-ocr page 1-

Deel 129 • Aflevering i • i januari 2004

Liniversiteit Utrecht

LV:b\'i-.theek Disrqeneeskunde

G n JAN, im

Nieuwjaarsgroet voorzitter KNMvD

Infecties met Helminthen en/of protozoën bij katten in asielen
in Nederland

Meer praktijken on line meer mans
WSAVA-congres, Bangkok, oktober 2003
Veterinair tuchtrecht: grensgevallen

Invoering Europees dierenpaspoort

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Coodwill in de praktijk: uw ervaringen!

Homeopathie: wetenschappelijk niet te onderbouwen of wel?

CBS-gegevens inflatie en loonstijging

-ocr page 2-

Het nieuwe
droogzetten

zonder

® OrbeSeal

antibiotica

OrbeSeal

®

minder nieuwe infecties • geen residuen

Alle koeien met gezonde uiers* kunnen
vanaf nu
worden drooggezet zonder
antibiotica! Want Pfizer introduceert
OrbeSeal: de éérste interne speensealer
Met OrbeSeal wordt de speen
volledig afgesloten, waardoor het
aantal nieuwe Infecties verminderd.
Doordat OrbeSeal geen antibiotica
bevat.
Zijn er bovendien geen
residuen: dus geen wachttijden meer!

Kies voor OrbeSeal zodat ook uw
veehouders profiteren van de
voordelen van het nieuwe droogzetten
zonder antibiotica: minder nieuwe
Infecties en geen residuen.

\' koeien met een koecelgetal < 200.000 cellen/mi gedurende de
laatste drie monsternames en geen klinische mastitis tussen de laatste
monstername en het moment van droogzetten.

OrbeSeaP, REG NL 10082. Bevat 65% bismuth subnitraat in pasta-achtige crème.
Doeldier: rund. Indicatie: voor toediening bij het droogzetten van melkvee, ter
preventie van nieuwe intramammaire infecties gedurende de gehele droogstand.
Bij koeien die beschouwd worden als zijnde vrij van subklinische mastitis kan
OrbeSeal worden gebruikt voor droogstandmanagement en mastltiscontrole.
Wachttijd vlees en melk; O dagen. Kanalisatiestatus: UDA mag uitsluitend op
diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

www.orbeseal.nl

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/d Ussel • info@orbeseal.nl

B 2003 Pfizer Anlinal Health bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pllzer Inc.. N.Y.. U.S

-ocr page 3-

Diergenees

Inhoud

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel 129
Aflevering 1
1 januari 2OO4

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijk artikel

Infecties met helminthen en/of protozoën bij katten in asielen in Nederland; S.R.M. Robben, W.E. Ie Nobel,
D. Döpfer, W.M.L. Hendnkx,J.H. Boersemaf, F. Fransen en M.E. Eysker

Wetenschap

Actua

VWA

VWA Incident cn crisisorganisatie 7
Berichten en verslagen

Meer praktijken on line meer mans;_/. L. van Os 8

Belgisch-Nederlands Diergeneeskundig Oncologisch Samenwerkingsverband 13

WSAVA-congres, Bangkok, oktober 2003; 6. de Leeuw 14

GD en Intervet onderzoeken vaccinatie met Bovilis BVD; W. Schouten en A. Moen 17

Reactie lAMSop uitzending TROS Radar over dierproeven. lAMS doet dierwaardig onderzoek 17

Verzoek om doorsturen honden met een Malassezia dermatitis 18

Nieuwe mogelijkheden op www.scrapie.nl 18

Veterinair tuchtrecht

Cjrensgevallen; I. Boissevain 19
Ingezonden

Splcnectomie bij honden met immuungemedieerdc hemolytische anemie; R. Slappendel 21

Misleidende klinische ervaring?; A. Westerhuis 22

Een dag uit hel leven van een dierenarts; E. de With 23

Fytotherapie; T, van Asseldonk en G, Kleijer-Ligtenberg 23

Pseudowetenschap cn illegale behandelaars;/T Lumeij 23

PAOD 24

Congressen en cursussen

Exclusieve nascholing voor dierenartsen in Suriname november 2004 25

Symposium der DSK \'Een alternatief voor de verandering\' over alternatieve diergeneeswijzen 25

Afscheidssymposium Frans Sluyters \'Van kladblok tot laptop\' 25

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose
■ Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies

• Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

, ^ Lactolyte

a

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

Mirbetc

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte* REC NL 2393. Samenstelling: elekcolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekort en dehydratie. Doeldier: kalf. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl,
wv^av.virbac.nl

-ocr page 4-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Barneveld (Utrecht)

Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)

Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)

Prof dr. P. De Backer (Gent, België)

Dr. J. Goudswaard (Middelburg)

Prof dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)

Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)

Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)

Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)

Prof dr F. van Knapen (Utrecht)

Prof. dr. A. de Kruif (Gent, België)

Dr J.T. Lumeij (Utrecht)

Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)

Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)

Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)

Prof dr J. de Schepper (Gent, België)

Dr. JM.A. Snijders (Utrecht)

Dr. E. Teske (Utrecht)

Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)

Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)

Dr O. Voorhout (Utrecht)

Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030) 6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE I loulen

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrifl@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van dc Koninklijke Neder-
land.sc Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

KNMv

Gelukkig Nieuwjaar; T. de Ruijter
Maatschappijnieuws

Invoering Europees dierenpaspoort; F.J.W.C. van Herten
Oproep Practici Werkgevers

CBS-gegevens inflatie en loonstijging; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Regio Oost stelt zich voor...

Europese erkenning vereist voor opname nieuwe specialisten in register; E. Teske

Goodwill in de praktijk: uw ervaringen!

Belangrijk bericht voor Limburg, Noord-Brabant cn Zeeland

a

26

27
27

27

28
29
29
29

36

Homeopathie: wetenschappelijk niet te onderbouwen of wel?

In memoriam

Sies Wictsma; Th. Bruggeling, P. Egberink, P. Fortuin, R. van Wijck,J. Brand, M. Brinkhoff, A. Brouwer,
T. Cruijsen,J. Driessen, A. Pijpers, J. Pons, P. van Rooijen en A. Steentjes
 30

31

32

34
37
37

Lolle Nauta; L van der Zee en C. Siebinga

Personalia
ubilea 2004
Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Druk

Skritorij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Original paper

Infections with helminths and/or protozoa in cats in animal shelters in the Netherlands; S. R. M. Robben,
W.E. le Nobel, D. Döpfer, W.M.L Hendrikx, J.H. Boersemaf, F. Fransen en M.E. Eysker
 2

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 5-

Uitl
de

hoofdredactie

Vanzelfsprekend wil ik namens de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde be-
ginnen met alle lezers een gezond en voorspoedig 2004 toe te wensen. Tevens wil ik de nieuw
benoemde directeur van de KNMvD, Herman Geertsen, als opvolger van dr Tjeerd Jorna hal-
verwege dit jaar, succes en wijsheid toewensen bij zijn werk voor onze beroepsorganisatie.
Onze voorzitter. Ton de Ruijter, brengt u de nieuwjaarswensen namens het bestuur en het secre-
tariaat over verderop in dit Tijdschrift. Hij bespreekt daarbij de vele veranderingen en ontwik-
kelingen die zich binnen de diergeneeskunde voordoen zowel terugkijkend als vooruitblikkend.

Dat regelgeving hierbij steeds vaker het onderwerp vormt, zal iedereen die werkzaam is als
dierenarts duidelijk zijn. Collega Erwin de With slaat in dit kader de spijker op zijn kop in zijn
bijdrage waarin hij schertsend, maar met een zeer serieuze ondertoon, een dag uit zijn leven
in de landbouwhuisdierenpraktijk beschrijft. We herkennen direct de vele voorbeelden van
doorgeslagen en met elkaar in conflict zijnde wetten en regels. Helaas ook op ons vakgebied
en niet alleen bij het midden- en kleinbedrijf waar momenteel een landelijke commissie
onderzoek doet naar oplossingen ter vereenvoudiging. Om binnen de diergeneeskunde te be-
sluiten om de regels dan maar af te schaffen, zoals onlangs door de minister werd voorgesteld
voor het Honden- en Kattenbesluit, is naar mijn mening erg kort door de bocht en bepaald ook
niet de oplossing. Een betere onderlinge afstemming en meer op de praktijkgerichte en prak-
tisch uitvoerbare regelgeving wél.

Tenslotte wijs ik u op een tweetal bijdragen in dit tijdschrift van collega \'s die de tnoeite nemen
om nieuwe ontwikkelingen binnen de diergeneeskunde, zoals gepresenteerd op buitenlandse
congressen, voor u samen te vatten (Bart de Leeuw, WSAVA-congres) ofte vertalen en van
commentaar te voorzien (Rob Slappendel. ACVIM-congres). Zoals u zich misschien herinnert
probeert ook de hoofdredactie sinds twee jaar ook een steentje bij te dragen door proceedings
van belangrijke congressen te screenen en geselecteerde bijdragen te vertalen en te publice-
ren. Ook op deze wijze kan ons tijdschrift actueel blijven en de dierenarts van belangrijke we-
tenschappelijke informatie voorzien. Er zijn echter nog veel andere diergeneeskundige con-
gressen (algemeen en specialistisch) waaraan Nederlandse collega \'s deelnemen en waar we
niets over lezen in ons Tijdschrift! Wie voelt zich geroepen om het eerdergenoemde goede
voorbeeld te volgen?

Paul Overgaauw

I

TiirlogJaieift-

jQSEEH^I

Diergenees

-ocr page 6-

Infecties met helminthen en/of protozoën bij katten in asie-
len in Nederland

S.R.M. Robben-\', W.E. le Nobef, D. Döpfer, W.M.L Hendrikx.j.H. Boersemaf, F. Fransen en M.E. Eysker

Oorspronkelijk artikel

samenvärflng

Om de prevalentie van infecties met helminthen en proto-
zoën bij katten in de onderzochte asielen vast te stellen,
zijn faecesmonsters van 305 katten uit 22 asielen in
Nederland onderzocht met behulp van de centrifugatie-
sedimentatie-flotatie-techniek. Ook is het verband tussen
potentiële risicofactoren en het optreden van infecties ge-
toetst.

Er waren 160 monsters (52,5%) met een infectie met hel-
minthen en/of protozoën. Er waren 86 katten met een in-
fectie met
Toxocara cati (28,2%), 59 met Cystoïsospora fe-
lls
(19,3%), 43 met Cystoisospora rivolta (14,1%), 34 met
Caplllaria spp. (11,2%), negen met Ancylostoma tubae-
foniia
(3,0%), negen met Taenia taeniaeformis (3,0%),
acht met
Aelurostrongylus abstrusus (2,6%), drie met
Giardia intestinalis (1,0%), twee met Dipylidium caninum
(0,7%) en één kat met een infectie met Toxoplasma gondii
(0,3%).

Kittens en gevonden katten bleken extra risico\'s te lopen
op infecties en als preventieve factor kwam voornamelijk
een kort verblijf in het asiel naar voren.

Summary

Infections with helminths and/or protozoa in cats in ani-
mal shelters in the Netherlands.

To determine the prevalence of infections with helminths and
protozoa in cats in animal shelters, faecal samples from 305
cats from 22 animal shelters in the Netherlands were exam-
ined, using a centrifugation-sedimentation-flotation-tech-
nique. The association between potential risk factors and the
occurrence of an infection was also tested.
Infections with helminths and/or protozoa were found in 160
samples (52.5%).
Toxocara cati was found in 86 cats
(28.2%),
Cystoisospora felis in 59 cats (19.3%), Cystoïso-
spora rivolta
in 43 cats (14.1%), Capillaria spp. in 34 cats
(11.2%),
Ancylostoma tubaefonna in 9 cats (3.0%), Taenia
taeniaeformis
in 9 cats (3.0%), Aelurostrongylus abstrusus
in 8 cats (2.6%), Giardia intestinalis in 3 cats (1.0%),
Dipylidium caninum in 2 cats (0.7%) and Toxoplasma gon-
dii
in I cat (03%).

The highest prevalence was seen in kittens and stray cats.
The main preventive factor against infection was a short stay
in a shelter.

1 Hoofdafdeling Infecliezielden en Immunologie. Afdeling Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde, Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus
80165, 3508 TD Utrecht.

2 Correspondentie met S.R.M. Robben. Karstraat 38, 6681 LB Bemmel, tel: 0481-
462237/06-55510734. e-mail: S.R.M.Robben@students.uu.nl

Inleiding

Meer kennis over welke infecties met helminthen en proto-
zoën voorkomen bij katten en wat daarvoor de mogelijke ri-
sico- en preventieve factoren zijn, is nodig om goede aanbe-
velingen te kunnen doen voor de bestrijding van deze
infecties. Ook is deze kennis nodig om de risico\'s voor men-
sen om een zoönose op te lopen van een kat te kunnen schat-
ten, zoals infecties met
Toxocara cati en Toxoplasma gondii.
In 1997 heeft P.A.M. Overgaauw de prevalentie van intesti-
nale nematoden bij verschillende groepen katten onder-
zocht. Hij vond daarbij voor
T. cati percentages van 2,6% en
4,7% bij huiskatten in Amersfoort respectievelijk Utrecht,
een percentage van 9,4% in pensions bij katten die normaal
buiten defaeceren en een percentage van 21,4% bij zwerfkat-
ten. Bij deze laatste groep werd bij 5,47% van de dieren ook
Toxascaris leonida gevonden (6). Ook heeft hij onderzoek
gedaan naar de prevalentie van
T. cati bij katten in catteries
in Nederland. Daarbij vond hij bij vier van de 225 (2%) vol-
wassen katten een besmetting met
T. cati. Deze vier katten
waren afkomstig uit maar twee van de 25 onderzochte catte-
ries. Bij de 112 onderzochte kittens uit dezelfde catteries
werden geen besmettingen gevonden (7). Vanparijs vond in
1991 in België een percentage van 60,0%
T. cati, een percen-
tage van 36,6%
Ancylostoma tubaeforme, een percentage
van 20,0%
Taenia taeniaeformis, een percentage van 10,0%
Cystoïsospora rivolta en een percentage van 20,0%
Cystoïsospora felis bij dertig zwerfkatten afkomstig van ccn
handelaar (14).

Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de
omvang en de samenstelling van infecties met helminthen
en/of protozoën bij individueel gehuisveste katten in de
onderzochte asielen in Nederland cn om risico- en preven-
tieve factoren voor deze infecties vast te stellen.

Materiaal en methoden

Er zijn faecesmonsters genomen van 305 katten uit 22 ver-
schillende asielen in Nederland. Uit de telefoongids en de
gouden gids werden van de ongeveer 120 dierenasielen de
goed bereikbare asielen gezocht, voornamelijk in het
midden van het land, die op vrijwillige basis wilden meewer-
ken. Van de 24 gebelde asielen wilden twee asielen niet mee-
werken. In de asielen werden twee formulieren ingevuld. Het
eerste om gegevens van het asiel aan te geven, zoals het aan-
tal katten, de ontwormfrequentie voor kittens en volwassen
katten, welk middel daarbij gebruikt werd, de frequentie van
schoonmaken van de kattenbakken en of de kittens in een
aparte afdeling gehuisvest waren. Het tweede formulier was
om de gegevens van de bemonsterde dieren, zoals leeftijd,
geslacht, ras, mogelijke gezondheidsproblemen, de reden
voor het verblijf in een asiel en de verblijfsduur aan te geven.
De monsters werden verzameld uit de individuele kattenbak-
ken en waren op moment van verzameling maximaal 24 uur

-ocr page 7-

oud. Vanaf dat moment werden ze gekoeld bewaard bij 4\'\'C
tot het moment van onderzoek, maximaal vier dagen later.
Het onderzoek werd uitgevoerd met behulp van de centrifu-
gatie-sedimentatie-flotatie-techniek (2). Vooraf werd de fae-
cesopiossing gezeefd en werd het uitgezeefde restant onder-
zocht op de aanwezigheid van proglottiden. Voor de flotatie
werd gebruikgemaakt van een sucrose-oplossing (dichtheid
= ± 1,27g/cm"). Als er
Strongylus-Xypt eieren gevonden wer-
den, werd gedurende tien dagen een faeceskweek ingezet bij
een temperatuur van 37°C (2). Daarna werden de larven van
A. tubaeforme geoogst met behulp van de Baermann-me-
thode (4). De larven
van Aelurostrongylus abstrusus werden
direct met behulp van de Baermann-methode geoogst (4).
De larven en de verschillende wormeieren en oöcysten wer-
den geïdentificeerd met behulp van de literatuur (8, 9, 10,
13).

Uiteindelijk zijn alle resultaten statistisch verwerkt met be-
hulp van SPSS 9.0.0 voor Windows. Van alle variabelen is
een descriptieve analyse uitgevoerd, waarbij het gemiddelde
en de standaarddeviatie werden berekend en een histogram
is gemaakt (5). Daarna werden er kruistabellen gemaakt,
waaruit het Relatieve Risico met het 95% betrouwbaarheids-
interval voor infectie bij blootstelling aan een potentiële
risicofactor is berekend (1,3). Vervolgens werd er een logi-
stische regressie uitgevoerd voor zes verschillende afhanke-
lijke variabelen, namelijk infectie met protozoën en/of hel-
minthen, protozoaire infectie, worminfectie,
T. ca?/-infectie,
nematoden- en cestodeninfectie (3). Hiervan zijn alleen de
afhankelijke variabelen infectie met helminthen, infectie
met protozoën en infectie met
T. cati uitgebreid beschreven,
omdat de resultaten voor de overige variabelen redelijk over-
eenkwamen met deze variabelen. De onafhankelijke varia-
belen werden gekozen uit de factoren die in de kruistabellen
een statistisch significant verband met de infectie hadden.

Het model werd zo goed mogelijk passend gemaakt door de
back-step-methode, wat inhoudt dat steeds de variabele die
een P-waarde had die het meest naar boven afweek van de
gestelde grens van P = 0,05 uit de vergelijking verwijderd
werd, behalve als dit de variabele asielnummer was, want die
is geforceerd in de vergelijking gehouden om te corrigeren
voor de herhaalde metingen in één asiel. De coëfficiënten
van de vergelijking zijn omgerekend naar een Odds Ratio
(3).

De termen risico en risicofactor zijn in deze tekst niet ge-
bruikt om een causaal verband aan te geven maar om aan te
geven dat er mogelijk een verband bestaat tussen het bestaan
van de factor en een verhoogde prevalentie van een bepaalde
infectie.

Resultaten

Van de 305 katten waarvan faecesmonsters onderzocht wer-
den, waren 283 Europese Kortharen (93%) en de overigen
waren verdeeld in Perzen, Siamezen, Britse Kortharen en
Noorse boskatten. De leeftijd varieerde van zes weken tot
zestien jaar, met een gemiddelde van 3,3 jaar. Van alle katten
waren er 72 (24%) jonger dan zes maanden en deze werden
als kittens beschouwd. De 220 gevonden katten (72%) kwa-
men, in tegenstelling tot de afstands- en pensionkatten,
waarschijnlijk niet rechtstreeks uit een huissituatie. De ver-
blijfsduur van de katten in een asiel varieerde van één dag tot
anderhalfjaar, waarvan 128 katten (42%) minder dan twee
weken in een asiel aanwezig waren. Van de katten waren er
236 (77%) gezond, de overige katten hadden ectoparasieten,
diarree, niesziekte, overige lokale of systemische problemen
of het waren moederpoezen met kittens. Katers (94,31%) en
poezen (99,32%) waren in ongeveer gelijke mate verte-

Tabel 1. Aantallen bemonsterde en positief bevonden katten met percentages weergegeven per asiel.

Asielnummer

Aantal bemonsterde katten

Aantal positieve katten

Percentage positieve katten

Percentage positieve katten
van het totaal aantal
positieve katten

1

4

2

50,00%

1.25%

\' 2

26

8

30,77%

5,00%

3

9

3

33,33%

1,88%

4

8

4

50,00%

2,50%

5

10

0

0,00%

0,00%

6

20

12

60.00%

7,50%

7

15

7

46,67%

4,38%

8

31

19

61,29%

11,88%

9

9

6

66,67%

3,75%

10

15

11

73,33%

6,88%

11

7

4

57,14%

2,50%

12

10

5

50,00%

3,13%

13

4

3

75,00%

1,88%

14

24

9

37,50%

5,63%

15

4

3

75,00%

1,88%

16

7

1

14,29%

0,63%

17

44

25

56,82%

15,63%

18

13

9

69,23%

5,63%

19

8

3

37,50%

1,88%

20

13

10

76,92%

6,25%

21

13

11

84,62%

6,88%

22

11

5

45,45%

3,13%

Totaal

305

160

52,46%

100%

-ocr page 8-

genwoordigd, gecastreerde katers (65,21%) en poezen
(30,10%) waren wat minder vaak aanwezig. Van zeventien
dieren (6%) was het geslacht niet bekend.
In de 22 asielen waren gemiddeld vijftig tot zestig (10-160)
katten aanwezig. In totaal zaten er 1267 katten in de asielen
waarvan er 305 zijn onderzocht. Dit waren dieren die indivi-
dueel gehuisvest waren. In tabel I is het aantal bemonsterde
katten per asiel weergegeven, met het aantal positieve fae-
cesmonsters. In drie asielen (14%) waren alle katten apart
gehuisvest, maar in de overige asielen waren er gezamenlijke
kattenruimtes en zaten alleen die dieren apart die een ge-
zondheidsprobleem hadden of de dieren die net in het asiel
binnengebracht waren. In dertien asielen (59%) waren de
kittens in een aparte afdeling gehuisvest. Als anthelminti-
cum werd in twaalf asielen (55%) gebruikgemaakt van pra-
ziquantel met pyrantelpamoaat, waarbij het in zes asielen
(27%) in combinatie met andere middelen werd gebruikt. In
elf asielen (50%) werd gebruikgemaakt van niclosamide met
oxibendazol, waarbij het in vijf asielen (23%) in combinatie
met andere middelen werd gebruikt. Verder werd er onder
andere piperazinecitraat (één asiel, 5 %) en selamectine (drie
asielen, 14%) gebruikt. In veertien asielen met 86 van de 163
volwassen katten (53%) werden de volwassen katten volgens
schema van de fabrikant ontwormd. De dieren werden dan
binnen veertien dagen na binnenkomst voor het eerst ont-
wormd. Dit gebeurde ook in veertien asielen met 49 van de
72 kittens (68%). In achttien asielen (82%) werden de kat-
tenbakken één keer per dag schoongemaakt, terwijl dat in de
overige asielen twee keer per dag was.
De resultaten van het faecesonderzoek zijn weergegeven in
tabel 2. Bij twee katten werden ook proglottiden aangetrof-
fen in de faeces. Bij deze katten werden ook eieren van
T. taeniaeformis in de faeces gevonden.
De protozoaire infecties werden voornamelijk veroorzaakt
door
C. felis en C. rivolta. De infecties met helminthen be-
stonden voornamelijk uit
T. cati en Capillaria spp.
De resultaten van de logistische regressie staan in de tabellen
2 tot en met 5. Hierin staan alleen de Odds Ratio\'s vermeld
van de factoren die een statistisch significant verband had-
den met de afhankelijke variabelen.

Voor een protozoaire infectie staan de resultaten van de lo-
gistische regressie vermeld in tabel 3. De afhankelijke varia-
belen die in deze logistische regressie meegenomen zijn, zijn

Tabel 2. Aantal positief bevonden katten met percentages weergegeven por soort parasiet.

Helminth/protozo

Aantal positieve katten

Percentage positieve katten van be-
monsterde katten

Percentage positieve katten van totaal
positieve katten

Dipylidium caninum

2

0,66%

1,25%

Taenia taeniaeformis

9

2,95%

5,63%

Cestodeninfecties

11

3,61%

6,88%

Aelurostrongylus ahstrusus

8

2,62%

5,00%

Ancylostoma tuhaeforme

9

2,95%

5,63%

Capillaria spp.

34

11,15%

21,25%

Toxocara cati

86

28,20%

53,75%

Nematodeninfecties

106

34,75%

66,25%

Cystoïsospora felis

59

19,34%

36,88%

Cystoïsospora rivolta

43

14,10%

26,88%

Giardia intestinalis

3

0,98%

1,88%

Toxoplasma gondii

1

0,33%

0,63% n

Protozoaire infecties

87

28,52%

54,38%

Totaal negatief

145

47,54%

0,00%

Totaal positief

160

52,46%

100,00%

Tabel 3. Statistisch significante risico- en preventieve factoren na uitvoering
van de logistische regressie.

Odds Ratio

95% betrouwbaarheids-
interval

Asielnummer

0,9333

0,8671-1,0046

Verblijf tot en met
veertien dagen

0,3880

0,1762-0,8543

Asielgrootte tot en met
veertig katten

0,3109

0,1425-0,6784

Kittens goed ontwormd

0,1637

0,0309-0,8685

Dc grens tussen wel- en niet-significant ligt op a =

5%

Tabel 4. Statistisch significante risico- en preventieve factoren na uitvoering
van de logistische regressie.

Odds Ratio

95 % betrouw-
baarheidsinterval

Asielnummer

0,9468

0.9005-0,9955

Gevonden dieren

11,3113

3,8434-33,2897

Kittens tot en met zes
maanden

2,3305

1,2511-4,3412

De grens tussen wel en niet significant ligt op a = 5%

Tabel 5. Statistisch significante risico- en preventieve factoren na uitvoering
van de logistische regressie.

Odds Ratio

95 % betrouw-
baarheidsinterval

Asielnummer

0,9329

0,8850-0,9835

Gevonden dieren

10,3552

3,0345-35,3377

Kittens tot en met zes
maanden

2,8764

1,5205-5,4413

De grens tussen wel en niet significant ligt op a = 5%

het asielnummer, het feit dat de katten diarree hadden, een
verblijfsduur van meer dan veertien dagen in het asiel, de
grootte van het asiel en of de kittens volgens het schema van
de fabrikant ontwormd werden. Katten die minder dan veer-
tien dagen in het asiel, aanwezig waren, hadden minder vaak
last van een protozoaire infectie dan katten die al langer in
het asiel verbleven. Katten in een asiel met minder dan veer-
tig katten hadden minder vaak een protozoaire infectie dan
katten uit grotere asielen, en kittens die volgens schema van
de fabrikant ontwormd waren hadden minder vaak een pro-
tozoaire infectie dan kittens die anders ontwormd waren.

-ocr page 9-

De resultaten voor een infectie met helminthen zijn vermeid
in tabel 4. Als afhankelijke variabelen zijn bij deze logisti-
sche regressie het asielnummer, het feit dat de katten gevon-
den waren, het gebruik van selamectine, het tweemaal daags
reinigen van de kattenbak, de leeftijd (kitten of niet), het feit
dat de katten diarree hadden en het huisvesten van de kittens
in dezelfde afdeling als de volwassen katten meegenomen.
Gevonden katten en kittens bleken vaker een infectie met
helminthen te hebben dan respectievelijk katten uit een huis-
situatie en volwassen katten.

In tabel 5 staan de resultaten vermeld voor een infectie met T.
cati.
Als afhankelijke variabelen zijn bij deze logistische re-
gressie het asielnummer, het feit dat de katten gevonden wa-
ren, het gebruik van selamectine, het tweemaal daags reini-
gen van de kattenbak, de leeftijd (kitten of niet), het feit dat
de katten diarree hadden, het huisvesten van de kittens in de-
zelfde afdeling als de volwassen katten, het ras (Europees
korthaar of niet) en of de dieren gecastreerd waren meegeno-
men. Ook hier bleken de gevonden katten en de kittens vaker
een infectie te hebben dan de katten uit de tegencategorie.
Omdat het gebruikte anthelminticum als asielgegeven is op-
genomen en niet van alle katten de exacte ontwormingsda-
tum bekend was, zijn er ook risico- en preventieve factoren
berekend bij een groep van 108 katten waarvan het zeker is
wanneer ze waren ontwormd. Alleen de resultaten van de an-
thelmintiea zullen hier nog genoemd worden, omdat de ove-
rige factoren overeenkomen met wat hierboven in de tabellen
3 tot en met 5 genoemd is. Bij deze 108 katten bleek uit de
kruistabellen dat katten die ontwormd zijn met selamectine
vaker een infectie met helminthen of een infectie met
T. cati
hebben. Het gebruik van selamectine bleek ook een sta-
tistisch significante risicofactor voor een infectie met nema-
toden na de logistische regressie (OR = 4,7596, 95% be-
trouwbaarheidsinterval = 1,1661-19,4265) te zijn.

Discussie

Hoewel de meeste asielen hun katten ontwormden volgens
het voorschrift van de fabrikant van de anthelmintiea bleek
toch ongeveer een derde van de onderzochte katten een in-
fectie met helminthen te hebben. Omdat de faeces werd ver-
zameld vanuit de kattenbakken konden alleen die katten be-
monsterd worden die ook een eigen kattenbak hadden.
Hierbij waren ook dieren die nog maar net in het asiel waren
gekomen en nog niet ontwormd waren.
De reden dat in de onderzochte groep gevonden katten, de
katten vaker een infectie bleken te hebben dan pcnsionkatten
of afstandskatten kan zijn dat de andere katten rechtstreeks
uit een huissituatie komen en daar ontwormd zijn en mis-
schien ook minder in aanraking zijn geweest met besmette
faeces en grond, afhankelijk van of ze ook buiten kwamen.
Kittens tot en met een leeftijd van zes maanden bleken in
deze steekproef gevoeliger voor een infectie dan de volwas-
sen katten. Ze hebben ook een grotere kans op besmetting
via de moedermelk. Volwassen katten zijn in hun leven vaker
in aanraking geweest met helminthen en/of protozoën en
hebben daardoor een zekere weerstand opgebouwd (12). Wel
bleken volwassen katten uit dit onderzoek een verhoogd ri-
sico op een infectie met helminthen te hebben als ze in de-
zelfde afdeling waren gehuisvest als de kittens, omdat de in-
fectiedruk dan hoger zou kunnen zijn. Dieren met diarree uit
de onderzochte groep katten hadden vaker infecties met hel-
minthen en protozoën dan gezonde dieren. Bij de infecties
met helminthen zal de diarree mogelijk door die infectie zijn
veroorzaakt. Hoewel de meeste protozoaire infecties werden
veroorzaakt door C.
felis en C. isospora welke meestal geen
diarree veroorzaken (12), had wel 41,4% van de katten met
een protozoaire infectie ook een infectie met helminthen en
die kunnen dan verantwoordelijk zijn geweest voor de diar-
ree. Als de infectie met C.
felis en C isospora zeer ernstig
was, kan ook hierdoor de diarree veroorzaakt zijn (10).
Verder kan de diarree ook door een niet-parasitaire oorzaak
ontstaan zijn. In tegenstelling tot wat verwacht mag worden,
hadden katten in deze steekproef waarvan de kattenbak twee
keer per dag schoongemaakt werd vaker een infectie dan kat-
ten waarvan de bak maar één keer per dag schoongemaakt
werd, terwijl deze katten minder kans hebben om eieren op te
nemen en de eieren minder lang de tijd hebben om te rijpen.
Waarschijnlijk maken juist de asielen die weten dat ze para-
sitaire problemen hebben de kattenbakken extra vaak
schoon. Hoewel het ontwormingsbeleid een asiel gerela-
teerde factor is en maar van 108 katten (35%) de exacte da-
tum van ontwormen bekend is, kon bij deze 108 katten toch
het gebruik van selamectine statistisch significant vaker in
verband worden gebracht met infecties met helminthen, met
T. cati en met nematoden, dan het gebruik van andere an-
thelmintiea.

Dieren uit dit onderzoek die korter dan veertien dagen in een
asiel verbleven, bleken minder vaak een infectie met proto-
zoën te hebben. Hieruit kan geconcludeerd worden dat voor
de onderzochte groep katten, de infectiedruk in een asiel
groter is dan daarbuiten of dat die dieren beter ontwormd
zijn dan de dieren die al langer in het asiel aanwezig zijn. In
asielen met minder dan veertig katten werden minder vaak
protozoaire infecties gevonden. Omdat alleen de individueel
gehuisveste dieren bemonsterd zijn, konden ze elkaar niet
direct besmetten, maar alleen indirect, bijvoorbeeld door de
verzorgers. Het ontwormen van kittens volgens voorschrift
van de fabrikant werkt bij de onderzochte dieren als een pre-
ventieve factor op het hebben van een protozoaire infectie.
Dit kan worden toegeschreven aan een betere algemene ge-
zondheid van de kittens. Ook hebben benzimidazolen een
therapeutisch effect op infecties met
G. intestinalis.
De risicofactoren Europese Korthaar en kater en de preven-
tieve factor gecastreerde poes voor een infectie met
T. cati
zijn niet te verklaren, behalve dat 93% van de onderzochte
katten een Europese Korthaar was en daarom al snel de
meeste dieren met een infectie Europese Kortharen zijn. Het
is mogelijk dat verschillende kattenrassen een ander uit-
scheidingspatroon hebben en dat hierdoor bij Europese
Kortharen meer infecties zijn gevonden.
De resultaten van dit onderzoek met betrekking tot de be-
smetting met cestoden, waarbij we een percentage van
3,61% hebben gevonden is waarschijnlijk een onderschat-
ting van de werkelijke besmetting met cestoden in de onder-
zochte populatie, omdat de eieren van cestoden intermitte-
rend worden uitgescheiden.

Het gevonden percentage in dit onderzoek (T. cati 28,2%) ligt
iets hoger dan bij de zwerfkatten
(T. cati 21,4%) van
Overgaauw (6), maar uit ons onderzoek blijkt ook dat er dui-
delijk een verschil is in de prevalentie bij katten die als zwerf-
dieren zijn binnengebracht en katten die via afstand of voor
pension in een asiel zitten en dus uit een huissituatie komen.
Dit komt mogelijk doordat bij de dieren die uit een huis ko-
men beter op de gezondheid van de kat werd gelet en deze
dieren ook minder in contact zijn geweest met besmette

-ocr page 10-

grond en faeces. In ons onderzoek werden geen eieren van T.
leonida gevonden terwijl Overgaauw bij 5,4% van één groep
katten wel
T. leonida vond (6). Dit kan veroorzaakt worden
doordat bij dit onderzoek een andere monstername, een an-
dere flottatievloeistof en een andere populatie werd gebruikt.
De percentages van Vanparijs (14) voor verschillende soorten
Cystoïsospora (C. felis 20,0% en C. rivolta 10,0%) komen
wel ongeveer overeen met de resultaten uit dit onderzoek
(19,3% en 14,1%). Zijn percentages voor de verschillende
soorten wormeieren
{T. cati 60,0%, A. tubaeforme 36,6% en
T. taeniaeformis 20,0%) liggen echter veel hoger dan uit dit
onderzoek naar voren komt
{T. cati 28,2%, A. tubaeforme
3,0% en T. taeniaeformis 3,0%). Voor zijn onderzoek heeft
Vanparijs een veel kleinere (dertig katten) en selectievere po-
pulatie gevonden katten onderzocht, die werd geleverd door
één lokale handelaar Hierdoor kunnen de katten elkaar geïn-
fecteerd hebben. Verder werd de flotatie uitgevoerd met een
keukenzoutoplossing met een dichtheid van 1,20 g/cm^. Deze
dichtheid is hoog genoeg voor het vinden van wormeieren en
kan niet verklaren dat er zoveel meer worminfecties werden
gevonden. Een deel van het verschil kan ook door topografi-
sche verschillen worden veroorzaakt. Verder heeft Vanparijs
geen gegevens over de bemonsterde katten vermeld, zoals
ras, geslacht en gebruik van anthelmintica.

Conclusie

Meer dan de helft van de onderzochte katten in de asielen
bleek een infectie met protozoën en/of helminthen te hebben
en meer dan een derde van de katten had een infectie met hel-
minthen. Gevonden dieren en kittens met een leeftijd tot en
met zes maanden uit deze groep bleken een groter risico te
lopen op het hebben van met name een infectie met helmin-
then. Deze zouden dus goed en regelmatig ontwormd moe-
ten worden om de gezondheid en het welzijn van deze dieren
te verbeteren en als preventie van zoönosen bij de mens.
Het is aan te raden voor asielen om de kittens in een aparte
afdeling te huisvesten, omdat dan minder infecties met hel-
minthen in het algemeen en met
T. cati in het bijzonder op-
treden bij met name de volwassen katten.
In een vervolgonderzoek zou meer aandacht moeten worden
besteed aan de effecten van de anthelmintica door van meer
dieren waarvan de ontwormingsdatum bekend is, monsters
te onderzoeken. Verder zou er meer aandacht besteed moeten
worden aan overige managementaspecten, zoals de frequen-
tie van het reinigen van de kattenbak en de hygiëne die de
medewerkers toepassen als ze van het ene naar het andere
hok gaan. Met de resultaten van zo\'n onderzoek zouden ont-
wormingsadviezen voor dierenasielen kunnen worden opge-
steld. Ook zou het interessant zijn om in verband met dierge-
zondheidsaspecten en ook volksgezondheidsaspecten de
prevalentie van infecties met helminthen en/of protozoën bij
huiskatten te onderzoeken, omdat het onderzoek van Over-
gaauw maar in een paar plaatsen is uitgevoerd en het al weer
langer geleden is (6).

Literatuurlijst

1. Ahlbom A. and Norell S. Introduction to modern epidemiology.
Epidimiology Resoursces Ine, Stockholm, 1990: 70-2.

2. Hendrix CM. Diagnostic veterinary parasitology Mosby Ine, St. Louis
1998:253-8.

3. Hosmer DW, and Lemeshow S. Applied logistic regression. John
Wiley & Sons Inc. New York. 1989: 39-47.

4. Kassai T. Veterinary helminthology. Butterworth-Heinemann,
Woburn, 1999: 191-2.

5. Kleinbaum DG. Kupper LL, and Muller KE. Applied regression ana-
lysis and other multivariable methods. Duxbury Press, Belmont.
California, 1988: 17-8.

6. Overgaauw PAM. Prevalence of intestinal nematodes of dogs and cats
in the Netherlands. Vet Quart 1997; 19: 14-7.

7. Overgaauw PAM, and Boersema JH. A survey of Toxocara infections
in cat breeding colonies in the Netherlands. Vet Quart 1998; 20 (I): 9-
11.

8. Quinn PJ. Donnelly WJC, Carter ME, Markey BKJ, Torgenson PR.
and Breathnach RMS. Microbial and parasitic diseases of the dog and
cat. W.B. Saunders Company Ltd, London, 1997: 49-51.

9. Rochette E Dog parasites and their control. Janssen Animal Health
B.VB.A, Belgium, 1999: 130-4.

10. Rommel M, Eckert J, Kutzer E, Körtug W. und Schieder T.
Veterinärmedizinische parasitologie begründet von J. Boch und R.
Supperer Blackwell Wissenschafts-Verlag, Berlin-Wien, 2000: 505-7.

11. Syllabus Algemene microbiologie. Vakgroep infectieziekten en
Immunologie, Utrecht. 1998: par 6-7.

12. Thienpont D, Rochette F en Vanparijs OFJ. Diagnose van verminose
door koprologisch onderzoek. Janssen Research Foundation. Beerse
België, 1986: 109-27.

13. Vanparijs OFJ. Hermans L, and Flaes L van der Helminth and protozoan
parasites in dogs and cats in Belgium. Vet Parasitol, 1991; 38: 67-73.

NIET
LANGER
OP RECEPT!

GEREGISTREERD

VOOR DE BEHANDELING
VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

Dankbetuiging

Graag willen wij de dierenasielen bedanken voor hun medewerking.

-ocr page 11-

Voedsel en
/aren Autoriteit

I VWA Incident- en crisisorganisatie

\\rn

Om incidenten en crises adequaat te kunnen aanpakken, heeft
de Voedsel en Waren Autoriteit een procedure voor de ont-
vangst, beoordeling en opvolging van meldingen van burgers,
buitenlandse autoriteiten en VWA-medewerkers opgesteld,
waarbij de expertise van de voormalige Keuringsdienst van
Waren en Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees is ge-
bundeld. Hieronder wordt een kijkje in de keuken gegeven van
de VWA incident- en crisisorganisatie, om aan te gegeven hoe
met uw meldingen wordt omgegaan. Hierbij is de volgende
driedeling gemaakt: het aannemen van meldingen, het beoor-
delen van de meldingen en de opvolging van meldingen.

Meldingen

De meldkamer van de VWA is de spin in het web bij het aanne-
men van meldingen op het terrein van voedsel en waren, dier-
voeders en dierenwelzijn. Meldingen komen hier direct
binnen via de warenklachtenlijn of worden hier naar doorge-
leid als ze op een andere plaats binnenkomen. De meldkamer
registreert de melding en zorgt ervoor dat deze bij de juiste
medewerker terechtkomt voor beoordeling en afhandeling.
Uitzondering hierop zijn de meldingen van dierziekten.
Hiervoor wordt vooralsnog gewerkt met het landelijke LNV-
nummer voor dierziekten dat bij de meldkamer van de AID is
ondergebracht. De AID geeft deze meldingen direct door aan
de VWA voor beoordeling.

Per maand komen enkele duizenden meldingen bij de VWA
binnen. Deze meldingen kunnen atkomstig zijn van consu-
menten, bedrijven, dierenartsen, laboratoria, maar ook van de
Europese Commissie of van andere landen.

Beoordeling

Na het aanneinen en registreren van de melding wordt deze
beoordeeld op de ernst en wordt bepaald welke maatregelen
getroffen moeten worden. De beoordeling gebeurt volgens
het \'meer-ogen-principe\' waarbij wordt beoordeeld in een
breed kader. Hierbij wordt niet alleen rekening gehouden met
het gevaar voor de gezondheid van mens en dier, maar ook
met de internationale en maatschappelijke context. Verder
wordt beoordeeld of het een incidenleel of structureel pro-
bleem betreft.

De eerste beoordeling van meldingen wordt uitgevoerd door
de \'accountmanagers\' van de directie toezicht. Voor de eerste
beoordeling van dierziektemeldingen vervult de afdeling dier-
ziekten van de VWA deze taak. Het zonodig formeren van spe-
cialistenteams die de bedrijven bezoeken maakt onderdeel uit
van deze beoordeling. Afhankelijk van de ernst van de mel-
ding wordt een tweede beoordeling door een hoofdinspecteur
uitgevoerd.

Bij de beoordeling worden criteria gehanteerd, op basis waar-
van aan een melding een bepaalde ernst wordt toegekend. Dit
is nodig om afgewogen te reageren op een inelding. De vol-
gende verdeling wordt gehanteerd.
Routine:

Melding waarbij geen sprake is van een ernstig gevaar voor de
volksgezondheid of van een structureel kwaliteitsprobleem.
Het merendeel van de klachten en meldingen valt in deze cate-
gorie. Hierbij valt te denken aan een incidentele melding van
een lichte voedselvergiftiging waarbij enkele personen zijn
betrokken.

w
h-1

Q

Incident:

Melding die geen of slechts zeer beperkte maatschappelijke
en/of politieke lading heeft. Hierbij valt te denken aan een
ernstige voedselvergiftiging, een melding die een internatio-
naal aspect heeft of bij voorbeeld een recall van een afwijkend
product.

Ernstig incident:

Dit zijn meldingen die mogelijk een maatschappelijke en/of
politieke lading hebben. Voorbeelden die in deze categorie
zouden vallen zijn verontreinigingen in diervoeders zoals bij
de MPA-affaire, grove schendingen van het dierenwelzijn bij
een internationaal transport van levend vee en aangifteplich-
tige dierziekten zoals rundertuberculose.
Crisis:

Van een crisis is sprake wanneer een melding leidt tot een
ernstige verstoring van de maatschappelijke structuur
Dierziekten als MKZ, KVP en Al vallen in deze categorie.
De departementen LNV en VWS geven het definitieve oor-
deel of een melding in deze categorie ingedeeld wordt.

Afliandeling

De VWA heeft in de afgelopen periode gedetailleerde afspra-
ken gemaakt over de afhandeling van meldingen, om
daardoor uniform op te kunnen treden. Zo zijn er bijvoor-
beeld draaiboeken voor de afzonderlijke dierziekten en is er
een protocollenboek zoönosen. Afliankelijk van de ernst van
de melding kan worden besloten oin de afhandeling centraal
of in de regio te beleggen. Ook met andere diensten die be-
trokken zijn bij dit proces, bestaan werkafspraken, zoals met
de AID. Duidelijk is dat de uitwisseling van informatie nood-
zakelijk is voor een adequate afliandeling.
Een toegevoegde waarde van de VWA is de onderlinge
samenwerking van de RVV en KvW zodat deze diensten bij-
voorbeeld niet na elkaar verschijnen maar samen opereren.
Een voorbeeld hiervan is het gezamenlijke optreden bij een
koepokkenbesmetting bij apen afgelopen september

Dc beoordeling van meldingen start altijd bij de VWA. Het
management van de meldingen in de categorieën
routine, in-
cident
en ernstig incident valt ook geheel onder de verant-
woordelijkheid van de VWA. De departementen LNV en
VWS zijn echter verantwoordelijk voor het management van
meldingen van
crises op hun werkterrein. De rol van de VWA
tijdens een crisis is die van adviseur van de departementen en
uitvoerder van de afgekondigde inaatregelen. Ook verzorgt
de VWA tijdens crises de publieksvoorlichting, de risicocom-
municatie en de communicatie over de eigen werkzaamhe-
den.

Voor klachten en meldingen op het werkterrein van de VWA
kunt u 24 uur per dag zeven dagen per week op de volgende
telefoonnummers terecht:

meldingen op gebied van voedsel en waren, diervoeder, die-
renwelzijn: 0800-0488

dierziekten meldingen (landelijk LNV-dierziektennummer):
045-5354232

Voor meer informatie: www.vwa.nl

-ocr page 12-

De introductie van internet in het
dagelijks leven lijkt afgerond: na-
genoeg elke communicerende or-
ganisatie verwijst \'voor meer in-
formatie\' naar haar site. En hoe
staat het met dierenartsenpraktij-
ken en hun websites? De auteur,
zelf internetgebruiker van het eer-
ste uur en bouwer van onder an-
dere de AUV-site, maakte een kritische rondgang langs de
praktijken met een site en hield een enquête onder zo\'n
honderd \'dap-sites\'. Hier leest u de oogst, waaronder tips
voor als u de komende tijd met een eigen site wilt begin-
nen.

Praktijksites in 2003: de stand van zaken

Enkele jaren geleden wilden veel praktijken vooral on line
aanwezig zijn, met nog weinig concrete verwachtingen. Vaak
voldeden zelfgebouwde websites van één pagina, of werd
gebruikgemaakt van een voorgekookt stramien van een web-
organisatie. Inmiddels weten veel praktijken wat ze willen
met hun site: vooral informatie verschaffen, en ook nieuwe
cliënten aantrekken.

Eind 2000 waren negentig praktijken on line, begin 2002
rond de driehonderd. Daarna heeft dat aantal zich gestabili-
seerd. De eigenaars hebben wel ervaring opgedaan: sites van
slechts één pagina zijn er bijna niet meer. En sites verzorgd
door een organisatie - nu nog 37 procent - worden in toene-
mende mate vervangen door websites onder eigen beheer en
met een eigen domeinnaam.

Vormgeving en sneiheid

De meeste praktijksites maken een professionele indruk.
Nog maar enkele zijn echt rommelig, met een overmaat aan
animaties en kleuren of verkeerd gekozen scherm- of letter
afmetingen. Ook de snelheid van de meeste sites is wel in
orde. Vooral de openingspagina moet snel verschijnen, en
dat lukt als er spaarzaam met afbeeldingen, tabellen en
scripts wordt gewerkt. Slechts een enkele site vraagt veel ge-
duld van de gebruiker, bijvoorbeeld met een tijdrovende
intro die verder weinig toevoegt. Met foto\'s van een \'rondlei-
ding\' of van \'het team\' wordt dat geduld beter beloond.
Overigens, naarmate meer mensen overgaan op breedband
en de gemiddelde \'downloadsnelheid\' toeneemt, wordt dit
snelheidsaspect van minder belang.

De inhoud

Vrijwel alle sites geven duidelijk antwoord op de simpele
vragen: waar, wie, wanneer en wat. Waar de praktijk te vin-
den is, staat soms in het niet direct zichtbare deel van de ope-
ningspagina of is nog verder verscholen. Voor de route - met
kaart - is meestal een aparte knop beschikbaar. Maar een
knop met de naam \'contact\' is daarvoor minder geschikt.
De informatie over het team wordt gelukkig steeds vaker met
foto\'s en een korte beschrijving ondersteund. En de informa-
tie over wanneer men kan komen op spreekuren of bij spoed,
ontbreekt nergens.

Berichte

verslage

Meer praktijken on line meer mans

J. L. wan Os

Wat men doet is een thema met zeer veel variaties. Populair
zijn de al genoemde rondleidingen naast beschrijvingen van
behandelingen en ingrepen met foto\'s. Ook teksten over de
visie of de doelstelling van de praktijk, of persoonlijke ver-
halen blijken vaak zeer informatief Dat zouden meer sites
moeten doen!

Meer informatie

Een vijfde van de praktijksites verschaft nog meer dierge-
neeskundige informatie, soms over enkele, soms over vele
tientallen onderwerpen. Hier wordt heel wat energie in ge-
stoken. Jammer dat de KNMvD in deze centrale functie nog
verstek laat gaan. Zo moet het wiel wel vele malen worden
uitgevonden. Over prijzen wordt slechts door enkele praktij-
ken on line informatie verstrekt. Angst voor \'shoppers\' kan
hierbij een rol spelen. Verder zijn er vaak enige
links naar an-
dere sites vooral die met een specifieke of lokale functie.
Veel praktijken geven een nieuwsbrief uit of hebben rubrie-
ken als \'veel gestelde vragen\' en \'wist u dat...\'. Ook \'dier
van de maand\', \'patiënt van de maand\' en \'zoekgeraakte die-
ren\' doen het goed. Deze laatste drie leveren actualiteit, een
essentieel aspect om bezoekers te laten terugkomen!
Slechts een kleiner deel van de sites beschikt over een zicht-
bare teller. Dit betreft doorgaans de sites met relatief veel actu-
ele informatie. Het aantal bezochte pagina\'s per dag voor der-
gelijke sites varieert van vijf tot vele tientallen. De meest
bezochte site haalt zelfs meer dan tweehonderd
page views per
dag (1). Er worden ook onzichtbare tellers gebruikt. Eén site
telt daarmee gemiddeld ruim honderd bezoekers per dag (2).

Dialoog met de cliënt

Lang niet alle sites geven hun emailadres. Het werk dat daar-
uit kan voortkomen, maakt die terughoudendheid begrijpe-
lijk. Toch is de kans op nieuwe cliënten versus het risico van
de onbetaalde adviezen alleen in te schatten door het zelf tc
proberen. Als tussenvorm worden wel emailformulieren ge-
bruikt, vooral voor cliënten die zich willen opgeven voor een
email-nieuwsbrief.

Structuur en navigatie

Bij sites met zeer veel informatie wordt vaak gewerkt met dui-
delijke menu\'s met uitklapbare submenu\'s. Ook andere nuttige
hulpmiddelen komen voor, zoals een alfabetische index, een
site-map of een enkele maal zelfs een site-zoekmachine. Toch
is juist die navigatiestructuur bij veel sites nog voor verbete-
ring vatbaar. Indeling en teksten van het menu zijn niet altijd
helder. In één site bevinden de knoppen voor de navigatie zich
zelfs in het niet direct zichtbare deel van de openingspagina.

Enquête

Tot zover de waarnemingen op de praktijksites anno 2003 (3).
Een overzicht van die sites is voor iedereen toegankelijk (4).
Maar het werkt natuurlijk verhelderend ook te weten van de
eigenaars hoe het zo ver gekomen is, wat de ervaringen zijn
en of men een beeld heeft van de kosten en de baten. Vandaar
een enquête gestuurd naar honderd praktijken met sites in ei-
gen beheer, en een mooie respons van 44 inzendingen.

-ocr page 13-

Enige jaren geleden is door de auteur een -arbitraire- in-
deling gemaakt tussen sites met uitsluitend basale infor-
matie en sites met uitgebreidere informatie.
Opvallend is het verschil in respons op de enquête tus-
sen deze twee groepen.

Tweederde van de benaderde praktijken behoort tot de
categorie \'uitgebreide sites\' en daarvan respondeert 56
procent. Van de categorie \'basale sites\' reageert slechts
22 procent.

Men mag aannemen dat de respondenten vooral de
voorlopers zijn. Hun meningen en ervaringen zijn dan
ook relevant voor de ontwikkelingen.

In de praktijken van de inzenders waren gemiddeld 3.7 die-
renartsen werkzaam, met een spreiding die de landelijke ver-
deling goed representeert.

Tabel 1. Over het ontstaan van de site.

In eerste instantie
gebouwd door:

n

%

on line sinds

n

%

professionele derden

9

20

<1 jaar

9

20

Niet-professionele derden

13

30

1 - 3 jaar

18

40

(een van) de dierenarts(en)

19

43

3-5jaar

12

29

dierenarts met derden

3

7

5 - 7 jaar

5

12

Ontstaan van de site (tabel 1).

Van de sites van de inzenders is de helft in eerste instantie ge-
bouwd door dierenartsen, in enkele gevallen met behulp van
derden. Enige malen wordt opgemerkt dat dit bouwen van de
site kan worden gezien als een hobby van de betreffende die-
renarts. Daarnaast is twintig procent gebouwd door profes-
sionele derden. Het kan interessant zijn enige voorbeelden
daarvan te bekijken (5). Tenslotte is dertig procent gebouwd
door niet professionele derden. Als voorbeelden van die laat-
ste worden genoemd: een zoon, studenten MBO, een stagi-
aire en broers werkzaam in ICT.

In hun huidige vorm is een kwart van de \'enquête-sites\'jon-
ger dan een jaar, veertig procent één tot drie jaar oud, en
veertig procent zelfs ouder. Het is duidelijk dat relatief veel
praktijken met langdurige eigen internetervaring hebben ge-
reageerd.

De inhoud van de site wordt overwegend verzorgd door een
dierenarts, soms in combinatie met een praktijkmedewerker
of derden. Bij opvallend veel sites (39%) wordt deze inhoud
nauwelijks meer aangepast, bij de overige 61 procent
meestal maandelijks, soms zelfs wekelijks.
Bijna de helft van de praktijken heeft geen duidelijk beeld
van de hieraan verbonden kosten. Opgemerkt wordt dat de er
in gestoken uren ook als hobby worden gezien. Door de an-
dere praktijken werd gemiddeld 1.4 uur per week aan de site
besteed, overigens met een grote spreiding: van 0.1 tot 4.5
uur. Deze getallen vormen uiteraard ook een afspiegeling
van de frequentie van aanpassing.

Ook de structurele aanpassingen in vormgeving of navigatie,
en provideraangelegenheden worden meestal uitgevoerd
door een dierenarts, zij het iets minder vaak dan het
content
management.
Hier spelen praktijkmedewerkers een grotere
rol, soms ondersteund door een derde. Overigens is van dit
soort technische aanpassingen bij een derde van de sites nau-
welijks nog sprake. Maar bij tweederde is dit maandelijks of
nog frequenter het geval. Van de hieraan verbonden kosten
heeft ruim de helft geen duidelijk beeld. Nog eens zestien
procent meldt dat er geen kosten zijn. Dit kan samenhangen
met het ontbreken van aanpassingen en het
alles zelf doen, waarbij dan kennelijk de
kosten van de provider aan algemene com-
municatiekosten zijn toegerekend. Bij de
overige dertig procent varieerden de opge-
geven kosten tussen 10 en 400 euro per
maand.

Tabel 2. Content management.

Uitgevoerd door:

n

%

Aanpassing

n

%

Uren per week

n

%

(een van) de dieren-
arts(en)

31

70

nauwelijks

17

39

< 1 uur

5

11

dierenarts medew.
of derde

4

9

1 X per maand

21

48

1 uur

8

18

praktijkmedewerker

4

9

wekelijks

5

11

I - 2 uur

7

16

medewerker derde

2

5

wisselend

1

2

3- 4 uur

3

7

derde

3

7

onduidelijk

21

48

Wie zorgt voor de inhoud? (tabel 2).
Tabel 3. Technisch beheer.

Uitgevoerd door:

n

%

Aanpassing

n

%

Kosten per maand

n

%

(een van) de dieren-
arts(en)

24

55

nauwelijks

14

32

geen

7

16

dierenarts medew.
ofderde

2

5

1 X per maand

20

45

10-50€

10

23

praktijkmede-
werker derde

5

11

wekelijks

10

23

100-400 €

3

7

Derde

13

30

plannen voor
revisie

12

onduidelijk /
geen antwoord

24

55

Over het technisch beheer (tabel 3).

Er waren vijf keuzemogelijkheden gege-
ven, met het verzoek om daarin een \'ran-
king\' aan te geven. Voor zover die \'ranking\'
werd gegeven was het resultaat sterk wisse-
lend, waardoor de resultaten dicht bij het
gemiddelde van 2,5 liggen. Het \'communi-
ceren over specifieke expertise of dienst-
verlening\' bleek gemiddeld nog het belang-
rijkste doel: 2,4. Daarna volgen met bijna
dezelfde scores \'het verstrekken van orga-
nisatorische respectievelijk veterinaire in-
formatie aan bestaande cliënten\' en \'extra
uitstraling\'. Het \'werven van nieuwe klan-
ten\'sluit met 2,8 de lijst.
Het succes met het presenteren van speci-
fieke expertise werd enige malen apart ver-
meld. Uiteraard is dit onderwerp niet voor
alle praktijken even relevant. Dit geldt ook
voor het verstrekken van veterinaire infor-
matie aan bestaande klanten, omdat ruim

-ocr page 14-

Tabel 4. Doelstelling en ervaringen.

Opgezet met als doel:

Score

Bereiken
doelstelling

n

%

baten / lasten

n

% 1

Communiceren over
specifieke expertise of
dienstverlening

2.4

is

tegengevallen

2

5

negatief

1

2

Veterinaire informatie
aan bestaande klant

2.6

komt op gang

16

36

groeiend naar
positief

7

1
6

Organisatorische in-
formatie aan
bestaande cliënt

2.7

Naar
verwachting

19

43

neutraal / ver-
deeld

1

5

3

4

Extra uitstraling

2.7

boven verwach-
ting

7

16

positief

2
1

4
8

Werven van nieuwe
klanten

2.8

Belangrijkste doelstelling: een zeer wisselend beeld.

Tabel 5. Bestaande en nieuwe cliënten.

Feedback
bestaande cliënten:

n

%

Binnenkomen
nieuwe cliën-
ten via site

n

%

Onderscheiden
zich (t.o.v. be-
staande)

n

%

ontbreekt (bijna)
geheel

3

7

we weten het
niet goed

8

18

niet of
nauwelijks

24

55

neemt wel toe

j

15

34

niet of
nauwelijks

5

11

negatief

0

0

1 is niet of nauwelijks
positief

0

0

in toenemende
mate

4

9

positief

13

30

is verdeeld

2

5

zo af en toe

20

45

verdeeld

3

7

is overwegend
positief

24

55

regelmatig

7

18

onbekend

4

9

Cliënten (tabel 5).

de helft van de betrokken sites deze in-
formatie niet of nauwelijks verschaft.
Door enkele praktijken werden nog ove-
rige doelstellingen genoemd zoals \'ge-
woon als hobby\', \'service aan bestaande
cliënten\', \'naamsbekendheid\', \'promo-
tie van huisstijl en doelstellingen\', en
\'studiemateriaal voor stagiaires\'.

Ook de vraag over de ervaringen bij het
bereiken van de doelstellingen levert een
sterk uiteenlopend beeld op. Bij 41 pro-
cent van de praktijken is dat tegengeval-
len of komt het beoogde effect slechts
langzaam op gang. Bij 59 procent gaat
het volgens of zelfs boven verwachting.
Vermeld wordt hierbij dat dit effect wat
moeilijk is te meten en dat men daar
graag meer van zou willen weten. Daar-
naast wordt nog opgemerkt dat \'de op-
brengst groter was dan de advertentie in
de gouden gids\' (1 x) en dat \'het effect
zeer positief was voor de praktijk door
de gecommuniceerde expertise\' (2 x).

In lijn hiermee levert de vraag over de
verhouding tussen de baten en de lasten
van de site een sterk verdeeld beeld op.
Achttien procent beschouwt deze ver-
houding als negatief, al hoewel meestal
wel groeiend naar positief, van drie res-
pondenten nog met het aanvullende
commentaar \'noodzakelijk, maar nog
niet winstgevend\'. Bij eenderde was de
mening neutraal waarvan in één praktijk
verdeeld. Voor bijna de helft is de balans
positief Dit wordt enkele malen beargu-
menteerd met het commentaar dat de
kosten ook laag waren door de eigen in-
spanning en dat een meer professionele
aanpak nog te duur zou zijn.

Tabel 6. Einail.

Email adres op de
site

n

%

Uren / week
besteed aan
e-mail

n

%

Tijd in relatie
met baten:

n

%

Emailadres in
beeld

25

57

< 1 uur

18

55

verloren tijd

1

3

Emailadres en
emailformulier

8

18

1 uur

9

27

aan de hoge
kant

7

22

Uitsluitend e-mail
formulier

6

14

1.5-2.5 uur

6

18

verantwoord

21

66

Per mail bereikbaar

39

89

geen antwoord

6

- ■

ruim verant-
woord

3

9

Geen emailadres-
of formulier

5

11

geen mail

5

-

geen antwoord
/ - mail

12

-

Email (tabel 6).

De feedback van bestaande klanten ont-
breekt of is gering bij 45 procent maar
overwegend positief bij 55 procent. Het
aantal nieuwe cliënten dat via de site
binnenkomt is bij 82 procent onbekend
of gering. Bij achttien procent is dit re-
gelmatig het geval. Deze nieuwe cliën-
ten onderscheiden zich volgens zeventig
procent niet of nauwelijks van de ge-
middelde cliënt, voorzover men dat al
weet. Volgens dertig procent van de
praktijken onderscheiden zij zich posi-
tief met argumenten als: \'hogere ATF\'
(gemiddelde omzet per transactie), meer
verdiept in praktijkprofiel, bereid te be-
talen voor kennis, vooral als ze daarvoor
van ver komen.

Op driekwart van de sites van de res-
pondenten is een emailadres aanwezig.

-ocr page 15-

deels in combinatie met een emailformulier. Bij veertien
procent is geen emailadres maar wel een emailformulier
beschikbaar. Met tien procent is geen emailcontact moge-
lijk.

Als motief voor het wel hanteren van een emailadres werd
opgegeven:

• \'hoort er (absoluut) bij\'(4 X )

• \'goede bereikbaarheid, lage communicatiedrempel, en
dienstverlening\'(19 x);

• \'beheersbaar door beperkende maatregelen en/of com-
mentaarbij e-mailadres (5 x);

• \'formulier werkt sterk beperkend in binnenkomende tek-
sten ten opzichte van direct adres\' (2 x);

Als motief voor het weglaten van een e-mailadres wordt op-
gegeven:

• een formulier is minder belastend\' (2 x);

• \'het kost te veel tijd met te weinig baten\' (4 x);

• angst voor \'e-mailconsulten\' (2 x) of shoppers (I x);

• \'niet altijd de makkelijkste klanten\' (1 x).

De gemiddelde tijd die de 33 praktijken met een emailadres
op hun site aan email besteden is 0,9 uur per week, variërend
van 0,1 tot 2,5 uur. Als belangrijkste onderwerpen die daarbij
aan de orde komen worden opgegeven: dierziekte-proble-
men; second opinion; vragen over specifieke behandelingen;
prijzen; jonge katjes gevraagd; ingestuurde patiëntver-
slagen; open sollicitaties en opmerkingen over de site.

De vraag hoe men de balans tussen de aan email bestede tijd
en de daaruit voortkomende baten beoordeelt, werd door 32
praktijken beantwoord. Van deze praktijken oordeelt een
kwart negatief: \'verloren tijd\' of\'kosten aan de hoge kant\',
onder meer met argumenten als: \'levert te weinig op\'; \'geeft
tijdsdruk\'. Driekwart van de praktijken vindt deze tijd (ruim)
verantwoord, met argumenten als \'leuke contacten\' en \'meer
inzicht in belevingswereld van de klanten\'.

Samengevatte oordelen

Tenslotte is gevraagd naar een algemener en samenvattend
oordeel.

De positieve aspecten waren:

• imagoverbetering; (eigentijdse) uitstraling; bereiken van
een nieuw soort publiek; bijblijven in een mogelijke inte-
ressante nieuwe markt;

• drempelverlagend; vergroten bereikbaarheid en herken-
baarheid; kunnen laten zien waar je voor staat; reclame;
marketing tooi voor wat leeft onder het publiek; \'feed-
back\' klanten;

• uitdragen van specifieke kennis, die ook nog frequent
wordt gevonden (via Google);

• leuk om te doen; geeft voldoening; zelf eenvoudig inhoud
aan kunnen passen;

• nieuwsbrief vormt goede ingang voor het verkrijgen van
emailadressen van klanten. Mogelijkheden actuele infor-
matie te bieden, zoals enting Frankrijk, foto\'s nieuwbouw
etcetera.

• Gemakkelijk naar te verwijzen als mensen iets willen;
voorbeeld: uitdraai van routekaart.

De genoteerde negatieve zaken (vier respondenten hadden
geen negatieve punten):

• \'up to date\' houden kost (te) veel tijd en aandacht:

• kost veel tijd en weinig geld bij eigen beheer, en veel tijd
en heel veel geld bij uitbesteden; balans tijd/baten nog ne-
gatief, moetje doorheen kijken;

• resultaat moeilijk te meten; minder nieuwe klanten dan
verwacht;

• door de geringe kennis van websites bij anderen komt de
werkdruk op één persoon.

Andere opmerkingen:

• \'Een site met alleen basisinformatie is saai; het niet \'up to
date\' houden leidt tot een negatieve spiraal want bij weinig
respons is er minder neiging tot \'updaten\'.

• \'Men moet verrassingen inbouwen om bezoek te blijven
trekken; daarbij neemt wel de complexiteit toe\'.

• \'Ik word enthousiast van de vele mogelijkheden die een ei-
gen site kan geven. Alleen tijdgebrek lijkt de belemme-
rende factor\'.

• \'De kosten mogen die van een (1/2) jaarlijks te verspreiden
folder/mailing niet overschrijden\'.

• \'Soms krijgen wij vreemde mailtjes\'.

Conclusies uit de enquête

De enquête maakt enkele zaken duidelijk:

• De ontwikkeling van praktijksites is duidelijk beïnvloed
door praktiserende collega\'s met veel belangstelling voor
internet en het enthousiasme om een eigen site te bouwen;

• Een tweede stimulans blijkt de behoefte om specifieke
kennis, expertise en informatie on line te communiceren

• Steeds meer praktijken zien de potentie van een eigen site
maar aarzelen nog bij het vrijmaken van de benodigde
kennis en tijd. Een stevige groep aarzelt nog over de baten.

Een nadere analyse laat zien dat zowel veel negatieve als po-
sitieve antwoorden samenhangen met twee groepen praktij-
ken met een geheel verschillende benadering.

Negatief

De praktijken met de negatieve antwoorden hebben wel een
site maar missen in het algemeen (nog) de tijd en wellicht
ook de kennis en inspiratie voor het communiceren van vol-
doende relevante informatie. Omdat sites met weinig nieuwe
informatie slecht worden bezocht, zien ze weinig effect wat
weer niet motiveert voor regelmatige vernieuwing.

Positief

De praktijken met de positieve antwoorden hebben de kracht
van het medium ontdekt, vaak gestimuleerd door succes met
het communiceren van relevante informatie en specifieke
kennis. Ze beschikken over een dierenarts die bereid en in
staat is er de nodige tijd in te steken. Dergelijke creatieve si-
tes met veel en vaak vernieuwde informatie trekken vaak
vele tientallen bezoekers per dag. De praktijken beschouwen
hun site daardoor terecht als een goede investering en erva-
ren het vaak ook nog als leuk werk.

Drempel

Daartussen bevind zich een groep die zich wel realiseert dat het
anders moet om meer succesvol te zijn, maar daar nog niet aan
toe is gekomen. Dit wordt weerspiegeld in de twaalf praktijken
die hebben weergegeven toe te zijn aan revisie van hun site.

Strategie

Strategische vragen als \'Waarom en hoe willen wij on line
aanwezig zijn\' lijken nog maar beperkt te worden gesteld.
Los van het algemene gevoel mee te willen gaan in moderne
ontwikkelingen zouden dat vragen kunnen zijn als:

• Wat kan het directe nut zijn voor onze klanten en voor ons?

-ocr page 16-

• Hebben wij iets speeifieics dat on line belangstelling kan
trekken?

• Kan dit medium concurreren met (onze) advertenties in de
Gouden Gids of een halQaarlijkse brochure?

Indien men hierdoor een duidelijk doel voor ogen krijgt vol-
gen uiteraard nieuwe vragen. Wie gaat het doen, hebben we
daar hulp van derden nodig, wat is een verantwoord budget
en hoe meten we de effectiviteit.

Wat dit laatste betreft: de toch voor de hand liggende vraag
aan nieuwe cliënten hoe ze de praktijk hebben weten te vin-
den lijkt nog geen standaardvraag. Daarnaast bieden de sta-
tistieken achter de tellers leerzame gegevens zoals de be-
zoekfrequentie per pagina.

Dit soort instrumenten wordt waarschijnlijk nog onvoldoen-
de benut.

Zelf doen of-

De overweging al of niet experts in te schakelen bij de bouw of
aanpassing van een site is vooral een kosten-Zbatenanalyse. De
tijd die de dierenarts er in steekt wordt meestal te laag of zelfs
niet berekend; de prijzen voor website-bouw zijn door de
enorme concurrentie de afgelopen tijd sterk gedaald. Vraag
daarom eens hier en daar een offerte, en om te beginnen bij een
collega met een mooie site, hoe hij het heeft aangepakt.

Grote praktijken

De realisatie van een rendabele site lijkt het meest haalbaar
in de grotere praktijken. Toch heeft deze enquête ook een
voorbeeld opgeleverd van een praktijk van één dierenarts
waarvoor de website door communicatie van specifieke ken-
nis een rendabele bron voor nieuwe cliënten is geworden (6).
Het hanteren van een e-mailadres is aan dit alles gekoppeld.
Zoals door enkele praktijken terecht wordt opgemerkt: is een
goede site zonder e-mailadres niet denkbaar. Wel kan veel
meer worden nagedacht over structuren die de verwerking
van e-mail hanteerbaar houden. Begeleidende teksten kun-
nen duidelijk maken wat de inzender wel en (vooral) niet kan
verwachten.

www.google.nl

Bij dit alles moet rekening worden gehouden met de steeds
voortgaande ontwikkeling van Internet. Organisaties van
enige betekenis die niet op Internet te vinden zijn zullen uit-
zonderingen worden. Recent is daar het zogenaamde
\'Google-effect\' bijgekomen. Google is in korte tijd de \'de
facto\' standaardzoekmachine geworden. Hij werkt met een
gigantische database met geïndexeerde teksten van zeer veel
websitepagina\'s en ook subpagina\'s. Dit maakt het zoeken op
trefwoorden zeer efficiënt. Internet heeft daardoor voor
steeds meer gebruikers een Gouden Gids functie gekregen.

Dierenarts plaatsnaam

De keuze voor een dierenarts komt langs vele wegen tot
stand. Internet speelt daarbij nog een kleine, maar wel
groeiende rol. Daarbij zal steeds vaker naar een dierenarts
worden gezocht met de trefwoorden dierenarts plaats-
naam. Wie deze combinatie op verschillende plaatsnamen
loslaat kan verrassingen tegemoet zien. Bovendien geeft
het inzicht in teksten waarmee de eigen site hoger kan sco-
ren: uw praktijk kan wellicht eerder in beeld komen, hoe-
wel daarbij ook kwaliteitscriteria een rol spelen. Enkele
deelnemers aan de enquête hebben al aangegeven dat hun
site hoog scoort in Google voor zoekers naar hun exper-
tise.

Een belangrijk google-effect is dat men op een subpagina
van de site terecht komt. Laat maar eens unieke woorden of
woordcombinaties uit een subpagina van uw eigen site los op
Google: in één keer is uw subpagina in beeld!
Maar dan is uw zoeker op die pagina, en hoe moet hij terug?
Iedere sub-pagina moet, naast de naam van de site, een goed
zichtbare \'terug\'-knop bevatten. Helaas ontbreken deze
meestal nog.

Houdbaarheid

Dit onderzoek is natuurlijk verre van volledig. Het kan nuttig
zijn om uw site met enige regelmaat door een communicatie-
deskundige met Internetervaring kritisch te laten beoorde-
len. Deskundige adviezen kunnen ook lonend zijn voor die-
genen die toe zijn aan een grondige revisie van hun site of
willen starten met on-line-aetiviteiten. Dat dit rendabel kan
zijn is ook uit de enquête naar voren gekomen. Tenslotte is
het zaak de on-line-ontwikkelingen goed te volgen, want net
als dit artikel is de houdbaarheid van alles op het medium
Internet beperkt. Er zullen steeds meer praktijksites komen
en ze worden alsmaar mooier en belangrijker in de commu-
nicatiestrategie van de praktijk. Internet blijft volop in ont-
wikkeling, zo veel is wel zeker

Met dank aan Jan Klingen voor zijn adviezen en verdere in-
breng

Literatuur

1. http://dierenkliniek-de-toren.nl/

2. http://www.dierenartsabc.nl/

3. AUV-dierenart.sencoöpcratic: VPl (Veterinaire Praktijk Informatie) afl.
dec 2003

4. http://www.auv.org/links/vnedprakt.html/

5. hltp://www.dapouderkerkerlaan.nl/;
http://www.debeestenhoek.nl/;
http://www.dierenartsen-zo-drenthe.nl/;
http://www.dierenbreda.nl/;
http://www.dierenkliniekbroerdijk.nl/;
http://www.dierenkliniekdekempen.nl/;
http://www.dierenklinickkerkelanden.nl/;
http://home.planet.nl/~bogae049/;
http://www.veterinair-radioloog.nl/

6. http://www.kreupeldiernl

-ocr page 17-

De afgelopen jaren is de belangstelling voor oncologie
binnen de diergeneeskunde enorm toegenomen. Dit
heeft er toe geleid dat op diverse plaatsen in Nederland
en België chemotherapie wordt aangeboden aan honden
en katten met kanker. Om een optimale diergeneeskun-
dige zorg te kunnen aanbieden hebben de dierenarts-
internisten en de centra die zich hebben toegelegd op de
oncologie zich verenigd in een samenwerkingsverband,
BENEDOS (Belgisch-Nederlands Diergeneeskundig
Oncologisch Samenwerkingsverband). Sommige centra
participeren slechts op diagnostisch gebied, terwijl an-
deren tevens therapeutisch zullen gaan samenwerken.
Naast het diergeneeskundig belang zal vooral het veilig-
heidsaspect aangaande het omgaan met cytostatica een
belangrijke rol gaan spelen.

Participanten

Participanten zijn dierenartsen geïnteresseerd, geschoold
en getraind in de veterinaire oncologie. De volgende die-
renartsen/centra zijn in eerste opzet betrokken in het
samenwerkingsverband:

- Dr. E. Teske en dr. G.R. Rutteman, Universiteitskliniek
voor Gezelschapsdieren Utrecht (Coördinerend cen-
trum).

- Dr. S. Daminet en dr. K. Savary-Bataille, Universi-
teitskliniek voor Kleine Huisdieren, Gent, België.

- Dr. D Peeters, dr. N. van Israel en dr. C. Clercx, Clin.
Medicale des Petits Animaux, Universiteit Luik,
België.

- Drs. E. den Hertog en drs. J.T. Bosje, Dierenarts
Specialisten Amsterdam.

- Drs. R.J. Gerritsen en drs. R. Van Noort,
Verwijskliniek De Hondsrug, Klijndijk.

- Drs. P.J.J. Mandigers en dr. G.R. Rutteman, Veterinair
Specialisten Centrum De Wagenrenk, Wageningen.

- Dr. L.M. Overduin, Veterinair Specialisten Oisterwijk.

- Drs. J.R de Vos, Dierenkliniek De Ottenhorst, Ter-
neuzen.

- Drs. H. Vinck, Dierenkliniek Anubis, Aartselaar,
België.

- Drs. A.J. van Toor, Dierenkliniek De Thorbeckelaan,
Den Haag.

- Dr. E. Schrauwen, Dierenkliniek Plantijn, Antwerpen,
België.

Doelstelling

Algemeen

Bevorderen van kennis en optimaliseren van de zorg (pre-
ventie, diagnostiek en therapie) van tumorziekten bij ge-
zelschapsdieren. De nadruk zal liggen op het gebied van
de internistisch-medische oncologie. Uitbreiding naar
radiotherapie en chirurgische oncologie wordt in de na-
bije toekomst voorzien.

Specifiek

Het samenwerkingsverband zal zich gaan richten op ken-
nisuitwisseling tussen participanten, opstellen van uni-
forme therapieprotocollen, uitvoeren van gezamenlijke
clinical trials, opstellen van veiligheidsnormen met be-
trekking tot het omgaan met cytostatica, en organiseren
van wetenschappelijke congressen voor geïnteresseerden
in de veterinaire oncologie.

Structuur

De Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren Utrecht
zal als coördinerend centrum optreden. Het is hoofdver-
antwoordelijke voor de specifieke doelstelling, leder par-
ticiperend lid/centrum kan weer afzonderlijk samenwer-
kingsverbanden aangaan met regionaal geïnteresseerde
dierenartsen/praktijken, echter op eigen verantwoorde-
lijkheid en niet in tegenspraak met de doelstelling en de
hieronder genoemde uitgangspunten.

Uitgangspunten

1) Elke patiënt waarbij ingrijpende oncologische behan-
delingen worden overwogen, dient adequaat te wor-
den getypeerd/gestageerd.

2) Bij de afweging van de juiste therapievorm, vormt
kennis betreffende biologisch gedrag (prognostiek)
van de tumor de basis.

3) Basis voor behandeling met chemotherapie of radio-
therapie kan slechts een betrouwbare cytologische of
histologische diagnose zijn.

4) Chemotherapie wordt slechts begonnen met vastge-
stelde, gevalideerde protocollen.

5) Chemotherapie wordt slechts ingesteld bij die patiën-
ten met tumoren, die in de literatuur via clinical trials
een bewezen gevoeligheid voor deze chemotherapie
blijken te hebben.

6) Indien er nog geen bewezen gevoeligheid is, zal che-
motherapie slechts in een clinical trial-vorm toegepast
kunnen worden.

7) Alle eigenaren van patiënten die met chemotherapie
behandeld gaan worden dienen vantevoren van alle
voordelen, risico\'s voor hun dier en risico\'s voor hen-
zelf op de hoogte gesteld worden.

8) Uitgangspunt van behandeling met chemotherapie
moet een vermindering van aanwezige/dreigende
ziekteverschijnselen, verlenging van leven, of eventu-
eel genezing, met goede levenskwaliteit zijn, welke
doelstellingen niet met andere middelen even goed
bereikt zouden kunnen worden.

Belgisch-Nederlands Diergeneeskundig
Oncologisch Samenwerkingsverband

-ocr page 18-

Het jaarlijkse congres van de WSAVA (World Small
Animal Veterinary Association) is dit keer gehouden in
Bangkok, van 24 tot en met 27 oktober 2003. Als locatie
was gekozen voor het Queen Sirikit National Convention
Centre, relatief rustig gelegen in een park en aan een
meer. Een flink contrast met de hectiek en de hitte die
Bangkok kenmerken!

Het aantal deelnemers lag lager dan andere jaren: in totaal
hebben rond de 2000 dierenartsen het congres bezocht. De
organisatie was goed en er werd strak op gelet dat lezingen
niet uitliepen. Het programma was ingedeeld in blokken van
steeds 45 minuten, maar inclusief wisselen van publiek of
spreker en de ruimte voor vragen stellen bleef daar netto
tussen de 35 en 40 minuten van over. Dat was helaas niet al-
tijd genoeg om een verhaal voldoende kop en staart te ge-
ven, tenzij er voor een lezing twee blokken waren inge-
pland.

Ook het aantal deelnemers aan de expositie was niet zo
groot: er stonden veel minder stands dan bijvoorbeeld vorig
jaar in Granada. Daarnaast was er een relatief groot aantal
\'branchevreemde\' stands. Zo werden er maatpakken ver-
kocht, zijden shawls en allerlei andere producten die eigen-
lijk meer in de categorie souvenirs vallen. Opvallend punt
was de veiligheidscontrole: iedere deelnemer moest dage-
lijks bij dc entree door een detectiepoortje en de tas.sen of
rugzakken werden regelmatig geïnspecteerd.

In totaal zijn 233 lezingen gehouden en 35 \'free communica-
tions\'. Daarnaast was er een eendaags programma voor as-
sistentes, met negen lezingen. De voordrachten voor dieren-
artsen waren ingedeeld in 25 categorieën, waarbij cardio-
logie, infectieziekten, interne geneeskunde, chirurgie en \'fe-
line medicine\' qua aantallen lezingen de grootste waren.
Tijdens enkele, meestal door de industrie gesponsorde sym-
posia op de dag voor de officiële aanvang van het congres, is
gesproken en gediscussieerd over onder andere vaccinaties,
erfelijke oogafwijkingen, voeding van honden met diabetes
en overgewicht, elleboogdysplasie en keel-, neus- en ooraan-
doeningen.

Speciale State-of-the-Art lezingen werden tijdens het con-
gres verzorgd door:

Anjop Venker-van Haagen:
Craig Greene:
Leo Brunnberg:

Philip Fox:
Greg Ogilvie:
Richard Malik:
Makoto Washizu:

\'Hoesten als alarmerend
symptoom\'

\'Rationele benadering van
antibioticagebruik\'
\'Fractuurbehandeling door
middel van non-contact
platen\'

\'Feline thrombo-embolie\'
\'Mastceltumoren\'
\'Feline cryptococcose\'
\'Aangeboren portocavale
shunts in Japan\'

Hartworm

Er is redelijk veel gesproken over hartworm, wat gezien een
prevalentiecijfer van bijna dertig procent in Bangkok en om-
geving niet vreemd is. Suwannee Nithiuthai benadrukte nog
eens dat accumulatie van infectie door een opeenvolging van
muskietenbeten een belangrijke factor is: één mug bevat
meestal niet meer dan 5 L3-microfilariën van
Dirofilaria im-
mitis.
Clarke Atkins ging in op hartwormcomplicaties.
Allergische longontsteking ontwikkelt zich bij veertien pro-
cent van de honden en wordt gezien als een reactie op vrijko-
mend antigeen uit gestorven larven. Wanneer bij besmette
dieren een zo snel mogelijke microfilaricide-behandeling
gewenst is, kan worden gekozen voor milbemycine of hoge
doseringen ivermectine; de kans op een zogenaamde micro-
filaricide shock is dan echter relatief groot, tot zes procent.
Selamectine en moxidectine werken iets langzamer, maar
hebben daardoor deze mogelijke bijwerkingen niet. Embolie
in de longcirculatie is levensbedreigend; het risico is het
grootst bij een adulticide-behandeling, maar het komt ook
spontaan voor bij honden die met volwassen hartwormen be-
smet zijn. Bij vijftig procent van de honden die een embolie
krijgen en deze aanvankelijk overleven ontwikkelt zich na
verloop van tijd hartfalen. Diverse sprekers hebben de
(on)mogelijkheden van chirurgische verwijdering van hart-
wormen besproken. Spectaculair om te zien, maar de menin-
gen zijn verdeeld over de waarde ervan. In een aparte lezing
ging Atkins in op hartworm bij de kat. De kat is sowieso min-
der gevoelig dan de hond en er zijn aanwijzingen dat muskie-
ten liever bloedzuigen bij honden dan bij katten. De preva-
lentie bij katten ligt in het algemeen een factor 10 lager dan
die bij honden in een zelfde hartwormgebied. In tachtig pro-
cent van de gevallen heeft een besmette kat geen microfila-
riën in het bloed en het aantal volwassen hartwormen"is zel-
den meer dan drie of vier. Aan de andere kant kan één
volwassen hartworm voor een kat al dodelijk zijn, terwijl er
bij de hond dan nog geen enkel klinisch symptoom waar-
neembaar is. Het risico van spontane embolie is veel hoger
dan bij de hond en het embolierisico na adulticide therapie is
bijna honderd procent. Astma-achtige longklachten vormen
het belangrijkste klinische symptoom; de initiële, daarvoor
verantwoordelijke longschade wordt vaak al aangericht door
de L5-larven. Alle sprekers benadrukten het grote belang
van een adequate hartwonnpreventie bij honden en katten in
risicogebieden.

Spirocerca lupi

Hylton Bark gaf een overzicht van de interessante parasiet
Spirocerca lupi, een rondworm die problemen geeft in de
slokdarm. Er ontstaan hardnekkige ontstekingsknobbels die
zelfs de ontwikkeling van maligniteiten in de slokdarm kun-
nen induceren. Bark liet mooie endoscopische beelden zien
en meldde dat de prevalentie van deze aandoening momen-
teel sterk toeneemt. Tussengastheren zijn mestkevers, maar
honden kunnen ook via paratenische transportgastheren als
vogels, muizen en konijnen worden besmet. Het is vooral
een ziekte van warmere landen, maar er is sprake van duide-

WSAVA-Congres, Bangkok, oktober 2003

Bart de Leeuw

-ocr page 19-

lijke uitbreiding over landen rond de Middellandse Zee
(Frankrijk, Balkan, Israël). Medicinale behandeling was tot
nu toe niet erg effectief, maar de voorlopige resultaten van
behandeling met selamectine lijken wel positief: bij een
groep van vier honden in Israël werd honderd procent gene-
zing bereikt.

Eosinofiel granuloom complex

Stephen White presenteerde een verhaal over het eosinofiel
granuloom complex (EGC). EGC kent een aantal verschil-
lende verschijningsvormen (lip, mondholte, huid) en kan op
zichzelf staan of worden veroorzaakt door een aantal onder-
liggende ziektes. Met name vlooienallergie, voedseloverge-
voeligheid en atopie worden daarbij genoemd. Wegnemen
van de onderliggende oorzaak is de belangrijkste therapie.
Als dat niet kan is langdurige medicatie noodzakelijk. Eerste
keus van de spreker is methylprednisolon, bij voorkeur te ge-
ven als tablet (zorgvuldig titreren tot laagst werkzame dosis,
starten met 2 mg/kg). Indien gekozen moet worden voor
langwerkende injecties, bijvoorbeeld omdat tabletten inge-
ven niet lukt, hanteert White het volgende schema: methyl-
prednisolon-acetaat, serie van drie injecties (4 mg/kg) met
steeds twee weken tussenpoos. Deze serie mag niet vaker
worden gegeven dan twee keer per jaar. Ook bij de hond
wordt EGC inmiddels erkend als ziektebeeld. Met name
Poolhonden schijnen gepredisponeerd en een onderliggende
oorzaak is nog niet aangetoond
(of er verwantschap bestaat
niet het ziektebeeld eosinofiele furunculose waarbij insec-
tenbeten als etiologische factor worden beschouwd is niet
bekend, ref.).
Voorlopig wordt symptomatische behandeling
met methylprednisolon-tabletten dus als enige keuze ge-
noemd. Injecties worden bij de hond niet aanbevolen.

Otitis externa

In een volgende lezing besteedde Stephen White aandacht
aan otitis externa bij de hond. Hij onderscheidt drie belang-
rijke fasen die elk hun eigen plan van aanpak vereisen:

• Adequate reiniging van het oor en controleren van predis-
ponerende factoren zoals een te hoge vochtigheidsgraad of
vernauwingen in de gehoorgang (\'predisposing causes\').

• Behandeling van voortdurend aanwezige oorzaken (\'per-
petual causes\').

• Identificatie en behandeling van primaire oorzaken (\'pri-
mary causes\').

Als voorbeelden van factoren die een voortdurend probleem
vormen noemde White onder andere infectieuze agentia zo-
als
Pseudomonas en latente otitis media. Combinatie van to-
picale en systemische behandeling verdient in dergelijke ge-
vallen de voorkeur. De meeste aandacht besteedde hij echter
aan de primaire, onderliggende oorzaken van otitis media.
Vier groepen werden daarbij besproken:

• Parasitaire infecties: in sommige gevallen van demodicose
vormen oorsymptomen de enige manifestatie, maar
meestal zijn zij onderdeel van een gegeneraliseerd pro-
bleem. De belangrijkste parasiet is de oormijt
Otodectes
cynotis.
In verband met het vóórkomen van symptoomloze
dragers dienen alle huisdieren tegelijkertijd te worden be-
handeld. Omdat de mijten zich ook buiten het oor kunnen
ophouden gaat volgens spreker wegens de systemische
werking de voorkeur uit naar selamectine
(in de VS wel ge-
registreerd voor de behandeling van oormijtinfecties bij de
hond, in Europa nog niet, ref).

• Corpora al iena.

• Overgevoeligheid c.q. allergie: vormen de belangrijkste
oorzaak van chronische otitis externa. Atopie, voedsel-
overgevoeligheid en, in mindere mate contact- en genees-
middelallergie kunnen daarbij een rol spelen. Hoewel er
veelal ook andere dermatologische symptomen aanwezig
zijn, is dit zeker niet altijd het geval.

• Keratinisatiestoornissen: idiopathische seborrhoe is hier-
bij de meest voorkomende aandoening. De behandeling
ervan is lastig en langdurig; topicale corticosteroïden al of
niet in combinatie met antibiotica worden door White voor
de behandeling van het oor gebruikt. In sommige gevallen
kunnen honden met hypothyreoïdie een sterk hierop gelij-
kend beeld vertonen.

Septische shock

Luis Tello hield een lezing over septische shock. Humaan
een probleem waarover veel gepubliceerd wordt, waarbij
blijkt dat ondanks het voortschrijden van de wetenschap de
mortaliteit al jaren rond de zestig procent blijft hangen.
Veterinair zijn geen mortaliteitspercentages gepubliceerd,
maar wel is volgens Tello vastgesteld dat tussen 1987 en
1997 het aantal gevallen met zo\'n vijfhonderd procent is toe-
genomen (terwijl het aantal gevallen humaan al jaren lang
stabiel is). De problemen beginnen met een bacteriële sepsis,
waarna de bacteriën een cascade van ontstekingsreacties in
werking zetten. Deze cascade verloopt vervolgens min of
meer autonoom en doden van de oorzakelijke bacteriën heeft
daarop geen enkele invloed. Antibiotica zijn dus wel essenti-
eel bij het voorkómen van septische shock, maar spelen als
eenmaal shock is opgetreden geen primaire, levensreddende
rol meer. Uiteraard blijft een bij de geïsoleerde bacteriën
passende antibioticacocktail als ondersteuning wel deel uit-
maken van elk behandelingsprotocol. Primaire behandeling
van septische shock bestaat uit infuus, zuurstof en middelen
om de ontstekingscascade te doorbreken. Voor dat laatste
doel worden soms glucocorticosteroïden gebruikt, maar dit
blijft controversieel. Deze spreker ziet er in ieder geval niets
in. Helaas is er volgens Tello geen enkel product beschikbaar
dat wel in hoge mate succesvol is in het afbreken van de ont-
stekingsreacties (misschien met uitzondering van een nieuw,
en helaas zeer duur humaan middel, Xigris®) Het gebrek aan
succes bij het terugdringen van de mortaliteitspercentages
heeft volgens Tello dan ook vooral te maken met het niet af-
doende kunnen beïnvloeden van de ontstekingscascade.

Hypoadrenocorticisme

Carmel Mooney hield een overzichtelijk verhaal over de
Ziekte van Addison, ofwel primair hypoadrenocorticisme
(onvoldoende werking van de bijnierschors). Secundair
hypoadrenocorticisme is een gevolg van onvoldoende
AC^TH-werking, bijvoorbeeld door onjuiste behandelings-
protocollen met glucocorticosteroïden, en leidt tot onvol-
doende productie van glucocorticoïden. De productie van
mineralocorticoïden wordt daarbij niet negatief beïnvloed.
Primair hypoadrenocorticisme wordt de ziekte Addison ge-
noemd. Het is een autonome ziekte waarbij niet zo zeer een
tekort aan glucocorticoïden optreedt (<10% van de geval-
len), maar vooral juist een tekort aan mineralocorticoïden.
Addison komt vaker voor bij teven dan bij reuen en is erfelijk
bij Poedels en Bearded Collies. Ook West Highland White
terriërs en Deense Doggen zijn volgens Mooney gepredispo-
neerd. De initiële symptomen zijn vaag en de diagnose wordt
helaas nogal eens gesteld in een relatief laat stadium. Basis

-ocr page 20-

van de problemen vormen de dehydratie, het tekort aan na-
trium en de overmaat aan kalium. Als Addisonpatienten in
een acute crisis worden aangeboden bestaat de behandeling
uit intraveneus infuus, correctie van de elektrolyten- en zuur-
basebalans en glucocorticoïden. Beste keuze daarbij zou zijn
hydrocortison-Na-succinaat, dexamethason is tweede keus.
Prednisolon-Na-succinaat is minder geschikt omdat het
geen mineralocorticoïde werking heeft, terwijl die bij deze
spoedeisende patiënten nu juist wel gewenst is (in tegenstel-
ling tot veel andere gevallen). In de chronische fase kan de
behandeling bestaan uit substitutietherapie met mineralocor-
ticoïden (DOCP of fludrocortison) al of niet aangevuld met
lage doseringen Prednisolon.

Antibiotica bij aandoeningen maagdarmkanaal

In zijn State-of-the-Art lezing ging Craig Greene in op ratio-
neel gebruik van antibiotica bij aandoeningen van het maag-
darmkanaal, met speciale aandacht voor de mondholte.
Essentie van het verhaal is: ken de bacteriën die een rol spe-
len en bepaal aan de hand daarvan de keuze. Dat hoeft niet
altijd met behulp van kweken, er zijn ook algemene, prakti-
sche richtlijnen. In de mondholte onderscheidt hij drie fasen:
gingivitis, periodontitis en de fase van de complicaties. Bij
het verstrijken van die drie fases (gingivitis periodontitis
complicaties) neemt de ernst van de symptomen toe: al-
leen gingivitis is volledig reversibel. Daarnaast verandert de
bacterieflora van voornamelijk aëroob in overwegend anaë-
roob. Eerste keuzemiddel van Greene voor de anaerobe
mondholte-bacteriën is clindamycine.

Bijwerkingen van vaccinaties

In een andere lezing gaf Craig Greene een overzicht van de
mogelijke bijwerkingen van vaccinaties. Vaccinaties vor-
men terecht een belangrijk en onmisbaar onderdeel van de
preventieve diergeneeskunde, maar er wordt wel in toene-
mende mate gediscussieerd over de frequentie waarin tegen
een aantal ziektes gevaccineerd zou moeten worden. Bij het
vinden van de juiste balans is het van belang dat dierenart-
sen zich van die mogelijke bijwerkingen bewust zijn, ook al
is de totale incidentie ervan laag. Mogelijke bijwerkingen
vallen in twee groepen uiteen: immunologische en non-im-
munologische. Bij de immunologische effecten gaat het om
overgevoeligheidsreacties van de types I, II, III of IV. Type
I-reacties hebben te maken met degranulatie van mestcel-
len of basofiele granulocyten op basis van interactie met
IgE. Anafylactische reacties zijn hiervan een voorbeeld.
Als voorbeeld van een type 11-reactie noemde Greene de
mogelijke relatie die door onderzoekers wordt gelegd tus-
sen parvovaccins en AIHA (Auto-immuun Hemolytische
Anemie). Type Ill-reacties zijn het gevolg van vorming en
neerslag van antigeen-antilichaam-complexen. Een voor-
beeld daarvan is de uveitis anterior die kan optreden na en-
ting met Canine Adenovirus type 1 vaccins
(deze vaccins
zijn in Nederland al lang niet meer op de markt, maar wor-
den in de VS nog onder andere via internet verkocht, ref).
Type IV-reacties zijn cellulair gemedieerd; hierbij kan wor-
den gedacht aan de ontwikkeling van granulomateuze
ontstekingsreacties. Voorbeelden van non-immunologische
effecten zijn onder andere lokale reacties (erytheem, pijn-
lijkheid), focale granulomen, injectieplaatssarcomen en
systemische reacties (lichte koorts en/of malaise ten ge-
volge van de vermenigvuldiging van entvirus in het li-
chaam).

l6

Exocriene pancreas insufTiciëntie

Edward Hall hield een helder en overzichtelijk verhaal over
exocriene pancreas insufficiëntie (EPl). Hij ging in op mo-
gelijke oorzaken en symptomen, waarbij blijkt dat de symp-
tomen alleen niet voldoende zijn om EPI te bewijzen. Maar
met de introductie van de TLI-bepaling is de diagnostiek in
de praktijk een stuk eenvoudiger geworden en EPl wordt dan
ook veel vaker dan vroeger in de eerstelijnspraktijk vastge-
steld. Ook bij de kat komt EPI voor, meestal op basis van fi-
brose ten gevolge van chronische pancreatitis. Overigens
vereisen de TLI-bepaling bij de hond (cTLI) en bij de kat
(fTLl) verschillende laboratoriumprocedures lang niet elk
lab beschikt over de mogelijkheid om fTLI te bepalen.
Gebruik van de cTLI-procedure bij kattenbloed leidt tot on-
betrouwbare resultaten. Therapie van EPI bestaat uit levens-
lange suppletie van enzymen, waarbij Hall de voorkeur gaf
aan een niet-gecoat product (poeder dus) boven andere for-
muleringen. Ook verse pancreas werd door spreker als een
goede optie genoemd, maar de beschikbaarheid daarvan
vormt meestal een probleem. Vooraf incuberen van het poe-
der met de maaltijd is volgens Hall niet nodig. De gewoonte
om qua dieet zogenaamde \'low-fat\' voeding voor te schrij-
ven is volgens Hall achterhaald en zelfs onjuist. Zijn dieetad-
vies is als volgt:

• Zolang lichaamsgewicht te laag is: drie maaltijden per
dag, calorische waarde honderd vijftig procent van wat
normaal nodig zou zijn, kies voer met een zo groot moge-
lijke mate van verteerbaarheid en geef de volledige dose-
ring van de enzymen.

• Als lichaamsgewicht op peil is: twee maaltijden per dag,
calorische waarde honderd procent en geef tweederde van
de voorgeschreven dosering aan enzymen.

• Altijd: aanvulling vitamine E (oraal) en B12 (parenteraal).

Feline infectieuze peritonitis

Hans Lutz ging in op het Feline Coronavirus (FCoV), ui-
teraard in het kader van feline infectieuze peritonitis (FIP).
Hij is één van de bekendste opinieleiders op dit gebied. In
Zwitserland is de prevalentie opvallend hoog: circa vijftig
procent van de katten is seropositief voor het feline corona-
virus. Tussen de vijf en twaalf procent van de groep seropo-
sitieve kittens ontwikkelt FIP vóór de leeftijd van één jaar.
Zoals inmiddels bekend ontwikkelt de FlP-variant zich uit
het FCoV, en de FIP-vorm is immunologisch verwant aan
het \'oudervirus\'. Er bestaan twee hoofdtypes, type 1 en
type 2. Type 1 overheerst in de Verenigde Staten en in
Europa, type 2 in Japan. Type 1 wordt gezien als een soort
\'prototype\' FCoV, type 2 als een recombinantvorm tussen
FCoV en het CCV (Canine Coronavirus). Type 2 is makke-
lijk te kweken in cellijnen, bij type 1 lukt dat niet of nauwe-
lijks. Of en wanneer FCoV zich ontwikkelt tot FIPV is af-
hankelijk van allerlei factoren, maar een belangrijke
parameter is de besmettingsdruk: hoe meer FCoV in het
lichaam des te groter de kans. Voor wat betreft het momen-
teel beschikbare vaccin is zijn standpunt dat het weliswaar
goed werkt bij echt FCoV-vrije katten, maar dat die er op de
voorgeschreven entleeftijd nauwelijks meer zijn. Frappant
was overigens dat Lutz er bij recent eigen onderzoek niet in
geslaagd is de resultaten van Addie
et al. over de positieve
effecten van separeren en vroeg spenen te bevestigen. In de
separeren/vroeg spenen groep was bij zijn onderzoek twin-
tig procent van de vier weken oude kittens al FCoV-uit-
scheider.

TljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I29, JANUARI, AFLEVERING 1, 2OO4

-ocr page 21-

Pijnmanagement bij katten

Margie Scherk hield een overzichtslezing over pijnmanage-
ment bij katten. Pijnbestrijding bij katten blijft soms - zeer ten
onrechte - nog teveel achter bij de hond, mogelijk omdat kat-
ten pijn op andere manieren tonen dan honden. Zij gaf een
overzicht van de symptomen die zich kunnen voordoen en be-
sprak daarna de mogelijk te gebruiken middelen. Opioïden
hebben haar voorkeur; medetomidine zou (ofF-label) voor
een bepaalde mate van pijnstilling kunnen worden ingezet.
Ketamine heeft zelf onvoldoende analgetische werking, maar
volgens Scherk zijn er recente aanwijzingen dat ketamine
sensitisering kan voorkomen waarmee het in combi\'s met an-
dere middelen toch een rol zou kunnen spelen. NSAID\'s zijn
minder geschikt dan bij de hond. Voorwaarden voor gebruik
van NSAID\'s zijn goede hydratietoestand en de afwezigheid
van lever-, nier- of darmproblemen. Aspirine, ketoprofen, ke-
torolac, meloxicam en carprofen zijn in de optiek van spreek-
ster geschikt voor katten, mits voorzichtig gedoseerd.

Bart de Leeuw is Technical Services Manager bij Pfizer Animal Healtli bv.

GD en Intervet onderzoeken vaccinatie met Bovilis BVD

Walter Schouten en Ad Moen

De Gezondheidsdienst voor Dieren onderzoekt samen
met Intervet in hoeverre vaccinatie effect heeft op de
BVD-viruscirculatie op bedrijven die deelnemen aan
het BVD-certificeringsprogramma van de GD. Deel-
nemende veehouders krijgen een vergoeding voor de
abonnementskosten.

Met dit praktijkonderzoek naar BVD-vaccinatie willen
Gezondheidsdienst en Intervet vaststellen of vaccinatie op
bedrijven die deelnemen aan het GD BVD-programma
leidt tot minder viruscirculatie. Daarbij staan twee vragen
centraal:

• in welke mate reduceert vaccinatie het aantal BVD-dra-
gers dat wordt geboren op BVD-vrij gecertificeerde be-
drijven?

• hebben BVD-vrije bedrijven die vaccineren minder vi-
ruscirculaties dan bedrijven die alleen BVD-vrij zijn ge-
certificeerd?

Voorwaarden deelname

Voor dit onderzoek zoeken de initiatiefnemers minimaal
250 bedrijven, met minimaal zeventig runderen, die gaan
deelnemen aan het BVD-programma van de GD én gelijk-
tijdig gaan vaccineren (volgens het entschema van

Intervet). Intervet neemt gedurende het onderzoek (drie
jaar) de abonnementskosten van het GD-programma voor
haar rekening. Veehouders die al deelnemer zijn aan het
GD-programma en gaan vaccineren, komen ook in aanmer-
king voor de vergoeding. Bedrijven die willen deelnemen,
kunnen vanaf nu instappen voor een looptijd van driejaar.
Voor aanmelding van bedrijven voor deze vaccinatieproef
kunt u contact opnemen met de GD, 0900-1770, onder ver-
melding van deelname BVD-vaccinatieproef

Resultaten

Het effect van de vaccinatie wordt geregistreerd via het
GD-programma. Veehouders worden dus niet geconfron-
teerd met extra onderzoeken. Via de ingezonden vaccina-
tieverklaringen wordt beoordeeld of aan de voorwaarden en
het vaccinatieschema is voldaan.

Meer informatie

Via dit blad en de werkbijeenkomsten wordt u de komende
tijd geregeld geïnformeerd over dit onderzoek. Voor meer
informatie kunt u met de GD bellen op 0900-1770 of con-
tact opnemen met Intervet Nederland.

Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren.

Reactie IAM5 op uitzending TROS Radar over dierproeven

lAMS doet dierwaardig onderzoek

Op 1 december 2003 zond TROS Radar een schokkende
reportage uit van dierproeven die in verband werden ge-
bracht met lAMS. De diervoederfabrikant reageert
hierop met onderstaand persbericht.

lAMS staat voor de gezondheid en het welzijn van het huis-
dier. Goede voeding draagt hieraan bij. Daarom verrichten
wij (net als andere diervoederfabrikanten) voedingsonder-
zoek, bijvoorbeeld naar optimale dieetvoeding voor oudere
of zieke dieren. Hierbij gelden dezelfde regels als bij voe-
dingsonderzoek bij mensen. lAMS wil dat dieren met res-
pect worden behandeld; onderzoek bij dieren moet noodza-
kelijk, nuttig en dierwaardig zijn. Dit staat ook omschreven
in onze onderzoeksvoorschriften.

Op I december 2003 zond TROS Radar een reportage uit
over dierproeven die veel emotionele reacties heeft losge-
maakt. De betreffende beelden kwamen ons op 25 maart van
dit jaar onder ogen. Net als de televisiekijkers waren we ge-
schokt: de huisvesting en dierenzorg is in strijd met de filo-
sofie en het beleid van ons bedrijf Overigens hebben de
meeste getoonde beelden geen relatie met lAMS. Een dag
later, op 26 maart, heeft lAMS de negentien honden die in
zijn onderzoek waren betrokken, teruggehaald. Met het ex-
terne onderzoeksinstituut in de Verenigde Staten zijn on-
middellijk alle banden verbroken. De honden zijn opgeno-
men in het Huisdieren Adoptie Programma van lAMS.
lAMS controleert regelmatig de universiteiten en onder-
zoeksinstituten waarmee ze samenwerkt en doet dit ook on-

-ocr page 22-

aangekondigd. Wij hebben de controle dit jaar verscherpt.
Voor het waarborgen van de ethiek in het onderzoeksbeleid
heeft lAMS bovendien een Internationale Adviescommissie
voor Dierenwelzijn ingesteld die lAMS kritisch volgt. In
deze commissie zitten onafhankelijke deskundigen op het
gebied van ethiek, dierenwelzijn en diergeneeskunde.

Transparantie

lAMS Nederland en haar distributeur Holland Diervoeders
BV zijn voorstander van transparantie. Op dinsdag 9 decem-
ber 2003 heeft daarom een gesprek plaatsgevonden tussen
lams en de Dierenbescherming in Den Haag. Tijdens deze
ontmoeting zijn alle achtergronden uitgelegd van het ge-
toonde filmpje in Radar en is het voedingsonderzoek van
lAMS, inclusief de Research Policy en de toezichthoudende
Advisory Board, besproken.

Op de website van de Dierenbescherming (www.dierenbe-
scherming.nl) is vervolgens een verklaring geplaatst onder de
titel \'Diervoederfabrikant lAMS geeft opening van zaken\'.
De eindconclusie hiervan luidde: De Dierenbescherming is
in principe blij met de maatregelen van lAMS. Zij en een ne-
gental andere fabrikanten geven nu opening van zaken en
hebben maatregelen genomen. Wij hopen dat andere fabri-
kanten dit goede voorbeeld zullen volgen. Nu het gesprek
met lAMS heeft plaatsgevonden, hebben wij de aan hen ge-
richte voorbeeldbrief van de site verwijderd.
In december 2003 werd ook het eerste verslag van de in juli
benoemde Animal Care Advisory Board gepubliceerd. Deze
is te lezen op internet (http://www.iamsco.com, onder
\'News\'). De commissie bestaat uit de volgende deskundi-
gen: Michael Arms (Helen Woodward Animal Center); dr.
Kathryn Bane (Ass. for Assessment and Accreditation of
Laboratory Animal Care; AAALAC); Rev. Kenneth Boyd
(prof, of Medical Ethics at Edinburgh University Medical
School, and Research Director of the Institute of Medical
Ethics, Edinburgh, Scotland); dr. Stephen Hansen (Ame-
rican Society for the Prevention of Cruelty to Animals;
ASPCA); dr. Robert Hubrecht (Universities Federation for
Animal Welfare; UFAW); dr. Irene Rochlitz (Independent
veterinary consultant in feline welfare, Cambridge,
England) en dr. Andrew Rowan (Humane Society of the
United States; HSUS).

Verzoek om doorsturen honden met een Malassezia dermatitis

Malassezia dermatitis is een huidontsteking die wordt
veroorzaakt door een explosieve groei van de gist
Malassezia pachydermatis. Deze groei is vaak secundair
aan andere huidafwijkingen zoals atopie. Omdat Malas-
sezia dermatitis een hevige jeuk en stank veroorzaakt en
omdat de diagnostiek van de onderliggende aandoening
bemoeilijkt wordt, zal de hond behandeld moeten worden.
Om deze gist effectief te kunnen behandelen zijn er op dit
moment geen diergeneesmiddelen geregistreerd die be-
wezen effectief zijn. Van ketoconazol is bekend dat het ef-
fectief is tegen de gist, echter dit is alleen humaan gere-
gistreerd. Ter voorbereiding van een aanvraag voor
registratie van ACEKET® (= ketoconazol) voor de be-
handeling van Malassezia dermatitis bij de hond is in juli
2003 een onderzoek gestart naar de werkzaamheid van
ACEKET® voor de behandeling van Malassezia derma-
titis bij de hond. Het onderzoek wordt uitgevoerd in op-
dracht van ACE Pharmaceuticals BV, in samenwerking
met ACE Veterinary products BV, door vier specialisten
Dermatologie in drie specialistische praktijken. Dieren-
artsen die honden krijgen aangeboden waarvan zij ver-
moeden dat zij een Malassezia dermatitis hebben, worden
verzocht om contact op te nemen met één van de volgende
dierenartsen/dermatologen. Deze kunnen u dan verder in-
formeren over de gang van zaken tijdens het onderzoek en
de vergoedingen voor de patiënteigenaar.

Drs. E.J. Tjalsma

De Tweede Lijn

Wilhelminaoord

0521-383659

Drs. W.H.G. Leistra

Dierenartsen Specialisten

Amsterdam

020-6920936

Drs. M.W. Vroom

Dierenartsen Specialisten

Amsterdam

020-6920936

Drs. S.G. Schleifer

De Wagenrenk

Wageningen

0317-419120

Nieuwe mogelijkheden op www.scrapie.nl

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en ZIEZO.biz
bieden schapen- en geitenhouders via de website www.
scrapie.ni vanaf nu ook ondersteuning in hun admi-
nistratieve verplichtingen. Houders van kleine herkau-
wers kunnen nu via IDR-online hun bedrijfsadministra-
tie bijhouden en de gezondheidsstatussen van hun dieren
opvragen. Daarnaast zijn via deze website scrapie-re-
sistente dieren te vinden.

De GD heeft het IDR-onlinesysteem (on-linesysteem voor
Individuele Dier Registratie) zodanig opgezet dat schapen-
en geitenhouders nu rechtstreeks diergegevens kunnen in-
voeren. Hierdoor is de dieradministratie altijd up-to-date.

Ook is het via dit programma mogelijk om bedrijfsregisters,
stallijsten en vervoersdocumenten te printen.
Om met IDR-online te kunnen werken, dient de schapen- of
geitenhouder een gebruikersnaam en password aan te vragen
Tot I januari 2004 is IDR-online gratis. Daarna bedragen de
kosten € 36,- per jaar. Nadere informatie hierover is op te
vragen via telefoonnumer 0900-1770.

Een andere nieuwe service via www.scrapie.nl is de moge-
lijkheid online scrapie-resistente dieren te zoeken. Door een
aantal zoekcriteria, zoals geslacht, ras en het postcodegebied
in te vullen, kan gericht worden gezocht naar scrapie-re-
sistente dieren in de eigen regio.

-ocr page 23-

Veehouders zijn grote klanten die je
te vriend moet houden. Dat kan door
leuke kortingen, of door het goedko-
per afleveren van entstoffen zodat de
veehouder zelf kan enten en zo fors
op de dierenartsrekening kan bespa-
ren. Het scheelt wel inkomsten,
maar levert ook tijd en een tevreden
klant op. Er is maar een klein be-
zwaar: wettelijk zijn dergelijke praktijken niet toegestaan en
overtredingen worden hoog opgenomen door opsporingsin-
stanties. Als dierenarts kun je hierdoor strafmaatregelen uit
verschillende hoeken verwachten.

Feiten

Een dierenartspraictijk in de buurt van
Belgische grens is van mening dat de entin-
gen tegen de ziekte van Aujeszky, abortus
blauw en vlekziekte best door de vee-
houder kunnen worden toegediend
en levert op grote schaal entstof-
fen af Je kunt dan niet controle-
ren of de entingen - correct -
zijn toegediend, maar de die-
renartsen in de praktijk waren
de beroerdste niet; ze vulden
de vaccinatiebonnen rustig
zelf in en zetten ook nog een
valse handtekening op de
plaats waar de handtekening
van de varkenshouder had
moeten staan. De formulieren
voor uitvoering van de klini-
sche inspectie kregen eenzelfde
behandeling; het deed er niet toe
wie de inspectie had uitgevoerd,
één van de praktijkgenoten was altijd
best bereid ergens een handtekening te
zetten, authentiek of niet.

Strafrechtelijke euro\'s

De Gezondheidsdienst voor Dieren grijpt het eerst in en
schort de samenwerking met de praktijk op. Ook het certifi-
caat van Certiked wordt tijdelijk ingetrokken. De dierenart-
sen worden strafrechtelijk vervolgd. Drie van de vier krijgen
boetes opgelegd van ofwel € 4000 ofwel € 8000 per per-
soon. De ene Belgische dierenarts die nog maar kort bij de
praktijk werkt wordt minder zwaar aangepakt. De strafrech-
ter vindt dat de dierenartspraktijk ook het financiële voor-
deel van deze handelwijze moet inleveren.
Daarnaast komt de zaak bij het Veterinair Tuchtcollege en -
Beroepscollege.

Normen en waarden?

Niet geheel verwonderlijk, spreekt het Tuchtcollege zich
krachtig uit tegen de handelwijze van de dierenartsen. Hun
handelwijze is op vele fronten verwijtbaar en onaan-
vaardbaar en moet door tuchtrechtelijke maatregelen worden
aangepakt. Dat de dierenartsen ook al strafrechtelijk zijn
veroordeeld doet daaraan niets af, het strafrecht speelt zich
af in een ander wettelijk kader dan het tuchtrecht. Het
Tuchtcollege veroordeelt de dierenartsen tot ontzegging van
de bevoegdheid en deels voorwaardelijke schorsing, waarte-
gen de dierenartsen in beroep gaan met argumenten die door
het Beroepscollege niet bepaald worden gewaardeerd.
Volgens de dierenartsen is het afleveren van entstoffen he-
lemaal niet erg, sterker, het gebeurt overal en is in de rest
van Europa gewoon toegestaan. Het Beroepscollege wijst
de dierenartsen erop dat dit helemaal niet juist is en al zou
het wel juist zijn, dan is dat nog geen reden om eigen-
machtig van de Nederlandse wetgeving af te wijken.
De dierenartsen van deze praktijk hebben
zichzelf boven de wet gestel^ zo blijkt
ook uit hun mededeling dat het zelf
enten slechts werd toevertrouwd
aan serieuze varkenshouders
van wie verwacht kon wor-
den dat ze de entingen op
de juiste wijze zouden uit-
^ \\ voeren. Het is niet aan

Veterinai
tuchtrech

Grensgevallen

laira Boissevain

\' een dierenarts om uit te

maken dat een varkens-
houder zelf mag enten
als uit de regelgeving
blijkt dat alleen een die-
renarts hiertoe bevoegd
is, punt uit.

Betrouwbaarheid

De aantijging dat de die-
renartsen onvoldoende on-
derzoek en begeleiding heb-
ben gedaan en gegeven, wordt
door de dierenartsen bestreden; zij
zijn echt wel eens per veertien dagen
op het bedrijf geweest om de veestapel te
bekijken, dat had het Beroepscollege ook kun-
nen zien aan de relevante administratie. Het Beroepscollege
merkt hierbij fijntjes op dat de administratie van deze die-
renartspraktijk niet erg betrouwbaar is, gezien het gemak
waarmee allerlei handtekeningen en formulieren werden
vervalst. Dat laatste is volgens de dierenartsen niet erg om-
dat de varkenshouder het met deze gang van zaken helemaal
eens was en de administratieve afhandeling op deze manier
gewoon veel sneller ging. De mening van de varkenshouder
is volgens het Beroepscollege echter niet relevant; een die-
renarts heeft altijd een eigen verantwoordelijkheid en de
snelheid van de administratie mag natuurlijk nooit reden
zijn voor valse handtekeningen!

Maatschappelijke relevantie

Zowel het Tuchtcollege als het Beroepscollege wijzen op

-ocr page 24-

het maatschappelijk belang van een betrouwbare dierge-
zondheidszorg. Dit is vastgelegd in de politieke stukken
rond de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde
(WUD), waaruit duidelijk blijkt dat de gezondheidszorg
voor dieren niet alleen voor dieren en eigenaren van grote
betekenis is, maar ook nationaal-economisch. De dierge-
neeskunde moet naar behoren worden uitgeoefend, waarbij
het voorschrijven en toedienen van diergeneesmiddelen
zorgvuldig moet gebeuren. Ook uit de Code voor de
Dierenarts blijkt dat de KNMvD het belang van de samenle-
ving bij een onberispelijke beroepsuitoefening zeer groot
acht vanwege volksgezondheid, diergezondheid, dierenwel-
zijn, milieu en de afzet van veilige producten. Kortom, de
maatschappij en de Maatschappij kennen hierin hetzelfde
standpunt.

Daarbij komt dan ook nog dat er voor Nederland een eradi-
catieprogramma is opgesteld voor het uitroeien van de
ziekte van Aujeszky. Het programma kost de varkenshou-
ders miljoenen per jaar en door de inspanningen is de
ziekte inmiddels voor 99,9 procent verdwenen. Als dieren-
artsen zelf entstoffen aan veehouders gaan afleveren, wordt
daarmee geriskeerd dat alle inspanningen voor niets zijn
geweest en dat valt deze dierenartsen zwaar aan te rekenen.

Ontzegging of schorsing?

De dierenartsen wordt door het Tuchtcollege tijdelijk de be-
voegdheid voor het uitoefenen van de diergeneeskunde ont-
zegd, met aansluitend een periode waarin hen de bevoegdheid
wordt ontzegd om diergeneeskundige handelingen te verrich-
ten in het kader van een dierziektebestrijdingsprogramma.
Het Tuchtcollege ziet daarmee over het hoofd dat een ontzeg-
ging van de bevoegdheid volgens de WUD niet tijdelijk kan
zijn. Ingetrokken is ingetrokken, dat kan alleen in heel bij-
zondere omstandigheden ongedaan worden gemaakt. Een
schorsing daarentegen is per definitie tijdelijk. Door het
Beroepscollege wordt de straf daarom veranderd in een
schorsing van de bevoegdheid, in plaats van een ontzegging.
De periode van enkele maanden varieert per dierenarts, maar
voor iedereen is een deel van de opgelegde periode voor-
waardelijk. De dierenartsen mogen in de komende drie jaar
niet op dezelfde praktijken worden betrapt, anders gaat de
rest van de schorsingsperiode alsnog gelden.
Enigszins merkwaardig is dat het Beroepscollege de straf-
maat iets vermindert omdat zich in de periode tussen de
Tuchtzaak en de Beroepszaak geen nieuwe incidenten heb-
ben voorgedaan. Daarmee wordt deze beroepsperiode al een
soort voorwaardelijke termijn en daar geeft de WUD geen
basis voor, bovendien is het Beroepscollege geen opspo-
ringsinstantie.

Dergelijke juridische wissewasjes daargelaten is in ieder ge-
val opnieuw duidelijk dat tuchtrecht en strafrecht naast el-
kaar kunnen bestaan en dat ook dierenartsen bij apert wange-
drag langs vele wegen ter verantwoording kunnen worden
geroepen.

Veterinair Beroepscollege, 18 april 2002, VB 02/11, 02/12 en
02/14.

Splenectomie bij honden met immuungemedieerde
hemolytische anemie

R.J. Slappendel

Immuungemedieerde hemolytische
anemie (IHA) is bij de hond een be-
trekkelijk frequent optredende
ziekte. De behandeling bestaat
voornamelijk uit toediening van
bloedtransfusies, corticosteroïden
en immunosuppressiva en/of che-
motherapeutica. Ook daarmee blijft
de mortaliteit hoog. Bij mensen met
IHA, die onvoldoende hebben gereageerd op medicatie, is
splenectomie meestal effectief Over het effect van splenec-
tomie bij honden met deze ziekte zijn de meningen verdeeld.
Splenectomie is geen geringe ingreep en niet zonder risico\'s,
zeker in gebieden waar bloedparasieten voorkomen. Zelf
heb ik deze operatie ooit uitgevoerd bij vijf honden met ern-
stige chronische IHA. Vruchteloos. Bovendien kreeg één
hond hemobartonellosis. Voor mij redenen verder van sple-
nectomie af te zien hoewel dit resultaat, gezien het geringe
aantal patiënten, niet bewijst dat de operatie nooit effectief
zou kunnen zijn. Anderen claimen meer succes, gebaseerd
op casuïstieken (1). Een gefundeerd oordeel over het effect
van een medicijn of ingreep kan echter alleen berusten op de
resultaten van zorgvuldig opgezet, prospectief, vergelijkend,
liefst dubbelblind onderzoek met statistische evaluatie van
de uitkomsten. Zonder dat kun je, ook bij groepen patiënten,
feitelijk nooit met zekerheid concluderen of genezing dank-
zij of ondanks behandeling is opgetreden. Bij de individuele
patiënt is dat helemaal onmogelijk. Wel is doorgaans duide-
lijk of een behandeling niet effectief is geweest.

Ingezonde

Tijdens het 2r\' Forum van het American College of
Veterinary Internal Medicine werd een prospectief onder-
zoek gepresenteerd over het effect van vroegtijdige splenec-
tomie bij honden met IHA, die tevens werden behandeld met
bloedtransfusies en medicamenten (2). De overleving was 58
procent (zeven van twaalf) na splenectomie en 37 procent
(drie van acht) bij honden waarbij geen splenectomie was
uitgevoerd. De auteurs concluderen dat splenectomie bij
honden met IHA effectief kan zijn. Dat heeft waarschijnlijk
inmiddels geleid tot het ontmilten van veel honden met IHA,
in de USA en elders. Terecht?

Wanneer we de uitkomst van het onderzoek nader bekijken
hebben we zelfs geen statistische berekeningen nodig om te
zien dat de conclusie van de auteurs zeer voorbarig is.
Immers, indien in de eerste groep slechts één hond meer was
gestorven en in de tweede groep één hond meer had over-
leefd was de uitkomst precies fifty-fifty geweest.

-ocr page 25-

Als limiet voor wel of niet overleven werd door de onderzoe-
kers een periode van honderdvijftig dagen gekozen. Niet dui-
delijk is of dit al werd vastgesteld vóór het project van start
ging. Immers indien zo\'n keuze pas na afsluiting van het
onderzoek plaatsvindt, kunnen al dan niet bevooroordeelde
onderzoekers de uitkomst danig beïnvloeden door zo te kiezen
dat één of twee honden net in een bepaalde periode vallen.
De auteurs voerden nog een tweede argument aan om posi-
tief over splenectomie te oordelen, namelijk dat de (anemi-
sche) honden waarbij de ingreep was verricht eerder een nor-
male hematocrietwaarde bereikten dan de niet geopereerde
honden. Ook dit was statistisch niet onderbouwd maar ook
hier is het de vraag of dat wel zinvol zou zijn geweest gezien
de opzet van het onderzoek. Het was namelijk aan de eige-
naar te besluiten of een hond wel of niet voor splenectomie in
aanmerking kwam. Dat lijkt aardig willekeurig maar mijn
ervaring is dat een eigenaar pas tot de operatie besluit als hij
het gevoel heeft dat medicijnen geen uitkomst meer bieden.
De auteurs vermeldden niet hoelang tevoren de patiënten
(door de verwijzende practici) met immunosuppressiva/che-
motherapeutica waren behandeld. Die sorteren pas na lange
tijd maximaal effect. Een beter resultaat in de splenectomie-
groep zou dus ook aan een laat effect van de medicijnen te
danken kunnen zijn. Uit deze presentatie kunnen twee con-
clusies worden getrokken:

1.Het is nog steeds onduidelijk of splenectomie bij honden
met IHA effectief is.

2. Ook conclusies uit een prospectief onderzoek met contro-
legroep kunnen misleidend zijn indien dat onderzoek niet
doordacht is opgezet, niet zorgvuldig uitgevoerd en/of niet
correct geïnterpreteerd. Conclusies gebaseerd op casu-
ïstiek of klinische ervaring laten wat dat betreft al bij voor-
baat te wensen over.

Literatuur:

1. Feldman BF, Handagama P, and Lubberink AAME. Splenectomy as
adjunctive therapy for immune-mediated thrombocytopenia and he-
molytic anemia in the dog. J Am Vet Med. Assoc 1985; 187 [6]; 617-9.

2. Toll J, and Aronsohn M. Prospective evaluation of medical therapy
with or without early splenectomy for treatment of severe immune-
mediated hemolytic anemia in the dog. Research abstract 17,
Proceedings of the 21th annual ACVIM Forum, 4-8 juni 2003,
Charlotte, N.C.

Misleidende klinische ervaring?

A.H. Westerhuis

Lumeij \'constateert\', dat \'...een groot aantal hedendaagse
(dieren)artsen nog steeds het inzicht ontbeert, dat de klini-
sche ervaring zo misleidend is....\'(TvD 15 november 2003,
713-714). Hij doelt hiermee op (dieren)artsen, die alterna-
tieve geneeswijzen toepassen, in het bijzonder homeopa-
thie.

Klinische ervaringen kunnen op zich misleidend zijn.
Daarvan zijn we ons als (dieren)artsen terdege bewust. Dat
geldt trouwens voor de gehele (dier)geneeskunde; dubbel-
blind-placebo (DBP) of nuttige-professionele-empirie
(NPE). Maar ook de wetenschap kan misleidend zijn. Dat
illustreert ons de hommel. Een hommel heeft circa 0,7 cm^
vleugeloppervlakte en weegt ongeveer 1,2 gram. Volgens
de wetten van de aërodynamica is het onmogelijk dat een
hommel kan vliegen. De duidelijk positieve klinische er-
varing is dat hommels wel degelijk kunnen vliegen.
Homeopathie kan eigenlijk ook niet, maar duidelijk posi-
tieve klinische ervaringen overtuigen dat het toch werkt.
Een enkele klinische ervaring zegt soms veel, vaker niets.
Een grote verzameling van dezelfde klinische ervaringen
kan zeer overtuigend zijn. In het afgelopen decennium heb
ik bijvoorbeeld honderden regulier uitbehandelde honden
met chronische recidiverende diarree toch nog genezen. In
het voortraject waren, na de histologische diagnose lymfo-
plasmacellulaire enteritis, alle patiënten uiteindelijk be-
handeld met Prednison en Immuran (later Leukeran); som-
mige al geruime tijd en die leden intussen onder nare
bijwerkingen. Na het afbouwen van de reguliere behande-
ling zijn verreweg de meeste patiënten met ruwvezel dieet,
probiotica en/of homeopathie volledig genezen.
Een tweede voorbeeld: honderden honden die kreupel wa-
ren als gevolg van elleboogdysplasie waren jarenlang kli-
nisch klachtenvrij op een combinatie van calciumfluoride
en Bryonia alba (heggerank) toegepast volgens het homeo-
pathische principe in een verdunning (potentie) van 10 tot
de macht min 12! Zonder NSAID\'s.
Waarom deze NPE\'s afwijzen als ze beter en veiliger zijn
dan de DBP\'s? De wetenschap is toch in dienst van de pati-
ënt, niet andersom?

Als de wetenschap niet zoveel patiënten in de kou zou la-
ten staan en niet zoveel palliatieven met nare bijwerkingen
zou bieden, was de behoefte aan alternatieve geneeswijzen
niet zo groot als nu het geval is. Een aanvulling op ons re-
guliere pakket is broodnodig. De wetenschap zou meer
oog moeten hebben voor het wel en wee van regulier uitbe-
handelde patiënten.

Inventariseren, kritisch evalueren en vrijwel zeker conclu-
deren dat (dier)geneeskunde veel meer is dan wetenschap
bedrijven. NPE\'s moeten een eerlijke kans krijgen.
Omdat klinische ervaringen misleidend zijn moeten alter-
natieve geneeswijzen door (dieren)artsen bedreven wor-
den. Juist dan weten we dat er een grote kans is dat de kli-
nische resultaten op hun juiste waarde worden geschat.
Ervaring is nog steeds de beste leerschool!

-ocr page 26-

Om acht uur begint de dag op de praktijk, post doornemen.
Voor mij ligt er een brief van de Voedsel en Waren Autoriteit.
Er is proces verbaal tegen mij opgemaakt voor het niet volle-
dig invullen van een voederattest. Ik heb een stippellijntje
opengelaten en dus nagelaten aan te geven waar de te behan-
delen varkens zich deze week op het bedrijf bevinden. Maar
afwachten wat het schikkingsvoorstel straks behelst. Ik ga
naar het eerste adres. Een gemengd bedrijf met varkens en
koeien. De boer wacht mij al bij de bedrijfskleding op en we
gaan samen naar de varkens. Aan de deur van de varkensstal
hangt een talisman bedoeld om dierziektes buiten de deur te
houden. Het is een hangslotje. Dit slotje moet eigenlijk de
stal ontoegankelijk maken voor onbevoegden. Van de brand-
verzekering mag het echter als zodanig niet gebruikt wor-
den. Met als tussenoplossing, het naast de stal hangen van
het slot, zijn alle controleurs en de Nederlands verenging van
hangslotverkopers erg tevreden. Het werk kan beginnen. We
gaan de stal in en enten achthonderd varkens voor een ziekte
die in Nederland niet meer voorkomt, gek als je bedenkt dat
we nog niet zo lang geleden dieren niet hebben geënt voor
een ziekte die toen wel voorkwam. Vervolgens nemen we
bloed af van twaalf dieren om te bewijzen dat zij ook niet lij-
den aan de in Nederland onbekende blaasjesziekte. Klaar
met de varkens. We lopen langs de maïskuil richting de
koeienstal. Het is altijd mooi te zien hoe de wilde fazanten en
eenden hier een graantje mee pikken. Lopend langs het lege
kippenhok, geruimd om dat de coöperatie anders de melk
niet kwam halen, komen we bij de rundveestal. De boer
vraagt mij even te kijken naar een vaars die wij twee dagen
geleden de horens hebben afgezaagd. Een uitzonderlijke ge-
beurtenis hier, daar de dieren normaal al als kalf onthoornd
worden. Het dier dat inmiddels dertig liter geeft, blijkt melk
te zuigen bij haar koppelgenoten. De boer vraagt of ik het
dier van een neusring wil voorzien om dit te verhelpen. Ik
vertel hem dat dit niet meer kan, omdat wij de intrinsieke
waarde van het dier met het aanbrengen van deze piercing
zouden schaden. Hij kan het dier beter laten slachten.
Misschien kan op de verpakking in de supermarkt vermeld
worden dat het hier gaat om een stukje vlees met een zeer
hoge intrinsieke waarde. Wel vertel ik hem dat hij het dier
pas over 26 dagen weg mag doen. Wij hebben haar immers
twee dagen geleden, in het kader van het onthoornen, lokaal
ingespoten met het niet geregistreerde lidocaine.
In de jongveestal ligt een erg benauwd kalf, het dier dat wel
geënt is, heeft toch pinkengriep gekregen. Het is reeds be-
handeld met een NSAID en antibioticum. Het dier smeekt
om het levensreddende ventipulmin, het enige wat ik dit fok-
kalf kan bieden is een shot T61.

Terug in de auto word ik gebeld door een boze geitenhouder,
hij heeft een negatieve aantekening gehad van een controleur
van kwaligeit omdat ik op een visitebrief niet heb vermeld
met hoeveel milliliter T61 ik een geit heb geëuthanaseerd. Ik
bied hem mijn verontschuldigingen aan en vertel hem dat ik
van deze fout zal leren. Misschien moet ik hier in het kader
van de praktijkcertificering nog even een aantekening van
maken. Een VVV-punt. Overigens denk ik dat de veehouder
belde, omdat wij vorige week bij het blind aanwijzen van een
aantal geiten voor hersenonderzoek net twee van zijn topdie-
ren uitgezocht hadden. Deze zijn dus geslacht en dat zit hem
nog dwars. De telefoon gaat weer. Het is één van de assisten-
tes of ik bij een boer vlak om de hoek even drie bloedjes van
zijn vleeskoeien wil gaan nemen, dit in het kader van het win-
ter bloedonderzoek. Ik vertel haar dat ik dit wel kan en wil,
maar dat ik eerst naar de praktijk kom rijden. Zonder officieel
bloedafname-formulier kan ik de veehouder immers geen
handtekening op het daarvoor bedoelde stippellijntje laten
zetten. En in kader van borging en vertrouwen is het niet ver-
antwoord om alleen de handtekening van de dierenarts te ac-
cepteren. Na het formulier opgehaald en het bloed afgeno-
men te hebben, stap ik met de handtekening van de boer op
het juiste formulier in de auto. Een opmerking van een buurt-
collega komt in mij op, hij zegt datje elke dag minimaal één-
maal fluitend van plezier in je auto moet zitten, anders moet
je misschien ander werk gaan zoeken. Ik fluit een deuntje, ik
heb vandaag immers weer keurig G VP gewerkt.
Dit hele verhaal klinkt nog al deprimerend, ik kan u echter
geruststellen dat ik net zo min als de meeste van de tien a
twintigduizend schapen, die volgens voorspellingen volgend
jaar in het kader van TSE (scrapie) bestrijding geruimd gaan
worden, aan wat voor hersenspinsel dan ook lijd. Ik hoop dat
dit stukje bij vele tot herkenning leidt en dat het discussie
losmaakt.

Een dag uit het leven van een dierenarts

Erwin de With

-ocr page 27-

Naar aanleiding van de brief van dr. J.T. Lumeij over
\'Fytotherapie in de diergeneeskunde\' (TvD 15 augustus
2003) willen wij graag als volgt reageren.
Fytotherapie kan onderdeel zijn van zowel reguliere als com-
plementaire behandelwijzen. Net als Lumeij zijn wij tegen
elke dogmatische behandelwijze. Wij vinden dat ervoor
moet worden gewaakt dat de fytotherapie ten onrechte in de
alternatieve hoek blijft. \'Onderzoekt alles en behoudt het
goede\', dat is onze bedoeling. Juist daarom hebben wij de
werkgroep gestart. Wij vinden dat een dierenarts zou moeten
weten wat er op de \'alternatieve\' markt gebeurt. Zowel wat
betreft het verschil tussen homeopathie en fytotherapie, als
over mogelijke interacties van fytotherapeutische middelen
met reguliere middelen en eventuele bijwerkingen. Wij me-
nen dat er nuttige toepassingen van fytotherapie in de dier-
geneeskunde mogelijk zijn en wij proberen door middel van
deze werkgroep wetenschappers uit diverse disciplines bij
elkaar te brengen om deze nieuwe ontwikkelingen verant-
woord te begeleiden. Natuurlijk zijn wij het met Lumeij eens
dat middelen met een plantaardige basis niet per definitie be-
ter en veiliger zijn en dat er nog veel onduidelijkheid bestaat
omtrent controle en wet- en regelgeving. Met betrekking tot
het misbruik van toxische planten in de veehouderij heeft
één van ons het voortouw genomen door op dit gevaar te wij-
zen in een publicatie (Asseldonk, T. van. Fytotherapie bij
dieren. Ned Tijdschr Fytother, dec 2002: 7-11). Citaat hier-
uit: "Nu verschillende additieven in de sfeer van antibiotica
en groeihormonen verboden zijn, of binnenkort verboden
worden, is het belangrijk erop toe te zien dat er geen planten-
extracten ingezet worden die hiermee gelijk te stellen risico\'s
zouden kunnen opleveren.".

Fytotherapie

T. van Asseldonk en C. Kleijer-Ligtenberg

Studiegroep Dier en Kruid. Tedje van Asseldonk, bioloog, Gerdien Kleijer-
Ligtenberg, dierenarts.

Pseudowetenschap en illegale behandelaars

j.T. Lumeij

Van Asseldonk en Kleijer-Ligtenberg spreken over com-
plementaire behandelwijzen. Deze term suggereert dat ze
iets zouden toevoegen aan reguliere behandelwijzen.
Voorzover er wetenschappelijk bewijs bestaat voor effec-
tiviteit is er sprake van een reguliere behandelwijze. Is dit
bewijs er niet dan zou een behandelwijze onder strikte
voorwaarden binnen de reguliere (dier)geneeskunde een
experimenteel karakter kunnen hebben. In het door Van
Asseldonk aangehaalde artikel wordt in de aanhef gesteld
dat de fytotherapie de diergeneeskunde veel te bieden
heefl, maar in het artikel zelf wordt dit niet onderbouwd
met resultaten van gecontroleerde studies. In de conclu-
sie wordt vervolgens gesteld dat er nog veel pionierswerk
moet worden verricht maar dat de vooruitzichten veelbe-
lovend zijn. Voor deze uitspraak is geen enkele basis.
Het gebrek aan een goed gedocumenteerde wetenschap-
pelijke basis heeft Van Asseldonk echter niet belet om
de fytotherapeutische leer te onderwijzen aan twee par-
ticuliere academies voor \'diernatuurgeneeskunde\'. Dit
jaar zijn de eerste op \'HBO-niveau\' opgeleide \'dierna-
tuurgenezers\' afgestudeerd. Zij hebben zich in
Nederland gevestigd en handelen daarmee in strijd met
artikel 2 van de Wet op de Uitoefening van de
Diergeneeskunde (WUD). De nieuwe beweging van na-
tuurgenezing bij dieren, met onder meer bloesemthera-
pie, homeopathie, fytotherapie en communicatie met
overleden huisdieren krijgt veel media-aandacht. Op
basis van vooronderstellingen, goede bedoelingen,
pseudowetenschap en de in aflevering 22 van dit tijd-
schrift (jaargang 2003) beschreven \'misleidende klini-
sche ervaring\' wordt ingespeeld op de maatschappelijke
vraag naar \'alternatieve\', \'groene\', \'natuurlijke\', \'mi-
lieuvriendelijke\', \'holistische\' en \'spirituele\' behandel-
wijzen. In de humane geneeskunde is wetenschappelijk
aangetoond dat hoog gespannen verwachtingen van al-
ternatieve behandelwijzen leiden tot vertraging van de
inzet van effectieve behandelmethoden\'. Bovendien
zijn er nogal wat publicaties over ernstige nadelige ge-
volgen van plantaardige producten^. In de diergenees-
kunde zal dit niet anders zijn. Het uitoefenen van de
diergeneeskunde door deze nieuwe garde van natuurge-
nezers is niet alleen strijdig met de WUD, maar ook niet
in het belang van de gezondheid en welzijn van de
Nederlandse huisdieren. Alternatieve behandelaars
proberen hun legitimiteit vaak te ontlenen aan verbinte-
nissen met serieuze wetenschappelijke organisaties.
Onze beroepsorganisatie dient dan ook te waken voor
infiltratie door dit soort stromingen.

1 Malik IA. and Gopala S. Use of CAM results in delay in seeking medical advice
for breast cancer Eur J Epidemiol 2003:18: 817-22.

2 Angell M. and Kassirer JP Alternative medicine - The risks of untested and un-
regulated remedies. New England J Med 1998: 339: 839-41.

-ocr page 28-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda januari 2004

De volgende cursussen worden in januari 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor een aantal cursussen kunt u zich nog in-
schrijven. Voor meer informatie en on-line aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl.
Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de wachtlijst.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

9 januari

Chirurgie GD: Buikchirurgie I

04/121

PAO-D, Houten

€305,-

13 januari

Darmaandoeningen bij Varkens

04/302

PAO-D, Houten

€ 195,-

14 januari

Practicum Voeding Rund

04/202

PAO-D, Houten

€450,

VOL

15 januari

Hartziektes Hond/Kat

04/100

PAO-D, Houten

€210,

VOL

16 januari

Casuïstiek Echografie GD I

04/104

PAO-D, Houten

€345,

VOL

20/21 jan. 3feb.

Voeding Rund Module III (UD.)

04/201

PAO-D, Houten

€ 850,

22 januari

Hartziektes Hond/Kat

04/101

PAO-D, Houten

€210,

VOL

23 januari

Neuromusculaire Bewegingsstoornissen

04/500

HA Gez.zorg Paard, Utr.

€450,

VOL

27 januari

Praktisch Gebruik Klimaatcomputer

04/300

PTC , Barneveld

€250,

28 januari

Klinische Les Rund

04/207

PAO-D, Houten

€250,

VOL

29 januari

Longaandoeningen Rund

04/206

PAO-D, Houten

€ 195,

30 januari

Dermatologie en Int. Geneeskunde GD

04/107

PAO-D, Houten

€305,

wijzigingen voorbehouden

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten
7(030)634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl

-ocr page 29-

Exclusieve nascholing voor dierenartsen in Suriname november 2004

Wegens de succesvolle nascholings-
reizen naar Kaapstad in 2001 en
2002, wordt er in het najaar van
2004 weer een postacademische na-
scholingsreis voor dierenartsen ge-
organiseerd en deze keer is gekozen
voor het prachtige, tropische en
veelzijdige Suriname. Het lijkt mis-
schien nog wat vroeg en we kunnen
u (nog) niet alle details over deze reis vertellen. Maar...
maakt u toch maar vast een aantekening in uw nieuwe
agenda dat er in november 2004 de mogelijkheid is om met
een nascholingsreis naar Suriname te gaan!

Het wetenschappelijke programma zal bestaan uit een vijf-
daagse cursus met uiteraard weer zeer interessante en onder-
houdende sprekers. De onderwerpen, onder andere chirurgie
en praktij kmanagement, zullen gericht zijn op gezelschaps-
dierenpractici. De details van het programma volgen zodra
de definitieve invulling is vastgesteld. De lezingen worden
in de ochtend gehouden, zodat er \'s middags mogelijkheden
zijn voor excursies in de omgeving.

Naast het nascholingsprogramma zullen er een aantal leuke
excursies georganiseerd worden, bijvoorbeeld een boottocht
over de Surinamerivier, een tour naar het binnenland en naar
het district Commewijne, maar u kunt natuurlijk ook altijd
zelf ter plaatse activiteiten reserveren. Er zijn tevens diverse
mogelijkheden voor een pre- of postcongrestour.

U wordt via het Tijdschrift op de hoogte gehouden van alle
ontwikkelingen met betrekking tot deze leuke en interes-
sante nascholingsreis. Wilt u ook graag persoonlijk op de
hoogte gehouden worden, mailt of belt u dan naar Veterinair
Organisatiebureau Animaux: animaux@planet.nl, telefoon-
nummer: 035-6239479.

Symposium der DSK
\'Een alternatief voor de verandering\'
over alternatieve diergeneeswijzen

Op 14 januari 2004 zal de symposiumcommissie der
DSK een symposium organiseren over alternatieve
diergeneeswijzen van 13.15 tot circa 22.30 uur.
Aan het woord komen mevrouw prof dr. V.
Baumans, drs. A.H. Westerhuis, mevrouw drs.
R.R. Hoogenraad, dr. R..I. Veeneklaas, dr F.A.C.
Wiegant en mevrouw M. Danhieux. Onderwerpen
van deze dag zijn onder andere acupunctuur bij het
paard (met demonstratie), homeopathie bij gezelschaps-
dieren en bach- en bloesemtherapie bij de hond. Er
zijn
zes VKO-punten voor de Erkende
Paardendierenarts
te verkrijgen. Voor gezel-
schapsdieren worden deze nog aangevraagd.
Kaarten zijn verkrijgbaar via
www.dskonline.nl of
bij de DSK.

Voor vragen kunt u mailen naar
a.j.g.smolenaars@students.uu.nl

Afscheidssymposium Frans Sluyters \'Van kladblok tot laptop\'

Op zaterdagmiddag 10 januari 2004 zal in de Reehorst te
Ede een minisymposium worden gehouden met als titel
\'Van kladblok tot laptop\'. Dit minisymposium wordt
door Aesculaap georganiseerd ter gelegenheid van het af-
scheid van Frans Sluyters in verband met het bereiken
van de pensioengerechtigde leeftijd. Aesculaap nodigt u
van harte uit tot het bijwonen van het minisymposium en
de daarop aansluitende receptie.

Tijdens dit symposium zal prof dr J.E. Gajentaan in vogel-
vlucht terugblikken op de ontwikkelingen in de Nederlandse
gezelschapsdierenpraktijk vanaf de jaren \'60 tot heden. Dit
is ook het \'Tijdvak Frans Sluyters\'. Frans begon in 1965 zijn
loopbaan bij Aesculaap en gaat in januari 2004 met pensi-
oen.

Na deze terugblik zullen twee gezelschapsdierenpractici, ie-
der vanuit hun eigen invalshoek, hun zeer uitgesproken me-
ning geven over de huidige en toekomstige praktijkvoering
in de Nederlandse gezelschapsdierenpraktijk. Deze dieren-
artsen zijn drs. Anton Beijer van Dierenkliniek \'De Toren\' te
Drachten en drs. Johan de Vos van Dierenkliniek \'De
Ottenhorst\' te Terneuzen. Als dagvoorzitter van het mini-
symposium zal fungereren drs. Leen den Otter, voorzitter
van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren. De middag
wordt afgesloten met een kort optreden van dierenarts-caba-
retier Rinus Rasenberg.

Voor informatie over dit symposium kimt u contact opnemen
met Aesculaap: Marjon Muilwijk of Jacqueline Schlappi,
telejbon (0411)675915.

-ocr page 30-

Gelukkig Nieuwjaar

Geachte leden.

Wanneer ik in het zicht van het nieuwe jaar 2004 terugkijk op het afgelopen jaar, dan is dat
met gemengde gevoelens.

Opnieuw is een jaar afgesloten waarin Nederland met een grote uitbraak van een lijst A-ziekte
werd geconfronteerd. Opnieuw zijn de economische gevolgen voor de sector en de daarmee
verbonden dierenartsen zeergroot. De persoonlijke gevolgen drukken met het overlijden van
collega Jan Bosch extra zwaar. Gelukkig mag worden vastgesteld dat de mede door de
KNMvD aangezette internationale discussie rond de wijziging van het non-vaccinatiebeleid
in een afrondende fase is beland. Zelfs het Verenigd Koninkrijk is inmiddels ingesteld op het
vaccineren tegen MKZ bij een nieuwe uitbraak. Dat is een belangrijke ontwikkeling, omdat de
maatschappelijke en professionele weerstanden tegen het huidige beleid niet meer te be-
heersen zijn. Ook onze nieuwe minister van Landbouw denkt daar gelukkig zo over.
Het afgelopen jaar was het eerste volledige bestuursjaar van het nieuwe KNMvD-bestuur na
de kanteling. In tegenstelling tot wat hier en daar wel gehoord wordt, is de samenwerking bin-
nen het bestuur uitstekend te noemen. Wel heeft de nieuwe structuur ervoor gezorgd dat veel
scherper aan de wind wordt gezeild, wat ook te merken valt aan de stevige discussies met de
nieuwe Raad van Toezicht. Het is nog even wennen aan de nieuwe werkwijze, maar het draagt
gelukkig alle kenmerken in zich van revitalisering van onze bestuurscultuur Het afgelopen
jaar vond ook de verhuizing naar het nieuwe pand in Houten plaats. Een gouden greep gezien
de professionele huisvesting van onze medewerkers en de vele besturen van de KNMvD. Een
geweldige ervaring ook door de symbiose met het PAO-D, waardoor dagelijks vele collegae
uit het hele land ons KNMvD-huis bezoeken.

Voor het nieuwe jaar staan een aantal belangrijke punten op de agenda.
Allereerst de afronding van de discussie rond de veterinaire tuchtcolleges, vervolgens de
verdere invulling van monitoring.\'systemen met daarin de rol van de erkende dierenarts.
Daarnaast de discussie rond het honden- en kattenbesluit waarin nieuwe mogelijkheden in
zicht komen betreffende het meldpunt erfelijke gebreken, beleid ten aanzien van agressieve
dieren en l&R van gezelschapsdieren. In algemene zin mag gesteld worden dat de deregule-
ringsgolfin Den Haag nieuwe kansen en mogelijkheden biedt voor onze beroepsgroep in de
volle breedte.

Binnen de beroepsgroep zien we verdere activiteiten van de stuurgroep aanpak arbeids-
ongeschiktheid en in het verlengde daarvan de invoering van Veterinary Economics aan de
Faculteit der Diergeneeskunde met een mogelijke verlenging naar hetpostacademiale onder-
wijs.

Een belangrijk moment is de aanstelling van de nieuwe directeur KNMvD, Herman Geertsen,
die na een zeer zorgvuldige selectieprocedure is benoemd. Hij zal met ingang van 2 februari
2004 de leiding van het bureau overnemen van de algemeen secretaris die de komende jaren
zijn beste krachten zal geven aan de Federation of Veterinarians of Europe. Samen met de
nieuwe directeur zal op korte termijn invulling moeten worden gegeven aan de herinrichting
van het bureau, de strategieherziening en de inrichting van het besturingsmodel. Dit proces is
al ingezet door de interim-directeur De wijze waarop Herman in de komende jaren leiding zal
geven aan het bureau van de KNMvD zal medebepalend zijn voor onze gezamenlijke toekomst
binnen de vereniging. Immers het ledenbestand van de KNMvD verandert in hoog tempo. Niet
alleen meer vrouwelijke collega \'s, maar ook meer parttime werken, minder ondernemers,
meer practici in loondienst. De vereniging zal zich hierop moeten inrichten en wel in een
hoger tempo dan tot nu toe. Wij zijn vol vertrouwen dat de nieuwe directeur met zijn ervaring
hieraan leiding zal geven en wensen hetn veel succes toe.

Tot slot wil ik iedereen hartelijk bedanken voor de inzet in het afgelopen f aar, en hoop ik dat
het bestuur ook het volgendjaar weer op uw betrokkenheid mag rekenen.
Ik wens u en uw dierbaren namens bestuur en secretariaat van de KNMvD een gezond en
voorspoedig 2004 toe.

Ton de Ruijter
Voorzitter KNMvD

IO

O
O

-ocr page 31-

Invoering Europees dierenpaspoort

F.J.W.C. van Herten

De invoering van een Europees
dierenpaspoort is een feit. De
Europese Commissie heeft op 27
november 2003 het model van dit
paspoort vastgesteld. Voor alle lid-
staten gaan dezelfde regels gelden.
De KNMvD gaat de huidige dieren-
paspoorten aanpassen. Helaas is de
status van deze paspoorten \'eerste
druk\' nog niet duidelijk.

Vanaf 3 juli 2004 is voor het reizen met gezelschapsdieren
(hond, kat en fret) binnen Europa een identificatie (ISO micro-
transponder of tatoeage) vereist, een rabiësvaccinatie en een
paspoort. Een dergelijk paspoort moet afgegeven worden door
een dierenarts. Deze eisen gelden alleen bij grensoverschrij-
dend verkeer en niet binnen Nederland.
De invoering van het Europees dierenpaspoort is een uitwerking
van de EU-verordening 998/2003, die handelt over het niet-
commerciële verkeer van gezelschapsdieren binnen Europa.

\'Reisgedeelte\' aanpassen

De KNMvD zal het \'reisgedeelte\' van het Dierenpaspoort
moeten aanpassen volgens dit model. Op die manier kan de
KNMvD paspoortuitgevende instantie blijven. Bewust is
daarom de tweede druk van het huidige Dierenpaspoort uit-
gesteld. Bij deze tweede druk zullen tevens een aantal op- en
aanmerkingen door practici op de eerste druk worden
meegenomen.

Overgangsregeling eerste druk?

Wat er met de circulerende huidige Dierenpaspoorten van dc
eerste druk gaat gebeuren is nog niet duidelijk. De KNMvD
heeft, mede vanwege het feit dat voor het officiële gedeelte van
het Dierenpaspoort destijds toestemming van de RVV gekre-
gen is, om een overgangsregeling gevraagd, maar of dit zal
worden toegewezen is nog niet duidelijk.

Maatschappi

nieuw

Gezondheidsverklaringen en aanvullende eisen

De gezondheidsverklaringen zoals die nu door verschillende
Europese landen nog geëist worden, komen met deze veror-
dening te vervallen. De KNMvD gaat er vanuit dat na 3 juli
2004 de RVV zal stoppen met de uitgifte van de roze
rabiës/gezondheidsverklaringen.

Een aantal landen (Zweden, Verenigd Koninkrijk en Ierland)
mag ondanks de verordening de komende vijfjaar nog aanvul-
lende eisen blijven stellen. Voor die landen zullen de huidige
procedures blijven gelden.

Voor andere gezelschapsdieren zoals konijnen, vogels en

knaagdieren staan er in de verordening geen eisen ten aanzien

van rabiës. Voor andere ziekten en bijzondere eisen kan een

modelcertificaat worden vastgesteld. Hoe dit precies geregeld

gaat worden is op dit moment nog niet duidelijk.

Voor de invoer van dieren (hond, kat, fret) jonger dan drie

maanden, die niet tegen rabiës zijn gevaccineerd en in het bezit

zijn van het bedoelde paspoort, loinnen lidstaten onder nader te

bepalen voorwaarden toestemming geven.

Voor verkeer van gezelschapsdieren van en naar derde landen

(landen buiten de EU) is na 3 juli 2004 een rabiës-titerbepaling

nodig.

Voor meer informatie over de EU-verordening 998/2003 en de
beschikking over het Modelpaspoort zie www.knmvd.nl
[Actueel] onder overheidsmededelingen.

Drs. F.J.W.C. van Herten is stafmedewerl<er gezelschapsdieren/ paard, e-
mail: j.van.herten@knmvd.nl of (030) 6348900.

Oproep Practici Werkgevers

In navolging van de dierenartsen die in loondienst in de prak-
tijk werken en zich verenigd hebben in de Belangengroep
Practici in Loondienst (BPL), is het zinvol dat er ook een
Belangengroep Practici Werkgevers (BPW) wordt opgericht.
Leden van de KNMvD met belangstelling voor dit onder-
werp, die zich willen inzetten voor de totstandkoming van
deze Belangengroep en daarin zitting willen nemen, wor-
den uitgenodigd zich aan te melden bij het bureau van de
KNMvD, ter attentie van Marij van Oostrum, stafmede-
werker Praktij kmanagement en Belangenbehartiging. U
kunt reageren per email:
m.van.oostrum@knmvd.nl, of
telefonisch: tel.nr. 030-6348900.

Getracht zal worden om in januari een eerste bijeenkomst
met deze geïnteresseerden te organiseren.

Namens Groep Practici Grote Huisdieren,
Arjan den Hertog, voorzitter
Namens de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren,

Leen den Otter, voorzitter

CBS-gegevens inflatie en loonstijging

Dierenarts-werkgever en dierenarts-werknemer dienen zelf
hun salarisonderhandelingen te voeren. Gelet op mededin-
gingsrechtelijke bezwaren kan de KNMvD niet adviseren over
salariëring van dierenartsen in loondienst in de praktijk.
Desgewenst kunt u bij de salarisonderhandeling gebruik
maken van de volgende gegevens van het Centraal Bureau van
de Statistiek:

• de inflatie bedraagt over de periode september 2002 tot sep-
tember 2003: 2,02 procent;

• de loonstijging bedraagt over de periode september 2002 tot
september 2003:2,49 procent.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in het najaarsakkoord
is afgesproken dat CAO-lonen gedurende de jaren 2004 en
2005 niet zullen stijgen. De effecten daarvan, resulterend in
geen of minimale loonstijging, zullen pas voor het eerst gezien
worden in de loonstijging over de periode september 2003 tot
september 2004.

Drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker

-ocr page 32-

In oktober 2002 is een bestuurlijke hervorming
doorgevoerd binnen de KNMvD. Dit proces is bekend
geworden onder de naam \'kanteling\'. De laatste fase van
het vernieuwingsproces heeft in september plaats gevon-
den. De afdelingen zijn omgevormd tot de Regio\'s
Noord, West, Oost en Zuid. Tot de Regio Oost behoren de
KNMvD-leden die woonachtig zijn in de provincies
Overijssel, Gelderland en Flevoland. U bent automa-
tisch, via uw KNMvD-lidmaatschap, lid van één van de
Regio\'s. De Regio Oost telt bijna 1300 leden.

Wigert de Pagter, voorzitter

Ik ben geboren in Rhenen in 1962. Na de Havo te Kampen
heb ik de Hogere Landbouwschool doorlopen te Deventer,
gevolgd door de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht.
In 1992 ben ik afgestudeerd met als differentiatie land-
bouwhuisdieren en werkzaam te Zwolle als practicus.
Gedurende de studie ben ik bestuurlijk actief geweest in het
faculteitsbestuur en DIG en sinds een paar seizoenen ben ik
voorzitter van de kring Zwolle.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
Persoonlijke motivatie om regionaal bestuurlijk actief te
worden is enerzijds nieuwsgierigheid en anderzijds een
leerproces om met een team van enthousiaste medebe-
stuursleden Regio Oost zo goed mogelijk te vertegen-
woordigen.

Linda van Veen, vice-voorzitter

Ik ben in 1995 afgestudeerd richting landbouwhuisdieren/
pluimvee. Na eerst een jaar algemene praktijk te hebben
gedaan ben ik Pluimveespecialist bij de GD in Deventer
geworden. Om meer ervaring op te doen en eens een stukje
over de grens te kunnen kijken ben ik vervolgens als
pluimveedierenarts gaan werken bij Intervet International.
Dit was een buitengewoon interessante baan, maar toen de
kans kwam om een eigen zaak te starten heb ik die samen
met mijn partner/collega aangegrepen en hebben we nu
sinds drie jaar een kliniek voor paarden en gezelschaps-
dieren en dierenhotel in Oldenzaal. Sinds mijn pluimvee-
werk bij de GD ben ik met een promotieonderzoek naar
Ornithobacterium rhinotracheale bezig en schrijf regel-
matig wetenschappelijke en populaire artikelen in diverse
tijdschriften. Naast mijn bestuursfunctie bij de Regio ben ik
ook penningmeester in het bestuur van de groep DIB
(Dierenartsen werkzaam in het Bedrijfsleven).

Sandra Cools-Wemer, penningmeester

Ik ben geboren en getogen in het kleine dorpje Makkinga in
Fryslan. Na een vierjarige opleiding natuurgeneeskunde te
Hilversum ben ik toch nog diergeneeskunde gaan studeren in
België. In juli 1997 studeerde ik af en heb werkervaring
opgedaan in Kesteren en Zaltbommel.
In november 1997 ben ik gaan werken bij Dierenartsenpraktijk
J.W.M. Nas, waar we op dit moment met vier dierenartsen
werken. De werkzaamheden betreffen met name paarden, al-
hoewel ik nu ook wat meer gezelschapsdieren doe. Dit in ver-
band met het kunnen (op)voeden en genieten van mijn zoontje
Jesse die eind december vorig jaar geboren is.
Aangezien mijn vader vroeger directeur van de Rabobank
was en ik als klein kind al in de kluis geld zat te tellen, leek
penningmeester van de nieuwe regio Oost wel een geschikte
functie voor mij.

Johan van Twiliert, secretaris

Ik ben in 1990 afgestudeerd en heb eerst twee jaar gewerkt in
een gemengde praktijk in Zuid-Holland op het eiland Voorne
Putten. In 1992 ben ik in Staphorst gaan werken als allround
practicus in een vijfmansmaatschap. De tijd heeft ook in
Staphorst niet stilgestaan; was het vroeger bijna uitsluitend
een rundveepraktijk tegenwoordig is het aandeel gezel-
schapsdieren en paarden zeer duidelijk toegenomen. De
maatschap is veranderd in een driemansmaatschap met twee
dierenartsen fulltime in loondienst en één collega dierenarts
parttime. Verder werken bij ons zes parttime dierenartsassis-
tentes. Ik houd mij voornamelijk bezig met het rundvee en de
gezelschapsdieren.

Henk Kuijk, tweede secretaris

Ik ben afgestudeerd in 1985 en begonnen met tweeëneenhalf
jaar waarnemingen in diverse gemengde praktijken. Vanaf
1987 tot 1997 ben ik werkzaam geweest als practicus in de
gemengde praktijk te Lichtenvoorde, vooral in de rundvee-
en de varkenssector. Daarnaast heb ik ook activiteiten ont-
wikkeld als papegaaienarts. In 1997 maakte ik de overstap
naar de veterinair-farmaceutische industrieën, momenteel
ben ik werkzaam als dierenarts bij Intervet. Mijn primaire
focus richt zich momenteel op de rundervaccins en de ferti-
liteitshormonen.

Met uitzondering van de studiejaren in Utrecht ben ik altijd
woonachtig geweest in Regio Oost, huidige woonplaats is
Dinxperlo.

Regio Oost stelt zich voor...

Linda van Veen

-ocr page 33-

Registratie Commissie voor Specialisatie

Europese erkenning vereist voor
opname nieuwe specialisten in register

DIERENARTS^

SPECIALIST

« Kutscha^ ve«r Owr|titm

Erik Teske

Voor die specialismen in Nederland, waarvan de Spe-
cialisatie Commissies hebben aangegeven dat het Europese
specialisme equivalent is aan het Nederlandse specialisme,
geldt dat na bekrachtiging door de Registratie Commissie
nieuwe specialisten slechts in het register opgenomen kun-
nen worden nadat ze Europees erkend zijn. Dit houdt in dat
specialisten in opleiding na het beëindigen van hun special-
isme zich eerst bij het Europese College moeten aanmelden
en daar examen doen. Pas nadat ze Europees specialist zijn
geworden kunnen ze ook in het Nederlandse register wor-
den bijgeschreven.

Deze regeling geldt nu definitief voor de interne ge-
neeskunde, chirurgie en dermatologie gezelschapsdieren, de

Ophthalmologie, pathologie en de vogelgeneeskunde. Voor
al die specialismen waarvoor geen Europees equivalentie
bestaat blijft de Nederlandse regeling gewoon van kracht.
Als regel geldt dat er een overgangstermijn is van twee jaar
na publicatie in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Voor
de Inwendige Ziekten van het Paard was besloten dat deze
overgangstermijn op 1 januari 2005 zou eindigen. Door een
misverstand is dit besluit echter nooit in het Tijdschrift
gepubliceerd. Daarom is nu voor dit specialisme de over-
gangsperiode verlengd en wel tot twee jaar na deze publi-
catie (1-1-2006).

Erik Teske is voorzitter van de Registratie Commissie voor
Specialisatie.

Goodwill in de praktijk: uw ervaringen!

IJmert de Vries

De afgelopen maanden is in diverse praktijken in het land
weer hard nagedacht over goodwill. Vaak kwamen zij hier-
toe, omdat traditioneel per 1 januari veel mutaties in
maatschappen plaatsvinden. Binnen de KNMvD worden de
ontwikkelingen op het gebied van goodwill altijd nauwlet-
tend in de gaten gehouden. De Sociaal Economische
Commissie (SEC) is het gremium waarin goodwill zeker
éénmaal per jaar grondig ter discussie gesteld wordt. De SEC
voorziet het Bestuur van de KNMvD vervolgens van advies.
Vraagstukken die in de SEC aan de orde komen zijn onder
meer welke methodes gehanteerd worden, hoe de ervaringen
van de dierenartsen zijn en of goodwill nog betaalbaar is voor
toetreders of achterblijvers.

In de wintervergadering van de Sociaal Economische
Commissie staat het punt goodwill als hoofdthema geagen-
deerd. De SEC roept alle leden op hun ervaringen over en
visie op goodwill aan haar kenbaar te maken, zodat zij deze
informatie in haar vergadering kan gebruiken. U kunt uw
mening vóór donderdag 15 januari 2004 kenbaar maken via
v.roelvink(gknmvd.nl. Uw mening kan dan met de stukken
voor de vergadering meegestuurd worden. Wij hopen van
harte op een grote respons!

IJ mert de Vries is voorzitter van de Sociaal Economische Commissie.

Belangrijk bericht voor Limburg, Noord-Brabant en Zeeland

Geachte collega\'s,

Regio Zuid organiseert een zéér gezellig feest ter viering van
haar oprichting. Datum: 20 maart
2004. Thema: \'Het is
Lente!\' Uitgenodigd zijn: alle vakbroeders en -zusters in de re-
gio. Deze prachtige avond gaat om ontmoeting en om kennis-
making. Het programma begint daarom met een lekker wis-
seldiner en gaat geleidelijk over in een heerlijk swingfeest.
Alles omlijst met amusement en humor, rondom het thema.

Waarom dit feest? Vanaf dit jaar bestaat de Regio Zuid als
formele structuur De concrete functies van de Regio staan
voor een belangrijk deel nog ter ontdekking. Maar zorgen
dat de ene dierenarts de andere kent, in zijn dorp, stad of
streek, is er in ieder geval één van. En een geslaagd gezellig
samenzijn helpt daarbij.

Herinnert u zich nog de legendarische feesten in De Efteling,
in de Kasteeltuinen in Arcen, op de Raderboot The
Missisippi Queen? Welnu, \'Het is Lente!\' wordt er wederom
een \'om niet te missen\'!

We willen zeer graag élke zuiderlijke dierenarts in Den
Bosch ontmoeten. Jong, oud en iedereen daartussen. Pas-
afgestudeerde dierenartsen krijgen daartoe korting op de
toegangsprijs, wendt u tot Absyrtus junior. En we rekenen op
de leden van Absyrtus senior. Reserveer de datum en voelt u
allen welkom.

-ocr page 34-

Noteer; zaterdag 20 maart 2004, vanaf 19.00 uur bent u
welkom in Orangerie te \'s Hertogenbosch. Raadpleeg voor
voorpret de website
www.orangerie.nl. Ook de aangrenzende
parkeergarage is afgehuurd. Toegangprijs: voor ieder goed be-
taalbaar Het exacte bedrag moeten we nog vaststellen.
Meer informatie over Het is Lente! vindt u op de internetsite
van de KNMvD. Hier vindt u ook een overzicht van de be-
drijven die een sponsorbijdrage leveren.
Tot ziens!

De Orangeriecommissie:

Lucie Achten-van Dijk. Daan Dercksen, Niels Groot
Nibbeling. Jan Hülsen en Nico Vreeburg.

Sies Wietsma

memoriam

Op woensdag 11) september 2003 hebben wij onze goede vriend en collega, Sies Wietsma. begeleid naar zijn laatste rustplaats bij de Kloosterkapel
te Sijbrandahuis, op loopafstand van zijn (woon) boerderij te Rinsumageest. Enkele dagen daarvoor was hij tijdens de jaarlijkse fietsvakantie, dit-
maal in de Oostenrijkse Alpen (Bischofshofen), volkomen onverH\'acht overleden in zijn slaap.

Sies Wietsma was dierenarts en sportman tot in het diepst van zijn ziel. Voor velen die hem kenden een Fries fenomeen bovendien, met zeer bijzon-
dere eigenschappen. Geboren als middelste zoon uit een gezin van drie kinderen, groeide hij op in de veilige omgeving van de boerderij van zijn
ouders. Zijn voorliefde voor de diergeneeskunde heeft zich in die periode al onrwikkeld en de familie was net zo trots als Sies zelf, toen hij na twee
keer meeloten mocht gaan studeren in Utrecht.

Voor studentenland was hij een rasechte vertegenwoordiger van de Friese cultuur en viel hij op doorzijn nuchterheid en klassieke no-nonsense-op-
vattingen. Deze rechtlijnigheid komende uit een gouden hart dwong respect af en leverde hem in 1976 een zetel op als vice-praeses van het DSK-
bestuur

Naast het rijke studentenleven is Sies altijd erg sportiefgeweest. Zo was hij op jonge leeftijd al een zeer goed schaat.fer Hij is jtiniorenkampioen
van Nederland geweest op de 3000 meter en hij reed uiteraard in 1985 en 1986 \'zijn \'Elfstedentocht uit.

Al met al voldeed Sies de studie in een tijdsbestek welke destijds nog als een pre werd beschouwd voor de rijpende academicus. Een periode waar-
van hij intens genoot.

Eenmaal afgestudeerd in 1984 werd hij gevraagd door de praktijk in Dokkum om te komen assisteren. Sies was toentertijd in Brabant varkenspest
aan het enten en wist niet hoe snel hij naar Dokkum moest gaan. Een grote praktijk waar zijn hart naar uit ging en waar hij in teamverband kon
werken. Sies
mw allround-practicus, met speciale aandacht voor koeien en paarden. Van lieverlee ontwikkelde hij zich bovendien ook tot geiten-
specialist.

Ondanks dat Sies graag in een grote maat.schap werkte en bijzonder amicaal met zijn collega \'s omging, vtm hij toch ook iemand met een geheel
eigen en .soms onnavolgbare manier van denken, redeneren en handelen. Hij kon zijn collega s .mms versteld doen staan van de mattier waarop hij
zeer complexe structuren met een nuchtere rechtlijnigheid tot zeer eenvoudige korte stukjes wist te ontwarren. Soms te kort door de bocht, maar
daar konden de collega \'s hem dan juist zo om waarderen.

Ook in zijn contacten met veehouders was hij vriendelijk en joviaal. Hij leek in zijn manier van werken altijd haastig, het moe.st altijd op een hol-
letje, maar eenmaal op de praatstoel had hij alle tijd voor hen en hun problemen. Hij voorzag de veehouders dan graag van zijn geheel eigen visie
en standpunten.

De laatste jaren nam Sies veel meer tijd voor zijn gezin, hij nam zijn kinderen graag mee de praktijk in en begeleidde ze waar hij kon naar sport en
.school. Vaak deelde hij met ons zijn vreugde, maar ook zijn zorgen over zijn gezin.

Een goede practicus, maar bovenal een vriend is ons ontvallen in de kracht van zijn leven. Sies had nog zoveel plannen, maar mocht slechts 51 jaar
worden. Hij laat een niet te beschrijven leegte achter in het gezin Wietsma met de drie opgtveiende kinderen Wendy, Tseard en Ja.sper Samen met
hen pivbeert zijn partner Sjoukje voorzichtig de draad van hel leven weer op te pakken. Ptvberen, want om verder te gaan zonder Sies is zwaar voor
Sjoukje en de kinderen, die hun vader nog zo hard nodig hadden.

Zij ztdlen daar in slagen ook al weten zij, net als wij, dat het zonder hun Sies nooit meer hetzelfde zal zijn. Wij wensen hen alle kracht toe die daar-
voor nodig is.

Namens Dierenartsenpraktijk Dokkum:

Theo Bruggeling
Peter Egberink
Paul Fortuin
Rinus van Wijck

Namens Cycloclub sportive Pas de Problème:

Jaap Brand
Michèl Brinkhoff
Arjan Bivuwer
Toine Cruijsen
Joep Dries.sen

Anton Pijpers
Jan Pons
Peter van Rooijen
André Steentjes

-ocr page 35-

Lolle Nauta

memoriam

Op 20 september overleed geheel onverwacht onze vriend en collega Lolle Nauta.
Lolle werd geboren op een boerderij in Ofjingawier op 7 juli 1922. Hij ging na de lagere school
naar het Stedelijk Gymnasium in Sneek en volgde de alpha-afdeling, hij dacht erover predikant te
worden. Na zijn eindexamen veranderde hij van gedachten en ging de keuze voor de toekomst tussen
geneeskunde en diergeneeskunde. Als toehoorder volgde hij in de twee hoogste klassen van het
gymnasium de bèta-richting en deed in 1944 het eerste deel van het Staatsexamen. Omdat hij toen
moest onderduiken kon hij het tweede deel niet afmaken. Na de bevrijding deed hij volgens de toen
geldende regels het ontbrekende gedeelte in samenwerking met enkele hoogleraren. Inmiddels
stond de keuze voor diergeneeskunde vast. Omdat de Universiteit van Utrecht direct na de oorlog
nog gesloten was, werd aan een aantal veterinaire studenten, door de medische faculteit in
Groningen de mogelijkheid geboden het propedeutisch examen af te leggen. Zo kon Lolle, samen
met zijn medestudenten, in januari 1946 de studie in Utrecht vervolgen.

Tijdens zijn studie, die vlot verliep, maakte hij twee jaar deel uit van het DSK-bestuur, waarvan één
jaar als voorzitter Het leidinggeven was hem op het lijf geschreven, wat ook in zijn latere leven
duidelijk zou blijken.

Na zijn afstuderen op 10 mei 1951, ging Lolle op verschillende plaatsen waarnemen en kwam hij in
september hij collega Kooistra in Surhuisterveen. Hij nam daarvan op 1 januari 1952 een deel van
de praktijk over en vestigde zich in Drogeham. Hij trouwde met Marian Blijham, die in Groningen
farmacie had gestudeerd. Samen kregen ze twee dochters. Gezamenlijk en ook afzonderlijk hebben
Lolle en Marian een zeer actief leven geleid.

Als praktiserend dierenarts beoefende hij zijn vak zeer kundig en toegewijd, dat leverde hem bijzijn
cliënten veel waardering op.

Op maatschappelijk terrein heeft Lolle zich zeer verdienstelijk gemaakt. Naast zijn bestuurlijke ac-
tiviteiten op lokaal gebied, zoals zijn voorzitterschap van de streek-muziekschool en Plaatselijk
Belang, is hij voor de diergeneeskunde van grote betekenis geweest. Zo was hij van 1966 tot 1969
voorzitter van de A fdeling Friesland van de KNMvD. In 1980 is hij gekozen in het Hoofdbestuur
Hij heeft hieraan veel plezier beleefd, mede door de goede collegiale verhoudingen aan het thuis-
front.

Bijzijn afscheid van de praktijk werd hij voor zijn vele maatschappelijke verdiensten koninklijk on-
derscheiden, als ridder in Orde van Oranje Na.ssau. Ook hierna bleef Lolle allerminst stil zitten: hij
bezocht voor de PUM de landen Zambia, Egypte en de Oekraïne. Zijn hobby\'s kon hij nu volop
uitleven: varen met de motorboot, verre reizen maken met Marian en op veterinair terrein het be-
zoeken van congressen.

Zijn belangstelling voor de Senioren Academie in Groningen heeft vele cursussen, bestuurlijk werk
en zelfs een scriptie tot gevolg gehad. De titel van deze laatste: \'Associatie en dissociatie in de die-
renartsenpraktijk \'.

Regelmatig bezocht Lolle nog de Afdelings- en Jaarvergaderingen en ook de samenkomsten van
oud-dierenartsen in Friesland.

Onder enorme belangstelling van vele vrienden en collega \'s heeft de begrafenis van Lolle plaats-
gevonden in Drogeham. Door meerdere sprekers werd hij herdacht als een zeer bijzonder mens met
vele gaven.

Voor Marian, de kinderen en kleinkinderen is er een grote open plek in hun f amiliekring gevallen:
wij wensen hen bij het verwerken daarvan alle sterkte toe.

Lieuwe van der Zee
Gerrit Siebinga

-ocr page 36-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Anrooij, Mevr. M.C. van; Gent 2000; 4484 Ce
Kortgene; Hoofdstraat 22.
Merwijk, Mevr L.J.H. van; 2001; 4175 ER
Haaften; Enggraaf22.

Slettenhaar-Groeneveld, Mevr E.; 2003; 3971
HC Driebergen; Nassaulaan 8 A.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Bongaerts, Mevr J.J.M.; Gent 2003; 6114 AM Susteren; Rijdtstraat 84.
Bunte, A.E.E.; 1972; 3781 HH Voorthuizen; Verdi laan 5.
Coucke, S.; Gent 2003; 9990 Maldegem;Torredreef 6 C.
Homan, Mevr M.J.; Gent 2003; 3761 XA Soest; Ir Menkolaan 8.
Jong, R.N. de; Gent 2003; 3051 BJ Rotterdam; Straatweg 76 II.
Kloppenberg, Mevr. F.; 2002; 4721 SL Schijf; Antwerpsebaan 8.
Peter, J.G.; 1976; 3312 AN Dordrecht; Oranjelaan 12.
Risp, A. van; 2003; 3585 LA Utrecht; Koningsweg 135 A.
Romijn, H.B.; 2002; 3143 AE Maassluis; Fenacoliuslaan 58.
Soeteman, Mevr. E.E.; Gent 2003; 3328TD Dordrecht; Arentsburg 127.
Spierings, Mevr M.; Gent 2003; 5712 XK Someren; Dilmanshof 15.
Tobias, T.J.; 2003; 3583 CJ Utrecht; Jan van Scorelstraat 13.
Trappenburg, A.D.J.; Gent 2003; 4163 LM Leerdam; Koenderseweg 3 A.
Vonck, Mevr M.J.; 2003; 2015 JS Haarlem; L. Meeszstraat 40.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heefl het Hoofdbestuur aangenomen:

Aalberts, Mevr M.
Abma, R.

Ashworth, Mevr. Z.O.A.
Beaujean, M.H.J.
Bervoets, Mevr. E.
Beurden, S.J. van.
Bos, Mevr. EK. van den.
Broere, Mevr. A.W.
Franssen, Mevr S.M.S.
Grauw, Mevr J.C. de,
Hoogendijk, Mevr K.T.
Jansen, Mevr G.E.G.
Kappers, Mevr L.V
Kaufmann, Mevr T.B.
Ketelaars, Mevr E.M.
Klinkert, Mevr H.
Kooij, Mevr M. van der
Kruizinga, Mevr J.
Kuin, Mevr N.
Kurvers, Mevr C.M.H.C.
Lenselink, Mevr M.
Loos, Mevr FJ.
Lucassen, Mevr M.
Maat, Mevr L. van der
Meijndert, Mevr L.E.
Metman, Mevr P.M.
Nijborg, Mevr F.
Ommen, Mevr C. van.
Oudenes, Mevr. T.
Pennings, Mevr J.l.C.
Ranta-Reniers, Mevr A.H.
Reijneveld, Mevr N.J.
Reijntjes,T.
Ritsema, J.T.
Roomer, Mevr W.
Roosendaal, Mevr A.M.M. van.
Ruardi, Mevr E.
Simpson, Mevr D.
Smiet, Mevr E.
Soeters, Mevr M.
Verheijen, Mevr C.J.C.M.
Verschoor, Mevr J.
Versnel, Mevr C.L.
Waijers, PH.J.

Personali

Wee, D. van der
Weller, Mevr A.K.
Wildenberg, Mevr A. van den.
Zeijlemaker, Mevr L.

Voor het dierenartsenexamen van 4 december 2003 zijn geslaagd:

Billet, Mevr A.B.A.
Duijfjes, Mevr L,
Hoek, C.
Klaarenbeek, A.
Kleijwegt, Mevr T.T.
Knipscheer, Mevr A.E.P
Leeflang, Mevr M.M.G.
Linde, Mevr M.M. ter
Meijer, Mevr Y.G.H.
Mengelers, Mevr A.H.
Nieskens, D.H.M.
Noteboom, Mevr D.F.
Nuijens, M.L.G.A.
Rijnen, Mevr K.E.P.M.
Roessel, S.W. van.
Vente, M.A.D.

Overlijdensberichten:

Op 20 november 2003 Mevr H.M. van Voorthuysen-Dijkhuis te Pesse.
Op 23 november 2003 T.C. van Esbroeck te Kloosterzande.

Mutaties:

Bakker, Mevr J.; 1965; 8605 BV Sneek; Jachthavenstraat 45; tel. privé:
0515-416763;
r.d.

Beek, C.H. van der; 2003; 9256 HR Rijperkerk; Heermawci 32; tel.
privé: 0511-430545;
E-mail privé: corvanderbeek@hotmail.com.; mcdcw.
bij K.S. Broersma en J.R. Vollema; tel. prakt.: 0511-472064; fax prakt.:
0511 -476456; E-mail prakt.: dapghv@planet.nl.

♦Berk, Mevr N.M. van den; 2003; 3552 EC Utrecht; Ondiep 91 bis;
tel. privé
mobiel: 06-14699498; E-mail privé: nicolevandenberk(a hot
mail.com.

Bethlehem, M.; 1972; 7742 RT Coevorden; Linde 3; tel. privé: 0524-
221757; Specialist vet. Pathologie; wet. mcdcw. UU FD hfdafd.
Pathologie; tel. bun: 030-2533195.

Billet, Mevr. A.B.A.; 2003; 5625 GM Eindhoven; Reinaertlaan 82;
tel. privé: 040-2368040; E-mail privé: a.b.a.billet@students.uu.nl.; d.

Boer R. de; 1987; 8521 NH St. Nicolaasga; De Rijlst 2 C; tel. privé:
0513-432484;
E-mail privé: rcinderdeboer@wxs.nl.; geass. met IMevr
M.M. de Boer-Waarsenburg; tel. prakt.: 0515-412112; fax prakt.: 0515-
423923.

Bonekamp, Mevr E.M.; 2003; 7965 AB Broekhuizen; Broekhuizen
16;
tel. privé mobiel: 06-42297545; E-mail privé: embvetos@
hotmail.com.;
medew, bij .I.Bosman, J.F. van Calker, Mevr. H.W.
Janssen, J.I.. krom,W. Meijer, K.A.J. van Rosmalen cn J.B.Timmer; tel.
prakt.: 0522-238508; fax prakt.: 0522-238540; E-mail prakt.:
dapzwd@xs4all.nl.

Bongaerts, Mevr J.J.M.; Gent 2003; 6114 AM Susteren; Rijdtstraat 84;
tel. privé: 046-4493368; E-mail privé: jacquelinebongaerts@ hotmail.com.;
medew. bij PG.L.J. Boskamp en J.A.P Nicolai; tel. prakt.: 046-4371885; fax
prakt.: 046-4360346; E-mail prakt.: bkai@gironet.nl.
(toev. als lid)

Bosker, E.; 1991; 2804 JW Gouda; Terwenstraat 20; tel. privé: 0182-
546645; fax privé: 0182-546110;
d. bij VWA afd. Vet. Toezicht &
Implementatie (VTl); tel. bur.: 070-4484468; fax bur.: 070-4484301;
E-mail bur.: erik.boskerfâ vwa.nl.

Buijs, S.A.A,; Gent 2000; 4611 DJ Bergen op Zoom; Faunestraat
44; tel. privé: 0164-252235;
E-mail privé: stevcn-buijs@hotmail.com.;
medew. bij A.J.C. Bakx. B.JA.M. Boschker, Mevr E Lauwerijssen, A.J.M.
Meesters, J.F J. Segersen JM. Verbucht; tel. prakt,: 0165-583750; fax prakt.:
0165-583755; E-mail prakt.: dierenhospitaal@visdonk.nl.

Bunte, A.E.E.; 1972; 3781 HH Voorthuizen; Verdilaan 5; tel. privé:
0342-472739; d.
(toev. als lid)

Coucke, S.; Gent 2003; 9990 Maldegem België; Torredreef 6 C; tel.
privé: 00-32-5078219; E-mail privé: stijn_coucke@msn.com.; p.,
gezeischapsd.
(toev. als lid)

Dooper, S.; 1972; 7241 GB Lochem; Haitsma Mulieslaan4; tel. privé:
0573-251888; E-mail privé: sdooperlochem
@cs.com.; medew. bij M.Ph.J.
Hovius; tel. prakt.: 0573-251597;
r.d.

Duijljes, Mevr. L.; 2003; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 403;
tel. privé: 030-6382055; E-mail privé: lindaduijlje$@hotmail.com.; d.

Elberink, JJ.M.; 1974; 7665 SH Albergen; Zandhuisweg 24; tel. privé:
0546-441475;
r.d.

-ocr page 37-

Elberink, O.; 1995; 7665 TG Albergen; Watereggeweg 3 A; tel. privé;
0546-827423;
fax privé: 0546-825338; E-mail privé: o.elberink®
planet.nl.; geass. met C. van der Bijl, Mevr. ET. Doesburg, M.A.M. Evers
en V. Thuring; tel. prakt.: 0546-441444; fax prakt.: 0546-442036.

Haverkort. J.; 1977; 8802 MD Franeker; Binnenhof 11; tel. privé:
0517-394122; E-mail privé: johanmera@wanadoo.nl.;
r.d.

Hoek, C.; 2003; 3523 JE Utreclit; Schonauwensingel 5-1; E-mail
privé: casper_hoek(fl hotmaii.ccm.; d.

Holtslag, Mevr M.E.; 2003; 3705 ZN Zeist; Warande 183; tel. privé:
030-6950244; E-mail privé: me-holtslag@hotmail.com.

Homan, Mevr. M.J.; Gent 2003; 3761 XA Soest; Ir. Menkolaan 8; tel.
privé: 035-6030407; E-mail privé: machteldhoman@hotmail.com.; d.
(toev. als lid)

Jager, Mevr. W.M.; 1992; 7558 ZN Hengelo; Piet Muyselaarstraat 58;
tel. privé: 074-2502671 ; fax privé: 074-2502671 ; geass. met C.J.N. Visser;
tel. prakt.: 074-2420938; fax prakt.: 074-2592422.

Jansma, Mevr H.; Gent 1989; 1325 RX Almere; C.B. de Millestraat
55; tel. privé: 036-5296475;
fax privé: 036-5376245; E-mail privé:
hjansma@planet.nl.

Janszen. B.RM.; 1985; U 1993; 6814 K.Z Arnhem; Van Ruisdaelstraat
76; tel. privé: 026-4454046;
fax privé: 026-4422242; E-mail privé:
bjanszen@tiscali.nl.;
Manager Farm. Ther.groep 1 bij CBG-MEB; tel.
bur.: 070-3567564; E-mail bur.: bpjanszenCâ cbg-meb.nl.

Jong, J. de; 1972; 7037 CH Beek gem. Bergh; Peeskesweg 4; tel.
privé: 0316-531602; E-mail
privé: jan-de-jong(a hotmail.com.; r.d.

Jong, R.N. de; Gent 2003; 3051 BJ Rotterdam; Straatweg 76 II; tel.
privé: 010-2181786; fax privé: 010-2180119; E-mail privé: gnojed
dlanor@hotmail.com.; d.
(toev. als lid)

Jongbloets, Mevr. A.M.C.; 2000; 4921 KX Made; Prinsenpolderstraat
52; tel. privé: 0162-685441; E-mail privé: angeliquejongbloets@hetnet.nI.;
mcdcw. bij G.H.M. Raamsterboers. Mevr M. Timmer cn S.Tj. Westendorp;
tel.prakt.: 0162-683650; fax prakt.: 0162-685912.

*Klaarcnbeek, A.; 2003; 3524 KH Utrecht; Westfalen 62; tel.
privé: 030-2893094; E-mail privé: bramklaarcnbeek(a hotmail.com.;
d.

Klausen. Mevr H.; 2003; 3512 TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis;
tel.privé: 030-2333455; E-mail privé: heleenklausen@hotmail.com.;
mcdcw. bij A.G. Schuur; tel. prakt.: 0299-435674.

Kleijwegt, Mevr.T.T.; 2003; 2595 ST \'S-Gravenhage; 3® de Louise
de Colignystraat 154; d.

Kloppcnberg. Mevr F; 2002; 4721 SL Schijf; Antwerpsebaan 8; tel.
privé mobiel: 06-51903189; E-mail privé: lienden@hotmail.com.; medew.
bij A.J.C. Bakx. B.J.A.M. Boschker, Mevr F. Lauwerijssen, A.J.M.
Meesters, J.RJ. Segers en J.M. Verbocht; tel. prakt.: 0165-583750; fax
prakt.: 0165-583755; E-mail prakt.: dierenhospitaal@visdonk.nl.
(toev.
als lid)

Knipscheer, Mevr. A.E.P.; 2003; 3523 AW Utrecht; Topaaslaan 36
III; tel. privé: 030-2522575; d.

Laak. E.A. ter; 1975; U 1992; 1339 AG Almere; Lilastraat 1; tel.
privé: 036-5351384; E-mail privé: terlaak@woridonline.nl.;
r.d.

Leeflang, Mevr. M.M.G.; 2003; 3525 EK Utrecht; E-mail privé:
m.m.g.lceflang(a students.uu.nl. ; d.

Leeuw. Dr RW. de; 1973; 1980; 8212 AS Lelystad; tel. privé: 0320-
222346; fax privé: 0320-281264;
E-mail privé : p.leeuw2@chello.nl.;
Chief Veterinary Officer bij Min. Van LNV, dir. WA; tel. bun: 070-
3785037; fax bur.: 070-3786141; E-mail bur.: p.w.de.leeuw@minlnv.nl.

Linde, Mevr. M.M. ter; 2003; 3583 CP Utrecht; Jan Scorelstraat
20; tel. privé: 030-2514221; E-mail privé: moonlinde@hotmail.com.;
d.

Mandigers, PJ.J.; 1992; 3572 EG Utrecht; Obrechtstraat 48; tel.
privé: 030-2672253; fax privé: 030-2672254; E-mail privé: p.j.j.
mandigers@planet.nl.; Specialist Interne Geneesk. Gezelschapsd.;
Eurospecialist ECVN; wet. medew. bij UU,FD, hfdafd. Geneesk. van
Gezelschapsd., Utrecht; tel. bur: 030-2535843; fax bur.: 030-2518126; E-
mail bur: p.j.j.mandigers@vet.uu.nl.; zelfstandig practicus specialist in De
Wagenrenk; tel. bur.: 0317-419120;
fax bun: 0317-420480; E-mail bur:
internist.wagenrenk@planet.nl.

Meer, Mevr I.; 2003; 9207 DA Drachten; De Friso 31; tel. privé:
0512-548209; E-mail privé: herwinJlse@hotmail.com.; medew. bij
Mevn I.M.V. Lewin-Visser en K.W.J. Lewin; tel. prakt.: 0512-525500;
fax prakt.: 0512-545439; E-mail prakt.: k.lewin@hccnet.nl.

Meijer, Mevn V.G.H.; 2003; 3523 GK Utrecht; Turkooislaan 35;
tel. privé: 030-2671660; tel. privé mobiel: 06-12096078; E-mail privé:
y.g.h.meijer@students.vet.uu.nl.; d.

Mengelcrs, Mevn A.H.; 2003 ; 6418 KJ Heerlen; Andro-
medasingel 20 ; tel. privé: 045-5444990; tel. privé mobiel: 06-
15168416; E-mail privé : a.h.mengelers@students.vet.uu.nl.; d.

Mook. Mevr M.C. van; 2003; 3971 MH Driebergen; Arnhemse-
bovenweg 261; tel. privé: 0343-520704;
E-mail privé: margo-van-
mook@hotmail.com.

Nieskens, D.H.M.; 2003; 3721 WC Bilthoven; Noorderkroon 30;
tel. privé: 030-2287387; E-mail privé: dannynieskens@yahoo.nl.; d.

*Noteboom, Mevn D.E.; 2003; 1076 KW Amsterdam; Jasonstraat
151; tel. privé: 020-6710734; tel. privé mobiel: 06-40230463; d.

Nuijens, .M.C.G.A.; 2003; 5421 ZP Gemert; Doonheide 40; tel.
privé: 0492-362307; medew. bij N.P.J. Achten, M.C.M. Bossers, D.A.H.
Bus, P.J.M. van Huiten, M.H.A. van Kleef, F.T.M. Loomans, P.J.A.M.
Pulskens,T.J.J. van der Rijt, C.J.M. Schouten, V.S. Shankar, J.A.C. van
Vuren en A.C.W.van der Wielen; tel. prakt.: 0413-211350.

Peter, J.G.; 1976;3312AN Dordrecht; Oranjelaan 12; tel. privé: 078-
6316942; p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 078-6134111; fax prakt.: 078-
6317476.
(toev. als lid)

Pluimers, FH.; 1968; 7384 CD Wilp; Oyseweg 6; tel. privé: 0571-
262010;
fax privé: 0571-261589 ; E-mail privé : hogeland@xs4all.nl.

Rehorst, Mevr. M.A.; 2003; 3581 VF Utrecht; Nicolaasweg 29; tel.
privé: 030-2541227;
E-mail privé: mrehorst@hotmail.com.

Rijnen, Mevn K.E.P.M.; 2003; 3572 ZG Utrecht; Zeemanlaan
112; tel. privé mobiel: 06-47166382; E-mail privé: kimmie4@
hotmail.com.; d.

Risp, A. van; 2003; 3585 LA Utrecht; Koningsweg 135 A; tel. privé:
030-2210056; E-mail privé: vanrisp@xs4all.nl.; medew. bij H.I. Surstedt
en A. C. de Zeeuw; tel. prakt.: 0182-351695; fax prakt.: 0182-351018;
E-mail prakt.: dap.crimpenerwaert@planet.nl.
(toev. als lid)

Roessel, S.W. van; 2003; 3513 CD Utrecht; Herenweg 73; tel.
privé: 030-2343539; d.

Romijn, H.B.; 2002; 3143 AE Maassluis; Fenacoliuslaan 58; medew.
bij E.C. Scholten en A.C. Stolp; tel. prakt.: 010-5921978; fax prakt.: 010-
5929129; E-mail prakt.: scholtenstolp@planet.nl; medew. bij E.C.
Scholten en A.C. Stolp; tel. prakt.: 010-5914470; fax prakt.: 010-5928885;
E-mail prakt.: dkmaassluis(gplanet.nl.
(toev. als lid)

Soeteman, Mevr E.E.; Gent 2003; 3328 TD Dordrecht; Arentsburg
127; tel. privé mobiel: 06-11300307; E-mail privé: esthersoeteman@
hotmail.com.; medew. bij G. van den Brink, J.L.H. Hopmans en H.T.M. van
der Linden; tel. prakt.: 078-6138444; fax prakt.: 078-6350163; E-mail
prakt.: info@dapdrechtstreek.nl.
(toev. als lid)

»Smook, Mevr L.B.M.; 2003; 9727 HP Groningen; K. Onnesstraat
84; tel. privé: 050-5281888. d.

Spierings, Mevr M.; Gent 2003; 5712 XK Someren; Dilmanshof 15; tel.
privé mobiel: 06-22707557; E-mail privé: tilly.spierings@hotmail.com.;
inedcw. bij B.A. ten Bruggen Cate, C.L.L. Dujardin, E. Enzerink, J.A.G.
Gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Oijen, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A.
Westerbeek; tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail prakt.:
info@vc-someren.
(toev. als lid)

Spiertz, FM.G.; 1991; 6161 CT Geleen; Molenstraat 51; d.
gezelschapsd.; tel. prakt.: 046-4745985; fax prakt.: 046-4743837.

Theuws, W.FH.J.; 1994; 5446 PA Wanroij; Hoevensestraat 19; tel. privé:
0485-455698; E-mail privé: w.theuws@worldonline.nl.; geass. met J.J.Pen.
PA.O.M. Schoone. K.R.D. Vaessen, T.J.M. Vercammen en PH.J. Weijens; tel.
prakt.: 0485-451238; fax prakt.: 0485-454813.

Thuring, VJ.W.; 2001; 7621 LM Borne; Oude Deldensestraat 31 ; tel.
privé: 074-2667924; E-mail privé: mariontijn@planet.nl.; geass. met C. van
der Bijl. Mevr F.T. Doesburg. O. Elberink, en M.A.M. Evers; tel. prakt.:
0546-441444; fax prakt.: 0546-442036.

Tobias, TJ.; 2003; 3583 CJ Utrecht; Jan van Scorelstraat 13; tel. privé
mobiel: 06-18802822; E-mail privé: tjtobias@tiscali.nl.; medew. bij M.J.
Bakker, R.A.VM. Paap, H.M.Tiel enG. Verhoeven; tel. prakt.: 0341-415795;
fax prakt.: 0341-427761; E-mail prakt.: dierenartsen@animalcare.nl.
(toev.
als lid)

Trappenburg. A.D.J.; Gent 2003; 4163 LM Leerdam; Koenderseweg 3
A; tel. privé mobiel: 06-42204831; E-mail privé: arie-dirk-trappenburg@
hotmail.com.; d.
(toev. als lid)

Vente, M.A.D.; 2003; 3735 LJ Bosch en Duin; Amersfoortseweg 13-
13A; tel. privé: 030-6939508; d.

Visser, Mevr C.J.M.; 1983; 7561 RP Deumingen; Deumingerstraat 34;
tel. privé mobiel: 06-17042141; E-mail privé: visserl606@ zonnet.nl.;
geass. met W.M. Jager; tel. prakt.: 074-2420938; fax prakt.: 074-2592422.

Vonck, Mevr M.J.; 2003; 20! 5 JS Haariem; L. Meeszstraat 40; tel.
privé mobiel: 06-21504371 ; fax privé: 023-5244289; E-mail privé: mariice-
julia-vonck@hotmail.com.; d.
(toev. als lid)

Wijlhuizen, Mevr. A.; 1996; 6881 BH Velp; Alteveer 17®; tel. privé:
026-3618280;
medew. bij H.A. Schep. H.J.M. Schutte, A.J.M. van Vliet en
J.R Vonk; tel. prakt.: 0487-512326; fax prakt.: 0487-513622; E-mail prakt.:
info@dgcmaasenwaal.nl.

