondheid
kan gevaar lopen, omdat er onvol-
doende geregistreerde diergeneesmid-
delen voor pluimvee lijken te zijn,
waardoor dierenartsen en pluimvee-
houders zich gedwongen voelen om
voor die toepassing niet toegelaten dier-
geneesmiddelen te gebmiken. Dit on-
danks de conclusie van de Diergenees-
middelen Advies Commissie (DAC)
dat er (nog) geen reden bestaat om sub-
stanties op de voor pluimvee bestemde
bijlage van de Vrijstellingsregeling arti-
kel 2 Diergeneesmiddelenwet 1999
(Vrijstellingsregeling) te plaatsen. Ook
al is door de aanpassing van de Vrij-
stellingsregeling (zie kader) nu dus een
juridische verbetering gerealiseerd, er
blijken toch nog situaties te (kunnen)
bestaan waarbij dierenartsen (moeten?)
kiezen voor middelen buiten de additio-
neel gecreëerde verruiming.
Als het handelen met betrekking tot de
beschikbaarheid van diergeneesmid-
delen van de overheid, de farmaceuti-
sche industrie, de dierenarts en de vee-
houder wordt geanalyseerd, blijkt dat
niet geheel duidelijk is wie nu precies
welke verantwoordelijkheden heeft op
dat terrein. Aangenomen moet worden
dat daarover tussen hen nooit eendui-
digheid heeft bestaan. Mogelijke oor-
zaak daarvan is dat elk van hen uitge-
gaan is van wat hij dacht dat zijn
verantwoordelijkheid was en daarbij
een toetsing van zijn standpunt niet no-
dig vond. Overigens, er zijn tussen de
FIDIN en de overheid zeker wel ge-
sprekken gevoerd over de problemen
die een te krappe beschikbaarheid van
diergeneesmiddelen met zich brengt.
Toch kan in het algemeen gezegd wor-
den dat ad hoe oplossingen en korte-
termijn (economische) overwegingen
bij alle actoren de leidende gedachten
lijken te zijn geweest om het probleem
van de te beperkte beschikbaarheid op
te lossen. Er heeft, in beleidsjargon,
\'geen dan wel niet voldoende afstem-
ming plaatsgevonden\'. Het gevolg is
dat de facto elk van de vier actoren
zich achter een ander kon verschuilen
en aldus zijn specifieke verantwoorde-
lijkheid voor een - binnen de doelstel-
ling van de DGW passende - oplossing
kon ontwijken. Wat volgens schrijvers
ontbreekt is de regisseur die de \'eigen
natuurlijke toewijzing of neiging\', het
gevoel \'daarvoor ben ik in gezamen-
lijkheid verantwoordelijk\' op een hel-
dere wijze coördineert en stuurt.
Schrijvers stelden vast dat \'volksge-
zondheid\' soms minder schijnt te tel-

-ocr page 244-

len dan de economie. Immers, de
drang om dieren die \'Iclaar\' waren, on-
danlcs liet feit dat de voorgeschreven
wachttermijn nog niet was verstreken,
af te voeren ter slachting bleek voor de
betrokken schakels in de keten groter
dan de plicht om afvoer en slacht op te
schorten. Logistieke en economische
belangen van betrokkenen leggen ken-
nelijk (soms) een groter gewicht in de
schaal dan de productveiligheid. De ri-
sico\'s voor de volksgezondheid wor-
den blijkbaar op dat moment niet hoog
geschat, dus acceptabel gevonden. De
eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat
een blokkade naast torenhoge kosten
voor betrokkenen in de keten (en mo-
gelijk ook voor de overheid) momen-
teel ook een enorm probleem met be-
trekking tot het dierenwelzijn zou
genereren. Op de consequenties van
het weigeren om aangevoerde dieren
te slachten, zouden actoren zich geza-
menlijk moeten bezinnen. Niettemin,
de markt is - en blijft voorlopig - ken-
nelijk de maat der dingen.

Oorzaken voor verschillende ziens-
wijzen op (de gevolgen van het ge-
bruik van) diergeneesmiddelen

De voedselvoorziening van de mens
gaat nagenoeg overal ter wereld ge-
paard met het houden van daarvoor be-
stemde dieren. Tijdens en na de medi-
camenteuze behandeling kunnen de
dierlijke producten restanten of meta-
bolieten van het diergeneesmiddel be-
vatten boven de toegelaten norm, de
MRL, wat gevaarlijk kan zijn voor de
consument. De consumptie van behan-
delde dieren en hun producten moet
dus uitgesteld worden totdat de residu-
concentratie in het voedingsmiddel be-
neden de MRL is gedaald; daarom
moet in ieder geval een wettelijk vast-
gestelde wachttermijn na voltooiing
van een medicamenteuze therapie in
acht genomen worden. Die minimaal
in acht te nemen wachttermijn is
daarom een centraal thema bij de be-
waking van de volksgezondheid. Het
daadwerkelijk respecteren van die
wachttermijn heeft voor de volksge-
zondheid de grootste betekenis. De
volgende stap die in het verlengde van
de vorige ligt, is het beoordelen door
de dierenarts of vanwege de aandoe-
ning bij het dier de pathofysiologie
niet zodanig is veranderd dat de mini-
male wachttermijn moet worden ver-
lengd. Die beoordelingsplicht is bij
toepassing van \'Vrijstellingsregeling-
diergeneesmiddelen\' in de Vrijstel-
lingsregeling opgenomen.

Vrijstellingsregeling:

De overheid registreert alleen op verzoek van een aanvrager een diergeneesmiddel (voor toelating
op de Nederlandse markt) als die aanvrager op redelijke gronden heeft aangetoond dat dat middel
veilig is voor mens, dier, toepasser en milieu en werkzaam is bij de opgegeven indicatie bij de des-
betreffende diersoort.

Het is logisch dat een aanvrager voordat hij een aanvraag voor registratie indient, op basis van de
marktverkenning geconcludeerd heeft dat hij de gemaakte ontwikkel- en registratiekosten kan te-
rugverdienen en daarna nog gedurende een redelijke termijn op dat middel winst kan maken. Het
is dientengevolge onontkoombaar dat er minder diergeneesmiddelen beschikbaar zijn dan er aan-
doeningen bij onderscheiden diersoorten vóórkomen: voor weinig voorkomende ziekten en ziek-
ten bij dieren die sowieso in kleine aantallen worden gehouden, zullen dan ook geen diergenees-
middelen worden geregistreerd. Als zodanige dieren worden behandeld met - daarvoor niet
toegelaten - diergeneesmiddelen, kunnen gevaren voor de volksgezondheid ontstaan.
Om te voorkomen dat dierenartsen de wet moeten overtreden - alleen geregistreerde diergenees-
middelen mogen immers worden gebruikt - heeft de Europese regelgever een \'ontsnappings\'route
gecreëerd die in Nederland in de Vrijstellingsregeling is geïmplementeerd. Op grond van die re-
geling kunnen dierenartsen voor bepaalde indicaties en diersoorten toch gebruik maken van dier-
geneesmiddelen ondanks dat daarvan een
acceptabele werkzaamheid en veiligheid voor mens en
dier
niet op basis van een dossierbeoordeling is vastgesteld. Als borg voor de volksgezondheid
moet bij toepassing van diergeneesmiddelen bij voedselproducerende dieren voor de toegelaten
en werkzame substanties van die diergeneesmiddelen een MRL (Maximale Residulimiet) zijn
vastgesteld en moet voor die dieren of hun producten een (zeer) lange wachttermijn worden nage-
leefd. Genoemde substanties zijn in een bijlage bij de Vrijstellingsregeling opgenomen.
Haar bestaansgrond lijkt de Vrijstellingsregeling (dus) te danken te hebben aan de onmogelijk-
heid om
altijd de belangen van de volksgezondheid - onvoorwaardelijke beoordeling op de veilig-
heid voor de mens van elk diergeneesmiddel - te laten prevaleren: \'economie versus volksgezond-
heid\' blijkt ook hier weer een reëel gegeven. Als complicerende factor speelt op de achtergrond de
reeds gesignaleerde onduidelijkheid over wie nu welke specifieke verantwoordelijkheid heeft met
betrekking tot het beschikbaar zijn van een adequaat kwantitatief pakket diergeneesmiddelen. Dit
was dan ook een steeds terugkerend thema binnen onze dialoog. In \'Europa\' blijkt dat lidstaten
voor zich geen rol zien weggelegd op het terrein van de beschikbaarheid van diergeneesmiddelen.
Daaruit volgde de conclusie dat de Vrijstellingsregeling in wezen een \'gelegenheidsoplossing\' is
voor een groot probleem. De Vrijstellingsregeling voorkomt in ieder geval dat dierenartsen, door
de economie gedwongen, de wet moeten overtreden, hetgeen pure winst is. Opgemerkt moet wor-
den dat de Vrijstellingsregeling aan alle betrokkenen - overheid, dierenarts, veehouder cn far-
maceutische industrie - de tijd en de rust geeft om het probleem van het tekort aan beschikbare
diergeneesmiddelen met
invulling van ieders verantwoordelijkheid (meer) strucUireel te benade-
ren en gezamenlijk aan te pakken. Als van die gelegenheid inderdaad gebruik wordt gemaakt is
dat eveneens pure winst.

De Vrijstellingsregeling betekent echter niet een vrijbrief voor de dierenartsen. Ook onder de vi-
geur van de Vrijstellingsregeling blijft voor dierenartsen onverminderd gelden dat zij zich, in-
dachtig het doel van de DGW, moeten beijveren om alleen beschikbare diergeneesmiddelen toe te
passen. Anders gezegd, zij moeten zeer terughoudend zijn om zichzelf als \'de norm\' te zien bij het
toepassen van diergeneesmiddelen, zodat zij ook zo min mogelijk \'Vrijstellingsregeling dierge-
neesmiddelen\' toepassen. Met andere woorden, de dierenarts moet in dezen niet \'de rand\' van de
wet maar de borging van de wet als richtinggevend zien. Als deze houding een vaste professionele
houding is, kan met recht gezegd worden dat de verantwoordelijkheid voor consument en dier bij
de dierenarts in de juiste handen is.

Een bijkomend, maar zeker niet onbelangrijk bezwaar van het gebruikmaken van de Vrijstellings-
regeling is: er gaat geen stimulans vanuit naar de farmaceutische industrie om diergeneesmidde-
len te laten registreren. Immers, \'dat wat toch gebruikt - dus verkocht - wordt, zonder registratie-
kosten, is mooi meegenomen\'. Een veiligheidsklep is gelukkig wel ingebouwd. Na vijf jaren zal
de overheid de situatie weer beoordelen. De dierenarts behoort er zonder meer aan bij te dragen
dat dat oordcel genuanceerd kan plaatsvinden.

Dierenwelzijn

Op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWD) is voorzien in een preventieve
toetsing van de huisvesting van in Nederland nieuw te houden diersoorten. Achter de vraag of die
mogelijkheid ook daadwerkelijk wordt toegepast, lijkt een vraagteken te kunnen worden gezet. In
ieder geval is in Nederland aan het houden van nieuwe diersoorten vooralsnog niet de voorwaarde
verbonden dat tegen de bij die nieuwe diersoort voorkomende ziekten en aandoeningen dierge-
neesmiddelen beschikbaar zijn. Dat komt omdat bij het opstellen van de GWD kennelijk uitge-
gaan werd van een concept over dierenwelzijn, waartoe het beschikbaar zijn van diergeneesmid-
delen niet werd gerekend. Dit nu, zou uit oogpunt van dierenwelzijn, diergezondheid en daarmee
ook van volksgezondheid en de positie van Nederland als belangrijke exporteur van dieren en hun
producten wel voor de hand hebben gelegen. In ieder geval kan geconcludeerd worden dat \'het
wel een hele strijd zal vergen\' aleer de dierenarts voor deze dieren over een adequaat pakket dier-
geneesmiddelen kan beschikken. De rol van \'een vrijstellingsregeling\' zal dan ook niet spoedig
ten einde zijn.

-ocr page 245-

De naleving van de wachttermijn
Een aantal hierna te noemen factoren
veroorzaakt dat de noodzakelijk in
acht te nemen wachttermijn niet altijd
wordt nageleefd.

Ten eerste vindt de veehouderij in haar
\'dagelijkse praktijk\' naast werkzaam-
heid een \'acceptabele\' wachttermijn
het belangrijkste aspect van een be-
schikbaar diergeneesmiddel. De bete-
kenis voor het bedrijfsmanagement en
de bedrijfseconomie van een wachtter-
mijn die als te lang wordt ervaren, is
niet licht te onderschatten. Toepassing
van diergeneesmiddelen onder het re-
giem van de Vrijstellingsregeling -
met zeer lange wachttermijnen als ge-
volg - maakt de waarborging van de
volksgezondheidsbelangen dan ook
niet gemakkelijker.

De volgende zeer belangrijke factor is
de houding van de dierenarts jegens de
veehouder omtrent het respect voor de
naleving van wachttermijnen. Een die-
renarts die in staat is om de rationale
van de wachttijdvaststelling (ADI,
safety factor, MRL) uit te leggen en
die voldoende het belang van
food
safety
uitlegt, zal dit respect sterk ver-
groten.

Een derde factor is dat de veehouder,
maar ook nogal eens de dierenarts, het
vaak te veel gevraagd vind(en)t een
wachttermijn na te leven die voor een
(nagenoeg) identiek product in een an-
dere lidstaat (of van een andere produ-
cent) veel korter is. De daarbij gehan-
teerde redenering is nogal eens: \'Be-
oordeling is één, maar volksgezond-
heid kan in een andere lidstaat niet van
zo ondergeschikt belang zijn dat daar-
door kortere wachttermijnen dan in
Nederland worden gehanteerd\'. Deze
redenering moet verdwijnen (zie daar-
voor ook \'Grootte van de markt\').
Over (aard en noodzaak van) het han-
teren van die redenering moeten over-
heid en dierenartsen niettemin geza-
menlijk nadenken. Immers, het moet
zonder meer geaccepteerd worden
door afnemers en gebruikers van dier-
geneesmiddelen dat de
wachttermijn
op grond van het aangeboden dossier
niet anders kon zijn dan werd vastge-
steld. Respect voor de integriteit van
de beoordelaars en hun adviezen en
voor de verantwoordelijkheid in dezen
van beleidsverantwoordelijken brengt
dat met zich mee.

Een vierde belangrijke factor vormt
het ontbreken van een hechte keten-
structuur. In een keten worden immers
consequenties verbonden aan het niet
overeenkomstig de afspraken aanleve-
ren van producten aan de volgende
schakel. Instrumenten, om af te dwin-
gen dat afspraken worden nageleefd,
zijn daarbij bijvoorbeeld schadeloos-
stelling, boetes, uitsluiten van levering
en versterkt ketentoezicht, waarbij als
- zeer belangrijk - sluitstuk een eendui-
dige en duidelijk herkenbaar toezicht
van overheidswege functioneert (\'toe-
zicht op toezicht\'). Daarbij past een
consequent toepassen van aanspre-
kende sancties. Die sancties moeten
voor de hele keten kenbaar en inzichte-
lijk zijn en moeten als het ware \'van
nature bij de ketenstructuur passen\'.

Grootte van de markt

De beschikbaarheid van een dierge-
neesmiddel (voor een indicatie bij een
bepaalde diersoort) levert dus regel-
matig een probleem op. Een registratie
vindt immers plaats op puur economi-
sche gronden. Het op de markt brengen
van een diergeneesmiddel is duur en
vindt nog steeds voor het overgrote
deel plaats voor nationale markten,
waardoor de \'terugverdienkans\' op
een kleinere markt navenant kleiner is.
Op een grotere markt zijn dan ook
meer diergeneesmiddelen beschikbaar
dan op een kleinere. Als een dierenarts
in Frankrijk (de grootste nationale
markt voor een diergeneesmiddelen-
producent) een schaap wil behandelen
is dientengevolge het aantal dierge-
neesmiddelen dat hem ter beschikking
staat een veelvoud van wat een Ne-
derlandse dierenarts mag gebruiken.
Als geldend kan worden beschouwd
dat de volksgezondheid in Frankrijk in
beginsel net zo belangrijk is als in
Nederland. In ieder geval moet de regi-
stratie van een diergeneesmiddel in
Frankrijk, net als in Nederland, ge-
schieden aan de hand van dezelfde cri-
teria die omschreven zijn in de Euro-
pese Richtlijnen. Deze Richtlijnen
zijn, zoals reeds gezegd, in Nederiand
geïmplementeerd in de Diergenees-
middelenwet. Zouden de nationale
overheden bij hun beoordelingen van
nationale registraties exact dezelfde
methodieken en dezelfde weegfacto-
ren hanteren, dan was het probleem
van de beschikbaarheid en van de on-
gelijke wachttermijn in één klap gede-
cimeerd.

Het antwoord op de vraag waarom
niet dezelfde systematiek wordt ge-
hanteerd, is eenvoudig: de Europese
harmonisatie is op dit terrein nog maar
net op gang. Het feit dat sommige far-
maceutische industrieën bewust voor
registratie op een bepaalde markt (één
of meer lidstaten) kiezen, compliceert
de zaak alleen maar. Nationale overhe-
den wensen hun autonomie terzake
niet zonder slag of stoot op te geven,
zeker niet bij een zo belangrijke zaak
als de nationale volksgezondheid.
Sommige lidstaten vinden immers dat
\'Brussel\' al te veel macht heeft. Door
nationale-, culturele- en wetenschaps-
niveauverschillen bestaat bovendien
vaak (intuïtief) alleen een groot ver-
trouwen in wetenschappers van de ei-
gen nationale staat. Verschillen in en
benadering van (risico-)beoordeling
en -waardering komen dan per defini-
tie voor. Maar ook bestaan er culturele
verschillen in het houden en het consu-
meren van dier(soort)en. Op grond van
dit al komen van elkaar afwijkende ad-
viezen aan de respectieve overheden
tot stand, zelfs al zou het dossier van
de aanvrager (nagenoeg) identiek zijn.
En overheden baseren zich bij hun be-
slissingen nu eenmaal op die adviezen.
Voomoemde omstandigheden liggen
ten grondslag aan de variatie in \'accep-
tatie\' en aan die in de \'redelijke zeker-
heid\' van de vast te stellen werkzaam-
heid en veiligheid waarop dan in
lengte variërende wachttermijnen voor
een (nagenoeg) identiek diergenees-
middel worden gebaseerd.

Aannames

In \'het veld\' opereren veehouder en
dierenarts onder de druk van de econo-
mische (span)kracht van het primaire
bedrijf, waarbinnen ieder van hen
met behoud van de eigen profes-
sionele verantwoordelijkheid, (vaak
snel) moet handelen. Daardoor kun-
nen, ook al bestaat binnen hun relatie
een vertrouwensband - die naar alge-
meen wordt aangenomen niet zonder
betekenis is - toch spanningen ont-
staan. In dat spanningsveld bestaat
soms weinig begrip - helaas ook vaak
bij de dierenarts - voor de relevantie
van de voedselveiligheid. De soms
door de overheid geuite suggestie als
zouden daardoor te veel (en opzette-
lijk) fouten gemaakt worden, is even-
wel niet in overeenstemming met de
waarnemingen in het veld. In verreweg
de meeste gevallen verloopt de toepas-
sing van diergeneesmiddelen zoals die
door de wetgever is bedoeld. Dat niet-
temin in bepaalde sectoren (paarden,
pluimveehouderij) dit percentage ge-
vallen door de overheid als te laag er-
varen wordt, wordt vooral veroorzaakt
door een \'mokkende\' dierenarts. Deze
uit zijn ongenoegen over het tekort aan

-ocr page 246-

beschikbare diergeneesmiddelen je-
gens de overheid en verwijt haar zelfs
dat tekort. Dit leidt bij de overheid tot
het beeld dat de dierenarts vanuit die
houding dan wel de wet zal overtreden.
\'De dierenarts zal dan wel zijn hande-
len in strijd met de wet rechtvaardigen
door aan \'zijn\' veehouder te vertellen
dat door het te strenge \'registratiebe-
leid\' het tekort aan diergeneesmidde-
len is ontstaan.\' Dit beeld is evenwel
niet het juiste, zodat het op zijn minst
moet worden genuanceerd.
Een onveranderlijke uitgangspositie bij
het kijken naar een ander zorgt voor
een ongenuanceerd beeld van die an-
der. Van een dergelijke positie lijkt bij
verschillende actoren sprake te zijn
(geweest), waardoor de bereidheid tot
onderlinge communicatie niet wordt/is
vergroot. Gelukkig moet worden ge-
constateerd dat de communicatie (snel)
verbetert.

De vijf belangrijkste aannames die vol-
gens schrijvers aan die positionering
zijn toe te schrijven en voor een ge-
brekkige communicatie verantwoor-
delijk moeten worden gehouden, zijn:

1. de dierenarts is verantwoordelijk
voor het oplossen van elk dierge-
zondheidsprobleem;

2. de overheid moet voldoende dierge-
neesmiddelen registreren en zij is
voor elk tekort verantwoordelijk;

3. de farmaceutische industrie moet
\'elk gewenst diergeneesmiddel\' ont-
wikkelen;

4. aan elke veehouder(ij sector) moet
een compleet diergeneesmiddelen-
pakket ter beschikking staan;

5. \'Den Haag\'is belangrijker dan\'Brus-
sel\'.

De realiteit is echter:

1. De dierenarts kan niet door de vee-
houderij gedwongen worden de wet
te overtreden. Zelfs niet als er geen
geregistreerd diergeneesmiddel be-
schikbaar is; de dierenarts is niet ver-
antwoordelijk voor een tekort. De
veehouderij doet de dierenarts even-
wel geloven dat deze daarvoor wel
een verantwoordelijkheid draagt. De
veehouder maakt de dierenarts als
het ware \'probleemeigenaar\', wat de
laatste (zonder meer) accepteert. In
een dilemma verkerend, zoekt de
dierenarts dan \'op eigen kracht\' een
oplossing, waar juist een signaal om-
trent dit knelpunt van hem wordt
verwacht, zie hierna.

2. De overheid moet op grond van de
wet slechts het diergeneesmiddel
dat ter registratie aangeboden wordt.

beoordelen op werkzaamheid, vei-
ligheid en kwaliteit. De overheid
heeft als zodanig geen verantwoor-
delijkheid als er voor een bepaalde
diersoort of indicatie geen dierge-
neesmiddel beschikbaar is. Dit laat
overigens onveriet dat er zeker een
bepaalde verantwoordelijkheid voor
de overheid bestaat, als met het hou-
den van dieren - dat nu eenmaal is
toegestaan - maatschappelijke pro-
blemen rijzen.

3. De farmaceutische industrie \'moet\'
niets. Dat laat onverlet dat deze in-
dustrie, die zich afficheert als \'ge-
zondheidsbevorderende institutie\',
erop kan worden aangesproken om
zich dienovereenkomstig op te stel-
len:\'noblesse oblige\'. Om dierge-
zondheid en dierenwelzijn te bevor-
deren en om volksgezondheidspro-
blemen te voorkomen, zou zij zich
meer dan tot nu toe moeten inspan-
nen om alle belemmeringen die ver-
hinderen dat de benodigde dierge-
neesmiddelen worden geregistreerd,
worden weggenomen. Bij voor-
beeld, nu al zouden door een geza-
menlijke MRL-research van de far-
maceutische industrieën met als
doel een afname van de dossierkos-
ten, veel meer registraties kunnen
plaatsvinden.

4. De veehouderijsector profiteert recht-
streeks van de opbrengst van de ver-
koop van dierlijke producten die zel-
den zonder het gebruik van dier-
geneesmiddelen tot stand hebben
kunnen komen. Het niet beschikbaar
zijn van een adequaat pakket dierge-
neesmiddelen is dan ook in beginsel
een feit dat voor risico en rekening
van de sector behoort te komen. Voor
alle actoren (overheid, sector, far-
maceutische industrie en dierenarts)
geldt daarbij wel de morele verplich-
ting om - met behoud van ieders eigen
specifieke verantwoordelijkheid en
mogelijkheid - aan de beschikbaar-
heid van dat pakket bij te dragen.
Opvallend is echter dat juist de vee-
houderijsector bij het noemen van
zijn verantwoordelijkheid in dezen
het meest \'uit het raam kijkt\'.

5. \'Brussel\' is inderdaad belangrijker
dan \'Den Haag\'. Richtlijnen en
Verordeningen zijn immers (bronnen
van) supranationaal recht. Maar, om-
dat (nog steeds) het merendeel van de
registraties nationaal bepaald is,
heeft elke lidstaat daarin wel zijn ei-
gen verantwoordelijkheid. Neder-
land is bij de beoordeling van een re-
gistratie-aanvraag niet roomser dan
de Paus. De overheid van een land
met een vooraanstaande wetenschap
en veehouderij, gericht op export,
moet op objectieve, wetenschappe-
lijke criteria een aanvraag beoorde-
len. Het past daarbij een verantwoord
handelende dierenarts of veehouder
niet die overheid een verwijt te ma-
ken als zij, op grond van een inade-
quaat dossier, een negatieve registra-
tiebeslissing moet nemen (zie ook
onder \'Grootte van de markt\'). Of,
als op grond van het dossier geen
korte(re) wachttermijn kan worden
vastgesteld, dan zij dat zo.
Nederland is niet voor niets een
\'topland\' wat betreft de diergenees-
kundige opleiding, de veehouderij
en de research- en beoordelingsin-
stituten en moet dat ook blijven.

Ter adstructie van deze (ir)realiteiten
vormt de zogenaamde
wegkwijnziekte
bij varkens een mooi voorbeeld.
Aangezien de oorzaak van deze - mul-
tifactoriële? - ziekte in wezen nog on-
bekend is, wordt door het ID-Lelystad
een financieringsvoorstel voor onder-
zoek gedaan; niemand wil echter voor
het benodigd onderzoek betalen. De
overheid zegt dat wegkwijnziekte een
bedrijfsgebonden aandoening is, de
farmaceutische industrie ziet onvol-
doende markt en de diergeneeskun-
dige beroepsbeoefenaar heeft geen
middelen beschikbaar. Laatstgenoem-
de probeert - gehoor gevend aan zijn
natuurlijke attitude, mogelijk daarbij
vele wettelijke regels overtredend -
met \'bloedtherapie\' voor de veehouder
\'te redden wat er te redden valt\'. De
primaire sector, met de PVE als expo-
nent, is als meest belanghebbende ook
het meest weifelend. Zijn deze attitu-
des logisch?

Mentale instelling, realiteiten keten

Schrijvers hebben - gelet op wat onder
\'Aannames\' is gezegd - nagegaan in
hoeverre (vermoede) standpunten bij
de vier actoren een rol spelen bij het
nemen van verantwoordelijkheid met
betrekking tot voedselveiligheid.
De instelling van de veehouder. De
modeme veehouder ziet zichzelf aller-
eerst als ondememer, dan pas als hoe-
der van dieren en tot slot als leverancier
van producten die betekenis hebben
voor de volksgezondheid. In deze trits
moet - met begrip voor het onderne-
merschap - verandering komen. Juist
de veehouder moet bij al zijn handelin-
gen binnen zijn bedrijf zich realiseren
dat hij aan het begin staat van de voed-

-ocr page 247-

selketen voor de mens. Dus ook de ver-
zorging van dieren moet in hiet teken
van de volksgezondlieid staan. Omdat
het handelen op het primaire productie-
bedrijf aangaande de volksgezondheid
de grootste betekenis heeft, sorteren de
beroepsmatige attitudes van veehouder
en dierenarts daar hun maximale effect.
Een goed geïnformeerde veehouder
met een groot verantwoordelijkheids-
gevoel jegens de samenleving, zijn die-
ren en consumenten, steekt schril af bij
de slecht-geïnformeerde, uitsluitend op
eigen gewin (op de korte termijn) ge-
richte veehouder. Beiden komen voor,
benevens alle varianten tussen deze
twee uitersten. Wanneer de dierhouder
aan een proces van continue educatie
deelneemt, resulteert een minder brede
Gausse-kromme van zijn populatie,
met een verschuiving naar rechts over
de \'kwaliteitsas\'. Kwaliteitsbewaking
door bijvoorbeeld collegiale toetsing
is, net als bij dierenartsen, vrijwel on-
bekend. Aarzelend wordt hier en daar
in de vele studieclubs aandacht besteed
aan dit thema, welk thema (dan) ook
binnen de opzet van \'het veterinair net-
werk van toezicht\', waaraan LTO deel-
neemt, de nodige aandacht krijgt. Door
permanente educatie zal het merendeel
van de producenten sneller gaan inzien
dat een - noodgedwongen zeer frag-
mentarische - controle van het eindpro-
duct nooit de gewenste zekerheid om-
trent de veiligheid voor de mens kan
opleveren. Vaststaat dat procescon-
trole het systeem van de toekomst is.
Immers, het failliet van de eindpro-
ductcontrole is genoegzaam aange-
toond. Met andere woorden, de oplos-
sing is om inzichtelijk en voorspelbaar
te (gaan) werken. Dan is sprake van een
(begin van een) procescontrole, waar-
bij sterk de nadmk moet worden gelegd
op bewaking van de kritische controle-
punten, de even gewenste als noodza-
kelijke HACCP-benadering. De vee-
houder (met \'zijn\' dierenarts) zou zich
daarom moeten inspannen om deel uit
te gaan maken van een keten waarin
elke schakel de voorliggende bindt aan
de gegeven garanties en waarin veilig-
heid voor de consument als kwaliteits-
kenmerk erkenning en waardering
krijgt. Als sluitstuk van de ketensyste-
matiek kan het overheidstoezicht wor-
den genoemd, dat dan kan bestaan uit
Toezicht op Controle, \'ToC\', met een
in ieder geval op koppelniveau gericht
sanctiesysteem.

De instelling - in beide betekenissen
van het woord -
van \'de keten\', met
vooral de inbreng van de slachterij-
schakel is zoals reeds gezegd van groot
belang. De meeste veehouders \'opere-
ren grotendeels op zichzelf en verke-
ren - in ieder geval lijkt dat voor de
pluimvee- en varkenshouders zonder
meer op te gaan - economisch in een
nogal afhankelijke positie van opvol-
gende schakels, waaraan zij zich als
het ware overgeleverd voelen. In zo\'n
situatie is het van groot belang dat
dierhouders voortdurend informatie
krijgen van een betrouwbare, onafhan-
kelijke en uitermate deskundige advi-
seur die ook kennis van en invloed
heeft op de opvolgende schakels.
Bij uitstek de keten, als een \'orga-
nisch\' en organisatorisch geheel, kan
bijdragen aan een juiste attitude van
elke betrokkene. De \'pakkans met een
adequate sanctie\' vanuit de keten zelf
moet reëel en vergroot worden. Daar-
voor is te meer reden daar \'volksge-
zondheid\' als kwaliteitskenmerk meer
en meer door de keten naar buiten
wordt gebracht. Wanneer deze garan-
tie ten onrechte blijkt gegeven, moeten
zonder meer aansprekende sancties
door alle schakels in de keten volgen.
Deze private kwaliteitsbewaking is
van groot - onmisbaar - belang voor de
kwaliteitsborging van de producten.
Het belang van de factoren veiligheid
en kwaliteit zal in de toekomst nog
veel meer toenemen.
De instelling van de dierenarts. Deze
is van cruciaal belang voor het respec-
teren van de wachttermijn. De dieren-
arts gedraagt zich nu soms als een do-
lende moraalridder van wie verwacht
wordt dat hij op de naleving van een
wachttermijn toeziet, ondanks het feit
dat hij doel en lengte ervan vaak niet
\'begrijpt\'. Veelal liggen daaraan ten
grondslag onwetendheid, naast de
houding
\'ik weet wat wel en niet ge-
vaarlijk is voor de volksgezondheid\'
en de - helaas niet ongerechtvaardigde
- vrees voor klantenverlies. Het door
hemzelf niet serieus nemen van zijn
\'signaalfunctie\' (zie ook hierna) is in
ieder geval bedenkelijk.
Met de komst van de erkende/onafhan-
kelijke dierenarts die zijn handelen in
het perspectief van de volksgezond-
heid plaatst, gekoppeld aan kennis van
en begrip voor borgende regelgeving,
wordt die moraalridder een ridder te
voet. Die erkende dierenarts zal de ge-
wenste invloed op de veehouder niet
alleen moeten maar zeker ook kunnen
uitoefenen. Die invloed kan evenwel
pas manifest worden als deze dieren-
arts
geïnternaliseerd heeft welk voor-
beeld hij met betrekking tot ver-
antwoord diergeneesmiddelengebruik
kan en moet geven. De beslissing tot
farmacotherapie wordt immers altijd
genomen door de diereigenaar in over-
leg met de dierenarts. Het eminente be-
lang van de voedselveiligheid is in dit
overleg een
aspect (een manier van
kijken naar) dat te allen tijde door de
dierenarts aan de orde moet worden
gesteld. Daartoe moet binnen de die-
renartsenpopulatie een duidelijk refe-
rentiekader onderhouden worden. Het
blijvend onderstrepen van de \'missie\'
van de dierenarts (medebewaker van
de volksgezondheid) is essentieel. Het
\'zich eigen maken\' van deze missie tot
een algemene veterinaire reflex is een
waarborg voor de goede attitude, voor
de legitimatie van zijn rol als erkend
expert op het terrein van de (veteri-
naire) volksgezondheid.
Van nu af aan is van belang dat dieren-
artsen zich ervan bewust zijn dat van
de traditionele uitvlucht
\'alleen an-
dere dierenartsen doen het fout en
daarom wordt de interne heroepsover-
tuiging gefrustreerd\'
geen sprake
meer kan zijn. Door eerst van anderen
iets te vergen vooraleer men zelf actie
ondemeemt, ontstaat een
onwerkbare
situatie. Het zwaartepunt van de invul-
ling van de \'bezorgdheid\' voor de
volksgezondheid op het vlak van de
productie van dierlijke voedingsmid-
delen kan niet anders dan bij de dierge-
neeskundige beroepsgroep liggen,
waarvan bij uitstek de leden zijn opge-
leid op het gebied van diergezondheid
en dierenwelzijn. Die moeten \'dat dan
wel waarmaken\'. De professionele op-
stelling vanuit de gewenste attitude
moet vervolgens ook een richtsnoer
voor en in de keten zijn.
De dierenarts behoort verantwoorde-
lijkheid te dragen voor zowel de tech-
nische als de educatieve inbreng bij het
tot stand komen van veilige voedings-
middelen van diedijke oorsprong. De
dierenarts is, in ieder geval zou moeten
zijn, in dit opzicht absoluut onmisbaar.
Het is vooral aan de dierenarts om aan
te tonen dat hij zijn aspiraties waar-
maakt, waardoor de andere actoren
\'hem weten te vinden\' met de volksge-
zondheid en hemzelf als winnaars.

Zoals reeds aan de orde geweest, wan-
neer een houderij- of ketensysteem
niet voldoet aan wettelijke of (keten)
overeengekomen normen, dan zouden
na terzake signalering door de dieren-
arts de desbetreffende dieren of pro-
ducten niet geaccepteerd moeten wor-

-ocr page 248-

den voor (verdere verwerking voor)
consumptie. Deze signaalfunctie zal
door elke schakel in de keten als van-
zelfsprekend moeten worden be-
schouwd. Anders is en blijft \'keten\'
slechts beperkt tot een
(loos) begrip.
Binnen een hechte ketensystematiek,
juist daar waar dier- en volksgezond-
heid en economie elkaar raken, kan
een dierenarts optimaal fiinctioneren.
Evenwel, als ten gevolge van zijn sig-
naal een proces wordt gestopt, is dat
niet aan hem, de dierenarts toe te
schrijven. De verantwoordelijkheid
voor het ontstaan van deze (tijdelijke)
economische blokkade ligt bij anderen
dan de boodschapper.
Kan - gelet op zijn reële afhankelijk-
heid en daardoor kwetsbaarheid, de
functie van
klokkenluider is niet voor
eenieder weggelegd - in zo\'n geval de
dierenarts niet zelf actie ondernemen
of melden, dan moet hij een \'vertrou-
wensdierenarts\' inschakelen en func-
tioneert hij als \'indirecte signaleerder\'.
In ieder geval kan een dierenarts het
niet laten gebeuren dat die ontoelaat-
bare situatie op dat primaire bedrijf of
elders in de keten blijft bestaan. In ie-
der geval moet (helaas) worden gecon-
cludeerd dat de dierenarts in de ogen
van de overheid met betrekking tot de
\'slijterssituatie\'
geen signaalfunctie
van enige betekenis heeft vervuld.

Conclusie

De traditionele, \'natuurlijke\' attitude
van de meeste dierenartsen om zich on-
middellijk verantwoordelijk te voelen
voor het bestaan van diergezondheids-
problemen moet worden aangepast. De
drang om zich probleem-eigenaar te
voelen en daarom de problemen zonder
meer op te lossen - waarbij wettelijke
grenzen of zorgvuldigheidseisen lang
niet altijd voor bezirming zorgen - moet
veranderen in een beroepshouding
waarin signaalfiinctie, informatievoor-
ziening en communicatie centraal staan.

Verantwoording

De rol en positie van de dierenarts in de
landbouwhuisdierensector is niet on-
omstreden. Dat feit is belangrijk ge-
noeg voor een diepgaande dialoog tus-
sen alle dierenartsen die zich aan-
gesproken voelen en zich betrokken
weten bij de (uitoefening van de) dier-
geneeskunde tot heil van
mens en dier.
Dierenartsen werkzaam in het onder-
zoek, in het bedrijfsleven en op terrei-
nen van beleid en uitvoering zijn even-
eens uitdrukkelijk aangesproken en
worden als gevolg daarvan uitgenodigd
voor de voortzetting en verdieping van
de dialoog. Uw aller inbreng is noodza-
kelijk om de inhoud en betekenis van
de diergeneeskundige beroepsbeoefe-
ning vorm en perspectief te geven. Het
is daarvoor (nood)zaak dat dierenart-
sen (onderling) hun meningen en visies
toetsen. Het vorenstaande onder het
motto \'Diergeneesmiddelen: voor wie
een middel en voor wie een zorg?\'
biedt daartoe het handvat.
Schrijvers hebben als opzet tot de
brede dialoog veel tijd besteed aan het
analyseren van eikaars \'grondhou-
ding\' in dezen. Van het resultaat daar-
van hebt u zonet kennis genomen.
Het bleek dat door de verschillende
verantwoordelijkheden die onlosma-
kelijk samenhangen met de onder-
scheiden functies van de opstellers van
dit stuk, er grote verschillen waren in
benadering van de verantwoordelijk-
heid van de dierenarts. Dat er toch een
gezamenlijk stuk kon ontstaan, is \'te
danken aan\' de wil en de bereidheid
om echt naar elkaar te luisteren. Het
wezen van de dialoog.

Het woord is aan u.

Naar aanleiding van kwestie DAP De Grensstreek

*Op de dierenarts moet je blindelings kunnen vertrouwen\'

Alhoewel de perikelen rond dierenartsenpraktijk (DAP) De Grensstreek nau-
welijks aan de aandacht van de lezers kunnen zijn ontsnapt, lijkt het de redac-
tie nuttig toch even stil te staan bij de recente gebeurtenissen. De integriteit
van de dierenarts is immers in het geding, enkele dierenartsen namen willens
en wetens een onverantwoord risico door te sjoemelen met gezondheidsver-
klaringen. Gelukkig hebben de Algemene Inspectie Dienst (AID) en de
Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) actie ondernomen, gevolgd door het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en de KNMvD. En
gelukkig heeft de rechter de GD in het gelijk gesteld, toen de intrekking van de
samenwerkingsovereenkomst werd aangevochten in een kort geding. De uit-
spraken van de rechter in deze kwestie zijn zeer de moeite waard! Voor vals-
heid in geschrifte geen pardon.

Een korte schets van \'het debacle\'.
DAP De Grensstreek - voor degenen
die er niet mee van doen hebben gehad
- opereert praktijkoverschrijdend in
het zuiden des lands (Noord-Brabant

Door Sophie Deleu

en Limburg). Hoofdvestiging van deze
praktijk ligt in België. Er is ook een de-
pendance in Nederland, en in deze
praktijk zijn meerdere dierenartsen
werkzaam.

AI langer bestond de indruk dat vanuit
deze praktijk wel erg veel cliënten
werden bediend. Verder ging de servi-
ceveHening heel ver: varkenshouders
konden bijvoorbeeld desgewenst ook
zelf hun varkens inenten tegen de
ziekte van Aujeszky; de bijbehorende
papieren werden door de dierenarts
ondertekend of zelfs ook door de vee-
houder. Overigens met funeste gevol-
gen voor dierenartsen die in het prak-
tij kgebied van DAP De Grensstreek
integer de diergeneeskunde probeer-
den te bedrijven.

Deze geruchten werden begin dit jaar
bevestigd door middel van een grootse
inval van de AID en de Belgische
Opsporings Brigade (BOB). Toen de
uitslag hiervan duidelijk werd, was de
GD - als grootafnemer van de handte-
kening van de dierenarts - niet mals: de
eindeloze juridisering van het pro-

-ocr page 249-

bleem werd niet afgewaclit; de samen-
werlcingsovereenlcomst met de dieren-
artsen die in DAP De Grensstreelc
werlczaam waren, werd opgezegd. De
reactie hierop van het ministerie van
LNV was niet minder Icordaat: gezien
de twijfel aan de echtheid van de
gezondheidscertificaten - afgegeven
door betrolclcen dierenartsen - werden
120 varkensbedrijven \'geblokkeerd\'.
(Feitelijk ging het niet om een blok-
kade: van deze bedrijven mochten
geen varkens worden afgevoerd, aan-
gezien de juiste documenten ontbra-
ken.)

De KNMvD deed ook een duit in het
zakje: zij maakte middels een persbe-
richt wereldkundig dat zij vierkant
achter de GD en het ministerie stond,
hetgeen onder andere aandacht in het
landelijke journaal opleverde. Laat er
bij het publiek geen twijfel over be-
staan hoe de KNMvD denkt over vals-
heid in geschrifte: zonder meer ver-
werpelijk. Het persbericht is overigens
ook te vinden op de internetpagina van
de KNMvD (www.knmvd.nl).

Besloten ledenvergadering NB en L

Tijdens een besloten ledenvergadering
van de Afdelingen Limburg en Noord-
Brabant is de gehele kwestie aan de
orde geweest. Centrale vraag was: hoe
integer is de dierenarts, wat is zijn of
haar handtekening eigenlijk waard?
160 dierenartsen gingen bij zichzelf te
rade: ben ik wel integer, sta ik voor
mijn handtekening? Vragen die in het
zuiden des lands bij tijd en wijle moei-
lijk te beantwoorden zijn... Maar één
ding is volstrekt helder geworden: in-
tegriteit is van levensbelang voor de
dierenarts. Als hetgeen de dierenarts
verklaart, niet meer klakkeloos over-
genomen mag worden, vervalt het be-
staansrecht van de dierenarts in het al-
gemeen.

Ten eerste zal de markt andere wegen
zoeken om toch de benodigde garan-
ties te verkrijgen, maar de dierenarts
zal hiervoor niet meer gevraagd wor-
den. De samenleving zal zich afkeren,
en - zo bleek ook uit een inleiding van
een advocaat tijdens de bewuste verga-
dering - als er rechtzaken van komen,
zal de dierenarts niet kunnen rekenen
op een beperkte aansprakelijkheid, in-
tegendeel. De dierenarts krijgt in die
situatie waarschijnlijk te maken met
een omgekeerde bewijslast. Een - op
zijn zachtst gezegd - vervelende situ-
atie: bij een uitbraak van varkenspest
moeten bewijzen dat het niet aan jouw
afwezigheid heeft gelegen...

Opzegging overeenkomst

De GD is grootafnemer van de handte-
kening van de dierenarts. Cor Damen,
sectordirecteur varkensgezondheids-
zorg, gaf derhalve ook een inleiding
tijdens de bewuste ledenvergadering.
Aan hem ook de eer om de niet mis te
verstane uitspraken van de rechter
over te brengen aan de aanwezigen.
Hij onderstreepte nog eens het belang
van de RBD-regeling en het Aujes-
zkybestrijdingsprogramma voor de
export en dus het bestaan van de Ne-
derlandse varkenshouders. Zoveel res-
pect als er in het buitenland is voor het
Nederlandse systeem, zo vernietigend
is het gevolg van gesjoemel met deze
regelingen voor de afzet. \'Een man een
man, een woord een woord\' is dus het
devies van Damen.

Confronterend zijn de uitspraken van
de officier van justitie in deze kwestie:
Het publieke belang van het geding kan
als volgt worden omschreven: \'de wijze
waarop in Nederland uitvoering wordt
gegeven aan het stelsel van wet en regel-
geving ter voorkoming van de versprei-
dingvan (besmettelijke) dierziekten, c.q.
de instandhouding van een gezonde vee-
stapel en de zorgvuldigheid die daarbij
wordt geëist van de betrokkenen, de die-
renartsen in het bijzonder.\'
Damen had het zelf niet mooier kun-
nen omschrijven.

Het Openbaar ministerie heeft in de
conclusie de vraag opgeworpen: Wel-
ke mate van zorgvuldigheid en be-
trouwbaarheid wordt vereist van de
betrokken dierenartsen? Antwoord:
Op verklaringen van dierenartsen moet
blindelings kunnen worden vertrouwd.
Dat vertrouwen is geschonden. Het kan
en mag niet zo zijn dat verklaringen
worden ingezonden waaruit blijkt dat
door een dierenarts handelingen zijn
verricht terwijl uit nader onderzoek
blijkt dat deze handelingen gedeeltelijk
of in het geheel niet zijn verricht, zoals
het geval is bij het enten door de vee-
houder zelf, waar de dierenarts een
verklaring in.stuurt dat door hem is
geënt. Ook het vervalsen van handteke-
ningen van veehouders, zoals veelvul-
dig is geschied, is uiterst bedenkelijk.
Blind vertrouwen is er of het is er niet.
Er is geen tussenweg. Nu dit vertrou-
wen is geschonden, is een beëindiging
van de samenwerking naar beoorde-
ling van het Openbaar ministerie on-
vermijdelijk.

GD terecht gehandeld

De president van de rechtbank geeft
daarop aan:
Er mag vanuit worden ge-
gaan dat de GD - als uitvoerende in-
stantie op het gebied van de wettelijke
bestrijding van dierziekten - in rede-
lijkheid niet anders kon handelen, als
zij dat al zou hebben overwogen, dan
de schorsing van de dierenartsen te
handhaven... nu de dierenartsen ver-
dacht werden (en worden) van het ple-
gen van onregelmatigheden bij nale-
ving van de regels op het gebied van de
dierziektenbestrijding.
En ook belangrijk: Dat naar het zich
laat aanzien de gezondheid van de var-
kens uiteindelijk niet in het geding is
geweest, is wetenschap achteraf en
doet niet af aan de juistheid van de be-
slissing van de GD...
Interpreteren
van de regels, wat veel dierenartsen
doen, is dus ook niet aan de orde. Je
bent betrouwbaar of je bent het niet.
En verder...
de GD er voor in heeft te
staan dat aan de betrouwbaarheid van
de door de praktiserende dierenartsen
verrichte veterinaire werkzaamheden,
met wie zij een samenwerkingsover-
eenkomst heeft gesloten, geen enkele
twijfel mag bestaan... En door de ver-
denking dat de dierenartsen de regels
op het gebied van de dierziektenbestrij-
ding niet strikt hebben nageleefd - het-
geen zij ook ter zitting hebben erkend -
was terecht tM\'ijfel gerezen over de be-
trouwbaarheid van de door de dieren-
artsen afgelegde verklaringen in het
kader van de dierziektenbestrijding.

Glashelder op papier

De schorsing was dus terecht. Van op-
heffing van de schorsing - ook een
vraag die voorlag - kon derhalve geen
sprake zijn, volgens de president van
de rechtbank, ook niet wat betreft de
werkzaamheden als dierenarts in de
sectoren rund- en pluimvee.
Niet alleen is deze uitspraak van be-
lang, omdat \'de slechterik\' er nu eens
niet mee wegkomt, zoals zo vaak wel
het geval lijkt te zijn, ook is thans hel-
der geformuleerd welk belang moet
worden gehecht aan de handtekening
van de dierenarts.

Ook voor andere dierenartsen is het
misschien even schrikken: \'blinde-
lings vertrouwen\' schept een grote
verantwoordelijkheid. Dit valt niet al-
tijd te rijmen met de commerciële druk
op de dierenarts, nog verder in de hand
gewerkt door - weer andere - wette-
lijke regels inzake mededinging. De
dierenarts wordt namelijk wel geacht
te concurreren met zijn collega... des-
noods op integriteit!?
Een steun in de rug dus, deze glashel-
dere uitspraak. Maar ook stof tot na-

-ocr page 250-

denken: als integriteit een belangrijk
handelsmerk is van de dierenarts, hoe
waarborgen we dan zijn broodnodige
onafhankelijkheid? En wat doen we
met afvalligen? Een paar dierenartsen
die het niet zo nauw nemen met de re-
gelgeving kunnen immers onherstel-
bare schade aanrichten. Deze discussie
staat terecht de komende maanden
centraal binnen de KNMvD. Integriteit
was al tweemaal het onderwerp van
een Besturendag en zal zeker aan de
orde komen in de Jaarrede. De nieuwe
voorzitter van de KNMvD, Ton de
Ruijter, plaatst integriteit met grote
voortvarendheid op de agenda. Dat dit
hard nodig is, bewijst de \'grensstreek-
kwestie\' maar al te pijnlijk.

Brr-Tup

De Brr-Tup wordt gemaakt door studenten en is dan
ook primair gericht op studenten. Maar ook voor an-
deren is de Brr-Tup zeer geschikt om te lezen. De
huidige Brr-Tup verschijnt in een oplage van zo\'n
1500 stuks en wordt verspreid op de Faculteit der
Diergeneeskunde. Het blad bestaat daarbij uit twee
kanten. De ene kant wordt ingenomen door de Brr-
Tup, de andere kant door het Faculteitsnieuws (met
primair tot doel te informeren over de faculteit). Om
ook mensen te bereiken van buiten de Faculteit der
Diergeneeskunde is het mogelijk om lid te worden
van de Brr-Tup. Dit kan al voor slechts 25 gulden
per jaar. Aanmelden kan via ons postadres, maar
ook via brr-tup@vet.uu.nl of via www.brr-tup.nl.

De Brr-Tup is ook te vinden op

www.brr-tup.nl

Hier vindt u tevens meer informatie over de Brr-Tup
en over hoe u zich kunt aanmelden voor onze
nieuwste dienst, de gratis e-mail-nieuwsbrief

Brr-Tup, Onaßankelijk Veterinair Studentenblad,
Yalelaan 1, 3584 CL Utrecht.

Voor de meesten is het waarschijnlijk al bekend, want ongeveer 35 jaar geleden werd de Brr-Tup opgericht. De Brr-Tup is
het Onafhankelijk Veterinair Studentenblad van de Faculteit der Diergeneeskunde en begon als een blad dat zich zeer ac-
tief in wilde zetten voor de student. Het wilde de faculteit aan de tand voelen. Ook de veranderingen die de faculteit zou
moeten doormaken moesten volgens de oprichters kritisch worden beschouwd. Hieronder waren zaken die tegenwoordig
als doodnormaal worden beschouwd (neem bijvoorbeeld de Numerus Fixus of een standaarddictaat). Of de Brr-Tup dus
destijds veel succes gehad heeft in zijn strijden staat ter discussie, maar een ding was zeker, met de Brr-Tup kreeg de stu-
dent een eigen stem!

In de jaren dat het blad al bestaat is er veel gebeurd. Studenten maakten plaats voor de volgende generatie en de opzet ver-
anderde per wisseling, maar kritisch bleef de Brr-Tup altijd. Zeker nu er weer enkele omstreden veranderingen staan te
gebeuren. Zo zijn er vanaf studiejaar 2000/2001 al 225 studenten ingeloot in plaats van de 175 het jaar daarvoor. En voor
het studiejaar 2001/2002 zullen aankomend studenten direct na hun VWO-opleiding moeten gaan kiezen welke richting
ze op willen bij diergeneeskunde. De studiepaden worden daarbij gescheiden.

Door de studenten van de Brr-Tup wordt dan ook hard gewerkt om alle nieuwe ontwikkelingen op de voet te volgen. Ook
ander nieuws wordt natuurlijk verzameld. Vervolgens worden er artikelen geschreven over diverse interessante zaken,
ook wanneer deze (bijna) niets te maken hebben met
het vakgebied. Uiteindelijk wordt door het combi-
neren van informatie en amusement de Brr-Tup ge-
creëerd. Onze filosofie is namelijk dat niet alle
nieuws saai en droog hoeft te zijn.

-XI

«»»(Vtfa»^ 1»

rn

-i

rn
^

rn
- ^

lil
f—

O

www.brr-
wordt

l

Business Internet Trends

mogelijf
gemaakt door
www.bit.nl

-ocr page 251-

Waarde Honorairen en Oud-leeden van het Particulier Veterinair Gezelschap \'Cerberus\',

Nu de dagen weer duidelijk korter wor-
den, de temperatuur langzaam maar ge-
staag begint te dalen en de eerste blaad-
jes al van de bomen vallen, zal de
heetste haard van \'t Sticht weer worden
opgestookt. Veterinairen uit heel het
land zullen zich verzamelen in het Geel
Kasteel om zich te ontrukken aan de
kille en koude burgermaatschappij en
aan alle dagelijkse beslommeringen.

De driekoppige Hellehond zal erop toe-
zien dat het wederom een groot feest
wordt en dat geen jurist, medicus of far-
maceut het waagt de voorzaal te betre-
den. Namens het gehele bestuur van het
Particulier Veterinair Gezelschap \'Cer-
berus\' heb ik de eer en genoegen U uit
te nodigen voor de 39^ dies van het
Particulier Veterinair Gezelschap \'Cer-
bems\' die zal plaatsvinden op vrijdag
20 oktober 2000 om
17.00 uur aan de haard
van sociëteit P.h.R.M..
Hopende u dan met een
schuimend glas bier te
mogen begroeten, teken
met een welgemeend CAVE!!

H.0. Hoenderken
h.t. ah Actis \'Cerberus\'

Gevraagd:
nieuwe vragen

De rubriek Vraag en Antwoord
wordt zeer op prijs gesteld, zo
blijkt uit onderzoek, maar ook
uit vele positieve reacties. De
sleutel tot het succes van deze ru-
briek is - zo denkt de redactie -
mede gelegen in het feit dat de
vragen uit de dagelijkse praktijk
afkomstig zijn. Vandaar dat de
redactie een oproep plaatst:
nieuwe vragen gevraagd! De re-
dactie is geïnteresseerd in de
meest uiteenlopende zaken die
betrekking (kunnen) hebben op
de uitoefening van de diergenees-
kunde in ruime zin.

Zo zou u een vraag kunnen stellen
naar aanleiding van een patiënt in de
praktijk, maar ook in aansluiting op
een gevolgde PAO-cursus. Wellicht
borrelen er vragen bij u op in de wan-
delgangen, in het bos of tijdens een
vergadering. Schroom dan niet om
uw vraag in het openbaar te stellen; u
doet er vele collegae een plezier mee.

Het indienen van een vraag die wordt
gepubliceerd, wordt beloond met een
boekenbon van ƒ 25,-. Vragen kun-
nen gestuurd worden naar de bureau-
redactie, telefoon 030-2510111, fax
030-2519847 of e-mail tijdschrifl(§
knmvd.nl. De vragen kunnen ook
worden ingediend via de website van
de KNMvD, dan wel graag vermel-
den dat het om een vraag voor het
Tijdschrift gaat.

In het jaar 2000 konden door de Com-
missie Bevordering Diergeneeskundig
en Vergelijkend Ziektekundig Onder-
zoek (Cie BDVZO) wederom een aantal
projecten worden gesteund.
Het betrof

• Margot Meijer, ten behoeve van een
onderzoeknaar \'Welfare of Domestic
cat: breed differences in the activity of
the reward system as a predictor of
problem behaviour\' Dit veterinair re-
levante onderzoek past naar het oor-
deel van de Commissie geheel binnen
de nieuwe aandachtsvelden van on-
derzoek van de Faculteit. Er werd een
subsidie van ƒ 9000,- toegekend.

• Drs. M. Hoyer, ten behoeve van een
onderzoek naar toepasbaarheid, vei-
ligheid en effecdviteit van zolaze-
pam/tiletamine/xylazine ter verkrij-
ging van immobilisatie van mnderen,
eveneens een veterinair relevant on-
derzoek dat de Cie BDVZO gaarne
met ƒ2.220,- wil ondersteunen.

• Drs. Th. Dijkstra, ten behoeve van een
onderzoek naar \'Het voorkomen van

Met ingang van 1 september is dr. ir.
Huub Savelkoul aangesteld als Van
der Leeuw hoogleraar Celbiologie en
Immunologie bij het Departement
Dierwetenschappen van Wageningen
Universiteit. Hij is daarmee beoogd
opvolger van de huidige hoogleraar
prof dr. Wim van Muiswinkel. In
goed overleg zullen zij tot 1 septem-

Neospora caninum bij de vos in Ne-
derland\'. Voor een pilotstudie werd
door de Cie BDVZO, een bijdrage van
ƒ 2.000,-toegekend.

• Drs I. Wijnberg. Een onderzoek naar
\'De pathofysiologie van hypocalcae-
mie bij paard en rund\' werd met een
bijdrage van ƒ 1.500,-ondersteund.

• Drs. R.G.G. Bronneberg, voor een
project betreffende \'Reproductie bij
bedrijfsmatig gehouden stmisvogels:
een diergeneeskundige benadering\'
werd een bijdrage van ƒ 30.000,- ver-
leend.

De Commissie stelt het op prijs te ver-
melden dat zij uitsluitend subsidie ver-
leent voor kosten die direct verband
houden met het onderzoek, zoals bij-
voorbeeld materiaalkosten. Personeel-
of reiskosten, kosten van publicatie en
dergelijke worden niet ondersteund.

Commissie Bevordering Diergeneeskundigen
Vergelijkend Ziektekundig Onderzoek

Namens de Cie BDVZO,
Prof. dr P. Zwart,
Secretaris

Dr. ir. Huub Savelkoul aangesteld als Van der Leeuw
hoogleraar Celbiologie en Immunologie

ber 2003 samen de taken en verant-
woordelijkheden van het hoogleraar-
schap verdelen. Het is daarbij de de
bedoeling, dat Savelkoul met ingang
van 1 januari 2001 als aanspreekpunt
voor de leerstoel gaat fungeren.
Savelkoul is de eerste Van der Leeuw
hoogleraar die in Wageningen wordt
benoemd.

-ocr page 252-

Het is niet moeilijlc om met Aleid
Lubberink rond de tafel te zitten in het
kader van een interview. Gespreksstof
genoeg, anekdotes wisselen wat seri-
euzere onderwerpen af ver voorbij de
beoogde eindtijd. Maar om krachtig
samen te vatten wie Aleid Lubberink
is, is niet zo simpel. In de loop van het
gesprek weet Aleid dit echter zelf wel
goed samen te vatten. \'Onlangs moest
ik mij voorstellen in een groepje men-
sen. Waar iedereen een kleine intro-
ductie hield, zei ik toen het mijn beurt
was - ik ben Aleid Lubberink en ik ben
dierenarts -. Zo voel ik dat ook, daar-
mee is voor mij alles kernachtig sa-
mengevat.\' Ze heeft gelijk, denk je aan
Aleid dan denk je aan iemand die het
vak van dierenarts altijd met volle
overgave heeft uitgeoefend. De keuze
om een punt achter haar canrière te zet-
ten moet geen gemakkelijke zijn ge-
weest. Ze zal het dagelijks contact met
eigenaren en patiënten ongetwijfeld
gaan missen. Maar nu al geeft ze aan
dat het toch de goede keuze is geweest.
\'Ik merk dat ik eindelijk eens de tijd
heb om na te denken over allerlei din-
gen. En dus ook over hoe en waarom
het allemaal zo gelopen is.\'

Dierenarts worden

De vader van Aleid was ook dierenarts.
Hij overleed toen zij zeven jaar was.
Misschien dat dit de reden is dat zij van
jongs af aan dierenarts wilde worden,
misschien omdat haar moeder het ei-
genlijk ook wilde worden. Ze heeft zich
in ieder geval nooit van dit streven afla-
ten brengen en er zelfs haar hele school-
tijd op gericht. Met steun van haar moe-
der, die als alleenstaande vrouw alles in
het werk stelde om haar dochter deze
kans te geven. Hoewel het een tijd was
waarin het niet gebruikelijk was dat
vrouwen gingen studeren, kreeg Aleid
door haar moeders steun ook op de
HBS-B alle medewerking in de vorm
van bijvoorbeeld bijlessen wiskunde.
En vervolgens ging zij naar Utrecht.
\'Het is opvallend op hoeveel vlakken er
parallellen blijken te zijn tussen de le-
vensloop van mijn vader en mij\', zegt
Aleid. \'En dit terwijl ik mijn vader ei-
genlijk helemaal niet heb gekend.\' Hun
proefschriften staan zij aan zij in de bi-
bliotheek. En ook haar vaders carrière
heeft zich deels in de academische we-
reld en deels in de praktijk afgespeeld.
\'Ik ontdekte dat er nog een foto van
mijn vader is waarbij hij in dezelfde
collegebanken op de Biltstraat zit, als
waar ik jaren later in heb gezeten.
Alleen is hij in 1914 afgestudeerd en ik
in 1962. De klok op de foto was nog
steeds dezelfde.\' Jammer vindt ze het
wel, dat ze nooit ervaringen met elkaar
hebben kunnen delen. \'Tijdens mijn
studie leerde ik toch weer een stukje
van mijn vader kennen doordat docen-
ten hem herinnerden en mij tot mijn
verrassing daar dan over aanspraken.
Zodoende kreeg ik allerlei verhalen van
mijn vader te horen die ik nog niet
kende.\'

Na 38 jaar de diergeneeskunde te hebben uitgeoefend, is ze ermee gestopt.
Aleid Lubberink, een fenomeen in diergeneeskundig Nederland. Voor haar
ligt \'het leven erna\' nog volledig open. Voor veel dierenartsen is \'het dierge-
neeskundig leven zonder Aleid\' ook nog niet helemaal ingevuld. Met het ver-
trek van Aleid verdwijnt er een combinatie van kennis, de wil om die kennis
over te dragen, maar vooral het vermogen om die kennis te koppelen aan ge-
voel voor dier en eigenaar.

Een portret van iemand die al vanaf haar zesde dierenarts wilde worden en
hiervoor alles in het werk heeft gesteld. Dr. Aleid Lubberink, specialist in de
chirurgie der gezelschapsdieren, blikt terug op haar carrière, waarbij ze het
minder belangrijk worden van de patiënt betreurt en het belang van goede
communicatie benadrukt.

Door Lisette Overduin en Susan Umans

Aleid Lubberink, dierenarts

*Men moet zich de rol van de hond voor de eigenaar realiseren\'

Zo ongebruikelijk als het tijdens haar
middelbare schooltijd was dat zij die-
renarts wilde worden, zo vanzelfspre-
kend verliep haar studie. \'Er waren in
1954 62 jongens en acht meisjes op de
opleiding\', vertelt Aleid. \'Toen mijn
vriendinnen hoorden dat er zoveel jon-
gens diergeneeskunde deden, waren ze
jaloers. Dat wilden ze ook wel!\' Toch
vond ze het absoluut niet raar om zo\'n
\'mannenopleiding\' te doen. \'Je kende
iedereen, ook de jaren boven en onder
je, dus het was eigenlijk best een hele
grote groep meisjes.\'

\'Je moet honden behandelen
omdat ze vandaag leven
en niet morgen.\'

Ze heeft ontzettend van de studie ge-
noten, had een leuke groep. Ook het
schoolse systeem van de opleiding
werkte voor haar goed. De diergenees-
kundestudenten vormden, zoals dat
nog steeds het geval is, een hechte
kring. Ze vindt het wel prettig dat ze
via haar studentenhuis ook contacten
kreeg met niet-dierenartsen. Hieraan
heeft ze nog steeds goede vrienden en
vriendinnen buiten het \'dierenartsen-

-ocr page 253-

wereldje\' overgehouden.
Je zou verwachten dat bij de vrouwe-
lijke studentes in de loop van de studie
toch de vraag zou rijzen of zij daad-
werkelijk \'wat met hun studie zouden
gaan doen\'. Aleid vertelt echter dat die
vraag destijds helemaal niet ter sprake
kwam. \'Ten dele kwam dat doordat
veel van mijn veterinaire vriendinnen
met een collega zijn getrouwd\'. Aleid
zelf heeft er echter ook nooit aan ge-
twijfeld dat zij na haar studie als die-
renarts zou gaan werken. Wel had ze
heel even hetzelfde gevoel als toen ze
van de middelbare school vanuit Hel-
mond naar Utrecht ging. Echter,
\'voordat ik tijd had om erover na te
denken, kwam het volgende alweer op
mij af\'

Kliniek voor Kleine Huisdieren

Na haar studie (zij studeerde met
slechts drie studenten af) werd ze ge-
beld door professor Teunissen om op
de Kliniek voor Kleine Huisdieren te
komen werken. Hoewel ze dacht dat
wetenschappelijk werk \'niets voor
haar\' zou zijn, heeft ze deze stap toch
gezet. Tegelijk met Ad Rijnberk en
Rob Slappendel begon Aleid haar car-
rière aan de Kliniek. Wat ze zich
vooral van deze tijd kan herinneren is
\'de fantastische manier waarop men-
sen je hielpen\'. Met name Elia van
Ooijen heeft haar de kneepjes van het
vak bijgebracht.

Toevalligerwijze rolde zij in een on-
derzoek naar de behandeling van hon-
den met de ziekte van Cushing. Pro-
fessor Schwarz van het AZU stelde
voor dat Aleid daar haar proefschrift
over zou schrijven. \'Het feit dat wij
ongeveer 40 honden per jaar met
Cushing zagen tegenover het AZU
twee tot drie mensen per jaar, maakte
dit onderwerp voor de humane genees-
kunde heel interessant. Ik was wel zeer
vereerd dat professor Schwarz al die
tijd in mij wilde steken\', zegt ze hier-
over. \'Het was een hele bijzondere
man.\' Ook de steun van professor
Teunissen en Ad Rijnberk heeft haar
erg goed gedaan, \'want het is een mon-
nikenwerk, hoor\'. Uiteindelijk bleef
zij in totaal 22 jaar verbonden aan wat
inmiddels Kliniek voor Gezelschaps-
dieren heette.

Actua

Bedrijfscultuur

Waarom verlaat je als specialist een
dergelijke veilige omgeving waar je
alle mogelijkheden op jouw vakgebied
tot je beschikking hebt? Waarom de
overstap naar de praktijk? \'Ik ben al-
tijd een buitenbeentje geweest. Had er
moeite mee als een hond overleed. Op
het moment dat de Kliniek voor Kleine
Huisdieren groter werd en daarmee
voor mijn gevoel zakelijker, werd het
tijd voor mij om weg te gaan. Het werd
mij opeens heel duidelijk toen een pa-
rade van witte jassen kwam kijken hoe
het met een aantal in het kader van een
onderzoek geopereerde honden was.
Niemand die een hond even over de
kop aaide. Niemand die naar de dieren
zèlf keek. Dat was het moment dat ik
dacht, hier kan ik niet meer goed func-
tioneren.\' Ook het onbegrip voor co-
assistenten die er moeite mee hadden
als een hond doodging, stuitte haar te-
gen de borst. \'De studenten waren daar
gewoon niet op voorbereid\', zegt ze
daarover. Voor haar gevoel werd dat
niet goed opgevangen. Tijd voor haar
om verder te gaan, ook al keek zij met
plezier terug op alle jaren die zij in
\'Utrecht\' heeft doorgebracht.

\'Ik denk wel eens dat de hond de
lichaamstaal heeft uitgevonden.\'

Praktijk

De stap naar de praktijk is geen een-
voudige geweest. De directe reden om
de praktijk in te gaan was het feit dat
zij daar nog wel een goed contact met
eigenaren en dieren zou kunnen heb-
ben. Maar zij was niet voorbereid op
het eerstelijns werk zelf \'Ik ben op
mijn gezicht gegaan. Heb zelfs terug-
gesolliciteerd naar de Kliniek. Ik
kende de spelregels van de eerstelijns
praktijk niet, waar mensen kleine pro-
blemen opgelost willen hebben. Ter-
wijl ik op de Kliniek helemaal geen
\'kleine\' problemen kende. Ik denk dat
ook veel studenten na hun afstuderen
hier tegenaan lopen. Het punt is dat de
docenten op de faculteit mensen oplei-
den voor werk wat ze zelf veelal niet
kennen. Het doen van de eerstelijns
praktijk is heel anders dan het werk dat
in een verwij somgeving gedaan wordt,
ook al gaat het uiteindelijk bij beiden
om het genezen van dieren. Je bent niet
op dat verschil voorbereid.\' Aleid
heeft dan ook een grenzeloze bewon-
dering voor dierenartsen die de eerste-
lijns praktijk doen. \'Het is een heel
moeilijk vak, de wachtkamer blijft
maar vol lopen met kleine problemen
die direct opgelost moeten worden.
Als specialist heb je een bijzonder be-
voorrechte positie. Je krijgt veel meer
tijd per patiënt en er wordt niet direct
verwacht dat je het probleem op dat
moment oplost. Aleid is blij om te zien
dat steeds meer eerstelijns praktijken
overstappen op het werken op af-
spraak. \'Dat is voor dierenarts èn eige-
naar zoveel prettiger. Het komt de
kwaliteit ten goede. Er is meer rust.\'
Een ander aspect wat volgens haar het
werk als practicus zwaar maakt, is de
enorme band die je soms opbouwt met
patiënten. Dat laatste is een andere re-
den waarom zij zichzelf minder ge-
schikt vindt voor de eerstelijns prak-
tijk. \'Dan was het afscheid nemen nog
moeilijker geweest.\' Het is duidelijk
dat Aleid mede door haar tijd in de eer-
stelijns praktijk anders tegen het vak
van praktiserend dierenarts is gaan
aankijken. \'Kritiek van specialisten op
de werkwijze van de eerstelijns dieren-
arts is veelal ongepast en onterecht.\'

Wagenrenk

Na een relatief korte periode in de eer-
stelijns praktijk realiseerde Aleid zich
dat dit werk voor haar toch niet zo ge-
schikt was en kwam ze terecht bij de
Wagenrenk. De specialist in de prak-
tijk was toen geen algemeen verschijn-
sel, de tweedelijns klinieken waren

-ocr page 254-

nog helemaal in ontwikkeling. \'Ik ging
bij de Wagenrenk eigenlijk verder met
waar ik in 1962 mee was begonnen op
de Kliniek.\' Ook hier was ze er van het
begin af aan bij en hielp ze mee de
Wagenrenk op te bouwen. Van enkele
patiënten in de week groeide haar werk
uit tot een overvolle werkdag. \'Een
fantastisch gevoel om die opbouwfase
mee te kunnen maken.\' Het kleine
team mensen breidde zich uit, het aan-
tal specialisten nam toe, en de werk-
druk evenredig. Nu is de Wagenrenk
uitgegroeid tot een volwaardige spe-
cialistische kliniek. Het is inmiddels
een bedrijf geworden met manager en
al. Voor Aleid het moment om eruit te
stappen, net als destijds bij de Kliniek.
\'Ik zie in dat het bedrijfsmatige aspect
onontbeerlijk is, maar het past niet bij
mij.\'

\'Het is belangrijk je te realiseren dat een
eigenaar met een hele zieke hond niet
luistert naar wat je zegt.\'

Specialisten

Vraag een practicus wat hem of haar
vooral aanspreekt in de houding van
Aleid als specialist in de praktijk, en je
hoort dingen terug als: \'Ze kan zich in
jouw positie verplaatsen en je vervol-
gens de weg wijzen zonder belerend te
zijn\', \'Aleid is in staat om haar eigen
fouten te gebruiken om anderen op weg
te helpen\', \'Aleid is \'laagdrempelig\' en
altijd bereid om haar ervaringen met
anderen te delen\'. Het standpunt van
Aleid \'leer mensen zoveel mogelijk,
dan kunnen ze zelf des te beter beslissen
wat ze wel en niet kunnen\', wordt door
practici dus duidelijk gewaardeerd,
maar het wordt lang niet door alle spe-
cialisten gedeeld, weet ze. \'Zelf vraag
ik heel gemakkelijk een ander om
zijn/haar mening, als ik twijfel of als het
niet geheel mijn terrein is. Mensen
moeten leren om te zeggen dat ze iets
niet kunnen en vervolgens een alterna-
tief kunnen bieden.\' Het lijkt erop dat
vrouwelijke collega\'s iets gemakkelij-
ker vragen dan mannelijke, is haar erva-
ring. \'Zij durven zich misschien toch
wat kwetsbaarder op te stellen.\'
De angst voor concurrentie, wat voor
sommige specialisten de drijfveer is
achter het niet willen delen van kennis,
is volgens Aleid onterecht. \'Ik vind het
jammer dat nogal wat specialisten niet
in de praktijk terechtkomen. Er is plaats
genoeg. Je bent geen concurrent want
de eerstelijns practici krijgen altijd hun
patiënten weer temg.\' Aleid vindt het
specialistenwerk ook niet per definitie
moeilijker dan het eerstelijns praktijk-
werk. \'De eerste selectie van mensen
die niet willen is er al uitgehaald door
de eerstelijns practicus. Wij krijgen al-
leen de mensen die wat willen met hun
huisdier. Daarnaast treed je binnen een
kliniek gemakkelijker met elkaar in
overleg. In een omgeving als de
Wagenrenk of \'Utrecht\' is er altijd een
soort bescherming om je heen op een
manier die je in de praktijk niet kent.\'

Communicatie

Rijst de vraag of Aleid altijd haar ei
kwijt kon in haar vak. Heb je nooit er-
aan gedacht om iets anders te gaan
doen? \'Nee, ik heb eigenlijk nooit wat
anders willen worden dan dierenarts.
Vlak voor ik de keuze moest maken op
de middelbare school heb ik heel even
overwogen om alsnog medicijnen te
gaan studeren en kinderarts te worden.
De professie van kinderarts is verge-
lijkbaar met die van dierenarts. Beide
beroepen hebben te maken met een
\'tussenpersoon\' om de cliënt te berei-
ken. Bij de dierenarts is dat de eigenaar
van het dier en bij de kinderarts zijn dat
de ouders van het kind. Die stap heb ik
echter nooit gezet. Ik ben bewust die-
renarts gebleven.\' De parallel met de
kinderarts wordt vaker ter sprake ge-
bracht als het gaat om de manier
waarop dierenartsen moeten \'commu-
niceren\' met hun patiënten en de ma-
nier waarop zij een anamnese af moe-
ten nemen. Aleid Lubberink heeft in
haar werk altijd zeer veel belang ge-
hecht aan communicatieve signalen.

\'Ik denk wel eens dat de hond de li-
chaamstaal heeft uitgevonden. Je moet
als dierenarts goed opletten, want het
gaat vaak om hele kleine, subtiele din-
gen. Een hond laat pas zien hoe hij
werkelijk is als niemand op hem let.
Honden zitten aan een dun draadje vast
aan hun eigenaren en willen zo lang
mogelijk verhullen wat er werkelijk
aan de hand is. We moeten ons realise-
ren dat er nogal eens een verhaal achter
de ziektegeschiedenis bij het dier zit.
Niet zelden leven mensen voor hun
hond en zo\'n dier kan die dmk eigen-
lijk niet aan, ook al omdat ze enorm
goed zijn in het oppikken van signa-
len.\' Aleid is van mening dat dierenart-
sen zich soms te weinig realiseren hoe
belangrijk de rol van het dier voor hun
eigenaar is. Vrouwelijke dierenartsen
pikken volgens Aleid misschien iets
beter de mens op achter de eigenaar
dan sommige mannelijke collega\'s, al-
hoewel dat natuurlijk lang niet voor
alle collega\'s opgaat..

\'Ik kende de spelregels van de
eerstelijns praktijk niet.\'

Een gebrek aan communicatie is vaak
ook het probleem bij de zaken die wor-
den behandeld door het College van
Beroep, waarin Aleid zitting heeft.
\'Het College van Beroep kijkt alleen of
er - medisch gezien - fouten zijn ge-
maakt.\' Uit ervaring weet ze dat dit
meestal niet het echte probleem is en
dat een eigenaar gedesillusioneerd naar
huis gaat als gebleken is dat de aange-
klaagde dierenarts medisch gezien
niets te verwijten valt. \'Want zijn of
haar hond is wel dood. Het is belang-
rijk je te realiseren dat een eigenaar met
een hele zieke hond niet luistert naar
wat je zegt. Je moet er dan op een an-
dere manier toch voor zorgen dat de
boodschap overkomt, want anders
krijg je later problemen. Het omgaan
met eigenaar en dier is iets waar naar
mijn gevoel op de universiteit meer aan

-ocr page 255-

gedaan zou moeten worden. Je kunt
mensen leren dat de eigenaar een seri-
euze gesprekspartner is. Begin met de
eigenaar serieus te nemen, zelfs al zijn
er geen ziekteverschijnselen. Als een
eigenaar zegt dat er iets niet goed is met
het huisdier, dan is dat ook bijna altijd
zo\'. Een ieder die een kijkje in de
Wagenrenk heeft genomen toen Aleid
er nog werkte, weet dat Aleid zelf de
kunst van het communiceren met dier
en eigenaar meer dan machtig was. De
waardering van veel eigenaren voor
haar werk sprak altijd uit de stroom van
brieven, kaarten, foto\'s en cadeau\'s die
men haar toestuurde.
Het moge duidelijk zijn dat haar plei-
dooi voor het aanleren van meer com-
municatieve vaardigheden tijdens de
studie welgemeend is.

Fantastisch vak

Voor het feit dat steeds meer vrouwen
voor de opleiding diergeneeskunde
kiezen, heeft ze niet echt een verkla-
ring. Mogelijk heeft het te maken met
het steeds belangrijker worden van het
gezelschapsdier. \'Voor mij was het
vak altijd belangrijker dan iets anders.
Ik heb het vak uitgeoefend zoals een
man dat zou doen. Dat is natuurlijk
ook een soort van bescherming om niet
met andere zaken bezig te hoeven zijn.
Maar ik heb er nooit spijt van gehad.
Er zijn nooit belangrijker dingen ge-
weest die het vak naar de achtergrond
drongen.\'

\'Als specialist heb je een bijzonder
bevoorrechte positie.\'

Gevraagd naar wat zij een positieve en
een negatieve ontwikkeling in haar
vakgebied in de afgelopen 40 jaar
vindt, antwoordt Aleid het volgende:
\'Het is jammer dat de patiënt minder
belangrijk geworden is en soms onder-
geschikt wordt gesteld aan het stellen
van de diagnose en het behandelen zelf
Maar ik vind het geweldig om temgkij-
kend te zien dat tegenwoordig heel veel
ziekten op een goede manier te behan-
delen zijn, wat een verdienste van de
Faculteit is. Daarmee kun je de kwali-
teit van het leven van het dier enorm
verbeteren en daarmee ook de kwaliteit
van leven voor de eigenaar. In \'62 kon-
den we nog niet eens een infuus aan-
brengen. Ik ben blij dat ik middenin
deze ontwikkelingen heb gestaan en er
mijn steentje aan heb mogen bijdragen.
Dierenarts is een fantastische vak,
maar het is een heel energie-absorbe-
rend vak. Dat aspect kan een soort van
koude douche zijn. Het vraagt heel veel
tijd. Het is je leven, of je parttime werkt
of niet. Het is een constante zorg. Er
zijn helaas veel vrouwen die die druk
niet aankunnen en stoppen. Niemand
realiseert zich de consequentie. Het
houdt niet op als je de deur achter je
dichttrekt. Maar ik ben nog steeds trots
op het feit dat ik dierenarts ben.\'

En hoe nu verder? \'Veel mensen vra-
gen mij wat ik nu ga doen. Vrijwil-
ligerswerk? Ik weet het gewoon nog
niet. Op het moment is het heerlijk om
eens de rust te hebben om verschil-
lende dingen door je hoofd te laten
gaan. Om over een afspraak een dag te
doen in plaats van meerdere dingen te-
gelijk op één dag te moeten plannen.
In ieder geval blijf ik dierenarts. Ik
zou het heel leuk vinden om pas afge-
studeerde dierenartsen die een pro-
bleem hebben \'op afroep\' te coachen.
Te laten zien hoe je een bepaalde in-
greep doet. De fijne kneepjes van het
vak aan te leren. Het is geen concreet
plan, meer een gedachte die ik af en toe
voorzichtig ventileer.\'

Afscheid Aleid Lubberink \'zonovergoten\'

Dr. Aleid A.M.E. Lubberink heeft op 24 augustus 2000 op informele wijze
afscheid genomen van alle collega\'s. De feestelijke receptie in de prachtig
gelegen Oranjerie te Doom trok zo\'n 250 mensen. Dat het stralend weer was
en dat iedereen genoot van de informele contacten met Aleid zowel als met
andere collega\'s, bewijzen de vrolijke foto\'s die naar de mening van de re-
dactie voor zich spreken. Een afscheid \'Aleid waardig\' zo mogen de organi-
satoren Sylvia Egberink, Maria de Nijs, Lisette Overduin en Kathy Stróbl het
zeker noemen. Met een ontroerende speech van Peter Poll over \'Aleid als die-
renarts\' en van Lisette Overduin over haar \'onmisbaarheid als inspiratie-
bron\'. Verder blijven de giften binnenstromen op het afgesproken bankreke-
ningnummer. Het binnengekomen bedrag wordt besteed aan een aanvulling
van het servies van Aleid, waarvan de ochtend voor de receptie een bord was
\'gestolen\' om iedereen te kunnen laten zien waarvoor ze hadden gegeven.
En ook het Tijdschrift voor Diergeneeskunde wil het afscheid van deze bij-
zondere collega niet ongemerkt voorbij laten gaan, daarom in deze afleve-
ring een uitgebreid interview en een fotoreportage van de receptie.

\'Ik ben nog steeds trots op het feit
dat ik dierenarts ben.\'

Het is te hopen dat ook dit idee van
Aleid, dat zo in de lijn ligt van hoe zij
over de diergeneeskunde denkt en die
uitgeoefend heeft, enige vorm zal krij-
gen. Eigenlijk kan diergeneeskundig
Nederland er namelijk nog niet aan
wennen om Aleid niet meer te zien als
dierenarts tussen ons in. Hoe het ook
zal lopen, we zijn ervan overtuigd dat
we het laatste nog niet gehoord hebben
van Aleid Lubberink, dierenarts!

-ocr page 256-

Kem van het alternatieve systeem is dat
de veehouder een nieuw kalf op zijn be-
drijf binnen drie dagen moet aanmelden
bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD). Hij doet dat door een foto te ma-
ken van het rund met het bijbehorende
oormerk zichtbaar in beeld. Tevens
moet hij van dat rund een haarmonster
opsturen naar de GD. De GD bepaalt
daarna het DNA-profiel en maakt een
ID-kaart, die de veehouder dan kan kop-
pelen aan de foto. Zowel de GD als de
veehouder nemen het bijbehorende
nummer op in het reguliere I&R-sys-
teem volgens de geldende voorwaarden.
Op het moment dat de veehouder een
dier wil afvoeren voor de handel,
wordt eerst het geregistreerde DNA-
profiel vergeleken met het profiel van
een op dat moment genomen haarmon-
ster van het dier. Vervolgens mogen de
dieren, nadat ze het bijbehorende oor-
merk hebben gekregen, de handel in
worden gebracht.

In Nederland zijn op dit moment 67 ge-
wetensbezwaarden geregistreerd. De
met het systeem samenhangende kos-
ten komen ten laste van de veehouder
en zijn afhankelijk van de bedrijfs-
grootte. Voor een gemiddeld bedrijf is
dat ongeveer twintig gulden per dier.

Oormerkweigeraars kunnen tijdelijk hun runderen laten identificeren met
behulp van DNA-onderzoek van haarmonsters. Op deze wijze kunnen ze de
identiteit van de dieren vaststellen zonder oormerken aan te brengen. Het
vaststellen van de identiteit is belangrijk om een sluitend identificatie- en regi-
stratiesysteem (I&R) te kunnen hebben. Staatssecretaris Faber vindt identifi-
catie door middel van DNA een goede tijdelijke oplossing totdat er eind 2001
in de Europese Unie een besluit wordt genomen over het gebruik van elektro-
nische hulpmiddelen.

DN A-identificatie tijdelijke oplossing voor oormerkweigeraars

Databank giftige planten op internet voor dierenartsen

Van liet internet

U/t: Schweiz Arch Tierheilk 2000; 742:
323-31.
Computer-unterstütztes Gift-
pßanzen-Informationssystem für die
Veterinärmedicin. Furier M, Demuth
D, Althaus FR, and Nägeli H.

De Universiteit van Zürich (Afdeling
Farmacologie en Toxicologie) heeft
een indrukwekkend overzicht van gif-
tige planten samengesteld voor toepas-
sing in de veterinaire praktijk. Het is te
vinden is op internet (http://www. vet-
pharm.unizh.ch en verder onder Gift-
pflanzen Databank). Het is een zeer
gebruiksvriendelijk Duitstalig pro-
gramma waar op verschillende manie-
ren gezocht kan worden naar informa-
tie over niet minder dan 350 planten.
De planten zijn in verschillende talen
(Duits, Frans, Italiaans en Engels) op-
roepbaar, maar gelukkig ook op de we-
tenschappelijke benaming te vinden.
Per plant wordt de mate van toxiciteit
aangegeven, de werkzame stoffen, de
toxische en letale dosis, werkingsme-
chanismen, klinische symptomen bij
relevante diersoorten, therapie, patho-
logische bevindingen, een botanische
beschrijving inclusief afbeelding en
relevante literatuur.
Verder wordt per diersoort een com-
pleet overzicht gegeven wat te doen bij
een mogelijke vergiftiging: welke vra-
gen dienen gesteld te worden in de
anamnese, wat voor monsters moeten
verzameld worden en er worden alge-
mene therapeutische maatregelen ge-
adviseerd inclusief doseringen per or-
gaansysteem.

Hoewel vanzelfsprekend is uitgegaan
van de planten die primair in de natuur
van Zwitseriand te vinden zijn, zijn er
daarnaast ook veel exotische, tuin-,
park- en kamerplanten opgenomen.
De lay out is zeer verzorgd en de tek-
sten duidelijk en prettig leesbaar. Een
aanrader deze site, die bij iedere inter-
netgebruikende practicus direct op-
roepbaar hoort te zijn.

P.A.M. Overgaauw

Kopij op diskette

De redactie stelt het op prijs indien teksten, die langer zijn dan één A4-tje, op bij voorkeur een diskette of per
e-mail worden aangeleverd in Word ofWord Perfect (andere versies zijn ook mogelijk). Aan het eind van re-
gels gelieve geen harde returns te geven. E-mail; tijdschrift@knmvd.nl

-ocr page 257-

De rol van het corpus luteum post-
partum bij hoogproductieve melkkoeien

Studentenreferaten

C. uan Hagen; SR 964/99; 29 pp.

In deze literatuurstudie is vooral gekeken naar de functie
van het progesteron bij de regulatie van de oestrische cy-
clus, bij het op gang komen van de ovariële activiteit na het
afkalven, alsmede na ontsporingen die kunnen optreden bij
hoogproductieve dieren.

Het corpus luteum (CL) is een complex endrocrien systeem
waar de luteale cellen het progesteron vormen. Allerlei in-
vloeden, vaak gestuurd door hormonen en eiwitten vanuit
de baarmoeder, hebben invloed op het in stand houden en op
de regressie van het gehele lichaam.

Afwijkingen komen vaak voor. Men kent verkorte en ver-
lengde cycli. Dit laatste wordt vooral waargenomen bij
hoogproductieve dieren al dan niet in combinatie met een be-
staande pyometra waardoor het CL lang in stand blijft.
Ook is gebleken dat bij runderen met een lage progesteron-
productie vaak vroegembryonale sterfte (VES) voorkomt.
De voeding is hierop van invloed. Een negatieve energieba-
lans die te lang aanhoudt zorgt voor een verlaagde proges-
teronproductie die zelfs kan duren tot na het moment (60^
dag) waarop de runderen meestal voor inseminatie worden
aangeboden.

Er werden in de literatuur geen gegevens gevonden over de
relatie kwaliteit follikel en progesteronproductie.

Scrapie en diagnostische methoden

J.A. Fruithof; SR 965/gg: 20 pp.

Na de inleiding waarin gegevens vermeld worden over de
aetiologie, de symptomen, de pathologie en de preventie van
scrapie, wordt ingegaan op de diagnose na de dood en een
mogelijke preklinische detectie.

De oorzaak van deze ziekte is een structurele verandering in
het zogenaamde prioneiwit dat een abnormale vorm aan-
neemt bij hiervoor genetisch gepredisponeerde schapen.
Bij de sectie kan de diagnose worden gesteld met behulp van
histopathologische technieken, met elektronenmicroscopie
en met het aantonen van antigen/antilichaamcomplexen in
een Western Blot.

Bij nog levende dieren probeert men het abnormale prionei-
wit aan te tonen in tonsilbiopten en in biopten van het derde
ooglid door middel van immunohistochemieën in het bloed
door middel van immuno-electroforese.
Het abnormale prioneiwit zou ook kunnen worden gevonden
in producten van dierlijke oorsprong door een Elisa.

Lijst studentenreferaten

A study into the presence of Trichomonas foetus and Campylobacter fetus
subsp. venerealis in bulls in the surroundings of Maputo, Mozambique and a
manual for diagnosis of
Trichomonas foetus and Campylobacter fetus subsp.
venerealis in bulls. I. Engelen; SR 952/99: 32 pp.

Trauma als uitvalsoorzaak van zuigende biggen. M. Kluivers; SR 953/99: 64
pp.

The importance of ethnoveterinary medicine for the sustainability of veteri-
nary practice in developing countries. K. Piets; SR 954/99: 26 pp.

BVD en de te verwachten economische schade bij herinfectie van een
BVDV-vrij bedrijf E.M. Heidens; SR 955/99: 56 pp.

Tien jaar behandeling van aspergillose met enilconazole: gerechtvaardigd?
P.J.M. Huijskens en D.J.A. Rutten; SR 956/99: 32 pp.

Radiographic features of odontogenic cysts in comparison with other cyst-
like lesions of the jaws. R.H. van der Vlugt-Meijer; SR 957/99: 30 pp.

Ulceratieve stomatitis bij slangen. W.J. van Deijck; SR 958/99: 33 pp.

De overieving van het BSE-agens in het milieu. P. Jenniskens; SR 959/99:
24 pp.

Koemelkeiwitallergie bij kinderen. D. Ooteman; SR 960/99: 32 pp.

Inventariserend onderzoek naar gewrichtsaandoeningen bij het paard. J.
Hofma;SR 961/99:54 pp.

In ovo applicatie van antigeen-antilichaamcomplexen. J.P. Boelhouwer; SR
962/99: 26 pp.

Stinkpoot bij het rund

S. Smeets; SR 743/98:32 pp.

Het doel van het referaat was het beschrijven van het klinische
beeld van de zogenaamde stinkpoot (dermatitis interdigitalis),
alsmede van de bacteriologische oorzaak.
Evenals bij andere kreupelheden komt 90% van de klinische
gevallen voor aan de achterste (buiten-)klauwen.
In eerste instantie is de aandoening een oppervlakkige ontste-
king van de tussenklauwhuid waarbij nauwelijks problemen
worden waargenomen. In een minderheid van de gevallen
worden ernstige tot zeer ernstige processen gezien, waarbij
ook de lederhuid in het achterste gedeelte van de hoef kan wor-
den aangetast.

De belangrijkste bacteriële besmetting is een infectie van
Dichelobacter nodosus terwijl andere bacteriën zoals Fuso-
bacterium necroforum, Actinomyces pyogenes, E.coli
en
Spirochaeten n.sp. mede de emst van het ziektebeeld bepalen.
De diagnose kan gesteld worden met behulp van bacteriosco-
pisch (immunofluorescentie) en bacteriologische onderzoek.
Van
Dichelobacter nodosus kent men wat de kolonievorm be-
treft drie typen. Het zogenaamde B-type (groei papillair of
rond) veroorzaakt rotkreupel bij schapen. Het M-type (groei
mucoid) wordt bij stinkpoot geïsoleerd. De pathogene beteke-
nis van het C-type (circulaire vorm) is niet duidelijk.
Er moeten nog vele vragen beantwoord worden, onder andere
wat betreft de juiste etiologie, het vóórkomen van dragers, de
invloed van milieu en managementfactoren op het ontstaan
van de ziekte en het optreden van immuniteit.

-ocr page 258-

Hoofdbestuursleden gevraagd

Onlangs ben ik telefonisch benaderd
door de secretaris van de Afdeling
Gelderland van de KNMvD met het
verzoek mij beschikbaar te stellen als
kandidaat voor het Hoofdbestuur van
de KNMvD namens de Afdelingen van
Midden-Nederland. Vanwege zwaar-
wegende privé-redenen heb ik helaas
nee moeten zeggen.

Toch voel ik mij geroepen om mijn me-
ning te uiten over de wijze waarop bin-
nen de KNMvD kandidaten worden ge-
zocht voor het Hoofdbestuur. Deze
mening heb ik reeds schriftelijk ken-
baar gemaakt aan het bestuur van de Af-
deling Gelderland. Met hun goedvin-
den bied ik hierbij deze reactie aan bij
het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde.
Hiermee hoop ik binnen de KNMvD
een discussie op gang te brengen.

Reeds lang propageert de Groep
Practici Grote Huisdieren professiona-
lisering van de KNMvD. Immers de
belangen zijn zeer groot en meer dan
ooit is het belangrijk dat onze beroeps-
groep goed vertegenwoordigd wordt.
Professionaliteit houdt naar mijn idee
ook in dat Hoofdbestuursleden van de
KNMvD een goede vergoeding krij-
gen voor al hun werk, met als logische
consequentie dat er ook hoge eisen aan
hen gesteld kunnen worden. Hierdoor
zal de contributie flink omhoog moe-
ten, maar dat mag geen probleem zijn.
Wanneer de KNMvD-contributie wordt
vergeleken met de contributie van an-
dere - vergelijkbare - organisaties, blijkt
er voldoende ruimte.

Als we zware eisen gaan stellen aan
Hoofdbestuursleden is het van groot
belang om hen zorgvuldig te selecte-
ren. Dan behoort er een duidelijke pro-
fielschets te worden opgesteld, waarbij
specifieke deskundigheid op een be-
paald diergeneeskundig vlak een ver-
eiste moet zijn. Daarmee kan de status
van vertegenwoordiger van een deel
van de achterban verwezenlijkt wor-
den. Maar ook andere eisen als besluit-
vaardigheid, communicatieve vaardig-
heden, sterke persoonlijkheid, etce-
tera, zouden in een profielschets moe-
ten staan.

Uiteindelijk moet, naar mijn idee, het
Hoofdbestuur gaan bestaan uit een zeer
beperkt aantal, maar wel uiterst capa-
bele bestuurders die door de beroeps-
groep worden betaald om goede beslui-
ten te nemen. Hierdoor zou de ver-
gadercultuur die nu in onze KNMvD
heerst, beperkt kunnen worden. Er lijkt
nu immers een cultuur te bestaan waarin
zoveel mogelijk commissies en bestu-
ren in de besluitvorming moeten wor-
den betrokken. De ervaring leert echter
dat besluiten zelden beter worden als er
veel mensen in participeren. Het enige
wat er mee bereikt wordt is een enorme
vertraging.

We moeten, denk ik, ook naar een situ-
atie waarin Hoofdbestuursleden staan
voor hun zaak. En bij onenigheid over
het gevoerde beleid zouden Hoofd-
bestuursleden hun consequenties moe-
ten trekken en opstappen. Kortom het
zou wat zakelijker moeten worden.
Helaas wordt het daardoor ook harder.

Naar mijn idee behoren de Afdelingen
van de KNMvD geen Hoofdbestuurs-
leden meer voor te dragen. Het zou
voldoende moeten zijn als er een sec-
torale vertegenwoordiging is in het
Hoofdbestuur. Het is immers van de
gekke dat we in een tijd van extreme
mogelijkheden op het gebied van com-
municatie, nog een regio-afhankelijke
vertegenwoordiging in ons Hoofdbe-
stuur hebben. Alsof de dierenarts in
Groningen wezenlijke andere belan-
gen heeft dan zijn collega in Zeeland.
Daarmee pleit ik overigens niet voor
de afschaffing van de Afdelingen. Zij
hebben nog steeds een rol te vervullen.

Als ik dit door mij geschetste ideaal-
beeld vergelijk met de huidige situatie,
kan ik niet anders concluderen dan dat
op dit moment het amateurisme hoog-
tij viert. Daarbij wil ik wel duidelijk
stellen dat ik hiermee niet de mensen
bedoel die nu ongelooflijk veel tijd en
energie stoppen in de KNMvD. Zij
verdienen alle respect. Van zeer nabij
heb ik meegemaakt dat door de eeu-
wige strijd met de tijd die privé-leven,
praktijk en Hoofdbestuur opeisen.
Hoofdbestuursleden zelfs hun gezond-
heid riskeren. Het zijn dus niet de men-
sen die amateuristisch zijn, maar het is
de huidige structuur die geen ruimte
biedt voor professionaliteit.

Om die reden is het selecteren van een
kandidaat-Hoofdbestuurslid meer dan
alleen maar even kijken wie wel eens
in KNMvD-kringen is gesignaleerd en
wie zin zou hebben. Er zou met veel
meer zorgvuldigheid gekeken moet
worden naar de capaciteiten van kan-
didaat-Hoofdbestuursleden.

Gerard van Eijden,
Putten

Geachte heer Van Eijden,

Uit uw brief spreekt een grote betrok-
kenheid bij de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde en de beroepsgroep in het
algemeen. Wij vatten uw suggesties
dus uiterst positief op.

Inderdaad plaatst u nuttige kantteke-
ningen bij de besluitvormingsstructuur
van de vereniging. Het Hoofdbestuur
neemt deze zeer ter harte en geeft zelf
al in haar - binnenkort uit te geven -
beleidsnotitie aan dat een kanteling
van de verenigingsstructuur richting
disciplinaire vertegenwoordiging wel-
willend onderzocht dient te worden.
Modeme communicatiemogelijkhe-
den, alsmede een zich sterkere diffe-
rentiatie van dierenartsen nopen tot
een herbezinning op de manier waarop
de KNMvD haar doelstellingen reali-
seert.

Ook is de duidelijkheid omtrent de ma-
nier waarop vacatures worden vervuld
binnen de vereniging, voor verbetering
vatbaar. Een glasheldere profielschets
van de persoonlijkheid die wordt ge-
vraagd, zal daar zeker aan bij kunnen
dragen. Dat naast specifieke deskun-
digheid, besluitvaardigheid, commu-
nicatieve vaardigheden en andere per-
soonlijkheidskenmerken vereist zijn,
behoeft geen nadere uitleg.

U spreekt de zorg uit dat de heersende
\'vergadercultuur\' een slagvaardige
besluitvorming in de weg staat. Het
Hoofdbestuur is het in zoverre met u
eens dat de instelling van commissies
en werkgroepen, puur omwille van de
schijn van medezeggenschap, verwer-
pelijk is.

Maar de betrokkenheid van zoveel

-ocr page 259-

mogelijk leden bij de besluitvorming
is wel een belangrijk punt van aan-
dacht. Uit onderzoek is gebleken dat
het contact tussen bestuur en leden
juist moet worden geïntensiveerd. De
stap om minder leden in de besluitvor-
ming te betrekken moet derhalve niet
lichtvaardig worden gezet. Dat hier-
mee een snellere besluitvorming gere-
aliseerd kan worden, mag bovendien
geen doorslaggevend argument zijn;
het hangt immers van de inhoud van
een probleem af of deze snelheid moet
prevaleren boven draagvlak.

U heeft zeker gelijk als u het belang
van professionalisering en verzakelij-
king onderstreept. Ook het Hoofd-
bestuur ziet in dat de snelheid waar-
mee zich bepaalde ontwikkelingen
voltrekken en de grote consequenties
voor betrokkenen - i.c. de leden van de
vereniging - van bepaalde besluiten,
vragen om een slagvaardig, pro-actief
en deskundig beleid.

U mag van het Hoofdbestuur verwach-
ten dat zij hierover een open discussie
met u aangaat. De internetpagina
www.

knmvd.nl kan hieraan een belangrijke
bijdrage leveren, omdat hiermee alle
formele stmcturen kunnen worden om-
zeild. Maar ook een voortzetting van
deze briefwisseling in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde is een mogelijk-
heid om de verschillende inzichten bo-
ven tafel te krijgen.

Verder zal op korte termijn worden be-
zien of de beoogde kanteling van de
verenigingsstructuur een bijdrage kan
leveren aan betere besluitvorming.

Het Hoofdbestuur

28, 29 en 30 november Groep Groot Dagen 2000

Centraal: de sociaal-economische
positie van de dierenarts

Voor dat u dit verder leest, adviseer ik u om eerst uw agenda of elektronische
notebook te pakken om te kijken of u nog de mogelijkheid heeft om u in te
schrijven voor de Groep Groot Dagen. De agenda moet dan op 28 , 29 en 30
november nog vrij zijn. Als dit niet het geval is dan zult u door wat schuiven en
verzetten de ruimte moeten creëren om u toch in te schrijven. Want centraal
staat deze keer: de sociaal-economische positie van de dierenarts.

zullen worden. In de tweede plenaire
sessie komt de dierenarts zelf in beeld:
Is diergeneeskunde een keus voor het
leven? En als dat zo is, zijn dagelijkse
patronen te veranderen opdat het nog
leuker wordt? De laatste middag wordt
de meer zakelijke kant van het beroep
belicht. Onderwerpen als informatise-
ring, economie en financiering - in het
jaar 2000 alledrie nodig om het beroep
dierenarts te kunnen uitoefenen - ko-
men dan aan de orde.

wel naast u in de zaal - die een schat
aan informatie en ervaring hebben en
deze graag met u willen delen.

nieuws

/s diergeneeskunde nog wei een
\'keus voor het leven\'? En zo ja, zijn
dagelijkse patronen te veranderen,
opdat het leuker wordt?

Evenals voorgaande jaren is ook dit
jaar het programma van de Groep
Groot Dagen absoluut de moeite
waard om drie dagen uit de praktijk te
zijn. Vaktechnische kennis op gebied
van paard, rund en varken wordt weer
opgefrist of op een andere manier ver-
teld, zodat u in de praktijk uw verhaal
weer eens een andere toon kunt geven.
Tevens zijn er collegae - misschien

Misschien zit er naast u in de zaal
wel een collega die een schat aan
ervaring met u wil delen...

Naast deze vaktechnische scholing is
het programma dit jaar zo ingedeeld
dat eerst de werkomgeving van de die-
renarts - zijnde het platteland - en \'hoe
kijken anderen daarnaar?\' besproken

Kortom, als u deze dagen gevolgd
heeft, zijn een hoop vragen van van-
daag beantwoord en kunt u gerust weer
op de praktijk komen om alle kennis
die u heeft opgedaan met uw collegae
te delen.

Ingelegd bij dit Tijdschrift vindt u een
inschrijfformulier voor de Groep Groot
Dagen. Aarzel niet langer: schrijf u ge-
woon zo spoedig mogelijk in.

Uiterste inleverdata voor
kopij en advertenties

Aflevering:

0i-n-2000
15-11-2000
01-12-2000
15-12-2000

Deadline-)

maandag
maandag
maandag
maandag

16-10-2000
30-10-2000
13-11-2000
27-11-2000

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 260-

De Najaarsdag op zaterdag 11 novem-
ber 2000 begint om 09.25 uur in de
Reehorst te Ede. Het programma be-
helst diverse, interessante lezingen,
zoals \'Veroudering is niet noodzake-
lijk en niet onvermijdelijk\' door prof.
dr. R.G.J. Westendorp van de sectie
gerontologie en geriatrie LUMC en
\'Dementie bij gezelschapsdieren: dia-
gnose en behandeling\' door drs. P.J.J.
Mandigers, specialist Interne Ge-
neeskunde. Dr. M.J.L. Kik, dr. G.M.
Dorrestein en drs. M.H. van der Hage
houden een lezing over \'Bijzondere
dieren \'op leeftijd\'.

Na de koffie vervolgt dr. G.R. Rutte-
man van de Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren het programma met
een lezing over \'De incidentie en het
ontstaan van tumoren bij oudere hon-
den en katten\'. Daama bespreekt dr. J.
Kirpensteijn van de Universiteitskli-
niek voor Gezelschapsdieren \'Klein
bultje met grote gevolgen\'.
Prof dr. L.J. Hellebrekers, Veterinaire
Anesthesiologie, houdt na de lunch een
lezing met als titel \'Hoe ouder, hoe
gekker (?)\' en dr. M.E. Peeters van de
Universiteitskliniek voor Gezelschaps-
dieren, bespreekt \'Hyperthyreoidie bij
de kat\'. Vervolgens geeft H.H. van
Braak , algemeen accountant, \'Finan-
ciële adviezen voor wakkere onderne-
mers\' en de laatste spreker is drs. R.J.
Maarschalkerweerd, specialist Chirur-
gie, met een lezing over \'Aandoening-
en van het bewegingsapparaat bij het
oudere dier\'.

Aanmelding voor de NAJAARSDAG
kan geschieden door overmaking van
ƒ 125,- op girorekening 53 91 80 ten
name van Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren te Lochem, onder ver-
melding van \' Najaarsdag 2000\'.
Niet-leden van de GGG betalen f 175,-
en studenten f 60,-.

De ontvangst van uw betaling is te-
vens bewijs van inschrijving. Uw be-
taling dient uiterlijk 15 oktober te ge-
schieden!

Bij betaling aan de zaal is de prijs voor
leden
ƒ 150,-en voor niet-leden ƒ 200,-.

Najaarsdag 2000 \'Op leeftijd\'

Geriatrie bij gezelschapsdieren

Zowel bij mens als dier wordt de gemiddelde leeftijd steeds
hoger. Dat dat ook andere problemen met zich meebrengt
zult u regelmatig merken in de praktijk! Een hond met de-
mentie? Is het zinvol om een oudere kat te opereren? Moet
ik de anesthesie aanpassen?
Allemaal vragen waar u op de Najaarsdag van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren een antwoord op kunt krijgen en op nog vele
andere vragen. Want hoe zit het bijvoorbeeld met uzelf, gaat u nog lang door
met genieten, zowel voor als na uw pensioen?

VandeEreraai

Jaarverslag Ereraad 1999

De Ereraad is in 1999 zeven maal in vergadering bijeengeweest. Er hebben
vijf hoorzittingen plaatsgevonden, waarbij partijen die betrokken waren bij
een klacht, zijn gehoord en de gelegenheid hebben gekregen om hun zaak toe
te lichten. In totaal zijn zes klachten behandeld, waarvan er vijf in 1999 zijn
ingediend. Vier klachten heeft de Ereraad afgerond met een uitspraak. Eén
klacht is ongegrond verklaard. In de overige drie gevallen is de klacht geheel
of gedeeltelijk gegrond verklaard en is een waarschuwing opgelegd. Eind
1999 waren nog twee klachten in behandeling.

De meeste klachten waren het gevolg
van communicatiestoornissen tussen
de betrokken partijen, waarbij onder-
linge concurrentie en de daarbij ge-
bruikte reclame de directe aanleiding
was om een klacht in te dienen bij de
Ereraad. Ondanks herhaalde publica-
ties van de Ereraad in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde worden er nog
steeds kwalificaties gebruikt als \'spe-
cialist\', \'spec.\' en woorden van gelijke
strekking, hoewel er geen sprake is van
inschrijving in het Veterinair
Specialisten Register. Dierenartsen
dienen zich te realiseren, dat zij verant-
woordelijk zijn voor de artikelen die
naar aanleiding van een interview in
welk medium dan ook worden ge-
plaatst. Het inzien van het concept-ar-
tikel vóór publicatie voorkomt proble-
men achteraf en is dus zeer aan te be-
velen, zo niet een vereiste (zie: Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde van 1
november 1998).

De Ereraad heeft in 1999 vijf maal arbi-
ters benoemd om een geschil over de
beëindiging van een maatschapsover-
eenkomst en/of de gevolgen daarvan op
te lossen. Dit is een duidelijke toename
in vergelijking met de laatste jaren.

De Ereraad heeft zich intensief bezig-
gehouden met de nieuwe Code voor de
Dierenarts en de invloed van deze Code
en de Mededingingswet op de reclame-
uitingen van de dierenartsenpraktijken.
Daarnaast is de nodige aandacht ge-
schonken aan een herziening van het
Arbitragereglement KNMvD en het
Reglement van Orde van de Ereraad.
Beide wijzigingen zijn inmiddels door
het Algemeen Bestuur van de KNMvD
goedgekeurd en van kracht geworden
per 16 februari 2000.

-ocr page 261-

Tijdens liet jaarlijlcs overleg met de
voorzitter en de secretaris van het
Hoofdbestuur is opnieuw aandacht ge-
schonken aan het fijnctioneren van de
netwerkdierenartsen en de Provinciale
Begeleidingscommissies Praktijkuitoe-
fening.

Ten aanzien van de netwerkdierenart-
sen heeft de Ereraad gepleit voor een
professionelere opzet. De Ereraad con-
stateert dat de problemen die ontstaan,
mede door de snelle groei naar grotere
groepspraktijken, steeds complexer
worden. Netwerkdierenartsen spelen
als bemiddelaars een belangrijke rol
bij de oplossing van die problemen,
maar aan hun communicatieve en so-
ciale vaardigheden worden steeds
zwaardere eisen gesteld. Om daaraan
te kunnen blijven voldoen zijn training
en een betere ondersteuning nodig.

Congressen & Symposia

Oktober

5 Symposium \'Integraal onderzoeksprogram-
ma paratuberculose. Status 2000\'. De
Uithof. Utrecht, van 10.00 tot 16.15 uur.

7 Jaarcongres KNMvD, Noordwijkerhout.
Meer informatie: mw. M. Kraan, tel.: 030-
25I0III.

y—12 46. Jahreskongress der FK-DVG, Düs-
seldorf

11 Post IPVS-congres 2000. Inrichting: IPVS
Belgian Branch, Auditorium Klinieken,
Merelbeke. België.

14 Esculaap in cyberspace. Dokters, patiënten
en kwakzalvers op het intemet. Sympo-
sium, Beatrixgebouw Jaarbeurs tc Utrecht,
14.00 uur, entree gratis. Organisatie:
Vereniging tegen de Kwakzalverij.

17—19 Agri Vision, de eerste Nutreco Agri-
culture Business conferentie \'Future
scenarios for animal food production in
Europe\', Grand Hotel Huis ter Duin,
Noordwijk aan Zee. Meer informatie:
Nutreco Agriculture, Ellen Kuijpers, tel.:
31-485-589684, e-mail: info@agrivi
sion2000.com, intemet: www.agrivision
2000.com

November

4 Jaarlijks symposium \'Kattendag\' van de
Stichting Felissana i.s.m. Hoofdafdeling
Pathologie, FdD. Androclusgebouw, de
Uithof, Utrecht. Aanvang: 10.15 uur.
Aanmelding en betaling vóór 20 oktober
2000, op postgiro 368421 t.n.v. Felissana
te Poortugaal. Secretariaat: Bloemstraat
45, 1975 EM IJmuiden, telefoon: 0255 -
516788, e-mail: stichting@felissana.de
mon.nl, intemet: vTOw.felissana.demon.nl.

Voor een goed ftinctioneren van de
Provinciale Begeleidingscommissies
Praktijkuitoefening is het gewenst, dat
er in het gehele land uniform en proto-
collair wordt gewerkt. Die werkwijze
zou naar het oordeel van de Ereraad in
een reglement moeten worden vastge-
legd, zodat het ook voor de leden dui-
delijk is wat zij van de Provinciale
Begeleidingscommissies Praktijkuit-
oefening mogen verwachten.

De Ereraad heeft in 1999 het jaarver-
slag Ereraad 1998 gepubliceerd.

In oktober 1999 is afscheid genomen
van collega drs. J. Reinders, die regle-
mentair aftrad. Hij heeft gedurende zes
jaar vanuit een éénmanspraktijk op een
positief kritische wijze een bijdrage
geleverd aan het werk van de Ereraad.

4 Symposium Belgian Equine Practitioners
Society (BEPS), Auditorium \'J\', Campus
Erasmushospitaal te Bmssel. Informatie:
prof. dr. P. Desmet, Faculteit Diergenees-
kunde, RUG, tel.: 32-9-2647643, fax:
32-9-2647795, e-mail: paul.desmet@rug.
ac.be.

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

17 Studienamiddag IPVS-Belgian branch.
Merelbeke, België.

18 Symposium \'voedselveiligheid\' in Andro-
clusgebouw. FdD, Utrecht. Organisatie:
Vaktechnische Bond van Keurmeesters en
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
van de KNMvD.

28 Jaarlijkse studiedag WRSA, Androclus-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht. Thema: \'Infectieziekten bij konij-
nen\'. Aanvang: 10.00 uur. Aanmelden:
Secr. WRSA, dhr. B. Rutten, p/a/ IPC Dier
Horst. Stationsstraat 104, 5963 AB Horst,
tel.: 077-3998888, fax: 077-3983733.
30-Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Amhcm. (PAO-D cursus 935.)

December

15— 16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie: prof dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, tel.: 030-2531183, fax:
030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme®
vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek, tel.:
31-10-4087581, fax: 31-10-4089461, e-
mail: uilenbroek@endov.fgg.eur.nl, inter-
net: www.eur.nl/endov/SSF2000.

2001

Januari

21—25 5\'h International Sheep Veterinary
Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for pa-
pers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your

Als nieuw lid is gekozen drs. Joh.
Nijhoff Drs. J.R. de Nooij is herkozen.
Eind 1999 was de Ereraad als volgt sa-
mengesteld:

Drs. H.L.C. Logtenberg, voorzitter.

Drs. J.R. de Nooij, vice-voorzitter.

Drs. I.E. van Alten.

Drs. G.H.J.M. Brinkhuis.

Drs. W.E.H. van Herten.

Drs. Joh. Nijhoff

Drs. J.J.G.M. Oomen.

Drs. K. Schipper.

Drs. C. Willenborg.

Mr. R.P.F. van der Mark, secretaris.

Het secretariaat van de Ereraad berust
bij mevrouw E. Bonnes-Stroomer. Zij
is op maandag- en donderdagmorgen
op het Bureau van de KNMvD aanwe-
zig en bereikbaar voor vragen over de
Ereraad.

intention to participate must be made
known to the Scientific Programme com-
mittee as soon as possible by informing
them by fax or E-mail of the topic of your
presentation: Reservations Hotline: fax:
27 11 7927522, e-mail: reshot@yebo.co.
za, Scientific Programme committee:
(Chairman: Ken Pettey), fax: 27 12
5298315, e-mail: kpettey@op.up.ac.za.

Maart

7—10 (fi\' International Congress of the Euro-
pean Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4\'"
International Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

16—17 Symposium Groep Paard. (PAO-D cur-
sus 01/501.)

28—30 Congres Society for Veterinary Epi-
demiology and Preventive Medicine, Noord-
wijkerhout.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Oktober

5 Intervisiebijeenkomst Rund (groep II).
\'De valkuilen voor een dierenarts i.v.m.
keuringen en noodslachtingen\'. Aanvang:
14.30 uur, DAP Helmond.

5 Intervisiebijeenkomst Rund (groep 18).
\'Bedrijfsbegeleiding Rundvee\' door dhr.
Van Bruinesse en dhr. Westendorp. Aan-
vang: 14.00 uur. Dierenhospitaal De Vis-
donk te Roosendaal.

6 Sportdag KNMvD, Noordwijkerhout.
Meer informatie: mw. M. Kraan, tel.: 030-
2510in.

7 Open dag ID-Lelystad, Edelhertweg 15 te
Lelystad, van 10.00 tot 16.00 uur.

8 Algemene Ledenvergadering KNMvD,
Noordwijkerhout.

12 Intervisiebijeenkomst Rund (groep II).

-ocr page 262-

\'De valkuilen voor een dierenarts i.v.m.
keuringen en noodslachtingen\' door drs.
Goossens (DAP Asten). Aanvang: 14.30
uur. DAP Helmond.

16 Najaarsvergadering AUV regio oost, Hotel
de Cantharel te Ugchelen, aanvang: 20.30
uur.

19 Najaarsvergadering AUV regio noord,
Gezondheidsdienst voor Dieren in Drachten,
aanvang: 20.30 uur.

30 Najaarsvergadering AUV regio zuid.
Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel,
aanvang: 20. 30 uur.

Cursussen

2000

Oktober

3, 10 en 24 PAO-D cursus 00/242: Inseminatie
Analysesysteem.

4 PAO-D cursus 00/314: Actuele Voeding
Varken.

4 PAO-D cursus 00/238: Lebmaagdislocatie.

11 PAO-D cursus 00/238: Lebmaagdislocatie.

11 PAO-D cursus 00/128: Cardiotherapeutica
GD.

11 PAO-D cursus 00/317: Gebmik Klimaat-
computer.

11—12 PAO-D cursus 00/403: Erkende Pluim-
veedierenarts.

12 PAO-D cursus 00/13 8: Virale Infecties Kat
1.

12 PAO-D cursus 00/237: Klinische Les
Rund.

12 PUOD (België)-cursus 5: Minimale inva-
sieve chirurgie (chirurgie met behulp van
de endoscoop) in de rundveepraktijk.

14 Cursus \'Verder met ICT\', Faculteit der
Diergeneeskunde van 10.00 tot 16.00 uur.
Zie www.knmvd.nl of het PAO-D-boekje
(00/937), of bel of mail met cursusleider
Jan(gKlingen.nl, 06-53564480.

15 Start PAO-D cursus 00/925: Leergang
praktijkmanagement.

20 PUOD (Belgia)-cursus 6: Uiergezondheid.

24 PAO-D cursus 00/133: Hygiëne en Wond-

behandeling Gezelschapsdieren.

26 PAO-D cursus 00/930: Immobiliseren.

26 PAO-D cursus 00/503: Het keuren van
paarden.

28 Cursus \'Uw eigen website\'. Faculteit der
Diergeneeskunde van 10.00 tot 16.00 uur.
Zie www.knmvd.nl of het PAO-D-boekje
(00/938), of bel of mail met cursusleider
Jan@Klingen.nl, 06-53564480.

31 PAO-D cursus 00/129: Patiëntendemon-
stratie GD.

31 PAO-D cursus 00/147: Vetmedin GD.

November

1 PAO-D cursus 00/230: Abortus en Neo-
spora.

1, 8 en 15 PUOD (België)-cursus 7: Abortus en
neospora bij het rund.

2 PAO-D cursus OO/139: Virale Infecties Kat
II.

2 PAO-D cursus 00/931: Bouwstenen.

7 PUOD (België)-cursus 8: Vleesvee en ge-
netica.

7 PAO-D cursus 00/148: Vetmedin GD.

7 PAO-D cursus 00/928: Een praktijk met
uitstraling.

8 PAO-D cursus 00/231: Abortus en Neos-
pora.

9 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie
GD.

9 PAO-D cursus 00/315: Klinische les Var-
ken.

9 en 14 PUOD (België)-cursus 1: Het genees-
middelendepot \'Grote Huisdieren\'.

9, 16 en 23 PAO-D cursus 00/234: Voeding
Rund Module I.

PAO-D cursus 00/236: Energiebalans/fer-
tiliteit Rund.

PAO-D cursus 00/316: Bloeduitslagen
Varken.

15 PAO-D cursus 00/232: Abortus en Neo-
spora.

15 PAO-D cursus 00/140: Spinale/perifere
problemen.

15 PAO-D cursus 00/144: B.I. Fractuurbehan-
deling GD.

16 PAO-D cursus 00/145: B.I. Fractuurbehan-
deling GD.

17 PAO-D cursus 00/146: B.I. Fractuurbe-
handeling GD.

17 PUOD (België)-cursus 11: Het gebruik van
echografie bij het onderzoek van thorax en
abdomen.

17 PAO-D cursus 00/131: Behandeling
Kruisbandletsel.

17 PAO-D cursus 00/932: Time management.

20—22 PAO-D cursus 00/310: Erkende
Varkensdierenarts. Tevens 7 en 8 decem-
ber.

21 PAO-D cursus 00/130: Klinische Les Fret.

21 PAO-D cursus 00/933: Voorkomen van

14

14

conflicten.

24 PAO-D cursus 00/135: Tandheelkunde
GD.

24 PUOD (België)-cursus 12: Vruchtbaarheid
van de stier (theorie en praktijk).

24 PUOD (België)-cursus 15: Enkele belang-
rijke aspecten van de schapengezondheids-
zorg.

29 PAO-D cursus 00/134: Reanimatie mens/
dier GD.

30 PUOD (België)-cursus 16: Enkele nieu-
were diagnostische technieken voor aan-
doeningen van het bewegingsstelsel.

30 PAO-D cursus 00/149: Papegaai/Parkiet.

December

3—8 Veterinaire AO cursus \'AO course in ad-
vanced techniques - small animals\', Davos,
Zwitersland. Inlichtingen: InstruVet C.V.,
tel.: 0343-455400, fax: 0343-455422, e-
mail: info@instruvet.nl

7 PAO-D cursus 00/926: Voeding melkgei-
ten.

7 en 12 PUOD (België)-cursus 2: Het ge-

neesmiddelendepot \'Grote Huisdieren\'.

7,8 en 15 PAO-D cursus 00/235: Voeding
Rund Module II.

8 PUOD (België)-cursus 9: Nieuwe inzich-
ten in de modeme mndveevoeding.

Dix & Fortuin

voor o(Mi (losUiindiji^o diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen ondoor-
zichtig? Neemt u dan eens contact met Dix &
Fortuin op voor een deskundige diagnose die uit-
mondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die onafhankelijk is én uw
totale financiële bescherming verzorgt en die
daardoor uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

-ocr page 263-

Dierenartsenpraktijk De Peelkant is een gemengde achtmanspral<tijk in Noord-Brabant. Daarbij is er sprake van vergaande differentiatie naar diersoort. Ter
versterl<ing van ons team varl<ensdierenartsen 2oel<en wij op korte termijn een:

Dierenarts (m/v)

Wij vragen: differentiatie landbouwtiuisdieren - ervaring en interesse in de varkenssector - deelname dienstenregeling. Wij bieden: fulltime baan - prettige werk-
sfeer- salariëring volgens KNMvD-normen. Bij gebleken geschiktheid vaste aanstelling/associatie. Nadere inlichtingen bij de heer Weijens, telefoon 0485-
451238 of0486 -431490. Sollicitaties schriftelijk aan: DAP De Peelkant, Parallelweg 18, 5451 GW MUI offaxnummer 0485 -454813.

Ter overname

Cezelschapsdierenpraktijk

Deze praktijk bevindt zich in het midden-westen van het land en kan, indien gewenst, op korte termijn worden overgedragen. Er behoeft geen woonhuis over-
genomen te worden omdat de praktijk in een vrijstaand praktijkpand wordt uitgeoefend. Het betreft een goedlopende eerstelijns praktijk die gehuisvest is in
een uitstekend ingericht praktijkgebouw. Indien u geïnteresseerd bent in deze overname dan kunt u schrijven aan de Redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder vermelding van nummen4/2000.

Tierärztliche Praxis Michael Greim is urgently looking for a

veterinary surgeon (m/f)

required for well equipped (ECC, x-ray, ultrasound, lab) small animal practice. Beautiful area (Westerwald, 40 km to Bonn), friendly team
and friendly clients. Experience less important than enthousiasm, good German essential. Tierärztliche Praxis, Michael Greim,
Wiedtalstra(2e47, D-53547 Roßbach/Wied, Deutschland.

De Spoedkliniek voor Dieren Amsterdam is

een gezamenlijke onderneming van een y

groot aantal Amsterdamse practici, en ver-
zorgt de opvang van spoedgevallen in
avond, nacht en weekend voor vrijwel de gehele stad en een
deel van de regio. Daarnaast zijn in het pand diverse specia-
listen werkzaam waarmee een nauwe samenwerking bestaat.
Op korte termijn komt binnen de kliniek de positie vrij van

dierenarts/Chef de Clinique (m/v)

In nauw overleg met de directie Is hij/zij verantwoordelijk
voor de dagelijkse leiding, en zorgt voor een optimaal func-
tioneren van veterinaire en paraveterinaire staf. Belangrijke
aandachtspunten zijn daarbij:

- kwaliteit diergeneeskundig handelen

- coördinatie administratieve zaken

- personeelsbeleid

- budgetverantwoordelijkheid

Wij zoeken iemand met ruime ervaring in de diergenees-
kunde van de gezelschapsdieren en met aantoonbare ma-
nagementkwaliteiten. Flexibiliteit, stressbestendigheid,
communicatieve vaardigheden en de capaciteit om binnen
het team een inspirerende rol te vervullen zijn essentieel.

Sollicitaties kunnen worden gericht aan: Spoedkliniek voor
Dieren Amsterdam BV, Weesperzijde 147,1091 ET
Amsterdam.

Voor nadere inlichtingen kan contact worden opgenomen
met de heer S.A.B.I. Wolters, dierenarts te Amsterdam en
directeur van de Spoedkliniek, telefoonnummer 020-
6642094.

BEL VOOR MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbus 8153,3S03 RD UIrecbl
Internet www.waa.nl

In verband met mijn wens de praktijkuitoefening te be-
e\'ndigen biedt ik hierbij mijn

gezelschapsdierenpraktijk
TER OVERNAME

aan. De praktijk bevindt zich in het westelijk deel van
Zuid-Holland. Er is een uitstekende dienstenregeling.

Uw brief kunt u richten aan de Redactie van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, onder vermelding van briefnummer
15/2000.

Lid van

de WAA?

Voor volledige begeleiding bij
luw praktijkovername

-ocr page 264-

De Dierenartsenpraktijk Putten is een goed ge-
outilleerde en georganiseerde gemengde prak-
tijk waar vijf dierenartsen en acht assistentes in
een prettige sfeer samenwerken. Wij werken zo-
veel mogelijk diersoortgericht. Door de sterke
groei van onze gezelschapsdierenpraktijk zoe-
ken wij op korte termijn een gemotiveerde

m

"OOSt-(

Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\' is een i3-mans
praktijk, waarbij gewerkt wordt vanuit een moderne,
goed geoutilleerde kliniek en meerdere dependances.

Voor onze buitenpraktijk zoeken wij een

enthousiaste collega m/v

met affiniteit met de bedrijfsbegeleiding van het rund
en de geneeskunde van het paard.

Geboden wordt een afwisselende fulltime baan met
uitstekende avond- en weekenddienstregeling.
Ervaring strekt tot aanbeveling.

Schriftelijke reacties voorzien van curriculum vitae
richten aan: Dierenartsenpraktijk \'Oost-Drenthe\',
Hoofdweg 26a, 7871 TC Klijndijk, t.a.v. drs. G.j.
Bouwhuis.

dierenarts m/v

voor een fulltime dienstverband, waarbij louter in de gezelschapsdie-
renpraktijk wordt gewerkt.

Wij verwachten van een geschikte kandidaat dat hij of zij:

• is afgestudeerd met differentiatie gezelschapsdieren

• bereid is om te participeren in het dienstrooster gezelschapsdieren

• bereid is om zich in Putten te vestigen en deze baan niet als een tij-
delijke ziet

• beschikt over een stevige, maar prettige persoonlijkheid; zelfstan-
dig maar ook een teamworker

• over een klant- en diervriendelijke benadering beschikt en over een
hoge service-bereidheid

• ambitieus is en interesse heeft in een deelspecialisatie

• ondernemingsgeest heeft.

Wij bieden:

• collegiaal team

• wonen en werken in een prachtige omgeving, centraal in het land

• moderne curatieve en diagnostische faciliteiten

• goede ontplooiings-en PAO-mogelijkheden

• bij gebleken geschiktheid een vaste aanstelling

• salariëring minimaal volgens KNMvD-normen.

Graag zien wij je schriftelijke sollicitatie voorzien van c.v. gericht aan:
Dierenkliniek Putten, Van Damhof 5, 3881 KH Putten, t.a.v. D.
Kranendonk, of e-mail: dapputten@planet.nl.

Eurovet Nederland BV is een onderdeel van Eurovet Animal Health in Bladel, een volledige dochter van de dierenartsencoöperatie AUV.
Eurovet Nederland brengt een breed pakket (generieke) diergeneesmiddelen op de markt. Het assortiment bestaat uit antibiotica voor orale
toediening via voer of drinkwater, antibiotica voor injectie, infuusvloeistofFen, antiparasitica, vitamine-en mineralenpreparaten etcetera. De
producten worden uitsluitend via de veterinaire groothandel aan het dierenartsenkanaal geleverd. Eurovet Nederland heeft een uitstekende
marktpositie en een team van io enthousiaste professionals richt zich op marketing en verkoop van het Eurovetproduct om deze positie te
verstevigen en uitte bouwen.

Voor de invulling van een vacature binnen ons team zoeken wij op korte termijn een

Product manager (m/v)

Wat houdt de functie in? Het betreft een fulltime functie waarin u verantwoordelijk bent voor het productmanagement van ons gehele pro-
ductassortiment. Daarnaast zorgt u voor de technische ondersteuning van ons gehele assortiment diergeneesmiddelen ten behoeve van
praktiserende dierenartsen in Nederland. U rapporteert aan de General Manager Nederland.

U herkent zich in het volgende profiel:

• u bent dierenarts en u heeft bij voorkeur enkele jaren ervaring als practicus in een gemengde dierenartsenpraktijk danwel u heeft een afge-
ronde opleiding biochemie, of vergelijkbaar, op academisch niveau affiniteit met de agrarische en veterinaire sector

• u heeft enige kennis op financieel, economisch, juridisch of farmaceutisch gebied

• u heeft een goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in het Engels

• u heeft ruime ervaring met de PC, alsmede de meest voorkomende applicaties zoals Word en Excel

• u bent commercieel denkend en resultaatgericht

• u bent enthousiast en heeft overtuigingskracht

• naast uitstekende contactuele en organiserende eigenschappen, beschikt u over analystisch denkvermogen en strategisch inzicht. U bent
in staat uw inzichten op creatieve wijze te vertalen naar de dagelijkse praktijk.

Ervaring in de veterinair-farmaceutische industrie strekt tot aanbeveling.

Wij bieden:

Een marktconform arbeidsvoorwaardenpakket in een organisatie volop in beweging.
Een uitdagende en afwisselende baan in een jong, dynamisch team.

Uw sollicitatie: Uw sollicitatiebrief en curriculum vitae kunt u binnen 14 dagen na het verschijnen van
dit blad richten aan mevrouwJ.M. Canters, hoofd personeelszaken, postbus 94, 5430 AB te Cuijk.

Mocht u nadere informatie over de functie-inhoud wensen, dan kunt u hierover telefonisch
contact opnemen met de heer drs. K. Sollie, General Manager Nederland, tel: 0497 - 388688.

-ocr page 265-

Streptococcus suis?

Behandeling met Suramox 5% Premix kost slechts ƒ 0,8f per big.

Dë^ffectiviteit van amoxicilline

Amoxicilline wordt als eerste keus geadviseerd bij orale
behandeling van infecties met
Streptococcus suis.
Amoxicilline is stabiel in aanwezigheid van maagzuur
en heeft daardoor een hoge biologische
beschikbaarheid. De snelle resorptie resulteert in hoge
bloed- en weefselspiegels. S.
suis heeft de hoogste
gevoeligheid voor amoxicilline.

Kosten In guldens
per big

\'Bij een M-doogse behandeling.

f8,24

Suramox

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerheid van een premix!

De kracht van Suramox 5% Premix

lager ziektepercentage
lagere biggensterfte
lagere voederconversie
hogere groei
lage behandelingskosten

f0,81

Streptococcus
suis

Virbac Nederland bv

. yirbac

VenocnjwUj\'k ^m^ dhiA^

Postbus 313, 3770 AH Bameveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

SAMENSTELLING: Amoxicilline 5%. INDICATIES: Behandeling vin aandoeningen veroorzaakt door Slreptococcus suis. DOELDIEREN: Gespeende big. IKB-WACHTTUD: Vlees: e dagen. DIERGENEESMIDDEL: REC NL 6543 UDA.

-ocr page 266-

Panomec: uw eigen merk antiparasitica!

[_J MF.RIAI. ba: Bovcnkcrkcrwcg 6-8. 1185 XI-: .Amsrcivccn. tel. 020-547 39 33. hx 020-640 22

Panomec ivonnoctinc" Pasta viwr Paarden - Rcg. NI. 9585 - Wij; [XvlJicr; p.wrd; Indic.icios: ^ixMc strongylidcn, kleine Mron^ylidcn. spwivwr
im-ii; Wijze van tix
-dicning: oraal: Oosoring: 1 injcctor per WX") k^: (.xMirra-indiGitics: geen; Bij\\vi-rkiiigcn:givn:\\\\\'iK!ittijJ siuclit: !8 d.tgcn. Panotnec
maagduniiwonnon. longwormcn, nicrwormen. luizen en .schiirftmi]ten; Wijze van ctx-diening: uitsluitend subcutane mjei-tié; Dosoring: 1 ml per 9
lnjcaievk>cistof- Reg. NL 8W0 -\\\'nj; Dwldier: nindvee, scliapon en varkens; Indieaties: rundvee: maagdarm wormen, loiigworinen, mndworiir
wormen, neushor/cis en scliurttmijten, varkens: maagdarm wormen, longwonneii, luizen en sduirftmijten; Wijze van t<x-dienin^: uitsluitend Miba
l.g.; C^ontni-indicaties: geen; Bijwerkingen: geen; Waehrtijd: rundvee: 42 dagen; scliapen: 63 dagen; \\\';irkens; 28 dagen, \\oor \\erdea- inKitin.itie zie
MF.RIAL. Alle reduen vooibeliouden. Mart Are 921 (xPAN.NL0800-0I.

men. liaarworinen, .i.irsmaden, [luidneinaroden. niaagw<^rmeii. horzels, longneni.itixlen en vcnlenwor-
ivenneecine 0.27% Injectievkvistof voor l^iggen -keg. NL \'•)570 - Wij: IXvIdior: biggen; Indicaties:
kg l.g.; Cxmtra-indie.ities: geen; Bijwerkingen: geen: Wac-lntijd slaclit: 28 d.igcn.
Patiomec ivcrmcctinc
en. runderhom-k tropisdie riinderliorzols, luizen, mijten en teken, sdiajx^n: nia.igd.irmwornien, long-
ita.in; Dosering: rundvee: I ml pei 50 kg l.g., sdi.ipen: 0,5 ml jvr 25 kg 1.^., varkcn>: I ml kg

verr.ikking of besdiikba.ir bi) Mortal Ciercgistreerd handelsmerk v.m MLRIAL. C 1999.

-ocr page 267-

Effectieve, praktische en

bij luctipegprobi

FEEDMIXTS

REG NL 8674 UDA.

Bevat per g: trimethoprim 10 mg

sulfamethoxazole 50 mg

Dosering:

Varkens en slachtkuikens;
5 -10 kg per ton voer gedurende
4 -7 dagen

Wachttijd:

VARKEN : 3 dagen

1KB VARKEN : 14 dagen

(alleen voor big < 25kg of 10 wkn en voor zeugen)

SLACHTKUIKEN: 8 dagen

NIEUW

FEEDMIXTS TOPDRESSING

REG NL 9529 UDA.

Bevat perg: trimethoprim 10 mg

sulfamethoxazole 50 mg

Toediening / Dosering:

Oraal, over voer 25 - 50 g per 100 kg
llchaamsgew^icht per dag of ca. 50 -
100 gr per 10 kg voer gedurende
4 - 7dagen.

\'m]

Wachttijd:

VARKEN
1KB VARKEN

: 3 dagen
: 14 dagen

\\

OOK VOOR 1KB VLEESVARKENS

FEEDMIX TS FEEDMIX TS TOPDRESSING

I Feedmix TS en Feedmix TS Topdressing, de synergistische breedspectrum
combinatie van Trimethoprim met de zeer veilige Sulfamethoxazole.

Ol Feedmix TS kan op attest van de dierenarts homogeen verwerkt
worden in varkens- of pluimveevoer Geen extra arbeid.

Feedmix TS Topdressing, ook voor I.K.B.-vleesvarkens.
Snel, flexibel inzetbaar en gebruiksvriendelijk.

Uw partner voor de toekomst

Ook verkrijgbaar vla Aesculaap-groothandel, tel.: 0411-677 500
en AU.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Zie etiket voor volledige informatie
(contra-Indicaties, bijwerkingen,
waarschuwingen en veiligheidsmaatregelen)
Tevens zijn alle gegevens op onze Internetsite
opvraagbaar: www.doptiarma.com

DOPHflRmn

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020.
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: wvw.dopharma.com

-ocr page 268-

Veelzijdige bescherming tegen longontsteking

In de herfst en op stal worden de longen van kalveren en pinken
bedreigd door diverse virussen en bacteriën. Tijdige vaccinatie
met Bovipast RSP beschermt tegen de belangrijkste veroorzakers
van longontsteking: Pinkengrlepvlrus, Para-influenza virus en
Pasteurella haemolytica. Vraag uw dierenarts om advies.

Bovipast RSP: Hét vaccin tegen Pinkengriep, PI-3 en Pasteurella.

Bovipast RSP is een geïnactiveerd vaccin voor de actieve immunisatie van runderen vanaf de leeftijd van 6 weken ter vermindering van respiratoire aandoeningen veroorzaakt door
pasteurella haemolytica type Al en voor de actieve immunisatie van runderen vanaf de leeftijd van 3 maanden ter vermindering van de ernst van pinkengriep en ter vermindering
van de uitscheiding van het bovine para-inftuenza-3 virus. Wachttijdadvies: O dagen. Het vaccin niet toedienen aan zieke en verzwakte dieren. Een tijdelijke zwelling op de injectie-
plaats en een lichte temperatuursverhoging kunnen voorkomen. REC NL 9260 UDD.

d^rvet

-ocr page 269-

15 oktober
2000

deel

125

aflevering
20

issn 0040-7453

Tij dsch^^

Diergeneeskun

Wetenschap

Klinische neosporose bij de hond

j

Rol hond in epidemiologie neosporose rund

Actua

Herstel samenwerkingsovereenkomst
Gezondheidsdienst met Belgische dierenartsen

Diergeneeskundig Onderzoekscentrum
NW-Veluwe Sterlab-certificaat

Discussiebijeenkomst \'cow comfort\' en
klauwgezondheid

Uitspraak Veterinair Tuchtcollege in fraudezaak

KNMvD

De rundveedierenarts als interdisciplinair adviseur

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 270-

U draagt toch ook uw steentje bij
aan het grootste blaasgruisonderzoek

van Nederland?

• -

ZONDER UW HULP IS HET NATIONALE
SPECIFIC BLAASGRUISONDERZOEK NIET
COMPLEET.

Met de blaassteenanalyse-service analyseert
Specific jaarlijks ongeveer 600 blaasstenen, ter
ondersteuning van de diagnostiek van dieren-
artsen. Tegelijkertijd levert dit echter een schat
aan informatie op. Deze informatie hebben wij
gebruikt om als eerste en enige een beeld te vor-
men van de blaasgruisproblematiek bij Neder-
landse katten en honden. De nieuwste onder-
zoeksresultaten hiervan willen wij u in de loop
van dit jaar presenteren.

Om een representatief beeld van de Neder-
landse blaasgruisproblematiek te kunnen geven,
kunnen wij echter niet zonder uw hulp. Wij
willen u vragen om gedurende zes weken een
vragenlijst in te vullen over elke blaasgruis-
patiënt die u behandelt. Hiermee maakt de hele
praktijk dan meteen kans op een geheel ver-
zorgde studiereis naar Denemarken, met o.a.
een bezoek aan het Leo Researchcentrum. Al zit
de grootste beloning natuurlijk in het feit dat
uw deelname ertoe bijdraagt om blaasgruis in
de toekomst nog beter te diagnosticeren, behan-
delen en voorkomen. Reden temeer om snel te
bellen met Leo Pharma (0294 - 462 900) en de
vragenlijsten of een bezoek van uw rayon-
manager aan te vragen.

EXCLUSIEF VERKRIJGBAAR
BIJ DE DIERENARTS

i/Z\'-^A

*fPGCIFI(*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

-ocr page 271-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 20,15 oktober 2000

Uit de Hoofdredactie 608

Overzichtsartikelen

Klinische neosporose bij de hond; een literatuuronderzoek; A.M.H. Kramer,

W. Wouda en H.S. Kooistra 609

De rol van de hond in de epidemiologie van neosporose bij het rund;

W. Wouda, Th. Dijkstra, A.M.H. Kramer en C.J.M. Bartels 614

Studentenreferaten 613

Boekbesprekingen 618

Referaten 619

Vraag en antwoord 620
Berichten en verslagen

Herstel samenwerkingsovereenkomst Gezondheidsdienst met Belgische dierenartsen 621

Partners in rendementverbetering 621

Diergeneeskundig Onderzoekscentrum NW-Veluwe krijgt Sterlab-certificaat 621

Dr. P.A. Koolmees voorzitter World Association for the History ofVeterinary Medicine 622

Discussiebijeenkomst \'cow comfort" en klauwgezondheid 622

Voorzitter directie Movir treedt terug 622

Congressen en cursussen

Een praktijk met uitstraling, dat zie je zo! 624

Probleemgedrag bij honden 625

Cursusaanbod Bameveld op het intemet 625

Europees symposium 2000. Tandaandoeningen bij katten 625

Ingezonden

Over de KNMvD en de AUV; H. Vaarkamp en Tj. Jorna 625

RW-column 626

Wetenschap

Actua

Praktijkgerichte, klinische avonden

[ waltham\'

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest

Cebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort
vloeistoftherapie bij hond en kat

Dinsdag 28 november 2000-Heerenveen
Donderdag 13 december 2000-Apeldoorn
Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001-De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

virbac

réaorowti\'k Vm^ diiAJi^

-ocr page 272-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Dr. M.F. de Jong

Drs. J.K. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Mw. dr. L.M. Overduin

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dr. R.J. Slappendel

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. F. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

^KNMvD

Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 II1. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J.C. Baars, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. S.R. Heslinga, lid

Drs. O. Huijser van Reenen, lid

Mw. drs. A.W. Kooper-Nelemans, lid

Drs. J. Togtema, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw.drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostmm-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift(^knmvd.nl.

Veterinair Tuchtrecht

Uitspraak Veterinair Tuchtcollege in fraudezaak

2000 Hoogtepunten

Op verzoek van de redactie: \'Brief aan een studievriend: G. van der Wal

PAOD

627

631
634

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vcrcni-
gingslijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD,
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMvD

In Memoriam

Michèle Kruip

Maatschappijnieuws

De rundveedierenarts als interdisciplinair adviseur; S. Deleu
Groep Groot Dagen 2000

Doorlopende agenda

635

636
639

639

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Contents

Review papers

Neospora caninum: a review; A.M.H. Kramer, W. Wouda, and H.S. Kooistra
The role of the dog in the epidemiology of neosporis in cattle,\'
W. Wouda, Th. Dijkstra, A.M.H. Kramer, and C.J.M. Barlelss

609
614

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992:
117:31 -4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van dmk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 273-

Luchtweginfecties bij

Icalveren vragen
een kraclitlge aanpak

Om productieverliezen door luchtweginfecties te
beperken kiest u voor de zekerheid van effectiviteit,
snelheid en veiligheid.

Dus kiest u voor de zekerheid van Baytril. Het
antibioticum waarop u blindelings kunt vertrouwen.
Bijvoorbeeld om luchtweginfecties en enteritiden
bij kalveren snel te genezen.
Want Baytril is sterker dan de bacteriën en myco-
plasma\'s die infecties veroorzaken.

Baytril. Zeker bij luchtweginfecties

RflV^r Bayril S% injectievloeistof. Farmaceutische wrm: Injeciievloeistof. Samensteüing: Per ml 50 mg enrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin behoort tot de chemische klasse der fluorochinolonen.
Doyt^ï Het oefent zijn bactericide werking uil door interactie met de A subunii van het DNA-gyrase, Hei DNA-gyrase is een topoisomerase, dal de bacteriële replicalie controleen (katalyseert supercoiling van

ss^^^^sss: de chromosomale DNA-strengen). Fluorochinolonen zijn ook werkzaam tegen bacteriën in de stationaire fase door wijziging van de permeabiliteit van de buitenste fosfolipidenmembraan van de celwand.

Bij enrofloxacin liggen de inhiberende en bactericide concenlralies dichl bij elkaar; ze zijn identiek of verschillen in één of maximaal twee dilutiestappen. Bij lage concentraties bezit enrofloxacin een anti-
microbiële activiteit tegen de meeste Gram-negatieve bacteriën, tegen vele Gram-positieve bacteriën en tegen Mycoplasmata. Bijgevolg is enrofloxacin werkzaam tegen de micro-organismen die primair en secundair betrokken
zijn bij ziekte waarvoor Baytril geïndiceerd is. Overeenkomstig het werkingsmechanisme verminden de gevoeligheid van bovenstaande bacteriën slechts heel langzaam en vereist de multi-step mutatie.
Doeldieren: Varken,
rund.
Indicaties: Anti-microbieel middel voor de behandeling van infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarrec. coliseptikaemie), Salmonella
spp., Pasteurella spp.. Mycoplasmata, enzöotische pneumonie.
Rund: E. coli (colidiarree. coliseptikaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp.. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep en
Crowdingcomplex. In het kader van een verantwxwrd gebruik N-an anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Toediening/Dosering: Toedieningswijze. Varken: i.m., bij voorkeur niet meer dan 2.5 ml per injectieplaats. Rund: s.cof i.V.. bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. Dosering: Rund: 2.5 mg efux>fl0xacin per kg l.g.
(= 1 ml/20 kg
l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. (= 1 ml/10 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen bij gecompliceerde infecties of Salmonellose. Varken: 2.55 mg enrofloxacin per kg l.g.(= 1 ml/1020
kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende 3 dagen.
Wachttijdadvies: Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 3 dagen bij i.v-toediening en 9 dagen bij s.c.-toediening.
Contraindicaties: Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien ermssen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Bijwerkingen: Niet bekend, t^\'aarschuwingen: ln verband
met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen.
Bewaarcondities/Houdbaarheid: 3 jaar, mits in het donker en bij kamertemperatuur
(15-25\'C) bewaard. Aangeprikte flacon: direct gebruiken, niet bewaren.
Verpakking: Flacon è 100 ml. Registratienummer/KanaHsatiestatus: NL 2054 UDD. NL 8211 UDA (niet toegelaten voor i.v.-toediening).

-ocr page 274-

Als deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde bij u op de mat valt, is het Jaarcongres
achter de rug en heeft de Hoofdredactie een andere samenstelling gekregen. In een nieuwe opstelling
gaan wij verder in de hoop u elke keer weer een leesbaar, interessant en informatief Tijdschrift te kun-
nen toezenden.

Onlangs werd op deze plaats door collega Slappendel geschreven over proefdiergebruik. Vandaag lees
ik in de krant een pagina-grote advertentie van de vereniging Proefdiervrij, een vereniging die tegen-
stander is van dierproeven, die de maatschappij bewust wil maken van de praktijk van dierproeven en
die pleit voor het zoeken naar alternatieven. Hoofdpunt is hierbij het lijden (pijn en angst) van de proef-
dieren. Op zich een standpunt waar eenieder het mee eens zal zijn. De afweging met betrekking tot de
toelaatbaarheid van de proeven in kwestie zal wellicht niet voor iedereen dezelfde zijn. Gezamenlijk
hebben wij het proefdiergebruik ten behoeve van cosmetica verboden, maar slechts weinigen zullen
nog tegenstander van dierproeven zijn als het leven van hun kind ermee gemoeid is. Bovengenoemde
advertentie richt zich echter vooral op de xenotransplantatie. De discussie over xenotransplantatie
heeft weliswaar recentelijk een andere wending genomen door het gevaar van eventuele retrovirussen,
maar het gaat om het principe. Er wordt bezwaar gemaakt tegen xenotransplantatie omdat hiervoor
proefdieren zouden worden gebruikt. Echter, aangenomen dat een xenotransplantatie-donor op een
verantwoorde manier wordt gedood, dan praten wij inmiddels niet meer over het lijden tijdens dier-
proeven, maar over de ethische aanvaardbaarheid van het doden van dieren, eventueel ook weer afge-
wogen tegen het doel hiervan. Als wij het wel aanvaardbaar vinden om dieren te doden teneinde met de-
len ervan onze honger te stillen, zou het dan niet eveneens aanvaardbaar zijn om dieren te doden
teneinde met delen ervan mensenlevens te redden? Of zijn al onze slachtdieren ook proefdieren en wil
de vereniging Proefdiervrij ons uiteindelijk allemaal tot vegetariër maken? Ik denk dat wij het begrip
\'proefdier\' nog eens moeten definiëren.

Deze aflevering bevat twee overzichtsartikelen die het complexe probleem van neospora behandelen,
met enerzijds het tamelijk overzichtelijke ziektebeeld bij de hond, anderzijds de verstrekkende conse-
quenties die dit kan hebben voor een rundveekoppel. Zelfs de positie van de hond op de boerderij is in
het geding.

Regelmatig blijken wij er weer aan te moeten worden herinnerd, dat onze huisdieren nog steeds gedo-
mesticeerde wilde dieren zijn. Zo kwamen in een discussiebijeenkomst over \'cow comfort\' interes-
sante conclusies naar voren met betrekking tot de relatie tussen het gedrag van de individuele koe, het
gedrag van de \'kudde\' en de rangorde in de \'kudde\' enerzijds en ziekte (kreupelheid) of veranderende
bedrijfsomstandigheden zoals de melkrobot anderzijds.

Juristen en dierenartsen hebben soms een verschillende manier van formuleren. Zo zal aan de zin-
snede \' - kort samengevat en zakelijk weergegeven -\' niet door iedereen dezelfde betekenis worden
gehecht. Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is verplicht de uitspraken van het Veterinair
Tuchtcollege integraal op te nemen, wat zoals u zult zien, van de consciëntieuze lezer nogal wat ge-
duld vergt.

dr R. Kuiper

-ocr page 275-

Klinische neosporose bij de hond; een literatuuronderzoek

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 609-13

A.M.H.Kramer\\ W.Wouda^ en H.S.Kooistra3

O

SAMENVATTING

Neospora caninum is een intracellulaire protozo die in
1988 voor het eerst bij de hond werd beschreven. De pa-
rasiet kan bij honden neuromusculaire problemen ver-
oorzaken. Later bleek dat
N. caninum allerlei diersoor-
ten kan infecteren en bij het rund een belangrijke
oorzaak van abortus is. In dit artikel wordt, op basis van
een literatuuronderzoek, ingegaan op de symptomen, de
pathologie, de diagnostiek, de therapie en de prognose
van neosporose bij de hond.

SUMMARY

Neospora caninum: a review

Neospora caninum is an intracellular protozoan parasite that
was first recognized in dogs in 1988.
N. caninum may cause
neuromuscular disease in dogs. Later, it was discovered that
N. caninum has a wide host range and is an important cause
of abortion in cattle. In this article, the literature on
N. cani-
num
in the dog is reviewed, with emphasis on clinical signs,
pathology, diagnosis, treatment, and prognosis.

INLEIDING

in 1984 beschreven Bjerkas etal. (4) in Noorwegen een \'uni-
dentified cyst-forming sporozoon\' als oorzaak van menin-
goencephalitis en myositis in een nest Boxer-pups. In 1988
werd in de Verenigde Staten een identieke parasiet bij hon-
den waargenomen door Dubey
et al. (12). Deze parasiet
werd vervolgens geïsoleerd (14) en als
Neospora caninum
beschreven. Later bleek N. caninum bij allerlei diersoorten
voor te komen en een belangrijke oorzaak te zijn van abortus
bij het rund (18, 62).
N. caninum is inmiddels in veel landen
bekend als ziekteverwekker bij de hond (18). In Nederland
zijn twee casuïstieken beschreven (56,65).
In dit artikel geven we een literatuuroverzicht van de klini-
sche aspecten van neosporose bij de hond. In een tweede arti-
kel wordt de rol van de hond bij de epidemiologie van neo-
sporose belicht (63).

PARASIET EN CASTHEER

OverzichtsaÉelen

N. caninum is een protozoaire parasiet, die nauw verwant is
aan
Toxoplasma gondii. N. caninum behoort tot de familie
van de Sarcocystidae binnen het phylum Apicomplexa (27).
De protozoa binnen deze familie hebben een levenscyclus
met één of meer tussengastheren (vooral herbivoren) en een
carnivore eindgastheer. De parasieten vermenigvuldigen
zich ongeslachtelijk in de cellen van de gastheer. Alleen in

\' Praktiserend dierenarts. De Praam 104. 4002 GH Tiet. Tevens corresponderend auteur.
^ Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 361. 9200 AJ Drachten
^ Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Faculteit der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht, Yalelaan 8. Postbus 80154, 3508 TD Utrecht.

de eindgastheer kan ook een geslachtelijke vermenigvuldi-
ging optreden. Deze vindt plaats in het darmepitheel en leidt
tot uitscheiding van oöcysten met de faeces. In 1998 is aan-
getoond dat de hond als eindgastheer voor
N. caninum op
kan treden, doordat experimenteel geïnfecteerde pups oö-
cysten gingen uitscheiden (39). Alle andere diersoorten
waarbij
N. caninum is gevonden, zoals het mnd, het schaap,
de geit en het paard, zijn tussengastheren (18).
Er worden twee ongeslachtelijke stadia van de parasiet on-
derscheiden: tachyzoieten (Fig. 1) en bradyzoieten. Alleen de
snel delende tachyzoieten kunnen zodanige weefselschade
veroorzaken dat klinische verschijnselen optreden. Tachy-
zoieten penetreren actief de celwand om zich vervolgens in-
tracellulair te vermenigvuldigen, waardoor de cel uiteinde-
lijk wordt vernietigd. Tachyzoieten kunnen allerlei cellen
infecteren, zoals neurale cellen, macrofagen, fibroblasten,
endotheelcellen, myocyten, nier- en leverepitheelcellen.
Ook kunnen tachyzoieten via de placenta op de vrucht wor-
den overgedragen (9,17). De bradyzoieten zijn rustende sta-
dia die zich encysteren in neurale cellen. Deze zogenaamde
weefselcysten kunnen levenslang in de gastheer persisteren.
Bij vermindering van de weerstand van de gastheer kunnen
de bradyzoieten weer actief worden, uit de cyste breken en
zich transformeren tot tachyzoieten.

INFECTIEWEGEN

De hond kan zowel congenitaal als postnataal geïnfecteerd
worden met
N. caninum. De congenitale infectie vindt plaats
doordat tachyzoieten tijdens de dracht via de placenta op de
vrucht worden overgedragen. Deze infectieroute is beves-
tigd in experimenten waarbij drachtige teven parenteraal met
tachyzoieten werden besmet (9, 17). Ook is waargenomen
dat pups in achtereenvolgende nesten van dezelfde teef geïn-
fecteerd waren (14, 16). De postnatale infectie kan optreden
door het eten van geïnfecteerde weefsels van een tussengast-
heer. Dat is aangetoond door geïnfecteerde muizen aan pups
te voeren (39). Deze experimentele infectie leidde overigens
niet tot ziekteverschijnselen bij de hondjes. Aangenomen
wordt dat met name de geëncysteerde bradyzoieten infecti-
eus zijn omdat de cystewand bescherming biedt tegen het
maagzuur (18). Daarnaast is het denkbaar dat honden zich,
evenals de tussengastheren, kunnen besmetten door orale
opname van oöcysten, die door een soortgenoot zijn uitge-
scheiden. Sero-epidemiologisch onderzoek wijst er op dat
veel honden postnataal een
N. caninum infectie oplopen zon-
der klinisch ziek te worden (63,64).