-ocr page 38-

Jubilea 2004

70 jaar 1934

5 juli, H.L.L. van Werven te Zwolle, afwezig
65 jaar 1939

17 januari, E.L. Lansink te Harderwijk, afwezig
55 jaar 1949

20 mei, B.S. Postma te Bolsward, afwezig

20 mei, W.M. Gotink te Zwolle, afwezig

20 mei, P. Feenstra te Zwolle, afwezig

30 juni, J.J. Meiessen te Wormerveer, afwezig

30 september, D. Oskam te Vianen, afwezig

28 oktober, P. Kleinjan te Wolvega, afwezig

16 november, EK. Zandstra te Uitwellingerga, afwezig

16 november, G.J. Nijland te Bilthoven, afwezig

19 december, E Nijhoff te Aalten, afwezig

19 december, G. D. van der Werf te Leeuwarden, afwezig

19 december, T. van Roon te Aardenburg, afwezig

50 jaar 1954

10 januari, H.B.M. Overhaus te Oudekerk a/d Amstel, afwezig

9 februari, Dr C. Holzhauerte Rozendaal, afwezig

6 maart, J.G.M. Claessens te Udenhout, afwezig
6 maart, C. Brakman te Dei), afwezig

6 april, L.C. Blanken te Bennekom, afwezig
3 april, C.J. van den Brink te Kapellen, afwezig
13 april, Prof dr. D. Zwart te Austerlitz, afwezig
13 april, Dr.K.G. Robijns te Reeuwijk, afwezig
13 april, G.K. Roek te Eefde, afwezig

16 april, Prof dr. M.F. Kramer te De Bilt, afwezig

6 mei, K. Schuiling te Rotterdam, afwezig

15 mei, Prof dr W. Misdorp te Bilthoven, afwezig

18 mei, S. Pier.sma te Hemelum, afwezig

18 mei, Mevr. drs. A.M. Schuiringa- Sybesma teTolbert, afwezig
18 mei, W.A. Hermans te Langbroek, afwezig

18 mei, Dr. W. Sybesma te Driebergen, afwezig

19 juni, I.P. Risseeuw te Schoonhoven, afwezig
19 juni, Dr. U. Haije te Hoog Soeren, afwezig

3 juli, A.D. van Tuinen te Heerenveen, aanwezig
3 juli, PFJ. Jansen te Nijmegen, afwezig
8 oktober, M. Engelen te Vught, afwezig
8 oktober, F.P. Talmon te Lelystad, afwezig

30 oktober, M.J. Dobbelaar te Wassenaar, afwezig

7 december, Y. Venema te Heerenvecn, afwezig

7 december, W.P Terlouw te Leiderdorp, afwezig
7 december, J.L. Vlasblom te Vlist, afwezig

45 jaar 1959

19 januari, J.S. Witteveen te Delft, afwezig

31 januari, I.A.T. Rigter te Maasbracht, aanwezig

12 februari. Prof dr. FJ. Grommers te Bilthoven, afwezig
28 februari, PH.A. Poll te Lathum, afwezig
28 februari, C.E.L.M. SteijaertteTerneuzen, afwezig

28 februari, G. Hofland te Bodegraven, aanwezig

29 februari. Prof. dr. E. Lagerweij te Bunnik, aanwezig
29 april, S. Hamstra te Bilt, afwezig

29 april, H.F Matthijsen te Heino, aanwezig
27 mei, H. Eil te Hengelo, afwezig
27 mei, L.A. van Langeraad te Giessenburg, aanwezig
27 mei, PH.A.M. van Maanen te Cuijk, aanwezig

20 juni, U Sybesma te Sleeuwijk, afwezig

10 juli, J. Akkerman te Harich, afwezig

15 augustus. Mevr. drs. PH.B Seekles te Groningen,

21 september, M.J.M. Driessen teTeteringen, afwezig

17 oktober. Mevr. drs. R. Dijkstra te Delfl, afwezig
17 oktober, RB. Saathof te Diever, afwezig

17 oktober, Th. T. Adamse te Haulerwijk, afwezig
17 oktober, Dr. L.T.S van Ekdom te Leiden, aanwezig
17 oktober, P. Eenhoorn te Vries, afwezig
17 oktober, A.A. Smorenburg te Woerden, afwezig
19 november, E. Cesar te Leeuwarden, afwezig
19 november, R Wijnker te Aarlre-Rixtel, afwezig
19 november, G. van de Kieft te Rosmalen, afwezig

34

19 november. Mevr. Drs. E.M. Meijer-Schallenbergte \'s-Gravenhage,
afwezig

18 december, G. Verhagen te Haarlem, afwezig
40 jaar 1964

24 januari, J.G.J Giesen te Holten, afwezig

27 januari, Mevr drs. S. S. de Lange-Koopmans te Zeist, afwezig
31 januari, Dr. Th. A.M. Elsinghorst te Bilthoven, afwezig

5 februari. Mevr drs. W. Pol van Dongeren te Bronneger, afwezig
24 maart, Dr. J.W. Gunnink te Nunspeet, afwezig

24 maart, Dr. J.Frens tcTiel, afwezig

6 april, J.H. Hoogendoorn te Oudekerk a/d IJssel, afwezig
29 april, J.A.M. Schrooyen te Boxtel, afwezig

29 april, G. Vass te Oud-Beijerland, aanwezig
29 april, M.l.M. Linthorst te Keipen, afwezig

29 april, H. Hemminga te Marum, afwezig

30 april, J.A. Roelofs te Berlicum, aanwezig

6 juni, B.W. Reerds te Gouda , aanwezig
16 juni, P. Fontijne te Elsloo, afwezig

16 juni. Prof dr. R. Kroes te Soest, afwezig

1 juli, G.A.M. Wieland te Helden, afwezig

22 september, Dr. A.J. Breeuwsma te Venray, aanwezig
30 september, J.A. Droppers te Doesburg, afwezig

30 september, Dr. RJ.M.M. van Gullek te Elsendorp, afwezig
3 november, A.S. Spruit te Rotterdam, aanwezig

3 november, C. Hennis te Garijp, afwezig
3 november, F. in t Hout te Hardegarijp, afwezig

20 november, H.F.G.M. Meijer te Boxtel, afwezig
15 december, K. Schipper te Hoevelaken, afwezig

15 december, C.C.J.M. van der Meijs te Overijse (België), aanwezig
18 december, L.R Reudink te Staphorst, afwezig
18 december, Dr. M.J. A. Nabuurs te Achterveld, afwezig

18 december, Dr. A.W. Helder te Zoeterwoude, aanwezig

35 jaar 1969

22 januari, S. Tol te Zelhem, afwezig
29 januari, D.J. Ubbels te Winterswijk, afwezig

31 januari, J. Smeenk te Almelo, afwezig

31 januari, M. Mulder te Eursinge, afwezig
31 januari, J.PJ. Peelen te Malden, afwezig

28 februari, B. Gerritsen te Steenwijk, afwezig
28 februari, B. Reitsma te Sneek, afwezig

31 maart C.H. van Wees te Warffum, afwezig

31 maart J.H. van Til te Gieten, afwezig

15 april, Mevr. drs. M.T. IJzerman tc Stcenwijkerwold afwezig

2 mei, Dr. H.J. Postema te Nunspeet, afwezig
2 mei, E R Dijk te Roden, afwezig

2 mei, R.J. Kaasenbrood te Schijndel. aanwezig

2 mei, D. van Baren te Borger, afwezig

3 mei, VH. Boysen te Zevenhoven, afwezig

2 juni, Dr. M.A. van der Velden te Bunnik, afwezig

2 juni, K.K. Kadijk te Sint Anthonis aanwezig
10 juni, J.L. Eikelcnboom te Mortel, afwezig
28 juni, W.J.L. Lusink te Winsum, afwezig

onbekend juli, Dr. H. van Hearingen te Wageningen, afwezig

4 juli, A. de Leeuw van Weenen te Shrewsbury, (Verenigd Koningrijk), aan-
wezig

4 juli, J. Bakker te Exioo, afwezig

4 juli, R. van der Burg te Franeker, afwezig

15 september, M.M. Lengkeek teTwello, afwezig

19 spetember J. Hoftijzer te Membruggen (België)

19 september, Mevr. drs. E.G. Gravenland-Wolterbeek te Alphen a/d Rijn,
aanwezig

19 september, Dr. J.H.M. Nieuwenhuijs te Utrecht, afwezig

21 september, G. van den Berg te Baarn, afwezig

3 oktober, R. de Haas te Bergambacht, afwezig

3 oktober, A. van Lolhuizen te Oudemirdum, afwezig
3 oktober, J.F.M. Spoorenberg te Leende, aanwezig

7 oktober. Mr. H.C.A. Leemans te Meppel, afwezig

17 oktober, R.K. de Boer te Borger, aanwezig

17 oktober, W. van der Holst te Beekbergen, afwezig
17 oktober RW.A Seuren te Sevenum, afwezig

19 oktober, A.C.J. Arens te Tilburg, afwezig

20 oktober, R. van der Veen te Meerkerk, afwezig
7 november, M. Nicolay te Leens, afwezig

27 november, J.F Calker te Ruinerwold, afwezig

21 november, B. Brummelman te Sonnega, aanwezig

IljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I29, JANUARI, AFLEVERING 1, 2OO4

-ocr page 39-

27 november, W. Bekink te Darp, aanwezig
4 december, R. Schippers te Hoorn, afwezig

7 december, J.RI. van Wensvecn te Maastricht, aanwezig
12 december, J.J.M. van Riel te Loon op Zand, onbekend
12 december, W.A. Kok te Gendringen, afwezig

12 december, L.H. ten Hove te Erp, afwezig

19 december, Dr. W.W. Braunius te Terwolde, aanwezig
30 december, J.C. Oldenbandringh te Gouda, afwezig
30 december. M.0. Molenaar te Staphorst, aanwezig

3ojaan974

onbekend januari, H.J. Nijenhuis te Leek, aanwezig
4 januari, Dr. Th.A.J.M. de Roij te Tervuren, aanwezig

14 januari, A.L. Blok te Bruinisse, afwezig

24 januari, E Dcinum te Wognum, aanwezig

25 januari, H.L.R.M. Crouwers te Delff, afwezig
25 januari, H.U Dijk te Evora ( Portugal), afwezig

25 januari. Mevr. drs. M. Huysse te Meddo, aanwezig

25 januari. Mevr. drs. E.S. Poldervaart te Venray, afwezig

25 januari. Mevr. drs. l.P. Leendertse le Lüdinghausen (Duitsland), afwezig

28 januari G. Huisman te Hoogenzand, afwezig

15 februari, H.J Breukink te Vorden, aanwezig
15 februari, M.K. Buth te Haamstede, afwezig
15 februari, J. Borsje te Heemskerk, aanwezig
15 februari, A. Maas te Teteringen, afwezig

15 februari. J.R. de Nooij teGorredijk, afwezig
19 februari, G.J. van Heykop te Heerenveen aanwezig
onbekend maart, J.J. Flamcling te Steenbergen, aanwezig
onbekend maart, E.J.W. Hermelink te Apeldoorn, afwezig
onbekend maart, J.H.J. Meursing te Soest, afwezig
15 maart, H.A. Wolters te Lunteren, afwezig
15 maart E.J. Scheele te Almen, afwezig

25 inaart, R.M.M. Hoekstra te Riethoven, aanwezig

3 april, W.T. Murte Badhoevedorp, afwezig

4 april, G.J. Keuris te Schoorl, afwezig

10 april R de Wit te Winterswijk, afwezig

11 april, J. Brons te Leusden, afwezig

11 april, Mr. R.J. van der Lier tc Rheden, aanwezig
11 april, C.W. Wikkeling te Capelle a/d Ussel, afwezig
11 april P.C.M. Haffmans tcTcgeIcn-Stcijl, aanwezig
11 april. Mevr. drs. A.A. Tuyn-deJong te Zwinderen, afwezig
11 april, G. Molenaar te Abcoude, afwezig
11 april, C. van Wijk te Dronten, aanwezig

13 april, A.A.M.Vosmer te Streefkerk, afwezig

15 mei, S.A.B.I. Wolters te Amsterdam, afwezig

17 mei. Mevr drs. A.W. Kooper-Nelemans te Amerongen, afwezig

17 mei, C.J. Pel te Merselo, afwezig

17 mei, C.A.A.M. Mol te Hilversum, afwezig

17 mei, A.G.M. Extercatte tc Balkbrug, afwezig

17 mei, C.A.A. in \'t Veen te Soest, aanwezig

17 inei, K.M.L. Böhm te Best, afwezig

17 mei, S. van Dijk te Bilt, afwezig

17 mei. Mr. G.Th.A. Mengos te Woerden, aanwezig

17 mei. J.W.H. Bruggink te Geesteren, afwezig

17 mei, W.L. Keers te Hoogcrheidc. aanwezig

19 mei, PL.H.M. Coenen te Simpclveld, afwezig

14 juni. Mevr. drs. J.H.J. van der Hoeven te Heemstede, afwezig

26 juni, E. Havinga te Appingendam, afwezig

28 juni, J.T.J. ten Hove te Sint-Oedenrode, aanwezig
28 juni, W.J.H.D. Kremer te Landgraaf, aanwezig
28 juni,TM. Bibo te Hoensbroek, aanwezig
28 juni. Mevr. drs. C.J. Bocr-Berkhoff te Ugchelen,afwezig
28 juni, A.Th.L.G. Thien te Veenendaal, afwezig
28 juni, P.H.J. Weijens te Langenboom, aanwezig

28 juni, Dr A.L.W. de Gee te Heeten, afwezig

29 juni, J.H.A Gubbels te Nederweert, afwezig

29 juni,G.H.M. Stakenborg te Maaseik ( België), afwezig
1 juli, E van der Woude te Amsterdam, afwezig
1 juli, E.J.W. Hermelink te Appeldoorn, afwezig
1 juli, J.H.J. Meursing te Soest, afwezig
1 juli J.J. Flameling te Steenbergen, aanwezig
1 juli, H.J. Nijenhuis te Leek, aanwezig
9 juli, Prof dr.J. Fink Gremmelste Bilthoven, onbekend
6 september, A.E.E. Soethout te Ede, aanwezig

15 september, T.S. de Vries te Olst, afwezig

27 september, G. Floor te Hilversum, afwezig

27 september. Mevr. drs. A.C. Dwarshuis-van Beekum te Zwolle, afwezig

27 september, Dr G. Voorhout te IJsselstein,afwezig.
3 oktober, C. Kuypers tc Appeldoorn, afwezig

I november, L.A.M. Tinnemans te Haghorst, afwezig

II november, P.M. van Dijk te Blitterswijck, afwezig
17 november, C.H.L. Sijssens te Maam, afwezig

22 november, E.J.C. Thybaut te Veessen, afwezig
22 november, D.S. Akkerman te Sint-Michielsgestel, aanwezig
22 november, W.G.J. Crombach te Hoensbroek, aanwezig
22 november, Dr G. Rakhorst te Groningen, afwezig
22 november, H. Nengerman te Losser, aanwezig
22 november, RC. Knijffte Hilversum, afwezig
22 november, R. Timmerman te Purmerend, afwezig
22 november, D.N. Tap te Rhenen, afwezig
22 november, Dr J. Verhoef te Bilthoven, afwezig

22 november, W.A. Oosterman te Dalfsen, afwezig

14 december, O. Voortman te Goor, afwezig

17 december, P.T.M. Lankveld te Sint Odilienberg, aanwezig

20 december. Mevr. drs. Y.M. Stafford-van der Veen te Plamerston North
(Nieuw-Zeeland), aanwezig
20 december, B.U Schuurmans te Lemmer, afwezig
20 december, J.G. Kunst te Enter, afwezig

20 december. Mevr. drs. M.Th.C. van der Heul-Thiandens te Stadskanaal,
afwezig

25 jaar 1979

onbekend februari. Mevr drs. C.A.W. van Meteren te Diemen, afwezig
onbekend februari, J.K. Schuil tc Broeksterwoudc, afwezig

15 februari, R. van den Berg te Aalten, afwezig

16 februari, G.J. van Groenland te Vierlingsbeek, afwezig

16 februari. Mevr drs. C.J. Brink te Nieuw-en Sint Joosland, afwezig
16 februari, Mr H. Meulenaarte Hardenberg, aanwezig
16 februari, J.B. Vclema te Gorredijk, afwezig
16 februari. Mevr. drs. C.W. Berndes te Gorsscl, afwezig

18 februari. Mevr. drs. B de Vos-Kroeze te Wakefield ( Nieuw Zeeland ),
aanwezig

12 maart, C. de Vos te Wakefield ( Nieuw Zeeland ), aanwezig
12 maart. Mevr drs. S. Stibbe te Leiden, afwezig
onbekend april, J.J.M. Vocrmans te Heelsum, afwezig

3 april, R.J.W. Duyn te Oegstgecst, afwezig

10 april. Mevr. drs W. van der Velden-ten Hoonte te Spijkernisse, aanwezig

10 april, J.C.M. Rodewijk teTwello, afwezig

10 april. Mevr drs. J.B.M. Huisings-te Groot te Winterswijk, afwezig

10 april, C.W. Peet te Leende, afwezig

10 april, R.J.M. van der Waarden te Amsterdam, afwezig

onbekend mei, H. Vrieselaar te Lemmer, afwezig

10 mei. F.Th.C. dc Wit tc Somcrcn, afwezig

11 mei, J.W. Garretsen te Utrecht, aanwezig
11 mei, W. Brons te Poortvliet, aanwezig

11 mei, J.C. Roest te Voorburg, afwezig

11 mei. Mevr drs. M.A. van Woerden te Rheden, afwezig

15 mei. Mevr. drs. L.A. van Wuijckhuise-Sjouke te Hoenderloo, aanwezig

onbekend juni. Prof dr. M.H. Bocvè tc Den Dolder, afwezig

onbekend juni, H.B. Nicnhuis te Oterleek, aanwezig

8 juni, J.A. Huisinga te Winterswijk, afwezig

14 juni, Dr. J.A. Joles te Driebergen, afwezig

14juni, A.W.C. van Steen te Amsterdam, afwezig

29 juni. Mevr. drs. M.H. Buijnink te Lunteren, aanwezig

4 juli, A.A. van Unen te Vinkega, afwezig
6 juli, H.A. de JongteTiel, afwezig

6 juli, J.H. ten Hoopen te Veldhoven, afwezig
6 juli, G.M.L.M. Gelders te Eijsden, afwezig
6 juli, J.M.M. Cornelissen te Nijmegen, aanwezig
6 juli, A. Emmerzaal te Heesch, aanwezig
6juh, M. de Vries te Hallum, afwezig

6 juli, H. Westerveld te Oudenhoorn, aanwezig

7 september, A. Hoekstra te Zevehuizen, afwezig

11 september, S.J.C.M. Peeters te Amsterdam, afwezig

14 september, R.E. Eikelboom te Steenwijk, aanwezig

14 september, A.J.M. van Nistelrooij teGeffen, afwezig

14 september, PVE. Fortuin te Dokkum, afwezig

14 september, F.J.M. van Deutenkom te Roermond, afwezig

14 september. Mevr. drs. N. Steenhuisen-Schröder te Rijkevoort, afwezig

onbekend oktober, H.J.M. Frank te Brunssum, afwezig

23 oktober, H. Holzapfel te Prum (Duitsland), afwezig
23 oktober. A. Potjer te Nuenen, afwezig

23 oktober, A. Meijns te Kungsater (Zweden), afwezig
23 oktober, H.J. Haverkate te Nieuw-Buinen, afwezig

-ocr page 40-

onbekend november, J.P.F. Bergefurt te Twello, afwezig
9 november, IVIevr drs. M.A.M.H. de Groot te Gieten, aanwezig
9 november, Dr R.C. Nap te Utrecht, onbekend

3 december. Mevr drs. F. J.C. van der Wende-Kuiper te Hoevelaken, afwezig
3 december T. van der Wende te Hoevelaken, afwezig
7 december Mevr drs. E.P.M. Remmert- van Dalen te Emmen Afwezig
18 december, J.F. Rongen te Boxmeer, afwezig.
22 december, J.M.L. Verhaegh te Oeffeit, onbekend

Homeopathie: Wetenschappelijk niet te onderbouwen of wel?

Het bestuur van de KNMvD organiseert in samenwer-
king met het bestuur van de Groep Homeopathisch-wer-
kende Dierenartsen een discussiemiddag met als thema:
\'De wetenschappelijke onderbouwing voor het wel of niet
toepassen van de homeopathie in de diergeneeskunde\'.
De discussiemiddag zal plaatsvinden op maandag 12 ja-
nuari 2004 om 13.30 uur bij de KNMvD, De Molen 77 te
Houten. Het doel van de bijeenkomst is om na een aantal
korte inleidingen te discussiëren binnen het kader van de
dierenartsen. Daartoe is het kader van de KNMvD, be-
langstellenden uit de Faculteit der Diergeneeskunde en
een aantal genodigden gevraagd deel te nemen in de dis-
cussie. Het bestuur nodigt tevens leden die daar belang-
stelling voor hebben uit, deze middag bij te wonen. Dit
voor zover de zaalruimte het toelaat.

Als inleiders voor deze middag op wetenschappelijk niveau
zijn een viertal sprekers uitgenodigd. Hieronder volgt een
korte beschrijving van de achtergrond van de verschillende
sprekers en het onderwerp van hun inleiding.

Dr. Med. Vet. A. Schutte is dierenarts als onderzoeker verbon-
den aan de Karl und Veronica Carstens Stiftung in Duitsland
(www.carstens-stiftung.de). Deze stichting bevordert de we-
tenschappelijke onderbouwing van de natuurgeneeskunde
en de homeopathie. Het doel op lange termijn is de integratie
van de cotnplementaire geneeskunde in het weten.schappelijk
onderzoek en in de opleiding van artsen. De stichting verza-
melt ondermeer wereldwijd alle publicaties van onderzoe-
ken op homeopathiegebied humaan en veterinair De inlei-
ding van de heer Schutte is bedoeld om een overzicht te
geven van het onderzoek dat gedaan is op het gebied van de
veterinaire homeopathie. Zijn lezing zal in het Engels zijn.

Prof dr P. Knipschild is hoogleraar Epidemiologie bij de
Vakgroep Huisartsgeneeskunde van de Universiteit Limburg
in Maastricht. Hij heeft een duidelijke visie over het al dan
niet werken van homeopathische middelen. Daarnaast heeft
hij ook een duidelijke mening over de Vereniging tegen
Kwakzalverij.

Drs. E. Baars is arts en epidemioloog en verbonden aan het

Louis Bolk Instituut te Driebergen (www.louisbolk.nl). Dit
instituut doet wetenschappelijk onderzoek binnen de biolo-
gische landbouw, voeding en gezondheidszorg. Essentieel
is dat er gezocht wordt naar verbreding van de wetenschap.
Daar waar gebruikelijke onderzoeksmethoden tekort schie-
ten wordt gezocht naar nieuwe wegen. De heer Baars is di-
recteur van de afdeling Gezondheidszorg en Voeding en is
op dit moment bezig met een promotieonderzoek naar een
meer wetenschappelijke onderbouwing van ervaringswe-
tenschap. Zijn inleiding zal gaan over de achtergronden van
bezwaren binnen de reguliere wetenschap tegen de homeo-
pathie, de problemen binnen het wetenschappelijk onder-
zoek naar homeopathie en alternatieve onderzoeksmetho-
den.

Prof dr EJ. van Sluijs is hoogleraar chirurgie van gezel-
schapsdieren bij de Faculteit der Diergeneeskunde in
Utrecht. Zijn belangrijkste activiteiten op het gebied van de
homeopathie bestaan uit een kritische inleiding tot het keu-
zevak \'alternatieve geneeswijzen\', waarvan de tekst in 2000
werd gepubliceerd in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
(aflevering 125, pagina\'s 153-154), en het begeleiden van het
referaat \'Oorsprong en aard van de Homeopathie\' van
Ahmed Hammidian. Zijn bijdrage aan de discussie zal gaan
over de wetenschappelijke onderbouwing van de homeopa-
thie.

Door de verschillende inzichten op wetenschappelijk gebied
naast elkaar te zetten, hopen wij een overzicht te geven van
de huidige stand van zaken en daarmee de weg te effenen
voor een open discussie binnen de KNMvD.

De discussiemiddag wordt om 14.00 uur geopend door drs.
H. Gostelie (namens het KNMvD-bestuur). Na de vier inlei-
ders is er een discussie van ongeveer een uur. De middag ein-
digt rond 17.00 uur. Om organisatorische redenen (zaal-
ruimte) verzoeken wij u vriendelijk u aan te melden vóór 5
januari 2004 bij Linda van Hamersveld
(L.van.hamers-
veld(^kn mvd.nl).

Bestuur KNMvD
Bestuur GHwD

-ocr page 41-

Congressen & Symposia !

januari

10 Minisymposium \'Van l<ladblok tot laptop\' ter
ere van het afscheid van F. Sluyters. Locatie:
de Reehorst te Ede. Prof dr J.E. Gajentaan
blikt terug op de ontwikkelingen in de periode
1960-heden. Dierenartsen H.A. Beijer, J. de
Vos geven hun mening over de huidige en
toekomstige praktijkvoering. Meer info via
Aesculaap: 0411-675915.

Doorlopend
agend

Vergaderingen & Bijeenkomsten

13 Vergadering besUiur GKZ in Houten bij de KNMvD. Aanvang 18.00
uur

13 Werkvergadering Pluimvee 11 in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 14.00
uur.

22 Werkvergadering Varken II in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 20.15 uur
29 Jaarvergadering Groep Geneeskunde van het Rund, \'s middags.

Hotel de Witte Bergen. Eemnes - Laren.

PAO-D cursus 04/202. Onderwerp: Practicum Voeding Rund. Rubriek
Rund.

PAO-D cursus 04/100. Onderwerp: Hartziektes Hond/Kat. Rubriek
GD.

PAO-D cursus 04/104. Onderwerp: Casuïstiek Echografie. Rubriek
GD.

20,21 PAO-D cursus 04/201. Onderwerp: Voeding Rund Mod.III. Rubriek
Rund.

Studiemiddag voor erkende rundveedierenartsen: \'Het gebruik en inter-
pretatie van immunologische, klinisch-chemische en andere laboratori-
umbepalingen in de rundveepraktijk\'. Plaats: GD, Amsbergstraat 7,
7418 EZ Deventer. Deelnemers: maximaal 50 per middag. VKO: 5 pun-
ten toegekend. Aanmelden via m.schoot@gdvdieren.nI
PAO-D cursus 04/101. Onderwerp: Hartziektes Hond/Kat. Rubriek: GD.
Training \'Balanced Score Card voor dierenartsenpraktijken\' te Maars-
sen. Nadere informatie en een aanmeldingsformulier kunt u verkrijgen
bij Diana van Houten op 0346-556644 (tel), 0346-579018 (fax) of via
d.v.houten@worldonline.nl.

14

15

16

21

Sluitingsdata voor kopij

DJRsUssen

januari

6 PAOD-cursus 04/400. Onderwerp: Medicatie Pluimvee. Rubriek:
Pluimvee.

13 PAO-D cursus 04/302. Onderwerp: Darmaandoeningen Varken.
Rubriek: Varken.

13 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnummer:
0413-3I84I8. faxnummer: 0413-351836; email: nverkuijlen@
royalcanin.nl of via de Royal Canin dicrenartsenbezoekers. Locatie:

Aflevering:

01-02-2004
15-02-2004
01-03-2004
15-03-2004

Deadline")

maandag
maandag
maandag
maandag

12-01-2004
26-01-2004
09-02-2004
23-02-2004

\'■) Voor 10.00 uur\'s morgens.

Het Veterinair Centrum Someren is een
dierenartspraktijk waarin negentien die-
renartsen In verregaande mate gediffer-
entieerd werkzaam zijn. De plulmveed-
iergeneeskunde wordt op eerste- en
tweedelijnsniveau verricht door drie die-
renartsen, ondersteund door twee labo-
ranten in een modern, goed geoutilleerd
laboratorium.

Wegens uitbreiding van de werkzaamheden zoeken wij op
korte termijn een:

fulltime pluimveedierenarts (m/v)

Wat wij bieden:

* een veelzijdige pluimveefunctie waarbij u w/erkzaam bent
binnen alle geledingen van de pluimveesector;

* enthousiaste collega\'s die de begrippen service en kw/aliteit
hoog in het vaandel hebben;

* een collégialeen informele «werksfeer.

Wat wij vragen:

specifieke belangstelling voor de pluimveegezondheidszorg;

* differentiatie pluimvee tijdens de studie of erkenning als
pluimveedierenarts;

* goede contactuele en sociale vaardigheden;
ondernemingsgeest en flexibiliteit;

* participatie in de dienstregeling voor pluimvee.

Uw schriftelijke sollicitatie vergezeld van curriculum vitae
zien wij met belangstelling tegemoet. Wij vragen u om uw
sollicitatie binnen veertien dagen na het verschijnen van deze
advertentie te richten aan: André Steentjes, Veterinair
Centrum Someren, Slievenstraat i6, 5711 PK Someren.

Veterinair Centrum Someren

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

infoi®dixfortuin.nl
www.dixfortuin.nl

T030 2448774
F 030 241
65 33

T 030 251 51 99
F 030 25409 64

-ocr page 42-

Dierenartsenpraktijk Kennemerland is een ge-
mengde tweemanspraktijk met de nadruk op be-
handeling van gezelschapsdieren en paarden. We-
gens groei van de praktijk zoeken een

dierenarts (m/v)
gezelschapsdieren
met affiniteit tot paarden

Het betreft een 60-80% functie. Wij zoeken een en-
thousiaste flexibele collega met goede contactuele
eigenschappen en voldoende ervaring om zowel in
teamverband als zelfstandig te kunnen werken en
diensten te kunnen verrichten.

Sollicitaties kunt u richten aan:
Dierenartsenpraktijk Kennemerland, ter attentie
van de heer C.A. Bogaard, Oosterweg 30,1862 KD
Bergen.

Dierenkliniek Pennekamp-Steenbergen is een gezel-
schapsdierenpraktijk bestaande uit drie dierenartsen.
De kliniek is volledig geoutilleerd, ongeveer vier jaar
geleden nieuwgebouwd en heeft tevens een depen-
dance. Er bestaat een goede dienstregeling (één keer
per vijf weken weekenddienst).

Wij zoeken per 1 april 2004 een

communicatieve
collega (m/v)

voor onze praktijk, minimaal vierdagen perweek.

Wij vinden het belangrijk dat onze nieuwe collega geïn-
teresseerd is in deelgebieden als echografie en ortho-
pedie. Enige ervaring op operatief gebied is gewenst.
Bovendien verwachten wij een zeer duidelijke interesse
in praktijkmanagment.

Inlichtingen: B.W. Pennekamp, telefoon (050) 5263255.
Schriftelijke reacties graag binnen twee weken aan:
Dierenkliniek Pennekamp-Steenbergen, Vechtstraat 74,
9725 CW Groningen.

fs

Dierenkliniek de Hoekse Waard met hoofdkliniek in
Oud-Beijerland en dependances in Spijkenisse en
Rotterdam, bestaande uit drie dierenartsen en drie
paraveterinairen zoekt per i februari 2004:

Dierenarts
gezelschapsdieren m/v

met differentiatie gezelschapsdieren, relevante er-
varing, aantoonbare ambitie en goede omgang met
kwaliteitsbewuste clièntele.

Wij bieden een fulltime baan. Uitstekende intercol-
legiale dienstenregeling. Bij goede samenwerking
bestaat de mogelijkheid te komen tot associatie.

Sollicitaties met cv richten aan:

Dierenkliniek De Hoekse Waard, Oost Voorstraat
90-92, 3262 jH Oud-Beijerland. E-mail:
j.schep@dklhw.nl.

Vanwege het vertrek per 1 februari 2004 van een collega zijn
wij op zoek naar een

dierenarts
gezelschapsdieren m/v

Onze voorkeur gaat uit naar een collega

• met differentiatie gezelschapsdieren

• met goede contactuele eigenschappen

• die goed binnen het team past

• die naast de eerstelijns diergeneeskunde de ambitie heeft
om de tweedelijns diergeneeskunde uit te oefenen en verder
te ontwikkelen.

Wij bieden een baan voor 32 uur, tevens mogelijkheden voor
het volgen van nascholing.

Voor uitgebreide informatie zie: www.dgc-wo.nl

Uw reactie zenden naar: Diergeneeskundig Centrum W.O.,
Europa-allee 2, 8565 VB Kampen.

-ocr page 43-

Toppaarden verdienen topproducten. Als uw paarden moeten presteren kunt u
eigenlijk niet om Equi Products heen. Wie is Equi Products? Wij zijn een familie-
bedrijf dat gespecialiseerd is in veterinaire producten waardoor sportpaarden top-
prestaties leveren. Wij begeleiden en adviseren dierenartsen en paardenpractici in
heel Europa bij het zoeken naar het juiste middel voor het juiste paard. Equi
Products is een goed geëquipeerd bedrijf, voorzien van de meest geavanceerde
hulpmiddelen. Ons beleid is gericht op het leveren van topkwaliteit, continuïteit
en een zeer persoonlijke dienstverlening. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze
website www.equi.nl of bel ons 072-564 4749.

Holland BV

ui Products

Het adres voor al uw veterinaire equine equipage

Hermelijnkoog 44, 1822 CB Alkmaar

Tel.: -^31 (0)72-5644749, Fax.:-^31 (0)72-56438 76

Website: www.equi.nl, E-mail: equi@xs4all.nl

Eq

-ocr page 44-

zijn achttienen zijn we inmiddels. Met een
\'■^Jwf \' voorliefde voor paars. Van politiek hebben we geen \'
kaas gegeten, maar van pijnbestrijding wél. Enkele
jaren geleden introduceerden we Metacam, de succes-
volle ontstekingsremmer en pijnbestrijder op basis
van Meloxicam. In paarse verpakking. Inmiddels is
er Metacam voor Hond, voor Kat, Koe, Kalf, Varken
en nu ook voor Paard.

t

Voor de belangrijkste diergroepen is de pijn dus
grotendeels geleden. Niemand hoeft zich meer groen
en geel te ergeren, omdat Paars tegen Pijn echt een
ideale remedie is. Metacam geeft dus een bijzonder
tintje aan ons werk. En extra inspiratie om te zorgen

h

X-

V.l.n.r. boven: Douwe de Boer, Rein Schippers, MetaKat, Wim Hondelink, Adeline Kuiken, Margot
Labberté, Harmannus Harkema, Cindy Schoonhoven, MetaPaard,Tom Peters, jantijn Swinkels,
MetaRund, Winand Kissels. V.l.n.r. onder: MetaVarken, Diana Haarbosch, Diana Schröduer, Nicoline
van Diepen, Mirjam Francissen, Mireille Haan, MetaHond, MetaKalf, Joep Driessen. Niet op de foto:
Mylène Handgraaf(is even op intervisie), nieuwe productmanager (is de konijnen aan het knuffelen).

O

Boehringer
Ingelheim

Boehringer Ingelheim. Dan is het leedsnel geleden.

Postbus 8037,1802 KA Alkmaar / Tel. 072-5662411 / Fax 072-56A3213 / vetmedica@boehrlnger-ingelheim.nl / www.boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 45-

Deel 129 • AfleveringX* 15 januari 2004

Universiceit Utrectr
Bibliotheek Dierqeneeskunclf

2 O JAN. 200^

Tijascnrm

Diergeneeskunde

Infecties met endoparasieten bij honden in Nederlandse
dierenasielen

Vaccinatie als wapen tegen BVD

««

De toekomst van de diergeneeskunde in Nederland

Interview met aanstaand algemeen directeur Herman
Ceertsen: "Teamwork is een belangrijk trefwoord"

Croep Croot dagen 2003:
De Nieuwe LandbouwhuisDierenarts

LNV stelt vaste deelcompartimenten vast

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 46-

WD 10.7Mm

lËDlUH

^/MäflßBOOx

lî^^BIHIi^or;

niiKiRiBEwil

-ocr page 47-

Tijdschrift
Diergenees É^de

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto van dhr. Den Hertog en dhr De Kruif op de cover

Uit de hoofdredactie

Oorspronkelijk artikel

Infecties met endoparasieten bij honden in Nederlandse dierenasielen; W. E. Ie Nobel, S. R. M. Robben, D. Döpfer,
W.M.L Hendrih(,J.H. Boersemaf, F. Fransenen M. Eysker
 40

Referaten

46

51

53

54
58

55

56
56

56

57
57

59

59

44

Veterinair tuchtrecht

Goedgekeurd of slecht gekeurd?; I. Boissevain

Berichten en verslagen

Een steen in de BVD-vijver; Vaccinatie als wapen tegen BVDJ. Hülsen

De toekomst van de diergeneeskunde in Nederland; M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in november 2003

Verslag van de reis naar het WSAVA-congres 2003 te Bangkok; E. Dijk, C. Dijk en A. Dijk
Dutch Committee for Afghanistan

Congressen en cursussen

Inseminatie tot dracht; een weg vol hindernissen!

"Praktische invulling voor dc dierenarts van ccn modern managcmenttool...."

Diagnostiek van infectieuze kattenziekten: probleem of uitdaging?

Studiedag van de VEEC

Lameness in Ruminants

Van kalf tot vaars, een vergeten groep!

Studentenreferaat

BBB-bulletin

Deel 129
Aflevering 2
15 januari 2OO4

39

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

■ Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen

• Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit

• Al effectief bij eenmalige behandeling

• Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kitcens), 10 ml en 25 ml

• Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

C

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Produccinformatie: Vitaminthe REG NL 2896, Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

-ocr page 48-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr E.A. ter Laak (penningmee.ster)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prol\', dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i/oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus
421
3990 CE
Houten
Telefoon (030) 6;^48qoo
Fax (030)6348^0^
Website www.knmi/d.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. WJ. Wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«jknmvd.nl

KNMv

Maatschappijnieuws

Groep Groot Dagen 2003: de Nieuwe LandbouwhuisDierenarts

Interview met aanstaand algemeen directeur Herman Geertsen: "Teamwork is een belangrijk
trefwoord";
Susan Umans

Bijeenkomst Regio West: Is uw arbeid (on)geschikt voor loopbaanplanning?
LNV stelt vaste deelcompartimenten vast;
S.J. de Groot
Onjuiste samenvatting elleboogdysplasic GGG-Najaarsdag

3

60

69

70

71
71

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergencesliunde is het ver-
enigingstijd.schrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

CCC-pagina

Brede steun voor permanente educatie
In memoriam

68

72
72

Jan Kruize; C. Uilenbergen C. Willems

Jan
Deadline

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

Contents

Original paper

Infections with endoparasites in dogs in Dutch animal shelters; W. E. le Nobel,
S.R.M. Robben, D. Dopfer, W.M.L. Hendrikx,J.H. Boersemaf, F. Fransen, and M. Eysker

39

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg moeht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, IndexVeterinarius/Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 49-

Uit
de

hoofdredactie

De eerste weken van het nieuwe jaar zitten erop. Ongetwijfeld, zoals iederjaar, een jaar met hoogte- en
dieptepimten, mee- en tegenvallers. Sommigen van u zullen dit mogelijk nu al ervaren hebben. Een jaar
ook dat waarschijnlijk weer gekenmerkt zal worden door vernieuwing, schaalvergroting en voort-
schrijdende individualisering. Begrippen als innovatie, globalisering, het nemen van eigen verant-
woordelijkheid, differentiatie en concurrentie zijn dan ook begrippen die gemeengoed geworden zijn in
ons dagelijks leven. Zelfs onze taal globaliseert. Veel Engelse woorden worden zonder meer geïncorpo-
reerd in dit communicatiemiddel bij uitstek. Sommige woorden ondergaan zelf een schaalvergroting.
Werd scoren vroeger alleen gebruikt om het behalen van punten in een sportwedstrijd aan te geven,
tegenwoordig duidt het ook een algeheel positief eindresultaat aan: gewaardeerd worden, succes be-
halen. Individualisering kan blijkbaar niet vroeg genoeg beginnen. Naar de mening van een topbe-
stuurder van één van onze multinationals, is het Nederlandse onderwijs met het oog op onze kennis-
economie dringend aan vernieuwing toe, om te voorkomen dat ons land de (weliswaar sjieke)
achterbuurt van Europa wordt. Jonge mensen moet al vroeg competitief gedrag worden aangeleerd
naar Amerikaans model. Vervolgens moet er in de praktijk gescoord worden. In het bedrijfsleven wor-
den tegenwoordig dan ook al beoordelingssystemen geïntroduceerd waarbij werknemers worden
onderscheiden in foundationals, proficients en experts.

Dierenartsen leveren van oudsher topprestaties (onder andere breed georiënteerd, veel uren).
Enerzijds verengt de oriëntatie zich door differentiatie en specialisatie (zie bijvoorbeeld de aan-
kondigingen en verslagen van cursussen, symposia, studiedagen en dergelijke voor de diverse er-
kende dierenartsen), anderzijds wordt oriëntatie op andere gebieden steeds belangrijker, zoals bij-
voorbeeld personeelsbeleid (zie het verslag van de Goep Groot Dagen). Op hoog niveau presteren
vereist goed onderhoud ofwel permanente educatie zoals u kunt lezen in de bijdrage vanuit de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren.

Mede dankzij de veterinaire zorg leveren ook dieren tegenwoordig topprestaties, helaas nogal eens ten
koste van hun welzijn, zie bijvoorbeeld de slechte klauwgezondheid bij rundvee. Maar ook dieren-
artsen kennen de keerzijde van de prestatiedwang gezien het onderwerp van de bijeenkomst van Regio
West. Ook hiervoor kunnen overigens weer punten gescoord worden in het kader van de erkenningsre-
gelingen. Van alle tijden is de menselijke nieuwsgierigheid naar de toekomst en de wens om zoveel
mogelijk controle te krijgen (behouden) op allerlei zaken. De voorzitter van de Hoofdredactie blikt
vooruit in de toekomst van de diergeneeskunde en verder wordt in deze aflevering het toekomstbeeld
geschetst van de landbouwhuisdierenarts. Grip op de gang van zaken trachten we te verkrijgen via
allerlei methoden zoals de balanced score card, het maken van deelcompartimenten et cetera. Een
vanouds beproefde methode is het vergaren van kennis en die delen met anderen in de vorm van refera-
ten, lezingen (zoals diagnostiek van inj\'ectieuze kattenziekten) of wetenschappelijke artikelen zoals in
deze aflevering over endoparasieten bij asielhonden.

Ondanks (ofmisschien toch dankzij) het steeds belangrijker worden van het individu, is goed presteren
op de zakelijke markt blijkbaar alleen nog mogelijk door meer of minder verdergaande samenwerking
met sterke partners, zoals KLM met Air France. Ook een individuele topprestatie in onze huidige ken-
niseconomie is mijns inzienspas mogelijk door medegebruikte maken van de kennis, ervaring, creati-
viteit en talenten van anderen. De titel die Susan Umans meegaf aan het verslag van haar interview met
de algemeen directeur van onze KNMvD: "Teamwork is een belangrijk trefwoord ", is mij dan ook niet
alleen uit het hart gegrepen maar is mogelijk zelfs wel als een understatement te beschouwen.

Jan Vos

I

Tiidsciuiif^^

Diergenees

-ii"\' ■■

-ocr page 50-

Infecties met endoparasieten bij honden in Nederlandse
dierenasielen

W.E. le Nober\', S.R.M. Robben, D. Döpfer, W.M.L. Hendrikx\', J.H. Boersemai, F. Fransen en M. Eysker.

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

Faecesmonsters van 224 honden uit 23 dierenasielen in
de provincies Utrecht, Gelderland en Zuid-Holland zijn
onderzocht op parasitaire infecties. Binnen de studie-
groep honden werd in totaal 20,5% van de faecesmon-
sters positief bevonden op infectie met helminthen en/of
protozoën. Daarvan was 8,5% positief op
Toxocara canis.
Andere endoparasieten die gevonden zijn, zijn Toxascaris
leonina
(0,5%), Trichuris vulpis (4,9%), Uncinaria steno-
cephala
(2,2%), Dipylidium caninum (1,3%), Taenia spp.
(0,5%),
Cystoïsospora canis (1,3%) en C. ohioensis
(1,3%). Bij honden jonger dan één jaar en zwerfhonden
was de prevalentie van infecties met wormen het hoogst.
In dierenasielen waar de reinigingsfrequentie van de
hokken hoog is, werd relatief vaak
T. vulpis gevonden.

Summary

Infections with endoparasites in dogs in Dutch animal
shelters

Faecal samples from 224 dogs from 23 animal shelters in the
Netherlands were examined for endoparasites. In total
20.5% of the faecal sample were positive for helminth and/or
protozoa infections. Eggs of Toxocara canis were found in
8.5% of the faecal samples. Other endoparasites found were
Toxascaris leonina (0.5%), Trichuris vulpis (4.9%),
Uncinaria stenocephala (2.2%), Dipylidium caninum
(1.3%), Taenia (0.5%), Cystoïsospora canis (1.3%), and
C. ohioensis (1.3%). Dogs younger than I year and stray
dogs showed the highest prevalence of infection.
T. vulpis
was found more often in dogs from shelters with a high
cleaning frequency.

Inleiding

Bij honden komen verschillende soorten endoparasieten
voor, zowel protozoën als helminthen. In Nederland gaat het
hierbij om helminthen, zoals onder andere
Dipylidium cani-
num, Taenia
spp., Capillaria aerophila, Toxocara canis,
Toxascaris leonina, Trichuris vulpis
en Uncinaria stenoce-
phala
en om protozoën zoals onder andere Cystoïsospora
canis, C. ohioensis, C. burrowski, Cryptosporidium parvum
en Giardia duodenalis (\\\\, 12, 14, 15).

/ Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie. A fdeling Parasitologie en Tropische
Diergeneeskunde. Faculteit der Diergeneeskunde. Universiteit Utrecht. Postbus
80165. 3508 TD Utrecht.
2 Correspondentie met: W.E. le Nobel, Watertorenweg 272, 3063 HA Rotterdam, tel.
06-22047798. e-mad: W.EleNobel@students.uu.nl

Eerder werd vergelijkbaar onderzoek gedaan naar infecties
met endoparasieten. Daarvan zijn de gevonden resultaten
weergegeven in tabel 1.

Honden in Nederland worden behandeld tegen endoparasie-
ten, waarbij twee aspecten een rol spelen (7, 10). Ten eerste
het aspect van de diergezondheid. Met name jonge honden
die een ernstige infectie doormaken, kunnen gezondheids-
problemen krijgen, zoals diarree, vermagering, groeivertra-
ging en zelfs sterfte. Ten tweede speelt het volksgezond-
heidsaspect een grote rol. Infecties met
T. canis kunnen een
zoönose veroorzaken. Indien de infectieuze eieren vanuit de
omgeving worden opgenomen door de mens, gaan de larven
door het lichaam migreren, waarbij ze verschillende organen
kunnen beschadigen. Dit wordt viscerale larva migrans
(VLM) genoemd en geeft, afhankelijk van de aangetaste or-
ganen, verschillende klinische verschijnselen. Indien een
larve in het oog terechtkomt, kan dit blindheid tot gevolg
hebben, welke meestal irreversibel is. Dit wordt oculaire
larva migrans (OLM) genoemd (7, 10). Tot nu toe zijn er
(met uitzondering van
Cryptosporidium parvum en Giardia
duodenalis)
geen aanwijzingen gevonden dat de eerderge-
noemde protozoën die voorkomen bij de hond ook een risico
vormen voor de volksgezondheid, ze zijn voornamelijk van
belang in het kader van de diergezondheid (12).
Het doel van dit onderzoek is, om te onderzoeken welke en-
doparasieten er voorkomen bij de honden van de studie-
groep. Tevens wordt nagegaan welke risicofactoren mogelijk
met de prevalentie van infectie met helminthen samenhan-
gen. De gevonden resultaten hebben alleen betrekking op de
honden uit de studiegroep. Er vanuit gaande dat Nederlandse
dierenasielen vergelijkbare beleidsvoering hebben met be-
trekking tot onder andere hygiëne, huisvesting en ontwor-
men van dc honden, zou deze studiegroep representatief
kunnen zijn voor andere dierenasielen in Nederland. Voor
een beter beeld van de Nederlandse populatie asielhonden is
uitgebreider onderzoek gewenst.

Materiaal en Methoden

In de maanden september en oktober 2001 zijn in 23 dieren-
asielen, geselecteerd uit de Gouden gids op basis van bereik-
baarheid vanuit Utrecht en op basis vrijwillige medewerking
van de asielen, faecesmonsters genomen van in totaal 224
honden. Tevens zijn van de betreffende honden individuele
gegevens verzameld, zoals: geslacht, ras, leeftijd, datum en
reden van opname, ziektegeschiedenis (met betrekking tot
endoparasieten) als ook gegevens van de dierenasielen, zo-
als: het aantal honden dat aanwezig was, het type huis-
vesting, frequentie van hokreiniging en hokontsmetting,
voeding van de honden, aanpak ter bestrijding van infecties
met endoparasieten (ontwormfrequentie van volwassen hon-
den en van pups, gebruikt anthelminticum en wanneer voor
het laatst behandeld). De monstername gebeurde door vanaf
de grond van de verblijven faeces, die niet ouder waren dan

-ocr page 51-

24 uur, te verzamelen. Vanaf dat moment werden ze gekoeld
bewaard bij 4°C tot het moment van onderzoek, maximaal
vier dagen later. Het onderzoek werd uitgevoerd met behulp
van de centrifugatie-sedimentatie-flotatieteehniek (4). Bij
het zeven van de faecesmonsters werd bovendien gelet op het
voorkomen van proglottiden van Cestoden in de faecesmon-
sters. Indien proglottiden werden gezien is dit opgenomen in
de resultaten. Voor de flotatie werd gebruikgemaakt van een
verzadigde sucrose-oplossing (dichtheid = ± 1,27g/cm3). De
verkregen preparaten werden bekeken onder een lichtmicro-
scoop (vergroting 100-400x). De verschillende wormeieren
en oöcysten werden geïdentificeerd met behulp van de lite-
ratuur (8,11,12,15). Indien
Strongylus-Xypt eieren werden
aangetrotïen, werd een faeceskweek ingezet gedurende tien
dagen, waarna gebruik werd gemaakt van de \'Baermann\'-
techniek, om de gekweekte L3-larven te kunnen oogsten (4).
Op grond van uiterlijke kenmerken zijn de L3-larven van
Ancylostoma caninum en Uncinaria stenocephala van el-
kaar te onderscheiden (11). In veel dierenasielen hadden de
honden geen beschikking over een (individueel) buitenver-
blijf met onverharde bodem. Dit is de reden dat is afgezien
van het nemen van grondmonsters. De statistische analyse is
uitgevoerd met behulp van het computerprogramma SPSS
9.0.0. for Windows. Van alle variabelen is eerst een beschrij-
vende analyse uitgevoerd, waarbij een gemiddelde en een
standaarddeviatie zijn berekend (5). Vervolgens is er een lo-
gistische regressie uitgevoerd, met als afhankelijke variabele
een nieuw aangemaakte categorie, te weten infecties met
helminthen wel/niet. Bij deze logistische regressie is de
Goodness of fit berekend. Het model werd zo goed mogelijk
passend gemaakt via de \'back-step\'-methode, wat inhoudt
dat steeds de variabele die een P-waarde had dié het meest
naar boven afweek van de gestelde grens van P=0,05 uit de
vergelijking verwijderd werd, totdat alle variabelen een P-
waarde hadden van kleiner dan 0,05. Daarbij is hetasielnum-
mcr er geforceerd ingehouden om rekening te houden met
herhaalde metingen per asiel. Uitgaande van de door middel
van regressie gevonden coëfficiënten is een berekening uit-
gevoerd van de odds ratio\'s (OR) voor het verband tussen po-
tentiële risicofactor en de variabele van uitkomst (1,2). Het
significantieniveau werd daarbij vastgelegd op a= 5%.

Indien er in de tekst gesproken wordt over risicofactor wordt
hiermee niet bedoeld dat er een
causaal verband bestaat tus-
sen de betreffende factor en het mogelijk oplopen van een in-
fectie met endoparasieten. Hier wordt bedoeld dat er een mo-
gelijk samenhangend verband is tussen het bestaan van de
factor en een verhoogde prevalentie van infecties met endo-
parasieten. Soms Iaat zich dit verband biologisch causaal
interpreteren.

Resultaten

Er werden 224 faecesmonsters verzameld in 23 dierenasie-
len. In totaal verbleven er op dat moment 521 honden in de
betreffende dierenasielen. Honden die op moment van mon-
stername niet gedefaeceerd hadden, zijn uitgesloten van
onderzoek. Dit geldt ook voor honden die niet individueel
gehuisvest waren, omdat in dat geval niet te bepalen was van
welke hond het faecesmonster afkomstig zou zijn. Gemid-
deld zaten er twintig tot dertig honden in de asielen, varië-
rend van vijf tot zestig. De honden behoorden tot 35 ver-
schillende rascategorieën en 46% was een kruising. De
leeftijd van de honden varieerde van minimaal acht weken
tot maximaal zeventien jaar, waarbij
177 honden (79%) ou-
der waren dan één jaar (volwassen honden),
29 honden
(13%) jonger dan één jaar (jonge honden/pups) en van acht-
tien honden
(8%) was de leeftijd onbekend. Het betrof 157
(70,1%)
reuen, waarvan 36 (22,9%) waren gecastreerd en 64
(28,6%)
teven, waarvan zeventien (26,6%) gecastreerd wa-
ren. Van drie honden (
1,3%i) is het geslacht onbekend.
In vijftien dierenasielen
(65,2%) hadden de honden de be-
schikking over een uitloop naar buiten (individueel of met
meerdere honden tegelijk). In twintig dierenasielen
(87%)
werden de honden individueel buiten uitgelaten. In vijftien
dierenasielen
(65,2%) werden de hondenverblijven één keer
per dag gereinigd. Meestal werden de verblijven ook gedes-
infecteerd (onder andere met halamid). In 21 dierenasielen
(91,3%)) kregen de honden alleen commercieel hondenvoer
(droge brokken en/of blikvoer) te eten. Als anthelminticum
werd in twaalf asielen
(52,2%) gebruikgemaakt van prazi-
quantel/pyrantelpamoaat als enig anthelminticum of in com-
binatie met anderen. Verder werden onder andere (pro-)ben-
zimidazolen (acht asielen,
34,8%)) en selamectine (drie
asielen,
13,0%)) toegepast. In dertien asielen met honderd
van de
177 volwassen honden (56,5%)) werden de volwassen
honden volgens schema van de fabrikant ontwormd. In vier
asielen met vijf van de
29 honden jonger dan één jaar
(17,2%o) werden de honden jonger dan één jaar ontwormd
volgens door de fabrikant aanbevolen schema (13). De hon-
den werden binnen veertien dagen na binnenkomst voor het
eerst ontwormd. Honderdachttien honden
(52,7%)) waren
korter dan één maand in het dierenasiel aanwezig op het mo-
ment van monstername. De reden van opname kon zijn: af-
stand door eigenaar
(109 honden, 48,7%)), gevonden als
\'zwerfhond\'
(59 honden, 26,3%), verblijf in het pension (49
honden, 21,9%)) of overplaatsing uit een ander asiel (twee
honden,
0,9%o). Van vijf honden (2,2%o) is de opnamereden
niet bekend.

De resultaten van het laboratoriumonderzoek staan weerge-
geven in tabel 2, waarbij het percentage positief bevonden
honden per soort endoparasiet betrekking heeft op het totaal
aantal bemonsterde honden. Van de in totaal
224 bemon-
sterde honden werden er
46 (20,5%)) positief bevonden op in-
fectie met helminthen en/of protozoën. Bij
17,9%) van alle
honden ging het om een infectie met helminthen (cestoden

Tabel 1. Infectiepercentages bij vergelijkbare onderzoeken naar endopara-
sieten bij honden.

Onderzoekgroep

Percentage positief be-
vonden faecesmonsters

Gegevens ontleend
aan:

Monsters in parken
in Utrecht

7%

Jansen et al. (3)

Nematoden in huishonden
in Nederland

7,4% van 272 faeces-
monsters

Overgaauw (6)

Nematoden in honden in
fokkennels in Nederland

18% van 445 faeces-
monsters

Overgaauw
en Boersema (7)

U. stenocephala -infecties
in Nederlandse honden (*)

2,6% van 544 faeces-
monsters

Rep (9)

Spoelworminfecties bij
Nederlandse honden (*)

22,9% van 544 faeces-
monsters (gemiddelde
over vijfjaar)

Rep (10)

(*) de honden waren afkomstig van handelaren.

-ocr page 52-

Tabel 2. Overzicht van het aantal positief bevonden honden en de betref-
fende endoparasieten.

Helminthen/ Protozoën

Positiefbevonden
honden

Percentage positief :
ten opzichte van totaalj
bemonsterde honden j

Cystoïsospora canis

3

1,3%

Cystoïsospora ohioensis

3

1,3%

Protozoaire infecties

6

2,6%

Dipylidium caninum

3

1,3%

Taenia sp.

1

0,5%

Cestodeninfecties

4

1,8%

Toxascaris leonina

1

0,5%

Toxocara canis

19

8,5%3

Trichuris vulpis

U

4,9%

Uncinaria stenocephala

5

2,2%

Nematodeninfecties

36

16,1%

Totaal Negatief

178

79,5%

Totaal Positief

46

20,5%

en nematoden), bij 2,6% ging het om een infectie met proto-
zoën. Er waren vijf honden (10,9% van de 46 positieven) met
een gemengde infectie.

Betreffende de Cestoden dient het volgende te worden opge-
merkt. Ten eerste verloopt de eiuitscheiding bij Cestoden
intermitterend. Ten tweede kan het in sominige gevallen van
infectie gebeuren dat de eieren rond de anus van de hond
blijven plakken, zodat de eieren niet altijd in de faeces kun-
nen worden aangetoond. Hierdoor is het gevonden percen-
tage besmette honden mogelijk een onderschatting van het
werkelijke aantal besmette honden. Ook met betrekking tot
het aantal besmettingen inet
Trichuris vulpis kan worden op-
gemerkt, dat het gevonden percentage besmettingen een
onderschatting kan zijn van het werkelijk aantal besmettin-
gen. Dit komt doordat
Trichuris vu/pw-eieren intermitterend
worden uitgescheiden, zodat ze niet altijd in een faecesmon-
ster kunnen worden teruggevonden.

Van elke variabele is een Odds Ratio (OR) bepaald, welke
zijn weergegeven in tabel 3. Deze resultaten hebben alleen
betrekking op deze studiegroep.

In tabel 3 zijn de resultaten weergegeven voor infecties met
helminthen. Bij honden uit de studiegroep, die jonger zijn
dan één jaar, is de prevalentie voor infecties met helminthen
verhoogd, waarbij het gebruik van praziquantel/pyrantelpa-
moaat hierbij de prevalentie lijkt te verlagen. Verhoogde pre-
valentie bestaat ook bij honden die als zwerfdier in het asiel
zijn opgenomen en bij gebruik van benzimidazolen of sela-
mectine als anthelminticum. In asielen die de hokken vaker
dan één keer daags reinigen, is de prevalentie van infecties
met helminthen hoger ten opzichte van asielen die de hokken
minder vaak reinigen.

Discussie

In eerdere onderzoeken werden andere studiegroepen ge-
bruikt, zoals honden in parken (3), huishonden (6), honden
in fokkennels (7) en speciaal voor het onderzoek aange-
kochte honden (9,10). Vergeleken met gevonden prevalen-
ties uit de literatuur is de in dit onderzoek gevonden preva-
lentie lager dan bij Overgaauw en Boersema (7), waarbij
18 % positief was op infecties met
T. canis en T. leonina. Dit
is niet verwonderlijk, omdat er in fokkennels veel pups en
jonge honden zijn, die gevoeliger zijn voor worminfecties.
Jansen
et al. (3) en Overgaauw (7) vinden voor T canis en

Tabel 3. OR\'s niet de 95% betrouwbaarheidsintervallen, voor hel voorkomen van infecties met helminthen, zoals volgt uit de logistische regressie.

y=Wormen "

Wormid 1* (praziquantel/
pyrantelpamoaat)

Benzimid*

Selamect*

Lftdl 5)

3,3514(1,3177-8,5237)

4,4604
(1,6641-1,9554)

4,1846
(1,5995-10,9480)

iVlIddel*

0,2610(0,1113-0,6123)

2,9432
(1,2120-7,1477)

5,1787
(1,8170-14,7604)

Hokrci2 7)

10)

2,5947
(1,0781-6,2448)

10)

Opnredc2

10)

2,9661
(1,1798-7,4571)

2,4786(1,0208-6,0182)

Asiel 9)

1,0313(0,9649-1,1022)

1,0443
(0,9745-1,1191)

1,0596(0,9879-1,1365)

Prevalentieverlagende factoren zijn vetgedrukt weergegeven.

Afkortingen die gebruikt zijn:

1) Wormen= infectie met helminthen aanwezig.

2) Wormid 1 (praziquantel/pyrantelpamoaat) = Praziquantel/pyrantelpamoaat toegepast.
Benzimid= een (pro-) benzimidazol toegepast.

Selamect= selamectine toegepast.

5) Lftdl= leeftijd < 1 jaar

6) Middel= toegepast anthelminticum
Hokrei2= vaker dan 1 x daags hokreinigen
Opnamerede2= opgenomen in het asiel als zwerfhond
Asiel= asielnummer

1") Bij de logistische regressie zijn de statistisch niet-significante factoren weggestreept, omdat ze geen verband bleken te hebben met de prevalentie van infec-
ties met helminthen. Dit levert de lege cellen op. Omdat de toetsing wel is uitgevoerd en er wel een statistisch relevante uitkomst was in de middelste kolom,
zijn de lege cellen wel weergegeven.

-ocr page 53-

T. leonina (respectievelijk 7% en 7,4% positief) een lagere
prevalentie. Bij beide onderzoeken betrof het huishonden,
wat zou kunnen verklaren dat minder lionden geïnfecteerd
bleken. Rep (9,10) vond hogere prevalenties voor de diverse
helminthen en protozoën, bij speciaal voor het onderzoek bij
handelaren aangekochte honden. Dit betrof voornamelijk
zwerfhonden, welke niet verzorgd en ontwormd zijn zoals
wel te verwachten is bij huishonden. Dit zou de gevonden
hogere prevalenties kunnen verklaren.
In dit onderzoek is gekozen voor bemonstering van honden af-
komstig van verschillende dierenasielen, omdat in deze asie-
len veel honden op een zelfde oppervlak worden gehouden
waardoor de infectiedruk hoog zal zijn. Bovendien zijn de om-
standigheden waaronder de honden afkomstig uit één asiel
worden gehouden gelijk en dus vergelijkbaar voor wat betreft
de factoren die van invloed zijn op de prevalentie van infectie.
Voor deze studiegroep asielhonden zijn de volgende zaken op-
vallend. Bij hondenjonger dan één jaar is de prevalentie van in-
fecties met helminthen ruim drie keer hoger dan van honden
ouder dan één jaar. Dit was te verwachten, gezien het feit dat
jonge honden nog betrekkelijk weinig weerstand tegen deze in-
fecties met met name
Toxocara canis hebben (7). Tegen klini-
sche verschijnselen ten gevolge van infecties met
Toxocara ca-
nis
wordt weerstand opgebouwd naarmate de honden ouder
worden en na doormaken van een infectie. Honden die als
zwerfdier zijn opgenomen in het dierenasiel blijken een ruim
twee keer zo hoge prevalentie te hebben voor infecties met hel-
minthen. Zwerfhonden die lange tijd op straat zwerven, zoeken
hun voedsel op straat en worden niet ontwonnd. Hierdoor is de
kans dat ze een infectie oplopen groot. Niet alle honden die als
zwerfhond in het asiel worden opgenomen, hebben lange tijd
op straat gezworven. Ze kunnen ook weggelopen zijn cn
slechts kort \'gezworven\' hebben. Dan zou het kunnen zijn, dat
aan het ontwormen van deze honden niet voldoende aandacht
is geschonken door de eigenaar, of dat de honden al langere tijd
geleden zijn ontwormd voor het moment van de monstername.
Honden die behandeld zijn met benzimidazolen of selamectine
vertoonden een verhoogde prevalentie van infecties met hel-
minthen, ten opzichte van honden die behandeld waren met
praziquantel/pyrantelpamoaat. Dit zou betekenen, dat de werk-
zaamheid van benzimidazolen en selamectine tegen betref-
fende endoparasieten minder hoog is dan de werkzaamheid
van praziquantel/pyrantelpamoaat. Deze conclusie kan echter
niet met zekerheid worden getrokken, omdat de informatie
over het gebruik van anthelmintica per asiel opgenomen is en
het tijdstip van individuele ontworming niet in alle gevallen
precies bekend is. In de asielen is het beleid wat betreft het ont-
wormen van de honden, dat alle honden binnen twee weken na
aankomst in het asiel ontwormd zouden worden. In dierenasie-
len waar de hokken vaker dan één keer daags gereinigd wor-
den, is de prevalentie voor infecties met helminthen hoger ten
opzichte van asielen die één keer daags de hokken reinigen. In
ogenschouw genomen dat
T. vulpis slechts gevoelig is voor een
beperkt aantal anthelmintica, is het niet ondenkbaar dat asielen
meer moeite moeten doen om
T. vM//7w-infecties door middel
van verbeterde hygiëne te bestrijden, bijvoorbeeld door de ver-
blijven van de honden per dag meerdere malen te reinigen, zo-
dat de infectiedruk vanuit de omgeving van de honden wordt
teruggedrongen.

Conclusie "" I

Voor wat betreft de honden in deze studiegroep blijkt dat
hondenjonger dan één jaar en honden die als zwerfhonden in
het asiel zijn opgenomen, een verhoogde prevalentie hebben
voor infecties met helminthen. Bij deze honden zou aan de
bestrijding tegen endoparasieten in het dierenasiel dus meer
aandacht besteed moeten worden. Dit kan bijvoorbeeld door
deze dieren volgens voorschrift van de fabrikant te ontwor-
men. Tevens kan hierbij gelet worden op de manier van huis-
vesten van deze leeftijdscategorie honden, bijvoorbeeld door
de honden jonger dan één jaar, evenals de zwerfhonden te
huisvesten op een aparte afdeling en de honden binnen de af-
deling individueel te huisvesten. Verder is het raadzaam dat
er per afdeling in het asiel aparte (bedrijfs)kleding wordt ge-
dragen en dat op elke afdeling een set reinigingsmaterialen
aanwezig is. Op deze manier wordt versleep van infectieus
materiaal van de ene naar de andere afdeling zoveel mogelijk
voorkomen en kan de infectiedruk binnen het asiel worden
teruggedrongen. Tegelijkertijd wordt op die manier aan het
aspect van de diergezondheid tegemoet gekomen. Boven-
dien is het van belang dat mensen die een hond uit het dieren-
asiel ophalen, op de hoogte worden gebracht wanneer en met
welk anthelminticum de hond is behandeld tegen endopara-
sieten. Ook dient er voorlichting te zijn over het belang van
behandeling tegen endoparasieten en over een goede hy-
giëne. Eventueel kan overwogen worden om te kiezen voor
een hond die ouder is dan één jaar, die vanwege de leeftijd
een lagere prevalentie heeft voor infecties met helminthen.
Een andere mogelijkheid zou kunnen zijn, dat de honden
ontwormd worden bij binnenkomst èn voordat ze naar de
nieuwe eigenaar gaan. Indien de honden langer dan één jaar
in het asiel verblijven, is het raadzaam om ze elk halfjaar te
ontwormen (13). Op deze wijze wordt aan het volksgezond-
heidsaspect tegemoet gekomen. Een goed ontwormbeleid is
van groot belang, gezien het aantal infecties met endopara-
sieten binnen deze studiegroep. Voor een volledig beeld van
het aantal infecties met endoparasieten bij alle (asiel )honden
in Nederland, is nader onderzoek gewenst.

Dankbetuiging

Graag willen wij de dierenasielen bedanken voor hun medewerking. Tevens
willen wij de heer Jan van den Broek danken voor zijn deskundige adviezen
met betrekking tot dc statistiek.

LiTERATUURLIjST

1. Ahlbom A, and Norell S. introduction to modern epidemiologie.
Epidemiology Resources Inc, Stockholm, 1990: 70-2.

2. Hosmer DW, and Lcmeshow S. Applied Logistic Regression. John
Wiley & Sons Inc, New York, 1989: 39-47.

3. Jansen J, Knapen F van, Schreurs M en Wijngaarden Th van.
Zbxocara-eieren in parken en zandbakken in de stad Utrecht. Tijdschr
Diergeneeskd 1993, 118: 611-4.

4. Kassai T. Veterinary helminthology. Butterworth-Heinemann, Woburn,
1999: 191-2.

5. Kleinbaum DG, Kupper LL, and Muller KE. Applied Regressionanalysis
and other multivariable methods. Duxbury Press, Belmont, California,
1988: 17-8.

6. Overgaauw PAM, Prevalence of intestinal nematodes of dogs and cats
in the Netherlands. Vet Quart 1997; 19: 14-7.

7. Overgaauw PAM, and Boersema JH. Nematoden infections in dog
breeding kennels in the Netherlands with special reference to
Toxocara. Vet Quart 1998; 20: 12-5.

8.. Quinn PJ, Donnelly WJC, Carter ME, Markey BKJ, Torgenson BR,
and Breathnach RMS. Microbial Endoparasitic Diseases of the dog
and cat. W.D. Sander company ltd., London, 1997: 49-51.

9. Rep BH. Uncinaria stenocephala-\'miecXxsi in Nederlandse honden. T
Tijdschr Diergeneeskd 1979; 104:475-8.

-ocr page 54-

10. Rep BH. Spoelworminfecties bij Nederlandse honden. Tijdschr
Diergeneeskd 1980; 105; 282-9.

11. Rochette F. Dog Parasites and their Control. Janssen Animal Health
BVB.A, Belgium, 1999: 132-4.

12. Rommel M, Eckert J, Kutzer JE, Körtug W, und Schieder T.
Veterinärmedizinische parasitologie begründet von J.B. Boch und R.
Supperer. Blackwell Wischenschafts- Verlag, Berlin-Wien, 2000:
505-8.

13. Spoelwormenbestrijding, van belang voor mens en dier. Stichting voor
Gezelschapsdieren, in samenwerking met de Keuringsdienst van
Waren, RIVM en de Faculteit der Diergeneeskunde, 2000.

14. Syllabus Algemene Microbiologie, Vakgroep Infectieziekten en
Immunologie, Utrecht, 1998: par. 6-7.

15. Thienpont D, Rochette F en Vanparijs OFJ. Diagnose van verminosc
door koprologisch onderzoek. Janssen Research Foundation, Beerse,
België, 1986: 109-27.

De naoorlogse geschiedenis van miltvuur in Nederland

J.A. van Vliet en A.A. Wanis-Verstegen. Inf. Ziekten Bulletin looy, 14:

Omdat de meeste collegae waar-
schijnlijk niet geabonneerd zijn
op het Infectieziektebulletin, leek
het referent wel nuttig via een
referaat te wijzen op dit interes-
sante artikel over miltvuur.

Referate

Tussen 1903 en 1945 zijn in ons
land nog 126 mensen aan milt-
vuur overleden; na 1945 nog maar twee. Het zal de
meeste lezers bekend zijn dat vanaf 1942 gestorven die-
ren naar een destructiebedrijf dienen te worden gebracht.
Daarvóór werden door miltvuur overleden dieren begra-
ven; deze \'begraafplaatsen\' werden veelal gemarkeerd
door een alleenstaande eik, aangevende dat men deze
plaats dan geruime tijd niet meer voor landbouw of vee-
teelt kon gebruiken.

Na 1945 was miltvuur voornamelijk een importziekte
door invoer van beendermeel, botten, huid of haren.

Beroepsinfecties zag men dan ook bij havenarbeiders,
bewerkers van huiden, borstelmakers, et cetera. Toch zijn
in de laatste jaren ook wel infecties voorgekomen bij
slagers en keurmeesters. In de zeventigerjaren zagen we
nog wel zo\'n veertig tot vijftig miltvuurgevallen bij run-
deren; de laatste jaren zijn infecties uiterst zeldzaam
geworden.

Opvallende infecties in de negentiger jaren waren nog:
een infectie bij een collega die sectie had uitgevoerd op
een koe met miltvuur, een slachter die tot aan zijn oksel
in een kadaver had gezeten om de milt te voelen (het dier
was levend aangevoerd met de diagnose: maagbloeding!)
en een veehouder die, zonder gebruik van handschoenen,
geholpen had bij de geboorte van een dood kalf van een
ziek moederdier.

J. Goudswaard

Observations on the distribution and control of Salmonella species
in two integrated broiler companies

R. Davies, M. BreslinJ.E.L Corry, W. Hudson, and V.M. Allen. The Vet Recioov, 149:227-32.

Op twee grote geïntegreerde slachtpluimveebedrijven werd
getracht door het treffen van hygiënische maatregelen, als-
mede door grondige en periodieke desinfectie van de stallen
en de directe omgeving ervan de frequentie van voorkomen
van salmonella-bacteriën te verminderen. Dezelfde maatre-
gelen werden toegepast op de toeleverende bedrijven zoals
broederijen, maalderijen, koelhuizen, alsmede op transpor-
ten stalutensiliën. Hiervoor gebruikte men quaternaire am-
moniumverbindingen, phenolbevattende preparaten en for-
malinedampen. Hoewel er een aanmerkelijke reductie van
salmonellae werd waargenomen, zowel in kwantitatieve als
kwalitatieve zin lukt het niet deze bacteriën totaal te elimine-
ren. Dit wordt toegeschreven aan technische onmogelijkhe-
den (maalderijen) en aan slordigheden bij aanvoer op de be-
drijven. Ook wordt gesteld dat één en ander ook gekoppeld is
aan het aantal monsters dat men neemt.
Onder de geïsoleerde speciës werd ook
S. enteritidis en S. ty-
phimurium
aangetroffen.

J.P.W.M. Akkermans

-ocr page 55-

i

I

i

WEG

Drontal®Dog. Veilig ontwormen.

C •

f

8

DrontaPDoq
tabletten/compria ^

Spoelwormen Haakwormen Zweepwormen Lintwormen

Afrekenen met wormen hoeft geen strijd te zijn. Niet voor u, uw klant en ook niet voor
de hond. Want na jarenlang onderzoek geeft Bayer u het ultieme wapen... er is geen worm
meer die zich nog kan verdedigen. DrontaPDog is hét middel dat alle wormen overwint.
Veilig, betrouwbaar en gemakkelijk: vier keer per jaar één behandeling en de wormen zijn
weg. Gewoon-weg.

Werkzame bestanddelen: 1 tablet bevat 50 ing praziquantel. 144 mg pyrantelembonaat en 150 mg febantel • Indicaties: Betiandeling »an menginlecties
me lond- en lintwormen bij de tiond, zoals: spoelwormen (Toxocara canis. Toxascaris leonina), lintwormen (Ecllinococcus granulosus. Echinococcus
multilocularis, Dipylidium caninum. Taenia spp,, Multiceps multiceps, Mesocestoides spp.), haal<wormen {Uncinaria stenocephala Ancylostoma caninum) en
zweepwormen (Trichuris vulpis) • Contra-indicaties: Geen bekend. In afwachting van verdere proeven tijdens de vroege drachtperiode, is het aangeraden Drontal
niet te gebruiken tijdens de eerste helft van de dracht • Bijwerkingen: Drontal\'Dog wordt goed verdragen • Doserino\'
1 tabiet oer 10 ka
" substantie per 10 kg lichaamsgewicht) • Verdere informatie verkrijgbaar bij Bayer B.V, Division Animal Health F

,.^•3641 RT Mlldrecht, Tel, 0297-280470 - REG NL 8983, www bayer nl

Bayer HealthCare

-ocr page 56-

Goedgekeurd of slecht gekeurd?

laira Boissevain

Met alle verborgen en minder ver-
borgen gebreken bij dieren zijn keu-
ringen door een dierenarts steeds ge-
woner Dat brengt met zich mee dat
de eisen die hieraan worden gesteld
zich steeds meer uitkristalliseren,
niet in de laatste plaats door de uit-
spraken van het Tuchtcollege hier-
over Een koper laat veel qßangen
van de mening van de keurende dierenarts, die mede daarom
geacht wordt zorgvuldig te werkte gaan. Hoe voorde hand dat
ook ligt, het gaat toch niet altijd goed...

Eenmaal, andermaal, verkocht!

Een paardensporter koopt een vierjarige ruin voor de sport,
onder de voorwaarde dat het dier klinisch en röntgenolo-
gisch wordt goedgekeurd door een dierenarts.
Dat is geen probleem; het paard is eigendom
van de dames A en B, en mevrouw B is
toevallig getrouwd met een veterinair
die het paard best wil keuren. "Het is
niet zijn paard, maar dat van zijn
echtgenote, dus kan hij objectief
zijn", zo meent hij. Keuren is bo-
vendien zo moeilijk niet; hij
heeft nog een setje röntgenfoto\'s
van het paard van anderhalfjaar
geleden in de la liggen. Op basis
van deze foto\'s en op basis van
een klinische keuring krijgt het
paard bij alle in het rapport be-
noemde onderdelen de classificatie
I. In de rubriek \'röntgenonderzoek van
andere onderdelen\' venneldt de dieren-
arts \'geen oc of ocd\'. Met deze veterinaire
goedkeuring wordt de koop gesloten. De foto\'s
worden aan de nieuwe eigenaar meegegeven, die ervan
uitgaat dat het een complete en nieuwe set foto\'s betreft.

Kiekjes?

De ruin begint met de training, maar vier weken later loopt
het paard al niet meer lekker. Rust, medicijnen, opbouwen,
rust, maar na een halfjaar is het dier nog steeds kreupel. Dat
is niet wat de eigenaar had gedacht bij de aankoop van een
sportpaard, en hij laat door zijn eigen dierenarts nieuwe rönt-
genfoto\'s maken. Tot zijn grote schrik blijkt daaruit dat het
paard een duidelijk afwijkend straalbeen klasse 4 heeft, met
artrose in het hoefgewricht en een lage overhoef Hoe kan dit?
Met de foto\'s die hij van de keuringsdierenarts heeft gekregen
gaat hij naar de afdeling Diagnostische Beeldvorming van de
Faculteit der Diergeneeskunde. Deze deskundigen maken de
eigenaar er niet alleen op attent dat de foto\'s anderhalf jaar
oud zijn, maar zijn ook weinig enthousiast over de foto\'s zelf
De kwaliteit is zeer slecht, de serie is onvolledig en op grond
van deze foto\'s is een diagnose of een verantwoorde interpre-
tatie onmogelijk.

Veterinai
tuchtrech

Keuringsnormen en waarden

Na dit vernietigende oordeel en het kreupele paard, kan
een tuchtzaak al bijna niet meer uitblijven. De keurende
dierenarts zegt dat de eigenaar op de hoogte was van de
verouderde foto\'s en dat het paard ten tijde van de keuring
geheel gezond was. De gebreken zijn niet te antedateren
tot het tijdstip van verkoop, dus treft hem geen blaam. Het
Tuchtcollege neemt geen genoegen met dit verweer.
Allereerst wordt opgemerkt dat de dierenarts het paard dat
zijn echtgenote wilde verkopen heeft goedgekeurd. Het
zou kunnen dat hij juridisch geen eigenaar was, maar het
ware netter geweest als de dierenarts iedere schijn van be-
langenverstrengeling had vermeden en zelf het initiatief
had genomen om de keuring door een andere dierenarts te
laten verrichten.

Keuringsvormen en paarden

De vraag of de eigenaar op de hoogte was
van het feit dat de foto\'s verouderd wa-
ren, ontaardt in een welles-nietes dis-
cussie, die door het Tuchtcollege
van tafel wordt geveegd met de
stelling dat "röntgenfoto\'s die
worden gebruikt voor een keu-
ringsrapport, bij voorkeur spe-
ciaal ten behoeve van dat keu-
ringsrapport moeten worden
gemaakt." Als oudere röntgen-
foto\'s worden gebruikt, moet dit
in het rapport worden aangege-
ven, onder vermelding van de da-
tum van de foto\'s.
De dierenarts heeft dit achterwege
gelaten en de foto\'s gebruikt om de ge-
zondheidstoestand van het paard ander-
half jaar later te beoordelen. Ook anderszins
vertoont het rapport onjuistheden en tekortkomin-
gen, zoals bijvoorbeeld de mededeling \'geen oc of ocd\' bij
\'andere onderdelen\'. Dat is echt onvoldoende voor een
keuringsrapport. Nu deze diagnostiek ook nog eens is ge-
baseerd op foto\'s van slechte kwaliteit, begrijpt het
Tuchtcollege niet hoe de dierenarts tot een gunstig oordeel
over het paard heeft kunnen komen.
Ook al is niet meer na te gaan hoe de werkelijke kwaliteit
van het bewegingsapparaat van het paard ten tijde van de
verkoop is geweest, toch is deze dierenarts bij het opstel-
len van het keuringsrapport ernstig tekortgeschoten.
Daarmee is het vertrouwen in de diergeneeskunde
geschonden, en is het paard mogelijk zwaarder belast
geweest dan verantwoord was. Het Tuchtcollege vindt dat
een zeer ernstige nalatigheid en legt de dierenarts een
boete van € 1500,- op. Daarnaast wordt publicatie van
de uitspraak gelast, waarmee meestal wordt beoogd
de beroepsgroep te wijzen op de diergeneeskundige
normen en waarden. Ter lering ende vermaeck, zullen
we maar zeggen?

-ocr page 57-

OctacUline

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

• Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

®

Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

OCTACILLINE-

Productinformatie:

OCTACILLINE\', Diergeneesmiddel, UDA, REC NL 10112 Samenstelling: 1 g bevat: amoxicilline als trihydraat 702,4 mg {dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). Indicatie:
Varken: Luchtweginfecties, maagdarm kanaalinfecties, urogenitale Infecties, oornecrose, secundaire
infecties bij virusziekten en septicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-eierleggende kip: Luchtweginfecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering:
longe varkens (tot 6 maanden): 10 • 20 gram
Octacilline per 100 liter drinkwater per dag {dit komt overeen met 5,6 • 11,2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Qudere varkens (ouder dan 6 maanden): 15 - 30 gram Octacilline\' per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 - 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Kippen (tot ongeveer 4 weken leeftijd); 17 gram Octacilline® per 100 liter
drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 • 5 dagen. Ki
ppen (ouder
dan 4 weken leeftijd):
28 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Contra-indicaties: Niet combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerkingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen, Kici Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

OCTACILLINE-

-4nimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 58-

Een steen in de BVD-vijver

Vaccinatie als wapen tegen BVD

Jan Hulsen

Naast een update van kennis over
de ziekte BVD en de bestrijding er-
^^^^^^^^ van, gaf de lezingencyclus Villa
fï^Bffff^ff BVD ook ruimte voor discussie
over professionele dilemma\'s. Op
^^^^^^^ welk moment adviseer je een vee-
houder om radicale maatregelen te
nemen? Hoe diepgravend moet je
kijken om schade door BVD vast te
stellen? Welk niveau van bedrijfsbescherming streef je na?
Anders gezegd: baseert de individuele veehouder zijn
keuze om wel of niet te vaccineren puur op kosten-baten-
economie, of spelen andere aspecten een rol?

Intervet beoogt met de organisatie van Villa BVD meer aan-
dacht te krijgen voor het gebruik van vaccins in het algemeen
en voor BVD in het bijzonder. Intervet is overtuigd dat vaccina-
tie tegen BVD naast het ruimen van dragers toegevoegde
waarde heeft voor de rundveehouderij in Nederland.
Meer dan vierhonderd dierenartsen lieten zich bijpraten door
de Engelse hoogleraar Brownlie over Bovine Virus Diarree.
Professor Joe Brownlie leidt de dierenartsen langs de hoofdlij-
nen van de ziekte BVD, met regelmatig een verdieping op
plaatsen waar dit van belang is voor de praktijk. Practicus
Marco Verhoef vertelt hoe hij en zijn collega\'s in de praktijk
met deze ziekte omgaan.

Dit artikel geeft een beeld van de bijeenkomsten van Villa
BVD, omlijst met informatie uit vakliteratuur en gesprekken
met ondermeer Brownlie en de Gezondheidsdienst voor
Dieren (GD).

Bijpraten en nieuwe inzichten

In de huidige situatie ontstaat de grootste schade van BVD via
twee mechanismen doordat BVDV:

1.de baarmoederwand en vruchtvliezen passeert om vervol-
gens de conceptie te infecteren.

2. immuunsuppressie veroorzaakt, met als gevolg een nadruk-
kelijkere manifestaties van andere infecties en aandoe-
ningen.

Transplacentaire infectie kan in de vroege dracht leiden tot
sterfte van de vrucht, met vervolgens resorptie, mummificatie
of abortus. Maar het kal^e kan deze aanslag overleven. Vindt
de infectie plaats voor dag 110 van de dracht, dan moet het im-
muunsysteem nog gevormd worden. Het kalf kan BVDV niet
bestrijden en zal het als onderdeel van het eigen lichaam gaan
beschouwen, het wordt een virusdrager. In de eerste zes maan-
den kan BVDV ook de
blood-brain-barrier passeren en her-
senbeschadigingen veroorzaken. Na 180-200 dagen dracht ge-
beurt dit niet meer.

Dragers, persistent geïnfecteerde dieren, zijn altijd geïnfec-
teerd met niet-cytopathogeen virus. Dat zijn virussen die in
weefselkweken geen celbeschadiging veroorzaken. De drager
zal nooit afweerstoffen maken tegen het virus in zijn lijf
Muteert dit virus tot een cytopathogene variant, dan ontwikkelt

de drager mucosal disease. De cytopathogeniteit van het
nieuwe virus is de oorzaak van de weefselbeschadiging cn van
het ziektebeeld. De cythopathogene stam kan andere dragers in
de koppel besmetten en aldus een uitbraak van mucosal disease
veroorzaken. Rundvee in de omgeving van de dragers zal reeds
een infectie doorgemaakt hebben en nauwelijks klinische pro-
blemen ondervinden. Naïeve\' dieren zullen \'gewoon\' een in-
fectie doormaken, waarbij geen dragers ontstaan. BVDV is een
enkelstrengs RNA-virus en die hebben de eigenschap dat ze
veel en vaak muteren. Dragers kunnen afweerstoffen ontwik-
kelen tegen heterogene BVD-stammen, maar dit gebeurt zeer
zelden.

Infectiegolven en vruchtbaarheid

BVDV blijkt een tropisme te bezitten voor geslachtsorganen.
Brownlie presenteert een grafiek die de antilichaamtiter in de
tijd laat zien. De titer stijgt door tot zo\'n tien weken na infectie,
terwijl na twee weken geen virus meer aantoonbaar is in het
bloed. Na toediening van hoge doses corticosteroïden dertig tot
veertig dagen na infectie, lukt het om weer virus in het bloed
aan te tonen. In eigen onderzoek vond Brownlie virus op en in
eicellen en embryo\'s.

BVDV verschuilt zich dus langere tijd in het lichaam en doet
dit waarschijnlijk in de geslachtsorganen, aldus Brownlie. Dit
alles vormt een verklaring voor de vermindering van de ferti-

\' Naïef: niet eerder met het virus in contact gekomen, zonder specifieke afweer.

-ocr page 59-

liteit door BVD-infecties, die de laatste jaren sterk in de be-
langstelling staat. Buitenlands onderzoek laat een duidelijke
verslechtering zien van de bedrijfsfertiliteit, zonder specifieke
aanknopingspunten; de tussenkalftijd wordt langer. Of dit ook
in de Nederiandse situatie relevant is, is - nog - nooit onder-
zocht. Maar een - tijdelijk - slecht bevruchtende stier of een
koppeltje pinken dat onverwacht niet drachtig blijkt, kunnen
het gevolg zijn van een recente infectie. Sperma is een uitste-
kend overdrachtsmedium voor virus en stieren kunnen langdu-
rig virus uitscheiden.

Verhoef presenteert een casus waarin twee infectiegolfjes, uit-
mondend in een grote uitbraak op het moment dat een drager
bij de melkveekoppel komt. Dit golvende infectiebeeld wordt
vaak waargenomen. De verklaring schuilt mogelijk in het feit
dat bij een infectie van een immuuncompetent naïef dier,
een
primaire infectie,
slechts enkele dagen virus aantoonbaar is in
het bloed en in de excreta. De virustiters blijven daarbij veel la-
ger dan in een drager. Voor virusoverdracht is nauw contact no-
dig tussen dieren. Dus een primaire infectie zal zich moeizaam
en traag door een koppel verspreiden, en kan gemakkelijk
doodlopen. Met dien verstande dat er later wel dragers geboren
kunnen worden.

Dragers daarentegen scheiden hun leven lang continu grote
hoeveelheden virus uit in alle excreta. Daardoor onderhouden
zij veel effectiever een infectie en veroorzaken zij veel gemak-
kelijker grotere uitbraken.

BVD bestrijden

Er bestaan vier methoden om BVD aan te pakken, stelt
Brownlie:

1. Niets doen. Deze aanpak acht hij obsoleet, aangezien er geen
onschadelijke B VD-virussen bestaan en we beschikken over
goede bestrijdingsmiddelen.

2. Dragers tussen het jongvee laten om deze afweer te laten ont-
wikkelen. Ook deze methodiek vindt Brownlie achterhaald.
Dragers vormen een ongecontroleerd risico. Bovendien is er
totaal geen zekerheid en zicht op de effectiviteit van de aan-
pak.

3. Dragers opsporen en ruimen. Een goede aanpak, mits het
risico van herinfectie van het bedrijf minimaal is.

4. Dragers opsporen en ruimen, in combinatie met vaccinatie.
Brownlie vindt dat vaccinatie een belangrijk hulpmiddel is
bij BVD-beheersing en zeker ingezet dient te worden als het
infectierisico van het bedrijf, de
hiosecurity, niet zekerge-
steld is.

ACUre INFEC\'ÜON

- Mms clearance 10*14 days

■ jniibod>- responses slow plateau
ll-10- 12 weeks

- anlibodioa crnHS>prolcc(ivi: lo ollici

BVnV isoluics
• lecognitiwi of ftirther anUgentc
divetsity {Oroup la. Ib.iJn). ;

- nrus rccnklcscciKc frotii tissue |
for long periods,

Prof. Joe Brownly geldt mondiaal als de expert op het gebied van BVD en persistente
virusinfecties.

Het niveau van biosecurity

Biosecurity is daarmee de naam geworden van de bescherming
die het bedrijf heeft tegen in dit geval BVD. Voor BVD-vrije
bedrijven bestaat het uit de optelsom van de hoeveelheid virus
in de omgeving en de factoren die het virus in contact met het
vee kunnen brengen (aanvoer vee, bezoekers, veewagens,
weidecontacten, en andere), afgezet tegen de effectiviteit van
maatregelen om het virus buiten de deur te houden.
Ongeveer twee procent van de rundveepopulatie is BVD-dra-
ger. Bestrijdingsprogramma\'s zouden dit percentage moeten
verminderen. Op dertig tot veertig procent van de bedrijven
loopt tenminste één drager rond, met een grote spreiding in
aantallen.

De EU kent overlegorganen voor ondermeer de aanpak van
BVD. Binnen deze organen is Scandinavië overtuigd voorstan-
der van BVD-bestrijding middels eradicatie, zonder gebruik
van vaccinatie.

De kenmerken van bedrijven en hun naaste omgeving bepalen
het niveau van
infectiedruk. Het lijkt logisch dat hierin ver-
schillen bestaan tussen Scandinavië, Engeland en Nederland.
Op tachtig tot negentig procent van de Nederlandse bedrijven
lopen koeien met afweerstoffen tegen BVD. Dit impliceert dat
het een wijdverspreide ziekte is. Binnen het bestrijdingspro-
gramma van de GD wordt jaarlijks bij vijf tot tien procent van
de bedrijven weer een titeromslag gevonden in het bewakings-
onderzoek. Dit geeft aan dat de
biosecurity niet sluitend is.
Maar het kan ook komen doordat in de praktijk fouten worden
gemaakt bij de monstername en doordat de testen incidenteel
een drager missen. In de helft van deze gevallen vindt men ver-
volgens een drager.

Het bewakingsonderzoek bestaat uit serologie bij vijf pinken
tussen acht en twaalf maanden. Het toont een BVD-infectie
aan als afweerstoffen gevonden worden. Pinken met afweer-
stoffen zijn meestal het gevolg van infecties vanuit nieuwgebo-
ren dragers. Op het moment dat een drager gevonden wordt,
heeft zich een infectie bij het melkvee of bij de drachtige pin-
ken/vaarzen afgespeeld. De schade bestaat uit het opruimen
van de drager, plus de kosten als gevolg van klinische klachten
bij kalveren én bij de volwassen dieren c.q. pinken. Een een-
voudige rekensom leert het moment van de infectie: tenminste
170 dagen voor de geboorte van de drager.

Hoe ga je ermee om in de praktijk

"Primair wil ik ervoor zorgen dat BVD geen schade veroor-
zaakt op het bedrijf van een veehouder", stelt praktiserend er-
kend rundveedierenarts Verhoef "Eradicatie is daarbij een
middel en geen doel op zich. Bedrijven waar de koeien geen af-
weer hebben tegen BVD zitten op een tijdbom". De standaard-
aanpak van BVD in zijn praktijk bestaat uit het GD-bestrij-
dingsprotocol in combinatie met vaccinatie. Omdat BVD traag
door een koppel spreidt, legt de praktijk een vaccinatiedeken
op bedrijven waar BVD is geconstateerd.
Verhoef vertelt dat in zijn praktijk op jaarbasis twintig procent
van de BVD-vrij gemaakte bedrijven te maken krijgt met een
BVD-infectie. Daarnaast ziet hij grote schade door BVD-uit-
braken. Dierenartsen in de zaal geven aan de eigen praktijk niet
te herkennen in deze feiten en veel minder problemen te zien.
De vraag of deze discrepantie voortkomt uit de manier van kij-
ken of uit gebiedsverschillen, blijft open. Het standpunt van de
GD luidt dat BVD-programma uitstekend kan samengaan met
vaccineren.

Een specifiek interessant punt van Verhoefs voordracht is het
feit dat de dierenartsen in zijn praktijk een expliciete, gezamen-

-ocr page 60-

lijke visie op BVD hebben ontwikkeld, met bijbehorende pro-
tocollaire aanpak. De praktijk staat voor haar visie en draagt
deze uit. Daarmee hebben de klanten duidelijkheid en de die-
renartsen zelf ook.

De neuzen van de dierenartsen dezelfde kant uit krijgen,
dat noemt Verhoef de grootste drempel in het proces van
visie-vorming en vaststellen van het behandelingsprotocol.
"Iedereen weet toch hoe eigenwijs-ie is?!" Vanzelfsprekend
kan elke veehouder besluiten het advies van de dierenarts
niet op te volgen.

Casus

Verhoef schetst een casus van een bedrijf met drie verwerpers.
De veehouder vraagt om een consult. Verhoef adviseert hem
op dat moment om bij het bloedonderzoek ook neospora- en
BVD-titratie aan te vragen. De BVD-titratie geeft een anti-
stoffentiter. "Een titer van 128 is sterk verdacht van BVD, bij
256 weetje het eigenlijk wel zeker." De drie verwerpers vorm-
den de voorbode van een golf BVD-gerelateerde problemen,
inclusief twaalf doodgeboortes en zes aangetoonde dragers.
(In dit geval dekt de calamiteitenverzekering de schade, inclu-
sief de vaccinatie.)

Bij analyse van de casus blijkt er recentelijk een drager-vaars
bij de melkveekoppel gekomen te zijn. In de periode dat haar
moeder drachtig was, heeft een dierenarts ook een verwerper
bloedgetapt en daarbij een BVD-antilichaam titer van 128 ge-
vonden. "Op dat moment heeft de veehouder het advies gekre-
gen om BVD aan te pakken op zijn bedrijf Had hij dat gedaan,
dan had de uitbraak niet plaatsgevonden."
Kort na de geboorte van deze drager speelde wederom een in-
fectie. De jongste kalveren, met de drager, staan in de stalperi-
ode in dezelfde stal als het melkvee. Twee jaar later komt de
drager in de melkveekoppel en veroorzaakt daar de geschetste
BVD-uitbraak.

Het onderling gesprek

De discussie, plenair en tijdens de borrel, gaat vervolgens over
diverse aspecten van de inbreng van de dierenarts. Bijvoor-
beeld het moment waarop je als dierenarts een rigoureuze in-
greep adviseert. Bij BVD is het van belang om vroeg te hande-
len, stellen zowel Brownlie als Verhoef
En natuurlijk spreekt men over wel of niet vaccineren tegen
BVD. Vaccineren geeft bescherming tegen BVD-problemen.
Daarmee is het logisch om veehouders de mogelijkheid aan te
reiken om hun vee te vaccineren, in samengang met het rui-
men van dragers. Een expliciet vaccinatieadvies kan een uit-
stekende aanpak vormen, met voordelen voor veehouder en
dierenarts.

Dit artikel kwamt tot stand met ondersteuning van Inten/et Nederland BV.

Kwaliteitsmanagement

Wilt u op een eenvoudige wijze aan de
KRD/ISO-normen voldoen?
Amos Kwaliteitsmanagement heeft een
praktische methode met als kenmerken:

• ongecompliceerd

• in de praktijk ontwikkeld

• gemakkelijk te onderhouden

Informeer vrijblijvend bij:
Amos Kwaliteitsmanagement

Gerard van Eijden, dierenarts
Bert Peerboom, kwaliteitsdeskundige
Uraniumweg 27e, 3542 AK Utrecht
Tel.: 030 -241 24 25
e-mail: peerboom@amos.nl

-ocr page 61-

De toekomst van de diergeneeskunde in Nederland

M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Op dit moment zijn er in Nederland groepspraktijken en
éénmanspraktijken die voor één diersoort, meerdere dier-
soorten of alle diersoorten hun diensten aanbieden. De
vraag is of dit in de toekomst zo zal blijven of dat er duide-
lijke veranderingen te verwachten zijn. Zowel de Faculteit
der Diergeneeskunde in Utrecht als ook die in Gent zijn be-
zig met curriculumvernieuwingen. Hierbij wordt er in Gent
een scheiding tussen de landbouwhuisdieren inclusief het
paard en de gezelschapsdieren gemaakt. (Noot van de
schrijfster: in Nederland is deze scheiding anders gelegd en
wordt gesproken van koppelgehouden dieren (landbouw-
huisdieren) en individueel-gehouden dieren (gezelschaps-
dieren en paard); in het curriculum 2001, waarvan de eerste
studenten in 2007 zullen afstuderen, zijn zes uitstroompro-
fielen voorzien, die echter (nog wel) allemaal tot een alge-
mene bevoegdheid zullen leiden).

Toekomstige ontwikkelingen

Dierenartsen

De verwachting is dat het aantal dierenartsen nog enigszins zal
toenemen en dat hiervan een steeds groter deel van het vrouwe-
lijk geslacht zal zijn. Dierenartsen zullen in het algemeen min-
der werkuren en meer vrije tijd willen, maar daarnaast ook
\'leuk\' werk belangrijk vinden én prijs stellen op een goede tot
zeer goede betaling. Recent is in Gent een inventarisatie ge-
houden waarbij gevraagd werd waarom de studenten voor het
vak diergeneeskunde gekozen hadden. In volgorde van belang-
rijkheid werden genoemd:

- werken met dieren

- geïnteresseerd in de wetenschap

- stabiele carrière

- mensen helpen

- eervol beroep

- werken\'in het veld\'

- veel verdienen

Als eerste werd in Gent dus gelukkig nog steeds het werken
met dieren genoemd (noot van de schrijfster: recent stond \'wer-
ken met dieren\' bij een min of meer vergelijkbare inventarisatie
in Utrecht bij een aantal studenten niet op de eerste plaats).

Dieren

De verwachting is dat het aantal dieren in de landbouwhuisdie-
rensector sterk zal afnemen. Bij rundvee dient men naar schat-
ting rekening te houden met een afname van ongeveer tien pro-
cent, terwijl bij varkens en pluimvee toch een inkrimping van
vijftig procent voorstelbaar is. Waarschijnlijk zal het aantal
paarden ongeveer gelijk blijven, terwijl het aantal gezelschaps-
dieren zal toenemen.

Praktijken

Als we een voorzichtige rekensom maken dan zullen er in
Nederiand in 2020 nog 10.000 rundveebedrij ven over zijn met
gemiddeld ongeveer 200 tot 250 stuks rundvee. Een dierenarts
zal ongeveer dertig bedrijven onder zijn hoede hebben en een
gemiddelde rundveepraktijk zal uit drie a vier dierenartsen be-
staan. Dat betekent dat er in 2020 in Nederland waarschijnlijk
nog maar honderd praktijken met rundvee over zullen zijn.
Ook het aantal varkensbedrijven zal nog verder afnemen dan
nu reeds het geval is. In 1972 waren er in Nederland 90.000
varkensbedrijven, in 1988 waren dat er 33.000, in 2003 waren
het er ongeveer 9000 en de verwachting is dat er in 2020 nog
slechts 3000 varkensbedrijven over zijn met enkele honderden
zeugen en de bijbehorende vleesvarkens per bedrijf Als we er
dan vanuit gaan dat een varkensdierenarts ongeveer twintig van
deze bedrijven kan begeleiden en dat er twee a drie dierenarts-
en per varkenspraktijk zullen zijn, dan zijn er in 2020 in
Nederland nog slechts zestig praktijken met varkens.

Verwachtingen van de studenten

In 2020 zal verreweg het grootste deel van de in dat jaar afstu-
derende collega\'s kiezen voor de gezelschapsdieren- of de
paardenpraktijk en een veel kleiner deel voor landbouwhuis-
dieren of andere richtingen zoals veterinaire volksgezondheid
en wetenschap. De behoefte aan dierenartsen in de gezel-

Op 20 december 2003 nam Jaap
Westerbeek afscheid als practi-
cus na ruim dertig jaar werk-
zaam te zijn geweest in het
Veterinair Centrum Someren.
Ter gelegenheid van dit afscheid
gaven diverse sprekers hun visie
over het verleden en de toe-
komst van de diergeneeskunde
én over de prominente rol die
drs. Westerbeek hierin heeft ge-
speeld (en waarschijnlijk ook
nog wel zal spelen want hij zet
zijn carrière nog enige jaren
voort als staffunctionaris Land-
bouwhuisdieren bij het PAO-D).
De voordracht van prof dr. Aart
de Kruif, die zich vooral richtte
op de toekomst van de diergeneeskunde is, met zijn toestem-
ming, verwerkt tot bijgaand artikel.

Prof dr Aart de Kruif is in 1971
afgestudeerd als dierenarts in
Utrechten vani97i tot 1978heeft
hij gewerkt bij de toenmalige
Kliniek voor Verloskunde, Gynae-
cologie en Kl. In 1975 is professor
De Kruif daar gepromoveerd op
een proefschrift getiteld \'Ferti-
liteit en subfertiliteit bij het
vrouwelijk rund\'. Van 1978 tot
1988 Is hij werkzaam geweest in
Veterinair Centrum Someren. In
1988 heeft professor De Kruif een
positie als hoogleraar Voortplan-
ting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde in Gent aanvaard.
Sinds 1997 vervult professor De Kruif daarnaast in Gent ook de
functie van decaan. In 1998 werd professor De Kruif erkend als
\'founding diplomate\' of the European College of Animal
Reproduction (ECAR) en in 2002 werd hem in Giessen een ere-
doctoraat van deJustus-Liebig-Universitat uitgereikt.

-ocr page 62-

schapsdieren en de paarden zal duidelijk lager zijn dan het aan-
tal beschikbare dierenartsen, terwijl de behoefte in de land-
bouwhuisdieren en de overige richtingen juist hoger zal zijn
dan het aantal beschikbare afgestudeerden. In tabel 1 worden
enkele getallen gegeven zoals die recent voor Vlaanderen zijn
opgesteld. Ervan uitgaande dat Vlaanderen ongeveer de helft
van Nederland is, kunnen deze getallen grofweg met twee ver-
menigvuldigd worden om een overzicht voor de Nederlandse
markt te geven.

Maatschappij en consument

In 2020 zal de gemiddelde consument enerzijds een grote(re)
kennis hebben (doorgaans verkregen via internet), maar ander-
zijds door de steeds verdergaande verstedelijking geen of nau-
welijks ervaring hebben met grote huisdieren. Door de toene-
mende regulering en het meer \'verwend\' zijn van de consument
zal de dierenarts moeten voldoen aan steeds hogere eisen. Dit zal
ook leiden tot het vaker aansprakelijk stellen van de dierenarts
voor (vermeende) beroepsfouten. De consument zal van de die-
renarts verwachten dat hij/zij persoonlijk benaderd wordt en
geen \'nummer\' is. Ook zal van de dierenarts verwacht worden
dat hij/zij diepgaande vakkennis van de betreffende diersoort
heeft (erkende paarden-, rundvee-, varken- of dierenarts voor ge-
zelschapsdieren) en/of discipline-specialist (liefst diplomate van
een Europees Specialistencollege). Tot slot moet de dierenarts
natuurlijk klantgerichte service bieden. Zo zal de klant verwach-
ten dat de dierenarts aardig, vriendelijk en degelijk is en dat
hij/zij iets goed kan uitleggen. De klant gaat er natuurlijk ook
vanuit dat de praktijk goed bereikbaar is en dat deze ook
\'s avonds en op zaterdag geopend is. De dierenarts zal vaak geko-
zen worden op basis van mond-op-mond reclame en tot slot
moet de dierenarts goedkoop zijn! (Noot van de schrijfster:
mogelijk is kwaliteit in 2020 nog wel belangrijker dan prijs).

Gevolgen van de te verwachten ontwikkelingen

Voor de dierenarts en de opleiding

Er komt een verdere diersoortgerichte differentiatie in de op-
leiding. Ook de specialisatie zal verder toenemen waarbij de
specialisten op Europees niveau erkend moeten zijn (diplo-
mate van een Europees specialistencollege, verenigd in de
European Board ofVeterinary Specialisation - EBVS). Het
volgen van postacademisch onderwijs wordt ook steeds be-
langrijker en er zal vraag zijn naar goede intensieve cursus-
sen op hoog niveau. Goede communicatieve vaardigheden
zijn een absolute vereiste.

Dit alles zou zich in de opleiding op diverse manieren kun-
nen vertalen. Een mogelijkheid zou zijn een \'bachelor-oplei-
ding\' van drie jaar met daarna een \'master-opleiding\' van
driejaar.

Bij een \'master-opleiding\' kan dan onder meer gedacht wor-
den aan:

- voedselproducerende dieren en veterinaire volksgezond-
heid

- paard

- hondenkat

- bijzondere dieren / dierentuindieren

- proefdieren

- tropische diergeneeskunde

Niet iedere veterinaire faculteit in Europa zal alle \'master-
opleidingen\' kunnen/willen aanbieden. Ook zullen de afge-
studeerden in 2020 mogelijk niet meer met een \'algemene
bevoegdheid\' de faculteit veriaten. Dit laatste zal waar-
schijnlijk nog wel enkele decennia op zich laten wachten
omdat dit alleen haalbaar is als geheel Europa (waarschijn-
lijk in navolging van Amerika) daartoe over wil gaan.

Voorde praktijk

Er zullen waarschijnlijk enerzijds zeer grote praktijken ko-
men die alle of enkele diersoorten verzorgen met drie tot ze-
ven dierenartsen per diersoort en anderzijds ook diersoort-
gerichte praktijken met vier tot twintig dierenartsen, die zich
dus allemaal met één diersoort bezighouden, per praktijk.
Bij een dergelijke diersoortgerichte praktijk zullen zowel ge-
differentieerde dierenartsen (erkend voor de betreffende
diersoort) als ook gespecialiseerde dierenartsen (diplomate
in een van de Europese specialistencolleges) werken.
Voor de landbouwhuisdierenpraktijk houdt dit in dat daar al-
leen nog diersoortgericht gewerkt zal worden. Advisering zal
daar belangrijker zijn dan de behandeling van individuele
dieren en de administratie zal zeer uitgebreid zijn (waarbij
certificering natuuriijk een uitgangspunt is).
In de gezelschapsdierenpraktijk zullen er grote dierenkli-
nieken en dierenziekenhuizen komen (noot van de schrijf-
ster: in Nederland buigen momenteel de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren en de Groep Geneeskunde Paard
zich over de diverse benamingen van dergelijke grote dieren-
artsenpraktijken). Deze klinieken zullen zeer goed geoutil-
leerd zijn en de behandeling van het individuele dier staat
natuurlijk centraal. Er zullen op het gebied van de gezel-
schapsdieren waarschijnlijk enerzijds grote dierengezond-
heidscentra ontstaan en anderzijds grote verwijspraktijken
met een (verregaande) disciplinegerichte specialisatie.
Een paardenpraktijk zal in 2020 bijvoorbeeld kunnen be-
staan uit drie eerstelijns erkende paardendierenartsen en
daarnaast bijvoorbeeld vijf Europese specialisten, onder
meer in de inwendige ziekten (ECEIM - European College
of Equine Internal Medicine), in de reproductie (ECAR -
European College of Animal Reproduction), in de chirurgie
(ECVS - European College of Veterinary Surgery), in de
voeding (ECVCN - European College of Veterinary and
Comparative Nutrition) en in de anesthesiologie (ECVA -
European College ofVeterinary Anaesthesia).

Een grote praktijk, die zich op alle diersoorten richt, in een
landelijk gebied zou dan bijvoorbeeld kunnen bestaan uit
drie varkensdierenartsen, vier rundveedierenartsen, twee
pluimveedierenartsen, acht paardendierenartsen en vijf die-
renartsen voor gezelschapdieren. Ligt zo\'n praktijk meer
richting stedelijk gebied dan zal het aantal dierenartsen voor

Tabel i. De behoefte aan dierenartsen in 2020 en de keuze van dierenartsen die in
dat jaarzulien afstuderen (totaal 112, getallen geschat voor Vlaanderen).

Sector

behoefte aan
dierenart.sen in 2020

keuze van dierenartsen
afgestudeerd in 2020

---------------------............ -

vrouwen

mannen

totaal

Gezelschapsdieren

45 (deel parttime)

47

10

Paarden

8

20

5

25

Herkauwers

18

5

3

8

i Varkens, pluimvee

8

1

2

3

Onderwijs en onderzoek

12

7

2

9

; Vet. volksgezondheid

5

1

-

1

Laboratoria, farm.
industrie, overheid

6

2

-

2

Buitenland

10

4

3

7

-ocr page 63-

gezelschapsdieren waarschijnlijk nog wat groter zijn.
Voor het praktijkmanagement

De communicatie met de klanten zal veel aandacht krijgen
omdat klantenbinding essentieel is. Dat betekent dat de die-
renartsen en het ondersteunend personeel in een praktijk ook
veel aandacht zullen moeten geven aan communicatie in de
vorm van een nieuwsbrief, een goede informatieve website,
vlot emailcontact en allerlei voorlichtingsbijeenkomsten.
Ook het praktijkmanagement zal een belangrijk item zijn
voor het goed functioneren van een praktijk. Hiervoor zal
één der dierenartsen, met aanleg voor én interesse in mana-
gement, vrijgemaakt moeten worden of zal een professio-
nele praktijkmanager aangetrokken moeten worden.

Conclusies

Dit alles op een rijtje zettend rijst onmiddellijk de vraag: "is
praktijk doen in 2020 nog wel zo leuk?". De dierenarts zit in
een strak keurslijf van vele regels, protocollen en certifica-
ten en de bedrijfsvoering is in ieder geval veel gecompliceer-
der dan heden ten dage. De dierenarts moet alles kunnen ver-
antwoorden! Dit alles zal mogelijk leiden tot hoge
verzekeringspremies en soms dure advocaten, een hoge
werkdruk en een steeds verder toenemend individualisme.
Het lijkt erop dat de tijden van Vlimmen dan definitief ver-
dwenen zullen zijn!

Mutaties in diergeneesmiddelenregistraties in november 2003

Deze gegevens zijn opgesteld door de Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde om te voorzien in de vraag naar gemakkelijk toegankelijke, relevante
gegevens over gewijzigde en nieuwe registraties van diergeneesmiddelen. De gegevens zijn een selectie uit de maandelijkse informatie van het Bureau
Registratie Diergeneesmiddelen. Voor details over de genoemde registraties verwijzen wij u naarwww.brd.agro.nl of naar www.vet.uu.nl/vgr.
Het tijdschrift noch de Apotheek aanvaarden aansprakelijkheid voortkomend uit gebruik van deze gegevens.

Nieuwe registraties

Registratiehouder

Atopica 10 mg

RegNlioi26

Novartis Consumer Health BV

Atopica 25 mg

RegN110127

Novartis Consumer Health BV

Atopica 50 mg

iRegN110128

Novartis Consumer Health BV

Atopica TOO mg

RegN110129

Novartis Consumer Health BV

Paramectin i%

RegN110106

Norbrook Laboratories Ltd

Tiasol 12,5%

RegN110175

Eurovet Animal Health BV

Tialin45%W.S.P.

RegNl 10174

Eurovet Animal Health BV

Tialimo% injectie

RegNl 10176

Eurovet Animal Health BV

VitAD3E300lnj.

RegNl 10181

Kepro B.V

Vitaflash inj.

RegNl 10182

Kepro B.V

Tialin 2% premix

RegNl 10177

Eurovet Animal Health BV

Tlalin 10% premix

RegNl 10178

Eurovet Animal Health BV

Vervallen registraties

Registratiehouder

ingangsdatum

Doxyseptin 100

RegNl 7673

Vétoquinol B.V.

03-11-2003

Doorgehaalde registraties

Aescotrim 120

RegNl 9833

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Aes-Helgritin PD

RegNl8888

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Broomhexine4

RegNl 9835

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Ceporex injection

RegNl 1830

Schering-Plough NV/SA

01-06-2004

Diazepam 2

RegNl9829

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Diazepam 10

RegNl 9831

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Duoprim

RegNl 3441

Schering-Plough NV/SA

01-06-2004

Finadyne injectievloeistof

RegNl 8644

Schering-Plough NV/SA

01-06-2004

Fludrocortison 0,06

RegNl 9837

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Fur0semide40

RegNl 9836

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Metocloprim 10

RegNl 9838

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Otal oorgel

RegNl 8915

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Rintal pellets 1,9%

RegNl8207

Bayer B.V.

01-06-2004

Salazosulfa 500

RegNl9842

Aesculaap B.V.

01-06-2004

Tribrissen 20 tabletten

RegNl 8128

Schering-Plough NV/SA

01-06-2004

Nota bene. Sommige genoemde producten zijn nog steeds geregistreerd, maar onder een ander registratienummer u^jjjjg^

Deze tabel is mogelijk gemaakt door: ^^HIB

Betekent dat dan, dat het beroep dierenarts geen toekomst
meer heeft? Zeker niet! Ook in 2020 zal er nog meer dan ge-
noeg werk zijn voor dierenartsen die écht vakman zijn, die
communicatief vaardig zijn en die voldoende economisch
inzicht hebben!

Dr Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van
de Hoofdredactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 64-

Eli, Geerteke en Annemiek Dijk

Woensdag 22 oktober 2003 verzamelden we ons op Schip-
hol voor de congresreis naar Bangkok. Zoals gebruikelijk
georganiseerd door Frans Sluyters, deze keer met onder-
steuning van Pfizer en lams. Velen kenden elkaar reeds van
eerdere reizen; de enkele nieuwkomer paste zich vlot aan.
Al snel bleek, dat ook deze reis humor hoog in het vaandel
zou staan.

De eerste vier dagen werden in Bangkok doorgebracht,
waarbij het volgen van het congres afgewisseld werd met
een citytour langs de bekendste tempels en paleizen. Dit al-
les bij een temperatuur van 30 tot 35° Celsius.
Daarna vlogen we naar Siem Reap in Cambodja om te gaan

Watlopen (Wat = tempel), met als hoogtepunt enkele bezoe-
ken aan de bekende Angkor Wat. Door het bezichtigen van
enkele dorpjes, de drijvende dorpen en een tocht over het
Tonle Sap meer kregen we een indruk van het leven van de
Cambodjaanse bevolking.

Vervolgens per vliegtuig via Bangkok naar Chang Mai
(Thailand). Daar \'s morgens een tempel bezichtigen en
\'s middags een fietstocht onder leiding van een aldaar
wonende Belgische humorist, die onze blik op de Thaise
tempelhistorie verbreedde.

Onderweg naar Chang Rai een bezoek aan het olifanten-
kamp Mae Ping voor een rit per olifant en een demonstratie

Verslag van de reis naar
het WSAVA-congres 20031® Bangkok

-ocr page 65-

van de training.

De volgende dag staken we de Mekong rivier over
naar Laos om vervolgens twee prachtige dagen
per boot de Mekong af te zakken naar Luang
Prabang met onderweg bezoek aan enkele aan de
oever gelegen dorpjes.

Tenslotte per vliegtuig naar Vientiane en vandaar
via Bangkok terug naar Amsterdam, waar we 8
november veilig weer aankwamen.
Gedurende de reis hebben we tientallen tempels
gezien en duizenden boedha-beelden. Als ons
tempverzadigingspunt bereikt was, bracht het
zwembad gelukkig weer verkoeling. Wat betreft
de bevolking: zeer vriendelijke, lachende mensen,
die voor een groot deel in armoede leven.
Gelukkig hebben ze dankzij de rijst en een over-
vloedige hoeveelheid fruit en vis geen honger.
Wat betreft de groep: veel humor en een warme
vriendschap. Alles kon gezegd worden, niemand
werd beledigd. De bulderende lach van enkele
reisgenoten zal nog lang in vele oren nagalmen.
En in ons midden een echte Assurancetourix, die
tot groot genoegen van het Laotiaanse hotelperso-
neel er in tegenstelling tot zijn Gallische naamge-
noot in slaagde ons een avondje mee te laten zin-
gen. Kortom; een groep om vaker mee op reis te
gaan.

Frans Sluyters hebben we aan het eind van de reis
al bedankt voor deze geweldige ervaring; rest ons
nog Pfizer en lams te bedanken voor hun inzet.
En wat betreft Rhodos 2004 en Mexico 2005:
onze reis zal zeker via de Frans Sluytersroute
lopen.

NIET
LANGER
OP RECEPT!

*......"..I-"!"»

GEREGISTREERD

VOOR DE BEHANDELING
VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 ■ 3890 BB Zeewolde

\'Inseminatie tot dracht; een weg vol hindernissen!\'

26 februari 2004, tijdens de
International Stallion Show in
Zwolle, zal de vierde editie van het
veterinair symposium worden geor-
ganiseerd voor de erkende paar-
dendierenarts. Opnieuw zullen fer-
tiliteit van merrie en hengst centraal
staan. Dit als verlengstuk van het
evenement en ter voorbereiding op
het komende dekseizoen. Dit jaar zal de organisatie in
handen zijn van Proveto en VHiVer.

Het is opnieuw gelukt om een uitgebreid programma samen
te stellen met gerenommeerde sprekers uit de Verenigde
Staten, Duitsland, België en Nederland. Het voorzitterschap
zal in handen zijn van dr. Tom Stout, werkzaam als universi-
tair hoofddocent aan de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht.

Een wereldwijd gerespecteerde spreker op het gebied van de
fertiliteit is prof dr. Edward Squires van Colorado State
University (USA). Hij zal tijdens dit symposium uitgebreid
ingaan op nieuwe ontwikkelingen rondom \'the estrous cycle
control\'. Daarnaast zullen onder andere dr. Paul Loomis
(USA), dr. Jan Govaere (België) en dr. Kirsten Schwenzer
(Duitsland) de revue passeren.

Meer informatie met het complete programma kunt u vinden
op www.proveto.nl of in het volgende Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Voor de erkenningsregeling zijn tien pun-
ten aangevraagd bij het VKO.

Mocht u nog vragen hebben dan kunt u ons mobiel bereiken
op 06-50235843 (Peter van der Ven) of 06-28957037 (Bert
Okker) of u kunt een e-mail sturen naar info(^proveto.nl
De organisatie hoopt u te mogen verwelkomen tijdens dit
veterinaire symposium, een unieke gelegenheid om sport en
wetenschap te combineren!

-ocr page 66-

Eén van de lovende kritieken die de training \'Balanced
Score Card voor dierenartsenpraktijken\' van enthousiaste
deelnemers mocht ontvangen. Om ook u de mogelijkheid
te geven kennis te maken met dit praktische management-
instrument wordt deze ééndaagse training herhaald op
vrijdag 23 januari 2004 in Maarssen. De \'Balanced Score
Gard\' (BSC) is een modern managementinstrument waar-
mee u het toekomstplaatje van uw praktijk in concrete ac-
ties kunt omzetten. Na invulling van de BSC kunt u op elk
moment in een oogopslag zien hoe het staat met de voort-
gang van uw strategische doelstellingen.

Wilt u ook \'nadenken over uw toekomst op gestructureerde
wijze\'? Geef u dan op voor deze interactieve training die
door trainer/coach drs. Rob Veerman van Aviso Advies,
Coaching & Training in samenwerking met dierenarts
Diana van Houten van Artemis Veterinair Adviesbureau
specifiek ontwikkeld is voor de gezelschapsdierenpracti-
cus, praktijkmanagers en anderen met een management-
functie binnen dierenartsenpraktijken.
Het aantal deelnemers is beperkt tot minimaal tien, maxi-
maal twintig. De kosten bedragen € 460 (exclusief 19%
BTW). De kosten zijn inclusief koffie/thee, een gastrono-
mische lunch en een borrel tot besluit. Behalve de syllabus
ontvangt u ook een exemplaar van het recente boek \'Het
ondernemingsplan en de balanced score card\' van A.P.
Dreimüller.

Nadere informatie en een aanmeldingsformulier kunt u ver-
krijgen bij Diana van Houten op 0346 556644 (tel), 0346
579018 (fax) of via d.v.houten@worldonline.nl. De Techni-
sche Commissie Gezelschapsdieren heeft in het kader van de
Permanente Educatie Dierenartsen Gezelschapsdieren tien
nascholingspunten aan deze training toegekend.

"Praktische invulling voor de dierenarts van een modern
managementtool..."

Vet-Med\'Lab organiseert lezing op zater(dag 7 februari 2004 te Nijkerk
Diagnostiek van infectieuze kattenziekten: probleem of uitdaging?

Iedere practicus krijgt er weieens mee te maken: een
slome kat die vermagert, regelmatig vage ziektever-
schijnselen vertoont en zo af en toe koorts heeft.
Natuurlijk denkt u dan bij uw differentiaaldiagnose
aan FIP, maar die diagnose is vrijwel niet met zekerheid
te stellen. Een groot probleem, vindt u als practicus? Dr.
Katrin Hartmann ziet het juist als één van de grootste
uitdagingen wat diagnostiek betreft in de dierenartsen-
praktijk.

Zij is momenteel werkzaam aan de Universiteit
München, ze is specialist Inwendige Ziekten van Gezel-
schapsdieren en diplomate van het ECVIM-CA (European
College of Veterinary Internal Medicine - Companion
Animals).

Op zaterdag 7 februari 2004 zal dr. Hartmann een lezing
geven over de diagnostiek van infectieuze kattenziekten.
Dr. Hartmann heeft onder andere ruim twee jaar aan de uni-

van

Studiedag van de VEEC

Dejaarlijkse studiedag van de VEEC vindt plaats op donder-
dag 12 februari 2004 in zaal Boode, Brink 10, Bathmen. Het
hoofdthema van de dag is bestrijding van lijst A-ziekten.
Tevens wordt aandacht besteed aan de gezondheidsaspecten
van biologische dierhouderij.

In het ochtendprogramma gaat eerst prof Stegeman in op de

versiteit van Georgia, USA, gedoceerd en houdt de lezing
in het Engels. Tijdens de lezing zal zij ingaan op het ge-
bruik van serologische testen bij de diagnostiek van niet al-
leen FIP, maar ook van andere infectieuze ziekteverwekkers
zoals FIV, FeLV, calici- en herpesvirussen.
De lezing vindt plaats in hotel \'Het Ampt van Nijkerk\',
Berencamperweg 4 te Nijkerk. Het programma begint om
13.00 uur en zal omstreeks 17.30 uur afgelopen zijn.
Deelname is kosteloos en accreditatie in het kader van de
vrijwillige permanente educatie is aangevraagd (waar-
schijnlijk vijf nascholingspunten).

Voor aanmelding en verdere informatie kunt u zich wenden

tot drs. Henriette Jansma. telefoon (036) 5375133 of drs.

Lisetta Verkleij, telefoon (030) 6874092; VefMed\'Lab

Nederland. ..__- «

DAS LABOR FÜR TIERARZlif^

Vet\'Med\'LaborV

mogelijkheden van vaccinatie bij een uitbraak. De tweede spre-
ker bespreekt aan de hand van de ervaringen in Nederland de
sociologische en organisatorische aspecten van dierziekte-
bestrijding. Laddomada legt de nieuwe EU-richtlijnen voor
vaccinatie uit en Slingenbergh (FAO) geeft een overzicht van
de risico\'s die de Europese dierhouderij bedreigen. Na de mid-

-ocr page 67-

dag gaat Klinkenberg in op de mogelijkheden om varkenspest
snel te detecteren en Van Aarle bespreekt de nieuwste inzichten
om besmetting in een gevaccineerde koppel te monitoren.
De studiedag wordt afgesloten met presentaties van Eijck en
Vollema over de gevolgen van biologische dierhouderij voor
diergezondheid en voedselveiligheid.

Lameness in Ruminants

Van 11 tot en met 15 februari 2004 wordt het dertiende
internationaal symposium Lameness in Ruminants ge-
organiseerd ter uitwisseling van kennis over weten-
schappelijke vooruitgang op het gebied van kreupelheid
en klauwgezondheid vooral op het gebied van rundvee.
Daarnaast is het congres buitengewoon geschikt voor de
erkende rundveepracticus om bij te blijven op dit be-
langrijke vakgebied.

Binnen de begeleiding op het melkveebedrijf is klauwge-
zondheid voor de meeste erkende rundveepractici nog
steeds een moeilijk in te vullen onderdeel. Dit terwijl vol-
gens recent onderzoek van ASG-Lelystad de aantasting van
dierenwelzijn voor tachtig procent voortkomt uit een ge-
stoorde klauwgezondheid. Een bezoek aan het dertiende
internationale symposium in Maribor, Slovenië, is een
unieke kans om uw kennis over onder andere de recente
ontwikkelingen op het gebied van de etiologie van laminitis
en van infectieuze klauwaandoeningen op peil te houden.
Andere onderwerpen die aan de orde komen zijn: de profy-
laxe van klauwaandoeningen, voeding in relatie tot klauw-
aandoeningen en recente ontwikkelingen betreffende het

Deelname geeft recht op tien punten in het kader van de erken-
ningsregeling. Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met de organisatie (C. Bartels, telefoon: 0900-1772 of via
e-mail: c.bartels@gdvdieren.nl) of met het secretariaat van de
VEEC (T. Nell, Rozenbroek 12, 6596 DA Milsbeek. Telefoon
0485-587630 of e-mail: tom.nell@intervet.com)

bekappen van klauwen en monitoren van de klauwgezond-
heid.

Naast een aantal voordrachten op uitnodiging, waarbij een
aantal topics zullen worden besproken, zijn er een zeventig-
tal korte inleidingen (waaronder een tiental uit Nederland)
van experts uit de hele wereld over tal van onderwerpen.
Een nieuw aspect daarnaast zijn speciale \'Meet the expert\'
sessies, waarbij u de gelegenheid wordt geboden vooraan-
staande klauwenexperts te ontmoeten en aan hen uw pro-
blemen op het gebied van kreupelheid c.q. klauwgezond-
heid voor te leggen. Het programma heeft dus naast een
belangrijke rol bij de kennisuitwisseling van experts uit de
hele wereld, vooral ook een groot belang voor practici. De
voertaal tijdens het congres is Engels.
Het congres wordt gehouden in Maribor, Slovenië (ten
oosten van Salzburg) in een schitterende entourage, waarbij
tevens unieke mogelijkheden zijn om de wintersport te be-
oefenen.

Voor nadere informatie kunt u terecht hij Menno Holzhauer,
GD Deventer, tel. 0570 660364, email: m.holzhauer@
gdvdieren.nl of raadpleeg: wnx\'w.ruminantlameness.nl

Innovatieve bedrijfsadvisering

\'Van kalf tot vaars, een vergeten groep!\'

Voor het tweede achtereenvolgende jaar wordt door
Proveto begin februari 2004 een groot rundveesympo-
sium georganiseerd. In een uitgebreid programma zullen
sprekers uit binnen- en buitenland verschillende onder-
werpen over de periode van kalf tot vaars aan bod laten
komen. Het voorzitterschap is wederom in handen van
dr. Geert Benedictus, op dit moment voorzitter van de
NLTO.

Op 3 (Eindhoven), 5 (Utrecht) en 10 (Heerenveen) februari
2004 zal op drie verschillende locaties uitgebreid worden ge-
sproken over de leeftijdsgroep tussen kalf en vaars. Jongvee
dat op veel melkveebedrijven vaak niet de aandacht krijgt,
die het eigenlijk behoeft. Veel facetten over het jonge kalf,
zoals biestkwaliteit, therapieën van kalverdiarree, crypto-
sporidiose en kalvervoeding zullen de revue passeren.

Daarnaast zal ook uitgebreid worden ingegaan op de periode
van pink tot vaars met economische aspecten van de opfok
en het actuele probleem van uierontsteking bij vaarzen.

Meer informatie met het complete programma kunt u vinden
op www.proveto.nl. Het programma duurt van 14.00 - 22.00
uur Kosten verbonden aan het volgen van deze cursus zijn
€ 175,- (exclusief BTW). Voor de erkenningsregeling zijn
tien punten aangevraagd bij het VKO.
Opgave is mogelijk per fax (0313-479049) of reactie per
e-mail aan info(^proveto.nl

Mocht u nog vragen hebben dan kunt u ons mobiel bereiken
op 06-51536928 (Simon Hakkesteegt) 06-28957037 (Bert
Okker).

Proveto hoopt u te mogen verwelkomen tijdens één van de
bijeenkomsten!

-ocr page 68-

DUTCH COMMITTEE FOR AFGHANISTAN

J. Lz_-Uiif^l^ JuJU ^

Vacancy announcements Afghanistan

The Dutch Committee for Afghanistan (OCA-VET), a foundation with its headquarters in Leiystad, The Netherlands, is specialised in vet-
erinary programmes in Afghanistan. Under its responsibility a veterinary training and support programme has been implemented, with
training centres in Kabul and Herat, both in Afghanistan. Since its inception, more than 15 years ago, the project has trained over five hun-
dred paravets who are deployed in different field programmes within Afghanistan. The project is also involved in technical and logistical
backstopping of field staff and extension work. OCA-VET is currently negotiating with an international donor and the local government,
a nation-wide consortium project involving the establishment of privatised veterinary field services.

In view of the expected expansion of its programme, the Foundation is seeking suitable candidates for the following posts:
For the overall co-ordination of the programme

COUNTRY PROGRAMME DIRECTOR

with demonstrable managerial qualities

(preferably with a background in veterinary medicine or livestock production
but candidates with other technical backgrounds are also invited to reflect)

Duties: The Programme Director will be in charge of supervising and monitoring the various components of the programme, in close col-
laboration with the expatriate team and the Afghan counterpart staff. He will be also responsible for the external contacts of the organisa-
tion.

Qualifications required: Good managerial qualifications are essential. At least 10 years professional experience in implementation and
management of projects in developing countries. Some seniority as well as experience in the region, is welcome. Fluency in English, both
written and verbal, and computer experience are highly appreciated.

The programme will be structured on a regional basis. For each of the three Regional Offices and to assist in the co-ordination of the pro-
gramme, the Board of the Foundation is also looking for:

REGIONAL PROGRAMME DIRECTOR (2)/ DEPUTY PROJECT DIRECTOR (1)

with managerial qualities

(preferably with a background In veterinary medicine or livestock production

but candidates with other technical backgrounds are also Invited to reflect)

Duties: The Regional Director will be in charge of supervising and monitoring part of the programme, in close collaboration with Afghan
counterpart staff. One of the positions involves secondment to another international NGO, Mercy Corps.

Qualifications required: Managerial and some commercial qualifications are required, as is experience in development work. Fluency
in English, both written and verbal, and computer skills are highly appreciated.

Offered for both posts is a challenging position in a programme that has demonstrated its value for improving the livelihood of the local
population. Duty station will be either in Kabul, or in one of the major regional centres, Herat, Mazar-i-Sharif and Kandahar, with frequent
travel to project areas in Afghanistan.

Offered is a contract for 18 months, with possibility for extension with at least another year Envisaged starting date: January 2004,
Salaries and other emoluments are in line with international standards, and depending upon experience.

Applications containing full CV can be submitted within 3 weeks of this publication to:

St. Dutch Committee for Afghanistan (OCA-VET) att. B.E.C. Schreuder, P.O.Box 65, 8200 AB Leiystad, The Netherlands
Further Information may be obtained from:

Bram Schreuder, Chairman: tel: -31-320-238385 (e-mail: bram.schreuder@wurnl or Ria Heuckeroth, Secretary, tel: -31-320- 238385 or
238519 (e-mail:
ria-heuckeroth@.wur.nl

Or from the OCA-VET website www.dca-vet.nl

/

n

-ocr page 69-

Post-vaccinale complicaties bij honden en katten

S. Boerboom; SR 1050/00: 21 pp.

Na een bespreking van de diverse
typen overgevoeligheidsreacties
die kunnen optreden na vaccina-
tie bij hiervoor gepredisponeerde
honden en katten wordt ingegaan
op postvaccinale complicaties
met een niet immunologische
achtergrond.

Gewezen wordt op risico\'s verbonden aan het enten met
combivaccins wat betreft een niet goede immuunrespons

Studenten
referaten

ten opzichte van één of meerdere antigenen.
Voorts zijn complicaties waargenomen na het vaccineren
van gravide dieren. Op het ontstaan van lokale reacties
wordt gewezen. Bij katten ontstaan soms fibrosarcomen
op de injectieplaatsen.

Sommige rassen lijken gevoeliger voor atopie dan andere,
genoemd worden boxers, bobtails, poedels en retrievers.
Het risico van een overgevoeligheidsreactie na een vacci-
natie wordt in het algemeen niet groot geacht en het is be-
slist minder dan van niet enten. Geadviseerd wordt wel
therapeutica binnen handbereik te hebben, mocht er zich
onverwachts iets abnormaals voordoen.

Bulletin Bestuur en Bureau

nummer 9 december 2003

Kennismaking algemeen directeur KNMvD

In de bestuursvergadering van 3 december 2003 heeft het
voltallige bestuur van de KNMvD kennis kunnen maken met
Herman Geertsen, toen nog kandidaat algemeen directeur
KNMvD. Na deze kennismaking is de heer Geertsen, met in-
achtneming van het unanieme advies van de selectiecom-
missie en de beide adviescommissies aangenomen als alge-
meen directeur van de KNMvD. Direct na de benoeming zijn
alle leden van de KNMvD geïnformeerd over de aanstelling.
Meerinformatie: Tjeerd Jorna

Conferentie Dierziektebestrijding

Op 9 december 2003 werd door het ministerie van LNV de
Conferentie Dierziektebestrijding gehouden. Deze confe-
rentie die op de Faculteit der Diergeneeskunde plaatsvond,
belichtte alle facetten van de totale dierziektebestrijding
vanuit de overheid, de dierenartsen, de veehouders, de eco-
nomie en vanuit Europa. Inmiddels is de mogelijkheid van
noodvaccinatie als bestrijdingsinstrument opgenomen in de
EU-richtlijnen. De gevaccineerde dieren kunnen in leven
blijven. De KNMvD heeft zich jarenlang voor dit punt inge-
zet. Wel is er voor de afzet van producten van gevaccineerde
dieren nog het nodige te bereiken. De KNMvD heeft haar vi-
sie in de Toekomstvisie Intensieve Veehouderij onder de aan-
dacht gebracht. De overheid geeft aan zich blijvend in te zet-
ten.

Meer informatie: Hugo de Groot/TjeerdJorna
Besturendag

De KNMvD Besturendag 2004 is voorlopig vastgesteld op
donderdag 13 mei 2004. Afhankelijk van de beschikbaarheid
van de sprekers zal deze datum gehandhaafd blijven.
Het thema is dit jaar \'Nieuwe Tewerkstellingsvormen\'
en gaat in op het in dienst nemen van dierenartsen door een
privaat bureau en een andere ondernemers-Zeigendoms-
positie in de praktijk.
Meer informatie: TjeerdJorna

Informatisering KNMvD

Met de herinrichting van het bureau en de bestuurlijke ver-
nieuwing wordt ook de informatisering in de meest brede
zin bekeken. Op dit moment bevindt het bestuur zich sa-
men met enkele medewerkers van het bureau in een oriën-
tatiefase. Zodra deze oriëntatie afgelopen is, zal er een
plan van aanpak gemaakt worden om het \'hoe nu verder?\'
met betrekking tot ICT uit te werken.
Meer informatie: Marieke Veldman

Laatste bestuursvergadering van Van Dobbenburgh

De bestuursvergadering van 3 december was zowel de
laatste vergadering van het bestuur in 2003 als ook de laat-
ste vergadering van bestuurslid Rens van Dobbenburgh. In
een korte toespraak gaf hij aan dat de vele talenten die in
het bestuur verzameld zijn, het bestuur zo exclusief ma-
ken. Hij dankte het bestuur voor de samenwerking en in
het bijzonder de algemeen secretaris en de voorzitter voor
de dingen die zij tot nu bereikt hebben. Rens van
Dobbenburg besloot zijn betoog met de mededeling dat hij
eerst een KNMvD\'er was met een hart voor de AUV, maar
nu een AUV\'er wordt die de KNMvD altijd een heel warm
hart zal blijven toedragen. Rens van Dobbenburgh zal
worden opgevolgd door Wiel van den Ekker.
Meer informatie: Tjeerd Jorna

Oprichting Werkgeversorganisatie

In het I januari-nummer van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde van 2004 is een oproep gedaan om een
Belangengroep Practici Werkgevers op te richten. Dit in
navolging van de Belangengroep Practici in Loondienst.
Meer informatie: Marij van Oostrum

-ocr page 70-

Groep Groot Dagen 2003
De Nieuwe LandbouwhuisDierenarts

Onder deze titel ging op dinsdag 25 november 2003 het
driedaagse congres voor landbouwhuisdierenpractici
van start. Na een opening door GPGH-voorzitter Arjan
den Hertog werd de plenaire sessie over opleiding en toe-
komstbeeld van de landbouwhuisdierenarts onder lei-
ding van Jan Tiete Siebinga gestart. Als eerste werden de
deelnemers uitgenodigd om een vijftal korte vragen te
beantwoorden, die ook in een enquête aan eerstejaars
studenten en co-assistenten waren gesteld. De mogelijke
discrepanties in reacties werden later in de ochtend
gebruikt bij de discussie.

De eerste spreker was Hugo de Groot van de KNMvD die
met zijn voordracht een duidelijk inzicht gaf in het aantal
dierenartsen, het aantal practici, het aantal werkgevers en
werknemers, de leeftijdsverdeling en de man-/vrouwverde-
ling.

Hierna werd aan Toon van Hoof van ZLTO gevraagd wat de
vraag is van de sector. Wat verwachten zij van hun dieren-
arts; wat moet deze kunnen bieden.

Met deze verdelingen en verwachtingen als achtergrond,
werd er door onderwij sdirecteur Peter van Beukelen van de
Faculteit der Diergeneeskunde een toelichting gegeven over
het huidige onderwijsprogramma. Dit werd aangevuld door
Wim Kremer, tevens werkzaam aan de Faculteit der
Diergeneeskunde die meer in detail inging op het co-schap
landbouwhuisdieren.

Met de kennis van de aantallen aanwezige landbouwhuis-
dierenpractici, de wens van de sector en de nieuw afgestu-
deerde collegae werd er met de zaal gediscussieerd over de
waargenomen discrepantie van de wens van de aanwezige
dierenartsen die veelal toch de ruimschoots fulltime inzet-
bare, breed georiënteerde collega zoeken, terwijl de sector
meer gedifferentieerde kennis vraagt en deze vraag door de
faculteit met het huidige onderwijssysteem wordt onder-
schreven.

Ook werd duidelijk dat goed inzicht in de te verwachten
werkzaamheden in de landbouwhuisdierensector bij studen-
ten niet altijd aanwezig is. Daar ligt nog een taak voor zowel
faculteit als praktijk.

-ocr page 71-

Parallelsessie paard en diergezondheidsmonitoring

Tijdens de dinsdagmiddag splitsten de deelnemers zich in
twee groepen voor een parallelsessie paard en een diersoort-
overschrijdende sessie.

In een boeiende paardensessie met een zestal specialisten uit
gerenommeerde praktijken kwamen praktijkcasuïstieken
aan de orde. Door de diversiteit in het aanbod bleek ook nu
weer dat deze formule erg succesvol was.

In de parallelsessie over diergezondheidsmonitoring werd eerst
door een tweetal sprekers van het RIVM een toelichting gege-
ven op de manier waarop humaan deze monitoring plaatsvindt.
Ook was er ruim aandacht voor de rol van de landbouwhuisdie-
ren in de trends die humaan zijn waar te nemen in het voorko-
men van gastro-enteritis als
Campylobacter en salmonellose.
Dr. Van de Giessen liet verder zien hoe het surveillancepro-
gramma voor zoönotische agentia in landbouwhuisdieren in
Nederland is opgezet.

Om de stap naar de veterinaire volksgezondheid en de rol van
de practicus hierin soepel te laten veriopen was SiemJan
Schenk, voorzitter LTO melkveehouderij, uitgenodigd. LTO
is namelijk één van de opdrachtgevers voor de Gezond-
heidsdienst voor Dieren (GD). Het belang van een toetsbare en
borgbare kwaliteit voor het Nederiandse product werd nog-
maals onderstreept.

Prof. Anton Pijpers (directeur GD) en dr. Theo Geudeke van de
Gezondheidsdienst, gaven vervolgens aan hoe dc GD deze mo-
nitoringstaak op dit moment uitvoert en wat de rol van de prac-
ticus hierin is. Ook werd stilgestaan bij het belang van deze in-
formatie voor de praktijk.

Aansluitend aan beide parallelsessie werd het systeem VET-
TRACK aan de deelnemers gepresenteerd. De in de foyer aan-
wezige auto was met dit systeem uitgerust, dus men kon ook al-
daar een kijkje nemen en zich laten vooriichten.

Jaarvergadering

Tijdens de jaarvergadering van de GPGH werd door de voor-
zitter een blik gegeven op de onderwerpen die de landbouw-
huisdierenpracticus nu en in de nabije toekomst bezighouden
en de taak van de GPGH hierin. Secretaris Marrina Schuttert
blikte terug op-het afgelopen jaar, evenals penningmeester
Hans Mulder. Na de complimenten in ontvangst genomen te
hebben van de kascommissie kwam er een einde aan de zes
bestuursjaren van Mulder. Zijn plaats werd ingenomen door
Jan Krijnen. Na een korte discussie in de rondvraag was er een
eind gekomen aan de eerste congresdag.

-ocr page 72-

Landbouwhuisdierenarts als werkgever en werknemer

De tweede dag van de Groep Groot Dagen 2003 stond \'s och-
tends in het teken van de landbouwhuisdierenarts als werk-
gever en werknemer.

Na de aankondiging door de dagvoorzitter, Ad Wijne, hield de
eerste spreker, ing. Antoon Vermeer (voorzitter ZLTO, voor-
zitter RvB Best Agrifund, voorzitter curatorium NCB- leer-
stoel Food et cetera), een inspirerende inleiding waarin hij
een duidelijke visie ten aanzien van de toekomst van de vee-
houderij en meer in het bijzonder de vleessector presenteerde.
De circa honderdvijftig deelnemers luisterden geboeid.
Vermeer stelde dat ketenproductie de enige kans is voor de
veehouderij in Nederland. Binnen deze keten moet ieder zijn
eigen verantwoordelijkheid nemen en zouden dierenartsen
zich veel duidelijker moeten richten op hun toegevoegde
waarde. Volgens Vermeer zouden de marges uit apotheek
omlaag moeten en de uurtarieven voor deskundig advies aan
de veehouder verder omhoog. "U bent immers niet opgeleid
om medicijnen te verkopen?" hield hij de toehoorders voor.
De dierenarts moet veel meer een sparring partner worden
voor de veehouder, waarbij vakmanschap en actief meeden-
ken bij de bedrijfsvoering vanzelfsprekend zijn. Hij ziet hier-
bij ook een belangrijke rol voor de ICT: de dierenarts zou de
gegevens die hij van de veehouder ontvangt in zijn systeem
moeten kunnen opnemen, zodat na een bedrijfsbezoek een
analyse van de data diezelfde avond nog teruggekoppeld kan
worden. De honger naar kennis binnen de keten is groot, maar
gezien de huidige, onduidelijke marktvraag ziet hij dat mo-
menteel de kennis gedesoriënteerd is.
Hij benadrukte dat ketendiscipline zeer belangrijk is en dat
\'ethiek\' een sleutelbegrip is. Hij opperde om, naar analogie
van de gedragscode voor veehouders die per 1 januari 2004
van start gaat, ook voor dierenartsen een gedragscode op te
stellen en deze événtueél de plaats vah certificérihg te\'laten
innemen. Hij is overigens van mening dat meer regels niet
de oplossing zijn voor verhoging van kwaliteit en inte-
griteit.

Pas wanneer de keten in zijn geheel werkt aan het leveren van
een goed en veilig product, kan de overheid zich terugtrekken.
De verhouding tussen de spelers in de keten blijft deels een
wcrkgever-Zwerknemer-relatie, maar als partijen elkaar meer
gaan zien als sparring partners, als zij hun krachten gaan bun-
delen, kunnen beiden ook hun zelfstandigheid behouden.
Door haar krachten te bundelen, kan Nederiand kosten be-
sparen en dat ziet Vermeer als dé mogelijkheid om winst te
boeken ten opzichte van andere vleesproducerende landen.

-ocr page 73-

Nederland zou zich moeten richten op de Westerse markt, de
driehoek Londen, Parijs, Berlijn. Als de regelgeving rond
internationale veetransporten er is, kan Nederland niet ver-
der dan vijfhonderd kilometer exporteren. Daarnaast stelde
Vermeer dat prijzen niet doorslaggevend zijn voor de keuze
van een product. De Nederlandse vleessector zal, om de con-
currentieslag met het buitenland aan te kunnen, consequent
moeten kiezen voor kwaliteitsproductie met goede rand-
voorwaarden. Volgens Vermeer is er voor hen die zich niet
aan de spelregels houden maar één juiste sanctie: "Niet leve-
ren!". Voor degenen die niet willen kiezen voor of passen in
de keten moet een verscherpte controle plaatsvinden. Zij zul-
len zich echter op termijn uit de markt prijzen. Hoe dan ook
zal kwaliteit een toegevoegde waarde moeten leveren. De
uitwisselbaarheid van Nederlandse producten voor buiten-
landse producten moet verder omlaag.
Verschillende deelnemers uit de zaal maakten van de gelegen-
heid gebruik om Vermeer te vragen naar zijn mening over de
kans voor het voortbestaan van de sector, integriteit van zowel
dierenarts als veehouder, rol van de NMa en bedreiging uit
lagelonenlanden.

Diergeneeskunde en personeelsbeheer blijft ook in de
toekomst mensenwerk

De tweede spreker was Roel Van den Berg (AUV). Hij signa-
leert dat er een spanningsveld is ontstaan tussen de jonge
dierenartsen en de oudere practici die als werkgever in het
veld staan. Uit contacten met co-assistenten leidt Van den
Berg af dat het onderwerp werk en inkomen en dan vooral de
verhouding hiertussen, nadrukkelijk speelt bij de jonge col-
legae. Uit de tweede hand heeft menigeen een somber beeld
over de arbeidsverhoudingen in de dierenartsenpraktijken, is
zijn ervaring.

Hij drukte de dierenartsen vervolgens op het hart nadrukkelijk
stil te staan bij de vraag wat wenselijk en haalbaar wordt ge-
acht als het gaat om \'geschikte en bekwame medewerkers\' en
ook wat door de medewerkers zelf gewenst wordt.
Uit contacten met dierenartsen blijkt dat personeelsbeheer
een van de minst gewaardeerde managementtaken is. Daar-
naast stak hij de collegae een hart onder de riem door te stel-
len dat zij in principe over belangrijke vaardigheden en kwa-
liteiten beschikken, om ook het personeelsbeheer goed te
kunnen uitvoeren: communicatievaardigheden en intense
persoonlijke betrokkenheid van de dierenarts met het wel en
wee van patiënt en eigenaar liggen immers aan de basis van
het succes in de praktijk, volgens Van den Berg. "Als u dan

-ocr page 74-

ook nog de stap kunt nemen om uw medewerkers te zien als
uw meest gewaardeerde klanten, dan schuilen er onder de
praktiserende dierenartsen veel meer geschikte personeels-
managers dan we eigenlijk tot vandaag toe hadden durven
vermoeden."

Dealen met de werkgevers-werknemers-problematiek

Na de pauze was het woord aan Adrie van Pinxten van trai-
ningsbureau Boertien. Allereerst vroeg Van Pinxten het pu-
bliek te gaan staan. Hij stelde een aantal vragen over in de prak-
tijk gevoerd personeelsbeleid. Bij een "nee" moest men gaan
zitten; iedereen zat na het stellen van vijf vragen. Er is dus nog
veel werk te verzetten op dit terrein.

Aan de hand van \'inspirerende\' foto\'s reikte Van Pinxten op een
vlotte manier wat handvatten uit. Het STAR-model (situatie,
taak, actie en resultaat), bekende valkuilen in selecteren,
tweezijdige fiinctioneringsgesprekken, coachingsgesprekken
(Effect = Kwaliteit x Acceptatie) en beoordelingsgesprekken
zijn onderwerpen die de revue passeren. Van Pinxten besloot
met het motto \'de kosten gaan voor de baten\', oftewel dieren-
artsen moeten investeren om te profiteren!

Forumdiscussie

Hierna volgde de forumdiscussie met in het forum Saartje
Beelen van de BPL, Marij van Oostrum-Schuurman Hess van
de KNMvD, Arjan den Hertog van de GPGH, Adrie van
Pinxten van Boertien en Roel van den Berg van AUV Vragen
over salarisrichtlijnen, de oprichting van een Belangengroep
Dierenartsen Werkgevers, beloning naast primaire arbeids-
voorwaarden en investeren in personeelsmanagement werden
door het deskundigenpanel uitgebreid beantwoord.

Parallelsessies Evidence Based Veterinary Medicine en
Rund

Na de goed verzorgde lunch en tijd voor informele contac-
ten, startte \'s middags na de inleiding door dagvoorzitter
prof dr. Arjan Stegeman dc diersoortoverschrijdende sessie
\'Evidence based medicine\' door dr. Leontien Kremer. Als
kinderarts is zij tevens nauw betrokken bij het ontwikkelen
van de EBM. In haar presentatie ging Leontien Kremer in op
de status van Evidence Based Medicine (EBM) en behan-
delde enerzijds de theorie en anderzijds de relatie van EBM
met de geneeskunde (theorie) en de geneeskunst (praktijk).
In de opleiding werd van oudsher \'opinion based\' genees-
kunde geleerd. Tegenwoordig zijn via internet artikelen veel
gemakkelijker te raadplegen, waardoor de klinische beslis-

-ocr page 75-

sing van een arts meer het resultaat wordt van de pathofysio-
logische kennis en ervaring van de arts, evidence dat hier-
mee overlapt en de voorkeur van de patiënt voor of de
beschikbaarheid van een middel. Deze drie \'factoren\' leiden
totEBM.

"EBM is een geneeskundige praktijk voering waarbij de
behandelaar zich bij elke beslissing bewust is of er bewijs (evi-
dence) is om de beslissing te ondersteunen, en hoe sterk dit be-
wijs is", aldus Kremer. Aansluitend werd een casuïstiek
behandeld, waarin aan de hand van een klinische ziekte het
traject wordt doorlopen via diagnose tot vraagstelling en het
zoeken naar een antwoord.

Na de voordracht van Kremer vervolgden dr. Annemarie
Bouma en Frank van der Meer het programma met een veteri-
nair voorbeeld. Aan de hand van een casuïstiek van vlees-
varkens met pootproblemen, werd het bedrijfsprobleem terug-
gebracht tot een vraagstelling die de zaal mee het internet op
nam. Live werden de diverse zoekmachines gedemonstreerd
en gingen de deelnemers op zoek naar literatuur die behulp-
zaam zou kunnen zijn bij deze casuïstiek.
Naast de diverse zoekmachines werd ook een overzicht
gepresenteerd van sites waar voor de practicus veel interes-
sante informatie is te halen. Afsluitend vroeg de voorzitter
naar de behoefte om dit principe verder uit te werken tijdens
een kleinschaliger PAO, waar veel zelfwerkzaamheid bij
kwam kijken. De middag was toch zodanig prikkelend ge-
weest dat de zaal hier positief op reageerde.

Pijn en pijnbestrijding bij het rund

In een goedgevulde zaal opende dagvoorzitter Peter Vos van
Groep Rund de rundersessie. Het spits werd afgebeten door
prof Gruys die de acute fase respons en de rol van acute fase
eiwitten toelichtte. In een boeiend betoog gaf hij inzicht in de
reacties die optreden in de acute fase van een ontsteking. De in
deze fase optredende bloedeiwitten kunnen worden verdeeld
in positieve en negatieve acute-fase-eiwitten. Het meten van
deze stoffen zou kunnen dienen als een .soort chemische ther-
mometer en zo een bijdrage kunnen leveren aan het monitoren
van dierziekten. Onderzoek naar de functie en eigenschappen
van genoemde stoffen is een hot-item. Vervolgens liet collega
Piebes van Diergeneeskundig Centrum Zuidoost Drenthe zien
waarde problemen liggen bij pijnbestrijding bij het rund. Met
de nadruk op de beperkte mogelijkheden van de daarvoor be-
schikbare en geregistreerde middelen in de dagelijkse prak-
tijk.

-ocr page 76-

Tot slot ging prof. J. Fink-Gremmels meer specifiek in op
pijnbestrijding bij het rund. Na een duidelijk overzicht en
theoretische achtergronden van pijn, werd soepel overge-
schakeld naar de mogelijkheden van pijnbestrijding in de
praktijk.

Na afloop van beide parallelsessies was er nog een presenta-
tie van medewerkers van FIDIN die de Groep Groot Dagen
hadden aangegrepen om het digitale repertorium te presente-
ren. Nadat eenieder inzicht had gekregen in de mogelijkhe-
den van deze digitale aanwinst en de manier waarop deze te
gebruiken is, werd er een borrel aangeboden door FIDIN aan
de aanwezigen.

Ook tijdens het diner gingen de discussies over opgedane
kennis van die dag en andere zaken die de practicus bezig
houdt volop verder. Maar om 20.00 uur was het toch tijd om
weer de zalen op te zoeken. Het werd een ware \'cluster-1\'
avond, want zowel de Groep Pluimveewetenschappen en de
Groep Varkensgezondheidszorg hielden hun ledenvergade-
ring deze avond, terwijl Groep Rund de tijd en zaal gebruikte
om samen met haar leden tot een standpuntsbepaling te ko-
men betreffende de omgang met wrak vee. Er werd een drie-
tal stellingen geponeerd:

1. hij die betaalt, bepaalt

2. dierenartsen zijn verantwoordelijk

3. behandelen tot de dood erop volgt

Onder leiding van een bestuurslid van Groep Rund werd ge-
probeerd tot een standpunt te komen per groep die aan het
eind van de avond gepresenteerd werden. Voorzitter van de
commissie ethiek Ko Minderhout eindigde de avond door de
belangrijkste conclusies maar ook geconstateerde knelpun-
ten nog eens samen te vatten en gaf de zaal de belofte mee
dat deze ook\'in de commissie ethiek meegenomen werden.

Het grootste deel van de aanwezigen had gekozen voor de
mogelijkheid om op papendal te blijven overnachten, zodat
na het ontbijt om 09.00 weer fris begonnen kon worden met
de derde en laatste dag.

Parallelsessies Varken en Wetenschappelijk onderzoek

Groep Varken had een tweetal sprekers uit Gent uitgenodigd
om de Pathogenese van een PRRSV-infectie in de longen en
mogelijk interacties met secundiare virussen en bacteriën en
het synergisme tussen PRRSV en bacteriele endotoxinene in
de inductie van ademhalingsziekte te bespreken.

Collega Van Dongen presenteerde vervolgens enkele prak-
tijkcasuïstieken die voor iedere varkensdierenarts zeer her-
kenbaar waren en waar met name de problematiek aan-
gaande PRRSV op varkensbedrijven bij de kop gepakt
werden. Na deze uiteenzetting kwam er een levendige dis-
cussie op gang, waarbij er zeer gerichte en specialistische
vragen gesteld werden.

Gelijktijdig vond eén sessie plaats die als titef meegekregen
had: wetenschappelijk onderzoek in het landbouwhuisdie-
renveld. Een zestal onderzoekers van verschillend pluimage
brachten hun onderzoek voor het voetlicht.
Het spits werd afgebeten door Martijn Bouwknegt en Marije
Schouten; beiden werkzaam aan de WUR (Wageningse uni-
versiteit). De eerste spreker ging met name in op monitoring
van 0157 VTEC leidend tot een risico-analyse voor 0157
VTEC op rundveebedrijven. Dit terwijl de tweede spreker met
name over de ontwikkeling en implementatie en baten van
een monitoringssysteem voor verocytotoxine producerende
E. Coli (VTEC) bij de mens, in voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en bij landbouwhuisdieren sprak. Na vragen

-ocr page 77-

voor deze wageningse onderzoekers werd er een blok \'ferti-
liteit\' gepresenteerd. Jo Leroy uit Gent wist op levendige wijze
de zaal mee te nemen in zijn onderzoek naar metabole veran-
deringen bij hoogproductieve melkkoeien op de biochemische
samenstelling van het follikelvocht kort post partum. Hiemke
Knijn gaf met prachtig elektronenmicroscopische beelden in-
zicht in haar onderzoek naar fundamentele verschillen tussen
in vitro gekweekte en in vivo ontwikkelde runderembryo\'s.
Het laatste blok was voor de psychoneuroimmunologie. Met
de titel fysiologische immunologische en gedragskenmerken
van robuustheid bij vleesvarkens en hoogproductieve melk-
koeien gingen dr. De Groot en dr Kornalijnslijper aan de slag.
In vogelvlucht werd de zaal meegenomen langs de multifacto-
riële aard van gezondheidsproblemen, de hypothalamus/hy-
pofyse/bijnierschors-as, interacties tussen eerdergenoemde
onderdelen, de rol van de metabole status en stress op de weer-
stand en de manier waarop dit in een experimentele zetting
wordt getest. Na drie uur kon oprecht geconcludeerd worden,
dat er veel lopend onderzoek is wat misschien niet tot (direct)
praktisch toepasbare antwoorden leidt voor vraagstukken in
de praktijk, maar dat het onderzoek op het gebied van land-
bouwhuisdieren niet stilstaat.

Lagerhuis

Na de lunch werd een geheel nieuwe formule op de aanwezi-
gen losgelaten. Na een korte inleiding door Ad Wijne werd
de middag in handen gegeven van Wil Ham Bertrand van trai-
ningsbureau Vertige. Elke deelnemer vond een stemkastje op
zijn of haar stoel. Toen de functie van het stemkastje duide-
lijk was, werd er een aantal kenmerkvragen aan de zaal ge-
steld. Zo werd duidelijk hoe de verdeling man/vrouw, werk-
gever/werknemer, jong/oud, noord/zuid et cetera was in de
zaal. Een viertal debaters was uitgenodigd om stellingen in
een lagerhuisachtige zetting te verdedigen, met als doel de
zaal nogmaals te laten nadenken over onderwerpen die tij-
dens deze Groep Groot Dagen aan de orde gekomen waren.
Een vrijwillige gang naar de interruptiemicrofoon of een mi-
crofoon onder je neus geduwd door de voorzitter, leidde tot
een levendige discussie over de onderwerpen die ons allemaal
bezig houden in onze dagelijkse praktijk.
Deze middag heeft zoveel interessante informatie opgele-
verd dat wij de resultaten van de stemmingen in een latere
editie van het Tijdschrift nog eens uitgebreid behandelen.

Na een dankwoord voor de organisatie sloot de voorzitter
Arjan den Hertog de Groep Groot Dagen 2003 af met een ie-

der uit te nodigen 23-24-25 november 2004 alvast in de
agenda\'s te noteren.

Op weg naar...

Concluderend kunnen we zeggen dat we terug kunnen kijken
op een zeer geslaagd congres waar door de samenwerkende
groepen een programma is neergezet over verschillende prak-
tijkgerelateerde onderwerpen die in wisselende vormen aan
de deelnemers werden gepresenteerd. De eerste dag door
middel van een enquête meer inzicht te krijgen in de op te lei-
den dierenarts, de tweede dag het personeelsbeleid van de zit-
tende practici te bespreken met de verschillen tussen werkge-
ver en werknemer. En dc laatste dag in de vorm van een open
debat waar we naar toe willen, moeten of zullen gaan op weg
naar de Nieuwe LandbouwhuisDierenarts.

Met dank aan: Marjolein van de Weetering, bestuurders
Groep Practici Grote Huisdieren, Groep Groot Dagen-com-
missie. Foto \'s: Ad Wijne.

k\'Sltól

-ocr page 78-

Groep
Geneeskunde
Gezelschapsdieren

Brede steun voor permanente educatie

9JI

Honderd nascholingspunten pen januari 2004

Al enige jaren woedt binnen de Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren een discussie over de vraag of,
en zo ja in welke vorm, de gezelschapsdierenartsen
moeten aansluiten bij de maatschappelijke trend
van kwaliteitszorgsystemen, erkenningsregelingen
en praktijkcertificering. In de zogenaamde \'Ronde
van Nederland\' (2001 en 2003) is er op verschillende
plaatsen in het land gelegenheid geboden om met u
hierover van gedachten te wisselen. Duidelijk is dat
vrijwel iedereen het belang onderschrijft van het op
hoog niveau houden van de kennis op het gebied van
de geneeskunde van het gezelschapsdier. Met andere
woorden: er is brede steun voor een systeem van per-
manente educatie.

In het Beleidsplan van de GGG (2001/2002) is als resul-
taat van de discussies het volgende plan van aanpak gefor-
muleerd met betrekking tot de permanente educatie:

• Permanente educatie wordt niet dwingend voorgeschre-
ven, maar gezien als een morele verplichting van de ge-
zelschapsdierenarts (in analogie met de ons omrin-
gende landen).

• Per 1 januari 2002 zal een puntensysteem ingaan op
basis\'waarvan eeh certificaat behaald kart worden.

• Een onafhankelijke commissie zal belast worden met
de uitvoerende taken.

• Twee jaar na introductie (1 januari 2004) zal een evalua-
tie gemaakt worden en zullen, indien wenselijk, verdere
kwaliteitseisen toegevoegd kunnen worden.

Het verheugt het bestuur van de GGG zeer dat het geko-
zen traject van permanente bijscholing tot op heden nau-
welijks aanleiding heeft gegeven tot heftige discussies en
er dus op dit moment geen dwingende behoefte is aan
veranderingen/bijstellingen.

Uit het \'plan van aanpak\' resulteerde een puntensysteem
dat neerkomt op het behalen van vijftig nascholingspun-
ten per jaar oftewel honderd nascholingspunten per 1
januari 2004.

Een Technische Commissie Gezelschapsdieren (TCG) is
in 2002 gestart met haar werkzaamheden bestaande uit
het accrediteren van het aanbod aan nascholingsactivitei-
ten. (Voor de opzet van het een en ander is onder meer ge-
bruikgemaakt van de ervaringen die de huisartsenge-
neeskunde al reeds jaren met dergelijke systemen heeft
opgedaan.)

Naast het aanbod van het PAO-D, de Voorjaarsdagen en
de Najaarsdag, heeft de TCG ruim 125 aanvragen geac-
crediteerd door middel van toekenning van nascholings-
punten.

Uit dit totale aanbod aan na-/bijscholing hoopt de GGG
dat u de door u gewenste nascholingsonderwerpen heeft
kunnen selecteren!

Graag willen wij u, in de aanloop naar 2004 (nu dus), uit-
nodigen óm gébruik te maken Van de kertnisönderhoUds-
archieven over 2002 en 2003; deze in te vullen en terug te
sturen naar:
KNIVlvD/GGG

ter attentie van Technische Commissie Gezelschapsdieren
Postbus 421
3995 AW Houten

Na akkoordbevinding zult u dan een certificaat ontvangen
waaruit blijkt dat u aan uw nascholingsverplichtingen
voor 2002 en 2003 heeft voldaan.

Alle informatie is ook te vinden op de CCC-suIjsite: zie Brief Plan Permanente Educatie
Dierenartsen gezelschapsdieren 20-2-2002.

-ocr page 79-

Zijn eerste werl^dag op maandag
2 februari aanstaande hoopt hij,
naast het voeren van vele gesprek-
ken, ook nog tijd te hebben om een
schilderijtje op te kunnen hangen.
Typerend voor deze man die ar-
chitectuur en Venetië als hobby
heeft en die vindt dat de KNMvD
in positieve zin van zich moet laten
spreken als dat nodig is. Herman Geertsen treedt per 1
februari 2004 in dienst als algemeen directeur van de
KNMvD. De redactie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde zocht hem op in zijn zeer smaakvol aange-
klede huis in Utrecht, vlakbij de oude KNMvD-locatie.

Waarom heeft u gesolliciteerd naar de functie van directeur bij
de KNMvD?

Het leek me een leuke functie, als eindverantwoordelijke van
een niet al te grote club met een hele boeiende missie. Die
missie houdt heel veel veranderingen in. Daar ben ik wel een
voorstander van.

Hoe ziet uw eerste werkdag op 2 februari eruit?
Dat zal een beetje aflnangen van de gesprekken die ik begin
en eind januari heb met directeur ad interim Jean Engelen, de
huidige algemeen secretaris Tjeerd Jorna en met bestuursle-
den. Ik stel me voor in ieder geval te beginnen met heel veel
gesprekken - individueel of in groepjes - om uit eigen waar-
neming een beeld te krijgen van de situatie. Wat er al vastligt
op papier - en dat is heel veel - kan ik dan met mijn eigen
waarnemingen complementeren of eventueel nuanceren. En
misschien is er zelfs nog wel tijd om een schilderijtje op te
hangen.

Is uw beeld van de dierenarts tijdens de sollicitatieprocedure
veranderd?

Enigszins veranderd in de zin van wat meer ingekleurd. Met
de problematiek van de dierenarts heb ik in enige mate nader
kennis gemaakt in de diverse gesprekken, maar ook met de
mensen daarachter zoals de bestuursleden, de leden van de
Raad van Toezicht en de leden van de groepsbesturen. Dat
geeft het een gezicht. Ook door het lezen van de nodige stuk-
ken heb ik een genuanceerder beeld gekregen. De zin om
met deze baan te starten was al aanwezig, maar is daardoor
zeker toegenomen.

Hoe denkt u als niet-dierenarts een dierenartsenorganisatie te
gaan leiden?

Er zijn twee simultaan lopende processen die met leiden te
maken hebben. Het ene proces wordt gevormd door het be-
stuur, het andere door de organisatie. Het bestuur heeft het
laatste woord. Er is onderscheid tussen het bureau en de ver-
eniging. Ik zie het bu-
reau als faciliterend
voor de leden. Ik zie
mezelf niet als de di-
recteur die alles weet
en alles kan, met daar-
aan hangend dertig
medewerkers. Die il-
lusie heb ik niet en die
ambitie heb ik ook
niet. Nee, we zijn der-
tig mensen die samen
voor een klus staan.
Weliswaar is één daar-
van eindverantwoor-
delijk, maar dat is ze-
ker geen alwetend en alles kunnend type.
Ik zal geen inhoudelijk advies geven aan een dierenartsen-
praktijk; dat laat ik zeer gaarne aan deskundigen over. Dat
houdt niet in dat ik me er van afzijdig hou, in tegendeel. Ik
zal er zeker in meepraten, op stimulerende manier liefst.
Ik stel mij voor dat wij ons als club ontwikkelen en zo goed
mogelijk ten dienste staan van de vereniging. Ik zal daar best
accenten in gaan verleggen en misschien wel meer dan dat.
Het plan van aanpak van directeur ad interim Jean Engelen
geeft wat dat betreft goede achtergrondinformatie en ook het
onderzoek waardering lidmaatschap van Environs uit 2000.
Daar zit heel veel materiaal in. Ik heb dat rapport met groot
genoegen gelezen. Ook ben ik van plan om zo snel mogelijk
met Tjeerd Jorna en anderen de boer op te gaan. Teamwork is
een belangrijk trefwoord.

Maatschappi

nieuw

Waar gaat u de KNMvD naartoe brengen?
Een club die indien nodig van zich doet spreken, in positieve
zin. Dat is mijn idee van hoe de KNMvD naar buiten toe zou
moeten treden. Naar binnen toe staat wat mij betreft service-
gerichtheid centraal. Misschien moet in dit verband het
ouderwetse woord dienstbetoon maar weer eens vallen.

Is er een link met uw vorige werk en boe gaat u die gebrui-
ken?

In mijn carrière is er een communicatieve lijn en een lijn
van management. Die vloeien natuurlijk ook samen, want
management is in belangrijke mate communicatie. Wat ik
zal proberen te bereiken is binnen het bureau en ook binnen
de vereniging zoveel mogelijk synergie te kweken. Je zult
toch met beperkte middelen een heleboel taken moeten
verrichten. Dat betekent zo doelmatig mogelijk werken. En
zelden of nooit nee hoeven te verkopen. Hooguit "nu even
niet, maar dan en dan krijgt u uw antwoord".
Vrijwel iedereen is van goede wil als je luisterbereidheid
aan de dag legt, dat heb ik van mijn vorige baan geleerd.

Interview met aanstaand algemeen directeur Herman Ceertsen

"Teamwork is een belangrijk trefwoord"

Susan Umans

-ocr page 80-

Hoe komt de KNMvD communicatief op u over en wat kan
daarin verbeterd worden?

De KNMvD komt schriftelijk helder over, mondeling heb ik
daar nog niet zo\'n scherp beeld van. Tot nu toe heb ik alleen
nog maar vriendelijke gezichten gezien, maar dat is natuurlijk
alleen een momentopname. De sollicitatieprocedure zoals ik
die heb ervaren was buitengewoon degelijk en omvattend. Ik
werd geacht een flink aantal keren te komen opdraven, maar
ik kan me dat goed voorstellen aangezien er voldoende draag-
vlak moet zijn. Intern moet een aantal dingen op orde ge-
bracht worden. Er zijn natuurlijk ook veel externe aspecten
die invloed hebben op de dierenarts en op de vereniging van
dierenartsen. Het zal niemand verbazen dat ik sinds enige tijd
de media op een andere manier volg dan voorheen. Dan lees
ik over de plannen die minister Veerman met de veestapel
heeft en dan denk ik "daar moeten we nog maar eens flink dis-
cussie over voeren". Zo zijn er tal van zaken. Essentieel is dat
het bureau als geheel moet functioneren en ook als geheel een
probleem heeft als het niet goed gaat.

Herman Ceertsen (Nijmegen, Tg48) is een breed georiën-
teerde manager. Na een opleiding journalistiek en een aan-
tal praktijkjaren in dat vak, waaronder drie jaar als hoofdre-
dacteur van \'Stijl\' een vakblad voor binnenhuisarchitecten,
studeerde hij onder andere culturele en sociale antropologie
aan de Nijmeegse universiteit. In het hoger onderwijs was hij
werkzaam als docent, communicatie- en management-
trainer, en vele jaren als manager

Daarna maakte hij de overstap naar de overheid als directeur
van de Sociale Dienst en de sector Welzijn van de gemeente
Leerdam, om vier jaar later de verantwoordelijkheid op zich
te nemen voor de sector Maatschappelijke Ontwikkeling en
Dienstverlening van de gemeente Waddinxveen.

Bijeenkomst Regio West donderdag 22januari 2004

Is UW arbeid (on)geschikt voor loopbaanplanning?

Op donderdag 22 januari 2004 houdt Regio West haar
tweede bijeenkomst. De avond staat in het teken van ar-
beidsongeschiktheid en loopbaanplanning, omdat dit
vanuit de leden naar voren kwam als belangrijk thema
uit de door Regio West gehouden enquête en eveneens
door de KNMvD als zeer belangrijk word beschouwd.
Het thema zal worden toegelicht door enkele sprekers
waaronder collega TH. Hepkema, senior loopbaan
coach/mediator bij P&O Services. De heer Hepkema zal
in zijn voordracht proberen het begrip loopbaanplanning
\'levendiger\' te maken, hij zal de verschillende fases van
een gestructureerde aanpak toelichten en iets vertellen
over de situatie met betrekking tot arbeidsongeschikt-
heid anno 2003. Tevens zal spreken mevrouw F.M.
Stembert, aankomend dierenarts, auteur van scriptie:
\'Dierenarts: een gezond beroep?\'
Mevrouw Stembert zal een uitgebreide toelichting ge-
ven op haar dossieronderzoek. De aanleiding van dit
onderzoek is de constatering dat het aantal dierenartsen
dat arbeidsongeschikt is toeneemt en dat het percentage
hoger is dan bij andere beroepsgroepen. Zij heeft ge-
tracht een aantal vragen omtrent het hoge aantal arbeids-
ongeschikten te beantwoorden aan de hand van een
onderzoek van tweehonderd lopende dossiers bij de
Movir.

De derde presentatie zal de arbeidsongeschiktheid be-
lichten vanuit de invalshoek van de zakelijke dienstver-
lening op het gebied van arbeidsongeschiktheid.
Na de sprekers zal een paneldiscussie volgen met boven-
genoemde sprekers, en tevens zijn daarbij aanwezig de
heerT. de Ruijter, voorzitter KNMvD, en tevens voorzit-
ter van de stuurgroep arbeidsongeschiktheid van de
KNMvD. Aanwezigheid van zakelijke dienstverleners
wordt daarbij ook voorzien.

In het kader van de erkenningsregeling zijn vijf erken-
ningspunten aangevraagd bij het VKO.
Al met al wordt een leerzame en boeiende avond ver-
wacht waarvoor leden van de Regio West van harte zijn
uitgenodigd vanaf 19.30 uur bij Mercure Hotel
Amsterdam Airport (voor route zie: www.mercure.nl).

-ocr page 81-

S.J. de Groot

In 2003 heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit in het kader van de verschillende be-
leidsdraaiboeken dierziektebestrijding een systeem van
deelcompartimenten uitgewerkt. De indeling van de
deelcompartimenten en de grenzen zijn met de stake-
holders (kennisinstellingen, landbouwbedrijfsleven, Ge-
zondheidsdienst voor Dieren en KNMvD) besproken en
vastgesteld.

Op 3 december 2003 is het uitgewerkte voorstel tijdens de
vergadering van de \'Standing Committee on the Food Chain
and Animal Health\' (SCFCAH) besproken. Het voorstel is
unaniem goedgekeurd door de lidstaten en de indeling geldt
per 1 januari 2004. Een beschrijving van de grenzen van de
deelcompartimenten en de kaart staat op de website van de
KNMvD (www.knmvd.nl) onder overheidsmededelingen.

Door dit nieuwe systeem is Nederland verdeeld in een vast
aantal deelcompartimenten met vaste grenzen. De deelcom-
partimenten zijn gebaseerd op grootte, veedichtheid en var-
kensvrije zones. In verband met de handhaafbaarheid van de
grenzen zijn voornamelijk snelwegen, rivieren en uiteraard
de landsgrenzen gekozen als grens van een deelcomparti-
ment.

Bij een uitbraak kunnen afhankelijk van de locatie van de
uitbraak en de beschikbare informatie deelcompartimenten
worden samengevoegd tot compartimenten. Tijdens de 72
uur standstill worden aantal, vorm en grootte van de compar-
timenten, door samenvoegen van deelcompartimenten, vast-
gesteld. Voor deze compartimenten gelden regels ten aan-
zien van transportbewegingen van bedrijf naar bedrijf,
vervoer van mogelijk besmette producten en/of voertuigen
of mensen die komen op het bedrijfsgedeelte van een bedrijf
Identificatie van voertuigen gebeurt door gekleurde stickers.
De kleur van de stickers komt overeen met het compartiment
waar het voertuig op een bedrijf mag komen. De stickers
worden gekoppeld aan het registratienummer van het voer-
tuig. Dierenartsen worden gerekend tot de professionelen
die bedrijfsgedeelten onder voorwaarden van R&O, registra-
tie en compartimentering mogen betreden.
Omdat vanaf 1 januari vaste grenzen voor de deelcomparti-
menten gelden kunt u voor uw praktijk een scenario uitwer-
ken in geval er een dierziekte uitbreekt. Door het nieuwe
systeem wil men snel en flexibel kunnen inspelen op het
voorkomen van verspreiden van het virus bij een uitbraak.

®----

LNV stelt vaste deelcompartimenten vast

Compartimenteringskaart 28 november 2003

Onjuiste samenvatting eileboogdyspiasie GCC-Najaarsdag

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 15 december 2003 is in het verslag van de GGG-Najaarsdag (pagina 789) een
samenvatting opgenomen van de lezing die Dick van Zuilen hield over elleboogdysplasie bij de hond. Deze samenvatting
geeft het verhaal van Van Zuilen onvoldoende zorgvuldig weer, waardoor verkeerde conclusies zouden kunnen worden ge-
trokken. Voor het juiste verhaal verwijzen wij u naar de proceedings van deze GGG-Najaarsdag, die door de GGG zijn uit-
gegeven.

De proceedings zijn te bestellen via m.hovius@vetweb.org

-ocr page 82-

Jan Kruize

Jan Kruize werd geboren op 26februari 1926 in Almelo. Een
paar jaar later verhuisde het gezin naar Rotterdam en later
naar Amsterdam, waar Jan de lagere en middelbare school
bezocht. Zijn enige broer Geert, die diergeneeskunde stu-
deerde, kwam in de oorlog om in Duitsland. Dat heeft op Jan
een diepe indruk gemaakt. Mede om redenen van piëteit ten
opzichte van zijn broer, besloot Jan in 1947 om dierenarts te
worden. Hij studeerde af in 1953. Kort daarna trouwde hij met Miny Eshuis en associeerde met de collegae Aukema en Roerink
in Vlagtwedde. Eén van ons heeft daar als student Jan en Miny leren kennen als erg gastvrij. Jan was heel geduldig en behulp-
zaam bij de onervarenheid van een aantal studenten die door hem in de praktijk zijn ingewijd. Het was het begin van een vriend-
schap die bleef bestaan. In 1954 zijn de Kruizes naar Onstwedde verhuisd, nog steeds geassocieerd met bovengenoemde colle-
gae. Het contact bleef behouden, ook na het vertrek van de inmiddels afgestudeerde student naar het buitenland, en versterkt
tijdens verloven. Niet alleen het karakteristieke knetterende geluid van de motor van hun Volvo leeft nog in de herinnering, maar
vooral ook de bijzonder smakelijke manier van vertellen van Jan over de soms James Herriot-achtige toestanden in de
Groningse praktijk. Hoewel Jan genoot van het dagelijkse contact met de boeren, wilden heiden na een aantal jaren toch iets
anders, en Jan verliet de praktijk in 1958 en ging werken voor Philips Duphar in Weesp, waarbij ze verhuisden naar Nieuw-
Loosdrecht. Het was een heel andere wereld, waarin hij snel zijn plaats vond en zich ook uitstekend thuisvoelde. Hij heeft altijd
zeer goede contacten met de collegae gehad, zowel in de praktijk als in het bedrijfsleven. In het begin van de zestiger jaren kreeg
hij een ernstig auto-ongeluk in België, samen met andere collegae van Duphar, waarvan hij gelukkig geheel herstelde.
Misschien voorzag Jan reeds de naderende veranderingen in het bedrijfsleven toen hij Duphar in 1974 verliet om directeur van
KI Gelderland te worden, waartoe naar Aalten in de Achterhoek verhuisd werd. Toen KI Gelderland opging in KI Oost Neder-
land werd Jan ook daarvan directeur

Jan was een goede manager, die beslissingen durfde te nemen en KI Gelderland en Oost-Nederland uitstekend geleid heeft.
Doorzijn aimabel karakter, bescheidenheid en zijn gave om te kunnen luisteren had hij goede verhoudingen met zijn personeel,
waardoor de fusies eigenlijk rimpelloos verliepen. Op zijn 62ste verjaardag in februari 1988 is hij met pensioen gegaan. Hij
werd daarbij onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Op dat moment vond hij dat overdreven, later genoot hij

. er toch van......... ..................................

Met één onzer heeft hij zich tot 1 januari 1990 zeer ingespannen om het biotechnologie-lahoratorium Embrytec op te zetten,
waarvan de Kl-verenigingen aandeelhouder waren.

memoriam

Jan en Miny kregen drie kinderen, Marianne, Carla en Erik. De familie heeft het niet altijd gemakkelijk gehad, maar Jan was
een fantastische man en vader Vijftien jaar lang heeft hij, samen met Miny, mogen genieten van een onbezorgde en welver-
dienderust. Op IO november 2003 zouden ze vijftig jaar zijn getrouwd. Het heeft niet zo mogen zijn. Op 19 juli 2003 voelde Jan
zich plotseling niet goed en al de volgende dag, toen ze op het punt stonden op vakantie te gaan, is hij gestorven.
Het verlies van Jan is voor Miny en de kinderen onherstelbaar. Moge het een steun voor hen zijn, dat heel velen hem als een
goede collega en fijne vriend zullen blijven herinneren.

Gerrit Uilenberg
Chris Willems

Ervaren dierenarts gezelschapsdieren (v) zoekt

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

Parttime baan

in Noord-Brabant of Limburg, c.q. omgeving Nij-
megen of Arnhem.

Inlichtingen: drs. P.C. van Eek, telefoon 0475-
336442.

maandag
maandag
maandag
maandag

26-01-2004
09-02-2004
23-02-2004
08-03-2004

15-02-2004
01-03-2004
15-03-2004
01-04-2004

") Voor lo.oo uur \'s morgens.

-ocr page 83-

Ruilen voor een Flubenol ?

Bij preventief ontwormen (minstens
3
X per jaar) Is de juiste reselmaat
belansrijk. Daarom Is er nu Compamalls,
de preventieve berlchtenservice van je
eisen dierenarts. Precies op tijd word je
per sms geïnformeerd dat je liuisdler
weer een behandeling nodig heeft!

Meer info?

Bij je dierenarts of op
www.comDamails.nl

JANSSEN

•animal health

•riubenol KH: REG NL 9096

Saimn?totliti£ 44 n^R tlubenddzol per ml; indicatie vvormbesiiicttiiig met spoehvotmen: Toxocara cams. Toxascans leonina; jrwoepwormei^: Trichuns vulpis; haaKwotmen: Uncinana stenocephata. Ancylostoma tubaclonne; lintwormen: Taenia pisi-
fomiis, Taena tacniaelofmis: dosenng spoelwomien en haahwonnen; 22 mg Hibenttejot pef kg LG (» 1 ml pasta per 2 kg) gpdurenOe 2 dagen; andere wxmsoorten 22 mg flutjendazol per kg LG gedureixie 3 dagen.
•Flubenol SpecUwl: REC NL 2995

Samenstelling per tablet 220 mg fhibendazol; iixlicatie verinindenng van uitscheiding van spoe^womwieren en haakwomwiefen met lOCPb. «mnindenng van uitscheiding van zweepwomieieren met 90-100^0; dosenng spodwotmen (Toxocara
canis, Toxascans kjoninal en ha,il«\\ormen iUncinana. Ancylostomal 22 mg Hutïendawl per kg IG (=■ 1 tablet per 10 kgl gedurende 2 dagen: zweopwomion 22 mg flubendarol per LG gedurende 3 dagen,
lees \\«üi gütxiiik eerst de bijslurtcr

Spoelwormen zijn schadelijk voor
je kat, je hond... en je gezin.
Zeker bij kinderen (die handjes
wassen wel eens vergeten) kunnen
ze allergieën en astmatische klach-
ten verergeren. Je huisdieren regel-
matig preventief ontwormen met
een bijzonder effectief product Is
dus echt noodzakelijk. Maar geen
straf. Want de handige Flubenol\'
tabletten zijn zó lekker, dat hond-
en poeslief er haast zelf om
zouden vragen!

Flubenol*

De lekkere manier
om te ontwormen

-ocr page 84-

FORTUIN

praktijkadviesbureau

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

iTifo@dixfoTtuin.Til T030 2448774
www.dixfortuin.nl F 030 241 56 33

Koningslaan 63
3583 CP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64

Zoekt u een kwalitatief

\'loogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

D I X

FINANCIEEL

Dierenartsencombinatie
Gorredijk is een goed georga-
niseerde gemengde praktijk in
zuidoost Friesland, bestaande
uit vijf dierenartsen. De werk-
zaamheden betreffen dierge-
neeskunde op het gebied van
runderen, schapen, paarden
en gezelschapsdieren.

Binnen ons team is er plaats voor een

enthousiaste collega (m/v)

Wij zijn op zoek naar een collega:

• die zich voornamelijk bezighoudt met gezelschapsdieren
en paarden

• met goede contactuele eigenschappen

• die zelfstandig kan werken

• die wil participeren in de dienstregeling

• liefst met werkervaring.

Wij bieden:

• een 50% tot 100% functie.

• een prima werksfeer en omgeving.

• een praktijk met perspectief

• gelegenheid tot ontwikkeling en zelfontplooiing.

• bij gebleken geschiktheid mogelijkheid tot associatie.

Salariëring in overleg.

Uw sollicitatie met cv kunt u richten aan DAC Gorredijk, ter at-
tentie van de heer A.W. jorna, Postbus 7, 8401 AA Gorredijk.

DIERENARTSENCOMBINATIE
GORREDIJK E O.

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelf de aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een .snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casemanagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

info@loopbaanbemiddeling.nl
www.loopbaanbemiddeling.nl

VERGUNNING ARBEIDSBEMIDDELING CBA/A 99.0295

Loopbaanbemiddeling is een
onafhankelijke organisatie.
Een professionele personeels-
manager die alle personele
aspecten voor organisaties en hun
medewerkers verzorgt

DE PERSONEELSDIENST VOOR DE D I E R E N A RT S P R A KT IJ K

-ocr page 85-

Elke minuut telt!

Baytril

®

Binixin

®

de snelle en betrouwbare oplossing voor
aandoeningen aan de luchtwegen

Benaming BAYTRIL® 10% injeciievlocistof • Samenslelllng Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort
Varken cn rund. • Therapcuti.schc indicatic.s Antimicrobiecl middel voor dc behandeling van infectieziekten
bij mnd cn varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismcn. Varken: E. col
(colidianrce, colisepticaemic). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata alsmede andere ziekte
complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree. colisepticaemic). Salmonella spp.
Pasteurella spp.. Mycopla.smata. secundaire infecties bij virusziekten, Bovine Respiratory Disease-complex
In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan dc
therapie dc gevoeligheid van hel causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. • Contra\'
indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere
fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. ♦ Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering
Varken, rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende
3 dagen (Salmonellosen 5 dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen 1 tot 5 mg enrofloxacin
per kg lichaamsgewicht (= l ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij hel
varken. • Wijze van toediening Varken: intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats;
rund; subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niet meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttijd Varken: vlees:
10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen: melk: 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij .subcutane toediening.
• Rej;istraliehouder Bayer B.V.. Division Animal Health, Energieweg 1. 3641 RT Mijdrecht. • NL 03489
UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

WWW. livestock, bayer, n I

Benaming BINIXIN® • Samcnstellmg Elke ml bevat; acticvc subsiantic: flunixine (als flunixine meglumine) 50 mg; excipiens;
fenol 5 mg, natriumformaldehydesulfoxylaal 2.2 mg. propyieenglycol 207 mg. • Dieixwrt Rund en paard. • Therapeutische
indicaties Rund; voor de leniging van acute ontsteking geassocieerd met bronchopncumonie. Paard; voor de leniging van ontsteking
geassocieerd met aandoeningen van spieren of skelet, voornamelijk in de acute tol subchronische stadia. Het is eveneens geïndiceerd
voor de leniging van viscerale pijn. geassocieerd met koliek. • Contra-indicatie.s Niet gebruiken bij dieren mei hart-, lever- of
nieraandoeningen; indien er de mogelijkheid is van gastro-intestinale ulceratie of bloeding of indien er risico\'s zijn van
bloedsiollingstoomissen. Niet gebmiken bij dieren die lijden aan koliek veroorzaakt door ileus en geassocieerd met dehydratatie.
Niet gebruiken bij dieren met chronische aandoeningen van het skelet of de spieren. Niet gebruiken bij dieren met gekende
overgevoeligheid t.o.v. de werkzame slof. Niet gebruiken bij paarden waarvan de melk bedoeld is voor humane consumptie. Kan
gebruikt worden bij drachtige en lacterende runderen. Niet toedienen aan drachtige menies. Studies om de veiligheid aan ie tonen
bij drachtige merries werden niel uitgevoerd. • ()ngewen.ste effecten Het gebruik van niet-steroidale ontstekingsremmers (NSAID\'s),
inclusief flunixine. kan predisponerend werken of leiden tol gastro-inteslinale irriiatie en in erge gevallen, ulceratie. Er is de
mogelijkheid lol bloeding, gastro-intestinale irritatie cn letsels, necmsis ter hoogte van de nierpapillen en veranderingen in
blocdparameiers. Er zijn occasionele meldingen van reacties ter hoogte van de injectieplaats bij paarden alsook, zowel bij paarden
als runderen, van collaps na vlugge inuaveneuze toediening. Er zijn occasionele voorvallen van anafylactische reacties welke soms
faiaal kunnen zijn. • Doseringen wijze van toediening Rund: de aanbevolen dosis bedraagt 1-2 ml Binixin per45 kg iichaamsgewichl
(equivalent aan 1,1-2.2 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend en herhaald als nodig met 24 uur interval voor maximaal 3
opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontstekingsreactie dient te worden achterhaald en behandeld met een bijhorende
therapie. Paard: bij gebruik bij spier- cn skelelaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1 ml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht
(equivalent aan 1 .Img flunixine per kg) inuaveneus toegediend mei 24 uur imersal voor maximaal 5 opeenvolgende dagen naargelang
de respons. Bij gebruik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis Iml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalent aan 1.1 mg
flunixine per kg) iniraveneus toegediend en één- lol tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich herhalen. E)e oorzaak van
de koliek moet achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. • Wachttijd Eetbare weefsels: rund: 10 dagen, paard; 28
dagen. Melk rund: 48 uur Niet toedienen aan paarden waarN\'an de melk wordt gebruikt voor humane consumptie. •
Registratiehouder Bayer B.V,. Division Animal Healih, Energieweg 1. 3Mt RT Mijdrecht. • REG NL 09975 ÜDD. Verdere
informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

-ocr page 86-

Dierenkliniek Het Groote Plein te Weesp is een dierenkliniek
voor gezelschapsdieren met een hoofdvestiging in Weesp en
een dependance in Muiden.

Er wordt gewerkt met twee dierenartsen en drie assisten-
tes/paraveterinairen. De praktijk levert \'up tot date\' dierge-
neeskundige zorg in combinatie met een hoge standaard van
dienstverlening en klantenservice. In verband met het vertrek
van een van de dierenartsen zijn wij op zoek naar een

Dierenarts Gezelschapsdieren (M/V)

Wij vragen:

• Differentiatie Gezelschapsdieren

• Goede communicatieve vaardigheden

• Klantgericht denken en handelen.....

• Zelfstandig kunnen werken

• Innovatief denkend

• Bij voorkeur enige ervaring.

Wij bieden:

• Enthousiast team

• Prettige werksfeer

• Parttime functie dertig uur verdeeld over vijf dagen
Goede dienstenregeling

• Plezierige clientele!

Sollicitaties met cv en motivatie binnen veertien dagen bij

voorkeur via mail naar: dierenarts@rapsolutions.nl of

schriftelijk naar Dierenkliniek Het Groote Plein

Ter attentie van Mw. I. Dhert

Groote Plein 2

1381 BE Weesp.

DIERGENEESKUNDIG
CENTRUM BEKENLAND,

een gemengde praktijk met tien dierenartsen en
acht assistentes zoekt in verband met het sterk uit-
breiden van onze paardenactiviteiten,

een breed inzetbare dierenarts

met extra belangstelling en/of ervaring op het
gebied van fertiliteit van het paard.

Sollicitaties sturen aan:

D.C. Bekenland

Ter attentie van Erwin de With

Ceestersew/eg 16

7275 BM Gelselaar.

Voor meer informatie over deze vacature kunt u
contact opnemen met Erwin de With en/of Arjan
Schuttert. Telefoon: 0545 - 481666.

KLINIEK VOOR PAARDEN

Dierenkliniek Wolvega is een praktijk waarbinnen door 10 dierenartsen diersoortspecifiek gewerkt wordt.
De afdeling Kliniek voor Paarden is een doorverwijs- en gecertificeerde keuringskliniek waar eerste- en tweedelijns
werkzaamheden verrictit worden.

Wegens het groeiende marktsegment paard is in 2002 de Kliniek voor Paarden volledig gerenoveerd en wordt er
geïnvesteerd In kennis en faciliteiten.

Door de toename van de totale en specifieke werkzaamheden zoeken wij voor ons team van vier erkende
paardendlerenartsen een

INTERNIST PAARD m/v

ECIM / ACVIM / specialist inwendige ziekten
en een

PAARDENDIERENARTS m/v

erkend / vakdierenarts

Voor informatie en reacties kunt u zich richten tot
Aart H. Schutrups

Dierenkliniek Wolvega, afdeling Kliniek voor Paarden
Stellingenweg 10, 8474 EA Oldeholtpade, Tel. (0561) 68 85 55

DIERENKLINIEK

WOLVEGA

c
0)

-ocr page 87-

NIMAL HEALTH

Superieure voeding
ontwikkeld met
farmaceutische
kennis en kunde

NIEUW VOOR HOND EN KAT
VIRBAC VET-COMPLEX

VIRBAC

VET-COMPLEX® HOND&KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET-COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte en complete range van producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Klantvriendelijke service & levering.

-ocr page 88-

Elke minuut telt!

Baytril

Binixin

®

®

de snelle en betrouwbare oplossing voor
aandoeningen aan de luchtwegen

Benaming BAYTRIL® 10% injeclievloeistof • Samenstelling Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort
Varken en rand. • Therapeuli-sche indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling van infectieziekten
bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli
(colidiarrec, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata alsmede andere ziekte-
complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree. coli.septicaemie). Salmonella spp..
Pasteurella spp., Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten, Bovine Respiratory Disease-complex.
In het kader van een verantwoord gebniik van antimicrobiële middelen is hel zinvol voorafgaand aan de
therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram. • Contra-
indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere
fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. • Ongewenste eflecten Niet bekend. • Dosering
Varken, rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende
3 dagen (Salmonello.sen 5 dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen 1 tol 5 mg enrofloxacin
per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het
varken. • Wfjze van toediening Varken: intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injecticplaats;
rond: subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niel meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttijd Varken: vlees:
10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen: melk: 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij subcutane toediening.
• Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • NL 03489
UDD. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar bij de betreffende onderneming.