VERSCHIJNSELEN

Experimentele studies wijzen er op dat N. caninum vroeg-
foetale sterfte en mummificatie of resorptie van de vrucht,
als ook geboorte van zwakke pups kan veroorzaken (9, 16).
N. caninum is echter vooral bekend als ziekteverwekker bij
pups van enkele weken tot enkele maanden. Driekwart van
de in de literatuur beschreven honden met neosporose was
niet ouder dan drie maanden (18). Vaak waren meer pups in
hetzelfde nest aangetast (3, 4, 10, 20, 28, 38, 14, 16, 65).
Aangenomen wordt dat er in dergelijke gevallen sprake is

-ocr page 276-

van een congenitale infectie, hoewel een lactogene infectie-
weg niet geheel kan worden uitgesloten (9). In verreweg de
meeste gevallen van neosporose bij pups was er sprake van
neuromusculaire symptomen. Daarnaast is acute sterfte van
pups beschreven door een systemische infectie.

Tabel i. Overzicht van meldingen var

1 klinische neosporose bij honden in de litera-

tuur.

Land

Refe-

Leeftijd

Leeftijd

Neuro- Systemisch Cutaan

rentie

<6m

> 6m

musculair

Australië

41

3

3 1

22

1

België

48,49

5

5

24

6

Canada

42

0

1

1

J

0

37

i

I
1

Costa Rica

40

1

Denemarken

20

3*

3

Duitsland

7

2

46

1

1

Engeland

15

1

38

6**

33

2

3

3

2*

2

1

5

5 1

Engeland,

2

21

27

België

Finland

52

1

Frankrijk

49

1

1

21

1

Hongarije

55

1

1

Ierland

54

3

Israel

45

1

Italië

43

1

1

47

1

Japan

59

1

1

Nederland

65

3*

3

56

1

Nieuw-

51

1

1

Zeeland

44

3

Noorwegen

4a

■j***

7

Oostenrijk

60

2*

2

Spanje

50

1

1

USA

6"

2

lia, 14

9**

9

14

3

12

3

8 1 1

16

26****

26

25

1

1

28

1

10

4*

4

53

1

29

1

19

1

23

1

13

3*

3

Zuid-Afrika

31

2

1

3

30

3*

3

Zweden

26"

1

1

57

1

1

58

1

1

Zwitserland

61

9

9

^ Diagnose retrospeclief bevestigd

• Pups afkomstig uit één nest

*• Pups afkomstig uit twee nesten

*** Pups afkomstig uit drie nesten
*»»♦ Pups afkomstig uit vier nesten

Ook volwassen honden kunnen ziek worden als gevolg van
neosporose, meestal in de vorm van neurologische verschijn-
selen (1,6,12,28,29,33,40,53,57). Daarnaast zijn gevallen
van polymyositis (56), myocarditis (41), en pneumonie (23)
beschreven. Een aparte categorie vormen de gevallen van
dermatitis bij volwassen honden (12,19,21,45,47).
Tabel 1 geeft een samenvatting van de literatuurgegevens
gebaseerd op het overzicht van Dubey en Lindsay (18) en is
aangevuld met recente publicaties. De diverse ziektebeelden
worden hieronder in meer detail beschreven.

Neuromusculaire neosporose

Neosporose doet zich bij pups en jonge honden (<I jaar)
meestal voor als een neuromusculaire aandoening. De ver-
schijnselen beginnen vaak drie tot acht weken na de geboorte.
De emst van de verschijnselen kan variëren van een geringe
ataxie tot een tetraparalyse. Meestal is er sprake van parese
die begint aan één of beide achterpoten en zich naar voren kan
uitbreiden. Vaak blijft het echter beperkt tot één achterpoot,
waarbij zich een spastische parese ontwikkelt met op den
duur contractuur en atrofie van de spieren (Figuur 2).
Verder kunnen verschijnselen worden gezien als gevolg van
uitval van de innervatie van de lagere urinewegen, anus,
kauw- en slikspieren en oesophagus (1,2,25,32,33,55). Bij
emstige gevallen kan dyspneu optreden door een ascende-
rende verlamming met inbegrip van de ademhalingsspieren.
De ziekte verloopt in dit stadium vaak fataal (2).
Bij honden ouder dan één jaar is meestal sprake van lokale of
multifocale problemen in het centrale zenuwstelsel. De ver-
schijnselen kunnen bestaan uit ataxie of parese van achterpo-
ten en/of voorpoten, cirkelbewegingen, epileptiforme aanval-
len, tremoren van de kop, incontinentia urinae et alvi (2, 12,
53,57). Recentelijk is in Nederland een geval van polymyosi-
tis bij een driejaar oude hond beschreven, met als symptomen
lethargie, gewichtsverlies en progressieve tetraparese (56).

Systemische neosporose

Er zijn vier gevallen van acute sterfte als gevolg van myocar-
ditis door neosporose beschreven en wel bij drie jonge honden
(2, 12, 42) en bij één volwassen hond (41). Ook wordt soms
melding gemaakt van acute sterfte van pups in nestjes, waarin
verlammingsverschijnselen optraden. Er werd echter geen
sectie verricht op deze pups (14, 16, 65). Pneumonie als ge-
volg van neosporose is gezien bij een 11 jaar oude hond (23).
De symptomen bestonden uit hoesten, tachypneu, lethargie en
koorts. Aantasting van de pancreas door neosporose kan bij de
hond aanleiding geven tot intermitterend braken (12).

Cutane neosporose

De cutane neosporose is een zeldzame vorm die alleen bij
volwassen honden is gezien. De verschijnselen variëren van
één of enkele ulceratieve knobbels in de huid tot een gegene-
raliseerde dermatitis. Bij een vijf jaar oude Bemer Sennen-
hond in Italië werd een 2 tot 3 cm grote ulceratieve laesie in
het tarsaalgebied chirurgisch verwijderd, maar na vier we-
ken verschenen er opnieuw subcutane knobbels (47). Mul-
tipele knobbels van 0,5 tot 5 cm doorsnede met een stinkend
exsudaat waren gelokaliseerd in de huid van kop en thorax
van een 12 jaar oude Golden Retriever teef in de Verenigde
Staten (19). Ook in Frankrijk werd een vergelijkbare aandoe-
ning gezien bij een zes jaar oude Siberische Husky (21). Een
progressieve ulceratieve dermatitis bij een 11 jaar oude
Boxer reu werd gezien in Israël. De huidlaesies, aanvanke-
lijk enkele knobbels op thorax en buik, breidden zich in het

-ocr page 277-

verloop van een jaar over het gehele lichaam uit. Hierbij was
ook een gegeneraliseerde lymphadenomegalie aanwezig
(45). Ook in de Verenigde Staten is een 15 jaar oude hond
met een snel uitbreidende ulceratieve en fistelende dermati-
tis met ernstige jeuk beschreven (12). Bij al deze honden
werden grote aantallen
N. caninum tachyzoieten in de laesies
aangetoond.

PATHOLOGIE

De pathologische veranderingen bij neosporose worden ver-
oorzaakt door de tachyzoieten die zich intracellulair verme-
nigvuldigen. Hierdoor treedt necrose op en worden
ontstekingscellen aangetrokken. In veel publicaties is een
multifocale meningo-encephalomyelitis beschreven, waar-
bij zowel
N. caninum tachyzoieten als weefselcysten in de
laesies zijn aangetroffen (1, 12, 53). In één publicatie wordt
cerebellaire atrofie genoemd (29). Daamaast is polyradicu-
loneuritis veel waargenomen (1, 7, 10, 11, 65). Alle spinale-
en kopzenuwen kunnen aangetast zijn. Ophopingen van ta-
chyzoieten komen vooral voor in Schwanncellen. Dit gaat
gepaard met uitgebreid verval van axonen en myelinesche-
den. Secundair treedt Wal Ierse degeneratie op in de perifere
zenuwen en de opstijgende dorsale banen in het mggemerg
(65). De typische spastische parese is waarschijnlijk vooral
toe te schrijven aan de aantasting van de zenuwwortels.
Verder wordt vaak polymyositis gezien gepaard gaande met
necrose en mineralisatie van de spiervezels. Dit kan leiden
tot macroscopisch zichtbare geel-witte stroken in de spieren
(14). Bij de beschreven gevallen van myocarditis was er
soms sprake van macroscopisch zichtbare infarct-achtige
laesies in de hartspier (12,42). Microscopisch was er multif-
ocale necrose en interstitiële infiltratie van voomamelijk
mononucleaire ontstekingscellen. Grote ophopingen van ta-
chyzoieten werden in de aangetaste hartspiervezels aange-
troffen.

A •

\' J

Het enige geval van Neospora-pneumonie kenmerkte zich
door een diffuse exsudatieve en interstitiële ontsteking (23).
Er waren veel tachyzoieten aanwezig in alveolaire macrofa-
gen. Daamaast had deze hond ook een geringe multifocale
encephalitis en polymyositis. Ook bij honden met neuromus-
culaire verschijnselen worden vaak microscopische ontste-
kingshaardjes in andere organen gevonden, onder andere in
de lever, de nieren, het myocard en de longen.
In de gevallen van cutane neosporose was er sprake van een
pyogranulomateuze dermatitis met epidermale ulceratie (12,
19,21,45,47). Hierbij werden naast necrose veel neutrofie-
len, eosinofielen, macrofagen en fibroblasten gevonden. In-
tracellulaire
N. caninum tachyzoieten werden vooral in de
dermis en minder in de epidermis of in het (ingedroogde) ex-
sudaat gevonden. (19, 47). Bij één hond werden tevens fo-
cale pneumonie, hepatitis, encephalitis, myositis en lympha-
denitis gevonden (12).

DIAGNOSE

De neurologische verschijnselen zoals beschreven bij pups
zijn vrij kenmerkend. Zeker wanneer er meer pups in het-
zelfde nest zijn aangetast moet sterk aan neosporose worden
gedacht. Bloedonderzoek en electromyografie (EMG) kun-
nen de diagnostiek ondersteunen. Bij het bloedonderzoek
kan een verhoging van variabelen die duiden op aantasting
van lever en/of spieren (galzuren, alanine amino transferase
(ALAT), alkalische fosfatase en kreatinine-kinase (CK)) ge-
vonden worden. Het EMG kan een beeld geven, passende bij
een spier- of zenuwdysfunctie (10,32).
Het aantonen van antilichamen is een belangrijk hulpmiddel.
De aanwezigheid van antilichamen op zich is niet bewijzend
aangezien ook gezonde honden seropositief kunnen zijn.
Een hoge titer is echter wel een sterke indicatie (2). Anti-
lichamen kunnen ook worden aangetoond in de cerebrospi-
nale vloeistof (13). De meest gebruikte serologische test is
de indirecte IFT (immunofiuorescentietest). Daamaast zijn
ELlSA\'s (enzyme linked immunosorbent assay) ontwikkeld
voor het aantonen van antistoffen tegen
N. caninum bij de
hond (5,64).

Door het aantonen van tachyzoieten in cytologische of histo-
logische biopten kan de diagnose bij het levende dier worden
bevestigd.
N. caninum is aangetoond in spierbiopten (13,25,
56), huidbiopten (12,19,47) en in een longaspiraat (23). Als
tachyzoieten worden aangetroffen dient vervolgens onder-
scheid gemaakt te worden met
Toxoplasma gondii. Dit kan
met een immuunhistochemische kleuring (35) of een PCR
(polymerase chain reaction) methode (13,51).

-ocr page 278-

THERAPIE EN PROGNOSE

N. caninum tachyzoieten zijn in vitro gevoelig voor tal van an-
timicrobiële middelen (36). De sulfonamides bleken slechts
een geringe werkzaamheid te vertonen als ze alleen werden
toegepast, maar ze werkten wel in combinatie met pyrimetha-
mine, ormetoprim, trimethoprim en/of diaveridine (34). Als
orale behandeling wordt aanbevolen een combinatie van tri-
methoprim/sulfonamide (TMP/S, 15 mg/kg, 2x daags) en py-
rimethamine (1 mg/kg/dag) voor minimaal vier weken (38,
53). Hierop zijn nog kleine variaties toegepast zoals sulfa-
doxine (20 mg/kg/dag) en pyrimethamine (1 mg/kg/dag) (56).
Andere auteurs raden naast twee weken TMP/S ook clindamy-
cine aan (10 mg/kg, 3x daags) gedurende zes weken (32). Ook
is een goed effect gerapporteerd van orale toediening van al-
leen clindamycine in orale dosering van 7,5 mg/kg 2x daags
gedurende minimaal 21 dagen (47). Het wordt van belang ge-
acht dat voldoende lang wordt behandeld (13, 19). Bij een on-
voldoende lange behandeling zal recidive optreden. Er is ech-
ter nog geen minimale behandelingsduur beschreven.
Vooral bij verlammingen is het belangrijk dat zo snel mogelijk
een behandeling wordt ingesteld (2). Als er al contracturen zijn
opgetreden is de prognose ongunstig (33). Ook in gevallen van
een snel progressief verloop en bij tekenen van een multifocale
aantasting van het centraal zenuwstelsel is de prognose minder
gunstig. Bij de cutane vorm van neosporose zijn er eigenlijk al-
leen succesvolle behandelingen beschreven met clindamycine
(19,47). Chirurgisch verwijderen zonder aanvullende therapie
bleek niet zinvol. Er ontstonden al snel nieuwe laesies (47). In
een ander geval kwamen de laesies terug na een behandeling
met clindamycine gedurende 30 dagen. Een nieuwe kuur van
21 dagen was echter wel effectief (19).
Honden die door de behandeling klinisch opknappen kunnen
nog wel drager blijven. Deze situatie vertoont sterke analo-
gie met hetgeen bij
T. gondii wordt gezien. Er lijkt geen ef-
fectieve therapie mogelijk tegen de bradyzoieten in de weef-
selcysten (18). Waarschijnlijk vormt de dikke wand van de
weefselcysten een barrière waardoor medicamenten de bra-
dyzoieten moeilijk kunnen bereiken. Daamaast hebben bra-
dyzoieten een lage metabole activiteit waardoor ze weinig
gevoelig zullen zijn voor de medicamenten.

PREVENTIE

Aangenomen wordt dat veel jonge honden met klinische
neosporose congenitaal besmet zijn, zeker wanneer meer
pups in hetzelfde nest zijn aangetast (18). Ook is beschreven
dat een teef achtereenvolgende nesten kan infecteren (14,
16). Daarom is het verstandig te adviseren om niet verder te
fokken met een teef, die een nestje met aangetaste pups heeft
gehad. Ook zou een negatief fokadvies voor een serologisch
positieve teef kunnen worden gegeven. Het is echter niet be-
kend hoe groot het besmettingsrisico voor de nakomelingen
is. Een behandeling van de teef kan een congenitale infectie
van de pups niet voorkomen, omdat de bradyzoieten in de
weefselcysten niet kunnen worden uitgeschakeld (18).
Er zijn sterke aanwijzingen dat veel honden postnataal een
N. caninum infectie oplopen zonder klinische verschijnselen
te vertonen (63,64). Met name bij boerderij honden werd een
relatief hoge seroprevalentie voor
N. caninum gevonden
(64). In een tweede artikel wordt nader op de epidemiologie
van de infectie ingegaan (63).

LITERATUUR

1. Barber JS, Payne-Johnson CE, and Trees AJ. Distribution of Neospora
caninum
within the central nervous system and other tissues of six

dogs with clinical neosporosis. J Small Anim Pract 1996; 37; 568-74.

2. Barber JS, and Trees AJ. Clinical aspects of 27 cases of neosporosis in
dogs. Vet Ree 1996; 139:439-43.

3. Barber JS, Trees AJ, Owen M, and Tennant B. Isolation of Neospora
can/Mum from a dog. Vet Ree 1993; 133:531-2.

4. Bjerkas I, Mohn SF, and Presthus J. Unidentified cyst forming sporo-
zoon causing encephalomyelitis and myositis in dogs. Z Parasietenkd
1984; 70: 271-4.

5. Björkman C, Lundén A, Holmdahl J, Barber J, and Trees AJ, Uggla A.
Neospora caninum in dogs: detection of antibodies by ELISA using an
iscom antigen. Parasite Immunol 1994; 16: 643-8.

6. Braund KG, Blagbum BL, Toivio-Kinnucan M, Amling KA. and
Pidgeon GL.
Toxoplasma polymyositis/polyneuropathy-a new clinical
variant in two mature dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1988; 24; 93-7.

7. Burkhardt E, Dubey JP, Korte G, and Bauer C. Zwei erkrankungen in-
folge einer infektion mit
Neospora caninum bei hundewelpen in
Deutschland. Kleintier Praxis 1992; 37: 701-6.

8. Cochrane SM, and Dubey JP. Neosporosis in a Golden Retriever dog
from Ontario. Can Vet J 1993; 34: 232-3.

9. Cole RA, Lindsay DS, Blagbum BL. Sorjonen DC, and Dubey JP.
Vertical transmission of
Neospora caninum in dogs. J Parasitol 1995;
81:208-11.

10. Cuddon P, Lin DS, Bowman DD, Lindsay DS, Miller TK. Duncan ID,
deLahunta A, Cummings J, Suter M, Cooper B, King JM, and Dubey
JP.
Neospora caninum infection in English Springer Spaniel litter-
mates. J Vet Intern Med 1992; 6: 325-32.

11. Cummings JF, de Lahunta A, Suter MM, and Jacobson RH. Canine
protozoan polyradiculoneuritis. Acta Neuropathol 1988; 76: 46-54.

12. Dubey JP, Carpenter JL, Speer CA, Topper MJ, and Uggla A. Newly
recognized fatal protozoan disease of dogs. J Am Vet Med Assoc
1988; 192: 1269-85.

13. Dubey JP, Dorough KR, Jenkins MC, Liddell S, Speer CA, Kwok
OCH, and Shen SK. Canine neosporosis: clinical signs, diagnosis,
treatment and isolation
oiNeospora caninum in mice and cell culture.
Im J Parasitol 1998; 28: 1293-1304.

14. Dubey JP, Hattel AL, Lindsay DS and Topper MJ. Neonatal Neospora
caninum
infection in dogs. Isolation of the causative agent and experi-
mental transmission. J Am Vet Med Assoc 1988; 193: 1259-63.

15. Dubey JP, Higgins RJ, Smith JH, and O\'Toole TD. Neospora caninum
in a British dog. Vet Ree 1990; 126: 193-4.

16. Dubey JP, Koestner A, and Piper CR. Repeated transplacental trans-
mission of
Neospora caninum in dogs. J Am Vet Med Assoc 1990;
197:857-60.

17. Dubey JP, and Lindsay DS. Transplacental Neospora caninum infec-
tion in dogs. Am J Vet Res 1989; 50: 1578-9.

18. Dubey JP, and Lindsay DS. A review of Neospora caninum and neos-
porosis. Vet Parasitol 1996; 67: 1-59.

19. Dubey JP, Metzger FL, Hattel AL, Lindsay DS, and Fritz DL. Canine
cutaneous neosporosis: clinical improvement with clindamycin. Vet
Dermatol 1995;6:37-43.

20. Flagstad A, Jensen HE, Dubey JP, Bjerkas I, and Rasmussen K.
Neospora caninum in a litter of Labrador Retriever dogs in Denmark.
Acta Vet Scand 1995; 36: 387-91.

21. Fritz D, George C, Dubey JP, Trees AJ, Barber JS, Hopfner CL,
Mehaut S. Le Net JL, Longeart L.
Neospora caninum associated nodu-
lar dermatitis in a middle aged dog. Canine Pract 1997; 22: 21-4.

22. Gasser RB, Edwards G, and Cole RA. Neosporosis in a dog. Aust Vet
Practitl993;23: 190-3.

23. Greig B, Rossow KD, Collins JE, and Dubey JP. Neospora caninum
pneumonia in an adult dog. J Am Vet Med Assoc 1995;206: 1000-1.

24. Ham L van, Thoonen H, Barber JS, Trees AJ, Polis I, DeCock H,
Hoorens JK.
Neospora caninum infection in the dog: typical and atypi-
cal cases. Vlaams Diergeneeskd Tijdschr 1996; 65: 326-35.

25. Hay WH, Shell LG, Lindsay DS, and Dubey JP. Diagnosis and treat-
ment of
Neospora caninum infection in a dog. J Am Vet Med Assoc
1990; 197:87-9.

26. Hilali M, Lindberg R, Waller T, and Wallin B. Enigmatic cyst -for-
ming sporozoon in the spinal cord of a dog. Acta Vet Scand 1986; 27:
623-5.

27. Holmdahl OJM, Mattson JG, Uggla A, and Johansson KE. The phylo-
geny of
Neospora caninum and Toxoplasma gondii based on riboso-
mal RNA sequences. FEMS Microbiol Lett 1994; 119: 187-92.

28. Hoskins JD, Bunge MM, Dubey JP, and Duncan DE. Disseminated in-
fection with
Neospora caninum in a ten-year-old dog. Cornell Vet
1991;81:329-34.

29. Jackson W, de Lahunta A, Adaska J. Cooper B, and Dubey JP.
Neospora caninum in an adult dog with progressive cerebellar signs.
Progr Vet Neurol 1995;6:124-7.

-ocr page 279-

30. Jacobson LS, and Jardine JE. Neospora caninum infection in three
Labrador Uttermates. J South Afr Vet Assoc 1993; 64; 47-51.

31. Jardine JE, and Dubey JP. Canine neosporosis in South Africa. Vet
Parasitol 1992;44:291-4.

32. Knowler C, and Skerritt G. How do 1 treat? Canine neosporosis and
toxoplasmosis. Prog Vet Neurol 1994; 5: 167-9.

33. Knowler C, and Wheeler SJ. Neospora caninum infection in three
dogs. J Small Anim Pract 1995; 36: 172-7.

34. Lindsay DS, Butler JM, Rippey NS, and Blagbum BL. Demonstration
of synergistic effects of sulfonamides and dihydrofolate reductase/thy-
midylate synthase inhibitors against
Neospora caninum tachyzoites in
cultured cells, and characterization of mutants resistant to pyrimetha-
mine. Am J Vet Res 1996; 57: 68-72.

35. Lindsay DS, and Dubey JP. Immunohistochemical diagnosis of
Neospora caninum in tissue sections. Am J Vet Res 1989; 50, 1981-3.

36. Lindsay DS, Rippey NS, Cole RA, Parsons LC, Dubey JP, Tidwell
RR, and Blagbum BL. Examination of the activities of 43 chemothera-
peutic agents against
Neospora caninum tachyzoites in cultured cells.
Am J Vet Res 1994;55:976-81.

37. Little PB. Central nervous system rendezvous: canine progressive pa-
resis posterior. Can Vet J 1996; 37: 55-6.

38. Mayhew IG, Smith KC, Dubey JP. Gatward K, and McGlennon NJ.
Treatment of encephalomyelitis due to
Neospora caninum in a litter of
puppies. J Small Anim Pract 1991; 32: 609-12.

39. McAllister MM, Dubey JP, Lindsay DS, Jolley WR, Wills RA, and
McGuire AM. Dogs are definitive hosts of
Neospora caninum. Int J
Parasitol 1998; 28; 1473-8.

40. Morales JA, Dubey JP, Rodriguez F, Esquivel RL, and Fritz D.
Neosporosis and toxoplasmosis-associated paralysis in dogs in Costa
Rica. Appl Parasitol 1995; 36: 179-84.

41. Munday BL, Dubey JP, and Mason RW. Neospora caninum in dogs.
AustVetJ 1990; 67: 76.

42. Odin M, and Dubey JP. Sudden death associated with Neospora cani-
num
myocarditis in a dog. J Am Vet Med Assoc 1993; 203: 831 -3.

43. Pasquali P, Mandara MT, Adamo F, Ricci G, Polidori GA, Dubey JP.
Neosporosis in a dog in Italy. Vet Parasitol 1998; 77: 297-9.

44. Patitucci AN, Alley MR, Jones BR, and Charleston WAG. Protozoal
encephalomyelitis of dogs involving
Neospora caninum and
Toxoplasma gondii in New Zealand. N Z Vet J 1997; 45: 231 -5.

45. Perl S, Harrus S, Satuchne (Goldvaser) C, Yakobson B, and Haines D.
Cutaneous neosporosis in a dog in Israel. Vet Parasitol 1998; 79: 257-
61.

46. Peters M, Wagner F, and Schares G. Canine neosporosis: clinical and
pathological findings and first isolation of
Neospora caninum in
Germany. Parasitol Res 2000; 86: 1-7.

47. Poli A, Mancianti F, Carii MA. Stroscio MC, and Kramer L. Neospora
caninum
infection in a Bernese cattle dog from Italy. Vet Parasitol
1998;78:79-85.

48. Poncelet L, Bjerkas I, Charlier G, Coignoul F, Losson B, and

Balligand M. Confirmation de la présence de Neospora caninum en
Belgique. Ann Méd Vét 1990; 134:501-3.

49. Poncelet L, Coignoul F, Fontaine J, and Balligand M. Infestation de
chiots par
Neospora canis en Belgique et en France? Ann Méd Vét
1990; 134: 167-71.

50. Pumerola M, Anor S, Ramis AJ, Borras D, Gorriaz J, and Dubey JP.
Neospora caninum infection in a Napolitan mastiff dog from Spain.
Vet Parasitol 1996;64:315-7.

51. Reichel MP, Thornton RN, Morgan PL, Mills RJM, Schares G.
Neosporosis in a pup. N Z Vet J 1998; 46: 106-10.

52. Rudbäck E, Mannonen J, Nikander S, and Henriksson K. Neospora
caninum-a
new parasite in Finland? Suomen Eläinlääkärilehti 1991;
97: 526-9.

53. Ruehlmann D, Podell M, Oglesbee M, and Dubey JP. Canine
Neosporosis: A case report and literature review. J Am Anim Hosp
Assoc 1995; 31: 174-83.

54. Sheahan BJ, Caffrey JF, Dubey JP, and McHenry DF. Neospora cani-
num
encephalomyelitis in seven dogs. Irish Vet J 1993; 46: 3-7.

55. Sréter T, Sebestyén P, and Dubey JP. Neosporosis in a dog in Hungary.
Parasit Hung 1992;25:5-8.

56. Thate FM, and Laanen SC. Successful treatment of neosporosis in an
adult dog. Proceedings Vooijaarsdagen Vet Quart 1998; 20: S113-S4.

57. Uggla A, Dubey JP, Funkquist B, and Segall T. Fatal Neospora cani-
nwm-infektion hos riesenschnauzer. Svensk Veterinartidning 1989;
41:271-4.

58. Uggla A, Dubey JP, Lundmark G, and Olson P. Encephalomyelitis and
myositis in a Boxer puppy due to a
Neospora-Mkt infection. Vet
Parasitol 1989;32:255-60.

59. Umemura T, Shiraki K, Morita T, Shimada A, Haratani M, Kobayashi
M, and Yamagata S. Neosporosis in a dog: The first case report in
Japan. J Vet Med Sei 1992; 54: 157-9.

60. Weissenböck H, Dubey JP, Suchy A. Sturm E. Neosporose als
Ursache von Encephalomalzie und Myocarditis bei Hundewelpen.
Wien Tierärztl Mschr 1997; 84: 233-7.

61. Wolf M, Cachin M, Vandevelde M, Tipold A, and Dubey JP. Zur klini-
schen Diagnostik des protozoären Myositissyndroms
(Neospora cani-
num)
des Welpen. Tierärztl Prax 1991; 19: 302-6.

62. Wouda W. Diagnosis and epidemiology of bovine neosporosis, a re-
view. Vet Quart 2000; 22: 71 -4.

63. Wouda W, Dijkstra Th, Kramer AMH, en Bartels CJM. De rol van de
hond in de epidemiologie van neosporose bij het rund. Tijdschr
Diergeneeskd 2000; 125:614-8.

64. Wouda W, Dijkstra Th, Kramer AMH, Maanen C van, and Brinkhof
JMA. Seroepidemiological evidence for a relationship between
Neospora caninum infections in dogs and cattle. Int J Parasitol 1999;
29:1677-82.

65. Wouda W, Jong JK de. Knapen F van, and Walvoort HC. Neospora
caninum
als oorzaak van verlammingsverschijnselen bij jonge hon-
den. Tijdschr Diergeneeskd 1993; 118: 397-401.

Risicofactoren en preventie van besmetting met Escherichia col! oisyrHy en andere
verotoxine vormende E. coli\'s van runderen in boerderij en transportfase

Studentenreferaten

L. Heres; SR 965/99:42 pp.

Verotoxine vormende E. co//-bacteriën staan de laatste jaren
sterk in de belangstelling, nu gebleken is dat bepaalde aan-
doeningen bij de mens aan deze micro-organismen moeten
worden toegeschreven zoals bloedige diarree, haemorragi-
sche colitis en het haemolytische uraemische syndroom
(HUS).

Jonge en oude mensen met een verminderde lichamelijke
conditie vormen de kwetsbare groepen evenals bewoners
van boerderijen. Het blijkt dat er een relatie bestaat tussen
genoemde ziektebeelden en producten van dierlijke oor-
sprong waaronder ook melk en mest. Vooral runderen zijn
een besmettingsbron.

De kiem die het meest frequent wordt geïsoleerd is 0157:H7.
Pathogene betekenis voor dieren is niet aangetoond.
Ingegaan wordt op de frequentie van voorkomen en op de
besmettingsroutes.

In de buitenlandse literatuur zijn omvangrijke uitbraken be-
schreven, maar ook in ons land is deze bacteriële intoxicatie
geen zeldzaamheid.

Ingegaan wordt op het treffen van mogelijk preventieve
maatregelen. De resultaten lijken echter discutabel.
Het meeste nut mag worden verwacht van een goede alge-
mene en keukenhygiëne.

-ocr page 280-

SAMENVATTING

Neospora caninum is een intracellulaire protozo die in
1988 bij de hond is ontdekt. Later is gebleken dat deze
parasiet bij veel diersoorten voorkomt en een belangrijke
oorzaak is van abortus bij het rund. Een infectie
N. cani-
num
met kan zich lange tijd handhaven in een rundvee-
beslag via transplacentale overdracht van koe op kalf.
Recentelijk is echter aangetoond dat de hond als eind-
gastheer van
N. caninum kan optreden en dus een infec-
tiebron voor andere diersoorten kan vormen via uitschei-
ding van oöcysten. Ook uit epidemiologisch onderzoek
komen steeds meer aanwijzingen dat de hond een rol
speelt bij de uitbreiding van de infectie in rundvee. Er
wordt een overzicht gegeven van de recente ontwikkelin-
gen op dit terrein.

SUMMARY

The role of the dog in the epidemiology of Neosporosis in
cattle

Neospora caninum is an intracellular protozoan parasite that was disco-
vered in a dog in 1988. Since then.
N. caninum has been demonstrated in a
variety of animal species and it has been recognized as an important cause
of abortion in cattle. An infection with
N. caninum can he maintained in cat-
tle herds for several generations by tran.fplacental transmission from cow to
calf. Recently.it was demonstrated that dogs can act as definitive hosts of
N.
caninum
and therefore may be a source of infection for other species by
shedding oocysts. Further evidence of a role of the dog in spreading the in-
fection to cattle has been derivedfrom epidemiological studies. The present
state of knowledge is reviewed in this paper.

INLEIDING

In 1988 is Neospora caninum als een nieuwe protozo bij de
hond beschreven (13). Slechts een klein percentage van de
honden die besmet zijn met
N. caninum vertoont klinische
verschijnselen, vooral in de vorm van verlammingen (20).
Later is ontdekt dat
N. caninum bij allerlei diersoorten voor-
komt zonder klinische problemen te veroorzaken (15). Al-
leen bij het rund is
N. caninum een belangrijke oorzaak van
verwerpen (15, 44). Sinds de eerste beschrijving van
Neo-
i^ora-abortus bij het rund in 1989 (38) is de kennis over deze
ziekte enorm toegenomen, maar er zijn nog veel onduidelijk-
heden met betrekking tot de epidemiologie van de infectie
(15, 44). Recentelijk werd ontdekt dat de hond ook als eind-
gastheer van
N. caninum op kan treden (22, 27) en een risi-
cofactor vormt voor A/^eoi^oora-abortusproblemen bij het
rund (5, 31). Sindsdien staat de hond weer volop in de be-
langstelling. Recente onderzoeksgegevens worden in dit ar-
tikel op een rijtje gezet en besproken.

^ Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 361. 9200 AJ Drachten.
2 Praktiserend dierenarts, de Praam 104, 4002 GH Tiei

^ Correspondentie: Dr. W. Wouda, Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 361,
9200 AJ Drachten, e-mail: w.wouda@gdvdieren.nl

DE HOND ALS EINDGASTHEER

N. caninum is nauw verwant aan Toxoplasma gondii (19).
Daarom werd van meet af aan een vergelijkbare levenscy-
clus als bij
T. gondii vermoed: een ongeslachtelijke verme-
nigvuldiging in tussengastheren en een geslachtelijke ont-
wikkeling in een carnivore eindgastheer, die vervolgens
infectieuze oöcysten uitscheidt. In de eerste tien jaren na de
ontdekking van
N. caninum werden bij allerlei diersoorten,
inclusief de hond, alleen ongeslachtelijke stadia van de para-
siet gevonden: actief delende tachyzoieten en rustende, in
weefselcysten gelegen, bradyzoieten. Pas in 1998 werd ex-
perimenteel bewezen dat de hond oöcysten van
N. caninum
kan uitscheiden en dus als eindgastheer kan optreden (27).
Bij dit experiment werden pups per os geïnfecteerd met her-
senen van besmette muizen waarin
N. caninum weefselcys-
ten waren aangetoond. Eerdere infectieproeven bij honden,
waarbij parenteraal tachyzoieten werden toegediend, leidden
niet tot uitscheiding van oöcysten (15). Het experiment werd
later herhaald bij twee pups (22) en een volwassen teef (12)
met vergelijkbare resultaten. In Tabel 1 zijn de resultaten van
deze experimenten samengevat.

Uitscheiding
van oöcysten

Periode van
uitscheiding

Seroconver-

oipb

14
14

volwassen

Tabel 1. Resultaten van experimentele infectie van 7 honden met weefselcysten van
Neospora caninum.

Hond" Leeftijd
(weiten)

D8-D27

D13-D20

D13-D23

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125.\' 614-8

De rol van de hond in de epidemiologie van neosporose
bij het rund

W. Wouda^\'i, Th. Dijkstra\\ A.M.H. Kramer^en C.J.M. Bartels\'

D5-DI0,D17
D6, D9
D7-D10

a Honden 1-4 (Ref 27), Honden 5,6 (Ref 22), Hond7(Ref 12).
b Gemeten met behulp van een [FAT met
N. caninum tachyzoiten als antigeen.

Het aantal oöcysten dat de hondjes uitscheidden was laag in
vergelijking met het aantal
Toxoplasma-oöcyslen dat wordt
uitgescheiden door katten. Ook was de periode van uitschei-
ding slechts kort (Tabel 1). Het totale aantal uitgescheiden
oöcysten bij Hond 5 werd geschat op 4,5 miljoen (22). Deze
hond was voorbehandeld met corticosteroïden in tegenstel-
ling tot Hond 6, die veel minder oöcysten uitscheidde. Het is
verder opvallend dat twee honden (Hond 2 en Hond 6), die
wel oöcysten uitscheidden, geen meetbare seroconversie
vertoonden. Hond 4 scheidde geen oöcysten uit maar sero-
converteerde wel. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn
dat met de gebruikte immunofluorescentie test alleen anti-
stoffen worden aangetoond tegen tachyzoieten. Seroconver-
sie zou dan slechts wijzen op een doorgemaakte systemische

-ocr page 281-

infectie met ongeslachtelijke stadia van de parasiet en niet op
een intestinale infectie met geslachtelijke stadia.
Met door honden uitgescheiden oöcysten konden muizen
(27) en recentelijk ook kalveren (12) per os worden besmet.
Daarmee is de totale levenscyclus van de parasiet experi-
menteel in kaart gebracht.

SEROPREVALENTIE VAN NEOSPORA CANINUM BIJ
DE HOND

In verschillende landen zijn serologische studies gedaan naar
het voorkomen van neosporose bij honden die aangeboden
werden op veterinaire klinieken (2, 3, 6, 8, 9, 21, 23, 34, 35,
41, 46). Tabel 2 geeft een overzicht van de gevonden sero-
prevalenties in diverse landen. De seroprevalenties lopen
uiteen van 0,5% in Zweden tot 29% in Italië. Opgemerkt
dient te worden dat men voorzichtig moet zijn met het verge-
lijken van deze gegevens omdat de selectiecriteria en de ge-
bmikte technieken per onderzoek verschillen. In twee publi-
caties wordt een toename van de seroprevalentie met de
leeftijd gemeld (3, 46). Dit wijst er op dat de meeste honden
postnataal een besmetting met
N. caninum oplopen. Daar-
naast kunnen honden ook congenitaal geïnfecteerd worden,
maar deze infectieweg lijkt bij de hond geen grote rol te spe-
len (4).

Tabel 2. Prevalentie van antistoffen tegen Neospora caninum bij hondenpopula-
ties in diverse landen.

Land

Referentie

Aantal onder-

Prevalentie (%)

zochte honden

Kansas (VS)

23

229

2

Verenigd Koninkrijk

41

163

16

Verenigd Koninkrijk

21

104

6

Zweden

6

398

0.5

Denemarken

34

98

15

Italië

9

194

29

België

3

300

11

Urugay

2

414

20

Tanzania

2

49

22

Japan

35

198

7

Nederland

36

344

5,5

Noord-Amerika

8

1077

7

wijzen er op dat het patroon van abortusuitbraken door A^. ca-
ninum
(de zogenaamde epidemische curve) past bij een punt-
broninfectie (28,43). Ook is herhaaldelijk vastgesteld dat op
bedrijven met een A^eospora-abortusuitbraak er weinig over-
eenkomst was tussen de serologische status van moeders en
dochters en dat er grote verschillen in seroprevalentie waren
tussen leeftijdsgroepen (17,40,43).

VERBANDTUSSEN NEOSPOROSE BIJ HONDEN EN
RUNDEREN

In Canada en in Nederland is onderzoek gedaan naar de risi-
cofactoren voor A\'eo5/>ora-abortus bij het mnd door middel
van case control studies (5, 31). Allerlei managementfacto-
ren en diercontacten werden als potentiële risicofactoren
geïnventariseerd en door middel van logistische regressie
geanalyseerd. Het Canadese onderzoek omvatte 24 casebe-
drijven met een bewezen Afeo57?ora-abortushistorie en 22
controlebedrijven zonder duidelijke verdenking in die rich-
ting. Het Nederlandse onderzoek was groter van opzet (47
casebedrijven en 94 controlebedrijven) en richtte zich op
bedrijven die een /Veoipora-abortusstorm hadden gehad.
Tenminste 12,5% van de drachtige dieren op de Nederland-
se casebedrijven had binnen een tijdsbestek van twee maan-
den geaborteerd, terwijl op de controlebedrijven zich in de
twee jaar voorafgaande aan het onderzoek geen abortus-
storm had voorgedaan. In beide studies was de seropreva-
lentie van
N. caninum op de case bedrijven significant hoger
dan op de controlebedrijven. Zowel in het Canadese als in
het Nederlandse onderzoek kwam de aanwezigheid van
hond(en) op het bedrijf als een duidelijke risicofactor uit de
bus. Op de casebedrijven waren significant vaker en meer
honden aanwezig dan op de controlebedrijven. Ook was de
aanwezigheid van honden positief geassocieerd met de
seroprevalentie van
N. caninum bij de koeien. Op zeven Ca-
nadese bedrijven met een relatief hoge seroprevalentie was
gedurende de laatste driejaar tenminste één keer een nestje
jonge honden geboren. Bij epidemiologisch onderzoek in
Frankrijk en Spanje werd ook een positieve associatie ge-
vonden tussen de seropositiviteit voor
N. caninum bij de
koeien en de aanwezigheid van honden (30) of het aantal
aanwezige honden (26). Recentelijk werd in Nederland on-
derzoek gedaan naar de aanwezigheid van antistoffen tegen
N. caninum bij boerderijhonden in relatie tot de seropreva-
lentie bij het rundvee (46). Dit onderzoek werd uitgevoerd

NEOSPOROSE BIJ HET RUND: CONGENITALE VERSUS
POSTNATALE INFECTIE

Onderzoekingen in diverse delen van de wereld hebben aan-
getoond dat bij het mnd de transplacentale infectie van koe
op kalf een zeer belangrijke infectieroute is. Door deze con-
genitale overdracht kan een
N. caninum infectie zich vele ge-
neraties lang in een rundveebeslag handhaven (1, 10, 11,32,
33, 36, 37, 39, 47). Meer dan 80% van de kalveren geboren
uit seropositieve koeien blijkt congenitaal geïnfecteerd te
zijn met de parasiet. Aangenomen wordt dat de infectie le-
venslang aanwezig blijft. Op hun beurt dragen congenitaal
geïnfecteerde dieren de infectie weer over aan het merendeel
van hun nakomelingen (1,47).

Omdat de congenitale overdracht echter minder is dan 100%
zou de infectie op de langen duur uit de populatie verdwijnen
als er niet een postnatale besmettingsmogelijkheid zou zijn
(18). Naast deze theoretische grond zijn er ook steeds meer
aanwijzingen uit het veld dat runderen zich postnataal kun-
nen infecteren met
N. caninum. Verschillende onderzoekers

Tabel 3. Verdeling van bedrijven met Neospora caninum seropositieve honden,
seronegatieve honden of geen hond in relatie tot de seroprevalentie van het rund-
vee.

Cate-

Seropreva-

Aantal

Bedrijven met

Bedrijven

Bedrijven

gorie

lentie van

bedrijven één of twee

met alleen

zonder

het rundvee

seropositieve

seronega-

hond

honden

tieve honden

1

0-6%

32>)

0

21

11

2

6-25%

32

7

21

4

3

25-50%

33

102)

20

3

4

>50%

30

133)

17

0

Totaal

127

30

49

18

1)waarvan 19 bedrijven met een seroprevalentie van nul.

2)waarvan één bedrijf mei twee seropositieve honden.

3)waarvan vijf bedrijven met twee seropositieve honden.

-ocr page 282-

op bedrijven die liadden deelgenomen aan de eerder ge-
noemde case control studie (5). Het bleek dat 36 van de 152
(23,6%) onderzochte boerderij honden antistoffen hadden
tegen
N. caninum. Dat was significant meer dan bij een con-
trolegroep van 344 burgerhonden waarvan er slechts 19
(5,5%) seropositief waren. Eenzelfde tendens kwam ook
naar voren uit een onderzoek in Japan (35). De 127 deelne-
mende Nederlandse melkveebedrijven werden verdeeld in
vier categorieën met oplopende seroprevalenties bij het
rundvee (Tabel 3).

Seropositieve boerderij honden kwamen significant vaker
voor op bedrijven met een hoge seroprevalentie bij de
koeien. Van de zes bedrijven met twee seropositieve honden
vielen er vijf in de hoogste seroprevalentie categorie.
Bedrijven met alleen seronegatieve honden waren gelijkelijk
verdeeld over alle categorieën. Van de bedrijven zonder
hond vielen 15 van de 18 (83%) in de laagste twee catego-
rieën. Deze bevindingen wijzen er op dat er een verband be-
staat tussen de infectie met
N. caninum bij de hond en bij het
rundvee. Het lijkt er op dat de infectie van de ene species op
de andere kan overgaan: van rund naar hond en van hond
naar rund.

Aanwijzingen voorde overdracht van neospora caninum van
het rund naar de hond

Het feit dat boerderijhonden een hogere seroprevalentie heb-
ben dan burgerhonden wijst er op dat honden op de boerderij
meer risico lopen zich te infecteren. De natuurlijke infectie-
bron van de hond is niet bekend. Experimenteel is het alleen
gelukt een intestinale besmetting van de hond tot stand te bren-
gen door het voeren van weefselcysten bevattende muizenher-
senen (29). Verondersteld wordt dat met name de weefselcys-
ten van belang zijn voor de infectie van de eindgastheer omdat
deze de maagzuurbarrière kunnen passeren, waarna in de
darm de bradyzoieten vrijkomen (15). Dat echter ook tachy-
zoieten infectieus kunnen zijn blijkt uit een Zweeds onder-
zoek, waarbij jonge kalveren per os konden worden geïnfec-
teerd met
N. ca«/nwm-tachyzoieten, die waren toegevoegd aan
melk (42). Verworpen kalbes vormen een potentiële infectie-
bron voor de hond omdat ze tachyzoieten en weefselcysten
van
N. caninum kunnen bevatten. Het is echter de vraag of
honden wel zo vaak verworpen vruchten eten. Tevens is het
twijfelachtig of de parasieten in doorgaans autolytische ver-
worpen vruchten wel infectieus zijn omdat isolatie van de pa-
rasiet uit verworpen vruchten zeer moeilijk is. Wel is het bij
herhaling gelukt
N. caninum te isoleren uit hersenen en rugge-
merg van doodgeboren kalveren en pasgeboren kalveren met
verlammingsverschijnselen (15). Een hoge prevalentie van
N.
can/wMOT-antistoffen bij Engelse jachthonden, die gevoerd
werden met doodgeboren en gestorven kalveren, wijst er op
dat deze een mogelijke infectiebron voor honden vormen (A.J.
Trees, Liverpool, persoonlijke mededeling). Een andere mo-
gelijke bron van besmetting vormen nageboorten en vrucht-
water van geïnfecteerde koeien. In nageboorten van aborte-
rende koeien zijn
N. canwMw-tachyzoieten aangetoond. Ook
is het gelukt de parasiet te isoleren uit nageboorten van experi-
menteel geïnfecteerde geiten (25).

Honden zouden zich echter ook kunnen besmetten door het
eten van andere potentiële tussengastheren zoals kleine
zoogdieren en vogels. Uit de Nederlandse case control studie
bleek de aanwezigheid van gevogelte (kippen, eenden, etce-
tera) op de boerderij een risicofactor te zijn (5). Amerikaans
experimenteel onderzoek heeft aangetoond dat duiven tus-
sengastheer van
N. caninum kunnen zijn (29). Over natuur-
lijke infecties bij kleine zoogdieren en vogels is echter nog
niets bekend.

Aanwijzingen voorde overdracht van Neospora caninum
van de hond naar het rund

Dat de hond via het uitscheiden van oöcysten een besmet-
tingsbron vormt voor het rund wordt steeds duidelijker. In de
eerste plaats is het experimenteel gelukt kalveren met van
honden afkomstige oöcysten te besmetten (12). Verdere aan-
wijzingen komen uit recent onderzoek in Nederland.
Dijkstra
et al. (17) vonden op tien bedrijven met een Neo-
ipora-abortusuitbraak sterke aanwijzingen voor een postna-
tale infectie binnen een beperkte leeftijdsgroep. Het betrof
steeds dieren waarvan de moeders seronegatief waren. Er
was echter tevens sprake van congenitale overdracht van de
infectie in bepaalde familielijnen op deze bedrijven. Dit be-
vestigde een eerder onderzoek (45), waaruit was gebleken,
dat de infectie al vóór de abortusuitbraak aanwezig was. Op
negen van de tien onderzochte bedrijven was binnen een pe-
riode van anderhalfjaar vóór de abortusuitbraak een nieuwe
hond op het bedrijf gekomen. Het betrof zes keer een jonge
hond en drie keer een volwassen hond. Op het tiende bedrijf
was vier maanden vóór de abortusuitbraak een nestje pups
geboren (16). Deze waarnemingen hebben geleid tot de hy-
pothese dat door introductie van een hond op een met
N. ca-
ninum
besmet rundveebedrijf er een uitbreiding van de infec-
tie bij het rundvee op kan treden. Men zou zich de gang van
zaken als volgt voor kunnen stellen. Een hond die niet eerder
met
N. caninum in aanraking is geweest raakt via een be-
smette koe voor het eerst geïnfecteerd. Deze primaire infec-
tie leidt vervolgens tot een geslachtelijke vermeerdering van
de parasiet in de darm van de hond en tot uitscheiding van
oöcysten met de faeces. Vervolgens kunnen koeien en kalve-
ren zich besmetten via opname van met hondenfaeces ver-
ontreinigd voer. Een dergelijke puntbroninfectie kan bij de
drachtige dieren tot een abortusuitbraak leiden. Niet geheel
uit te sluiten is dat een afname van immuniteit bij een geïn-
fecteerde hond later opnieuw tot een uitscheiding van oöcys-
ten kan leiden. Deze mogelijkheid is bij katten met toxoplas-
mose een enkele keer beschreven, maar lijkt geen grote rol te
spelen.

DE MOGELIJKE ROLVAN WILDE HONDACHTIGEN
In de Verenigde Staten is een hoge seroprevalentie van
N.
caninum
gevonden bij herten in natuurreservaten (14). Dit
zou er op kunnen wijzen dat ook in het wild levende hond-
achtigen eindgastheer van
N. caninum kunnen zijn. Bij Eu-
ropese vossen (7) en bij Amerikaanse coyotes (24) zijn anti-
stoffen tegen
N. caninum aangetoond, maar alleen
experimenteel onderzoek kan uitwijzen of deze wilde hond-
achtigen ook als eindgastheer kunnen optreden. Momenteel
worden in de Verenigde Staten infectieproeven bij vossen
uitgevoerd, maar er zijn nog geen resultaten van bekend (J.P.
Dubey, Beltsville, persoonlijke mededeling).

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Hoewel de kennis over de epidemiologie van neosporose de
laatste jaren aanzienlijk is toegenomen, zijn er nog veel hia-
ten. Het is dan ook niet altijd mogelijk een pasklaar antwoord
te geven op allerlei praktische vragen. Wel zijn er sterke aan-
wijzingen dat de boerderijhond een rol speelt in de epide-
miologie van neosporose bij het rund. Het lijkt er op dat niet
alleen jonge honden maar ook oudere honden die voor het

-ocr page 283-

eerst in contact komen met de infectie, een bron van besmet-
ting voor runderen kunnen vormen via liet uitsclieiden van
oöcysten met de faeces. Hoe de infectie van de liond tot stand
komt is niet bekend. Nageboorten en vmchtwater van sero-
positieve koeien, lijken de meest reële infectiebronnen voor
de hond.

Bloedonderzoek van honden op de aanwezigheid van anti-
stoffen tegen
N. caninum is vooral van belang voor het ver-
krijgen van meer inzicht in de epidemiologie van de infectie.
Bij de huidige stand van de kennis kunnen bloeduitslagen
van individuele honden eigenlijk niet worden gebruikt om
maatregelen te treffen in verband met een bedrijfsprobleem
bij de koeien. De aanwezigheid van antistoffen wijst op een
doorgemaakte infectie, die mogelijk gepaard is gegaan met
uitscheiding van oöcysten. Aangenomen wordt dat seroposi-
tieve honden bij herinfectie niet opnieuw gaan uitscheiden,
maar zekerheid is hierover niet. De celgebonden immuniteit
is in dit verband waarschijnlijk van veel grotere betekenis
dan de humorale antistoffen. De afwezigheid van antistoffen
sluit niet uit dat er een intestinale infectie en uitscheiding van
oöcysten heeft plaatsgevonden.

Faecesonderzoek van honden op aanwezigheid van N. cani-
num
oöcysten lijkt weinig zinvol, gezien de korte uitschei-
dingsduur. Op het moment dat er koeien verwerpen als ge-
volg van een infectie met oöcysten, is de hond waarschijnlijk
al geen uitscheider meer.

Bij de huidige stand van de kennis kunnen de volgende maat-
regelen worden aanbevolen. Indien de rundveestapel vrij is
van neosporose dient men er voor te zorgen dat er geen be-
smette dieren worden aangekocht. Dit kan worden gecontro-
leerd via bloedonderzoek, waarbij opgemerkt dient te wor-
den dat als gevolg van titerfluctuatie vals-negatieve
uitslagen kunnen voorkomen. Indien de veestapel niet vrij is
dan is het aan te bevelen om het besmettingsniveau temg te
dringen door van koeien uit seropositieve families geen na-
komelingen aan te houden. Van waardevolle seropositieve
fokdieren kan men niet-geïnfecteerde nakomelingen verkrij-
gen door gebruik te maken van embryotransplantatie naar
seronegatieve draagmoeders.

Om uitbreiding van een Neospora-mf^cUs in een besmette
rundveestapel tegen te gaan moet men:

1. geen nieuwe hond(en) introduceren, inclusief puppies van
eigen fok

2. voorkomen dat het voer van het rundvee verontreinigd
wordt met hondenfaeces

3. voorkomen dat honden zich besmetten door het eten van
infectieus materiaal van de koeien (nageboorte, vmcht-
water, verworpen vruchten).

LITERATUUR

1. Anderson ML, Reynolds JP, Rowe JD, Sverlow KW, Packham AE,
Barr BC, and Conrad PA. Evidence of vertical transmission of
Neospora sp. infection in dairy cattle. J Am Vet Med Assoc 1997;
,210:1169-72.

2. Barber JS, Gasser RB, Ellis J, Reichel MP, McMillan D, and Trees AJ.
Prevalence of antibodies to
Neospora caninum in different canid popu-
lations. J Parasitol 1997; 83:1056-8.

3. Barber JS, Ham L van. Polis I, and Trees AJ. Seroprevalence of antibo-
dies to
Neospora caninum infection in Belgian dogs. JSmall Anim
Pract 1997;38:1578-9.

4. Barber JS, and Trees AJ. Naturally occurring vertical transmission of
Neospora caninum in dogs. Int J Parasitol 1998; 28: 57-64.

5. Bartels CJM, Wouda W, and Schukken YH. Risk factors (oxNeospora
ca«i«um-associated abortion storms in dairy herds in The Netherlands
(1995 to 1997). Theriogenology 1999; 52: 247-57.

6. Björkman C, Lundén A, and Uggla A. Prevalence of antibodies to
Neospora caninum and Toxoplasma gondii in Swedish dogs.Acta Vet
Scand 1994;35:445-7.

7. Buxton D, Maley SW, Pastoret PP, Brochier B, and Innes EA.
Examination of red foxes
(Vulpes vulpes) from Belgium for antibody
to
Neospora caninum and Toxoplasma gondii. Vet Ree 1997; 141:
308-9.

8. Cheadle MA, Lindsay DS, and Blagbum BL. Prevalence of antibodies
to
Neospora caninum in dogs. Vet Parasitol 1999; 85:325-30.

9. Cringoli G, Capuano F, Veneziano V, Romano L, Solimene R, Barber
JS, and Trees AJ. Prevalence of antibodies against
Neospora caninum
in dog sera. Parasitologica 1996; 38: 282.

10. Davison HC, French NP, and Trees AJ. Herd-specific and age-specific
seroprevalence of
Neo.ipora caninum in 14 British dairy herds. Vet
Ree 1999; 144:547-50.

11. Davison HC, Otter A, and Trees AJ. Estimation of vertical and hori-
zontal transmission parameters of
Neospora caninum infection in dai-
ry cattle. Int J Parasitol 1999; 29:1683-9.

12. De Marez T, Liddell S, Dubey JP, Jenkins MC, and Gasban-e L. Oral in-
fection of calves with
Neospora caninum oocysts from dogs: humoral
and cellular immune responses. Int J Parasitol 1999; 29:1647-57.

13. Dubey JP, Carpenter JL, Speer CA, Topper MJ, and Uggla A. Newly
recognized fatal protozoan disease of dogs. J Am Vet Med Assoc
1988; 192:1269-85.

14. Dubey JP, Hollis K, Romand S, Thulliez P, Kwok OCH, Hungerford
L, Anchor C, and Etter D. High prevalence of
Neospora caninum anti-
bodies to in white-tailed deer
(Odocoilos virginianus). Int J Parasitol
1999; 29:1709-11.

15. Dubey JP, and Lindsay DS. A review of Neospora caninum and neos-
porosis. Vet Parasitol 1996; 67: 1-59.

16. Dijkstra Th. Bartels CJM, and Wouda W. Purchase or birth of farm
dogs in relation to
Neospora can/num-associated abortion storms in
cattle. Proceedings EU COST 820 Annual Workshop, Dublin, Ireland,
2000; p. 24-5.

17. Dijkstra Th, Winkel A, and Wouda W. Seroepidemiological and gene-
alogical studies in
Neospora can/nwm-infected dairy cattle herds.
Proceedings EU COST 820 Annual Workshop, Interiaken,
Switzeriand, 1999; p 24.

18. French NP, Clancy D, Davison HC, and Trees AJ. Mathematical mo-
dels of
Neospora caninum infection in dairy cattle: transmission and
options for control. Int J Parasitol 1999; 29: 1691-1704.

19. Holmdahl OJM, Mattson JG, Uggla A, and Johansson KE. The phylo-
geny of
Neospora caninum and Toxoplasma gondii based on riboso-
mal RNA sequences. FEMS Microbiol Lett 1994; 119: 187-92.

20. Kramer AMH, Wouda W, en Kooistra HS. Klinische neosporose bij de
hond; een literatuur onderzoek. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:609-
13.

21. Lathe CL. Neospora caninum in British dogs. Vet Ree 1994; 134: 532.

22. Lindsay DS, Dubey JP, and Duncan RB. Confirmation that the dog is a
definitive host for
Neospora caninum. Vet Parasitol 1999; 82: 327-33.

23. Lindsay DS, Dubey JP. Upton SJ, and Ridley RK. Serological preva-
lence of
Neospora caninum and Toxoplasma gondii in dogs from
Kansas. J Helminthol Soc Wash 1990; 57: 86-8.

24. Lindsay DS, Kelly EJ, McKown R, Stein FJ, Plozer J, Herman J,
Blagbum BL, and Dubey JP. Prevalence of
Neospora caninum and
Toxoplasma gondii antibodies in coyotes (Canis lalrans) and experi-
mental infection of coyotes with
Neospora caninum. J Parasitol 1996;
82:657-9.

25. Lindsay DS, Rippey NS, Powe TA, Sartin EA, Dubey JP, Blagbum
BL. Abortions, fetal death, and stillbirths in pregnant pygmy goats ino-
culated with tachyzoites of
Neospora caninum. Am J Vet Res 1995;
56; 1176-80.

26. Mainar-Jaime RC, Thurmond MC, Berzal-Herranz B, and Hietala SK.
Seroprevalence of
Neospora caninum and abortion in dairy cows in
northern Spain. Vet Ree 1999; 145:72-5.

27. McAllister MM, Dubey JP, Lindsay DS, Jolley WR. Wills RA, and
McGuire AM. Dogs are definitive hosts of
Neospora caninum. Int J
Parasitol 1998; 28: 1473-8.

28. McAllister MM, Huffman EM, Hietala SK, Conrad PA, Anderson
ML, and Salman MD. Evidence suggesting a point source exposure in
an outbreak of bovine abortion due to neosporosis. J Vet Diagn Invest
1996;8:355-7.

29. McGuire AM, McAllister M, Wills RA, and Tranas JD. Experimental
inoculation of domestic pigeons
(Columbia livia) and zebra finches
(Poephilia guttata) with Neospora caninum tachyzoites. Int J Parasitol
1999; 29; 1525-9.

30. Ould-Amrouche A, Klein F, Osdoit C, Mohammed HO, Touratier A,
Sanaa M, and Mialot JP. Estimation of
Neospora caninum seropreva-

-ocr page 284-

lence in dairy cattle from Normandy, France. Vet Res 1999; 30: 531-8.

31. Paré J, Fecteau G, Fortin M, and Marsolais G. Seroepidemiologic
study of
Neospora caninum in dairy herds. J Am Vet Med Assoc 1998;
213: 1595-8.

32. Paré J, Thurmond MC, and Hietala SK. Congenital Neospora caninum
infection in dairy cattle and associated calfhood mortality. Can J Vet
Res 1996; 60: 133-9.

33. Paré J, Thurmond MC, and Hietala SK. Neospora caninum antibodies
in cows during pregnancy as a predictor of congenital infection and
abortion. J Parasitol 1997; 83: 82-7.

34. Rasmussen K, and Jensen AL. Some epidemiologic features of canine
neosporosis in Denmark. Vet Parasitol 1996; 62: 345-9.

35. Sawada M, Park CH, Kondo H, Morita T, Shimada A, Yamane I, and
Umemura T. Serological survey of antibody to
Neospora caninum in
Japanese dogs. J Vet Med Sci 1998; 60: 853-4.

36. Schares G, Peters M, Wurm R, Barwald A, and Conraths FJ. The effi-
ciency of vertical transmission of
Neospora caninum in dairy cattle
analysed by serological techniques. Vet Parasitol 1998; 80: 87-98.

37. Stenlund S, Kindahl H, Magnusson U, Uggla A, and Björkman C.
Serum antibody profile and reproductive performance during two con-
secutive pregnancies of cows naturally infected with
Neospora cani-
num.
Vet Parasitol 1999; 85: 227-34.

38. Thilsted JP, and Dubey JP. Neosporosis-like abortions in a herd of
dairy cattle. J Vet Diagn Invest 1989; 1: 205-9.

39. Thunmond M, and Hietala S. Effect of congenitally acquired Neospora
caninum
infection on risk of abortion and subsequent abortions in

dairy cattle. Am J Vet Res 1997; 58: 1381-5.

40. Thurmond M, Hietala S, and Blanchard PC. Herd-based diagnosis of
Neospora caninum-\'mduceA endemic and epidemic abortion in cows
and evidence for congenital and postnatal transmission. J Vet Diagn
Invest 1997;9:44-9.

41. Trees AJ, Guy F, Tennant BJ, Balfour AH, and Dubey JP. Prevalence
of antibodies to
Neospora caninum in a population of urban dogs in
England. Vet Rec 1993: 132: 125-6.

42. Uggla A, Stenlund S. Holmdahl OJM, Jakubek E-B, Thebo P, Kindahl
H, and Björkman C. Oral
Neospora caninum inoculation of neonatal
calves. Int J Parasitol 1998; 28: 1467-72.

43. Waldner CL, Janzen ED, Henderson J, and Haines DM. Outbreak of
abortion associated with
Neospora caninum infection in a beef herd. J
Am Vet Med Assoc 1999; 215: 1485-90.

44. Wouda W. Diagnosis and epidemiology of bovine neosporosis: a re-
view. Vet Quart 2000; 22:71-4.

45. Wouda W, Bartels CJM, and Moen AR. Characteristics of Neospora
canmum-associated abortion storms in dairy herds in The Netherlands
(1995 tol997). Theriogenology 1999; 52: 233-45.

46. Wouda W, Dijkstra Th, Kramer AMH, van Maanen C, and Brinkhof
JMA. Seroepidemiological evidence for a relationship between
Neospora caninum infections in dogs and cattle. Int J Parasitol 1999;
29: 1677-82.

47. Wouda W, Moen AR, and Schukken YH. Abortion risk in progeny of
cows after a
Neospora caninum epidemic. Theriogenology 1998; 49:
1311-6.

Nematode Parasites of Vertebrates. Their development and transmission

(2ncl edition). R.C. Anderson. CABI Publishing, Wallingford
UK, New York, USA,
2000, 650 pag.
ISBN 0-85199-421-0.

Het verschijnen van een tweede drui< van een handboelc
duidt vaak op een succes van de eerste editie. Goede hand-
boeken op het gebied van de parasitologie zijn schaars.
Anderson is er in geslaagd om op een overzichtelijke wijze,
met duidelijke tekeningen en in een heldere schrijftrant de
meest recente kennis op het gebied van nematoden bij ge-
wervelde dieren te compileren. Ten opzichte van de eerste
druk valt het grotere aantal besproken soorten op, terwijl een
aantal omissies en foutjes in de eerste druk, opgemerkt door
de diverse recensenten, zijn opgevuld respectievelijk verbe-
terd.

Toch blijft de bespreking van zoveel soorten in een boek met
uiteraard een beperkt aantal pagina\'s een moeilijk punt.
Immers ieder kijkt naar zijn eigen gebiedje: de veterinair-pa-
rasitoloog, de humaan-parasitoloog en de \'wild\'-parasito-
loog.

Het mag duidelijk zijn dat wij vooral letten op de veterinair
belangrijke nematoden. Van sommige genera die voor de ve-
terinaire parasitologie van belang zijn is de bespreking sum-
mier in vergelijking met de bespreking van sommige soorten
bij de mens, wilde landfauna en vissen.
Ostertagia bijvoor-
beeld krijgt minder dan twee pagina\'s, waarvan het grootste
deel gewijd is aan
O. ostertagi. O. leptospicularis wordt
zelfs niet genoemd, evenmin als het genus
Spiculopteragia,
toch belangrijk bij hertachtigen. Een bespreking van poly-
morfisme van soorten - niet alleen bekend binnen de ge-
slachten
Ostertagia en Teladorsagia, maar ook bij Cooperia
- is niet te vinden.

Bij de soorten van het geslacht Nematodirus ontbreekt N. eu-
ropaeus.
Maar ook bij geslachten die voorkomen bij de
wilde fauna ontbreken soms \'bekende\' soorten. Bij de be-
spreking van het geslacht
Molineus wordt de ook in ons land
bekendste soort bij carnivoren,
M. patens, niet vermeld.
Bij de beschrijving van de epidemiologische patronen had de
auteur zeker aandacht kunnen schenken aan de rol van \'car-
riers\' in de epidemiologie van longwormziekte bij het rund.
Ook is de opmerking dat derde stadium D. v;v(/7a/-M.s-larven
vrij resistent zijn tegen koude, vorst en uitdroging niet juist.
Ze zijn behoorlijk gevoelig en overwinteren in ons land niet
of nauwelijks, in tegenstelling tot L-3 larven van trichostron-
gyliden zoals
O.ostertagi en C. oncophora, die veel resisten-
terzijn.

Zoals gezegd, ondanks deze tekortkomingen is dit boek de
beste compilatie van kennis op het vakgebied dat we hebben,
maar nog niet echt compleet. Het is veel gevraagd, maar de-
terminatietabellen zouden het boek voor de minder gespecia-
liseerde dierkundig nematoloog aantrekkelijker maken. Dat
geldt dan niet alleen voor determinatietabellen voor volwas-
sen wormen, maar ook voor larvale stadia.
Conclusie: een zeer nuttig boek in de boekenkast van iedere
instantie die zich op gespecialiseerde wijze met parasitaire
nematoden bij dieren bezighoudt. Dat zijn er in ons land
maar enkele. De practicus zal voor de preventie en bestrij-
ding van parasitaire infecties in dit boek geen relevante in-
formatie vinden. Voor haar/hem is deze uitgave dus niet in
eerste instantie bedoeld. Specialistische kennis kunnen zij
altijd bij Faculteit, Gezondheidsdienst, of ID-Lelystad krij-
gen.

F red H.M. Borgsteede

-ocr page 285-

Intestinale parasieten bij de hond en zoönosen

ßwgg RJ, Robertson ID, Elliott AD, and Thomson RCA. Vet J

1999; ^57- 295-301-

In dit artikel worden de resultaten van onderzoek naar intesti-
nale parasieten bij honden in Australië besproken. Dit blijkt
een veelvoorkomend probleem te zijn; bij 29 procent van de
onderzochte dieren werden één of meerdere soorten parasie-
ten aangetroffen. Dit waren voomamelijk protozoaire infec-
ties zoals
Giardia (gemiddeld 22%), Isospora spp.,
Sarcocystis spp. en Hammondia heydorni. De prevalentie van
worminfecties was laag;
Toxocara canis, een belangrijke
zoönose, werd bij minder dan twee procent van de honden
aangetroffen (vergelijkbaar met Nederlandse situatie, Ref).
Opvallend was het hoge percentage eigenaren die beweerden
de voorafgaande 12 maanden hun hond te hebben ontwormd
(82%) en dan ook nog gemiddeld drie tot vier keer per jaar!
Ook waren de meeste ondervraagde eigenaren (63%) op de
hoogte van het potentiële risico van zoönoses van hondenpa-
rasieten. Dit kwam ook naar voren uit het gedrag: zo\'n 60
procent van de eigenaren verwijderde ontlasting van hun
hond en voerde géén rauw vlees terwijl 90 procent voorkwam
dat hun hond prooidieren opat. De meeste Giardia-infecties
werden aangetroffen in dierenwinkels (37%), asiels (29%) en
bij fokkers (29%). Deze resultaten komen overeen met an-
dere onderzoeken, onder andere in de USA. De infectie geeft
bij de hond weinig tot geen klinische symptomen te zien.
Vreemd genoeg nam de kans op een Giardia-infectie evenre-
dig toe met het aantal uitgevoerde anthelmintische behande-
lingen. Een Giardia-infectie schijnt inmiddels de meest voor-
komende infectieziekte bij de mens te zijn en is de
belangrijkste oorzaak van door water overgebrachte ziekte-
uitbraken! De besmetting van de hond wordt daarom be-
schouwd als een potentieel risico voor de volksgezondheid.
Genotypering moet op korte termijn uitwijzen of dit voor de
hond en eventueel nog andere diersoorten inderdaad het geval

Zoönosen

IS.

P.A.M. Overgaauw

Zoönosen

Rattenbeetziekte na een beet van een tamme rat
Schuurman B, Griethuysen AJ van, Marcelis JH, en Nijs AM.
Ned Tijdschr Geneesk 7998; 142:2006-9.

Een vrouw wordt beschreven met koorts en maculopapuleus
en pustuleus exantheem op de onderste helft van extremitei-
ten, ellebogen, knieeën, handpalmen en voetzolen. Verder be-
stonden er gewrichtspijn en asymmetrische artritis. Het bleek
dat zij een week eerder was gebeten door een tamme huisrat.
De vinger, waarin was gebeten, was warm en gezwollen. Bij
laboratoriumonderzoek van afgenomen bloed, gewrichts-
vocht en pus uit de wondjes, werd
Streptobacillus monilifor-
mis
gevonden. Na behandeling met benzylpenicilline intrave-
neus, gevolgd door doxycycline oraal genas de patiënt
volledig. De diagnose bleek rattenbeetziekte te zijn. Dit is een

Infectieziekten

Kennelhoest bij de kat (en de mens?)

Bordetella bronchiseptica infection in cats following contact with

infected dogs. Dawson S. et al. Vet Ree 2000; 146:46-8.

Bordetella bronchiseptica is inmiddels een bekende pathogeen
bij de kat en speelt een rol bij respiratoire infecties. Bij onder-
zoek werd de bacterie uit 11 procent van de onderzochte katten
geïsoleerd en bleek vaker gevonden te worden bij katten met
luchtweginfecties in asielen.

De auteurs beschrijven een casus van twee honden (leeftijd
acht respectievelijk 15 maanden), van één eigenaar, die kennel-
hoest kregen. Ondanks behandeling met amoxicilline/clavul-
aanzuur (overigens geen eerste-keus preparaat; Ref) bleven de
dieren drie tot vier weken stevig doorhoesten. Na twee weken
begonnen verrassend genoeg ook twee aanwezige, zes en tien
zeldzame zoönose die wordt veroorzaakt door een beet van
een rat of ander klein knaagdier, zoals muizen of eekhooms.
Ook vleeseters, zoals katten, honden en fretten kunnen de aan-
doening overbrengen. Het ziektebeeld kan zelfs ontstaan na
eten van voedsel dat besmet is met uitwerpselen van besmette
knaagdieren.

Binnen tien dagen na een beet ontstaat koorts met koude rillin-
gen, hoofdpijn, braken, gewricht- eri spierpijn. Enkele dagen
later kan een niet-jeukende huiduitslag worden waargenomen,
terwijl gewrichten, met name de knie, ontstoken kunnen raken.
De ziekte verdwijnt vanzelf in de meeste gevallen, maar er zijn
ook chronische gevallen bekend.

Het is duidelijk dat met name in de veterinaire praktijk reke-
ning gehouden moet worden met dit soort infecties na bijtwon-
den van knaagdieren (Ref).

P.A.M. Overgaauw

jaar oude, Siamese katten te hoesten. Dit ging gepaard met
koorts (39,8°C). Eén kat vertoonde bovendien ook neusuit-
vloeiing en nieste. Beide dieren bleven twee weken hoesten.
Uit materiaal van alle dieren werd
B. bronchiseptica geïsoleerd
die identiek bleek te zijn (PFG-Electrolyse). Geconcludeerd
werd dat kennelhoest bij de hond overgebracht kan worden op
de kat en dat hierbij dezelfde verschijnselen optreden. Dit laat-
ste was nieuw, aangezien bij experimentele besmetting voor-
namelijk niezen en neusuitvloeiing werd gezien. Interspecies
overdracht van
B. bronchiseptica is nog niet vaak aangetoond.
Gezien het feit dat er steeds vaker wordt gerapporteerd over
B.
bronchiseptica
infecties bij de (immuungecompromiteerde)
mens, wordt gewaarschuwd voor het risico van een mogelijke
overdracht van de infectie naar eigenaren met verminderde
weerstand.

P.A.M. Overgaauw

-ocr page 286-

Enkele misverstanden over het Angorakonijn

Naar aanleidirig van onderstaande
uit de praktijk ontvangen vraagstel-
ling, vond de redactie collega J.J.M.
van Schalk uit Groesbeek bereid een
antwoord te formuleren.

Vraag:

Ik krijg op het kleine huisdierenspreek-
uur nog wel eens te maken krijgen met
een Angorakonijn. Meestal zijn dit die-
ren met een vervilte vacht en in een ver-
waarloosde conditie. De vacht is niet op
tijd geknipt en door het aanvreten van
hun eigen vacht (jeuk), hebben de dieren
vaak een haarbal in hun maag. Wat kan
ik hieraan doen en wat de eigenaar te ad-
viseren?

Antwoord:

Binnen de Angorakonijnen-vereniging
zijn diverse behandelingen bekend die
deze konijnen ondergaan, maar helaas
niet zinvol zijn. Daarom hier een paar
essentiële feiten over Angorakonijnen.
Deze konijnen worden al vier a vijf eeu-
wen gefokt voor de productie van de be-
kende Angorawol. Omdat de wolharen
luchtkamertjes bevatten (isolatie) is
Angorawol zeven keer warmer en vier
keer lichter dan schapenwol. Een
Angorakonijn is dus geen sierkonijn,
maar een productiekonijn. De betekenis
hiervan is dat het konijn iedere drie a
vier maanden geknipt of geschoren
moet worden. Doet men dit niet, dan
gaat de vacht vervilten hetgeen een
grote belasting voor het konijn is. Het
dier kan moeilijk zijn warmte kwijt, de
huid gaat onder de luchtdichte vacht
broeien, ontsteken, jeuken en het konijn
kan voeding weigeren. Een groot risico
is bovendien, dat het dier grote haarbal-
len in zijn maag krijgt door het knagen
aan zijn vacht. Bij rammen treedt dit nog
eerder op, aangezien zij een nog fijnere
haarstructuur hebben dan voedsters.
Knip of scheer die vacht er dus direct af
Het is beslist niet nodig om dit onder
narcose te doen. Voor advies of hulp kan
altijd ene beroep worden gedaan op de
Angorakonijnenvereniging (secretari-
aat: Ine Thumim, Sottegemstraat 83,
4382 ES Vlissingen).

Haarballen

Nu iets over haarballen die bij Angora-
konijnen vaak voorkomen in de maag.
Dit kan optreden als de dieren in hun
lange vacht zitten, maar ook na het knip-
pen/scheren. Het kan ook gezien wor-
den bij perioden van extreme hitte, als
de dieren mijten of vlooien hebben en
bij wonden aan de voetzolen. Kortom
alle toestanden waarbij het dier aan zijn
vacht gaat knagen. Het komt natuurlijk
ook bij andere konijnenrassen voor. De
diagnose kan gesteld worden aan de
hand van de symptomen en het klinisch
onderzoek. Het dier gaat minder eten,
wordt mager en weigert soms alle voed-
sel. Wat vooral opvalt zijn de steeds
kleiner wordende keutels die als een ket-
ting aan elkaar vastzitten (door het
haar). Wanneer de buik wordt gepal-
peerd, dan wordt in de maag een bal ge-
voeld die wel zo groot kan zijn als een
sinaasappel. Maagballen bestaan voor
een gedeelte uit haar, maar voor een
groot deel ook uit vezels uit het voedsel.

De behandeling bestaat ten eerste uit het
zo snel mogelijk kaal knippen of scheren
van het dier. Daama twee keer daags
laxacat® geven (per 3 ä 4 kg konijn 2 tot
3 cm twee tot drie keer daags) en de
maag licht masseren. Deze behandeling
gedurende een aantal dagen toepassen.
Een andere mogelijkheid is het dier (uit-
gaande van een gewicht van 3 ä 4 kg)
drie keer daags 10 ml met verse ananas-
sap te dwangvoederen, twee uur later ge-
volgd door 3-5 ml paraffine mits er nog
enige ontlasting is. Vers ananassap bevat
namelijk bromeïne, een enzym dat de
vezels in de haarbal afbreekt (niet het
haar). Eenzelfde werking zou de stof pa-
païne hebben. Bij onder andere de DA
drogist zijn tabletten verkrijgbaar die
250 mg bromeïne en 250 mg papaïne be-
vatten. Hiervan kunnen twee maal daags
vier capsules worden gegeven, twee uur
later gevolg door paraffine. Daamaast is
lichaamsbeweging goed voor het konijn.
Om de mobiliteit van het maagdarmka-
naal te verbeteren kan ook 0.5 mg/kg
metoclopramide subcutaan worden toe-
gediend, iedere vier tot acht uur.
Daamaast dient alle korrelvoer wegge-
haald te worden, hooi en groenvoer ver-
strekt te worden en erop worden toege-
zien dat het dier genoeg drinkt. Wanneer
het dier een aantal dagen wordt vervolgd
(de maag palperen) kan gemerkt worden
dat de haarbal heel snel kleiner wordt.
Verder begint het konijn weer te eten.

Opereren is in de meeste gevallen dus
niet noodzakelijk en heeft bovendien een
ongunstige prognose. Het maagdarmka-
naal van geopereerde dieren komt slecht
op gang, met als gevolg niet eten, lever-
vervetting, toxinemie en sterfte.

Als preventie worden beperkt voerkor-
rels en ad lib hooi verstrekt. Door meer
mwvoer te eten zou een betere mobili-
teit van het maagdarmkanaal worden
bereikt. Het verstrekken van ad lib voer-
korrels leidt tot veel meer haarballen
dan bij dieren met beperkte voedering.
Ook kan één keer per week 10 ml vers
ananassap met het drinkwater worden
gemengd of één tot twee keer per week
een mespuntje Isogel® door het voedsel
worden gemengd. De Isogel kan ook in
een spuitje met afgeknipte conus met
wat water in de bek worden gespoten. In
de praktijk worden soms ook één keer
per week geen korrels verstrekt, maar
alleen water en hooi. Deze methode is
echter niet aan te bevelen bij drachtige
en zeer jonge dieren. Isogel dient niet
gelijktijdig met Laxacat gegeven te wor-
den.

Samengevat: komt een Angorakonijn
op het spreekuur, knip of scheer zijn
vacht dan af Verdoven is beslist niet no-
dig. Wees altijd bedacht op het aanwe-
zig zijn van haarballen bij deze dieren.

Banden TvD

Op het secretariaat van de KNMvD zijn de ban-
den voor het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
2000 voorradig. De prijs bedraagt ƒ 30,- (inclu-
sief 17,5 % BTW en verzendkosten). Onder-
staand treft u een overzicht aan van de banden
die eveneens nog voorradig zijn, met daarbij
behorend kostenoverzicht.

Voorradig

Banden 1999,1998,1997,1995,1994,1993,
1992; ƒ 30,- (Inclusiefi7,5% BTW).

Niet meer voorradig

Banden 1996,1990 en 1989.

U kunt de banden schriftelijk, per fax of per e-
mail bestellen onder vermelding van \'Banden\'
en de jaargang. Met uw bestelling krijgt u een
nota met acceptgiro thuisgestuurd. Stuur uw
bestelling naar: KNMvD, Postbus 14031, 3508
SB Utrecht, of fax uw bestelling: 030 - 2511787.
E-mail: bestellingen@knmvd.nl.

-ocr page 287-

en verslagen

^/Cctua

De GD had de samenwerkingsover-
eenkomst per 25 juli 2000 opgeschort
omdat onderzoek had aangetoond dat
de dierenartsen niet correct hadden ge-
handeld. In een daarop door de dieren-
artsen en een aantal veehouders tegen
de GD aangespannen kort geding,
heeft de president van de rechtbank in
Zwolle de eisen van de dierenartsen af-
gewezen en uitgesproken dat de GD
niet onrechtmatig gehandeld heeft.

In de lijn van de uitspraak van de recht-
bank heeft de GD wel overleg met de
dierenartsen opgestart over een moge-
lijk herstel van de relatie. Het is voor de
GD niet de bedoeling geweest om de
dierenartsen voor een zo lang mogelijke
periode uit te sluiten; het is daarentegen
wel de bedoeling dat de GD er van op
aan kan dat verklaringen die door die-
renartsen worden afgegeven in het ka-
der van de georganiseerde gezond-
heidszorg volstrekt betrouwbaar zijn.
Aan de samenwerkingsovereenkomst
die per 1 januari 2001 weer ingaat, zijn
een aantal extra voorwaarden verbon-
den die de GD aan de dierenartsen
stelt.

Herstel samenwerkingsovereenkomst
Gezondheidsdienst met Belgische dierenartsen

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zal per 1 januari 2001 de samenwer-
king met de drie Belgische dierenartsen weer herstellen.

Partners in
rendement-
verbetering

Inmiddels zijn er 150 praktijken
die deelnemen aan het project
\'Partners in rendementverbete-
ring\'.

U kunt zich vandaag nog aan-
melden! Sluitingsdatum: 15 ok-
tober 2000.

Informatie bij Wiel van den Ekker,
telefoon: 0412 - 676060.

\\

ï

Aantal gemelde
praktijken

Augustus
100

Juni
GO

Het Diergeneeskundig Onderzoeks-
centrum (DOC) NW-Veluwe i\'s een
samenwerkingsverband van de die-
renartsenpraktijk Animal Care in
Ermelo en Harderwijk en de dierenart-
senpraktijk in Putten. Het DOC biedt
laboratoriumfaciliteiten ter ondersteu-
ning van de diergeneeskundige zorg
van de genoemde dierenartsenpraktij-
ken. In Nederland beschikken maar
weinig dierenartsenpraktijken over
een uitgebreid laboratorium. Slechts
enkele daarvan hebben een Sterlab-
certificaat. Dit certificaat wordt pas
verkregen na een intensieve toetsing
van het kwaliteitssysteem aan interna-
tionale normen door een team van des-
kundigen van de Raad van Accredi-
tatie. Vandaar dat de in het DOC
participerende praktijken trots zijn op
deze prestatie. Het is een bevestiging
dat hun streven naar kwaliteit in de
diergeneeskundige zorg werkelijk
vmchten afwerpt.

Bacteriologisch onderzoek

De werkzaamheden van het DOC be-
staan voomamelijk uit het bacteriolo-
gisch onderzoek van monsters en sec-
tiemateriaal. Zo wordt er algemeen
bacteriologisch onderzoek uitgevoerd
op melkmonsters, urine, feces, oor-
smeer, etcetera. Ook wordt er in het ka-
der van de bestrijding van Salmonella
en Campylobacter in de pluimveehou-
derij onderzoek gedaan op mest- en
materiaalmonsters. Daamaast worden
er hygiëne-onderzoeken van broede-
rijen en pluimveestallen uitgevoerd.
Het DOC is nu nog gevestigd in het
medisch centmm aan de Bachdreef in
Harderwijk. Maar nog dit jaar verhuist
het naar een groter pand in Harderwijk,
waar ook dierenartsenpraktijk Animal
Care haar nieuwe onderkomen krijgt.

Harderwijk - Diergeneeskundig Onderzoekscentrum NW-Veluwe te Harderwijk
heeft als erkenning voor haar streven naar kwaliteit het Sterlab-certificaat ver-
kregen. Dit certificaat is op woensdag 20 september 2000 in restaurant Overbosch
te Garderen ofllcieel uitgereikt door prof. dr.A. Pijpers.

Samenwerking

Op 20 september 2000 is het Sterlab-
certificaat officieel uitgereikt door prof
dr. A. Pijpers, algemeen directeur van
de Gezondheidsdienst voor Dieren en
hoogleraar Pluimveegezondheidszorg
aan de Universteit van Utrecht. Hoewel
de Gezondheidsdienst met haar labora-
torium dezelfde onderzoeken uitvoert
voor dierenartsenpraktijken in heel Ne-
derland, en dus met het DOC er een con-
current bij heeft, acht prof Pijpers het
van groot belang dat er een goede sa-
menwerking bestaat tussen de Gezond-
heidsdienst en de laboratoria van dieren-
artsenpraktijken.

Diergeneeskundig Onderzoekscentrum
NW-Veluwe krijgt Sterlab-certificaat

-ocr page 288-

De WAHVM is een afdeling van de
World Veterinary Association en telt
tien nationale verenigingen op het ge-
bied van de geschiedenis van de dier-
geneeskunde met in totaal ongeveer
1200 leden. De WAHVM streeft er-
naar het cultureel erfgoed van de dier-
geneeskunde in stand te houden en
verder uit te dragen. In dit kader wordt
onderzoek naar de historische en maat-

Dr. P.A. Koolmees voorzitter World Association
for the History of Veterinary Medicine

Dr. Peter Koolmees van de Hoofdafdeling VvDO van de Faculteit der
Diergeneeskunde is voor een periode van vier jaar gekozen tot voorzitter van
de World Association for the History of Veterinary Medicine (WAHVM).Dit
vond plaats tijdens het 31e International Congress on the History of
Veterinary Medicine, dat van 6 tot en met 10 september 2000 in Brno, Tsje-
chië werd gehouden.

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) E.N.
Noordhuizen-Stassen, J. Somers, J.
van Amerongen en M.A. Willemen
(Faculteit der Diergeneeskunde); J.
Stefanowska en C.C. Ketelaar-de
Lauwere (IMAG-DLO); T. Hepkema
en R. Hendriks (Dienst Landbouw
Voorlichting, DLV); C.L. Ruigrok en
K. Sollie (Vetimex); W.G. van den
Ekker (Groep Rund); A. Kroneman
(ICT-organisatie KNMvD); P. Kloos-
terman en J. Rietjens (IPC-Dier); A.
van Buiten (Agrarisch Telematica
Centrum, ATC); J.M. Swinkels
(Erkenning Rundveedierenarts) en D.
de Lange, J.J. Snoep, L.A. van
Wuyckhuise-Sjouke en M. Holz-
hauer, voorzitter (Gezondheidsdienst
voor Dieren).

schappelijke aspecten van de dierge-
neeskunde bevorderd, alsmede het sti-
muleren van onderwijs op dit terrein
als integraal onderdeel van de acade-
misering van de veterinaire student.

Meer informatie over onderzoek en
onderwijs in dit vakgebied is voorhan-
den op de homepage van de WAHVM:
www. library, vet. uu. nl/~wahvm.

Discussiebijeenkomst \'cow-comfort\' en
klauwgezondheid

Dr. Bob Ward, wetenschappelijk medewerker én deskundige op het gebied
van runderklauwen aan de Universiteit van Liverpool, kwam op 4 november
1999 naar Nederland om op uitnodiging van de Groep Rund een inleiding te
houden over klauwengezondheid bij runderen. Zijn specifieke deskundigheid
was voor de Gezondheidsdienst voor Dieren aanleiding om voorafgaand aan
het middagprogramma van de Groep Rund een \'ronde-tafelgesprek\' te orga-
niseren. De bijeenkomst werd aangezeten door deskundigen die vanuit ver-
schillende invalshoeken met het thema rundvee en klauwgezondheid te ma-
ken hebben.

Aan de hand van twee voordrachten en
een vijftal stellingen discussieerden de
aanwezigen over onderwerpen aan-
gaande \'cowcomfort\'. Hieronder wordt
verstaan alle uitwendige omstandighe-
den waar een koe aan onderhevig is, lei-
dend tot een optimaal welzijn en opti-
male productie.

Bob Ward, de eerste inleider van de och-
tend, heeft zich, vanuit zijn deskundig-
heid rondom klauwgezondheid in
Engeland beziggehouden met kreupel-
heid en \'cowcomfort\'. Daarnaast heeft
hij gedragsveranderingen bij kreupele
koeien bestudeerd. Hij constateerde dat:

• kreupele koeien langer in de boxen
liggen;

• normaal: gemiddeld 6,8 uur, bij kreu-
pelheid 8,3 uur ligtijd;

• kreupele dieren later of zelfs als laat-
ste in de melkstal komen.

Op de drie bedrijven waar observaties
zijn gedaan kwamen de koeien normaal

Voorzitter directie
Movir treedt terug

Maurits de Brauw, voorzitter van
de directie van Movir, is met in-
gang van 1 oktober 2000 terugge-
treden. Rogier Huffnagel, lid van
de directie, zal de voorzittersta-
ken waarnemen.

De Brauw is de afgelopen tweeëneen-
half jaar voorzitter van de directie van
Movir geweest. In deze periode is het
verzekeringsbedrijf van Movir onder-
deel gaan uitmaken van de ING
Groep en is Movir vervolgens een sa-
menwerking aangegaan met AO
Artsen-Verzekeringen en Apollonia
Levensverzekering, beide ook beho-
rend tot de ING Groep. Deze twee
verzekeringsbedrijven verhuisden be-
gin september naar het kantoor van
Movir in Nieuwegein.

De achtergrond van de beslissing
van Maurits de Brauw om terug te
treden is dat na een moeilijke pe-
riode Movir nu in een nieuwe fase
komt. De komende tijd zal Movir
zich moeten ontwikkelen tot een za-
kelijke en financiële dienstverlener
voor de vrijeberoepssector met een
breed scala van producten en dien-
sten. Volgens De Brauw zal Movir
in de snel veranderende markt haar
bakens moeten verzetten, met name
als het gaat om innoverende produc-
ten en diensten, wil het bedrijf de
prominente rol blijven spelen die
het tot nu toe heeft. \'Als voorzitter
van de directie van Movir en daar-
voor als bestuurder van de Onder-
linge, kijk ik temg op een periode
waarin de continuïteit van Movir is
zekergesteld, de bedrijfsoverdracht
naar ING is afgerond en de samen-
werking met de ING-zusterbedrij-
ven inmiddels een feit is. En wat de
Onderiinge betreft hebben de leden
ook nog eens zicht op een zeer
goede beloning. Nu dit alles achter
de rug is, heb ik besloten om per 1
oktober terug te treden. Een nieuwe
voorzitter krijgt hiermee de ruimte
om, gebruikmakend van het mo-
mentum, een nieuwe impuls te ge-
ven om verandering op product- en
dienstenniveau door te voeren\', al-
dus Maurits de Brauw.

-ocr page 289-

op plaatsen 81,81 en 73 de melkstal bin-
nen, in kreupele toestand was dat res-
pectievelijk 129, 129 en 137. Hij kwam
tot de conclusie dat kreupele koeien naar
beneden gaan in \'pikorde\'.

• kreupele koeien minder eten.

Bij observatie van twee keer tien dieren
gedurende drie keer 24 uur op drie be-
drijven werd gekeken naar de ligtijd, de
tijd van grazen, liggend herkauwen,
staand herkauwen, staan, lopen en drin-
ken. De kreupele dieren lagen signifi-
cant langer en graasden korter. Bij het
grazen namen de kreupele koeien ook
minder happen. Er werd geen verschil
geconstateerd voor de andere factoren.
Dr. Ward vroeg zich in zijn inleiding
hardop af, waarom we pas in de negen-
tiger jaren onderzoek naar risicofacto-
ren zijn gaan doen. Zijn opinie was dat
kreupelheid voor de veehouder niet dui-
delijk opvalt omdat de melkproductie
lang blijft gehandhaafd (in sommige
studies gaven kreupele koeien zelfs
meer melk). Ze vermageren wel ernstig.
Daarnaast is er duidelijk is een nadelig
effect op de vruchtbaarheid, met een
verlenging van het interval partus-con-
ceptie (14 dagen) en een hoger percen-
tage afgevoerde dieren om redenen van
verminderde vruchtbaarheid 16 procent
ten opzichte van 6 procent voor niet
kreupele dieren. Vertaald naar bedrijfs-
economische gegevens betekent dit een
schade van 250 Engelse ponden per
kreupele koe (1 Engelse pond= ƒ 2,40).
De resultaten van een lopend onderzoek
naar het meten van pijn, waarbij ook ge-
keken wordt naar het effect van pijnstil-
lers, waren op dat moment nog niet be-
kend.

De Engelse zusterorganisatie van de
LTO kwam in haar rapport over 1998
wel tot de conclusie dat het percentage
kreupele koeien op een onaanvaardbaar
hoog niveau zit, het zeer pijnlijk is voor
de dieren en dientengevolge serieus aan-
gepakt moet worden.

In de discussie werd allereerst ingegaan
op de invloed van het loopoppervlak.
Van invloed zijn:

• vochtigheid van de omgeving.

• ruwheid van de oppervlakte.

• gebruikt vloermateriaal.

In Engeland hebben de meeste stallen
dichte vloeren van beton. Er is een dui-
delijke verlaging in het percentage kreu-
pele dieren bij huisvesting in een potstal.
De vochtigheid van de omgeving heeft
een grote invloed, evenals de gladheid
van het beton.

Op de vraag naar de prevalentie van kli-
nische kreupelheid, met de daarbij be-
horende diagnoses, waren de bevindin-
gen in Engeland als volgt:
zoolzweren 25%

kneuzingen 10%

witte lijn processen 25%
infectieuze

aandoeningen 8% Ziekte van
Mortellaro
5% tussenklauw-
ontsteking.
De situatie in Nederland wijkt hier ern-
stig vanaf Wij constateren meer infecti-
euze aandoeningen; dit berust deels op
een verschil van benaming met Enge-
land en deels op een verschil van huis-
vesting tussen Engeland en Nederland.

Weideperiode en melkrobot

Mevrouw Carolien Ketelaar besprak het
gedrag van koeien in de weideperiode in
combinatie met een volledig geautoma-
tiseerd melksysteem (robots). De robot
was behoudens twee keer 30 minuten
per dag voor reiniging, voor de koeien
de gehele dag beschikbaar, zonder be-
moeienis van de veeverzorger. De die-
ren konden in de proefopzet kiezen om
binnen of buiten te verblijven. In het ge-
bouw waren voor 30 koeien aanwezig:
twee melkrobots met krachtvoerauto-
maten, ligboxen met rubbermatten en
een continue voordroogkuilvoedering
(geregeld vers aangevoerd aan het voer-
hek). De koeien konden het gebouw na
terugkeer uit de weide niet verlaten als
ze langer dan zes uren geleden waren
gemolken.

Het totaal aantal melkbeurten per dier
was iedere dag gelijk. De koeien gaven
de voorkeur aan het liggen buiten (meer
uitgestrekt kunnen liggen). Bij warm
weer en erge regen verkozen de koeien
daags binnen te blijven en lag de be-
zoekfrequentie aan de robot \'s nachts la-
ger. De eettijd was buiten langer dan
binnen. Opvallend was dat in 80% van
de gevallen de dieren gezamenlijk van
buiten naar binnen gingen (groepsge-
drag). Dit is van belang voor de beno-
digde capaciteit van de melkrobot.
Het tweede deel van haar inleiding be-
trof de invloed van het grasaanbod en de
afstand van de weide tot de melkrobot
(variërend van 146-350 meter) op de be-
zoekfrequentie van de robot. In deze
proefopzet hadden 60 koeien de be-
schikking over één melkrobot.
Bij veel grasaanbod (grashoogte 11-12
cm) was het robotbezoek minder dan bij
een dalend grasaanbod (hoogte ruim 7
cm) Na inscharen in een nieuw perceel
nam in de loop van drie a vier dagen de
bezoekfrequentie aan de robot toe.
Daarnaast was ook hier een invloed van
de buitentemperatuur merkbaar. Het
grasaanbod had geen invloed op de
graastijd.

Afstand tussen de stal en de weide in
deze proefopzet beïnvloedde de mate
waarin de koeien terugkeerden naar de
stal niet. De afstand had geen invloed op
de graastijd. De dieren lagen wel minder
bij een grotere afstand, met andere
woorden de looptijden gingen af van de
rusttijd.

Enkele algemene conclusies uit het on-
derzoek waren:

• robot kan gecombineerd worden met
weiden.

• bij minder grasaanbod bleven de die-
ren meer binnen, brachten meer tijd
door aan het voerhek (waar ruwvoer
werd bijgevoerd), brachten meer be-
zoeken aan de robot.

• er is een duidelijke invloed van het
weer op het robotbezoek.

• er is geen invloed van de afstand
melkstal-weide op de bezoekfrequen-
tie van de robot.

• de dieren hebben een voorkeur voor
het liggen in de weide boven de lig-
boxen.

• er is sprake van een groepsgedrag in
de koppel (piekbelasting melkrobot).

In de aansluitende discussie werd onder
andere ingegaan op de boxbedekking,
het type huisvesting (potstal versus lig-
boxenstal), de leeftijd van de koppel
(vaarzen liggen korter dan koeien) en de
ligtijd (beïnvloed door het moment in de
stalperiode; vaarzen liggen in het begin
van deze periode korter dan aan het
eind). Ook het aantal dieren per robot is
besproken. De norm van 60 koeien per
robot lijkt in deze proef niet genoeg.

Stellingen

Het laatste deel van de ochtend werd ge-
discussieerd aan de hand van een viertal
stellingen.

Stelling 1: In het kader van KKM is ie-
dere veehouder verplicht minimaal één
keer perjaar de conditie van de klauwen
(klauwscore, visueel) te laten beoorde-
len door een extern deskundige.
Dit kan volgens Van Amerongen alleen
goed gebeuren met behulp van een poly-
ester score-schijf en niet uit de losse
hand. De aanwezigen vonden dat er een
consequentie op moet volgen. Eén keer
per jaar vindt men over het algemeen te
weinig, dan liever één keer per jaar ver-
plicht bekappen. Mevrouw Noord-
huizen pleitte voor een momentopname
in een periode twee maanden na het op-
stallen in combinatie met een loopscore.
Ward gaf aan dat in Engeland gewerkt

-ocr page 290-

wordt aan een \'health plan\', waarbij
men normen stelt. Indien de veehouder
hier niet aan kan voldoen, moet er actie
worden ondernomen.
Stelling 2:
In relatie tot \'cow-comfort\'
moeten alle ligboxen minimaal voorzien
zijn van een zandhedding, een rubberen
mat, koematras of waterbed.
Mevrouw Stefanowska merkte op dat
comfort ook omvat: boxmaten, boxaf-
scheiding, loopvloeren en uitloop. Bij
ligbedden gaat het naast ligcomfort ook
om een goede mogelijkheid om te gaan
liggen en opstaan. Anderen merkten op
dat zand problemen geeft bij gebruik van
een mestkelder en dat er een groot ver-
schil is in kwaliteit van rubbermatten.
Stelling
3:\'Cow-comfort\' behoort te
worden opgenomen in de (na-)scholing
van de hedendaagse nmdveedierenarts.
De deelnemers zijn akkoord, waarbij
aangegeven wordt dat er wel referentie-
waarden moeten komen. In Engeland
bestaat een KKM voor varkens waarbij
vier keer per jaar door practici naar dit
soort zaken gekeken wordt. Steek-
proefsgewijs wordt dit gecontroleerd
door een staatsdierenarts.
Stelling 4:
Te grote stalbezetting leidt tot
teveel competitie aan het voerhek, bij de
waterbak en voor de ligplaatsen. Dit
geeft speciaal bij nieuwmelkte dieren en
bij vaarzen gezondheidsproblemen en
verminderde productie (Grant, Nebras-
ka Universiteit, publicatie mei \'98).
Mevrouw Noordhuizen zei dat het bij
overbezetting gaat om het totale aantal
koeien ten opzichte van het aantal lig- en
vreetplaatsen. Als norm heb je meer eet-
plaatsen nodig dan koeien plus ad lib.
voedering van het ruwvoer. Ward merk-
te op dat de dieren veelal een groepsge-
drag vertonen, zoals ook eerder ter
sprake kwam. Vaarzen hebben meer
kans op recidiveren van kreupelheid na
een eerdere kreupelheid, dus moeten we
goed voor onze vaarzen (en jongvee!)
zorgen.

Tenslotte: alle aanwezigen vonden het
een nuttige zitting, waarbij op een zin-
volle manier met elkaar van gedachte is
gewisseld om te komen tot een verant-
woorde en duurzame veehouderij, op
deze morgen vooral de klauwgezond-
heid aangaand.

Na de middagpauze werd door allen
deelgenomen aan de door Vetimex ge-
sponsorde bijeenkomst van de Groep
Rund.

M. Holzhauer,
Herkauwersgezondheidszorg,
GD Deventer.

Een praktijk met uitstraling, dat zie je zo!

Haal op 7 november een nieuwe impuls voor de praktijk!

Volg de PAOD-cursus: \'Een praktijk met uitstraling, dat zie je zo!\'

Nieuw briefpapier, nieuwbouw of facelift, deze cursus is voor iedereen die de

praktijk een nieuwe impuls wil geven.

BI Congressen en

cursussen

Met plezier werken, voor klanten die
tevreden zijn, is de doelstelling van
deze cursus. De cursus bestaat uit de
volgende stappen om je op weg te hel-
pen. Nadenken over watje met je prak-
tijk wilt bereiken, welke klantenkring
je zou willen hebben en wat je deze
mensen zou willen bieden. Dit is de
basisgedachte ofwel je
\'\'praktijkmis-
sie\'.
Een plan maken hoe je de ge-
wenste klantenkring van je voorne-
mens wilt laten weten is het begin
van je
\'communicatieplan\'. Nadenken
over alle manieren waarop je met je
klanten communiceert is de eerste stap
op weg naar een consistente uiting van

die boodschap.

Bij je communicatieplan betrek je al
deze manieren van communiceren zo-
dat de boodschap duidelijk en helder
overkomt. Al snel zal blijken dat het
totaal van de praktijk met ligging, in-
richting, personeel en werkwijze een
duidelijke stempel drukt op de manier
waarop je klanten de service ervaren.
De nieuwe PAO-cursus \'een praktijk
met uitstraling, dat zie je zo!\' geeft in-
spiratie en gereedschappen om je ei-
gen wensen en die van je klanten met
elkaar in overeenstemming te brengen.
Want zo zul je met veel meer plezier en
met meer resultaat je werk doen. De
cursus duurt een dag en is op
dinsdag 7
november 2000. De cursus staat be-
schreven in het PAO-programma 2000
op bladzijde 54. Of bel PAOD 030-
2517374.

-ocr page 291-

Probleemgedrag bij honden

Het Van Hall Instituut organiseert in de eerste helft van 2001 de cursus \'Pro-
bleemgedrag bij Honden (deel 1)\'. Deze cursus is bedoeld voor mensen die in hun
functie of hobby te maken hebben met probleemgedrag bij honden. Doelstelling
is om dit gedrag te kunnen herkennen, interpreteren en oplossen. De toelatings-
eisen voor deze cursus zijn uitgebreid met de Instructeursopleiding Dieren-
bescherming.

Aan de orde komen: lichamelijke
oorzaken van probleemgedrag, gedrags-
theorie en gedragsherkenning, leerprin-
cipes, therapiemethoden, dominantie-

handelingen, agressie naar kinderen,
agressie naar mensen en honden, onzin-
delijkheid, angst, demonstratie van hulp-
middelen en homeopathie. De cursus
wordt afgesloten met een certificaat in-
dien de toets voldoende is.
De kosten bedragen ƒ 1245,- (inclusief
lesmateriaal). Cursuslocatie is Leusden.
De cursusdata zijn als volgt:
vrijdag 12-
26 januari, 9-23 febmari, 16-30 maart,
6-20 april en 18 mei 2001 (9.30-17.00
uur).

Meer informatie bij het Van Hall
Instituut, mevrouw F. Takarbessy of G.
Luurs, Postbus 1754, 8901 CB Leeu-
warden, telefoon: 058 - 2846160, fax:
058-2846199.

Het Cursuscentmm Dierverzorging
Bameveld (CDB) heeft onlangs de
nieuwe cursusgids voor het cursusjaar
2000-2001 op het intemet geplaatst. De
website is te vinden onder
www.cur-
suscentrum.nl.

Zo kan men snel een overzicht krijgen
van de cursussen die specifiek voor
dierenartsassistenten worden aangebo-
den. Onder dierenartsassistent I vindt
men onder andere de cursussen dieren-
artsassistent, medicijnleer, bijzondere
dieren, EHBO hond&kat en anesthe-
sie. Onder dierenartsassistent 2 vindt
nieri het trainingsaanbod ïn samenwer-

Hill\'s organiseert op woensdag 22 no-
vember 2000 een interactieve presen-
tatie, gegeven door Andries van
Foreest, bekend op het gebied van de
veterinaire tandheelkunde. Het onder-
werp van zijn presentatie is: \'Paro-
dontal aandoeningen bij de kat: Het
herkennen en behandelingsmogelijk-
heden in de praktijk.\' De presentatie
wordt gehouden in het Mercure Hotel
te Nieuwegein en begint om 20.00
uur. Deelname aan deze avond is gra-
tis.

king met de AUV dierenartsencoöpera-
tie en Pfizer Animal Health
Buiten cursussen specifiek voor die-
renartsassistenten biedt het CDB ook
cursussen aan in de sectoren kynologie,
proefdierverzorging, dierenspeciaal-
zaak, dierentuin, natuurterrein, paar-
denhouderij, fysiotherapie bij dieren,
zorg en kinderboerderij. In deze secto-
ren vindt men ook interessante en leer-
zame cursussen die de dierenartsassis-
tent in de dagelijkse praktijk prima van
nut kunnen zijn.

Kortom een site die de moeite waard is
om te bezoeken.

Europees symposium 2000
Tandaandoeningen bij katten

Tandaandoeningen zijn de meest voorkomende aandoeningen bij katten, waar-
bij tandsteen en gingivitis de aandoeningen zijn die het meest worden aangetrof-
fen in de dierenartsenpraktijk (1, 2). Een goed begrip van de meest recente in-
zichten in de problematiek van tandaandoeningen bij katten, zoals odonto-
clastische resorptielaesies en stomatitis, is belangrijk voor de huidige dierenarts-
praktijk.

Opgave voor deelname aan het Euro-
pees Symposium 2000 over \'Tandaan-
doeningen bij katten\' vóór 10 novem-
ber 2000 bij: Hill\'s Pet Nutrition BV,
ter attentie van mevrouw T. de Waard,
Essendonk 3a, 4824 DA Breda (fax-
nummer 076 - 5421141). Voor meer in-
formatie kunt u gratis bellen met de
Hill\'s Voedingslijn: 0800-0222466.

Referenties:

1. National Companion Animal Study: 1996.

2. Lund EM, et al. J Am Vet Med Assoc 1999;
214: 1336-41.

Cursusaanbod Bameveld op het internet

Over de KNMvD en
de AUV

Ingezonden

e

Zoals onlangs in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 15 juli/1 augustus
2000 beschreven is, is de dierenartsen-
coöperatie AUV in 1969 ontstaan als ini-
tiatief van de Groep Practici Grote
Huisdieren van de KNMvD. Een be-
roepsvereniging kan geen. zaken doeq
zoals bedoeld werd met het oprichten
van de AUV, dus was en is het logisch
dat er geen formele banden bestaan tus-
sen de KNMvD en de AUV. In de loop
van haar bestaan is de AUV uitgegroeid
tot een organisatie waar behalve strikt
materieel ook meer immateriële werk-
zaamheden ten behoeve van de AUV-le-
den uitgevoerd worden. Als voorbeelden
kunnen dienen de activeiten van de
AUV op het gebied van bouw en ver-
bouw van klinieken, op het gebied van
praktijkmanagement en op het terrein
van certificering van praktijken. Ander-
zijds zijn de activiteiten van de KNMvD
ook voortdurend toegenomen. Steeds
meer taken worden toegedacht aan de
beroepsorganisatie, zoals de certifice-
ring van erkende dierenartsen, arbowet-
verplichtingen en adviezen op het terrein
van personeelsbeleid. De KNMvD is de
beroepsorganisatie voor alle dierenarts-
leden, terwijl de AUV-leden zonder uit-
zondering practicus zijn. Vrijwel alle
AUV-leden zijn KNMvD-lid, maar lang
niet alle KNMvD-leden zijn AUV-lid.
Deze verschillen zijn belangrijk om vast
te stellen. Duidelijk is echter ook dat des-
salnietemin een grote overlapping be-
staat tussen beide ledenverzamelingen.

-ocr page 292-

Bijna tweeduizend dierenartsen zijn zo-
wel lid van de KNMvD als de AUV. De
Hoofdbesturen van beide organisaties
hebben in het afgelopen voorjaar ver-
schillende malen overleg gepleegd om
na te gaan in hoeverre synergie bewerk-
stelligd kan worden uit het genoemde
feit. Leidraad bij deze discussie was de
stelling van de KNMvD-voorzitter die
luidt: de beroepsgroep is veel te klein
om zich doublures in inspanningen te
kunnen permitteren. Anders gezegd: la-
ten we geen geld weggooien door din-
gen dubbel te doen. De Hoofdbesturen-
discussie heeft geleid tot drie
aandachtsvelden waar mogelijk syner-
gie te bereiken is door samenwerking.
Deze drie velden zijn praktijkmanage-
ment, (versnelde) certificering van die-
renartsenpraktijken en ICT (informatie-
en communicatietechnologie). Vervol-
gens hebben de Hoofdbesturen de drie
werkgroepen c.q. commissies aan het
werk gezet om mogelijkheden voor sy-
nergie in kaart te brengen. Begin juli
hebben de drie werkgroepen gerappor-
teerd aan de Hoofdbesturen en hebben
de beide Hoofdbesturen vervolgens be-
sloten om de aanbevelingen van de ver-
schillende groepen over te nemen. Een
en ander houdt in dat in de komende tijd
vaker dan voorheen door de KNMvD
en de AUV gezamenlijk activiteiten
ontplooid zullen worden op de drie
genoemde terreinen. Op zichzelf is deze
samenwerking niet nieuw, want in het
verleden is al vaker samengewerkt in
projecten zoals het project Veterinaire
Apotheek, de NCI en de ontwikkeling
van arbowetnormen voor dierenart-
spraktijken. Door de beide Hoofd-
besturen is nogmaals vastgesteld dat
beide organisaties onafhankelijk zijn,
dat voor het beleid respectievelijke
Hoofdbesturen verantwoordelijk zijn
en dat voor de uitvoering van het beleid
de beide schrijvers van dit artikel de
verantwoordelijkheid voor hun eigen
organisatie dragen. Op genoemde wijze
zal dientengevolge aan de genoemde
stelling van De Ruijter vorm gegeven
worden in de praktijk.

H. Vaarkamp en Tj. Jorna

I

Actua

O

Beste dierenarts,

Er zijn in de afgelopen maanden en weken veel telefoontjes
binnengekomen met de vraag wanneer de RVV concreet
overgaat op het nieuwe systeem met betrekking tot het in-
schakelen van practitioners. Dit zal zijn rond 1 november
2000. Wat moet er nog gebeuren om dit te realiseren?
In de eerste plaats zijn na de consultatie van diverse betrok-
kenen, waaronder de KNMvD, de tarieven vastgesteld die
voor practici gelden indien werkzaamheden voor de RVV
worden verricht. Deze zullen een dezer dagen worden gepu-
bliceerd. Ten tweede is besloten met welke contractvorm er
zal worden gewerkt met betrekking tot deze werkzaamhe-
den; er zal een basiscontract worden gesloten met elke practi-
cus die aan de voorwaarden voldoet en bereid is om voor
RVV-werkzaamheden ingeschakeld te worden. Bovendien
zullen per specifieke opdracht de periode en specifieke con-
dities worden vastgelegd. Ten derde zal in samenwerking
met de KNMvD voornoemde informatie bij de dierenartsen-
praktijken worden bezorgd. Tenslotte zullen met de betrok-
ken practici overeenkomsten worden getekend met de be-
treffende RW-Kringen.

Opleidingen tot practitioner

De opleidingen tot practitioner starten deze maand na een
pilot, die in juni 2000 is uitgevoerd. Deze pilot heeft een
aantal geslaagden opgeleverd die begin juli het diploma
hebben ontvangen. Dit najaar zullen zowel de cursussen
voor de bevoegdheid volksgezondheid als diergezondheid
worden gegeven.

Van de kant van dierenartsenpraktijken is de vraag gekomen
om meer flexibiliteit te hebben om modules te doen en toch
al ingeschakeld te kunnen worden, terwijl een aantal modu-
les later worden gevolgd en het volledige examen ook later
wordt afgelegd.

Afhankelijk van de soort te ver-
richten werkzaamheden zal dit
tot de mogelijkheden behoren.

Kans op werk

Veel vragen zijn er geweest
welke kans men op werk maakt
bij de RVV als men de investe-
ring in tijd en geld heeft gedaan
om een of beide bevoegdheden
te halen. Welnu, daarbij is dui-
delijk dat er in alle kringen veel
werk is, met name in de volks-
gezondheidsbevoegdheidssfeer
kunnen practici zo aan het werk. Daarbij gaat het om keu-
ringstaken, toezichtstaken, certificering, rapportages, etce-
tera. Daarnaast zullen bepaalde roosters kunnen worden in-
gevuld die zijn gevormd, nu in alle kringen met een nieuw
planningstool wordt gewerkt. Vele individuele practici kun-
nen hierdoor voor gemiddeld maximaal twee dagen per
week aan de slag bij de RVV.

Persoonlijke standaard uitrusting en introductie

Dit dient geregeld te zijn voordat een practicus zijn werk-
zaamheden aanvangt. Hiertoe zijn bij de RVV een tweetal
voorzieningen getroffen.

Ten eerste wordt een aparte projectleider aangesteld - speci-
aal voor practici - om de indiensttreding tot en met de uitrus-
ting te begeleiden. Ten tweede is een begin gemaakt om een
groep van enkele ervaren dierenartsen te vormen, die de be-
geleiding van de practici voor hun rekening zullen nemen en
tezamen met de projectleider te zorgen voor een optimale in-
stroom en begeleiding.

Communicatie en te overwinnen hobbels

In diverse gesprekken met dierenartsenpraktijken blijkt dat
er, alhoewel zich al meer dan 200 practici gemeld hebben
voor de werkzaamheden bij de RVV als practicus, er nog en-
kele hobbels moeten worden genomen. Zo blijkt er een psy-
chologische barrière te zijn doordat men jarenlang een be-

-ocr page 293-

paalde houding naar de overheid heeft gehad en die in posi-
tieve zin moet worden omgebogen.

Enkele practici gaven concreet aan dat dit in de hele be-
roepsgroep leeft en moet worden doorbroken door de eerste
succesvolle samenwerkingsverbanden te realiseren. De
voorzitter van de KNMvD en ondergetekende spraken on-
langs af om in oktober en november een nieuwe voorlich-
tingsronde in Nederland te maken, waarbij ook vertegen-
woordigers van de RVV-Kring aanwezig zijn alsmede de

MM«

iwiP

P&O adviseur. Hierbij zullen ook concrete vervolgafspra-
ken worden gemaakt.

Ik hoop van harte dat met de gezamenlijke inspanning van
practici, KNMvD en RVV de basis is gelegd voor een steeds
betere en plezierige samenwerking.

De Directeur RVV,
PieterCloo

Het Veterinair Tuchtcollege

Uitspraak Veterinair Tuchtcollege in fraudezaak

Uitspraak in de zaak van

de Ambtenaar bedoeld in artikel 29,
eerste lid, van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990
(de Klachtambtenaar)

tegen

X, beklaagde, wonende te A.

-T-

1

Veterinair tuchtreclit

Procedure

Bij klaagschrift van 11 augustus 1999
heeft de klachtambtenaar zich tot het
Veterinair Tuchtcollege gewend.
In het kader van het schriftelijk voor-
onderzoek heeft beklaagde op 28 sep-
tember 1999 een verweerschrift inge-
diend, waama de klachtambtenaar op
20 oktober 1999 een akte van repliek
heeft ingediend. Beklaagde heeft afge-
zien van het indienen van een akte van
dupliek.

Het College heeft de klacht op de zit-
ting van 23 maart 2000 behandeld,
waarbij de klachtambtenaar werd ver-
tegenwoordigd door Y. Beklaagde was
zonder bericht van verhindering afwe-
zig.

Klacht

In de schriftelijke klacht, zoals monde-
ling nader toegelicht ter zitting, ver-
klaart de klachtambtenaar - kort sa-
mengevat en zakelijk weergegeven -
het volgende.

Blijkens het door de klachtambtenaar
overgelegde proces verbaal nr. 2026/
99/0038 heeft beklaagde omstreeks 29
januari 1999 niet de in het kader van
een noodslachting vereiste levende
keuring verricht en zich er evenmin
van vergewist of aan het rund medicij-
nen waren toegediend, waarvan de
wachttermijn nog niet was verstreken,
terwijl hij wel het op het rund met le-
vensnummer 206 983604 (hierna te
noemen: het rund) betrekking heb-
bende formulier speciale noodslachtin-

gen nr. K Ö3272 heeft ingevuld en on-
dertekend. Voorts wordt beklaagde
verweten dat hij het formulier speciale
noodslachtingen heeft ingevuld en on-
dertekend, terwijl hij - anders dan op
het formulier is vermeld - het dier niet
heeft bedwelmd en door verbloeding
heeft gedood, althans niet aanwezig is
geweest bij het onder zijn verantwoor-
delijkheid bedwelmen en doden van
het rund. Beklaagde wordt daamaast
verweten dat hij geen enkele aandacht
heeft besteed aan de mogelijke oorzaak
van de aandoening van het mnd - die
door op hem op het formulier met de
term \'hersenverschijnselen\' is aange-
duid - en daarmee het risico heeft
genomen dat sprake was van gedrags-
stoomissen of neurologische sympto-
men, waarbij een verband met de ziekte
BSE niet kon worden uitgesloten.

Immers, uit het proces verbaal blijkt
dat:

•Z, agrariër, (nader: de veehouder)
heeft - nadat hij in strijd met de waar-
heid een andersluidende verklaring
had afgelegd - op 1 april 1999 veklaard
dat het mnd met oomummer 8360 zijn
eigendom was en dat W uit B op 28 ja-
nuari 1999 naar het mnd heeft gekeken
doch geen verklaring had voor de ge-
constateerde hersenverschijnselen. Hij
heeft voorts verklaard dat hij \'s avonds
omstreeks 22.00 - 23.00 uur nood-
slachter V heeft opgebeld omdat hij
dacht dat het mnd, dat ongecontro-
leerde bewegingen met zijn kop
maakte en agressief werd, \'s nachts
dood zou gaan. Hij heeft tevens ver-
klaard dat het de bedoeling was dat be-
klaagde ook zou komen, maar dat deze
door privé-omstandigheden was ver-

hinderd en dat V het mnd toen met een
schietmasker heeft geschoten en de
hals heeft doorgestoken en daama met
het mnd naar beklaagde is gereden.

• V, slager/slachter en mede-eigenaar
van de vennootschap onder firma U,
(nader: de noodslachter) heeft - nadat
zij een andersluidende verklaring had
afgelegd - op 25 maart 1999 verklaard
dat de veehouder haar had verzocht
om te komen omdat hij een mnd had
met de kop achterover, die bij W on-
der behandeling was geweest. Zij
heeft voorts verklaard dat zij met be-
klaagde telefonisch contact heeft op-
genomen en dat zij op het bedrijf van
de veehouder heeft gewacht op de uit-
komst van het telefonisch overleg tus-
sen beklaagde en W en dat zij daama
het mnd heeft geschoten en door ver-
bloeding heeft gedood en vervolgens
met het gedode mnd naar beklaagde is
doorgereden, die het mnd heeft beke-
ken en de verklaring heeft uitgeschre-
ven en afgegeven, waama zij naar de
noodslachtplaats in C is gereden, al-
waar het mnd is geslacht en goedge-
keurd. Zij heeft voorts verklaard dat
beklaagde op haar verzoek verklarin-
gen uitschrijft die betrekking hebben

-ocr page 294-

Den Haag - Het Veterinair
Tuchtcollege heeft een die-
renarts veroordeeld tot vijf-
dtiizend gulden boete en een
voorwaardelijke schorsing
uit zijn ambt van drie
maanden. De dierenarts had
een gezondheidsformulier
getekend zonder het betrok-
ken dier te hebben gezien.

In het formulier had de die-
renarts verklaard dat hij de
koe nog levend onder ogen ge-
had. Daardoor kon het dier
naar de noodslachtplaats, waar
het rund is geslacht en goedge-
keurd.

Uit een onderzoek van onder
meer de Algemene Inspectie-
dienst (AID) bleek dat het dier
een hersenaandoening had,
maar dit was vermeld bij de af-
voer van het dier. Toen de koe
nog leefde, maakte het onge-
controleerde bewegingen met
zijn kop en was het erg agres-
sief. Mogelijk leed het dier aan
koegekte (BSE), maar dat is
door de handelswijze van boer,
noodslachter en dierenarts
niet meer te achterhalen.

Het Veterinair Tuchtcollege
hekelt de werkwijze van de die-
renarts. "Het door dierenart-
sen niet overeenkomstig de
waarheid invullen en afgeven
van verklaringen, zoals door
beklaagde gedaan, kan het ge-
hele systeem van de georgani-

Bron: Agrarisch Dagblad, dinsdag 5 september 2000

op runderen die zij eerst naar haar ei-
gen bedrijf vervoert omdat T uit C ver-
langt dat bij de dieren die buiten de
keuringsuren van de RW worden
aangeboden een verklaring is bijge-
voegd.

• beklaagde, dierenarts, op 25 maart
1999 tot twee maal toe heeft verklaard
dat hij de op het mnd betrekking heb-
bende verklaring van dierenarts voor
speciale noodslachting nummer K
03272 heeft uitgeschreven en onderte-
seerde gezondheidszorg voor
dieren - en in het verlengde
daarvan (mogelijk) ook de ge-
zondheidszorg en de voedsel-
veiligheid - in diskrediet bren-
gen", schrijft het college in zijn
uitspraak. De dierenarts had
dit moeten beseffen. "Dit geldt
te meer, nu hij wist dat sprake
was van gedragsstoornissen
en/of neurologische sympto-
men, (...) zodat rekening met de
besmettelijke dierziekte BSE
moest worden gehouden."

De dierenarts had in een
schriftelijk verweer toegege-
ven dat hij het dier niet levend
heeft gezien, terwijl hij op een
van de formulieren wel ver-
klaard heeft bij het bedwel-
men, doden en verbloeden aan-
wezig te zijn geweest. Hij had
een lange en drukke werkdag
achter de rug, en verklaarde
dat het niet plezierig is uit de
eerste slaap te worden gehaald
om een taak te verrichten die
door de overheid uit bezuini-
gingsoverwegingen aan hem is
opgedrongen.

Dierenarts
veroordeeld
wegens fraude

Ook beriep de dierenarts
zich op het feit dat hij eerder al
strafrechtelijk is vervolgd voor
dit vergrijp. Om verdere ver-
volging te voorkomen heeft hij
toen ingestemd met een schiK-
king van duizend gulden, zodat
de zaak niet in een openbare
zitting voor de rechtbank hoef-
de te komen.

kend op het bedrijf van de noodslach-
ter nadat hij het rund levend had gezien
en voordat het rund werd geschoten en
was verbloed. Tevens blijkt dat hij op 1
april 1999, nadat hij met de verklaring
van de veehouder en de noodslachter
was geconfronteerd, heeft erkend dat
de noodslachter hem op 28 januari
1999 \'s avonds heeft gebeld omdat er
een mnd afgevoerd moest worden en
dat hij toen wegens privé-omstandig-
heden niet naar de boerderij kon ko-
men, waarop de noodslachter het rund
heeft geschoten en heeft laten verbloe-
den en met het dode mnd naar zijn
woonhuis is gereden. Hij heeft voorts
verklaard dat hij even naar het rund
heeft gekeken en daama op 29 januari
1999 om 00.30 uur de verklaring heeft
uitgeschreven, nadat hij had gebeld
met W, die de veehouder op 28 januari
1999 had geadviseerd om het mnd te
ruimen. Hij heeft voorts verklaard dat
de term hersenverschijnselen een veel-
heid van factoren kan omvatten en dat
een juiste diagnose aan het levende
rund moeilijk is te stellen en in vele ge-
vallen niet zinvol is.

De klachtambtenaar is van mening dat
beklaagde een tuchtvergrijp in de zin
van artikel 14, onderdeel b, van de Wet
op de uitoefening van de diergenees-
kunde 1990 (hierna te noemen: WUD)
heeft begaan door op een zeer onzorg-
vuldige wijze zijn beroep uit te oefenen.
Immers, uit het proces verbaal blijkt dat
beklaagde tot twee maal toe in strijd met
de waarheid heeft verklaard dat hij het
rund bekeken had - terwijl een onder-
zoek aan het dier dient te geschieden -
op het bedrijf van de noodslachter.
Tevens blijkt uit het proces verbaal dat
het volgens de noodslachter staande
praktijk is dat beklaagde op haar ver-
zoek een \'Verklaring van dierenarts
voor speciale noodslachtingen\' invult
omdat T uit C die er graag bij wil hebben
en niet omdat de toestand van het dier
waarvoor de verklaring geldt de nood-
slachting noodzakelijk maakt. Hij wijst
erop dat beklaagde pas daama heeft toe-
gegeven dat hij het rund niet levend
heeft gezien, maar alleen in gedode toe-
stand. Daardoor is het mogelijk gewor-
den dat een dier, dat als destructiemate-
riaal moest worden aangemerkt, toch
voor keuring voor menselijke consump-
tie is aangeboden. Hierdoor heeft be-
klaagde het risico gecreëerd dat een
rund werd vervoerd dat mogelijk lij-
dende was aan een besmettelijke dier-
ziekte of dat niet vervoerd mocht wor-
den omdat voor het beslag waaruit het
kwam een vervoersverbod gold. Be-
klaagde wordt voorts verweten dat hij
heeft verklaard dat er geen bezwaar be-
stond tegen het feit dat het rund voor
menselijke consumptie beschikbaar
kwam. De klachtambtenaar wijst erop
dat een dierenarts deze verklaring alleen
mag afgeven indien hij op grond van
zijn eigen bevindingen van oordeel is
dat het dier geen gevaar voor de volks-
gezondheid zou kunnen opleveren.
Deze bevindingen vormen immers de

-ocr page 295-

Faber: verhullen
BSE-verdenking
onaanvaardbaar

Den Haag - Staatssecretaris
Faber vindt het schandalig en
onaanvaardbaar dat dierenart-
sen uit economische motieven
een mogelijk geval van BSE
verhullen. Zij reageert op de
veroordeling door het Veteri-
nair Tuchtcollege van een die-
renarts die een mogelijk geval
van BSE niet meldde.

De dierenarts maakte een
valse verklaring op waaruit
moest blijken dat hij het nog le-
vende dier had gekeurd, voor-
dat de noodslachter het dier
doodde. Dat was niet waar. Het
dier had een hersenaandoe-
nlng, die nooit nader is onder-
zocht. Bij een verdenking van
BSE zijn dierenartsen (en ook
veehouders) verplicht daarvan
melding te doen.

Bron: Agrarisch Dagblad, woensdag 6 september
2000

basis waarop de officiële dierenarts zich
bij zijn verdere beslissing baseert. De
klachtambtenaar wijst erop dat be-
klaagde daartoe niet in staat was, aange-
zien hij niet op de hoogte was van het
onderliggende lijden van het dier, noch
of het was behandeld met diergenees-
middelen waarvan de wachttijd nog niet
was verstreken.

De klachtambtenaar wijst erop dat al-
leen indien het niet zeker is dat een dier
levend op een slachthuis kan worden
aangevoerd of het belang van het dier
het niet toelaat dat het levend wordt
vervoerd, een dierenarts kan overgaan
tot noodslachting. In het onderhavige
geval is echter niet de situatie van het
dier, doch de wens van de noodslachter
de maatstaf voor beklaagde \'s hande-
len geweest.

Naar aanleiding van het verweer van be-
klaagde, dat deze taak hem als gevolg
van een bezuinigingsmaatregel door de
overheid is opgedrongen, merkt de
klachtambtenaar op dat zulks van een
onjuiste visie getuigt. Hij wijst erop dat
deze communautaire regeling - die in
het belang van de volksgezondheid in
het leven is geroepen - naar aanleiding
van het verzet van de veehouders bij
wijze van compromis is totstandgeko-
men, waarin is bepaald dat alle dieren
die niet binnen de reglementaire ope-
ningsuren bij een slachthuis worden
aangeboden en door een officiële die-
renarts kunnen worden gekeurd, als des-
tructiemateriaal worden aangemerkt,
tenzij alsnog een dierenarts naar eer en
geweten, op verzoek van een veehouder
ontboden, kan verklaren dat het dier
voor een keuring door een officiële die-
renarts in aanmerking komt. Deze rege-
ling is derhalve in het leven geroepen
om de door deze regeling veroorzaakte
bedrijfsschade van de veehouderij te be-
perken. Na het sluiten van voornoemd
compromis is het Besluit productie en
handel vers vlees en de daarop geba-
seerde verklaring van dierenarts voor
speciale noodslachtingen van kracht ge-
worden. Hieraan is ruime bekendheid
gegeven in de vakbladen voor zowel
dierenartsen als veehouders, waarbij is
benadmkt dat van overheidswege streng
zou worden toegezien op de naleving
van alle voorwaarden waaronder de die-
renarts kon verklaren dat een in nood en
bedwelmd dier voor transport naar het
slachthuis en keuring door de officiële
dierenarts in aanmerking komt. Indien
niet aan alle voorwaarden is voldaan,
wordt het dier als een dood landbouw-
huisdier aangemerkt, dus als destructie-
materiaal met een hoog risico. De
klachtambtenaar wijst erop dat het be-
klaagde derhalve niet vrijstond om het
mnd naar eigen inzicht in aanmerking te
laten komen voor een speciale nood-
slachting. Hiervoor zijn slechts twee re-

dengevende omstandigheden: of het
dier zal het transport naar het slachthuis
niet overleven, of het welzijn van het
dier verbiedt transport en gebiedt be-
dwelming en verbloeding. In een derge-
lijk geval moet de dierenarts na klinisch
onderzoek het dier (doen) bedwelmen
en (doen) doden door verbloeding en
vervolgens het dier zo snel mogelijk in-
zenden en daama het bedoelde formu-
lier dat bij het dode dier op zijn weg naar
het slachthuis moet zijn gevoegd, naar
waarheid in te vullen en ondertekenen.
De dierenarts dient dus constant aanwe-
zig te zijn. Het feit dat (mogelijk) een
andere dierenarts het dier gekeurd zou
hebben is in deze volkomen irrelevant.
Vaststaat dat beklaagde een formulier,
in het vertrouwen dat hij deze naar waar-
heid zou invullen en ondertekenen, val-
selijk van waarde heeft verklaard.

Door het niet naar waarheid invullen
van het formulier en zijn laakbare be-
roepsmatige houding is beklaagde naar
de mening van de klachtambtenaar ern-
stig tekort geschoten in hetgeen van hem
als beoefenaar van de diergeneeskunde
mag worden verwacht, waardoor niet al-
leen voor de gezondheidszorg voor die-
ren emstige schade kon ontstaan, doch
ook de volksgezondheid in gevaar is ge-
bracht. De klachtambtenaar verzoekt
het College derhalve om beklaagde een
passende maatregel ex artikel 16 van de
Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde 1990 op te leggen, waarbij
ook rekening wordt gehouden met het
feit dat beklaagde tevens de op hem ms-
tende verantwoordelijkheid als dieren-
arts met betrekking tot het toenemende
belang dat maatschappelijk aan voedsel-
veiligheid wordt gehecht, heeft ge-
schonden door geen enkele aandacht te
besteden aan de mogelijkheid dat sprake
was van een geval van BSE.

Verweer

In zijn verweerschrift verklaart be-
klaagde - kort samengevat en zakelijk
weergegeven - het volgende.

Beklaagde merkt op dat het opgemaakte
proces verbaal aan duidelijkheid niets te
wensen overlaat. Hij wijst er voorts op
dat het allesbehalve plezierig is om na
een lange en dmkke werkdag uit de eer-
ste slaap te worden gehaald om een taak
te verrichten die door de overheid uit be-
zuinigingsoverwegingen is opgedron-
gen. Hij is van mening dat er in zekere
zin wel een keuring heeft plaatsgevon-
den, te weten het eerder die dag tijdens
een visite verrichte onderzoek door W.

Beklaagde heeft de noodslachter pas na
telefonisch overleg met W toestemming
verleend om het mnd te bedwelmen en
te doen verbloeden. Beklaagde beroept
zich op het ne bis in idem-beginsel om-
dat hij met betrekking tot de onderha-
vige zaak reeds strafrechtelijk is ver-
volgd en in dat kader een transactie van
ƒ 1.000,- heeft aanvaard teneinde ver-
dere vervolging te voorkomen. Met de
betaling van het transactiebedrag is voor
hem de zaak inmiddels afgedaan.

Vaststaande feiten

Het College gaat uit van de volgende
vaststaande feiten.

Beklaagde heeft op 29 januari 1999 om
00.30 uur met betrekking tot het mnd
van Z met het levensnummer 206
983604, dat gedragsstoornissen en/of
neurologische symptomen vertoonde,
het formulier speciale noodslachtingen
nr. K 03272 ingevuld en ondertekend.
Op dat moment was het rund reeds ge-
dood en naar het huisadres van be-
klaagde vervoerd. Op het formulier
heeft beklaagde vermeld dat hij bij de
keuring voor het slachten heeft waarge-
nomen \'niet kunnen staan ten gevolge
van hersenletsel??\' en dat het mnd op de

-ocr page 296-

boerderij in nood gedood moest worden
en dat het na bedwelming op correcte
wijze is leeggebloed.
Beklaagde heeft op 25 maart 1999 ten
overstaan van de AID tot twee maal toe
verklaard dat hij deze verklaring op het
bedrijf van de noodslachter had uitge-
schreven, nadat hij het mnd levend had
gezien en voordat het mnd werd gescho-
ten en verbloed, en heeft pas op 1 april
1999 erkend dat de noodslachter hem op
28 januari 1999 \'s avonds heeft gebeld
omdat er een mnd afgevoerd moest wor-
den en dat hij toen vanwege privé-rede-
nen niet naar de boerderij van Z is ge-
gaan, waarop de noodslachter met het
mnd in gedode toestand bij zijn woon-
huis is langs gereden en hij, nadat hij het
mnd had bekeken, de verklaring heeft
uitgeschreven en afgegeven. Hij heeft
voorts verklaard dat de term hersenver-
schijnselen een veelheid van factoren
kan omvatten en dat een juiste diagnose
aan het levende mnd moeilijk is te stel-
len en in vele gevallen niet zinvol is.

Overwegingen ten aanzien van de
ontvankelijkheid

Het College zal eerst bespreken het ver-
weer van beklaagde dat de klachtambte-
naar niet ontvankelijk dient te worden
verklaard in zijn klacht. Beklaagde voert
daartoe aan dat hij met betrekking tot de
feiten waarop de verweten gedraging is
gebaseerd reeds strafrechtelijk is ver-
volgd en in dat kader een transactie heeft
aanvaard. Het College overweegt ter zake
dat er geen geschreven of ongeschreven
rechtsregel bestaat inhoudende dat, indien
een dierenarts strafrechtelijk is vervolgd,
er geen mimte meer bestaat voor een
tuchtrechtelijke toets voor zover die be-
trekking heeft op dezelfde handelingen
als die welke reeds het voorwerp van een
strafrechtelijke vervolging hebben uitge-
maakt. Een dergelijke opvatting miskent
dat een en dezelfde materiële handeling
een overtreding kan betekenen van zowel
een strafrechtelijke als een tuchtrechte-
lijke norm, welke beide normen dan ook
naast elkaar kunnen worden getoetst. Wel
is het College van mening dat bij de op-
legging van een maatregel voor een ge-
draging die ook reeds strafrechtelijk is af-
gedaan, acht geslagen dient te worden op
de in het kader van het strafrecht opge-
legde straf of maatregel, teneinde een on-
evenredig zwaar geheel aan corrigerende
reacties op de gedraging te voorkomen.
Op grond hiervan dient het verweer dat de
klachtambtenaar niet ontvankelijk dient
te worden verklaard omdat beklaagde
reeds in het kader van het strafrecht is ver-
volgd, te worden verworpen.

Overwegingen ten gronde

In geding is de vraag of beklaagde in zo-
danige mate is tekort geschoten in het-
geen van hem als beoefenaar van de dier-
geneeskunde mocht worden verwacht,
dat daardoor voor de gezondheidszorg
voor dieren en de volksgezondheid em-
stige schade heeft kunnen ontstaan.

Het College overweegt ten aanzien van
de klacht dat beklaagde, samengevat,
met betrekking tot het mnd met het le-
vensnummer 206 983604 in strijd met
de waarheid een formulier speciale
noodslachtingen heeft ingevuld en on-
dertekend, dat de juistheid van deze
klacht op grond van de stukken en het
verhandelde ter zitting voldoende vast is
komen te staan. Immers, beklaagde
heeft zowel ten overstaan van de
Algemene Inspectiedienst van het mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij (nader: AID) als het College
erkend dat hij middels het formulier,
nummer K 03272 heeft verklaard dat hij
het mnd levend heeft gekeurd en dat het
dier na bedwelming op correcte wijze is
leeggebloed, terwijl het mnd op het mo-
ment dat beklaagde het mnd heeft ge-
zien en de verklaring heeft uitgeschre-
ven, reeds was gedood. Deze lezing
wordt onderschreven door hetgeen de
veehouder en de noodslachter ten over-
staan van de AID hebben verklaard.

Het College is, onder ovememing van
hetgeen de klachtambtenaar ten deze
heeft aangevoerd, van oordeel dat be-
klaagde, door op verzoek van de nood-
slachter alsnog de verklaring te onderte-
kenen en af te geven de waarheid in zeer
ernstige mate geweld heeft aangedaan.
Het verweer van beklaagde, dat hij door
privé-omstandigheden niet in staat was
om naar het bedrijf van de veehouder te
komen om een levende keuring te ver-
richten en het dier na bedwelming te
verbloeden, althans onder zijn toezicht
te doen schieten en verbloeden, vormt
naar het oordeel van het College geen
enkele rechtvaardiging voor zijn han-
delwijze. Integendeel, een dierenarts
mag een dergelijke verklaring niet afge-
ven, wanneer hij het slachtdier niet bij
leven heeft gekeurd en niet aanwezig is
geweest bij de bedwelming en verbloe-
ding van het dier. Beklaagde had het pu-
bliek belang dat een dergelijke verkla-
ring kennelijk beoogt te dienen, in deze
moeten laten prevaleren boven belan-
gen van derden, dan wel hem mover-
ende (persoonlijke) belangen. Immers,
de verklaringen van dierenartsen vor-
men een wezenlijk onderdeel van het
systeem van de georganiseerde gezond-
heidszorg voor dieren in Nederland. De
betrouwbaarheid van dit systeem staat
of valt met het vertrouwen dat kan wor-
den gehecht aan de door dierenartsen in
dit kader af te leggen verklaringen. Het
door dierenartsen niet overeenkomstig
de waarheid invullen en afgeven van
verklaringen, zoals door beklaagde ge-
daan, kan het gehele systeem van de ge-
organiseerde gezondheidszorg voor die-
ren - en in het verlengde daarvan
(mogelijk) ook de gezondheidszorg en
de voedselveiligheid - in diskrediet
brengen. Beklaagde had dit moeten be-
seffen toen de noodslachter hem ver-
zocht om zijn medewerking te verlenen,
dan wel toen hij het formulier invulde en
zijn handtekening zette. Dit geldt te-
meer, nu hij wist dat sprake was van ge-
dragsstoornissen en/of neurologische
symptomen (de veehouder heeft immers
verklaard dat het mnd ongecontroleerde
bewegingen met zijn kop maakte en
agressief was), zodat rekening met de
besmettelijke dierziekte BSE moest
worden gehouden.

Ten aanzien van de op te leggen maatre-
gel overweegt het College als volgt. Het
College neemt in aanmerking dat be-
klaagde het mnd niet bij leven heeft ge-
keurd en dat hij het mnd niet na bedwel-
ming door verbloeding heeft gedood,
dan wel onder zijn toezicht heeft doen
verbloeden en doden. Voorts over-
weegt het College dat beklaagde tot
twee maal toe ten overstaan van de AID
een verklaring in strijd met de waarheid
heeft afgegeven en dat hij pas, nadat hij
werd geconfronteerd met de verklarin-
gen van de veehouder en de noodslach-
ter, de ware toedracht heeft erkend.
Voorts neemt het College in aanmer-
king dat beklaagde op geen enkele
wijze blijk heeft gegeven van enig in-
zicht in de onjuistheid van zijn gedra-
ging. Daamaast overweegt het College
dat beklaagde evenmin heeft stilgestaan
bij de mogelijkheid dat sprake zou kun-
nen zijn van een geval van BSE. Het
College houdt rekening met de transac-
tie ter voorkoming van strafrechtelijke
vervolging ten bedrage van duizend
gulden. Alles bijeengenomen acht het
College het opleggen aan beklaagde
van de maatregel van een boete ten be-
drage van vijfduizend gulden en een
voorwaardelijke schorsing van drie
maanden met een proeftijd van twee
jaar onder de gegeven omstandigheden
een passende en geboden sanctie.
Voorts zal de uitspraak, onder wegla-
ting van de namen en woonplaatsen van

-ocr page 297-

de daarin genoemde personen, alsmede
van andere gegevens welke omtrent die
personen aanwijzingen bevatten, wor-
den bekendgemaakt in de Staatscourant
alsmede ter publicatie worden aangebo-
den aan het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde.

Beslissing

• Verklaart de klachtambtenaar in zijn
klacht ontvankelijk;

• Verklaart de klacht gegrond;

• Legt beklaagde een geldboete op als
bedoeld in artikel 16, eerste lid, on-
derdeel c, van de Wet op de uitoefe-
ning van de diergeneeskunde 1990
(nader: WUD), ter hoogte van vijfdui-
zend gulden;

• Legt beklaagde een schorsing op in de
hem krachtens de WUD verleende be-
voegdheid tot uitoefening van de dier-
geneeskunde als bedoeld in artikel 16,
eerste lid, onderdeel d, van de WUD,
voor de duur van drie maanden;

• Beveelt dat aan deze schorsing geen
uitvoering zal worden gegeven tenzij
bij latere beslissing van het College
anders wordt gelast op de grond dat
beklaagde gedurende een proeftijd
van twee jaren zich schuldig heeft ge-
maakt aan een gedraging, bedoeld in
artikel 14 van de WUD;

• Beveelt dat deze uitspraak, onder
weglating van de namen en woon-
plaatsen van de daarin genoemde
personen, alsmede van andere gege-
vens welke omtrent die personen
aanwijzingen bevatten, zal worden
gepubliceerd in de Staatscourant en
ter publicatie zal worden aangebo-
den aan het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde.

Aldus vastgesteld te \'s-Gravenhage door mr. dr.
C.P.C.M. Oomen, voorzitter, en de leden-dieren-
artsen drs. J.C.M. van Dijck, drs. I.H. Harms, drs.
J.M. Benedictus - van Jaarsveld en drs. J.A.A.M.
van Erp, in tegenwoordigheid van mr. R. den
Bremer, secretaris.

Uitgesproken op 18 mei 2000 door mr. C.P.C.M.
Oomen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr.
R. den Bremer, secretaris.

Achteraf bekeken ben ik op te jonge
leeftijd gaan studeren. Dit hing samen
met het feit dat ik op de lagere school
een klas had overgeslagen. Mijn ouders,
beiden in het onderwijs, hadden dat om
toen heel begrijpelijke redenen gedaan
maar ik heb er nadien vrij lang nadeel
van ondervonden. Mijn studie heb ik
met veel kunst- en vliegwerk, met veel
ont- en weinig inspanning en derhalve
vrij chaotische voltooid. Een duidelijk
gemis aan basistheorie heb ik pas later in
de praktijk beseft en ... moeten aanvul-
len. Hoewel ik voor mijn gevoel welis-
waar altijd maar een man van de handjes
dan van het hoofd was bleek goed prak-
tijk doen zonder theoretische basis
moeilijk. Over mijn studententijd heb ik
nog steeds hoogst gemengde gevoelens
en het is zeker niet een tijd waar ik met
trots op terugkijk, hoogstens af en toe
met wat selectieve weemoed....

Veel geluk

De ontwikkelingen na mijn afstuderen
gingen beslist niet volgens een van te
voren al uitgestippeld carrièrepatroon.
Integendeel. Het werd als het ware een
opeenvolgend inspelen op mogelijkhe-
den en omstandigheden die op mijn weg
kwamen. Ik heb hierbij veel geluk ge-
had, weliswaar ook enige tegenslag,
maar ik kan er toch beslist niet anders
dan zeer positief op terugzien.
Dat begon al direct na het afstuderen. Ik
zou nog in militaire dienst moeten en
wel bij een mij weinig inspirerend leger-
onderdeel: Identificatie-oorlogsslacht-
offers. En dan komt het toeval te hulp:
Paul van Maanen verliet Verloskunde,
ik deed tegen mijn gewoonte in een uit-
stekend tentamenpatiënt verioskunde en
Professor Van der Kaay wilde nu wel
eens een assistent die niet na een jaar al-
weer vertrok maar minstens vier jaar
bleef In ruil voor laatstgenoemde toe-
zegging mijnerzijds verklaarde Kaay
mij \'onmisbaar\' en hoefde ik niet in mi-
litaire dienst. Ik heb hiervan nooit spijt
gehad en heb me evenmin bezwaard ge-
voeld: ik heb het Vaderland mijn inziens
op deze manier vier jaar beter gediend
dan door twee jaar oorlogslachtoffers te
determineren. Bovendien heb ik obste-
trisch zowel als gynaecologisch in die
vier jaar vaktechnisch veel ervaring op-
gebouwd. Bij een eventuele vestiging in
de praktijk zou dit een groot voordeel
kunnen betekenen omdat zeker in die
tijd een dierenarts vooral op zijn verlos-
singen werd beoordeeld. Interessant
was het intussen te zien hoe in de jaren
zestig de sectio bij herkauwers van een
puur-veterinaire noodgreep om de moe-
der te redden werd tot een economische
welkome routine-ingreep om het kalf te
redden. Gelukkig begonnen in deze pe-
riode ook heel langzaam mijn allerwild-
ste haren uitte vallen....

Op verzoek van de redactie:

^Brlefaan een studievriend\'

Het zal je maar gebeuren: je schrijft een brief aan een oude studievriend en
wordt daarna door de redactie beleefd verzocht deze brief maar even aan te
passen voor publicatie in \'het\' Tijdschrift (dat kost je nog een pilsje
Offereins!). Twijfels overvallen je dan: moet ik dat nu wel doen en waarom ei-
genlijk? Het besluit om het dan, zij het naar lang aarzelen, toch te doen stoelt
vooral op de ervaring een mooi beroep in veel facetten langdurig met veel vol-
doening te hebben mogen uitoefenen. Een beroep dat mij tot op de dag van
vandaag is blijven boeien. Laten we de inhoud maar op een mengeling van
nostalgie en openhartig en goed bedoelde ervaringsproza houden. Schiet niet
op de pianist: de redactie heeft het u aangedaan.

Door G. van der Wal

Drachtigheidsonderzoek

Wim Jaartsveld was inmiddels begon-
nen met het rectale drachtigheidsonder-
zoek bij paarden (vooral bij dravers).
Omdat hij naar Inteme vertrok en door
zijn promotie-onderzoek minder vrije
tijd kreeg, rolde ik automatisch in deze
branche. Dit was deels eigen initiatief
maar ook een logisch antwoord op een
ondubbelzinnige vraag naar dit onder-
zoek vanuit de draverswereld. Omdat
deze vraag vanuit de reguliere dierenart-
senpraktijken toen kennelijk nog onvol-
doende werd beantwoord kreeg ik hier,
naast mijn dagelijkse kliniekwerk, veel
werk aan. Via Piet Smit van Mereveld,

-ocr page 298-

maar ook via andere (dravers-) deksta-
tions iieb ik in die jaren vooral in de zo-
meravond uren veel in met name Noord-
en Zuid-Holland rondgetoerd. Het ging
in deze tijd alleen nog maar om drach-
tigheidsonderzoek. Het was leuk werk
en betekende bovendien een welkome
aanvulling op het weinig uitbundige kli-
nieksalaris van naar ik me meen te her-
inneren circa 600 gulden per maand.
Door enkele practici werden deze activi-
teiten niet erg gewaardeerd, wat niet he-
lemaal reëel was, zeker niet waar het
ging om klagers die zelf niet konden of
wilden bieden hetgeen gevraagd werd.
Na vier jaar verloskunde was mijn ere-
schuld ingelost en werd het tijd de keuze
te maken: blijven of weggaan. Blijven
zou inhouden meer wetenschap en min-
der praktijk, dus juist tegengesteld aan
wat ik eigenlijk wilde. Bovendien was
ik inmiddels getrouwd en aanstaand va-
der (in deze volgorde) en was ik niet ge-
lukkig met bepaalde personele ontwik-
kelingen aan de kliniek. Dus weg uit
Utrecht.

Algemeen-praktische achterstand

Op terugreis van een oriënterend bezoek
in Steenwijk dronk ik een kop koffie bij
mijn vriend Henk Nip in De Wijk en
voor het tweede kopje koffie was de as-
sociatie al grotendeels rond. Hij zou
naar Meppel gaan en wij naar De Wijk.
In de praktijk bleek me nu pijnlijk dui-
delijk dat ik naast een obsterisch-gynae-
cologische voorsprong een algemeen-
praktische achterstand had. Als illustra-
tie: hoewel ik een paar honderd sectio\'s
had gedaan en talloze embryotomieën,
had ik nog nooit een big met een breuk
behandeld. Voor ik mij ook algemeen-
praktisch als voldoende kon beschou-
wen waren er toen al gauw twee jaar
verlopen. Tevens bleek me helaas dat
een goede studentenvriendschap nog
geen zekerheid biedt voor een dito asso-
ciatie. Langzaam maar zeker kwamen er
in toenemende mate weer verzoeken
voor rectaal drachtigheidsonderzoek bij
paarden, uiteraard voomamelijk uit het
noorden van het land. De gang van za-
ken zoals eerder in Utrecht herhaalde
zich. Ook nu werd dit niet door iedere
collega gewaardeerd, maar er waren al
duidelijk minder bezwaren omdat het
rectale onderzoek inmiddels steeds
meer ingang vond. De associatie met
Henk Nip eindigde na zes jaar met zijn
vertrek naar Ameland.
De fase van alleen rectaal drachtigheids-
onderzoek was inmiddels voorbij en
werd uitgebreid met onder meer folli-
kel- en ovaluatiecontrole. Dat Schoon-
derwoerd uit De Bilt in onze omgeving
Fortuna-Hoeve stichtte en mij vroeg
voor de begeleiding was mede een ge-
volg van onze contacten uit mijn
Utrechtse periode en dit zorgde, vooral
in draverskringen, voor meer klanten.
Zo bouwde ik naast de algemene prak-
tijk in De Wijk een paarden-gynaecolo-
giepraktijkop (voor namelijk in voorjaar
en zomer). De basis hiervoor werd ge-
vormd door een vijftal grote en enkele
kleinere dekstations. Inmiddels begon
de veterinaire begeleiding ook terrein te
winnen in de warmbloedfokkerij. Om
ook verioskundig voldoende garanties
te kunnen geven bleef ik me regionaal
beperken tot een straal van circa 25 kilo-
meter. Al deze activiteiten gingen ten
koste van veel privacy en zomervakan-
ties.

Door het oog van de naald

Omdat overleg met buurtcollega\'s om
na het vertrek van Henk Nip tot vor-
ming van een groepspraktijk te komen
(wij schrijven 1971) helaas tot niets
leidde, heb ik toen het praktijkgedeelte
Meppel en omgeving overgedragen, er
wel voor zorgend voldoende potentieel
werk over te houden voor in principe
twee man. En ik dacht dat wel een tijdje
alleen af te kunnen, eventueel met wat
\'losse hulp\'. Niet dus. Voorjaar 1972
werd ik, na een winter van systemati-
sche lichamelijke roofbouw, volledig
aan het eind van mijn Latijn, geveld
door een encefalitis (drie dagen coma
etcetera). Gelukkig zette Henk Kals-
beek de neuroloog op het spoor van lis-
teria, hetgeen later door controle van
het titerverloop door mevrouw Donker-
Voet werd bevestigd. Quasi-relative-
rend heb ik deze ziekte later vaak afge-
daan als geruststellend omdat wat niet
is ook niet kan ontsteken. Maar in feite
ben ik door het oog van een heel klein
naaldje gekropen en heeft een en ander
een grote claim op ons gezin gelegd.
Met veel steun van vrienden, familie,
buurtcollega\'s en tijdelijke assistenten
hield mijn vrouw de winkel draaiend en
na een jaar was ik weer de oude.
Saillant detail is dat mij door de belas-
ting een boete werd opgelegd wegens
het niet ondertekenen van een belas-
tingsaangifte. Pas na de medische ver-
klaring dat ik wegens bewusteloosheid
hiertoe verhinderd was geweest verviel
de boete en dat maakte het dus nu eens
niet leuker maar wel goedkoper.
Na een hierop volgende, voor alle be-
trokkenen verdrietig verlopende mis-
lukte poging tot associatie, begon ik no-
vember 1976 een tot aan het einde van
mijn praktijkperiode durend tijdperk
van optimale samenwerking met col-
lega Wiert Meier. Deze Fries-Groningse
coöperatie heeft bijna twintig jaar ge-
duurd en was heel wat solider dan de
destijds gefailleerde Hypotheekbank
met deze naam. Betere samenwerking
kan men zich niet wensen: een jongere
collega, die een goede en strikte organi-
sator is met veel inzicht in de moderne
agrarische ontwikkelingen en een iets
oudere rot met redelijk veel gedetail-
leerde beroepservaring. Na een halfjaar
waren we volledig aan elkaar gewend
en... gewaagd. In de praktijk ontstond
een weliswaar kleinschalig maar zeer
soepel lopend samenwerkingsverband.
Als vanzelfsprekend ontstond een taak-
verdeling waarbij Wiert en ik uiteraard
erg gebaat waren bij het feit dat mijn
vrouw de gezelschapsdieren voor haar
rekening nam en Wierts vrouw een
groot deel van de administratie. Tel
daarbij een ideale assistente en er blijft
weinig te wensen over. Zeker niet toen
er zich na het betrekken van het bedrijfs-
pand ook nog een goed bezocht, voor-
namelijk gynaecologisch poliklinisch
paardenspreekuur ontwikkelde.

KI en echoscopie

En weer kwam het geluk langszij... Op
een van de dekstations kwam een hengst
ter dekking die alleen middels kunstma-
tige inseminatie (KI) bleek te kunnen
worden geëxploiteerd. In samenwer-
king met NDR en Faculteit kwamen we
zo in de KI terecht en werden bedrijfs-
K1 en later verzend-Kl een logisch ver-
lengstuk van ons werk.
Op eenzelfde toevallige manier werden
wij via Johan Heins betrokken bij
Stoeterij Zangersheide van Leon Mel-
chior. Diens suggestie de praktijk te ver-
laten en bij hem in dienst te treden lokte
mij niet aan. Het zou mijn onafhanke-
lijkheid kunnen bedreigen en mijn so-
ciale kwetsbaarheid verhogen. Toch
vonden wij in goed overleg een tussen-
oplossing waarbij onze praktijk en zijn
stoeterij duidelijk wat voor elkaar kon-
den betekenen.

En opnieuw deed zich iets voor waarvan
we de gevolgen niet konden vermoe-
den. Het was meen ik 1985. Yvonne
Soons van (toen nog zelfstandig) Pie
Medical uit Maastricht had al bij twee
collega\'s paardengynaecologen gepro-
beerd emplooi te vinden voor de echo-
scopie in de paardengynaecologie maar
was evenzovele malen teleurgesteld.
Wij waren nummer drie. We kregen de
scanner drie maanden op proef maar
waren er na een paar weken al voor \'ge-

-ocr page 299-

vallen\'. Chronologisch en mogelijk ook
een ietsje causaal hiermee samenhan-
gend begon daama de opkomst van de
echoscopie in de paardengynaecologie.
Was ik zelf in die tijd wel zo\'n beetje
uitgekeken op de paardengynaecologie,
vooral dankzij de echoscopie heb ik er
daama toch tot het einde van mijn prak-
tijkperiode veel plezier aan kunnen be-
leven. Echoscopie betekent niet alleen
een veel vroegere en fijnere diagnostiek
maar geeft ook therapeutisch onge-
kende mogelijkheden zoals bijvoor-
beeld bij tweelingreductie. Hoewel
echoscopie aanvankelijk een kostbare
investering lijkt, bleek bij ons al gauw
het tegendeel: de echoscopie verdiende
zich snel terug.

Specialisatie en onderwijs

Inmiddels had een en ander tot gevolg
dat ik namens de KNMvD zitting kreeg
in de commissie paarden-Kl van het
Landbouwschap. Ook deed de speciali-
satie zijn intrede binnen de KNMvD.
De oorspronkelijke optie om specialist
te worden (en wel specialist reproductie
en inwendige ziekten) was voor mij niet
acceptabel. Het enige gemeenschappe-
lijke uitgangspunt in beide disciplines
was mijn inziens het gemeenschappe-
lijke diagnostisch ingangspunt: het rec-
tale onderzoek. Pas toen genoemde
koppeling ongedaan werd gemaakt en
omgezet in een opsplitsing, heb ik het
specialisme De Facto Reproduktie
Paard graag aanvaard. In aansluiting
hierop mocht ik deel uitmaken van het
van de betreffende specialisatiecom-
missie. Omdat dit op den duur meer en
meer leidde tot veredeld kantoorwerk
en steeds minder tot echt veldwerk heb
ik bedankt. Nog steeds hanteer ik in dit
verband de slogan dat de echte repro-
ductie geschiedt per vagina en niet per
pagina. Dat (overdreven) een niet-de-
publiciteitszoekende collega met gou-
den handjes niet specialist wordt en een
veelschrijvende dubbel-linkshandige
wel, blijft voor mij onverteerbaar.
Genetisch dubbel-onderwijs-belast en
uitgaande van het standpunt dat de leer-
ling van nu de klant van straks is, was
ik meerdere jaren leraar Gezondheids-
leer aan de RMLS in Meppel. Hoewel
het lang niet altijd gemakkelijk en aan-
genaam werk is, denk ik toch dat onze
beroepsgroep in het agrarisch onder-
wijs nogal wat heeft laten liggen.
Indirect via de MMLS was een jonge
Slowaakse collega een paar maanden
onze gast en hebben wij omgekeerd
ook heel veel over het vroegere Oost-
blok geleerd, kort samengevat: \'vijfen-
twintigjaar achterstand en achterstallig
onderhoud in alle opzichten\'.

Zesduizend guldens

Aan veterinaire hoogstandjes heb ik
niet veel kunnen bijdragen. Slechts
eenmaal was het mij gegeven de voor-
pagina\'s van de landelijke pers te ha-
len: een mnd verorberde een porte-
feuille met zesduizend gulden. Een
rumenotomie volgde en de pensin-
houd werd verzameld. Bij de daama
door de Nederlandse Bank noodge-
dwongen, wel gefaseerde, uitge-
voerde herstelwerkzaamheden, bleek
geld wel te stinken. Ik zal de lezer niet
vervelen met wat ik beschouw als een
rijkdom aan ervaringen. Wat mij wel-
iswaar, als tot nu toe onopgelost raad-
sel zal bijblijven, is het opvallend
grote aantal lebmaagbloedingen bij
runderen in de tweede helft van de ze-
stiger jaren in de omgeving van Mep-
pel. Keurig geïnventariseerd door col-
lega Gol maar even onverklaarbaar
gekomen als gegaan. Ook een veulen
met narcolepsie staat op mijn netvlies
gegrift, helaas gingen de videobeelden
ervan verloren. Van veel onvoldoende
beantwoorde vragen zijn er twee me
blijven bezighouden:
moet ik een
paard in zijn borst inspuiten of
mag
het in de hals en ook vraag ik mij nog
steeds af waarom het intra-abdomi-

naal toedienen van antibiotica bij run-
deren met peritonitis (in mij optiek
vaak levensreddend) niet meer ingang
vond. Dat ik een bijdrage kon leveren
in de problematiek van de rectum-
mmptuur was voor mij niet meer dan
een aangename plichtsuiting. Met een
nieuwe hechtmethode ben ik nog
steeds bezig.

Tuchtrechtspraak

Een woord apart zou ik willen wijden
aan het Veterinair Beroepscollege waar-
van ik de eerste zittingsperiode mocht
meemaken. Nadmkkelijk zij gesteld dat
dit een veterinaire beschouwing is: én
omdat ik geen jurist ben én omdat juri-
disch een dergelijke beschouwing niet
gebmikelijk is. Toch denk ik de veteri-
naire zaak met mijn ervaring in dezen te
kunnen dienen. Zo zou een inventarisa-
tie van de klachtenproblematiek wel
eens zeer verhelderend en preventief
kunnen werken. Een voorzichtige schat-
ting mijnerzijds is dat ongeveer de helft
van de klachten in de tuchtrechtspraak
de behandeling van de patiënt betreft en
een kwart over het onderzoek van de pa-
tiënt gaat. Misschien wel veel belangrij-
ker is het echter voor mijn gevoel dat
waarschijnlijk in zo\'n driekwart van de
gevallen in meerdere of mindere mate
sprake zou kunnen zijn van falende of
onvoldoende communicatie en/of dito
informatie, ergo: de keus voor het
Leitmotiv van het Jaarcongres 2000 past
in dit straatje. Enkele conclusies en aan-
bevelingen met betrekking tot de Tucht-
rechtspraak zouden kunnen zijn: aan de
communicatieve vaardigheden van die-
renartsen dient hoge prioriteit te worden
toegekend; onderschat niet de impact
van een tuchtzaak en probeer deze
daarom tot het uiterste te voorkómen.
Dat is altijd beter dan vóórkomen. Is er
toch sprake van een zaak zorg dan voor
goede ondersteuning, zowel juridisch
(zal meestal een jurist van de beroeps-
wa-verzekering zijn) als veterinair (bij-
voorbeeld collega-specialist of Facul-
teit) en houd goed vooroverieg. Uit het
oogpunt van rechtsgelijkheid gaat dit
advies ook op voor de klagende partij.
Getuigen zijn verplicht ter zitting te ver-
schijnen, desnoods gedwongen. Dit
geldt niet voor beklaagden. Door niet te
verschijnen verspeelt beklaagde wel de
mogelijkheid van mondelinge toelich-
ting inzake onvoorziene vragen ter zit-
ting.

Tot zover de subjectieve weergave van
de loopbaan van een redelijk bevlogen
practicus. Het is een mpoje .tijd ge-

weest, waarvan ik me vooral in het be-
gin maar moeilijk los kon maken.
Latere gebeurtenissen vergemakkelijk-
ten het afscheid van de praktijk wel iets.
Ik noem vooral de toenemende over-
heidsbemoeienissen (deels uit Den
Haag, deels uit Bmssel) zoals het be-
voogdende geneesmiddelenbeleid en
de tumor-achtige administratie-ontwik-
kelingen. Ook de economische achter-
uitgang in de sector nutsdieren en de ne-
gatieve beeldvorming van de voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong
baren zorg: landbouw en veeteelt wor-
den steeds meer verdrongen door infor-
matietechnologie en dienstverlening.
Nederland als een soort Japan van
West-Europa? De steeds indringender
certificering en protocollering beogen
kwaliteitsgaranties. Maar wat dan te
denken van de invloed van de NMa, die
dmkt weliswaar de consumentenprijs
maar hoe zit het met de kwaliteit? Ook
het nieuwe curriculum waarin de dier-
soort uitgangspunt wordt in de oplei-
ding en niet meer de veterinaire disci-
plines, roept bij mij twijfels op. Voor
pluimvee, varkens en kleine herkau-
wers (dus diersoorten waar de nadmk
ligt op koppelaandoeningen) is dit min

-ocr page 300-

of meer vanzelfsprekend. Maar geldt dit
ook voor diersoorten waarbinnen het
individu nog een grote rol speelt, zoals
bij het paard en rund en zal dit dan uit-
eindelijk ten koste gaan van de kwaliteit
van het disciplinespecialisme? We zul-
len het afwachten. En waarom is dit ei-
genlijk in Gent dan ook niet gedaan?
Verder is het mijn stellige overtuiging
dat in de toekomst alleen sterke groeps-
verbanden en veel lobbywerk in staat
zullen zijn on beroep voor afkalving te
behoeden. De laatste restjes valse
\'Vlimmen- en Irisromatiek\' zullen
moeten wijken voor een assertieve an-
nexatiepolitiek ten aanzien van aan-
grenzende vakgebieden (volksgezond-
heid, zoönosen, opbouw van de dier-
geneeskunde in tweede en derde wereld
enzovoort).

Kritisch

Tot slot waag ik het, hoe aanmatigend
het dan ook mogelijk onbedoeld over-

Het najaarsprogramma is bijzonder
goed ontvangen. We hebben een aantal
zeer interessante nieuwe cursussen die
we hier graag wat nader toelichten:

Hygiëne en wondbehandeling.

Dit belooft een zeer interessante cur-
sus te worden voor iedereen die be-
wust zijn vak uit wil oefenen.
Moeten we voor de gecertificeerde
praktijk beschrijven HOE we de prak-
tijk reinigen, hier leren we WAAROM
we ook al weer met bepaalde desinfec-
tantia bepaalde agentia te lijf moeten.

Mevrouw Christa Kenters heeft jaren-
lang in ziekenhuizen de hygiëne en
steriliteit bewaakt, en heeft deze ex-
pertise uitgebouwd in haar eigen be-
drijf Hygiëne Consult Nederland.
Enthousiast, gedreven en zeer ter zake
kundig zal zij nu ook voor dierenartsen
hygiëne en infectiepreventie onder de
aandacht brengen.

Niet alleen zal er aandacht besteed
worden aan het schoonmaken van de
diverse praktijkmimten, maar ook de
reiniging en desinfectie rondom het
operatiegebied, inclusief behandeling
komt, een aantal collegiale ervaringen
en aanbevelingen te debiteren:
Bekijk kritisch waar je sterke punten
liggen en ontwikkel deze (in visserster-
men: bekijk waar je \'een vin meer hebt
dan een baars\'). Wees hierbij assertief
Neem echter ook even consequent af-
stand van datgene watje niet goed (ge-
noeg) beheerst. Toets dit in collegiaal
(groeps)praktijkverband en kom zo tot
een optimale taakverdeling: de eerste
aanzet tot differentiatie en specialisa-
tie. Tussen specialisatie en schaalver-
groting bestaat een duidelijk syner-
gisme. Het tegenwoordig soms obli-
gate, mogelijk wel modieuze, maar he-
laas ook kostbare verwerven van een
certificaat moet meer inhouden dan al-
leen een teken aan de wand. Grijp elke
kans op veterinaire activiteiten aan en
bekijk niet altijd van te voren of het wel
voldoende zal opbrengen. Zorg altijd
voor goede communicatie zowel bin-
nen de praktijk als naar de klanten toe.

van het instmmentarium, etcetera,
komt aan de orde.

Kortom een zeer goede gelegenheid
om stil te staan of de vele routinematig
uitgevoerde handelingen ook de ade-
quate aanpak krijgen.

Mevrouw Wilma van der Vliet is wond-
verzorgingsspecialiste van Beiersdorf-
Medical.

Zij zal een heel praktische presentatie
geven over wondverzorging in het al-
gemeen en middels een interactieve
presentatie de verschillende soorten
wondverzorging bij gezelschapsdieren
tonen.

Door op het goede moment het juiste
materiaal te gebmiken zijn er enorm
goede resultaten te boeken.

Deze cursus wordt gehouden op dins-
dag 24 oktober 2000 van 13.30tot 21.00
uur in Zeist. U kimt zich hiervoor nog
aanmelden bij PAO-Diergeneeskunde,
telefoon 030-2517374.

Reanimatie bij mens en dier

Geheel nieuw is deze cursus in samen-
werking met de VVAA.
Iedereen moet enige basiskennis heb-
ben van reanimatie bij mensen. Wij
dierenartsen hebben dagelijks met heel
veel mensen te maken en hebben bo-
vendien een redelijke medische ken-

Goede vaktechnische lekenvoorlich-
ting (via publieksfolders, brochures, le-
zingen en vooral het intemet) kan op
den duur veel goodwill opleveren. Het
hiermee belasten van de meest ge-
schikte collega binnen een (groeps-)
praktijk lijkt mij een goede zaak.
Vmchtbaarheidsbegeleiding is bij veel
diersoorten de ingangspoort gebleken
voor verdere bedrijfsbegeleiding.
Sta nooit boven je klanten maar, zij het
op afstand, naast hen. Kringverga-
deringen zouden, gezien de veranderde
beroepsstmctuur mogelijk beter ver-
vangen kunnen worden door minder
frequente maar beter bezochte regio-
nale bijeenkomsten op specialisatieba-
sis, georganiseerd in samenwerking
met de betreffende Groep van de
KNMvD. Belang nemen in onderne-
mingen die slechts zijdelings raakvlak-
ken hebben met de diergeneeskunde
kan de diergeneeskundige onafhanke-
lijkheid in gevaar brengen.

nis. Maar zijn we voldoende op de
hoogte als werkelijk een acute levens-
bedreigende situatie zich voordoet?

Nu is er dan de gelegenheid om in een
middag goede theoretische infonnatie
te krijgen vanuit de Commissie Spoed-
eisende Geneeskunde van de VVAA,
door dr. R.G. van Kesteren, intemist-
intensivist verbonden aan het UMC.
Na deze inleiding volgt een praktisch
deel met speciaal daarvoor ontwik-
kelde oefenpoppen en begeleid door
deskundige instructeurs
\'s Avonds zal prof dr. Ludo Helie-
brekers dan een brug slaan naar ons
eigen vakgebied en een voordracht ge-
ven over reanimatie bij gezelschaps-
dieren.

Woensdag 29 november 2000 van 13.30
tot 21.00 uur is een dag die voor een ie-
der van u een aanrader is. PAO-Dier-
geneeskunde, telefoon 030-25173 74

Een praktijk met uitstraling, dat zie je
zo!

Een boeiende dag waar een marketing
deskundige, een ontwerper en een ar-
chitect inzicht geven hoe hun werk-
veld u kan helpen het eigen gezicht van
uw praktijk te bepalen en dit vorm te
geven in logo, huisstijl en behuizing.
Meer info, zie elders in dit tijdschrift.

-ocr page 301-

imemoriam

Nu de zomer van 2000 ten einde loopt, kijken we terug naar onze mooie
herinneringen aan Michèle. Attent, kritisch, grappig en altijd stralend
heeft ze ons veel gegeven. Zo plotseling van ons verdwenen, blijven
juist deze mooie herinneringen bij ons achter.
Met het onderstaande gedicht proberen we dit gevoel te verwoorden.

As imperceptibly as grief

>As imperceptibly as grief
The summer lapsed away,-
Too imperceptible, at lost,
To seem like perfidy.

A quietness distilled,
As twilight long begun,
Or nature, spending with herself
Sequestered afternoon.

The dusk drew earlier in,
The mourningforeign shone,--
A courteous, yet harrowing grace,
As guest that would be gone.

And thus, without a wing.
Or service of a keel,
Our summer made her light escape
Into the beautiful.

Emily Dickinson (1865)

Michèle Kruip

Michèle, we missen je.

Namens Michiel en familie,
de Voorjaarsdagencommissie

Astrid, Annemarie, Mieke, Hein,
Thijs, Gert Jan en Jolle.

-ocr page 302-

De rundveedierenarts als interdisciplinair adviseur

Zoetermeer, 18 september 2000 - Vandaag kijkt een selecte groep van pakweg
zestig dierenartsen en relaties naar de positie van de rundveedierenarts in
2010. De Groep Geneeskunde van het Rund presenteert haar toekomstvisie:
de moderne rundveedierenarts is erkend en functioneert te midden van een
multidisciplinair netwerk van adviseurs van de melkveehouder. Aan ir. G.A.
Koopstra, directeur VVM, ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) en J.C.P. Vogelaar, voorzitter LTO, vakgroep Melkvee-
houderij, de eer om de visie van commentaar te voorzien. De voorzitter van de
Groep Geneeskunde van het Rund, dr. T.J.G.M. Lam, belicht het perspectief
van de rundveedierenartsen. Dagvoorzitter is dr. Tj. Jorna, algemeen secreta-
ris van de KNMvD.

Door Sophie Deleu

Een korte schets van de inhoud van het
rapport \'De dierenarts als interdiscipli-
nair adviseur; visie op de rundveege-
zondheidszorg in 2010\' is te vinden in
het persbericht dat naar aanleiding van

de presentatie van de visie is verstuurd
en dat is opgenomen in deze uitgave.

Niet zomaar adviseur!

Ir. G.A. Koopstra is vol lof over de vi-
sie, maar plaatst toch enkele kritische
kanttekeningen. Hij vindt het rapport
\'te eenzijdig: het belicht voomamelijk
de relatie tussen dierenarts en veehou-
der en te weinig het publieke belang
van de dierenarts\'.

Hij denkt ook dat de schatting dat er in
2010 nog ongeveer 21.000 melkveebe-
drijven zullen zijn, aan de hoge kant.

De schatting dat er in 20i0 nog
21.000 melkveebedrijven zullen zijn,
is zelfs nog aan de hoge kant.

Er is dus een afname van de vraag naar
veterinaire dienstverlening, zoals het er
nu naar uitziet. Koopstra denkt inder-
daad dat er - zoals ook in het rapport
staat geschetst - een veel breder pakket
aan diensten zal kunnen worden gele-
verd door de dierenarts. Het doel hier-
van is helder: \'een tonenswaardige vee-
stapel: gezond en presentabel\'.
Maar voor hem is de kous daarmee nog
niet af: \'U bent toch niet zomaar een
adviseur?! U staat toch borg voor de
nationale garantie voor dier- en volks-
gezondheid?\' Koopstra realiseert zich
dat de dierenarts in een pijnlijke spa-
gaat terecht kan komen tussen de soci-
aal-economische belangen van de vee-
houder enerzijds en de algemene
belangen anderzijds. De oplossing
moet derhalve gezocht worden in ke-
tengarantiesystematiek. Maar de die-
renarts zal ook zelf verantwoordelijk-
heid moeten - durven - nemen: \'U kunt
zich niet opstellen als toeschouwer\'.
Om de pijnlijke spagaat ter vermijden
stelt de directeur VVM voor de relatie
tussen veehouder en dierenarts vast te
leggen in een contract - \'of zo u wilt:
statuut\'- en dit openbaar te maken.

Koopstra: leg de relatie
tussen veehouder en dierenarts
vast in een contract.

Provoceer meer!

J.C.P. Vogelaar is heel mild in zijn
commentaar. Opvallend vriendelijk
complimenteert hij de rundveedieren-
artsen, bijvoorbeeld met hun service.
\'Als ik bel, dan komt u, meteen. Als
mijn dierenarts niet komt, dan heeft hij
een zeer goede reden\'. Wel vindt hij
het rapport \'weinig revolutionair\' en
het geeft naar zijn smaak te weinig
keuzes weer die de dierenarts gaat ma-
ken. Want kiezen fs volgens Vogelaar
onvermijdelijk, ook voor de dieren-
arts. Ook hij vindt de genoemde

-ocr page 303-

21.000 namelijk aan de lage kant.
Vragen van de veehouder aan de dieren-
arts zijn en zullen blijven: kennis, bege-
leiding en preventieve zorg en bij nacht
en ontij problemen oplossen. Verder is
er behoefte aan wat Vogelaar noemt \'de
accountantsverklaring sanitair\': garan-
tieverklaringen op het gebied van ge-
zondheid en welzijn. Tot slot mag na-
tuurlijk ook de apotheek niet op dit
lijstje ontbreken, maar hierbij merkt de
vakgroepsvoorzitter op, dat de onafhan-
kelijkheid van marges op medicijnen
van belang is: \'U moet zich afvragen
hoe u zichzelf wilt laten betalen\'.
Hij heeft overigens geen moeite met de
onafhankelijkheid van de dierenarts:
\'de consument wil melk van gezonde
dieren. Dit is een gezamenlijk belang
van veehouder en dierenarts\'. Wel
pleit hij ervoor zoveel mogelijk de ver-
antwoordelijkheid voor de productie-
wijze en de gezondheid van het vee bij
de veehouder te laten.

Vogelaar heeft geen moeite met de
onafhankelijkheid van de dierenarts:
melk van gezonde dieren is een
gezamenlijk belang.

Hij heeft geleerd van de \'slijtersaf-
faire\'. Nog maar een paar jaar geleden
zou ik er niet over peinzen om een ver-
plicht bedrijfsbezoek te bepleiten.
Maar nu zijn wij druk bezig met de
zogenaamde \'APK-keuring\'. We moe-
ten veel meer inzicht hebben in hetgeen
werkelijk op de bedrijven gebeurt.
Vogelaar is ook kritisch over het rap-
port: \'Niet iedereen beheerst het vak
goed. Ben je goed, zeg het dan. Maar
ben je ergens ni^t goed in, schakel dan
een ander in!\' Overigens precies in de
lijn van de rundveedierenartsen, die
zichzelf zien functioneren in een net-
werk van adviseurs op allerlei gebied.
\'Provoceer meer!\' is uiteindelijk de al-
gehele aanbeveling van Vogelaar. Durf
te kiezen en kom er voor uit: \'Zorg dat
u altijd klare wijn kunt schenken.\'

Professionalisering

Dr. T.J.G.M. Lam benadrukt in zijn
toelichting op het perspectief van de
rundveedierenartsen zelf het belang
van professionalisering, kwaliteit en
inzichtelijkheid. Hij schetst ontwikke-
lingen zoals de steeds hogere eisen van
de samenleving aan voedselveiligheid
en dierenwelzijn. En schaalvergroting:
\'Toen ik geboren werd, waren er even-
veel koeien als nu, maar nog maar één
op de zes bedrijven is over\'.
De hogere eisen aan het ondernemer-
schap van de boer, vragen om andere
veterinaire dienstverlening: \'Van pre-
ventief naar curatief is het devies\'.
Lam benadrukt hierbij het belang van
monitoren, naar zijn mening een goede
invulling van een \'APK-keuring\'.
Verder vindt hij het juist hiervoor es-
sentieel dat de rundveedierenarts \'tus-
sen de koeien\' blijft werken.
Over de onafhankelijkheid van de die-
renarts is hij glashelder: \'Controle-
taken in het kader van de preventie van
besmettelijke dierziekten zijn voor ons
sinds jaar en dag een vanzelfsprekend-,
heid. Wat het afgeven van ketengaran-
ties betreft; daarover moeten goede af-

-ocr page 304-

spraken gemaakt worden. Onaange-
kondigde bedrijfsbezoeken zijn bij-
voorbeeld onbespreekbaar\'.
Als zwakke punten van de rundveedie-
renarts noemt Lam: communicatie met
de cliënt - \'hoe breng ik de soms nega-
tieve boodschap over\'?\'- marketing -
\'hoe verkopen we het dienstverle-
ningsproduct dat we met grote investe-
ringen tot stand hebben gebracht?\' -
specifieke kennis en het fiinctioneren
binnen een \'netwerk van deskundigen\'
rond de veehouder.

Hoe \'verkopen\' we het dienstverlenings-
product van de erkende rundvee-
dierenarts, waarin we zoveel
hebben geïnvesteerd?

Gezamenlijke doelen moeten naar zijn
mening via het bestuurlijk besluitvor-
mingscircuit worden gerealiseerd. Het
belang van dierenwelzijn bijvoor-
beeld: \'Natuurlijk bespreek ik dit on-
derwerp met de veehouder. Soms lukt
het ook om een verbetering te bewerk-
stelligen. Maar als adviseur heb je al-
leen overtuigingskracht om je doel te
bereiken. Bestuurlijk daarentegen kun
je veel hardere, collectieve afspraken
maken. Met veel meer effect.\'

Welzijn en apotheek

Een paar punten uit de discussie zijn
het noemen waard. Zoals het imago
van de melkveehouderij. Dat is nog
steeds goed, mede doordat koeien in
Nederland in de wei lopen. Helaas kon
de milieuwetgeving er wel eens toe lei-
den dat een toenemend aantal boeren
hun koeien het jaar rond binnen gaat
houden. Ook Vogelaar geeft toe dat dit
op veel bedrijven de problemen met
het voldoen aan ammoniaknormen in
één klap oplost. Koopstra vindt het een
gevaarlijke ontwikkeling met betrek-
king tot het imago en het dierenwel-
zijn. Of het nu werkelijk slecht is voor
de koeien, is nog de vraag. Dierenarts
Jaap Westerbeek, in de zaal aanwezig,
neemt op grond van jarenlange erva-
ring in de rundveehouderij stelling:
\'Jazeker, de koeien gaan erop achteruit
als je ze niet meer buiten laat lopen.
Laat dat maar eens gezegd zijn\'.
Een ander discussiepunt is de veteri-
naire apotheek. De voorzitter van de
AUV, Henk Jan Ormel, poneert de stel-
ling dat de dierenarts bij uitstek degene
is die niet alleen diergeneesmiddelen
toepast, maar ze ook bij voorkeur distri-
bueert. Daar is Vogelaar het helemaal
niet mee eens: \'U mag ze van mij best
voorschrijven en u bent dé deskundige
op dit gebied dus ik laat me graag advi-
seren over diergeneesmiddelen. Maar ik
zou ze graag zelf elders kunnen betrek-
ken, als dat goedkoper is\'. Ofhet wense-
lijk is dat de dierenarts een groot deel
van zijn of haar inkomen uit de verkoop
van diergeneesmiddelen genereert - of
beter: kan genereren - is een discussie
waard. Als het aan de mndveedierenart-
sen ligt, wordt deze in 2010 beloond
voor zijn interdisciplinaire advies op ge-
bied van gezondheid en welzijn.

Persbericht

De moderne rundveedierenarts
is interdisciplinair adviseur

De moderne rundveedierenarts is gezien zijn deskundigheid en het vertrouwen dat
door de veehouder in hem wordt gesteld een belangrijke adviseur op het gebied van
diergezondheid. Het accent ligt daarbij op preventie en samenwerking. Dit vraagt
grote kennis op het gebied van rundergezondheid, zootechniek, bedrijfsmanage-
ment en wet- en regelgeving. Vandaar dat de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
pij voor Diergeneeskunde (KNMvD) differentiatie naar diersoort stimuleert met
een toegesneden kwaliteitssysteem.

Dit staat in het rapport \'De dierenarts als interdisciplinair adviseur; visie op de
rundveegezondheidszorg in 2010\', dat op 18 september 2000 wordt gepresenteerd.

De rundveehouderij wordt geconfronteerd met toenemende eisen aan diergezondheid,
in het belang van volksgezondheid, dierenwelzijn en milieu. Nieuwe regelgeving is het
gevolg. De dierenarts kan in deze ontwikkelingen, gezien zijn deskundigheid en zijn
vertrouwensrelatie met de veehouder, een cruciale adviserende rol spelen. De KNMvD
stimuleert dit. De traditionele, consultatieve diergeneeskunde is veranderd in pro-ac-
tieve, preventieve diergeneeskunde.

De dierenarts is adviseur binnen een multidisciplinair netwerk van begeleiders van de
rundveehouder. Dit vraagt dusdanig vergaande kennis van rundergezondheid, zootech-
niek, bedrijfsmanagement en wet- en regelgeving, dat specialisatie naar diersoort ge-
wenst is. Hiertoe is door de KNMvD een kwaliteitssysteem ontwikkeld.
Samen met de tweedelijns diergezondheidszorg blijft de rundveedierenarts de primaire
adviseur op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn. In samenwerking met an-
deren is hij daarnaast bewaker van de volksgezondheid. De rundveedierenarts speelt
dan ook een belangrijke rol in systemen zoals Keten Kwaliteit Melk (KKM) en Integraal
Keten Beheer (IKB).

-ocr page 305-

Het duurt nog een vijftal weken voor-
dat de Groep Groot Dagen 2000 begin-
nen.

In het tijdschrift van 1 oktober zat een
inschrijfformulier, dit heeft u inmid-
dels ingevuld zodat u één van de 125
deelnemers van deze Groep Groot Da-
gen zult zijn.

Aangezien dit de eerste Groep Groot
Dagen zijn sinds de vorming van het
CED (Coördinatiecentrum Erkende
Dierenartsen), is het op dit moment
nog niet duidelijk hoeveel punten u als
deelnemer van deze dagen kunt verza-
melen, maar dat u punten kunt verza-
melen voor uw erkenning, dat is zeker.
Wij hopen op korte termijn meer infor-
matie over de verdeling en het aantal
punten te krijgen en zullen dat via deze
weg bekend maken.
Naast de diersoortsessies en de ple-
naire sessies is traditiegetrouw de
jaarvergadering van de Groep Practici
Grote Huisdieren op een avond tijdens
de Groep Groot Dagen gepland. Tij-
dens deze ledenvergadering zullen de
secretaris en de penningmeester hun
jaarverslag presenteren. Net als voor-
gaande jaren zal de voorzitter terugkij-
ken in het voor landbouwhuisdieren-
practici zeer turbulente jaar en tevens
zal hij proberen voomit te kijken om
zo samen met de leden te proberen een
toekomstbeeld te schetsen.

Groep Groot Dagen 2000

KNMvD

Nieuw op deze Groep Groot Dagen is
dat de Groep Varken als één van de
deelsessies een ledenvergadering zal
houden.

Gedetailleerde informatie over de
diersoort-deelsessies zullen wij in het
volgende stukje over de Groep Groot
Dagen geven.

Groep Groot Dagen 28, 29 en 30 no-
vember 2000, Papendal, Arnhem.

Groep Practici Grote Huisdieren

Congressen & Symposia

Oktober

■ 17-19 Agri Vision, de eerste Nutreco Agriculture
Business conferentie \'Future scenarios for
animal food production in Europe\', Grand
Hotel Huis ter Duin. Noordwijk aan Zee.
Meer informatie: Nutreco Agriculture, Ellen
Kuijpers, tel.: 3M85-589684, e-mail:
info@agrivision2000.com, intemet: www.
agrivision2000.com

November

4 Jaarlijks symposium \'Kattendag\' van de
Stichting Felissana i.s.m. Hoofdafdeling
Pathologie, FdD. Androclusgebouw, de
Uithof Utrecht. Aanvang: 10.15 uur.
Aanmelding en betaling vóór 20 oktober
2000, op postgiro 368421 t.n.v. Felissana
te Poortugaal. Secretariaat: Bloemstraat
45, 1975 EM IJmuiden, telefoon: 0255 -
516788, e-mail: stichting@felissana.de-
mon.nl, intemet: www.feIissana.demon.nl.

4 Symposium Belgian Equine Practitioners
Society (BEPS), Auditorium \'J\', Campus
Erasmushospitaal te Brussel. Informatie:
prof dr. P. Desmet, Faculteit Diergenees-
kunde, RUG, tel.: 32-9-2647643, fax: 32-
9-2647795, e-mail: paul.desmet@rug.ac.be.

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

17 Studienamiddag IPVS-Belgian branch,
Merelbeke, België.

18 Symposium \'voedselveiligheid\' in Androc-
lusgebouw, FdD, Utrecht. Organisatie:
Vaktechnische Bond van Keurmeesters en
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van
de KNMvD.

22 Europees symposium \'Tandaandoeningen
bij katten\' in het Mercure Hotel te Nieuwe-
gein, aanvang 20.00 uur. Deelname gratis.
Opgave bij: Hill\'s Pet Nutrition BV, t.a.v.
mw. T. de Waard, Essendonk 31, 4824 DA
Breda, faxnr.: 076-5421141, tel.: 0800-
0222466.

28 Jaarlijkse studiedag WRSA, Androclus-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht. Thema: \'Infectieziekten bij konij-
nen\'. Aanvang: 10.00 uur. Aanmelden: Secr.
WRSA, dhr. B. Rutten, p/a/ IPC Dier Horst,

■ ■ Stationssh^at 104,5963 AB Horst, tef.: 077-
3998888, fax: 077-3983733.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Amhem. (PAO-D cursus 935.)

December

13 Studiedag Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC),
Faculteit der Diergeneeskunde. Thema:
\'Monitoring, surveillance en diagnostiek
van dierziekten\'. Informatie: T. Nell, tel.:
0485-587630, e-mail: tom.nell@intervet.
com.

15—16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie: prof dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, tel.: 030-2531183, fax:
030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme@vet.
uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek, tel.: 31-
10-4087581, fax: 31-10-4089461, e-mail:
uilenbroek(ajendov.fgg.eur.nl, intemet:
www.eur.nl/endov/SSF2000.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

Oktober

16 Najaarsvergadering AUV regio oost. Hotel
de Cantharel te Ugchelen, aanvang: 20.30
uur.

19 Najaarsvergadering AUV regio noord,
Gezondheidsdienst voor Dieren in Drachten,
aanvang: 20.30 uur.

30 Najaarsvergadering AUV regio zuid.
Gezondheidsdienst voor Dieren in Boxtel,
aanvang: 20.30 uur.

November

1 Post IPVS-bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in Hotel Tiel,
aanvang: 13.30 uur.

2 Najaarsvergadering AUV regio west, Hotel
Breukelen te Breukelen, aanvang: 20.30 uur.

2 Ledenvergadering Groep Geneeskunde van
het Paard, aanvang: 20.00 uur, locatie:
Papendal, Amhem.

16 Bijeenkomst Overijssels Nieuws(s) om
20.00 üur in Xalencfentrum \'De Poppe" nabij\'
Markelo. Onderwerp: contracten en secun-
daire arbeidsvoorwaarden.

19 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund op de Faculteit der Diergeneeskunde
met als onderwerp: E. coli. Aanvang: 13.30
uur.

28 Ledenvergadering Groep Practici Grote
Huisdieren. Locatie: Papendal, Amhem.

30 Studievergadering Groep Homoeopatisch-
werkende dierenartsen, zaal 415 van het
Beatrixgebouw van het Jaarbcurscongres-
centmm, Jaarbeursplein te Utrecht, van
19.30 tot 23.00 uur.

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline\'-)

15-11-2000 maandag 30-10-2000
01-12-2000 maandag 13-11-2000
15-12-2000 maandag 27-11-2000
01-01-2001 maandag 11-12-2000

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 306-

Cursussen

Oktober

15 Start PAO-D cursus 00/925: Leergang
prakt ij kmanagement.

20 PUOD (België)-cursus 6: Uiergezondheid.

24 PAO-D cursus 00/133: Hygiëne en
Wondbehandeling Gezelschapsdieren.

26 PAO-D cursus 00/930: Immobiliseren.

26 PAO-D cursus 00/503: Het keuren van
paarden.

28 Cursus \'Uw eigen website\'. Faculteit der
Diergeneeskunde van 10.00 tot 16.00 uur.
Zie www.knmvd.nl of het PAO-D-boekje
(00/938), of bel of mail met cursusleider
Jan@Klingen.nl, 06-53564480.

31 PAO-D cursus 00/129: Patiëntendemon-
stratie GD.

PAO-D cursus 00/147: Vetmedin GD.

31

00/230: Abortus en

November

1 PAO-D cursus
Neospora.

1, 8 en 15 PUOD (België)-cursus 7: Abortus en
neospora bij het rund.

2 PAO-D cursus 00/139: Virale Infecties Kat
II.

PAO-D cursus 00/931: Bouwstenen.
PUOD (België)-cursus 8: Vleesvee en ge-
netica.

PAO-D cursus 00/148: Vetmedin GD.
PAO-D cursus 00/928: Een praktijk met
uitstraling.

00/231: Abortus en

00/116: Chemotherapie

cursus 00/315: Klinische les

PAO-D cursus
Neospora.
PAO-D cursus
GD.
PAO-D
Varken.
9 en 14

PUOD (België)-cursus l:Het ge-
neesmiddelendepot \'Grote Huisdieren\'.
9, 16 en 23 PAO-D cursus 00/234: Voeding
Rund Module I.

Dix & Fortuin

helpt u

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch aan de
slag? Doe een beroep op Dix & Fortuin, want als
onafhankelijk adviesbureau onderzoekt Dix &
Fortuin uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt een
begroting op. Bepaalt samen met u uw kredietbe-
hoefte en regelt met u de gewenste verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijkoverdracht,
bij associatie en assistentie. Belt u even voor een
afspraak of een brochure.

(le (1

over

remi

Telefoon (030) 251 51 99
Fax (030) 254 09 64
Koningslaan 63
Utrecht

Dierenartsenpraktijk Heusden & Altena zoekt per i januari 2001

Dierenarts (m/v)

Naast Inzetbaarheid in de landbouwhuisdierenpraktijk, wordt aantoonbare belangstelling voor de gezelschapsdierenpraktijk verlangd.
Geboden wordt een fulltime baan, inclusief avond- en weekenddiensten, met in eerste instantie een aanstelling voor één jaar. Bij gebleken
geschiktheid zijn er goede toekomstmogelijkheden. Arbeidsvoorwaarden en salariëring volgens richtlijnen van de KNMvD. Gelieve uw
schriftelijke reactie binnen 14 dagen na verschijnen van dit Tijdschrift te richten aan:
Dierenartsenpraktijk Heusden al Altena, Postbus 2, 5256
ZC Heusden.

Gevraagd per 01-01-2001 voor gemengde viermanspraktijk

allround dierenarts (m/v) met accent op gezelschapsdieren

• werkzaamheden voornamelijk gezelschapsdieren

• enige ervaring vereist

• directe inzetbaarheid in diensten gemengde praktijk

• aantal dagen/uren bespreekbaar (minimaal 3 dagen).

Schriftelijke reacties binnen 14 dagen richten aan: DAC Ede-Bennekom, t.a.v. j. van \'t Riet, Arnhemseweg 50, 6711 HD Ede.
Voor inlichtingen: 0318 - 610112 (tussen 9.00 en 17.00 uur)

-ocr page 307-

allround dierenarts (m/v)

De nieuwe collega zal ingezet worden in de gemengde praktijk. Enige ervaring en belangstelling voor gezelschapsdieren worden als een pré
beschouwd. Wij bieden een volledige aanstelling volgens KNMvD-normen in een werkkring met goede toekomstmogelijkheden. Voor na-
dere inlichtingen: J. Keizer, telefoon 0529 - 452319.

Gaarne uw schriftelijke sollicitatie binnen twee werken richten aan: Dierenartsenpraktijk Ommen, Baron Bentinckstraat 2, 7731 EK Ommen,
e-mail: dapommen@worldonline.nl.

Dierenartsenpraktijk \'Zaltbommel\' zoekt in verband met het ver-
trek van een collega een

dierenarts m/v

De werkzaamheden in onze gemengde vijfmans praktijk bestaan
voornamelijk uit de geneeskunde van paarden, gezelschapsdieren
en rundvee. Vooral voor de uitbouw en ondersteuning van de eer-
stelijns paardensector zoeken wij een enthousiaste collega, die ook
werkzaam zal zijn in de gemengde praktijk. Wij bieden een fulltime
baan met goede toekomstmogelijkheden, salariëring volgens de
richtlijnen van de KNMvD, een goed geoutilleerde praktijk en een
prettige werksfeer. Wij vragen een enthousiaste, meedenkende col-
lega die naast de paardengeneeskunde breed inzetbaar is. Enige er-
varing is gewenst, algemene belangstelling en inzet onontbeerlijk.
Gaarne uw schriftelijke reacties binnen twee weken richten aan:
Dierenartsenpraktijk Zaltbommel e.o.. Nieuwe Tijningen 8, 5301
DA Zaltbommel of per e-mail: dapzaltbommel@vetweb.org

Voor volledige begeleiding bij
^ I luw praktijkovername
VVAA

BEL VOOR MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbus 81S3.3503 RD Utrecht
Internet vnvw.waa.nl

. vïhbiac

Ve/iOtrowC^\'k Vffw Mmx^

Fortiflex* is een nieuw, natuurlijk, aanvullend diervoeder
ter ondersteuning van de opbouw van de gewrichten en
het bewegingsstelsel. Fortiflex* bevat onder andere
chondro\'itlnesulfaat, een essentiële proteoglycaan voor
de stevigheid en elasticiteit van het gewrichtskraakbeen.

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld

-ocr page 308-

Dierenartsenpraktijk Drechtstreek

te Dordrecht zoekt

enthousiaste collega (m/v)

Bij voorkeur met ervaring en voor 90% gezelschaps-
dieren, die zelfstandig kan functioneren en bereid is
mee te draaien in avond- en weekenddiensten.
Gestreefd wordt naar een duurzame samenwerking.
Gaarne schriftelijke reacties richten aan:
Dierenartsen praktijk Drechtstreek, t.a.v. j.L.H.
Hopmans, Dubbeldamseweg Noord 10-14,3311 LX
Dord recht.

In onze kliniek voor gezelschapsdieren komt plaats vrij
voor een vierde

dierenarts m/v, parttime

(3/5 weektaak)

Relevante ervaring (minimaal 1 jaar), goede contactu-
ele eigenschappen en een positieve instelling worden
op prijs gesteld. Sollicitaties kunt u richten binnen 14
dagen na verschijning van dit blad aan: Dierenkliniek
Vrieze b.v., t.a.v. drs. J.D. Vrieze, Berkelstraat 61,1316
SL Almere.

Junge, dynamische tierärztliche Praxis für Schweine in

Nordwest-Deutschland sucht einen

einsatzfreudigen
Spezialisten (m/f)

zur tierärztlichen Betreuung von Schweinebeständen in
Zucht und Mast.

Ihr Profil:

• fundierte Erfahrungen insbesondere in der tierärztlichen
Betreuung von Ferkelerzeuger-Beständen

• teamfähig

• gute deutsche Sprachkenntnisse in Wort und Schrift

• abgeschlossene Berufsausbildung zum Tierarzt

Geboten wird

• eine längerfristige Zusammenarbeit

• leistungsgerechte Bezahlung

• geregelter Wochenenddienst und

• Fortbildungsmöglichkeit

Angestrebt wird nach gründlicher Einarbeitung eine umfas-
sende Beratung und Betreuung in de Beständen - nicht ge-
ballte Massentätigkeit.

Eine diskrete Behandlung Ihrer aussagekräftigen Bewer-
bungsunterlagen wird zugesagt.
Tierärztliche Praxis für Schweine, Horst Gaumann,
Finkenstrasse 33, D-49377 Vechta, Deutschland. Tel.: -(-49-
4441-2074, fax: -(-49-4441-84628.

Melkvee met parasieten is een probleem en dat kost de veehouder
geld. Melkvee tegen parasieten behandelen is óók een probleem,
door de vaak lange wachttijden voor melk. Tenminste, zo was
het... Want nu is er Ivomec® EPRINEX, een veilig en zeer effectief
middel tegen endo- èn ectoparasieten met O dagen wachttijd voor
de melk. U kunt de melkveehouderij haast geen betere dienst
bewijzen. EPRINEX is ook bijzonder geschikt voor parasieten-
bestrijding bij jongvee; twee strategische
behandelingen geven doorgaans voldoende
bescherming tijdens het gehele weideseizoen.
Vraag voor meer informatie naar de brochure.

EPpEX

(eprinomectme) p..

stotitwel

MERIAL

- 6

maariiïet de
melkproductie

MERIAL B.V. Postbus 338, 1180 AH Amstelveen
www.merial.com

-ocr page 309-

Dierenkliniek

\'DeHoel<seWaard\'

Oostvoorsiraat 90 en 92 3262 JE Oud-Beijerland

Het team van onze gezelschapsdierenkliniek, bestaande uit twee dierenart-
sen en drie assistentes, zoekt:

derde gezelschapsdierenarts
(m/v) (8o-ioo%)

Vereist:

• Differentiatie gezelschapsdieren

• Relevante ervaring en aantoonbare ambitie

• Goede omgang met kwaliteitsbewuste clientèle

• Wens tot associatie

• Wens te wonen op het platteland, niet ver van de grote stad.
Ceboden:

\' Een fulltime baan

• Salariëring minimaal KNMvD-niveau en afhankelijk van inbrengen erva-
ring

• Goede intercollegiale dienstenregeling (i keer weekenddienst per 6-9 we-
ken, 1 keer avonddienst per 2 weken)

• Bij een goede samenwerking is de doelstelling te komen tot associatie.

Wertiomgeving.

Moderne gezelschapsdierenkhniek (http://www.dklhw.nl). Samen met de
nevenvestiging in Spijkenisse is ons werkgebied ruim boven de 160.000 in-
woners. Ons eiland is door de Tweede Kamer (voorjaar 2000) aangewezen
als gebied bestemd voor recreatie, natuurontwikkeling, waterbeheer en wa-
tersport. Rotterdam is in tien minuten rijden met de auto bereikbaar.
De doorstroomroute (Almere-Amsterdam-Antwerpen) zal ons eiland in de
toekomst verder ontsluiten.

Sollicitaties met curriculum vitae binnen drie weken te richten aan:
Dierenkliniek de Hoekse Waard, Oost Voorstraat 90-92, 3262 jH Oud
Beijerland.

i
i

D.G.C. Beek is een gemengde praktijk, waarin vijf die-
renartsen werkzaam zijn. Het accent van de praktijk
ligt binnen de gezelschapsdierensector. In verband
met het vertrek van onze (landbouwhuisdieren-)col-
lega zoeken wij een

dierenarts (m/v)

Van deze nieuwe collega verwachten wij:

• enthousiasme en de wil tot het bijdragen aan de ver-
dere ontwikkeling van de praktijk

• goede contactuele eigenschappen en geschiktheid
om in een team samen te werken

• bereidheid te participeren in de dienstregeling van
de gemengde praktijk.

Wij bieden deze nieuwe collega:

• goede toekomstmogelijkheden

• een (fulltime) baan in een moderne praktijk met een
prettige werksfeer

• salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden vol-
gens KNMvD-normen.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van uw c.v. graag bin-
nen 14 dagen na het verschijnen van dit Tijdschrift,

richten aan P.G.Lj. Boskamp, Julianalaan 34, 6191 AM

Beek.

Medici zoals dierenartsen, tandartsen.medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgevers0atriserv.nl

-ocr page 310-

Accountmanager Veterinair

Keuringsdienst
van ""

met een pro-active houding

De Algemene Directie van de Keuringsdienst van
Waren (voorheen Inspectie W&V) omvat een
accountsectie Food, Non-food en Veterinair en
een stafdirectie voor Bedrijfsvoering, Ondersteu-
ning en Beheer (BOB).

Voor de accountsectie Veterinair zoeken wij een
accountmanager (v/iti) voor 36 uur per week
(vacaturenummer KvW 00/16).

Functie-inhoud

Als accountmanager bent u belast met de strate-
gische beleidsontwikkeling, signalering en onder-
zoeksplanning op het gebied van de zoönosen en
dan met name de infecties die van dier naai mens
worden overgedragen. Daartoe oriënteert u zich
extern en intern. Naast nauwe samenwerking met
de collega\'s van het veterinaire account
zult u ook nauw samenwerken met de
collega\'s van het levensmiddelen-
account, vooral met diegene die zich
bezighouden met de voedselinfecties
in het algemeen. Extern onderhoudt
u nauwe contacten met onderzoeks-
instellingen, het Ministerie van
Landbouw, Visserij en Natuurbeheer,
controle diensten in de EG Lid-Staten en
DG-Sanco in Brussel. In deze functie heeft u
naast de taken om te onderhandelen en te over-
leggen, tevens een ambassadeurstaak. In de meer-
jarenplanning geeft u aan in welke richting uw
vakgebied gestuurd moet worden. U draagt mede
zorg voor een goed jaarplan voor handhaving en
signalering. U verricht desgevraagd de inhoude-
lijke toetsing van klachten en bepaalt met betrek-
king tot de zogenaamde Rapid Alertmeldingen
(snelle meldingssysteem voor gezondheidsbedrei-
gende waren van de Europees Commissie) of er al
dan niet actie moet worden ondernomen en zo ja
welke. U bent mede verantwoordelijk voor zowel
de inhoudelijke kwaliteitsbewaking binnen de
Keuringsdienst van Waren als de organisatie daar-
van. Verder schrijft u de Minister nota\'s betreffen-
de uw werkterrein. Tot slot draagt u er zorg voor
dat de rapportages van de Signaleringsafdeling
een goede follow-up krijgen.

Functie-eisen

U bent een afgestudeerd dierenarts met kennis en
ervaring op het terrein van de veterinaire volks-
gezondheid in het algemeen en op het terrein van
infectieziekten/zoönosen in het bijzonder. U bent
in staat goede relaties te onderhouden. Daartoe
bezit u inlevingsvermogen en kunt u snel stand-
punten van andere overzien. U bent een nnemen-
de persoonlijkheid, die duidelijk zijn meningen
kan overbrengen. U kunt zich goed uitdrukken in
de Nederlandse en Engelse taal, zowel schriftelijk
als mondeling.

Ons aanbod

Uw salaris bedraagt maximaal ƒ 10.880,- bruto
per maand (schaal 14 BBRA) bij een volledig
dienstverband. Inschaling is afhankelijk van
opleiding en ervaring.

Reactie

Informatie over deze functie kunt u inwinnen
bij de heer drs. H. Verburg, Veterinair Hoofd-
inspecteur, telefoon 070-3406991. Informatie
over de sollicitatieprocedure krijgt u bij
de heer J. van der Steld, telefoon 070-3405153.

Uw sollicitatiebrief kunt u -binnen 14 dagen-
richten aan de Veterinaire Hoofdinspecteur, de
heer drs. H. Verburg, Keuringsdienst van Waren,
Postbus 16.108, 2500 BC Den Haag onder vermel-
ding van het vacaturenummer.

Werken bij de Keuringsdienst
van Waren betekent op een
directe manier bezig zijn met
de volksgezondheid. Niet vanaf
de zijlijn, maar met de neus
bovenop de ontwikkelingen in
de gehele productieketen van
levensmiddelen en consumen-
tenartikelen.

De Keuringsdienst van Waren
(voorheen Inspectie W&V) is
ontstaan uit een fusie tussen
de Inspectie ezondheidsbescher-
ming/Keuringsdienst van Waren
en de Veterinaire Inspectie.
Deze organisatie is met ruim
900 medewerkers een onderdeel
van het ministerie van VWS.
De Keuringsdienst van Waren
controleert de naleving van
relevante wettelijke voor-
schriften, onderzoekt gezond-
heidsbedreigende situaties en
consumentenklachten en
adviseert beleidsinstanties.
Naast de Algemene Directie in
Den Haag omvat de Keurings-
dienst van Waren 5 Regionale
Diensten: Noord, Oost, Zuid,
Noord-West en Zuid-West.
Elk van deze diensten heeft een
basis takenpakket en doet
daarnaast dienst als landelijk
kenniscentrum op een speciaal
aandachtsgebied. Bovendien
beschikt iedere dienst over een
eigen laboratorium.

De overheid wil meer vrouwen
in dienst nemen. Ook mensen
met een handicap en leden van
etnische minderheidsgroepe-
ringen worden uitdrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren.

-ocr page 311-

• Behandeling van mastitis tijdens lactatie

• Breed spectrum voor gram positieve
mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel
verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Handige en stevige verpakking

i CURACLOX, HET STANDAARD MASTITISPREPARAAT

VOOR ELK MELKVEEBEDRIJF

CURACLOX MASTITISINJECTOR - Diergeneesmiddel - REG NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline (als natrium) 200 mg, ampicilline (als natrium) 75 mg, zalfbasis ad 5 g.
Indicatie: lacterende koe: Klinische mastitis veroorzaakt door streptococcen, stafylococcen en Corynebacterium pyogenes.
Wachttijd: minimaal in acht te nemen wachttijd: vlees: 28 dagen, melk: 120 uur of 10 melkmalen.

Handelsweg 25, Postbus 179, 5530 AD Bladel
Tel.: (0497) 38 86 88, Fax: (0497) 38 85 00

-ocr page 312-

w

FLORFENICOL;

bestrijdt de infectie

SU\'

\\m

300 mg/inl

IIMuflor

ORFSNtCOL.

300 mgfml
I InlecttedseisM

flnadyne

"WbmameijMT*»«\'

3 ®\':\'mtig-picHj9ti

I ^rtnwtHoatm

Samenstelling: Florfenicol 300 mg/ml. Doeldieren: Niet-lacterend
rundvee.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen van de lucht-
wegen veroorzaakt do jr Pasteurella haemolytica, Pasteurella multo-
cida en Haemophilus somnus.
Dosering: Een dosis van 20 mg/kg
lichaannsgewicht (1 nnl per 15 kg) wordt Intramusculair (in de nek-
spieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur,
met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mnn (16G).
Contra-indicaties: Niet toedienen bij volwassen fokstieren.
Bijwerkingen: Een verminderde voedselopname kan optreden
gedurende de behandeling. De behandelde dieren krijgen hun eet-
lust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling.
Wachttijden: Slachten: rund 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor
gebruik bij lacterende melkkoeien.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum
op de verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml,
100 ml en 250ml.
Registratienummer / kanalisatie- <^hQrinn-PIOI Iflh

status: REG NL 7993 UDA. Verdere informatie is op ^^^ Animal Health
aanvraag verkrijgbaar. __

Samenstelling: Flunixine 50 mg/ml, als flunixine meglumine
Doeldieren: Runderen en paarden. Indicaties: Ontstekingsremming
zonder immunosuppressie: bestrijding van koorts bij (broncho-)
pneumonieën, met name in het acute stadium, bestrijding van pijn
en ontsteking / weefselreactie, bij aandoeningen van het bewe-
gingsapparaat, met name in het acute tot sub-chronische stadium,
koliek.
Dosering: Runderen: 1 - 2 mg per kg lichaamsgewicht (1 - 2
ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal 3 dagen. Paarden: 1 mg per
kg lichaamsgewicht (1 ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal 5
dagen.
Contra-indicaties: Nierfunctiestoornissen. Bijwerkingen:
Kans op bloedingen, maag- en darmirritatie en beschadiging, ma-
gulcera, bloedbeeldafwijkingen, papilnecrose van de nier.
Opmerkingen: Bij infectieuze processen dient zo mogelijk tevens
een causale therapie te worden ingesteld. Bij koliek dient men
bedacht te zijn op de maskering van koliekverschijnselen. Met name
bij processen die gepaard gaan met vochtverlies (zoals koliek) dient
men de vochtbalans nauwkeurig in de gaten te houden.

Wachttijden: Slachten: rund 7 dagen, paard 28 dagen.
Melk 2 dagen.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum op de
verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml, 100 ml.
Registratienummer / kanalisatiestatus: REG NL 1726
- UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

-ocr page 313-

november
2000

~ 3 -IH|3(;^3i0tttr deel

125

^ • aflevering

k 21

issn 0040-7453

r

/

/

TijDSCI;!

Diergeneesku

■. {

Wetenschap

Maagulcera bij paarden

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Individuele gedragskaralcteristieken varkens
en relatie met productieresultaten

Actua

Dieetvoeding en ectoparasieten nemen belangrijke
plaats in binnen dermatologie

Voorstel herstart IBR-bestrijding

Beroepsaandoeningen bij dierenartsen

KNMvD

Algemene Vergaderiiig 2000
Organisatorische en verenigingszaken aan de orde

Erkenningspunten Groep Groot Dagen 2000

-ocr page 314-

Streptococcus suis?

Behandeling met Suramox 5% Premix kost slechts ƒ 0,81* per big.

De effectiviteit van amoxicilline

Amoxicilline wordt als eerste keus geadviseerd bij orale
behandeling van infecties met
Streptococcus suis.
Amoxicilline is stabiel in aanwezigheid van maagzuur
en heeft daardoor een hoge biologische
beschikbaarheid. De snelle resorptie resulteert in hoge
bloed- en weefselspiegels. S.
suis heeft de hoogste
gevoeligheid voor amoxicilline.

Kosten in guldens
per big

"Bij een 14-daagse behandeling.

,(g)

5% Premix!

De effectiviteit van amoxicilline,
de zekerheid van een premix!

fS.24

Suramox

De kracht van Suramox 5% Premix

• lager ziektepercentage

• lagere biggensterfte

• lagere voederconversie

• hogere groei

• lage behandelingskosten

ƒ0,01

Streptococcus
suis

Virbac Nederland bv

Postbus 313, 3770 AH Barneveld
Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

renooTTwCu\'ic wmrv dU/ie^

SAMENSTELLING: Amoxicilline 5%. INDICATIES: Behandeling van aandoeningen veroonaakt door Streptococcus suis. DOELDIEREN: Gespeende big. IKB-WACHTTIJD: Vlees: 6 dagen. DIERGENEESMIDDEL: REC NL 8543 UDA.

-ocr page 315-

Tl]OSCH RIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 21, i november 2000

641

Uit de Hoofdredactie

Overzichtsartikelen

Maagulcera bij paarden: etiologie, diagnostiek en therapie; een overzicht; L. van den Wollenberg
en MM. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
 642

Oorspronkelijke artikelen

Individuele gedragskarakteristieken van varkens en de relatie met productieresultaten;

E. van Erp-van der Kooij, A.H. Kuijpers, J. W. Schrama, E.D. Ekkel en M.J.M. Tielen 649

Boekbesprekingen 648,664

Referaten 652

Wetenschap

Berichten en verslagen

Dieetvoeding en ectoparasieten nemen belangrijke plaats in binnen dermatologie;
P.A,M. Overgaauw en M.M. Sloet vanOldruitenborgh-Ooslerbaan
Voorstel voor herstart van de IBR-bestrijding; F. Bos

FlexVet uitzend- en detacheringsbureau voor dierenartsen en para-veterinairen
Leverbot vroeg dit jaar

Actua

653
656

658

659

Ingezonden

BVD-aanpak: over persistente uitscheiders en \'stille\' dragers; L.R. Verbeme 659

Klachten over huisdierverzekeraar NHZ Verzekeringsadministraties; Stichting de Ombudsman 660

■ Bevrijding\'GowcfewaarJ 661

Congressen en Cursussen

Symposium \'Het Witboek over Voedselveiligheid\'

2000 Hoogtepunten

Beroepsaandoeningen bij dierenartsen; J.P. W.M. Akkermans

661

662

Praktijkgerichte, klinische avonden

1 WALTHAM

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest
Cebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort
vloeistoftherapie bij hond en kat

Dinsdag 28 november 2000-Heerenveen
Donderdag 13 december 2000-Apeldoorn
Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001-De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. yirbac

Ve/vjcrowt^l\'fc. vm^ dóuu^

-ocr page 316-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel.030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail; tijdschrift(i:^knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesttunde is het vereni-
gingstijdschrift van dc Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor nict-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V.. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

KNMvD

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrechl

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Drs. J. Togtema, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

665

667

668
668
668

668
671

KNMvD

Maatschappijnieuws

Algemene Vergadering 2000. Organisatorische en verenigingszaken aan de orde; S. Deleu
Tweede bijeenkomst van \'Overijssels Nieuw(s)\'
Oprichtingsvergadering Groep Gezondheid en Welzijn Wilde Fauna
Erkenningspunten Groep Groot Dagen 2000
Groep Rund 25 jaar

Personalia

Doorlopende agenda

642

649

Contents

Review papers

Gastric ulceration in horses: aetiopathogenesis, diagnosis, and therapy; a review;
L. van den Wallenberg, and M.M. Sloet van Oldruitenhorgh-Oosterbaan

Original papers

Individual behavioural characteristics of pigs and their impact on production;

E. van Erp-van der Kooij, A.H. Kuijpers, J. W. Schrama, E,D. Ekkel, andM.J.M. Tielen

Advertenties

Commerciële advertenties; Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties; bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschri ft opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijd.schrif\\ geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk. microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinär}^ Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 317-

Tijdens de vakantie gedurende de vliegreis hoog boven de wolken, worden op gezette tijden maal-
tijden verstrekt. Voedselveiligheid wordt dan plotseling erg belangrijk, vooral op lange vluchten.
Waar werden de maaltijden bereid en aan boord gebracht? Is de kwaliteitscontrole in Amsterdam
dezelfde als in Singapore of Londen, Bangkok of Melbourne?

Gedurende de vlucht begon een passagier over te geven. Dit geeft dan toch een onplezierig gevoel,
vooral als het lampje \'occupied\' een tijdlang bij alle toiletblokken aanblijft en enkele mensen zich
hier in een rij verzamelen.

Na circa een half uur begon het weer rustig te worden. Ook na de volgende maaltijden werden ver-
der geen opmerkelijke gebeurtenissen gesignaleerd. Of het percentage niet-aangeroerde maaltij-
den was toegenomen, was vanaf mijn positie in het vliegtuig niet goed te overzien. Overigens, ik
heb alle maaltijden genuttigd en heb er geen buikpijn of erger aan overgehouden.
Het zet je toch aan het denken. Kwam dit doordat ik in de loop der jaren een zekere immuniteit heb
opgebouwd? Of was het voedsel werkelijk \'safe\'? Als voedsel erg \'veilig\' wordt, raken we dan niet
erg kwetsbaar voor eventualiteiten? Moeten we dan niet enige tijd voor we op reis gaan enkele ke-
ren een capsule afgezwakte \'pathogenen \' gaan slikken om vroegtijdig voldoende weerstand op te
bouwen?

Indien kinderen die in een te schone omgeving zijn opgegroeid, later meer last van astma en over-
gevoeligheid hebben dan kinderen opgegroeid in \'minder schone\' gezinnen, geeft dit te denken.
Hoe \'schoon\' moet ons voedsel zijn, voordat we tot de ontdekking komen dat het ook te schoon kan
zijn en we via vaccinatie onszelf weer moeten wapenen, voordat we dagelijks het huis weer \'veilig\'
kunnen verlaten?

Op de terugvlucht werd Heathrow aangedaan, alvorens in Amsterdam te landen.
Als vermoedelijke oorzaak van de insleep van varkenspest in de UK wordt aangegeven het moge-
lijk over de omheining werpen van een sandwich met \'rauwe\' varkensproducten afkomstig uit Azië.
Hoe kan worden voorkomen dat producten van dierlijke herkomst, bestemd voor humane con-
sumptie door import via zeehavens, luchthavens of overige wegen (malversatie), bij dieren in out-
door-systemen terechtkomen? Moeten we varkens toch in flats gaan houden!

Dr. M.F. de Jong

-ocr page 318-

Maagulcera bij paarden: etiologie, diagnostiek en therapie;
een overzicht

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 642-8

L. van den Wollenberg^\'^ en M.M. Sloet van Oldruitenborgh- Oosterbaan^

SAMENVATTING

De interesse voor de aanwezigheid en behandeling van
maagulcera bij paarden en veulens is toegenomen sinds
het mogelijk is door middel van endoscopic de diagnose
bij het levende dier te stellen. In diverse inventariserende
onderzoeken bij renpaarden in training is reeds gebleken
dat de incidentie van maagulcera vrij hoog kan zijn, bij
andere paardenrassen en bij paarden die worden gehou-
den onder andere (gebruiks)omstandigheden is hierover
tot op heden minder bekend.

De maag van het paard is bekleed met twee soorten slijm-
vlies: cutaan of squameus en glandulair. Deze twee ge-
deelten verschillen van elkaar voor wat betreft frequen-
tie van voorkomen en achtergronden van ontstaan van
ulcera, hetgeen verklaart waarom een verschillende the-
rapeutische benadering nodig is.

De klinische symptomen die een paard met ulcera kan
vertonen zijn onder meer recidiverende koliek, slechte
eetlust en vermageren. Veulens vertonen vaak ook diar-
ree. De symptomen zijn nogal eens vaag (bijvoorbeeld
een verminderd prestatievermogen), of zelfs niet merk-
baar aanwezig.

Behandeling van maagulcera is onder meer mogelijk met
behulp van H2-antagonisten of protonenpompblokkers.
Daarnaast is het nemen van managementmaatregelen
ook erg belangrijk om recidief te voorkomen.

SUMMARY

\'Gastric ulceration in horses: aetiopathogenesis, diagno-
sis, and therapy\': a review

Since il has become possible to make an ante-mortem diagnosis of gastric
ulceration in horses by means of endoscopy, interest in the presence and
treatment of this syndrome has increased. Several endoscopic surveys have
indicated that the frequency of gastric ulceration in Thoroughbreds in train-
ing is fairly high. Less is known about other breeds and horses that are kept
under different (training) conditions.

The equine stomach is covered by two different kinds of mucous mem-
branes: squamous and glandular. These two areas differ from one another
in the incidence and aetiology of ulceration and. therefore, the therapeutic
approach is not similar.

Clinical signs that typically are associated with gastric ulceration include
recurrent colic, poor appetite, weight loss, and, in foals, diarrhoea. Often
symptoms are less obvious (such as poor performance), or not even notice-
able.

Treatment is possible with, for example. H2-antagonists or proton pump in-
hibitors. Management measurements are important in preventing ulcer re-

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Disciplirte Inwendige Ziekten. Faculteit der
Diergeneeskunde.

^ Corresponderend auteur: Drs. Linda van den WoUenherg, Faculteit der Diergenees-
kunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten, Yale-
laan 16. de Uithof 3584 CM Utrecht, Tel: 030-2531350. e-mail: LvandenWollen
berg@vet.uu.nl

INLEIDING

De eerste beschrijvingen van maagulcera bij de mens dateren
uit de negentiende eeuw als post-mortem bevinding.
Inmiddels vormen maagulcera bij de mens een bekend ziek-
tebeeld, waarmee 5 tot 10 % van de mensen in de geïndus-
trialiseerde landen in de loop van hun leven te maken krijgt
(23). Bij de mens speelt de bacterie
Helicobacter pylori een
zeer belangrijke rol in de etiologie van het ontstaan van ul-
cera. Bij ongeveer 70% van de patiënten is deze bacterie de
primaire oorzaak, terwijl bij 10% een kwaadaardig proces
uiteindelijk de primaire oorzaak blijkt te zijn (9). Ook het ge-
bmik van non steroidal anti-inflammatory drugs (NSAlD\'s)
levert, zelfs bij kortdurend gebruik, een risico op het ont-
staan van ulcera op. Dit geldt met name indien NSAID\'s ge-
combineerd worden met andere medicamenten zoals antico-
agulantia en/of corticosteroïden (23).
Sinds het begin van de negentiger jaren neemt de interesse in
het voorkomen van maagzweren bij paarden en de behande-
ling ervan toe. Dit komt onder meer doordat endoscopen be-
schikbaar zijn gekomen die voldoende lang zijn om bij het
levende dier de binnenzijde van de maag te bekijken. Hier-
door is duidelijk geworden dat de incidentie van erosies en
ulcera in de maag bij paarden vrij hoog is (40,49). Naast dui-
delijke klinische symptomen van erosies/ulcera in de maag
kunnen ook subtielere klachten zoals een slechte lichaams-
conditie of onvoldoende prestaties voorkomen. In de heden-
daagse diergeneeskunde wordt het belangrijker een aandoe-
ning zoals maagulcera te kunnen herkennen, zodat bij
eventuele negatieve gevolgen ervan zo vroeg mogelijk kan
worden ingegrepen.

ETIOLOGIE

Helicobacter pylori is bij het paard ondanks serieuze pogin-
gen daartoe tot nu toe niet aangetoond (17,34).
De binnenbekleding van de maagwand van het paard (Figuur
1) wordt gevormd door twee soorten slijmvlies: een cutaan
ofwel squameus deel dat bestaat uit meerlagig plaveiselepi-
theel hetgeen aan de lumenzijde verhoomd is en dat in feite
een voortzetting van het slijmvlies in de oesofagus is. Het an-

-ocr page 319-

dere deel is het glandulaire ofwel klierslijmvliesdeel, waarin
de verschillende klieren die de maagsappen produceren zich
bevinden, dit deel is vergelijkbaar met het slijmvlies dat de
maag van de mens in z\'n geheel bekleed. De scheidingslijn
tussen de twee slijmvliesgedeeltes in de maag van het paard
wordt margo plicatus genoemd (3,9).
Het squameuze gedeelte van het maagslijmvlies ligt dorsaal
en beslaat ongeveer de helft van het oppervlak van de maag.
Dit slijmvlies bestaat uit een slechts enkele cellagen dik pla-
veiselepitheel dat weinig intrinsieke weerstand heeft tegen
maagzuur, pepsine en galzouten (42). Het grootste gedeelte
van dit squameuze epitheel komt echter nauwelijks in con-
tact met de agressieve maaginhoud, behalve het meest ven-
traal gelegen deel langs de margo plicatus bij de curvatura
minor. Hier worden dan ook, voornamelijk bij het volwassen
paard, de meeste ulcera gevonden (18,19,26,39,40).
Het glandulaire gedeelte van de maag bevat de klieren van de
maagmucosa die onder andere HCl en pepsinogeen produce-
ren. In tegenstelling tot het squameuze gedeelte heeft het
glandulaire gedeelte een veel grotere intrinsieke weerstand
tegen maagzuur. Het zelfbeschermingsmechanisme van het
glandulaire deel bestaat onder andere uit een bicarbonaat-
rijke slijmlaag die het slijmvlies bedekt waardoor er een
grote gradiënt voor H"*" ionen ontstaat. De pH in het maaglu-
men kan 1 a 2 zijn, terwijl die aan het slijmvliesoppervlak 6,5
is (36). Belangrijk is ook de doorbloeding van de mucosa,
waardoor H"*" ionen die tot in de mucosa doordringen worden
afgevoerd (40). Verder spelen prostaglandine E2, cellulaire
restitutie en groeifactoren een rol bij de bescherming van het
glandulaire slijmvlies (1,36,38).

Squameuze gedeelte

Ulceratie in het squameuze gedeelte van de maag is direct
gerelateerd aan de duur en de m^te van blootstelling aan.
maagzuur, pepsine en galzouten (1,19). Het paard heeft, zo-
als veel dieren, een door voedselopname gestimuleerde
maagzuurproductie. Daamaast heeft het paard echter ook
nog een aanzienlijke basale maagzuursecretie, die ook door-
gaat als er geen voedsel wordt opgenomen. Als gevolg hier-
van kan, in periodes dat het dier vast, de pH in de maag zeer

laag (pH < 2) worden (1,13,37,40). Normaal gesproken is het
zo dat met name de opname van ruwvoer ervoor zorgt dat de
maaginhoud wordt \'verdund\' en de productie van het bicar-
bonaatrijke speeksel wordt gestimuleerd. Hierdoor wordt het
maagzuur gebufferd. Bij paarden die om welke reden dan
ook niet eten, blijft de pH in de maag langdurig laag doordat
de maagzuurproductie gewoon doorgaat en er geen
(ruw)voer wordt opgenomen. Er kan dan emstige ulceratie
van met name het squameuze gedeelte optreden (13,38,39)
(Figuur 2). Bij paarden waarmee zeer intensief gewerkt
wordt, zoals Engelse volbloeden in training, worden bij een
groot aantal dieren ulcera gezien. Mogelijk speelt bij deze
dieren mee dat de bij zware arbeid optredende sympaticus
dominantie voor een verminderde doorbloeding van het
maagdarmkanaal zorgt en de maaglediging vertraagt, waar-
door het slijmvlies langer aan het maagzuur wordt blootge-
steld. Verder krijgen deze paarden een relatief hoger aandeel
krachtvoer in hun rantsoen dan rijpaarden (1,18) en de hypo-
these is dat de vluchtige vetzuren die hierbij gevormd wor-
den schade aan het squameuze epitheel kunnen veroorzaken
(1,40). Bij varkens, waar zich evenals bij het paard in de
maag ook een deel bevindt dat bekleed is met verhoomd pla-
veiselepitheel, is bij een dieet met een hoog aandeel snel ver-
teerbare koolhydraten significant meer ulceratie gevonden,
waarschijnlijk als gevolg van de productie van vluchtige vet-
zuren die het squameuze epitheel beschadigen. In dit opzicht
is de Pathogenese van ulcera in het squameuze gedeelte van
de maag van het paard dus vergelijkbaar met het ontstaan
van ulcera in de maag van het varken (3,22).

Glandulaire gedeelte

Waar ulceratie in het squameuze gedeelte vooral wordt veroor-
zaakt door een overmatige blootstelling aan maagzuur, hangt
ulceratie in het, glandulaire gedeelte meer samen met een. ver-
storing van de zelfbeschermingsmechanismen van de mucosa
(1,34). Zo\'n verstoring kan bijvoorbeeld optreden bij gebmik
van NSAID\'s die de prostaglandinesynthese remmen. Prosta-
glandinen bevorderen de mucosale doorbloeding en de produc-
tie van de bicarbonaatrijke slijmlaag en remmen de zuurpro-
ductie (20,25,47). Bij de mens was het al een algemeen
geaccepteerd feit dat het gebmik van NSAID\'s voor gastroduo-
denale ulceratie kan zorgen, maar ook bij paarden is aange-
toond dat er bij NSAID\'s significant meer ulcera in de maag
worden gevonden (6,25,48). Phenylbutazon geeft in dit opzicht
de meeste problemen, gevolgd door flunixine-meglumine en
ketoprofen (25). Een ander factor die een rol kan spelen in het
ontstaan van ulcera is stress. Stress is een moeilijk te definiëren
factor bij paarden. Toch is duidelijk dat bij veulens die lijden
aan een klinische aandoening, of chimrgie hebben ondergaan,
significant meer ulcera worden gevonden met name in het
glandulaire deel (15,34,44). Bij laboratoriumdieren is aange-
toond dat door het in aanraking komen met een \'stressor\' het
aantal dieren met erosies in de maagmucosa toenam. Dit werd
verklaard doordat stress voor een \'high amplitude - low velo-
city\'-contractie van de spierlaag van de maagwand zorgt.
Hierdoor wordt het bloed letterlijk uit de capillairen geperst en
de perfiisie zodanig verstoord, dat maagzuur de kans krijgt
schade toe te brengen (6,16). Corticosteroïden hebben via rem-
ming van de prostaglandinesynthese ook een negatieve invloed
op de doorbloeding van de maagmucosa en zijn bij de mens en
verschillende diersoorten een maatstaf voor de aanwezigheid
van \'stress\' (1,50). Er wordt nogal eens gesuggereerd dat de
stress van intensieve racetraining voor het hoge aantal erosies
zorgt dat bij volbloeden gevonden wordt. In een studie met der-

-ocr page 320-

tig paarden die een gesimuleerde racetraining ondergingen en
die allemaal binnen twee weken na het begin van de trial maag-
ulcera ontwikkelden, werd echter gemiddeld geen verhoogde
cortisolspiegel gemeten (50).

VOORKOMEN

De frequentie van voorkomen van erosies en ulcera in de
maag hangt erg af van welke groep paarden en welk deel van
de maag er bekeken wordt (Tabel 1). Globaal kan gezegd
worden dat paarden die intensief getraind worden vaker en
ernstiger ulcera hebben dan paarden die op rust staan of
lichte arbeid verrichten (18,39,49). Verder is het zo dat bij
paarden in het algemeen de meeste erosies gevonden worden
in het squameuze deel, maar dat veulens relatief vaker dan
volwassen paarden ulcera hebben in het glandulaire gedeelte
(15,19,33,49). Zeer jonge veulens hebben vaker erosies dan
veulens die reeds enkele weken oud zijn (32,33), waarschijn-
lijk doordat reeds enkele dagen na de geboorte de pH in de
maag zeer laag kan zijn, terwijl op dat moment het maagepi-
theel nog onderontwikkeld is (40^ In een Zweeds onderzoek
bij 702 jaariingen bleek daarnaast dat er, zonder dat daar een
duidelijke verklaring voor was te vinden, in het voorjaar sig-
nificant meer ulcera te vinden waren dan in de andere seizoe-
nen (45).

Tabel i. Globaal overzicht van het aantal erosies en ulcera in de paardenmaag dat
door verschillende onderzoekers gevonden wordt bij endoscopic danwel post-mor-
tem onderzoek.

volwassen
paarden
(rust en matige
arbeid)

volwassen
paarden
(intensieve
arbeid)

veulens

squameuze

36 - 52 %

60-90%

37^7%

gedeelte

(18,31)

(18,29,49)

(30,32)

glandulaire

2,5% (19)

4-10%

4-14%

gedeelte

(27,49)

(19,30,32,33)

tot 40 % bij

zieke/gestresste

veulens (15)

ter stadium zo zijn dat het veulen gevoelig is bij palpatie van
het abdomen juist achter het xiphoïd (1,4,39,44). Vooral als
een veulen speekselen, koliek na het drinken en/of kwijlen
van melk vertoont kan dit wijzen op ulceratie in de pylorus-
regio of het duodenum waardoor gastro-oesofageale reflux
optreedt. Een complicatie van deze situatie kan zijn dat het
veulen een aspiratiepneumonie krijgt (1,39,44).
Veulens die door ziekte slecht drinken hebben langdurig een
lagere pH in de maag, hetgeen er samen met de nog dunne
epitheellaag van de maagwand toe bijdraagt dat bij veulens
vaker perforatie van de maagwand door een ulcus gezien
wordt dan bij paarden (40). Als dit gebeurt is het gevolg een
acute peritonitis die voor het veulen fataal verloopt (1).

Volwassen paarden

Ook bij volwassen dieren zijn de meeste erosies/ulcera in de
maag subklinisch (1). De klinische symptomen die passen
bij erosies en/of ulcera in de maag zijn niet erg specifiek.
Daarom mogen ulcera in de maag pas als oorzaak voor de
klinische symptomen worden beschouwd als er geen andere
primaire aandoening bij het dier kan worden vastgesteld (5).
Ulcera die secundair aan een andere aandoening zijn ont-
staan kunnen uiteraard wel meespelen in het feit dat het
paard zich niet lekker voelt. Als symptomen van maagulcera
worden chronische en/of recidiverende koliek en een enkele
maal ook acute koliekaanvallen genoemd (5,11,31,49).
Veelal geeft de aanwezigheid van erosies en/of ulcera echter
subtielere symptomen. Een verminderde eetlust, gewichts-
verlies, een slechte vacht, gedragsverandering en een ver-
minderd prestatievermogen zijn weliswaar vaak minder dui-
delijk, maar het economisch belang kan wel degelijk groot
zijn (1,5,35,49). Bij volwassen paarden wordt, in tegenstel-
ling tot bij veulens, minder vaak diarree gemeld. Als diarree
optreedt is deze chronisch en intermitterend (31). Ook tan-
denknarsen, geeuwen en boeren worden wel als symptomen
genoemd (11).

DIAGNOSE

Het stellen van de diagnose maagulcera is gebaseerd op een
combinatie van passende klinische symptomen met het vast-

KLINISCHE SYMPTOMEN

Er is vaak geen correlatie tussen de emst van de maaglaesies
gevonden bij endoscopie en de klinische symptomen die het
paard heeft (1). In een onderzoek onder 202 volbloeden in
training voor de renbaan in Amerika, bleek dat ongeveer
40% van de paarden met erosies/ulcera in de maag ook daad-
werkelijk klinische symptomen vertoonde (49). Omgekeerd
bleek dat paarden met klinische symptomen passend bij de
aanwezigheid van maagulcera, significant vaker ook daad-
werkelijk laesies in de maag hebben (± 90%) dan paarden die
geen symptomen vertonen (± 50%) en dat de laesies vaak
ook emstiger zijn (31).

Veulens

De meeste veulens met erosies en/of ulcera in de maag heb-
ben geen verschijnselen (subklinische ulceratie) en deze ul-
cera worden nog wel eens als \'toevalsbevinding\' bij sectie
vastgesteld. Bij veulens die wèl klinische symptomen, geas-
socieerd met erosies/ulcera in de maag vertonen, worden
diarree en slechte eetlust het meeste genoemd. Verder wor-
den tandenknarsen, op de rug liggen, onderbroken melkdrin-
ken, speekselen, achtergebleven groei, mw baarkleed en een
\'pot belly\'(een dikke buik) wel gezien. Ook kan het in een la-

-ocr page 321-

stellen van de aanwezigheid van erosies en/of ulcera in de
maag door middel van endoscopic èn een positieve reactie
(dat wil zeggen verbetering van klinische symptomen en ver-
minderen van ulcera bij endoscopic) op het instellen van een
therapie (5,39). Endoscopic is voor het stellen van de dia-
gnose doorslaggevend.

Voor endoscopic van volwassen paarden wordt in de kliniek
voor Inwendige Ziekten van het Paard een flexibele endo-
scoop van 3,20 m lengte met een doorsnede van 12,8 mm ge-
bruilct (fabrikant ETM, München). Met deze endoscoop kan
de hele maag en soms het begin van het duodenum bekeken
worden (Figuur 3). Er is altijd wel wat inhoud (maagsap,
speeksel, voer) op de bodem van de maag aanwezig waar-
door dus met name een deel van het glandulaire slijmvlies
aan het zicht wordt onttrokken. Om te zorgen dat een zo
groot mogelijk deel van het slijmvlies in beeld gebracht kan
worden, moet het paard ongeveer twaalf uur voor de endo-
scopic vasten en zes uur dorsten opdat de maag zo leeg mo-
gelijk is (49). Nadat de endoscoop in de maag is gebracht,
wordt de maag met lucht \'opgeblazen\' zodat het slijmvlies
niet meer in plooien ligt. Gezien de lengte van de endoscoop
is het plotseling afbreken van een endoscopie moeilijk,
daarom is het soms nodig het paard te sederen. Meestal ver-
dragen paarden de procedure echter probleemloos en kan de
endoscopie in de noodstal met alleen een praam worden uit-
gevoerd. Om een objectieve en zoveel mogelijk herhaalbare
beoordeling te kunnen geven van de eventueel aanwezige
maagulcera, verdient het aanbeveling een scoringssysteem
te gebruiken zoals bijvoorbeeld MacAllister beschrijft,
waarin een waardering wordt gegeven voor het aantal laesies
in het squameuze c.q. glandulaire deel en de ernst (diepte en
hyperemie) van de laesies (26). Door middel van video-op-
namen worden de gegevens vervolgens vastgelegd.
Verdere aanvullende diagnostiek is van beperkte waarde
voor het stellen van de diagnose. Röntgenfoto\'s met barium-
contrast hebben als probleem dat de omvang van het dier
nogal eens te groot is voor het maken van bruikbare opna-
mes. Ook het feit dat er vaak een restant maaginhoud aanwe-
zig zal zijn, belemmert de interpretatie van een röntgencon-
trastopname omdat een lichte onregelmatigheid in de wand
ten gevolge van ulcera moeilijk is te onderscheiden van
voerdeeltjes die aan de wand plakken (39). Ook laborato-
riumonderzoek geeft weinig houvast voor het stellen van de
diagnose. In een studie waarin 200 renpaarden werden on-
derzocht op de aanwezigheid van maagzweren, werd bij
paarden met ulcera alleen een significante toename van de
creatinine- en alkalische fosfataseconcentratie in het bloed-
onderzoek gevonden. Deze verhoging van creatinine- en al-
kalische fosfataseconcentratie werd toegeschreven aan het
feit dat juist de dieren met ulcera nogal eens de meest inten-
sief getrainde dieren waren met dus een hoge bot- en spier-
turaover (49). Hoewel ulcera diep genoeg kunnen zijn om
bloeden te veroorzaken, wordt eigenlijk nooit anaemie of
hypoproteïnemie gezien (5,39). Een test op occult bloed in
de feces blijkt onbetrouwbaar, omdat de meeste ulcera bij
paarden niet bloeden (26) en eventueel aanwezig bloed in de
dikke darm door de bacterieflora verteerd wordt. Incidenteel
is deze test bij veulens wel een hulpmiddel (39).

THERAPIE

Het is nog controversieel of alle paarden, waarbij door mid-
del van endoscopie de aanwezigheid van ulcera is aange-
toond, ook behandeling behoeven. Met name voor paarden
met ulcera die geen symptomen vertonen is het instellen van
de vaak dure therapie discutabel. De ernst van de bij endo-
scopie vastgestelde laesies en de ernst van de klinische
symptomen moeten worden afgewogen om te beslissen of
een behandeling ingesteld moet worden (27). Ulcera bij
paarden lijken, net als bij mensen, langzamer te genezen
naarmate ze groter en/of dieper zijn (27).
Er zijn verschillende mogelijkheden voor de behandeling
van maagzweren bij paarden, waarbij de nadruk ligt op de
medicamenteuze therapie. In dit overzicht zullen vooral dié
middelen worden besproken, die op dit moment voor het
paard relevant zijn. In Nederland is tot nu toe geen dierge-
neesmiddel voor de behandeling van maagulcera bij het
paard geregistreerd.

Een belangrijke factor in de medicamenteuze benadering
van maagzweren is het reduceren van de zuurgraad in de
maag, zodat de maagmucosa de kans krijgt te herstellen
(35,38). Als de pH boven de 3-3,5 kan worden gehouden,
schept dit een milieu waarin ulcera kunnen helen (19). Deze
zuurgraadreductie kan op twee manieren bewerkstelligd
worden:

- neutralisatie van het zuur (zoals door antacida en bismuth
zouten);

- remming van zuurproductie en -secretie (zoals door H2-
receptorantagonisten en protonenpompblokkers).

Een andere mogelijkheid voor behandeling van maagzweren
is het toedienen van stoffen die de maagmucosa beschermen,
zoals sucralfaat en Prostaglandinen, of medicamenten die de
maaglediging bevorderen zoals bijvoorbeeld metoclopra-
mide (35). Van deze middelen wordt vooral het sucralfaat
veel gebruikt, Prostaglandinen en metoclopramide worden
nauwelijks gebruikt vanwege de bijwerkingen (bijvoorbeeld
koliekerigheid en excitatie) zoals die kunnen optreden bij
paarden (27,35,36).

Antacida

Antacida zijn basische stoffen die het zuur in de maag neu-
traliseren. Bij paarden is er nog weinig onderzoek gedaan
naar het effect van antacida op de heling van ulcera (27,39).
De preparaten die gebruikt worden zijn vaak een mengsel
van magnesium- en aluminiumhydroxide.
Magnesiumhydroxide neutraliseert het maagzuur snel maar
kortdurend en stimuleert de maagdarmmotiliteit, terwijl alu-
miniumhydroxide juist langzaam werkt en de maagdarmmo-
tiliteit afremt (7). De pH in de maag wordt door antacida om-
hoog gebracht, hun nadeel is echter dat frequente toediening
(vier tot zes keer daags) in vrij grote volumina ((240 ml van
een oplossing met 30 g aluminiumhydroxide en 15 g magne-
siumhydroxide per paard) nodig is om effectief te zijn
(8,38,39). Mogelijk kunnen antacida wel nuttig zijn bij de
preventie van recidief van ulcera bij paarden die met succes
met H2-receptorantagonisten zijn behandeld (35).

Bismuth zouten

De zuumeutraliserende capaciteit van bismuth en hiervan af-
geleide stoffen is gering, hun positieve effect zou mede ver-
oorzaakt worden door het stimuleren van de \'cytoprotectie\'
(= de zelfbeschermingscapaciteit van de cellen van het
maagslijmvlies). Vaker dan voor de behandeling van maag-
zweren bij paarden worden ze gebruikt bij diarree (7,36).

H 2-receptorantagonisten

H2-receptorantagonisten zijn de eerste medicamenten die
zijn ingezet in de behandeling van maagulcera bij paarden
(44). Het effect van deze stoffen is een dosis-afhankelijke.

-ocr page 322-

zeer selectieve blokkering van de inwerking van histamine
op de H2-receptor van de pariëtale cel (de cellen in het maag-
slijmvlies die HCl produceren) waardoor de pH in de maag
dosis-afhankelijk omhoog gebracht wordt (7,46). In deze
groep zijn cimetidine, ranitidine, nizatidine en famotidine
beschikbaar, in deze volgorde oplopend qua potentie (24,
36). Bij paarden zijn tot nu toe vooral cimetidine en raniti-
dine gebruikt en deze middelen zijn succesvol gebleken in de
behandeling van maagzweren (5, 14, 38). In de literatuur va-
riëren de doseringen die voor cimetidine worden aangegeven
van 26,5 mg/kg/dag (5) tot 54 mg/kg/dag (38) verdeeld over
drie tot zes doses. Voor ranitidine varieert de dosis van 8,8
mg/kg/dag (21,46) tot 20 mg/kg/dag (14,35), verdeeld over
twee tot drie doses. Hierbij moet worden aangetekend dat la-
gere doseringen vaak wel vermindering van de klinische
symptomen geven, maar dat bij endoscopische controle
nogal eens blijkt dat er onvoldoende verbetering van de ero-
sies en/of ulcera is opgetreden (5, 14, 35). Vaak treedt al en-
kele dagen na het instellen van een therapie verbetering van
de klinische symptomen op, maar om volledige genezing
van de ulcera te bewerkstelligen, is voortzetten van de thera-
pie gedurende minimaal twee tot drie weken noodzakelijk.
Om zekerheid te hebben wanneer met de therapie gestopt
kan worden, moet het endoscopisch onderzoek herhaald
worden (5,14,35). Bij het instellen van een behandeling met
H2-receptorantagonisten is het verstandig de intensiteit van
de training van het paard te verminderen, omdat anders vaak
onvoldoende genezing van de ulcera optreedt (39). Cime-
tidine wordt in de humane geneeskunde als een relatief veilig
middel beschouwd: in slechts 5% van de emiee behandelde
patiënten wordt er melding gemaakt van bijwerkingen. Wel
kan cimetidine het metabolisme van andere medicamenten,
zoals bijvoorbeeld fenytoïne en warfarin, beïnvloeden door-
dat het zich aan de microsomale enzymen in de lever bindt
(7,36). Bij het paard is er tot nu toe geen melding gemaakt
van bijwerkingen van deze middelen.

Protonenpompblokkers

Tot de protonenpompblokkers behoren omeprazole en
lansoprazole (benzimidazole-derivaten). Dit zijn potente,
specifieke maagzuursecretieremmers. Het werkingsmecha-
nisme bemst op het aangaan van een irreversibele binding
met de H /K ATP-ase-pomp in de pariëtale cellen, waar-
door het maagzuursecretie-remmende effect langdurig aan-
houdt en het middel maar eenmaal daags toegediend hoeft te
worden (27,36,47,52). Omeprazole blijkt effectief in de be-
handeling van maagzweren bij paarden, zoals in verschil-
lende, placebo-gecontroleerde, studies is aangetoond (2,28,
51). Globaal wordt voor omeprazole een dosering aangege-
ven vanaf 0,7 mg/kg/dag (27,39) tot 4 mg/kg/dag (2,10).
Daarboven zou geen extra onderdrukking van de maagzuur-
secretie meer optreden (10). Een dosering van minimaal 3
mg/kg is aan te raden gezien de lage biologische beschik-
baarheid van omeprazole bij paarden en het feit dat het in de
zure maaginhoud aan degradatie onderhevig is (51). De the-
rapie moet ongeveer gedurende drie weken worden voortge-
zet (27,51). Omeprazole wordt evenals de H2-receptoranta-
gonisten als een relatief veilig middel beschouwd
(36,41,43). Nadeel van het middel zijn de hoge kosten van de
behandeling in vergelijking met bijvoorbeeld behandeling
met H2-receptorantagonisten. In de humane literatuur wordt
wel de \'step-up\'methode gepropageerd, waarbij in eerste in-
stantie de keus valt op een \'mild\' middel (bijvoorbeeld ci-
metidine). In geval van onvoldoende respons wordt dan ver-
volgens eventueel op \'zwaarder geschut\' (bijvoorbeeld ome-
prazole) overgestapt. Ook uit het oogpunt van kosteneffecti-
viteit lijkt dit standpunt aanbevelenswaardig (12,36).

Sucralfaat

Sucralfaat dissocieert in het zure milieu van de maag in su-
crose-octasulfaat (SOS) en aluminiumhydroxide. Het SOS
polymeriseert vervolgens tot een visceuze plakkerige gel
die een beschermende werking uitoefent door zich aan de
maagmucosa te binden, voomamelijk op plekken waar deze
gelaedeerd is (27,36) Ook bindt SOS pepsine en stimuleert
de mucus-bicarbonaatlaag en de lokale aanwezigheid van
Prostaglandinen (5,36). Het middel lijkt vooral nut te heb-
ben bij ulcera in het glandulaire gedeelte, omdat het aansluit
bij de in dit gedeelte aanwezige beschermingsmechanismen
van de mucosa (35). Dit is de reden waarom sucralfaat rela-
tief vaker bij veulens wordt toegepast. Geadviseerd wordt
de therapie met sucralfaat te combineren met H2-receptor-
antagonisten. De dosering die wordt aangegeven is voor su-
cralfaat 30-80 mg/kg per os per dag, verdeeld over drie tot
vier doses (35).

PREVENTIE

Het risico van recidief van maagulcera bij paarden (vooral
als ze in actieve training zijn) na het stoppen van een eventu-
ele medicamenteuze therapie is aanwezig (5,39). Zoals reeds
eerder beschreven zijn voeding, arbeidsintensiteit en stress
factoren die meespelen in de etiologie van maagulcera bij
paarden. Er zijn een aantal managementmaatregelen waar-
mee de incidentie maagulcera beïnvloed zou kunnen wor-
den. Meer weidegang, verminderen van de trainingsintensi-
teit en frequent kleine hoeveelheden ruwvoer verstrekken
zijn hierbij het belangrijkste (5,18,39). Nadeel is dat met
name het verminderen van de trainingsintensiteit de presta-
ties van het paard mogelijk niet ten goede komt.
NSAID\'s kunnen al na kortdurend gebmik ulcera induceren
(4,23,25,34). Weloverwogen gebruik hiervan is dan ook aan
te raden. Een combinatie van NSAID\'s, anticoagulantia
en/of corticosteroïden moet indien mogelijk vermeden wor-
den, aangezien deze combinatie het risico op ontstaan van
maagulcera vergroot (23). Zieke veulentjes hebben signifi-
cant vaker maagulcera (15,33); het is dus zaak hierop be-
dacht te zijn. Sommige auteurs raden zelfs een preventieve
medicatie met bijvoorbeeld H2-antagonisten of sucralfaat
aan voor veulens die te kampen hebben met een klinische
aandoening (39,44).

Er is behoefte aan verdere uitwerking en evaluatie van pre-
ventieve maatregelen.

CONCLUSIE

Dat de betekenis van maagulcera bij het paard met vage
klachten van onder andere het digestiestelsel groter is dan
gedacht werd, is de afgelopen jaren dankzij uitgebreid on-
derzoek in Amerika onder voomamelijk Engelse volbloeden
in training duidelijker aan het worden. In hoeverre dit ook
het geval is bij Nederlandse warmbloedpaarden met een an-
der gebruiksdoel en een ander management, is tot op heden
nog niet uitgebreid onderzocht. Wel is aannemelijk dat
maagulcera frequenter voorkomen dan voorheen wel ge-
dacht werd. Mogelijk spelen maagulcera ófwel als primaire
oorzaak, ófwel secundair als gevolg van een andere klinische
aandoening, regelmatig een negatieve rol in het herstel van
een ziek paard of zijn zij een factor in het onvoldoende pres-
teren van een paard.

-ocr page 323-

DANKBETUIGING

De auteurs zijn dank verschuldigd aan mevrouw M.S. Bitterling en me-
vrouw M.I.J. A. Pollak voor hun hulp bij het vervaardigen van de illustraties.

LITERATUUR

1. Andrews FM, and Nadeau JA. Clinical syndromes of gastric ulceration
in foals and mature horses. Equine Vet J 1999; 29: 30-3.

2. Andrews FM, Sifferman RL, Bernard W, et al. Efficacy of omeprazole
paste in the treatment and prevention of gastric ulcers in horses.
Equine Vet J 1999; 29:81-6.

3. Argenzio RA. Comparative pathophysiology of nonglandular ulcer
disease: a review of experimental studies. Equine Vet J 1999; 29: 19-
23.

4. Becht JL, and Byars TD. Gastroduodenal ulceration in foals. Equine
VetJ 1986; 18(4): 307-12.

5. Bertone JJ. Medical diseases of the lower alimentary tract. In: Kobluk
CN, Ames TR, Geor RJ, eds. The horse, disease & clinical manage-
ment. Philadelphia: WB Saunders Company, 1995: 315-7.

6. Borrow HA. Duodenal perforations and gastric ulcers in foals. Vet Rec
1993; 132(12): 297-9.

7. Brunton LL. Agents for control of gastric acidity and treatment of pep-
tic ulcers. In: Goodman Oilman A, Rail TW. Nies AS, Taylor P, eds.
The pharmacological basis of therapeutics 8*^ ed. New York: Per-
gamon press, 1990: 899-902.

8. Clark CK, Merritt AM, Burrow JA, and Steible CK. Effect of alumi-
nium hydroxide/magnesium hydroxide antacid and bismuth subsalicy-
late on gastric pH in horses. J Am Vet Med Assoc 1996; 208: 1687-91.

9. Collier DSJ, and Stoneham SJ. Gastro-oesophageal ulcers in man and
horse: semblance and dissemblance. Equine Vet J 1997; 29 (6): 410-2.

10. Daurio CP, Holste JE, Andrews FM, et al. Effects of omeprazole paste
on gastric acid secretion in horses. Equine Vet J 1999; 29: 59-62.

11. Dieckmann M, and Deegen E. Stomach ulcers in the horse-clinical and
gastroscopic findings in 12 horses (1989-1990). Tierartzl Prax 1991;
19 (4): 386-94.

12. Eggleston A, Wigerinck A, Huijghebaert S, et al. Cost effectiveness of
treatment for gastro-oesophageal reflux disease in clinical practice: a
clinical database analysis. Gut 1998; 42: 13-6.

13. Freeman DE. Overview of gastrointestinal physiology. Proc. 5\'^
Geneva Congress ofEquine medicine and surgery 1997: 15-21.

14. Furr MO, and Murray MJ. Treatment of gastric ulcers in horses with
■histarhirietype2receptörantagonists. Equine VetJ 1989; 7: 7\'7-9.

15. Furr MO, Murray MJ, and Ferguson DC. The effect of stress on gastric
ulceration,
T3, T4, reverse T3 and Cortisol in neonatal foals. Equine
VetJ 1992;24(1): 37-40.

16. Garrick T, Minor TR, Bauck S, Weiner H, and Guth P. Predictable and
unpredictable shock stimulates gastric contractility and causes muco-
sal injury in rats. Behav Neurose 1989; 103(1): 124-30.

17. Green EM, Sprouse RF, Jones BD, and Barthel JS. Is Helicobacter py-
lori (Campylobacter pylori)
associated with gastritis/ulcer disease in
asymptomatic foals? Proc. Equine Colic Research Symposium
1991:4.

18. Hammond CJ. Mason DK, and Watkins KL. Gastric ulceration in ma-
ture thorougbred horses. Equine Vet J 1986; 18 (4): 284-7.

19. Hammond CJ. A study of gastric mucosal pH and its correlation with
gastric ulcers in adult horses. Equine Vet Sc 1990; 10 (6): 404-8.

20. Hawkey CJ. Non-steroidal anti-inflammatory drug gastropathy:
causes and treatment. Scand J Gastroenterol 1996; 202: 124-7.

21. Holland PS, Ruoff WW, Brumbaugh GW, and Brown SA. Plasma
pharmacokinetics of ranitidine Hcl in adult horses. J Vet Pharmacol
Therapl997;20: 145-52.

22. Krakowka S, Eaton KA, Rings DM, and Argenzio RA. Production of
gastroesophageal erosions and ulcers (GEU) in gnotobiotic swine
monoinfected with fermentative commensal bacteria and fed high-car-
bohydrate diet. Vet Pathol 1998; 35 (4): 274-82.

23. Kreiss C, and Blum AL. Epidemiology and risk factors of gastroduo-
denal ulcer. Der Chirurg 1996; 67 (1): 7-13.

24. Lin JH. Pharmakokinetic and pharmacodynamic properties of hista-
mine
H2-receptor antagonists. Clin. Pharmacokinetics 1991; 20: 218-
36.

25. MacAllister CG, Morgan SJ, Borne AT, and Pollet RA. Comparison of
adverse effects of phenylbutazone, flunixin meglumine and ketopro-
fen in horses. J Am Vet Med Assoc 1993; 202 (1): 71 -6.

26. MacAllister CG, Andrews FM, Deegan E, Ruoff W, and Olovson SG.
A scoring system for gastric ulcers in the horse. Equine Vet J 1997; 29
(6): 430-3.

27. MacAllister CG. A review of medical treatment for peptic ulcer disease.
Equine VetJ 1999; 29:45-9.

28. MacAllister CG, Sifferman RL, McCure SR, et al. Effects of omepra-
zole paste on healing of spontaneous gastric ulcers in horses and foals:
a field trial. Equine VetJ 1999; 29: 77-80.

29. McClure SR, Glickman LT, and Glickman NW. Prevalence of gastric
ulcers in show horses. J Am Vet Med Assoc 1999; 215 (8): 1130-3.

30. Murray MJ. Endoscopic appearance of gastric lesions in foals: 94 ca-
ses (1987-1988). J Am Vet Med Assoc 1989; 195 (8): 1135-41.

31. Murray MJ, Grodinsky C, Anderson CW, Radue PF, and Schmidt GR.
Gastric ulcers in horses: a comparison of endoscopic findings in horses
with and without clinical signs. Equine Vet J 1989; 7: 68-72.

32. Murray MJ, Grodinsky C, Cowles RR, Hawkins WL, Forfa RJ, and
Luba NK. Endoscopic evaluation of changes in gastric lesions of
thoroughbred foals. J Am Vet Med Assoc 1990; 196(10): 1623-7.

33. Murray MJ, Murray CM, Sweeney HJ, Weld J, Digby NJ, and
Stoneham SJ. Prevalence of gastric lesions in foals without signs of
gastric diseases: an endoscopic survey. Equine Vet J 1990; 22 (1): 6-8.

34. Murray MJ. The pathogenesis and prevalence of gastric ulceration in
foals and horses. Vet Med 1991; 86: 815-9.

35. Murray MJ. Diagnosing and treating gastric ulcers in foals and horses.
VetMedl991;86: 820-7.

36. Murray MJ. Aetiopathogenesis and treatment of peptic ulcer in the
horse: a comparative review. Equine Vet J 1992; 13: 63-74.

37. Murray MJ, and Schusser G. Application of gastric pH-metry in hor-
ses: measurement of 24 hour gastric pH in horses fed, fasted and trea-
ted with ranitidine. Equine Vet J 1993; 25: 417-21.

38. Murray MJ. Gastroduodenal ulceration In: Robinson NE. Current the-
rapy in equine medicine 4. Philadelphia: W.B. Saunders Company,
1997: 191-7.

39. Murray MJ. Gastroduodenal ulceation. In: Reed SM and Bayly WM.
Equine Internal Medicine. 1st ed. Philadelphia: W.B. Saunders
Company, 1998:615-23.

40. Murray MJ. Pathophysiology of peptic disorders in foals and horses: a
review. Equine VetJ 1999; 29: 14-8.

41. Murray MJ, Eichom ES, Holste JE, Cox JL, Stanier WB, Cooper WL,
and Cooper VA. Safety, acceptability and endoscopic findings in foals
and yearling horses treated with a paste formulation of omeprazole for
twenty-eight days. \'Equine Vet J 1999; 2\'9: s67-s70........

42. Orlando RC. Esophageal epithelial defense against acid injury. J Clin
Gastroenterol 1991; 2 (13): sl-s5.

43. Plue RE, Wall HG, Daurio C, Attebery DK. Cox JL, and Wallace DH.
Safety of omeprazole paste in foals and inature horses. Equine Vet J
1999; 29:63-6.

44. Rebhun WC, Dill SG, and Power HT. Gastric ulcers in foals. J Am Vet
Med Assoc 1982; 180 (4): 404-7.

45. Sandin A, Skidell J, Haggstrom J, Girma K, and Nilsson G. Post-mor-
tem findings of gastric ulcers in Swedish horses up to one year of age: a
retrospective study 1924-1996. Acta Vet Scand 1999; 40 (2): 109-20.

46. Sangiah S, MacAllister CC, and Amouzadeh HR. Effects of Cimeti-
dine and ranitidine on basal gastric pH, free and total acid contents in
horses. Res Vet Sci 1988 ; 45 (3): 291 -5.

47. Sangiah S, MacAllister CC, and Amouzadeh HR. Effects of misopro-
stol and omeprazole on basal gastric pH and free acid content in hor-
ses. Res Vet Sci 1989 ; 47 (3): 350-4.

48. Traub JL, Gallina AM, Grant BD, Reed SM, Gavin PR, and Paulsen
LM. Phenylbutazone toxicosis in the foal. Am J Vet Res 1983 ; 44 (8):
1410-8.

49. Vatistas NJ, Snyder JR, Carlson G, et al. Cross-sectional study of gas-
tric ulcers of the squamous mucosa in thoroughbred racehorses.
Equine VetJ 1999; 29:34-9.

50. Vatistas NJ, Sifferman RL, Holste J, Cox JL, Pinalto G, and Schultz
KT. Induction and maintenance of gastric ulceration in horses in simu-
lated race training. Equine Vet J 1999; 29: 40-4.

51. Vatistas NJ, Snyder JR, Nieto J, Thompson D, Pollmeier M, and
Holste JE. Acceptability of a paste formulation and efficacy of high
dose omeprazole in healing gastric ulcers in horses maintained in race-
training. Equine Vet J 1999; 29: 71-6.

52. Wallmark B. Omeprazole: mode of action and effect on acid secretion
in animals. Scand J Gastroenterol 1989; 166: 12-8.

-ocr page 324-

Onderzoek naar maagulcera bij het paard en de be-
handeling hiervan

Aan de Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziekten,
is recent een onderzoek van start gegaan naar het voor-
komen van maagulcera in de Nederlandse paardensta-
pel. De vraag is of maagulcera bij de Nederlandse
warmbloed-paardenpopulatie van evenveel belang zijn
als in de (voornamelijk Amerikaanse) literatuur wordt
aangegeven onder met name Engelse volbloeden in trai-
ning. Ook wordt een pilot-studie gedaan naar de behan-
deling van maagulcera bij paarden met een cimetidine-
preparaat. Op de Faculteit is een drie-meter-endoscoop
beschikbaar voor het doen van maagscopieën. Hiermee
wordt al gedurende vier jaar gewerkt. Voor de pilot-stu-
die naar de effecten van
Cimetidine worden paarden ge-
zocht die te kampen hebben met klinische klachten,
waarvan het vermoeden bestaat dat die verband zouden
kunnen houden met de aanwezigheid van maagulcera.
Voorbeelden van dit soort klachten zijn recidiverende
koliek, verminderde eetlust, gewichtsverlies, een slechte
vacht, gedragsverandering en verminderd prestatiever-
mogen (dit ziektebeeld wordt uitgebreider beschreven
in voorgaand artikel). Indien na klinisch onderzoek
geen andere primaire oorzaak voor de klachten wordt
gevonden en er worden bij scopie van de maag erosies
en/of ulcera aangetoond, dan wordt met de eigenaar
overlegd of er interesse bestaat om deel te nemen aan
het onderzoek. Vanaf het moment dat de eigenaar toege-
stemd heeft en een akkoordverklaring heeft getekend,
zijn er voor de eigenaar geen kosten meer verbonden
aan het verdere onderzoek (inclusief herhalingssco-
pieën) en de behandeling. Het paard verblijft een week
op de kliniek om behandeld en geobserveerd te worden.
Vervolgens gaat het paard met medicatie voor in totaal
een maand naar huis. In deze periode moet de eigenaar
nog
twee maal met het paard retour naar de kliniek ko-
men voor een herhaald klinisch onderzoek/evaluatie en
scopie. Om overleg te plegen over patiënten die u moge-
lijk voor dit doel geschikt acht, kunt u contact opnemen
met drs. Linda van den Wollenberg, of bij haar afwezig-
heid met dr. Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-
Oosterbaan. Uw medewerking om patiënten te vinden
die geschikt zijn voor deelname aan dit onderzoek wordt
bijzonder op prijs gesteld.

Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan,
Chef de Clinique Inwendige Ziekten Paard

Linda van den Wollenberg,
Specialist in Opleiding
Inwendige Ziekten Paard.

ap

Boeren kringen
in beweging

\'Boerenkringen in t)eweging\', Roodbont Uitgeverij Zutpinen,
mei 2000, ISBN
90-75280-28-9. R. de Jong, L Noorduyn, M.
van Schagen en C. Vonk.

Dit boekje is samengesteld door een aantal mensen met ken-
nis van agrarisch Nederland om een brug te slaan naar de so-
ciale hulpverlening. De schaalvergroting en de regelgeving
zorgen voor veel veranderingen de laatste tijd. Na een inven-
tarisatie van het boerenwelzijn, waarin ook enkele agrariërs
aan het woord komen, is het duidelijk dat veel boeren in
Nederland hun tijd gehad hebben. Het probleem wordt als
normaal beschouwd. Een boer, die het geestelijk moeilijk
krijgt hierdoor, kan door een aantal instanties verder gehol-
pen worden zoals Land- en Tuinbouworganisaties en ge-
meenten.

Een boer in nood zal nooit direct naar zo\'n instantie gaan.
Eigenlijk zal een echte boer zelden eigen problemen op tafel
leggen. Familie en directe kennissen hebben zoiets het eer-
ste in de gaten en later ook voorlichters, etcetera. De dieren-
arts hoort daar ook bij. Als er een probleem bestaat is het
zaak de boer en zijn familie de helpende hand te bieden. Hoe
dat allemaal kan, kunt u in dit boekje lezen. Eigenlijk hoort
iedere praktijk dit op de plank te hebben, ook om uit te le-
nen. Want het geschrevene is tevens leesbaar voor de pro-
bleemboer zelf Hij herkent dan dat hij niet de enige is en dat
een aantal instanties al degelijk op zijn probleem is voorbe-
reid.

Jammer is wel dat het al algemeen geaccepteerd lijkt dat de
boerenstand in Nederland aan het uitdunnen is. Aan de pri-
maire oorzaken en de rechtvaardiging van dit gebeuren
wordt helaas geen aandacht besteed.

A.G.G. Kok

-ocr page 325-

SAMENVATTING

Twee studies zijn uitgevoerd om relaties tussen rugtest-
scores en productieresultaten van varkens te bepalen,
evenals verbanden tussen rugtestscores en andere para-
meters. In de eerste studie is bij 823 biggen tweemaal een
rugtest uitgevoerd op tien en 17 dagen leeftijd. De dieren
zijn daarna gevolgd tot slacht, alwaar vleespercentage en
karkasclassificatie zijn bepaald. In de tweede studie zijn
566 biggen gevolgd tot spenen, waarbij driemaal een rug-
test is uitgevoerd op drie, tien en 17 dagen. De rugtestsco-
res van hun moeders waren bekend. De gezondheidsge-
gevens van de zeugen en de biggen zijn bijgehouden,
evenals het gedrag van de zeugen tijdens het testen van
de biggen. Relaties tussen productieparameters en rug-
test- scores zijn berekend, evenals de invloed van geboor-
tegewicht, sekse en zeugkenmerken op rugtestscores.
De opeenvolgende rugtestscores waren redelijk consis-
tent per dier. Geitjes scoorden hoger dan bergjes, en de
zeugen met lage scores kregen biggen met lage scores.
Een hogere rugtestscore gaf een hoger vleespercentage
bij slacht en een betere karkasclassificatie.
Geconcludeerd werd dat er consistente, mogelijk erfelijk
bepaalde individuele verschillen waren tussen biggen in
stressresponsen, gemeten met de rugtest, die gerelateerd
waren aan vleespercentage.

SUMMARY

Individual behavioural characteristics of pigs and their im-
pact on production

Two studies were carried out with pigs to determine the relationship be-
tween back test results and production parameters and between hack test re-
sults and other factors. In the first study, 823 piglets were tested with the
back test at 10 and 17 days oj age. Production parameters such as average
daily weight gain and lean meat percentage were determined. In the second
study, the back test was performed on 566 piglets at 3, 10, and 17 days of
age. The number of escape attempts in the back test (back test score) of the
mother was known for 364 piglets. Parameters concerning the health of the
sow and piglets were recorded, as well as the sow\'s reaction to piglet remo-
val for testing.

The relationships between production parameters and back test scores of
the animals were calculated, as well as the influence of birth weight, sex (all
males were castrated), parents, and health parameters on back test scores.
Back test scores were fairly consistent over successive tests for each piglet.
Males had higher hack test scores than females, and piglets from sows with

\' Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren, Afdeling Varken, Yalelaan
7, 3S84 CL Utrecht. Stuur correspondentie naar:
E. van Erp-van der Kooij.

^ Wageningen Universiteit, Leerstoelgroep Gezondheidsleer en Reproductie, Postbus
338, 6700 AH Wageningen.

3 ID-Lelystad, Afdeling GSM, Postbus 65, 8200 AB Lelystad

• Reprintedfrom Applied Animal Behaviour Science, Vol 66. van Erp-van der Kooij et
al,
\'Individual behavioural characteristics in pigs and their impact om production \\
Pages 171-185, Copyright (2000), with permissionfrom Elsevier Science.

low back test scores also had low scores. Finally, a higher back test score
was correlated with a higher lean meat percentage and a better carcass
grading at slaughter: no relation with daily weight gain was found.
It is concluded that there are individual differences in the way pigs cope
with a stressful situation, as measured with the back test, and that this
coping behaviour is consistent. A positive correlation exists between back
test scores at a young age and lean meat percentage at slaughter. The
response to stress, and hence back test scores, is assumed to be inheritable,

INTRODUCTIE

Dieren kunnen op verschillende manieren reageren op stress.
Bij sommige diersoorten is deze manier van omgaan met
stress, ook wel
coping style genoemd, in te delen in twee klas-
sen (1,2,3,16,18,23). Een dier met een actieve coping style is
geneigd tot het actief aanpakken van een stressor:
vechten/vluchten. Dieren met een passieve coping style zijn
geneigd te wachten tot het gevaar vanzelf verdwijnt. Bij an-
dere diersoorten en de mens zijn meerdere coping styles ge-
vonden (7, 19,22, 24). De coping style is een vast, aangebo-
ren kenmerk van het individu.

Het onderzoek naar coping styles bij varkens heeft nog geen
eenduidige resultaten opgeleverd. Als maat voor coping style
wordt vaak een rugtest gebruikt, waarbij een dier op de rug
wordt gelegd en het aantal verzetspogingen wordt geteld (9).
Er zijn interessante verbanden gevonden tussen rugtestscores
en immunologische, fysiologische,, endocriene en gedrags-
responsen in stresssituaties (9,10,11,21). Deze responsen wa-
ren geassocieerd met verschillende stresspathologieën (12).
Andere onderzoekers vonden weinig correlaties tussen ver-
schillende gedragstesten (6,13,14,15,17).
Het doel van de nu besproken studies was drieledig. Ten eer-
ste wilden we bepalen of individuele gedragskarakteristieken
bij varkens, zoals die gemeten worden met de rugtest, consis-
tent zijn per individu. Dan pas kan men spreken over een
coping style. Vervolgens wilden we bepalen of deze coping
style beïnvloed wordt door factoren als sekse, zeug- of beer-
kenmerken. Tenslotte waren we geïnteresseerd in de relatie
tussen coping style en productieresultaten van de dieren.
Als coping styles erfelijk zijn en bovendien gerelateerd aan
productieresultaten, dan zou selectie al bij de zeug kunnen
plaatsvinden, aan de hand van haar eigen rugtestscores.

MATERIAAL EN METHODE
Diermateriaal en stallen

De studies zijn uitgevoerd op Proefaccomodatie \'De
Tolakker\' van de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. In
twee studies werden respectievelijk 823 en 566 vleesbiggen
gebruikt, geboren uit GY*NL vermeerderingszeugen. Biggen
werden geboren in conventionele kraam(opfbk)hokken.
Mannelijke biggen werden gecastreerd op vijf dagen leeftijd,
en staartjes werden gecoupeerd. Een ijzerinjectie werd toege-
diend op drie dagen leeftijd. Bij spenen op vier weken leeftijd
werd de zeug verwijderd. Biggen bleven in het kraamhok tot
negen weken leeftijd. Daama startte de afmestperiode, in con-
ventionele vleesvarkenshokken. Voer en water werd
ad lib
verstrekt. Dieren werden geslacht op circa 110 kg.

Individuele gedragskarakteristieken van varkens en de relatie
met productieresultaten"

E. van Erp-van der Kooij\\ A.H. Kuijpers\\ J.W. Schrama^, E.D. Ekkel3 en M.J.M.Tielen^ Tijdschr Diergeneeskd 2000:125:649-52

-ocr page 326-

Rugtest

In de rugtest (9) wordt een big gedurende één minuut op de
mg gelegd en iiet aantal verzetspogingen wordt geteld
(Figuur 1). Elke serie bewegingen zonder pauze wordt als
één verzetspoging gerekend. In de eerste studie zijn dieren
getest op tien en 17 dagen leeftijd, in de tweede studie op
drie, tien en 17 dagen leeftijd.

Data

In de eerste studie zijn 823 biggen gevolgd tot slacht. Hierbij
zijn de volgende parameters bijgehouden: geboortegewicht,
speengewicht, gewicht op negen weken leeftijd en levend ge-
wicht bij slacht (omgerekend vanuit geslacht gewicht), vlees-
percentage bij slacht en karkasclassificatie (SEUROP) (4).
Sekse, zeugnummer en beemummer werden genoteerd.
In de tweede studie zijn 566 biggen gevolgd tot spenen. Het
geboorte- en speengewicht, de sekse en de ziektegegevens
van de biggen, de zeugnummers en de ziektegegevens van de
zeugen werden bijgehouden, evenals het gedrag van de zeug
tijdens de mgtest van de biggen, gescoord als \'mstig\' of
\'agressief. De ziektegegevens van de biggen werden inge-
deeld in de categorieën \'geen opmerkingen\', \'diarree\', \'ka-
potte knietjes\', \'kreupel\' of\'overige\', de ziektegegevens van
de zeugen werden ingedeeld in de categorieën \'geen opmer-
kingen\', \'ziek/behandeld\' ofte weinig melk\'. Van de zeugen
waren de rugtestgegevens bekend.

Statistische analyses

De overeenkomst tussen de opeenvolgende mgtesten is bere-
kend met een Pearson-correlatietest. Relaties tussen mgtest-
scores en factoren als gewicht, sekse, zeugkenmerken en dag-
nummer, evenals de relaties tussen mgtestscores en pro-
ductie, zijn berekend met behulp van multivariate lineaire re-
gressiemodellen. Alle analyses zijn uitgevoerd in SAS (20).

RESULTATEN
Algemeen

De resultaten van de dieren in de eerste studie waren gemid-
deld tot goed, met een groei bij de vleesvarkens van mim 800
gram/dag en een mager vleespercentage van 54.
Het gemiddeld aantal verzetspogingen tijdens de mgtest in
de eerste studie was 1.89 op dag 10 en 2.01 op dag 17
(n=825). In de tweede studie was drie keer getest, met ge-
middelde scores van 3.20 op dag 3,2.57 op dag 10 en 2.60 op
dag 17 (Figuur 2). Correlaties tussen opeenvolgende mgtes-
ten waren tussen 0.4 en 0.5 (P<0.005). Er was een duidelijk
dageffect in mgtestscores voor dag 3, veroorzaakt door de
hogere scores op die testdag. Tussen dag 10 en dag 17 werd
geen dageffect aangetoond.

Figuur 2. Rugtestuitslagen (frequentieverdelingen) eerste studie (a) en tweede stu-
die (b).

(a)

1

0 1 2 3 4 5 6

rugtestscore

□ dag 3

■ dag 10

■ dag 17

I

1

20%
15%
10%

"ta [U

2 3 4 5

rugtestscore

Systematische invloeden op rugtestscores
Significante resultaten (P<0,05): vrouwelijke biggen had-
den hogere rugtestuitslagen dan mannelijke biggen. Er was
een duidelijk effect van de zeug en de toom. Een beereffect
werd niet gevonden, wel een effect van de manier van dek-
ken: biggen geboren uit natuurlijke dekking hadden hogere
rugtestscores dan Kl-biggen. Zeugen met hoge scores als
big (de HR-zeugen) hadden biggen die ook hoger scoorden
in de rugtesten. Zeugen die fel reageerden als een big uit het
hok werd gehaald, leken biggen te hebben die rustig re-
ageerden tijdens de mgtest (P<0.10). Gewicht en ziektege-
gevens van de biggen waren niet gecorreleerd met de rug-
testscores.

Relaties tussen rugtestscores en productieresultaten
Meer verzetspogingen in de rugtest betekende een hoger
vleespercentage en een betere karkasclassificatie in het
SEUROP-systeem (P<0,05) (Figuren 3 en 4). Geen verban-
den werden gevonden tussen rugtestuitslagen en groei.

DISCUSSIE
Rugtest

In eerdere onderzoeken (9,10,11,12,21) werden dieren op
basis van rugtesten ingedeeld in klassen, waarbij men ver-
schillen wilde aantonen tussen \'actieve\' en \'passieve\' die-
ren. In dit onderzoek hebben wij ervoor gekozen de mwe
mgtestscores in de analyses te gebruiken, omdat het indelen
van dieren in klassen ten onrechte de indruk wekt dat er in
werkelijkheid ook een klasseverdeling bij dit kenmerk hoort.
De werkelijke verdeling lijkt echter meer op een normale
verdeling (Figuur 1). Indeling in klassen is volgens ons al-
leen gerechtvaardigd wanneer men extremen van de popula-
tie wil vergelijken.

30%
25%
20%

I

10%
5%
0%

-ocr page 327-

Dageffect

Op drie dagen leeftijd verzetten de biggen zich meer in de
rugtest dan op tien en 17 dagen. Dit wordt mogelijk veroor-
zaakt doordat deze jonge dieren nog relatief naïef zijn.
Tussen dag 3 en dag 10 worden dieren gehanteerd, staartjes
worden gecoupeerd, ze krijgen een ijzerinjectie en beertjes
worden gecastreerd. Dit zou de rugtestuitslagen hierna kun-
nen beïnvloeden (5). Ook is het mogelijk dat biggen op drie
dagen leeftijd in het algemeen nog actiever en mogelijk ook
agressiever zijn dan op latere leeftijd, omdat de tepelrang-
orde deels nog uitgevochten moet worden (8).

Figuur 3. Verband tussen rugtestscores en vleespercentage.

Verband tussen gemiddelde rugtestscores en
vleespercentage (estimate=0,33)

rugtestscore

Figuur 4. Verband tussen rugtestscores en karkasclassificatie (SEUROP).

Gemiddelde rugtestscore per SEUROP-klasse

2

E

0 1,5

1
60

B «h^

SEUROP

karkasclassificatie

Erfelijkheid

Rugtestscores van de biggen waren gerelateerd aan rugtest-
scores van de zeug; bovendien was er een toomeffect. Dit
kan betekenen dat er een genetisch effect is, dan wel een
moedereffect.

Het feit dat de biggen geboren uit natuurlijke dekking an-
dere scores gaven dan de Kl-biggen, kan verklaard worden
doordat de vaders van die biggen afkomstig waren uit een
andere populatie. Kl-beren waren afkomstig van berenpopu-
latie van het Kl-station, terwijl de beren voor namurlijke
dekking door het proefbedrijf zelf worden aangefokt, dus af-
komstig zijn uit de eigen populatie.

Zeugen die fel reageerden bij het weghalen van biggen voor
de rugtesten, hadden biggen die zich weinig verzetten in de
testen. Dit gedrag van de zeug is waarschijnlijk beschermend
gedrag ten opzichte van de biggen, dus eigenlijk goed moe-
dergedrag. Wanneer de biggen zich vervolgens weinig ver-
zetten in de test, zou dit kunnen komen doordat ze zich goed
beschermd voelden, en daarom een passieve coping-strate-
gie gebruikten. Overigens reageerden zieke zeugen minder
goed op de biggen, en deze biggen vertoonden dan ook meer
verzet in de rugtest. Dit is dus een verstorende factor voor de
rugtest.

Sekse-effect

Geitjes verzetten zich meer in de rugtest dan borgjes. Dit ef-
fect werd duidelijker in de loop van de testen. Uit eerder on-
derzoek van Erhard (5) blijkt dat het hanteren van dieren een
sekse-effect tot uitdrukking kan brengen. Het is ook moge-
lijk dat het sekse-effect veroorzaakt wordt door castratie van
de beertjes, waarbij na verloop van tijd het effect duidelijker
wordt door de afwezigheid van testosteron.

Verband tussen rugtestscores en productieresultaten
Vleespercentage en karkasclassificatie zijn sterk gecorre-
leerd en beide waren gerelateerd aan de rugtestscores. De
dieren die zich meer verzetten in de rugtest, hadden een ho-
ger vleespercentage en een beter karkas (SEUROP-classifi-
catie).

Dieren werden ad lib gevoerd, maar er was per tien dieren
slechts één vreetplaats. Als de actieve dieren (met hogere
rugtestscores) vaker voer hadden opgenomen, zou dit ook
een hogere groei hebben opgeleverd. Dit was echter niet het
geval. Wel hebben mogelijk de actieve dieren meer energie
verloren door rondlopen of vechten, en dus magerder vlees
opgeleverd.

CONCLUSIES

Rugtestscores waren consistent binnen dieren. Er is een con-
tinue schaal die loopt van passief naar actief, waarbij de
meeste dieren gemiddeld scoren.

Omdat verbanden zijn gevonden met vleespercentage, zou
de rugtest gebruikt kunnen worden om al op jonge leeftijd
een selectie te maken voor de beste vleesbiggen. Echter, het
formeren van tomen op basis van de rugtest alleen is een
slecht idee. Uit eerder onderzoek blijkt dat dit ten koste gaat
van groei en vleeskwaliteit (12). Blijkbaar zijn verschillende
\'soorten\' dieren nodig om een stabiele en goed producerende
groep te vormen. Misschien zijn er in de fokkerij wel moge-
lijkheden om deze test te gebruiken.

Andersom zijn er ook aanwijzingen dat vleespercentage en
gedrag van biggen gerelateerd zijn; we fokken al jaren op
een hoger vleespercentage, en uit deze studies blijkt dat door
de jaren heen (de eerste studie dateert van vijfjaar geleden)
de gemiddelde rugtestscores zijn gestegen. Als rugtestuitsla-
gen bovendien gecorreleerd zijn met agressie (9) selecteren
we indirect voor agressie in de populatie.

DANKBETUIGING

De auteurs bedanken Jan Berends en Jan van Mourik van Proefaccomodatie
De Tolakker voor het verzorgen van de varkens. Dit onderzoek wordt gefi-
nancierd door het Gebied ALW van de Nederlandse Organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

LITERATUUR

1. Benus RF, Koolhaas JM, and Oortmerssen GA van. Individual dif-
ferences in behavioural reaction to a changing environment in mice
and rats. Behaviour 1987; 100: 105-22.

2. Benus RF, Bohus B, Koolhaas JM, and Oortmerssen GA van.
Heritable variation for aggression has a reflection of individual
coping strategies. Experientia 1991; 47: 1008-19.

3. Beuving G, Jones RB, and Blokhuis HJ. Adrenocortical and hetero-
phil/lymphocyte responses to challenge in hens showing short or
long tonic immobility reactions. Br Poul Sci 1989; 30: 175-84.

4. Engel B, and Walstra P. Accounting for subpopulations in predic-
tion of the proportion of lean meat in pig carcasses. Animal
Production 1993; 57: 147-52.

-ocr page 328-

Erhard HW, Mendl M, and Schotthorst L van. Qualitative and quan-
titative effects of handling on tonic immobility in pigs. In: Veissier
1. and Boissy A (Eds.), Proceedings of the 32nd Congress of the In-
ternational Society for Applied Ethology, 21-25 July 1998,
Clermont-Ferrand, France. INRA, Clermont-Ferrand.
Forkman B, Furuhaug IL, and Jensen P. Personality, coping pat-
terns, and aggression in piglets. Appl Anim Behav Sci 1995; 45: 31-
42.

Glass DC. Stress, Behavior Patterns, and Coronary Disease. Am
Sciemist 1977; 65: 177-87.

Gonyou HW, and Stookey JM. Maternal and neonatal behavior. Vet
Clin North Am Food Anim Pract 1987; 3 (2): 231 -49.
Hessing MJC, Hagelse AM, Beek JAM van, Wiepkema PR,
Schouten WGP, and Krukow R. Individual behavioural characteris-
tics in pigs. Appl Anim Behav Sci 1993; 37: 285-95.
Hessing MJC, Hagelsa AM, Beek JAM van, Wiepkema PR, and
Schouten WGP. Individual behavioural and physiological strategies
in pigs. Physiol Behav 1994; 55: 39-46.

Hessing MHC, Coenen GJ, Vaiman M, and Renard Ch. Individual
cell-mediated and humoral immunity in pigs. Vet Immun
Immunopath 1994;41: 97-113.

Hessing MJC, Schouten WGP, Wiepkema PR, and Tielen, MJM.
Implications of individual behavioural characteristics on perfor-
mance in pigs. Livestock Production Science 1994; 40 (2): 187-96.
Jensen P. Individual variation in the behaviour of pigs - noise or func-
■ tional coping strategies? Appl Anim Behäv Sei\' 1995; 44: 245-55. \'
Jensen P, Rushen J, and Forkman B. Behavioural strategies or just in-
dividual variation in behaviour? A lack of evidence for active and
passive piglets. Appl Anim Behav Sci 1995; 43: 135-9.

12.

13.

14.

15. Jensen P, Forkman B, Thodberg K, and Köster E. Individual variation
and consistency in piglet behaviour. Appl Anim Behav Sci 1995; 45:
43-52.

16. Jones RB, and Satterlee DG. Threat-induced behavioural inhibition in
Japanese quail genetically selected for contrasting adrenocortical re-
sponse to mechanical restraint. Br Poult Sci 1995; 37: 465-70.

17. Lawrence AB, Terlouw EMC, and lllius AW. Individual differences
in behavioural responses of pigs exposed to non-social and social
challenges. Appl Anim Behav Sci 1991; 30: 73-86.

18. McGraw CP, and Klemm WR. Genetic differences in susceptibility
of rats to the immobility reflex (\'animal hypnosis\'). Behav Genet
1973; 3: 155-61.

19. Pines A, and Kafry D. Coping with burnout. In: Jones JW, (Ed.), The
burnout syndrome. London House, Parkridge, 1982 II. pp. 139-50.

20. SAS Institute Inc. SAS/STAT User\'s Guide. Version 6, Fourth ed.
Volume 2: Cary, North Carolina, USA; 1989.

21. Schrama JW, Schouten JM, Swinkels JWGM, Gentry JL, Vries
Reilingh G de, and Parmentier HK. Effect of hemoglobin status on
humoral immune response of weanling pigs differing in coping
styles. J Anim Sci 1997; 75: 2588-96.

22. Simoni PS. and Paterson JJ. Hardiness, coping and burnout in the nur-
sing workplace. J Prof Nurs 1997; 13(3): 178-85.

23. Sluyter F, Bult A, Lynch CB, Oortmerssen GA van, and Koolhaas
JM. A comparison between house mouse lines selected for attack la-
tency or nest building: evidence for a genetic basis of alternative be-

• • häviöra! sttatègifes. Beha« Genét r995; 25 (3)r 247-52:.....

24. Stevenson-Hinde J, Stillwell-Bames R, and Zunz M. Individual
differences in young rhesus monkeys: consistency and change.
Primates 1980; 21 (4): 498-509.

Infectieziekten

o

Effect on viraemia of an American and a European serotype
PPRSV vaccine after challenge with European wil-type
strains of the virus

P.A.M. van Woensel, K. Liejkens, and 5. Dermaret. Vet Rec
iggS; 742:510-2.

Verscheidene onderzoekers hebben aangetoond dat er stam-
verschillen bestaan tussen Amerikaanse en Europese PPRS-
virusstammen. Ook tussen Europese stammen bestaat een
antigene diversiteit.

Het doel van het beschreven onderzoek was na te gaan of
vaccinaties met een Europees vaccin (Intervet) een betere
bescherming gaf dan een Amerikaans vaccin na challenge
met Europese virusstammen.

Aangezien na besmetting geen of slechts minimaal ziekte-
verschijnselen werden waargenomen, probeerde men inzicht
te krijgen in de effectiviteit van de enting door de viremie na
challenge te bepalen. Programmatisch werd bloed getapt.

Referaten

Uitgegaan werd van 72 biggen van zes weken oud. Deze
werden verdeelt in drie groepen. Groep 1 bestaande uit 30
dieren werd geënt met een Europees vaccin, groep 2 even-
eens 30 biggen kregen de Amerikaanse entstof en groep 3
van 12 exemplaren dienden als controle. Vier weken na vac-
cinatie had challenge plaats. Tien dieren uit de groepen 1 en
2 werden of besmet met een Nederlandse, een Duitse of met
een Spaanse PPRS-virusstam. Bij de controles gebeurde dit
met vier biggen.

In de groepen geënt met het Amerikaanse vaccin zag men
vergeleken met de controles na challenge nauwelijks reduc-
tie van de virusconcentratie in het bloed. Een duidelijke ver-
mindering van de hoeveel virus werd wel gezien bij de big-
gen die het Europese vaccin hadden gekregen. Deze
vennindering was bij de dieren die besmet waren met de
Spaanse stam minder uitgesproken. Uit het experiment mag
de conclusie getrokken worden, dat dieren die geënt zijn met
het Europese vaccin na een natuurlijke infectie nauwelijks
virus zullen uitscheiden hetgeen bij de met het Amerikaanse
vaccin behandelde biggen niet zonder meer is aan te nemen.

Dr. J.P. W.M. Akkermans

-ocr page 329-

Berichten en verslagen

Diverse lezingen bestonden uit, op zich
goede, overzichtsverhalen, maar er
werd weinig nieuws verteld. Vreemd
was dat enkele lezingen vorig jaar al op
het ESVD Congres in Helsinki waren
gepresenteerd terwijl andere presenta-
ties reeds waren gepubliceerd! Opval-
lend is verder een clubje van vaste (niet
meer al te jonge) sprekers die elkaar tel-
kens weer de bal lijken toe te spelen.
Tenslotte werd schaamteloos door, zich
Diplomate noemende, sprekers onder
andere gepleit voor gebruik van injec-
ties met methylprednisolon bij atopie of
uitgebreid ingegaan op therapieën met
middelen die niet voor de besproken
indicaties geregistreerd zijn, terwijl
daarvoor inmiddels wel geregistreerde
producten zijn (bijvoorbeeld.selamec-
tin). Getracht wordt om in dit verslag
enkele, voor de praktijk relevante, ont-
wikkelingen nader te belichten.

Atopische dermatitis

Uit de lezing van prof R. Halliwell
(Edinburgh) bleek dat otitis externa
steeds vaker onderdeel uitmaakt van het
beeld van atopische dermatitis (tot wel
> 50% van de gevallen), soms zelfs als
enige symptoom. C.E. Griffin (San
Diego) verwoordde dit als volgt: \'A-
topy is the most frequent cause of otitis
externa in my experience.\' Hierbij is
dan de oorschelp en het verticale kanaal
betrokken. Bij alle van atopie verdachte
patiënten dient op aanwezigheid van
Malassezia gecontroleerd te worden.
Bij de diagnostiek wordt wereldwijd
gebruik gemaakt van de door dr. A.

Willemse voorgestelde major en minor
criteria. Voorgesteld werd om dit uit te
breiden met I) het uitsluiten van andere
oorzaken zoals parasieten, voedingsal-
lergie en contactallergie; 2) het aanto-
nen van de aanwezigheid van IgE-anti-
lichamen middels de intradermale huid-
test of
in vitro tests en 3) het aantonen
van een relatie met de aanwezigheid
van het allergeen in het leefmilieu
waarvoor allergie aanwezig lijkt te zijn.
Er werd gepleit om gebruik te maken
van geconcentreerde allergenen die
voor gebruik bij de intradermale huid-

test worden verdund. Dit om de houd-
baarheid te verlengen tot enkele jaren.
Benadrukt werd dat zowel de huidtest
als een
in vitro test dienen ter on-
dersteuning van de diagnose atopische
dermatitis; daarentegen kan een defini-
tieve diagnose niet gesteld worden bij
afwezigheid van een positieve test.

Huidreacties na toediening van dierge-
neesmiddelen

De term idiosyncratische huidreacties
betekent alleen maar dat er een overge-
voeligheid voor een stof aanwezig is.
Uit de lezing en dia\'s van Danny Scott
(Ithaca) konden de aanwezigen één zeer
duidelijke lering trekken: vraag bij elke
dermatologische patiënt naar het (lo-
kaal) gebruik van welk product dan ook!
De meest vreemde anamneses en ziekte-
beelden alsmede vele chronisch, zonder
resultaat, behandelde dieren passeerden
de revue met slechts één oplossing:
stoppen met de tot dan toe gebruikte the-
rapie! Enkele voorbeelden die werden
gepresenteerd waren benzoylperoxide
bij acne van een kat (geen pemphigus),
huidzalf op de neus van een Collie (dus
geen Collie nose), oorzalf (geen chroni-
sche oorontsteking), antibiotica zoals

Fourth World Congress of Veterinary Dermatology
San Francisco USA 30 augustus tot 2 september 2000

Dieetvoedingen ectoparasieten nemen
belangrijke plaats in binnen dermatologie

Iedere vier jaar wordt er een gezamenlijk wereldcongres over dermatologie
georganiseerd door de ESVD/ECVD (European Society/College of Veter-
inary Dermatology), de AAVD/ACVD (American Academy/College ofVeter-
inary Dermatology) en de CAVD (Canadian Academy of Veterinary Der-
matology). Het congres was wederom groter dan ooit: er waren ruim 1100
deelnemers uit 48 landen. Uit Japan waren zoveel deelnemers dat er zelfs een
dag simultaan in het Japans werd vertaald. Er werden in totaal 174 presenta-
ties verzorgd. Uit de sponsoring en de ruim opgezette \'exhibition\' kan gecon-
cludeerd worden dat binnen de dermatologie de dieetvoeding en de ectopara-
sieten een belangrijke plaats innemen.

TMP/S (geen pemphigus van de voetzo-
len) en eenvoudige onderhoudssham-
poo (geen miliaire dermatitis).

Ectoparasieten

Schurftmijten (Sarcoptes scabiei) zijn
wat minder gastheergebonden dan
misschien wordt verwacht. Volgens
prof M. Paradis (Montréal) blijken ze
tot zes dagen bij kamertemperatuur in
de omgeving te kunnen overleven en
wel 19 dagen bij 10°C en vochtige om-
standigheden. Opvallend was ook dat
met Sarcoptes besmette honden in
75% van de gevallen een positieve al-
lergietest te zien gaven tegen stofmij-
ten
(Dermatophagoides farinae). Na
afdoende schurftbehandeling verdwe-
nen bij deze dieren alle atopische ver-
schijnselen en werd de allergietest
(huidtest en/of serologie) binnen drie
tot zes maanden negatief
Hetzelfde verhaal geldt voor katten met
oormijt
(Otodectus cynotis). Ook hier
vertoonde iets meer dan de helft van de
dieren een positieve allergietest tegen
D.
farinae
en D. Pteronyssinus. Het advies
om toch vooral het hele dier te behande-
len omdat oormijten zich ook buiten het
oor bevinden, wordt automatisch opge-
volgd bij gebruik van het voor de bestrij-
ding van oormijt geregistreerde sela-
mectin.

Nieuwe behandeiingsprotocollen
Demodex

Een overzicht werd gepresenteerd van
nieuwe behandelingsprotocollen voor
Demodex. Voor de Nederlandse situatie
is hiervoor alleen amitraz geregistreerd.
Gepleit werd om het wassen hiermee
vooraf te laten gaan door een benzoylpe-
roxide shampoo om goed de korsten, de-
bris en bacteriën te verwijderen. Een
tweewekelijkse wassing (0.025% ami-
traz) gaf na één jaar een resultaat te zien
van 80% genezing. Wanneer geen gene-
zing kan worden bereikt of amitraz niet
wordt getolereerd door het dier zijn er
nog enkele andere mogelijkheden.
Wekelijks wassen met 0,05 tot 0,1%,
zoals in Europa, blijkt ook veilig en zelfs
effectiever te zijn, hoewel niet is aange-
toond dat de behandelingsduur korter is.
Als altematieven werden onder andere
genoemd dagelijkse orale toediening
van ivermectine (400 - 600 mg/ kg) en
moxidectine (400 mg/kg). De ge-
middelde behandelingsduur hiermee
bedroeg vier maanden met een variatie
van drie tot negen maanden. Gead-
viseerd werd om minimaal drie maan-
den te behandelen en één maand na het
vinden van negatieve huidafkrabsels

-ocr page 330-

door te gaan. Bij zeer ciironisciie geval-
len moet zelfs twee tot drie maanden na
een negatief afkrabsel worden doorge-
gaan. Om de smaak van dergelijke pro-
ducten te maskeren werd een typisch
Amerikaans advies gegeven: mengen
door ijs of in een hot dog! Beide molecu-
len zijn gecontraïndiceerd voor Collies
en aanverwante rassen.

Neusmijten

Een bijzondere presentatie betrof die
van dr. Gunnarson (Uppsala, Zweden^
over
neusmijten bij de hond (Pneu-
monyssoides caninum).
Prachtige af-
beeldingen, macroscopisch en endo-
scopisch van deze, met het blote oog
zichtbare, mijten in de neusholte en si-
nussen bij de hond passeerden de revue.
Het blijkt echter dat, op enkele ca-
su\'istische. gevallen, na, .ondanks ver-,
woede naspeuringen deze mijten verder
nergens anders in de wereld worden ge-
vonden (mw. dr. Venker-van Haagen,
persoonlijke mededeling). Een curieuze
parasiet derhalve!

Diversen

Gezien de vele voeders en diëten met
gezondheidsclaims betreffende de huid
en de vacht werd door Campbell
et al.
(St. Louis) bij 48 gezonde honden het
effect onderzocht van voeders met ver-
schillende Omega 6/Omega 3-verhou-
dingen. Er werd gekeken naar parame-
ters als haarglans, uiterlijk van de huid,
schilfers, haamitval, transepidermaal
vochtverlies, vocht- en vetgehalte van
het huidoppervlak en de huid pH. De
Omega 6/ Omega 3-verhoudingen va-
rieerden van 24:1 tot 1:1 en de opval-
lendste conclusie was dat er géén effect
werd gezien op de gezondheid van huid
en vacht.

Chioorhexidine

Chloorhexidine is een antisepticum die
gebmikt wordt bij de preventie en be-
handeling van
Pyodermie en Malas-
5ez/a-infecties. Er zijn echter sham-
poos met verschillende concentraties
op de markt. K. Mason
et al. (Queens-
land, Australia^ onderzochten daarom
in vivo de effecten van verschillende
concentraties op de hondenhuid (effect
op
S. intermedius). De meest effectieve
concentratie bleek 3% te zijn, gevolgd
door 4%. Een 2%-oplossing had een
licht, maar niet significante invloed,
terwijl 1 % geen enkel effect had.

Otitis externa

Uit een inventarisatie van 800 honden
met otitis extema in Frankrijk (Bensig-
nor en Legeay, Parijs) bleek 58% acuut
en 42% chronisch te zijn. De helft was
bilateraal. Oormijt werd bij 7% aange-
troffen, maar
Malassezia pachyderma-
tis
daarentegen in 75% van de gevallen.
Bij mim honderd dieren werd een bac-
teriologisch onderzoek verricht met een
voorspelbare uitkomst dat
S. interme-
dius, Ps. Aeruginosa
en Pr. Mirabilis
het meest werden gevonden.

Oorkrabrefiex

Een aardig onderzoek betrof dat van
Mueller
et al. (Colorado, USA en
Brisbane, Australia) naar de oorkrabre-
fiex die zou bestaan bij scabies. Hier-
voor werd bij ruim 600 honden met een
recidiverende of een niet op therapie re-
agerende huidaandoening het oor gedu-
rende vijf seconden van de punt naar de
basis.flink gewreven. Wanneer dit aan-.
leiding gaf tot een krabbende beweging
van de ipsi laterale achterpoot werd dit
als positief beschouwd. Het bleek dat de
reflex bij 88% van de dieren met een
(later) bewezen scabies aanwezig was
tegenover slechts 6% van de andere
honden. De specificiteit van deze test
bedroeg daarom 93% en de sensitiviteit
was 82%. De positief respectievelijk
negatief voorspellende waarde was
0.57 en 0.98.

Cytologie en histologie huidtamoren
Een vergelijkend onderzoek tussen cy-
tologie en histologie van huidtumoren
bij de hond wees uit dat in 85% van de
gevallen de cytologische diagnose juist
was. De beste techniek hiervoor is de
dunne naald-aspiratie. Cytologie wordt
ongeschikt geacht voor mammatumo-
ren door de grote verscheidenheid van
cellen die binnen één tumor kan voor-
komen (dit advies geldt mijn inziens
niet voor verdenking op mastitis carci-
nomata; ref).

De vele Free Communications over
werkzaamheid van diverse vlooienpro-
ducten tegen parasieten waarvoor sela-
mectin inmiddels is geregistreerd, zijn
in dit verslag buiten beschouwing gela-
ten en kunnen hopelijk beschouwd wor-
den als aanloop op een uitbreiding van
de bestaande registraties. In het alge-
meen lijken de meeste, momenteel op
de markt zijnde, vlooienmiddelen een
vlooienallergie te kunnen voorkomen
en wordt veelvuldig van de adulticiden
ook een zekere (indirecte) werkzaam-
heid als IGR onderbouwd.

Nieuws van de industrie

Novartis kondigde een nieuwe oraal toe
te dienen adulticide vlooienproduct aan
(nitenpyram) die binnen 24 uur weer
uitgescheiden wordt. Wekelijkse toe-
diening, bij voorkeur natuurlijk in com-
binatie met een maandelijkse Program-
behandeling, zorgt dan voor een bre-
dere vlooienbestrijding.
Merial introduceert in de USA Front-
line Plus. Dit bestaat uit de bekende fi-
pronil, maar nu uitgebreid met de IGR
S-methopreen. Het is wel niet een van
de nieuwere en potentere IGR\'s, maar
gezien de octrooisituatie is dit niet zo
verwonderlijk. Een combinatie van een
adulticide met een IGR is en blijft de
beste oplossing om het risico van resis-
tentieontwikkeling tegen te gaan.
Het was daarom enigszins verwonder-
lijk dat
Bayer een breed opgezet (Eu-
ropa en USA) onderzoek aankondigde
naar de resistentierontwikkeling. van.
vlooien tegen imidacloprid. De vraag is
natuurlijk wat de fabrikant hiertegen
denkt te kunnen doen wanneer dit on-
verhoopt wordt aangetoond. Het is
overigens wel een zeer prijzenswaardig
onderzoek, aangezien er tot nu toe niets
bekend is op dit gebied. Hoewel er in
eerste instantie naar één molecuul
wordt gekeken, staat het de betrokken
onderzoeksinstituten natuurlijk vrij om
de vlooienstammen ook voor andere
stoffen op resistentie te onderzoeken.
Hills introduceerde een nieuw aller-
geenvrij hondenvoer op basis van nor-
male plantaardige en dierlijke eiwitten
die echter zijn gehydroliseerd (Z/D
diëten). Op deze wijze zou, volgens de
fabrikant, geen voedingsallergie meer
optreden omdat dit alleen door com-
plete eiwitconfiguraties wordt geïndu-
ceerd. Er zijn twee soorten dieetvoe-
ding ontwil^eld: één volledig aller-
geenvrij als eliminatiedieet en voor ex-
treem gevoelige patiënten een ander
laag-allergeen dieet met aardappel-
meel als koolhydraatbron, dat als on-
derhoudsvoer gebmikt kan worden.

Dr. P.A.M. Overgaauw

Dermatologie Paard

Op het gebied van het paard was er een
beperkt programma. Het lijkt helaas
nog steeds een lastig en niet erg geliefd
onderdeel van de veterinaire dermato-
logie. De lezingen en
\'Free communi-
cations\'
over paarden bleken daarbij
soms ook nog op hetzelfde tijdstip in
verschillende zalen gegeven te wor-
den.

Atopie

Dr. Wendy Lorch (\'Comparison of im-

-ocr page 331-

mediate intradermal test reactivity and
serum IgE quantitation by ELISA and
RAST to allergens in non-atopic and
atopic horses\')
vergeleek de diverse
bloedtesten bij atopische paarden. Zij
gebruikte de intradermale test als \'gol-
den
Standard\', maar had die niet geva-
lideerd. In 1996 heeft ondergetekende
met Ton Willemse en anderen aange-
toond dat de intradermale huidtest bij
het paard niet betrouwbaar is en tot
nu
toe is nog niemand er in geslaagd de test
wel te valideren. Ook definieerde dr.
Lorch niet wat zij verstond onder een
\'atopisch paard\'. Al met al was de titel
van de presentatie indrukwekkender
dan het onderzoek dat er aan ten grond-
slag lag.

Gevolgen van een orkaan
Dr. Vivrette (North Carolina State
University;
\'Dermatitis andpythiosis in
North Carolina horses following hurri-
cane Floyd\')
had een leuk verhaal over
allerlei huidaandoeningen die de kop
opstaken toen paarden meer dan 48 uur
tot halverwege hun borstkas in het water
hadden gestaan na een orkaan. Het
bracht echter geen onverwacht nieuws.

Mok die geen mok is

Vervolgens verzorgde ondergetekende
een presentatie over de huidproblemen
zoals we die zien bij de Waiboerhoeve in
Lelystad, maar ook regelmatig in de kli-
niek
{\'Pasture dermatosis in the non-
pigmented lower limb in the horse
\'). We
denken hier klinisch heel sterk aan \'leu-
cocytoclastic pastem vasculitis\', maar
het is collega J. Koeman van Veterinaire
Pathologie nog niet gelukt om dit met ze-
kerheid te bewijzen. Hiervoor zullen nog
meer biopten nodig zijn. De lezing
bracht voor velen het nieuwe denkbeeld
dat
\'leucocytoclastic pastern vasculitis\'
niet zozeer door zonlicht wordt veroor-
zaakt of verergerd. Het hangt naar alle
waarschijnlijkheid samen met het con-
tact met gras of het eten van gras. De ook
wel gebruikte naam \'photo-aggravated
pastem vasculitis\' is waarschijnlijk niet
juist. In de discussie kwam de vraag naar
voren in hoeverre hier de bodem (zand of
klei) een rol bij speelt. Dit is echter nog
niet duidelijk. Wel is opvallend dat het
Proefstation de problemen nog niet (zo
duidelijk) kende toen het proefbedrijf
nog in Limburg was gevestigd.

Zebra\'s?

Hal Schott (Michigan State University;
\'Linear \'zebra\' urticarial dermatosis in
multiple horses\')
liet beelden zien die
wij (en de Duitstalige literatuur) ook

kennen onder de naam \'Streifen urtica-
ria\'. Dr. Schott (en ook het publiek) had
geen verklaring voor deze problemen.

Staart- en maneneczeem
Het verhaal van Stark en Wagner over
staart- en maneneczeem (University of
Vienna, Austria;
\'Intradermal skin tes-
ting in Icelandic horses")
werd gelijktij-
dig gepresenteerd, maar leek ook niet
veel nieuws te bieden. Misschien is het
wel mogelijk via deze onderzoekers een
allergeen te krijgen om deze lastige aan-
doening ook bij ons op een gemakkelij-
kere manier te bevestigen. Op dit mo-
ment kan dat van april tot eind oktober
alleen maar door de paarden/ponies ge-
durende meerdere weken op stal te zet-
ten en volledig \'mug-vrij\' te houden.

Huidaandoeningen van de onderbenen
Janet Littlewood (New Market; \'Der-
matoses of the equine distal limb
\') sprak
over de huidaandoeningen van de on-
derbenen. Dr. Littlewood besteedde erg

Het internistisch zorgvuldig nakijken
van een paard met huidproblemen
heeft duidelijke voordelen.

veel aandacht aan Chorioptes-dermati-
tis. Een aandoening die bij ons door-
gaans, ook in de praktijk, snel gedia-
gnostiseerd wordt en in Nederland met
bijvoorbeeld foxim (Sebacil) goed te be-
strijden is. Zij prefereerde voor de dia-
gnostiek een \'plakbandmonster\' van de
kootholte boven het verzamelen van
huidschilfers.

Jeuk

Danny Scott (Ithaca, USA; \'Differential
diagnosis of pruritic dermatoses in the
horse\')
gaf een vrij theoretisch over-
zicht van alleriei jeukende aandoenin-
gen die al dan niet seizoensgebonden
voorkomen. Hier ontspon zich de aar-
dige discussie dat dermatologen in ge-
bieden zonder duidelijke seizoenen het
moeilijker hebben dan in gebieden met
duidelijke seizoenen, omdat eerstge-
noemden het belangrijke criterium (al-
leen in de zomer optredend) niet heb-
ben. Op die manier is het moeilijker om
bijvoorbeeld insectenovergevoeligheid
te onderscheiden van voedselallergie of
atopie.

Diagnostiek allergische paarden
Wayne Rosenkrantz (San Diego;
\'Diagnostic evaluation and treatment of
the allergic horse\')
gaf als laatste spre-
ker een overzicht over de diagnostiek en
therapie van allergische paarden. Hier-
bij vermeed hij zorgvuldig te spreken
over de betrouwbaarheid en de herhaal-
baarheid van de intracutane huidtest (hij
gebmikte een hondentest met enkele ex-
tra pollen en granen) en de diverse
bloedtesten. Hierbij wordt er van uitge-
gaan dat een \'betrouwbaarheid\' van
60% al erg hoog is. Ook had dr.
Rosenkrantz, net als iedereen, moeite
goed te definiëren wat een \'allergisch
paard\' is. Al met al gaven deze lezingen
een leuk overzicht van de diverse huid-
aandoeningen van het paard zonder dui-
delijk nieuwe gezichtspunten.

Workshop

Dat huidaandoeningen van paarden
door vrijwel iedereen als \'lastig en
moeilijk\' worden ervaren kon onderge-
tekende ook merken bij het voorberei-
den van haar workshop. In principe was
het de bedoeling dat iedere workshop-
chair enkele mensen zocht om onder-
werpen kort te bespreken of om casus te
presenteren. Er waren enkele dermato-
logen met \'paardenervaring\' te vinden
die in de workshop wilden bijdragen aan
de discussie (Danny Scott, Wayne Ro-
senkrantz, Stephen White, Keith
Mason), maar niemand wilde zelf iets
presenteren! De twaalf casussen die in
de workshop aan bod kwamen, waren

dan ook allemaal uit Utrecht afkomstig
(met dank aan Jan Koeman). Kees Dik
heeft geholpen met de meest verras-
sende casus: een pony met uitgebreide
laesies op de hals ten gevolge van krab-
ben met de achterbenen. De \'jeuk\' (of
pijn) werd veroorzaakt door compressie
van de uittredende cervicale zenuwen
tussen C2 en C3. C2 was gefractureerd,
wat zowel op röntgenfoto\'s als op de
CT-scan duidelijk zichtbaar was.
Een belangrijke conclusie van de
workshop was dat het \'intemistisch
zorgvuldig nakijken\' van een paard met
huidproblemen duidelijke voordelen
heeft en dit werd door vele deelnemers
van de workshop dan ook echt als \'eye
opener\' gezien.

Mw. dr. Marianne Sloet van

Oldruitenborgh-Oosterbaan

Nalezen?

Een volledig verslag van de works-
hops zal in het volgend jaar verschij-
nende boek
\'Advances of veterinary
dermatology 4\'
geplaatst worden.

-ocr page 332-

Na een voorbereiding van twee jaar ging
op 1 mei 1998 de collectieve bestrijding
van IBR van start. Rundveehouders
zonder IBR-vrij certificaat werden ge-
acht hun mnderen elk halQaar met IBR-
markervaccin te laten vaccineren. Begin
, 1999 bleek dat .een deel van het
ge-
bmikte vaccin besmet was met BVD-vi-
rus. De registratie van het levende vac-
cin werd geschorst en de verplichting
om te vaccineren ingetrokken. De IBR-
bestrijding raakte in een impasse die nog
altijd voortduurt.

De overwegingen om IBR landelijk te
bestrijden gelden echter nog steeds en
tellen nu zelfs nog zwaarder:

1. IBR veroorzaakt zichtbare en niet-
zichtbare schade door daling van de
melkproductie van besmette dieren,
verwerpen, verminderde vruchtbaar-
heid en uitval. Nu de entdeken gaten
begint te vertonen neemt het risico op
uitbraken weer toe.