Benaming BINIXIN® ■ Samenstelling Elkt ml beval: aclicvt subslanlie: «unixine (als flunixine meglumine) 50 mg: ex.ipicns
fenol 5 mg. nalriumforniaWehydcsiilfoxylaal 2,2 mg, propyleenglycol 207 mg. • Diersoort Rund cn paard. • Therapeutisch
indicaties Ründ: voor dc leniging van acme offlsleking geassocieerd mei broncliopneumonie. Paard: voor de leniging van onlslekin
geassocieerd mei aandoeningen van spieren of skelet, voornamelijk in dc acme lot subchronische stadia. Hel is eveneens geinjiccei
voor de leniging van viscerale pijn. geassocieerd met koliek. • Contra-indicaties Niel gebniiken bij dieren met hart-, lever-
O
nieraandoeningen; indien er de mogelijkheid is van gaslro-inleslinale ulceralie of bloeding of indien er nsico\'s zijn va
bloedslollingsloomissen. Niet gebniiken bij dieren die lijden aan koliek veroorzaakt door ileus en geassocieerd met dcliyjralali!
Niel gebniiken bij dieren met chronische aandoeningen van hel skelet of de spieren. Niel gebniiken bij dieren mei gekend
overgevoeligheid l.ov de werkzame stof. Niel gebniiken bij paarden waar^■an de melk bedoeld is voor humane consumptie. Ka
gebniikl worden bij drachtige en iaclerende nindercn. Niel toedienen aan drachtige merries. Studies om de veiligheid aan te uine
bij drachiige menies werden niel uitgevoerd. • OnBe»ensle effecten Hel gebniik van niel-sleroïdale ontstekingsremmers (NSAID s
inclusief flunixine, kan predisponerend werken of leiden lot gaslro-intcslinale inilalie en in erge gevallen, ulceraue Er is d
mogelijkheid lot bloeding, gastro-intestinale inilalie en leisels, necrosis Ier hoogte van de nierpapiilen en vcrandenngen i
bloedparamelers. Er zijn occasionele meldingen van reaclies Ier hoogte van de injectieplaals bij paarden alsook, zowel bij paarde
als ninderen van collaps na vlugge intraveneuze toediening. Er zijn occasionele voorvallen van anafylactische reaclies welke son
fataal kunnen zijn, • Doseringen wijze van toediening Rund: dc aanbevolen dosis bedraagt 1-2 ml Binixin per45 kg lichaamsgewicl
(equivalenl aan 1,1-2,2 mg flunixine per kg) inlniveneus toegediend en hcrtiaald als nodig met 24 uur inlerval voor maximaal
opeenvolgende dagen. De oorzaak van de acute ontslekingsreactie dienl te worden achlerbaald en behandeld met een bijhoteni
therapie Paard- bij gebniik bij spier- en skelelaandoeningen bedraagt de aanbevolen dosis 1 ml Bmixin per 45 kg lichaamsgewic
(equivalenl aan 1,1 mg flunixine per kg) intraveneus toegediend mei 24 uur inlerval voor maximaal 5 opeenvolgende dagen naargelai
de respons Bij gebmik bij koliek bedraagt de aanbevolen dosis Iml Binixin per 45 kg lichaamsgewicht (equivalenl aan 1.1 m
flunixine per kg) intraveneus toegediend en Één- lot tweemaal herhaald indien symptomen van koliek zich herhalen. De oorzaak
de koliek moet achterhaald en behandeld met een bijhorende therapie. ■ Wachttijd Eetbare weefsels: nind: 10 dagen, paard: 21
daeen Melk nind\' 48 uur. Niel toedienen aan paarden waarvan de melk wordl gebniikl voor humane consumptie.
1
Regislratiehouder Bayer B.V.. Division Animal Heallh. Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 09975 UDD. Verde|
informatie is op aanvraag verkrijgbaar hij de betreffende onderneming.

www.livestock.bayer.nl

Bayer HealthCar^

-ocr page 89-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 29
Aflevering 3
1 februari 2OO4

Inhoud

Foto cover: Peter van Rootselaar

Uit de hoofdredactie 73
Overzichtsartikel

Een terugblik op de activiteiten van de voormalige rijksseruminrichting;J. P. W.M. Akkermans 74

Referaten 83

Veterinair Verleden

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (53); Dirk Frederik van Esveld (1848-1912); A. Mathijsen

en E.P. Oldenkamp 84

Berichten en verslagen

De toekomst van de diergeneeskunde, zoals gezien door een \'gewone gemengde practicus\'; M.M. Sloet van

Oldruitenborgh-Oosterbaan 86

Samenwerking met Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift; M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 88

Dc heldere kleuren van Anneke Gostelie; A Folkerts 89

Winnaars fotoactie Pfizer 90

Laatste ontwikkelingen in de voeding van grote rassen, gepresenteerd tijdens de Europese lams-seminars 91

Spinnenweb als hechtmateriaal;_/. Goudswaard 91

Nascholingscursusreis Cuba mei 2004 92

Nieuwe voorzitter Rathenau Instituut 93

Wijziging oproep ACE Pharmaceuticals BV 93

Boekbespreking 92

PAOD 93

Ingezonden

Zevenhonderd zwarte bladzijden diergeneeskunde; Adr C. Voeten 94

BVD-aanpak: het roer Is om; L. R. M. Verberne 95

Adreswijzigingen; M. Verbeek 96

Aërodynamica laat hommel niet vallen; R.J. Slappendel 96

Een\'hommelopatische\'redenering;J.I Lumeij 97

Wetenschap

Actua

KLINISCHE AVONDEN VAN VIRBAC

"Ontdek het plekje" De chronische, recidiverende "De wereld van cytokines, interferonen en antivirale

tandvleesontsteking bij de kat: onderzoek en behandelplan. immuuntherapie in de Diergeneeskunde".
Jhr. Drs. A.W. van Foreest Prof.emerdr Marian C. Horzinel<

J rlirnrnhn.mm

DiOià

töMl Ehtdhóven

. <fan ^n Valli llatel Di jlIii —

ff

\\Jïrb>cKZ

ANIMAL HEALTH

-ocr page 90-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr RA.M. Overgaauw

Drs. J.T. siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht) . .
Prof dr. R De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif(Gent. België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.PA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof. dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr E.Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
SggoGE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. wijne- Raemakers. lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Joma. algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen. algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Congressen en cursussen

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Uman,s-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

TeL 030-6348900/fax 030.-6348929. . .

E-mail: tijdschrifl@knmvd.nl

Global environmental change and the health of humans, livestock, and wildlife

97

S

KNMv

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
cnigingstijdschnft van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dicrenart.sen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Maatschappijnieuws

Visie voor samenwerking tussen paardcnpraktijken; P.W.C.M. van Oijen en
B.P.M. Cornelissen

GGG overlegt met minister van LNV over Honden- en kattenbesluit
Het is lente!;
De Orangeriecommissie
Module Reiniging en Desinfectie Dierenartsenpraktijken
Nieuws over de Rechtspositieregeling voor Dierenartassi.stenten
Januari-nummer Veehouder en Dierenarts

Personalia

Doorlopende agenda

jubilea

Deadline

98

99

100
100

101
101

102

104

105
105

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304. fax 0346-264565).

Review |

Review of the activities from the former State Institute for Serum Production; J. P. W. M. Akkermans

74

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN M vD en

Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per l okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verkiaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 91-

Uit
de

hoofdredactie

Binnen hij het warme houtvuur, want nu huiten onder de kastanje zitten is veel te nat en te koud, probeer ik, naar aanleiding van een discussie over certificeren, uit te
puzzelen hoeveel dierenartsen er lid zijn van de KNMvD en hoe de belangstelling van de dierenartsen in Nederland verdeeld is over de diverse aandachtsgebieden c.q
diersoorten.

In het Diergeneeskundig Jaarboek 2003 vind ik op pagina 508 een grafiek waaruit duidelijk wordt dat in het begin (1946) vrijwel alle dierenartsen in Nederland (een
kleine duizend) ook lid waren van de KNMvD. In de daarop volgende jaren nemen zowel het totaal aantal dierenart.sen als het ledenaantal van de KNMvD gestaag toe
en .steeds blijven vrijwel alle dierenartsen lid van de KNMvD. Vanaf1972 gaan de twee lijnen echter verder uiteenlopen. In 2002 zijn er in totaal ongeveer 5 750 die-
renart.sen, waarvan er ongeveer 4300 lid zijn van de KNMvD. Ik wd echter nog wel wat meer gegevens hebben en gelukkig zijn bureauredactie en verschillende an-
dere medewerkers van de KNMvD en het VKO bereid allerlei cijfers voor mij boven water te halen.

Zo zijn er in 2003 in Nederland 5295 dierenartsen: 2 726 werkzaam als practicus, 1165 op andere wijze werkzaam (\'niet-practici\'): daarnaast 267 waarnemend, 892
rustend en van 245 dierenartsen zijn de werkzaamheden niet bekend. Ruim 500 dierenartsen verblijven er in het buitenland. Van de 5295 dierenartsen zijn er 3971 lid
van de KNMvD (= 75%). Van de practici zijn er 1829 (67%) ondernemer (79% man en 21% vrouw) en hier\\\'an heeft ongeveer eenderde een één-eigenaar praktijk en
tweederde zit in een associatie. In totaal werken er 897 (33%) practici in loondienst (35% man en 65% vrouw). Van de niet-practici (71% man en 29% vrouw) werken
er 317 hij de overheid, 321 bij de semi-overheid, 281 in het bedrijfsle\\\'en en 246 in het onderwijs.

Gezien de di.scu.ssie nmd certificeren en de steeds verdergaande differentiatie binnen de opleiding (zie ook het toekomstbeeld van prof Aart de Kniifin het vorige
TvD) blijft het intere.ssant waarmee de Nederlandse dierenartsen hedentendage hun brood verdienen. Die gegevens zijn helaas onvoldoende nauwkeurig bekend. Van
de praktiserende dierenart.sen werkt er naar schatting 38 procent in de gezelschapsdieren/paard, elf procent in de landbouwhuisdieren en 51 procent oefent de ge-
mengde praktijk uit, maar deze cijfers zijn mogelijk niet zo betrouwbaar

Het lidmaatschap van de diverse givepen van de KNMvD en het totaal aantal erkenningen per diersoort geven natuurlijk ook enig inzicht, maar veel dierettarlsen zijn
lid van meerdere groepen en/of hebben twee erkenningen. De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren heeft 1096 leden (nog geen erkenningen), de Groep
Geneeskunde van het Rund 543 leden (843 erkenningen), de Groep Genee.skunde Paard 475 (431), de Groep Geneeskimde van het Varken 403 (403) en de Groep
Pluimveewetenschappen 139 (91). Niet zozeer aan één diersoort gebonden zijn de Groep Practici Grote Huisdieren met 527 leden, de Groep Gezondheids- en
Kwaliteitszorg met 123, de Groep llomeopatisch-werkende Dierenartsen met 121 ende Groep Dierenartsen werkzaam in het Bedrijfsleven met 114 leden. De Groep
Veterinair Specialisten met 115 leden is helemaal een beetje een buitenbeentje omdat de .specialisten echt over het gehele beroepsveld verdeeld zitten en er pivcentu-
cel wat minder .specialisten lid zijn van de KNMvD. Er zijn op dit mometU ndm 320 .specialisten inge.schre\\>en in het Nederlands Specialisten Register, waar\\>an een
beperkt aantal n.p. (non practising) of n.p. N. (non practising in Nederland).

Als men kijkt naar de clusters in de KNMvD. dan hebben in 2002 1414 van de 4292 leden gestemd: 37ptvcent voor Cluster 1 (Koppelgehouden dieren), 46procent
voor Cluster 2 (Individueelgehouden dieren) en zeventien procent voor Cluster 3 (Volksgezondheid en bedrijfsleven).

Waatvm nu al deze getallen ? Veel dierenartsen in de koppelgehouden dieren en het paard zijn het er over eens dat de \'Erkenningen \'veel goeds gebracht hebben en ook
de gezelschapsdierenpractici hebben er nu een begin mee gemaakt. Natuurlijk wordt er af en toe wel gemopperd. Het verplichte karakter van het volgen van onderl ijs
vereist dat het PAO-D en andere \'onderwijs-aanhieders \'voldoende interessante en leerzame cursussen aanbieden.

De meeste weerstand is er echter als certificeren naar voren komt (Henk Vrieselaar spreekt dat uit in een inten\'iew op bladzijde 86). De vraag is in hoe\\\'erre deze
weerstand terecht is. Enerzijds is het \'normaal\'dat ook dierenartsen certificeren: ieder zichzelf respecterende bedrijfstak is immers hedentendage gecertificeerd.
Andetzijds, de wijze waarop er gecertificeerd moet worden, is iets wal welaan di.scu.ssie onderhevig is en ook de verplichte koppeling tussen erkenningen certifice-
ring doet nogal wat wenkbrauwen fnmsen. Dit laatste is misschien wel begrijpelijk want ongeveer eenderde van depixictici is in loondienst en kan dus geen doorslag-
gevende invloed uitoefenen op het wel/niet certificeren van de praktijk waar hij of zij werkt.

Het is jammer dat het certificeren tot zoveel commotie leidt en zelfs voor een aantal dierenartsen aanleiding is geweest de KNMvD te verlaten. Het is nog meer te be-
treuren dat het zo succesvolle traject van erkenningen in de negatieve spiraal van het certificeren meegesleept dreigt te worden.

Als ik kijk naar de paardendlerenartsen. en daar zit ik het diepste in, dan hebben de erkenningen daar niet alleen gezorgd vooreen betereen meer uniforme aanpak
van de patiënten en geresulteerd in een aantal \'Leidraden\', maar heeft het hele traject ook geleid tot een betere onderlinge samenwerking (zie het artikel van van Dijen
en Corneli.s.sen op bladzijde 98). De Groep Geneeskunde Paard heeft de komende maanden ook een referendum op stapel staan om de mening van haar 475 leden ten
aanzien van erkenning en certificering te peilen.

At met al blijven het woelige tijden en gezien alle bovengenoemde getallen denk ik dat het cruciaal is dat één discussiepunt (certificeren) geen onrust in de hele
KNMvD veroorzaakt!

Hopelijk zal het tijdschrift dat nu voor u ligt, en weer veel te bieden heeft, u een rustig uurtje leesplezier bezorgen!

Dr Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

I

Tijdsduil^H

> wSH^H

Diergenees

-ocr page 92-

Een terugblik op de activiteiten van de voormalige rijksseruminrichting

J.P.W.M. Akkermam\'

Overzichtsartikel

Samenvatting

Er wordt een schets gegeven van het ontstaan en de ont-
wikkeling van de Rijksseruminrichting te Rotterdam in
de periode 1904-1959.

De betekenis van de grondlegger professor dr. J. Poels
wordt belicht.

Veel aandacht wordt geschonken aan de productie en le-
vering van antisera tegen besmettelijke dierziekten om-
dat gegevens hierover slechts fragmentarisch in de dier-
geneeskundige literatuur van ons land aanwezig zijn.
Andere aandachtspunten zijn de productie van vaccins
en van diagnostica en het onderzoek van zieke en gestor-
ven dieren alsmede van bloed, se- en excreta.
Tevens wordt gewezen op de verrichte wetenschappelijke
arbeid.

Summary

Review of the activities from the former State Institute
for Serum Production

This article describes the foundation and development of the State Institute
for Serum Production (Rijksseruminrichting) in Rotterdam, the Nether-
larjds, during the period 1904-1959. It describes the wgrkpfDrJ. Poels, the,
founder of the Institute, and the production of antisera in terms of the selec-
tion of animals, immunization protocols, blood sampling and collection,
and the preservation and use of antisera in practice. Attention is also paid to
the production of vaccines and diagnostic tests and to research on animal
diseases. Envisaged research goals were not achieved because of a lack of
adequate financial support and staffing, and poor laboratory facilities.

Inleiding

Op 1 februari 2004 is het honderd jaar geleden dat op insti-
gatie van de toenmalige Directeur-Generaal van de
Landbouw, de heer H.J. Lovink de Rijksseruminrichting
(RSI) werd opgericht te Rotterdam. Het instituut kreeg als
opdracht \'de nieuwere diergeneeskundige gegevens in het
bijzonder die welke betrekking hebben op infectieziekten,
dienstbaar te maken aan de landbouw\'. De uitvoering hier-
van zou men als volgt kunnen omschrijven:

1. het bereiden van sera en vaccins zowel voor profylacti-
sche als therapeutische doeleinden en van andere prepa-
raten;

2. het bereiden van diagnostica ter onderkenning van ziek-
ten bij dieren;

3. diagnostisch onderzoek naar de oorzaak van ziekten on-
der landbouwhuisdieren;

4. wetenschappelijk onderzoek naar etiologie, pathogenese,
preventie en therapie van dierziekten.

Al snel werd ook aandacht geschonken aan problemen bij

\' Dr.J.RW.M. Akkermans van 1 december 1952 tot l mei 1979 wetenschappelijk mede-
werker aan de Rijksseruminrichting en het Centraal Diergeneeskundig Instituut te
Rotterdam.

gezelschapsdieren.

Als gevolg van veranderde omstandigheden op diergenees-
kundig, veeteeltkundig en politiek gebied, is de structuur van
deze inrichting in de eeuw die achter ons ligt enkele malen
ingrijpend veranderd. Er kwamen fusies met andere institu-
ten maar ook afsplitsingen tot stand. Het karakter veranderde
derhalve sterk.

Aan bovengenoemde opdracht hebben medewerkers een
eeuw lang vorm en inhoud gegeven.

In deze terugblik wordt informatie verstrekt over de periode
tot 1959 toen de Rijksseruminrichting (RSl) tezamen met
het Staatsveeartsenijkundig Onderzoekingsinstituut (SVOI)
opging in het Centraal Diergeneeskundig Instituut (CDI).
Bijzondere aandacht wordt voorts geschonken aan de berei-
ding en de toepassing van antisera tegen besmettelijke dier-
ziekten, omdat gegevens hierover in de Nederlandse litera-
tuur slechts fragmentarisch aanwezig zijn.

Voorgeschiedenis

Tot de twintigste eeuw kende men zowel in de medische als
in de diergeneeskundige wereld het bestaan van infectieziek-
ten, zonder dat men begrip had van de oorzaak. Men sprak
van \'contagium animalum\' vluchtige smetstoffen en van
\'miasmen\' kwaadaardige agentia, die konden ontstaan in de
bodem of in rottend organisch materiaal. Men deed echter
wel aan ziektebestrijding zoals afmaken van zieke en van
verdachte dieren, invoerverboden en quarantainemaatrege-
len. In navolging van de Engelse arts Jenner (1749-1823) en
zijn experimenten met koepokentstof had men zijn techniek
toegepast bij de bestrijding van veepest (Morbelli-virus) en
de besmettelijke longziekte
(Mycoplasma mycoïdes) van
runderen.

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd dankzij de
onderzoekingen van Louis Pasteur, Robert Koch, Paul
Ehrlich en vele anderen het ziektemakend vermogen van
bacteriën en later van virussen bekend. Ook de therapeuti-
sche en profylactische mogelijkheden van sera en van vac-
cins werden door hen toen al toegepast, zij het nog op be-

-ocr page 93-

perkte schaal en met de nodige onvolkomenheden. Eén van
de eersten in Nederland die hierin geïnteresseerd raakte was
de dierenarts Jan Poels. Hij was zowel actief op diergenees-
kundig als medisch terrein.

De onderzoekingen van dr. J. Poels"

Jan Poels werd geboren op 21 maart 1851 te Oostrum, een
gehucht bij Venray. Na tijdelijk het gymnasium in laatstge-
noemde plaats bezocht te hebben, werd hij toegelaten tot de
Rij ksveeartsenij school te Utrecht, waar hij in 1875 tot vee-
arts werd bevorderd. Hij vestigde zich aanvankelijk in
Harmeien, maar op 1 januari 1876 begon hij een praktijk te
Delfshaven bij Rotterdam. In 1877 werd hij benoemd tot
plaatsvervangend districtsveearts waardoor veel tijd moest
worden besteed aan de bestrijding van longziekte bij runde-
ren en aan miltvuur
(Bacillus anthracis).
Doordat hij buitenlandse wetenschappelijke tijdschriften las,
was hij op de hoogte van ontwikkelingen op het gebied van
de bacteriologie en pathologie. Hij paste zowel bacteriosco-
pische als bacteriologische onderzoekingen toe, hierbij ge-
steund door de toenmalige directeur van het slachthuis te
Rotterdam de dierenarts J.J.F. Dhont. Zo diagnostiseerde hij
reeds in 1887 miltvuur. Hij deed niet alleen onderzoekingen
naar de etiologie van dierziekten, maar ook naar die bij de
mens. Landelijk was hij zowel voor dierenartsen als artsen
een vraagbaak op het gebied van de infectieziekten. Door
toedoen van de burgemeester van Rotterdam Vening
Meinesz en de artsen Klinkert en Vroesem de Haan kreeg hij
in 1890 de beschikking over een laboratorium, mede omdat
in die tijd de bevolking van de havenstad geteisterd werd
door difterie
{Corynebacterium diphtheriae) en cholera
(Vibrio cholerae).

In 1895 kreeg hij voor zijn activiteiten een eredoctoraat in de
geneeskunde van de Universiteit van Leiden.
Het ministerie van Handel, Nijverheid en Landbouw ver-
zocht hem in 1897 de oorzaken op te sporen van sterfte bij
pasgeboren kalveren. In de praktijk onderkende men naast
gewrichtsontstekingen vooral de zogenaamde \'witte diar-
ree\'. Op basis van secties en van vervolgonderzoekingen van
140 kalveren (inclusief experimenteel geïnfecteerde dieren)
kon hij zeven verschillende infecties alsmede twee mengvor-
men diagnostiseren. Een en ander legde hij vast in het
\'Rapport over de Kalverziekten in Nederland\' dat hij de mi-
nister aanbood en dat later in druk is verschenen. Hij gaf
hierbij ook maatregelen aan ter preventie, die bij dierenart-
sen en veehouders bekend werden als de \'regelgevingen van
Poels\'. Deze hadden betrekking op het verbeteren van de hy-
giënische omstandigheden tijdens de partus, desinfectie van
de navelstomp, het snel verstrekken van biest en het geven
van rust. In het licht van onze huidige kennis lijkt een en an-
der vanzelfsprekend. Toen was het echter revolutionair. Om
zijn opvattingen te toetsen werd door het ministerie een die-
renarts aangetrokken (A.A. van Mansveld), die deze regel-
gevingen in praktijk bracht op een aantal probleembedrijven
in Friesland. Het resultaat wat betreft het overlevingspercen-
tage was bijna honderd procent. Na het verschijnen van het
rapport over de kalverziekten wordt door bovengenoemd mi-
nisterie aan Poels gevraagd de varkensziekten die in
Nederland voorkomen nader te preciseren. Decennia lang
had de mening geheerst dat er in Nederland bij deze dier-
soort naast miltvuur slechts één besmettelijke ziekte voor-
kwam, namelijk vlekziekte
{Erysipelothrix rhusiopathiae).

In navolging van buitenlandse onderzoekingen kon hij een
groot aantal infectieziekten klinisch, pathologisch en bacte-
riologisch onderscheiden, zoals borstziekte veroorzaakt
door
Pasteurella multocida, bacillaire varkenspest met als
verwekker
Salmonella choleraesuis en tuberculose een be-
smetting met
Mycobacterium tuberculosis.
Voorts benoemde hij afwijkingen aan het darmkanaal en aan
de luchtwegen. De resultaten van zijn waarnemingen publi-
ceerde hij in een boekwerk \'De Varkensziekten in Neder-
land\'. Sommige hoofdstukken hiervan zou men nu nog als
\'up to date\' kunnen beschouwen wat betreft de kliniek en de
pathologie. Men kan stellen dat Poels in zijn werk een groot
onderzoeker (\'geweldenaar\') en een \'baanbreker\' was.
Reeds rond 1900 was hij begonnen met de bereiding van
antiserum tegen vlekziekte, waarvoor hij van de stalbaas van
de Rotterdamse Tramwegmaatschappij enkele paarden ter
beschikking kreeg. Ook paste hij tegen deze gevreesde
ziekte bij varkens vaccinaties toe door deze naast antiserum
ook te injecteren met een virulente cultuur. Deze methode
staat bekend als de Lorenz-enting. Hij kon echter niet altijd
aan de vraag voldoen. Er werden ook antisera en cultures be-
trokken van buitenlandse instellingen, zoals van het Institut
Pasteur te Parijs en van de Behring Werke te Marburg. De le-
veringen waren onregelmatig en de werking vaak onvol-
doende. De roep door dierenartsen en veehouders om een ei-
gen instituut werd duidelijker. Op de achtergrond loerden
ook exportbelangen. Op 1 februari 1904 werd de oprichting
van de Rijksseruminrichting te Rotterdam een feit, niet nadat
er een felle strijd aan vooraf was gegaan over de vestigings-
plaats. De Veeartsenijschool te Utrecht had ook gedongen
naar een incorporatie aldaar. De te benoemen directeur dr. J.
Poels wilde echter \'geen heester zijn onder hoge bomen\'.
In 1909 werd hij benaderd voor docent aan de Rijksveeartse-
nijschool te Utrecht. Hij sloeg dit aanbod af
Wel aanvaardde hij in 1911 een benoeming tot buitenge-
woon hoogleraar aan de Medische Faculteit te Leiden. In
1917 gelukte het de Rijksveeartsenijschool Poels toch aan
zich te binden en wel als buitengewoon hoogleraar om
onderwijs te geven \'in de practische toepassing van sera en
vaccins\'. Hij verrichtte deze taak tot 1924. Poels overleed in
1927 op 76-jarige leeftijd.

Huisvesting

De Rijksseruminrichting begon haar activiteiten in een voor-
malig gebouw van de Rotterdamse Tramwegmaatschappij
gelegen aan de Vinkendwarsstraat 13-15 te Rotterdam-
Noord. Bovendien beschikte men over enkele weiden met
stalling gelegen aan de Ceintuurbaan in de voormalige ge-
meente Hilligersberg.

Het geheel was zeer primitief De benedenverdieping werd
gebruikt voor stalling, taplokaal en sectieruimte. Boven lagen
de directiekamer, de laboratoria en enkele nevenvertrekken
bestemd voor kantoor en opslag. Deze gebrekkige huis-
vesting bleek remmend te werken, niet alleen op de productie
van antisera en vaccins maar ook op de uitvoering van onder-
zoek waar de dierenartsen en de veehouders om vroegen.
Pogingen om verbeteringen te krijgen gelukten pas in 1929
toen in een Duits wetenschappelijk tijdschrift een denigre-
rend artikel verscheen over de omstandigheden waaronder in
Nederland antisera en vaccins werden geproduceerd en we-
tenschappelijk onderzoek moest worden verricht.
De overheid vreesde dat een en ander een ongunstige invloed

-ocr page 94-

ZOU hebben op de export van dieren en van dierlijke produc-
ten.

De Rotterdamse stadsarchitect A. van de Steur kreeg op-
dracht een nieuw gebouw te ontwerpen in de polder Oud-
Mathenesse gelegen tussen Rotterdam en Schiedam.
Tevoren was er wederom een discussie geweest over het ver-
plaatsen van de inrichting naar Utrecht in de onmiddellijke
omgeving van de Diergeneeskundige Faculteit.
Rotterdam stelde echter prijs op het behoud van de RSI.
Vrijwel om \'niet\' werd 1,5 hectare grond ter beschikking ge-
steld voor nieuwbouw. Op 1 december 1931 kon de nieuwe
huisvesting worden betrokken. Deze bestond uit een hoofdge-
bouw van 53 meter lengte met twee verdiepingen en een zol-
der waarin naast tien laboratoria verscheidene vertrekken
voor ondersteunende diensten waren ondergebracht. Maxi-
maal konden 160 paarden, 45 runderen, zestig varkens en
twintig schapen worden gehuisvest in twee grote etagestallen,
voorzién van een lift (ook geschikt voor paarden) alsrhede in
achttien boxen.Voorts waren er hokken voor kippen en labo-
ratoriumproefdieren. Twee dienstwoningen alsmede een grote
loods voor opslag van voer completeerden het geheel.

In de jaren na de eerste wereldooriog leed de Nederlandse vee-
houderij grote schade door talrijke uitbraken van mond- en
klauwzeer. In navolging van andere landen wilde de regering
een speciaal instituut oprichten waar men zich uitsluitend be-
zig zou houden met de bestudering van deze ziekte en vooral
met de bestrijding ervan. In 1929 werd het Staats
Veeartsenijkundig Onderzoekings Instituut (SVOI) opgericht
met als directeur dn H.S. Frenkel. In verband met de isolatie
van deze zeer besmettelijke aandoening moest onderzoek ge-
schieden ver van veehouderijbedrijven. Zo liet men het oog
vallen op het vrijwel leegstaande Marine Etablissement gele-
gen op Kattenburg te Amsterdam. Er moesten enkele noodza-
kelijke verbouwingen worden verricht en voorzieningen wor-
den getroffen. Het was echter crisistijd. De financiële
middelen ontbraken. Een tijdelijke oplossing werd gevonden
door het SVOI op I januari 1933 onder te brengen bij de RSI te
Rotterdam. Er werden enkele laboratoria en het zogenaamde
\'groene gebouwtje\' alsmede enkele stallen hiervoor geschikt
gemaakt. Pas in 1941 ging het SVOI naar Amsterdam.
Zowel de RSI als het SVOI vielen onder het Directoraat van
de Landbouw. Het waren echter gescheiden instellingen.

Ingevolge de algemene tendens bij het ministerie van
Landbouw en Visserij tot inschakeling van het bedrijfsleven
bij het besturen van landbouwkundige instituten, werd 25

; li^LHI \' ^-\'lllifliillil

Ifll I

Hoofdgebouw van de RSI aan de Prof Poelslaan in Rotterdam, foto genomen na 1966.

mei 1957 de Stichting voor Diergeneeskundig Onderzoek
opgericht die op 1 januari 1959 beide instellingen overnam.
De naam wordt dan gewijzigd in Centraal Diergeneeskundig
Instituut (CDI) afdeling Rotterdam en afdeling Amsterdam.
De hoofdfinancier bleef echter de overheid.

Personeel

In 1905 bestond de personele bezetting uit vijf dierenartsen,
één chemicus, één landbouwkundig ingenieur en zeven be-
dienden. Dit aantal steeg in de twintiger jaren van de vorige
eeuw tot ongeveer 55 personen met negen academici. Het
bleef vrij constant tot 1939 waarna een stijging intrad tot on-
geveer zeventig man (en één vrouw bibliothecaresse). In

1950 waren er elf academici werkzaam met daarnaast zeven-
tig medewerkers in allerlei sectoren. In deze periode deden
ook geschoolde, meest vrouwelijke analysten hun intrede. In
1959 bij de overgang van RSI naar CDI waren er veertien
dierenartsen werkzaam, twee biologen, twee chemici, één
landbouwkundig ingenieur, dertien analisten, die of een al-
gemeen klinische of een chemische opleiding hadden gehad,
alsmede ruim tachtig personen, die of werkzaam waren op
het kantoor (twaalf personen), of als laborant, technicus,
dierverzorger of stalknecht. Het verschil tussen de laatste
twee groepen lag in de salariëring.

Productiedieren en laboratoriumproef-
dieren

In 1904 werd begonnen met vijftien paarden en drie runde-
ren. Dit aantal liep op tot ongeveer tachtig paarden en dertig
runderen in 1915. Hierna was de behoefte aan antisera min-
der, omdat de veestapel in de laatste jaren van de eerste
wereldoorlog verminderde. In 1920 was het peil van 1915
weer bereikt. Een langzame toename werd waargenomen tot
1932. Als gevolg van de economische malaise nam de be-
hoefte aan antisera enigermate af om na 1938 weer te stijgen.
Er waren toen ruim 140 paarden en veertig runderen. Bij het
einde van de tweede wereldoorlog waren deze aantallen ge-
krompen tot 33 paarden en 21 runderen. Tussen 1945 en

1951 was er weer een geleidelijke toename. Als gevolg van
het op de markt komen van antibiotica en chemotherapeutica
waardoor het therapeutisch gebruik van antisera afnam, als-
mede van andere typen vaccins waardoor onder meer bij
vlekziekte de Lorenz-enting niet meer behoefde te worden
toegepast, daalde het aantal antiserumdonoren drastisch. In

4. .MMS}

-ocr page 95-

1951 werden 27 \'vlekziektepaarden\'afgevoerd. In 1959 was
het peil van 1904 weer bereikt.

De meeste productiedieren kwamen uit de vrije handel. Bij
voorkeur werden volledig uitgegroeide tuig- of rijpaarden
gebruikt.

Koudbloedpaarden waren minder geschikt. De gebruiksduur
hiervan was te kort. Ook werden vaak paarden overgenomen
van het leger of van de politie. De dieren mochten geen been,
hoef-, of klauwafwijkingen hebben. Ook runderen met uier-
ontstekingen waren minder geschikt. De ervaring had ge-
leerd dat deze te snel moesten worden afgevoerd.
Varkens bestemd voor de productie van het kristalvioletvac-
cin tegen viruspest werden betrokken via een handelaar te
Schiedam. Deze nam na de controle ook de immune dieren
over.

Kleine laboratoriumproefdieren zoals caviae, muizen en ko-
nijnen werden tot de verhuizing in 1931 verkregen van parti-
culiere fokkers. Er kwam veel intercurrente sterfte voor als ge-
volg van pscudotuberculose (Yersin/a
pseudotuberculosis),
cctromelia (een pokkenvirus behorende tot de vaccinia sub-
groep), of pasteurellose. Aan de prof Poelslaan werd begon-
nen met een eigen fokkerij. Er waren toen duidelijk minder
problemen. Duiven werden steeds van derden aangeschaft.
Opgemerkt kan worden dat intercurrente (niet verwachte)
sterfte bij konijnen kon worden voorkomen door deze buiten
in afgedekte kooien te houden, die aan één zijde open waren
en die in stellages stonden.

Werkzaamheden

1. De productie van antisera
Immunisatie

Antisera bestemd voor paarden, varkens, nertsen en pluim-
vee werden bij paarden gemaakt, die bestemd voor schapen,
geiten en runderen bij laatstgenoemde diersoort en voor vi-
ruspest (klassieke varkenspest) bij varkens. Er waren uit-
zonderingen. Zo werd het antiserum tegen septische
Pleuro-
pneumonie van het varken veroorzaakt door {Pasteurella
multocida)
bij runderen gewonnen.
Meestal verliep de productie als volgt:
Tweemaal met een week tussenpauze werd een met forma-
line (0,3-0.5%) gedode cultuur subcutaan toegediend zo ver
mogelijk verwijderd van de vena jugularis. Dit werd na drie
weken vervolgd met intraveneuze injecties van aanvankelijk
dode en later levende cultures in stijgende hoeveelheden (10-
50 ml bouilloncultuur). Bij vlekziekte echter werd nu intra-
dermaal geïnjecteerd. De ervaring had geleerd dat zo beter
werkzame antisera werden verkregen. Na drie tot zes maan-
den kon na bepaling van de titer aan antilichamen tot bloed-
afname worden overgegaan. Bij paarden en runderen werd
tweemaal in drie weken bloed afgenomen. Hierna kregen de
dieren rust en werden opnieuw subcutaan of intradermaal
met de betreffende levende cultures geïnjecteerd. Intra-
veneuze injecties werden nu nagelaten om fistelvorming,
thrombose en abcesvorming rondom de bloedvaten in de
hals te vermijden. Veertien dagen later werd wederom twee-
maal serum gewonnen tenzij de \'gezondheid\' van het dier dit
niet toeliet. Maatgevend hierbij was een bepaling van de hae-
matocrietwaarde die betere informatie gaf dan visuele in-
spectie van de slijmvliezen.

De uitval was groot vooral bij de vlekziektepaarden als ge-
volg van amyloïde degeneratie van de lever, gewrichtsont-
stekingen en abcesvorming op de injectieplaatsen. Dezelfde
procedure werd ook gevolgd bij runderen. Hier was minder
verlies aan productiedieren maar wel was opvallend dat zelfs
na injectie van gedode cultures er vaak gewrichtsaandoenin-
gen ontstonden. De algemene gezondheidstoestand van de
antiserumdonoren werd iedere dag gecontroleerd. Abcessen
werd geopend en verzorgd (ook zondags).
Er was steeds goed hooi aanwezig, afkomstig van het
Kampereiland. De paarden kregen voorts ruim haver en biks
en de runderen lijn- of melassekoek waarbij gelet werd op de
individuele behoefte, de conditie en het stadium van immu-
nisatie. Vaak waren de dieren na de injectie (zowel van le-
vende als gedode cultures) ziek en kregen dan extra zorg zo-
als een dik strobed en veel water. Minstens tweemaal per
week werden de paarden en de runderen geroskamd en ge-
borsteld. Ook aan de verzorging van de hoeven en de klau-
wen werd aandacht geschonken.

Varkens die antisera tegen viruspest moesten produceren
werden subcutaan gevaccineerd, aanvankelijk met een met
behulp van formaline gedode miltsuspensie van een dier dat
aan varkenspest geleden had en later met kristal violetvaccin.
Ongeveer veertien dagen hierna werd in de oorvenen bloed
(geen serum) ingespoten van varkens die eerder voor de pro-
ductie van kristalvioletvaccin waren gebruikt (bewaard bij -
20 graden Celsius). Deze injecties werden twee- a driemaal
herhaald. Wanneer voldoende immuniteit was vastgesteld
(controle bij biggen) werden deze geslacht waarbij al het
bloed opgevangen werd voor de productie van antiserum.
Ook is zonder succes geëxperimenteerd met het winnen van
bloed uit de staartarteriën en -venen.

Winning van de antisera

Bloedafname volgde wanneer de titer aan anti lichamen hoog
genoeg was (zie de betreffende paragraaf verderop in dit arti-
kel).

Fixatie bij het tappen van de serumdieren geschiedde in een
metalen constructie met leren halsters en riemen in de zoge-
naamde tapstal. Per keer werd bij paarden zes tot tien liter
bloed afgenomen en bij runderen vier tot zes liter vanuit de
vena jugularis. In dit bloedvat werd een steriele naald (dia-
meter 0,2-0,3 cm) gestoken verbonden aan een slang waar-
van het andere einde in een steriele reageerbuis zat. Na ver-
wijdering van deze buis werd de slang aangebracht op een
opzetstuk van een steriele metalen of glazen cilinder van an-
derhalf tot twee liter inhoud. Het bloed werd daarna direct
vanuit deze cilinders gegoten in een defibrinator. Dit waren
grote metalen bussen met een inhoud van twaalf liter waarin

-ocr page 96-

een roermechanisme was gemonteerd bestaande uit een cen-
trale stang met daarop aangebracht een groot aantal zijstan-
gen. In het bovenste stuk van de centrale stang die door het
deksel van de cilinder stak, zat een gleuf die gemonteerd kon
worden op een metalen constructie voorzien van een motor
en waarmede langzame heen- en weergaande bewegingen
werden gemaakt via een samenspel van tandraderen. Aan
deze constructie konden vier bussen worden gemonteerd. Na
tien tot vijftien minuten defibrineren werd het bloed overge-
bracht in een separator waar door middel van centrifugaal-
kracht de bloedcellen werden verwijderd. Dit apparaat kon
niet worden gesteriliseerd maar werd wel steeds grondig ge-
desinfecteerd. Nog dezelfde dag werd aan het serum
0,5% fenol toegevoegd. (Later werd phenol vervangen door
1:10.000 merthiolaat.) Het aldus geconserveerde serum
werd gegoten in flessen van zestig liter, die een ronde bodem
hadden en die in manden werden geplaatst met op de bodem
stro of papierwol. Bovenop de met een kurk of rubberen stop
afgesloten fles werd een metalen kap gebracht om het inval-
len van licht tegen te gaan en tevens om de flessen tegen sto-
ten te beschermen.

Deze mandflessen stonden in de zogenaamde serumkelder.
Dit was een donkere ruimte waar getracht werd een tempera-
tuur te realiseren zowel in de zomer als in de winter van tien
graden Celcius. Hier bleven de sera zes maanden op \'fust\'
om te rijpen. In deze periode sloegen de albuminen voor een
belangrijk percentage neer. Deze eiwitbestanddelen konden
bij herhaalde injecties aanleiding geven tot het ontstaan van
allergische reacties (serumshock). Deze werden bij paarden
en runderen incidenteel waargenomen en bij varkens hoogst
zelden. Een enkele maal, indien er een grote vraag was, werd
al na vier maanden afgevuld.

Hierna volgde opnieuw een potentiebepaling hetzij via
proefdieren hetzij door middel van immunologisch onder-
zoek. Voorts werd een steriliteitscontrole uitgevoerd waar-
voor zowel vaste als vloeibare voedingsbodems werden ge-
bruikt die aëroob en anaëroob werden bebroed. Als alles in
orde werd bevonden werd gedecanteerd met behulp van he-
vels in flessen van tien of twintig liter. Deze handeling ge-
schiedde met de nodige omzichtigheid; het bezinksel mocht
niet worden meegenomen. Hierna had afvulling plaats al
naar gelang het soort serum in bruine flesjes van 5,10,30,50
en 100 ml. Deze werden geëtiketteerd met vermelding van
chargenummer en vervaldatum.

Vooraleer tot verkoop werd overgegaan, had opnieuw bacte-
riologische controle plaats van twee flesjes uit de betreffende
charge op de manier zoals boven beschreven.
Verontreiniging met microörganismen kwam zelden voor.
Wel werd soms roodkleuring waargenomen veroorzaakt
door gelyseerd bloed of troebeling door eiwitneerslagen.
De verpakking voor verzending naar de dierenartsen was vrij
primitief. De flesjes werden in kartonnen hulzen gestopt en
naar de grootte van de bestelling in een geschikte doos ver-
zonden voorzien van een bijsluiter.

Stammen gebruikt bij de serumbereiding

De meeste bacteriestammen werden in de koelkast bewaard
in hoge steekagars. De buizen waarin anaërobe bacteriën wa-
ren geënt hadden hierop een laag paraffine van 1 ä 2 cm.
Iedere maand werden subcultures gemaakt. Een probleem
hierbij was het ontstaan van zogenaamde rough groeivor-
men. Deze bacteriën waren minder immunogeen. Steeds
werd aan de klinisch-pathologische afdelingen gevraagd

nieuwe stammen te leveren. Sommige cultures gingen voorts
snel dood zoals die van
Actinobacillus equi en Streptococcus
equi.
In 1950 kreeg de RSI de beschikking over lyophilisatie-
apparatuur. De stammen konden door deze vriesdroogtech-
niek toen beter worden bewaard.

Met miltvuurcultures werd voorzichtig omgesprongen.
Deze werden letterlijk achter slot en grendel bewaard in een
goed afgesloten en van een slot voorziene kist. Deze bacte-
riën bevonden zich in vloeibare suspensies waarin een
snelle sporulatie optrad door het toevoegen van glucose.
Deze buizen waren afgesloten met een rubberen stop.
Aanvankelijk gebruikte men om paarden en runderen te im-
muniseren tegen miltvuur de stammen Pasteur 1 en Pasteur
2 afkomstig van het gelijknamige instituut te Parijs. Later
werd een cultuur gebruikt afkomstig van een instituut uit
Onderstepoort (Zuid-Afrika) waarmee men in Indonesië
goede ervaringen had opgedaan. Deze stam vormde zeer
snel sporen.

Potentiebepaling antisera

Dit gebeurde voor vlekziekte bij duiven waarop de sera
ook werden gestandaardiseerd. Voor miltvuur en tetanus
{Clostridium tetani) werden muizen gebruikt in een pro-
tectie-experiment volgens internationale regels, vermoe-
delijk afkomstig van het OlE in Parijs. Ditzelfde gebeurde
ook voor het antiserum tegen houtvuur
{Clostridium
feseri)
en paraboutvuur {Clostridium septicum) maar nu
bij caviae.
Brucella abortus antiserum werd zowel in een
Widal (buisjesagglutinatie) als in een dierexperiment (ca-
viae) getest.

Voor E.coli, pasteurellae en salmonellae werd een Widal
uitgevoerd. De titer met een antigeenverdunning van drie
volgens de schaal van Mac Farland moest minstens 1:800
zijn. Meestal was deze hoger. Antisera tegen staphylokok-
ken,
Strequi en Str.zoöepidemicus waren moeilijk te
testen. Protectietesten bij muizen verliepen vaak teleur-
stellend; de controledieren bleven soms ook in leven. Wel
is geëxperimenteerd met een praecipitatietest en een op-
soninentest. Antisera tegen
Actinobacillus equi en
Corynebacterium pyogenes waren eveneens niet te evalue-
ren, noch met behulp van een immunologische reactie,
noch met behulp van proefdieren. Er werd hierbij \'op ge-
voel\' gewerkt.

Wanneer een \'batch\' antiserum de gehoopte titer niet haalde
werd deze gemengd met een meer potente.

-ocr page 97-

Toepassing

De sera werden meestal subcutaan of intramusculair toege-
diend in hoeveelheden afhankelijk van de ziekte, het li-
chaamsgewicht en de diersoort. De profylactische dosering
was als regel de helft van de therapeutische en kon uiteen-
lopen van 3-150 ml. Grote hoeveelheden verdeelde men over
meerdere plaatsen. Therapeutisch werden bij tetanus en milt-
vuur van paarden en runderen intraveneuze injecties gege-
ven soms meerdere dagen achter elkaar in hoeveelheden van
300-500 ml. Ook toediening op de plaats van het ziektepro-
ces werd toegepast bijvoorbeeld bij droes in de keelstreek,
bij mastitis in het uier en bij houtvuur rondom de ontsteking.
Tot 1925 kregen de dierenartsen het verzoek te rapporteren
over het resultaat van een therapeutische en profylactische

Tabel 1. De door de RSI meest geleverde antisera voor varken paard en rund geprojecteerd tegen de diverse jaren, de totale productie en de soorten.

aantal

varken
vlekziekte

varken
borstziekte

paard
droes

paard
poly-
arthritis

rund
E.coli

totale
productie

totaal
soorten
antisera

1904

430

6

436

2

1905

1210

74

1284

2

1906

2196

111

5

2456

5

1907

2577

122

53

2836

7

1908

3623

118

17

63

4107

9

1909

2892

118

40

54

3496

11

1910

3991

271

200

52

5283

14

1911

5385

511

316

116

8085

17

1912

5211

680

410

8

156

7908

14

1913

4296

356

242

8

76

6256

15

1914

6623

218

437

13

115

8838

19

1915

5314

218

186

33

132

7614

19

1916

5443

327

158

61

150

7268

20

1917

3310

76

134

120

95

4350

19

1918

1833

34

226

174

106

2856

19

1919

2712

109

158

309

136

3915

17

1920

5927

379

229

300

139

8872

21

1921

8785

602

310

343

332

12266

29

1922

5049

213

162

239

36

6691

26

1923

7028

319

84

126

87

8790

26

1924

12089

351

113

184

120

16705

26

1925

8553

324

63

270

170

11648

26

1926

7888

365

75

200

135

12432

26

1927

6720

321

72

153

132

10202

26

1928

4390

192

107

176

124

12483

26

1929

4177

275

82

178

133

9503

26

1930

7877

453

71

125

178

10009

26

1931

6025

248

56

123

186

10442

25

1932

3245

82

33

118

89

6416

27

1933

3068

114

37

94

60

6366

27

1934

3853

83

42

138

70

5328

27

1935

2713

130

58

216

42

3646

27

1936

4595

175

53

232

56

5694

27

1937

4924

237

50

385

75

11445

30

1938

4907

309

71

490

100

12546

29

1939

4436

267

109

548

90

8611

27

1940

4288

124

104

454

21

6258

31

1941

2160

116

255

1261

92

4433

27

1942

1768

52

84

1253

100

3826

30

1943

3228

116

55

1261

91

5348

29

1944/45

4963

123

50

1389

124

7432

32

1946

3203

176

143

909

99

5469

29

1947

3608

161

68

34

92

5469

29

1948

5122

211

21

579

102

6707

26

1949

5720

300

30

430

113

6991

26

1950

4008

226

23

385

140

5214

26

1951

2982

120

13

425

192

4158

23

Opgemerkt moet worden dat tot 1925 geschreven wordt over kilogrammen en na dat jaar over liters.

-ocr page 98-

Paarden lopen bulten op de \'paddock\' aan de Prof. Poelslaan. Aanvankelijk was het een
grote zandbak. Als gevolg van het eten van zand, waardoor veel koliek voorkwam, werd
deze bestraat.

behandeling met antisera. Therapeutisch had men zeer goede
resultaten bij vlekziekte, miltvuur, houtvuur, tetanus, bacte-
riële varkenspest en
E.coli sepsis. Bij droes van paarden
(Str.equi), bij polyarthritis van veulens (Act. equi, Str. zoöe-
pidemicus, E.coli),
borstziekte van varkens (P. multocida),
septische Pleuropneumonie van kalveren (P. multocida) was
het oordeel redelijk tot goed werkzaam. Bij viruspest van
varkens en mond- en klauwzeer van runderen en varkens
werden regelmatig positieve ervaringen opgedaan bij jonge
dieren echter niet bij oudere. De therapie bij mastitiden
(Str
agalactiae, Act. pyogenes)
faalde meestal.
De profylactische waarde van antisera is moeilijk in te schat-
ten; men weet immers niet op welk tijdstip na de serumtoe-
diening de dieren besmet zullen worden.
De mate van werkzaamheid is mogelijk ook enigszins af te
lezen uit door de dierenartsen gedane bestellingen van door
de RSI geproduceerde antisera. In tabel 1 staan gegevens
over de levering van vlekziekte- en borstziekteserum voor
varkens en van droes- en polyarthritisserum voor paarden en
van f.co/Z-serum voor kalveren. De bestelling van vlekziek-
teserum, borstziekteserum en
E. co//-serum vertoont geen
grote schommelingen. In 1923 en 1924 kwam veel vlek-
ziekte voor hetgeen uit de verkoop van het antiserum is af te
lezen. De afname staat wel onder invloed van het vermin-
derde aantal dieren in Nederland tijdens de laatste jaren van
en na de eerste wereldoorlog, de crisisjaren en de jaren in de
tweede wereldoorlog. Er is echter een uitzondering. In de pe-
riode 1941-1947 wordt veel meer polyarthritis antiserum
verkocht mogelijk een gevolg van de vermindering van het
aantal auto\'s en de inschakeling van paarden als tractiedier.
Door het op de markt komen van goed werkzame antibiotica
en chemotherapeutica alsmede van \'nieuwere\' vaccins onder
andere bij vlekziekte waarbij de Lorenz-enting niet behoefde
te worden toegepast, werd de vraag naar antisera vanaf 1950
beduidend minder hetgeen mede veroorzaakt werd door de
kostprijs. Antisera zijn duur. De productie kwam na 1975
praktisch geheel tot stilstand.

2. De productie van vaccins

De eerste vaccins waren vrij primitief Er kan zeker niet ge-
sproken worden van hoogwaardige producten.
De volgende methodieken werden toegepast;
1. het toevoegen van formaline tot een concentratie van 0,3-
0,5% aan goed gegroeide bacteriecultures meestal ge-
kweekt in rundvleesbouillon of lever-leverbouillon. Men
selecteerde eerst op smooth-vormen op vaste bodems.

Deze methode werd toegepast voor vaccins te gebruiken
bij bacteriële infecties veroorzaakt door,
E. coli, salmo-
nellae, pasteurellae, Streptokokken, Staphylokokken,
Clostridia en andere. Vaak werden meerdere stammen ge-
mengd om in antigenetisch opzicht een breed spectrum
te krijgen.

2. Het injecteren van virulente culturen tegelijk met antise-
rum. Dit geschiedde tot 1945 standaard bij vlekziekte
van het varken alsmede bij brucellose en mond- en
klauwzeer van het rund.

3. Het inspuiten van bacteriecultures die door herhaalde
passages in virulentie waren verzwakt. Deze methode is
gebruikt bij miltvuur en houtvuur. Bij pseudovogelpest
en infectieuze bronchitis bij kippen werden deze virus-
sen afgezwakt via passages in bebroede eieren.

4. Het gebruiken van virusstainmen van andere diersoorten
dan waarvoor bescherming werd gevraagd. Bij de pok-
kenenting van de kip werd een duivenstam gebruikt die
via passages bij deze diersoort minder virulent was ge-
worden en die daarna op de chorio-allantoismembraan
van bevruchte bebroede eieren was gekweekt.

Deze membranen werden vervolgens fijngeknipt en ge-
droogd.

5. Het toevoegen van 0,5% formaline aan gehomogeni-
seerde orgaansuspensies van zieke en gestorven dieren.
Het was de standaardprocedure bij de productie van het
vaccin tegen infectieuze panleucopenie van de kat maar
is ook wel gebruikt bij viruspest.

6. Het met behulp van een scalpel en een pincet onderhuids
inbrengen van draadjes of watjes gedrenkt in oude cultu-
res met veel sporen. Dit is toegepast aan de staart ten aan-
zien van houtvuur
(Cl. fèseri) en paraboutvuur {Cl.septi-
cum).

Na 1950 werden vaccins op een meer wetenschappelijk ver-
antwoorde wijze bereid door uit te gaan van bacterie- en
virusstammen die in gelyophyliseerde toestand werden
bewaard en door aan de vaccins adsorbaat (alumi-
niumhydroxyde onder andere bij vlekziekte) of adjuvantia
(onder andere kristalviolet bij varkenspest) toe te voegen.
Aan de hand van praktijkinformatie en proeven werden de vac-
cins geëvalueerd, hetgeen leidde tot de volgende conclusies:
Entingen tegen vlekziekte, miltvuur, tetanus, infectieuze
panleucopenie alsmede die tegen pluimveeziekten werden
als positief beoordeeld. Ook het resultaat van de vaccinatie
met het kristalvioletvaccin tegen varkenspest kon de toets
der kritiek doorstaan. Dit laatste gold ook voor de entstoffen

-ocr page 99-

tegen houtvuur en paraboutvuur, al zijn hierbij wel kantteke-
ningen te plaatsen. De werking van vele andere vaccins moet
als discutabel worden beschouwd en zo er al enige invloed
werd bespeurd, moet deze eerder toegeschreven worden aan
een aspecifieke werking (steriele ontsteking) dan aan een di-
recte invloed op het pathogene agens.
Gedurende vele jaren is er discussie gevoerd of de te gebrui-
ken vaccins of gedood moesten zijn of in virulentie ver-
zwakt.

In het algemeen kan gezegd worden dat het immunogene
vermogen van \'gedode vaccins\' minder is en dat deze alleen
de humorale afweer stimuleren. \'Levende\' verzwakte vac-
cins stimuleren zowel de humorale als cellulaire en lokale
immuniteit.

3. De productie van andere preparaten
Tot 1955 heeft de RSI ook poeders gemaakt van schildklie-
ren en ovaria en deze op de markt gebracht ter behandeling
van stofwisselingsstoornissen en van steriliteit bij runderen.
\'Wishful thinking\' en kwakzalverij gingen hier mogelijk
hand in hand.

Meer wetenschappelijk onderbouwd was de verkoop van
Salmonella danysz-cu\\X\\irtr\\ ter verdelging van ratten en
muizen. In 1906 had men deze stam geïsoleerd bij inge-
voerde knaagdieren. Deze bacterie gaf geen ziekteverschijn-
selen bij andere diersoorten en bij de mens, hetgeen in ex-
perimenten en bij verkeerd gebruik in de praktijk was
gebleken. Er werden vele jaren lang liters cultuur verkocht,
ook aan particulieren. Over de werking ervan was men tevre-
den. Wel moet worden opgemerkt dat het niet gelukte ratten
van het terrein en de stallen van de RSI te verdelgen met deze
cultuur. Uit overwegingen van volksgezondheid is de pro-
ductie in 1956 gestaakt.

het bereiden van diagnostica

In de verslagperiode is steeds geprobeerd diagnostische
technieken te ontwikkelen en toe te passen, waardoor het
snel detecteren van besmettelijke dierziekten mogelijk werd
cn de oorzaak van bepaalde aandoeningen kon worden opge-
spoord.

Zo is er gewerkt aan de productie van sensitinen als tubercu-
line en malleïne met een goede sensitiviteit en een grote spe-
cificiteit. Ook is veel aandacht geschonken aan de productie
van hoogwaardige antigenen bij het uitvoeren van serolo-
gisch onderzoek en aan standaardisatie ervan door de leve-
ring van testsera en van complement bijvoorbeeld aan de

Gezondheidsdiensten voor de georganiseerde bestrijding
van het besmettelijk verwerpen
(Br.abortus) en van enzoöti-
sche steriliteit
(Campylobacterfetus). Ook is vanaf 1932 het
S. pullorum antigeen aan dierenartsen ter beschikking ge-
steld om de zogenaamde Kleinse ziekte bij pluimvee te kun-
nen detecteren (plaattest), echter pas nadat zij tevoren goed
waren geïnstrueerd.

Diagnostisch onderzoek

Reeds vanaf 1904 bestond de mogelijkheid aan de RSI
onderzoekingen te laten verrichten die betrekking hebben
op:

1. ziekte en sterfte onder vee, huisdieren, pluimvee en an-
dere waarvan de oorzaak niet bekend is;

2. afwijkingen in bloed, se- en excreta (sputum, melk,
urine, faeces), die aanwijzingen zouden kunnen geven
voor het bestaan van een ziekte;

3. geschiktheid van water en voer voor dieren en van water
voor de zuivelbereiding;

4. de samenstelling van zogenaamde geheimmiddelen. Dit
waren poeders, pillen of zalven uit de lekenhandel, die of
in beslag waren genomen of die door veehouders werden
aangeboden met het verzoek deze op samenstelling te
onderzoeken.

Verlangd werd een deugdelijke anamnese of de reden
waarom onderzoek werd gevraagd. Er werden richtlijnen ge-
geven voor verpakking en verzending.
Landbouwhuisdieren werden alleen onderzocht op verzoek
van of met medeweten van de dierenarts. Bij verdenking op
een Veewetziektc moest van een en ander de Inspecteur van
de Veeartsenijkundige Dienst (VD) tevoren in kennis zijn ge-
steld.

Het resultaat van het onderzoek van paard, rund of varken
werd medegedeeld aan de dierenarts en bij veewetziekten ook
aan de VD. De overige inzenders kregen rechtstreeks bericht.
Onderzoekingen die betrekking hadden op problemen ge-
schiedden gratis tenzij een dierexperiment moest worden
verricht Voor exportverklaringen (bloed), water- en voor-
onderzoeken alsmede voor op zichzelf staande schri ftelijke
adviezen werd een tarief gesteld. Dit gold ook voor melk van
zogenaamde modelstallen. De melk hiervan zou rauw kun-
nen worden gedronken. Hierachter zat de gedachte dat het
rauwe product natuurlijker en beter was dan het gepasteuri-
seerde. Deze stallen moesten aan kwaliteitseisen voldoen
(onder meer vrij van tuberculose en brucellose) en stonden
onder controle van dierenartsen en zuivelbureaus. Voor

Tabel 2. Onderzoekingen RSI met uitzondering van bloed, sputum en melk.

jaar

aantal

jaar

aantal

jaar

aantal

jaar

aantal

1911

835

1921

1529

1931

6070

194!

2812

1912

887

1922

2729

1932

5977

1942

3771

1913

839

1923

2595

1933

8445

1943

3876

1914

776

1924

4050

1934

7159

1944

-

1915

724

1925

3704

1935

5459

1945

507

1916

452

1926

4609

1936

6666

1946

3003

1917

612

1927

4377

1937

7628

1947

3789

1918

563

1928

4494

1938

7562

1948

5140

1919

560

1929

4793

1939

6825

1949

6700

1920

765

1930

6121

1940

2214

1950

7090

1951

6244

Over de jaren 1952 toten met 1958 zijn geen jaarverslagen in druk verschenen.

-ocr page 100-

onderzoekingen ter plaatse moesten reis- en verblijfkosten
worden vergoed.

In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de aantallen
onderzoeken tussen de jaren 1911 en 1952. Deze hebben be-
trekking op secties, bacteriologisch, parasitologisch en toxi-
cologisch onderzoek van dieren, organen, faeces en urine
met uitzondering van melk en materiaal voor onderzoek op
tuberculose of paratuberculose.

Vanaf 1933 nam het aantal sputum- en melkmonsters voor
onderzoek op tuberculose sterk toe. Dit hield verband met
een min of meer georganiseerde lokale bestrijding waarvan
het opsporen van zogenaamde \'open lijders\' een onderdeel
van uitmaakte. De volgens Ziehl-Neelsen gekleurde prepa-
raten werden over alle afdelingen verdeeld. Er moest vijftien
a twintig minuten worden gezocht. Na 1945 nam het aantal
inzendingen sterk af doordat bij de bestrijding het accent
kwam te liggen op het programmatisch verwijderen van de
\'reageerders\', alsmede door de activiteiten van de Provin-
ciale Gezondheidsdiensten.

Tabel 3. Monsters ingezonden voor onderzoek tuberculose.

jaar

aantal monsters

aantal positief

1933

2604

3,1%

1934

6223

5,0%

1935

6223

7,4%

1936

7888

7,1%

1937

6188

6,0%

1938

8539

9,5%

1939

19437

9,6%

1949

6495

5,2%

1950

1578

9,9%

1951

1098

4,5%

4. Wetenschappelijk onderzoek

In de eerste 45 jaar van haar bestaan heeft de RSI aan weten-
schappelijk onderzoek niet die aandacht kunnen besteden
die de medewerkers voor ogen hadden. Dit werd veroorzaakt
doordat de productie van antisera en vaccins en het dia-
gnostisch onderzoek de meeste tijd vergden. Ook de geringe
personele bezetting en de gebrekkige accommodatie werk-
ten remmend. Hoewel in 1931 een prachtig instituut tot stand
kwam, waren de financiële mogelijkheden toen als gevolg
van de economische crisis van de dertiger jaren beperkt.
Toch was niet alles kommer en kwel. Zo hebben voor 1917
48 Nederlandse dierenartsen als volontair op de RSI studies
verricht en de resultaten van hun arbeid verwerkt tot een pu-
blicatie waarop zij te Bern hun doctorstitel verwierven. Door
het Directoraat van de Landbouw werden in de periode
1904-1921 een twintigtal studies van RSI-medewerkers uit-
gegeven in boekvorm. Deze gingen over uiteenlopende
onderwerpen als amboceptorbindingsreacties, worminfec-
ties, desinfectie van emballage, besmettelijk verwerpen bij
runderen en andere. Andere belangrijke onderzoekingen
voor de tweede wereldoorlog zijn het bestuderen van de etio-
logie van de zogenaamde Brabantse ziekte, een studie over
de ziekte van Aujeszky, het toepassen van intradermale tu-
berculinaties waardoor de minder betrouwbare oogdruppel-
methode kon worden veriaten, studies over ziekte en sterfte
bij biggen en evaluatie van vlekziektevaccins.
Pas na de tweede wereldoorlog kwam het wetenschappelijk
onderzoek goed op gang door uitbreiding van personeel en
door de overname van een groot deel van het diagnostisch
onderzoek door de Provincinciale Gezondheidsdiensten. Er
verschenen studies over
Trichomonas foetus, Vibrio fetus
(=Campylobacter fetus).
New Castle Disease, Infectieuze
Bronchopneumonie bij pluimvee, enzoötische pneumonie
bij biggen en andere.

Terugblik

De Rijksseruminrichting heeft zonder meer een belangrijk
aandeel gehad in de ontwikkeling van de diergeneeskunde in
Nederland en dan meer speciaal op het terrein van het beteu-
gelen van infectieziekten. De geleverde antisera, vaccins en
diagnostica kunnen geprojecteerd tegen de tijd en tegen de
producten uit andere landen ruimschoots de toets der kritiek
doorstaan. Het diagnostisch onderzoek heeft de dierenartsen
en de veehouders geholpen bij een goede bedrijfsvoering.
Ook aan gezelschapsdieren, zij het in mindere mate, is aan-
dacht geschonken.

Door de beperkte mogelijkheden wat betreft financiën, man-
kracht, ruimte en proefdieren heeft het wetenschappelijk
onderzoek niet die vlucht genomen, die redelijkerwijs had
mogen worden verwacht. Desondanks kunnen de activiteiten
op laatstgenoemd terrein van J. Poels, L.F.D.E. Lourens,
H.E. Reeser, H. van Straaten en J.I. Terpstra met ere ge-
noemd worden. Toen de RSI in 1959 opging in het CDI kon
gesproken worden van een echt Research Instituut en hier-
voor hebben zij de basis gelegd.

Literatuur

Bij dc samenstelling van dit artikel is gebruikgemaakt van de volgende

bronnen:

1. Verslagen van de werkzaamheden van de Rijksseruminrichting 1904-
1951.

2. Lourens LFDE. Serum- en vaccintherapie. Tijdschr Diergeneeskd
1923;50:549-61.

3. Berger HCLE. De Rijksscruininrichting. Tijdschr Diergeneeskd 1937;
64: 1118-25.

4. Reeser HE. Veertig jaar Rijksseruminrichting. Tijdschr Diergeneeskd
1946;71:909-15.

5. Waveren GM van. Vijftig jaar Rijksseruminrichting. Eigen uitgave
1954.

6. Geschiedenis der Rijksseruminrichting 1904-1954. Kladnotitie ver-
moedelijk van Reeser HE (niet gepubliceerd).

7. Terpstra Jl. Geschiedenis R.S.l.-C.D.l. 1931-1971. DION. (Perso-
neelsblad C.D.1.) 1983;4:99-126.

8. Visser UR. De betekenis van Poels en De Jong voor de ontwikkeling
van de vétérinaire bacteriologie. Geschiedenis der Geneeskd 2002; 8:
219-29.

9. Akkermans JPWM. Eigen activiteit en waarneming.

-ocr page 101-

Clinical and pathological observations on
pigs with postweaning multisystemic
wasting syndrome (PMWD)

J. Quintana et al. The Vet Rec 2001; 149; 357-61.

Op een gesloten vermeerderings-
/mestbedrijf met 220 zeugen in
Noord-Spanje kwam PMWD
voor. Tussen januari en juni 1999
werd als gevolg van deze aandoe-
ning een morbiditeit van 25 pro-
cent en een mortaliteit van twin-
tig procent vastgesteld bij biggen
van acht tot zestien weken.
Hierna werden de ziekteverschijnselen minder. Een aantal
varkens te weten vier in het beginstadium van deze ziekte,
elf in een chronisch stadium, acht klinisch gezonde en
twaalf op slachtgewicht werden aan een uitvoerig patholo-
gisch, histologisch, bacteriologisch, virologisch en immu-
nologisch onderzoek onderworpen. Hierbij werden zeer
geavanceerde onderzoeksmethoden gebruikt als PCR, hy-
bridisatie en immunohistochemie. Zieke dieren kunnen
herstellen hetgeen bleek uit de histologie van de lymfe-
klieren (in acute gevallen zijn de kiemcentra verdwenen).
PCV2-antigeen werd behalve bij de slachtvarkens bij alle
dieren gevonden. Alle hadden antistoffen tegen dit virus.
Op het betreffende bedrijf kwamen ook infecties voor van
het PPRSC en Aujeszky-virus .

Op de consequenties van een en ander wordt ingegaan.
Over de aetiologie en de pathogenese van PMWD bestaan
nog veel onduidelijkheden.

J.P.W.M. Akkermans

Referate

NIET
LANGER
OP RECEPT!

GEREGISTREERD

VOOR DE BEHANDELING
VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 ■ 3890 BB Zeewolde

The Norwegian Canine Cancer Register 1990-1998

Report from the Project \'Chancer in the Dog\'.

K. Arnesen et al. The European journal of Companion Animal Practice 2001; 11:159-65.

In 1990 werd in Noorwegen een register geopend voor de re-
gistratie van tumoren bij honden.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven over de frequentie
van voorkomen bij de diverse rassen. In totaal werden
14.401 histologisch getypeerde gezwellen verkregen of als
biopt, of bij obductie en afkomstig uit vier districten aan een
nadere analyse onderworpen. Hiervan werd 52 procent als
maligne of potentieel maligne geclassificeerd.
Gebleken is dat er een raspredispositie bestaat wat betreft
aard en frequentie van voorkomen van bepaalde type tumo-
ren. Dit werd geconcludeerd door het bepalen van de
\'Relative Risk\'(RR).

Op basis hiervan werd gesteld dat gezwellen zeer veel voor-
komen bij boxers, retrievers en schnauzers en duidelijk min-
der bij collies, papillons en de kleine herdershonden.

Van de tumoren in de mondholte was slechts zes procent
goedaardig, in de mammae acht procent en in de huid 78 pro-
cent.

Vergeleken met de mens komen er bij honden meer auto-
nome nieuwvormingen voor in de mammae, de testikels en
de beenderen en minder in de darmen, de longen en de pro-
staat.

Het gebruik van gestagenen (medroxyprogesteronacetaat)
schept zowel bij teef als reu een predispositie voor het ont-
staan van gezwellen.

Veel gegevens staan tabellarisch vermeld.
(Over relaties leeftijd versus gezwel worden geen medede-
lingen gegeven (ref)).

J.P W.M. Akkermans

-ocr page 102-

Voorgangers: dierenartsen uit vroeger tijd (S3)
Dirk Frederik van Esveld (1848-1912)

Dirk Frederik van Esveld werd op 2 oktober 1848 in Amersfoort geboren, waar zijn vader \'stads-
baas\' (gemeente-architect) was. In 1865 legde hij met goed gevolg het toelatingsexamen af aan de
Rijksveeartsenijschool te Utrecht. Tegelijkertijd slaagde hij voor het vergelijkend examen voor
een plaatsing als militair leerling aan deze opleiding. Er waren toen in totaal slechts 35 studenten.
Tijdens zijn studententijd was hij zeer actief Hij behoorde tot de oprichters van de studentenvere-
niging \'Absyrtus\', die 1 november 1865 tot stand kwam. Later was hij hiervan voorzitter en daarna
bibliothecaris. In 1869 werd hij met lof tot veearts bevorderd. Nadat hij na een halfjaar ook voor
de militaire opleiding was geslaagd, werd hij tot paardenarts derde klasse (tweede luitenant) be-
noemd met als standplaats Utrecht. In 1876 werd hij bevorderd tot paardenarts tweede klasse en in
1877 benoemd tot leraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Zijn taak bestond uit het behandelen van zieke
paarden, het keuren van het voeder, het keuren van vlees voor de garnizoenen en het geven van onderwijs. Dit laatste betrof
paardenkennis en hoefbeslag. Hieraan herinneren zijn bijdragen aan de eerste twee edities (1885 en 1895) van Schimmels
Handleiding tot de paardenkennis voor de cadetten der cavalerie en artillerie.

Hoewel men reeds in 1876 pogingen had ondernomen om Van Esveld als assistent bij de Rijksveeartsenijschool aan te trek-
ken, is dit toen niet gelukt vanwege bezwaren van de kant van het Departement van Oorlog. In 1881 werd hij gevraagd leraar
te worden aan de Rijksveeartsenijschool te Utrecht. Dit was geen sinecure, daar hij in de volgende vakken onderwijs moest
geven: anatomie, heelkundige ontleedkunde, embryologie, teratologie, exterieur, raskennis en gezondheidsleer.
Aanvankelijk ging zijn persoonlijke belangstelling uit naar de anatomie en de voeding van het paard, later naar de keuring
van slachtvee en vlees en de oprichting van abattoirs. Juist op dit laatste terrein zou Van Esveld door publicaties, voordrach-
ten en adviezen een grote bijdrage leveren ter verbetering van de volksgezondheid.

In opdracht van de Maatschappij ter bevordering der Veeartsenijkunde stelde hij samen met zijn vriend de apotheker en le-
raar L.J.van der Harst, een onderzoek in naar de praktijk van de vleeskeuring in Nederiand en de in de verschillende ge-
meenten bestaande verordeningen. Hun in 1894 gepubliceerd rapport
De keuring van vee en vleesch in Nederland bracht
grote wantoestanden aan het licht. Het had tot gevolg dat de gemeentebesturen eindelijk ernst gingen maken met een ver-
antwoorde vleeskeuring en betere slachtinrichtingen. Mede dankzij de grote inzet van Van Esveld is men er na een jaren-
lange strijd tussen belangengroepen in geslaagd om in 1901 een abattoir in Utrecht van de grond te krijgen. Ook andere ge-
meenten (Oss, Roermond en Zeist) wonnen zijn adviezen in.

Voor de Maatschappij ter Bevordering van de Veeartsenijkunde is hij van grote betekenis geweest: vice-voorzitter (1882-
1887), voorzitter (1888-1894), penningmeester (1897-1911) en bibliothecaris (1893-1912). Bij de organisatie van het ne-
gende internationale veeartsenijkundig congres (1909) heeft hij als penningmeester een belangrijke rol gespeeld. In 1910
werd hij dan ook tot erelid van de Maatschappij benoemd. Ook voor het
Tijdschrift voor Veeartsenijkunde en Veeteelt heeft
hij zijn sporen verdiend. Als redacteur heeft hij 24 jaar lang het voortouw genomen. Ook als er weinig kopij was, slaagde hij
erin om het blad op tijd te laten verschijnen. Tussen 1876 en 1912 verschenen er van zijn hand negen artikelen en ruim 500
referaten. Daarnaast publiceerde hij ook regelmatig in andere vaktijdschriften.

Naast het vaak moeizame redactionele werk heeft hij een register samengesteld over de eerste 36 delen van het Tijdschrift.
Hiertoe maakte hij indexen op auteur, onderwerp, op namen van zes categorieën van personen die in het tijdschrift voorko-
men en op activiteiten van onder andere de Maatschappij voor Veeartsenijkunde, de Rijksveeartsenijschool, de militair-ve-
terinaire dienst en het Veeartsenijkundig Staatstoezicht. Het maken van dit register, dat in 1911 gepubliceerd werd, had hem
vier jaar gekost.

Van Esveld was een warme persoonlijkheid, die altijd zeer geïnteresseerd was in het wel en wee van zijn studenten. Hij
volgde hun vorderingen in de studie nauwlettend en als er leeriingen achterbleven, nam hij ze bij zich en gaf hen extra les.
Zijn heldere colleges werden zeer op prijs gesteld. De inhoud ervan is bewaard gebleven in de collegedictaten van verschil-
lende hand die aanwezig zijn in de Bibliotheek van de Faculteit. Hij droeg de vereniging \'Absyrtus\' een warm hart toe, wat
leidde tot het erevoorzitterschap van dit studentengezelschap.

Van Esveld had een passie voor het verzamelen van boeken en met name van Nederlandse geschriften op veeartsenijkundig
gebied. Door zijn toedoen kreeg de Maatschappij de beschikking over een nagenoeg complete verzameling van in
Nederiand of Nederiands-Indië verschenen of door Nederlandse dierenartsen geschreven veterinaire publicaties. Deels
kwam deze tot stand door schenkingen naar aanleiding van zijn oproep bij de in het
Tijdschrift gepubliceerde lijsten van het
binnengekomen materiaal, deels ook dankzij zijn speurzin. Volgens de in 1903 door hem gepubliceerde catalogus bestond
deze collectie uit meer dan 2500 titels. Toen de zorg voor de bibliotheek na zijn dood ging tanen, is de hele verzameling
overgedragen aan de Rijksveeartsenijschool. Het lag voor de hand dat Van Esveld belast werd met de zorg voor de biblio-
theek van de Rijksveeartsenijschool nadat directeur-bibliothecaris Wirtz in 1908 afgetreden was

Hoewel Van Esveld geen briljant geleerde was, wist hij door zijn altruïstische instelling en aimabele persoonlijkheid een
grote bijdrage te leveren aan het aanzien van het beroep van dierenarts. Zo was hij onder andere ook actief op het gebied van

Veterinai
verledei

-ocr page 103-

de dierenbescherming en daarmee droeg hij bij aan de
sociale emancipatie van het veterinair beroep. Hij pro-
pageerde maatregelen voor het vervoer en voor het do-
den van slachtvee. Mede dankzij zijn inspanning werd
het bedwelmen van alle slachtdieren verplicht. Ook
buiten de veterinaire kring was Van Esveld een ge-
ziene figuur; hij was lid van het \'Provinciaal Utrechts
Genootschap van Kunsten en Wetenschappen\', de
\'Gezondheidscommissie te Utrecht\', het \'Genoot-
schap voor Melkkunde\' en corresponderend lid van de
\'Geneeskundige Raad van Gelderland en Utrecht\'.
Buiten het veterinair onderwijs vervulde hij onderwij-
staken als lid van de \'Examencommissie voor aktes in
het middelbaar en lager onderwijs in de land- en tuin-
bouwkunde en houtteelt\' en als lid en secretaris van de
\'Examencommissie voor het diploma van hulpkeur-
meester van vee en vleesch\'; ook heeft hij gedurende
enige jaren een bijdrage geleverd aan het hoger land-
bouwkundig onderwijs dat aan de Rijksuniversiteit te
Groningen gegeven werd.

Eén van zijn liefhebberijen was het maken van wan-
deltochten in binnen- en buitenland. Tijdens deze
tochten maakte hij in het bijzonder studie van planten,
die als voeder-, vergif- of artsenij planten van belang
waren voor de landbouwhuisdieren.
Gedurende zijn hele werkzame leven heeft Van Esveld
zich ingezet voor de sociale verheffing van het veteri-
naire beroep. Op talloze manieren heeft hij getracht
om de maatschappij te doordringen van het maat-
schappelijk nut van de diergeneeskunde.
Zijn verdiensten werden erkend door benoemingen tot
respectievelijk Ridder (1908) en Officier (1911) in de
Orde van Oranje-Nassau.

Nadat hij op zaterdagmorgen 24 februari 1912 nog
college had gegeven, overleed hij de dag daarop aan
een hartaanval. De herinnering aan deze belangrijke
\'voorganger\' wordt levendig gehouden door het
\'D.Evan Esveld-Fonds\', een fonds gevormd door bij-
dragen van heel veterinair Nederiand, dat in 1913 tij-
dens een bijzondere Algemene Vergadering van de
Maatschappij is ingesteld met als oorspronkelijk doel
\'voor wetenschappelijken arbeid op veeartsenijkundig
gebied\' een gouden medaille beschikbaar te stellen.

Geraadpleegde literatuur:

Koolmees PA. \'Dirk Frederik van Esveld (1848-1912) en zijn betekenis voorde vleeskeuring in Nederland\'. Argos, 1991; nr. 4: 97-102.
Koolmees PA. \'Dirk Frederik van Esveld. De maatschappelijke betekenis van een veelzijdig veterinair\'. In: LJ Dorsman (red.),
Beroep
op de Wetenschap. Utrechtse geleerden tussen beroep en samenleving.
(Utrecht 1999). 121-135.
Offringa C. \'Van Esveld\'.
Van Cildestein naar Uithof, dl 1 (Utrecht 1971) 195-196.

Plaats, jD van der \'In memoriam D.F.van Esveld\'. Veterinaire Studenten Almanak^g^^. (Utrecht 1912) ix-xx.
Schimmel WC. \'D.F. van Esveld 1\'.
Tijdschrifl voor Veeartsenijkunde en Veeteelt, 1^12; 39: 223-231.

Deze rubriek wordt verzorgd door leden van het Veterinair Historisch Genootschap.

A. Mathijsen en E.P. Oldenl<amp

-ocr page 104-

De toekomst van de diergeneeskunde, zoals gezien door een
^gewone gemengde practicus\'

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

De toekomstvisie van prof. dr. Aart
de Kruif is in het vorige nummer
van het TvD voor u verwoord door
ondergetekende, mede vanuit haar
functie als voorzitter van de hoofd-
redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde. Dit was aanlei-
ding om nu ook een zeer ervaren
practicus naar zijn mening te vra-
gen. De keuze wie te vragen was voor ondergetekende niet
moeilijk, want zij heefl al meer dan vijftien jaar regelmatig
contact met Henk Vrieselaar. Henk is namelijk steeds weer
bereid haar vage ideeën om te zetten in prachtige tekenin-
gen met een duidelijke onderwijskundige boodschap en
als er dan getekend en gebrainstormd wordt, komen er ook
wel eens andere onderwerpen aan bod.
Hieronder de weergave van een interview dat door om-
standigheden via telefoon en e-mail heefl plaatsgevonden.

Toekomst voorspellen

De toekomst voorspellen is naar de mening van Vrieselaar
een hachelijke onderneming. Het artikel van prof Aart de
Kruif is naar zijn mening veel te rechtlijnig en komt mis-
schien teveel voort uit
"de wens is de vader van de ge-
dachte ".
BoVehdieii is eén vergelijking met België erg moei-
lijk. Het wemelt daar immers van de eenmanspraktijken. Dat
zit kennelijk in de Belgische cultuur, wantje ziet het niet al-
leen op diergeneeskundig vlak. De veronderstelling dat daar
in 2020, net als in Nederland, voornamelijk grote praktijken
bestaan lijkt Vrieselaar dan ook onwaarschijnlijk.
Nieuwe technieken en kennis, waarvan we nu het bestaan
nog niet weten of waar we misschien nog niet eens van dro-
men, zullen soms roet in het eten gooien van toekomstvoor-
spellers. Toegegeven, de trend die door prof De Kruif wordt
aangegeven zal er niet ver naast zitten en voor zover het de
landbouwhuisdieren betreft zal de toekomst misschien zelfs
nog ongunstiger zijn! Het is daarbij wel de vraag of die voor
elke provincie van Nederland hetzelfde geldt.

Belang van erkenning en certificering

Certificering en erkenningen zullen, zeker in landbouwhuis-
dierensector, belangrijk worden. Jammer is echter dat met
certificering een directe relatie wordt gelegd met kwaliteit
van de diergeneeskunde. Vrieselaar vindt het uitgesproken
triest dat deze ontwikkelingen de van oudsher zo belangrijk
geachte collegialiteit ook volledig onderuit dreigen te halen.
Naar zijn mening wordt dit momenteel vooral in de varkens-
praktijk gevoeld: praktijken in het noorden des lands, die
reeds veel energie en geld hebben gestoken in erkenning en
certificering, worden nu opeens omringd door collega\'s
(prijsvechters?) uit grote praktijken in het zuiden, die nu door
het hele land heen hun diensten en ook hun medicijnen aan-
bieden. Plotseling raken veel praktijken in het noorden hun
varkens kwijt. In het kader van marktgericht denken en wer-

Berichte

verslage

Henk Vrieselaar is in 1979 als dierenarts afgestudeerd in
Utrecht. Van 1979 tot 1981 heeft hij gewerkt bij de toen-
malige Vakgroep Voortplanting. Daarna is hij naar het
hoge noorden vertrokken. Daar heeft hij momenteel in
Lemmer een praktijk met drie dierenarts-medewerkers,
die zich bezighouden met paarden, runderen en gezel-
schapsdieren.

Henk Vrieselaar is naast dierenarts ook een begenadigd
tekenaar, hetgeen de lezers van het TvD (en van diverse
andere tijdschriften) maar al te goed weten!

ken zal dit een logische ontwikkeling zijn, maar of we hierop
als beroepsgroep zitten te wachten is iets dat Vrieselaar sterk
betwijfelt.

Dat sommige praktijken op dit moment op zoek zijn naar mo-
gelijkheden om hun aandeel in de markt te behouden is be-
grijpelijk. Straks zullen er immers nog maar een handvol var-
kenspraktijken zijn, zoals prof De Kruif waarschijnlijk
terecht voorspelt. De markt moet dus nü veroverd worden! De
vraagt rijst echter waarin deze praktijken zich onderscheiden
van de eerder zo verguisde autobaandierenartsen. Ja, hun pro-
ducten zijn anders: de vroegere autobaandierenartsen ver-
kochten louter medicijnen en de huidige verkopen vooral
kennis en vaardigheden en doen de medicijnen er tegen kost-
prijs bij. De vraag is echter of dit wel het doel van certifice-
ring is? Is het feit dat de ene praktijk wat eerder gecertificeerd
is dan de andere een rechtvaardiging om praktijk te gaan uit-
oefenen in het praktijkgebied van andere collegae, zeker als
die collegae hard aan het werk zijn om die erkenningen en
certificering ook voor elkaar te krijgen?

Toekomst

Vrieselaar ziet in de toekomst de dierlijke voedselproductie
naar Oost-Europa, of misschien wel nog verder weg, ver-
dwijnen. In ons land zal misschien wat kleinschalige land-
bouw achterblijven die gericht is op het maken van unieke en
hoogwaardige producten en dus minder op massaproductie,
zoals melk en eieren. Deze richting lijkt momenteel ook
door de politiek te worden ingeslagen.
Vrieselaar vraagt zich ook af of\'mammoetpraktijken\' inder-
daad de toekomst zullen zijn?

Alles staat en valt binnen zo\'n grote praktijk met goed lei-
derschap door een veterinair of, vaak beter, een niet-veteri-

-ocr page 105-

nair. Goed leiderschap kun je niet leren,
maar moetje \'hebben\'. Als geen goed
leiderschap aanwezig is, valt de hele
praktijk in no time als een kaartenhuis
in elkaar.

Het argument dat dierenartsen in een
grote meermanspraktijk meer vrije tijd
hebben klopt meestal ook niet.
Weliswaar zal men per dierenarts min-
der tijd besteden aan veterinair werk,
maar het aantal vergaderuren zal waar-
schijnlijk sterk toenemen. Vrieselaar is
er heilig van overtuigd dat niet iedereen
dat wil en dat bovendien lang niet ie-
dere dierenarts daarvoor in de wieg ge-
legd is.

Bovendien hoor je momenteel in be-
paalde grote praktijken al wat negatie-
vere geluiden ten aanzien van span-
ningen tussen de dierenartsen van
diersoorten die goed lopen (hond, kat,
paard) en diersoorten die minder
draaien (varken, rund, pluimvee). Dat
was vroeger ook wel eens zo, maar toen
kwam het geld nog met scheppen
binnen en dat maakte veel goed. Met de
teruglopende inkomsten is het niet
denkbeeldig dat sommige groepen zich
zullen willen afsplitsen. Waarom dan toch die dwang tot
grote praktijken? Speelt hier weer de wens die de vader van
de gedachte is? Naar de mening van Vrieselaar zullen grote
en kleine praktijken in de toekomst naast elkaar blijven be-
staan.

Vrieselaar vraagt zich ook af: in hoeverre moeten certifice-
ring en andere regelgeving de dierenarts geheel aan banden
leggen? Een goede basis moet er natuurlijk in iedere dieren-
artsenpraktijk zijn. De apotheek van een dierenarts behoort
in orde te zijn en dat mag worden gecontroleerd. Ook dient
de dierenarts op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen op
zijn vakgebied. Maar hoe zit dat met de rest? Vrieselaar
vindt: laat de markt zijn werk doen.

De gedachte van een maakbare samenleving ("wij weten wel
wat goed voor jullie is") is inmiddels uit de Nederlandse
samenleving verdwenen. Mensen kunnen en moeten zelf een
keuze maken. En dat geldt ook voor certificering. Collega\'s
die met veel plezier (vaak ook vanuit de veehouder) hun
werk doen, maar niet mee willen in de certificering, moeten
daartoe de gelegenheid krijgen, vindt Vrieselaar. Er is dan
een kans dat ze later uit de markt worden gehaald, maar dat
wisten ze van tevoren, want dierenartsen zijn allesbehalve
dom!

Vrieselaar heeft het gevoel dat de KNMvD zich momenteel
te paternalistisch opstelt! Zij wil het regelen voor alle prac-
tici. Vrieselaars visie is: laat de KNMvD zorgen dat alle die-
renartsen van de ontwikkelingen en plannen op de hoogte
zijn, verschaf ze eventueel de \'tools\', maar geef ze vervol-
gens zélf de keus: wie op de trein wil springen, rijdt mee. We
willen de consument toch ook niet opdringen allemaal een tv
te kopen, en dan ook nog van één merk?

Zorgen

Vrieselaar uit ook zijn zorgen over een belangenverstrenge-
ling tussen de KNMvD en andere grote partijen in het veteri-
naire veld. Staat de KNMvD wel volledig los van deze par-
tij(en)? Hoeveel leden van de KNMvD zijn het werkelijk
eens met de verplichte combinatie erkenning en certifice-
ring? Een aantal leden ziet in deze \'dwangmaatregelen\'
(want zo ervaren veel practici dat) helaas een reden om hun
lidmaatschap van de KNMvD te beëindigen.
Spreekt de coöperatiegedachte nog wel heel veel collega\'s
aan? Misschien komen er andere tijden. De oudere coöpera-
tie-trouwe dierenarts is straks met pensioen of is arbeidsonge-
schikt, misschien wel vanwege de zeer vergaande soms onbe-
grijpelijke regelgeving die hem meer teistert dan de zwaarste
verlossing van een koe. De jongere dierenarts heeft nieuwe
ideeën en die behelzen niet alleen de inkoop van medicijnen!

Rooskleuriger

Vrieselaar ziet de toekomst van de gezelschapdieren wel wat
rooskleuriger. Mogelijk komen er inderdaad grote(re) groeps-
praktijken (klinieken) voor het meer specialistische werk.
Misschien zullen zelfs wel alle operaties (dus ook castraties en
sterilisaties) in dergelijke meer geavanceerde klinieken, ver-
spreid over een regio, gedaan worden. We moeten ons echter
afvragen of dat ook is wat de cliënt wil, want misschien wil
hij/zij veel liever naar de dierenarts \'om de hoek\', die ook al-
tijd tijd maakt voor een praatje? Klinkt misschien wat oubollig
en Vlimmen-achtig, maar wat is daar mis mee?
Misschien komen er in de toekomst wel \'huisartsen voor ge-
zelschapsdieren\', die werken van negen tot vijf en die de
dienstregeling uitbesteden, zoals ook de huisarts dat al doet
in de vorm van de dokterswachten. Ook in de diergenees-
kunde gebeurt dit al, denk maar aan de Spoedkliniek voor
Gezelschapsdieren in Amsterdam. Aan de andere kant, in
Friesland gaan al stemmen op dat, doordat de afstanden voor
de dokterswachten soms te groot zijn, opsplitsing daarvan
onvermijdelijk is.

-ocr page 106-

Rat-race

Vrieselaar ervaart zelf het door hem geschetste toekomstbeeld
wel als wat somber. De mening van prof De Kruif is er één,
zijn mening is er één, maar er zijn toch vast meer collega\'s die
ook een beeld over de toekomst hebben? Vrieselaar vindt het
jammer dat veel collega\'s wel mopperen in de wandelgangen,
maar zich niet duidelijk uitspreken binnen de beroepsgroep.
Hij zou graag zien dat meer collega\'s in het TvD hun mening te
geven over de huidige ontwikkelingen en de toekomst. Moet
iedere dierenarts inderdaad \'gedwongen\' worden mee te doen
in de verplichte erkennings- en certificeringsrat-race?

Conclusie

Er is echter altijd een lichtpuntje! Veranderingen zijn mis-
schien onafwendbaar, maar ieder mens heeft vrije keuze om
daarin mee te gaan of om dat niet te doen. Je kunt als dierenarts
ook het roer helemaal omgooien en iets heel anders gaan doen:
postpakketten gaan rondbrengen, een eethuis beginnen of een
dierenwinkel starten. Je kunt ook besluiten alleen de lekkere
krenten uit de veterinaire pap te eten. Die krenten zullen voor
iedere dierenarts anders zijn. Sommigen zullen kiezen om al-
leen nog kleine huisdieren of paarden te doen. Anderen zullen
zich op het advieswerk storten en er zijn vast ook mensen die
liever alleen \'s nachts werken, die kunnen nacht- en weekend-
diensten gaan draaien. Misschien komen er collega\'s die alleen
katten en honden gaan steriliseren en castreren.

Vrieselaar\'s credo is: voorspellen blijft een hachelijk zaak,
maak in ieder geval nu wat van je leven en doe nu waar je ple-
zier in hebt! Verricht je veterinaire werk naar behoren, zorg
voor een hoge kwaliteit van veterinair werken, en besteed
werkzaamheden, die je niet kunt of wilt doen, uit aan andere
dierenartsen of aan specialistische klinieken. Vergeet niet
ook tijd te nemen voor alleriei niet-veterinaire zaken. Voor je
het weet ben je \'oud\'!

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van de
hoofdredactie van hetTijdschift voor Diergeneeskunde.

Samenwerking met Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift

Tekst en foto: Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Op 23 december 2003 is ondergete-
kende als voorzitter van de Hoofd-
redactie van het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde (TvD) naar Gent
getogen om daar te spreken met de
voorzitter van het Vlaams Dier-
geneeskundig Tijdschrift (VDT), dr.
Ann van Soom. Het VDT verschijnt
zes keer per jaar en is een weten-
schappelijk tijdschrift met ongeveer
acht gerefereerde wetenschappelij-
ke artikelen per uitgave. Het is dus
niet ook een verenigingsblad zoals
het TvD. Het VDT publiceert ook
Engelstalige artikelen, maar zij hou-
den daarbij, net zoals nu het TvD
voor ogen staat, de klinische rele-
vantie van de aangeboden artikelen
zorgvuldig in het oog.
Het verkrijgen van wetenschappe-
lijke artikelen is voor het VDT wat
gemakkelijker dan voor het TvD.
Dit hangt waarschijnlijk voor een groot deel samen met de
grote steun die het VDT vanuit de Faculteit
Diergeneeskunde in Gent krijgt: het publiceren in het VDT
wordt door de Decaan en de Hoofden van Dienst (verge-
lijkbaar met onze Hoofdafdelingsvoorzitters) niet alleen
gesteund maar ook enthousiast gestimuleerd. In de laatste

uitgave van het VDT waren er van de
acht wetenschappelijke artikelen al
twee geschreven onder leiding van
de Decaan van Gent, prof dr. A. de
Kruif. Deze van oorsprong Neder-
landse dierenarts treedt ook voor het
TvD al vele jaren regelmatig als re-
ferent op.

Het Vlaams Diergeneeskundig Tijd-
schrift is voor Nederiandse dierenart-
sen te verkrijgen voor 62 euro/jaar en
heeft een website (http://vdt.ugent.be)
waar de Engelstalige artikelen volle-
dig opstaan.

In eerste instantie zal de samenwer-
king tussen TvD en VDT zich vooral
richten op het beter gebruikmaken
van de beschikbare Nederlands- c.q.
Vlaamstalige referenten. Op dit mo-
ment is het vinden van enthousiaste
vakbekwame referenten, die niet in
een relatie staan tot de auteurs van
een artikel, vaak lastig, zowel voor het TvD als voor het
VDT. In de toekomst zal er mogelijk op meer gebieden tot
samenwerking kunnen worden overgegaan.

Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is voorzitter van de
hoofdredactie van hetTijdschift voor Diergeneeskunde.

-ocr page 107-

Houten - Bezoekers van De Molen 77, het onderkomen van
de KNMvD, PAOD, VKO en NDC, kunnen er bijna niet om-
heen: het heldere kleurenpalet van schilderijen in de hal,
het trappenhuis, vergaderzalen en leslokalen. Kunstenares
Anneke Gostelie is bereid gevonden er het een en ander
over te vertellen.

We beginnen het verhaal met Erik Gostelie, penningmeester
van het KNMvD-bestuur, voorheen werkzaam bij Dieren-
artsenpraktijk Zaltbommel, waar hij zich voornamelijk met
paarden en gezelschapsdieren bezighield. Tegenwoordig
richt hij zich helemaal op zijn bestuursfunctie, zijn staffunc-
tie bij PAOD en zijn voorzittersfunctie van Groep Paard.
Minder bekend is dat hij zijn vroegere economiestudie weer
opgepakt heeft middels een opleiding MBA (master busin-
ess administration). En uiteraard is hij ook nog huisman.

Een en ander geeft zijn vrouw Anneke ruimte om naast haar
werkzaamheden als tandarts in Zaltbommel, twee dagen in de
week, en haar zorgverplichtingen voor drie kinderen en een
man, ook nog penseel en schilderspalet te hanteren. Het resul-
taat mag er zijn, maar dat is een persoonlijke waarneming.
"Met kleuren werken is leuk", zegt ze bondig op mijn vraag
"Waarom?". "Als kind vond ik het al leuk om te tekenen en te
schilderen en op een gegeven ogenblik heb ik een cursus olie-
verfschilderen gevolgd, om de beginselen van die techniek
onder de knie te krijgen." In 1995 nam ze deel aan een exposi-
tie rond het thema \'dieren\'. Tot haar verbazing kreeg ze aller-
lei leuke reacties. Liefhebbers wilden zelfs haar werk kopen
en dat werkte zeer stimulerend. Al gauw volgden er exposi-
ties in verschillende dierenartsenpraktijken.

Naast het thema \'dieren\' ging ze ook schilderijen maken van
groente en fruit. Dat werk trok de aandacht van weer een heel
ander publiek op de tuinbeurs in de Brabanthallen. Het deco-
ratieve element spreekt heel wat mensen aan. Werk van
Anneke is nu te vinden bij verschillende galeries en woon-
winkels. Haar schilderijen zijn zonder uitzondering heel
kleurrijk en allemaal in olieverf uitgevoerd. "Ik heb een heel
bijzondere manier van waarnemen", vertelt ze onder het ge-
not van een kop koffie in de kantine van PAOD. "Ik geef de
details van wat ik schilder
vergroot weer in zo transpa-
rant mogelijke kleuren. Dat
zie je ook bij mijn foto\'s,
veelal macro-opnames van
gewone alledaagse dingen in
en om huis." Bij nadere be-
schouwing is ieder doek op-
gebouwd uit vele lagen en
laagjes verf. Een priegel-
werkje waar je vooral veel ge-
duld voor moet hebben.
Misschien dat ze daarom ooit
het vak tandarts als studie-
richting gekozen heeft?

De heldere kleuren van Anneke Gostelie

Tekst: Albert Folkerts, foto\'s: Peter van Rootselaar

Dat haar schilderijen de weg gevonden hebben naar het
KNMvD-gebouw in Houten spreekt eigenlijk voor zich, AI
die lange wanden vragen om een kleurrijke invulling. Het is
zondermeer een mooie ruimte om iets op te hangen, Anneke
is meestal \'s avonds bezig met deze, duidelijk uit de hand ge-
lopen, hobby. Ze geeft regelmatig les aan een klein groepje
geïnteresseerden in haar atelier aan huis in Haaften, vooral
met het doel om ook anderen te enthousiasmeren. En voor de
rest schildert ze meer en meer op verzoek, bijvoorbeeld voor
een vakgenoot van Erik, die iets in de praktijk wil hangen of
gewoon cadeau wil geven. "Wat mijn volgende thema
wordt? Dat weet ik nog niet". Maar vooralsnog is Anneke
nog lang niet uitgeschilderd.

Anneke Gostelie
Schilderijen, cursus schilderen
Koningsstraat 15
4175 AE Haaften
Tel: 0418-594059
annekegostelie@hotmaiI.com

Albert Folkerts is archiefmedewerker bij de KNMvD.

-ocr page 108-

Winnaars fotoactie Pfizer

Pfizer Animal Health organiseerde afgelopen najaar de
fotoactie \'Met Pfizer in beeld\'. Het aantal inzendingen
was hoog, evenals de kwaliteit van de inzendingen. De
jury heefl inmiddels de prijswinnaars bekend gemaakt.

De assistentes van gemengde praktijken ontvingen de uit-
nodiging om deel te nemen aan de Pfizer-fotoactie, met als
thema: \'Samen met Pfizer zorgen voor gezonde dieren\'.
Dit thema inspireerde vele praktijken tot het inzenden van
mooie, grappige en ook goede foto\'s. De jury was onder de
indruk van de creativiteit en de inzet die de deelnemende
praktijken hebben laten zien.

Prijswinnaars

De onafhankelijke jury heeft zich inmiddels over de foto\'s
gebogen; Susan Umans (KNMvD), Henk Markerink
(Pfizer Animal Health) en Barbel van Zuylen (Communi-
catiebureau Opraappers) hebben na lang wikken en wegen
de vier prijswinnaars geselecteerd. De foto\'s en namen van
de prijswinnaars vindt u op deze pagina. De inzending van
regio Zuid (DAP Reusel) is uitgeroepen tot beste foto van
2003.

Diner

De vier prijswinnaars hebben inmiddels hun prijzen in ont-
vangst genomen. Naast een oorkonde kregen ze een diner
aangeboden voor de hele praktijk. De beste foto werd bo-
vendien beloond met een trofee.

-ocr page 109-

Laatste ontwikkelingen in de voeding voor grote rassen,
gepresenteerd tijdens de Europese lams-seminars

De unieke gevoeligheid van honden van grote rassen voor
stoornissen in de skeletontwikkeling, zoals heup- en elle-
boogdysplasie, osteochondritis dissecans, hypertrofische
osteodystrofie en panosteitis, werd besproken in een reeks
lams Canine Orthopaedic seminars, die verspreid in
Europa werden gehouden in november 2003. Sprekers wa-
ren onder anderen professor Herman Hazewinkel
(Nederland), professor Juergen Zentek (Oostenrijk), Sorrel
Langley-Hobbs (Engeland), dr. Dan Carey (VS) en profes-
sor Äke Hedhammer (Zweden), de winnaar van de 2003
WSAVA-lams Paatsama Award voor grote prestaties op het
gebied van de orthopedische chirurgie, met de nadruk op
de groei van grote rassen.

"Een zorgvuldig gecontroleerde groeisnelheid is de belang-
rijkste factor voor de skeletgezondheid en overvoeding, in
welke vorm ook, is gecontraïndiceerd. Een voeding met een
hoog energiegehalte of
ad libitum voeding leidt tot een overma-
tig hoge groeisnelheid en gaat gepaard met een grotere inciden-
tie van ontwikkelingsproblemen van het skelet" verklaarde
professor Hedhammer Andere factoren, zoals een hoog calci-
umgehalte van de voeding, genetisch vererfde eigenschappen,
lichaamsbouw, beweging, de neiging tot het fokken op een ho-
ger volwassen lichaamsgewicht en hun invloed op de ontwik-
keling van het skelet, werden eveneens besproken.
"Terwijl de uiteindelijke volwassen afmetingen genetisch
bepaald zijn, staat de werkelijke groeisnelheid sterk onder
invloed van de voeding. Het belangrijkste aspect hierbij is de
energieopname" was de boodschap die werd overgebracht
door dr Dan Carey, Director of Technical Communications
van The lams Company. Dr. Carey zette verder uiteen dat
"het verlengen van de groeiperiode en het accepteren dat de
hond zijn grootste volwassen afmetingen bereikt in een lan-
gere tijdsduur, het optreden van problemen bij de skeletont-
wikkeling vermindert. Het geven van gecontroleerde hoe-
veelheden voedsel is van essentieel belang voor het onder
controle houden van de energieopname".

Spinnenweb als hechtmateriaal

j. Goudswaard

Hoewel het gebruik van \'catgut\' als hechtmateriaal al lang verleden tijd is, kent iedere (dieren)arts het woord nog. Dit hecht-
materiaal werd veelal van schapendarm gemaakt. Men zou de conclusie kunnen trekken, dat dit dan het definitieve einde
was van gebruik van dierlijk materiaal voor hechten. Niets is minder waar. In Medisch Nieuws van december 2003, ver-
scheen een artikel van A. Bouwman over... spinnenwebben. Al eerder hadden wetenschappers met interesse naar spinnen-
zijde gekeken: het is sterk, weegt vrijwel niets en is zeer flexibel. Een firma in Canada (Nexia) heeft het gen gelokaliseerd
voor spinnenzijde en zou dit in geiten hebben ingebracht. Door de dieren te melken zou nu spinnenzijde kunnen worden ge-
ëxtraheerd. De firma heeft ook een recombinant spinnenzijde-proteïne gemaakt (\'Biosteel\'), waarvoor begin 2004 een
\'pre-market Approval\' van de FDA zal worden verkregen.

Waarschijnlijk zullen derhalve chirurgen reeds in 2005 voor hechtingen gebruik kunnen maken van spinnenzijde.

-ocr page 110-

Nascholingscursusreis Cuba

De werkelijke kosten van de twaalfdaagse nascholingscur-
susreis naar Cuba, waarvan uitgebreide informatie staat op
pagina 711 in het Tijdschrift van 15 november 2003, zijn in-
middels bekend. De reis vindt plaats van vrijdag 14 tot en met
dinsdag 25 mei 2004.

De nascholingscursusreis naar Cuba kost op basis van deel-
name van tachtig personen gemiddeld € 1395,- en dat is in-
clusief de fiscale aftrek. Via een hoog/laag-constructie be-
taalt de cursist een groter deel van de kosten dan de
meereizende partner. Meer informatie hierover is te vinden
op www.vettravel.nl.

Prijsactie

Om alle tachtig gereserveerde plaatsen te benutten, is er een
prijsactie opgezet waarbij potentiële deelnemers zich via de e-
mail kunnen aanmelden voor deze nascholingscursusreis als
zij in aanmerking zouden komen voor de reductieprijs van
€ 800,- op de reiskosten. Aanmelding gaat via een berichtje
naar info@vettravel.nl met als onderwerp \'Prijsactie Cuba\'.
De trekking van deze prijsactie is uitgesteld naar februari, om
zoveel mogelijk deelnemers de gelegenheid te geven mee te
kunnen doen. Deelnemers aan deze actie die niet in de prijzen
vallen, zijn niet verplicht om aan de nascholingscursusreis deel
te nemen. Wel zullen voorgenoemde prijzen vervallen bij on-
voldoende deelname, omdat de reis dan moet worden geannu-
leerd. Vandaar het verzoek om zo spoedig mogelijk door te ge-
ven of u kans ziet in mei mee te gaan reizen.

Stuntaanbieding

Om ook minder daadkrachtige dierenartsen de kans te geven
deze nascholingscursusreis te gaan maken, is er een stuntaan-
bieding. Dit houdt in dat op basis van deelname van tachtig rei-
zigers, een korting gegeven wordt van € 300,- op de reiskosten,
in februari € 400,-, in maart € 500, april € 600,- en een even-
tueel dan nog bestaande last minute aanbieding in mei van €
700,-. Voorwaarde is wel dat potentiële deelnemers al per om-
gaande aangeven voor welke prijs zij de nascholingscursusreis
willen gaan maken, gezien de inventarisatie die Vettravel
maakt om te bepalen of de reis doorgang kan vinden in mei of
in oktober/november 2004.

Meer informatie via info@vettravel.nl, www.vettravel.nl ofu
belt met de heer I. Bruijstens van Special Traffic: (020)
3989292.

Lebensmitteltoxikologie, Rückstände und Kontaminanten:
Risiken und Verbraucherschutz

Heinz Nau, Pablo Steinberg, Manfred Kietzmann. 243 bladzijden, uitgegeven door Parey Buchverlag (2003).

Dit werk handelt over het belangrijke
onderwerp van de voedingstoxicolo-
gie. Voedselvergiftigingen door bac-
teriële infecties en natuuriijke toxi-
nes, zoals algen en vistoxines, doen
ij zich nog steeds frequent voor. De ri-
\' sico\'s van chemische substanties in
levensmiddelen worden meer en
meer erkend.

Recente schandalen over substanties zoals nitrofen, het hor-
moon medroxyprogesteronacetaat, BSE, dioxines, enzo-
voorts wakkeren deze interesse aan.

Begrippen die hier worden aangehaald zijn onder andere
\'Rückstände\'. Dit zijn actieve substanties die tijdens de
voedselproductie bewust ingezet worden, zoals onder andere
diergeneesmiddelen waarvan de residuen aanleiding kunnen
geven tot een schadelijk effect. \'Contaminanten\' daarente-
gen zijn substanties die niet bewust in de voeding zijn inge-
bracht, maar die uiteraard ook schadelijk zijn. Deze vinden
onder andere hun oorsprong in de natuur (bijvoorbeeld my-
cotoxines) of in het industrieel proces, aangewend bij de pro-
ductie van voeding (bijvoorbeeld dioxines^
In een uitvoerige inleiding worden de grondslagen van de ri-
sicoanalyse van potentieel toxische stoffen in de voeding be-
schreven. Aandacht wordt ook besteed aan recente analyti-
sche technieken waardoor metingen van uitermate lage con-
centraties (ppb en ppt) mogelijk worden. Vervolgens worden
de belangrijkste substanties die relevant zijn voor voedings-
middelen besproken. Hiertoe behoren onder andere dierge-
neesmiddelen, stoffen om planten te behandelen, natuurlijk
voorkomende toxines, contaminanten, prionen afkomstig
van BSE-geïnfecteerde dieren, genetisch gemanipuleerde ei-
witten en DNA van gemodificeerde voedingsmiddelen. Ook
wordt uitgebreid aandacht geschonken aan zowel de Duitse
als Europese wetgeving die betrekking heeft op levens-
middelen en voedselveiligheid. Tenslotte wordt zelfs het as-
pect risicocommunicatie met de consument aangehaald.
Kortom in dit werk poogt men door risicoanalyse en door
aandacht te schenken aan de belangrijkste probleemgebie-
den van de voedingstoxicologie zowel de student als de ex-
pert van nut te zijn. De gebruikte referenties zijn zeer uitge-
breid en de meest recente bevindingen zijn vermeld.
Daardoor kan dit manuscript worden beschouwd als een uit-
stekend naslagwerk.

Boe
besprekin

Prof dr P. De Backer

-ocr page 111-

Per 1 januari 2004 is de heer drs. W.G. van Velzen benoemd
tot voorzitter van het Rathenau Instituut. Van Velzen (1943)
is sinds juli 1994 lid van het Europees Parlement voor het
CDA. Hij is daar onder meer lid van de Parlementaire
Commissie Industrie, Externe Handel, Onderzoek en
Energie (ITRE). Van 1987 tot 1994 was hij voorzitter van het
CDA. Van 1987 tot 1995 was hij lid van de Eerste Kamer.
Van Velzen volgt de heer dr. C.J. Kroese op, lid van de Raad
van Bestuur van het Kadaster. Kroese heeft sinds 1 april
1997 het voorzitterschap vervuld.

Het Rathenau Instituut is een onaftiankelijke organisatie
die tot taak heeft de maatschappelijke en politieke oor-
deelsvorming te ondersteunen over vraagstukken die te ma-
ken hebben met wetenschappelijke en technologische ont-
wikkelingen. Voor meer informatie:
www.mthenau.nl.

Nieuwe voorzitter Rathenau Instituut

Wijziging oproep ACE Pharmaceuticals BV

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 129, aflevering 1 van 1 januari 2004 heeft een verzoek gestaan van ACE

Pharmaceuticals BV om honden met een malassezia dermatitis door te sturen. Helaas is in deze oproep een verkeerde naam van

een specialist dermatologie vermeld. De contactpersonen voor Dierenartsen Specialisten Amsterdam moeten zijn:

Drs. J.D.Sinke, telefoon: (020) 6920936

Drs. W.H.G. Leistra, telefoon: (020) 6920936

De gegevens van de andere contactpersonen blijven ongewijzigd.

PAO-Diergeneeskunde

Agenda februari 2004

De volgende cursussen worden in februari 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor de meeste cursussen kunt u zich nog in-
schrijven. Voor meer informatie en on-line aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl.
Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de wachtlijst.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

2fcb.

Longaandoeningen bij de Kat

04/105

PAO-D, Houten

€385,-

VOL

3 feb.

Röntgenologisch onderzoek Thorax GD

04/113

PAO-D, Houten

€ 273,-

3 feb.

Excellent Onderhandelen 11

04/903

PAO-D, Houten

€ 625,-

5 feb.

Tumoren: opereren, chemotherapie, euthanasie GD

04/102

PAO-D, Houten

€210,-

5 feb.

Start studiegroepen Koesignalen (Vetvice)

04/212

PAO-D, Houten

€495,- 19%btw

9 feb.

Longaandoeningen bij de Hond

04/109

PAO-D, Houten

€385,-

10 feb.

Klinische Les Varken

04/303

PAO-D, Houten

€ 185,-

10 feb.

Onderhandelen 1

04/900

PAO-D, Houten

€625,-

11 feb.

Koesignalen: Koegericht management (Vetvice)

04/213

PAO-D, Houten

€ 175,-

12 feb.

Tumoren: opereren, chemotherapie, euthanasie GD

04/103

PAO-D, Houten

€210,-

12 feb.

Elektr. Data-uitwisseling Melkveebedrijf naar DAP

04/208

PAO-D, Houten

€ 436,-

13 feb.

Röntgenologisch onderzoek van het Abdomen GD

04/115

PAO-D, Houten

€273,-

17/18 feb.-F9 mrt.

Voeding Rund Module II (U.D.)

04/200

PAO-D, Houten

€ 850,-

19 feb.

Traumatologie bij Hond en Kat

04/108

PAO-D, Houten

€525,-

VOL

19 feb.

Diagnose tot Therapie: Luchtwegen Varkens

04/301

PAO-D, Houten

€ 195,-

25 feb.

Jongvee Opfok Rund

04/215

PTC , Oenkerk

€225,-

(wijzigingen voorbehouden)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T(030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

-ocr page 112-

Zevenhonderd zwarte bladzijden diergeneeskunde

Adr.C. Voeten

De vogelpestuitbraken in Nederland
hebben diepe sporen nagelaten.
Voor bedrijfsmatige pluimveehou-
ders waren deze uitbraken een eco-
nomische ramp en ik ken voldoende
pluimveehouders om te weten dat
velen hiernaast ook emotioneel zijn
geraakt. Op circa 1100 pluimveebe-
drijven werd het pluimvee geruimd
of omdat het aangetast was of in de nabijheid van een aange-
taste bedrijven gevestigd was.

Hiernaast zijn op ruim 15.000 hobby bedrijven in zoge-
naamde risico- en buffergebieden verschillende soorten
pluimvee afgevoerd. Wetenschappelijk was het duidelijk dat
de kans dat hobbydieren besmet zouden worden, uiterst ge-
ring was. Het is dan ook terecht dat de Europese Commissie
de opruiming van hobbydieren niet verplicht. Het percen-
tage uitbraken bij hobbydieren was, ondanks de grotere
dichtheid van de plaatsen waar ze gehouden werden, ten op-
zichte van bedrijfsmatige pluimveehouderijen onder de-
zelfde omstandigheden slechts 0,3 procent. In de ruimere
buffergebieden zijn voorzover ik ben geïnformeerd geen uit-
braken bij hobbydieren vastgesteld. In de hobbywereld wa-
ren deze feiten volledig bekend. Dit maakte deze ruiming tot
een onbegrijpelijke maatregel temeer daar de wilde vogels
vaak van dezelfde soorten en in dezelfde gebieden rustig.ble-
ven rondvliegen en voorzover men heeft kunnen nagaan ook
niet ziek werden.

Er zijn een aantal onvergeeflijke fouten gemaakt. De over-
heid heeft zich niets aangetrokken van adviezen van deskun-
digen met betrekking tot de epidemiologie en heeft zich ook
niets aangetrokken van de feiten die het standpunt van de
deskundigen bevestigden. De overheid heeft lang gesugge-
reerd dat het opruimen van hobbydieren verplicht was ge-
steld door de Europese Commissie. Deskundigen van ID-
Lelystad waren ten opzichte van de overheid roomser dan de
paus. Woordvoerders van de KNMvD hebben zich keurig
verschanst achter de overheid zonder zich te vergewissen
van de reële gang van zaken. De Gezondheidsdienst heeft in
alle talen gezwegen. Kortom de massale slachting ging on-
gehinderd door.

Hobbyisten hebben verschillende motieven om pluimvee te
houden. Men tracht de zeldzamere soorten te handhaven,
men fokt uiterst deskundig om bestaande soorten zo fraai
mogelijk te presenteren of men heeft er gewoon veel plezier
in om een aantal kippen, pauwen, parelhoenders, ganzen,
eenden of nog andere soorten als huisdier te houden. Volgens
het ministerie zijn er bij 17.000 huishoudens ongeveer
180.000 dieren gedood. De wijze waarop de ambtenaren van
de AID op veel plaatsen te werk zijn gegaan tart alle beschrij-
vingen. Deze overbodige afvoer heeft tot buitengewone
emoties en ongekende woede aanleiding gegeven. Naast het
meedogenloze en soms zeer wrede optreden zijn meerdere
hobbyisten gearresteerd en onder bedreigingen onder-
vraagd.

Ingezonde

De hobbypluimveehouders willen deze afschuwelijke ge-
schiedenis niet in de vergetelheid laten opgaan. Zij hebben
een Waarheidscommissie ingesteld die alles in een zwart-
boek
Vogelpest het verdriet van Nederland tot in detail heeft
beschreven. Dit omvangrijke boek van circa 700 pagina\'s on-
der eindredactie van A. van Noort, begint met een afstande-
lijke objectieve beschrijving van de gang van zaken om ver-
volgens talloze getuigenverklaringen weer te geven. Het is
vrijwel onvoorstelbaar dat zich dit alles in Nederland heeft
afgespeeld onder het motto van diergeneeskunde.

De wijze waarop met de belangen van houders van gezel-
schapdieren en met de belangen van de diergeneeskundige
stand onder het motto georganiseerde ziektebestrijding is
omgegaan, heeft bij mij een schaamtegevoel opgewekt. De
KNMvD is mijn inziens duidelijk tekort geschoten om niet
in een vroegtijdig stadium te protesteren tegen de aantasting
van de rechtvaardige belangen van de hobbydierhouders.

Naschrift

Het is jammer dat collega Voeten niet op de hoogte is van
de activiteiten van de KNMvD (bestuur en bureau) tijdens
de Al-crisis.

Al begin maart 2003 is aangegeven dat het ruimen van
hobbydieren geen verplichting is. Dit is door de algemeen
secretaris verwoord maar niet opgevolgd. Na een bezoek
door voorzitter en algemeen secretaris aan de praktijk is er
heel nadrukkelijk met de overheid gecommuniceerd. Dit
heeft geresulteerd in bijeenkomsten van pluimvee-experts
met de CVO Pluimers. Alle facetten van bestrijding zijn
besproken. Ook is vastgesteld dat de minister als eindver-
antwoordelijke zijn afweging en beslissing maakt. Door
de algemeen secretaris is uitgebreid overleg met de
Belangenvereniging van hobbydierhouders onderhouden.
Het enige dat laat naar buiten is gekomen, is het officiële
bestuursstandpunt. Het bestuur heeft besloten in de toe-
komst de \'stille\' diplomatie te verlaten en snel met stand-
punten naar buiten te komen.

Ik hoop voor veehouder en dierenarts dat dat in 2004 niet
nodig zal zijn.

Dn Tj. Jorna. algemeen secretaris

Het boek Vogelpest het verdriet van Nederland is verkrijgbaar bij A.van Noort, Brabantring 13, 5672 EE, Eindhoven.
Telefoon (040) 283 7145, Gsm (06) 40141193, e-mail PR-VVD-Nuenen@zonnet,nl, Prijs €10.

-ocr page 113-

BVD-aanpak: het roer is om

L.R.M. Verbeme

De Nederlandse rundveestapel vrij van boviene virus diar-
ree (BVD). Dat is het doel van het BVD-vrij certificerings-
programma, opgezet door de Gezondheidsdienst voor
Dieren (CD). Vorige maand is in de bestrijding met behulp
van dit programma een cruciale koerswijziging aangekon-
digd: na vijfjaar eradicatie, uitsluitend door middel van op-
sporing en eliminatie van virusdragers, wordt nu ook een
vaccinatieprogramma gestart waardoor de rundveestapel
wordt beschermd en de spreiding van het virus geremd.
Met deze gecombineerde aanpak heb ik ruim tien jaar erva-
ring op een twintigtal melkveebedrijven in Noord-Brabant.
Vandaar mijn onderstaande kritische commentaar.

Eradicatie

Het BVD-vrij certificeringsprogramma dat in 1998 van start
ging in Nederland (1) was uniek in de wereld doordat het uit-
sluitend bestond uit het opsporen en elimineren van virus-
dragers. Elders in Europa en ook in Noord-Amerika vormt
vaccinatie al vele jaren een essentieel onderdeel van het be-
strijdingsprogramma. Echter na ruim vijf jaar is in Neder-
land het aantal deelnemende melkveebedrijven nog onder
zes procent (2). En doordat het aantal recidieven op gecerti-
ficeerde BVD-vrije (?) bedrijven circa dertig procent be-
draagt (7), wordt de animo onder de veehouders om zich aan
te melden voor deelname steeds geringer.

Kritiek

Eerder heb ik in dit tijdschrift bij herhaling kritiek geuit op
het BVD-certificeringsprogramma van de GD: Geen eradi-
catie zonder vaccinatie (4); Een NON-vaccinatiebcleid ten
aanzien van BVD is onverantwoord (5); De aanwezigheid
van \'stille\' dragers op besmette bedrijven ondermijnt het er-
adicatieprogramma (6). Daarom juich ik de recent aange-
kondigde koerswijziging van het certificeringsprogramma
dan ook van harte toe.

Eradicatie en vaccinatie

In december 2003 verschijnt in GD Veterinair het bericht:
"GD en Intervet onderzoeken vaccinatie met
Bovilis BVD"
(3). En in een brief van Intervet aan de Nederlandse practici
wordt vervolgens een \'grootschalig praktijkonderzoek\' geïn-
troduceerd naar het effect van een stringent vaccinatiepro-
gramma gedurende drie jaar op BVD-vrij gecertificeerde
bedrijven \'als extra zekerheid\' voor de deelnemers. De aan-
zienlijke extra kosten voor de veehouders door deze her-
haalde vaccinaties (driemaal in het eerste jaar; daarna twee-
maal jaarlijks gedurende twee jaar van alle dieren ouder dan
twaalf maanden) wordt voor een heel klein gedeelte vergoed
door de restitutie van het abonnementsgeld voor het pro-
gramma.

Een heel positieve ontwikkeling, dat wel. Maar toch... Het
kan beter en voor de veehouders ook véél goedkoper dan met
het nu voorgestelde plan van aanpak.

Bovilis BVD (Inten\'et)

Een krachtig immunogeen vaccin is een vereiste voor een
goede BVD-preventie. Al tien jaar geleden testte Günther

Zimmer de beschermende werking van destijds in Nederland
verkrijgbare B VD-vaccins door middel van challenge-expe-
rimenten. Géén van de geteste vaccins bleek voldoende be-
scherming te bieden. Voor zover mij bekend is dit onderzoek
echter niet gepubliceerd. (Misschien doordat de vaccinpro-
ducenten het onderzoek mede financierden?)
Helaas is ook de immunogene werking van
Bovilis BVD
(zeer) gering. Ik deed hiernaar een klein onderzoek kort na
de introductie van het vaccin in april 2000. In een BVD-vrije
jongveestal bleek dat vier maanden na de primovaccinatie
van acht pinken (door middel van twee injecties met een tus-
sentijd van een maand) geen antistoffen tegen BVD meer
aantoonbaar waren in het serum door middel van de Elisa-
test uitgevoerd op de GD
(Verberne L.R.M.; sepi. 2000; niet
gepubliceerd).

Mucosiffa (Merial)

Het enige BVD-vaccin met sterke immunogene eigenschap-
pen dat ik ken, is
Mucosiffa.

Het was niet in de genoemde challenge-experimenten van
Zimmer betrokken. Het levende vaccinvirus in deze entstof
geeft, na een éénmalige intramusculaire injectie, aantoon-
bare afweerstoffen in het bloed gedurende meer dan een jaar
(mogelijk gedurende meerdere jaren).
Daardoor is dit vaccin niet alleen veel sterker immunogeen
maar tegelijk ook vele malen goedkoper in het gebruik dan
het vaccinatieprogramma met
Bovilis BVD.
Ik heb Mucosiffa gedurende meer dan vijf jaar gebruikt op
een twintigtal melkveebedrijven totdat het in 1998 uit de han-
del moest worden genomen. De registratie in Nederland werd
ingetrokken. Wie voor deze beslissing verantwoordelijk was
en op welke gronden zij werd genomen is nooit openbaar ge-
maakt. In België, Duitsland en Frankrijk
^oxAt Mucosiffa nog
steeds toegepast. Navraag bij het Merial-kantoor in Brussel,
verantwoordelijk voor dit product in de Benelux, leerde dat er
geen klachten of meldingen van ongelukken zijn geweest. In
september 1977 werd door \'de Nederlandse registratie-auto-
riteit\' een lijst van bijkomende registratie-eisen gesteld.
Merial is hier niet op ingegaan. Tenslotte had de firma ook
Mucobovin als BVD-vaccin op de markt.

Conclusies

1. Het BVD-vrij certificeringsprogramma dat in Nederland
uitsluitend was gebaseerd op de opsporing en eliminatie
van virusdragers is mislukt.

2. Combinatie van de bestaande eradicatiemaatregelen met
een vaccinatieprogramma is een cruciale verbetering van
de BVD-aanpak, maar het succes ervan hangt (mede) af
van het immuniserende vermogen van het toegepaste
vaccin. Met het gebruik van
Bovilis B VD verwacht ik ook
in de toekomst nog seroconversie ten aanzien van het
BVD-veldvirus op gecertificeerde bedrijven.

3. Het is dringend gewenst dat de Nederlandse registratie-be-
slissing uit 1977 ten aanzien van
Mucosiffa openbaar
wordt gemaakt, zodat het belang van de daarin gestelde
extra registratie-eisen kan worden afgewogen tegen het be-
lang van een sluitend BVD-vrij certificeringsprogramma.

-ocr page 114-

Dr. LR.M. Verberne is rustend rundvee- en paardenarts.

P.S. De erkende paardendierenarts is dat een landbouwhuis-
dierendierenarts of een gezelschapsdierendierenarts?

1. GD Praktijkmap Herkauwers; Boviene Virus Diarree; sept. 2002

2. GD Overziclit gecertificeerde rundveebedrijven per DAP; juni 2003

Adreswijzigingen

Marion Verbeek

Tot mijn verbazing ontving ik (via een KPN-doorzendser-
vice) de aankondiging van de Voorjaarsdagen nog op mijn
oude adres. Aangezien ik mijn adreswijziging reeds langer
terug aan de KNMvD heb doorgegeven (maart 2003) en het
tijdschrift mij goed bereikt, verbaast me dat. Via de
KNMvD hoorde ik dat er geen connectie is tussen het
Voorjaarsdagen-bestand en het KNMvD-bestand.
Dit vind ik onbegrijpelijk. Logischer lijkt me dat als ik als
lid van de KNMvD mijn adreswijziging aan hen doorgeef.

3. GD Veterinair, nieuwsbrief voor practici; jaargang 9 december 2003

4. Verberne L.R.M.; BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie; TvD april
2000; 125:218-21

5. Verberne L.R.M.; Conclusie BVD-aanpak; TvD mei 2000; 125:284

6. Verberne L.R.M.; BVD-aanpak: over persistente uitscheiders en
\'stille\'dragers; TvD nov. 2000; 125: 659-60

7. Verberne L.R.M.; BVD-vrij: wat is het certificaat waard? TvD aug.
2003; 128:497-8

dit doorkomt bij de GGG en de mailingen mij (ook van dc
Voorjaarsdagen) dan ook gaan bereiken. Aangezien de be-
woners van mijn oude huis meestal de post niet doorsturen
en ik nu in verband met de kerstdagen een doorzendservice
van de KPN heb genomen, heb ik dit nu ontdekt. Mogelijk
is er al meer geweest wat mij niet heeft bereikt!

De organisatie van het Voorjaarsdagencongres is sinds een
aantal jaren niet meer ondergebracht bij de KNMvD, maar
bij een ander congresorganisatiebureau (Eurocongres
Conference Management, Postbus 74713, 1070 BS,
Amsterdam, fax 020 - 6737306). Ook de Groep Genees-
kunde Gezelschapsdieren houdt een eigen adressenbestand
hij (red.).

Aërodynamica laat hommel niet vallen

R.j. Slappendel

Naar aanleiding van de. reactie van de homeopatisch wer-
kende collega Westerhuis op het ingezonden artikel van
Lumeij in het TvD van 1 januari 2004 het volgende commen-
taar, misschien vooral gericht tot dierenartsen die wars zijn
van alternatieve geneeswijzen.

De ervaring van Westerhuis, dat veel van zijn patiënten zijn
genezen na door hem te zijn behandeld, is ongetwijfeld juist.
Zijn bewering dat veel \'reguliere artsen\' niet zo snel met
agressieve toxische geneesmiddelen (en antibiotica !) zouden
moeten strooien eveneens. Ook de conclusie dat dergelijke
patiënten vervolgens dankzij de gang naar de homeopaat zijn
genezen kan nog steeds juist zijn. Dat mag echter niet zomaar
aan de homeopathie worden toegeschreven. De patiënten her-
stellen meestal omdat ze van de, al dan niet door onkunde toe-
gediende, onwerkzame, mogelijk zelfs schadelijke medicij-
nen worden afgehaald of omdat ze spontaan toch wel, al dan
niet tijdelijk, genezen zouden zijn. Het is nog steeds zo, dat
veel patiënten niet dankzij maar ondanks behandeling gene-
zen. Roses, bestuurder van Glaxo-SmithKline, heeft recent
zelfs in \'The Independent\' gesteld dat meer dan 90 procent
van alle medicijnen slechts bij 30 tot 50 procent van de pati-
ënten werkt. Het commentaar van Westerhuis is derhalve
nieer eeapleidooi vooreen minder agressief\'therapeutjsch\'
beleid door dierenartsen in het algemeen dan een ondersteu-
ning van het werkzaam zijn van homeopathische middelen.
Een dierenarts, regulier of alternatief, kan zelden beweren
dat een patiënt dankzij zijn behandeling is genezen. Hij/zij
kan hoogstens met zekerheid constateren dat een behandeling
niet tot genezing heeft geleid. \'Ervaringen\', ook bij grote
aantallen patiënten, zijn zeer misleidend en mogen nimmer
als bewijs worden aangevoerd. (Tijdelijk) bewijs mag uitslui-
tend gebaseerd zijn op gedegen onderzoek in overeenstem-
ming met de meest recente wetenschappelijk inzichten (evi-
dence based medicine).

Het door Westerhuis aangehaalde voorbeeld van de vlie-
gende hommel is in dit kader illustratief Het vliegen van
een hommel kan inderdaad niet via de conventionele aërody-
namica worden verklaard. Inmiddels is echter aangetoond
dat het dier gebruikmaakt van de zogenaamde \'instationaire
luchtstroming\' (S. Dalton, The miracle of flight. Firefly
Books Limited, New York, 1999). Een leerzaam voorbeeld:
Hier heeft men de aërodynamische principes kunnen herin-
terpreteren op basis van voldongen feiten, niet moeizaam
naar bewijs gezocht voor \'wishful thinking\'.

-ocr page 115-

J.T. Lumeij

Westerhuis (Tijdschr Diergeneesl<d 1 januari 2004, p. 21)
stelt dat volgens de wetten van de aërodynamica hommels
niet kunnen vliegen en gebruikt dit vervolgens als opstapje
om de uitoefening van de homeopathie te rechtvaardigen:
"Homeopathie kan eigenlijk ook niet, (maar toch werkt
het)". De mythe van de hommel is echter inmiddels weten-
schappelijk volledig weerlegd \'\' maar heeft een grote en
blijvende attractie voor de niet-technisch georiënteerde
geest en wordt vaak misbruikt als springplank voor een mo-
raliserend betoog. Door het aanhalen van het voorbeeld van
de hommel benadrukt Westerhuis dat hij gefingeerde feiten
verspreidt, niet is geïnteresseerd in gegevens die zijn stelling
weerspreken en geen onafhankelijk onderzoek doet om zijn
bronnen te controleren. Door te persisteren in zijn geloof in
de anekdotische klinische ervaring geeft hij bovendien aan
onverschillig te zijn voor de in de wetenschap gehanteerde
criteria voor geldig bewijs.

Volgens Rory Coker zijn dit allemaal kenmerken van
pseudo-wetenschap (zie
www.kwakzalverij.nl). Dat hom-
mels kunnen vliegen is plausibel en wetenschappelijk ver-
klaarbaar. De biologische of natuurkundige plausibiliteit van
de effectiviteit van homeopathie, anders dan placebo-effect,
is uiterst gering, daar het in strijd is met alles dat we weten
van de biologie. Dat homeopathie-verdunningen of homeo-
pathische behandelingen werken is ondanks miljoenen aan
onderzoeksgeld nog nooit bevestigd
De conclusie kan geen andere zijn dan dat Westerhuis de
wetten van het klinisch wetenschappelijk onderzoek even
slecht kent als die van de aërodynamica, want hij volhardt in
het trekken van onjuiste conclusies gebaseerd op \'nuttige-
professionele-empirie\' in plaats van \'dubbel-blind-pla-
cebo\'. Overigens staat pal boven het stuk van Westerhuis
een bijdrage van Slappendel die als voorbeeld kan dienen
voor kritisch omgaan met klinische waarnemingen. Net zo-
als de hommel moet blijven bewegen met zijn vleugels om
niet neer te storten, moet de dierenarts kritisch blijven en de
wetenschappelijke literatuur bijhouden om niet te verdrin-
ken in de maalstroom van de pseudo-wetenschappelijke the-
orieën.

Bij de beoordeling van effecten van nieuwe behandelingen is
het zaak om twee punten niet uit het oog te verliezen:
i\\) de
biologische of natuurkundige plausibiliteit van een behande-
ling
en (2) het wetenschappelijk aantonen van de effectiviteit
van een behandeling.
Men dient te waken voor de door
Westerhuis gehanteerde \'hommelopathische\' redenering die
exemplarisch is voor het gebrek aan logica bij vele alterna-
tieve behandelaars.

/ Ernst E. A systematic review of svslemalic reviews of homeopathv. Br J Clin
Pharmacol 2002: 54:577-82.

2 Maddox J, RandiJ. and Stewart WW. \'High dilution \'experiments a delusion. Nature
1988: 334:287-91 (erratum 368).

3 Ernst E. A systematic review of systematic reviews of homeopathv. Br J din
Pharmacol 2002: 54: 577-82.

4 Maddox J. Randi J. and Stewart WW. \'High dilution \'experiments a delusion. Nature
1988: 334:287-91 (erratum 368).

Een \'hommelopathische\' redenering

Wildlife Health Summer School

\'Global environmental change and
the health of humans, livestock, and wildlife\'

Congresse

cursusse

Van 27 juni tot 1 juli 2004, vindt de tweede \'Wildlife Health Summer School\' plaats, een cursus
van post-graduate niveau, georganiseerd door de Dutch Wildlife Health Centre (DWHC), de
Graduate School Animal Health en de Molecular Medicine Postgraduate School, voor geïnteres-
seerden in gezondheidsproblemen bij vrijlevende wilde dieren.

De Summer School vindt plaats op een boot die van Rotterdam naar Middelburg vaart. Deze set-
ting is gekozen omdat een van de onderwerpen \'toxische algen bloei\' is (hoofdspreker prof Don
Anderson), een gezondheidsprobleem dat onder andere in de Zeeuwse watreren gemonitoord
wordt. De ander thema\'s zijn \'West Nile virus en andere arbovirussen\' (hoofdspreker dr. Hervé
Zeiler) en \'Speciale problemen bij de diagnose van ziekten bij wilde dieren\' (hoofspreker prof

Gary Wobeser).

De kosten dekken lezingen, excursies, huisvesting op de boot en maaltijden. Per deelnemer bedragen ze 450 euro bij een in-
schrijving voor 15 maart 2004. Na 15 maart zijn de kosten per deelnemer 650 euro. Voor uitstekende studenten zijn een be-
perkt aantal plaatsen voor 250 euro beschikbaar gesteld.

Meer informatie is te verkrijgen via: http://www.dwhc.nl en info@dwhc.nl

-ocr page 116-

Visie voor samenwerking tussen paardenpraktijken

P.W.C.M. van Oijen en B.P.M. Cornelissen

Onderstaande visie over de samenwerking tussen paardenpraktijken is nauwgezet geschreven naar aanleiding van het
thema \'Samenwerking verschillende niveau\'s paardendiergeneeskunde\' uit het Beleidsplan van de Groep
Geneeskunde van het Paard (GGP). De betreffende tekst is na rijp beraad tussen het Bestuur van de GGP en haar le-
den op de Najaarsvergadering van 13 november 2003 aangenomen in onderstaande vorm.

Het vakgebied van de paardendie-
renarts is veelomvattend. Dit leidt
ertoe dat dierenartsen, en praktij-
ken, een keuze maken voor wat be-
treft het deel van de paarden-
diergeneeskunde wat routinematig
uitgevoerd kan worden. Kennis-
niveau en faciliteiten zijn hierbij in
belangrijke mate bepalend. Patiën-
ten die een dierenarts niet zelf kan of wil behandelen wor-
den doorverwezen naar een collega. In een aantal gevallen
zoekt een eigenaar zelf naar een alternatief.

Het doel van deze Visie is te komen tot een efficiënte wijze
van patiëntverwijzing binnen het netwerk dat Nederlandse
paardendierenartsen samen vormen.
Uitgangspunten voor een goede samenwerking:

• De patiënt komt het netwerk binnen via de eerstelijns
paardendierenarts. Deze functioneert als \'case-manager\'.

• In die gevallen waarbij dierenarts en eigenaar een verwij-
zing nodig achten, legt de eerstelijns dierenarts het contact
met de vehvijsprakfijk. Het patiënlvèrslag, met eventueel
laboratoriumuitslagen of beeldmateriaal, worden de ver-
wijspraktijk ter beschikking gesteld.

• In de verwijspraktijk wordt, op basis van het patiëntver-
slag en eventueel eigen onderzoek een behandelplan ge-
maakt. Dit wordt met eigenaar en indien nodig met verwij-
zend dierenarts doorgesproken. Kosten, kansen en risico\'s
worden hierbij besproken.

• Na onderzoek of behandeling in de verwijspraktijk wordt
de patiënt terugverwezen naar de verwijzend dierenarts.
Dit houdt in dat de verwijzend dierenarts een gedetailleerd
patiëntverslag wordt toegezonden zodra het paard naar
huis gaat. Behoudens de uitgevoerde onderzoeken of be-
handeling bevat dit verslag adviezen voor eventuele na-
zorg.

Het netwerk is als volgt te omschrijven:

1. Eerste Lijn

Dierenartsen die op bedrijven of bij particulieren paarden
behandelen en daarbij fulltime dan wel parttime de paarden-
diergeneeskunde bedrijven. Deze dierenartsen hebben een
algemene bevoegdheid. Veelal zijn dit Erkende Paarden-
dierenartsen.

2. Tweede Lijn

Dierenartsen die vanuit een regionale verwijspraktijk wer-
ken. Naar deze verwijspraktijken kunnen paarden voor na-
dere diagnostiek, chirurgie en intensievere zorg verwezen
worden. In een aantal tweedelijns klinieken wordt ook voor
een deel eerstelijns zorg geboden. In verwijspraktijken
wordt gewerkt op een specialistisch niveau. Momenteel wer-
ken hier Erkende Paardendierenartsen en Specialisten.

Maatschappi

nieuw

3. Derde Lijn

In Nederland is er maar één kliniek waar derdelijns zorg ge-
boden wordt: Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Hier
wordt, naast eerste en tweede lijnszorg, ook aandacht gebo-
den aan patiënten met een dusdanige problematiek dat bij-
zondere faciliteiten en hoogspecialistische kennis vereist
zijn.

Bovenstaande indeling van eerste-, tweede- en derdelijns
paardendiergeneeskunde is geenszins een star model te noe-
men. Elke dierenarts heeft zijn eigen niveau van kennis en
vaardigheid opgebouwd en vastgesteld. Die dierenarts werkt
vanuit een praktijk of kliniek welke zelf zijn positie bepaald
heeft in de paardendiergeneeskunde. Deze bepaling kan
voortkomen uit de beschikbare garantiesystemen die de ve-
terinaire wereld kent en waarmee het niveau van kennis, er-
varing en organisatie vast te leggen zijn, te verbeteren en te
waarborgen.

• Eerste lijn:

Algemeen bevoegd dierenarts
Erkend Paardendierenarts

• Tweedelijn:

Erkend Paardendierenarts
Specialist, Nederland of Europees

• Derde lijn:

Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard:
(HGP) Specialist

Netwerk

Het ontstane netwerk van eerste-, tweede- en derdelijns
paardendierenartsen functioneert optimaal wanneer dierenart-
sen binnen en tussen praktijken/klinieken met elkaar samen-
werken, waarbij men elkaar consulteert en patiënten over en
weer verwijst, gepaard gaande met een adequate, maar vooral
ook snelle rapportage. Patiënten die doorverwezen worden
voor een tweede- dan wel derdelijns ingreep, dienen na deze
ingreep weer met de nodige informatie terugverwezen te wor-
den naar de eigen dierenarts (eventueel ook voor de nabehan-
deling en voor de eventueel benodigde medicijnen). Echter,
een tweede- en derdelijns praktijk/kliniek kent ook zijn eigen
regiofunctie voor wat betreft het eerstelijn deel.

Indien er een gestroomlijnd netwerk ontstaat, waarbij eenie-
der op de hoogte is en blijft van eigen kunnen en vooral ook
op \'eigen terrein\' blijft, komt dit ten goede aan alle partijen,
de patiënt, de eigenaar én de dierenarts.

-ocr page 117-

Patiënt en eigenaar

Elke eigenaar heeft een dierenarts die de zorg voor zijn
paarden heeft. Afhankelijk van de aard van de patiënt en de
keuzes die de dierenarts voor zichzelf gemaakt heeft, kunnen
paarden thuis of op de praktijk/kliniek van de dierenarts be-
handeld worden. Eigenaar en dierenarts dienen hierover
open te communiceren. Dit maakt het mogelijk dat het meest
effectieve pad voor de betreffende patiënt bewandeld kan
worden. Hiermee wordt beoogd dat de eigenaar van de pati-
ënt overtuigd wordt, grenzen mee onderkent en daarmee ver-
trouwen krijgt. Hierdoor hoeft de eigenaar niet elders te
\'shoppen\'. De eigen dierenarts, die op de hoogte is van het
netwerk, is de meest aangewezen persoon om de eigenaar te
adviseren op basis van een vertrouwensfunctie die in de loop
van de tijd ontstaat/is ontstaan door aangetoonde kwaliteit in
de brede zin van het woord!

Dierenarts

De dierenarts dient zijn eigen keuzes te maken ten aanzien
van het deel van de paardendiergeneeskunde dat hij
wil en
dat hij
kan beoefenen. Dit betekent dat er een welwillendheid
van grensbepaling moet bestaan. Binnen dat deel kan de die-
renarts kundig en vol vertrouwen zijn werk verrichten.
Het netwerk van kennis en kunde moet doorzichtig zijn. Met
andere woorden: Het moet duidelijk zijn \'wie waar zit, en
wie doet wat\', maar tegelijkertijd zou er een streven moeten
zijn om de tarifering kenbaar te maken en gehanteerd beleid
ten aanzien van controlevisites, controlefoto\'s en dergelijke.
Een optimale dienstverlening leidt tot vertrouwen en tevre-
denheid van de eigenaar en tot de technische en financiële
voldoening van de dierenarts.

De dierenartsen dienen een gezamenlijk netwerk te presente-
ren van zorg voor het paard, waarbij een optimaal resultaat
voor patiënt, eigenaar en dierenartsen wordt verkregen en
waarbij een minimaal aantal patiënten buiten dit netwerk
aangeboden wordt voor de oplossing van een, in beginsel,
veterinair probleem.

Drs. P.W.C.M. van Oijen is tweede secretaris van de Groep Geneeskunde
van het Paard en mevrouw dr Brigitte P.M. Cornelissen is vice-voorzitter.

GGG overlegt met minister van LNV over
Honden- en kattenbesluit

Op 20 oktober 2003 schreef de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een brief aan de
Tweede Kamer met daarin zijn visie over dierenwelzijn.
In deze brief stond onder andere dat hij voornemens was
het in maart 2002 ingevoerde Honden- en kattenbesluit
1999 (HKB) weer af te schaffen. De belangrijkste argu-
menten daarvoor waren de hoge kosten, de administra-
tieve lastendruk en de problemen met de handhaving die
het besluit met zich meebrachten.

Onder druk van de hele gezelschapsdierensector inclusief
de KNMvD en de politiek heeft de minister aangeven zijn
voornemen te willen herzien. Het ministerie van LNV heeft
naar aanleiding daarvan gesprekken gevoerd met een aantal
organisaties uit de sector Daarbij is tijdens een overleg op 2
december 2003 op het ministerie ook het standpunt van de
Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG) van de
KNMvD gehoord.

De GGG stelt dat het zonder meer afschaffen van het HKB
een slechte zaak zou zijn. Anderzijds wordt met het HKB
in de huidige vorm het oorspronkelijke doel (het bevorde-
ren van de gezondheid en het welzijn van bedrijfsmatig ge-
houden honden en katten) niet bereikt. Met name de mis-
standen in de malafide hondenhandel zouden met behulp
van het HKB aangepakt moeten worden. In de praktijk
bleek het eigenlijk niet veel meer dan een administratieve
tijger en was er van handhaving nauwelijks sprake. Voor
malafide fokkers en handelaren was het geen enkel pro-
bleem zich aan de registratie te ontrekken. Daarom heeft
de GGG bij de minister gepleit voor een HKB in afge-
slankte vorm met heldere en duidelijke eisen op het gebied
van diergezondheid en welzijn, dat bovendien strikt ge-
handhaafd moet worden. Overbodige administratie zoals
de kwartaalmeldingen bij het bureau HKB te Deventer en
de bewaartermijnen voor inentingsbewijzen kunnen afge-
schaft worden. Een aantal andere zaken waaronder de ver-
plichte identificatie en registratie en vaccinaties moeten
behouden blijven, evenals de vakbekwaamheidseis voor
de beheerder en eisen aan de huisvesting. De GGG heeft
hierbij nogmaals het belang van een algehele verplichte
identificatie en registratie voor alle gezelschapsdieren be-
nadrukt.

Wanneer de handhaving niet optimaal uitgevoerd kan
worden door de Algemene Inspectiedienst (AID), moet
serieus overwogen worden een beroep te doen op de
Landelijke Inspectie Dienst (LID) van de Dierenbe-
scherming. Herziening van het HKB heeft alleen zin als
er ook gehandhaafd wordt. Een gerichte aanpak van de
malafide hondenhandel door samenwerking van de AID
met de politie en de LID, waarbij ook andere reeds be-
staande wetgeving op dit gebied betrokken wordt, heeft
de voorkeur.

Het gesprek verliep in een constructieve sfeer waarbij het
ministerie zich openstelde voor onze suggesties. In de eer-
ste maanden van 2004 zal duidelijk worden wat de mi-
nister nu definitief over het HKB gaat besluiten.

-ocr page 118-

Een nieuwe lente, een nieuw geluid. Dat moet bij ons senioren
toch wel iets wakker roepen. De oude Afdelingen met zijn il-
lustere voorzitters zitten nog vers in het geheugen. Maar open
staan we voor al het nieuwe dat ons iedere dag wordt aangebo-
den. En daar valt het REGIO-ontstaan heel zeker ook onder. Het
grote enthousiasme van de jonge collega-organisatoren om die
jonggeborene met een fantastisch
feest in een droomkribbe te leggen,
moet ook voor de Absyrtus Senior le-
den een grote stimulans zijn om
daarin een verkoelend \'kruikje\' te
schuiven. EN...tong, oog en vooral
ook oor zullen niets te kort komen.
Kom het jong met hemelse klanken
mee wiegen. Schrijf in en kom!!

mim Lmim

Zaterdag 20 maart wordt in de Orangerie te \'s Hertogenboscii een feest ter viering van de oprichting van de Regio Zuid georga-
niseerd. Alle leden van de KNMvD uit het zuiden van het land hebben in januari een uitnodiging ontvangen om aanwezig te zijn
op deze gezellige avond. Deze veelbelovende avond gaat om ontmoeting en om kennismaking, het is Lente!
Ook de voorzitters van de jongste en de oudste onder ons, de Absyrtus Senior en Absyrtus Junior roepen haar leden op om in
groten getale te komen.

Jo Claessens en Chris Willems

De jongste collega\'s onder ons staan aan het begin van hun carri-
ère, klaar om te ontluiken, of het nu in de praktijk, bij de overheid
of bij een farmaceutisch bedrijf is. Sommigen van ons hebben
nog maar net ervaring met het eerste spoedgeval. Anderen heb-
ben zojuist een nieuw jaarcontract getekend en sommigen zijn
zelfs pas geassocieerd. Allemaal hebben we ervaringen die we
kunnen delen. Wij hebben misschien nog niet die brede contacten
in het netwerk van zuidelijke dierenartsen. Met de reorganisatie
van de afdelingen is de vraag naar een vertegenwoordiging van
de jongere dierenartsen alleen maar sterker geworden. Daarom is
enkele maanden geleden Absyrtus Junior Regio Zuid opgericht.
De doelstelling van deze \'onderafdeling\' is de intercollegiale en
interdisciplinaire contacten tussen jonge dierenartsen in het zui-
den des lands te stimuleren. Na een succesvolle eerste bijeen-
komst in Best hopen wij dan ook 20 maart 2004 veel jonge colle-
ga\'s te ontmoeten op het Regiofeest. Het is Lente!

Marleen Oomen en Niels Groot Nibbelink

We willen zeer graag élke zuiderlijke dierenarts in Den Bosch ontmoeten. Jong, oud en iedereen daartussen. De toegangprijs is voor ieder
goed betaalbaar, want deze mooie avond kost slechts 50 euro per persoon. Dierenartsen afgestudeerd in 1999 of later krijgen\' een korting
op de toegangsprijs, zij betalen 35 euro. Reserveer dus de datum en voelt u allen welkom! Opgeven kan door het toegangsbedrag over te
maken op bankrekening: 13.50.08.131 ten name van: KNMvD Regio Zuid te Schinnen met vermelding van: uw naam en adres (!). U ont-
vangt begin maart een toegangsbewijs.

Tot ziens! De Orangeriecommissie.

Module Reinigingen Desinfectie Dierenartsenpraktijken

Het reinigen van de dierenartsenpraktijk is een vanzelf-
sprekende zaak, zou je denken. Niet alleen is het noodza-
kelijk om het besmettingsniveau beheersbaar te houden
en ongewenste overdracht van micro-organismen te ver-
hinderen, het werken in een schone ruimte is ook een stuk
plezieriger. Daarnaast rekenen klanten van een praktijk op
een zorgvuldige hygiëne. Maar zo vanzelfsprekend als het
lijkt dat dierenartsen bijvoorbeeld op de hoogte zijn van de
Bestrijdingsmiddelenwet, is het niet. Reden voor de
KNMvD om in samenwerking met de dierenartsencoöpe-
ratie AUV en Eurovet een module Reiniging en Desinfectie
Dierenartsenpraktijken op te stellen.

In april 2002 concludeert de Keuringsdienst van Waren in
een rapport dat dierenartsen te weinig op de hoogte zijn van
de Bestrijdingsmiddelenwet en dat er voor dierenartsen geen
landelijke hygiëneprotocollen zijn. Zo wordt in praktijken
ten onrechte veel gebruikgemaakt van huiddesinfectiemid-
delen als Sabenyl® om oppervlakken en apparatuur te desin-
fecteren. Ook het gebruik van Citopogeen® als desinfectie-
middel komt voor.

In maart 2003 is in een gesprek met de Keuringsdienst van
Waren over de uitkomst van dit rapport besloten dat het een
taak van de KNMvD is om het voortouw te nemen de kennis
bij dierenartsen te vergroten en een aanzet te geven tot de tot-
standkoming van een leidraad voor de reiniging en desinfec-
tie in de dierenartsenpraktijk. Deze module wordt gestuurd
naar alle dierenartsen-practici (KNMvD-lid) en is tevens
voorzien van een checklist.

In de module zijn definities, wetgeving, het schoonmaakpro-
ces, reiniging, desinfectie, arbo- en milieu en een voorbeeld-
werkschema voor de gezelschapsdierenpraktijk opgenomen.

-ocr page 119-

Omstreeks deze tijd bent u gewend van de KNMvD nadere
informatie te ontvangen over een eventuele aanpassing
van de Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten.
De leden van de KNMvD hebben op de Algemene
Vergadering van oktober 1998 besloten tot de instelling
van de Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten.
De Rechtspositieregeling is voor het eerst verschenen in
1999. Recentelijk heeft de KNMvD juridisch advies inge-
wonnen en op grond van dat advies is geconcludeerd dat
de Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten niet
meer kan worden uitgebracht. Dierenartsen bevinden zich
ten opzichte van elkaar in een concurrentiepositie en mo-
gen deze concurrentie niet voor een deel beperken door
collectief afspraken te maken over salarissen en arbeids-
voorwaarden. Zowel de KNMvD als de individuele prakti-
serende dierenartsen lopen het risico dat de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (Nma) een boete oplegt in ver-
band met het beperken van de concurrentie.

Concreet betekent dit dat dierenartsen met de bij hen in dienst
zijnde dierenartsassistent(en) individueel arbeidsvoor-
waardenoverleg dienen te voeren. Desgewenst kunt u gebruik
maken van enkele recente gegevens van het Centraal Bureau
van de Statistiek, die wij u per nieuws-e-mail hebben toege-
stuurd. Deze gegevens kunt u ook vinden op de KNMvD-
website onder \'Praktijkvoering\' en in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 januari 2004, bladzijde 27.
Wij zijn genoodzaakt de tekst van de Rechtspositieregeling
voor Dierenartsassistenten te verwijderen van de website van
de KNMvD. Ook kunnen wij exemplaren van de Rechts-
positieregeling niet meer toezenden aan dierenartsen en/of die-
renartsassistenten. Wij mogen u ook niet adviseren over bij-
voorbeeld een eventuele aanpassing van salaris of over de
nieuwe regels met betrekking tot de reiskosten. Uiteraard is het
Bestuur van Vedias van een en ander op de hoogte gebracht.

Momenteel wordt hard gewerkt aan het oprichten van een
werkgeversvereniging van praktiserende dierenartsen, waarbij
zowel leden als niet-leden van de KNMvD zich kunnen aan-
sluiten. Eind januari 2004 vindt de startbijeenkomst van deze
werkgeversvereniging plaats. De werkgeversvereniging zal het
arbeidsvoorwaardenoverleg kunnen gaan voeren. Graag hou-
den wij u van de ontwikkelingen hieromtrent op de hoogte.

dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker

Nieuws over de Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten

Januari-nummer Veehouder en Dierenarts

Er is alweer een nieuw nummer van Veehouder en Dierenarts
van de persen gerold. En wat is in januari een beter onder-
werp dan in infuenza? Zowel voor mens en varken (en ook an-
dere diersoorten) een probleem
van alle tijden. Verder een lam in
stuitligging, luchtwegaandoenin-
gen bij het paard en een artikel over
blackhead bij kalkoenen nadat pre-
ventieve middelen verboden wer-
den. Ook koesignalen komen ruim-
schoots aan bod in dit nummer,
zowel het onder deze titel geschre-
ven boek van dierenarts jan Hulsen
wordt besproken alsook het ge-
bruik van koesignalen bij het ne-
men van snellere managementbe-
slissingen.

In het artikel over in infiienza be-
spreekt auteur Simon Hakkesteegt
verspreiding, ziektebeelden, gevol-
gen en behandelingsmogelijkheden.
En aangezien mens en varken de-
zelfde griepvirussen kennen, is de
rol van het varken in de verspreiding
van influenza, ook naar de mens,
uitermate interessant.
Het artikel van dr. Gerrit Schuijt
over lammeren in stuitligging bevat
één grote waarschuwing: draai een
in stuit liggend lam nooit tot het in
kopligging ligt! Hierover blijken nogal wat misverstanden te
bestaan. Zijn advies: de grootte van het lam goed inschatten,
rustig blijven, trekken wanneer de ooi meeperst en in noodge-
vallen de achterpoten van de ooi
naar voren duwen.
Na de vogelpestcrisis van vorig
jaar sloeg menigeen de schrik om
het hart toen in het najaar bleek dat
veel kalkoenen ineens stierven aan
blackhead. De oorzaak van deze
uitbraak ligt echter op een heel an-
der vlak dan bij de vogelpest, zo
schrijft auteur Jos Heijmans. Sinds
1 maart 2003 is het namelijk verbo-
den om het preventieve middel
waarmee blackhead onder de duim
werd gehouden, nog te gebruiken.
Als er tegen zo\'n ziekte geen vac-
cins zijn en ook geen preventieve
middelen mogen worden gebruikt,
kun je eigenlijk op je vingers natel-
len dat zo\'n ziekte weer opduikt.
Zo hygiënisch mogelijk werken is
het advies. Uit dit verhaal blijkt
maar weer dat veeziekten uit de
oude doos altijd op de loer liggen.
In dit verband is er ook aandacht
voor pokken-difterie.
Het goed observeren van de
koeien is voor de boer een belang-
rijk onderdeel van zijn werk. De

VEEHOUDER

-ocr page 120-

koe geeft namelijk continu signalen af over hoe zij zich
voelt. Door te letten op gedrag, houding en lichamelijke ken-
merken kan de veehouder sneller managementbeslissingen
nemen, bijvoorbeeld aangaande het rantsoen. Niet alleen
conditiescore telt hierbij, ook klauwscore, pensscore en
mestscore zijn belangrijke informatiebronnen. Auteur Dirk
Zaaijer eindigt zijn verhaal met de stelling: \'de koe heeft al-
tijd gelijk!\'

Tot slot de hoestende paarden, een veel voorkomend ver-
schijnsel. Van belang is de oorzaak te vinden en de mate
waarin de ziekte chronisch is. Aan de hand van deze gege-
vens kan een behandeling worden ingesteld. Ook de omstan-
digheden waarin het paard gehouden wordt zijn de moeite
waard om aandacht aan te besteden. Auteur Martine
Reijnders raadt aan om bij twijfel altijd de dierenarts in te
schakelen.

Folder

Bij het januari-nummer van Veehouder en Dierenarts zat
een folder van een autofabrikant. Bij de redactiecommissie
zijn klachten hierover binnengekomen. Ten eerste was de
boodschap op de folder niet erg gelukkig gezien het zware
jaar dat de meeste boeren achter de rug hebben. Maar waar
veel dierenartsen zich vooral aan gestoord hebben is het feit
dat zij niet willen leuren met folders van autofabrikanten.
De redactiecommissie heeft hier alle begrip voor en wil haar
excuses aanbieden voor het bijsluiten van deze folder bij
Veehouder en Dierenarts. Het effect van deze folder is zwaar
onderschat en in de toekomst zullen dit soort beslissingen
beter overwogen worden.

R. Back, voorzitter redactiecommissie

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Hollander, Mevr R. den; 2003; 7991 CG
Dwingeloo; Brink 12.

Nuyens, M.C.G.A.; 2003; 5421 ZP Gemert;
Doonheide 40.

Wagenaar, Mevr C.L.; 2003; 6523 NC
Nijmegen; P/ATheresiaweg 3.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heet het Bestuur aangenomen:

Bunskoek, Mevr RE.; 2002; 1741 XC Schagen; Acaciaplein 165.
Galen, Mevr G. van; 2003; 5712 XK Someren; Dilmanshof25.
Griffioen, E.; 2001; 5402 KR Uden; Herpenstraat 82.
Moelands, Mevr M.; 2001; 3705 ZL Zeist; Warande 146.
Raeman, Mevr K.; 2003; 3063 TC Rotterdam; Buitenbassinweg 532.

.Schenkel, J.P.; 2003; 3584 DL .Utrecht; Cambridgelaaa589......

Snaas,J.J.;2003; 1741 HA Schagen; Thorbeckestraat 1 1.

Winden, S.C.L. van; 1996; 1231 LD Loosdrecht; Nieuw Loosdrechtsedijk

194.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heefl het Bestuur aangenomen:

Abbing, Mevr A.C.
Blanken, Mevr G.
Bleijenbcrg, Mevr E.H.
Bolhuis, Mevr C.J.
Hengel, Mevr I.M. van den
Horsthuis, Mevr C.
Klaassen-de Jong, Mevr M.C.
Krabbenborg, Mevr A.M.
Lemmens, Mevr B.
Nieuwenhuijzen, D.A. van
Reijne, Mevr A.M.
Roorda, W.
Rozema, H.
Spil, W.E. van
Vamos, Mevr E.M.
Veenstra, S.

Verbeven, Mevr A.RM.
Wagenaar Mevr L.
Weerd, Mevr S. de
Weterings, Mevr I.A.

Voor het dierenartsenexamen van 9 januari 2004 zijn geslaagd:

Bunnik, Mevr C.W.M.
Dijk, Mevr A.J. van
Dijk, Mevr A.M.G.
Duijn, Mevr L. van
Frumau, Mevr E.H.
Kesteren, Mevr E. van
Linden, Mevr M.A. van der
Nijenhuis, M.L.

Personal!

Reijerkerk, Mevr E.RR.
Streng, Mevr M.E.
Veenstra, B.E.
Borgerink, R.P.

Overlijdensberichten:

Op 12 december 2003 W. Oldenburger te Helden.

Op 19 december 2003 Mevr S.J.C. Genevasen te Maarheeze.

Mutaties:

Backx-Rietbergen, Mevr, 1VI,J.T.R.; 1996; 3533 AL Utrecht; Joseph
Haydnlaan 78; tel. privé: 030-2966977; E-mail privé: eduard.backx@
wanadoo.nl.; geass. met C.M.B. Lindelauff; tel. prakt.: 020-6191613; fax
prakt.: 020-610698i.

Billet, Mevr A.B.A.; 2003; 5625 GM Eindhoven; Reinaertlaan 82; tel.
privé: 040-2368040; E-mail privé: annick_billet(fl hotmail.com.

Borgerink, R.P.; 2003; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3 a; tel. privé:
030-6372385; E-mail privé: tukkerrik@hotmail.com.; d.

Bunnik, Mevr. C.W.M.; 2003; 3403 NH IJsselstein; Stuivenberg-
weg 15; tel. privé mobiel: 06-10625369; E-mail privé: c.w.m.bunnik(a)
students.vet.uu.nl.; d.

Bunskoek, Mevr RE.; 2002; 1741 XC Schagen; Acaciaplein 165; tel.
privé mobiel: 06-21833942; E-mail privé: paulien_e@hotmail.com.;
medew. bij Mevr REM, Hendriks-Verheul; tel. prakt.: 0224-218997; fax
prakt.: 0224-215233; E-mail prakt.: dkzuiderkaag@zonnet.nl. (toev. als
lid)

Carati, Mevr M.A.E; 2003; 6229 VX Maastricht; Termiicslaan 158;
tel. privé mobiel: 06-26354520.

Dijk, Mevr. A.J. van; 2003; 3721 WG Bilthoven; Schorpioen 22;
E-mail privé: a.j.vandijk@studcnt$.uu.nl.; d.

*Dijk, Mevr. A.M.G.; 2003; 3531 GL Utrecht; Van de Boschstraat
16; tel. privé: 030-2966699; d.

Dik, Prof. Dr K.J.; 1967; U- 1981; 3741 GT Baarn; Rusthoeklaan 1;
tel. privé mobiel: 06-51818706; Specialist Veterinaire Radiologie; d.;
medew. in Veterinair Centrum Someren; tel. prakt.: 0493-441044; hoogle-
raar Radiologie bij UU, FD; tel. bur: 030-2531251.

Dirksen, R; 1978; 8521 PM Sint Nicolaasga; It Blêd 22; tel. privé:
0513-431089; E-mail privé: dirksen@uwnet.nl.; p., landbouwhuisd. ; tel.
prakt. : 0513-431527 ; fax prakt. : 0513-432697.

Duijn, Mevr, L. van; 2003; 1073 BZ Amsterdam; Covert
Flinckstraat 236 lil; tel. privé mobiel: 06-24479101 ; d.

Duijvestijn-Meijers, Mevr M.B.H.M.; 1997; 3543 JB Utrecht; Franz
Leharsingel 31; tel. privé: 030-2512641; E-mail privé: frans.mirjam@
12move.nl.; medew. UU-FD, Hfd. afd. Infectieziekten en Immunologie; tel.
bur: 030-2531121; E-mail bur: M.B.H.M. Duijvestijn@vet.uu.nl.

Franssen, Mevr M.L.; 1995; 3224 PA Hellevoetsluis; Anker 17; tel.
privé: 0181-338438; E-mail privé: mlfrans@concepts.nl,; geass. met H. de
Vrijer en J.P.Tange; tel. prakt.: 0181-312575; fax prakt.: 0181-322152.

Frumau, Mevr. E.H.; 2003; 1057 DP Amsterdam; Hoofdweg 194
3H; tel. privé: 020-7719784; d.

Galen, Mevr G. van; Gent 2003; 5712 XK Someren; Dilmanshof 25;
tel. privé mobiel: 06-24679994; E-mail privé: gabyvangalen@
hotmail.com.; medew. bij B.A. ten Bruggen Cate, C.L.L. Dujardin, E.
Enzerink, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, PW.C.M. van Oijen, R.J.M.L.
Raymakers, Mevr M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk, A.H.A. Steentjes en J.A.

-ocr page 121-

Westerbeek; tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt.: 0493-441045; E-mail
prakt.: vcs@vc-someren. (toev. als lid)

Grifrioen, E,; 2001; 5402 KR Uden; Herpenstraat 82; tel. privé: 0413-
260029; E-mail privé: e.m.griffioen@zonnet.nl.; medew. bij EJ.M. van
Dongen, P.EA. van Gasselt, R Goedendorp, Mevr. I.L.M. van Soest en G.J.
Veldhorst; tel. prakt.: 0413-272025; fax prakt.: 0413-274341 ; E-mail prakt.:
heikant@worldonline.nl. (toev. als lid)

Groot, M.W. de; 2003; 3524 AV Utrecht; Terschelling 17; tel. privé mo-
biel: 06-41699063; E-mail privé: markdegrootzeewolde(a.yalioo.com.;
medew. bij R.J.M. van Gent, H.W. Griesen. B.A. Steltenpool en B.J.J, ten
Voorde; tel. prakt.: 036-5221521 ; fax prakt.: 036-5226060; E-mail prakt.: die-
renartsenpraktijkflevoland@planet.nl.

Gulick. J.H.S.H.M. van; 1973; 5751 BC Deurne; Haageind 30; tel.
privé: 0493-314751 ; E-mail privé: j.vangulick(a wolmail.com. ; r.d.

Heide-Bosma, Mevr. J.H. v.d.; 2000; 8501 TZ Joure; Oksewei 70; tel.
privé: 0513-410231; medew. bij J.M.Benedictus- van Jaarsveld; tel.
prakt.: 0513-412166.

Hoogervorst, Mevr R; 2002; 7471 JT Goor; Dr Scheepmanstraat
83; tel. privé: 0547-270504; E-mail privé; femkehoogervorst@
yahoo.co.uk.; medew. bij E.J. Hurkens en H.W. Wessels;
tel. prakt.: 053-436166; fax prakt.: 053-4327448; E-mail prakt.:
dap.enschede(S) 12move.nl.

Hüfken, R.M.M.N.; Gent 2000; 5555 EA Valkenswaard; Van
Cuykstraat 37; tel. privé: 040-2018789; fax privé: 040-2048113; E-mail
privé: ronald@hufken.nl.; wnd.d.

Kesteren, Mevr. E. van; 2003; 3581 GE Utrecht; Gasthuisstraat
134; tel. privé: 030-2145118; tel. privé mobiel: 06-14688723; E-mail
privé: e.van.kesteren(a freeler.nl.; d.

Kleinjan, H.; 2003; 7797 RJ Rheezerveen; tel. privé: 0523-272843;
E-mail privé: hermankleinJan@hotmail.com.; medew. bij K.P. Rooda en

G.J. Streefland; tel. prakt.: 0523-683333; fax prakt: 0523-683144.

Linde. Mevr M.M. ter; 2003; 3583 CP Utrecht; Jan van Scorelstraat 20;
tel. privé mobiel: 06-11192859; E-mail privé: moonlinde@hotmail.com.;
medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en H.RD. Veldhuis; tel. prakt.: 0541-
530005; fax prakt.: 0541-530068.

Linden, Mevr. M.A. van der; 2003; 5463 XE Veghel; De Stad 12;
teL privé: 0413-377419; d.

Marsman. Mevr J.S.; 1998; SA33 5RR Abernant, Carmarthen ;
SWN-V-Nant, No 2 Lôn Cendy ; tel. privé : 00-44-1267281580 ; E-mail
privé : anuschka@mail.com.; medew. bij The Ark Veterinary Group ; tel.
prakt.: 00-44-1267237096; fax prakt.: 00^4-1267236357.

McNeill, C.J.; 2003; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12; tel. privé
mobiel: 06-19688353; E-mail privé: conormcneill@hotmail.com.

Moelands. Mevr M.; 2001 ; 3705 ZL Zeist; Warande 146; tel. privé: 030-
6951244; E-mail privé: marian_moelands@hotmail.com.; d. (toev. als lid)

Mölder. RH.A.; 2003; 7396 PB Terwolde; Bekendijk 12; tel. privé mo-
biel: 06-54341286; medew. bij J. Brand, A.J. Brouwer, J.M.J. Frijlink en
J.H.L. van Luijk; tel. prakt.: 0341-252353; fax prakt.: 0341-254385; E-mail
prakt.: dgcnunspeet@planet.nl.

Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 CR Vriezenveen; Westeinde 456; tel.
privé mobiel: 06-19878328; E-mail privé: nijenhuismarcel(fl
hotmail.com.; medew. bij O.D. Rego; tel. prakt.: 0546-564796; fax
prakt.: 0546-633350; E-mail prakt.: dapoosteinde(a^vet4lire.net.

Raeman, Mevr. K.; 2003; 3063 TC Rotterdatti; Buitenbassinweg 532; tel.
privé; 010-4523987; E-mail privé: karenraeman@chello.nl.; d. (toev. als lid)

Reijerkerk, Mevr. E.RR.; 2003; 3732 EZ De Bilt; De Witte Swaen
19; tel. privé: 030-2217861; tel. privé mobiel: 06-16232476; E-mail
privé: e.p.r.reijerkerk@students.uu.nl.; d.

»Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn; Trippaardstraat 16; tel. privé:
0475-563056; E-mail privé: j.rietjens@wanadoo.nl.; Consultancy en
Training; tel. bur.: 0475-563056; E-mail bur: j.rietjens@wanadoo.nl.

Sar. Mevr. S.J. van der; 2002; 3261 WC Oud-Beijerland; tel. privé:
0186-627944; E-mail privé: sonjavdsar@yahoo.com.; p., landbouw-
huisd.; tel.prakt.: 0186-626566- 06-24251590; fax prakt.: 0186-625976.

Schenkel. J.R; 2003; 3584 DL Utrecht; Cambridgelaan 589; tel. privé
mobiel: 06-20399769; E-mail privé: jeroenschenkel@hotmail.com.;
medew. bij S.N. Pool en J.E Tigchelaar; tel. prakt.: 058-2542020; fax prakt.:
058-2541969; E-mail prakt.: tigchelaar@dierenarts.nl.; (toev. als lid)

Sloet tot Everlo, Mevr. K.C.EJ.; 2002; 2613 HN Delft; Paulus Buysstraat
79; tel. privé: 015-2623331; E-mail privé: doc_karin@hotmail.com.; medew.
bij A.A.R Groenewegen en J.G.T. Krijnen; tel. prakt.: 079-3610707; fax
prakt.: 079-3615101 ; E-mail prakt.: info@dapzoe.nl.

Snaas, J.J.; 2003; 1741 HA Schagen; Thorbeckestraat 11; tel. privé:
0224-219564; E-mail privé: snavet@planet.nl.; d. (toev. als lid)

Stokvis, A.TJ.M.; 1991; 6005 VD Weert; St. Cornelisplein 4; geass.
met J.RJ.M. van den Broek, A.C.G.M. de Groot, H.W.G.H. Heijmans,

H.A.M. Hendriks, M.G. de Jong, A.Th.E. Kooien, R. Pieters, Mevr. A.C.E.

Raming, EG.M. Scheijmans, J.W.H. Scheres, S.A.T.V. Serrarens en
G.RM.M. Tacken; tel. prakt.: 0495-551225; fax prakt.: 0495-551615; E-
mail prakt.: praktijk@dapell.nl.

Straten, Mevr. S. van; 1996; 8629 PM Scharnegoutum; Koarte Achte
10; tel. privé: 0515-462849; fax privé: 0515-460275; E-mail privé:
regmond@planet.nl.

Streng, Mevr. M.E.; 2003; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3;
tel. privé: 030-6877000; d.

Tesink, J.; 1947; 4461 WZ Goes; Dc Horst 17; tel. privé: 0113-220484;
E-mail privé: teshar@zeelandnet.nl.; oud dir. GvD en oud dir.
Milvetox; r.d.

Tonino. H.J.M.; 1981; 16500 Ansae sur Vienne; La Châtaigneraie
D\'Ambouriane, Bois Ambouriane; Frankrijk; tel. privé: 00-33-
545855173; tel. privé mobiel: 06-54225726 ; r.d.

Tonino-van Schieveen, Mevr RB.E.; 1975; 16500 Ansae sur Vienne;
La Châtaigneraie D\'Ambouriane, Bois Ambouriane; Frankrijk; tel.
privé: 00-33-545855173; tel. privé mobiel: 06-54225726 ; r.d.

Veenstra, B.E.; 2003; 3581 WD Utrecht; Bloemstraat 85; tel. privé:
030-2522624; d.

Walstra, D.K.; 1998; 1703 RL Heerhugowaard; Jan Guijnisweg 10; tel.
privé: 072-5729333; geass. met H.B. Nienhuis; teL prakt.: 072-5713132;
fax privé: 072-5711889; E-mail prakt.: dapmiddenwaard@hotmail.com.

Winden, S.C.L. van; 1996; U- 2002; 1231 LD Loosdrecht; Nieuw
Loosdrechtsedijk 194; tel. privé: 035-6563727; E-mail privé:
svwinden@hotmail.com.; medew. bij Stichting Inst. Voor de Veevoeding;
tel. bur.: 0320-252294; fax bur.: 0320-255030; E-mail bur.:
svwinden@schothorst.nl. (toev. als lid)

Winden, Mevr. W.C.M. van; 2003; G61 IQH Glasgow; Home Farm
KAMP, Carscube Estate, Bearsden Road; tel. privé: 00-44-141-
9429745; E-mail privé: wcndywcm@hotmail.com.; medew. Bij
University of Glasgow Veterinarv School; tel. prakt.: 00-440141-
3305815.

Wolters, H.A.; 1974; 6741 EG Lunteren; Oude Arnhemsewcg 73; tel.
privé: 0318-486181; fax privé: 0318-483283; E-mail privé: h.wolters®
internl.net.; medew. bij H.J. Stelwagen en A. van Waldcrveen; tel. prakt.:
0318-571457; fax prakt.: 0318-573340; E-mail prakt.: dap@introweb.nl.

Woudc, E van der ; 1974 ; 1077 XM Amsterdam ; Willem Pijperstraat
72 ; tel. privé: 020-6797505; fax privé: 020-6719095; r.d.

Zoet. Mevr. J.M.; 2003; 3581 TS Utrecht; Doornstraat 3; tel. privé:
030-2519171 ; E-mail privé: juliazoet@wanadoo.nl. d.

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

D I X

financieel

FORTUIN

praktijkadviesbureau

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

info@dixfortuin.nl
www.dixfortuin.nl

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

T 030 244 87 74
F 030 241 66 33

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64

-ocr page 122-

Congressen &, Symposia

2004
Februari

3-5-10 Rundvecsymposium \'Van kalf tot
vaars, een vergeten groep!\', geor-
ganiseerd door Proveto. 3 februari
te Eindhoven, 5 februari te Utrecht
en 10 februari te Heerenveen.
Programma duurt van 14.00 tot
22.00 uur. Kosten: 175 euro.
Opgave per fax (0313-479049) of
per email
(mfo@proveto.nl). Infor-
matie: 06-51536928 (Simon Hak-
kesteegt) of 06-28957037 (Bert
Okker).

23-25 OlE International conference on Animal Welfare, OlE headquarters
Paris, France. Meer informatie via www.oie.int of telefonisch: 33
(0)144 15 1888.

26 Veterinair symposium voor de paardendierenarts \'Inseminatie tot
dracht; een weg vol hindemissen!\' tijdens de International Stallion
Show in Zwolle. Meer informatie:
www.proveto.nl of 06-50235843
(Peter van der Ven) of 06-28957037 (Bert Okker)
ofmfo@proveto.nl

Maart

19-20 2nd European Equine Health & Nutrition Congress". Locatie:
Paardenproefbedrijf van Wageningen University and Research Centre
(WUR), Lelystad. Meer informatie via David van Doorn, e-mail:
info@equine-congres.s.coin, website: www.equme-congress.com.

April

28-May2 2004 annual meeting \'Society for ancient medicine panel\';
American association for the history of medicine. Madison,
Wisconsin, USA. For conference details, see: http://www.
histmed.org/meetings.htm. Abstracts should be sent to: Professor
Julie Laskaris, Center for Hellenic Studies, 3100 Whitehaven St.,
N.W., Washington, DC. 20008 (ore-mail: jlaskan(grichmond.edu).

13-16 DIE International conference on the control of infectious animal dise-
ases by vaccination in Buenos Aires, Argentina. Mcer informatie via
www.oie.int of telefonisch: 33 (0) 144 15 1888.

Naast hotid en kat nu ook geregistreerd
voor paard, varken en rund.

7\\ls niets meer helpt

nt

j^Alfàsan

Mel

23-26 lltech\'s 20\'*^ International Symposium. 3031 Catnip Hill Pike.
Nicholasvillc. KY 40356, USA. Tel.: 1-859-885-9613, fax: 1-859-
885-6736. www.alltech.com

27-29 Charles Louis Davis, DVM Foundation. Eastern Europe Veterinary
Pathology Symposium. University of Belgrade. Belgrade. Serbia I
Montenegro.

Junl

24-27 Second International Symposium on Nonsurgical Contraceptive
Methods for Pet Population Control. Beaver Run Resort, Brccken-
ridge, Colorado. For additional information about the program, venue,
accommodations, transportation, etc. visit the ACCD website at:
http://www.vetnied.vt.

edu/ACCD/or emial Dr. Baker at: bakerhj@vetmed.auburn.edu.

27 - 1 juli 2nd Wildlife Health Summer School 2004. Topics: Harmful al-
gal blooms (keynote speaker Prof. Don Anderson, USA); West Nile
virus and other arboviruses (keynote speaker Dr Hervé Zeller.
France) and Special problems in the diagnosis of diseases in free-li-
ving wildlife (keynote speaker Prof. Gary Wobeser, Canada). Costs
include lectures, excursions, housing on the boat and meals. Before
15 March 2004, registration is 450 euro p.p., after that date 650 euro
p.p. A limited number of places for 250 euro are available for excel-
lent students. For more information and/or registration: website
http://www.dwhc.nl or email us: info@dwhc.nl.

28-1 juh 18th IPVS Congress.

lull

11 -16 23ste World Buiatrics Congres te Quebec in Canada

Augustus

25-28 World Congress of Veterinary Dermatology, locatie: Wenen,
Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen(gVetdermVienna.com.

Oktober

1 Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te Oranjewoud (Friesland).

Kuipir^Hi-E *». S-»-»\'\' \\ ^^ocrdcn. l\'i.

iri: lux:

ilkrKi-<u-vsmid(ldd) u HiraMin.n

Vergaderingen & Bijeenkomsten

2004

Februari

10 Werkvergadering Paard II in Molenwijk te Boxtel. Onderwerp:
Valkuilen bij de keuring van het paard door E. Welling. Aanvang:
20.15 uur

Maart

9 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur

09 Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aan-
vang: 14.00 uur

09 Werkvergadering Regio Noord, Rund III. Mercure HaJé te
Heerenveen. Aanvang: 14.00 uur.

10 Werkvergadering Regio Oost, Rund III. Aanvang: 14.00
uur.Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer, Arnsbcrgstraat 7 te
Deventer.

Werkvergadering Rund 111 in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 20.15 uur

16

April

3

Mei

11

13

De Commissie Werkvergaderingen Gezelschapsdieren, regio Zuid,
organiseert een werkvergadering voor gezelschapsdierendierenart-
sen. Spreker zal zijn collega drs. G. Moorman. De titel van zijn lezing
is: \'Gezonde Praktijken; Gezondere dieren\'. Aanvang van de verga-
dering is 9.00 uur.

Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur

Drielandendag van de GKZ in Luik.

-ocr page 123-

juni

08 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluim-
veewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aanvang:
14.00 uur

Augustus

2 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur.

September

7 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluim-
veewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aanvang:
14.00 uur.

7 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur.

Oktober

12 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur

December

14 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur

16 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnum-
mer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail: nverkuij-
len@royalcanin.nl of via de Royal Canin dierenartsenbezoekers.
Hotel Spier, Spier-Dwingeloo.

23, 30PAO-D cursus 04/204. Onderwerp: Voeding Rund Mod. 1. Rubriek:
Rund.

24 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten _ 50,00 (incl.
BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail; nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie: Hotel Eindhoven, Eindhoven.

30 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnum-
mer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail: nverkuij-
len@royalcanin.nl of via de Royal Canin dierenartsenbezoekers.
Hotel Ara Zwijndrecht, Zwijndrecht.

April

Cursussen

2004

Februari

2 PAO-D cursus 04/105. Onderwerp: Longaandoeningen Kat. Rubriek:
GD.

3 PAO-D cursus 04/113. Onderwerp: Röntgenologisch onderzoek
Thorax GD.

3 PAO-D cursus 04/903, Excellent Onderhandelen 11.

3 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnum-
mer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail: nvcrkuij-
len@royalcanin.nl of via dc Royal Canin dierenartsenbezoekers.
Locatie: Hotel Eindhoven, Eindhoven.

5 PAO-D cursus 04/102. Onderwerp: Tumoren. Rubriek: GD.

5 PAO-D cursus 04/212. Start studiegroepen Koesignalen (Vetvice).

9 PAO-D cursus 04/109. Longaandoeningen bij de Hond.

10 PAO-D cursus 04/303. Onderwerp: Klinische Les Varken. Rubriek:
Varken.

10 PAO-D cursus 04/900. Onderwerp: Onderhandelen 1. Rubriek:
Algemeen.

11 PAO-D cursus 04/205. Onderwerp: Training on the job. Rubriek: GD.

11 PAO-D cursus 04/213. Koesignalen. Koegericht management (Vetvice).

11 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (incl.
BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dicrcnartscnbezoekers. Locatie: Hotel de Cantharel, Apeldoorn.

12 PAO-D cursus 04/103. Onderwerp: Tumoren. Rubriek: GD.

12 PAO-D cursus 04/208. Onderwerp: Electronische Data uitwisseling.
Rubriek: Rund.

13 PAO-D cursus 04/115. Onderwerp: Röntgenologisch onderzoek van
het Abdomen GD.

17, 18PA0-D cursus 04/200. Onderwerp: Voeding Rund Module II (U.D.).
Rubriek: Rund.

19 PAO-D cursus 04/108. Onderwerp: Traumatologie Hond/Kat. Rubriek:
GD.

19 PAO-D cursus 04/301. Onderwerp: Diagnose tot Therapie: Luchtwegen
Varken. Rubriek: Varken.

19 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (incl.
BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie: Hotel Haariem-Zuid, Haariem.

25 PAO-D cursus 04/215. Jongvee Opfok Rund.

Maart

Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (incl.
BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie: Hotel Assen, Assen.
PAO-D cursus 04/200. Onderwerp: Voeding Rund Mod.Il. Rubriek:
Rund.

PAO-D cursus 04/106. Onderwerp: Het Fret in de GD-praktijk.
Rubriek: GD.

12

PAO-D cursus 04/204. Onderwerp: Voeding Rund Mod. 1. Rubriek:
Rund.

Mei

12-14 PAO-D cursus 04/901. Onderwerp: Adviesvaardigheden. Rubriek:
Algemeen.

Jubilea februari 2004

Onbekend februari. Mevr. C.A.W. van Meteren te Diemen, 25 jaar, af-
wezig

Onbekend februari, J.K. Schuil te Broeksterwoude, 25 jaar, afwezig

5 februari, Mevr. W. Pol- van Dongeren te Bronneger, 40 jaar, af-
wezig

9 februari, Dr. C. Holzhauer te Rozendaal, 50 jaar, afwezig

12 februari. Prof Dr. F.J. Grommers te Bilthoven, 45 jaar, afwezig

15 februari, J.R. de Nooij te Gorredijk, 30 jaar, afwezig

15 februari, A. Maas te Teteringen, 30 jaar, afwezig

15 februari, J. Borsje te Heemskerk, 30 jaar, aanwezig

15 februari, M.K. Buth te Haamstede, 30 jaar, afwezig

15 februari, H.J. Breukink te Vorden, 30 jaar, aanwezig

16 februari, R. van den Berg te Aalten, 25 jaar, afwezig

16 februari, W.J.J. Goesten te Berkel-Enschot, 25 jaar, aanwezig

16 februari, Dr. G.A. Hooijer te Aldeboarn, 25 jaar, afwezig

16 februari, G.J. van Groenland le Vieriingsbeek, 25 jaar, afwezig

16 februari, Mevr. Drs. C.J. Brink te Nieuw-en Sint Joosland, 25
jaar, afwezig

16 februari, Mr. H. Meulenaarte Hardenberg, 25 jaar, aanwezig

16 februari, J.B. Velema te Gorredijk, 25 jaar, afwezig

16 februari. Mevr. Drs, C.W. Berndes te Gorssel, 25 jaar, afwezig

19 februari, G.J. van Heykop te Heerenveen, 30 jaar, aanwezig

28 februari, B. Reitsma te Sncek, 35 jaar, afwezig

28 februari, B. Gerritsen te Steenwijk, 35 jaar, afwezig

28 februari, Dr PH.A. Poll te Lathum, 45 jaar, afwezig

28 februari, C.E.L.M. SteijaertteTerneuzen, 45 jaar, afwezig

28 februari, G. Hofland te Bodegraven, 45 jaar. Aanwezig

28 februari. Prof Dr. E. Lagerweij te Bunnik, 45 jaar, aanwezig

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline*)

maandag
maandag
maandag
maandag

01-03-2004
15-03-2004
01-04-2004
15-04-2004

09-02-2004
23-02-2004
08-03-2004
22-03-2004

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 124-

Meldt u nu aan voor een van onze cursussen!
Data: 14 t/m 16 april, 22 t/m 24 september 2004

9

VVAA

PRAKTIJKPLAN

Adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49, www.vvaa.nl

Dierenartsenpraktijk Horst e.o.

(v\\/ww.vooral led ierenhetbeste.nl)
verleent in Noord-Limburg vanuit
een moderne dierenkliniek dierge-
neeskundige zorg aan alle dier-
soorten.

Wij zijn op zoek naar een

enthousiaste rundveedierenarts
(m/v)

die ons rundveeteam komt versterken.

Onderhoud en innovatie van ons huidige bedrijfs-
begeleidingspakket en deelname aan de algemene
dienstregeling is de uitdaging. Werken in een pret-
tig teamverband in een moderne, lerende onderne-
ming is het uitgangspunt.

Voor meer informatie en sollicitatie: drs. R. Holle,
Dierenartsenpraktijk Horst e.o., Americaanseweg 33,
5961 GN Horst. E-mail: dierenarts(g)daphorst.com

Dierenhospitaal Visdonk is een dierenartsenpraktijk waar momenteel 12 dierenartsen sterk diersoortspecifiek, zowel eerste- als
tweedelijns, werkzaam zijn. Vanuit onze uitstekend geoutilleerde kliniek streven we met een enthousiast team naar een optimale
kwaliteit en zorg in de diergeneeskunde.

In verband met het vertrek van een ervaren collega naarde Hoofdafdeling Paard van de Faculteit Diergeneeskunde zijn wij op korte
termijn op zoek naar een fulltime

Erkend Paardendierenarts m/v

Wij vragen een collega die:

• relevante werkervaring heeft en/of

• geregistreerd specialist is in een van de onderdelen Paardengeneeskunde

• een uitdrukkelijke bijdrage wil leveren aan nieuwe ontwikkelingen

• bereid is volledig te participeren in de diersoortspecifieke avond-, nacht- en weekenddiensten

• bereid is in de directe omgeving van Roosendaal te gaan wonen

Teamgeest, flexibiliteit en leiderschap zijn eigenschappen die u niet vreemd zijn.

Wij bieden uitstekende ontplooiings- en toekomstmogelijkheden, waaronder de mogelijkheid tot associatie.

Schriftelijke sollicitaties met uitgebreide CV, kunt u binnen tien dagen richten aan Dierenhospitaal Visdonk, ter attentie van

mevrouw G. Broos-van Staaij, Visdonkseweg 2a, 4707 PE Roosendaal. Telefoon 0165-583750

-ocr page 125-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

r^ I 5% Premix |

Pulmodox

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt door
Mycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Û

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
nfiix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
technieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
middel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
Virbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
voer.

Met Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
homogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
lange houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties:
Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen. IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REC NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
door voor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Ivlycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen. Kanalisatie: UDA

ANIMAL HEALTH

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 126-

antibiotica

Het nieuwe
droogzetten

zonder

OrbeSeal

®

minder nieuwe infecties • geen residuen

Alle koeien met gezonde uiers* kunnen
vanaf nu worden drooggezet zonder
antibiotica! Want Pfizer introduceert
OrbeSeal: de éérste interne speensealer.
Met OrbeSeal wordt de speen
volledig afgesloten, waardoor het •
aantal nieuwe infecties verminderd.
Doordat OrbeSeal geen antibiotica
bevat, zijn er bovendien geen
residuen: dus geen wachttijden meer!

Kies voor OrbeSeal zodat ook uw
veehouders profiteren van de
voordelen van het nieuwe droogzetten
zonder antibiotica: minder nieuwe
infecties en geen residuen.

\' koeien met een l<oecelgetal < 200.000 cellen/ml gedurende de
laatste drie monsternames en geen klinische mastitis tussen de laatste
monstername en het moment van droogzetten.

OrbeSeal®, REG NL 10082. Bevat 65% bismuth subnitraat in pasta^chtige crème.
Doeldier: rund. Indicatie: voor toediening bij het droogzetten van melkvee, ter
preventie van nieuwe intramammaire infecties gedurende de gehele droogstand.
Bij koeien die beschouwd worden als zijnde vrij van subklinische mastitis kan
OrbeSeal worden gebruikt voor droogstandmanagement en mastitiscontrole.
Wachttijd vlees en melk: O dagen. Kanalisatiestatus: UDA mag uitsluitend op
diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt.

www.orbeseaI.nl

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37
2900 AA Capelle a/d IJssel • info@orbeseal.n]

O 2003 PIteer Animal Heallh bv - Capelle a/d Ussel ® Merknaam Pfizer Inc.. N.Y.. U.S.J

-ocr page 127-

Deel 129 «Aflevering 4 »15 februari 2004

Tijdschrift

w i^virzTsra

DiergeneesldSrae

-J

Urogenital diseases and their effect on reproductive
performance in high-parity sows

Analyse van de diervoederketen

Praktijkcertificering volgens het modulaire scenario

Homeopathiemiddag leidt opnieuw tot veel discussie

Is chemotherapie bij de hond en kat ethisch verantwoord?

Over de metamorfose van de KNMvD

KNMvD

oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 128-

Prednisolon is een van de
meest voorgeschreven
tabletten voor hond en kat.

Tot op heden waren er
uitsluitend 5 mg tabletten, n
als nadeel dat er vaak
meerdere tabletten per dap
gegeven moesten worden.

Met de introductie van
Prednoral 20 mg smakelijk
tabletten bewijst AST Farn-
opnieuw dat zij meedenkt i
de dierenarts en probeert
tegemoet te komen aan zij

Veel eigenaren van honder
en katten vinden het moeil:
en vervelend om hun huisc
tabletten in te geven. Als h
ingeven van tabletten mine
moeite kost verhoogt dit de
betrouwbaarheid van de
therapie, waardoor de
behandelde dieren sneller
gewenste resultaat van de
behandeling tonen.

Om bovenstaande reden
introduceert AST Farma nt
u bekende Prednoral 5
sfïtaMke tabletten nu ooi
Prednofa^O mg smakelijk
tabletten

Na^lli^doseergemak v£
Prednorahaljletten zijn ben
sterktes nu o^porzien v;
rundvleessmaakstof die
ervoor zorgt dat de meeste
honden en katten deze
tabletten als een "beloning

Smakelijke, tabletten

\\

\\

SMAKELIJKE TABLEHEN

Diergeneesmiddel uda. Samenstelling: Een tablet bevat 5 mg onl(^ Prednisolon. Daarnaast bevat een tablet rundvleessmaakstof. Diersoort: Hond en kat.
Indicaties: reumatologische / orthopedische aandoeningen (reumatfll^rthritis, arthrosis deformans, bursitis, tendinitis, peri-arthritis), respiratoire aandoeningen;
allergische bronchitis, gastro-enterologische aandoeningen; chronisch^leve hepatitis, ophtalmologische aandoeningen (aandoeningen van het achterste
oogsegment, zoals chorioretinitis, papillitis, neuritis optica), dermatologische aandoeningen anti-inflammatoir (pyotraumatische dermatitis, allergische dermatitis,
contactdermatitis, urticaria, ideopatische seborriioïsche demiatitis, acrale likdemnatilis, juveniele cellulitis), immunosuppressief lupus erythematosus.
Contra-
indicaties:
zie bijsluiter Bijwerkingen; zie bijsluiter. Toedieningswijze en dosering (belde doeldieren): bij acute aandoeningen - 0,5 tot 4 mg Prednisolon per kg
lichaamsgewicht per dag. Bij chronische aandoeningen - 2 tot 4 mg
Prednisolon per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen; ven/olgens 1 tot 2 mg
Prednisolon per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 5 dagen; ven/olgens 1 tot 2 mg Prednisolon per kg lichaamsgewicht om de dag; met intervallen van een
week wordt de dosering dan nog gehalveerd tot de minimale weri<zame dosering wordt bereikt. Hond om 08.00 uur \'s morgens en kat om 22.00 uur \'s avonds
doseren in vertjand met verschil in dagritme. Oraal toedienen. REG NL 02909 Prednoral 5 mg smakelijke tabletten. REG NL10098 Prednoral 20mg smakelijke
tabletten.
Registratiehouder; AST Beheer B.V. - Oudewater

\\sr

IN KLE

www.astfarma.nl

-ocr page 129-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen29
Aflevering 4
15 februari 2OO4

Inhoud

Foto cover: schilderij van Anneke Gostelie

Uit de hoofdredactie 107

Oorspronkelijk artikel

Urogenital diseases and their effect on reproductive performance in high-parity sows; L. M. G. Sanders, and
G. Bilkei
 108

Veterinair tuchtrecht

Alternatieve slordigheid; /. Boissevain 114
VWA

Analyse van de diervoederketen 116
Berichten en verslagen

Praktijkcertificering volgens het modulaire scenario 118

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek 119

Baron dr Paul Janssen overleden 126

Ingezonden brieven in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde 126

ingezonden

Homeopathie: wetenschappelijk niet te onderbouwen, maar nu?;J. Jacobs 122
REG NL-nummers van diergeneesmiddelen en de controle in de praktijk: een ervaring;
E. van Bruinessen-

Kapsenberg 122

MKZ-beleid: we zijn er nog niet!; P. Sutmoller 123

Congressen en cursussen

Second European Equine Health & Nutrition Congress 124

PAOD

Veterinaire cursus IKM 125

LACTOLYTE, EERSTE HULP BIJ KALVERDIARREE

Lactolyte orale rehydratietherapie met Lactoserum

• Snel herstel van de waterhuishouding én bestrijding van metabole accidose

• Betere energievoorziening waardoor minder gewichtsverlies
■ Goede acceptatie en probleemloze overgang naar de melk

, Q La^yte

fp«j^.,. Lött^u _

£

• Verpakkingen: 8 sachets of een pot van 900 gram

Wirt^^c

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Lactolyte1 REC NL2393. Samenstelling: elektolyten, suikers en mineralen. Indicatie: elektrolytentekorten dehydratie. Doeldier: kalf. KanaJisatietvrij.
Voor meer informatie:
Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel 0342-427127, e-mail info^Mrbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 130-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Slocl van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr JH.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof. dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof. dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof. dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof. dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
jDr. E. Teske (Utrecht)
Imw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
hvf. dr J.H
.m. Verheijden (Utrecht)
\'Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.U. Umans-Uhbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Rl; 030-6348900/fax 030-6348929. • •

E-mail: tijdschrift(Sjknmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door liet Hoofdbestuur

Maatschappijnieuws

Homcopalhieiniddag leidt opnieuw tot veel discussie; S: Umans
Is chemotherapie bij de hond en kat ethisch verantwoord?
Over dc metamorfose van de KNMvD; J.
Straatman

CCC-pagina

Intcrvisiegroepcn

Bulletin B&B

Nummer 1, januari 2004
Personalia

12»
131
136

137

138

139

140
140

Doorlopende agenda
Deadline

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Original papers

Urogenital diseases and their effect on reproductive performance in high-parity sows; L. M. C. Sanders,
andC.Bilkei
 io8

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,|
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827). ■
ItaHHilsadvertenties: bureauredactie.
 I

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per i okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per
I ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology- and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 131-

Ui

dev

hoofdredactie

Oordelen en vooroordelen

Het onderwerp homeopathie heeft in dit Tijdschrift al menigmaal geleid tot pittige discussies. Lopende
de discussie hadden briefschrijvers nogal eens de neiging om meer op de man dan op de bal te gaan spe-
len. Dit was mede een reden voor het bestuur van de KNMvD om een discussiemiddag over homeopathie
te organiseren. Het verslag van deze middag kunt u lezen in deze aflevering. Het zal u overigens niet ver-
bazen dat de controverse niet in één middag kon worden opgelost.

Mijn pragmatische inslag als practicus zegt wel: het zal mij nog worst zijn of aangetoond is hoe of
waarom iets werkt, als het maar werkt! Maar als niet eens niet betrouwbaar (significant én herhaalbaar)
kan worden aangetoond dat ook maar één homeopathische behandeling beter werkt dan een placebo,
wat blijft er dan nog over? Een eeuwige patstelling waarin voorstanders niet kunnen aantonen dat hun
therapieën werkzaam zijn en tegenstanders alleen kunnen aantonen dat therapieën niet werkzaam zijn.
De rol van het toeval zorgt daarbij af en toe voor schijnbaar significante onderzoeksresultaten in posi-
tieve dan wel negatieve zin. Zodra namelijk een significant gunstig onderzoek opnieuw wordt overge-
daan, verdwijnt meestal ieder op toeval gebaseerd positieve of negatief ejfect. Dat levert ieder kamp
weer nieuwe argumenten voor een (non) discussie die wellicht nog decennia zal doorgaan.