2. Sinds 1 januari 1999 is de sperma-
richtlijn van de EU van kracht die uit-
sluitend nog handel in en toepassing
van sperma van IBR-vrije stieren toe-
staat. Door de hoge incidentie lopen
Nederiandse Kl-stations een relatief
grote kans op een uitbraak.
.3.. Export van.fokv.ee.binnen, en buiten
de EU kan in de toekomst bemoei-
lijkt worden als de situatie in
Nederland niet verbetert. De han-
delsrichtlijn van de EU maakt het
IBR-vrije landen mogelijk om beper-
kingen op te leggen aan niet-vrije
landen.

Daarnaast heeft de Nederlandse rund-
veesector al 100 miljoen gulden in de
bestrijding geïnvesteerd. Als gevolg
hiervan is de prevalentie ten opzichte
van 1996 met 20 procent gedaald, zijn
inmiddels bijna 16.000 rundveebedrij-
ven IBR-vrij gecertificeerd en nog eens
bijna 20.000 bedrijven certificaatwaar-
dig (grafiek), ofwel hebben een besmet-
tingsgraad van minder dan tien procent.

Voorstel voor herstart van de IBR-bestrijding

De Stuurgroep IBR-bestrijding presenteert momenteel aan de rundveehou-
ders een aangepast plan voor herstart van de IBR-bestrijding per I januari
2001. Volgens dit plan mogen rundveehouders de komende twee jaar zelf be-
palen hoe ze IBR bestrijden, waarbij IBR-vrij certificeren met subsidies
wordt gestimuleerd. Alleen bedrijven waar in 2003 meer dan vijftig procent
van het rundvee vanaf twee jaar besmet is, krijgen een bestrijdingsstrategie
met vaccineren opgelegd.

Door Frieda Bos

Jaarlijkse kans op een grote uitbraak als gevolg van reactivatie (gesloten bedrijf).

bedrijfsgrootte

40

60

80

100

vaccineren

niet

dood

levend

niet

dood

levend

niet

dood

levend

niet

dood

levend

aantal seropositief

0

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

1

1%

1%

0%

1%

1%

0%

1%

1%

0%

1%

1%

0%

2

3%

1%

0%

3%

1%

0%

3%

1%

0%

3%

1%

0%

3

4%

2%

0%

4%

2%

0%

4%

2%

1%

4%

2%

1%

4

5%

3%

0%

5%

3%

1%

5%

3%

1%

5%

3%

1%

5

6%

3%

0%

6%

3%

1%

6%

3%

1%

6%

4%

1%

10

10%

5%

0%

11%

6%

0%

12%

6%

1%

12%

7%

1%

15

12%

5%

0%

15%

7%

0%

16%

8%

0%

16%

9%

0%

20

11%

3%

0%

17%

8%

0%

19%

10%

0%

20%

11%

0%

25

5%

0%

0%

17%

7%

0%

21%

10%

0%

23%

12%

0%

30

0%

0%

0%

16%

5%

0%

22%

10%

0%

25%

13%

0%

40

3%

0%

0%

20%

6%

0%

27%

12%

0%

50

0%

0%

0%

10%

0%

0%

25%

8%

0%

75

0%

0%

0%

0%

0%

0%

100

>8o% seronegatieve runderen wordt besmet
20-80% seronegatieve runderen wordt besmet
<20% seronegatieve runderen wordt besmet

Bron: A. de Koeijer en M.C.M. de jong, ID-Lelystad, 2000

Helderheid

Bovenstaande zaken hebben geleid tot
een toenemende behoefte aan helder-
heid omtrent de toekomst van de collec-
tieve IBR-bestrijding. De Commissie
Diergezondheid en Kwaliteit Runderen
(DKR) heeft daarom op basis van een
voorstel van de Stuurgroep IBR-bestrij-
ding Nederiand een advies aan de be-
sturen van de productschappen Zuivel
(PZ) en Vee en Vlees (PW) geformu-
leerd. Hierbij is nadrukkelijk gekeken
naar alternatieven voor het oorspronke-
lijke plan. Op korte termijn rundvee-
houders verplichten om te vaccineren is
geen optie. Een deel van de veehouders
heeft geen vertrouwen meer in de vei-
ligheid van het vaccin vanwege het ver-
moeden dat vaccinatie ziekte heeft ver-
oorzaakt.

Een landelijke bestrijding waarbij wordt,
overgegaan tot afvoer van alle besmette
runderen is gezien de huidige be-
smettingsgraad nu en de komende jaren
niet reëel. Op bedrijfsniveau is dit voor
veel mndveehouders wel de meest
aangewezen strategie.
Bestrijding uitsluitend op basis van een
gesloten bedrijfsvoering geeft niet vol-
doende zekerheid. Er moet altijd reke-
ning worden gehouden met reactivatie
als mogelijke bron van een uitbraak. Uit
recent onderzoek is gebleken dat de
kans op reactivatie van het IBR-vims op
een niet-vrij bedrijf tien maal groter is
dan tot nu toe werd verondersteld. Dit
neemt overigens niet weg dat een geslo-
ten bedrijfsvoering een basisvoor-

-ocr page 333-

waarde is voor een succesvolle bestrij-
ding van infectieziekten.

Voorstel hervatting

Geen van de drie hierboven beschre-
ven maatregelen kan op korte termijn
als enige drager van de landelijke be-
strijding van IBR worden ingezet. Dit
betekent dat het feitelijk nemen van
maatregelen door rundveehouders tij-
delijk vrijwillig zal moeten zijn. De
stuurgroep stelt daarom het volgende
voor:

I. Voorlichting

Rundveehouders worden de ko-
mende twee jaar middels voorlich-
ting gestimuleerd om maatregelen te
treffen ter bestrijding van IBR in de
vorm van afvoer van besmette dieren
en IBR-vrij certificeren, vaccineren
en/of gesloten bedrijfsvoering.

2. Jaarlijkse indicatie van de besmet-
tingsgraad

Om veehouders te helpen bij de keuze
van een strategie kunnen melkvee-
houders die nog niet zijn gecertifi-
ceerd tot 2003 jaarlijks deelnemen
aan een gratis tankmelkonderzoek.
Niet-melkleverende bedrijven zon-
der certificaat kunnen de komende
drie jaar tijdens het winterbloedon-
derzoek via gratis onderzoek van drie
runderen een indicatie van de be-
smettingsgraad krijgen.

3. Subsidie op IBR-vrij certificeren
Rundveehouders worden de ko-
mende driejaar middels subsidie ge-
stimuleerd om IBR-vrij te certifice-
ren. Behaalt men daadwerkelijk het
IBR-vrij certificaat, dan ontvangt
men subsidie op de kosten van het
certificeringsonderzoek. De subsidie
neemt elk jaar af van ƒ 6,- per onder-
zocht bloedmonster in het eerste half-
jaar van 2001 via ƒ 4,- in 2001/2002
naar ƒ 2,- in 2002/2003. Daamaast
worden de inzendkosten van ƒ 15,-
per inzending vergoed.

4. In 2003 vaststellen besmettings-
graad en opleggen van bestrijdings-
strategie met vaccineren bij een te
hoge besmettingsgraad
Niet-IBR-vrije bedrijven die in het
eerste kwartaal van 2003 door mid-
del van onderzoek van al het mndvee
vanaf twee jaar aantonen dat de be-
smettingsgraad onder deze runderen
lager is dan 50 procent, kunnen door-
gaan met de door hen gekozen be-
strijdingsstrategie. Kan men dit niet
aantonen, dan zal men moeten over-
gaan op een bestrijdingsstrategie met
een halQ aarlij ks bedrijfsvaccinatie of

Belangrijke data hervatting van de IBR-bestrijding:

Gratis tankmelkonderzoek melkleverende bedrijven zonder IBR-vrij certificaat.

Plan voor hervatting wordt aan de rundveehouders voorgelegd. Voor leden LTO-Nederland tijdens sectorbijeenkomsten
en voor niet-leden tijdens bijeenkomsten van de Stuurgroep IBR-bestrijding op:

8 november: Wegrestaurant De Meem, De Meem

9 november: Motel Nobis, Asten

13 november: De Radstake, Varsseveld (Heelweg)
15 november: Mercure Postiljon Hotel, Heerenveen
Alle bijeenkomsten beginnen om 20.00 uur.

24 november 2000
13 december 2000

Bekendmaking uitslag stemming onder de rundveehouders.

Besturen PVV/PZ besluiten over het al of niet hervatten van de IBR-bestrijding. Bij een positief besluit ontvangen prac-
tici en rundveehouders vervolgens een informatiepakket.

najaar 2000

oktober - november 2000

Bij positief besluit over hervatting:

Hervatting collectieve IBR-bestrijding.

Gratis tankmelkonderzoek melkleverende bedrijven zonder IBR-vrij certificaat.

Niet-melkleverende bedrijven zonder IBR-vrij certificaat kunnen gratis drie bloedmonsters op IBR laten onderzoeken.

Rundveehouders die het IBR-vrij certificaat verkrijgen krijgen de administratiekosten voor het certificeringsonderzoek
retour plus:

• tot 30-6-2001 / 6.-per onderzocht mnd;

• tussen 1 -7-2001 en 30-6-2002 ƒ 4,- per onderzocht rund;

• tussen I -7-2002 en 30-6-2003 ƒ2,- per onderzocht rund;

• Rundveehouders die nog geen IBR-vrij certificaat hebben, kunnen doorgaan met de door hen gekozen bestrijdingsstra-
tegie als zij door middel van melk- of bloedonderzoek van de runderen vanaf twee jaar kunnen aantonen dat de besmet-
tingsgraad onder deze runderen <50%.

Doen zij dit onderzoek niet of is de besmettingsgraad 250% dan kunnen zij kiezen tussen een strategie met twee keer
per jaar een bedrijfsvaccinatie of de ontheffing gewetensbezwaarden met vergaande beperkingen ten aanzien van de
aan- en afvoer van rundvee.

• Bedrijven met vleeskalveren en/of vleesstieren kunnen via de ontheffing vleesvee hiervan worden vrijgesteld.

Als hierboven omschreven met dien verstande dat het percentage besmette runderen dat op het bedrijf aanwezig mag zijn
elk jaar zal worden verlaagd.

Landelijke besmettingsgraad gedaald tot <5% en start uitroeiingsfase.

1 januari 2001
najaar 2001 en 2002
winterbloedonderzoek 2001
t/m30juni 2003

1 januari -1 april 2003

vanaf2003 elk jaar

2006

-ocr page 334-

de aanvraag van een ontheffing ge-
wetensbezwaarden, waarbij sterice
beperkingen ten aanzien van de aan-
en afvoer van rundvee worden opge-
legd. Bedrijven zijn zelf verantwoor-
delijk voor het uitvoeren van het
onderzoek (individueel melk- of
bloedonderzoek) en doen dit voor
eigen rekening. Bedrijven met alleen
vleeskalveren en/of vleesstieren kun-
nen via de ontheffing vleesvee hier-
van worden vrijgesteld.
De sectorale doelstelling om binnen af-
zienbare tijd vrij te zijn van IBR blijft
leidend en als de voortgang in de be-
strijding onvoldoende is of als het op
basis van voortschrijdend inzicht (on-
derzoek en monitoring) gewenst is om
het bestrijdingsplan aan te passen om
dit doel te bereiken, zal dit ook gebeu-

. rexi................

Bovenstaand voorstel wordt momenteel
voorgelegd aan de mnd veehouders.

Mogelijke strategieën op het rundvee-
bedrijf

Om de in het voorstel genoemde doelen
te behalen zal het noodzakelijk zijn dat
veehouders de bestrijding weer actief
oppakken. U kunt hierbij adviseren over
de keuze van de strategie en de gevolgen
van de gemaakte keuze ten aanzien van
het halen van de doelstelling in 2003.
Bij de advisering spelen de besmet-
tingsgraad en de besmettingsroutes van
het BH V1 -vims (reactivatie en insleep)
een grote rol. Recente studies lijken uit
te wijzen dat reactivatie een belangrij-
kere bron van infectie is dan aanvanke-
lijk werd gedacht.

Bij de IBR-bestrijding op het bedrijf
zijn er in principe drie typen maatrege-
len denkbaar:

1. Afvoer van besmette mnderen en
IBR-vrij certificeren. Hiermee wordt
het risico van reactivatie geëlimi-
neerd en de voorwaarden voor be-
houd van het certificaat beperken het
risico van insleep aanzienlijk. Voor
bedrijven met een lage besmettings-
graad heeft deze strategie dan ook de
voorkeur. De subsidiëring op certifi-
ceren maakt het voor bedrijven met
een lage besmettingsgraad extra aan-
trekkelijk om snel te certificeren.

2. Vaccineren: het BHVl-vims slaat
hierdoor veel moeilijker aan. Vacci-
natie vermindert in beperkte mate de

, . k3ng op reactivatie. Yindt.toch.re^CT
tivatie plaats, dan zal het rund min-
der vims uitscheiden. Voor bedrij-
ven die nog niet kunnen of willen
certificeren, bijvoorbeeld omdat er
nog te veel besmette mnderen op het
bedrijf zijn, is dit de meest zekere
strategie. Daarbij is per saldo het le-
vende vaccin efficiënter dan het
geïnactiveerde vaccin.

3. Contacten met besmette mnderen
vermijden. Door toepassing van een
gesloten bedrijfsvoering wordt in-
troductie van het vims van buiten
het koppel voorkomen. Als verder
geen maatregelen worden geno-
men, blijft het risico van reactivatie
bestaan, wat betekent dat deze stra-
tegie alleen zekerheid biedt als deze
wordt gecombineerd met afvoer
van besmette runderen en/of vacci-
natie.

Combinatie van maatregelen

Uit berekeningen van het ID-Lelystad
is gebleken dat voor een gesloten be-
drijf het risico van reactivatie en een
daamit volgende uitbraak sterk afhangt
van de omvang van het bedrijf, het aan-
tal seropositieve mnderen en de geko-
zen strategie. De tabel toont hoe deze
factoren de kans op een uitbraak beïn-
vloeden Ook kan uit de tabel worden
afgelezen hoe ernstig zo\'n uitbraak zal
zijn en in hoeverre afvoer van een of
meer seropositieve mnderen en/of vac-
cinatie het risico van een uitbraak ver-
kleint.

Bestrijding succesvol

De hervatting van de bestrijding vol-
gens het huidige voorstel wordt als suc-
cesvol beschouwd als in de zomer van
2003 80 procent van de melkleverende
en meer dan 90 procent van de niet-
melkleverende bedrijven IBR-vrij ge-
certificeerd zijn. Dit betekent dat in dat
jaar nog ongeveer 5.500 melkveehou-
ders en 2.000 veehouders met ander
mndvee niet vrij zullen zijn. Zij zullen
moeten aantonen dat op hun bedrijf
minder dan 50 procent van de runderen
vanaf twee jaar besmet is. Naar ver-
wachting zal slechts een heel beperkt
aantal bedrijven te veel besmette mn-
deren hebben.

FlexVet uitzend- en detacheringsbureau voor dierenartsen en para-veterinairen

FlexVet biedt dierenartsenpraktijken
of andere veterinaire organisaties naar
behoefte (tijdelijk) personeel op maat
zonder dat dit gepaard gaat met admi-
nistratieve rompslomp. De organisatie
treedt als werkgever op en zorgt voor
een correcte afwikkeling van de admi-
nistratieve en financiële zaken met de
bedrijfsvereniging en belastingdienst,
etcetera.

FlexVet is het ideale bureau voor hen
die nog geen vaste baan hebben of voor
hen die er de voorkeur aangeven om
flexibel en of parttime te werken. Flex-
Vet biedt hen de mogelijkheid om bij
meerdere praktijken en organisaties te
werken terwijl zij administratief toch
met één werkgever hebben te maken.
Het bureau biedt goede primaire en se-
cundaire arbeidsvoorwaarden. Tevens
worden onder andere (bij)scholingsmo-
gelijkheden geboden, iets wat bij tijde-
lijk en flexibel werkend personeel er
nogal eens bij inschiet, doordat telkens
bij andere werkgevers wordt gewerkt.
Naast veterinaire personele dienstverle-
ning biedt FlexVet ook dienstverlening
ten behoeve van het (praktijk)manage-
ment en organisatie. Tevens kan Flex-
Vet op projectbasis werkzaamheden uit-
voeren op gebied van dierziektebestrij-
ding, diergezondheid, volksgezondheid
en kwaliteitsbewaking van voedsel van
dierlijke oorsprong in opdracht van der-
den.

In september is FlexVet uitzend- en detacheringsbureau voor dierenartsen en
para-veterinairen van start gegaan. FlexVet is een bureau dat zich richt op de
totale veterinaire branche. Enerzijds is er een toenemende behoefte aan tijde-
lijk en goed geschoold personeel en anderzijds is er een groeiende behoefte bij
werknemers aan flexibel en/of parttime werken. FlexVet slaat een brug tussen
deze twee behoeftes. Vanuit de visie dat personeel de belangrijkste factor is in
de dienstverlenende veterinaire branche, streeft FlexVet naar maatwerk
waarbij de belangen van personeel en die van de organisatie centraal staan.

Voor meer informatie, inschrijving, of
aanvragen kunt u op internet www.flex-
vet.nl raadplegen. U kunt ook contact
opnemen met Hans van Embden, Flex
Vet via e-mail info@flexvet.nl, telefoon
053 - 5725548, of fax 053 - 5721315.

-ocr page 335-

De Werkgroep Leverbotprognose ver-
wacht een vroege leverbotinfectie. Het
advies is om schapen te behandelen.

De herfst en winter van het afgelopen
jaar zijn vochtig genoeg geweest voor
de leverbotslak om te overwinteren. De
maanden mei en juli van dit jaar waren
natter dan normaal. Met name een natte
mei zorgde voor een vroege infectie in
de slak.

De Werkgroep verwacht dat er vanaf
begin september een infectie op het gras
is afgezet. Met name is dit het geval in
Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-
Holland, de veenweidegebieden in
Utrecht en de Betuwe. Ook worden le-
verbotinfecties verwacht in gebieden
met een verhoogde waterstand en op
schapenbedrijven waar vorig jaar lever-
bot is vastgesteld.

Over het algemeen is het noodzakelijk
om schapen in genoemde gebieden nu te
behandelen. Indien mogelijk moeten
dieren na behandeling naar goede ont-
waterde percelen worden verweid.

Leverbot vroeg dit jaar

Bij runderen is een behandeling slechts
noodzakelijk wanneer na onderzoek een
infectie is vastgesteld.
Bij twijfel is het zinvol om bloedonder-
zoek te laten verrichten bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren. Per dier-
soort (bij voorkeur dieren na hun eerste
weideseizoen) zijn voor een goed on-
derzoek vijf monsters per leeftijdscate-
gorie nodig.

Begin november 2000 zal de Werk-
groep een definitief advies uitbrengen.

Werkgroep Leverbotprognose

BVD-aanpak: over persistente uitscheiders en ^stille* dragers

Geachte redactie.

Tijdens de 109"= wetenschappelijke
vergadering van de Groep Geneeskun-
de van het Rund op 25 mei 2000, vatte
de voorzitter mijn artikel \'BVD-aan-
pak: vaccinatie en eradicatie\' (Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, 1 april
2000) aldus samen:

\'Het BVD-certificeringsprogramma
biedt biedt volgens Verbeme onvol-
doende garanties voor het vrij blijven
van BVD. De Gezondheidsdienst voor
Dieren heeft dus wat uit te leggen. Het
kan natuurlijk niet zo zijn dat we met
z\'n allen op cursus en aan het studeren
zijn geweest om een lek programma te
omarmen en uit te dragen naar onze
veehouders.\'

Hoewel collega Günther Zimmer van
de GD de beloofde opheldering hier-
over nog niet heeft gegeven, wil ik van
mijn kant niet langer wachten met een
toelichting.

\'Vooralsnog lijkt het niet uitgesloten
dat ook op gecertificeerde B VD- \'vrije\'
rundveebedrijven nog virusdragers ge-
boren worden.\'
(TvD 125, blz. 221).

Waarom?

1. Omdat in een eerder experiment
door de Gezondheidsdienst voor
Dieren op 15 bedrijven in Ne-
derland met een aanpak, vergelijk-
baar met het huidige BVD-eradica-
tieprogramma, drie jaar later nog
steeds virusdragers geboren werden
op deze bedrijven.
Het verslag van dit onderzoek is
echter niet gepubliceerd, zodat ik
me baseer op de mededelingen hier-
over van collega Koos Verhoef tij-
dens een PUOD-cursus in Gent
over de aanpak van het BVD-pro-
bleem (december 1996).
2. Omdat ik op twee melkveebedrij-
ven bij het jaarlijkse steekproef-
bloedonderzoek op afweerstoffen
tegen BVD seroconversie ten aan-
zien van dit virus vond, terwijl tij-
dens de daaropvolgende bedrijfs-
screening in het kader van het
BVD-certificeringsonderzoek geen
enkele uitscheider werd gevonden.

Dit is geen bewijs dat het nu gehan-
teerde BVD-eradicatieprogramma een
\'lek programma\' zou zijn. Meerdere
omstandigheden waren daarvoor on-
voldoende sluitend. Zo was de termijn
tussen de beide steekproefonderzoe-
ken, waarbij seroconversie werd vast-
gesteld, een jaar.

De tijd tot het daaropvolgende scree-
ningsonderzoek voor certificering was
zelfs meer dan een jaar. Maar het zijn
wel \'belastende feiten\' voor de aanbe-
volen eradicatie-aanpak.

Hypothese

Een verklaring voor deze \'belastende
feiten\' ten aanzien van de huidige era-
dicatie-aanpak is mogelijk.
Ik neem aan dat er, behalve permanent
viremische uitscheiders, ook \'stille\'
BVD-virusdragers bestaan, dat wil
zeggen dieren die slechts incidenteel
viremisch worden en die dus bij de be-
drijfsscreening met de PCR-test en/of
de antigeen-ELISA meestal gemist zul-
len worden. Zulke runderen zullen al-
leen tijdens perioden van verminderde
afweer (bijvoorbeeld door stress) of
wanneer hun immuunsysteem overbe-
last wordt, het latent aanwezige BVD-
virus gaan uitscheiden of/en doorgeven
aan hun nog ongeboren kalveren.
Het principe is ons allemaal bekend:
Runderen met afweerstoffen tegen
IBR worden zo ook als potentiële dra-
gers van het koeiengriepvirus be-
schouwd.

Experiment

Om deze hypothese te toetsen zou bij
een groot aantal runderen die beschik-
ken over afweerstoffen tegen het
BVD-vims een \'provocatietest\' ge-
daan moeten worden. In zo\'n experi-
ment kunnen daartoe bijvoorbeeld ho-
ge doses corticosteroïden worden
toegediend onder gecontroleerde om-
standigheden.

Praktijk

Maar ook onder praktijkomstandighe-
den zou bijvoorbeeld de intramuscu-
laire injectie van een vaccin tegen IBR
of pinkengriep (of een combinatievac-
cin) wellicht al voldoende provocatie
van het immuunsysteem kunnen zijn
om bij \'stille\' BVD-virasdragers een
viraemie te induceren.
{Ook voor de
\'slijter \'-problematiek een inspire-
rende gedachte.)

Of dit vervolgens aanleiding zou zijn
tot directe vimsverspreiding door het
koppel of dat alleen de eigen ongebo-

-ocr page 336-

ren vrucht daarvan slachtoffer zou
worden, is een volgende open vraag.
Het lijkt me namelijk goed mogelijk dat
ernstige klinische BVD-problemen pas
circa een halfjaar na zo\'n \'provocatie\'
manifest worden op het betreffende be-
drijf, dat wil zeggen pas nadat (op-
nieuw) persistent viremische kalveren
geboren zijn. De daaropvolgende scha-
de wordt dan des te groter naarmate er
minder (jong-)vee is dat over afweer-
stoffen tegen het virus beschikt.

Vertrouwensrelatie

Als zou blijken dat naast de persistente
uitscheiders ook \'stille\' BVD-virusdra-
gers voorkomen in onze rundveestapel,
dan is een sluitend eradicatie-program-
ma voor de Nederlandse situatie onmo-
gelijk zonder vaccinatie.
En als opnieuw een eradicatie-program-
ma zou falen nadat de veehouders
daarin al (flink) hebben geïnvesteerd,
dan zou de vertrouwensrelatie tussen
veehouder en dierenarts emstig worden
geschaad, ook al was de eerdere ramp
bij de IBR-eradicatie volledig buiten
onze schuld.

Sf. Michielsgestel, 11 oktober 2000,
dr. L. Rogier Verberne
rundvee- en paardenarts

P.S. Dierenartsen die zich vooral be-
zighouden met gezelschapsdieren wor-
den die erkend als gezelschapsdieren-
arts?

Klachten over huisdierverzekeraar NHZ Verzekeringsadministraties

■Geachte redactie^

Al lange tijd ontvangen wij zeer regel-
matig klachten over de huisdierverze-
keraar NHZ Verzekeringsadministra-
ties. NHZ maakt deel uit van de onder-
linge verzekeringsmaatschappij Ani-
mas. Tegen een behoorlijk bedrag aan
premie, verstrekt de bewuste verzeke-
raar een wel zeer beperkte dekking (zie
bijgaande polisvoorwaarden, artikel 1
tot en met 3), waardoor vele huisdierbe-
zitter.s voor vervelende en prijzige ver-,
rassingen komen te staan. Eigenlijk al-
leen ontstekingen en gezwellen aan de
organen kunnen namelijk voor vergoe-
ding in aanmerking komen. Aan het on-
derwerp is in de media meerdere malen
aandacht besteed, laatstelijk in het
TROS-programma Radar.

Uit de klachten die naar aanleiding van
dat programma bij ons zijn binnengeko-
men, blijkt dat NHZ nog steeds in
bepaalde . dierenartspraktijken. wordt
aangeprezen middels folder- en display-
materiaal. Daar vele dierenbezitters
daardoor worden gedupeerd, zou ik u
willen vragen om de bij u aangesloten
dierenartsenpraktijken attent te maken
op het feit dat de bewuste verzekeraar
geenszins het beste voor heeft met de
verzekeringsnemers.

Stichting de Ombudsman

Polisvoorwaarden Animas Ziektekosten verzekering levenslang

Art. 1. Welke risico \'s vallen er onder de dekking

Ontstekingen, kanker en goed- of kwaadaardige tumoren in of aan
die lichaamsdelen zoals genoemd in artikel 2.

Art. 2 Welke lichaamsdelen vallen er onder de gedekte risico \'s

Volgende lichaamsdelen vallen onder de dekking met betrekking tot
aandoeningen zoals genoemd onder artikel 1: hart, lever, maag, lon-
gen, nieren, bijnieren, keel, tong, gehemelte, amandelen, schild-
klier. alvleesklier, milt, slokdarm, endeldarm.

Art. 3 Welke kosten vallen er onder de gedekte risico \'s

Volgende dierenartskosten indien zich een aandoening voordoet vol-
gens artikel 1 bij lichaamsdelen volgens artikel
2: consult, definitief
geregistreerde diergeneesmiddelen niet zijnde voer of voedingssup-
plementen, röntgenfoto\'s, operaties, transplantaties, bestralingen,
echografie, cardiogrammen, bloedonderzoeken, testen, chemothera-
pie, specialistische hulp.

Art. 4 De maximum dekking

Er wordt totaal ƒ 1.750,— vergoed aan kosten volgens artikel 3 bij aan-
doeningen volgens artikel 1 aan lichaamsdelen volgens artikel 2, gel-
dende per aandoening, ook al zijn met betrekking tot een aandoening
meerdere genoemde lichaamsdelen volgens artikel 2 aangetast. Indien
een aandoening als genezen wordt beschouwd doch echter in een later
stadium aan het zelfde of een ander gedekt lichaamsdeel temg keert
wordt het reeds uitgekeerde bedrag in mindering gebracht op de maxi-
mum dekking, welke daarbij wordt verminderd.

Art. 5 Diagnose

Indien er kosten worden gemaakt met betrekking tot het stellen van een
diagnose, waama blijkt dat betreffende aandoening niet onder de dek-
king valt, komen de kosten van deze diagnostiek niet voor dekking in
aanmerking.

Art. 6 Uitsluiting

Indien een behandelend dierenarts of een door Animas ingescha-
kelde specialist van mening is dat een behandeling van een gedekte
aandoening het dier niet meer kan baten of een normaal functione-
ren onmogelijk zou maken, komen de vervolgkosten met betrek-
king tot de verdere behandeling niet voor rekening van de maat-
schappij.

Art. 7 Premiebetaling

Enkel via automatische incasso in die termijnen zoals op voorblad staat
aangegeven. De dekking gaat in op de vijftiende dag na polisdatum
mits premie-afboeking heeft plaatsgevonden. Indien premie-afboekin-
gen door de bankinstelling worden geweigerd, vervalt de dekking op
de eerste van die maand waarin de weigering plaatsvond tot aan het
moment waarop afschrijving weer mogelijk is. Gevolgkosten van een
aandoening ontstaan in een ongedekte periode vallen geheel buiten de
dekking. Zou in de toekomst blijken dat na algehele premiebetaling be-
heerskosten voor deze polis noodzakelijk zijn, kan verzekeraar deze
verzekerde in rekening brengen, echter maximaal met een bedrag lager
dan ƒ 25,-per jaar.

Art. 8 Looptijd van deze polis

Het gehele leven van het dier of tot aan het moment dat verzekerde af-
stand doet van dit dier.

Art. 9 De wijze van declareren

Zoals aangegeven in de bijlage bij deze polis. Eventuele schades mo-
gen met nog openstaande premie worden verrekend.

-ocr page 337-

\'Bevrijding\'

Geachte redactie.

Het is, door valcantiedrulcte, al weer
enige tijd geleden, doch ik zou nog graag
van de gelegenheid gebruik willen ma-
ken om de redactie te complimenteren
met de publicatie van het artikel
\'Bevrijding\' van professor Wagenaar
onder \'Actua\' (TvD van 15 juni 2000).

De al wat ouderen onder ons herinne-
ren zich ongetwijfeld de boeiende kli-
nische lessen van professor Wagenaar.
Het stuk \'Bevrijding\' bewijst dat hij
het schrijven nog allerminst verleerd
is.

Als \'import-Zeeuw\' met een sterke in-
teresse in de geschiedenis van Zeeland,
zou ik naar aanleiding van het stuk
slechts enkele opmerkingen willen ma-
ken. Middelburg is niet zwaar gebom-
bardeerd, maar vooral zwaar bescho-
ten; het luchtbombardement blijkt toch
niet veel te hebben voorgesteld. In de
oorlog is men al begonnen met her-
bouw maar na een paar jaar stagneerde
dit door gebrek aan bouwmaterialen.
De Duitsers zijn niet de Westerschelde
overgestoken maar hebben Zeeuws-
Vlaanderen via Antwerpen veroverd.
Het artikel is - volgens de specialisten
op dit gebied in onze provincie - voorts
een zeer nauwgezet verslag van de ge-
beurtenissen in de oorlog en verdient
volgens hen zeker een plaats in het
Rijksarchief van Zeeland.

Dr. J. Goudswaard,
Middelburg

Symposium \'Het Witboek over Voedselveiligheid\'

Het \'Witboek over voedselveiligheid\'
werd op 12 januari\' van dit jaar door de
Europese Commissie gepubliceerd. Het
Witboek bevat een reeks officiële voor-
stellen op het beleidsgebied van de
voedselveiligheid. Voor de Europese
Commissie is het waarborgen van een
hoog niveau van voedselveiligheid een
cruciale beleidsprioriteit en daarom
wordt een radicaal nieuwe aanpak voor-
gesteld.

Door middel van het in het Witboek
voorgestelde pakket van maatregelen
kan de voedselveiligheid op een ge-
coördineerde en geïntegreerde manier
worden geregeld, zodat de gezond-
heidsbescherming op een zo hoog mo-
gelijk peil komt te staan. Het vertrou-
wen van de consument moet worden
herwonnen en noodsituaties moeten in
de toekomst worden voorkomen, dan
wel snel en efficiënt worden opgelost.
Met het voedselveiligheidsbeleid moet
een alomvattende en geïntegreerde aan-
pak gevolgd worden. Dat betekent dat
het beleid betrekking moet hebben op
de gehele voedselketen, van diervoe-
ders tot levensmiddelen, van sperma tot
shoarma. De in het Witboek genoemde
pijlers van het voorgestelde voedselvei-
ligheidsbeleid zijn: wetenschappelijke
advisering, verzameling en analyse van
gegevens, nieuwe regelgeving en con-
trole, alsmede informatieverstrekking
aan de consument. Er worden meer dan
80 verschillende acties geschetst die
voor de komende jaren worden overwo-
gen.

Het Witboek stelt dat de primaire ver-
antwoordelijkheid voor de voedselvei-
ligheid bij het bedrijfsleven ligt: de
diervoederfabrikanten, landbouwers
en levensmiddelenindustrie. De be-
voegde autoriteiten houden toezicht op
de uitoefening van deze verantwoor-
delijkheid door middel van nationale
bewakings- en controlesystemen.
Een ander markant punt uit het
Witboek is de eis van traceerbaarheid
van diervoeders en levensmiddelen,
alsmede de ingrediënten daarvan. Er
moeten geschikte procedures worden
ingevoerd om die traceerbaarheid te
vergemakkelijken.

Risico-analyse moet de grondslag van
het voedselveiligheidsbeleid zijn. De
EU moet haar beleid baseren op de drie
componenten van risico-analyse: ri-
sico-evaluatie (wetenschappelijk ad-
vies en analyse van informatie), risico-
beheer (regelgeving en toezicht) en
risicomelding. Waar van toepassing,
zal bij beslissingen inzake risicobeheer
het voorzorgsbeginsel worden gevolgd.
De Commissie is van mening dat een
hoog niveau van voedselveiligheid het
best kan worden bereikt door een onaf-
hankelijke Europese Voedselautoriteit
op te richten. Deze autoriteit moet een
aantal belangrijke taken krijgen, waar-
onder het verstrekken van onafhanke-
lijke wetenschappelijke adviezen over
alle aspecten met betrekking tot voed-
selveiligheid, het beheer van systemen
voor early waming, communicatie en
dialoog met de consumenten en het on-
derhouden van netwerken met natio-
nale instanties en wetenschappelijke
organen.

Op zaterdag 18 november 2000 vindt in het Androclusgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht een symposium plaats met als
thema \'Het witboek over voedselveiligheid\'. Dit symposium wordt georgani-
seerd door de Vaktechnische Bond van Keurmeesters (VBvK) en de groep
Gezondheids- en kwaliteitszorg (GKZ) van de KNMvD.

De sprekers van dit symposium zijn al-
len nauw betrokken bij de voedselvei-
ligheid. Eie volgende onderwerpen
zullen worden behandeld:

Prof. dr. F. van Knapen (Faculteit der
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Voe-
dingsmiddelen van Dierlijke Oor-
sprong, dagvoorzitter):Mg^m^ns
in-
leiding.

Drs. H. Verburg (Veterinair hoofdin-
specteur van de Volksgezondheid, mi-
nisterie van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport)
zal de gemeenschappelijke
visie van het ministerie van LNV en
VWS op het\'
Witboek over voedselvei-
ligheid\'
verwoorden. Hoe worden de
pijlers waarop dit witboek steunt in het
Nederlandse beleid geïmplementeerd?
Recent is in Nederland de beleidsvisie
2010
\'Voedsel en Groen\' verschenen,
waarin een modernisering van de con-
trole op voedselveiligheid wordt voor-
gesteld. Samen met het bedrijfsleven
zal de in gang gezette vorming van ke-
tengarantiesystemen en certificering
verder worden ontwikkeld.

Ing. J. den Hartog, MBA (Secretaris
Productschap Diervoeder)
gaat dieper
in op de verantwoordelijkheid die in het

-ocr page 338-

\'Witboek over voedselveiligiieid\' aan
iiet bedrijfsleven wordt gegeven. Aan
diervoeders kunnen garanties omtrent
de veiligheid worden gegeven door tij-
dens het productieproces te werk te gaan
volgens de bekende GMP-codes
{Good
Manufactering Practice)
en HACCP-
procedures
(Hazard Analysis Critical
Control Points).

Drs. H. van der Zee (senior analytisch
medewerker. Keuringsdienst van Waren
Oost, afdeling signalering veterinaire
producten)
zal kort toelichten op welke
wijze enige taken van de vroegere
Veterinaire Inspectie nu door de
Keuringsdienst van Waren (KvW) wor-
den uitgevoerd. Tevens worden resulta-
ten getoond van monitoring- en surveil-
lanceprogramma\'s die de KvW uitvoert.
Deze resultaten geven .een actueel beeld,
van de veiligheid van producten van
dierlijke oorsprong in Nederland.
De ochtend wordt afgesloten met een
discussie.

en voor de GKZf 50,- per jaar.
De toegangsprijs voor niet-leden be-
draagt f2 5,- (studenten f 10,-).

Secretariaat: Jan Wielaart, Jacoba
van Beierenstraat 58, 3132 JR Vlaar-
dingen, telefoon: 010-4602757 (privé),
J. Wielaart@RVV.Agro.NL

Het programma:

09.30 uur Ontvangst

10.00 uur Welkom door prof dr. F. van Knapen (dagvoorzitter)
10.15 uur Drs. H. Verburg (ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport)

11.00 uur Ing. J. den Hartog, MBA (secretaris Productschap Diervoeder,

onder voorbehoud)
11.45 uur Drs. H. van der Zee (Keuringsdienst van Waren)

12.30.uur . . Discussie.......................

13.00 uur Lunch
14.30 uur Einde

De toegang van dit symposium is gra-
tis voor leden van de Vaktechnische
Bond van Keurmeesters en de groep
Gezondheids, en Kwaliteitszorg van de
KNMvD. Er bestaat de mogelijkheid
om ter plekke lid te worden van één
van beide organisaties. De contributie
voor de VBvK bedraagt f 60,- per jaar

Dierenartsen staan bij hun dagelijks
werk bloot aan een aantal risico\'s die
specifiek met het beroep verbonden
zijn, zoals het oplopen van bijt-, snij- en
schaafwonden, kneuzingen en botbreu-
ken (ledematen en ribben) door dmk
van mnderen en paarden tegen stalwan-
den en door slaan met poten en benen.
Vrijwel allen hebben hiermede te ma-
ken gehad en de meesten hebben voor
kortere (enkele dagen) of langere (en-
kele weken) tijd en enkelen voor meer
dan zes maanden het werk moeten on-
derbreken.

Soms raakten de wonden geïnfecteerd.
Lichte gevallen verliepen met koorts. In
emstige gevallen werd geleden aan een
panaritium of een lymfangitis al dan
niet gepaard gaande met een lymfadeni-
tis of aan een tendinitis, tendovaginitis,
huidfumnculose of een flegmoon.
Vier dierenartsen zijn als gevolg van
banale wondinfecties opgelopen bij
het behandelen van zieke dieren of bij
de vleeskeuring gestorven (sepsis).
Voor zover kon worden nagegaan zijn
in de twintigste eeuw twee dierenartsen
bij het behandelen van paarden dodelijk
verongelukt. Het werken in onnatuur-
lijke lichaamshoudingen (gehurkt, ge-
bukt, liggend en dergelijke) en het ge-
bruikmaken van veel lichaamskracht, is
aanleiding geweest tot gewrichts-,
spier- en mgklachten.

Luchtwegen

Het verblijf gedurende enige tijd in
varkensstallen en pluimveehokken kan
aanleiding geven tot irritatie van de
luchtwegen, zich uitende in niezen,
hoesten, moeilijkheden met het ademen,
griepachtige verschijnselen en sympto-
men die samengevat kunnen worden on-
der het begrip CARA (= chronische,
atypische respiratoire aandoening) het-
geen een verzamelnaam is voor astma,
bronchitis en longemfyseem.
Bovenstaande ziektebeelden ontstaan
door het inademen van huidschilfers,
stalstof en bacteriële endotoxinen en
worden verergerd door gassen als am-
moniak, zwavelwaterstof en methaan.
Bij een enquête gehouden onder die-
renartsen in Zuid-Nederland bleek 50
procent hier in meerdere of mindere
mate last van te hebben. Een specifieke
aandoening is de duivenmelkerslong
die ook bij dierenartsen voorkomt en
dit berust op een alveolitis en stoelt op
een erfelijke predispositie.

Beroepsaandoeningen bij dierenartsen

Contactdermatiden

Een ander ongemak vormen de zoge-
naamde contactdermatitiden. Hierbij
voelt men jeuk en ontstaan papels, pus-
tels of acné op handen, armen, hals en
gelaat waarbij ook lymphangitiden en
lymfeklierzwellingen kunnen voorko-
men. Soms is er sprake van een allergi-
sche reactie (antigeen-antilichaamre-
actie bij gesensibiliseerde personen),
soms van een aangeboren overgevoe-
ligheid (een vasogene reactie, een af-
wezig zijn of een tekort aan een be-
paald enzym). Wanneer deze reactie
optreedt na contact met geneesmidde-
len, zou gesproken kunnen worden van
een intoxicatie.

Ook irritatiedermatitiden zijn bekend
als gevolg van het in aanraking komen
van de gevoelige huid met desinfectan-
tia of detergentia. Er worden capillai-
ren aangetast met als gevolg het uittre-
den van vocht per diapedesis waardoor

-ocr page 339-

oedemen ontstaan. Een en ander kan
een chronisch karakter krijgen. Het
percentage dierenartsen dat last heeft
van bovengenoemde allergieën, over-
gevoeligheden en intoxicaties is moei-
lijk in te schatten. Wel is bekend dat
sommigen een andere beroepsuitoefe-
ning hebben gekozen. Ook bij dieren-
artsen werkzaam in de keuring komen
dermatitiden voor door contacten met
producten van dierlijke oorsprong of
met desinfectantia en detergentia.
Ook is gebleken dat overgevoelig-
heidsverschijnselen voorkomen soms
gepaard gaande met een CARA-achtig
symptomenbeeld bij collega\'s die in
laboratoria werken met ratten en ca-
via\'s.

Apart vermeld moet worden de con-
junctivitiden die kunnen ontstaan bij
het uitvoeren van spray-entingen bij-
voorbeeld tegen New Castle Disease.

Zoönosen

Dat dierenartsen meer dan anderen
blootstaan aan ziektebeelden veroor-
zaakt door infectieuze agentia die
voorkomen bij dieren, zoönosen ge-
noemd, is geen discussiepunt. Deze lo-
pen uiteen van lokale aandoeningen tot
algemeen ziek zijn en zelfs sterfte.
Rabiës heeft in de twintigste eeuw bij
dierenartsen noch in Nederland, noch
in het voormalige Nederlands Indië
aanleiding gegeven tot een lethaal ver-
loop. Wel moesten in laatstgenoemd
land regelmatig collega\'s die door een
dolle of een vermoedelijk dolle hond
waren gebeten of in contact waren ge-
weest met aan rabiës lijdende dieren,
zich naar het Institut Pasteur te
Bandoeng begeven om zich te laten
behandelen. Dit was vanuit de buiten-
gewesten een tijdrovende bezigheid.
Malleus heeft aan een Nederlandse
dierenarts in Indonesië het leven ge-
kost. Vaak werden daar vanuit
Australië met malleus besmette paar-
den ingevoerd. Deze dieren waren be-
stemd voor het leger.
Miltvuur is in het begin van de vorige
eeuw een zestal keren met zekerheid
vastgesteld bij dierenartsen die aan
deze ziekte lijdende dieren hadden on-
derzocht. Aan hand en arm waren de
karakteristieke carbunkels ontstaan
(zwellingen zonder etter).
Vlekziekte-entingen volgens de
Lorenzmethode, waarbij naast antise-
rum ook een volvirulente cultuur werd
gebruikt, hebben vaak aanleiding ge-
geven tot prikaccidenten door verwon-
dingen aan de naald of aan de splinters
van de glazen cultuurampul. Er ont-
stond een typisch ontstekingsproces
aan vingers of hand bekend bij de me-
dici als erysipeloid. Sommigen hadden
hier regelmatig last van; bij anderen
bleef het beperkt tot een enkele keer of
ondervond men in het geheel geen
nadelige gevolgen. Uit het verslag van
een enquête gehouden door van der
Hoeden in de dertiger jaren, bleek dat
van de 534 dierenartsen er 231 één of
meerdere malen een erysipeloid had-
den gehad. Ook bij keuringswerk-
zaamheden was de besmetting opgelo-
pen. Er ontstond op de beschadigde
huidplek een erytheem, meestal ge-
kenmerkt door een begrensde rode
zwelling, die zich een enkele maal uit-
breidde en die incidenteel aanleiding
gaf tot lymfeklierzwelling. Ook ar-
thritiden werden wel waargenomen.
Vroeger was de behandeling moei-
zaam en langdurig. Nu er antibiotica
kunnen worden gebruikt is adequate
en snelle therapie mogelijk.

Tuberculinatie

Minder ernstig maar wel veel onge-
mak gaven de huidprikken die dieren-
artsen besmet met de tuberkelbacterie
konden oplopen bij de jaarlijkse tuber-
culinatie van runderen in de periode
1950-1985. Ook nu ontstond een jeu-
kende rode zwelling, soms gepaard
gaande met koorts, waardoor men het

werk niet of minder goed kon verrich-
ten. Niet altijd was dit het gevolg van
het besmet zijn met de tuberkelbacte-
rie.

Ook in het contact komen met tubercu-
line heeft bij dierenartsen ziektever-
schijnselen veroorzaakt met de ken-
merken van een allergie. Soms waren
deze zo ernstig of kwamen zo frequent
voor dat deze veterinaire handeling
niet meer kon worden uitgevoerd en
dat omgezien moest worden naar an-
dere werkzaamheden. Wanneer tuber-
culine door wat voor oorzaak dan ook
in het oog terecht kwam, ontstonden
conjunctivitiden.

Huidtuberculose is eveneens regelma-
tig vastgesteld. In bovengenoemde en-
quête gaven 21 van de 334 dierenart-
sen aan hieraan te lijden of te hebben
geleden. De besmetting was opgelo-
pen na orale exploratie, door een ver-
wonding bij het aansnijden van tuber-
culeuze processen, bij het uitvoeren
van een embryotomie en andere.
Meestal was een lokale verruceuze
dermatitis ontstaan en incidenteel een
lymfangitis en lymfadenitis aan de
verwonde arm.

Of bij het sputumvangen van tubercu-
leuze runderen om open lijders vast te
stellen, zoals dat voor 1950 veelvuldig
werd toegepast, aerogeen besmettin-
gen zijn opgetreden, is moeilijk vast te
stellen omdat deze infectie ook op an-
dere wijzen kan worden opgelopen
(menselijke contacten, het drinken van
besmette melk, het eten van tubercu-
leus \'vlees\'). Wel is bekend dat enkele
dierenartsen aan rundertuberculose
van longen en/of darmen zijn gestor-
ven.

Brucella abortus

Veel collega\'s hebben geleden aan fe-
bris undulans door het binnendringen
van de
Brucella abortus-haciene. in het
lichaam. Men kon besmet raken bij het
uitvoeren van verlossingen, bij het ver-
wijderen van de nageboorte of bij het
openen van abcessen (borstbuilen bij
rund en paard). Periodiek had men één
of twee dagen koorts; praktijk doen
was niet mogelijk. De gemiddelde
ziekteduur was drie maanden. Enkelen
hebben ander werk moeten zoeken.
Ook op een andere manier kon men be-
smet raken.

Voor 1950 werden jonge, niet drach-
tige vaarzen op bedrijven waar stalen-
zoötisch verwerpen een probleem was
gevaccineerd met levende virulente
Brucella aèorto-culturen. Deze wer-
den door de toenmalige Rijksserurn-

inrichting geleverd in glazen ampul-
len. Een enkele maal is het
voorgekomen dat als gevolg van ver-
wonding aan de glassplinters van een
geopende ampul \'febris undulans\'
werd opgelopen.

Pustuleuze granulamateuze huidaan-
doeningen aan de arm veroorzaakt
door
Listeria monocytogenes zijn
waargenomen na verlossingen van
runderen en schapen.

Ringworm

Een vaak voorkomende beroepsinfectie
was ringworm. Meestal wordt deze ver-
oorzaakt door een schimmelspecies be-
horende tot het geslacht
Trichophyton.
Men ziet scherp omschreven schilferige
plekken op het hoofd, soms met een
grijsachtig beslag op de haren en/of
droge erythemateuze ronde plek met
een donker centmm op de weinig be-
haarde huid van hand en arm. Ook ko-
men wel blaasjes voor. De aandoening
kon hardnekkig zijn.
De infectie werd meestal opgelopen
bij het leggen van het hoofd tegen de
ribwand van rund en paard om longaf-
wijkingen vast te stellen en bij verloss-
ingen bij genoemde diersoorten. Ook

-ocr page 340-

is deze aandoening waargenomen bij
diergeneesicundige studenten, vermoe-
delijk opgelopen bij oefeningen aan
het fantoom.

Volgens Van der Hoeden was dit de
meest voorkomende beroepsinfectie in
het begin van de vorige eeuw. In de ge-
zelschapsdierenpraktijk werd (wordt)
bij collega\'s en assisterend personeel
vaak een andere schimmelaandoening
vastgesteld, namelijk \'favus\' veroor-
zaakt door een
Microsporum species.
Op de aangetaste huid van arm, hals en
gelaat ontstaan zogenaamde scutula
(schildvormige korstjes met een gele
kleur). Behandeling thans is geen pro-
bleem.

Schurft veroorzaakt door Sarcoptes
scabiei
kwam ook voor. Bij serolo-
gisch onderzoek is voorts gebleken dat
.bij dierenartsen werkzaam in een land-
bouwhuisdieren- of gemengde prak-
tijk vaak latente infecties voorkomen
van
Coxiella burnetii en van
Chlamydia psittaci. Van de 257 die-
renartsen onderzocht in 1983 had 80
procent afweerstoffen tegen eerstge-
noemd microörganisme en bijna 30
procent tegen laatstgenoemde kiem. Er
werden na mondelinge sondage geen
aanwijzingen gevonden dat een en an-
der aanleiding gegeven had tot ziekte.

Beter af?

Terugblikkend kan gesteld worden dat
voorbehoedende maatregelen zoals het
werken met mondmaskers en hand-
schoenen ongemakken veroorzaakt
door allergieën en ideosyncrasieën
kunnen beperken. Ook kan men zich
trainen in het aannemen van meer na-
tuurlijke lichaamshoudingen bij het
verrichten van diergeneeskundige han-
delingen.

Wat betreft zoönosen is de dierenarts
in de éénentwintigste eeuw beter \'af
dan zijn collega in de voorafgaande
decennia.

Een aantal infecties komen bij onze
landbouwhuisdieren en gezelschaps-
dieren niet of nauwelijks meer voor.
Bovendien is het therapeutisch arse-
naal verbeterd. Toch liggen er een aan-
. tal infecties op de loer waarvan de epir
demiologie nog niet volledig is
opgehelderd en de risico\'s wat betreft
de gezondheid van de mens in het alge-
meen en van de dierenartsen in het bij-
zonder niet kunnen worden ingeschat.
Hierbij wordt gedacht aan leptospi-
rose, lyme borelliose, infecties met het
hantaanvirus, streptococcose
(Str. Suis
type 2)
en andere.

Toch is het niet gewaagd om te stellen
dat de risico\'s van verkeer, sigaretten
roken en stress voor de collega\'s om
ziek te worden groter zijn dan het
blootstaan aan besmettingen met mi-
croörganismen en parasieten.

Literatuur

1. Eibers ARW, Vries M de, Gulick PJ van,
Gen-its RP, Smithuis OL, Blaauw PJ, and
Tielen MJ. Veterinary practice and occu-
pational health. An epidemiological study
of several professional groups of Dutch ve-
terinarians. II Peak expiratory flow varia-
bility, dust and endotoxin measurements,
use of respiratory protection, devices and
time distribution of professional activities.
VetQuanl996;18: 132-6.

2. Hoeden J van der. Beroepsinfecties van
dierenartsen. Tijdschr Diergeneeskd 1939;
66:219-44.

3. Hoeden J van der. De Zoönosen. H.E.
Stenfert Kroese\'s Uitgeverij N.V. Leiden,
1946.

4. Richardus JA, Donkers A, Schaap GJP en
Akkermans JPWM. Serologisch onder-

■ ■ zoek bij dierenartsen in\' Nederland op \'het
voorkomen van antistoffen tegen
Coxiella
hurneüi
en Brucella abortus. Tijdschr
Diergeneeskd 1984; 109:612-5.

5. Tielen M, Eibers ARW, Snijdelaar M,
Gulik PJ van, Preller L, and Blaauw PJ.
Prevalence of self reported respiratory dis-
ease symptoms among veterinarians in the
Southern Netherlands. Tijdschr
Diergeneeskd 1996; 121:201-7.

6. Visser J. Pustulaire dermatitis bij dieren-
artsen na verlossingen van landbouwhuis-
dieren: een beroepsziekte. Tijdschr Dier-
geneeskd 1998; 123: 114-7.

Algemeen

Het boek is een vertaling van het boek
\'Illustrated atlas of clinical equine ana-
tomy and common disorders of the
horse\'. De opbouw is helder weerge-
geven en bestaat uit een inleiding in de
functionele anatomie met de basis dia-
gnostiek, gevolgd door een hoofdstuk
\'stand van de benen\'.
Aansluitend worden achtereenvolgend
behandeld: het voorbeen en achter-
been verdeeld van proximaal naar dis-
taal, de wervelkolom met de hals en als
laatste hoofdstuk \'de spieren\'. Tussen
het voor- en achterbeen worden podo-
trochlose en hoefbevangenheid speci-
fiek in aparte hoofdstukken toegelicht.
Basaal worden de hoofdstukken opge-
deeld in een stuk anatomie gevolgd
door de aan dat onderdeel voorko-
mende afwijkingen, waarbij vaak etio-
pathogenese, de diagnosestelling en de
therapie de revue passeren. Soms wor-
den de diagnostische injecties apart
behandeld.

Specifiek

Een aardig geïllustreerd boek met
goede, originele tekeningen. Echt ge-
detailleerd zijn de tekeningen niet,
maar op deze wijze wordt een goed al-
gemeen overzicht verkregen. De com-
putertekeningen komen niet altijd
even mooi over. Inhoudelijk komen
een redelijk aantal aandoeningen aan
de orde, echter zonder enige diepgang.
Zowel op ethiopathogenetisch, dia-
gnostisch als therapeutisch niveau ont-
breken gegevens die toch van wezen-
lijk belang zijn. De nieuwste ontwik-
kelingen staan niet vermeld, hetgeen
ondersteund wordt door de verouderde
literatuurlijst (slechts 12 van de ruim
300 verwijzingen dateert na 1990). Bij
de diagnostiek wordt nogal eens mel-
ding gemaakt van thermografie, een
techniek waar binnen Europa nogal
eens getwijfeld wordt aan de toege-
voegde waarde.

Bild-Text-Atlas zur Anatomie und Klinik des Pferdes

De illustraties die ter verduidelijking
worden gebruikt staat niet altijd in de-
zelfde richting, bijvoorbeeld röntgen-
foto\'s van een linker voorbeen worden
weergegeven en vervolgens het ther-
mografisch beeld van een rechter
voorbeen.

Samenvattend een aardig geïllustreerd
boek voor de wat gevorderde leek en
een boek met een overzicht van de
meest voorkomende aandoeningen
voor de practicus.

Dr. A.B.M. Rijkenhuizen

-ocr page 341-

Algemene Vergadering 2000

Organisatorische en verenigingszaken
aan de orde

Noordwijkerhout, 7 oktober 2000 - De 147^ Algemene Vergadering van de
KNMvD trekt ongeveer 100 belangstellende leden naar Congrescentrum De
Leeuwenhorst in Noordwijkerhout. De kapel van het voormalig priestercen-
trum benadrukt de gewijde sfeer: hier worden serieuze zaken besproken. En
inderdaad staat er een aantal belangrijke punten op de agenda, en worden er
daarnaast heikele onderwerpen aangesneden, die juist niet op de agenda
staan. Zo is er een bezorgde ingekomen brief, voorgelezen door collega Peter
Poll. En bespreekt voorzitter Ton de Ruijter het voornemen de verenigings-
structuur te kantelen en zo de besluitvorming meer via de Groepen te laten
verlopen. Verder nemen we afscheid van Antoinette Kooper en Jan Baars als
leden van het Hoofdbestuur en verwelkomen Nanny Wijne. In deze aflevering
een verslag van de Algemene Vergadering. In de volgende uitgave zijn de ver-
slagen van de Sportdag en het Jaarcongres opgenomen.

Door Sophie Deleu

Muisstil luistert de vergadering naar de
voorgelezen ingekomen brief die is on-
dertekend door de collegae Herman
Logtenberg, Gijs Maris en Peter Poll.
Er wordt gesproken over de KNMvD

als \'bootje dat zwaar slagzij maakt\' en
over de manier waarop de vereniging
dit jaar afscheid heeft genomen van se-
cretaris T.W. te Giffel. Voorzitter Ton
de Ruijter vraagt collega Paul Knijff -
voorzitter van de Commissie van
Toezicht in deze kwestie - hierop te re-
ageren. Knijff licht op warme en tevens

uiterst correcte wijze toe, hoe de com-
missie tot de uitspraak is gekomen,
waarvan de leden door middel van een
brief kennis hebben kunnen nemen. Het
is met deze uitgebreide toelichting dat
de leden ter plekke besluiten de discus-
sie over deze kwestie voor eens en voor
altijd af te sluiten.

Beleidsvoornemens

Een conceptbeleidsplan \'Dierenarts:
spil in een gezonde samenleving\' is
voorhanden om de beleidsvoornemens
van het Hoofdbestuur - zoals die zijn
opgenomen in de agenda - te bespre-
ken met de leden.

Opmerkingen zijn er over het voorge-
stelde mission statement (zie kader):
men vindt dat hier het woord \'dier\' in
voor zou moeten komen.

Concept Mission Statement

De Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde is
de beroepsorganisatie van dieren-
artsen in Nederland.
Zij verenigt de in uiteenlopende dis-
cipli nes werkzame dierenartsen ter
bevordering van hun professionele
ontplooiing en ter versterking van
hun maatschappelijke positie. Zij
hecht hierbij veel belang aan de opi-
nie van consument en samenleving.

De vergadering hecht narnelijk veel
waarde aan de taak van de dierenarts als
\'ambassadeur van het dier\' en vindt dat
dit meer naar voren zou moeten komen
in de beleidsvoornemens.
Ook wordt het belang van de positie van
de dierenarts inzake de veterinaire
volksgezondheid aangestipt. Deze posi-
tie is weliswaar uitgebreid beschreven
in de concepttekst, maar zou in de sa-
menvatting nogmaals tot uitdrukking
moeten worden gebracht.
Niettemin is de algemene mening van
de leden over het beleidsplan positief:
ambitieus en voortvarend. De voorge-
stelde wijzigingen zullen worden \'mee-
genomen\' bij het tot stand brengen van
een definitieve versie, waarna het be-
leidsplan onder de aandacht van alle le-
den zal worden gebracht. Ook worden
de voomemens geconcretiseerd in een
werkplan.

Kanteling verenigingsstructuur

Eén van de voorgestelde beleidsvoorne-
mens is de kanteling van de verenigings-
structuur. De besluitvorming zou daar-
mee veel meer via de Groepen verlopen,
en minder via de Afdelingen. Reden is
onder andere dat maar weinig leden de
Afdelingsvergaderingen bezoeken en

-ocr page 342-

Antoinette Kooper

Antoinette Kooper-Nelemans heeft zich zes jaar lang met
hart en ziel - want zo zit zij in elkaar - ingezet voor de vereni-
ging. Het is jammer dat er een eind is gekomen aan haar zit-
tingsperiode, anderzijds zegt zij zelf ook dat het goed is dat
er een nieuwe kandidaat aantreedt die \'er fris tegenaan kijkt\'.
Gelukkig een vrouw, want anders was Liesbeth Harwig-
Dings geheel alleen verantwoordelijk geweest voor de femi-
niene inbreng, al eerder genoemd tijdens het Jaarcongres
2000.

Het is onder andere de vrouwelijke dierenarts geweest waar-
voor Kooper zich sterk heeft gemaakt. En voor een parttime-
beleid op het Secretariaat van de KNMvD. \'Elkaar respecte-
ren\' is daarbij haar devies. Dat geldt ook voor haar visie in de
Commissie Ethiek.

Verder heeft zij ook de ICT-zaken beheerd. Geen eenvoudige
taak, als je beziet wat zich allemaal op ICT-gebied heeft afge-
speeld de afgelopen jaren.

Voorzitter.Ton .de Ruijter bedankt haar hartelijk voor. alles
wat ze heeft gedaan. Kooper noemt het \'een mooie tijd\'. Ze
zegt er vooral heel veel van geleerd te hebben en geeft mee
dat het functioneren als een team erg belangrijk is voor het
Hoofdbestuur. Een warm applaus valt haar ten deel.

zo vitale informatie over te nemen be-
sluiten missen. Groepsvergaderingen
worden veel beter bezocht, tenminste
als er een vaktechnisch onderwerp
wordt besproken. Informatie over de be-
sluitvorming zou dus op zijn minst op
deze Groepsvergaderingen aan de orde
moeten komen, liefst door het vaktech-
nische programma heen \'gevlochten\'.
Verder dient ook het bestuurlijke \'cir-
cuit\' te worden aangepast aan deze
\'nieuwe\' gedachte: meer macht aan de
Groepen.

Overigens: een revolutie brengt dit
voomemen niet teweeg. De voorge-
stelde kanteling is al jaren onderwerp
van gesprek binnen de vereniging. De
Algemene Vergadering vindt het in elk
geval prima.

ICT

Zonder slag of stoot wordt het voorstel
inzake ICT aangenomen. Strekking:
de NCI wordt zo snel mogelijk defmi-

Jan Baars

Ook de periode van vice-voorzitter Jan Baars zit er op. Geheel anders
dan zijn scheidend collega-bestuurslid staat hij bekend als absolute
\'digibeet\'. Hij was de laatste van het Hoofdbestuur die de Jaarrede
van Ton de Ruijter met twee dikke postzegels mocht ontvangen. De
rest communiceert tegenwoordig per e-mail. Zelf vindt hij dit overi-
gens absoluut geen punt: \'Dat is dan het voorrecht van de nestor van
het bestuur\'.

Het is ook precies deze kwaliteit die De Ruijter prijst in hem: \'Ik heb
als aankomend voorzitter het afgelopen jaar heel veel gehad aan jouw
ervaring als vice-voorzitter, je sympathie en je wijsheid als oudste van
de club. Er waren harde noten te kraken en je was een rots in de bran-
ding. Ik wil je daar - ook persoonlijk - hartelijk voor bedanken.\'
Baars neemt niet alleen afscheid van zijn bestuurlijke periode, toeval-
lig valt dit ongeveer samen met het ingaan van zijn pensioen. Hij kan
terugkijken op een mooie bestuurlijke carrière. In het Hoofdbestuur
had hij onder andere de diergeneesmiddelen en \'het bedrijfsleven\' in
zijn portefeuille, hetgeen gezien zijn functie bij Intervet Int. op zijn lijf
geschreven was.

Ook Baars prijst het Hoofdbestuur gelukkig met zijn opvolgster
Nanny Wijne. Want voor de beide scheidende Hoofbestuursleden
krijgt de vereniging er maar één terug.

-ocr page 343-

tief opgelieven (dat was vorig jaar al
besloten tijdens de Algemene Ver-
gadering, maar kan om organisatori-
sche redenen nu pas echt). En er wordt
een \'medewerker ICT\' aangetrokken
door het Secretariaat van de KNMvD.
Zo wordt ICT - waarvan wij allen aan-
voelen dat wij niet zonder kunnen -
meer een intergraal onderdeel van alle
activiteiten van de KNMvD, en is er
geen aparte organisatie meer die zich
louter en alleen hiermee bezighoudt.

Een en ander wordt hierdoor ook goed-
koper.

Jan van Os, onder meer betrokken bij de
PR van de ICT-organisatie van de
KNMvD, waarschuwt de Algemene
Vergadering: \'U moet geen wonderen
verwachten van deze nieuwe medewer-
ker, gezien het relatief geringe bedrag
dat u gezamenlijk uittrekt voor ICT\'. En
dat is natuurlijk waar. Toch is men - ver-
lost van het \'eiland\' NCI - optimistisch.
Met volle kracht voomit.

Bestuurswisseling

Tenslotte zijn we aangeland bij de be-
stuurswisseling. Inderdaad is Nanny
Wijne verkozen als opvolger van An-
toinette Kooper en Jan Baars. Beiden
hebben er zes jaar Hoofdbestuur opzit-
ten.

Heel kort komt de gezondheidssituatie
van zittend bestuurslid Jan Togtema aan
de orde. Voorlopig wordt zijn zetel in
het Hoofdbestuur waargenomen door
voorzitter van de Groep Practici Grote
Huisdieren Rens van Dobbenburgh.

De rondvraag werpt niet veel stof meer
op. Er zijn vragen over de website van
de KNMvD (neem eens een kijkje:
www.knmvd.nl) en over het Dier-
geneeskundig Jaarboek. Om een voor-
beeld te noemen: men vraagt zich af
waarom de curricula vitae van werk-
zoekende dierenartsen niet op het inter-
net worden geplaatst. Antwoord: het
Secretariaat gaat uiterst zorgvuldig om
met persoonlijke gegevens van dieren-
artsen. Niet alleen omdat de wet dit
voorschrijft, maar ook ter bescherming
van jonge dierenartsen kunnen gege-
vens alleen beschikbaar worden gesteld
met de uitdmkkelijke toestemming van
de eigenaar: de dierenarts zelf Dit geldt
ook voor zogenaamde intranet van de
KNMvD; het gesloten gedeelte waartoe
alleen leden toegang hebben.
Aangezien dit onderwerp \'leeft\' nu het
totale relatiebeheersysteem van de
KNMvD wordt gereorganiseerd, wordt
toegezegd dat hierover binnenkort meer
wordt gepubliceerd.

Op dit gebied bestaan er in de praktijk
vele variaties. Wat is er mogelijk? Denk
hierbij bijvoorbeeld aan compensatie
voor tweede diensten, onkostenvergoe-
dingen van telefoon, kleding, instm-
mentarium, etcetera. Ook moeten som-
migen van hun werkgever nog reductie
aanvragen voor het pensioenfonds. Hoe
staat het verder met de overschrijding
van de contracturen en is de salariëring
marktconform? Werkt de praktijk mee
aan het volgen van PAO\'s? En hoe rede-
lijk is een concurrentiebeding?
Kortom... vele vragen waarover we
ons licht kunnen laten schijnen. Dit
doen we met onze gastsprekers me-
vrouw M.C. van Oostmm-Schuurman
Hess (KNMvD) en de heer W. Buiting

(De Unie).

Maar natuurlijk is het ook de bedoeling
om naast de serieuze noot er weer een
gezellige avond van te maken.

De bijeenkomst is bedoeld voor dieren-
artsen (al dan niet praktiserend) die zijn
afgestudeerd na 1993 en wordt gehou-
den in zalencentram \'De Poppe\' (Al:
afslag richting Markelo, na circa 250
meter aan de rechterkant.)

P.S. Aan de praktijken willen wij vra-
gen de jongere collega\'s in de ge-
legenheid te stellen deze avond bij
te wonen.

Tweede bijeenkomst van \'Overijssels Nieuw(s)\'

Na de succesvolle bijeenkomst op 10 mei wordt er op dinsdag 21 november
2000 opnieuw in \'De Poppe\' nabij Markelo een bijeenkomst gehouden van
\'Overijssels Nieuw(s)\'. Deze avond zal ditmaal in het teken staan van contrac-
ten en secundaire arbeidsvoorwaarden.

-ocr page 344-

KNMvD

Oprichtingsvergadering Groep Gezondheid
en Welzijn wilde Fauna

Naar aanleiding van de discussie in dit Tijdschrift voor Diergeneeskunde en de
daaropvolgende oproep tot bundeling van kennis van dierenartsen met belang-
stelling voor ziekteproblematiek bij wilde of verwilderde dieren in het nummer
van 15 augustus 2000, zal
op maandag 4 december 2000 om 14.00 uur in het kan-
toor van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde te
Utrecht een oprichtingsvergadering plaatsvinden van de \'Groep Gezondheid
en Welzijn Wilde Fauna\'.

Tijdens deze oprichtingsvergadering zal
de doelstelling van de groep aan de orde
komen en zullen de activiteiten op het
gebied van gezondheid en welzijn van
(ver)wilde{derde) fauna geïnventari-
seerd worden. M.J. Hoyer zal uitleg ge-

ven over het Netwerk immobilisatie ver-
wilderde dieren
en J.T. Lumeij over het
huidige onderwijs \'Wildziekten\' aan de
Faculteit der Diergeneeskunde en toe-
komstperspectieven .
Verder zal de structurering van de werk-
zaamheden binnen de Groep, binnen de
KNMvD en binnen (veterinair) Neder-
land besproken worden, evenals de net-
werken met bestaande onderzoeksgroe-
pen.

De relatie-netwerk en het opzetten van
website zal toegelicht worden door J.M.
van Leeuwen. Natuurlijk komen ook de
berichtgeving naar buiten (public rela-
tions), actieplannen en taakverdeling
aan de orde.

Voor nadere informatie en het inbren-
gen van nieuwe agendapunten kimt u
contact opnemen met dr. J.T. Lumeij,
Faculteit der Diergeneeskunde, tele-
foon 030-2531800 of via e-mail
J. T.Lumeij@vet. uu. nl.

Groep Rund 25 jaar

Volgend jaar is het 25 jaar geleden dat
de Groep Geneeskunde van het Rund
van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde
werd opgericht. In die 25 jaar is de
Groep sterk gegroeid, op dit moment
bestaat de Groep uit ongeveer 570 le-
den. Alle reden dus om het 25-jarig ju-
bileum op gepaste wijze te vieren.
Daartoe is een jubileumcommissie in
het leven geroepen, die bestaat uit de
volgende personen: drs. R. Back
(voorzitter), drs. E.M. Broens, drs.
B.A. van Hees, drs. ing. D. de Lange,
drs. D. Soede en drs. J.C.A. Vemooij.
Inmiddels is de datum voor het jubi-
leum vastgesteld op
vrijdag 14 de-
cember 2001.
De gedachten van de ju-
bileumcommissie gaan uit naar een
wetenschappelijk dagprogramma, af-
gesloten met een buffet. Inmiddels is
de commissie druk bezig hieraan in-
vulling te geven. Wij houden u op de
hoogte.

Namens de jubileumcommissie,
Jan Vernooij, secretaris

Erkenningspunten Groep Groot Dagen 2000

Inmiddels heeft het CED (Coördinatie-
centmm Erkende Dierenartsen) zich
gebogen over het toe te kennen aantal
erkenningspunten voor de Groep Groot
Dagen.

Voor elk dagdeel worden vijf erken-
ningspunten toegekend, zodat voor de
totale Groep Groot Dagen 35 punten
te behalen zijn.

Mocht u als deelnemer nog niet over-
tuigd zijn van het programma, dan zou
het kunnen zijn dat het aantal erken-
ningspunten die hier te verdienen zijn
een stimulans zouden kunnen zijn om
u in te schrijven.

Het programma naast de diersoortses-
sies is zo ingedeeld dat de eerste dag
gaat over de omgeving van de land-
bouwhuisdieren-dierenarts en de ver-
anderingen die daar plaatsvinden. De
tweede dag zal gaan over de persoon
zelf en de keuzes die gemaakt zijn of
kunnen worden. De derde en laatste
dag is meer de invulling van het vak
met ICT. Hoe gaan we er mee om, wat
zijn de mogelijkheden en wat kunnen
we er nog meer mee.
Afsluitend is het de bedoeling dat u
een uiteenzetting krijgt hoe we ons
vak kunnen en moeten verkopen. Hoe
kunnen we in een markt die sterk on-
der druk staat, onze praktijken zo or-
ganiseren dat wij (weer) een gezonde
financiële situatie creëren. Economie
en marketing zijn hier de sleutelwoor-
den.

Met deze laatste sessies is het
programma van deze Groep Groot
Dagen rond, dat wil zeggen dan dekt
de titel \'de sociaal-economische posi-
tie van de dierenarts\' de totale inhoud
van deze dagen.

Groep Groot Dagen: 28, 29 en 30 no-
vember, Papendal, Amhem

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aange-
meld:

Barneveld, M.H. van; 2000; 3582 TL Utrecht;
Lod. Napoleonplantsoen 85 I.
Doest, Mevr. O.E.A.; 3515 GS Utrecht; Lauwer-
echt 52.

Gebben. A.J.; 3531 HH Utrecht; Bankastraat 6
bis.

Gerritsen, Mevr. A.H.; 2000; 6921 XW Duiven;
Pr. Bemhardstraat 38.

Gisbers-Jenniskens, Mevr. P.R.W.; 2000; 6828

SK Arnhem; Stadhoudersstraat 221.

Hüfken, R.M.H.N.; Gent- 2000; 5552 KR

Valkens waard; Htg. Johannastraat 5.

Huijben, Mevr. J.H.J.; 1999; 7447 XN

Hellendoom; Koetshuisstraat 19.

Op den Kamp, Mevr. V.A.J.; 2000; 5988 AM

Helden; Haammaekerstraat 16.

Mulders, H.A.N.; Gent- 2000; 4876 BS Etten-

Leur; Tamboerijn 40.

Kempkes, Mevr. J.; Gent- 1991; 3317 JG
Dordrecht: S.M. Hugo van Gijnweg 151.

-ocr page 345-

Kikkers, B.H.; 2000; 8081 XP EIburg; Vrijheids-
straat 17.

Otten, Mevr. J.A.M.; 7078 AG Gendringen;
Jonkerstraat 16.

Petersen, Mevr. K.; 2000; 3573 AT Utrecht;
Aartsbisschop Romerostraat 621.
Rol, Mevr. E.M.; 2000; 3562 GD Utrecht:
Scharlakendreef 154.

Stoop, Mevr. E.S.; Gent- 2000; B-9080
Beervelde; Heistraat 72.

Urbanik, Mevr. F.Y.; 2000; 2771 GM Boskoop;
Houtsingel 20.

Vlugt-Meijer, Mevr. R.H. van der; 1999; 3956 TP
Leersum; De Oude Kolk 14.
Waelen, Mevr. S.E.H.M.; 2000; 3543 BD
Utrecht; Enghlaan 17.

Winter, Mevr. A. de: 2000; 3737 RA Groenekan;
Kastanjelaan 1.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde heefl het
Hoofdbestuur aangenomen:

Heuver, Mevr. C.M.J.M.; 1999; 3417 PD

Montfoort; Achthoven Oost 2.

Ottens, Mevr. W.; Gent- 2000; D-48712 Gescher

(Duitsland); Katharinenstrasse 1.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der; 2000; 5654

DK Eindhoven; Bennekelstraat 138.

Overleden

Op 12 augusms 2000 Mevr. O.E.A.M. Hardy te
Lutjegast.

Op 18 augustus 2000 P. Huchshom te Bameveld.
Op 23 augustus 2000 R.F.J. van Ewijk te We.st-
Knollendam.

Op 26 augustus 2000 H.A. de Beerte Zwartsluis.
Op 4 oktober 2000 J. Hendrikse te Kockengen.
Op 7 oktober 2000 J.M. de Jong te Dronten.

jubilea

19 oktober J. Hekhuis, te Ottoland, afwezig, 30

jaar.................

23 oktober C.P.M.A. Kriele te Maastricht, aanwe-
zig, 30 jaar.

23 oktober E. Bolland te Workum, afwezig, 30
jaar.

23 oktober J. Palgi te \'s-Gravenhagc, afwezig, 30
jaar.

23 oktober B. Oskam te Lekkerkerk, aanwezig,
30jaar.

23 oktober C. van Pinxteren te Goirle, aanwezig,
30 jaar.

23 oktober S. de Vries te Vinkeveen, afwezig, 30
jaar.

23 oktober J.W. Bakker te Kootwijkerbroek, aan-
wezig, 30 jaar.

24 oktober H.H.J.M. Timmermans te Hilvaren-
beek, aanwezig, 30 jaar.

25 oktober P.H.M. Barendregt te Voorst, afwezig,
30 jaar.

30 oktober P. Strooker te Didam, afwezig, 25 jaar.

31 oktober J.A.A.M. van Erp te Wormerveer, af-
wezig, 25 jaar.

31 oktober Mevr.Dr. M.H.M. Bos-Kuijpers te
Doom, aanwezig, 25 jaar.
31 oktober J. Stoel te Workum, aanwezig, 25 jaar.
31 oktober R.J.S. Takkenberg te Bloemendaal,
afwezig, 25 jaar.

31 oktober R.R.M.M. Visser te Oude Wetering,
afwezig, 25 jaar.

31 oktober Mevr. A.H.M. Koert te Middelhamis,
afwezig, 25 jaar.

31 oktober C.J.M. Manders te Orvehe, afwezig,
25 jaar.

31 oktober Mevr. P.B.C. Tonino-van Schieveen
te Soesterberg, aanwezig, 25 jaar.
31 oktober A. Mostert te Hellendoom, aanwezig,
25 jaar.

2 november A.A.P. Groenewegen te Zoetermeer,
afwezig, 25 jaar.

4 november R.Y. de Jong te Warder, afwezig, 40
jaar.

6 november W.D. Pereboom te Purmerend, afwe-
zig, 30 jaar.

6 november L.J.J. Schofaerts te Vlissingen, afwe-
zig, 30 jaar.

6 november W. Oldenburger te Helden, afwezig,
30 jaar.

10 november R. Feddes te Vriezenveen, afwezig,
55 jaar.

12 november H.J.M. Küsters te Maastricht, aan-
wezig, 30 jaar.

14 november A.P.C. Bartels te Roosendaal, afwe-
zig, 45 jaar.

14 november D. Rijpkema te Drachten, afwezig,
45 jaar.

14 november J.M. Wiersma te Roordahuizum, af-
wezig, 45 jaar.

20 november J.H. Pol te U.S.A., afwezig, 30 jaar.
20 november D.J. Poppema te Haren, aanwezig,
30 jaar.

Promoties:

Op 5 oktober 2000 Drs. F.W. van der Kreek te \'s-
Gravenhage.

Op 12 oktober 2000 Mevr. H.A. Nodelijk te De
Bilt.

Voor het dierenartsenexamen van 30 juni 2000
zijn geslaagd:

Gerwe, T.J.W.M. van
Hoogland, E.M.
Peterson, Mevr. K.

Voor het dierenartsenexamen van 31 juli 2000
zijn geslaagd:

Capelle, Mevr. l.J.A.
Graaf H.A. de
Jasarevic. S.

Meererha.\'G.W............

Schillemans, B.
Urbanik. Mevr. F.Y.

Voor het dierenartsenexamen van 31 augustus
2000 zijn geslaagd:

Beek, Mevr. A.W.M.J.C. van
Berendscn, M.
Berentsen, Mevr. A.C.
Bootsma, Mevr. A.
Boswinkel, M.
Boxel,E.D.H.M,van
Danhof, Mevr. C.C.F.R.
Gebben, A.J.
Gerritsen, Mevr. A.H.
Hack, Mevr. M.
Kleijn, Mevr. C.J.M.
Koning, Mevr. M.
Laarhoven, P.C.J. van
Maas, C.P.H.J.
Neuteboom, R.O.
Offereins, H.W.
Offereins, Mevr. N.
Op den Kamp, Mevr. V.A.J.
Otten, Mevr. J.A.M.
Ploeg, Mevr. T.M. van der
Slingerland, L.I.
Timmermans, F.H.
Velden, Mevr. D.F.E. van der
Verdijk, C.A.B.
Vlerk, T. van der
Waelen, Mevr. S.E.H.M.
Westerik, Mevr. B.

Voor het dierenartsenexamen van 29 septem-
ber 2000 zijn geslaagd:

Davids, Mevr. F.J.

Hateboer, Mevr. S.
Kraijer, M.
Marcon, M.G.A.
Nomden, Mevr. P.L,
Remmen, M.T.
Roozeboom, A.N.
Willems, E.M.0.

Mutaties:

Aemout, Mevr. N.M.J.; 1998; 40/42
Marketstreet, Stourbridge, Westmidlands DY8
lAG. Verenigd Koninkrijk; tel. privé: 00-44-
1384379192;
E-mail privé: aernout38(®zon
net.nl;
p., medew. bij Archway Veterinary
Centre; tel. prakt.: 00-44-1384395354; fax
prakt.: 00-44-1384441663.

*Agricola, Mevr. A.D.; 2000; 3524 DZ
Utrecht; Oeral 150; tel. privé: 030-2894597; E-
mail privé: adagricola(§hotmail.com;
p., me-
dew. bij D.A.P. \'De Meermortel\'; tel prakt.:
0495-495023; fax prakt.: 0495-494867.

*Alkema, Mevr. S.N.; 2000; 3824 DL
Amersfoort; Poortersdreef 29; tel. privé: 033-
4556727; E-mail privé: b.j.van.driel(gwxs.nl;
p.,
medew. bij D.K. Vrieze; tel. prakt.: 036-
5330441; fax prakt.: 036-5347745.

»Bakker, M.S.; 2000; 3571 XM Utrecht;
Kapteynlaan 69; tel. privé: 030-2715826;
E-mail
privé: mathij$bakker(g)hotmail.com;
wnd.d..

*Bakker-Wagtmans, Mevr. N.C.R.M.;
2000; 7622 XT Bome; Van Ghentstraat 24; tel.
privé: 074-2668149; E-mail privé: nicolewagt-
mans(g hotmail.com; p., medew. bij D.K. De
Kooikershof; tel. prakt: 0546-814510; fax
prakt.: 0546-454437.

Bax, A.G.W.; 1977; 7778 HG Loozen;
Bouwhuisweg
3; tel. privé: 0524-560775; p.,
medew. bij D.A.P. Hardenberg/Gramsbergen;
tel. prakt.: 0523-266066; fax prakt.: 0523-
266434.

*Beek, Mevr. A.W.iM.J.C. van; 2000;
6132 GP Sittard; Bellstraat 23; lel. privé: 046-
4517024; wnd.d.

* Berendsen, M.: 2000; 3731 TC Dc Bilt;
Burg. van Heemstrakwartier 113; wnd.d.

*Bercntsen, Mevr. A.C.; 2000; 9893 PH
Garnwerd; Krassumerstraat 15; tel privé:
0594-622143; E-mail privé: anneberent
senCa)hotmail.com; wnd.d.

Boer, G.F. de; 1960; 8222 AC Lelystad;
Jagersveld 34; tel. privé: 0320-221236;
fax
privé: 0320-224806; E-mail privé: seren-
dip(a>vorld onllne.nl;
dir. Serendip B.V.,
Research in Biotechnology;
tel. bur.: 0320-
228006; fax bur.: 0320-224606.

Bossers, M.; 1978; 7681 GS Vroomshoop;
Boshoek
18; tel privé: 0546-646030 / 646031;
p., fax prakt.: 0519-297818; E-mail prakt.:
dok.vet(ffi wxs.nl

*Bootsma, Mevr. A.M.; 2000; 3512 PT
Utrecht; Eligenstraat 37; tel. privé: 030-
2319180; wnd.d.

»Boswinkel, M.; 2000; 3572 RV Utrecht;
Goedestraat 48; tel. privé: 030-2718080; E-
mail privé: mbo$winkel(£hotmail.com; wnd.d.

*Boxel, E.D.H.M. van; 2000; 3513 CT
Utrecht; Kruisweg 24 bis A; tel. privé: 030-
2321481; E-mail privé: eboxel@hotmail.com;
wnd.d.

Broek, Mevr. M.C. de; 1998; 8392 NS
Boyl; Klokkeweg 16; tel. privé: 0561-421987;
E-mail: wr3438(®;w0lmail.nl; p., medew. bij
D.A.P. Dokkum e.G.; tel. prakt.: 0519-292526;
geass. met: G.A. Berghuis, W. Koster, J.H.J.
Mensingen en H.G.M. Wesselink; tel. prakt.:
0546-672606; fax prakt.: 0546-672725; E-mail
prakt.:dapdenham(£casteLnI

»Capelle, Mevr. I.J.A.; 2000; 3705 ZG

-ocr page 346-

Zeist; Warande 92; tel. privé: 030-6951798;
E-mail privé: maliboe(a vahoo.com; wnd.d.

*Gebbcn, Ir. A.j.; 2000; 3531 HH
Utrecht; Banl^astraat 6 bis; tel. privé: 030-
2936740; p., medew. bij J.A. Glas; tel. prakt.:
0521-591378; wnd.d.

*Danhof, Mevr. C.C.F.R.; 2000; 3584
ZH Utrecht; Enny Vredelaan 231; tel. privé:
030-2512690; E-mail privé: carladanhof(a hot
mail.com; wnd.d.

*Davids, Mevr. F.J.; 2000; 3571 SH
Utrecht; W. Schuylenburglaan 26; tel. privé:
030-2720329; wnd.d.

*Dijck, M.WJ. van; 2000; 5871 CE
Broekhuizenvorst; Blitterswijckseweg 20;
tel.
privé: 077-4632592; E-mail privé: maarten
vandijkck(a yahoo.com; p., medew. bij D.A.P.
Horst e.o.; tel. prakt.: 077-3982169; fax
prakt.: 077-3981438.

♦Ditshuizen, Mevr. E.J. van; 2000; 7954
ON Rouveen; Oude Rijksweg 625 B; tel.
privé: 0522-463437;
E-mail privé; Ivditshui
zen@hotmail.com;
p., medew. bij D.A.C.
Staphorst; tel. prakt.: 0522-462929; E-mail
prakt.; dacstaphorstijï wis,nl........

Doom, M.N.A. van; 1994; 18 Park Street,
WHITELAND SA34 OPX;
Verenigd Konink-
rijk;
tel. privé: 00-44-19994-241077; p., me-
dew. bij Allen & Partners; tel. prakt.: 00-44-
19994-204318.

Dmijff, Mevr. M.E.; 1992; 3931 WG
Woudenberg; Ter Maatenlaan 34; tel. privé; 033-
2865383; p., medew. bij D.A.P. J.W. Dirkx; tel.
prakt.: 033-4950222 en medew. bij D.A.P. M.M.
van Alphen; tel. prakt.; 033-2861210.

»Gerritsen, Mevr. A.H.; 2000; 6921 XW
Duiven; Pr. Bernhardstraat 38; tel. privé:
0316-263509; E-mail privé: gerritsenfa hot
maii.com; wnd.d.

*Gerwe, T.J.W.M. van; 2000; 3583 XE
Utrecht; Nassaustraat 4A; tel. privé: 030-
6590036; E-mail: t.j.w.m.vangerwe(a 12move.
nl; wnd.d.

Glas, C.; 9255 KE Tietjerk; tel. privé; 0511-
431450; fax privé: 0511-431450;
E-mail privé:
cmglasCo worldonline.nl; Adviseur Friesland
Cobcrco Dairy Foods.

*Graaf, H.A. de; 2000; 3583 HE Utrecht;
Mauritsstraat 1; tel. privé: 030-2515648; E-
mail privé: hermandegraafC« hot mail.cuni;
wnd.d.

Haagsma, Mevr. J.; 1961; 8281 CP
Genemuiden; Pr. W. Alexanderstraat
12; tel.
privé: 038-3855647; r.d.; oud leraar RMLS.

*Hack, Mevr. M.; 2000; 3512 TC
Utrecht; L. Berchmakerstraat 23; tel. privé:
030-2317276 / 06-20885667; E-mail privé:
margothackfa wanadoo.nl; wnd.d.

♦Hagenaar, M.; 2000; 6034 RD Neder-
weert-Eind; Gebleektendijk 15;
tel. privé: 0495-
641231; p., medew. bij D.K. \'t Rosveld; tel.
prakt.: 0495-632957.

*Hateboer, Mevr. S.; 3512 TC Utrecht;
L. Berchmakerstraat 23; tel. privé: 2317276;
wnd.d.

Heuver, Mevr. C.M.J.M.; 1999; 3417 PD
Montfoort; Achthoven Oost 2; tel. privé: 0348-
467601; E-mail privé: cheuver@hotmail.com;
p., medew. bij H.J. Ronner; tel. prakt.: 0348-
472893
(toev. als lid).

Hoevers, J.; 1973; 9862 TN Sebaldeburen;
Westerzand 16; tel. privé: 0594-614973;
psy-
choloog
NIP; Hoevers & Van der Zalm; tel. bur.:
0594-614973 / 06-53780776.

»Hoogland, E.M.: 2000; 3572 LS Utrecht;
De Munnikplein 4; tel. privé: 030-2715304; E-
mail privé: erwanus(â hotmail.com; wnd.d.

Hooydonk, P.A.J.M. van; 1997; 4617 NS

Bergen op Zoom; Zwartewaal 22; tel. privé:
0164-260433;
E-mail privé: pvanhooydonk@
compuserve.com; p., medew. bij D.A.P. \'De
Zuidwesthoek\'; tel. prakt.: 0164-235112.

Jagtenberg, G.; 1970; 6741 AK Lunteren;
Dorpsstraat 18; tel. privé: 06-22973330; p., ge-
zelschapsd., D.A.P. Lunteren Lunteren; tel.
prakt.: 0318-482557; fax prakt.: 0318-482716;
E-mail prakt.: info@dgcl.nl; plv.i..

*Jasarevic, S.: 2000; 3984 CJ Odijk;
Ooievaarsbloem 11 ; tel. privé: 030-6563299;
E-mail privé: semir(a hetnet.nl; wnd.d.

*Kleijn, Mevr. C.J.M. de; 2000; 3551 SE
Utrecht; Koolstraat 24; tel. privé: 030-
2432700; E-mail privé: chianx@hotmail.com;
wnd.d.

*Koning, .Mevr. M.; 2000; 3551 SE
Utrecht; Koolstraat 26 ; tel. privé: 030-
2468581; E-mail privé: manonkoning@hot
mail.com; wnd.d.

*Kooten, Mevr. I. van; 2000; 3703 HV
Zeist; Couwenhoven 71-15; tel. privé: 06-
10366889; wnd.d.

*Korolainen, Mevr. R.V.; 1994;
TaiteeijteKijäntie , 8053;. 00350. Helsinki.
Finland;
tel. privé: 00-358-50-3410567; p.,
paarden; medew. bij F.D. Helsinki; tel bur.: 00-
358-50-5525644.

*Kraijer, M.; 2000; 3583 JT Utrecht;
J.W. Frisostraat 20; tel. privé: 030-2523488;
E-mail privé: tjulanfa hotmail.com; wnd.d.

»Laarhoven, P.C.J. van; 2000; 5171 VL
Kaatsheuvel; Erasstraat 91; tel. privé: 0416-
274536; wnd.d.

Landman, B.; 1971; 3554 GL Utrecht;
Zwanenvechtlaan40; tel. privé: 030-2448643; E-
mail privé:
baslandman@hotmail.com; p., me-
dew. bij K.S. Broersma, J. Niehof en J.R.
Vollema; tel. prakt.: 0511-472064.

»Maas, C.P.H.J.; 2000; 3721 WR
Bilthoven; tel. privé: 030-2946979; E-mail
privé: cerielmaas@hotmail.com; wnd.d.

Maesschalck, Mevr. l.M. de; 1995; 2548
RS "s-Gravenhage; Treslonglaan 35; tel. privé:
070-3930438;
E-mail privé: ilscdcm@pla
nct.nl; p., geass. met F.A. Chr. Knaake; tel.
prakt.: 070-3555531 ; fax prakt.: 070-3586604;
E-mail prakt.: f.a.c.knaakeCa wxs.nl.

»Marcon, M.G.A.; 2000; 3531 SE
Utrecht; Joh. Camphuijsstraat 53 bis; wnd.d.

♦Meerema, G.W.; 2000; 3581 JL
Utrecht; Oudwijkerveldstraat 2 bis; tel. privé:
030-2514923; E-mail privé: gerben
w ietseCa hotmaiI.com; w nd.d.

Meijer, Mevr. M.C.;1995; 4871 TC Etten-
Leur; Peppelgaarde 31; tel. privé: 076-
5036434; fax privé: 076-5036434; p., medew.
bij Vet. Centrum Honselersdijk; tel. prakt.:
0174-624544.

»Meurs, G.K. van; 1955; 3571 LP Utrecht;
Lamérislaan 450;
tel. privé: 030-2710767; r.d.

Mulder, F.; 1998; 5081 PT Hilvarenbeek;
Blazoen
4; tel. privé: 013-5050083; p., medew.
bij Groepspraktijk Dierenartsen Diessen; tel.
prakt.: 013-5042402fax prakt.: 013-5042302;
e-mail prakt.: dapdie@wx$.nl

»Neuteboom, R.O.; 2000; 3522 RR
Utrecht; .\\lblasstraat 12 bis; tel. privé: 030-
2896645 / 06-28763116; wnd.d.

»Nomden, Mevr. P.L.; 2000; 9995 PZ
Kantens; Middelstumerweg 44; tel. privé:
0595-557118; E-mail privé: pian_nomden@
hotmail.com; wnd.d.

»Offereins, H.W.; 2000; 3735 ME Bosch
en Duin; Biltseweg42; wnd.d.

»Offereins, Mevr. N.; 2000; 1079 VM
Amsterdam; Waverstraat 26 III; tel. privé:
020-6465234; wnd.d.

Oldenkamp, E.P.; 1957; 2261 CB
Leidschendam; Zijdesingel 37;
tel. privé: 070-
3276950; fax privé: 070-3276950;
E-mail privé:
e.p.oldenkamp@12move.nl; adv-d.

»Op den Kamp, Mevr. V.A.J.; 2000;
5988 AM Helden; Haammaekerstraat 16; tel.
privé: 077-3073577; p., medew. bij Mevr.
G.H.M. Stassen-Pouwcis en P.F.S. Stessen;
tel. prakt.: 077-3516231; wnd.d.

»Otten, Mevr. J.A.M.; 2000; 7078 AG
Gendringen; Jonkerstraat 16; tel. privé: 0315-
386209; E-mail privé: judithotten@hot
mail.com; p., medew bij Beeke & Beeke; tel.
prakt.: 00-49-2542-98882.

Ottens, Mevr. W.; Gent- 2000; D-48712
Gescher Duitsland; Katharinenstrasse 1; E-mail
privé; willembooij@hotmail.com; d.
(toev. als
lid).

»Peterson, Mevr. K.; 2000; 3573 AT
Utrecht; .\\artsbisschop Romerostraat 621;
tel. privé: 030-2724430; E-mail privé: ka
rianne@blackhorse.demon.nl; wnd.d.

»Ploeg, Mevr. T.M. van der; 2000; 3581
EM Utrecht; Mgr. Van de Weteringstraat
118; tel. priyé:.03.0-2313427 / 06-22131948;.E-
mail privé: vandcr_ploeg@yahoo.com;
wnd.d.

»Remmen, M.T.; 2000; 3581 JN Utrecht;
Oudwijkerveldstraat 72; tel. privé: 030-
2545530; E-mail privé: tieshl@yahoo.com;
wnd.d.

Rijkenhuizen, T.A.A.; 1990; 3962 LB
Wijk bij Duurstede; Romulus 120; tel. privé:
0343-522917;
techn. man. Pfizer Animal Health
b.v.; tel. bur.: 010-4064200; fax bur.: 010-
4064299.

♦Rijnders, Mevr. C.K.L.; 2000; 3511 TG
Utrecht; Vaartsestraat 216; tel. privé: 030-
2871770; E-mail privé:
catrijnders@hotmail.
com;
wnd.d.

Roelofsen, Mevr. W.G.; 1966; 2801 ZH
Gouda; Spieringstraat 15; tel. privé: 0182-
515816; fax privé: 0182-679122;
E-mail privé:
wt25(ó wish.nl; p., oogheelkunde, D.A.P.
Roelofsen Rotterdam; tel. prakt.: 06-
10460877.

Roelofsen-Vendrig, Mevr. M.W.M.; 1991;
3621 LE Breukelen; Breukelerwaard 2; tel.
privé: 0346-266707;
fax privé: 0346-266707;
medew. bij U.U., F.D., afd. Onderwijs en
Studentenzaken; tel. bur.: 030-2533958;
E-mail
bur.: m.w.m.roelof$en@)vet.uu.nl.

»Roozcboom, A.N.; 2000; 3514 GE
Utrecht; Willem van Noortstraat 57; tel.
privé: 030-2719008; E-mail privé: anrooze
boom@hotmail.com; wnd.d.

Sanden, Mevr. M.D.J.M.J. van der; 2000;
5654 DK Eindhoven; Bennekelstraat 138; tel.
privé: 040-2570744; E-mail privé: mendelyvan
dersanden@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

»Schillemans, B.; 2000; 3532 EB
Utrecht; Queridostraat 17; tel. privé: 030-
2941242; wnd.d.

»Slingerland, L.I.; 2000; 3524 JR
Utrecht; Filipijnen 274; tel. privé; 030-
2894400; wnd.d.

»Timmermans, F.H.; 2000; 3581 SG
Utrecht; Adriaanstraat 34; tel. privé: 030-
2333692; wnd.d.

»Urbanik, Mevr. F.Y.; 2000; 2771 GM
Boskoop; Houtsingel 20; tel. privé: 0172-
216213; E-mail privé: hans.broekstceg@wol
mail.nl; p., medew. bij A.A.P. Groenewegen
en J.G.T. Krijnen. tel. prakt.: 079-3610707;
fax prakt.: 079-3615101.

»Velden, mevr. D.F.E. van der; 2000;
3582 CN Utrecht; Minhof 43; tel. privé: 030-
2546175; wnd.d.

-ocr page 347-

*Verdijk, C.A.B.; 2000; 3512 GA
Utrecht; Schoutenstraat 21a; tel. privé: 030-
2315337; E-mail privé: ca$parverdljk(a;hot
mail.com; wnd.d.

*Vlerk, T. van der; 2000; 3522 BN
Utrecht; Rijnlaan 42 bis; tel. privé: 030-
2891426; wnd.d.

* Wagtmans, Mevr. Drs. N.C.R.M.;
2000; zie: Bakker-Wagtmans, Mevr. Drs.
N.C.R.M.

*Waelen, Mevr. S.E.H.M.; 2000; 3543
BD Utrecht; Enghlaan 17; tel. privé: 030-
6776561 / 06-20650018; E-mail privé: sehm
waelenia hotmail.com; wnd.d.

*Wessel; Mevr. M.T.; 2000; 2950 Portage
Bay West, app. 426 Davis Californie 91616;
USA; tel. privé: 00-1-530-750-1167; medew.
bij Univ. van Califomië, Davis.

*Westerik, Mevr. B.; 2000; 3572 EG
Utrecht; Obrechtstraat 32 bis; tel. privé: 030-
2735806; wnd.d.

* Willems, E.M.O.; 2000; 3511 RP
Utrecht; Korte Koestraat 5 bis; tel. privé: 030-
2364769; E-mail privé: eggypeeps@ hot
mail.com; wnd.d.

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline*)

01-12-2000 maandag 13-11-2000

15-12-2000 maandag 27-11-2000

01-01-2001 maandag 11-12-2000

15-01-2001 donderdag 28-12-2000

-) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

November

4 Jaarlijks symposium \'Kattendag\' van de
Stichting Felissana i.s.m. Hoofdafdeling
Pathologie, FdD. Androclusgebouw, de
Uithof, Utrecht. Aanvang: 10.15 uur.
Secretariaat: Bloemstraat 45, 1975 EM
IJmuiden, telefoon: 0255 - 516788, e-mail:
stichting@felissana.demon.nl, intemet:
www.felissana.demon.nl.

4 Symposium Belgian Equine Practitioners
Society (BEPS), Auditorium \'J\', Campus
Erasmushospitaal te Brussel. Informatie:
prof dr.- P.- Desmet; Faculteit Diergenees- \'
kunde, RUG. tel.: -1-32-9-2647643, fax: -i-32-
9-2647795, e-mail: paul.desmet@rug.ac.be.

11 Najaarsjaarsdag Groep Gezelschapsdieren.
Locatie Reehorst te Ede.

17 Studienamiddag IPVS-Belgian branch,
Merelbeke, België.

18 Symposium \'voedselveiligheid\' in Andro-
clusgebouw, FdD, Utrecht. Organisatie:
Vaktechnische Bond van Keurmeesters en
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg van
de KNMvD. Zie ook pagina 661.

22 Europees symposium \'Tandaandoeningen
bij katten\' in het Mercure Hotel te
Nieuwegein, aanvang 20.00 uur. Deelname
gratis. Opgave bij: Hill\'s Pet Nutrition BV,
t.a.v. mw. T. de Waard, Essendonk 31,4824
DA Breda, faxnr.: 076-5421141, tel.: 0800-
0222466.

28 Jaarlijkse studiedag WRSA, Androclus-
gebouw Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht. Thema: \'Infectieziekten bij konij-
nen\'. Aanvang: 10.00 uur. Aanmelden:
Secr. WRSA, dhr. B. Rutten, p/a/ IPC Dier
Horst, Stationsstraat 104, 5963 AB Horst,
tel.: 077-3998888, fax: 077-3983733.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Arnhem. (PAO-D cursus 935.)

December

13 Studiedag Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC),
Faculteit der Diergeneeskunde. Thema:
\'Monitoring, surveillance en diagnostiek van
dierziekten\'. Informatie: T. Nell, tel.: 0485-
587630, e-mail: tom.neIl@intervet.com.

15-16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie: prof dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, tel.: 030-2531183, fax:
030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme@vet.
uu.nl ofbij dr. J.Th.J. Uilenbroek, tel.: -1-31-
10-4087581, fax: -1-31-10-4089461, e-mail:
uilenbroek@endov.fgg.eur.nl, intemet:
www.eur.nl/endov/SSF 2000.

januari

21—25 5\'h International Sheep Veterinary
Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for
papers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your in-
tention to participate must be made known to
the Scientific Programme committee as soon
■ ■ as possible by informing them by fax or e-\'
mail of the topic of your presentation:
Reservations hotline: fax: 27 11 7927522,
e-mail: rcshot@yebo.co.za. Scientific Pro-
gramme committee: (Chairman: Ken
Pettey), fax: -27 12 5298315, e-mail: kpet
tey@op.up.ac.za.

Maart

7—10 International Congress of the

European Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4\'"
International Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

16— 17 Symposium Groep Paard. (PAO-D cur-
sus 01/501.)

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine,
Noordwijkerhout.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

November

1 Post IPVS-bijeenkomst van de Groep
Geneeskunde van het Varken in Hotel Tiel,
aanvang: 13.30 uur.

2 Najaarsvergadering AUV regio west. Hotel
Breukelen te Breukelen, aanvang: 20.30 uur.

2 Ledenvergadering Groep Geneeskunde van
het Paard, aanvang: 20.00 uur, locatie:
Papendal, Arnhem.

19 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund op de Faculteit der Diergeneeskunde

met als onderwerp: E. coli. Aanvang: 13.30
uur.

21 Tweede bijeenkomst \'Overijssels Nieuw(s)\',
zalencentrum \'De Poppe\' te Markelo.
Thema: contracten en secundaire arbeids-
voorwaarden.

28 Ledenvergadering Groep Practici Grote
Huisdieren. Locatie: Papendal, Arnhem.

30 Smdievergadering Groep Homoeopatisch-
werkende dierenartsen, zaal 415 van het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscongres-
centrum, Jaarbeursplein te Utrecht, van
19.30 tot 23.00 uur.

December

12 Ledenvergadering A fdeling Limburg.

13 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederiand, aanvang 14.00 uur. GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

14 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur. AC-restau-
rant\'\'Dè Meem\'.\'Mèerhdijk 59 té Dè Meem. \'

14 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, aanvang: 14.00 uur, locatie:
Gezondheidsdienst voor Dieren te Boxtel.

14 Ledenvergadering Afdeling Gelderiand.

Maart

24 Werkvergadering Gezelschapdieren Regio
Zuid. Golden Tulip Hotel, Weert. 10.00-
16.00 uur.

Mei

23 Veterinair Golfkampioenschap 2001.
Juni

13 AUV Algemene Ledenvergadering.
20 AUV fietsdag.

December

14 Jubileum 25-jarig bestaan Groep Genees-
kunde van het Rund.

Cursussen
November

1 PAO-D cursus 00/230: Abortus en
Neospora.

I, 8 en 15 PUOD (België)-cursus 7: Abortus en
neospora bij het rund.

2 PAO-D cursus 00/139: Virale hifecties Kat II.
2 PAO-D cursus 00/931: Bouwstenen.

7 PUOD (België)-cursus 8: Vleesvee en gene-
tica.

7 PAO-D cursus 00/148: Vetmedin GD.

-ocr page 348-

1 PAO-D cursus 00/928: Een praktijk met uit-
straling.

8 PAO-D cursus 00/231: Abortus en Neospora.

9 PAO-D cursus 00/116: Chemotherapie GD.
9 PAO-D cursus 00/315: Klinische les

Varken.

9 en 14 PUOD (België)-cursus l:Het geneesmid-
delendepot \'Grote Huisdieren\'.
9,16 en 23 PAO-D cursus 00/234: Voeding Rund
Module I.

PAO-D cursus 00/236: Energiebalans/ferti-
liteit Rund.

PAO-D cursus 00/316: Bloeduitslagen
Varken.

PAO-D cursus 00/232: Abortus en
Neospora.

PAO-D cursus 00/140: Spinale/perifere pro-
blemen.

PAO-D cursus 00/144: B.1.
Fractuurbehandeling GD.
15, 22, 29 en 6 dec. Top seminarie Orthomole-
culaire dierenvoeding, congreszaal Laren-
hoeve te Laame, België. Informatie: VIOW,
Larenhoeve, Kerkstraat 103, B-9270 Laame,
België. Tel.: -1-32-9-3690642, fax: 32-9-
3661858,\'e-rnaif: w\'altér.fach\'@viow.b\'e
PAO-D cursus 00/145: B.1. Fracmur-
behandeling GD.

PAO-D cursus 00/146: B.l. Fractuur-
behandeling GD,
17 PUOD (België)-cursus 11: Het gebmik van

14

14

15

15

15

16

17

echografie bij het onderzoek van thorax en
abdomen.

PAO-D cursus 00/131: Behandeling
Kruisbandletsel.

PAO-D cursus 00/932: Time management.
20--22 PAO-D cursus 00/310: Erkende
Varkensdierenarts. Tevens 7 en 8 december.
PAO-D cursus 00/130: Klinische Les Fret.
PAO-D cursus 00/933: Voorkomen van con-
flicten.

PAO-D cursus 00/135: Tandheelkunde GD.
PUOD (België)-cursus 12: Vmchtbaarheid
van de stier (theorie en praktijk).
PUOD {België)-cursus 15: Enkele belang-
rijke aspecten van de schapengezondheids-
zorg.

Klinische Avond voor Dierenartsen, Mer-
cure Hotel Heerenveen. Meer informatie:
Virbac Nederland BV, tel.: 0342^27127.
PAO-D cursus 00/134: Reanimatie mens/
dier GD.

PUOD (België)-cursus 16: Enkele nieuwere
diagnostische technieken voor aandoenin-
gen van het bewegingsstelsel.
PAO-D cursus 00/149: Papegaai/Parkiet.

30

30

December

3—8 Veterinaire AO cursus \'AO course in ad-
vanced techniques - small animals\'. Davos,
Zwitersland. Inlichtingen: InstruVet C.V.,
tel.: 0343-455400. fax: 0343^55422, e-
mail: info(ginstruvet.nl

17

17

21
21

24
24

24

28

29

7 PAO-D cursus 00/926: Voeding melkgeiten.

7 en 12 PUOD (België)-cursus 2: Het geneesmid-

delendepot \'Grote Huisdieren\'.

7, 8 en 15 PAO-D cursus 00/235: Voeding Rund
Modulen.

8 PUOD (België)-cursus 9: Nieuwe inzichten
in de moderne rundveevoeding.

12 PAO-D cursus 00/143: Oogheelkunde GD.

13 Klinische Avond voor Dierenartsen. Hotel
de Cantharel te Ugchelen (Apeldoorn). Meer
informatie: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

13 PAO-D cursus 00/132: Als de eerste foto
GD.

14 PAO-D cursus 00/233: Economie Melkvee.

15 PUOD (België)-cursus 13: Casuïstiek.

19 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten.
Hotel de Cantharel te Apeldoorn. Meer in-
formatie: Virbac Nederland B.V., tel. 0342-
427127.

2CK>1

Januari

9, 10 en 11 PAO-D cursus 01/504: Erkende
Paa\'rdéndierénafts..........

10 Klinische Avond voor Dierenartsen, Motel
Eindhoven. Meer informatie: Virbac
Nederland BV, tel.: 0342-427127.

12 PUOD (België)-cursus 14: Het gebruik van
echografie in de voortplanting bij het rund.

Voor volledige begeleiding bij
\'uw praktijkovername
IVVAA

BEL VOOR MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbus 8153,3503 RD Utrecht
Internet www.waa.nl

GEZOCHT

Wij zoeken voor onze dependance een

gezelschapsdierenarts
(m/v) voor 60 procent,

eventueel is uitbreiding op termijn mogelijk.

Wij vragen goede contactuele eigenschappen en commercieel in-
zicht.

Een initiatiefrijke persoonlijkheid geniet de voorkeur.
Onze praktijk bevindt zich in het zuidwesten van het land.

Uw reactie kunt u sturen naar: Dix &. Fortuin, ter attentie van R.
Mulder, Postbus 14108, 3508 SE Utrecht.

Goed geregeld!

Voor financieel advies bij:

• Praktijkoverdracht

• Assistentie

• Associatie

• Praktijkfinanciering

• Pensioenen

• Woningfinanciering

• Verzekeringen

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht
Tel.(030)244 8774
Fax(030)241 66 33
E-mail: info@dixenco.nl
www.dixenco.nl

Dix €0

-ocr page 349-

Eurovet Nederland B.V. is
een onderdeel van Eurovet
Animal Health in Bladel,
een volledige dochter van
de dierenartsencoöperatie
AUV Eurovet Nederland
brengt een breed pakket
generieke diergeneesmid-
delen op de markt. Het as-
sortiment bestaat uit anti-
biotica voor orale
toediening via voer of
drinkwater, antibiotica
voor injectie, infuusvloei-
stoffen, antiparasitica, vi-
tamine- en mineralenpre-
peraten, etcetera. De
producten worden uitslui-
tend via de veterinaire
groothandel aan het die-
renartsenkanaal geleverd.
Eurovet Nederland heeft
een uitstekende marktpo-
sitie en een team van tien
enthousiaste professionals
richt.zi.ch op rngrketing en.
verkoop van het Eurovet
product om deze positie te
verstevigen en uit te bou-
wen.

Eurovet Nederland BV te Bladel zoekt op korte termijn
een

PRODUCT MANAGER (m/v)

Wat houdt de functie in?

Het betreft een fulltime functie waarin u verantwoorde-
lijk bent voor het productmanagement van ons gehele
productassortiment. Daarnaast zorgt u voor de techni-
sche ondersteuning van ons gehele assortiment dierge-
neesmiddelen ten behoeve van praktiserende dierenart-
sen in Nederland. U rapporteert aan de General
Manager Nederland.

U herkent zich in het volgende profiel:

• U bent dierenarts en u heeft bij voorkeur enkele ja-
ren ervaring als practicus in een gemengde dieren-
artsenpraktijk danwel u heeft een afgeronde oplei-
ding biochemie, of vergelijkbaar, op academisch
niveau affiniteit met de agrarische en veterinaire
sector.

• U heeft enige kennis op financieel, economisch, ju-
ridisch of farmaceutisch gebied.

• U heeft een goede mondelinge en schriftelijke uit-
drukkingsvaardigheid in het Engels.

• U heeft ruime ervaring met de PC, alsmede de
meest voorkomende applicaties zoals Word en
Excel.

• U bent commercieel denkend en resultaat gericht:

• U bent enthousiast en heeft overtuigingskracht.

• Naast uitstekende contactuele en organiserende ei-
genschappen, beschikt u over analystisch denkver-
mogen en strategisch inzicht. U bent in staat uw in-
zichten op creatieve wijze te vertalen naar de
dagelijkse praktijk.

Ervaring in de veterinair-farmaceutische industrie
strekt tot aanbeveling.

Wij bieden:

Een marktconform arbeidsvoorwaardenpakket in een
organisatie volop in beweging.
Een uitdagende functie en afwisselende baan in een
jong dynamisch team.

Uw sollicitatie:

Uw sollicitatiebrief en curriculum vitae kunt u binnen
14 dagen na het verschijnen van dit blad richten aan
mevrouw J.M. Canters, hoofd personeelszaken.
Postbus 94,5430 AB te Cuijk.

Mocht u nadere informatie over de functie-inhoud wen-
sen dan kunt u hierover telefonisch contact opnemen
met de heer drs. Koen Sollie, General Manager Eurovet
Nederland. Telefoonnummer 0497 - 388688.

-ocr page 350-

Dierenartsenpraktijk Bodegraven

Zuidzijde 63, 2411 RT Bodegraven
Bourgondisclielaan 9, 2411 KJ Bodegraven
Telefoon (0172) 613798, telefax (0172) 618619

Wij zijn op zoek naar een fulltime

DIERENARTS
GEZELSCHAPSDIEREN

die tevens participeert in avond- en weekenddiensten van de kleine huisdieren.
Het is de bedoeling dat de betrekking uiterlijk per 1 januari 2001 wordt aangegaan.
Bij gebleken geschiktheid zijn er op de lange termijn meer mogelijkheden, met name indien er
specialistische kennis ingebracht wordt op een deelgebied van de gezelschapsdiereh.

Belangrijke criteria voor ons zijn inzet en ondernemingslust, goede contactuele eigenschappen,
het kunnen werken in teamverband, een goed kennisniveau en zelfstandigheid.

Wij bieden een uitdagende baan in een jong en enthousiast team.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen na het verschijnen van dit tijdschrift te richten aan:

Dierenartsenpraktijk Bodegraven

Zuidzijde 63, 2411 RT Bodegraven, t.a.v. Ilse van Boxel.

Dierenartsen «praktijk
Bodegraven F

Dierenartsenpraktijk
Bodegraven is een gemengde
dierenartsenpraktijk in het
midden van het land waar
9 dierenartsen en 16 medewer-
kers werkzaam zijn. Een van
de kenmerken van onze prak-
■ -tijk is een bijna volledige ■
differentiatie per diersoort.
Dit houdt praktisch in dat
de dierenartsenpraktijk
verdeeld is in drie sectoren:
gezelschapsdieren, landbouw-
huisdieren en paarden.
Wij beschikken over een goed
geoutilleerde kliniek.

Dierenartsen (v/m) full/parttime

De Nieuw-Zeelandse MAF Verification Agency is met spoed op zoek naar dierenartsen in de functie van
auditor (verifier) in Nieuw-Zeeland. De Verification Agency (VA)is een onderdeel van het Ministry of
Agriculture and Forestry en heeft op dit moment 260 medewerkers waarvan 180 dierenarts zijn. De werk-
zaamheden van de dienst bestaan uit het uitvoeren van audits in slachterijen, uitsnijderijen, koel-en vries-
huizen, visbedrijven en andere bedrijven die materialen van dierlijke oorsprong be- en verwerken. Tevens
voert de dienst audits uit op de vleeskeuring die ondergebracht is in een onafhankelijke organisatie.

De certificering van dierlijke producten voor export naar ruim 50 landen behoort tevens tot de taken van de dienst.
FUNCTIE-EISEN;

. Afgestudeerde dierenarts aan een universiteit die erkend wordt door de Nieuw-Zeelandse registratie autoriteit (Veterinary Council). De
Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht voldoet aan deze eis;

• In teamverband kunnen werken;

• Flexibiliteit en collegiale houding;

• Bereidheid tot het werken in veeleisende werkomgeving (eventueel weekends en ploegendienst);

• Commitment tot het halen van deadlines;

• Ervaring met het werken met computers (Word, Excel);

• Mondelinge en schriftelijke beheersing van de Engelse taal.

De VA biedt een uitstekend salaris. De mogelijkheid bestaat om een contract af te sluiten voor een bepaalde duur aangezien sommige bedrij-
ven slechts een deel van het jaar in productie zijn.

De dienst biedt geschikte kandidaten een gedegen opleiding van twee maanden.

Inlichtingen kunnen worden ingewonnen bij John Stothart tijdens kantooruren: 070-3578855 \'s avonds: 070-3806221 (tot 10 november) of
Jos Goebbels (Directeur): e-mailadres: goebbelsj@maf.govt.nz- Dee-mails kunnen in het Nederlands worden geschreven.

Belangstellenden worden opgeroepen een sollicitatiebrief te sturen naar:

Sandra McKeown
MAF Human Resources
PO Box 2526
Wellington
NEW ZEALAND

-ocr page 351-

Veterinair Deskundige

die doortastenc.
en initiatiefrijk is

Keuringsdienst
van Waren

De regionale diensten van de Keuringsdienst van
Waren zijn verantviroordelijk voor het uitvoeren
van handhavings- en signaleiingstaken. Elke
regionale dienst heeft een afdeling Handhaving,
een afdeling Signalering en een afdeling Beheer
en Ondersteuning. De afdeling Handhaving
Zuidwest bestaat uit een aantal (buitendienst)
teams food, non-food en veterinair, de techno
logisch, microbiologische en chemische labora-
toria en een bedrijfsbureau. De hoofdtaken van
het Veterinair Technologische Team zijn het
bewaken van de eerste fasen van de keten van
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong als ook
het destrueren, het Industrieel bewerken van
voedingsmiddelen en het additioneel toezicht
houden. Het VT-team richt zich op een specifiek
bedrijvenbestand binnen de markt in de regio
Zuid-Holland en Zeeland en verricht handhavings-
taken met behulp van specifieke methoden.
Daarbij wordt bijzondere aandacht geschonken
aan onder meer dierproeven/proefdieren,
zoönosen, dierenartspraktijken (controle dier-
geneesmiddelen) en veterinaire import.

Ter versterking van het Veterinair Technologisch
team zoeken wij voor de \'Regionale Dienst
Zuidwest een Veterinair Deskundige m/v voor
36 uur per week.

Handhaven wettelijke regels

Als veterinair deskundige handhaaft u
onder meer wettelijke regels, oefent u
vanuit de eigen verantwoordelijkheid
voor de Volksgezondheid additioneel
toezicht uit op bedrijven waar andere
toezichthouders de eerste verantwoor-
delijkheid hebben, houdt u toezicht op
het wettelijk verplicht invoeren van
voedselveiligheidssystemen (HACCP) en
stelt u op basis hiervan een handhavingsplan
per bedrijf op. Daarnaast treedt u op
als bedrijvenbeheerder voor de toegewezen
bedrijven, neemt u maatregelen bij geconsta-
teerde overtredingen in de vorm van schriftelijke
waarschuwingen en maakt u processen-verbaal
op. Verder voert u onderzoeken uit naar aan-
leiding van klachten en calamiteiten, verricht
u projectmatige activiteiten, geeft u aandachts-
punten binnen het bedrijvenbestand aan en stelt
u plannen op om deze te behandelen, neemt
initiatieven en zoekt u naar oplossingen.
In voorkomende gevallen ondersteunt u collegae
van andere teams.

Functie-eisen

U hebt een afgeronde academische opleiding
Diergeneeskunde en een brede vakinhoudelijke
deskundigheid. Een postdoctorale opleiding tot

proefdierdeskundige is een pré. U bent bereid
examen te doen voor de cursus Buitengewoon
Opsporingsambtenaar (BOA). U bezit goede
communicatieve, mondelinge en schriftelijke
(uitdrukkings)vaardigheden en goede kennis van
de Engelse taal. Verder bent u besluitvaardig en
doortastend in houding en gedrag, flexibel,
kritisch, initiatiefrijk, resultaatbewust, tactvol,
teamplayer en kunt u met belangentegenstel-
lingen omgaan.

Een psychologisch onderzoek maakt deel uit van
de selectieprocedure.

Ons aanbod

Binnen de Keuringsdienst van Waren krijgt u de
kans u te ontwikkelen. Afhankelijk van kennis
en ervaring bedraagt uw salaris maximaal
ƒ 8.741,- bruto per maand (schaal 12) bij een
volledige werkweek van 36 uur. Daarnaast heeft
de Keuringsdienst van Waren een vervoersplan,
een tegemoetkoming ziektekostenverzekering,
voorzieningen ouderschapsverlof en
een bedrijfsspaarregeling.

Standplaats

Uw standplaats is Zwijndrecht, tot medio 2002
zal uw werkplek nog in Rotterdam zijn.

Contactpersoon

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met de teamleider VT, de heer dr. 0. Vliegenthart,
telefoon 078 - 611 21 00. Een beschrijving van
de functie wordt op verzoek toegezonden.

Reactie

Uw sollicitatiebrief kunt u - binnen veertien
dagen na deze bekendmaking - zenden aan de
heer ir. N. Olie, directeur van de Keuringsdienst
van Waren Zuidwest, Postbus 23081,
3001 KB Rotterdam.

Werken bij de Keuringsdienst van
Waren betekent op een directe
manier bezig zijn met de volks-
gezondheid. Niet vanaf de zijlijn,
maar met de neus bovenop de
ontwikkelingen In de gehele
productieketen van levensmid-
delen en consumentenartikelen.
De Keuringsdienst van Waren
(voorheen Inspectie W&V) Is
ontstaan uit een fusie tussen de
Inspectie Gezondheidsbescher-
ming/Keuringsdienst van Waren
en de Veterinaire Inspectie.
Deze organisatie Is met ruim
900 medewerkers een onderdeel
van het ministerie van VWS.
De Keuringsdienst van Waren
controleert de naleving van
relevante wettelijke voorschriften,
onderzoekt gezondheidsbedrei-
gende situaties en consumenten-
klachten en adviseert beleldsin-
stantles.Naast de Algemene
Directie in Den Haag omvat de
Keuringsdienst van Waren 5
Regionale Diensten: Noord, Oost,
Zuid, Noord-West en Zuid-West.
Elk van deze diensten heeft een
basis takenpakket en doet
daarnaast dienst als landelijk
kenniscentrum op een speciaal
aandachtsgebied. Bovendien
beschikt Iedere dienst over een
eigen laboratorium.

De overheid wil meer vrouwen
In dienst nemen. Ook mensen
met een handicap en leden van
etnische minderheidsgroe-
peringen worden uitdrukkelijk
uitgenodigd te solliciteren.

-ocr page 352-

RiD)m((

(5)

r

V

Swiss Made RF-Identification Technology

[le saiest way home.

Unmistakable.

plante\'
tuat ou.-(„teW

re

"O

■o

iS
i—
0)

CO

S

CO

cc
<

^/loretfian\'"in pet

Xhous

<
a

Datamars products are available from:
Bayer in Italy (Animal Coder), UK (Tracer Animal Coder) and Ireland - Helsinn in Portugal
Kruuse in Scandinavia - Novartis in Australia and New Zealand (Reunite) -
Provet in Switzerland - Virbac in Austria, Belgium, France, Germany,
Netherlands and Spain (Backhome)

Transponders and readers are fully in accordance with ISO standard 11784 and 11785,

-ocr page 353-

Tandverzorgmg is niet
alleen tanden trekken

Hill\'s* biedt de meest effectieve producten
voor de tandverzorging bij katten.

Nieuwe verbeterde
Hiirs\' Prescription
Dief Feline t/d

• De nieuwe grotere brokicen
bevorderen een langere
kauwperiode met meer contact
tussen de vezels en de tanden

• Klinisch bewezen dat de vorming
van tandplaque, tandsteen en
verkleuring van het landoppervlak
wordt beperkt

• Een complete voeding voor een
levenslange gezondheid

• Vernieuwde heerlijke smaak

Nieuw: Hill\'s\' Science Plan\'
Feline Oral Care\'

• Een voer voor elke dag voor gezonde
katten, dat garant staat voor de
combinatie van een goede
mondhygiëne en een onovertroffen
voedingswaarde

• Maakt gebruik van de
vezeltechnologie van Hill\'s brokken
om katten een goede
mondverzorging te bieden, elke dag
opnieuw

• Smaakt heerlijk en helpt om de
tanden schoon te houden

Neem voor meer informatie contact
op met uw Hill\'s bultendlenstmedewerMst)er of bel
de gratis Hill\'s Voedingslijn: 0800-17745
www.hillspet.com

*Handelsmerken in eigendom afgebruikt onder licentie van Hill\'s Pet Nutrition, Inc. © 2000 Hill\'s Pet Nutrition, Inc.

Hill\'s

Global Leader in Pet Nutrition

-ocr page 354-

Panomec: uw eigen merk antiparasitica!

[_J MF.RIAI. ba: Bovenkerkerweg 6-8. 1185 XI-: .-Vmsreiveen. rel. 020-547 39 33. hx 020-640 22

Panomec ivonnoctinc" Pasta viwr Paarden - Reg. NI. 9585 - Wij; [XvLIicr; p.üird; Indic.itios: ^ixMc strongylidcn, kleine Mron^ylidcn. spwivwr
im-ii: Wijze van tix-dicning: oraal: Dosering: 1 injector per WX") k^: (.xMirra-indieatics: geen: Bijwerkingen: geen;XXaclittijJ sluclit: !8 d.tgeii.
Panomec
maagduniiwonnon. longwormcn, nierwormen. luizen cn .schiirftini]ton; Wijze van ctx-dicning: uitsluitend subeut.inc injcetic: Dosering: 1 ml por 9
Injcctievlocistof- Reg. NL 8W0 -\\\'nj; Dwldicr: riindvoc, seliapon en varkens: Indie,tries: rundvee: maagdarm wormen, longwonnen. mndworin.
wormen, neiishor/cls cn seliurttmijtcn, varkens: ma.igdarmwormen, longwonnen, luizen en .sduirftmijtcn; Wijze van t<x-dicning: nicsluitcnd siilvi
l.g.: C^ontni-indicaties: geen; Bijwerkingen: geen: W.iehrtijd: riindvcc: 42 dagen; seliapen: 63 d.igcn: \\\';irkens; 28 d.igen. \\oor wrdea- inform.itie zie
MF.RIAL. Alle reeluen voorbclioiiden. Mart Are 92I(xPAN.NL0800-01.

incn. li.iarwormen, .i.irsmadcn, [luidnem.iroden. nia.igw<^rmcn. horzels, longncm.itixi-n cn veiilenwor-
ivenneeciiie 0.27% Injeetievkvistof voor l^iggcn - Rog. NL \'•)570 - Wij: IXvIdior: hggen; Indie.ities:
kg l.g.: Cxmtr.i-indie.ities: geen: Bijwerkingen: geen: Wielntijd sl.dit: 28 d.igen.
Panomec ivcrmeetine
m. riinderliorzek tropiseiic runderliorzels. luizen, mijton on tokon. sdi.ijx^n: m.ugd.irmwoniion. long-
ira.in; Dosering: nindvee: 1 ml poi 50 kg l.g., seli.ipen: 0,5 ml jvr 25 kg 1.^.. varkcn>: 1 ml kg

vorr.ikkmg of lvsdiiklM,.r hi) Monal CieregiMroord handelsmerk v.m MLRIAL. C

-ocr page 355-

Da //jijja!

Sinds kort is de unieke combinatie
Doxy-B in drie toedieningsvormen
leverbaar.

Algemene dosering: 10 mg doxycycline
en 1-2 mg broomhexine per kg
lichaamsgewicht per dag.

DRINKMIX DOXY-B 5%

REG NL 2668 UDA

Bevat per g: doxycycline-HCl 50 mg -

broomhexine als HCI 10 mg.

DOSERING: 2 kg per 1000 liter drinkw/ater,

gedurende 3-5 dagen.

FEEDMIX DOXY-B

REG NL 2588 UDA
Bevat per g: doxycycline-HCl 20 mg -
broomhexine als HCI 2 mg.
DOSERING: 5 kg door 1000 kg voer
(attest), gedurende max. 5 dagen.

DOXY-B effectief tegen luchtweginfecties

DOXY-B TOPDRESSING

REG NL 9136 UDA
Bevat per g: doxycycline-HCl 50 mg -
broomhexine als HCl 10 mg
DOSERING: 20 g per 10 kg voer,
gedurende 3-5 dagen.

INDICATIES:

Kalf: Bronchopneumonie veroorzaakt door
Pasteurella muitocida en Pasteurella
haemolytica.

Varken: Bronchopneumonie veroorzaakt
door Pasteurella muitocida en Strepto-
coccen,■ enzoötische pneumonie veroor-
zaakt door Mycoplasma hyopneumoniae;
Pleuropneumonie veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae.

Zie het etiket voor volledige informatie.

Een unieke combinatie van het breedspectrum antibioticum
doxycycline-hyclaat en het expectorans broomhexine
Broomhexine maakt het taai slijm in de luchtwegen los, maar zorgt ook
voor een uitstekende resorptie van doxycycline in de luchtwegen
© Definitief geregistreerd en toegelaten voor medicatie op 1KB bedrijven
© Voor iedere toepassing het juiste product

Uw partner voor de toekomst

Geadviseerde wachttijd:
Kalveren en varkens 28 dagen.
Wachttijd IKB: 28 dagen.

DOPHnRmn

©

VETERINAIRE FARMACA

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en AU.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer.
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: ww/w.dopharma.com

-ocr page 356-

Vetmedin®
5 mg

o*f|rwt*iT>*ee«i*oofi

I fteONL^llS UOA
lOOcapwIe»

Mm

Einde van een
bestaande mythe.

Tot dusver was de inzet van meerdere diergeneesmiddelen (ACE remmers, glycosiden, diuretica)
noodzakelijk bij de symptomatische behandeling van congestief hartfalen. Dit tijdperk is ten einde.
Met Vetmedin is een nieuwe tijd aangebroken, waarin de doelstelling van uw CHF therapie
eenvoudig wordt gerealiseerd. Namelijk het verminderen van de vaatweerstand èn het «
ondersteunen van de hartspier Vetmedin combineert deze gewenste effecten van de gangbare
therapieën. Effectief, veilig en eenvoudig. Vetmedin is de eerste van een nieuwe generatie dier-
geneesmiddelen, die speciaal ontwikkeld worden voor de behandeling van hartfalen bij honden.

Vetmedin\'
,2,5 mg

I mglMesmKJopivoordehoM

REGNl9n4 UOA
/MOwpCWIes

vetmedIn

Voor meer informatie; Boehringer Ingelheim bv (lid Fidin) • Postbus 8037,1802 KA Allemaar

Telefoon 072 ■ 5662411 • Fax 072 - 5643213 .............

www.boeringer-ingelheim.nl • E-mail: vetmedica@boehringer-ingeiheim.nl

^ Boehringer

Meer hart voor honden

Ingelheim

VetiTOdin» Capsülss met iespca«elijke 2,5 mg en 5 mo pimobend»- IndicaUes VilmciJin capsules ajr. jeïndlceetd rax de «eimindeting »an de Symptomen van chronisch hartlijden bij hoodcn dal »(ordt «etoonaakt doa gedecompenseefde caidiomwalhic ol harttlepinsiAiereie mitralis en/of tnti
pidalis regtifgilatiel
Doseiingftoedicningswiiie Vetiiiedm capsules «orden ocaal toegediend In de ïoloende dosenngen: Tweevoudige toediening van 0,25 mg pimotjendan per kg lichaamsgewklit per dag. met een inteival van 12 uw, één tot andertiall uur voor de maaltijd-Alhankel.|k »an de aard van
Symptomen tiideSik in coml»natie met 2.4 mg lurosemide per KG Bchaamsgewicht pei dag. Coima.indicaties Vetmedin capsules dienen niet le »»Ofden gebr^jlkt bij gevallen mei hypedtofisclic cardlomyopathieen ol bij klinische cohdities »»aarbij cen toename van de cardBle output niet rre^eliik is vanvx
functionele ol anatomische redenen {b.v. aorta slerose). Bii»»erkiiigen In leklzame gevallen kunnen een licht positief chronclroop effen overgeven voorkomen. Deie effeaen ijn echter dosis aftiankeli|k en kunnen worden voorkomen door in deie gevallen de dosrs le verlagen. Verdere inlornnatie op
vraag
beschikbaar bij Boehrirtger Ingelheim. |

-ocr page 357-

Universiteit Utrecht
Bibliotheek Dlergeneesl<utld0

1 7 NOV. 2000

issn 0040-7453

aflevering
22

TI J DSC M l

Dierceneeskui^

■K

Wetenschap

Onderzoek mijtenfauna in stofmonsters uit ^r^
varkens- en pluimveestallen in Nederland
Eerste vondst huisstofmijt
Dermatophagoides
evflnsi
in pluimvee-stalstof in West-Europa

Actua

Sterke toename aangeboren afwijkingen bij
kalveren

Verslag Amerikaans parasitologencongres

KNMvD

Minister Brinkhorst op Jaarcongres 2000:
\'U bent niet van de veehouder afhankelijk,
maar deze is van u afhankelijk\'

Oude destructieregels gehandhaafd

Diergeneesmiddelenadministratie

Het veterinair antibioticumbeleid in Nederland

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 358-

De kennis van alle Spedfic diëten
om honden gezond te krijgen.

vindt u terug in de
onderhoudsvoedingen om ze
gewoon gezond te houden.

Elke hond houdt zich graag bezig met de echt
belangrijke dingen in het leven: rennen, slapen,
eten en het ruiken aan bomen en struiken. Des
te vervelender is het als hij hiertoe niet in staat
is, bijvoorbeeld omdat hij last heeft van buik-
kramp vanwege een falende spijsvertering. Of
omdat hij voortdurend moe is, doordat z\'n
nieren het tijdelijk laten afweten.

Gelukkig heeft Specific voor deze en nog
veel meer aandoeningen de juiste diëten. Met
opgeteld zo\'n 140 jaar farmaceutische en veteri-
naire ervaring weten we dan ook als geen ander
wat ervoor nodig is om het genezingsproces van
een hond met voeding te ondersteunen. U
begrijpt dat, toen wij de beste onderhouds-
voedingen wilden ontwikkelen, het voor ons snel
duidelijk was wat daarin moest zitten.

En dus heeft Specific een assortiment voe-
dingen dat honden tijdens elke levensfase pre-
cies dategene geeft wat hun lichaam nodig heeft.
Met bijvoorbeeld altijd perfect uitgebalanceerde,
verse ingrediënten en een uitstekende verteer-
baarheid. Zo geven we honden alles om zich
elke dag uit te leven. En geven we u het beste
advies voor klanten die zich afvragen hoe je een
gezonde hond gewoon gezond houdt.

EXCLUSIEF VERKRIJGBAAR
BIJ DE DIERENARTS

*fPCCIFK*

SPECIFIC. DE WETENSCHAP ACHTER HONDEN- EN KATTENVOEDING.

-ocr page 359-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

674

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 22,15 november 2000

Uit de Hoofdredactie

Oorspronkelijke artikelen

Een oriënterend onderzoek naar de mijtenfauna in stoftnonsters uit varkens- en pluimveestallen
in Nederland. Eerste vondst van de huisstotmijt
Dermatophagoides evansi in pluimvee-stalstof
in West-Europa;
A.R. W. Eibers, PJ. Blaauw, J.F. Heijmans en M.J.M. Tielen 677

Berichten en verslagen

Sterke toename aangeboren afviiijkingen bij kalveren; W. Wouda 680

Wilde Ganzen en Bangladesh; P. Leeflang en E. Oldenkamp 681

Verbazingwekkend veel onderwerpen op Amerikaans parasitologencongres; P.A.M. Overgaauw 682

Wetenschap

Actua

Voorzitterschap Europese veterinaire internisten - gezelschapsdieren - overgedragen
Samenwerking Ujssen Satellietproject en bestrijdingsprogramma paramberculose
Gezocht, in het kader van mijn onderzoek;
P. Heesakkers

Ingezonden

Immunocastratie?; J.M. Wijsmuller

Congressen en Cursussen

Klinische Avonden Dierenartsen
Nascholingsdagen voor dierenartsassistenten
Studiedag VEEC

683

684
684

685

686
686
686

Praktijkgerichte, klinische avonden

I WALTHAM

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest
Gebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort
vloeistoftherapie bij hond en kat

Dinsdag 28 november 2000-Heerenveen
Donderdag 13 december 2000-Apeldoorn
Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001 -De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

yir!^

renotrowU\'k vnrr dhuu^^

-ocr page 360-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de KTuif(Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (UtrechtJ

Prof dr. A.S. J.P. A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M. A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mv^. S.H. Umans-Uhbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht
Tel. 030-25 10 11 I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrifl@kninvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrifl van de Koninklijke Nederland.se
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

KNMvD

Hoofdbestuur

Secretariaat
Stafmedewerkers

Bureaucoördinator

Vacaturebank

Administrateur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Drs. J. Togtema, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Sehuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Mw. M.L.G. Kraan

Mw. drs. C.M. van Kalles

H.S. de Vries

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8 -10, Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

KNMvD

In Memoriam

T. van der Laan; P. Kleinjan en R.D. Reinders 687

Maatschappljnleuws

Minister Brinkhorst opent Jaarcongres 2000 met pittige toespraak. \'U bent niet van de vee-
houder afhankelijk, maar deze is van u afhankelijk\';
S. Umans 688
Oude regelingen destructie voorlopig gehandhaafd 699
Diergeneesmiddelenadministratie 699
Gezocht: nieuwe ICT beleidsmedewerker;
J. Klingen 699
Het veterinair antibioticumbeleid in Nederland;/.
Vernooij 700
Deelsessies Groep Groot Dagen 701

Personalia 701

Doorlopende agenda 704

Postgiro/bank

Postbank 511605 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100, 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents
Original papers

Investigation of the mite fauna content of dust samples collected from pig and poultry farms -
report of the first finding in Western Europe of the house-dust mite
Dermatophagoides evansi
in dust from poultry houses; A.R. W. Elbers, P.J. Blaauw, J.F. Heijmans, and M.J.M. Tielen 677

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 361-

• Behandeling van mastitis tijdens lactatie

• Breed spectrum voor gram positieve
mastitis verwekkers

• Optimale hygiëne door individueel
verpakte tepelontsmettingsdoekjes

• KKM kwaliteit

• Handige en stevige verpakking

CURACLOX, HÉT STANDAARD MASTITISPREPARAAT

VOOR ELK MELKVEEBEDRIJF

CURACLOX MASTITISINJECTOR - Diergeneesmiddel - REG NL 8843 - UDA - Art.nr. 63731

Samenstelling: 1 injector bevat: cloxacilline (als natrium) 200 mg, ampicilline (als natrium) 75 mg, zalfbasis ad 5 g.
Indicatie: lacterende koe: Klinische mastitis veroorzaakt door Streptococcen, stafylococcen en Corynebacterium pyogenes.
Wachttijd: minimaal in acht te nemen wachttijd: vlees: 28 dagen, melk: 120 uur of 10 melkmalen.

-ocr page 362-

^^IIIbhhbhd

In dit Tijdschrift vindt u zoveel informatie over de diverse aspecten op ons vakgebied, dat we ruimte over-
hielden voor slechts één wetenschappelijk artikel! Het onderwerp van dit artikel is echter van belang voor
practici die in varkens- en pluimveestallen komen, maar het betreft tevens een aspect waar we tegenwoordig
zeker niet omheen kunnen, namelijk (veterinaire) volksgezondheid. We hebben kortgeleden de boodschap
kunnen vernemen die de minister van Landbouw op ons Jaarcongres uitsprak. De kern was ook hier weer
voedselveiligheid en volksgezondheid. De visie vanuit de Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid, ver-
derop in dit tijdschrift, heeft hier ook mee te maken. Preventie van resistentie-ontwikkeling is tenslotte voor
zowel de veterinaire als de humane gezondheid van groot belang.

Aan het onderwerp volksgezondheid moest ik ook direct denken toen ik het Editorial uit het vorige tijdschrift
van collega Martin de Jong las, die blij was een vliegreis zonder voedselvergiftiging te kunnen voltooien. Er
wordt door allerlei organisaties druk uitgeoefend op onze sector om met name pluimveevlees vrij te krijgen
van pathogene kiemen zoals Campylobacter en salmonella, maar het is toch algemeen bekend dat de meeste
problemen ontstaan in de keuken? Dit werd op bijzondere wijze onlangs aangetoond door onderzoekers uit
de USA, waar menig inwoner graag een restaurant de schuld geeft van een voedselvergiftiging. Men meent
daar zelf wel keurig de keukenhygiëne in acht te nemen.

Ruim honderd families waren bereid om zich te laten filmen bij het bereiden van de gerechten die zij als te-
genprestatie gratis ontvingen met als verklaring dat het ging om een marktonderzoek. De resultaten waren
ronduit schokkend. Afgezien van hetfeit dat van gemiddeld een derde van het vlees of vis de binnenzijde nog
niet gaar was bij het opdienen, wist men in de meeste gevallen niet hoe groente en vlees in de koelkast op te
bergen, wanneer de handen te wassen en hoe de theedoek juist te gebruiken. Vele tientallen deelnemers na-
men met de theedoek de aanrecht mee af om vervolgens de handen eraan te drogen. Er waren nog vele an-
dere wonderlijke waarnemingen waaruit bleek dat een infectie juist in huiselijke kring snel opgelopen kan
worden.

In de humane geneeskunde wordt momenteel gepleit om merknamen van geneesmiddelen weg te laten in ab-
stracts van congresverslagen. Het zou wetenschappelijk en ethisch onjuist zijn en fabrikanten kunnen aan-
zetten om op deze wijze reclame te maken ofom abstracts in te dienen om zo de namen in de proceedings ver-
meld te krijgen. Tevens moet verboden worden om sponsoring door farmaceutische industrieën te
vermelden, ook bij de presentatie van een onderzoek of op posters. Reden voor dit pleidooi is de sterke toe-
name van vermeldingen van de farmaceutische industrie en commerciële onderzoekscentra (verdubbeling
in de laatste zeven jaar). Misschien dat ook in de diergeneeskunde eens geïnventariseerd moet worden of
een soortgelijke ervaring aanwezig is en of dit als probleem wordt ervaren.

Tenslotte nog een keer het Veterinair Tuchtcollege. Ik heb in het verleden al eens aandacht besteed aan de
wijze waarop de uitspraken worden gepubliceerd en mijn verbazing uitgesproken dat hiermee het doel voor-
bij wordt geschoten. Na overleg heeft het Tuchtcollege zich nu bereid verklaard serieus te gaan werken om
de leesbaarheid van de uitspraken, die voor publicatie aan het TvD worden aangeboden, te verbeteren.
Hulde voor dit initiatief en afwachten maar of we ze de volgende keer wel kunnen lezen!

Dr. P.A.M. Overgaauw

-ocr page 363-

Luchtweginfecties bij

■(alveren vragen
een l(raclitlge aanpal(

Baytril. Zeker bij luchtweginfecties

Om productieverliezen door luchtweginfecties te
beperken kiest u voor de zekerheid van effectiviteit,
snelheid en veiligheid.

Dus kiest u voor de zekerheid van Baytril. Het
antibioticum waarop u blindelings kunt vertrouwen.
Bijvoorbeeld om luchtweginfecties en enteritiden
bij kalveren snel te genezen.
Want Baytril is sterker dan de bacteriën en myco-
plasma\'s die infecties veroorzaken.

RpV^r ^^ Baylril 5% Injectievloelstof. Farmaceutische vorm: Injectievloeislof. Samenstelling: Per ml 50 mg cnrofloxacin. Eigenschappen: Enrofloxacin behoort tot de chemische klasse der fluorochinolonen.
^oy^\' tx/ oefem zijn bactericide werking uit door interactie met de A subunit van het DNA-gyrase. Het DNA-gyrase is een topoisomerase. dat de bacteriële replicatie controleen (katalyseert supercoiling van
BBS^^^^^^B de chromosomale DNA-strengen). Fluorochinolonen zijn ook werkzaam tegen bacteriën in de stationaire fase door wijziging van de permeabiliteit van de buitenste fosfolipidenmembraan van de celwand.

Bij enrofloxacin liggen de inhiberende en bactericide concentraties dicht bij elkaar; ze zijn identiek of verschillen in één of maximaal twee diiutiestappen. Bij lage concentraties bezit enrofloxacin een anti-
microbiële activiteit tegen de meeste Gram-negatieve bacteriën, tegen vele Gram-positieve bacteriën en tegen Mycoplasmata. Bijgevolg is enrofloxacin weritzaam tegen de micro-organismen die primair en secundair betrokken
zijn bij ziekte waarvoor Baytril geïndiceerd is. Overeenkomstig het werkingsmechanisme vermindert de gevoeligheid van bovenstaande bacteriën slechts heel langzaam en vereist de multi-step mutatie.
Doeldieren: Varken,
rund.
Indicaties: Anti-microbieel middel voorde behandeling van infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt doorvoor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree. coliseptikaemie). Salmonella
spp,. Pasteurella spp., Mycoplasmata. enzöotische pneumonie.
Rund: E. coli (colidiarree, coliseptikaemie), Salmonella spp.. Pasteurella spp., Mycoplasmata, secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep en
Crowdingcomplex. In het kader van een verantwoord gebruik van anti-microbiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.
Toediening/Dosering: Toedieningswijze. Varken: i.m., bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats. Rund: s.c of i.v., bij voorkeur niet meer dan 10 ml per injectieplaats. Dosering: Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg l.g.
(» 1 ml/20 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. (= 1 ml/10 kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen bij gecompliceerde infecties of
Salmonellose. Varken: 2,55 mg enrofloxacin per kg l.g.(= 1 ml/1020
kg l.g.) per dag gedurende 35 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg l.g. per dag gedurende 3 dagen,
Wachtiijdadvies: Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; melk: 3 dagen bij i.v.-toediening en 9 dagen bij s.c.-toediening.
Contraindicaties: Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. Bijwerkingen: Niet bekend. Waarschuwingen: In verband
met sensibilisatie en contactdermatitis dient bij de toepassing direct huidcontact vermeden te worden. Draag daartoe handschoenen.
Bewaarcondities/Houdbaarheid: 3 jaar, mits in het donker en bij kamenemperatuur
(15-25\'C) bewaard. Aangeprikte flacon: direct gebruiken, niet bewaren.
Verpakking: Flacon ä 100 ml. Registratienummer/Kanalisatiestatus: NL 2054 UDD, NL 8211 UDA (niet toegelaten voor i.v.-toediening).

-ocr page 364-

Ml if
mui .

FLORFENICOL

bestriidt de infectie

FINADYNE

redt de long

mm.

IFInadyne\'

. i, mmnMii«

35e"iiMynii
I InlecOevlDeisM

I iiiiiii

IFInady

|||«MMlti

\'Iwwsa
l»!»™™

Flnadyne

"NuJumuw

\'^bkMsaMM

lBHllomilMflM>WMT!

Igfadyne _

feSïfri

Schering-Plough
Animal Hsallh

Samenstelling: Florfenicol 300 mg/ml. Doeldieren: Niet-lacterend
rundvee.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen van de lucht-
wegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica, Pasteurella multo-
cida en Haemophilus somnus.
Dosering: Een dosis van 20 mg/kg
lichaamsgewicht (1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nek-
spieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur,
met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mm (16G).
Contra-indicaties: Niet toedienen bij volwassen fokstieren.
Bijwerkingen: Een verminderde voedselopname kan optreden
gedurende de behandeling. De behandelde dieren krijgen hun eet-
lust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling.
Wachttijden: Slachten: rund 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor
gebruik bij lacterende melkkoeien.
Houdbaarheid: Zie ven/aldatum
op de verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 mi,
100 ml en 250ml.
Registratienummer / kanalisatie- 3ch6rinQ"Pl0UQh

status: REG NL 7993 UDA. Verdere informatie is op ^^d Animal Health
aanvraag verkrijgbaar.

leiiing: riunixine du mg/mi, ais Tiunixine megiumine.
ren: Runderen en paarden. Indicaties: Ontstekingsremming
immunosuppressie: bestrijding van koorts bij (broncho-)
nieën, met name in het acute stadium, bestrijding van pijn
teking / weefselreactie, bij aandoeningen van het bewe-
paraat, met name in het acute tot sub-chronische stadium,
Josering: Runderen: 1 - 2 mg per kg lichaamsgewicht (1 - 2
O kg), IV, gedurende maximaal 3 dagen. Paarden: 1 mg per
amsgewicht (1 ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal 5
Contra-indicaties: Nierfunctiestoornissen. Bijwerkingen:
bloedingen, maag- en darmirritatie en beschadiging, ma-
bloedbeeldafwijkingen, papilnecrose van de nier.
ingen: Bij infectieuze processen dient zo mogelijk tevens
isale therapie te worden ingesteld. Bi] koliek dient men
te zijn op de maskering van koliekverschijnselen. Met name
ïssen die gepaard gaan met vochtverlies (zoals koliek) dient
3 vochtbalans nauwkeurig in de gaten te houden.
- Wachttijden: Slachten: rund 7 dagen, paard 28 dagen.
Melk 2 dagen.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum op de
verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml, 100 ml.
Registratienummer / kanalisatiestatus: REG NL 1726
UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar

-ocr page 365-

Een oriënterend onderzoek naar de mijtenfauna in stofmon-
sters uit varkens- en pluimveestalen in Nederland.

Eerste vondst van de huisstofmijt Dermatophagoides evansi \\r\\ pluimvee-stalstof in West-Europa

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 677-8

A.R.W. Elbers\\ P.j. Blaauw^, j.F. Heijmans3 en M.j.M. Tielen4

SAMENVATTING

Mijten zijn een belangrijke bron van allergenen die in de
lucht voorkomen, met name op bedrijven met landbouw-
huisdieren. Twee stofmonsters van varkensbedrijven en
drie stofmonsters van pluimveebedrijven werden onder-
zocht met betrekking tot de mijtenfauna. Huisstofmijten
werden gevonden ln de stofmonsters van pluimveestallen,
maar niet in de stofmonsters van varkensstallen. Verder
werden er voorraadmijten en roofmijten gevonden in de
stofmonsters van pluimveestallen. In het bijzonder werd
de huisstofmijt
Dermatophagoides evansi gevonden in
stofmonsters van twee pluimveebedrijven. Daarop wer-
den stofmonsters van nog eens vijf andere pluimveebe-
drijven verzameld. Wederom was de huisstofmijt
D.
evansi
aanwezig in de stofmonsters van deze vijf pluim-
veebedrijven. Dit is de eerste keer dat de huisstofmijt
D.
evansi
wordt gevonden ln stof van verschillende pluim-
veebedrijven in West-Europa buiten Noorwegen. Indien
antigenen van
D. evansi kruisreageren met die van andere
Dermatophagoides spp., dan hebben pluimveehouders en
hun familie, maar ook andere personen werkzaam in de
pluimveehouderij zoals pluimveedierenartsen, een duale
blootstelling aan huisstofmijten met potentiële klinische
consequenties: huiselijk en in de werkkring.

SUMMARY

Investigation of the mite fauna content of dust samples
collected from pig and poultry farms - report of the first
finding in Western Europe of the house-dust mite
Derma-
tophagoides evansi
in dust from poultry houses.

Mites can be important sources of airborne allergens, espe-
cially on farms. Two dust samples from pig farms and three
dust samples from poultry farms were investigatedfor mites.
House-dust mites were present in the poultry-dust samples,
but not in the pig-dust samples. Furthermore, storage mites
and predatory mites also were found in the poultry-dust sam-
ples. Specifically, the house-dust mite
Dermatophagoides
evansi
was found in the dust samples from two poultry farms.
Subsequently, a dust sample was collected from five other
poultry farms. Again,
D. evansi was present in dust from

\' Afdeling Varkensgezondheidszorg, Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 4. 5280

AA Boxtel (a.elbers@gdvdieren.nl).
^ Elkerliek Ziekenhuis. Helmond.
^ Afdeling Pluimveegezondheidszorg, Deventer.

^ Afdeling Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. Faculteit der Diergeneeskunde.
Rijksuniversiteit Utrecht.

these farms. This is the first time that D. evansi is reported in
dust from poultry farms in Western Europe outside Norway.
IfX).
evansi cross-reacts with other Dermatophagoides spp.,
then poultry farmers and their families, but also other pro-
fessionals working in the poultry industry, such as veterina-
rians, may be exposed to house-dust mites with potential
clinical consequences, both domestic and occupational.

INLEIDING

Stof wordt al lange tijd gezien als een trigger voor allergi-
sche reacties zoals astma en rhinitis (23). Stof is een complex
mengsel van verschillende bestanddelen,waaronder krui-
mels en restdelen van voedsel, schimmels, algen, pollen,
dierlijke huidschilfers en speeksel, en insecten en mijten met
hun secretie- en afbraakproducten (2). Mijten worden gezien
als de meest belangrijke bron van allergenen in stof toen on-
derzoek van Voorhorst
et al. (2\\) en Spieksma (16) eind zes-
tiger Jaren aangaf dat huisstof mijten bevatten van het genus
Dermatophagoides, en suggereerden dat deze de belangrijk-
ste bron van allergenen was in huisstof. Nadien hebben ver-
schillende onderzoeken deze stelling onderschreven (2).
Er zijn verschillende onderzoeken gepubliceerd met betrek-
king tot inhalatie-allergenen die worden geproduceerd door
huisstofmijten en hun relatie met allergische astma bij de
mens (22). Verder wordt werk-gerelateerde astma en rhinitis
onder veehouders in verband gebracht met blootstelling aan
stof- en voorraadmijten (4,9,17,20). Ten aanzien van perso-
nen werkzaam in de pluimveehouderij, zijn er aanwijzingen
dat de noordelijke gevogeltemijt
Ornithonyssus sylviarum,
een bloedzuigende parasiet van gevogelte, geassocieerd is
met werk-gerelateerde astma (11).

Een onderzoek in 1988 van stofmonsters van zeugen- en
rundveestallen in Nederland gaf aan dat voorraadmijten zel-
den voorkomen in stof van modeme Nederlandse zeugenbe-
drijven, maar wel voorkomen in stof van mndveestallen (3).
Huisstofmijten werden niet gevonden.
Studies naar de gezondheid van dierenartsen in Nederland
laten een hoge prevalentie zien van zelf-gerapporteerde
astma-aanvallen (18). In een vervolgonderzoek van speci-
fieke groepen Nederlandse dierenartsen, reageerden 20%
van de pluimvee- en varkenspractici positief in een huidtest
met gestandaardiseerde allergenen (ALK, Kopenhagen,
Denemarken) van de huisstofmijt en voorraadmijt (5).
Verder reageerde 25% van de pluimveedierenartsen positief
op een huidtest tegen een extract van stof uit pluimveestal-
len. Deze bevindingen waren reden voor het starten van een
oriënterend onderzoek naar de inhoud van stofmonsters van
varkens- en pluimveebedrijven met betrekking tot de mijten-
fauna in 1994.

MATERIAAL EN METHODE

Stofmonsters werden verzameld van stoffige oppervlakten
naast pluimveekooien en varkenshokken, en voerdistributie-

-ocr page 366-

en ventilatiesystemen. Stofmonsters werden kwalitatief on-
derzocht op mijten met een glycerol/verzadigde zout-flotatie-
methode (19). Twee monsters waren afkomstig van een
vleesvarken- en zeugenbedrijf; drie monsters waren afkom-
stig van een vleeskuiken-, een leg- en een opfoklegdierenbe-
drijf Nadat er huisstofmijten werden gevonden in de drie
monsters van de pluimveebedrijven, werden stofmonsters
van vijf andere pluimveebedrijven verzameld (een vleeskui-
kenbedrijf, een legbedrijf, een opfoklegdierenbedrijf en twee
vleeskuikenmoederdierbedrijven).

RESULTATEN EN DISCUSSIE

Huisstofmijten (Familie: Pyroglyphidaé) waren aanwezig in
de stofmonsters van de pluimveestallen, maar niet in de stof-
monsters van de varkensstallen. Verder werden voorraadmij-
ten (Familie.-
Lepidoglyphidae en Rhizoglyphidae) en roof-
mijten (Familie:
Cheyletidae) gevonden in de stofmonsters
van pluimveestallen. In stofmonsters van varkensstallen werd
stofluis gevonden. De huistofmijt
Dermatophagoides evansi
werd gevonden in de stofmonsters van het leg- en het opfok-
vleeskuikenbedrijf Na deze vondst werden op vijf andere
pluimveebedrijven stofmonsters verzameld. Wederom was
de huistofmijt
D. evansi aanwezig in alle stofmonsters.
D. evansi werd voor het eerst geïdentificeerd in materiaal
van een kussen dat gevuld was met veren in Engeland (7).
Verder werd het een enkele keer geïsoleerd uit vogelnesten
(7), huisstofmonsters(l, 10,14,22) en pluimveestallen (15).
Dermatophagoides spp. zoals D. farinae en D. pteronyssinus
zijn gevonden in stofmonsters van pluimveestallen (6, 8). In
de zestiger jaren bevatte onderzochte pluimveestallen in
Nederland voornamelijk voorraadmijten (Van Bronswijk,
persoonlijke mededeling). Echter, bij een onderzoek in 1990
van stofmonsters van 35 pluimveebedrijven in Israël bleek
D.
evansi de meest prevalente soort (74% van de mijten-
fauna)(13). In 1998 werdD. eva«si gevonden in Noorwegen
in stofmonsters van pluimveestallen (12). Onze vondst is de
eerste keer dat
D. evansi is gerapporteerd in stof van ver-
schillende pluimveestallen in West-Europa buiten Noor-
wegen. Om te weten te komen of
D. evansi werkelijk zo pre-
valent is in de Nederlandse pluimveehouderij als wordt
gesuggereerd door deze oriënterende studie, zou een dege-
lijk prevalentie-onderzoek moeten worden uitgevoerd. Im-
munologisch onderzoek geeft aan dat alle
Dermatophagoi-
t/ei-species die zijn onderzocht {D. farinae, D. microceras,
D. pteronyssinus)
allergenen produceren die meer of minder
kruisreageren (2). Als dit ook het geval is voorZ).
evansi, dan
hebben pluimveehouders en hun familie, maar ook andere
personen werkzaam in de pluimveehouderij zoals pluimvee-
dierenartsen, een duale blootstelling aän huisstofmijten met
potentiële klinische consequenties: huiselijk en in de werk-
kring.

DANKWOORD

Wij danken Cees Becht en Rudolf Gerrits (Gezondheidsdienst voor Dieren)
voor het verzamelen van stofmonsters van varkens- en pluimveebedrijven.
De determinatie van de mijtenfauna werd verricht door de onderzoeksgroep
van prof. dr. J.E.H.M. van Bronswijk, Centrum voor biomedische en ge-
zondheidstechnologie, Universiteit van Eindhoven.

REFERENTIES

1. Amoli K, and Cunnington AM. House-dust mites in Iran. Clin Allergy
1977;7:93-101.

2. Arlian LG. House-dust-mite allergens: a review. Exp Appl Acarol
1991; 10: 167-86.

3. Blaauw P, Spieksma F, Dijk H van, and Smithuis L. Farming and non-
sensitization to storage mites. XIII Intemational Congress of
Allergology and Clinical Immunology (ICACI), 16-21 October 1988,
Montreux, Switzerland (Editor: Settipane GA). New England and
Regional Allergy Proceedings 1988; 9: 341.

4. Cuthbert CD, Brostoff J, Wraith DG, and Brighton WD. Bam allergy:
asthma and rhinitis due to storage mites. Clin Allergy 1979; 9: 229-36.

5. Eibers ARW, Blaauw PJ, Vries M de, Gulick PJMM van, Smithuis
LOMJ, Gerrits RP. and Tielen MJM. Veterinary practice and occupa-
tional health. An epidemiological smdy in several professional groups
of Dutch veterinarians. I. General physical examination and preva-
lence of allergy, lung function disorders and bronchial hyperresponsi-
veness. Vet Quart 1996; 18: 127-31.

6. Enge A, Hiepe Th, und Ribbeek R. Vorkommen von Hausstaubmilben
(Astigmata: Pyroglyphidaé) in Stallungen. Angew Parasitol 1984; 25:
132-41.

7. Fain A. Le genre Dermatophagoides Bogdanov, 1864. Son impor-
tance dans les allergies respiratoires et cutanées chez I\'homme
(Psorotidae: Sarcoptiformes). Acarologia 1967; 9: 179-225.

8. Franz JT, Burghartz M, Masuch G, Miisken H, and Bergmann KCh.
House-dust mites are common allergen sources in chicken stables.
Allergy 1996; 51 (suppl. 31): 64.

9. Iversen M, Korsgaard J, Hallas T, and Dahl R. Mite allergy and expos-
ure to storage mites and house-dust mites in farmers. Clin Exp Allergy
1990; 20:211-9.

10. Lang JD, and Mulla MS. Distribution and abundance of house-dust
mites,
Dermatophagoides spp., in different climatic zones of Southern
Califomia. Environm Entomol 1
911 \\ 6:213-6.

11. Lutsky I, Teichtahl H, and Bar-Sela S. Occupational asthma due to
poultry mites. J Allergy Clin Immunol 1984; 73: 56-60.

12. Mehl R. Occurrence of mites in Norway and the rest of Scandinavia.
Allergy 1998; 53 (suppl 48): 28-35.

13. Mumcuoglu KY, and Lutsky I. A prevalence survey of poultry house
mites in Israel. Acarologia 1990; 31:51-6.

14. Penaud A, Nourrit J, Autran P, Timon-David P et Nicoli RM. Données
actuelles sur les Acariens Pyroglyphides des poussières de maison.
Ann Parasitol HumComp 1972; 47: 631-62.

15. Quintero MT, and Acevedo A. Studies on deep litter mites in farms in
Mexico. In: Griffiths DA, Bowman CE, editors. Acarology VI, vol. I.
Chichester (UK): Ellis Horwood Ltd. Publishers, 1984: 629-34.

16. Spieksma FThM. The house-dust mite Dermatophagoides pteronyssi-
nus
(Trouessart, 1897), producer of the house-dust allergen (Acari:
Psoroptidae). Ph.D. Thesis, University of Leiden, the Netherlands
1967; 65 pp.

17. Terho EO, Vohlonen I, Busman K, Rautalahti M, Tukiainen H, and
Viander M. Sensitization to storage mites and other work-related and
common allergens among Finnish dairy farmers. Eur J Respir Dis
1987; 152: 165-74.

18. Tielen MJM, Eibers ARW, Snijdelaar M, Gulick PJMM van, Preller L,
and Blaauw PJ. Prevalence of self-reported respiratory disease symp-
toms among veterinarians in the Southern Netherlands. Am J Ind Med
1996; 29: 201-7.

19. Van Bronswijk JEHM. Dermatophagoides pteronyssinus (Trouessart,
1897) in matress and floor dust in a temperate climate (Acarri:
Pyroglyphidaé). J Med Entomol 1973; 10:63-70.

20. Van Hage-Hamsten M, Johansson SGO, Höglund S, Wirén A, and
Zetterström O. Storage mite allergy is common in a farming popula-
tion. Clin Allergy 1985; 15: 555-64.

21. Voorhorst R, Spieksma FThM, Varekamp H, Leupen MJ, and
Lyklema AW. The house-dust mite
(Dermatophagoides pteronyssi-
nus)
and the allergens it produces. Identity with the house-dust aller-
gen. J Allergy 1967; 39: 325-39.

22. Wharton GW. House-dust mites. J Med Entomol 1976; 12: 14-45.

23. World Health Organisation (WHO). Dust mite allergens and asthma: a
worid-wide problem. Bull World Health Org 1988; 66: 769-80.

-ocr page 367-

ZAL ZE ALTIJD ZO VITAAL BLIJVEN?

Dat kan, met ADVANCE®. Een nieuwe generatie katten voed ing, speciaal ontwikkeld om de kat een gezond, lang en gelukkig leven te geven.
Dit nieuwe, vooruitstrevende voedingsassortiment helpt het natuurlijke afweersysteem te versterken en zorgt daardoor dat de kat in goede con-
ditie blijft. ADVANCE® is ontwikkeld met onze dierenartsen en voedingsdeskundigen van WALTHAM™, dé toonaangevende autoriteit in de wereld
op het gebied van voeding en verzorging van huisdieren. Het is wetenschappelijk bewezen dat ADVANCE® de natuurlijke weerstand van uw kat
helpt te versterken. Door de unieke combinatie van ingrediënten en vitaminen in ADVANCE® stijgt het aantal anti-oxidanten in het lichaam van
de kat. En anti-oxidanten zijn essentieel voor de natuurlijke weerstand.

Bij de ontwikkeling van ADVANCE® werd gebruikgemaakt van onze unieke FBMI (Feline Body Mass Index) als basis voor de receptuur
en de voedingsadviezen die borg staan voor een optimale lichaamsbouw. ADVANCE® droogvoer bevordert verder de gezondheid van de urinewegen
en is door de speciaal ontworpen brokjes ook goed voor het gebit. Dit alles draagt bij aan de natuurlijke weerstand van de kat. Maar daarnaast
zal ze het ook onweerstaanbaar lekker vinden. Met ADVANCE® blijft de kat vitaal.

Nieuw. Brokjes in saus in handige
100 gram portieverpakking.

Nieuw. Droogvoer in hersluitbare zakken.

ADVXNCE ,

Verkrijgbaar bij dierenspeciaalzaken en dierenartsen. Bel voor het dichtstbijzijnde verkooppunt of voor meer informatieover Advance® gratis onze consumentenservice: 0800-099 33 99
of bezoek ons internetadres: www.waltham.com

ADVANCE®, WALTHAM™ en \'Geef meer leven aan het leven van uw kat\'® zijn geregistreerde merken. ©1999 Mars B.V. Veghel

-ocr page 368-

Sterke toename aangeboren afwijkingen bij kalveren

W.Wouda

Bij verworpen en doodgeboren kalveren die op de Gezondheidsdienst voor
Dieren (GD) ter sectie werden aangeboden, werden in toenemende mate aan-
geboren afwijkingen vastgesteld. Met name afwijkingen aan de poten (ar-
throgryposis) en aangeboren hartgebreken (ventrikel septum defect) werden
steeds vaker gezien. In een aantal gevallen kwamen beide afwijkingen tegelij-
kertijd voor, soms in combinatie met afwijkingen aan de wervelkolom. Het
vermoeden rees dat deze gebreken een genetische achtergrond zouden kun-
nen hebben. Op een Europees symposium voor veterinair pathologen werd
hier onlangs melding van gemaakt (1).

Berickten en verslagen

Deens onderzoek

Een recent bericht uit Denemarken ver-
sterkte het vermoeden van de GD-pa-
thologen. Een groep Deense onderzoe-
kers maakte melding van een nieuwe
erfelijke afwijking bij Holstein kalveren
(2). Ze noemden de door hen gevonden
afwijking \'complex vertebral malfor-
mation\' (CVM). Gesteld wordt dat mal-
formaties aan cervicale en/of thoracale
wervels de belangrijkste phenotypische
component vormen van dit erfelijk ge-
brek. Daamaast hadden deze kalveren
vaak arthrogryposis van de voorbenen
en soms ook van de achterbenen. Ook
aangeboren hartgebreken, met name in
de vorm van een hoog ventrikel septum
defect werden soms gezien. Verder had-
den de Deense kalveren een te laag
geboortegewicht. Het voorkomen van
deze afwijkende kalveren in bepaalde
familielijnen wees op een autosomaal
recessieve overerving. Het betrof met
name nakomelingen van de stier KOL
Nixon die sinds 1994 in Denemarken op
grote schaal als Kl-stier is ingezet.
Proeiparingen bevestigden het vermoe-
den. Door een genoom scan van aange-
taste kalveren en de ouderdieren kon het
defecte gen worden gelokaliseerd. Aan-
getaste kalveren waren homozygoot
voor een specifiek allel, terwijl de ou-
derdieren heterozygoot waren. Er wordt
momenteel gebmik gemaakt van een in-
directe marker test om dragers te identi-
ficeren. Deze test is alleen in Dene-
marken beschikbaar. Inmiddels is
aangetoond dat verscheidene Deense
stieren drager zijn van het gebrek. Ook
werd een belangrijke stamvader van
veel Kl-stieren over heel de wereld
Carlin-M Ivanhoe Bell (kortweg Bell)
als drager geïdentificeerd. Bell heeft
een derde in Deventer en Boxtel. Het
bleek dat er met name in 1999 en 2000
een sterke toename was van het percen-
tage aangeboren afwijkingen bij ver-
worpen en doodgeboren kalveren
(Tabel I). Een nadere analyse bracht
aan het licht dat deze toename vooral
veroorzaakt werd door de afwijkingen
\'arthrogryposis\' en \'ventrikel septum
defect\' en in mindere mate door \'mal-
formatie van wervels\'. Ook kwamen re-
gelmatig twee of drie afwijkingen in
combinatie voor bij hetzelfde kalf
(Figuur 1). De arthrogryposis (fixatie
van gewrichten in een abnormale stand
door spiercontracturen) was altijd min
of meer symmetrisch. Dat wil zeggen
dat zowel het linker- als het rechterbeen
was aangetast. Soms betrof het alleen
de voorbenen, soms alleen de achterbe-
nen, soms allevier de benen (Figuur 2).
Meestal waren de distale gewrichten
(kootgewrichten) aangetast en in min-
dere mate ook de carpi en tarsi. De vent-
rikel septum defecten waren wisselend
van grootte, maar hadden vaak geleid
tot een functionele stoornis van het hart,
waarbij een compensatoire hypertrofie
van met name de rechter ventrikelwand

ook de afwijking BLAD (bovine leuco-
cyte adhesion deficiency) overgeërfd.

Retrospectief onderzoek

Het Deense bericht was aanleiding tot
een retrospectief onderzoek op de GD.
Voor de periode 1985 tot 1993 werd ge-
bmik gemaakt van de jaarverslagen van
de GD Noord-Nederland. Vanaf 1994
tot en met 1999 werden de gegevens
voor Noord-Nederland uit het LIS (la-
boratorium informatie systeem) gege-
nereerd en vanaf november 1999 uit het
LIMS (laboratorium informatie ma-
nagement systeem). De getallen voor
de eerste negen maanden van 2000 zijn
landelijke cijfers van alledrie GD-loca-
ties. Ongeveer tweederde van deze kal-
veren was aangeboden in Drachten en

-ocr page 369-

was opgetreden. Ook hadden veel kal-
veren duidelijke stuwingsverschijnsel-
en: vocht in de lichaamsholten en lever-
stuwing. De wervelafwijkingen waren
gelokaliseerd in de cervicale en/of de
thoracale wervelkolom en bestonden
uit abnormaal gevormde en gefuseerde
wervels, leidend tot een verkorting van
de wervelkolom en soms tot een afwij-
kende stand (torticollis, scoliosis, kyfo-
sis, lordosis). Van onderontwikkeling
van de kalveren (te laag geboortege-
wicht) werd in een beperkt aantal geval-
len melding gemaakt. Verreweg de
meeste aangetaste kalveren, waarvan de
draagtijd werd vermeld, waren tijdens
de laatste maand van de dracht geboren.
Soms werd een afwijkend kalf levend
geboren.

Verder onderzoek

Bovenstaande resultaten wijzen er op
dat een deel van de in Nederiand gevon-
den afwijkingen bij kalveren mogelijk
ook een erfelijke basis heeft, mede ge-
zien het feit dat veel Nederlandse KI-
stieren Bell-bloed voeren. Inmiddels is
de in Nederiand veel ingezette stier Lord
Lily als drager van het \'CVM\'-gen geï-
dentificeerd. Verder onderzoek is nodig
om tot een nadere phenotypische om-
schrijving van de afwijkingen te komen.
In afwachting van de testuitslagen van
andere Nederlandse stieren is in samen-
werking met Holland Genetics een af-
stammingsonderzoek gestart. Veehou-
ders met afwijkende kalveren wordt
aangeraden dit te melden aan de Kl-or-
ganisatie. Zonodig zal worden geadvi-
seerd sectie te laten verrichten bij de GD.

1. Wouda W, and Visser IJR. Diagnostic patho-
logy of bovine abortion. CL Davis Foundation,
European division pathology symposium,
Amsterdam 18-19 september 2000

2. Agerholm JS, Bendixen C, Andersen O, and
Ambjerg J. Complex vertebral malformation in
Holstein calves. The Danish Agricultural
Advisory Centre. October 2000.

.. ■ ■ -, ^^^

Figuur 2. Doodgeboren kalf (lo dagen voor de verwachte kalfdatum) met alle kenmerken van CVM. Het kalf woog
nog geen 25 kg, had arthrogryposis van voor- en achterpoten en een te korte, enigzins scheve nek. Bij sectie bleek
het kalf ook afwijkingen in de thoracale wervelkolom te hebben (gefuseerde wervels) en een ventrikel septumde-
fect.

Tabel 1. Vera/orpen en doodgeboren kalveren met aangeboren afwijkingen in relatie tot het totaal aantal inzendingen.

Jaar

Aantal verworpen

Aantal kalveren

%

Bron

en doodgeboren

met congenitale

kalveren

afwijkingen

1985

736

6

0,8

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1986

669

4

0,6

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1987

815

6

0,7

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1988

798

6

0,8

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1989

901

8

0,9

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1990

821

12

1,5

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1991

743

8

1,1

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1992

922

8

0,9

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1993

1208

17

1,4

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1994

1131

28

2,5

Jaarcijfers GD Noord Nederland

1995

1145

20

1,7

Jaarcijfers GD, locatie Drachten

1996

1326

28

2,1

Jaarcijfers GD, locatie Drachten

1997

1196

31

2,6

Jaarcijfers GD, locatie Drachten

1998

1185

35

2,9

Jaarcijfers GD, locatie Drachten

19991)

1756

84

4,8

Jaarcijfers GD, locatie Drachten

2000

1142

92

8,0

Landelijke GD cijfers jan-sept

\') Het aanbod van verworpen kalveren lm 999 was verhoogd als gevolg van de \'IBR-affaIre\'.

Dankzij een actie van de Wilde Ganzen
onder alle Nederlandse dierenartsen om
het sociale bosbouwproject van de
Synergy Foundation in Bangladesh een
laatste financiële impuls te geven, is het
gelukt om de eindstreep vrijwel te be-
reiken, mede omdat onze fondswerving
verdrievoudigd wordt. Hoewel de ge-
vers anoniem voor ons zijn, is het ons,
door het bedrag van ruim ƒ 12.000,- dat
van u werd ontvangen, duidelijk gewor-
den dat velen van u ons gesteund heb-
ben. Het project in Zuid-Oost Bangla-
desh is na vijf jaar hard werken bijna
voltooid. Er zijn op een gebied van ruim
honderd hectare 280.000 bomen van 56
verschillende soorten geplant. Door een
intensieve samenwerking van voorma-
lig werk- en landloze boeren, hebben
veertig gezinnen hier een nieuw bestaan
opgebouwd. Deze gezinnen zijn nu fi-
nancieel onafhankelijk van onze hulp
geworden. Dit project heeft ondertus-
sen grote internationale aandacht ge-
trokken; in Bangladesh wordt het op an-
dere plaatsen herhaald en in andere
gebieden in Azië gekopieerd, dankzij
schenkingen van de Europese Unie,
Engeland, Duitsland en de Verenigde
Staten.

Graag willen we alle gulle gevers van
harte bedanken.

Paul Leeßang
Engbert Oldenkamp

Wilde Ganzen en Bangladesh

-ocr page 370-

Nieuwe endo- en ectoparasitica

Veel aandacht werd besteed aan de ef-
fectiviteit van nieuwe anthelmintica en
anti-ectoparasitica. In de USA is het
product Sentinel® van Novartis op de
markt, een combinatie van milbemycine
en lufenuron. De indicaties zijn ecto- en
endoparasieten (met name hartworm).
Het is niet geregistreerd voor de kat. Er
werd een goede werkzaamheid aange-
toond tegen spoel-, mijn- en zweepwor-
men bij de hond.

Een ander molecuul van Novartis dat
werkzaam is tegen vlooien, is het niten-
pyram. Het middel wordt na orale toe-
diening binnen 24 uur weer volledig uit-
gescheiden. Een veldproef bij honden
en katten met vlooien toonde aan dat al
binnen zes uur na toediening van dit
middel werkzaamheid te zien was. Een
combinatie met lufeneron gaf geen pro-
blemen te zien. Na twee keer toedienen
met een interval van een week werd een
effectiviteit van 96% gevonden en wa-
ren er geen bijwerkingen waargenomen.
Een onderzoek met gesimuleerde huise-
lijke omgeving toonde aan dat de com-
binatie van lufeneron met nitenpyram
een sneller effect had op de vlooienpo-
pulatie dan alleen lufeneron. Meer dan
90% vlooienreductie werd met de com-
binatie gevonden na 14 dagen bij de kat
en 28 dagen bij de hond, terwijl dit 42
dagen bedroeg voor lufeneron alleen bij
beide diersoorten.

Moxidectine, in Nederland bekend als
werkzame stof in Equest® (ontwor-
mingsmiddel voor paarden) en Cydec-
tin® (mnd, schaap), is onderzocht als
slow-release injectiepreparaat bij hon-
den. Het bleek goed werkzaam te zijn te-
gen mijnwormen, maar niet tegen spoel-
wormen. Een 1% injectie-formulering
was effectief tegen larvale en volwassen
stadia van longwormen en maagdarm-
wormen bij het mnd
(Haemonchus,
Ostertagia, Cooperia, Oesophagosto-
mum, Cooperia, Trichostrongylus).

De jaarlijkse driedaagse bijeenkomst van de American Association of
Veterinary Parasitologists (AAVP) kenmerkt zich door het grote aantal lezin-
gen (bijna 140) met zeer gevarieerde onderwerpen. Veel presentaties duren
niet langer dan een kwartier, de langste drie kwartier. Op deze wijze komt een
verbazingwekkend aantal onderwerpen aan bod, variërend van moleculaire
biologie, via parasitaire aandoeningen bij vele diersoorten tot nieuwe preven-
tieve en therapeutische mogelijkheden. In dit verslag worden enkele voor de
praktijk relevante onderwerpen van deze bijeenkomst besproken.

Verbazingwekkend veel onderwerpen op Amerikaans parasitologencongres

American Association of Veterinary Parasitologists, Salt Lake City, USA, 22-25 juli 2000

Eprinomectine als pour on (500 (g/kg) is
tot 35 dagen na behandeling werkzaam
tegen longworm bij het mnd. Onder-
zoekers uit Gent presenteerden de resul-
taten van een vergelijkend onderzoek
uitgevoerd naar de werkzaamheid van
doramectine en eprinomectine pour on
preparaten tegen
Cooperia oncophora
en Ostertagia ostertagi bij mnderen. De
werkingsduur tegen beide parasieten
was 35 respectievelijk 42 dagen voor
doramectine en 28 respectievelijk 35 da-
gen voor eprinomectine.

Ciardia

In de USA (Colorado) wordt geschat dat
bij 5% van de honden en katten met
diarree
Giardia de oorzaak is. Er zijn di-
verse betrouwbare testen in aantocht
voor diagnostiek in dé faeces en vaccins
worden ontwikkeld of zijn in sommige
landen al op de markt.
Fort Dodge presenteerde de resultaten
van een
Giardia-vdiccm bij zeven hon-
den met chronische giardiasis (tot vijf
maanden duur van de klachten) die niet
reageerden op behandeling met metro-
nidazol of fenbendazol, waarschijnlijk
door resistentie. Na vaccinatie stopten
alle dieren echter binnen drie tot tien
weken met uitscheiden van
Giardia-
cysten in de faeces terwijl de klinische
verschijnselen (dunne darmdiarree, bra-
ken, sloomheid) verdwenen. Het vaccin
lijkt dus werkzaam te zijn, zelfs bij be-
smette dieren.

Het risico van Giardia lamblia voor de
mens als zoönose wordt door onderzoe-
kers nogal eens betwijfeld. Er zou na-
melijk sprake zijn van andere, meer
diersoortspecifieke, stammen. De para-
siet wordt zeer vaak bij honden en melk-
vee gevonden. Daarnaast neemt het aan-
tal gevallen van
Giardia-\'inkcXis bij de
mens aanzienlijk toe (uitbraken in kin-
dercrèches en dergelijke). Door verge-
lijking van gevonden G/<3rc?/a-isolaten
met de PCR (bepaling genetische stmc-
tuur) kon in Australië duidelijk worden
aangetoond dat humane stammen ook
bij andere zoogdieren worden aange-
troffen. Hiermee is het risico als zoö-
nose bevestigd. Daamaast blijken er
echter verschillende stammen voor te
komen die zich hebben aangepast aan
verschillende diersoorten. De eindcon-
clusie is dan ook dat er verschillende
transmissieroutes zijn van
Giardia,
waarvan enkele een belangrijke rol spe-
len als zoönose.

Door dr. P.A.M. Overgaauw

Neospora bij het rund

Neospora caninum is verantwoordelijk
voor een belangrijk deel van de abortus-
gevallen bij het mnd. In Califomië
wordt de jaarlijkse schade geschat op
$ 35 miljoen! De hond is eindgastheer
van de parasiet. Bayer onderzocht de
immuunrespons en veiligheid van een
geïnactiveerd vaccin bij het rund. Na
vaccinatie kon er seroconversie van an-
tistoffen tegen
N. caninum worden aan-
getoond en in een veldproef werden 750
drachtige mnderen gevaccineerd zonder
bijwerkingen. Het is nu afwachten of de
kalveren voor de geboorte voldoende
beschermd zijn.

juiste dosering bij ontwormen paarden

Van een veertigtal paarden, die door de
eigenaar één tot acht weken tevoren wa-
ren ontwormd (onder andere met iver-
mectine 65% en pyrantel 22%), werd
middels een meetlint (bestaan die dan
betrouwbaar voor paarden?) het li-
chaamsgewicht bepaald. Het bleek dat
62% van de paarden was overgedo-
seerd; 27% de correcte dosis had ont-
vangen en 11% was ondergedoseerd.
Faecesonderzoek van de dieren wees uit
dat bij 32%
Strongylus-tyv^ eieren ge-
vonden werden. Tevens werd na faeces-
kweek bij 62% van de dieren infectieuze
larven gevonden.

In het tweede onderzoek waren 27 paar-
den twee tot zeven weken tevoren ont-
wormd met pyrantel door een
dierenarts
die het lichaamsgewicht had geschat.
Na meting met het meetlint kon worden
aangetoond dat 4% van de dieren een

-ocr page 371-

overdosis had ontvangen, 15% correct
was gedoseerd en niet minder dan 82%
was ondergedoseerd! Bij 33% werden
Strongylus-type eieren in de faeces ge-
vonden en bij 74% werden na faeces-
kweek infectieuze larven gevonden.
Bij paarden die de juiste hoeveelheid
anthelminticum hadden ontvangen,
werden overigens geen Strongylus-type
eieren, maar, na faeceskweek wel larven
gevonden (60% van de dieren).

Vreemde praktijkgevallen

Stel, u castreert een paar jaar oude
Basenji hond en na het openen van het
scrotum treft u tientallen 0,5 cm dikke,
witte, 1 cm lange wormen aan op de tes-
tikels en rond de zaadstrengen! Dit over-
kwam een collega in Indiana, USA. Het
bleken
Pentastomida-nymkn te zijn,
een aithropoda naast insecten en spin-
achtigen, die zich meer gedraagt als een
worm en wordt gevonden in de luchtwe-
gen van zoogdieren, vogels en reptielen.
De eieren worden uitgescheiden via
neussecreet. Na opname door een inter-
mediaire gastheer maken ze een trek-
tocht en vindt inkapseling plaats in de
viscera als nymfen. Meestal is de hond
of kat gastheer
{Liguatula serrata) en
zijn konijnen, schapen of runderen tus-
sengastheer. Hier was de patiënt echter
tussengastheer. De eigenaar had de
hond uit Kameroen meegenomen en de
parasieten bleken na determinatie af-
komstig te zijn van een python. Ook el-
ders in het lichaam werden nymfen aan-
getroffen (lever, milt, mesenterium,
buikwand). De hond werd niet behan-
deld (gezien de risico\'s volgens spreker)
en is uiteindelijk na twee jaar overleden
aan de gevolgen van de infectie. Dit ge-
val toont aan dat verrassingen niet uit-
gesloten zijn in de praktijk.

Nederlandse bijdragen

In Nederland is omweiden van kalveren
onderdeel van de preventie van maag-
darmworm-infecties. Kalveren kunnen
vier weken op dezelfde weide grazen
voordat omweiden dient plaats te vin-
den. Maaien aan het begin van het sei-
zoen reduceert het aantal parasieten
drastisch. Eysker, Vergouw en Ploeger
van de Afdeling Parasitaire en Tro-
pische ziekten. Faculteit der Dier-
geneeskunde Utrecht, onderzochten of
maaien tijdens het weideseizoen de-
zelfde schone weide oplevert en hoe
lang lammeren veilig op dezelfde weide
kunnen grazen. Het bleek dat maaien
een aanwezige weide-infectie met
slechts 50% verminderde en dat vier
weken op dezelfde weide te lang is voor
lammeren. Welke periode wel geadvi-
seerd kan worden is nog in onderzoek.

Een andere presentatie van Eysker,
Kooyman en Ploeger betrof een experi-
menteel onderzoek ter validatie en eva-
luatie van een simulatiemodel van de
populatiedynamica van longwormin-
fecties bij het rund. Het bleek dat een in-
fectie met slechts 30 larven immuniteit
induceerde, hoewel in onvoldoende
mate om te beschermen tegen klinische
symptomen na challenge.

Met dank aan dr. M. Eysker voor zijn
aanvullingen en commentaar op dit ver-
slag.

Voorzitterschap Europese veterinaire internisten - gezelschapsdieren - overgedragen

In 1991 is tijdens de Voorjaarsdagen te
Amsterdam de \'European
Society of
Veterinary Intemal Medicine\' (ESVIM)
opgericht. Hieruit is in 1994 het
\'European
College of Veterinary Inter-
nal Medicine - Companion Animals
(ECVIM-CA) voortgekomen. Vanaf de
oprichting is dr. Erik Teske voorzitter
geweest van het ECVIM-CA. Onder
zijn voorzitterschap is dit ECVIM-CA
geworden tot:

- Een in Europa zeer gerespecteerde
vereniging van inmiddels 115 offi-
cieel erkende veterinaire specialisten
(\'Diplomates\') in de inteme genees-
kunde.

- Een \'College\' dat intussen ook in de
Verenigde Staten van Amerika door
het \'American College of Veterinary
Intemal Medicine\' (ACVIM) hoog
wordt ingeschat. De banden met het
ACVIM zijn aangehaald, er wordt ge-
streefd naar onderlinge afstemming
en het gerenommeerde \'Journal of
Veterinary Intemal Medicine\' is een

gemeenschappelijk tijdschrift gewor- ploma op basis van een intemationaal
den. examen. De \'de facto\'-erkenning is

- Een organisatie die een opleidings- achter de rug. Er worden nu alleen
programma voor specialisten heeft nog specialisten erkend die aan een
opgezet ter verwerving van een di- erkende instelling zijn opgeleid en

met goed gevolg het examen hebben
afgelegd.

Een groep specialisten waarvan de le-
den elkaar kritisch doch in zeer goede
sfeer volgen.

-ocr page 372-

Bij de ontwiklceling van zowel de So-
ciety
als iiet College, lieeft dr. Teske te-
vens een belangrijke rol vervuld door
gedurende vele jaren en met grote regel-
maat de \'ESVIM Newsletter\' uit te
brengen. De \'Newsletter\' is naast een
nieuwsbrief een belangrijk bindend ele-
ment geweest voor de onder de paraplu
van de ESVIM vigerende \'societies\'
voor Oncologie (ESVONC), gastroen-
terologie (ESCG), cardiologie (ESVC),
nefrologie en urologie (ESVNU) en kli-
nische pathologie (ESCP). Twee jaar
geleden is dit redacteurschap overge-
gaan in handen van drs. J.H. Robben.

Tijdens het tiende ESVIM-congres, dat
van 14 tot en met 16 september 2000 in
Neuchatel (CH) werd gehouden, heeft
dr. Erik Teske in een gloedvol be-
toog de wordingsgeschiedenis van de
ESVIM en het ECVIM-CA geschetst.
Voorts heeft hij na zeven intensieve
jaren het voorzitterschap van het
EVIM-CA overgedragen aan dr.
Hylton Bark uit Israël. Op bijgaande
foto ziet u hoe hem door zijn opvolger
een herinneringsplaquette wordt over-
handigd. Daarmee is overigens geen
einde gekomen aan dr. Teske\'s interna-
tionale activiteiten ten behoeve van
diergeneeskundige specialisatie. Hij
heeft inmiddels prof dr. F.J. van Sluijs
opgevolgd als voorzitter van het
\'European Board of Veterinary
Specialisation\', het centrale Europese
toezichthoudende orgaan voor alle dier-
geneeskundige specialistenorganisa-
ties.

Samenwerking tussen Satellietprojecten bestrijdingsprogramma paratuberculose

Het Satellietproject \'Gezonde koeien,
gezond bedrijf ging in oktober 1998
van start. Sindsdien hebben 1800 melk-
veehouders meegedaan aan het project.
Daamaast waren 150 erkende dierenart-
sen en 75 begeleiders (afkomstig van
LTO, DLV en het agrarisch onderwijs)
bij het project betrokken. Met \'Gezonde
koeien, gezond bedrijf schenken melk-
veehouders gericht aandacht aan de ge-
zondheid van hun veestapel via uitwis-
seling van kennis en ervaringen. Ze
doen dat in studiegroepen, bestaande uit
tien melkveehouders, en onder leiding
van een begeleider.

Inhoud Satellietproject

Tijdens het eerste jaar staan zes bijeen-
komsten op het programma. Aan bod
komen onder andere conditie scoren van
melkvee, klauwaandoeningen, poot-
score en de relaties tussen voeding, con-
ditie, productie en vmchtbaarheid bij
melkvee. Drie bijeenkomsten vinden
plaats op de melkveebedrijven zelf Bij
deze bijeenkomsten is een dierenarts
aanwezig.

Meedoen aan het Satellietproject is ook
voor de betrokken dierenarts van grote
betekenis, zo is de ervaring. \'Gezonde
koeien, gezond bedrijf is een prima
vorm van klantenbinding en dierenart-
sen breiden hun werkterrein uit.
Daamaast krijgen ze meer inzicht in de
systematiek van bedrijfanalyse. En
melkveehouders die meedoen zijn over
het algemeen zeer enthousiast. Voor
medewerking aan een studiegroep ont-
vangen dierenartsen een vergoeding van
1125 gulden.

Paratuberculose

Momenteel worden nieuwe studie-
groepen geformeerd voor het Satelliet-
project. Een aantal dierenartsen werft
deelnemers onder de eigen klanten-
kring. Zo ontstaat een studiegroep van
melkveehouders aangesloten bij één
en dezelfde dierenartsenpraktijk.
Diezelfde studiegroep kan ook meedoen
aan het praktijkproject \'Bedrijfs-
management en Paratuberculose\'. Af-
gelopen september is het startschot
gegeven voor een landelijke bestrij-
dingsprogramma van deze aandoening
onder melkvee. Uit berekeningen van de
Universiteit Wageningen blijkt dat para-
tuberculose een gemiddeld melkveebe-
drijf 1700 gulden schade per jaar berok-
kent. Als niets gedaan wordt tegen de
opmars van paratuberculose kan die
schade over twintig jaar zijn opgelopen
tot 15.000 gulden per jaar. Onderdeel
van het bestrijdingsprogramma is de
vorming van studiegroepen. Tijdens
vier bijeenkomsten in de eerste twee jaar
komen praktische aspecten van de aan-
pak van paratuberculose aan bod. Hier
kunnen veehouders hun ervaringen met
de aanpak van paratuberculose uitwisse-
len. Dieren zullen aan de hand van
bloedonderzoek worden gecontroleerd.

Het Satellietproject \'Gezonde koeien, gezond bedrijf en het praktijkproject
\'Bedrijfsmanagement en Paratuberculose\' gaan op bepaalde gebieden sa-
menwerken. Studiegroepen melkveehouders die deelnemen aan het
Satellietproject kunnen óók meedoen aan het nieuwe bestrijdingsprogramma
rond paratuberculose. Bij beide projecten zijn dierenartsen betrokken. Voor
de medewerking aan een studiegroep ontvangt een dierenarts een vergoeding
van 1125 gulden.

Dit gebeurt bij de start van het project en
na driejaar. Landelijk kunnen maximaal
500 melkveehouders meedoen. Voor
hen is deelname goeddeels gratis.
Dierenartsen ontvangen voor hun bij-
drage aan het project een vergoeding
van 1125 gulden.

Voor meer informatie over het
Satellietproject \'Gezonde koeien, ge-
zond bedrijf kunt u bellen met 030 -
6344183. Onder nummer 0900 -
8998444 zijn inlichtingen verkrijgbaar
over het bestrijdingsprogramma rond
paratuberculose.

Gezocht, in het kader van
mijn onderzoek:

Dierenartsen die in de laatste tien jaar
een gezelschapsdierenpraktijk zijn
begonnen.

Met behulp van hun ervaring wil ik
een startershandleiding maken voor
dierenartsen die zich vrij willen ves-
tigen.

Bent u in de afgelopen tien jaar een
gezelschapsdierenpraktijk begonnen,
of kent u iemand die zich vrij geves-
tigd heeft, neem dan contact op met:

Drs. Patty Heesakkers (co-schappen
diergeneeskunde)

Tel: 0314-332902 b.g.g. 040-2548051
Mobiel: 06-53474320
Fax: 040-2053354
E-mail: uppetje@yahoo.com

-ocr page 373-

Het bezoek aan de overzichtelijke en
interessante open dag van ID-Lelystad
op zaterdag 7 oktober 2000, bracht mij
er toe mijn standpunt ten aanzien van
immunologisch castreren te herover-
wegen. Het is goed om op een ontspan-
nen manier onderwerpen waarop je
een bepaalde visie had, de revue te la-
ten passeren; bij nader inzicht blijkt
die kijk soms op vooroordelen te be-
rusten, hetgeen ethisch niet verant-
woord is. Het artikel in het TvD 1-10-
1999, pagina 584-586,\' Castratie van
varkens: doen of laten?\' (zonder ver-
melding van auteurs) en de commenta-
ren van prof dr. R.H. Meloen, dr.
H.A.P. Urlings en prof dr. J.H.M.
Verheijden (TvD 15-11-1999, pagina
693) en van Rein Strikwerda (TvD 15-
12-1999, pagina 755), hebben mijn
denkproces voorbereid.
Castratie bij verschillende diersoorten
kan om diverse goede redenen noodza-
kelijk of nuttig geacht worden, zoals in
verband met betere hanteerbaarheid
(bijvoorbeeld dressuur), voorkoming
van vechtpartijen, inperking van de
voortplanting, medische indicaties,
voorkoming van specifiek onaange-
name vleesgeur, etcetera.
Dat bij castratie in feite de integriteit
van het dier wordt aangetast, mag be-
kend zijn; bij vele ingrepen die zowel
bij landbouwhuisdieren als bij gezel-
schapsdieren worden toegepast, is
sprake van meer of mindere integri-
teitsaantasting. Indien het welzijn en
de gezondheid van het dier op kortere
en langere termijn niet worden bena-
deeld, ja zelfs worden bevorderd, kan
men dit accepteren. In zekere zin gaat
het houden van dieren gepaard met in-
tegriteitsaantasting. De mate waarin en
de ernst van deze aantasting, afgewo-
gen ten opzichte van het doel, kan ma-
ken dat men deze situatie zelfs moet
aanvaarden.

De vraag of immunocastratie van big-
gen acceptabel is ter voorkoming van
beregeur in vlees in vergelijking met
andere mogelijkheden om dat doel te
bereiken, wil ik verder uitwerken.
Bij voorbaat verzet ik me niet tegen het
castreren van biggen, ondanks het feit
dat hiermede de integriteit van het dier
wordt aangetast. Ofschoon niet castre-
ren de beste oplossing zou zijn, moet
momenteel geconstateerd worden dat
detectie aan de slachtlijn niet haalbaar
is (snelle testen zijn niet beschikbaar).
Toepassing van detectie staat haaks op
het idee om preventief diskwalificatie
te voorkomen. Het optreden van men-
selijke fouten, met alle consequenties
van dien, dient men te vermijden. Ook
de economische gevolgen van het een
en ander, zoals slachting van ongecas-
treerde vleesvarkens met een lichter
gewicht en de onkosten van het onder-
zoek, dienen hierbij overwogen te
worden; bij lichtere varkens treedt bij
zeker 5% nog beregeur op. Aan de an-
dere kant dient bezien te worden in
hoeverre bij immunocastratie, die dus
in een latere levensfase van de big ge-
schiedt, nadelen die als gevolg van het
castreren op jongere leeftijd optreden,
(zie onder andere het proefverslag
Praktijkonderzoek Varkenshouderij:
Literatuurstudie naar de problematiek
rondom het mesten van beertjes van
november 1994 van ir. R.H.J. Schol-
ten, ing. J.H. Huiskes en drs. P.C.
Vesseur) minder optreden.

Immunocastratie?

De jonge leeftijd om chirurgische cas-
tratie zonder verdoving te gedogen
houdt in dat:

a) pijn aan dieren wordt berokkend;

b) mensen, veehouders, ertoe worden
aangezet deze pijn te veroorzaken;

c) de ontwikkeling van spieren en de
vlees/vet-verhouding vroegtijdig
nadelig wordt beïnvloed;

d) de groei en de voederconversie
worden benadeeld;

e) er een nadelig effect optreedt in ver-
band met het milieu door een on-
gustiger mestproductie: meer mine-
ralenuitstoot en meer mestvolume;

f) bij jonge dieren bloedverlies op-
treedt;

g) infectiepoorten worden geopend;
onder andere vertonen borgjes on-
geveer twee keer zo vaak pneuno-
mie, chronische pleuritis en chroni-
sche pericarditis als beertjes (De
Kruijfen Welling, 1988);

h) last hut not least, dit alles een eco-
nomisch nadelig effect heeft.

Bij de immunocastratie met het vaccin
van ID-Lelystad worden de varkens op
tien en op 17 weken geïnjiceerd. Het
effect van deze toediening kan aan de
omvang van de testikels bij het le-
vende dier zichtbaar geconstateerd,
dus gecontroleerd, worden. Omdat pas
zes weken na de laatste vaccinatie de
slacht plaatsvindt, hoeft men niet be-
vreesd te zijn voor residuen.

Dat het welzijn en de gezondheid van
het dier zullen worden aangetast, ver-
wacht ik zeker niet; integendeel er is
bij onderzoek gebleken dat in groepen
dieren minder aggressiviteit en dus
ook minder verwondingen, optreden
zodat het omgekeerde het geval is. Het
op oudere leeftijd castreren houdt
mijns inziens in dat de integriteit later,
dus in een kortere levensfase van het
dier, wordt aangetast; dat dieren zich
bewust zouden herinneren hoe hun ge-
voelens vóór deze castratie waren, acht
ik onwaarschijnlijk.
Wat de informatie aan de consument
betreft: wij zullen er voor moeten zor-
gen dat deze op een volwassen en des-
kundige manier open plaats vindt. Als
men op een professionele manier aan-
toont dat er geen restproducten van de
immunocastratie in het vlees optreden
en dat het welzijn en de gezondheid
van de dieren niet benadeeld worden in
tegenstelling met de tot nu toe gebe-
zigde chirurgische castratie, dan denk
ik dat er van de consument geen pro-
blemen te verwachten zijn.
Naast de onkosten dienen de arbeid, de
veiligheid en het ongerief van de toe-
passing van de vaccinaties een rol te
spelen bij de beoordeling of immuno-
castratie verantwoord is.
In principe acht ik immunologisch cas-
treren van biggen acceptabel. Zelfs
zijn er argumenten naar voren geko-
men die positief pleiten voor immuno-
castratie.

J.M. Wijsmuller

-ocr page 374-

Klinische Avonden
Dierenartsen

Traditiegetrouw organiseren Virbac
Nederland en Waltham Veterinaire
Service ook dit jaar weer een serie
Klinische Avonden voor Dieren-
artsen. Leerzame avonden, die dit
jaar mede mogelijk wordt gemaakt
door Dier&Zorg Dierenverzekering.

De avonden worden verzorgd door een
tweetal sprekers en beginnen om 20.00
uur met
\'Gebitsafwijkingen bij de jonge
hond\'
door drs. Andries van Foreest,
tandheelkundig dierenarts. In deze le-
zing wordt het ontstaan, het herkennen
en het behandelen van tandheelkundige
aandoeningen gedurende het eerste le-
vensjaar van de hond besproken.
Drs. Ronald van Noort, specialist In-
teme Geneeskunde der Gezelschaps-
dieren te Amsterdam, neemt de tweede
lezing voor zijn rekening,
getiteld
\' Vloeistoftherapie bij hond en kat\'.
Hier
worden de indicaties voor en de ver-
schillende vormen van vloeistofthera-
pie besproken, inclusief bloedtransfu-
sie. De avonden worden rond 22.30 uur
met een hapje en drankje afgesloten.

De data waarop de Klinische Avonden
worden gehouden zijn:

• 28 november 2000, Mercure Hotel
Heerenveen

• 13 december 2000, Hotel de Can-
tharel, Ugchelen (Apeldoorn)

• 10 j anuari 2001, Motel Eindhoven

• 20 maart 2001, AC restaurant De
Meem

Vanaf 19.30 uur staat de koffie klaar; de
eerste lezing begint om 20.00 uur. De
kosten voor deelname zijn, mede door de
ondersteuning van Dier&Zorg Dieren-
verzekering, verlaagd naar ƒ 40,-. Dit is
inclusief consumpties en een handig
boekje met samenvattingen van de lezin-
gen.

Voor inschrijvingen neemt u contact op
met Virbac Nederland B.V, telefoon
0342-427127.

lesseflencürsyssei!

Tandheelkunde en gebitsverzorging bij
huisdieren zijn onderwerpen die mo-
menteel volop in de belangstelling
staan. Andries van Foreest, tandheel-
kundig dierenarts, gaat hier in
\'Spoelt u
maar...!"
uitgebreid op in. Een boei-
ende lezing over een tot nu toe onderbe-
licht onderdeel van de veterinaire ge-
neeskunde.

Peter Beekman, gedragstherapeut en di-
recteur van de Kynotrain-gedragsscho-
len, behandelt in zijn lezing \'Sen
ik nou
gek of is mijn hond het???\'
de verschil-
lende oorzaken en de voorspelbaarheid
van het gedrag van de hond. Bovendien
geeft hij praktische richtlijnen voor het
omgaan met probleemgedrag.
Als dierenartsassistent(e) sta je de hele
dag en moet je vaak bukken en tillen,
soms in onmogelijke houdingen. Kort-
om: een zware belasting voor je li-
chaam. Marianne Wennink, oefenthera-
peute Cesar, geeft in
\'De energ(z)ieke
dierenartsassistent(e) \'
praktische infor-
matie en adviezen over het menselijk
bewegingsapparaat én je eigen houding.

Studiedag VEEC

De dertiende studiedag van de Vere-
niging voor Veterinaire Epidemiologie
en Economie (VEEC) vindt plaats op
woensdag 13 december 2000 op de
Faculteit der Diergeneeskunde, (Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Landbouw-
huisdieren). De studiedag heeft als
hoofdthema: monitoring en surveillance
van dierziekten. Speciale aandacht zal
worden besteed aan de rol van in het
wild levende dieren als reservoir voor
ziekte bij mens en dier.
De studiedag wordt om 9.00 uur ge-
opend door de voorzitter en vervolgens
bijt Aijan Stegeman (FdD) de spits af
met het onderwerp
\'Surveillance of ani-
mal Health and the dynamics of disease\'.
Vervolgens komt Christi Donnelly
(Oxford) aan bod met
\'Bovine TB: a dis-
ease in cattle and badgers\'.
De ochtend
wordt afgesloten door Franz. J. Conraths
(Wusterhausen) met een bijdrage geti-
teld
\'Spatial analysis of Echinococcus
multilocularis infection in foxes\'.

De data waarop de Nascholingsdagen
worden gehouden zijn:

• dinsdag 19 december 2000, Hotel de
Cantharel in Apeldoorn

• dinsdag 16 januari 2001, Holiday Inn
Eindhoven

• donderdag 1 febmari 2001, Mercure
Hotel Amsterdam a/d Amstel

• donderdag 1 maart 2001, Mercure
Hotel Heerenveen

• donderdag 15 maart 2001, Restaurant
Lommerrijk in Rotterdam

• dinsdag 10 april 2001, Mercure Hotel
Bunnik.

Per dag is er plaats voor maximaal 50
cursisten. De kosten bedragen ƒ 90,- bij
inschrijving tot twee weken vóór de ge-
wenste cursusdag; daama ƒ 125,- per
deelnemer. Dit bedrag is inclusief de
cursusmap, het certificaat van deel-
name en een lunch. Wees er dus snel
bij!

Voor meer informatie: Virbac Neder-
land B. V, telefoon 0342 - 427127

Na de lunch zijn er bijdragen van Mi-
chiel van Boven (ID-Lelystad/-
\'The
transmission dynamics of influenza A at
Hong Kong live bird markets\'
en Ron
Fouchier (Erasmus Universiteit):
\'In-
fluenza A virus surveillance in wildlife\'.
De voordracht van Joke van der G lessen
(RIVM) behandelt eveneens de rol van
in het wild levende dieren:
\'Trichinella
infections in wildlife\'.
Na de laatste pauze gaat Eric Evers
(RIVM) in op
E. co//-infecties: \'Moni-
toring of VTEC infections\'
en Ilse van
Vlaanderen (Bmssel^ bespreekt
\'Moni-
toring van dioxine in landbouwhuisdie-
ren voor en na de crisis\' van dioxine.
De
dag wordt afgesloten met de Algemene
Ledenvergadering.

De toegang voor leden is gratis.
Belangstellenden zijn welkom. De kos-
ten voor niet-leden bedragen f 25,-
(met verstrekking van de Proceedings).
Voor meer informatie kunt u contact op-
nemen met de secretaris van de VEEC
(Tom Nell, telefoon: 0485-587630 of
via e-mail: tom.nell@intervet.com).

Nascholingsdagen voor dierenartsassistenten

Vanaf 19 december 2000 gaat er een nieuwe serie Nascholingsdagen voor dieren-
artsassistenten van start. Virbac Nederland en Waltham Veterinaire Service
bieden dit keer het volgende programma aan.

-ocr page 375-

Teun van der Laan

Na een korte opname in het ziekenhuis
te Leeuwarden, de stad waar hij de
laatste tien jaar van zijn leven woonde,
overleed plotseling op 2 mei 2000 onze
oude studievriend, collega en associé
Teun van der Laan op de leeftijd van 79
jaar.

Ofschoon zijn gezondheid de laatste ja-
ren steeds meer te wensen overliet,
bleef Teun ook na zijn pensionering
een zeer actief leven leiden. Het viel
hem dan soms zwaar te moeten erken-
nen dat zijn vele bezigheden door li-
chamelijk ongemak meer en meer wer-
den beperkt. Zijn aangeboren levens-
blijheid, zijn gevoel voor solidariteit en
een taaie constitutie zorgden er echter
voor dat hij deze tegenslagen steeds
weer overwon. Zo kon hij met zijn
trouwe levensgezellin Griet blijven ge-
nieten van de vreugden des levens,
waarin zijn nauwe band met zijn beide
kinderen en hun gezinnen, de uitge-
breide vriendenkring en vele andere
sociale activiteiten een belangrijke rol
speelden. Geboren en getogen in Dok-
kum als zoon van dierenarts K. van der
Laan, volgde Teun zijn middelbare op-
leiding te Leeuwarden en begon in
1941 de studie diergeneeskunde aan de
Rijksuniversiteit te Utrecht, ongetwij-
feld met de bedoeling om later zijn va-
der op te kunnen volgen. De politieke
moeilijkheden begonnen zich in dat
jaar reeds duidelijk af te tekenen. Na de
storm van protesten en stakingen als
gevolg van het gedwongen ontslag van
de joodse hoogleraren, werden de al-
gemene studentenverenigingen door de
bezetter verboden. De faculteitsvereni-
gingen konden aanvankelijk nog blij-
ven functioneren en het nieuwe veteri-
naire studiejaar was zo gelukkig om op
voortreffelijke wijze te worden op-
gevangen en begeleid door de DSK.
Ook van de in 1913 opgerichte Veteri-
naire Studenten Kegelclub DIG werd
Teun een trouw en enthousiast lid, later
oud-lid en erelid. Mede op advies van
de DSK verlieten de meeste studenten
eind 1942 Utrecht om elders de ge-
beurtenissen af te wachten. Ook Teun
weigerde de zogenaamde loyaliteits-
verklaring \' te tekenen en hij dook on-
der op verschillende plaatsen in Fries-
land. In de laatste oorlogswinter 1944/
\'45 was Teun actief bij de geallieerde
wapendroppings voor het Friese verzet
in Noord-Nederland. Deze gebeurte-
nissen uit de oorlogsjaren hebben een
duidelijk stempel op zijn persoonlijk-
heid gedrukt.

I memoriam

KNMvD

Na de bevrijding werd de draad weer
opgepakt. Teun werd lid van het USC,
bestuurslid van DSK en DIG en genoot
met volle teugen van het studentenle-
ven. Maar de verloren jaren moesten
worden ingehaald en nog in 1949 stu-
deerde hij af, stichtte zijn gezin en
schoot zijn vader te hulp in de steeds
drukker wordende praktijk. Daarnaast
werd hij benoemd als leraar in de ge-
zondheidsleer aan de Lagere Land-
bouwschool in Dokkum, een functie die
hij tot 1982 heeft vervuld aan de CMLS
aldaar. Toen zijn vader zich in 1955 te-
rugtrok uit de praktijk, associeerde
Teun zich met de in hetzelfde jaar afge-
studeerde jonge collega R.D. Reinders.
Nu kwamen er ook betere regelingen
voor de vrije tijd en kon Teun zich ook
gaan wijden aan andere zaken die zijn
belangstelling hadden. Hij behoorde
tot de oprichters en bestuurders van de
kleuterschool, werd secretaris van de
Vereniging voor christelijk onderwijs,
curator van het Dokkumer Lyceum en
bestuurslid van de scholengemeen-
schap \'Oostergo\'. Ook de sport had
zijn warme belangstelling. Hij was be-
stuurslid van de Stichting Zwembad
Dokkum, een enthousiast beoefenaar
van de watersport en de trotse bezitter
van vier Elfstedenkruisjes.
De Afdeling Friesland vertegenwoor-
digde hij in de Tarievencommissie van
de KNMvD en jarenlang verdedigde
hij de veterinaire belangen in de lande-
lijke Paritaire Tarievencommissie.

mm

Als ouderling verzorgde hij namens de
Nederlands Hervormde Kerk vele ja-
ren de persoonlijke relaties met de be-
woners van het verpleeghuis.
Van 1977 tot 1996 nam hij deel aan de
jeugdvoorlichting van de \'Stichting

1940-1945\', een door hem als zeer nut-
tig ervaren bezigheid, waarin hij zijn
didactische kwaliteiten verder kwijt
kon.

Voor het Wereld Natuur Fonds zette hij
zich in van 1980 tot 1991, waarbij hij
veel werk heeft verzet voor de uitbouw
van de organisatie in Friesland.
Inmiddels groeide de drukke twee-
manspraktijk, waarin de reeds vanouds
aanwezige chirurgische vaardigheden
verder werden uitgebouwd, gestaag
door. Tenslotte ontstond in 1973 door
samensmelting met de toenmalige
buurpraktijken Metslawier en Dam-
woude de door acht collega \'s bemande
\'Dierenartsenassociatie Dokkum e.o.\'.
In 1979 wa5 Teun wegens gezond-
heidsredenen gedwongen de praktijk te
verlaten, maar zoals reeds beschreven
bleef hij zeer actief

De hechte banden van het studiejaar
1941 kregen een vervolg in de jaar-
lijkse bijeenkomsten met partners van
de groep veterinaire studiegenoten

1941-1949. Dit jaar werd de reünie ge-
vierd met een midweek in Friesland in
de laatste week van april, waarbij Teun
en Griet behoorden tot de zeer betrok-
ken organisatoren. Teun heeft hiervan
in de laatste week van zijn leven geluk-
kig nog intens kunnen genieten.
Helaas kon hij geen gehoor meer geven
aan de eervolle uitnodiging om dit jaar
de kranslegging bij het verzetsmonu-
ment te Leeuwarden op 4 mei te ver-
richten. In plaats daarvan moesten zijn
familie en vele vrienden en belangstel-
lenden op 6 mei afscheid van hem ne-
men tijdens een indrukwekkende rouw-
dienst in de oude dorpskerk van
Huizum te Leeuwarden, gevolgd door
de crematieplechtigheid te Goutum.

Wij wensen Griet en de kinderen veel
sterkte en onderlinge steun toe bij de
verwerking van dit onherroepelijke
verlies. Moge het hen tot troost zijn dat
Teun in een werkzaam en welbesteed
leven veel aan anderen heeft gegeven.
Wij hebben in hem een goede vriend en
fijne collega verloren.

P. Kleinjan
R.D. Reinders

-ocr page 376-

KNMvD

: \' i
Minister Brinkhorst opent Jaarcongres 2000 met pittige toespraak

\'U bent niet van de veehouder afhankelijk, maar
deze is van u afhankelijk\'

Noordwijkerhout, 6 oktober 2000 - Voor het eerst in het 138-jarige bestaan van
de KNMvD wordt het Jaarcongres geopend door een minister van LNV. En
niet zonder reden, want minister Brinkhorst heeft een duidelijke boodschap
naar de dierenartsen toe, waarvoor hij zelfs een belangrijk kabinetsberaad
onderbreekt. \'Uw monopolie levert een kwetsbaar systeem op. Tenzij de die-
renarts zegt wat hij doet en doet wat hij zegt\' is één van zijn conclusies. En: \'U
bent niet van de veehouder afhankelijk, maar deze is van u afhankelijk\'.
Maar Brinkhorst wil zeker verder met deze beroepsgroep. En met Margreet
Dolman, die op humoristische wijze de dierenarts een hart onder de riem
steekt, is de dierenarts is aan zet.

Door: Susan Umans
Foto\'s: Geert Bistervels

roepsgroep treffen, vraag ik mij wel
eens af worden ze niet grotendeels ver-
oorzaakt door het feit dat u zich vooral
op uzelf richt?\' Brinkhorst vindt het
thema van dit Jaarcongres, communica-
tie, heel goed gekozen. \'Als het goed is,
communiceert u zowel met de veehou-
der als met de samenleving over wat u
doet. En over de normen en waarden die
ten grondslag liggen aan uw handelen.
Het gaat om dieren!

Als een minister een Jaarcongres komt
openen, heeft dat nogal wat voeten in
aarde. Zo moet er wat creatief worden
omgesprongen met het programma en
wordt de Jaarrede uitgesproken vóór de
officiële opening. Aangezien het thema
\'Hoe eenvoudig is communicatie!\' is,
mag dit geen probleem vormen en dat
vormt het ook niet. Integendeel. Alles
verloopt soepel.

Toenemend belang

Brinkhorst vindt het toenemende belang
van de dierenartsen als beroepsgroep
voor de samenleving op zichzelf al een
teken. \'Ik sta hier met een boodschap en
met een gevoel voor urgentie om u toe te
spreken. Ook sta ik hier vanwege de
noodzaak om uw opstelling op een aan-
tal punten te veranderen. Vanuit die op-
tiek wil ik enkele kritische kanttekenin-
gen plaatsen. Ik wil bovendien een
drietal duidelijke conclusies trekken
waarmee u en ik verder moeten.\'
De minister van LNV richt zich vandaag
vooral op de landbouwhuisdierenarts.
\'Dat betekent niet dat er in de gezel-
schapsdierensector geen problemen
zouden zijn.\' Brinkhorst doelt met name
op de gezondheids- en welzijnsproble-
men als gevolg van het fokken, waarbij
de agressiviteit van sommige honden-
rassen ook een rol speelt. \'Ik bereid mo-
menteel regelgeving voor om deze pro-
blemen aan te pakken.\' Hij noemt het
initiatief van de ICNMvD om tot een ve-
terinair meldpunt erfelijke gebreken te
komen, bruikbaar. Verder noemt hij
identificatie en registratie van de dieren
om de wettelijke maatregelen te onder-
steunen.

Brinkhorst: \'Ik vraag mij wel eens af:
worden spanningen niet grotendeels
veroorzaakt door het feit dat w zich
vooral op uzelf richt?\'

Communicatie

\'De veranderingen in het hele agrofood-
complex, waar uw beroepsgroep deel
van uitmaakt, volgen elkaar in hoog
tempo op. En veranderingen brengen
onvermijdelijk spanningen met zich
mee. Voor zover die spanningen uw be-
\'Staat u voor voedselveiligheid en
volksgezondheid?\'

Het moet zowel voor de veehouder als
voor de samenleving duidelijk zijn waar
uw beroepsgroep voor staat. Maar die
helderheid laat nog te wensen over.
Daarom wil ik vandaag het discus-
siepunt van de professionele integriteit
aansnijden.\'

Brinkhorst geeft aan dat veterinair prac-
ticus zijn geen louter technisch-we-
tenschappelijk beroep is. \'Want nog-
maals: de maatschappij kijkt over uw
schouder mee. Dat stelt hoge eisen aan
uw professionele attitude. Integriteit
maakt daarvan een onlosmakelijk deel
uit. Sterker nog: integriteit moet daarvan
deel uitmaken, omdat het diergenees-
kundig handelen nu eenmaal grote con-
sequenties heeft voor voedselveiligheid
en volksgezondheid en niet te vergeten,
dierenwelzijn.\'

\'Staat u voor voedselveiligheid en
volksgezondheid?\', vraagt hij aan de
zaal. \'Heeft u zich daarover intern bera-
den en bestaat er consensus? Is er een
beroepsmoraal uit te dragen, zodat elke
dierenarts zich gesteund kan weten door
zijn collega\'s? Is er een beroepstrots?
Een \'self esteem\'? U draagt per definitie
een maatschappelijke verantwoordelijk-

-ocr page 377-

heid. De eerste die daarvan overtuigd
moet zijn, bent u zelf. Maar het moet
ook voor de individuele veehouder en
voor de samenleving helder zijn waar de
individuele dierenarts voor staat.\'

Monopolie

KNMvD

Het verbeteren van de beroepsmatige
kwaliteit en de inspanningen om te ko-
men tot een erkende dierenarts noemt
Brinkhorst \'prima\'. \'Maar er is meer. U
hebt immers het monopolie gekregen op
de uitoefening van de diergeneeskunde
en het toepassen van gekanaliseerde
diergeneesmiddelen. De keerzijde er-
van, de zorgplicht, is u uit de Wet
Uitoefening Diergeneeskunde (WUB)
kenbaar.\'

\'Ziet de dierenarts zich eigenlijk
alleen als practicus?\'

\'De situatie is deze\', schetst Brinkhorst.
\'U bent niet van de veehouder af-
hankelijk, maar deze is van u afhanke-
lijk. Niettemin zijn er incidenten die op
het tegendeel lijken te wijzen. Die op
zijn minst de indruk wekken dat niet
elke veterinair ongevoelig is voor druk
van veehouders om het maar niet te
nauw te nemen. Zulke veehouders lijken
er zonder al te veel moeite in te slagen
onderdak te vinden bij een andere die-
renarts. Welke dierenarts neemt deze
veehouders als klant?\', vraagt de minis-
ter. \'Solidariteit met een gewetensvolle
collega is zo\'n dierenarts in ieder geval
vreemd. De vraag of het slechts om \'en-
kele raddraaiers\' gaat, laat ik aan u over
om te beantwoorden.\'
Brinkhorst stelt in verband met integri-
teit nog meer zaken aan de orde. De
kwestie van het residu bijvoorbeeld.
\'Die heeft een enorme betekenis voor de
volksgezondheid. Een dierenarts die ge-
neesmiddelen verstrekt zonder te weten
voor welk dier en voor welke ziekte,
verliest ook het zicht op de vraag of de
wachttermijn wel in acht wordt geno-
men.\' De minister gaat er vooralsnog
vanuit dat het hier om incidenten gaat.
\'Ik constateer wel dat er nog geen geza-
menlijke norm is die kan worden uitge-
dragen. Zolang dat niet gebeurt, blijft de
individuele dierenarts vatbaar voor on-
geoorloofde druk.\' En om het nog eens
te benadrukken: \'Voorkomen moet
worden dat incidenten structureel ge-
drag worden.\'

Kwetsbaar systeem, tenzij...

\'Uw monopolie levert een kwetsbaar
systeem op. Tenzij de dierenarts zegt
wat hij doet en doet wat hij zegt\', is de
eerste conclusie die Brinkhorst trekt.
Daarbij doelt hij op voorgenoemde inci-
denten die de betrouwbaarheid en het
imago van de dierenartsen heeft aange-
tast en het vertrouwen in de professio-
nele attitude en onderiinge solidariteit
heeft ondermijnd. \'Gelukkig laat u het
er niet bij zitten\', aldus de minister, re-
fererend aan de Besturendag en de twee
bijeenkomsten in Boxtel en Deventer.
\'Die zijn gericht op indringend zelfon-
derzoek. Ik noem ook een recent artikel
in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
waarin een aantal van uw collega\'s de
staf breekt over het feit dat praktise-
rende dierenartsen het economisch be-
lang van de veehouder soms plaatsen
boven volksgezondheid en dierenwel-
zijn. De volksgezondheid en het econo-
misch belang zijn echter geen tegenstel-
lingen. Het waarborgen van de volksge-
zondheid is op de lange termijn ook in
het belang van de veehouder\', vindt
Brinkhorst.

Win-win-situatie

Het enerzijds dienen van het individuele
bedrijfsbelang en anderzijds het maat-
schappelijk belang, is een dilemma. \'Ik
ben van mening dat voor de overheid en
uw beroepsgroep een win-win-situatie
kan ontstaan. Maar dat laat onveriet dat
ik uw beroepsgroep aanspreek op zijn
integriteit. Als u vervolgens in staat bent
tot het opstellen en handhaven van een
breed gedragen ethische beroepscode,
dan hebt u bij mij het pleit gewonnen.\'

Dierenarts alleen practicus?

Brinkhorsts tweede conclusie: \'Met
zo\'n beroepsgroep wil ik verder. Maar u
bent dus aan zet.\' Hij vraagt zich af of de
dierenarts zich eigenlijk alleen als prac-
ticus ziet. Als een vakman of-vrouw die
slechts aan de veehouder een dienst ver-
leent, op diens afroep en op diens voor-
waarden. \'Of ziet hij verder, net als dok-
ter Vlimmen deed? Deze beroemde
dokter plaatste zijn beroep in het midden
van alle belangen. Hij gispte de medicus
die tegen het volksgezondheidsbelang
inging.\'

De minister noemt eendrachtig samen-
werken met de AID en de RVV - \'die in
wezen hetzelfde doel hebben als u, al-
leen een andere verantwoordelijkheid\' -
een noodzaak. Ook in het kader dat
Nederland volgens EU-normen te wei-
nig officiële dierenartsen heeft aange-
steld voor de bewaking van de voedsel-
veiligheid. \'Dit raakt niet alleen de
RVV, maar ook de particuliere dieren-
artsen en de beroepsgroep als geheel.\'
Brinkhorst vindt dat de publieke zaak
elke dierenarts per definitie ter harte
moet gaan. \'Meewerken met de AID en
zich verplaatsen in of werkzaam zijn bij
de RVV wordt dan een vanzelfspre-
kendheid vooru.\'

Brinkhorst vindt dat de publieke zaak
elke dierenarts per definitie ter harte
moet gaan.

RVV

De minister noemt de ontstane afstand
tussen de KNMvD en de RVV. \'Maar
u praat met elkaar, wat heeft geleid tot
het initiatief van de practitioner.
Aangezien een toenadering vraagt om
goede wil van twee zijden, heb ik afge-
lopen woensdag ook bij de RVV ge-
pleit voor een omslag in het denken.
Nu pleit ik daarvoor bij u.\' Brinkhorst
constateert dat de instelling van de
praktiserende dierenarts aan het veran-
deren is. \'Dat moet ook, want als het
misgaat met de voedselveiligheid
wordt de RVV als eerste aangespro-
ken, u kunt zich niet verschuilen in de
kantlijn, het treft ook uw beroeps-
groep.\'

Hij noemt melding en verslaglegging
van zaken die het belang van het pri-

-ocr page 378-

maire bedrijf overstijgen, een uitvloei-
sel van de taak van de dierenarts. \'U
kunt een zinvolle invulling geven aan de
algemene periodieke bedrijfscontrole,
ofwel APK, die op komst is. Centrale
vragen waaraan u invulling moet geven,
zijn onder andere: wat en hoe moet wor-
den gemeld; is het \'vredes- of oorlogs-
tijd\' (tijd van geen/wel grote dierziekte-
uitbraak); bestaat er een sluitende
ketengarantiesystematiek en wat moet
de frequentie van het bedrijfsbezoek
zijn?

Gedeelde zorg

Brinkhorst vindt dat de zorg om de
waarborg van de voedselveiligheid, en
daarmee de volksgezondheid en de be-
trouwbaarheid van Nederland als leve-
rancier van veilige dieriijke producten,
een gedeelde zorg moet zijn waar

\'U moet aan iedereen duidelijk kunnen
maken dat uw dienstverlening in de
eerste plaats de veehouder ten
goede komt.\'

aan de dierenarts ook bijdraagt. \'Bij
die controlerende, meldende en signa-
lerende taak draagt u overigens geen
politiepet\', is zijn stelling. \'U moet aan
iedereen duidehjk kunnen maken dat
uw dienstverlening in de eerste plaats
de veehouder ten goede komt. Hij
brengt immers de dieriijke producten
in de voedselketen. Zo dient u via het
bedrijfsbelang ook het maatschappe-
lijk belang. Als u uw taak zo opvat,
bent u niet alleen een verlengstuk van
de veehouder maar levert u, net als an-
dere schakels in de keten, een concreet
product. Mogelijk zelfs aan meerdere
schakels in de keten vanaf dezelfde
werkplek. Dan bent u interdisciplinair
adviseur.\'

\'U bent misschien wel de belangrijkste
schakel in de keten van de (veterinaire)
garantiesystematiek. Immers, de vete-
rinaire maatregelen op het primaire
productiebedrijf hebben de grootste
impact voor de veiligheid en daarmee
voor de kwaliteit van het eindproduct.\'

Hominium animaliumque saluti

Brinkhorst eindigt zijn redevoering met
een derde en laatste conclusie. \'Een inte-
grale en integere aanpak biedt de dieren-
arts de kans om duurzaam en zinvol te
blijven werken op het terrein van volks-
gezondheid, diergezondheid en dieren-
welzijn. Uw motto is van oudsher: ho-
minum animaliumque saluti - \'ten
behoeve van de gezondheid en het wel-
bevinden van mens en dier\'.
In de nieuwe vormgeving van uw logo
zijn deze woorden niet meer zichtbaar,
maar ik vertrouw erop dat ze deson-
danks en in die volgorde nog steeds uw
adagium zijn.\'

Vragen

Na dit gloedvolle betoog wordt een aan-
tal dierenartsen in de gelegenheid ge-
steld om vragen te stellen aan minister
Brinkhorst. Bijvoorbeeld over de moge-
lijkheid om het Europese non-vaccina-
tiebeleid los te laten bij een MKZ-uit-
braak. Brinkhorst antwoordt hierop dat
Nederland er voor gekozen heeft een be-
langrijk exporteur te zijn. Hieraan zijn
bepaalde consequenties verbonden.
\'Als wij op eigen houtje regels gaan ver-
vangen, heeft dit voor andere landen di-
rect gevolgen\', legt hij uit. De minister
realiseert zich dat binnen Nederland
verschillend over dit thema wordt ge-
dacht.

Ook het agrarisch tuchtrecht wordt aan
de orde gesteld. Minister Brinkhorst
zegt liever te hebben dat mensen hun ei-
gen verantwoordelijkheid nemen. Hij
wijst erop dat binnen de primaire sector
ook een hele interne discussie aan de
gang is. \'Het is helaas geen vredestijd.
Er moet aan gewerkt worden.\'
De mening van de minister wordt ge-
peild over het DV2000-project, waarbij
dode vaccins onder bepaalde voorwaar-
den worden afgegeven op varkensbe-
drijven. Brinkhorst vindt het prima dat
de primaire sector en de KNMvD samen
aan iets werken, maar hij zou toch graag
willen weten wat de randvoorwaarden
zijn.

Hij kan op dit moment geen antwoord
geven op de vraag hoever de regelge-
ving vanuit Brussel is om het paard niet
meer als slachtdier te zien, maar als ge-
zelschapsdier. Wel gaat Brinkhorst nog
in op de intrinsieke waarde van het dier.
Bij nieuwe technologieën moet afgewo-
gen worden hoeveel nut en hoeveel ri-
sico het met zich meebrengt. Hij citeert
het motto van de KNMvD \'Van heil tot
mens en dier\', \'in die volgorde\' en pleit
voor afweging van geval tot geval.
KNMvD-voorzitter T. de Ruijter be-
looft de minister; \'U hoort nog van ons!\'

Jaarrede 2000

Het programma gaat verder met het uit-
spreken van de eerste jaarrede van T. de
Ruijter, als voorzitter van de KNMvD.

\'De KNMvD is een respectabele organi-
satie met een rijke historie. Zij vertegen-
woordigt reeds 138 jaar de Nederlandse
dierenarts. Op grond daarvan kan ten
onrechte de indruk ontstaan behoudend
en conservatief te zijn. Mijn ervaring als
voorzitter in het eerste jaar geeft aan dat

De Ruijter: \'Kernvraag in alle relevante
vakgebieden van de diergeneeskunde is
of en hoe de dierenarts ten opzichte van

de cliënt een vertrouwenspositie kan
innemen, en tegelijkertijd zijn onafhan-
kelijkheid kan bewaren. \'

niets minder waar is. De beroepsgroep
heeft aangetoond veranderingsgezind te
zijn en te willen luisteren naar de samen-
leving. Op voorbeelden daarvan kom ik
in mijn jaarrede nog terug. De indruk
naar de buitenwereld toe een gesloten
bolwerk van professionals te zijn, zal
wél moeten worden doorbroken. Hier
ligt een belangrijke taak voor het com-
municatiebeleid, een passend thema
voor het middagprogramma.\'

De Ruijter bedankt het bestuur van de
Afdeling Zuid-Holland en de congres-
commissie namens het Hoofdbestuur
voor de organisatie van het Jaarcongres
2000. \'Het thema van dit congres -
Communicatie - sluit naadloos aan bij
de problematiek waartoe wij ons heden-
tendage gesteld zien.\' Ook bedankt hij

-ocr page 379-

de burgemeester van Noordwijkerhout,
de heer Van Andel, voor de gastvrijheid
van zijn gemeente.

Vervolgens gaat de voorzitter over tot
het traditiegetrouw gedenken van de
collegae te die ons in het afgelopen jaar
ontvielen. Van ons heen gingen de col-
legae:

J. Bondate Soest
H.J. Stol te Leiden

Mevrouw M.I. Timmermans te Heerlen

C.J. Hoek te Kortgene

E. Bischoff te Kerkrade

J.W.E. Stam te Soest

Mevrouw A. van der Werve-Mulder te

Bilthoven

W. van Leeuwen te Bilthoven
L. Hankes te Bergen op Zoom
C. van Beusekom te Bergen (Noord-
Holland)

J.W. Caspers te Amsterdam
Mevrouw M.S. Kruip te Lithoyen

G. Bloem te Leiden
W.H. Smits te Soest

Prof. dr. J.H.J. Huis in \'t Veld te Maam

H. Lieuwen te Schalkhaar
H.H. A. Mager te Gieten

G. Boneschanser te Kminingen
M.J.M.P. Schyns te Roggel
A.M.E. Duysens te Voerendaal
C.C. van de Watering te Zeist

H.I Nijsen te Well
Dr. P.J. Veen te Doom

T. van der Laan te Leeuwarden
Mevrouw G.E.A.M. Hardy teLutjegast
R.F.J. van Ewijk te West-Knollendam
H.A. de Boer te Zwartsluis
P. Huchshom te Bameveld.

Daama gaat De Ruijter over tot het noe-
men van die dierenartsen, die in dit ver-
enigingsjaar hun wetenschappelijke in-
spanning bekroond hebben gezien met
het behalen van de doctorstitel. Hij feli-
citeert de genoemde collegae met de be-
haalde titel en bedankt ze voor hun bij-
drage aan de bevordering van de
diergeneeskunde. Dit zijn:
H. van Herck te Beesd
A.P. Koets te Houten
A. Dekker te Eemnes
Mevrouw A.L.J. Nielen te Breda
E. van Garderen te Houten
A.J. de Smit te Dronten

Mevrouw S.M. Hensen te Katwijk
F.W. van der Kreek te \'s-Gravenhage

Positie niet meer vanzelfsprekend
\'Het beroep van dierenarts is momen-
teel onderhevig aan grote veranderin-
gen. Door maatschappelijke, politieke,
alsmede wetenschappelijke ontwikke-
lingen is de positie van de dierenarts niet
meer vanzelfsprekend die van genees-
heer, vertrouwenspersoon en algemeen
raadgever. Mondiger cliënten, toene
mende schaalgrootte en malaise in de
agrarische sector zetten de dierenarts

\'Ik maak mij grote zorgen overeen aan-
tal \'gegroeide gebruiken\' die een regel-
rechte en ernstige bedreiging vormen
voor de integriteit van de dierenarts.\'

onder dmk. Van de dierenarts wordt
verwacht dat hij diergeneeskundige toe-
gevoegde waarde levert, zijn grenzen
kent en deze door middel van perma-
nente nascholing aanpast aan de gewij-
zigde vraag van cliënt en samenleving.
De dierenarts moet èn de belangen van
dier- en volksgezondheid èn de belan-
gen van zijn cliënt behartigen. Dit stelt
hem voor belangrijke vragen:
Hoe om te gaan met aandoeningen die -
voor zover niet aangifteplichtig - van
betekenis zijn voor de volksgezondheid
en die bij melding grote gevolgen kun-
nen hebben voor de diereigenaren? Hoe
de privacy te borgen bij het registreren
van dierziektegegevens, erfelijke gebre-
ken en gebmik van diergeneesmidde-
len? Hoe de onatTiankelijke opstelling
bij het uitvoeren van publieke taken
waar te maken, zonder de belangen van
de diereigenaren te schaden? Kemvraag
in alle relevante vakgebieden van de
diergeneeskunde is of en hoe de dieren-
arts ten opzichte van de cliënt een ver-
trouwenspositie kan innemen, en tege-
lijkertijd zijn onafhankelijkheid kan
bewaren. Ik reken het als een taak van de
KNMvD om zodanige randvoorwaar-
den te scheppen, dat de onafhankelijk-
heid van de dierenarts wordt gewaar-
borgd, zodat hij zijn maatschappelijke
en wettelijke taken op integere wijze
kan uitvoeren. Het is dus van het al-
lergrootste belang dat de dierenarts zijn
positie in de nieuwe maatschappelijke
omgeving opnieuw beziet en herijkt.\'

Beroepsintegriteit

\'Naast de onafhankelijke positie bestaat
er zorg over de beroepsintegriteit, ook al
is dat een breed maatschappelijk pro-
bleem. Hier is binnen onze samenleving
niets nieuws onder de zon. Alle beroeps-
groepen hebben er mee te maken. Ik wil
er met nadmk op wijzen dat dit niet al-
leen een probleem is voor de practicus
gezelschapsdieren en landbouwhuisdie-
ren, maar in feite voor de gehele be-
roepsgroep. De oplossing is niet simpel,
maar begint met het gezamenlijk be-
spreekbaar maken en aanpakken. De
KNMvD heeft hieraan inmiddels invul-
ling gegeven door bijeenkomsten over
dit onderwerp met besturen van afdelin-
gen en groepen, binnen de afdelingen in
de intensieve veehouderijgebieden en
op kringbijeenkomsten. Ik ben trots op
het feit dat deze discussies met grote
openheid kunnen worden gevoerd, en
heb respect voor die leden die de proble-
men onder ogen durven te zien.
Dat alles neemt niet weg, dat ik mij gro-
te zorgen maak over een aantal \'ge-
groeide gebmiken\' die een regelrechte
en ernstige bedreiging vormen voor de
integriteit van de dierenarts en daarmee
voor de positie van de beroepsgroep
zelf Hiervoor moet en zal een oplossing
worden gevonden

\'De KNMvD zal ervoor waken dat vete-
rinaire beleidszaken onder alle omstan-
digheden onder de verantwoordelijk-
heid van de KNMvD blijven vallen.\'

Wel is voor mij volstrekt duidelijk dat
een agrarisch tuchtrecht, voor primaire
producenten die betrokken zijn bij de
productie van voedingsmiddelen van
dieriijke oorsprong, een onmisbaar in-
stmment is. Een integere productiewijze
is alleen dan te realiseren als alle scha-
kels in de productiekolom kunnen wor-

-ocr page 380-

den aangesproken op hun handelen en
niet alleen de dierenarts.
Een afronding van de discussie met het
ministerie en LTO rond de UDD-status
van gedode vaccins voor bedrijfsgebon-
den ziekten zou een belangrijke bijdrage
aan de oplossing van het probleem kun-
nen bieden.\'

Samenwerking met overheid
\'De samenwerking met de overheid ont-
wikkelt zich zeer positief
Aan een lang bestaande fhistratie is een
eind gekomen. En wel dat de bestrijding
van besmettelijke dierziekten kennelijk
kon plaatsvinden zonder overleg met de
belangrijkste spelers op dit veld, de die-
renartsen. Ik doel hier uiteraard mede op
de deelname aan het overleg met het be-
drijfsleven in het zogenaamde basis-
overleg.

Constmctief zijn de vorderingen te noe-
men in het overieg met de RVV. De on-
derhandelingen over de positie van de
dierenarts in de georganiseerde dier-
ziektebestrijding zijn nagenoeg afge-
rond en de tewerkstelling van practici in
parttime dienstverband, de zogenaamde
practitioners, is inmiddels van start ge-
gaan. Ik ondersteun deze ontwikkeling
van harte omdat het de positie van de
dierenarts in de volksgezondheid op een
breed terrein versterkt en de door de
overheid gewenste cultuurverandering
binnen de RVV ondersteunt door sa-
menwerking met dierenartsen uit de
marktsector. Bovendien ligt deze taak
wettelijk bij de dierenarts, hetgeen voor
de beroepsgroep een eigen verantwoor-
delijkheid betekent. De eerste inspan-
ningen om te komen tot een pilot er-
kende dierenarts in het kader van de
EU-richtlijn 97/12 het veterinair net-
werk van toezicht, worden binnenkort
afgerond. Hier liggen grote uitdagingen
voor de erkende bedrijfsdierenarts, de
practicus dus.

Dames en heren.

Veel valt te bereiken met samenwer-
king. Allereerst met de dierenartsen-
coöperatie AUV, die inmiddels een
multinationale ondememing genoemd
mag worden. Het Hoofdbestuur stelt
zich op het standpunt dat op een beperkt
aantal terreinen samenwerking niet al-
leen mogelijk is, maar ook dringend ge-
wenst. Ik denk hier aan praktijkmanage-
ment, kwaliteitsregistratie dierenartsen-
praktijk en informatisering. Wat dit laat-
ste betreft kan de toepassing van het
elektronisch voorraad- en beheersys-
teem in combinatie met de branche-
codetabel van de Fidin een oplossing
bieden voor het inzichtelijk maken van
de diergeneesmiddelenstromen in Ne-
derland, een lang gekoesterde wens van
de overheid. Met name vanuit kosten-
oogpunt dient zorgvuldig te worden om-
gegaan met de beperkte middelen van
onze kleine beroepsgroep. Het spreekt
uiteraard vanzelf dat de KNMvD ervoor
zal waken dat veterinaire beleidszaken
onder alle omstandigheden onder de
verantwoordelijkheid van de KNMvD
blijven vallen. Verdere samenwerking
en afstemming met onze zusterorgani-
satie in het Nederlandse taalgebied, de
Vlaamse Dierenartsen Vereniging en
binnen Europa de Federation of Veteri-
narians of Europe (FVE) zijn onze doel-
stelling.

Küyiiiisi

\'Opleiding op maat\' en nascholing
\'De Nederlandse diergeneeskunde staat
in de wereld op het hoogste niveau.
Dat begint al met de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht, die tot de
allerbeste ter wereld mag worden gere-
kend.

\'Dierenartsen zijn beroepshalve dege-
nen die de belangen van het dier kun-
nen behartigen. Dit schept een profes-
sionele verantwoordelijkheid.\'

Door de sterk toegenomen kennis en de
veranderde maatschappelijke eisen, die
een hoog niveau van diergeneeskundig
denken en handelen vraagt, zijn een \'op-
leiding op maat\' en permanente nascho-
ling vereist. De opleiding moet immers
dierenartsen leveren die de gevraagde
positie in de samenleving kunnen bekle-
den. De Faculteit der Diergeneeskunde
speelt op de ontwikkelingen in door het
curriculum met ingang van volgend jaar
op zodanige wijze aan te passen dat
naast twee hoofdstromen in het basis-
curriculum, acht tot negen gedifferen-
tieerde uitstroomprofielen ontstaan. Wij
steunen deze ontwikkeling van harte.
De KNMvD heeft tot taak de gediffe-
rentieerde uitstroom van jonge collegae
naadloos te laten aansluiten op de be-
roepsuitoefening door middel van certi-
ficerings- en erkenningsregelingen. An-
ders zal immers de gedifferentieerde
opleiding door de algemene bevoegd-
heid rechts worden ingehaald. Speciaal
geldt dit voor gezelschapsdierenprac-
tici.

Wij zijn er trots op dat inmiddels een
groot aantal dierenartsen door het vol-
gen van een opleiding erkend is, in to-
taal mim duizend in Rund en Varken.
Pluimvee en Paard zijn opgestart. Veel
dierenartsen hebben al een bewuste
keuze gemaakt voor het louter en alleen
behandelen van gezelschapsdieren. Het
Hoofdbestuur hoopt dat ook zij het pad
der erkenning zullen betreden en zal er-
voor zorgdragen de belangen van alle
praktiserend dierenartsen - dus ook die
van de kleine praktijken - mee te wegen.
Vermiming van de numems fixus van
175 naar 225 studenten aan de Faculteit
der Diergeneeskunde, die dit jaar reeds
heeft plaatsgevonden, is nodig om de
onevenwichtigheid in de professionele
uitstroom te herstellen. Om toekomstige
tekorten in de landbouwhuisdieren- en
volksgezondheidssector te voorkomen,
zal met ingang van 2001 gebmik wor-
den gemaakt van decentrale toewijzing
van studieplaatsen, die hiertoe een abso-
luut vereiste is.\'

Integraal ter discussie
\'Gezondheid en welzijn zijn op veel ge-
bieden met elkaar verweven. De Ge-
zondheids- en Welzijnswet voor Dieren
schrijft voor waar houders en hoeders
van dieren aan moeten voldoen om ge-
zondheid en welzijn van dieren opti-
maal te borgen.

Ook bij individueel gehouden dieren
moeten de belangen van het dier, met de
voortschrijdende technische mogelijk-

-ocr page 381-

heden niet worden vergeten.
Het begrip dierwelzijn heeft zich ver-
breed; het inzicht dat de intrinsieke
waarde van het dier hier een essentieel
onderdeel van is, staat niet meer ter dis-
cussie.

Dierenartsen zijn beroepshalve degenen
die de belangen van het dier kunnen be-
hartigen. Dit schept een professionele
verantwoordelijkheid.
Voor de dierenarts betekent dit dat zijn
positie als medeverantwoordelijke voor
de gezondheid van mens en dier en voor
het welzijn van het dier in de schijnwer-
per staat. Het verschil tussen de opvat-
tingen en taakinvulling van de dieren-
arts en de mening van de samenleving
kan als bedreigend worden ervaren door
de beroepsgroep.

Door de toenemende invloed van media
en publieke opinie blijft dit immers geen
inteme zaak van de beroepsgroep, maar
staat dit integraal ter discussie. Hiermee
krijgt de verantwoordelijkheid van de
dierenarts, wettelijk omschreven in on-
der andere de Wet op de Uitoefening
van de Diergeneeskunde en Gezond-
heids- en Welzijnswet voor Dieren, een
extra accent.\'

\'Het gehele beroepsveld en vooral de
practicus hebben een essentiële rol in de
bescherming van de volksgezondheid.\'

Psychologische en ethische aspecten
\'In de samenleving nemen het gezel-
schapsdier en het paard een steeds be-
langrijker plaats in. Hierdoor is voor de
Groep Geneeskunde Gezelschaps-
dieren en de Groep Geneeskunde van
het Paard een belangrijke taak wegge-
legd. De omgang met het individueel
gehouden dier wordt door velen als
buitengewoon belangrijk beschouwd,
zeker in onze huidige maatschappij met
een toename van vereenzaming en ver-
grijzing. Psychologische aspecten in de
relatie mens-dier alsmede ethische as-
pecten hiervan, behoren bij uitstek tot
de professionele verantwoordelijkheid
van de dierenarts, werkzaam in deze
sector. De KNMvD hecht hieraan dan
ook groot belang, zowel beleidsmatig
als in het overleg met belanghebben-
den.

Ten aanzien van de Identificatie & Re-
gistratie van gezelschapsdieren streeft
de KNMvD een verplichte aanpak na,
en wel om drie redenen:
Allereerst vanwege het veterinair
meldpunt van erfelijke gebreken, waar-
van ons rapport op 19 oktober aan de
directie Landbouw van het ministerie
zal worden aangeboden, ten tweede
vanwege de problematiek rond de
zwerfdieren, en tot slot vanwege de re-
geling agressieve dieren. Voor de ge-
neeskunde van het paard zijn een ver-
plichte Identificatie & Registratie door
middel van het paardenpaspoort in
combinatie met de toepassing van dier-
geneesmiddelen voor minor species en
minor use grote prioriteit.
Bij de bewaking van volksgezondheid
en voedselveiligheid spelen dierenart-
sen op alle betrokken niveaus een be-
langrijke rol bij beleidsontwikkeling,
toezicht, bewaking, controle en keuring.
Bij de ministeries van Volksgezond-
heid, Welzijn en Sport (VWS) en van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
(LNV) werken enige honderden dieren-
artsen bij beleidsdirecties en uitvoe-
rende diensten. De veterinaire kennis en
inbreng zijn van groot belang. Gezien de
maatschappelijke, politieke en wette-
lijke eisen dient deze inbreng in de na-
bije toekomst zowel kwantitatief als
kwalitatief te worden versterkt. De be-
trokkenheid van de beroepsgroep is on-
voldoende bekend bij het publiek, maar
niet alleen daar. De rol van de officiële
dierenarts bij de overheid is van belang
maar vormt slechts een onderdeel van
de taken in de volksgezondheid. Het ge-
hele beroepsveld en vooral de practicus
hebben een essentiële rol in de bescher-
ming van de volksgezondheid. Boven-
dien is het speelveld van de volksge-
zondheid en voedselveiligheid veel bre-
der dan momenteel ingekaderd.
Daamaast bestaan bij het houden van
gezelschapsdieren ook risico\'s van
ziekte-overdracht van dier naar mens.
De practicus kan door goede vooriich-
ting of preventieve maatregelen deze ri-
sico\'s inperken.

Dames en heren, een hoogtepunt van dit
jaar mag niet onvermeld blijven. Ik doel
hier op het WSAVA/FECAVA wereld-
congres dat dit jaar in Amsterdam is ge-
houden. Dit congres, met meer dan 2400
deelnemers, waarvan 1700 buitenlan-
ders, was voortreffelijk georganiseerd
en een zodanig groot succes dat een
compliment aan de organisatie hier op
zijn plaats is.

Dames en heren, het Hoofdbestuur
hoopt dat zij met de presentatie van het
nieuwe beleidsplan getiteld \'Dierenarts,
spil in een gezonde samenleving\' rich-
ting zal geven aan de voor de beroeps-
groep noodzakelijk gewenste ontwikke-
lingen.

Tot slot wil ik allen bedanken, die in het
afgelopen jaar zoveel tijd en moeite heb-
ben besteed aan het goed laten functio-
neren van onze KNMvD, te weten de
medewerkers van het bureau onder lei-
ding van de algemeen secretaris en na-
murlijk de vele collegae in bestuurlijke
ftmcties, commissies en werkgroepen.\'

Geschenk ter Onderscheiding

Een totaal verraste en glunderende me-
vrouw dr. M.M. Sloet van Oldmiten-
borgh-Oosterbaan neemt van voorzitter
De Ruijter het Geschenk ter On-
derscheiïng in ontvangst. Veel lovende
woorden over deze drijvende kracht in
de diergeneeskunde van het paard, die
werkzaam is als specialist Inwendige
Ziekten van het Paard bij de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard van de
Faculteit der Diergeneeskunde. \'Zij zet
zich volledig in voor het onderwijs aan
de studenten en de opleiding van specia-
listen in opleiding. Zij gaat daarbij pro-
blemen niet uit de weg en zet als dit no-
dig is haar letterlijke verdienste in om
het doel van erkende paardendierenarts
voor jonge collegae te bereiken. Ook de
cursus voor de erkende paardendieren-
arts, verzorgd door het PAO-D, wist in
haar een trekker te vinden.
Marianne Sloet publiceert zélf - ze is in
1990 gepromoveerd - maar ook tezamen
met vele anderen. Ze is daardoor we-
reldwijd bekend. Haar paardermetwerk,
om het zo maar eens uit te drukken, is

t

-ocr page 382-

mondiaal.

Ook bestuurlijk kun je niet om Marian-
ne Sloet heen. Ze is voorzitter van de
Groep Veterinaire Specialisten en verte-
genwoordigt deze tevens in de Registra-
tiecommissie. Ze is bestuurslid van het
PAO-D en zit in de Editorial Board van
de Veterinary Quarterly. Zij levert daar-
voor op verzoek vele artikelen aan.
Haar ambitie krijgt niet altijd de waarde-
ring die het verdient\', besluit De Ruijter.
\'De verdiensten voor de Faculteit en de
KNMvD brengen wij echter graag tot
uiting door middel van het Geschenk ter
Onderscheiding.\'

Informatisering

De tweede persoon die door middel
van het geschenk in het zonnetje wordt
gezet, is A.J. van Toor, practicus voor
gezelschapsdieren in Dierenkliniek
Thorbeckelaan in Den Haag.
\'Bert van Toor is een zeer enthousiast
practicus die in zijn praktijk volop ge-
bruik maakt van de automatisering om
het management optimaal te laten ver-
lopen. Naast practicus is hij ook spe-
cialist Inteme Geneeskunde der Gezel-
schapsdieren.

Dit drukke praktijkbestaan was geen
reden om zich alleen daarop te focus-
sen. Hij wist zich op het gebied van de
informatisering nadmkkelijk te mani-
festeren. Daar waar de discipline ge-
zelschapsdieren zich niet optimaal liet
gelden, werd Bert van Toor voorzitter
van de Novad Coöperatie Ideëel.
Hij heeft de herstmcturering van de In-
formatisering binnen de KNMvD van
nabij meegemaakt en bleef geloven in
het belang van de informatisering voor
de dierenarts. Hij was vertegenwoordi-
ger in het bestuur van de Stichting
Informatisering Dierenartsen.
De NCI-coöperatie werd per 1 januari
2000 opgeheven en omgevormd tot het
ICT-platform. De SID heeft de gevol-
gen van de motie Den Otter ondergaan
en is inmiddels ook opgeheven. Dit al-
les heeft het geloof in het belang van
de informatisering voor dierenartsen
bij Bert van Toor niet aangetast. Als
dank voor zijn grote inzet, doen wij
hem hierbij graag het Geschenk ter

Onderscheiding toekomen.

Jaarprijs Tijdschrift en cd-rom

Het jaar 2000 is een bijzonder jaar, zeker
voor het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Niet alleen is het de start een
nieuw millennium - hierover verschillen
overigens de meningen -, maar het is
ook een jubileumjaar voor het Tijd-
schrift. Zoals dr. W. Edel, voorzitter van
de Hoofdredactie, het met enige trots
verwoordt: \'Het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde vormt al 125 jaar lang het
geschreven woord op veterinair gebied.\'
Een en ander is al tot uiting gekomen in
het nieuwe jasje van het Tijdschrift.
Maar dat is nog niet alles. Ter ere van dit
jubileumjaar biedt de KNMvD alle le-
den een geschenk aan in de vorm van
een cd-rom, met hierop titels en samen-
vattingen van wetenschappelijke artike-
len die de afgelopen dertig jaar versche-
nen zijn in het TvD. Ook zullen titels en
samenvattingen van artikelen uit alle
jaargangen van the Veterinary Quarteriy
en van Veehouder en Dierenarts op de
cd-rom te vinden zijn. Dit alles mede
dankzij de jarenlange inspanningen van
dr. Th. Elsinghorst, die al deze titels en
samenvattingen verzameld heeft. Ver-
der zijn op de cd-rom tips voor compu-
tergebmik te vinden. Deze TIPS zijn ge-
maakt door van J.L. van Os. De cd-rom,
die gesponsord is door Intervet Neder-
land, Mycofarm en de AUV, zal worden
bijgevoegd in het Tijdschrift van I de-
cember 2000.

\'Het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde
vormt al 125jaar lang het geschreven
woord op veterinair gebied.\'

Vervolgens gaat Edel over naar de uit-
reiking van de Jaarprijs voor het beste
wetenschappelijke artikel dat versche-
nen is in de 124e jaargang (1999) van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Zoals al een aantal jaren gebmikelijk is,
heeft de Hoofdredactie drie artikelen ge-
nomineerd. Dit zijn:

• Aviaire leucose een oud probleem in
een nieuw jasje: diagnostische moge-
lijkheden en beperkingen; W.L.
Landman en G. Koch (Tijdschr Dier-
geneeskd 1999; 124:496-502)

• Capnocythophaga canimorsus-micc-
ties: een mogelijke dodelijke compli-
catie van bijtwonden; A.M.H. Kramer
en D.J. Houwers (Tijdschr Dier-
geneeskd 1999; 124: 108-10)

• Invloed excessieve calciuminname
tijdens de groei en embryonale ont-
wikkeling op het calciummetabo-
lisme en de skeletontwikkeling van de
hond; I. Schoenmakers en H.A.W.
Hazewinkel (Tijdschr Diergeneeskd
1999; 124:559-65)

De TvD-voorzitter gaat wat nader in op
de artikelen en waarom ze door de
Hoofdredactie genomineerd zijn, alvo-
rens hij bekend maakt wie de winnaar is
geworden. Dat is het artikel
\'Capnocy-
thophaga canimorsus-mkciiQs:
een
mogelijke dodelijke complicatie van
bijtwonden\' van A.M.H. Kramer en
D.J. Houwers geworden. Een zeer ver-
raste en zichtbaar blije Kramer neemt
het beeldje \'Nieuw perspectief en het
bijbehorende geldbedrag van Edel in
ontvangst.

Uitreiking specialistencertificaten

Ook dit jaar worden weer een aantal
specialistencertificaten uitgereikt. Dit
zijn:

Veterinaire Oogheelkunde

mevrouw drs. A.M.J. Verbruggen

Veterinaire Diervoeding

mevrouw drs. A. Dirkzwager

drs. A.J. van Dijk

Veterinaire Volksgezondheid

dr. W. Edel

Reproductie Paard

drs. A.R. van Ittersum

Rundergezondheid

dr. R. Boosman

drs. M.J. Hoyer

mevrouw drs. M. W.C. Huyben

drs. H. Jorritsma

Chirurgie Paard

drs. F. ter Braake

drs. E. Enzerink

mevrouw drs. J.M. Wilmink

dr. P.A.J. Brama

-ocr page 383-

Chimrgie Gezelschapsdieren
mevrouw drs. l.G. Schaeffer
mevrouw drs. A. Feberwee

Wat is communicatie

Na afsluiting van het officiële gedeelte,
geeft dagvoorzitter mevrouw dr. V.
Baumans het startsein voor het thema
van dit Jaarcongres \'Hoe eenvoudig is
communicatie\'. Zij geeft het woord aan
de eerste spreker Jan Mastenbroek,
communicatie-adviseur.
\'Wanneer begint communicatie?\'
vraagt Mastenbroek de zaal en hij geeft
zelf het antwoord. \'Dingen die u ziet
zeggen al iets. Dan is de beeldvorming
al begonnen.\' Vandaar dat een eerste in-
druk zo belangrijk is. \'Het is de eerste
indruk die ik nooit over kan doen\', zegt
Mastenbroek. \'Het is goed om je af te
vragen welke eerste indruk je eigenlijk
maakt.\' Hij raadt aan deze test te doen in
vredestijd en niet in oorlogstijd.

\'Pas op voor dubbelzinnigheid in uw
spreekkamer.\'

Non-verbale communicatie is gelijk aan
gedrag. Mastenbroek vindt het gek dat
het accent meestal op praten blijft lig-
gen. \'Hoe meer we praten, hoe minder
we letten op gedrag. Klanten kijken
vooral naar u. U maakt een onuitwisbare
indruk\', legt hij de toehoorders voor.
Dat kijken en zien twee heel verschil-
lende dingen zijn, omlijst Mastenbroek
met een aantal gezegdes. \'Er wordt on-
gelovelijk veel met woorden gelogen\',
is zijn stelling.

\'Wij missen het vermogen om perfect te
communiceren. De mens is een sociaal
wezen. Communicatie maakt het so-
ciale mogelijk. Ons vermogen om te
communiceren is slechts heel beperkt.\'
Mastenbroek geeft hiermee aan dat de
titel van dit Jaarcongres (Hoe eenvou-
dig is communicatie!) pure onzin is.
\'Communicatie en informatie veron-
derstellen elkaar; ze zijn bijna syno-
niem.\' Mastenbroek gaat terug naar de
oorsprong van het woord communica-
tie, waarbij communicare latijn is voor
vergemeenschappelijken. \'Gedachten

delen met anderen. Meedelen door mid-
del van woord en gedrag\', legt hij uit.
\'Het is pas informatie als u het gebrui-
ken kan. Heel veel informatie is dat dus
eigenlijk niet.\'

\'Het is de eerste indruk die ik nooit
over kan doen.\'

Mastenbroek maakt de zaal er attent op
dat achter alles wat gezegd wordt, iets
zit. \'Geen slechte dingen\', stelt hij ge-
rust. Hij noemt twaalf bronnen van mis-
communicatie, zoals selectief waarne-
men/luisteren (Oostindisch doof) of
selectief interpreteren (Dat heb ik niet
gezegd!). Maar ook het hebben van
vooroordelen, ofwel het schuilen in
imago\'s. De context of situatie bepaah
mede de boodschap en ook het gedrag
kan in tegenspraak zijn met de woorden
(het venijn van het liegen). Ruis, bij-
voorbeeld telefoon tijdens een gesprek
met een cliënt, is een vorm van mis-
communicatie, evenals verhullend taal-
gebruik (het positieve overbelichten,
het negatieve onderbelichten). Bekend
is het opzettelijk wollige taalgebruik in
de politiek.

Als er een kenniskloof is tussen de zen-
der en de ontvanger en/of een discre-
pantie in de woordenschat, kan dit lei-
den tot miscommunicatie, maar ook een
teveel aan informatie, zoals op de
meeste congressen het geval is. Verder
zijn het selectief doorvertellen en multi-
interpretabele uitspraken ook vaak een
bron van miscommunicatie. Voor deze
laatste bron noemt hij de titel van dit
congres als voorbeeld. \'Houdt de titel in
aansporing? Of dat communicatie een-
voudig te leren is? Of is het ironisch be-
doeld?\'

Mastenbroek vertaalt wat hij net gezegd
heeft naar de dierenartsenpraktijk. \'Pas
op voor dubbelzinnigheid in uw spreek-
kamer. En denk eraan dat de situatie de
boodschap bepaalt. De context als ver-
hulling van de waarheid.\'
Het bevreemdt Mastenbroek niet dat de
dierenartsen over het algemeen niet te-
vreden zijn met hun huidige beeldvor-
ming (zie het marktonderzoek \'Samen
de markt op?\'). Hij vindt dat de dieren-
artsen als homogene club op een mo-
deme manier moeten proberen de
beeldvorming te verbeteren. Daarbij
geeft hij aan dat e-mail en intemet een-
voudige hulpmiddelen zijn. \'Je kunt je
gezicht er niet bij laten zien. Beperk je
boodschap tot wat je technisch-con-
stmctief te melden hebt\', geeft hij de
dierenartsen mee.

De moderne dierenarts is een vrouwe-
lijke communicatiedeskundige

Onder deze titel prikkelt prof dr.
Meindert Fennema, socioloog en politi-
coloog, de zaal. Decennia temg vorm-
den vrouwen nog geen vijf procent van
de diergeneeskundige studenten. Te-
genwoordig bestaat de instroom uit vijf-
ennegentig procent vrouwen.
Fennema noemt de sociale controle bin-
nen de KNMvD groot. \'Er zijn veel
overeenkomsten, zoals dezelfde oplei-
ding, hetzelfde inkomen, etcetera. Er is
sprake van een vergelijkbare maat-
schappelijke positie. Ook de behoefte
aan informatie is hetzelfde, namelijk
van een praktisch-wetenschappelijke
soort, afkomstig van de faculteit.\'
Na 1960 nam het aantal studenten op de
faculteit toe, terwijl het aandeel vrouwe-
lijke dierenartsen pas na 1980 toeneemt.
Tussen 1980 en 2000 zijn de sexever-
houdingen totaal omgedraaid. Tussen
1960 en 2000 is het aantal dierenartsen
meer dan verdubbeld en dit heeft als

\'De beroepsgroep verliest een deel van
de homogeniteit.\'

consequentie dat het communicatieve
netwerk veel dunner is geworden. Men
is minder vaak lid van de KNMvD en
binnen de KNMvD is er minder bereid-
heid tot participatie. De Afdelingen
ftinctioneren veel slechter dan het geval
was. De beroepsgroep verliest een deel
van de homogeniteit. Dit proces is on-
derdeel van andere ontwikkelingen, bij-
voorbeeld die in de agrarische sector.
Maar de consument heeft ook meer geld

-ocr page 384-

over voor zijn huisdieren. Eenderde deel
van de leden kiest ervoor uitsluitend ge-
zelschapsdieren te gaan doen. Er komen
steeds meer vrouwen, ook in leidingge-
vende functies. Reflectie van de traditio-
nele bedrijfscultuur is dan ook geen
luxe, vindt Fennema. Ook hij grijpt te-
mg naar het onderzoek van vorig jaar.
\'Dierenartsen denken communicatief te
zijn. De vraag is of anderen dat ook vin-
den.\'

Communicatie en de vrouwelijke die-
renarts

Drs. Paula Kibbelaar, cultureel antropo-
loge, begint te vertellen dat zij een tur-
bulente week heeft beleefd op de web-
site van de KNMvD. Daar werden
namelijk stellingen van sprekers van het
jaarcongres geponeerd, waar op gere-
ageerd kon worden. Kibbelaar wilde een
discussie losmaken over feminiene en-
masculiene eigenschappen. \'Ik ben me
lam geschrokken\', zegt ze eeriijk. \'Maar
het waren wel interessante reacties.\' Ze
komt dan ook tot de conclusie dat er nog
best veel werk te verrichten valt op het
gebied van communicatie. Communica-
tie is immers een machtsmiddel en ver-
schillen in communicatie kunnen voor
vrouwen op hun werkplek een barrière
opwerpen.

\'Er valt nog best veel werk te verrichten
op het gebied van communicatie.\'

De opvoeding thuis en op school heeft
veel invloed op de ontwikkeling van ie-
mands praatstijl. Deze kan feminien of
masculien zijn, of - meestal - een combi-
natie van beiden. Conflicten kunnen
veroorzaakt worden door deze verschil-
lende praatstijlen. Kibbelaar constateert
dat het helaas vaak de vrouw is, die zich
moet aanpassen aan een masculiene
praatstijl. Zo worden teveel zwijgen of
te persoonlijk worden vaak niet gewaar-
deerd door mannen. En als een vrouw
niet opschept over haar werkresultaten,
kan dit uitgelegd worden als onzeker-
heid.

Als voorbereiding op dit congres heeft

KNMvD

Kibbelaar een middag gesprekken ge-
voerd met een aantal vrouwelijke die-
renartsen. Hiemit kwam een aantal za-
ken naar voren, zoals het meer open zijn
van vrouwen of het eerder bluffen van
mannen. Maar ook dat er meer solidari-
teit is onder vrouwelijke collega\'s, ter-
wijl mannen meer prestatiegericht zijn.
Eén van de conclusies van deze praat-
sessies was dat praten met elkaar essen-
tieel is. En ook dat de hiërarchie bepa-
lend is voor hoe je met elkaar omgaat.
Tot slot ervaren veel vrouwelijke die-
renartsen een discrepantie tussen ener-
zijds de verwachting om 100 procent
dierenarts te zijn en anderzijds het heb-
ben van een partner, kinderen en andere
verplichtingen, met bijbehorende orga-
nisatieproblemen.

Communicatie in de maatschap

wwen

Drs. Fenneke Woertman, adjunct-direc-
teur ICAS (Independent Counselling
and Advisory Services) Nederland en
tevens geaccrediteerd counsellor, be-
gint haar presentatie met het sprekende
voorbeeld van een kooi met apen en een
banaan. Hiemiee wordt aangetoond hoe
oude gewoonten in stand blijven ofwel
hardnekkig in stand worden gehouden.
Ook Woertman stelt dat praten en com-
municeren twee verschillende dingen
zijn. En zijn er verschillende soorten
taal, zoals stemtaal, lichaamstaal en me-
tataal (verbloemend taalgebmik). \'De
meeste communicatie is non-verbaal\',
zegt zij. \'Actief luisteren is dan ook es-
sentieel.\' Het gaat erom te horen wat
(niet) gezegd wordt. Hierbij zijn nabij-
heidsgedrag, mimtelijke oriëntatie en
luisteren heel belangrijk.
Woertman geeft de zaal de hoofdregels
van het communiceren. \'Dat is ten eer-
ste je realiseren datje altijd bezig bent
met beïnvloeden. Je kunt mensen beïn-
vloeden met en vooral zonder woorden.

\'De meeste communicatie is
non-verbaal.\'

voor een ander. En als je wat zegt, dan
zegje daarmee in feite iets over hoe je
wilt hoe een ander je bekijkt.\'
Samenwerking valt of staat met ver-
trouwen, aansluiting en afstemming. Er
moet duidelijkheid zijn over het doel
van de samenwerking, welke procedure
wordt gevolgd, wie wat doet en hoe de
verhouding is. Woertman geeft aan hoe
het systeem van een maatschap in el-
kaar zit. Dat bestaat uit een het-kant
(procedures en stmctuur), een wij-kant
(samenwerking en stmctuur) en een ik-
kant (persoonlijke kwaliteit en gedrags-
altematieven). \'Communicatie is een
continue wisselwerking. Zoek het inter-
actiepatroon, maar probeer het niet te
verklaren\', raadt ze aan. \'En zorg voor
feedback, maak de zaak bespreekbaar.\'

Communicatie KNMvD: verslag van
een stage-onderzoek

Nynke Thybaut heeft een halfjaar stage
gelopen op de communicatie-afdeling
van de KNMvD. Eén van haar stage-op-
drachten was het maken van een com-
municatieplan, waarvoor zij een onder-
zoek heeft verricht onder 500 leden van
de KNMvD. Doel van het onderzoek is
het analyseren van de sterke en zwakke
kanten van de huidige communicatie
van de KNMvD. Daamaast heeft het on-
derzoek de respondenten de mogelijk-
heid geboden oplossingen te geven voor
de door hen aangegeven problemen.
Van de 500 dierenartsen hebben 159 de
enquête ingevuld en opgestuurd; dit
komt neer op een respons van 32 pro-
cent. Thybaut legt uit dat 35 procent van
de respondenten vrouwelijk is en dat er
een vergelijking is gemaakt tussen de
vrouwelijke en de mannelijke leden
over de betrokkenheid bij de besluitvor-
ming en de tevredenheid over de infor-
matievoorziening van de KNMvD. Op
beide gebieden is er echter geen noe-
menswaardig verschil tussen vrouwen
en mannen.

\'Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
wordt door 99 procent van de res-
pondenten gebmikt om zich te informe-
ren over de besluitvorming van de
KNMvD\', vertelt Thybaut. De Afde-
lings- en Groepsvergaderingen worden

-ocr page 385-

door respectievelijk 30 procent en 49
procent gebruikt voor informatie over
besluitvorming.

Het intemet scoort ook goed, namelijk
31 procent zegt wel eens gebmik te ma-
ken van de internetsite om informatie te
vergaren.

Een vergelijking tussen de leden van de
Groep Practici Grote Huisdieren en de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
laat zien dat grote huisdierenpractici iets
meer betrokken zijn bij besluitvorming,
namelijk 22 procent, dan de gezel-
schapsdierenartsen. Daarvan vindt 15
procent zichzelf betrokken. Ook waar-
deren de grote huisdierenpractici hun
Groep meer dan de gezelschapsdieren-
practici.

De voormalig stagiaire heeft uit het on-
derzoek een top drie van sterke punten
ten aanzien van het beleid van de
KNMvD gedestileerd, namelijk belan-
genbehartiging, grote/sterke achterban
en het stimuleren van erkenningsrege-
lingen. Zwakke punten zijn: traag, ach-
ter de feiten aanlopen; te laat inspringen
op maatschappelijke vraagstukken uit
de pers; gebrek aan communicatie tus-
sen bestuur en leden en conservatief
Thybaut heeft hieruit een aantal knel-
punten geformuleerd:

1.De betrokkenheid bij de besluitvor-
ming van de KNMvD onder de leden
is laag.

2. De KNMvD wordt als traag en con-
servatief gezien.

3. Er is volgens de leden onvoldoende
communicatie tussen het bestuur en
de leden.

4. De KNMvD springt volgens haar le-
den te laat of onvoldoende in op maat-
schappelijke vraagstukken uit de pers.

Wat kunnen wij realiseren?

\'Aan mij de eer om de voorzet van
Nienke Thybaut in te koppen: ik mag u
vertellen wat wij denken te kunnen re-
aliseren op het gebied van communica-
tie\', begint drs. Sophie Deleu, dierenarts
en stafmedewerker publiciteit bij de
KNMvD haar betoog.
\'Voorop staat dat wij zeer gelukkig zijn
met de resultaten van dit onderzoek; ein-
delijk staat een aantal antwoorden op
veelgestelde vragen zwart op wit. Heel
blij zijn wij natuurlijk dat vrouwen en
mannen zich in gelijke mate betrokken
voelen bij de besluitvorming, maar ver-
velend dat deze betrokkenheid in het al-
gemeen te laag is. Daar gaan we wat aan
doen, want dat kan.\'
Deleu denkt, kijkend naar de zwakke
punten die uit de enquête naar voren ko-
men, dat er veel verbeterd kan worden.
\'Met name aan punt drie - de communi-
catie tussen bestuur en leden, of beter:
tussen leden en bestuur - kunnen wij
aandacht besteden. Het gaat namelijk
om \'een gevoel\'. Het gevoel \'te traag en
te laat\' dat ontstaat als je niet precies
weet wat er gebeurt of - sterker nog - als
je denkt datje bestuur niet precies weet
wat er zoal gebeurt.\'

\'Het Tijdschrift voor Diergeneeslcunde
wordt door
99 procent van de respon-
denten gebruikt om zich te informeren
over de besluitvorming van de
KNMvD.\'

Ook vanuit het perspectief van com-
municatie is er reden om de kanteling
van de verenigingsstructuur te onder-
zoeken (zoals ook voorgesteld in de be-
leidsvoornemens van het Hoofdbe-
stuur). De betrokkenheid bij de be-
sluitvorming is immers beter onder le-
den van Groepen. En het lidmaatschap
van een Groep wordt ook beter ge-
waardeerd dan een lidmaatschap van
een Afdeling. Bovendien is het bezoek
aan de ledenvergaderingen beter... ten-
minste als er een vaktechnisch onder-
werp op het programma staat. Want -
zo blijkt niet uit onderzoek, maar uit ja-
renlange ervaring - u bent met geen
stok naar een bijeenkomst te krijgen die
louter en alleen over bestuurlijke aan-
gelegenheden gaat. Een dierenarts wil -
als hij zich dan met moeite een avond
vrij maakt - \'iets leren\', liefst aanteke-
ningen maken.

Verder raadt Nienke Thybaut aan meer
te communiceren over de besluitvor-
ming, of beter gezegd over de moge-
lijkheden die de leden ter beschikking
staan om die besluitvorming te beïn-
vloeden.

Het is dan ook het voornemen van het
Hoofdbestuur en Secretariaat om aan
dit onderwerp het komende jaar veel
aandacht te besteden, voomamelijk in
het Tijdschrift - want dat is het favo-
riete communicatiemiddel van de le-
den! - maar ook op de website, én het
jaarverslag. Nogmaals, niet alleen de
leden vragen erom - zo blijkt uit het
onderzoek - ook het Hoofdbestuur
voelt de behoefte de besluitvorming
nader te bezien. De band tussen
Groepen en Hoofdbesmur wordt mo-
menteel al stevig aangehaald. U hoort
hier dus op korte termijn meer van!
Deleu kondigt een nieuw fenomeen
aan, namelijk het jaarverslag. \'Al jaren
was het u een doom in het oog dat u
geen goed overzicht had van de activi-
teiten van de vereniging. Natuurlijk
vond u in de agenda van de Algemene
Vergadering - want die leest u natuur-
lijk van a tot z dóór - het hoofdstuk \'Al-
gemene Onderwerpen\', maar écht
transparant - zoals wij van de leden vra-
gen te zijn - nee. Wij hebben de oplos-
sing. Voortaan vinden de leden vooraf-
gaand aan de Algemene Vergadering
een agenda met stukken in de brieven-
bus, en straks in de mailbox. En in april
ontvangt u een jaarverslag met daarin
de activiteiten en een globaal overzicht
van de financiën. Zodat u kunt zien
\'wat er met uw geld is gebeurd\', want
de vraag \'krijg ik waar voor mijn geld\'
ligt ten grondslag aan vele andere vra-
gen en uitingen van ontevredenheid zo-
als \'te traag en te laat\'.\'

Website

En dan komt de stafmedewerker publi-
citeit op de ongekende nieuwe moge-
lijkheden die de vereniging geschapen
heeft met de opzet van de website
www.knmvd.nl. De interactie tussen
leden onderling, tussen leden en
Bestuur, tussen leden en Secretariaat,
tussen Afdelingen, Kringen, Groepen.
\'Waar vroeger de besluitvorming werd
vertraagd door de noodzaak langdu-
rige briefwisselingen te voeren, data te

-ocr page 386-

vinden voor bijeenkomsten, is het in-
ternet weldadig snel en informeel, t en
polemiek in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde is een trage slak, vergele-
ken met discus, de discussiepagina van
de KNMvD. Razendsnel reageert de
één op de ander, razendsnel kristalli-
seert zich een mening uit. (Of razend-
snel wordt duidelijk, dat een discussie
in feite uitzichdoos is. Die voorbeel-
den zijn er inmiddels ook!) Want reken
maar, dat er steeds meer dierenartsen
zijn die een blik werpen op discus. Het
is vooralsnog een klein groepje dat
echt een duit in het zakje doet. Maar
het vuurtje wordt snel groter als het je
aangaat wat er gezegd wordt. Dan
blaasje wel!\'

Het einde van de ICT-toepassingen is
overigens nog niet in zicht. Thans
wordt het gehele relatiebeheersysteem
van het Secretariaat herzien en gereor-
ganiseerd. Dat maakt het op zeer korte
termijn mogelijk, e-mailrondzendin-
gen op allerlei niveaus te verzorgen.
Deleu; \'Met één druk op de knop heeft
u allen dagelijks het laatste nieuws,
desgewenst thuis, desgewenst op uw
werkplek. Wat een verschil met nog
niet zo lang geleden, toen de varkens-
pest uitbrak: toen moest u per brief of
per fax - en daarvan hebben wij er wat
verzonden! - op de hoogte worden ge-
houden.

Wist u dat op dit moment meer dan
duizend dierenartsen bereikbaar zijn
per e-mail en internet? En het aantal
neemt hand over hand toe.
Straks neemt u - erkend - digitaal deel
aan post-academisch onderwijs, bent u
lid van virtuele werkgroepen en com-
missies, neemt u per e-mail deel aan
referenda op allerlei gebied. Kortom,
het gehele concept - bestuur en leden,
leden en bestuur - krijgt door deze
nieuwe communicatiemogelijkheden
een ander dimensie. Vindt u dat uw
voorzitter Ton de Ruijter een ver-
keerde uitspraak heeft gedaan in de
pers; zet uw mening er dezelfde dag
nog tegenover op het internet. Voor-
taan zal hij wel even van te voren kij-
ken als hij een uitspraak doet!\'

Mediabeleid

\'Het mediabeleid van de KNMvD is
voor veel leden reden tot ontevreden-
heid. \'Te traag en te laat\' zeg maar.
Reden waarom het mediabeleid onder-
werp was van de eerste Besturendag
het afgelopen jaar. Al pratende, daarin
vakkundig gestuurd door dagvoorzit-
ter Jan van Os en media-adviseur
Clemens Graafsma, bleek dat de die-
renartsen onderling zeer verdeeld zijn
over de boodschap die moet worden
uitgedragen. En als je niet weet watje
moet zeggen, dan hoefje natuurlijk he-
lemaal niet te praten over hóe je het
moet zeggen. Dan sta je populair ge-
zegd \'met je bek vol tanden\'. Graafs-
ma zei het ook zo mooi; \'Geen pro-
bleem om je vanavond bij NOVA te
hebben. Ton, maar waar sta je eigen-
lijk voor?\'

Vandaar dat de tweede Besturendag
was gewijd aan een onderliggend pro-
bleem; de integriteit van de dierenarts.
Eerst je zaakje op orde, dan pas com-
municeren, was ook het advies van
Graafsma. En zo staat het in het rap-
port \'Thybaut\'. Wij zijn het hierover
dus allen eens.

Zijn wij dan maar helemaal stil? Zeker
niet! Wij hebben het afgelopen jaar,
weliswaar bescheiden, maar vaker dan
ooit zelf contact gezocht met de pers\',
aldus Deleu.

\'Om te beginnen met het WSAVA/
Vooijaarsdagencongres. En met succes;
de dierenartsen waren op de radio, de te-
levisie en veel in de krant. Verder heb-
ben de rundveedierenartsen zich recent
gepositioneerd als interdisciplinair advi-
seur en hebben wij ons als Maatschappij
publiekelijk achter Gezondheidsdienst
en ministerie van Landbouw geschaard
inzake de Grensstreekaffaire. Nog even
afgezien van de talrijke publieke optre-
dens van onze uiterst mediagenieke
voorzitter Ton de Ruijter en algemeen
secretaris Tjeerd Joma. Stafmedewer-
ker Jan Vaarten was zelfs op het lande-
lijk journaal.\'

Deleu schetst de toekomst van het
KNMvD-persbeleid. \'Gelijktijdig met
het voeren van de discussie over integri-
teit, waar wij bijvoorbeeld vandaag
weer over praten, openen wij figuurlijk
de gordijnen die wij de laatste decennia
zo angstvallig gesloten hielden; steeds
vaker zult u de mening van de dierenarts
aantreffen in de vakbladen en in de le-
kenpers. Wij laten ons daarbij professio-
neel ondersteunen, dus u kunt er van op
aan dat als we het doen, we het ook goed
doen. Dit betekent natuurlijk niet, dat
wij altijd positief zullen worden afge-
schilderd.\'

Deleu haalt het voorbeeld aan van het
bericht wat op Werelddierendag in de
krant viel te lezen dat veel dieren slecht
af zijn bij de dierenarts, omdat zij onvol-
doende pijnstillers bij chimrgische in-
grepen krijgen. \'U moet zich daar overi-
gens geen zorgen over maken, dat doen
de eigenaren al; in één klap is het geven
van pijnstillers bij en na een operatie be-
spreekbaar geworden!
Wij zullen niettemin ons uiterste best
doen voor een positieve beeldvorming,
maar eeriijk communiceren betekent
ook dat je je zwakke kanten durft te to-
nen.

\'Be good and teil it.\'

Werkelijk iets te vertellen
\'Be good and teil it\' veronderstelt dat
je ook werkelijk iets te vertellen hebt.
Hebben de leden van de KNMvD ech-
ter massaal iets te verbergen, dan is het
bijzonder onverstandig om de pers op
te zoeken. Dan krijg je het effect: \'als
de vos de passie preekt...\' Niets is do-
delijker dan het uitdragen van een dub-
bele boodschap. Mensen zijn namelijk
niet gek, u mag ze nooit en te nimmer
onderschatten.\'

Deleu belooft de resultaten en aanbe-
velingen van het communicatie-onder-
zoek samen met Nienke Thybaut te
verwerken in een artikel voor het
Tijdschrift. \'Verder kan ik u alleen
maar meegeven; communicatie is een
middel en geen doel. De kwaliteit van
het beleid van uw vereniging, dat be-
paalt uzelf\'

-ocr page 387-

Dierenarts

Dierenartsen moeten een administratie
bijhouden van gekanaliseerde dier-
geneesmiddelen, diergeneesmiddelen
waarvoor een wachttermijn geldt en
magistraal bereide diergeneesmidde-
len. De dierenarts moet van elke trans-
actie, dat wil zeggen: elke keer als hij
diergeneesmiddelen ontvangt, toe-
dient of aflevert, vastleggen:

• de datum;

• de benamingen, in voorkomend ge-
val, het registratienummer van het
diergeneesmiddel;

• het partijnummer;

• de ontvangen of afgeleverde hoe-
veelheid;

• naam en adres van de ontvanger of
leverancier;

• in voorkomend geval, bij welke die-
ren de toepassing plaatsvond of, in
geval dit middel niet volledig wordt
toegepast, de bestemming van de
resterende hoeveelheid ervan.

Veehouder

Ook de veehouder moet een diergenees-
middelenadministratie voeren. In een
logboek moet hij de ontvangst en de toe-
passing van diergeneesmiddelen op het
bedrijfbijhouden.

Met betrekking tot de ontvangst of aan-
koop
van de diergeneesmiddelen moet
de veehouder de volgende zaken vast-
leggen:

• naam van het diergeneesmiddel of het
soort gemedicineerd voer;

• de naam en het adres van de leveran-
cier;

• de diersoort waarvoor het middel be-
stemd is;

• de hoeveelheid.

Bij toepassing van een diergeneesmid-
del moet degene die het middel toepast,
de dierenarts c.q. de veehouder, in het
logboek vermelden:

• denaam van het diergeneesmiddel;

• de gebruikte hoeveelheid;

• de datum van toediening;

• de identificatie van de behandelde
dieren;

• het einde van de wachttermijn.
Wijziging

Met ingang van 1 september 2000 mag
de veehouder, in overleg met zijn die-
renarts, voor de administratie van de
ontvangst van diergeneesmiddelen van
de dierenarts gebruik maken van de ad-
ministratie van de dierenarts. De admi-
nistratie van de dierenarts waarin de be-
nodigde gegevens zijn vastgelegd geldt
dan als een \'register op afstand\'. In dat
geval dient er wel overleg tussen de vee-
houder en de dierenarts plaats te vinden.

Diergeneesmiddelenadministratie

Artikel 40 van de Diergeneesmiddelenwet bepaalt dat er nadere regels kunnen
worden gesteld aan de administratie van het gebruik van diergeneesmiddelen.
Met name de producenten van diergeneesmiddelen, de dierenartsen en de be-
drijfsmatige houders van dieren kunnen op grond van dit wetsartikel worden
verpUcht bepaalde gegevens over het gebruik van diergeneesmiddelen vast te leg-
gen. Deze verplichtingen zijn nader uitgewerkt in de RegeUng administratie voor-
schriften ingevolge de Diergeneesmiddelenwet.

Met Ingang van 1 september is deze Regeling gewijzigd. Het is de veehouder toe-
gestaan om in overleg met zijn dierenarts afspraken over de registratie te maken.
De dierenarts kan een deel van het logboek van de veehouder bijhouden. De ad-
ministratie van de dierenarts geldt dan als register op afstand.

É

Oude regelingen destructie voorlopig gehandhaafd

Het doorberekenen van het afvoeren van destructie aan de aanvoerder, gaat voorlopig niet door. Dit meldt het
Dienstverleningscentrum ter bescherming van Milieu en Hygiëne (DMH). Zolang er vanuit de overheid geen eenduidig
beleid bestaat voor het afvoeren van destructie, zullen de oude regelingen voorlopig gehandhaafd worden. Wel zal de
DMH in het eerste kwartaal van 2001 een nieuw vervoersdocument introduceren. Zij starten vanaf dat moment tevens met
de registratie van destructie.

De veehouder moet er voor in kunnen
staan dat de betreffende gegevens gele-
verd kunnen worden.

Vrij stellingsregeling

De Vrijstellingsregeling artikel 2
Diergeneesmiddelenwet 1999 maakt
het -zij het onder voorwaarden - moge-
lijk op legale wijze gebruik te maken
van diergeneesmiddelen bij diersoorten
en/of voor indicaties waarvoor het dier-
geneesmiddel niet is geregistreerd. Eén
van de voorwaarden waaraan de dieren-
arts in die situatie moet voldoen is het in
zijn administratie vermelden van:

• de naam en voor zover aanwezig het
registratienummer van het middel;

• de diersoort;

• het aantal behandelde dieren;

• de naam en het adres van de houder
van het dier;

• de indicatie waarvoor het middel
wordt toegepast;

• de gebruikte hoeveelheid, de dosering
en de duur van de behandeling;

• de datum waarop het dier is onder-
zocht alsmede de datum waarop het
middel is toegepast;

• de aanbevolen wachttermijn.

Jaarlijks, voor 1 februari dient de dieren-
arts aan het Bureau Bijwerkingen
Diergeneesmiddelen opgave te doen
van de in het voorafgaande jaar toege-
paste, niet-geregistreerde diergenees-
middelen met vermelding van:

• de naam en voor zover aanwezig het
registratienummer van het middel;

• de diersoort;

• de indicatie waarvoor het middel
wordt toegepast.

Gezocht: de nieuwe ICT beleidsmedewerker

Zoals op de Algemene Vergadering is overeengekomen, wordt er een beleidsme-
dewerker ICT gezocht, die vanuit het bureau van de KNMvD zijn (of haar) stimu-
lerende werk zal gaan doen. U leest elders in deze uitgave de advertentie voor deze
functie. En omdat we onder andere ervaring met de diergeneeskundige beroeps-
groep vragen, nodigen wij u uit om met ons mee te zoeken naar geschikte kandida-
ten. Als uw tip tot succes leidt zal dat zeker worden beloond!

Jan Klingen

-ocr page 388-

Verbruikscijfers

Hoewel men ervan overtuigd was dat de
gemiddelde Nederlandse dierenarts ver-
antwoord met diergeneesmiddelen om-
gaat, was men temghoudend omdat pu-
blicatie van verbmikscijfers zou kunnen
leiden tot het \'blind\' reduceren van het
antibioticumgebmik, waarvoor de ge-
publiceerde cijfers de basis zouden kun-
nen vormen.

Toch heeft de Fidin de verbmikscijfers
van 1992, 1994 en 1996 aangeleverd,
waama deze zijn gepubliceerd (1). Om
de monitoring van het therapeutisch ge-
bmik van antibiotica te verbeteren, heeft
de Fidin recent besloten een jaarlijkse
rapportage op te zetten. Op 12 april
2000 heeft de Fidin haar afzetcijfers van
anti-microbiële middelen in Nederland
in de jaren 1998/1999 gepresenteerd aan
beleidsambtenaren en vertegenwoordi-
gers van de betrokken wetenschappe-
lijke instituten. Deze afzetcijfers zijn re-
cent in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde gepubliceerd (2). Naar de wens
om meer gedetailleerde informatie over
het gebmik van de verschillende dier-
soorten zal door de Faculteit der
Diergeneeskunde nader onderzoek wor-
den ingesteld.

Formularia

In het begin werd door de Fidin kritiek
op de formularia uitgeoefend. Dit van-
wege een viertal redenen:

• Moderne antibiotica worden in for-
mularia vrijwel altijd als tweede- of
derde keuzemiddel gezien, hetgeen
door de innoverende farmaceutische
industrie als bezwaariijk wordt ge-
zien.

• Het risico bestaat dat één Neder-
lands formularium onvoldoende re-
kening houdt met regionale of be-
drij fsspecifieke resistentiepatronen,
hetgeen tot gevolg kan hebben dat
lokaal de resistentie kan toenemen.

• Formularia worden gezien als een
soort \'fourth hurdle\', extra eisen na
de steeds toenemende eisen die al bij
registratie worden gesteld;

• Het dwingend opleggen van formu-
laria kan de dierenarts beperken bij
de rationele keuze van de juiste the-
rapie en de interesse in farmacothe-
rapie sterk doen afnemen.

In eerste instantie heeft de formulari-
umcommissie van de Fidin de eerste
versies van de door de KNMvD ont-
wikkelde formularia van positief kri-
tisch commentaar voorzien. Later is
binnen de industrie steeds meer het
idee gaan leven dat formularia op dit
moment het enige bestaande instru-
ment zijn dat, bij de keuze van een
anti-microbieel middel, rekening
houdt met waargenomen resistentie,
klinische ervaringen en gegevens uit
klinische effectiviteitstudies.

Fidin heeft nog wel enkele wensen ten
aanzien van fomiularia:

• Een inzichtelijke procedure voor de
totstandkoming van (updates) van
formularia voor de verschillende dier-
soorten.

• Duidelijke criteria voor de rangschik-
king van middelen in de formularia.

• Schrappen van niet voor de diersoort
en indicatie ingevolge de Diergenees-
middelenwet en Vrijstellingsregeling
toegelaten middelen in de formularia.

• Mogelijkheid van inspraak en advies
van de registratiehouder, bijvoorbeeld
via het indienen van zinvolle in-
formatie, waarmee de formularium-
commissie rekening kan houden.

• Frequente updates van formularia,
minimaal éénmaal per jaar, om actu-
ele ontwikkelingen in het advies te
kunnen meenemen.

• Communicatie en actieve promotie
inzake het gebmik van formularia
door practici en over de toepassing
van formularia naar advies -en over-
heidsdiensten en ketenpartijen.

Voor alle duidelijkheid: Fidin vindt dat
de verantwoordelijkheid voor het op-
stellen van formularia te allen tijde blijft
bemsten bij de KNMvD. Tevens vindt
men dat formularia gelden als zwaarwe-
gend advies voor de practici: de dieren-
arts blijft uiteindelijk verantwoordelijk
voor zijn beslissing, waarbij hij/zij het
formularium en de specifieke bedrijfs-
omstandigheden dient te betrekken.
Afwijken van formularia kan, doch de
dierenarts zal de keuze voor een bepaald
middel dan moeten kunnen onderbou-
wen.

Toen in 1993 de nota Veterinair Antibioticumbeleid het licht zag, werd daar
door de Fidin sceptisch tegenaan gekeken. Uiteraard was en is de Fidin een groot
voorstander van verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen, hetgeen ook de
strekking van de nota was, maar er stonden een tweetal punten in waar men bin-
nen de Fidin bezorgd over was.

Om meer bekendheid te geven aan het werk van de Werkgroep Veterinair Antibioticumbeleid (WvA) en de Formulariumcommissies, zal elk lid van de
WvA in dit Tijdschrift vanuit zijn/haar specifieke achtergrond een visie geven op het antibioticumbeleid. Dit keer treft u de bijdrage van Jan Vemooij aan,
werkzaam binnen de farmaceutische industrie.

Het veterinair antibioticumbeleid in Nederland

Resistentiesurveillance
In de nota veterinair antibioticumbeleid
werd naast de punten formularia en ver-
bmikscijfers ook nog het aandachtspunt
resistentiesurveillance genoemd. Resi-
stentie (ontwikkeling) was immers de
belangrijkste reden om een veterinair
antibioticumbeleid te ontwikkelen. He-
laas zijn op dit punt de minst concrete
resultaten te noemen.
Naar resistentie wordt veel onderzoek
verricht:

• De Gezondheidsdienst onderzoekt
het haar aangeboden (zieke en dode)
materiaal en publiceert de gegevens
hiervan.

• Een toenemend aantal dierenartsprak-
tijken verricht gevoeligheidsonder-
zoek.

• Verder is er een aantal commerciële
laboratoria dat gevoeligheidsonder-
zoek verricht;

• RIVM en ID-Lelystad verrichten on-
derzoek naar de gevoeligheid van
(zoönotische) pathogenen en indica-
tor bacteriën.

• FEDESA (\'de Europese FIDIN\') is
een project gestart, onder de naam
CEESA, waarbij veterinaire pathoge-
nen worden verzameld en onderzocht
op gevoeligheid.

• En \'last but not least\' verricht de far-
maceutische industrie onderzoek naar
de gevoeligheid voor pathogenen
voor de door haar op de markt ge-
brachte antibiotica.

Helaas is er echter geen sprake van uni-
versele onderzoeks- en rapportageme-
thoden, waardoor tot op dit moment
geen duidelijk beeld van de resistentie
in Nederland te geven is. Het zou echter

-ocr page 389-

zeer gewenst zijn hierover actuele in-
formatie boven tafel te krijgen en dit op
geregelde basis naar buiten te brengen.
De overheid zou hierbij het voortouw
dienen te nemen. De Fidin is graag be-
reid hier haar medewerking aan te ver-
lenen. Alléén als exact bekend is hoe
het met de resistentie-ontwikkeling is
gesteld, is het namelijk mogelijk stu-
rend op te treden en zinvol gebmik te
maken van verbruikcijfers en formula-

KNMvD

ria.

Jan Vernooij

1 Pijpers A, Fink-Gremmels J en Van
Turnhout J. Verbruikcijfers van anti-bacte-
riële diergeneesmiddelen bij landbouwhuis-
dieren, rapport van februari 1998.

2 Van den Bogaard AEJM. Diergeneeskundig
gebruik van antibiotica in Nederland - Feiten
en cijfers. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125:
527-30.

Deelsessies Groep Groot Dagen 2000

Thema: de sociaal-economische positie van de dierenarts

Dinsdag

Rund \'Metabolic stress\' gedu-
rende de perinatale fase bij
hoogproductieve melk-
koeien zal door een vijftal
sprekers vanuit een ieders-
specialisme benaderd wor-
den.

Varken Halijaarlijkse vergadering
en Minas; wat behoort een
dierenarts hiervan te weten.

Paard \'Meet the specialist\'; keu-
ring en OCD; retentio secun-
dinarum bij de Friese mer-
rie; juiste interpretatie van
beeldvormende technieken;
klinische toepassing van
EMG en update over influ-
enza en rhinopneumonie.

Personalia

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Jasarevic, S.; 2000; 3984 CJ Odijk; Ooievaars-
bloem 11.

Jongbloets, Mevr. A.M.C.; 2000; 3524 WN
Utrecht; Jungfrau 150.

Gastel, Mevr. A. van; Gent- 2000; 5691 SE Son;
Jasmijnstraat 8.

Gerwe, T.J.W.M. van; 2000; 3583 XE Utrecht;
Nassaustraat 4A.

Knapen, Prof.Dr. F. van; 1973; A- 1984; 3818
ED Amersfoort; Utrechtseweg 139.
Landman, B.; 2000; 3554 GL Utrecht; Zwanen-
vechtlaan 40.

Mayer, Mevr. B.; 2000; 3524 LX Utrecht; Wa-
geningseberg 320.

Offereins, H.W.; 2000; 6231 RS Meerssen;
Eijsendaalweg 1.

Remmen, M.T.; 2000; 3581 JN Utrecht; Oud-
wij kerveldstraat 72.

Shankar, V.S.; 2000; 3981 ZN Bunnik; Vlet-
weide 90.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Dijck, M.W.J. van; 2000; 5871 CE
Broekhuizenvorst; Blitterswijckseweg 20.
Gijsen, E.J.M.; Gent- 2000; 6097 NL Heel; De
Peel 7.

Hagenaar, M.; 2000; 6034 RD Nederweert;
Gebleektendijk 15.

Woensdag

Rund • Verwaarlozing land-
bouwhuisdieren en dan.
• Veterinair vertrouwens-
team opfok van jongvee an-
no 2000 economisch en op
het high tech-bedrijf

Varken Gebruik van managementin-
formatie van een zeugenbe-
drijf als diagnostisch middel
in de vorm van een casus;
voeding en fertiliteit.

Donderdag

Rund Een update van de georgani-
seerde dierziektebestijding
waarbij BVD, salmonella,
para-tbc, MKZ en slijters
besproken worden.

Huttenhuis, Mevr. B.T.; 2000; 3706 AA Zeist
Laan van Vollenhove 94.
Nijhoving, Mevr. G.H.; 1999; 5087 TA Diessen
Heikant 16.

Riel, R.H.D. van; 2000; 3514 CB Utrecht;
Adelaarstraat 29 bis.

Scheele, Mevr. M.W.C.; D- 1995; D-48599
Gronau (Duitsland); Iltisstrasse 71.
Sloots, B.A.; Gent- 2000; 9679 EV Scheemda;
Narcisstraat 14.

Spamaaij, Mevr. A.M.; 2000; 3581 WH Utrecht;
Kweekstraat 5.

Veer, J. van der; 2000; 3572 HZ Utrecht; Tak-
straat 11.

Vlerk, P. van der; Gent- 2000; 2871 AC
Schoonhoven; Tiendweg 22.
Willigen, Mevr. W.M.; 3993 RM Houten; Hal-
sterveld 32.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Abrabamse, D.; 2935 AJ Ouderkerk a/d IJssel;
Kerkweg 18.

Beltman, Mevr. M.E.; 3705 ZM Zeist; Warande
164.

Dijck, W.J.G.; 3581 PM Utrecht; Schoolstraat 7.
Dortmont, A.N.R.M. van; 1852 PT Heiloo;
Vennewatersweg 16A.

Graafeiland, Mevr. A.E. van; 3523 RS Utrecht;
Reestraat 3.

Griend, B. van de; 3581 AB Utrecht;
Nachtegaalstraat 15 bis.

Hofstra, Mevr. J.D.C.; 3582 XZ Utrecht; Ina
Boudier Bakkerlaan 151.
Kaemingk, Mevr. J.G.; 3721 WE Bilthoven;
Waterman 43.

Leeuw, P.E. de; 4281 LD Andel; Dr. Oosterom-
straat 27.

Varken Diergeneesmiddelen; een
beetje van dit en een beetje
van dat: is dat verantwoord?
Onder- De jonge onderzoeker ver-
zoek telt.

Al met al ook voor de erkende dierenarts
voldoende kennis te vergaren naast de
35 punten die er te behalen zijn.
Er zijn nog een beperkt aantal plaatsen
beschikbaar voor de Groep Groot Da-
gen. Mocht u zich nog niet hebben inge-
schreven, doe het nu want vol is vol.
Groep Groot Dagen 2000, 28, 29 en 30
november.

Leibbrandt, Mevr. K.M.; 2121 XS Bennebroek;
Beatri.xplein 12.

Lips, G.H.; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis.
Maaten, Mevr. T. van der; 3581 LK Utrecht;
Iepstraat3.

Marvelde, Mevr. S.W.T. te ; 3584 DZ Utrecht;
Cambridgelaan 249.

Masmeijer, Mevr. C.K.; 3584 DW Utrecht;
Cambridgelaan 773.

Oomens, Mevr. F.; 3584 DZ Utrecht; Cam-
bridgelaan 227 k3.

Otten, Mevr. J.A.M.; 7078 AG Gendringen;
Jonkerstraat 16.

Oudwater, N.J.; 3581 XH Utrecht; Beukstraat
66.

Pool, S.N.; 3554 GL Utrecht; Zwanenvechtlaan
36.

Pross, Mevr. S.C.; 3571 BD Utrecht; v. Lynden
V. Sandenburglaan 64.

Rijkhoff, Mevr. C.M.; 3521 CL Utrecht;
Croeselaan 266.

Rijpkema, Mevr. C.G.; 3412 KE Lopikerkapel;
Lopikerweg Oost 193 C.
Senders, Mevr. T.N.J.; 3524 ZG Utrecht; Furka-
baan 729.

Uilenreef, J.J,; 3514 HB Utrecht; P. Nieuw-
landstraat 29.

Veldman, Mevr. M.D.; 7546 RN Usselo; Blik-
kersmaatweg 10.

Voorbraak, Mevr. M.T.J.; 3732 HX De Bilt;
Universiteitsweg 10.

Willems. Mevr. N.; 3534 RC Utrecht; Fre-
gatstraat 109.

Zeegers, Mevr. J.; 3981 TS Bunnik;
Voerliedenhoek 9.

Jubilea

20 november J.H. Pol te U.S.A., afwezig, 30
jaar.

-ocr page 390-

20 november D.J. Poppema te Haren, aanwezig,
30 jaar.

26 november Prof. Dr. D. Swierstra te Zeist, af-
wezig, 55 jaar.

26 november D. van der Wel te Middelstum, af-
wezig, 35 jaar.

26 november H.W.F. Swart te Doetinchem, af-
wezig, 35 jaar.

2 december H. Klaassen te Eerbeek, afwezig, 40
jaar.

2 december G.F. de Boer te Lelystad, afwezig,
40 jaar.

2 december F.J. van de Kamp te Amhem, afwe-
zig, 35 jaar.

3 december M.J.J. van der Linden te Hooge
Mierde, afwezig, 30 jaar.

Voor het dierenartsenexamen van 29 septem-
ber 2000 zijn geslaagd:

Alink, Mevr. F.M.
Mayer, Mevr. B.
Wolking, Mevr. E.C.

Voor het dierenartsenexamen van 18 oktober
2000 is geslaagd:

Zeegers, Mevr. J.

Voor het dierenartsenexamen van 31 oktober
2000 zijn geslaagd:

Brand, Mevr. J.M.A. van den
Nijhuis, Mevr. J.
Os, Mevr. J. van
Schouten, Mevr. R.
Sterenborg, J.A.E.M.

Mutaties:

*Alink, Mevr. F.M.; 2000; 3523 TV
Utrecht; W.A. Vultostraat 103; tel. privé:
030-871769; wnd.d.

Baerveldt, Mevr. M.C.; 1990; 2803 RR
Gouda; Hopgaarde 4; tel. privé: 0182-573203;
p., geass. met W. Schuur; tel. prakt.: 0182-
534466; fax prakt.: 0182-534009.

«Boer. H.J.; 2000; 7701 TD
Dedemsvaart; Van Anrooystraat 9; tel. privé:
0523-620808; E-mail privé: erikboerCaJhot-
mail.com; p., medew. bij G. Kempe en B.S.
Wichers; tel. prakt.; 0523-612662; fax prakt.:
0523-610111.

Bormans, Mevr. J.C.P.; 1973; 6136 BR
Sittard; Hillenraedtstraat 37; p., gezelschapsd.;
D.K. Overhoven;
tel. prakt.: 046-4519121; fax
prakt.: 046-4529962.

*Bosch, G.; 2000; 9804 TD Noordhorn;
Rijksstraatweg 45; tel. privé: 0594-503234;
p., medew. G.J. Bosma, F.R. van der Kolk, J.
het Lam en J.H. Roorda; tel. prakt.: 0594-
502005.

*Bosch, R.J.Th.; 2000; 4007 VC Tiel;
Zonnedauw 79; tel. privé: 0344-613774;
p.,
medew. bij H.A. de Jong, J.J. Koot en H.J.
Schrama; tel prakt.: 0344-616297.

Boswinkel, Mevr. M.M.; 1999; Hunter\'s
gate, Mount Pleasant farm; WR12 7HZ;
Childswickham Evesham, Worcestershire;
Verenigd Koninkrijk; tel. privé: 00-44-
1386859384; E-mail privé: mraboswinkel{fl
hotmail.com; d.

»Brand, Mevr. J.M.A. van den; 2000;
3523 TZ Utrecht; W.A. Vultostraat 118; tel.
privé: 030-2319953; wnd.d.

Brandts, Mevr. A.I.H.; 1996; 6369 ES
Simpelveld; Huls 3; tel. privé: 045-5441389;
wnd.d..

*Bruyn, A.E. de; Gent- 1987; 4565 EL
Kapellebrug; Brouwerijstraat 92; tel. privé:
0114-312701; fax privé: 0114-319698; p., ge-
ass. met
I. de Bruyn- den Hartog; tel. prakt.:
0114-312701; fax prakt.: 0114-319698.

Comelissen, J.M.M.; 1979; 6523 GM
Nijmegen; Broerdijk 1; p., gezelschapsd.; spe-
cialist inteme ziekten gezelschapsdieren,
p., D.K. Broerdijk; tel. prakt.: 024-3225331;
Dipl. ECAMS.

T

Demollin, M.G.M.; 1984; 6265 NK Mar-
graten; Bruisterbosch
37; tel. privé: 043-
4582898; p., geass. met J.J.L. Franssen, F.H.M.G.
Laeven en M.A.A. Scheepers; tel. prakt.: 043-
4501877; fax prakt.: 043-4503445.

Dijck, M.W.J, van; 2000; 5871 CE
Broekhuizenvorst; Blitterswijckseweg 20; tel.
privé: 077-4632592; E-mail privé: maarten_van
dijck@yahoo.com; p., medew. bij H.J.P. Geurts,
R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens, G.R.P. de
Muinck, C. Veldman en P.J.A.G. Verstraelen;
tel. prakt.: 077-3982169
(toev. als lid).

Douwes, R.A.; 1997; WADEBRIDGE-
CORNWALL PL 27 6HB; Verenigd Konink-
rijk; Vet. Surgery, Higher Trenant; tel.
privé: 00-44-777-6054848; E-mail privé: ro-
bert.douwes@fomps.demon.nl; p., medew.
bij J. Nute en P.J. Nute; tel. prakt.: 00-44-
1208-813258.

Driehuis- van Haselen, Mevr. Th.J.; 1971;
4384 NG Vlissingen; Gerbrandystraat 151; tel.
privé: 0118-471717;
E-mail privé: palespsy-
che@hotmail.com; r.d..

*Eeden, Mevr. K. van; 1975; 2902 LG
Capelle a/d IJssel; \'s Gravenweg 201 ;
tel. privé:
010-4580951; teamleider R.V.V., kring Zuid-
West, distr. Zuid, team Rotterdam; tel. bur.:
010-4624000; fax bur.: 010-4624569; E-mail
bur.: k.vaneeden@agronet.rvv.nL

Eeten-van der Velden, Mevr. E.B.A.M.
van; 1999;
5454 GC Sint Hubert; Jacht-
hoornstraat 19;
tel. privé: 0485-452613; p.,
medew. bij W.F.H.A. Bijen; tel. prakt.: 0412-
643348.

*Frik, K.C.; 1986; 8081 HZ Elburg;
Hellenbeekstraat 66; tel. privé: 0525-680106;
k.d. R.V.V. kring Oost; tel. bur.: 0341-423960;
fax bur.: 0341-426264.

Gijsen, E.J.M.; Gent- 2000; 6097 NL Heel;
De Peel 7; tel. privé: 0475-^51432; E-mail privé:
emile.gijsen@zonnet.nl; p., medew bij M.W.G.H.
Heijmans, H.A.M. Hendriks; A.Th.E. Kooien;
A.C.E. Raming, F.G.M. Scheijmans, J.W.H.
Scheres, S.A.T.V. Serrarens, A
.T.J.M. Stokvis en
G.RM.M. Tacken; tel. prakt: 0495-551225 E-
maii prakt. dapell@tref nl
(toev. als lid).

Gorter, H.A.; 1990; 1383 CP Weesp; We-
vershoek
6; tel.privé: 0294-413707; E-mail
privé: gorterh@xs4all.nl; p., D.,4.P H.A. Gor-
ter; tel. prakt.: 0294-412661.

Haagsma, J.; 1961; 8281 CP Genemuiden;
Prins Willem Alexanderstraat
12; tel. privé:
038-3855647; r.d.; oud-leraar R.M.L.S..

Hagenaar, M.; 2000; 6034 RD Nederweert;
Gebleektendijk 15; tel. privé: 0495-641231; p.,
medew. bij J.H.A.M. Gubbels. M.B. Heijnen en
M. Sinke; tel. prakt.: 0495-632957
(toev. als
lid).

Henstra, S.J.; 1962; 8406 AA Tijnje;
Warrewei 1; tel. privé: 0513-571610; E-mail
privé: sj_henstra@hotmail.com;
r.d..

»Hoexter, S.; 1972; 1399 GB Muiderberg;
Nie. Maeslaan 9; tel. privé: 0294-263520; p.,
D.A.P. S. Hoexter; tel. prakt.: 036-5319009.

Huttenhuis, Mevr. B.T.; 2000; 3706 AA
Zeist; Laan van Vollenhove 94; tel. privé: 030-
6945012; E-mail privé: hhuttenhuis@hotmail.
com; wnd.d.
(toev. als lid).

Jonge, Mevr. J.G. de; 1998; 9467 PJ
Anloo; Esweg 21; tel. privé: 0592-271483;
p.,
medew. bij K.J. Braam; tel. prakt.: 0598-
612074; fax prakt.: 0598-613844.

Kessel, S.A.A. van; 1992; 7273 PP
Haario; Veldweg 13; tel. privé: 0545-261711;
E-mail privé: svk@kessel-zeeuw,demon.nl; p.,
geass. met: J. de Boer, M.J.W. Bussink, L. de
Haan, L. Karens en H.J.B.J. Nales; tel. prakt.:
0545-291615 ; fax prakt. :0545-291345.

*Kieckens, H.R.L.; 1976; B-2300 Turn-
hout; België; Laguitstraat 35; k.d. R.V.V. kring
Zuid; tel bur.: 0492-507510; fax bur.: 0492-
507549.

Kumps, Mevr. M.S.S.; 1999; 7864 TD
Zwinderen; Brinkweg 4; tel. privé: 0524-
290806;
wnd.d..

Lieshout, Mevr. L.C. van; 1996; 7668 TK
Haarie; Reurnmmerweg 58; tel. privé: 0541-
670037; fax privé: 0541-670777; p., medew. bij
L.B. Poorthuis; tel. prakt.: 0541-520754; fax
prakt.: 0541-533907;
p., D.A.P. Van Lieshout
Animal Health; tel. prakt.: 0541-670037; fax
prakt.: 0541-670777.

*Mayer, Mevr. B.; 2000; 3524 LX
Utrecht; Wageningseberg320; tel. privé: 030-
2889397 / 06-10170028; E-mail privé: wiepiel
@wish.net.; wnd.d.

*Neuteboom. R.O.; 2000; 3522 RR
Utrecht; Alblasstraat 12 bis; tel. privé: 030-
2896645;
E-mail privé: olafneuteboom@hot-
mail.com;
wnd.d.

Nijhoving, Mevr. G.H.; 1999; 5087 TA
Diessen; Heikant 16; tel. privé: 013-5044736; E-
mail privé: r.jongh@woridonline.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

*Nijhuis, Mevr. J.; 2000; 3704 HC Zeist;
Utrechtseweg 6; tel. privé: 030-6963808 / 06-
22367947; E-mail privé: jirska_nijhuis@hot-
mail.com; wnd.d.

*Offereins, H.W.; 2000; 6231 RS Meers-
sen; Eijsendaalweg 1: tel. privé: 043-3653073;
fax privé: 043-3653074; E-mail privé:
joanna.henk@capitolonline.nl; p., medew. bij B.
Pijls; tel. prakt.: 046-4741733; fax prakt.: 046-
4230796.

Oldenkamp, E.P.; 1957; 2261 CB Leid-
schendam; Zijdesingel 37;
tel. privé: 070-
3276950; fax privé: 070-3276950;
adv.d..

*Os, Mevr. J. van; 2000; 3551 AV
Utrecht; Leliestraat 50 bis; tel. privé: 030-
2433678; E-mail privé: j_van_os@hotmail.
com; wnd.d.

*Otten, Mevr. J.A.M.; 2000; 7078 AG
Gendringen; Jonkerstraat 16; E-mail privé:
judithotten@hotmail. com; medew. bij H. Beeke
en M. Beeke; tel. prakt.: 00-49-2542-98882;
fax
prakt.: 00-49-2542-98882.

Reekers, S.A.L.; 1986; 5825 HT Over-
loon; Rondweg 9 A; tel. privé: 0478-649081;
fax privé: 0478-649181;
p., geass. met H.
Bekkers, R. Graafmans, E. Romijnders en M.
Rutten; tel. prakt.: 0485-381711.