Toevallig, of misschien ook wel niet, gaat de vaste rubriek over uitspraken van het Veterinair
Tuchtcollege ook over homeopathie. Met de nogmaals uitgesproken norm dat altijd eerst allopathie ge-
bruikt moet worden, zullen ook de meeste homeopathisch werkende dierenartsen geen enkele moeite
hebben. En zeg zelf, welke practicus grijpt niet op goed geluk ook wel eens naar een corticosteroïd of
pijnstiller omdat hij/zij ook geen goede diagnose of beter allopathisch alternatief heeft. Soms zou in die
situatie een homeopathisch middel wel eens veel minder schadelijk kunnen blijken te zijn dan een allo-
pathisch middel.

De uitspraak van het Veterinair Tuchtcollege legt een GVP-standaard va.st voor het toedienen van injec-
ties in pezen/bursae bij paarden. Het Tuchtcollege schrijft daarbij het scheren van de injectieplaats dwin-
gend voor als norm. Nieuwsgierig geworden, hen ik daarop wat gaan zoeken in de vakliteratuur Tot mijn
stomme verbazing kon ik echter geen enkel artikel in de literatuur vinden waarin ooit was aangetoond dat
deze handeling enig a.septisch voordeel bood. Wel vond ik een artikel dat aantoonde dat scheren hij het
voorbereiden van intra-articulaire injecties juist geen enkel extra antisepti.\'ich ejfect biedt. Het
Tuchtcollege schrijft dus een handeling voor waarvan de werkzaamheid nooit is aangetoond en de on-
werkzaamheid wel. Het klinkt vanuit academische optiek bezien bijna als meten met twee maten.

Dus voor alle verstokte allopathen die zich met deze uitspraak op de horst willen gaan kloppen: soms
lijkt het alsof in deze discussie de lamme oordeelt over de blinde. Zou wat meer zelfkritiek niet passend
zijn voor beide partijen?

Drs. H.A. Beijer

I

Tijdsclusi^^
leesRRfiu^

Diergenees

-ocr page 132-

Urogenital diseases and their effect on reproductive perfor-
mance in high-parity sows

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129; 108-12

L.M.C. Sanders, and C. Bilkef

Original pape

Summary

In a Slowakian indoor pig production unit (2423 sows),
from June to December 2002 all culled sows with exces-
sive vulval discharge at culling, and with vulval discharge
and periparturient disease in their previous history were
subjected to retrospective lifetime production analysis.
The sows were assigned to nine groups according to par-
ity (parity 1-9). Average total litter size, average live-born
litter size, average stillbirth rate, average mummy rate,
and average litter weaning weight were evaluated retro-
spectively for all births. Non-culled sows represented the
control animals.

The percentage of animals with periparturient disease
and vulval discharge in their history differed between
parities. Parity 2,3, and 4 sows had a significantly lower
percentage of vulval discharge and periparturient dis-
ease in their history than sows of other parities.
Compared to parity 1-6 sows, parity 7-9 sows had signifi-
cantly lower (P<.001) conception rates, farrowing rates,
and adjusted farrowing rates. Compared to parity 1-2
and 7-9 sows, parity 3-6 sows had a significantly larger
(P<.001) lifetime average total born and live-born litter
size. Compared to parity 1-3 and 7-9 sows, parity 4-6
sows had a significantly lower (P<.001) rate of stillbirths
over all parities. No differences in mummy rates were de-
tected between the sows of different parities. Compared
to parity 1-2 and 7-9 sows, parity 3-6 sows had signifi-
cantly higher (P<.00l) weaning litter weights over all
parities. Sows without a history of vulval discharge and
periparturient disease had higher (P<.001) production
levels in parity 7-9.

Implications: The present results indicate that parity
markedly influences the production level of sows that
have a history of periparturient disease and vulval dis-
charge.

Introduction

Vulval discharge associated with urogenital disease in breed-
ing sows is a recognized finding in large pig breeding herds
(7). Urinary tract infection (UTI) and swine urogenital dis-
ease (SUGD) are often found in combination with mastitis
metritis agalactia syndrome (MMA) (21, 22) and may con-
tribute to inferior litter size, inadequate lactation perfor-
mance, lower farrowing rate (22), abortions, and sow mortal-
ity (5, 13). Metritis frequently occurs with UTI (6). Bilkei
et

I Address for correspondence: Sanders LM.G. dipt agr. Bdkei G. DVM. PhD.. Bilkei
Consulting. Rauhhiihlstrasse 4. CH-8600 Diihendorf Switzerland.

I

a/. (10) examined 101 sows at necropsy that had been culled
for reproductive failure and found pathological changes in
the urinary bladder and urethra in all cases; 50% had also
uterine changes. In a similar trial (6), 73% of sows culled for
reproductive failure were found to have inflammatory
changes involving both the urogenital tract and the mam-
mary glands. Waller
et al. (22) found that the duration of
postparturient vulval discharge, with volumes in excess of
50ml/day, had a significant effect on subsequent conception
rates, farrowing rates, and adjusted farrowing rates. Biksi
et
al.
(4) found a positive correlation between cystitis (\'urocys-
titis\') and endometritis. Berner (3) and Bilkei
et al. (7, 8)
suggested a relationship between bacteriuria and reproduc-
tive disorders. The pathogenic flora of the urinary bladder
and/or vestibulum vaginae may easily ascend into the uterine
horn during or shortly after parturition (11).
Postparturient purulent vaginal/vulval discharge is always
accompanied by bacteriuria, UTI, SUGD, diminished milk
production, and perinatal mortality (PM) (9, 20). While
some discharges are normal physiological events, others -
especially purulent discharges - are pathological and inter-
fere with the subsequent fertility of affected animals (20).
Vulval discharge is often associated with chronic endometri-
tis or with SUGD (22). Sows with UTI have a higher preval-
ence of MMA/SUGD than sows with a normal urinary tract
(7, 10, 11). Sows with vulval discharge have lower produc-
tion levels (22).

The present study was designed to evaluate the possible con-
nection between previous history of a periparturient disease
and UTI and the lifetime reproductive performance and par-
ity of sows.

Material and methods

In a Slowakian indoor pig breeding unit, from June to
December 2002 all culled sows were subjected to retrospec-
tive lifetime production analysis. Gestating sows were group
housed (group size 12-15) on partly (15%) solid floors, and
lactating sows were kept free in 4.6-5.4 m^ individual far-
rowing crates. The unit had had a high percentage of sows
with vulval discharge (13.2±2.1 %) in the last 6 years. Natural
mating was practised in this unit. During pregnancy the sows
were vaccinated against erysipelas and
Escherichia coli.
The sows were fed during gestation restrictively, and during
lactation
ad libitum, they received a commercial feed for lac-
tating sow (beginning the second day after parturition the
sows were fed on the diet, containing 13.0 mJ digestive
energy (DE)/kg, 180 g/kg crude protein, 10 g/kg lysine, 8
g/kg calcium and 6 g/kg phosphorus). The sows had free ac-
cess to water. The piglets had
ad libitum access both to a
creep-food containing 14.1 mJ DE, 18% crude protein, 1.2%
lysine, 8 g/kg calcium and 6 g/kg phosphorus and to a home
made electrolyte-vitamin drinking solution (5). The piglets
were provided with plastic \'warm-water beds\' during the

-ocr page 133-

preweaning period, iron dextran injection was given on day 3
p.p. and castration was performed on day 10 p.p. Weaning
age was 28±l.l days. The sows received \'flushing\' and
ad
libitum
feeding from weaning to mating.
Only sows culled for reproductive reasons (no observed
postweaning oestrus, return to oestrus, negative pregnancy
diagnosis, failure to farrow, excessive vulval discharge),
sows that had
repeatedly (except parity one sows) suffered
from gestational and/or pathological postparturient vulval
discharge (in excess of 50 ml/day for more than 3 days post
partum), and sows that had had periparturient diseases (mas-
titis metritis agalactia [MMA]/swine urogenital disease
[SUGD]) in their history were evaluated.
MMA/SUGD was diagnosed by the early MMA diagnosis
system (12). Diagnosis of periparturient disease was per-
formed by the farm manager on the basis of elevated tempera-
ture, milk production, and appetite (Table 1). Sows diagnosed
with periparturient disease were treated with intrauterine in-
fusion of antibiotics [according to a sensitivity test], paren-
teral antibiotics for 3 days [according to sensitivity test], oxy-
tocin [ 1OIU / day. Oxytocin® TAD, Germany], and on day of
diagnosis of MMA, one prostaglandin F2a injection [ 175 mg
cloprostenol, Estrumate, Essex, Germany]. Bacteriological
examination of vulval discharges revealed the presence of
either
Clostridium spp, Actinobaculum suis, Klebsiella spp,
Proteus spp, (and) Gram-positive streptococci, staphylo-
cocci,
Eiysipelothrix rhusiopathiae, or Escherichia coli.
The culled sows were assigned to nine groups according to
their parity (parity 1-9). The percentage of animals that had
periparturient disease and vulval discharge in their history
differed between parities (Table 5).

The following parameters were evaluated:
A: average total born litter size over all parities (number
of piglets, including antepartal and intrapartal still-
births, excluding obviously \'old\' mummies with
characteristic dark colour and small size). Piglets
were classified as antepartal stillbirth (a.p. SB) if they
were fully developed, but the skin showed greyish
discolouration; connective tissue was bright red and
oedematous; the liver, lungs, and spleen had similar
red/brown colour; and the body cavities contained
serosanguineous fluids.
B: average live-born litter size over all parities.
C: average intrapartal stillbirth over all parities (as in-
trapartal stillbirth [i.p. SB]. Such piglets had a normal
size and had the external appearance of a live-born
piglet).

D: average mummies over all parities.
E: average weaning litter weights over all parities.
F: conception-, farrowing-, and adjusted farrowing rates
over all parities.

Statistical analysis

Data associated with parity 1-9 sows were analysed sepa-
rately using SAS (19). The CATMOD procedure was used to
analyse fertility parameters (dependent variables), including
21-day conception rate, farrowing rate, and adjusted far-
rowing rate (defined as number of females farrowed/number
of females mated minus number of females that failed to far-
row for non-reproductive reasons). Independent variables in-
cluded breeding month, and treatments not related to repro-
duction. Parity category, interaction between parity category
and duration of previous lactation (treated as continuous
variables) were included in the model. Previous weaning-
to-mating interval category and its interaction with parity
category were included in the model.
The general linear model (GLM) of the SAS (19) procedure
was used for analysis of litter size data. Dependent variables
were number of total born pigs, number of live-born pigs,
number of stillborn pigs, and number of mummified pigs.
Independent variables included litter conception month, and
treatments not related to reproduction.
Age at first mating (days), treated as a continuous variable,
was included in the model for parity 1 sow data. Parity cate-
gory, and duration of previous lactation, treated as a continu-
ous variable, were included in the model. Previous post-
weaning-mating-interval and its interaction with parity
category were included in the model. Least-squares means
were calculated with \'Ismeans\' following model statement.
Standard errors for the means and probability comparison
between the means were calculated using the options \'stderr\'
and \'pdiff\', respectively.

Results

The occurrence of vulval discharge and periparturient dis-
eases was significantly influenced by parity. Parity 2,3 and 4
sows had a significantly lower percentage of vulval dis-
charge and MMA/SUGD in their history than parity 1
(P<0.05), parity 5 and 6 (P<0.01) and parity 7 and 8
(P<0.001) animals. Similarly, parity 1 animals had suffered
significantly less from vulval discharge and periparturient
disease than parity 5 and 6 (P<0.05) and parity 7, 8, and 9
sows (P<0.01). No such differences were detected between
parity 2,3, and 4 sows.

Compared to parity 1-6 sows, parity 7-9 animals had signifi-
cantly lower (P<.001) conception rates, farrowing rates, and
adjusted farrowing rates over all parities (Table 2). Compared
to parity 1-2 sows and parity 7-9 sows, parity 3-6 sows had

Table 1. Diagnosis of periparturient diseases. Sows were examined for 3
days post-partum and diagnosis of disease was made if a sow had a total
score of at least based on the severity of fever, milk production, and
appetite (12).

Fever "C

40.0-40.3

40.4 - 40.6

Over 40.6

Milk
production

Hypogalactia

Agalactia without
clinical signs of

mastitis

Agalactia with
clinical signs of
mastitis

4-

Appetite

Diminished

appetite

Moderate anorexia

Total anorexia

-I-

Legend:

Hypogalactia: hungry, lethargic but otherwise healthy-looking piglets that
have regular suckling periods.

Agalactia without clinical signs of mastitis: weak, hungry dehydrated piglets
that have no regular suckling periods or no suckling at all.
Agalactia with clinical signs of mastitis: swollen, painftil, mammary glands
with piglets no suckling.

Diminished appetite: more than 50% but not all the daily food provided (3 kg)
eaten.

Moderate anorexia-, less than 50% (<1.5 kg)of the daily food provided eaten.
Total anorexia: no food eaten at all.

-ocr page 134-

significantly larger (P<.001) average total born and live-bom
litter size over all parities (Table 3). Compared to parity 1-3
sows and parity 7-9 sows, parity 4-6 sows had significantly
fewer (P<.001) stillbirths over all parities (Table 3). No differ-
ences in mummy rates were detected between the sows of dif-
ferent parities (Table 3). Compared to parity 1-2 sows and 7-9
sows, parity 3-6 sows had significantly higher (P<.001)
weaning litter weights over all parities (Table 4). Sows that
had not had vulval discharge or periparturient disease had
higher (P<.001) production levels in parity 7-9.

Table 2. Average fertility per reproductive cycle of parity 1 -9 sows culled due to vulval discharge and reproductive failure during a 6-month period in a large
indoor production unit (data of healthy sows in brackets).

Parity

CR%
(CR% of healthy sows)

FR%
(FR% of healthy sows)

AFR % i
( AFR% of healthy sows)

1 (n=41)

97.3 ±1.7 a

(97.4±1.1 a)

85.6±1.9a

(85.7 ±1.6 a)

89.2 ±1.8 a \'

(90.1 ±1.8 a)

2(n=10)

97.1 ±1.1 a

(97.5 ±1.2 a)

82.3 ±2.7 a

(83.0±1.1 a)

85.7 ±2.5 a

(89.1 ±1.9 a)

3(n=ll)

97.4 ±0.7 a

(97.5 ±0.6 a)

84.8 ±2.8 a

(85.6 ±1.8 a)

89.4 ±1.6 a

(90.1 ±1.8 a)

4(n=7)

97.1 ±1.2 a

(97.6 ±0.9 a)

83.6 ±2.9 a

(84.5 ±0.9 a)

90.0 ±1.3 a

(90.7 ±1.5 a).

5(n=31)

97.5 ±1.7 a

(97.6 ±0.5 a)

84.9 ±2.3 a

(85.6 ±1.9 a)

89.4 ±1.4 a

(90.2 ±1.4 a)

i 6 (n=42)

i

97.3 ±0.5 a

(97.6 ±0.7 a)

85.0 ±2.1 a

(85.9±l.la)

89.7 ±1.7 a

(90.3 ±1.3 a)

7(n=21)

93.4±1.9b

(94.1 ±0.7 a)

75.3 ±3.0 b

(84.6±1.4a)

80.8 ±2.7 b

(89.3 ±2.2 a)

8(n=9)

93.2 ±0.8 b

(93.5 ±0.5 a)

74.5 ±3.1 b

(84.7 ±1.8 a)

80.2 ±2.9 b
(88.1 ±2.1 a) i

9(7)

92.8±1.7b

(92.5 ±0.9 a)

74.1 ±4.0 b

(75.6 ±2.9 b)

80.1 ±2.8 b

(81.2 ±2.8 h)

a,b P<.001

CR Conception rate
FR Farrowing rate
APR Adjusted farrowing rate

Table 3. Average least-squares means for litter size by parity category per reproductive cycle of parity 1-9 sows culled due to vulval discharge and reproductive
failure during a 6-month period in a large indoor production unit (data of healthy sows in brackets).

jLitter
illata

Parity

1

n
±SE
(data of healthy
sows)

2

n
±SE
(data of healthy
sows)

3

n
±SE
(data of healhy
sows)

4

n
±SE
(data of healthy
sows)

5

n
±SE
(data of healthy
sows)

6

n
±SE
(data of healthy
sows)

7

n
±SE
(data of healthy
sows)

8
n

±SE
(data of heal-
thy sows)

9

n
±SE
(data of healthy
sows)

Total born

10.1
±0.31 a
(10.2
±0.30 a)

10.7
±0.19 a
(10.8
±0.32 a)

11.3
±0.20 b
(11.2
±0.30 b)

11.7
±0.23 b
(11.8
±0.22 b)

11.5
±0.26 b
(11.6
±0.24 b)

11.7
±0.23 b
(12.2
±0.30 b)

10.7
±0.19 a
(11.2
±0.32 b)

10.1
±0.21 a
(10.9
±0.24 b)

10.1
±0.21 a
(10.8
±0.19 b)

j Born alive

8.9
±0.27 a

(8.9
±0.20 a)

9.8
±0.21 a

(9.9
±0.21 a)

10.7
±0.91 b
(10.9
±0.24b)

11.0
±0.21 b
(10.9
±0.12 b)

10.9
±0.31 b
(11.0
±0.10 b)

11.1
±0.21 b
(11.8
±0.26 b)

10.0
±0.21 a
(10.9
±0.27b)

9.2
±0.17 a
(10.6
±0.21 b)

9.6
±0.17 a
(10.4
±0.28 b)

Still-born

1.21
±0.02 a

(1.31
±0.02 a)

0.97
±0.02 a

(0.92
±0.02 a)

0.63
± 0.04 a

(0.31
± 0.02 b)

0.53
± 0.06 b

(0.91
±0.02 a)

0,56
± 0,23 b

(0.59
± 0.02 b)

0.56
± 0.06 b

(0.41
±0.02 b)

0.63
± 0.02 a

(0.32
±0.02 b)

0.97
±0.03 a

(0.31
±0.02 b)

0.72
±0.03a
(0.42
±0.02 b)

: Mummies

0.28
±0.02 a

(0.23
±0.02 a)

0.17
±0.01 a
(0.16
±0.02 a)

0.17
±0.03 a

(0.19
± 0.02 a)

0.18
±0.03 a

(0.19
± 0.02 a)

0.20
± 0.04 a
(0.21
±0.02 a)

0.18
±0.04 a

(0.17
±0.02 a)

0.19
±0.02 a
(0.12
±0.02 b)

0.21
±0.02 a
(0.12
± 0.02 b)

0.29
±0.02 a

(0.13
± 0.02 b)

a,b P<.001

-ocr page 135-

Table 4. Average weaning litter weights (at 28 days of lactation) per repro-
ductive cycle of parity 1-9 sows culled due to vulval discharge and repro-
ductive failure or other reasons for culling and that of healthy sows, during a
6-month period in a large indoor production unit.

Weaning litter weights (kg) j

Parity

Sows culled due to
vulval discharge
and reproductive
failure

Sows culled for
reasons other
than vulval dis-
charge and repro-
ductive failure

Healthy sows

67.3 ±2.7 a

67.4 ±1.9 a

67.9 ±2.9 a

67.1 ±4.1 a

68.2 ±3.3 a

68.2 ±3.2 a

1

77.4 ±4.7 b

78.1 ±3.9 b

78.4 ±3.6 b

78.1 ±3.2 b

78.3 ±2.4 b

79.1 ±2.4 b

78.5 ±4.7 b

78.8 ±4.2 b

79.7 ±3.lb

6

71.3 ±5.4 b

72.3 ±4.7 b

74.5 ±4.0 b

7

70.4 ±6.9 a

71.4 ±5.8 a

75.0 ±5.4 b i

8

65.2 ±6.8 a

67.2 ±5.9 a

74.1 ±5.7 b i

9

66.1 ±5.7 a

65.3 ±5.1 a

76.0 ±4.6 b

Different small letters in a column P<.001

Table 5. Proportion of sow per parity culled due to vulval discharge and re-
productive failure during a 6-month period in a large indoor production unit

Parity

Sows culled due to
vulval discharge
and reproductive

failure
n(percentage of
total culling per
parity)

Sows culled for no
reproductive
reasons
n

Total number of
sows
n

1

41 (22.2%)

185

547

2

10(12.8%)

78

336

3

11(15.3%)

72

481 !

4

7(15.6%)

45

546

S

31 (47.7%)

65

349

6

42 (48.3%)

87

92

7

21 (56.8%)

37

43

8

9 (56.3%)

16

17

7 (63.6%)

11

12

Discussion

Parity at culling markedly influences the economic well-
being of a pig breeding unit (13). Many recent publications
have focused on reasons for culling or cause of sow mortality
due to UTI and/or SUGD (1, 11, 13) or age-related occur-
rence of UTI/SUGD (4,7, 8,9,10).

In the large production unit evaluated here, the vulval dis-
charge of the
SOWS may have contributed to postparturient
MMA/SUGD and reproductive failure. Consistent with the
present results, there is a large body of literature about the
negative relationship between UTI, SUGD, and subsequent
reproductive parameters in breeding sows (2, 3, 4, 6, 7, 8, 9,
10,11,15).

Consistent with other authors (14,15,22) we found a signifi-
cantly higher occurrence of vulval discharge in sows of high-
er parities. Consistent with Waller
et al. (22) animals with a
history of vulval discharge had lower reproductive produc-
tion levels.

Vulval discharge and UTI are often present in breeding ani-
mals and in slaughter pigs (9). The urinary tract is a dynamic
microbiological ecosystem (3), and components of its flora
can increase and decrease depending of the production status
of the animal and of the
stress they suffer when transferred to
the farrowing barn, during parturition, and/or due to possible
secondary infections in the new environment (4). Dominant
bacterial species in the urinary bladder and vestibulum vagi-
nae can change spontaneously (7). Soon after parturition, the
urogenital organs are probably simultaneously colonized by
multiple organisms from the cranial vagina and urinary blad-
der, which may include indigenous microbes, bacterial con-
taminants, and pathogens (4, 16, 17, 22). In a trial, Biksi
et
al.
(4) examined the urogenital organs of499 sows and found
that animals affected by \'urocystitis\' were 3.5 times more
ikely to have endometritis than animals without \'urocystitis\'.
UTI and vulval discharge predispose to MMA (3, 7, 8, 9).
The breakdown of uterine tissue provides a medium that fa-
vours the growth of a variety of opportunistic microorgan-
isms coming from the urinary bladder and/or vestibulum va-
ginae (16). Retention of remnants of the placenta may
predispose sows to mild metritis and endometritis (4).
Further, the reproductive tract of sows is susceptible to infec-
tion after farrowing because of the periparturient increase in
the number of both apathogenic microflora and facultative
pathogens in the caudal vagina and urinary bladder (8, 9).
While most bacteria are eliminated within 12-30 hours after
delivery, facultative pathogens may overgrow non-patho-
genic microflora and establish mildly invasive endometritis
(7). Bacteriological evaluation of vulval discharge has lim-
ited diagnostic value (7). Bilksi
et al. (4) stated that the sensi-
tivity of
macroscopic methods was not higher than 18.1% in
cases of endometritis and 47.9% in cases of \'urocystitis\',
while the sensitivity of
bacteriology for the diagnosis of the
same conditions was only 31.8% and 63.0% respectively.
Biksi
etal. (4) found that a large proportion of examined ani-
mals did not show inflammatory lesions. Consistent with
data in the literature (8, 9, 10), Biksi
et al. (4) found that the
species of bacteria isolated from the urinary bladder and en-
dometrium were representative members of the normal fae-
cal flora. These findings support the present findings and the
suspected aetiology of periparturient diseases, namely, bac-
teria from the faecal, vaginal, and vesical flora. As older
sows have a higher prevalence of vulval discharge (8), it is
reasonable to suggest that older sows with vulval discharge
suffer a higher percentage of postparturient diseases. The
low predictive value of a positive bacteriological culture re-
flects the diagnostic dilemma often stated in the literature (1,
7,8,9, 10,18). In order to reach a firm diagnosis, Biksi
et al.
(4) suggested the necessity of using histopathology com-
bined with bacteriological examination of both uterus and
urinary bladder.

Increased prefarrowing serum oestradiol concentrations
(that rapidly decrease after parturition), increased total num-
bers of leucocytes, lymphocytes and neutrophils, increased
numbers of immunglobulin-bearing mononuclear cells, and
an increased phagocitic capacity of polymorphonuclear
leucocytes in the periparturient uterus have been registered
in postparturient sows (5). These alterations may increase
the sow\'s response to infectious agents for only a short per-
iod after parturition (16). Ascending invasion from the uri-
nary bladder via mucosal surfaces, blood vessels, or lympha-
tic vessels is likely during the periparturient period (2, 5).

-ocr page 136-

The recovery from postpartal MMA/SUGD is influenced by
many factors, including the hormonal status of the sow, local
immunity, and possibly by reduced leucocyte activity and
delayed immune response of the postpartum uterus (6).
The present results indicate that in sows that have had a
history of periparturient diseases and vulval discharge, par-
ity markedly influences both the occurrence of vulval dis-
charge and reproductive performance.

Literature

Almond GW, and Richards RG. Evaluating porcine reproductive
failure by use of slaughter checks. Compend Cont Ed Pract Vet 1986;
14; 542-6.

Armstrong CH, Hooper BE, and Martin CE. Microflora associated
with agalactia syndrome of sows. Am J Vet Res 1968; 29: 1401 -7.
Berner H. Die Bedeutung chronischer Erkrankungen der Harnwege
bei der Entstehung von Puerperalstörungen und Mastitiden der
Muttersau. Dtsch Tieraerztl Wschr 1971;78:233-56.
Biksi 1, Takacs N, Vetesi E, Eodor L, Szenci O, and Eenyö E.
Association between endometritis and urocystitis in culled sows. Acta
Vet Hung 2002; 50 (4): 413-23.

Bilkei G. Sauenmanagement. Vet Spezial. Gustav Fischer Veriag. Jena
und Stuttgart. 1996:3-57.

Bilkei G, and Goos Th. Evaluation of the occurrence of SUGD (Swine
Urogenital Disease) in large pig production units. Proc. 13th IPVS
Congress, Bangkok,Thailand. 1994; 5-11 July: p. 472.
Bilkei G, Bölcskei A, Goos Th, Hofman C, und Szenci O. Die
Beteiligung von
E. coli an puerperalen Urogenitalinfektionen bei
Altsauen. Tierärztl Umschau 1994a; 49 (8): 471 -6.
Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hofmann C, Bilkei
H, und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex
der Muttersau in der industriellen Schweinezucht. Iste Mitteilung:
Peripartaler Verlauf der Bakteriurie der Sauen mit vaginal-vulvalem
Ausfluss in einem modernen Schweinezuchtbetrieb. Berl Münch
Tierärztl Wschr 1994b; 107: 327-30.

Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th, Hofmann C, Bilkei
H, undf Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex
der Muttersau in dér industriellen Schwéinézuchf. 2fe Mitteilung: Der
Einfluss der präpartaler Bakteriurie auf das peri-, bzw. postpartale
Auftreten von Puerperalerkrankungen bei Muttersau mit Anamnese
von urinary tract Infektion (UTI) und vaginal-vulval discharge. Berl
Münch Tierärztl Wschr 1994c; 107 (11 ): 373-6.
Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, GoosTh, Hofmann C, Bilkei
H, und Szenci 0. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex
der Muttersau in der industriellen Schweinezucht. 3te Mitteilung:
Schlachtbcfundc von Altsauen mit der Anamnese von peripartalen
Erkrankungen. Bcrl Münch Tierärztl Wschr 1994d; 107 (12): 405-8.
Bilkei G, Bölcskei A, Clavadetscher E, Goos Th. Hofmann C, Bilkei
H, und Szenci O. Bericht über den peripartalen Krankheitskomplex
der Muttersau in der industriellen Schweinezucht. 4te Mitteilung: Die
Auswirkungen der prophylaktischen oraler Medikamentgabe auf das
Auftreten des peripartalen Krankheitskomplexes der Muttersau mit
der Anamnese von urinary tract infection (UTI) und vaginalvulvalem
Ausfluss (vaginal-vulval discharge). Berl Münch. Tierärztl Wschr
1995; 108(13): 8-13.

Bölcskei A, and Bilkei G. Eariy detection of economic related peripar-
turient problems in large pig production units. 13th IPVS Congress
Bangkok. July 1994: p. 390.

D\'Allaire S, and Drolet R. Culling and mortality in breeding animals.
In Leman AD, Straw BE, Mengeling WL, D\'Allaire SD, Taylor DJ:
Diseases of Swine, 7th ed Wolfe Publ. London. 1992: 861-71.
Dee SA. Porcine urogenital disease. In: Veterinary Clinics of North
America. Food Animal Practice, Swine reproduction. 1992; 8 (3): 641-
60.

Dial GD, Marsh WE, Poison DD, and Vaillancourt JR Reproductive
Failure: Differential Diagnosis. In Leman AD, Straw BE, Mengeling
WL. D\'Allaire SD, Taylor DJ: Diseases of Swine, 7th ed Wolfe Publ.
London. 1992; 88-138.

Gertenbach W, and Bilkei G. Erysipelas: Potential involvement in uro-
genital disease of the sow. J Swine Health and Prod 2002; 10 (5): 205-7.
Hoffmann CW, and Bilkei G. Chronic Erysipelas of the Sow - a
Subclinical Manifestation of Reproductive Problems. Reprod Dom
Anim2002;37: 119-20.

18. Meredith MJ. Bacterial endometritis. In Morrow, D.A. (ed.): Current
therapy in Theriogenology. Second ed. W.B. Saunders, Co, Phila-
delphia. 1992:953-6.

19. SAS/STAT® User\'s Guide, Version 6. Cary, North Carolina: SAS
Institute Inc 1990.

20. Stelzer P, Bilkei G, Clavadetscher E, Biro O, Takacs T, Kotai I, und
Bilkei H. Scheidenausfluss ante partum als Risikofaktor für postpar-
tale Erkrankungen der Sau und frühpostnatale Ferkelverluste. Berl
Münch Tierärztl Wschr 1997; 110: 320-3.

21. Thornton EJ, Wilson RJ, Connaughton I, and Moore K. Effect of sub-
clinical urogenital infection on reproductive performance in the sow.
Proc. I5th IPVS Congress, Birmingham, England, 1998: p.236.

22. Waller CM, Bilkei G, and Cameron RDA. Effect of periparturient dis-
ease accompanied by excessive vulval discharge and weaning to
mating interval on sow reproductive performance. Aust Vet J 2002; 80
(9): 545-9.

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

10.

12.

13.

D I X

FORTUIN

praktijkadviesbureau

14.

financieel

15.

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T030 251 51 99
F 030 2540964

16.

info@dixfortuin.nl T 030 244 87 74
www.d1xfortuin.nl F 030 241 66 33

17.

-ocr page 137-

Synul

«msilrckliil

smakelijke tabletten

Over smaak valt niet te twisten...
Synulox® is en biijft de leicicerste!

Unieke samenstelling
Uitmuntende biologische beschikbaarheid
Bewezen de smakelijkste* mm

Synulox

Synulox

wW

têMlSfmi

EHa IPEi

l

Synulox®, daar kunt u blind op vertrouwen!

Synulox*, smakelijke taöelten en druppels • Combinatie van semi-synthetische breedspectaim-penicilline amoxycillitie,
en b-lactamase-remmer clavulaanzuur • Bevat per tablet van 50, 250 resp. 500 mg: 40, 200 resp. 400 mg.
amoxycilline plus 10,50 resp. 100 mg. clavulaanzuur. Bevat per ml. smakelijke druppels 40 mg. amoxyciiline plus
10 mg. clavulaanzuur • Doeldieren: hond en kat • Indicaties: huidinfecties Ig.v. staphytococcen (incl. b-lactamase-
vomiende stammen) en
Streptococcen, alsmede infecties van urinewegen, luchtwegen en mondsiijmvlies door
slaphylococcen,
Streptococcen en een groot aantal andere bacteriën (zie bijsluiter voor volledig overzKht).
Enleritiden veroorzaakt
door e. coli, proteus spp. en salmonella spp., incl. b-lactamase-vormende stammen
• Dosering: oraal, 12,5 mg/kg lichaamsgewicht, twee maal daags. Bij hardnekkige infecties dubbele dosering
aanbevolen. Behandelingsduur 5 tot 7 dagen, in chronische gevallen met veel weefseibeschadlging 10 tot 20
dagen (huid), 10
tot 28 dagen (blaas) resp. 7 tot 10 dagen (luchtwegen) • Contra-indicaties: niet toedienen aan
dieren die overgevoelig zijn voor penicilline en aan kleine planteneters • REG NL 1616/8690/1615 UDA •
Informatie op aanvraag beschikbaar • Onderzoeksgegevens: data on file

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

O 2003 pnzer .\\nimal Ilealtli bv - Capelle a/d Ussel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

-ocr page 138-

Wie acupunctuur zegt...

Een paard loopt met beide voorbenen wat stroef nadat de hoef-
smid er recent corrigerende ijzers onder heeft gezet. Als de
homeopathisch en met acupunctuur werkende dierenarts voor
de andere paarden van deze eigenaar langskomt en dit betref-
fende paard ziet, overtuigt zij de eigenaar ervan dat dit geen
nomiaal verschijnsel is en behandeling behoeft. Ze
denkt aan tendinids en spuit het homeopathische
middel ZEEL-P rechtstreeks in beide benen
in de pees. Bij het linkervoorbeen raakt ze
per ongeluk een huidadcr, maar dat is
geen probleem, gewoon de naald een
stukje terugtrekken en doorspuiten.
Bij homeopathie is het standaard en
soms zelfs gewenst dat de klachten
eerst verergeren (?), maar als het been
de volgende dag gezwollen en warm
is, vertrouwt de eigenaar het niet. Ze
belt de dierenarts, maar die heeft geen
tijd of geen zin om te komen en adviseert
om het nog een dagje aan te zien, of een
plaatselijke dierenarts te vragen of die even
langskomt.

Dat advies lijkt de eigenaar ook wel zinnig, en de be-
handeling wordt inderdaad overgenomen door dierenartsen
van de plaatselijke kliniek. Helaas; op de plek van de inspuiting
ontstond een abces, dat niet genas. Later wordt door een speci-
alist vastgesteld dat er onherstelbare schade aan de pees van het
paard is ontstaan, wat het paard het leven kost.

...moet ook homeopathie zeggen?

De eigenaar beklaagt zich bij het Tuchtcollege, met als eerste
reden dat de behandeling ongevraagd is uitgevoerd. Dat is voor
discussie vatbaar, moet een dierenarts voor iedere aparte han-
deling toestemming vragen? Het College vindt niet dat de die-
renarts ongevraagd het paard heeft behandeld, aangezien de ei-
genaar wel om behandeling had gevraagd. Waar het
Tuchtcollege wel een punt van maakt, is dat de dierenarts geen
toestemming heeft gevraagd voor het gebruik van een homeo-
pathisch middel.

De dierenarts vindt dit onterecht; zij komt al langer bij deze ei-
genaar over de vloer, waarbij regelmatig homeopathie en acu-
punctuur voor de paarden worden gebruikt. De eigenaar staat
hier dus niet afwijzend tegenover. Het Tuchtcollege acht het
onjuist om daaruit de conclusie te trekken dat daarmee ook toe-
stemming voor het inspuiten van het homeopathische middel
ZEEL-P is gegeven. Een dierenarts moet duidelijke afspraken
maken over het inzetten van een alternatieve therapie en de ei-
genaar altijd de keuze geven. In dit geval is er door de dieren-
arts onvoldoende gecommuniceerd over de behandeling waar-
aan zij het paard wilde onderwerpen. Zeker gezien haar
diagnose \'tendinitis\', een aandoening die volgens de weten-
schappelijke inzichten van de reguliere geneeskunde niet een-
voudig mei medicatie te bestrijden is, had zij de eigenaar dui-
delijker moeten inlichten over deze behandeling en de risico\'s.
De diagnose vindt het Tuchtcollege bovendien te lichtvaardig
gesteld.

Alternatieve registratie

ZEEL-P is in Nederland niet als diergeneesmiddel gere-
gistreerd. Het gebruik van een dergelijk middel is toegestaan
als dit noodzakelijk is en er geen geregistreerd dierge-
neesmiddel voorhanden is. Hieraan is volgens
het College niet voldaan, want uit diergenees-
kundig oogpunt had een conservatieve be-
handeling de voorkeur genoten. Volgens
vaste jurisprudentie van het Tucht-
college mag een alternatief genees-
middel pas worden ingezet als de
reguliere geneeskunde geen mogelijk-
heden meer biedt.

Alternatieve toediening

Ook de wijze waarop het middel is toe-
gediend is professioneel gezien niet juist.
Het verdient de voorkeur om de plek van de
injectie te scheren, zeker als een injectie wordt
gegeven op een plek waar het risico op een hema-
toom bestaat**. Een hematoom kan leiden tot een bac-
teriële infectie, die in casu ook is ontstaan.

Alternatieve nazorg

Tot slot wordt de dierenarts gebrek aan nazorg verweten. Een
dierenarts moet na een behandeling altijd alert blijven, hele-
maal als er een bloedvat is geraakt. Zij had de volgende dag zelf
moeten komen en niet naar plaatselijke collega\'s moeten door-
verwijzen. In ieder geval had zij met de opvolgend dierenarts
contact moeten opnemen om te laten weten hoe zij het paard
had behandeld.

Alternatieve maatregel

Een boete wordt niet vaak opgelegd voor fouten in de behande-
ling van gezelschapsdieren, maar gezien de handelwijze
van de dierenarts vindt het Tuchtcollege een boete van
€ 1500,- en anonieme publicatie van de uitspraak een passende
maatregel.

** (Red; deze uitspraak is in zoverre merkwaardig dat middels onderzoek is
aangetoond dat scheren bij paarden geen enkele invloed heeftop de infectie-
druk/kans: Vet Surg. 1997 Mar-Apr;26(2):i2i-5: Evaluation of skin bacterial
flora before and after aseptic preparation of clipped and nonclipped arthro-
centesis sites in horses).

-ocr page 139-

/III

i

/

...eeiiv/oudig toe te diehén!

FORTEKüR

Laat de nieren beter functioneren
® FORTEKOR, de enige geregistreerde ACE-remmer voor de behandeling

van chronische nierinsufficiëntie bij katten, is nu ook verkrijgbaar als
FORTEKOR 2,5 smaaktablet met een overheerlijke smaak. In een test
onder 212 katten at maar liefst 88% deze vrijwillig op*. De smaak
is zelfs zo lekker, dat veel katten ze uit de hand opeten! -oataonfiie

Met FORTEKOR 2,5 kunt u meer katten een langer, gezonder én gelukkiger leven bieden.

Benaming: Fortekor 2,5. Samenstelling: Fortekor 2,5 bevat per tablet 2,5 mg Benazeprilhydrochloride - Colloidaal Siliciumdioxide, Microkristal lijn cellulose, gehyd rogeneerde ricinusolie, poly\\\'inylpolypyrrolidone XL,
vanilline, gist poeder. Pro labletta compr. una
Farm.vorm: Fortekor 2,5: beige, ovale deelbare tablet met een inkeping aan beide zijden. Doeldier: Kat. Indicatie: voor de behandeling van chronisch nierfalen. Contra-
indicaties:
Geen bekend. Niet gebruiken bij katten die overgevoelig zijn voor de actieve stof. Cebrulit tijdens draci>t en lactatie: De veiligheid van Fortekor 2,5 is niet onderzocht bij fokdieren en drachtige of lacterende
dieren.
Speciale voorzorgmaatregelen bij gebruik: De werkzaamheid en veiligheid van Fortekor is niet vastgesteld bij katten van minder dan 2,5 kg lichaamsgewicht. Bijwerkingen (frequentie en ernst): Bij aanvang
van de therapie kan een sterke bloeddrukdaling optreden. Benazepril kan de plasma creatinine concentratie doen toenemen bij het begin van de therapie. Dil effect is gerelateerd aan de therapeutische werking van het
product welke de bloeddruk doet afnemen en is daarom geen reden de therapie te stoppen behalve wanneer zich er ook andere klinische symptomen voordoen. Het wordt aanbevolen de plasma creatinine en ureum spiegels
regelmatig te meten, zoals de gewoonte Is in gevallen van nierinsufficiéntie. Benazepril verlaagt in hogere dosering het aantal erythrocylen bij gezonde katten. Zoals het de gewoonte is in gevallen van nierinsufficiëntie is het
aanbevolen het erythrocyten aantal te meten.
Interacties met andere geneesmiddelen: Er zijn geen interacties bekend. Posologle: 0,5 • 1,0 mg benazepril hydrochloride per kg lichaamsgewicht bij de kat. Wijze van
toediening:
Fortekor wordt éénmaal daags oraal toegediend met of zonder voedsel. Oe duur van de behandeling is onbeperkt. Bijzondere voorzorgen: Buiten bereik van kinderen houden. Handen wassen na toediening.
Alleen voor diergeneeskundig gebruik.
Aflevering: Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking: 2 blisters met per blister 14 tabletten. .

Reaistratiehouder: Novartis Consumer Health B.\\\' Reaistratienummer: Fortekor 2.5 ma: REC NL 10088. Distributeur: Novartis Consumer

-ocr page 140-

Voedsel en
^aren Autoriteit

Analyse van de diervoederketen

\\n\\

Inleiding

De afgelopen jaren heeft de diervoedersector enkele malen
onder vuur gelegen door incidenten die zowel in de natio-
nale als buitenlandse pers veel aandacht kregen. Daarnaast
wordt met zekere regelmaat melding gemaakt van minder
ernstige, maar desalniettemin ontoelaatbare, verontreini-
gingen van mengvoeders en diervoederingrediënten in
binnen- en buitenland (onder andere via het Europese
Rapid Alert systeem voor levensmiddelen en diervoeders).
Tot voor kort was de controle van diervoeders in handen
van het Productschap Diervoeder (PDV). In 2002 heeft de
toenmalige minister van LNV besloten om de verantwoor-
delijkheid voor het toezicht op diervoeders onder te bren-
gen bij de Voedsel en Waren Autoriteit. Dit is onder meer
vastgelegd in de Kaderwet Diervoeders die eind 2003 door
de Tweede Kamer is goedgekeurd. Naar verwachting zal
de Kaderwet Diervoeders dit jaar ook de Eerste Kamer
passeren. Dit betekent dat de VWA het huidige toezichtsar-
rangement voor de diervoedersector moet aanpassen. Naar
aanleiding van bovenstaande ontwikkelingen heeft de
VWA in mei 2003 een project gestart waarin de diervoe-
dersector vanuit deze invalshoek wordt geanalyseerd.

Opzet van het project

Het doel van het gehele project is tweeledig: het verbete-
ren van de beheersbaarheid van risico\'s in de diervoeder-
sector en het realiseren van een efficiënte uitvoering van
het toezicht. Het project duurt een jaar en is opgedeeld in
vijf deelprojecten:

1. Het in kaart brengen van de diervoederketen, dat wil
zeggen van grondstof tot en met boerderij;

2. Het identificeren van onvoldoende bekende en/of on-
voldoende ge(waar)borgde onderdelen (witte vlek-
ken) van de diervoederketen;

3. Het beoordelen van de beheersing van kritische pun-
ten in de diervoederketen;

4. Het ontwerpen van een nieuw arrangement voor toe-
zicht en handhaving;

5. Het doorlichten van de in Nederland gebruikte snelle
waarschuwingssystemen.

Op basis van de resultaten van dit project zal de VWA zijn
oordeel geven aan de minister van LNV over een adequate
kwaliteitsborgingsystematiek voor de diervoedersector en
het toezicht daarop. Vanaf het begin van het project zijn de
betrokken belangenorganisaties geïnformeerd over de
stand van zaken. Tot nu toe hebben twee bijeenkomsten met
deze belangenorganisaties plaatsgevonden. Het is de be-
doeling om in 2004 nog eens twee bijeenkomsten te organi-
seren.

Tussentijdse resultaten

In december 2003 zijn de eerste twee deelprojecten afge-
rond. De resultaten zijn gepubliceerd in een tussenrapport
dat u kunt downloaden van de VWA-website:
www.vwa.nl
(dossier diervoeder). In dit tussenrapport is de diervoeder-
keten beschreven vanaf de grondstoffen voor diervoeders
tot en met de veehouder. Naast het beschrijven van hoofd-
en deelstromen van het voortbrengingsproces zijn ook de
zogenaamde witte vlekken geïdentificeerd. Hieronder
volgt een greep uit de tussentijdse resultaten. De analyse
van de diervoederketen bevestigt een beeld dat al in eer-
dere studies werd geschetst. De diervoederketen is geen
eenvoudige, overzichtelijke keten maar een complex net-
werk van diverse (inter)nationale schakels. Een mengvoe-
der bestaat soms uit meer dan twintig ingrediënten en on-
geveer 75 procent van de voedermiddelen\' is afkomstig uit
het buitenland. De internationale handel in voedermidde-
len is van grote invloed op traceerbaarheid, kwaliteitssy-
stemen, wetgeving, import en harmonisatie van normen.
Ongeveer negentig procent van de zogenaamde bij-
producten^ is afkomstig uit de Nederlandse voedings- en
genotsmiddelenindustrie. Met name in de varkenshouderij
neemt het gebruik aan vochtrijke bijproducten toe. Zoals
gezegd is de veehouder de laatste schakel in onze keten-
analyse. De veehouder mag op zijn eigen bedrijf voederbe-
standdelen mengen. De veehouder kan hiervoor van het
PDV een erkenning krijgen als hij aan bepaalde voor-
waarden voldoet. Bij de VWA is echter onvoldoende infor-
matie aanwezig over de veehouders die niet erkend zijn als
zelfmenger. Evenmin bestaat er momenteel inzicht in de
potentiële risico\'s die eigen geteelde gewassen met zich
mee kunnen brengen.

w
hj

GO

Q

De rol van de dierenarts

Dierenartsen hebben verschillende rollen binnen de dier-
lijke productieketen. In relatie tot diervoeders kunnen zij in
vier groepen worden ingedeeld. Allereerst de dierenartsen
die rechtstreeks betrokken zijn bij de productie van meng-
voeders. Daarnaast de dierenartsen die betrokken zijn bij de
productie van additieven en diergeneesmiddelen. De derde
groep van dierenartsen is werkzaam in overheidsdienst en
betrokken bij het toezicht op diervoeders. Tot slot de groep
van praktiserende dierenartsen die regelmatig bij de vee-
houders op het erf komen. De (in)directe betrokkenheid van
de dierenartsen uit de eerste drie groepen is duidelijk en
wordt hier niet verder behandeld. De praktiserend dierenarts
kan ter verbetering van de diergezondheid additieven en
diergeneesmiddelen aan het diervoeder laten toevoegen. In
deze speelt hij dus een rol bij de verstrekking en samenstel-
ling van \'speciale\' diervoeders. Maar voor de dierenarts is
ook een rol weggelegd als een verontreiniging in een dier-
voeder een waarneembaar effect heeft op de prestatie en/of
gezondheid van de dieren. Laten we niet vergeten dat vee-
houders én dierenartsen vaak de eersten zijn die een afwij-
king in diergedrag en diergezondheid kunnen melden. Zij
kunnen ook een beslissende rol spelen naar het zoeken van
de mogelijke oorzaken. Bij incidenten als de dioxinecrisis
van 1999 en de MPA-affaire in 2002 was de signalerende rol
van de dierenarts van groot belang.

\' Voedermiddelen is de officiële benaming voor grondstoffen voor diervoeders.
Dit is inclusief de bijproducten maar exclusief de toevoegingsmiddelen en bij-
zondere stikstofhoudende producten.

Bijproducten zijn voedermiddelen die vrijkomen als bijproduct bij de productie
van voedings- en genotsmiddelen. Onderscheid wordt gemaakt in vaste of vloei-
bare (vochtrijke) bijproducten.

-ocr page 141-

Uw vertrouwen in Baytril
heeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
de behandeling van ademhalingsziek-
. ten bij varkens, veroorzaakt door pri-
maire en secundaire bacteriële ziekte-
verwekkers inclusief Mycoplasma.

www.livestock.bayer.nl

Aan u de keuze welke Baytril formule-
ring te gebruiken:
Baytril*
5% injectievloeistof,
Baytril\' 10% injectievloeistof of
BaytriF\' 0,5% orale oplossing
(pigdoser).

Het snel werkend antimicrobieel mid-
del wordt al .gedurende meer dan
10 jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde ,is onderbouwd met
talrijke publieatfes.. .\'

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice ais de juiste benadeR^ng
voor het gebruil( van diergeneesmiddelen

-ocr page 142-

Op 27 oktober 2003 is namens
het bestuur van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde een nieuws-
brief per e-mail rondgestuurd
over praktijkcertificering vol-
gens KRD-ISO en erkennings-
regelingen. In deze brief is ge-
sproken over de mogelijkheid
van een modulaire aanpak van praktijkcertificering
naast een volledige KRD-ISO-certificering.

Inmiddels is het modulaire scenario uitgewerkt door de ge-
zamenlijke Groepen met ondersteuning van de Technische
Commissies en het Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO).
Besloten is om de praktijkcertificering te verdelen in drie
modules. De basis voor de modules is het document KRD -
ISO (9001-2000) voor dierenartsenpraktijken (versie
2002-1). U kunt dit document vinden op de website van het
VKO
www.veterinairekwaliteit.nl en in de praktijkmap.

Eerste module

De eerste module is praktisch en moet in de praktijk gro-
tendeels al geregeld zijn op basis van de huidige wetge-
ving. Het gaat hierbij om personeelszaken, het praktijk-
gebouw, de apotheek, instrumentarium en materiaal.
Onder personeelszaken wordt een bijlage toegevoegd
waarin de erkenningsregelingen worden opgenomen.
Tevens wordt hierin geregeld hoe interne kennisover-
dracht binnen de praktijkorganisatie plaatsvindt. Concreet
betekent dit dat in praktijken die aan deze module voldoen
onder voorwaarden overdracht van behaalde scholings-
punten kan plaatsvinden. Het basisprincipe is dat een die-
renarts veterinair- technische kennis voor een diersoorter-
kenning binnen de praktijk op een borgbare wijze
overdraagt aan collega\'s met dezelfde diersoorterkenning.
U wordt hierover op korte termijn door het VKO geïnfor-
meerd.

Het doel van het modulaire scenario is dat de praktijken
die hiervoor kiezen in een periode van drie jaar (2004 -
2006) de KRD-ISO-praktijkcertificering kunnen imple-
menteren. De audits, uitgevoerd door SGS, worden op
onderstaande wijze ingevuld:

• vanaf 1 april 2004 audit module 1 (documentatie en
implementatie);

• vanaf 1 februari 2005 audit module 2 (documentatie
en implementatie) controle;

• implementatie module 1 en herstelacties van de minor
tekortkomingen van module 1;

• vanaf januari 2006 audit module 3 (documentatie en
implementatie) implementatie modules 1 en 2 inclu-
sief minor tekortkomingen module 2.

We willen benadrukken dat voor iedere landbouwhuisdie-
ren- en/of gemengde praktijk ook in 2004 de mogelijkheid
blijft bestaan om de praktijkcertificering niet modulair
aan te pakken, maar een volledige KRD-ISO-audit aan te
vragen.

Voor de paardenpraktijken zal het bestuur van de GGP, na
overieg met haar leden en in samenwerking met de
Technische Commissie Paard, aangeven op welke wijze
invulling gegeven wordt aan de modulaire praktijkcertifi-
cering.

Voor de praktijken met uitsluitend gezelschapsdieren zal
het bestuur van de GGG het beleid met betrekking tot cer-
tificering aansturen.

Naitiens: Groep Practici Grote Hui.sdieren
Groep Gerteeskunde Rand
Groep Geneeskunde Varken
Groep Pluimvee Wetenschappen
Groep Geneeskunde Paard

Tweede module

De tweede module omvat het veterinaire werk vanaf het
eerste contact met de eigenaar, de intake, het plannen van
het werk, het onderzoek en de behandeling, de nazorg en
de evaluatie plus de daaraan gekoppelde rubrieken onder-
zoek en ontwikkeling, diensten door derden en de inkoop.
Voorgesteld wordt om onder het hoofdstuk uitvoering een
bijlage te hangen waar de GVP-regelingen in onderge-
bracht worden. Op deze wijze ontstaat gefaseerd één kwa-
liteitshandboek voor de praktijk waarin alle huidige indi-
viduele kwaliteitsregelingen worden geïntegreerd.

Derde module

De derde module omvat de systeemaspecten beleid en or-
ganisatie, evaluatie en documentatie en registratie. Dit
laatste proces is al grotendeels ingevuld onder de modules
1 en 2.

VKO

-ocr page 143-

Nieuws van de AUV Veterinaire Mediatheek

De AUV Veterinaire Media-
theek is een dienstverlenende
organisatie die praktiserende
dierenartsen, studenten dier-
geneeskunde en dierenartsas-
sistenten materiaal met een
(dier)geneeskundige achter-
grond verschaft. Dit materiaal
is geschikt om lezingen voor
cliënten of verenigingen te
ondersteunen, maar ook is het

voor zelfstudie te gebruiken.

De Agrarische Onderwijs Centra, waar dierenartsassisten-
ten/paraveterinairen worden opgeleid, kunnen ons materiaal
ook bestellen. Als een abonnement wordt afgesloten kan, te-
gen een (geringe) financiële bijdrage, het hele jaar over al
ons materiaal worden beschikt. Natuurlijk is huur en koop
ook mogelijk.

Om ons bestand zo breed mogelijk op te zetten, worden wij
bijgestaan door raadslieden die veel bemoeienis hebben met
audiovisueel materiaal én diergeneeskunde, zoals Geert
Bistervels (fotografie), Eric Gostelie (PAO-D), Peter
Koolmees (Faculteit der Diergeneeskunde) en Steven van
Roekei (practicus en fanaat hobbyist).
Maar als u suggesties heeft over materiaal dat heel goed in
onze mediatheek zou passen, dan horen wij dat heel graag!
Voor de dagelijkse gang van zaken, zoals het bestellen van
materiaal, kunt u direct contact opnemen met de orderver-
werking van de AUV, 0485-335533, of met Jaap Schep,
0485-335555. Zij kunnen u gedetailleerde informatie geven
over het materiaal en de organisatie van de mediatheek.
Overigens kunt u op verzoek ook een catalogus toegezonden
krijgen, maar deze wordt ééns per jaar bijgewerkt. Vaker
wordt deze bijgewerkt op de website van de AUV, waar u on-
der \'Leden\' toegang kunt krijgen naar de mediatheekgege-
vens.

Wij staan nu op het punt om ons materiaal om te zetten op
dvï een betrekkelijk nieuw medium dat de videobanden
snel gaat vervangen, zoals het nu lijkt. Natuurlijk zullen wij
nog lang ons materiaal op de \'oude\' wijze blijven voeren.
Omdat niet iedereen direct de omschakeling zal toepassen
blijven wij allen nog langere tijd op de vertrouwde wijze
voorzien van materiaal.

Ook \'beamers\' worden steeds beter betaalbaar en ook deze
\'projectoren\' zullen hun voorgangers in de toekomst doen
vergeten. Dat zal ook inhouden dat onze diaseries op cd-rom
zullen worden overgezet en kunnen worden gebruikt voor
PowerPoint-presentaties. Maar ook hier geldt dat, naast het
\'moderne\' materiaal, het \'oude\' nog langere tijd zal worden
gevoerd. Van deze ontwikkelingen zullen wij u op de hoogte
houden!

Nieuw materiaal

Sinds de vorige mededeling in het TvD hebben we de nu vol-
gende producten aan ons bestand toegevoegd:

yipiö"

Luchtwegaandoeningen bij paarden

Een beschrijving van de ontwikkelingen van de luchtweg-
aandoeningen, die meestal worden geïnitieerd door een vi-
rusinfectie. De effecten van de zwelling van het slijmvlies en
de verwoesting van trilhaarepitheel zorgen ervoor dat het
slijm moeilijker uit de longen wordt verwijderd. Daardoor
ontstaat hoest om toch slijm te verwijderen. Dan kan er mak-
kelijk een secundaire infectie optreden door bacteriën. De
bronchospasmus zorgt dan nog voor extra vernauwing, zodat
de zuurstofvoorziening ernstig is bemoeilijkt. Chronische
longaandoeningen ontstaan door niet goed behandelde en
genezen aandoeningen.
Mediatheeknummer:
A 155 Video 22 minuten

au(y

VETERINAIRE
MEDIATHEEK

Ziekte van Crohn

Deze videoband is bedoeld als patiëntenvoorlichting in de
humane geneeskunde. En vanwege de (mogelijke) relatie
met paratuberculose is de film in de mediatheek opgeno-
men.

Behandeld worden de symptomen: chronische pijn in de
buik met diarree, afwisselend met goede en minder goede
perioden. De dunne darm en de dikke darm kunnen zijn
ontstoken met kenmerkende zweren. Er wordt veel muceus
slijm geproduceerd met eventueel bloedtoevoeging.
Verder kunnen scheurtjes in het darmslijmvlies ontstaan

NIET
LANGER
OP RECEPT!

GEREGISTREERD

VOOR DE BEHANDELING
VAN DIARREE BIJ DE HOND

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 144-

die over een grotere lengte kunnen verlopen. In sommige
gevallen stopt het proces, maar genezing is niet mogelijk.
Organen die een rol mee gaan spelen kunnen zijn de urine-
blaas, gewrichten, ogen en de mondholte, die alle ontsto-
ken kunnen raken. Operaties kunnen nodig zijn bij darm-
vernauwingen.

Mediatheeknummer: A 156 Video 24 minuten
Pijn bij kanker

Pijnbestrijding bij dieren staat momenteel, anno 2004, erg in
de belangstelling. Deze band gaat over pijn bij mensen met
kanker. Er lopen parallellen bij de beoordeling en behande-
ling van pijn bij mens en dier. Deze band kan bijdragen tot
een beter begrip.

Een kankerspecialist legt uit dat van de patiënten met kanker,
tweederde van de patiënten in een verdergevorderd stadium
van kanker, pijn heeft. Bestrijding van pijn is goed mogelijk.
Mediatheeknummer: A 157 Video 49 minuten

Eerste Hulp Bij Ongevallen met grote huisdieren

De film is er vooral op gericht om \'leken\', die al dan niet be-
roepsmatig in contact komen met dieren in bijzondere om-
standigheden, zo te instrueren dat mensen geen gevaar lopen
en het dier niet beschadigd wordt.

De film begint met het demonstreren van \'de paardenbroek\',
een hulpmiddel om paarden zonder beschadigingen uit een
benarde positie weg te kunnen takelen. Deze broek is in ge-
bruik bij de brandweer in Utrecht.

Allerlei fixatiemethoden worden gedemonstreerd bij paar-
den. runderen, schapen en biggen. Steeds wordt ook de as-
sistentie van de dierenarts ingeroepen om de toestand van
het dier te controleren en te beoordelen.
Mediatheeknummer:
a 159 Video 25 minuten

Laparoscopie bij kleine huisdieren. Introductie van instru-
menten en techniek

In het begin van deze film wordt eerst uitvoerig het materiaal
dat voor laparoscopie nodig is behandeld.
Vóór de laparoscopie dient het dier gevast te hebben en de
blaas geledigd te zijn.

De laparoscopie wordt uitgevoerd in de mediaanlijn of late-
raal daarvan in geval van zijligging. Dc wijze van perito-
neumpunctie, die nodig is voor insufflatie, wordt besproken
en getoond. Vervolgens worden trocards ingebracht om de
telescoop en de instrumenten in te brengen. Hoe de buik-
holte en de verschillende organen geïnspecteerd worden,
wordt duidelijk weergegeven. Verder wordt in beeld gebracht
hoe lever-, pancreas-, nier- en darmbiopsieën kunnen wor-
den genomen.

Mediatheeknummer: a 160 Video 36 minuten

Arthroscopie van het kniegewricht bij de hond

In eerste instantie wordt de anatomie van het kniegewricht
uitvoerig behandeld, inclusief de beschrijving van het ver-
loop van spieren, pezen, bloedvaten en zenuwen.
Vervolgens wordt de gebruikte apparatuur behandeld en ge-
toond.

Dan worden bij de geanestheseerde patiënt, in rugligging, de
punten aangeduid waar men het gewricht kan benaderen. De
instrumenten worden in het gewricht gebracht en het spoel-
systeem wordt aangesloten. De endoscoop wordt aangeslo-
ten op de monitor.

Deze video is een klinische demonstratie en beoogt geen chi-
rurgische instructie te zijn.
Mediatheeknummer:
a 161 Video 10 minuten

Arthroscopie van het ellebooggewricht bij de hond

Eerst wordt de anatomie van het ellebooggewricht uitvoerig
behandeld.

Speciaal wordt geattendeerd op het verloop van de nervi ul-
naris en radialis.

Dan worden bij de geanestheseerde patiënt, in rugligging, de
punten aangeduid waar men het gewricht kan benaderen.
Alle onderdelen van het gewricht en de totale gewrichtsholte
worden geïnspecteerd, en diverse aandoeningen behandeld,
waaronder losse corpora en aandoeningen van het processus
anconeus.

Mediatheeknummer: a 162 Video 33 minuten

Endoscopische diagnostiek en behandeling van speenver-
nauwingen (theloresectoscopie)

In deze film wordt eerst ingegaan op de redenen van speen-
beschadigingen bij runderen, die een bemoeilijkte melk-
stroom veroorzaken.

Het gebruik van tepelinstrumenten, zoals het tepelhoedje en
het Deense tepelmesje, worden in de praktijk vaak gebruikt,
waarbij de behandeling nog wel eens meer schade veroor-
zaakt dan de oorspronkelijke kwaal. Dit komt vooral omdat
de exacte diagnose niet met zekerheid kan worden vastge-
steld.

Om de speen inwendig te bekijken wordt gebruik gemaakt
van een endoscoop van klein formaat. Het inwendige van de
speen kan, na eventuele sedatie van het dier en na het aan-
brengen van een ligatuur om de speenbasis, worden geïn-
specteerd en eventueel direct behandeld. Dit is mogelijk via
een benadering door het sjotgat, maar ook door een laterale
benadering.

Mediatheeknummer: a 163 Video 14 minuten

Arthroscopie van het schoudergewricht bij de hond

De anatomie van het schoudergewricht wordt eerst uitvoerig
behandeld. Dan worden bij de geanestheseerde patiënt, in
zijligging, de punten aangeduid waar men het gewricht kan
benaderen. Ook aan de hand van een model van het schou-
dergewricht wordt de manipulatie van de instrumenten ge-
toond.

Alle onderdelen van het gewricht en de totale gewrichtsholte
worden geïnspecteerd.

Verder worden verschillende aandoeningen met hun eventu-
ele therapie getoond zoals bijvoorbeeld een verscheurde
pees van de biceps, een fractuur in het gewricht, trauma van
het kraakbeen, schouderinstabiliteit, osteo-arthritis en OCD.
Mediatheeknummer:
a 164 Video 20 minuten

Cd-rom

Infectieuze huidaandoeningen bij het paard

Deze cd-rom is eigenlijk een presentatie van beelden van be-
smettelijke huidinfecties bij paarden. Bij alle verschillende
beelden is een bijpassende tekst gegeven.
Het klinische beeld, de diagnose, de therapie en de preventie
worden achtereenvolgens behandeld.
Mediatheeknummer:
c 25 cd-rom

Suikerziekte bij hond en kat

Suikerziekte bij de hond en de kat wordt behandeld. De

-ocr page 145-

symptomen als veel eten, veel drinken, veel urineren en een
doffe vacht worden getoond en verteld. Uitleg wordt gege-
ven over de werking van het hormoon insuline.
Ook de diagnostiek met bloed- en urineonderzoek wordt be-
handeld en gedemonstreerd.

De therapie, door middel van het regelmatig geven van injec-
ties wordt uitgelegd en voorgedaan.
Mediatheeknummer: C 026 cd-rom

Triple Drip. Praktische anesthesie bij paarden

Triple drip anesthesie bij paarden wordt gedemonstreerd, zo-
wel voor kliniek als voor weide-omstandigheden. Een oude
film over anesthesie bij paarden in de kliniek, wordt eerst ge-
toond als contrastwerking.

Na sedatie als premeditatie, inductie wordt de triple drip met
dosering en onderhoudsdosering en toepassing gedemon-
streerd. Zuurstof-insufflatie wordt sterk aanbevolen.
Mediatheeknummer: C 027 cd-rom

Praktische röntgenologie bij de hond

Een cd-rom biedt mogelijkheden die traditionele media, zo-
als studieboeken, niet kunnen aanbieden.
Met behulp van een \'navigatiesysteem\' dat organen of aan-
doeningen behandelt, kunnen meer dan 300 röntgenfoto\'s
met de diagnose worden opgeroepen. Men kan, ter controle,
uitleg van de röntgenfoto\'s oproepen, na eerst zelf de dia-
gnose gesteld te hebben. Met behulp van interactieve anima-
tie worden de principes getoond, die voor het maken, bewer-
ken en interpreteren van röntgenfoto\'s noodzakelijk zijn.
Verder wordt in meer dan twintig videoclips praktische op-
stelling van röntgenapparatuur getoond. De tekst over het
gebruik van contrastmiddelen in de gezelschapsdierenprak-
tijk is tenslotte op deze cd-rom beschikbaar als naslagwerk.
Mediatheeknummer: C 028 cd-rom

Understanding intestinal parasites

(Endoparasieten bij hond en kat)

Deze cd-rom behandelt de volgende onderwerpen: kennis van
de endoparasieten van de hond en kat en hoe ze deze dieren
kunnen infecteren; kennis van de soort parasiet zoals onder
meer de haakworm, rondwormen, lintwormen, zweepwor-
men, giardia en coccidiën; de verschillende levenscycli van de
parasieten; de symptomen en diagnose; de therapie van elk
van de parasieten; de risico\'s voor mensen (zoönosen); het
juist beantwoorden van door de cliënt gestelde vragen.
Mediatheeknummer: C 029 cd-rom

Diagnostic clinical procedures

(Diagnostische en klinische handelingen)
Deze cd-rom behandelt de uitrusting en uitvoering van de
volgende technieken: dunne naald aspiratie, venepunctie van
de vena cephalica en van de vena saphena, het inbrengen van
een katheter in de vena jugularis, toedienen van een klysma,
venepunctie van de vena jugularis en van de vena femoralis,
het inbrengen van een katheter in de vena cephalica. Ook
complicaties, die bij bovenstaande handelingen zouden kun-
nen optreden, worden behandeld.
Mediatheeknummer: C 030 cd-rom

Marketing veterinary products and services

De doelen die met deze cd-rom worden beoogd zijn de vol-
gende: het doen begrijpen dat \'marketing\' een effectieve
wijze is om cliënten te informeren; bewustwording binnen
de organisatie van de praktijk, dat allen daarin een belang-
rijke en wezenlijke rol (kunnen) spelen; het leren van \'mar-
keting\'-technieken om meer dan zeventig procent van de
telefonische \'shoppers\' klant te maken; het verschil tussen
interne en externe \'marketingstrategieën\'kennen; vertrouwd
raken met verschillende \'marketingstrategieën\' en ze kunnen
toepassen in de eigen praktijk
Mediatheeknummer: C 031 cd-rom

The glass horse

Het \'doorzichtige\' paard is het onderwerp van deze schijf,
met als hoofdonderwerp de anatomie en de pathologie van
het maagdarmkanaal. Met bewegende beelden, met gespro-
ken of afgebeelde tekst wordt het geheel duidelijk gemaakt.
Het is mogelijk om een goed driedimensionaal beeld te krij-
gen van de ligging van de diverse organen in de buikholte,
omdat het beeld naast inzoomen ook geroteerd kan worden
in alle richtingen.

Na een goede instructie hoe de cd-rom te gebruiken, volgt
eerst de oriëntatie van de hele buikholte met daarna de nor-
male situatie van elk van de onderdelen. Verder worden de
abnormale situaties getoond en becommentarieerd en ge-
toond. Alle voorkomende oorzaken van koliek door het
maagdarmkanaal worden behandeld en de veranderingen in
de buikholte worden \'doorzichtig\' gemaakt.
Mediatheeknummer: C 032 cd-rom

Gezonde varkens

Ziektebeelden, preventie, tips en adviezen over varkens zijn de
onderwerpen van deze cd-rom. Van de meest voorkomende
ziekten bij varkens wordt een omschrijving gegeven en wor-
den beelden getoond. Via een link naar internet kunnen ook de
therapieën worden bekeken. Bovendien wordt verwezen naar
eventuele artikelen die in De Boerderij (Varkenshouderij) over
het bepaalde onderwerp zijn verschenen.
In een alfabetisch register worden zo al die aandoeningen
weergegeven en kunnen deze worden opgeroepen.
Tenslotte kunnen symptomen ingegeven worden, gerelateerd
aan de leeftijd, die bij verschillende aandoeningen een rol
kunnen spelen, waarbij deze aandoeningen dan worden ge-
toond.

Mediatheeknummer: C 033 cd-rom
Laparascopy in the dog

De chirurgische technieken bij het gebruik maken van lapa-
roscopic bij de hond, door middel van een \'single puncture
approach\' worden op deze schijf behandeld.
De uitrusting, de chirurgische voorbereiding en gebruikte
technieken bij laparoscopic worden uitvoerig getoond en be-
sproken.

Tenslotte worden verschillende operaties middels deze tech-
niek behandeld en wel ovariëctomie, cryptorchidectomie en
vasectomie.

Mediatheeknummer: C 034 cd-rom

-ocr page 146-

J.Jacobs

En zo togen wij dan op maandag-
middag 12 januari jongstleden met,
naar ik schat, veertig
ä vijftig man-
nen en vrouwen naar onze veteri-
naire tempel in Houten om daar te
discussiëren over de vraag of de
homeopathie al dan niet een functie
zou kunnen blijven vervullen als
peiler onder dit bouwwerk, of, zoals
de voorzitter van de KNMvD in zijn afscheidswoord zei: of
de Groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen deel kan
blijven uitmaken van de KNMvD.

Hem wacht geen gemakkelijke taak als er onder zijn leiding
binnenkort over deze vraag zal moeten worden beslist.

Waar de rechtlijnig en wetenschappelijk redenerende hoog-
geleerde inleiders Knipschild en Van Sluijs er geen enkele
moeite mee hadden om de homeopathie als onwetenschap-
pelijke en onbewezen behandelwijze geen plaats te gunnen
binnen de moderne (dier)geneeskunde, hadden de navolgers
van Hahnemann veel meer woorden en soms moeilijk te vol-
gen redeneringen nodig bij hun pogingen om aan te tonen dat
zulks wel het geval is.

Eerlijk ,gezegd ben ik van deze vier voordrachten .niet veel
wijzer geworden. Goed luisterend heb ik toch maar heel wei-
nig nieuws gehoord. Deze standpunten van voor en tegen
waren mij al bekend, er is blijkbaar nog steeds niet veel ver-
anderd. De meest opvallende en meest intrigerende voor-
dracht vond ik die van de arts-epidemioloog Baars.
Niet gemakkelijk te volgen, je moest heel goed bij de les blij-
ven, ook al omdat de materie die hij aansneed beslist geen
dagelijkse kost is. Het kan zijn dat ik hem niet helemaal goed
heb begrepen als ik hier tracht samen te vatten wat hij zei.
Volgens mij kwam dat erop neer, dat wanneer de wetenschap
die je gebruikt om bepaalde zaken te verklaren of bepaalde
bewijzen te leveren niet in staat is om die verklaringen of die
bewijzen te leveren, je de basis onder die wetenschap kunt of
moet veranderen zodat die daarna die verklaring of dat be-
wijs wel kan leveren. Als hij dit bedoelt vraag ik mij af of dit
mag. Je zou bij wijze van spreken niet meer behoeven te ac-
cepteren dat een kubieke meter water meer is dan een liter
water omdat je het niet eens bent over het begrip \'volume\'.
Of, op een ander gebied: mag je iemand ooit een bedrieger
noemen als je het niet eens bent over het begrip \'eerlijk\'. Ik
denk dat een samenleving niet kan functioneren zonder aan-
vaarding van algemeen aanvaarde wetenschappelijke be-
grippen en bewijzen.

Ingezonden

Het initiatief voor deze discussiemiddag was bewonderens-
waardig, maar lost het probleem nog niet op. Want zelfs als
de bestuurders van de KNMvD er nu eindelijk door over-
tuigd zouden zijn geraakt dat de GHWD geen plaats verdient
binnen de gelederen, wat doe je dan met zo\'n groep? Wie zet
zijn familie zomaar buiten de deur?

Homeopathie: wetenschappelijk niet te
onderbouwen, maar nu?!

REC NL-nummers van diergeneesmiddelen en de controle
in de praktijk: een ervaring

Elizabeth van Bruinessen-Kapsenberg

Iedere praktijk in Nederland, gecertificeerd of niet, is verant-
woordelijk voor een goed apotheekbeleid en ik denk dat ie-
dereen hierbij volmondig ja knikt. Als je inkoop, opslag, uit-
gifte en verloopdata goed onder controle hebt ben je
natuurlijk een heel eind, maar wat dacht u van de controle op
de verloopdata van de REG NL-nummers.
In onze gecertificeerde praktijk, DAC West, worstel ik, als
apotheekbeheerder, daar al jaren mee. Ook al zorg je door je
medicijnkeuze voor een assortiment met REG NL-num-
mers, dan nog moetje controleren of deze niet verlopen zijn.
Voor alle duidelijkheid: de REG NL-nummers worden door
het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) toegekend
aan de fabrikant of aanvrager die een medicijn wil laten produ-
ceren, nadat het \'dossier\' is goedgekeurd, echter met een be-
perkte duur Na het verstrijken van deze periode wordt of een
verlenging of een nieuw nummer toegekend, of het verloopt en
mag het betreffende product vanaf dat moment niet meer in de
praktijk staan met het oude REG NL-nummer, ook al is het me-
dicijn nog niet toe aan zijn verioopdatum. Via de website van de
BRD zijn deze REG NL-nummers op te vragen en vervolgens
controleer je deze met de REG NL-nummers van de medicij-
nen die je in de apotheek hebt staan. Wie dit al eens gedaan
heeft, weet hoeveel tijd dit kost. Bovendien had ik nog geen
methode gevonden waarmee ik de continuïteit in het systeem
van controleren kon aanbrengen en dus blijft het een moment-
opname en moet je deze act regelmatig herhalen, wil je geen
medicijnen met een verlopen registratienummer in je apotheek
hebben staan. Tijdens de laatste controleronde heb ik een me-
thode gevonden waardoor ik meer continuïteit in de controle
kan aanbrengen. In het Viva-programma van Synapses kan je
onder CCM daar waar je het REG NL-nummer invoert alleen
het nummer invoeren, zonder REG NL ervoor en dan de ver-

-ocr page 147-

loopdatum in mm/jj erachter zettten; maak je dan een uitdraai
via B, R, A, dan naar REG NL dan heb je een overzicht van de
verloopdata van je REG NL-nummers. Dit lijkt een hanteer-
baar systeem te zijn. Afgezien van deze controlemethodes vind
ik deze controle ten eerste zeer praktijkonvriendelijk en ten
tweede
principieel onjuist om de practicus voor deze controle
op te laten draaien.
De fabrikant heeft zorg te dragen voor de
registratie van zijn medicijnen en dus hoort daar ook de con-
trole te liggen! Wij practici krijgen zowel rechtstreeks als via de
groothandel regelmatig medicijnen toegestuurd met een ver-
lopen REG NL-nummer zonder enige waarschuwing of reden
en de practicus is daar dan vanaf dat moment verantwoordelijk
voor! De verantwoording ligt niet op de juiste plaats! Wat blijft
is dat een REG NL-nummer kan verlopen in de tijd dat het bij
ons practici op de plank staat, maar dat zal bij een verantwoord
inkoopbeleid een heel beperkte tijd zijn en als het medicijn dan
niet verlopen is, zal dat geen afbreuk doen aan \'Good Ve-
terinary Practici\'. Bovendien zou het op dat moment gecom-
municeerd moeten worden. Bij de controle kom ik, over \'GVP\'
gesproken, nog een aantal voor mij heel onlogische zaken te-
gen; ik zal er een paar noemen.

Baytril 5% injectievloeistof is op de verpakking netjes REG
NL-geregistreerd. Bij controle via de BRD-website, blijkt
dit nummer al verlopen te zijn sinds 1998. Reden om Bayer
te bellen. Na een wat moeizaam telefoongesprek krijg ik ver-
volgens een brief, waarin staat dat alles in orde is en dat dit
product vanwege een lopende procedure een verlopige re-
gistratie heeft, dus een NL-nummer. Begrijp ik nog steeds
niet dat al ruim vijfjaar een REG NL-nummer op het medi-
cijn staat dat verlopen is en niet het geldige NL-nummer.
Ander voorbeeld: Na-salycilaat is geregistreerd voor ge-
bruik bij hond en kat. Verbazing ontstaat als ik zie dat het in
kg-verpakkingen pure stof te verkrijgen is en de verpakking
bovendien niet bedoeld is om uit te ponden. Als het als zoda-
nig in de praktijk gebruikt zou zijn, was het al lang van de
markt gehaald vanwege te geringe omzet of door claims van-
wege misbruik. Mag u bedenken waar het product dan wel
voor gebruikt wordt.

Dit alles in ogenschouw nemende is het denk ik nuttig als er
vanuit de beroepsgroep op een of andere gestructureerde
manier een signaal naar de betreffende instanties georgani-
seerd zou kunnen worden, zodat er feedback is over de regel-
geving en de uitvoering hiervan en indien nodige correcties
hierop kunnen plaatsvinden.

Zolang echter de practicus verantwoording draagt over de
juistheid van gevoerde REG NL-nummers, lijkt me een een-
voudiger en arbeidsvriendelijker systeem van controleren
mogelijk. Oplossing 1: zet de verloopdatum van het REG
NL-nummer achter het nummer, dan is bij binnenkomst van
het product de controle hierop net zo eenvoudig als op de
verioopdatum van het medicijn. Oplossing 2: de verioopda-
tum van het REG NL-nummer \'overruled\' de verioopdatum
van het medicijn. Zo weetje zeker dat als je de verloopdatum
van het medicijn controleert, het REG NL-nummer geldig is.
Met deze brief hoop ik niet alleen als negatief en ontevreden
bestempeld te worden; als regelgeving en controles als zin-
vol worden ervaren wordt het draagvlak groter, ook bij prac-
tici. Alleen dan zal de kwaliteit van ons practici als apotheek-
houder echt verbeteren.

Drs. Elizabeth van Bruinessen-Kapsenberg is werkzaam bij Dierenartsen
Centrum West te Oostburg.

MKZ-beleid: we zijn er nog niet!

Paul Sutmoller

In zijn nieuwjaarsoverzicht (TvD 129, 1, 2004) schreefTon
de Ruijter, voorzitter van de KNMvD een optimitische para-
graaf over het toekomstige MKZ-beleid:
"Gelukkig mag
worden vastgesteld dat de mede door de KNMvD aangezette
internationale discussie rond de wijziging van het non-vac-
cinatiebeleid in een afgeronde fase is beland. Zelfs het
Verenigd Koninkrijk is inmiddels ingesteld op het vaccineren
tegen MKZ hij een nieuwe uitbraak. Dat is een belangrijke
ontwikkeling, omdat de maatschappelijke en professionele
weerstanden tegen het huidige beleid niet meer te beheersen
zijn. Ook onze nieuwe minister van Landbouw denkt daar
gelukkig zo over."

In het kerstnummer van het landbouwblad, ledenblad van de
NLTO (Noord-Nederland en Flevoland) verscheen op 20 de-
cember 2003 het volgende artikel geschreven door Klaas
Johan Osinga van de Noordelijk Land- en Tuinbouw
Organisatie:

Enten en afzet: ieder kijkt met eigen ogen

Enten tegen MKZ krijgt meer ruimte, maar garanties voor de
afzet van melk en vlees van geënte dieren zijn er nog niet. Er
is angst dat de overheid hij een nieuwe uitbraak rondom de
besmette boerderij (en) noodent, waarna de vleeshandel en
de zuivel de producten van de geënte dieren mijden.
Veehouders kunnen voor zulke afzetschade geen financiële
dekking krijgen. Daarentegen vergoedt de EU nog steeds 60
procent van de kosten van ruimen. Men noemt dit met een
mooi woord wel een \'beleidsvacuüm\'.

Harde afspraken tussen Europese ketenpartijen zijn een mini-
mum voorwaarde om de argwaan van zuivel- en vleesin-
dustrie weg te nemen. Het is LTO die probeert om op EU-nivo
gesprekken hierover op gang te brengen. De betrokken par-
tijen bekijken dit elk
met eigen ogen. Enkele voorbeelden.

De maatschappij, vertegenwoordigd door actiegroepen en
kritische pers, is tijdens een dierziektencrisis hevig veront-
waardigd. Ruimen moet niet, vaccinatie is de oplossing.
Maar nieuws is erg vluchtig, en enkele weken na de laatste
uitbraak is het grote publiek alles vergeten.

De Nederlandse overheid (LNV) zei op 9 december 2003 in
Utrecht: "bij een volgende uitbraak wordt er geënt". En de
afzet? "Dat is de verantwoordelijkheid van de sector."

-ocr page 148-

Wetenschappers lijken het erover eens te zijn dat enten effec-
tief, veilig en efficiënt is. Maar leken lijken door wetenschap-
pelijke discussies nogal eens in verwarring gebracht te wor-
den, denk aan de discussie over dragerdieren (\'carriers\').

Wetenschappers zeggen dat vaccinatie geen enkele invloed
op de productkwaliteit heeft. Desondanks zijn de marketing-
mensen van de coöperatieve en de particuliere zuivel- en
vleesindustrie bang voor verlies van marktaandeel. Dus zegt
men: ruimen maar: dat wordt vergoed door de Europese
Commissie (60%) en het Diergezondheidsfonds (40%), wordt
gevuld door collectieve bijdragen van de veehouders).

De supermarkten zeggen simpel: "als de wet verkoop van
melk en vlees van geënte dieren toestaat, hebben wij er geen
problemen mee". Vaste afspraken liggen echter moeilijk.
Verder staat dit niet hoog op de agenda van de Europese
supermarkten. Tot mogelijk de volgende dierziektecrisis met
veel dode dieren op tv.

De Nederlandse Dierenbescherming wil af van ruimingen,
maar erkent het afzetprobleem. In een land als Zweden ech-
ter, heeft de Dierenbescherming geen problemen met namen,
als het maar diervriendelijk gebeurt. Dagelijks worden im-
mers dieren geslacht. Of het wel of niet voor consumptie is,
lijkt voor de Zweden niet zo relevant. En zo lijken cultuurver-
schillen een rol te spelen in de discussie.
De NLTO wil én economisch toekomstperspectief voor haar
leden én voldoen aan de ethische eisen van de maatschappij.
Nederlandse boeren verafschuwen het ruimen zelf ook. Maar
in veel andere EU-lidstaten stelt de maatschappij schijnbaar
andere eisen dan de Nederlandse, of men heeft niet zoveel
last gehad van grote uitbraken, dat kan natuurlijk ook. In ie-
der geval houden de Scandinavische en Ierse boeren vast
aan ruimen, het economische motief staat hier voorop.

De Europese Commissie wil mogelijk een dierziektenverze-
kering. Misschien dekt die afzetschade ook. Maar voordat
het zover is, zijn we jaren verder Dus moeten we maar hopen
op geen nieuwe uitbraken, dankzij goede preventie. Mocht
het ooit wel weer zover komen, dan ben ik bang dat LTO na-
mens de leden weer gedwongen wordt economische en ethi-
sche belangen af te wegen.

Dit artiicei is aanmerkelijk meer pessimistisch en misschien
meer realistisch dan het bovengenoemde commentaar van de
voorzitter van de KNMvD. Rest de vraag waarom er geen
consumentenproblemen waren gedurende de veertig jaar dat
al het vlees in Nederland afkomstig was van tegen MKZ ge-
vaccineerde runderen en ook waarom er momenteel geen
problemen zijn met vlees van gevaccineerde dieren geïmpor-
teerd uit Zuid-Amerika. We zijn er dus nog niet!

Second European Equine Health & Nutrition Congress

Het \'Second European Equine
Health & Nutrition Congress\' zal
plaatsvinden op 19 en 20 maart
2004, op het terrein van het
Paardenproelbedrijf van Wage-
ningen University and Research
Centre (WUR),
Lelystad, Neder-
land. Het congres wordt georgani-
seerd door Cavalor in samenwer-
king met het Wageningen University and Research Centre
en het Laboratorium Dierenvoeding, Universiteit Gent,
België. Vertegenwoordigers van de voorgenoemde institu-
ten alsmede een vertegenwoordiging van de afdeling
Voeding van de Universiteit Utrecht hebben zitting in het
wetenschappelijk comité.

In vergelijking met het voorgaande congres, is het pro-
gramma van het \'Second European Equine Health &
Nutrition Congress\' uitgebreid naar een tweedaags pro-
gramma. Op het programma staan genodigde sprekers maar
ook een open sessie. Proceedings zullen op het congres be-
schikbaar zijn en bevatten de inhoud van de presentaties van
de genodigde sprekers en samenvattingen van de presentaties
gehouden in de open sessie. Om logistieke redenen bedraagt
het maximaal aantal deelnemers 150. De congresorganisatie
nodigt onderzoekers, dierenartsen, nutritionisten, vertegen-
woordigers uit de nutra- en farmaceutische industrie, profes-
sionele paardenhouders, sportfederaties en educatieve instel-
lingen uit om een multidisciplinaire uitwisseling van kennis
te bevorderen. Het VKO heeft veertien punten toegekend in
het kader van het nascholingstraject voor de erkende paarden-
dierenarts. Voor het separaat georganiseerde workshoppro-
gramma heeft het VKO vijf punten toegekend.

Sprekers

De volgende sprekers hebben de uitnodiging van het weten-
schappelijk comité geaccepteerd: Wendy Pearson zal een over-
zicht geven van het uitgevoerde onderzoek door de
Nutraceutical Alliance Inc. (Canada) op het gebied van kruiden
en nutraceuticals in de voeding van paarden; Ingrid Vervuert
(Institute for Animal Nutrition, School of Veterinary Medicine
Hannover, Duitsland) zal een overzicht geven met betrekking
tot de voeding van zieke paarden; Gary Pusillo (Apperon, Inc.,
USA) zal de rol van specifieke aminozuren (glutamine, cyste-
ine) en de rol van cellulair glutathion (GSH) bespreken;
Domenico Bergero (University of Turin, Italië) zal een over-
zicht geven van nieuwe inzichten in nutritioneel management
van endurance paarden (en prestatiepaarden in het algemeen).
Presentaties die geaccepteerd zijn voor de open sessie worden
aangekondigd op
http://www.eqiune-congress.com

Workshops

Naast het congresprogramma worden door de initiator van
het congres praktische workshops georganiseerd op het ge-
bied van rantsoenformulatie en -evaluatie, tandcorrectie en
osteopathie.

Meer informatie over dit congres kunt u vinden op de congres-
website: http://www.equine-congress.com. Op deze website kan
ook een registratieformulier gedownload worden. Secretariaat
Second European Equine Health & Nutrition Congress, David
van Doorn, e-mail: info(g}equine-congress.com

-ocr page 149-

Deze cursus is een absolute must voor dierenartsen die een
substantieel deel van hun werk aan integrale bedrijfsadvi-
sering besteden. Wil men deze cursus met succes kunnen
afronden, dan is actuele kennis op het gebied van voeding,
STO\'s, uiergezondheid, koecomfort, fertiliteit en klauwge-
zondheid vereist. De cursus staat onder leiding van een
hiervoor gekwalificeerd dierenarts, beslaat twaalf dagde-
len en duurt ongeveer één jaar. U wordt tijdens deze cursus
geleerd hoe u op het bedrijf de bij u aanwezige kennis in
integrale bedrijfsadvisering kunt omzetten. De opzet van
de cursus is zodanig dat iedere deelnemer (maximaal zes
dierenartsen) één bedrijf analyseert uit de praktijk van een
andere cursist. Deze analyse bestaat uit een bedrijfsinspec-
tie, een dierinspectie en een gegevensinspectie. Na de pre-
sentatie van deze analyse aan de voltallige groep, wordt het
bedrijf door alle cursisten bezocht en opnieuw gezamen-
lijk geanalyseerd, waarna de resultaten geëvalueerd wor-
den en de hieruit voortvloeiende adviezen aan de veehou-
der gepresenteerd. Met de presentatie door één van de
cursisten, het bezoek en de analyse door allen op het be-
drijf en tot slot de evaluatie en de advisering aan de vee-
houder, zijn twee dagdelen gemoeid. Het is de bedoeling
dat iedere cursist een bedrijf inbrengt uit zijn of haar prak-
tijk dat geschikt is voor deze aanpak en waarvan de vee-
houder genegen is de adviezen die hem gepresenteerd wor-
den ook daadwerkelijk op te volgen. Het bedrijf moet reeds
langere tijd een of andere vorm van reguliere bedrijfsbege-
leiding kennen en de hiervoor noodzakelijke registratie in
orde hebben.

Het programma ziet er als volgt uit:

* presentatie van de bedrijfsanalyse door een cursist in de
plaatselijke horecagelegenheid, eventueel vooraf ge-
gaan door het verslag van de vorige cursusdag door de
cursusleider;

* bedrijfsbezoek door de totale groep en analyse van het
bedrijf;

* diner in de plaatselijke horeca;

* evaluatie en presentatie van de adviezen aan de veehou-
der.

Bij een aantal van zes deelnemers zullen dus zes keer twee
dagdelen in beslag genomen worden. Voor het onderhoud
van uw erkenning zal voor deze cursus bij het VKO een aan-
vraag van zestig punten ingediend worden. Aangezien u de
bedrijven van elkaar moet bezoeken, is het wenselijk u in te
schrijven bij een cursusleider uit uw eigen regio.

PAO-Diergeneeskunde

Veterinaire cursus IKIVI

Een cursus veterinaire bedrijfsadvisering
voor dierenartsen
Integraal koemanagement

donderdag 19 februari 04
woensdag 3 maart 04
woensdag 10 maart 04
donderdag 11 maart 04
regio:

Midden-Nederland
West-Brabant
Noord-Nederland
Oost-Nederland

Cursusnummers Data

04/224
04/225
04/226
04/227

Cursusleiders:

Drs. A.C. de Zeeuw, Midden-Nederland
Drs. A.J.M. Meesters, West-Brabant
Dr. G.A. Hooijer, Noord-Nederland
Drs. H.W. van Ruitenbeek, Oost-Nederland
Dr. J.J. de Veer, Noord- en Oost-Nederland

Cursusprijs: € 275,- per cursusdag inclusief diner.
Aantal deelnemers: zes per cursus.

Deze cursus levert voor de Erkende Rundveedierenarts per dag tien punten op, in totaal dus zestig punten op jaarbasis.

-ocr page 150-

Baron dr. Paul Janssen overleden

Baron dr Paul Janssen, stichter en bezieler van Janssen Pharmaceutica, is op 11 november 2003
in Rome onverwachts overleden.
^^^^^^^^ Sinds 1953 heeft Janssen wereldgeschiedenis geschreven inzake het onderzoek en de ontwikkeling
van nieuwe, vernieuwende, doeltreffende en veilige geneesmiddelen. Als voorganger was hij au-
thentiek: een halve eeuw gewetensvolle arbeid, gemeenschapsgericht onderzoek, teamwerk en
^^^^^^^^ een ongewone overtuigingskracht, gesteund op kennis van meerdere disciplines, lagen aan de
grondslag van meer dan tachtig nieuwe geneesmiddelen en resulteerden in een zeldzame interna-
tionale erkenning.

Naast geneesmiddelen voor de mens werden ook geneesmiddelen ontwikkeld in de diergenees-
kunde en de landbouw, in de planten- en materiaalbescherming.

Naar aanleiding van ingezonden brief Verberne over BVD-aanpak

Ingezonden brieven in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde

De rubriek \'Ingezonden\' in het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde biedt leden van de KNMvD de mogelijkheid om
in hun beroepsvakblad zaken naar eigen inzicht aan de orde
te stellen. Omdat het KNMvD-leden aangaat, vallen deze
brieven buiten verantwoordelijkheid van de Hoofdredactie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het is aan de alge-
meen directeur (voorheen algemeen secretaris) om brieven,
die naar het oordeel van de bureauredactie om een direct na-
schrift vragen of die op de persoon spelen, te beoordelen.
Helaas ontsnappen sommige ingezonden brieven aan boven-
genoemde procedure. Zo is het ook met de ingezonden brief
van L.R.M. Verberne uit het Tijdschrift van 1 februari 2004
(pagina 95), getiteld: \'BVD-aanpak: het roer is om\'. Het was
beter geweest om zowel de Gezondheidsdienst voor Dieren
als Intervet van te voren in de gelegenheid te stellen om te re-
ageren op deze ingezonden brief, zodat brief en reacties ge-
lijktijdig in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde geplaatst
hadden kunnen worden.

De Gezondheidsdienst voor Dieren twijfelt niet aan de juiste
aanpak van het BVD-bestrijdingsprogramma en Intervet
twijfelt niet aan het immunogene vermogen van haar vaccin.
Beide worden in de gelegenheid gesteld om in het 1 maart-
nummer van het Tijdschrift een reactie op de ingezonden
brief van Verberne te geven.

Mogelijk wekt ook het ontbreken van het logo \'Ingezonden\'
bij de brief van Verberne enige verwarring. De algemeen se-
cretaris zal samen met de bureauredactie eraan werken om
de lay out van ingezonden brieven voor de lezers te verduide-
lijken.

Dr Tj. Jorna,
Algemeen secretaris

-ocr page 151-

De kat haar vlooien onder controle...
...en u regelmatig de kat op controle

PROGRAM Injectie is een unieke vorm van vlooienbe-
strijding voor katten die uitsluitend bij dierenartsen te
verkrijgen is. Eén injectie heeft een werkzaamheid van
maar liefst zes maanden. Dankzij de veilige werkzame
stof lufenuron kunt u kitteneigenaren de injectie vanaf
de eerste vaccinatie adviseren. Want vlooienproblemen
voorkomen is altijd beter dan bestrijden op het moment
dat er vlooien zijn. Slechts twee injecties per jaar bieden
een kat continu bescherming tegen vlooien. U kunt de
PROGRAM Injectie uitstekend combineren met andere
vaccinaties. Bovendien komt de kat na zes maanden
weer terug voor een nieuwe injectie, waardoor regel-
matige \'check ups\' mogelijk zijn. PROGRAM Injectie is
dus goed voor de katten én voor uw praktijk!

PRÖGRm

Maakt vlooien het leven onmogelijk.

PROGRAM® 40 mg (lufenuron), Reg. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron], Reg, NL 9498- UDA, Indii^tie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien, Doeldier: kat. Dosenng: 10 mg lufenuron per kg lichaamsgewicht bij subcutane
toediening. Conti^-indi<aties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een ernstige reactie optreden bij honden; deze reactie
wordt niel bij katten waa^enomen. Bijwerkingen: het product vwrdt door alle katten zeer goed verdragen maar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke

reaclie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie (skxxnheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd i I n -r i c

handelsmerkvanNovartisLtd., Bazel. Zwitserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Novartis Consumer Health B.V., Animal Health Sector, Korte Hei 1-3, 4714 RDSprgndel. WWW.novartiS.com C N O V A RT I S

-ocr page 152-

Ceen pasklare antwoorden

Homeopathiemiddag leidt opnieuw tot veel discussie

Tekst: Susan Umans, foto: Peter van Rootselaar

Homeopathie houdt de diergenees-
kundige gemoederen flink bezig,
zoals onder meer te merken is aan
het aantal ingezonden brieven in
het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde. Voor- en tegenstanders pro-
beren elkaar af te troeven met ar-
gumenten. Sommige tegenstanders
vinden dat de Groep Homeo-
pathisch-werkende Dierenartsen (GHwD) \'uit\' de
KNMvD gezet moet worden. Het handhaven van de
GHwD zou niet stroken met één van de taken die de
KNMvD van oudsher heeft, namelijk de bevordering van
de diergeneeskunde in zijn volle omvang. Feit is dat de
Groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen statutair
onderdeel uitmaakt van de KNMvD. Het bestuur van de
KNMvD roept op 12 januari 2004 voor- en tegenstanders
en andere belangstellenden bij elkaar voor een discussie-
middag over homeopathie. Voorafgegaan door vier spre-
kers (twee voor, twee tegen) barst de discussie inderdaad
los. Helaas leidt dit niet tot pasklare antwoorden.

KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter geeft in zijn welkomst-
woord ^an d^t hij eti het bestuur deze mjddag zeer zinvol vin-
den, maar dat ze in alle eerlijkheid niet weten waar deze dis-
cussie in zal uitmonden. Reden voor de organisatie van de
discussiemiddag over homeopathie is de discussie die mo-
menteel met een aantal KNMvD-leden gevoerd wordt over
het handhaven van de Groep Homeopathisch-werkende
Dierenartsen (GHwD) binnen de KNMvD. De KNMvD
heeft van oudsher twee taken: de belangenbehartiging van de
leden en de bevordering van de diergeneeskunde in zijn volle
omvang. Juist die tweede taak geeft aanleiding tot discussie
met betrekking tot de homeopathie. De Ruijter geeft voor de
duidelijkheid nog eens aan dat de GHwD statutair gezien
onderdeel van de vereniging is.

Vier sprekers

Door het KNMvD-bestuur zijn rond het thema \'De weten-
schappelijke onderbouwing voor het wel of niet toepassen
van de homeopathie in de diergeneeskunde\' vier sprekers
uitgenodigd om hun visie hierop te geven.
Spreker dr. A. Schütte is als onderzoeker verbonden aan de
Karl und Veronica Carstens Stiftung in Duitsland. In zijn le-
zing geeft hij een overzicht van het onderzoek dat gedaan is
op het gebied van de veterinaire homeopathie.
Prof dr R Knipschild, hoogleraar epidemiologie bij de
Vakgroep Huisartsengeneeskunde van de Universiteit Lim-
burg in Maastricht, vindt dat als homeopaten willen bewij-
zen dat zij goed werk verrichten, zij gedegen onderzoek
moeten doen. "De bewijslast ligt bij hen en niet bij mij", al-
dus Knipschild. Gedegen onderzoek houdt volgens Knip-
schild in: onderzoek met voldoende patiëntenaantallen en al-
tijd gerandomiseerd en dubbelblind. Knipschild toont in zijn
lezing aan dat veel onderzoek - en niet alleen de homeopa-
thie betreffend - niet volgens deze normen en dus niet goed
gebeurt.

Maatschappi

nieuw

Arts en epidemioloog E. Baars is verbonden aan het Louis
Bolk Instituut te Driebergen. Binnen dit instituut wordt ge-
zocht naar verbreding van de wetenschap. Waar gebruike-
lijke onderzoeksmethoden tekortschieten wordt gezocht
naar nieuwe wegen. Ook is Baars bezig met een promotie-
onderzoek naar een meer wetenschappelijke onderbouwing
van ervaringswetenschap. Baars\' lezing luidt dan ook:
Homeopathie, kwakzalverij of paradigmawisseling? Knel-
punten in de wetenschappelijke acceptatie.
Laatste spreker is prof dr EJ. van Sluijs, hoogleraar chirur-
gie van gezelschapsdieren aan de Faculteit der Dierge-
neeskunde. Van Sluijs schreef onder meer een kritische inlei-
ding tot het keuzevak \'alternatieve geneeswijzen\'. Op de
vraag: kan de homeopathie de toets der wetenschap door-
staan? antwoordt Van Sluijs dat de toets der wetenschap
meedogenloos is. Het is erg moeilijk en het kost veel tijd om
een goed onderzoek op te zetten. "Als je effect wil aantonen
moetje aan heel veel voorwaarden voldoen", zegt hij. "Voor
de reguliere geneeskunde is dat een pijnbank, voor de
homeopathie een brandstapel."

Kritische clinici

Nadat door voorzitter Ton de Ruijter het sein voor de dis-
cussie op groen is gezet, stelt Adjo Westerhuis, bekend
homeopathisch-werkend dierenarts, de eerste vraag aan het
panel. Hij stelt dat in zijn dertigjarige ervaring met veteri-
naire homeopathie zijn klinische ervaringen hem op de
been hebben gehouden, ondanks de twijfels die hij soms
toch ook had. "Waarom heb ik toch resultaat in de prak-
tijk?", vraagt hij het panel. Van Sluijs antwoordt dat het
prettig is dat patiënten genezen zijn doordat Westerhuis een
homeopathische behandeling instelde, maar dat het niet zo
eenvoudig is om vast te stellen of dat echt door die homeo-
pathie komt. "De basis van de wetenschap is twijfel", aldus
Van Sluijs. Westerhuis bepleit dat het beter is om de
homeopathie binnen de diergeneeskunde te houden in
plaats van het alternatieve circuit, omdat alle homeopa-
thisch-werkende dierenartsen te werk gaan als kritische cli-
nici. Zo zijn ze immers opgeleid. Toch vindt hij datje niet
aan de positieve resultaten van alternatieve geneeswijzen
voorbij kunt gaan. "Maar die resultaten zouden ook wel
eens kunnen liggen aan de manier waarop wij met patiën-
ten omgaan", zegt hij.

Millecam

Sjeng Lumeij, bekend en fervent tegenstander van homeopa-
thie, stelt de casus van Sylvia Millecam aan de orde als hij
wil aantonen dat de stelling \'homeopathie heeft geen bijwer-
kingen\' niet waar is. "Bijdragen aan mythevorming waar-
voor geen enkel wetenschappelijk bewijs is, is erg gevaar-
lijk", vindt Lumeij die wijst op de verantwoordelijkheid die

-ocr page 153-

instellingen als de Faculteit der Diergeneeskunde en de
KNMvD op dit gebied moeten nemen. Knipschild antwoordt
dat Millecam ten eerste zelf voor het alternatieve circuit
heeft gekozen. "We moeten het ook niet overdrijven. De
meeste indicaties voor homeopathie zijn immers niet op het
niveau van kanker en botbreuken. Iemand met een gebroken
been gaat toch naar het ziekenhuis", aldus Knipschild.

Invloed omgeving

Vera Bauman, erelid van de Groep Homeopathisch-wer-
kende Dierenartsen stelt de vraag: Waarom verbreden wij
ons gezichtsveld niet wat meer en accepteren we dat er din-
gen zijn die we op dit moment niet kunnen verklaren, maar
over honderd jaar wel? Knipschild antwoordt dat het onder-
zoek waarop Bauman doelt met deze vraag, mogelijk een
aantal resultaten kende maar dat bij herhaling van dat onder-
zoek er niet zoveel uitkwam. Toch wijst Bauman op de grote
invloed die de omgeving kan hebben. Bovendien vindt zij het
raar dat er een statistische toetsing op het werkelijk effect
plaatsvindt. Zij noemt dit scepsis in de wetenschap. "Een du-
bieuze waarneming krijgt daarmee niet extra bewijskracht",
is de mening van Bauman.

Onderbouwing

Albert Cornelissen, decaan van de Faculteit der Diergenees-
kunde, is onder de indruk van de lezing van Baas, maar steh:
"U weet dat u kritisch wordt benaderd, kom met onderbou-
wing. En dat betekent onderbouwing tegen de stroom in.
Principes worden altijd onderuit gehaald. Zolang u dat niet
kunt keren, is er geen plaats voor homeopathie." Baas ant-
woordt dat het door de huidige wetenschap beoefende reduc-
tionisme ook als theorie is begonnen.

Welles-nietes

Martin Hovius vat deze middag samen als een welles-nietes-
discussie "waar we hier wetenschappelijk nog uren over kun-
nen discussiëren". Hovius vindt het jammer dat hij niet zo-
veel wijzer is geworden van het beleidsmatige verhaal,
waarin hij met name geïnteresseerd is. Hovius vraagt zich af
hoe deze discussie in de humane sector is gelopen en of dit
tot enorm veel gedoe heeft geleid. Helaas kan niemand hier
antwoord op geven. "We kunnen natuurlijk niet om het
stukje maatschappelijke aandacht voor dit soort geneeswij-
zen heen", realiseert Hovius zich.

Bestaansrecht GHwD

Vera Baumans geeft aan waarom de GHwD volgens haar be-
staansrecht heeft binnen de KNMvD. "Het zijn wel dieren-
artsen, collega\'s horend tot de KNMvD. Zij bedrijven dierge-
neeskunde zoals geleerd op faculteit. Daarnaast passen zij
soms alternatieve geneeswijzen toe.

Van Sluijs geeft toe de beperkingen te kennen. "We weten
dat reguliere geneeskunde niet alles kan genezen. Je kunt
dan overgaan op homeopathie. Maar dan moetje ook zeggen
\'ik verlaat nu het terrein van de wetenschap\'."
Ook Westerhuis geeft aan dat eerste zin in de nieuwe folder
van de Groep Homeopathisch-werkende Dierenartsen is dat
homeopathie niet wetenschappelijk bewezen is. "We gaan
daar goed mee om, verzwijgen dat niet. Het is onzin om te
veronderstellen dat we homeopathie voorschrijven als een
regulier middel goed werkt. En zeker niet zonder de mensen
hierover in te lichten." Westerhuis stelt voor om binnen de
GHwD een aantal gedragsregels op te stellen.

Lid GHwD

Evelien van der Waa, voorzitter van de Groep Homeo-
patisch-werkende Dierenartsen vindt het tot slot heel belang-
rijk om op te merken dat leden van de GHwD allemaal ook
lid (moeten) zijn van KNMvD. "Ze zijn ten eerste dierenarts
en alleen complementair alternatief werkzaam. Daar zijn
ook nooit misverstanden over, dat gebeurt alleen in overleg
met de eigenaar."

-ocr page 154-

Ruilen voor een Flubenol ?

Bij preventief ontwormen (minstens
3 X per jaar) Is de juiste regelmaat
belansrijk. Daarom Is er nu Compamalls,
de preventieve berichtenservlce van Je
eigen dierenarts. Precies op tijd word je
per sms geïnformeerd dat je tiulsdler
weer een behandeling nodig heeft!

Meer info?

Bij je dierenarts of op

www,cc>mpamail?tnl

JANSSEN

\'animal health

•flubenol KH: REGNL9096

Samenstelling 44 mg flubendazol per ml; indicatie wormbesmctting met spoelwormen: Toxocara cams, Toxascaris leonina; zweepwormen: Trichuris vulpis; haaKwomien: Uncinaria stenocephala. Ancyiostoma tubaeforme: lintwomnen: Taenia pisi-
formis. Taenia taeniaefcrmis; dosering spoelwormen en haakwormcti: 22 mg flubendazol per kg LG (- 1 mt pasta per 2 kg) gedurende 2 dagen; andere wormsoorten 22 mg flubendazol per kg L6 gedurende 3 dagen.
•fJubenol Speciaal: REG NL 2995

Sannenstelling per tablet 220 mg flubendazol; indicatie vermindenng van uitscfieiding van spoetwormeieren en haakwormeieren met lOC^, vermindering van uitscheiding van zweepwormeieren met 90-100^; dosenng spoelwomien (Toxocara
canis, Toxascans leonina) en haakwormen (Uncinaria, Ancylostoma) 22 mg flubendazol per kg LG 1 tablet per 10 kg) gedurende 2 dagen; zweepwonnen 22 mg flubendazol per l^ LG gedurende 3 dagen.
Le« voor sebaiik eerst de bijsluiter

Spoelwormen zijn schadelijk voor
Je kat, je hond... en je sezin.
Zeker bij kinderen (die handjes
wassen wel eens vergeten) kunnen
ze allergieën en astmatische klach-
ten verergeren. Je huisdieren regel-
matig preventief ontwormen met
een bijzonder effectief product is
dus echt noodzakelijk. Maar geen
straf. Want de handige Flubenor
tabletten zijn zó lekker, dat hond-
en poeslief er haast zelf om
zouden vragen!

Flubenol*

De lekkere manier
om te ontwormen

-ocr page 155-

Is chemotherapie bij de hond en kat ethisch verantwoord?

Het toenemende gebruik van cy-
tostatica binnen de diergenees-
kunde heeft in de Commissie
Ethiek van de KNMvD geleid tot
een debat over de ethische kanten
verbonden aan het gebruik van
dit soort middelen. Zowel op het
gebied van het dierwelzijn als op
het terrein van de volksgezond-
heid zijn hierover een aantal opmerkingen te maken.
Met behulp van dit artikel hoopt de Commissie Ethiek
bij te dragen aan de bewustwording bij dierenartsen van
de ethische aspecten van het gebruik van cytostatica. Zij
nodigt u uit per ingezonden brief te reageren op dit arti-
kel.

Cytostatica1 zijn middelen die gebruilct worden in de be-
handehng van bepaalde vormen van kanker, bij de behan-
deling van immuun-gemedieerde ziektes, en bij de behan-
deling van de ziekte van Cushing. De middelen zijn niet
geregistreerd voor veterinair gebruik en zijn voor de wet
dus alleen toepasbaar bij individuele dieren, indien er
sprake is van een veterinaire noodzaak. Ze mogen onder
verantwoordelijkheid van de voorschrijvend dierenarts al-
leen gebruikt worden als er geen geregistreerd alternatief
aanwezig is. Daarbij dient de dierenarts de eigenaar hierop
te wijzen en hem te informeren over de eventuele risico\'s.
Het gebruik van cytostatica is veterinair uitgebreid onder-
zocht voor de behandeling van bepaalde vormen van kan-
ker en voor de behandeling van de ziekte van Cushing.
Hoewel alle gezaghebbende veterinaire handboeken het
gebruik van cytostatica bij bepaalde immuun-gemedieerde
ziekten aanbevelen, is het effect van deze middelen op deze
ziektes (bij dieren) nooit goed onderzocht of nog nooit be-
wezen (bijvoorbeeld gebruik cyclofosfamide bij AIHA).

Cytostatica remmen de celdeling of beschadigen het DNA.
Weefsels waarbij een groot deel van de cellen in deling is
(snelgroeiende vormen van kanker, het beenmerg, de dar-
men, haarfollikels), zijn daarom het meest gevoelig voor de
werking, maar ook voor de bijwerkingen van deze midde-
len. De meest voorkomende bijwerkingen van cytostatica
zijn: beenmergdepressie, misselijkheid, braken, diarree en
kaalheid. Daarnaast zijn er ook geneesmiddelspecifieke
bijwerkingen bekend bijvoorbeeld cardiotoxiciteit, steriele
blaasontsteking en psychosen. Bij sommige middelen
treedt bij extravasatie van de injectievloeistof uitgebreide
weefselnecrose op, die in de ergste gevallen kan leiden tot
de noodzaak van amputatie van de aangetaste poot.
Cytostatica zijn in het algemeen teratogeen (gevaarlijk
voor de ongeboren vrucht) en kunnen mutageen (DNA-be-
schadigend) en carcinogeen (kankerverwekkend) zijn. Aan
het gebruik van deze middelen zijn dus niet alleen risico\'s
verbonden voor de patiënt maar ook voor de dierenarts, de
dierenartsassistent(-e), de eigenaar en zijn omgeving.

Dit artikel is geschreven rond de vragen:

Is het uit het aspect van dierenwelzijn ethische verant-
woord om gezelschapsdieren te behandelen met cyto-
statica?

Is het uit het aspect van de volksgezondheid ethisch
verantwoord gezelschapsdieren te behandelen met cy-
tostatica?

2.

De patiënt (algemeen)

Bij gebruik van cytostatica moet per patiënt worden geke-
ken of de werking van het medicijn opweegt tegen de
(mogelijk) optredende bijwerkingen. Er moet dus een dui-
delijke en ondubbelzinnige indicatiestelling zijn. Naast
de diagnose moet er aandacht zijn voor de gradering van
de ziekte. Er moet bijvoorbeeld gekeken worden of er
aanwijzingen zijn voor een verminderde werkzaamheid
van de therapie (bijvoorbeeld uitzaaiingen, aantasting
beenmerg, hypercalcemie), of is er sprake van een ver-
hoogde kans op bijwerkingen (bijvoorbeeld bij hart-, le-
ver-, nierfalen).

De behandelaar dient op de hoogte te zijn van de prognose
van de aandoening met en zonder behandeling met cytosta-
tica. Hij dient op de hoogte te zijn van mogelijk alternatieve
behandelingen. Hij dient tevens op de hoogte te zijn van het
optimale behandelprotocol, de daarbij te verwachten bij-
werkingen en de optimale behandeling van de bijwerkin-
gen.

Naast de medische gegevens van de patiënt moet er ook
aandacht worden besteed aan het karakter van het dier.
Voor controle en behandeling dient de patiënt de dierenarts
regelmatig te bezoeken: hoeveel stress treedt er op bij een
dierenartsbezoek? Zijn intraveneuze injecties bij deze pa-
tiënt mogelijk (ligt hij stil zonder overmatige dwang)?

De patiënt met kanker

Cytostatica worden bij kanker gegeven als monotherapie of
als adjuvante therapie na het chirurgisch verwijderen van
zoveel mogelijk tumormassa (de macroscopisch zichtbare
tumor en omliggend weefsel). De meest gebruikte proto-
collen bestaan uit meerdere behandelingen met behulp van
(intraveneuze) injecties en tabletten.
Chemotherapie is meestal bedoeld als palliatieve therapie.
De hond of kat geneest niet maar krijgt een levensverlen-
gende behandeling, waarbij de kwaliteit van dat leven
voorop staat. Slechts in uitzonderingsgevallen wordt blij-
vende genezing bereikt (een uitzondering op deze regel is
de naso-faryngeale maligne lymfoom van de kat, waarbij
een grote meerderheid van de katten geneest en het condy-
loom van de hond waarbij volledige genezing in vrijwel
alle gevallen optreedt). Het dier dient een normaal leven te
kunnen leiden. Niet de kwantiteit (de overleving) dient te
prevaleren, maar de kwaliteit van het leven. Ernstige bij-
werkingen van de toegepaste geneesmiddelen zijn niet ac-
ceptabel (4).

In de loop van de jaren zijn vele verschillende behandelpro-
tocollen klinisch uitgetest bij de meest voorkomende vor-
men van kanker. Er zijn dus betrouwbare gegevens beschik-
baar over mogelijke behandelingen en hun effectiviteit.

Maatschappi

nieuw

1  In de diergeneeskunde gebruikte middelen: doxorubicine (adriamycine®), vin-
cristine (oncovin®), azalhioprine (imuran®), chloorambucU (leukeran®), mitotan
(Lysodren®), cyclofosfamide (endoxan), ifosfamide (Holoxan®), methotrexaat.
mercaptopurine, L-asparginase, cisplatin, carboplatin, Busulfan (Myleran®).

-ocr page 156-

Voorbeeld: Maligne lymfoom (multicentrische vorm) bij de hond

Eén van de tumoren die wordt behandeld met cytostatica is het maligne lymfoom. Honden die lijden aan een maligne
lymfoom kunnen worden aangeboden bij de dierenarts in verband met gewichtsverlies en soms zijn ze algemeen ziek.
Vaak zijn er echter geen gezondheidsklachten, maar worden de dieren aangeboden bij de dierenarts in verband met meer-
dere vergrote lymfeknopen. De lymfeknopen kunnen vergroot zijn tot tennisbalgrootte. Als er geen behandeling wordt
ingesteld, is vijftig procent van deze dieren binnen zes weken overleden.

Omdat de tumor door het hele lichaam is verspreid, behoren chirurgie en/of radiotherapie niet tot de mogelijke vormen van
behandeling. Een behandeling met medicijnen is de enige mogelijke behandeling. Glucocorticoïden geven bij de meeste
honden in eerste instantie een goed resultaat. Bij veruit de meeste honden verkleint de tumor binnen enkele dagen tot nor-
male grootte (we noemen dit complete remissie). Het resultaat is echter meestal van korte duur.

Bij gebruik van cytostatica (bijvoorbeeld door middel van het zogenaamde adria-plus protocol) treedt bij negentig procent
van de honden complete remissie op. De overige honden reageren slechts gedeeltelijk (partiële remissie) of niet. De be-
handeling bestaat uit twee intramusculaire en vijf intraveneuze injecties en enkele pillen kuren en duurt in totaal vijf maan-
den. Bij de meeste honden treden er nauwelijks bijwerkingen op. Als de tumor recidiveert, wordt een zogenaamd escape
protocol actief: met behulp van andere of soms dezelfde cytostatica wordt wederom gepoogd een complete remissie of een
stabiele situatie te bereiken. Na een jaar is nog vijftig procent van de behandelde honden in leven. Na twee jaar nog twintig
procent. De doodsoorzaak van de meeste dieren is euthanasie. Hiertoe wordt meestal overgegaan als de tumoren recidive-
ren, als er geen respons meer is op de behandeling en/of als de patiënt te ziek is om verdere behandeling te rechtvaardigen.

Er is één onderzoek (enquête) beschreven in de literatuur (1),
waarbij de eigenaren van de behandelde dieren (met ver-
schillende vormen van kanker) gevraagd wordt hoe zij de
therapie beleefd hebben. Het overgrote gedeelte van de ge-
ënquêteerde eigenaren geeft aan dat zij de behandeling als
zeer positief heeft ervaren, zowel voor henzelf als voor hun
huisdier.

Conclusie

Bij bepaalde vormen van kanker kan levensverlengende che-
motherapie worden ingezet, zonder dat er sprake is van een
verminderde kwaliteit van leven. Over het algemeen zal de
kwaliteit van leven door de chemotherapie juist beter wor-
den, bijvoorbeeld bij maligne lymfomen.
Er zijn betrouwbare cijfers te vinden in de literatuur over de
levensverlengende aspecten van de verschillende toegepaste
behandelprotocollen. Om deze gegevens te kunnen gebrui-
ken dient de diagnostiek adequaat te zijn.
De kwalitatieve aspecten van de levensverlenging hangen af
van de gekozen medicatie en het individu. Bij behandeling
dient de kwaliteit van het leven als enige relevante gegeven
beschouwd te worden. De kwaliteit van het leven kan wor-
den aangetast door frequent dierenartsbezoek, door bijwer-
kingen van de medicijnen, of het onvoldoende aanslaan van
de therapie. Het beeld wat in de Nederlandse samenleving
leeft over de bijwerkingen van cytostatica (ernstig zieke,
kale, brakende mensen), komt niet overeen met de situatie
zoals die zich voordoet in de veterinaire praktijk. Zo wordt
braken slechts bij dertig procent van de honden behandeld
met chemotherapie eens of soms meerdere keren waargeno-
men. Bij minder dan twee procent van de behandelde dieren
komt een dermate ernstige crisis voor dat intensieve opname
nodig is. Alopecia komt slechts soms bij draadharige honden
voor, andere hondentypen en katten hebben er geen last van.
Beenmergdepressie wordt voornamelijk gezien bij behande-
ling met platinum-preparaten bij honden met botkanker en
leidt zelden tot ernstige problemen. Goede protocollen, spe-
ciaal aangepast voor het doel palliatie van de hond en een
ruime ervaring van de behandelend arts met chemotherapie
zorgen dat er zelden overdoseringen ontstaan.

De patiënt met een immuun-gemedieerde ziekte

Immuun-gemedieerde ziektes zijn vaak secundair aan an-
dere ziektes en worden het best behandeld met de bestrijding
van de primaire oorzaak. Naast de behandeling van de pri-
maire aandoening, of als symptomatische therapie als de pri-
maire oorzaak niet kan worden vastgesteld, is vaak een
onderdrukking van de immuunrespons gewenst. Dit gebeurt
door middel van corticosteroïden. Langdurig gebruik van
corticosteroïden geeft vaak bijwerkingen: veel drinken, plas-
sen, centrale vetzucht, spierzwakte, schade aan de ge-
wrichtsbanden, suikerziekte en gedragsveranderingen (van
euforie tot depressie). In de literatuur wordt aangegeven dat
het in deze gevallen mogelijk is de dosering corticosteroïden
te verlagen als er tevens gebruik wordt gemaakt van cytosta-
tica. De meest gebruikte middelen hiervoor zijn azathioprine
(Imuran®) en chloorambucil (Leukeran®). Beide middelen
werken direct op het DNA. Referentieonderzoek laat zien
dat er geen veterinair onderzoek is uitgevoerd naar deze indi-
catie. Er zijn wel anekdotische verhalen over de effectiviteit
van deze medicijnen.

Zowel azathioprine als chloorambucil worden voorgeschre-
ven in tabletvorm. Bij verkeerd gebruik, bij overdosering en
bij gebruik bij gevoelige dieren kunnen deze medicijnen bij-
werkingen geven op het maagdarmkanaal en het beenmerg.
In de ergste gevallen kan de patiënt aan de gevolgen hiervan
overlijden. Bij tijdig ingrijpen is blijvende schade meestal te
voorkomen. De meeste dieren hebben geen last van bijwer-
kingen.

Conclusie

Wegens gebrek aan onderzoek naar de effectiviteit, dient
mede gezien de discussie hieronder over de risico\'s voor ei-
genaar en omgeving het gebruik van deze medicijnen zoveel
mogelijk vermeden te worden. Bij gebruik dient er vol-
doende controle te zijn op de bijwerkingen. Het gebrek aan
bewijs van de effectiviteit van de medicijnen voor deze indi-
catie dient gecommuniceerd te worden en onderzoek naar de
effectiviteit (en bijwerkingen) dient gestimuleerd te worden.
In tegenstelling tot het gebruik van cytostatica bij kanker en
bij de ziekte van Cushing, worden cytostatica bij immuun-

-ocr page 157-

ziektes vaak langdurig (soms levenslang) gebruikt. Het ri-
sico dat de eigenaar besmet raakt met de medicijnen is
daarom bij gebruik voor deze indicatie groter.

De patiënt met de ziekte van Cushing

Mitotan (Lysodren®) wordt over de hele wereld gebruikt
voor de behandeling van de hypofyse afhankelijke hyper-
adrenocorticisme bij de hond. Tevens wordt het medicijn ge-
bruikt bij gemetastaseerde bijniertumoren. Naast mitotan
zijn er alternatieve behandelingen mogelijk onder andere in
de vorm van chirurgie (hypofysectomie, adrenalectomie) en
trilostane. Elke van deze therapeutische mogelijkheden heeft
zijn voor- en nadelen.

De ziekte van Cushing is een chronische ziekte, die op de
lange termijn leidt tot kaalheid, vetzucht, verminderd uit-
houdingsvermogen, weerstandvermindering, suikerziekte,
en spier/gewrichtsproblemen. De verschijnselen van de on-
gecompliceerde vorm van de ziekte (de eerste drie ge-
noemde symptomen) van Cushing en de weerstandsvermin-
dering zijn na behandeling volledig reversibel. Als er
suikerziekte is opgetreden, behoeft deze aandoening een le-
venslange therapie. Voor de behandeling van de ziekte van
Cushing is het meestal niet mogelijk de suikerziekte te regu-
leren. Na de behandeling is regulatie meestal mogelijk.
Spier- en gewrichtsproblemen zijn blijvend (maar komen
weinig voor).

De behandeling met mitotan is uitgebreid onderzocht en
geeft bij de meeste behandelde dieren het gewenste resultaat
(volledig herstel). Bij ongeveer dertig procent van de honden
treden bijwerkingen op (3) in de vorm van anorexie, algehele
malaise en braken waardoor de behandeling (tijdelijk) moet
worden stopgezet. In het genoemde onderzoek kwamen een
aantal dieren te overlijden ten gevolge van de behandeling.
Na de behandeling (volgens de in Nederland gebruikte me-
thodiek: een tablettenkuur van zes weken) zijn de bijnieren
gedestructeerd en heeft de hond levenslange therapie met
bijnierschorshormonen nodig. Als ze goed gedoseerd wor-
den, hebben deze hormonen geen bijwerkingen. De hond
dient na behandeling met enige regelmaat de dierenarts te
bezoeken om de juiste dosering van de onderhoudstherapie
te controleren.

Conclusie

Mitotan (Lisodren®) is een medicijn met bewezen werk-
zaamheid. Na de behandeling is er bij de meeste honden een
duidelijke verbetering van de kwaliteit van leven opgetre-
den. Tevens is er sprake van een duidelijk levensverlengend
aspect. Er treden vaker bijwerkingen op dan bij de eerder ge-
noemde indicaties voor cytostatica. De bijwerkingen kunnen
zeer ernstig zijn, maar zijn grotendeels te ondervangen door
het geven van goede instructies aan de eigenaar. In tegenstel-
ling tot het gebruik van cytostatica bij (andere) bepaalde vor-
men kanker, zijn er voor mitotan goede alternatieven be-
schikbaar Deze alternatieven zijn echter op dit moment bij
de meeste honden duurder en ook niet geheel zonder risico.

De dierenarts en de assistent(-e) {2)

"Over de chronische gezondheidsschade van beroepsmatige
omgang met cytostatica is weinig bekend.(...) Dat bij om-
gang met cytostatica blootstelling aan deze stoffen niet te
voorkomen is, is in de afgelopen decennia duidelijk gewor-
den" (2).

Uit onderzoek is gebleken dat bij het verpleegkundig perso-
neel dat werkt met cytostatica in ziekenhuizen een verhoogd
percentage abortussen voorkomt. Ook chromosoomafwij-
kingen in bloedcellen zijn vastgesteld. Men heeft zelfs cy-
clofosfamide in de urine van verplegend personeel van een
oncologie-afdeling kunnen aantonen.
De ARBO-wet verplicht de werkgever en werknemer om
blootstelling redelijkerwijs te beperken. Ze hanteert het
ALARA-principe: \'as low as reasonable achievable\'. Het ge-
heel voorkomen van contact met cytostatica is niet rea-
listisch. Speciale aandacht dient uit te gaan naar (mogelijk)
zwangere medewerkers.

De risico\'s worden gelopen bij het bereiden en toedienen van
injecties en bij het uitponden van tabletten/capsules. Om de
risico\'s te beperken dienen er kostbare voorzieningen getrof-
fen te worden (cytostatica-werkbank, speciale behandel-
ruimte, risicoarme toedieningsvormen, beschermende kle-
ding, afvalverwerking). Er dient tevens geïnvesteerd te
worden in de opleiding van het personeel, er moeten proto-
collen opgesteld worden voor ongevallen en voor schoonma-
ken van ruimtes, en er dienen duidelijke werkprocedures af-
gesproken te worden.

De risico\'s van de toediening dienen afgewogen te worden
tegen verwachte effectiviteit van de behandeling. Het ge-
bruik van cytostatica bij dieren met een aandoening die in
de meeste gevallen niet reageren op deze medicatie, ver-
hoogt het risico voor de dierenarts en zijn assistent(-e) zon-
der dat er sprake is van een medische indicatie. Intra-
tumorale injecties en gebruik van ondeugdelijke materialen
verhogen de kans op besmetting van de praktijk en de mede-
werkers.

Conclusie

Het gebruik van cytostatica is niet zonder gevaar Over de
ernst van dit gevaar is weinig bekend. De benodigde investe-
ringen in materiaal en kennis zijn, en de controle op het ge-
bruik van cytostatica is, alleen mogelijk als het gebruik van
deze geneesmiddelen wordt beperkt tot een aantal centra.
Speciale aandacht dient uit te gaan naar de (mogelijk) zwan-
gere medewerker

De eigenaar en zijn omgeving (5)

Uit onderzoek is gebleken dat de excreta van de (humane)
patiënten gedurende één tot zeven dagen na toediening be-
smet is met cytostatica. De eigenaar van de hond/kat kan
zich besmetten met deze middelen via speeksel, braaksel, fa-
eces en urine. Als de hond of kat in huis braakt, poept of plast
dient de eigenaar dit met de nodige voorzorgsmaatregelen op
te ruimen. Hierbij dient gedacht te worden aan het dragen
van handschoenen en het gebruik van keukenpapier in plaats
van handdoeken. Moeilijker wordt het als je moet zeggen dat
je de kat/hond niet mag aanhalen. Omdat het dier zich wast,
wordt ook de vacht met de cytostatica besmet. Bij het aaien
van het dier kan de eigenaar zich weer besmetten. Ook de
omgeving van de patiënt kan tijdens het uitlaten besmet wor-
den met cytostatica. De eigenaar moet bij het uitlaten van de
hond kinderspeelplaatsen mijden.

Een tweede besmettingsbron voor de eigenaar vormt de
orale medicatie die wordt meegegeven door de dierenarts.
De eigenaar dient hygiënisch te werken, onder andere bij het
bewaren van de medicatie (niet in de keuken...), bij het
klaarmaken van de medicijnen (medicijnpotjes zijn ook aan
de buitenkant besmet, wegwerphandschoenen gebruiken),
het geven van de medicijnen (met wegwerphandschoenen).

-ocr page 158-

hij moet de besmette handschoenen hygiënisch kunnen uit-
trekken en wegwerpen, en niet vergeten de handen te was-
sen. Tijdens het breken van tabletten komt veel werkzame
stof vrij. Het delen van tabletten/capsules moet daarom te al-
len tijde worden voorkomen.

Zwangere vrouwen en kinderen dienen uit de buurt te blijven
van de medicijnen en de patiënt. Ook in deze situatie geldt:
besmetting is niet te voorkomen. Het ALARA-principe geldt
ook voor het huishouden.

Conclusie

De eigenaar neemt, niet zelden op emotionele gronden, een
beslissing te starten met een behandeling die potentieel zijn
eigen gezondheid kan schaden. De eigenaar dient goed voor-
gelicht en geïnstrueerd te worden alvorens aan de behande-
ling te gaan beginnen. Speciale aandacht dient uit te gaan
naar de (mogelijk) zwangere eigenaar en kinderen in het
huishouden. Als de dierenarts de eigenaar niet in staat acht
de gegeven informatie op een juiste manier toe te passen, is
het de vraag of de eigenaar tegen zichzelf in bescherming ge-
nomen dient te worden.

Discussie

Voor de effectiviteit van het gebruik van cytostatica in de be-
handeling van bepaalde vormen van kanker en hypofyse af-
hankelijke hyperadrenocorticisme in de diergeneeskunde
zijn voldoende bewijzen. De effectiviteit van deze medicij-
nen bij immuungemedieerde ziektes is anekdotisch en dient
nog wetenschappelijk bewezen te worden. Omdat het ge-
bruik van deze medicijnen kan leiden tot (ernstige) bijwer-
kingen en een gevaar kan opleveren voor de volksgezond-
heid, dienen er strikte voorwaarden gesteld te worden aan het

gebruüc.................

Uitgangspunt van behandeling met cytostatica moet een ver-
mindering van aanwezige/dreigende ziekteverschijnselen, ver-
lenging van leven, of eventueel genezing met goede levens-
kwaliteit zijn, welke doelstellingen niet met andere middelen
evengoed bereikt zouden kunnen worden. Het karakter van de
patiënt moet mede in ogenschouw genomen worden.
De basis voor behandeling met cytostatica kan slechts een
betrouwbare diagnose zijn. Bij tumoren moet de ziekte wor-
den gestageerd. Tevens dient er bij alle dieren een risico-
inventarisatie gemaakt te worden om mogelijk toekomstig
lijden te voorspellen en te voorkomen.
Chemotherapie moet slechts worden ingesteld bij tumoren,
die een bewezen gevoeligheid (in de literatuur via clinical
trials) voor deze chemotherapie blijken te hebben. Chemo-
therapie wordt slechts begonnen met vastgestelde, gevali-
deerde protocollen. Indien er geen bewezen gevoeligheid is
zal chemotherapie slechts in het kader van onderzoek toege-
past kunnen worden. Het uitvoeren van onderzoek is slechts
weggelegd voor dierenartsen met voldoende kennis van de
statistiek, en dient als doel te hebben dat de resultaten gepu-
bliceerd worden in internationaal erkende veterinaire/
humane geneeskundige tijdschriften.

Bij de afweging van de juiste therapie vormt kennis betref-
fende biologisch gedrag van de ziekte (prognostiek) de basis.
De medicijnen dienen alleen te worden ingezet door dieren-
artsen met voldoende kennis van de behandelde ziektes en de
gebruikte medicijnen. Er dient geïnvesteerd te zijn in de vei-
ligheid op de praktijk en routing/behandelprotocollen. De
dierenartsmedewerkers dienen volledig op de hoogte ge-
bracht te worden van de risico\'s van de behandeling.
Medewerking kan alleen plaatsvinden op basis van vrijwil-
ligheid na volledig geïnformeerd te zijn.
De eigenaar dient volledig geïnformeerd te zijn en dient in
staat geacht te worden de gegeven informatie op een juiste
wijze te implementeren. Als er sprake is van zwangerschap
of als er contact is met kinderen, dient een advies gegeven te
worden om af te zien van behandeling met cytostatica.

1) Bronden LB, Rutteman GR, Flagstad A, and Teske E. Study of dog and
cat owners\' perceptions of medical treatment for cancer. Vet Rec 2Ü03;
. 152:77:80....................

2) Pelicaan CHP en Teske. E. Risico\'s van gebruik van cytostatica in de
dierenartsenpraktijk. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 124:210-5.

3) den Hertog E. Braakman JC, Teske E. Kooistra HS, and Rijnberk A.
Results of non-selective adrenocorticolysis by o,p"-DDD in 129 dogs
with pituitary-dependent hyperadrenocorticism. Vet Rec 1999; 144:
12-7.

4) Rutteman CiR, and Teske E. Chemotherapie bij dieren: ethisch of on-
ethisch? Tijdschr Diergeneeskd 1997; 122: 77-8.

5) Pclicaan C, Teske E, Vaarkamp H en Willemse T. Gebruik carcinogene
diergeneesmiddelen in de dierenartsenpraktijk, een onacceptabel ri-
sico voorde mens? Tijdschr Diergeneeskd 2002; 127: 734-5.

-ocr page 159-

Lectade® High Energy,
De sterkste krachtbron voor
kalveren met diarree.

Kalverdiarree kan vele oorzaken hebben. De oplossing heet Lectade High Energy,
wat de oorzaak ook is. Lectade High Energy is een hypertone oplossing en bevat
meer energie en bicarbonaten dan andere oplossingen. Met essentiële elektrolyten
plus toegevoegde aminozuren om^Ket herstel van de beschadigde darmwand te

\\ondersteunen, biedt Lectade High Efiergy een effectieve behandeling van

dehydratie en acidose.
/

ym

.Snel herscel

«30« MB.^"«"^\'

Lectade ft\' HE: RECNL 10124 Vnj. Doeldier: kalf. Indicatie: voor calorische rehydratietherapie ter behandeling van dehydratie, acidose
en verlies van elektrolyten en energie, w/aarmee diarree bij kalveren gepaard gaat Dosering/toediening: Sachet A en B optossen in
2 liter iauw-warm drinkwater. Lectade HE is uitsluitend bedoeki voor orale toediening. Wachttijd: O dagen. Bijwerkingen: geen bekend.
Contra-indicaties: niet toedienen aan dieren zonder zuigreflex of met een paralytische ileus. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel

w^™.pfizerah.nl

secrelariaal.ahg@prizer.coin

C 2004 Pfizer Animal Heallh bv - Capelle a/cl ljs.sel
(ï Merknaam PHzer Inc., N.Ï., U.S.A.

-ocr page 160-

Over de metamorfose van de KN MvD

Jons Straatman

Net zoals de wetgever vele jaren achter de werkelijkheid
aanhobbelt, zo is ook de structuur van onze KNMvD zich
aan het aanpassen aan een al lang veranderende tijd.
Maatschappelijke veranderingen hebben ons vak doen ver-
anderen. En bij een ander vak hoort ook een andere vereni-
gingsstructuur. Daarom is onze KNMvD aan het kantelen
en wordt er verandermanagement op losgelaten. En dat
moet ook wel omdat de oude structuren niet meer werken.
De in de laatste 25 jaar gevormde vakinhoudelijke geledin-
gen maken een grote bloei door (Groep Rund, GGG) en de
traditionele onderdelen (Afdeling, Kring) verwelken steeds
verder. Afdeling en Kring waren vanouds veel meer dan
vakinhoudelijke bijeenkomsten. Het waren sociale gebeur-
tenissen waar je je ideeën, zorgen, verwijten en nog zo wat
kwijt kon. Stevige discussies vonden plaats waarbij de gele-
deren al dan niet werden gesloten. Er werd een borrel ge-
dronken en er was een gesprek. Vaak was het gezellig en er
werden bij dit soort bijeenkomsten vele vriendschappen ge-
boren. Hier vormde je, in het hedendaagse jargon, je vakma-
tige netwerk.

En dat zien we nu totaal verdwijnen. De jongere generatie
zal het niet missen want die heeft het niet gekend. De oudere
generatie heeft het grotendeels verwaarloosd en dat heeft te
maken met de veranderingen in de tijd. Afgelopen november
lazen we in ons Tijdschrift, dat de Afdeling Zuid-Holland
zichzelf heeft opgeheven. Hieronder leest u de brief, waar-
mee het opheffen van de Kring Groningen-Westerkwartier in
september 2002 bekend werd gemaakt. Behalve van één be-
jaard voormalig lid, heeft het bestuur van de leden nimmer
enige reactie op dit besluit gehad. Hieruit moeten we conclu-
deren, dat praktisch niemand er een traan om laat. Het is ken-
nelijk maar een heel kleine minderheid, die het gevoel heeft,
dat we iets kostbaars hebben verloren. Laten we hopen, dat
het verpoppingsstadium een mooie vlinder oplevert.

Groningen, 23 september 2002

Aan de leden van de Kring Westerkwartier,

Gedurende een lange reeks van jaren heeft onze Kring de teruggang doorgemaakt van een bloeiend gezelschap tot een minimaal
clubje van enkele hardnekkigen.

Daar zijn een aantal redenen voor. Vroeger, in de 50-60er jaren en ook nog wel in het begin van de jaren 70, was de maandelijkse
kringbijeenkomst een gebeurtenis waarnaar werd uitgekeken. Begraven onder de dagelijkse werklast en verstoken van beroeps-
matige communicatie, was het een genoegen om onder gelijksoortigen te verkeren, ervaringen uit te wisselen, elkaar al dan niet
sterke verhalen te vertellen, vakmatige ontwikkelingen te bespreken en wat al niet. Postuniversitair onderwijs bestond nage-
noeg niet, tenzij misschien eens bij een voordracht op de afdelingsvergadering of tijdens het jaarcongres en via instructieve ar-
tikelen in het TvD. De kringbijeenkomst voorzag in een behoefte. Je hoorde eens wat en het was gezellig. Aan het eind werd ge-
zamenlijk gegeten en dat eind viel nogal eens in de kleine uurtjes. En niet zelden kwam het voor dat deze of gene voor een
verlossing werd weggeroepen en later even zo vrolijk weer kwam aanzitten.

De Kring was het contactvlak bij uitstek voor collega\'s, die bij elkaar in de buurt wonen en werken. Praktiserend, gepensioneerd,
werkzaam bij de Gezondheidsdienst, Inspectie, RVV of anderszins. Een ideaal platform voor het lokale netwerk van onze pro-
fessie.

Maatschappelijk veranderde er veel en vooral snel. De televisie werd een concurrent die met een voetbalwedstrijd het kringbe-
zoek kon verhinderen. Het steeds meer gestructureerde postacademisch onderwijs vroeg tijd en verving voor sommigen het
vakinhoudelijke van Kring (en Afdeling). De grootste verandering kwam door de vorming van dierenartsassociaties. En vooral
door het zich associëren van associaties. De vroegere solist kreeg als associé te maken met een in het veterinaire leven uniek
verschijnsel: vrije tijd. Sporten, hobbies, schouwburg/concertbezoek, sociaal contact. Meer en langer vakantie.
Een verworvenheid, die inmiddels weer in het gedrang komt door de enorm toegenomen vakmatige verplichtingen als vergade-
ringen binnen en buiten de maatschap, PAO en certificering. Plus daarbij de dagelijkse contacten met de leden van de eigen
maatschap en je begint te begrijpen waarom de vroeger zo gewaardeerde Kring steeds minder van belang wordt gevonden.

Vanaf zo\'n vijftien jaar geleden begon de belangstelling terug te lopen met als uiteindelijk resultaat een poule van zo\'n twaalf
geïnteresseerden, die in wisselende samenstelling verscheen. In aantal tussen de drie en acht personen waarbij opvalt, dat de le-
den van de wat grotere associaties vrijwel steeds ontbreken. In een poging de bijeenkomst aantrekkelijker te maken werd tel-
kens een spreker uitgenodigd. Maar hoe interessant en hoe prominent de spreker ook, het had nauwelijks invloed op het bezoe-
kersaantal.

Voor de geanimeerde gezamenlijke bijeenkomst met partners in januari gaf vrijwel niemand zich spontaan op. Alleen maar door

-ocr page 161-

het moeizaam telefonisch benaderen van iedereen lukte het om de zaal vol te krijgen.

Na jarenlang hangen en wurgen is het besef doorgedrongen dat het geen zin heeft om nog langer te \'trekken aan een dood
paard\'. Het instituut Kring heeft zichzelf klaarblijkelijk overleefd. Vandaar dat op woensdag 29 mei van dit jaar door de verga-
dering bestaande uit twee rustend dierenartsen, twee gezelschapsdierenartsen en een dierenarts werkzaam buiten de veterinaire
professie, is besloten om de Kring op te heffen.

Met spijt omdat het unieke informele contactpunt voor dierenartsen in ons werkgebied nu definitief verloren is gegaan.
Toekomstige generaties zullen er nauwelijks idee van hebben welke andere beroepsgenoten er in het gebied rondom hun prak-
tijk of woonplaats leven en werken. Een kleine minderheid vindt dat jammer en heel erg verkeerd. Niettemin moeten we onder
ogen zien dat het tij niet valt te keren. Immers alles verandert voortdurend en niets kan hetzelfde blijven. Zo zien we steeds meer
van de samenbindende magie van het unieke van ons vak verdwijnen.

Jons Straatman
Dieter Zweers

GGG pagina I ntervisiegroepen

Enkele weken geleden heeft het
GGG-bestuur de besturen van de
verschillende intervisiegroepen
uitgenodigd in Houten om van ge-
dachte te wisselen over het functio-
neren van deze groepen en de inter-
visiegedachte in het algemeen. Een
korte samenvatting van deze bij-
eenkomst.

Op dit moment bestaan er in Nederland al 33 intervisiegroe-
pen waarvan er twaalf betrekking hebben op de gezelschaps-
dieren. Het doel van deze groepen is heel duidelijk om eikaars
visie te kunnen horen over allerhande zaken en daar ook met
elkaar over te kunnen discussiëren. Het geven van lezingen of
het presenteren van moeilijke patiënten is dan misschien wel
interessant, maar niet helemaal overeenkomstig de doelstel-
ling van intervisie. Het presenteren van cases zou wel een vast
agendapunt kunnen zijn, maar er zouden dan bijvoorbeeld ook
veel voorkomende problemen behandeld kunnen worden om
te discussiëren over de beste behandelwijze. Ook zouden in
gelijksoortige discussies overheidsregels en andere (niet di-
rect veterinaire) zaken besproken kunnen worden.

Op dit moment worden de bestaande groepen nog groten-
deels, zo niet volledig, door Boehringer gefaciliteerd maar
zij pleiten ervoor om meer in eigen hand te gaan houden.
Omdat er steeds meer groepen bijkomen, is het voor hun
mensen praktisch bijna niet meer haalbaar om alle bijeen-
komsten af te gaan. Zij zouden dan ook graag zien dat er bij-
voorbeeld tijdens de bijeenkomsten door de leden zelf geno-
tuleerd wordt, waarna zij wel voor de uitwerking en de
verspreiding kunnen zorgen. Dat de meeste bijeenkomsten
op dit moment \'s avonds gehouden worden, maakt het voor
de mensen van Boehringer ook niet makkelijker om alle bij-
eenkomsten te volgen. De twaalf gezelschapsdierengroepen
bestaan uit tussen de 25 en 58 leden waarbij 58 mogelijk iets
aan de grote kant is. Het opkomstpercentage varieert tussen
de vijftig en zestig procent. De verschillende groepsbesturen
verschillen van mening over het actief werven van leden om-
dat de motivatie van de deelnemers dan nogal uiteen kan
lopen. De algehele tendens is wel dat de avonden behalve
nuttig ook gezellig moeten zijn. De leden moeten met plezier
naar de bijeenkomsten komen en er hun voordeel mee kun-
nen doen.

Het GGG-bestuur vindt de ontwikkelingen van de intervisie-
groepen zeer positief De discussie binnen de groep zou een
mooie manier kunnen zijn om de mening van de GGG-leden
over bepaalde onderwerpen te kunnen krijgen. Als de onder-
werpen gestructureerd aangeleverd worden zou een contact-
persoon vanuit het GGG-bestuur heel gericht en efficiënt
met de leden in discussie kunnen gaan. Zo worden de lijnen
naar het GGG-bestuur kort gehouden en weten zij wat er in
de achterban speelt. Eén van de items die bijvoorbeeld af en
toe aan de orde zou kunnen komen is de discussie over de
permanente educatie.

Al met al was de bijeenkomst in Houten zeer geslaagd. De
intervisiegroepen die functioneel zijn, zijn tevreden over het
resultaat en hopen in de toekomst nog wat meer structuur in
de bijeenkomsten te krijgen. Voor nieuwe groepen zouden
mogelijk een aantal richtlijnen op papier gezet kunnen wor-
den, waardoor het begin wat makkelijker wordt. Een lijst met
intervisiegroepen en hun besturen volgt op één van de vol-
gende GGG-pagina\'s, zodat u bij u in de regio precies weet
hoe u in contact kunt komen met de organisatie van deze nut-
tige en gezellige bijeenkomsten!

-ocr page 162-

Eerste bestuursvergadering Wiel
van den Ekker

De bestuursvergadering van 7 januari
was de eerste vergadering van Wiel
van den Ekker als bestuurslid van de
KNMvD. Hij neemt de bestuursfunc-
tie over van Rens van Dobbenburgh
die ondertussen bij de AUV werk-
zaam is. Van den Ekker vertegen-
woordigt samen met Nanny Wijne cluster 1 in het bestuur

Bulletin
B&B

Veterinair Tuchtcollege

De voorzitter heeft onlangs een overleg gehad met de nieuwe
voorzitter van het Veterinair Tuchtcollege, mevrouw O.
Scheltema. Het Veterinair Tuchtrecht is opgenomen in de Wet
op de Uitoefening van de Diergeneeskunde (WUD), die vanaf
1992 van kracht is. Op dit moment wordt de positie van het
VeterinairTuchtcollege geëvalueerd. In dit licht wordt nadruk-
kelijk gekeken naar het mandaat dat de Office International
des Epizootics (OlE) van de Worid Trade Organisation heeft
om een garantiekader te scheppen voor het inzetten van de pri-
vate dierenartsen voor publieke taken. De mening van het be-
stuur is dat het Veterinair Tuchtcollege een duidelijke positie
heeft als Veterinary Statuary Body zoals bedoeld door de \'OlE
International Animal Health Code\'.
Meer informatie: Ton de Ruijter

Stageperiode voor studenten

De decaan van de Faculteit der Diergeneeskunde heeft de
voorzitter laten weten dat de Faculteit van plan is in maart
2004 te starten met een praktijkstage van drie maanden voor
studenten diergeneeskunde. De Faculteit der Diergenees-
kunde zal in verband hiermee overigens wel bepaalde eisen
inzake praktijkcertificering en erkenningen van dierenartsen
stellen aan praktijken waar studenten ondergebracht worden.
Meer informatie: Tjeerd Jorna

Afscheid algemeen secretaris

Al diverse keren is aangekondigd dat 2004 het laatste jaar is
dat algemeen secretaris dr Tj. Jorna werkzaam is bij de
KNMvD. Per 1 juli legt hij zijn functie als algemeen secreta-
ris neer, om zich vanaf die tijd volledig te kunnen wijden aan
zijn voorzittersfianctie bij de FVE. Het bestuur heeft in nauw
overieg met de algemeen secretaris besloten dat de KNMvD
op dinsdag 15 juni 2004 officieel afscheid neemt van hem.
Over de precieze invulling hiervan zullen wij u nog nader be-
richten.

Meer informatie: Lia Luinge
Jaarcongres 2004

De Jaarcongrescommissie is druk bezig met de voorberei-
dingen voor het congres op vrijdag 1 oktober 2004. De com-
missie heeft enkele voorstellen naar het bestuur gedaan om-
trent de vorm van het congres in de \'nieuwe stijl\'.
Belangrijkste verandering is dat congres en algemene verga-
dering worden samengevoegd tot één dag. In de ochtend zal
de algemene vergadering plaatsvinden. Vervolgens zal de
middag gevuld worden met enkele sprekers die elk een be-
paald onderwerp of thema op een visionaire of luchtige ma-
nier toe zullen lichten. Het congresgedeelte zal niet meer
rondom één thema zijn opgebouwd. Het diner en het feest
blijven vaste items.
Meer informatie: Marieke Veldman

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer i, januari 2004

Standpunt couperen schapenstaarten

Naar aanleiding van een tweetal moties heeft de minister van
LNV C.R Veerman de KNMvD om advies gevraagd over het
couperen van schapenstaarten. De Groep Geneeskunde van
het Rund, Groep Practici Grote Huisdieren en een aantal
Specialisten Kleine Herkauwergezondheid hebben het ad-
vies voorbereid. Er zijn geen doorslaggevende veterinaire
gronden voor het couperen van schapen, die een algehele
ontheffingsmaatregel van het coupeerverbod rechtvaardi-
gen. De KNMvD heeft aangegeven dat het reeds bestaande
traject van vrijstellingen per schapenras kan worden voort-
gezet en zich bereid verklaard hier medewerking aan te ver-
lenen. Dit standpunt is te lezen op de website van de
KNMvD (www.knmvd.nl). Inmiddels heeft de minister toch
besloten het coupeerverbod tijdelijk (tot 2006) op te schor-
ten.

Meer informatie: Tjeerd Jorna en Hugo de Groot

Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten

Het bestuur besluit de Rechtspositieregeling af te schaffen in
verband met mededihgingsrèchtelijke bezwaren. Hét bé-
stuur van Vedias is hiervan op de hoogte gesteld en het over-
leg over de inhoud van de Rechtspositieregeling, dat wordt
gevoerd in het Platform Rechtspositieregeling, wordt opge-
schort in afwachting van de verdere voortgang van de op-
richting van de belangengroep practici werkgevers.
Het bestuur neemt met genoegen kennis van de vele positieve
reacties van dierenartsen-werkgevers over de oprichting van
de belangengroep practici werkgevers. De startbijeenkomst
van deze belangengroep heeft januari 2004 plaats gevonden.
Meer informatie: Marij van Oostrum

Strategie

In vervolg op het rapport van directeur ad interim Jean
Engelen, zal het bestuur samen met de nieuwe algemeen di-
recteur de strategie van de KNMvD nieuw elan geven. Om
de voortgang te bewaken heeft het bestuur alvast een
Startgroep Strategie ingesteld.
Meer informatie: Nanny Wijne

Nieuwjaarsreceptie Koningin Beatrix

De KNMvD was dit jaar weer uitgenodigd op de nieuwjaars-
receptie van Hare Majesteit Koningin Beatrix. Deze gebeur-
tenis vond plaats op dinsdag 13 januari 2004 in het paleis op
de Dam te Amsterdam. Voorzitter Ton de Ruijter schudde de
hand van Koningin Beatrix, Kroonprins Willem-Alexander,
Prinses Maxima en Prinses Margriet. Jaarlijks zijn er vijf-
honderd genodigden voor deze koninklijke nieuwjaarsre-
ceptie.

Meer informatie: Ton de Ruijter

-ocr page 163-

SEROLOGISCHE ALLERGIE-TESTEN

non-invasief en quantitatief
voor hond, kat en paard

TOPSCREEN®

■ monoclonale antilichamen

■ screening op groepen
allergenen

ALLERCEPT®

■ nieuwste methode met
Fce-receptoren

■ screening op 24 aller-
genen afzonderlijk

• zeer specifiek en gevoelig

■ verdere uitsplitsing per
allergeen mogelijk

indien gewenst HYPOSENSIBILISATIE-OPLOSSING
binnen vier weken

Meer Informatie over deze testen of over Vet Med Lab BV?
Neem contact op met één van de regio managers In Nederland:
drs. Henriette Jansma, tel. 036 - 5375133
of drs. Lisetta Verkleij, 030 - 6874092

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

testen op uitsluitend
VLOOIENSPEEKSELALLERGIE
nu mogelijk

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae
zich aangenneld:

Billet, Mevr. A.B.A.; 2003; 5625 GM
Eindhoven.

Borgerink, R.F.; 2003; 3981 HE Bunnik
Marsdijk 3 A.

Bot, Mevr. S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden
Cameoolstraat 72.

Deen, Mevr A.B.; 2003; 9405 PD Assen,

Planetenlaan 128.

Dijk, Mevr A.J. van; 2003; 3721 WG Bilthoven; Schorpioen 22.

Frumau. Mevr. E.H.; 2004; 1057 DD Amsterdam; Hoofdweg 193 3H.

Gelissen, Mevr. A.M.; 2003; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 23.

Gemert, Mevr. M.J.; 2003; 4388 RW Oost Souburg; Roerstraat 30.

Hasperhoven, G.J.; 2003; 3581 CD Utrecht; Maliebaan 53 N.

Haverkate, J.W.; 2003; 3771 LC Barneveld; Peutweg 1.

Hees, Mevr. C.E.M. van; 2003; 3262 BH Oud Beijerland; Zinkweg 182-26.

Heinemans, Mevr. A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen Heike 11.

Hoek, C.; 2003; 3247 CD Dirksland; Voorstraat 5.

Hornstra, Mevr A.G.; 2003; 9008 TM Reduzum; Douwe Sikke

Bangmastrjitte 22.

Imholz, Mevr.K.; 2003; 3562 XC Utrecht; Androsdreef 86.
Klausen, Mevr. H.; 2003; 3512 TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis.
Laar, Mevr. D. van; 2003; 2802 EL Gouda; Kievitstraat 76.
Linden, Mevr. M.A. van der; 2004; 5463 XE Veghel; De Stad 12.
Loeve, Mevr. J.M.; 2003; 5211 AE \'s-Hertogenbosch; Maijweg 78.
Marvelde, Mevr. S.W.T te; 2003; 7574 VD Oldenzaal; Van Ostadestraat 10.
Meer, Mevr. 1. van der; 2003; 9207 DA Drachten; De Friso 31.
Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 CR Vriezenveen; Westeinde 456.
Ramakers, Mevr M.C.G.; 2003; 3524 GV Utrecht; Simplonlaan 336.

Personali

Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn; Trippaardstraat 16.

Senders, Mevr. J.M.; 2003; 5102 WC Dongen; Van Linschotenstraat 29.

Springer, Mevr. D.; 2003; 1156 CA Marken; Minneweg 2.

Streng, Mevr. M.E.; 2004; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3.

Wiggers, Mevr. M.J.E.; 2003; 7913 BM Holland.schcveld; Kraaiheidestraat22.

Winden, S.C.L. van; 2002; 1231 LD Loosdrecht; Nieuw Loosdrechtsedijk

194.

Overlijdensberichten:

Op 20 december 2003, S.A. Holzmüller te Borculo.
Mutaties:

Aalst, RM.; 2002; 3851 GP Ermelo; Kruiskampweg 9; tel. privé: 0341-
556462; E-mail privé: paulvanaalst@hotmail.com.; medew. bij B.J. Carrière
en Mevr. M.E. Carrière-Bothof; tel. prakt.: 0341-553325; fax prakt.: 0341-
558051; E-mail prakt.: dierenkliniek-ermelo-carriere@wxs.nl.

♦Arts, Mevr. C.RG.; 2002; 6582 AT Heumen; Oude Boterdijk 28; tel.
privé mobiel: 06-16032045; E-mail privé: annechristien@hotmail.com.
medew. bij RH.E. van Zweeden; tel. prakt.: 0485-312800; fax prakt.: 0485
322020; E-mail prakt.: info@dierenkliniek-overhage.nl.

Dirksen, R; 1978; 8521 PM Sint Nicolaasga; It Blêd 22; tel. privé:
0513-431089; E-mail privé: dirkse@uwnet.nl.; p., landbouwhuisd. en
paarden; tel. prakt.: 0513-431527; fax prakt.: 0513-432697.

Hekerman, TW.M.; 1991; 4205 RA Gorinchem; Kon. Julianalaan 1
tel. privé: 0183-647243; E-mail privé: tedhekerman@tiscali.nl.; geass. met
H.A.D. Bax, K.J. Broekhuizen, Mevr N.J.J.M. Heutink-Mastenbroek,
C.G.M. Jonkers, C.J.H. Neijenhuis, J.R. van Overbeek, R.H. Ruppert, M.J
Verburgh, RW.L. Verweij en A. Zuring; tel. prakt.: 0183-632774.

»Kolk, J.H. van der; 1987; 3703 TJ Zeist; Laan van Bergen 24; tel
privé: 030-6932205; medew. afd. inwendige ziekten bij UU, FD hfdafd. ge
zondheidszorg paard; tel. bur: 030-2531350; fax bun: 030-2531256; E-
mail bur.: h.vdkolk@vet.uu.nl.

-ocr page 164-

Linden, Mevr. M.A. van der; 2004; 5463 XE Veghel; De Stad 12; tel.
privé: 0413-377419; tel. privé mobiel: 06-20988107; medew. bij M.G.A.
Aarts, R.J.EG. Bodet, J.T.J. ten Hove, EA.B.M. van de Laar, G.J. Toxopeus
en J.H. Weijer; tel. prakt.: 0413-472650.

Martens, Mevr. M.M.A.J.; 2003; 91691 Bjurholm Zweden; .\\gnäs
169 ( c/o Björn); tel. privé: 46-932-40100; E-mail privé:
maroesjani(â hotmail.com.; medew. bij Distriktsveterinärstation
Vännäs; tel. prakt.: 46-935-13150; fax prakt.: 46-935-13155.

Meijer, Mevr. Y.G.H.; 2003; 9665 RM Oude Pekela;
Compagniesterwijk 27; tel. privé: 0577-613428; E-mail privé:
inameijer@scarlet.nl.; medew. bij R.P. Dijk ; tel. prakt.: 0599-312220;
fax prakt.: 0599-313699.

Neuteboom, J.G.; 1990; 6093 JV Heythuysen; De Zwong 12; tel.
privé: 0475-496095; E-mail privé: hneuteboom@hetnet.nl.; p., gezel-
schapsd.; tel. prakt.: 0475-496262; fax prakt.: 0475-492845.

Streng, Mevr. M.E.; 2004; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3;
tel. privé: 030-6877000; medew. J.C.H. van Dorst en A.H.M. Hermans;
tel. prakt.: 0182-510958; fax prakt.: 0182-686419.

Tobias, T.J.; 2003; 3583 CJ Utrecht; Jan van Scorelstraat 13; tel. privé
mobiel: 06-18802822; E-mail privé: tjtobias@tiscali.nl.; medew. bij W. de
Boer, E. van Essen, E. de Haan, C.G. de Kruif, M. Roseboom, E ter Stal en
W.A. de Vries; tel. prakt.: 0342-414956; fax prakt.: 0342-420361; E-mail
prakt, werkplek: ttobias@groepspraktijkdierenartsen.nl.

Verkleij, Mevr. L.C.T; 1995; 3402 HT IJsselstein; Wegahof 29; tel.
privé: 030-6877379; E-mail privé: verkleijhol@tiscali.nl.; regio manager
bij Vet-Med-Lab, Ludwigsburg, Duitsland; tel. bur.: 030-6874092; fax
bur.: 030-6874093; E-mail bur.: Ictverkleij(a tiscali.nl.; free-lance jour-
nalist.

Foreest, Jhr. Drs. A.W. van; 1967; Utrechtsestraat 55 app. 31, 6811 LV ARNHEM; tel. privé: 026-4431124; fax privé: 026-4438362; @
privé:
vanforeest@planet.nl; tandheelkundig d.; zelfstandig practicus in: Vet.Spec.Centrum De Wagenrenk, WAGENINGEN; tel.prakt.:
0317-419120; zelfstandig practicus in D.K. Pietersberg, OOSTERBEEK; tel.prakt.: 026-3333730; zelfstandig practicus in:
Diergeneeskundig Centr. Noord-Ned., D.K. Emmeloord, EMMELOORD; tel.prakt: 0527-613500; Adviseur bij Ouwehands Dierenpark,
RHENEN.

Cursussen

Congressen & Symposia

2004
Februari

23-25 OlE International conference on
Animal Welfare, OIE headquarters
Paris, France. Meer informatie via
www.oie.int of telefonisch: 33
(0)144 15 1888.

26

Proveto presenteert: "Inseminatie
tot dracht, een weg vol hinder-
nissen!". Het fertiliteitsymposium
voor de paardendierenarts! IJssel-
hallen, Zwolle. Voor meer info:
ww.w.proveto.nl of de. doorlopende
agenda op www.knmvd.nl.

Maart

19-20 2nd European Equine Health & Nutrition Congress". Locatie:
Paardenproefbedrijf van Wageningen University and Research Centre
(WUR), Lelystad. Meer informatie via David van Doom, e-mail:
mfo@equine-congress.com, website: Hww.equine-congre.ss.com

27 Seminar \'Feeding Management: cow versus berd approach\'. The
seminar is related to the project \'High-tech farm\'. Location:
Waiboerhoeve in Lelystad, the Netherlands. More information and
registration: www.pv.wur.nl/feedingmanagement

31-1 april \'Focus on Veterinary Nutrition\' for the petfood industry, Hyatt
Regency 0\'Hare, near Chicago, Illinois, USA. Informatie: www.
petfoodindustry.com

ve^/s^eringen & BIIEENKOMSTEN

2004

Maart

9 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD. Aanvang 18.00
uur.

9 Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluim-
veewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aanvang:
14.00 uur.

9 Werkvergadering Regio Noord, Rund 111. Mercure HaJé te
Heerenveen. Aanvang: 14.00 uur.

10 Werkvergadering Regio Oost, Rund 111. Aanvang: 14.00 uur.
Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer, Arnsbcrgstraat 7 te
Deventer.

16 Werkvergadering Rund III in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 20.15
uur.

16 Jaarvergadering Groep Varkensgezondheidszorg (hele dag).

2C304

Februari

17, 18 PAO-D cursus 04/200. Onderwerp: Voeding Rund Module 11 (U.D.).

Rubriek; Rund.

19 PAO-D cursus 04/108. Onderwerp: Traumatologie Hond/Kat. Ru-
briek: GD.

19 PAO-D cursus 04/301. Onderwerp: Diagnose tot Therapie: Lucht-
wegen Varken. Rubriek: Varken.

19 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (inclu-
sief BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie: Hotel Haarlem-Zuid, Haarlem

25 PAO-D cursus 04/215. Jongvee Opfok Rund.

Maart

3 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (inclu-
sief BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dicrcnartsenbezoekers. Locatie: Hotel Assen, Assen.

9 PAO-D cursus 04/200. Onderwerp: Voeding Rund Mod.Il. Rubriek:
Rund.

12 PAO-D cursus 04/106. Onderwerp: Het Fret in de GD-praktijk.
Rubriek: GD.

16 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven
via Royal Canin Veterinaire Service, Nata.sja Verkuijlen, telefoon-
nummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail:
nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin dierenartsenbe-
zoekers. Hotel Spier, Spier-Dwingcloo.

23, 30 PAO-D cursus 04/204. Onderwerp: Voeding Rund Mod. 1. Rubriek:
Rund.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

15-03-2004

maandag

23-02-2004

01-04-2004

maandag

08-03-2004

15-04-2004

maandag

22-03-2004

01-05-2004

maandag

13-04-2004

*) Voono.00 uur \'s morgens.

-ocr page 165-

\'sr

®

Octadlline

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

• Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

Productinformatie:

OCTACILLINE\', Diergeneesmiddel, UOA. REC NL 10112 Samenstelling: ^ g bevat: amoxicilline als trihydraat 702,4 mg (dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). Indicatie:
Varken: Luchtweg infecties, maagdarmkanaalinfecties, urogenitale infecties, oomecrose, secundaire
infecties bij virusziekten en septicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-eierieggende kip: Luchtweginfecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering:
)onge varkens (tot 6 maanden): 10 - 20 gram
Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 -11,2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Oudere varkens (ouder dan 6 maanden): 15-30 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 • 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Kippen (tot ongeveer 4 weken leeftijd): 17 gram Octacilline® per 100 liter
drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 • 5 dagen.
Kippen (ouder
d^n 4 wgkgn leeftijd): 28 gram Octacilline\' per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Contra-indicaties: Niel combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerkingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen.
Kip: Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

/Inimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 166-

DIERENARTSENPRAKTIJK
OVER TE NEMEN

DIERENARTSENPRAKTIJK

Nijkerk Wellensiek

Gezelschapsdieren en vogels.
Praktijk opgestart in 1979.
Hoog netto-inkomen!

Gelegen in DEURNE (Antwerpen) BELGIË.
Wegens vertrek naar buitenland in zomer 2004.

Voor info: 00 32 33 66 54 67 (na 21 h).

Ter overname aangeboden:

Goed geoutilleerde eenmans gezelschapsdierenkliniek
in het westen des lands, aan zee gelegen.

Reacties richten aan Tijdschrift voor Diergeneeskunde,
Postbus 421, 3990 GE Houten onder vermelding van
nummer 01 /2004 op de envelop.

Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek is een moderne ge-
mengde praktijk waar door elf dierenartsen diersoortgericht
w/ordt gewerkt.

Ter vervanging van een uittredende collega zijn wij op zoek
naar een erkend

Varkensdierenarts m/v

met tevens interesse in rundvee.

Na een inwerkperiode zal deelname aan avond- en weekend-
diensten voor landbouwhuisdieren tot het takenpakket gaan
behoren.

In een persoonlijk gesprek kunnen salariëring en secundaire
arbeidsvoorwaarden aan de orde komen. Bij gebleken ge-
schiktheid behoort associatie tot de mogelijkheden.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met
Mevrouw C. Wessel, telefoon 033-2460305.
Schriftelijke sollicitaties met cv graag voor 1 maart richten
aan: Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek, ter attentie van
MevrouwC. Wessel, Holkerweg 52, 3861 PB Nijkerk.

-ocr page 167-

Ontwormen is vanaf nu
een kleinigheid!

Andere ontwormers

Andere ontwormers

MILBEMAX

puppies en kleine honden
(ware grootte)

MILBEMAX

grote honden
(ware grootte)

MILBEMAX

kittens en kleine katten
(ware grootte)

MILBEMAX

katten
(ware grootte)

• Makkelijke toediening door de kleine tablet

• Breedspectrum wormmiddel

• Uitsluitend te verkrijgen bij de dierenarts

• Eenmalige toediening

MILBEMAX^

Maakt van compleet ontwormen een kleinigheid

Benaming; MILBEMAX1. tabletten voor honden en MILBEMAX*, tabletten voor katten. Samenstelling: MILBEMAX hond klein bevat per tablet 2.5 mg milbemycine oxime en 25 mg praziquantel. MILBEMAX hond groot 12,5 mg milbemycine oxime en 125 mg
praziquantel. MILBEMAX kat klein 4 mg milbemycine oxime en 10 mg praziquantel, MILBEMAX kat groot 16 mg milbemycine oxime en 40 mg praziquantel. Indicatie: Hond: de behandeling van menginfecties met volwassen cestoden en nematoden zoals;
Dipilydium caninum. Taenia spp., Echinococcus sf^.. Mesocestoides spp., Ancyhstoma caninum. Toxtxara canis, Toxascaris leonina. Trichuris vulpis. Kan ook verorden ingezet bij preventie van hartwormziekte Dirofilaria immitis wanneer een gelijktijdige behandeling
tegen cestoden nodig is. Kat: de behandeling van menginfecties met volwassen cestoden en nematoden zoals:
Dipilydium caninum. Taenia spp.. Echinococcus multilocularis. Ancylostoma tubaeformejoxocara cati. Doeldier: Hond en kat. Contra-indicatie:
MILBEMAX hond klem niet toedienen aan honden jonger dan 2 weken en/of lichter dan 0.5 kg l.g., MILBEMAX hond groot niet toedienen aan honden < 5 kg l.g., MILBEMAX kat klein niet toedienen aan kittens jonger dan 6 weken en/of < 0,5 kg l.g., MILBEMAX
kat groot niet toedienen aan katten < 2 kg l.g. Bijwerkingen: Geen gekend. Dosering en wijze van toediening: Hond; 0,5 mg milbemycine oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g.. Kat: 2 mg milbemycine oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g. Eenmalige, orale
toediening met of na wat eten. Aflevering: UDA. Op dier«neeskundig voorschrift, Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. Resjstrati^uder: Novartis Consumer Health BV
Registratienummers: REG NL 10090/10091/10092/10093, B: 3011IE21F3/3011IE22F3/3011IE23F3/3011IE24F3, L: V/99/03/04/0765. -0764. -0766. -0763. Voor meer informatie:

Novartis Consumer^Health B.V,, Business Unit Animal Health. Korte Hei 1-3. 4714 RD Sprundel (NL). ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland, www.novartis.com, __ ^

lOVARTlS

www.novartis.com

www.ah.novartis.nl. vmw.ah,novartis.be

-ocr page 168-

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van de VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen door de VVAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

VVAA

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl.

Wilt u op een eenvoudige wijze aan de
KRD/ISO-normen voldoen?
Amos Kwaliteitsmanagement heeft een
praktische methode met als kenmerken:

• ongecompliceerd

• in de praktijk ontwikkeld

• gemakkelijk te onderhouden

Informeer vrijblijvend bij:
Amos Kwaliteitsmanagement

Gerard van Eijden, dierenarts
Bert Peerboom, kwaliteitsdeskundige
Uraniumweg 27e, 3542 AK Utrecht
Tel.: 030-241 24 25
e-mail: peerboom@amos.nl

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelf de aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casemanagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

info@loopbaanbemiddeling.nl
www.loopbaanbemiddellng.nl

VERGUNNING ARBEIDSMMIDDELING CBA/A 99.029S

Loopbaanbemiddeling is een
onafhankelijke organisatie.
Een professionele personeels-
manager die alle personele
aspecten voor organisaties en hun
medewerkers verzorgt

DE PERSONEELSDIENST VOOR DE D I E R E N A RT S P R A KT IJ K

-ocr page 169-

2 krachtige premixen van Virbac

^ 5% Premix

Suramox

I 5% Premix |

Pulmodox

fv

(

Meningitis veroorzaakt door Streptococcus suis en
respiratoire infecties veroorzaakt
door Ivtycoplasma
hyopneumoniae
en Pasteurella multocida zijn veel voor-
komende problemen op varkensbedrijven in Nederland.

Om deze problemen effectief te kunnen bestrijden heeft
Virbac een tweetal krachtige premixen ontwikkeld:
Suramox
mix en Pulmodox 5% Premix.

Door het gebruik van hoogwaardige grondstoffen en speciale
;echnieken, zoals het coaten van de werkzame stof door
niddel van het unieke Stavibac®-proces, zijn de premixen van
rbac buitengewoon geschikt voor gebruik in gepelleteerd
oer.

let Suramox of Pulmodox gemedicineerd voer heeft een
I Dmogene samenstelling, een hoge mate van effectiviteit en een
nge houdbaarheid.

Suramox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 8543. Samenstelling: Amoxicilline 5%.
Indicaties:
Behandeling van aandoeningen veroorzaakt door Streptococcus suis. Doeldieren:
gespeende big. Dosering: 15 mg amoxicilline per kg lichaamsgewicht per dag, gedurende
14 achtereenvolgende dagen. IKB-wachttijd vlees: 6 dagen. Kanalisatie: UDA

Pulmodox 5% Premix Diergeneesmiddel: REG NL 9826. Samenstelling: Doxycycline 5%.
Indicaties: Preventie van klinische verschijnselen van respiratoire infecties, veroorzaakt
doorvoor doxycline gevoelige stammen van
Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumo-
niae.
Doeldieren: Varkens, na het spenen. Dosering: 12,5 mg doxycycline per kg lichaams-
gewicht per dag gedurende 8 achtereenvolgende dagen.
Contra-indicaties: Resistentie
tegen een tetracycline.
Wachttijd vlees: 7 dagen, Kanalisatie: UDA

XArr-^ctc:

-ocr page 170-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van .
luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
 m

Dankzij de unieke samenstelling is
Draxxin snel, zeker en gemakkelijk.

!1

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

Gemakkelijk

Eén (be)handeling

__Draxxin: REGNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.

■ indicaties/doe id ie ren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire

aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae, d«e gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: ] ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan, varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum,
Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Animal Health

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/cl IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

® 2004 Pfizer Animal Heallh b.v.. Capelle a/d IJnsel
® Merknaam van Pfizer Inc.. N.Y.. U.S.A.

-ocr page 171-

Deel 129 • Aflevering 5 • 1 maart 2004

Hernia umbilicalis incarcerata bij het paard, een literatuur-
overzicht aan de hand van een casus

Maanblindheid bij het paard

Coccidiose als oorzaak van diarree bij pinken in de weide

Fibrosarcoma\'s bij katten

Dierziektebeleid kan en moet anders

Beestenboel helpt dierenartsen communiceren met hun klan-
ten

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 172-

M-

i

B

J

"^t r Ml

il

Toppaarden verdienen topproducten. Als uw paarden moeten presteren kunt u
eigenlijk niet om Equi Products heen. Wie is Equi Products? Wij zijn een familie-
bedrijf dat gespecialiseerd is in veterinaire producten waardoor sportpaarden top-
prestaties leveren. Wij begeleiden en adviseren dierenartsen en paardenpractici in
heel Europa bij het zoeken naar het juiste middel voor het juiste paard. Equi
Products is een goed geëquipeerd bedrijf, voorzien van de meest geavanceerde
hulpmiddelen. Ons beleid is gericht op het leveren van topkwaliteit, continuïteit
en een zeer persoonlijke dienstverlening. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze
website www.equi.nl of bel ons 072-564 4749.

Holland BV

ui Products

Het adres voor al uw veterinaire equine equipage

Hermelijnkoog 44, 1822 CB Alkmaar

Tel.: 31 (0)72-5644749, Fax.: 31 (0)72-5643876

Website: www.equi.nl, E-mail: equi@xs4all.nl

Eq

-ocr page 173-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto cover; figuur 6 uit artikel\' Hernia umbilicalis incarcerata bij het paard\'

Deel 129
Aflevering 5
1 maart 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie 141
Overige artikelen

Hernia umbilicalis incarcerata bij het paard, een literatuuroverzicht aan de hand van een casus; M. Voermans,

C. M. Butler, M.A. van der Velden en M. M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan 142

Boekbespreking 149
Veterinair tuchtrecht

Doorverwijsheid; /. Boissevain 151
Uit en voor de praktijk

Maanblindheid bij het paard; M.A. van der Velden 153

Coccidiose als oorzaak van diarree bij pinken in de weide;_/.J. Snoep enj. B.M. M. Potters 158

Fibrosarcoma\'s bij katten; A. Kamphuis 160

Berichten en verslagen

Dierziektebeleid kan en moet anders 162

\' Beestenboel \'helpt dierenartsen communieeren met hun klanten 163

Enschedese dierenkliniek Praktijk van het Jaar 2003 164

Uitspraak CAVP inzake promotie behandeling vaarzenmastitis 164

Dc Gezondheidsdienst start Neospora-tankmelkabonnement 165

\'Veulenbrigade\'Inwendige Ziekten Paard 165

Referenties bij ingezonden brief Lumeij 165

Ingezonden

Het B VD-programma van de GD doet wat het moet doen; P. Franken 166

Bovilis BVD: een krachtig immunogeen vaccin; I-I. Kuijk 167

Een andere visie; M. van Dommelen 168

Eindelijk enige openheid van de kant van de KNMvD; S. de Boer 168

Is er over nagedacht II?; A van Foreest 169

Congressen en cursussen

Voorjaarsdagen 2004 169

Wetenschap

Actua

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen
Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit
Al effectief bij eenmalige behandeling

Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\iirbeic

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REC NL 2896, Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

-ocr page 174-

Hoofilivdaclie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. Ier Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

chappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
tor. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
iProf dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Nqordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
DrE. Teske (Utrecht)
|Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
[Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
tor. G. Voorhout (Utrecht)
iDr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, hd

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Staftnedew/erkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tpl. 0,30; 63,48900/.fax.03() - ^343929.

E-mail: tijdschriftCajknmvd.nl

Symposium over schildklierproblemen

Informatieavond aanschaf-advisering in de dierenartspraktijk

170
170

170

171

Symposium State of the Heart over cardiologie

I

PAOD

KNMv

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergcncc.skundc.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank ."il 1606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77, Houten. ABN./AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
«3.

in memoriam

Ton Rutgers; M. Kramer, K. van Leeuwen en C. Willems
Maatschappijnieuws

Vacatures in besturen cn commissies verband houdende met de 151e Algemene
Vergadering van de KNMvD
Kom naar het feest in het Zuiden

Wijkagent geeft veiligheidstips tijdens aankomende vergadering Regio Oost
Voorlichtingsavond voor leden van de Groep Geneeskunde van het Paard

Personalia

Doorlopende agenda

Jubilea

Deadline

172

173

173

173

174
174

174

175

176
178

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per I okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Other papers

Incarcerated umbilical hernia in the horse; a case with a review of the literature; M. Voenvans,
CM. Butler, M.A. van derVelderi, and M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

141

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in dc in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius /Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 175-

Uit
de

hoofdredactie

In de rubriek Wetenschap worden artikelen geplaatst die op zijn minst door twee deskundigen
worden beoordeeld. Onder Actua kunnen artikelen opgenomen worden, waarbij de schrijver
de voorkeur geeft aan een beoordeling door één deskundige. U treft om deze laatste reden het
artikel \'Maanblindheid bij het paard\' aan in de rubriek Actua in plaats van in de rubriek
Wetenschap. Dit artikel voldoet inhoudelijk aan de eisen gesteld aan een wetenschappelijk ar-
tikel. De praktijkgerichte invalshoek zal de lezer, hoop ik, aanspreken.

Echter blijft etiologie na zoveel jaren nog een onontgonnen gebied; iets voor een studie in de
naaste toekomst?

In deze rubriek vindt u ook \'Coccidiose als oorzaak van diarree bij pinken in de weide\'. Dit ar-
tikel is van een duidelijk andere opzet en geeft uitsluitend informatie voor de praktijk. Zo is het
artikel \'Fibrosarcoma \'s bij katten \'een artikel waarin zowel informatie geboden als informatie
gevraagd wordt, dat wil zeggen een interactieve benadering van het onderwerp.

Het artikel \'Hernia umbilicalis incarcerata bij het paard, een literatuuroverzicht aan de hand
van een casus\', voldoet aan de voorwaarden van een dubbel gerefereerd artikel, geschreven
volgens de Vancouver style.

Het betreft hier een voor de praktijk zeer interessant geval, waarbij ook het fotomateriaal
overtuigend is.

Natuurlijk kan men bij het lezen van de dodelijke afloop van deze casus als lezer ook vragen
stellen, die door de auteurs in de discussie niet worden gesteld. Misschien is dit een gebied dat
zich meer zou kunnen lenen voor interactie met de lezers. Als een voorbeeld: "Waarom werd
de gestarte behandeling al na drie dagen gestaakt/veranderd? " of "Is ceftiofur voor het
Friese paard gecontraïndiceerd? " "Heeft het re.sultaat van een kweek die vier dagen onder-
weg was nog betekenis voor een peritonitis-patiënt, die op een reeds ingestelde behandeling
gunstig leek te reageren? "

In de rubriek \'Ingezonden \'vindt u deze keer replieken op de ingezonden brief van dr Verberne
in het Tijd.schrift voor Diergeneeskunde van 1 februari jongstleden over de BVD-aanpak: het
roer is om.

De ingezonden brieven vallen buiten verantwoording van de hoofdredactie.
Het .secretariaat van de KNMvD en de bureauredactie van het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde zorgen voor een ordentelijke gang van zaken, gelet op inhoud en taalgebruik.
Tot heil van mens en dier!

Dr M.F. de Jong

I

T ü d scbcif^^H

Diergenees

Ü f

-ocr page 176-

Hernia umbilicalis incarcerata bij het paard,
een literatuuroverzicht aan de hand van een casus

M. Voermans\'\', C.M. Butler\', M.A. van der Velden\' en M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan\'

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:742-9

Overige artikelen

ISamenvattinc

Navelbreuken bij veulens worden regelmatig gezien en als
eerste wordt een overzicht van de literatuur van navel-
breuken gegeven. Vervolgens wordt de casus van een an-
derhalf jaar oude Friese merrie met hernia umbilicalis in-
carcerata beschreven. Een dierenarts had in de praktijk
het ingeklemde darmdeel met moeite gereponeerd en ver-
volgens de merrie doorgestuurd naar de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard. Daar werd bij klinisch onder-
zoek de waarschijnlijkheidsdiagnose preperforatieve peri-
tonitis gesteld, vermoedelijk ten gevolge van een necrotisch
stuk darm. Bij laparotomie werden in de buikholte inder-
daad een necrotisch stukje dunne darmwand en een acute
peritonitis aangetroffen. Dit necrotische stukje darm werd
gereseceerd en een intensieve medicamenteuze behandel-
ing werd gestart. De merrie herstelde aanvankelijk goed,
maar op de zevende dag post-operatief verslechterde haar
algemene toestand snel en is zij geëuthanaseerd. Bij sectie
bleek de maag, vol met vaste inhoud, geruptureerd. Deze
maagimpaction was waarschijnlijk het gevolg van de aan-
wezige algehele peritonitis.

Summary

Incarcerated umbilical hernia in the horse: a case with a
review of the literature

Vmhilical hernias are common in foals. This article provides a review of the
literature and presents a case of an 1.5-year-old Friesian mare with an in-
carcerated umbilical hernia. After reposition of the incarcerated intestine
(with a lot of effort), the practising veterinarian referred the mare to the
Department of Equine Sciences. Preperforative peritonitis was diagnosed,
presumed to be caused by necrotic bowel. After laparotomy, this tentative di-
agnosis was confirmed. The necrotic part of the small intestine was resected
and intensive medical treatment wai" started. Initially, the mare recovered
well, hut seven days after surgery her general condition deteriorated and
she had to be euthanized. At necropsy, impaction of the stomach and rupture
of the stomach wall were found. The impaction was probably a result of the
generalized peritonitis.

Inleiding

Navelbreuken worden bij jonge veulens regelmatig gezien
(3,5). In de meeste gevallen zal tijdens het opgroeien van het
veulen de breukpoort zich sluiten, waardoor de navelbreuk
spontaan verdwijnt. Wanneer op een leeftijd van ongeveer

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, Universiteit

Utrecht. Yalelaan 12-16, 3584 CM Utrecht.
^ Corresponderend auteur: Drs. M. Voermans. Hoofdafdeling Gezondheidszorg
Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, discipline Heelkunde. Yalelaan 12. 3584 CM
Utrecht. Tel: 030-2531323. Fax 030-2537970. E-mail: M. Voermans@vel.uu.nl

zes maanden de navelbreuk nog aanwezig is, dan is spontane
sluiting niet meer te verwachten. Operatieve behandeling is
dan geïndiceerd (8,18).

Hoewel de breukpoort vaak klein is, blijkt het incidenteel
toch mogelijk dat een darmdeel in de breukzak terechtkomt
en afgekneld wordt door de breukring. Er ontstaat een hernia
umbilicalis incarcerata (10). Het verdere verloop daarvan
wordt bepaald door het feit of er een gedeelte van de dunne
dan wel dikke darm is ingeklemd. Wanneer een ingeklemde
navelbreuk is vastgesteld, moet het veulen zo snel mogelijk
geopereerd worden (4, 10, 16).

In dit artikel wordt eerst een overzicht van de relevante lite-
ratuur gegeven, waarna vervolgens een merrie beschreven
wordt die op anderhalQarige leeftijd een ingeklemde navel-
breuk kreeg en ondanks chirurgisch ingrijpen toch is
overleden.

Literatuuroverzicht

In de literatuur wordt de navelbreuk beschouwd als de meest
voorkomende buikwandbreuk bij veulens/paarden. Daarbij
worden incidenties genoemd van 0,5-2 procent (8, 18) en
wordt tevens vermeld dat navelbreuken vaker voorkomen bij
merrie- dan bij hengstveulens (5). In een Nederlands onder-
zoek wordt een aartzienlijk hoger percentage gênoemd,
namelijk 29 procent (3). Als mogelijke verklaring wordt
gesteld dat het hier een prospectieve studie bij een groep nor-
male veulens zonder klachten betrof, terwijl de elders ver-
melde veel lagere percentages gebaseerd zijn op kli-
niekgegevens (en dus op veulens met klachten). Het
merendeel van de veulens met een navelbreuk zal echter
nooit in een kliniek komen (3).

Een aangeboren navelbreuk is direct na de geboorte al aan-
wezig en wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een te
wijde navelring tijdens en direct na de geboorte (5, 10). Veel
vaker echter wordt de navelbreuk pas zichtbaar op een
leeftijd van één tot twee maanden. Het ontstaan ervan wordt
dan toegeschreven aan een te traag verlopende sluiting van
de navelring, waarbij een navelinfectie als predisponerende
factor genoemd wordt (3,10).

Veel navelbreuken zijn klein en reponibel. De mogelijke
breukinhoud kan bestaan uit delen van het jejunum, ileum,
caecum,
ventrale colon, of uit Omentum; vaak echter is er
helemaal geen breukinhoud aanwezig (10).
In de meeste gevallen trekt de navelbreuk bij het opgroeien
van het veulen spontaan weg gedurende de eerste drie tot zes
levensmaanden. Wanneer daarna de navelbreuk nog aan-
wezig is, moet deze chirurgisch verholpen worden (8, 18).
De operatie, die meestal wordt uitgevoerd op een
leeftijd van
ongeveer negen maanden, is uit chirurgisch oogpunt bezien
eenvoudig en
heeft een gunstige prognose (9).
Zolang de navelbreuk nog aanwezig is, dient deze door de
eigenaar regelmatig te worden gecontroleerd (10, 16). Bij
deze controle moet de breukzak zacht, indrukbaar en niet

-ocr page 177-

pijnlijk zijn. Wanneer het aspect van de breukzak verandert,
moet ervan uitgegaan worden dat inklemming van breukin-
houd is opgetreden. De breukzak is dan gezwollen, hard en
pijnlijk, niet meer samendrukbaar en in de wand ontwikkelt
zich oedeem (4, 8, 10). De incidentie van een hernia umbili-
calis incarcerata is laag. Het zou optreden bij twee tot tien
procent van alle veulens met een navelbreuk (18). Meestal is
niet een volledig darmsegment ingeklemd, maar slechts een
gedeelte daarvan. Dit wordt aangeduid als een Richterse her-
nia of pariëtale hernia (8, 16).

Als een gedeelte van de dunne darm (jejunum of ileum) is in-
geklemd, leidt dat tot een volledige of bijna volledige pas-
sagebelemmering. Het dier krijgt koliek en er ontwikkelen
zich alle verschijnselen van een dunne darmafsluiting (4,
10). Het is echter ook mogelijk dat een stukje van de wand
van het caecum of ventrale colon in de navelbreuk bekneld
raakt (16). In deze gevallen zal het veulen geen symptomen
van een darmafsluiting gaan vertonen, omdat de diameter en
motiliteit van het gehele caecum respectievelijk colon door
de inklemming van een relatief heel klein gedeelte van de
wand daarvan niet merkbaar afnemen. Het geïncarcereerde
stukje darmwand wordt necrotisch en doorlatend voor bac-
teriën uit het darmlumen. Ter hoogte van de breukpoort is de
toegang tot de buikholte meestal voldoende afgesloten door
de gestuwde darmwand en uitgetreden fibrine, waardoor er
geen lekkage optreedt van bacteriën/darminhoud naar de
buikholte en er dus ook geen peritonitis ontstaat. Na enkele
dagen worden eerst de inwendige en vervolgens ook de
uitwendige breukzak necrotisch. Tenslotte breekt het proces
naar buiten door. Bij de navel bevindt zich nu een purulent
ontstekingsproces met necrotische weefselflarden, waaruit
voortdurend darminhoud lekt. Er is een echte darmfistel
ontstaan (16).

Als een ingeklemde navelbreuk wordt gediagnostiseerd, mag
beslist niet geprobeerd worden om het ingeklemde darmdeel
weer terug te brengen in de buikholte door in de breukzak te
knijpen (4). De kwaliteit van het ingeklemde stukje

Tabel i. Uitslag van het bloedonderzoek direct na binnenkomst in de kliniek van een
anderhalfjaar oude merrie met een gereponeerde ingeklemde navelbreuk.

Gevonden vfaarden

Normaalwaarden

Hematocriet (1/1)

0.28

0.36-0.42

Hemoglobine (mmol/I)

6.5

7.5-9.0

Leukocyten (G/1)

9.5

7.0-10.0

1

Lymfocyten (%)

14

30-35

Basofielen (%)

1

0-5

Eosinofielen (%)

1

0-4

Segmentkernigen (%)

84

35-60

PH

7.432

7.35-7.45

Bicarbonaat (mmol/1)

32.2

±25

Base Excess (mmol/1)

7

-3 tot 3

Totaal eiwit (g/1)

66

60-75

Albumine (%)

54.5

35-55

0! globulinen (%)

15.5

15-20

P globulinen (%)

18.2

<22

-y globulinen (%)

n.9

<25

Natrium (mmol/1)

132

135-150

Kalium (mmoi/1)

2.8

3.0-5.9

Chloor (mmol/1)

98

96-107

Calcium (mmol/1)

2.7

2.4-3.3

darmwand is immers niet bekend. Wanneer de darmwand
reeds necrotisch is, kan deze tijdens de geforceerde manipu-
laties kapot scheuren, waarna de darm leegloopt in de
buikholte (4). In de literatuur zijn ook gevallen beschreven
van een min of meer spontane repositie van een ingeklemde
navelbreuk (4). Aangegeven wordt om ook in dergelijke
gevallen de buikholte van het veulen zo snel mogelijk te ope-
nen om de vitaliteit van het betreffende darmdeel te beoorde-
len en zonodig een darmresectie uit te voeren. Door onnodig
lang te wachten loopt men het risico dat de aangetaste
darmwand doorlaatbaar wordt voor bacteriën. Deze komen
dan in de buikholte terecht en veroorzaken daar een septi-
sche preperforatieve peritonitis.

Wanneer bij een veulen de aanwezigheid van een geïncar-
cereerde navelbreuk wordt vermoed of is vastgesteld, dient
het veulen zo snel mogelijk doorgestuurd te worden naar een
kliniek voor operatieve behandeling (4, 10, 16). Vaak zal re-
sectie van een darmdeel noodzakelijk zijn. De operatie wordt
dan veel gecompliceerder en de prognose minder gunstig
(15). Wanneer door incarceratie van een stukje dikke-
darmwand een darmfistel is ontstaan, kan deze ook alleen
maar operatief verholpen worden (10, 16). Rijkenhuizen
beschrijft de succesvolle behandeling van een veulen met
een caecumfistel en van een veulen met een fistel van het
ventrale colon, beide ontstaan als gevolg van een geïncar-
cereerde navelbreuk (16).

Figuur 1. Teveel en troebel buikpunctaat van een anderhalf jaar oude Friese merrie
met een \'gereponeerde\' hernia umbilicalis incarcerata.

P^suïstiek"

Anamnese

Bij de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der
Diergeneeskunde, werd een anderhalfjaar oude Friese mer-
rie aangeboden. De eigenaar had zijn eigen dierenarts
geconsulteerd omdat de merrie ziek was en koliekver-
schijnselen vertoonde. Van de merrie was bekend dat zij een
navelbreuk had, maar zij had daarvan nooit enige hinder on-
dervonden. Nu echter was de breukzak duidelijk vergroot,
hard en pijnlijk. Op grond daarvan werd de diagnose inge-
klemde navelbreuk gesteld. De dierenarts heeft met veel
moeite de breukinhoud gereponeerd. Tijdens deze manipu-
laties vertoonde de merrie duidelijk verzet en pijnreacties.
Daarna heeft de dierenarts telefonisch contact opgenomen
met de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Gezien het
feit dat rekening gehouden moest worden met de mo-

-ocr page 178-

gelijkheid dat de wand van het gereponeerde darmdeel
necrotisch en misschien al wel geruptureerd was, is gead-
viseerd het dier direct door te sturen.

Klinisch onderzoek

Bij het klinisch onderzoek na aankomst viel op dat de merrie
te sloom was en niet graag wilde lopen. De ademhalingsfre-
quentie was 24 per minuut en regelmatig. De pols was zwak,
regelmatig en had een frequentie van 88 slagen per minuut.
De rectale temperatuur was te hoog (39,3°C). Het mond-
slijmvlies was roze-rood, de CRT (capillary refill time) was
iets te traag (1-2 seconden) en de huidturgor werd als matig
beoordeeld. Hartauscultatie leverde behalve de te hoge fre-
quentie verder geen afwijkingen op.

Het paard had een duidelijke \'défense musculaire\'. Bij aus-
cultatie van de buikholte waren weinig tot geen darmge-
luiden hoorbaar. Bij sonderen van de maag werd geen in-
houd teruggewonnen. Rectaal werden een stevige inhoud in
het colon en enkele slappe dunne-darmlissen gevoeld.
Buikpunctie leverde te veel oranje, troebel buikvocht op
(Figuur 1) dat zeer veel polymorfkernige granulocyten (175
GIL) bevatte (Figuur 2); er werden intracellulair geen bacte-
riën gezien. Ook werden in het buikvocht geen voedseldelen
aangetroffen.

Bloedonderzoek toonde aan dat de hematocriet en de hemo-
globineconcentratie aan de lage kant waren (Tabel 1). Het
aantal leucocyten was normaal; wel werd bij differentiatie
een rechtsverschuiving gevonden. Van de elektrolyten was
alleen de kaliumconcentratie iets verlaagd, de natrium-,
chloor- en calciumconcentraties waren niet afwijkend.
Op grond van de gedane bevindingen werd de waarschijn-
lijkheidsdiagnose preperforatieve peritonitis vermoedelijk
ten gevolge van een necrotisch stuk darm gesteld. Op uit-
drukkelijk verzoek van de eigenaar is besloten tot een la-
parotomie, hoewel de prognose voor het dier ongunstig was.

Chirurgische behandeling

Pre-operatief kreeg het paard flunixine meglumine (0.01
mg/kg, IVy, benzylpenicilline natrium (20.000 lE/kg, IV)^
en gentamicine (3 mg/kg, IV)^. Na premedicatie met deto-
midinehydrochloride (10 |xg/kg, IV) werd de algehele anes-
thesie geïnduceerd met midazolam (0.06 mg/kg, 1V)^ en ket-
amine (2.2 mg/kg, IV)\'\', en vervolgens onderhouden met
isofluraan\' in 100% zuurstof. De patiënt werd gedurende de
gehele onderhoudsfase kunstmatig geventileerd. De bewa-
king van de anesthesie gebeurde middels elektrocardio-
grafie, capnografie, pulse-oximetrie, invasieve bloeddruk-
meting en controle van de arteriële pH, PaC02 en Pa02
(arteriële kooldioxide- en zuurstofspanning).
Het paard werd gepositioneerd in rugligging en een vol-
doende groot gedeelte van de ventrale buikwand rondom en
voor de navelbreuk werd geschoren, gewassen en gedesin-
fecteerd.

Begonnen werd met een spoelvormige snede door de huid
aan de basis van de breukzak. Deze huidsnede werd verlengd
naar voren in de mediaanlijn over een afstand van ongeveer
15 cm (Figuur 3). Vervolgens werd daar door klieven van de

\' Flnadyne®. Schering-Plough Animal Health, Brussel, België.
\' Benzylpenicilline natrium, Eurovet Animal Health, Bladel. Nederland.

Gentamycine® 5%,A.U. V, Cuijk, Nederland.
^ Domosedan®, Pfizer, Capelle a/d Ussel, Nederland.
^ Midazolam, Apotheek Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland.
\' NarketanlO®. Chassot, Vught, Nederland.
^ Isoßuraan®, Pharmachemie BV, Haarlem, Nederland.

-ocr page 179-

fA « <■ ^
Ju*

Figuur 6. Het geïncarcereerde stuk darmdeel en de breukzak na verwijdering.

linea alba en het peritoneum de buikholte geopend. Bij ex-
ploratie van de buikholte werd vastgesteld dat zich geen
darmdelen meer in de navelbreuk bevonden. De incisie in de
linea alba en het peritoneum werd verlengd naar achteren tot
in de breukpoort. De inwendige breukzak werd vrijgeprepa-
reerd en geamputeerd langs de randen van de breukring. In

H5

de subcutis en inwendige breukzak en ook in de breukring
zelf bevond zich opvallend veel oedeem.
In de buikholte waren duidelijke verschijnselen van een
acute peritonitis aanwezig: de serosa van de darmen was op
diverse plaatsen te rood en tijdens de verschillende manipu-
laties aan de darmen vormde zich daarop snel een laagje fi-
brine (Figuur 4). Het buikvocht kon niet goed beoordeeld
worden vanwege bijmenging met bloed uit de laparo-
tomiewond. Wel werd een monster verzameld voor bacterio-
logisch onderzoek.

Bij de overgang van jejunum naar ileum bevond zich een
darmsegment waarvan het mesenteriale gedeelte en het
daaraan hechtende mesenterium een vrijwel normaal aspect
hadden, maar waarvan het antimesenteriale gedeelte
volledig necrotisch was (Figuur 5); de darmwand was groen-
zwart en dreigde bij enige manipulatie daaraan te zullen
scheuren. Het betreffende darmdeel werd buiten de
buikholte gebracht en gehouden. Het aanvoerende jejunum

IljDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I29, MAART, AFLEVERING 5, 2OO4

-ocr page 180-

was duidelijk overvuld met dun-vloeibare inhoud en gas.
Het caecum had een normale omvang en inhoud. In het
colon ascendens bevond zich vrij vaste inhoud bij de flexura
pelvina. Het colon ascendens vertoonde verder geen bijzon-
derheden, net zo min als het colon descendens.

Ook de maag was normaal van omvang en consistentie,
evenals de milt, de lever en de nieren.
Het jejunum werd geledigd via een snede in het aangetaste
darmdeel. Na ligeren van de bloedvaten in het mesenterium
en plaatsing van de benodigde darmklemmen werd een
darmresectie uitgevoerd, waarbij een darmdeel met een
lengte van ongeveer 20 cm, inclusief het aangetaste segment,
verwijderd werd (Figuren 6, 7 en 8). De twee open darm-
uiteinden werden gesloten. De passage in de darm werd her-
steld door het maken van een jejuno-caecostomie. De gehele
procedure werd uitgevoerd zoals beschreven door Kersjes
et
al.
(9).

Daarna werd de buikholte gesloten. De breukpoort werd ge-
sloten met onderbroken horizontale matrashechtingen en de
snede in de linea alba met een eenvoudige doorlopende
hechting; in beide gevallen gebeurde dat met polyglactin
910^, USP 6. Het weefsel van de breukring was dermate
oedemateus dat er twijfel bestond aan de effectiviteit van de
daarin aangebrachte hechtingen. Daarom werd daaroverheen
nog een kunststof net van polypropyleen\', 20 bij 15 cm,
aangebracht en gefixeerd aan de buitenste fascielaag van de
buikwand met onderbroken kruissteken eveneens van
polypropyleen\'", USP 2. De subcutis werd gesloten met een
eenvoudige doorlopende hechting van polyglactin 910®,
USP 2-0. De huid werd tenslotte gehecht met onderbroken
knoophechtingen van polyamide", USP 0.

Postoperatieve verloop en nabehandeling
Postoperatief kreeg het paard procaïne-penicilline G (20.000
lE/kg, IM)\'^ en vervolgens 8 en 16 uur na de pre-operatieve
gentamicinetoediening nogmaals een injectie met genta-
micine^ in dezelfde dosering. De merrie werd aan een con-
tinu-infuus gezet en kreeg zo 1,5 liter Ringerlactaat per uur.
Vanwege de vrij vaste inhoud in het colon bij de flexura pel-
vina werd via de neussonde 2 liter paraffine gegeven.
Op Dl, D2 en D3 werden de volgende medicamenten toege-

Tabel 2. Resultaten van het klinisch onderzoek en bloedonderzoek op de le-ye dag
na operatie.

Normaal

Dl

D2

D3

D4

D5

D6

D7

j Pols (slagen/
jmin)

28^

60

48

48

48

60

48

52

j

Temp CO

37.4-38.0

37.9

38.0

38.0

38.3

38.4

38.2

38.0 !

Slijmvliezen

rose

rood

rose

rose

rose

rose

rose

rose !

Borborygmi

-

/-

/-

/-

/-

Mest

ja

nee

ja

ja

ja

ja

ja

nee

Ht(l/I)

0.36-0.42

0.34

0.16

0.24

0.23

0.29

0.25

0.28

Leuke (G/l)

7.0-10.0

5.0

6.8

5.4

5.5

8.5

11.6

12.3

PH

7.350-
7.450

7.352

7.374

7.415

7.403

7.402

7.402

7.401

^ Vicryl®, Ethicon, Somerville, New Jersey.
" Trelex®, Boston Scientific Medi-tech, Wayne, New Jersey.
\'"Prolene®, Ethicon, Somerville, New Jersey.
"Ethilon®, Ethicon, Somerville. New Jersey.
" Depocilline®, Mycofarm Nederland BV De Büt. Nederland.

diend; procaïne-penicilline G (20.000 lE/kg, 1 dd IM)\'^
gentamicine (4,5 mg/kg, 2 dd IV)^ en flunixine meglumine
(0,25 mg/kg, 3 dd IV) . Op Dl kreeg de merrie tevens he-
parine (25.000 IE,3dd, IM)\'^

Dagelijks werden een klinisch onderzoek en een bloed-
onderzoek gedaan (Tabel 2).

De merrie herstelde aanvankelijk goed. Het klinisch onder-
zoek en bloedonderzoek leverden geen ernstige afwijkingen
op. Op D2 dronk het paard enkele liters water verdeeld over
de dag en at ze tevens in totaal een halve kg kuilgras in kleine
plukjes.

Op D3 werd gestopt met het continu-infuus. De merrie kreeg
0,5 kg krachtvoer en 1 kg kuilgras samen verdeeld over vier
porties per dag en iedere twee uur 2 L water. Ze at en dronk
goed en produceerde regelmatig mest, waarvan de consisten-
tie aanvankelijk nog wat slap was maar al snel goed gebald
werd. Op D4 kreeg de merrie verdeeld over de dag één kg
krachtvoer en twee kg kuilgras en water
ad libitum. Ondanks
goed eten en mesten werd het paard in de loop van die dag
toch wat slomer en stond af en toe wat te krabben met de
voorbenen. Bij klinisch en bloedonderzoek werden geen
duidelijke afwijkingen gevonden. De buikomvang was niet
toegenomen en er was geen duidelijke \'défense musculaire\'.
Bij sonderen kon geen maagoveriading worden vastgesteld.
De antimicrobiële behandeling werd gewijzigd omdat de
temperatuur iets was opgelopen (38,3°C). Op grond van de
uitslag van het bacteriologisch onderzoek van het buikvocht
afgenomen tijdens de laparotomie en het antibiogram
{E.coli
onder andere gevoelig voor ceftiofur) werd in plaats van pro-
caïne-penicilline G\'^ en gentamicine^, ceftiofur (2,2 mg/kg,
2dd IM)\'" gegeven.

Op D5 was de merrie nog steeds te sloom en toonde ze op-
nieuw koliekverschijnselen. De kleur van de slijmvliezen bleef
normaal, de polsfrequeritié was gestegen naar zestig slagèn per
minuut. Er waren onvoldoende borborygmi, maar de buikom-
vang was nog steeds niet toegenomen en er was evenmin
sprake van een \'défense musculaire\'. Ook kon geen maagover-
iading worden vastgesteld. Het rectale onderzoek leverde even-
min iets verontrustends op. Er waren geen aanwijzingen voor
een peritonitis: alles voelde glad aan en er was nergens knis-
teren als gevolg van de aanwezigheid van fibrine te voelen. Wel
werden er enkele slappe dunne-darmlissen gevoeld. Ter
bevordering van de darmmotiliteit werd cisapride (0,4 mg/kg,
3 dd PO)\'^ gegeven. Op D6 was de merrie nog steeds sloom,
maar ze vertoonde geen koliekverschijnselen meer.
Op D7 echter kreeg de merrie wel weer koliek. De eetlust
was veel minder en er kwam geen mest meer. Bij klinisch on-
derzoek werden een krachtige en regelmatige pols met een
frequentie van 52 slagen per minuut en roze slijmvliezen
gevonden. Bij sonderen was nog steeds geen maaginhoud af
te hevelen. Bij rectaal onderzoek bleek er te veel vaste in-
houd aanwezig te zijn in het caecum en colon. In het rectum
bevond zich wat ingedroogde mest met darmslijm. Er waren
ook nu nog steeds geen aanwijzingen voor een peritonitis:
nergens waren verklevingen te voelen. Er werd gestart met
een laxerend dieet dat bestond uit 200 gram lijnzaad, één kg
haverafvalbrok, één kg wortelen en een halve kg kuilgras
verdeeld over vele kleine porties over de dag. \'s Avonds ver-
toonde de merrie plotseling ernstige koliekverschijnselen.
De pols was nu zwak met een frequentie van tachtig slagen

O Heparine. Leo Pharma BK Breda, Nederland.
"Excenel®, Pharmacia BV Woerden. Nederland.
i\'Prepulsid®, Jansen-Cilag, Tdburg. Nederland.

-ocr page 181-

per minuut. De rectale temperatuur bedroeg 38,2°C. Het
paard leek in shock: ze was bezweet en had koude extre-
miteiten, de slijmvliezen hadden een vuile kleur en de CRT
bedroeg meer dan twee seconden.

Ze had nu ook een gespannen buik met een duidelijke
\'défense musculaire\'. Bij rectaal onderzoek was een sterk
overvulde en harde maag te voelen, maar bij sonderen daar-
van kon nog steeds geen inhoud afgeheveld worden. Er werd
een buikpunctie gedaan, waarbij groen en stinkend
buikvocht met voedseldelen werd verkregen. Geconcludeerd
werd dat het paard ergens in het maagdarmkanaal een rup-
tuur moest hebben. Op grond daarvan is de merrie
geëuthanaseerd.

Pathologisch-anatomisch onderzoek

De maag was zeer sterk overvuld met vaste, droge inhoud. Er
was duidelijk sprake van een maagimpaction. In de cur-
vatura major bevond zich een forse scheur en er bevond zich
maaginhoud in de buikholte. Er waren verschijnselen van
een subchronische, algehele peritonitis aanwezig: een dof
beslag op de serosa van de diverse buikorganen en op het
Peritoneum van de buikwand. Ook in het caecum en colon
was te vaste inhoud aanwezig. De darmanastomose was
goed passabel en er was geen enkele aanwijzing voor lek-
kage aldaar. Nergens in de buik werden verklevingen of ver-
groeiingen gevonden.

Discussie

Bij het veulen ligt de navel ver naar achteren en daardoor vrij
hoog in de ventrale buikwand. Als gevolg daarvan worden
door de druk van de buikorganen op de ventrale buikwand
bij het staande dier de randen van de breukpoort naar elkaar
toegetrokken, waardoor de breukpoort steeds nauwer wordt.
Dit en het feit dat zich meestal geen echte breukinhoud in de
breukzak bevindt, vormen naar mening van de auteurs de
verklaring voor het feit dat een navelbreuk bij veulens zo
vaak spontaan wegtrekt, terwijl dat bijvoorbeeld bij kalveren
niet het geval is (7).

Ondanks het feit dat de breukpoort klein en smal is, kan inci-
denteel toch incarceratie van darmdelen optreden (4, 8, 10,
18). Hoe dit gebeurt wordt in de literatuur nergens vermeld.
De auteurs denken dat door plotselinge sterke contracties
van de buikspieren niet alleen de druk in de buikholte stijgt,
maar ook de breukpoort duidelijk voelbaar groter wordt. Dit
laatste kan bijvoorbeeld worden waargenomen als een
veulen spontaan hoest tijdens de palpatie van een navel-
breuk. Dit fenomeen kan zich ongetwijfeld ook voordoen
wanneer het veulen een keer stoeit, over de rug rolt en weer
opstaat. En op zo\'n moment kan dan een darmdeel in de
breukzak geperst worden. Zodra de buikspieren ontspannen,
vernauwt de breukpoort zich weer, en raakt het daarin aan-
wezige darmdeel ingeklemd met alle mogelijke gevolgen
van dien.

Het hier beschreven dier was anderhalfjaar oud. Onduidelijk
was waarom de navelbreuk niet eerder chirurgisch verholpen
was. Uit het gesprek met de eigenaar bleek dat deze ook in
het bezit was van een tweeënhalf jarige Friese merrie die
eveneens een navelbreuk had. Wij hebben de eigenaar drin-
gend geadviseerd deze merrie te laten opereren, voordat ook
zij ernstige problemen krijgt.

Als een ingeklemde navelbreuk is gediagnostiseerd, mag
beslist niet geprobeerd worden om het ingeklemde darmdeel
te reponeren (4). In het onderhavige geval is dat wel gebeurd,
waarbij het dier zich flink verzet zou hebben. Gezien de
slechte toestand van de darm bij de laparotomie was het ver-
wonderlijk dat de darm niet al kapot gescheurd was tijdens
de geforceerde repositie. Na de repositie zijn bacteriën uit de
darm door de necrotische wand gemigreerd naar de
buikholte en hebben daar een acute preperforatieve peritoni-
tis doen ontstaan.

Bij het eerste bloedonderzoek was al een wat lage hema-
tocriet gevonden, die waarschijnlijk deels te verklaren is uit
het feit dat het Friese paard in vergelijking met het KWPN
paard vaak een wat \'lage\' hematocriet heeft en deels het
gevolg is van de toch al wat chronische ontsteking. Ook de
gevonden rechtsverschuiving in het witte bloedbeeld duidt
hierop. Na klinisch onderzoek van de merrie werd de aan-
wezigheid van een peritonitis reeds zeer waarschijnlijk
geacht op basis van de verhoogde lichaamstemperatuur
(39,3°C), de \'défense musculaire\' en het troebele buikvocht
met daarin een sterk verhoogd aantal leucocyten (175 G/L).
Op grond daarvan werd de prognose, ook van een chirurgi-
sche behandeling, als ongunstig beoordeeld. Desondanks
wilde de eigenaar toch dat het dier geopereerd werd. Bij de
operatie zijn inderdaad duidelijke verschijnselen van een
acute preperforatieve peritonitis gezien: de serosa van de
darmen was op verschillende plaatsen veel te rood en erg re-
actief gezien de snelle en overmatige productie van fibrine
tijdens de operatie. Het bestaan van een septische peritonitis
werd uiteindelijk definitief bevestigd door de uitslag van het
bacteriologisch onderzoek van het bij de operatie genomen
buikvochtmonster:
E. coli. Deze bacteriën moeten naar de
buikholte zijn gelekt vanuit het ingeklemde stukje darm, na-
dat dit gereponeerd was.

De impaction en ruptuur van de maag die bij sectie gevonden
werden, kunnen mogelijk door de ook aanwezige peritonitis
verklaard worden. In geval van een maagimpaction is de
maag overvuld met erg droge, niet gefermenteerde voed-
seldelen. De oorzaak daarvan kan extrinsiek of intrinsiek zijn
(12). Als extrinsieke oorzaken worden onder andere ge-
noemd: onvoldoende of onregelmatig drinken, onregelmatig
eten, hel eten van oud, droog gras en gebitsproblemen.
Intrinsieke factoren kunnen zijn: onvoldoende maagsapse-
cretie, hypotonie of atonie van de maag en pylorusstenose.
Gezien het feit dat tijdens de operatie is vastgesteld dat de
maag op dat moment nog normaal van omvang en consisten-
tie was, er bij sectie geen macroscopisch zichtbare veran-
deringen aan de maag zelf zijn gezien en de beschreven ex-
trinsieke factoren niet aannemelijk zijn, moet in dit geval de
maagimpaction toegeschreven worden aan een verminderde
motiliteit van de maag als gevolg van de peritonitis. Immers,
één van de gevolgen van een peritonitis is een verminderde
motiliteit van het maagdarmkanaal, waardoor verstoppingen
kunnen optreden (1). Hierin past ook de rectale bevinding op
de morgen van de zevende dag, en bevestigd bij de sectie, dat
zich te veel vaste inhoud in het caecum en colon bevond.
Tijdens de operatie werd al te vaste inhoud aangetroffen in het
colon bij de flexura pelvina, echter zonder een duidelijke om-
vangsvermeerdering van de darm aldaar. Dit is toegeschreven
aan de volledige passagebelemmering in de dunne darm,
waardoor er geen vloeistof meer in de dikke darm terecht-
kwam en door voortgaande resorptie van water daaruit de in-
houd steeds vaster werd (\'secundaire colonobstipatie\'). Te
droge of vaste inhoud in delen van een niet vergroot colon is
een regelmatig gedane bevinding tijdens de operatie van

-ocr page 182-

paarden met een passagestoornis in de dunne darm (14).
Septische peritonitis met adhesievorming is een bekende en
vaak fatale complicatie na koliekchirurgie (2, 14). Het kan
veroorzaakt worden door een necrotisch darmdeel, dat reeds
aanwezig was voor de operatie dan wel daarna is ontstaan,
contaminatie van de buikholte tijdens de operatie of een
lekkende darmanastomose. Het feit dat er bij dit dier reeds
pre-operatief een septische peritonitis aanwezig was, maakte
de kans op postoperatieve complicaties, ook na een tech-
nisch geslaagde darmresectie, aanzienlijk groter en daarmee
de prognose veel slechter

Door middel van een intensieve medicamenteuze behandel-
ing is gepoogd de septische peritonitis te onderdrukken.
Ervan uitgaande dat in geval van een preperforatieve peri-
tonitis verschillende Gram-positieve en Gram-negatieve
bacteriën een rol kunnen spelen, is het paard pre-operatief en
gedurende de eerste dagen postoperatief behandeld met een
bij koliekpaardchirurgie gebruikelijke combinatie van peni-
cilline en gentamicine (19). Op de vierde dag na operatie (de
operatie is op een vrijdagavond uitgevoerd) was de uitslag
bekend van het bacteriologisch onderzoek en de gevoe-
ligheidstest van het buikvochtmonster en is overgegaan op
een behandeling met ceftiofur.

NSAID\'s grijpen in op de ontstekingscascade die optreedt
bij een sepsis c.q. septisch ontstekingsproces. In lage dose-
ring (0,25 mg/kg 3 dd IV) verminderen zij zo ook de vorm-
ing van adhesies (11,17).

Heparine inactiveert stollingsfactoren en onderdrukt de
omzetting van fibrinogeen in fibrine, en zo wordt met her-
haalde subcutane toedieningen van heparine (40-50 lE/kg,
2-3 dd) beoogd de fibrineproductie en daarmee ook de vor-
ming van adhesies in de buik te beperken (II, 13). Een
minder gewenste bijwerking is echter agglutinatie van
erytrocyten, waardoor het een anemie induceert (11, 13). Dit
uit zich onder andere in een daling van de hematocriet-
waarde. Dit was de reden waarom op D2 (hematocrietwaarde
0,16 L/L) gestopt is met de toediening van heparine.
Hoewel over de effectiviteit van eenmalig spoelen dan wel
van herhaald spoelen en draineren van de buikholte ter
voorkoming en ter behandeling van een septische peritonitis
verschillend geoordeeld wordt, neigt men toch steeds vaker
naar een dergelijke behandeling, ook al is die arbeidsinten-
sief Als men intra-operatief de buikholte wil spoelen, moet
dat gebeuren met grote hoeveelheden steriele, lauwwarme
spoelvloeistof en wel 20-40 L voor een volwassen paard (2).
Postoperatief kan de buikholte gespoeld worden via een spe-
ciaal daarvoor aangelegde drain. Men spoelt dan gedurende
enkele dagen tenminste tweemaal daags met minimaal 10 L
spoelvloeistofperkeer(6,11).

Bij de beschreven patiënt is tijdens de operatie de buikholte
niet gespoeld op grond van de eveneens in de literatuur
aangehaalde overweging dat door het spoelen de bacteriën
die nog maar een beperkt aantal uren in de buikholte aan-
wezig zijn eerder verder door de buikholte verspreid dan er
effectief uitgespoeld worden (11). Postoperatief was spoelen
niet geïndiceerd, omdat het aanvankelijke herstel van het dier
tot de gedachte leidde dat de septische peritonitis dankzij de
medicamenteuze behandeling voldoende onder controle
was. Zo ontbraken in die eerste dagen klinische symptomen
van een verdergaande septische peritonitis, zoals koorts, een
gespannen buik en défense musculaire, fibrine c.q. knisteren
dan wel verklevingen voelbaar bij rectale exploratie.
Tenslotte is dit laatste ook bevestigd door de sectiebevinding
dat er nergens in de buikholte verklevingen te vinden waren.
Het paard is uiteindelijk geëuthanaseerd vanwege een maag-
ruptuur, die het gevolg was van een maagimpaction. Gezien
de grote hoeveelheid maaginhoud die bij sectie werd
aangetroffen, moet deze maagimpaction zich in de loop van
meerdere dagen ontwikkeld hebben. De incidentie van een
maagimpaction na koliekchirurgie is buitengewoon laag.
Toen het vanaf de vierde postoperatieve dag minder goed
ging met het paard, is zeker niet aan een maagimpaction
gedacht. Wanneer wel rekening gehouden was met de mo-
gelijkheid van het ontstaan van een maagimpaction, zou mo-
gelijk een voorzichtiger voederregime na de operatie
gehanteerd zijn. Of dan de maagimpaction zou zijn
voorkomen, blijft uiteraard een onbeantwoorde vraag. Het
onderkennen van een maagimpaction is lastig omdat ener-
zijds het sonderen van de maag geen uitsluitsel geeft en an-
derzijds bij rectale exploratie pas dan een verstopping van de
maag gevoeld kan worden wanneer deze heel sterk vergroot
is. Zo is ook bij de hier beschreven patiënt pas op de avond
van de zevende dag de vergrote maag bij rectale exploratie
gevoeld, maar toen was de situatie al hopeloos vanwege de
bij buikpunctie vastgestelde ruptuur Echter ook zonder de
ruptuur zou de maagimpaction, als deze eerder was gedia-
gnostiseerd, heel lastig behandelbaar zijn geweest.

Conclusies

De casuïstiek kan ons een aantal dingen leren. Wanneer een
veulen een hernia umbilicalis heeft, is het van groot belang
dat deze regelmatig wordt gecontroleerd. Wanneer de navel-
breuk op een leeftijd van zes maanden nog aanwezig is, moet
deze operatief verholpen worden. Zodra een pijnlijke en ge-
zwollen breukzak wordt geconstateerd moet de dierenarts
worden gewaarschuwd. Als een hernia incarcerata is vast-
gesteld, mag nooit in de breukzak geknepen worden om te
trachten de breukinhoud terug te brengen in de buikholte;
het dier moet zo snel mogelijk operatief behandeld worden.

Literatuur

1. Clark ES. Intestinal Motility. In: White II NA. The Equine Acute
Abdotnen, Lea & Febiger, Philadelphia and London, 1990: 36-48.

2. Ducharme NG. Freeman DE, Steckel RR. Dean PW. and Young DR.
Principles of Intestinal Surgery. In: Auer & Stick. Equine Surgery. WB
Saunders Company, Philadelphia, 1992; 325-48.

3. Enzerink E, Wceren PR van, and Velden MA van der. Closure of the
abdominal wall at the umbilicus and the development of utnbilical her-
nias in a group of foals from birth to 11 months of age. Vet Rec 2000;
147:37-9.

4. Freeman DE. Orsini JA. Harrison IW. Muller NS, and Leitcb M.
Complications of umbilical hernias in horses: 13 cases (1972-1986). J
Am Vet Med Ass 1988; 196:804-7.

5. Freeman DE, and Spencer PA. Evaluation of age, breed and gender as
risk factors for umbilical hernia in horses of a hospital population. Am
JVet Res 1991;52:862-71.

6. Hague BA, Honnas CM, Berridge BD, and Exaster JL. Evaluation of
Postoperative Peritoneal Lavage in Standing Horses for Prevention of
Experimentally Induced Abdominal Adhesions. Vet Surgery 1998; 27:
122-6.

7. Horney FD, and Wallace CE. Surgery of the bovine digestive tract. In:
Jennings PB The Practice of Large Animal Surgery. Vol 1, WB
Saunders Company, Philadelphia, 1984: 551.

8. Kaneps AJ. Hernias. In: Auer & Stick, Equine Surgery, WB Saunders
Company, Philadelphia, 1992:415-22.

9. Kersjes AW, Németh F, and Rutgers LJE. A Colour Atlas of Large
Animal Surgery. Wolfe Medical Publication Ltd, 1985: 47.

10. Markel MM, Pascoe JR, and Sams AE. Strangulated umbilical hernias in
horses: 13 cases (1974-1985). J Am Vet Med Ass, 1987; 190(6): 692-4.

-ocr page 183-

11. Markel MD. Prevention and Management of Peritonitis in Horses. In:
Management ofCoiic, Veterinary ClinicsofNorthAmerica 1988: 145-54.

12. Owen Rhap Rh, Jagger DW, and Jagger F. Two cases of equine primary
gastric impaction. Vet Rec 1987; 121: 102-5.

13. Parker JE, Fubini SL, Car BD, and Erb HN. Prevention of
Intraabdominal Adhesions in Ponies by Low-dose Heparine Therapy
Vet Surgery 1987; 16:459-62.

14. Philips TJ, and Walmsley JP. Retrospective analysis of the results of
151 exploratory laparotomies in horses with gastrointestinal disease.
Equine VetJ, 1993;25(5), 427-31.

15. Robertson JT. Diseases ofthe Small Intestine. In White II NAThe Equine
Acute Abdomen, Lea & Febiger, Philadelphia & London 1990: 347-68.

16. Rijkenhuizen ABM, Velden MA van der, and Back W. Incarcerated
umbilical hernia with enterocutaneous fistulas in two foals. Equine
Vet Educ 1994; 9 (I): 3-6.

17. Sullins KE. Intestinal Adhesion Reduction. In: White 11 NA, The
Equine Acute Abdomen, Lea & Febiger, Philadelphia and London,
1990:245-50.

18. Tulleners EP. Diseases of the abdominal wall. In: Colahan PT, Equine
Medicine and Surgery, 4e ed Vol 1, American Veterinary Publications,
1991:683-4.

19. White II NA. Intensive Care, Monitoring, and Complications of Acute
Abdominal Disease. In: White II NA, The Equine Acute Abdomen,
Lea & Febiger, Philadelphia and London, 1990: 309-35.

Editors E. Braunwald, /\\.S. Fauci,
D.L Kasper, S.L Mauser, D.L
Longo, andJ.LJameson. McGraw-
Hill, New York
2001. ISBN
^ 007007272& 2630 pagina\'s. Eän-
I bandsuitgave €. iy2,=/tweebands-
? uitgave
€ 206,=.

klinische farmacologie en voeding volgen specifieke hoofd-
stukken over oncologie en hematologie, infectieziekten, car-
diovasculaire ziekten, aandoeningen van de respiratie-trac-
tus, aandoeningen van nieren en urinewegen, aandoeningen
van de digestie-tractus, aandoeningen van het immuun-
systeem, bindweefsel en gewrichten, stofwisseling en endo-
crinologie, aandoeningen van het zenuwstelsel en toxicolo-
gie. Bij de prijs inbegrepen zijn dertig pagina\'s kleurenfoto\'s
en beschrijvingen van Nobelprijswinnaars op de vakgebie-
den fysiologie en geneeskunde. Voor veterinairen is het boek
niet alleen van waarde wegens de weergave van de meest re-
cente inzichten in diagnostiek en therapie van aandoeningen
bij de mens, maar ook gezien de uitzonderiijk deugdelijke
aandacht die wordt gegeven aan de pathofysiologie. Ook
\'mad cow disease\' ontbreekt niet, evenals een fraaie ruimte-
lijke weergave van prioneiwitten. Voor geïnteresseerden in
\'State of the Art\' Inwendige Ziekten een aantrekkelijke uit-
gave.

J.H. van der Kolk

Harrison\'s 15th edition: Principles
of Internal Medicine

Boe
besprekin

Het feit dat voor de beschrijving
van de principes van de Inwendige Ziekten maar liefst 2630
pagina\'s nodig zijn, misstaat het betreffende vakgebied na-
tuurlijk niet. Met het verschijnen van de vijftiende editie van
de Harrison\'s is veel recente informatie beschikbaar over de
humane ziektekunde gerangschikt naar orgaansysteem. Na
inleidende hoofdstukken over ondermeer genetica en ziekte.

Veilige tweeeerilheid bij diarree.

REG.NL 9711/9712

OR-ACEVPLUS

DIARACE^1/GTT

-ocr page 184-

MOBILITY SUPPORT

MS 25

Een unieke dieetvoeding die de gezondheid en
de beweeglijkheid van de gewrichten bij
de hond ondersteunt

VFTERINARY

EXCLUSIVE

Overtuig uzelf: vraag uw dierenartsenbezoeker om meer informatie

ROY><LCkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Senice

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.: (0413) 363740 - E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 185-

Doorverwijsheid

laira Boissevain

Wanneer ben je als dierenarts uitbe-
handeld en wanneer wordt een die-
renarts geacht de eigenaar c.q. het
dier door te verwijzen naar een speci-
alist? Een kwantitatieve standaard
hiervoor zal moeilijk zijn, maar rustig
blijven sukkelen zonder enige actie is
in ieder geval niet de bedoeling. Daar
zijn specialisten nu juist voor...

Uitgelaten of ingetogen?

Een Galgo Espagnol (voor de niet-kynologen: een wind-
liond) loopt bij het uitlaten een flinke knieblessure op aan
zijn linkerachterpoot. Er lijkt niets gebroken te zijn, maar
de hond heeft duidelijk pijn en flinke schaafwon-
den. De dierenarts diagnosticeert primair
diepe huidbeschadigingen en secundair
periositis, zonder waarneembare ge-
wrichtsaandoeningen. Hij begint
met een weekje rust voor te
schrijven. Als er dan niets is
verbeterd, zal hij wel verder
zien. Een week later is enige
verbetering te zien aan de
genezende schaafwonden.
De hond loopt nog steeds
op drie poten. Een grondig
onderzoek en/of een rönt-
genfoto lijkt de dierenarts
op dat moment nog niet no-
dig; zo\'n onderzoek doet
pijn en narcose is niet goed
voor windhonden. "Nog wat
meer rust en aan de lijn uitla-
ten" is het advies. Het klinkt
heel aardig, maar tien dagen later
loopt de hond nog steeds zeer ernstig
kreupel. De oorspronkelijke diagnose
wordt ietwat bijgesteld, maar een röntgen-
foto vindt hij nog steeds niet nodig omdat er zo te
zien geen fracturen zijn. Nog maar een week lijnrust dan
maar.

Ingescheurd of uitgescheurd?

Na vier keer terugkomen en in totaal zes weken kreupel
lopen van de hond, vinden de eigenaren dat deze behande-
ling niet erg veel zoden aan de dijk zet. Ze gaan naar een an-
dere dierenarts, die klinisch onderzoek doet en de hond ver-
denkt van een voorste kruisband- en een mediale meniscus
laesie. Hij verwijst onmiddellijk door naar een specialist chi-
rurgie. Kort daarna wordt de hond geopereerd waarbij een
volledige kruisbandruptuur blijkt. De meniscus is zodanig
beschadigd dat de gehele caudale hoorn moet worden ver-
wijderd. De hond is na deze operatie overigens goed hersteld
en gerevalideerd.

Veterinai
tuchtrech

In beweging blijven!

De eigenaren realiseren zich dat de hond veel minder lang
met pijn had hoeven rondlopen, als hun eigen dierenarts wat
actiever was geweest en hen eerder had doorverwezen. Met
een klacht over deze lakse behandeling stappen ze naar het
Tuchtcollege. Daar ontstaat nog enige discussie over de hoe-
veelheid consulten; er zijn er maar drie vastgelegd, maar vol-
gens hen zijn het er zeker vier of vijf geweest. Volgens de
beklaagde dierenarts zijn het er vier, maar vanwege compu-
terproblemen is niet alles volledig verwerkt.
Het precieze aantal consulten deert het College niet, want
volgens hen is de dierenarts al bij het derde consult in ge-
breke gebleven. Bij de ernstig kreupele hond was geen ver-
betering te zien na een periode van rust van meer dan twee
weken. Op dat moment zou het op de weg van de die-
renarts hebben gelegen om meer actie te
ondernemen. Hij had meer onderzoek
^ moeten verrichten en de hond eerder
^ \\ door moeten verwijzen. Het College

overweegt daarbij ook dat het ging
om een hond van een soort waar-
voor beweging zeer belangrijk

Doe het zelf... of niet?

De dierenarts brengt hier te-
genin dat hij wel degelijk
lege artis heeft gehandeld,
en dat hij met plezier alle
medewerking zou hebben
gegeven als de eigenaren zelf
eerder had aangegeven dat zij
specialistische hulp wilden. De
suggestie dat hij foto\'s had moe-
ten maken wijst hij van de hand;
die kunnen alleen door een orthope-
disch specialist op de juiste manier
worden genomen en geïnterpreteerd. Een
wat merkwaardige stellingname na zijn eigen
constatering dat doorverwijzing niet nodig was...
Het Tuchtcollege vindt dat de dierenarts veterinair niet juist
heeft gehandeld door bij het derde consult niet meer actie te
ondernemen. Omdat door erkenning van beide partijen vast-
staat dat er zelfs een vierde consult heeft plaatsgevonden,
klemt dit des te meer omdat de dierenarts ook bij dit vierde
consult geen aanleiding tot nader onderzoek of doorverwij-
zing heeft gezien. Het Tuchtcollege vindt dat dermate laak-
baar dat de dierenarts een berisping krijgt.

Het is overigens niet gezegd dat het derde consult als stan-
daard moet worden gezien voor het moment waarop een die-
renarts naar een specialist moet doorverwijzen, maar het is
vooral de actieve en alerte houding (of liever gezegd; het ont-
breken daarvan) die keer op keer zorgt voor commentaar van
het Tuchtcollege.

-ocr page 186-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van^

luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
Dankzij de unieke samenstelling is

Draxxin: REGNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.
indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae. die gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: \\ ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan, varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA. mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer Animal Health l)v

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/<l IJssel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahgOpfizer.coni

© 2(KW IfizCT Animal H.-alth b.v.. Capelle a/d IJssel
® Merknaam van l\'lizer Inc., N.Y.. U.S.A.

-ocr page 187-

Maanblindheid bij het paard

M.A. van der Velden\'

Maanblindheid is een oogaandoe-
ning bij paarden, die tot blijvende
visusvermindering kan leiden.
Ook in Nederland worden regel-
matig paarden vanwege maan-
blindheid aangeboden aan prakti-
serende dierenartsen en aan
paardenklinieken. En zo wordt
ook de Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Paard (HGP) herhaaldelijk geconfronteerd met
telefonische consulten en ingestuurde patiënten. Op grond
van de daarmee opgedane ervaringen werd het nuttig ge-
oordeeld om in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde nog-
maals een artikel aan deze aandoening te wijden, geba-
seerd op recente literatuur en eigen ervaringen.

Definitie en voorkomen

Maanbhndheid (Equine Recurrent Uveitis, Periodic Ophthal-
mia, Mondblindheit, periodische Augenentzündung) is een
specifieke, wereldwijd voorkomende oogziekte bij Equiden.
Het wordt beschouwd als de belangrijkste oorzaak van visus-
vermindering en is als zodanig de meest gevreesde oogziekte
bij paarden (2,3,6,7,8). De aandoening is te definiëren als een
recidiverende aseptische fibrineuze irido-cyclo-chorioiditis
(= uveitis). Het is dus een ontsteking van de iris, het corpus cili-
are en de chorioidea. Deze drie structuren vormen samen het
vaatvlies van het oog; de uvea. Uveitiden zijn bekend bij mens
en dier. Opvallend echter bij het paard is het recidiverende ka-
rakter ervan, en deze recidiverende uveitis wordt benoemd als
de maanblindheid.

Een aanval treedt plotseling op, meestal aan één oog maar
soms ook aan beide ogen tegelijk. Het recidief kan zich voor-
doen aan hetzelfde oog, maar ook aan het andere en soms
zelfs aan beide ogen. De rustperiode tussen twee aanvallen
varieert sterk, en wel van enkele weken tot meer dan een jaar.
Wanneer het recidief optreedt, is niet te voorspellen. Iedere
aanval leidt, ook na een tijdig ingestelde adequate behande-
ling, tot blijvende veranderingen in het oog. Hierdoor is het
gezichtsvermogen in meer of mindere mate blijvend vermin-
derd. Volledige blindheid van het aangetaste oog ontstaat
meestal na meerdere aanvallen, maar kan ook al na één aan-
val ontstaan als deze niet direct goed behandeld wordt.

Etiologie en pathogenese

De oorzaak van maanblindheid is tot op heden niet volledig
opgehelderd.

Een acute uveitis kan bij het paard, net als bij andere dier-
soorten, optreden als gevolg van ernstig oogtrauma (cornea-
perforatie, cornearuptuur), reflectoir op basis van ernstige
ontstekingsprocessen in de cornea en/of een ulcus corneae,
en als reactie op autoloog oogweefsel (met name bij het vrij-
komen c.q. de aanwezigheid van lensmateriaal in de voorste

\' Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, discipline
Heelkunde, Universiteit Utrecht. Correspondentie: M.A. van der Velden, Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard, Faculteit der Diergeneeskunde, discipline
Heelkunde, Yalelaan 12, 3584 CM Utrecht. Tel: 030-2531350, Fax: 030-2537970,
E-mad: m.a. vandervelden@vet.uu.nl
en achterste oogkamer, bijvoorbeeld na extracapsulaire lens-
extractie) (3,7,8). In al deze gevallen is er een duidelijke pri-
maire oogaandoening aanwezig en is er een oorzaak voor de
uveitis aanwijsbaar. Al deze uveitiden zijn in principe een-
malig.

Bij de maanblindheid is geen andere, primaire oogaandoe-
ning aantoonbaar. Als mogelijke oorzaken voor het ontstaan
van de ontstekingsreactie van de uvea zijn diverse factoren
en agentia genoemd: klimatologische en geografische in-
vloeden, voedingsfactoren en/of fermentatiestoornissen, en
verder allerlei micro-organismen.

De ontsteking in het oog zelf is aseptisch. Men gaat er thans
algemeen vanuit dat de maanblindheid een overgevoelig-
heidsreactie dan wel een immunologische respons is op be-
paalde antigenen of lichaamsvreemde stoffen (3, 4, 7, 8).
Deze worden geproduceerd door micro-organismen of ge-
vormd in een door een micro-organisme veroorzaakt ontste-
kingsproces elders in het lichaam. Als oorzakelijke micro-
organismen worden dan genoemd diverse bacteriën
(Leptospira spp, Brucella spp, Streptococcus equi, Borrelia
spp, en bij veulens vooral Escherichia coli en Rhodococcus
equi),
virussen (influenza- en herpesvirussen) en parasieten
(Onchocerca cervicalis, Toxoplasma gondii). Aan Lepto-
spirose werd in het verleden een belangrijke rol toegeschre-
ven en ook thans staat het weer volop in de belangstelling.
Opvallend is dat een unilaterale maanblindheid doorgaans
gezien wordt bij paarden die verder klinisch gezond zijn en
voordien ook geen klachten hadden. Een beiderzijdse maan-
blindheid treedt vooral op bij dieren die bij klinisch onder-
zoek wel elders een probleem blijken te hebben. Het gaat dan
meestal om een infectieuze aandoening aan het respiratie- of
digestie-apparaat.

Tijdens een acute aanval vinden activatie van T-cellen en pro-
liferatie van memory T-cellen in de uvea plaats. Na de aanval
blijven met name in het corpus vitreum ontstekingscellen en
ontstekingsproducten achter. Deze fungeren als immunolo-
gisch memorymateriaal, waarop de \'geactiveerde\' uvea weer
kan reageren met een volgende aanval. Dit vormt de moge-
lijke verklaring voor het recidiverende karakter van de
maanblindheid.

Diagnostiek

Bij het algemeen klinisch onderzoek van de patiënt worden
behalve de oogveranderingen vaak geen ernstige andere af-
wijkingen gevonden. Soms is het dier sloom en is de eetlust
verminderd; de lichaamstemperatuur kan verhoogd zijn. Het
plotseling (sterk) verminderde gezichtsvermogen kan tot ge-
dragsveranderingen leiden. Een gericht onderzoek van de di-
verse orgaansystemen levert doorgaans, en zeker in geval
van een éénzijdige uveitis, slechts negatieve bevindingen op.
Het oogonderzoek wordt uitgevoerd in een ruimte die goed
verduisterd kan worden. Voor het onderzoek van de oogleden
en het voorste oogsegment (cornea, voorste oogkamer,
iris/pupil en lens) is een penlamp meestal voldoende. Een
otoscoop-opzetstuk (met lens) op een lichtbron als handvat
of een spleetlamp voldoet ook heel goed. Wanneer het oog-
onderzoek bemoeilijkt wordt door een sterke blepharo-

-ocr page 188-

spasme als gevolg van de pijnlijkheid van het oog, kan het
paard gesedeerd worden. Er kan ook nog een geleidings-
anesthesie van de N. auriculopalpebralis gegeven worden,
maar dat blijkt bijna nooit nodig te zijn. De zenuw is te pal-
peren en wordt geblokkeerd subcutaan op de arcus zygoma-
ticus halverwege de laterale ooghoek en de oorbasis. Alleen
de motorische innervatie van de oogleden valt dan uit, niet de
sensibele innervatie van oogbol en oogleden.

Symptomen en oogveranderingen

Bij een acute aanval van maanblindheid kunnen diverse ver-
anderingen aan het oog worden waargenomen (1, 2, 3, 7, 8).
Het oog is meestal erg pijnlijk. Deze pijnlijkheid, die van de
ene op de andere dag ontstaat, leidt tot blepharospasme, epi-
phora en
Photophobie. Soms zijn de oogleden wat gezwollen
en is er conjunctivale en episclerale vaatinjectie. Door be-
schadiging van het endotheel wordt de cornea soms in ge-
ringe mate oedemateus en ontstaat er enige vaatingroei. De
cornea is fluoresceïne-negatief. Het kamerwater in de voor-
ste oogkamer is troebel door ontstekingscellen en ontste-
kingsproducten, met name fibrine-vlokken. Soms treedt bij-
menging met bloed op, doordat bloedvaatjes in de iris kapot
gaan. Door de troebelingen in de voorste oogkamer krijgt
het

oog een geel, geel-grijs of geel-rood aspect. Afhankelijk van
de mate van troebeling, is de iris in sommige gevallen nog
gedeeltelijk en in andere gevallen helemaal niet meer zicht-
baar (zie foto 1 en 2). De iris, voorzover te zien, is gezwollen
door oedeem en vertoont soms wat bloedinkjes. Er bestaat
altijd een sterke miosis. Als gevolg van de ontsteking van het
corpus ciliare is de productie van kamerwater verminderd.
Hierdoor is de oogdruk vaak verlaagd en bestaat er dus een
hypotensie.

De acute pijnlijkheid van het oog, de troebelingen in de voor-
ste oogkamer en de nauwe pupil zijn karakteristiek voor de
acute maanblindheid. De heftige pijnlijkheid wordt veroor-
zaakt door een spasme van de musculatuur in het corpus cili-
are, het cyclospasme of ciliaire spasme.
Men moet zich realiseren dat er dieper in het oog ook veran-
deringen zijn, hoewel deze door de troebelingen in de VOK
en de miosis niet zichtbaar zijn. De fibrine die door de
achterkant van de iris en door het corpus ciliare wordt gepro-
duceerd, komt terecht in de achterste oogkamer en dus ook
tussen de iris en de lens. De van de chorioiditis/retinitis af-
komstige ontstekingscellen en ontstekingsproducten leiden
tot troebelingen in het corpus vitreum.

Het acute stadium gaat na verloop van tijd over in het chroni-
sche. De mate van blijvende oogbeschadigingen is afhanke-
lijk van de ernst van de aanval en vooral ook van het al of niet
tijdig ingesteld zijn van een adequate therapie (1, 2, 3, 7, 8).
In het gunstigste geval, dat wil zeggen wanneer snel een
juiste diagnose is gesteld en een adequate behandeling is in-
gesteld, kan het voorste oogsegment weer helemaal ophelde-
ren en vrijwel zonder enige schade herstellen. Troebelingen
in het corpus vitreum blijven aanwezig, maar zullen de visus
meestal niet merkbaar beïnvloeden. Als niet tijdig een juiste
behändehng iS ingèstèld, OntStaiarl blijvende afwijkingen äan
het oog die wel van (grote) invloed kunnen zijn op het ge-
zichtsvermogen.

Door beschadiging en functieverlies van het endotheel kan
de cornea in geringe mate oedemateus blijven. Wanneer de
iris door fibrine vastkleeft aan de lens en deze fibrine vervol-
gens georganiseerd wordt, ontstaan blijvende vergroeiingen
tussen de iris en het voorste lenskapsel, de zogenaamde sy-
nechiae posteriores. De vorm en de rand van de pupil worden
onregelmatig, de pupilreflex is verminderd of geheel afwe-
zig en op het voorste lenskapsel zijn soms kleine afge-
scheurde stukjes irisweefsel zichtbaar. Als de iris in een
complete miosisstand is vastgegroeid, resulteert dat in een
occlusio pupillae: een blijvend dichte pupil. Door de ver-
groeiingen ontstaan troebelingen in het voorste lenskapsel,
de Cataracta capsularis anterior. Als gevolg van de abnormale
samenstelling van het kamerwater wordt ook de lens zelf
meer of minder troebel, de cataracta lentis (zie foto 3,4, 5 en
6). Soms ontstaat een (sub)luxatie van de lens door ver-
scheuring van diens ophangbandjes, de zonulae Zinnii. Het
corpus vitreum blijft in meer of mindere mate troebel. Als de
lens nog voldoende helder is, zijn in het corpus vitreum \'vel-
len\' te zien die gaan deinen of golven als het paard het oog
beweegt. Als onderzoek van de fundus nog mogelijk is, kun-
nen met name in het tapetum nigrum chorioretinale littekens
te zien zijn als pigmentrijke gebiedjes omgeven door een
pigmentarme zone. Ook kan een gedeeltelijke of totale abla-
tio retinae ontstaan. Door functievermindering van het cor-
pus ciliare kan de oogdruk blijvend verlaagd zijn. Vaak leidt
dat tot een geringe prolaps van het derde ooglid. In extreme

-ocr page 189-

gevallen verschrompelt ook het corpus vitreum en wordt de
gehele oogbol aanzienlijk kleiner; er is dan sprake van een
phthisis bulbi.

Alle genoemde veranderingen kunnen in meer of minder
ernstige mate al na één aanval ontstaan en zullen na iedere
volgende aanval erger worden, totdat uiteindelijk de oogbol
volledig is geatrofieerd. De localisatie en uitgebreidheid van
al deze veranderingen bepalen de ernst van de blijvende vi-
susstoornissen.

Behandeling

Alleen in het acute stadium is een medicamenteuze behande-
ling van het oog mogelijk. Omdat de primaire oorzaak van de
maanblindheid bij de individuele patiënt doorgaans niet te
achterhalen is, wordt hiervoor ook geen behandeling inge-
steld. De behandeling van het oog is gericht op het afremmen
van de acute ontsteking, het bewerkstelligen van mydriasis
en de vermindering van de pijnlijkheid. Om dit alles te berei-
ken worden drie medicamenten gebruikt: corticosteroïden,
atropine en NSAID\'s (1,2,3,7, 8).

Corticosteroïden, met name dexamethason of prednisolon-
acetaat, worden gegeven om de acute aseptische ontste-
kingsreactie af te remmen en daarmee de vorming van ont-
stekingsproducten in het oog te verminderen. Ook
voorkomen ze de organisatie van fibrine en daardoor het ont-
staan van synechiae posteriores.

Atropine wordt gegeven om mydriasis en ontspanning van
de ciliaire musculatuur (cycloplegia) te verkrijgen. De my-
driasis voorkomt verkleving en vergroeiing van de iris aan de
lens in een miosis-stand van de pupil, hetgeen anders tot een
blijvende occlusio pupillae zou leiden. Door de mydriasis
neemt bovendien de doorbloeding van de iris af, en daardoor
ook de ontstekingsreactie en de vorming van ontstekingspro-
ducten. Als gevolg van de cycloplegia wordt de pijnlijkheid
van het oog veel minder.

De NSAID\'s remmen eveneens de acute aseptische overge-
voeligheidsreactie en verminderen de pijnlijkheid van het
oog. Ze ondersteunen dus de werking van de corticosteroï-
den en de atropine.

De corticosteroïden en atropine worden locaal toegediend in
de conjunctivaalzak als druppels of als zalf, of subconjuncti-
vaal door middel van een injectie. De NSAID\'s worden
systemisch verstrekt en wel intraveneus of oraal.
Direct nadat de diagnose acute aanval van maanblindheid is
gesteld, moet een intensieve behandeling worden opgestart.
Deze initiële behandeling ziet er als volgt uit.
Om de twee tot drie uur wordt het oog behandeld met 1) oog-
druppels met corticosteroïden bijvoorbeeld 0,1 % dexame-
thason of I %
Prednisolon acetaat en 2) oogdruppels met 2 %
atropine.

Om de effectiviteit van deze medicamenten nog te vergroten,
kunnen beide ook subconjunctivaal worden toegediend: 2-4
mg dexamethason of 25-40 mg prednisolon-acetaat en 2-4
mg atropine bij een volwassen paard. Deze subconjunctivale
injectie kan zonodig na twee tot drie dagen nog een keer her-

-ocr page 190-

haald worden. De subconjunctivale injectie komt niet in de
plaats van de oogdruppels, maar dient als extra ondersteu-
ning daarvan. De subconjunctivale injectie wordt gegeven
aan het staande, gesedeerde paard. Na spoelen wordt in de
conjunctivaalzak een lokaal anestheticum gedruppeld om de
conjunctiva te verdoven. Daarna worden met de ene hand de
oogleden van elkaar gehouden en wordt met de andere hand,
die steunt tegen het hoofd van het paard, de injectie gegeven
onder de dorsale conjunctiva bulbi, dus de conjunctiva die
over de sclera ligt. Heel belangrijk is dat iemand het hoofd
van het paard goed gekanteld houdt met één hand onder de
kin en de andere hand aan het oor. Hierdoor draait de oogbol
naar beneden en komt een groter deel van de conjunctiva in
beeld, hetgeen het injecteren aanzienlijk vergemakkelijkt.
Aanprikken van een bloedvat moet vermeden worden om
een subconjunctivaal hematoom te voorkomen. Bij een vol-
wassen paard kan op één plaats 1,5-2 ml gespoten worden.
Een systemische toediening (oraal of intramusculair) van
corticosteroïden naast of in plaats van locale applicatie moet
vanwege schadelijke bijwerkingen sterk ontraden worden.
De verstrekking van NSAID\'s wordt opgestart met een intra-
veneuze injectie met flunixine meglumine (2 mg/kg), en ver-
volgens gecontinueerd met een orale verstrekking van bij-
voorbeeld vedaprofen (1 mg/kg, 2 dd).
Binnen twee tot drie dagen moet een gunstig effect van de
behandeling duidelijk zichtbaar zijn: afname van de pijnlijk-
heid van het oog, vermindering van de troebeling in de voor-
ste oogkamer en een verwijding van de pupil (zie foto 7 en

8). Dan kan de frequente toediening van oogdruppels over-
gaan in een behandeling met oogzalven: drie- ä viermaal per
dag een oogzalf met 0,05-0,1 % dexamethason of 1 % pred-
nisolon-acetaat en één-
ä tweemaal per dag een oogzalf met
1-2 % atropine. Wanneer een maximale mydriasis is verkre-
gen, kan voor het onderhouden daarvan volstaan worden met
een toediening van de atropine éénmaal per dag.

Van groot belang is dat met de behandeling voldoende lang
wordt doorgegaan, ook al lijkt het oog tot rust gekomen te
zijn. De toediening van de atropine en van de NSAID\'s moet
zeker twee weken worden volgehouden en kan daarna ge-
stopt worden. De toediening van de corticosteroïden moet
zeker drie tot vier weken volgehouden worden en kan daarna
in de loop van één week worden afgebouwd.

Prognose

De prognose moet te allen tijde als dubieus beschouwd wor-
den. Ook al ontstaan na een tijdig ingestelde behandeling
weinig blijvende oogbeschadigingen en zal de visus niet of
nauwelijks merkbaar zijn verminderd, toch moet men altijd
rekening blijven houden met de mogelijkheid van een reci-
dief aan hetzelfde en/of aan het andere oog.

Vitrectomie

Na de acute aanval van maanblindheid blijven in het corpus
vitreum ontstekingscellen en ontstekingsproducten aanwe-
zig. Op grond van informatie vanuit de humane oogheel-
kunde is verondersteld dat deze (mede)verantwoordelijk zijn
voor het optreden van de volgende maanblindheidsaanval.
Het recidiverende karakter van de maanblindheid wordt dus
toegeschreven aan dit immunologische \'memory\' materiaal
in het corpus vitreum (4). Chirurgische verwijdering daar-
van zou dan de kans op een recidief (aanzienlijk) verkleinen.
De operatie, die bekend staat als de vitrectomie, wordt sinds
een aantal jaren onder andere in twee Duitse klinieken (in
Hannover en in München) uitgevoerd (5, 9, 10). De ingreep
wordt gedaan in de rustperiode, en dus wanneer het oog na de
maanblindheidsaanval weer geheel rustig is geworden. Voor
de eigenlijke vitrectomie wordt gebruikgemaakt van een uit
de humane oogheelkunde overgenomen en voor het paarden-
oog aangepast instrument, het zogenaamde vitrectoom (Foto

9). Met dit instruinent, dat een doorsnede heeft van ongeveer
2 mm, kan een groot deel van het ontstekingsmateriaal uit het
corpus vitreum worden verwijderd. Gelijktijdig wordt via
hetzelfde instrument een electrolyten-oplossing in het oog
gebracht om te voorkomen dat door daling van de tensie in
het corpus vitreum een ablatio retinae ontstaat.

De vitrectomie wordt uitgevoerd bij het paard onder algehele
anesthesie. Vlak achter de limbus wordt een flap van de con-
junctiva losgemaakt van de sclera. Vervolgens wordt in de
sclera een kleine incisie gemaakt. Via deze incisie wordt het
vitrectoom, dat daarbij tevens de pars plana van het corpus ci-
liare perforeert, tot in het corpus vitreum gebracht. Niet het
volledige corpus vitreum wordt verwijderd; in feite wordt er
een partiële vitrectomie gedaan. De perifeer gelegen delen
worden niet verwijderd om beschadiging van de retina en
daardoor een ablatio retinae te voorkomen. De positie van het
vitrectoom en alle daarmee uitgevoerde handelingen worden
tijdens de gehele procedure gecontroleerd met behulp van
een binoculaire ophthalmoscoop (Foto 10). Om deze controle
mogelijk te maken moet het voorste oogsegment nog vol-

-ocr page 191-

doende transparant zijn. Dat beteicent dat de pupil voldoende
wijd en de lens voldoende helder moeten zijn om er met de
ophthalmoscoop doorheen te kunnen kijken. Een andere
voorwaarde waaraan voldaan moet worden is dat er geen
ablatio retinae aanwezig mag zijn. Dit dient zo nodig door
middel van echografisch onderzoek vastgesteld te worden.
De resultaten die tot nu toe met de vitrectomie werden verkre-
gen zijn goed. Er trad een sterke daling (80-90%) op van het
aantal recidieven, waarmee in deze gevallen een verdergaande
destructie van de behandelde ogen kon worden voorkomen.
Een bijkomend gunstig effect van de operatie is een gedeelte-
lijke verbetering van het gezichtsvermogen, omdat een vrij
groot gedeelte van het troebele corpus vitreum verwijderd en
vervangen wordt door een heldere electrolyten-oplossing.
Bij een beperkt aantal dieren (10-15%) traden tijdens of na de
operatie complicaties op waardoor het gezichtsvermogen he-
laas sterk verminderde dan wel dat het oog geheel blind werd:
progressief cataract door beschadiging van de achterste lens-
kapsel met het vitrectoom, bloedingen in het corpus vitreum
vanuit de sclera of het corpus ciliare, en zelfs ablatio retinae.

Wanneer een eigenaar de wens te kennen geeft om bij zijn
paard een vitrectomie te laten verrichten is de gang van zaken
in de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard thans de vol-
gende. Er wordt eerst een afspraak gemaakt voor een consult
bij de discipline Heelkunde. Daar wordt samen met prof dr.
M.H. Boevé van de Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezel-
schapsdieren een oogonderzoek uitgevoerd om te beoordelen
of het oog voor een vitrectomie in aanmerking komt; zonodig
wordt aanvullend nog een echografisch onderzoek gedaan.
Als alles positief uitvalt, wordt de eigenaar geïnformeerd
over de verdere procedure en kan eventueel bemiddeld wor-
den voor het maken van een afspraak bij de Tierärztliche
Hochschule te Hannover.

Consequenties voor aankoopkeuring

Wanneer men als dierenarts een paard moet keuren voor een
aankoop kan niet volstaan worden met een oppervlakkige in-
spectie van beide ogen. In een verduisterde ruimte moeten
met een goede lichtbron van beide ogen het voorste oogseg-
ment nauwkeurig geïnspecteerd en de pupilreflexen gecon-
troleerd worden. Er wordt dan eerst gekeken naar mogelijke
littekens in de cornea (als gevolg van trauma of een ulcus
corneae) en vervolgens naar chronische veranderingen als
restant van een in het verleden doorgemaakte aanval van
maanblindheid. Het gaat daarbij dan met name om de aanwe-
zigheid van synechiae posteriores en lenscataract. Als derge-
lijke veranderingen aanwezig zijn, moet de aspirant koper
gewezen worden op een mogelijke vermindering van het ge-
zichtsvermogen en zeker ook op het risico van een recidief
resulterend in nog meer oogbeschadigingen.

Dankbetuiging

De auteur wil collega M.H, Boevé van de Hoofdafdeling Geneeskunde van
Gezelschapsdieren bedanken voor zijn bereidheid om het manuscript door
te lezen en van kritische opmerkingen te voorzien.

Geraadpleegde literatuur

1. Abrams K.L, and Brooks DE. Equine recurrent uveitis: currcnt con-
cepts in diagnosis and treatment. Equine Practice 1990; 12 (7): 27-35.

2. Barnett KC, Crispin SM, Lavach JD, and Matthews AG. Color Atlas
andText of Equine Ophthalmology. Mosby-Wolfe, London 1995: 166-
70.

3. Cook CS, Peiffer RL, and Marling DE. Equine recurrent uveitis.
Equine vet J Suppl 1983; 2: 57-60.

4. Deeg CA, Ehrenhofer M, Thurau SR, Reese S, Wildner G, and
Kaspers B. Immuno-pathology of Recurrent Uveitis in Spontaneously
Diseased Horses. Exp Eye Res 2002; 75:127-33.

5. Frühauf B, Ohnesorge B, Deegen E, and Boevé M. Surgical manage-
ment of equine recurrent uveitis with single port pars plana vitrectomy
Vet Ophthalmology 1998; 1: 137-51.

6. Velden MA van der en EAJ Schuitemaker. Maanblindheid bij hct
paard. Tijdschr Diergeneeskd 1985; 110: 771 -5

7. Schwink KL. Equine Uveitis. In: The Veterinary Clinics of North
America, Equine Practice, Ophthalmology 1992; 8 (3): 557-4.

8. Matthews AG. Equine recurrent uveitis- an update. In Practice 1999;
21 (7): 370-6.

9. Werry H, und Gerhards H. Möglichkeiten der und Indikationen zur
chirurgischen. Behandlung der equinen rezidivierenden Uveitis
(ERU). Pferdeheilkunde 1991; 7: 321 -31.

10. Winterberg A, und Gerhards H. Langzeitergebnisse der Pars-plana-
Vitrektomie bei equiner rezidivierender Uveitis. Pferdeheilkunde
1997; 13 (4): 377-83.

-ocr page 192-

Bij een koppel pinken, achttien tot
twintig maanden oud, werd ern-
stige diarree vastgesteld veertien
dagen na het begin van hun eerste
weideseizoen. In de mest werden
veel oöcysten van
Eimeria alaba-
mensis
aangetroffen. Dit type coc-
cidiose is met name verantwoor-
delijk voor het ontstaan van
klinische coccidiose in de weideperiode bij (ouder) jong-
vee.

Summary

A severe outbreak of diarrhoea in young (age 18-20 month) cattle 14 days
after their first turnout is described. In the manure large numbers Eimeria
alabamensis oocysts were found. This infection is considered as a cause of
coccidial diarrhoea in (older) calves at pasture.

Inleiding

Uitbraken van coccidiose veroorzaakt door E. alabamensis,
de veroorzaker van weidecoccidiose, zijn ondermeer be-
schreven in Zweden (2, 8), in United Kingdom (5) en in
Duitsland (1). Deze aandoening wordt met name in relatie
gebracht met diarree vanaf vijf dagen na het in de weide
brengen van het (oudere) jongvee. De prepatent-periode van
E. alabamensis is zeer kort (zes tot acht dagen) (3, 8). Bij E.
zurnii
en E. bovis (de verwekkers van de meest voorkomende
coccidiose bij het jonge rund) bedraagt deze periode vijftien
tot twintig dagen.

Bij een heftige primaire infectie met E. alabamensis verto-
nen de dieren stinkende, waterige diarree, waarbij fibrine-af-
gietsels kunnen worden aangetroffen. Bloed bijmenging in
de mest wordt bij deze vorm van coccidiose meestal niet
vastgesteld (1).

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) werd telefonisch
geraadpleegd in verband met een heflige uitbraak van diar-
ree bij ouder jongvee kort na het in de weide brengen. In dit
geval werd specifiek gedacht aan een infectie met
E. alaba-
mensis
als mogelijke oorzaak.

Het praktijkgeval

Klinisch beeld

Op 11 mei 2003 riep een veehouder zijn dierenarts in consult
in verband met diarreeklachten bij zijn jongvee. Bij klini-
sche inspectie werd bij een koppel (zestien stuks) circa acht-
tien tot twintig maanden oude pinken diarree, uitdrogings-
verschijnselen en een slechte conditie vastgesteld. De dieren
liepen twee weken in de wei en waren voor het eerste weide-
seizoen buiten. De weide was dit jaar nog niet beweid en ook
niet gemaaid. In de winter en in het voorjaar waren veel gan-

1 Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400 AA Deventer Emaiï:j.snoep@gdv
dieren.nl

2 Dierenkliniek \'t Hoogveld, Hoogveldsweg 34, 6102 CB Echt.

Uite
voord
praktij

Coccidiose als oorzaak van diarree bij pinken in de weide

Weidecoccidiose veroorzaakt door Eimeria alabomensis

J.J. Snoep\'en J.B.M.M. Potters\'

zen, eenden en meerkoeten aanwezig op het perceel. De
weide grenst aan een langzaam stromende visvijver. De run-
deren moesten drinken uit deze visvijver.
De diarree was waterig, bevatte soms wat slijm en fibrine en
bij één dier ook wat bloed. De dieren waren erg sloom maar
hadden geen koorts. Aanvankelijk werd differentiaaldia-
gnostisch gedacht aan een verontreiniging van het drinkwater
(Salmonella of algen of iets dergelijks), al of niet in combina-
tie met een acute BVD-infectie. Een bloed- en mestmonster
van één dier en een drinkwatermonster werden voor onder-
zoek naar de GD ingezonden.

Laboratoriumonderzoek

In de mest werden in het laboratorium van de GD geen sal-
monellae aangetroffen maar wel \'zeer veel\' oöcysten vastge-
steld. De interpretatie van de laboratoriumuitslag van de GD
wat betreft het aantal oöcysten is als volgt: \'zeer veel\'
oöcysten betekent meer dan 10.000 oöcysten per gram mest;
\'veel\' is tussen 500-10.000 oöcysten per gram mest; \'weinig\'
is tot 500 oöcysten per gram mest.

Omdat een massale oöcysten-uitscheiding op deze leeftijd
ongebruikelijk is, is een nadere typering op morfologische
kenmerken van de oöcysten uitgevoerd met behulp van mi-
croscopisch onderzoek. Het betrof vrijwel uitsluitend
ala-
bamensis-oöcystei\\.
Vanwege deze bijzondere bevinding zijn
nog een vijftal dieren bemonsterd (mest en bloed) voordat
een behandeling tegen coccidiose werd ingesteld. Opnieuw
werden in deze mestmonsters \'zeer veel\' of\'veel\'
E, alaba-
mensis-oöcysteT\\
vastgesteld.

In geen van de mestmonsters werden maagdarmwormeneie-
ren gevonden, hetgeen ook niet te verwachten was.
Bacteriologisch onderzoek van het drinkwatermonster uit de
visvijver leverde geen aanwijzingen op voor een Salmonella-
besmetting.

In de drie mestmonsters genomen circa drie weken na het
eerste bezoek en de ingestelde behandeling tegen coccidiën,
had één mestmonster nog \'weinig\' en de twee andere mest-
monsters \'geen\' oöcysten. Twee mestmonsters waren we-
derom negatief op maagdarmwormeieren, bij één monster
zijn vijftig
Trichostrogylus-eieren per gram mest aange-
toond.

In het onderzoek van de gepaarde bloedmonsters werd geen
seroconversie ten opzichte van Salmonella of BVD vastge-
steld. De antilichaamtiter in serum voor BVD was in alle
monsters, zowel in eerste als tweede tap, kleiner dan twee,
dus negatief Voor Salmonella (H-antistoffen ten opzichte
van
S. dublin en S. typhimurium) werden in de eerste serum-
monsters geen afweerstoffen (< 20) aangetoond, bij één dier
werd in het tweede monster één titer van 40 (= negatief) aan-
getoond.

Op grond van het laboratoriumonderzoek en het klinisch
beeld kan de diagnose
E. alabamensis-mkctiQ worden ge-
steld.

-ocr page 193-

Therapie

In eerste instantie werd een behandeling gericht op
Salmonella ingesteld met sulfamethoxazol/trimethoprim
(Diatrim® 24%, Eurovet Animal Health BV, Bladel) en
scopolamine/metamizolnatrium (Buscopan Compositum®,
Boehringer Ingelheim, Alkmaar) bij de dieren met de meest
ernstige symptomen en geadviseerd de dieren op te stallen
en hooi te voeren. De volgende dag is de medicamenteuze
behandeling herhaald. Na twee dagen waren een aantal labo-
ratoriumuitslagen bekend, waarbij veel oöcysten werden
vastgesteld in de mest. Aan de hand van dit gegeven werd de
therapie bijgesteld. Een éénmalige behandeling (off-label
use!) met toltrazuril (Baycox® 2,5%, Bayer BV, Mijdrecht)
1 gram toltrazuril per 50 kg lichaamsgewicht, 1:1 verdund
met propyleenglycol, resulteerde in een langzaam herstel; de
diarree werd minder en de eetlust kwam terug. Drie weken
na het eerste bezoek zijn opnieuw mest- en bloedmonsters
genomen van drie eerder bemonsterde dieren. Op dat mo-
ment waren de pinken volledig hersteld. De weide was in-
middels gemaaid en de dieren zijn half juni weer naar de-
zelfde weide gegaan. Er hebben zich geen problemen meer
voorgedaan. De goede reactie op de behandeling gericht te-
gen coccidiose is evenzeer een bewijs van een
E. alabamen-
iM-infectie.

Discussie

Aanvankelijk werd gedacht aan een mogelijke contaminatie
met Salmonella van het drinkwater in de visvijver, waarbij
ganzen of eenden een rol gespeeld zouden kunnen hebben.
Bacteriologisch onderzoek van het water en gepaard serolo-
gisch onderzoek van de runderen wijst daar echter niet op.
Aan de hand van de serologische gegevens lijkt ook een
BVD-infectie uitgesloten.

Volwassen koeien kunnen dragers zijn van E. alabamensis,
waarbij geringe hoeveelheden oöcysten vaak intermitterend
worden uitgescheiden (6). Echter een massale infectie met
deze parasiet ontstaat vanuit in voorgaande jaren met jong-
vee beweide percelen door de opname van overwinterende
gesporuleerde oöcysten (8,9). Zweeds onderzoek toont aan
dat acht tot tien dagen na het toelaten in de weide er een forse
toename te zien is in het aantal uitgescheiden oöcysten,
waarbij de piek wordt behaald tussen negen en achttien da-
gen na het toelaten in de weide. Daarna vermindert de uit-
scheiding van het aantal oöcysten weer (6).
Het klinisch pathologisch beeld wordt gekenmerkt door een
heftige catarrale enteritis van de dunne darm. De ontsteking
betreft meestal een groot gebied van de dunne darm maar is ta-
melijk oppervlakkig (geen uittreden van bloed). Ontstekingen
van coecum en colon zijn afwezig of zeer gering (1).
Ten gevolge van de diarree, zeker indien dit reeds enige da-
gen duurt, kunnen de dieren sloom worden, minder voer op-
nemen en uitgedroogd raken met als gevolg een groeivertra-
ging (8).

Het blijkt dat ouder jongvee dat voor het eerst buiten komt en
zelf moet weiden daar aanvankelijk moeite mee kan hebben,
hetgeen kan resulteren in onvoldoende voeropname (4). De
eigenaar van de dieren heeft ook de ervaring dat bij dieren
die op oudere leeftijd voor het eerst weidegang krijgen in de
eerste week/weken sprake is van een beperkte grasopname
(weinig buikvulling). De overgang in huisvesting (van stal
naar weide) en de waargenomen verminderde voeropname
vormen een stressmoment. Of, en zo ja, in welke mate, deze
stress-situatie van invloed is geweest op het ontstaan en de
ernst van de verschijnselen in boven beschreven casus, valt
niet te zeggen.

Graubmann et al. (1) beschrijft dat in jongveekoppels, in
grootte variërend tussen de dertig en vierhonderd dieren, tot
64 procent van de dieren binnen veertien dagen na het voor
de eerste keer in de weide brengen, ziek werd. De eerste kli-
nische klachten (diarree) werden al op acht dagen waargeno-
men en werd veroorzaakt
door E. alabamensis. Dit betrof
dieren in de leeftijd tussen de tien en dertien maanden.
Dieren die voor een tweede keer (onder andere dieren in
tweede weideseizoen) besmet raken vertonen geen klinische
verschijnselen en kunnen gebruikt worden om een perceel
\'te stofzuigen\' alvorens de dieren met een eerste weidesei-
zoen worden toegelaten (11). Ook in hooi gewonnen op met
E. alabamensis besmette percelen kunnen de oöcysten over-
leven, hetgeen kan resulteren in klinische coccidiose bij kal-
veren op stal die gevoerd worden met dergelijk hooi (10).
Differentiaaldiagnostisch moet in geval van diarree bij
(jong)vee in de weide ondermeer worden gedacht aan: ern-
stige maagdarmworm- of cryptosporidiën-besmetting, in-
fecties met BVD, Salmonella, Coronavirus (winterdiarree),
et cetera en voedingstechnische problemen (structuurtekort
en/of pensacidose, afwijkende grassamenstelling van de
weide). Het is onwaarschijnlijk dat een infectie met maag-
darmwormen reeds na veertien dagen weidegang leidt tot
waterige diarree. In geval van een Salmonella-infectie zou
koorts verwacht mogen worden.

Practici nemen bij het aantreffen van niet alledaagse bevin-
dingen, veelvuldig telefonisch contact op met GD-dierenart-
sen voor ruggespraak en/of specialistische ondersteuning.
De GD waardeert deze contacten en stimuleert de practici in
deze, met het uiteindelijke doel om een optimale weder-
zijdse diergeneeskundige informatie-uitwisseling te krijgen.
De conclusie is dat boven beschreven klinisch ziektebeeld
dankzij dit overleg en een gerichte laboratoriumdiagnostiek
heeft geresulteerd in de vaststelling van een
E. alabamensis-
infectie.

Voor zover bekend betreft het bovenstaande geval de eerste
beschrijving van een klinische uitbraak van weidecoccidiose
veroorzaakt doorf.
alabamensis in Nederland.

Dankwoord

Met dank aan de heer Wolters voor zijn medewerking om de dieren meer-
dere malen te vangen teneinde monsters te verzamelen om de laboratorium-
diagnostiek te kunnen uitvoeren. Dank aan de medewerkers van het GD-la-
boratorium voor de nadere typering van de oöcysten.

Literatuurlijst

1. Graubmann HD, Gräfher G, Hiepe Th, und Daetz HH. Weidekozidiose
der Jungrinder-Untersuchungen zur Pathomorphologii und Pathogenese
der
Eimeria alahamensisAakkiion. Wien Tierarztl Mschr 1994; 81:7-11.

2. Hoglund J, Svensson C, and Hessle A. A field survey on the status of
internal parasites in calves on organic dairy farms in south-western
Sweden. Vet Parasitol 2001; 99 (2): 113-28.

3. Hooshmand-Rad P, Svensson C, and Uggla A. Experimental Eimeria
alabamensis
infection in calves. Vet Parasitol 1994; 53(1-2): 23-32.

4. Jorritsma H en Jorritsma R. Sterfte van drachtige pinken op een melk-
veebedrijf door leververvetting. Tijdschr Diergeneeskd 2003; 128:
374-7.

5. Marshall RN, Catchpole J, Green JA, and Webster KA. Bovine cocci-
diosis in calves following turnout. Vet Rec 1998; 143: 366-7.

6. Svensson C. Peripartal excretion of Eimeria oocyst by cows on
Swedish dairy farms and the age of calves at first excretion. Acta Vet
Scand 1993; 34(1): 77-81.

7. Svensson C, Hooshmand-Rad P, Pherson B, Tornquist M, and Uggla
A. Excretion of Eimeria oocysts in calves during their first weeks after
turn-out to pasture. Acta Vet Scand 1993;34(2): 175-82.

-ocr page 194-

Svensson C, Uggla A, and Pherson B. Eimeria alahamensis infection as a
cause of diairhoea in calves at pasture. Vet Parasitol 1994; 53 (1 -2): 33-43.
Svensson C. Survival of oocysts of
Eimeria alahamensis on pastures
under different climatic conditions in Sweden. Acta Vet Scand 1995;
36(1): 9-20.

10.

II.

Svensson C. The survival and transmission of oocysts of Eimeria ala-
hamensis
in hay. Vet Parasitol 1997; 69 (3-4); 211-8.
Svensson C. Excretion of
Eimeria alahamensis oocysts in grazing cal-
ves and young stock. J Vet Med B Infect. Dis Vet Public Health, 2000;
47(2); 105-10.

Fibrosarcoma\'s bij katten

Naar aanleiding van een toene-
mende zorg over het voorkomen
van fibrosarcoma\'s bij katten
heeft de CVMP (Committee for
Veterinary Medicinal Products),
het Europese agentschap voor re-
gistratie van (dier)geneesmidde-
len, een aanbevelingsnota opge-
steld.

De aanbevelingen gaan met name, maar niet uitsluitend,
over subcutane vaccinaties bij katten.
Gegeven de huidige kennis van zaken kan er geen speci-
fiek advies gegeven worden over bepaalde middelen en
het risico op fibrosarcoma\'s op de injectieplaats.
De CVMP is evenwel van mening dat informatie over dit
item van nut kan zijn in gesprekken tussen dierenartsen
en katteneigenaren over de voor- en nadelen van thera-
peutische handelingen, in het bijzonder met betrekking
tot vaccinaties en re-vaccinaties.

Met nadruk wordt gesteld dat gebruik van de moderne
vaccins nog steeds de beste manier is om katten te be-
schermen tegen ernstige infectieziekten.

Inleiding

Deze aanbevelingsnota van de CVMP houdt verband met de
zorg over een groeiend aantal gevallen van fibrosarcoma in
Europa op anatomische plaatsen die gewoonlijk worden ge-
bruikt voor het geven van injecties, met name tussen de schou-
derbladen. De bezorgdheid richt zich met name, maar niet uit-
sluitend, op het verband tussen subcutane vaccinaties op die
plek en de daaropvolgende ontwikkeling van fibrosarcoma\'s.

De CVMP stelt tevens dat de moderne vaccins een veilige en
effectieve manier zijn om katten te beschermen tegen infec-
tieziekten en zij raadt aan deze bewezen voordelen te betrek-
ken in gesprekken met eigenaren over de voor- en nadelen
van vaccinaties.

De momenteel beschikbare gegevens wijzen enkel op risi-
co\'s na subcutane toediening van bepaalde stoffen bij de kat
en kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar andere diersoor-
ten of de mens.

\' Bureau Bijwerkingen Diergeneesmiddelen (BBD), Postbus 10, 6700AA Wageningen.
Tel.: 0317-465760. fax: 0317-423193.

Fibrosarcoma\'s op de injectieplaats

Geschiedenis

Epidemiologisch onderzoek gepubliceerd vanaf de begin 90-
er jaren laat een statistisch verband zien tussen de toediening
van diergeneesmiddelen aan katten, met name geïnacti-
veerde vaccins met een adjuvans, en de daarop volgende ont-
wikkeling van fibrosarcoma\'s.

Betrouwbare cijfers over de incidentie in Europa ontbreken.
Een recentelijk uitgevoerde analyse op farmacovigilantie-
gegevens uit het Verenigd Koninkrijk kwam tot een inciden-
tie van 1:500.000 vaccindoses verkocht tussen 1995 ,en
1999.

Daarentegen werd in de Verenigde Staten, met andere vac-
cins en andere vaccinatieschema\'s, een incidentie veronder-
steld van één tot tien gevallen per 10.000 doses FeLV of ra-
biësvaccin.

Deze cijfers moeten voorzichtig worden gehanteerd gezien
de onzekerheidsfactoren inherent aan retrospectief epidemi-
ologisch onderzoek zoals het aantal voorafgaande vaccina-
ties, de aard van het toegediende middel, het interval tussen
toediening en ontwikkeling van een tumor en de soort tumor.
Op zich tonen deze studies een verband aan tussen enerzijds
het vaccineren en anderzijds het optreden van fibrosarco-
ma\'s zonder evenwel aan te tonen dat het één het gevolg is
van het andere.

Etiologie

Onderzoek van bepaalde vaccincomponenten of andere fac-
toren in de pathogenese hebben de etiologie nog niet verhel-
derd. Tegenstrijdige resultaten werden verkregen uit studies
naar de rol van rabiësvaccins, FeLV-vaccins, aluminium ad-
juvantia, andere adjuvantia, levende virale componenten,
mono versus multivalente vaccins en andere diergeneesmid-
delen.

De meest geaccepteerde hypothese is momenteel dat het ont-
staan van een fibrosarcoom samenhangt met de inductie van
een chronisch ontstekingsproces op de injectieplaats. In dit
model kan iedere stof die een lokale ontstekingsreactie ver-
oorzaakt aanleiding zijn tot een fibrosarcoom in gevoelige
katten: levende of geïnactiveerde vaccins met of zonder ad-
juvans en andere diergeneesmiddelen.
De meeste onderzoekingen tot nu toe gepubliceerd handelen
over subcutaan toegediende vaccins.

-ocr page 195-

Momenteel is het niet mogelijk een bepaald middel of type
middel aan te wijzen met een verhoogd risico voor het ont-
staan van een fibrosarcoom.

Aanbevelingen

Algemeen

Het is niet mogelijk een specifiek advies te geven over het ri-
sico van een bepaald diergeneesmiddel, of type diergenees-
middel, in verband met het ontstaan van fibrosarcoma\'s.
De CVMP vindt het evenwel van belang dierenartsen ervan
op de hoogte te brengen dat ieder diergeneesmiddel dat intra-
musculair of subcutaan aan katten wordt toegediend en leidt
tot een ontstekingsreactie op de injectieplaats een risico voor
het ontstaan van een fibrosarcoom inhoudt.

Risk-benefit

Vaccinatie is nog steeds de beste manier om katten te be-
schermen tegen infectieziekten. De dierenarts kan echter
met de eigenaar overleggen over de noodzaak voor de vacci-
natie. Vaccinatie-protocollen kunnen worden opgesteld met
betrekking tot het individuele dier op basis van de medische
noodzaak, het zoönotisch potentieel van het infectieus
agens, het risico van besmetting en de wettelijke vereisten.

Plaats en wijze van toedienen

Bij het bepalen van de injectieplaats dient naast de gere-
gistreerde toedieningswijze ook het feit dat sarcoma\'s tussen de
schouderbladen moeilijker te behandelen zijn dan op andere
plaatsen in ogenschouw te worden genomen. Sommige des-
kundigen adviseren om monovalente vaccins distaal in ver-
schillende ledematen te geven omdat dit, in geval zich een sar-
coma ontwikkeld, een amputatie vergemakkelijkt. De CVMP
kan zich hierover momenteel geen definitief oordeel vormen.

Re-vaccinaties

Ter vermindering van het risico van vaccinaties kunnen eige-
naren de dierenarts om advies vragen over de noodzaak van
periodieke re-vaccinaties. De CVMP beschikt over onvol-
doende aanwijzingen om een ander vaccinatie-schema aan te
bevelen dan aangegeven bij het betretTende vaccin. Een be-
trouwbare bescherming wordt verkregen wanneer vaccins
worden gebruikt conform de registratievoorwaarden. Echter,
de aangegeven immuniteitsduur is het minimum dat onder-
bouwd werd in de registratieaanvraag en dit kan betrokken
worden in het gesprek met de eigenaar over re-vaccinaties.

Verder

Het is noodzakelijk meer te weten te komen over de epidemi-
ologie en aetiologie van fibrosarcoma\'s na gebruik van dier-
geneesmiddelen. Dan kan er een beter gefundeerd advies ge-
geven worden over de risico\'s van bepaalde middelen of type
middelen. Onderzoeksprojecten worden uitgevoerd, zowel
in Europa als daarbuiten om de kennis van dit complexe
onderwerp te vergroten.

Attente farmacovigilantie door dierenartsen is de beste ma-
nier om gevallen van sarcoma\'s te kunnen associëren met
diergeneesmiddelen. Dierenartsen worden dan ook aange-
moedigd al dergelijke fibrosarcoma\'s te melden aan de re-
gistratiehouder of het Bureau Bijwerkingen Diergenees-
middelen en mee te werken bij het onderzoek naar mogelijke
verbanden.

Literatuur

1. Doddy FD, Glickman LT, Glickman NW, and Janowitz EB. Feline
fibrosarcomas at vaccination and non-vaccination sites. Journal of
Comparative Pathology 1996; 114: 165-74

2. Gaskell R, Gettinby G, Graham S, and Skilton D. (2002) Veterinary
Products Committee Report on Feline and Canine Vaccination. Final
Report. Defra Publications, UK; ISBN: 0-95311234-5-6

3. (A summary of this document was published in the Veterinary Record
(2002), February 2, pages 126-134 and the whole report containing an
up-to-date review of the literature on the subject is available at)

4. Macy DW. Current understanding of vaccination site-associated sarco-
mas in the cat. Journal ofFeline Medicine and Surgery 1999; 1: 15-21.

Naschrift van het Bureau
Bijwerkingen Diergeneesmiddelen

Ook in Nederland zijn gevallen bekend van feline fibro-
sarcoma\'s waarbij een relatie met een injectie niet valt uit
te sluiten. Een gericht onderzoek naar de Nederlandse si-
tuatie heeft echter nog niet plaatsgevonden.
Het BBD verzoekt dierenartsen om verdachte casus aan
het BBD te melden. In eerste instantie kan gebruik wor-
den gemaakt van de bestaande bijwerkingmeldingsfor-
mulieren waarna eventueel nadere gegevens kunnen
worden opgevraagd.

De Nederlandse bevindingen kunnen, tezamen met gege-
vens uit andere Europese landen, worden gebruikt om de
kennis van het vóórkomen en de aetiologie van feline fi-
brosarcoma\'s te vergroten.

De volgende definiëringen kunnen worden gehanteerd:

- Fibrosarcoom:

Casus met voldoende klinische en patholoog-anatomi-
sche gegevens na chirurgie of sectie ter bevestiging van
de diagnose \'fibrosarcoma\'.

- Vermoedelijk fibrosarcoom:

Een vaste stevige massa, ontstaan op/bij een injectie-
plaats met tenminste één van de volgende
kenmerken:

a. persisterend langer dan drie maanden na een injectie
ter plaatse

b. groter dan 2 cm in diameter

c. toenemend in omvang op één maand na de injectie.

- Verdachte lokale reactie na injectie:

Iedere lokale nodulaire reactie die zich ontwikkelt op
een injectieplaats en langer dan vier weken persisteert
maar nog niet voldoet aan de criteria zoals boven om-
schreven.

-ocr page 196-

Het gebruik van markervaccins,
snellere diagnose van besmette-
lijke dierziekten, een laagdrempe-
lige aanmelding van verdenkingen
van een ziekte en herziening van de
productiemethoden in de gehele
keten. Deze maatregelen brengen
het beleid voor de bestrijding van
besmettelijke dierziekten meer in
overeenstemming met maatschappelijke waarden en be-
langen. De belangrijkste voorwaarde: alle betrokken
groepen uit de samenleving - overheid, de partners in de
voedselketen, houders van dieren buiten de voedselketen,
burgers en consumenten - zullen hun eigen verantwoor-
delijkheden moeten heroverwegen.

Dit stellen de Raad voor het Landelijk Gebied en de Raad voor
Dierenaangelegenheden in het advies \'Dierziektebeleid met
draagvlak\' dat zij op vrijdag 6 februari 2004 samen hebben
aangeboden aan minister Veerman van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit. Het advies is het antwoord op de vraag van
de minister hoe het beleid meer rekening kan houden met
maatschappelijke waarden en belangen. Door de uitbraak van
vogelpest in Zuid-Oost Azië is dit onderwerp buitengewoon
actueel. Want: als er insleep van deze vorm van vogelpest in
Nederland zou plaatsvinden, hoe zouden de bestrijding en het
maatschappelijk draagvlak daarvoor, er dan uitzien?

Geen maatschappelijk draagvlak

De uitbraken van zeer besmettelijke dierziekten zoals vogel-
pest, mond- en klauwzeer en varkenspest hebben duidelijk ge-
maakt dat er geen maatschappelijk draagvlak is voor de wijze
waarop deze uitbraken werden bestreden. Het (preventief) rui-
men van alle dieren in een gebied rond een besmet bedrijf heeft
ingrijpende gevolgen, zowel sociale, psychische en economi-
sche. De Nederiandse bevolking wijst in grote meerderheid het
doden van gezonde dieren af op grond van het respect voor de
natuurlijke levensloop van dieren.

Maar door het beleid van de Europese Unie en het exportbe-
lang, kan de Nederlandse overheid zich echter moeilijk bevrij-
den uit de klem tussen het tot dusverre gevoerde beleid en dat
wat de samenleving wenst. Een uitweg uit dit dilemma is mo-
gelijk door aanpassingen in het beleid, die alleen mogelijk zijn
met inspanningen van alle betrokken groepen uit de hele
samenleving.

De overheid kan het grootschalig ruimen sterk terugbrengen
door bij een uitbraak dieren te vaccineren. Door te enten met
markervaccins is het mogelijk onderscheid te maken tussen ge-
vaccineerde en besmette dieren, waardoor het bezwaar dat die-
ren en producten na vaccinatie niet meer verhandelbaar zijn
wordt weggenomen of in ieder geval sterk verminderd. De ra-
den onderschrijven de inzet van het kabinet om het non-vacci-
natiebeleid van de EU aan te passen. Naast vaccinatie dragen
een snellere diagnose van een ziekte en het verlagen van de
drempel om een verdenking zo snel mogelijk te melden bij aan
het voorkómen van de noodzaak om grootschalig te ruimen.
Daarnaast zijn verbeteringen in de communicatie over het be-
leid nodig: (continu) uitleggen waarom maatregelen nodig
zijn, luisteren naar suggesties en zo mogelijk er ook iets mee
doen.

Berichte

verslage

De overheid dient de centrale regie en eindverantwoordelijk-
heid voor de bestrijding van besmettelijke dierziekten te
houden en zal uit concurrentieoverwegingen ook blijvend
een deel van de kosten moeten dragen. Daarnaast dienen de
andere partijen meer verantwoordelijkheid te dragen dan nu
het geval is.

De partijen in de voedselketen zelf, veehouders, slachterijen, de
zuivelindustrie, de supermarkten en de consument kunnen veel
doen om het risico van een uitbraak en de gevolgen daarvan te
beperken. Dat begint met een systeem waarin de dieren worden
gehouden met meer buffercapaciteit in de stallen, betere hygi-
ëne en bewuster omgaan met de contacten tussen groepen die-
ren en tussen mensen en dieren. Omdat diertransporten risico\'s
opleveren, moeten deze sterk worden teruggebracht. Op den
duur is verdere regionalisering van de productieketen als geheel
onvermijdelijk. Producten van gevaccineerde dieren kunnen
zonder enig risico worden geconsumeerd. Supermarkten, zui-
velindustrie en slachterijen moeten dan ook samen de afzet van
producten van gevaccineerde dieren verzekeren. Dat geldt na
vaccinatie eerst binnen het betreflFende compartiment waar zich
een uitbraak afspeelt en vervolgens ook daarbuiten. In EU-ver-
band, en liefst ook daarbuiten, moet de afzet van producten van
gevaccineerde dieren onder precies dezelfde voorwaarden mo-
gelijk worden als die van gezonde niet-gevaccineerde dieren.
Dat is ook mogelijk door het gebruik van markervaccins die
voor een aantal ziekten al beschikbaar zijn, maar voor andere
snel dienen te worden ontwikkeld.

Houders van dieren die niet in de voedselketen komen, zoals
hobbydieren, moeten hun dieren preventief kunnen laten enten
mits dat gepaard gaat met een goede registratie van de dieren.
Zij moeten daarvoor zelf de (administratieve) verantwoorde-
lijkheid nemen. Dieren in natuurterreinen en dierentuinen en
dieren van zeldzame huisdierrassen worden in principe niet
meer geruimd. Wanneer in natuurterreinen vaccinatie niet mo-
gelijk is, kan isolatie een effectief middel zijn.

Dierziektebeleid kan en moet anders

-ocr page 197-

Naarmate commercie en concurrentie in de praktijk toene-
men, ontdekken steeds meer dierenartsen hoe belangrijk
het is goed te communiceren met hun klanten. En ook om
een breder publiek te vertellen wat zij doen, hoe en
waarom. Alleen: hoe bereik je deze mensen? En vooral:
wanneer dan? Want de dierenarts heeft naast zijn drukke
veterinaire praktijk steeds meer werk gekregen met de be-
drijfsvoering en zaken als bijscholing en certificering. Dan
is het prettig als je als dierenarts kunt rekenen op onder-
steuning vanuit je beroepsorganisatie. Vanaf eind april
biedt de KNMvD haar leden een nieuwe service bij hun
communicatie-activiteiten: Beestenboel, het blad dat klan-
ten van de dierenarts vertelt hoe zij hun huisdier vrolijk en
gezond kunnen houden.

De eerste uitgave van Beestenboel zal officieel gepresenteerd
worden tijdens de Vooijaarsdagen. Anniko van Santen, bekend
als presentatrice van tv-programma\'s zoals \'Anniko\'s wilde
wereldreizen\', \'Alle dieren tellen mee\' (met dierenarts Henk
Lommers) en \'Dierenziekenhuis Rotterdam\', zal daar het eer-
ste exemplaar in ontvangst nemen van KNMvD-vice-voorzit-
ter Leen den Otter Zij zal vertellen over haar ervaringen met
\'dc dierenarts\' - als maker van dierenprogramma\'s, maar ook
als klant van de dierenarts. "Eén van de mooiste beroepen",
vindt Anniko. "Een dierenarts heeft een van de zwaarste stu-
dies gedaan en moet van alle markten thuis zijn. Van hamsters
tot grote honden; van het medische deel van het werk, opereren
bijvoorbeeld, tot aan gedrag. En niet te vergeten: de emoties
van de eigenaar."

De week na de Voorjaarsdagen ontvangt uw praktijk, als u lid
bent van de KNMvD, genoeg exemplaren om aan uw belang-
rijkste klanten te kunnen meegeven. Enkele weken na ont-
vangst zal de KNMvD per e-mail een enquête onder de leden
houden om vast te stellen of Beestenboel voldoet aan de ver-
wachtingen van u en uw klanten. We hopen hierbij op uw
medewerking: met behulp van uw reacties kan in de herfst van
2004 opnieuw een uitgave van Beestenboel verschijnen, waar-
mee we u en uw klanten nog beter van dienst kunnen zijn.

Inde praktijk

Beestenboel, een nieuwe uitgave van Roman House Publishers
Ltd., is een relatietijdschrift dat wordt gemaakt in samenwer-
king met de KNMvD. Het blad komt tweemaal per jaar uit.
Beestenboel is gericht op bestaande en potentiële klanten van
de (gezelschaps)dierenartsenpraktijk en is bedoeld om profes-
sionele informatie te verstrekken over alles wat te maken heeft
met de gezondheid en het gedrag van het huisdier, afgestemd
op de belangstelling en het kennisniveau van de diereigenaar.
Aan bod komen de mogelijkheden de dierenarts en zijn/haar
praktijk, van diensten en producten en de achtergronden van
het werk en praktijkvoering. Er worden alleen producten of
diensten beschreven die via de dierenarts verkrijgbaar zijn.

Goed imago

Voor zijn beroepsuitoefening en de continuïteit van zijn prak-
tijk is het van groot belang dat de dierenarts een positief imago
heeft; als de klant een positief beeld van de dierenarts heeft.
Wat mag je als klant van de dierenarts verwachten? Wat doet de
dierenarts nu precies, wat zijn haar of zijn mogelijkheden en
onmogelijkheden? Hoe stelt hij zijn diagnose, hoe pakt hij zijn
onderzoek aan en waar berusten zijn tarieven op? Hoe kun jeje
als huisdiereigenaar voorbereiden op een bezoek aan de die-
renarts? In het verlengde van het bezoek aan de dierenarts is het
goed om vanuit de praktijk en de beroepsvereniging klanten
van dienst te kunnen zijn met informatie en praktische tips over
verzorging, voeding, gezondheid en gedrag van hun huis-
\' vriend\'.

Voor de KNMvD als beroepsorganisatie is het ook goed om
een communicatiemiddel voor handen te hebben om dierenei-
genaren te bereiken. Eén van de doelstellingen van de vereni-
ging is immers de voorlichting over dierenwelzijn, de relatie
mens-dier (gezondheid!) en het werk van de dierenarts. Goede
voorlichting aan huisdiereigenaren kan het werk van de dieren-
arts helpen vergemakkelijken.

Het blad Dierenpraktijken

Een aantal jaren geleden (1995) heeft de KNMvD al een aanzet
gegeven tot een blad voor diereigenaren: Dierenpraktijken. Dit
blad wordt tegenwoordig zelfstandig uitgegeven door Maas-
land Uitgeverij te Oss. Met deze fonnule worden de hierboven
beschreven doelstellingen echter onvoldoende gehaald. Dit is
voor de KNMvD dan ook de reden om per 1 juli 2004 de
samenwerking met Maasland Uitgeverij op te zeggen.
Maasland Uitgeverij heeft desondanks toch besloten voorlopig
zonder medewerking van de KNMvD door te gaan met
Dierenpraktijken. Roman House Publishers neemt echter geen
abonnementen of leveringsverplichtingen over van Maasland.
Praktijken die een nieuw abonnement afsluiten voor Dieren-
praktijken doen dat voor eigen rekening en risico.

\'Beestenboel\' helpt dierenartsen communiceren met hun klanten

Tv-presentatrice Anniko van Santen neemt eerste nummer in ontvangst

-ocr page 198-

De Enschedese Dierenkliniek Twente van de dierenartsen
Dolfing, Dolfing-Polling en Van de Sanden is uitgeroepen
tot Over Dierenartspraktijk van het jaar 2003. De prak-
tijk werd in het kader van de jaarlijkse uitverkiezing
door een groot aantal lezers van het blad Over Dieren
voor deze titel voorgedragen. Een jury onder voorzitter-
schap van dr. Nynke Endenburg, kende de praktijk de ti-
tel toe.

De kliniek ontving uit handen van juryvoorzitter mevrouw
Endenburg een ingelijste zeefdruk van de kunstenares Joke
Dallinga en een koperen plaquette met de titel \'Over
Dierenartspraktijk van het jaar 2003\'.

De verkiezing van de Over Dierenartspraktijk van het jaar is
een initiatief van het tijdschrift Over Dieren. De redactie van
dit blad vraagt jaarlijks de lezers hun dierenarts voor te dra-
gen voor de titel en te beschrijven waarom zij juist hun die-
renarts zo goed vinden. De beoordeling van de inzendingen
was in handen van een onafhankelijke jury.

Kwaliteit

De voorgedragen dierenartsenpraktijken zijn op verschil-
lende criteria beoordeeld. Omdat de kwaliteit van de medi-
sche verzorging eigenlijk in heel Nederland op een zeer hoog
peil staat, speelden vooral zaken als bereikbaarheid, service
en inzet een zeer voorname rol bij de beoordeling.
Opvallend aan de inzendingen voor Dierenkliniek Twente
waren de opmerkingen over de behulpzaamheid en de op-
rechte interesse voor het huisdier van de dierenartsen en hun
assistentes. Daarnaast werd vaak vermeld dat de dierenart-
sen alle tijd namen voor hun patiënten en ook de goede sfeer
en de professionaliteit werden genoemd als grote pluspun-
ten.

Hoewel praktisch alle genomineerde praktijken hoog scoor-
den op punten als klantvriendelijkheid en serviceverlening,
koos de jury uiteindelijk toch voor dierenkliniek Twente. De
belangrijkste reden hiervoor was uiteraard het aantal posi-
tieve inzendingen.

Bij de uitverkiezing van dit jaar viel wederom op, dat er veel
verschillende praktijken door de lezers werden genomi-
neerd. Wellicht is dit een indicatie voor het feit dat men over
het algemeen goed tevreden is over het handelen van zijn of
haar dierenarts.

De winnende praktijk werd door de fabrikant van Pedigree
en Whiskas in de gelegenheid gesteld om voor een bedrag
van € 350 diervoeding te schenken aan een goed doel.
Daarnaast ontvingen drie mensen uit de groep die de praktijk
voordroegen, diervoeding. Namens de uitgever van Over
Dieren schonk mevrouw Endenburg een bedrag van € 200
aan de konijnenopvang in Oldenzaal.

Enschedese dierenkliniek Praktijk van het Jaar 2003

Uitspraak CAVP inzake
promotie behandeling vaarzen mastitis

Aan de Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten
(CAVP) is in december 2003 een klacht voorgelegd
door een bedrijf met in het assortiment een product ter
behandeling van mastitis bij vaarzen. Deze klagende
partij voelt zich in haar belangen geschaad door de in
haar ogen onjuiste promotie van het door de be-
klaagde partij gevoerde product.

klinische mastitis gedurende de lactatie. Volgens de kla-
ger betekent dit:
\'behandeling na het afkalven \'
• De aangeklaagde partij voert daartegenover aan dat lac-
tatie tevens de melkvorming aanduidt die opgang komt
voorafgaand aan het kalven.

De CAVP is van oordeel dat de tijdsbepaling \'gedurende
de lactatie\'
in het spraakgebruik uitsluitend kan worden
verstaan als
\'gedurende de periode van melkgift na het af-
kalven \'.
Deze interpretatie komt tevens overeen met de
definitie van
lactation in Black\'s Veterinary Dictionary.
Om die reden en door de promotie te richten op een pre-
ventieve werking, die nergens uitblijkt, handelt de aange-
klaagde partij volgens de CAVP in strijd met de Code voor
aanprijzing van veterinaire producten.

De CAVP veroordeelt de aangeklaagde partij tot het onmiddellijk staken van de promotiecampagne
en tot het uitgeven en verspreiden van een rectificatie onder de veehouders en dierenartsen.

-ocr page 199-

De Gezondheidsdienst voor Dieren bv heeft een nieuw
programma voor neospora ontvvil^keld: het Neospora-
tankmelkabonnement. In dit abonnement wordt drie-
maal per jaar de tankmelk op afweerstoffen van neo-
spora onderzocht en worden bloedmonsters van
verwerpers gratis op neospora onderzocht. De eerste
tankmelkonderzoeken starten deze week. Door dit
nieuwe programma kunnen bedrijven op een eenvoudig
manier een vinger aan de pols houden over hun neo-
spora-status.

In geval van een besmetting met neospora wordt deze snel
opgespoord en kunnen tijdig gerichte maatregelen worden
genomen.

Neospora veroorzaakt veel schade op besmette bedrijven.
Voortijdige afvoer en vruchtbaarheidsproblemen zoals abor-
tussen, onregelmatige terugkomers, steenvruchten en lan-
gere tussenkalftijd zijn de belangrijkste schadeposten. De

WUR schat de schade jaarlijks op € 574,- per bedrijf
Besmette dieren genezen niet. Om de schade te beperken is
het daarom belangrijk besmette dieren snel op te sporen. Het
Neospora-abonnement helpt daarbij. Het is speciaal ontwik-
keld om bedrijven snel te informeren als neospora een rol
gaat spelen.

Driemaal per jaar wordt de tankmelk onderzocht op afweer-
stoffen van neospora. Ook bloedmonsters van verwerpers
worden onderzocht. Daardoor heeft een bedrijf snel in de ga-
ten als de besmetting met deze parasiet een rol speelt.
Het tankmelkabonnement is gebruiksvriendelijk. Via het
melkcontrolestation worden de onderzoeken automatisch
uitgevoerd. Is de uitslag ongunstig dan laat de GD dat direct
weten. De veehouder krijgt dan ook advies over hoe de be-
smetting een halt toe te roepen.

Voor aanmelden of meer informatie kunnen veehouders bellen met de GD
via 0900-1770 of surfen naar
www.gdi\'dieren.nl

De Gezondheidsdienst start Neospora-tankmelkabonnement

\'Veulenbrigade\' inwendige Ziekten Paard

M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan en M. Boswinkel

Binnen de universiteitskliniek voor het paard is een
intensieve 24-uurs verpleging van zieke pasgebo-
ren veulens alleen mogelijk met de hulp van
vrijwilligers. Dit jaar zal de door derde-,
vierde- en vijfdejaars gevormde vrijwillige
groep, \'de veulenbrigade\', weer actief zijn
van 1 maart tot en met 30 juni.
Een veulen wordt opgevangen door één der
kliniekdierenartsen. Na het klinisch en la-
boratoriumonderzoek en het maken van een
therapeutisch plan wordt het veulen onder lei-
ding van de dierenarts en met hulp van de kli-
niekassistenten verpleegd door de \'veulenbrigade\'.

Als dierenartsen vanuit de praktijk een ziek pasgeboren
veulen aan de kliniek willen doorsturen kunnen zij tijdens
werkuren bellen 030-2531112 en buiten werkuren 030-
2531032. Het verdient aanbeveling vóór inzenden even
te overleggen over de te maken kosten. Het wordt
op prijs gesteld als dierenartsen direct bij bellen
vermelden dat het om een ziek pasgeboren
veulen gaat dat \'intensive care\' nodig heeft.
Ook is het prettig als ongeveer de tijd van
aankomst in de kliniek kan worden aange-
ven.

Buiten de bovengenoemde periode kunnen
zieke veulens natuurlijk ook doorgestuurd
worden maar zal de zeer intensieve 24-uurs ver-
pleging, zoals door de \'veulenbrigade studenten\'
wordt geleverd, niet te realiseren zijn.

Dr Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan is Chefde Clinique
Inwendige Ziekten van het Paard en drs. Maarten Boswinkel is begelei-
der van de veulenbrigade.

Referenties bij ingezonden brief Lumeij

De juiste referenties bij de ingezonden brief van J.T. Lumeij in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van I februari 2004 (pagina
97) zijn:

McMasters JH. The flight of the bumblebee and related
myths of entomological engineering Am Sci, 77, 164-
168, 1989. McMasters JH, 1999 update van McMasters
JH, 1998 op ; Magnan, August. Le Vol Des Insects,
Hermann et Cle, Paris, 1934, p. 8.
Dickinson MH, Lehmann F-0, Sane SP Wing rotation
and the aerodynamic basis of insect flight. Science, 284,

1954-1960,1999.

3. Ernst E. A systematic review of systematic reviews of
homeopathy. Br J Clin Pharmacol 2002,54,577-82.

4. Maddox J, Randi J, Stewart WW. \'High dilution\' experi-
ments a delusion. Nature, 334, 287-291 (erratum 368),
1988.

1.

2.

-ocr page 200-

Met belangstelling heeft de Ge-
zondheidsdienst voor Dieren (GD)
kennisgenomen van het artikel in-
zake BVD van collega Verberne en
zijn standpunt ten aanzien van het
BVD-programma van de GD.
Het betoog van collega Verberne
geeft een grote betrokkenheid met
de BVD-problematiek aan. Zijn
standpunt inzake het BVD-programma van de GD geeft
aan dat een toelichting op dat programma op zijn plaats
is.

Doel van het BVD-programma

Het BVD-programma van de GD spoort in de bestrijdings-
fase de bij aanvang aanwezige BVD-virusdragers op als-
mede de persistent geïnfecteerde kalveren die in deze be-
strijdingsfase nog worden geboren.

Het opsporen en afvoeren van de virusdragers is belangrijk
niet alleen omdat ze infectiebronnen zijn, maar ook omdat ze
als regel sterven voordat ze twee jaar oud zijn. Vroege opspo-
ring en afvoer lonen alleen al om deze economische redenen.
Analyse van deze bestrijdingsfase leert dat er slechts zeer in-
cidenteel een virusdrager wordt gemist. Het bestrijdingsdeel
van het BVD-programma kan daarom zeker als robuust en
succesvol worden beoordeeld. Veehouders en practici in het
veld delen deze mening.

De detectie van viruscirculatie

De op het bestrijdingsdeel aansluitende bcwakingsfase van
het BVD-programma is er op gericht een onverhoopte virus-
circulatie op te sporen. In Nederland worden in deze bewa-
kingsfase van het BVD-programma op een groter dan
aanvankelijk verwacht aantal bedrijven viruscirculaties vast-
gesteld.

Belangrijk gegeven daarbij is dat het programma deze viruscir-
culatie vroegtijdig opspoort, dat wil zeggen
voordat er zich
zichtbare klinische BVD-schade heeft voorgedaan. Prof
Brownlie heeft in zijn inleiding bij Villa BVD het belang van
een dergelijke vroege detectie nadrukkelijk betoogd!
In ongeveer de helft van de gevallen wordt dan inderdaad een
virusdrager bij het jongvee gevonden. In een deel van de ge-
vallen wordt geen drager gevonden, hetgeen verklaarbaar is
doordat de drager al is afgevoerd (bijvoorbeeld stierkalve-
ren) of al is gestorven.

De geconstateerde viruscirculaties kunnen nagenoeg alle
worden teruggevoerd op een herintroductie van BVD-virus.
Overigens zijn er grote verschillen van praktijk tot praktijk
zonder overigens dat direct een oorzakelijk verband is aan te
wijzen.

Herintroducties van BVD-virus, zeker als die zich niet een-
voudig via veebewegingen, menscontacten en anderszins la-
ten verklaren, roepen altijd grote vraagtekens op. Dat leidt
tot meer of minder wilde speculaties waar collega Verberne
een bloemlezing van geeft.

Ingezonde

Dat herintroducties plaatsvinden is natuurlijk gezien de hoge
besmettingsgraad in Nederland voor de hand liggend en ze-
ker niet verbazingwekkend. Het tijdig ontdekken daarvan,
voordat er schade is, is dus een belangrijk onderdeel van het
programma.

Vaccinatie

Het onderzoek dat de GD samen met Intervet heeft opgezet
heeft tot doel na te gaan of het aantal viruscirculaties door
het toepassen van vaccinatie op de bedrijven die deelnemen
aan het BVD-programma nog verder kan worden terugge-
drongen. Naast het opsporen en verwijderen van virusdra-
gers wordt het preventieve element foetale en klinische be-
scherming in het BVD-programma gebracht. Het gaat
daarbij niet om een vaccin met de hoogste titers in één be-
paalde test, maar om een vaccin dat de foetale bescherming
claimt. Dergelijke vaccins waren bij de aanvang van het
BVD-programma helaas nog niet voorhanden, zoals collega
Zimmer heeft aangetoond èn gepubliceerd (Vet Microbiol
2002; 89: 255-65).

Het BVD-programma Iaat zich uitstekend combineren met
vaccineren en dat is geen toeval want zo is het ontworpen.
Daarmee is het roer niet om, maar daarmee wordt degelijk
onderzocht en grondig onderbouwd wat tot heil is van mens
en dier. Dat mogen veehouders en dierenartsen van de GD en
Intervet verwachten.

Diagnostiek

Voordat veehouders wordt geadviseerd tot het BVD-pro-
gramma al dan niet in combinatie met vaccineren over te
gaan, is het stellen en bevestigen van de BVD-diagnose
noodzakelijk. De GD heeft voor dit doel de BVD Quick scan
ontworpen. Daarmee hebben praktiserende dierenartsen en
veehouders zowel bij het volwassen vee als het jongvee snel
en voldoende inzicht in de BVD-situatie van het bedrijf.
Voor verdere informatie over BVD wijzen we op hetgeen
is geschreven in de GD praktijkmap herkauwers, GD Ve-
terinair en
www.gdvdieren.nl

Tot slot raden we collega Verberne vooral aan om kennis te
nemen van de publicaties en presentaties van professor
Brownlie, van de publicaties van Zimmer c.s, en de recente
BVD-review van Lindberg uit Zweden (Vet Quart 2003; 25
(I): 1-16) alvorens hij ingezonden brieven schrijft en tot zijn
conclusies komt.

Dr Peter Franken is werkzaam bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.

Het BVD-program ma van de GD doet wat het moet doen

Peter Franken

-ocr page 201-

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 1 februari 2004 juicht
collega dr. Verberne het gebruik
van vaccinatie bij BVD-bestrijding
terecht toe.

Bovine Virus Diarree (BVD) is een
zeer schadelijke ziekte. Daarom is
een degelijke en goed onder-
bouwde bestrijding op zijn plaats.
Vaccinatie is een snelle en zekere weg om schade te voor-
komen. Het krachtig immunogeen vaccin Bovilis BVD is
een cruciale pijler voor een goede BVD-preventie.

Bovilis BVD: effectieve bescherming

Intervet heeft via uitgebreid onderzoek, waarvan challenge-
proeven (1,2) een belangrijk onderdeel vormen, de effecti-
viteit van Bovilis BVD aangetoond. De effectiviteit is zelfs
zodanig sterk dat de claim voor foetale bescherming tegen
transplacentaire infecties is toegewezen door de registratie-
autoriteiten (3). En daarmee onderscheidt zich Bovilis BVD
in positieve zin van andere BVD-vaccins (4).
Bovilis BVD heeft zich inmiddels ook in de praktijk bewe-
zen, zowel qua effectiviteit als veiligheid. Sinds 1999 is dit
vaccin in diverse Europese landen geregistreerd en zijn er
miljoenen doseringen van gebruikt, tot volle tevredenheid
van veehouders en dierenartsen.

Beschermende werking en antilichamen

Het is jammer dat een BVD-ervaringsdeskundige als dr.
Verberne het immunogeen vermogen van Bovilis BVD in
twijfel trekt, temeer daar dit op verkeerde gronden gebeurt;
1 .Veel belangrijker dan het opwekken van antilichaamtiters
na vaccinatie is het aantonen van effectiviteit tegen chal-
lenge-infecties. In het geval van Bovilis BVD is dit, zoals
eerder vermeld, overtuigend gebeurd.

2. Bovilis BVD was niet één van de vaccins die door Zimmer
zijn getest (4).

3. Verberne concludeert ten onrechte op basis van titers ge-
meten met de ELISA van de Gezondheidsdienst voor
Dieren dat Bovilis BVD onvoldoende immunogeen zou
zijn. Hij geeft aan dat bij tweemaal gevaccineerde pinken
vier maanden na vaccinatie geen antilichaamtiters aan-
toonbaar waren in de ELISA-test van de GD. Dit is niet
verwonderlijk. In de ELISA-test van de GD worden name-
lijk antilichamen gericht op het zogenaamde NS3 eiwit
(ook wel p80 genoemd) gemeten (5). NS3 is een niet-
structureel eiwit, het maakt geen deel uit van de mantel
van het virus, maar komt alleen tot expressie tijdens ver-
menigvuldiging van virus in de gastheercel. Dit betekent
dat er na een veldinfectie antilichamen tegen NS3 kunnen
worden aangetoond. Na vaccinatie met Bovilis BVD wor-
den deze antilichamen nauwelijks aangetoond, omdat de
virusdeeltjes uit dit vaccin niet vermenigvuldigen in ge-
vaccineerde dieren. Bovilis BVD is immers een geïnacti-
veerd vaccin.

Ingezonde

Antilichamen tegen NS3 zijn dus geen maat voor bescher-
ming. Antilichamen tegen sommige structurele eiwitten en
virusneutraliserende antilichamen hebben in dit opzicht
meer zeggingskracht. Door Graham
et al. zijn de antili-
chaamresponsen van Bovilis BVD in diverse testen beschre-
ven (6). Nogmaals, veel belangrijker dan meetbare antili-
chaamtiters na vaccinatie blijft het aantonen van effectiviteit
tegen challenge-infecties.

Optimalisatie van BVD-bestrijding

Vaccinatie met Bovilis BVD en het BVD-programma van de
GD zijn complementair. Vaccinatie is een snelle en zekere
weg om schade te voorkomen. Het opsporen en afvoeren van
dragers aangevuld met maatregelen tegen (her-)insleep leve-
ren een extra bijdrage aan de verlaging van de infectiedruk
(7,8,9).

Het praktijkonderzoek van Intervet en de GD heeft als doel de
BVD-bestrijding in Nederland verder te optimaliseren en de
rundveepracticus te ondersteunen in zijn rol als ziektedeskun-
dige op het veehouderijbedrijf Niet om het roer om te gooien,
maar om met extra vermogen een gedegen koers te volgen.

Meer informatie

Meer informatie over BVD-bestrijding, Bovilis BVD en het
Intervet-GD praktijkonderzoek is te vinden op
www.inter
vet.nl
of te verkrijgen via Intervet Nederiand B.V. (telefoon
0485-587654)

Henk Kuijk is dierenarts bij Intervet Nederland B.V.
Literatuur

1. Patel JR et al. Prevention of transplacental infection of bovine foetus
by bovine viral diarrhoea virus through vaccination. Arch Virol 2002;
147:2453-63.

2. Makoschey et al. An inactivated bovine virus diarrhoea virus (BVDV)
type 1 vaccine affords clinical protection against BVDV type 2.
Vaccine 2001; 19:3261-8.

3. Beschikking Bureau Registratie Diergeneesmiddelen 1999; Bovilis
BVD REG NL 09587.

4. Zimmer GM el al. Failure of foeta! protection after vaccination against
an experimental infection with bovine virus diarrhea virus. Vet
Microbiol 2002; 89:255-65.

5. Mars MH. Persoonlijke mededeling. Gezondheidsdienst voor Dieren
2004.

6. Graham DA et al. Antibody responses of naive cattle to two inactivated
bovine viral diarrhoea virus vaccines, measured by indirect and block-
ing ELISAS an virus neutralisation. Vet Rec 2003; 152: 795-800.

7. Brownlie J. Bovine virus diarrhoea virus: pathogenesis and control.
Keynote Lectures XXIIWBC, Hannover 2002: 24-30.

8. Brownlie J. BVD plays a bigger role in many farms than people recog-
nise. Proceedings Villa BVD, Intervet 2003: 4-13.

9. Lindberg ALE. Bovine Diarrhoea Virus Infections and its Control. A
review. Vet Quart 2003; 25 ( 1 ); 1 -16.

Bovilis BVD: een krachtig immunogeen vaccin

Henk Kuijk

-ocr page 202-

Ook ik ben werkzaam in een kleine
praktijk (drie associés) met land-
bouwliuisdieren en gezelschaps-
dieren en ik mag mij dus scharen
onder de \'gewone gemengde prac-
tici\'. Ook ik werk in Friesland en
ook ik vind het jammer dat colle-
ga\'s mopperen in de wandelgangen,
maar zich nooit uitspreken op bij-
voorbeeld de regiovergaderingen. Hiermee stopt echter de
overeenkomst met collega Vrieselaar, want ik zie wél iets in
certificering, erkenning, en het lidmaatschap van de
KNMvD.

Het belang van certificering is ongeacht de bedrijfsgrootte
en zelfs ongeacht de beroepsgroep groot, want het is dé ma-
nier om de organisatie van je eigen bedrijf te leren kennen en
vervolgens je eigen bedrijf met meer succes te managen. Wij
zijn nog niet gecertificeerd, maar we werken wel volgens ons
handboek, waardoor het heel duidelijk is wie wat wanneer
doet. Ook een \'kleine\' praktijk valt namelijk uit elkaar als
een degelijke organisatie ontbreekt. Het blijft natuurlijk een
feit, dat het gecertificeerd zijn, geen garantie is voor werk.
Daar zul je door het maken van bijvoorbeeld een praktijk-
doelstelling iets aan moeten doen. De doelstelling van een
praktijk zou kunnen zijn: zoveel mogelijk omzet uit mijn
medicijnverkoop halen. Van een andere praktijk zou dat kun-
nen zijn: zoveel mogelijk omzet halen uit advisering van
rundveebedrijven. Deze twee praktijken kunnen dan als
\'buurtcollega\'s\' of als \'ver weg concurrenten\' zonder proble-
men naast elkaar functioneren.

In onze praktijk hebben wij twee jaar geleden al afscheid ge-
nomen van onze vier varkenshouders. Niet omdat wij daar-
toe gedwongen werden, maar omdat wij vonden dat er in
onze praktijk niet de kennis aanwezig was om die varkensbe-
drijven te voorzien van hoogwaardige diergeneeskunde. In
goede verstandhouding zijn wij uit elkaar gegaan. Nu kun-
nen wij ons volledig toeleggen op de herkauwers en de ge-
zelschapsdieren en wij voelen de erkenningsregels dan ook
niet als een zware last op onze schouders. Wij gaan niet vaker
naar PAO dan vroeger en aan het urencriterium voldoen wij
zonder enige moeite.

Ingezonde

Een andere visie

Mick van Dommelen

Wij hebben zélf bovenstaande keuzes gemaakt, wij zijn niet
coöperatief ingesteld en wij zijn alle drie lid van de KNMvD.
Voor collega Vrieselaar lijkt dit misschien onmogelijk, maar
het kan wel degelijk. De KNMvD doet wat ik van een be-
roepsvereniging verwacht, namelijk een toekomstvisie neer-
zetten, waarbij besluiten vaak pas na een lange inspraak-
en/of discussie-procedure worden genomen. Het gevoel dat
er vooral voor de grote maatschappen wordt gedacht is vol-
gens mij het gevolg van democratie en niet van belangenver-
strengeling: meer dan de helft van de associés werkt in gro-
tere praktijken!! (jaarboek 2003: 615 maten in twee- en
driemanspraktijken en 796 in praktijken met vier of meer
maten).

De toekomst voorspellen is moeilijk, zoniet onmogelijk,
maar een toekomstvisie hebben is voor elke ondernemer
noodzakelijk. Met elke ondernemer bedoel ik elke dierenarts
die een eigen praktijk runt, alleen, met z\'n vieren of in een
\'mammoetpraktijk\'. Het leven bij de dag nemen en niet te
ver vooruit denken mag voor iedereen als persoon een goed
advies zijn, maar voor een ondernemer is dat funest.
Terugkijken is belangrijk, maar zoals Stef Bos zingt en mijn
twaalljarige dochter mij regelmatig toeroept: \'vroeger is
voorbij\'.....

Mick van Dommelen, Dierenartsenpraktijk Heerenveen-Oranjewoud.

Eindelijk enige openheid van de kant van de KN MvD

S. de Boer

Al jaren probeer ik op Afdelings-
vergaderingen en door middel van
brieven met vragen en opmerkingen
aan de KNMvD/CEDA/KO/TvD de
bestuurders tot nadenken te brengen.
De antwoorden (als ik ze al kreeg)
toonden weinig begrip voor mijn
bezwaren.
Er was besloten tot certificering en
erkenningen. En daarmee uit.

Over deze ingrijpende maatregelen zijn de leden nooit ge-
hoord, en onlangs schreef de algemeen secretaris mij dat

Ingezonde

men hierover ook geen enquête/referendum zal houden.
(Groep Paard dus wel.)

Het feit dat uit onvrede al meerdere dierenartsen hun lid-
maatschap van de KNMvD hebben opgezegd, stemde
blijkbaar niet tot nadenken.

De onvrede is nu kennelijk zo groot, dat er in het Tijdschrift
aandacht aan wordt geschonken.

Het interview met collega Vrieselaar geeft ook mijn ideeën
aardig weer. Ik hoop dat de Maatschappij het certifice-
rings- en erkenningsproject wil heroverwegen en in ieder
geval de leden hierover wil raadplegen.
Anders is er nog weer een lid minder

-ocr page 203-

Andries van Foreest

Het is niet omdat ik in wil gaan op de
discussie homeopathie (1,2) maar
veeleer op de gang van zaken
rondom deze, in mijn ogen nietszeg-
gende, unfaire discussies. In mijn re-
actie in ons tijdschrift: "Is er over
nagedacht?" voerde ik auteurs, uit-
spraken en zestiende eeuw op betref-
fende de discussie rondom veteri-
naire homeopathie, kwakzalverij, code voor dierenartsen,
beschimpen en synergisme. Ik eindigde met een aantal vra-
gen (3). Slechts enkele persoonlijke reacties op mijn ingezon-
den stuk maar geen reactie in het tijdschrift had dat tot gevolg.
Welke conclusie moet je daaruit trekken? Het ingezonden
stuk was niet de moeite waard? Het voegt niets toe (zoals deze
huidige reactie zonder eindvraag)? Ik kan mij niet voorstellen
dat Lumeij, Slappendel, Westerhuis of anderen die door in-
zenden van stukken geïnteresseerd zijn in genoemde discus-
sies, het niet gelezen hebben. Zijn zij niet bereid tot synergie?
Ik wilde in mijn reactie slechts aanduiden dat eenieder zijn
standpunt kenbaar kan maken maar open moet staan voor an-
dere meningen. In september 2003 wordt in "Uit de hoofdre-
dactie" aangegeven dat de redactie een geringe censuur wil
hebben op uitingsvormen van bejegeningen jegens collegae
onderling in ingezonden stukken (4). Een prima idee, ook in
deze tijd van \'persvrijheid boven alles\'.
Wat schetst mijn verbazing dat op het ingezonden stuk van
Westerhuis (Misleidende klinische ervaring?) in het TvD wel
wordt gereageerd (5). En hoe? Het jaar 2004 is nog maar net
begonnen en daar gaan we weer. Ik kan in deze stukken niet
iets vinden van synergisme. Het aantonen van de \'hom-
melvliegtheorie\' is een goed voorbeeld hoe het huidige, in-
derdaad niet aantoonbare effect van homeopathische behan-
delingen ooit nog eens de \'wishful thoughts \'zou kunnen
bewaarheden. Waarom zou de aardig gevonden uitspraak
van Lumeij de \'hommeleopathische redenering volgens
Westerhuis\' nooit bevestigd kunnen worden? Hebben wij het
recht dat te ontkennen?

Is er over nagedacht 11 ?

Ingezonde

Ik lok nu zeker geen antwoord uit: dat heb ik vorige keer ge-
daan. Zonder resultaat! Toch nog even herhalen wat Van
Dale (6) ons zegt over synergie:

ad 2. samenwerking van organen tot eenzelfde verrichting,
ad 3. verhoogde werking door combinatie van verschillende
middelen.

1. Slappendel RJ. Aërodynamica laat hommel niet vallen. Tijdschr
Diergeneeskd 2004; 129; 96.

2. Lumeij JT. Een \'hommelopathische\' redenering. Tijdschr Diergeneeskd
2004; 129; 97.

3. Foreest AW van. Is er over nagedacht? Tijdschr Diergeneeskd 2003:128;
462.

4. Slappendel RJ. Uit de hoofdredactie. Tijdschr Diergeneeskd 2003;
128;511.

5. Westerhuis AH. Misleidende klinische ervaring? Tijdschr
Diergeneeskd 2004; 129; 21.

6. Van Dale Lexicografie, Utrecht. Tijdschr Diergeneeskd 1999; 13;
3335.

Voorjaarsdagen 2004

Het warme weer van enige tijd gele-
den heeft niet alleen de bloembol-
len, maar ook ons al vroeg in voor-
jaarsstemming gebracht. Direct
gaat de gedachte dan uit naar de
Voorjaarsdagen. Van 23 tot en met
25 april 2004 bent u van harte wel-
kom op de 37® Voorjaarsdagen in
de RAI te Amsterdam om op een
prettige manier te werken aan uw permanente educatie,
uw collegae te ontmoeten in een ontspannen sfeer en bij de
industrie de noviteiten en aanbiedingen te bekijken.

Het wetenschappelijk programma bestaat, zoals u inmiddels
gewend bent, uit een programma gezelschapsdieren (general
programme) en een programma paard (equine programme).
Voor uitgebreide informatie verwijs ik u graag naar onze web-
site
www.voorjaarsdagen.org, maar een aantal zaken wil ik er
voor u vast uitlichten.

De immunologie en hematologie zijn dit jaar geïntegreerd in de
lezingen van dr. Day (UK) en dr. Piek (NL), waarbij de immu-
nologische achtergronden en principes vervolgens praktijkge-
richt worden ingepast in het klinische aspect van de hematolo-
gische afwijkingen (primary and secondary immune-mediated
haemolytic anaemia and thrombocytopenia, multisystem auto-
immune disease, bloodgroups and bloodtransfiisions).

De orthopedie zal ruime aandacht krijgen. Dr. Hobbs (UK)
gaat in op de orthopedie van de kat met onder andere fractuur-
behandeling, knie- en bekkenproblemen, schedeltrauma en
metabole en neoplastische botproblemen. Dr. Ness (UK) en dr.
Smith (US) zullen ingaan op orthopedie van de hond waarbij
eveneens fracturen, maar ook onder andere osteoarthritis en de
voorste kruisbandlaesie aan bod komen. Dr. Birchard (US),
weke delen chirurgie, zal onder andere wondgenezing van
open wonden, praktische oplossingen voor brachycefalen en
chirurgie van het maagdarmkanaal en de urinewegen behande-
len.

Gedrag heeft zijn plek op de Vooijaarsdagen inmiddels verwor-
ven. Dr. Dehasse (B) zal ingaan op het consult bij gedragspro-
blemen, het gebruik van medicatie, een nieuwe classificatie
van agressief gedrag bij de hond en angst gerelateerde proble-
men bij de kat.

Vlooien, mijten, endoparasieten en de rol van heartworm in
Europa worden door dr. Dryden (US) onder de loep genomen.
Maar ook röntgenologie dr. Dennis (UK) en dr. Boroffka (NL),
anesthesiologie dr. Taylor (UK), gastro-enterologie dr. Hall
(UK), neurologie dr. Podell (US), tandheelkunde dr. Verhaert
(B) en voeding dr. Kirk (US) krijgen ruim aandacht.
Dr. Wilson (US) en dr. Ritchie (US) zullen dit jaar onder andere
emergency and critical care bij vogels en bijzondere dieren aan
bod laten komen, ook anesthesie en chirurgie bij vogels en de
diagnose en behandeling van de meest voorkomende vogel-
ziekten.

Tenslotte wil ik u graag wijzen op de afscheidslezing van col-
lega Wolvenkamp met als titel: \'Those other animals that come
into your clinic. Radiographic examination of exotic species\'.

-ocr page 204-

Ik hoop dat u het met ons eens bent, er staat ons een mooi, geva-
rieerd programma te wachten met voor elk wat wils!
Rest mij nog u enkele wijzigingen ten opzichte van het prelimi-
nary programme door te geven. De oogheelkunde-lezing in het
Nederlands zal niet door dr. Djajadiningrat maar door dr.
Verbruggen (B) gegeven worden en de farmacologie-lezingen
door dr. Mealy zijn dit jaar door omstandigheden te komen ver-
vallen. Wij hopen deze spreker volgend jaar te mogen begroe-
ten.

Eigenlijk is er teveel om op te noemen om een compleet beeld
te geven, dus bezoek onze website voor uitgebreide informatie!
Namens ons allen wens ik u een prettig voorjaar!

De Voorjaarsdagencommissie

Symposium over schildklierproblemen

Op donderdag 18 maart 2004
wordt door Eurovet Nederland
bv en InstruVet cv een sympo-
sium over schildklierproble-
men georganiseerd. Deze dag is
bedoeld voor dierenartsen ge-
specialiseerd in gezelschaps-
dieren.

Tijdens dit symposium komen de volgende onderwerpen aan
bod:

1. Hypothyreoïdie bij de hond: diagnostiek en therapie;

2. Schildkliertumoren bij de hond;

3.Chirurgische aanpak van schildkliertumoren bij de hond;

4. Hyperthyreoïdie bij de kat: diagnostiek en therapie.

Dr. H.S. Kooistra en mevrouw dr. M.E. Peeters, beiden ver-
bonden aan de Faculteit der Diergeneeskunde, vakgroep
Geneeskunde van Gezelschapsdieren, zullen spreken tijdens
dit symposium.

Het symposium vindt plaats in Naturalis (auditorium),
Darwinlaan te Leiden. De ontvangst en registratie is vanaf
10.30 uur, aanvang programma 11.00 uur en de eindtijd rond
19.00 uur. Aan deelname zijn geen kosten verbonden.
Punten voor nascholing zijn in aanvraag bij het VKO.

Voor inlichtingen kunt u contact opnemen met Myrthel
Muller van InstruVet, telejbon (0485) 335511.

Informatieavond aanschaf-
advisering in de dierenartspraktijk

Mensen vragen zelden advies aan de dierenarts(assis-
tente) over het aanschaffen van een huisdier. Heel
frustrerend, want veel medische en gedragsproblemen
kunnen voorkomen worden als wel van de expertise van
de praktijk gebruik zou worden gemaakt. Hoe bereikt u
dat mensen de dierenartspraktijk om advies vragen
vóórdat ze tot de aanschaf van een hond of kat overgaan?
En hoe kunt u deze potentiële klanten optimaal begelei-
den in hun zoektocht naar een nieuwe huisgenoot? Tinley
en PB-Animee organiseren een informatieavond over
aanschafadvisering in de dierenartspraktijk, waarin u
antwoord krijgt op deze vragen.

De informatieavond is op woensdag 17 maart 2004 in het
Oude Tolhuys te Utrecht. Bij voldoende belangstelling zal
op dinsdag 23 maart ook een locatie in het noorden of het
zuiden worden besproken.

Sprekers zijn Debbie Rijnders (gedragstherapeut) en Margit
Price-Bossard (gedragsdeskundig dierenarts).
De avond kost € 55 en is toegankelijk voor dierenartsen en
assistenten. Tijdens deze avond zal de Royal Canin Honden-
of Kattenencyclopedie met een aantrekkelijke korting te ver-
krijgen zijn.

U kunt zich opgeven door uw gegevens (NAW, telnr, e-mail-
adres) en voorkeursdatum naar Tinley te mailen (info(§
tinley.nl) of te faxen (0226-315122). Voor verdere informatie
kunt u de site raadplegen (www.tinley.nl) of bellen tijdens
kantooruren (0226-383499).

Symposium State of the Heart
over cardiologie

Cardiologie maakt een belangrijk onderdeel uit van de
veterinaire praktijk en is volop in ontwikkeling.
Boehringer Ingelheim heeft het initiatief genomen om
op 20 maart 2004 een innoverend symposium te organi-
seren, het State of the Heart. Het thema dit jaar is pati-
ëntmanagement bij congestief hartfalen. De gastspre-
kers prof. J. Häggström, dr. L. Overduin, dr. J. Bucx,
drs. T. Bosje en drs. P. Mandigers brengen u op de
hoogte van de \'state of the art\' in diagnostiek en behan-
deling binnen de veterinaire cardiologie.

Het State of the Heart vindt plaats op zaterdag 20 maart in
het Grand Hotel Karei V te Utrecht. De aanvang is om 08.45
uur en de dag sluit met een borrel om 17.15 uur. U kunt zich
inschrijven bij het secretariaat van Boehringer Ingelheim
Vetmedica. De kosten bedragen € 250,- (u krijgt hiervoor
een volledig dagprogramma, de proceedings en een uitrij-
kaart). Punten voor accreditatie zijn aangevraagd bij de
Technische Commissie Gezelschapsdieren.
Telefoon: 072-5662411 of per e-mail: vetmedica(g
boehringer-ingelheim.nl

-ocr page 205-

Agenda PAO-Diergeneeskunde maart 2004

PAOD

De volgende cursussen worden in maart 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor een groot aantal cursussen kunt u zich nog inschrijven. Voor meer informa-
tie en on-line aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl. Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de

wachtlijst.

datum

titel

nr

locatie

prijs

2 maart

Röntgenologisch Onderzoek Skelet (GD)

04/117

PAO-D, Houten

€273,-

2 maart

Jongvee Opfok

04/216

PTC , Horst

€ 225,-

3 maart

Integraal Koemanagement (zes dagen)

04/225

West-Brabant

€ 275,- per dag

5 maart

Casuïstieken Echocardiografie GD, deel 1

04/124

PAO-D, Houten

€345,-

8 maart

Casuïstieken Maagdarmproblemen (GD)

04/110

PAO-D, Houten

€415,-

9 maart

Vaarzenmastitis (U.D.)

04/209

PAO-D, Houten

€422,-

10 maart

Integraal Koemanagement (zes dagen)

04/226

Noord-Nederland

€ 275,-per dag

11 maart

Integraal Koemanagement (zes dagen)

04/227

Oost-Nederland

€275,-per dag

12 maart

Het Fret in de Gezelschapsdierenpraktijk

04/106

PAO-D, Houten

€ 125,-

13 maart

Papegaaien en parkieten in de praktijk

04/135

PTC , Barneveld

€ 448,-

13 maart

Gebitsreiniging/Slijptechnieken Assistenten

04/800

PAO-D, Houten

€50,-

15 maart

Longaandoeningen bij de Kat

04/111

PAO-D, Houten

€385,-

15 maart

Buikchirurgie Rechts Rund

04/229

Wageningen

€400,-

16 maart

Vaarzenmastitis (U.D.)

04/210

PAO-D, Houten

€ 422,-

17 maart

Vleeskalverensymposium

zie beneden

13 maart

Gebitsreiniging/Slijptechnieken Assistenten

04/801

PAO-D, Houten

€50,-

18 maart

Start: Inleiding interpretatie ECG\'s (GD)

04/133

PAO-D, Houten

€ 435,- per pakket

18 maart

Financieel: Jaarrekening lezen

04/908

PAO-D, Houten

€450,-

20 maart

Echografie Hond en Kat

04/119

PAO-D, Houten

€ 670,-

23 maart

De Berekenwijzer voor de GD-praktijk

04/131

PAO-D, Houten

€450,-

23,30 mrt 6apr.

Voeding Rund, Module 1 (UD.)

04/204

PAO-D, Houten

€910,-

23 maart

Basiscursus Klimaat in de Varkenshouderij

04/306

PTC , Barneveld

€ 294,-

25 maart

De Berekenwijzer voor de GD-praktijk

04/132

PAO-D, Houten

€ 450,-

25 maart

Preventiewijzer Rund (Vetvice)

04/211

Midden-NL

€ 380,- excl. BTW

30cn31 maart

Praktische Varkensvoeding

04/307

Woudschoten, Zeist

€ 845,-

(wijzigingen voorbehouden)

VOL

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T (030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info@paod.nl
W www.paod.nl

w

H

A

w

M

A

Vleeskalverensymposium

Op woensdag 17 maart 2004 organiseert PAO-D in samenwerking met de Werkgroep Geneeskunde Vleeskalveren wederom ccn groots opgezet
vleeskalverensymposium.

Ongetwijfeld wordt u in deze wintermaanden regelmatig geconfronteerd met problemen die terug te voeren zijn op problemen met maag en/of darmkanaal.
Allerhande therapie- en ondersteuningsvoorstellen staan tot uw beschikking, maar welke is de juiste? Om de verschillende mogelijkheden voor u in per-
spectief te zetten zijn wij er in geslaagd een uiterst actueel programma aan te bieden, waarbij we aan de basis beginnen:

Pathologie Maagdarmkanaal
Pathofysiologie Maagdarmkanaal

SIBO

Invloed voeding Maagdarmkanaal
Casuïstiek

13.00 - 13.30 uur Ontvangst met koffie en broodjes

13.30 - 14.30 uur Prof. Dr. E. Gruys (RUU)

14.30- 15.30 uur Dr. L.A.M.G. van Leengoed (RUU)

15.30-16.00 uur Pauze

16.00- 17.00 uur Dr H. Vrancken (Elanco)

17.00 - 19.00 uur Borrel en diner

19.00 - 20.00 uur Ir. K. van Reenen (ID-DLO)

20.00 - 21.00 uur Drs. E. van der Velden (Thewi)

21.00 uur Evaluatie, uitreiking certificaten.

Niet alleen een must voor iedere vleeskalverendierenarts maar ook uiterst interessant en geschikt voor de rundveedierenarts.
Let op: dit symposium staat NIET aangekondigd in de cursusbrochure van PAO-D!

Het symposium wordt georganiseerd in: \'De Wageningse Berg\' te Wageningen. Cursusleider: drs. E. van der Velden, Dierenartsenpraktijk Thewi, Tilburg.
De cursusprijs bedraagt € 210, met dank aan de sponsor: Schering Plough. Aantal deelnemers: vijftig. Het VKO kent aan dit symposium tien punten toe
voor de Erkende Rundveedierenarts.

Opgave voor het symposium: PAO-Diergeneeskunde, per e-mail: info@paod.nl of telefonisch 030 - 634 89 80.

-ocr page 206-

Ton Rutgers werd geboren in Utrecht op 20 augustus 1918. Zijn vader, dierenarts, was adjunct-
directeur van het Utrechtse Slachthuis. Ton was sportiefen speelde vele jaren bij Kampong voet-
bal en vooral cricket. In deze laatste sport bracht hij het tot international. Hoewel zijn voorkeur
eigenlijk uitging naar de humane geneeskunde, koos hij uiteindelijk toch voor de studie dierge-
neeskunde. Weliswaar nog niet afgestudeerd, heeft hij in de oorlogstijd langere tijd gewerkt als
assistent van dierenarts Bollen in Uden. Daar ook leerde hij zijn vrouw, Neil Lammers kennen.
In 1948 traden zij in het huwelijk. Uit dit huwelijk werden vier zonen en één dochter geboren. Na
een jarenlange ernstige ziekte overleed zijn echtgenote in 1965. Hij hertrouwde later met Lia de
Moei. Uit dit tweede huwelijk werden twee dochters geboren. Eén van zijn zonen werd ook die-
renarts en een dochter trouwde met een dierenarts.

Nadat hij in 1946 was cifgestudeerd nam hij de praktijk over van collega Schreinemachers in
Roermond. Hij heeft daar met heel veel plezier gewerkt. Later was hij er trots op practicus te zijn
geweest. Toen er een opvolger werd gezocht voor dr Teun Stegenga, die hoogleraar werd in
Wageningen, nam hij de uitdaging aan en werd Rijksveeteeltconsulent voor de KI en tevens se-
cretaris van de Centrale Commissie van Toezicht op de KI bij Dieren in Nederland. Meteen na
zijn aantreden in 1958 werd hij geconfronteerd met de overdracht van de Kl-regeling van het
Rijk aan het Landbouwschap. Deze kreeg uiteindelijk gestalte in i960. Toen in 1975 het
Consulentschap voor de KI werd opgeheven, werd hem, naast zijn taken voor de Kl-regeling, de
coördinatie van het voortplantingsonderzoek toevertrouwd.

Ton Rutgers heeft belangrijk bijgedragen aan de ontwikkeling van zowel de runder-KI als de
varkens-KI. Het rapport-Rutgers stond aan de basis van de reorganisatie van de verenigingen
voor KI bij varkens. Deze waren, na uitbraken van mond- en klauwzeer in de zestiger jaren, in
grote financiële nood gekomen. Bovendien kreeg hij te maken met het ontstaan van fokkerijgroe-
peringen, de opkomst van KI bij paarden, de opkomst van de Doe-Het-Zelf-KI, een sterk toene-
mend gebruik van diepvriessperma, enzovoort. Grote veranderingen dus. Echter, in 1980 moest
Ton zijn actieve loopbaan voortijdig beëindigen wegens gezondheid.sproblemen.
Ton Rutgers was ook maatschappelijk actief, onder andere als voorzitter van de Afdeling
Utrecht van de KNMvD en van de plaatselijke organisatie voor maatschappelijk werk in De Bilt.
Als diep gelovig katholiek was hij ook actief op kerkelijk gebied. In zijn Roermond.se tijd was hij
betrokken hij heroepskerstening\': wat betekent het geloof voor de beroepsuitoefening van de
dierenarts? In De Bilt was hij voorzitter van de Parochieraad en van het bestuur van de room.s-
katholieke lagere scholen. Voor dit alles is hij onderscheiden met het Erekruis Pro Ecclesia et
Pontijice.

De laatste jaren zijn voor hem en zijn vrouw Lia moeilijk geweest. Hij ging geestelijk achteruit
en moest tenslotte worden opgenomen in het Verpleeghuis De Biltse Hof Op 16 april 2003 is hij
in het ziekenhuis overleden.

Ton Rutgers was een intelligent, sympathiek, eerlijk mens, die misschien wel eens te zacht was
voor de steeds zakelijker en harder wordende wereld waarmee hij te maken kreeg. Wij, en velen
met ons, hebben jarenlang met veel genoegen met hem mogen samenwerken. Wij zullen hem blij-
ven herinneren als een trouwe, warme vriend en goede collega. Moge dat een steun zijn voor zijn
vrouw Lia en de kinderen.

Mebius Kramer
Koos van Leeuwen
Chris Willems

memoriam

Ton Rutgers

-ocr page 207-

Vacatures in besturen en commissies verband houdende met de 151e Algemene
Vergadering van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Bestuur

O.A. van Dobbenburgh namens Cluster 1 2004 tussentijds aftredend en niet herkiesbaar

Conform artikel 31 van de Statuten is door W.G. van den Ekker inmiddels namens Cluster 1 in deze vacature voorzien.

Ereraad

H.A.R. Kok

Mw. dr A.A.M.E. Lubberink
C. Willenborg

namens Regio Oost
namens Regio West
namens Regio Zuid

2004 aftredend en herkiesbaar
2004 aftredend en herkiesbaar
2004 aftredend en niet herkiesbaar

Overeenkomstig artikel 45 van het Huishoudelijk Reglement wordt de Regio Zuid verzocht kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig voor de
Algemene Vergadering aan het Besmur mee te delen.

Hoofdredactie Tijdschrift voor Diergeneeskunde

Mw. dr M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
Dr R.J. Slappendel
Dr M.F. de Jong
Dr E.A. ter Laak
2004 aftredend en herbenoembaar

2004 tussentijds aftredend en niet herbenoembaar

2004 aftredend en herbenoembaar

2004 tussentijds aftredend en niet herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 69 van het Huishoudelijk Reglement is door de betrokken Groep dr M.A. Willemen te Montfoort als kandidaat voorgedragen.

Paritaire Afvaardiging Georganiseerde DIerzlektenbestrijdIng

IJ.R. de Vries voorzitter

F.W. Berndsen namens de Groep Varkensgezondheidszorg

Sociaal Economische Commissie

G. van Bokhorst
J.M. Mulder
F.W. Berndsen

H.A. Nieuwendtjk

Overeenkomstig artikel 75 van het Huishoudelijk Reglement wordt de betrokken Groepen verzocht kandidaten voor te dragen en de namen van hen tijdig
voor de Algemene Vergadering aan het Bestuur mee te delen.

namens de Groep Geneeskunde van het Paard 2004 aftredend en herbenoembaar

namens de Groep Practici Grote Huisdieren 2004 tussentijds aftredend en niet herbenoembaar

namens de Groep Varkensgezondheidszorg 2004 tussentijds aftredend en niet herbenoembaar

2004 aftredend en herkiesbaar
2004 aftredend en niet herkiesbaar

namens de Groep Geneeskundê Gezelschapsdieren 2004 aftredend en niet herbenoembaar

Overeenkomstig artikel 76 van het Huishoudelijk Reglement worden de betrokken Groepen verzocht kandidaten voor te dragen en de namen van hen tij-
dig voor de Algemene Vergadering aan het Bestuur mee te delen.

Door de Groep Practici Grote Huisdieren is J.G.T. Krijnen te Zoetermeer als kandidaat voorgedragen.

\'laatste oproep-

Kom naar het feest in het Zuiden

Voor alle dierenartsen in de Regio Zuid (Zeeland, Limburg,
Noord-Brabant) is er een zeer gezellig feest op 20 maart
2004. Met een pracht-programma. En met een plaats gere-
serveerd voor jou.

Meld je snel aan, nu het nog kan.

Dat doetje door storting van het toegangsbedrag:

• bankrekening: 13.50.08.131.

• ten name van KNMvD Regio Zuid, Schinnen.

• En vermeld uw adres en woonplaats (!)
Toegangprijs: 50 euro per persoon. Dierenartsen afgestu-
deerd in 1999 of later betalen 35 euro per persoon.
Vanzelfsprekend is je levensgezel ook zeer welkom.

Plaats ett tijd:
Orangerie, St. Joseph-
straat 15a, Den Bosch.
Samenkomst vanaf 18.30
uur Sluiting feest: 24.00
uur De naastgelegen par-
keergarage is gereser-
veerd (auto\'s < 1,90 m).
Probeer samen te rijden
in verband met drukte
aan de ingang.
Kledingadvies: gezellig. .
Vragen: bel 0499-330620,
of mail: het-is-lente@
vetvice.nl

Meer informatie: zie
website KNMvD, onder
f Agenda]: 20 maart.

-ocr page 208-

Wijkagent geeft veiligheid tips tijdens aankomende vergadering Regio Oost

Heeft u dit wel eens?

Het alarm van de praktijk gaat af en u hebt dienst, wat nu? Of
... \'s Avonds laat moet u voor een zieke hond alleen naar de

praktijk, terwijl de klant u niet echt bekend voorkomt.....

Of.. Na het laatste avondspreekuur staat er een klant voor u
die de rekening niet wil betalen en er enigszins dreigend uit-
ziet.... Wat doet u dan?

Op de eerste ledenvergadering van de Regio Oost komt
Adrie Vaarkamp, wijkagent Regio IJsselland, ons tips geven
hoe om te gaan met agressie en welke voorzorgsmaatregelen
we kunnen nemen als we alleen op de praktijk zijn.

De vergadering begint met het huishoudelijk deel, waarna

Adrie Vaarkamp het woord zal krijgen. Vervolgens zal be-
stuurslid Erik Gostelie een korte uitleg geven over het pensi-
oenfonds en kunt u hem over dit onderwerp vragen stellen.
Na de rondvraag is er gelegenheid om nog gezellig na te pra-
ten.

Ledenvergadering Regio Oost: dinsdag 16 maart om
20.00 in restaurant De Smidse, Rijksstraatweg 43 te
Wilp.Tel: 0571-261212
(Afslag 22 aan de Al bij Deventer)

De stukken worden toe gezonden per e-mail. Indien wij niet
over uw e-mailadres beschikken kunt u de stukken aanvra-
gen bij de secretaris van de Regio: Johan van Twillert,
Pottieserf28,7951 JA, Staphorst.

Voorlichtingsavond voor leden van de Groep Geneeskunde van het Paard

Op 10 maart 2004 wordt door de TEC Paard en het be-
stuur van de Groep Geneeskunde van het Paard een
voorlichtingsavond georganiseerd over praktijkcertifi-
cering. Deze bijeenkomst zal gehouden worden in de
collegezaal Heelkunde van de Hoofdafdeling Gezond-
heidszorg Paard aan de Yalelaan 12 te Utrecht van
20.00 tot 23.00 uur.

Tijdens deze avond zullen twee erkende paardendleren-
artsen, respectievelijk Erik Bergman van De Lingehoeve en
Henk Offereins van praktijk Pijls en OfFereins, aangeven
waarom en op welke wijze zij de KRD/ISO-certificering
van hun praktijk hebben aangepakt en wat voor problemen
zij tijdens dit traject zijn tegengekomen. Stephen Gielen
van SGS zal aangeven hoe de modulaire opbouw van de
KRD/ISO in elkaar zit en wat er bij de audit door SGS nu
daadwerkelijk van de praktijk wordt verwacht.
Twee andere erkende paardendlerenartsen, respectievelijk

Gijs-Jan van Selm van Dierenkliniek Hattem-Wapenveld
en Schelto Jonker van Dierenartsenpraktijk De Postwagen,
zullen op deze avond aangeven waarom zij de toegevoegde
waarde van praktijkcertificering in twijfel trekken en wat
voor problemen zij tijdens dit traject denken te gaan tegen-
komen.

Wij verwachten een hoge opkomst opdat eenieder een ge-
fundeerde keuze kan maken bij het naderende referendum
van de GGP over praktijkcertificering.

Voor deze voorlichtingsavond zijn bij het VKO vijf nascho-
lingspunten aangevraagd.

KOMT ALLEN!

Namens het bestuur van de GGP en TEC Paard.

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Billet, Mevr. A.B.A.; 2003; 5625 GM
Eindhoven; Reinaertlaan 82
Borgerink, R.F.; 2003; 3981 HE Bunnik
Marsdijk 3 A

Bot, Mevr. S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden
Cameoolstraat 72

Deen, Mevr. A.B.; 2003; 9405 PD Assen

Planetenlaan 128

Dijk, Mevr. A.J. van; 2003; 3721 WG Bilthoven; Schorpioen 22
Frumau, Mevr. E.H.; 1057 DD Amsterdam; Hoofdweg 194 3H
Gelissen, Mevr. A.M.; 2003; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 23
Gemert, Mevr. M.J. van; 2003; 4388 RW Oost-Souburg; Roerstraat 30
Hasperhoven, G.J.; 2003; 3581 CD Utrecht; Maliebaan 53 N
Haverkate, J.W.; 2003; 3771 LC Barneveld; Peutweg 1
Hees, Mevr. C.E.M. van; 2003; 3262 BH Oud-Beijerland; Zinkweg 182-
26

Heinemans, Mevr. A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen Heike 11
Hoek, L.; 2003; 3247 CD Dirksland; Voorstraat 5

Hornstra, Mevr. A.G.; 2003; 9008 TM Reduzum; Douwe Sikke
Bangmastrjitte 22

Imholz, Mevr. K.; 2003; 3562 XC Utrecht; Androsdreef 86
Klausen, Mevr. H.; 2003; 3512TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis
Laar, Mevr. D. van; 2003; 2802 EL Gouda; Kievitstraat 76

Personali

Linden, Mevr. M.A. van der; 2004; 5463 XE Veghel; De Stad 12
Loeve, Mevr. J.M.; 2003; 5211 AE \'S-Hertogenbosch; Maijweg 78
Marvelde, Mevr. S.W.T. te; 2003; 7574 VD Oldenzaqal; Van Ostadestraat 10
Meer, Mevr. 1. van der; 2003; Drachten; De Friso 31
Springer, Mevr. D.; 2003; 1156 CA Marken; Minneweg 2
Streng, Mevr. M.E.; 2004; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3
Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 CR Vriezenveen; Westeinde 456
Ramakers, Mevr. M.C.G.; 2003; 3524 GV Utrecht; Simplonbaan 336
Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn; Trippaardstraat 16
Rosenthal, Mevr. A.M.; 2003; 3741 TJ Baarn; Vincent van Goghstraat 5
Senders, Mevr. J.M.; 2003; 5102 WC Dongen; Van Linschotenstraat 29
Wiggers, Mevr. M.J.E.; 2003; 7913 BM Hollansche Veld; Kraaiheidestraat
22

Winden, S.C.L. van; 1996; 1231 LD Loosdrecht; Nieuw Loosdrechtsedijk
194

Voor het dierenartsenexamen van 6 februari 2004 zijn geslaagd:

Corbee, R.J.
Frieling, R.M.
Frielink, Mevr. M.
Gerritsen, Mevr. K.M.
Heijltjes, Mevr. J.M. de
Hoof, Mevr. LM. van
Kam, Mevr. A.R. de
King, Mevr. VC.J.
Lange, Mevr. M.S. de
Ljubjantic, Mevr. S.

-ocr page 209-

Mik, Mevr. E. van der
Nobel, Mevr. W.E. le
Nouhuys, Mevr. A.S.J. van
Oers, Mevr. S.C.E van
Olsman, Mevr. A.F.S.
Otte, Mevr. L.
Pross, Mevr. S.C.
Robben, Mevn S.R.M.
Schot, Mevr. D.M.
Soede, H.L.
Swartjes, Mevr. M.
Toxopeus, E.B.

Overlijdensberichten:

Op ? december 2003 F. Koppen te Middelburg
Op 26 januari 2004 G.W.M. van Goldstein Brouwers

Mutaties:

Corbee, R.J.; 2003; 3992 XD Houten; Randhoeve 123; tel. privé:
030-2540063; E-mail privé: r.j.corbee(«)zonnet.nl.

Crama, K.; 1974; specialist Orthopedie/Chirurgie; geass. met Mevr.
A. Verbruggen; tel. prakt.: 010-4200002, 010-4200036; fax prakt.: 010-
2201919;
E-mail prakt.: info@crama.nl.

Dam. R.H. van; 1967; U 1981; 3768 GW Soest; Hildebrandlaan 2 D;
tel. privé: 035-6037273; fax privé:035-6037274;
E-mail privé:
rhvandam@tiscali.nl.; Prod. Manager NVI; tel. bur.: 030-2744279; fax
bun: 030-2744439; E-mail. bur. : roeland.van.dam@nvi-vaccin.nl.

Priding, R.M. ; 2003 ; 3584 DB Utrecht ; Cambridgelaan 383 ;
E-mail privé: r.m.rricling@studcnts.vet.uu.nl.

Frielink, Mevr. M. ; 2004; 3731 TM De Bilt; Burg. Van
Hcemstrakwartier 142; tel. privé: 030-2213298; E-mail privé:
m.frielink@hetnet.nl.

Gerritsen, Mevr. K.M.; 2004; 3531 EP Utrecht; J.P. Cocnstraat 89;
tel. privé: 030-2945445; E-mail privé: kimgerritsen@hotmail.com.

Harst, M.R. van der; 1996; 3981 GT Bunnik ; Grunoplantsoen 2 ; tel.
privé: 030-6564520; E-mail privé: m.r.vanderharst@vet.uu.nl.;
Specialist
Chirurgie Paard;
UUFD hfdafd. gezondheidsz. Paard; tel. bur: 030-
2531350; fax bur.: 030-2531256.

Heijltjcs, Mevr. J.M. de; 2004; 3514 BZ Utrecht; Molenwerfstceg
21; tel.privé: 030-2733555; E-mail privé: hcijltjes@hotmail.com.

Hoof, Mevr. I.M. van; 2004; 3572 XW Utrecht; M.H.Trompstraat 48
bis; tel.privé: 030-2760145; E-mail privé: lauravanhoof@hotmail.com.
Kam, A.R. dc; 20(14; 3512 AX Utrecht; Wijde Begijnestraat 22.
Kempen, Mevr. F van; 2003; 3524 WX Utrecht; Vesuvius 106; tel.
privé: 030-6041919;
E-mail privé: f.vankempcn@$tudent$.uu.nl.;
medew. bij Mevr. N.A. Schuttcvaêr; tel. prakt.: 075-6173911.

Kersten, Mevr. B.E.J.; 1996; 8085 SN Doornspijk; Glindeweg 9; tel.
privé: 0525-661262; fax privé: 0525-661262;
E-iTLail privé:
dicna@wxs.nl.;
geass. met J. Brand, A.J.B. Brouwer, J.N.J. Frijlink,
J.Il.L. van Luijk; tel. prakt.: 0341-252353; fax prakt.: 0341-254385;

E-mail prakt.: dgcnunspeet@planet.nl.

King, Mevr. V.C.J.; 2004; 3581 GC Utrecht; Wittevrouwensingel
30; tel. privé: 030-2679533; E-mail privé: vivianeking@vahoo.com.

Koopmans, Mevr. A.I.; 1996; 1188 WC Nes a/d. Amstel; Ringdijk
Boven Polder 15;
tel. privé: 0297-583299; fax privé: 0397-583278; E-mail
privé: ant@koopkram.net.;
geass. met Mevr K. Dulfer en J.C. Wälder;
tel. prakt.: 0297-263758; fax prakt.: 0297-594080; E-mail prakt.: info@
dierenartsenvechtenvenen.nl.

Lamberts, M.N.D.; 1999; 1402 GH Bussum; Lothariuslaan 85; tel.
privé: 035-6982822; E-mail privé : mndlamberts@hotmail.com.; geass.
met S.A.B
.I. Wolters ; tel. prakt. : 020-6642094 ; fax prakt. : 020-6797984;
E-mail prakt.: marnix@dierenkIiniek-europaplein.com.

Landsbergen, Mevr. N.; 1999; 3078 KJ Rotterdam; Palmentuin 13; tel.
privé: 010-4794935;
E-mail privé: n.landsbergen@zonnet.nl.; medew.
bij J.C. Roest; tel. prakt.: 070-3870893; fax prakt.: 070-3873648;
E-mail prakt.: j.c.roestdierenarts@planet.nI.

Lange, Mevr. M.S. de; 2004; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12.

*Ljubjantic, Mevr. S.; 2003; 3042 EL Rotterdam; Ameidestraat 38
A;tel. privé: 010-4157481.

Mik, Mevr. E. van der; 2004; 7327 JL Apeldoorn;
M arkerichters veld 307; tel. privé: 055-5330735; E-mail privé:
e.vandermik@student.uu.nl.

Nobel, Mevr. W.E. le; 2004; 3063 HA Rotterdam ; Watertorenweg
272 ; tel. privé: 010-4531853; E-mail privé: welenobcI@hotmaiI.com.

Nouhuys, Mevr. A.S.I. van ; 2003 ; 3511 JP Utrecht ; Steenweg 18 ;
tel. privé: 030-2731928.

Oers, Mevr. S.C.F. ; 2004; 3571 AN Utrecht; F. Coerslaan 8; tel.
privé: 030-2760271; E-mail privé: simone_van_oers@hotmail.com.

Olsman, Mevr. A.F.S.; 2004; 3583 ZH Utrecht; Antoniushof 183;
tel. privé: 030-2542699.

Otte, Mevr. L.; 2004; 1057 TL Amsterdam; Davisstraat 441; tel.
privé: 020-6896200; E-mail privé: lotte@freeler.nl.

Peelen, J.PJ.; 1969; 6581 GS Malden; Grootveldschelaan 57; tel.
privé: 024-3581782; E-mail privé: peeiendaamen@planct.nl.; plv. dir. bij
RVV kring Zuid; tel. bur.: 0492-507510; fax bur: 0492-507549; E-mail
bur.: j.peelen@rvvagro.nl.

Pross, Mevr. S.C.; 2004; 3514 HB Utrecht; Pieter Nieuwlandstraat
25; E-mail privé: sandrapross@hotmail.com.

Robben, Mevr. S.R.M.; 2004; 6681 LB Bemmel; Karstraat 38; tel.
privé: 0481-462237.

*Schot, Mevr. D.M.; 2004; 3532 VC Utrecht; Bilderdijkstraat 43
bis; tel. privé: 030-2938738.

*Soede, H.l..; 2004; 3527 SL Utrecht; Spaaklaan 102.

Swartjes, Mevr. S.; 2003; 3438 PW Nieuwegein; F. van Eedenhove
4; tel. privé: 030-8039547.

Tesink, Dr. J.; 1947; U 1954; 4461 WZ Goes; De Horst 17; tel. privé:
0113-220484;
E-mail privé: teshar@zeelandnet.nl.; oud dir. GvD en
oud dir. Milvctox; r.d.

Toxopeus, E.B.; 2004; 3581 JX Utrecht; Van der Duynstraat 4; tel.
privé: 030-2514981; E-mail privé: bastoxopeu$@hotmail.com.

2004
Maart

19-20 2nd European Equine Health &
Nutrition Congress". Locatie: Paar-
denproefbedrijf van Wageningen
University and Research Centre
(WUR), Lelystad. Meer informatie
via David van Doom, e-mail:
info@equine-congress.com, website:
www. equine-congress, com
27 Seminar "Feeding Management: cow
. The seminar is related to the project \'High-
Waiboerhoeve in Lelystad, the Netherlands.
More information and registration: www.pv.wur.nl/feedingmanage-
ment

31-1 april \'Focus on Veterinary Nutrition\' for the petfood industry, Hyatt
Regency 0\'Hare, near Chicago, Illinois, USA. Informatie: www.
petfoodindustry.com

Congressen & Symposia

versus herd approach"
tech farm\'. Location:

April

28-May2 2004 annual meeting \'Society for ancient medicine panel\';
American association for the history of medicine. Madison,
Wisconsin, USA. For conference details, see: http://www.histmed.
org/meetings.httn. Abstracts should be sent to: Professor Julie
Laskaris, Center for Hellenic Studies, 3100 Whitehaven St., N.W.,
Washington, DC, 20008 (ore-mail: jlaskari@richmond.edu).

13-160IE International conference on the control of infectious animal dis-
eases by vaccination in Buenos Aires, Argentina. Meer informatie via
www.oie.int oftelefonisch; 33 (0)144 15 1888.

Mei

20-23 Topics in Laboratory Animal Medicine, College of Veterinary
Medicine, North Carolina State University, Raleigh NC, USA. The
Charles Louis Davis Foundation, 6245 Formoor Lane, Gumee, IL
60031-4757, USA, tel. 847-367-4359, fax: 847-247-1869, e-mail:
cldavisdvm@ameritech.net
23-26 lltech\'s 20™ International Symposium. 3031 Catoip Hill Pike,

1-859-885-9613, fax: 1-859-

Nicholasville, KY 40356, USA. Tel.:
885-6736. www.alltech.com

-ocr page 210-

27-29 Charles Louis Davis, DVM Foundation. Easteni Europe Veterinary
Pathology Symposium. University of Belgrade. Belgrade, Serbia I
Montenegro.

Vergaderincen & BiIEENKOMSTEN

2004

Maart

9 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD. Aanvang 18.00
uur

9 Jaarvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep Pluimvee-
wetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem. Aanvang: 14.00
uur.

9 Werkvergadering Regio Noord, Rund III, Mercure HaJé te Heeren-
veen. Aanvang: 14.00 uur

10 Werkvergadering Regio Oost, Rund lil. Aanvang: 14.00 uurGezond-
heidsdienst voor Dieren te Deventer, Amsbergstraat 7 te Deventer.

16 Werkvergadering Rund 10 in Molenwijk te Boxtel. Aanvang: 20.15
uur

16 Jaarvergadering Groep Varkensgezondheidszorg (hele dag).

16 Ledenvergadering Regio Oost. Aanvang 20.00 uur. Locatie: De
Smidse in Wilp.

17 Speaker Tour Hill\'s. Hotel Oud Londen te Zeist. Lezing door dr R.W.
Nelson.

23 Speaker Tour Hill\'s Mercure Haven Groningen. Lezing door drs. T.
Bosje.

April

3 De Commissie Werkvergaderingen Gezelschapsdieren, regio Zuid,
organiseert een werkvergadering voor gezelschapsdierendierenart-
sen. Spreker zal zijn collega drs. G. Moorman. De titel van zijn lezing
is: \'Gezonde Praktijken; Gezondere dieren\'. Aanvang van de verga-
dering is 9.00 uur.

5 Voorjaarsregiovergadering regio Oost AUV Dierenartsencoöperatie,
Bilderberg Hotel, Arnhem-Velp, Pres. Kennedylaan 102, 6883 AX
Velp. Aanvang 20.15 uur

8 Voorjaarsregiovergadering regio Noord AUV Dierenartsen-
coöperatie, Van der Valk Hotel Drachten, Zonnedauw I, 9202 PE
Drachten, aanvang 20.15 uur.

19 Voorjaarsregiovergadering regio Zuid AUV Dierenartsencoöperatie,
Restaurant Molenwijk, Molenwijk 2, 5282 SH Boxtel. Aanvang
20.15 uur

21 Voorjaarsregiovergadering regio West AUV Dierenartsencoöperatie,
AC De Meern. Meerndijk 59, 3454 HP De Meern. Aanvang 20.15

Mei

11 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur.

13 Drielandendag van de GKZ in Luik.

Cursussen

2004
Maart

2 PAOD-cursus Röntgenologisch Onderzoek Skelet (GD). Cursusnr.
04/117. Locatie: PAO-D, Houten. Prijs €273,-.

2 PAOD-cursus Jongvee Opfok. Cursusnr. 04/216. Locatie: PTC ,
Horst. Prijs € 225,-.

3 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (inclu-
sief BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer; 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie; Hotel Assen, Assen.

3 PAOD-cursus Integraal Koemanagement (zes dagen). Cursusnr

04/225. Locatie: West-Brabant. Prijs € 275,- per dag.
5 PAOD-cursus Casuïstieken Ecbocardiografie GD, deel I. Cursusnr.
04/124. Locatie: PAO-D. Houten. Prijs € 345,-.

8 PAOD-cursus Casuïstieken Maagdarmproblemen (GD). Cursusnr.
04/110. Locatie: PAO-D. Houten. Prijs € 415,-.

9 PAOD-cursus Vaarzenmastitis (U.D.). Cursusnr. 04/209. Locatie;
PAO-D. Houten. Prijs € 422,-.

10 PAOD-cursus Integraal Koemanagement. (zes dagen). Cursusnr
04/226. Locatie: Noord-Nederland. Prijs € 275,- per dag.

11 PAOD-cursus Integraal Koemanagement. (zes dagen). Cursusnr.

04/227. Locatie: Oost-Nederland. Prijs € 275,- per dag.

12 PAOD-cursus Het Fret in de Gezeischapsdierenpraktijk. Cursusnr.
04/106. Cursus = VOL.

13 PAOD-cursus Papegaaien en parkieten in de praktijk. Cursusnr.
04/135. Locatie: PTC , Bameveld. Prijs € 448,-.

13 PAOD-cursus Gebitsreiniging/Slijptechnieken Assistenten. Cursusnr
04/800. Locatie; PAO-D. Houten. Prijs € 50,-.

15 PAOD-cursus Longaandoeningen bij de Kat. Cursusnr 04/111.
Locatie: PAO-D, Houten. Prijs € 385,-.

15 PAOD-cursus Buikchirurgie Rechts Rund. Cursusnr. 04/229.
Locatie: Wageningen Prijs € 400,-

16 PAOD-cursus Vaarzenmastitis (U.D.). Cursusnr 04/210. Locatie:
PAO-D, Houten. Prijs € 422,-.

17 PAOD-cursus Vleeskalverensymposium. Meer informatie via
Stichting PAO-Diergeneeskunde, Tel. (030) 634 89 80, e-mail
info@paod.nl, www.paod.nl.

13 PAOD-cursus Gebitsreiniging/Slijptechnieken Assistenten. Cursusnr
04/801. Locatie: PAO-D, Houten. Prijs€ 50,-.

16 Klinische Seminars over pruritus en diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnum-
mer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail: nverkuijlen@
royalcanin.nl of via de Royal Canin dierenartsenbezoekers. Hotel
Spier, Spier-Dwingeloo.

18 PAOD-cursus Start: Inleiding interpretatie ECG\'s (GD). Cursusnr
04/133. Locatie: PAO-D, Houten. Prijs € 435,- per pakket.

18 PAOD-cursus Financieel; Jaarrekening lezen. Cursusnr. 04/908.
Locatie: PAO-D, Houten. Prijs € 450,-

20 PAOD-cursus Echografie Hond en Kat. Cursusnr. 04/119. Locatie:
PAO-D, Houten. Prijs € 670,-.

23 PAOD-cursus De Berekenwijzer voor de GD-praktijk. Cursusnr.
04/131. Locatie: PAO-D. Houten. Prijs €450,-.

23-30 6/4 PAOD-cursus Voeding Rund, Module I (U.D.). Cursusnr.
04/204. Locatie: PAO-D, Houten. Prijs € 910,-.

23 PAOD-cursus Basiscursus Klimaat in de Varkenshouderij. Cursusnr.
04/306. Locatie: PTC , Bameveld. Prijs € 294,-.

24 Nascholingsdag voor dierenartsassistenten. Kosten € 50,00 (inclu-
sief BTW). Inschrijven via Royal Canin Veterinaire Service, Natasja
Verkuijlen, telefoonnummer: 0413-318418, faxnummer: 0413-
351836; e-mail: nverkuijlen@royalcanin.nl of via de Royal Canin
dierenartsenbezoekers. Locatie: Hotel Eindhoven, Eindhoven.

25 PAOD-cursus De Berekenwijzer voor de GD-praktijk. Cursusnr
04/132. Locatie: PAO-D, Houten. Prijs € 450,-.

25 PAOD-cursus Preventiewijzer Rund (Vetvice). Cursusnr. 04/211.
Locatie: Midden-NL. Prijs € 380,- exclusief BTW.

27 Augenerkrankungen beim Pferd: Diagnostik, konservative Therapie,
praktische Übungen. Tagungsort: Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-
Hochmoor. Information und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor
GmbH. Von-Braun-Str. 10. D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 /
2099-0, Fax: 49 (0) 2863 / 2099-20. Email: info@tierklinik-hoch-
moorde. Online-Anmeldung unter www.tierklinik-hochmoor.de

30 Klinische Seminars over pruritus cn diabetes mellitus. Inschrijven via
Royal Canin Veterinaire Service, Natasja Verkuijlen, telefoonnum-
mer: 0413-318418, faxnummer: 0413-351836; e-mail: nverkuijlen@
royalcanin.nl of via de Royal Canin dierenartsenbezoekers. Hotel Ara
Zwijndrecht, Zwijndrecht.

30-31 PAOD-cursus Praktische Varkensvoeding. Cursusnr 04/307. Locatie:
Woudschoten, Zeist. Prijs € 845,-.

Jubilea maart 2004

Onbekend maart, J.J. Flameling te Steenbergen, 30 jaar, aanwezig
Onbekend maart, E.J.W. Hermelink te Apeldoorn, 30 jaar afwezig
Onbekend maart, J.H.J. Meursing te Soest, 30 jaar, afwezig
6 maart, J.G.M. Claessens te Udenhout. 50 jaar, afwezig
12 maart, C. de Vos te Wakefield (Nieuw-Zeeland), 25 jaar, aanwezig
12 maart, Mevr. Drs. S. Stibbe te Leiden, 25 jaar, afwezig
22 maart, C. Brakman te Deil, 50 jaar, afwezig
24 maart, Dr. J. Frens te Tiel, 40 jaar, afwezig
24 maart, Dr. J.W. Gunnink te Nunspeet, 40 jaar, afwezig
24 maart, J. Kuipers te Hattem, 40 jaar, onbekend
31 maart, C.H. vanWeesteWarfFum,35jaar,afwezig
31 maart, J.H. van Til te Gieten, 35 jaar, afwezig

-ocr page 211-

De kat haar vlooien onder controle...
...en u regelmatig de kat op controle

PROGRAM Injectie is een unieke vorm van vlooienbe-
strijding voor katten die uitsluitend bij dierenartsen te
verkrijgen is. Eén injectie heeft een werkzaamheid van
maar liefst zes maanden. Dankzij de veilige werkzame
stof lufenuron kunt u kitteneigenaren de injectie vanaf
de eerste vaccinatie adviseren. Want vlooienproblemen
voorkomen is altijd beter dan bestrijden op het moment
dat er vlooien zijn. Slechts twee injecties per jaar bieden
een kat continu bescherming tegen vlooien. U kunt de
PROGRAM Injectie uitstekend combineren met andere
vaccinaties. Bovendien komt de kat na zes maanden
weer terug voor een nieuwe injectie, waardoor regel-
matige \'check ups\' mogelijk zijn. PROGRAM Injectie is
dus goed voor de katten én voor uw praktijk!

PROGRAM

Maakt vlooien het leven onmogelijk.

PROGRAM® 40 mg (lufenuron). Reg. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indi<^tie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg lufenuron per kg lichaamsgewichl bij subcutane
toediening. Contra-indicaties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een emstige reactie optreden bij honden; deze reactie
wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen maar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke

reactie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie (sloomheid) optreden ijedurende een p?ar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd »1

handelsmerk van Novartis Ltd.. Bazel. Zwitserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bi. Novartis (>3nst.. «h Health B.V, Animal Health Sector. Korte Hei 1-3,4714 RD Sprundel. www.novartis.com (. NOVARTIS

-ocr page 212-

Zoekt u een kwalitatief

loogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

D I X

financieel

Meldt u nu aan voor een van onze cursussen!
Data: 14 t/m 16 april, 22 t/m 24 september 2004

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 2540964

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

info@dixfortuin.nl T030 2448774
www.dixfortuin.nl F 030 241 66 33

9

VVAA

PRAKTIJKPLAN

Adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49, www.vvaa.nl

Dierenkliniek \'de Kooikershof\' is een goed geoutilleerde
gezelschapsdierenpraktijk met een prettige werksfeer
en een goede dienstregeling, waar twee dierenartsen en
vier assistentes werkzaam zijn.

Wegens vertrek van een collega ben ik op korte termijn
op zoek naar een parttime (circa 75%)

Dierenarts gezelschapsdieren
(m/v)

Langciweid«i
ISOT" r.JI-H
Zaandam
OT-S ólóOT-e.!

Jij bent zeer enthousiast over je vak en
bent op zoek naar vernieuwing en
ontwikkeling. Of je ervaren of beginner bent
maakt niet veel uit, jouw passie en liefde
voor dier en klant compenseert een
eventueel gebrek aan ervaring ruimschoots.
Samen met ons wil jij je inzetten om onze
praktijk en nieuwe kliniek te ontwikkelen tot
een begrip in de Zaanstreek.
Wij vinden een balans tussen vrije tijd en werk erg belangrijk en
streven daarom naar maximaal 32 werkuren per week. Minder mag ook.

Voor meer informatie en sollicitaties; Milo S. van der Zee
06-20491138, info@dedierenarts.com

Dierenartspraktijk
^ Westerwatering

Gezocht:
2x Dierenarts
gezelschapsdieren

(waarvan één zeer
ervaren)

Ik zoek een enthousiaste collega met goede contactuele
eigenschappen, voldoende ervaring om zowel in team-
verband als zelfstandig te kunnen werken, diensten en
de meest voorkomende operaties te verrichten en de
ambitie om bij gebleken geschiktheid op termijn in
maatschapverband te gaan werken.

Sollicitaties met cv richten aan:

Dierenkliniek \'de Kooikershof\', de Bakspieker 8,
7609 CL Almelo.

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-04-2004

maandag

08-03-2004

15-04-2004

maandag

22-03-2004

01-05-2004

maandag

13-04-2004

15-05-2004

maandag

26-04-2004

-ocr page 213-

Tot voor kort werden lintwormen beschouwd als relatief ongevaarlijke parasieten voor paarden. Recente
onderzoeken tonen echter aan dat er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid van lintworminfecties
en de kans op ileo-caecale kolieken: invaginaties, obstructies of perforatie en ruptuur van de darmen.

the max

m p

• •

De eerste en enige alles-in-één
ontwormer

Het breedst mogelijke werkingsspectrum door de combinatie
van ivermectine en praziquantel.

Effectief tegen lintwormen,
maagdarmwormen, longwormen
en horzellarven

Door de formulering met 14% praziquantel is Equimax als
enige ontwormingsmiddel effectief tegen alle lintworm-
species:
Anoplocephala perfolioto, Anoplocephala magna en
Anoplocephala mamillano.

Geschikt voor alle paarden en pony\'s

Equimax is veilig te gebruiken bij alle paarden, pony\'s,
(drachtige) merries, (dekhengsten) en veulens vanaf een
leeftijd van 2 weken.

.Alles in één dosering

D«lgel met appelsmaak verbetert de acceptatie. De innovatieve
do .eerspuit garandeert een moeiteloze toediening.

\\firt>eicz

ANIMAL HEALTH

£0 UJyVI/\\J{

Equimax REG NL 09950 Werkzame bestanddelen; Ivermectine 18,7 mg per gram» Praziquantel 140,3 mg per gram.
Doeldier: Paard. Wachttijd advies vlees; 35 dagen. Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie; Virbac Nederland BV,
Postbus 313. 3770 AH $arneveld. Tel. 0342 • 427 119. Fax: 0342 - 490 164. lnfo@virbac.ni vtww.equimax-gel.com

-ocr page 214-

Le c t a d e® H i g h En e r gy.
De sterkste krachtbron voo/
kalveren met âiaMMèM

Kalverdiarree kan vele oorzaken hebben. De oplossing heet Lectade High Energy,
wat de oorzaak ook is. Lectade High Energy is een hypertone oplossing en bevat
meer energie en bicarbonaten dan andere oplossingen. Met essentiële elektrolyten
plus toegevoegde aminozuren om^fi\'fet herstel van de beschadigde darmwand te
\\ ondersteunen, biedt Lectade Higi^^érgy een effectieve behandeling van

dehydratie en acidose.

.Snel herstel

Lectade.H HE: REGNL 10124 Vrij. Doeldier: kalf. Indicatie: voor cabrische rehydratietherapie ter behandeling van dehydratie, acidose
en verlies van elektrolyten en energie, waarmee diarree bij kalveren gepaard gaat. Dosering/toediening: Sachet A en B opk)ssen in
2 liter lauw-warm drinkwater. Lectade HE is uitsluitend bedoeld voor orale toediening. Wachttijd: O dagen. Bijwerkingen: geen bekend.
Contra-indicaties: niet toedienen aan dieren zonder zuigreflex of met een paralytische ileus. Raadpleeg bijsluiter voor gebruik.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv
Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel
ivww.pfizerah.nl
secretariaat.ahg@pfizer.com

O 2004 pr;:ï:r .\\nimal licallh bv - Capelk- a/d IJ.ssel
® Merknaam Pfizer Inc.. N.Y., U.S..\\.

-ocr page 215-

Deel 129 • Aflevering 6 • 15 maart 2004

Tijdschrift

DI erge n eesRii nVfe

BlELiOTHEEK

BlELi

oiergeneeskundf.

utrecht

week It*-\'^ I

vanhet|HU|SDIER

Immunostimulatory effect of dietary oregano etheric oils on
lymphocytes from growth-retarded, low-weight growing-
finishing pigs and productivity

Mastitismanagement bij vaarzen

De KRD-ISO audit module 1: Wat kunt u verwachten?

Mediation in de dierenartsenpraktijk

Projectverslag Kernenergiewet 2002: \'Onderzoek
Arbeidsinspectie: 77 procent van dierenartsen in overtreding\'

Besturendag KNMvD op 13 mei 2004

Toekomstige ontwikkelingen qua ondernemingsvormen\'

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 216-

umaat ae Kat zijn iicnaams-
gewicht niet aanpast aan een
tablet heeft AST Farma de
sterkte van de Clavubactin®
50/12,5 mg tabletten perfect
aangepast aan het gemiddelc
gewicht van de kat.

Veel eigenaren van katten
vinden het moeilijk en
vervelend om hun huisdier
tabletten in te geven. Als het
ingeven van tabletten minder
moeite kost verhoogt dit de
betrouwbaarheid van de
therapie, waardoor de dieren
sneller het gewenste resultaa
van de behandeling tonen.

Clavubactin®50/12,5 mg bev^
50 mg amoxicilline en 12,51
clavulaanzuur. In de praktijk
betekent dit dat in de meestr
gevallen één tablet de
aanbevolen dosering bevat.
Hierdoor hoeven er bijna ge.
tabletten meer gebroken te
worden die anders ook nog
eens apart toegediend zoud^
moeten worden.

Bovendien zijn de tabletten f
klein en, dankzij de toevoegii
van vanillesmaakstof, zeer
smakelijk voor zowel hond al
kat.

Naast de Clavubactin®50/12,
mg is er ook de Clavubactin®
250/62,5 mg voor de
middelgrote hond en de
Clavubactin® 500/125 mg voc
de grote hond.

uiavuDaciin

De juiste sterkte

Cl ■ SMAKELIJKE TABLEHEN

Diergeneesmiddel UDA. Samenstelling per tablet: 50 mg amoxicilline (als amoxicilline-trlhydraat) en 12,5 mg clavulaanzuur (als kallumclavulanaat). Beschrijving:
Amoxicilline is een semisynthetisch penicilline me! een bactericide werking, behorend tot de groep van beta-lactam antibiotica. Clavulaanzuur is een beta-
laclamaseremmer waarvan de stmktuur lijkt op die van een penicillinekern. Resistentie van bacteriën tegen antibiotica uit de penicillinegroep wordt meestal
veroorzaakt door enzymen, beta-lactamasen geheten. Deze enzymen vernietigen hel antibioticum voordat dit op de bacterie zelf kan inwerken. Beta-lactamase
producerende stafylokokken zijn daarom ongevoelig voor amoxicilline. Onder gramnegatieve bacteriën zoals E. coli, Pasteurellaspecies en Salmonellaspecies
worden ook regelmatig multipel resistente mutanten geïsoleerd. Het clavulaanzuur doorbreekt dit vetdedigingsmechanisme van de bacterie door het beta-lactamase
te inaktiveren. Bij gelijktijdige toediening van amoxicilline en clavulaanzuur wordt de weri(ingsintenslteit en het werkingsspectnim van amoxicilline uitgebreid met
bacteriën die resistent zijn ten gevolge van beta-lactamasevorming.
Indicaties: zie bijsluiter Contra-indicaties: zie bijsluiter Toedieningswijze en dosering:
Uitsluitend voor orale toediening aan honden en katten. De dosering bedraagt 12,5 mg werkzame stof (= 10 mg amoxicilline 2,5 mg clavulaanzuur) per kg
lichaamsgewicht 2x daags. Bij hardnekkige infecties (o.a. luchtweginfecfies) wordt aanbevolen de dosering te verdubbelen (25 mg/kg lichaamsgewicht 2x daags).
Behandellngsduur: 5-7 dagen voor het merendeel van de infecties. In chronische gevallen, waarbij veel weef»lbeschadiging is opgetreden, verdient het
aanbeveling de onderstaande behandellngsduur aan te houden: chronische huidlnfeclies 10-20 dagen, Chronische cystltls 10-28 dagen, Luchtweginfecties 7-10
daqen. REG NL 09902.
Reaistratiehouder: Le Vet B.V.. Oudewater

SSTfarm

ROOT IN KLEI

www.astfarina.nl

-ocr page 217-

Tijd

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deel! 29
Aflevering 6
imaart2004

Inhoud

Foto cover: Geert Bistervels

Uit de hoofdredactie 177

Oorspronkelijke artikelen

Immunostimulatory effect of dietary oregano etheric oils on lymphocytes from

growth-retarded, low-weight growing-finishing pigs and productivity; 6.M. Walter, and C. Bilkei 178

Wetenschap

Veterinair tuchtrecht

Kaarten met vruchtbaarheid;/. Boissevain 183

VWA

Campy lobacteriose 184

Berichten en verslagen

Mastitismanagement bij vaarzen. Bijeenkomst Uiergezondhcidspanel;J. Hülsen 186

De KRD-ISO audit module 1; wat kunt u verwachten? 190

Standpunt VKO-bestuur ten aanzien van de puntentoekenning voor een DSK-sytnposium over alternatieve
diergeneeswijzen
 192

Ingezonden

Reactie op: \'Zevenhonderd zwarte bladzijden diergeneeskunde\' van dr Adr. C. Voeten

cn het \'Naschrift\'van dr.Tj. Jorna; S. van Beers 194

Congressen en cursussen

Voorjaarsdagen Equine Congress, 23-25 april 2004 196

Heeft u al oppas tijdens de Voorjaarsdagen 2004?! 197

PAOD 197

Referaten 199

Boekbespreking 200

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen
Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit
Al effectief bij eenmalige behandeling

Actua

Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\ftri:>ctc:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeidieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld. www.virbac.nl en info@virbac.nl

-ocr page 218-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloel van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voor^ïitter)

Dr. E.A. ter Laaie (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr. Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Bameveld (Utrecht)
Dr FH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr. P De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dn J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E.Te.ske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMi/D

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij uoor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon
(030)634^900
Fax (o3o)6348gog
Website www.knnni>cl.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umaas-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 Gli Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(£/;knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van dc Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Maatschappijnieuws

Mediation in de dierenartsenpraktijk; V. Roelvink 202
Projectverslag Kernenergiewet 2002. \'Onderzoek Arbeidsinspectie: 77 procent van dierenartsen in

overtreding"; M. van Oostrum-Schuurman Hess 204

Advertentie Dierenartsen Netwerk 205

Thema Weck van het Huisdier: Huisdier erbij?! 206

BesUirendag KNMvD op 13 mei 2004; \'Toeiomstige ontwikkelingen qua ondernemingsvorincn\' 206

Nieuws Groep Geneeskunde van het Paard via e-mail 207

207
210

Personalia
Deadline

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Po.stbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Contents

Original papers

Immunostimulatory effect of dietary oregano ethcric oils on lymphocytes from growth-retarded,
low-weight growing-finishing pigs and productivity;
B.M. Walter, and G. Bilkei

178

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

BeëMgfng lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van hel lidmaatschap dient per i okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdsehrifl mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 219-

Uit
de

hoofdredactie

Graag wil ik twee heel verschillende zaken met u bespreken. De eerste betreft de castratie van biggen. De politiek (D \'66) heeft
bedacht, wakker geschud door Wakker Dier, dat het maar eens afgelopen moet zijn met het onverdoofd castreren van biggen.
Voortaan moeten de varkenshouders zelf de mogelijkheid krijgen om te verdoven.

Al meer dan twee jaar ligt er een standpunt van de FVE (Europese dierenartsen) en de KNMvD, opgesteld onder leiding van
onze voorzitter Ton de Ruijter, dat er in Europa helemaal geen biggen meer gecastreerd hoeven te worden. De gevreesde beren-
geur komt bij een slachtgewicht tot ± 80 kilogram niet of nauwelijks voor Bovendien is het voorkomen ervan heel goed te testen.
Zelfs de immunocastratie met een vaccin in plaats van de chirurgische castratie hoeft geen tussenstap te zijn; dit tot ontevre-
denheid van de ontM\'ikkelaars van de immunocastratie-methode.

De enige reden om toch nog biggen te castreren is een handelspolitieke, namelijk de export van varkensvlees naar Duitsland.
Een importverbod van vlees van ongecastreerde beren is echter volgens de rechter onwettig en in strijd met het vrije marktver-
keer in de EU. De Denen hebben dit proces aangespannen en gewonnen. Ondanks de column van 20 februari 2004 in het blad
de Boerderij getiteld \'Beren blijven in balbezit\', worden er toch vorderingen gemaakt. De Duitse slachterijen en vleesverwer-
kende industrie gaat zich aanpassen, want ook in de Bondsrepubliek is er fors verzet tegen castratie.

Een castratieverbod van biggen is volgens minister Veerman mogelijk in 2005. Dit is goed voor het varken (integriteit en wel-
zijn) en voor de varkenshouder (sneller groei en minder werk). De dierenartsen (KNMvD en FVE) willen, de varkenshouders
(LTO) zouden willen; nu de vleessector (bijvoorbeeld HMG) nog. Het tussenvoorstel voor verdoofd castreren is echter onzin,
niet praktisch, niet handhaafbaar en net zo stressgevoelig voor die \'arme \'biggen.
Nederlandse politici, scoor in 2005 met een castratieverbod!

Het tweede wat ik met u wil bespreken betreft de toekomst van de gemengde, kleine breedgeoriënteerdepraktijken. Ik wil het nu
eens niet hebben over certificering en erkenning. \'De markt \'zal dit al dan niet van onze beroepsgroep vragen. Bovendien wan-
neer we het met z \'n allen meteen goed hadden opgepakt, waren we in 1997 met het eerste onderdeel, de certificering, al klaar
geweest en hadden we nu geen discussie meer over de koppeling tussen de certificering en erkenning.

Neen, het gaat over een heel ander aspect. Vanaf2007 studeren sterk gedifferentieerde dierenartsen af aan de Faculteit der
Diergeneeskunde. Dat is geen probleem voor de gezelschapsdieren-, paarden- en pluimveepraktijk en ook niet voor de grote
praktijken waarbinnen diersoortgerichte \'praktijken \' functioneren. De afgestudeerde, gedifferentieerde dierenarts, voorzien
van de gewenste kennis en vaardigheden (ook praktijkgericht) kan prima ingepast worden, zowel fulltime als parttime. Maar
volgens mij gaat dit, ondanks een algemeen uniform co-schap in het vijfde jaar, wel een probleem vormen voor de gemengde,
kleine, breedgeoriënteerde, praktijken, waarvan we er in Nederland nog heel veel hebben (±350 van de 1050j. De tracking
(differentiatie in de studie) gaat door; ook in andere Europese faculteiten begint men ermee en de praktijk zal zich hierop moe-
ten richten. De enige manier is volgens mij samenwerken en naar nieuwe ondernemersvormen gaan kijken. De eerste optie is
niet populair onder de \'moderne \'dierenarts, al bespeur ik beginnende activiteiten op dit gebied. De tweede optie wordt door het
KNMvD-bestuur tijdens de Open Besturendag op 13 mei 2004 aan de orde gesteld. Hierbij nodig ik alle leden uit om vooral
naar deze dag te komen en daar uw licht op te steken (zie pagina 206)!

Maar het inpassen van de gedifferentieerde landbouwhuisdierenpracticus kent nog een ander facet. Zeer waarschijnlijk zal de
komende zes tot acht jaar de behoefte (aantal fte \'s) aan deze practici met de helft teruggaan. De goedopgeleide landbouwhuis-
dierenpracticus uit Nederland zal hierdoor mogelijk zijn werkgebied breder moeten gaan zien, namelijk binnen de EU. Een visie
voor de toekomst!

Duidelijk is dat naast de KNMvD de FVE van groot belang wordt voor de dierenarts.

Dr Tj. Jorna,
Algemeen secretaris.

I

TI i d scluyli^B

Diergenees

-ocr page 220-

Immunostimulatory effect of dietary oregano etheric oils on lymphocytes
from growth- retarded, low-weight growing-finishing pigs and productivity

B.M. Walter\' and C. Bilkei\'

Oorspronkelijke artikelen

Summary

The present study was designed to evaluate the possible
effect of dietary oregano etheric oils as non-specific im-
munostimulating agents in growth-retarded, low-weight
growing-finishing pigs. Forty-nine growth-retarded
(>10% under average weight in a group) growing-finish-
ing pigs of the same age were assigned to two groups and
treated as follows:

Group 1 (n=25): the animals weighed 58.2 7-2.4 Itg and
were fed until slaughter
ad libitum with a commercial fat-
tening diet supplemented with 3000 ppm commercial
oregano feed additive (Oregpig® Pecs, Hungary).
Oregpig® is dried leaf and flower of
Origanum vulgare,
enriched with 500 g/kg cold-pressed essential oils of the
leaf and flower
of Origanum vulgare. Analysis of
Oregpig®: 60 g carvacrol and 55 g thymol/kilogram.
Group 2 (n=24): the animals weighed 57.9 /-2.6 kg and
were fed until slaughter with the same diet without
Oregpig® supplementation.

Oregpig®-receiving pigs showed a significantly (P<0.05)
better average daily gain and feed conversion rate than
the non-treated animals (Oregpig® group 788.1 /-31.3 g,
control animals 709.3 /-42.2 g; 2.96, vs. 3.08, respecti-
vely). Mortality was significantly (P<0.001) higher in the
non-treated animals (Oregpig® group, 1 animal=4%;
control, 8 animals=33.3%).

The proportion of CD4, CD8, MHC class II antigen, and
non-T/non-B cells in peripheral blood lymphocytes was
significantly higher in the Oregpig®-receiving pigs than
in the control animals. The proportion of CD4 CD8
double-positive T lymphocytes in peripheral blood and
mesenteric lymph nodes was higher in the Oregpig®-re-
ceiving pigs than in the control animals.
Implication: Dietary oregano improves growth in growth-
retarded growing-finishing pigs and has non-specific im-
munostimulatory effects on porcine immune cells.

Introduction

In growing-finishing units a narrow weight distribution and
fast growth rate are desirable. Variation in growth rate causes
increased fixed costs of production and makes \'all-in-all-out\'
production management diificult or impossible. Manage-
ment interventions with non-traditional medication strate-
gies, such as phytogenic feed additives and vitamin E, have
positive effects in the treatment of growth-retarded swine (7).
Phytogenic feed additives are not new in veterinary medicine.

\' BUkei Consulting. 8600 Diihendorf. Switzerland.

^ Address for corre.spondence: Bilkei G. DVM, PhD. Bilkei Consulting. Rauhhiihlstrasse
4. 8600 Diihendorf Switzerland

Tijdschr Diergeneeskd 2004; i2g: iy8-8i

Especially in Europe, social pressure for less antimicrobial
usage in pig production has forced researchers to find envi-
ronment-friendly natural alternatives which
may exert thera-
peutic effects similar to those of feed antimicrobials (2).
Probiotics, vitamins, amino acids, and minerals are used to
enhance immunity, alter microbial flora, and reduce the oc-
currence of diseases (9, 10,11, 12, 17, 23, 27). Essential oils
derived from the plant
Origanum vulgare have in vitro anti-
microbial activity against various bacteria (15,25) and anti-
oxidant properties (2). The immunostimulatory effects of die-
tary etheric oregano on immune cells from slow-growing,
weight-retarded growing-finishing pigs have not been evalu-
ated.

Material and methods

A German fattening unit of 862 pigs (F2 of Large White X
Landrace) was selected for the study.
Mycoplasma hyopneu-
moniae, Actinobacillus pleuropneumonia,
and Haemophilus
parasuis
infection as well as swine dysentery and porcine
proliferative enteropathy caused production losses. The unit
had a mortality of 10.8% among fattening pigs in 2000
(7.1% respiratory disease complex, [RDC], 2.4% gastroin-
testinal problems [Gl], 1.3% miscellaneous causes), and
11.9% during 2001 (8.2% RDC, 2.1% Gl, 1.6% miscellane-
ous causes of mortality). In previous years, more than 10%
of the fattening animals had to be killed due to growth retar-
dation, leading to financial losses. Pathological and bacteri-
ological examination of the previously killed, slow-growing
animals revealed various manifestations of the above-men-
tioned diseases. The animals were not vaccinated in this unit.
In this unit, 49 growth-retarded, growing-finishing pigs of
the
same age were selected for the study. At a weight of 55-
61 kg the growth-retarded animals were individually weigh-
ed and identified with ear tags. Whereas the selected pigs
had a weight of 58.1 /-3.9 kg, the pigs of same age had an
average weight of 69.7 /-4.1 kg. Two randomized (com-
puter-generated list within blocks of similar weights in a 1:1
assignment ratio) parallel treatment groups were formed
(n=25 in the treatment group, and n=24 control animals).
The selected animals were allotted to pens of 12-13 and were
kept on wire-mesh floor pens (0.9 m\' per pig). Each pen con-
tained two self-feeders and two nipple drinkers. The room
had totally slatted concrete floors with shallow-pit manure-
storage system and was environmentally controlled with
temperature maintained continuously at 20 to 22°C, air
speed of 0.2 m/s, and a relative humidity of 75%. No antibio-
tics were used during the experiment, neither therapeutically
nor as feed additive.

The groups were treated as follows:

Group 1 (n=25): the animals weighed 58.2 /-2.4 kg and
were fed
ad libitum with a commercial fattening diet supple-
mented with 3000 ppm commercial oregano feed additive
(Oregpig®, Oregpig GmbH, Pecs, Hungary). Oregpig® is
dried leaf and flower of
Origanum vulgare, enriched with

-ocr page 221-

500 g/kg cold-pressed essential oils of the leaf and flower of
Origanum vulgare. Analysis of Oregpig®: 60 g carvacrol
and 55 g thymol/kilogram. Diet formulations were adjusted
on a biweekly basis.

Group 2 (n=24); the animals weighed 51.9 1-2.6 kg and
were fed with the same diet without Oregpig® supplementa-
tion.

Laboratory analyses (adapted from Yoo, 35) were performed
in the Vet Diagnostic, Zagreb, Croatia. Blood samples (20
mL/animal, Vacutainers used from Becton Dickinson
Vacutainer system. New Yersey USA) were collected from
the jugular vein at the beginning of the study and at study
weeks 1, 4, 7, 10, and 13. Blood was mixed with an equal
volume of acid-citrate-dextrose-EDTA and leukocytes were
separated according to Davies
et al. (14), using density
gradient centrifugation in Hypaque Ficoll (specific gravity
1.086, Sigma Chemical St Louis, Missuri, USA) at 800g for
30 minutes. At study weeks 1,4,7, 10, and 13, two pigs from
each group were killed for collection of mesenteric lymph
nodes. Mesenteric lymph node leukocytes were separated by
using Hypaque Ficoll as described by Davis
et al. (14). Cells
were counted by Trypan blue exclusion technique according
to Davis
etal.(\\A) and final concentrations were adjusted to
1x10\' cells per mL. Monoclonal antibodies (mA) specific to
major histocompatibility complex (MHC)-class 1, MHC-
class II, porcine (Po)CD2, (Po)CD4, (Po)CD8, surface
(s)IgM, nonT/nonO (^BT-cell receptor), granulocyte, and
monocyte antigens were used to examine the proportion of
leukocyte subpopulations in peripheral blood and mesente-
ric lymph nodes. Mouse anti-pig CD4-fluorescein isothio-
cyanate (FITC) conjugate (isotype IgG2a) and CD8-phycoe-
rythrin (PE) conjugate (isotype IgG2b) were used in dual
colour analysis. The proportion of leukocyte subpopulations
was determined by flow cytometry using the CellQuest pro-

Table 1. Proportion ±%±SD) of lymphocytes, non-T/non-B cells in peripheral blood
and mesenteric lymph nodes in OregpigCB)-receiving pigs compared to the control
animals.