Reijnders, Mevr. M.J.S.; 1999; 8531 CC
Lemmer; Pluut 14; tel. privé: 0514-565705;
E-
mail privé: mrtreijnders@zonnet.nl; p., me-
dew. bij H. Vrieselaar; tel. prakt.: 0514-
564433; fax prakt.: 0514-566303; E-mail
prakt.: dierenartsen@xs4all.nl

Riel, R.H.D. van; 2000; 3514 CB Utrecht;
Adelaarstraat 29 bis; tel. privé: 030-2763637; E-
mail privé: r.h.d.vanriel@hetnet.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

Rijkenhuizen, T.A.A.; 1990; 3962 LB
Wijk bij Duurstede; Romulus 120; tel. privé:
0343-522917;
tech. man. Pfizer Aniamal Health
b.v.; tel bur.: 010-4064200; fax bur.: 010-
4064299.

*Rijnders, Mevr. C.K.L.; 2000; 3511 TG
Utrecht; Vaartsestraat 216; tel. privé: 030-
2871770;
E-mail privé: catrijnders@hot-
mail.com; wnd.d..

*Rijsman, V.M.C.; 2000; 3582 TM Utrecht;
Lodewijk Napoleonplantsoen 18
III; tel. privé:
030-2546303;
E-mail privé: v.m.c.rijsman®
id.wag-uv.nl; specialist in opleiding Vet.
Volksgezondheid; wet. medew. afd. Produkt-
kunde, ID-WAG; tel. bur.: 0320-238238; fax
bur.: 0320-238961; E-mail bur.: v.m.c.rijs-
man@id.wag-ur.nl.

Rozendaal, H.; 1996; 3853 AH Ermelo;
Rietgansstraat 35; tel. privé: 0341-550899;
k.d.
R.V.V. kring Oost, distr. Harderwijk; tel.
bur.: 0341-423960.

Rutten, R.M.J.; 1986; Mühendis Sevket
Solak, Tarahi Faysal Korusu Villalari no. 11,

-ocr page 391-

Biiviihdere, Sariyer, Istanbul, Turkije; tel.
privé: 00-90-212-2710226; fax privé: 00-90-
212-2710228; medew. bij Intervet Turkey;
tel. bur.: 00-90-212-2708062; fax bur.: 00-90-
212-2795277.

Schat, Mevr. B.; 1992; 6708 MJ Wage-
ningen; Wim Kanstraat 44; tel. privé: 0317-
427675; E-mail privé: misschat@hetnet.nl;
wet.
medew. RIKILT, afd. Veiligheid en Gezond-
heid van voedsel; histo-pathologie; tel.bur.:

0317-475400; fax bur.: 0317-417717; E-mail
bur.: b.schat(®rikilt.dlo.nl.

Scheele, Mevr. M.W.C.; D- 1995; D-
48599 Gronau (Duitsland); Iltisstrasse 71; tel.
privé: 00-49-2562-96793; p., medew. bij G.H.J,
van de Louw; tel. prakt.: 00-49-2562-96794
(toev. als lid).

»Schouten, Mevr. R.; 2000; 3515 EW
Utrecht; Veenhof 1; tel. privé: 030-2720055;
wnd.d.

Schuur. Mevr. W.; 1992; 2805 JN Gouda;
Wethouder Venteweg 143; tel. privé: 0182-
520994; p., geass. met M.C. Baerveldt; tel.
prakt.: 0182-534466; fax prakt.: 0182-534009.

Seijbrands, G.J.D.; 1999; 3706 AA Zeist;
Laan van Vollenhove 670;
tel. privé: 030-
2720567; fax privé: 030-2720567; p., medew.
bij J.J. van der Louw, J.H.M. Peeters, H.J.B. du
Pon en G.A.M. Pronk; tel. prakt.: 030-6011238;
fax prakt.: 030-6012547.

Sirks, Mevr. E.V.; 1999; 3583 RN Utrecht;
Vossegatselaan 17 bis; teL privé: 030-2516245;
E-mail privé: sirks(ó;wish.net; wnd.d.

•Slingerland, L.I.; 2000; 3524 JR Utrecht;
Filipijnen 274; tel. privé: 030-2894400;
E-mail
privé: slingerland@angeirire.com; aio U.U.,
F.D; tel. bur.: 030-2531683; E-mail bur.:
I.i.slingerland@vet.uu.nl.

Sloots, B.A.; Gent- 2000; 9679 EV Scheem-
da; Narcisstraat 14; tel. privé: 0597-594306; p.,
medew bij J.G. de Goederen, A. Gorter en E.P.
van der Wel; tel. prakt.: 0597-414227; fax prakt.
0597-415648.
(toev. als lid).

Snijder, Mevr. A.G.; Gent-1997; 7926 TP
Kerkenveld; Gedempte Hoofddiep 29; tel.
privé: 0528-361086;
wnd.d.

Sommen, E.J. van der; 1993; 2807 MC
Gouda; Wilhelmlna van Pruisenlaan 224; tel.
privé: 0182-672972;
E-mail privé: e.som-
men@tip.nl;
d. afd. Dierziekten R.V.V. Cen-
traal; tel. bur.: 070-3578365; E-mail bur.:
e.van.der.sommen@rvv.agro.nI.

Spamaaij, Mevr. A.M.; 2000; 3581 WH
Utrecht; Kweekstraat 5; tel. privé: 030-2522919;
wnd.d.
(toev. als lid).

Sprock, Mevr. M.E.; 1999; 3905 GC
Veenendaal; Mulderslaan 2 D;
tel. privé:

0318-555468; p., medew. bij M. Duifhuizen,
R.J.H. Hoebink, P.I. van \'t Veld en W.Th.G.
Vullings; tel. prakt.: 0318-519167.

♦Stapelkamp, Mevr. Y.C.; 2000; 1027 AE
Zunderdorp; \'t Nopeind 6; tel. privé: 020-
6367143; p., medew. bij H.M. Schipper; tel.
prakt.: 0299-653031.

*Sterenborg, J.A.E.M.; 2000; nadere ge-
gevens onbekend.

Stokvis, A.T.J.M.; 1991; 6005 PG Swart-
broek; Rectorystraat 1; tel. privé: 0495-
552992;
p., geass. met M.W.G.H. Heijmans,
H.A.M. Hendriks, A.Th.E. Kooien, A.C.E.
Raming, F.G.M. Scheijmans, J.W.H. Scheres,
S.A.T.V. Serrarens en G.P.M.M. Tacken;
tel.
prakt.: 0495-551225; fax prakt.: 0495-
551615;
E-mail prakt.: dapell@tref.nl.

Streumer, J.A.; 1971; 7251 LC Vorden;
Ganzensteeg 11 ;
tel. privé: 0575-559004; fax
privé: 0575-559125;
d. R.V.V. Kring Noord.

Suurd, G.J.; 1987; 8161 RT Epe;
Ravenstraat 5;
tel. privé: 0578-627246; fax
privé: 0578-621471; E-mail privé: suurd@
igr.nl; p., geass. met H. van Ark, S.J.C. Elings,
A.J. Plaisier, E.J.C. Thybaut;
tel. prakt.: 0578-
612273; fax prakt.: 0578-616399.

Terlouw, Mevr. L; 1996; 7214 BE Epse;
Kassenberg 7; tel. privé: 0575-491198;
docent
A.O.C., Groenhorst College, Bameveld.

»Veenstra, Mevr. R.; 2000; 3812 XR
Amersfoort; Ranonkelstraat 40; tel. privé: 033-
4635383; E-mail privé: rinskeveenstra@hot-
mail.com; wnd.d.

Veer, J. van der; 2000; 3572 HZ Utrecht;
Takstraat 11; tel. privé: 030-2720357; E-mail
privé: J.vanderveer@worldonline.nl; p., medew
bij M.M. Bron en G.M. Bron-Dietz; tel. prakt.:
072-5112133
(toev. als lid).

Verboon, B.W.; 1999; 2172 HA
Sassenheim; Menneweg 63; tel. privé: 0252-
213189;
E-mail privé: baboon@planet.nl; p.,
D.A.P. Sassenheim e.o.; tel. prakt.: 071-
3013800; fax prakt.: 071 -3013797.

Verweij, A.M.M.; 1992; 3882 LH Putten;
Vurenboomweg 6; tel. privé: 0341-492097;
E-
mail privé: nouverd@uwnet.nl; teamleider
R
.V.V. kring Oost, distr. Apeldoorn, team
Bameveld; tel. bur.: 055-3666444; fax bur.:
055-3669103; E-mail bur.: a.m.m.verweij@
rw.agro.nl.

Vlerk, P. van der; Gent- 2000; 2871 AC
Schoonhoven; Tiendweg 22; tel. privé: 0182-
320193; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Vreman, Mevr. S.; 2000; 3521 CG
Utrecht; Croeselaan 144; tel. privé: 030-
2991471;
E-mail privé: menno@vande-pie-
terman.myweb.nl;
wnd.d.

Maliesingel 34
5581 BJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 55
E-mail: info@dixenco.nl
www.dixenco.nl

Vries, Prof. Dr. H.W. de; 1968, U- 1976;
8222 AD Lelvstad; Reespoor 10; tel. privé:
0320-214706; d..

Vries, T.J. de; 1968; 8105 RM Luttenberg;
Ter Borgweg 1; tel. privé: 0572-30134 l;d.;
R.O.N.

Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998; 38 Camcosy
road, Drumiea; BT79 7SF; Omagh, County
Tyrone; Noord Ierland; tel. privé: 00^4-
2881648782; p., medew. bij N. McCrea; tel.
prakt.: 00-44-288676444.

*Vulpen, P.H.S. van; 2000; 3572 VJ
Utrecht; Bollenhofsestraat 51; tel. privé: 030-
2712260; wnd.d.

Wiersma, Mevr. M.; 2000; 7622 LM
Bome; Oude Deldensestraat
31 ; tel. privé: 074-
2667924; E-mail privé: marionwiersma@hot
mail.com; p., geass. met N.C.M. Brocks; tel.
prakt.: 074-2663252; fax prakt.: 074-2670599.

Wijk, Mevr. M. van; 1995; 2807 DC Gouda;
Knipmolenweg 51; tel. privé: 0182-524306;
wnd.d..

Willigen, Mevr. W.M. van; 2000; 3993
RM Houten; Halsterveld 32; tel. privé: 030-
2896304; E-mail privé: wwilligen@world-
base.nl; wnd.d.
(toev. als lid).

Winnen, G.M.; 1973; D-69126 Heidel-
berg; Duitsland; Boxbergring 107 App. 38;
tel. privé: 00-49-6221-386238; E-mail privé:
mwinnen@hotmail.com; MSc. Epidemiolo-
gy; Head Laboratory Animal Resources

ieder z\'n vak!

Het raadplegen van adviseurs is goed...
Maar voor de financiële zaken van uw
(toekomstige) praktijk heeft u een
specialist nodig!

Dix & Co is deskundig op financieel,
fiscaal en juridisch gebied m.b.t. praktijk-
financiering, associaties, verzekeringen,
hypotheken en pensioenen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Dix Co

-ocr page 392-

European Molecular Biology Laboratory; tel.
bur.: 00-49-6221-387580; "fax bur.: 00-49-
6221-387487; E-mail
bur.: winnen@embl-
heidelberg.de.

Wit, Mevr. M. de; 1999; 9756 CE
Glimmen; Zuldlaardcrweg 15; tel. privé: 050-
4061483; E-mail privé: mo_dewit@hotmail.
com; medew. bij J. Meulenberg;
tel. prakt.:
050-5350262.

*Wolking, Mevr. E.C.; 2000; 3583 AK
Utrecht; Adr. van Ostadelaan 42; tel. privé:
030-2515487 / 06-23271969; E-mail privé: ec-
wolking(S;hotmail.com; wnd.d.

*Zeegers, Mevr. J.; 2000; 3981 TS
Bunnik; Voerliedenhoek 9; tel. privé: 030-
6561168 / 06-10272885; E-mail privé: jiska-
zeegers@yahoo.com; wnd.d.

Congressen &. Symposia

November

17 Studienamiddag IPVS-Belgian branch, Me-
relbeke, België.

18 Symposium \'voedselveiligheid\' in Andro-
clusgebouw, FdD, Utrecht. Organisatie:
Vaktechnische Bond van Keurmeesters en
Groep Gezondheids- en Kwaliteitszorg
van de KNMvD. Zie ook pagina 661, TvD
1 november 2000.

22 Europees symposium \'Tandaandoeningen
bij katten\' in het Mercure Hotel te
Nieuwegein, aanvang 20.00 uur. Deel-
name gratis. Opgave bij: Hill\'s Pet Nu-
trition BV, t.a.v. mw. T. de Waard, Essen-
donk 31, 4824 DA Breda, faxnr.:
076-5421141, tel.: 0800-0222466.

28 Jaarlijkse studiedag WRSA, Androclusge-
bouw Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht. Thema: \'Infectieziekten bij konij-
nen\'. Aanvang: 10.00 uur. Aanmelden;
Secr. WRSA, dhr. B. Rutten, p/a/ IPC Dier
Horst, Stationsstraat 104, 5963 AB Horst,
tel.: 077-3998888, fax: 077-3983733.

28—30 Groep Groot Dagen. Locatie: Papendal
te Amhem. (PAO-D cursus 935.)

December

13 Studiedag Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC),
Faculteit der Diergeneeskunde. Thema:
\'Monitoring, surveillance en diagnostiek
van dierziekten\'. Informatie: T. Nell, tel.:
0485-587630, e-mail: tom.nell@intervet.
com.

15 Symposium \'Van veulen tot sportpaard\'.
Collegezaal 102, Androclusgebouw, FdD,
Utrecht. 14.00-21.00 incl. buffet. Prijzen
vanaf ƒ 15,-. Sprekers; W.A. Allen (GB),
I.P. Leendertse (D), L. deBacker (B), R.
Smith (GB), G. van Loon (B), M. Sloet-
van Oldruitenborgh-Oosterbaan (NL), L.
Hofland (NL). PAO-waardering: 5 punten .
Tevens uitreiking VHIVER Student Horse
Award, aangeboden door Pharmacia &
Upjohn. Informatie en reserveren:
e-mail: vhiver@hotmail.com, tel; 06-
28518549, fax:030-2535562.

15—16 Gezamenlijke wintermeeting Society
for the Smdy of Fertility (FSS) en
Vereniging voor Fertiliteitsstudie (VFS) te
Utrecht. Informatie: prof. dr. M.A.M.
Taverne, Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Landbouwhuisdieren, tel.: 030-2531183,
fax: 030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme
@vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek,
tel; 31-10-4087581, fax: 31-10-
4089461, e-mail; uilenbroek@endov.fgg.
eur.nl, intemet: www.eur.nl/endov/SSF
2000.

Uiterste inleverdata voor kopij

Aflevering:

Deadline*)

15-12-2000

maandag 27-11-2000

01-01-2001

maandag 11-12-2000

15-01-2001

donderdag 28-12-2000

01-02-2001

maandag 15-01-2001

*) Voor 10.00

uur \'s morgens.

2001

januari

21—25 Intemational Sheep Veterinary

Congress, Stellenbosch, South Africa.
Reservations hotline: fax; 27 11 7927522,
e-mail; reshot@yebo.co.za, Scientific Pro-
gramme committee; (Chairman: Ken Pet-
tey), fax; 27 12 5298315, e-mail; kpet-
tey@op.up.ac.za.

Maart

7—10 International Congress of the Euro-
pean Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4\'"
Intemational Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

16—17 Symposium Groep Paard. (PAO-D cur-
susOl/501.)

28—30 Congres Society for Veterinary Epi-
demiology and Preventive Medicine
(SVEPM), Golden Tulip Conference Hotel
de Leeuwenhorst, Noordwijkerhout. Na-
dere informatie op de website van de
SVEPM: www.vie.gla.ac.uk/svepm of bij
het algemene contactadres voor het congres;
Dr. Lisette Graat, Departement
Dierwetenschappen, Kwantitatieve Vete-
rinaire Epidemiologie, Postbus 338, 6700
AH Wageningen, e-mail: Lisette.Graat@
GenR.VH.WAU.NL of bij ondergetekende:
E.G.M.van.Klink@ECLNV.AGRO.NL.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

November

19 Bijeenkomst Groep Geneeskunde van het
Rund op de Faculteit der Diergeneeskunde
met als onderwerp: E. coli. Aanvang: 13.30
uur.

21 Tweede bijeenkomst \'Overijssels Nieuw(s)\',
zalencentrum \'De Poppe\' te Markelo.
Thema; contracten en secundaire arbeids-
voorwaarden.

28 Ledenvergadering Groep Practici Grote
Huisdieren. Locatie; Papendal, Amhem.

30 Studievergadering Groep Homoeopatisch-
werkende dierenartsen, zaal 415 van het
Beatrixgebouw van het Jaarbeurscongres-
centmm, Jaarbeursplein te Utrecht, van
19.30 tot 23.00 uur.

December

12 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

13 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur. GD-De-
venter, Amsbergstraat 7 te Deventer.

14 Bijeenkomst GD-mnderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur. AC-restau-
rant \'De Meem\', Meemdijk 59 te De Meem.

14 Ledenvergadering Groep Pluimveeweten-
schappen, aanvang: 14.00 uur, locatie;
Gezondheidsdienst voor Dieren te Boxtel.

14 Ledenvergadering Afdeling Gelderiand.

Cursussen

November

15 PAO-D cursus 00/232: Abortus en Neospora.

15 PAO-D cursus 00/140: Spinale/perifere
problemen.

15 PAO-D cursus 00/144; B.l. Fractuur-
behandeling GD.

15,22,29 en 6 dec. Top seminarie Orthomolecu-
laire dierenvoeding, congreszaal Laren-
hoeve te Laame, België. Informatie: VIOW,
Larenhoeve, Kerkstraat 103, B-9270 Laame,
België. Tel.: 32-9-3690642, fax: 32-9-
3661838, e-mail: walter.fach@ viow.be

16 PAO-D cursus 00/145: B.l. Fractuurbe-
handeling GD.

17 PAO-D cursus 00/146; B.l. Fractuurbe-
handeling GD.

17 PUOD (België)-cursus 11: Het gebmik van
echografie bij het onderzoek van thorax en
abdomen.

17 PAO-D cursus 00/131: Behandel ing Kmis-
bandletsel.

17 PAO-D cursus 00/932; Time management.

20—22 PAO-D cursus 00/310; Erkende Var-
kensdierenarts. Tevens 7 en 8 december.

21 PAO-D cursus 00/130: Klinische Les Fret.

21 PAO-D cursus 00/933: Voorkomen van
conflicten.

24 PAO-D cursus 00/135; Tandheelkunde GD.

24 PUOD (België)-cursus 12; Vruchtbaarheid
van de stier (theorie en praktijk).

24 PUOD (België)-cursus 15: Enkele belang-
rijke aspecten van de schapengezondheids-
zorg.

28 Klinische Avond voor Dierenartsen, Mer-
cure Hotel Heerenveen. Meer informatie:
Virbac Nederiand BV, tel.; 0342-427127.

29 PAO-D cursus 00/134; Reanimatie mens/
dier GD.

30 PUOD (België)-cursus 16: Enkele nieu-
were diagnostische technieken voor aan-
doeningen van het bewegingsstelsel.

30 PAO-D cursus 00/149; Papegaai/Parkiet.

-ocr page 393-

December

3—8 Veterinaire AO cursus \'AO course in ad-
vanced techniques - small animals\', Davos,
Zwitersland. Inlichtingen: InstruVet C.V.,
tel.: 0343-455400, fax: 0343-455422, e-
mail: info@instruvet.nl
7 PAO-D cursus 00/926: Voeding melkgei-

ten. 12

7 en 12 PUOD (België)-cursus 2: Het genees- 13

middelendepot \'Grote Huisdieren\'.
7, 8 en 15 PAO-D cursus 00/235: Voeding
Rund Module II.

8 PUOD (België)-cursus 9: Nieuwe inzich- 13
ten in de modeme mndveevoeding.

PAO-D cursus 00/143: Oogheelkunde GD.
Klinische Avond voor Dierenartsen, Hotel
de Cantharel te Ugchelen (Apeldoom). Meer
informatie: Virbac Nederland BV, tel.:
0342-427127.

PAO-D cursus 00/132: Als de eerste foto
GD.

Te koop aangeboden:

Grote eenmansgezelschapsdierenpraktijk

met praktijkhuis in het westen van het land.
Geschikt voor meer dan één dierenarts.

Brieven gaarne richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht, onder nummer 16/00.

Dierenartsencentrum de Heikant zoekt een

Dierenarts m/v

In ons centrum werken acht dierenartsen met iedereen eigen specialisatie. Voor deze vacature zoeken we iemand die naast de algemene prak-
tijk de rundveegezondheidszorg in zijn/haar pakket zal hebben.

Schriftelijke sollicitaties kunt u richten aan: Dierenartsencentrum de Heikant, ter attentie van Inge van Soest, Antoniusstraat 62, 5408 RD
Volkel. Voor meer informatie: 06-51540050.

Dierenartsenpraktijk Beilen is een gemengde praktijk, waarin vijf dierenartsen werkzaam zijn. In verband met de pensionering van één van de
collega\'s zoeken wij een

Dierenarts (m/v)

Deze nieuwe collega moet breed inzetbaar zijn met de nadruk op de paardensector. Er moet bereidheid zijn volledig te participeren in de
dienstregeling van de gemengde praktijk. Wij bieden deze collega een fulltime baan in een praktijk met een nieuw, modern gebouw.
Salariëringen secundaire arbeidsvoorwaarden volgens de normen van de KNMvD. Aanstelling geschiedt in eerste instantie vooreen jaar.
Schriftelijke sollicitaties voorzien van uw c.v. graag binnen 14 dagen na het verschijnen van dit Tijdschrift richten aan Dierenartsenpraktijk
Beilen, Postbus 19, 9410 AA Beilen.

Dierenkliniek De Delta te Maasland zoekt per 1 januari 2001

Dierenarts (v/m)

Met ervaring in de kleine huisdieren, rundvee- en/of paarden-
praktijk. Geboden wordt een leuke 80-100% baan, inclusief
avond- en weekenddiensten. Arbeidsvoorwaarden en salariëring
volgens de richtlijnen van de KNMvD.

Schriftelijke sollicitaties voorzien van c.v. binnen 14 dagen rich-
ten aan: Dierenkliniek De Delta, ter attentie van de heer H.j. van
de Kamp, Foppenpolder ic, 3155 EA Maasland.

BEL VOOR MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbus 81:3,3503 RD Utrecht
Internet www.waa.nl

Voor volledige begeleiding bij
luw praktijkovername

Dierenkliniek Ridderkerk

In deze moderne kliniek en de bijbehorende dependances zijn 13 dierenartsen werkzaam. Wij zijn, ter versterking van ons team, op zoek naar een

Dierenarts m/v (gezelschapsdieren)

Van de nieuwe collega wordt venwacht dat inzet, flexibiliteit, zelfstandig werken, sociale vaardigheden en diergeneeskundige kennis in grote mate aan-
wezig zijn en dat hij/zij bereid is in de nabije omgeving te komen wonen. Daartegenover staat begeleiding en ondersteuning, regelmatig werkoverleg
en de mogelijkheid tot verdere ontwikkeling op alle fronten van de diergeneeskunde. Daarnaast is er de mogelijkheid om PAO te volgen. Schriftelijke
sollicitaties kunt u richten aan: mevrouw A.E. van Horssen, JacobCatsstraat3,2985BE Ridderkerk, voor informatie 06-54617962 of per e-mail reage-
ren: as.horssen@planet.nl.

-ocr page 394-

De KNMvD is In beweging, ook op het terrein van ICT. Steeds meer dierenartsen ervaren dat goed ge-
bruik van ICT in hun werk steeds belangrijker wordt.

Het afgelopen jaar heeft de KNMvD heldere beleidsvoornemens geformuleerd en concrete stappen
gezet om haarleden in het gebruik van ICT te ondersteunen en stimuleren. Voorbeelden hiervan:

• Projecten die een concrete bijdrage moeten leveren aan standaardisatie bij verdere ontwikkeling van software voor de prak-
tijken, zowel voor de gezelschapsdieren als de landbouwhuisdieren.

. Diverse initiatieven voor het stimuleren van het gebruik van Windows- en web-gebaseerde toepassingen, en effectievere
communicatie tussen de leden en het bureau van de KNMvD.

• Het ICT-Platform is opgericht, waarin de grootste Groepen van de KNMvD zijn vertegenwoordigd, en waar nieuwe en lo-
pende projecten worden beoordeeld.

• De overeenkomst met de AUV om te gaan samenwerken op het terrein van ICT.

• Bovendien is er gestart met het vernieuwen van de kantoorautomatisering van het bureau van de KNMvD.

Er is besloten tot de aanstelling van een beleidsmedewerker ICT binnen het bureau, die bovengenoemde plannen verder uit-
werkt en de beoogde ICT-projecten initieert en aanstuurt. Wij zoeken de genoemde (m/v)

KNMvD beleidsmedewerker ICT

Uw opdracht is om, puttend uit uw eigen ervaring en in goed overleg met het genoemde ICT-Platform, het huidige beleid ver-
der vorm te geven en projecten te initiëren en uit te voeren, samen met medewerkers die op projectbasis worden ingehuurd.
Daarnaast stimuleert u in diverse samenwerkingsverbanden met derden het toepassen en verder ontwikkelen van standaar-
den en moderne ICT-toepassingen.

Bovendien formuleert u het beleid voor het up to date houden van de kantoorautomatisering van het bureau.
Van u wordt gevraagd...

• ervaring met de diergeneeskundige beroepsgroep;

• kennis van en ervaring met relevante ICT-ontwikkelIngen en de bereidheid om die ontwikkelingen te volgen;

• de vaardigheid om projecten te initiëren en te managen;

• uitstekende communicatieve vaardigheden en een energieke instelling.

U wordt een uitdagende functie geboden, in een dynamisch werkveld, waar u vele kansen krijgt om uw Initiatieven om te zet-
ten In concrete resultaten. Bij gebleken succes is een uitbreiding van de ICT-actlvlteiten van de KNMvD evident.
De KNMvD biedt u marktconforme arbeidsvoorwaarden.

Uw reactie kunt u sturen naar de KNMvD ter attentie van de heerdr. Tj. Jorna, Postbus 14031, 3508 SB Utrecht. Meer informa-
tie over deze functie kunt u verkrijgen bij de heer Jorna (030-2510111) en bij de huidige ICT interim-manager, Ir. J. Klingen
(06-53564480).

?St

dierenartsen

Dierenartsenpraktijk \'Van Stad tot Wad\' is een elfmans praktijk in de provincie Groningen, waar zoveel mogelijk
diersoortgericht gewerkt wordt. Wegens vertrek van een collega zoeken wij voor onze afdeling landbouwhuisdie-
ren op korte termijn een

dierenarts m/v

Gevraagd:

• Dierenarts met differentiatie LHDP, ervaring,
enthousiasme en ondernemerszin.

• Bereidheid om mee te denken over praktijkvoering.

• Participatie in de diensten.

• Ambitie, flexibiliteit en goede communicatieve vaardigheden.

Geboden:

• Collegiaal team.

• Salariëringen arbeidsvoorwaarden volgens richtlijnen KNMvD.

• Bij gebleken geschiktheid goede toekomstmogelijkheden.

Schriftelijke reacties voorzien van c.v. richten aan: DAP \'Van Stad tot Wad\', Postbus 17, 9790 AA Ten Boer, ter attentie van A.M. Weitenberg
of e-mail; info@vanstadtotwad.nl.

-ocr page 395-

Royal Canin is in Europa en Nederland marktleider en specialist op het
gebied van pTemium kwaliteit droge honden- en kattenvoeding. De Royal
Canin Croupe S.A., opgericht door een dierenarts, stelt zich als doel orn
te voldoen aan de echte voedingsbehoeften van honden en katten, met
respect voor hun dierlijke natuur en hun verschillen. De van origine
Franse organisatie beschikt over een geavanceerd research &■ develop-
ment centrum, dat in samenwerking met dierenartsen, veterinaire univer-
siteiten en ervaren fokkers voortdurend bezig is met onderzoek om de
allerbeste kwaliteit voeding te ontwikkelen. Dit heeft geleid tot unieke
voedingsconcepten waaronder "voeding op maat".
Vanuit Veghel is
Royal Canin Nederland B.V. actief op het gebied van
marketing en verkoop. Haar afnemers zijn dierenartsen, de gespeciali-
seerde detailhandel, kennelhouders en cattery\'s. Premium kwaliteit van de producten, klantvriendelijk-
heid, een sterke motivatie en hoge betrokkenheid zijn de succesfactoren van het team met circa 40
medewerkers. Om ook het marktsegment dierenartspraktijken professioneel en succesvol te ontwikke-
len en hierin een leidende positie te realiseren, zijn wij op zoek naar een ondernemende

DIERENARTS

die verantwoordelijk wil zijn voor de marketing
van de veterinaire producten

ROY4L CkNIN

KENNIS EN RESPECT

■ De nieuwe baan:

Na uw kennismaking met de organisatie wordt u,
in deze nieuwe functie binnen de marketingafde-
ling, verantwoordelijk voor het veterinaire markt-
segment. De strategie van het moederbedrijf is
voor u de belangrijke basis en informatiebron van
waaruit u de vertaalslag maakt naar uw markt. Dit
betekent plannen maken en uitvoeren, budgette-
ren, organiseren, coördineren, in- en extern com-
municeren en het opbouwen van een veterinair
netwerk. Ook wordt u betrokken bij activiteiten
op het gebied van research & development.
U onderhoudt regelmatig contacten met de afdeling
research & development van de moederorgani-
satie, collega dierenartsen, opinieleiders, universi-
teiten, veterinaire studenten, beroepsorganisaties
en uiteraard Royal Canin klanten. Uw inspannin-
gen zijn er op gericht om naast de bestaande en
nieuwe producten ook Royal Canin als organisatie
en binnenkort ook de voor de veterinaire markt
exclusieve productlijn in fysiologische- en dieet-
voeding te profileren en te positioneren. Uw inzet
en initiatieven zijn de voedingsbodem voor de
commerciële afdeling!

U ziet het als een boeiende en veelzijdige uitda-
ging om als veterinair deskundige het gezicht van
Royal Canin in Nederland te worden.

■ Wij vragen:

Belangrijk is dat u enthousiast en ondernemend
bent en over een doeners-mentaliteit beschikt.
U bent representatief, komt overtuigend over en
weet snel de noodzakelijke acties te nemen.
U heeft een afgeronde opleiding Diergeneeskunde.
U bent recent afgestudeerd en/of u heeft al enkele
jaren praktijkervaring. Een goede kennis van de
Engelse taal, kennis van Frans en marketing-
ervaring gelden als pré.

■ PerSpectief:

Een uitdagende nieuwe functie bij een ambitieus
en professioneel bedrijf met een marktleidende
positie. De mogelijkheid om (mede)vorm te geven
aan de kwaliteitsproducten en aan het merk Royal
Canin.

■ Uw sollicitatie:

Wilt u deel uitmaken van een winning team?
Stuur dan uw motiverende sollicitatiebrief met cv
onder vermelding van refnr. 709 naar: PerSelectief
werving en selectie, t.a.v. de heer G.P.J.J. Prudon,
Postbus 123, 5580 AC Waalre.
Telefoon (040) 222 08 40,
E-mail: waalre@perselectief nl

R^ELECTIEF

werving en selectie

PI

-ocr page 396-

Werken bij LNV: je krijgt er wat voor terug!

Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij (LNV) werkt aan een verantwoord gebruik
en beheer van de groene ruimte. Wat dat betekent,
zien we wanneer we boodschappen doen in de
supermarkt of wanneer we een fietstocht door de
polder of het bos maken. Dan wordt zichtbaar hoe
LNV de ruimte \'inkleurt\'. Vaak is dat nog een hele
kunst. Want in ons dichtbevolkte land maakt
iedereen aanspraak op zijn of haar deel. Aan de ene
kant is er de voor de voedselvoorziening en handel
zo belangrijke landbouw. Aan de andere kant willen
we in onze vrije tijd van de natuur genieten.
Het bedenken van oplossingen voor die soms
tegengestelde belangen, maakt het werken bij LNV
zo interessant. Ook op het gebied van loopbaan-
planning biedt het ministerie volop mogelijkheden
om jezelf verder te ontwikkelen. Dat geldt ook voor
de ondersteuning bij de eigen loopbaanplanning.

landbouw, natuurbeheer
^
äI en visserij

De Rijksdienst voor de keuring van Vee en
Vlees (RW)
is een dynamische organisatie die
in 198S Is opgericht. Zij ressorteert onder het
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij en telt circa 1600 personeelsleden.
De organisatie kent een Centrale Directie,
vijf kringen en een Centraal Laboratorium te
Wageningen.

De RW ziet er op toe dat bij de productie en
afzet van dieren en producten van dierlijke
oorsprong in Nederland voldaan wordt aan de
eisen ten aanzien van diergezondheid, volks-
gezondheid en het welzijn van dieren.
Daarnaast draagt de RW zorg voor de uitvoering
van de bestrijding van besmettelijke dierziekten.
De RW bevindt zich in een veranderingstraject.
Dit traject heeft als doel dot de RW zich
ontwikkelt tot een zelfstandig agentschap en
topkeuringsinstelling, die op een hoog
professioneel niveau haar onafhankelijke taak-
stelling uitvoert.

Wij zoeken ter versterking van ons team:

Keuringsdierenartsen (v/m)

De taken van de keuringsdierenarts binnen
de RW zijn

• Het keuren van levende en geslachte dieren
en producten;

• Het keuren van vers vlees en vleesproducten;

• Het keuren van vis en visproducten;

• Het toezicht houden op bedrijfskeuringen;

• Het toezicht houden op de naleving van
dierenwelzijnsvoorschriften;

• Het toezicht houden op de naleving van
voorschriften ten aanzien van hygiëne- en
inrichtingseisen voor bedrijven;

• Het verlenen van erkenningen, registraties en
vergunningen aan bedrijven, veewagens en
personen;

• Het bestrijden van dierziekten;

• Het permanent op de hoogte te blijven van de
relevante vaktechnische ontwikkelingen en
regelgeving.

Wij vragen het volgende van onze nieuwe
keuringsdierenartsen

Inzetbaar op meerdere vakgebieden na interne
training en begeleiding; goede communicatieve
vaardigheden; bereidheid tot bijscholing;
discipline ten aanzien van vaktechniek en
administratie; flexibel, verantwoordelijk,
vernieuwingsgezind en initiatiefrijk; teamspeler.
Een absolute voorwaarde is een voltooide
universitaire opleiding Diergeneeskunde en
rijbewijs B.

Wij bieden u

afwisselende werkzaamheden, werken in
teamverband; de mogelijkheid tot parttime
werken (standaard is een 36-urige werkweek);
verscheidene doorgroeimogelijkheden, bijvoor-
beeld als teamleider of als kringvakspecialist;
introductiecursus en opleidingen (bijscholing);
goede secundaire arbeidsvoorwaarden.
Niet-Nederlands sprekenden krijgen een inten-
sieve taaltraining Nederlands waarbij het
accent ligt op spreekvaardigheid.

Salaris

Het salaris is afhankelijk van leeftijd en ervaring
en bedraagt maximaal f. 6715,- (schaal 10
B.B.R.A. 1984). Na twee jaar volgt bij gebleken
geschiktheid een vaste aanstelling en bevorder-
ing naar schaal 11, die een maximum kent van
f. 7676,- bruto per maand.

Inlichtingen

Nadere inlichtingen over de functie kunnen
verkregen worden bij mw. J.G. Bode-Kasteelen,
tel. 31 70-3578816 (op dinsdag, woensdag en
vrijdag van 9.00-16.00 uur). Tevens bent u van
harte welkom een bezoek te brengen aan de
werkplek van een RVV-keuringsdierenarts.
Belgische dierenartsen kunnen van reeds aan-
wezige Belgische collega\'s bijstand krijgen bij
het administratieve proces voor grensarbeiders.

Belangstellenden, met name dierenartsen die
nog niet eerder gesolliciteerd hebben, worden
opgeroepen een sollicitatiebrief te sturen naar:
de directeur RW,
Postbus 3000, 2270 JA Voorburg.

-ocr page 397-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

Raadgevers
Medische Beroepen

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mall: raadgevers@atrlserv.ni

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

SCHURFTVRIJ: PANOMEC

1

(ivermeaine)

ÖBl

m

f

f S,

Injectievloeistof

-t

PT

Panomec (ivermectine) is een goedgekeurd diergeneesmiddel
voor het
officieel schurftvrij maken van varkensbedrijven.
Bovendien bestrijdt
Panomec bij varkens, behalve schurftmijten
ook doeltreffend maagdarmwormen, longwormen en luizen. Bij
schurfteradicatie is nauwkeurig doseren zeer belangrijk, daarom is
er speciaal voor biggen Panomec 0.27% beschikbaar

Vraag om Panomec bij uw dierenarts.

N,

Inlectievloeistof voor behandeling
en bestrijding
van inwendige en
u^ndige parasieten bij het niet-
melkgevend rund, niet-meikgevend
schaap of varken

500 ml

DIGITALE THERMOMETER

Met deze thermometer kunt u de
minimale en maximale temperatuur aflezen.
Zowel binnen als buiten!

Bij aankoop van 1 x 500 ml
PANOMEC 1% Injectievloeistof

Deze actie geldt zolang de voorraad strekt.

Panomec® [ivefmKIÏfwlO mg/ml) 1% Injeclievloeislof - Reg. NI 8990 - Vtii\'Doddief en ifKfcaltes: vaHtfiu; maaqdammwTi^

ten: Wijie van toediening: uitsluitend «itKUtaan: Doiering: 1 ml pet 33 kg l.g.; Contta-indtcanes: geen: Bijwetltingen: geen: Wöctitt^ sladlt: varitens: 28 dagen.
Panomec ® Ovemwoine 2.7 mg/ml) 0.27% - Reg, NL 9570 • Viij; Doetóief en indicaties: biggen: maagdaimwwmen, longwoftnen. nienwnnen. luizen en sdiudtmij-
ten: Wijze van toediening: uitsluitend subcutaan: Oosenng: I ml pet 9 kg l.g.: Conira-indicaties: geen: Bijwddngen: geen: Wachlijjd slacht: 28 dagen, Vetdere inlomtatie zie
verpakking ol bescliikbaaf bij MERIAL B.V. i» Geregistreefd handelsmert van MERIAL.C 2000, MERIAL. Alle rechten voottehouden. Man An 9749.PAN.NL0900-03A.

MGRIAL

MERIAL B.v.

Bovenkerkerweg 6-8, 1185 XE Amstelveen

-ocr page 398-

van honden en katten ouder
dan 3 jaar kampt met (ernstige)
tandsteenvorming...

85

ANIMAL HEALTH

.... gelukkig
is er nu een
oplossing
voor het
probleem!

NIEUWE PRODUaLIJN VOOR GEBITSVERZORGING

Regelmatige gebitsverzorging is van
groot belang om parodontale aan-
doeningen te voorkomen. De nieuwe
Virbac
onderhoudsproducten zijn
gebaseerd op het C.E.T. Dual Enzyme
System, dat de zuurproductie en
groei van bacteriën in de mondholte
remt. Maar ook voor de
reiniging van
het gebit zijn er producten beschik-
baar. Deze bevatten 0,12% chloor-
hexidine, een zeer effectief wapen in
de strijd tegen tandsteen.

Virbac Nederland BV Postbus 313 3770 AH Bameveld

-ocr page 399-

Een nieuwe generatie
ACE-remmer

• Als eerste introduceerde Mycofarm in 1 994 een
ACE-remmer in Nederland. Toen betekende dit een
doorbraak
bij de behandeling van hartfalen bij honden.

• Mycofarm heeft nu gekozen voor een nieuwe generatie
ACE-remmer: Vasotop met als actieve stof ramipril.

• Ramipril is een sterk lipofiel molecuul. Hierdoor dringt het beter
door in de weefsels en heeft het naast een cardiovasculaire
werking tevens een sterke werking op orgaan-niveau.

Vasotop®

fong var

/f ,\'i

jr Mycofarm

OOG voon DE PRAKTIJK

L\' lim

r-^M "

-ocr page 400-

f

Vetmedin®
5 mg

wxw Jt iw
I ftECNl91iS UO*
IOO«psuln

m

Vétmedin*
.2,5 mg

Einde van een
bestaande mythe.

Tot dusver was de inzet van meerdere diergeneesmiddelen (ACE remmers, glycosiden, diuretica)
noodzakelijk bij de symptomatische behandeling van congestief hartfalen. Dit tijdperk is ten einde.
Met Vetmedin is een nieuwe tijd aangebroken, waarin de doelstelling van uw CHF therapie
eenvoudig wordt gerealiseerd. Namelijk het verminderen van de vaatweerstand èn het
ondersteunen van de hartspier. Vetmedin combineert deze gewenste effecten van de gangbare
therapieën. Effectief, veilig en eenvoudig. Vetmedin is de eerste van een nieuwe generatie dier-
geneesmiddelen, die speciaal ontwikkeld worden voor de behandeling van hartfalen bij honden.

Boehringer
11/ Ingelheim

Voor meer informatie: Boehringer Ingelheim bv (lid Fidin) • Postbus 8037,1802 KA Alkmaar
Telefoon 072 - 5662411 • Fax Ó72 - 5643213

www.boeringer-ingelheim.nl • E-mail: vetmedica@boehringer-ingelheim.nl

VETMEDSsI

Meer hart voor honden

vraag beschikbaar bij ßoehring« Irjgeiheim.

-ocr page 401-

1 december
2000

deel

125

aflevering

23

issn 0040-7453

Tijdschri

Diergeneeskun

Wetenschap

Serumgammaglobulineconcentratie van
geitenlammeren als maat voor biestvoorziening:
effect van toedieningstijdstip, volume en biesttype

Identificatie van een geïntroduceerde boviene
herpesvirus type 1-stam op een gesloten rundvee-
bedrijf door middel van experimentele virusreac-
tivatie door DNA-restrictie-enzymanalyse

Actua

PRRS-seminar

Geschiedenis van het gezelschapsdier

KNMi/D

Vrije-beroepers willen pensioenregeling houden

Tijdschrift voor Diergeneeskunde 125 jaar
Cadeau aan alle lezers: cd-rom met dertig jaar
titels en samenvattingen en TIPS

AID kiest naleving Ingrepenbesluit als speerpunt

Sportdag KNMvD 5 oktober 2000

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij t\'oor
Diergeneeskunde

-ocr page 402-

up

I7"

r

100 ml
300 mg/ml

IFinadyne^

INuHor

--OBF6MICO«.,

300 mg/ml
I inlecUevloelstof

I Diergeneesmldddt
I Antibtotiojm

Hnadyne

Innadyne\'

I\'Mnmsanial

iMikmamMnaiKn\'

Schering-Plough
Animal Health

3 SOwHs-puosl.
I *0nmHMith

Samenstelling: Florfenicol 300 mg/ml. Doeldieren: Niet-lacterend
rundvee.
Indicaties: Behandeling van aandoeningen van de lucht-
wegen veroorzaakt door Pasteurella haemolytica, Pasteurella multo-
cida en Haemophilus somnus.
Dosering: Een dosis van 20 mg/kg
lichaamsgewicht {1 ml per 15 kg) wordt intramusculair (in de nek-
spieren) tweemaal toegediend met een tussenperiode van 48 uur,
met gebruik van een naald met een diameter van 1,65 mm (16G).
Contra-indicaties: Niet toedienen bij volwassen fokstieren.
Bijwerkingen: Een verminderde voedselopname kan optreden
gedurende de behandeling. De behandelde dieren krijgen hun eet-
lust vlug en volledig terug na stopzetting van de behandeling.
Wachttijden: Slachten: rund 55 dagen. Melk: niet toegestaan voor
gebruik bij lacterende melkkoeien.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum
op de verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml,
100 ml en 250ml.
Registratienummer / kanalisatie- V^S SchGrinQ\'PIOUOh
status:
REG NL 7993 UDA. Verdere informatie is op Anima! Health
aanvraag verkrijgbaar. _

leiiing: riunixine du mg/mi, ais riunixine meglumine
ren: Runderen en paarden. Indicaties: Ontstekingsremmin
immunosuppressie: bestrijding van koorts bij (broncho
nieën, met name in het acute stadium, bestrijding van pij
teking / weefselreactie, bij aandoeningen van het bewe
paraat, met name in het acute tot sub-chronische stadiun
)osering: Runderen: 1 - 2 mg per kg lichaamsgewicht (1 -
O kg), IV, gedurende maximaal 3 dagen. Paarden: 1 mg pe
amsgewicht (1 ml per 50 kg), IV, gedurende maximaal
Contra-indicaties: Nierfunctiestoornissen. Bijwerkinger
3 bloedingen, maag- en darmirritatie en beschadiging
;era, bloedbeeldafwijkingen, papilnecrose van de nie
ingen: Bij infectieuze processen dient zo mogelijk teven
sale therapie te worden ingesteld. Bij koliek dient me
te zijn op de maskering van koliekverschijnselen. Met nam
ïssen die gepaard gaan met vochtverlies (zoals koliek) dier
B vochtbalans nauwkeurig in de gaten te houder
Wachttijden: Slachten: rund 7 dagen, paard 28 dager
Melk 2 dagen.
Houdbaarheid: Zie vervaldatum op d
verpakking vermeld.
Verpakking: Flacon 50 ml, 100 m
Registratienummer / kanalisatiestatus: REG NL 172
UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

-ocr page 403-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal of the Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 23, i december 2000

Uit de Hoofdredactie 707

Oorspronkelijke artikelen

Scmmganimaglobulineconcentratie van geitenlammeren als maat voor biestvoorziening:
effect van toedieningstijdstip, volume en biesttype;
K. Orsel, J.J. van Amerongen,
R.N. Zadoks, D.C.K. van Doorn en Th. Wensing
 709

Identificatie van een geïntroduceerde boviene herpes virus type 1-stam op een gesloten
rundveebedrijf door middel van experimentele virusreactivatie door DNA-restrictie-
enzymanalyse,-
W.H.M. van der Poel, F. A.M. Rijsewijk, F.A. Meijer en J. Verhoeff 714

Boekbespreking 713

Referaten 713

Veterinair Verleden

Jean-Baptistc August Chauveau( 1827-1917); Oldenkamp 718

Berichten en verslagen

PRRS-seminar; J. Hulsen en P. Steverink 720

Vroege leverbot daadwerkelijk vastgesteld; Werkgroep Leverbotprognose 722

Interpolis Referatenprijs 722

Rectificatie BVD-aanpak 723

Oproep! Gezocht, in het kader van mijn onderzoek 723

Doseringen verkeerd in dermatologieverslag 723

Nieuwe directie voor Movir 723

Kerstweek Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren 723

2000 Hoogtepunten

Geneeskunde van het gezelschapsdier. In 2000 een terugblik; P.H.A. Poll 724

Ingezonden

Bevrijding; P. van de Vijver 725

Alternatief voor verbloeden na het gebruik van een schietmasker; A.E.J.M. van den Bogaard
en R. Hoenderken
 725

Wetenschap

Actua

Congressen en Cursussen

Post-HBO-cursus \'Microbiologie van levensmiddelen en drinkwater\'

k WALTHAM

Praktijkgerichte, klinische avonden g

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest
Cebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort
Vloeistoftherapie bij hond en kat

■hwiaso llurtnuccn

Donderdag 13 december 2000-Apeldoorn
Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001-De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

. whbiac

vmv- Miam^

-ocr page 404-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kmif(Gent, België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr.E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

KNMvD

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10, Utrecht

Postbus 14031.3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings, lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Drs. J. Togtema, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostnim-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Administrateur

Vacaturebank

Webmaster

H.S. de Vries

R.P. van Ringelestijn

Mw. drs. C.M. van Kalles

727
727
727

Management voor praktijken
Symposium \'Van veulen tot sportpaard\'
Cursus Uw eigen website een succes;
J. Klingen

KNMvD

Bureau

Julianalaan 8-10. Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 111 /fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederland.se Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen wordt vast-
gesteld door hel Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V., Postbus
30, 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V.. Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Maatschappijnieuws

Vrije-beroepers willen pensioenregeling houden. Negen beroepsorganisaties eensgezind aan
tafel;
S. Deleu

AID kiest naleving Ingrcpenbesluit als speerpunt

Tijdschrift voor Diergeneeskunde 125 jaar. Cadeau aan alle lezers: cd-rom met dertig jaar
titels en samenvattingen en TIPS
Sportdag KNMvD 5 oktober 2000

Ingezonden

Jonge practicus: \'Let op uw saeck\'; /M.J. Engel
Reactie van de Ereraad

Keten Kwaliteit Melk: rechten en plichten, ook voor de dierenarts; R. de Haan
Discussie aviaire influenza bij vleeskuikens; J.H. Lambers en P.M. Comelissen

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Original papers

Serum gamma globulin titre in goat kids after colostrum administration: effect of time of
administration, and amount and type of colostrum;
K. Orsel, J.J. van Amerongen, R.N. Zadoks,
D.C.K. van Doorn, and Th. Wensing
 709

Identification of an introduced bovine herpesvirus type 1 strain in a closed dairy herd by
experimental virus reactivation followed by DNA restriction enzyme analysis;
W.H.M.
van der Poel, F.A.M. Rijsewijk, F.A. Meijer, andJ. Verhoeff
 714

728

729

731

732

735

735

736

737

738

739

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingett-okken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 405-

0

Wanneer ik de afgelopen week overzie, valt mij vooral op dat de KNMvD veel aandacht heeft gekregen
in de media. Het begon met een voorpagina-artikel in het NRC Handelsblad waarin weliswaar de in-
tegriteit van de dierenarts centraal stond, maar waarin deze in verband werd gebracht met de relatie
tussen veehouder en dierenarts. Aangekaart werd dat dierenartsen soms onder druk gezet worden om
illegale activiteiten te ontplooien. De kop in de krant liet hieromtrent niets te raden over Journalisten
reageerden vanzelfsprekend vanuit het gehele land.

Onze beroepsgroep - zo horen wij vaak - dient meer in de publiciteit te komen. Dat dit risico \'s met zich
brengt is ook nu weer gebleken. Deze keer namen wij niet het initiatief, maar werden wij aangespro-
ken naar aanleiding van een aantal luchtzaken aangaande het afgeven van valse gezondheidsverkla-
ringen door dierenartsen. Het eerlijke antwoord hierop resulteerde uiteindelijk in een spannend debat
tussen de voorzitter van de KNMvD, Ton de Ruijter, en de voorzitter van de vakgroep melkveehouderij
van LTO, Jan Cees Vogelaar, in het programma Buitenhof.

In dit debat werd uitgelegd hoe de dierenartsen binnen de KNMvD de dilemma \'s die hun integriteit
aantasten, bespreekbaar maken. Alle lof aan voorzitter Ton de Ruijter, die niet alleen rustig, maar ook
overtuigend stelling nam. Het positieve vervolg hierop is dat de KNMvD samen met de Land- en
Tuinbouw Organisatie (LTO) de grote lijnen zullen opzoeken en de dilemma \'s van wederzijdse kant
zullen bekijken. Want één ding is duidelijk: dilemma \'s kunnen we alleen te lijf gaan door erover te pra-
ten en samen naar oplossingen te zoeken. Uiteindelijk dienen veehouders en dierenartsen maar één,
gezamenlijk belang: gezond en veilig voedsel.

Dierenartsen in het land hebben - divers als we zijn - ook zo gereageerd: soms behoudend, maar
meestal enthousiast dat de KNMvD haar nek heeft durven uitsteken. Dat we open en eerlijk communi-
ceren over de bedreiging van onze integriteit wordt als zeer positief ervaren. Want het behoud van
onze integriteit is het behoud van onze beroepsgroep. Daarover is géén discussie gaande.

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde kan op deze acute ontwikkelingen pas later reageren, maar
biedt wel de mogelijkheid er in alle rust op terug te komen. Ons tijdschrift neemt zo haar eigen, be-
langrijke plaats in binnen de KNMvD en dit al gedurende zeer lange tijd: we vieren thans het 125-ja-
rig jubileum.

Het Tijdschrift biedt al die tijd wetenschappelijke publicaties, actualiteiten, nieuws en KNMvD-infor-
matie. Het is ondanks de rijke historie zeker met de tijd meegegaan en viert het jubileum met een ei-
gentijds cadeau: een cd-rom met dertig jaar titels en samenvattingen van artikelen uit het TvD, The
Veterinary Quarteriy en Veehouder en Dierenarts, alsmede het programma TIPS, dat ons meeneemt in
de wondere wereld van Windows en het internet. De cd-rom is ingelegd bij dit nummer van het
Tijdschrift. Ook langs deze weg aan iedereen die zich hiervoor heeft ingespannen: hartelijk bedankt
voor het cadeau!

Dr. Tj. Jorna

UitdeHoofdredade

-ocr page 406-

□ ieetstrategie: ^ ^HBPIT
Whiskas® Low pH Control Dieet-

Het Whiskas® Low pH Control Dieet in blik
zorgt voor een voortdurende onderverzadiging
van de urine met calciumoxalaat en voorkomt
daarmee de vorming van deze stenen.

Dit dieet remt de kristallisatie van calcium-
oxalaat door een hoge citraatexcretie in de
urine te bevorderen.

Het Whiskas® Low pH Control Dieet is ook werk-
zaam bij struviet urolithiasis, waarbij het
zowel gebruikt kan worden voor het oplossen
van struvietstenen als voor de preventie van
herhaal de struvietsteenvorming.

De hoge verteerbaarheid vermindert het vocht-
verlies via de faeces en vergroot daardoor het
urinevolume.

ïïwm

^ De uitstekende acceptatie van het product en
de verkrijgbaarheid in twee smaken garanderen
ook op de lange termijn een goede opname.

Bij de ontwikkeling van het Whiskas® Low pH
I Control Dieet is gebruik gemaakt van WALTHAM\'s
I unieke, niet-invasieve, continue urinemonito-
ring systeem, waarmee de effecten van voeding
op de uri neverzadi gi ng en pH gedurende een
lange periode gemeten kunnen worden.

Klinische diagnose:

oxalaat urolithiasis bij de kat.

► WALTHAM is een toonaangevende autoriteit op het
gebied van urineverzadiging als resultaat van
meer dan 20 jaar wetenschappelijk onderzoek.

NUTRITION
SOLUTIONS

Whlskés

VETERINARY DIETS

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service. Postbus 81,5460 AB VegheLTel.:0413 ■ 383333. Fax: 0413 • 340229.
Voor bestellingen: Virt)ac Nederland BV, Postbus 313.3770 AH Bameveld. Tel.: 0342 • 427127. Fax: 0342 - 490164.
De Pedigree en Whiskas diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

WALTHAM\'

-ocr page 407-

Serumgammaglobulineconcentratie van geiten lam meren als maat voor
biestvoorziening: effect van toedieningstijdstip, volume en biesttype

Tijdschr Diergeneesl<d 2000: 125: yog-i2

K. Orsepj.j. van Amerongen\'\', R.N. Zadoks^, D.C.K, van Doom^ en Th. Wensing\'\'

SAMENVATTING

In een experiment, uitgevoerd op een Nederlands melk-
geitenbedrijf, is een aantal variabelen in de biestvoorzie-
ning onderzocht. Er is gekeken naar het effect van tijd-
stip van toediening, de hoeveelheid biest en het type biest.
Als maat voor dit effect is het totaal eiwitgehalte en het ei-
witspectrum bepaald. De hieruit berekende serumgam-
maglobulineconcentraties (GGC) toonden aan dat het
tijdstip van toediening (30 of 60-90 minuten post partum)
geen significant effect had op de GGC (a = 0.05). Wel
werden significant hogere waarden gevonden bij een ho-
gere initiële biestgift (150-200 ml in plaats van 100 ml).
Het biesttype was sterk bepalend voor de GGC. Gebruik
van geitenbiest leidde tot significant hogere waarden dan
gebruik van een schapenbiestvervanger (SBV) of koe-
biest, terwijl koebiest significant hogere waarden tot ge-
volg had dan de SBV.

Naar aanleiding van dit experiment wordt het volgende
regime voor biestverstrekking geadviseerd: eenmalig
tenminste 150-200 ml geitenbiest verstrekken binnen 90
minuten na de geboorte. Koebiestverstrekking is minder
aantrekkelijk in verband met de mogelijke transmissie
van paratuberculose en kan derhalve niet geadviseerd
worden als geschikte geitenbiestvervanger. Het gebruik
van de door ons gekozen biestvervanger voor schapen
kan niet aanbevolen worden als bron van passieve immu-
niteit voor geitenlammeren.

SUMMARY

Serum gamma globulin titre in goat kids alter colostrum
administration: effect of time of administration, and
amount and type of colostrum

In this study, which was performed on a Dutch dairy goat farm, several as-
pects of the administration of colostrum to new-born goat kids were exami-
ned. Time of colostrum administration and amount and type of colostrum ad-
ministered were compared. Effectiveness was measured as total serum
protein content and gamma globulin fraction. No significant differences in se-
rum gamma globulin titre were observed between kids that received colos-
trum at 30 or 60-90 minutes post partum, respectively. Titres were signifi-
cantly lower in kids that received 100 ml of colostrum instead of150-200 ml.
The effect of sheep colostrum replacer or cow colostrum was also examined.
Gamma globulin titres were significantly high with goat colostrum than with
cow colostrum or sheep colostrum replacer, and titres were higher with cow
colostrum than with sheep colostrum replacer. Based on the results of this ex-
periment, the following protocol is suggested for colostrum administration to
goat kids: single administration of 150-200 ml of goat colostrum within 90
minutes of birth. Use of cow colostrum is not advised because it may lead to
transmission of paratuberculosis. Use of sheep colostrum replacer as a
source of passive immunity is not recommended.

\' Faculteit der Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuis-
dieren, Yalelaan
7, 3584 CL Utrecht.
^ Springweg 184, 3511 VZ Utrecht.

INLEIDING

Mede als gevolg van de invoering van het melkquotum voor
de rundveehouderij in de jaren tachtig is de melkgeitenhoude-
rij in Nederland sterk gegroeid. Belangrijk aandachtspunt in
de melkgeitenhouderij is de gezondheid van de lammeren in
de eerste levensweken. Het aflammeren vindt in periodes
plaats. Dit heeft een piek in arbeid en infectiedruk tot gevolg.
De lammeren zijn in de eerste levensweken aangewezen op
passieve immuniteit verkregen vanuit de biest. In het kader
van bestrijdingsprogramma\'s voor ziekten als caprine arthri-
tis-encephalitis (CAE), caseous lymphadenitis (CL) en para-
tuberculose worden de lammeren direct van hun moeders ge-
scheiden (8,17). Als altematieven voor geitenbiest worden
dan koebiest en biestvervangende preparaten voor schapen
(SBV) gebruikt. De bruikbaarheid van koebiest staat ter dis-
cussie omdat koebiest
M. paratuberculosis kan bevatten (18).
Er is relatief veel onderzoek gedaan naar de biestvoorziening
bij het kalf en het schapenlam (6,9), maar er is behoefte aan
specifieke kennis over de biestverstrekking aan het geitenlam
(16). In dit experiment zijn de volgende vragen onderzocht:

1.Welk volume aan initiële biest voldoet beter, 100 of 150-
200 ml?

2. Is koebiest of SBV een geschikte biestvervanger voor gei-
tenlammeren?

3. Wat is de te adviseren tijd waarbinnen de eerste biest toe-
gediend moet worden?

Het effect van verschillende biestverstrekkingsregimes werd
beoordeeld op basis van de serumgammaglobulineconcen-
tratie (GGC) van geiten lammeren gemeten op twee dagen
post partum.

MATERIAAL, METHODEN EN DIEREN
Het experiment is uitgevoerd op een melkgeitenhouderij in
de provincie Utrecht met 440 geiten, grotendeels van het
Saanentype. De onderzoeksperiode liep van januari 1997 tot
en met april 1997. De volwassen geiten bevonden zich in één
grote potstal en de opfoklammeren in een naastgelegen klei-
nere schuur. Tijdens het experiment werden de lammeren di-
rect na de geboorte gescheiden van hun moeder en in stro-
hokken geplaatst. Lammeren werden geïdentificeerd met
een oomummer en willekeurig verdeeld over negen biestver-
strekkingsregimes.

Drie experimentele variabelen werden onderzocht. De eerste
variabele was het type biest. Er werd gebruik gemaakt van
geitenbiest van het eigen bedrijf, koebiest van een naastgele-
gen melkveehouderij en SBV. De SBV was een commer-
cieel verkrijgbaar product (samenstelling: ruw vet 9%, ruwe
as 3%, lactose 12%, ruw eiwit 70%, waarvan 20% immuun-
globulinen (Ig) met de volgende verdeling: IgG 1 72%, IgG2
7%, IgA 10% en IgM 11%; vrij van bloedarmoedefactor; op-
gave volgens fabrikant). De tweede variabele was de hoe-
veelheid biest. Er werd gekozen voor twee volumina: 100 ml
en 150-200 ml. Het laatste volume is het maximum toedien-

-ocr page 408-

baar volume. Deze hoeveelheid hangt af van het geboortege-
wicht van het lam. De laatste variabele was het tijdstip
waarop de eerste biest werd toegediend. De initiële biestgift
werd binnen 30 minuten of tussen 60-90 minuten post par-
tum toegediend. Een overzicht van de onderzochte combina-
ties van biesttype, toedieningstijdstip en toedieningsvolume
en van het aantal lammeren per onderzoeksgroep wordt ge-
geven in tabel 1.

De initiële biestgift werd de lammeren individueel aangebo-
den in drinkbakjes. Ze dronken zelfstandig. Eventuele res-
tanten werden met een sonde toegediend. Naast de ge-
noemde initiële maaltijd kregen de lammeren de eerste 24
uur nog tweemaal 150-200 ml geitenkunstmelk te drinken.
De volgende dagen werden ze
ad libitum gevoerd met gei-
tenkunstmelk uit een voor de hokjes gemonteerde lange
drinkbak met voldoende mimte voor alle dieren. Van alle
geitenlammeren werd op 48 uur ± zes uur post partum een
bloedmonster afgenomen uit de
Vena jugularis met een va-
cutainersysteem voor semmcollectie. Het totaal eiwitgehalte
(g/L) en het eiwitspectmm (%) van de sera werd bepaald na
elektroforetische scheiding met behulp van een Beekman
Paragon electrophoresis system en met behulp van een
Beekman Appraise densitometer system om de onderlinge
fracties te bepalen. Hiemit werd de GGC berekend (g/L) (7).
De resultaten zijn bewerkt in SPSS (SPSS 8.0 for windows,
SPSS Inc.). Door middel van lineaire regressie is het effect
van biestvolume, toedieningstijdstip en biesttype op de GGC
geanalyseerd. De loggetransformeerde GGC was hierbij de
afhankelijke variabele. Het biestvolume, het toedieningstijd-
stip en het type biest waren verklarende variabelen in het
model. De GGC na toediening van 100 ml geitenbiest binnen
30 minuten na geboorte werd als basis genomen. Het ge-
bmikte model (model 1) was:

Ln(GGC)= a b, vol 100 02 tijd30 bj koebiest b4 SBV e [ 1 ]
waarin:

a = basiswaarde (spiegel na toediening van 100 ml geiten-

biest binnen 30 minuten)

bl t/m b4 = regressiecoefficiënten

vol 100 = wel/niet 100 ml toegediend volume (1/0)

tijd 30 = wel/niet toegediend binnen 30 minuten na geboorte

(1/0)

koebiest = wel/niet koebiest (1/0)

SB V = wel/niet schapenbiestvervanger (1 /O)

e = restterm

Om te toetsen of de serumspiegel na toediening van SBV
verschilde van de spiegel na verstrekking van koebiest, werd
een vereenvoudigd model (model 2) gebmikt, met de GGC
na toediening van koebiest als basiswaarde:

[2]

G

G

G

G

SBV

SBV

SBV

SBV

K

<30

<30

60

60

<30

<30

60

60

<30

100

200

100

200

100

200

100

200

100

Variabelen in
biestverstrekkingsregime

Ln(GGC)= a bj vollOO b^ tijd30 by SBV e

Voor dit model zijn alleen data gebmikt van de groepen die
SBV of koebiest verstrekt kregen.

-ocr page 409-

RESULTATEN

De resultaten voor totaal eiwitgehalte en GGC per biestver-
strekkingsregime zijn samengevat in tabel 2. Omdat de re-
sultaten niet normaal verdeeld zijn, worden mediane waar-
den gegeven.

De gammaglobulineconcentraties vertoonden veel variatie,
met name in serum van lammeren die geitenbiest toegediend
hadden gekregen. Dit is weergegeven in figuur 1.
GGC na geitenbiestverstrekking zijn significant hoger dan
na verstrekking van SBV (p<0.001) of koebiest (p=0.002).
In onze studie is er geen verschil aangetoond in toediening
van biest binnen 30 minuten of tussen 60-90 minuten post
partum (p=0.884). Een grotere hoeveelheid toegediende
biest had een significant positief effect op de GGC
(p<0.001). In model 1 verklaren de onafhankelijke variabe-
len 48% van de totale variatie in GGC, waarbij het grootste
deel van die variade verklaard wordt door de factor SBV.
Toediening van koebiest leidt tot significant hogere GGC
dan verstrekking van SBV (p=0.01), maar in model 2 ver-
klaart de factor SBV slechts 10% van de totale variatie in
GGC.

DISCUSSIE

Als methode om het effect van biestverstrekkingsregimes te
beoordelen werd gekozen voor bepaling van de GGC. Deze
methode is beproefd in de melkveehouderij (6). Daamaast is
ook voor geitenlammeren bewezen dat de GGC een goede
maat is voor passieve immuniteit (2,14,19). In experimenten is
aangetoond dat dieren met lage GGC een hoge morbiditeit en
mortaliteit laten zien (11,12,13). De hoogste GGC worden één
tot drie dagen post partum gemeten. Daama treedt weer een
daling op {10). In dit experiment is daarom gekozen om op
circa 48 uur post partum een bloedmonster af te nemen.
Voor het bepalen van de hoeveelheid biest is uitgegaan van
literatuurgegevens waarin wordt beschreven dat 100-200 ml
per kg lichaamsgewicht (Ig) in de eerste 24 uur een te advise-
ren biestgiftis(15,17).

In een experiment onder Engelse omstandigheden vond men
dat een biestgift van minimaal 180 en maximaal 270 ml/kg Ig
in de eerste 18 uur waarbij de dieren om de twee uur gevoerd
worden, wenselijk is (9). De maximale opnamecapaciteit is
afhankelijk van het geboortegewicht van het lam. Het ge-
boortegewicht bij de Saanengeit bedraagt ongeveer 3-3,5 kg.
Dit leidt tot een gift van ongeveer 600 ml per lam per 24 uur.
In dit onderzoek is gekozen voor een initiële gift van 100 of
150-200 ml afhankelijk van de groep waarin de dieren wer-
den ingedeeld. Hiema werd nog tweemaal in het eerste et-
maal 150 tot 200 ml kunstmelk gegeven. Enkele lammeren
met een laag geboortegewicht konden 200 ml niet in één keer
opnemen. Bij deze dieren werd genoegen genomen met 150
ml als minimale hoeveelheid.

Tabel i. Groepsgrootte voor onderzochte combinaties van toedieningstijdstip, toegendiende hoeveelheid biest en biesttype.

Tijdstip
Post partum

Volume (ml)

Geitenbiest

Biestvervanger

Koeienbiest

Totaal aantal dieren

<30 minuten

100

14

10

17

41

150-200

12

9

21

60-90 minuten

100

12

11

23

150-200

8

8

16

Totaal aantal dieren

46

38

17

101

In enkele groepen uit het experiment zijn sterke uitschieters
waar te nemen in de GGC (zie figuur 1). In de groep gevoerd
met 100 ml geitenbiest binnen 30 minuten, is één dier met TE
75 g/L, waarvan 33.8 g/L gammaglobuline, bij een normaal
eiwitspectmm (45% gammaglobuline). Er is niet vastgesteld
dat dehydratie hiervan de oorzaak zou kunnen zijn. De medi-
aan van deze groep is 46.0 g/L voor TE en 4.5 g/L voor GGC.
In de groep gevoerd met 100 ml geitenbiest op 60-90 minu-
ten post partum komt een uitschieter voor van TE 61 g/L met
GGC 15.4 g/L terwijl de mediaan voor die groep ligt op TE
43.5 g/L en GGC 2.7 g/L. Een mogelijke verklaring voor
deze extreme waarden is dat de biestkwaliteit van geiten
enorm varieert en dat de GGC in de verstrekte biest belang-
rijk is voor de bereikte serumtiters (3,7,10). Biestkwaliteit is
onder ander afhankelijk van pariteit, het wel of niet droog-
staan van de geit en van subklinische infecties met coagulase
negatieve Stafylokokken (4). Verklaringen voor variaties in
biestkwaliteit vielen buiten het bestek van dit onderzoek.
In de groepen die op 60-90 minuten post partum SBV kre-
gen, komen twee uitschieters voor. In de 100 ml groep (me-
diaan TE 39.0 g/L, GGC 0.78 g/L) komt een dier voor met
TE 42 g/L en GGC 4.4 g/L. In de 150-200 ml groep zit één
dier met een sterk afwijkende GGC. Het betreft hier een TE
van 64 g/L waarvan 23.4 g/L GGC ten opzichte van een TE
van 40.0 g/L met 1.52 g/L GGC in de groep als geheel. Een
sluitende verklaring hiervoor werd niet gevonden.
In de literatuur worden diverse waarden genoemd als onder-
grens voor de GGC bij geitenlammeren. Sherman (16) ver-
meldt 5,0 g/L als ondergrens, terwijl Constant
et al. (1, 16)
de ondergrens voor de GGC op 8,0 g/L stellen. Deze waar-
den wijken sterk af van een gemiddelde waarde uit een expe-
riment van Dashgunsen (2), die een gemiddelde GGC van
31,8 g/L vond. Daamaast vond O\'Brien (13) in zijn experi-
menten een gemiddelde van 11,82 g/L. De resultaten van dit
onderzoek sluiten aan bij de twee eerstgenoemde auteurs en
O\'Brien. De geciteerde literatuur geeft onvoldoende infor-
matie over toegediend volume, toedieningstijdstip en biest-
samenstelling om de resultaten van de verschillende experi-
menten te kunnen vergelijken en verklaren.
De resultaten gaven significant hogere waarden voor TE en
GGC te zien als de dieren een initieel volume van 150-200 ml
toegediend kregen in plaats van 100 ml. Een hoger aanbod
van biest en daarmee een groter aanbod van immuunglobuli-
nen op darmniveau leidde tot een hogere GGC in het bloed.

-ocr page 410-

Het grootste deel van de variatie in gemeten GGC wordt ver-
klaard door het type biest. Titers na verstrekking van geiten-
biest zijn significant hoger dan na gebmik van SBV of koe-
biest. Geitenbiest kan binnen een bedrijf echter sterk
verschillen van kwaliteit. Op probleembedrijven kan het van
belang zijn om de kwaliteit van de geitenbiest te meten, om ze-
ker te zijn van een kwalitatief goed uitgangsproduct (3,7,10).
De GGC na toediening van SBV zijn erg laag. Het product lijkt
dan ook niet geschikt als bron van gammaglobulinen voor gei-
tenlammeren. Een deel van de verklaring kan liggen in het feit
dat er grote verschillen in samenstelling zijn tussen schapen- en
geitenbiest. Hadjipanayiotou vond dat de gehalten mw eiwit,
vet en droge stof in schapenbiest significant hoger zijn dan in
geitenbiest (5). Het is te verwachten dat hogere eiwitgehalten
in biest ook leiden tot hogere GGC, zodat schapenbiest juist in
hogere eiwitspiegels zou moeten resulteren. Dat is in tegenstel-
ling tot onze bevindingen, en is waarschijnlijk toe te schrijven
aan kwantitatieve verschillen in samenstelling tussen de door
ons gebmikte SBV en de door Hadjipanayiotou beschreven
schapenbiest. Naast de kwantitatieve samenstelling zijn boven-
dien kwalitatieve aspecten van belang. Bepaalde eiwitten wor-
den in het damilumen van geitenlammeren niet geresorbeerd
en hun aanwezigheid in een biestvervanger sorteert derhalve
geen effect op de bereikte bloedwaarden (16). Interpretatie van
de door de fabrikant opgegeven informatie op het label van de
biestvervangers is moeilijk, omdat de opgegeven samenstel-
ling geen uitsluitsel geeft over het biologisch effect. Goede re-
sultaten op basis van een SBV zijn beschreven door Constant
(1). Er is dus meer onderzoek nodig om te evalueren welke
biestvervangers geschikt zijn voor geitenlammeren. Runder-
biest kan gezien het risico van overdracht van paratuberculose
niet zonder meer geadviseerd worden als voedingsmiddel voor
pasgeboren lammeren (18). Daamaast zijn de GGC van lam-
meren gevoerd met mnderbiest in dit experiment significant la-
ger dan geitenbiest en mag mnderbiest onder deze omstandig-
heden niet als biestvervanger aangemerkt worden.
De laatst geteste variabele is de tijd waarbinnen de eerste biest
toegediend werd. Er is geen significant verschil aangetoond
tussen toediening binnen 30 minuten of op 60-90 minuten post
partum. Gezien de werkdmk in de lammerperiode is het goed te
weten dat het verstrekken van biest geen spoedeisende activi-
teit is en even goed op 90 minuten post partum kan plaatsvin-
den als binnen 30 minuten. Samenvattend kan gezegd worden
dat een initiële gift van tenminste 150 ml geitenbiest binnen 90
minuten na de geboorte een goed advies is voor het bereiken
van passieve immuniteit en ziektepreventie op korte termijn.
Om op langere termijn verticaal overdraagbare ziekten uit te
roeien, is de ontwikkeling van een effectief product dat vrij is
van de verwekkers van CL, CAE en paratuberculose gewenst.

DANKWOORD

De auteurs zijn veel dank verschuldigd aan familie Van Bentum op wier be-
drijf het experiment is uitgevoerd.

LITERATUUR

1. Constant SB, LeblancMM, Klapstein EF, Beebe DE, Leneau HM, and
Nunier CJ. Serum globulin G concentration in goat kids fed colostrum or
a colostrum substimte. J Am Vet Med Assoc 1994; 205: 1759-62.

2. Dashgunsen Z. Einfluss der Kolostrumaufnahme auf die Proteinkonzen-
tration im Blut von Ziegenlammem. Arch Exp Vet Med 1984; 38:63-5.

3. Dobbelaar P, Noordhuizen JPTM, and Keulen KAS van. An epidemiolo-
gical study of gammaglobulin levels in newborn calves. Prev Vet Med
1987;5:51-62.

4. Ferrer O, Real F, Molina JM, Acosta B, Munoz MC, and Leon L. IgG
concentration in mammary secretions of goats throughout lactation in
healthy and coagulase-negative staphylococci infected udders. Comp
Immun Microbiol Infect Dis 1997; 20:253-60.

5. Hadjipanayiotou M. Composition of ewe, goat and cow milk and of col-
ostrum of ewes and goats. Small Rum Res 1995; 18: 255-62.

6. Keulen KAS van. Dobbelaar P, Noordhuizen JPTM, Schwering C en
Wensing Th. Een onderzoek naar een aanlal aspecten van de biestver-
strekking op melkveebedrijven en naar de bruikbaarheid van de glutaar-
aldehydetest bij de beoordeling van de biestverstrekking. Tijdschr Dier-
geneeskd 1984; 109(15/16): 605-11.

7. Keulen KAS van. Dobbelaar P, Wensing Th, Faber J AJ, Bruggeling T en
Bosch AJM. Een onderzoek naar de bruikbaarheid van de refractomctcr
bij dc beoordeling van de biestverstrekking en naar een aantal factoren
die van invloed zijn op het serumgammaglo-bulinegehalte bij de pasge-
boren kalveren. Tijdschr Diergeneeskd 1985; II 1:(24): 1057-65.

8. Kuiper R. CAE, Paratuberculose en CL bij de geit. Diergeneeskundig
Memorandum, oktober 1992.

9. Mellor D. Meeting colostrum needs of newborn lambs. In Practice, 1990;
239-44.

10. Nair TS, and Balakrishnan CR. A study on intestinal permeability for col-
ostral immunoglobulins in new-bom kids. Ind Vet J 1983; 60: 13-6.

11. Nandakumar P. and Rajagopalaraja CA. Growth and mortality in relation
to serum immunoglobulin level in neonatal kids. Kerala J Vet Sci 1983;
vol 14(1): 49-52.

12. Nandakumar P, and Rajagopalaraja CA. Effect of genetic group, birth
weight and type of birth, on the post colostral peak of serum immunoglo-
bulin level in kids. Kerala J Vet Sci 1983;vol. 14(1): 53-6.

13. O\'Brien JP, and Sherman DM. Serum immunoglobulin concentrations of
newborn goat kids and subsequent kid survival through weaning. Small
Rum Res 1993; 11: 71-7.

14. O\'Brien JP, and Sherman DM. Field methods for estimating serum im-
munoglobulin concentrations in newborn kids. Small Rum Res 1993; 11:
79-84.

15. PAO-D, Bedrijfsbegeleiding op commerciele geitenbedrijven, manage-
ment en preventieve geneeskunde, 08-12-1995.

16. Sherman DM, Arendt TD, Gay JM, and Maefsky VA. Comparing the ef-
fects of four colostral preparations on semm Ig levels of newbom kids.
Food Anim Prac Vet Med 1990; 908-13.

17. Smith MC, and Shenman DM. Goat Medicine. I st ed. 1990, Lea Febiger,
Boston

18. Sweeney RW Transmission of paratuberculosis. Vet Clin North Am
Food An Pract 1996; volume 12:2,305-12.

19. Vihan VS. Sheep and goat immunoglobulins and their effect on neona-
tal surviability and performance. Worid Rev An Prod 1986; vol XXII:
No 4.

Tabel 2. Mediane waarden voor totaal eiwitgehalte (g/L) (TE) en gammaglobulineconcentratie (g/L) (CCC) in geitenserum na verschillende biestverstrekkingregimes.

Tijdstip
(minuten)

Volume
(ml)

TE(g/L)

GGC (g/L)

geit

vervanger

koe

geit

vervanger

koe

<30

100

46.0

39.5

42.0

4.48

0.97

2.01

150-200

51.0

39.0

7.53

1.37

60-90

100

43.5

39.0

2.73

0.78

. . 150-200 .

52.0

40.0

7.53

1.52

-ocr page 411-

J.P. Morgan, A. Wind en A.P. Davidson. Uitgeverij Schlüterscine
te Hannover, Duitsland. ISBN 3-8yyo6-548-i. Adviesprijs: 60,-
ECU.

Dit gebonden, meer dan 300 pagina\'s bevattende boelc is dit
jaar verschenen. Het werd geschreven door zes veterinair ra-
diologen (J.P. Morgan, A. Wind, M. Flückiger, P.W. Poulos,
G.K. Smoith en L. Audell) en betrokkenen bij kennelclubs
(EA. Corley [OFA], S. Paatsama [FCI], D.D. Lawson [BVA/
KC], A. Wind en P.W. Poulos [lEWG & GDC]. Het boek is ge-
schreven voor dierenartsen, hondeneigenaren en -fokkers. Het
bevat
tien hoofdstukken waarin Osteochondrose in al z\'n ver-
schijningsvormen, heupdysplasie (HD) en elleboogdysplasie
(ED) worden beschreven. Hierbij komen aan de orde: de klini-
sche verschijnselen, de methoden van röntgenologisch visuali-
seren van de afwijking, de prognose van conservatieve en chi-
rurgische behandeling, zonder dat deze laatste in detail worden
besproken. Daar waar mogelijk wordt kort ingegaan op inci-
dentie van deze skeletontwikkelingsstoomissen bij enkele ras-
sen, waarbij de betreffende aandoening frequent wordt gedia-
gnosticeerd. Tenslotte wordt een uitvoerig historisch overzicht
geboden over de verschillende methoden van screening voor
HD en ED die in de Verenigde Staten van Amerika en in
Europa (inclusief het Verenigd Koninkrijk) werden ontwik-
keld en waarvan enkele in groot verband zijn ingevoerd.

Het boek geeft de lezer inzicht in de ontwikkeling van de meest
voorkomende skeletontwikkelingsstoomissen bij rashonden.
De auteurs en de uitgever zijn erin geslaagd de verschillende
hoofdstukken rijkelijk met duidelijke illustraties (waarvan vele
zeer mooie röntgenfoto\'s) te illustreren. Ook zijn enkele afwij-
kingen met pathologische coupes verduidelijkt. De lezer zal na
lezing van hoofdstuk 3 (over ED) en 5 (over HD) een goed
beeld hebben van het grote belang van goed positioneren van
de te onderzoeken hond bij het maken van röntgenopnamen in
het kader van screenend onderzoek. Dierenartsen zullen in dit
boek tevergeefs zoeken naar gedetailleerde beschrijvingen of
beelden van operatieve behandeling, hetgeen te verwachten is
bij een boek dat ook voor leken is bedoeld. Dierenartsen en fok-
kers die uit de titel van het boek concluderen dat hierin een
overzicht zal staan van de mate of wijze van vererven van deze
skeletontwikkelingsstoomissen, worden teleurgesteld. De in
de inleiding geponeerde stelling (\'the greatest argument for the
hereditary predisposition for OC, elbow dysplasia and hip dys-
plasia is the fact that they occur at high frequencies in certain
breeds\') wordt in de volgende hoofdstukken niet veel verder
uitgediept dan het vermelden van incidenties of resultaten van
genetisch onderzoek uit al wat oudere literatuur. Wel maken de
auteurs duidelijk dat röntgenologische screening van tenminste
alle fokdieren op de betreffende skeletontwikkelingsstoomis-
sen tot een significante daling van de incidentie van die afwij-
king bij het betreffende ras aanleiding zal geven. Teleurstellen-
de rasverbeteringen zijn veelal temg te voeren op onvoldoende
consequente fokmaatregelen, het niet openbaar maken van
screeningsresultaten en het vinden van welgevallige en niet per
sé van juiste uitslagen. Voor de screening op HD zullen rasver-
enigingen bij een stagneren van de rasverbetering kunnen kie-
zen voor aanvullende (distractie-) röntgentechnieken, die ook
duidelijk in dit boek worden beschreven.

Concluderend bevat dit boek veel waardevolle informatie voor
gezelschapsdieren-dierenartsen over de meest voorkomende
skeletontwikkelingsstoomissen bij honden met overzichten
van lichamelijk en röntgenologisch onderzoek, prognose en
behandelingswijzen en van screeningsprotocollen voor HD en
ED in nationaal en internationaal verband.
De bereikte resultaten van fokkerij maatregelen op basis van
screening van tenminste de fokdieren en hun nakomelingen die
in dit boek worden besproken, zouden de geïnteresseerde ras-
hondenfokkers kunnen overtuigen dat het gerechtvaardigd is
ook in Nederland met georganiseerde bestrijding van tenmin-
ste ED te gaan beginnen.

H.A. W. Hazewinkel

Hereditary bone and joint diseases in the dog: osteochondrosis-hip
dysplasia-elbow dysplasia

Detectie en identificatie van Ehriicliia, Borrelia burgdorferi en Bartonella in Nederlandse Ixodes ricinus teken

L.M. Schouls, I. v.d. Pol, S.G.T. Rijpkema en C.S. Schot. J Clin
Microb
7999; 37:2215-22.

Ehrlichia komt voor bij de mens, maar ook bij een groot aantal
zoogdieren. Bij de mens kennen we de monocytaire en de gra-
nulocytaire Ehrlichiasis: hierover is een artikel in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde verschenen. De auteurs van dit
artikel onderzochten 121 teken verzameld van reeën in de
Flevopolder met behulp van de PCR niet alleen op het voorko-
men van Ehrlichia, maar ook op Borrelia burgdorferi (Lyme
disease) en Bartonella spp (onder andere verwekker van katte-
krabziekte). 45 Procent van de teken bleek besmet met ver-
schillende Ehrlichiae, waaronder een tot nu toe nog niet be-
schreven species. 13 Procent van de teken was voorts geïnfec-
teerd met een Borrelia (niet uitsluitend burgdorferi), een per-
centage dat niet zo verbaast, gelet op eerdere onderzoeken.
Opvallend was het hoge percentage (70%) van de teken dat met
een Bartonella was besmet. Deze besmetting heeft mogelijk te
maken met knaagdieren die een rol spelen bij de besmetting (B.
henselae, B. quintana). Al met al bevestigt dit artikel het moge-
lijke gevaar voor mens en dier van een willekeurige tekenbeet.

Dr. J. Goudswaard

-ocr page 412-

SAMENVATTING

Öp \'een \'gesloten mëlk\'ve\'ebedrijf in \'de\' p\'ro\'vincie Utrecht
werden in 1995 negen pinken abusievelijk intramusculair
gevaccineerd
met Tracherine®, een levend IBR-vaccin.
Ruim anderhalf jaar later bleek na een bedrijfsbloedon-
derzoek dat een groot deel van de seronegatieve dieren op
het bedrijf een antilichaamresponse ontwikkeld had ten
aanzien van BHVl (62 van de 87 dieren). Om te onderzoe-
ken of er sprake was geweest van recirculatie van
Tracherine® werden vier BHVl-positieve dieren, waar-
van twee gevaccineerd met Tracherine®, behandeld
met
corticosteroïden teneinde het latent aanwezige BHVl te
reactiveren. Dit leverde twee virusisolaten op die vervol-
gens werden geanalyseerd door middel van restrictie-en-
zym- analyse. Beide isolaten betroffen BHVl-stammen en
beide stammen behoorden evenals Tracherine® tot het
BHVl.l-subtype. Eén isolaat verschilde duidelijk van
Tracherine® en was waarschijnlijk afkomstig van een In-
fectie
met een BHVl-veldvirus. Op het bedrijf had zeer
waarschijnlijk een introductie van BHVl-veldvirus
plaatsgevonden, ondanks dat het om een gesloten bedrijf
ging, er geen contacten waren met andere rundveebedrij-
ven en er preventieve hygiënische maatregelen in acht
werden genomen. Voor een opgetreden recirculatie van
Tracherine® werden geen aanwijzingen gevonden.

SUMMARY

Identification of an introduced bovine herpesvirus type I strain in a dosed
dairy herd by experimental virus reactivation followed by DNA restriction
enzyme analysis

In a closed dairy herd in the province of Utrecht in 1995, nine replacement
heifers were erroneously intramuscularly vaccinated with Tracherine®, a
live virus IBR vaccine. More than 18 months later, serology of the herd re-
vealed that a large part of the herd had developed an antibody response to-
wards BHVl (62 of 87 animals). To investigate whether Tracherine® had
recirculated on the farm, four BHVl antibody positive animals, of which
two had been vaccinated with Tracherine®, were treated with corticoste-
roids to reactivate latent BHVl. Two virus isolates were obtained and sub-
sequently analysed by resctriction enzyme analysis. Both isolates were
identified as BHVl. 1 .subtypes. One of the isolates was clearly distinct from
Tracherine® and was most likely a BHVl field virus. A BHVl field virus
was most likely introduced into the farm even though the herd was closed,
the animals had not been in contact with other cattle, and preventive hygien-
ic measures had been implemented. There was no indication that
Tracherine® had recirculated.

INLEIDING

Boviene herpesvirus type 1 (BHVl) behoort tot de familie
herpesviridae en de subfamilie van alfaherpesvirinae, en is

\' Gezondheidsdienst voor Dieren. Postbus 9, 7400 AA Deventer.

2 Faculteit der Diergeneeskunde Hoofdafdeling Bedrijfsdiergeneeskunde en Voort-
planting, Universiteit Utrecht, Postbus 80151, 3508 TD Utrecht.

^ Corresponderend auteur, huidige adres: Microbiologisch Lahoralorium voor Ge-
zondheidsbescheming. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Postbus 1.
3720BA Bilthoven. Tel. 30-2743666. Fax 31 30-2744434. E-mad Wim.van.-
derPoel@rivm.nl

< AfdelingZoogdiervirologie, ID-Lelystad, Postbus 65. 8200 AB Lelystad.

Tijdschr Diergeneesl(d 2000; 125; 714-7

Identificatie van een geïntroduceerde boviene herpesvirus type i
stam op een gesloten rundveebed rijf door middel van experimentele
virusreactivicatie gevolgd door DNA-restrictie-enzymanalyse

W.H.M. van der PoelF. A.M. Rijsewijk4, F.A. Meljer^\'^ enj. Verhoeff^

een belangrijke ziekteverwekker bij rundvee (6). Infecties
\'m\'et \'BHVrkünheh bij\'runderen\'irife\'cti\'euze\'bóvierie \'rhinö-
tracheïtis (IBR), infectieuze pustulaire vulvovaginitis (IPV)
en infectieuze pustulaire balanopostitis (IPB) veroorzaken
(4). Boviene herpesvirus type 1 bezit een dubbelstrengs
DNA-genoom van circa 138 kilobaseparen (kbp). Dit ge-
noom bestaat uit twee segmenten: een lang en een kort seg-
ment. Het korte segment wordt begrensd door twee identieke
sequenties (repeats) van circa 10 kbp en komt voor in twee
oriëntaties ten opzichte van het lange segment. In 50% van
de gevallen heeft een BHV1 -genoom het korte segment in de
ene en in 50% van de gevallen het korte segment in de andere
oriëntatie (Figuur 1). Dit heeft tot gevolg dat restrictie-en-
zymfragmenten die geheel en al binnen het lange ofhet korte
segment vallen, bij beide oriëntaties dezelfde lengte hebben.
Terwijl restrictie-enzymfragmenten die over de grens van
het lange en het korte segment liggen een lengte hebben die
afhankelijk is van de oriëntatie van het korte segment. Het
gevolg daarvan is dat de \'inteme\' fragmenten tweemaal zo
vaak voorkomen als de \'grens\'-fragmenten. Dit is te zien aan
de intensiteit waarmee deze fragmenten kleuren in een ethi-
dium-bromide-gel. Zo hebben BH V1-grensfragmenten
HindllI c, d, f en h een 50% intensiteit, terwijl de andere
Hindlll-fragmenten een 100% intensiteit hebben. Door dit
verschijnsel heen loopt een ander fenomeen: de intensiteit
waarmee de fragmenten door ethidium-bromide worden
aangekleurd is niet alleen afhankelijk van de hoeveelheid
van die fragmenten, maar ook afhankelijk van de lengte van
die fragmenten. Hoe groter het fragment hoe intenser het
aangekleurd wordt. Het genoom van BHVl is grotendeels
stabiel. Er zijn drie soorten gebieden te onderscheiden: 1)
Een hypervariabel gebied aan het vrije einde van het lange
segment; 2) Een zwak variabel gebied dat binnen de 10 kbp-
repeats van het korte segment valt; 3) Stabiele gebieden die
buiten bovengenoemde gebieden vallen.
Ad 1) Het hypervariabele gebied valt binnen het HindlII-N-
fragment dat circa 2,4 kbp is. Binnen dit gebied ligt een 14
bp-repeat die in lengte kan variëren. Hierdoor kan ook het
circa 2,4 kb HindllI-N-fragment in lengte variëren. Deze va-
riatie kan al optreden bij een eenmalige vermenigvuldiging
van het vims onder weefselkweekcondities. Lengtevariaties
in dit fragment zijn derhalve geen aanwijzing dat men met
een andere BHVl-stam te doen heeft.
Ad 2) Het zwak variabele gebied valt binnen de 10 kbp-
repeats die het korte segment flankeren. Ze veranderen veel
minder vaak dan de repeats in het HindllI N-fragment en zijn
een nuttig gebied om BHVl-stamverschillen mee aan te to-
nen. Deze verschillen uiten zich in lengteverschillen van
HindlII-fragmenten c, d, f, en h. Bijvoorbeeld de BHVl-
stam Lam waaraan bij ID-Lelystad al vele jaren onderzoek
aan gedaan wordt, heeft een extra korte 10 kbp-repeat waar-
door alle 50% fragmenten korter zijn geworden.
Ad 3) De stabiele gebieden veranderen nog minder en zijn

-ocr page 413-

voor de meeste BHVl-stammen gelijk van lengte. Toch ko-
men ook hier kleine verschillen in voor die tot lengtever-
schillen van restrictie- enzymfragmenten kunnen leiden. Zo
hebben BHV 1.1-stammen een 8,4 kbp Hindlll-K-fragment
terwijl BHV1.2-stammen binnen dit HindllI-K-fragment
een extra Hindlll-herkenningsequentie hebben, waardoor in
die stammen het HindlII-K-fragment in twee stukken wordt
geknipt.

Overdracht van BHV1 vindt vooral plaats door direct contact
tussen een geïnfecteerd dier en een gevoelig dier. Geïnfec-
teerde dieren kunnen één tot 14 dagen virus uitscheiden (3).
Een BHVl-uitbraak eindigt doorgaans in twee tot vier we-
ken maar kan ook tot tien weken duren (2,3). Antilichamen
na infectie of conventionele vaccinatie kunnen jarenlang
persisteren (11). Het virus blijft na de infectie latent aanwe-
zig, vooral in de trigeminale ganglia c.q. sacrale ganglia, af-
hankelijk van de infectieroute. Onder invloed van stress door
onder andere transport, of nagebootst door behandeling met
corticosteroïden, kan het virus weer tot replicatie overgaan
en opnieuw uitgescheiden worden (3,10). Dit proces ver-
loopt doorgaans subklinisch en de virusuitscheiding is min-
der en korter van duur dan bij een primaire infectie.
Binnen Europa zijn in diverse landen eradicatieprogramma\'s
opgestart voor BHVl. Sinds in 1994 de BHVl-certificering
in Nederland van start is gegaan, zijn er op steeds meer rund-
veebedrijven inspanningen geleverd om door middel van hy-
giënische maatregelen in ruime zin en/of vaccinatie BHVl-
vrij te worden. Op het moment dat de \'BHVl-vrij\' status op
een rund veebedrijf gerealiseerd wordt, zal die status be-
waakt moeten worden en zullen de voorzorgsmaatregelen ter
voorkoming van insleep van virus onverminderd van kracht
moeten blijven. Door middel van een surveillancepro-
gramma, maandelijks tankmelkonderzoek of een halQaar-
lijks steekproef-bloedonderzoek, worden gecertificeerde be-
drijven in Nederland gevolgd. Nu en dan worden opnieuw
BHVl-antistoffen gevonden en verliezen bedrijven hun
\'BHVl-vrij\' certificaat. In veel van die gevallen worden
geen ziekteverschijnselen waargenomen en is het niet duide-
lijk wat voor type BHV 1 de response veroorzaakt heeft en of
er veldvirusintroductie heeft plaatsgevonden.
De hier beschreven case-study is een illustratie van een be-
drijf waar ondanks uitgebreide preventieve maatregelen vi-
ruscirculatie optrad. Op basis van de ligging van het bedrijf,
op ruime afstand van andere rundveebedrijven, en het feit dat
alle volwassen runderen op het bedrijf serologisch negatief
waren ten aanzien van BHVl, werd het risico van een
BHVl-introductie laag ingeschat. Door middel van restric-
tie-enzyme-analyse kon worden vastgesteld dat er toch een
BHVl-veldvirusintroductie had plaatsgevonden.

MATERIAAL EN METHODEN
Dieren

Op een volledig gesloten rundveebedrijf in de provincie
Utrecht werden in april 1994 bij negen pinken BHVl-anti-
stoffen gevonden, terwijl alle overige dieren op het bedrijf
serologisch negatief waren. De gevonden antistoffen waren
vrijwel zeker ontstaan door abusievelijke intramusculaire
toediening van Tracherine®. Voor de eigenaar van het bedrijf
had dit de vervelende consequentie dat hem geen BHVl-vrij
certificaat kon worden verleend door de Gezondheidsdienst
voor Dieren. Ruim anderhalfjaar later, in december 1996,
bleek na een bedrijfsbloedonderzoek dat een groot deel van
de seronegatieve dieren op het bedrijf een antilichaamres-
ponse ontwikkeld had ten aanzien van BHVl (62/87) (gB-
blocking ELISA). De meest voor de hand liggende verklaring
voor de gevonden BHVl-circulatie op dit bedrijf was op dat
moment dat er een reactivatie van Tracherine® was opgetre-
den en dat het vaccinvirus op het bedrijf gecirculeerd had.
Vier dieren van bovengenoemd bedrijf werden gedurende
een periode van circa één maand ondergebracht in een afge-
zonderde stal, quarantaineruimte, in de nabijheid van het be-
drijf maar op ruime afstand (> 1 km) van de andere dieren op
het bedrijf, zodat de kans op virustransmissie van en naar
deze vier dieren nihil was. Twee van deze vier dieren waren
gevaccineerd met Tracherine® terwijl de andere twee dieren
bij het laatste bedrijfsbloedonderzoek voor de eerste keer
BHVl-positiefbevonden waren.

Reactivatiebehandeling en monstemame voor virusisolatie
Na een quarantaineperiode "an twee weken werden de vier
koeien gedurende vijf dagen geïnjecteerd met 0,1 mg/kg/dag
dexamethason (DexadresonTM, Intervet), teneinde BHVl te
reactiveren. Vanaf drie dagen na aanvang van de corticosteroï-
denbehandeling werden van alle dieren gedurende 12 dagen
dagelijks swabs genomen. Bij de monstemame werden de
swabs minstens drie keer tegen de mucosa rondgedraaid.
Swabs werden in celkweekmedium geplaatst, direct naar het
laboratorium vervoerd en opgeslagen bij -70\'\'C totdat ze getest
werden.

DNA-isolatie

Virusisolatie uit neusswabs, vaginaal swabs en oogswabs
werd uitgevoerd als beschreven door Kaashoek, 1995: p 21.
Voor de isolatie van het BHVI-genomisch DNA werden em-
bryonale boviene trachea (EBTr) cellen geïnfecteerd met
twee BHVl-virus-isolaten, één uit elke diergroep, en met
Tracherine® (Pfizer Animal Health). Viruscultuur werd uit-
gevoerd bij 37°C tot vrijwel alle EBTr-cellen een cytopatho-
geen effect (CPE) vertoonden. Voor de DNA-isolatie werd al-
leen het kweekmedium gebruikt van de geïnfecteerde cellen
omdat BHVl normaal in het medium wordt uitgescheiden.
Uit de virusmonsters werd volgens standaardmethodes geno-
misch DNA geïsoleerd (8). De DNA-isolaten werden onder-
zocht door middel van DNA-restrictie-analyse (REA) als be-
schreven door van Oirschot
et al. (12) met dien verstande dat
uitsluitend het enzym HindllI werd gebruikt. Kort weergege-
ven: Viraal DNA werd geïncubeerd met het enzym Hindlll

lang

IR TR

I I I

1"

d ok f
c ko h

.......mi

-kort

BHVl genoom

c

HindllI knipplaatsen in BHV 1.1
orientatie I
11 II I I

B L

N J M I E G A
orientatie II
II I I I I 1

Figuun. Schematische weergave van een BHVi-genoom. Het BHVi-genoom bestaat
uit een lang gebied dat circa loo kilobaseparen lang is en een kort gebied dat circa 36
kilobaseparen lang is. Het korte gebied omvat een uniek gebied dat begrensd wordt
door twee identieke gebieden (repeats): een inteme repeat (IR) en een terminale re-
peat (TR) (9). Het korte gebied komt in twee oriëntaties voor; Oriëntatie 1 en oriënta-
tie II. De Hindlll-restrictie-enzym-knipplaatsen voor belde oriëntaties zijn aangege-
ven. Voor de meeste Hindlll-fragmenten maakt het niet uit van welke oriëntatie ze
afkomstig zijn. Voor fragmenten d, c, f en h echter wel. Deze komen slechts in één
oriëntatie voor en hebben in een ethidiumbromide gekleurde gel (zie figuur 2) slechts
een intensiteit van 50% van de overige fragmenten van vergelijkbare groottte.

-ocr page 414-

de isolaten goed te illustreren, zijn alleen de grotere frag-
menten getoond. Allereerst kan geconcludeerd worden dat
alledrie de BHVl-preparaten tot het BHV 1.1-subtype beho-
ren omdat deze alle drie een 8,4 kbp HindllI-K-fragment
hebben (midden in het JKL triplet).

Bovendien is er duidelijk onderscheid te maken tussen pre-
paraat 8170 en Tracherine®. De Hindlll-fragmenten c, d en f
van 8170 migreren sneller dan die van Tracherine®. Het
meest duidelijk is dit te zien aan het Hindlll-f-fragment (aan-
gegeven met **) dat in 8170 niet meer met fragment E comi-
greert. Dit duidt op een korter repeatgebied in het korte seg-
ment van 8170 en hierdoor is het ook te verwachten dat het h-
■fragmént\' kórfer\'is.\' Tri 8"170 is dit\'echfer niét zichtbaarbrridat \'
de repeat niet zoveel kleiner is en de h-band met de G- en I-
band blijft comigreren. Uit deze waarnemingen kan gecon-
cludeerd worden dat het 8170-virus zowel van het 5257-vi-
rus als van het van het Tracherine® -virus verschilt.
Voor de vergelijking tussen monster 5257 en Tracherine®
is het moeilijker duidelijke verschillen te zien. De Hindlll c,
d, E/f-en G/h/I-fragmenten van 5257 migreren op ge-
lijke hoogte als de overeenkomstige fragmenten van
Tracherine®. Interessant is dat in het 5257 monster onder het
Hindlll d-fragment een vage band migreert met een intensi-
teit die een stuk zwakker is dan de 50% band van het d-frag-
ment (op de foto niet goed zichtbaar en aangegeven met *) en
die comigreert met het d-fragment van monster 8170. In een
zuiver preparaat komen van de stabiele en zwak variabele
gebieden echter maar twee intensiteiten voor: 100% banden
en 50% banden. De gevonden zwakke band wijst dus op een
mengsel: het merendeel van het 5257-monster heeft c, d, f en
h fragmenten die een vergelijkbare grootte hebben als
Tracherine® en een klein deel van het 5257-monster heeft
een kleiner d-fragment.

Voor een meer eenduidige identificatie van BHVl-stammen
verdient het wellicht de voorkeur om specifieke genoom-
fragmenten door middel van PCR-technieken te analyseren.
Vooral de zwakvariabele genoomgebieden komen hiervoor
in aanmerking. Dit kan de interpretatie sterk vereenvoudi-
gen. Voor een nog specifiekere identificatie van BHVl-
stammen kan men zelfs overwegen om de nucleotidenvolg-
orde van zwakvariable genoomfragmenten te bepalen, maar
de hogere kosten die dit met zich meebrengt kunnen een be-
zwaar zijn.

DISCUSSIE

Introducties van BHVl op rund veebedrijven komen vrijwel
zeker geregeld voor in Nederland ondanks preventieve hy-
giënische maatregelen en vaccinatie. In veel gevallen verlo-
pen deze introducties zonder klinische verschijnselen (1) en
in slechts een zeer beperkt aantal gevallen wordt opgehel-
derd of het om introductie van veldvirus dan wel van een
vaccinvirus zoals Tracherine® gaat. In deze studie is door
middel van virusreactivatie en vervolgens restrictie-enzym-
analyse een BHVl-veldvirusintroductie op een gesloten
melkveebedrijf vastgesteld.

De virusreactivatie met behulp van een corticosteroïdenbe-
handeling leverde voor slechts twee van de vier dieren een
positief resultaat op. Een mogelijke verklaring hiervoor is
dat de andere twee dieren een lagere concentratie virus uit-
scheidden of pas in een later stadium zodat het virus in de
culturen niet opgepikt werd.

Beide virusisolaten van het bedrijf (5257 en 8170) betroffen
BHVl-stammen en beide stammen, behoorden evenals
Tracherine® tot het BHV 1.1-subtype. Hierbij moet worden

dat het genomisch DNA op specifielce plaatsen knipt
(Hindlll-digestie) (Figuur 1). De verkregen REA-patronen
werden vergeleken met het REA-patroon van de BH V1 -stam
Tracherine®. De verkregen restrictie-enzymfragmenten zijn
door middel van elektroforese op een 0.5% agar-gel ge-
scheiden.

RESULTATEN
Virusreactivatie

Virusisolatie uit neusswabs, genomen tussen dag drie en dag
acht na de reactivatiebehandeling, verliep voor twee van de
vier met coriticosteroïd behandelde dieren positief Eén van
deze\'diére\'n,\'id\'entificatiéniirrimer \'5257, was éeri dief dat ja-
nuari/februari 1995 met Tracherine® was gevaccineerd. Het
andere virus-positieve monster kwam van een dier, identifi-
catienummer 8170, dat in december 1996 positief werd be-
vonden op BHV1-antistoffen. Er werden daama geen virus-
culturen ingezet van de overige swabs omdat er een virus
verkregen was uit beide proefgroepen.

Restrictie-enzym-analyse

Om de Hindlll-patronen van monsters 5257, 8170 en van
Tracherine® te kunnen vergelijken, moeten de hoeveelhe-
den DNA zoveel mogelijk gelijk zijn en daarom is het kleine
beetje virus-DNA dat van Tracherine is verkregen geconcen-
treerd. Hierdoor is er wat meer chromosomaal gastheer-
DNA in dit preparaat aanwezig, wat een vage achtergrond-
smeer veroorzaakt. Uit figuur 2 blijkt dat er van Tracherine®
toch minder viraal DNA is opgebracht dan van de twee reac-
tivatiemonsters 5257 en 8170. De banden van de laatste twee
monsters zijn daarom wat breder, maar dit verhindert een
goede interpretatie niet. Om de relevante verschillen tussen

12 3 4

- 27,4 kb
-23,1 kb

*
**

- 9,4 kb

-ocr page 415-

opgemerkt dat er voor zover ons bekend de laatste 15 jaar in
Nederland geen nieuwe BHVl .2-stammen gevonden zijn. Op
grond van het kortere Hindlll-c,- d -en vooral het f-fragment
kon geconcludeerd worden dat het 8170 monster zowel van
Tracherine® als van het 5257-monster verschilt. Omdat 8170
van Tracherine® verschilde, was het meest waarschijnlijk dat
dit vims afkomstig was van een infectie met een BHV1 -veld-
vims. Echter, om geheel uit te sluiten dat het van Tracherine®
afkomstig was, zijn meer gegevens nodig over de stabiliteit
van het genoom van Tracherine® (zie verder). Monster 5257
was een mengsel en het overheersende genoom was van
Tracherine® niet te onderscheiden. Dit isolaat was afkomstig
van een dier dat met Tracherine® gevaccineerd was en het
was het enige onderzochte vimsisolaat dat mogelijk
Tracherine® bevatte. Recirculatie van Tracherine® werd
derhalve niet aangetoond maar kon ook niet uitgesloten wor-
den omdat slechts van enkele dieren een isolaat verkregen
werd.

Het Tracherine®-vims groeide ook goed bij 37°C, maar werd
niet goed uitgescheiden in het medium, terwijl de vimssen van
de beide bedrijfsmonsters wel normaal in het medium werden
uitgescheiden. Dit wijst op een verschil tussen de isolaten en
Tracherine®. Het is niet uit te sluiten dat een variant van
Tracherine®, met een afwijkend genoom, gemakkelijker de
geïnfecteerde cel verlaat en daarom sterk in het voordeel is tij-
dens het opgroeien. De subpopulatie met een kleiner d-frag-
ment, die wij in het Tracherine®-preparaat aantroffen, zou
hierop kunnen duiden. Dit stelt de analyse op losse schroeven.
Op dit punt is er behoefte aan meer inzicht in de stabiliteit van
het Tracherine® genoom onder
in vitro en in vivo condities.
Gezien het feit dat BHV1 in Nederland endemisch is, is het niet
verwonderlijk dat introducties van BHVl op mndveebedrijven
geregeld voorkomen. Dergelijke introducties zijn reeds eerder
beschreven, maar in slechts een enkel geval is het vims geïso-
leerd en is aangetoond om welk type BHVl het ging (2). In het
lopende BHVl-eradicatieprogramma hebben nieuwe intro-
ducties herhaaldelijk tot tegenvallers geleid en voor veehou-
ders die uitgebreide hygiënemaatregelen in acht nemen en vac-
cinaties laten uitvoeren om BHV 1 buiten de deur te houden zijn
dit soort introducties zeer fmstrerend. De in deze studie be-
schreven BHVl-reactivatie met de daaropvolgende typering
van het geïntroduceerde vims is alleen zinvol als de status van
het bedrijf reeds enige tijd gevolgd is, en er gegevens zijn be-
treffende de BHVl-circulatie op het bedrijf Dit zal in
Nederland in het kader van de BHV 1 -eradicatie steeds vaker
het geval zijn.

Concluderend kan gezegd worden dat typering van BHVl-
isolaten het inzicht in de epidemiologie van het vims kan ver-
groten. In Denemarken heeft men dit gedaan voor BHVl -iso-
laten over een periode van vijf jaar, en daarbij was het
inderdaad mogelijk om meer inzicht te krijgen in de bronnen
van de infecties. (7). Voor vele vimssen wordt voor typering
gebmik gemaakt van diverse PCR-methodieken eventueel ge-
volgd door sequentie-analyses van specifieke delen van het
genoom. Het is verwonderlijk dat dergelijke onderzoeksme-
thoden in het kader van de IBR-eradicatie tot op heden weinig
aandacht hebben gekregen in Nederland. Een beter inzicht in
de verspreiding en de transmissierouten, door middel typering
op DNA-niveau, zou met name bij rundvee-eigenaren en die-
renartsen de betrokkenheid bij het BHVl-eradicatiepro-
gramma kunnen vergroten. De in deze studie beschreven vi-
msspreiding op een melkveebedrijf met de typering van de
betreffende BHVl-stam is daar een illustratie van.

DANKBETUIGING

M. Anema, J. Blikmans, E. Broens, J. Claassen, F. Doesburg, F. Mulder, J.
Smit, S. van Veen, A. Veenkamp en F. de Weijer destijds co-assistenten
diergeneeskunde en P. Dobbelaar, hebben een belangrijk aandeel gehad in
de uitvoering van het reactivatie-experiment. J. Veling heeft de eerste aan-
zet gegeven voor het onderzoek op het bedrijf. H.H. Westra, M.A. Maris-
Veldhuis, M.H. Mars en H. Paal, willen wij bedanken voor hun bijdrage bij
de laboratoriumwerkzaamheden. De eigenaar van het rund veebedrijf zijn
wij zeer erkentelijk voor zijn inzet en vooral geduld bij de uitvoering van het
onderzoek op zijn bedrijf.

LITERATUUR

1. Bosch JC, Frankena K, Franken P, Hage JJ, Jong MCM de. Kaashoek
MJ, Maris-Veldhuis MA, Noordhuizen JPTM, Poel WHM van der,
Verhoeff J, Weerdmeester K, Zimmer GM, and Oirschot JT van.
Bovine herpesvirus 1 marker vaccines reduce the incidence of infec-
tions. Vaccine 1998; 16: 265-71.

2. Hage JJ. Epidemiology of bovine herpesvirus 1 infections. Doctoral
thesis. Utrecht, 1997.

3. Kaashoek MJK. Marker vaccines against bovine herpesvirus 1 infec-
tions. Doctoral thesis, Utrecht, 1995.

4. Kahrs RF. Bovine rhinotracheitis: a review and update. J Am Med
Assoc 1977; 171: 1055-64.

5. Kramps JA, Magdalena A, Quak J, Weerdmeester K, Kaashoek MJ,
Maris-Veldhuis MA, Rijsewijk FAM, Keil G, and Oirschot JT van. A
simple, specific and highly sensitive blocking enzyme-linked immu-
nosorbent assay for the detection of antibodies to bovine herpesvirus 1.
J Clin Microbiol 1994;32:2175-81.

6. Misra V, Babiuk LA, Le Q, and Darcel C. Analysis of bovine herpesvi-
rus type 1 isolates by restriction endonuclease fingerprinting. Arch
Virol 1983;76:341-54.

7. Nylin B, Madsen KG, and Ronsholt L. Reintroduction of bovine her-
pesvirus type 1 into Danish cattle herds during the period 1991-1995:a
review of the investigations in the infected herds. Acta Vet Scand
1998;39:401-13.

8. Sambrook J, Fritsch EF, and Maniatis T. Molecular Cloning, A labora-
tory Manual. 2nd edn. Cold Spring Harbor Laboratory Press, 1989.

9. Schwyzer M. Ackermann M. Molecular virology of ruminant herpes-
viruses Vet Microbiol 1996; 53: 17-29.

10. Thiry E, Saliki J, Bublot M, and Pastoret PP. Reactivation of IBR-virus
by transport. Comp Immunolol. Microbiol Infect Dis 1987; 10:59-63.

11. Van der Poel WHM, Kramps JA, Quak J, Brand A, and Oirschot JT van.
Persistence of bovine herpesvirus 1 specific antibodies in cattle after in-
tranasal vaccination with a live virus vaccine. Vet Ree 1995; 137:347-8.

12. Van Oirschot JT, Rijsewijk FAM, Straver PJ, Ruuls RC, Quak J,
Davidse A, Westenbrink F, Gielkens ALJ, Dijk JE van, and Moerman
A. The virulence and genotype of a bovine herpesvirus 1 isolate from
semen ofasubclinically infected bull. Vet Ree 1995; 137:235-9.

-ocr page 416-

Deze dierenarts is tienmaal genomineerd voor een Nobelprijs. We zullen waarschijnlijk nooit te weten komen
waarom hem deze niet verleend is, maar het feit op zich is voldoende aanwijzing voor zijn bijzondere wetenschap-
pelijke verdiensten. Misschien
was er wel aarzeling welke prestatie als eerste te prijzen viel, want zijn veelzijdigheid
was zo groot dat hij op de uiteenlopende gebieden waarin hij werkzaam was (de anatomie, de hart- en zenu\\^siolo-
gie, de bacteriologie en de biochemie) doorbraken wist te bereiken.

Chauveau werd als zoon van een hoefsmid geboren op 21 november 1827 in Villeneuve-la-Cuyard, een plaatsje ten
zuidoosten van Parijs. Op zeventienjarige leeftijd ging hij naar Alfort, waar hij na vier jaar als eerste van zijn jaar af-
studeerde. Tijdens zijn studie viel hij op door zijn buitengewone werklust en intelligentie. Hij hielp één van zijn leer-
meesters, Henry Bouley (1814-1885), met het vervaardigen van een geïllustreerd werk over de anatomie en de fysio-
logie van de hoef van het paard. Daarna vertrok hij naar Lyon, waar hij na een vergelijkend toelatingsexamen een
plaats als assistent had verworven bij het instituut voor veterinaire anatomie, waaronder destijds ook de fysiologie
ressorteerde. In een periode van vijftien jaar heeft hij intensief gewerkt op het gebied van de anatomie, fysiologie en experimentele
pathologie. In 1855 resulteerde dit onder andere in een standaard werk de
Traité d\' Anatomie comparée des Animaux domestiques, die
zeven herdrukken beleefde (de laatste in 1903) en in het Engelsen in het Italiaans werd vertaald.

De onderzoekingen tussen 1843 en 1855 van de eveneens in Lyon werkzame Claude Bernard (1813-1878), die later hoogleraar in de fy-
siologie aan de Sorbonne werd, hebben een grote invloed op Chauveau uitgeoefend. Tussen 1855 en 1865 heeft hij zich volledig toe-
gelegd op fysiologische experimenten, waarbij zijn grondige kennis van de anatomie goed van pas kwam. Chauveau maakte gebruik
van afgedankte paarden, die \'s ochtends
werden gebruikt voor fysiologische experimenten en \'s middags als lesmateriaal in de snij-
zaal. Hij heeft aan het paard baanbrekend werk verricht over het functioneren van het hart. De dieren werden ongevoelig gemaakt
door het ruggenmerg door te snijden onder de atlas. Na de derde en vierde rib te hebben weggenomen kon hij, terwijl het dier kunst-
matig werd beademd, met zijn hand de hartbewegingen bestuderen. Zo kon hij het bifasisch karakter van de hartfunctie vastleggen
en bewijzen dat de harttonen berusten op de systole. Op basis van dergelijke onderzoekingen bij 26 paarden, tien honden en één
aap kon de studie worden afgerond in een publicatie in 1860 in
hetjournal de Médicinede Lyon.

In 1860 onderzocht hij de stroomsnelheid van het bloed in de arteriën met een door hem geconstrueerde snelheidsmeter: de hae-
modrometer. Door het hart te openen en met zijn vingers in de holtes van het hart te dringen kon Chauveau de werking van de hart-
kleppen bestuderen. In 1861 volgde een serie cardiograflsche experimenten samen met de medicus E.j. Marey (1830-1904). Hiertoe
maakten zij als eersten gebruik van catheterisatie van het rechterhart, waarbij een katheter via de
Vena jugularis in het hart werd ge-
voerd. Met behulp van drie rubberen, met lucht gevulde sondes, konden zij een vergelijking maken tussen het drukverloop in de di-
verse intracardiale holtes. De luchtdrukschommelingen werden via een hevel overgebracht op een roterende beroete cilinder. Dit
door hen ontworpen instrument werd een sphygmograaf genoemd. In 1863 slaagden Chauveau en Marey er in om synchroon de
bloeddruk te meten in het rechter atrium, in de rechter ventrikel, in de linkerventrikel en in de aorta. Tegelijkertijd werd via de rechter
borstwand de hartslag, de ictus cordis, vastgelegd. De katheter voor de linker ventrikel werd via de
A.carotis aangebracht.
Gedurende hun werk hebben Chauveau en Marey steeds hun instrumenten verbeterd totdat ze op den duur met een uiterste preci-
sie en nauwgezetheid een experiment konden uitvoeren, waarmee zij in staat waren om een korte pauze, de intersystole, te ontdek-
ken, die voorafgaat aan de contractie van de ventrikels.

Deze experimenten aan het hart van levende paarden worden sinds de ontdekking van de bloedsomloop door Harvey (1578-1657)
als de belangrijkste beschouwd op het gebied van de cardiofysiologie; zij vormden de basis voor de huidige hartchirurgie.
Eveneens van belang was in deze periode het onderzoek naar de stofwisseling in de spieren. Door het verschil in zuurstofgehalte
van het bloed te meten, dat naar de kauwspier stroomt en er vandaan, kon Chauveau aantonen dat het arteriële bloed een hoger
zuurstofgehalte heeft dan het veneuze. Hoewel Claude Bernard, die kort ervoor glucose in het bloed had aangetoond, ervan over-
tuigd was dat dit totaal in de longen werd omgezet, kwam Chauveau tot de conclusie dat de glucose in de spieren werd gebruikt en
er de grondstof voor het arbeidsvermogen vormde.

Tussen 1855 en 1865 heeft Chauveau ook veel aandacht besteed aan de fysiologie van het zenuwstelsel. Talloze proeven werden uit-
gevoerd om de werking van het ruggenmerg te onderzoeken, niet alleen die van het ruggenmerg zelf maar ook die van de relatie tus-
sen deze zenuwstreng en de ermee verbonden organen.

Daarnaast wijdde hij zijn aandacht aan het nieuwe terrein dat in die dagen in het brandpunt van de belangstelling stond: de leer om-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (41)

Jean-Baptiste August Chauveau
(1827-1917)

-ocr page 417-

trent de verwekkers van infectieziekten. Aanvankelijk had vooral
tuberculose zijn belangstelling. In tegenstelling tot Virchow die
de tuberculose rangschikte onder de \'maladies è tumeurs\', was
Chauveau van mening dat deze overdraagbaar was. Verder wees
hij op het grote gevaar van orale besmetting naast die van de res-
piratoire.

Behalve aan tuberculose heeft hij ook aandacht besteed aan Ie
principe viruiant
van de droes bij paarden en pokken bij mens,
schaap en rund. De algemene mening toen was dat deze ziekten
door de lucht werden overgedragen, terwijl Chauveau aantoonde
dat Infecties juist door contact tot stand komen.
Een door hem voorgezeten commissie heeft In 1863 door experi-
menten het verschil bewezen tussen pokken en koepokken.
Vijftien jaar later onderschreef Pasteur de grote betekenis van dit
onderzoek.

In 1879 constateerde Chauveau dat Algerijnse schapen niet ge-
voelig waren voor miltvuur. Nadat hij negen van die schapen op
de markt In Lyon had aangekocht en deze evenals enkele In-
landse dieren had besmet, bleef de eerste groep In leven, tenwljl
alle andere stierven. Dit experiment gafaanlelding tot het ontwik-
kelen van zijn opvatting over Immuniteit: de theorie der tegengif-
ten.

Na 1880 speelde Chauveau een belangrijke rol bij het ontwikkelen
van vaccins tegen besmettelijke veeziekten. Zijn leerling H.
Toussalnt (1843-1890) slaagde erin om een entstof tegen milt-
vuur te ontwikkelen, die Chauveau iater sterk verbeterde.
Samen met Saturnin Arioing (1846-1911) ontdekte Chauveau In
1887 de verwekker van boutvuur bij het rund. Op Instigatie van
Arioing werd deze naar zijn vriend
Clostridium chauvoei genoemd. Ook heeft hij In 1882 aangetoond dat de kraamvrouwenkoorts ver-
oorzaakt wordt dooreen streptococ, die In 1879 door Pasteur was ontdekt. Deze ontdekking was van grote betekenis voor de verple-
ging In ziekenhuizen.

In 1864 werd Chauveau benoemd tot hoogleraar In Lyon voor anatomie en de daarbij horende fysiologie, terwijl hij In 1875 hoofd
werd van deze veeartsenijschool. In 1876 werden de vakken anatomie en fysiologie gescheiden, waarbij hij hoogleraar fysiologie
werd. In 1871 kreeg hij tevens een leeropdracht aan de medische faculteit van Lyon voor de vergelijkendeen experimentele patholo-
gie. In 1877 kreeg hij een eredoctoraat van deze faculteit.

In 1886 keerde Chauveau terug naar Parijs, waar hij Henry Bouley opvolgde als algemeen Inspecteur voor de Franse veeartsenij-
scholen, het hoogste ambt voor een veterinair In Frankrijk, terwijl hij daarnaast hoogleraar In de vergelijkende pathologie werd aan
hetMuséed\' Hlstoire Naturelle.

In deze tijd heeft Chauveau zijn aandacht weer gericht op de splerstofwissellng. Hij kon bewijzen dat de lichaamswarmte ontstaat
door verbranding van voedingsstoffen met behulp van de door de longen opgenomen zuurstof Van hem Is de uitdrukking \'biologi-
sche energie\' afkomstig.

In de Parijse tijd heeft Chauveau nog een zeventigtal wetenschappelijke werken gepubliceerd.

Ook op ander gebied is Chauveau In Parijs nog zeer actief geweest. Hij werd tot lid gekozen van enkele prestigieuze wetenschappe-
lijke academies, waarvan hij ook een aantal jaren voorzitter Is geweest. Samen met de medicus A. Bouchard (1833-1899) richtte hij In
1889 een tijdschrift op:
Journal de Physiologie et de Pathologie. Verder redigeerde hij met hem de Revue de la Tuberculose.
In 1903 Is Chauveau door het Franse comité voorgedragen voor het ontvangen van de Nobelprijs. In de periode tussen 1903 en 1917
Is hij daarvoor tien keer genomineerd.

Hij ontving hoge Franse wetenschappelijke onderscheidingen en veel buitenlandse eerbewijzen.

In 1917 Is hij op negentigjarige leeftijd gestorven, tot op het laatst nog zeer actief en helder van geest. Onvergetelijk Is zijn gezegde:
\'De voorbereiding tot een experiment Is verreweg het belangrijkste, de uitvoering stelt weinig voor\'. Met hem Is een zeer groot on-
derzoeker heengegaan wiens naam in één adem genoemd kan te worden met die van Louis Pasteuren Claude Bernard.

Deze rubriek wordt verzorgd doorleden van het Veterinair Historisch Genootschap.

E.P. Oldenkamp

Geraadpleegde literatuur:

Homrr\\ageà M. le ProfeseurA.Chauveau. Paris,1901.

Leclainche, E. Histoire de la Médecine Vétérinaire. Toulouse; 1936:255.

Magne, H. L\'oeuvre scientifique de Chauveau. Ree. de Médecine vétérinaire. 113:101-121.

Pitois, Claire. Chauveau: sa vie, son oeuvre anatomique et physiologique. Diss. Lyon, 1998.

Ramon, C. Hommage à jean-Baptiste Auguste Chauveau. Rev. Méd. Vét. 1962; 113; 527-534.

Sackmann, W. Jean-Baptiste Auguste Chauveau. Schweizer ArchivförTierheilkunde.Tgyy; 119:433-436.

Schnitter, C. La pathologie expérimentale dans l\'oeuvre de Jean-Baptiste Auguste Chauveau (1827-1917). Bull. Acad.Vét.de France. 1992;65:243-249.
Wens, H.M.. Die Herzkatheterisierung von J.B.August Chauveau im Jahre 1861. Tierärztl. Umschau. 1989:44; 90-95*.

-ocr page 418-

Dit seminar is de eerste in een eindeloze
reeks van bijeenkomsten die Groep
Varken organiseert in samenwerking
met veterinair-farmaceutische bedrij-
ven. \'We hebben een lange lijst van
aanvragen\', vertelt voorzitter Jochem
Floor. De samenwerking van Groep
Varken met commerciële organisaties
geeft de groep een veel grotere finan-
ciële armslag. Bovendien willen en
moeten de diergeneesmiddelenprodu-
centen hun informatie kwijt aan de die-
renartsen. Groep Varken hanteert hier-
bij de criteria dat de wetenschappelijke
inhoud van de bijeenkomst gegaran-
deerd moet zijn én dat de aanwezigen
nascholingspunten kunnen krijgen.

\'PRRSV houdt ons nog wel even bezig.\'

Het ID-Lelystad ziet een bijeenkomst
als deze als de mogelijkheid voor het
uitdragen van kennis en het oppikken
van vragen en knelpunten. En als middel
ter \'stimulatie van de driehoek gevormd
door het veld en de Gezondheidsdienst,
de industrie en het ID-Lelystad.\'
PRRS is vanuit de optiek van het ID-
Lelystad een logisch thema, aangezien
het instituut belangrijke patenten en
grote kennis van dit onderwerp in huis
heeft. Bovendien heeft Boehringer
Ingelheim Vetmedica er de opdracht
neergelegd voor de ontwikkeling van
een tweede generatie recombinant
PRRS-vaccin.

Voor Boehringer Ingelheim bv biedt het
seminar de mogelijkheid om varkens-
dierenartsen belangrijke informatie aan
te reiken en te laten zien dat het informa-
tievoorziening serieus neemt als bijko-
mend aspect bij de distributie van dier-
geneesmiddelen. In dit kader presen-
teerde het bedrijf aan het begin van het
seminar een informatiemap met als titel:
Handleiding Ingelvac PRRS, welke in
nauwe samenwerking met ID-Lelystad
tot stand is gekomen. Bovendien be-
steedt een spreker, dr. Jens Kjaer, effec-
tiviteit en veiligheid van het vaccin
Ingelvac PRRS MLV. Deze bespreking
is niet opgenomen in dit verslag.
De complete proceedings van het
PRRS-seminar zijn beschikbaar via
Boehringer Ingelheim.

PRRS-seminar

Selectie van IPVS-presentaties

Drs. Jochem Floor, voorzitter van
Groep Varken, verzorgt de eerste inlei-
ding. Hij geeft een overzicht van rele-
vante presentaties over PRRS, gehou-
den tijdens het recente congres van de
Intemational Pig Veterinary Society
(IPVS)in Melbourne.
Het eerste onderwerp betreft een onder-
zoek naar de oorzakelijke agentia van
Proliferatieve Necrotiserende Pneumo-
nie (PNP), door S. Pesch. Deze aandoe-
ning is voor het eerst in 1991 in Duits-
land vastgesteld en werd geassocieerd
met het influenza A-vims (SIV-A).
Pesch concludeert uit zijn onderzoeks-
resultaten dat het Porciene Circovims
type 2 (PCV-2) en PRRSV van belang
zijn voor het optreden van PNP. SIV
speelt een ondergeschikte rol. PCV-2
blijkt al langer in het veld aanwezig te
zijn dan voorheen werd aangenomen.
Op gevaccineerde bedrijven waar
PRRSV stabiel aanwezig is, komt min-
der PNP voor.

In 277 varkens met de klinische dia-
gnose PMWS vond Segales PCV-2, in
variërende hoeveelheden. PRRSV was
aanwezig in 24% van de onderzochte
longen. Hij concludeert dat PCV-2 en

Donderdag 28 september 2000 vond het Boehringer Ingelheim PRRS-semi-
nar plaats bij ID-Lelystad, ten overstaan van bijna 200 dierenartsen. Zes ge-
renommeerde sprekers hielden een inleiding over verschillende aspecten van
PRRS. Als eerste kwamen aan de orde actualiteiten, pathofysiologie, epide-
miologie en de zoektocht naar een nieuw, modern, vaccin. Na de pauze waren
er voordrachten over PCR en eigenschappen van een bestaand vaccin, afge-
sloten met een paneldiscussie.

De bijeenkomst ontstond uit de nauwe samenwerking tussen het ID-Lelystad,
Groep Geneeskunde van het Varken en Boehringer Ingelheim bv.

Door Jan Hülsen en Paul Steverink

PRRSV samen van belang zijn om
PMWS te veroorzaken. De lymfoïde
veranderingen hangen samen met de
hoeveelheid PCV-2 antigeen in het
weefsel. PRRSV lijkt hierop niet van in-
vloed te zijn.

Varkens maken na een infectie met
PRRSV twee soorten antilichamen aan:
neutraliserende en niet-neutraliserende.
De laboratoriumtests maken hiertussen
geen onderscheid.

K. Direksin keek of viremie voorkomt
na challenge van zeugen met, en zonder
neutraliserende antilichamen. Hij con-
cludeerde dat er geen virusreplicatie op-
treedt in de aanwezigheid van neutrali-
serende antilichamen. Voorts zag hij dat
homologe challenge regelmatig gepaard
gaat met afwezigheid van een serocon-
versie, terwijl de titers van de neutralise-
rende antilichamen wel stijgen. Floor
voegt hieraan toe dat varkens alleen vi-
remisch worden bij een eerste vaccina-
tie. Herenting met hetzelfde vaccin leidt
niet tot viremie.

S. Dee toonde aan dat PRRS V-carriers
voorkomen. Deze varkens zijn positief
in de ELISA. Virusisolatie in tonsillen is
onvoldoende sensitief voor het opspo-
ren van deze dragers. Lymfeknopen lij-
ken beter geschikt. Dee adviseert om
Test and Removal-strategieën te base-
ren op onderzoek van lymfeknopen, af-
komstig van ELISA-positieve dieren.
Cuartero vond dat biggen vijf weken na
het spenen de meest geschikte dieren
zijn voor onderzoek naar PRRSV. Er
bestaat een duidelijke relatie tussen leef-
tijd en vimstiter bij viremie, waarbij kli-
nische symptomen goede aanwijzingen
geven voor het opsporen van viremische
varkens (lang haar, bleek, conjunctivi-
tis, pneumonie, lymfklierzwelling).

\'De pathogeniteit van het PRRS-virus
vormt nog steeds onderwerp van
discussie, evenals de versterking
van de ziektebeelden van
andere ziektekiemen.\'

Varkens kunnen viremisch zijn, terwijl
gelijktijdig antilichamen aanwezig zijn.
Seropositieve biggen van drie tot tien
weken oud hebben de meeste kans om
PCR-positief te zijn. Hierbij benadmkt
hij dat materiaal schoon verzameld be-
hoort te worden. Vervolgens moeten de
monsters goed gekoeld aangeleverd
worden bij het laboratorium. Semm-
monsters afdraaien alvorens verzending.
\'PRRSV houdt ons nog wel even bezig\',
stelt Floor afsluitend.

-ocr page 419-

Ziektemechanismen

Dr. Paul Steverink, dagvoorzitter en
onderzoeksleider van de sectie be-
drijfsgebonden ziekten bij ID-Lely-
stad, bespreekt de mechanismen via
welke PRRSV ziekteverschijnselen
kan veroorzaken. Een theoretische be-
schouwing, meent Steverink. \'Ik hoop
de praktijk uit de zaal te horen.\' De pa-
thogeniteit van het vims vormt nog
steeds onderwerp van discussie, even-
als de versterking van de ziektebeel-
den van andere ziektekiemen.
PRRSV handhaaft zich in het varkens-
lichaam doordat het zich kan laten re-
pliceren in cellen van het afweerappa-
raat. Macrofagen zijn de voorkeurs-
cellen voor het vims. Dit \'celtropisme\'
vormt een effectieve wijze om het af-
weerapparaat te omzeilen, zoals on-
dermeer blijkt uit de langdurige vire-
mie na primaire infectie. En uit het feit
dat alle gevonden PRRSV-carriers
serologisch positief zijn op antistoffen.
De reproductieklachten door PRRS
bestaan op dit moment met name uit
laatgeboortes en de geboorte van \'wis-
selende tomen\'. Dat zijn kleine tomen,
of tomen met veel dode of zwakgebo-
ren biggen. Deze klachten zijn mede
het gevolg van een rechtstreekse aan-
tasting van het placenta-epitheel door
PRRSV.

\'Eradicatie slaagt alleen als
vaccinatie wordt gecombineerd
met test and removal.\'

PRRSV kan een primaire longontste-
king veroorzaken, maar de kiem lijkt
met name de gevolgen van bepaalde
andere luchtweginfecties te verster-
ken. Er bestaat een groot verschil in
pathogeniteit tussen de diverse
PRRSV-stammen. Het uiteindelijke
ziektebeeld wordt bepaald door de ba-
lans tussen weerstand en infectiedruk.
Men heeft lang gedacht dat de immuno-
suppressie, of -modulatie, uitsluitend
het gevolg is van de aantasting van long-
macrofagen door PRRSV. Deze verkla-
ring houdt stand, maar ook de productie
van ontstekingsmediatoren, cytokinen,
speelt een rol. Door lokale productie van
specifieke cytokinen, leidt een PRRSV-
infectie ook tot een verschuiving van de
lymfocytenpopulatie in de long. Met
name de influx van cytotoxische cellen
is opmerkelijk. Ondanks de aantasting
van de alveolaire macrofagen, lijkt de
absolute hoeveelheid macrofagen niet af
te nemen na een primaire PRRS V-infec-
tie. Steverink verklaart de versterkende
werking van Mycoplasma hyopneumo-
niae op door PRRSV veroorzaakte long-
schade, door de inductie van cytokinen
die de influx van PRRSV-gevoelige cel-
len in de long stimuleren.
Waarschijnlijk bepalen volgorde en
tijdstip van respectievelijke infecties
het optreden van een versterking van
elkanders ziektesymptomen. PRRSV
gevolgd door Mycoplasma geeft een
emstiger ziektebeeld, omgekeerd lijkt
dit minder het geval te zijn.

Epidemiologie

De volgende spreker is dr. Volker
Ohlinger, directeur van het diagnos-
tisch centmm bioScreen in Münster,
Duitsland. Ohlinger weet de zaal te
boeien met een aantal praktische feiten,
afkomstig uit onderzoeken die door
zijn centmm (mede) zijn uitgevoerd.
Allereerst toont Ohlinger dat het ge-
noom van PRRSV sterk verandert.
Deze hoge mutageniteit is niet uitzon-
derlijk voor RNA-vimssen, zoals
PRRSV. Wat de klinische relevantie is
van de toegenomen genetische variatie
is niet duidelijk. De mutaties vinden
met name plaats in duidelijk omschre-
ven delen van het genoom. Ze hebben
naar het zich laat aanzien weinig conse-
quenties voor de antigene kenmerken
van de diverse Europese veldstammen.
Anders gezegd: er bestaat nog steeds
een grote mate van kmisimmuniteit.
De grote genetische spreiding is voor
Ohlinger wel aanleiding op te merken
dat geen enkel bedrijf met een homo-
loog vaccin vaccineert, als het gebmik
maakt van commerciële vaccins. In
zijn optiek moeten de vaccins op ieder
bedrijf afzonderlijk hun effectiviteit
bewijzen.

Vervolgens vertelt Ohlinger dat be-
drijven de interne spreiding van
PRRSV effectief kunnen indammen
door hun zeugen en gelten te vaccine-
ren. De kraamstal is volgens hem de
belangrijkste bron van vimsoverdracht
en virusreplicatie. Een hoge mate van
afweer van de zeugen vermindert het
infectierisico van de biggen. Hij houdt
de zaal de gegevens voor van twee be-
drijven waar de PRRSV-circulatie
door dit vaccinatieschema zodanig af-
nam dat de biggen én slachtrijpe var-
kens serologisch negatief bleven.
De aanwezigen reageren op deze in-
formatie met een vraag over de moge-
lijkheid van PRRSV-eradicatie in Ne-
derland. Ohlinger ziet eradicatie alleen
slagen als vaccinatie wordt gecombi-
neerd met test and removal.

\'De PCR is een robuuste test,
met een aantal beperkingen.\'

Vaccinontwikkeling

Dr. Piet van Rijn, moleculair bioloog bij
ID-Lelystad, geeft een beeld van de pro-
blemen waar onderzoekers mee worste-
len bij het ontwikkelen van tweede ge-
neratie PRRS-vaccins. De eerste
generatie bestaat uit dode vaccins en le-
vend, geattenueerde entstoffen.
Een nieuw vaccin moet naast het ver-
mogen om voldoende bescherming op
te wekken, ook de volgende eigen-
schappen bezitten:

• niet spreiden

• veilig zijn

• geen risico van reversie (\'back to vi-
mlence\')

• een markervaccin ofwel diva zijn.
Van Rijn vertelt dat het ID-Lelystad
doende is om een nieuw PRRS-vims te
maken, uitgaande van een infectieuze
DNA-copy van Lelystad-vims. PRRSV
is een RN A-vims, wat in dit kader bete-
kent dat moleculaire biologen weinig
mogelijkheden hebben om het genoom
te versleutelen. Enkele jaren geleden
heeft het ID-Lelystad daarom een
DN A-kopie van dit RN A-vims ge-
maakt. Deze kopie leidt na inspuiting in
een targetcel tot de vorming van vol-
waardig PRRSV. Genetische modifica-
tie van de DNA-kopie biedt nu de mo-
gelijkheid een mogelijk geschikt vac-
cinvims te maken, doordat eigenschap-
pen zeer gericht en controleerbaar ver-
anderd kunnen worden. Het ID-
Lelystad streeft daarbij naar een vims
dat slechts éénmaal een cel kan infecte-
ren, en dus niet leidt tot spreiding naar
andere cellen en andere dieren.

PCR

De geautomatiseerde PCR die het ID-
Lelystad op dit moment gebmikt voor
de detectie van PRRSV, geeft in de
loop van twee tot drie uur een uitslag.
In deze tijd kan één stukje vims-RNA
vermenigvuldigd worden tot maximaal
vijf keer 108 stukjes. Dit gebeurt in ten
hoogste 30 verdubbelingscycli. Het ap-
paraat, de Real Time PCR, leest boven-
dien de testen objectief af door middel
van spectrofotometrie. Hierbij is zelfs
een bepaalde kwantificering mogelijk.
Dr. Liesbeth Jacobs, hoofd van de mo-
leculaire epidemiologische unit van
ID-Lelystad, verzorgt een duidelijke
uitleg over de polymerase chain reac-
tion (PCR) en het gebmik daarvan in de

-ocr page 420-

diagnostiek van PRRS. De PCR is een
bijzonder gevoelige test, die in principe
in alle mogelijke monstermaterialen
kan worden gebruikt. Met name Kl-or-
ganisaties zijn erg geïnteresseerd in het
gebruik van deze test in sperma. Het
ID-Lelystad kan met de PCR ook on-
derscheid maken tussen Amerikaanse
en Europese PRRSV-stammen.
Jacobs noemt de PCR \'een robuuste
test, met een aantal beperkingen.\'
Allereerst ligt voortdurend het risico
van contaminatie op de loer. De geau-
tomatiseerde test minimaliseert overi-
gens dit risico.

Actua

Het tweede nadeel van een PCR is een
interpretatiebeperking. De test toont
puur het viraal genoom aan. Een posi-
tieve testuitslag kan niet blindelings ver-
taald worden naar een klinische dia-
gnose. Je hebt een virusdeeltje aan-
getoond, maar dat betekent niet automa-
tisch datje de oorzaak van de ziekte hebt
gevonden.

Vroege leverbot daadwerkelijk vastgesteld

Op grond van neerslag- en slakkenge-
gevens verwacht de Werkgroep dat er
een leverbotinfectie op het gras is af-
gezet. Met name is dit het geval in
Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-
Holland, Zeeland, de veenweidegebie-
den in Utrecht en de Betuwe. Dit wordt
bevestigd door sectie-onderzoek waar-
bij acute leverbot bij gestorven lam-
meren is geconstateerd. Ook worden
leverbotinfecties verwacht in gebieden
met een verhoogde waterstand en op
runder- en schapenbedrijven waar vo-
rig jaar leverbot is vastgesteld.
In de risicogebieden adviseert de
Werkgroep om schapen en runderen te
behandelen als dat nog niet is gebeurd.
In de overige gebieden is een behande-
ling bij runderen slechts noodzakelijk
wanneer na onderzoek een infectie is
vastgesteld. Indien mogelijk moeten
schapen het komende winterseizoen
na behandeling worden geweid op
goed ontwaterde percelen.
Bij twijfel is het zinvol om bloedon-
derzoek en vanaf januari mestonder-
zoek te laten verrichten bij de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren. Per
diersoort (bij voorkeur dieren na hun
eerste weideseizoen) zijn voor een
goed onderzoek vijf monsters per leef-
tijdscategorie nodig.

Werkgroep Leverbotprognose

Overeenkomstig de verwachting van de Werkgroep Leverbotprognose zijn er
reeds acute leverbotinfecties bij lammeren vastgesteld. Het advies is om scha-
pen te behandelen wanneer dit nog niet is gebeurd.

Interpolis
Referaten prijs

Tijdens de onlangs gehouden jaar-
vergadering van de Groep Genees-
kunde van het Paard heeft drs.
L.A.J. Smeenk, veterinair adviseur
van verzekeraar Interpolis, de In-
terpolis Referatenprijs uitgereikt
aan drs. J. Hofma. Die mocht daar-
bij tevens een cheque ter waarde van
ƒ 2000," in ontvangst nemen.
De Interpolis Referatenprijs wordt
sinds vijf jaar uitgereikt aan de stu-
dent die volgens de jury voor zijn af-
studeren het beste referaat heeft ge-
schreven met als onderwerp het
paard.

Voorwaarden

De voorwaarden die de jury stelt bij
het beoordelen van de referaten zijn op
zich vrij eenvoudig:

• Het moet gaan over het paard.

• Het moet wetenschappelijk verant-
woord zijn.

• Bij voorkeur een praktijkgericht on-
derwerp.

• Eigen onderzoek wordt extra ge-
waardeerd.

• Van belang is dat de inhoud van het
referaat naar het oordeel van (paar-
den)verzekeraar Interpolis, interes-
sant genoeg is om onder de aandacht
van de Nederlandse dierenartsen te
brengen.

-ocr page 421-

Nominaties 1999

In 1999 zijn 30 referaten over het
paard geschreven. Hiervan zijn er zes
geselecteerd en slechts twee genomi-
neerd. Dit waren:

1. Abdominale echografie bij het veu-
len met koliek door drs. M.S. de
Lint.

2. Inventariserend onderzoek naar ge-
wrichtsaandoeningen bij het paard
door drs. J. Hofma.

Drs. Smeenk wees in zijn toespraak
nog op het belang van de referaten
voor de praktiserende dierenarts. Door
het lezen van een referaat kan men zich
op een snelle manier informeren over
een bepaald onderwerp. Het onder-
werp wordt voldoende uitgediept en
een uitgebreide literatuurlijst geeft de
mogelijkheid om zich zonodig nog
verder te informeren.
Interpolis heeft onlangs besloten om
deze prijs, die in 1995 werd ingesteld,
voor nog eens vijfjaar te continueren.

Voor nadere inlichtingen kunt u te-
recht bij drs. J.P.I. van Wensveen te
Maastricht.

OPROEP!

GEZOCHT, in het kader van mijn onderzoek:

Dierenartsen die in de laatste tien jaar een gezelschapsdierenpraktijk zijn be-
gonnen. Met behulp van hun ervaring wil ik een startershandleiding maken
voor dierenartsen die zich vrij willen vestigen. Bent u in de afgelopen tien jaar
een gezelschapsdierenpraktijk begonnen, of kent u iemand die zich vrij geves-
tigd heeft, neem dan contact op met:

Drs. Patty Heesakkers (co-schappen diergeneeskunde)
Telefoon: 0314-332902 b.g.g. 040-2548051, Mobiel: 06-53474320
Fax: 040-2053354, E-mail: uppetje(§yahoo.com

Doseringen verkeerd in dermatologieverslag

In het verslag van het World Congress of Veterinary Dermatology in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 november 2000 zijn bij het tussenkopje
\'Nieuwe behandelingsprotocollen Demodex\' per abuis de doseringen van iver-
mectine en moxidectine uitgedrukt in mg/kg. Dit dient natuurlijk jxg/kg te zijn.

Nieuwe directie voor Movir

Rectificatie
BVD-aanpak

In het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde van I november 2000
staat op pagina 659 en 660 een in-
gezonden brief van dr. L. Rogier
Verbeme met als titel \'BVD-aan-
pak: over persistente uitscheiders
en \'stille\' dragers\'.
In het post scriptum is door de re-
dactie per abuis een correctie aan-
gebracht in het woord \'gezel-
schapsdierendierenarts\'. Het juiste
stukje tekst moet zijn:

dr. L. Rogier Verbeme
rundvee- en paardenarts

P.S. Dierenartsen die zich vooral
bezighouden met gezelschaps-
dieren worden die erkend als ge-
zelschapsdierenarts of als gezel-
schapsdierendierenarts?

Movir N.V. beschikt per 1 november
2000 over een nieuwe directie, be-
staande uit de heren ir. A.L.C.
Frijters, voorzitter, W.C.R. van Al-
derwegen en drs. R.A. Huffnagel.

Movir is na de overname door ING een
samenwerkingsverband aangegaan
met Apollonia Levensverzekering
N.V. en AO Artsen-Verzekeringen
N.V.. De benoeming van een nieuwe
directie sluit aan bij het streven van
Movir om zich te ontwikkelen van ar-
beidsonge-schiktheidsverzekeraar tot
financiële dienstverlener met een

In de periode van 23 december 2000 tot
en met 1 januari 2001 zal de Univer-
siteitskliniek voor Gezelschapsdieren
(UKG) geopend zijn voor de internis-
tische en chirurgische opvang van
spoedpatiënten. De reguliere polikli-
niek-spreekuren zullen komen te verval-
len.

Op de officiële feestdagen en gedurende
de weekenden zullen de gebruikelijke
breed productaanbod voor de vrije be-
roepen.

Adriaan Frijters (1956) is afkomstig
van de Westland/Utrecht Hypotheek-
bank N.V., waar hij lid was van de di-
rectie.

Rogier Huffnagel (1958) was werk-
zaam bij Apollonia en AO waar hij de
functie van directeur bekleedde.
Bil van Alderwegen (1947) is afkom-
stig van Nationale-Nederlanden waar
hij diverse managementfuncties be-
kleed heeft op het gebied van inko-
mensverzekeringen.

Kerstweek Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren

toeslagen worden geheven; in de periode
van 27 tot en met 29 december zullen
overdag geen toeslagen worden door-
berekend.

De externe laboratoriumservice zal in de
periode van 27 tot en met 29 december
op de gebruikelijke wijze tot uw dienst
staan.

Dr. Ton Willemse,
voorzitter divisie patiëntenzorg

-ocr page 422-

Hoogtepunten

Summary

Some highlights from Companion Animal Me-
dicine in the Netherlands, in particular from the
time that a companion animal was still a \'Small
Animal\'.

Wie, zoals de auteur, in 1951 dierge-
neeskunde ging studeren trof een situ-
atie aan waarbij de gezelschapsdieren
ruimtelijk gescheiden, en verspreid,
bestudeerd en behandeld werden. Het
merendeel van onderzoek en behande-
ling speelde zich af op de Alexander
Numankade, maar postduiven hadden
een eigen afdeling op het hoofdterrein
en de gynaecologie en verloskunde
van hond en kat werden in de be-
treffende kliniek behandeld. Dus: er is
niets nieuws onder de zon want dier-
soort versus discipline was toen ook al
een item! Niet dat de student merkte
dat iemand zich daar over opwond: het
was een gegeven en werd waarschijn-
lijk, ook door hoogleraren en staf, zon-
der morren aanvaard.
Van de periode voor 1940 is over de
geneeskunde gezelschapsdieren in de
KNMvD niet veel bewaard gebleven.
Wel lezen we in de notulen van de
Algemene Vergadering (1918):
\'Frenkel kan zijn lezing over tubercu-
lose bij de kat niet houden omdat
Markus de slides daarover niet in
bruikleen af wil staan. Daarom heeft
hij maar een lezing gehouden over dis-
tomatose\'. Intercollegiale samenwer-
king was 80 jaar geleden nog niet opti-
maal ontwikkeld!

Na een moeilijke periode gedurende de
Tweede Wereldoorlog werden onder-
zoek en onderwijs vol enthousiasme ter
hand genomen. De komst van sulfa\'s
en antibiotica zorgde voor een grote
uitbreiding van behandeling en preven-
tie van infectieziekten, het inzicht in in-
temistische en chirurgische behande-
lingsmogelijkheden groeide explosief
De Groep Geneeskunde van het Kleine
Huisdier wordt opgericht, en in 1947
staat in het verslag van de bijeenkomst
te Utrecht: \'Voute demonstreert de zo-
genaamde Thomas-splint (Peters ge-
bruikt dit al jaren), na gemiddeld 12 da-
gen is er voldoende callus en kan het
apparaat verwijderd worden. Er volgt
enig debat over oorzaak en behande-
ling van vertraagde callusvorming.\' In
1948 is een bijeenkomst te Rotterdam.
\'Peters (die in 1940 was aangesteld bij
de Diergaarde Blijdorp; P.P.) demon-
streert een tijger met demodicosis. De
secretaris verzond een schrijven aan de
Maatschappij voor Diergeneeskunde
betreffende kwakzalvermiddelen op
hondententoonstellingen\'. Ook in 1948
wordt er voor de Groep een voordracht
gehouden door dr. A. Botter, huidarts,
en rapporteert Voute over de behande-
ling van een hond lijdende aan aleucae-
mische leucemie met urethaan met
goed resultaat. Opnieuw in 1948 de-
monstreert prof Tennissen een tweetal
honden, in zijn kliniek aan thoraxope-
raties onderworpen. Bij de ene, een pa-
tiënt, werd een corpus alienum uit de
oesophagus verwijderd. Bij de andere,
een proefdier, werd een middenrifplas-
tiek uitgevoerd met behulp van de m.
latissimus dorsi om zodoende een her-
nia diafragmatica te kunnen behande-
len. Verslag wordt gedaan in het
Journal of Thoracic Surgery 1947; 16:
pagina 201.

■ «WES^K":;"-BaM

Maar niet alleen technische zaken vra-
gen de aandacht. Ook dan al zijn de
kosten van behandeling onderwerp
van discussie. Peters houdt in 1949 een
voordracht over de gezondheidszorg
voor het kleine huisdier. Hij maakt
melding van een ziekenfonds dat al in
1930 in Den Haag bestond, en dat ove-
rigens door de Maatschappij voor
Diergeneeskunde niet werd erkend.
Volgens de notulen \'ziet niemand er
iets in, behalve dr. R. de Maar die plan-
nen heeft voor de oprichting (van een
ziekenfonds voor huisdieren; P.P.)\'.

Geneeskunde van het gezelschapsdier

In 2000 een terugblik

Dr. P.H.A. Poll

Enkele momentopnamen uit de geneeskunde van het gezelschapsdier in
Nederland, voornamelijk uit de tijd dat een gezelschapsdier nog \'Klein
Huisdier\' heette.

En ook buitenlandse contacten worden
opgepakt: opnieuw Peters bezoekt het
Congress of the Veterinary Medical
Association in Londen, waar in 1949 al
Franse en Duitse simultaanvertaling is!
Hij beschrijft boeiende nieuwe ontwik-
kelingen zoals
Surgical correction of
the ear
door dr. Zepp, die zijn plastiek
boven een V-incisie verkiest, Uro-
lithiasis in dogs and cats door dr.
Krabbe met de beschrijving van een
urethrafistel in de bekkenomslag, en
Recent experiences in the treatment of
fractures by surgical methods
door dr.
Moltzen Nielsen. Deze prefereert
schroeven boven spijkers, vooral bij
olecranon-, calcaneus- en collum femo-
ris-fracturen (voomitziende blik!; P.P.).
Buitenlandse contacten hebben voor
de Geneeskunde van het Gezelschaps-
dier een belangrijke rol gespeeld. Op
nationaal niveau ontstond een ontwik-
keling, die uiteindelijk ook daar naar
toe geleid heeft. De vergaderingen van
de Groep vonden in eerste instantie
plaats in de Kliniek op de Alexander
Numankade en bestonden uit een
(lang; P.P.) huishoudelijk gedeelte en
een (korte; P.P.) wetenschappelijke
bijdrage. Zij werden op zaterdagmid-
dag gehouden, opdat zoveel mogelijk
practici aanwezig konden zijn. Maar
voor wie uit Leeuwarden, Middelburg
of Maastricht moest komen, was dat
toch een hele opgave. Het toenmalige
bestuur herkende het probleem en on-
dernam een experiment: een commis-
sie werd ingesteld onder leiding van
Jan Gajentaan en organiseerde een
hele dag met een kort huishoudelijk
deel, en een verder dagvullend weten-
schappelijk programma. De eerste
Voorjaarsdag was een feit.

In wat toen nog Pays Bas heette werd
in Utrecht deze activiteit een groot
succes. Dat het gehuurde projectie-
scherm, een uur voor aanvang afgele-
verd, niet in de ruimte leek te passen
was voor de organisatoren even reden
tot paniek, maar met enig technisch
vernuft kwamen we er uit. Na enkele
jaren werd de vraag onder ogen gezien
\'durven we voor internationale deel-
name te kiezen?\' want daarvoor
was simultaanvertaling noodzakelijk.
Zouden de grote kosten, daarmee ge-
moeid, door belangrijk meer deelne-
mers worden goedgemaakt. De com-
missie waagde de stap, en met een
\'garantie-sponsoring\' van de industrie

-ocr page 423-

werd het voor het eerst in de RAI in
Amsterdam (vanwege de faciliteiten
voor die simultaanvergadering) gecon-
gresseerd. En nu is recent alweer het
tweede Wereldcongres een daverend
succes geworden. Diergeneeskundig
Nederland kan trots zijn op zijn Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren; wel-
iswaar hebben we geen gouden me-
dailles in de kast, maar symbolisch zijn
ze er zeker!

In het begin van deze bijdrage zijn ont-
wikkelingen binnen het vak vermeld;
hoewel fragmentarisch, geven zij toch
een beeld van wat er in de naoorlogse
jaren gebeurde. Het is onmogelijk een
enigszins redelijk beeld te geven van
de stormachtige ontwikkelingen in de
zestiger en daarop volgende jaren, die
op intemistisch terrein onder leiding
van Rijnberk c.s., en op chimrgisch ge-
bied door Teunissen en zijn medewer-
kers/opvolgers, plaatsvonden. En de
lezer die de interesses van uw scribent
kent zal hem niet kwalijk nemen dat hij
hierbij Meutstege en Stokhof graag
met name noemt, zonder de bijdragen
van anderen te bagatelliseren.
En wat zal de toekomst brengen?
Orgaantransplantatie, gentherapie, eu-
genetica door middel van moleculaire
biotechnologie, meer preventieve dan
curatieve diergeneeskunde? Het is nu
nog in de schoot der goden verborgen,
maar u zult erover lezen in
\'Het Tijd-
schrift\'!

Geachte redactie.

De geruchten over de naderende be-
vrijding van Zeeuws-Vlaanderen ne-
men toe. Iedereen hoopt zo intens. De
bombardementen, de mensen begrij-
pen het, het kan niet anders, als het
voor de vrijheid is dan moet het maar.
Als die fluitende granaat maar niet pre-
cies op hi/n kelder valt.