Weeks

1

4

7

Ï0

13

D

Treatment

16.9±l.2

14.2±1.1

15.7±l.4a

I9.8±1.4c

16.3±1.3c

Control

16.8±1.3

I4.3±1.0

12.7±I.lb

I5.0±1.3d

12.l±l.l d

E

Treatment

43.9±2.2

41.2±3.1c

42.1 ±3.7 i

43.8±4.0c

38.7±3.2c

Control

41.9±3.l

30.9 ±3.2 d

30.4±2.9j

36.4±4.1d

29.1±2.7d

F

Treatment

22.7±2.3

20.6 ±2.4 e

18.7±2.1i

23.9±3.2g

24.7 7 ?e

Control

22.9±2.4

19.4±1.7f

14.2±1.3j

19.1 ±2.0 h

18.2±2.1 f

G

Treatment

22.8±2.5

20.7 ±2.2 c

18.2±1.7i

23.9±2.6c

20.9 2.3 e

Control

21.9±l.9

19.6±1.9d

14.0±1.4j

19.0±2.2d

16.1±1.4f

H

Treatment

14.1±1.4

19.7±1.7k

31.9±3.1 k

32.8±3.4k

33.7±3.0k

Control

14.6±1.5

12.3±1.0I

13.0±1.0I

14.I±1.5I

14.0±1.0I

I

Treatment

21.3±1.9

38.8 ±3.1 k

39.1 ±3.6 k

35.8±3.1 k

37.9±3.4k

Control

19.8±l.8

17.I±I.3I

I9.2±1.6I

17.1±1.4I

18.2±1.6I

Differences

a, b: P=0.01; c, d: P=0.02; e, f: P=0.03; g, h: P=0.05; i, j: P=O.OOI; k, I:
P<0.001

D: percentage of CD4 lymphocytes
E: percentage of CD8 lymphocytes
F: percentage of MHC classll lymphocytes
G: percentage of non T / non B cells

H: percentage CD4 CD8 double positive cells in peripheral blood
1: percentage CD4 CD8 double positive cells in mesenteric lymph nodes

gram of Becton Dickinson (NY, USA). Fifty microlitres of
each mAb was reacted with 100 ^L of cells (1 x 10\' cells per
mL) in a V-bottomed 96-well microplate (Corning, New
York, USA). Plates were first incubated on ice for 30 min-
utes, then washed three times with 50mL PBS (phosphate
buffered saline)-ACD (acid-citrate-dextrose) buffer with
horse serum, and centrifuged at 700g for 5 min.
Pellets were disrupted by vortexing and mixed with 100 pL
of FITC-conjugated goat anti-mouse IgG-i-IgM antibody
(Caltag Labs, LA, CA, USA), which had been diluted 1:200
in buffer and incubated on ice for 30 minutes in the dark.
Pellets were then washed three times with PBS-ACD buffer
without horse serum and centrifuged at 700g for 5 minutes.
After the final washing step, the pellets were mixed with
200|iL of 2% PBS-formaldehyde (Vet Diagnostic, Zagreb,
Croatia) and stored at 4°C for flow cytometry analysis. For
dual colour analysis, a pair of FITC-or PE-conjugated
PoCD4 or poCD8 mAbs of different isotypes were used as
second step reagents.

The following parameters were measured for 9 weeks:
A: average daily weight gain (g)
B: average feed conversion rate
C: mortality (%)

D: percentage of CD4 lymphocytes
E: percentage of CD8 lymphocytes
F: percentage of MHC class 11 lymphocytes
G: percentage of non-T / non-B cells
H: percentage CD4 CD8 double-positive cells in periphe-
ral blood

I: percentage CD4 CD8 double-positive cells in mesen-
teric lymph nodes.

Statistical analysis:

The proportion of lymphocytes carrying the various antigens
in peripheral blood, and the proportion of CD4 CD8
double-positive T lymphocytes in peripheral blood and
mesenteric lymph nodes were compared in pigs that had re-
ceived Oregpig® and control animals by using the Kruskal-
Wallis one-way ANOVA by ranks. Analyses were performed
using Microcal Origin 5.0 (Northampton, Maine, SC, USA)
with the level of significance set at P<0.05. Performance
data were analysed using repeated measures ANOVA tech-
niques, using the individual animal as the experimental unit
for all production data. X^ analysis was used to assess morta-
lity data.

Results

Oregpig®-receiving pigs showed a significantly (P<0.05)
better average daily gain and feed conversion rate than the
non-treated animals (Oregpig® group 788.1 /-31.3 g, con-
trol animals 709.3 /-42.2 g; 2.96, vs. 3.08, respectively)
[during the same period of time, average daily gain was
771.4 /-45.5 and feed conversion ratio was 3.04 in the rest of
the unit]. Mortality was significantly (P<0.001) higher in the
non-treated pigs (Oregpig® group, 1 animal=4%, died due
to RDC; control 8 animals=33.3%, 6 died due to RDC, I due
to GI, and 1 due to miscellaneous problems) [during the
same period of time, mortality was 10.3% in the rest of the
unit; 7.6% RDC, 2.4% Gl, 0.3% miscellaneous causes].
Although in peripheral blood, the total CD2 T lymphocyte
population was not larger in the oregano-treated pigs than in

-ocr page 222-

the non-treated pigs, the proportion of CD4, CDS, and
CD4 CD8 cells was significantly higher.

Proportion ofCD4, CDS. MHC class ll antigen, and non-T
/non-B cells in peripheral blood lymphocytes (Table 1):

• lymphocyte expression of CD4 antigen was higher in the
Oregpig®-receiving pigs than in the control animals in
study weeks 7 (P=0.01), 10 and 13(P=0.02).

• lymphocyte expression of CDS antigen was higher in the
Oregpig®-receiving pigs than in the control animals in
study weeks 4, 10 and 13(P=0.02), and 7 (P=0.001).

• lymphocyte expression of MHC class 11 antigen was high-
er in the Oregpig®-receiving pigs than in the control ani-
mals in study weeks 4 and 13 (P=0.03), 7 (P=0.001)and 10
(P=0.05).

• more non-T/non-B cells were present in the Oregpig®-re-
ceiving pigs than in the control animals in study weeks 4
and 10(P=0.02),7(P=0.001)and 13(P=0.03).

No differences were found in B cells, monocytes, and granu-
locytes between the Oregpig®- receiving pigs and the con-
trol animals.

Proportion of CD4 CD8 double-positive T lymphocytes in
peripheral blood and mesenteric (Table I):

• a higher proportion of CD4 CDS double-positive peri-
pheral blood T lymphocytes, was found in the Oregpig®-
receiving pigs than in the control animals in study weeks
4,7,10 and 13(P<0.001).

• a higher proportion of CD4 CD8 double-positive T
mesenteric lymph node lymphocytes was found in the
Oregpig®-receiving pigs than in the control animals in
study weeks 4,7,10 and 13 (P<0.001).

Discussion

One of the principal factors influencing the profitability of a
commercial pig fattening unit is how efficiently facilities are
utilized. Capacity utilization is measured in terms of the turn-
over of pigs per year. Growth-retarded fattening pigs slow
down \'all-in-all-out turnover\'. Thus, growth-retarded animals
must be sold at lighter weights, which reduces market reve-
nue, or they must be treated. In order to remain profitable, in
most Eastern European growing- finishing units, \'in feed-
antimicrobial\' substances are given to growth-retarded pigs
(S). As an alternative to antimicrobials, non-specific
immu-
nostimulators,
synthetic peptides, natural herbs, and fer-
mentative microorganisms are the centre of new interest in
animal nutrition (1,5, 13,16, 19,20,23,29,30,35).
The immune system of the pig is unique in the expression of
CD4 CDS double-positive lymphocytes (22). Consistent
with Hernandez
et al. (22), in the present trial we found a
high proportion of double-positive CD4 CDS lymphocy-
tes. According to Summerfield
et a/. (31), CD4 CD8 dou-
ble-positive lymphocytes play a major role in protective im-
munity. The proportion ofT cells (CD3, CD4, CDS, etcetera)
varies considerably between animals and also in individual
animals (22, 31). We have no explanation why the means
presented in Table 1 are low. A possible explanation could be
the controlled environment, nearly identical genetic back-
ground, and constant pathogenic pressure (8). We have no
explanation why CD2 cell counts were the same in both
groups of pigs while the counts for other T cells were much
higher in the experimental group.

In the present trial, the proportion of CD4 , CD8 , MHC class
11 , and non-T/non-B cells lymphocytes and CD4 CD8 dou-
ble-positive cells in peripheral blood and mesenteric lymph
nodes was significantly higher in the Oregpig®-receiving pigs
than in the control animals. Zuckennan and Husmann (34)
found that CD29 cells possess immunological memory func-
tion. According to Hernandez
et al. (22), Summerfield et al.
(31) and Zuckerman and Husmann (34) the population of dou-
ble-positive CD4 CDS cells increases with age. In a 1 -month
old piglet, only 1% ofT lymphocytes express both CD4 and
CDS antigen, while in a 3-year-old pig up to 60% ofT cells
express both CD4 and CDS antigens (22). Therefore, it is
reasonable to conclude that the CD4 CDS population is res-
ponsible for secondary immune responses in the host animal.
Further studies using purified CD4 CD8 double-positive cell
populations are necessary to clarify the activity of oregano
etheric oils (thymol and carvacrol) and their possible interac-
tion with other effects of the plant oregano on the immune
system of growth-retarded, low-weight pigs and on production.
The observation that, in peripheral blood, both CD4, CDS and
CD4 CDS were found in significantly higher proportions
in oregano-treated pigs, shows that oregano affects the por-
cine immune system. The difference in the double-positive
population was greater in lymph organs, suggesting that ore-
gano may enhance antigenic stimulation of immune tissues.
In addition to the immunostimulating effects of oregano
etheric oils, these oils may also have a cumulative or synergic
effect on the health of growth-retarded growing-finishing
pigs and on production. According to published data, the ore-
gano etheric oils, thymol and carvacrol, exert antioxidant (2),
antibacterial (15, 2S), digestion supporting (21), appetite
stimulating (32, 33), antiphlogistical (3), and astringent ef-
fects on the gut mucosa. Oregano feed supplementation has a
positive effect against different gastrointestinal infectious or
factorial diseases (4, 1S, 24,26,28,32,33).
In one study a dose of 1000 ppm of oregano added to feed
during the post-weaning period significantly improved
weight gain and the health of the pigs (18, 23). In a recently
published study, Khajarern and Khajarern (24) found a signi-
ficant (P<0.05) positive effect of oregano essential oils on
piglet preweaning mortality and sow feed intake (P<0.05) du-
ring lactation. Khajarern and Khajarern (24) reported that
carvacrol and thymol affect the upper layer of mature entero-
cytes and accelerate the renewal rate of mature enterocytes at
the surface of the villi of the intestine. Further, oregano ether-
ic oils hinder the invasion of pathogenic bacteria and the re-
sorption of toxins by having an astringent effect on the upper
layer of the mucous membrane of the pig small intestine (6).
In conclusion, the present trial shows that dietary oregano
etheric oils exert non-specific immunostimulatory effects on
porcine immune cells and on growth in growth-retarded
growing-finishing pigs.

More research is needed to clarify the effect of oregano on
the gastrointestinal and immune systems and its possible re-
sidual problems. Many antibiotics are of natural origin, ori-
ginating from molds. A feed additive of natural origin does
not make it better or safer than other additives.

References

1. Abo KA, Ogunleye VO, and Ashidi JS. Antimicrobial potential of
Spondias mombin. Cmton zamhesicus and Zvgotritonia croacea.
Phytother Res 1999; 13: 494-7.

-ocr page 223-

2. AeschbachR.LoligerJ, Scott BC. Murcia A, Butler J.Halliwell B,and
Aruoma Ol. Antioxidant actions of thymol, carvacrol, 6-gingerol, zin-
gerone and hydroxytyrosol. Food Chera Toxicol 1994; 32 (1): 31-6.

3. Azuma Y, Ozasa N, Ueda Y, and Takagia N. Pharmacological studies
on the antiinflammatory action of phenolic compounds. J Dent Res
1986;65:53-6.

4. Baumann B, and Bilkei G. Effect of dietary oregano extract on the de-
velopment of swine dysentery in a pure - culture challenge model (ac-
cepted Biol Tiermed, 2002).

5. Berg RD. Probiotics, prebiotics or conbiotics. Trends Microbiology
1998;6:89-92.

6. Bilkei G, Biro O, Bölcskei A, Clavadetscher E, Orban R and Waller C.
Practice related management strategies on post - weaning
E. coli pro-
blems in the intensive pig production. Hung Vet 1995; 10: 776-7.

7. Bilkei G, and Gertenbach W. Retrospektive Untersuchung des
KombinationsefFektes hoher Vitamin E- und pflanzlicher Oregano-
Futterzusätze auf die Entwicklung von verzögert wachsenden
Mastschweinen. Biol Tiermed 2001; 3: 83-7.

8. Bilkei G. Herd health strategy for improving the reproductive
performance of pigs. Proc. 8th "In between" Symposium of the inter-
national Society for Animal Hygiene. Hung Vet J 1995; 10: 766-8.

9. Bonneau M, and Laarveld B. Biotechnology in animal nutrition, phy-
siology and health. Livest Prod Sei 1999; 59:223-41.

10. Brassart D, and SchifFrin EJ. The use of probiotics to reinforce muco-
sal defence mechanism. Trends Food Sei Technol 1997; 8: 321-6.

11. Britt JH. Biology and management of the early weaned sow. Proc.
A ASP Ann. Meet. Naxhville.TN, USA 1996: 417-26.

12. Brown KM, Pickard K, Nicol F, Beckett GJ, Duthie GG, and Arthur
JR. Effects of organic or inorganic selenium supplementation on sele-
nocnzyme activity in blood lymphocytes, granulocytes, platelets and
erythrocytes. Clin Sei 2000; 98: 593-9.

13. Chattopadhyay D, Maiti K, Kundu AP, Chakraborty MS, Bhadra R.
Mandal, SC. and Mandal AB. Antimicrobial activity of
Alstonia
macrophylla:
a flolklore of bay island. J Ethnopharmacol 2001; 77:
49-55.

14. Davis WC, Maurisic S, Lewin HA, Splitter GA, Perryman LE,
McGuire TC, and Gorham JR. The development and analysis of spe-
cies specific and cross reactive monoclonal antibodies to leukocyte
differentiation antigens and antigens of the MHC for use in the study
of the immune system in cattle and other species. Vet Immunol and
Immunopathol 1987; 15:337-76.

15. Didry N, Dubreuil L, and Pinkas M. Activity of thymol, carvacrol, cin-
namaldehyd and eugenol on oral bacteria. Pharm Acta Helv 1994; 69
(l):25-8.

16. DunierM.VergnetC, Siwicki AK, andVerlhacV Effect of lindane ex-
posure on rainbow trout
(Oncorhynchus mykiss) immunity. IV
Prevention of non-specific and specific immunosuppression by
dietary vitamin C (ascorabte-2-poyphosphate). Ecotoxicol Environ
Safety 1995; 30:259-68.

17. Erf GR Bottje WG, Bersi TK, Headrick MD, and Frits CA. Effects of
dietary vitamin E on the immune system in broilers: altered proportion
ofCD4T cells in the thymus and spleen. Poultry Sei 1998; 77: 529-37.

18. Gertenbach W, and Bilkei G. Der Einlluss von pflanzlichen
Futterzusatzstoffen in Kombination mit Linolensäure auf die immun-
induzicrtc Wachstumsvcrzögerung nach dem Absetzen. Biol Tiermed
2001; 3; 88-92.

19. Gonser S. Weber E. and Folkers G. Peptides and polypeptides as modul-
ators of the immune response thymopentin - an example with unknown
mod of action. Pharmaceutica Acta Helvetiae 1999; 73; 265-73.

20. Guarner F, and Schafsma GJ. Probiotics. Int. J. Food Microbiol 1998;
39: 237-8.

21. Günter KD, and Bossow H. The effect of etheric oil from Origanum
vulgaris
(Ropadiar) in the feed ration of weaned pigs on their daily
feed intake, daily gains and food utilization. Proc. 15th IPVS
Congress, Birmingham, 1988: 223.

22. Hernandez J, Garfias Y, Nieto A, Mercado C, Monatno LF, and
Zenteno E. Comparative evaluation of the CD4 CD8 lymphocytes in
the immune response to porcine rubulavirus. Vet Immunol
Immunopathol 2001; 79: 249-59.

23. Ken C, and Bilkei G. Effect of vaccination and of a phytogenic feed ad-
ditive on postweaning mortality due to
Escherichia coli and on piglet
performance. Vet Rec 2003; 153: 302-3.

24. Khajarern J, and Khajarern S. The efficacy of origanum essential oils
in sow feed. Int Pig Topics 2002; 17(4): 17.

25. Kinvanc M, Akgul A, and Dogan A. Inhibitory and stimulatory effects
of cumin, oregano, and their essential oils on growth and acid produc-
tion of
Lactobacillus plantarum and Leuconostoc mesenteroicles. Int J
Food Microbiol. 1991; 13(1): 81-5.

26. Kyriakis SC, Sarris M, Lekkas S, Tsinas AC, Giannakopoulos CG,
Alexopoulos C, and Saoulidis K. Control of postweaning diarrhoea
syndrome of piglets by in feed application of origanum essential oils.
Proc. 15th IPVS Congress, Birmingham, England, 1998; 5-9 July:
218.

27. Lis-Balchin M, and Deans SG. Bioactivity of selected plant es.sential
oils against
Listeria monocytogenes. J Appl Microbiol 1997; 82 (6):
759-62.

28. Sivropoulou A, Papanikolaou E, Nikolaou C, Kokkini S, Lanaras T,
and Arsenakis M. Antimicrobial and cytotoxic activities of Origanum
essential oils. J Agr Food Chem 1996; 44: 1202-5.

29. Siwicki AK, Klein P, Morand M, Kiczka W, and Studnicka M.
Immuno-stimulatory effects of demerized lysosyme (KL-602) on the
non-specific defense mechanism and protection against furunculosis
in salnionids. Vet Immunol Immunopathol 1998; 61: 369-78.

30. Spacipoli P, Buxton D, Rothstcin D, and Fridcn P Antimicrobial acti-
vity of silver nitrate against periodontal pathogens. J Periodontal Res
2000; 36: 108-13.

31. Summerfield A, Rhiza HJ, and SaalmullerA. Functional characteriza-
tion of porcine CD4 CD8 extrathymic T lyinphocytes. Cell Immunol
1996; 168:291-6.

32. Tsinas AC, Giannakopoulos CG, Papasteriades A, Alexopoulos C,
Mavromatis, J, and Kyriakis SC. Use of oreganum essential oils as
growth promoters in pigs. Proc. 15th IPVS Congress, Birmingham.
1998:221.

33. Tsinas AC, Kyriakis SC. Bourtzi-Chatzopoulou E, Arsenakis M,
Sarris M, Papasteriades A, and Lekkas, S. Control of porcine prolife-
rative enteropathy by feed application of origanum essential oils. Proc.
15th IPVS Congress, Birmingham 1998: 220.

34. Zuckermann, FA, and Husmann RJ. Functional and phenotypic analy-
sis of porcine peripheral blood CD4/CD8 double-positive T cells.
Immunology 1996; 87: 500-12.

35. Yoo BW, Choi S, Kim SH,Yang SJ, Koo HC, Known NH. Seo SH, Park
BK, Yoo HS, and Ho Y. Immunostimulatory effect of Oregano cthcric
oils on porcine lymphocytes. J Swine Health and Prod 2002; 10 (6);
265-70.

-ocr page 224-

MOBILITY SUPPORT

VETERINARY

EXCLUSIVE

MS 25

Een unieke dieetvoeding die de gezondheid en
de beweeglijkheid van de gewrichten bij
de hond ondersteunt

X

I

\' Verrijkt met Groenlipmossel (GLM), omega-3-vetzuren en antioxidanten
\' Geproduceerd volgens een gepatenteerd procédé voor optimale effectiviteit
\' Helpt de gewrichtspijn verminderen bij honden met artrose
> Verhoogt het activiteitsniveau en welzijn van oudere honden
\' Effectief gebleken in klinische studies

Overtuig uzelf: vraag uw dierenartsenbezoeker om meer informatie

ROY><\'LCkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.: (0413) 363740 - E-mail: lnfQ@rovalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 225-

Kaarten met vruchtbaarheid

laira Boissevain

Veterinai
tuchtrech

Maagdelijke merrie

Een jonge merrie wordt voor het eerst gedekt door een Duitse
hengst. Uit de scan die ter plaatse wordt gemaakt blijkt dat
deze actie het gewenste resultaat heeft; ze is drachtig en kan
naar huis. Thuis krijgt de eigenares het gevoel dat er iets niet
klopt. Ze schakelt de dierenarts in en krijgt gelijk: er is geen
foetus meer te bekennen. Volgens de dierenarts
heeft de merrie een abortus gehad. De eigena
res denkt dat dit misschien aan een bacteri-
ële infectie ligt, maar volgens de dieren-
arts is dit bij deze jonge merrie niet
mogelijk. Hij biedt voor het vol-
gende seizoen drachtigheidsbege-
leiding aan, en zo geschiedde.

Dracht wordt klacht

De dierenarts begint het dek-
seizoen door de merrie heng-
stig te .spuiten, waarna het dier
drie keer wordt geïnsemineerd.
Helaas, het blijven vruchteloze
pogingen. De dierenarts wil het
blijven proberen, maar de eigena-
res ziet dat aan het eind van het sei-
zoen niet zitten. Omdat ze het ver-
moeden heeft dat er meer aan de hand
is, gaat ze naar een specialist in drachtig-
heidsbegeleiding. Met een echo en een kweek
wordt door hem een streptokokkeninfectie vastge-
steld, die misschien zo ernstig is dat moederschap voor dit
paard niet meer is weggelegd.

De eigenares vindt dat de dierenarts veel eerder een uterus-
swab had moeten nemen, dat hij slordig is geweest in het na-
komen van inseminatie-afspraken waardoor het sperma te
lang bewaard heeft moeten blijven, en dat hij slecht heeft ge-
communiceerd over de drachtigheidsbegeleiding. Al met al
reden voor een verzoek tot schadevergoeding van ruim
€ 3000,-.

De dierenarts zegt wel een swab te hebben genomen, maar in
de administratie is dit niet terug te vinden. Dat wordt een
welles-nietes discussie, waarbij bovendien lang niet vast-
staat dat de merrie de infectie al langer had. Het kan ook best
dat ze deze heeft opgelopen toen de beklaagde dierenarts al
op een zijspoor was beland. Ook de klacht over slordigheid
met sperma verwerpt de dierenarts; als sperma goed wordt
ingepakt en vervoerd kan het zeker twee dagen goed blijven.
Ondanks zijn verweer is hij, in overleg met de verzekering,
bereid om de eigenares € 600,- te betalen als tegemoetko-
ming, omdat hij zelf vindt dat de communicatie wel beter
had gekund. De eigenares van het paard vindt dit bedrag ech-
ter veel te laag.

Een tuchtprocedure wordt lastig als
een deel van de veterinaire gegevens
ontbreekt. Het Tuchtcollege doet
daarom in deze zaak een duidelijke
aanbeveling voor dierenartsen die
zich met fertiliteitsbegeleiding van
paarden bezighouden.

Bij zwangerschap hoort communicatie...

Het Tuchtcollege buigt zich eerst over de vraag of de dieren-
arts een swab had moeten nemen. Dit is misschien aan te be-
velen bij een probleemmerrie, die volgens een artikel in dit
Tijdschrift moet worden gedefinieerd als
\'een merrie die
driemaal geïnsemineerd is (met voldoende en kM\'alitatief
goed sperma van een fertiele hengst) zonder
drachtig te worden, die vocht in de uterus
voor KI of iedere hengstigheid, die
i ieder KI veel vocht in de uterus
heeft, waarvan de uterus ouderdoms-
verschijnselen vertoont (....), dan
wel met een lange dichte cervix.\'
In
dit geval was daar geen sprake
van, maar omdat niet meer kan
worden vastgesteld of deze nu
wel of niet is genomen, loopt de
discussie over de .swab dood.
Met betrekking tot het sperma
ziet het Tuchtcollege geen vete-
rinair onjuist handelen, en over
communicatie tussen dierenarts
en cliënt wordt alleen geoordeeld
als de gezondheidszorg voor dieren
daardoor ernstige schade lijdt. Dat is
niet aan de orde, al zijn eigenaar en die-
renarts het erover eens dat de communica-
tie beter had gekund.

Merriekaart bijhouden!

Waar het Tuchtcollege wel een punt van maakt, is dat de gege-
vens over de feitelijke gang van zaken ontbreken. De dieren-
arts heeft zelf aangegeven dat hij van de door hem begeleide
merries geen merriekaart bijhoudt. Dit wordt hem nu niet ver-
weten, omdat het geen vaste regel is om het wel te doen, maar
dat neemt niet weg dat het Tuchtcollege de veterinaire gege-
vens node heeft gemist. De klacht wordt ongegrond verklaard,
waarbij het Tuchtcollege een algemene aanbeveling doet:

"Het College is van oordeel dat het de kwaliteit van de vete-
rinaire beroepsuitoefening ten goede zal komen als het vaste
regel wordt dat bij fertiliteitsonderzoek en fertiliteitsbehan-
delingen van merries merriekaarten worden bijgehouden ".

Dat laat aan duidelijkheid niets te wensen over...

-ocr page 226-

Van dier naar mens

Voedselvergiftigingen veroorzaken in Nederland nog
steeds een substantiële ziektelast. Schatttingen lopen
uiteen van 300.000 tot 750.000 gevallen per jaar.
Campylobacter spp. nemen daarbij als zoönoseverwek-
ker een prominente plaats in en leiden tot ongeveer
80.000 gevallen van gastro-enteritis. Naast gastro-ente-
ritis is er sprake van ongeveer zestig gevallen van het
Guillain-Barré syndroom, 1400 reactieve arthritiden en
tien gevallen van inflammatoire darmziekte. Jaarlijks
overlijden ongeveer dertig mensen aan de gevolgen van
een
Campylobacter-\'mkctxo.. De schatting van de econo-
mische schade voor Nederland bedraagt circa twintig
miljoen euro, bestaande uit de kosten van geneeskun-
dige hulp inclusief ziekenhuisopnames en de kosten van
ziekteverzuim.

De consumptie van onvoldoende verhit pluimveevlees
lijkt een forse bijdrage te leveren aan deze ziektelast. De
Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is in 1997 een sur-
veillance gestart waarin onder andere de prevalentie van
Campylobacter spp. bij vleeskuikens en in kipproducten
(from farm to fork) op jaarbasis wordt vastgesteld. Op ge-
leide van deze gegevens is destijds besloten om in samen-
werking met het bedrijfsleven de risico\'s te reduceren
door te interveniëren (risicoreductie in de primaire fase
(de boerderijfase)). Hierbij werd aansluiting gezocht met
de bestrijding van salmonellose. Er bestond inmiddels
een \'Plan van Aanpak\' voor de bestrijding van salmonel-
lose, hetgeen resulteerde in een aanmerkelijke reductie
van het aantal besmettingen met
Salmonella spp.. Deze
reductie werd zowel vastgesteld bij het pluimvee als bij
mensen, voor zover de besmetting het gevolg was van de
consumptie van pluimveevlees. De verwachting bestond
dat
Campylobacter zou \'meeliften\' met het pakket aan
maatregelen dat primair was ontworpen ter bestrijding
van salmonella-infecties.
Campylobacter spp. ontpopten
zich echter als geduchte en weerbarstige opponenten. De
prevalentie nam en neemt niet noemenswaardig af en de
humane incidentie daalt ook nauwelijks.

CARMA

Een herbezinning met betrekking tot de interventiemaat-
regelen was dus op zijn plaats. Ook de met de maatrege-
len samenhangende kosten waren reden om de strategie
opnieuw tegen het licht te houden. Omdat er meerdere
bronnen zijn voor het optreden van campylobacteriose
bij dè mens, moest er ook gekeken worden naar de bij-
drage van pluimveevlees én van de andere bronnen van
deze besmettingen. Dit leidde tot een modelmatige bena-
dering van de verschillende schakels in de keten en een
uitgebreidere beschouwing van de omvang van de hu-
mane ziektelast. CARMA (Campylobacter Risk Mana-
gement and Assessment) was geboren. In opdracht van
de ministeries van VWS en LNV wordt door het RIVM
de bovenstaande probleemstelling uitgewerkt. De onder-
zoeken vinden plaats binnen een breed samenwerkings-
verband van instituten en organisaties. Inmiddels zijn
verschillende belangwekkende deelproducten opgele-
verd. Bij dit onderzoek worden overigens alle bronnen
van campylobacteriose beschouwd. De schattingen voor
de bijdrage van pluimveevlees aan de humane ziektelast,
bedragen twintig tot veertig procent. Andere belangrijke
bronnen zijn \'reizen\' en contacten met (huis)dieren. De
boerderij fase, de slachtfase en de distributiefase zijn uit-
gebreid gemodelleerd en de omvang van de humane ziek-
telast is helder in beeld. Eind 2004 wordt de afrondende
eindrapportage verwacht.

h-1

Ö

C/5

Q

Voedsel en
^aren Autoriteit

MUF

Anno 2004

Inmiddels zijn de bewindslieden van VWS en LNV over-
eengekomen dat een norm voor
Salmonella en
Campylobacter spp. in vers pluimveevlees moet worden
vastgesteld. Deze norm zou per januari 2007 van kracht
moeten zijn. In de tussentij^d zullen de \'producten\' van
CARMA (realistische combinaties van interventiemaat-
regelen) moeten worden ingezet om dit doel op een
kosteneffectieve wijze te realiseren. De VWA zal in het
verlengde van de Zoönoserichtlijn de campylobacter-
surveillance intensiveren en tegelijkertijd de humane in-
cidentie nauwlettend blijven volgen. Meer aandacht
wordt daarbij gericht op de importproducten (afkomst-
etikettering en prevalentie van pathogenen) die het zicht
op de \'Nederlandse situatie\' kunnen vertroebelen. Naast
een nagenoeg gelijkblijvende besmetting van pluimvee-
vlees signaleert de VWA een onrustbarende resistentie-
toename van
Campylobacter spp. (en enkele Salmonella
spp.) voor fluoroquinolonen. Vanuit het perspectief van
veterinaire volksgezondheid geeft de VWA tevens be-
leidsadviezen die specifiek gericht zijn op het ombuigen
van deze ontwikkeling.

De rol voor de dierenarts

Zolang de besmetting in pluimveevlees niet fors af-
neemt, blijft het in ieder geval van belang dat humane
besmettingen adequaat bestreden kunnen worden. De
in het voorgaande genoemde toename van de resisten-
tie van
Campylobacter spp. dwingt tot aanscherping
van het antibioticumbeleid. De hoeveelheid antibiotica
die in Nederland wordt toegediend aan voedselprodu-
cerende dieren is hoog in vergelijking met bijvoorbeeld
het Verenigd Koninkrijk en Denemarken. Deze hoe-
veelheid zou omlaag moeten worden gebracht. Bij het
gebruik van antibiotica is het ook noodzakelijk om re-
kening te houden met de kolonisatieresistentie. Anti-
bioticumgebruik kan immers onbedoeld de gevoelig-
heid voor infecties met
Campylobacter spp. verhogen
doordat andere kiemen worden afgedood. Op geleide
van de VWA-adviezen moet de dierenarts komen tot
een door de EU geaccordeerd \'prudent use\' van antibi-
otica in het algemeen en van fluoroquinolonen in het
bijzonder.

Campylobacteriose

-ocr page 227-

ProteqFlu™ effectief tegen nieuw influenza-virus

March 22,2003 ProMED-mail post

http://www.promedmail.org

INFLUENZA, VACCINATED
EQUINES - UK

Epidemiology Unit
Preventive Medicine.
Trust Kentffi
[Qbv

International des Epizooties recom-
mendations. All had received an annu-
al booster dose in November 2002.
Acute sera and nasopharyngeal swabs
have been taken from the majority
horses on the premises aj^
were positive in thg^
nucleoprotein^
sorbe

Equine influenza in vaccinated horses -
UK An outbreak of equine influenza
has been confirmed on a thoroughbred
racing yard in Newmarket, Suffolk,
England. The first clinical signs were
observed in a single horse on 7 M
2(K)3. Subsequently, signs of
and nasal discharge hav£
ly through all horse;
80 residents,
report^
Al

üiTe

My

/I/\'

Ml Mtj

Z/fM ^ A\'L .

. ri\'--\'\' \'.

Njluvphdérzoek
Bv^tiafeffectiviteit

PFp

Begin 2003 Influenz^lUitbraak in de omgeving van
V Newmarket door nieuwe variant fisNg virus * bij recent
gevaccineerde paarden

• De Animal Health Trust heeft de effectiviteit van het
nieuwe vaccin ProteqFlu tegen dit virus onderzocht

• Vaccinatie-challenge onderzoek toont aan dat ProteqFlu
snel klinische bescherming biedt tegen dit nieuwe virus

Voor informatie over dit onderzoek kunt u contact opnemen met Merial B.V.

MERIAL

Equine Health

www.merial.com

ProteqFlu\'"-Te - Poeder en oplosmiddel; Samenstelling per dosis; - Influenza A/equi-2/Kentuci<y/94 [H^Ng] recombinant kanariepokkenvirus (VCP1529), Influenza A/equi-2/Newmarket/2/93 [HjN«] recombinant
kanarie-pokkenvirus {vCP1533) beide > 6.5 log\'» FAlDy,, Clostridium tetani toxoid > 30 lU;
Doeldier(en): Paarden; Indicaties: Actieve immunisatie tegen paardeninfluenza ter vermindering van klinische symp-
tomen en van virusexcretie na infectie en tegen tetanus ter preventie van steile bij paarden van 4 maanden of ouder.;
Dosering en toedieningsw^: Eén dosis (1 ml) door middel van een intramusculaire injec-
tie, bij voorkeur ter hoogte van de hals, volgens het volgend schema: - Basisvaccinatie: de Ie injectie vanaf een leeftijd van 5-6 maanden, de 2de injectie 4-6 weken later - Herhalingsvaccinaties; 5 maanden na
de basisvacclnatie en daarna jaarlijkse booster-injecties. Bij verhoogd risico op infectie of onvoldoende opname van colostrum een extra eerste injectie op de leeftijd van 4 maanden, gevolgd door het volledige
vaccinatieprogramma;
Contra-indicaties: Geen; Bijwerkingen (frequentie en ernst): voorbijgaande zwelling, in uitzonderiijke gevallen pijn, lokale hyperthermia, apathie en vemiinderde eetlust en overgevoe-
" \' eidsreactie. Een lichte stijging van de temperatuur (max. 1,5 ®C) kan voorkomen; EU/2/03/038/004 (Reg. N" ------ " ...................—...........

ligheidsreactle. Een lichte stijging van de temperatuur (max. 1,5 \'C) kan voorkomen; EU/2/03/038/004 (Reg. NL 10104) - Op recept verkrijgbaar diergeneesmiddel (U.D.D.); Voor alle informatie MERIAL B.V,
Kleermakerstraat 10, NL-1991 JL VELSERBROEk. ® Geregistreerd handelsmerk van MERIAL. ® 2004 MERIAL. Alle rechten voorbehouden. Matt Art 11526/03-04. ProteqFlu-Te beschermt tegen influenza (sub)typen
die bil paarden worden aanqetroffen. Zie voor meer informatie
www.oie.int.\'" handelsmerk van Merial. * Influenza A/eaui-2/Newmarket 5/03 IH.N.l.

-ocr page 228-

Mastitismanagement bij vaarzen

Bijeenkomst Uiergezondheidspanel

Jan Hülsen

Wat moeten we in de praktijk met
vaarzenmastitis? Wanneer noemen
^^^^^^^ we het een probleem? En hoe kan
lïfiffHffffi het het best worden aangepakt, cu-
ratief en preventief. Ziehier de ge-
^^^^^^^ spreksstof van deze bijeenkomst
van het Uiergezondheidspanel.

Zowat zestig procent van de vaarzenuiers bevat bij afkalven
een bacteriële infectie, veelal met \'minor pathogens\'. Dit is
een gegeven, het merendeel verdwijnt vanzelf Dus waarom
zou je je hierover druk maken? Welnu, zestien procent van de
vaarzen krijgt mastitis tijdens de eerste lactatie, waarvan der-
tig procent optreedt in de veertien dagen na afkalven. Is dit
daarmee een risico, dat aangepakt moet worden? Hoe pakje
het aan? En tegen welke prijs, want een vaars is kostbaar? Of
moeten we het zien als een
constraint, een beperking waar-
mee we rekening moeten houden, en de aandacht en energie
richten op belangrijkere managementaspecten op het melk-
veebedrijf?

Onderzoek en ontwikkeling

De praktijk lijkt met drie vragen te worstelen:

1. preventie: wat zijn de succesfactoren voor gezondheid
van het vaarzenuier rondom afkalven en in de eerste
maanden van de lactatie? Oftewel, welke factoren maken
dat de vaars er niet in slaagt de - misschien wel natuur-
lijke - infectie uit haar uier te bannen?

2. behandeling; met welke middelen en op welk moment?

Het Uiergezondheidspanel is
een deskundig, onafhanke-
lijk en divers discussieplat-
form voor de Nederlandse
rundveepracticus, op het ge-
bied van mastitis bij melk-
vee. De deelnemers bestaan
uit praktiserende dierenartsen, vertegenwoordigers van
de kennis- en onderzoeksinstituten, en vertegenwoordi-
gers van de zuivelindustrie.

Aan de hand van voordrachten discussiëren de leden over
onderwerpen aangaande uiergezondheid en mastitisbe-
strijding. De halljaarlijkse bijeenkomsten worden roule-
rend voorgezeten door een panellid. Tijdens elk samen-
zijn bespreekt een deelnemer een casus van een
melkveebedrijf met mastitisproblemen.
Boehringer Ingelheim bv faciliteert de organisatie en de
verslaglegging van de bijeenkomsten van het Uier-
gezondheidspanel

Aanwezig waren: (s.s.t.t.) H. Hogeveen, Wageningen
Universiteit (WUR); J. Boelrijk, Campina Melkunie; T.
van Werven, Faculteit der Diergeneeskunde (FD); H.
Wesselink, Animal Science Group WUR, J.J. de Veer, ve-
terinair consultant; H. Miltenburg, O. Sampimon,
Gezondheidsdienst voor Dieren (GD); A. Kuiper, R.
Beetstra, DAC Oosterwolde; G.C. Charpentier, H.A.M.
Hendriks, R.W.M. Ikink, H. Jorritsma, D. Soede, B.J.
Westerlaan, allen praktiserend dierenarts;
J.M. Swinkels,
Boehringer Ingelheim (BI); J.H.J.L. Hulsen, Vetvice.

3. wanneer is het aantal gevallen van vaarzenmastitits té

groot en moet worden ingegrepen?
In de voordrachten van alle sprekers komen deze factoren
aan bod, waarbij Sampimon en Kuiper er het meeste aan-
dacht aan besteden. Albert Kuiper begeleidt een veldonder-
zoek naar de effectiviteit van parenterale toediening van pe-
nethamaat-HI bij vaarzen voor afkalven, ter preventie van
vaarzenmastitis. Het onderzoek heeft nog onvoldoende ge-
gevens opgeleverd voor interpretatie.
Spreker Jantijn Swinkels brengt een interessant gespreks-
onderwerp naar voren, in de vorm van de uitkomst van een
telefonische enquête onder 194 veehouders. Deze veehou-
ders kregen de vraag voorgelegd: "Is vaarzenmastitis vlak na
afkalven een groot probleem op uw bedrijf?" Vijf procent zei
hierop "ja", twintig procent antwoordde "Ja, maar geen
groot probleem". Dit betekent, houdt Swinkels de vergade-
ring voor, dat vijfentwintig procent van de klanten van een
praktijk een groot of minder groot probleem ervaart met
vaarzenmastitis. Voor de dierenartsen is het dus interessant

-ocr page 229-

om te weten welke bedrijven dit zijn en om vervolgens de be-
treffende veehouders ondersteuning aan te bieden.
In een eigen onderzoek bekeek Swinkels op 822 bedrijven de
koecelgetallen van vaarzen bij de eerste melkcontrole (NRS-
gegevens). Daarbij zat 22 procent boven 150.000 en 33 pro-
cent boven 100.000 cellen/ml. Het viel hem op hoe groot de
bereidheid was van veehouders om aan deze inventarisatie
mee te werken, waarvoor ze als tegenprestatie een overzicht
van de uiergezondheid van de vaarzen op het eigen bedrijf
ontvingen.

Swinkels daagt het panel uit om mee te denken in de defini-
tie van een analyseschema. Als grenswaarde voor bedrijfs-
problemen poneert hij:

> 22,5 procent van de vaarzen heeft bij de eerste tnelkcon-
trole een celgetal hoger dan 150.000

> vijf procent van de vaarzen heeft klinische mastitis in de
eerste veertien dagen na afkalven.

Feiten

Otlis Sampimon, mastitisdeskundige bij de Gezondheidsdienst
voor Dieren, leidt het Uiergezondheidspanel langs feiten en in-
zichten rond vaarzenmastitis. Twintig tot dertig procent van
deze runderen valt uit, waarbij in twintig procent van de geval-
len uierproblemen de oorzaak zijn. Dat is ongeveer vijf procent
van de vaarzen. Tot de onderiiggende oorzaken behoren óók
zolderspenen, blinde kwartieren, dikke benen-dikke spenen en
andere niet-infectieuze aandoeningen, maar niet subklinische
mastitis.

"Waarom krijgen vaarzen mastitis, als ze nog nooit met de
melkmachine in contact geweest zijn?" Deze vraag wordt re-
gelmatig door veehouders gesteld. De oorzaak is een uierin-
fectie, afkomstig van een van de volgende bronnen:

• bacterieflora op de speenhuid

• bacterieflora in de omgeving van de vaars

• bacteriën overgebracht door vliegen

• melkzuigers in de koppel pinken.

Haal zuigers zo snel mogelijk uit de koppel én behandel de
bezogen vaarzen met een antibioticumhoudende droogzet-
ter, adviseert Sampimon.

CNS, de niet-aureus stafylokokken oftewel de coagulase-ne-
gatieve stafylokokken, is de belangrijkste veroorzaker van
uierinfecties bij de vaars, gevolgd door
S. aureus. Rondom
het afkalven daalt het aandeel CNS, terwijl de S.
aureus-\'m-
fecties in percentage veel minder afnemen. Infecties door
omgevingskiemen nemen relatief toe.
Sampimon besteedt vervolgens veel tijd aan het bespreken
van die grote groep stafylokokken, die binnen de verzame-
ling CNS vallen. Het is een bonte vergaarbak, met grote vari-
ëteit in resistentiepatronen, in natuurlijke habitat (bijvoor-
beeld omgeving/koegebonden) en in pathogeniciteit. In de
aanpak zul je je zowel op de koe als op de omgeving moeten
richten.

De laatste jaren wordt bij melk-B.0. steeds vaker CNS ge-
vonden, maar dit feit vindt voor een deel zijn verklaring in de
sterke terugdringing van andere uierinfecties éu in het feit
dat we bij veel lagere celgetallen melk insturen voor B.0. Uit
melk met een laag celgetal kweekje veel vaker CNS, dan uit
hoog-celgetal melk. Uierinfecties met bepaalde CNS-stam-
men hebben een onderdrukkende werking op het aanslaan
van pathogene uierinfecties. "In Gent wordt hier op dit mo-
ment onderzoek naar gedaan."

Risicofactoren

Als we weten dat meer dan zestig procent van de vaarzen een
intra-mammaire infectie heeft voor afkalven, welke factoren
maken dan dat deze infectie niet verdwijnt of, erger nog, ont-
aardt in mastitis? Sampimon noemt een aantal belangrijke
negatieve krachten, oftewel risicofactoren.
Allereerst is er de zuiger, die het tepelkanaal en de tepel-
cysterne traumatiseert én bacteriën kan overbrengen.
Vliegen doen hetzelfde, maar dan in het klein. Binnen het
panel wordt in de gauwigheid geen consensus bereikt over de
kwestie of het voeren van mastitismelk aan kalveren een re-
ële risicofactor is voor vaarzenmastitis. Maar we horen an-
dere redenen genoeg om dit af te raden.

-ocr page 230-

Het vaarzenuier is rondom afkalven kwetsbaar én staat bloot
aan vele bedreigingen. Opuierende en pasgekalfde vaarzen
hebben een verminderd doorbloed uier. Teveel zuchtvor-
ming, bevangenheid en weinig beweging versterken deze
toestand. Daarbovenop komt dat hoogdrachtige vaarzen
soms melk lekken en dat ze geen droogzetantibiotica in het
uier dragen (en de vergelijkingsgroep van droge koeien wél).
Spenendippen reduceert het infectierisico. Sampimon advi-
seert hiervoor een barrièredip te nemen. Bij droge koeien die
melkuitliggen levert melken voor afkalven een oplossing
(eerste melking invriezen, bevat de beste biest voor het kalf).
Vaarzen produceren voor afkalven een minimale hoeveel-
heid melk, het zijn vooral de zwelling en de kleine ruimte die
zorgen voor melk lekken. Melken voor afkalven biedt der-
halve bij vaarzen hoegenaamd geen soulaas.
Onvoldoende mineralenvoorziening leidt tot een daling van
de weerstand en daardoor tot een slechtere uiergezondheids-
situatie. Met name tekorten van selenium en koper geven
aanleiding tot problemen met vaarzenmastitis. En ook stress
bij de vaars speelt een rol. Deze kan voortkomen uit verande-
ringen en tekortkomingen in de huisvesting (smalle of volle
looppaden, gladde vloeren, weinig schuil- en vluchtmoge-
lijkheden, slechte bereikbaarheid van drinkwater), uit over-
matige sociale conflicten en onvoldoende toegankelijkheid
van vreetplaatsen.

Problemen en hun aanpak

Zijn de risicofactoren op het bedrijf bekend, dan kan een pre-
ventieplan gemaakt worden. Dit plan heeft maar beperkt ef-
fect op de aanwezige vaarzen en zal zijn volle effect sorteren
bij de volgende lichting.

Dit betekent dat in geval van problemen, bij de hoog-
drachtige vaarzen méér maatregelen nodig zijn dan alleen
het wegnemen van risico\'s (preventie). Er moet een behan-
delplan gemaakt worden. De behandeling bestaat uit dippen,
eventueel in combinatie met het toedienen van antibiotica.
Er zijn goede resultaten bekend van de toediening van uier-
injectoren voor afkalven, zowel van droogzetters (ruime tijd
voor afkalven) als van lactatiepreparaten (kort voor afkal-
ven). Inbrengen van een injector dient zorgvuldig en zeer hy-
giënisch te gebeuren, met een goed gefixeerde vaars. Pas
binnenkort komen de eerste onderzoeksgegevens over pa-
renterale behandeling beschikbaar De voorlopige resultaten
laten zien dat behandeling van vaarzen leidt tot een forse re-
ductie van het aantal kiemen in het uier en daardoor tot min-
der \'dragers\' in de koppel. Dus een lager infectierisico van
andere koeien. Bovendien daalt het aantal klinische mastiti-
den in de eerste lactatie én stijgt de gemiddelde productie.
Het kleinere aantal mastitiden verlaagt op zijn beurt weer het
risico op residuen in de melk, want er zijn minder behande-
lingen nodig tijdens de lactatie.

Het behandelplan staat gelijk aan \'brandblussen\', meent
Sampimon. Tegelijk met de behandeling moeten goede pre-
ventieve maatregelen worden genomen, zodat na enige tijd
gestopt kan worden met het brandblussen.
Hij hanteert de volgende criteria als grenswaarde voor ingrij-
pen:

> twintig procent klinische mastitis rond afkalven

> vijftien procent heeft een celgetal > 150.000

> vier procent heeft speenproblemen.

Dilemma

Het panel raakt in discussie over het wel of niet adviseren
van preventieve behandeling met antibiotica. Dit advies is
goeï zolang de risicofactoren niet zijn zekergesteld. Maar
stopt de veehouder er nog mee, als de preventieve maatrege-
len hun effect bereikt zouden moeten hebben?
Deze kwestie vertoont kenmerken van een dilemma: het ant-
woord is niet eenduidig te geven en hangt samen met morele
standpunten. De grote waarde van een vaars maakt dat de
veehouder veel kosten en inspanning wil leveren om de die-
ren gezond te houden. En bijvoorbeeld geïnteresseerd zal zijn
om standaard antibiotica toe te dienen voor afkalven, als ver-
zekeringspremie. De andere kant van de medaille bestaat uit
de rationaliteit van een behandeling, als de preventieve maat-
regelen goed uitgevoerd worden. Waarom antibiotica toedie-
nen als je geen probleem hebt? Het panel verwoordt dit als
\'toediening van een injector ter compensatie van manage-
mcntfouten\'. Daarbij komt natuurlijk de maatschappelijke
verantwoordelijkheid om zorgvuldig en terughoudend om tc
gaan met antibiotica. Wordt vervolgd, als de resultaten van de
twee besproken, maar nog lopende, veldproeven bekend zijn.

-ocr page 231-

De kat haar vlooien onder controle...
...en u regelmatig de kat op controle

PROGRAM Injectie is een uniel<e vorm van vlooienbe-
strijding voor l<atten die uitsluitend bij dierenartsen te
verkrijgen is. Eén injectie heeft een werkzaamheid van
maar liefst zes maanden. Dankzij de veilige werkzame
stof lufenuron kunt u kitteneigenaren de injectie vanaf
de eerste vaccinatie adviseren. Want vlooienproblemen
voorkomen is altijd beter dan bestrijden op het moment
dat er vlooien zijn. Sleciits twee injecties per jaar bieden
een kat continu bescherming tegen vlooien. U kunt de
PROGRAM Injectie uitstekend combineren met andere
vaccinaties. Bovendien komt de kat na zes maanden
weer terug voor een nieuwe injectie, waardoor regel-
matige \'check ups\' mogelijk zijn. PROGRAM Injectie is
dus goed voor de katten én voor uw praktijk!

PRO&ÜM

Maakt vlooien het leven onmogelijk.

PROGRAIVK® 40 mg (lufenuron), Reg. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenuron), Reg. NL 9498- UDA. Indii^tie: suspensie voor injecüe voor het bestrijden van vlooien, Doeldier: kat. Dosering; 10 mg lufenuron per kg lichaannsgewicht bij subcutane
toediening. Conti^-indicaties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een ernstige reactie optreden bij honden; deze reactie
wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen maar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke

reactie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie (skxtmheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dit verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd »1

handelsmerk van Novartis Ltd., Bazel, Zwitserland. Verdereinformatieziebijsluiterof beschikbaar bij Novartis (Consumer Health B.V.. Animal Health Sector, Korte Hei 1-3, 4714 RD Sprundel. v/wv^r.novartis.com y ) N O V A RT I S

-ocr page 232-

De KRD/ISO audit module i: wat kunt u verwachten?

Door de Groepen van de
KNMvD, Technische Com-
missies en het VKO is beslo-
ten dat vanaf april 2004 die-
renartsenpraktijken
getoetst zullen gaan worden
op basis van een modulair
systeem. Dit is een eerste stap binnen het beleid dat
streeft naar certificering van praktijken conform de vol-
ledige KRD-ISO. De toetsing op de elementen van de
KRD-ISO-norm die in de eerste module zijn opgenomen,
wordt gecombineerd met die op de GVP-criteria. De er-
kenningsregelingen worden opgenomen in de KRD-ISO.

Bij de modulaire opzet (zie ook www.veterinairekwaliteit.nl
onder het kopje \'Nieuws\') is de KRD-ISO-norm opgesplitst
in een drietal modules. Om de invoering bij de dierenartsen-
praktijken te vergemakkelijken, is daarbij gekozen voor een
eerste module die zich vooral richt op de mensen en midde-
len binnen de organisatie. De tweede module (vanaf februari
2005) betreft het primaire, veterinaire proces. De laatste mo-
dule (vanaf januari 2006) is gericht op de \'schil\' om deze ac-
tiviteiten heen, zoals het beleid dat de praktijk nastreeft en de
wijze waarop de praktijk structureel verbeteringen door-
voert.

\'Voorwaarden\'

De eerste module is vooral gericht op de \'voorwaarden\' om
tot een goede veterinaire zorg te komen: goed gekwalifi-
ceerde medewerkers die kunnen werken in praktijkruimten
die veilig zijn en geschikt zijn voor de activiteiten die er
plaatsvinden. Dat daarbij gebruik kan worden gemaakt van
betrouwbare apparatuur en dat er afspraken zijn met betrek-
king tot onder andere afvalverwerking spreekt bijna vanzelf
Ook het beheer van de (auto)apotheek valt onder die
\'voorwaarden\' voor een goede veterinaire zorg. Voor alle
duidelijkheid: module 1 omvat de hoofdstukken 6 en 8 van
de KRD-ISO die gaan over praktijkmedewerkers, praktijk-
ruimten, apotheek, apparatuur en inateriaal. Dus PI tot en
met P6 (met uitzondering van de eerste bullet van P5) en
PAM1 tot en met PAM6.

Wat stelt die eerste module nu eigenlijk als eisen? Ten on-
rechte wordt vaak gedacht dat de KRD-ISO moet leiden tot
het vastleggen van een oneindig aantal protocollen ten aan-
zien van behandelmethoden of beschrijvingen: \'hoe zet ik de
broedstoof aan\'. Dit hoeft niet, omdat binnen de praktijken
hooggekwalificeerde medewerkers (dierenartsen, assisten-
ten, administratieve medewerkers, et cetera) werkzaam zijn,
die geen eindeloze protocollen nodig hebben om hun vak uit
te kunnen oefenen. Dit betekent dan wel dat die kwalificaties
aantoonbaar aanwezig moeten zijn en ook moeten worden
onderhouden. Eigenlijk gaat PI tot en met P6 daarover:
• PI stelt dat bij nieuw aan te nemen mensen nagedacht
moet worden over de kwalificaties die de nieuwe
medewerker zou moeten hebben. Deze kunnen vervol-
gens terug te vinden zijn in een \'officieel\' functiepro-
fiel, maar ook de tekst van een personeelsadvertentie
of de notulen van het maatschapoverleg waarin een en

_SG$

ander is besproken, kun-
nen als zodanig dienen.
Ook het feit dat nieuwe
medewerkers gestructu-
reerd moeten worden in-
gewerkt heeft het \'kwa-
lificeren\' ten doel: zor-
gen dat iemand zijn weg weet in de praktijk en bij cli-
ënten en datje dus niet alles voor diegene hoeft te be-
schrijven! Schrik hier ook niet teveel van de eis tot \'pe-
riodieke evaluatiemomenten\'; dit kunnen gewoon de
beknopte(!) notulen zijn van een aantal opvolgende
werkvergaderingen waarin is gevraagd: \'hoe verloopt
het inwerkprogramma?\'.

De eisen in P2 zijn, hoe belangrijk ook, feitelijk een
schot voor open doel. Zeker daar waar het gaat om de
zin: "...
bevoegd zijn voor hun functie en beschikken
over de voor hun functie noodzakelijke opleiding, re-
gistratie en de op grond van ervaring verworven be-
kwaamheid en vaardigheid"
Vervang \'bevoegd\' door
\'erkend\', \'opleiding\' door \'PAO\'s\' en \'ervaring\' door
\'contacturen\' en je hebt de erkenningsregeling opge-
nomen in de KRD-ISO. Onder P4 wordt hier nog uitge-
breider op teruggekomen.

In veel praktijken wordt gedacht dat collega\'s die niet
lekker in hun vel zitten daar wel mee komen. Dit blijkt
in de praktijk niet te gebeuren: irritaties worden weg-
gestopt, ambities ingeslikt en ideeën voor bijvoorbeeld
een betere overlegstructuur niet geuit uit angst te wor-
den uitgemaakt voor \'ambtenaar\'. Het onder P3 opge-
nomen functioneringsgesprek kan een wezenlijke bij-
drage leveren aan het functioneren van de betreffende
medewerker, diens collega\'s èn de praktijk als geheel.
Let wel: het gaat niet om een beoordelingsgesprek,
maar om een gesprek waarbij beide partijen aan kun-
nen geven hoe het functioneren van zowel medewerker
als praktijk verder kunnen worden verbeterd. Anno
2004 is het hebben van functioneringsgesprekken ge-
lukkig een vanzelfsprekendheid.
Onder P4 is opgenomen dat medewerkers naar be-
hoefte opgeleid moeten worden. Deze behoefte kan op
verschillende manieren worden vastgesteld: bijvoor-
beeld als uitkomst van functioneringsgesprekken of uit
een maatschapoverleg waarin is besloten meer tweede-
lijns activiteiten voor kleine huisdieren te gaan ontwik-
kelen en dus een dierenarts aanvullend te gaan scholen
op kniegewrichten van honden... Het tweede stuk van
P4 is kort, maar wel heel belangrijk:
"De gevolgde op-
leiding en scholing worden geregistreerd en geëvalu-
eerd".
In het kader van de erkenningen zal dus een ma-
nier van werken moeten worden opgezet waarbij de
gevolgde nascholing wordt vastgelegd en de totalen
door de praktijk zelf worden geëvalueerd en, waar no-
dig, door de praktijk actie wordt ondernomen. Het is
dus niet meer zo dat de auditor van SGS telt of een vol-
doende aantal punten is gehaald; dit is de verantwoor-
delijkheid van de praktijk zelf De SGS-auditor neemt
alleen een steekproef om te verifiëren of het systeem
van de praktijk werkt en naar behoren invulling heeft

-ocr page 233-

gekregen. Het tijdrovende \'teilen\'door die dure auditor
zal dus sterk afnemen. Het bovenstaande geldt overi-
gens ook voor de contacturen. Voor de duidelijkheid:
in onderling overleg is afgesproken dat een praktijk die
óf geen \'handzaam\' systeem heeft dat inzichtelijk is
voor de auditor 6f zijn minimale aantallen opleidings-
/contacturen niet haalt, een minor tekortkoming krijgt
(binnen één jaar oplossen). Indien zowel het systeem
ontbreekt als de noodzakelijke uren/punten dan wordt
een \'major\' tekortkoming gegeven.
De eerste hullet van P5 wordt in de eerste module niet
getoetst. De overige onderdelen van dit onderdeel stel-
len dat er afspraken moeten zijn hoe vakliteratuur en
dergelijke wordt bijgehouden en hoe men elkaar op de
hoogte houdt van (technische) aspecten van de veteri-
naire zorg.

• P6 tenslotte zegt dat een praktijk aan de wet moet vol-
doen ...

Voor de zekerheid: nergens in de KRD-ISO staat dat het boven-
staande protocollair beschreven dient te zijn en dat er dus èn
een procedure \'Aannemen nieuwe medewerkers\' èn een proce-
dure \'Inwerkplan\' èn een procedure \'Functioneringsgesprek\'
èn een procedure \'Opleiding\' et cetera moeten zijn. Een prak-
tijk die dit wel graag wil, om eenduidig aan te geven aan alle
medewerkers hoe deze zaken geregeld zijn, mag dat natuurlijk
best doen. Maar een praktijk die zich beperkt tot een korte be-
schrijving: \'personeelsmanagement\' is net zo goed bezig en
ook een praktijk die helemaal geen protocol heeft vastgelegd
maar wel aantoonbaar aan het bovenstaande voldoet, hoeft
geen problemen van de auditor te verwachten.

Noodzakelijk

Samenvattend zijn de volgende documenten minimaal nood-
zakelijk om de toetsing op P1 tot en met P6 met goed gevolg
te doorstaan:

• Protocollen die de werkwijze met betrekking tot het
personeelsmanagement beschrijven (facultatief).

• Schriftelijke functie-eisen, een inwerkplan voor nieu-
we medewerkers en een vorm van evaluatie hiervan.

• Rapportages van functioneringsgesprekken.

• Identificatie van opleidingsbehoefte (rapportage func-
tioneren, notulen, et cetera), registratie van gevolgde
opleiding en evaluatie van opleidingen (bijvoorbeeld
notulen dierenartsenoverleg).

• Een systeem voor het registreren, optellen en evalueren
van nascholingspunten en contacturen dat voor de ex-
terne auditor toegankelijk is.

• Notulen van werkoverleggen waaruit blijkt dat behan-
delmethoden/begeleiding worden besproken en dat ex-
terne informatie gestructureerd wordt verzameld en
geëvalueerd.

• Met betrekking tot Arbo: een verslag van een RIE
(Risico Inventarisatie en Evaluatie) en een contract
met een gecertificeerde Arbo-dienst.

PAMl tot en met PAM6 omvatten de eisen welke aan de
werkomgeving en apparatuur worden gesteld:

• PAM 1 spreekt voor zich.

• PAM2 bestaat uit een aantal eisen met betrekking tot
(nood)voorzieningen. Daarnaast wordt een reinigings-
en desinfectieplan vereist. Ook de laatste bullet stelt
documentatie verplicht: voor diverse incidenten die-
nen schriftelijke instructies aanwezig te zijn hoe te

handelen. Dit komt voort uit de verantwoordelijkheid
die de praktijk als werkgever heeft.

• PAM3 is best een pittige; ten aanzien van apparatuur
dienen namelijk de volgende zaken geregeld te zijn:

• controle voor ingebruikname op \'geschiktheid\' van
apparatuur en software en aantoonbare vrijgave (dit
mogen ook de notulen van een werkvergadering
zijn!),

• gebruiksaanwijzingen of werkinstructies daar waar
de bediening niet \'voor zich\' spreekt,

• duidelijke afspraken wanneer meetinstrumenten
gekalibreerd moeten worden (wanneer wordt echt
\'gemeten\' en wanneer is sprake van \'indicatief\' ge-
bruik),

• als kalibratie noodzakelijk is, dan zullen uiteraard
de frequentie van kalibreren, gebruikte methode en
toegestane afwijkingen inzichtelijk moeten zijn.

Naast deze eisen, die algemeen en voor alle (meetjappara-
tuur gelden, geldt voor sterilisatie de eis dat met regelmaat
moet worden gekeken of het proces nog afdoende is. Steriel
instrumentarium zal als zodanig herkenbaar moeten zijn.
Hoewel ook voor het bovenstaande de KRD-ISO een proto-
col niet verplicht stelt, zijn deze zaken vrijwel niet helder te
maken binnen de praktijk zonder een procedure.

• Hoewel PAM4 zeer uitgebreid is, kan de uitleg hier
kort zijn. De KRD-ISO vereist een protocol en alle ge-
noemde aspecten dienen daarin behandeld te worden.
Daarnaast zal het protocol in de dagelijkse praktijk na-
tuurlijk nagevolgd moeten worden.

• De in PAM5 genoemde \'gegarandeerde bewaarcondi-
ties\' vereisen in feite een registratie dat aan de juiste
condities wordt voldaan. Ten aanzien van het verbruik
wordt de registratie met name genoemd. Deze aspecten
kunnen het beste gewoon in het onder PAM4 be-
noemde protocol worden opgenomen. De scheiding
van afval en voorzieningen voor opslag hoeven niet te
worden beschreven maar moeten in de praktijk wel ge-
regeld zijn.

• In PAM6 staan de eisen met betrekking tot de praktijk-
auto. Deze worden gelijkgeschakeld met die voor het
apotheekbeheer: een schriftelijke procedure zal dus
aanwezig moeten zijn. Verder dienen de eisen met be-
trekking tot schoon-vuil et cetera gewoon invulling te
hebben gekregen.

Afgezien van de hierboven aangegeven verplichte documen-
ten is vaak weer geen protocol noodzakelijk. Dus geen pro-
cedure die beschrijft \'dat er een spreekuurregeling aan de
buitenzijde hangt\'! De volgende documenten/registraties
zijn dan minimaal noodzakelijk om de toetsing op PAMl tot
en met PAM6 met goed gevolg te doorstaan:

• Een calamiteitenplan.

• Een R&D-schema.

• Instructies bij glasbreuk, prikincidenten, agressieve
dieren en andere, mogelijke incidenten.

• Aantoonbare: vrijgave van apparatuur, afweging of ka-
libratie noodzakelijk is, kalibratievoorwaarden en -re-
sultaten.

• Rapportages van de validatie van het sterilisatieproces
en van specifieke software.

• Een procedure (protocol) met betrekking tot apotheek-
beheer met alle in PAM4 genoemde aspecten; alle bij-

-ocr page 234-

behorende registraties.

• Registraties van opslagcondities, verbruik van dierge-
neesmiddelen en relevante afvoerbewijzen.

• Een procedure (protocol) met betrekking tot medicijn-
beheer in de praktijkauto.

Uiteraard zal naast deze papieren voldaan moeten worden
aan de eisen met betrekking tot de inrichting van de praktijk
die met name de PAM-onderdelen verlangen.

Toetsing

Enige tijd voor de audit wordt de te toetsen praktijk gevraagd
de (eventuele) protocollen op te sturen naar SGS. De auditor
neemt deze vóór de praktijktoets door en begint die praktijk-
toets ter plekke met een terugkoppeling van zijn of haar be-
vindingen. Daarbij zal aanvullende informatie worden gege-
ven en waar nodig wordt de inhoud van de norm toegelicht.
Bij geconstateerde afwijkingen van de norm mag de auditor
geen advies geven, wel kan aan de hand van voorbeelden een
oplossingsrichting worden aangegeven. Eventuele tekortko-
mingen worden gecommuniceerd met de praktijk en vast-
gelegd op een zogenaamd \'CAR-formulier\', een formulier
met \'verzoek tot corrigerende actie (Corrective Action
Request)\'. Zowel de praktijk als de auditor paraferen dit for-
mulier, waarbij het origineel bij de praktijk achterblijft en
een kopie door de auditor wordt meegenomen. Binnen zes
weken kan de praktijk aangeven hoe men de tekortkoming
op denkt te gaan heffen en wanneer dit gereed zal zijn. Deze
\'intentie\' wordt vervolgens naar SGS gestuurd. SGS legt de
bevindingen vast in een beknopte rapportage. Deze wordt
naar de praktijk gezonden en één exemplaar gaat, compleet
met de intenties, naar het VKO.

Uiteraard bestaan er klachten- en beroepsregelingen in geval er
een verschil van mening ontstaat tussen de auditor en de dieren-
artspraktijk. Omdat SGS graag klachten vóór is, wordt iedere
praktijk na de audit gevraagd een evaluatieformulier in te vul-
len, op basis waarvan SGS zijn dienstverlening optimaliseert.

Standpunt VKO-bestuur ten aanzien van de puntentoekenning
voor een DSK-symposium over alternatieve diergeneeswijzen

Onlangs zijn door het VKO
zes nascholingspunten toe-
gekend aan een symposium
over alternatieve dierge-
neeswijzen van de Dier-
geneeskundige Studenten
Kring in het kader van de
erkenningsregeling voor paardendierenartsen.

De puntentoekenning is gebaseerd op onderstaande argu-
menten :

1. In de hedendaagse paardenpraktijk wordt de paarden-
dierenarts vrijwel dagelijks geconfronteerd met vra-
gen aangaande alternatieve geneeswijzen. Ook wor-
den vaak patiënten aangeboden die al behandeld zijn
of nog behandeld worden met alternatieve therapieën.
Om hier een gewogen oordeel over te kunnen vormen
en de invloed hiervan op een door de dierenarts in te
stellen behandeling in te kunnen schatten, is het van
belang voor de regulier werkende dierenarts kennis
over alternatieve geneeswijzen op te doen.

2. Het spreekt voor zich dat het VKO geen reden heeft
om te twijfelen aan het kritisch denkvermogen van de
Nederlandse dierenarts en acht deze in staat om de in-
houd van de aangeboden stof op de juiste waarde in te
schatten.

3. Het VKO is van mening dat kritisch discussiëren
over verschillende reguliere en alternatieve behan-
delingsmethoden ook tot de veterinaire kwaliteit
behoort.

4. Voor het stuk over de gezelschapsdieren, de lezing
over literatuuronderzoek naar homeopathie en de
bloesemtherapie zijn in het kader van de erkennings-
regeling paard geen punten gegeven (vandaar geen
elf, maar zes punten voor deze middag en avond).

De discussie over de puntentoekenning, zowel in TEC
paard als in het VKO-bestuur, stond geheel los van de
vraag of het VKO het als organisatie eens is met alterna-
tieve geneeswijzen. Van belang is dat het een maatschap-
pelijk gegeven is waar dierenartsen steeds vaker mee ge-
confronteerd worden. In dit licht bezien heeft dit
symposium zeker te maken met de kwaliteit van de er-
kende paardendierenarts.

-ocr page 235-

Vaccin€Er de moGder

om d€ pups t€ b€sch€rm€n

EURICAN H€rpes205

Het eerste vaccin tegen herpesvirus infectie bij de hond

• EURICAN \'Herpes 205 sluit precies aan bij de epidemiologie van de ziekte: een optimaal niveau aan antillchamen bij de
moeder op het moment van de geboorte van de pups, beschermt de pups door opname van antilichamen met het colos-
tnjm.

• Bescherming is aangetoond door een zware "challenge" infectie na vaccinatie en bevestigd onder veldomstandighe-
den\'^"^\': verhoging van het drachtigheidspercentage\' \', afname van het sterftepercentage van de pups voor het spenen\'"\',
toename van het aantal gespeende pups\' *\'.

• De veiligheid van een geïnactiveerd vaccin bestaande uit gezuiverde virale subunits voor de moeder en haar pups, aange-
toond bij een groot aantal dieren: 20 verschillende rassen, meer dan 180 drachtige moederdieren, meer dan 500 worpen.

• Een gemakkelijk vaccinatieschema dat goed in te passen valt in de normale drachtigheidsbegeleiding.

(1) Bron: registratiedossier no: EU/2/029/001-002. (2) Protection of puppies against canine herpes virus by vaccination of tfie dams. H. Poulet, P.M. Guigal, et al.
Veterinary Record (2001)148, 691-695. (\') Niet significant versctiil. (") Significant verschil.

EURICAN® Herpes 205 poeder en oplosmiddel »oa emulsie woor iniectie; Samenstelling: Werkzame beslandde(e)l(en| per dosis van 1 ml; Caniene herpesvirus antigenen (stam F205) 0,3 tot 1,75 w (uitgedrukt in |jg gB glycoproténen) - Adiuvans(tia): lichle paraffine olie 224,8
tot 244,1 mg, sporen van gentamycine sulfaat en sporen van ttiiomefsal; Farmaceutische vorm: Poeder en oplosmiddel voor emulsie voor injectie; Immunologische eigenschappen: Gezuiveid subunit vaccin voor de actieve immunisatie van drachtige teven om een passieve
tjeschemning te induceren bij puppies tegen herpes-geïnduceerde fatale neonatale ziekte; Klinische gegevens - Doeldierfen): Honden (drachtige teven); Indicaties voor gebruik: Actieve immunisatie van leven ter preventie van mortaliteit, klinische symptomen en laesies bij puppies,
ten gevolge van infecties met het caniene herr^ vinjs tijdens de eerste levensdagen; Contra-indicaties: Geen; Bijwerkingen (frequentie en ernst): De injectie van het vaccin kan op de injectieplaats een voortijgaand oedeem veroorzaken, dit bij tot 10% van de dieren. Deze
reacties verdwijnen gewoonlijk binnen één week Zoals met elk vaccin kan een overgevoeiighadsreactie optreden. Deze zijn zeldzaam en een aangepaste symptomatische behandeling moet dan woiden toegediend: Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik: Vaccineer enkel
gezonde dieren; Gebruik tijdens dracht en lactatie: Eurican Herpes 205 is specifiek gei\'ndiceetd tijdens de dracht; Interactiefs) met andere geneesmiddelen en andere vomien van interactie: Er s geen infcnnatie beschikbaar over de werkzaamheid bij gelijktijdig gebnjik van
dit vaccin met andere producten. Daarom is het aanbevolen dat geen andere vaccins worden toegediend gedurende 14 dagen vóór of na vaccinatie met dit product; Dosering en toedieningsweg: Eén dosis van 1 ml vaccin, subcutaan toegediend, volgens het onderstaand schema:
Eerste iniectie: tijdens de loopsheid ohvel 7-10 dagen na de vermoedelijke dekdatum. Tweede iniectie: 1 a 2 weken vóór de verwachte werpdatum. Hewaccinatie: gedurende elke dracht, volgens hetzelfde schema; Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen,
antidota): Er wenJen geen andere btjwefkingen waajgenomen na toediening van meerdere doses dan deze vemiekJ onder het hoofdstuk "Bijwerkingen"; Speciale waarschuwingen voor elk dier waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is: Niet van toepassing; Wachttijd(en):
Niet van toepassing; Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient Voor de gebruiker Dit geneesmiddel bevat minerale olie. AcckJentele Injectie/zelfinjectie kan ernstige pijn en zwelling tot gevolg hebben, vooral in geval
van injectie in een gewricht of vinger. Zonder snel medisch Ingrijpen kan dit in zeldzame gevallen leiden tot verlies van de betrokken vinger Raadpleeg In geval van accidentele Injectie onmiddellijk een arts, zelfs wanneer de geïnjecteerde hoeveelheid miniem is. Zotg ervoor dat u

de bijsluiter bij u heeft. Consulteer opnieuw een arts. als de pijn meer dan 12 uur na het eerste medisch onderzoek aanhoudt. Voor de arts: Dit geneesmkldel bevat minerale olie. Accidentele injectie, zelfs met kleine hoeveelheden, kan hevige zwelling _

veroorzaken die bljvoort)eeld kan leiden tot Ischemische necrose en zelfs tot verlies van een vinger. Onderzoek door een deskundig chimrg is met SPOED vereist. Het kan nodig zijn een vroege Incisie te maken in het geïnjecteerde gebied en dit te
imgeren, met name wanneer de weke massa van de vinger of pezen aangetast zijn; Farmaceutische gegevens - Belangrijke onverenigbaartieden: Niet met andere immunologische producten mengen, behalve met het bligesloten oplosmiddel;
Houdbaartieidstermijn: 24 maanden. Onmiddellijk gebnjlken na reoonstitutie; Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren: Bewaren bij 2\'C - 8"C, buiten invloed van licht. Niel laten bevriezen; Aard en inhoud van de verpakking: Type 1 glazen
flacon met poeder a 1 dosis en glazen flacon met 1 ml oplosmiddel. De flacons zijn gesloten met een stop van butylelastomeer en afgesloten met een aluminium capsule. Dozen met 2 x 1 flacon, 2x10 flacons en 2 x 50 flacons; Speciale
voorzorgsmaatregelen voor de verarijdering van het ongebruikte geneesmiddel of eventuele restanten hiervan: Elk ongebnjikt diergeneesmkJdel of afvalmateria^ van zulk een diergeneesmiddel moet in overeenstemming met de kikale voorschriften

M6RIAL

afgevoerd worden; EU/2/01/029/001 -003 (Reg. NL 10029) - Op recept veriirijgbaar diergeneesmiddel (U.D.D.). ® Geregistreerde handelsmert<en van MERIAL. e MERIAL 2004. Alle rechten voortïehouden. Matt Art 10841/03/03.

WWW. msrisliCom

-ocr page 236-

Reactie op: \'Zevenhonderd zwarte bladzijden diergeneeskunde\'
van dr. Adr. C. Voeten en het \'Naschrift\' van dr. Tj. Jorna

Sjef van Beers

Het is jammer, zegt Jorna "dat col-
lega Voeten niet op de hoogte is van
de activiteiten van de KNMvD tij-
dens de vogelpestcrisis".
Heel jammer toch, dat geen enkele
dierenarts in Nederland er wel van
op de hoogte was. Wij leden van de
KNMvD mogen toch tenminste ver-
wachten dat we op de hoogte gehou-
den worden van de activiteiten van onze Maatschappij ten
tijde van een dierziektecrisis. Het is dus duidelijk incorrect
te suggereren dat alleen Voeten niet op de hoogte was. Ook is
mij duidelijk gebleken dat de hoofdbestuursleden waarmee
ik op 26 mei 2003 in Houten gesproken heb, geen idee had-
den van de emoties van vele hobby-huisdierhouders en de
machteloosheid waaraan zij overgeleverd waren. Ook is toen
door mij aangegeven dat in de Europese regelgeving ten aan-
zien van de vogelpestbestrijding niets vermeld staat over
hobbydieren en alleen handelt over bedrijfsmatig gehouden
pluimvee. Heeft de KNMvD in voldoende mate overzien wat
de gevolgen zijn van het massaal (en zinloos) ruimen van
hobbydieren en welk leed daarmee is toegevoegd aan de
houders van deze dieren? Temeer daar zij de zinloosheid wel
inzagen en wij \'deskundigen\' niet, of niet wilden inzien. Dat
onze KNMvD hard gevochten heeft om onze dieren te red-
den waag ik te betwijfelen en dat is zeer mild uitgedrukt.

Verder zegt Jorna in zijn naschrift: "Door de algemeen secre-
taris is
uitgebreid overleg met de (Nederlandse) Belangen-
vereniging van hobbydierhouders (NBvH)
onderhouden".
De werkelijkheid: Naar aanleiding van het voornemen van
de NBvH om een list of shame, een lijst van dierenartsen die
meegewerkt hebben aan het \'ruimen\' van hobbydieren, te
publiceren is er
éénmalig overleg geweest. In dat overleg
heeft de NBvH bij de KNMvD erop aangedrongen met haar
standpunt aangaande het massaal doden van dieren naar bui-
ten te komen. De NBvH heeft ervan afgezien om de list of
shame te publiceren.

Op 30 mei, toen het doden van onze dieren grotendeels vol-
tooid was, kwam de KNMvD met een e-mail, gericht aan alle
Nederlandse dierenartsen, waarin beschreven: "Dat het mas-
saal doden van gezonde dieren in het kader van de bestrij-
ding van een besmettelijke dierziekte niet toelaatbaar is, ten-
zij": ...onder andere het belang van de mens voorgaat.
Daarmee zegt onze KNMvD dus niets over het zinloos do-
den van hobbydieren tijdens de vogelpestcrisis. Want zowel
voor- als tegenstanders van dit beleid kunnen ermee vooruit.

Volgens Joma is al begin maart door de KNMvD aangegeven
"dat het ruimen van hobbydieren geen verplichting is". Ook
hier zijn wij leden van de KNMvD niet van op de hoogte ge-
bracht en Voeten kennelijk ook niet. Jammer! Waarom moest
het dan tot
begin juni duren alvorens het, na vragen van
Alexander de Roo (Groen Links) aan Eurocommissaris Byme,
duidelijk werd dat het doden van hobbydieren niet door

Ingezonde

Europese regelgeving verplicht gesteld is? Waarom heeft de
KNMvD dit alles begin maart al niet publiekelijk gemaakt? Of
mocht dit niet omdat dit alleen het verzet van en de burgerlijke
ongehoorzaamheid door de hobbydierhouder gestimuleerd zou
hebben? Waarom liet onze KNMvD dan kritiekloos toe dat mi-
nister Veerman, zich steeds bleef verschuilen achter Europese
regelgeving? Ook nog lang nadat vanuit Brussel medegedeeld
was dat dit argument onjuist is, zelfs op 3 december nog.

Reactie KNMvD

De brief van collega Van Bers geeft een duidelijk beeld van
het dilemma waarin brancheorganisaties vaak terecht-
komen. Een brancheorganisatie is gebaat bij gemeen-
schappelijke belangen, centrale besluitvorming, autono-
mie van lobbyen, stille lobby, lange termijn beleid en
interne discipline. De leden wensen het behartigen van
deelbelangen, decentrale besluitvorming, controle op de
lobby, zichtbare lobby, korte termijn beleid en handelings-
vrijheid.

Volgens de leerstoel Verenigingsmanagement van de VU
Amsterdam is het moeilijk hierin steeds evenwicht te vin-
den inzake tijd en positionering.

Tijdens de crisissen is per e-mail veel informatie aan de le-
den verstrekt. Zowel tijdens de MKZ- als de Al-crisis is er
daarnaast veel stil lobbywerk verricht. Het blijkt dat dit het
meest effectief kan zijn. Het overieg met de CVO was heel
open en verslaggeving daaruit is gedaan. Alle argumenten
ten spijt worden niet alle voorstellen overgenomen.
Directeur VVA-Ministerie LNV, H. Paul, zei op de besturen-
dag dat de minister alles afwegende gebruikmaakt van zijn
ministeriële eindverantwoordelijkheid en een besluit neemt.
Dit besluit ligt niet steeds in lijn met de zienswijze van be-
langengroepen. Hiervan zijn veel voorbeelden te noemen,
bijvoorbeeld: inzetten noodvaccinatie, ruimen van gezonde
dieren, ruimen vanwege dierwelzijnsproblemen, het toepas-
sen van EU-regelgeving, ruimen van hobbydieren tijdens
MKZ- en Al-crisis, etcetera.

Door met de goede argumenten op de goede plaats, met de
juiste mensen - vaak via stille lobby - te overleggen, is er
wel iets bereikt en nog te bereiken. Ik noem alleen maar het
niet meer toepassen van een rigide non-vaccinatiebeleid.
Het bestuur van de KNMvD zal steeds met wijsheid met
dit dilemma dienen om te gaan. De eerste stap heeft het
bestuur reeds genomen door bij een volgende crisis in de
eerste week na de uitbraak met duidelijke standpunten te
komen. Ik hoop voor dierhouders en dierenartsen dat dit
voorlopig niet nodig zal zijn.

Dr. Tjeerd Jorna,
algemeen secretaris

PS: met de NBvH is veel telefonisch en éénmaal lijfelijk
overleg gevoegd. De wederzijdse standpunten waren toen
duidelijk.

-ocr page 237-

FORTEKOR, de enige geregistreerde ACE-remmer voor de behandeling
van chronische nierinsufficiëntie bij katten, is nu ook verkrijgbaar als
FORTEKOR 2,5 smaaktablet met een overheerlijke smaak. In een test
onder 212 katten at maar liefst 88% deze vrijwillig op*. De smaak
is zelfs zo lekker, dat veel katten ze uit de hand ooetenl -Dat.onfiif

O

O

-ocr page 238-

Voorjaarsdagen Equine Congress, 23-25 april 2004

Uw aanstekelijke lionger naar
nieuwe ontwikkelingen en interes-
sante presentaties kan dit jaar we-
derom gestild worden op het brui-
sende \'Voorjaarsdagen Equine
Congress 2004\'. Het succes van
2002 en 2003 kan worden gepro-
longeerd in 2004, mits u ook weer
naar de RAI in Amsterdam afreist
om op 23,24 en 25 april 2004 dit schouwspel mee te ma-
ken. De Groep Geneeskunde van het Paard en de
Voorjaarsdagen-congrescommissie hebben zich opnieuw
enorm ingezet om u te verwelkomen en te verrassen met
een zeer aansprekend en gevarieerd programma.
Nieuw is deze keer het bezoek van de fysiotherapeuten
waarmee wij een gemengd programma beleven. Ook
nieuw, en zeker niet minder belangrijk, is de Interpolis
Award, bestemd voor de beste \'free commie\'. De winnaar
zal worden beloond met maar liefst duizend euro!!
Wegens het succes van vorig jaar zijn onze belangrijke
contacten met de AAEP weer ingezet en hebben we op-
nieuw de hand kunnen leggen op de State of the Art
Lecture.

Spijker uw kennis bij, ontmoet opnieuw uw concurrenten,
collega\'s en vrienden en kom in aanmerking voor de tien
punten per congresdag, gehonoreerd door het VKO.

Wat hebben we te bieden:

Zowel de sportliefhebbers als de begeleiders van sport-
paarden worden op vrijdagochtend bediend met presentaties
van Erik van Breda en Marianne Sloet. Tegelijkerti jd zal de
strijd aangebonden worden tussen de deelnemers van de
Interpolis Award met hun free commies. Des middags zal de
alom bekende Jean Marie Denoix uit Frankrijk zijn welbe-
spraakdheid laten gelden in het kader van radiologische af-
wijkingen in hals, rug en bekken, aangekleed met cases uit
de praktijk. Onze collega uit de States, Gordon Baker, zal het
paard aan de tand voelen, en ook Lieven Vlaminck uit België
zal het paard in de mond kijken. Zaterdag staat in het kader
van de neurologie waarbij de Amerikaan Martin Furr alles
uit de doeken zal doen over het onderzoek, het diagnose stel-
len en het behandelen van paarden met neurologische aan-
doeningen. Diezelfde ochtend gaat ook de strijd van de free
commies door.

Het wordt niet alleen een spannend maar tevens een zeer
interessant event dat u en mij op de hoogte brengt van het-
geen in de praktijk én in de wetenschap leeft. De zaterdag-
middag wordt besteed aan de State of the Art Lecture door

niemand minder dan Alfred Meritt, waarbij de paardenmaag
binnenste buiten wordt gekeerd. Maar ook worden ons aller-
lei ins & outs gepresenteerd over koliekchirurgie door een
bekend trio van specialisten, te weten onze Belgische Ann
Martens, Astrid Rijkenhuizen en Peter Wiemer.
Zondag verdient zeker de voorkeur voor diegenen die een
woordje mee willen praten in een paneldiscussie over ver-
scheidene specialismen. Grijp uw kans en kom in dialoog
met Tom Stout en Erik Bergman over reproductie, Gordon
Baker en Lieven Vlaminck over gebitten en tandheelkunde,
en Marianne Sloet en Marco de Bruijn over het veulen met
diarree. De orthopeden zullen tevens worden bediend met
nieuwe inzichten over peesletsel en peesherstel. Hans van
Schie neemt het voortouw in het echografisch onderzoek en
onze Engelse vriend Roger Smith laat zien wat de weten-
schap voor ons als practici kan betekenen in dit veld. Vanuit
de States komt Michael Schramme over om ons op de hoogte
te brengen van de regionale analgesic in de ondervoet van
het paard.

\'s Middags gaan Karin Hendriks, Erik Bergman en Tom
Stout de reproductie onder de loep nemen, waarbij inductie
van de partus, foetale geslachtsdeterminatie en behandelin-
gen tegen vroegtijdige abortus, de volle aandacht krijgen.
Radiologische onderwerpen worden u voorgeschoteld door
enthousiaste en bekende veterinaire collega\'s zoals Michel
Hoegaerts uit België die een prachtige techniek zal demon-
streren om de knie op de plaat te krijgen. Jean Marie Denoix
zal opnieuw optreden met zijn fameuze presentaties van ver-
schillende cases met aandoeningen in het voor- en achter-
been. En tot slot zal Gordon Baker eindigen met goede ad-
viezen als het gaat om \'dental imaging\'.

Simultaan aan dit programma loopt op zaterdag en zondag
het assistentenprogramma met ook dit jaar weer een scala
aan interessante paarden-onderwerpen.

Natuuriijk is ook de industrievloer weer ruim opgezet. Hier
vindt u uw leveranciers met hun nieuwste ontwikkelingen op
het gebied van de paardendiergeneeskunde.

Al het goede vindt u op: www.voorjaarsdagen.org

Zonder meer een gigantisch evenement met vele mogelijk-
heden op allerlei gebied. We nodigen u van harte uit om onze
gast te zijn tijdens het derde \'Voorjaarsdagen Equine
Congress, 2004\'

Just be there, join us, and have fun!
Vive!

Brigitte Cornelissen en Julius Peters
Equine Liaisons Voorjaarsdagen 2004

Voorjaars

dagen

International Veterinary Congress I

T|)D SCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL I29, MAART, AFLEVERING 6, 2OO4

196

-ocr page 239-

Heeft u al oppas tijdens de Voorjaarsdagen 2004?!

Veterinair Organisatiebureau Animaux zal, tijdens de Voorjaarsdagen 2004, bij voldoende animo, weer de kinderopvang
voor u verzorgen. Deze kinderopvang wordt mede mogelijk gemaakt door de initiatiefnemers van de Kitten Party®.

Uw kinderen zijn van harte welkom in een speciaal ingerichte ruimte, onder toezicht van zeer professionele en enthousi-
aste leiding. Voor de kinderen zijn er volop leuke dingen te doen; er zijn veilige en leuke speeltoestellen aanwezig en na-
tuurlijk ook kindvriendelijk knutselmateriaal om creatief bezig te zijn.

Al vanaf 8.15 uur kan uterecht, zodat u ruim op tijd bent om eventueel nog in te schrijven en vervolgens het wetenschap-
pelijke programma te gaan volgen. De kinderen kunnen tot 17.30 uur blijven, maar kunnen uiteraard ook eerder opgehaald
worden.

In principe is de opvang bedoeld voor kinderen van twee tot twaalf jaar. Echter, bij voldoende aanmeldingen, kan er ook

voor baby\'s of éénjarige dreumesen opvang geregeld worden.

Uw kinderen dienen echter wel vóór 31 maart 2004 bij ons aangemeld te zijn!

Voor meer informatie en aanmelding kunt u bellen:

Veterinair Organisatiebureau Animaux op telefoonnummer: 035-6239479.

Dit artikel is niet voor u, maar voor uw collegae!

Mede naar aanleiding van de
uitkomst van een enquête, ge-
houden tijdens het Jaarcongres
van de KNMvD enige jaren ge-
I leden, waaruit naar voren
kwam dat de behoefte aan ma-
nagementinformatie onder de practici groot was, heeft PAO-
Diergeneeskunde een aantal managementcursussen in het
programma opgenomen.

Hoewel uit zaken behandeld door de Ereraad en de
Kantonrechter blijkt dat er binnen praktijken nogal wat

schort aan managementinformatie, blijven de deelnemers
aan de managementcursussen weg.

Om u toch nog eens op deze cursussen te attenderen onder-
staand drie stukjes.

Wij hebben mevrouw drs. Paula Hendriks gevraagd, om als
deelnemer aan de cursus Coaching en Leidinggeven en
Onderhandelen I, haar bevindingen op papier te zetten.
Daarnaast wil PAO-Diergeneeskunde u attenderen op een
nieuwe cursus in deze reeks: Human Resource Manage-
ment.

Waarom geen belangstelling voor personeelsbeleid?

HRM ( = human resource management), in de volksmond
meestal personeelsmanagement genoemd, blijkt in de prak-
tijk toch vaak de nodige vraagtekens en problemen op te le-
veren, getuige de vele telefoontjes die op het bureau van de
KNMvD met betrekking tot dit onderwerp worden aangebo-
den. Ook het toegenomen aantal escalaties van personeels-
conflicten die bij de Ereraad en Kantongerechten worden
uitgevochten stemt tot nadenken. Reden te meer voor PAO-D
om, in het kader van de vraag naar meer managementcursus-
sen, een cursus HRM te organiseren.
Het doel van de training is het verbeteren van het prakti-
sche HRM-beleid binnen de praktijk. Binnen praktijken
bestaat over het algemeen een weinig gestructureerde be-
nadering van het HRM-beleid en functioneringsgesprek-
ken met medewerkers. Het doel van deze trainingen is deze
vaardigheden te verbeteren en een werkwijze op te zetten
die bijdraagt aan gemotiveerde medewerkers die merken
dat personeelsbeleid een belangrijk onderdeel is in de prak-
tijk. Waardering dus voor personeel door er serieus aan-
dacht aan te schenken. Bovendien draagt het bij aan het.

waar mogelijk, voorkomen {■■■IHH^HII
van afkoopsommen of gerech- ^^^^^^^^^^
telijke procedures als er af-

scheid genomen moet worden ^^^^^^^^^^^^^
van medewerkers.
Aan de hand van de onderwer-
pen personeelsbeleid, sollicitatie-, functionedngs- en beoor-
delingsgesprekken, beoordelingssystemen en het ontslaan
van medewerkers wordt een structurele opzet ingezet.
Tussen de twee trainingsblokken is er tijd om de geleerde
vaardigheden en methodieken in de praktijk te implemen-
teren en toe te passen. Tijdens de vervolgdag wordende
praktijkervaringen en vraagstukken op HRM-gebied be-
handeld.

Deze training kan worden opgevolgd door de training HRM
II in de praktijk. In het najaar van 2004 of het voorjaar van
2005 zal deze worden opgestart.

Erik Gostelie, staffunctionaris Gezelschapsdieren/Paard,

PAO-D

-ocr page 240-

PAO-D: coaching en leidinggeven

De definitie van leidinggeven is: \'het aanvoeren van een
groep mensen op een zodanige wijze, dat zij gezamenlijk
volgens een bepaalde methode een doel nastreven\'. Dat lijkt
logisch. Velen van ons starten een eigen bedrijf of gaan een
maatschap aan en geven vanaf dat moment intuïtief leiding
aan een groep mensen. Onze intuïtie geeft ongemerkt vorm
aan de definitie van leidinggeven.

Gedurende de intensieve cursusdag wordt duidelijk dat intu-
ïtie heel belangrijk is om het gewenste persoonlijke resultaat
en het beoogde bedrijfsresultaat te bereiken, maar dat het
minstens zo belangrijk is om te beseffen welk type leider je
eigenlijk bent en welke valkuilen jouw specifieke type lei-
derschap meedragen. De dag start met het leggen van een
theoretische basis waarin begrippen als motivatie, kennis,
kunde, kunst, kwaliteit, kwantiteit en strategie worden uitge-
diept. In de loop van de dag wordt het door rollenspelen
steeds duidelijker welk type leider je eigenlijk bent. Door je
bewust te worden van de rol die je binnen je eigen organisatie
vervult, worden ook de mogelijke probleemgebieden glas-
helder.

Wat je intuïtief goed deed wordt bevestigd en krijgt een
naam, wat je intuïtief fout deed wordt duidelijk en ligt na
deze dag open voor verbetering.

Ik heb deze cursus als zeer leerzaam en nuttig ervaren. Het
voor jezelf duidelijk krijgen welk type leider je bent, maakt
het mogelijk om veel effectiever, gerichter en vooral be-
wuster leiding te geven, waardoor een optimaal persoonlijk
en daaruit voortvloeiend een optimaal bedrijfsresultaat
binnen handbereik komen te liggen.

PAO-D: onderhandelen I

In de inleiding van de cursus staat geschreven: \'Er zijn wei-
nig vaardigheden in de communicatie die zo regelmatig in de
praktijk gebracht worden als onderhandelen. Vanaf onze
prille jeugd waar het al begint, door ons hele leven heen ko-
men er met de regelmaat van de klok situaties voor waarin
onderhandelen centraal staat. Door het leren onderkennen en
beheersen van de processen die hiermee gepaard gaan, is het
mogelijk de uiteindelijke uitkomst van de verschillende
soorten onderhandelingen naar het eigen voordeel te \'ver-
schuiven\'.

Het uitgangspunt van elke onderhandeling is: \'Wees zacht
voor mensen, maar hard voor problemen\'. Hierbij staan twee
processen centraal:
1. Hoe kun je, op de juiste manier, voor je eigen zaak op-
komen zonder star te worden of te veel in te leveren ten

opzichte van het doel, én:
2. Hoe kun je, op de juiste manier, voor je eigen zaak op-
komen zonder persoonlijke vetes of doordrammen ten
opzichte van de onderhandelingspartner.

Gedurende de dag word je steeds duidelijker dat onderhan-
delen, hoewel dagelijks meerdere malen door iedereen toe-
gepast, een moeilijk proces is. Het wordt je duidelijk dat ex-
cellente onderhandelaars niet worden geboren, maar
worden gemaakt. Ook tijdens deze cursus krijg je weer een
verfrissend inzicht in je eigen mogelijkheden en leer je waar
er nog ruimte is voor verbetering. Je leert datje in emotie al-
tijd teveel betaalt en datje moet proberen je emoties te ratio-
naliseren. Je leert dat de voorbereidingsfase van het onder-
handelen de essentie van het hele onderhandelingsproces is.
Als je bijvoorbeeld met een drukkerij gaat onderhandelen,
zorg er dan voor datje weet wat bij meerdere concurrerende
drukkerijen de geldende tarieven zijn. Bepaal je eigen
onderhandelingsmarge. Bepaal van te voren je grenzen.
Zoek een evenwicht in je onderhandelingstechniek waarbij
je qua inhoud, macht, persoonlijke interacties en creativiteit
op de ideale onderhandelingslijn gaat zitten, in eerste in-
stantie binnen je eigen mogelijkheden, maar uiteindelijk
volgens de geldende onderhandelingswetten. Hiermee leer
je tijdens deze intensieve dag omgaan door middel van een
goede balans tussen een theoretisch deel en rollenspellen.

Deze dag werd door alle cursusdeelnemers als zeer leerzaam
ervaren. Het is bijna schokkend om je te realiseren datje dage-
lijks meerdere malen in een onderhandelingspositie verkeert
zonder datje er bewust mee omgaat. Hierdoor laatje heel veel
kansen liggen. Of je nu een huis of een auto koopt, een gesprek
met ccn groothandel of een coöperatie hebt, met een perso-
neelslid of een partner praat: alles draait om onderhandelen en
dus om goede voorbereiding, balans tussen zacht en hard en
grenzen bepalen voor jezelf Wij hebben als groep besloten om
in de herfst van 2004 de vervolgcursus Onderhandelen 11 te
gaan doen, als PAO-D, maar ook als levensles.

Er wordt tijdens beide interactieve PAO-cursussen gewerkt
met een beperkt aantal van maximaal acht deelnemers.
Deelnemen aan de cursussen Coaching en Leidinggeven en
Onderhandelen I met een kleine groep collegae vereist inzet
en lef om jezelf te laten zien, maar het eindresultaat is zeker
de moeite waard.

Coaching en Leidinggeven is een training verzorgd door
Kenneth Smit Communicatie Trainingen in de persoon van
Arie Meeuwissen.

Paula Hendriks

Meer informatie over bovengenoemde cursussen kunt u vinden in de PAO-D cursusbrochure Voorjaar 2004 en op de
internetsite:
www.paod.nï

-ocr page 241-

REG.NL 9711/9712

OR-ACE\'/PLUS

DIARACE®1/GTT

Lufenuron met enilconazole als behandeling van schimmel In catteries

Evaluation of the efficacy of oral lu-
fenuron combined with topical enil-
conazole for the management of
dermatophytosis in catteries. Guillot
J, Malandain E, Jankowski F, Rojz-
ner K, et al. Vet Rec 2002; 150 (23):
7H-S.

Referate

Het is bekend dat de behandeling
van een schimmelinfectie in catteries niet altijd even eenvou-
dig is. Het betekent vaak een agressieve aanpak waarbij
naast een grondige desinfectie van de omgeving alle katten
zowel uitwendig als systemisch worden behandeld.
In deze Franse studie is gekeken naar de werkzaamheid van
orale toediening van lufenuron (Program®), een chitinesyn-
thetaseremmer, in combinatie met een uitwendige behande-
ling met enilconalzol (Imaverol®) als behandeling van
Microsporum ca«K-infectie bij de kat. Voor dit onderzoek
werden honderd volwassen katten (verschillende rassen,
leeftijden en geslacht), afkomstig van twee catteries met een
enzoötische
M. cfl«/i-infectie, geselecteerd en vervolgens
verdeeld over twee groepen. Alle honderd katten werden ge-
durende vier weken wekelijks gewassen met enilconazol
(0.2%). Eén groep (A, n=36) werd daarnaast behandeld met
griseofulvine p.o. 25 mg/kg 2x daags gedurende vijf weken,
de andere groep (B, n=64) werd op dag O en dag 30 behan-
deld met lufenuron 60 mg/kg p.o.

De omgeving werd gedurende de eerste maand van de studie
één keer per week gedesinfecteerd met enilconazol
(Clinafarm®, niet in NL geregistreerd. Ref).
Op dag O, 15, 30, 60 en 90 van het onderzoek vond een indi-
viduele beoordeling plaats van huidlaesies en werd materiaal
verzameld voor rnycologiseh onderzoek.
In één cattery leverde de klinische beoordeling van de lae-
sies op dag 30 en 60 een significante verbetering van de
klachten op in groep B. Gedurende de eerste vijftien dagen
van de behandeling daalde in beide catteries en beide be-
handelingsgroepen het aantal schimmelkolonies snel. Dit
aantal bleef vervolgens stabiel tot dag 45, daarna nam het
aantal vanaf dag 60 tot het einde van de studie (dag 90) zelfs
weer toe. In sommige gevallen werden zelf weer klinische
symptomen van de schimmelinfectie waargenomen. Als
verklaring hiervoor worden genoemd de grote populatie-
dichtheid en de hoge infectiedruk van de omgeving. Dit
laatste ondanks de uitgevoerde desinfectie van de omge-
ving. Lufenuron wordt door de auteurs, gezien de hoge vei-
ligheidsmarge en gebruiksgemak, op basis van deze bevin-
dingen beschouwd als goed alternatief voor griseofulvine.
Echter, de combinatie lufenuron en enilconazol is, evenals
de andere op dit moment beschikbare therapieën, niet een
snelle methode voor de behandeling van dermathophytose
in catteries. Bovendien zijn beide middelen niet gere-
gistreerd voor de deze indicatie (lufeneron) of doeldier
(enilconazol) (Ref). Tijdens het onderzoek werden er geen
bijwerkingen waargenomen en alle katten accepteerden de
behandeling goed. De optimale dosis lufenuron en een daar-
bij behorend hanteerbaar behandelschema kon niet worden
vastgesteld, hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk. Met
name de behandeling van drachtige poezen en kittens ver-
dient hierbij aandacht.

M. Berendsen

-ocr page 242-

Dit iiandboek is de opvolger van de
eerste editie van Terry Kreeger\'s
\'Handbook of Wildlife Chemical
Immobilization\', dat zich in eerste
instantie beperkte tot de Noord-
Amerikaanse wilde diersoorten en
de daar verkrijgbare farmaca. Door
toevoeging van Jon Arnemo (Noor-
wegen) en Cobus Raath (Zuid-
Afrika), beiden zeer ervaren wilddierenartsen, als auteurs,
beslaat het boek nu meer dan 400 species over heel de
wereld.

Het handboek is bedoeld om de gebruiker in het veld te verge-
zellen als een \'easy-to-use reference guide\'. Deze opzet is ze-
ker geslaagd. Het boek geeft op toegankelijke wijze zeer veel
informatie zonder de bedoeling te hebben volledig te zijn. De
nadruk ligt op bondigheid. Daardoor en door het taalgebruik
is het ook goed leesbaar voor niet-veterinair geschoolden.
Voor diegenen die zich verder in de materie willen verdiepen
is een zeer uitvoerige literatuurlijst bijgevoegd. Naast advie-
zen over doseringen van farmaca geeft het boek in een zestal
hoofdstukken een excellent overzicht van:

• De wettelijke aspecten van het bezitten en toepassen
van de verschillende farmaca, die voor de vangst van
wilde dieren worden gebruikt.

• De farmacologische wer-
king van de verschillende
groepen en de voor- en na-
delen van hun gebruik.

• Het ter beschiking staand
instrumentarium met het
juiste gebruik. Er is een
checklist van de minimaal
benodigde uitrusting èn een
lijst met fabrikanten en
distributeurs, hetgeen zeer
handig kan zijn bij het voor-
bereiden en organiseren van
een vangoperatie.

• Standaard veldprocedures
rond het hanteren van geïm-
mobiliseerde dieren.

• Veiligheid, complicaties en
EHBO bij mens en dier
wanneer gewerkt wordt met
de beschreven \'anesthetica\'.

De tekst is praktisch, eenvoudig
en helder geschreven en waar no-
dig geïllustreerd met zwart-wit
foto\'s. De layout maakt het boek
zeer geschikt als snel te raadple-
gen naslagwerk.

Het voor de meeste mensen be-
langrijkste hoofdstuk aangaande
de doseringen is alfabetisch opgebouwd en betreft vrijwel
alle mogelijke loslopende, springende en vliegende wilde
diersoorten. Men kan \'letterlijk\' de doseringen vinden, van
het Zuid-Afrikaanse Aardvark tot de Indische Zebu.
Zeer praktisch is dat steeds de gemiddelde gewichten van de
species vermeld staan, hetgeen belangrijk is bij het bereke-
nen van de toe te dienen dosis bij een diersoort waar men
geen ervaring mee heeft.

Boe
besprekin

i

Per dier is steeds vermeld (volgens de literatuur en de eigen
ervaringen van de auteurs):

• het aanbevolen middel (of vaak combinaties van
middelen).

• de aanvullende dosis.

• de dosis van de antagonist, indien voorhanden.

• alternatieve middelen.

• referenties naar geraadpleegde literatuur.

Handbook ofWildife Chemical Immobilization
International Edition

Hoewel bondig, is de informatie naar de mening van deze re-
ferent over het algemeen correct en adequaat, zij het dat
slechts weinig alternatieven worden beschreven. Dit berust
mogelijk op het buiten West-Europa niet altijd overal gemak-
kelijk verkrijgbaar zijn van middelen, zoals bijvoorbeeld
Zalopine® (medetomidine 1%). Ook schieten de aanbeve-
lingen betreffende apen en vogels wat tekort. Mogelijk speelt
hierbij een rol dat auteurs voornamelijk ervaring hebben met
in de vrije natuur levende dieren. Het gebruik van mobiele
apparatuur voor gasanesthesie (vooral voor vogels, kleinere
zoogdieren en reptielen een goed
alternatief voor de anesthesie per
injectie) komt niet aan bod. Deze
mogelijkheid wordt in hoofdstuk 2
overigens wél genoemd.
Met nadruk dient er op te worden
gewezen, dat het bij de door de au-
teurs aangegeven \'alternatieven\'
niet gaat om tweede keuzes of min-
der werkzame middelen. Integen-
deel!.

Handbook of
Wildlife
Chemical
immobilization

International Edition

Evenals het voorgaande, is dit een
zeer waardevol handboek voor een
ieder (dierenarts of bioloog) die
werkt met (de immobilisatie van)
wilde dieren of geïnteresseerd is in
dat onderwerp. Door zijn formaat
is het een handzaam en praktisch
boek, dat goed is mee te nemen is in
het veld, waar ook ter wereld.

Een aanrader.

Mark Hoyer,
Eigenaar Veterinair en
Immobilisatie Adviesbureau en
dierenarts bij Natura Artis
Magis tra te Amsterdam.

-ocr page 243-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak
luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende.
Dankzij de unieke samenstelling is
Draxxin snel, zeker en gemakkelijk.

raxxYir

Snel

Binnen 24 uur tlierapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

Gemakkelijk

Eén (be)handeling

Draxxin: RECNL 10183. Werkzame slof: Tulathromycine 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met AcUnobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae, die gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: 1 ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan, varken intramusculair. Wachttijd vlees; rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreaciies en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdaium.
Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizer.cotii

© 2(KM Pfizer Anima! llrailli b.v.. Capelle a/d Ussel
® Merknaiini van Pfizer Inc., N.Y., U.S..A.

-ocr page 244-

Van het Dierenartsen Netwerk

Mediation in de dierenartsenpraktijk

Véronique Roelvini<1

In het Tijdschrift voor Diergenees-
Icunde van 1 november 2001 (deel
126, aflevering 21) heeft u kunnen
lezen dat het bureau van de KNMvD
met belangstelling de ontwikkelin-
gen op het gebied van mediation
volgt. Mediation is een vorm van ge-
schilbemiddeling, waarbij partijen
zelf hun conflicten oplossen met de
hulp van een onafliankelijke derde, de mediator. Onder bege-
leiding van de mediator bespreekt u de problemen met uw
wederpartij. De mediator zorgt ervoor dat alle betrokkenen
hun verhaal kwijt kunnen en dat ieders belangen in het oog
gehouden en gerespecteerd worden. Als voor iedereen dui-
delijk is wat belangrijk is, gaan de partijen samen onderhan-
delen over een oplossing. Bij mediation gaat het er niet zo-
zeer om wie er gelijk heeft of wie de \'schuldige\' is, maar wel
hoe het conflict - kijkend naar de toekomst - opgelost kan
worden. Bij een oplossing door middel van mediation is vaak
sprake van een win/win-situatie.

Een mediator begeleidt dus alleen het proces; hij geeft géén
mening, draagt ook geen oplossing aan en neemt zeker geen
beslissingen. De mediator staat niet boven de partijen, maar
tussen de partijen. Omdat de KNMvD van mening is dat het
principe van mediation ook voor dierenartsen een goede ma-
nier van conflictoplossing kan zijn. hebben inmiddels enkele
leden van het Dierenartsen Netwerk de basiscursus van de
opleiding tot mediator gevolgd en heeft de KNMvD nu \'ei-
gen\'mediators.

De uitgangspunten (commitment)

Alle betrokkenen bij een geschil moeten het erover eens zijn
dat zij via de weg van mediation samen tot een oplossing van
het conflict
willen komen. Men moet dus bereid zijn door ge-
zamenlijke gesprekken het uiteindelijke doel (oplossing van
het geschil) te bereiken. Dit betekent niet dat betrokkenen
het proces alleen moeten doorlopen. Het komt vaak voor dat
partners of adviseurs aan het proces deelnemen. De persoon
die men uiteindelijk als mediator kiest, moet het vertrouwen
genieten van alle betrokkenen.

Voordelen van mediation

Maatschappi

nieuw

Mediation is hét alternatief voor juridische procedures en
wordt steeds vaker toegepast. Voor KNMvD-leden is het een
prima alternatief voor arbitrage, een gang naar de rechter of
niets doen. Mediation heeft vele voordelen, waarvan het be-
langrijkste wellicht is dat u het proces zelf in de hand heeft.
Zou u bijvoorbeeld voor arbitrage kiezen, dan wordt de be-
slissing voor u genomen, bij mediation kiest u uiteindelijk
zelf voor een oplossing. Na een goed verlopen mediation
hebben alle partijen het gevoel dat ze tevreden kunnen zijn
met de oplossing. Wellicht hebben ze niet \'het onderste uit de
kan\' gehaald, maar uiteindelijk is de oplossing voor alle par-
tijen acceptabel en aanvaardbaar. Er wordt geen compromis
gesloten, maar partijen bereiken gezamenlijk consensus en
kunnen daarom samen verder

Een tweede voordeel van mediation is dat het altijd op maat
is gemaakt: uw persoonlijke situatie bepaalt hoe de media-
tion verloopt, waarbij de belangen van alle partijen in het oog
worden gehouden.

Mediation is bovendien snel. Zodra partijen gekozen hebben
voor mediation, kan een mediator gekozen worden en kan
het proces beginnen. Vaak is dit al binnen enkele dagen nadat
het besluit om te kiezen voor mediation genomen is.
Een laatste - maar zeker belangrijk - voordeel is dat media-
tion vergeleken bij andere vormen van geschillenoplossing
goedkoop is. Zou u kiezen voor arbitrage, dan bent u al gauw
€ 10.000," kwijt. Een mediator werkt op basis van een uurta-
rief (zie volgende pagina). In steeds meer gevallen dekt de
rechtsbijstandsverzekering de kosten van de mediation.

Het Nederlands Mediation Instituut

Het Nederlands Mediation Instituut (het NMl) heeft als
hoofdtaak het bevorderen van de kwaliteit van mediation in
Nederland. Bij het NMl zijn diverse opleidingsinstituten
aangesloten, die door het NMl erkende opleidingen/trainin-
gen verzorgen. Eén van die opleidingen is de zesdaagse ba-
siscursus mediation.

KNMvD Netwerkmediators

De KNMvD heeft destijds om twee redenen besloten enkele
netwerkdierenartsen een basiscursus mediation te laten vol-
gen bij een NMl-erkend instituut. Allereerst bleek er in vete-
rinair Nederland behoefte te zijn aan deskundige mediators
en in de tweede plaats bleek onder netwerkdierenartsen de
behoefte te bestaan aan meer achtergrondinformatie. Het
grote voordeel van een mediator uit het Dierenartsen
Netwerk is dat hij zelf dierenarts is en de dierenartsenprak-
tijk goed kent. Het komt nog steeds voor dat een praktijk
kiest voor een mediator \'uit het telefoonboek\', waarbij de
mediation mislukt. In verschillende van die gevallen was het
uiteindelijk een netwerkdierenarts die wel het gewenste re-
sultaat wist te bereiken.

Mediation in de praktijk: een voorbeeld

Verschillende netwerkmediators hebben inmiddels praktijk-
ervaring opgedaan. Wij volstaan hier met een voorbeeld uit
de praktijk, dat in het kader van de vertrouwelijkheid enigs-
zins is aangepast.

Het geschil betreft de samenwerking tussen een dierenarts-
werkgever en een dierenarts-werknemer, waarbij de ar-
beidsvoorwaarden van de werknemer een belangrijke rol
spelen. Tussen de dierenarts-werkgever en de dierenarts-
werknemer bestaat géén schriftelijke arbeidsovereen-

1  hl samenwerking mei Rolt Back. Ben Mostert. Paul Knijjf. Karei Schipper en Piet
van der Werf.

-ocr page 245-

komst. Globaal zijn altijd de door de KNMvD geadvi-
seerde arbeidsvoorwaarden gevolgd. Op sommige punten
zijn de arbeidsvoorwaarden zelfs beter dan de door de
KNMvD geadviseerde. Op andere punten komt de werkne-
mer er minder goed vanaf in vergelijking tot het advies van
de KNMvD. Wat arbeidstijden betreft bijvoorbeeld, maakt
de werknemer in vier dagen het aantal uren van een volle-
dige werkweek.

Op een zeker moment vindt de werkgever dat hij orde moet
aanbrengen in deze onduidelijke situatie en hij, gebaseerd
op de adviezen van de KNMvD en in lijn met de wijze
waarop hij de praktijkorganisatie wilde herstructureren, de
werknemer een contract aanbiedt. De werknemer wil dit
contract niet ondertekenen. Hij erkent wel dat de arbeids-
voorwaarden op sommige punten in positieve zin zijn aan-
gepast, maar aan de andere kant vindt hij het prijsgeven van
een aantal verworvenheden onoverkomelijk. Belangrijk
zijn daarbij voor hem vrije tijd in het algemeen en de vier-
daagse werkweek in het bijzonder. Daar komt voor de
werknemer als bezwarende factor bij dat hij zich belem-
merd voelt in de arbeidsvreugde; de voorgestelde arbeids-
omstandigheden met betrekking tot de wijze van samen-
werken en de praktijkorganisatie worden ervaren als een
grote stap terug. Een complicerende factor in het hele ge-
schil is de gezondheidssituatie van de werknemer; hij heeft
onlangs langdurig moeten verzuimen, is geopereerd en
blijvend situationeel partieel arbeidsongeschikt.
Het geschil leidt ertoe dat de werknemer en de werkgever
over de beschreven punten voornamelijk communiceren via
brieven van hun wederzijdse advocaten. Er heeft één keer
een gesprek plaats tussen de partijen met hun advocaten er-
bij. Dat leidt niet tot een oplossing, maar eerder tot een ver-
wijdering.

De mediation maakt aan beide kanten veel emoties los.
Eindelijk komen de belangen boven tafel zonder dat er direct
eisen worden gesteld. De partijen komen overeen duidelijk-
heid na te streven. Zij besluiten dat eerst - om de WAO-uitke-
ringshoogte te bepalen - de werkelijke mate van arbeidson-
geschiktheid maar eens moet worden vastgesteld door een
verzekeringsarts. Daarna kunnen ze de inzetbaarheid (het
partieel inroosteren) bekijken en kan worden nagegaan hoe
de afwezigheid blijvend kan worden opgevangen. Ver-
volgens zal er een aangepast arbeidscontract moeten komen.
Als beide partijen op dat moment vinden dat het beter is om
uit elkaar te gaan, moet er een vertrekafspraak worden ge-
maakt. Partijen spreken uit op dat moment weer gebruik te
zullen maken van mediation als ze er niet direct samen uitko-
men.

Deze mediation heeft een ochtend in beslag genomen en de
kosten werden gedragen door de rechtsbijstandverzekering
van de werkgever.

Netwerkmediator of reguliere Netwerkdierenarts?

Het belangrijkste verschil tussen de Netwerkmediator en
een reguliere Netwerkdierenarts is dat de netwerkmediator
u in principe zelf naar een oplossing voor uw problematiek
laat zoeken, terwijl een Netwerkdierenarts actief met u
meezoekt en oplossingen aan kan dragen. De netwerkmedi-
ator in het voorbeeld heeft ervoor gezorgd dat eerst de be-
langen van beide partijen duidelijk werden uitgesproken.
Toen die eenmaal duidelijk waren, konden partijen zelf de
route naar de oplossing voor hun geschil bepalen. Een re-
guliere netwerkdierenarts zou de situatie hebben geïnven-
tariseerd en vervolgens hebben aangegeven welke oplos-
singen er mogelijk waren en welke beslissingen genomen
moesten worden. Voordat u de hulp van de KNMvD inroept
in een conflict, moet u dus beslissen (eventueel in overleg
met het bureau van de KNMvD) of u reguliere netwerkhulp
wilt, of hulp in de vorm van mediation. Anders gezegd: u
moet van tevoren bedenken op welke wijze u tot een oplos-
sing wilt komen.

Kosten

De beroepsvereniging KNMvD biedt mediation aan tegen
het basistarief van € 125,- per uur. In veel gevallen zal dit
goedkoper zijn dan een mediator van buiten de beroeps-
groep, omdat er sprake is van een stukje ledenservice. Dit ta-
rief geldt dan ook uitsluitend voor KNMvD-leden.
Net als voor de netwerkdierenarts, zijn er naast het basis uur-
tarief nog tarieven voor voorbereidings- en uitwerktijd, kilo-
metervergoeding en reistijd in tijd. Per 1 januari 2004 zijn de
tarieven voor de netwerkdierenartsen verhoogd met het in-
dexcijfer voor inflatie (2%). Een overzicht van de tarieven
(alle bedragen zijn exclusief BTW):

Netwerkdierenarts

Netwerkmediator

Voorbereidings- en uitwerk-
tijd

tijd die de bemiddelaar nodig
heeft voor het voorbereiden
en uitwerken (verslaglegging)
van gesprekken

€81,60

€ 125,-

Gespreksuren op locatie

tijd die de bemiddelaar op lo-
catie werkt

€81.60

€ 125,-

Afstand in kilometers

het aantal kilometers dat de
bemiddelaar aflegt

€0,28
per kilometer

€0,28
per kilometer

Reistijd in tijd

het komt steeds vaker voor
dat praktijken een voorkeur
hebben voor een bemiddelaar
uit een andere regio. Per uur
reistijd mag de bemiddelaar
in dat geval een bedrag decla-
reren.

€40,80

€62,50

De netwerkdierenarts en -mediator mogen tevens bonnetjes
declareren van postzegels, fotokopieën en dergelijke, als-
mede de kosten van locatiehuur en consumpties als op neu-
traal terrein bijeengekomen wordt.

De netwerkmediator is dus per definitie duurder dan de
netwerkdierenarts?

Nee, deze conclusie is niet juist. Het is mogelijk dat voor een
mediation veel minder tijd nodig is dan voor een reguliere
netwerkbemiddeling. Het voorbeeld toont aan dat mediation
snel succesvol kan zijn. Mediation kan echter ook meer uren
in beslag nemen. Het is daarom van tevoren niet te zeggen of
u duurder uit bent met mediation dan met een reguliere net-
werkbemiddeling. U moet in feite kiezen voor een methode,
niet voor een tarief

-ocr page 246-

De netwerkmediators

Momenteel telt het Dierenartsen Netwerk vijf leden die de
basiscursus tot mediator met succes hebben gevolgd en dus
netwerkmediator zijn;

Drs. R. Back te Lochem
Drs. A. Mostert te Hellendoorn
Drs. RC. KnijfFte Hilversum
Drs. K. Schipper te Hoevelaken
Drs. RJ. van der Werf te Bathmen

Deze vijf collega\'s kunnen u dus helpen bij het oplossen van
een conflict door middel van een mediation.

Contactpersoon bureau KNMvD

Indien u meer informatie wilt of u wilt gebruikmaken van
een netwerkmediator of een netwerkdierenarts, dan kunt u
contact opnemen met mevrouw drs. M.V.E. Roelvink, be-
leidsmedewerker sociaal-economische zaken. Zij is van
maandag tot en met donderdag te bereiken op het bureau van
de KNMvD (telefoon; 030-6348900 of e-mail: v.roel
vink@knmvd.nl).

Projectverslag Kernenergiewet 2002

\'Onderzoek Arbeidsinspectie: 77 procent van dierenartsen in overtreding\'

Deze alarmerende kop stond boven een persbericht dat
in januari 2004 is gepubliceerd door het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Arbeidsinspectie,
ressorterend onder het ministerie, is belast met het toe-
zicht op de naleving van de Kernenergiewet en het Besluit
Stralingsbescherming. Onlangs publiceerde de Arbeids-
inspectie het projectverslag \'Inspectie Kernenergiewet
2002 - Dierenartsen\'. In het kader van dit landelijk
onderzoeksproject werden dierenartsenpraktijken be-
zocht. De onderzoeksresultaten stemmen niet tot tevre-
denheid. Het blijkt dat 77 procent van de onderzochte
praktijken hun zaken met betrekking tot \'röntgen\' niet
op orde hadden: één of meer overtredingen werden vast-
gesteld.

Sinds 1998 is de Arbeidsinspectie gestart met het systema-
tisch uitoefenen van toezicht op de naleving van de
Kernenergiewet en aanverwante regelgeving. Er is een door-
lopend handhavingsproject gestart. Ook de dierenartsen-
praktijken behoren tot de organisaties die onder de loep wor-
den genomen. Het projectverslag van de Arbeidsinspectie
gaat over het jaar 2002. Er zijn in totaal
175 dierenartsen-
praktijken geïnspecteerd.

Het bestuur heeft met zorg kennis genomen van de onder-
zoeksresultaten en dringt er bij de practici op aan het Besluit
Stralingsbescherming correct en integraal na te leven. Het
onderzoeksverslag kunt u downloaden via:
www.arbeidsin
spectie.nl,
projecten-Al, projectverslagen, 2002, Dierenartsen.
Zoals in het rapport reeds aangekondigd, zal de Arbeids-
inspectie in 2004 opnieuw een onderzoek doen bij dierenart-
senpraktijken.

Om de leden-practici te ondersteunen bij de naleving van het
Besluit Stralingsbescherming, is door de KNMvD in januari
2003 de module \'Röntgen\' toegestuurd, vergezeld van een
toelichting. Mocht u deze module nog niet hebben toegepast
in uw praktijk, dan kunt u indien nodig een nieuw exemplaar
aanvragen via;
a.de.reuver@knmvd.nl of schriftelijk via fax-
nummer 030-6348909, ter attentie van mevrouw A. de
Reuver-van Zijl.

Mocht u inhoudelijke vragen hebben over de toepassing van
de module of het Besluit Stralingsbescherming, dan zal ik u
graag te woord staan.

Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker Praktijkmanage-
menten Belangenbehartiging

Dierenkliniek Biltstraat is op zoek naar

een jonge ambitieuze dierenarts

Geboden wordt:

goed geoutilleerde en vooruitstrevende praktijk
6o% katten, 30% honden en 10% konijnen en knaagdieren
plezierige cliënten en een goed team
• uitstekende nascholing en uitzicht op certificering

Gevraagd wordt:

gevoel voor kwaliteit en klantgerichtheid

goede teamcommunicatie over patiënten en cliënten

betrokkenheid en leiddinggevende capaciteiten

Reacties graag binnen veertien dagen na het verschijnen van dit tijdschrift richten aan; Dierenkliniek Biltstraat, Biltstraat
455-457, 3572 AX Utrecht.

-ocr page 247-

Het Dierenartsen Netwerk vervult al vele jaren een eerste liulpfunctie bij begin-
nende conflicten in praktijken en bij managementondersteuning. Alle praktise-
rende dierenartsen kunnen een beroep doen op het Dierenartsen Netwerk, dat
een klankbord is voor de practici en een preventieve en eerste hulp functie kan ver-
vullen bij conflictsituaties in associaties en tussen practici onderling, maar ook in
KNMvD de relatie werkgever - werknemer. Steeds vaker spelen financiële problemen een

Ko,„rMukr Nejcianji, rol bij de conflictbemiddcling. Het Dierenartsen Netwerk is niet bedoeld voor

diepgaande, onherstelbare meningsverschillen (hiervoor is de Ereraad), maar
dient te functioneren in een vroeg stadium van conflictvorming, waarbij er tevens
een preventieve werking vanuit kan gaan.

De leden van het Dierenartsen Netwerk zijn regionaal over Nederland verspreid. Gelet op de huidige
samenstelling van het Dierenartsen Netwerk, is er momenteel plaats voor een

Netwerkdierenarts woonachtig in de Regio Noord

en een

Netwerkdierenarts woonachtig in de Regio Zuid
(uitsluitend in Oost-Brabant / Limburg)

Netwerkdierenartsen worden geselecteerd door de Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk
(bestaande uit leden van het Dierenartsen Netwerk en de Ereraad) en benoemd door het bestuur van de
KNMvD. Indien meerdere kandidaten geschikt zijn, wordt overwogen meerdere kandidaten ter benoeming
aan het bestuur van de KNMvD voor te dragen.

Profiel

De Netwerkdierenarts (m/v) is dierenarts en lid van de KNMvD. Hij is van onbesproken gedrag en integer.
Hij heeft ervaring in de praktijk en op een breed maatschappelijk terrein. De netwerkdierenarts heeft een
breed inzicht in het totale veterinaire werkveld en weet wat er binnen de vereniging KN MvD en in de samen-
leving in het algemeen speelt. Hij mag geen functies bekleden die conflicterend zijn met de functie van net-
werkdierenarts.

De netwerkdierenarts is stressbestendig en geduldig en kan goed luisteren. Hij moet in staat zijn een zaak
neutraal te bekijken en te helpen bij het vinden van een oplossing, waarbij hij de partijen moet kunnen sti-
muleren om zelf oplossingen te bedenken. De netwerkdierenarts heeft een goed sociaal en financieel-eco-
nomisch inzicht en is in staat een probleem en de eventuele oplossing helder schriftelijk te formuleren.

Honorarium

De KNMvD honoreert de netwerkdierenarts met een uurtarief en een kilometervergoeding. Voor een uitge-
breide weergave van de tarieven verwijzen wij naar het artikel \'Van het Dierenartsen Netwerk: mediation in
de dierenartsenpraktijk\' elders in dit Tijdschrift. Het lidmaatschap van het Dierenartsen Netwerk biedt geen
garantie op werk.

Sollicitatie

Indien u zich aangetrokken voelt voor deze functie, verzoeken wij u uw belangstelling middels een brief en
curriculum vitae kenbaar te maken aan de Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk, ter attentie van
mevrouw drs. M.V.E. Roelvink (secretaris), Postbus 421, 3990 GE HOUTEN. Gelieve op de envelop \'ver-
trouwelijk\' te zetten. Wij verwachten uw reactie vóór maandag 5 april 2004. Voor meer informatie kunt u te-
recht bij de voorzitter van de Benoemingscommissie Dierenartsen Netwerk (dr. Tj. Jorna) of bij de secreta-
ris (mevrouwdrs. M.V.E. Roelvink).

-ocr page 248-

Thema Week van het Huisdier: Huisdier Erbij?!

Van zaterdag 8 mei tot en
met zaterdag 15 mei 2004,
wordt de derde landelijke
Week van het Huisdier ge-
houden, met als doel:
huisdiereigenaren infor-
meren over verantwoord
huisdierenbezit. Het the-
ma voor 2004 is: Huisdier
Erbij?!

De initiatiefnemers denken hierbij aan een eerste dier, een
tweede dier of een diersoort \'Erbij\', een jong dier of bijvoor-
beeld een dier uit het asiel. Het is belangrijk dat de (potenti-
ële) huisdiereigenaar vooraf weloverwogen kijkt naar wat er
allemaal bij komt kijken. Uw praktijkmedewerkers kunnen
een adviserende rol spelen in de keuze voor soort dier, ras of
geslacht, welk dier past bij de leefomstandigheden tot en met
de onderhoudskosten aan toe.

De Week van het Huisdier biedt een goede gelegenheid om
klanten voor te lichten. Dit is juist in het voorjaar nuttig, om-
dat in die periode de meeste huisdieren worden aangeschaft.

Medio april ontvangt u, dankzij de AUV, tweehonderd gra-
tis informatiekranten
en een wachtkamerposter. Zodra de
kranten binnen zijn kunnen deze, ter voorbereiding op de
Week, worden weggegeven aan klanten. Dus
niet alleen tij-
dens de Week!

Via de landelijke en regionale pers wordt de (potentiële)
huisdierbezitter erop geattendeerd dat men voor vragen én
de gratis infomiatiekrant bij u terecht kan. U kunt daarom
meer klanten verwachten voor én tijdens de Week. Om de
huisdierbezitter aan te sporen om de krant bij de praktijk op
te halen, wordt er een landelijke verhalenwedstrijd georgani-
seerd. Er zijn mooie prijzen te winnen, zoals een weekendje
weg naar een Landal GreenPark, waar alle soorten huisdie-
ren welkom zijn.

WEEK J^\'ffCl

^^"»"IHÜISDIER

Ten tijde van de Week van het Huisdier kunnen er diverse ac-
tiviteiten georganiseerd worden, waarbij eventuele samen-
werking met dierenspeciaalzaken, asielen en diverse dieren-
verenigingen gestimuleerd wordt. Uw activiteiten kunt u,
vanaf begin april, aanmelden op de website
www.weekvan
hethuisdier.nl.
De consument kan op de website zien waar
in welke regio er een (gezamenlijke) activiteit is.

Wij gaan ervan uit dat u allen weer van harte de Week van het
Huisdier ondersteunt door middel van het ophangen van de
poster en het uitdelen van de gratis informatiekranten! Op de
website kunt u de komende maanden allerhande informatie en
handige tips vinden over het actief meedoen aan dit initiatief

Per post ontvangt u binnenkort meer informatie en in het
Tijdschrift gaan wij u de komende maanden weer op de
hoogte houden! Uw suggesties kunt u mailen naar: ani-
maux@planet.nl

Wij hopen dat de Week van het Huisdier 2004 dankzij uw
medewerking een succes wordt!

De initiatiefnemers zijn: de Koninlilijlie Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde, Groep Geneeskunde
Gezelschapsdieren en Groep Geneeskunde van het Paard,
Dihevo, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van
Dieren, de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, de
Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, de
Bond tot Bescherming van Honden.

Besturendag KNMvD op 73 nr\\e\\ 2004

Toekomstige ontwikkelingen qua ondernemingsvormen\'

Het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde organiseert op donder-
dag 13 mei 2004 in Boerderij Mereveld te Utrecht van
9.30 tot 16.30 uur haar jaarlijkse Besturendag. Het
thema is dit jaar \'Toekomstige ontwikkelingen qua
ondernemingsvormen\'. Het bestuur vindt dit thema van
dusdanig belang dat zij deze dag wil verbreden door
naast de besturen van Groepen en Regio\'s ook de leden
en studenten hiervoor uit te nodigen.

Om organisatorische redenen verzoek ik u vriendelijk door
middel van de antwoordstrook hiernaast uiterlijk 29 april
2004 aan te geven of u op deze dag aanwezig zult zijn.
Gezien het beperkte aantal plaatsen kunnen wij aanmeldin-
gen na genoemde datum niet meer honoreren. Dit geldt
eveneens voor aanmeldingen die nog binnenkomen zodra
het maximum aantal deelnemers van tweehonderd bereikt is.
Het is dus verstandig om snel te reageren!
Elektronische aanmelding is ook een mogelijkheid. U kunt
dit (alsnog) doen via de nieuwse-mail die u onlangs heeft
mogen ontvangen, alsook via de website van de KNMvD
(onder Agenda).

In het kader van de erkenningsregeling zijn voor deze
Besturendag inmiddels scholingspunten bij het VKO aange-
vraagd

De deelnemers aan de Besturendag kunnen een definitieve
uitnodiging alsmede het programma voor de Besturendag
dag in de eerste week van mei tegemoet zien.

-ocr page 249-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Aalst, P.M. van; Gent 2002; 3851 GP Ermelo;
Kruiskampweg 9.

Backx, Mevr. A.; 2003; 3511 PH Utrecht;
Oudegracht 395-t.

Baljé, Mevr S.A.; 2003; 3572 PC Utrecht;
Willem Barentszstraat45.
Bergman, Mevr. W.; 2003; 3732 AT De Bilt;

Abt Ludolfweg 144.

Bunnik, Mevr. C.W.M.; 2004; 3403 NH IJsselstein; Stuivenbergweg 15.

Draijer, Mevr. I.A.M.; 2003; 3523 CZ Utrecht; Smaragdhof 17.

Graafeiland, Mevr A.E. van; 2003; 3523 RS Utrecht; Reestraat 3.

Groot, M.W. de; 2003; 3524 AV Utrecht; Terschelling 17.

Jong, Mevr VL. de; Gent 2002; 5171 JM Kaatsheuvel; Mgr. Völkerstraat 51.

Hofkes, Mevr. L.M.; 2003; 3743 BG Baarn; Laanstraat 26 I.

Holl, Mevr. M.S.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A.

Holtslag, Mevr M.C.; 2003; 3705 ZN Zeist; Warande 183.

Kesteren, Mevr. E. van; 2003; 3581 GE Utrecht; Gasthuisstraat 134.

Kempen, Mevr. E van; 2003; 3524 WX Utrecht; Vcsuvius 106.

Keurs, H.G. ter; 2003; 7609 XP Almelo; Parterre 25.

Koning-van Eeten, Mevr. A.C. de; 3402 ZV IJsselstein; Nasahof 19.

Linde, Mevr. M.M. ter; 2003; 3583 CP Utrecht; Jan van Scorelstraat 20.

Lips, G.H.; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobclstraat 1 bis.

McNeill, C.J.; 2003; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12.

Meijden, J.G.M. van der; 2003; 4031 JJ Ingen; Ooievaar 2.

Meiman, Mevr C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mevr Kuipers Rietberglaan 7.

Mengelers, Mevr A.H.; 2003; 6418 KJ Heelen; Andromedasingel 20.

Pernot, Mevr. A.E.; 2003; 6866 CH Heelsum; Utrechtseweg 29.

Rijnen, Mevr. K.E.PM.; 2003; 3572 ZG Utrecht; Zeemanlaan 112.

Rijsenbrij, Mevr. N.M.; Gent 2003; 9050 Ledeberg (België); Willem

Blanckestraat 12.

Sijperda, Mevr. H.G.A.; Gent 2003; 6013 RT Hunsel; Varenstraat 14.
Stee, Mevr. A. van; Gent 2003; 3085 EG Rotterdam; Schcrpenhoek 56.
Stolwijk, W.H.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A.

Sfc_________________________________________________________

Personal!

Swam, Mevr. H.; 1992; 6603 AL Wijchen; Leemweg 127.
Uiterwijk, Mevr. M.; 2003; 8471 JX Wolvega; Lycklamaweg 20.
Vandeweijer-van Beek, Mevr. M.A.J.J.; 2003; 3039 RL Rotterdam;
Noorderhavenkade 103 C.

Varst, Mevr. E.E van der; 2003; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7.
Veersen, Mevr. J.C.L. van; 2003; 7437 VG Bathmen; Prins Willem
Alexanderlaan 9.

Vleeschhouwer, Mevr. Y.; 2003; 34750 Haifa (Israël); Shimkin 32 A.
Westerik, Mevr. B.; 2000; 9678 RW Westerlee; 2^ Garstelaan 5.
Wielinga, Mevr. A.; 2002; 3584 DM Utrecht; Cambridgelaan 603.
Wouda, Mevr. G.W.; 2003; Hawera (New Zealand); 5 Grant VC Street.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Velthuyse, Mevr. A.F.H.; 2003; 1841 GB Stompetoren; Noordervaart 97.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Arts, Mevr. S.
Bennema, Mevr. S.C.
Delden, Mevr. M. van
Gier, Mevr. M.A. de
Graaf, Mevr. W.J. dc
Hepp, Mevr. O.M.
Horlings, M.E.J.
Junte, R.D.
Keessen, Mevr. E.C.
Kruijsen, H.W.
Lems, Mevr. S.N.
Mensinga, Mevr. I.
Molen, Mevr. T.M.J. v.d.
Muller, Mevr I..I.
Peerboom, Mevr D.
Sprundel, Mevr. R.G.H.M. van
Thien, B.B.
Vliet, Mevr. M.J. van
Weijers, Mevr. J.

Nieuws Groep Geneeskunde van het Paard via e-mail

Tijdens de laatste Algemene Ledenvergadering van de Groep Geneeskunde van het Paard (GGP) is besloten dat het bestuur
het contact met de leden wil verbeteren door het introduceren van GGP nieuwse-mails. Het bestuur doet daarom hierbij de
oproep aan alle leden van de GGP om het juiste e-mailadres door te geven aan de ledenadministratie van de KNMvD
(leden.adm@knmvd.nl)

Antwoordstrookje Besturendag

Naam: ..........

Adres: ..........

Postcode Woonplaats

Zal

O
O

wel*
niet*

aanwezig zijn tijdens de Besturendag op 13 mei a.s. en

wel*
niet*

gebruik maken van de lunch om 12.30 uur
wil O wel* in aanmerking komen voor scholingspunten

s.v.p. alleen datgene aankruisen wat van toepassing is.
Gelieve dit antwoordstrookje
uiterlijk 29 april 2004 te retourneren aan:
KNMvD, t.a.v. mw. drs. L. Luinge, Antwoordnummer 7034,3990 TA HOUTEN

zal

O
O

-ocr page 250-

Overlijdensberichten:

Op 4 februari 2004 L.P. Reudink te Staphorst.
Mutaties:

Baljet, J.W.; 1994; 2011 JC Haarlem; Koudenhorn 20; tel. privé: 023-
5512865; E-mail privé : jwbaljet@planet.nl.; p., gezeischapsd. ; tel. prakt.:
023-5310880; fax prakt.: 023-5342912; E-mail prakt.: info@dierenkliniek
kenaupark.

Corbee, R.J.; 2003; 3991 RN Houten; Donjonmuur 5; tel. privé: 030-
6352316; fax privé: 084-2226503; E-mail privé : r.j.corbee@zotinet.nl.; wnd.

Dieten, Mevr S. van; 2002; 7256 KR Keyenborg; Kroezerijweg 6; tel.
privé: 0575-462601;
E-mail privé: sanne_van_dieten@hotmail.com.;
medew. bij H.S. van der Berg, J. Bussemaker, F.H.J. van Hagen, A.J.E.
Janssen, Mevr M.L. Olde Monnikhof, J.J. Oostveen en G.J. Tolkamp; tel.
prakt.: 0315-395530; fax prakt.: 0315-395531; E-mail prakt.: dap
deoudeijssel@zonnet.nl.

Frielink, Mevr M.; 2004; 3731 TM De BiU; Burgemeester van
Heemstrakwartier 142; tel. privé: 030-2213298;
E-mail privé: merel
frielink(a wanadoo.nl.; medew. bij J. Schep; tel. prakt.: 0186-618932.

Gruss, B.; 1977; 4611 LX Bergen op Zoom; Lindebaan 64; tel.
privé: 0164-238853; E-mail privé: b.gruss@planet.nl.;
rd.

Heins, Ing. R; 1990; 6824 HM Arnhem; Velperweg 110; tel. privé:
026-3611238;
fax privé: 026-3640703; E-mail privé: info@dklvelper
weg.nl.;
p., gezeischapsd.; tel. prakt.: 026-3613768; E-mail prakt.:
info@dklvelperweg.nl.

Helbergen, C.W.A. van; 1984; 1405 GM Bussum; Koningslaan 38; tel.
privé: 035-6934925;
E-mail privé: vanhelbergen@dapnaarden
bussum.nl,;
geass. met F.R. Kahlman; tel. prakt.: 035-6922013; fax prakt.:
035-6421840; E-mail prakt.: info@dapnaardenbussum.nl.

»Herder, K.A.M.; 1973; 7437 CS Bathmen; Stcgemanskamp 22; tel.
privé: 0570-542226; E-mail privé: fam.herder@worldonline.nl.;
r.d.

Hoof Mevr L.M. van; 2004; 3572 XW Utrecht; M.H.Trompstraat 48
bis; tel. privé: 030-2760145; E-mail privé: lauravanhoof@hotmail.com.

Hulshof, A.J.J.; 1976; 3735 MB Bosch en Duin; Biltseweg 27; tel.
privé: 030-2290877;
fax privé: 030-2253118; E-mail privé: hulshof-
meekes@planet.nl.; rd.

Kahlman, RR.; 1997; 3741 BP Baarn; Beukenlaan 24; tel. privé: 035-
6564181; E-mail privé: kahlman@dapnaardenbussum.nl.; geass. met
C.W.A. van Helbergen; tel. prakt.: 035-6922013; fax prakt.: 035-6421840;
E-mail prakt.: info@dapnaardenbussum.nl.

Kesteren, Mevr E. van; 2003; 3581 GE Utrecht; Gasthuisstraat 134;
tel. privé: 030-2145118; E-inail privé: e.van.kesteren@freelernl.; wnd.

Koenen, J.J.H.; 1999; 5761 CH Bakel; Speelweide 24; tel. privé: 0492-
34071 1; E-mail privé: haiko.koenon@wxs.nl.; medew. bij J.G.R Donkers,
T.RF. Franssen, RJ. Koenders, M.IÏW. Moonen, G.B.M. Verschuurcn,
Mevr M.UM.Y. Vcrschuuren-Tjoeng en J.W. Zwolschen; tel. prakt.: 0492-
361402; fax prakt.: 0492-366650; E-mail prakt.: info@dapgcmen.nl.

Koenen-Knaap, Mevr C.C.; 2000; 5761 CH Bakel; Speelweide 24; tel.
privé: 0492-340711; medew. bij B.A. ten Brugge Cate, C.L.L. Dujardin,

E. Enzerink, J.A.G. Gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A. Kolpa, RW.C.M.
van Oijen, R.J.M.L. Raymakers, Mevr M.G. Schuttert, L.A.J. Smeenk en
A.H.A. Steentjes; tel. prakt.: 0493-441044; fax prakt: 0493-441045;
E-mail prakt.: c.knaap@vc-someren.nl.

Kooy, Mevr M.Y.; 1988; 1695 AK Blokker; Westerblokker 112 A;
tel. privé: 0229-235988; fax privé: 0229-274841; p., gezeischapsd.; tel.
prakt. : 0229-213131 ; fax prakt. : 0229-274841.

Lub, Mevr M.; 2002; Nijmegen 1996; 6711 GE Ede; Zweerslaan 8;
tel. privé: 0318-655133;
E-mail privé: marijke.lub@tiscali.nl.; medew.
bij M.J. Rijssemus en Mevr. M.L. Schmidt; tel. prakt.: 0317-319032; fax
prakt.: 0317-314285; E-mail prakt.: info@wilhelminalinde.nl.

Luer, R.J.T van der; 1972; 6433 PL Hoensbroek; Verlengde
Klinkertstraat 6; tel. privé: 045-5461658;
spec. Vet. Pathologie; tel. prakt.:
045-5451273; fax privé: 045-5453756; E-mail prakt.: info@
valuepath.nl.

Maathuis, J.FG.; 1977; 4714 EJ Sprundel; Sint Janstraat 106; tel.
privé: 0165-3841 18; E-mail privé: j.maathuis@tip.nl.;
zelfst. werkend;
Maathuis Advies; trainer, adviseur, interim manager, erkend mediator;
tel. prakt.: 0165-384118; fax prakt.: 0165-386820; E-mail prakt.:
j maathui$@etrusca.net.

Meer, N.B. van der; 1969; 5482 EE Schijndel; Kapeleind 1 ; tel. privé: 073-
5474536; fax privé: 073-5478905; E-mail privé: nbvdmeer@hotmail.com.;
r.d.

Mengelers, Mevr A.H.; 2003; 6418 KJ Heerlen; Andromedasingel 20;
tel. privé: 045-5444990; fax privé: 045-5445899; d.

Mik, Mevr E. van der; 2004; 7327 JL Apeldoorn; Markerichtersveld
307; tel. privé: 055-5330735; wnd.

Rijken Rapp- de Haan, Mevr. K.C.M.; 2001; 3437 JH Nieuwegein;
Colijnpark 95; tel. privé: 030-6044145; fax privé: 030-6044145; E-tnail
privé: taborrapp@cs.corn.;
medew. bij Mevr. K.J. van Wijk; tel. prakt.:
020-6400286; fax prakt.: 020-3457454; E-mail prakt.: westwijk@
diercnartsen.nl.

Schenkel, J.R; 2003; 7975 AX Uffelte; Liezenveenweg 28; tel. privé
mobiel: 06-20399769; E-mail privé: jeroenschenkel@hotmail.com.;
medew. bij S.N. Pool en J.F Tigchelaar; tel. prakt.: 058-2542020; fax prakt.:
058-2541969; E-mail prakt.: tigchelaar@dierenarts.nl.

»Soede, H.L.; 2004; 3527 SL Utrecht; Spaaklaan 102; tel. privé
mobiel: 06-14372365; E-mail privé: hcnkiesoede@hotmail.com.

Vclthuyse, Mevr A.F.H.; 2003; 1841 GB Stompetoren; Noordervaart
97; tel. privé: 072-5038117; fax privé: 072-5038126; E-mail privé:
velthuyse@zonnet.nl.
(toev. als lid)

Voncken, L.M.R; 1986; 5944 CJ Arcen; J. Henry Dunantstraat 6;
tel. privé: 077-4733350; geass. met C.G.J.M. van Aaken, L.J.C.M.
Benders, M.H.J. Kerstens. Th.A.M. Witjes cn J.B. Wuestenenk; tel. prakt.:
0485-343000; fax prakt.: 0485-343307.

Wcsterik, Mevr B.; 2000; 9678 RW Westerlee; 2e Garstclaan 5; tel.
privé mobiel: 06-12070894; E-mail privé: bcrlinde@tiscali.nl.

Wijnker, J.J.; 1998; 3831 VW Lcusdcn; Azurict 32; tel. privé: 033-
4337002; E-mail privé: esculaap@dds.nl.; vet.adv. bij Van Hessen ; tel. bur:
0180-330100; E-tnail bur : joris.wijnker@vanhessen.com.

KNMvD

t.a.v. mw. drs. L. Luinge
Antwoordnummer 7034
3990 TA HOUTEN

-ocr page 251-

Octadlline

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

• Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

®

Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

\'OCTACaUNE»

Productinformatie:

OCTACILLINE\', Diergeneesmiddel, UDA, REC NL 10112 Samenstelling: 1 g bevat: amoxicilline als trihydraat 702,4 mg (dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). Indicatie:
Varken: Luchtweginfecties, maagdarmkanaalinfecties, urogenitale infecties, oornecrose, secundaire
infecties bij virusziekten en seplicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-eierleggende kip: Luchtweginlecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering: l
onge varkens ftot 6 maanden): 10 - 20 gram
Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 -11,2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Qudere varkgns (oudgr dan ^ maandenj: 15-30 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dil komt overeen met 5,6 - 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Kippen (lot ongeveer 4 weken leeftijd!: 17 gram Octacilline® per 100 liter
drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen.
Kippen fouder
dan 4 weken leeftijd): 28 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Contra-indicaties: Niet combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerkingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: IMinimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen, lüe: Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

^ w

OCTACILLINE*

/Inimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 252-

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

De praktijkadviseurs van de Adviesgroep
Dierenartsen van de VVAA zijn dagelijks bezig
met het begeleiden van dierenartsen bij hun
vestiging, overname of associatie. Op dit
moment zijn er verschillende dierenarts-
praktijken in diverse regio\'s van Nederland
op zoek naar

overnamekandidaten M/V

Wilt u meer weten over het aanbod van
dierenartspraktijken? Of wilt u zich laten
vestigen door de VVAA? Bel dan met de
Adviesgroep Dierenartsen (030) 247 49 49
en vraag het informatieformulier aan.

VVAA VOOR DIERENARTSEN

«

VVAA

info@dixfortuin.nl T030 2448774
www.dixfortuin.nl F 030 2416633

T030 251 51 99
F 030 254 09 64

Bel voor meer informatie met VVAA adviesgroep Dierenartsen,
telefoon (030) 247 49 49. Of kijk op www.vvaa.nl.

Kwaliteitsmanagement

Wilt u op een eenvoudige wijze aan de
KRD/ISO-normen voldoen?
Amos Kwaliteitsmanagement heeft een
praktische methode met als kenmerken:

• ongecompliceerd

• in de praktijk ontwikkeld

• gemakkelijk te onderhouden

Informeer vrijblijvend bij:
Amos Kwaliteitsmanagement

Gerard van Eijden, dierenarts
Bert Peerboom, kwaliteitsdeskundige
Uraniumweg 27e, 3542 AK Utrecht
Tel.:030- 241 24 25
e-mail: peerboom@amos.nl

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline^"\')

15-04-2004

maandag

22-03-2004

01-05-2004

maandag

13-04-2004

15-05-2004

maandag

26-04-2004

01-06-2004

maandag

10-05-2004

*) Voono.oo uur \'s morgens.

-ocr page 253-

Vanguard Pup

I*

m

maakt de cirkel
weer rond

\'•■■aard\'Pif

\'Vanguard* Pup • de gevriesdroogde component van Vanguard* Pup bevat de volgende geattenueerde levende virussen:
hondenziekte Snyder Hill stam. adenovirus type 2 stam Manhattan en para-influenza type 5. De vloeibare component bevat
het volgend vinjs: leventi geattenueerd canine parvovirus stam NL-35-D • REG NL 9544 UDD • diergeneesmiddel • doeldier;
hond • indicaties; actieve immunisatie tegen hondenziekte, canine parvovirus, aandoeningen veroorzaakt door honden-
hepatitisvirus en respiratoire aandoeningen veroorzaakt door het canine adenovirus type 2 en het canine para-influenzavirus

• toedieningswijze; subcutaan. Voor immunisatie tegen pareovims en hondenziekte vanaf een leeftijd van 6 weken (voor
hondenziekte geldt dat enting op 6 weken leeftijd alleen voldoende immuniteit geeft bij pups zonder maternale antistoffen)
Voor immunisatie tegen de overige aandoeningen vanaf 9 weken (indien geen maternale amistoffen) of 12 weken (indien
wel maternale antistoffen) • contra-indicaties; gebniik van dit middel bij drachtige honden en gebmik van hyperimmuunsenjm
of immunodepressiva binnen 1 maand na vaccinatie • bijzondere voorzorgen; zoals bij iedere vaccinatie is het aan te raden
alleen gezonde dieren te enten; indien na vaccinatie anaphylaxie optreedt dient, ongeacht de oorzaak, adrenaline of
een gelijkwaardig product te worden toegediend. Geen chemisch gesteriliseerde naalden of injectiespuiten gebruiken.

• bijwerkingen; een lokale soms pijnlijke entreactie kan voorkomen • zie verder aanwijzingen en doseringsschema op de
bijsluiter

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d Ussel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pnzer.com

© 2(X)3 pnzer Animal llcalUi bv - Capelle a/d IJ.ssel
® Merknaam Pflzer Inc., N.Y., U.S..\\.

-ocr page 254-

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelf de aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casemanagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

info@loopbaanbemiddeling.nl
vvww.loopbaanbemiddeling.nl

VERGUNNING ARBEIDSBEMIDDELING CBA/A 99.0395

Loopbaanbemiddeling is een
onafhankelijke
organisatie.
Een professionele personeels-
manager die alle personele
aspecten voor organisaties en hun
medewerkers verzorgt

DE PERSONEELSDIENST VOOR DE D I E R E N A RT S P R A K T IJ K

VACATURE DIERENZIEKENHUIS ROTTERDAM

Dierenziekenhuls Rotterdam houdt zich op eerste- en tweedelijns niveau bezig met de behandeling van uitsluitend gezelschapsdieren en
streeft naar een total-care pakket van voor de geboorte tot na de dood van het gezelschapsdier.We bestaan uit een enthousiast team van tien
dierenartsen, 22 assistentes, twee telefonistes, interieurverzorgster, administratieve kracht en een praktijkmanager. We zijn gehuisvest in een
groot, modern en goed geoutilleerd pand
(Dierenziekenhuls) en hebben een dependance (Polikliniek) voor eerstelijns behandelingen. Wegens
vertrek van een collega en ter versterking van het team hebben wij plaats (rondom juni 2004) vooreen

DIERENARTS ( M\\V) fulltime of twee DIERENARTSEN (M\\V) parttime

Gevraagd wordt:

differentiatie gezelschapsdieren

teamgeest, enthousiasme en klantvriendelijkheid

ambitieuze instelling en bereidheid tot deelspecialisaties

deelname in bestaande en mogelijk toekomstige dienstregelingen

relevante werkervaring, specialisme of bijzondere vaardigheden

woonbereidheid regio Rijnmond\\ Hoekse Waard

intentie tot dienstverband voor langere termijn.

Wij bieden:

gevarieerd patiëntenaanbod (eerstelijns en second opinies) in een goede werksfeer met enthousiaste collega\'s en team van parave-
terinaire assistentes

goed geoutilleerde praktijk met vele diagnostische en therapeutische mogelijkheden
mogelijkheden voor deelspecialisatie en PAO
salaris in overeenstemming met kennis en kunnen
eigen dienstenregeling

bij gebleken geschiktheid en interesse vaste toekomstperspectieven.

Gaarne uw reactie binnen twee weken na verschijnen van de advertentie aan:
Dierenziekenhuls Rotterdam, Pascalweg 4, 3076JP Rotterdam tav Managementteam.
Of per e-mail: kgr@vetweb.org t.a.v. drs. P.J. van der Heijden

Voor een kijkje in Dierenziekenhuls Rotterdam , zie: vww.dierenziekenhuis.nl
Voor telefonische informatie: 010-4925144 (di.-woe.-do. 10.00-16.00 uur).

-ocr page 255-

Ontwormen is vanaf nu
een kleinigheid!

Andere ontwormers

Andere ontwormers

MILBEMAX

puppies en kleine honden
(ware grootte)

MILBEMAX

grote honden
(ware grootte)

MILBEMAX

kittens en kleine katten
(ware grootte)

MILBEMAX

katten
(ware grootte)

Makkelijke toediening door de kleine tablet
Breedspectrum wormmiddel
Uitsluitend te verkrijgen bij de dierenarts
Eenmalige toediening

MILBEMAX^

Maakt van compleet ontwormen een kleinigheid

nSÄ^MN BpJiïx?^^^^^^^ MILBEMAX\', labletten voor kalten Samenstelling: MILBEMAX hond klein bevat per labiet 2,5 mg mllbemyclne oxime en 26 mg praziquamel, MILBEMAX hond groot 12,5 mg milbemyclne oxlme en 125 mg

praziguaritel. MILBEMAX kat grool 16 mg milbemycine oxime en 40 mg praziquantel. Indicatie: Hond: de behandeling van menginlecties met volwassen cestoden en nematoden zoals
f .W- spp.. Mesoces ades spp., Ancytasloma camnurn. Toxocara earns, foxascaris leonina. Trichum vulpis. Kan ook worden ingezet Ki preventie van hartoonrzlekll Dirofilaria Immlils wanneer een üeliikliidiM behandeling

. preventie van hartwomiziekte Dirofilaria Immlils wanneer een gelijktijdige behandeling
larls, Ancylostoma tutaeforme, Toxocara cati. Doeldier: Hond en kat Contra-indicatie:

, - . , j- . ^ \' ----------------------------------------------------------------------"\'w.,,.,5 w/prs. Kan ook worden ir

tegen cestoden nodig rs. Kat: de behandeling van menginfeclies met volwassen cestoden en nematoden zoals: Dpïyd/urn ca Echinococcus mui

Hl \'"Jf^\'®"®" honden jonger dan 2 weken erVof lichter dan 0,5 kg l.g., MILBEMAX hond groot niet toedienen aan honden < 5 kg l.g., MILBEMAX kal klein\'niet toedienenVan kltle\'nslo\'ngei dan 6\'iikên erVÖf < 0,5 kg I g MILBEMAX

W groot met toMienen aan katten < 2 kg I g. ^jwerkingen: Geeri gekend. Dosenng en wijze van toediening: Hond: 0,5 mg milbemyclne oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g.. Kat: 2 mg milbemyclne oxime en 5 mg praziquantel per kg I g Een™iigrS
toediening met of na wal elen Afleyenng: UDA Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking: Voor alle verpakkingen blisters met 10 tabletten. RegistratiehoJder: Novartis Sisïmer Health BV ^ ® tenmaiige.

Registratienummers: REG NL 10090/10091/10Ó92/10093, B: 3011IE21F3/3011IE22F3/3011IE23F3/301 riE24F3, L: V/99/03/04/0766!^0764, -0766, -0763. Vooi meer informatie-

NovartisConsumerHealthB.V..BusinessUnitAnimalHealth. Körle Hei 1-3. 4714 RD Sprundel (NL). ©Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, to^ www novartis com JK >. i ^ i
........ ........ ........ u- www.novartis.com O NOVARTIS

www.ah.novartis.nl.www.ah.novartis.be

-ocr page 256-

Wetenschap is nooit af^

In de collegezalen, laboratoria, werkkamers en restaurants
van de Universiteit Utrecht wordt over tal van vraagstukken
nagedacht en gediscussieerd. Dat leidt vaak tot nieuwe
gezichtspunten. Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en
doorgegeven worden. Want onderzoek hoort bij onder-
wijs. En andersom. Het zijn de twee pijlers waarop onze
universiteit rust.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel
verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze
nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de
verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht Is wetenschap nooit
af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

^ O Ä Universiteit Utrecht

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers,
die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur In concreto gaat het om:

» SIO ANESTHESIOLOGIE PAARD

De Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard van de faculteit der Dier-
geneeskunde zoekt een specialist in opleiding Anesthesiologie Paard.
U draagt in toenemende mate zelfstandig bij aan klinische werkzaam-
heden op het gebied van de anesthesiologie en intensive care van het
paard en het daarmee verbonden onderwijs. Na een inwerkperiode
wordt u opgenomen in het team dat de avond-, nacht- en weekend-
diensten verzorgt van de discipline anesthesiologie binnen de Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Paard. U bent een (binnenkort) afgestudeerde
zelfstandige en efficiënte dierenarts. Het salaris van deze fulltime functie
bedraagt € 2.179,- in het eerste jaar en loopt op tot € 2.517,- bruto
per maand in het vierde jaar.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst.
Meer informatie: prof. dr L.J. Hellebrekers, (030) 253 45 43.

Geen acquisitie naar aanleiding van deze advertentie.

DE UNIVERSITEIT UTRECHT
ZOEKT:

// Slo Anesthesiologie
Paard...........................

BEL VOOR EEN KOPIE VAN DE
VOLLEDIGE VACATURETEKSTEN
HET LOOPBAANCENTRUM
(030) 253 33 00.

OF KIJK OP:

www.uu.nl/vacatures

Small animal clinic in Champagne region of France
is seeking assistant v^ith some experience and
interest in internal medicine.

For details phone oo 33 3 25 40 94 94 or see
http://wwv\\/.frenchvets.com/job. htm

Ervaren dierenarts zoek ter overname een

Gezelschapsdierenpraktijk

Schriftelijke reacties gaarne richten aan de redactie
van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus
421, 3990 GE Houten onder vermelding van num-
mer 2/2004 op de envelop.

-ocr page 257-

G\\ye.

I

Het feline interferon Omega vult lacunes
in het bestaande therapeutische arsenaal.

Brede vooruitzichten voor toepassing in de
antivirale therapie:
de klinische effectiviteit
is overtuigend aangetoond bij canine
parvovirusinfectie.

Virbagen Omega is voornamelijk werkzaam
op het immuunsysteem en heeft antivirale
en immuunstimulerende eigenschappen.

Nieuwe therapeutische benadering:

beïnvloeding van de coördinatie van de
lichaamsreactie tegen infecties en op
functionele abnormaliteiten.

Bezoek ook onze websites:

^ wvvw.virbagenomega.com
im vww^^.vetinterferon.com

Vi rbagerf Omega.

HET VETERINAIR INTERFERON

\\/irt>eic:

ANIMAL HEALTH

Virbagen® Omega 5 MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9994. Virbagen" Omega
IO MU recombinant Omega interferon afkomstig van katten/flacon. REG NL 9995. Doeldier: hond. Kanalisatie: U.D.D.
Virbac Nederland B.V. Postbus 313. 3770 AH Bameveld. Tel: 0342 - 427 lil. Fax: 0342 - 490164. E-mail: info@virbac.nl.
www.virbac.nl

-ocr page 258-

«^fi^tr-i RIMADYL

C A R P R O F E N

INJECTIE

Pre-operatieve toepassing
voor
post-operatieve pijnbestrijding

Rimadyl® injectie, werkzame stof carprofen, is een NSAID voor de
hond en kat met sterke anti-inflammatoire, analgetische en anti-
pyretische eigenschappen

Rimadyl® injectie heeft géén invloed op de nierdoorbloeding en op de
bloedstollingtijd

Rimadyl® injectie kan veilig pre-operatief worden toegediend

» Rimadyl® injectie voor éénmalige subcutane of intraveneuze
toediening aan hond en kat in een dosering van
4 mg/kg,
bij voorkeur pre-operatief, op het moment van premedicatie
of bij de inductie van de anesthesie

Als enige NSAID met geregistreerde
vervolgbehandeling met tabletten bij de hond

RIMADYL\' eo^hondenka,

_ wv. ijaiirprofen 50 mg/ml

RIMADYL^ INJECTIE • werkzame stof: carprofcn: REG NL 10101 UDD • diergeneesmiddel • doeldier: hond cn kat HOND: • indicaties: ter vermindering van
postoperatieve pijn en zwelling na orthopedische ingrepen cn wcke-deicn chirurgie met inb^rip van intra-oculaire operaties • toedieningswijze en dosering:
RimacM irijectjev^ subcutaan of intraveneus gegeven in een dosering van 4 mg/l^ bij voorkeur pcw^eratief, op het moment van premedicatie erf bij dc inductic van de anesthesie •
Om de pijnstillende en anti-inflammatoire behandeling post operatief uit te breiden kan de parenterale therapie na 24 uur gevolgd worden door carprofen tabletten
in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen. KAT: • Ter bestrijding van postoperatieve pijn, Dc parenterale therapie mag bij de kat niet gevolgd
tc worden door Rimadyl tabletten, • contraindicaties: niet gebruiken bij drachtige dieren. HOND: • Gebruik bij honden jonger dan 6 weken of bij oude dieren
kan extra risico met zirt meebrengen. Wanneer geen andere oplossing gevonden kan worden, dient een gereduceerde dosis te worden toegediend. Deze dieren
behoeven daarna een additionele klinische bewaking. Gastro-intestinale ulceratie is zeldzaam bij gebruik van carprofen en komt voornamelijk voor bij doseringen die
ver boven de therapeutische dosis liggen. KAT: • Niet gebruiken bij dieren jonger dan 4 maanden. Gebruik bij oude of zieke dieren kan extra risico met zich
meebrengen. Typische ongewenste bijwerkingen van NSAlD\'s zoals verlies van eetlust, braken, occult bloed in de feces cn apathie zijn af en toe gemeld. Algemeen:
• waarschuwingen: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulceratie of -bloedingen, blocdafwijkingen of bij overgevoeligheid voor het product
Gebruik bij hypovolemische of hypotensieve dieren vermijden.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv

Postl)u.s 37 • 2900 .\\A Capelle a/il Ussel

wmv.pflzerah.nl • secretariaal.alig@prizer.coin

® 2004 Pfizer Aniinnl llralth bv - Capelle a/d IJ.ssel
® -\\lerkna.im Pfizer Inc., N.Ï., U.S.A.

-ocr page 259-

Deel 129 • Aflevering 7 • i april 2004

Universiteit Utrecht
3ibii\'>i\'ieek Oierqeneeskundo

ZOO«

/I 3.a lf\\- 2.

Diergenees

WHK

»ANHIISHyiSDlJR

Cevoeligheidsprofielen van Spaanse, Duitse en Nederlandse
Eimeria spp. veldisolaten voor anticoccidiosemiddelen

Peter de Leeuw is de nieuwe Chief Veterinary Officer

"Preventiewijzer draagt bij aan integrale gezondheidszorg"

Import van eieren leidt tot meer gastro-enteritis door
Salmoneiia Enteritidis

Eerste gecoördineerde rapportage van resistentie en
gebruikssurveillance in Nederland (MARAN-2oo2)

Verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 260-

CANINE HERPESVIROSE

EURICAN H€rp€S205

Het eerste vaccin tegen tierpesvirus infectie bij de hond

• EURICAN®Herpes 205 sluit precies aan bij de epidemiologie van de ziekte: een optimaal niveau aan antilichamen bij de
moeder op het moment van de geboorte van de pups, beschermt de pups door opname van antilichamen met het colos-
tmm.

• Beschenning is aangetoond door een zware "challenge" infectie na vaccinatie en bevestigd onder veldomstandighe-
den\'^"^\': verhoging van het drachtigheidspercentage\'\'\', afname van het sterftepercentage van de pups voor het spenen\'"\',
toename van het aantal gespeende pups\'"\'.

EURICAN Herpes 206 poe<Je( en oplosmiddel «oor emulsie voor injectie: Samenstelling: Weitaame bestandde(e)l(en) pet dosis van 1 ml: Caniene herpesvims antigenen (stam F2CI5) 0.3 tot 1,75 «(uitgedrukt in |ig gB glycoproteinen) - Adjuvans(lia): lichte paraffine olie 224,8
tot 244,1 mg, sporen van gentamycine sulfaat en sporen van ttiiomersai; Farmaceutische vorm; Poeder en oplosmiddel voor emulsie voor injectie; Immunologische eigenschappen: Gezuiverd sutxjnrt vaccin voor de actieve Immunisatie van drachtige teven om een passieve
Ijescherming te Induceren l>ij puppies tegen herpes-geïnduceerde fatale neonatale zIeWe; Klinische gegevens - Doeldierlenj; Honden (drachtige teven); Indicaties voor gebruik: /tetieve Immunlsatle van teven ter preventie van mortaliteit, klinische symptomen en laesies bij puppies,
ten gevolge van Infecties met het caniene herpes vims tijdens de eerste levensdagen; Contra-indicaties: Geen; Bijweridngen (frequentie en ernst): De Injectie van het vaccin kan op de Injectieptaats een voorbijgaand oedeem veroorzaken, dit bij tot 10% van de dieren. Deze
reactes verdwijnen gewoonlijk binnen één week. Zoals met elk vaccin kan een overgevoeligheidsreactie optreden. Deze zijn zeldzaam en een aangepaste symptomatische behandeling moet dan worden toeged^; Speciale voorzorgsmaatregelen bij gebruik: Vaccineer enkel
gezonde dieren; Gebruik tijdens dracht en lactatie: Eurican Herpes 205 Is specifiek geihdiceerd tijdens de dracht; Interactie(s) met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie: Er is geen Infonnatie beschikbaar over de werkzaamheid bij gefijktijdig gebmik van
dit vaccin met andere producten. Daarom is het aanbevolen dat geen andere vaccins worden toegediend gedurende 14 dagen vóór of na vaccinatie met dit product; Dosering en toedieningsweg: Eén dosis van 1 ml vaccin, subcutaan toegediend, volgens het onderstaand schema:
Eerste InjKtle: tijdens de loopsheid ofwel 7-10 dagen na de vemioedclijke dekdatum.
Tweede Injectie: 1 a 2 weken vóór de vera/achte werpdatum. Henracclnatle: gedurende elke dracht, voigens hetzelfde schema; Overdosering (symptomen, procedures in noodgevallen,
antidota); Er werden geen andere bijwerkingen waargenomen na toediening van meerdere doses dan deze vermekJ onder het hoofdstuk "Bijwerlóngen"; Speciale waarsctiuwingen voor elk dier waarvoor het diergeneesmiddel bestemd is: Niet van toepassing; Wachttijd(en):
Niet van toepassing; Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het geneesmiddel aan de dieren toedient:
Voor de oebnjiker: DJ geneesmiddel bevat minerale olie. Accidentele Injectie/zelfinjectle kan ernstige pijn en zwelling tot gevolg hebben, vooral In geval
van injectie In een gewricht ol vinger. Zonder snel medisch Ingrijpen kan dit in zeldzame gevallen leiden tot verlies van de betrokken vinger Raadpleeg In geval van accidentele injectie onmiddellijk een ails, zelfs wanneer de geïnjecteerde hoeveelheid miniem is. Zorg ervoor dat u
de bijsluiter bij u heeft. Consulteer opnieuw een aits, als de pijn meer dan 12 uur na het eerste medisch onderzoek aanhoudt.
Voor de arts; Dit geneesmiddel bevat minerale olie. Accidentele Injectie, zelfs met kleine hoeveelheden, kan hevige zwelling
veroorzaken die bijvoortieeki kan leiden lot ischemische necrose en zelfs tot verlies van een vinger. Onderzoek door een deskundig chimig is met SPOED vereist. Het kan nodig zijn een vroege incisie te maken In het geïnjecteerde gebied en dit te
irrigeren, met name wanneer de weke massa van de vinger of pezen aangetast zijn; Fannaceutische gegevens - Belangrijke onverenigbaartieden: Niet met andere Immunotogische producten mengen, behalve met het bijgesloten oplosmiddel;
Houdbaartieidstermijn: 24 maanden. Onmkjdellijk gebnjiken na reconsttutie; Speciale voorzorgsmaatregelen bi] bewaren: Bewaren bij 210 - 8\'C, buiten invtoed van Itoht. Niet laten bevriezen; Aaid en inhoud van de verpakking: Type I glazen
flacon met poeder ä 1 dosis en glazen flacon met 1 ml oplosmiddel. De flacons zijn gesloten met een stop van butylelastomeer en algesloten met een aluminium capsule. Dozen met 2 x 1 flacon, 2 x 10 flacons en 2 x 50 flacons; Speciale
voorzorgsmaatregelen voor de ventfijdering van het ongebruikte geneesmkWel ol eventuele restanten hienian: Bk ongebnjikt diergeneesmiddel ol a^almateriaal van zulk een diergeneesmkjdel moet In overeenstemming met de lokale voorschtilten

MERIAL

algevoerd worden; EU/2/01/029/001-003 |Reg. NL 10029) - Op recept vertoijgbaar dierg

www.merial.com

liddel (U.D.D.), ® Geregistreerde handelsmeilsen van MERIAL. © MERIAL 2004. Alle rechten voorbehouden. Malt Art 10841/03/03.

1  De veiligheid van een geïnactiveerd vaccin bestaande uit gezuiverde virale subunits voor de moeder en haar pups, aange-
toond bij een groot aantal dieren: 20 verschillende rassen, meer dan 180 drachtige moederdieren, meer dan 500 worpen.

• Een gemakkelijk vaccinatieschema dat goed in te passen valt in de normale drachtigheldsbegelelding.

(1) Bron: registratiedossier no: EU/2/029/001-002. (2) Protection of puppies against canine tierpes virus by vaccination of ttie dams. H. Poulet, P.M, Guigal, et al.
Veterinary Record (2001)148, 691-695. (\') Niet significant versctiil. (") Significant verschil.

-ocr page 261-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lljl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto\'s cover: (hnks) Peter de Leeuw, de nieuwe CVO en (rechts) foto uit artikel
Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra.

Deel 129
Aflevering
~J
1 april 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Oorspronkelijke artikelen

Gevoeligheidsprofielen van Spaanse, Duitse en Nederlandse Eimeria spp.
veldisolaten voor anticoccidiosemiddelen;
H.W. Peek en W.J.M. Landman

Veterinair ondernemen

Synthese: maken en kiezen van een plan;J. Hulsen

Uiten voorde praktijk

Antimicrobiële middelen bij hond en kat met diarree; D.J. Houwers, E. van Duijkeren,
j.T. Bosje, R.J. Gerritsen, E. den Hertog, P.J.J. Mandigers, R. van Noorten L.M. Overduin

Veterinair tuchtrecht

Schaapachtig; /. Boissevain

Interview

Peter dc Leeuw is dc nieuwe ChiefVeterinary Officer (CVO); 6. Hendriks
Berichten en verslagen

"Preventiewijzer draagt bij aan integrale gezondheidszorg"; S. Berendsen
Import van eieren leidt tot meer gastro-enteritis door Salmonella Enteritidis; W. van Pelt
Eerste gecoördineerde rapportage van resistentie en gebruikssurveillance in Nederland
(MARAN-2()()2);
D.J. Mevius

LTG-vakgrocp wil doorbraak in door markt beheerst probleem

Gierensterfte door veterinair middel;J. Hulsen

Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten

Herhaalde oproep UKG: Allergie bij katten

De WAZ-oplossing van Movir

Veterinair Golfkampioenschap 2004

Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra

Congressen en cursussen
PAOD

209

Wetenscha

216

Actua

224

225

227

229

230
232

234

236

236

237
237
237

240

241

TEKEN, LAATJE NIET BEETNEMEN!

De anti-teken producten voor de hond van Virbac:

• Preventic-B tekenband: biedt 5 maanden bescherming tegen teken én vlooien.

■ Defendog spray: legt een onzichtbare film op de huid en de vacht die langdurig tegen teken
én vlooien beschermt. Zwemmen en regen hebben hierop geen invloed.

■ Defencare shampoo: rekent direct en doeltreffend af met
aanwezige teken én vlooien.

\\firbeic

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Preventic-B: REG NL 9908. Werkzame stof: bendiocarb. Doeldier: hond. Kanalisatie: vnj. Defendog: REG NL 09315. Werkzame stof
permethrin. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij. Defencare: REG NL 09343. Werkzame stof permethrin. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, wwv^.virbac.nl

-ocr page 262-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr.J.H.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht) -
Prof. dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Heliebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof dr. F van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RTM. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030) 6j48gog
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. EJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(«^kmnvd.nl

Abon nementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdsehrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde cn voor niet-dierenartsen
wordt vastge.steld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Po.stbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
Vj.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
4«3

In memoriam

Sharon Gcncvascn; M. O\'Hagan-Vullings 242

Maatschappljnieuv/s

Nieuw blad heet \'Dierenarts in Beeld\'

Vijfde bijeenkomst werkgroep Paard/Groep Homoeopathisch werkende dierenartsen: Fertiliteit
paard 243

Verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 243

Numan Stichting zoekt vrienden 244

Aprilnummer Veehouder en Dierenarts boordevol informatie 247

ubilea 248

Personalia 249

Doorlopende agenda 249

Deadline

246

Contents

Original papers

Anticoccidial drug sensitivity profiles of Eimeria spp. field isolates; H.W. Peek, artd
W.J.M. Landman

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
.Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëimtiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per I ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus, Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 263-

Uit
de

hoofdredactid

Europa

Gewoontegetrouw ben ik vooral geïnteresseerd in de wetenschappelijke bijdragen van elke
nieuwe aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Het wetenschappelijke artikel
gaat ditmaal over de gevoeligheden c.q. resistenties van een aantal
Eimeria spp. veldisolaten
voor anticoccidiosemiddelen in verschillende Europese landen. Het artikel geeft aan de hand
van recente gegevens voor ons weer wat de stand van zaken is met betrekking tot Eimeria in
Spanje, Duitsland en Nederland. Het is vooral verheugend dat het betreffende onderzoek op
internationale schaal in Europa is opgezet. Europa is groeiende, al is dat ook met vallen en
opstaan. Steeds meer ontwikkelingen in de diergeneeskunde spelen zich af op Europees ni-
veau. Het is dan van het grootste belang dat we goed zicht hebben op de overeenkomsten en
verschillen tussen de ons omringende landen. Natuurlijk is het van belang om ook de ontwik-
kelingen in Amerika nauwlettend te volgen, maar nauwe samenwerking binnen Europa ver-
dient een hogere prioriteit. Het zal wellicht niet lang meer duren tot de Nederlandse specialis-
men in de diergeneeskunde geheel zijn opgegaan in de European Colleges. Zoals gezegd: het
gaat snel. Beter een actieve opstelling in dit opzicht dan tevreden onszelf\'internationaal toon-
aangevend.\'te gaan zitten vinden.

Maar niet alleen het wetenschappelijk katern van deze aflevering is interessant. De redactie
meent de lezers ook veel niet-wetenschappelijke wetenswaardigheden te kunnen bieden. In de
lezersenquête die enkele jaren geleden is gehouden, werd gevraagd naar informatie voor de
manager/ondernemer, die iedere praktiserend dierenarts ook is. In deze aflevering het vierde
deel van de serie over veterinair ondernemen van Jan Hulsen over \'het maken en kiezen van
een plan \'. Plotseling een heel andere materie en een heel andere taal, maar het nodigt uit tot
lezen en geeft stof tot nadenken en wellicht meer Voorts weer een beetje meer vakinhoudelijk:
Wiel van den Ekker licht toe hoe hij met de PreventieWijzer structuur aanbrengt in zijn bena-
dering van risicoanalyse en ziektepreventie op melkveebedrijven.

Bij voortduring worden wij geconfronteerd met consequenties van ons diergeneesmiddelen-
gebruik. De gierenstand in Zuid-Azië zou zijn gedecimeerd ten gevolge van het gebruik van
NSAID \'s bij runderen. Het bovengenoemde artikel over de gevoeligheden van
Eimeria spp. is
ook een voorbeeld van consequenties van diergeneesmiddelengebruik. Een ander voorbeeld
is de bijdrage van Dik Mevius waarin de structurele surveillance van antibioticumresistentie
wordt toegelicht en tevens de belangrijkste resultaten van het eerste rapport MARAN-2002
worden uiteengezet, vooral met betrekking tot de salmonella \'s. De toepassing en de keuze van
antimicrobiële middelen blijft een lastig punt en de verleiding tot een \'baat het niet, dan
schaadt het niet \'-attitude is vaak groot. Een praktische benadering in de vorm van een richt-
lijn voor de antimicrobiële therapie bij diarree bij hond en kat geeft daarbij hopelijk houvast.
En dan tenslotte: Peter de Leeuw is benoemd tot Chief Veterinary Officer Als u leest wat zijn
achtergrond is en hoe hij tegen zijn nieuwe taak aankijkt, dan wordt duidelijk dat ik me hier-
boven nog voorzichtig heb uitgedrukt. Het gaat inderdaad snel met Europa, misschien moeten
ook wij meer Europees leren denken.

Tijd

Diergenees

dr Rogier Kuiper

I

-ocr page 264-

Gevoeligheidsprofielen van Spaanse, Duitseen Nederlandse
Eimeria spp. veldisolaten voor anticoccidiosemiddelen

H.W. Peeken W.J.M. Landman\'

Oorspronkelijk artikel

Samenvatting

De gevoeligheidsprofielen voor anticoccidiosemiddelen
van vierentwintig
Eimeria spp. veldisolaten afkomstig van
Duitse, Nederlandse en Spaanse vleeskuikenbedrijven
werden onderzocht. De onderzochte anticoccidiosepro-
ducten waren: diclazuril, halofuginone, lasalocid, meti-
clorpindol/methylbenzoquaat, monensin, narasin, nara-
sin/nicarbazine, nicarbazine, robenidine en salinomycine.
De gevoeligheidsonderzoeken werden uitgevoerd
in vivo
op batterijkooien. Nagenoeg alle Eimeria spp. aanwezig in
de veldisolaten vertoonden resistentie. Uitzonderingen
hierop waren
Eimeria acervulina-si&mmtn die gevoelig
waren voor meticlorpindol/methylbenzoquaat (10/12), sa-
linomycine (7/21), robenidine (3/6) en voor de combinatie
narasin/nicarbazine (1/16).
E. tenella vertoonde gevoelig-
heid voor halofuginone (2/2), meticlorpindol/methylben-
zoquaat (3/3), diclazuril (2/4) en robenidine (1/1).
E.
maxima
was gevoelig voor halofuginone (4/4), meticlorpin-
dol/methylbenzoquaat (5/8), de combinatie narasin/nicar-
bazine (5/8), nicarbazine (4/10), salinomycine (3/11), nara-
sin (1/5) en robenidine (1/1).

Summary

Anticoccidial drug sensitivity profiles of Eimeria spp.
field isolates

Anticoccidial drug semitivity profiles of 24 Eimeria spp. field isolates origi-
nating from Dutch. German, and Spanish biviler farms were established.
The tested anticoccidial products were diclazuril. halofuginone. lasalocid.
meticlorpindol/methylhenzoquate. monensin. narasin, narasin/nicarhazin,
nicarbazin. robenidine, and salinomycin. The sensitivity tests were perfor-
med in cage trials. Ahnost all
Eimeria .spp. found in the field i.wlates showed
resistance, exceptions. Some
Eiineria acervulina strains were sensitive for
meticiorpindol/methylbenzoquate (10/12), .salinomycine (7/21). robenidine
(3/6) and the combination narasin/nicarhazin (1/16). A number of E.
tenella
strains were .sensitive to halofuginone (2/2). meticlorpindol/methylbenzo-
quate (3/3). diclazuril (2/4). and robenidine (1/1).
E. maxima .?rra;>i.v.v/ioM-e</
sensitivity to halofuginone (4/4). meticloipindol/methylhenzoquate (5/8).
the combination narasin/nicarbazine (5/8). nicarbazin (4/10) salinomycin
(3/11) narasin (1/5). and robenidine (1/1).

Inleiding

Coccidiose is een aandoening die veroorzaakt wordt door in-
tracellulaire parasitaire protozoën behorend tot de genera
Eimeria en Isospora (phylum Apicomplexa). Coccidiose is
een belangrijk gezondheidsprobleem bij pluimvee en richt
grote economische schade aan waar dieren op een intensieve

Gezondheidsdienst voor Dieren. Afdeling Pluimveegezondheidszorg, Postbus 9.
7400 AA Deventer Tel: 31 (0)570 660386. Fax: 31 (0)570 660345. E-mail:
w.landman@gdvdieren.nl

wijze gehouden worden (1, 23, 25). Bij de gewervelden
(Chordata) zijn 575 verschillende
Eimeria-spscies beschre-
ven, waarvan 362 bij zoogdieren. Dit zijn slechts de
Eimeria-soorten van naar schatting 1,7 procent van de
Chordata en ruim tien procent van de zoogdieren. Indien alle
Chordata grondig onderzocht zouden worden, zou het aantal
Eimeria-species op 35.000 uit kunnen komen (12), waarvan
3.400 bij zoogdieren.

Bij de kip {Gallus gallus domeslicus) zijn negen verschil-
lende E/mma-species beschreven, te weten:
Eimeria acer-
vulina, E. brunetti, E. maxima, E. mitis, E. mivaii, E. neca-
trix, E. praecox, E. tenella
en E. hagani (16). Alle genoemde
species parasiteren in darmepitheelcellen waar ze zich
onderscheiden door hun morfologie, weefselaffiniteit, pa-
thogeniteit en symptomatologie (11). Bij vleeskuikens ko-
men
E. acervulina, E. maxima en E. tenella het meest fre-
quent voor (17).
E. mitis en E. praecox worden minder vaak
aangetoond, terwijl de pathogeniteit van deze soorten steeds
vaker ter discussie staat (24).

De levenscyclus van de parasiet (16) begint door opname
van gesporuleerde oöeysten die via besmet strooisel, water,
voer, verontreinigd schoeisel of apparatuur overdraagbaar
zijn. Tijdens deze cyclus gaan darmepitheelcellen ten gronde
en wordt de mucosale oppervlakte vernietigd. In ernstige ge-
vallen wordt hierdoor de voedselopname verstoord en kan
sterfte optreden.

De controle van coccidiose is momenteel op twee pijlers ge-
baseerd: anticoccidiosemiddelen die als voederadditief wor-
den toegediend en vaccins die zijn sainengesteld uit levende
Eimeria spp. De vaccins worden bij vleeskuikens echter nog
niet erg veel gebruikt vanwege de relatief hoge kostprijs en
de onterechte angst voor een negatieve invloed op de kuiken-
groei en voor een onvoldoende dan wel niet-tijdige immuni-
teitsopbouw (27).

Een groot probleem dat zich bij intensief gebruik van anti-
coccidiosemiddelen voordoet, is het ontstaan van resistentie
(3, 5). De snelheid waarmee resistentie optreedt, is sterk ge-
relateerd aan de blootstellingsduur van de parasiet aan het
anticoccidiosemiddel. Derhalve dient deze periode zo kort
mogelijk te worden houden. Om dit te bewerkstelligen wor-
den \'shuttle-\' en \'rotatieprogramma\'s\' toegepast. Bij een
\'shuttleprogramma\' worden twee of meerdere anticoccidio
se-middelen binnen een afmestperiode afgewisseld. Bij een
\'rotatieprogramma\' worden anticoccidiosemiddelen gedu-
rende een vooraf vastgestelde periode gebruikt. In de regel is
dat een tijdspanne van vier maanden of twee afmestrondes,
waarna een ander middel wordt toegepast. Het alternatief
voor een \'rotatieprogramma\' is een \'continuprogramma\'
waarbij dezelfde andcoccidiosemiddel(en) voor onbepaalde
tijd worden gebruikt totdat zich een coccidioseprobleem
voordoet of een nieuw middel op de markt is. \'Shuttle-
programma\'s\'passen in \'rotatieprogramma\'s\'.
Wanneer zich echter een volledige resistende voordoet is af-
wisseling van anticoccidiosemiddelen meestal onvoldoende
om de ziekte te kunnen controleren. In dergelijke situaties is

-ocr page 265-

vaccinatie van de dieren een goed alternatief. Hierdoor wor-
den resistente
Eimeria spp. veldstammen vervangen door
specifieke vaccinstammen, waardoor op termijn weer een
doelmatige inzet van anticoccidiosemiddelen mogelijk is (1,
7,8,22).

Voor het optimaal inzetten van het steeds kleiner aantal be-
schikbare anticoccidiosemiddelen is kennis van gevoeligheid
van groot belang. De enige betrouwbare methode hiervoor is
het
in vivo gevoeligheidsonderzoek op batterijkooien.
In dit artikel worden de gevoeligheidsprofielen voor anticoc-
cidiosemiddelen van 24 recent verkregen
Eimeria spp. veld-
isolaten afkomstig van Duitse, Nederlandse en Spaanse vlees-
kuikenbedrijven beschreven en de resistentieproblematiek bij
coccidiose besproken.

■Materiaal en methode

Proefopzet

In totaal werden in de periode 2000-2002 vier gevoelig-
heidstesten uitgevoerd. In tabel 1 wordt een overzicht gege-
ven van de onderzochte anticoccidiosemiddelen per gevoe-
ligheidstest en per land.

Op een leeftijd van acht dagen (D 0) werden kuikens in de
proefgroepen met gemedicineerd voeder en in één proef-
groep met niet-gemedicineerd voeder (geïnfecteerde onbe-
handelde controle (GOC)) met hetzelfde
Eimeria spp. veld-
isolaat geïnfecteerd. Zes dagen na de infectie (D-i-6) werd
een postmortaal onderzoek uitgevoerd waarbij de laesie-
scores werden vastgesteld. In vers verzamelde mest werd het
aantal oöcysten per gram feces bepaald (zie oöcystentel-
ling).

In de gevoeligheidstesten met de Duitse en Nederlandse
veldisolaten werden tien dieren per proefgroep gebruikt, ter-
wijl in de test met de Spaanse veldisolaten vijf dieren per
groep ingezet werden.

Tabel i. Overzicht van de onderzochte anticoccidiosemiddelen per gevoeligheids-
testen land.

Anticoccidioscmiddcl

Land (jaar)

Spanje

Duitsland

Nederiand

Nederland

(2000)

(2001)

(2001)

(2002)

Diclazuril (Clinacox®)

(DlC)

X

X

X

Halofuginone (Stenorol®)

(HAL)

X

X

Lasalocid (Avatec®)

(LAS)

X*

Meticlorpindol/methylbenzo-

quaat (Lerbek®)

X

X

X*

(METl/METH)

Monensin (Elancoban®)

(MON)

X

Narasin (Monteban®)(NAR)

X

X

Narasin/nicarbazine

X

X

X

(Maxiban®)NAR/NlC

Nicarbazine (Nicarb®)

(NIC)

X

X

X

Robenidine (Robenz®)

(ROB)

X

Salinomycine (Sacox®)

(SAL)

X

X

X

X

Geïnfecteerde Onbeh.

Controle (GOC)

X

X

X

X

* = bij vier veldisolaten werd lasalocid getest en bij de overige twee veld-
isolaten meticlorpindol/methylbenzoquaat.

De dieren werden dagelijks geobserveerd en indien sterfte
optrad werden de dode dieren uit de groepen verwijderd en
aan een postmortaal onderzoek onderworpen.

Proefdieren en huisvesting

Eén dag oude Hybro-vleeshaantjes (Nutreco, Putten, Ne-
derland) werden opgefokt in een coccidiosevrije ruimte op
grote roestvrijstalen kooien (hoogte x lengte x breedte = 30 x
200 x 100 cm). Twee dagen vóór infectie werden de kuikens
overgebracht naar de experimentele proefruimte en
ad ran-
dom
in roestvrijstalen batterijkooien (hoogte x lengte x
breedte = 30 x 50 x 40 cm) geplaatst. De dieren werden voor-
zien van een uniek nummer dat door middel van een label in
de nek werd aangebracht (Swiftack®). Direct na de over-
plaatsing tot het einde van het experiment werd aan de geme-
dicineerde proefgroepen voeder met de te onderzoeken
anticoccidiosemiddelen verstrekt, terwijl aan de controle-
groepen een voeder zonder anticoccidiosemiddel gegeven
werd. Voer en water werden
ad libitum verstrekt. Gedurende
de gehele proef werd een lichtschema van 22 uur licht per et-
maal toegepast.

Voeder en anticoccidioseproducten

Commercieel verkregen anticoccidiosepremixen werden
met vijfentwintig kilogram van een compleet vleeskuiken-
meel (12,0 Megajoules/kg metaboliseerbare energie) ge-
mengd. De concentraties van de anticoccidioseproducten
per kilogram voeder waren: diclazuril (Clinacox®i I mg, ha-
lofuginone (Stenorol®) 3 mg, lasalocid (Avatec®) 90 mg,
meticlorpindol/methylbenzoquaat (Lerbek®) 100 mg, mo-
nensin (Elancoban®) 100 mg, narasin (Monteban®) 70 mg,
narasin/nicarbazine (Maxiban®) 40/40 mg, nicarbazine
(Nicarb®) 125 mg, robenidine (Robenz^-^) 33 mg en salino-
mycine (Sacox®) 60 mg.

Om een homogene menging te waarborgen werd de beno-
digde hoeveelheid premix eerst met ongeveer 2,5 kg meel
voorgemengd. Vervolgens werd dit voormengsel in een
mengapparaat (Naturamix, machine nr. ml9091, Naturamix
B.V, Haarlem) met het resterende voeder gemengd. Dc con-
centraties van de anticoccidioseproducten in hct proefvoer
werden gecontroleerd zoals eerder beschreven door Peek en
Landman (17).

Voorbereiding van de inocula

Oöcysten van de Eimeria spp. veldisolaten werden uit verse
mestmonsters (circa 1 kg) gezuiverd en vervolgens toege-
diend aan specified-pathogen-free (SPF) vleeskuikens voor
vermeerdering (19). De door vermeerdering verkregen oö-
cysten werden gesuspendeerd in een 2,5 procent (w/v) kali-
umbichromaatoplossing en bij 2-8°C bewaard. Identificatie
van de
Eimeria spp. aanwezig in de veldisolaten gebeurde op
basis van postmortaal onderzoek, waarbij de locatie en de
morfologie van de laesies werden gebruikt als parameters
(13, 16). Het aantal oöcysten in de inocula werd dusdanig
vastgesteld dat een laesiescore van twee tot drie op de schaal
van Johnson & Reid (11) behaald zou worden.
Vóór het toedienen van de inocula werd kaliumbichromaat
door herhaald centrifugeren uit de oöcystensuspensies ge-
wassen en werden de oöcysten in kraanwater geresuspen-
deerd. Het aantal oöcysten in de inocula werd met behulp
van een Fuchs-Rosenthal-bloedceltelkamer bepaald. De kui-
kens werden in de krop geïnfecteerd met behulp van een tu-
berculinespuitje (1 ml) zonder naald.

-ocr page 266-

Laesiescores en oöcystentelling per gram feces
Zes dagen na infectie (D 6) werden vijf kuikens per proef-
groep aan postmortaal onderzoek onderworpen en werden
de individuele coccidioselaesiescores volgens de methode
van Johnson & Reid (11) vastgesteld.
Van iedere proefgroep werd vanaf D 4 tot D 8 (Spaanse
isolaten vanaf D 4 tot D 6) na de coccidiose-infectie de fe-
ces verzameld voor het bepalen van het aantal oöcysten per
gram. De oöeystentellingen werden verricht volgens een
modificatie van de McMaster-telkamer verzadigde zoutflo-
tatietechniek zoals beschreven door Peek en Landman (17).

Bepaling van het gevoeligheictprofiel

Het gevoeligheidsprofiel van de afzonderlijke Eimeria spp.
aanwezig in de veldisolaten voor de anticoccidiosemiddelen
werd vastgesteld op basis van het percentage reductie van de
gemiddelde laesiescore van de gemedicineerde groep ten
opzichte van de geïnfecteerde onbehandelde groep. De vol-
gende rekenformule werd hiervoor gebruikt:

Reductiepercentage = 100%-

xl00%

gem. laesiescore gemedicineerde groep
gem. laesiescore GOC groep

Een reductiepercentage van 0-30 procent duidt op resisten-
tie, 31-49 procent reductie staat voor een verminderde ge-
voeligheid of gedeeltelijke resistentie en een reductie van
vijftig procent of meer betekent volledige gevoeligheid voor
het geteste anticoccidioseproduct (14, 15).

Resultaten

Inocula

De 24 Eimeria spp. veldisolaten bevatten drie verschillende
Eimeria spp.. E. acervulina werd tweeëntwintig keer vastge-
steld waarvan negen in enkelvoud, twee in combinatie met
E.
tenella,
negen in combinatie met E. maxima en twee in com-
binatie met
E. tenella en E. maxima. E. tenella en E. maxima
werden naast de eerdergenoemde combinaties één keer als
enige soort waargenomen.

E. acervulina was hiermee de meest voorkomende species
en werd in (22/24) 92 procent van de onderzochte veldisola-
ten aangetroffen.
E. maxima werd in (12/24) vijftig procent
van de onderzochte veldisolaten waargenomen en
E. tenella
werd in (5/24) 21 procent waargenomen. In tabel 2 wordt een
overzicht gegeven van de gebruikte infectiedoses (aantal ge-
sporuleerde oöcysten per dier) en aanwezige
Eimeria-spe-
cies per veldisolaat.

Laesiescores

De gemiddelde laesiescore ± standaarddeviatie (SD) in de
geïnfecteerde onbehandelde controlegroepen was voor
E.
acervulina
(n = 105) 2,1 ± 0,8, voor E. tenella (n = 15) 2,3 ±
1,1 en voor
E. maxima (n = 55) 1,7 ± 0,9. De laesiescores van
de
Eimeria spp. aanwezig in veldisolaten 2001-4 en 2001-11
zijn niet bij deze berekeningen betrokken vanwege het optre-
den van sterfte (zie later).

Gevoeligheidstesten

Een overzicht van de gemiddelde laesiescores en het aantal
oöcysten per gram feces per anticoccidiosemiddel en
Eimeria spp. veldisolaat wordt in tabel 3 weergegeven.
De sterfte in de GOC van isolaat 2001-4 bedroeg tachtig pro-
cent en werd veroorzaakt door de
E. tenella-stam die in dit
veldisolaat aanwezig was. De gevoeligheid van
E. acervul-

Tabel 2. Infectiedoses {aantal gesporuleerde oöcysten) per dier en Eimeria spp. aan-
wezig in de veldisolaten.

Veldisolaat

£mieria-spp.

Infectie dosis (x 103)

2000-1(S)

E. acervulina/E. maxima

50

2000-2(S)

E. acervulina

35

2000-3(S)

E. acervulina/E. maxima

10

2000-4 (S)

E. acervulina/E. maxima

50

2000-5(S)

E. acervulina/E. tenella

10

2001-1 (D)

E. acervulina

50

2001-2 (D)

E. acervulina

40

2001-3 (D)

E. acervulina/E. maxima

50

2001-4(D)

E. acervulina/E. tenella/E.

maxima

15

2001-5 (D)

E. acervulina/E. maxima

30

2001-6(D)

E. acervulina

50

2001-7(D)

E. acervulina/E. maxima

30

2001-8 (NL)

E. maxima

36

2001-9 (NL)

E. acervulina/E. maxima

41

2001-10 (NL)

E. acen\'ulina

53

2001-11 (NL)

E. tenella

10

2001-12 (NL)

E. acervulina/E. maxima

40

2001-13 (NL)

E. acervulina/E. tenella/E.

maxima

21

2002-1 (NL)

E. acervulina

50

2002-2 (NL)

E. acervulina

50

2002-3 (NL)

E. acervulina

50

2002-4 (NL)

E. acervulina/E. maxima

50

2002-5 (NL)

E. acervulina

50

2002-6 (NL)

E. acervulina/E. tenella

10

(S) = Spanje, (D) = Duitsland, (NL) = Nederland

ina en E. maxima aanwezig in dit isolaat kon als gevolg van
deze sterfte niet vastgesteld worden. In de GOC en de met
narasin gemedicineerde groep van veldisolaat 2001-11 werd
respectievelijk veertig en zestig procent sterfte door
E. te-
nella
veroorzaakt.

Tabel 4 geeft een overzicht van de gevoeligheid van in de
veldisolaten voorkomende
Eimeria spp. per anticoccidiose-
middel volgens de criteria van McDougald (14, 15).

Discussie

De infectiedoses van de inocula waren dusdanig gekozen dat
een laesiescore van 2-3 zou worden behaald en geen sterfte
zou optreden in de geïnfecteerde onbehandelde proefgroe-
pen. Voor
E. acervulina werd gemiddeld een laesiescore van
2,1 vastgesteld, voor
E. tenella 2,3 en voor E. maxima 1,7.
Met uitzondering van de veldisolaten 2001-4 en 2001-11,
waarbij ten gevolge van een ernstige klinische
E .tenella-\'m-
fectie sterfte optrad en de laesiescores voor E. maxima, werd
met de gebruikte infectiedosis de doelstelling behaald. De
lagere scores voor
E. maxima kunnen het gevolg geweest
zijn van een te lage infectiedosis. Het is echter ook mogelijk
dat
E. maxima door E. acervulina werd beïnvloed omdat
deze laatste soort een kortere prepatente periode heeft.
Bovendien
kanE. acervulina bij ernstige infecties ver buiten
het duodenum spreiden waarbij darmepitheelcellen die door
E. maxima worden benut, reeds vernietigd zijn (26).
Alle 24
Eimeria spp. veldisolaten waren afkomstig van

-ocr page 267-

vleeskuikenbedrijven waar op het tijdstip van verzamelen
géén ernstige klinische coccidioseproblemen aanwezig wa-
ren. De onderzochte
Eimeria spp. waren echter tegen het me-
rendeel van de in het onderzoek betrokken anticoccidiose-
middelen resistent.

Een belangrijke opmerking dient te worden geplaatst ten
aanzien van het evalueren van resistentie van
E. maxima te-
gen diclazuril. Dit product is met name werkzaam aan het
einde van de
E. waxi/wa-levenscyclus waarbij de formatie
van de oöcystewand wordt aangetast, hetgeen leidt tot een
abnormaal verdikte incomplete celwand en necrose van de
gevormde zygoot (20). Hierdoor kunnen ondanks een volle-
dige gevoeligheid darmlaesies waargenomen worden, ter-
wijl de oöcystenproductie beperkt of zelfs nihil zal zijn. In
geval van resistentie zal de oöcystenuitscheiding echter niet
verminderd zijn.

Het aantal uitgescheiden oöcysten na infectie met de ver-
schil lende Ä\'/nenfl spp. veldisolaten varieert sterk en is soms
moeilijk interpreteerbaar. Een reden hiervoor is dat veel
veldisolaten meerdere
Eimeria spp. bevatten die kunnen ver-
schillen in pathogeniteit en oöcystenproductie. Bovendien
hebben de verschillende species vaak andere gevoeligheids-
profielen (18) en kan het zogenaamde \'crowding\'-effect een
belangrijke rol spelen. Dit fenomeen treedt op wanneer veel
gastheercellen verloren gaan gedurende de schizogonie
(aseksuele fase), zodat er géén cellen meer beschikbaar zijn
voor de gametogonie (seksuele fase) en dus de oöcystenpro-
ductie (26). Een andere reden kan zijn dat individuele varia-
tie bestaat in gevoeligheid voor coccidiose bij de proefdie-
ren, zelfs als die nauw verwant zijn. Daarnaast zijn de
proeven niet op dezelfde tijd uitgevoerd, waardoor verschil-
len tussen partijen proefdieren een rol kunnen spelen.
Het aantal oöcysten per gram feces van proefgroepen die ge-
ïnfecteerd zijn met hetzelfde veldisolaat is meestal wel goed
interpreteerbaar. Dit is met name het geval wanneer het iso-
laat gevoelig is voor het onderzochte anticoccidiosemiddel.
Een goed voorbeeld hiervan is het anticoccidiosemiddel me-
ticlorpindol/methylbenzoquaat. Aan de hand van de laesies-
core werd gevoeligheid hiervoor vastgesteld, hetgeen werd
bevestigd doormiddel van de oöcystentellingen in de feces.
Resistentie tegen alle bestaande anticoccidiosemiddelen is
eerder beschreven (3, 4, 5, 14, 15, 21) en de gevoeligheid
voor middelen die geruime tijd \'rust\' hebben gehad, herstelt
vaak. Men dient echter wel rekening te houden met een ver-
snelde terugkeer van de resistentie (4). In de gevoelig-
heidstesten vertoont meticlorpindol/methylbenzoquaat de
meeste anticoccidioseactiviteit en de geringe inzet van dit
middel gedurende de laatste jaren (sinds 1999 nagenoeg niet
meer gebruikt, volgens opgave van de deelnemende bedrij-
ven) vormt hiervoor een goede verklaring.
Een dergelijk anticoccidiosemiddel zou goed gebruikt kun-
nen worden om de coccidiose-infectiedruk op de bedrijven
met resistentieproblemen te verlagen. Vervolgens zou als ge-
volg van een rotatie met een levend coccidiosevaccin de ge-
voeligheid van de bestaande veldpopulatie zich kunnen her-
stellen. Het exacte aantal afmestrondes dat achtereenvolgens
dient te worden gevaccineerd om de gevoeligheid van de
Eimeria spp. op het bedrijf te herstellen, is mede afhankelijk
van het gebruikte coccidiosevaccin en de pathogeniteit van
de te verdringen resistente
Eimeria spp. (7, 8). Het gewij-
zigde gevoeligheidspatroon van de betrokken
Eimeria spp.
veldisolaten kan vervolgens door het regelmatig uitvoeren
van gevoeligheidstesten, wat thans de enige betrouwbare

O (ra

.g 3

Cl 2.

II t^

(ra ■ ■

n O

l Ö
II

a S-

" ö

Q. [u

ro N

° S

D P.
O*

3- X

s >

O- r

2. II

D. -r

fü £

S O

e ft

l>

ftJ

g I

0 O
r^ O

" 1

S II

1 3

O n

3 Ë

O

II -3
3 &

II

S 3-

■ ■ v;

11

i-i
ÏÏ II
S 3

II

Z ?

n >
g-

z
n

S"

O
CD

II

5
Z

3

SI
3\'

a

w
>

t-i l>i hJ b-i
cn ^ U»

z z z z z z

c ccc cc

O NJ fO K) N)
00 Ö O O" V KJ

O NJ

I I

11fi "-«O "UJ "KJ LA. O O \'-«J O O
kooo\'-aoooo—-\'-^^ —

• r" y T\'

> ik 00 00 O

, __ O U» NJ

! ov K)

I O 00 O U)

O O
O O

O O
oio

-

O O
O O

O N)
O b\\

O O O O O O

;i i i

I O f.>
\' to i-

\'

> \'-g io O

> O O ^

, O —

tsj N)

"so 00
5 "O

ë51

• —

. O O

OO — O u. O O
O O O O O to

M —

"bv bv

N I - -

— O
p

\' NJ ! — —

— O ; I O NJ
V \' \' O bv
SJ OJ O — NJ O

ggSS!

> O —

> 00 O

\' p p p NJ —
,
O M \'--J Ut
• NJ O O ^ 00

. NJ NJ — tsJ —
.
Ö N> N» bs

O —

bv ON

~ O O — O O
NJ V <3 O
O Ji» NJ O O Ui

p —
"oo

> K) O — — —

I "vO X/i V O
. C to U> U»

• — M lO U) NJ
1 ON 00 Os O NJ

— NJ
bv O

NJ —
NJ NJ

) NJ NJ O -J
) O "--J Vi
.
\\0 O vo ^ <o

— P j I — U)

bv OC \' \' O N»

OJ C -ü. NJ O

O Ji. O NJ O

O O u» O O Ji.

O C O O O O

N» K» hJ N> K»

_ O O O O O O

O ® O C! O O ®

-.J \'71 U» NJ —

O O oo 0-5 c

p U» — to NJ
00 \'o J:» oc

p O O —

to bvoj Vj S
oo 00 %o O O i®

]0 N) — p NJ to W

ji. lo O Ji. c ö O

O O O
bv "Ifc. O

— OJ O O O O —

— NJ O O O O O
\'o O NJ O O bv

P I - - P ! I

^ \' Ov NJ O " \'
p p p p p p p

lo O O Ö — O
00 00 U» u»

— hO — u» —

O O O O bv

p p p — p

UJ \'-0 — NJ Ak
O O 00 O 00

— O
O 00

ov bv

lo K) NJ
V NJ to

P j--O

> O - P

» Ji. U» -J

V O O W

> _ K) N)
J 00 00 -t».

— jO — NJ to
O bv bc oo -fc»

— O •

be be <

P P i
— 1

-O O c

I Pr- I j-

\' O Ji. \' O
O O O ro O

O — O — <
O "lu Jä. O 1

I O O I ■

\' O 00 \' \'

p O O p <

1- U) OJ \'

00 O O -O ^

— NJ — NJ t

O 00 bv 1

O O ^ O

— NJ — — — NJ NJ
bv bv O O N) NJ

V \' 00 NJ NJ \' \'

— U» O O O O
K) \'vo Ivj VJ bv ^o Vj
O O OJ NO -O O

— W — O w U» NJ

NJ NJ ISJ tsJ M
O O O O O
O O O O O
O O O C O
\'71 Xk U» Nl

V) ^ ^

V V Ö O O bv

\' NJ NJ \' \'(

O O O -- <

— O \'«O NJ \'

— -O — O !

NJ I NJ O — ! I
io \' M O NJ \' \'
— y p p — jo NJ
bo
OJ V "j:» V
O O Ji. O O O

-ocr page 268-

Tabel 4. Samenvattend overzicht van de gevoeligheid van de Eimeria species per gevoeligheidstest aanwezig in de veldisolaten volgens de criteria van McDougald.

E. acervulina

E. tenella

E. maxima

Ac. middel

R

VG

G

R

VG

G

R

VG

G

DlC

5/-/3/6*

0/-/1/0

0/-/0/0

0/-/0/1

0/-/i/0

1/-/1/0

3/-/3/1

0/-/0/0

0/-/1/0

HAL

-/3-/3

-/3/-/3

-/0/-/0

-/0/-/0

-/0/-/0

-/I/-/I

-/0/-/0

-/0/-/0

-/3/-/1

LAS

-/-/-/O

-/-/-/O

-/-/-/O

-/-/-/1

-/-/-/O

-/-/-/-

METI/METH

-mm

-/1/0/0

-/4/4/2

-/O/O/-

-/o/o/-

-/1/2/-

-/l/l/l

-/o/o/o

/2/3/0

MON

4/-/-/-

1/-/-/-

0/-/-/-

1/-/-/-

0/-/-/-

0/-/-/-

2/-/-/-

1/-/-/-

0/-/-/-

NAR

-/-/3/4

-/-/1/2

-/-O/O

-/-/2/1

-/-/o/o

-/-/O/O

-/-/3/1

-/-/O/O

-/-/l/O

NAR/NIC

-/6/3/2

-/0/1/3

-/O/O/l

-/1/2/1

-/o/o/o

-/o/o/o

-/O/l/l

-/1/0/0

-/2/3/0

NIC

5/5/4/-

0/1/0/-

0/0/0/-

1/1/2/-

0/0/0/-

0/0/0/-

1/2/2/-

1/0/0/-

1/1/2/-

ROB

-/-/-/o

-/-/-/O

-/-/-/o

-/-/-/1

-/-/-/O

-/-/-/o

-/-/-/1

SAL

0/5/1/4

1/0/2/1

4/1/1/1

1/0/2/1

0/1/0/0

0/0/0/0

1/2/1/0

1/1/1/1

1/0/2/0

DlC = diclazuril; HAL = halofuginone; LAS = lasalocid; METI/METH = meticlorpindol/methylbenzoquaat; MON = monensin; NAR = narasin; NIC = nicar-
bazine; ROB = robenidine; SAL = salinomycine; R = resistent; VG = verminderd gevoelig; G = gevoelig; - = not done; * Data representeren achtereenvolgens
aantal isolaten per categorie van Spanje (2000)/Duitsland (2001 )/Nederland (2001)/Nederland (2002)

methode is om dit te meten, worden vastgesteld.
Ofschoon in recente gevoeligheidstesten veel resistentie
wordt aangetoond, lijkt het aantal gevallen van klinische coc-
cidiose in Nederland niet toe te nemen (17). Het is zeer goed
denkbaar dat juist ten gevolge van de \'inefficiënte\' werking
van de anticoccidiosemiddelen een immunisatie van de die-
ren plaatsvindt door het optreden van subklinische \'trickle\'
infecties die vergelijkbaar zijn met een vaccinatie (2, 10).
Routinematig worden weinig gevoeligheidsonderzoeken uit-
gevoerd, waardoor belangrijke gegevens over resistentie-
ontwikkeling worden gemist (6). Gevoeligheidstesten zijn
van groot belang voor het doeltreffend inzetten van anticoc-
cidiosemiddelen en het opzetten van adequate coccidiosebe-
strijdingsprogramma\'s. Bovendien kan door een efficiënte
anticoccidiosestrategie een verdere toename van het aantal
multiresistente
Eimeria spp. worden voorkomen.

Literatuur

1. Braunius WW. Coccidiosis bij slachtkuikens. Tijdschr Diergeneeskd
1980;105:11-20.

2. Chapman HD. Eimeria tenella in chickens: studies on resistance to the
anticoccidial drugs monensin and lasalocid. Vet Parasitol 1976; 2:
187-96.

3. Chapman HD. Isolates of Eimeria tenella: studies on resistance to
ionophorous anticoccidial drugs. Res Vet Sci 1986; 41: 281-2.

4. Chapman HD. Drug resistance in coccidia of the fowl. In Boray JC,
Martin PJ, and Roush RT. eds. Resistance of parasites to antiparasitic
drugs. Rahway NJ.: MSD Agvet, Merck & Co., Inc. 1990: 33-41.

5. Chapman HD. Biochemical, genetic and applied aspects of drug re-
sistance in
Eimeria parasites of the fowl. Avian Pathol 1997; 26: 221-
44.

6. Chapman HD. Evaluation of the efficacy of anticoccidial drugs
against
Eimeria species in the fowl. Int J Parasitol 1998; 28: 1141 -4.

7. Chapman HD. Practical use of vaccines for the control of coccidiosis
in the chicken. World Poult Sci 2000; 56: 7-20.

8. Chapman HD, Cherry TE, Danforth HD, Richards G, Shirly MW, and
Williams RB. Sustainable coccidiosis control in poultry production:
the role of live vaccines. Int J Parasitol 2002; 32: 617-29.

9. Hodgson JN. Oocyst counting technique for coccidiostat evaluation.
Exp Parasitol 1970; 28:99-102.

10. Jeffers TK. Anticoccidial drug resistance: a review with emphasis on
the polyether ionophores. In Yvore P ed. Proceedings of the Vth
International Coccidiosis Conference. Tours, France, 1989: 295-308.

11. Johnson J, and Reid WM. Anticoccidial drugs: lesion scoring techni-
ques in battery and floor-pen experiments with chickens. Exp Parasitol
1970;28:30-6.

12. Levine ND. Introduction, history and taxonomy in: The Coccidia I.
University Park Press, Baltimore. 1973.

13. Long PL, Millard BJ, Joyner LP, and Norton CC. A guide to laboratory
techniques used in the study and diagnosis of avian coccidiosis. Folia
Vet Lat 1976;6:201-17.

14. McDougald, LR, Fuller L, and Solis J. Drug sensitivity of 99 isolates
of coccidia from broiler farms. Avian Dis 1986; 30: 690-4.

15. McDougald LR, DaSilva JM, Solis J, and Braga M. A survey of sensi-
tivity to anticoccidial drugs in 60 isolates of coccidia from broiler
chickens in Brazil and Argentina. Avian Dis 1987, 31: 287-92.

16. McDougald LR. and Reid WM. Coccidiosis. In Calnek BW, Barnes
HJ, Beard CW, McDougald LR. and SaifYM, eds. Diseases of Poultry
I Oth edn,. Ames: Iowa State University Press. 1997: 865-83.

17. Peek HW, and Landman WJM. Resistance to anticoccidial drugs of
Dutch avian
Eimeria spp. field isolates originating from 1996, 1999
and 2001. Avian Pathol 2003; 32:391 -401.

18. Reid WM. Relative value of oocysts counts in evaluating activity.
Avian Dis 19: 802-11.

19. Ryley JF. Meade R. Hazelhurst J. and Robinson TE. Methods in cocci-
diosis research: separation of oocysts from faeces. Parasit 1976; 73:
311-26.

20. Verheyen A, Maes L, Coussemcnt W. Vanparijs O, Lauwers F,
Vlaminckx E, and Marsboom R. Ultrastructural evaluation of the ef-
fects of diclazuril on the endogenous stages of
Eimeria maxima and E.
brunetti
in experimentally inoculated chickens. Parasitol Res 1989;
75:604-10.

21. Vertommen MH, and Peek HW. Anticoccidial efficacy of diclazuril
(Clinacox®) in broilers: sensitivity tests; resistance development;
cross resistance to Baycox®. In: Barta JR. and Fernando MA. eds.
Proceedings of the Vlth International Coccidiosis Conference.
Guelph, Canada. 1993: 154-5.

22. Vertommen M. Coccidiosis control methods. In proceedings of the
Paracox European Symposium, Annecy, France. 1996: 11-20.

23. Weber GM. Optimum use of anticoccidial products for eflTicacious
prevention of poultry coccidiosis. In: Shirley MW, Tomley FM, and
Freeman BW, eds. Proceedings of the Vllth International Coccidiosis
Conference Oxford. United Kingdom. 1997: 51-2.

24. Williams RB. Epidemiological aspects of the use of live anticoccidial
vaccines for chickens. Int J Parasitol 1998; 28: 1089-98.

25. Williams RB. A compartmentalised model for the estimation of the
costs of coccidiosis to the world\'s chicken production industry. Int J
Parasitol 1999; 29: 1209-29.

26. Williams RB. Quantification of the crowding effect during infections
with the seven
Eimeria species of the domesticated fowl: its impor-
tance for experimental design and the production of oocysts stocks. Int
JPara.sitol 2001,31 1056-69.

27. Williams RB. Anticoccidial vaccines for broiler chickens: pathways to
success. Avian Pathol 2002; 31:317-53.

-ocr page 269-

Teamwork

in de praktiji<

X

<
■».ji

InstruVet is uw partner op het gebied van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van de dierenartscoöperatie AUV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuurlijk het financiële voordeel van het
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 270-

Serie veterinair ondernemen deel 4

Synthese: maken en kiezen van een plan

lan Hulsen

Vijf artikelen over veterinair ondernemen beschouwen een aan-
tal belangrijke aspecten van strategisch ondernemen. Deze in-
formatie helpt dierenartsen bij het vaststellen van een strategie,
voor de eigen persoon en voor de eigen onderneming. Tevens
biedt het veterinaire adviseurs aanknopingspunten om bedrij-
ven op strategisch niveau te adviseren.

Het proces van strategievorming in vijf stappen

Alles begint met een dienst of een product die voldoende waarde
creëert voor klanten zodat zij er genoeg voor willen betalen. De
betaling moet bij u terechtkomen en u moet er voldoende winst
aan overhouden. Dan dient het kunstje dat u beheerst u duurzaam
concurrentievoordeel op te leveren. De eerste de beste mag niet
direct met uw product of uw klanten aan de haal gaan.
Vervolgens gaat het om de kwaliteit van de diensten (hoe meetje
dat?) en om de kwaliteit van het bedrijf (onder andere innovatie-
vermogen, kwaliteit arbeid, besturing). Vaktechniek is des die-
renarts, veel van de andere benodigde vaardigheden niet. Die
kwaliteiten zullen door de meeste veterinaire ondernemingen
ontwikkeld en ingekocht moeten worden. Tenslotte horen goed
koopmansschap, creativiteit en natuurlijk leiderschap onlosma-
kelijk bij succesvol ondernemen. Wat bijvoorbeeld leidt tot een
goede relatie met de omgeving.

Dit artikel gaat over het weloverwogen kiezen van een
koers met de onderneming. Weloverwogen betekent op
basis van de juiste objectieve feiten en rationele inschat-
ting, overgoten met creativiteit en ondernemerschap.
Aan het eind bezit u een ondernemersplan waar u achter
staat. Op elk moment in het proces kunt u terug naar af:
denkkader, visie, identiteit.

Bedrijfskundigen, economen en anderen hebben meters boe-
kenplank geproduceerd met gedachten, inzichten en model-
len over strategische analyse en het opstellen van een strate-
gie. Daarbij is men het regelmatig op creatieve wijze met
elkaar oneens. Bijvoorbeeld over het feit of je wel een strate-
gisch plan kunt maken. Je mikt daarbij immers op een doel
dat niet helder is, dat verschuift en verandert. Moet strategie
niet een gemeenschappelijke idee zijn, datje stap voor stap
ten uitvoer brengt? Dus strategie als een reis, een proces, en
niet als een omschreven plan.

Ik vind beide gezichtspunten waardevol. De laatste jaren le-
ren het bedrijfsleven keihard dat een goed uitgevoerde stra-
tegie, met een duidelijke focus, de basis vormt om te
overleven. Dus er moet een expliciete strategie zijn, die ge-
concretiseerd wordt in het bedrijfsplan. Dat bedrijfsplan
heeft een reikwijdte van niet meer dan twee jaar.
Waar liggen volgens mij de strategische noten om te kraken
in het proces van synthese en weging van opties? Bij de
keuze van de markt/markten/klanten/producten/diensten (de
focus), bij de marktbenadering (marketing, de leveran-
tie/productie) en bij de kwaliteit van de interne organisatie.
Voor elke onderneming geldt dat er economisch rendement be-
haald moet worden. Dat is dus geen specifiek veterinair issue.

Verander en doe andere dingen

Nagenoeg alle veterinaire markten hebben hun groei verlo-
ren in aantallen dieren. De veehouderij krimpt, het aantal ge-
zelschapsdieren stabiliseert. Bovendien daalt het volume aan
klinische dienstverlening per landbouwhuisdier. Te veel die-
renartsen missen de beheersing over hun professionele situa-
tie en hebben geen positief-uitdagende toekomstverwach-
ting. Dit klinkt erg negatief en dat is reëel maar niet terecht.
Want vele praktijken doen het goed en ongetwijfeld ligt voor
iedere veterinair ergens een mooie professionele toekomst.
Om deze mooie toekomst zeker te stellen moeten de veteri-
nair ondernemer en de veterinair professional op de eigen
krachten bouwen en controle nemen over de eigen koers en
keuzes. Dat kan door kennis en sturing, zelfkennis en markt-
kennis. Plus intuïtie, ondernemerschap en leiderschap.
Al met al lijken we met teveel dierenartsen voor bepaalde
huidige markten. Dat betekent dat we twee oplossingen heb-
ben: dierenartsen verplaatsen naar andere markten, of de be-
staande markten verruimen.

Dierenartsen verplaatsen zich vanzelf als ze een goede per-
soonlijke strategie ontwikkelen en als hun onderneming een

-ocr page 271-

Het ondernemersplan

1

Managementsamenvatting

2

Doel en strategie

2.1

Missie

2.2

Strategie

2.3

Omzetschatting

3

Omgevingsanalyse

3.4

Trends

3.5

De markt

3.6

De bedrijfstak

3.7

Concurrentie-analyse

4

Marketingplan

4.8

Marketingdoelstelling

4.9

Product

4.10

Prijs

4.11

Promotie

4.12

Plaats en distributie

5

Productieplan

5.13

Productieproces

5.14

Innovatie

5.15

Logistiek

5.16

Bedrijfspand

6

Managementplan

6.17

De ondernemer

6.18

Organisatiestructuur

6.19

Personeel

6.20

Ondernemingsvorm

6.21

Verzekeringen

6.22

Externe adviseurs

7

Financiering

7.23

Investeringsbegroting

7.24

Beginbalans

7.25

Liquiditeitsprognose

7.26

Financieringsplan

7.26.1

Eigen vermogen

7.26.2

Vreemd vermogen

7.26.3

Overige financieringsvormen

Structuur van een ondernemingsplan (Het Ondernemersplan,

Thinktank Centers of Entrepeneurship, 1997, pag. 34)

goede strategie heeft. Dat aspect is daarmee geregeld. De
markt verruimen is een kwestie die binnen de strategie valt.
Hoe je dat doet? Meer producten en diensten, meer omzet
per klant, meer klanten. Nieuwe markten geven ook verrui-
ming.

In mijn visie moeten we in ieder geval met z\'n allen nauwer
inspelen op de diverse behoeften van de diverse klanten. Dat
betekent dat we een grotere variatie aan klantgroepen en
klantvragen gaan krijgen. Hoe dichterbij je kijkt, hoe groter
de verschillen. Omgekeerd is het een realiteit dat er steeds
grotere verschillen ontstaan tussen klanten. En deze grotere
variatie in de omgeving is ook alleen op te vangen door gro-
tere variatie binnen de beroepsgroep.
Ik ga dus de veterinaire veelvormigheid bejubelen. Eenieder
aanzetten tot experimenteren. Ze aanraden om juist niét te
doen wat de buurman doet, of om het samen te doen. Hulde
aan de diversiteit. Probeer elkaar de loef af te steken met ver-
nieuwingen, verbeteringen en met de - niet jokken - op-
brengsten die ze genereren.

Alles mag, mits de wet gerespecteerd wordt en de waarden
van de beroepsgroep. Ik zeg hier bewust de waarden van de
beroepsgroep en niet de normen. Want normen moeten re-
gelmatig bijgesteld worden, net als de wet.
Vergeet bij het experimenteren vooral niet naar de eigen pro-
ductiviteit en efficiëntie te kijken. Als jouw productiekosten
sneller dalen dan de marktprijzen, dan stijgt je rendement.
Bovendien krimpt de dierlijke productiesector niet uit vrije
wil, maar vanwege druk op de rendementen.

De uitkomst van de synthese

Aan het einde van een strategievormend proces heeft de
onderneming dus een expliciete strategie. Deze strategie
dient om een langdurige concurrentievoordeel in het bezit te
krijgen. Concurrentievoordeel? Dat de onderneming langere
tijd succesvol kan voorbestaan, op basis van unieke produc-
ten of diensten die waarde leveren aan de klant.
Deze strategie benoemt allereerst waarmee de onderneming
concurreert, dat wil zeggen welke producten of diensten het
op de markt brengt en de wijze waarop het deze produceert.
Denk bij dat laatste aan productiemiddelen (apparaten, ge-
bouwen, geld, personeel) en specifieke vaardigheden van de
onderneming (competenties).

De basis van de veterinaire waardecreatie schuilt in de com-
petenties van de dierenarts als autoriteit op het gebied van
dier(on)gezondheid (patho-Zfysiologie), dierenwelzijn (dier-
houderij) en veterinaire volksgezondheid. Plak daar
kennisgebieden aan vast als hygiëne, epidemiologie, risico-
management, speciesoverschrijdende kennis, generalisme,
scheidsrechterschap, en je staat versteld hoeveel prachtige
banen en diensten door de veterinair ingevuld kunnen wor-
den. Het heeft de beroepsgroep in het verleden reeds een
aantal prachtige monopolies opgeleverd.
Waardecreatie omzetten in rendement voor de onderneming
vergt weer zijn eigen competenties. Deze liggen op het vlak
van marketing en bedrijfsmanagement.
Vervolgens stelt de strategie vast hoe de praktijk zich positi-
oneert:

1. kostenleiderschap (lage prijzen, door lage kosten per
eenheid product)

2. specialiteiten (toegevoegde waarde, duur)

3. nichespeler (focus op een gespecialiseerd product met
een kleine markt, met weinig/geen concurrentie)

Onze onderneming levert klinische dienstverlening aan hon-
den- en reptielenbezitters in de wijde omgeving, vanuit één
praktijkpand. De middelen die wij inzetten zijn dierenartsen,
assistenten, een röntgenapparaat, een echo, twee parallelle
operatiefaciliteiten en een Vettest. Een belangrijke kerncom-
petentie vormt onze doortastendheid en efjfectiviteit. Daar
hebben we veel in geïnvesteerd en dat doet niemand ons na.
De klant komt binnen, heeft onmiddellijk contact met een
medewerker die heel effectief en doelgericht de klantvraag
opneemt. Vervolgens gaan we snel en zakelijk aan de slag om
deze vraag op te lossen. Continu ervaart de klant dat we met
hem bezig zijn.

Veel patiënten nemen we \'s ochtends tussen 7.30 en 8.00 uur
in ontvangst, waarna de eigenaar ze \'s avonds tussen zes en
zeven weer ophaalt. Patiënten die we binnen onze mogelijk-
heden niet snel en afdoende kunnen helpen, sturen we door
naar een vaste relatie. We laten iemand maximaal één keer
uit een consult komen zonder een therapie of duidelijkheid.
We meten voortdurende onze prestaties en gebruiken de uit-
komsten voor evaluaties en bijsturing, in teamverband.

-ocr page 272-

Bovenstaande fictieve praktijk heeft zich als lage kosten-
praktijk gepositioneerd. Het gehele productieproces is ge-
richt op de paar producten die men levert: vaccinaties, opera-
ties, eenvoudige klinische klachten. Iedere medewerker
werkt heel effectief Patiënten die niet in de productiestroom
passen, worden zo snel mogelijk doorverwezen. Als die al
binnenkomen, want de praktijk maakt de buitenwereld dui-
delijk kenbaar wat ze wel en niet te bieden heeft. Daardoor
kan men lage tarieven hanteren en toch een hoog rendement
behalen. De kwaliteit van het werk is goed en wordt voortdu-
rend gemeten, net als het rendement per dierenarts, per klant
en per operatieruimte.

Maar de fictieve praktijk is tevens een nichespeler, want ze
heef^ ook reptielen als doelgroep. De tarieven voor deze pati-
ënten liggen relatief veel hoger, maar dat hebben de eigena-
ren er voor over. Er zijn niet zoveel plaatsen waar ze terecht
kunnen. De reptielen worden gebruikt om de gaten te vullen
in de arbeidstijd van de dierenartsen die niet staan te opere-
ren of consulteren. Hun klachten zijn zelden spoedeisend en
de dieren kunnen gemakkelijk opgevangen worden, voor
langere periodes. Behalve in kennis, behoeft deze patiënt-
groep nauwelijks specifieke investeringen. Hiermee is
sprake van synergie. De afwisseling met het hondenwerk
helpt bovendien de medewerkers betrokken te houden.
De derde vraag die de strategie beantwoordt luidt met wie
geconcurreerd wordt. In concreto: welke partners kiest de
onderneming om zijn diensten vorm te geven. De allianties
kunnen daarbij stroomafwaarts richting uiteindelijke klant
zijn. Een partner neemt de vraag op bij de dierhouder en
schakelt jou vervolgens wel of niet in. Of je schuift stroom-
opwaarts richting toeleveranciers, bijvoorbeeld door een in-
nige relatie aan te gaan met een leverancier van diergenees-
middelen. Die bouwt op dat moment een alliantie richting,
bijvoorbeeld, een selecte groep eindgebruikers.
Maar de onderneming kan ook kiezen voor zogeheten hori-
zontale samenwerking, dus met andere partijen in de markt.
Dan denk ik als eerste aan multidisciplinaire dierenartsen-
praktijken, maar ook aan partnering met andere agrarische
adviseurs en dienstverleners, servicepraktijken (zoals spoed-
klinieken), partnering met partijen uit de productie-verwer-
king-distributie-vermarkting-consumptie-keten, of een loca-
tie delen met een dierenspeciaalzaak of een trimsalon.

SWOT

Het woord SWOT staat voor Strengths, Weaknesses, Op-
portunities en Threats. Een onmisbare analyse. We spreken
allemaal Engels, dus het moge duidelijk zijn dat het invullen
van een SWOT een constructieve confrontatie oplevert tus-
sen de kansen en bedreigingen in de omgeving, en de sterke
en zwakke punten van de onderneming. Een afstemming tus-
sen de bevindingen van de interne en de externe analyse.
Ik wil hier benadrukken dat een SWOT geen invuloefening
is, maar een analytisch en creatief proces. Als je dit proces
met een groep doorloopt, ontwikkel je trouwens ook onder-
linge consensus en commitment. Het levert een beeld van de
match tussen het bedrijf en het speelveld waar dit actief is.
Dit beeld is essentieel voor een onderneming.
Om de volle waarde uit de SWOT te halen doorloopje twee
processen van waarderingen aan de factoren die je be-
schouwt. In het eerste proces waardeer je elke factor op zich-
zelf, de sterkte/zwakte analyse. In het tweede proces beoor-
deel je de interne factoren in het licht van de externe kansen

Wie zijn de Idanten?

Wat willen de klanten?

Hoe voorzien we
in de behoeften
van de klanten?

Het business scope and domain-model volgens Abell. Langs elke as
vul je de antwoorden in, in de volgorde wie-wat-hoe. Je krijgt hiermee
zicht op de werkelijke klanten en werkelijke behoeften, én op de af-
stemmingvan jouw dienstenportefeuille op de klantbehoeften.

en bedreigingen. Een voorbeeld. Eerste stap: Vraag: hoeveel
kennis heb ik van de markt en van mijn klanten? Antwoord:
ik hoor wel eens wat, ik lees wel eens wat en bezit daardoor
veel subjectieve kennis, maar nauwelijks concrete en objec-
tieve informatie. Daarmee scoort deze onderneming dus een
onvoldoende in de eerste waardering. Dit is een zwak punt,
dat verbeterd moet worden. Maar hoeveel verbetering heeft
het nodig? Dat hangt ervan af Negatieve punten mogen niet
in je nadeel werken. Ze ombuigen tot sterke punten is niet al-
tijd efficiënt of haalbaar. Je kunt vaak beter de energie inzet-
ten om de sterke punten maximaal te benutten.
De tweede stap bestaat uit de confrontatie met de kansen en
bedreigingen in de omgeving. Als je met nieuwe producten
opereert in een groeiende markt met weinig concurrentie, dan
hoef je minder hoge eisen stellen aan de marktanalyses en
costumer relation management, dan wanneer de markt verza-
digd raakt en de concurrenten stevig tekeer gaan. Maar het is
dus wel essentieel te weten hoe de markt zich ontwikkelt.
Als ijkpunt voor de weging fungeert de missie van de organi-
satie. Die benoemt de doelen. Natuurlijk mag je je missie
herdefinieren en vervolgens de strategie aanpassen, als daar
aanleiding en reden toe zijn. Soms moetje dit doen.

Opties

In het proces van keuzes maken en een koers uitzetten is het
natuurlijk belangrijk om te weten waaruit je kunt kiezen.
Vraag: "Wat wilt u eten? Antwoord: "Wat heeft u?" Hier be-
zit de archetypische dierenarts een zwart gat. Want hij of zij
bezit weinig kennis van productiestructuren, marketingcon-
cepten en productmarktcombinaties, om maar enkele rele-
vante bedrijfskundige aspecten te noemen.
Gelukkig zijn er legio adviseurs, interimmanagers en vaste

-ocr page 273-

Sterk

Zwak

• klinische vakkennis

• naamsbekendheid, imago

• klantgerichtheid, service

• arbeidsmoraal

• vertrouwen van klanten

• monopolie op bepaalde dien-
sten en producten

• locatie praktijk: bij winkelcen-
trum met parkeerplaats

• lage vaste kosten

\' affectie met niet-klinisch werk

• managementinformatie (onder
andere boekhouding)

• managementkennis

• bedrijfskundige kennis

• marketingkennis

• rendement ambulante diensten

• structurering dienstverlening

• eenzijdig imago

Kans

Bedreiging

• verhoging omzet per klant

• verhoging omzet per dierenarts

• vergroting balieverkoop

• verbetering interne efficiëntie

• kapitaalkrachtige hobbydier-
houders

• afstoting niet-rendabele acti-
viteiten

• stijging vaste kosten

• daling omzet

• daling rendement

• ondermijning imago door on-
voldoende kwaliteit van be-
paalde activiteiten

• geringe aantrekkingskracht op
nieuw personeel

• geringe betrokkenheid van per-
soneel

• professionele isolatie

Een snelle karikatuur van een gemengde praktijk met drie dierenartsen,
die gewoon hun werk willen doen en weinig ophebben met bedrijfsadvi-
sering, certificering, controletaken en ander gedoe.

managers, die hierbij steun kunnen geven. De aansturing van
dit volk zal evenwel altijd moeten gebeuren door een verant-
woordelijke die de wensen van de organisatie weet om te zet-
ten in concrete vragen en die in staat is om hoogwaardig ad-
vies in te kopen. Deze persoon/structuur moet het volledige
vertrouwen hebben van alle betrokken professionals, plus
verantwoordelijkheid en bevoegdheden. De kwaliteit van het
advies hangt immers samen met de uitvoering ervan, dus met
watje er zelf mee doet.

Opties ontdek je ook door te kijken en te luisteren naar an-
dere ondernemingen. In alle sectoren, alle bevolkingsgroe-
pen en alle gebieden. Diergeneesmiddelendistributie is in de
kern een logistiek proces. Klinische dienstverlening is am-
bachtelijk werk. Hoe proberen installatiebedrijven hun
medewerkers zo efficiënt mogelijk in te zetten? De maat-
schappij is vergeven van de adviseurs. Hoe maken die zich-
zelf rendabel? Wie hebben er nog meer controlerende taken?
Hun oplossingen, hun aanpak, hun inzichten bieden schatten
van informatie.

Tenslotte zijn er nog vele andere denkpatronen. Ik noem er
twee. Allereerst denken vanuit de behoeften van de klant,
"mijn klant heeft een zieke hond", versus denken vanuit pro-
ducten of diensten. "Ik kan een uitstekende bestandsopname
maken van de de sterke en zwakke punten van een veebe-
drijf." Of: "Wij bieden een ondersteuningsprogramma voor
de verzorging van de oudere hond". Wat doet u? "Ik coach
ondernemers in de veehouderij."

En ten tweede denken vanuit kennis en competenties en aan
de hand daarvan de markt vergroten. Vlees- en exportkeu-
ring staat heel dichtbij. Maar ongetwijfeld is er veel meer
mogelijk. Weinigen weten zoveel van hygiëne en versprei-
ding van kiemen als dierenartsen. Waarom niet voortbou-
wen op de expertise in risicomanagement, richting ...? Of
accountmanagement. Dat is wat veel dierenartsen feitelijk
doen.

Vergeet trouwens ook niet te overwegen de bezittingen (geld,
gebouw, hulpmiddelen) en het netwerk op andere manieren
tot waarde te brengen. De vertrouwensrelatie en de regelma-
tige klantcontacten zijn zeer kostbaar.

Think out of the box. Starre denkkaders en denkbeelden
staan gemakkelijk veelbelovende ideeën en initiatieven in de
weg. Hoezo is de jaarlijkse lichamelijke controle niet de
hoofdzaak en vaccinatie een bijkomende handeling? In veel
landen krijg je bij telefoneren ook een rekening als niemand
opneemt. Je hebt immers de telefoonlijn gebruikt. Praktijken
gaan contracten met klanten afsluiten, maar hoe laat je je be-
talen?

Issues

Behalve radicaal veranderen of steviger inzetten op een ge-
kozen koers, kan de nieuwe strategie ook dienen om actuele
issues op te lossen. Issues zijn knelpunten, bedreigingen en
uitdagingen. Hun oplossingen kunnen van alle kanten ko-
men. De beroepsverenigingen kunnen dingen bedenken, ka-
ders aangeven en processen ondersteunen. Individuele initi-
atieven zullen heel veel bruikbare concepten opleveren
(hulde aan de diversiteit). En ook de markt, de overheid en de
tijdsgeest veranderen de wereld van de veterinair.
Voorbeelden van issues:

- daling van de flexibiliteit door diersoort.specialisatie

Het lijkt me dat dit issues zichzelf voor een groot deel op-
lost. Door de specialisatie zal de klant meer waarde erva-
ren en daardoor meer willen betalen (bijvoorbeeld in de
vorm van reistijd). De eenduidigheid van de klantvragen
die aan de diersoortspecialist worden gesteld zorgt dat
deze zijn tijd effectief kan inzetten. Dierenartsen zullen
zich gaan groeperen op basis van hun specialisatie, wat
kostprijsdaling tot resultaat moet hebben.
Is er trouwens een plaats in de markt voor een niet-dier-
soort-erkende dierenarts, die allround clinicus is? De er-
kende all-rounder?

- de adviseur die zichzelf controleert

Het erkenningssysteem staat op twee pijlers. Het is een be-
voegdheid om te oordelen (keuringen en controles) en het
moet een keurmerk zijn voor vakinhoudelijke kwaliteit.
Als de beroepsgroep deze dubbelfunctie duurzaam integer
kan realiseren, heeft zij een zéér kostbare competentie in
huis.

Tegelijkertijd controleur en adviseur zijn is evenwel een
moeilijke positie, die het uiterste vraagt van de professio-
nal. Kijk naar de accountancy wereld, die controleren en
adviseren weer gescheiden heeft.

Deze situatie vraagt om een goedgerichte sociale controle
vanuit de beroepsgroep en om transparantie, zodat ook de
omgeving kan controleren (\'klachtenprocedure\').

- kostprijsverhoging door kwaliteitseisen
Certificering en erkenningen vragen een investering. Of
deze zich terugbetaalt hangt ondermeer af van wat de
ondernemer ermee doet. Hij of zij zal planmatig moeten
werken om de investering tot waarde te brengen. Die
waarde zit met name intern, in verbetering van de interne
efficiëntie en in de kwaliteit van de arbeid. Het externe
voordeel schuilt in hogere
switching costs voor de klant.
Het kost de klant veel om van dierenarts te veranderen. En
mogelijk levert het meer werk of aantrekkelijker werk op.

-ocr page 274-

- attractiviteit van het werk in de diergeneeskunde

Tja. Hoe attractiever liet weric, hoe gemaklcelijker je goed
personeel kunt krijgen en kunt vasthouden. Is van belang
voor de dierenarts als werkgever en voor de beroepsgroep
als geheel. Zou het feit dat weinig scholieren kiezen voor
een carrière als landbouwhuisdierenarts kunnen samen-
hangen met de hoge psychische arbeidsongeschiktheid in
dit deel van de beroepsgroep? Als dit het geval is, dan
wordt dit issue nog urgenter.

In veel groepen professionals geldt dat het moeilijk is om
een voortdurende professionele en sociaalmaatschappe-
lijke ontwikkeling te organiseren. Hoe organiseer je een
voortdurende uitdaging? Welke verlokking en verbetering
bieden we een 40-jarige practicus, die tien jaar geassoci-
eerd is? Een managementtaak maakt hem ongelukkig.
Senior-partner? Hij moet er inderdaad trots op kunnen
zijn. Geld?

- verhoging arbeidsproductiviteit

Dienstverlenende beroepen, waarbij de zorgsector het
meest extreme voorbeeld is, gelukte het tot heden nauwe-
lijks om de productiviteit per mens-uur te verhogen. Mede
daardoor wordt zorgverlening voortdurend duurder ten
opzichte van andere zaken.

Vele managementtyconen hebben een verhoging van de
arbeidsproductiviteit in de dienstverlenende sectoren be-
noemd tot dé uitdaging van de 21 ® eeuw. Laten we deze tip
serieus nemen en innovatie van het werk, het productiepro-
ces, opnemen in de organisatiestructuur. ICT-concepten
bieden grote kansen. Maar ook samenwerking met andere
partijen biedt kansen, zoals diervoer- en adviesbedrijven.
En overweeg het inzetten van goedkopere medewerkers
die gemakkelijker buikproductie kunnen leveren, zoals
para-veterinairen en landbouwkundigen.

- vergroting declarabele tijd

Leegloop, niet declarabele uren, vormen een gemiste kans
op een hoger inkomen en op meer vrije tijd. De dierenarts
is de belangrijkste bepalende factor in de productiviteit
van een veterinair dienstverlenende organisatie. Hoe deze
zo effectief mogelijk in te zetten?

Scenario\'s en opties

Ik kan hier vele toekomsten schetsen en strategische opties
weergeven. Vele liggen voor de hand en binnen handbereik,
andere zijn gevoelsmatig ver weg en vereisen moed en door-
zettingsvermogen. Alles is mogelijk, als je jezelf maar dui-
delijke doelen stelt en daarvoor gaat. Ik ga dit keer geen op-
somming geven, maar stel alleen een basisvoorwaarde: het
moet wel voldoende geld opleveren.
Over scenario\'s wil ik het wel even hebben. Die bestaan in
twee vormen. Allereerst zijn er de opties, de voorspellingen,
die je concreet kunt uitwerken en doorrekenen. Je maakt per
optie een bedrijfsplan en kiest uiteindelijk de meest pas-
sende. Werk met oneven aantallen. Dit voorkomt dat je om
oneigenlijke redenen de middelste pakt.
Dan zijn er de scenario\'s die worden gebruikt om de flexibi-
liteit in denken te vergroten en om improvisatie- cq. reactie-
vermogen te trainen. Shell heeft een reputatie waar het gaat
om effectief gebruik van scenario\'s als managementtraining.

Daarbij spelen ze twee of drie extreme situaties na. De kracht
schuilt in de extremiteit. Bijvoorbeeld:

1. De economische malaise zet stevig door. De AEX daalt
onder de 100 punten en het aantal werklozen overstijgt het
miljoen. Nederland moet stevig de broekriem aanhalen en
bezuinigt ondermeer op de zorg voor zijn gezelschapsdie-
ren. De landbouwhuisdierensector schuift alle kwaliteits-
systemen in de koelkast en is alleen bezig met overleven.
Hoe reageer jij, als bestuursvoorzitter van een grote multi-
disciplinaire dierenartsenpraktijk?

2. Het melkquotum verdwijnt, een grote explosie in Pernis
maakt de haven van Rotterdam voortenminste vijfjaar on-
bruikbaar. De daaropvolgende rendementsdaling drijft de
laatste koeien-, varkens- en pluimveehouders hun profes-
sie uit. Hoe reageer jij, als bestuursvoorzitter van een
grote, regiogebonden landbouwhuisdierenpraktijk?

3. Je verliest beide voeten bij een auto-ongeluk. De rest
van je lichaam functioneert optimaal, inclusief je ge-
zonde verstand. Met kunstvoeten kun je je goed redden,
maar praktiseren als dierenarts is niet meer mogelijk.
Hoe ga je je talenten tot waarde brengen in een tweede
carrière?

Tot slot

Elk handboek noemt synthese en weging van opties als af-
zonderlijke stappen in het strategisch proces. Wat gaan we
doen, hoe gaan we dit doen. In de kern zijn het processen die
je arbitrair van elkaar ontkoppelt.

Voor sommigen lijkt het doorlopen van deze processen een
overbodige exercitie. Maar weet dat ook de onderlinge af-
stemming, de niet-uitgesproken afspraken, tot stand komen
in dit soort processen. Eendracht maakt macht en onderlinge
onenigheid is de houtworm in de organisatie.

De auteur is dierenarts en heeft een executive masterdegree in strate-
gisch management.

-ocr page 275-

Er bestaat onduidelijkheid over
de plaats van antimicrobiële the-
rapie bij diarree bij hond en kat.
Ook internationaal is er nogal wat
controverse over dit onderwerp.
Ondergetekende specialisten heb-
ben hun kennis en ideeën hierom-
trent samengebracht in onder-
staande richtlijn.

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen acute
diarree (niet langer dan een week aanwezig) en chronische of
recidiverende problemen.

Acute diarree

Veelvoorkomende oorzaken van acute diarree zijn:

- voedsel (indiscretie, intolerantie, vergiftiging, allergie);

- endoparasieten (wormen, giardia, coccidiën);

- intestinale virale en bacteriële infecties (bijvoorbeeld
parvo, campylobacter, salmonella);

- toxinen (uit voedsel of anders);

- acute pancreatitis, hepatitis, hypoadrenocorticisme;

- systemische infecties;

- anatomische afwijkingen (intussusceptum, ileus, corpus
alienum);

- gestoorde motiliteit.

De oorzaak is vaak moeilijk vast te stellen en in de meeste
gevallen gaan de klachten in vijf tot tien dagen vanzelf over
(uitgezonderd anatomische afwijkingen). Primaire bacteri-
ele enteritis komt weinig voor, maar overgroei van bepaalde
bacteriën (bijvoorbeeld C.
perfringens) kan een enteritis
door andere oorzaak wel compliceren. Er kan zelfs bij ern-
stige mucosa-schade bacteriëmie en sepsis optreden.
Hemorrhagische diarree is een teken van ernstige mucosale
beschadiging.

Indicaties voor het toepassen van antimicrobiële middelen
bij acute diarree bij hond en kat zijn:

- acute hemorrhagische gastro-enteritis;

- veel neutrofielen in rectal scaping cytologie of in darmbi-
opten;

- bewezen sepsis of groot risico op sepsis (ernstig ziek dier);

- kweek van salmonella, veel campylobacter, overmaat C.
perfringens, en veel haemolytische E. coli bij jonge en
oude dieren;

- ernstige neutropenic;

- ernstige diarree ontstaan na bezoek aan kennel, pension of
show of bij meerdere dieren tegelijk ernstige diarree;

- campylobacter-achtige bacteriën of veel clostridium-
achtigen in cytologische kleuring of gram-kleuring van
faeces-uitstrijkje.

Voor de duidelijkheid: bij de meeste gevallen van acute diar-
ree is er dus
geen indicatie voor antimicrobiële therapie.
Nadelen van antimicrobiële middelen bij diarree zijn:

- ontwikkeling resistente kiemen;

Uite
voord
praktij

- verstoring residente microflora;

- mogelijk verhoogde opname van toxinen bij laesies van de
darm waardoor toxische waarden bereikt kunnen worden;

- kans op ontstaan van schimmel-Zgistinfectie.

Er zijn zeer veel therapieën beschreven en in gebruik bij
acute diarree, maar van velen is de werkzaamheid niet we-
tenschappelijk bewezen.

In het algemeen is de meest nuttige therapie het ondersteu-
nen van de hydratatietoestand, de electrolytenspiegels en de
zuur-base balans. Daarnaast is het raadzaam het maagdarm-
kanaal zo min mogelijk te belasten. Compleet vasten is in de
humane geneeskunde verlaten omdat de darm hierdoor zijn
selectieve permeabiliteit kan verliezen, waardoor bacteriën
en toxinen doorgelaten kunnen worden en het syndroom van
Multiple Organ Failure kan ontstaan. Met orale rehydratie-
vloeistoffen (suikers en electrolyten) wordt het maagdarm-
kanaal voldoende actief gehouden, waarbij het de selectieve
permeabiliteit behoudt en het toch rust krijgt. Dit speelt
vooral bij de mens omdat hier bij acute diarree vaak sprake is
van secretoire diarree. Bij hond en kat is bij acute diarree va-
ker sprake van osmodsche diarree, waarbij onthouden van
voedsel mogelijk wel effectief kan zijn. Maar ook hier speelt
het gevaar van Multiple Organ Failure (zeker bij zieke die-
ren), dus lijkt onthouden van voedsel en het geven van orale
rehydratie gedurende één tot drie dagen nuttig.

Chronische en/of recidiverende diarree

Uiteraard kunnen hierbij in principe dezelfde oorzaken spe-
len als bij de acute diarree; iedere diarree begint immers met
een acute fase.

Daarnaast wordt chronische diarree wel in verband gebracht
met \'small intestinal bacterial overgrowth\' (SIBO), een situ-
atie waarbij er sprake is van sterke toename van - bepaalde -
gedeelten van de bacteriële flora in de dunne darm. Er wordt
gedacht dat SIBO een gevolg kan zijn van het gebruik van
antimicrobiële middelen (risico!), maar het zou ook kunnen
ontstaan als één of meer van de volgende reguleringsmecha-
nismen verstoord is:

- maagzuursecretie;

- secretieproducten van pancreas, gal en enterocyten zelf;

- lokale afweer (leukocyten en bijvoorbeeld IgA);

- motiliteit (zorgt voor geregelde afvoer);

- de normale flora van het maagdarmkanaal (onder andere
gestoord na AB-gift).

SIBO is niet duidelijk gedefinieerd; vaak worden een toe-
name van de flora in de dunne darm (kwantitatieve kweek
van dunne-darm-aspiraat, de gouden standaardtest) of een
verlaagd cobalamine-gehalte in combinatie met een ver-
hoogd folaatgehalte in het bloed als bewijzend beschouwd.
Echter, het gehele concept van SIBO staat de laatste tijd ter
discussie. In tegenstelling tot eerdere overtuigingen blijkt
dat sommige gevallen van chronische diarree toch uitste-
kend reageren op antimicrobiële therapie. Daarom wordt er
tegenwoordig een nieuw concept gehanteerd, de zoge-
naamde \'antibiotic responsive diarrhea\' (ARD). Een voor-

Antimicrobiële middelen bij hond en kat met diarree

D.J. Houwers, E. van Duijkeren,J.T. Bosje, R.J. Gerritsen, E. den Hertog, P.JJ. Mandigers, R. van Noorten L.M. Overduin

-ocr page 276-

beeld van ARD vormen de diarree-patiënten met een over-
maat aan C.
perfringens (faeceskweek) die goed reageren op
metronidazol. Hierbij ziet men echter nogal eens recidief,
hetgeen illustreert dat ARD vaak niet op zichzelf staat maar
een - blijvende - onderliggende oorzaak heeft die dient te
worden opgespoord.

Bij de diagnostiek en behandeling van patiënten met chroni-
sche diarree dienen eerst de veelvoorkomende oorzaken als
voedselintolerantie, parasieten (inclusief brillendoosjes-
gisten), exocriene pancreas-insufficiëntie, metabole afwij-
kingen (lever-nier-bijnier afwijkingen) uitgesloten te wor-
den. Daarna is histologisch onderzoek van endoscopisch
verkregen dunne darmbiopten noodzakelijk. Indien dit geen
duidelijke diagnose geeft of de patiënt reageert onvoldoende
op de correct ingestelde therapie, kunnen antimicrobiële
middelen overwogen worden.
Indicaties hiervoor kunnen dan zijn:

- onvoldoende verbetering op pancreas-enzymen alleen bij
exocriene pancreas-insufficiëntie;

- onvoldoende reactie op hypoallergene voeding en/of im-
muun-suppressieve therapie bij voedselovergevoeligheid
en inflammatory bowel disease;

- aanwijzingen voor bacteriële mucosale adhesie in darmbi-
opten;

- het aantonen van salmonella, Campylobacters, overmaat
C.
perfringens, of veel haemolytische E. coli (jonge en
oude dieren) bij bacteriologisch onderzoek van de faeces.

N.B. Campylobacters gaan soms vrij snel dood in een fae-
cesmonster maar zijn dan nog wel zichtbaar in een gram-pre-
paraat.

Overwegingen bij de keuze van het middel

Indien de algemene conditie van de patiënt zo slecht is (sep-
sis of shock) dat een antimicrobiële therapie geïndiceerd is
en er een \'blinde\' keuze gemaakt moet worden, dan is de
combinatie van metronidazole en spiramycine (Stomorgyl)
waarschijnlijk de minst slechte keus.
Hoewel de gevoelighcidsbcpalingen van de (mogelijk) oor-
zakelijke agentia vaak veel keuzemogelijkheden bieden, zijn
er uitgesproken therapeutische voorkeuren:

- Is salmonella aangetoond, dan is enrofloxacine eerste keus
maar bij jonge dieren wordt het gebruik afgeraden en
vormt TMPS een goed alternatief

- Bij een campylobacter-infectie vormen macroliden de eer-
ste keus; alleen spiramycine is in een orale vorm beschik-
baar (in combinatie met metronidazoIe=stomorgyl).

- Clostridia zijn vrijwel altijd gevoelig voor metronidazole,
wat alleen of in combinatie met spiramycine gegeven kan
worden.

- Is veel haemolytische E. coli aangetoond dan is TMPS de
beste keus.

TMPS heeft een breed spectrum en is niettemin \'vriendelijk\'
voor de darmflora. Voordeel van TMPS is dat het ook actief
is tegen coccidiën. Metronidazole is alleen werkzaam tegen
anaerobe-bacteriën en flagellaten (onder andere giardia) en
heeft een immuunmodulatoir effect.

Samenvattend wordt gesteld dat er hij de behandeling van
patiënten met diarree een beperkte maar duidelijk omschre-
ven plaats is voor antimicrobiële middelen. Grondige dia-
gnostiek is - en blijft het uitgangspunt voor hun toepassing.
Als de meeste oorzaken zijn uitgesloten, kan een Bac-
teriologisch Onderzoek (BO) belangrijke informatie, en
eventueel een indicatie voor gerichte antimicrobiële thera-
pie, opleveren. Het BO is zonder meer zinvol in situaties
waarbij meerdere dieren - ogenschijnlijk infectieuze - diar-
ree vertonen en bij acute diarree bij individuele dieren met
koorts of ernstige ziekteverschijnselen zoals leucopenie
en/of bloederige diarree.

Specialisten veterinaire microbiologie:

D.J. Houwers en E. van Duijkeren

Specialisten interne geneeskunde der gezelschapsdieren:

J.T. Bosje, R.J. Gerritsen, E. den Hertog, P.J.J. Mandigers, R. van Noort en

L.M. Overduin

info@dixfortuin.nl
www.dixfoTtuin.nl

T030 2448774
F 030 241 66 33

T030 251 51 99
F 030 254 09 64

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

-ocr page 277-

VVA/FZORGT VOOR DE ZAKEN

#

n \'

P

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en finandële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten predes wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en assodatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende spedalisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomweq 100, Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 278-

De verklaring die een dierenarts af-
legt over een diergeneeskundige
aangelegenheid wordt geacht goed
te zijn onderbouwd. Blindelings een
telefonische uitspraak van een
pseudo-ambtenaar tot veterinaire
waarheid verheffen doet denken aan
bepaalde kippen, of .....juist ja,
schapen.

De lammeren

Uitgelaten honden laten zich meestal niet goed combineren
met schapen. Ook in dit geval amuseert Bello zich eind no-
vember in een weiland met wol, waarbij de twee maanden
drachtige kudde in paniek raakt. Een enkel schaap gaat niet
over de spreekwoordelijke dam maar belandt zelfs in
het water. Kortom, de chaos is compleet maar op
dat moment is er nog geen aantoonbare
schade, al is Bello\'s baas wel bereid om
eventuele schade te vergoeden, mocht
daar later nog sprake van zijn.

Die winter zijn de schapen vaak
ziek, maar de schapenhouder vindt
het niet nodig om een dierenarts te
raadplegen of onderzoek te laten
doen door de Gezondheidsdienst
voor Dieren (GD). Pas als bij de af-
lammerperiode in februari blijkt dat
abortus zich vaker voordoet dan an-
ders, onderneemt de schapenhouder
stappen om de schade vergoed te krij-
gen. Op verzoek van de verzekerings-
maatschappij van de hondeneigenaar, vraagt
de schapenhouder een dierenarts om een ver-
klaring af te leggen over het verband tussen de losge-
slagen hond en de abortus bij de schapen. De dierenarts belt
maar eens met de Gezondheidsdienst voor Dieren om te vra-
gen of dat verband eigenlijk wel bestaat. Een onbekende
medewerker zegt door de telefoon dat stress een oorzaak van
abortus zou kunnen zijn, en met die glasheldere causale uitleg
stelt de dierenarts een verklaring op dat de problemen van de
schapen veroorzaakt zijn door stress, die is ontstaan door het
worden opgejaagd door een hond ruim twee maanden gele-
den. De schade wordt begroot op € 5.500,-.

Meer verstand van verzekeringen?

De verzekeringsmaatschappij is niet geheel overtuigd en wendt
zich tot de Faculteit der Diergeneeskunde voor advies. De
Faculteit meldt dat het onmogelijk is dat de schade in februari
is veroorzaakt door het opjagen in november. Het opjagen had
wel kunnen leiden tot abortus binnen een maand, of tot het wer-
pen van versteende of gemummificeerde vruchten in de aflam-
merperiode, maar daarvan is geen sprake geweest. De verzeke-
ringsmaatschappij confronteert de dierenarts met het advies
van de Faculteit, waarop de dierenarts zijn verklaring intrekt.
Hij verzuimt om dat aan de schapenhouder te melden maar pas
als de schadevergoeding op losse schroeven komt te staan om-
dat causaal verband tussen de hond en de lammerpech ont-
breekt, trekt de schapenhouder boos aan de bel. Nu hij pas laat
hierover wordt ingelicht, is hij niet in de gelegenheid om er een
andere expert erbij te halen.

Veterinai
tuchtrech

Schaapachtig

laira Boissevain

De slachtbank

Om de schapenhouder alsnog tegemoet te komen, stelt de die-
renarts twee maanden nadat hij zijn eerdere verklaring heeft
ingetrokken, alsnog een document op waarin hij stelt dat uit-
sluitend de opgejaagde schapen abortusproblemen vertoon-
den. Dat mag niet meer baten, de schapenhouder gaat naar het
Tuchtcollege. Hij vindt het onaanvaardbaar dat een die-
renarts over één geval drie verschillende verkla-
ringen aflegt, maar heeft ook hct gevoel dat
hem hierdoor een schadevergoeding door
de neus is geboord.
Het Tuchtcollege kan zich in deze laat-
ste stelling niet vinden. Het advies van
de Faculteit wordt door het
Tuchtcollege als feit van algemene
bekendheid beschouwd. Hiervan
uitgaande had de dierenarts wel be-
ter moeten communiceren met de
schapenhouder, maar als de GD of
een andere expert eerder waren inge-
schakeld, waren zij tot dezelfde con-
clusie gekomen. De schapenhouder
zou dan evenmin schadevergoeding heb-
ben ontvangen.

Weinig w?ol

Wel is het Tuchtcollege het met de schapenhouder
eens dat driemaal een verklaring afleggen over één geval,
een beetje veel van het goede is. De dierenarts excuseert zich
door te zeggen dat hij is afgegaan op telefonische informatie
van een medewerker van de GD, maar dat verweer gaat niet
op. De dierenarts had zijn eerste verklaring slechts mogen
afgeven na een zelf uitgevoerd degelijk onderzoek. Door op
lichtvaardige wijze een verklaring af te geven die later weer
moet worden herroepen, heeft de dierenarts de gezondheids-
zorg voor dieren ernstige schade berokkend. De dierenarts
krijgt hiervoor een waarschuwing.

Eigenlijk is het een open deur: of het nu gaat om een nood-
slachting, een paardenkeuring, vaccinaties of erfelijke afwij-
kingen, het niet-veterinaire gedeelte van de maatschappij
steunt daarbij op veterinaire verklaringen. Dat er af en toe
een ondeugdelijke versie bij het Tuchtcollege terechtkomt is
geen reden om nooit meer een verklaring af te geven, maar
wel om dergelijke documenten goed te onderbouwen.

-ocr page 279-

Zijn ouders hadden een veehouderijbedrijf en daarmee was
zijn interesse voor de diergeneesicunde gewekt. Na zijn afstu-
deren was hij werkzaam ais viroloog bij het CDI in Lelystad,
met name gericht op de zogenoemde Lijst A ziekten. "Ik ben
destijds gepromoveerd op een proefschrift over de controle op
MKZ en dat komt nu weer goed van pas." Vervolgens maakte
hij in 1988 de overstap naar de Stichting Gezondheidszorg
voor Dieren, waar hij de functie van directeur vervulde.

Internationaal

Sinds 2001 was De Leeuw werkzaam als zelfstandig consul-
tant en veterinair directeur bij Agri-Livestock Consultants
Ltd. te Amsterdam. In deze periode is hij veelvuldig betrok-
ken geweest bij de zogenoemde pre-accessie trajecten voor
toekomstige lidstaten van de EU. "Daarbij moet je denken
aan projecten die tot doel hebben om de veterinaire infra-
structuur van de kandidaat lidstaten waar nodig in lijn te
brengen met de Europese regelgeving. Dat kan bijvoorbeeld
een verbetering van labmethoden zijn, of de versterking van

Intervie

inspectiediensten maar ook het begeleiden van reorganisa-
ties. In die functie ben ik onder andere twee jaar projectleider
geweest in Litouwen, maar ook in Estland, Letland, Polen,
Bulgarije en Hongarije en Montenegro ben ik op verschil-
lende momenten in mijn loopbaan werkzaam geweest. Het
werken in Oost-Europa is zonder meer boeiend en verruimt
je blik enorm", aldus De Leeuw.

De CVO-functie

Zijn internationale ervaring komt De Leeuw goed van pas
want als CVO pleeg je veelvuldig overleg op nationaal en
internationaal niveau. Hij beschouwt dat ook als een logi-
sche stap in zijn carrière. "Ik heb altijd vrij dicht tegen het
ministerie aan gewerkt en tegelijkertijd de dierziektencrises
KVP en MKZ van nabij meegemaakt. Dat maakt het voor
mij relatief gemakkelijk om deze functie in te vullen. Daarbij
ligt het accent op de advisering aan de minister, want het gaat
erom datje de minister adviseert ten aanzien van de beoorde-
ling van de situatie en de aanpak van een eventuele dier-
ziekte. Hoe de bestrijdingsstrategie in de praktijk precies
moet gebeuren, is meer een zaak voor de uitvoerende dien-
sten."

Dierziekten

Op de vraag in hoeverre De Leeuw nieuwe uitbraken van
dierziekten op ons af ziet komen waarschuwt hij voor teveel
optimisme. "Voor mij is KVP in Europa, dat is zeker geen
ver van mijn bed show. MKZ ligt waarschijnlijk minder voor
de hand maar door het intensieve verkeer van mens en dier
blijft de dreiging van een uitbraak altijd aanwezig. Voor AI
geldt hetzelfde, met daarbij nog de complicatie van besmet-
ting van trekvogels.

Het komt erop neer datje de juiste maatregelen moet nemen
maar dan nog kan niemand honderd procent garantie geven.
Preventie kan veel ellende voorkomen maar tegelijkertijd
moetje ervoor zorgen datje op alles bent voorbereid. Met an-
dere woorden: draaiboeken moeten up to date zijn, overleg-
structuren duidelijk en bovenal is slagvaardigheid geboden.
Wat dit laatste betreft spelen de dierenartsen natuurlijk een
cruciale rol (early warning). Hoe eerder de diagnose van een
dierziekte wordt gesteld hoe beter, want de uitgangspositie
wordt heel snel slechter naarmate de eerste signalen over het
hoofd worden gezien. Beter te vroeg dan te laat aan de bel
getrokken!"

Uitbreiding EU

De komende uitbreiding van de EU met landen uit het vroe-
gere Oostblok wordt hier en daar ook wel gezien als een extra
risico met betrekking tot het uitbreken en verspreiden van

Peter de Leeuw is de nieuwe Chief Veterinary Officer (CVO)

Tekst: Bert Hendriks, foto\'s: ministerie van LNV

Per 1 januari van dit jaar is dr Peter de Leeuw actief in de functie van ChiefVeterinary Officer bij
het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Hij volgde drs. Frits Pluimers op die
gebruik maakte van de FPU-regeling.

De Leeuw is dierenarts en heeft vanaf 1973 verschillende functies bekleed in veterinaire organisa-
ties. In deze aflevering van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde laat Peter de Leeuw zijn licht
schijnen op de functie van CVO en aanverwante veterinaire zaken.

-ocr page 280-

dierziekten. In dat opzicht heeft De Leeuw een duidelijke
mening. "Ons past zeker enige bescheidenheid", zo zegt hij.
"In Nederland hebben we de laatste tien jaar drie grote uit-
braken gehad ondanks een goed functionerende infrastruc-
tuur en goede technische hulpmiddelen. Anderzijds heeft het
feit dat wij alles in het werk hebben gesteld om die uitbraken
snel en effectief te bestrijden het vertrouwen in stand gehou-
den. Voor een exporterend land zoals Nederland is dat ver-
trouwen natuurlijk cruciaal. Een belangrijk aspect daarin is
ook datje regelmatig en uitgebreid informatie verstrekt over
je inspanningen om de uitbraak te beëindigen. Op dat terrein
behoor je openheid te betrachten."

"Overigens", zo vervolgt De Leeuw, "lijst A ziekten komen in
die kandidaat lidstaten eigenlijk niet voor, wel zijn er hier en
daar problemen met de lijst B ziekten. Qua infrastructuur en
technische hulpmiddelen is er weliswaar een achterstand, maar
de EU biedt hulp in de vorm van expertise en geld om deze za-
ken naar het gewenste niveau te brengen. Daarnaast wordt de
kans op grootschalige ziekten verminderd door het feit dat de
bedrijven veelal kleinschalig zijn en veel verder uit elkaar lig-
gen. Dat kan de bestrijding van een eventuele uitbraak verge-
makkelijken. Niettemin, the proof is in the eating of the pud-
ding en die is er de laatste jaren niet geweest."

Vaccinatie

Met de verschillende crises is ook de discussie over vaccinatie
opnieuw gevoerd. Vanuit Nederland is er sterk op aangedron-
gen om onder bepaalde omstandigheden vaccinatie toe te
staan. Vooral om te voorkomen dat enorme aantallen gezonde
dieren geruimd moeten worden. Het pleidooi van Nederland,
in casu de minister van Landbouw, is inmiddels onder strikte
voorwaarden gedeeltelijk gehonoreerd. Volgens De Leeuw is
dit een gunstige ontwikkeling. "Er zijn nu op het punt van vac-
cinatie enige blokkades weggehaald, maar de vraag is natuur-
lijk of ook de markt positief reageert. In ieder geval is het zo
dat het grootschalig ruimen van dieren om een aantal redenen
niet meer acceptabel is. Je moet dan denken aan de maat-
schappelijke weerstand, de financiële offers die hiermee ge-
moeid zijn en de emotionele schade. Tegelijkertijd komen er
nieuwe vaccins die de mogelijkheid bieden om effectief
onderscheid te maken tussen wel- en niet-geïnfecteerde die-
ren. Nu gaat het erom dat het kiezen voor vaccinatie van zijn
negatieve lading wordt ontdaan. Wij, de CVO\'s van Europa,
gaan hierover discussiëren op van een EU-brede conferentie in
december van dit jaar. De vraag die dan centraal zal staan is:
hoe komen we tot een maatschappelijk verantwoorde bestrij-
ding? De logische vervolgvraag is dan: hoe de vaccinatie
marktbreed geaccepteerd te krijgen en hoe om te gaan met de
hobbydieren in geval van een volgende uitbraak?"

KNMvD

Gevraagd naar zijn visie op de rol en taak van de KNMvD
hoeft De Leeuw niet lang na te denken. "Laat ik duidelijk
zijn: ik ondersteun van harte de inspanningen die de
KNMvD zich getroost voor certificering en kwaliteitsbor-
ging, zowel in de praktijken als voor wat betreft de inhoude-
lijke kennis van dierenartsen. Het is een maatschappelijk ge-
geven, men vraagt om transparantie en borging. Dus het
moet niet gezien worden als iets wat alleen van overheids-
wege wordt opgelegd, want die overheid staat voor een brede
maatschappelijke vraag."

De CVO is verantwoordelijk voor de uitvoering van de dier-
ziektebestrijding en de certificering van dieren en dierlijke
producten. Hij vertegenwoordigt Nederland in veterinaire
overlegorganen van de EU, OIE en FAO met betrekking tot
diergezondheid, dierenwelzijn en diergeneesmiddelen.
Voorts maakt hij met landen buiten de EU afspraken over
veterinaire eisen voor wat betreft onder meer de export van
levende dieren, producten van dierlijke oorsprong en dierge-
neesmiddelen.

-ocr page 281-

Practicus Wiel van den Ekker:

"Preventiewijzer draagt bij aan integrale gezondheidszorg"

Tekst: Steven Berendsen, foto\'s: Opraappers

Integrale dierziektebestrijding
krijgt steeds meer vorm op melk-
veebedrijven. Practici zijn voort-
n^ffffff^ff durend op zoek naar doelmatige
concepten hiervoor. Een beproefd
^^^^^^^^ concept is de periodieke risico-
^BBH^^ff analyse van de dierziektesituatie,
waarbij in de tussentijd verbete-
ringen worden doorgevoerd. De
Preventiewijzer is op dit concept gebaseerd. Practicus
Wiel van den Ekker van Diergeneeskundig Centrum \'de
Overlaet\' in Oss was nauw betrokken bij de ontwikkeling
van deze methodiek. Hij past de Preventie Wijzer nu drie
jaar toe, onder andere op het melkveebedrijf van maat-
schap Van Maren in Lith.

Wiel van den Ekker begint het gesprek met de stelling dat
dierenartspraktijken het management over een andere boeg
moeten gooien. "Veehouders hebben behoefte aan een multi-
disciplinaire ondersteuning. Als academici hebben we daar-
voor voldoende, wellicht unieke, kennis en ervaring. We
moeten toe naar \'totaal\' begeleiding van de bedrijfsvoering."
Melkveehouder John van Maren knikt instemmend. "Het
zou mooi zijn als mijn voeradviseur, dierenarts en eventueel
accountant gezamenlijk met oplossingen komen voor verbe-
tering van mijn bedrijf Nu spreek ik ze afzonderlijk en weet
soms niet wie de beste argumenten heeft. Laat ze het hier bij
mij aan de keukentafel uitdiscussiëren, zodat we als team tot
oplossingen komen." Van Maren en Van den Ekker zien
hierin ook een rol weggelegd voor de PreventieWijzer. "Ook
daarin draait het om de interactie tussen veehouder en advi-
seurs. En omdat ziektepreventie raakt aan bijna alle aspecten
van de bedrijfsvoering, staat dit onderwerp constant op de
gezamenlijke agenda. De PreventieWijzer helpt om de pre-
ventie van dierziekten onder de aandacht te houden en het in
de stal concreet te maken."

Inzicht vergroten

Doel van de PreventieWijzer is verbetering van ziektepre-
ventie op het bedrijf "Niets nieuws onder de zon, want daar
werken we al jaren aan", erkent Van den Ekker. "De metho-
diek van de PreventieWijzer is echter vernieuwend en zeer
doeltreffend. Het geeft de veehouder inzicht in de risico\'s
van ziekte-insleep en -verspreiding op zijn eigen bedrijf
Met deze bewustwording en het daaruit voorkomend inzicht
is hij eerder bereid zijn bedrijfsvoering aan te passen." Van
Maren beaamt dit. "Sinds het gebruik van de Pre-
ventieWijzer ben ik consequenter geworden en zet ik meer
de puntjes op de \'i\'. Je loopt met elkaar een checklist langs
en staat letterlijk stil bij ongewenste situaties, zoals bijvoor-
beeld een zieke koe in de afkalfstal. Daar heb je het met el-
kaar over en de risico\'s ervan dringen beter tot me door. De

PreventieWijzer maakt me
risicobewust. Het is ver-
volgens aan mij om risi-
co\'s al dan niet uit te slui-
ten. Die vrijheid stel ik
zeer op prijs."

Bedrijfsbegeleiding

"Als dierenarts heb je de
verantwoordelijkheid om
je klant te wijzen op een
risicovolle situatie. Toch
kaart ik een bepaalde situ-
atie hooguit drie keer aan,
ik wil namelijk niet dram-
men." Van den Ekker
maakt graag gebruik van
de checklist, die onderdeel
is van de PreventieWijzer.
"Door die samen met de
veehouder in te vullen,
creëer je momenten om de
bedrijfsvoering te evalue-
ren. De PreventieWijzer
kan een belangrijke rol
spelen in het dynamisch
proces waarbij nieuwe in-
zichten en wensen van de
veehouder een centrale rol
krijgen in de bedrijfsbege-
leiding." Volgens Van den
Ekker voelen practici zich
niet altijd serieus geno-
men als ze hun klanten
wijzen op het belang van
het voorkomen van in-
sleep en versleep van ziek-
tekiemen. "Als je er over
spreekt, is de veehouder
zich wel bewust van de
noodzaak, toch krijgen hy-
giënische maatregelen
vaak geen prioriteit. Dit
maakt het voor ons lastig
om het onderwerp te blij-
ven aankaarten. De Pre-
ventieWijzer is voor mij
een extra ingang. Het is
een concreet middel waar-
mee de veehouder direct
aan de slag kan, dat de
materie inzichtelijk maakt

-ocr page 282-

en hem motiveert om aan dierziektepreventie te werken. Ik
kan hier vervolgens met mijn advisering gemakkelijk op
aansluiten. Bijkomend voordeel is, dat ik meer grip heb op
het vinden van de oorzaak van een bedrijfsprobleem, zoals
bijvoorbeeld kalverdiarree. Het geeft me namelijk inzicht in
de werkwijze van de veehouder."

Eenvoudig en doeltreffend

De methodiek wordt inmiddels door meer dan 250 dieren-
artspraktijken toegepast. Met name het integrale aspect
spreekt de dierenartsen en veehouders aan. Wiel van den
Ekker werd met enkele andere practici door de GD uitgeno-
digd kritisch naar de praktische waarde van de Pre-
ventieWijzer te kijken. "We hebben vooral gelet op de een-
voud van de methode. Iedere veehouder moet er mee aan de
slag kunnen, dus worden geen dure en ingrijpende maatrege-
len voorgesteld. Daarnaast hebben we ervoor gezorgd dat de
deelnemer voldoende vrijheid heeft in de uitvoering ervan.
De vrije keuze en het eigen tempo waarin aanpassingen kun-
nen worden uitgevoerd, vind ik belangrijke voordelen. Mijn
ervaring is dat melkveehouders de PreventieWijzer inder-
daad gebruiken om hun bedrijfsvoering aan te scherpen."
De informatiemap, dat onderdeel is van het startpakket van
de PreventieWijzer, is opgebouwd uit een algemeen deel en
modules. Het algemene deel geeft beschrijvingen en tips
over ziektepreventie. De modules gaan in op specifieke dier-
ziekten. Dit najaar ontvangen de deelnemers de module sal-
monellose als uitbreiding van de PreventieWijzer. "De mo-
dules ondersteunen het dynamische karakter van de
methode. Ze voorkomen tot de deelnemers het gevoel krij-
gen \'klaar\' te zijn met ziektepreventie", aldus de practicus.

Basis voor kwaliteit

De PreventieWijzer is effectief tegen insleep en versleep van
een groot aantal besmettelijke ziekten zoals Salmonella,
paratbc,
E. coli, kalverdiarree, IBR, leptospirose en pinken-
griep. Aan de hand van de checklist komen elk jaar de be-
langrijkste aandachtspunten voor preventie aan de orde.
Daaruit volgt een puntenscore waarmee het niveau van dier-
ziektepreventie wordt aangegeven. Op basis daarvan kan een
plan van aanpak voor verbetering van de risicosituaties wor-
den opgesteld. Het jaar erop worden de aandachtspunten
weer besproken en het effect van de verbeteringen geëvalu-
eerd. "Deze werkwijze geeft extra inzicht in het bedrijf, leidt
tot een betere diergezondheid en beter rendement. De prak-
tijk toont telkens weer aan hoe belangrijk gezond vee is. Niet
alleen de bedrijfsresultaten, maar ook het werkplezier, voed-
selveiligheid en het imago van de sector zijn erbij gebaat",
aldus Van den Ekker. Hij is er van overtuigd dat gebruikers
van de PreventieWijzer hun bedrijf minder gevoelig maken
voor ziekteuitbraken en dat ze zo toe groeien naar een vrij-
status voor verschillende dierziekten. "Deelnemers aan een
certificeringsprogramma verwerven met de PreventieWijzer
extra zekerheid over het behoud van hun vrij-status. De aan-
dachtspunten en maatregelen werken preventief tegen in-
sleep van een groot aantal dierziekten. De PreventieWijzer
draagt zo bij aan het behouden van vrij-status(sen)."

Vooruitgang

Van den Ekker komt terug op de start van het gesprek en stelt
dat het de hoogste tijd is voor een integrale aanpak van dier-
ziektebestrijding. "Naar mijn idee is de PreventieWijzer
daarvoor een prima instrument. Het stimuleert het jaar door

228

/

^ 1 *

\\ \'

"Met kleine aanpassingen kun je al veel bereiken. Schijnbaar geeft de PreventieWijzer
net de prikkel die nodig is om je gedrag daadwerkelijk te veranderen", vertelt Van
Maren (rechts).

de interactie tussen practicus en veehouder. Als dierenarts
coach en adviseer je, terwijl de veehouder beslist welke
maatregelen hij het eerst wil nemen. Dat de één minder strin-
gente maatregelen neemt dan de ander, vind ik geen pro-
bleem. Ze zijn zich in elk geval bewust van de risico\'s en dat
leidt tot vooruitgang." Van Maren bevestigt dit door de uit-
slagen van de checklisten van de afgelopen driejaar te laten
zien. De eerste checklist in 2001 had een bedrijfsscore van
600 punten op een schaal van 1000. In 2002 was de score ge-
stegen tot 680 punten en afgelopen jaar behaalde hij 729
punten. "Met kleine aanpassingen kun je al veel bereiken.
Meestal gaat het om het doorbreken van een gewoonte waar-
van je al wist dat die niet wenselijk is. Ik voer nu geen kuil-
voer meer aan de kalveren die nog niet zijn gespeend en pe-
nicillinemelk gaat alleen nog naar de stierkalveren. Je vraagt
je af of je voor dit soort simpele veranderingen de Preven-
tieWijzer nodig hebt. Schijnbaar geeft het net de prikkel die
nodig is om je gedrag te daadwerkelijk veranderen", conclu-
deert de veehouder.

TijDSCHRIFT VOOR DIERGENEESKUNDE, DEEL 129, APRIL, AFLEVERING 7, 2OO4

Hoe werkt de PreventieWijzer

Het PreventieWijzer-pakket bestaat uit een ringband met

praktische informatie en een abonnement op de checklist

voor het eerste jaar. Hoe werkt de PreventieWijzer:

- Aan de hand van de checklist bespreken practicus en
veehouder de belangrijkste aandachtspunten voor
ziektepreventie.

- De GD berekent de score van de checklist. Hoe hoger
de score, hoe geringer de kans op een besmetting.

- Op basis van de risicoanalyse maken practicus en vee-
houder een plan van aanpak om de preventie verder te
verbeteren.

- Na één jaar, waarin de aanpassingen zijn uitgevoerd,
wordt de checklist opnieuw door practicus en veehou-
der ingevuld. Deze herhaling zorgt ervoor dat de vee-
houder de aandacht voor preventie blijft vasthouden.

-ocr page 283-

In juni 2003 rapporteerde het Nationaal Salmonella
Centrum van het RIVM een significante verheffing van
Salmonella Enteritidis (SE) in de meeste streeklaboratoria
ten opzichte van voorafgaande jaren. Eind 2003 waren dit
540 extra laboratoriumbevestigde gevallen in heel
Nederland. Dit zijn naar schatting 7500 extra gevallen van
gastro-enteritis in de algemene bevolking veroorzaakt door
SE, een toename van vijftig procent. De hete zomer bleek
niet de oorzaak van de verheffing, maar de import van be-
smette eieren werd als meest waarschijnlijke oorzaak aan-
gewezen. Dit blijkt uit gegevens in het rapport getiteld:
\'Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic
Usage in Animals in the Netherlands in 2002\' (MARAN
2002) en nog niet gepubliceerde gegevens over 2003.

Eind 2003 waren er 540 extra laboratoriumbevestigde geval-
len in Nederland. Dit zijn naar schatting 7500 extra gevallen
van gastro-enteritis in de algemene bevolking veroorzaakt
door SE. In eerste instantie werd deze verheffing toegeschre-
ven aan het extreem warme weer tot september met tempera-
turen ver boven normaal (zie figuur 1). In het WHO/
CCASH-project werd met tijdserie-analyse van salmonel-
lose-gegevens uit tien Europese landen aangetoond dat de
buitentemperatuur een risicofactor voor voedselvergiftiging
is, ook los van algemene seizoenseffecten. Voor Nederland
(gegevens van 1984 tot en met 2001) bleek dit effect heel
sterk te zijn voor SE. Per 0°C boven normaal werd een line-
aire stijging van de toename van het aantal salmonellose-ge-
vallen van 12,6 procent gevonden. Echter, navraag bij leden
van het internationale ENTERNET-netwerk leerde dat de
meeste andere Europese landen in dezelfde periode geen
verheffing hadden doorgemaakt, met uitzondering van
België, Engeland en Wales. Dit maakte een belangrijke rol
van de hete zomer onwaarschijnlijk. Dit werd later bevestigd
door schattingen van het aantal extra te verwachten salmo-
nellose-gevallen strikt op basis van de temperatuur.

Rauwe eieren

Diverse surveillanceprogramma\'s tonen aan dat de bestrij-
dingsprogramma\'s in de pluimveehouderij zo succesvol zijn
dat SE nog nauwelijks bij slachtkuikens wordt gevonden. In
leghennen daarentegen is nog steeds zeven tot negen procent
van de koppels SE-positief Dit maakte rauwe eieren de
hoofdverdachte van de waargenomen verheffing van SE-in-
fecties. Echter, faagtypering van SE, gecombineerd met het
testen van de resistentie tegen antibiotica, toont opmerke-
lijke verschillen tussen SE bij de mens en bij pluimvee. De
verschillen wijzen erop dat de bron van de verheffing buiten
Nederland gezocht moet worden.\' In 2003 werd bij patiënten
tweemaal zoveel SE-faagtype-1 (Pt I) gevonden (14,5%) als
tussen 1998 en 2002; 54 procent daarvan was resistent tegen

/ Rapport MARAN 2002. Dit rapport kan als PDF-file gedownload worden van de
website van het CIDC-Lelystad (www.cidc-lelystad.nl). Daarnaast zijn nog enkele
harde kopieën beschikbaar op aanvraag bij de auteurs. Het rapport met de humane
gegevens (NETHMAP 2003) bevat resistentie- en gebruiksgegevens t/m 2003 en kan
gedownload worden op de website van de SPVAB (www.swab.nl).

nalidixine (Na) en verminderd gevoelig voor ciprofloxacine.
In pluimvee was tussen 1998 en 2003 vijf procent van alle
SE-isolaten Pt 1 (vrijwel uitsluitend van leghennen), maar
nooit werd nalidixine-resistentie gevonden. Humane infec-
ties met Pt l(Na) bleken driemaal vaker reisgerelateerd dan
andere SE-faagtypes, waarvan vijftig procent gerelateerd
aan reizen naar Spanje en Portugal. Een reeks van explosies
van infecties met SE eind 2002 (welke zich herhaalde in de
zomer van 2003) in Groot-Brittannië, leidde tot onderzoek
van de besmettingsgraad van eieren en vond Pt 1 (Na) geas-
socieerd met Spaanse eieren. Salmonella werd gevonden in
0,3 procent van de in Groot-Brittannië geproduceerde eieren
en in 5,1 procent van de geïmporteerde eieren uit Spanje.
Salmonella wordt in slechts 0-0,03 procent van de in
Nederland geproduceerde eieren aangetroffen (onderzoek
uit 1999 en 2000), dat is tien respectievelijk 160 keer lager

■ T«mp«™tuur ^Typhimurium EnUrtMdl» ♦R«»!

.■Illi

\'I

Jan Febr Maart April Mei Juni Juli Aug Sspt Okt Nov Dac

Figuun. Verloop van de explosie van gevallen van Salmonella Enteritidis in 2003.

Import van eieren leidt tot meer gastro-enteritis
door Salmonella Enteritidis

-ocr page 284-

dan die geproduceerd in Groot-Brittannië en Spanje. Er
wordt geschat dat eieren in Nederland jaarlijks verantwoor-
delijk zijn voor ongeveer 35 procent van alle salmoneilose-
gevallen.

Import

Na de uitbraak van de vogelpest bij pluimvee in het voorjaar
van 2003 werd het tekort aan eieren aangevuld door impor-
ten uit voornamelijk Duitsland, Polen, Italië en vooral
Spanje (achtvoudige toename, zie figuur 2). De les die kan
worden geleerd is dat ook import van kleine hoeveelheden
relatief hoog besmette eieren al een enorm effect heeft op de
humane incidentie van salmonellose. Het is dus van groot
belang om vooral geïmporteerde eieren continue te surveil-
leren. Om de bron van de salmonellose-gevallen te kunnen
traceren is naast sero- en faagtypering het testen van antibio-
tica-resistentie essentieel voor de besluitvorming. Dit zou
een basis kunnen zijn voor tijdige interventie.

Namens de werkgroep VANTURES:

W. van Pelt, RIVM, e-mail: w.van.pelt@nvm.nl.

D. J. Mevius, CIDC-Lelystad, e-mail: dik.mevius@wur.nl

Eerste gecoördineerde rapportage van resistentie en gebruikssur-
veillance in Nederland ( M ARAN-2002)

D.J. Mevius

In mei 2002 is de organisatiestructuur van de humane en ve-
terinaire resistentie- en gebruikssurveillance tot stand geko-
men. Er is een Interdepartementaal Platform Antibioticum-
resistentie (ABRES) opgericht waarin beleidsmedewerkers
van zowel VWS als LNV zitting hebben. De voorzitter van
het platform is dr. ir. R. Dortland, Directeur Voeding en
Gezondheidsbescherming van VWS. In dezelfde week werd
een werkgroep geïnstalleerd die verantwoordelijk is voor de
veterinaire surveillance-activiteiten. Deze werkgroep heeft
het acronym VANTURES (Veterinary Antibiotic Usage and
Resistance Surveillance) en wordt voorgezeten door dr. D.J.
Mevius van het CIDC. VANTURES heeft als taak de surveil-
lance van resistentie en gebruik in dieren te coördineren, uit
te voeren en jaarlijks te rapporteren, een vergelijkbaar taken-
pakket als de Stichting Werkgroep AntibioticumBeleid
(SWAB) voor het humane domein. In VANTURES zijn de
uitvoerende instituten vertegenwoordigd, te weten: CIDC-
Lelystad, RIVM, VWA en de Apotheek Diergeneeskunde
van de Universiteit Utrecht. De SWAB en VANTURES zijn
verantwoording verschuldigd aan het Platform en omdat een
goede communicatie tussen beide werkgroepen zeer belang-
rijk is bevatten beide als lid een afgevaardigde van de andere
werkgroep.

Op 16 januari 2004 is het eerste rapport getiteld \'Monitoring
of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in
Animals in The Netherlands in 2002\' (MARAN-2002) op
een minisymposium op de VWA aangeboden aan J. de
Leeuw, Directeur Generaal VWA, R. Dortland, Directeur
Voeding en Gezondheidsbescherming, VWS en H. Paul,
Directeur Voeding en Veterinaire Aangelegenheden, LNV.
Dit rapport kan als PDF-file gedownload worden van de
website van het CIDC-Lelystad (www.cidc-lelystad.nl).
Daarnaast zijn nog enkele harde kopieën beschikbaar op
aanvraag. Het rapport met de humane gegevens (NETH-
MAP 2003) bevat resistentie- en gebruiksgevens tot en met
2003 en kan gedownload worden op de website van de
SWAB (www.swab.nl).

Resistentie en antimicrobiële stoffen

MARAN 2002 bevat gegevens over resistentie in zoönoti-
sche en commensale bacteriën van dierlijke oorsprong en ge-
gevens over het gebruik van antimicrobiële stoffen in voed-
selproducerende dieren. De data uit 2002 in dit rapport
geven aan dat er een langzame toename in resistentie tegen
ilumequine (deze stammen zijn ook allemaal minder gevoe-
lig voor ciprofloxacin) waarneembaar is in salmonella\'s geï-
soleerd in Nederland. De resistentietoename is serotype spe-
cifiek. In
S. Typhimurium DT104 and ft 507, waren de
flumequine resistentieniveaus laag en stabiel. In
S. Java uit
slachtkuikens daarentegen werd van 2000 tot 2003 een snelle
toename in flumequine resistentie waargenomen (0% -
35%). In humane klinische isolaten van
S. Enteritidis pt I
werd relatief vaak flumequine-resistentie waargenomen.
Deze stammen bleken geïmporteerd uit Spanje via geconta-
mineerde eieren.

Resistentie tegen het derde-generatie cefalosporine: cefo-
taxime
(ESBL-positief) werd zowel in humane salmonella\'s
als in salmonella\'s uit pluimvee waargenomen. Ook in com-
mensale
E. coli\'s. uit slachtkuikens komt cefotaxime resisten-
tie voor hetgeen een aanwijzing voor mogelijke selectie van
deze resistentiedeterminant door bijvoorbeeld gebruik van
amoxicilline.

Hoewel avoparcine als groeibevorderaar al in 1997 werd ver-
boden, blijft resistentie tegen
vancomycine in E. faecium
stabiel op een laag niveau in slachtkuikens en slachtvarkens.
Ook voor de overige groeibevorderaars, met uitzondering
van de tylosine waarvoor een verdere afname in resistentie
werd waargenomen, bleven de resistentiepercentages in
2002 stabiel.

Het therapeutische gebruik van antibiotica in dieren in
Nederland is toegenomen vanaf 1990, terwijl de totale aan-
tallen landbouwhuisdieren zijn afgenomen. De meest ge-
bruikte antibioticaklassen in dieren waren de tetracyclinen
en trimethoprim/sulfonamiden-combinaties. In vergelijking
met het Verenigd Koninkrijk en Denemarken worden in

-ocr page 285-

Nederland beduidend meer antibiotica gebruikt in voedsel-
producerende dieren.

Het eerste gecoördineerde rapport van de surveillance-acti-
viteiten van antimicrobiële resistentie en consumptie van
antibiotica heeft zeer waardevolle gegevens opgeleverd.
Waargenomen trends in resistentie kunnen deels gerelateerd
worden aan gebruikspatronen. Bovendien sluit dit monito-
ringsprogramma grotendeels aan op de eisen van de nieuwe
zoönosenrichtlijn.

Gebaseerd op de resultaten van dit rapport worden de vol-
gende aanbevelingen gedaan:

- dit gecoördineerde monitoringsprogramma dient te wor-
den gecontinueerd en jaarlijks rapporteren;

- de gebruiksgegevens dienen op internationaal niveau te
worden gestandaardiseerd om de vergelijkbaarheid te ver-
groten;

- de omrekening van totale hoeveelheid gebruik naar aantal-
len gedefinieerde dagdoseringen per diereenheid (De-
fined Daily Dosage (DDD) per 1000 dierdagen) verge-
makkelijkt het vergelijken van gebruiksgevens binnen en
tussen dierpopulaties. Dit principe dient verder uitgewerkt
te worden in een volgende rapportage.

- hoewel de belangrijkste soorten Nederlandse voedselpro-
ducerende dieren uitgebreid onderzocht zijn in het huidige
programma, dienen de gegevens van runderen (vlees-, en
melkvee) te worden verbeterd;

- maatregelen dienen te worden genomen om de hoeveel-
heid van gebruikte antibiotica in voedselproducerende
dieren te verminderen;

- trends in toename van quinolonen-resistentie in Salmonella,
Campylobacter
en E. coli in voedselproducerende dieren
nopen tot een aanscherping van het antibioticumbeleid;

- geïmporteerde producten van voedselproducerende die-
ren, inclusief groente wat tijdens de groei bevloeid is met
fecaal gecontamineerd water, dienen te worden betrokken
in het monitoringsprogramma.

Namens VANTURES, dr. D.J. Mevius, CIDC-Lelystad.

Surveillance Organogram

ABRES
Interdepartementaal
Beleids Platform
VWS/LNV

Humaan
SWAB-Bestuur
VZ Prof. H. Vert)rugh

Consumptie WG
VZ dr A. Vulto

Resistentie WG
VZ Prof. Hoogkamp-Korstanje

Projecten:
SERIN
SIRIN
Streeklab. project (89)

-ocr page 286-

LTO-vakgroep wil doorbraak in door markt beheerst probleem

De varkenshouders willen af van het castreren van big-
gen. En dat zal in Europees verband moeten gebeuren.
Om alle mogelijkheden hiertoe en de voor- en nadelen
zorgvuldig te bekijken wordt vanaf eind februari een
reeks studiedagen gehouden met onder anderen de
Dierenbescherming, de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde, Varkens in Nood, var-
kenshouders en slachterijen, zo heeft de vakgroep LTO
Varkenshouderij aangekondigd. Eerdere initiatieven om
een einde te maken aan het castreren hebben vooralsnog
niets opgeleverd, omdat de afzetmarkt de sterkst stu-
rende kracht is; boeren die ongecastreerde varkens leve-
ren worden gekort op hun uitbetalingsprijs.

Het castreren van biggen is al jarenlang punt van gesprek van
varkenshouders, dierenartsen en maatschappelijke organisa-
ties. De suggestie van D\'66 dat verdoving van de biggen de
oplossing is, is echter onjuist. Het adequaat verdoven van
zeer jonge dieren brengt zeker risico\'s met zich mee. Ook is
de stress die met het verdoven wordt veroorzaakt net zo ern-
stig als de stress bij het castreren zelf Daarom wijst ook de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde het onder verdoving castreren van jonge biggen af

De ingreep bij de biggen komt voort uit de zogeheten beren-
geur, een specifieke lucht die vrijkomt bij het braden van het
vlees van mannelijke varkens (beren). Consumenten in
Nederland maar ook in het buitenland gruwen daarvan en
daarom willen slagers en supermarkten geen vlees van onge-
castreerde beren afnemen. Op de Britse markt neemt Tesco
een bijzondere positie in: deze supermarktketen eist voor
haar bacon juist dat de beren niet gecastreerd worden. Veel
Nederlandse varkenshouders leveren die ongecastreerde
varkens voor de baconproductie aan Tesco, al gaat het ui-
teraard om een bescheiden deel van de Nederlandse produc-
tie.

Om het castreren uit de wereld te helpen, dient het ontstaan
van berengeur op de een of andere manier te worden voorko-
men. Of moet vlees met berengeur herkend kunnen worden,
zodat de afzet geen problemen oplevert. Afnemers moeten
ervan worden overtuigd dat zij absoluut geen vlees kopen dat
tot berengeur in de pan leidt. Pas dan kan castreren achter-
wege gelaten worden.

De stelling van D\'66 dat er diverse alternatieven zijn om de
berengeur te voorkomen is volgens de vakgroep wel een heel
simpele voorstelling van zaken. "Als dit zo was, zou het pro-
bleem al lang de wereld uit zijn door hierover in de Europese
Unie afspraken te maken", zegt Annechien ten Have, vice-
voorzitter van de LTO-vakgroep. "Veel belangrijker is tech-
nieken geaccepteerd te krijgen, waardoor castratie achter-
wege kan blijven".

Een Deense slachterijorganisatie ontwikkelde een detectie-
methode om berengeur aan de slachtlijn op te sporen. In het
belangrijkste exportland Duitsland werd als reactie daarop
een wet aangenomen waarin staat dat vlees van onge-
castreerde beren niet mag worden verkocht. Onlangs heeft
de Duitse rechtbank in een proces van de Deense slachterij
bepaald dat deze wet niet deugt.

r

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en
andere vrije beroepers kunnen al 25 jaar lang rekenen op deskundig advies
van Raadgevers Medische Beroepen. De Raadgevers begeleiden u
onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.

Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.
Raadgevers Medische Beroepen is een adviesbureau met uitgebreide expertise op het
gebied van financieel advies aan beoefenaars van (para)medische beroepen.
De breedte van die expertise is uniek en beslaat advies ten aanzien van alle financiële
aspecten die zich van start tot pensionering in uw medische carrière kunnen voordoen.

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 35
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: info@raadgevers.nl

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied van
financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
Ook de keuzes en mogelijke problemen rondom het einde van uw studie hebben de

speciale aandacht van de Raadgevers.

Raadgevers
Medische Beroepen

De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en
bieden begeleiding en advies op de lange termijn

Voor meer informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert E. Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 287-

% \\

Toppaarden verdienen topproducten. Als uw paarden moeten presteren kunt u
eigenlijk niet om Equi Products heen. Wie is Equi Products? Wij zijn een familie-
bedrijf dat gespecialiseerd is in veterinaire producten waardoor sportpaarden top-
prestaties leveren. Wij begeleiden en adviseren dierenartsen en paardenpractici in
heel Europa bij het zoeken naar het juiste middel voor het juiste paard. Equi
Products is een goed geëquipeerd bedrijf, voorzien van de meest geavanceerde
hulpmiddelen. Ons beleid is gericht op het leveren van topkwaliteit, continuïteit
en een zeer persoonlijke dienstverlening. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze
website www.equi.ni of bel ons 072-564 47 49.

Holland BV

ui ^ Products

Het adres voor al uw veterinaire equine equipage

Hermelijnkoog 44, 1822 CB Alkmaar

Tel.; 31 (0)72-5644749, Fax.:-^31 (0)72-564 38 76

Website: www.equi.nl, E-mail: equi@xs4all.nl

Eq

-ocr page 288-

Cierensterfte door veterinair middel

Jan Hulsen

Gebruik i/an geneesmiddelen kan onbedoeld grote negatieve consequenties hebben. Zeer recentelijk werd bekend dat
toepassing van een diergeneesmiddel bij rundvee tot sterfte van
95 procent van gierpopulaties in India, Pakistan en
Nepal heeft geleid, met ingrijpende ecologische consequenties.

September 2000: grote onrust

Tijdens een speciaal congres georganiseerd door de
Bombay National History Society in september 2000, pre-
senteert dr. Vihbu Prakashde resultaten van een onderzoek
waaruit blijkt dat de gierenpopulatie in zeventien natuurge-
bieden in Noord-India met meer dan negentig procent is ge-
daald. Hij baseert zijn uitspraak op een vergelijking van de
gierenaantallen in 2000, met de aantallen gevonden in een
survey in 1992-1993. Het betreft vooral de Oriental White
Back Vulture
(Gyps bengalensis), de Long Billed Vulture
(Gyps indicus) en de Slender-billed Vulture {Gyps tenui-
rostris).

In de tachtiger jaren van de vorige eeuw vormden gieren nog
een normaal onderdeel van het straatbeeld in Noord-India.
Het was heel gewoon als er honderden van deze, in de hin-
doe-traditie heilige, dieren boven een vuilnisbelt zwermden.
Dode dieren werden snel en grondig opgeruimd. Op dit mo-
ment liggen vele kadavers van eveneens heilige koeien on-
aangeroerd in het veld, iets wat vijftien jaar geleden nog on-
denkbaar was.

De achteruitgang van gieren heeft plaatsgevonden in een
groot gebied in Zuid-Azië, waaronder Noord-India, Nepal
en Pakistan, en heeft geleid tot grote ongerustheid. Niet al-
leen vanwege de achteruitgang en regionaal uitsterven van
een diersoort, maar ook vanwege de grote gevolgen op het
lokale ecosysteem en op de lokale bevolking. Zuidoost-Azië
leunt sterk op gieren als opruimers van kadavers. En in be-
paalde gebieden wordt bij een traditionele begrafenis ook het
lijk aan gieren aangeboden.

Door het verdwijnen van de gieren is de populatie van andere
aaseters gigantisch toegenomen, zoals ratten en zwerfhon-
den. Deze zijn veel minder efficiënt als gieren. De ratten en
de rottende kadavers dragen een groot hygiënerisico.
Zwerfhonden vormen een gevaarlijke bron van rabiës.
De oorzaak van de mysterieuze gierensterfte, het
neck droo-
ping syndrome,
wordt in de infectieuze hoek gezocht.
Hoewel velen twijfelen aan deze etiologie. Gieren bezitten
van nature immers een zeer hoge weerstand tegen uiteenlo-
pende ziektekiemen. Diepgaand onderzoek is hard nodig, zo
wordt vastgesteld, ook om toxicologische oorzaken uit te
sluiten. En er klinkt een roep om initiatieven om de laatste
gieren te redden.

De oorzaak

Gelukkig krijgen de landen hulp van buitenlandse organisa-
ties. Het Amerikaanse Peregrine Fund initieert in oktober
2000 veldstudies in Pakistan en Nepal, naar de oorzaak van
de giersterfte. Het doet dit in samenwerking met The
Pakistan Ornitological Society en diverse deskundigen. Bij
sectie op gestorven dieren vindt men in 85 procent van de ka-
davers
visceral gout, viscerale jicht. Een beeld dat ontstaat
door depositie van uraatkri stal len in nier, lever, gewrichten
en pericardium ten gevolge van nierfalen en/of dehydratie.
Maar men ontdekt geen virale en bacteriële infecties. Ook
gericht onderzoek naar toxinen, pesticiden, zware metalen of
nutritionele deficiënties die een oorzaak kunnen zijn van de
nierproblemen levert niets op.

De onderzoekers richten daarop hun aandacht op intoxica-
ties die afkomstig zijn van de belangrijkste voedingsbron
van de gieren: runderkarkassen. Het gebruik van diergenees-
middelen wordt geanalyseerd. Een inventarisatie bij dieren-
artsen en apothekers vestigt de aandacht op diclofenac, een
veelgebruikt medicament bij rundvee. Dit NSAID is nefro-
toxisch cn kwam begin jaren negentig op de veterinaire
markt. Testen tonen diclofenac-residuen aan bij alle (25) gie-
ren die gestorven zijn aan viscerale jicht, terwijl gieren die
door een andere oorzaak zijn gestorven alle negatief testen.
Toediening van diclofenac en vlees met residuen ervan aan
gezonde gieren levert het bewijs dat de mysterieuze gieren-
sterfte niet veroorzaakt wordt door een infectieus agens,
maar door opname van lage doses van diclofenac. Dit middel
blijkt bij gieren zeer nefro-toxisch. Deze conclusie van J.
Lindsay Oaks, Washington State University, wordt begin dit
jaar gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift
Nature
(2004 Feb 12;427(6975):630-3.).

Lage concentratie, grote gevolgen

Diclofenac is een goedkope pijnstiller die door lokale die-
renartsen in Zuid-Azië veel wordt voorgeschreven en ge-
bruikt bij rundvee, bij indicaties als kreupelheid en malaise.
Een dosering die tien procent bedraagt van de adviesdose-
ring voor het rund, blijkt dodelijk voor gieren. Volgens een
berekening van de Britse Royal Society for the Protection of
Birds wordt de waargenomen teruggang in de gierenpopula-
tie (30% op jaarbasis) bereikt als 1 op de 250 beschikbare
runderkarkassen een voor gieren letale concentratie diclofe-
nac bevat. Gebruik van diclofenac lijkt vooral plaats te vin-
den in voornoemde landen en -nog- niet in andere gebieden
met gieren. Deskundigen dringen aan op een regulering van
het gebruik van diclofenac en op onderzoek naar de eco-
toxiciteit van andere NSAID\'s.

Bronnen: Birdlife International, Nature, National Geographic News, New
Scientist en The Peregrine Fund.

-ocr page 289-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

Draxxin is een innovatief

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van ^

luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,
tot wel 1 5 dagen, maakt één
behandeling voldoende. ^

Dankzij de unieke samenstelling is

TaxxÊÊi

Snel

Binnen 24 uur therapeutisch effect
Zeker

Langdurige werking (5 tot 1 5 dagen)

Bij runderen zowel therapeutisch
als metafylactisch in te zetten

Gemakkelijk

Eén (be)handeling

Draxxin: REGNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica. Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae. die gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: I ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan, varken intramusculair. Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectieplaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA, mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere Informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer .\\ninial Heahh hv
Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssel
. www.pfizerah.nl • secretariaat.ahg@pfizer.coni

® 2(IOt l\'fizer .Animal Heollli li.v.. Capelle o/cl IJssel
® Merknaam van Pnzer Ine.. N.Y.. U.S.A.

Animal Health

-ocr page 290-

Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten

De Commissie Aanprijzing Veterinaire Producten (CAVP) is
een tuchtcommissie ingesteld door de KNMvD en de FIDIN
(Fabrikanten en Importeurs van Diergeneesmiddelen in
Nederiand). Deze beide organisaties hebben tegelijkertijd een
Code voor de aanprijzing van veterinaire producten vastge-
steld. Overtredingen van deze Code worden behandeld door de
CAVP en de leden van de FIDIN zijn gehouden aan de behan-
deling mee te werken en de uitspraken na te leven. Buiten de ei-
gen leden probeert de FIDIN ook anderen, die zich met aan-
prijzing van veterinaire producten bezighouden, via een
overeenkomst onder de werking van de Code te brengen. In de
Code zijn twee fundamentele normen uitgewerkt om ervoor te
zorgen dat voor veterinaire producten op verantwoorde wijze
reclame wordt gemaakt. Deze twee normen kunnen als volgt
worden samengevat:

a) een verbod tot misleiding bij de aanprijzing van veterinaire
producten;

b) een verplichting om ervoor te zorgen dat de aanprijzing in
overeenstemming is met de waarheid en de algemeen gel-
dende normen van goede smaak en fatsoen.

De CAVP bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende
leden: een jurist als onafhankelijk voorzitter en een dito
plaatsvervanger, een lid aangewezen door de KNMvD (en
diens plaatsvervanger) en een lid aangewezen door de FI-
DIN (en diens plaatsvervanger). De CAVP kan een partij
veroordelen tot het nemen van corrigerende maatregelen en
ook publicatie bevelen van de uitspraak in al of niet geano-
nimiseerde vorm. Op aanbeveling van de CAVP hebben de
besturen van de KNMvD en de FIDIN besloten om in begin-
sel alle uitspraken in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde
te publiceren. Zij verwachten dat publicatie van uitspraken
een educatieve waarde heeft en een grotere bekendheid van
het werk van de CAVP oplevert onder de lezers van het
Tijdschrift alsook onder de betrokken overheidsinstellin-
gen. De volledige tekst van de Code voor de aanprijzing van
veterinaire producten is te vinden op de internetsite van de
FIDIN;
www.fidin.nl, onder \'distributie van diergeneesmid-
delen\'.

Gedragscode inzake het verwerken van persoonsgegevens

In 2003 is de CAVP aangewezen als orgaan waar klachten kun-
nen worden ingediend tegen een FIDIN-Iid dat de Gedrags-
code inzake het verwerken van persoonsgegevens niet zou heb-
ben nageleefd. Deze klachten kunnen worden ingediend door
dierenartsen en beroepsmatige houders van dieren. Onver-
minderd zijn/haar rechten op grond van de Wet Bescherming
Persoonsgegevens kan de betrokkene te allen tijde klachten
wegens niet naleving van de Gedragscode voorleggen aan de
CAVP

Samenstelling CAVP:

Mr K.Klijn, onafhankelijk voorzitter

Prof dr A.S.J.P.A.M. van Miert, lid, afgevaardigde KNMvD

B.Tolud, lid, afgevaardigde FIDIN

Mr E.H. Reerink, onafhankelijk plaatsvervangend voorzitter

Prof dr.J. Fink Gremmels, plaatsvervangend lid, afgevaardigde KNMvD

A. Hallie, plaatsvervangend lid, afgevaardigde FIDIN

Belanghebbenden (natuuriijke- of rechtspersonen) kunnen
klachten over aanprijzingen van veterinaire producten die in
strijd zijn met de Code en klachten over het niet naleven van de
Gedragscode inzake het verwerken van persoonsgegevens in-
dienen bij de secretaris van de CAVP Ondernemingen zijn als
rechtspersoon verplicht bij het indienen een waarborgsom te
betalen. Dierenartsen zijn als natuuriijke personen vrijgesteld
van het betalen van deze waarborgsom.
Secretaris van de CAVP is R.A. Norg, Margrietlaan 9,3851 RS
ERMELO, Tel. 0341-551703 fax 0341-551881, e-mail:
norghuro@wxs. nl

Herhaalde oproep UKG allergie bij katten

Het promotie-onderzoek van dr. Petra Roosje (november
2002) heeft sterke aanwijzingen opgeleverd voor het be-
staan van atopische dermatitis (AD) bij de kat. In een ge-
controleerd onderzoek zal worden gekeken naar het the-
rapeutisch effect van cyclosporine A bij dit type patiënt.
Bij de hond met AD is aangetoond dat dit middel een ver-
gelijkbaar effect heeft als prednisolon.

Insluitcriteria (dus voorwaarden waaraan katten moeten vol-
doen voordat ze in het project kunnen participeren) zijn:

- een met jeuk gepaard gaande, niet seizoensgebonden der-
matitis;

- geen respons op een zelfbereid hypoallergeen dieet (dus
bijvoorbeeld op basis van struisvogel-, lams- of paarden-
vlees afhankelijk van de anamnese) gedurende minimaal
zes weken;

- een volwaardige vlooienbestrijding gedurende minimaal
zes weken voorafgaand aan verder onderzoek;

- (tijdelijk) effect van toegediende corticosteroïden.

Eigenaren moeten met een tussentijd van één maand twee-
maal bij de afdeling dermatologie komen voor een bloed-
onderzoek (inclusief IgE-bepaling) en klinische evaluatie;
bij de eerste keer worden tevens huidbiopten genomen.
Indien blijkt dat dieren voldoen aan de bovenstaande crite-
ria behoeven eigenaren bij deelname aan het onderzoek
geen kosten te betalen (voor consult, pathologie, bloed-
onderzoek, medicijnen en dergelijke).
We zouden het zeer op prijs stellen als u voor dit doel eigena-
ren zou willen doorsturen naar de afdeling dermatologie.
Voor nadere inlichtingen of aanmelden van patiënten kunt u
contact opnemen met:

Dr. Marinus Wisselink: per e-mail: m.a.wisselink(^vet.uu.nl
of telefoon (030) 2531483: elke dinsdag van 15.30-16.30 uur.
Dr. Lene Boysen: per e-mail:
l.boysen@vet.uu.nl of telefoon
(030) 2531624.

Dr. Ton Willemse: per e-mail: a.willemse@vet.uu.nl of tele-
foon (030) 2531681: elke maandag van 12.00-13.00 uur.
Wij danken u bij voorbaat voor uw medewerking.

-ocr page 291-

Vooruitlopend op het besluit van het kabinet de WAZ (Wet
Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen) af te
schaffen, biedt Movir haar arbeidsgeschikte verzekerden die
als zelfstandige werkzaam zijn, de mogelijkheid hun huidige
Movir-verzekering aan te vullen. De aanvullende verzeke-
ring is een geïndexeerde, langlopende verzekering met een
eigenrisicotermijn van 360 dagen en kent een dagbedrag van
€ 32,- (op jaarbasis € 11.680,-).

In de maanden maart en april ontvangt elke Movir-verze-
kerde die in aanmerking komt voor de genoemde aanvul-
ling, hierover persoonlijk bericht van Movir. Voor deze ver-
zekering zijn geen medische waarborgen nodig. Eventuele
uitsluitingen en opslagen zijn ook van toepassing op deze
aanvulling. Deze aanvulling is een verbetering ten opzichte
van de huidige WAZ-dekking. Movir keert namelijk uit bij
arbeidsongeschiktheid op basis van het criterium beroepsar-
beidsongeschiktheid. De WAZ kent als criterium \'gangbare
arbeid\'. Daarnaast zijn alle preventie- en reïntegratie-acti-
viteiten belegd bij één organisatie en geheel afgestemd op
vrijeberoepsbeoefenaren. Bovendien kent deze aanvulling
in de meeste situaties een lagere premie dan de WAZ. Dit
voordeel kan zelfs oplopen tot meer dan € 1.300,- per jaar.

Meer informatie over de afschaffing van de WAZ en over de
WAZ-oplossing van Movir kunt u vinden op www.movir.nl.

De WAZ-oplossing van Movir

Veterinair Golfkampioenschap 2004

Het veterinair golfkampioenschap wordt dit jaar gespeeld
op woensdag 19 mei en wel op de Golf en Countryclub
\'Hooge Graven\' bij Ommen. Deze schitterende bos-
baan met lange en brede fairways is gelegen op 70
hectare bos, heide en stuifzanden. De dag begint
met een lunchbuffet vanaf 11.00 uur en vanaf 12.00
starten de eerste flights voor het kampioenschap.
Evenals vorige jaren hebben wij Alfasan Dierge-
neesmiddelen en Intervet bereid gevonden deze dag
te ondersteunen en zij zorgen ook weer voor borrel en
diner om de uitputtingsverschijnselen van dit kampi-
oenschap te doen verdwijnen.
Inschrijving voor het kampioenschap kan door overmaking

van € 40,- op rekening 531506207 ten name van W.L.
Keers te Hoogerheide, met vermelding van exacte
handicap en home-course (gvb is minimaal vereist).

Ook veterinaire studenten kunnen deelnemen!
(studententarief is € 20)

Verdere informatie en startlijst zijn te vinden op
de website
www.comminities.msn.nl/vetgolf

Het Veterinair Golf Comité
L.C.M. Beukers-Schröder
N. G. Simoncelli
W.L. Keers

Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra

De diagnose \'kanker\' bij een gezelschapsdier heeft vaak
ernstige emotionele gevolgen voor de eigenaar. Gelukkig
kunnen we tegenwoordig als dierenarts meer bieden dan
afwachten of euthanasie. Chirurgie blijft nog altijd de
hoeksteen van de oncologie, maar steeds meer andere
vormen van behandeling komen voor gezelschapsdieren
in aanmerking. In een aantal gevallen verschuift het doel
daarbij van palliatief naar curatief.

Sommige van deze behandelingen, bijvoorbeeld chemothe-
rapie, dienen echter frequent en gedurende een relatief lange
periode te worden toegepast. Dat dit niet alleen financieel
belastend maar ook tijdrovend kan zijn voor de eigenaar, lijkt
duidelijk. De prijs van een behandeling blijkt meestal echter
nauwelijks van invloed te zijn op de motivatie van de eige-
naar om zijn/haar dier te laten behandelen. Dit in tegenstel-
ling tot de afstand naar het behandelingscentrum, welke als
zeer belastend kan worden ervaren. Ook het bieden van
snelle hulp bij calamiteiten is vaak niet eenvoudig wanneer
de patiënt en het behandelingscentrum ver van elkaar zijn
verwijderd.

Samenwerken

Hiervan uitgaande is twee jaar geleden een tiental praktij-
ken, verdeeld over Nederland en België, gaan samenwerken
met als doel de zorg voor oncologische patiënten op regio-
naal niveau te optimaliseren en de behandeling van meer

-ocr page 292-

dieren die aan kanker lijden mogelijk te maken. Regionaal
centraliseren van veterinair-oncologische kennis, maar ook
van bijvoorbeeld behandelingen met cytostatica, heeft vele
voordelen. Deze samenwerking is vorig jaar in een vereni-
gingsverband omgezet: de Vereniging van Samenwerkende
Diergeneeskundige Kankercentra. Meer informatie over de
vereniging zal in de toekomst te vinden zijn op
www.
kankerbijdieren.nl

De aangesloten praktijken organiseren regelmatig onder-
linge bijeenkomsten, waarbij nationale en internationale
sprekers uit alle voor de veterinaire oncologie relevante dis-
ciplines worden uitgenodigd. De assistentes hebben binnen
dit samenwerkingsverband een eigen groep opgericht, waar-
binnen vergelijkbare activiteiten worden georganiseerd.
Verwijzende dierenartsen worden intensief op de hoogte ge-
houden over de behandeling van hun patiënt en blijven ook
duidelijk betrokken bij het verlenen van nazorg. Het is de be-
doeling dat op regionaal niveau door de betreffende praktij-
ken activiteiten worden ontwikkeld met een informatief ka-
rakter op het gebied van de veterinaire oncologie, zowel voor
dierenartsen als voor eigenaren van gezelschapsdieren.

Compassionate Care

De Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra werken
met gelijke protocollen en vanuit het \'Compassionate Care\'-
principe, waarbij de mens achter het dier even belangrijk is als
het dier zelf Ook is een eigen dataregistratiesysteem in ont-
wikkeling, zodat in de toekomst retrospectieve onderzoeken
mogelijk zijn. Door middel van investering in personeel, appa-
ratuur en kennis is getracht de kwaliteit en de veiligheid van de
behandelingen te waarborgen. Elk centrum is onder andere
voorzien van bloedanalyse-apparatuur, een speciale afzuigkast
voor het bereiden en uitvullen van chemotherapeutica, veilig-
heidsprotocollen en beschermende kleding. Veiligheid van ei-
genaar, dier, omgeving en behandelend personeel staat gedu-
rende dc behandeling met cytostatica centraal.

Aanpak

Voordat behandeling plaatsheeft, wordt de patiënt eerst volle-
dig opgewerkt en de tumor getypeerd en gestageerd. Bij alle
onderzoeken en behandelingen wordt indien nodig de hulp in-
geroepen van de universitaire klinieken voor geneeskunde van
gezelschapsdieren in Nederland en België en de afdelingen
medische beeldvorming. Ook wordt een intensief contact met
de veterinaire specialistenpraktijken (internisten, chirurgen en
radiologen) nagestreefd. De mogelijkheden en onmogelijkhe-

den van de diverse vormen van behandeling worden uitgebreid
met de eigenaar besproken. Behandeling door middel van che-
motherapie heeft alleen dan plaats, indien aan het desbetref-
fende veiligheidsprotocol kan worden voldaan en voor het type
tumor een bewezen gevoeligheid voor deze vorm van behande-
ling is aangetoond. In nauw overleg met alle betrokken partijen
wordt tevens de meest ideale locatie van behandeling bepaald.
Voor radiotherapeutische behandeling bestaat een beperkte
mogelijkheid binnen enkele centra. Indien noodzakelijk wordt
de patiënt doorgestuurd naar gespecialiseerde radiotherapeuti-
sche instituten in Parijs, Zürich of Frankfiirt.

De bij de vereniging aangesloten en hieronder genoemde
praktijken zijn 24 uur per dag en zeven dagen per week be-
reikbaar, ofwel rechtstreeks ofwel door middel van een
onderlinge dienstregeling.

1. Dierenkliniek Zuiderkaag

Kaagweg9, 1741 LC Schagen
tel: 0224 218997

2. DAP de Korte Akkeren

Emmastraat 29,2802 LA Gouda
tel: 0182 518995

3. Kliniek voor Gezelschapsdieren

Jelsumerstraat 47, 8917 EM Leeuwarden
tel: 058 2123891

4. Kliniek voor gezelschapsdieren De Ottenhorst ^

Van Diemenstraat 83,4535 AR Terneuzen
tel: 0115 619628

5. Dierenkliniek Eemland

Noordewierweg231 A, 3812 DH Amersfoort
tel: 033 4620626

6. Diergeneeskundig Centrum Noord Nederland "

Espelerlaan 77, 8302 DC Emmeloord
tel: 0527 613500

7. Algemene Dierenkliniek Randstad (ADR)

Frans Beirenslaan 155,2150 Borsbeek (België)
tel: 32 33 22781 1

8. Dierenartsenpraktijk De Bruycker-Criel

Diestersteenweg 276,3500 Kermt-Hasselt, (België)
tel: 32 11 872926

9. Dierenartsenpraktijk Hassinkbrink

Hengelosestraat 3,7482 AA Haaksbergen
tel: 053 5721188

10. D.C. De Overlaet, sectie Gezelschapsdieren

Obrechtstraat 2,5344 AT Oss
tel: 0412 656767

11. Dierenkliniek Pijls & Offereins

Rijksweg Zuid 1I1-A,616I BH Geleen
tel: 046 474 1733

" = klinieken met beperkte radiotherapeutische mogelijkheden

-ocr page 293-

OrbeSeaf

Gezonde uiers gezond houden?

Bescherm ze met OrbeSeal! Koeien met een celgetal
lager dan 200.000" zijn beter af met OrbeSeal dan met
antibiotica. Door ze af te sluiten met OrbeSeal zijn de uiers
vanaf dag 1 optimaal beschermd. Dus waarom antibiotica
gebruiken als het helemaal niet nodig is?

Gezonde uiers gezond houden met OrbeSeal;
minder mastitis ■ minder meikverlies ■ meer werkplezier

Droogstand zonder OrbeSeal ;

■ Dag 7 ; in 50% van de kwartieren is de natuurlijke

keratineprop niet gevormd, dus omgevings-
bacteriën kunnen nog steeds naar binnen.

■ Dag 60 : 5% van de kwartieren staat nog open.

Droogstand met OrbeSeal;
" vanaf dag 1 zijn alle kwartieren beschermd tegen

het binnendringen van omgevingsbacteriën.

é

\' koeien met een koecclgetal < 200.000 cellen/ml gedurende de laatste drie
monsternames en die geen klinische mastitis hebben gehad tussen de laatste
celgetalbepaling en het moment van droogzetten

\' Williamson JH, Woolford MW and Day AM (1995) New Zealand Veterinary
Journal 43. 228-234

www.orbeseal.nl

OrbeSeal®, REG NL 10082, Bevat 65% bismuth subnitraat in pasta-achtige crème
Doeldier: rund. Indicatie: voor toediening bij het droogzetten van melkvee, ter
preventie van nieuwe intramammairc infecties gedurende de gehele droogstand
Bij koeien die beschouwd worden als zijnde vrij van subklinische mastitis kar
OrbeSeal worden gebruikt voor droogstandmanagement en mastitiscontrole
Wachttijd vlees en melk: O dagen. Kanalisatiestatus: UDA mag uitsluitend op
diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt

Animal Health

Visie op gezondheid

-ocr page 294-

29e WSAVA Congres, Rhodos, oktober 2004

Het 29e wereldcongres van de
World Small Animal Veterinary
Association zal dit jaar van
woensdag 6 tot en met zaterdag 9
oktober 2004 op het Griekse ei-
land Rhodos worden gehouden.
Naar verwachting zullen weer en-
kele duizenden dierenartsen uit de
hele wereld aan dit congres deel-
nemen.

Vier dagen lang zullen vele internationaal vermaarde spre-
kers telkens gedurende acht parallelsessies oude en nieuwe
ontwikkelingen in de geneeskunde van gezelschapsdieren
belichten.

Ook dit jaar zullen The lams Company en Pfizer Animal
Health in het kader van hun gezamenlijke Senior Care

Programma weer een reis voor Nederlandse dierenartsen, die
aan dit wereldcongres willen deelnemen, ondersteunen.
Er is een aantrekkelijk reisarrangement van precies een week
samengesteld met vertrek op zondag 3 oktober en terugkeer
op zondag 10 oktober.

Op maandag 4 oktober is er voor de deelnemers een leuk so-
ciaal programma (waarover binnenkort meer) en op dinsdag
5 oktober bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan het
lams Nutrition Symposium (pre-congresdag).

Belangstellenden kunnen contact op nemen met de heer
Frans Sluyters, telefoon 06-21235610 of 013-5332817.
E-mail
fsluyters@home.nl

Het preliminary program en het volledige reisarrangement
zal u dan binnenkort worden toegezonden. Meer informa-
tie over het congres kunt u vinden op
www.hvms.gr/
rhodes2004.

Samenwerkende Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten

Op 23 april 2004 organiseren de Samenwerkende
Nederlandse Veterinaire Acupuncturisten (SNVA) een
dagprogramma met twee voordrachten verzorgd door
Cheryl Schwartz DVM (USA).

Deze spreekster, bij velen bekend door haar publicaties en
voordrachten op het gebied van acupunctuur en TCM, zal
de volgende onderwerpen behandelen:
A. Effects of aging on vital Essences

B. Emotional components of physical problems.
Het dagprogramma van 10.00 - 17.00 uur wordt afgesloten
met een patiëntendemonstratie.
Taal: Engels

Locatie: hotel \'De Biltsche Hoek\', de Holle Bilt 1, De Bilt
{www.valk.com)

Kosten: 170,-euro inclusief lunch, (SNVA-leden 150,-euro)
Nadere informatie: (030) 666 11 67 (Geert Bijvoet) of
(070) 3 55 83 70 (Margriet Meijer).

Van vaag geklets naar concrete strategie: neuzen richten
met de Balanced Score Card

Met de Balanced Score Card kunt u in één oogopslag zien hoe
de belangrijkste doelstellingen van de praktijk kunnen wor-
den gerealiseerd. Bovendien kunnen medewerkers uit de
Balanced Score Card afleiden welke bijdrage zij leveren aan
het succes van de praktijk. Drs. Rob Veerman van Aviso
Advies, Coaching & Training heeft, in samenwerking met
dierenarts drs. Diana van Houten van Artemis Veterinair
Adviesbureau, een training ontwikkeld die u leert zelfstandig
een Balanced Score Card op te zetten voor de eigen praktijk.
Deze training richt zich specifiek op gezelschapsdierenprac-
tici en praktijkmanagers. Eerdere deelnemers van de cursus
reageerden enthousiast: "een praktische invulling van een
modern managementtool voor de dierenarts!". Wilt u ook de
neuzen in de praktijk richten met de Balanced Score Card?
Geef u dan op voor deze interactieve training, die op 14 mei
2004 wordt gehouden in Maarssen. Aantal deelnemers: mini-
maal 10 en maximaal 20. Voor slechts € 460 (exclusief
BTW) heeft u een modern managementtool in handen. In de
cursusprijs zijn koffie/thee, een overheeriijke gastronomi-
sche lunch en een borrel tot besluit inbegrepen. Ook ontvangt
u een syllabus en een praktisch boek waarin het opstellen van
een Balanced Score Card en een ondernemingsplan stap voor
stap beschreven worden. Indien u zich aanmeldt vóór 15 april
2004, betaalt u maar € 390 (exclusief BTW)!
De Technische Commissie Gezelschapsdieren heeft het
maximale aantal van 10 nascholingspunten aan deze training
toegekend.

Nadere informatie en een aanmeldingsformulier kunt u ver-
krijgen bij Diana van Houten: telefoon 0346 556644, fax
0346 579018, e-mail d.v.houten(gworidonline.nl.

-ocr page 295-

Artemis Veterinair Adviesbureau heeft een aantal trai-
ningen ontwikkeld speciaal gericht op de veterinaire pro-
fessional die zich verder wil ontwikkelen. Dit voorjaar
staat onder meer op de agenda:

Effectief en plezierig vergaderen, op 12 mei 2004

Gaat u ook elke keer weer vol verwachting naar een vergade-
ring? Om er vervolgens gedesillusioneerd vandaan te ko-
men? Toch is plezierig en effectief vergaderen aan te leren en
daarmee ook voor u weggelegd. Verander een noodzakelijk
kwaad in een nuttig proces. Vergaderen is immers essentieel
voor een goede praktijkvoering.

Trainer/coach drs. Rob Veerman en dierenarts/loopbaanad-
viseur drs. Bas van Brugge leren u in een interactieve een-
daagse training een efficiënte agenda op te stellen en
meningsvorming van besluitvorming te onderscheiden.
Bovendien kent u na afloop van de training het verschil tus-
sen proces, procedure en inhoud en daarmee de oorzaak van
veel conflicten. Wilt u ook effectief en plezierig vergaderen?
Geef u dan op voor deze interactieve training. Aantal deelne-
mers: minimaal 14 en maximaal 26. Trainingsprijs; € 395
(exclusief 19% BTW). Na deze training zit u nooit meer het-
zelfde aan de vergadertafel!

Informatie en aanmeldingen:

Aanmeldingsformulieren en informatie zijn verkrijgbaar via
drs. Diana van Houten, Artemis Veterinair Adviesbureau:
telefoonnummer (0346) 556644, fax (0346) 579018, e-mail
d.v.houten(gworldonline.nl. Alle trainingen vinden plaats op
een centraal in het land gelegen locatie. De trainingsprijzen
zijn inclusief koffie/thee, een overheerlijke gastronomische
lunch en een borrel tot besluit. Ook ontvangt u een syllabus
en een recent boek over het onderwerp. Nascholingspunten
zijn in aanvraag.

Nieuwe trainingen voorde veterinaire professional

PAO-Diergeneeskunde

Agenda april 2004

De volgende cursussen worden in april 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor een aantal cursussen kunt u zich nog inschrij-
ven. Voor meer informatie en on-line aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl.

Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de wachtlijst.

datum

titel

nr.

locatie

prijs

3 april

Echocardiografie (GD)

04/123

Wagenrenk, Wageningen

€435,- VOL

5 april

Cardiotherapeutica en Casuïstieken (GD)

04/112

PAO-D, Houten

€415,-

15 april

Coaching en Leidinggeven in de Prakti jk

04/906

PAO-D. Houten

€ 1000,-

16 april

Casuïstieken Echografie Deel 1 (GD)

04/126

PAO-D, Houten

€345,- VOL

20 april

Actualiteit, Opfok, Leg en Vermeerdering

04/402

PAO-D, Houten

€ 440,-

21 april

Varkenssignalen®

04/309

PAO-D, Houten

€ 175,-

22 april

Medicatie in Geneeskunde Melkveehouderij

04/214

PAO-D, Houten

€363.-

23-25 april

Voorjaarsdagen: zie www.voorjaarsdagen.org

RAI, Amsterdam

(wijzigingen voorbehouden)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T (030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(gpaod.nl
W www.paod.nl

Veilige tweeeei^hei^ bij diarree.

M

-ocr page 296-

Sharon Genevasen

AI hou je nogzo van het leven
Je hebt het niet in eigen hand
Ongevraagd moet je het verlaten
En wij staan machteloos aan de kant

memoriam

Op vrijdagochtend 19 december 2003 is door een noodlottig auto-ongeluk Sharon Genevasen
overleden.

Geboren in 1972 in het Brabantse Budel-Schoot als jongste kind en enige dochter van de familie
Genevasen, toonde Sharon van jongsaf aan veel interesse in dieren. Met name paarden hadden
tijdens haar onbezorgde jeugd een grote aantrekkingskracht op haar Toen op achtjarige leeftijd
pony Ilona door haar ouders werd gekocht, was dit het begin van een langdurige vriendschap.
Op zeventienjarige leeftijd leerde Sharon haar vriend Wim, die melkveehouder is, kennen. Al
snel was duidelijk dat Sharon zich op zijn boerderij als een vis in het water voelde.
Haar droom werd werkelijkheid toen ze na haar eindexamen VWO aan het Bisschoppelijk
College te Weert werd ingeloot voor Diergeneeskunde in Utrecht. Van deze studie heeft Sharon
met volle teugen genoten. Alle examens werden zonder veel problemen doorlopen en ze maakte
tijd vrij om ook het studentenleven te ervaren. Af en toe een avondje uit en er werd gereisd: on-
der andere naar Australië voor een stage in de \'Goulburn Vally Equine Hospital\'. Gedurende
haar studie groeide Sharon uit van meisje tot een vitale vrouw.

Na haar differentiatie landbouwhuisdieren in 1998 heeft Sharon in diverse dierenartsenpraktij-
ken gewerkt, totdat ze in mei 2000 bij Dierenartsenpraktijk Horst ging werken. Hier richtte zij
zich met name op de varkens- en kalverdiergeneeskunde. Menige cursus en vergadering werd
bezocht en Sharon was altijd enthousiast over alle nieuwe ideeën en inzichten. Al snel kwam een
aantal vaste bedrijven onder haar begeleiding en Sharon bouwde een hechte vertrouwensband
op met haar veehouders. Ze werd niet alleen gewaardeerd om haar kennis en haar grondige
aanpak van problemen, maar ook om haar vriendschappelijke manier van omgaan met mensen:
even koekjes meenemen voor bij de koffie en altijd in voor een geintje.

In augustus 2001 nam Sharon naast haar praktijkwerkzaamheden de positie aan van docente en
dierenarts bij het Agrarisch Opleidings Centrum (AOC) te Horst. Ze verzorgde de lessen ge-
zondheidsleer in de afdelirigen veehouderij en dierverzorging en deed dat met veel enthousi-
asme en plezier Ze werd al snel een gewaardeerd collega. Stil en bedachtzaam, maar welover-
wogen. Ze begon zich langzaam maar zeker steeds beter thuis te voelen in het onderwijs.
Naast haar baan werkte Sharon op het melkveebedrijf van haar vriend Wim in Maarheeze. Ze
zette zich in voor de gezondheid van de veestapel en samen met wederzijdse ouders runden
Sharon en Wim een kanmakerij en kaaswinkel naast de boerderij.

In hun vrije tijd beoefenden Sharon en Wim hun gezatnenlijke hobby: paardrijden. Ook genoten
zij ervan om samen op vakantie te gaan of een avondje te stappen.

Familie en vrienden kenden Sharon als een levenslustige, open, hartelijke meid. Een echt ge-
voelsmens die graag vertelde, maar ook heel goed kon luisteren. Een kleurrijk en bijzonder per-
soon.

Sharon, wij kenden elkaar sinds het begin van onze studie diergeneeskimde en met jouw overlij-
den heb ik afscheid moeten nemen van mijn beste vriendin. Ik zal je vrolijke, aanstekelijke lach
missen.

Op woensdag 24 december 2003 vond onder zeer grote belangstelling de uitvaartdienst plaats
in Maarheeze. Dit was voor Wim, Sharon \'s ouders en verdere familie een grote steun. Veel te
vroeg echter hebben wij met pijn in het hart afscheid moeten nemen van Sharon.
Moge alle familie en vrienden van Sharon de kracht krijgen om dit grote verlies een plaats te ge-
ven.

Marian O \'Hagan- Vullings

-ocr page 297-

Nieuw blad heet \'Dierenarts in beeld\'

In de vorige uitgave van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde hebben we u gemeld dat de KNMvD samen
met Uitgeverij Roman House Publishers komt met een
nieuw tijdschrift voor de diereigenaar, over het werk van de
dierenarts, dierenverzorging en preventieve gezondheids-
zorg. De naam van dit blad wordt \'Dierenarts in beeld\'.

Vanaf april biedt de KNMvD haar leden een \'Dierenarts in
Beeld\', het blad dat klanten van de dierenarts vertelt hoe zij hun
huisdier vrolijk en gezond kunnen houden. Na ruim een jaar
van voorbereiden, waarin ook zorgvuldig is onderzocht in hoe-
verre de titel van het nieuwe tijdschrift al ergens anders was ge-
registreerd, blijkt ondanks het feit dat er geen registratie gevon-
den is, er al een \'Beestenboel\' te bestaan.
Dit betreft een kinderboekje van de Nederlandse Stichting voor
Hulp aan Dieren. Om misverstanden te voorkomen zal het
nieuwe blad voor klanten van de dierenarts \'Dierenarts in
Beeld\'heten.

Introductie tijdens de Voorjaarsdagen

De eerste uitgave van \'Dierenarts in Beeld\' wordt officieel ge-
ïntroduceerd tijdens de Vooijaarsdagen. Anniko van Santen,
bekend als presentatrice van tv-programma\'s zoals \'Anniko\'s
wilde wereldreizen\' en \'Alle dieren tellen mee\' (met dierenarts
Henk Lommers), zal daar het eerste exemplaar aannemen van
KNMvD-vice-voorzitter Leen den Otter.
In de week na de Vooijaarsdagen ontvangen alle leden van de
KNMvD diverse exemplaren van het blad, die zij kunnen mee-
geven aan gewaardeerde klanten. Naar aanleiding van een e-
mailenquête, enkele weken later, hopen de KNMvD en de uit-
gever vast te stellen of \'Dierenarts in Beeld\' voldoet aan de

Vijfde bijeenkomst werkgroep Paard

Fertiliteit paard

\'wat zijn de problemen en wat is er mogelijk met homeopa-
thie \'

Op deze avond van de Werkgroep Paard van de Groep
Homoeopathisch-werkende Dierenartsen zullen een aantal
veelvoorkomende problemen op het gebied van fertiliteit paard
aan de orde komen. Vervolgens wordt aan de hand van casu-
ïstiek besproken wat voor mogelijkheden de homeopathie
heeft om iets aan deze problemen te doen.
Deze keer dus geen discussie op wetenschappelijk niveau over
het werkingsmechanisme van de homeopathie, maar eenvou-
dig toepasbare homeopathie aan de hand van herkenbare casu-
ïstiek uit de praktijk.

Voor deze avond zijn punten aangevraagd bij het VKO voor de
erkende paardendierenarts en bij de GHwD voor de
Lijstdierenartsen.

Datum 8 april 2004 van 20.00 - 22.30 u. Plaats KNMvD ge-
bouw te Houten. Kosten voor GHwD-leden en studenten gra-
tis, voor alle andere dierenartsen 5 euro. Dit is inclusief een
consumptie en nazending van de notulen via e-mail.

Namens de werkgroep paard,
Mw. Drs. M.E. Pauw en Mw. Drs. E. C. der Waa

verwachtingen van dierenartsen en hun klanten. De reacties
zullen worden verwerkt in het tweede nummer, dat in de herfst
van 2004 verschijnt.

Deskundigen onafhankelijk

\'Dierenarts in Beeld\', een nieuwe uitgave van Roman House
Publishers Ltd., is een relatietijdschrift dat wordt gemaakt in
samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
van Diergeneeskunde (KNMvD). Het blad komt dit jaar twee-
maal uit en richt zich op (potentiële) klanten van de (gezel-
schaps jdierenartsenpraktij k.

Zoals de titel al zegt, brengt het blad de dierenarts en zijn (haar)
werk in beeld. In \'Dierenarts in Beeld\' lezen uw klanten wat zij
kunnen en mogen verwachten van hun dierenarts, wat ze zelf
kunnen doen vóór en na hun bezoek aan de praktijk. Daarmee
ondersteunt het dierenartsen en assistenten bij hun vooriichting
aan diereneigenaren. De deskundigheid, dienstverlening en
producten van de dierenarts en de dierenartsenpraktijk staan
centraal in de gehele inhoud van \'Dierenarts in Beeld\'.

In de praktijk is het een groot voordeel als de klant een positief
beeld heeft van het werk en de deskundigheid van de dieren-
arts. \'Dierenarts in Beeld\' wil daaraan bijdragen, met uitleg en
achtergrondinformatie. Met praktische tips over verzorging,
voeding, gezondheid en gedrag van hun huis-\'vriend\' van de
enige, onafhankelijke deskundige: de dierenarts en diens as-
sistenten.

Als beroepsorganisatie heeft de KNMvD hiermee een commu-
nicatiemiddel voor handen om diereneigenaren te bereiken.
Een van de doelstellingen van de KNMvD is immers de voor-
lichting over het dierenwelzijn, de relatie mens-dier (gezond-
heid! ) en het werk van de dierenarts.

Verlenging
loondoorbetalingsverplichting
bij ziekte

Voor werkgevers en werknemers is een informatiefolder
beschikbaar gekomen over de verienging van de loon-
doorbetalingsverplichting bij ziekte, die per 1 januari
2004 van kracht is geworden. Alle wijzigingen worden
duidelijk uiteengezet. De folder is een uitgave van het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en
kan daar worden aangevraagd via telefoonnummer
0800-9051 (bestelnummer 309).
De folder is ook verkrijgbaar op het bureau van de
KNMvD, via e-mail aan a.de.reuver(^knmvd.nl, of per
fax 030-6348909 ter attentie van mevrouw A. de
Reuver-van Zijl. De website van het ministerie van
SZW biedt ook informatie over gelijksoortige onder-
werpen:
www.minszw.nl

Marij van Oostrum,
stafmedewerker

-ocr page 298-

De Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde,
ofwel de \'Numan Stichting\', heeft zich ten doel gesteld het
Museum Diergeneeskunde financieel te steunen bij onder
andere het verzamelen van voor de diergeneeskunde
waardevolle voorwerpen.

Alexander Numan

De Numan Stichting is genoemd naar prof dr. Alexander
Numan (1780-1852), de grondlegger van de diergeneeskunde
in Nederland. Numan was tussen 1824 en 1850 de eerste direc-
teur van \'s Rijks Veeartsenijschool, waar de huidige Faculteit
der Diergeneeskunde haar ontstaan aan heeft te danken. Bijna
dertig jaar lang "...mogt hij de voldoening smaken van niet al-
leen de roem der school te vestigen, maar tevens de veeartsenij-
kunde hier te lande tot eene wetenschap te verheffen", aldus de
necrologie die na zijn overlijden in de Utrechtsche Provinciale
en Stads Courant verscheen. Numan heeft in de eerste helft van
de 19® eeuw inhoud en leiding gegeven aan het veterinair
onderwijs in Nederland. Bovendien was hij de voornaamste
raadgever van de regering inzake problemen op het gebied van
de diergeneeskunde zoals bijvoorbeeld de bestrijding van be-
smettelijke dierziekten. Een terugblik op de geschiedenis van
de diergeneeskunde leert dat AlexanderNuman degene was die
Utrecht als veterinair centrum op de wereldkaart heeft weten te
zetten.

Voorgeschiedenis en oprichting van het Museum Dierge-
neeskunde

De oorsprong van de collectie diergeneeskunde ligt in een initi-
atief van de Groningse dierenarts H.A. Kroes (1858-1948).
Deze begon aan het begin van de twintigste eeuw met het ver-
zamelen van allerlei zaken betreffende de diergeneeskundige
wetenschap, de Maatschappij voor Diergeneeskunde, de vete-
rinaire praktijk en het studentenleven. Deze verzameling werd
in 1953 in bruikleen gegeven aan het Museum Diergenees-
kunde dat als een afdeling van het Utrechts Universi-
teitsmuseum op 5 november 1954 werd geopend. Dit museum
kwam tot stand dankzij de gezamenlijke inspanningen van de
Faculteit der Diergeneeskunde, de Maatschappij voor Dierge-
neeskunde, de Diergeneeskundige Studentenkring (DSK) en
het Universiteitsmuseum. Dankzij schenkingen en legaten van
dierenartsen, enkele aankopen, en met name de bruiklenen van
talrijke instrumenten van de diverse klinieken en praktijken in
het land, is de collectie sindsdien sterk uitgebreid.

Activiteiten van de Numan Stichting

De Numan Stichting onderneemt alleriei activiteiten om de
waardevolle verzameling van het Museum Diergeneeskunde te
behouden, uit te breiden, te conserveren en uiteraard ook ten
toon te stellen. Al deze taken berusten bij het bestuur van het
museum dat een onderdeel is van het Universiteitsmuseum
Utrecht. De Stichting Vrienden van het Museum Dierge-
neeskunde willen dit bestuur daarbij graag helpen en dat komt
vaak neer op financiële ondersteuning. Onze vriendenclub kan
dit echter alleen met uw geldelijke steun.
Als u vriend wordt of ons op een andere wijze ondersiteunt is
het goed te weten wat wij in het verleden zoal gedaan hebben
en nog hopen te gaan doen. Eén van de taken van het bestuur
van de Numan Stichting is vooral bekendheid geven aan het
museum en potentiële geldgevers te interesseren voor dat mu-
seum. Daarnaast motiveert de Numan Stichting anderen ertoe
historisch erfgoed aan het museum te schenken of, indien no-
dig, te verkopen.

Collectie

De laatste tien jaar heeft de Numan Stichting diverse malen het
Museum Diergeneeskunde de noodzakelijke financiële steun
geboden om de collectie uit te breiden en beter te presenteren.

Numan Stichting zoekt vrienden

H.A.M. Elsinghorst

-ocr page 299-

Met het geld van de donateurs was het mogelijk de bekende
apotheekopstand in de hal van het Androelusgebouw van de
Faculteit der Diergeneeskunde op te knappen, alle textiele
voorwerpen te conserveren, drieduizend foto\'s te catalogiseren
en later digitaal toegankelijk te maken. Tevens hebben wij de
bascule op de vroegere afdeling Interne Diergeneeskunde van
uw geld kunnen laten opknappen. Verder is de fantastische
hoefijzerverzameling op een goede manier tentoongesteld en
ook toegankelijk gemaakt voor de studenten middels wand- en
vitrinekasten welke met doorzichtige kunststofplaten zijn afge-
dekt. Ons meest recente succes is de aanstelling van een as-
sistent-conservator voor het Museum Diergeneeskunde, mede
mogelijk gemaakt door uw financiële bijdragen naast de
hoofdsponsoring door de firma Meeüs-Interpolis. In de toe-
komst willen wij ons graag inspannen voor een betere (eigen)
huisvesting voor het unieke Museum Diergeneeskunde.

Nieuwe vrienden gezocht

U ziet, we doen veel, hebben hiervoor veel geld nodig en kun-
nen uw steun niet missen. Vriend worden doet u door jaariijks
een bedrag van minimaal € 25,- te doneren. Vul hiervoor de
Vriendenkaart voor de Numan Stichting in, die u in dit
Tijdschrift aantreft! Vrienden van de Numan Stichting ontvan-
gen eens per jaar onze nieuwsbrief en een uitnodiging van het
Utrechtse Universiteitsmuseum voor hun jaariijkse Vrien-
dendag. Bezoek ook eens onze website: http://www.numan-
stichting.nl. Uiteraard is het eveneens mogelijk een eenmalige
donatie over te maken op gironummer 5936555 ten name van
Stichting Vrienden van het Museum Diergeneeskunde te
Lochem. Alvast hartelijk dank voor uw steun!

Drs. H.A.M. Elsinghorst is voorzitter van het bestuur van de Numan
Stichting.

Postbus 451
5600 AL Eindhoven

Orpheuslaan 29
5631 BR Eindhoven

Tel 040-2963264

Fax 040-2465351

Internet w/ww. vetipath.nl

E-mail info(5)vetipath.n[

Vetipath diagnostische pathologie:

Cytologisch onderzoek: binnen 24 uur"
Histologisch onderzoek: binnen 1-3 werkdagen-
Tevens secties gezelschapsdieren

Vetipath levert ook verzendmateriaal!

" Genoemde termijn is m.u.v. bijzondere omstandigheden.

c

DIERENARTS

SPECIALIST

der Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

-ocr page 300-

Wij zijn op korte termijn op zoek naar een:

Enthousiaste dierenarts M/V

• met ambitie in paarden, maar ook interesse in land-
bouwhuisdieren

• liefst met enige ervaring

• werkverdeling zal ca 70 % paard en 30 % LHD wor-
den, meedraaien in dienst paard

• die bereid is in regio te komen wonen

Sollicitaties met cv kunt u richten aan:
D.A.P, De Zuidwesthoek, t.a.v. j.W. Borgers, Oude
Moerstraatsebaan 33,4614 RN Bergen op Zoom
of per e-mail aan Borgers@dapzuidwesthoek.nl
Voor meer informatie over deze vacature kunt u con-
tact opnemen met jan Mouws en/of jan Willem
Borgers. Telefoon 0164-235112.

dierenarts

vnl. rundvee m/v

Ik zoek een vlotte collega die allround inzetbaar is
en tevens participeert in de dienstregeling voor een
kleine plattelandspraktijk met groeimogelijkheden
in de regio Delfzijl.

Sollicitaties met cv naar: j. van Zeebroeck,
Herweg
23, 9906 PB Bierum.

in één keer een compleet beeld
voor een scherpe prijs

hematologie

(leuco\'s en diff)

nierfunctie

(ureum, creat, totaal eiwit, Na, K, Cl, Ph)
leverfunctie

(de enzymen; albumine, globuline -1- ratio)
pancreas, spieren
schildklierfunctie
(T4)

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering:

Deadline-)

01-05-2004

dinsdag

13-04-2004

15-05-2004

maandag

26-04-2004

01-06-2004

maandag

10-05-2004

15-06-2004

maandag

24-05-2004

-\') Voor 10.00 uur

\'s morgens.

preventieve zorg voor de oudere kat
meer duidelijkheid over de prognose
referentiepunt voor toekomstig onderzoek
beter overzicht van het totaal functioneren

bel voor meer informatie één van de regiomanagers:
Henriette Jansma Lisetta Verkleij

036-53 75 133 030- 68 74 092

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

VeMVIed\'Labl*

-ocr page 301-

Aprilnummer Veehouder en Dierenarts boordevol informatie

Het nieuwste nummer van Veehouder en Dierenarts
biedt weer een schat aan informatie. Scrapie, hoorn-
scheuren, tetanus, mycoplasma, vaarzenmastitis, ritueel
slachten, sectie en salmonella zijn onderwerpen die in het
aprilnummer aan bod komen.

Scrapie

Voor schapenhouders wordt het per 1 juli 2004 verplicht om
scrapie-ongevoelige rammen in te zetten in het kader van het
scrapiebestrijdingsprogramma. In dit artikel komt aan de
orde wat scrapie is, wat de aanleiding is geweest voor het
scrapiebestrijdingsprogramma, hoe de ziekte zich uit bij
schapen en geiten en hoe de ziekte aangetoond kan worden.
Ook is er aandacht voor consequenties van een aangifte-
plichtige ziekte zoals scrapie. Uiteraard wordt volop uit de
doeken gedaan wat de schapenhouder te wachten staat na 1
juli 2004 en hoe de schapenhouder aan een scrapie-ongevoe-
lige ram komt.

Hoornscheuren bij het paard

Dit artikel is in feite een verslag van hoefsmid Gertjan
Korsman, die aanwezig was bij een werkbijeenkomst van
hoefsmeden in Dierenkliniek de Lingehoeve in Lienden.
Korsman beschrijft oorzaak en gevolg van hoornscheuren,
het stabiliseren van de hoornschoen en een demonstratie van
een bepaalde methode. Hij concludeert onder andere dat
samenwerking tussen hoefsmid en dierenarts van groot be-
lang kan zijn in dit kader, aangezien theoretische kennis over
anatomie en pathologie noodzakelijk is.

Tetanus

Deze zeer ernstige ziekte komt bij dier
en mens voor. Vooral paarden (veulens)
zijn zeer gevoelig. Aangezien genezing
nagenoeg niet mogelijk is, is preventief
vaccineren van groot belang. Tetanus
heeft een ingewikkelde oorzaak. Im-
mers niet de infectie met de bacterie
Closthdum tetani zelf is het probleem,
maar de toxinen die deze bacterie produ-
ceert.

Mycoplasma bij kip en kalkoen

In dit artikel aandacht voor deze belang-
rijke ziektekiem binnen de pluim-
veehouderij en dan met name voor
Mycoplasma gallisepticum (Mg) en
Mycoplasma synoviae (Ms). De sympto-
men komen aan de orde, maar ook de ge-
volgen voor de koppel. Ms komt meer
voor dan Mg, maar veroorzaakt veel
minder schade. Vaccinatie tegen Mg is
een belangrijk onderdeel van de bestrij-
ding en is verplicht op meerleeftijdenlegbedrijven.
Vaarzenmastitis

Vaarzenmastitis: zichtbare of onzichtbare uierinfecties rond-
om het afkalven. Een veel voorkomend probleem, al ervaart
de ene melkhouder het als een groter probleem dan de an-
dere. Het verschil tussen zichtbare en onzichtbare mastitis
komt aan de orde, evenals eventuele oorzaken. Zo is er een
vermoedelijk verband tussen het geven van hoogcelgetal-
melk aan kalveren en vaarzenmastitis, zeker als deze melk
uit emmers wordt gevoerd zonder speen. En ook bij deze
aandoening geldt: voorkomen is beter dan genezen.

Is ritueel slachten dierenmishandeling?

Een wat algemener onderwerp, maar niet minder actueel is
het artikel over ritueel slachten. Een onderwerp dat vaak veel
onbegrip oproept. In dit artikel meer over de achtergrond van
het ritueel slachten en het verschil van opvatting hierover
tussen bepaalde groeperingen. Voor alle groeperingen geldt
echter dat respect voor het dier en respect voor het leven in
het algemeen voorop staan.

Sectie: niet alles is wat het lijkt...

Het werk van de patholoog lijkt op het eerste gezicht simpel:
hij/zij snijdt een dood dier (of mens) open. Dat er voor dit
werk toch bepaalde kennis en kunde vereist is, doet veteri-
nair patholoog Jan Vos uit de doeken. Met name als het gaat
om het beoordelen van inwendige organen is niet alles wat
het lijkt. Zo kan een rode kleur van de longen duiden op
longontsteking, maar ook op de aan-
wezigheid van te weinig lucht in de
longen (de kleur van de bloedvaatjes
komt dan naar voren). Bij dit artikel
uiteraard veel beeldmateriaal.

SCRAPIEBESTRtiDlNGSPROGRAMMA
HCX>RNSCHtURENBUH£IPAARD

SALMONELLA INFECTtE BIJ RUNDVEE

RITUEEL SLACHTEN DtÊRENM>SHAN0EüNG7
SECTIE; NIET ALlf S IS WAT HET LUKT.

MYCOPLASMA.IN?EatESBIJ<}PENKALKOEN

Salmonella-infectie bij rundvee

Een oude bekende qua bacteriën is sal-
monella. In dit artikel ligt het accent
op salmonella-infecties bij rundvee.
Dierenarts Ido Ypma gaat in op de be-
langrijkste maatregelen bij een uit-
braak. Ook is er aandacht voor dieren
die salmonella bij zich dragen en hoe
daarmee om te gaan.

Een jaarabonnement op Veehouder en
Dierenarts kost €11,59 inclusief ver-
zendkosten. Vraag een proefnummer
aan bij de redactie van Veehouder en
Dierenarts, Postbus 421, 3990 GE
Houten, telefoon: 030-6348900, fax:
030-6348929, e-mail: veeh.en.dieren
arts@knmvd.nl

-ocr page 302-

De Gezondheidsdienst voor Dieren b.v. (GD) is een onafhankelijice en zelfstandige organisatie met 450 mede-
werkers. Zij levert kennis over landbouwhuisdieren en hun kwaliteitskenmerken in relatie tot hun gezondheid
en productie van veilig voedsel. De GD verricht werkzaamheden op het gebied van de georganiseerde
gezondheidszorg, tweedelijns diergeneeskunde, monitoring, voedselveiligheid en praktijkgericht onderzoek.

Het RvA-geaccrediteerde veterinair diagnostisch laboratoriunn van de GD telt circa 150
nnedewerkers, die jaarlijks zo\'n 4 miljoen bepalingen uitvoeren. De diagnostiek wordt
uitgevoerd ter ondersteuning van de individuele veehouder en zijn dierenarts en ten behoeve
van diergezondheids- en monitoringsprogramma\'s voor de veehouderij, overheid en de
industrie. Bij de afdeling Pathologie/Histologie werken ruim 20 medewerkers, waaronder
6 veterinair pathologen.

Wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van één van onze medewerkers
zijn wij op zoek naar een

Veterinair Patholoog (m/v)

Uw functie:

• het uitvoeren van pathologisch onderzoek;

• het onderhouden en verdiepen van zijn deskundigheid;

• het verschaffen van informatie over uitgevoerde onderzoeken;

• het signaleren van trends, het ondersteunen van onderzoek en vroegtijdige
alarmering bij ziektecalamiteiten.

Uw profiel:

• opleiding diergeneeskunde met specialisatie veterinaire pathologie;

• goede communicatieve eigenschappen en sociale vaardigheden en een
nieuwsgierige en initiatiefrijke instelling;

• praktische kennis van MS Office (Word/Excel/Powerpoint);

• goede mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de Engelse taal.

De GD biedt een goed en modern pakket arbeidsvoorwaarden.

Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Klaas Peperkamp, hoofd afdeling
Pathologie/Histologie, telefoon 0900 1770. Uw sollicitatie kunt u binnen 4 weken richten aan
mw. Silja Verhoeven, afdeling P&O, Postbus 9, 7400 AA Deventer. U kunt uw sollicitatie ook
mailen naar: s.verhoeven@gdvdieren.nl.

Acquisitie op deze vacature is niet gewenst

GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN B. V

n

Jubilea april 2004

Onbekend april, J.J.M. Voermans te Heelsum, 25 jaar, afivezig
3 april, R.J.W. Duyn te Oegstgeest, 25 jaar, afwezig
3 april, C.J. van den Brink te Kapellen (België), 50 jaar, afwezig

3 april, W.T. Murte Badtioevedorp, 30jaar, afwezig

4 april, G.J. Keuris te Schoort, 30 jaar, afwezig

6 april, J.H. Hoogendoom te Ouderkerk a/d Ussel, 40 jaar, afwezig
6 april, L.C. Blanken te Bennekom, 50 jaar, afwezig
10 april. Mevr. Drs. W. van der Velden-ten Hoonte te Spijkenisse, 25 jaar, aan-
wezig

10 april, J.C.M. Rodewijk teTwello, 25 jaar, afwezig

10 april. Mevr. Drs. J.B.M. Huisinga-de Groot te Winterswijk, 25 jaar, afwezig
10 april, C.W. Peet te Leende, 25 jaar, afwezig
10 april, R.J.M. van der Waarden te Amsterdam, 25 jaar, afwezig

10 april, F. de Wit te Winterswijk, 30 jaar, afwezig

11 april, J. Brons te Leusden, 30 jaar, afwezig

11 april, Mr. R.J. van der Flier te Rheden, 30 jaar, aanwezig
11 april, C.W. Wikkeling te Capelle a/d Ussel, 30 jaar, afwezig

11 april, PC.M. Haffmans telegelen-Steijl, 30jaar, aanwezig

11 april. Mevr Drs. A.A. Tuyn-de Jong te Zwinderen, 30 jaar, afwezig

11 april, G. Molenaar te Abcoude, 30 jaar, afwezig

11 april, C. van Wijk te Dronten, 30 jaar, aanwezig

13 april, A.A.M. Vosmer te Streefkerk, 30 jaar, afwezig

13 april. Prof Dr. D.Zwart te Austerlitz, 50 jaar, afwezig

13 april, Dr. K.G. Robijns te Reeuwijk, 50 jaar, afwezig

13 april, G.K. Roek te Eefde, 50 jaar, afwezig

13 april, J.B. Wichers te Beilen, 50 jaar, afwezig

15 april. Mevr. Drs. M.T. IJzerman te Steenwijkerwold, 35 jaar, afwezig

16 april Prof Dr M. F. Kramer te De Bih, 50 jaar, afwezig
29 april J.A.M. Schrooyen te Boxtel, 40 jaar, afwezig

29 april, G. Vass te Oud-Beijerland, 40 jaar, aanwezig
29 april, M.I.M. Linthorst te Keipen, 40 jaar, afwezig
29 april, H. Hemminga te Marum, 40 jaar, afwezig
29 april, S. Hamstra te De Bilt, 45 jaar, afwezig

29 april, H.E Matthijsen te Heino, 45 jaar, aanwezig

30 april, J.A. Roelofs te Berlicum, 40jaar, aanwezig

-ocr page 303-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Bosman, H.G.J.; 2003; 9331 K.A Norg;
Grootveenweg 1

Brandon, Mevr. I.C.; 2003; 1115 BC
Duivendrecht; Populierstraat 22
Duijfjes, Mevr. L.; 2003; 3584 DC Utrecht;
Cambridgelaan 403

Polmer, E.; Gent 2003; 3771 CM Barneveld;
Beekstraat 25

Jansze, J.P.; 2003; 2231 AP Rijnsburg; Valkenburgerweg 72
Kranenburg. Mevr. L.C.; 2003; 3572 RW Utrecht; Goedestraat 70
Leeflang, Mevr. M.M.G.; 2003; 3525 EK Utrecht; Montfoortlaan 8
Ljubijankic, Mevr. S.; 2003; U 2004; 3043 RN Rotterdam; Saenredamstraat 3 B
Meijer, Mevr. Y.G.H.; 2003; 9665 RM Oude Pekela; Compagniesterwijk 27
Rehorst, Mevr. M.A.; 3581 VE Utrecht; Nicolaasweg 29
Ronner, H.J.; 1984; 3417 MN Montfoort ; Blokland 11 B
Rosa, M. de; Perugia 1994; 3434 HD Nieuwegein; Zinniastraat 16
Schie, Mevr. B.M.T. van; 2002; 2022 CM Haarlem; Zaanenstraat 107
Weiler, Mevr. E.C.; 2003; 1016 GC Amsterdam; P/A Keizersgracht 416

Voor het dierenartsenexamen van 5 maart 2004 zijn geslaagd:

Dekker, A.D.
Huissoon, Mevr. M.D.C.
Leeuwen, Mevr. J. van
Niyonkuru, L.
Ruiter, E.G.S.C.
Sars, Mevr. C.L.
Stembert. Mevr. EM.
Workel. Mevr. W.D.

Overlijdensberichten:

Op 22 januari 2002 G.H. Veenhuis te Wccsp.

Personali

Mutaties:

Heijltjes, Mevr. J.M.; 2004; 3514 BZ Utrecht; Molenwerfsteeg 21 ; tel.
privé: 030-2733555; E-mail privé:
heijltjes@hotmail.com.

Lange, Mevr. M.S. de; 2004; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12; tel.
privé mobiel: 06-13451105; E-mail privé:
mabel@nieuwsbank.ul.

*Loon, Mevr. M.A.J. van; Gent 2003; 4661 KV Halsteren; Jankenberg
32; tel. privé: 0164-682190; E-mail privé:
oyam77@hotmail.com.; medew.
bij PH.G.M. Eskens en Mevr. P Buseyne; tel. prakt.: 0165-308338; fax
prakt.: 0165-308339.

Ljubijankic, Mevr. S.; 2003; 3043 RN Rotterdam; Saenredamstraat 3
B; tel. privé: 010-4158844; fax privé: 010-4158844; E-mail privé:
sanjal@zonnet.nl.; wnd.

Nouhuys, Mevr. A.S.1. van; 2003; 3511 JP Utrecht; Steenweg 18; tel.
privé: 030-2724637; E-mail privé:
avannoiihiiy.s(à hotmail.com.

*Poel, W.H.M. van der; 1988; U-1995; 1402 NW Bussum; Singel 70;
tel. privé: 035-6989004;
Specialist Veterinaire Microbiologie; projectleider
Virale Zoönosen en via voedsel overdraagbare virale aandoeningen bij
RIVM; tel. bur.: 030-2743666; fax bur.: 030-2744434; E-mail bur.:
wim.van.der.poel@rivm.nl.

Reidinga-Fonad, Mevr. K.E.; 1996; 8926 LE Leeuwarden; Hartastate
9; tel. privé: 058-2129597; E-mail privé:
eg.rei@zonnet.nl.; medew. bij
Capabel Onderwijs Groep; tel. bur.: 020-6810500; E-mail bur.:
k.reidiiiga(d capabel.nl.; p.,gezelschapsd.; tel. prakt.: 06-23484561.

Toorn, Mevr. F.E.; 2000; 2716 EP Zoetermeer; Carolincnberg 51;
tel. privé: 079-3213424;
E-mail privé: fe.loorn@wolmail.nl.; inedew. bij
Mevr. FE. van der Toorn; tel. prakt.: 030-2898939; fax prakt.: 030-2803381.

Willemen-Tas, Mevr. PA.; 1998; 3417 BR Montfoort; Mastwijkerdijk
45; tel. privé: 0348-468581; E-mail privé:
willemen_tas@hotmail.com.;
medew. bij Mevr. A.J. Hajunga en Mevr. 1. Luning; tel. prakt.: 030-
2446933; fax prakt.: 030-2443597; E-mail prakt.:
info(S)dkzmlen.iil.

Wingerden. Mevr. B.R. van; 2003; 5126 GB Gilze; Kerkstraat 67; tel.
privé mobiel: 06-25418959;
E-mail privé: brvanwingerden@hotmail.com.;
medew. bij Gynacoingischc Paardenkliniek Besscmcind.

Congressen ^^mposi/T^

April

23 Voordracht georganiseerd door de \'Samen-
werkende Nederlandse Veterinaire Acu-
puncturisten\'. Speaker: Cheryl Schwartz
DVM (U.S.A.). Programma duurt van 10.00
- 17.00 uur, waarna patiënten demonstratie.
Locatie: Hotel \'Dc Biltsche Hoek\', de Holle
Bilt 1, dc Bilt O Kosten: 170,- euro, incl.
lunch (SNVA leden 150,- euro). Meer infor-
matie: 030-666 11 67 (Geert Bijvoet) of
070-3 55 83 70 (Margriet Meijer).

13-16 OlE International conference on the control of infectious animal di-
seases by vaccination in Buenos Aires, Argentina. Meer informatie
via www.oie.int oftelefonisch: 33 (0)144 15 1888.

28-May 2 Annual meeting \'Society for ancient medicine panel\'; American
association for the history of tnedicine. Madison, Wisconsin, USA.
For conference details, see: . Abstracts should be sent to: Professor
Julie Laskaris, Center for Hellenic Studies, 3100 Whitehaven St.,
N.W, Washington, DC, 20008 (or e-mail:
jlaskari@richmond.edu).

Vergaderinge[^& Bijeenkomste"n I

April

3 De Comtnissie Werkvergaderingen Gezelschapsdieren, regio Zuid,
organiseert een werkvergadering voor gezelschapsdierendierenart-
sen. Spreker zal zijn collega drs. G. Moorman. De titel van zijn le-
zing is: \'Gezonde Praktijken; Gezondere dieren\'. Aanvang van de
vergadering is 9.00 uur.

5 Voorjaarsregiovergadering regio Oost AUV Dierenartsencoöperatie,
Bilderberg Hotel, Arnhem-Velp, Pres. Kennedylaan 102, 6883 AX
Velp. Aanvang 20.15 uur

8 Voorjaars-ledenvergadering Groep Geneeskunde van het Paard, Van
der Valk - Hotel de Biltsche Hoek, Holle Bilt I. De Bilt. Aanvang
20.00 uur. www.paardendierenarts.nl.

8 Voorjaarsregiovergadering regio Noord AUV Dierenartsen-
coöperatie, Van der Valk Hotel Drachten, Aanvang 20.00 uur.

8 5e bijeenkomst werkgroep Paard van de GHwD in Houten bij de
KNMvD. Aanvang 20.00 uur.

19 Voorjaarsregiovergadering regio Zuid AUV Dierenartsencoöperatie,
Restaurant Molenwijk, Molenwijk 2, 5282 SH Boxtel. Aanvang
20.15 uur.

21 Voorjaarsregiovergadering regio West AUV Dierenartsencoöperatie,
AC De Mccrn, Meerndijk 59,3454 HP De Meern. Aanvang 20.15 uur

23 Ledenvergadering \'Samenwerkende Nederlandse Veterinaire
Acupuncturisten\'. Aanvang: 9.00 - 10.00 uur, waarna voordracht
Cheryl Schwartz. Locatie: hotel "de Biltsche Hoek", dc Holle Bilt I,
dc Bilt (). Informatie: 030-666 11 67 (Geert Bijvoet).

Cursussen

April

3 Echocardiografie (GD) (04/123). Locatie: Wagenrenk, Wageningen
(=VOL)

5 Cardiotherapeuticaen Casuïstieken (GD) (04/112). Locatie: PAO-D,
Houten. Kosten €415,-.

15 Coaching en Leidinggeven in de Praktijk (04/906). Locatie: PAO-D,
Houten. Kosten € 1000,-.

16 Casuïstieken Echografie Deel 1 (GD) 04/126 PAO-D, Houten
€345,-VOL

20 Actualiteit, Opfok, Leg en Vermeerdering (04/402). Locatie: PAO-
D. Houten. Kosten € 440,-.

21 Varkenssignalen® (04/309). Locatie: PAO-D. Houten. Kosten
€175,-.

22 Medicatie in Geneeskunde Melkveehouderij (04/214). Locatie:
PAO-D, Houten. Kosten € 363,-.

23-25 Voorjaarsdagen: zie www.voorjaarsdagen.org RAI, Amsterdam

22-23 PHLO-cursus Voedselveiligheid; Economische en Maatschap-
pelijke aspecten. Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093,
e-mail: info@phlo.wur.nl, http://www.phlo.nl.

22/3-2/4 ESAVS postgraduate training programme Internal Medicine 11.
Location: Internal Medicine II. Information via website www.
esavs.net.

-ocr page 304-

Wetenschap is nooit af_

In de collegezalen, laboratoria, werkkamers en restaurants
van de Universiteit Utrecht wordt over tal van vraagstukken
nagedacht en gediscussieerd. Dat leidt vaak tot nieuwe
gezichtspunten. Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en
doorgegeven worden. Want onderzoek hoort bij onder-
wijs. En andersom. Het zijn de twee pijlers waarop onze
universiteit rust.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel
verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze
nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de
verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit
af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers,
die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire
cultuur In concreto gaat het om:

» JUNIOR DOCENT DIERENARTS VARKENSGEZOND-
HEIDSZORG

De Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren van de faculteit
der Diergeneeskunde houdt zich bezig met de toepassing en ontwikke-
ling van veterinaire, management-technische en zoötechnische kennis
en vaardigheden. De hoofdafdeling vervult een voortrekkersrol bij de
ontwikkeling van kwaliteitszorgsystemen. Ziektepreventie, risicobeheer-
sing, procesbeheersing en certificering zijn hierbij sleutelwoorden. In het
onderwijs wordt ook veel aandacht besteed aan deze
ondenA/erpen.
Daarnaast hoort patiëntenzorg/dienstverlening tot het takenpakket van
de afdeling. Wij zoeken een junior docent dierenarts varkensgezond-
heidszorg. U levert patiëntenzorg en verzorgt onderwijs op het gebied
van de varkensgezondheidszorg in alle leerjaren. U bent afgestudeerd
dierenarts en bij voorkeur erkend varkensarts. Het salaris voor deze
fulltime functie bedraagt maximaal € 3.453,- bruto per maand.

Kijk op www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst.
Contactpersoon: dr A. van Nes, (030) 253 21 45/12 48.

Geen acquisitie naar aanleiding van deze advertentie.

DE UNIVERSITEIT UTRECHT
ZOEKT:

// Junior docent dieren-
arts varkensgezondheids-
zorg..................................

BEL VOOR EEN KOPIE VAN DE
VOLLEDIGE VACATURETEKSTEN
HET LOOPBAANCENTRUM
(030) 253 33 00.

OF KIJK OP:

WWW. U U. N L/VAC ATU RE S

^ B ^ Universiteit Utrecht

-ocr page 305-

Tot voor kort werden lintwormen beschouwd als relatief ongevaarlijke parasieten voor paarden. Recente
onderzoeken tonen echter aan dat er een relatie bestaat tussen de aanwezigheid van lintworminfecties
en de kans op ileo-caecale kolieken: invaginaties, obstructies of perforatie en ruptuur van de darmen.

the max

De eerste en enige ailes-in-één
ontwormer

Het iëedsc mogelijke werkingsspectrum door de combinatie
van -i lïiectine en praziquantel.

r. 1 lef tegen lintwormen,
m; jdarmwormen, longwormen
en Morzellarven

Dr de formulering met 14% praziquantel is Equimax als
er ontwormingsmiddel effectief tegen alle lintworm-
sp-.jies:
Anoplocephala perfoliata, Anoplocephala magna en
Arnj iucephala mamillano.

G( schikt voor alle paarden en pony\'s

m p

Eqi max is veilig te gebruiken bij alle paarden, pony\'s,
(dr chtige) merries, (dekhengsten) en veulens vanaf een
lee ijd van 2 weken.

Ajes in één dosering

De ;el met appelsmaak verbetert de acceptatie. De innovatieve
do; ;erspuit garandeert een moeiteloze toediening.

Eo uhW\\J(

IVERMECTINE PRAZIQUANTEL

EOUiMAX

» « «

de eerste en enige
alles-in-één ontwormer

www.equimax-gel.com

-ocr page 306-

es

2 ml Stenete Injectievloeistot

Hylartil® Vet

Na. Hyaluronaat

10 mg/ml

QeiUtM ß - 8 C). ®o donkef be^en

Voor intra-articulalre toediening bij het paard

HylartiP Vet. REGNL 4932. DiergeneesmieüUL UDD. Voor intra-articulairs
het paard. Bruat 10 mg natriumhyaluronaat 5000per ml. Indicatie: Aseptische arthritis.
Dosering: het middel aient intra-articulair te worden toegediend onder strikt aseptische
omstandigheden en in de volgende dosering: klein en middelgroot gewricht: 10 mg (1 ml),
groot gewricht: 20 mg (2 ml), eventueel herhalen na één tveek. Contra indicaties: geen.
wachttermijn: O dagen. Bijwerkingen: geen. Verdere informatie is op aanvraag verkrijgbaar.

Visie op gezondheid]

POzer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 .\\A Capelle a/d l.lsse

© 2()(M Pfizer \\iiimal Health bv - Caiicllp a/(i Ussel • ® Merknaam Pfizer Ine, N.Y., L;.S..\\.

REG NL 4932 ■ DIERGENEESMIDDEL - UDD

-ocr page 307-

Deel 129 • Aflevering 8-15 april 2004

Tijdschrift

universiteit

Oi

A i^slA 2

WEEK
VAN HET

Vaccinaties in de Nederlandse varkensgezondheidszorg-
analyse van een enquête onder dierenartsen

Enige reflecties op KKM en PBB: zijn er perspectieven?

Maagruptuur bij een Fries paard

Politieke aandacht voor diergezondheid en dierwelzijn

Stand van zaken werkgeversoverleg

Ceen schaderegeling en uitkering voor veehouders in IBR-
kwestie Bayer

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 308-

Clavubactin

De juiste sterkte

.001 IN KLE
www.astfarma.n

SMAKELIJKE TABLEHEN ■ „ ,.. .

Diergeneesmiddel UDA. Samenstelling per tablet: 50 mg amoxicilline (als amoxicilline-trlhydraat) en 12,5 mg clavulaanzuur (als kallumclavulanaat). Beschnjving:
Amoxicilline is een semisynthetisch penicilline met een bactericide werking, behorend tot de groep van beta-lactam antibiotica. Clavulaanzuur is een beta-
lactamaseremmer waarvan de struktuur lijkt op die van een penicillinekern. Resistentie van bacteriën tegen antibiotica uit de penicillinegroep wordt meestal
veroorzaakt door enzymen, beta-lactamasen geheten. Deze enzymen vemieSgen het antibioücum voordat dit op de bactene zelf kan inweri<en. Beta-lactamase
producerende stafylokokken zijn daarom ongevoelig voor amoxicilline. Onder gramnegatieve bacteriën zoals E. coli, Pasteurellaspecies en Salmonellaspecies
worden ook regelmatig multipel resistente mutanten geïsoleerd. Het clavulaanzuur doorbreekt dit vsrdedlgingsmechanisme van de bactene door het beta-lactamase
te inaktiveren Bij gelijktijdige toediening van amoxicilline en clavulaanzuur wordt de werkingsintensiteit en het werkingsspectrum van amoxicilline uitgebreid met
bacteriën die resistent zijn ten gevolge van beta-lactamasevomiing. Indicaties: zie bijsluiter
Contra-indicaties: zie bijsluiter Toedieningswijze en dosenng:
Uitsluitend voor orale toediening aan honden en katten. De dosering bedraagt 12,5 mg werkzame stof (= 10 mg amoxicilline 2,5 mg clavulaanzuur) per kg
lichaamsgewicht 2x daags. Bij hardnekkige infecties (o.a. luchtweginfecties) wordt aanbevolen de dosering te verdubbelen (25 mg/kg lichaamsgewicht 2x daags).
Behandellngsduur: 5-7 dagen voor het merendeel van de infecties. In chronische gevallen, waarbij veel weefselbeschadiging is opgetreden, verdient het
aanbeveling de onderstaande behandellngsduur aan te houden: chronische huidinfecties 10-20 dagen, Chronische cystitis 10-28 dagen, Luchtweginfecties 7-10
dagen. REG NL 09902.
Registratiehouder: Le Vet B.V., Oudewater

Omdat de kat zijn lichaams-
gewicht niet aanpast aan ee
tablet heeft AST Farma de
sterkte van de Clavubactin®
50/12,5 mg tabletten perfect
aangepast aan het gemidde
gewicht van de kat.

Veel eigenaren van katten
vinden het moeilijk en
vervelend om hun huisdier
tabletten in te geven. Als hel
ingeven van tabletten mindf
moeite kost verhoogt dit de
betrouwbaarheid van de
therapie, waardoor de dierer
sneller het gewenste resulta
van de behandeling tonen.

Clavubactin® 50/12,5 mg be
50 mg amoxicilline en 12,5 r
clavulaanzuur. In de praktijk
betekent dit dat in de meest
gevallen één tablet de
aanbevolen dosering bevat
Hierdoor hoeven er bijna ge
tabletten meer gebroken te
worden die anders ook nog
eens apart toegediend zoud
moeten worden.

Bovendien zijn de tabletten
klein en, dankzij de toevoeg
van vanillesmaakstof, zeer

^smakeFijk voor zowel hond;

■ Naast de Clavubactin® 50/1;
mg Is er ook de Clavubactir
250/62,5 mg voor de
middelgrote hond en de
Clavubactin* 500/125 mg vi
de grote hond.

-ocr page 309-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto cover: M. Sloet - maagruptuur paard - met dank aan Veterinaire Pathologie

Deel! 29
Aflevering 8
15 april 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie 209
Oorspronkelijke artikelen

Vaccinaties in de Nederlandse varkensgezondheidszorg - analyse van een enquête onder dierenartsen;

J. de Croot, \\.A.j.M. Eijck en W.J.A. Boersma 252

Reactie Groep Varkensgezondheidszorg op het artikel \'Vaccinaties in de Varkensgezondheidszorg\';

H. van Beers-Schreurs 260

Referaten 261
Veterinair tuchtrecht

Er zijn meer hondjes die Fikkie heten; I. Boissevain 263

VWA

De Algemene Levensmiddelen Verordening 265
Uiten voorde praktijk

Enige reflecties op K.K.M en PBB: zijn er perspectieven?; J.P.IM. Noordhuizen en H.Jorritsma 267

Maagruptuur bij een Fries paard; C. H.A. Borst, P.J. W. van der Weij enJ. H. Vos 270

Berichten en verslagen

Politieke aandacht voor diergezondheid en dierwelzijn; S. Umans 271

Rectificatie 272

Herhaalde oproep; Mastocytomen onder vuur! 272

Naamgeving specialisten 273

De Voorjaarsdagen naast leerzaam ook leuk? 273

Pim Wolvekamp spreekt op Voorjaarsdagen 274

Ingezonden

BVD-aanpak: Hoe krijgje besmette bedrijven virusvrij?; LR.M. Verberne 275

Vaccinatie tegen BVD; H. Kuijk 276

Reactie gezondheidsdienst op ingezonden briefVcrberne 276

Reactie Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren op ingezonden brief gezondheidsclaims 277

Congressen en cursussen

Feline Symposium 15 mei 2004 277
PAOD

Evidence based veterinary medicine 278

Wetenschap

Actua

TEKEN, LAATJE NIET BEETNEMEN!

De anti-teken producten voor de hond van Virbac:

■ Preventic-B tekenband: biedt 5 maanden bescherming tegen teken én vlooien.

• Defendog spray: legt een onzichtbare film op de huid en de vacht die langdurig tegen teken
én vlooien beschermt. Zwemmen en regen hebben hierop geen invloed.

• Defencare shampoo: rekent direct en doeltreffend af met
aanwezige teken én vlooien.

\\/irt>eicz

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Preventic-B: REG NL 9908. Werkzame stof: bendiocarb. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij. Defendog: REG NL 09315. Werkzame stof:
permethrin. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij. Defencare: REC NL 09343. Werkzame stof: permethrin. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, www.virbac.nl

-ocr page 310-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

[:)r M.F.deJong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof. dr P De Backer (Gent, België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. A.Th. van \'t Klooster (Utrecht)
Prof. dr F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr F,. Teske (Utrecht)
Mw. dr. A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij i^oor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus
421
3990 Cf
Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348905
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J de Groot

Drs. F.J.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE I loutcn

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesloinde is het ver-
eniging.stijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
Dc abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de IConinklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor nicl-dicrenartscn
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

KNMv

In memoriam

Folkert Koppen; C.J. van den Brink, P.R. Rondhuis
Maatschappijnieuw/s

Stand van zaten werkgevcrsovcrleg; M. van Oostrum-Schuurman Hess

Geen schaderegeling cn iiitkering voor veehouders in IBR-kwestie Bayer; Tj. Jorna

Inschrijving open besturendag KNMvD sluit 29 april a.s.

Personalia

Doorlopende agenda
Deadline

3

280

281

282
284

282

284

280

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

Contents

Original papers

Vaccinations in pig health care in the Netherlands - analysis of a questionnaire among veterinarians;
J. de Groot, I.AJ. M. Eijck en WJ.A. Boersma 252

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging Ikimaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per I Ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te lalen
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius/Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 311-

Uit
de

hoofdredactie

In deze aflevering van het Tijdschrift is een interessant artikel te vinden over het vaccinatiebe-
leid bij varkens, met name wat de gevolgen (kunnen) zijn van het zelf vaccineren door var-
kenshouders. Uit het daaropvolgende commentaar van de Groep Varkensgezondheidszorg
blijkt dat de dierenarts vanzelfsprekend de eerst verantwoordelijke blijft voor het te voeren be-
leid. Evenals bij de gezelschapsdieren is ook hier \'vaccinatie op maat\'actueel. Dat betekent
dat de dierenarts naar de varkenshouder toe duidelijk dient te communiceren welk vaccinatie-
plan op het specifieke bedrijf het meest zinvol is.

Het artikel over Veterinair Tuchtrecht van laira Boissevain laat zich weer lezen \'tot lering ende
(leed)vermaakwaarbij iedere practicus die met gezelschapsdieren te maken heeft ongetwij-
feld weer bij zichzelf te rade zal gaan of het geschetste probleem echt niet in zijn of haar prak-
tijk kan voorkomen.... Verwisseling van een patiënt gebeurt tenslotte zelfs in grote ziekenhui-
zen waar sporadisch nog het verkeerde been wordt afgezet of de goede nier wordt verwijderd.
In alle gevallen komt weer het toverwoord \'communicatie \'naar voren.

Echter, patiënten in de humane gezondheidszorg schijnen vrijwel niets te onthouden van de in-
formatie die een arts verstrekt in de spreekkamer! Hiervan wordt tachtig procent onmiddellijk
vergeten. Van de overige twintig procent herinnert men zich bovendien nog eens de helft ver-
keerd! Dit is gebleken uit onderzoek aan de Universiteit Utrecht. Verv,>acht mag worden dat dit
hij een eigenaar van een huisdier, waarbij dezelfde emoties spelen, niet veel anders is. Uit het
onderzoek kwam verder naar voren dat iemand meer informatie kan onthouden naarmate men
minder oud en zenuwachtig is. Opleiding speelt alleen een rol als informatie op papier wordt
meegegeven, aangezien hoger opgeleide personen dit beter begrijpen. Het advies luidt dan
ook om korte, gestructureerde gesprekken te voeren zonder moeilijke terminologie. Bij oude-
ren kan men een tweede persoon (familie, huren) laten meeluisteren. Het op papier zetten van
informatie of hiervoor beschikbaar foldermateriaal meegeven kan zeker geen kwaad.

Ons Tijd.schrift, tenslotte, is eveneens een belangrijke vorm van communicatie, maar ook hier
onthoudt men in veel gevallen wel dat er ergens iets belangrijks of interessants is gepubli-
ceerd, maar de kern van de boodschap is men weer net vergeten. Het terugvinden van het be-
treffende artikel levert altijd weer veel tijd en frustratie op omdat het veel langer geleden is ge-
publiceerd dan men dacht. Hopelijk gaat het daarom nog eens lukken om het zoeksysteem
naar artikelen op de KNMvD-website, onder TvD, werkend te krijgen.

I

Paul Overgaauw

T i i d sfibci^^B

Diergenees

-ocr page 312-

Vaccinaties in de Nederlandse varkensgezondheidszorg - analyse
van een enquête onder dierenartsen

J. de Groot\'\', I.A.J.M. Eijck^en W/J.A. Boersma\'

Oorspronkelijke artikelen

Samenvatting"

Middels een enquête werden ervaringen van dierenart-
sen met vaccinaties in de varkensgezondlieidszorg onder-
zoclit. Het doe! was inzicht te krijgen in de wijze waarop
besloten wordt tot vaccinatie over te gaan, en in factoren
die de effectiviteit van vaccinaties beïnvloeden. De resul-
taten geven aan dat de reden voor vaccinatie meestal ge-
zondheidsproblemen op het bedrijf betrof. De dierenarts
deelde in veel gevallen het initiatief om tot vaccinatie over
te gaan met de varkenshouder en derden. Veel respon-
denten verwachtten dat het aantal vaccinaties flink om-
laag zou kunnen bij optimalisatie van het management.
Er wordt echter verwacht dat de regeling waarbij var-
kenshouders onder voorwaarden zelf mogen vaccineren
het aantal vaccinaties zal doen toenemen. Respondenten
die veel op begeleidingstarief werkten, vaccineerden
meer dan degenen die uitsluitend op handelingentarief
werkten. Dierenartsen blijken in een spanningsveld te
opereren waar ze beperkte ruimte hebben om hun erva-
ring en wetenschappelijke kennis in te zetten.

Summary

Vaccinations in pig health care in the Netherlands - ana-
lysis of a questionnaire among veterinarians

Veterinarian.\'^ .•specializing in pig health care responded to a questionnaire
regarding their experiences with vaccinations. The goal of the questionnaire
was to gain insight into a) the reasons for vaccination and h) the factors in-
volved in the efficacy of vaccination. The results indicated that vaccinations
were tvpically initiated becau.se of health problems at the farm.
Veterinarians worked together with farmers and other concerned parties to
initiate vaccinations. Respondents predicted that the number of vaccina-
tions would decrease .substantially with optimal farm management, hut
would increase if farmers were allowed (under strict conditions) to vacci-
nate their own pigs. The results further indicated that the nature of financial
compensation predicted the rate of vaccination. Veterinarians paid accord-
ing to a fixed \'fee for service\' system vaccinated le.ss frequently than did
veterinarians who were paid according to an ongoing farm management
contract. In conclusion, veterinarians appear to be restricted in their capa-
city to disseminate their e.xperience and knowledge due to the competing
needs of the farming network (animals, farmers, retailers).

Inleiding

De bestrijding van gezondheidsproblemen in de varkenshou-
derij in Nederland is een belangrijke kostenpost voor de sector.
Volgens een rapport van het Landbouw Economisch Instituut
bedroegen de kosten voor gezondheidszorg in 1999 € 54 per
zeug per jaar en €4,50 per vleesvarken per jaar. Hiervan werd

\' Animal Science Group (ASG), Divisie Dier & Omgeving, Postbus 6S, 8200 AB.
Lelystad.

^ Correspondentieadres: Dr. J. de Groot. ASG Divisie Dier & Omgeving. Postbus 65.

8200AB, Lelystad lel.0320-238201, e-mail: Johanna.degroot@wur.nl
■Ï ASG. Divisie Praktijkonderzoek, Postbus 2176, 8203 AD. Lelystad.

€18,50 per zeug per jaar en €2,30 per vleesvarken per jaar aan
vaccinaties besteed (1). In Nederland zijn voor varkens vaccins
tegen de volgende pathogenen beschikbaar: Aujeszky-virus,
Influenza-virus, Parvo-virus, Porcine Respiratoir Reproductief
Syndroom virus (PRRSV, Abortus Blauw),
Erysipelothrix rhu-
siopathiae
(Vlekziekte), Escherichia coli, Clostridium spp,
Pasteurella multocida (PM"\'", Atrofische Rhinitis, AR, snuffel-
ziekte),
Actinobacillus pleuropneumoniae (App), en Myco-
plasma hyopneumoniae.
Ook worden soms bedrijfseigen vac-
cins tegen
Streptococcus suis en Bordetella bronchiseptica
ingezet.

Gezondheidsproblemen kunnen vaak voorkómen en bestre-
den worden door middel van vaccinatie. Echter, veel gezond-
heidsproblemen (bijvoorbeeld longproblemen en fertiliteits-
problemen) in de varkenshouderij kunnen door meerdere
pathogenen veroorzaakt worden en worden bovendien sterk
beïnvloed door managementfactoren (2-6). Om gezond-
heidsproblemen ook daadwerkelijk aan een bepaald patho-
geen toe te kunnen schrijven is goede diagnostiek vereist
(onder andere seroconversie bepalen, voldoende zieke en ge-
zonde dieren bemonsteren). Voorts is het van belang het ef-
fect van de aanpak te evalueren. Dit is in de praktijk vaak
moeilijk vanwege de noodzakelijke uitgebreide en dus kost-
bare methoden. Daarom wordt soms jarenlang opeenvolgend
gevaccineerd en blijft onduidelijk hoe de situatie zonder vac-
cinatie zou zijn (bijvoorbeeld Vlekziekte). Ook worden vac-
cins nog ingezet wanneer het gezondheidsprobleem zichzelf
al voor een deel heeft opgelost zodat dc werkzaamheid van
het vaccin moeilijk geëvalueerd kan worden. De efficiëntie
van vaccinatie kan bovendien beïnvloed worden door de om-
standigheden rond het moment van vaccinatie, zoals de ge-
zondheid van het dier, en het optreden van bepaalde vormen
van stress (7,8).

Om inzicht te krijgen in de mate en wijze van vaccinatie in de
Nederlandse varkenshouderij werd een schriftelijke enquête
afgenomen onder dierenartsen die lid zijn van de groep
\'Geneeskunde van het Varken\' van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). We
vroegen naar het aantal bedrijven waar ze het afgelopen jaar
gevaccineerd hadden, de reden voor vaccinatie, wie het initia-
tief voor vaccinatie nam, en de ogenschijnlijke werkzaamheid
van de vaccins. Tevens werd gevraagd naar adviezen op het ge-
bied van managementfactoren en mogelijke oorzaken voor het
onvoldoende werkzaam zijn van vaccinaties. Tot slot vroegen
we de dierenartsen te beoordelen met hoeveel procent het aan-
tal vaccinaties omlaag zou kunnen bij optimalisatie van het
management, en naar de gevolgen van het nieuwe beleid aan-
gaande zelf vaccineren door varkenshouders die aan bepaalde
voorwaarden voldoen.

Materiaal en methode

De enquête werd in het najaar van 2002 verzonden aan de
418 leden van de groep \'Geneeskunde van het Varken\' van
de KNMvD. In een begeleidende brief bij de enquête werd
verzocht deze alleen in te vullen indien men het afgelopen

-ocr page 313-

Wanneer men niet tot de doelgroep behoorde kon de enquête
oningevuld geretourneerd worden. Ingevulde enquêtefor-
mulieren werden anoniem verwerkt.

De invulinstructie luidde: \'Oin een zo actueel mogelijk beeld
van de situatie te krijgen hebben onderstaande vragen alleen
betrekking op de bedrijven waarbij u in het afgelopen jaar als
varkensdierenarts actief bent geweest. Ook al zullen er wel-
licht grote verschillen tussen bedrijven bestaan, toch willen
we u vragen uw eigen ervaring als gemiddelde over de be-
drijven weer te geven. Op sommige vragen zou u een maat-
schappelijk gewenst antwoord kunnen geven. Dat zou echter
de waarde van de enquête sterk verminderen. Graag zouden
we een beeld krijgen dat de werkelijkheid van de praktijksi-
tuatie zoveel inogelijk benadert\'.

Vrijwel alle vragen werden goed en eenduidig beantwoord.
Een uitzondering vormen de vragen met betrekking tot het
aangeven van een rangorde. Bij deze vraag kon men ieder
rangordenummer slechts éénmaal gebruiken, wat niet door
iedereen begrepen werd. Deze vragen werden door zestig ä
zeventig respondenten juist beantwoord en alleen hun ant-
woorden zijn ineegenomen in de analyse. De open vraag met
betrekking tot de gevolgen van het nieuwe beleid waarin var-
kenshouders onder voorwaarden zelf mogen vaccineren,
werd weliswaar door negentig procent van de respondenten
beantwoord, maar niet iedere respondent gaf hier zijn me-
ning over de afzonderlijke aspecten van de vraag. In totaal 65
respondenten gaven hun mening over de gevolgen van deze
regeling voor het succes van vaccinaties, 75 over de kosten
van vaccinaties, en 31 over het aantal vaccinaties.
De enquête is te oinvattend om in zijn geheel in dit artikel op
te neinen. De vraagstelling en uitleg van termen wordt weer-
gegeven in de tekst en in voetnoten bij de tabellen. Voormeer
informatie is een kopie van de enquête op aanvraag bij de au-
teur te verkrijgen.

Tabel i, Overzicht van

bedrijven waar respondenten praktisch werkzaam zijn.

type bedrijf

aantal varkens

aantal bedrijven

% bedrijven

% bedrijven

% bedrijven regulier overleg

per bedrijf

begeleidingstarief

handelingentarief

met bedrijfsvooriichters^

vermeerderings-

<200

677

bedrijven

200-300

434

>300

340

totaal

1451

28

72

46

vleesvarkens-

<1000

1177

bedrijven

1000-2000

354

>2000

177

totaal

1708

20

80

29

\' gesloten bedrijven tellen in beide categorieën mee.

\' percentage bedrijven op begeleidingstarief (of handelingentarief, of met regelmatig overleg met bedrijfsvoorlichters) ten opzichte van totaal aantal bedrijven,
jaar praktisch werkzaam was geweest op varkensbedrijven.

Tabel 2. Vaccinaties: hoe vaak, waarom en op wiens initiatief?