Bevrijding

Het is die maandag 11 september 1944
mstig geweest als rond 4 uur in de mid-
dag het dreigende gedreun van neerko-
mende bommen hoorbaar wordt. Ook
op de boerderij van Dirk Dekker in de
Oranjepolder van Biervliet schiet een-
ieder verschrikt de kelder in. Bommen
betekent dood. Niemand weet waar het
nu weer te doen is. Baas Dekker zelf is
zijn zenuwen niet de baas en verlaat de
kelder richting voordeur. Uit die rich-
ting komt het dreigende geluid. Die
voordeur wordt nooit gebruikt, ieder
komt langs achter binnen. Door het
luikje van de voordeur ziet Dirk Dekker
maar een klein gedeelte van de polder.
Te weinig om goed te kunnen zien.
Zijn hoofd past precies in het luikje en
nu kan hij veel meer zien. Grote en
zware rookwolken richting Wester-
schelde. Het is Breskens.
Terugtrekken gaat niet meer. Schreeu-
wend blijft zijn hoofd hangen. Nie-
mand hoort het. Vrouw Dekker is do-
delijk ongerust en gaat met alle nodige
moed op zoek naar haar man en ziet
hem in de voordeur. In de gang staat
ook een bezem. Alle overspanning en
opgekropte angst ontlaadt zich in die
ene reactie. Met een ongelooflijke
kracht wordt de bezem vele keren op
het achterwerk van baas Dekker neer-
geslagen. Dan wordt het luikje gefor-
ceerd.

Een bevrijding.

Po! van de Vijver,
IJzendijke

Alternatief voor verbloeden na het gebruik van een schietmasker

Een aanvulling op een advies: Gebruik schietmasker zonder het dier te laten verbloeden

Tijdschr Diergeneesk 2000; 125:5S6.

De belangrijkste eisen die gesteld
moeten worden aan een euthanasieme-
thode, is dat geen pijn en zo min moge-
lijk stress bij de betrokken dieren ver-
oorzaakt wordt en dat de euthanasie
betrouwbaar en onomkeerbaar is. Bij-
komende eisen zijn dat de methode
zonder gevaar voor de uitvoerder, om-
standers en andere dieren kan worden
uitgevoerd. Er is echter ook nog een
esthetisch aspect. Dit laatste is in de
beslisboom van de keuze van een eu-
thanasiemethode ongetwijfeld de
minst relevante, maar dient desalniet-
temin meegewogen te worden. Bij het
slachten worden dieren onmiddellijk
na bedwelming verbloed, echter niet
alleen om het mogelijk tijdelijk bij be-
wustzijn komen van het dier te voorko-
men, maar om ervoor te zorgen dat het
dier goed uitbloed. Op een slachtplaats
is dit ook geen probleem en zijn de
voorzieningen zodanig dat dit goed,
efficiënt en veilig kan gebeuren.
Indien echter als gevolg van een onge-
val een dier langs een openbare weg
geëuthanaseerd moet worden ofbij be-
smettelijke ziekten, kan verbloeden op
bezwaren stuiten. Twee situaties uit
het verleden, waarbij ondergetekenden
betrokken waren, kunnen dit illustre-
ren.

Een vrachtwagen varkens schaarde,
kantelde en een aantal varkens lag in-
geklemd onder de vrachtwagen. Deze
dieren zijn met een schietmasker door
één van ondergetekenden gedood. Het
leek geen goed idee om deze dieren
vervolgens onder het oog van het toe-
gestroomde publiek \'de nek af te snij-
den\', nog afgezien van het feit dat voor
het
lege artis toepassen van een borst-

-ocr page 424-

steek bij het varken niet alleen een spe-
ciaal dolkmes nodig is, maar ook erva-
ring. Hetzelfde esthetische bezwaar
geldt als een paard is aangereden of een
been heeft gebroken tijdens een jacht of
springconcours. Ook indien dieren
met, of verdacht van, een besmettelijke
ziekte ter plaatse gedood moeten wor-
den, is verbloeden niet geschikt in ver-
band met de verhoogde kans op het
verspreiden van micro-organismen en
in geval van miltvuur of een clostri-
dium-infectie zelfs gecontraïndiceerd.
Een alternatief voor verbloeden is om
via het schotgat in de schedel een dunne
elastische staaf tot in het verlengde
merg te schuiven. Hierdoor worden de
vitale centra in het verlengde merg on-
middellijk uitgeschakeld, wat net als
verbloeding een snelle en zekere dood
van het dier tot gevolg heeft. Door de
gladde wand van de schedelholte gaat
dit heel gemakkelijk. In het geschetste
geval werd daarvoor een afgebroken
stuk van de mandrijn van een slokdarm-
sonde gebruikt. Vroeger was het ook op
veel slachthuizen een routine om dit
na het schieten van runderen te doen
om een directe bewegingsloosheid van
het bedwelmde dier te induceren. Op
slachthuizen is het echter vanwege een
vermeend infectierisico van het vlees
thans verboden.

Bij dieren die in nood gedood moeten
worden en niet als slachtdier worden
aangeboden, lijkt deze methode echter
een verantwoord alternatief voor ver-
bloeden.

In een andere situatie, waarbij één van
de ondergetekenden 800 vleeskalveren
op een boerderij moest laten doden we-
gens mogelijk contact met mond- en
klauwzeer-virus, werd het ook niet ver-
antwoord geacht, vanwege de ver-
hoogde kans op mogelijke verspreiding
van virus, de dieren te verbloeden. De
dieren zijn toen door ervaren slachthuis-
personeel met schietmaskers bedwelmd
en vervolgens door hem geobserveerd.
Na het schieten stopte de ademhaling
onmiddellijk, terwijl de hartactiviteit
nog hoor- en voelbaar was. Echter bin-
nen enkele minuten kon de dood defini-
tief worden vastgesteld aan de afwezig-
heid van een pupilreflex, blijvende
bewegingloosheid en het ontbreken van
hoorbare hartactiviteit. Pas daama werd
toestemming gegeven om de kadavers
ter destmctie af te voeren. Deze dieren
waren echter wel gedood door profes-
sionele slachters met veel ervaring in het
gebmik van schietmaskers.
Samenvattend kan gesteld worden dat
bij het in nood doden van dieren ver-
schillende afwegingen gemaakt moe-
ten worden. Het advies in het oor-
spronkelijke antwoord zal in een groot
aantal gevallen ook niet tot discussie
aanleiding geven. Echter in een aantal
gevallen, zoals aanwezigheid van le-
kenpubliek en bij calamiteiten: be-
smettelijke ziekten en ongevallen
waarbij het grote aantallen dieren be-
treft, is verbloeden niet altijd mogelijk
en veelal onwenselijk.
Het blijft raadzaam voor een dieren-
arts, die slechts incidenteel een schiet-
masker gebmikt, om aansluitend ofhet
verlengde merg te vernietigen, of, als
er geen bezwaren tegen verbloeding
zijn, het dier te verbloeden.

A.E.J.M. van den Bogaard
Dr. R. Hoenderken

Post-HBO-cursus \'Microbiologie van levensmiddelen en drinkwater*

De Post-HBO Eijkman cursus is thans
gestmctureerd tot een intemniversitair
curriculum, waarin een tweetal innova-
ties zijn geïncorporeerd. Het onderwijs
is nu longitudinaal geïntegreerd in een
aantal modules: een basale,
homologi-
5a//e-inleiding op 19 en 20 maart 2001
voor degenen die weinig praktische er-
varing hebben, of waarbij deze ervaring
enigszins is uitgesleten door werk op
managemiveau; en de
centrale cursus
van 21 tot en met 28 maart 2001, met
40% colleges door academische docen-
ten en
60% practicum, begeleid door
academische docenten en post-HBO-
assistenten. Naar keuze van de deelne-
mers wordt deze opleiding afgesloten
met een certificaat, c.q. het officiële di-
ploma van de Stichting Post HBO
Nederland te \'s-Gravenhage. Verder
studeren is mogelijk via afstandsstudie
(distance leaming) in samenwerking
met Strathclyde University in Glasgow,
Schotland, leidende tot een Master\'s
Degree. Deze graad geeft uiteindelijk
de mogelijkheid tot het bewerken van
een PhD-project, wanneer de werkplek
dit toelaat, eveneens in hoofdzaak via
afstandsonderwijs.

De tweede innovatie wordt gevormd
door de nauwe samenwerking met
prof Debevere, Universiteit Gent, en
drie van zijn stafleden, nadat eerder de
medewerking van de Hoofdafdeling
Gezondheidspsychologie van de Uni-
versiteit Leiden was verkregen. Deze
samenwerkingsverbanden bevorderen
niet alleen de intensivering van de le-
vensmiddelenveiligheid in het Neder-
lands taalgebied, maar hebben boven-
dien het belangrijke voordeel van een
verbreding en verjonging van het do-
centencorps.

De Eijkman Stichting organiseert in 2001 de post-HBO-cursus \'Microbiologie
van levensmiddelen en drinkwater\' aan de Internationale Agrarische
Hogeschool Larenstein in Velp. Deze door de Stichting Post HBO Nederland
gecertificeerde cursus wordt gegeven op de data 7 februari, 21-28 maart en 23
mei 2001. De cursus omvat 40% colleges en 60% practica, gegeven en begeleid
door academische docenten uit Nederland en België.

Ondanks deze essentiële versterking
van de kwaliteit van de Eijkman-cur-
sussen blijft de prijs onveranderd op
ƒ 4250,- voor het centrale gedeelte,
eventueel te verhogen met ƒ 750,- voor
praktische homologisatie vooraf

Nadere inlichtingen, een uitvoerige
omschrijving van de inhoud van de
cursussen en inschrijfformulieren zijn
verkrijgbaar bij cursusleider prof dr.
W. van Dokkum, telefoon: 030 -
6992860, fax: 030 - 6992861, e-maÜ:
w.dokkum@wxs.nl of bij mevrouw
prof. C.B. Struijk, telefoon/fax: 010 -
5914881. Deelname aan de cursus
wordt bepaald door de volgorde van
inschrijving.

-ocr page 425-

Management voor praktijken

Tweedaagse managementcursus voor ondernemende dierenartsen en praktijkmanagers

Animus is in Engeland een gerenommeerd veterinair management trainings-
instituut. Speciaal voor de Nederlandse practici hebben zij een twee dagen du-
rende managementtraining ontwikkeld. Tezamen met Veterinair Organisatie-
bureau Animaux, is een trainingsweekend in Zeist georganiseerd op zaterdag
20 en zondag 21 januari 2001. Centraal staat: Strategisch management en de
rol van de praktijkmanager. Deze cursus is mede ontwikkeld naar aanleiding
van Chateau Veterinaire dat afgelopen februari plaatsvond. Tijdens dit con-
gres bleek er een enorme behoefte te zijn aan gerichte informatie. Vragen als
\'Waar wil ik met mijn praktijk over vijf jaar staan\' en \'hebben wij een prak-
tijkmanager nodig en zo ja hoe kan deze mij tijd en dus geld besparen\', komen
uitgebreid aan de orde. Aan het einde van de cursus heeft u een praktische ma-
nagementhandleiding voor uw eigen praktijk.

De cursus wordt gegeven door Maggie
Shilcock, bestuurslid van de Veteri-
nairy Practice Management Associa-
tion (VPMA) en Steve Beddall, voor-
zitter van Animus. Deze geroutineerde
cursusleiders, met een enorme erva-
ring op het gebied van management
skills, laten u op een praktische manier
kennis maken met hun visie die geba-

seerd is op jarenlange praktijkkennis.
Naast marketing- en management-
vraagstukken als strategiebepaling en
personeelsproblematiek, komen zeker
ook de financiën aan bod. De cursus is
interactief Uw eigen praktijkvragen
kunnen als voorbeeld gebruikt wor-
den. Daamaast is er voldoende gele-
genheid om op confidentiële wijze met

Maggie of Steve te overleggen en ad-
viezen te vragen voor uw eigen speci-
fieke praktijksituatie.

Het gehele weekend wordt georgani-
seerd in het sfeervol hotel-restaurant
Oud London in de bosrijke omgeving
van het centraal gelegen Zeist. De totaal-
prijs voor de cursus, inclusief consump-
ties, lunch en diner bedraagt ƒ 1050,-
voor twee dagen, exclusief BTW en een
eventuele overnachting. Waarom zelf
het wiel uitvinden, als onze Engelse col-
legae dit jaren geleden al hebben gedaan,
zij praten op basis van praktische erva-
ring. Maak er gebmik van!

Voor meer informatie en een inschrij-
vingsformulier, kunt u contact opne-
men met Veterinair Organisatiebureau
Animaux en vragen naar mevrouw
Pascale Fuchs (035) 6239479.

Symposium \'Van veulen tot sportpaard\'

VHiVer

Op vrijdag 15 december 2000 organiseert de Veterinaire
Hippische Vereniging (VHiVer) haar eerste symposium,
getiteld
\'Van veulen tot sportpaard\'. Diverse bekende (in-
ter)nationale sprekers zullen de verschillende ontwikke-
lingsfasen in een paardenleven bespreken aan de hand van
een, voor elke leeftijdscategorie, relevant onderwerp.
Onderwerpen als embryotransplantatie, doping, peespro-
blemen en dergelijke komen aan de orde. Tevens zal de
VHiVer Student Horse Award worden uitgereikt.

VHiVer is in 1998 opgericht met het
doel de kennis van de paardenhouderij
en -fokkerij onder studenten en mede-
werkers te verbreden. Naast lezingen,
excursies, exterieurbeoordelingsavon-
den en vele andere activiteiten, heeft
VHiVer haar eigen blad \'De Vhier-
voeter\'. De VHiVer Student Horse
Award, aangeboden door Pharmacia en
Upjohn, is een prijs voor de student met
de beste onderzoeksstage op het gebied
van de paardengeneeskunde. De win-
nende onderzoeksstage zal worden ge-
kozen door een onafhankelijke en des-
kundige jury bestaande uit: prof dr. H.
J. Breukink, drs. E. Offereins, een afge-
vaardigde van Pharmacia en Upjohn,
en de voorzitter van VHiVer.

Er zijn op dit symposium vijf PAO-
punten te verkrijgen. Er zijn voor die-
renartsen slechts 75 plaatsen beschik-
baar, tijdig reserveren is dus nood-
zakelijk. Toegangsprijzen voor dieren-
artsen zijn f 30,- (donateurs) en
ƒ 50,-
(niet-donateurs). U kunt reserveren
tot 12 december door overmaken van
het toegangsgeld op rekeningnummer
87.96.95.013 (SNS-bank) onder ver-
melding van symposium 2000, ten
name van L.J.M.M. van Hooft. Voor
verdere informatie bel Martijn
Beukers: 06-28518549.

Cursus Uweigen
website een succes

De volgeboekte PAO-D cursus
Uw eigen website, gehouden
op zaterdag 28 oktober 2000 op
de Uithof, is een succes gewor-
den. Onder leiding van de erva-
ren Jan van Os en Margot
Jansen is er veel ontdekt achter
het scherm. En dus zijn er nu
weer zestien dierenartsen méér
die weten wat er bij komt kij-
ken om voor de praktijk een
goede website te bouwen of te
laten bouwen. En bovendien is
uitgebreid gesproken over het
nut en het effect van zo\'n site
voor de communicatie met de
cliënten. Wordt vervolgd!

Jan Klingen

-ocr page 426-

KNMvD

Vrije-beroepers willen pensioenregeling houden

Negen beroepsorganisaties eensgezind aan tafel

Den Haag, 10november 2000-Etn \'gewapende\' delegatie van vrij-beroepsbeoe-
fenaren - onder anderen de voorzitters van negen beroepsorganisaties - geeft in
Nieuwspoort een persconferentie, want de verplichte pensioenregelingen staan
onder vuur. F.B.M. Sanders van de Orde van Medisch Specialisten maakt in een
toespraak duidelijk dat de vrije-beroepsbeoefenaren geen enkel begrip opbren-
gen voor de plannen van staatssecretaris Hoogervorst om de verplichte pen-
sioenregeling af te schaffen. Afschaffing heeft namelijk tal van negatieve conse-
quenties - zoals een enorme kostenstijging - die uiteindelijk op de samenleving
zullen worden afgewenteld. Na de toespraak ondertekenen de negen voorzitters,
waaronder T. de Ruijter van de KNMvD, een brief aan de staatssecretaris,
waarin de tegenwerpingen helder zijn uiteengezet.

Door Sophie Deleu

De negen organisaties van vrije-be-
roepsbeoefenaren (dierenartsen, apo-
thekers, verloskundigen, roeiers, fysi-
otherapeuten, huisartsen, tandartsen,
loodsen en medisch specialisten) zijn
geschrokken van het voornemen van
het kabinet de verplichte pensioenre-
gelingen af te schaffen. Een voorne-
men overigens dat zonder enige in-
spraak van de vrije-beroepers tot stand
is gekomen.

\'De verplichte regeling wordt afge-
schaft, tenzij u aan zeer strenge solida-
riteitsregels voldoet\' was de strekking
van de brief die begin dit jaar als een
donderslag bij heldere hemel bij de be-
roepsorganisaties op de mat viel. De
verplichte regelingen mogen alleen
blijven bestaan als daarmee solidariteit
te organiseren is, die elders in de markt
niet te verkrijgen is.

Onmogelijke\'solidariteit

En wat betreft de solidariteitseisen die de
overheid stelt: in de verplichte pensioen-
regelingen is al de nodige solidariteit in-
gebouwd. Zo worden er bijvoorbeeld ver-
mogensbuffers opgebouwd, die de pen-
sioenfondsen in staat stellen met meer ri-
sico - en dus meer rendement - te beleg-
gen. Specifiek van toepassing is het
solidariteitsaspect \'premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid\'; iets wat op de
vrije ver^ekeringsmarkt moeilijker te re-
aliseren is.

Een aantal aanvullende eisen kan wor-
ondememingen en bedrijfstakken kunnen
werkgevers dergelijke fluctuaties goed
opvangen. Bij individuele beroepspen-
sioenfondsen echter is de samenstelling
van de beroepsgroep niet relevant voor de
vaststelling van de premie. Wijzigingen
van de premie om die reden zou beteke-
nen dat individuele deelnemers in zekere
zin willekeurig voor- of nadeel ondervin-
den van wijzigingen in de samenstelling
van de beroepsgroep. Daamaast is een ge-
lijke behandeling van vrouwen en man-
nen bij zelfstandigen niet eens in het ge-
ding: er wordt pensioen opgebouwd naar
rato van omzet. Voor werknemers in de
pensioenregeling in dierenartsen overi-
gens ook niet omdat de pensioenregeling
gebaseerd is op het systeem van beschik-
bare premie. Die is in de pensioenregeling
voor dierenartsen voor mannen en vrou-
wen gelijk.

den ingewilligd, zoals een verbod op me-
dische keuring en het recht op waarde-
overdracht. Bij de dierenartsen is dat nu
al geregeld. Andere solidariteitseisen
worden als apert onzinnig of onmogelijk
bestempeld door de vrije-beroepers.
Een voorbeeld van zo\'n \'onmogelijke so-
lidariteitseis\' is de zogenaamde \'door-
sneepremie\', dat wil zeggen dat de premie
onafhankelijk moet zijn van geslacht,
leeftijd en gezondheid. Dit heeft tot ge-
volg dat bij wijzigingen van de samenstel-
ling van de groep deelnemers de premie
gaal
flucluereii. in pensioenfondsen voor

Grootste bezwaar

Het grootste bezwaar van de afschaffing
vinden de beroepsorganisaties echter de
kostenstijging. En als bepaalde risico\'s
met betrekking tot de oudedagsvoor-
ziening niet meer verplicht collectief
kunnen worden verzekerd - maar alleen
nog op de vrije verzekeringsmarkt -

-ocr page 427-

dan zullen veel (jonge) beroepsgenoten
ervoor kiezen, deze maar niet meer te
verzekeren, zoals premievrijstelling bij
arbeidsongeschiktheid.
Bij andere beroepen is de pensioenver-
zekering anders georganiseerd en zijn
de consequenties ook weer anders.
Artsen bijvoorbeeld wordt het bij af-
schaffing van de verplichte pensioenre-
geling heel aantrekkelijk gemaakt, ver-
vroegd uit te treden (55 jaar). Dit komt
de samenleving - met het toch al nij-
pend tekort aan medische zorg - duur te
staan. Bovendien zullen de artsen de
hogere premies doorberekenen aan de
verzekeraars, wat zijn weerslag zal heb-
ben op de ziektenkostenpremies.
Dierenartsen kunnen de premieverho-
ging nauwelijks doorberekenen aan
cliënten - en zijn wat dat betreft échte
vrije-beroepsbeoefenaren, in tegenstel-
ling tot huisartsen en humaanmedisch
specialisten - en zullen deze stijging
zelf moeten opbrengen. Dit is één van
de redenen waarom het Hoofdbestuur
van de KNMvD zich met de andere be-
roepsorganisaties op het standpunt stelt
dat de verplichte pensioenregelingen
op basis van de Wet Bpr zouden moe-
ten blijven bestaan.

De KNMvD heeft nog geen definitieve
keuze gemaakt voor de beroepsgroep.
Op dit moment heeft de hoogste priori-
teit: zorgen dat we gebruik kunnen
blijven maken van het pensioenfonds.
Dit laat onverlet dat we binnen onze
beroepsgroep nog van gedachten zul-
len wisselen over de verplichte pen-
sioenregeling. Omwille van de effi-
ciëntie doen we dat als de definitieve
plannen van het Kabinet bekend zijn
en na de nodige voorlichting en onder-
zoek. De KNMvD en het pensioenfonds
houden u op de hoogte van de ontwik-
kelingen.

AID kiest naleving Ingrepenbesluit als speerpunt

De in 1992 tot stand gekomen GWWD
is een kaderwet. Dat wil zeggen dat de
wet zelf over het algemeen niet verder
gaat dan het aangeven van algemene
hoofdlijnen. Meer gedetailleerde re-
gelgeving is in aparte uitvoeringsbe-
sluiten neergelegd. Een in het oog
springende karakteristiek van de ge-
bmikte wetgevingstechniek is het
steeds temgkerende \'nee-tenzij-prin-
cipe\'. De wet verbiedt handelingen
met dieren, tenzij deze handelingen
uitdmkkelijk zijn toegelaten.

Hoofdstuk III, Afdeling 2 van de
GWWD stelt regels met betrekking tot
lichamelijke ingrepen bij dieren. Het
eerste artikel van deze Afdeling omvat
een algemeen verbod op het doen van
een lichamelijke ingreep:
Het is verbo-
den één of meer lichamelijke ingrepen
bij een dier te verrichten, waarbij een
deel of delen van het lichaam wordt of
worden verwijderd of beschadigd.

Ofschoon het hébben van een dier
waarop een verboden ingreep is ver-
richt op zich niet is verboden, is het
verbod om de ingreep te verrichten wel
versterkt door een extra verbod op
deelname met die dieren aan bepaalde
evenementen, zoals tentoonstellingen,
keuringen en wedstrijden, en is het ko-
pen en verkopen van die dieren ook
verboden.

Op het algemene verbod op het ver-
richten van één of meer lichamelijke
ingrepen bij een dier wordt een aantal
uitzonderingen toegelaten. Deze uit-
zonderingen zijn:

a) ingrepen betreffende het onvrucht-
baar maken van een dier;

b) ingrepen waarvoor een diergenees-
kundige noodzaak bestaat;

c) bij algemene maatregel van bestuur
aangewezen ingrepen;

d) overige bij of krachtens enig wette-
lijk voorschrift verplichte dan wel
toegestane ingrepen.

Ad a) Ingrepen met het doel de dieren
onvruchtbaar te maken, zoals castratie
en sterilisatie, zijn onder het algemene
verbod vandaan gehaald. Zij zijn toe-
gelaten.

Ad b) Ook ingrepen waarvoor een
diergeneeskundige noodzaak bestaat,
vallen niet onder het algemene verbod.

Het Ingrepenbesluit is één van de uitvoeringsbesluiten die zijn gebaseerd op
de, onder verantwoordelijkheid van de minister voor Landbouw, Natuur-
beheer en Visserij opgestelde, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren
(GWWD). De controle op de naleving van de wet en de uitvoeringsbesluiten
heeft de minister opgedragen aan de Algemene Inspectiedienst (AID). Deze
dienst, die toeziet op de naleving van in totaal zo\'n 60 wetten en 500 regelin-
gen, wil de komende tijd extra aandacht te schenken aan het Ingrepenbesluit.
Omdat niet iedereen even goed op de hoogte van de inhoud van het besluit zal
zijn, worden de hoofdpunten nog eens op een rijtje gezet.

Van de dierenarts wordt verwacht dat
hij/zij deskundig en objectief beoor-
deelt of er in het concrete geval voor de
ingreep een veterinair-medische nood-
zaak bestaat. Bij het maken van de
voor het deskundigenoordeel noodza-
kelijke afwegingen mag het algemeen
gehanteerde nee-tenzij-principe niet
uit het oog worden verloren. Zo beho-
ren eventuele alternatieve oplossingen
in de afweging te worden meegewo-
gen. De Groep Geneeskunde van het
Paard heeft een werkgroep gevraagd
om voor een aantal ingrepen bij het
paard, die onder het algemene verbod
vallen, het begrip \'diergeneeskundige
noodzaak\' nader te specificeren.

Ad c) Op 1 september 1996 is het
Ingrepenbesluit in werking getreden.
Met het Ingrepenbesluit heeft de over-
heid de onder c. genoemde uitzondering
ingevuld. Het Ingrepenbesluit bevat een
lijst van lichamelijke ingrepen die zijn
toegestaan. In het Ingrepenbesluit wor-
den diverse ingrepen genoemd die van
het algemene verbod zijn uitgezonderd.
Deze ingrepen zijn derhalve toegelaten.
Ook noemt het Ingrepenbesluit ingre-
pen die nog tot uiterlijk vijfjaar na de in-
werkingtreding van het besluit (1 sep-
tember 2001) zijn toegelaten. In de
toelichting op het Ingrepenbesluit
wordt, ter voorkoming van misverstan-
den, een aantal ingrepen genoemd die,
indien er geen sprake is van diergenees-
kundige noodzaak, verboden zijn. De
belangrijkste van de in het Ingrepen-
besluit genoemde ingrepen zijn in de ta-
bel per diersoort aangegeven.

-ocr page 428-

Veel van de hierboven genoemde, toe-
gelaten ingrepen mogen op basis van
de Regeling toegelaten handelingen
(Wet op de uitoefening van de dierge-
neeskunde) worden uitgevoerd door
personen die bedrijfsmatig dieren hou-
den op een landbouwbedrijf De vee-
houder mag zelf kuikens leewieken,
bijspenen verwijderen, oormerken aan-
brengen etcetera Ook het knippen van
hoektanden bij biggen mag de varkens-
houder doen, echter slechts voor zover
dat geschiedt op aanwijzing van een
praktiserend dierenarts.

Onthoomen van runderen en melkgei-
ten mag door de veehouder zelf worden
uitgevoerd voor zover dat geschiedt op
aanwijzing van een plaatselijk prakti-
serend dierenarts en nadat deze een
plaatselijke verdoving ten behoeve van
deze ingreep heeft toegepast. Bij run-
deren tot de leeftijd van twee maanden
en bij geiten tot een leeftijd van één
maand dient de handeling met behulp
van een elektrische of heteluchtme-
thode te worden verricht. Bij runderen
en geiten ouder dan zes maanden door
middel van een draadzaag.

Een ingreep die in de praktijk nogal
eens tot discussie leidt is het couperen
van de staart van biggen. Dit wordt van
het algemene verbod op het verrichten
van ingrepen uitgezonderd indien er
een diergeneeskundige noodzaak be-
staat, of mits het geschiedt tot op de
leeftijd van vier dagen als blijkt dat
zich op het bedrijf staartverwondingen
voordoen wanneer de ingreep niet is
toegepast.

Met name Engeland vereist, indien er
varkens worden geïmporteerd waar-
van de staart geamputeerd is, een
schriftelijke verklaring waaruit blijkt
dat er sprake is van een veterinaire
noodzaak of dat indien de ingreep niet
zou zijn verricht zich op het bedrijf
staartverwondingen zouden hebben
voorgedaan.

Vaak wordt de dierenarts gevraagd de
verklaring op te stellen. De varkens-
houder is echter als eerste verantwoor-
delijk de dieren zodanig te huisvesten

Toegelaten

■ het aanbrengen van een oormerk ter bestrij-
ding van vliegen, tenzij reeds een I&R-
merk in dat oor is aangebracht;
\' het onthoomen;

\' het met het oog op de veiligheid van mens
of dier aanbrengen van een gladde, roest-
vrijstalen neusring bij mannelijke runderen
bestemd voor de fokkerij;
\' het verwijderen van bijspenen.

\' het met het oog op de veiligheid van mens
of dier aanbrengen van een gladde, roest-
vrijstalen neusring bij mannelijke varkens
bestemd voor de fokkerij;
\' het verwijderen van een deel van de staart
bij biggen tot de leeftijd van vier dagen, in-
dien blijkt dat zich op het bedrijf staartver-
wondingen voordoen wanneer de ingreep
niet is toegepast;
\' het knippen van de tanden van biggen tot de
leeftijd van zeven dagen indien blijkt dat de
uiers van de zeugen of de oren of staarten
van andere varkens worden verwond wan-
neer de ingreep niet is toegepast.

het onthoomen van geiten die worden ge-
houden met het oog op melkproductie;
het onthoomen van schapen.

Rund

Varken

Schaap/geit

Toegelaten tot uiterlijk I september 2001

■ het ter voorkoming van melkzuigen aan-
brengen van een gladde, roestvrijstalen
neusring bij runderen.

het aanbrengen van een gladde, roestvrijsta-
len neusring bij varkens die in de buiten-
lucht op zachte gronden worden gehouden.

\' het verwijderen van een deel van de staart
bij schapen.

Verboden, indien er geen sprake is van dier-
geneeskundige noodzaak

• een slijmvliesresectie (ter verhindering van
melkzuigen);

• een tongpuntamputatie (ter verhindering
van melkzuigen);

• het verkorten van de staart;

• een zoekstieroperatie (zijwaartse penisver-
legging).

zoekramoperatie (zijwaartse penisverlegg-
ing);

het verwijderen van stinkklieren bij bok-
ken.

het couperen van de staart;

blisteren;

zenuwsnede;

het nicteren van de staart;

coraage-operatie;

kribbebijter- of luchtzuigeroperatie.

het verwijderen van een deel van de staart
bij honden tot de leeftijd van zeven dagen.

Paard

Hond/kat

\' het verwijderen van bijklauwtjes bij honden
tot de leeftijd van vier dagen.

\' het veranderen van de stembanden (devoca-

liseren);
\' anaalzakextirpatie;
\' het couperen van oren bij honden;
\' het amputeren van het ongepigmenteerde

derde ooglid bij honden;
\' het verwijderen van huiddelen bij honden;
\' het amputeren van nagels bij katten;
\' het corrigeren van een knikstaart bij katten.

-ocr page 429-

Toegelaten

Vogels

\' het leewieken van vogels, indien de vogels
in een niet gesloten mimte worden gehou-
den.

Toegelaten tot uiterlijk / september 2001

\' het leewieken van vogels, indien de vogels
in een grote groep in een gesloten ruimte
loslopend op de grond worden gehouden;
\' het verwijderen van een deel van de binnen-
ste of achterste tenen bij mannelijke kippen
en mannelijke kalkoenen bestemd voor de
fokkerij;

\' het verwijderen van sporen bij mannelijke

kippen bestemd voor de fokkerij;
\' het verkorten van de boven- en ondersnavel
van kippen en kalkoenen;

■ het verwijderen van kammen bij manne-
lijke kippen;

■ het verwijderen van neuslellen bij kalkoe-

Verboden, indien er geen sprake is van dier-
geneeskimdige noodzaak

• het uitvoeren van patachyectomie, tenee-
tomie / tenotomie of neurectomie ter ver-
hindering van vliegen;

• het veranderen van de stembanden.

dat staartbijten en staartvei^ondingen
zoveel mogelijk worden voorkomen.
Als de varkenshouder meent toch de
staarten te moeten couperen, dan zal
hij moeten onderbouwen dat tenminste
één van de twee ontheffingsgronden
van toepassing is. In geval er daadwer-
kelijk sprake is van een veterinaire
noodzaak, zal dat moeten blijken uit
een verklaring van de dierenarts. In het
andere, vermoedelijk veel vaker voor-
komende, geval \'indien blijkt dat zich
op dat bedrijf staartverwondingen
voordoen wanneer de ingreep niet is
toegepast\', zal dat blijken uit de be-
drijfsgegevens. Gegevens waar de var-
kenshouder als eerste over beschikt.
De varkenshouder kan op grond van
zijn bedrijfsgegevens zelf een verkla-
ring opstellen. De dierenarts die het
bedrijf begeleidt zou desgewenst de
juistheid van door de varkenshouder
voor de verklaring gebruikte bedrijfs-
gegevens kunnen bevestigen.

Literatuur

• Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Stb.
585,1992.

• Besluit houdende aanwijzing van en regelen
omtrent toegestane ingrepen bij dieren
(Ingrepenbesluit), Stb. 139,1996.

• Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde,
Stb. 214, 1990.

• Regeling toegelaten handelingen, Stcrt. 223,
1991.

• S. van Egmond, Nieuwe regels voor lichame-
lijke ingrepen bij dieren, Tijdsehriff voor Dier-
geneeskunde, 121,1 september 1996; 487-493.

F. Ingelaat en F. Tillie, Re.sultaten van een en-
quête over het ingrepenbesluit, Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, 124, 15 februari 1999; 118-
120.

Voor vogels is er nog een extra categorie in-
grepen opgesteld. Deze ingrepen zijn toege-
laten tot 1 september 2001 in geval van her-/
verbouw of tot 1 september 2011 zonder her-/
verbouw

• het verkorten van boven- en ondersnavel
van kippen en kalkoenen, voor eenden geldt
echter een termijn van tien jaar in geval van
volledige roostervloeren;

• het verwijderen van de kammen bij manne-
lijke kippen;

• het verwijderen van de neuslellen bij kal-
koenen;

• het aanbrengen van een neuskapje bij fa-
zanten.

Tijdschrift woor Diergeneeskunde 125jaar

Cadeau aan alle lezers: cd-rom met dertig
jaar titels en samenvattingen en TIPS

Het was begin dit jaar aangekondigd: op de valreep van het millenniumjaar
2000 viert het Tijdschrift voor Diergeneeskunde haar 125-jarig bestaan. Met
haar rijke historie neemt dit veterinaire vakblad een vooraanstaande positie
in. Al jaren is het Tijdschrift het favoriete informatiemedium van de dieren-
arts, zo blijkt ook recent weer uit onderzoek. Daarom wordt dit jubileum niet
gevierd met een feestje op de redactie, maar met een bijzonder cadeau voor
alle lezers van het Tijdschrift.

En hoewel we met het jubileum stil-
staan bij de lange geschiedenis van het
Tijdschrift, is het cadeau bepaald mo-
dem: een cd-rom met daarop titels en
samenvattingen van dertig jaar Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, the Vet-
erinary Quarterly (tien jaar) en Vee-
houder en Dierenarts (veertien jaar). Dit
alles gevat in een slim zoeksysteem.

Wek dertigjaar Tijdschrifi tot leven:
zoek alle artikelen van uw gading op

waarmee oude jaargangen als het ware
tot leven kunnen worden gewekt.

Op de cd is ook TIPS te vinden: een

handig programma van dr. J. van Os,
waar elke pc-gebruiker, ervaren of be-
ginner, vele tientallen tips kan vinden
Bijvoorbeeld over e-mailen, surfen op
het intemet, Windows en tekstverwer-
ken en zelfs fijne kneepjes van het toet-
senbord.

Een waar juweeltje dus, deze cd-rom,
want hiermee krijgt u niet alleen toe-

-ocr page 430-

gang tot de geschiedenis van het Tijd-
schrift en de andere uitgaven van de
KNMvD, maar ook tot de wereldwijde
mogelijkheden van het intemet. Moge-
lijkheden waarvoor de dierenarts van
deze tijd de ogen niet meer kan sluiten,
want internationalisering heeft ook
binnen de diergeneeskunde onomkeer-
baar zijn intrede gedaan.

Leer meer van Windows, e-mail en
internet: neem de tijd voor TIPS

De productie en het aanbieden van de
jubileumcd was niet mogelijk geweest
zonder het monnikenwerk van aller-
eerst dr. Th. Elsinghorst - hij heeft al
die jaren titels en samenvattingen bij-
gehouden en thans beschikbaar gesteld
- , dr. J. van Os - die het uitgebreide
programma TIPS heeft gemaakt - en ir.
J. Klingen van de ICT-organisatie van
de KNMvD, die de visie had om met
de viering van dit jubileum alle
Nederlandse dierenartsen weer wat
verder te digitaliseren. De productie
was in handen van P. Witjes van

PWMM te Ede, een belangrijke kracht
achter de schermen van de website van
de KNMvD.

De redactie van het Tijdschrift en de
makers en sponsors van de cd-rom
wensen u er veel plezier mee

En ook zonder substantiële financiële
bijdragen was het niet gelukt. Deze
zijn van Mycofarm BV, Intervet
Nederland BV en dierenartsencoöpe-
ratie A UV. Kijk voor meer informatie
over deze sponsoren op de cd-rom.

Tennis

Het tennistoumooi voor de dierenart-
sen en hun echtgenoten c.q. -genotes
werd deze keer gehouden in het be-
faamde Tenniscentmm Dekker te
Warmond. Dit jaar viel het aantal deel-
nemers tegen (22), echter de gezellig-
heid was er niet minder om. Er was ge-
kozen voor een partnerwisselsysteem,
zodat er steeds met andere partners en
tegen andere tegenstanders gespeeld
werd. Degene met de meest gewonnen
games werd tot winnaar uitgeroepen,
\'s Ochtends werden de deelnemers
ontvangen met koffie en gebak en
daamaast werden ze verrast met en-
kele, door sponsoren beschikbaar ge-
stelde, presentjes.

De lunch, verzorgd door het tenniscen-
tmm, was voortreffelijk. Na afloop
van de wedstrijden bleken de heer
Snuif en mevrouw Nassenstein de
deelnemers met de meest gewonnen
games te zijn en zij gingen dus met de
wisselbekers naar huis. Ter evaluatie
heb ik de deelnemers gevraagd hoe zij
dachten over het partnerwisselsysteem
wat op deze dag gebmikt was. De
meeste dames waren enthousiast, de
meeste heren minder. Dat leverde voor
ondergetekende een dilemma op dat ik
volgend jaar hoop op te lossen.
Aan het einde van de middag togen de
deelnemers naar Noordwijkerhout om
\'s avonds een groot feest met een ge-
weldig buffet mee te maken.

Hans Sickmann

Sportdag KNMvD 5 oktober

Foto\'s: Ceert Bistervels

\'Niet helemaal droog\' is de eufemistische omschrijving voor het weer tijdens de
veterinaire sportdag 2000. En dat verschillende sporters het weer verschillend
ervaren, blijkt uit de diverse verslagen: de voetballers spreken van uitstekend
weer, de hockeyers speelden de laatste wedstrijd in de kantine en de golfers wa-
ren blij dat ze op tijd binnen waren... Het was kortom weer \'als vanouds\'; de
sportdag is een niet te missen evenement op de KNMvD-kalender.

-ocr page 431-

Voetbal

Het kwaad met kwaad bestrijden. Dat
het nemen van penalties heilzaam kan
werken, bleek tijdens de onlangs ge-
speelde KNMvD-sportdag: een sco-
ringspercentage van 95 procent (ook on-
der extreme dmk) en een trauma ver-
werkt. Een bijkomendheid is dat deze
editie (sinds vijf jaar) een niet-studen-
tenteam als winnaar heeft opgeleverd.
Er stonden zelfs geen studenten in de fi-
nale! Boze tongen beweren dat er is ge-
manipuleerd met de uitslagen en dat re-
gels wel heel vrij geïnterpreteerd zijn,
maar dit zijn gelukkig slechts gerachten.
In de finale versloeg Kudde-gezondheid
het roemruchte Friese team genaamd
Friesland. In de troostfinale werd Zuid-
Nederland (fuseren betekent investeren
in de toekomst?) verslagen door het van-
ouds sterk spelende DSK-team. Zeker
geen geringe prestatie. Het dagpro-
gramma werd traditiegetrouw in de kan-
tine afgewerkt, waar de studenten ons
met wat stichtelijke liederen wisten te
verblijden. Bestuur en kantine-personeel
van SJC, onze gastheren dus, compli-
menteerden ons met de woorden: \'we
hebben het andere Oranje mogen ont-
vangen, wat een ware happening was,
maar deze dag sloeg alles: dat die oude
mannen (pardon??) zo feest kunnen vie-
ren met die jongens.\' Al met al een prima
voetbaldag met goed weer onder goede
omstandigheden. Complimenten aan de
congrescommissie van Zuid-Holland.

Hans Caron

Golf

De golfwedstrijd werd gespeeld op de
Rijswijkse Golfclub en ging over 18 ho-
les. Van de 61 deelnemers heeft meer
dan de helft voor de regenbui het club-
huis bereikt. De omstandigheden om te
spelen waren voortreffelijk en de baan
lag er goed verzorgd bij. Aan de recon-
structie wordt hard gewerkt, doch daar
hebben de spelers weinig hinder van on-
dervonden. Er is zeer goed gespeeld en
de wedstrijd kende een zeer sterke win-
naar, namelijk iemand die zelfs onder
zijn lage handicap (9) wist te spelen.

Uitslag:

1.A.C.L.M. Aarts (9.0) 38 stableford-
punten

2.D. Hermens (18.2) VVAA 37 stable-
fordpunten

3.Mevrouw B.S.E. Voshaar (33.0) 35
stablefordpunten

Longest drive dames
Mevrouw Ruijs-Holtkamp
Longest drive heren
W.H.M.de Vocht
Neary

Mevr. Th. Driehuis-van Haselen

Alle deelnemers zijn vastbesloten om
volgend jaar weer mee te doen.

Loins Otto

Hockey: over haringen en een back-
(blik)trofee

Als verwende coördinator ben ik op de
woensdag, voorafgaande aan de \'toer-
nooidag\', naar het complex van de
\'Noordwijkse\' HC getogen.
Twee kunstgrasvelden, waarvan één
onbespeelbaar en dus afgekeurd en een
clubhuis waarvoor maar één beoorde-
ling is aan te geven: ouwe keet. Om
maar niet te spreken van de rotzooi op
het complex!

Maar alle kridek verstomde direct toen
de ontvangst, zoals gebruikelijk in
hockey-kringen, zeer vriendelijk was.
Dat er slechts één kunstgrasveld bespeel-
baar was deerde niet, aangezien dit jaar
slechts vijf teams geformeerd konden
worden. Hierover zou ik duidelijk een
signaal willen doen uitgaan naar de ou-
dere practici: laat komend jaar, wanneer
de Sportdag en het Jaarcongres op het
Nationaal Sportcentmm \'Papendal\' ge-
houden worden, de jongere collega eens
gaan en doe zelf die dagen de praktijk.
Immers vele van de hockeyende colle-
gae moesten verstek laten gaan omdat ze
die dagen niet gemist konden worden!
Het jaarlijkse treffen van de vijf teams
hockeyende collegae, aangevuld met
enkele ouderejaars studenten was een
succes. De teams waren bijzonder aan
elkaar gewaagd. Er werd heel goed en
zeer sportief gehockeyed.
Het weer was tot de laatste wedstrijd
prima. En de sfeer binnen en buiten de
lijnen optimaal. Buiten de lijnen was
dat niet in het minst te danken aan de
gastvrijheid van de \'Noordwijkse\' HC,
gestalte gegeven door vier gastvrou-
wen die de hockeyende veterinairen
echt verwend hebben!

-ocr page 432-

De lunch was perfect. De echte haring-
liefhebbers zijn meer dan honderd pro-
cent aan hun trekken gekomen. De
echte \'haringkaker\' meneer Vooys
heeft alle spelende en niet-spelende
toemooigangers doen smullen. Tot en
met de borrel! Boehringer, Pfizer en de
Raadgevers hebben ervoor gezorgd dat
de haring ruimschoots kon zwemmen.
De laatste wedstrijd van het toernooi zou
niet zo\'n groot succes geworden zijn
wanneer de regen geen spelbreker zou
zijn geweest, ofwel: de laatste wedstrijd
is helemaal niet gespeeld. De teams van
Brabant en Utrecht hebben met elkaar de
strijd aangebonden tijdens een bieresta-
fette omdat de regen met bakken uit de
hemel kwam. Het clubgebouw stond op
haar grondvesten te trillen. Uiteindelijk
won het team van Utrecht de bieresta-
fette. Toen de regen dan eindelijk opge-
houden was, kon de ere-wedstrijd Pfizer
Dutch Veterinary All Stars tegen
Raadgevers VSTT gespeeld worden. Na
velejaren wonnen eindelijk de studenten
weer eens de felbegeerde Veterinaire
Toekomst Hockey-Bokaal.
Vorig jaar won Gelderland voor de
derde achtereenvolgende maal de Prof
Van der Kaaij-bokaal. Deze zal een
plaats krijgen op de Julianalaan.
Collega Roeland Wessels had namens
de Afdeling Gelderiand voor een
nieuwe trofee gezorgd, er stilletjes van
uitgaande dat het team van Gelderland
toch wel zou winnen. Maar hij kwam
bedrogen uit, want dit jaar trok het
team van Overijssel aan het langste
eind! Na een gloedvol betoog moest
hij collega Arno Werners de door hem
ontworpen trofee overhandigen: de
drs. Back(blik)trofee; gevuld met ger-
stenat, ging deze bijzonder gevormde
\'beker\' van mond tot mond.
Tot vlak voor de aanvang van het
buffet in Noordwijkerhout bleef het,
zoals altijd, nog gezellig op de
\'Noordwijkse\', met dank aan onze
voortreffelijke gastvrouwen.
Wederom een zeer geslaagd toernooi!!

fmm

Rob Back

Veldloop

Na een hevige stortbui klaarde de lucht
om vijf uur op en kon het startschot ge-
geven worden. Dit jaar ging de veld-
loop door de duinen en over het strand
in Noordwijkerhout. Een rondje van
zes kilometer, dat door de meeste lo-
pers twee keer werd afgelegd.
Anton Fennema (van de congrescom-
missie) had een vliegende start maar
werd al snel ingelopen door de winnaar
van vorig jaar Hans Meijs. Hans hield
de kop vast tot aan de finish en kon de
prof dr. A. Brand beker weer meene-
men. Tweede werd Dirk Imkamp en
derde Anton Fennema. Er deden totaal
negen heren mee.

De vier deelnemende dames waren in
volgorde van binnenkomst:

1) Mariette van Erp

2) Marjan Roelofs

3) Inge van Soest en

4) Ria Zomer.

Aangezien het thema van het congres
pas de volgende dag behandeld zou
worden, hebben, door een communi-
catiefout van uw verslaggever, enkele

-ocr page 433-

deelnemers een post gemist en zo-
doende een geheel ander deel van de
duinen mogen bewonderen.

Joost van Erp

Bridge

In totaal hebben zestien paren in een
zeer ontspannen en gezellige sfeer ge-
streden om de wisselbeker. Na de och-
tendzitting leek het of de heer en me-
vrouw Claij deze prijs mee zouden
nemen naar Wassenaar. Tijdens de mid-
dagzitting echter zijn andere paren naar
voren gekomen. Bij de \'thuisbridgers\'
zijn de heer en mevrouw Van Looveren
uit Breda als eerste geëindigd, voor me-
vrouw Brands uit Cuijk en de heer

Huijser van Reenen\' uit Midwoud. De
heer Zuijdam en de heer Lelyveld uit
Wassenaar behaalden de derde prijs.
Bij de wedstrijdbridgers is de eerste
prijs behaald door de heren W. de Boer
(Bameveld) en M. Roseboom (Otter-
lo) en met een score van 62,69% won-
nen zij tevens de wisselbeker. De
tweede prijs is gegaan naar de heer
Akkermans en mevrouw Stekelenburg
uit Vlaardingen, terwijl de derde prijs
is behaald door de heer en mevrouw
Kuiper uitEersel.

Albert Brands

Inline skating

De skeeler-skate-toertocht vond dit
jaar plaats in Spaamewoude. En wat
kwamen we daar allemaal tijdens die
30 kilometer tegen?
We zoefden langs de dieren van de
kinderboerderij, lieten de ruiterpaden
bij de manege voor wat ze waren, do-
ken weg voor modelvliegtuigjes, ke-
ken wat kouwelijk naar de bordjes
naaktrecreatie, maakten kilometers op
een heel glad fietspad naast de kano-
baan, zochten soms in het riet naar
Hans Zwolschen, reden achter snow-
planet om en over het golfterrein!
De tweede veterinaire skatetocht was
erg gezellig en de combinatie met de
toerfietsen is een aanrader voor vol-
gendjaar! Tot dan.

Inge van Soest

Het onlangs gepubliceerde jaarverslag
Ereraad 1999 deed mij besluiten enige
aanvulling hierop te geven, met als
doel de jonge practicus inzicht te ge-
ven wat verwacht kan worden van de
Ereraad anno 2000.

Zelf ruim 20 jaar practicus, en dus wel
wat gewend, werd mijn solistische ge-
zelschapsdierenpraktijk in 1999 over-
vallen door een nevenvestiging gezel-
schapsdieren van een groepspraktijk
pal naast mijn bestaande praktijk.
Op dat moment was al een aanvang be-
gonnen met de nieuwbouw, op 400
meter van de bestaande praktijk, om
gevolg te geven aan de wens met een
tweede collega betere zorg te kunnen
verlenen.

Door mij werd voorzien dat de keuze
en tijdstip van de nevenvestiging van
de buurtcollegae (notabene ex-asso-
ciés) verwarring bij mijn cliënten zou
geven en hier sprake was van oneer-
lijke concurrentie.

Per toeval was ik reeds zes maanden
voor de geplande nevenvestiging hier-
van op de hoogte en riep de hulp in van
de Provinciale Begeleidingscommis-
sie, met het verzoek tot bemiddeling,
hetgeen door de begeleidingscommis-
sie niet is opgepakt. Op aandringen
van de KNMvD heeft de commissie
(na twee maanden!) partijen gehoord
en is tot de conclusie gekomen dat de
nevenvestiging een ongelukkige sa-
menloop van omstandigheden was!
Niet erg content met de constatering
van de Begeleidingscommissie werd
een klacht tegen de buurtcollegae inge-
diend bij de Ereraad met het verzoek tot
een snelle uitspraak. Immers op dat mo-
ment was de nevenvesdging nog niet
geopend en zou bemiddeling nog effect
kunnen hebben. Ondanks diverse ma-
ningen tot snelle behandeling kwam de
Ereraad pas na acht maanden (en vier
maanden na opening van de nevenvesti-
ging) tot een uitspraak, mijns inziens
onvoldoende beseffend wat een - vooral
immaterieel - leed collegae elkaar aan
kunnen doen. De uitslag was al even
verbluffend: de klacht werd gedeelte-
lijk gegrond verklaard: de collegae heb-
ben oncollegiaal gehandeld en hebben
door hun handelen het aanzien en het
vertrouwen in de beoefenaars van de
diergeneeskunde geschaad. De opge-
legde maatregel: waarschuwing!
Uit dit voorval blijkt dat de Ereraad
onvoldoende bij machte is onfatsoen-
lijk gedrag van collegae te corrigeren
en kan terecht over het bestaansrecht
van de Ereraad gediscussieerd worden.
Mede dankzij mime financiële reser-
ves en gemotiveerde medewerkers
verloopt de concurrentie met de agres-
sieve vestiging gunstig, maar och arm
als dit een net gevestigde (financieel
beperkte) jonge collega overkomt!

Jonge practicus: \'Let op uw saeck\'!

J.MJ. Engel

Reactie van de Ereraad op het ingezon-
den schrijven van drs. J.M.J. Engel in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

De aandacht die collega Engel in zijn
ingezonden schrijven vraagt voor het-
geen hem bezighoudt, behoeft wellicht
enige toelichting.

Vanzelfsprekend is de Ereraad in zijn
reactie hierop niet vrij om inhoudelijk
in te gaan op de zaak waarover de
schrijver in zijn ingezonden stuk in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
spreekt, immers de beslissing van de
Ereraad alsmede alle processtukken
bij de klachtenbehandeling door de
Ereraad zijn volgens artikel 18 van het
Reglement van Orde van de Ereraad
niet openbaar. Wel kan wat meer in-
zicht gegeven worden in de wijze
waarop de Ereraad tot een oordeel
komt.

Op het moment dat een klacht het secre-
tariaat van de Ereraad bereikt, wordt na-
gegaan of het klaagschrift voldoet aan
de eisen zoals die zijn vastgelegd in het
Reglement van Orde van de Ereraad.
Eén van deze eisen is dat zowel klager
als beklaagde lid zijn van de KNMvD,
want de Ereraad toetst uitsluitend zaken

-ocr page 434-

aan de Code voor de Dierenarts die aan-
gebracht worden door leden of groepen
van leden tegen een individueel lid van
de KNMvD. Voldoet het klaagschrift
niet aan de gestelde eisen, dan kan zo\'n
klacht niet in behandeling worden ge-
nomen.

Vervolgens worden alle stukken toe-
gezonden aan de tegenpartij die in de
gelegenheid wordt gesteld een ver-
weerschrift tegen de klacht in te die-
nen, waama wederom - over en weer
via de Ereraad - door partijen over de
zaak wordt gecorrespondeerd (repliek
en dupliek). Eventuele bewijsstukken
kunnen als bijlagen worden toege-
voegd. Natuurlijk krijgen partijen vol-
doende tijd om advies bij anderen in te
winnen en hun argumenten naar voren
te brengen.

Inmiddels is er door de Ereraad een
Kamer van vijf Ereraadsleden samen-
gesteld die de zaak verder in behande-
ling neemt onder voorzitterschap van
de voorzitter of de vice-voorzitter van
de Ereraad. De leden van deze Kamer
dienen vrij te staan om over de klacht
een objectief oordeel te geven. Er is
voorzien in een wrakingsprocedure
waarbij partijen leden van de Kamer
kunnen uitsluiten van deelname aan de
behandeling van de betreffende zaak.
De datum van de hoorzitting wordt ge-
pland. Tijdens de hoorzitting worden
partijen, eventueel bijgestaan door een
jurist of een collega dierenarts, lid van
de KNMvD, in de gelegenheid gesteld
mondeling hun standpunten nader toe
te lichten. In sommige gevallen is het
noodzakelijk om een tweede hoorzit-
ting ter plaatse te houden teneinde de
situatie aldaar te beoordelen en even-
tueel getuigeverklaringen af te nemen.
Een van de Kamerleden stelt vervol-
gens een concept-uitspraak op. De be-
studering van al deze gegevens en ken-
nis leidt, na overleg binnen de Ereraad,
tot een oordeel waama wordt bepaald
of de klacht gegrond, gedeeltelijk ge-
grond of ongegrond is. De zonodig op
te leggen maatregel wordt daama be-
sproken. Tot slot formuleert de secre-
taris van de Ereraad de defmitieve uit-
spraak, die na goedkeuring door de
Ereraad wordt verzonden aan partijen.
Het moge duidelijk zijn dat deze zorg-
vuldige procedure samen met het feit
dat de Ereraad ongeveer eens per zes
weken zitting houdt, tijd vraagt. De
snelheid die collega Engel zo bepleit,
laat zich hier niet altijd mee verenigen.
Procedures die worden behandeld door
het Veterinair Tuchtcollege of bodem-
procedures via de burgerlijke rechter
nemen overigens meestal meer tijd in
beslag dan Ereraadszaken. De moge-
lijkheden die de Ereraad heeft om maat-
regelen op te leggen, strekken vanzelf-
sprekend niet verder dan de Statuten en
het Huishoudelijk Reglement van de
KNMvD aangeven. Voor andere dwin-
gende maatregelen moet men zich wen-
den tot de burgerlijke rechter.
Dat met deze reactie op het ingezonden
stuk van collega Engel niet al zijn vra-
gen afdoende zijn beantwoord, is duide-
lijk. Wel is er hopelijk wat meer inzicht
en begrip ontstaan voor het feit dat de
zorgvuldigheid die de Ereraad moet be-
trachten bij de behandeling van een
klacht, zich nu eenmaal niet altijd in een
strak tijdschema laat dwingen.

De Ereraad

Keten Kwaliteit Melk: rechten en plichten, ook voor de dierenarts

Het onthoornen van kalveren

Volgens de wet is het slechts toege-
staan om jonge kalveren te onthoornen
tot een leeftijd van twee maanden on-
der plaatselijke verdoving. Iedereen
weet dat de producten voor sedatie en
lokale anesthesie wettelijk alleen maar
door de dierenarts toegediend mogen
worden (UDD). Toch lopen er, ook in
onze praktijk, legio onthoomde kalve-
ren rond die niet door ons zijn ont-
hoomd of verdoofd voor onthoomen.

Verkrijgbaarheid van gekanaliseerde
en niet-geregistreerde diergenees-
middelen

Een veehouder kan in het algemeen
makkelijk aan diergeneesmiddelen ko-
men. Vanzelfsprekend bij zijn eigen
dierenarts, maar voor een groot deel
ook daarbuiten. Het begrip kanalisatie
zal hem een zorg zijn. De logica erach-
ter kan hij namelijk niet begrijpen (wie
wel?). Bij \'onze collega\'s op de weg\'
kunnen prostaglandinepreparaten ge-
kocht worden en bij de zogenaamde
vrije handel sederende middelen voor
paard en varken. Ook komen er \'han-
delaren\' aan de deur die bijvoorbeeld
nog de oude (gentiaan) violetspray
aanbieden. Het feit dat deze alleen ge-
registreerd zijn voor hond en kat wordt
over het hoofd gezien. Heeft u trou-
wens ooit eens in de auto van een vee-
verloskundige gezien welke dierge-
neesmiddelen daar aanwezig zijn?

Na de duidelijke woorden van minister Brinkhorst op het laatste Jaarcongres
van de KNMvD over de integriteit van de praktiserende dierenarts en zijn rol
in de volksgezondheid, wil ik op dit gebied enkele ervaringen uit de praktijk
voorleggen.

Nu de KKM redelijk ingeburgerd is geraakt in de Nederlandse melkveehou-
derij, worden wij in onze praktijk, die niet veel afwijkt van andere rundvee-
praktijken, nog steeds geconfronteerd met problemen die de relatie veehou-
der en dierenarts raken. Het gaat bij deze \'onregelmatigheden\' voornamelijk
over de vraag waar de verantwoordelijkheid ligt: bij de veehouder ofbij ons,
de (erkende) rundveedierenarts. Ik zal deze problemen met drie voorbeelden
illustreren.

Residuen

Slimme, of juist de doortrapte, melk-
veehouders menen vaak experts te zijn
op het gebied van de residu-problema-
tiek. \'Als ik van mijn 150 melkkoeien
twee koeien met mastitis behandel met
uierinjector A kan ik de melk gewoon
leveren. Gebmik ik injector B dan kan
het zelfs van drie koeien! Trouwens de
melk van koeien waarvan de baarmoe-
ders met oxytetra zijn uitgespoeld le-
ver ik natuurlijk gewoon door, die
flauwekul.\'

-ocr page 435-

ledereen weet waar ik het over heb.
Mijn stelling is ook dat wij als practici,
de veehouders erop moeten wijzen dat
ook de handtekening van de veehouder
waarde moet hebben. Het met trots op
de muur gespijkerde bordje betekent
toch iets?

In discussies die ik met veehouders
aanga over deze onderwerpen loop ik
echter tegen een drietal problemen op.

i.de kanalisatie

De kanalisatie van de diergeneesmid-
delen is op één of andere manier niet te
begrijpen voor een veehouder. Hier
wordt maar al te graag op ingespeeld
door collega\'s die het niet zo nauw ne-
men met deze regeling. Onze minister
concludeerde heel juist, dat er onder
dierenartsen geen sprake is van een
eenduidige moraal. Ook ik vind de ka-
nalisatie moeilijk uit te leggen. Soms
is het niet logisch, ik noemde al de als
vrij gekanaliseerde sedatiemiddelen,
maar wat te denken van al die flacons
calcium-magnesiumvloeistoffen in de
vrije handel die voorzien zijn van een
doorsteekdop terwijl op het etiket staat
vermeld:
voor orale toediening, kana-
lisatie vrij?
Wie heeft er hier nu boter
op zijn hoofd? Ook de farmaceutische
industrie moet haar verantwoordelijk-
heid kennen. Producten die alleen toe-
gepast worden bij landbouwhuisdieren
worden alleen geregistreerd voor hond
en kat en vervolgens geleverd aan
rundveepraktijken. Ik noemde al eer-
der het voorbeeld van de violetsprays.

2. controle op residuen

Controle op residuen vindt nauwelijks
plaats. Dat geldt niet alleen voor het
alom bekende oxytertracycline maar
ook voor niet-antibacteriële middelen
met een wachttijd. Op een enkel geval
na (pluimveesector) wordt het in acht
nemen van wachttermijnen niet echt
gestimuleerd.

3. de ketencontrole

Ook vind ik dat de zuivelindustrie veel
te weinig aandacht aan de diergenees-
middelen heeft besteed. Het is toch van
de zotte dat de controle van het tanklo-
kaal meer aandacht verdient dan het
gebruik van antibiotica! Ik pleit voor
een systeem van de \'veredelde schets\'.
Van een rund moet de (ziekte)geschie-
denis bekend zijn, dus niet alleen de
Kl-gegevens maar ook het diergenees-
middelengebruik, dan pas spreek je
over traceerbaarheid.

Hoewel ik op eerdere momenten dit on-
derwerp aan de kaak heb gesteld, lijkt
het tij nu gunstiger te worden. In de var-
kenssector is er terecht een voorbeeld
gesteld. Op een vergadering over deze
problematiek in september 2000, geor-
ganiseerd door de Afdeling Gelderland
KNMvD, heb ik de indmk gekregen dat
vele dierenartsen tot het besef zijn geko-
men dat het zo niet verder kan. De mo-
raal komt terug.

Toch bestaan er nog altijd gevaren voor
wat betreft de diergeneesmiddelen en
diergeneeskunst: De import van medi-
cijnen uit andere landen en het optreden
van de Nederiandse Mededingings
Autoriteit (NMa).

De NMa moet de (dier)geneesmiddelen
niet vergelijken met gebmiksgoederen
zoals benzine, brood of een pak spijkers.
Het is geen handel van \'drie halen twee
betalen\'. Eigenlijk is staffelen vanuit dit
oogpunt uit den boze. Ik vind ook dat de
(dier)geneeskunst en (dier)geneesmid-
delen een uitzonderingspositie moeten
krijgen binnen het mededingingsprin-
cipe, al was het alleen maar om veehou-
ders aan (erkende) dierenartsen te kun-
nen koppelen.

R. de Haan,
Warfstermolen

Geachte redactie.

Op het door ons ingezonden discussie-
stuk over het bewaken van de status aan-
gaande aviaire influenza bij vleeskui-
kens (TvD 2000; 125(18): 573) heeft het
Hoofdbestuur een tweetal kritische
kanttekeningen geplaatst die gepareerd
moeten worden.

Onze constatering dat serologisch on-
derzoek in een te vroeg stadium tot een
misplaatste geruststelling kan leiden,
heeft vooral betrekking op laagpatho-
gene influenzastammen. In het geval
van hoogpathogeen virus is het aanne-
melijk dat er specifieke klinische ver-
schijnselen zijn. Dan gaat de meldings-
plicht van de dierenarts in en de
strekking van het artikel was nu juist dat
de overheid daar vertrouwen in zou
moeten hebben. De professionele ver-
antwoordelijkheid inderdaad, waarover
ook het Hoofdbestuur schrijft.
Onbegrijpelijk is de mededeling van het

Hoofdbestuur dat ook het tweede argu-
ment in ons artikel niet deugt. Het is ver-
werpelijk om medicaties niet te noteren.
Niet echter is het verwerpelijk om te
suggereren dat men in de praktijk hier-
toe in de verieiding komt. Die verleiding
is een feit, dat is wel gebleken. Bij het
herlezen van de reactie van het
Hoofdbestuur dringt het gevoel zich op
dat hier op de man gespeeld wordt en
niet op de bal.

Al met al heeft de RBD-regeling in deze
vorm ertoe geleid dat dierenartsen vaak
verplicht werden zinloos bloedonder-
zoek te doen. Denk hiervoor bijvoor-
beeld aan eendagskuikens die op grond
van informatie vanuit de integratie ge-
medicineerd worden tegen coli-ompha-
litis. Hetzelfde geldt voor bloed afhemen
bij behandelingen tegen coccidiose. Er
wordt aan het vakmanschap van de die-
renarts voorbij gegaan.
Overigens kan de discussie zich niet be-
perken tot de taak van de dierenarts; de
verantwoordelijkheid van de pluimvee-
houder staat in de RBD-regeling cen-
traal.

Discussie aviaire influenza bij vleeskuikens

Natuurlijk moet de dierenarts zich strikt
aan de wet houden. Juist daarom heeft
de overheid de plicht om de regels zoda-
nig te maken dat de inhoud zinvol is. Het
Hoofdbestuur moet dit onderkennen.

J.H.Lambers
P.M. Cornelissen

Uiterste inleverdata
voor kopij

Ajlevering: Deadline-\')

01-01-2001 maandag 11-12-2000

15-01-2001 donderdag 28-12-2000
01-02-2001 maandag 15-01-2001

15-02-2001 maandag 29-01-2001

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 436-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Roozeboom, A.N.; 2000; 3514 GB Utrecht;
Willem van Noortstraat 57.
Sygall, R.A.; Gent- 2000; 5561 TV Riethoven;
Bosweg 2a.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Arentshorst, Mevr. G.J.C.; Gent- 2000; 2202 EC
Noordwijk; Prins Hendrikweg 9.
Boslooper, Mevr. S.; Gent- 2000; 2522 CV
\'s-Gravenhage; Drebbelstraat 46.
Dortmont, A.N.R.M. van; 2000; 1852 PT
Heiloo; Vennewatersweg 16A.
Esselink, G.; Gent- 2000; 7391 JK Twello;
Vermeersweg 23.

Penterman, Mevr. P.M.; Gent- 2000; 7135 JW

Harreveld; Manschotterweg 19.

Sparenburg, Mevr. A.E.; 1999; 6904 ND

Zevenaar; Adenauerstraat 13.

Toom, Mevr. F.E.; 2000; 3524 AT Utrecht;

Texel 203.

Zijlstra, Mevr. E.; Gent- 2000; 8502 AT Joure;
Gaffel 26.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde
heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

J.J. Bleecke, 3582 SK Utrecht; Lepelaarstraat 3
bis.

Elias, Mevr. F.W.; 3572 TK Utrecht; Oude
Kerkstraat 32 bis.

Koekkoek, Mevr. M.; 3514 TZ Utrecht; Nieuwe
Keizersgracht 70.

Loo, A.J.H. te; 3572 XS Utrecht; M.H. Tromp-
straat 7.

Vemieulen, Mevr. P.M.A.A.; 3705 ZG Zeist;
Warande 85.

Zijp, Mevr. M.; 3704 TK Zeist; Nijenheim 8713.
jubilea:

2 december H. Klaassen te Eerbeek, afwezig, 40
jaar.

2 december G.F. de Boer te Lelystad, afwezig,
40 jaar.

2 december F.J. van de Kamp te Amhem, afwe-
zig, 35 jaar.

3 december M.J.J. van der Linden te Hooge
Mierde, afwezig, 30 jaar.

4 december A. Rodenburg te Strijen, aanwezig,
40 jaar.

4 december A.J. Piaisier te Oene, aanwezig, 30
jaar.

4 december G.H.A. Borst te Deventer, afwezig,
30 jaar.

4 december Ing. C.B. van der Sluis te Henge-
velde, aanwezig, 30 jaar.
4 december C. Vroege te Heenvliet, afwezig, 30
jaar.

4 december Mevr. T.A. Beulink te Nijbroek,
aanwezig, 30 jaar.

9 december J.B.C. Verhagen te Tuk, aanwezig,
45 jaar.

9 december H. van Rhee te Hoogeveen, afwezig,
45 jaar.

9 december G.E. Bras te Zeist, afwezig, 45 jaar.
9 december G.A.J. Jansen te Borculo, afwezig,
45 jaar.

18 december J.P. Koeman te Utrecht, afwezig,
30 jaar.

18 december W.A.H. Jansen te Uden, aanwezig,
30 jaar.

18 december J.M.A. Snijders te Gothen, afwe-
zig, 30jaar.

18 december L. de Haan te Neede, afwezig, 30 jaar.
18 december T.E. Hoekstra te Wijhe, afwezig,
30 jaar.

18 december H. Fruithof te Bergen (NH), aan-
wezig, 30 jaar.

Promoties:

Op 7 december 2000 H. Kooistra te Zeist.
Op 14 december 2000 R. van den Ham te
Utrecht.

Op 14 december 2000 Mevr. J.M. Wilmink te
Zeist.

Mutaties:

♦Agricola, Mevr. A.D.; 2000; 6021 JX
Budel; Grensweg 38; tel. privé: 0495-499477;

E-mail privé: adagricola@hotmail.com; p., me-
dew. bij P.J. Bosmans en J.J. Kooken; tel. prakt.:

Maliesingel 34
5581 BJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 53
E-mail: info@dixenco.nl
www.dixenco.nl

0495-495023; fax prakt.: 0495-494867.

Arentshorst, Mevr. G.J.C.; Gent- 2000;
2202 EC Noordwijk; Prins Hendrikweg 9; tel.
privé: 071-3647638; wnd.d.
(toev. als lid).

Asveld, A.; 1997; 4707 PE Roosendaal;
Visdonkseweg 2B; tel. privé: 0165-392747; E-
mail privé: asveld@hetnet.nl; medew. bij
A.J.C. Bakx, B.J.A.M. Bosehker, P.H.M.M.
Jacobs, A.J.M. Meesters, G.A.D.J. de iMol,
J.F.J. Segers, J.M. Verbocht en M.A. van
Zuijlen; tel. prakt.: 0165-583750; fax prakt.:
0165-583755; E-mail prakt.: dac.roosendaal
wouw@wxs.nl.

»Bootsma, Mevr. A.M.; 2000; 3512 PT
Utrecht; Eligenstraat 37; tel. privé: 030-
2319180;
fax privé: 0561-441051; E-mail
privé: ambootsma@hotmail.com;
wnd.d.

Boslooper, Mevr. S.; Gent- 2000; 2522 CV
\'s-Gravenhage; Drebbelstraat 46; wnd.d.
(toev.
als lid).

Broek, Mevr. M.C. de; 1998; 8392 NS
Boyl; Klokkeweg 16; tel. privé: 0519-292526;
E-mail privé: wr3438@wolmail.nl; medew. bij
T. Bruggeling, P.J.M. Egberink, P.V.E. Fortuin,
S. Wietsma en M.A. van Wijck; tel. prakt.:

Dix & Co

voor een deskundige diagnose

Vindt u financieringen en verzekeringen
ondoorzichtig? Neemt u dan eens contact
op met Dix & Co voor een deskundige
diagnose die uitmondt in heldere adviezen.

Kies een adviseur die uw totale financiële
bescherming verzorgt en die daardoor
uw persoonlijke situatie op belangrijke
momenten scherp in beeld brengt.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

-ocr page 437-

0519-292526: fax prakt.: 0519-297818; E-mail
prakt.: dok.vet@wxs.nl.

»Davids, Mevr. F.J.; 2000; 3571 SH
Utrecht; W. Schuylenburglaan 26; tel. privé;
030-2720329; E-mail privé: fransjedavids@hot
mail.com; medew. bij E.T. Steerenberg en E.L.
Vreugdenhil; tel. prakt.; 0591-686666; fax
prakt.: 0591-686668; tel. dep.; 0591-686664.

Dortmont, A.N.R.M. van; 2000; 1852 PT
Heiloo; Vennewatersweg 16A; tel. privé: 072-
5336369; wnd.d.
(toev. als lid).

Drie, A.D. van; 1998: 3572 CR Utrecht;
Frederikastraat 7; tel. privé: 030-2732416;
wnd.d.

Dortmont, A.N.R.M. van; 2000; 1852 PT
Heiloo; Vennewatersweg 16A; tel. privé; 072-
5336369; wnd.d.
(toev. als lid).

Dujardin, C.L.L.; 1996; 5712 LR
Someren; Bartenweg 29; tel. privé: 0493-
841103; p., medew. bij J.A.G. Gerards,
B.L.A. Kolpa, P.W.C.M. van Oijen, R.E.
Paauwe, R.J.M.L. Raymakers, M.G.
Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes,
J.A. Westerbeek en F.Th.C. de Wit; tel.
prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-
441045; E-mail prakt.: vc.someren@wxs.nl.

Esselink, G.; Gent- 2000; 7391 JÏC Twello;
Vermeersweg 23; tel. privé: 0571-272578; E-
mail privé: gerbenesseling@yahoo.de; wnd.d.
(toev. als lid).

Franken, J.W.G.; 1991; 6165 EN Geleen;
Kluis 66: tel. privé: 046-4529864; geass. met;
G.J.M. van Heeswijk en C.J.H.M. Maass; tel.
prakt.: 046-4512417; fax prakt.: 046-4518261;
E-mail prakt.: opdndiek@cs.com.

Hazewinkel, Prof. Dr. H.A.W.; 1976; U-
1985: 3584 GE Utrecht; Louis Bouwmeestelaan
113; tel. privé: 030-2512696;
fax privé: 030-
2512696;
wet. medew. U.U., F.D., HA
Gezelschapsd.; tel. bur.: 030-2531680; E-mail
bur.; h.a.w.hazewinkel(gvet.uu.nl; dipl.
ECVCN; dipl. ECVS.

Hulsen, J.H.J.L.; 1993; 5684 NS Best;
Veldweg 10;
tel. privé: 0499-371420; E-mail
privé: hulscn{ó knoware.nl;
d. Vet. Orga-
nisatie- en Adviesbureau Vetvice; tel. bur.:
0499-330620; fax bur.: 0499-330621;
E-mail
bur.: jan.hulsen@vetvicc.nl.

Kaisbeek, Mevr. A.; Gent-1999; 9271 DD
Zwaagwesteinde; Sleedoorn 22;
tel. privé:

0511-446063; E-mail privé: aaltjekals
beek@hotmail.com;
medew. bij T.F. Roest en
W. de Vries; tel. prakt.; 0512-332650; fax prakt.:

0512-331456.

Klaassen, C.H.L.; 1976; 2317 KE Leiden;
Donsvlinder 22; tel. privé: 071-5217076; fax
privé: 071-5217076;
k.d. R.V.V., teamleider
purmerend.

Klink, Dr. E.G.M. van; 1983; Wageningen
1984; 2804 WS Gouda; Vlietenburg 26; tel.
privé; 0182-572278;
senior deskundige
Diergezondheid, Welzijn en Ethiek, Exper-
tise Centrum LNV; tel. bur.: 0318-671428;
fax bur.: 0318-724737; E-mail bur.:
e.g.m.van. klink@eclnv.agro.nl.; Epidemio-
loog A, NvE.

Kreek, Dr. F.W.; 1951; U-2000; 2517 TM
\'s-Gravenhage; 2® Schuytstraat 185; tel. privé:
070-3466971;
r.d.; O.O.N.

Minderhoud, J.; 1967; 5056 HS Berkel-
Enschot; Sint Willibrordstraat 11 A; tel. privé:
013-5400600; fax privé: 013-5400595;
E-mail
privé: j_minderhoud@planet.nl;
r.d., oud i.
W.enV.

Nodelijk, Mevr. Dr. H.A.; 1989; U-2000;
3731 EM Utrecht: Kerkdwarslaan
4; tel. privé:
030-2210905; wet. medew. bij ID-Lelystad;
tel.
bur.: 0320-238449; fax bur.: 0320-238050;
E-
mail bur.: g. nodelijk@id.wag-ur.nl.

*Op den Kamp, Mevr. V.A.J.; 2000; 5988
AM Helden; Haammaekerstraat 16; tel. privé;
077-3073577;
fax privé: 077-3078781 ; p., me-
dew. bij P.F.S. Stassen en G.H.M. Stassen-
Pouwels; tel prakt.: 077-3516231.

Penterman, Mevr. P.M.; Gent- 2000; 7135
JW Harreveld; Manschotterweg 19; tel. privé;
0544-371735; E-mail privé; patty_penter
man@hotmail.cora; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Roozeboom, A.N.; 2000; 3514 GB
Utrecht; Willem van Noortstraat 57; tel. privé:
030-2719008; E-mail privé: anroozeboom@
hotmail.com; wnd.d.

»Schillemans, B.; 2000; 3532 EB Utrecht;
Queridostraat 17; tel. privé: 030-2941242;
me-
dew. bij J.M.G. van Griensven, A.C.H.M. van
der Loop en H.J. Wezelenburg; tel. prakt.:
073-6213579; fax prakt.: 073-6211286.

Sparenburg, Mevr. A.E.; 1999; 6904 NA
Zevenaar; Adenauerstraat 13; tel. privé: 0316-
526405; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Siekman-Scheurs, Mevr. A.W.A.; 2000;
3888 LT Uddel; Noord Riezenweg 42; tel. privé;
0577-401136; fax privé: 0577-401159; E-mail
privé: annesiekman@dierenarts.nl; p., medew.
bij J.M. Lourens, J.S. Verseput, M.A.M. Vugs
en J.F. van der Wal; tel. dep.: 0900-2020643; tel.
dep.; 055-5332610.

Stokvis, Mevr. A.; 1999; 6701 AH
Wageningen; Gerdesstraat 73; tel. privé: 0317-
427356; E-mail privé: sandrastokvis@ hot
mail.com; p., D.A.P. Churchillweg; tel. prakt.:
0317-415644.

Thoonen, Mevr. A.M.W.C.; 1988; 2215
GC Voorhout; Ter Haar Romenystraat 12; tel.
privé: 0252-217777; E-mail privé: athoonen@
hetnet.nl; k.d. R.V.V., kring Rotterdam, distr.
Rotterdam-Haven.

Toom, Mevr. F.E. van der; 2000; 3524 AT
Utrecht; Texel 203; tel. privé; 030-2899250; E-
mail privé: francyvdt@hotmail.com; wnd.d.
(toev. als lid).

♦Velden, Mevr. D.F.E. van der; 2000;
3582 CN Utrecht; Minhof 43; tel. privé: 030-
2546175; wnd.d.

Vries, Mevr. Y.F.; 1989; 4213 CR Dalem;
Irenelaan 14; tel. privé: 0183-666039;
d.

Walstra, D.K.; 1998; 1462 NG Midden-
beemster; Langewijck 3; tel. privé: 0299-
687447; p., medew. bij P. Bleeker, M.H.J.
Kreutzelman, W.D. Pereboom en F.H. Prud\'
homme van Reine; tel. prakt.: 0299-421000.

*Wolking, Mevr. E.C.; 2000; 3583 AK
Utrecht; Adriaen van Ostadelaan 42; tel. privé:
030-2515487;
E-mail privé: ecwolking@hot
mail.com;
wnd.d.

Zijlstra, Mevr. E.; Gent- 2000; 8502 AT
Jourc; Gaffel 26; tel. privé: 0513-419361; E-
mail privé: henk_zijlstra@icu.nl.
(toev. als lid).

Doorlopende agenda

Congressen & Symposia

December

13 Studiedag Vereniging voor Veterinaire
Epidemiologie en Economie (VEEC),
Faculteit der Diergeneeskunde. Thema;
\'Monitoring, surveillance en diagnostiek
van dierziekten\'. Informatie; T. Nell, tel.;
0485-587630, e-mail: tom.nell@intervet.
com.

15 Symposium \'Van veulen tot sportpaard\'.
Collegezaal 102, Androclusgebouw, FdD,
Utrecht. 14.00-21.00 incl. buffet. Prijzen
vanaf ƒ 15,-. Sprekers; W.A. Allen (GB), I.P.
Leendertse (D), L. deBacker (B), R. Smith
(GB), G. van Loon (B), M. Sloet-van Old-
Riitenborgh-Oosterbaan (NL), L. Hofland
(NL). Informatie en reserveren: e-mail; vhi
ver@hotmail.com, tel: 06-28518549, fax;
030-2535562.

15— 16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie; prof. dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, tel: 030-2531183, fax;
030-2521887, e-mail: m.a.m.taveme
@vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek, tel.:
-F31-10-4087581, fax: -1-31-10-4089461, e-
mail: uilenbroek@endov.fgg. eur.nl, inter-
net; www.eur.nl/endov/ SSF2000.

januari

21—25 5\'*^ Intemational Sheep Veterinary
Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for
papers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your in-
tention to participate must be made known
to the Scientific Programme committee as
soon as possible by informing them by fax
or e-mail of the topic of your presentation:
Reservations hotline: fax:
21 11 7927522,
e-mail: reshot@yebo.co.za. Scientific Pro-
gramme committee: (Chairman: Ken Pet-
tey), fax:
21 12 5298315, e-mail: kpet
tey@op.up.ac.za.

Maart

7—10 6\'*\' Intemational Congress of the
European Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4\'"
Intemational Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

16— 17 Symposium Groep Paard. (PAO-D cur-
susOl/501.)

20—22 Voorjaarsdagencongres, RAI, Amster-
dam.

28—30 Congres Society for Veterinary Epide-
miology and Preventive Medicine
(SVEPM), Golden Tulip Conference Hotel
de Leeuwenhorst, Noordwijkerhout. Na-

-ocr page 438-

dere informatie is te Icrijgen op de website
van de SVEPM: www.vie.gla.ac.uis/svepm
of bij het algemene contactadres voor het
congres: Dr. Lisette Graat, Departement
Dierwetenschappen, Kwantitatieve Vete-
rinaire Epidemiologie, Postbus 338, 6700
AH Wageningen, e-mail: Lisette.Graat@
GenR.VH.WAU.NL ofbij ondergetekende:
E.G.M.van.Klink@ECLNV.AGRO.NL.

Mei

23—26 40th International Symposium on
Diseases of Zoo and Wild Animals,
Rotterdam. Topics: I) Diseases of marine
animals, 2) Diseases of Asian animals, 3)
Immunoprophylaxis.

Oktober

5 Jaarcongres KNMvD, Papendal, Arnhem.

December

14 Jubileum 25-jarig bestaan Groep Genees-
kunde van het Rund.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

December

12 Ledenvergadering Afdeling Limburg.

13 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 14.00 uur. GD-
Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

14 Bijeenkomst GD-runderpractici Midden-
Nederland, aanvang 13.30 uur. AC-restau-
rant \'De Meem\', Meemdijk 59 te De Meem.

14 Ledenvergadering Groep Pluimvee-
wetenschappen, aanvang: 14.00 uur, loca-
tie: Gezondheidsdienst voor Dieren te
Boxtel.

14 Ledenvergadering Afdeling Gelderland.

2001
Maart

24 Werkvergadering Gezelschapdieren Regio
Zuid. Golden Tulip Hotel, Weert. 10.00-
16.00 uur.

Mei

23 Veterinair Gol fkampioenschap 2001.
Juni

13 AUV Algemene Ledenvergadering.
20 AUV fietsdag.

Oktober

4 Sportdag KNMvD, Papendal, Arnhem.
6 Algemene Ledenvergadering KNMvD,
Papendal, Amhem.

Cursussen

December

3—8 Veterinaire AG cursus \'AO course in ad-
vanced techniques - small animals\', Davos,
Zwitersland. Inlichtingen: InstmVet C.V.,
tel.: 0343-455400, fax: 0343-455422, e-
mail: info@instmvet.nl

7 PAO-D cursus 00/926: Voeding melkgei-
ten.

7 en 12 PUOD (Belgiëj-cursus 2: Het genees-
middelendepot \'Grote Huisdieren\'.

7,8 en 15 PAO-D cursus 00/235: Voeding
Rund Module II.

8 PUOD (België)-cursus 9: Nieuwe inzich-
ten in de moderne rundveevoeding.

12 PAO-D cursus 00/143: Oogheelkunde GD.

13 Klinische Avond voor Dierenartsen, Hotel
de Cantharel te Ugchelen (Apeldoorn).
Meer informatie: Virbac Nederland BV,
tel.:0342-427127.

13 PAO-D cursus 00/132: Als de eerste foto
GD.

14 PAO-D cursus 00/233: Economie Melkvee.

15 PUOD (België)-cursus 13: Casuïstiek.

19 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Hotel de Cantharel te Apeldoorn. Meer
informatie:Virbac Nederland B.V., tel.
0342-427127.

2001

januari

9, 10 en II PAO-D cursus 01/504: Erkende
Paardendierenarts.

10 Klinische Avond voor Dierenartsen, Motel
Eindhoven. Meer informatie: Virbac Ne-
derland BV, tel.: 0342-427127.

12 PUOD {Belgiëj-cursus 14: Het gebmik van
echografie in de voortplanting bij het rand.

12 Start cursus \'Probleemgedrag bij Honden\',
Van Hall Instituut, mw. F. Takarbessy of G.
Luurs, Postbus 1754, 8901 CB Leeuwarden,
tel.: 058-2846160, fax: 058-2846199.

16 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Holiday Inn te Eindhoven. Meer infor-
matie: Virbac Nederland B.V., tel. 0342-
427127.

18 PAO-D cursus 01/101: Intemistische cases
GD.

18, 24 en 24 PAO-D cur.sus 01/505: Erkende
Paardendierenarts.

20—21 Tweedaagse managementcursus voor
ondernemende dierenartsen en praktijkma-
nagers, hotel-restaurant Oud London te
Zeist. Prijs: ƒ 1050,- excl. BTW en over-
nachting. Meer infonnatie: Veterinair
Organisatiebureau Animaux, Pascale
Fuchs, tel.: 035-6239479.

23 PUOD (Belgiëj-cursus 17: Erfelijke aan-
doeningen bij het paard.

26 PAO-DcursusOl/301: PMWS/Circoviras.

30 PAO-D cursus 01 /102: Voeding in therapie
GD. Tevens 6 febmari.

Februari

1 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Mercure Hotel Amsterdam a/d Amstel.
Meer informatie:Virbac Nederland B.V.,
tel. 0342-427127.

2 PUOD (België)-cursus 18: Practicum ra-
diodiagnose.

6 PAO-D cursus 01/102: Voeding in therapie
GD.

7 Dertiende post-HBO Eijkman-cursus
\'Microbiologie van Levensmiddelen en
Drinkwater\' aan de Internationale Agra-
rische Hogeschool Larenstein te Velp.
Tevens op 21-28 maart en 23 mei 2001.
Cursuskosten ƒ 4250,- Inlichtingen: prof
dr. W. van Dokkum, tel.: 030-6992860,
fax: 030-6992861, e-mail: w.dokkum®
wxs.nl of mevr. prof C.B. Struijk, tel/fax:
010-5914881.

7 PAO-D cursus 01/302: PMWS/Circovims.

7 PUOD (Belgiëj-cursus 19: Algemene
anesthesie bij het paard.

14 PAO-D cursus 01/303: PMWS/Circovims.

15 PAO-D Workshop Verbanden.

15 PAO-D Workshop Puncties/Anesthesie.

16 PUOD (België)-cursus 20: Practicum
echografie.

23 PUOD (Belgiëj-cursus 21: Practicum ge-
leidingsanesthesie en gewrichtspuncties.

Maart

I Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Mercure Hotel Heerenveen. Meer in-
formatie:Virbac Nederland B.V., tel. 0342-
427127.

9 PUOD (België)-cursus 21: Practicum
anesthesie.

15 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Restaurant Lommerrijk in Rotterdam.
Meer informatie:Virbac Nederland B.V.,
tel. 0342-427127.

16 PUOD (België)-cursus 22: Practicum tand-
verzorging.

20 Klinische Avond voor Dierenartsen, AC
restaurant De Meem. Meer informatie:
Virbac Nederland BV, tel.: 0342-427127.

April

10

Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Mercure Hotel Bunnik. Meer informa-
tie:Virbac Nederland B.V., tel. 0342-
427127.

-ocr page 439-

Ter overname aangeboden

Gezelschapsdierenpraktijk

In het westen van het land.

Zeer geschikt voor dierenartsenechtpaar. Flinke doorgroeimogelijkheden. Goede dienstregeling. Op fraaie locatie.

Gaarne uw schriftelijke sollicitatie richten aan de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 14031, 3508 SB
Utrecht, onder nummer 17/00.

Dierenartsenpraktijk Mantgum e.o. zoekt in verband met vertrek collega op korte termijn een

dierenarts (m/v)

die zelfstandig kan werken in een gemengde praktijk. De voorkeur gaat uit naar een collega met affiniteit voor rundvee en gezel-
schapsdieren. In eerste instantie betreft dit een deeltijdfunctie.

Sollicitaties graag binnen 14 dagen richten aan: J.W.M. van Hulzen, De Barte 14, 9022 BH Mantgum.

//yf^ Waar staat u met uw praktijk over vijfjaar??

^animaux r t 9 t

veterinair organisatiebureau antwoord op dezc vraag krijgt u tijdens een studieweekend Strategisch Management voor

dierenartsen en praktijkmanagers op 20 en 21 januari 2001 in Zeist. Deze PAO wordt
georganiseerd door Animaux in samenwerking met het Engelse trainingsinstituut Animus.

Be/ voor informatie!!

Veterinair Organisatiebureau Animaux, telefoon (035)6239479

In onze gemengde driemanspraktijk komt binnenkort een plaats vrij voor een

dierenarts (m/v)

Wij zijn op zoek naar een enthousiaste collega, voornamelijk voor de gezelschapsdieren, maar daarnaast met name tijdens de
diensten, ook Inzetbaar voor de landbouwhuisdieren. Geboden worden een prettige werksfeer, een fulltime baan en goede toe-
komstmogelijkheden.

Gaarne schriftelijke reacties binnen 14 dagen richten aan: Dierenartsenpraktijk Oost-Betuwe, Lingewal 2A, 6681 L] Bemmel.

Dierenartsenpraktijk Heythuysen zoekt op korte termijn in verband met uittreden van onze oudste collega een

dierenarts (m/v, fulltime/parttime)

Eisen: interesse in de landbouwhuisdierenpraktijk; bereid zich in te laten werken op onze pluimveebedrijven; na gewenningspe-
riode deelname aan dienstregelingen.
Taken: algemene praktijk. Aanbod: ontspannen werkkring met open structuur; deelname
aan werkoverleg en interne organisatie; salaris en arbeidsvoorwaarden volgens KNMvD-normen.

Uw sollicitatie (met cv) kunt u richten aan: Dierenartsenpraktijk Heythuysen, Postbus 3075, 6093 ZH Heythuysen, telefoon:
0475 - 494242, fax: 0475 - 491889, e-mail: dap.heythuysen@12move.nl

-ocr page 440-

Vier Hannoveraner merries uit Duitsland gestolen

In de nacht van 27 oktober 2000 zijn vier waardevolle Hannoveraner fokmerries gestolen uit de Duitse plaats Bierde. De paarden zijn gesigna-
leerd op de paardenmarkt in Zuid-Laren. Er is door de eigenaren een premie van 10.000 DM uitgeloofd als de paarden worden teruggevonden.

geboortejaar: 1995
stokmaat: 164 cm
kleur: donkerbruin tot zwart-
bruin, zonder kenteken,
brandmerk links 99, drachtig
veulendatum: ± 15 mei 2001

geboortejaar: 1997
stokmaat: 168 cm
kleur: donkerbruin, grote ster,
linker voorkroon gevlekt wit,
beide achtervoeten onregelma-
tig wit, brandmerk links, drach-
tig

veulendatum: ± april 2001

geboortejaar: 1990
stokmaat: 172 cm

kleur: bruin, onregelmatig gevormde, in het
rechter neusgat doorlopende bles, linker achter-
voet hoogwit, rechter hoefkroonrand voor hel-
derwit, brandmerk links, fokkerijbrandmerk op
linkerhals \'010\', drachtig
veulendatum: ± juni 2001

\'Costarina\'

geboortejaar: 1996
stokmaat: 169 cm
kleur: donkervos, kleine ster,
brandmerk links, drachtig
veulendatum: ± 29 april 2001

a

Als u deze paarden gezien of behandeld heeft, neem dan contact op met de politie van Soltau-Fallingbostel, rechercheur Wolfgang Baron,
telefoonnummer 0049-5191-930-0 of met dierenarts H. Schulze, telefoonnummer 0049-5161-5500 (tevens eigenaar van Labelle). Voor meer
informatie zie ook de website www.polizei.niedersachsen.de/pi-soltau.

Pluimveepraktijk Noord £ Oost

medisch onderzoekscentrum voor pluimvee

Tel. 0523 fATifA

Pluimveepraktijk Noord &. Oost is een dierenartsenpraktijk die zich alleen bezighoudt met beroepsmatig gehouden pluimvee.
Het totale personeelsbestand omvat 19 personen, waarvan zes dierenartsen. De dierenartsen worden ondersteund doorze-
ven analisten en twee HAS-geschoolde medewerkers. Er wordt gewerkt vanuit twee locaties: Slagharen, waar ook de admini-
stratie zit, en Leek, waar in het tweede laboratorium (Veterinair Pluimvee Laboratorium B.V.) onder STERLAB-condities ge-
werkt wordt. In beide vestigingen is een sectiezaal aanwezig.

Wegens het beëindigen van de diergeneeskundige carrière van een van onze medewerkers, zijn wij op zoek naar een

dierenarts (m/v)

Wij vragen iemand met veel interesse in begeleiding van pluimveebedrijven. Ervaring is geen vereiste. Affiniteit met Noord-
Nederland is gewenst, kennis van het Fries is een pré.

Wij bieden een gevarieerde goedbetaalde baan, waarin naast ruimte voor initiatieven en ontplooiing ook toekomst zit.

Uw sollicitatie kan gestuurd worden naar Pluimveepraktijk Noord &. Oost, Herenstraat 79, 7776 AM te Slagharen, ter attentie
van drs. P.M. Cornelissen, ofvia e-mail naar Paul.Cornelissen@poulvet.nl.

Voor vragen of meer informatie kunt u ook telefonisch contact opnemen, het telefoonnummer is 0523 - 687368.

-ocr page 441-

Merial B.V. is de Nederlandse vestiging van Merial, de producent en marktleider
in diergeneesmiddelen en vaccins, in 1997 ontstaan uit een fusie tussen de
diergeneeskundige divisies van Merck Sharp & Dohme en Aventis. Merial legt
zich toe op vernieuwing in farmaceutische producten en vaccins. In Amstelveen
bevindt zich het marketing- en verkoopkantoor voor Nederland, dat deel
uitmaakt van een Benelux structuur Onze producten worden afgenomen door
de groothandel en dierenartsen in Nederland.

VOOR O

MERIAL

Voor onze vestiging in Amstelveen zoeken w^ij een

Product Group Manager (Benelux)

Swlne & Equine

De functie

• U bent verantwoordelijk voor het opstellen en de uitvoering
van marketingplannen voor farmaceutische producten en
vaccins voor varkens en paarden.

• Op basis van marktonderzoek initiëren van nieuwe producten
of toepassingsmogelijkheden.

• Mediaplanning en -inzet binnen het eigen marketingbudget.

• Training en opleiding van de buitendiensten in nauwe
samenwerking met de Technical Services Manager.

• Strategiebepaling a.d.v. marktontwikkelingen en
marktonderzoeken.

• U bent gewend zelfstandig en doelgericht te werken.

Het profiel

Wij zoeken een kandidaat met:

• Een academisch werk- en denkniveau, met een afgeronde
opleiding als dierenarts of een gelijkwaardige opleiding in de
veehouderij.

• Ervaring als marketeer (in het bezit van NIMA-A of NIMA-B)
of bereid tot het volgen van een marketing opleiding.

• Goede contactuele en communicatieve eigenschappen en
goed kunnen werken in teamverband.

• Beheersing van de Engelse en mogelijk ook de Franse taal.

• Praktische kennis van MS Office {Word / Excel / Powerpoint)

• Bereid om eventueel te verhuizen naar de regio Amstelveen.

Wij bieden

Een leuke, afwisselende en veelzijdige baan in een prettige
werksfeer. Bij Merial wordt in een klein team gewerkt.
Onze medewerkers hebben onder meer de mogelijkheid tot:
het volgen van opleidingen, kinderopvang, spaarloonregelingen
en collectieve verzekeringen.

Naast een goed salaris biedt Merial u een representatieve auto,
telefoonvergoeding, een eindejaarsuitkering en goede pensioen-
voorzieningen.

Als u geïnteresseerd bent, kunt u schriftelijk reflecteren naar
Merial B.V., Bovenkerkerweg 6-8, 1185 XE Amstelveen,
ter attentie van de heer M. van Wamelen.

Vervangende moedermelk
in poedervorm
voor kittens

High Digestive Security

• Zonder zetmeel

• Gematigde hoeveelheid lactose

• FOS (Fructo-Oligo-Sacchariden) voor
een stabiele darmflora

• Zeoliet voor een stevige ontlasting

Taurine

• Voor het zenuwstelsel, gezichtsvermogen
en de hartfunctie

Hoogwaardige kwaliteit

300g in blik met flesje, maatschepje,
speentje en gebruiksaanwijzing

È

Decoratieve verpakking
Exclusief voor dierenartsen

Royal Canin Nederland BV
Postbus 63 - 5460 AB Veghel- Tel.0413-318400
Internet: www.royalcanin.nl
E-mail: info@royalcanin.nl

-ocr page 442-

The lams Company,

world leader in
Premium quality pet food
is looking for a

Rs&

TECHNICAL SERVICES
VETERINARIAN (
tsv)

Belgium 8C The Netherlands

The position entails developing the pet food nnarket in the above
mentioned countries by providing technical support.

The candidate\'s main areas of responsibility are:

• Increasing business by providing technical support in the markets with
emphasis on the veterinary faculties and influencer channels
(breeders and vet clinics).

• Building and developing contacts with key influencers.
Giving presentations, training and assisting distributors.

• Working closely with the distributors dnd the (lams) Business Development
Managers on country plans

To be successful in this position, you must be highly proactive, self-starting,
able to work alone and cross culturally minded. You have to possess good
communication and presentation skills. We are looking for a Dutch or Belgian
veterinarian with fluency in Dutch, French and English.
Preferably you have 3 to 5 years working experience in small animal practice
or in a comparable industry position.

You will work from home in one of the two countries and will
be travelling substantially.

The lams Company offers a dynamic, fast growing and international working
invironment with an excellent remuneration package. The lams Company
Ts a 100% daughter of Procter & Gamble.

For more info, please contact Nathalie van der Jagt, Corporate Recruiting
Department Procter & Gamble, Postbus 1345, 3000 BH Rotterdam,
The Netherlands at 31-10-2863100 or email to recnetherlands.im@pg.com.
You can apply online at www.pgcareers.com or ask for an application form.

-ocr page 443-

Dierenkliniek Hoofdweg te Amsterdam
zoekt per i januari 2001 een

dierenarts (m/v)

Differentiatie gezelschapsdieren, voor 25 uur per week.
Bij voorkeur met enige ervaring.

Schriftelijke sollicitaties aan:
M. Souverein, Hoofdweg46,1058 BD Amsterdam.

Voor volledige begeleiding bij
^ luw praktijkovername
IWAA

BEL VCX)R MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbas 8153,3503 RD Utrecht
Internet %wnv.waa.nl

Volledige voeding voor
kittens vanaf het spenen tot
1 jaar

Dierenartsenpraktijk Tussen Marken
Amer is een moderne, gemengde
praktijk in West-Brabant, waarin ze-
ven dierenartsen vanuit twee klinie-
ken en twee dependances ver gediffe-
rentieerd werken. De praktijk is sinds
1997 gecertificeerd volgens de
Kwaliteitsrichtlijnen voor Dieren-
artsenpraktijken (KRD) van de
KNMvD.

In verband met het vertrek van een collega is erop korte termijn
plaats voor een:

dierenarts

Gezelschapsdieren (m/v) (85%)

Wij zoeken een enthousiaste collega, met enige ervaring en veel
teamgeest om onze gezelschapsdierensector, welke inmiddels
meer dan de helft van onze praktijk omvat, met zijn/haar eigen in-
breng te komen versterken. Daarnaast zou bij gebleken interesse
en ervaring op het gebied van de paardengeneeskunde deelname
aan onze paardensector gewenst zijn. Na een inwerkperiode wordt
verwacht dat hij/zij, even als de overige drie gezelschapsdierenart-
sen, participeert in de weekend- en nachtdiensten voor de gezel-
schapsdierenpraktijk. Onze praktijk maakt hierbij gebruik van een
professionele telefoonwacht.

Wij bieden naast een prettige, collegiale werksfeer, volop de moge-
lijkheid tot het volgen van PAO\'s, salariëringen secundaire arbeids-
voorwaarden volgens KNMvD-normen en bij gebleken geschiktheid
is op termijn toetreding tot de maatschap het uitgangspunt.

Gelieve uw sollicitatie binnen 14 dagen na het verschijnen van dit
tijdschrift te richten aan: DAP Tussen Mark en Amer,
Watertorenstraat 9,4927 RC te Hooge Zwaluwe ter attentie van
drs.C. Raamsteeboers, danwel per e-mail: raamsteeboers@planet.nl

High DIgestlve Security

• Laag zetmeelgehalte

• FOS (Fructo-Oligo-Sacctiariden) voor
een stabiele darmflora

• Zeoliet voor een stevige ontlasting

Essentiële vetzuren

• Evenwichtige omega-3 omega-6
vetzuurverhouding

• Voor een mooie en gezonde huid en
vacht

Verzuurt de urine niet

Aangepast brokje

Formaat en hardheid

Ook geschikt voor moederpoes tijdens
dracht en lactatie

Leverbaar in 500g,1,5kg en
4kg verpakking

Exclusief voor dierenartsen

R0Y>1LCkNIN

Royal Canin Nederland BV
Postbus 63 - 5460 AB Veghel-Tel.0413-318400
Internet: wviw.royalcanin.nl
E-mail: info@royalcanin.nl

-ocr page 444-

wffimm

m^m^émM

MMOBIEL

Fortiflex* is een nieuw, natuurlijk, aanvullend dien/oeder
ter ondersteuning van de opbouw van de gewrichten en
het bewegingsstelsel. Fortiflex* bevat onder andere
chondroftinesulfaat, een essentiële proteoglycaan voor
de stevigheid en elasticiteit van het gewrichtskraakbeen.

Fortiflex", een zeer sma-
kelijk tablet, is bij uitstek
geschikt voor de onder-
steuning van honden
met lichte of beginnende
bewegingsproblemen.
Fortiflex* kan veilig lang-
durig worden ingezet.
Door de lange nawerking
hoeft een Fortiflex* kuur
slechts enkele keren per
jaar te voorden gegeven.

Fortiflex

MEDIUM 375

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld

-ocr page 445-

Veterinarians required for regulatory
and enforcement work within the meat
industry throughout Great Britain

Eville eijones is looking to recruit enthusiastic veterinarians to
specialise in veterinary meat hygiene.

. Job description: Veterinary supervision offresh meat pre-
mises, carrying out duties such as ante-mortem, animal
w/elfare and hygiene inspection, SRM controls, export cer-
tification, and enforcement of all relevant legislation.

• Full time and part time opportunities available through-
out Great Britain, to join our team of 120 vets.

• Package of/20,000-/\'30,000 commensurate w/ith expe-
rience.

• Specialist training is provided.

• Company car, laptop computer and mobile phone provi-
ded.

« Up to to days Professional Development and training is
provided annually.

• Large administrative team to provide support and assis-
tance to vets using latest information technologies.

• Where English is not the candidates first language a pro-
ven level of competence in English is required.

• Applicants should send their CV by post to Andrea
McGivney, Century House, 1275 Century Way, Leeds
LSi5
8ZB, United Kingdom or by fax (44) 113 2840429, alterna-
tively e-mail to andrea.mcgivney(5)eandj.co.ul<.

• For more information on how to join the world largest pri-
vate veterinary food hygiene specialists, please ring
Andrea McGivney on (44) 1132840400.

• Recruitment is ongoing and high quality vets are always
welcome to send their details.

yoOR»

10 jaar en ouder

Voeding voor gesteriliseerde
en gecastreerde katten

Centev

VAN HALLD

NSTITUUT

Themadag

Grote grazers in natuurgebieden, nu en in de toekomst

De rol van de veterinair, beheersaspecten en regelgeving met betrekking
tot grote grazers die ingezet worden bij natuurbeheer.

Woensdag 31 januari te Amersfoort

Onderwerpen:

- Aspecten met betrekking tot volksgezondheid.

- Landelijk overzicht beheer grote zoogdieren.

- Actief populatiebeheer grote grazers, zorgplichten het spanningsveld:
huisdieren of wilde dieren, populatie of idividu?

- Gezondheidsaspecten grote grazers, doelstellingen en ethische
aspecten.

- Dedomesticatie en welzijn.

- Dierziekten, belangrijke aspecten voor dierenarts en de gangbare
veehouderij.

- Begrazingsbeheer in de praktijk.

I Aspecten worden door deskundigen belicht, o.a.: dhr. Minderhout
(Ministerie van VWS, VBN); dhr. Groot Bruinderink (Alterra); dhr. Piek
(Natuurmonumenten), dhr. Van Wieren en dhr. Koene (beide Universiteit
1 Wageningen).

ß

Inlichtingen en aanmelding:
\\ Van Hall Instituut Business Center, mevr. M. Haan,

Postbus 1754, 8901 CB Leeuwarden
I Tel.: (058) 284 61 60
Fax: (058) 284 61 99

onderhoek

training

Body Fat Control system

• Aangepast energiegehalte

• L-carnitine voor een

optimaal gebruik van vetreserves

Bijzonder smakelijk brokje

Aagepaste pH-waarde

• Verkleint de kans op struviet- en/of
oxalaatstenen, afhankelijk van de leeftijd

Hairball Regulator

• Ter vermindering van haarballen

Anti-Age system in Senior

• Vertraagt het verouderingsproces

• Toevoeging glucosamine en chondroïtine
ter bescherming van de gewrichten

• Verlaagd fosforgehalte

Leverbaar in 500g, 1,5kg en
4kg verpakking

Exclusief voor dierenartsen

RCftAlCKHlH

Royal Canin Nederland BV
Postbus 63 - 5460 AB Veghel- Tel.0413-318400
Internet: www.royalcanin.nl
E-mail: info@royalcanin.nl

-ocr page 446-

Een nieuwe generatie
ACE-remmer

Als eerste introduceerde Mycofarm in 1994 een
ACE-remmer in Nederland. Toen betekende dit een
doorbraak bij de behandeling van hartfalen bij honden.

Mycofarm heeft nu gekozen voor een nieuwe generatie
ACE-remmer: Vasotop met als actieve stof ramipril.

Ramipril is een sterk lipofiel molecuul. Hierdoor dringt het beter
door In de weefsels en heeft het naast een cardiovasculaire
werking levens een sterke werking op orgaan-niveau:

Vasotop

\'Mm

^Mycofarm

OOG VOOR DE PRAKTIJK

Vasotop^ tabletten. Diergeneesmiddel UDA. Voor de behandeling van hartinsufficiêntie bij honden. Tabletten voor orale toediening è 1.25 mg, 2.5 mg en 5 mg ramipril.
Dosering: 0.125 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Zie voor de volledige informatie de bijsluiter. REG NL 9726, 9727, 9716 UDA. Mycofarm Nederland B.V.. Postbus 8, 3730 AA De Bilt.

-ocr page 447-

DOXY-B effectief tegen luchtweginfecties

@ Een unieke combinatie van het breedspectrum antibioticum

doxycycline-hyclaat en het expectorans broomhexine
G Broomhexine maakt het taai slijm in de luchtv\\/egen los, maar zorgt ook

voor een uitstekende resorptie van doxycycline in de luchtv\\/egen
© Definitief geregistreerd en toegelaten voor medicatie op 1KB bedrijven
€1 Voor iedere toepassing het juiste product

Uw partner voor de toekomst

Ook verkrijgbaar via Aesculaap-groothandel, tel.: 0411 - 677 500
en A.U.V.-groothandel, tel.: 0485 - 335 533

Sinds kort is de unieke combinatie
Doxy-B in drie toedieningsvormen
leverbaar.

Algemene dosering: 10 mg doxycycline
en 1-2 mg broomhexine per kg
lichaamsgewicht per dag.

DRINKMIX DOXY-B 5%

REG NL 2668 UDA

Bevat per g; doxycycline-HCI 50 mg -

broomhexine als HCI 10 mg.

DOSERING: 2 l<g per 1000 liter drinkw/ater,

gedurende 3-5 dagen.

FEEDMIX DOXY-B

REG NL 2588 UDA
Bevat per g: doxycycline-HCI 20 mg -
broomhexine als HCI 2 mg.
DOSERING: 5 kg door 1000 kg voer
(attest), gedurende max. 5 dagen.

DOXY-B TOPDRESSING

REG NL 9136 UDA
Bevat per g: doxycycline-HCI 50 mg -
broomhexine als HCl 10 mg
DOSERING: 20 g per 10 kg voer,
gedurende 3-5 dagen.

INDICATIES:

Kalf: Bronchopneumonie veroorzaakt door
Pasteurella multocida en Pasteurella
haemolytica.

Varken: Bronchopneumonie veroorzaakt
door Pasteurella multocida en
Strepto-
coccen; enzoötische pneumonie veroor-
zaakt door Mycoplasma hyopneumoniae;
Pleuropneumonie veroorzaakt door
Actinobacillus pleuropneumoniae.

Zie het etil^et voor volledige informatie.

Geadviseerde wachttijd:
Kalveren en varkens 28 dagen.
Wachttijd IKB: 28 dagen.

DOPHARmP

VETERINAIRE

Postbus 205, 4940 AE Raamsdonksveer
Telefoon 0162 - 582020, Fax 0162 - 582025
E-mail: pr@dopharma.com
Homepage: www.dopharma.com

-ocr page 448-

van honden en katten ouder
dan 3 jaar kampt met (ernstige)
tandsteenvorming...

85

ANIMAL HEALTH

.... gelukkig
is er nu een
oplossing
voor het
probleem!

NIEUWE PRODUCTLIJN VOOR GEBITSVERZORGING

Regelmatige gebitsverzorging is van
groot belang om parodontale aan-
doeningen te voorkomen. De nieuwe
Virbac
onderhoudsproducten zijn
gebaseerd op het C.E.T. Dual Enzyme
System, dat de zuurproductie en
groei van bacteriën in de mondholte
remt. Maar ook voor de
reiniging van
het gebit zijn er producten beschik-
baar Deze bevatten 0,12% chloor-
hexidine, een zeer effectief wapen in
de strijd tegen tandsteen.

r.T

C.E.T.; Complex Enzymatic Thiocyanate
Gepatenteerde enzymcombinatie ter
bestrijding van orale bacteriën.

-ocr page 449-

Wetenschap

Gebruik elektromyografisch onderzoek als
diagnosticum en fenytoïne natrium als
therapeuticum bij klassieke hanetred
KWPN-paard

Antibiotica bij ongecompliceerde Salmonella
enteritis: zin of onzin?

Actua

Ammoniakuitstoot dierhouderij in Nederland

Hill\'s Pet Nutrition biedt opleidingsplaats aan

Eerste verkiezing Dierenartsassistent van het
Jaar groot succes

Escherichia co// 0157 op een kinderboerderij

KNMvD

Dierenartsen en veehouders willen meldpunt

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

issn 0040-7453

aflevering

24

Tijdschri
Diergeneeskun

-ocr page 450-

Es

nu

I?

ALLE "MERKEN"
VERTROUWEN EROP

QÄ Sdwnn» Plough
AnimsIHMHh

ook

verWrVßbaar m

Schering-Plough Animal Health, Maarssenbroeksedijk 4, NL-3606 AN Maarssen, Tel.: 0030/241.43.68 © 1998 Schering-Plough B.V. Alle rechten voorbehouden.

ESTRUMATE\' Samenstelling: Cloprostenolnatrium overeenkomend met 250 mcg cloprosternol per ml. Registratienummer: REG NL 5293. Kanallsatlestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough N.V
Stallestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Baarmoederonsteking of pyometra: suboestru; oestrussynchronisatie; onderbreking van ongewenste dracht; luteale cysten; partu
inductie. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoorten waarvoor het geneesmiddel bestemd is: Rund. Dosering; Per injectie: 0,5 mg cloprostenol per dier (= 2 ml) bij oestrussynchronisati(
twee injecties met 11 dagen interval bij onderbreking ongewenste dracht: tussen dag 5 en 150 bij partusinductie: vanaf 10 dagen voor de verwachte datum. Wachttijd: 1 dag voor de slacht, O dagen voc
de melk. Verder informatie in beschikbaar op aanvraag Schering-Plough N.V.

PLANATE\' Samenstelling: Cloprostenolnatrium overeenkomend met 87,5 mcg cloprostenol/ml. Registratienummer: REG NL 5294. Kanalisatiestatus: UDA. Registratiehouder: Schering-Plough N.V
Stallestraat 73, B-1180 Brussel, België. Therapeutische indicaties: Partusinductie, binnen de twee dagen die het einde van de dracht voorafgaan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Geen. Diersoorte
waarvoor het geneesmiddel bestemd is: Varkens (zeugen en jonge zeugen). Dosering: Éénmalig 175 microgram cloprostenol per dier. Wachttijd: 1 dag voor de slacht. Verdere informatie is beschikbai
op aanvraag Schering-Plough N.V.

-ocr page 451-

TIJDSCHRIFT
VOOR

DIERGENEESKUNDE

Journal ofthe Royal Netherlands Veterinary Association
Deel 125, aflevering 24,15 december 2000

Uit de Hoofdredactie 741

Oorspronkelijke artikelen

Het gebruik van elektromyografisch onderzoek als diagnosticum en fenytoïne natrium als

therapeuticum in een geval van klassieke hanetred bij een KWPN-paard; I.D. Wijnberg.

W. Back en J. H. van der Kolk 743

Overzichtsartikelen

Antibiotica bij ongecompliceerde Salmonella enteritis: zin of onzin? Een kritische

beschouwing van de literatuur; E. van Duijkeren en D.J. Houwers 748

Boekbespreking 747

Referaten 751

Vraag en antwoord 752
Berichten en verslagen

Ammoniakuitstoot van de dierhouderij in Nederland; J. C. Hanekamp 752

Veel animo voor praktijkproject Paratuberculose 754

Constitutie Cerberus 2000-200 1 755
Hill\'s Pet Nutrition maakt werk van \'veterinary commitment\'. Opleidingsplaats tot

specialist aangeboden aan UKG; S. Deleu 755

Zoetermeerse dierenkliniek praktijk van het jaar 2000 756

Project \'CowScore\' 75^

Opening vestiging Keuringsdienst van Waren Oost in Zutphen 757

Eerste verkiezing Dierenartsassistent van het Jaar groot succes 75^

Korting KNMvD-leden arbeidsongeschiktheidsverzekering Movir blijft 758

Diergeneesmiddelenwinkel 760

Congressen en Cursussen

Cursus Persoonlijke Ontwikkeling, samen met uw levenspartner 759

Vaccinatie, het einde? 759

Exclusieve nascholing dierenartsen in Zuid-Afrika 760

Mededelingen RVV

Aangifteplichtige besmettelijke dierziekten 760

Wetenschap

Actua

Praktijkgerichte, klinische avonden g

Tandheelkunde en
vloeistoftherapie

Drs. A.W. van Foreest
Cebitsafwijkingen bij de jonge hond

Drs. R. van Noort
vloeistoftherapie bij hond en kat

H 1000 MLLiLiiyLLn
nhwpaooo A|aaldoom

m

Woendag 10 januari 2001-Eindhoven
Dinsdag 20 maart 2001 -De Meern

Virbac Nederland bv Postbus 313, 3770 AH Bameveld

Telefoon (0342) 427 127 Fax (0342) 490 164

„ yirbac

-ocr page 452-

Hoofdredactie

Dr. W. Edel (voorzitter)

Dr. E.A. ter Laaii (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Joma

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)

Drs. A.E.J.M. van den Bogaard Jr. (Maastricht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)

Prof dr. A. de Kruif{Gent. België)

Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof. dr. J. de Schepper (Gent. België)

Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof. dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

Bureauredactie

Mw. A.M. Tummers
Mw. S.H. Umans-Ubbink

Bureau

Julianalaan 8-10, Postbus 14031,3508 SB Utrecht
Tel. 030- 25 10 II I/fax 030-25 19 847.
E-mail: tijdschrift@knmvd.nl.

KNMvD

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
Julianalaan 8-10. Utrecht

Postbus 14031,3508 SB Utrecht. Telefoon: 030 - 25 10 111. Fax 030-2511787

Secretariaat
Stafmedewerkers

Hoofdbestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter • • •

Drs. S.R. Heslinga, vice-voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Mw. drs. E.N.M. Harwig-Dings. lid

Drs. G. Huijser van Reenen, penningmeester

Drs. J. Togtema, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Dr. Tj. Joma, algemeen secretaris

Mw. drs. S.A.M. Deleu
Mr. A.P. Hilhorst

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess
Drs. J.L.M. Vaarten

Administrateur

Vacaturebank

Webmaster

H.S. de Vries

R.P. van Ringelestijn

Mw. dr.s. C.M. van Kalles

761

763

764

Mededelingen Keuringsdienst van Waren

Escherichia coli 0157 op een kinderboerderij; A.E. Heuvelink, C. van Heerwaarden,
R. van Oosterom, J. Edingen Y.T.H.P. van Duynhoven

2000 Hoogtepunten

Pluimveediergeneeskunde;/f.C Voeten

Studenten referaten

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het vereni-
gingstijdschrift van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden van
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde en voor niet-diercnartsen wordt vast-
gesteld door het Hoofdbestuur.

KNMvD

Maatschappijnieuws

Kerstgroet; ontwerp Henk Vrieselaar

Dierenartsen en veehouders willen gezamenlijk meldpunt voor klachten
Vleeskalveren en Maatschappij
Lustrumcongres Groep Paard

768

769
769
769

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD.
Julianalaan 8-10, Utrecht. ABN/AMRO N.V.. Postbus
30. 3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V., Postbus 85100. 3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V., Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Personalia

Doorlopende agenda

Contents

Original papers

The use of electromyografie examination as a diagnostic and phenytoid sodium as a
therapeutic method in a case of stringhalt in a Dutch warmblood horse; /.£).
Wijnberg,
W. Back, and J.H. van der Kolk

770

771

743

Advertenties

Commerciële advertenties; Bureau Weijer B.V., Veen-
dam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Review

Antibiotics for uncomplicated Salmonella enteritis: are they useful?; E. van Duijkeren,
and D.J. Houwers

748

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992;
117:31-4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht
zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld
of in de inhoud van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties.

Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie worden geweigerd of ingetrokken.

Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm of op

welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 453-

Rundveecrisis?

De Hoofdredactie heeft mij uitgenodigd om voor deze aflevering de editorial van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde te schrijven. \'Er is de laatste tijd nogal wat te doen op het gebied van rundvee\', zo
klonk het aan de andere kant van de lijn. Dat was een juiste constatering. De ene uitdaging volgt de
andere op....

Slijters, IBR, tuberculose, paratuberculose, intimidatie, VTEC, enzovoort. En toen, terwijl het rapport
van de Rekenkamer over de kadaververwerking nog van de persen rolde, was er Eibergen, een nieuw
geval van BSE. Toen was Nederland pas echt in rep roer Toch ben ik blij dat dit geval gevonden is. Je
moet er toch niet aan denken dat het niet gevonden was en de koe pas in het slachthuis opgevallen was.
Laat staan dat het helemaal niet ontdekt was. Eibergen heeft aangetoond dat het systeem werkt en dat
veehouder en dierenarts hun verantwoordelijkheid kennen en nemen.

We wisten dat er een nieuw geval van BSE kon komen en het zal ook wel niet het laatste zijn.
Vooralsnog blijft het gelukkig bij incidenten. Bovendien wordt specifiek risicomateriaal, zoals herse-
nen en ruggenmerg, verbrand. Ik denk dus dat de BSE-situatie in Nederland gunstig is. Eibergen doet
daar niets aan af Desalniettemin moet je alle maatregelen nemen om de voedselveiligheid te optima-
liseren. Op het moment dat een praktisch uitvoerbare, en dat wil zeggen een snelle en betrouwbare test
beschikbaar is voor het testen van geslachte dieren, dan moet je afwegen wat die test toevoegt aan de
huidige diagnostiek in het veld en de geïntensiveerde steekproefmethodiek. Als dat voldoende toege-
voegde waarde heeft, moet je die test toepassen. De consument vraagt om garanties en die vraag moet
je serieus nemen. Serieus nemen wil niet zeggen dat je alles maar moet doen wat in een opwelling op-
komt, maar betekent dat je een afweging van voor- en nadelen maakt en vervolgens op rationele gron-
den een beslissing neemt.

Belangrijk daarbij is dat de controlesystematiek in de verschillende landen van de EU gelijk is. De im-
portstops die over en weer worden afgekondigd en de verschillende maatregelen die gelden voor die-
ren afkomstig uit verschillende landen, kimnen tot problemen leiden. Ik sluit niet uit dat als deze situ-
atie voortduurt, oneigenlijke transporten van slacht\\\'ee op gaan treden en vrees dat een en ander ook
het dierenwelzijn niet bevordert. De eerste gelidden uit het veld over stieren die te lang moeten staan
voor zij geslacht kunnen worden, zijn al hoorbaar Ook dat is een aspect van de politieke besluitvor-
ming en dient niet alleen als een probleem van de veehouder gezien te worden. Bovendien is op dit mo-
ment niet duidelijk of er een groot verschil bestaat in de problematiek in de verschillende West-
Europese landen. Niet alleen in Frankrijk, maar ook in België zijn dit jaar nogal wat gevallen van BSE
gevonden en ook Duitsland blijkt niet vrij. De uitslagen van de Prionics-test zullen er in de nabije toe-
komst meer informatie over geven.

Gezien de bewuste omgang van veehouders en dierenartsen met de BSE-problematiek heb ik goede
hoop dat de Prionics testen in Nederland weinig extra informatie op zullen leveren. De EU heeft
Nederland in de nazomer van 1999 nog een compliment gegeven over haar aanpak van BSE en dat
geeft vertrouwen. Vertrouwen in de Nederlandse veehouderij en haar producten en dat gaat natuurlijk
\'veel verder dan BSE. Ik ben van mening dat de samenleving in Nederland zich onvoldoende realiseert
wat voor een kwalitatief goede landbouw we in ons landje hebben en dat we daar zuinig op moeten
zijn.

Theo Lam

Groep Geneeskunde van het Rund

Voorzitter

-ocr page 454-

Doorbraak bij de behandeling:
Een langere levensverwachting
met het Whiskas\' Low Phosphorus

Low Protein Dieet.

Äi^\'ÄlhiH

► Het Whiskas* Low Phosphorus Low Protein Dieet
Verl engt de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie significant.

*■ Klinische studies in samenwerking met het
Royal Veterinary College"" tonen aan dat,
wanneer het Whiskas Low Phosphorus Low Protein
Dieet wordt gebruikt als onderdeel van de
behandeling, de levensduur van katten met
chronische nierinsufficiëntie toeneemt.

*■ Met de Whiskas* Veterinaire Diëten kunnen
katten met nierinsufficiëntie langer leven.

1 Elliott J, Barber PJ, Rawling JH and HarkweJl PJ (1998)
Effects of phosphate and protein restriction on progression
of chronic renal failure in cats. J. Vet. Int. Hed.; 12: 221.

2 Onderzoek onder bestaande patiënten

Klinische diagnose:

Chronische nierinsufficiëntie bij de kat.

NUTRITION

SOLUTIONS

------

VETERINARY DIETS

Voor meer informatie: Waltham Veterinaire Service, Postbus 81,5460 AB Veghel Tel: 0413-383269 Fax: 0413-340229.
Voor hestellingen: Virbac Nederlond BV, Postbus 313,3770 AH Borneveld Tel: 0342-427127 Fax: 0342-490164.
De
Pedigree^ en Whiskas \' diëten zijn uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

-ocr page 455-

Het gebruik van elektromyografisch onderzoek als diagnosticum en
fenytoïne natrium als therapeuticum in een geval van klassieke
hanetred bij een KWPN-paard

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 725:43-7

I.D. Wijnberg\\ W. Backten J.H. van der Kolk\'\'

SAMENVATTING

Dit artikel beschrijft een geval van éénzijdige hanetred
aan het rechter achterbeen welke reeds 18 maanden be-
stond bij een vier jaar oude KWPN-ruin. De enige afwij-
king die kon worden vastgesteld was met behulp van elek-
tromyografisch naaldonderzoek: een verlengde insertie-
activiteit, fibrillatiepotentialen en positieve golven in rust
en een toegenomen EMG-activiteit in de rechter M. exten-
sor digitorum lateralis. Dit kan duiden op denervatie van
deze spier. Zowel verschillen als overeenkomsten met de
Australische vorm van hanetred werden vastgesteld. In
analogie met deze vorm van hanetred werd getracht door
toediening van fenytoïne natrium per os (9,3-15 mg/kg
LG) de hyperflexie te beïnvloeden. Een therapeutisch ef-
fect zonder bijwerkingen kon worden bereikt bij plasma-
concentraties tussen 5,1 en 9,9 mg/L op een dosering van
12 mg/kg LG fenytoïne twee maal daags, hetgeen in over-
eenstemming is met de literatuur (5-10 mg/L). Het EMG-
onderzoek lijkt een bijdrage te kunnen leveren aan het op-
helderen van de etiologie van de klassieke vorm van
hanetred, daar als afwijking een abnormale elektrische
activiteit van de M. extensor digitorum lateralis kon wor-
den vastgesteld. Bovendien bleek ook bij dit type hanetred
de hyperflexie van de tarsus te kunnen worden beïnvloed
door fenytoïne.

SUMMARY

Electromyography as diagnostic tool and phenytoin so-
dium as treatment in a case of stringhalt in a Dutch
Warmbloed horse

This paper describes a case of unilateral stringhalt present for 18 months in
the right hind limb of a 4-year-old Warmblood gelding. The only abnormali-
ties detected by e:extromyography (EMG) were a proloonged insertion acti-
vity, fibrillation potentials, and positive waves at rest and enhanced EMG ac-
tivity in the right lateral digital extensor muscle on muscle contraction. This
Mm interpreted as denervation and hyperirritability of this muscle. Both simi-
larities and differences with Australian stringhalt could be found. As descri-
bed for horses sufferingfrom Australian stringhalt, phenytoin sodium was ad-
ministered orally in a dosage ranging from 15 to 9.3 mg/kg body weight in
order to try to influence the hyperflexia. Therapeutic effects without side ef-
fects could be achieved at plasma concentrations between 5.1 and 9.9 mg/L at
a dosage of 12 mg/kg body weight twice daily, which is consistent with data in
the literature (5-10 mg/L). The EMG examination seems to help to clarify the
aetiology of the classical form ofstringhalt, since the only abnormality in this
patient was an abnormal electrical activity in the lateral digital extensor mus-
cle. As in Australian stringhalt, in this type ofstringhalt phenytoin also relie-
ved the hyperflexion of the tarsus.

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Inwendige Ziehen, Universiteit

Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde. Yalelaan 16. 3584 CM Utrecht.
^ Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Heelkunde. Universiteit Utrecht.

Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht.

INLEIDING

Hanetred is een klinische benaming voor een afwijkende gang
van één of beide achterbenen, welke gekarakteriseerd wordt
door een overdreven flexie van het betreffende achterbeen. De
oorzaak ervan is zeer divers en de diagnose hanetred is der-
halve feitelijk een benaming van een bepaalde manier van lo-
pen zonder iets te zeggen over de oorzaak ervan. De diagnos-
tiek is erop gericht anatomische veranderingen vast te stellen
c.q. uit te sluiten welke verantwoordelijk zijn voor de typische
gang. Een eventuele therapie is vervolgens afhankelijk van de
oorzaak.

Hanetred kan in drie categorieën worden ingedeeld: bij de eer-
ste vorm, de valse hanetred, kan de oorzaak van de afwijkende
gang gelegen zijn in bijvoorbeeld een pododermatitis, habitu-
ele patellafixatie of een emstige dermatitis van de kootholte.
Deze vorm wordt nogal eens ten onrechte ondergebracht onder
de klassieke vorm van hanetred (8,15). Daar er een duidelijke
oorzaak achter de hanetred te vinden is, is de therapie gericht
op het verhelpen van het primaire probleem. De tweede vorm is
de klassieke hanetred. Deze treedt uni- of bilateraal op. Er be-
staan diverse hypothesen over de oorzaak, zoals adhesies van
strekspier of -pees in de buurt van het tarsaalgewricht, intra-ar-
ticulaire beschadigingen, peescontracties na trauma of degene-
ratieve veranderingen in de perifere zenuwen (1,5,7,8,15). Het
ontbreken van duidelijkheid over de oorzaak van klassieke ha-
netred leidt tot het instellen van een symptomatische behande-
ling indien mogelijk. De derde vorm is de Australische vorm
van hanetred, welke epidemisch voorkomt in met name
Australië en Nieuw-Zeeland en welke veroorzaakt wordt door
een distale axonopathie van onder andere de N. peroneus.
Naast spontaan herstel in de loop van de tijd werd verbetering
van de klinische symptomen en een sneller volledig herstel ge-
zien na behandeling met fenytoïne natrium (11).
In andere landen dan bovengenoemde en de USA, waar be-
schreven is dat ingestie van een lathyruserwt verschijnselen
van hanetred kan veroorzaken, is geen epidemische vorm van
hanetred bekend. In de literatuur echter, wordt incidenteel ge-
suggereerd dat een neurogene afwijking van de M. extensor
digitorum lateralis de klassieke vorm van hanetred kan veroor-
zaken zonder dat dit verder wordt gespecificeerd (1,13,15).
Dit artikel beschrijft een geval van hanetred waarin bij elektro-
myografisch onderzoek een afwijkend elektrisch activiteitspa-
troon van de M. extensor digitorum lateralis van het afwij-
kende been werd gevonden, waama een behandeling met
fenytoïne natrium volgde.

ZIEKTEGESCHIEDENIS

Een vier-jarige KWPN-ruin van 640 kg werd aan de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergenees-
kunde, Universiteit Utrecht aangeboden met als klacht dat het
dier reeds langer dan anderhalfjaar een beeld vertoonde van
geleidelijk verergerende hanetred aan het rechter achterbeen.
Een afwijkende gang werd voor het eerst waargenomen nadat
hij enige tijd in training genomen was als toekomstig dres-

-ocr page 456-

suurpaard. Op het moment van aankomst in de kliniek was de
situatie zodanig verslechterd, dat geen van de gangen nor-
maai konden worden uitgevoerd.

KLINISCH ONDERZOEK

De algemene indruk over het paard was dat het een attent en
druk paard was, dat in een uitstekende lichaamsconditie ver-
keerde. Uitgebreid lichamelijk en bloedonderzoek brachten
geen afwijkingen aan het licht, anders dan de afwijkende
motoriek van het rechter achterbeen.

LOCOMOTIE ONDERZOEK
Monsteren op harde bodem

Bij het monsteren op de harde bodem werden de stap en draf
geëvalueerd. In stap bewoog het rechter achterbeen zich in de
zweeffase zeer frequent spastisch naar dorsaal of dorsolateraal.
De paslengte rechts achter was vrijwel continu sterk verkort. In
draf liet het paard een onregelmatige gang zien, met een ver-
korte pas rechts achter. Regelmatig werd het rechter achterbeen
spastisch naar dorsolateraal bewogen, hetgeen met name op de
volte, zowel in stap als in draf, op de rechterhand verergerde.

Monsteren op de zachte bodem aan de hand en aan de longe
In principe werd hetzelfde bewegingspatroon gevonden als
op de harde bodem, echter de spastische, vaak naar dorsola-
teraal gerichte beweging trad in mindere mate op. Het paard
kreunde regelmatig, waarbij dan hoofdschudden kon worden
waargenomen. De galopsprongen waren dermate verkort dat
de beide achterbenen frequent bijna tegelijkertijd afgezet
werden, waardoor een huppelende gang verkregen werd. Net
als bij het monsteren op de harde bodem verergerden de
symptomen bij belasting van het rechter achterbeen, zoals bij
longeren op de rechterhand of belasting op de slangenvolte.
Het paard verstapte zich vaak in draf en galop waardoor hij
vrij onvast ter been was.

Kreupelheidsonderzoek

Inspectie, palpatie en percussie van het rechter achterbeen
leverde geen afwijkingen op. Het opwekken van een patella-
fixatie voor of na sedatie bleek niet mogelijk. Wel verer-
gerde het klinische beeld na sedatie met 0,6 ml Domosedan®
(6 mg detomidine hydrochloride, Pfizer). De buigproeven
van de ondervoet en de sprong verliepen negatief Verdoving
van de N. peroneus en N. tibialis leidde niet tot verandering
van het klinische beeld. Het toedienen van een NSAID in de
vorm van 25 ml Prisantol® IV (per ml 240 mg isopyrine /120
mg fenylbutazone, ten tijde van opname van de patiënt nog
toegestaan) eveneens niet. Onder de man redde het paard
zich iets beter, maar kon het rechter achterbeen niet goed on-
derbrengen en toonde verzet op de rechterhand.

Neurologisch onderzoek

Bij het neurologische onderzoek konden geen verdere afwij-
kingen gevonden worden. Ondanks het feit dat het paard fre-
quent struikelde over de achterbenen en zelfs regelmatig
bijna viel tijdens het longeren, was hij niet atactisch. Deze
\'onhandigheid\' leek te wijten aan de frequente, zeer spasti-
sche bewegingen van het rechter achterbeen.

AANVULLENDE DIAGNOSTIEK
Röntgenologisch onderzoek

Opnames van de rechter knie, de rechter sprong en het rech-
ter kootgewricht vertoonden geen verklaring voor de waar-
genomen afwijkingen.

EMG-onderzoek

Een elektromyografisch onderzoek van de M. extensor digi-
torum longus en lateralis werd uitgevoerd van beide achter-
benen bij het staande, niet gesedeerde paard. Het EMG-on-
derzoek bestond uit naaldonderzoek, waarbij met behulp van
een concentrische naaldelektrode, welke in de spier geplaatst
werd, de elektrische activiteit van de spier gemeten werd. De
activiteit van de motorunit kan kwalitatief en kwantitatief
worden beoordeeld aan de hand van een visueel en een au-
diosignaal. De eerstgenoemde wordt op een computer-
scherm zichtbaar gemaakt, de tweede hoorbaar via een luid-
spreker, nadat het signaal via een voorversterker naar een
computersysteem is gestuurd. Beoordeling van het patroon
van elektrische activiteit van de motorunit op het plaatsen
van de naald (zogenaamde insertie-activiteit), in de rustsitu-
atie en tijdens aanspannen van de spier, levert informatie op
over het functioneren van de motorunit.
Het totale EMG-patroon van de rechter M. extensor digitorum
lateralis was sterk verschillend van de linker. De insertie-acti-
viteit van de M. extensor digitorum lateralis leek bij subjec-
tieve beoordeling verlengd. Veel spontane activiteit in de
vorm van fïbrillatiepotentialen en positieve golven werd waar-
genomen van de M. extensor digitorum lateralis rechts. Dit
kan duiden op een onderbreking in het aansluiten van de mo-
torunit op het bijbehorende axon. Aanspannen van het been le-
verde rechts veel meer EMG-activiteit op in de M. extensor di-
gitorum lateralis dan links, hetgeen geïnterpreteerd werd als
een overprikkeling van deze spier.

Echografisch onderzoek.

Bij echografisch onderzoek van de M. extensor digitorum la-
teralis werden geen afwijkingen gevonden van deze spier.

THERAPIE EN PLASMA-FENYTOINECONCENTRATIE
Gezien de overeenkomsten met het EMG-onderzoek, uitge-
voerd bij de paarden lijdende aan de Australische vorm van ha-
netred en de resultaten van de behandeling met fenytoïne bij
deze groep, werd besloten het paard gedurende een periode van
14 dagen te behandelen met fenytoïne natrium (Genfamia

Figuur 1. Verloop plasma-fenytoïneconcentratie (mg/L) van de KWPN-ruin gedu-
rende de behandeling.

500

plasma Phenytoine concentratie

E

10

* :

8

■(5

6

c

0)

0

4

• .

c

0

ü

2

...----

1500

1000
tijd (uren)

-ocr page 457-

Maarssen) 15 mg/kg lichaamsgewicht (LG) per os, elke twaalf
uur, onder controle van de plasmaconcentratie fenytoïne.
Tevens zou het paard voorzichtig getraind worden. Na acht da-
gen werd de dosering gereduceerd naar 12 mg per kg LG twee
maal daags, in verband met de waargenomen bijwerkingen en
de hoge plasmaconcentratie totaal fenytoïne. Na 14 dagen
werd de dosering geleidelijk verlaagd. Na een totale behandel-
duur van één maand werd het paard nog éénmaal daags 9,3
mg/kg LG toegediend waama werd gestopt. De training werd
verder opgebouwd. Een maand later werd de behandeling met
fenytoïne opnieuw gestart in een dosering van 12 mg/kg LG
twee maal daags, gedurende twee maanden, terwijl het paard
werd doorgetraind.

Telkens voor toediening van de volgende dosering fenytoïne
werd 10 ml heparineplasma afgenomen uit een jugulairvene.
De totale fractie fenytoïne werd door het laboratorium van
de apotheek van het Academisch Ziekenhuis Utrecht be-
paald (Zie figuur 1).

KLINISCH VERLOOP

Het paard liet een sterk afwijkend bewegingspatroon zien zo-
als hierboven beschreven is. Naast de toediening van feny-
toïne natrium per os zou het paard een uur per dag afgestapt
worden in de stapmolen. Daar fenytoïne per os ook als anti-ar-
rytmicum bij het paard effectief is (17), zou gedurende de eer-
ste 48 uur een telemetrische ECG-controle plaatsvinden; ech-
ter het paard accepteerde de bewakingsapparatuur niet. In
plaats hiervan werd het hart deze periode regelmatig geauscul-
teerd om eventuele ritmeveranderingen vast te stellen. Daar
fenytoïne uitgescheiden wordt in de urine na hydroxylatie en
conjugatie door de lever (4), werd de activiteit van de leveren-
zymen gecontroleerd. Verhoging van de activiteit van de le-
verenzymen zou kunnen leiden tot veranderingen in de bloed-
plasmaconcentraties. Afwijkingen aan hartritme of activiteit
van de leverenzymen werden gedurende de behandeling niet
vastgesteld.

Na zeven dagen behandelen werd een duidelijke verbetering
van de gangen waargenomen. De paslengte en regelmaat wa-
ren in draf vergroot en zowel de linker als rechter galop waren
verbeterd. Het rechter achterbeen werd minder extreem naar
dorsolateraal gebracht. Op de harde bodem liep het paard net
als voorheen slechter dan op de zachte bodem, maar de bewe-
ging op de volte was beter. Het paard maakte echter een licht
gesedeerde indruk. Hij liet zijn onderlip ietsje afhangen en liep
slapper en minder gecoördineerd. Om deze reden werd de
plasmaconcentratie fenytoïne gecontroleerd en deze bleek te
zijn gestegen naar 13 mg/L. De dosering werd hierop verlaagd
naar 12 mg/kg LG, elke twaalf uur. Na 14 dagen behandelen
waren de gangen regelmatiger, de paslengte verder toegeno-
men en de galopsprongen sterk verbeterd. Het kreunen en
hoofdschudden werden niet meer waargenomen. De afwij-
kende beweging was in stap niet verdwenen, maar wel ver-
minderd in frequentie en ernst. Enige vorm van sedatie was
niet opvallend. Een controle EMG was in verband met het
temperament van het paard helaas niet meer uitvoerbaar.
Zoals afgesproken met de eigenaar werd de behandeling thuis
voortgezet tot een totale behandelingsduur van drie weken om
hierna de dosering langzaam af te bouwen. Ondertussen werd
het paard voorzichtig getraind.

Aan het einde van de behandelperiode liep het paard volgens
de eigenaar goed onder het zadel, maar liep hij in de weide
minder goed. Inspectie van videomateriaal van het paard liet
inderdaad een duidelijke verbetering van de gangen zien, ech-
ter wat ons betreft in onvoldoende mate voor het niveau van
presteren waar het paard voor bestemd was. Nadat vervol-
gens geleidelijk de dosering phenyoine verlaagd was tot een
dosering van éénmaal daags 9,3 mg/kg LG verslechterden de
bewegingen. De eigenaar trainde het paard vervolgens zonder
medicatie door en na drie weken bleek dat er wel een blij-
vende verbetering was opgetreden, maar in onvoldoende
mate.

Om het paard de gelegenheid te geven een langere periode
een normaler bewegingspatroon te handhaven werd de be-
handeling met 12 mg/kg LG fenytoïne herhaald gedurende
acht weken. Na twee maanden was het paard verbeterd, maar
zonder de fenytoïne verslechterden de gangen weer. De gan-
gen bleven te houterig voor een dressuurpaard dat op topni-
veau zou moeten werken. Geadviseerd werd het paard indien
mogelijk, in ieder geval nog een jaar aan te houden (Zie dis-
cussie).

DISCUSSIE

De Australische vorm van hanetred wordt met name gezien
aan beide achterbenen en soms worden zelfs aan de voor-
hand afwijkingen gezien. Het treedt epidemisch op en wordt
vaker vastgesteld na een periode van droogte. Een gemeen-
schappelijke factor in het management van de getroffen po-
pulaties is dat het optreedt bij paarden die gehuisvest zijn op
arme grond waar met name de plant
Hypochaeris radicata in
overvloed op wordt aangetroffen. Men suggereert hiermee
dat er een neurotoxine wordt opgenomen van deze weide-
grond, ofwel afkomstig van bovengenoemde plant ofwel een
mycotoxine. Een distale axonopathie van de perifere zenu-
wen lijkt verantwoordelijk te zijn voor de gevonden neur-
ogene atrofie van met name de N. peroneus en tibilialis. Een
belangrijk verschil met de klassieke vorm is dat diverse ze-
nuwen aangetast kunnen raken inclusief zenuwen van de
voorhand en de N. laryngeus recurrens met bijpassende
symptomen. Tevens treedt er naast initiële spieratrofie over
het algemeen spontane verbetering en zelfs totale genezing
op(5,6,7,10,11,14,15).

Volgens Huntington c.s. (11) kan fenytoïne-natrium hierbij
een rol spelen door het remmend effect op de prikkelgelei-
ding (2,3,4). Bij paarden met Australische hanetred werd
door Huntington c.s (10,11) met behulp van oppervlakte
elektroden een afwijkend elektromyografisch (EMG) aan-
spanningspatroon van de M. extensor digitorum longus vast-
gesteld tezamen met een te hoge mstactiviteit. De auteurs
suggereren dat hyperexcitatie van de motomeuronen aan
deze vorm van hanetred ten grondslag ligt. In een vervolg-
studie heeft men een groep paarden lijdende aan de
Australische vorm van hanetred met fenytoïne behandeld
(11). Het resultaat was naast klinische verbetering tevens
normalisatie van het EMG. Daamaast leek de indruk te be-
staan dat de paarden die behandeld waren geweest met feny-
toïne, sneller volledig hersteld waren dan de onbehandelde
dieren, terwijl centraal werkende spierrelaxantia met wisse-
lend of geen succes zijn toegepast in eerdere studies
(5,11,15).

Fenytoïne heeft de potentie zenuwmembranen te stabiliseren
door middel van het reduceren van de prikkelbaarheid van de
synapsen, waardoor de transmissie van impulsen geredu-
ceerd wordt. Dit wordt bewerkstelligd door hyperpolarisatie,
het verhogen van de drempelwaarde van de depolarisatie en
verlagen van de piekwaarde van de actiepotentiaal hetgeen
tot stand komt door beïnvloeding van het ionentransport van
natrium, kalium en calcium over de celmembraan (4,9,16).
Bij de patiënt zoals hier beschreven werden geen anatomische

-ocr page 458-

afwijkingen gevonden welke de hanetred konden verklaren.
Wel bleek uit het EMG-naaldonderzoek dat er aanwijzingen
waren voor denervatie (spontane activiteit en verlengde inser-
tie-activiteit) en overprikkeling van de rechter M. extensor di-
gitorum lateralis. Onze bevindingen bij dit paard lijken aan te
sluiten bij de afwijkingen welke gevonden zijn bij paarden lij-
dende aan Australische hanetred of in incidentele gevallen van
klassieke hanetred (1,10,11,15).

Ondanks het feit dat er vele hypothesen zijn, blijft het me-
chanisme achter de hyperflexie welke optreedt bij hanetred,
vooralsnog onopgehelderd (7). Een veronderstelling is dat
beschadiging van de zenuwvezels afkomstig van de spier-
spoeltjes leidt tot de spastische gang (7). Huntington c.s sug-
gereren een mogelijk defect op het niveau van de motorische
eindplaat of in de axonen van motomeuronen (10), maar een
verklaring hoe dit de hyperflexie moet veroorzaken wordt
niet gegeven. Het EMG-onderzoek van de hier beschreven
patiënt wees op een verstoorde elektrische activiteit van de
M. extensor digitorum lateralis. Om vast te stellen of de sto-
ring op het niveau van de neuromusculaire transmissie of in
de perifere zenuwbaan gezocht moet worden is aanvullend
elektrofysiologisch onderzoek nodig. Omdat wel vastgesteld
werd dat een perifeer neuromusculair probleem ten grond-
slag leek te liggen aan de hanetred van de beschreven patiënt
werd verondersteld dat fenytoïne een therapeutisch effect
zou kunnen hebben bij onze patiënt.

Fenytoïne heeft onder andere zijn effect bewezen in de be-
handeling van spiertrillingen bij het paard welke optreden in
het kader van Hyperkalemische Periodieke Paralyse en myo-
tonic (2,3). Zoals eerder beschreven heeft het een remmend
effect op de prikkelbaarheid van de zenuwen door beïnvloe-
ding van het calcium- en natriumtransport over de celmem-
braan (3,9,16). Mogelijk zou via dit mechanisme, in analogie
met de respons hierop van paarden met Australische hane-
tred, ook het functioneren van de M. extensor digitorum late-
ralis bij deze ruin beïnvloed kunnen worden. De orale behan-
deling met fenytoïne werd gestart met een dosering van 15
mg/kg LG, elke 12 uur, hetgeen vergelijkbaar is met de dose-
ring welke door anderen is gebruikt bij de behandeling van
spierproblemen bij het paard (2,3). De bereikte therapeuti-
sche plasmaconcentraties leken bij deze patiënt te liggen tus-
sen de 5 en 10 mg/L, hetgeen in overeenstemming is met de
waarden zoals aangegeven inde literatuur (2,3,12). Wel leek
bij doseringen, welke leidden tot een plasmaconcentratie van
5,1 mg/L, het therapeutisch effect geringer dan bij waarden
boven de 6 mg/L.

Ondanks het feit dat enzyminductie kan leiden tot een ver-
korte halfwaardetijd (4), bleek bij dit paard de plasmaconcen-
tratie, na het bereiken van een plateau op dag 3, door te stijgen
(13,1 mg/L) (Zie figuur 1). Bij deze concentratie maakte het
paard een gesedeerde indruk en was zijn coördinatie vermin-
derd. In een studie naar de farmacokinetiek van fenytoïne bij
het paard, werden symptomen van ernstige toxiciteit pas
waargenomen bij 16 mg/L (12). Bijwerkingen of gevolgen
van overdosering bij het paard zijn sedatie, incoördinatie en
omvallen (12). Ons paard leek wel onder de indruk, maar van
toxiciteit was geen sprake. Na het verlagen van de dosering
naar 12 mg/kg LG elke 12 uur werd het klinisch effect behou-
den zonder verdere aanwijzingen voor bijwerkingen.
Fenytoïne wordt in hoge mate gebonden aan albumine en de
vrije fractie is de actieve fractie. Bij het paard blijkt feny-
toïne in mindere mate aan eiwit te binden dan bij de mens en
de hond, waardoor er een hogere biologisch actieve vorm
van de stof beschikbaar komt wat zijn weerslag heeft op de
dosering (12). Om financiële redenen is in het hier beschre-
ven geval volstaan met het bepalen van de totale fractie,
mede omdat er wel gegevens bekend zijn over de totale plas-
maconcentratie fenytoïne bij de toepassing van fenytoïne
voor diverse spierproblemen maar over de vrije fractie alleen
voor toepassing bij arrytmiën (17).

Bij de mens is bekend dat de stijging van de serumconcentra-
ties niet recht evenredig is met het stapsgewijs verhogen van
de dosis. Na het bereiken van een zekere serumconcentratie
stijgt deze onevenredig (9). Tevens bestaat er een individu-
eel verschil in biologische beschikbaarheid na orale toedie-
ning (bij het paard werd een biologische beschikbaarheid ge-
vonden variërend van 23- 44% (12)). Dit zal ook van invloed
zijn op de uiteindelijke plasmaconcentratie, net als de induc-
tie van microsomale enzymactiviteit van de lever welke de
halfwaardetijd zou kunnen beïnvloeden, en de tussen de spe-
cies verschillende mate van eiwitbinding van fenytoïne
(4,9,12). Deze gecompliceerde farmacokinetiek van feny-
toïne impliceert de noodzaak van controle van de plasma-
concentratie om de therapie te sturen.
De ruin verbeterde goed op behandeling met fenytoïne aan-
gevuld met het hervatten van de training. Echter volledig
herstel na het stoppen van de toediening fenytoïne trad niet
op. Omdat de klachten 18 maanden bestonden, leek het mo-
gelijk dat het paard door de langdurige afwijkende gang in
een vicieuze cirkel terecht was gekomen van een verkeerd
gebruik van de gehele achterhand, veroorzaakt door de hane-
tred. Om deze reden werd het paard voor een langere periode
behandeld met fenytoïne tezamen met een verdergaande trai-
ning om het dier gelegenheid te geven gedurende een langere
periode de achterhand weer normaal te gebruiken. Op deze
manier werd getracht een vollediger herstel te bewerkstelli-
gen. Helaas bleek dat ook na déze periode onvoldoende ver-
betering was opgetreden.

Een andere mogelijke therapie welke voor kortere of langere
duur tot herstel van hanetred kan leiden is excisie van de pees
of spierbuik van de M. extensor digitorum lateralis.
Verwijdering van de M. extensor digitonim lateralis leek juist
vanwege de gevonden verstoorde functie van de genoemde
spier voor deze patiënt nog een therapeutische mogelijkheid,
maar hiervoor gaf de eigenaar geen toestemming.
Omdat behandeling van Australische hanetred met fenytoïne
versnelling van de totale genezing leek te induceren na het
stoppen van de fenytoïne, werd het paard nog enige tijd aan-
gehouden en gevolgd. Echter ook op langere termijn bleek
het paard nog onvoldoende te functioneren. Hierbij moet
men zich realiseren dat het gebruiksdoel van dit paard het be-
reiken van een topniveau dressuur was en gedeeltelijke ver-
betering onacceptabel was. Ook in de springsport bleek het
paard niet te voldoen en hij is uiteindelijk teruggetrokken uit
de sport.

Blijkbaar was ook bij deze patiënt fenytoïne in staat via het
mechanisme van remming van de prikkelbaarheid van de ze-
nuwen, de spasticiteit van het rechter achterbeen klinisch te
onderdrukken.

Elektromyografisch naaldonderzoek lijkt een waardevolle
aanvulling in de diagnostiek naar de oorzaak achter het op-
treden van hanetred. Indien neurogene afwijkingen gevon-
den worden bij dit onderzoek is behandeling met fenytoïne
een mogelijkheid. Deze bevindingen tezamen lijken de hy-
pothese van Cahill (7) aan te scherpen, namelijk dat er niet
zozeer sprake is van beïnvloeding van de overdracht van
proprioceptieve informatie die centraal ontvangen wordt als
wel dat er schade is aan het perifere zenuwstelsel. De enige

-ocr page 459-

door ons waargenomen bijwerking van toedienen van feny-
toïne was sedatie en daardoor slap lopen. Over de vraag of de
behandeling in de Nederlandse situatie ook kan leiden tot
blijvende verbetering zijn op dit moment te weinig gegevens
bekend. Indien fenytoïne slechts tijdelijk effect sorteert zou
wellicht tenectomie en/of myectomie van de afwijkende
spier uitkomst kunnen bieden.

DANKWOORD

De auteurs bedanken mevrouw drs. E.M.H. van der Eist en mevrouw drs.
D.J Wilps voor het vereenvoudigen van de literatuurstudie in de vorm van
het schrijven van de scriptie \'Hanetred bij het paard\', begeleid door W. Back
en LD. Wijnberg.

LITERATUUR

1. Adams SB. Stringhalt. In: Auer and Stick. Equine Surgery 2nd Ed.
Philadelphia: WB Saunders Company, 1999: 723-5.

2. Beech J, Fletcher JE, Lizzo F, and Johnston J. Effect of phenytoin on
the clinical signs and in vitro muscle twich characteristics in horses
with chronic intermittent rhabdomyolysis and myotonia. Am J Vet Res
1988;49(12):2130-3.

3. Beech JB, Fletcher JE, Tripolitis L, and Lindborg S. Effects of pheny-
toin in two myotonic horses with hyperkalemic periodic paralyses.
Muscle and Nerve 1992; 15: 932-6.

4. Booth NH. Hypnotics, sedatives, and anticonvulsants.ln: Booth NH
and mcDonalds LE, eds. Veterinary Pharmacology and Therapeutics
6th Ed. Ames, Iowa State University Press, 1988: 281 -4.

5. Cahill Jl, Goulden BE, and Pearce HO. A review and some observa-
tions on stringhalt. NZ vet J 1985:33: 101-4.

6. Cahill JI, Goulden BE, and Jolly RD. Stringhalt in horses: a distal

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

axonopathy. Neuropathology and applied Neurobiology 1986; 12:
459-75.

Cahill JI, and Goulden BE. Stringhalt-current thoughts on aetiology
and pathogenesis. Equine vet J 1992; 24 (3): 161-2.
Crabill MR, Honnas CM, Scott Taylor D, Schumacher J, Watkins JP,
and Snyder JR. Stringhalt secondary to trauma to the dorsoproximal
region of the metatarsus in horses: 10 cases (1986-199!). J Am Vet
Med Assoc 1994; 205 (6): 867-9.

Finn AL. Anticonvulsants. In: Mungall DR, ed. Applied Clinical
Pharmacokinetics. New York: Raven Press, 1983: 110-5.
Huntington PJ, Jeffcot LB, Friend SCE, Luff AR, Finklestein DI, and
Flynn RJ. Australian Stringhalt - epidemiological, clinical and neuro-
logical investigations. Equine vet J 1989; 21(4): 266-73.
Huntington PJ, Seneque S, Slocombe RF, Jeffcott LB, Mclean AM,
and Luff AR. Use of phenytoin to treat horses with Australian string-
halt. Aust Vet J 1991; 68 (7): 221 -4.

Kowalczyk DF, and Beech J. Pharmacokinetics of phenytoin (diphe-
nylhydantoin) in horses. J vet Pharmacol Therap. 1983; 6: 133-40.
Mayhew IG. In: Large animal neurology: a handbook for veterinary
clinicians. Lea and Febiger, Philadelphia: 1989: 219.
Slocombe RF, Huntington PJ, Friend SCE, Jeffcot LB, Luff AR, and
Finkelstein. Pathological aspects of Australian Stringhalt. Equine vet J
1992; 24 (3): 174-83.

Stashak TS. Stringhalt. In: Adam\'s lameness in horses 4th Ed. Lea and
Febiger, Pheladelphia. 1987: 723-5.

Twombly DA, Yoshii M, and Narahashi T. Mechanisms of Calcium
Channel Block by Phenytoin. J of Pharmacol and Exp Therapeutics
1988; 246(1): 189-95.

Wijnberg ID, Kolk JH van der, and Hiddink EG. Use of phenytoin to
treat digitalis- induced cardiac arrhythmias in a miniature Shetland
pony. Vet Ree 1999; 144: 259-61.

Uw/ medewerking om patiënten door te sturen die geschikt zijn voor deelname aan onderzoek naar hanetred,

wordt op prijs gesteld.

Tierproduktion

J. Weiss, W. Pabst, K.E. Strack en S. Cranz. Uitgegeven
door P. Parey, Berlijn, 2000.

Dit jaar is de 12e, herziene, druk uitgekomen van dit boek.
Het is met name geschreven voor voorlichters in de land-
bouwhuisdierensector en voor de veehouders zelf Het is in
zeer duidelijke en begrijpelijke (Duitse) taal geschreven en
kan, volgens de auteurs, dienen als leerboek of naslagwerk.
Aangezien dit al de 12e druk is, is er kennelijk een groot pu-
bliek, waaronder zich ook dierenartsen bevinden. Het boek
lezende wordt al snel duidelijk waarom. In zeer beknopte
stijl worden alle onderwerpen die met dierhouderij te maken
hebben behandeld. Dus van biochemie en genetica tot aan
stalbouw en economie toe. In het eerste deel van het boek
worden de algemene basisvakken behandeld zoals cel-
biologie, stofwisseling, algemene anatomie, immunologie,
genetica, fokkerij, moderne voortplantingstechnieken en
wettelijke regelingen. Vervolgens komen in een tweetal
hoofdstukken de voedingsleer en de voedermiddelen aan de
orde. Tot slot worden per diersoort de specifieke aspecten
van de soort en de houderij van runderen (melk en vlees),
varkens, pluimvee, en schapen behandeld. Daarbij wordt in-
gegaan op productie, economische aspecten, topografische
anatomie, immunologie, huisvesting en verzorging, fokkerij,
opfok en zelfs een paar belangrijke ziekten worden beschre-
ven. Het boek bevat in totaal zo\'n 700 pagina\'s inclusief een
register.

Als leerboek lijkt het mij enigszins te beknopt, vooral omdat
de meeste onderwerpen behandeld worden op een manier die
weinig ruimte voor discussie of twijfel overlaat. Ook ont-
breekt vaak de achtergrond van bepaalde zaken. Watje moet
weten voor de praktijk staat er in, niet het waarom. Als na-
slagwerk is het een zeer bruikbaar boek, vooral voor de on-
derwerpen waar je niet regelmatig mee te maken hebt maar
toch af en toe eens naar zou willen kijken. De informatie over
de meeste items ziet er op het oog zeer compleet uit en er
wordt een duidelijk beeld gegeven van de gangbare opvattin-
gen over de stand van zaken. Het betreft echter alleen de
grote lijnen, echte diepgang in een onderwerp ontbreekt over
het algemeen. Ieder hoofdstuk is voorzien van vele figuren
(soms in kleur) en foto\'s. Helaas staan er geen literatuurrefe-
renties in de tekst. Aan het einde van het boek zijn een paar
pagina\'s met interessante literatuur opgenomen, maar daar
staan vooral boeken en rapporten in, geen tijdschriftartike-
len. In de 12e druk is ook informatie toegevoegd met betrek-
king tot het welzijn in de moderne veehouderij omdat het
\'onvermijdelijk\' is hier aandacht aan te besteden. Erg veel
aandacht krijgt het welzijn dan ook niet. Hetgeen als een ge-
miste kans beschouwd kan worden.

Dr. F.J.C.M. van Eerdenburg

-ocr page 460-

Antibiotica bij ongecompliceerde Salmonella enteritis:
zin of onzin?

Een kritische beschouwing van de literatuur

Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125; 48-51

E. van Duijkeren en D.J. Houwers\'\'

O

SAMENVATTING

Dit artikel is een bewerking van het recent verschenen
artikel (6), dat een overzicht geeft van de humane en vete-
rinaire literatuur met betrekking tot het effect van anti-
microbiële middelen bij ongecompliceerde
Salmonella
enteritis. De belangrijkste conclusie is dat er geen bewijs
is voor het wijdverbreide standpunt dat antimicrobiële
middelen de uitscheidingsduur van salmonellae verlen-
gen.

SUMMARY

Antibiotics for uncomplicated Salmonella enteritis: are
they useful?

This arUcle, a version of an earlier publication (6), reviews the human and
veterinary literature on the ejfect of anti-microbials on uncomplicated
Salmonella enteritis. The main conclusion is that there is no evidence for the
widely held belief that anti-microbials prolong the time that salmonellae are
shed.

INLEIDING

Salmonellose komt bij mens en dier voor. Men onderscheidt
drie ziektebeelden: tyfus (veroorzaakt door
Salmonella
Typhi) en paratyfus (veroorzaakt door S. paratyphi A, B of
C) die uitsluitend bij de mens voorkomen en de niet-tyfoïde
salmonellose die bij mens en dier voorkomt. De niet-tyfoïde
salmonellose is een belangrijke zoönose en deze beschou-
wing beperkt zich hiertoe.

De klinische verschijnselen van de niet-tyfoïde Salmonella-
infecties
kunnen variëren van geen (asymptomatische sal-
monellose) tot sepsis en septische shock, maar de ongecom-
pliceerde (gastro)-enteritis komt het meest voor. Mensen en
dieren die langer dan drie maanden na infectie nog salmonel-
lae uitscheiden noemt men dragers.

OverziclitsartiHen

In veel veterinaire handboeken wordt aangeraden het ge-
bruik van antimicrobiële middelen te reserveren voor syste-
mische salmonellose en patiënten met een gestoorde afweer.
Toediening van antimicrobiële middelen bij ongecompli-
ceerde
Salmonella enteritis wordt nadrukkelijk afgeraden
omdat zij het ziekteverloop niet zouden beïnvloeden en de
duur van de uitscheiding van de bacteriën niet zouden bekor-
ten. Bovendien wordt vaak gesteld dat de uitscheidingsduur
juist wordt verlengd en resistentie-ontwikkeling wordt be-
vorderd. Er zou dus zelfs sprake zijn van contra-indicatie.

\' Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie. Afdeling Bacteriologie, Universiteit
Utrecht, Faculteit der Diergenee.skunde, Postbus 80165, 3508 TD Utrecht.

LITERATUURSTUDIE

Data met betrekking tot de mens

Het standpunt dat antimicrobiële middelen de uitscheidings-
duur van
Salmonella zouden verlengen is voornamelijk ge-
baseerd op drie retrospectieve onderzoeken bij de mens
(1,5,17). Deze wat oudere studies hebben echter zodanige te-
kortkomingen dat de conclusies ongefundeerd zijn. Meer re-
cente prospectieve, gecontroleerde, gerandomiseerde stu-
dies bij de mens tonen aan dat chlooramfenicol, neomycine,
aminopenicillines en trimethoprim/ sulfamethoxazole de uit-
scheidingsduur van salmonellae niet verlengen maar ook
niet verkorten. Ook de duur van de klinische symptomen
werd niet beïnvloed (8,9,11,12,15) (Tabel 1).
In tegenstelling tot bovengenoemde \'oudere\' antimicrobiële
middelen blijken fluoroquinolonen de ziekte- en/of uitschei-
dingsduur bij mensen met ongecompliceerde
Salmonella en-
teritis soms wel te verkorten (2,4,16,18,19). De conclusies in
de verschillende studies zijn echter niet eensluidend
(3,10,13) (Tabel 2), maar het is wel duidelijk dat fluoroqui-
nolonen vooral effect kunnen sorteren bij tijdige en vol-
doende lange toediening (kuur van minimaal vijf dagen)
(16,19). Voor de behandeling van
Salmonella-dragers in de
htimarie geneeskunde is de bëhandelingsduur echter veel
langer (21-28 dagen).Theoretisch zijn fluoroquinolonen ge-
schikt omdat de meeste
Salmonellae-stammen er goed ge-
voelig voor zijn en omdat ze in de darm en in de gal worden
uitgescheiden. Bovendien werken quinolonen intracellulair
en dit is waarschijnlijk van cruciaal belang aangezien
Salmonella facultatief intracellulaire pathogenen. Een ander
pluspunt is dat er tot nu toe geen plasmide gebonden resis-
tentie is beschreven (2,7,14).

Data met betrekking tot dieren

Literatuurgegevens over de klinische en bacteriologische ef-
fectiviteit van antimicrobiële middelen bij dieren zijn zeer
schaars. Voor landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren is
het belang en de aanpak van salmonellose verschillend.

Landbouwhuisdieren

Bij landbouwhuisdieren is er meestal sprake van een koppel-
probleem. Het risico voor directe transmissie van dier op mens
is beperkt tot een relatief kleine groep mensen (veehouders,
dierenartsen, slachthuispersoneel, slagers, etcetera). Het in-
fectierisico voor de burger zit met name in voedingsmiddelen
van dierlijke oorsprong. Massamedicatie van besmette dieren
kan dit risico niet wegnemen. Als toediening van antimicro-
biële middelen noodzakelijk wordt geacht dan blijft dat be-
perkt tot de zieke dieren, liefst op geleide van een antibiogram.

Gezelschapsdieren

Bij gezelschapsdieren is de situatie anders. Deze dieren leven
in zeer nauw contact met de mens. De vacht van
Salmonella
uitscheidende dieren zal gecontamineerd zijn met feces waar-
door er kans op directe transmissie bestaat. Het infectierisico

-ocr page 461-

label 1. Clinical and bacteriological outcome ofprospective comparative trails evaluating ampldllln (AMP), amoxycillin (AMX), neomycin (NEO), chloramfenicol (CHL) or
trimethoprim/sulfonamide combinations (TMPS) in the treatment of nontyphoid/nonparatyphoid
Salmonella entercolitis.

1 Table 1: Clinical and bacteriological outcome of prospective comparative trials

2 evaluating ampicillin (AMP), amoxycillin (AMX), neomycin (NEO),

3 chloramfenicol (CHL) or trimethoprim/ sulfonamide combinations (TMPS) in

4 the treatment of nontyphoid/nonparatyphoid Salmonella enterocolitis
PL=placebo; CO=imtreated control group

5

6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

3

chl

randomized

blind

controlled

> 2 years

n=51

no difference

tmps
amp

randomized
controlled

neo amp

amp
amx

randomized
double blind
placebo

0.2-8 years

n=45

no difference

randomized

blind

placebo

all ages

n=168

no difference

randomized
placebo

1-15 years
n-36

no difference

17-69 years
n=51
not stated

study
drug used

study design

age of patients
number of patients
clinical cure rate

AMP 19 days*
AMX 21 days*
PL 29 days*

CHL60%
CO 58%

TMPS 21%
AMP 43%
CO 42%

8 weeks
TMPS 71%
AMP 63%
CO 64%

NEO 16%
PL 17%

bacteriological cure rate (%)
a. directly following NEO 31 %
treatment  AMP

PL 18%

6 weeks
NEO 64%
PL 75%

2 weeks
CHL 64%
CO 62%

higher relapse
rate AMP
and AMX

Nelson et al.
1980

MacDonald et al. Kazemi et al.
1954 1973

8 weeks
NEO 45%
-I-AMP
PL 36%

b. follow up after

Pettersson et al. Joint project
1964 1970

\' days until fu^t negative culwre

reference

Reprinted from Veterinary Microbiology, 73,2000, pp 61-73, van Duijkeren, E. and Houwers D.J., "A
critical assessment of antimicrobial treatment in uncomplicated Salmonella enteritis," with permission
from Elsevier Science (copyright 2000)

PL = placebo, CO = untreated control group

voor gezonde volwassen mensen is gering maar YOPI\'s
(young, old, pregnant and immunocompromised) lopen van-
wege hun grotere gevoeligheid een verhoogd risico. Is er bij
een huisdier Salmonellose vastgesteld, dan zijn er in principe
drie opties voor de eigenaar: het risico voor zichzelf, het gezin
en bezoekers accepteren (in de wetenschap dat YOPI\' s een ver-
hoogd risico lopen), het huisdier wegdoen of een poging doen
om het klinisch verioop en de uitscheiding te beïnvloeden met
antimicrobiële middelen. Er is echter onvoldoende onderzoek
gedaan naar de effectiviteit van antimicrobiële middelen bij
dieren. Waarschijnlijk zijn ook hier de fluoroquinolonen bmik-
baar. Helaas hebben deze vooral bij jonge nog groeiende dieren
bijwerkingen, waardoor hun toepassing beperkt moet zijn tot
volwassen dieren.

Reptielen

Een derde groep dieren in dit verband vormen de reptielen.
Een hoog percentage reptielen is besmet met
Salmonella spp.
Deze dieren zijn meestal dragers en dus zelf niet ziek. Hoewel
niet alle bij reptielen voorkomende
Salmonella spp. even pa-

-ocr page 462-

label 2. Summary of studies evaluating clinical and/or bacteriological efficacy ciprofloxacin (CIP), norfloxacin (NOR) and ofloxacin (OFL) in the treatment of uncomplica-
ted
Salmoneita enterocolitis.

1 Table 2: Summary of studies evaluadng clinical and/or bacteriological efficacy

2 ciprofloxacin (CIP), norfloxacin (NOR) and ofloxacin (OFL) in the treatment

3 of uncomplicated Salmonella enterocolitis
PL=placebo; CO=tmtreated control group

4

5

6

7

8
9

10
11
12

13

14

15

16

17

18

19

20
21
22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

2

NOR

prospective
controlled

adults
52

1

CIP

randomized
double blind
placebo

adults

37

3

NOR

randomized
placebo

adults
82

4

CIP

randomized
double blind
placebo

14 -50 years

65

5

OFL

randomized
double blind
placebo

> 16 years

72

study
drug used
study design

age of patients
number of patients
clinical cure rate

NS
NS

NOR40%
PL 22%

CIP 3.9 days* OFL 3.3 days*
PL 3.7 days* PL 4.0 days*

CIP 100%
PL 10 %**

3 weeks
CIP 75 %
PL 34%**

NS
NS

4 weeks
NOR 70%
CO 69%

NS
NS

I to 2 weeks
NOR 18%
PL 48%

CIP 78 %
PL 50%

6 weeks
CIP 89 %
PL 93%

OFL 31%***
PL 3%***

2 weeks
OFL 62%***
PL 59%***

CIP 1.9 d^s*
PL 3.4 days*

•mean duration of diarrhea
bacteriological cure rate

a. directly following
treatment

b. follow up after

value for placebo group (n=38) includes patients with Salmonella (n=2I), Campylobacter (n=l I) and
Shigella fh=6) infections

value for ofloxacin group (n=33) includes patients with Salmonella (n=30), Campylobacter (n=2) and
Aeromonas (n=l) infections; value for the placebo group (n=39) includes patients with Salmonella
(n=35), Campylobacter (n=3) and Shigella (n=l) infections

reference

Pichler et al.
1987

Wiström et al.
1995

Sanchez et al.
1993

Noguerado
et al. 1995

Carlstedt et al.
1990

NS= not stated

Reprinted from Veterinary Microbiology, 73, 2000, pp 61-73, van Duijkeren, E. and Houwers D.J., "A
critical assessment of antimicrobial treatment in uncomplicated Salmonella enteritis", with permission
from Elsevier Science (copyright 2000)

PL = placebo, CO = untreated control group

thogeen zijn voor de mens komt vooral transmissie naar kin-
deren regelmatig voor. Aangezien deze huisdieren meestal
een zeer beperkte leefruimte hebben, kan het aantal salmonel-
lae daarin enorm oplopen. Het is in dit verband van belang te
weten dat er een duidelijke relatie is tussen de mate van bloot-
stelling en de kans op infectie. Het schoonhouden van de ter-
raria moet dus met kennis van zaken gebeuren. Hygiënische
maatregelen zijn vooralsnog de enige preventie. Maar ook
hier zouden fluoroquinolonen mogelijk gebruikt kunnen wor-
den.

CONCLUSIE

Voor het door velen gehuldigde standpunt dat antimicrobiële
middelen bij Salmonellose de duur van de uitscheiding ver-
lengen en dus gecontraïndiceerd zijn bestaat geen weten-
schappelijke grond.

De mogelijkheid tot behandeling van gezelschapsdieren (in-
clusief reptielen) en paarden is om klinische en zoönotische
redenen relevant.

De oudere antimicrobiële middelen zijn bij ongecompli-
ceerde
Salmonella enteritis en voor het couperen van het dra-

-ocr page 463-

gerschap waarschijnlijk niet effectief. De fluoroquinolonen
zijn dit mogelijk wel. Er zijn prospectieve, placebo-gecontro-
leerde studies nodig om tot een beter inzicht te komen. Pas
dan is een verantwoord antibioticumgebruik mogelijk. Bij
dergelijk onderzoek moeten de klinische verschijnselen wor-
den beoordeeld en de duur en mate van uitscheiding worden
vastgesteld.

LITERATUUR

1. AserkoffB. and Bennett JV. Effect of antibiotic therapy in acute salmo-
nellosis on the fecal excretionof salmonellae. New Eng J Med 1969;
281:636-40.

2. Asperilla MO, Smego RA, and Scott LK. Quinolone antibiotics in the
treatment of 5a/mo«e//a infections. Rev Infect Dis 1990; 12:873-89.

3. Garlstedt G, Dahl P, Niklasson PM, Gullberg K, Banck G, and
Kahlmeter G. Norfloxacin treatment of salmonellosis does not shoten
the carrier stage. Scand J Infect Dis 1990; 22: 553-6.

4. Damjanovic V, Williets T, Glynne Thomas D, and Saene HKF van.
Eradication of
Salmonella by oral ciprofloxacin in food handlers.
Lancet 1990; 135: 974.

5. Dixon JMS. Effect of antibiotic treatment on duration of excretion of
Sa/»ioHe//o typhimurium by children. Brit Med J 1965;2: 1343-5.

6. Duijkeren E, and Houwers DJ. A critical assessment of antimicrobial
treatment in uncomplicated
Salmonella enteritis. Vet Microbiol 2000;
73:61-73.

7. Hamer DH, and Gorbach SL. Use of the quinolones for the treatment
and prophylaxis of bacterial gastrointestinal infections. In ed. V.T.
.•\\ndriole. The quinolones. Academic Press; San Diego, 1998; pp 267-
85.

8. Joint Project by members of the association for the study of infectious
diseases. Effect of neomycin in non-invasive
Salmonella infections of
the gastrointestinal tract. Lancet 1970; 2: 1159-61.

O

Kattenkrabziekte bij kittens

Malgorzata C, Mikolajczyk MS, and O\'Reilly KL Am J Vet
Res 2000; 61:375-9.

Het is inmiddels bekend dat de kattenkrabziekte bij de mens
(zoönose) wordt veroorzaakt door krabben of beten van de
kat (vaak kittens jonger dan I jaar). Op de plaats van de ver-
wonding ontstaat na drie tot vijf dagen een rood bultje. Na
één tot twee weken kan een regionale lymfeklierontsteking,
soms met pusvorming, ontstaan (Ref).
Malgorzata
et al. onderzochten of de oorzaak, Bartonella
henselae,
ook bij de gastheer ziekte kan veroorzaken.
Hiervoor werden negen, 12 weken oude, gezonde s.p.f-kit-
tens experimenteel besmet met een
B. henselae-siam mid-
dels intradermale injectie. Een groep van nog eens negen kit-
tens fungeerde als controle. Binnen 72 uur ontwikkelde zich
bij de geïnfecteerde dieren een verheven, erythemateuze
plek op de inoculatieplaats. De zwelling bleef 14 dagen be-
staan en was pas na vier weken verdwenen. De dieren ver-

9. Kazemi M, Gumpert TG, and Marks Ml. A controlled trial comparing
sulfamethoxazole-trimethoprim, ampicillin, and no therapy in the treat-
ment of
Salmonella gastroenteritis in children. Pediatric Pharmacol
Therap 1973;83:646-50.

10. Lopez-Brea M, Jimenez ML, Lopez Lavid MC, Padilla B, and Isasia T.
Norfloxacin vs. Trimethoprim-sulfamethoxazole in the treatment of
5a/mone//a enteritis. Rev Infect Dis 1989; 11 (S5): SI 153-4.

11. MacDonald WB, Friday F, and McEacham M. The effect of chloramfe-
nicol in
Salmonella enteritis of infancy. Archives Dis Child 1954; 29:
238-41.

12. Nelson JD, Kusmiesz H, Hinton Jackson L, and Woodman E.
Treatment
oiSalmonella gastroenteritis with ampicillin, amoxicillin, or
placebo. Pediatrics 1980; 65: 1125-30.

13. Noguerado A, Garcia-Polo I, Isasia T, Jiminez ML, Bermudez P, Pita J,
and Gabriel R. Early single dose therapy with ofloxacin for empirical
treatment of acute gastroenteritis: a randomised, placebo-controlled
double-blind chnical trail. J Antimicrob Chemother 1995; 36: 665-72.

14. Pechere JC. Quinolones in intracellular infections. Drugs 1993; 45/S3:
29-36.

15. Pettersson P, Klemola E, and Wager O. Treatment of acute cases of
Salmonella infections and Salmonella carriers with ampicillin and neo-
mycin. Acta Med Scand 1964; 175: 185-90.

16. Pichler HET, Diridl G, Stickler K and Wolf D. Clinical efficacy of ci-
profloxacin compared with placebo in bacterial diarrhea. Am J Med
1987; 82(S4A): 329-32.

17. Rosenstein BJ. Salmonellosis in infants and children. J Pediatrics 1967;
70:1-7.

18. Sanchez C, Garcia-Restoy E, Garau J, Bella F, Freixas N, Simo M, Lite
J, Sanchez P, Espejo E, Cobo E and Rodriguez M. Ciprofloxacin and
trimethoprim-sufamethoxazole versus placebo in acute uncomplicated
Sa/mone//o enteritis: a double-blind trial. J Infect Dis 1993; 168: 1304-
7.

19. Wistroin J, and Norrby SR. Fluoroquinolones and bacterial enteritis,
when and for whom? J Antimicrob Chemother 1995; 36: 23-39.

toonden anorexie en lethargie en er trad na één week een bi-fa-
sische koortspiek op. Een bacteraemie werd vanaf twee weken
p.i. aangetoond. Ook werd bij alle dieren regionale, niet pijn-
lijke, lymfeklierzwelling gevonden en konden antilichamen te-
gen
B. henselae worden aangetoond. Verder hadden de meeste
dieren gevoelige of pijnlijke spieren, vooral op de rug, en ver-
toonden ze na één week lichte gedragsafwijkingen (aantasting
CZS) die twee weken later waren verdwenen.
Met deze resultaten is aangetoond dat de veronderstelling dat
katten symptoomloze dragers zijn van de kattenkrabziekte-
verwekker onjuist is. Ook volwassen katten schijnen deze
symptomen na infectie met
B. henselae te kunnen vertonen,
zelfs met een ernstiger mate van sloomheid en eetlustverlies.
Er wordt gewezen op het risico voor een eigenaar met ver-
minderde weerstand en op het belang van een goede vlooien-
bestrijding (de vlo wordt als een vector van de bacterie be-
schouwd).

V/elke behandeling is nu zinvol wanneer in de praktijk ge-
dacht wordt aan deze infectie? Antibiotica heeft bij de mens
geen effect op het natuurlijke beloop van de regionale lymfa-
denitis. Een langdurige behandeling (vier weken) met eryth-
romycine of doxycycline zou wel kunnen helpen bij de ge-
dissemineerde vorm (onder andere bacteriëmie met koorts)
en bij het verlichten van de symptomen van lymfadenitis
naast het aspireren van de inhoud (Ref).

Dr. P.A.M. Overgaauw

-ocr page 464-

Actua

m».

Naar aanleiding van onderstaan-
de, uit de praktijk ontvangen vraag-
stelling, vond de redactie dr. F.C.
Stades, Hoofdafdeling Geneeskun-
de van Gezelschapsdieren, disci-
pline oogheelkunde, bereid hierop
een antwoord te formuleren.

Vraag:

1. Hoe is de beste behandeling van folli-
culaire conjunctivitis bij de jonge
hond? (0,5-2 jaar)?

2. Hoe moet folliculaire conjunctivitis
op de membrana nictitans worden
behandeld?

Antwoord:

Folliculaire conjunctivitis
Follilcelvorming is een reactie op een
chronische prikkeling van de conjuncti-
vae. Een groter aantal follikels wordt
vaak als bij- of restverschijnsel gezien
na een langer aanhoudende prikkel, zo-
als bijvoorbeeld door stof, bacteriën, vi-
ms, bij entropion, of na niesziekte.
Hierbij ontwikkelen zich circa 0,5-2
mm grote, bleke, glazige en aan de basis
rode blaasjes met daarin een concentra-
tie aan lymfocyten. Naar vrijwel elk
blaasje loopt een eigen haarvaatje. De
aanwezigheid van enkele follikels in de
conjunctivaalzak moet, zeker bij jonge
dieren, als normaal worden beschouwd.
Bij heftiger processen ontstaan meer
follikels en worden de bases van de fol-
likels roder. Daardoor ontstaat een roze-
rood veld met geelglazige blaasjes.
De follikels op zich gaan nu optreden als
irritatiebron en houden zodoende een ge-
ringe catarrhale conjunctivitis in stand.
De predilectieplaats voor follikels be-
vindt zich in het oculaire slijmvlies van
de membrana nictitans, tot aan de over-
gang naar de (onderliggende) glandula
membrana nictitans sup. Bij de kat lig-
gen zij vooral langs de contour van het
cartilago. Bij heftiger processen kan de
follikelvorming over de gehele conjunc-
tiva, dus ook de palpebrale conjuncti-
vae, verspreid optreden.

\' Nickhaulpinz volgens Stades. Fa. Eickemeyer, Tutt-
lingen. Duitsland.

De folliculaire activiteit gaat vaak ge-
paard met verschijnselen van een catar-
rhale conjunctivitis. De folliculaire
conjunctivitis wordt vooral gekenmerkt
door epiphora, roodheid, lichte zwel-
ling en sero-muceuze uitvloeiing. In het
acute stadium treedt vooral de epiphora
op de voorgrond. In het chronische sta-
dium ( 1 weken bestaand) nemen de
roodheid, zwelling en slijmproductie
toe. Conjunctivitis veroorzaakt meer
jeuk dan pijn (pijn is in het algemeen
meer een teken dat de comea en/of uvea
bij het ziekteproces betrokken is). De
jeuk wordt meestal geuit in de vorm van
wrijven en een geringe blepharospas-
me.

Om de follikels te herkennen dient de
conjunctiva grondig te worden opge-
spannen. Voor de palpebrale conjunc-
tiva betekent dit dat de oogleden ver
moeten worden uitgedraaid met bij-
voorbeeld een Von Graefe pincet. Ook
de membrana nictitans moet ver worden
opgelicht en geëctropioneerd, met name
bij de kat.

Therapie

Indien er geen aanwijzingen (meer) zijn
voor een infectie of een andere oorzaak,
bestaat de therapie uit dexamethason
oogdmppels, twee tot vier maal daags,
gedurende twee tot drie weken. Cave:
het comea-oppervlak vooraf op defec-
ten controleren met fluoresceïne en de
eigenaar waarschuwen dat de ogen als
er een geringe spasme was, beter of an-
ders goed opengehouden dienen te wor-
den. Bij knijpen of comeaverkleuring
dient de eigenaar te stoppen en de pa-
tiënt voor controle aan te bieden.

Folliculaire conjunctivitis

m

en verslagen

De ammoniakuitstoot van de dierhou-
derij in Nederland staat al menig jaar
op de politieke agenda. Dat is niet ver-
bazingwekkend gezien de vele aspec-

Bij onvoldoende resultaat of recidive-
ring (na drie a vier weken) kan de medi-
camenteuze therapie worden herhaald.
Daamaast neemt het weerstandsvermo-
gen van de conjunctivae bij de jonge
hond met het stijgen van de leeftijd toe.
Als het eerste voorjaar en de zomer met
veel prikkels (pollen, stof, etcetera)
voorbij zijn, worden de klachten veelal
spontaan minder.

Is er daama nog steeds onvoldoende re-
sultaat of is er een recidief, dan is opera-
tieve behandeling te overwegen.

Operatie

Onder algehele anesthesie wordt het
\'kopje\' van elke follikel apart \'wegge-
brand\' met een elektrisch mes. Indien
dicht bij de comea wordt gewerkt,
dient men zeer beducht te zijn voor het
\'vonk trekken\' naar de traanfilm. Voor
een goede ectropionering van de mem-
brana nictitans kan het beste gebmik
worden gemaakt van een speciale
membrana nictitans-klem\'. Bevinden
zich alleen follikels in één veldje in het
oculaire slijmvlies van de membrana
nictitans, dan kan ook worden volstaan
met curettage, hoewel hierbij de kans
op recidief groter is en de methode veel
minder selectief werkt. Afprepareren
en methodieken door middel van etsen
met behulp van bijvoorbeeld CUSO4
zijn zeker te weinig selectief en bren-
gen meer risico\'s met zich mee; resten
van het etsmiddel kunnen de comea be-
schadigen.

De nabehandeling bestaat uit een anti-
bioticum-corticosteroïdpreparaat (dmp-
pels of zalf, 4 dd, 7-10 dagen). De eige-
naar moet worden gewaarschuwd dat de
conjunctivae direct na de operatieve be-
handeling sterk zwellen, maar dat dit
binnen enkele dagen snel behoort weg te
trekken.

Ammoniakuitstoot van de dierhouderij
in Nederland

ten, die wat ammoniak betreft, in de
loop der jaren in de academia, de me-
dia en de politiek aan de orde zijn ge-
steld.

Om begrip te krijgen voor één en ander
moeten we echter temg in de geschie-
denis. Eindjaren zeventig ontstond er
in toenemende mate zorg over de bos-
sen in West- en Oost-Europa. Zure re-

-ocr page 465-

gen, dat een begrip werd in relatie tot
menselijke activiteiten, werd meer en
meer in verband gebracht met de de-
plorabele toestand van een aantal bos-
rijke gebieden in Europa. In de jaren
tachtig vond prof. dr. B. Ulrich de tijd
rijp om het grote publiek wakker te
schudden. De bossen in Europa waren
stervende. \'Wir stehen vor einem öko-
logisch Hiroshima\' was zijn bondig
commentaar opgetekend door Der
Spiegel in 1983. Hij was daarmee in
feite de eerste onderzoeker die de
noodklok luidde ten aanzien van zure
regen en zijn schijnbaar schadelijke
werking op de bossen in Duitsland.
Met enig gevoel voor dramatiek melde
het RIVM in 1988 in \'Zorgen voor
Morgen\' dat \'meer dan de helft van het
Nederlandse bos niet meer vitaal is\'.
En wie herinnert zich niet de poster
van het ministerie van VROM waar
drie bossen in verschillende staten van
ontbinding boven elkaar stonden afge-
beeld? Beeldender kon \'das Wald-
sterben\' niet worden gepresenteerd
door de overheid.

In Duitsland werd al veel onderzoek
verricht naar deze problematiek en
Nederland moest dus volgen. Het
Additioneel Programma Verzuring
(APV) ging van start. De onderzoeks-
vraag hoefde men al niet meer te stel-
len. Schade als gevolg van zure regen
was duidelijk (?; ik kom er nog op te-
rug) maar welke chemicaliën waren in
het spel betrokken en waar waren de
bronnen en wie de beheerders van die
bronnen. Zwaveldioxide was uiteraard
de grootste boosdoener. De dode bos-
sen die onder andere figureerden op de
VROM campagneposters waren overi-
gens het gevolg van zogenaamde klas-
sieke rookschade, een rechtstreeks
toxisch effect van onder andere zwa-
veldioxide in rookgassen en had niets
van doen met zure regen. In die zin
was een overheidsorgaan verantwoor-
delijk voor een spraakverwarring waar
we nog steeds niet vanaf zijn.
De uitstootreductie van zwaveldioxide
is het succesverhaal van de laatste de-
cennia. In Nederland echter kwam am-
moniak in beeld als een verzurende
stof, met alle te verwachten drama\'s
van dien gezien de scenario\'s die daar-
voor waren opgesteld. Het is vaak ge-
noemd maar het ministerie van VROM
schaarde ammoniak gemakshalve on-
der de zure stoffen, wat menig chemi-
cus (waaronder ondergetekende) de
wenkbrauwen heeft doen fronsen. En
als ammoniak wordt genoemd wordt
de dierhouderij genoemd. En daarmee
werd en wordt de dierhouderij aange-
wezen als milieuvervuiler van formaat
die ecosystemen zoals bossen en hei-
develden op middellange en lange ter-
mijn te gronde zou richten. Welke mi-
lieu-aspecten zijn in de loop der tijd
aan ammoniak toegekend? Een opsom-
ming van de belangrijkste thema\'s.

• Verzuring van de bodem

Hoewel ammoniak een base is kunnen
microbiële reacties in de bodem am-
moniak omzetten in nitraat waarbij
zuur vrijkomt. Bij nitraatuitspoeling
treedt verzuring op, want als nitraat af-
komstig van ammoniak door planten
wordt opgenomen, zorgt het wortel-
stelsel er voor dat het zuur wordt ge-
neutraliseerd. Verzuring wordt geas-
socieerd met achteruitgang van
ecosystemen waaronder bossen. Door
bodemverzuring gaat onder andere het
metaal aluminium in oplossing.
Aangezien uit laboratoriumproeven
bleek dat planten gevoelig waren voor
aluminium in bodemvocht, meende
Ulrich zijn voorspellingen over bossen
en het aanstaande \'grote sterven\' we-
reldkundig te moeten maken

• Eutrofiëring ofwel vermesting

Stikstofmijdende planten verdwijnen
als gevolg van ammoniakdepositie.
Daarmee wordt de biodiversiteit van
natuurgebieden minder. Het vergras-
sen van de heide bijvoorbeeld wordt
geassocieerd met ammoniakdepositie.
Ammoniakdepositie is dus gerelateerd
aan biodiversiteitsverandering van na-
tuurgebieden.

• Uitspoeling van nitraat naar het
grondwater

Zie hierboven. Grond- en drinkwater
kunnen belast worden met nitraat. De
volksgezondheid is daarmee in het ge-
ding, althans dat is de gedachte bij poli-
tici, beleidsmakers en belangenorgani-
saties. Het is echter gebleken dat nitraat
geen volksgezondheidsrisico is. In de
wetenschappelijke literatuur wordt dan
ook gediscussieerd over de afschaffing
van de 50 mg NO37I norm. Stichting
HAN heeft hierover al veel gepubli-
ceerd. Ik zal hier niet verder op in gaan.

Het is natuurlijk interessant om te be-
kijken in hoeverre al deze thema\'s de
verwachte impact hebben gehad in de
afgelopen decennia. Het begon met
bossterfte in relatie tot zure regen, of
beter verzurende regen. Het zal velen
zijn opgevallen dat dit thema in feite
van de publieke en politieke agenda is
afgevoerd. Waarom? Ten eerste bleef
de verwachte sterfte van bosgebieden
in Europa uit, ondanks de vele voor-
spellingen. Sterker, de groei van bos-
sen in Europa was sterker in de tweede
helft van de twintigste eeuw dan in de
eerste helft. Een doemscenario zoals
het \'Waldsterben\' heeft natuurlijk een
beperkte houdbaarheidsdatum, zoals
zovele doemscenario\'s. Daamaast heeft
Ulrich in 1995 in een wetenschappelijk
overzichtsartikel opgemerkt dat \'The
hypothesis, Ö, of large-scale forest
dieback in the near future is not backed
by data and can be discarded\'. Daarmee
droeg degene die verantwoordelijk
was voor het onder de publieke aan-
dacht brengen van dit milieudrama
deze tevens ten grave. De milieubewe-
ging echter kan maar moeilijk afscheid
nemen van dit eens zo geliefde doem-
scenario en in een recent uitgegeven
rapport van stichting Natuur en Milieu
wordt opgemerkt dat \'het \'Waldster-
ben\' alsnog kan optreden\'. Deze mi-
lieuramp speelt zich dus immer in de
toekomst af; een toekomst die maar
niet dichterbij wil komen. Schade van
zure regen aan bosgebieden bleek uit-
eindelijk niet aan de orde. Of zoals
Kandler, een Duitse bosonderzoeker,
het formuleerde zoals geciteerd in
\'Vervuiling van het milieudebat\' ge-
schreven door W. Verstegen:

\'Het Waldsterben moet worden begre-
pen als een kwestie van overalertheid.
Wat vroeger normaal was (zieke bo-
men) werd plotseling het symbool van
een groeiende angst voor de desas-
treuze uitwerking die het menselijk
handelen kan hebben op het milieu.\'

Wat rest is de eutrofiëringsthematiek.
Stikstof en dus ammoniak spelen een
vermestende rol in het milieu. Dat is een
gegeven. De agrarische sector wordt in
hoofdzaak aangesproken op deze pro-
blematiek. Het interessante is wel dat
wat betreft de uitstoot van ammoniak de
modeme personenauto met katalysator
daaraan een onverwachte bijdrage le-
vert. Het is gebleken dat de katalysator
onder bepaalde condities ammoniak
kan produceren. Schattingen lopen uit-
een, maar enkele tientallen milligram-
men oplopend tot één gram per gereden
kilometer worden genoemd. Naar-
mate het Nederlandse autopark wordt
vemieuwd en in omvang groeit zal die
uitstoot toenemen. Deze diffuse toene-
mende uitstoot lijkt echter beleidsmatig
geen aandacht te krijgen om begrijpe-
lijke redenen.

-ocr page 466-

De Interimwet ammoniak en veehou-
derij werd ingesteld in 1994 om in
hoofdzaak de agrarische ammoniakbe-
lasting op de natuur in Nederland te
beperken. Daartoe werd onder andere
een afstandstabel ingevoerd die am-
moniakdepositie per dier per meter
aangaf, zodat betreffende ambtenaren
konden berekenen in hoeverre een
boerderij voor een zogenaamd \'verzu-
ringsgevoelig\' (lees: vermestingsge-
voelig) stukje natuur een belasting
was. Op die manier werd getracht de
belasting van agrarische bedrijven op
aangrenzende natuurgebieden min of
meer te kwantificeren. En daar ging
het ook mis. De idee dat depositie op
een dergelijke nauwkeurig niveau zou
kunnen worden bepaald, tart iedere
verbeelding. Een veelzeggende waar-
schuwing omtrent deze tabel in het
conceptrapport \'Ammoniak: de feiten\'
geeft de reikwijdte en beperkingen aan
van die tabel:

\'Vanwege de onzekerheden, met name
op lokaal niveau, moeten gegevens
over uitstoot en depositie met de no-
dige voorzichtigheid worden gebruikt.
Met name gaat het daarbij om de eco-
logische richtlijn. Deze bevat een ta-
bel, waanmee je kunt berekenen hoe-
veel ammoniak er dicht bij een stal
terechtkomt.

Daardoor wordt een nauwkeurigheid
gesuggereerd die niet bestaat.
De tabel
is namelijk gebaseerd op een gemid-
delde Nederlandse situatie, gemiddeld
over alle windrichtingen en voor meer-
dere jaren. De tabel is alleen bedoeld
om na te gaan welke bedrijven zeer
veel bijdragen aan de depositie van
ammoniak op een nabij gelegen na-
tuurgebied.
Ze mag echter nooit ge-
bruikt worden om de actuele depositie
te bepalen. Evenmin is de tabel bruik-
baar om de depositie over een groter
gebied vast te stellen. De kans op het
maken van fouten is dan erg groot.\'

Helaas is deze contextuele opmerking
omtrent de afstandstabel niet meer te-
rug te vinden in het eindrapport \'Am-
moniak: de feiten\'. Daarmee is de af-
standtabel een eigen leven gaan leiden.
In een aantal gevallen heeft dat geleid
tot het verplaatsen van boerderijen die
volgens de tabel te dicht bij een natuur-
gebied waren gesitueerd. Ondanks de
niet gepubliceerde waarschuwing is de
afstandstabel wel degelijk gebruikt om
actuele depositie te becijferen. Gezien
de feitelijke onbruikbaarheid van de
afstandstabel, zoals Stichting Heidel-
berg Appeal Nederland (HAN) in
1995 en 1996 in het rapport \'De weten-
schappelijke basis van het Neder-
landse ammoniakbeleid\' heeft beargu-
menteerd, is deze min of meer in
diskrediet geraakt. Het is echter wel zo
dat via de achterdeur van zonering
rondom natuurgebieden deze afstands-
methodiek weer is binnengehaald*
Hoe moet de vermestingsproblematiek
nu beoordeeld worden; een veel ge-
stelde vraag naar de omvang en de
emst van de impact van de dierhoude-
rij op de biodiversiteit (zeg maar na-
tuur) in Nederland. Het eerste dat op-
valt is dat alleen de agrarische sector
structureel onder de loep wordt geno-
men wat betreft de impact op de natuur
in Nederland. Andere activiteiten zo-
als industrie, infrastructuur, huizen-
bouw, etcetera, worden niet of nauwe-
lijks beoordeeld op een dergelijke
impact. Daarmee heeft de landbouw
als geheel een lage beïnvloedingsprio-
riteit op zijn omgeving. De \'ecologi-
sche wensenlijst\' die wordt gekoppeld
aan de beperkingen die de agrarische
bedrijfstak krijgt opgelegd, getuigt van
een enkelvoudigheid die ontoepasbaar
zou zijn op vele andere vormen van
menselijke activiteiten. Voer voor cul-
tuur-psychologen.

Daamaast is het zo dat vegetatieveran-
deringen kunnen plaatsvinden in een si-
tuatie waarin stikstofbelasting nauwe-
lijks boven de natuurlijke achtergrond-
waarden uitkomt; dit is onder meer ge-
constateerd in Nederlandse heide- en
kalkgraslandvegetaties. Dat houdt in
dat indien de totale landbouw in
Nederland zou verdwijnen de gewenste
stikstofbelasting nog te hoog zou zijn
voor de meest gevoelige biotopen. Het
risico als geheel voor natuur in
Nederland wat betreft stikstofbelasting
zou zijn gedaald maar of daarmee
kwetsbare biotopen (de wensenlijst) in
stand zouden kurmen worden gehouden
is niet aannemelijk. Daarmee is het am-
moniakverhaal (het \'zure regen-ver-
haal\') van \'massale bossterfte\' naar
\'voor stikstof gevoelige biotopen\' ver-
schoven. De vraag dringt zich op in
hoeverre gedane milieu-investeringen
in de dierhouderij datgene hebben op-
geleverd wat het beleid voor ogen had.
Een vraag die hoogstwaarschijnlijk ont-
kennend moet worden beantwoord. De
dierhouderij is dus opgezadeld met een
historisch belast milieuthema - geba-
seerd op een \'ecologische wensenlijst\' -
dat nog steeds de geur van verval met
zich meedraagt in de vorm van een ach-
terhaald \'Waldsterben\' en daannee een
rationele blik in hoge mate verhindert.
De invoering van zonering als geca-
moufleerd altematief voor de afstands-
methodiek is daarvan een droevig voor-
beeld.

Dr. J. C. Hanekamp.
Stichting Heidelberg Appeal
Nederland

Veel animo voor praktijkproject Paratuberculose

Voor de projecten van het Paratuber-
culose Programma Nederland bestaat
veel interesse. In korte tijd meldden zich
meer dan 500 melkveehouders aan voor
deelname aan het praktijkproject \'Be-
drijfsmanagement en Paratuberculose\'.
Deze melkveehouders worden geplaatst
in ongeveer 40 studiegroepen. In januari
2001 gaat het project van start.
Gedurende driejaar testen ze praktische
maatregelen om paratuberculose te
voorkomen of te beheersen.

In de tweede helft van 2001 gaat een
tweede groep van 500 veehouders van
start. Belangstellenden kunnen zich
hiervoor aanmelden bij het paratbc-bu-
reau van de GD locatie Drachten.

Veel veehouders tonen belangstelling
voor het ParaWijzerpakket: een prak-
tisch instmment voor een paratbc-vrije
opfok van jongvee. Het pakket bestaat
uit een ringband met praktische aanwij-
zingen en een checklist met klembord.

Aan de hand van de ingevulde checklist
berekent de GD de kans op insleep en
verspreiding van paratuberculose. Bij
de uitslag ontvangt de deelnemer drie
suggesties om de situatie te verbeteren.
Door de ParaWijzer in samenwerking
met de dierenarts te gebmiken, blijft de
deelnemer beter alert op de versprei-
dingsrisico\'s van paratuberculose. Het
ParaWijzerpakket is te bestellen bij
het paratbc-bureau van de GD locatie
Drachten.

-ocr page 467-

Constitutie Cerberus 2000-2001

Particulier Veterinair Gezelschap \'Cerberus\' van het Utrechtsch Studenten Corps,
onder de zinspreuk \'Cave Canem\' opgericht 18 oktober 1961.

Het is ons een eer en genoegen u te mogen berichten dat het bestuur van \'CER-
BERUS\' zich voor het jaar 2000/01 als volgt heeft geconstitueerd:

Praesident H.0. Hoenderken
ab Actis H.C. Kranenburg

Fiscus M.H.J. Beaujean

Vice-Praesident M.J.W. Thieme
Commissaris R.D. Junte

De heren H.W.F. Waldeck en drs. G.H. Lips zijn onder drie-koppig gehuil in de \'Hel der Honorairen\' opgenomen.

Hill\'s Pet Nutrition maakt werk van \'veterinary commitment\'

Opleidingsplaats tot specialist aangeboden aan UKG

De Universiteitskliniek voor Ge-
zelschapsdieren te Utrecht is de eerste
veterinaire kliniek op \'het continent
Europa\' die een opleidingsplaats krijgt
aangeboden. Volgens Meyer omdat
\'de Nederlandse Faculteit der Dier-
geneeskunde, en zeker de Hoofdaf-
deling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren, tot de wereldtop behoort\'. Van
Sluijs is het vanzelfsprekend met hem
eens. Naar verwachting zullen meer
veterinaire faculteiten het voorbeeld
volgen.

Waarom?

Waarom is Hill\'s precies geïnteres-
seerd in het aanbieden van zo\'n oplei-
dingsplaats tot specialist inteme ge-
neeskunde? Het lijkt er op het eerste
gezicht niet op dat de opbrengst van
zo\'n meerjarige investering in harde
guldens uit te drukken is...
Meyer legt uit dat de industrie - en dus
ook Hill\'s - afhankelijk is van de we-
tenschap: \'Als er hier geen innovatie
is, dan staan wij over tien jaar met lege
handen, want dan kunnen wij onze
producten niet meer vernieuwen. En
stilstand is nu eenmaal achteruitgang\'.
Dus de jonge specialist in opleiding
(SIO) kan zich geheel onafhankelijk
ontwikkelen, hoeft geen verantwoor-
ding af te leggen aan zijn feitelijke
broodheer? \'Beslist niet\', zegt Ernst,
\'we zijn bij het samenstellen van dit
contract niet over één nacht ijs gegaan.
De onafhankelijkheid van de UKG - en
dus van de SIO - is een absolute ver-
eiste\'. Picavet knikt: \'Dat is voor ons op
de lange temiijn bezien ook het beste.\'

Utrecht, 20 november 2000 - Vandaag tekent Robert Favier een opzienbarend
contract: hij wordt specialist in opleiding interne geneeskunde gezelschaps-
dieren, gesponsord door Hill\'s Pet Nutrition. De Universiteitskliniek voor
Gezelschapsdieren (UKG) beschouwt de meerjarige samenwerking met Hill\'s
\'een unieke kans op kruisbestuiving\', aldus Tessy Ernst, manager bedrijfs-
voering en Freek van Sluijs, hoogleraar en hoofd van de Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Het bedrijfsleven heeft tegenwoordig
meer te bieden dan alleen een product zoals diervoeding, ook het verwerven
van nieuwe kennis, innovatie en meer fundamenteel onderzoek kan worden
gefaciliteerd. Hill\'s - bij monde van Hein Meyer, director professional affairs
Europe en Philippe Picavet, veterinary affairs manager Benelux - is ook ver-
heugd over de overeenkomst: \'Het past in de strategie van Hill\'s - wij noemen
dat met een mooi woord \'veterinary commitment\'- en het sponsoren van op-
leidingsplaatsen is in Amerika al heel gewoon.\'

Door Sophie Deleu

Nieuw?

Alhoewel de samenwerkingsovereen-
komst \'nieuw\' mag worden genoemd,
zijn dergelijke derde-geldstroomcon-
structies natuurlijk al bekend. Zo zijn er
gesponsorde leerstoelen aan de Uni-
versteit Utrecht, ook aan de Faculteit der
Diergeneeskunde, en worden talloze on-
derzoeksprojecten van de Hoofdafde-
ling Geneeskunde van Gezelschaps-
dieren op projectbasis betaald door de
voedingsindustrie en de farmaceutische
industrie. Het is een onomkeerbare ont-
wikkeling die voortvloeit uit algemene
maatschappelijke ontwikkelingen. Mi-
nister Hermans van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschappen heeft het laatst nog
verkondigd: er moeten meer mogelijk-
heden komen voor het bedrijfsleven om
te investeren in onderwijs en onderzoek.
Of het een gewenste ontwikkeling is?
De tijd zal het leren. Het zou in elk geval
onverstandig zijn van de UKG, geen ge-
bruik te maken van de geboden moge-
lijkheid. En de beroepsgroep is er uitein-
delijk ook mee gediend: opleiding van
specialisten is van het grootste belang
voor de toekomst van de diergenees-
kunde.

-ocr page 468-

De voorgedragen dierenartsenpraktij-
ken zijn op verschillende criteria be-
oordeeld. Omdat de kwaliteit van de
medische verzorging eigenlijk in heel
Nederland op een zeer hoog peil staat,
speelden vooral zaken als bereikbaar-
heid, service en inzet een zeer voor-
name rol bij de beoordeling.

Opvallend aan de inzendingen voor
dierenkliniek De Leyens waren de op-
merkingen over de behulpzaamheid
van de dierenartsen en hun assistentes.
Daamaast werd het speciale spreekuur
voor knaagdieren en konijnen ge-
roemd. Typerend is dat de praktijk veel
stemmen kreeg van cliënten buiten

Zoetermeer. Men is blijkbaar bereid
een grotere afstand af te leggen om
juist deze praktijk te kunnen bezoeken.

De kliniek ontving uit handen van ju-
ryvoorzitter mevrouw Endenburg een
ingelijste zeefdmk van de kunstenares
Joke Dallinga, een oorkonde en een
koperen plaquette met de titel \'Over
Dierenartspraktijk van het jaar 2000\'.
Tevens werd de praktijk in de gelegen-
heid gesteld om voor een bedrag van
750 gulden aan diervoeding te schen-
ken aan een goed doel.

De Zoetermeerse dierenkliniek De Leyens is uitgeroepen tot Over
Dierenartspraktijk van het jaar 2000. De praktijk werd in het kader van de
jaarlijkse uitverkiezing door een groot aantal lezers van het blad Over Dieren
voor deze titel voorgedragen. Een jury onder voorzitterschap van dr. Nynke
Endenburg, kende de praktijk de titel toe.

Zoetermeerse dierenkliniek praktijk van het jaar 2000

Project \'CowScore\'

Het scoren van de conditie is een waardevol instrument voor het bewaken van
de diergezondheid. Op dit moment ontbreekt een heldere presentatie van de
conditiescore, klauwscore en jongveemeting, waarbij de veehouder de scores
op eenvoudige wijze zeifin kan voeren. Met het project \'CowScore\' wordt dit
wel mogelijk. Doordat er gekozen wordt voor een automatische input van be-
drijfsgegevens, hoeven alleen de gescoorde gegevens ingevoerd te worden.
De veehouder kan derden, waaronder zijn dierenarts, autoriseren om zijn ge-
gevens te bekijken. De dierenarts kan op basis van die gegevens de dierge-
zondheid gemakkelijker monitoren en het bedrijfsbezoek beter voorbereiden.

In oktober 1998 ging het Satelliet-
project \'Gezonde koeien, gezond be-
drijf van start. Hierbij wordt door
melkveehouders gericht aandacht ge-
schonken aan de gezondheid van hun
veestapel via uitwisseling van kennis
en ervaringen.

Uit dit project is gebleken dat door
rundveehouders veel data verzameld
worden, die niet nader worden geana-
lyseerd. Analyse vergt toch andere
kwaliteiten die veel veehouders zich
nog niet eigen hebben gemaakt.
Hiermee worden veel kansen om tot
een beter bedrijfsrendement te komen,
onbenut gelaten. Met name het scoren
van de conditie en klauwen van de vee-
stapel en het meten van het jongvee en
de interpretatie hiervan, is op eenvou-
dige wijze door de veehouder zelf, of
in samenwerking met de dierenarts, uit
te voeren.

Heldere presentatie

In navolging en ter uitbreiding van het
Satellietproject \'Gezonde koeien, ge-
zond bedrijf wordt in samenwerking
met Agis Automatisering B.V. ge-
werkt aan het project \'CowScore\'. Het
doel van dit project is een heldere en
uitgebreide presentatie van respectie-
velijk de conditiescore, klauwscore en
jongveemeting. Uitgangspunt vormen
de data van de veehouder, welke auto-
matisch vanuit het NRS worden inge-
lezen.

Van alle koeien op het bedrijf worden
onder meer het levensnummer, lacta-
tiestadium en lactatienummer ingele-
zen. Door ook mutaties in te lezen
blijft men niet alleen up to date, maar
kan ook een historie opgebouwd wor-
den. Doordat gegevens vanuit het NRS
ingelezen worden is geen manage-
mentpakket nodig, alleen een compu-
ter met internet volstaat.
Voor deelnemers aan het Satelliet-
project \'Gezonde koeien, gezond be-
drijf zullen er geen kosten verbonden
zijn aan het aanvragen en inlezen van
deze NRS-gegevens. Voor niet-deel-
nemers gelden, voor zover bekend, de
standaard NRS-kosten.

Gedegen advies

\'CowScore\' wordt via een internetap-
plicatie gepresenteerd, die voor derden
toegankelijk is. De veehouder geeft
aan wie hij toestemming geeft om zijn
gegevens te bekijken, zoals bijvoor-
beeld zijn dierenarts. De dierenarts kan
hiermee een gedegen advies voor de
bedrijfsvoering van de veehouder ge-
ven, waarmee de veehouder in de toe-
komst een groter rendement uit zijn
bedrijf kan halen.

Op het moment van scoren, kan de
veehouder een werklijst uitdraaien
waarop de basisgegevens getoond
worden, zodat alleen de scores inge-

-ocr page 469-

vuld hoeven te worden. Wanneer de
scores in de computer zijn ingevoerd,
kunnen meteen de verschillende gra-
fieken en tabellen bekeken worden.
Naast een overzicht van het bedrij f zij n
er verschillende selectiemogelijkhe-
den. Zo kunnen bijvoorbeeld alleen de
vaarzen geselecteerd worden. Voor de
conditiescore wordt een attentielij st
gepresenteerd waarbij de toe- of af-
name in punten ten opzichte van de
laatste score getoond wordt. Op deze
wijze is het eenvoudig om koeien die
extra aandacht moeten krijgen meteen
boven water te krijgen.
De klauwscores worden getoond in
staafdiagrammen met de scores 1,2 en
3. Dieren met scores 2 en 3 komen op
een attentielijst zodat aandachtspunten
direct duidelijk worden.
Voor jongveemeting geldt een omre-
kening van borstomvang naar gewicht,
welke in een grafiek getoond wordt.
Ook hier zijn verschillende selectie-
mogelijkheden aanwezig.
Als er gescoord wordt in de periode dat
de melkcontrole heeft plaatsgevonden,
kan ook het productieniveau van de koe
meegenomen worden in de beoordeling
van de scores. Er wordt nog gewerkt
aan een intergratie van de standaard-
overzichten 2000 en het \'CowScore\'
project. Bij de interpretatie van de ver-
schillende gegevens kan dan een zo
compleet mogelijk beeld van de totale
veestapel worden verkregen.
In de toekomst zal het ook mogelijk
zijn de gegevens van meerdere vee-
houders naast elkaar te zetten, zodat de
dierenarts deze kan gebruiken bij een
externe bedrijfsvergelijking.

Voor meer informatie over het Satel-
lietproject \'Gezonde koeien, gezond be-
drijf kunt u bellen met 030-6344183.
Nadere inlichtingen over \'CowScore\'
kunt u verkrijgen door te bellen met Agis
Automatisering B. V. 0348-443840

BP

Opening vestiging Keuringsdienst van Waren Oost in Zutphen

Ter gelegenheid van de opening wer-
den een aantal inleidingen verzorgd.
Zo gaf ir. Marianne Kuipers, directeur
Keuringsdienst van Waren Oost, aan
dat we tegenwoordig in een \'weten-
schapstijdperk\' leven, dat een ade-
quaat en slagvaardig antwoord vraagt
op de gestelde vragen.
Professor Van Knapen van de Facul-
teit der Diergeneeskunde plaatste de
diergeneeskunde in het perspectief van
de volksgezondheid. Het vertrouwde
beeld dat dierenartsen zich, in het ka-
der van de veterinaire volksgezond-
heid, uitsluitend bezighielden met de
vleeskeuring, is aan een grondige ver-
andering toe. In de wereld waarin de
mens leeft nemen dieren (gezelschaps-
dieren, landbouwhuisdieren, dieren in
het wild en proefdieren) een promi-
nente plaats in. De risico\'s die dat met
zich meebrengt voor de volksgezond-
heid, dienen onderkend te worden en
de gewenste aandacht te krijgen.
Drs. Broekhuis benadrukte in zijn in-
leiding dat het bedrijfsleven haar ei-
gen verantwoordelijkheid heeft en wil
nemen, voor de productie van veilige
voedingsmiddelen. Het onafhanke-
lijke toezicht van de Keuringsdienst
is hierbij noodzakelijk om het be-
drijfsleven attent te houden, zoals ge-
bleken is bij de jongste dioxine-pro-
blematiek.

Handhaving en Signalering

In 1998 is de Keuringsdienst van Waren
gefuseerd met de Veterinaire Inspectie.
De nieuwe dienst bestrijkt het hele ge-
bied van voedingsmiddelen vanaf de
productie- tot en met de consumenten-
fase. Ook de sector non-food valt onder
haar competentie. De Keuringsdienst
van Waren heeft twee kerntaken: Hand-
having en Signalering. De Handhaving
houdt zich bezig met het toezicht en de
opsporing in het kader van de wetge-
ving op het bovengenoemde gebied. De
Signalering is meer onderzoeksgericht
en houdt zich bezig met de effecten van
de handhaving en het signaleren van ge-
zondheidsbedreigende situaties.

Signalering Veterinaire Producten

Als kenniscentrum is de afdeling
Signalering Veterinaire Producten bij
de dienst Oost ondergebracht. Dit aan-
dachtsgebied richt zich op de proble-
matiek van de vlees en vleeswaren,
wild en gevogelte, eieren en eiproduc-
ten, vis en visproducten, schaal- en
schelpdieren, zuivel, diergeneesmid-
delen, veevoeder, destmctie, veteri-
naire milieuhygiëne, straling en door-
straling eet- en drinkwaren, zoönosen
en dierproeven.

Op 15 september 2000 vond in Zutphen de officiële opening plaats van de ver-
nieuwde vestiging Oost van de Keuringsdienst van Waren. Onder grote be-
langstelling werd het gebouw onder het motto \'Op uw gezondheid\' geopend
door de heer Broekhuis, voorzitter van de VAI. De kosten van de verbouwing
bedroegen ruim 13 miljoen gulden. Het gebouw biedt plaats aan 160 mede-
werkers in laboratorium-, kantoor- en buitendienstfuncties.

De werkzaamheden van de afdeling
Signalering Veterinaire Producten be-
staan onder andere uit het ontwikkelen,
valideren en uniformeren van metho-
den, één en ander ter ondersteuning van
de Handhaving. Tevens wordt onder-
zoek geïnititeerd en worden rapporta-
ges en adviezen gemaakt over surveil-
lance- en monitoringsprogramma\'s
inzake bijvoorbeeld het voorkomen van
salmonella en campylobacter in kippro-
ducten, ziekteverwekkers bij land-
bouwhuisdieren, residuen van dier-
geneesmiddelen en milieucontaminaten
in producten van dierlijke oorsprong.

\'Expertisecentrum\'

Bij de dienst Oost wordt gewerkt aan
het oprichten van een \'Expertisecen-
trum Voedselvergiftigingen\'. Ook wor-
den vanuit Zutphen landelijke actiepro-
gramma\'s gecoördineerd in het kader
van het zogenaamde \'Additioneel Toe-
zicht\', waarbij gekeken wordt in hoe-
verre de eerstelijns-toezichthouders de
opgedragen taken naar behoren uitvoe-
ren en in hoeverre de bedrijven zich
houden aan de regelgeving.
Daar waar het om de directe mens-dier-
relatie gaat, worden programma\'s ont-
wikkeld op het gebied van de zoönosen
(onder andere draaiboek rabiës bij
vleermuizen, het voorkomen van zoö-
notische infecties bij dieren in het wild)
en proefdieren (onder andere evaluatie
dierexperimentencommissie, jaarlijkse
rapportage aan de Tweede Kamer over
de verrichte dierproeven).

-ocr page 470-

Tenslotte heeft de afdeling Signalering
Veterinaire Producten tot taak om de
resultaten van de Handhaving te evalu-
eren en op basis daarvan voorstellen te
doen voor het toezicht op de naleving
van de regelgeving in de bovenge-
noemde sectoren.

In Nederland zijn naast de Algemene
Directie in Den Haag vijf regionale
Keuringsdiensten van Waren gevestigd.
Iedere dienst beschikt over een afdeling

Handhaving met een regionale taakitel-
ling en een afdeling Signalering met een
landelijke verantwoordelijkheid. De
aandachtsgebieden van de afdeling
Signalering zijn als volgt verdeeld:
Non-food Chemie (Groningen, Samen-
gestelde Producten (Eindhoven), Pri-
maire Land- en Tuinbouwproducten
(Amsterdam), Non-food Productveilig-
heid (Zwijndrecht) en Veterinaire Pro-
ducten (Zutphen).

De Keuringsdienst van Waren Oo.st
is gevestigd:

De Stoven 22
7606 AX Zutphen
Postbus 202
7200 AE Zutphen
telefoon: 0575 -588100
fax: 0575 - 588200

Eerste verkiezing Dierenartsassistent van het Jaar groot succes

Doel van dit nieuwe initiatiefis het be-
roep van assistent onder de aandacht
brengen en de waardering voor deze
beroepsgroep uit te spreken. Iets dat de
14® zeker het geval was. Collega\'s, fa-
milie, vertegenwoordigers van diverse
beroepsgroepen, industrie en overige
geïnteresseerden luisterden en keken
met veel belangstelling naar de profes-
sionele presentaties van de genomi-
neerden. De verkiezing werd gehou-
den tijdens een symposium met als
titel \'De rol van de dierenartsassistent
in de praktijk van de toekomst\'.

Extra benoeming

Werkgevers konden hun assistenten
voordragen. Uit een kleine 50 inzen-
dingen nomineerde de deskundige jury
vijf mensen die werden verzocht op
geheel eigen wijze een tien minuten
durende presentatie te geven tijdens
het symposium.

Door persoonlijke omstandigheden
kon één van de genomineerde assisten-
tes helaas geen presentatie houden.
Het feit dat er vier presentaties over-
bleven, heeft het de jury niet gemakke-
lijker gemaakt. Na lang beraad is uit-
eindelijk besloten om tot een extra
benoeming over te gaan in de vorm
van de titel \'Assistente van de Toe-
komst\'. Sandra Cartesan, werkzaam
bij de Holistische praktijk voor dieren,
kreeg deze eretitel voor het komende
jaar. Samen met Nel Kersten krijgen
de beide dames elk de hoofdprijs van
750 gulden en een reis naar het Walt-
ham Centre for Pet Nutrition in Enge-
land. Bea van Laarhoven (Dierenart-
sencentrum de Heikant in Uden) en
Hanneke Hendriks (Dierenkliniek
Zniderkaag in Schagen) delen een ge-
zamenlijke tweede plaats met de daar-
bijbehorende cheque van 500 gulden.
De vijfde genomineerde Mirjam Bes-
seling (De Graafschap Dierenartsen
uit Hengelo, Gelderland) dingt vol-
gend jaar opnieuw mee naar de titel
Dierenartsassistent van het Jaar.

Nascholing

Op zaterdag 14 oktober 2000 heeft voor de eerste maal de verkiezing
\'Dierenartsenassistent van het Jaar\' in Bameveld plaatsgevonden. Uit vijf ge-
nomineerde dierenartsassistenten is
Nel Kersten van Dierenkliniek Sleeuwijk
gekozen tot Dierenartsassistent van het Jaar.

Voorzitter van de jury, Leen den Otter,
vertelde in zijn inleiding dat bij de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
(GGG) hard gewerkt wordt aan pernia-
nente educatie voor gezelschapsdieren-
practici. Hij acht het zinvol ook lijn te
brengen in de nascholing van assisten-
ten. Tijdens het symposium kwamen di-
verse sprekers aan bod. Zij spraken allen

De Movir zal in de nieuwe organisatie-
vorm een korting van 10% op de pre-
mie van de arbeidsongeschiktheids-
verzekering blijven verlenen aan leden
van de KNMvD. Over de premie-ont-
wikkeling zullen de bij de Movir ver-
zekerde dierenartsen op korte termijn
over de belangrijke bijdrage die de as-
sistent levert.

Sprekers waren Adriaan van Egmond
van de Landelijke Organisatie Be-
roepsopleiding Agrarische Sectoren
(Lobas). Hij sprak onder andere over
de nieuwe kwalificatiestructuur voor
het middelbaar agrarisch onderwijs,
waaraan de afgestudeerde dierenarts-
assistent moet voldoen. Mevrouw les
Akkerdaas, anesthesioloog aan de
Faciliteit der Diergeneeskunde in
Utrecht, hield een leerzaam en prak-
tisch betoog over het feit dat operaties
gecompliceerder worden en zodoende
langer duren. Hierdoor wordt de rol
van de assistente, als het gaat om de
anesthesiologie, van nog grotere
waarde en geeft het vak nog meer diep-
gang. Rob Veerman, organisatie-advi-
seur, sprak over het nieuwe fenomeen
kenniscompetenties. Deze competen-
ties zijn in samenwerking met Ve-
terinair Organisatiebureau Animaux
ontwikkeld voor dierenartsassistentes.
Net als bij andere bedrijven vonnen de
medewerkers van de praktijk het men-
selijk kapitaal, waarmee een aanzien-
lijk deel van het resultaat wordt be-
haald.

Korting KNMvD-leden arbeidsongeschiktheidsverzekering
Movir blijft

op de hoogte worden gesteld. Deze
premiekorting zal de contributie van
de KNMvD tot een licht draagbare bij-
drage maken.

Dr. Tj. Jorna,
Algemeen secretaris

-ocr page 471-

Q Congressen en

Een hechte en betekenisvolle relatie met
anderen biedt de mogelijkheid hierover
te praten. Uw privé-relatie komt daar-
voor als eerste in aanmerking. Een
goede communicatie en het uiten van
gevoelens zijn daarbij essentieel. Wan-
neer werk en relatie goed lopen, hebben
ze een positieve uitwerking op elkaar.
Wanneer het hapert aan één kant, beïn-
vloedt het vaak de andere kant in nega-
tieve zin.

De WAA biedt u en uw levenspartner
een praktische communicatiecursus aan.
Om stil te staan bij de balans tussen uw
beroeps- en persoonlijk leven. Om
nieuwe energie en inspiratie op te doen
voor beiden. Op een ontspannen manier
en in een aangename omgeving. In een
veilige setting met vijf andere paren.
Doel van de cursus is uw persoonlijke
ontwikkeling te bevorderen, onder meer
door groei in uw relatie; succesvol en
gezond blijven functioneren in uw
werk; de balans blijven zoeken tussen
uw werk en privé-leven. Het is een prak-
tische cursus, geen therapie.

Inhoud

• Persoonlijke en gezamenlijke priori-
teiten stellen in de combinatie werk en
privé-leven.

• Communicatie- en onderhandelings-
vaardigheden verbeteren. Om in
goede harmonie prioriteiten te kunnen
stellen en keuzen waar te blijven ma-
ken in de dagelijkse praktijk - of ze
soms bij te stellen.

De communicatie- en onderhandelings-
vaardigheden worden met elkaar en met
andere deelnemers geoefend. De onder-
werpen kiest u uit uw eigen persoonlijke
prioriteiten. Elk paar maakt vooraf ken-
nis met de trainers. Deze kennismaking
biedt de gelegenheid de cursus af te
stemmen op de specifieke behoeften
van geïnteresseerde paren.

Het werk trekt een flinke wissel op het privéleven van dierenartsen. Door de in-
krimping van de veestapel in Nederland maakt u zich wellicht zorgen over uw
inkomenspositie en de toekomst van uw beroep. U werkt hard en vindt dat u te
weinig tijd hebt voor gezin, vrienden en ontspanning. U klaagt hier niet over,
maar zoekt wel steun in dit proces dat ook uw eigen ontwikkeling beïnvloedt.

cursussen

Investeren in balans werk - privé

Cursus Persoonlijke Ontwikkeling, samen met uw levenspartner

Duur, data en plaats

De totale cursus bestaat uit zes dagde-
len, verdeeld over twee blokken op vrij-
dag overdag en zaterdagochtend De
vrijdagavond is vrij te besteden (inclu-
sief diner). Tussen de twee blokken zit-
ten drie tot vier weken.
De
Voorjaarstraining vindt plaats op
vrijdag 30 maart 2001 en zaterdagoch-
tend 31 maart (blok 1) en op vrijdag 20
april 2001 en zaterdagochtend 21 april
(blok 2) te Nijmegen.
De
Najaarstraining vindt plaats op vrij-
dag 9 november 2001 en zaterdagoch-
tend 10 november (blok 1) en op vrijdag
30 november 2001 en zaterdagochtend
1 december (blok 2) te Bergen.
De kosten bedragen ƒ 2800,- per paar
voor VVAA-leden, ƒ 3000,- per paar
voor niet-leden en ƒ 2500,- per paar
voor studenten.

Accreditatie is aangevraagd bij het
Coördinatiecentrum Erkende dierenart-
sen-CED.

Fiscaal voordeel voor ondernemers

De overheid stimuleert (na)scholing
langs de fiscale weg. Voor ondernemers
en andere in de ondememing werkende
personen zijn in de zakelijke sfeer ge-
maakte scholingskosten meestal aftrek-
baar voor 140% (voor 40- plussers is het
180%). Deze verhoogde aftrek (scho-
lingsaftrek) geldt niet voor reis- ver-
blijfskosten, die zijn gewoon voor 100%
aftrekbaar. Voor meer informatie ver-
wijzen wij u naar uw accountant of be-
lastingadviseur of www.belasting-
dienst.nl.

Trainers

Drs. Piet Jeuken (1942) is bedrijfssocio-
loog met ervaring als adviseur in bin-
nen- en buitenland. Hij was manager en
bestuurder in bedrijfsleven, overheid en
politiek. Hij is conflictbemiddelaar
{NMI mediator) en gespecialiseerd in
stressmanagement en organisatie & ge-
zondheid.

Drs. Willie Roncken (1945) is psycho-
loog en geregistreerd psychotherapeut
met een eigen praktijk voor volwasse-
nen, individueel en als partners. Zij
heeft ervaring als manager en bestuur-
der in uiteenlopende organisaties.
Willie Roncken en Piet Jeuken zijn
naast trainers en levenspartners ook za-
kenpartners. Zij zijn de oprichters en di-
recteuren van de vof O-LENG. Het be-
drijf richt zich op stressmanagement
door persoonlijk onderhoud voor werk
en privé.

Wilt u deelnemen aan de cursus Per-
soonlijke ontwikkeling, meldt u zich dan
aan via e-mail congres@waa.nl of bel
030 - 2474328. Na uw aanmelding vindt
per paar een kennismakingsgesprek
plaats met de trainers. Daarna beslist u
ofu wilt deelnemen.

Bent u geïnteresseerd in de overige op-
leidingen die de WAA aanbiedt, kijk
dan op www.vvaa.nl of vraag de bro-
chure opleidingen 2001 aan.

Vaccinatie, het einde?

Op woensdag 17 januari 2001 organiseert DSK een symposium met als titel
\'Vaccinatie, het einde?\' Sprekers zijn onder andere dr. H.F. Egberink, dr.
V.P.M.G. Rutten, dr. E.O. Rijke, prof dr. A.D.M.E. Osterhaus en dr. P.A.M.
Overgaauw. Dagvoorzitter is prof dr. B.A.M. van der Zeijst.

Het symposium wordt gehouden in collegezaal ioi van het Androclusgebouw,
Faculteit der Diergeneeskunde. Het begint om
9.00 uur. Toegangsbewijzen zijn
tot 70januari 2001 te bestellen bij MerelJansen
f030-2762075 of 06-2^261642) of
kunnen voorafgaand aan het symposium zelf worden gekocht.

-ocr page 472-

Het congresprogramma bestaat uit een
vijfdaagse cursus, van maandag tot en
met vrijdag zijn er \'s morgens lezin-
gen. Het reisschema ziet er als volgt
uit:

Vertrek op vrijdag 9 febmari met KLM
om 20.10 uur vanaf Schiphol. De recht-
streekse vlucht komt zonder tijdsver-
schil aan in Kaapstad op 10 febmari om
11.15 uur. Op zaterdag 17 februari om
16.50 uur vertrek vanaf Kaapstad met
als aankomstdatum zondag 18 februari
05.50 uur in Amsterdam.

De onderwerpen tijdens de lezingen zijn
actueel en gericht op gezelschapsdieren-
practici. De sprekers zijn onder andere:
Andries van Foreest (tandheelkunde),
Jacqueline Sinke (demiatologie), Bart

Op 9 februari 2001 vertrekt een groep dierenartsen voor een tiendaagse post-
academische nascholingsreis naar Kaapstad. Er zijn nog plaatsen vrij voor
deze studiereis. Virbac Nederland en Waltham Veterinaire Service, bieden
bovendien de mogelijkheid om een deel van de reiskosten bij elkaar te sparen.
In plaats van de bekende gratis spaarpunten bij producten of dieetvoeding die
omgezet kunnen worden in een Boncadeau, is het nu mogelijk om te kiezen
voor relscheques, die gecrediteerd kunnen worden op de deelnamekosten. De
congreskosten zijn voor 90% aftrekbaar conform de hierop betrekking heb-
bende fiscale richtlijnen, dus het geheel is ook financieel zeer aantrekkelijk!

Spaar nu uoornascholing met een avontuurlijk tintje!

Exclusieve nascholing dierenartsen in Zuid-Afrika

Sjollema (algemene chimrgie). Marjan
Wennink (bewegingstherapeut Ceasar),
Dick van Zuilen (orthopedie) en Ronald
van Noort (inteme geneeskunde).
Sponsoren bieden twee maal een mid-
dagprogramma aan, één keer naar een
wijnproeverij en één keer naar een
stmisvogelfarm. De andere middagen
zijn vrij te besteden. Er zijn allerlei
sportieve mogelijkheden zoals duiken,
paardrijden en wildwatervaren. Voor
deze nascholing zijn geen malaria-
voorzorgsmaatregelen nodig. De ver-
lenging bestaat uit een verblijf in het
Kruger Gate Lodge met \'wildritte\' op
zoek naar de \'Grote Vijf. Daama mo-
gelijkheid tot het bezoeken van andere
bezienswaardigheden in de omgeving,
zoals een Cheetah-centrum en een zij-
defabriek. Voor de verlenging moet
men rekenen op een bedrag tussen de
ƒ 1500,- a ƒ 2000,-, dit is afhankelijk
van het definitieve aantal deelnemers.
Op eigen gelegenheid verlengen be-
hoort ook tot de mogelijkheden, alleen
het wijzigen van de retourvlucht wordt
dan door Veterinair Organisatiebureau
Animaux geregeld.

De reissom bedraagt inclusief trans-
fers, verblijf in hotel met zwembad,
congres met boeiende sprekers inclu-
sief syllabus en certificaat van deel-
name, welkomstborrel, afscheidsbraai
en twee veterinair verantwoorde mid-
dagexcursies ƒ 3750,- (toeslag éénper-
soonskamer ƒ 375,-). Voor de partner
zijn de kosten ƒ 2.750,- exclusief
luchthavenbelasting en annulerings-
verzekering. Dierenartsen met een
doorlopende VVAA-reisverzekering,
hebben reeds een gratis annulerings-
verzekering.

Voor meer informatie over de reis en
het aanvragen van een leaflet met in-
schrijfformulier kunt u bellen naar:
Veterinair Organisatiebureau Animaux
(035) 62394 79.

Aangifteplichtige Besmettelijke Dierziekten

Maand

Dierziekte

Kring

Aantal

Juli

Amerikaans vuilbroed

Noordwest

1

Scrapie

Noord

10

Augustus

Scrapie

Zuidwest

1

Salmonellose

Noord

1

Salmonellose

Oost

1

September

Scrapie

Noord

2

Rabiës

Oost

1

Rabiës

Zuidwest

1

Salmonellose

Zuid

2

Diergeneesmiddelenwinkel

Sommige dierenartsenpraktijken
bieden diergeneesmiddelen vol-
gens een winkelformule aan. Deze
formule is alleen toegestaan als
het gaat om vrije diergeneesmid-
delen. Het is absoluut verboden
om gekanaliseerde diergenees-
middelen (UDA en UDD) volgens
een winkelformule aan te bieden.
Zelfs het tonen ervan in een open
vitrine wordt door controlerende
instanties niet toelaatbaar ge-
acht. Controle door de overheid
(BRD en AID) kan hoge boetes
opleveren.

Dr. Tj. jorna,
Algemeen secretaris

-ocr page 473-

Escherichia coli 0157 op een kinderboerderij

A.E. Heuvelink\\ C. van Meerwaarden^ R. van Oosterom^, K. Edink3 en Y.T.H.P. van Duynhoven4

Inleiding

Op 30 juli kreeg een 1,5-jarig jongetje
klachten van heftige buikkrampen en
diarree met slijm en bloedbijmenging.
Het kindje was al twee dagen lusteloos.
Hij ontwikkelde een toenemende slaap-
zucht, een bleke gelaatskleur en moest
minder vaak urineren. Op 2 augustus
werd het kindje opgenomen in het AMC
te Amsterdam, alwaar de diagnose he-
molytisch-uremisch syndroom (HUS)
werd gesteld: hemolytische anemie,
thrombocytopenic en acute nierinsuf-
ficiëntie. In het bacteriologisch labora-
torium werd uit de feces van het jongetje
Shiga toxine-producerende
Escherichia
coli
(STEC) 0157 geïsoleerd. In het se-
rum werden antilichamen tegen 0157
LPS aangetoond (Laboratorium Kinder-
geneeskunde van het Universitair Me-
disch Centrum Nijmegen). De nierin-
sufficiëntie werd behandeld met perito-
neaaldialyse. De nierfunctie kwam weer
op gang en 28 augustus volgde ontslag
uit het ziekenhuis.

Na melding van het STEC 0157-iso-
laat werd door de GGD bron- en con-
tactonderzoek uitgevoerd. Omdat het
jongetje een week voordat hij ziek was
geworden een kinderboerderij had be-
zocht en er geen aanwijzingen waren
voor andere mogelijke transmissierou-
tes, zoals bijvoorbeeld consumptie van
onvoldoende verhit rundvlees of onge-
pasteuriseerde melk, werd gedacht aan
directe overdracht van landbouwhuis-
dieren op de mens. Daarom werd door
de Keuringsdienst van Waren (KvW)
op de betreffende kinderboerderij een
bemonstering uitgevoerd.

Onderzoek kinderboerderij

Op de kinderboerderij werden de vol-
gende dieren gehouden: schapen, gei-
ten, kippen, een pauw, een varken en ko-
nijnen. Tijdens een eerste monstemame
werden zoveel mogelijk verse drop-
pings van deze dieren verzameld. In to-
taal werden 32 monsters onderzocht op
STEC 0157. Uit acht droppings van
schapen en/of geiten werden STEC
0157-stammen geïsoleerd. Tijdens een
tweede monstemame werden tien van
de in totaal elf geiten en alle vier aanwe-
zige schapen individueel bemonsterd.
STEC 0157-stammen werden geïso-
leerd uit ongeboren mest van twee gei-
ten. Bij nadere typering van alle dier-
lijke isolaten en het humane isolaat met
behulp van PFGE, bleken alle isolaten
van hetzelfde PFGE-type. Tijdens twee
volgende individuele bemonsteringen
werden dieren die eerder positief bleken
voor STEC 0157 telkens negatief be-
vonden.

De positieve dieren zijn apart gezet en
de kinderboerderij is (voorlopig) ge-
sloten. Bij de ingang van de boerderij
is een bord geplaatst waarop is ver-
meld dat het terrein niet mag worden
betreden en dat men geen contact met
de dieren mag hebben. Verder is de al-
gemene hygiëne aangescherpt.

Discussie

Op de kinderboerderij werden STEC
0157-positieve geiten en schapen aan-
getroffen. STEC 0157-isolaten van
mest van deze dieren bleken bij PFGE-
typering niet te verschillen van het hu-
mane STEC 0157-isolaat. Dit is een
zeer sterke aanwijzing dat de bron van
de infectie van het patiëntje gelegen
was op de kinderboerderij. Tot dusver
was het in Nederland nimmer gelukt
de bron van een STEC 0157-infectie
te achterhalen.

Infectie met STEC 0157 als gevolg van
contact met geïnfecteerde dieren (waar-
onder kalveren, koeien, geiten, schapen,
een pony en een hond) of dierlijke mest
is vaker beschreven (1-3, 5-8). De afge-
lopenjaren is de populariteit van kinder-
boerderijen toegenomen. Niet alleen als
vrijetijdsbesteding, maar ook in het ka-
der van educatieve programma\'s. Het ri-
sico op een STEC 0157-infectie hangt
onder andere af van de aanwezige die-
ren, het seizoen, het aantal en de leeftijd
van bezoekers, en de aanwezigheid van
eet- en handenwasgelegenheden.
Runderen en andere herkauwers, zoals
schapen en geiten, zijn belangrijke re-
servoirs van STEC 0157. In de regel
vertonen deze dieren geen klinische
verschijnselen als gevolg van het dra-
gen van STEC 0157. De uitscheiding
van STEC 0157 door herkauwers is
intemiitterend. Gewoonlijk zijn indi-
viduele dieren circa twee tot acht we-
ken uitscheider. Verder blijkt de uit-
scheiding seizoensgebonden, met een
piek in de zomer en het najaar.
Behandelen van positieve dieren is op
dit moment niet mogelijk. In de litera-
tuur zijn onderzoeken beschreven waar-
bij middels bijvoorbeeld het voer, een
behandeling met antibiotica, probiotica
of competitieve exclusie wordt getracht
de uitscheiding van STEC 0157 door
dieren te beïnvloeden. Deze onderzoe-
ken hebben evenwel nog geen duide-
lijke conclusies opgeleverd. Hoewel in-
dividuele dieren tijdelijke dragers zijn,
is quarantaine van positieve dieren van
belang. Vrijgave kan pas plaatsvinden
als de dieren twee maal negatief zijn be-

Tabel i. Resultaten individuele bemonstering geiten en schapen.

Bemonstering Geit

Schaap

10 11
- - NB

12 3 4

1 2 3 4 5

7 8 9

li*
UK

\' Keuringsdienst van Waren, Oost, Zutphen.
^ Keuringsdienst van Waren, Noord- West, Amsterdam.
^ GGD Gooi en Vechtstreek, Bussum.
1 Centrum voor Infectieziekten Epidemiologie. RIVM.
Bilthoven.

" NB, niet bemonsterd
* 3,5 weken na bemonstering 1
2 weken na bemonstering 11

-ocr page 474-

vonden bij heronderzoek met tussenpo-
zen van twee tot vier weken.
Terwijl het op dit moment niet moge-
lijk is specifieke preventieve maatre-
gelen te nemen, kan het risico op een
STEC 0157-infectie via dieren wor-
den gereduceerd door het toepassen
van algemene hygiënische maatrege-
len door zowel beheerders van kinder-
boerderijen, verzorgers van de dieren,
als bezoekers. Voorlichting richting
bezoekers van kinderboerderijen
(scholen, ouders) speelt hierbij een be-
langrijke rol. De KvW heeft naar aan-
leiding van het hier beschreven onder-
zoek aanbevelingen opgesteld voor
beheerders van kinderboerderijen. Een
korte samenvatting hiervan is weerge-
geven in figuur 1. Deze relatief een-
voudige preventieve maatregelen zul-
len ook het risico op andere zoonoses,
zoals cryptosporidiosis (4), minimali-
seren.

Conclusies

Op kinderboerderijen is er een inten-
sief contact van kinderen (de belang-
rijkste risicogroep voor het ontwikke-
len van HUS) met dieren en dierlijke
mest. Wanneer STEC 0157 op een
kinderboerderij wordt aangetroffen zal
het rechtstreekse contact van kinderen
met de dieren moeten worden verhin-
derd of zo veel mogelijk moeten wor-
den belemmerd, door bijvoorbeeld
plaatsing van de dieren achter hekken.
Verder zullen er maatregelen moeten
worden genomen betreffende algeme-
ne hygiënische omstandigheden (was-
gelegenheden, mestverwerking, etce-
tera) op kinderboerderijen.
Inmiddels is door de KvW Oost een
vervolgonderzoek gestart, waarbij
meerdere kinderboerderijen worden
onderzocht op de mogelijke aanwezig-
heid van STEC 0157. Bovendien zal
de ontwikkeling van de besmetting op
de eerder onderzochte kinderboerderij
worden vervolgd. Het nader onderzoek
moet aangeven welke maatregelen het
meest effectief zijn om deze infectie te
beheersen. Tevens zal onderzoek in de
geitensector worden opgestart.

Literatuur

1. Chalmers RM, Salmon RL, Willshaw GA,
Cheasty T, Looker N, Davies I,
el al. Vero-
cytotoxin-producing
Escherichia coli 0157
in a farmer handling horses [letter]. Lancet
1997; 349: 1816.

2. Milne LM, Plom A, Strudley I, Pritchard
GC, Crooks R, Hall M,
et al. Escherichia
coH
0157 incident associated with a farm
open to members of the public. Commun Dis
Public Health 1999;2:22-6.

3. Parry SM, Salmon RL, Willshaw GA,

Aanbevelingen voor beheerders
van kinderboerderijen

Alle dieren dragen micro-organismen (bacteriën, virussen, parasieten, etce-
tera) bij zich, waarvan er sommige infecties bij mensen kunnen veroorzaken.
Bepaalde bacteriën die in de mest van sommige dieren aanwezig zijn, kunnen
met name bij jonge kinderen een ernstige ziekte veroorzaken. Omdat mest-
deeltjes zich vaak op de vacht van dieren bevinden, kunnen deze bacteriën
door bijvoorbeeld het aaien van de dieren overgebracht worden op mensen.
Infecties door contact met dieren kunnen goed voorkomen worden door een
aantal eenvoudige maatregelen:

1. Zorg ervoor dat bezoekers niet in contact kunnen komen met zieke dieren
of met dieren waarvan is vastgesteld dat ze besmet zijn of zouden kunnen
zijn met voor de mens ziekteverwekkende organismen.

2. Geef voor de bezoekers duidelijk aan welke dieren niet aangeraakt mogen
worden.

3. Zorg voor een snelle en zorgvuldige verwijdering van mest.

4. Houd het erf schoon.

5. Zorg voor voldoende handenwasgelegenheid met stromend water, zeep-
dispenser en wegwerphanddoeken. Houdt deze handenwasgelegenheden
goed schoon en zorg steeds voor voldoende gevulde zeepdispensers en
wegwerphanddoeken.

6. De volgende aanwijzingen moeten voor de bezoekers duidelijk zichtbaar
aanwezig zijn of moeten op papier worden uitgereikt:

• Was de handen met water en zeep na het aanraken van de dieren;

• Was de handen met water en zeep voor het eten;

• Raak gezicht en mond zo min mogelijk aan voordat de handen met water
en zeep zijn gewassen;

• Eet of drink niet tijdens contact met de dieren;

• Eet geen voedsel dat op de grond is gevallen;

• Eet niet van het voer dat bestemd is voor de dieren.

7. Laat de bezoekers geen koeien melken of ongepasteuriseerde melk drin-
ken.

8. Wanneer een bezoeker ziekteverschijnselen (met name diarree) vertoont
na bezoek aan de kinderboerderij, adviseer dan een arts te consulteren en
deze te melden dat er recent contact met dieren is geweest.

Figuun. Aanbevelingen voor beheerders van kinderboerderijen.

Cheasty 1, Lund LJ, Wearden P, et al.
Haemorrhagic colitis in child after visit to farm
visitor centre [letter]. Lancet 1995; 346: 572.
Pritchard GC, and Fleetwood AJ. Cryptospori-
diosis and farm visits. Vet Ree 1995; 136:179.
Renwick SA, Wilson JB, Clarke RC, Lior H,
Borczyk AA, Spika J,
et al. Evidence of di-
rect transmission of
Escherichia coli
0157:H7 infection between calves and a hu-
man [letter]. J Infect Dis 1993; 168: 792-3.
Shukla R, Slack R, George A, Cheasty T,
Rowe B, and Scutter J.
Escherichia coli 0157
infection associated with a farm visitor

centre. Commun Dis Rep CDR Rev 1995; 5:
R86-90.

Trevena WB. Willshaw GA, Cheasty T,
Domingue G, and Wray C. Transmission of
verocytotoxin-producing
Escherichia coli
0157 infection from farm animals to humans
in Cornwall and West Devon. Commun Dis
Public Health 1999;2:263-8.
Trevena WB, Willshaw GA, Cheasty T,
Wray C, and Gallagher J. Verocytotoxin-
producing
E. coli 0157 infection associated
with farms [letter; comment]. Lancet 1996;
347:60-1.

-ocr page 475-

Vanaf het moment dat de pluimveehou-
derij zich ontwikkelde van een bron van
neveninkomsten voor de boer tot een
hoofdtaak, heeft zij zich stormachtig
ontwikkeld. Dit gebeurde vanaf het be-
gin van de 20ste eeuw, maar vooral na
de Tweede Wereldoorlog. In het kiel-
zog van deze ontwikkeling volgden de
pluimveeziekten: de intensieve houderij
van pluimvee, de intensieve contacten
binnen de pluimveehouderij en het in-
temationale karakter bood alle moge-
lijke ziekten de ideale kans zich massaal
en explosief te manifesteren. Broe-
derijen maakten een zeer snelle geneti-
sche voomitgang mogelijk, maar waren
ook een groot risico voor ziekteversprei-
ding. Transport van broedeieren en een-
dagskuikens naar alle delen van de we-
reld stimuleerde de pluimveehouderij,
maar intemationaliseerde het voorko-
men van pluimveeziekten. Dit weer
leidde diverse malen tot de bijna- onder-
gang van de pluimvee-industrie. Van-
daar, dat de pluimveehouderij al snel
zwaar moest steunen op een zich even-
eens stormachtig ontwikkelende pluim-
vee gezondheidszorg.
Om een paar ontwikkelingen te noe-
men:

Louis Pasteur (1822-1895) en de Pas-
teurellose

Pasteurs bijdrage aan de pluimveedier-
geneeskunde in engere zin blijft beperkt
tot het maken van een vogelcholera-
vaccin, maar desondanks kunnen we
niet om hem heen. Eigenlijk kan nie-
mand om hem heen, gezien zijn ontdek-
kingen in de diergeneeskunde, de hu-
mane geneeskunde, maar ook zijn werk
voor de wijnindustrie, de bierindustrie
en de zijde-industrie.
Hij toonde aan dat gistings- en verzu-
ringsprocessen niet zomaar spontaan
ontstonden of puur chemische reacties
waren, maar dat er micro-organismen
waren die deze processen bewerkstellig-
den. En verder, dat ieder soort micro-or-
ganisme verantwoordelijk was voor één
bepaald proces. Gisten zorgden voor de
vorming van alcohol, melkzuurbacte-
riën veroorzaakte verzuring. Hij ont-
wikkelde vervolgens de techniek van de
pasteurisatie om deze processen onder
controle te krijgen.

Uit kippen, gestorven aan vogelcholera,
isoleerde hij een kiem, die hij vervol-
gens in kippebouillon kweekte. Door
deze cultuur in te spuiten in gezonde
kippen kon hij opnieuw vogelcholera
opwekken. (De bacterie is later naar
hem Pasteurella genoemd.)
Vervolgens ontdekte hij, dat een \'verou-
derde\' bacteriekweek van deze kiem,
kippen niet ziek maakte, en dat, toen zij
later met een verse kweek werden inge-
spoten, nog steeds niet ziek werden.
Ongeënte controledieren, ingespoten
met de verse kweek, stierven aan vogel-
cholera. Dit deed hij in het jaar 1879.
Pasteur noemde deze methode van im-
muniseren \'vaccineren\', naar aanleiding
van Edward Jenners-methode van im-
muniseren tegen pokken door middel
van koepokken.

Vervolgens ging hij aan het werk om
een entstof te ontwikkelen tegen
Miltvuur, een ziekte waarvan Koch de
verwekker al had geïdentificeerd (bacil-
lus antracis).

Hier mengt zich een dierenarts in de ge-
schiedenis, ene Rossignol, die vindt dat
de chemicus Pasteur zich niet met dier-
geneeskunde moet bemoeien. Hij daagt
Pasteur uit in het openbaar de effectivi-
teit van zijn miltvuurvaccin te demon-
streren. Het vervolg is een groot media-
spektakel, een openbare veldproef, in
aanwezigheid van ministers, geleerden,
de pers, landbouwers en dierenartsen.
Rossignol eist, dat er naast een groep ge-
ente schapen, ook een groep ongeënte
controles moet meedoen. 25 schapen
worden geënt (een dubbele enting), en
later gechallenged, 25 worden niet
geënt, maar wel gechallenged, en tien
dieren worden niet geënt en niet gechal-
lenged. De assistenten van Pasteur pro-
testeren tegen het hun inziens nutteloze
opofferen van de ongeënte dieren.
Pasteur ziet het belang ervan wel in, met
oog op de overtuigingskracht van de
proef

Na challenge stierven 21 van de onge-
ente dieren, vier werden emstig ziek.
Alle geënte dieren bleven gezond.
Pasteurs naam was gevestigd, het onder-
zoek naar oorzaken van ziektes en de
bestrijding ervan leek onbegrensd.
Bij zijn onderzoek naar hondsdolheid
kon Pasteur geen ziektekiem zichtbaar
maken, maar hij toonde wel aan dat hij
de ziekte door middel van besmet konij-
nen-hersen weefsel kon overdragen.

Pluimveediergeneeskunde

Vervolgens ontwikkelde hij ook hier
een verzwakte vaccinstam, die immuni-
teit gaf tegen de ziekte hondsdolheid bij
mens en dier.

Het werk van Pasteur heeft de trend ge-
zet voor de systematische aanpak van
besmettelijke ziekten: probleem obser-
veren en analiseren, ziektekiem isoleren
en identificeren, maatregelen treffen ter
voorkoming van besmetting, dan wel de
ziektekiem verzwakken en aanwenden
als vaccin.

Marek en Rispens

Het ontwikkelen van vaccins tegen de
ziekte van Marek mag gezien worden
als een hoogtepunt uit de pluimveedier-
geneeskunde, al was het maar omdat
zonder vaccin de snelle opkomst van de
pluimveehouderij verkeerd zou zijn in
een dieptepunt. De ziekte werd voor het
eerst beschreven door Marek in 1907,
maar de ziekte werd pas echt belangrijk
in de jaren \'60, met de opkomst van de
intensieve pluimveehouderij.
Al vroeg onderkende men een geneti-
sche factor in het vóórkomen en het
voorkómen van de ziekte. Sommige ras-
sen en lijnen waren duidelijk meer resis-
tent, andere duidelijk meer gevoelig
voor de ziekte. Gevoeligheid en resis-
tentie is al heel lang een belangrijk se-
lectiekenmerk van de fokkerij-organisa-
ties. Echter, selectie op resistentie gaat
ten koste van de genetische voomitgang
voor wat betreft veel productiekenmer-
ken en leidt in het beste geval tot ver-
minderde uitval, niet tot absolute resis-
tentie. Dit betekent, dat in de praktijk
een vaccin nog steeds nodig is om de
verliezen verder te beperken. Hierdoor
is het vaak economisch aantrekkelijker
zich te richten op verbeterde vaccinatie
dan op verhoogde genetische weer-
stand.

Het was in eerste instantie niet makke-
lijk om de verwekker te isoleren, het
bleek dat het Marek-vims (een Herpes-
vims) een sterk celgebonden leven
leidde. Bovendien lukte het kunstmatig
infecteren alleen bij jonge kuikens.
Dieren onder de drie weken zijn het ge-
voeligst, daama slaat een infectie steeds
moeilijker aan. De ziekte manifesteert
zich echter pas later, doorgaans na ze-
ven weken, vaak pas rond de aanvang
van de leg.

In 1969 kwam Churchill met een vaccin,
verkregen door attenuatie van een vim-
lente veldstam. Rispens (1972) ontwik-
kelde een vaccinstam uit een van nature
minder pathogene Marek-stam. Deze
werd geïsoleerd uit een koppel leghen-
nen, die geen symptomen van Marek

-ocr page 476-

vertoonde, in een tijd dat en een omge-
ving waarin de zielcte wijdverbreid
voorkwam. Deze vaccinstammen, die
gebaseerd zijn op kippen Marek-stam-
men, zijn nog steeds zeer celgebonden.
Om het vims levend te conserveren
moet het samen met het levende celma-
teriaal waarin het gekweekt is, bewaard
worden in vloeibaar stikstof, bij -197
Ozaki (1970) ontwikkelde een vaccin
gebaseerd op een herpesvims, dat bij
kalkoenen voorkomt (HVT). Dit vims
bleek apathogeen te zijn voor kippen en
kalkoenen, maar wel immuniteit te in-
duceren. Ook bleek het mogelijk dit vi-
ms los van de cel te bewaren, in gevries-
droogde staat. Dit maakte bewerking,
bewaring en transport veel eenvoudiger
en daardoor heeft dit type vaccin over de
gehele wereld veel toepassing gevon-
den.

In Nederland is door de jaren heen
vooral het Rispens-vaccin toegepast en
mede daardoor heeft de Nederlandse
pluimveehouderij minder dan andere
landen te maken gehad met grote Marek
doorbraken. Mede, want daamaast heeft
in Nederland de georganiseerde pluim-
veegezondheidszorg een grote rol ge-
speeld bij de controle en uitvoering van
de entingen en de begeleidende bedrijfs-
hygiëne.

De effectiviteit van de vaccinatie tegen
Marek wordt namelijk sterk beïnvloed
door de omstandigheden waaronder ge-
ent wordt. De mate waarin de ziekte van
Marek zich kan manifesteren hangt af
van de vimlentie van de veldstam. maar
ook van hoe vroeg de infectie toeslaat,
en hoe hoog de infectiedmk is. Een
vroege enting (bij voorkeur in ééndags
kuikens) geeft het vaccinviras een voor-
sprong op het veldvims. Het vaccin
voorkomt niet volledig dat het veldvims
aanslaat, maar vertraagt en vennindert
het pathogeen effect van de veldbesmet-
ting. Hygiënische maatregelen verho-
gen dit effect nog eens, doordat de infec-
tie later en onder een lagere infectiedmk
plaatsvindt.

Lange tijd is de Rispens-stam alleen in

Nederland toegepast. Maar vroeg of laat
deden zich in alle landen waar de inten-
sieve pluimveehouderij zich ontwik-
kelde, doorbraken voor. Op het idee ge-
bracht door de in Nederland behaalde
resultaten, werd dan vaak de Rispens-
stam geïntroduceerd. Bijna altijd gaf dit
een aanmerkelijke verbetering van de si-
tuatie, hoewel vaak niet tot het niveau
van Nederland. Dit illustreert nog eens
het belang van de begeleidende maatre-
gelen betreffende vaccinatietechniek en
hygiëne.

IB, thema en variaties

De ontwikkeling van de Infectieuze
Bronchitis (IB) hield gelijke pas met de
ontwikkeling van de modeme pluim-
veehouderij. Het is interessant om te
zien hoe een ziekte die zo weinig sterfte
geeft, door de jaren heen zo belangrijk is
gebleven. Dit komt door het negatieve
effect op de productieresultaten, het ge-
mak waarmee de infectie zich verspreidt
en het wijdverbreide voorkomen van het
vims. De ontwikkeling van de vele ver-
schillende vaccins weerspiegelt de
weerbarstigheid van het probleem IB.
Al vroeg werd vastgesteld dat bij IB ver-
schillende serotypes een rol speelden, en
dat tussen deze serotypes vaak of be-
perkte immunologische kmisbescher-
ming bestond. Toch is er altijd gezocht
naar vaccinstammen een bredere kmis-
bescherming gaven.

De H-Stam was zo\'n stam. Hij bleek te
beschemien tegen de toentertijd belang-
rijkste veldstammen, behorende tot het
Massachusetts serotype en het Connec-
ticut serotype.Deze stam is geïsoleerd in
Nederland, maar was, zoals zo vaak met
veldstammen, te pathogeen om zo als
vaccinstam gebmikt te kunnen worden.
Gosse Bijlenga (Centraal Diergenees-
kundig Instituut, Rotterdam) besloot
met de stam een aantal ei-passages uit te
voeren en te kijken hoe de stam zich zou
ontwikkelen. Na de 52^ passage bleek
de stam duidelijk minder pathogeen en
nog steeds zeer immunogeen. Het vac-
cin bleek in de praktijk geschikt om vol-
wassen legdieren te beschermen tegen
legdaling door IB-infecties. Maar dit
vaccin veroorzaakte in slachtkuikens te
veel entreactie om van praktisch nut te
zijn in die sector. Op advies van
Bijlenga zette Hoekstra (CDI) de passa-
ges voort en bij de 120^ passage had
men een stam in handen, die ook in
slachtkuikens goed te gebmiken bleek.
De H 52 en de H 120 zijn in Nederland
algemeen toegepast, en later ook in an-
dere landen populair geworden. Over de
oorsprong van die \'H\' doen verschil-
lende lezingen de ronde. Intemationaal
worden ze vaak aangeduid als de
\'Holland strains\'. Anderen verwijzen
naar \'Hoekstra\' en naar \'Houdringe\'
(landgoed bij Utrecht). Uit betrouwbare
bron heb ik vernomen, dat de H komt
van boer Houben, het bedrijf waar de
stam geïsoleerd werd.
Het effect van de enting tegen IB hangt
af van van het gebruik van een vaccin-
stam van het juiste serotype, van de im-
munogene eigenschappen van die stam
en van de juiste uitvoering van de en-
ting. Een slecht uitgevoerde enting met
de juiste (homologe) variant geeft vaak
slechtere resultaten dan een goed uitge-
voerd programma met H-stammen.
Deze discussie kwam ook weer aan de
orde bij de problematiek van de Dutch
Variants. Begin jaren tachtig werden er
IB-problemen vastgesteld in koppels,
die geacht werden goed geënt te zijn met
de H-stammen. Vervolgens zijn uit deze
koppels IB-stammen geïsoleerd, die
serotypisch duidelijk afweken van het
gangbare Massachusetts serotype (Krasselt,
Davelaar en Kouwenhoven). Deze va-
riantstammen zijn ook elders in de we-
reld aangetoond.Uit deze isolaten zijn
vaccinstammen ontwikkeld (D274,
D1466) die beter beschermden tegen de
homologe veldstammen.
In de praktijk is het vaak moeilijk vast te
stellen hoever de partiële (kmis)be-
scherming reikt, die door heterologe
vaccinstammen wordt opgewekt.
Immuniteit is zelden 100%, oftewel is
de fles half-vol of half-leeg?

A.C. Voeten

Lijst studentenreferaten 2e kwartaal 2000

De rol van het corpus luteum post-partum bij
hoogproductieve melkkoeien. G. van Hagen; SR
964/99: 29 pp.

Scrapie en diagnostische methodieken. J.
Fruithof; SR 965/99: 20 pp.

Ligboxengebruik van melkkoeien. A.W.A.
Siekman-Schreurs; SR 966/99: 19 pp.
Border disease, hebben we het niet of zien we

het niet? J.C. Oosterloo; SR 967/99: 22 pp.

Epilepsie bij de Duitse Staande korthaar. C.W.
Dreesman; SR 968/99: 29 pp.

Onderzoek naar een verband tussen Negatieve
Energie Balans en de ontwikkeling van de Pre-
Ovulatoire Follikel bij hoogproductieve melk-
koeien (Een veldexperiment in Hongarije). M.
Eppinga; SR 969/99: 50 pp.

-ocr page 477-

Effects of phosphoprotein 38 of Marek\'s disease
virus on proliferation of a continuous quail cell
line. A.M. Spamaay; SR 970/99: 29 pp.

Agressie bij de Golden Retriever, een erfelijke
afwijking in het serotonine-metabolisme? J.H.J.
Huijben: SR 971/99:26 pp.

The most itnportant diseases and plant poiso-
nings of ruminants in Zimbabwe: a review.
C.M.J.M. Heuver; SR 972/99: 48 pp.

Post-weaning Multisystemic Wasting Syndrome
- Wegkwijnziekte. G.H. Nijhoving: SR 973/ 99:
32 pp.

Goede Veterinaire Praktijkvoering (GVP) in re-
latie tot het farmacotherapeutische gebruik van
antibiotica bij de meest voorkomende bacteriële
infectieziekten bij kalveren. M. Semu Wodajo;
SR 974/99: 49 pp.

Indolent ulcus comeae bij de hond. De resultaten
van curettage en etsing bij 27 gevallen. J.
Wilmink: SR 975/99: 32 pp.

Intramammaire infecties door coagulase nega-
tieve staphylococcen bij multipare runderen; een
literatuuroverzicht. E.S. Rijdes-van Soest; SR
976/99: 22 pp.

Abortus inductie bij het paard. J. Merhottein; SR
977/99: 33 pp.

Laparoscopische castratie teef, een retrospectief
onderzoek. D. Vermeulen: SR 978/00: 25 pp.

Selectie tegen erfelijke gebreken in de Stamboek
varkensrassen

Deel 1. Is selectiebeleid tegen erfelijke gebre-
ken aan herziening toe?
J. G. Versteeg; SR 979/00: 54 pp.
Deel 11. Frequentie van erfelijke gebreken in
Stamboek varkensrassen.
J. G. Versteeg: SR 979/00: 16 pp.
Ectoparasieten bij hoenders. J.T. Hermans en
M.M. Hemians: SR 980/00: 81 pp.
Fetal ECG: Wat kun je daarmee? S. Jasarevic en
C. PilosofSR 981/00:45 pp.

Ovum Piek Up bij het paard. C. Knaap en C.
Verdijk; SR 982/00: 62 pp.

Enkele immunologische aspecten van de
bronchoalveolaire lavage (BAL) vloeistof en
het perifere bloed bij paarden met COPD ver-
geleken met gezonde controlepaarden en hu-
maan astma. A. Jongbloets; SR 983/00: 56 pp.

Bartonellose, een onderschatte zoönose. M.E.
Verhoeven; SR 984/00: 22 pp.

De invloed van rnelkfrequentie op het welzijn
van melkkoeien. F. Pecher en A. Peters; SR
985/00: 49 pp.

Anesthesie bij vogels: een literatuurstudie. 1. van
Kooten; SR 986/00: 20 pp.

Vacht bekent Kleur, vergelijkende genetica van
vachtkleuren bij zoogdieren. M. Kok; SR.
987,/00: 118 pp.

Bijzondere fysiologische kenmerken en veteri-
naire aspecten van de Europese bruine beer
(Ursus arctos arctos). E.J.B. Veldhuis Kroeze en
M A.D. Vente; SR 988/00: 85 pp.

Prevalentiestudie FCoV, FIV en FelV in
Woerden. E.M. Rol en L.I. Slingerland; SR
989/00: 46 pp.

Diergezondheidsbewaking & Bedrijfsadvisering
onder begeleiding. M.S. Bakker en P.H.S. van
Vulpen; SR 990/00: 38 pp.

Bestaat er een besmettingskans voor de consu-
ment met organismen van het
Mycobacterium
üv/«m-complex via besmette lymfeknopen van
slachtvarkens? Een literatuuronderzoek. I.I. van
Velsen; SR 991/00: 18 pp.

Literatuurstudie naar factoren die een rol spelen
in de negatieve energie balans van lacterende
zeugen. R.E. de Groot; SR 992/00: 22 pp.

\'Micromanipulation-assisted fertilisation\' Inter-
acytoplasmatic spemi injection. Een overzicht.
V.S. Shankar; SR 993/00: 26 pp.

Kinematische verschillen tussen de achterbenen
van Shetland pony-veulens en KWPN-veulens
in draf M.T. Wessel en A. Rutgers; SR 994/00:
31 pp.

De auto-apotheek in het kader van de kwaiiteits-
richtlijnen voor dierenartspraktijken. 1. Hendriksen;
SR 995/00:37 pp.

De prognose van osteochondrose in het femoro-
patellair gewricht. M. van Dijck: SR 996/00: 38
pp.

Hoefbeenfracturen bij het paard. Y.C.
Stapelkamp; SR 997/00: 24 pp.

Postweaning multisystemic wasting syndrome
(Wegkwijnziekte) & Porcine Circovirus. P.
Dop; SR 998/00: 14 pp.

Leptospirosis, in small animals and the public
health aspects. R. Nedelkovski; SR 999/00: 28
pp.

The effects of propionylpromazine, thiopental
sodium, propofol, halothane and isoflurane on
blood pressure in dogs under clinical conditions.
S. Vreman; SR 1000/00: 25 pp.

Behandelingsmogelijkheden en prognose van
femur- en bekkenfracturen bij paard en rund.
Een literatuurstudie en een retrospectief onder-
zoek. C.P.G. Arts, M.A. Bleeker en A.C. van
Eeten; SR 1001/00: 103 pp.

De systemische toepassing van lidocaine bij de
behandeling van de postoperatieve paralytische
ileus en als aanvulling op de algehele anesthesie,
bij het paard. J.W. ten Brinke; SR 10002/00: 34
pp.

Oestrusdetectie bij runderen in geuren en kleuren

C. Brascamp; SR 890/99:36 pp.

Een goede oestrusdetectie is voor de
melkveehouderij essentieel. Het blijkt
dat de tussenkalftijd bij de Nederlandse
runderen te lang is en de laatste jaren
zelfs is toegenomen. Economisch ge-
zien heeft dit vervelende consequenties.
Eén van de oorzaken hiervan is het feit
dat de veehouder te weinig tijd besteedt
of kan besteden aan het gedrag van zijn
runderen. Een handicap is voorts dat
sommige dieren slechts kort in oestrus
zijn (twee uur).

Men verricht al jaren onderzoekingen
naar een betrouwbare methode om het
beste tijdstip van inseminatie te kunnen
vaststellen. Onderzocht werden: het be-
palen van het progesterongehalte in de
melk met behulp van een immunoassay,
het gebruik van stappentellers, het bepa-
len van de elektrische geleidbaarheid
van het vaginale slijm en andere. Al
deze methoden waren niet optimaal en
de resultaten waren te vaak persoonsge-
bonden.

Schrijver ging na wat de betekenis zou
kunnen zijn van het detecteren van de
hoeveelheid pheromonen. Pheromonen
zijn stoffen geproduceerd door klieren
in mond, neus en huid net voor of tijdens
de oestms die in verhoogde mate wor-
den afgescheiden en die te miken zijn
door soortgenoten en zelfs door hier-
voor afgerichte honden. Er zijn technie-
ken in ontwikkeling om deze verhoogde
afscheiding te kunnen vaststellen met
behulp van chemo-sensoren, hier \'elec-
tric nose\' genoemd. Het is een buisje
met uiterst gevoelige apparatuur, te kop-
pelen aan een pc met speciale software.
Eén en ander is nog in een experimen-
teel stadium. Schrijver pleit voor verder
onderzoek naar de praktische bruikbaar-
heid van deze methode.

-ocr page 478-

L. Blömer; SR 752/98; 52 pp.

Mede naar aanleiding van het overlij-
den van haar eigen Dobermann aan
cardiomyopathie deed schrijfster zo-
wel een literatuurstudie als een eigen
onderzoek naar oorzaak, klinische ver-
schijnselen en frequentie van voorko-
men van \'hartfalen\' bij dit ras.
Tevens ging zij na of deze aandoening
ook bekend is bij andere rassen en
diersoorten alsmede bij de mens.
Men onderscheidt klinisch drie vor-
men, te weten de congestieve, de hy-
pertrofische en de restrictieve. De
eerstgenoemde komt het meest voor
bij de Dobermann en de mens.
De gegevens uit de literatuur en uit het
eigen onderzoek wijzen erop dat er
sprake is van een autosomaal domi-
nante manier van overerven met een
beperkte penetrantie.
Uit het eigen onderzoek kwam naar
voren dat ook het zogenaamde syn-
droom van Wobbler (verlammingen
als gevolg van aantasting van halswer-
vels), sommige vormen van agressivi-
teit en het frequent kopschudden op
jonge leeftijd een erfelijke predisposi-
tie zouden kunnen hebben.
Van een aantal Dobbermanns is bloed
afgenomen en bewaard voor onder-
zoek op mogelijke afwijkingen in die
genen die van belang zijn bij de stof-
wisseling van de hartspier. Mogelijk
komen hierbij gegevens naar voren
die gebruikt kunnen worden bij de se-
lectie van dieren bestemd voor de fok-
kerij.

Cardiomyopathie bij de Dobermann

H.J. Dekkers; SR 745/98:26 pp.

Veel paarden zijn gedwongen een be-
langrijk deel van hun leven door te bren-
gen op stal, alleen en onder omstandig-
heden die tegen de natuur van het dier
ingaan, zoals gebrek aan beweging en
niet kunnen grazen. Het paard moet zich
aanpassen. Als dit niet lukt ontstaan ge-
dragsstereotypieën (het voortdurend
herhalen van zinloze bewegingen) en
ondeugden. Ingegaan wordt op stereoty-
pieën als kribbebijten, houtknagen, cir-
kelen, weven en ondeugden als agressi-
viteit, coprofagie en automutilatie.
Bespreking van deze afwijkingen volgt
aan de hand van (vermeende) oorzaak,
gevolgen voor paard en mens en behan-
deling, en met naine preventie. Veel van
de stereotypieën zijn het gevolg van ver-
veling, van onnatuurlijke voedingsme-
thoden en deficiënties in de voeding. Er
bestaat voor deze abnormaliteiten geen
of een lage erfelijkheidsgraad. Wel
\'kijkt\' men het soms van elkaar af
Ondeugden worden vaak toegeschreven
aan stress, sexuele agressie en verkeerde
voeding. Bij het behandelen en het voor-
komen van de besproken afwijkingen
moet meer aandacht geschonken wor-
den aan het verbeteren van de leefom-
standigheden dan aan het toedienen van
farmaca of aan het toepassen van chinjr-
gische ingrepen.

Stalondeugden bij paarden

LM. Sfendsen; SR 766/98; 59 pp.

De composteringsstal is een huisves-
tingssysteem waarbij de dieren op een
bedding lopen bestaande uit zaagsel of
stro. Een dergelijke stal zou minder mi-
lieubelastend zijn wat betreft de ammo-
niakemissie. De stallucht is aangena-
mer. Ook het \'welzijn\' van de varkens
wordt erdoor bevorderd. Gekeken
werd naar de economische resultaten
van een achttiental Nederlandse en een
drietal Deense composteringsstallen in
vergelijking met een conventionele
(roostervloer) huisvesting. Ten aanzien
van de Nederlandse composteringsstal-
len wordt opgemerkt dat de technische
resultaten wat betreft voederconversie,
dagelijkse groei, vleeskwaliteit en uit-
val ongunstiger waren dan die van de
roostervloerstallen. Ook de nettowinst
per afgeleverd varken was lager.

De composteringsstal voor mestvarkens

Wel werd het dierwelzijn als gunstiger
beoordeeld. In Denemarken waren de re-
sultaten van de composteringsstallen
vergelijkbaar of zelfs beter dan van de
conventionele. Wel werd hierbij opge-
merkt dat varkensvlees afkomstig van
dieren van milieuvriendelijke stallen be-
ter betaald wordt. Op de oorzaken van
verschillen in uitkomsten wordt inge-
gaan. Geconcludeerd wordt dat het com-
posteringsproces beïnvloed wordt door
tal van factoren. Om een en ander goed te
kunnen beoordelen is geconditioneerd
onderzoek nodig. Een definitief oordeel
kan nog niet worden gegeven.

J. claassen; SR 767/98; 42 pp.

Mastitis is de belangrijkste schadepost
in de Nederlandse melkveehouderij.

^Economisch welvaren\' bij klinische mastitis

Anno 1996 bedroeg deze ƒ 155,- per
aanwezig rund per jaar.
Dierspecifieke factoren bepalen mede
de hoogte van dit bedrag zoals pariteit.

lactatiestadium, eerder doorgemaakte
mastitiden, hoogte van melkgift en an-
dere.

Een veehouder zal bij het optreden van
een uierontsteking bij een van zijn die-
ren zich steeds af moeten vragen wat
economisch het meest verantwoord is:
vervangen, behandelen (intramam-

-ocr page 479-

mair en/of parenteraal) of afvoeren na
behandeling.

Om deze beslissing te optimaliseren is
een goede administratie noodzakelijk.
Bij een beslissing over al dan niet ver-
vangen moet gekeken worden naar het
verwachtingspatroon wat betreft de
opbrengst.

Om dit te berekenen zijn een aantal

methoden bekend:

a. de marginale arbeidsopbrengstme-
thode;

b. het bepalen van het dynamisch pro-
grammeringsmodel;

c. het berekenen van de gebruiks-
waarde.

Op de voor- en de nadelen van deze
technieken wordt ingegaan.
In een aantal bijlagen worden over-
zichten gegeven over de gebruiks-
waarde van een individueel dier per
pariteit en lactatiestadium geprojec-
teerd tegen de tussenkalftijd en de pro-
ductie-opbrengst.

A.P. van den Belt en B.J. Wilders; SR
771/9S: 65 pp.

Op basis van een literatuurstudie wor-
den aspecten besproken die verband
houden met infecties van Borrelia
burgdorferi. Deze bacterie kan bij
mens en dier een ziektebeeld veroorza-
ken dat bekend staat onder de naam
van Lyme disease.

Ingegaan wordt op fysisch-chemische
eigenschappen van de verwekker, op
stamverschillen, op de antigeen struc-
tuur en op veranderingen in deze struc-
tuur onder invloed van temperatuur,
vectoren en gastdier.
Het micro-organisme wordt via teken
overgebracht van het ene besmette dier
naar een soortgenoot of naar een an-
dere species.

De teken raken zelf ook besmet. Zowel
eieren, larven, nymphen als volwassen
dieren kunnen de kiem herbergen en
doorgeven.

Ziekteverschijnselen bij mens en dier
(paard, hond) worden besproken. Men
kent acute en chronische ziektebeel-
den. Bij de mens is het verschijnsel
van eiythema migrans het meest be-
kend.

Lyme borreliose in Europa

Het infectierisico kan worden bestre-
den door het verminderen van de te-
kenpopulatie met behulp van acarici-
den (milieubelastend), het afbakenen
van gebieden waarin besmette teken
voorkomen en het verwijderen en eli-
mineren van tekendragers (herten,
muizen).

Lyme borreliose kent men zowel in
Europa als Amerika (USA).
Over de frequentie van voorkomen is
de informatie onvoldoende.

M. Schoolmeesters. SR 8n/g8:26 pp.

Kattenkrabziekte is een bacteriële infec-
tie van de mens vooral voorkomende bij
personen met een verminderde immu-
nologische afweer zoals jeugdigen,
Aids-patiënten en personen die behan-
deld worden met immuunsuppresoren.
Ieder jaar wordt in Nederland de be-
smetting vastgesteld bij 250-350 perso-
nen. De verwekker draagt de naam
Bartonella henselae. Er zijn verschil-
lende subspecies bekend. De kat is de
natuurlijke gastheer. De dieren zijn niet
ziek. Het percentage besmettelijke kit-
tens is hoog. Vlooien en teken fungeren
als smetstofoverbrenger. Ziektever-
schijnselen bij de mens bestaan uit huid-
aandoeningen en een lymfadenopathie.
Voorts wordt geklaagd over hoofdpijn,
braken en misselijkheid. De serologi-
sche diagnostiek wordt besproken (Elisa
en EIA). Er bestaat verder een huidtest
die te vergelijken is met een tuberculina-
tie. Tot slot wordt ingegaan op de thera-
pie en de profylaxe. het bestrijden van
vlooien is belangrijk. Gesteld wordt dat
een dierenarts zich bewust moet zijn van
het bestaan van kattenkrabziekte en dat
hij de ontwikkelingen over deze infec-
tieziekte nauwkeurig moet volgen.

Kattenkrabziekte; de veroorzaker op het spoor

Cryptosporidiosis

C.J.J. Kreike. SR 814/^8:41 pp.

Cryptosporidiën zijn protozoen beho-
rende tot de onderorde van de
Eimeriina. Bepaalde species onder an-
dere
Cryptosporidium parvum komen
wereldwijd voor, zowel bij mens als
zoogdier. Er is niet alleen sprake van
een zoönose maar ook van een antropo-
zoönose (besmetting van mens naar
dier). Meestal is het darmstelsel aange-
tast. Als gevolg hiervan ziet men diarree
in emstige gevallen gepaard gaande met
uitdroging. Deze diarree kan worden
verergerd door bacteriële en virale in-
fecties zoals door salmonella\'s, coli\'s,
parvovimssen en andere. Vooral men-
sen en dieren met een minder goed wer-
kend immuunsysteem als gevolg van
leeftijd (jong, oud), ziekte (AIDS) of
medicatie kunnen emstige verschijnse-
len vertonen. De meeste infecties verlo-
pen subklinisch. Ingegaan wordt op de
diagnostiek, de pathologie, de epide-
miologie, de therapie en de preventie.
De infectieroute is vrijwel altijd faecaal-
oraal. Hygiëne is zeer belangrijk.
Cryptosporidiosis wordt ieder jaar in
Nederland bij 4000 tot 6000 personen
gediagnosticeerd. Het werkelijke aantal
klinische gevallen ligt vermoedelijk ho-
ger. Bij onze landbouwhuisdieren wor-
den meestal de jonge exemplaren in de
neonatale periode aangetast. Door het
geven van een goede voorlichting en ad-
visering aan bepaalde risicogroepen en
beroepsgroepen in de gezondheidszorg,
waaronder dierenartsen kan het aantal
ziektegevallen in Nederiand laag wor-
den gehouden. (Een goede en vlot ge-
schreven scriptie, ref)

-ocr page 480-
-ocr page 481-

Dierenartsen en veehouders willen gezamenlijk meldpunt voor klachten

Voorts heeft de KNMvD aangekondigd
om ook zelf klachten van dierenartsen
zorgNoildig te gaan registreren. Tevens
hebben beide partijen afgesproken, dat
ze op korte termijn overleg willen voe-
ren met het ministerie van LNV en de
hieronder ressorterende Rijksdienst
voor de keuring van Vee en Vlees om
dierenartsen, die over de schreef gaan,
aan te pakken.

Dit is de uitkomst van een gesprek dat de
KNMvD en LTO-Nederland op 16 no-
vember 2000 hebben gevoerd in
Bunnik. In het overleg heeft de KNMvD
aangegeven het te betreuren dat de uit-
spraak van het Veterinair Tuchtcollege,
gepubliceerd in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde, heeft geleid tot on-
juiste berichtgeving in de media. Het
ging hierbij ook om het beeld dat is ge-
schetst, als zouden boeren op grote
schaal dierenartsen onder druk zetten.
In het open en constructieve gesprek is
voorts de afspraak gemaakt, dat een uit-
spraak van het Veterinair Tuchtcollege
tegen een dierenarts ook voor de betrok-
ken veehouder niet zonder gevolgen kan
blijven, als duidelijk is dat de veehouder
zich eveneens niet aan regels heeft ge-
houden. Zo zouden uitspraken van het
Tuchtcollege er toe kunnen leiden, dat
veehouders hun kwaliteitscertificaat
kwijtraken, zoals het KKM-certificaat
voor melkveehouders en dat van SKO-
VAR voor de varkenshouders. Dit heeft
voor de betrokken bedrijven ingrijpende
gevolgen.

De KNMvD en LTO-Nederland noemen het onder druk zetten van dierenart-
sen, onder welke omstandigheden en op welke wijze dan ook, onacceptabel.
Ze willen gezamenlijk een aantal maatregelen nemen, waaronder de oprich-
ting van een meldpunt voor klachten, waar zowel veehouders als dierenartsen
terecht kunnen.

Nu het certificeringsproces van onze
beroepsgroep voortschrijdt, komt de
vraag sterker naar voren hoe het ver-
der moet met de veterinaire kennis
over deze speciale vorm van veehou-
derij.

Gebrek aan passende scholing voor
dierenartsen die werkzaam zijn in de
vleeskalverhouderij dwingt deze
groep onderwijs te gaan volgen over
onderwerpen die hij of zij in de prak-
tijk niet tegen zal komen.
De huidige gids van PAO-D vermeldt
nog steeds geen cursus welke voor de
dierenarts werkzaam in deze tak van
belang zou kunnen zijn.

Ondergetekenden menen een oplos-
sing gevonden te hebben in de oprich-
ting van de
Werkgroep Geneeskunde
Vleeskalveren.

Vleeskalveren en Maatschappij

De vleeskalverhouderij speelt al jaren een belangrijke rol in onze landbouw.
Het voornamelijk voor export geproduceerde vlees komt voort uit industriële
producten met bemoeienis van attente verzorgers, de industriesector zelf en
niet te vergeten: dierenartsen. Deze samenwerking verloopt sinds het ont-
staan zonder enige vorm van overheidssubsidie.

Als zelfstandig onderdeel van Groep
Rund is het de bedoeling om onder de
paraplu van de erkende rundveedie-
renarts voldoende vakgericht, CED-
erkend Post Academisch Onderwijs
aan te bieden.

U wordt hiermee uitgenodigd de op-
richtingsvergadering van de werk-
groep bij te wonen op
donderdag 25
januari 2001 om 14.00 uur
in zaal 337
van het Androclusgebouw aan de
Yalelaan (hoofdgebouw Faculteit der
Diergeneeskunde). Naast de obligate
formele zaken zal het oprichtingsbe-
stuur haar best doen een markant spre-
ker uit te nodigen om de zinnen te ver-
zetten.

Het oprichtingsbestuur:

A.G.G. Kok (Guus)

DAP Ede

voorzitter

J.J. Pouwer (Jan Jaap)

DKL de Lingehoeve

penningmeester

P.A.J.M Theeuwes (Peter)

DAP Thewi

contact industrie

E. W.H.M. van der Velden (Eric)

VC Aadal

secretaris

P.J.A.G. Verstraelen (Paul)

DAP Horst

vice-voorzitter

J.A. Westerbeek (Jaap)

VC Someren

contact TEC

Lustrumcongres Groep Paard

Ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van de Groep Geneeskunde van het
Paard, wordt op 16 en 17 februari 2001 in congrescentrum \'Hart van
Holland\' te Nijkerk een congres georganiseerd. Het thema van dit congres
omvat verschillende aspecten van paard en sport.

U kunt zich nu al aansluiten als u lid bent
van Groep Rund en bovendien 100 gul-
den overmaakt op bankrekeningnum-
mer: 34.11.11.872 (Rabo Betuweland)
ten name van Penningmeester Werk-
groep Geneeskunde Vleeskalveren,
Lienden.

Het is de lustrumcommissie gelukt om
vermaarde internationale en nationale
sprekers voor het congres te vragen.
Op
vrijdag 16februari 2001 zullen on-
der andere Sue Dyson (National
Health Trust, Engeland), Frederik
Derksen (Michigan State University,
USA) en Pierre Lekeux (Universiteit

-ocr page 482-

Luik, België) u op de hoogte brengen
van de allernieuwste inzichten op het
gebied van storingen in het locomotie-
apparaat en aandoeningen van lucht-
wegen.

Zaterdag 17februari 2001 worden ac-
tuele zaken aan de orde gesteld, ver-
pakt in korte bondige presentaties, be-
treffende huisvesting, voeding, PR en
marketing. Ook zullen aanvullende

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Boer, H.J.; 2000; 7701 TD Dedemsvaart; van
Anrooystraat 9.

Boswinkel, M.; 2000; 3572 RV Utrecht; Goe-
destraat48.

Boxel, E.D.H.M. van; 2000; 3513 CT Utrecht;
Kruisweg 24 bis A.

Brand, Mevr. J.M.A. van den; 2000; 3523 TZ

Utrecht; W.A. Vultostraat 118.

Bresser, Mevr. D.R.; 1999; 2992 HP

Barendrecht; Cuypersdreef 4.

Capelle, Mevr. I.J.A.; 2000; 3705 ZG Zeist;

Warande 92.

Davids, K.J.; 2000; 3571 SH Utrecht; W.
Schuyienburglaan 26.

Dijkstra, Mevr. H.W.; 2000; 3512 PH Utrecht;
Lange Nieuwstraat 14 bis.
Hack, Mevr. M.; 2000; 3512 TC Utrecht; Loeff
Berchmakerstraat 23.

Hoogland, E.M.; 2000; 3572 LS Utrecht; De
Munnikplein 4.

Janssen, A.B.M.; 2000; 3583 JT Utrecht; J.W.
Frisostraat 20.

Kooten, Mevr. 1. van; 2000; 3703 HV Zeist;
Couwenhoven 71-15.

Ligtenberg, Mevr. E.; 2000; 3525 GD Utrecht;
Bazuinhof 61.

Lodders, J.H.; 2000; 8194 LR Veessen;
Rottenbroekseweg I.

Nijhuis, Mevr. J.; 2000; 3704 HC Zeist;
Utrechtseweg 6.

Pijpers, Mevr. J.J.J.; Gent- 2000; 5912 XP
Venlo; Kraanvogelstraat 15.
Raats-van Gastel, Mevr. C.J.J.M.; Gent- 2000:
3521 CN Utrecht; Bolksbeekstraat 43 bis.
Vreman, Mevr. S.; 2000; 3521 CG Utrecht
Croeselaan 144.

Vulpen, P.H.S. van; 2000; 7625 PB Zenderen
Hoofdstraat 59 A.

Wiersma, Mevr. M.; 2000; 1503 HM Zaandam
Schepenlaan 138.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederland-
se Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Bergmann, Mevr. W.; 3584 DG Utrecht;
Cambridgelaan 509.

diergeneeskundige behandelingsmo-
gelijkheden besproken worden.
Zaterdagmiddag worden onder leiding
van dierenartsspecialisten op de vier
deelgebieden inwendige ziekten, or-
thopedie, gynaecologie en radiologie,
praktijkgevallen besproken, onder het
motto: \'Meet the Specialist\'!
Vooruitlopend op de ontwikkelingen
binnen de erkenningsregeling paar-
dendierenarts, zal dit congres naar alle

Klarenbeek, Mevr. M.M.; 3582 XM Utrecht;
l.B. Bakkerlaan 109111 k878.
Meijer, Mevr. Y.G.H.; 3524 CKUtrecht; Boven
Zevenwouden 206.

Overgoor-Swarte, Mevr. D.H.; 3532 SG

Utrecht; Spinozaweg 44.

Sloet tot Everio, Mevr. K.C.F.f; 3584 DM

Utrecht; Cambridgelaan 603 K32.

Zander, S.A.L.; 3524 CG Utrecht; Opsterland

97.

jubilea:

18 december J.P. Koeman te Utrecht, 30 jaar, af-
wezig.

18 december W.A.H. Jansen te Uden, 30 jaar,
aanwezig.

18 december J.M.A. Snijders te Cothen, 30 jaar,
afwezig.

18 december L. de Haan te Neede, 30 jaar, afwe-
zig-

18 december T.E. Hoekstra te Wijhe, 30 jaar, af-
wezig.

18 december H. Fruithof te Bergen (NH), 30
jaar, aanwezig.

19 december J.H.M. Nicolaije te Lemiers, 25
jaar, afwezig.

19 december Mevr. E.L. Vreugdenhil te
Emmen, 25 jaar, aanwezig.
19 december J.L. Hoogendijk te Hattem, 25
jaar, afwezig.

19 december G.P.C.M. Jenniskens te Oss, 25
jaar, afwezig.

19 december R.J. Opmeer te \'s-Gravenzande,
25 jaar, afwezig.

19 december Mevr. M.L.T. Fisscher-Peters te
Enschede, 25 jaar, afwezig.
19 december S. de Boer te Opeinde, 25 jaar, af-
wezig.

19 december L. Pool te Montfoort, 25 jaar, af-
wezig.

19 december B. Berends te Hengelo (Ov), 25
jaar, afwezig.

19 december A.P.J. Bil te Koudekerke, 25 jaar,
aanwezig.

20 december Prof Dr. P. Hoekstra te Bilthoven,
65 jaar, afwezig.

21 december J.G.M. den Biggelaar te Ommen,
50 jaar, afwezig.

21 december E. Offereins te Soest, 40 jaar, aan-
wezig.

23 december C.F.Th. Cremers te Heerlen. 40
jaar, afwezig.

23 december A.J.M. Metz te Zeddam, 40 jaar,
afwezig.

23 december J.H.A.L. von Frijtag Drabbe
Künzel te Nieuwleusen, 40 jaar, aanwezig.
23 december W.A.J. Cromwijk te Bennekom,
40 jaar, afwezig.

23 december Mr. C.J.H. Scheuerman te
Rotterdam, 45 jaar, afwezig.

waarschij nlij kheid geaccrediteerd
worden. Er zijn maximaal 20 nascho-
lingspunten zijn te behalen.

Inschrijving vindt plaats via PAO-
Diergeneeskunde.

Het secretariaat is in handen van: dr.
Brigitte P.M. Cornelissen, Prieelvo-
gelweg 28, 1349 CJ Almere, telefoon
(036) 530 97 69, ABN-AMRO Mattem
53.69.14699.

23 december H.Th. Nieuwenhuijsen te
Tolkamer,
45 jaar, afwezig.
23 december Dr. J. Hofman te Drachten, 45 jaar.
afwezig.

Promoties:

30 november 2000 P.J. van der Wolf te
Gemonde.

30 november 2000 Mevr. M. Swanenburg te
Hoogland.

Mutaties:

Bogaerts, A.F.J.; 1980; 5707 RT Helmond;

C. Huygenslaan 10; tel. privé: 0492-476047; E-
mail privé: a.bogaertsCawxs.nl; p., D.A.P.
Bogaerts; tel. prakt.: 0492-523882; fax prakt.:
0492-550644; E-mail prakt.: a.bogaertsfa wxs.nl.

Claassen, J.C..M.; 1998; 6642 AN
Beuningen (GLD); Tiberiuslaan
30; tel. privé:
024-6776611 ; p., medew. bij J.J. van Wijk en H.
Willems; tel. prakt. 024-6412208; fax prakt.:
024-6421525.

Draaijer, Mevr. E.P.; 1999; 3707 GL Zeist;
Socrateslaan
2; tel. privé: 030-6917433; E-mail
privé: ellis-draaijer(aihotmail.com;
wnd.d.

Egter van Wissekerke, J.; 1968; 2105 SB
Heemstede; Kohn.stammlaan
15; tel. privé: 023-
5296055;
r.d.

Francissen, Mevr. E.D.J.M.; 1995; 6816
TW Arnhem; Clement van Maasdijklaan 1-13;
tel. privé: 026-4432673; p., medew. bij M.
Lemmens-de Jong; tel. prakt.:
024-3559351; fax
prakt.:
024-3559351.

*Gerwe, T.J.W.M. van; 2000; 3583 XE
Utrecht; Nassaustraat
4 A; tel. privé: 030-
6590036;
fax privé: 020-8721951; E-mail privé:
t.j.w.m.vangerwe
@l2move.nl; p.. medew. bij
J.A.G. Gerards, B.L..A. Kolpa, P.W.C.M. van
Dijen, R.E. Paauwe, R.J.M.L. Raymakers,
.M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A.
Steentjes, J.A. W esterbeek en F.Th.C. de Wit;
tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-
441045; E-mail prakt.: ve.someren^ wxs.nl.

Hoog, J.T.; 1981; 3603 AV Maarssen;
Raadhuisstraat
27; tel. privé: 0346-561426; fax
privé:
0346-510945; p., D.A.P. Maarssen; tel.
prakt.:
0346-561426; fax prakt.: 0346-510945.

Hoven -Mennens, Mevr. F.L. van den; 1973 ;
3832
GD Leusden; Prins Frederiklaan 6 B; tel.
privé:
033-4320925; fax privé: 033-4950554; E-
mail privé: hovenO@zonnct.nl; p., paarden;

D.A.P. F.L. van den Hoven-Mennens; tel.
prakt.: 033-4320925; fax prakt.: 033-4950554;
E-mail prakt.: hovenO(S zonnet.nl.

Lith van, P.M.; 1985; 7101 EG Winterswijk;
Kalverstraat
25; tel. privé: 0543-531420; fax
privé: 0543-523044; E-mail privé: pipc@pla-
net.nl; p., vet. adv. PlC Benelux/Duitsland,
Praxis Dr. B. Kiene; tel. prakt.: 0049-
5492970100; fax prakt.: 0049-5492970111.

-ocr page 483-

O\'Hagan-Vullings, Mevr. M.J.H.; 1998;
38 Caracosyroad. Drumlea BT79 7SF OMAGH
COUNTY TYRONE; Noord Ierland; tel. privé:
0044-2881648782; p., medew. bij N. McCrae;
tel. prakt.: 0044-2886737202; fax prakt.:
0044-2886737202.

*0s, Mevr. J.van; 2000; 3551 AV Utrecht;
Leliestraat 50 bis; tel. privé: 030-2433678; E-
mail privé: j_van_os@hotmail.com; wnd.d.

Peters, Prof.Dr. P.W.J.; 1971; (Geneesk.)
U- 1981; 3511 LX Utrecht; Visschersplein 11;
tel. privé: 030-2328844; E-mail privé: pwj.pe-
ters@planet.nl;
hfd. inspecteur levensmidde-
len, Keuringsdienst van Waren; tel. bur.: 070-
3406717; fax bur.: 070-3405435; bijz. hlr.
UMC Utrecht.

*Velsen, Mevr. l.l.van; 2000; 24 Kea
Place; Woodhill WHANGAREI; Nieuw
Zeeland; tel. privé: 0064-94384652; E-mail
privé: irisvanvelsen@hotmail.com; p., me-
dew. bij Whangarei Veterinary Service Ltd;
tel. prakt.: 0064-94387824; fax prakt.: 0064-
94381610; E-mail prakt.: wrvets@igrin.co.nz.

Willemen, Dr. M.A.; 1991; U-1997; 3417
BR Montfoort; Mastwijkerdijk 45; tel. privé:
0348-468581; beleidsmedew. R.V.V., afd
P&O, centrale directie; tel. bur.: 070-
3578811; fax bur.: 070-3876591.

Willemen-Tas, Mevr. P.A.; 1998; 3417 BR
Montfoort; Mastwijkerdijk 45; tel. privé:
0348-468581;
wnd.d.

Rectificaties Diergeneeskundig
Jaarboek 2000

Cornelissen, Drs. J.M.M.; 1979; Broerdijk 1,6523
GM NIJMEGEN; p., gezelschapsd.; specialist in-
teme ziekten gezelschapsdieren. Europees vogel-
specialist, dipl. ECAMS; D.K. Broerdijk, 3 tel.
prakt.; 024-3225331
(faxnummer komt te ver-
vallen!)

Kaandorp, Drs. J.; 1979; Boerhaavestraat 45,5017
HC TILBURG; tel. privé: 013-5431250; fax
privé: 013-5431250; E-mail privé: jacqueskaan-
dorp@hotmail.com; p., freelance; d. safaripark
"Beekse Bergen"; tel. prakt.:
06-53864637.

Peters, Mevr. Drs. T.A.H.M.; Gent- 1998;
Alexanderlaan 27, 2159 LK KAAG; tel. privé:
0252-545280; p.: D.A.P. De Wetering,
Rembrandt van Rijnsingel 33, 2371 RB ROE-
LOF ARENDSVEEN; tel. prakt.: 071-3312540;
fax prakt.: 071-3319096; medew. bij Drs.
R.R.M.M. Visser; D.A.P. Sassenheim e.o..
Rijksstraatweg 22, 2171 AL SASSENHEM; tel.
prakt.: 071-3013800; fax prakt.: 071-3013797;
medew. bij Drs. B.W. Verboon.

Dix & Co

helpt u over de drempel

Afgestudeerd en nu (of straks) praktisch
aan de slag? Doe een beroep op Dix(&Co,
want als adviesbureau onderzoekt Dix&Co
uw kansen en beoordeelt uw kontrakten.
Analyseert accountantsrapporten en stelt
een begroting op. Bepaalt samen met u uw
kredietbehoefte en regelt met u de gewenste
verzekeringen.

Landelijke dienstverlening bij praktijk-
overdracht, bij associatie en assistentie.
Belt u even voor een afspraak of een
brochure.

Maliesingel 54
3581 BJ Utrecht
Tel. (050) 244 87 74
Fax (050) 241 66 35
E-mail: info@dixenco.nl
www.dixenco.nl

2825 BN BERKENWOUDE; k.d. R.V.V.
Stibbe, Mevr. Drs. S.; 1979; Bronkhorststraat 13,
2316 SW Leiden; tel. privé: 071-5235573; fax
privé: 071-5235576; p; D.A.P. de Mare, 3 tel.
prakt.: 071-5218393; fax prakt: 071-5235576; E-
mail prakt.: dierenarts@sstibbe.demon.nl.

Vrouenraets, Drs. R.M.M.I.; Gent- 1989:
Merkelbeekerstraat 37, 6441 KJ BRUNSSUM
tel. privé: 045-5275275; fax privé: 045-5641235
p.; D.A.C. Heerlen, Sittarderweg 79 B, 6412 CC

Dix Co

HEERLEN; lel. prakt.: 045-5721666; fax prakt.:
045-5726947; geass. met Drs. J.P.M. Deneer, Drs.
W.J.H.D. Kremeren Drs. F.G.H.A. van Os.

Bax, Drs. A.G.W.; 1977; 7778 HC Loozen;
Bouwhuisweg 3; tel. privé: 0524-560775; p.,
D.A.P. Hardenberg/Gramsbergen; tel. prakt.:
0523-266066; fax prakt.: 0523-266434; geass.
met I.H. Harms, J.D.F.J. Hartgers; A.R. van
Hateren, J.H. Kollen, W.J. Pouwels en J.
Walgemoed.

Uiterste inleverdata
voor kopij

Aflevering: Deadline1)

donderdag
maandag
maandag
maandag

15-01-2001
01-02-2001
15-02-2001
01-03-2001

28-12-2000
15-01-2001

29-01-2001
12-02-2001

*) Voor 10.00 uur \'s morgens.

Congressen & Symposia
December

15 Symposium \'Van veulen tot sportpaard\',
Collegezaal 102, Androclusgebouw, FdD,
Utrecht. 14.00-21.00 incl. buffet. Prijzen
vanaf ƒ 15,-. Sprekers: W.A. Allen (GB),

I.P. Leendertse (D), L. deBacker (B), R.
Smith (GB), G. van Loon (B), M. Sloet-
van Oldruitenborgh-Oosterbaan (NL), L.
Hofland (NL). Informatie en reserveren: e-
mail: vhiver@hotmail.com, tel: 06-
28518549, fax:030-2535562.

15—16 Gezamenlijke wintermeeting Society for
the Study of Fertility (FSS) en Vereniging
voor Fertiliteitsstudie (VFS) te Utrecht.
Informatie: prof dr. M.A.M. Taverne,
Hoofdafdeling Gezondheidszorg Land-
bouwhuisdieren, tel.: 030-2531183, fax:
030-2521887, e-mail: m.a.m.taver-
ne@vet.uu.nl of bij dr. J.Th.J. Uilenbroek,

1  Santen, Mevr. Drs. J.M.; 1993; Dorpsstraat 8 B,

-ocr page 484-

tel.: 31 -10-4087581, fax: -i-31 -10-4089461,
e-mail: uil enbroek@endov.fgg.eur.nl, inter-
net: www.eur.nl/endov/SSF2000.

20 Symposium Groep Geneeskunde van bet
Varken i.s.m. Pfizer in \'De Reehorst\' te
Ede. Titel: \'Mycoplasma hyopneumoniae,
inzichten in epidemiologie en immunolo-
gie\'. Aanvang: 12.30 uur.

2001

Januari

17 Symposium der DSK \'Vaccinatie, het
einde?\', Androclusgebouw collegezaal
101, FdD, aanvang 9.00 uur. Kaarten tot 10
januari 2001 te bestellen bij Merel Jansen,
tel.: 030-2762075 of06-29261642.

21—25 Intemational Sheep Veterinary

Congress, Stellenbosch, South Africa. You
are invited to submit the proposals for pa-
pers, videos and posters on all topics rela-
ted to sheep health and production. Your
intention to participate must be made
known to the Scientific Programme com-
mittee as soon as possible by informing
them by fax or e-mail of the topic of your
presentation: Reservations hotline: fax:
27 11 7927522, e-mail: reshot@yebo.
co.za, Scientific Programme committee:
(Chairman: Ken Pettey), fax: -1-27 12
5298315, e-mail: kpettey@op.up.ac.za.

Februari

16— 17 Lustrum Groep Geneeskunde van bet
Paard, congrescentrum \'Hart van Holland\'
in Nijkerk. Secretariaat: dr. Brigitte P.M.
Comelissen, Prieelvogelweg 28, 1349 CJ
Almere, tel.: 036-5309769, ABN-AMRO
Hattem 53.69.14699

Maart

7-10 6\'h Intemational Congress of the
European Committee of the Association of
Avian Veterinarians (EAAV) in collabora-
tion with the German Veterinary Society
(DVG) and in conjunction with the 4\'"
Intemational Scientific Meeting of the
European College of Avian Medicine and
Surgery (ECAMS), Munich, Germany.

16— 17 Symposium Groep Paard. (PAO-D cur-
susOl/501.)

20—22 Voorjaarsdagencongres, RAI, Amster-
dam.

28—30 Congres Society for Veterinary
Epidemiology and Preventive Medicine
(SVEPM), Golden Tulip Conference Hotel
de Leeuwenhorst, Noordwijkerhout. Nadere
informatie is te krijgen op de website van de
SVEPM: www.vie.gla.ac.uk/ svepm of bij
bet algemene contactadres voor het congres:
Dr. Lisette Graat, Departement Dierweten-
schappen, Kwantitatieve Veterinaire Epi de-
miologie. Postbus 338, 6700 AH
Wageningen, e-mail: Lisette.Graat(ajGenR.
VH.WAU.NL of bij ondergetekende: E.G.
M.van.KIink@ECLNV.AGRO.NL.

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2001

Maart

24 Werkvergadering Gezelschapdieren Regio
Zuid. Golden Tulip Hotel, Weert. 10.00-
16.00 uur.

Mei

23 Veterinair Golfkampioenschap 2001.

Juni

13 AUV Algemene Ledenvergadering.

20 AUV fietsdag.

Oktober

4 Sportdag KNMvD, Papendal, Arnhem.

6 Algemene Ledenvergadering KNMvD,
Papendal, Amhem.

Cursussen

December

15 PUOD(België)-cUrsUs 13: Casuïstiek.

19 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten, Hotel de Cantharel te Apeldoom. Meer
informatie:Virbac Nederland B.V., tel.
0342-427127.

2001

januari

9, 10 en 11 PAO-D cursus 01/504: Erkende
Paardendierenarts.

10 Klinische Avond voor Dierenartsen, Motel

Eindhoven. Meer informatie: Virbac
Nederiand BV, tel.: 0342-427127.

12 PUOD (België)-cursus 14: Het gebruik van
echografie in de voortplanting bij het rund.

12 Start cursus \'Probleemgedrag bij Honden\',
Van Hall Instituut, mw. F. Takarbessy of G.
Luurs, Postbus 1754,8901 CB Leeuwarden,
tel.: 058-2846160, fax: 058-2846199.

16 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten.
Holiday Inn te Eindhoven. Meer informa-
tie:Virbac Nederland B.V., tel. 0342-
427127.

18 PAO-D cursus OI /101: Intemistische cases
GD.

18, 24 en 30 PAO-D cursus 01/505: Erkende
Paardendierenarts.

20—21 Tweedaagse managementcursus voor
ondememende dierenartsen en praktijkma-
nagers, hotel-restaurant Oud London te
Zeist. Prijs: ƒ 1050,- excl. BTW en over-
nachting. Meer informatie: Veterinair
Organisatiebureau Animaux, Pascale
Fuchs, tel.: 035-6239479.

23 PUOD (België)-cursus 17: Erfelijke aan-
doeningen bij het paard.

26 PAO-D cursus 01/30!: PMWS/Circovirus.

30 PAO-D cursus 01/102: Voeding in therapie
GD. Tevens 6 februari.

Februari

1 Nascholingsdag voor dierenartsassisten-
ten. Mercure Hotel Amsterdam a/d Amstel.
Meer infomiatie:Virbac Nederland B.V.,
tel. 0342-427127.

2 PUOD (België)-cursus 18: Practicum ra-
diodiagnosc.

6 PAO-D cursus 01/102: Voeding in therapie
GD.

7 Dertiende post-HBO Eijkman-cursus
\'Micröbiölogie van Levensmiddelen eh
Drinkwater\' aan de Intemationale Agrar-
ische Hogeschool Larenstein te Velp.
Tevens op 21-28 maart en 23 mei, 2001.
Cursuskosten ƒ 4250.- Inlichtingen: prof
dr. W. van Dokkum, tel.: 030-6992860, fax:
030-6992861, e-mail: w.dokkum(a)wxs.nl
of mevr. prof C.B. Struijk, tel/fax: 010-
5914881.

7 PAO-D cursus 01/302: PMWS/Circoviras.

Gecertificeerde dierenartsenpraktijk in het westen des lands zoekt:

Dierenarts 80% (m/v)
(paarden en gezelschapsdieren)

iemand met interesse/ervaring met bovengenoemde dieren
grote mate van zelfstandigheid

Wij vragen:

bereidheid tot participeren in avond-/weekenddiensten

Uw reactie kunt u sturen naar: Liebrecht& Partners, Postbus 409,1270 AK Huizen, ter attentie van mevrouw K. Tomas.

Gevraagd:

Dierenarts (m/v)

Voor praktijk in Duitsland, met voornamelijk varkenshouders als klant.

WG LippborgOeldeeG, Dolbergerstrasse 76, D-59510 Lippetal-Lippborg, Duitsland.
Telefoon: 0049 - 2527 - 311, fax: 0049 - 2527 - 8047.

-ocr page 485-

L.A. van Dijk
B.D. Oostenbrug
j. Oostenbrug-Verspuy
Oude Domburgseweg33a
4356 CB Oostkapelle

Onze praktijk is een ge-
mengde praktijk in Zeeland
waar vier dierenartsen en vier
assistenten werkzaam zijn.
De praktijk is verdeeld in
twee sectoren: Landbouw-
huisdieren en Gezelschaps-
dieren.

Wij zijn op zoek naar een fulltime

dierenarts
landbouwhuisdieren
(m/v)

De betrekking wordt uiterlijk per 1

maart 2001 aangegaan.

Van onze nieuwe collega verwachten

wij:

• participatie in de diensten

• enige ervaring met rundveebegelei-
ding en paardengyneacologie (be-
reidheid zich hierin te verdiepen)

• enthousiasme en geschiktheid om
in een team te werken

Wij bieden onze nieuwe collega:

• goede toekomstmogelijkheden

• salariëring en secundaire arbeids-
voorwaarden volgens KNMvD-nor-
men

Schriftelijke sollicitaties voorzien van
uw cv graag binnen 14 dagen na het
verschijnen van dit Tijdschrift richten
aan: B.D. Oostenbrug, Oude Dom-
burgseweg 33a, 4356 CB Oostkapelle.

Kleine Huisdieren Praktijk Kampen/IJsselmuiden zoekt:

een parttime (circa 20 uur)

dierenarts (m/v)

met differentiatie gezelschapsdieren

Na drie jaar mij volledig ingezet te hebben, is mijn praktijk te
druk geworden voor mij alleen, maar nog niet druk genoeg
voor twee (dus voldoende gelegenheid om een eventuele on-
ervaren collega in te werken). Indien de groei van de afgelo-
pen jaren zich voortzet, zijn er bij gebleken geschiktheid
goede toekomstmogelijkheden.

Voor meer informatie: 038 - 3312000 of schrijielijlc Hanneke
Knops, Lisdodde
7, 8265 EZ Kampen.

Jvolledige begeleiding bij
.^■^^uw praktijkovername
VVAA ^

BEL VOOR MEER INFORMATIE (030) 247 44 58

Postbus 8153,3503 RO Utrecht
Internet www.waa.nl

Dierenkliniek Halfweg-Akerveld (info zie www.
halfweg-akerveld.nl) is een snelgroeiende prak-
tijk in en ten westen van Amsterdam.
Onze werkzaamheden omvatten gezelschaps-
dierén, rundvee en paarden.

Ter uitbreiding van het team zoeken wij een enthousiaste

derde dierenarts m/v

Aanvankelijk voor 80%, bij gebleken geschiktheid op zeer korte
termijn om te zetten in een fulltime betrekking.

Het accent van de functie zal liggen op het gebied van de gezel-
schapsdieren en de paarden.

Wij bieden:

• een afwisselende functie met goede toekomstmogelijkheden

• goed geoutilleerde kliniek; volgend jaar wordt gestart met
nieuwbouw

• werken in een gevarieerde omgeving met culturele en recre-
atieve (bos/strand/stad) mogelijkheden in overvloed.

Wij vragen:

• ondernemingsgeest en flexibele instelling

• goede contactuele en sociale vaardigheden

• teamgeest en klantgerichte houding

• participatie in de dienstregeling

• ervaring strekt tot aanbeveling, maar is niet strikt noodzakelijk.

Uw schriftelijke sollicitatie, vergezeld van curriculum vitae, zien
wij met belangstelling tegemoet binnen 14 dagen na het verschij-
nen van dit tijdschrift. Gelieve deze te richten aan: Dierenkliniek
Halfweg-Akerveld, ter attentie van C.j. de Vries, Eurokade 16,
1060 RZ Amsterdam.

BttyUNlEKI

[[JJalfweg
iQkerveld

Dierenartsenpraktijk Het Zuidenveld is een gemengde prak-
tijk met rundvee, paarden en gezelschapsdieren.
Wij zoeken op korte termijn een:

enthousiaste collega (m/v)

Wij vragen:

• differentiatie landbouwhuisdieren met bij voorkeur keuze
co-schap rund

• minimaal één jaar werkervaring

• moderne ideeën betreffende bedrijfsbegeleiding op melk-
veebedrijven

• ervaring/interesse in paarden en gezelschapsdieren

• deelname in de dienstenregeling

• goede communicatieve eigenschappen

Wij bieden:

• een fulltime baan

• een prettige werksfeer en -omgeving

• salariëring volgens KNMvD-norm

• bij gebleken geschiktheid de mogelijkheid tot associatie.

Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij C. Hegen (0591 -
362460) en V.C. Schevers (06 - 55155638).
Schriftelijke sollicitaties voorzien van cv binnen 14 dagen te
richten aan: Dierenartsenpraktijk Het Zuidenveld, Menso
Altingstraat 9, 7841 CA Sleen.

DIERENARTSENPRAKTIJK

HET ZUIDENVELD

-ocr page 486-

Medici zoals dierenartsen, tandartsen,medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op
deskundig advies van Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van

de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u
uit handen genomen. Raadgevers Medische Beroepen is een
adviesbureau met uitgebreide expertise op het gebied van
financieel advies aan beoefenaars van (para)medische
beroepen. De breedte van die expertse is uniek en beslaat
advies ten aanzien van alle financiële aspecten die zich
van start tot pensionering in uw medische carrière

kunnen voordoen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van maatadvies op het
gebied van financiële planning, verzekeringen, financieringen,
hypotheken en pensioenen. Ook de keuzes en mogelijke
problemen rondom het einde van uw studie hebben de speciale

aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: raadgeversOatriserv.nl

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loop-
baan en bieden begeleiding en advies op de lange termijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
adviseurs Philip Jaspers en/of Wouter van der Meer.

HET VACCIN TEGEN MYCOPLASm