Vaccin

% bedrijven\'

reden vaccinatie"

initiatief vaccinatie bij

varkenshouder

gezondheidsproblemen"

als initiatiefnemer\'

Verzoek^

Indicatie-

Dierenarts\'

Varkenshouder

Derden-

Eigen inzicht\'

Gelten en zeugen

Influenza

16

16

84

75

25

18

82

Vlekziekte

92

44

56

68

31

33

66

E.coli

77

11

88

83

17

10

90

Parvo

84

22

78

72

28

27

73

PRRSV

39

24

77

69

30

65

35

AR

9

14

87

69

31

38

66

Streptokokken

10

5

94

79

21

22

78

Biggen

Mycoplasma

14

45

55

51

49

76

24

PRRSV

20

40

60

61

39

71

29

App

2,5

21

79

76

24

65

34

Vleesvarkens

Influenza

2,9

12

88

49

52

20

80

App

3,7

13

87

72

28

32

68

Mycoplasma

0,6

19

82

50

50

45

56

PRRSV

2,5

10

90

65

36

26

74

percentage bedrijven waar gevaccineerd werd (ten opzichte van totaal aantal bedrijven waar respondenten werkzaam waren),
percentage respondenten dat het genoemde antwoord gaf

werd de vaccinatie op verzoek van derden uitgevoerd, zonder dat noodzakelijkerwijs gezondheidsproblemen op het bedrijf bestonden, of geïndiceerd door
gezondheidsproblemen op het bedrijf zelf?

wanneer zich bij een bedrijf gezondheidsproblemen voordeden, wie nam gemiddeld genomen dan het initiatief tot vaccinatie, uzelf of de varkenshouder?
als het initiatief voor vaccinatie bij de varkenshouder lag was dat naar uw mening geheel op grond van verzoek van derden of geheel naar eigen inzicht?

Resultaten

Karakteristieken van de respondenten
Van de 418 geënquêteerden werden 103 ingevulde enquêtes
ontvangen (24,6%). Er werden 38 oningevulde enquêtes
teruggestuurd (dierenartsen die niet tot de doelgroep be-

-ocr page 314-

Tabel 3. Adviezen op managementgebled.

% nooit\' % soms\'

Klimaat O
Voeding 4
Hygiëne 3

\' Percentage respondenten dat het genoemde antwoord gaf.

hoorden: 9,1%). Van de respondenten was 8,7% korter dan
vijfjaar werkzaam als dierenarts, 16,5% werkte vijf tot tien
jaar, 17,5% werkte tien tot vijftien jaar en 57,3% werkte lan-
ger dan vijftien jaar als dierenarts. Van de respondenten was
30,6% werkzaam in Gelderland, 28,2% in Noord-Brabant en
15,3% in Overijssel. In de overige provincies werkten min-
der dan 10% van de respondenten. Iedere provincie was ver-
tegenwoordigd onder de respondenten. Het aantal bedrijven
waar de respondenten werkzaam waren wordt weergegeven
in tabel I. Ook wordt in deze tabel aangegeven op hoeveel
bedrijven er op begeleidingstarief en op handelingentarief
gewerkt werd, en op hoeveel bedrijven regulier overleg met
andere bedrijfsvoorlichters voorkwam. Daaruit bleek dat op
het merendeel van de bedrijven op handelingentarief ge-
werkt werd.

Vaccins: Inoe vaal<, waarom en op wiens initiatief?
De wijze van toepassing van de reguliere vaccins werd be-
vraagd voor gelten/zeugen, biggen en vleesvarkens. Ver-
plichte vaccinaties zoals tegen de Ziekte van Aujeszky wer-
den buiten beschouwing gelaten. Gelten en zeugen werden
veel gevaccineerd (Tabel 2). Op vrijwel alle bedrijven wer-
den vaccins tegen Vlekziekte, Parvovirus en
E.coli gebruikt.
Vaccins tegen PRRSV werden op 39% van de vermeerde-
ringsbedrijven gegeven aan gelten en zeugen. Bij gelten en
zeugen werd de aanleiding tot vaccinatie meestal gevonden
in gezondheidsproblemen. Weinig respondenten vaccineer-
den op verzoek (bijvoorbeeld in een vaccinatieprogramma
of op verzoek van afnemers, fokkerijorganisatie, voerprodu-
cent), zonder dat er noodzakelijkerwijs gezondheidsproble-
men bestonden op het bedrijf Dit is verrassend, aangezien
de vaccins tegen Vlekziekte, Parvovirus en
E.coli deel uit-
maken van de standaardschema\'s afgegeven door fokkerijor-
ganisaties en de Gezondheidsdienst voor Dieren ten behoeve
van preventieve gezondheidszorg.

Biggen werden het meest gevaccineerd tegen PRRSV en
Mycoplasma (Tabel 2). Alhoewel ook hier de reden voor
vaccinatie volgens het merendeel van de respondenten lag in
gezondheidsproblemen, antwoordde bijna de helft van de
respondenten dat Mycoplasma- en PRRSV-vaccinaties op
verzoek van derden (bijvoorbeeld binnen een vaccinatiepro-
gramma of op verzoek van afnemers, fokkerijorganisatie,
voerproducent) gegeven werden, zonder dat noodzakelijker-
wijs gezondheidsproblemen op het bedrijf bestonden.
Op vleesvarkensbedrijven werd weinig gevaccineerd (Tabel

% regelmatig\' % vaak\'

31
8
21

16
41
34

53
48
43

2). Als de indicatie voor vaccinatie duidelijk een gezond-
heidsprobleem was dan lag het initiatief voor vaccinatie vol-
gens de helft van de respondenten bij de varkenshouder (bij-
voorbeeld bij Influenza en Mycoplasma). Voor App en
PRRSV nam wel het merendeel van de dierenartsen zelf het
initiatief tot vaccinatie.

Alternatieve aanpak multifactoriële gezondheidsproblemen
Om de rol van adviezen van dierenartsen op het gebied van
verbetering van het management te onderzoeken werd ge-
vraagd hoe vaak het voorkwam dat de dierenarts de varkens-
houder adviseerde om in het geval van gezondheidsproble-
men op een bedrijf (nog) niet te vaccineren, maar om (eerst)
bepaalde managementfactoren te verbeteren. Ook werd ge-
vraagd hoe vaak varkenshouders die adviezen opvolgden.
De meeste respondenten gaven regelmatig of altijd advies op
het gebied van klimaat, terwijl adviezen met betrekking tot
voeding en hygiëne iets minder vaak werden gegeven (Tabel

3). Adviezen op hygiënegebied werden echter slechter opge-
volgd (27% van de respondenten antwoordde \'regelmatig\'
en 62% \'soms\') dan adviezen op klimaatgebied (48% \'regel-
matig\' en 47% \'soms\') en voedingsgebied (50% \'regelma-
tig\' en 42% \'soms\').

Diagnostiek

Om inzicht te krijgen in de mate waarin diagnostiek werd toe-
gepast werd gevraagd welke vorm van diagnostiek meestal ge-
bruikt werd voordat men overging tot vaccinatie. Hieruit bleek
dat zowel sectie/bloedonderzoek, als het aantal long-leveraf-
keuringen op slachtbonnen en specifiek slachtlijnonderzoek
door de meeste respondenten werden gebruikt (Tabel 4).

Omstandigheden rond vaccinatie

Praktische vaccinatiemethoden zoals voor de voet weg en-
ten, het geven van vaccinaties aan het eind van de dracht of
juist in de kraamstal, leiden er toe dat vaccinaties soms
binnen één week voor of na een ingrijpende gebeurtenis (bij-
voorbeeld spenen, castratie, transport) plaatsvinden.
Desgevraagd gaf slechts tussen de 20 en 50% van de respon-
denten aan nooit te vaccineren binnen één week voor of na
castratie/tanden knippen/staart couperen, spenen, mengen,
verplaatsen, transport of werpen (Tabel 5). Het toedienen

Tabel 4. Cebruikvan diagnostiek voordat tot vaccinatie werd overgegaan.

% klinisch beeld\'

% geen\'

% slachtlijn\' "

% sectie /bloed\' \'

% long-lever\'-\'

5
3
5
13
2

0
23
43
5

1

87
74
80
51
93

2

40
35
3
2

80
91
77
82
86

Influenza
App

Mycoplasma
AR

PRRSV

\' Percentage respondenten dat het genoemde antwoord gaf
\' Long-lever afkeuringen op slachtbonnen.
\' Sectie/analyse bloedmonster.
" Specifiek slachtlijnonderzoek.

N.B. Bij deze vraag was het mogelijk meer dan één antwoord te geven.

-ocr page 315-

Tabel 5. Vaccinatie binnen i week voor of na genoemde gebeurtenissen.

% nooit

% soms

% regelmatig

% vaak

% mij onbekend\'

meest genoemde vaccins

(aantal respondenten die dit vaccin noemden\')

Castratie\'

42

19

22

13

5

Mycoplasma (42), PRRSV (10)

Spenen

19

22

44

13

2

PRRSV (43), Mycoplasma (34)

Mengen

30

30

19

5

16

PRRSV (23), Mycoplasma (14)

Verplaatsen

26

34

23

7

10

PRRSV (25), Mycoplasma (12), Aujeszky (9)

Transport

52

30

9

2

7

PRRSV (8), Aujeszky (7), Parvo (5)

Werpen

34

32

21

12

1

Vlekziekte (35), Parvo (32), PRRSV (16), £. coli (12), Aujeszky (8)

met \'mij onbekend\' wordt bedoeld dat de respondent op het moment van vaccineren niet wist of de varkens in dc genoemde periode voor of na vaccinatie
blootgesteld waren/zouden worden aan deze gebeurtenis,
castratie en/of tanden knippen en/of staart couperen.

een deel van de respondenten die het antwoord soms, regelmatig of vaak gaven vulden in om welke vaccins het ging. Alleen de vaccins die door vijf of meer
respondenten werden genoemd zijn weergegeven.

van twee (of meer) verschillende vaccins tijdens één be-
drijfsbezoek of binnen één week aan dezelfde dieren (hierbij
werd geen onderscheid gemaakt tussen het mengen van vac-
cins, en het simultaan injecteren aan weerszijden van het
dier) kwam veel voor bij zeugen en gelten op vermeerde-
ringsbedrijven. Bij biggen en vleesvarkens daarentegen gaf
het merendeel van de respondenten aan nooit verschillende
vaccins binnen één week aan dezelfde dieren toe te dienen
(Tabel 6).

Het overslaan van zieke dieren tijdens vaccinatierondes
kwam weinig voor. Met name voor vaccinatie tegen
E.Coli,
Parvo, en Vlekziekte gaf het merendeel van de respondenten
aan dat ze dit nooit deden. Het overslaan van zieke dieren bij
de Aujeszky-vaccinatie deed 25% nooit, en 66% soms.
Hierbij werd geen onderscheid gemaakt tussen zeugen en
gelten, biggen, of vleesvarkens. Ook werd de reden voor het
niet overslaan van dieren (bijvoorbeeld omdat er geen zieke
dieren zijn, of omdat men ze negeert) niet bevraagd.

Werkzaamheid vaccins

We vroegen hoe vaak het voorkwaiTi dat de respondent een
vaccin had ingezet om gezondheidsproblemen te verhelpen
waarbij achteraf bleek dat de vaccinatie even goed niet toe-
gepast had hoeven worden omdat het onvoldoende hielp.
Hierop antwoordde 15% van de respondenten dat dit nooit
voorkwam, 73% soms, 10% regelmatig en 2% dat dit vaak
voorkwam. Een deel van de respondenten oordeelden dat het
vaccin soms, regelmatig of vaak niet voldeed. Hierbij werd
met name PRRSV relatief vaak genoemd (door dertig res-
pondenten). Hiervan gaven twintig respondenten aan dat het
vaccin soms niet werkte, acht gaven aan dat het regelmatig
niet werkte en twee dat het vaak niet werkte. Ook
Mycoplasma (veertien respondenten), Coli (zeven respon-
denten), App (vijf respondenten). Influenza (vijf responden-
ten), Atrofische Rhinitis, Clostridium en
Streptococcus suis
(alle één respondent) werden genoemd (vrijwel alle respon-
denten gaven aan dat het vaccin soms niet werkte).
Oin de achterliggende oorzaken voor het onvoldoende ver-
helpen van multifactoriële aandoeningen zoals long- en slij-
tersproblemen door een vaccin te achterhalen, vroegen we de
respondenten een serie van tien mogelijke factoren te rang-
schikken in volgorde van belangrijk (cijfer 1) tot minst be-
langrijk (cijfer 10). Hierbij werden klimaatproblemen als be-
langrijkste oorzaak genoemd voor het onvoldoende
verhelpen van longproblemen door ingezette vaccins (ge-
middeld cijfer van 1,6), gevolgd door co-infecties met an-
dere pathogenen (3,3), onjuiste diagnose (5,0), specificiteit
diagnostiek (5,0), onvoldoende hygiëne (5,1), onvoldoende
kwaliteit voeding (5,9), slechte gezondheid op moment van
vaccinatie (6,0), vaccinade op jonge leeftijd/maternale im-
muniteit (6,0), onwerkzaamheid vaccin (8,0), en tot slot
slechte bijsluiter/protocol voor gebruik van vaccin (9,1).
Bij slijtersproblemen werd co-infectie met andere patho-
genen als belangrijkste oorzaak genoemd (2,7). Daarna
kliinaatproblemen (3,3), onvoldoende kwaliteit voeding
(4,1), onvoldoende hygiëne (4,2), onjuiste diagnose (5,4),
specificiteit diagnostiek (5,5), slechte gezondheid dier op
inoinent van vaccinatie (6,0), vaccinatie op jonge leef-
tijd/maternale immuniteit (6,6), onwerkzaamheid vaccin
(7,0) en slechte bijsluiter/protocol voor gebruik van vaccin
(8,6).

Acintergrond hoge vaccinatiefrequentie
Het aantal toegediende vaccins verschilt van bedrijf tot be-
drijf We vroegen de respondenten aan te geven wat de be-
langrijkste factoren waren voor relatief hoge vaccinatie-
kosten op bepaalde bedrijven ten opzichte van de andere
bedrijven die door de respondent bezocht werden. De rang-
orde werd gevraagd voor de meest (cijfer 1) naar minst (cij-
fer 10) belangrijke factoren.

Bij zeugen werd de gezondheidstoestand van de dieren zelf
als belangrijkste factor genoemd (score 2,9), daarna volgden
klimaat (3,8), verzoeken van de varkenshouder (4,5), hygi-
ëne (4,9), verzorging (5,4), kwaliteit van de voeding (6,0),
exportbelangen en kwaliteit van de toeleverancier (beide
6,4), regionale positie (7,2), en certificering (7,5).
Bij vleesvarkens werd klimaat als belangrijkste oorzaak ge-
noemd voor hoge vaccinatiekosten op een bedrijf (score 2,2).
Daarna volgen gezondheidstoestand van de dieren (3,7), hy-
giëne (4,3), kwaliteit van de toeleverancier (4,3), verzorging
(5,3), kwaliteit van de voeding (5,4), verzoeken van de var-
kenshouder (5,6), regionale positie (7,4), certificeringbelan-
gen (7,8), en exportbelangen (8,1).

Toekomst

We vroegen respondenten in te schatten met hoeveel procent
het aantal vaccinaties omlaag zou kunnen (bij de bedrijven
waar zij actief zijn) als management en zootechniek op alle
bedrijven geoptimaliseerd zou worden.
Voor gelten en zeugen gaf 61% van de respondenten aan dat
het aantal vaccinaties met 0-25% omlaag zou kunnen, en nog
eens 29% dat dit met 25-50% zou kunnen. Slechts 10% ver-

-ocr page 316-

wachtte een daling van 50-75%, en geen enkele respondent
verwachtte een daling van 75-100%. Bij biggen verwachtte
men een sterkere daling te kunnen realiseren. Van de respon-
denten dacht 15% dat dit zelfs 75-100% zou zijn, en 26%
dacht dat dit 50-75% zou zijn. Bij vleesvarkens dacht 44%
dat de vaccinaties met 0-25% zouden dalen, 28%) dacht dat
dit met 25-50% zou kunnen, en 14% dacht dat dit met 50-75,
dan wel met 75-100% zou kunnen.

Tot slot stelden we de nieuwe regeling aan de orde waardoor
varkenshouders onder bepaalde voorwaarden zelf mogen
vaccineren onder toezicht van hun dierenarts. We vroegen
wat deze regeling voor gevolgen zal hebben voor het aantal
succesvolle vaccinaties, en de beheersing van de vaccinatie-
kosten (uitgaand van een economisch rendabele bedrijfsvoe-
ring).

De vraag werd door 90% van de respondenten beantwoord.
Velen gaven ook aan wat er met het totale aantal vaccinaties
zou gebeuren onder de nieuwe regeling. Derhalve is ook
daarvoor het aantal positieve en negatieve reacties ge-
scoord. In het algemeen bleek uit de antwoorden een zekere
zorg over deze nieuwe situatie. Met name hygiëne en zorg-
vuldigheid (\'ik zie het vaccin al in de vensterbank staan\', en
\'de jongste bediende wordt voor deze vervelende klus inge-
schakeld\') werden in twijfel getrokken. Veel respondenten
gaven aan dat het volgen van het vaccinatieprotocol veel
aandacht vereist en waarschijnlijk zal verslappen als var-
kenshouders dit zelf moeten bijhouden. Desondanks bleek
48% van de respondenten te verwachten dat het aantal suc-
cesvolle vaccinaties niet zal veranderen, 42% denkt dat het
succes omlaag zal gaan, en 11% verwacht dat het succes
omhoog zal gaan. De kosten voor de varkenshouder zullen
volgens 24% niet veranderen, 56% verwacht een daling van
de kosten en 20% een stijging van de kosten. Het totale aan-
tal vaccinaties zal volgens 87% van de respondenten om-
hoog gaan, 3% denkt dat het aantal vaccinaties zal dalen, en
10% denkt dat er niets verandert.

Verschillen tussen dierenartsen die niet versus veel op begelei-
dingstarief werken

Van de respondenten waren er 38 die op geen enkel bedrijf
begeleidingstarief hanteerden, tenvijl er vijftien responden-
ten waren die op 75-100% van de bedrijven begeleidingsta-
rief hanteerden. Respondenten die veel op begeleidingstarief
werkten hadden gemiddeld 90% van de door hun bezochte
vleesvarkensbedrijven, en 95% van de vermeerderingsbe-
drijven in de begeleiding. Daarnaast werden ze op 53% van
de vleesvarkensbedrijven en op 44% van de vermeerderings-
bedrijven (ook) op veterinaire handelingen betaald. Regulier
overleg met andere bedrijfsvoorlichters hadden deze respon-
denten bij 52%) van de vleesvarkensbedrijven en 63% van de
vermeerderingsbedrijven. Voor respondenten die niet op be-
geleidingstarief werkten gold automatisch dat ze op alle be-
drijven op veterinaire handelingen betaald werden. Overleg
met andere bedrijfsvoorlichters hadden ze bij 16% van de
vleesvarkensbedrijven en 33% van de vermeerderingsbedrij-
ven.

Tabel 6. Het toedienen van twee of meer vaccins tijdens één bedrijfsbezoek of binnen één week tijd aan dezelfde dieren.

% nooit

% soms

% regelmatig

% vaak

meest genoemde vaccins

(aantal respondenten die dit vaccin noemden\')

Gelten en zeugen

8

32

45

15

Vlekziekte (48), Aujeszky (45), Parvo (37), PRRSV (34),

E.Coli (32), Streptokokken (12), AR (9), Influenza (7)^

Biggen

87

6

5

1

PRRSV Mycoplasma (6)

Vleesvarkens

75

21

4

0

App Aujeszky (15)

een deel van de respondenten die het antwoord soms, regelmatig of vaak gaven vulden in om welke vaccins het ging. Alleen de vaccins die door vijf of meer res-
pondenten werden genoemd zijn weergegeven.

bij gelten en zeugen werden veel verschillende combinaties genoemd, het aantal keren dat een bepaald vaccin in een combinatie voorkwam wordt weergegeven.

De respondenten die veel op begeleidingstarief werkten had-
den in vergelijking meer grote bedrijven onder hun hoede.
Van hun vermeerderingsbedrijven was 45% groter dan drie-
honderd zeugen, van de vleesvarkensbedrijven was 24%
groter dan tweeduizend vleesvarkens. Voor respondenten die
niet op begeleidingstarief werkten lagen deze percentages op
12% voor vermeerderingsbedrijven en 4% voor vleesvar-
kensbedrijven.

Voor wat betreft de frequentie van vaccinatie gold dat re.s-
pondenten die veel op begeleidingstarief werkten relatief va-
ker vaccineerden dan respondenten die niet op begelei-
dingstarief werkten. De verschillen zijn opvallend groot
voor PRRSV-, Influenza- en Streptokokken-vaccins bij zeu-
gen en gelten (Figuur 1). Ook biggen werden relatief vaker
gevaccineerd tegen Mycoplasma en PRRSV door respon-
denten die veel op begeleidingstarief werkten (Figuur 2). Bij
vleesvarkens werden App- en PRRSV-vaccins relatief vaker
ingezet door re.spondenten die veel op begeleidingstarief
werkten, terwijl Influenza- en Mycoplasina-vaccins door
hen juist minder ingezet werden (Figuur 3).

Discussie

Representatie van de doelgroep

De 103 respondenten die de enquête ingevuld terugstuurden
waren praktisch werkzaam bij 1451 vermeerderingsbedrij-
ven en 1708 vleesvarkensbedrijven. Wanneer dit vergeleken
wordt met het totale aantal bedrijven in Nederland (aantallen
in 2001 (9)), blijkt dat dit overeenkomt met ongeveer 25-
30% van het totale aantal varkensbedrijven in Nederland. Dit
geldt zowel voor de vermeerderings- als voor de vleesvar-
kensbedrijven. Het is tnogelijk dat er een overlap zit tussen
respondenten in de bedrijven die ze opgeven, met name als
meerdere respondenten van één grote dierenartsenpraktijk
de enquête ingevuld hebben. Bovendien tellen gesloten be-
drijven in beide categorieën mee (als vermeerderings- en als
vleesvarkensbedrijf). Daarom zal het werkelijke percentage
lager zijn dan 25-30%).

Zeugen en gelten

Uit de resultaten bleek dat zeugen en gelten op de meeste
vermeerderingsbedrijven gevaccineerd werden tegen

-ocr page 317-

Vlekziekte, Parvovirus en E.coli. Het merendeel van de
respondenten vaccineerde op indicatie van gezondheids-
problemen op het bedrijf, en niet zozeer op verzoek van
derden (vaccinatieprogramma\'s, afnemers, fokkerij organi-
saties, voerproducenten en dergelijke). Dit is verrassend
aangezien deze vaccins deel uitmaken van de stan-
daardschema\'s afgegeven door fokkerijorganisaties en de
Gezondheidsdienst voor Dieren ten behoeve van preven-
tieve gezondheidszorg. Een mogelijke verklaring hiervoor
is dat uit evaluaties blijkt dat deze ziekteverwekkers op de
bedrijven aantoonbaar blijven, en dat ziekteproblemen
preventief beheersbaar worden gehouden door middel van
vaccinatie. Een interessant geval vormt PRRSV, waarvan
het nut van vaccinatie bij zeugen en gelten ter discussie
staat (5,10). Uit de huidige enquête blijkt dat op 39% van
de vermeerderingsbedrijven zeugen en gelten gevacci-
neerd werden tegen PRRSV Vrijwel alle respondenten ga-
ven aan sectie of bloedonderzoek te gebruiken voor dia-
gnostiek voordat ze overgingen tot PRRSV-vaccinatie. We
gingen in deze enquête niet dieper in op de steekproef-
grootte en het al dan niet bepalen van seroconversie bij
diagnostisch onderzoek. Derhalve is het onduidelijk of
deze diagnostiek op een dusdanige wijze gebeurt, dat ge-
zondheidsproblemen ook overtuigend aan PRRSV toege-
schreven kunnen worden. Volgens Bouwkamp (Gezond-
heidsdienst voor Dieren) worden allerlei fertiliteits-
klachten op vermeerderingsbedrijven toegeschreven aan
PRRSV-infectie, terwijl het in de verwachting ligt dat
chronische fertiliteitsproblemen meer aan managemen-
toorzaken te wijten zijn dan aan infectieuze oorzaken (5).
Hij kwam tot de conclusie dat het vaccineren tegen
PRRSV op endemisch geïnfecteerde zeugenbedrijven,
zonder goed diagnostisch onderzoek, economisch gezien
niet zinvol lijkt. Uit de huidige enquête blijkt dat ontevre-
denheid over werkzaamheid van vaccins vaak betrekking
had op PRRSV-vaccins, maar dit ging niet specifiek over
PRRSV-vaccinatie bij zeugen en gelten. Verrassend is ook
dat respondenten die veel
op begeleidingstarief werk-
ten op 56% van de vermeer-
deringsbedrijven de zeugen
en gelten vaccineerden met
PRRSV. Respondenten die
niet op begeleidingstarief
werkten vaccineerden aan-
zienlijk minder met PRRSV,
namelijk op 36% van de be-
drijven.

80%

c

O
O

tc
>

tn
ta

c

(U
>

70%

60%

50%

= 40%

30%

lil

20%

10%

0%

Influenza Vlekziekte E.coli

Parvo PRRS

Biggen

De situatie bij biggen blijkt,
zoals verwacht, bepaald te
worden door derden, die de
biggen afnemen en op grond
daarvan eisen stellen qua ge-
zondheidsrisico\'s en vaccina-
ties. Niet de bestaande ge-
zondheidsproblemen, maar de
preventie van gezondheids-
problemen bij de afmestbe-
drijven vormt hier een belang-
rijk argument. Dit blijkt uit de
bevinding dat de meeste vacci-
naties (Mycoplasma en PRRSV) volgens bijna de helft van
de respondenten op verzoek van derden plaatsvinden, zon-
der dat noodzakelijkerwijs gezondheidsproblemen op het
bedrijf bestaan. Het initiatief voor vaccinatie ligt ook vol-
gens bijna de helft van de respondenten bij de varkenshou-
der, die zich daarbij volgens driekwart van de respondenten
laat leiden door verzoeken van derden.
Dierenartsen hebben minder stem in het vaccinatiebeleid bij
biggen dan dat bij zeugen/gelten en vleesvarkens, en 40%
van de respondenten meent dat het aantal vaccinaties bij big-
gen met meer dan de helft omlaag zou kunnen bij optimalisa-
tie van het management.

Vleesvarkens

Vleesvarkens worden weinig gevaccineerd, en alleen op
duidelijke indicatie van gezondheidsproblemen. Het initi-
atief voor vaccinatie ligt evenwel niet altijd bij de dieren-
arts. Voor de typische longpathogenen Influenza en
Mycoplasma ligt het initiatief in de helft van de gevallen
bij de varkenshouder, dit geldt echter niet voor App. Dat de
varkenshouders zo\'n belangrijke rol spelen bij vaccinaties
tegen longpathogenen, kan te maken hebben met de bevin-
ding dat dierenartsen menen dat niet direct gevaccineerd
zou moeten worden, maar liever eerst de klimaatproble-
men aangepakt moeten worden. Een zorg hierbij is dat ad-
viezen voor managementverbetering mogelijk steeds weer
dezelfde zijn en niet (altijd) worden opgevolgd waardoor
problemen recidiveren. De vraag is of de adviezen niet
pro-forma worden neergelegd zonder een duidelijke terug-
koppeling naar opvolging en zonder evaluatie van het ef-
fect. Uiteraard gaat het om \'slechts\' een advies, en heeft de
dierenarts weinig mogelijkheden druk uit te oefenen op de
varkenshouder om adviezen op te volgen. Manage-
mentverbetering bij vleesvarkensbedrijven kan ook het
aantal vaccinaties bij biggen terugbrengen, aangezien de
meeste vaccinaties bij biggen dienen om gezondheidspro-
blemen in de afmestfase te voorkomen.

□ geen bedrijven op begeleidingstarief iSveel bedrijven op begeleidingstarief

-O 100%

<D

i 90%

s

O)
c

■O
(D
JD
C

CO
>

(U
CJ)

s

c

0)
Ei

CD
CL

J

AR Streptokokken

Figuun. Percentage Ijedrijver waar vaccins ingezet werden bij zeugen er gelten, binnen deselectie respondenten die niet op be-
geleid! ngstariefwerl<ten, en de selectie respondenten die op meer dan driekwart van de bedrijven op begeleidingstarief werkten.

-ocr page 318-

Efficiëntie van vaccinatie

Uit experimenteel onderzoek bij knaagdieren, maar ook bij
varkens, is bekend dat stress invloed heeft op de werkzaam-
heid van het immuunsysteem (11-15). Hierdoor kunnen de
omstandigheden rond vaccinatie de efficiëntie van een vac-
cin om een goede immuunrespons op te wekken beïnvloeden
(7,16). Met name wanneer er binnen de periode van onge-
veer 1 week na vaccinatie een stressvolle gebeurtenis plaats
vindt, kan deze de immuunrespons tegen het vaccin blijvend
redticeren (8). Uit de enquête bleek dat een derde van de res-
pondenten regelmatig of vaak binnen 1 week voor of na wer-
pen vaccineerde (met PRRSV, Vlekziekte, Parvo,
E.coli en
Aujeszky). Normaal gesproken worden preventieve vaccina-
ties tegen
E. Coli een aantal weken vóór werpen en vaccina-
ties tegen
Vlekziekte en Pai-vo na werpen toegediend. Een
mogelijke verklaring is dat deze vaccins in een \'voor de voet
weg\' enting worden gegeven, waardoor ze in de week vóór of
na werpen kunnen vallen. Vaccineren binnen 1 week voor of
na castratie/tanden knippen/staart couperen dan wel spenen
komt regelmatig voor. Deze gebeurtenissen zijn het ineest
stressvol voor biggen en mogelijk is de vaccinatie efficiëntie
verlaagd ten gevolge van de stressrespons (7).
De efficiëntie van vaccinatie kan verder beïnvloed worden
doordat verschillende vaccins gelijktijdig of binnen 1 week
aan dezelfde dieren worden toegediend. Validatie en re-
gistratie van vaccins is gebaseerd op experimentele toedie-
ning van één enkel vaccin tegelijkertijd. Uit onderzoek met
betrekking tot combineren van vaccins bij mensen blijkt dat
de efficiëntie van vaccinatie in enkele gevallen daalt, maar
meestal worden geen sterke effecten gevonden (17,18). Dit
hangt waarschijnlijk van het type vaccin af (levend of dood
agens, al dan niet in staat tot het onderdrukken van immu-
niteit in de gastheer). Bij zeugen en gelten worden veel vac-
cinaties gecombineerd, waaronder ook die met levende vac-
cins. Het effect hiervan op de efficiëntie van het vaccin om
een goede immuunrespons op te wekken is nog nauwelijks
onderzocht.

0)
N
0)
O)
c

c

O
O

ro
>

tc

CD

5
c
a>

"O
Q)
.Q
C

CD
>

<D
CT)

ro
c

s

(D
D.

0%

PRRS

Werkzaamheid vaccins
Dierenartsen zijn tevreden
over de werkzaamheid van
vaccins. Het komt niet vaak
voor dat ze oordelen dat een
vaccin het beoogde gezond-
heidsprobleem niet goed
verholpen heeft. Bij onte-
vredenheid over vaccins
wordt met name PRRSV
genoemd. Dit is in overeen-
stemming met de uitkom-
sten naar tevredenheid over
PRRSV-vaccinatie onder
zeugenhouders (5). De al-
gemene tevredenheid over
werkzaamheid van vaccins
blijkt ook uit het feit dat
voornamelijk bestaande
managementfactoren, diag-
nostische problemen, en co-
infecties worden aangewe-
zen als oorzaken voor
onvoldoende effectiviteit
van vaccins bij long- en slij-
terproblemen. De factoren
\'werking van het vaccin\', en \'kwaliteit van de bij-
sluiter/protocol\' scoren laag als mogelijke oorzaken. Dit
positieve oordeel over de werkzaamheid van vaccins is
enigszins opmerkelijk omdat de validatie van vaccins vaak
onder uiterst strikte en gecontroleerde omstandigheden
heeft plaatsgevonden. Het is niet ondenkbaar dat een vac-
cin onder zeer diverse praktijkomstandigheden minder
goed werkzaam zal zijn. Ook is niet altijd een gedetail-
leerd protocol beschikbaar over hoe vaak en wanneer het
vaccin in de praktijk toegediend moet worden voor een op-
timale bescherming.

Begeleiding afhandeling op tarief

Uiteraard zijn er grote verschillen tussen dierenartsen, en
tussen de bedrijven die zij in de begeleiding hebben.
Dierenartsen die veel op begeleidingstarief werken vacci-
neren meer dan dierenartsen die niet op begeleidingstarief
werken. Met name vaccinaties tegen PRRSV, zowel bij
zeugen en gelten, als bij vleesvarkens en biggen, worden
ongeveer twee keer zoveel ingezet door de dierenartsen die
veel op begeleidingstarief werken. Wellicht speelt hierbij
een rol dat respondenten die veel op begeleidingstarief
werken vooral grote bedrijven in de begeleiding hadden,
waarbij de varkenshouder misschien meer druk uitoefent
om te vaccineren. Hoewel de enquête geen uitsluitsel gaf
over de achtergrond van het al dan niet op begeleidingsta-
rief werken, zou men kunnen speculeren dat dierenartsen
die veel op begeleidingstarief werken minder symptoom-
bestrijdend bezig zijn en meer adviserend. Waarschijnlijk
zijn deze dierenartsen de voorlopers die proberen de var-
kenshouders mee te krijgen om de bedrijfsvoering op een
hoger plan te brengen. Ook de varkenshouders die voor be-
geleiding betalen zijn vermoedelijk de voorlopers. Het zou
wenselijk zijn om in de begeleiding van (grote) bedrijven
de ruimte te hebben voor goed overleg tussen varkenshou-
der, dierenarts en andere partijen over de zinnigheid van
(bepaalde) vaccinaties.

□ geen bedrijven op begeleidingstarief Bveel bedrijven op begeleidingstarief

App

Figuur 2. Percentage bedrijven v^/aar vaccins ingezet werden bij biggen, binnen de selectie respondenten die niet op begelei-
dingstarief werkten, en de selectie respondenten die op meer dan driekwart van de bedrijven op begeleidingstarief werkten.

-ocr page 319-

natie vanuit het \'baat het niet
dan schaadt het niet\' idee.
Onnodige vaccinatie heeft ne-
gatieve gevolgen voor dieren-
welzijn, gezondheid, en de fi-
nanciële positie van de var-
kenshouderij. Dit zou onder
andere benadrukt kunnen wor-
den in de cursus vaccineren
voor varkenshouders; (2) Het
ontwikkelen van methoden
om de werkzaamheid van vac-
cinaties te kunnen evalueren;
(3) Het ontwikkelen van een
stappenplan om op verant-
woorde wijze te stoppen met
bepaalde vaccinaties; (4) Het
aangaan van een internatio-
nale (EU) discussie om alleen
om veterinaire redenen te vac-
cineren, aangezien vaccinaties
nu ook vaak samenhangen met
exportbelangen.

□ geen bedrijven op begeleidingstarief Bveel bedrijven op begeleidingstarlef

0)
N

<u

O)
c

c
O
O

co
>

m

03
g

c
OJ

"O
(D

C

00
>

(D
O)

ro
c
03

OJ

CL 0%

1%

Mycoplasma

PRRS

Figuur 3. Percentage bedrijven waar vaccins ingezet werden bij vleesvarkens, binnen de selectie respondenten die niet op be-
geleidingstarief werkten, en deselectie respondenten die op meer dan driekwart van de bedrijven op begeleidingstarief werkten.

Aanbevelingen

Verlaging van het aantal vaccinaties lijkt mogelijk te zijn,
met name bij biggen en vleesvarkens. Bij vleesvarkens
speelt optimalisatie van het management een belangrijke rol.
Adviezen op dit gebied zouden mogelijk dwingender moe-
ten zijn en vergezeld gaan van een kosten/baten-analyse en
een goede terugkoppeling (bijvoorbeeld met behulp van de
Gezondheidsplanner Varkens). Bij biggen wordt de beslis-
sing of cr gevaccineerd gaat worden sterk beïnvloed door an-
dere partijen dan de dierenarts en de varkenshouder. Het zou
goed zijn als de dierenarts een grotere stem zou krijgen in het
vaccinatiebeleid bij biggen, waarbij hij meer inzicht zou
krijgen in de argumenten van derden die aandringen op vac-
cinaties. Bij zeugen en gelten is mogelijk winst te behalen uit
het zorgvuldiger omgaan met vaccineren rond werpen en
met het coinbineren van verschillende vaccins. Aangezien er
erg weinig kennis bestaat over de gevolgen van het combine-
ren van meerdere vaccins bij zeugen en gelten, is experimen-
teel onderzoek nodig om uit te wijzen of veel toegepaste
combinaties elkaar niet nadelig beïnvloeden.

Dierenartsen verwachten een daling van het aantal vaccina-
ties te kunnen realiseren wanneer het management geopti-
maliseerd wordt. Tevens verwachten zij een toename van het
aantal vaccinaties bij invoeren van de nieuwe regeling waar-
bij varkenshouders onder bepaalde voorwaarden zelf mogen
vaccineren. Bovendien blijkt dat dierenartsen die veel op be-
geleidingstarief werken, en dus de moderne grote bedrijven
onder hun hoede hebben, meer vaccineren dan hun collega\'s
die uitsluitend op veterinaire handelingen betaald worden.
Dit duidt op het spanningsveld van belangen (varkenshou-
der, afnemer, dier) waarin dierenartsen opereren, waardoor
hun kritische blik en wetenschappelijke kennis slechts be-
perkt door de sector benut wordt.

Algemene aandachtspunten om deze situatie te verbeteren
zouden kunnen zijn: (1) Het ter discussie stellen van vacci-

Dankbetuiging

Graag willen we de dierenartsen die meegewerkt hebben aan deze enquête
bedanken voor hun tijd en inspanning, en het bestuur van de groep
\'Geneeskunde van het Varken\' van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde voor het beschikbaar stellen van hun
adressenbestand. Dit onderzoek werd gefinancierd door het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Literatuur

9.

10.

11.

Bondt N en Jansen LF. Dicrgeneesmiddclcngcbruik cn gezondheids-
kosten, een eerste inventarisatie. Den Haag: Landbouw Economisch
Instituut; 2001. Report No.: 1.01.02.

Andreasen M, Nielsen JP, Baekbo P, Willeberg P. and Botner A. A longi-
tudinal study of serological patterns of respiratory infections in nine in-
fccted Danish swine herds. Prev Vet Med 2000; 45 (3-4): 221 -35.
Ravel A, Dallaire S, and BigrasPoulin M. Influence of management, hou-
sing and personality of the stockperson on preweaning performances on
independent and integrated swine farms in Quebec. Prev Vet Med 1996;
29(1): 37-57.

Enoe C, Mousing J, Schirmet AL, and Willeberg P. Infectious and rea-
ring-system related risk factors for chronic pleuritis in slaughter pigs.
Prev Vet Med 2002; 54 (4): 337-49.

Bouwkamp FT. Analyse van enquêtegegevens naar het effect van abortus
blauw (PRRS)-vaccinatie bij zeugen in Nederiand. Tijdschr Dier-
geneeskd 1999; 24 (18): 530-5.

Bouwkamp FT. Longaandoeningen bij varkens: een samenspel van var-
kens, ziekteverwekkers en omgeving. Veehouder en Dierenarts 2002; 2:
4-7.

Groot J de. Ruis MA, Scholten JW, Koolhaas JM, and Boersma WJ.
Long-term effects of social stress on antiviral immunity in pigs. Physiol
Behav2001;73(l-2): 145-58.

Zalcman S, Minkiewicz-Janda A, Richter M, and Anisman H. Critical
periods associated with stressor effects on antibody titers and on the pla-
que-forming cell response to sheep red blood cells. Brain Behav Immun
1988; 2 (3): 254-66.

Statistisch Jaarboek. Voorburg: Centraal bureau voor de Statistiek; 2002.
Dewey CE, Wilson S, Buck P, and Leyenaar JK. The reproductive perfor-
mance of sows after PRRS vaccination depends on stage of gestation.
Prev Vet Med 1999; 40 (3-4): 233-41.

McGlone JJ, Salak JL, Lumpkin EA, Nicholson Rl, Gibson M, and
Norman RL. Shipping stress and social status effects on pig performance.

-ocr page 320-

plasma Cortisol, natural killer cell activity, and leukocyte numbers.
Journal of Animal Science 1993; 71 (4): 888-96.

12. Deguchi E. Effects of grouping of piglets on plasma Cortisol concentra-
tion, lymphocyte blastogenesis and phagocytic fiinction of monocytes in
peripheral blood and on intradermal response to pytohaemagglutinin.
Japanese Journal of Swine Science 1998;35(1); 1-8.

13. Scheepens CJ, Hessing MJ, Hensen EJ, and Henricks PA. Effect of clima-
tic stress on the immunological reactivity of weaned pigs. Vet Quart
1994; 16(3): 137-43.

14. Jones PH, Roe JM, and Miller BG. Effects of stressors on immune para-
meters and on the faecal shedding of enterotoxigenic
Escherichia coli in
piglets following experimental inoculation. Research in Veterinary
Science 2001; 70(1): 9-17.

15. Kanitz E, Tuchscherer M, Puppe B, Tuchscherer A, and Stabenow B.

16.

17.

18.

Consequences of repeated early isolation in domestic piglets (Sus scrofa)

on their behavioural, neuroendocrine, and immunological responses.

Brain Behavior and Immunity 2004; 18 (1): 35^5.

Blecha F, and Kelley KW. Effects of cold and weaning stressors on the

antibody-mediated immune response of pigs. J Anim Sci 1981; 53 (2):

439-47.

Edwards KM, and Decker MD. Combination vaccines consisting of acel-
lular pertussis vaccines. Pediatr Infect Dis J 1997; 16 (4 Suppl): S97-102.
Lagos R, KodoflfK, Hoffenbach A, San Martin 0, Abrego P, Ureta AM,
et
al.
Clinical acceptability and immunogenicity of a pentavalent parenteral
combination vaccine containing diphtheria, tetanus, acellular pertussis,
inactivated poliomyelitis and
Haemophilus influenzae type b conjugate
antigens in two-, four- and six-month-old Chilean infants. Pediatr Infect
DisJ 1998; 17 (4): 294-304.

Reactie Groep Varkensgezondheidszorg op het artikel
^Vaccinaties in de Varkensgezondheidszorg*

Het bestuur van de Groep Varkensgezondheidszorg maakt
graag gebruik van de mogelijkheid die ons geboden is te rea-
geren op dit artikel. Ten aanzien van de inhoud en de conclu-
sies die de auteurs daaraan verbinden kunnen wij geen uit-
spraak doen. De resultaten vloeien immers voort uit een
enquête en de auteurs geven zelf aan dat de vragen soms op
meer manieren geïnterpreteerd konden worden of niet leid-
den tot genuanceerde uitspraken. Daar waar de auteurs over-
gaan tot het doen van aanbevelingen zouden wij graag een
punt onder de aandacht willen brengen.

In het artikel wordt aandacht besteed aan de mogelijkheid
voor varkenshouders om - onder strikte voorwaarden - zelf
vaccins toe te dienen. Zij hebben deze mogelijkheid verkre-
gen middels de Ministeriële Beschikking (MB) \'Wijziging
Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen en - gemedicineer-
de voeders\' (gepubliceerd in de Staatscourant van 7 juli
2003).

In de voorwaarden van de MB is nadrukkelijk opgenomen
dat de begeleidend dierenarts het bedrijf eenmaal in de vier
weken bezoekt waarbij hij/zij de entstoffen voor een periode
van maximaal vier weken voorschrijft (lid 4a uit bijlage V)
en de noodzaak tot het toepassen van de entstoffen en antimi-
crobiële diergeneesmiddelen eenmaal per vier weken onder-
zoekt (lid 4b 1 uit bijlage V).

De verantwoordelijkheid voor het voorschrijven van vacci-
naties ligt voor honderd procent bij de dierenarts en niet bij
de varkenshouder. De dierenarts heeft de kennis op grond
waarvan hij vaccinatie als middel ter preventie van ziekten
kan voorschrijven. De tekst in het artikel doet vermoeden dat
het onnodig vaccineren voorkomen kan worden door meer
aandacht aan dit punt te besteden bij de cursus vaccineren
voor varkenshouders. Hier zijn wij het volstrekt mee on-
eens. Het nadeel van het (laten) toedienen van \'onnodige\'
vaccins moet onder de aandacht gebracht worden van degene
die de vaccins voorschrijft, in casu de dierenarts. Deze kan
aangeven of het te verwachten succes van een ingesteld vac-
cinatieplan opweegt tegen de aantasting van het welzijn en
de gezondheid ten gevolge van het toedienen van de vaccins.

Hetty van Beers-Schreurs
Vz Groep Varkensgezondheidszorg

-ocr page 321-

Pyometra bij honden is het gevolg
van een cysteuze hyperplasie van
klierweefsel van het endometrium.
De oorzaak hiervan is een dysbalans
van progesteron en oestrogenen.
Secundair bepalen bacteriën als
E.coli, Klebsiella, Pseudomonas
species en andere de ernst van het
ziektebeeld.

Ingegaan wordt op de klinische verschijnselen en op de re-
sultaten van bloed- en urineonderzoek.
Bloedanalyse bestond uit de celmorphologie, het bepalen
van de phagocytaire activiteit van polymorfkernigen en de

Referaten

transformatie van lymfocyten, alsmede van concentratie aan
immunoglobulines, de lysozymactiviteit en het voorkomen
van immuuncomplexen.

De uitslagen worden vergeleken met die van \'normale\' die-
ren.

Bij honden met een pyometra bestond er een toename van
leucocyten en een afname van lymfocyten. De activiteit zo-
wel van de leucocyten als van de lymfocyten was vermin-
derd; de concentraties van immunoglobulines, lysozym en
immuuncomplexen was verhoogd.
Een uitgebreide literatuurlijst completeert het artikel.

Dr. J.P W.M. Akkermans

Immunosuppression in bitches with pyometra

M. Faldyna, A.Laznicka .and M. Toman. J Small Animal Practice 2001; 42:5-10.

Onderzoek naar de analgetische werking van de alfaz-agonist
xylazine (Rompun®) bij epidurale applicatie bij het rund

Untersuchung zur analgetischen Wirkung des alfa2-Agonisten
Xylazin (Rompun®) nach epiduraler Applikation beim Rind.J.
Junhold undJ.Schneider Tierärztliche Praxis 2002;2,0
fCj; 1-7.

Klinische toepassing van xylazine als analgeticum middels
epidurale toediening bij het staande rund lijkt mogelijk, hoe-
wel de effectieve dosering nog bepaald dient te worden. Dit
is de conclusie van een onderzoek van de Veterinaire
Faculteit in Leipzig.

Doel van het onderzoek was om vast te stellen of, en in welke
mate, de epidurale toediening van de alfa2-agonist xylazine
analgetische effecten opwekt, vergelijkbaar met epidurale
anesthesie met een standaard lokaal anestheticum, maar dan
zonder dat de patiënt het vermogen verliest om te blijven
staan.

Het analgetische effect werd gemeten in de vulva, het uier en
in de flank, door toediening van electrische stimuli en prikjes
met een naald in specifieke huidgebieden.
Epidurale injectie van 0,09 mg/kg l.g. xylazine, verdund in
fysiologisch zout tot een volume van 40 ml, resulteerde in
een anti-nociceptief effect dat meer dan drie uur aanhield
(nociceptie=pijnwaarneming). Gemeten bij veertien koeien
was dit effect honderd procent aanwezig in de vulva (14/14),
93 procent in het uier (13/14) en 71 procent in de flank
(10/14), gemeten bij veertien koeien. Behalve een licht seda-
tief effect en milde ataxie van de achterbenen, was het ver-
mogen van de onderzochte koeien om te staan niet aangetast.
Het waargenomen anti-nociceptief effect na epidurale appli-
catie van xylazine wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een
spinaal alfa2-adrenerg mechanisme.

J.H.J.L. Hülsen

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

info@dixfortuin.nI T030 2448774
www.dixfortu1n.nl F 030 241 66 33

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64

-ocr page 322-

MOBILITY SUPPORT

VETERINARY

EXCI.USIVE

MS 25

Een unieke dieetvoeding die de gezondheid en
de beweeglijkheid van de gewrichten bij
de hond ondersteunt

<
I

\' Verrijkt met Groenlipmossel (GLM), omega-3-vetzuren en antioxidanten
\' Geproduceerd volgens een gepatenteerd procédé voor optimale effectiviteit
\' Helpt de gewrichtspijn verminderen bij honden met artrose
»Verhoogt het activiteitsniveau en welzijn van oudere honden
• Effectief gebleken in klinische studies

I ^

MOBILITY SUPPORT

©

f

s

<
X

RCTMLCMJIN

Overtuig uzelf: vraag uw dierenartsenbezoeker om meer informatie
-\'

ROY><LCkNIN

VETERINARY DIET

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Sereice

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.: (0413) 363740 - E-mail: info@rovalcanin.nl - Internet: vwvw.royalcanin.nl

o
:>

-ocr page 323-

Er zijn meer hondjes die Fikkie heten

laira Boissevain

Veterinai
tuchtrech

Vlijtig liesbreukje

Een Malthezertje blijkt op de leef-
tijd van driejaar al toe te zijn aan een
gebitssanering. Omdat de eigenares zich zorgen maakt over
een knobbeltje op de achterpoot, vraagt ze aan haar dieren-
arts om dat knobbeltje dan meteen maar te verwijderen als de
hond voor de sanering toch al onder narcose is. Dat kan, en
de afspraak voor de operatie wordt gemaakt.

De hond ligt op de afgesproken datum net-
jes op de operatietafel, maar de behan-
delend dierenarts is inmiddels ver-
geten met welke reden het
diertje daar ligt. Hij heeft de
eigenares voor de operatie
niet meer gesproken om-
dat hij toen bezig was
met een andere hond.
Om te beginnen gaat
hij maar eens kijken of
hij iets aan de hond
kan vinden. Enig li-
chamelijk onderzoek
levert een knobbeltje
in de tlank op dat een
liesbreuk blijkt te zijn.
Aha, dat zal dan wel de
reden zijn voor de ope-
ratie en de dierenarts ver-
helpt blijmoedig het lies-
breukje.

Helemaal gratis

Als de eigenares haar hondje op-
haalt en de rekening betaalt, ziet ze tot
haar verbazing dat het gebit nog net zo hard
toe is aan een saneringsbeurt, en dat het besproken
knobbeltje nog lekker op zijn plek zit. Wel zitten er hechtin-
gen aan de flank van de hond. Ze begrijpt er niets van en doet
haar beklag bij de receptie. Daar komt de vergissing aan het
licht. De dierenarts biedt aan om de gewenste operatie koste-
loos te verrichten, maar de eigenares wil liever het bedrag
van deze operatie retour. "Nou, dat is dan toch maar mooi
een gratis buikoperatie", is de reactie van de praktijk.

Welles nietjes

Een maand later worden de gewenste operaties alsnog uitge-
voerd en de zaak zou met een sisser zijn afgelopen als de
hechtingen in de poot niet toevallig de volgende dag waren
losgeraakt. De dierenarts lost dit op door zonder verdoving
een paar nietjes in de poot aan te brengen. Omdat de eigena-
res toch al haar twijfels had bij de behandeling van de hond
en zelfs denkt dat de hond de tweede keer geheel zonder nar-
cose is geopereerd, en omdat ze de dierenarts te ruw met het
diertje vond omgaan, is voor haar nu de maat vol. Ze stapt
alsnog naar het Tuchtcollege om zich te beklagen over zoveel
dierenleed.

Kleine witte hondjes lijken op elkaar
en vergissen is menselijk. Bij elkaar
opgeteld leidde dat tot het uitvoeren
van de verkeerde operatie bij de ver-
keerde hond.

Het Tuchtcollege vindt het zonder verdoving aan brengen
van de nietjes veterinair niet onjuist. De behandelend dieren-
arts geeft aan dat hij vanwege de narcose van de vorige dag
heeft besloten af te zien van nogmaals een verdoving, te
meer omdat het aanbrengen van de nietjes niet of nauwelijks
pijn veroorzaakt. Het Tuchtcollege gaat hier volle-
dig in mee.

De verdere discussie over een ruwe be-
handeling wordt niet verder uitge-
diept; op de zitting blijkt dat de
eigenares dat vooral de echtge-
note van de dierenarts kwa-
lijk neemt. Dat is geen zaak
voor het Tuchtcollege en
kan dus buiten beschou-
wing blijven, net als het
door de eigenares aan-
gevoerde argument dat
de sanering en het
knobbeltje helemaal
zonder narcose hebben
plaatsgevonden. De
dierenarts bestrijdt dit,
en ook het Tuchtcollege
vindt dit erg onwaar-
schijnlijk.

Verwisseling

De dierenarts geeft verder grif
toe dat sprake is geweest van een
verwisseling van honden, maar
vindt dat dit aan de eigenares te wijten
is, nu zij de hond niet op het afgesproken
tijdstip heeft gebracht. De eigenares spreekt dit te-
gen en de werkelijke gang van zaken is in de tuchtprocedure
niet meer te achterhalen. Hoe de zaak ook in elkaar steekt,
de bedrijfsvoering van een praktijk moet er wel op zijn ge-
richt om dergelijke verwisselingen te voorkomen, aldus het
Tuchtcollege. Een waarschuwing voor deze nalatigheid is
voldoende.

Gelukkig was er geen sprake van levensbedreigende aandoe-
ningen. De tuchtzaak zeifis een bijna klassiek voorbeeld van
een zaak die naar alle waarschijnlijkheid meer voortvloeit uit
communicatie en bejegening dan uit de vergissing zelf Maar
ja, hoe vaak zou dat niet het geval zijn?

-ocr page 324-

u

Octacilline

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

• Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

Voor nadere infornnatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

Productinformatie:

OCTACILLINE , Diergeneesmiddel, UDA. REC NL 10112 Samenstelling: 1 g bevat: amoxicilline als trihydraal 702,4 mg (dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). Indicatie:
Varken: Luchtweginfcrties, maagdarmkanaalinfecties, urogenitale infecties, oomecrose. secundaire
infecties bij virusziekten en septicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-eierleggende kip: Luchtweginfecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering: jonge v
arkens (tot 6 Hia.Qndêoi; 10 - 20 gram
Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 -11.2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Oudere, varkens (ouder dan
6 maandgn): 15-30 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 - 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewichl per dag) gedurende 3 - 5 dagen. Kippen (t
ot ongeveer 4 weken leeftijd): 17 gram Octacilline® per 100 liler
drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. K
ippen .(.QUdêE
dan.4_weken leeftiidj: 28 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Contra-indicaties: Niel combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerl<ingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen, Kipj Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

/Inimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 325-

Voedsel en
^aren Autoriteit

De Algemene Levensmiddelen Verordening

Inleiding

De nieuwe Europese Algemene Levensmiddelen Veror-
dening (General Food Law) stelt onder meer eisen aan de
traceerbaarheid van levensmiddelen. Dit wil zeggen dat
van levensmiddelen duidelijk moet zijn waar ze vandaan
komen en waar ze naar toe zijn gegaan. De verantwoorde-
lijkheid voor het bijhouden én kunnen opleveren van ge-
gevens hierover, ligt bij de producenten van levensmidde-
len. Daaronder vallen ook de primaire producenten, de
veehouders.

De Algemene Levensmiddelen Verordening

Het bedrijfsleven is verantwoordelijk voor de veiligheid
van een product. Artikel 17 van de Algemene Levens-
middelen Verordening (ALV) bepaalt dat bedrijven ver-
antwoordelijk zijn voor het naleven van de wettelijke
voorschriften. Bedrijven dienen onder andere te beschik-
ken over een voedselveiligheidssysteem, waarin is vastge-
steld tegen welke gevaren hun productieproces geborgd
moeten worden (H ACCP-systeem). In dit systeem worden
alleen de bekende gevaren opgenomen. De borging tegen
deze gevaren levert redelijkerwijs de zekerheid dat een
veilig product in de handel wordt gebracht.
Er kunnen echter situaties optreden, waarbij de borging in
het HACCP-systeem van een bedrijf faalt, bijvoorbeeld
door menselijke fouten of meetfouten. Ook kunnen voed-
selveiligheidsproblemen ontstaan door nog niet herkende
nieuwe gevaren. In dergelijke situaties kunnen alsnog on-
veilige producten op de markt komen. Juist dan is het
noodzakelijk, dat snel en slagvaardig opgetreden wordt
door het bedrijfsleven om de consument te beschermen.
Een vereiste is dat de fabrikant weet aan wie hij de betref-
fende producten heeft geleverd.

De ALV schrijft voor dat bedrijven (zowel op het terrein
van levensmiddelen als van diervoeders) systemen en pro-
cedures moeten hebben. Hierdoor zijn ze in staat om aan te
geven van wie producten ontvangen, en aan wie producten
geleverd zijn. Deze procedures moeten op verzoek van de
VWA beschikbaar zijn. Daarnaast is een adequate etiket-
tering of identificatie verplicht, op basis waarvan bij een
eventuele \'recall\' producten effectief uit de markt gehaald
kunnen worden.

Deze traceringverplichting geldt vanaf de primaire produ-
centen (inclusief de veevoederbedrijven) tot en met de de-
tailhandel. In geval een product niet aan de veiligheidsei-
sen voldoet is de producent verplicht het product uit de
handel te halen,en om direct de VWA hiervan in kennis te
stellen. Een veevoederproducent heeft volgens de ALV
dus dezelfde verplichtingen ten aanzien van veevoeders.

Deze verplichting geldt ook voor het levende dier
Toedienen van medicijnen aan dieren, al of niet via het
voer, kan ertoe leiden dat dieren (tijdelijk) ongeschikt zijn
voor consumptie. Hier ligt dus een verplichting voor de
veehouder om aan te tonen dat hij de dieren gehouden, be-
handeld en gevoerd heeft overeenkomstig de geldende
voorschriften. Overeenkomstig zal de dierenarts moeten
kunnen aantonen dat hij die dieren heeft behandeld vol-
gens de voorschriften en hij moet kunnen aangeven welke
middelen hij heeft gebruikt. Deze eisen liggen vast in de
Diergeneesmiddelenwet. Ook het I&R-systeem draagt bij
aan de traceerbaarheid van levensmiddelen. Voor een aan-
tal diersoorten is al een wettelijk I&R-systeem in werking.
Dat hoeft dus niet opnieuw in de ALV geregeld te worden.
De ALV is een algemene wetgeving die bestaande wetge-
ving niet uitsluit of vervangt.

w

H-1

w

C/5

Q

Wat als het misgaat?

Indien bekend is, of naar alle redelijkheid verwacht kan
worden, dat consumenten direct ernstige gevolgen (ziekte,
verwondingen of sterfte) zullen ondervinden van de con-
sumptie van een levensmiddel moet zonder tijdsverioop de
consument op de hoogte worden gebracht. Meestal gebeurt
dit door een snelle publiekswaarschuwing en een persbe-
richt, waarin alle mogelijke producten worden weergege-
ven, die gevaariijk zijn. Tegelijkertijd wordt ook de trace-
ring van de producten in de handelsketen op gang
gebracht.

Wanneer producten niet voldoen aan de voedselveilig-
heidsvoorschriften, maar wanneer overigens de consump-
tie ervan geen ernstige, directe gevolgen zal hebben, dient
op basis van een vooraf geschreven procedure overgegaan
te worden tot tracering (zowel achterwaarts als voor-
waarts). Binnen uiterlijk vier uur dient het bedrijf aan te ge-
ven aan welke bedrijf de betreffende producten (mogelijk)
zijn geleverd. Ook moet, indien van toepassing, de toele-
verancier van de grondstof, dat het probleem heeft veroor-
zaakt, bekend worden gemaakt. De aard van de informatie
die wordt opgeleverd is bepalend voor welk deel van de
productie van een bedrijf wordt geblokkeerd en/of terugge-
haald. Dit kan variëren van een specifieke partij met een
goed omschreven identificatie (bijvoorbeeld een batch-
nummer) tot alle producten die het betreffende bedrijf in de
markt heeft gebracht. Het bedrijfsleven bepaalt zelf hoe
gedetailleerd de informatie wordt opgeleverd, en heeft zo-
doende ook zelf in de hand welk deel van de productie \'at
risk\'zal zijn.

De rol van de dierenarts

De practicus moet volgens de nieuwe verordening aan
kunnen geven welke behandelingen hij heeft toegepast op
dieren die bestemd zijn om geconsumeerd te worden. Dit
was natuuriijk al geregeld in de Diergeneesmiddelenwet.
Het is mogelijk dat aan de manier waarop geregistreerd
wordt, in de toekomst in bepaalde sectoren nog aanvul-
lende eisen zullen worden gesteld.
Werkzaam in de levensmiddelenindustrie zal de bemoeie-
nis van de dierenarts, als medeverantwoordelijke voor de
veiligheid van de producten, waarschijnlijk directer zijn.

-ocr page 326-

Ontwormen is vanaf nu
een kleinigheid!

Andere ontwormers

Andere ontwormers

MILBEMAX

grote honden
(ware grootte)

MILBEMAX

puppies en kleine honden
(ware grootte)

• Makkelijke toediening door de kleine tablet

• Breedspectrum wormmiddel

• Uitsluitend te verkrijgen bij de dierenarts

• Eenmalige toediening

MILBEMAX^

Maakt van compleet ontwormen een kleinigheid

Benaming- MILBEMAX" tabletten voor honden en MILBEMAX\', tabletten voor katten. Samenstelling; MILBEMAX hond klein bevat pet tablet 2.5 mg milbemycine oxime en 25 mg praziquantel, MILBEMAX hond groot 12,5 mg milbemycine oxime en 125 mg
praziquantel, MILBEMAX kat klein 4 mg milbemycine oxime en 10 mg praziquantel, MILBEMAX kal groot 16 mo milbemycine oxime en 40 mg praziquantel. Indicatie: Hond: de behandeling van menginlecties met volwassen cestoden en nematoden zoals:
Dipitydium caninum Taenia spp., Echinococcui spp.. Mesocestoides spp., Ancylostoma caninum, Toxocara canis, Toxascans leonina, Trichuris vulpis. Kan ook worden ingezet bij preventie van hartwormziekte Dirofilana immitis wanneer een gelijktijdige betiandeling
tegen cestoden nodig is. Kat: de behandeling van menginlecties met volwassen cesloden en nematoden zoals:
Dipllydium caninum, Taenia spp, Ichinococcus multilocularis, Ancylostoma tut>aeforme.Toxocara cati. Doeldier: Hond en kat Contra-indicatie:
MILBEMAX hond klein niet toedienen aan honden Jonger dan 2 weken en/of lichter dan 0,5 kg l.g., MILBEMAX hond groot niet toedienen aan honden < 5 kg l.g., MILBEMAX kat klein niet toedienen aan kittens jonger dan 6 weken erVof < 0,5 kg l.g.. MILBEMAX
kal groot niet toedienen aan katten < 2 kg l.g. Bijwerkingen: Geen gekend. Dosering en wijze van toediening: Hond: 0,6 mg milbemycine oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g.. Kat: 2 mg milbemycine oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g. Eenmalige, orale

.....t ^^ I irtA rvn r%n. »arnal/innan Kllclorc mot 1 O taKlotton CAaistratiChOUder: NOVdftiS ConSUm^f HSalth BV.

toediening met of na wat eten. Aflevering: UDA. Op diefgeneeskundig voorschrift. Verpakking: Voor alie verpakkingen blisters met 10 tabletten. Regist
Registra^ummers: REG NL 10090/10091/10092/10093, B: 30lliE21F3/3011IÊ22F3/3011IE23F3/3011iE24F3, L: V/99/03/04/0765. -0764.-0766.-0763. Voor meen nformatie:
Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health, Korte Hei 1-3, 4714 RD Sprundel (NL). ® Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland, www.novartis.com,
www.ah.novaftis.nl. www.ah,novartis.be

-ocr page 327-

Enige reflecties op KKM en PBB: zijn er perspectieven?

J.P.T.M. Noordhuizen\' en IH.Jorritsma\'

Inleiding

KKM, Keten Kwaliteit Melk ging in
1998 op melkveebedrijven van start
als voortbrengsel van de Nederlandse
Zuivel Organisatie (NZO) en de
Land- en Tuinbouw Organisatie
Nederland (LTO). Eerst als pro-
gramma op basis van vrijwillige
deelname, later met een verplichtend
karakter. KKM bevat op dit moment zes modules: diergezond-
heid en -welzijn; diergeneesmiddelen; melkwinning en melk-
bewaring; voer en water; milieu en afvalstoffen; hygiëne en
desinfectie.

Al snel werd aan dierenartsen gevraagd om hieraan hun bij-
drage te leveren, eerst middels een ondertekende verklaring
van Good Veterinary Practice, later gevolgd door de vraag
om als erkend rundveedierenarts het periodiek bedrijfsbe-
zoek, PBB, uit te voeren volgens een omschreven procedure.
Gezien de veelheid en uiteenlopende aard van de discussies
over KKM en PBB sinds de introductie ervan, is het goed om
eens aandacht te besteden aan de huidige situatie inzake
KKM en PBB, en vervolgens een doorkijk te geven naar het-
geen ons hierin te wachten lijkt te staan.

Aanloop tot de huidige situatie inzake KKM

In figuur I staan schematisch de verschillende ontwikke-
lingsstappen weergegeven.

Het begint met de introductie van KKM in 1998 (beperkte ei-
sen; zelf-evaluatie; globale controle), gevolgd door een uit-
breiding in 2000 (protocol 2000). De eerste vier jaar waren
gericht op een Good Farming Practice, GFP, code om bij vee-
houders het gedrag en de mentaliteit te veranderen ten gunste
van een kwaliteitsgerichte productiewijze. Elementen zoals
diergezondheid en dierwelzijn, alsmede voedselveiligheid en
volksgezondheid zijn exponenten van het productieproces.
Een goede beheersing van dit productieproces moest eraan
kunnen bijdragen dat de status van de genoemde vier elemen-
ten zou kunnen worden geoptimaliseerd.
Parallel aan deze GFP verliep de Good Veterinary Practice
code voor rundveedierenartsen en de certificering van deze
dierenartsen en hun praktijken door het huidige Veterinaire
Kwaliteits Orgaan, VKO.

In 2002 werd het PBB voor gezondheid geïntroduceerd
middels protocol 2002.

De zeven categorieën van het PBB volgen nauwgezet de dito
onderwerpen uit de Landbouwkwaliteitswet. Het huidige
PBB is het beste te omschrijven als het uitvoeren van een kli-
nische, visuele diergezondheidsinspectie van de melkge-
vende koeien op een bedrijf volgens een omschreven proto-
col en wel vier keer per jaar. We hebben hier te maken met
een prevalentie-beoordeling viermaal per jaar met een ge-
middelde tijdsduur per keer van dertig minuten, afhankelijk
van onder andere bedrijfsomvang, wijze van aanbieden van
de dieren en aantal vermeende attentie-dieren. Vier keer een
momentopname op een bedrijf in plaats van een continu in-
zicht in voorkomende gezondheidsstoornissen kan leiden tot
verschillen in validiteit van conclusies.
Moetje vanwege deze verschillen het huidige PBB afschaf-
fen?

Uit ei
voor d
praktij

Hoofdafdeling Gezondheid.\'izorg Landbouwhuisdieren, Facidleil der Diergenees-
kunde. Universiteit Utrecht.
\' Dierenarts te Oosterwolde. Boelenkamp 14.

Dat is niet aan ons dierenartsen om te bepalen! Het is wel aan
ons, om te trachten de anderen ervan te overtuigen dat een
continue ziekte-monitoring tot een beter, lees waardevoller
en betrouwbaarder, resultaat zal leiden.
Blijkbaar vragen de NZO en LTO Nederland ons om een be-
paald product te leveren (bijvoorbeeld PBB). Waarom zou-
den wij dat product niet leveren. Trabantjes rijden ook en we
weten allen dat er ook luxere, betere auto\'s rondrijden. Het is
bovendien een manier om de erkenning te gelde te maken.
Het standpunt is altijd geweest en is nog, dat wij dat product
leveren (klant is koning), maar tegelijkertijd blijven werken
aan een verbeterd product, met andere woorden wat gebeurt
er betreffende ziekte-incidenties tussen de PBB\'s in.
Daarmee krijg je beter inzicht in de gezondheids- en ziekte-
situatie op het melkveebedrijf, dus draagt aanzienlijk bij aan
de waarde van het adagium van \'melk van gezonde koeien\'.
Zo\'n beter inzicht in die situatie bestaat nu al bij de huidige
PBB namelijk op die bedrijven waar een formeel programma
van veterinaire bedrijfsadvisering operationeel is.

Lopen er nu zaken rond het PBB niet zoals het zou moeten?
Er zijn er wel enkele te noemen.

Sanctie-procedures waren en zijn niet klaar. Dus melkvee-
houders en of dierenartsen die het minder nauw namen met
het PBB werden niet aangepakt, tot teleurstelling bij al die-
genen die het PBB wel serieus namen. Er loopt nog steeds
een discussie tussen KKM en VKO over het moment en
wijze waarop, en de redenen waarom de erkenning van een
rundveedierenarts zou moeten kunnen worden ingetrokken,
net zoals van een melkveehouder de KKM-licentie kan wor-

Figuur 1. Ontwikkelingen in het kader van KKM sinds 1998. Elke 2 jaar een update

en/of uitbreiding van activiteiten. ???? = waar en wanneer houdt hettrapgeveltje op.^

? ? ?

PBB

1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 etc.

GFP, GFP ;

-ocr page 328-

den ingetrokken, op grond van laten we zeggen een bewust
foutief uitgevoerd PBB dan wel ongunstige resultaten van
het PBB. In dit geval moeten we maar eens de hand in eigen
boezem steken en op korte termijn voorbeelden stellen.
Zulke voorbeelden dienen om geloofwaardigheid te behou-
den en om draagkracht bij zowel veehouders als erkende
rundveedierenartsen in stand te houden. Gebeurt dat niet,
dan zal de motivatie bij de positief-ingestelden substantieel
afnemen.

Er is door KKM geen doorkijk gegeven naar de toekomst
toe: waar gaat het allemaal naartoe en waarom? Loopt
Nederland wéér voorop? En op wiens gezag vindt al die ont-
wikkeling plaats? En ook, wanneer houdt het allemaal eens
op en waarmee?

Een chinees spreekwoord zegt \'Als je niet weet waar je heen
gaat kun je ook nooit verdwalen\'. Anderzijds is deze hou-
ding niet bepaald bevorderlijk voor de motivatie tot deel-
name, noch voor het stimuleren om mee te gaan in die ont-
wikkeling. Het zou prettig zijn voor dierenarts en melk-
veehouder als er wordt gecommuniceerd over het doel waar
we heen gaan, of desnoods over een tussenstadium op, zeg
maar, tien jaar afstand.

Doorkijk naar de toekomst

Om iets te kunnen zeggen over hetgeen ons te wachten staat
in, zeg, 2010, is het zinvol eerst na te gaan wat er om ons
heen gebeurt. Daarvoor kijken we kort naar de Europese
Commissie (EU, Brussel), naar de European retailers (EU-
REP, de echte grootgrutters) en naar de European Dairy
Farmers (EDF, een groep grote progressieve melkveehou-
ders uit lidstaten van de EU).

Door de Europese Commissie is het \'White book on consu-
mer protection and food safety\' gepresenteerd door euro-
commissaris Byrne. Het element van het
precautionary
principle
(voorzorgsprincipe) deed haar intrede en voedsel-
veiligheid werd een ware prioriteit.

We hebben kennisgenomen van de Europese richtlijn EC-
97-12, waarin het netwerk van veterinair toezicht op pri-
maire bedrijven wordt omschreven en waarover diverse ma-
len in hetTijdschrift voor Diergeneeskunde is gerapporteerd.
Het lijkt erop dat op melkveebedrijven regelmatig een be-
paalde veterinaire inspectie dient plaats te vinden om voort-
durend inzicht te hebben in de algemene gezondheidssituatie
op de bedrijven.

We hebben de oprichting gezien van de Europese Voedsel
Autoriteit (EFSA) en in navolging die van de Nederlandse
Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA). We hebben nog niet
gezien wat deze instanties
in concreto betekenen en uitrich-
ten, afgezien van de uitvoering van reguliere taken die al be-
stonden. Daar is het nog iets te vroeg voor na de recente op-
richting. Het is te verwachten dat er binnen enkele jaren
stappen gezet worden richting vleesvarkens en melkveebe-
drijven, niet in de laatste plaats omdat deze beide sectoren
middels hun respectievelijke programma\'s (1KB en KKM)
een infrastructuur bieden om op voort te bouwen ten aanzien
van inspectie op het vierluik Voedselveiligheid & Volks-
gezondheid, Diergezondheid & Dierenwelzijn.
We kunnen ook kennisnemen van EU verordening EC-178-
2002, die handelt over voedsel en consumentenbescher-
ming. En juist deze verordening lijkt een substantiële rol te
gaan spelen rondom het PBB en rondom KKM, en rondom
het toekomstig functioneren van de rundveedierenarts.

Verordening EC-178-2002 is te karakteriseren met een aan-
tal sleutelwoorden.

Voorbeelden daarvan zijn: voedselveiligheid & volksgezond-
heid; consumentenbescherming; aansluiting van primaire
productiebedrijven op ketenprogramma\'s van kwaliteitsbor-
ging; aandacht voor diergezondheid & dierenwelzijn; kwali-
teitsborging voor mengvoerproducerende bedrijven om ga-
ranties te kunnen afgeven; aantoonbaar maken van de status
van het veehouderijbedrijf op de componenten van het vier-
luik alsmede van de maatregelen die worden genomen om die
status te verbeteren of te behouden; aansprakelijkheid en ver-
antwoordelijkheid van de veehouder
{license to produce and
to market).
Uitvoering van de verordening dient op lidstaatni-
veau vorm en inhoud te krijgen, waarbij de exporterende lid-
staten meer acties zullen moeten nemen dan de importerende
lidstaten.

De suggestie vanuit Brussel is duidelijk: voor melkveebe-
drijven wordt zelfs gesuggereerd om een HACCP-compati-
bel progamma op te stellen om te kunnen beantwoorden aan
de eisen die gaan worden gesteld, eisen zoals hierboven zijn
vertaald in enkele sleutelwoorden.

De Europese grootgrutters hebben zich verenigd in een plat-
form teneinde onder andere gezamenlijk eisen op verschil-
lende terreinen te kunnen stellen aan de primaire productie.
Zij hebben inmiddels een groot eisenpakket opgesteld en
voorgelegd aan de plantaardige productie en tuinbouw. Op
hun website
{www.eurep-gap.org) kun je de terms of refe-
rence opzoeken. Het lijkt vooralsnog gunstig dat zij niet zijn
begonnen met de dierlijke productie, want dan hadden we al-
len achter de feiten aan gelopen. Het meest bekende voor-
beeld van de invloed van de grootgrutter op de dierlijke pro-
ductie is de bacon-export vanuit Nederland naar Groot-
Brittannië. Die kon alleen doorgang blijven vinden, indien
kon worden aangetoond dat de bacon afkomstig was van
vleesvarkens en daarvoor zeugen in groepshuisvesting. Dit
houdt in, dat wil je een marktsegment behouden, je dan wel
aan dat soort eisen dient te beantwoorden, of je dat nu leuk
vindt of niet. Recentelijk heeft EUREP het KKM-pro-
gramma gescreened en onderzocht welke kant men op denkt
te gaan. Aangezien KKM alle kenmerken vertoont van een
ontwikkelingstraject richting HACCP heeft EUREP inge-
stemd met dit ontwikkelingstraject.

De European Dairy Farmers, EDF, is een vrij omvangrijke
groep progressieve melkveehouders in Europa. EDF ken-
merkt zich ondermeer door het op de voet volgen van allerlei
ontwikkelingen op Europees niveau, maar ook door het

HACCP-compatible programma

1998 2000 2002

-ocr page 329-

ondersteunen van en deelnemen in nieuwe ontwikkelingen
en ontwerpen van strategische visies. EDF is momenteel
doende om voor hun bedrijven een soort Europees model
HACCP-handboek te ontwikkelen.

Kijken we nu op grond van bovenstaande naar een aangepaste
figuur 1 dan valt het op dat er een paar ontwikkelingen in de
tijd gaan samenvallen (Figuur 2). Met name de jaren 2010-
2015 worden cruciaal. Daar kan worden verwacht dat melk-
veebedrijven een HACCP-compatible programma moeten
hebben voor de vier componenten uit het vierluik, zeker in
een exporterend land als Nederiand. Hoogstwaarschijnlijk
zal dus KKM daarop afkoersen. Wat er daarna gebeurt is
vooralsnog onduidelijk, vandaar de pijlen rechts in figuur 2
die een verschillende richting uit gaan.
In de tussentijd krijgen we ontegenzeggelijk verdere deel-
ontwikkelingen. Voorbeelden daarvan zijn [a] de ontwikke-
ling en toepassing van een klinische welzijnsscore op melk-
veebedrijven (PBB2), een eerste pilotproef in het veld heeft
inmiddels gelopen; [b] de ontwikkeling van een systeem
voor continue monitoring (PBBj), waarmee dus het inzicht
in de incidenties van gezondheidsstoornissen sterk wordt
verbeterd. Tenslotte zal de inspectie conform richtlijn EU
97-12 gestalte hebben gekregen en mogelijk geïntegreerd
zijn met het KKM-programma.

Dus wat nu?

Het voorgaande betekent dat wij met zijn allen, veehouders en
dierenartsen, nog zo\' n tien jaar voor de boeg hebben om een
volwaardig HACCP-compatible programma te ontwikkelen
voor de melkveehouderij. De huidige handboeken verdienen
helaas dit predikaat (nog) niet en lijken vooral (onnodig) erg
prijzig. De eerste studies naar bijvoorbeeld haalbaarheid heb-
ben eindjaren negentig met positief resultaat gedraaid onder
auspiciën van NLTO, Interact, Gezondheidsdienst en Faculteit
der Diergeneeskunde. Vervolgonderzoek is gaande, zowel in
het veld met melkveehouders en dierenartsen (Interact), als
ook aan de Faculteit der Diergeneeskunde. Deze laatste houdt
zich bezig met het ontwikkelen van allerlei nieuwe, kwaliteits-
kundige productieprestatie-indicatoren
{process capability in-
dices)
teneinde op objectieve wijze het productieproces te
kunnen beheersen (Niza-Ribeiro
et al. 2004), alsmede met de
ontwikkeling van een (HACCP-gebaseerd) kwaliteitsmana-
gementsysteem, dat voortbouwt op de gestructureerde en pro-
fessionele veterinaire bedrijfsadvisering en daarmee inte-
greert (Noordhuizen & Welpelo, 1996; Lievaart
et al, 2004).
Een en ander houdt in, dat we de korte-termijn-blik eens
moeten verruimen en met inachtneming van de ontwikkelin-
gen op met name de langere termijn de uitdagingen moeten
aangaan. Er liggen daarin volop kansen voor de rundveedie-
renarts, maar die moet dan wel tijdig de bakens de goede
kant op verzetten.

Geraadpleegde literatuur

- Lievaart JJ, Noordhuizen JPTM, Beek E van. Beek C van der.
Risp A van, Schenkel J en Veersen J van. 2004, submitted.

- Noordhuizen JPTM, and Welpelo HJ. Sustainable impro-
vement of animal heaith care by systematic quality risk
management according to the HACCP concept. Vet Quart
1996; 18: 121-6.

- Niza-Ribeiro J, Noordhuizen JPTM, and Menezes JC.
Capability index, a statistical process control tool in udder
health control on dairy farms. J Dairy Sci 2004, accepted
for publication.

Veilige tweeeenheid bij diarree.

OR-ACE\'/PLUS

DIARACE®1/GTT

-ocr page 330-

Maagruptuur bij een Fries veulen

G.H.A. Borst\', P.J.W. i\'an der Weif en J.H. Vos\'

Een acute maagruptuur ten ge-
volge van idiopathische maag-
overlading wordt beschreven als
doodsoorzaak bij een Fries veu-
len, viereneenhalf maanden oud,
dat twee weken eerder was ge-
speend. Onvoldoende waterop-
name heeft mogelijk een rol ge-
speeld bij de maagoverlading en
aansluitende ruptuur. De oorzaak voor de mogelijk on-
voldoende wateropname is waarschijnlijk het gebruik
van een voor paarden ongeschikte, mechanische zelf-
drinker/weidepomp.

Summary

Idiopathic gastric rupture by a Friesiait foa!

Acute idiopathic gastric rupture resulted in sudden death of
a 4.5-month.s-old healthy Friesian foal. No morphological
lesions were present which could explain the preceeding
gastric impaction. In this case hypodypsia may have been
(partially) responsible for the impaction as only a mechani-
cal drinking apparatus, unsuitably for horses, was available.

Inleiding

Maagrupturen worden bij paarden met enige regelmaat
vastgesteld. Deze zijn te onderscheiden in primaire en se-
cundaire (1, 2). Primaire maagrupturen ontstaan ten ge-
volge van een maagoverlading zonder afwijkingen van de
maag en/of andere organen. Secundaire rupturen vinden
hun oorsprong in afwijkingen van de maag zelf of andere
organen waardoor overvulling van de maag gevolgd door
rupturering ontstaat. Een maagruptuur ontstaat meestal
langs de curvatura major (3,4). Ongeveer dertig procent van
de gevallen is idiopathisch (4). Voedering van gras/hooi
naast graan verhoogt het risico van maagoverlading met
aansluitend een maagruptuur (5). Een geval van een acute
maagruptuur bij een viereneenhalf maanden oud Fries veu-
len wordt beschreven en een mogelijke oorzakelijke factor,
watertekort, wordt nader toegelicht.

Casus

Kliniek

Een groep van zes Friese veulens, vier a vijf maanden oud,
wordt gezamenlijk gehouden in een weide die alleen door
deze veulens wordt begraasd. De veulens zijn twee a drie we-
ken daarvoor gespeend en toen in deze weide geplaatst. De
veulens worden niet bijgevoerd en moeten hun drinkwater
opnemen via een mechanische weidepomp (fabrikaat Eider).
De veulens vertonen na het spenen geen afwijkend gedrag of
ziekteverschijnselen. Eén veulen, dat drie weken geleden is
gespeend, wordt dood in de weide aangetroffen zonder dat
ziekteverschijnselen zijn opgemerkt. Dit veulen is niet gese-

\' Beiden veterinair patholoog bij de Gezondheidsdienst voor Dieren. Deventer; cor-
respondentie: g. borst@gdvdieren.nl
\' Praktiserend dierenarts D.A.K. Bergum - Garijp.

ceerd. Twee dagen later wordt een veulen apathisch en mori-
bund aangetroffen in de weide. Dit veulen is twee weken ge-
leden gespeend en loopt sinds één week in de groep van zes
veulens in deze weide. De ingeroepen hulp van de praktise-
rende dierenarts mag helaas niet meer baten.

De verontrustende sterfte in korte tijd van twee, eerder kern-
gezonde veulens doet eigenaar en dierenarts besluiten dit
veulen voor postmortaal onderzoek aan te bieden bij de
Gezondheidsdienst voor Dieren.

Pathologie

Bij sectie van het hengst-veulen in goede conditie zonder
uitwendige laesies wordt een acute maagruptuur vastge-
steld. Andere organen zijn niet afwijkend. De primaire rup-
tuur loopt langs de curvatura major vanuit het cardiale ge-
deeltevan de maag over een lengte van ongeveer 30 cm tot
in de fundus. De maaginhoud bestaat uit een droge massa
goed gekauwd gras van goede kwaliteit. In de maag is nog
ongeveer 20 kg, goed gekauwd ruwvoer aanwezig. Maag-
inhoud is verspreid door de gehele buikholte. Macro-
scopisch is er nog geen sprake van een peritonitis. Bij in-
spectie van de uitgespoelde maag is de ruptuur de enige
macroscopisch waarneembare laesie. Microscopisch is er
in de maagwand sprake van een acute ontstekingsreactie in
de serosa die zich uitbreidt in de tunica muscularis. Langs
de ruptuurrand zijn verse bloedingen aanwezig. Er is
slechts een geringe infiltratie van polymorfkernige leuko-
cyten waar te nemen. De mucosa laat geen enkele afwijking
zien.

Bespreking

De slechte klinische toestand en de dood van dit veulen
kunnen verklaard worden door de bij sectie vastgestelde
maagruptuur met aansluitend shock. Gezien de sectiebe-
vindingen is de maagruptuur het gevolg van een overvul-
ling van de maag. De overvulling is af te leiden uit de
aanwezige excessieve hoeveelheid ruwvoer, die voor gras-
voedering (weidegang) te droog is. De ontstekingsreactie
van de maag in het buitenste gedeelte van de spierlaag en
de serosa en het nog afwezig zijn van een macroscopisch
waarneembare, acute peritonitis wijzen op het peracute ka-
rakter van de maagruptuur. Er werd bij sectie en aanslui-
tend histologisch onderzoek geen organische oorzaak voor
de maagoverlading vastgesteld. Nerveuze en andere secun-
daire oorzaken voor de maagruptuur zijn in dit veulen zo-
wel klinisch als postmortaal niet aangetoond. Derhalve is
er sprake van een primaire, idiopathische maagruptuur (2).
Hoewel hierbij per definitie geen oorzaak voor de maag-
overlading kan worden aangegeven, kan in dit geval onvol-
doende wateropname mogelijk een rol gespeeld hebben.
Na het spenen moest water gedronken worden uit een me-
chanische zelfdrinker (fabrikaat Eider) van oudere datum
die voor jonge dieren te veel kracht vraagt en voor paarden
zondermeer ongeschikt geacht wordt. De fabrikant geeft
aan dat dit type weidepomp een rundvee-weidepomp is, die

-ocr page 331-

ongeschikt is voor andere diersoorten. Te weinig waterop-
name kan bij paarden een rol spelen bij het ontstaan van
een maagimpaction (6). De maagoverlading heeft bij dit
veulen geresulteerd in een fatale maagruptuur.

Klinisch zijn bij het gebruikte type mechanische zelfdrin-
kers door één van ons (PJWvdW) ook nog andere problemen
waargenomen. Door de constructie van het apparaat werd
enkele malen een ernstige verwonding gezien aan de extre-
miteiten bij veulens omdat ze bekneld raakten in het appa-
raat. Peesbeschadigingen en/of -rupturen waren het gevolg.

Conclusie

Deze casus is een goed voorbeeld hoe zaken onderling met
elkaar kunnen samenhangen. Kliniek noch pathologie op
zichzelf bereiken het gewenste resultaat als de verschillende

disciplines niet optimaal met elkaar communiceren.

Samenwerking is het doel waarnaar we streven. Hominum

animaliumque saluti.

Literatuur

1. Rooney JR, and Robertson JL. Equine Pathology. Ames, Iowa State
University Press, 1996:87.

2. Winzter HJ. In Wintzer HJ. Ed. Krankheiten des Pferdes. 2 nd Ed.,
Bedin,Parey, 1997: 187.

3. Barker IK, Dreumel AA van, and Palmer, N. In Jubb KVF, Kennedy
PC, Palmer N. Eds Pathology of domestic animals. 4 th Ed., San
Diego, Acad. Press, 1993; Vol 2: 57.

4. Todhunter RJ, Erb HN, and Roth L. Gastric rupture in horses: a review
of 54 cases. Equine Vet J 1986; 18 (4): 288-93.

5. Kiper ML, Traub-Dargatz J, and Curtis CR. Gastric rupture in horses:
50 cases (1979-1987). J Am Vet Med Assoc 1990; 196 (2): 333-6.

6. Arzt J, and Mount ME. Hepatotoxicity associated with pyrrolizidine
alkaloid (Crotellaria spp) ingestion in a horse on Easter Island. Vet
Human Toxicol 1999; 41 (2): 96-9.

Politieke aandacht voor diergezondheid en dierwelzijn

S. Umans

Van de vele onderwerpen die da-
gelijks in de Tweede Kamer be-
sproken worden, zijn dierge-
n^ffffff^ff zondheid en dierwelzijn voor de
dierenarts het meest interessant.
^^^^^^^^ Hoewel... een dierenarts moet
tegenwoordig erg breed georiën-
teerd zijn. Onder meer dankzij
de inspanningen van kamerlid en
dierenarts Henk Jan Ormel beantwoorden ministers
vragen over diergezondheids- en dierwelzijnszaken. De
laatste maanden speelden items als de diergeneesmid-
delenregistratie, genetisch gemanipuleerde huisdieren
en dierenmishandeling.

Diergeneesmiddelenregistratie in Europa

Er bestaat een Europees registratiebeleid, met een weder-
zijdse erkenningenprocedure. Dit houdt in dat een lidstaat
een diergeneesmiddel registreert en dat deze registratie
vervolgens wordt erkend door de andere lidstaten waar de
producent het middel op de markt wil brengen. Deze ver-
ordening kent een centrale registratieprocedure, waarbij
de Europese Commissie de vergunning verleent. Daardoor
zijn er per definitie geen verschillen tussen lidstaten.
De afwijkingen van dezelfde producten tussen lidstaten bij
registraties, en dan vooral ten aanzien van de wachttijden,
is wél een probleem bij de diergeneesmiddelen die voor
I januari 1998 via de zogenoemde nationale procedure
zijn geregistreerd. Voor die tijd was het mogelijk dat ver-
schillende lidstaten voor hetzelfde product een andere
wachttijd vaststelden. Sinds 1 januari 1998 is nationale re-
gistratie voor nieuwe producten alleen nog mogelijk in-
dien de registratie beperkt blijft tot één lidstaat.
Het is de bedoeling dat er in Europees verband een slag zal
worden geslagen om deze nationale registraties alsnog te
harmoniseren. Deze taak zal door de Europese Commissie
worden neergelegd bij de nog op te richten Europese coör-
dinatiegroep. Nederland wil een actieve rol in deze groep
spelen.

Genetisch gemanipuleerd huisdier

Naar aanleiding van de Glofish, het eerste genetisch ge-
iTianipuleerde huisdier, geeft minister Veerman aan dat hij
genetische modificatie van dieren moreel problematisch
vindt. "Voordat ik een vergunning verleen voor genetische
modificatie van dieren in Nederland, dient te zijn aange-
toond dat de genetische modificatie een substantieel maat-
schappelijk belang dient en er geen reële alternatieven
zijn. Gezien deze criteria, lijkt het niet waarschijnlijk dat
specifieke aanvragen voor genetische modificatie van die-
ren ten behoeve van vermaak in aanmerking komen voor
een vergunning", aldus Veerman. Hij kan echter niet in al-
gemene zin een ethisch oordeel geven over de aan-
vaardbaarheid van genetische modificatie. "Een ethisch
oordeel kan alleen worden gegeven over een specifieke
case, waarvan alle risico\'s, voor- en nadelen in kaart zijn
gebracht. Ook de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid pleit in zijn recente rapport \'Beslissen
over biotechnologie\' voor een deugdelijke context gebon-
den ethische afweging in concrete situaties. Genetische
modificatie van dieren in Nederland wordt dan ook case-
by-case beoordeeld."

Verder waarborgt volgens Veerman het \'Nee, tenzij-be-
leid\' dat er geen ethisch onvaardbare biotechnologische
handelingen bij dieren in Nederland worden verricht. "De
toetsing van aanvragen voor een vergunning biotechnolo-
gie bij dieren draagt bij aan het verkennen van de grenzen
van ethisch aanvaardbaar biotechnologisch handelen met

-ocr page 332-

dieren. Naar verwachting kunnen op termijn aan de hand
van ervaringen opgedaan met de individuele toetsingen
bepaalde biotechnologische handelingen met dieren voor-
goed verboden worden, dan wel worden uitgezonderd van
de vergunningsplicht."

Wel heeft de overheid volgens Veerman reeds initiatieven ge-
nomen en zal zo nodig nieuwe initiatieven nemen om de mo-
rele aspecten van genetische modificatie van dieren voor
voedselproductie, sport en vermaak op de Europese agenda te
zetten. "In het kader van de herziening van richtlijn
86/609/EEG over de bescherming van proefdieren heeft de
minister van VWS bij de Europese Commissie gepleit om een
bepaling met betrekking tot ethische toetsing op te nemen in
de richtlijn. Indien de ethische toetsing wordt opgenomen in
de richtlijn, betekent dit dat alle dierproeven die in de EU wor-
den verricht, inclusief proeven waarbij genetische gemodifi-
ceerde dieren worden vervaardigd, gemodificeerde proefdie-
ren die in andere EU-staten zijn vervaardigd en vervolgens in
Nederland worden geïmporteerd, ethisch getoetst zijn."

Ernstige dierenmishandeling in Tilburg

In december 2003 werd in Tilburg een paard ernstig mis-
handeld en gedood. Naar aanleiding van dit geval en eer-
dere gevallen van paardenmishandeling vorig jaar in
Twente en Groningen, gaf minister Donner van Justitie
aan dat hij geen reden ziet om de strafmaxima aan te
scherpen. Voor mishandeling van dieren geldt een gevan-
genisstraf van maximaal twee jaar en/of een geldboete
van€ 1 1250,-.

Donner geeft aan dat er een wetsvoorstel bij de Eerste
Kamer ligt waarin de gevallen en gronden van voorlopige
hechtenis worden uitgebreid. "Deze uitbreiding betreft on-
der andere de strafbaarstelling van dierenmishandeling
(artikel 350 Wetboek van Strafrecht). Indien dit wetsvoor-
stel ook door de Eerste Kamer wordt aangenomen en
kracht van wet verkrijgt, zullen de gedragingen waarop ar-
tikel 350 Wetboek van Strafrecht ziet, gevallen van voorlo-
pige hechtenis worden, daarnaast worden ze ook toege-
voegd aan de gronden van voorlopige hechtenis zoals
genoemd in artikel 67a, tweede lid, onder 3o, van het
Wetboek van Strafvordering.

Daarmee zal het mogelijk worden om verdachten van be-
paalde gevallen van zeer ernstige dierenmishandeling in
voorlopige hechtenis te nemen.", aldus minister Donner.

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 maart 2004 is op pagina 163 ten onrechte de suggestie gewekt dat het
voorbestaan van Dierenpraktijken, het relatiemagazine voor de dierenarts van Maasland Uitgeverij, twijfelachtig is. Dit
is onjuist. Dierenpraktijken blijft ook in 2004-2005 als zelfstandig kwartaalblad verschijnen.

Herhaalde oproep: Mastocytomen onder vuur!

Zoals bekend kunnen kleine bultjes in de huid zorgen voor
behoorlijke levensbedreigende consequenties. Eén type bul-
tje is het mastocytoom, een proliferatie van mastcellen die
solitair in de huid of systemisch kunnen voorkomen. Hoewel
er een histologische gradering bekend is voor dit type tumo-
ren, is de behandeling gelijk voor alle graderingen: ruime
excisie met minimaal een 3 cm marge normaal weefsel. De
rationale hierachter is dat mastcellen de neiging hebben om
stervormig rond de originele tumor in de periferie uit te brei-
den. Helaas kunnen locatie en omvang van de tumor een
ruime excisie niet mogelijk maken. Daarom wordt binnen de
UKG gezocht naar adjuvante therapieën om mastocytomen
op dit soort locaties te kunnen verwijderen en behandelen.
Door dr. Jolle Kirpensteijn is een project opgezet om het ge-
bruik van hypotoon water als adjuvant na excisie van masto-
cytomen toe te passen. Om klinische effectiviteit van dit type
water te bewijzen zijn wij naarstig op zoek naar
honden met
mastocytomen
die niet ruim kunnen worden verwijderd.
Deze patiënten zullen deelnemen aan een dubbelblind, ge-
randomiseerd onderzoek, waarbij er of isotoon of hypotoon
water gebruikt zal worden als adjuvans na excisie.
Voorafgaand aan de excisie zal de patiënt gecontroleerd wor-
den op systemische of cutane metastasen; deze patiënten
kunnen niet meedoen aan de proef Door middel van dit
onderzoek hopen wij te bewijzen dat hypotoon water onom-
stotelijk aantoont het geschikte adjuvans te zijn na marginale
excisie van mastocytomen.

Voor dit onderzoek zijn wij op zoek naar patiënten met en-
kelvoudige mastocytomen op locaties, die niet door
ruime excisie weg te nemen zijn.
De kosten van de nabe-
handeling worden niet in rekening gebracht bij de honden
die meedoen met het onderzoek. Wij hopen dat u bereid bent
om met ons dit onderzoek met een dergelijke klinische rele-
vantie te voltooien.

Voor nadere informatie en bespreking van patiënten kunt u tij-
dens kantooruren contact opnemen met drs. Bouvien Brocks,
telefoon 030-2531624 (direct) of telefoon 030-2539411
(receptie). Alvast hartelijk bedankt voor uw medewerking.

-ocr page 333-

Naamgeving specialisten

De Registratiecommissie Specialisatie Diergeneeskunde heeft in haar vergadering van 10 februari 2004 besloten de
naamgeving \'diplomate RVNA\' te wijzigen in \'specialist KNMvD (aangevuld met de Engelse versie van het betref-
fende specialisme in Nederland). De te voeren titels komen hiermee als volgt te luiden.

Nederlandse naamgeving:

Drs.

Dr.

1. Specialist KNMvD, Veterinaire Pathologie

2. Specialist KNMvD, Oogheelkunde

3. Specialist KNMvD, Dermatologie Gezelschapsdieren

4. Specialist KNMvD, Interne Geneeskunde Animals

5. Specialist KNMvD, Chirurgie Gezelschapsdieren

6. Specialist KNMvD, Veterinäre Radiologie

7. Specialist KNMvD, Chirurgie Paard

8. Specialist KNMvD, Inwendige Ziekten Paard

9. Specialist KNMvD, Reproductie Paard

10. Specialist KNMvD, Vogelgeneeskunde

11. Specialist KNMvD, Veterinaire Diervoeding

12. Specialist KNMvD, Veterinaire Volksgezondheid

13. Specialist KNMvD, Veterinaire Microbiologie

14. Specialist KNMvD, Kleine Herkauwergezondheid

15. Specialist KNMvD, Pluimveegezondheid

16. Specialist KNMvD, Rundergezondheid

17. Specialist KNMvD, Varkensgezondheid

Engelse naamgeving:

DVM

DVM PhD

Specialist KNMvD, Veterinary Pathology
Specialist KNMvD, Veterinary Ophtalmology
Specialist KNMvD, Veterinary Dermatology
Specialist KNMvD, Internal Medicin Companion
Specialist KNMvD, Veterinary Surgery Companion
Animals

Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,
Specialist KNMvD,

Veterinary Radiology
Equine Surgery
Equine Internal Medicine
Equine Reproduction
Avian Medicine and Surgery
Veterinary Nutrition
Veterinary Public Health
Veterinary Microbiology
Small Ruminant Health
Poultry Health
Herd Health Management
Pig Health and Disease

De Voorjaarsdagen naast leerzaam ook leuk?

V,

oorjaars

dagen

international Veterinary Congress I

De Voorjaarsdagen biedt naast een uitgebreid wetenschappe-
lijk programma op het gebied van de geneeskunde van de ge-
zelschapsdieren en het paard ook een gezellig sociaal pro-
gramma en een uitgebreide industrievloer. Het sociale
programma bestaat onder andere uit de officiële opening, het
partnerprogramma, een spetterend galafeest en een infor-
mele afsluiting. De openingsreceptie van het congres vindt
plaats op vrijdag 24 april aanstaande vanaf 17.30 uur. Dit is
tegelijk de officiële start van het congres. Tijdens de receptie
wordt de Hill\'s Excellence in Veterinary Healthcare Award
uitgereikt. De deelnemers worden van harte uitgenodigd om
samen, onder het genot van een hapje en een drankje, het
congres een goede aftrap te geven.

Het partnerprogramma: een ongedwongen kennismaking
met Nederland.

Gedurende de congresdagen kunnen de partners van de con-
gresdeelnemers en sprekers desgewenst nader kennismaken
met (toeristisch) Nederiand. Op een ongedwongen wijze
verkennen zij overdag, vergezeld door een gids, verschil-
lende delen van ons kikkeriandje. Een bezoek aan het
Keukenhof en een tour door Amsterdam mogen natuurlijk
niet ontbreken en zijn daarom vaste programma-onderdelen.
Maar ook een rondleiding door een landhuis, of een bezoek
aan een historisch dorpje behoren tot de mogelijkheden.

Spetterend galafeest en informele afsluiting

Tijdens het congres is ook ruimte voor ontspanning voor de
congresdeelnemers. Het jaarlijkse galafeest op zaterdag-
avond staat hier garant voor. Als locatie is dit jaar gekozen
voor Theater De Rode Hoed, aan de Keizersgracht in hartje
Amsterdam. Er wordt gestart met een tocht per rondvaart-
boot door de grachten van Amsterdam. De avond wordt in de

-ocr page 334-

Rode Hoed voortgezet met een borrel. Aansluitend is het di-
ner, met de feestelijke uitreiking van de Royal Canin
Resident and Research Award en de Interpolis Award. Om de
feestgangers alvast op te warmen volgt er een verrassingsop-
treden, voordat het feest echt losbarst! Het leerzame congres
wordt op een gezellige, sociale wijze afgesloten tijdens \'het
afzakkertje\' op zondagmiddag vanaf 16.30 uur. Daar wordt
getoost op het aankomend Europees congres in 2005!

En waar zou de Voorjaarsdagen zijn zonder de tentoonstel-
ling?

Wederom komt een groot deel van de veterinaire industrie u
naast veel bekende producten ook de nieuwste inzichten en
ontwikkelingen op het gebied van diervoeding, medicijnen,
apparatuur, praktijkinrichting etcetera laten zien. Naast ge-
zelligheid en het aanhalen van oude of aangaan van nieuwe
contacten is de tentoonstelling
de aangewezen plaats om van
veel nieuws op de hoogte gebracht te worden. De Voor-
jaarsdagen is dan ook zeer dankbaar voor de genereuze sup-
port van de volgende bedrijven en organisaties die tijdens het
congres aanwezig zullen zijn en zonder wie het niet mogelijk
zou zijn de hoge standaard en de gezellige sfeer te generen
waarom het congres bekend staat.

Pim Wolvekamp, DVM, PhD, Dipl ECVDI

Gepromoveerd dierenarts. Diplomaat
van het Europees College voor Vete-
rinary Diagnostic Imaging, assistent
professor Veterinaire Radiologie aan de
Universiteit Utrecht maar vooral een
bijzonder mens.

Pim is een veelzijdige persoonlijkheid
die er telkens weer in slaagt zijn en-
thousiasme voor het vak over te bren-
gen. Aanstekelijk nieuwsgierig naar al wat er middels
de moderne radiologische methoden in beeld te krijgen
is. Tijdens zijn afscheidslezing op vrijdag 25 april op de
aankomende Voorjaarsdagen zal hij de toehoorder on-
getwijfeld boeien met een uitgebreide voordracht over
de radiologie bij bijzondere diersoorten. In dit seminar
zal het radiologisch onderzoek en de interpretatie daar-
van bij kleine zoogdieren (cavia\'s, konijnen, fretten, et-
cetera), vogels (papegaai-achtigen, duiven, etcetera),
reptielen en amfibieën (schilpadden, hagedissen en
slangen) aan de orde komen. Extra aandacht zal gege-
ven worden aan de specifieke karakteristieken van deze
verschillende diersoorten. Bij deze dieren kan radiolo-
gisch onderzoek verhelderend werken en zo een essen-
tiële bijdrage leveren in aanvulling tot het klinisch
onderzoek. Een overzicht van de mogelijkheden op het
gebied van het radiologisch onderzoek bij deze speci-
fieke en soms exotische dieren die de weg naar uw prak-
tijk gevonden hebben.

De radiologie in Nederland en de Voorjaarsdagen zijn Pim
veel verschuldigd.

De Voorjaarsdagencommissie

3 W Informed
3M Nederland BV
A.S.T. Farma bv

Advanced veterinary Technologies
Aesculaap bv
ARTU Biologicals
AUV dierenartsencoöperatie
Bayer B.V

Biomedic Nederland B.V.
Boehringer Ingelheim
Broese Boekverkopers
Burgess Supafeeds
Ceva Santé Animale

Cursuscentrum Dierenverzorging Barneveld

De Nijs Instrumenten

Dier & Zorg

Dynamic Support

Esaote Pie Medical

Eurovet Nederland BV

Fort Dodge Animal Health

Fujifilm Medical Systems Benelux

Hill\'s Pet Nutrition B.V

Holland Diervoeders

Horse Dental Equipment

IDEXX Laboratories

ImaXperts

InstruVet C.V.

ntervet Nederland b.v.

Janssen Animal Health

Johnson & Johnson Medical BV

Jorgen Kruuse A/S

J-Tools

Kerkhof Medical Service (Seil)
KNMvD/GGG
Magery Imports
Mecan BV

Meeùs Assurantiën Zuid BV
Merial b.v.

Multitronics SPRL - bvbva - V-trade

Nederlandse databank gezelschapsdieren

Nestlé Purina Petcase

Novartis Animal Health

OmegaSoft BV

Petlook

Pfizer Animal Health B.V.
Posthuma Fonds
Prime Val BV
Puur Natuur

Qualipet.C-VET-CONCEPT
Robouw Medical
Royal Canin Nederland BV
RX works

SCHERING-PLOUGH ANIMAL HEALTH
Supreme Petfoods BV
Valuepath vof
VET.MED.LAB

Veterinary Technics - BDO Medipass bv

Vetin-Aacofarrna b.v.

Vétoquinol BV

Virbac Nederiand B.V

VVAA

-ocr page 335-

BVD-aanpak: Hoe krijg je besmette bedrijven virusvrij?

L.R.M. Verberne

In het Tijdschrift van 1 maart 2004
reageren de Gezondheidsdienst voor
Dieren, in de persoon van Peter
Franicen, en collega Henk Kuijk, na-
mens Intervet, op mijn eerder inge-
zonden stuk
\'BVD-aanpak: het roer
is om \'{!).
Het is fijn om reacties te
krijgen, zeker als die komen \'van be-
voegde zijde\'. Maar dit dwingt me
tot een zorgvuldig weerwoord en dat kan ik niet in een paar
zinnen.

Wat is er aan de hand?

Zo\'n tweeduizend Nederlandse melkveehouders hebben elk
een paar duizend euro geïnvesteerd om voor hun bedrijf het
BVD-vrij certificaat te bemachtigen. Helaas bleek het een
waardeloos certificaat, omdat het geen garantie biedt dat het
BVD-virus ook niet (meer) aanwezig is op hun bedrijven (6).
En nu wordt van dezelfde veehouders een nog grotere in-
vestering gevraagd voor een vaccinatieprogramma om de vi-
ruscirculatie te beperken op hun reeds \'BVD-vrije\' bedrij-
ven!

Stille dragers

Tijdens een PAO-cursus in september jongstleden gaf prof
Brownlie, naar wie zowel Peter Franken als Henk Kuijk ver-
wijzen, een overzicht van de beschikbare BVD-informatie.
In het verslag hiervan (2) een foto met beamertekst over de
acute infectie. Hierop staat onderaan:
\'virus recrudescense
from tissue for long periods\'
Dat is de Engelstalige om-
schrijving van wat ik
\'stille dragers\' heb genoemd; dit ter
onderscheiding van de permanent viremische BVD-dragers
(5). Peter Franken noemt dit in zijn reactie
\'de wilde specula-
ties waar collega Verberne een bloemlezing van geeft\'.
Maar juist deze \'stille\' virusdragers vormen de verklaring
voor het falen van het BVD-certificeringsprogramma van de
GD bij het virusvrij maken van besmette bedrijven.

Besmette bedrijven

Tijdens het certificeringstraject worden tot nu toe alleen de
persistent viraemische uitscheiders opgespoord en afge-
voerd van het besmette bedrijf, met het BVD-vrij certificaat
als resultaat. Ook al wordt daarmee in feite niet alle BVD-vi-
rus van het betreffende bedrijf verwijderd, doordat \'stille\' vi-
rusdragers achterblijven, dan nog zal het meestal tenminste
een jaar duren voordat bij het jongvee van acht tot twaalf
maanden oud (de monitor-groep) afweerstoffen gevonden
worden. De hernieuwde spreiding van het virus over het be-
drijf verloopt maar langzaam mede doordat op veel melk-
veebedrijven de jonge kalveren gescheiden gehuisvest zijn
van de pinken (6). Ik zie dat zo:

Achtergebleven \'stille\' virusdragers scheiden slechts inci-
denteel (bij stress?) virus uit en besmetten dan (enkele van)
hun koppelgenoten. Alleen als daarbij drachtige dieren zijn
met een vrucht in de \'gevoelige periode\' dan kunnen, na
circa een half jaar, weer persistent viremische kalveren ge-
boren worden. Stierkalveren worden doorgaans van de melk-
veebedrijven afgevoerd en meerdere permanente uitschei-
ders zullen vroegtijdig overlijden. Zo kan dit spreidingspro-
ces ongemerkt \'doorsudderen\' op een bedrijf, ook zonder
dat zich klinische problemen voordoen. Maar tenslotte zal er
zo\'n permanente drager doorgroeien tot pink en door haar
massale virusproductie zullen dan bij de monitoring (bijna)
alle koppelgenoten beschikken over afweerstoffen tegen
BVD.

Ingezonden

CD

Tegen deze achtergrond bezien is het misleidend om het aan-
tal gecertificeerde bedrijven waar afweerstoffen gevonden
werden tijdens de monitoring, te vermelden als percentage
van alle bedrijven die tot op dat ogenblik een certificaat heb-
ben ontvangen. Zo klinkt de recente verklaring van Peter
Franken in het tijdschrift Oogst
"dat het BVD-virus op vijf
tot tien procent van de B VD-vrije bedrijven toch weer op-
duikt"
(3) enigszins geruststellend maar is dat in feite aller-
minst. De twee getallen die aan elkaar worden gerelateerd
om de ernst van de situatie duidelijk te maken, dienen exact
te worden gedefinieerd. Bijvoorbeeld:

- het aantal melkveebedrijven dat vanaf de start van dit pro-
gramma tot 1-1-2002 het BVD-vrij certificaat heeft ver-
worven en

- het aantal van deze bedrijven dat op 1-1-2004 dit certifi-
caat zonder onderbreking heeft weten te behouden.

Ik verwacht dat het aldus gedefinieerde percentage aan be-
drijven dat zijn certificaat gedurende tenminste twee jaar
heeft behouden, lager is dan zeventig. Anders gezegd: het
aantal gecertificeerde bedrijven met een \'recidiverende\'
BVD-besmetting is groter dan dertig procent. Waarom?

- Omdat naar schatting op dertig tot veertig procent van de
melkveebedrijven het BVD-virus aanwezig is (1).

- Omdat het BVD-vrij certificeringsprogramma daaraan
niets verandert.

- Omdat in \'mijn\' ex-praktijk het percentage gecertificeerde
melkveebedrijven dat in twee jaar met een recidiverende
BVD besmetting te maken kreeg op 1 -1 -2004 al was opge-
lopen tot 35 (8 van 23).

Het gaat daarbij niet aan om zelfs de meest zorgvuldige vee-
houders te verwijten dat ze \'niet goed op de winkel hebben
gepast\' alleen om het BVD-programma van de GD te \'red-
den\'. De opmerking van collega Franken
"dat nagenoeg alle
geconstateerde viruscirculaties kunnen worden terugge-
voerd op een herintroductie van BVD-virus"
moet ik dan
ook uit eigen waarneming als \'onwaarschijnlijk\' afwijzen.

Kruisimmuniteit

\'Antibodies cross-protect to other BVDV isolates \'staat in de-
zelfde beamertekst van prof Brownlie. Dit is ook in de prak-
tijk gebleken: Toen bij de landelijke entingen tegen IBR in
1998 een batch van het vaccin verontreinigd was met een
agressieve BVD-virusstam verliep de ziekte-uitbraak die
volgde op twaalf getroffen bedrijven catastrofaal. De meeste
koeien stierven. Alleen een melkveehouder in Friesland
ondervond geen nadeel van de vaccinatie doordat twee
BVD-dragers op zijn bedrijf hadden gezorgd voor vol-

-ocr page 336-

doende afweerstoffen bij zijn vee. En op een getroffen be-
drijf in Nistelrode overleefden 25 koeien deze vaccinatie
doordat ze beschikten over afweerstoffen. De overige vijftig
dieren, zonder zulke afweerstoffen, stierven aan de onbe-
doelde \'challenge\' met het BVD-virus. De reeds aanwezige
kruis-beschermende afweerstoffen bij de gezond gebleven
koeien werden aangetoond in het kader van een ander onder-
zoek door middel van de gebruikelijke Elisa-test van de GD
(4).

Intervet

In zijn gedegen reactie betoogt Henk Kuijk dat ook het om-
gekeerde mogelijk is: Geen afweerstoffen aantoonbaar door
middel van de Elisa-test van de GD en toch een effectieve be-
scherming tegen challenge-infecties met BVD-virus! Maar
deze bewering blijkt uitsluitend te berusten op de monde-
linge mededeling van collega Mars.

Omdat ik van de techniek achter de Elisa-test geen enkel ver-
stand heb, durf ik niet tegen te spreken. Ik hoop van harte dat
Henk Kuijk en Intervet gelijk hebben en dat
Bovilis BVD in-
derdaad een potent vaccin is, ook al is dat voor een gewoon
practicus dus op geen enkele manier te controleren.

Conclusie

Omdat naast de persistente uitscheiders ook \'stille\' BVD-vi-
rusdragers voorkomen op besmette bedrijven is het onmoge-
lijk om deze bedrijven virusvrij te krijgen zonder vaccinatie.
Daarvoor dient een systematisch vaccinatieprogramma te
worden doorgevoerd totdat alle potentiële \'stille\' dragers
zijn afgevoerd van het bedrijf De begeleidende rundveearts
moet daarvoor kunnen beschikken over een sterk immuno-
geen vaccin. Hopelijk is nu ook in Nederland weer zo\'n vac-
cin beschikbaar:
Bovilis B VD.

Dr. LR.M. Verberne is rundvee- en paardenarts te Sint Michielsgestel.

Literatuur

L GD-Praktijkmap Herkauwers Boviene Virus Diarree (BVD) sept.
2002 blz.4.

2. Hulsen JHJL. Een steen in de BVD-vijver Vaccinatie als wapen tegen
BVD. Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:48-50.

3. Klein Swormink B. Enten bij BVD-bestrijding. Oogst Landbouw 13
februari 2004; blz. 26

4. Verberne LRM. BVD-aanpak: vaccinatie en eradicatie. Tijdschr
Diergeneeskd 2000; 125: 218-21

5. Verberne LRM. BVD-aanpak: over persistente uitscheiders en \'stille\'
dragers. Tijdschr Diergeneeskd 2000; 125: 659-60

6. Verberne LRM. BVD-aanpak: wat is het certificaat waard? Tijdschr
Diergeneeskd 2003; 128:497-8

7. Verberne LRM. BVD-aanpak: het roer is om. Tijdschr Diergeneeskd
2004; 129: 95-6

Vaccinatie tegen BVD: effectieve bescherming

/-/enk Kuijk

Naar aanleiding van de reactie van collega Dr. Verberne
op onze brief in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
1 maart jongstleden: \'Bovilis BVD: een krachtig immuno-
geen vaccin\' willen wij graag nog één punt nader toelich-
ten. Het betreft de werking van de ELISA-test van de
Gezondheidsdienst voor Dieren. De verwijzing naar een
persoonlijke mededeling van Dr. Mars is ons inziens te-
recht. Gezien haar deskundigheid en positie binnen de GD
is collega Mars de aangewezen persoon om te raadplegen
over de betreffende ELISA-test.

Intervet onderschrijft de mening van collega Verberne en
andere practici dat systematische vaccinatie van belang is
om bedrijven BVD-virusvrij te maken en te houden.

Henk Kuijk is dierenarts bij Intervet.

BVD-aanpak: hoe krijgje besmette bedrijven vrij?

Peter Franken

De Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) stelt de aandacht
voor en het meedenken van collega Verberne over de BVD-
bestrijding zeer op prijs en verwijst graag naar de uitleg in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 maart 2004: \'Het
BVD-programma van de GD doet wat het moet doen\'.
De GD stelt vast dat het opsporen en afvoeren van BVD-
virusdragers een wezenlijk onderdeel zou moeten zijn van
elk BVD-bestrijdingsprogramma, of de dragers nou \'stil\'
zijn of niet. Een BVD-vaccin met foetale bescherming Iaat
zich uitstekend combineren met het BVD-programma en
is dan ook naar verwachting een heel waardevol instru-
ment bij de BVD-aanpak. Deze combinatie wordt zoals
bekend onderzocht.

Praktiserende dierenartsen hebben met de BVD Quick
scan, de testen in het BVD-programma en het vaccin nu de
beschikking over het instrumentarium om BVD op de be-
drijven aan te pakken.

Literatuur

1. Brownlie J. Bovine virus diarrhoea virus: pathogenesis and control.
Keynote Lectures XXll WBC, Hannover 2002: 24-30.

2. Lindberg ALE. Bovine Diarrhoea Virus Infections and its Control.
A review. Vet Quart 2003 ;25(1):1-16.

3. Makoschey et al. An inactivated bovine virus diarrhoea virus
(BDVD) type 1 vaccine affords clinical protection against BDVD
type 2. Vaccine 2001; 19:2361-8.

4. Gezondheidsdienst voor Dieren. Praktijkmap Herkauwers, 2003.

-ocr page 337-

Hierbij wil de Nederlandse Voedings-
industrie Gezelschapsdieren (NVG),
de branche-organisatie voor fabrikan-
ten en importeurs van pet food, van de
gelegenheid gebruikmaken om te rea-
geren op de ingezonden brief van pro-
fessor Beijnen over gezondheids-
claims op honden- en kattenvoeders.
Zijn schrijven bevat een aantal opmer-
kingen en stellingen die naar onze mening onjuist zijn.

Om te beginnen stelt prof Beijnen dat er voeders voor gezonde
dieren en aangepaste voeders voor patiënten zijn. Dit is niet
juist geformuleerd: er zijn reguliere voeders en speciale dieet-
voeders. Laatstgenoemden zijn speciaal toegesneden op een
bepaalde pathologie. Deze specifieke (dieet)voeders vallen on-
der andere wetgeving dan de reguliere voeders. Volgens prof
Beijnen bestaat er geen wetgeving op het gebied van gezond-
heidsclaims op honden- en kattenvoer. Dit klopt niet. Voor re-
guliere voeders is de wetgever heel duidelijk. Het is middels
Europese en de daaruit voortkomende nationale regelgeving
verboden om op deze producten over genezing, voorkoming of
bestrijding van een ziekte te spreken.

Met betrekking tot diëten is de situatie geheel anders, daar deze
producten voor een specifieke ziekte bedoeld zijn en dit ui-
teraard ook gecommuniceerd moet worden. Deze producten
vallen derhalve, zoals al hierboven aangegeven, onder een an-
dere Europese wetgeving. Hierin is exact vastgelegd voor
welke indicaties dieetvoedingen (welk type) vervaardigd mo-
gen worden, aan welke voorwaarden deze producten moeten
voldoen en hoe de specifieke eigenschappen ervan gecommu-
niceerd dienen te worden.

Ook bij de genoemde voorbeelden willen wij een kanttekening
plaatsen. Onder het kopje \'voorbeelden van claims\' wordt een
voorbeeld aangehaald van een claim over fosfor waarbij het ge-
halte in tegenspraak zou zijn met de claim. Hierbij dient opge-
merkt te worden dat een geclaimd gehalte altijd gezien en be-
oordeeld moet worden ter attentie van het nonnale gehalte in
het product (droog of nat voer) dat men het dier geeft, omdat dit
de norm is die men zowel nutritioneel als procestechnologisch
probeert te verbeteren. Het verlaagde fosforgehalte in bijvoor-
beeld senior blikvoer zal, vanwege technologische beperkin-
gen, hoger blijven dan datzelfde gehalte in een droogvoer Het
is echter wel degelijk een veriaging ten opzichte van het gehalte
in een regulier blikvoer, en daarom volkomen in overeenstem-
ming met de claim.

Ingezonde

Aantonen conform de diergeneesmiddelenwetgeving dat de di-
eetvoeders werkzaam is niet haalbaar Voedsel is geen farma-
con. Vanwege de zeer diverse eigenschappen van een samenge-
stelde voeding is onderzoek naar de genoemde werkzaamheid
veel tijdrovender en duurder Dit zou enorme prijseffecten te-
weeg brengen. Om dit te ondervangen is in Europees verband
samen met veterinaire experts een positieve indicatielijst opge-
steld met soorten diëten die zijn toegestaan en de eigenschap-
pen waaraan deze moeten voldoen gebaseerd op algemeen ve-
terinair erkende en onderzochte werkingsmechanismen. Deze
lijst wordt met een bepaalde regelmaat door de EG geëvalueerd
en op basis van de dan geldende inzichten indien nodig her-
zien.

Uiteraard is de NVG het eens met prof Beijnen dat er weten-
schappelijk onderzoek ten grondslag moet liggen aan een
claim. De door de EG gekozen benadering staat hier echter
borg voor. Daarnaast werken veel fabrikanten samen met we-
tenschappelijke instituten en/of universiteiten om de eigen-
schappen van hun producten te onderzoeken. Deze instellingen
staan garant voor hun integriteit en onpartijdigheid om de die-
renartsen en consumenten zo helder en transparant mogelijk te
informeren.

Derhalve is de NVG het oneens met de stelling van prof
Beijnen dat alle huidige claims niet wetenschappelijk onder-
bouwd zouden zijn. Naast de zekerheid die hieromtrent uit de
boven beschreven EG werkwijze voortkomt, kunnen voor de
meeste genoemde voorbeelden in de brief van prof Beijnen de
bedrijven die onderzoek (laten) verrichten de resultaten die
hun claims onderbouwen, overleggen.
Met deze informatie kan door de dierenarts duidelijk een
onderscheid worden gemaakt tussen aanbieders van dieetvoe-
ders en die van niet-dieet producten met daarop niet-onder-
bouwde claims inzake het voorkomen, bestrijden en genezen
van ziekte. Dit onderscheid is eveneens wenselijk omdat in het
laatste geval wettelijke grenzen worden overschreden en oneer-
lijke concurrentie wordt gevoerd. We zijn het volledig met pro-
fessor Beijnen eens dat dit een ongewenste situatie is. We
hopen dat de Nederlandse dierenarts zijn/haar verantwoorde-
lijk in deze ook zal nemen.

Reactie Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren
op ingezonden brief gezondheidsclaims

Feline Symposium 15 mei 2004

Zaterdag 15 mei 2004 is het vijfde
Feline Symposium voor dierenart-
^^^^^^^^^^ sen. Op deze dag komen problemen
en ontwikkelingen aan de orde die
momenteel in de kattengenees-
kunde worden behandeld. Het sym-
HU\'iHjkHïTr posium vindt plaats in het Andro-
clusgebouw van de Faculteit der
Diergeneeskunde, Yalelaan 1 te
Utrecht.

Sprekers zijn: dr. A. Stokhof: Cardiomyopathie bij de kat, G.
ter Haar:
Nasopharyngeale problematiek hij de kat, me-
vrouw S. Galac: Hyper:
new developments in feline hyper-
thyroidism,
dr G. Bilborough: Avoiding \'cat complications\'
during anesthesia,
mevrouw, dr A. Gunn-Moore: New ideas
on the causes and treatment of FLUTD
en dr. S. Schleifer:
Atopie bij de kat. Dagvoorzitter zal zijn C. Maas.

Entreeprijs: 45 euro, inclusief uitgebreide lunch en borrel
na afloop. Opgave door middel van een e-mail met naam
en adres naar
felinesymposium2004(ghotmail.com. De-
jinitieve inschrijving geschiedt door betaling van de en-

-ocr page 338-

treeprijs op rekeningnummer
6215519 ten name van SSFG
te Utrecht, onder vermelding
van naam en woonplaats.
Wanneer opgave en betaling
binnen zijn ontvangt u een toe-
gangsbewijs.

PAO-Diergeneeskunde wil u graag attenderen
op onderstaande cursus die op 8 en 22 juni a.s.
in Houten georganiseerd zal worden.

EVIDENCE BASED VETERINARY MEDICINE
cursusnummer: 04/221

Zoekt u wel eens naar goede informatie voor het oplossen
van probleemgevallen, of het onderbouwen van protocohna-
tige interventies, maar wordt u door uw zoekmachine bedol-
ven onder talloze hits ? Dan is de PAOD-cursus Evidence
Based Veterinary Medicine echt iets voor u. In Evidence
Based Veterinary Medicine integreert de dierenarts zijn ei-
gen klinische expertise met het best mogelijke klinische be-
wijs uit systematisch onderzoek. In de cursus leert u litera-
tuur te vinden die relevant is voor uw problemen. Daarnaast
leert u de gevonden literatuur te taxeren op kwaliteit en het
gevonden bewijs te kunnen toepassen op de klinische beslis-
singen. Let wel, dit is geen cursus waarbij u achterover kunt
gaan zitten luisteren. U gaat actief werken aan het oplossen
van casuïstieken op de evidence based methode.

In deze cursus leert u hoe u EBVM kunt toepassen in de
Diergeneeskunde. Het onderwijs is interactief en u maakt
tijdens het onderwijs zelf gebruik van een computer om u
zoveel mogelijk uit te dagen het geleerde direct toe te pas-
sen. Tijdens de eerste dag begint u met een korte introductie
over EBVM. Vervolgens richt u zich op het vertalen van kli-
nische problemen naar vragen die door een informatiebron
beantwoord zouden kunnen worden. Daarna leert u welke
informatiebronnen er beschikbaar zijn en hoe u in deze
bronnen naar klinisch bewijs kunt zoeken. Tenslotte leert u
hoe u het gevonden bewijs op waarde kunt schatten.
Na dit algemene deel gaat u EBVM in groepjes van twee
toepassen op een casuïstiek afkomstig uit de diersoort
waarvoor u een erkenning heeft.
Hierbij wordt u geholpen
door de docenten. U voltooit deze opdracht in de periode
tussen de cursusdag en de terugkommiddag. Tijdens deze
middag presenteert u uw bevindingen en krijgt daarop feed-
back van de docenten en medecursisten.

Cursusleider: Prof dr. J.A. Stegeman, Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren.
Docenten: Dr. W. Kremer en dr. L. van Leengoed, Hoofd-
afdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren en dr. E
van der Meer, Hoofdafdeling Infectieziekten en Im-
munologie FdD, Utrecht.

Cursusmateriaal: Handbook of Evidence-based Veterinary
Medicine, P. Cockcroften M. Holmes.
Dit boek wordt op de eerste cursusdag uitgereikt en is bij de
cursusprijs inbegrepen.

Cursusprijs: € 870,-

Aantal deelnemers: twintig

Voor de permanente nascholing van de Erkende Dierenarts
levert deze cursus vijftien punten op.

Opgave voor deze cursus is mogelijk bij PAO-Diergenees-
kunde, tel. 030 - 634 89 80.

Meer cursusinformatie vindt u op onze internetsite: www.
paod.nl

-ocr page 339-

Draxxin

Het antibioticum met
de langste adem

antibioticum, speciaal ontwikkeld
voor een effectieve aanpak van ^

luchtweginfecties bij runderen en
varkens. De lange werkingsduur,

Draxxin: REGNL 10183. Werkzame stof: Tulathromycine 100 mg/ml.
Indicaties/doeldieren: Runderen: voor de behandeling en preventie van respiratoire
aandoeningen die geassocieerd zijn met Mannheimia haemolitica, Pasteurella multocida en Haemophilus
somnus, die gevoelig zijn voor tulathromycine. Varkens: voor de behandeling van respiratoire aandoeningen die
geassocieerd zijn met Actinobacillus pleuropneumoniae, Pasteurella multocida en Mycoplasma hyopneumoniae, die gevoelig zijn voor
tulathromycine.
Dosering: l ml/40 kg lichaamsgewicht, rund subcutaan. varken intramusculair Wachttijd vlees: rund 49 dagen, varken
33 dagen.
Bijwerkingen: voorbijgaande pijnreacties en lokale zwelling rond de injectiepiaats. Deze kan tot 30 dagen aanhouden. Contra-
indicaties:
Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor macroliden. Niet gelijktijdig met andere macroliden of lincosamiden
gebruiken. Niet gebruiken bij runderen die melk produceren voor humane consumptie. Niet gebruiken bij runderen die bestemd zijn voor de
productie van melk voor humane consumptie binnen 2 maanden voor de afkalfdatum.
Kanalisatiestatus: UDA. mag alleen op diergenees-
kundig voorschrift worden verstrekt. Nadere informatie is verkrijgbaar bij Pfizer Animal Health b.v.

Pfizer Animal Healtli bv

Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/tl IJssel

www.pfizerah.nlsecretariaat.ahg@pfizer.com

© 2001 Pfizer .^nimul Hrallli b.v., Capelle a/cl IJ.ssel
® .Merknaam van Pfizer lm-.. N.Y.. L.S.A.

-ocr page 340-

Folkert Koppen
(1925-2004)

memoriam

Onze vriend en collega werd geboren op 29 september 1925 in Zaandam waar hij de handelsschool en HBS
AenB doorliep, waarna zijn studie diergeneeskunde te Utrecht in 1954 werd afgerond.
Werkzaam als waarnemend practicus werd hij begin 1955 door de Maatschappij voor Diergeneeskunde ge-
vraagd voor de veterinaire begeleiding van een rundveetransport per boot van zo \'n 325 koeien en kalveren
naar Colombia. Om de tropische hitte te ontwijken werden de dieren per vliegtuig met twaalf stuks per toe-
stel van de havenplaats Cartagena naar de hoogvlakte van Bogota overgevlogen alwaar een nieuw ingericht
quarantainestation van 180 hectare 496 dieren uit Nederland gedurende drie maanden moest herbergen.
Een boeiend en nuttig reisverslag completeerde dit ongeveer vier maanden durend avontuur
In 1958 volgde zijn benoeming tot adjunct-directeur aan het slachthuis te Dordrecht. In het laboratorium
deed hij ook onderzoek naar onder andere difterie, tbc en wondinfècties voor ziekenhuispatiënten. Na 6jaar
volgde zijn definitieve benoeming tot directeur van het slachthuis in Middelburg over het gebied Walcheren
met uitzondering van Oost- en Westkapelle, zich later uitbreidend tot heel Zeeland behalve Zeeuws-
Vlaanderen. In 1964 trouwde hij met Inge Harwig. Uit dit huwelijk werden zijn twee zoons Remmert en
Walraven geboren. Folkert hield van Zeeland, van de jaren aan de Prooyen.se weg met schapen, de vele vo-
gels en watervogels in de grote vijver voor het huis, van de wijdheid der natuur daaromheen met wilde reeën
die tot vlakbij zijn huis kwamen. Een slepende ziekte gepaard gaande met een groeiende bewustzijnsvernau-
wing en een hardhorendheid welke uitmondde in complete doofheid heeft op 8 januari 2004 zijn leven beëin-
digd. Folkert, jouw verleden tijd is voltooid maar de herinnering blijft. Vanaf1947 hebben vier enthousia.ste
veterinaire studenten in Utrecht een unieke vriendschapsband opgebouwd. Tot op heden werd ieder jaar
beurtelings hij een van ons thuis een reünie georganiseerd gecompleteerd met onze van twee naar vier groei-
ende vrouwelijke wederhelften. En zelfs na het overlijden van een van ons, Gerard Zeelen, op 11 november
1997 werden op uitdrukkelijk verzoek, ook van zijn vrouwAnnet deze reünies voortgezet. Begin 1950 werden
de veterinaire studenten ingezet in de georganiseerde dierziektebestrijditig als tbc, MKZ en Brucella maar
ook in de opkomende kunstmatige inseminatie hij runderen en dit alles om de hegemonie op veterinair ge-
bied in Nederland te kunnen handhaven. Folkert, jij hebt daar met volle inzet maar ook met grote vreugde
aan meegewerkt. Ook voor fou was de diergeneeskunde echter niet alleenzaligmakend. Talloos zijn onze ge-
sprekken en gedachten destijds gegaan over de zin van ons bestaan, over religie, agnosticisme en vrijmetse-
larif. Dikwijls moet jij je losgeslagen gevoeld hebben ronddobberend in een wereldzee zonder het houvast
van een veilige haven. Des te mooier u\'as het moment toen je toekomstige vrouw Inge jouw pad doorkruiste.
Samen met Inge kon je het leven weer helemaal aan. Tijdens de crematieplechtigheid op 13 januari heeft
jouw oudste zoon Remmert in treffende bewoordingen uiting gegeven aan jouw steun om zijn doelstellingen
in het leven te kunnen bereiken. Folkert, jij was in grote bezorgdheid voor ieder die jij lief had. Inge,
Remmert, Walraven en Tanny wij wensen jullie sterkte om dd grote verlies te dragen.
Folkert bedankt.

C.J. van den Brink
P.R. Rondhuis

-ocr page 341-

Stand van zaken werkgeversoverleg

In december 2003 is per nieuws-
e-mail een oproep verstuurd,
waarin dierenarts-werkgevers wer-
den opgeroepen voor een op te
richten Belangengroep Practici
Werkgevers. Deze oproep werd ook
in het 1 januarinummer van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde
gepubliceerd. Op het bureau kwa-
men een kleine vijftig positieve reacties binnen, zodat op
27 januari 2004 een startbijeenkomst kon worden georga-
niseerd.

Aanleiding

De aanleiding voor deze oproep en startbijeenkomst is gele-
gen in de in januari 2003 ontstane situatie met betrekking tot
de advisering over salariëring en arbeidsvoorwaarden. In ver-
band met mededingingsrechtelijke bezwaren kan de KNMvD
geen adviezen verstrekken over salarissen en arbeidsvoor-
waarden voor dierenartsen in loondienst in de praktijk. Ook
al waren deze adviezen geheel vrijblijvend en hadden de indi-
viduele dierenarts-werkgever en de dierenarts-medewerker
alle vrijheid om de adviezen naast zich neer te leggen, toch
gaat de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) er vanuit
dat de adviezen concurrentiebeperkend kunnen zijn. De
KNMvD mag geen enkel advies geven dat (in)direct van in-
vloed zou kunnen zijn op tarieven van dierenartsen. De post
\'salarissen\' heeft immers een grote invloed op de kosten-
structuur van een onderneming en daarmee op de hoogte van
de tarieven van de dierenarts.

Gemis

Het uitblijven van adviezen over salariëring en arbeidsvoor-
waarden heeft onrust veroorzaakt in de beroepsgroep; veel
dierenartsen, zowel werkgevers als werknemers, hebben naar
aanleiding daarvan contact gezocht met de KNMvD en laten
weten dat het uitblijven van de adviezen als een gemis wordt
ervaren. Dat geldt ook voor de Rechtspositieregeling voor
Dierenartsassistenten die om dezelfde mededingingsrechte-
lijke bezwaren niet meer wordt uitgebracht. Dierenartsen-
werkgevers en de bij hen in dienst zijnde dierenartsassisten-
ten zullen zelf het arbeidsvoorwaardenoverleg moeten
voeren. Niet iedereen is daar even bedreven in of heeft de tijd
om zich daarin te verdiepen. Nog iedere dag komen op het
bureau van de KNMvD telefoontjes binnen met vragen over
wat een passend salaris is voor een dierenarts in loondienst of
een dierenartsassistente.

Gesprekspartner

Inmiddels is een vereniging opgericht van practici in loon-
dienst, de Belangengroep practici in loondienst, kortweg BPL.
Van de negenhonderd practici in loondienst zijn inmiddels
ruim driehonderd lid geworden van de BPL. Het bestuur van
de KNMvD heeft aan de besturen van de groep geneeskunde
gezelschapsdieren en de groep practici grote huisdieren ge-
vraagd of zij bereid zijn om de oprichting van een vereniging
van practici-ondernemers te steunen. Beide groepen hebben
aangegeven dat zij dit initiatief willen ondersteunen. Het be-
stuur van de KNMvD is ervan overtuigd dat er een gespreks-
partner moet komen voor de BPL en voor Vedias, de
Vereniging van dierenartsassistenten. Het bestuur zou een op
te richten belangengroep van dierenartsen-werkgevers willen
positioneren binnen de statutaire structuur van de KNMvD.

Maatschappi

nieuw

Startbijeenkomst

De startbijeenkomst werd eind januari gehouden op het bu-
reau van de KNMvD. Voorzitter Ton de Ruijter heette de
aanwezigen welkom en schetste kort de aanleiding voor de
bijeenkomst. Daarna gaf hij de leiding van de bijeenkomst
over aan Arjan den Hertog, voorzitter van de groep practici
grote huisdieren. Op het programma stonden drie sprekers
die ieder een korte inleiding verzorgden. Algemeen secreta-
ris Tjeerd Jorna lichtte de aanwezigen in over verschillende
aspecten van de mededingingswetgeving en problemen die
de KNMvD in het verleden al heeft gehad met de NMa.
Vervolgens informeerde stafmedewerker Marij van
Oostrum de aanwezigen over welke mogelijkheden er zijn
voor het arbeidsvoorwaardenoverleg. Wat zonder twijfel
mogelijk is, is het afsluiten van een CAO voor practici in
loondienst en voor dierenartsassistenten. Van een andere
mogelijkheid, het geven van een richtlijn door een onafhan-
kelijke werkgeversorganisatie die hierover onderhandeld
heeft met de BPL en met Vedias, is nog niet duidelijk of
deze wel \'NMa proof\' is. Een laatste mogelijkheid behoefde
weinig nadere uitleg: niets doen, ofwel alle onderhandelin-
gen overlaten aan de individuele dierenarts-werkgever en
zijn of haar medewerker(s).

Als laatste spreker kwam Henk van de Pol aan het woord.
Van de Pol is werkzaam bij de Algemene Werkgevers
Vereniging VNO/NCW en vanuit die hoedanigheid deskun-
dig op het gebied van werkgeversorganisaties. Hij gaf aan
dat het installeren van een werkgeversorganisatie gezien
moet worden als een verdergaande stap in het professionali-
seren van het goed werkgeversschap.

Installatie werkgroep

Hierna kwam het voorstel ter sprake een voorlopig bestuur te
formeren voor de Belangengroep practici werkgevers. Dat
ging de aanwezigen echter te snel. Men gaf de voorkeur aan
het instellen van een werkgroep, die paritair werd vastge-
steld uit dierenartsen gezelschapsdieren, paard en land-
bouwhuisdieren. Deze werkgroep kreeg de opdracht mee het
draagvlak voor het oprichten van een werkgeversorganisatie
te inventariseren bij de achterban. Daarnaast is er behoefte
aan duidelijkheid: wat mag nu nog wel onder de mededin-
gingswetgeving en wat niet? Alle aanwezigen waren het er
over eens dat deze vragen eerst beantwoord moeten worden
voordat nadere beslissingen genomen kunnen worden.
De werkgroep bestaat uit: drs. H.A. Beijer, drs. G.H.
Moorman, drs. M. Smit, drs. E. Stoelhorst, mevr. drs. M.
Timmer, drs. M.J. Verburgh, drs. S.T. van der Wardt en de
heer M.G. van der Zee. De eerste vergadering van de werk-
groep heeft inmiddels plaatsgevonden. Daar zijn verschil-
lende werkafspraken gemaakt om op de bovenvermelde vra-
gen een antwoord te krijgen.

Uw mening

Binnenkort zal het draagvlak voor een werkgeversorganisa-

-ocr page 342-

tie worden geïnventariseerd en kan men aangeven naar
welke vorm van arbeidsvoorwaardenoverleg de voorkeur
uitgaat (uiteraard zodra precies duidelijk is geworden wat
wel en wat niet is toegestaan onder de mededingingswetge-
ving). Wilt u nu al reageren, dan is dat natuurlijk mogelijk.
De leden van de werkgroep houden zich aanbevolen voor uw
reactie. U kunt uw reactie ook sturen naar het bureau van de
KNMvD, onder vermelding van \'werkgroep\', per email:
m.van.oostrum@knmvd.nl, per fax via nr. 030-6348909, of
schriftelijk naar KNMvD, postbus 421, 3990 GE Houten.
Uiteraard worden deze reacties doorgestuurd naar de werk-
groep.

drs. Marij van Oostrum-Schuurman Hess, stafmedewerker
praktijkmanagement en belangenbehartiging

Geen schaderegelingen uitkering voor veehouders
in IBR-kwestie Bayer

Tj. Jorna

In het kader van de georganiseerde IBR-bestrijding en
de problemen met het gebruik van BVD-gecontamineerd
vaccin van Bayer en Hoechst, is er belangrijk nieuws te
melden.

Kortgeleden heeft de Stichting IBR/BVD-Schade (SIS) in
het proces tegen Bayer om voor de veehouders een scha-
deregeling en uitkering juridisch te bewerkstellingen, een
ongegrond verklaard vernomen. De SIS heeft afgezien
van hoger beroep. Deze afweging is gemaakt na een gede-
gen deskundigenonderzoek en advies.

Tot nu toe is de aansprakelijkheid van dierenartsen voor
de schade, dankzij een enorme inspanning van de
KNMvD, zowel tuchtrechterlijk als civielrechterlijk on-
gegrond verklaard. De aansprakelijkheid voor de schade
geleden door de veehouders is door hun advocaten bij een
aantal organisaties, waaronder de KNMvD, neergelegd.
Dit is een zogenaamde stuitingsprocedure. Met de onge-
grond-verklaring van de rechter is deze aansprakelijkheid
van de baan.

Standpunt

Gedurende het hele proces heeft de KNMvD het standpunt in-
genomen dat wanneer de veehouders hun schade niet op Bayer
zouden kunnen verhalen, de KNMvD dit op haar beurt ook
niet zal doen. Ook nu de veehouders dit bij uitspraak van de
rechter moeten accepteren, blijft het bestuur van de KNMvD
bij haar standpunt. De Gezondheidsdienst voor Dieren ziet
eveneens af van aansprakelijkheidsstelling richting Bayer.

Collectief aansprakelijk

De KNMvD zou Bayer eventueel collectief aansprakelijk
kunnen stellen voor de schade geleden door de dierenartsen-
praktijken. Gezien de rechterlijke uitspraken is dit evenwel
niet zinvol. Dierenartsenpraktijken kunnen eventueel zélf
Bayer aansprakelijk stellen. U zou dan de procedure vóór 1
mei 2004 in gang moeten zetten (na die tijd is de zaak ver-
jaard). Gezien de rechterlijke uitspraken kunnen wij dit ech-
ter niet aanbevelen.

Dr Tj. Jorna is algemeen secretaris.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Anrooij, Mevr. M.C. van; Gent 2000; 4484
CE Kortgene; Hoofdstraat 22.
Merwijk, L.J.H. van; 2001; 4175 ER
Haaften; Enggraaf 22.

SIcttenhaar-Groeneveld, Mevr E.; 2003;
3971 HC Driebergen; Nassaulaan 8 A.
Hollander. Mevr. R. den; 2003; 7991 CG
Dwingeloo; Brink 12.
Nuyens, M.C.G.A.; 2003; 5421 ZP Gemert; Doonheide 40.
Wagenaar, Mevr. C.L.; 2003; 6523 NC Nijmegen; p/aTheresiaweg 3.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het Hoofdbestuur aangenomen:

Boensma, N.
Boer. Mevr D.
Poorter, Mevr. B.
Smit. J.J.
Wabwah. S.

Mutaties:

Anrooij, Mevr M.C. van; Gent 2000; 4484 CE Kortgene; Hoofdstraat
22; tel. privé mobiel: 06-51794982; E-mail privé: mvanrooij@hotmail.com.;
medew. bij H.J. van Dijk, M.PC. Karelse en PC. Stokman; tel. prakt.: 0113-
220656; fax prakt.: 0113-216347
(toev. als lid)

Personali

Bevere, Mevr I.E.M.J. de; Gent 1995; 5469 PJ Erp; Hurkske 2; tel.
privé: 0413-293205;
E-mail privé: ilse@debevere.com.; medew. bij N.PJ.
Achten, M.C.M. Bossers, D.A.H. Brus. PJ.M. van Huiten, M.H.A. van
Kleef. F.T.M. Loomans. PJ.A.M. Pulskens, T.J.J. van der Rijt. C.J.M.
Schouten. VS. Shankar, J.A.C. van Vuren en A.C.W. van der Wielen; tel.
prakt.: 0413-211350; fax prakt.: 0413-211495;
E-mail prakt.:
daperp@xs4all.nl.

Bruinenberg, H.R.; 1999; 4574 RD Zuiddorp; tel. privé: 0115-
566639;
geass. met J.J.L.M. Kop; tel. prakt.: 0115-5614X8; fax prakt.:
0115-564077.

Dieleman. Mevr E.F.; 1984; Lahore Pakistan; DL & DD 16 Cooper
Road;
medew. bij Strengthening of Livestock Services Project; tel. bur.:
00-92-42-6360082; fax bur: 00-92-42-6360083; E-mail bur.: euslshr@lhr
comsats.net.pk.

Dinter. Mevr. N.; 2001; 2497 BE Den Haag; Rijswijkse Landingslaan
143; tel. privé: 070-3992254;
E-mail privé: nellemieke@hotmail.com.;
medew. bij J.C. van der Lubbe; tel. prakt.: 070-3456113; fax prakt.: 070-
3106270.

Dongen, S.A.J.M.; 1998; 8332 BE Steenwijk; Waardeel 50; tel. privé:
0521-521556; E-mail privé: basvandongen@hetnet.nl.; geass. met R.E.
Eikelboom, G.J. Eringa, J.G.W. Jen Hong Li, H.A.E. Nij Bijvank en Mevr
A.M.A. Otter; tel. prakt.: 0521-514848; fax prakt.: 0521-518115; E-mail
prakt.: dap.haveltesteenwijk@12move.nl.

Flores, E.J.; 1993; ZP 01120 Mexico; Sur 112 Nr.73; E-mail privé:
efpnetherland@yahoo.com.; wnd.d.

-ocr page 343-

Frielink, Mevr. M. ; 2004; 3731 TM De Bilt; Burg. v. Heemstra-
kwartier 142; tel. privé: 030-2213298; E-mail privé: merelfriclink@
wanadoo.nl.; medew. bij J. Schep; tel. prakt.: 0186-618932; fax prakt.:
0186-613523.

Hage, Mevr. M.H. van; 1965; 3723 KB Bilthoven; Obrechtlaan 59; tel.
privé: 030-2280122; fax privé: 030-2290478;
r.d.

Hollander, Mevr R. den; 2003; 7991 CG Dwingeloo; Brink 12; geass.
met H.W. Hessel; tel. prakt.: 0521-591210; E-mail prakt.: info@
dapdwingeloo.nl.;
(toev. als lid)

Klausen, Mevr. H.; 2003; 3512 TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis;
tel. privé: 030-2333455; E-mail privé: heleenklausen@hotmail.com.;
medew. bij J.A. Terwee; tel. prakt.: 0294-419214; fax prakt.: 0294-271325.

Knipscheer, Mevn A.E.R; 2003; 3523 AW Utrecht; Topaaslaan 36-111;
tel. privé: 030-2522575;
E-mail privé: aknipscheer@hotmail.com.;
medew. bij J.A.N. Breure en G. Noé; tel. prakt.: 0172-605050; fax
prakt.: 0172-603709; E-mail prakt.: dapteraar@hotmail.com.

Koumans, Mevr. H.M.; 1991; 3572 EE Utrecht; Obrechtstraat 8; tel.
privé: 030-2733566; E-mail privé: helenkoumans@hotmail.com.;
geass.
met M. van der Hage, E. Heyle en iVl. van Leuven; tel. prakt.: 030-
2291626; fax prakt.: 030-2290478; E-mail prakt.: bilthoven.dieren
kliniek@planet.nl.; medew. bij L.A.A. Hugcn; tel. prakt.: 030-6055747;
fax prakt.: 030-6014200; E-mail prakt.: hugen@worldonline.nl.

Lohuis, Dr. J.A.C.M.; 1985; U-1989; 5851 BWAfferden; Melingstraat
41; tel. privé: 0485-530408;
E-mail privé: jos.lohuis@home.nl.; d.;
Manager kwaliteits contrvaccins bij Intervet; tel. bur.: 0485-585335; E-mail
bur.: jos.lohuis@intervet.com.

Merwijk, L.J.H. van; 2001; 4175 ER Haaften; Enggraaf 22; tel. privé:
0418-591188; fax privé: 0418-591669; geass. met Mevr M.H. van

Merwijk-van Boxsel; tel. prakt.: 0418-591302; fax prakt.: 0418-591669;
E-mail prakt.: info@bata4en.nl.
(toev. als lid)

Nuyens, M.C.G.A.; 2003; 5421 ZP Gemert; Doonheide 40; tel. privé:
0492-362307; E-mail privé: maxnuijens40@hotmail.com.; medew. bij
N.RJ. Achten, M.C.M. Bossers, D.A.H. Brus, RJ.M. van Huiten, M.H.A.
van Kleef, F.T.M. Loomans, RJ.A.M. Pulskens, T
.J.J. van der Rijt, C.J.M.
Schouten, VS. Shankar, J.A.C. van Vuren en A.C.W. van der Wielen; tel.
prakt. : 0413-211350; fax prakt.: 0413-211495.
(toev. als lid)

Robben, Mevr. S.R.M.; 2004; 3584 DZ Utrecht; Cambridgelaan 225
k3; tel. privé: 030-2100031; tel. privé mobiel: 06-55510734; E-mail
privé : s.rm.robben@students.uu.nl.;
d.

Slettenhaar-Groeneveld, Mevr. E.; 2003; 3971 HC Driebergen
Nassaulaan 8 A; tel. privé: 0343-533663; E-mail privé: eveline.groene
veld@zonnet.nl.; medew. bij Mevr. E. Berghout en RA.L.M. Verstappen
tel. prakt.: 0343-512063; fax prakt.: 0343-577283.
(toev. als lid)

Smak, J.A.; 1966; 2971 XB Bleskensgraaf; Hofwegen 46; tel. privé
0184-694654;
E-mail privé: jansmak@cs.com.; r.d.

»Verhaak, Mevr. M.B.M.; 1994; B-3080 Tervuren; Merellaan 12
tel. privé: 0032-2-6884791;
E-mail privé: holthuis@skynet.be.; medew
bij F. deTroij; tel. prakt.: 0032-2-6570100.

Vroonland. C.T.M.; 1986; 1213 CA Hilversum; Gerard Doulaan 17
tel. privé: 035-6233743; E-mail privé: c.vroonland@wxs.nl.;
wnd.d.
free-Iance dierenarts-chirurg.

Wagenaar, Mevr. C.L.; 2003; 6523 NC Nijmegen; p/a Theresiaweg 3
tel. privé mobiel: 06-24272758; E-mail privé: c.lwagenaar@freeler.nl.
medew. bij J. de Deugd, W. van Erk, Mevr. A.E. van Horssen, RJ.H.M
Meeus, R. de Rooij, Mevr. C.RM. Valstar en S.RR. van Haesendonck; tel
prakt.: 0180-425253; fax prakt.: 0180-450122.
(toev. als lid).

Uw paard in topconditie

met PrimeVal Gelatinaat

Soepele gewrichten en sterke botten

PrimeVal Gelatinaat® is een voedingssupplement voor paarden.
Het bijzonder werkzame ingrediënt gelatinehydrolysaat is bouw-
stof voor kraakbeen, botten en hoeven. PrimeVal Gelatinaat® is
geschikt als complementaire behandeling en ter preventie van
klachten.

Meer informatie
en voor aanvraag
artsenbrochure:

PrimeVal BV
E-mail: info@primeval.nl
lnternet:www.primeval.nl
Fax: ( 31)0251 36 10 50
Tel. ( 31) 0251 36 10 55
Tel. (Benelux): ( 32) 070 22 55 50

PrimeVal Gelatinaat®,
voor:

ondersteuning bij artrose
sportpaarden, dekhengsten
drachtige merries
opgroeidende veulens
sterke hoeven en een mooie vacht
overbelaste en oudere paarden
preventie én behandeling

leder paard is PrimeVal waard

-ocr page 344-

Congressen &, Symposia

April

23 Voordracht georganiseerd door de
\'Samenwerkende Nederlandse Vete-
rinaire Acupuncturisten\'. Speaker: Cheryl
Schwartz DVM (U.S.A.). Programma
duurt van 10.00- 17.00 uur, waarna patiën-
tendemonstratie. Locatie: Hotel \'De
Biltsche Hoek\', de Holle Bilt 1. de Bilt
(www.valk.com) Kosten: 170,- euro, inclu-
sief lunch (SNVA leden 150,- euro). Meer
informatie: 030-666 11 67 (Geert Bijvoet)
of070-3 55 83 70 (MargrietMeijer).

13-16 OIE International conference on the control of infectious animal
diseases by vaccination in Buenos Aires, Argentina. Meer informatie
via www.oie.int oftelefonisch: 33 (0)144 15 1888.

28-May 2 2004 annual meeting \'Society for ancient medicine panel\';
American association for the history of medicine. Madison,
Wisconsin, USA. For conference details, see: http://www.
histmed.org/meetings.htm. Abstracts should be sent to: Professor
Julie Laskaris, Center for Hellenic Studies, 3100 Whitehaven St.,
N.W.. Washington, DC, 20008 (ore-mail: jlaskari(grichmond.edu).

Mei

6-7 66. Fachgespräch über Geflügelkrankheiten in Parkhotel Kronsberg,
Hannover-Messe statt. Info: Klinik für Geflügel, Hannover, tel. 49
(0)511 953 8778/79.

15 Vijfde Feline Symposium. Locatie: hoofdgebouw Faculteit der
Diergeneeskunde.

22 \'Dag van het Aangespannen Paard\', één van de grootste evenemen-
ten voor aangespannen paarden in Nederland! Locatie: terrein van
de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht. Kosten: de hele dag
gratis toegang en gratis parkeren. Informatie: www.dap.site.nl. E-
mail: DAP@vet.uu.nl. Telefoon: 030-2539423. Contactpersoon: A.
Wezenbeek.

20-23 Topics in Laboratory Animal Medicine. College of Veterinary
Medicine, North Carolina State University, Raleigh NC, USA. The
Charles Louis Davis Foundation, 6245 Formoor Lane, Gurnee, IL
60031-4757, USA, tel. 847-367-4359, fax: 847-247-1869, e-mail:
cldavisdvm@ameritech.net

23-26 Alltech\'s 20th International Feed Industry Symposium. 3031 Catnip
Hill Pike. Nicholasville, KY 40356, USA. Tel.: 1-859-885-9613.
fax: 1-859-885-6736. www.alltech.com, symposium(§ailtech.com

27-29 Charles Louis Davis, DVM Foundation. Eastern Europe Veterinary
Pathology Symposium. University of Belgrade, Belgrade, Serbia
I
Montenegro.

Vergaderingen &, Bijeenkomsten

April

19 Voorjaarsregiovergadering regio Zuid AUV Dierenartsencoöperatie,
Restaurant Molenwijk, Molenwijk 2, 5282 SH Boxtel. Aanvang
20.15 uur

Voorjaarsregiovergadering regio West AUV Dierenartsencoöperatie,
AC De Meern, Meerndijk 59, 3454 HP De Meern. Aanvang 20.15
uur

Ledenvergadering \'Samenwerkende Nederlandse Veterinaire
Acupuncturisten\'. Aanvang: 9.00 - 10.00 uur, waarna voordracht
Cheryl Schwartz. Locatie: hotel \'de Biltsche Hoek\', de Holle Bilt 1,
de Bilt (www.valk.com). Informatie: 030-666 1 1 67 (Geert Bijvoet).

23

Mei

11

13

Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur

Drielandendag van de GKZ in Luik.

Cursussen

April

22-23 PHLO-cursus Voedselveiligheid; Economische en Maatschappelijke
aspecten. Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail:
info(§phlo.wurnl. http://www.phlo.nl.
22/3-2/4 ESAVS postgraduate training programme Internal Medicine 11.
Location: Internal Medicine II. Information via website www.esavs.
net.

21

6 PAO-D cursus 04/204. Onderwerp; Voeding Rund Mod. 1. Rubriek:
Rund.

Mei

12-14 PAO-D cursus 04/901. Onderwerp: Adviesvaardigheden. Rubriek:
Algemeen.

13, 14 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. Inlichtingen: Bureau
PHLO, tel. 0317-484093, e-mail: info@phlo.wurnl. http://www.
phlo.nl.

maandag
maandag
maandag
maandag

15-05-2004
01-06-2004
15-06-2004
01-07-2004

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline")

26-04-2004
10-05-2004
24-05-2004
07-06-2004

\') Voor 10.00 uur \'s morgens.

Informatie Europees dierenpaspoort

De KNMvD houdt haar leden regelmatig op de hoogte over
de ontwikkelingen rondom het nieuwe dierenpaspoort. Deze
actuele informatie over dit Europese dierenpaspoort wordt
voornamelijk via nieuws e-mails verspreid. Deze informatie
kunt u nalezen op de website van de KNMvD onder:
[Actueel]; [Dierenpa.spoort].

Inschrijving open besturendag
KN MvD sluit 29 april a.s.

Het bestuur van dc KNMvD organiseert donderdag 13 mei a.s. een open
besturendag over:

\'toekomstige ondernemingsvormen\'

voor de praktijk en
voor de vleeskeuring\'

Deze bijeenkomst vindt plaats van 9.30 tot 16.30 uur in Boerderij
Mereveld te Utrecht.

Naast de besturen van groepen en regio\'s zijn ook de leden en studenten
van harte welkom. Aanmelding kan tot 29 april a.s. via de website iTiet
behulp van de link \'Inschrijven voor de Besturendag\'. Deze vindt u on-
der [Agenda]; [13 mei]; [KNMvD Besturendag 2004], Ook kunt u de
antwoordstrook uit het TvD van 15 maart jl. (pagina 207) invullen en op-
sturen.

Sprekers tijdens de Open besturendag 2004 zijn:

- Jason K. Aldiss, managing director Eville & Jones\', \'ondernemings-
vormen voor dierenartsen in RVV-verband (Practitioners)\'

- J.G. Klein Nulent, directeur Mediveen Groep/OPG Groep\', \'van distri-
butie naar retail in de pharmasector\'

Ross Tiffin, directeur Tartan Health Care Strategy en tevens oprichter
I Hill\'s Pet Nutrition in de UK: \'ondernemingsvormen voor praktijken
(franchise formule)\'
De dag wordt afgesloten door een plenair debat met de inleiders onder
voorzitterschap van L.J. den Otter, vice-voorzitter KNMvD.

In het kader van de erkenningsregeling zijn voor deze besturendag in-
middels scholingspunten bij het VKO aangevraagd.

-ocr page 345-

Otitis genezen
én voorkomen.

Daar hebt u
een doelgericht
duo voor.

Met uw deskundige advies én de juiste middelen, kan
otitis goed genezen en vaak zelfs voorkomen worden.
Surolan is de oplossing die zowel antibacterieel als
antimycotisch, jeukwerend als analgetisch werkt
tegen otitis en huidinfecties.
Otoclean werkt aanvullend en preventief. Deze
unieke alcoholvrije oorreiniger in hygiënische mono-
dosissen, reinigt de oren zacht maar grondig. Een
wekelijkse reiniging met Otoclean vermindert het
risico op otitis aanzienlijk.

Genezen met Surolan en preventief reinigen met
Otoclean: met zo\'n doelgericht duo worden honden
en katten optimaal beschermd!

f X .wEÈfe

i
I

Surolan

Otoclean®

voorkomt

Oorieinigingsmiddel voot honden en katten.
Otodologisclie oplossing-16 flesjes monodosis van 5 ml.
Somens^ling: Salicyzuui (2,32 mg), piopyleenglycol,
polyglycol, ethoxydiglycol, gweioigd woiet, glyceiine,
melkiuui, cucumis sotivus, (etrofio isioDdico, mimosa
tenuifloto, oliezuui.

Eigenschappen: OTOCIEAN® bevot kerotolyrische, oof-
smeer oplossende, veizochtende, hygienische en hydfo-
terende bestonddelen die het product biritengevumn
geschikt moken voor de hygiëne en vetzorging von de
uitwendige gehoorgang von hond en kot, doordot het de
gehoorgang vrijhoudt von vuil-, oorsmeer- ol secreet-

geneest

Somenstellirtg: miconozolnitioot, predn

polmyxine B-sulfoot

Diersoorten: hond en kal

Indicoties\' bacteriële otitis en deimotiti

doot StophyIcKCKm spp., Snepiocixm spp.,
Psevdonmos spp., Escbm coli\' mywfische oUtis en
dermatitis vemizookt doot Micwspowm spp.,
Trichophyton spp., Condido spp., Molossezio pcKhy^-
/iwfe (l^t^ospom pochyöemtis)
Dosering en wijze van toediening:
Oren: no het reinigen van de gehooigong, tweemool per
dog, enkele druppels Surolon in het oor aanbrengen.
Om een goede verdeling von het preporoot le veikirjgen,
dienen oor en gehoorgong goed gemasseerd te worden,
f
jgij; tweemool per dag worden enkele druppels
Surolon op de letsels oongebracht en goed ingewreven.
De behandelir>g moet zonder onderbreking gedurende
enkele dogen no het verdwijnen van de symptomen
voortgezet worden. In sommige gevallen kan een
behondeling von 2 ó 3 weken noodzakelijk zijn. Vooi
een nog longere behondeling roodpleeg uw diecenorts

Dosering: Gebruik 0T0CIEAN(Ë\' in beide gehoorgongen
von de hond resp. kot. Breng voldoende aon, oflionke-
lijk von de grootte van het dier: - Bij grote dieren moet
voor elk oor een flesje (5 ml) worden gebruikt. - Bij
middelgrote oi kleine dieren kan de inhoud van een
flesje over beide oren worden verdeeld.
Voorzorgsmaotregeien. Uitsluitend voot uitwendig
gebruik, vermijd contoct met de ogen. Beworen bene-
den 30X. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

..rrzs

M en status:« Nl 3153; UDA

Verdere informatie is verkrijgbaar bij:

Janssen Animal Health • Een divisie van Janssen-Cilag B.V.

Dr. Paul Janssenweg 150 • Postbus 90240 * 5000 LT Tilburg

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

..SM

-ocr page 346-

DAP Purmerend biedt ruimte voor een gezel-
schapsdieren dierenarts (m/v), met affiniteit
voor paarden.

in snel groeiend Purmerend staat een goed geoutilleerde
nieuwe kliniek met een zeer gevarieerd patiëntenaanbod
(eerste- en tweedelijns), twee gezelschapsdierendependan-
ces en een paardendependance. Ons enthousiaste team be-
staat uit vijftien personen, waarvan zeven dierenartsen.
Wegens het uittreden van één van onze collegae, kunnen wij
een fulltime baan bieden.

Wij vragen: teamgeest, flexibiliteit, goede contactuele eigen-
schappen en inzet. Verder, bereidheid in de regio te komen
wonen, bereidheid in de diersoortgerichte diensten te partici-
peren en bereidheid tot nascholing.

Wij bieden een gecertificeerde praktijk, goed overleg, goede
salariëring en secundaire arbeidsvoorwaarden en bij gebleken
geschiktheid en voldoende ambitie, goede toekomstperspec-
tieven.

Brieven richten binnen veertien dagen aan DAP Purmerend,
Purmersteenweg 13c, 1441 DK Purmerend. Of via
www.
dierenartsenpraktijkpurmerend.nl

u zoekt een waarnemer of personeel?

FlexVet beschikt over een uitgebreid
bestand van veterinair en paraveterinair
personeel voor zowel gezelschapsdieren
als landbouwhuisdieren.

Detachering en uitzending van dierenartsen en paraveterinair medewerkers

U bent primair Dierenarts

en geen Personeelsmanager!

Terwijl u zelf de aandacht bij het werk kunt houden zorgen wij o.a. voor:

- een snelle werving van medewerkers voor uw praktijk

- vervanging bij ziekte en verlof

- de verloning van uw medewerkers

- het werkgeverschap (pay-rolling)

- ziektebegeleiding en casemanagement

- outplacement.

Bel nu voor informatie met Jan Vlaar, 06 - 53 33 24 59 (dagelijks tot 20.00 uur) indien u een
praktijk hebt in Noord-Holland, Zuid-Holland of Utrecht. Hebt u een praktijk in een van de
andere provincies bel dan naar Henk Verbeek, 06 - 20 40 21 48 (dagelijks tot 20.00 uur).

info@loopbaanbemiddeling.nl
viww.loopbaanbemiddeling.nl

VERGUNNING ARBEIDSBEMIDDELING CBA/A 99,0295

Loopboonbemiddeling is een
onafhankelijke organisatie.
Een professionele
personeels-
manager die alle personele
aspecten voor organisaties en hun
medewerkers verzorgt

DE PERSONEELSDIENST VOOR DE D I E R E N A RT S P R A KT IJ K

-ocr page 347-

De kat haar vlooien onder controle...
...en u regelmatig de kat op controle.

PROGRAM Injectie is een unieke vorm van vlooienbe-
strijding voor katten die uitsluitend bij dierenartsen te
verkrijgen is. Eén injectie heeft een werkzaamheid van
maar liefst zes maanden. Dankzij de veilige werkzame
stof lufenuron kunt u kitteneigenaren de injectie vanaf
de eerste vaccinatie adviseren. Want vlooienproblemen
voorkomen is altijd beter dan bestrijden op het moment
dat er vlooien zijn. Slechts twee injecties per jaar bieden
een kat continu bescherming tegen vlooien. U kunt de
PROGRAM Injectie uitstekend combineren met andere
vaccinaties. Bovendien komt de kat na zes maanden
weer terug voor een nieuwe injectie, waardoor regel-
matige \'check ups\' mogelijk zijn. PROGRAM Injectie is
dus goed voor de katten én voor uw praktijk!

PROGRAM

Maakt vlooien het leven onmogelijk.

PROGRAM® 40 mg (lufenuron). R^. NL 9489- UDA/PROGRAM 80 mg (lufenufon). Reg, NL 9498- UDA. Indicatie: suspensie voor injectie voor het bestrijden van vlooien. Doeldier: kat. Dosering: 10 mg lufenuron per kg lichaamsgewicht bij subcutane
toediening. Contra-indicaties: niet bij honden gebruiken. Het excipients Polyvinylpyrrolidone (Povidon) is een substantie die bij honden een krachtige vrijgave van histamine veroorzaakt. Dientengevolge kan een ernstige reactie optreden bij honden; deze reactie
wordt niet bij katten waargenomen. Bijwerkingen: het product wordt door alle katten zeer goed verdragen maar kan pijn bij injectie veroorzaken. Het kan een voorbijgaande milde en niet pijnlijke

reactie op de plaats van injectie vertonen. Een enkele keer kan er lethargie (sloomheid) optreden gedurende een paar uren na injectie. Dil verschijnsel verdwijnt echter spoedig. ® Geregistreerd 11

handelsmerk van Novartis Ltd.. Bazel, Zwitserland. Verdere informatie zie bijsluiter of beschikbaar bij Novartis Consumer Health B.V. Animal Health Sector, Korte Hei 1-3. 4714 RD Sprundel. www.novartiS.com C NOVARTIS

-ocr page 348-

Wetenschap is nooit af_

In de collegezalen, laboratoria, werkkamers en restaurants van de

Universiteit Utrecht wordt over tal van vraagstukken nagedacht en

gediscussieerd. Dat leidt vaak tot nieuwe gezichtspunten.

Die opnieuw bediscussieerd, getoetst en doorgegeven worden.

Want onderzoek hoort bij onderwijs. En andersom. Het zijn de twee pijlers

waarop onze universiteit rust.

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines.
Op tal van terreinen werken deze nauw met elkaar samen. Juist op het
grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af.
Laat staan je eigen ontwikkeling.

DE UNIVERSITEIT UTRECHT
ZOEKT:

// Roulanten.

// Specialist in opleiding.

BEL VOOR EEN KOPIE VAN DE
VOLLEDIGE VACATURETEKSTEN
HET LOOPBAANCENTRUM
(030) 253 33 00.

OF KIJK OP:

www.uu.nl/vacatures

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in
deze open, gedreven en multidisciplinaire cultuur. In concreto gaat het om:

» ROULANTEN

De hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren is onderdeel van de faculteit der
Diergeneeskunde en omvat een opleidingsinstituut, een researchinstituut en een academisch
dierenziekenhuis. Jaarlijks vinden er circa 15.000 poliklinische consulten plaats en worden er
ruim 3.500 operaties verricht. Wij zijn per 1 september op zoek naar 6 roulanten die in
grote mate zelfstandig bijdragen aan de patiëntenzorg en in bescheiden mate aan het
onderwijs en het onderzoek van de hoofdafdeling. Wij zoeken dierenartsen die zijn
afgestudeerd in de differentiatierichting Geneeskunde van Gezelschapsdieren en bij
voorkeur enige ondenwijs- en praktijkervaring hebben. De omvang van de functie is 10/10.
Het brutomaandsalaris bedraagt maximaal € 2.179,-.

Zie www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst.
Meer informatie bij prof. dr. L.J. Hellebrekers, (030) 253 45 43.

» SPECIALIST IN OPLEIDING

De hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren van de faculteit der Diergeneeskunde
omvat een opleidingsinstituut, een researchinstituut en een academisch dierenziekenhuis.
Jaarlijks vinden er circa 15.000 poliklinische consulten plaats en worden er ruim 3.500
operaties verricht. Wij zijn per 1 september op zoek naar vier {tweedefase)specialisten
in opleiding voor de specialisatierichtingen Chirurgie, Dermatologie, Diagnostische
Beeldvorming en Interne Geneeskunde. U draagt in grote mate zelfstandig bij aan de
patiëntenzorg, het onderwijs en het onderzoek. Wij zoeken dierenartsen die minimaal een
jaar een internship hebben gevolgd of minstens twee jaar in een huisdierenpraktijk hebben
gewerkt onder supervisie van een erkend specialist. De omvang van de functie is 10/10.
Het brutomaandsalaris bedraagt maximaal € 2.283,-.

Zie www.uu.nl/vacatures voor de uitgebreide vacaturetekst.
Meer informatie: prof. dr. FJ. van Sluijs, Chirurgie, (030) 253 1591, dr. A. Willemse,
Dermatologie, (030) 253 16 81, dr. G. Voorhout, Diagnostische Beeldvorming,
(030) 253 12 51, prof. dr. J. Rothuizen, Interne Geneeskunde, (030) 253 16 92.

Geen acquisitie naar aanleiding van deze advertentie.

Universiteit Utrecht

-ocr page 349-

Bezoek ons op a«

Voorjaarsdagen voor

extra

beursaanbieding!

AN I MAL H EALTH

NIEUW VOOR HOND EN KAT
^ VIRBAC VET-COMPLEX

Superieure voeding
ontwikkeld met
farmaceutische
kennis en kunde

-ocr page 350-

Rimadyl

smakelijke tablenen

Smaakvol nieuws over pijnverlichting

®

• Werkt snel, is effectief en veilig

• Vermindert ontsteking en pijn

• Voor extra therapietrouw

RIMADYL.

SMAKELUKETABLETt

RIMADYL

SMAKELIJKE TABLET1

Tat vannndafinj van onlstaking 1
Dq nvnl acuta als chronische
aai
l^n van spieren en skelet en ti
Mitnplinfl van post-operatieva p|
raet
.blMbav.ial»eoial
bwöndjMJ: carprofen somt

carprofen

Rimadyl\' smakelijke tabletten • werkzame stof: carprofen: REG NL 10021, 1C022 en 10023 .diergeneesmiddel • doeldier;
hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet
en ter bestrijding van post-operatieve pijn . dosering: 4 mg/kg,dag verdeeld over twee doses. Om de pijnstillende en anti-
inflammatoire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl\' na 24 uur gevolgd worden
door Rimadyl" smakelijke tabletten in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen • toedieningsweg: oraal • toe-
dieningsvorm: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg • contraindicaties: niet gebruiken bij drachtige dieren . contraindi-
caties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulceratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bij overgevoe-
ligheid voor het product • Pfizer Animal Health, Postbus 37, 2900 AA Capelle a/d Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00.

Animal Health

Visie op gezondheid

PTizer Animal Health bv

Postbus 37 • 2000 .\\K Capelle a/cl Ussel

www.pfizerah.nl • secretariaaLahs@pfizer.c()m j

© 2004 Pfizer .\\nimal Health bv - Capelle a/d IJ.s.sel
® Merknaam Pfizer Inc., N.Ï., U.S.A.

-ocr page 351-

Deel 129 • Aflevering 9 • 1 mei 2004

Tijdschrift

Universiteit Utrecht
Bibliotheek Dferqeneesktindc

0 7 MEI 2004

WEEK

VANHEipUISDIER

Hernia inguinalis/scrotalis bij veulens. Een literatuurover-
zichi en bespreking van een bijzondere casus

Kan de homeopathie de toets der wetenschap doorstaan?

Raaigraskramp bij jongvee op een melkveebedrijf

Tulathromycine, een nieuw antibioticum voor landbouwhuis-
dieren

Autochtone babesiose bij de hond in Nederland?

Europees dierenpaspoort vervangt in juli 2004 Nederlandse
versie

Eerste nascholingscertificaat gezelschapsdieren uitgereikt

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 352-

#

ontwofmt poeslief!

de lekkere manier om te
ontwormen

Spoelwormen zijn schadelijk voor de kat,
hond, en gezin. Zeker bij kinderen (die hand-
jes wassen wel eens vergeten) kunnen ze
allergieën en astmatische klachten vererge-
ren, Huisdieren regelmatig preventief ont-
wormen met een effectief product is écht
noodzakelijk.
Flubenol Speciaal tabletten zijn
uitermate doeltreffend, maar bovendien zo
lekker dat het de routinematige ontworming
voor de kat of hond tot een echt feest maakt

I ■

I

88 mg flubendazol
per tablet

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 353-

Diergenees

Uitgegeven door de Koninl<lijl<e Nederlandse Maatschappij voor Diergeneesl<unde

Foto\'s cover: foto 3 uit artikel \'Hernia inguinalis/scrotalis bij veulens\' van M.A.
van der Velden en M.R. van der Harst en de foto van de uitreiking van het eerste
nascholingscertificaat gezelschapsdieren.

Deel 129
Aflevering 9
1 mei 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Overzichtsartikelen

Hernia inguinalis/scrotalis bij veulens. Een literatuuroverzicht en bespreking van een
bijzondere casus;
M.A. van der Velden en M. R. van der Harst

Wetenscha

Actua

301

302

303

305

306

307

308

309

310

310

311

311

311

312

313

314
314

Veterinair tuchtrecht

K-nijpend; / Boissevain
Opinie

Kan de homeopathie de toets der wetenschap doorstaan?; F.J. van Sluijs
Uit en voor de praktijk

Raaigraskramp bij jongvee op een melkveebedrijf; M. Holzhauer en A.C.C. Westerhout
Berichten en verslagen

Companion Animal Parasite Council (CAPC), USA; P.A.M. Overgaauw
Hill\'s European symposium on feline metabolic and endocrine diseases;J. Cajentaan
Symposium \'Healthy animals, healthy people\'; M. Leefiang
Activiteiten tijdens de Week van het Huisdier

Tulathromycine, een nieuw antibioticum voor landbouwhuisdieren; M. Morseit
Foto\'s bij Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra
Tweejaarverslag BBD over 2001 cn 2002;
A. Kamphuis

Jonge één- en tweepersoons huishoudens kiezen vaker ccn kat, bij gezinnen inet kinderen
is de hond populair

Autochtone babesiose bij de hond in Nederland?; D.J. Houwers, E. Tes/ce en F.Jongejan
Onderzoek naar dc genetische basis van agressief gedrag: golden retrievers gezocht
Beoordeling uitvoering PBB door erkende herkauwerdierenarts in april 2004 van start
QuickScan leidt tot effectieve BVD-aanpak
Jaarlijkse bijdrages erkenningen

Ingezonden

Homeopathisch bandelen op grond van kritisch onderzoek; L. Smit
Nog meer \'hommelopatische\'redeneringen;J.I Lumeij
Zorg CVMP betreffende fibrosarcoma te weinig onderbouwd; L. Hornix
Incidentie \'herkende en erkende casus\'; T. Kamphuis

285

286

294

295
298

I

VITAMINTHE®: MAKKELIJK EN SNEL ONTWORMEN

De voordelen van Vitaminthe

Werkt tegen spoel-, zweep-, haak- én lintwormen
Handige, makkelijk in te stellen doseerspuit
Al effectief bij eenmalige behandeling

Verkrijgbaar in: 5 ml (speciaal voor pups en kittens), 10 ml en 25 ml
Speciale consumentenfolders over het ontwormen van pups en
kittens én volwassen honden en katten beschikbaar

\\[ïrL>cic:

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformacie: Vitaminthe REG NL 2896. Per ml orale pasta: niclosamine 240 mg, oxibendazole 30 mg. Doeldieren: hond en kat.
Kanalisatie: Vrij. Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. vww.virbac.nl en info@virbac.nl

-ocr page 354-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter I

Dr E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr H.J. Breukink (Utreeht)
Prof dr R De Backer (Gent. België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. JA.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof. dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr A.Th. van \'t Klooster (Utreeht)
Prof dr F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utreeht)
Prof dr A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr JTh. van Oirschot (Lelystad)
Prof. dr. J. de Schepper (Gent. België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr E.Teske (Utrecht)
Mw. dr A.J. Venker-van Haagen (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. WJ Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.R van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77. Postbus 421.3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift(£/jknmvd.nl

3H

315

2

KNMv

Congressen en cursussen
PAOD

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30.
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

Maatschappijnieuws

Europees dierenpaspoort vervangt in juli 2004 Nederlandse versie;J. van l-ierten
Eerste nascholingscertificaat gezelschapsdieren uitgereikt
Bureau KNMvD gesloten op 14 en 21 mei

CCC-pagina

De publieksfolders...

Personalia
jubilea

Doorlopende agenda

316
318
321

319

320

321
321

324

Contents

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Review papers

Inguinal herniation in foals, literature review and a case report; M.A. van der Velden, and M. R. van der
Harst
 286

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Vcendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KN MvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per l okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per l ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this Journal are lisled in Current Contents/Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts, Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 355-

Uit

dd;

hoofdredactie:

Vertrouwen

Begin mei staat in het teken van herdenking en bevrijding. Naast de onthdkende natuur, die
zich in dit jaargetijde van haar mooiste kant laat zien, gaat de aandacht uit naar het begrip
vrijheid. De laatste tijd blijkt helaas maar al te vaak hoe betrekkelijk en broos deze vrijheid is.
De angst voor terroristische aanslagen en het toenemende geweld in de samenleving over-
heersen het nationale en internationale nieuws. Angst lijkt het vaak te winnen van vertrouwen.

Vertrouwen is een begrip waar je als mens maar zeker als dierenarts dagelijks mee wordt ge-
confronteerd. Als arts heb je een vertrouwensrelatie met patiënten en cliënten. Het is zaak om
daar uiterst zorgvuldig mee om te gaan, zoals ook uit de inhoud van dit Tijdschrift weer blijkt.
Het behoud van het in ons gestelde vertrouwen is nauw gelieerd aan het leveren van kwaliteit.
De eigen verantwoordelijkheid van de dierenarts voor de ontwikkeling van zijn kennis en
kunde staat daarbij voorop. Inzet van controle- en certificeringssystemen blijft een hulp-
middel om kwaliteit te bewaken, maar kan nooit een doel op zich worden.

Natuurlijk is transparant werken noodzakelijk. Elke afnemer heeft tenslotte het recht om te we-
ten hoe een dienst of product tot stand komt en wordt geleverd. Sinds twee weken dienen fabri-
kanten binnen de EU, op de etiketten van hun voedingsmiddelen aan te geven of er hij de pro-
ductie ook genetisch gemodificeerde grondstoffen zijn gebruikt. Ook lijkt binnen de EU geen
behoefte aan genetisch geknutselde dieren, hoewel een importverbod op bijvoorbeeld de in de
media beschreven fluorescerende visjes, momenteel helaas niet bestaat. Dat de Europese con-
sument kennelijk afi\\\'ijkt van de Amerikaanse is realiteit.

Toch zullen we er voor moeten zorgen niet achterop te raken. Het initiatief van Nederlandse
wetenschappers, om met een bundeling van krachten vanuit Wageningen, Holland Genetics en
de NZO, meer inzicht te krijgen in de genetische achtergrond van melk, moet worden toege-
juicht. Nederland participeert niet in het Bovine Sequencing Project, maar kan op deze wijze
mogelijk als zuivelland wel met vertrouwen naar de toekomst kijken. De productie van hoog-
waardige voedingsmiddelen met toegevoegde waarde kon wel eens van levensbelang zijn voor
de agrarische sector in ons land.

In deze aflevering van het Tijdschrift komt de diversiteit binnen onze beroepsgroep prima tot
uiting. Naast een wetenschappelijke bijdrage over de Hernia inguinalis hij veulens, en een
eveneens praktijkgericht artikel over Raaigraskramp hij jongvee, geeft prof dr FJ. van Sluijs
een heldere opinie over homeopathie en wetenschap. Ook onder Berichten cè Verslagen staan
interessante bijdrages, zoals de waarschuwing voor Babesiose bij honden in Nederland (zon-
der buitenland anamnese).

Al met al heb ik het volste vertrouwen dat dit Tijdschrift de lezer weer genoeg stof tot nadenken
geeft.

J. T. Siebinga

I

Diergenees

LH^tl\'

-ocr page 356-

Hernia inguinalis/scrotalis bij veulens.

Een literatuuroverzichten bespreking van een bijzondere casus

M.A. van der Velden\' \' en M.R. van der Harst\'

Overzichtsartikel

Samenvattinc

Aan de hand van een literatuuroverzicht wordt een be-
schrijving gegeven van het voorkomen, de verschijnselen
en de behandelingsmogelijkheden van de verschillende
vormen van hernia inguinalis/scrotalis bij veulens.
Daarna wordt als bijzondere casus een zes weken oud
merrieveulen met een reponibele hernia inguinalis be-
schreven.

Summary

Inguinal herniaton in foals, literature review and a case
report

A literature review is given concerning the occurrence, clinical signs and
possible treatment of the different types of inguinal herniation in foals. A six-
week old filly with a reducible inguinal hernia is described in detail.

Inleiding

De hernia inguinahs/scrotalis is een regelmatig voorko-
mende hernia, zowel bij hengstveulens als ook bij volwassen
hengsten. Bij de veulens is de hernia scrotalis aangeboren en
de breukinhoud vrijwel altijd reponibel (5, 9). Bij de verkre-
gen hernia inguinalis van de volwassen hengst daarentegen
treedt bijna altijd incarceratie van de breukinhoud op (5, 17).
Zowel bij de reponibele hernia scrotalis van het veulen als
ook bij de ingeklemde hernia inguinalis van de volwassen
hengst is de inwendige breukzak i.e. de tunica vaginalis in-
tact. Met name bij pasgeboren hengstveulens kan echter ook
een hernia in de lies aangetroffen worden waarvan de inwen-
dige breukzak gescheurd is (4, 13,18).
In dit artikel wordt eerst een literatuuroverzicht gegeven met
betrekking tot de verschillende vormen van lies-/zakbreuken
bij veulens. Daarna wordt als case report een zes weken oud
merrieveulen met een hernia inguinalis beschreven.

Literatuuroverzicht

Na de navelbreuk is de liesbreuk de meest voorkomende uit-
wendige hernia bij veulens en volwassen paarden (3,4, 5, 9,
11, 17, 20). Het voorkomen ervan wordt steeds gekoppeld
aan mannelijke dieren: hengstveulens en volwassen heng-
sten. Bij gecastreerde dieren immers is de processus vagina-
lis geoblitereerd, bij vrouwelijke dieren geheel afwezig (3,

Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard. Faculteit der Diergeneeskunde, Discipline
Heelkunde. Universiteit Utrecht.
\' Correspondentie: M.A. van der Velden. Universiteit Utrecht, Faculteit der
Diergeneeskunde. Hoofdafdeling Gezondheidszorg Paard, Discipline Heelkunde,
Yalelaan 12. 3584 CM Utrecht, Nederland

Tel: 030-2531350. Fax: 030-2537970, E-mail: m.a.vandervelden(qivet.uu.nl

1), Toch zijn er wel gevallen bekend van hernia inguinalis bij
ruinen (1,2,19). Ook is het voorkomen van een hernia ingui-
nalis bij een merrie beschreven (14).

Wanneer darmen vanuit de buikholte via de vaginale ring het
cavum vaginale binnendringen, is er sprake van een hernia
inguinalis of liesbreuk (4, 5). Meestal wordt deze benaming
gebruikt zolang de breukinhoud niet verder komt dan het
lieskanaal en de scrotumhals. Wanneer de breukinhoud ver-
der zakt en wel tot op de bodem van het scrotum, spreekt
men doorgaans van een hernia scrotalis of zakbreuk (4, 5).
Het verschil tussen de hernia inguinalis en scrotalis is dus
slechts gradueel. Bij beide is de uitwendige breukzak de huid
van de lies dan wel het scrotum, de inwendige breukzak de
tunica vaginalis en de breukpoort de anulus vaginalis (vagi-
nale ring). De breukinhoud bestaat vrijwel altijd uit dunne
darm (3,5,20).

Hernia scrotalis

Een hernia scrotalis wordt vooral gezien bij pasgeboren
hengstveulens (3, 4, 5, 11, 20). Dit hangt samen met het feit
dat bij het hengstveulen de testikels in het kader van de des-
census testiculorum tussen de 270^ en 300^^ dag van de
dracht de vaginale ring passeren. Bij de geboorte liggen ze
nog in het lieskanaal of al net daarbuiten. Bij het pasgeboren
veulen is het extra-abdominale deel van het gubernaculum
nog sterk verdikt, waardoor de vaginale ring en het lieska-
naal nog erg wijd zijn (11, 21). Wanneer in de eerste le-
vensdagen het maagdarmkanaal zich gevuld heeft, kunnen
dunne-darmlissen de vaginale ring en het lieskanaal passe-
ren, hetgeen uiteindelijk resulteert in een hernia scrotalis
(Figuur 1 en 2). Deze \'aangeboren\' zakbreuk treedt meestal
éénzijdig op, en dan vaker aan de linker- dan aan de rechter-
kant, maar het wordt ook wel beiderzijds gezien (5, 11).
De breukinhoud is bijna altijd reponibel. Na manuele reposi-
tie zakt de breukinhoud in de regel weer snel terug in het
scrotum (5, 11). Omdat er geen passagebelemmeringen op-
treden, zijn de veulens niet algemeen ziek; ze drinken nor-
maal, zijn levendig en attent. Soms tonen ze wel eens wat ko-
liekverschijnselen. Deze worden veroorzaakt door tractie
aan het mesenterium van de in het scrotum gezakte darmde-
len. Vaak lost het veulen dit zelf op door enige tijd op de rug
te gaan liggen, zodat de darmen wat terugzakken in de buik-
holte en de tractie aan het scheil weer minder wordt (5).
In de eerste levensmaanden wordt het lieskanaal aanzienlijk
nauwer. Daardoor trekt de hernia scrotalis in de eerste drie tot
zes levensmaanden bij 85-90 procent van de gevallen vanzelf
weg, ook wanneer de betreffende scrotumhelft aanvankelijk
fors in omvang was toegenomen (3,5,11,20). Spontaan her-
stel zou bevorderd worden wanneer de eigenaar de breukin-
houd regelmatig terugbrengt in de buikholte (5, 20). Deze
herhaalde handeling heeft nog een ander voordeel, namelijk
dat wanneer er onverhoopt toch afklemming van de darm op-
treedt, dit tijdig wordt onderkend, zodat het veulen snel voor
chirurgische behandeling kan worden doorverwezen.
In principe worden de jonge veulens met een reponibele zak-

-ocr page 357-

breuk vooralsnog dus niet geopereerd. Wanneer ecliter op
een leeftijd van ruim zes maanden de hernia nog duidelijk
aanwezig is en niet meer kleiner wordt, moet deze chirur-
gisch gecorrigeerd worden (5,20).

De operatie, die verricht wordt aan het liggende dier onder
algehele anesthesie, wordt op een vrijwel uniforme wijze uit-
gevoerd en heeft een gunstige prognose (5,20).
Ter hoogte van de uitwendige liesopening worden achtereen-
volgens gekliefd de huid, subcutis en fascia scrotalis.
Vervolgens wordt stomp verder geprepareerd de diepte in.
De daar verlopende grote bloedvaten (takken van de A. en V
pudenda externa) worden zoveel mogelijk gespaard.
Wanneer de met tunica vaginalis omgeven zaadstreng be-
reikt is, wordt deze rondom losgemaakt. Door vervolgens
daaraan voorzichtig te trekken, wordt de gehele tunica vagi-
nalis met daarbinnen de zaadstreng met testikel en eventueel
de gehernieerde darmen (dus de gehele inwendige breukzak
met inhoud) losgetrokken uit het scrotum. Het ligamentum
scroti, het restant van het extra-abdominale deel van het gu-
bernaculum, moet meestal met de schaar of het scalpel ge-
kliefd worden. Een daar sotns aanwezige arterie moet apart
geligeerd worden. Nadat de gehele inwendige breukzak naar
buiten is gebracht, worden de daarin nog aanwezige darmen
teruggemasseerd in de buikholte. Vervolgens wordt een be-
dekte castratie uitgevoerd, waarbij de zaadstreng met daar-
omheen de tunica vaginalis zo hoog mogelijk wordt geli-
geerd en gekliefd. De zaadstrengstomp wordt in het
lieskanaal gebracht en daaroverheen wordt de uitwendige
liesopening gesloten. Tenslotte wordt, eventueel na aanleg-
gen van een drain, de operatiewond gesloten.
Het dier wordt dus in ieder geval éénzijdig, dat wil zeggen
aan de kant van de hernia, gecastreerd. Omdat de omvang
van het lieskanaal mede genetisch bepaald wordt, is het on-
gewenst om dieren die op jonge leeftijd een zakbreuk hebben

gehad voor de fokkerij te gaan gebruiken (3). Daarom wordt
direct in aansluiting op de herniorrhaphie vaak ook de an-
dere testikel verwijderd. Wanneer een hengst ter castratie
wordt aangeboden en bekend is dat het dier als veulen een
hernia scrotalis heeft gehad die spontaan is weggetrokken,
inoet de castratie beslist niet onbedekt gebeuren wegens een
verhoogd risico op een postoperatieve darmprolaps (3).

In meer recente literatuur is beschreven dat veulens met een
reponibele hernia scrotalis al op veel jongere leeftijd behan-
deld kunnen worden door middel van een \'testikel-sparende\'
laparoscopische ingreep (7). Nadat de darmen manueel zijn
teruggebracht in de buikholte wordt via laparoscopic de va-
ginale ring door het aanbrengen van een aantal nietjes zoda-
nig verkleind, dat de zaadstreng nog wel ongehinderd kan
passeren maar er geen darmen meer kunnen intreden. In
onderhavige gevallen wordt de ingreep beiderzijds verricht.
Aan de eigenaars wordt geadviseerd om deze dieren later
niet voor de fokkerij te gebruiken en ze op een gegeven mo-
ment dus toch te laten castreren.

Ruptured inguinal hernia

Bij pasgeboren hengstveulens is in de liesstreek soms een
hernia aanwezig waarbij de breukinhoud niet in het cavum
vaginale ligt en dus ook niet omgeven is door een inwendige
breukzak i.e. de tunica vaginalis (3, 4, 5, 6, 13, 18). De
breukinhoud, die vrijwel altijd bestaat uit meerdere jejunum-
lissen, ligt subcutaan en dus direct onder de huid (Figuur 3).
Er is een veulen beschreven waarbij de breukinhoud bestond
uit een deel van het colon ascendens (7).
Deze hernia ontstaat hoogstwaarschijnlijk al tijdens de ge-
boorte (18). Op het moment dat het veulen het geboorteka-
naal passeert, wordt door de druk die op dat moment op het
buikje van het veulen wordt uitgeoefend, een dunne-darmlis
door de wijde vaginale ring in het cavum vaginale in het lies-
kanaal geperst. Door de plotselinge drukstijging en de nog
beperkte ruimte in de nog weinig ontwikkelde processus va-
ginalis scheurt de tunica vaginalis kapot. De dunne-darm lis-

-ocr page 358-

sen verlaten het cavum vaginale en breiden zich steeds ver-
der uit onder de huid in de liesstreek. Daar ontstaat dan een
steeds groter wordende zwelling in de vorm van \'een zak met
darmen\'. Men spreekt in dit geval van een ruptured inguinal
hernia, een liesbreuk waarbij direct na het intreden van de
darin de inwendige breukzak gescheurd is (4,5,18).

De hernia is vaak al zichtbaar op de eerste levensdag {7, 13,
18). De zwelling in de lies kan vrij snel groter worden (Foto
1). De zwelling lijkt niet pijnlijk te zijn. Soms is de peristal-
tiek van de subcutaan gelegen darmen zichtbaar als een wat
golvende beweging van de bedekkende huid.

Door de subcutane uitbreiding van de darmen scheurt het
losmazige onderhuidse bindweefsel over een steeds groter
gebied kapot, waardoor de bloedvoorziening van de over de
darmen liggende huid verstoord raakt. Deze huid wordt eerst
koud en wat oedemateus, en in de daarop volgende dagen
uiteindelijk volledig necrotisch. De in het kader van de dia-
gnostiek belangrijkste bevinding is dat de breukinhoud niet
is terug te brengen in de buik, ook niet wanneer het veulen
met de achterbeentjes uit elkaar is neergelegd. Dit is niet het
gevolg van afklemming van de darmen, maar van het feit dat
de darmen niet door de ongeopende huid heen zijn terug te
manipuleren naar het cavum vaginale en vervolgens via het
lieskanaal naar de buikholte. Het veulen ontwikkelt geen
ernstige ziekteverschijnselen. Het is wel te sloom en kan
door tractie aan het mesenterium in meer of mindere mate
koliekerig zijn (7, 13, 18).

Wanneer een ruptured inguinal hernia is geconstateerd, moet
het veulen doorgestuurd en geopereerd worden. Uitstel van
de operatie doet de kans op necrotisering van de huid toene-
men, waardoor complicaties bij de genezing van de operatie-
wond kunnen ontstaan (18).

De operatie wordt uitgevoerd aan het liggende veulentje on-
der algehele anesthesie (6,18).

De operatie begint met het voorzichtig klieven van de huid in
de lies, waarna de direct daaronder gelegen darmen zichtbaar
worden (Foto 2). Bij het lieskanaal wordt het testikeltje opge-
zocht en verwijderd na klieven van het bijbalbandje. Er wordt
dus nu een onbedekte castratie gedaan. De randen van de
scheur in de tunica vaginalis worden met vaatklemmen ge-
fixeerd. Dan worden de darmen daardoorheen teruggebracht in
het cavuin vaginale en vervolgens via het lieskanaal gerepo-
neerd tot in de buikholte. Vaak inoet de scheur in de tunica va-
ginalis vergroot worden tot in de vaginale ring om de repositie
mogelijk te maken. Na de repositie van de darinen wordt de tu-
nica vaginalis rondom losgemaakt, geligeerd en geamputeerd.
Over de stomp heen wordt de uitwendige liesopening gesloten.
Tenslotte worden de subcutis en huid gehecht. In de subcutaan
gelegen holte wordt een penrose-drain aangelegd (6,18).
In een studie van veertien pasgeboren veulens, die geope-
reerd waren wegens een ruptured inguinal hernia, herstelden
zeven veulens vlot zonder complicaties. De andere zeven
stierven of werden geëuthanaseerd vanwege een recidief
hernia (N=l), postoperatieve ileus (N=3), bronchopneumo-
nie(N=3)(18).

Ook in geval van een ruptured inguinal hernia is succesvolle
behandeling via laparoscopic mogelijk (7). Als het testikeltje
de vaginale ring al gepassseerd is, kan deze laatste zonder
meer verkleind worden. Wanneer het testikeltje nog in de
buikholte ligt, blijkt het mogelijk te zijn deze door de vagi-
nale ring heen te manipuleren tot in het lieskanaal en daarna
dan de vaginale ring te vernauwen.

-ocr page 359-

Een ruptured inguinal liernia wordt dus het meest frequent
gezien bij pasgeboren liengstveulens. Het voorkomen ervan
is echter ook beschreven bij één tot vier maanden oude veu-
lens (7, 11), bij volwassen hengsten (8, 15, 19) en zelfs bij
een ruin (19). De in de literatuur vermelde Shetlandmerrie
met een liesbreuk (14) had volgens de beschrijving een rup-
tured inguinal hernia.

Inguinal rupture

Bij een zogenaamde inguinal rupture is er een scheur ont-
staan in de fascia transversalis en het peritoneum boven de
inwendige liesopening maar naast de vaginale ring (4, 11,
18, 19). Een dunne-darmlis verlaat door deze scheur de buik-
holte, zakt door het lieskanaal heen naast de intacte tunica
vaginalis en breidt zich vervolgens subcutaan uit in de lies-
streek (Figuur 4).

Deze hernia is het gevolg van uitwendig trauma, waarbij
plotseling van buiten afdruk wordt uitgeoefend op de buik-
wand in de lies. Dit kan op iedere leeftijd gebeuren en een in-
guinal rupture wordt dus gezien zowel bij veulens als bij vol-
wassen dieren (11,15, 19).

De uitwendig zichtbare zwelling manifesteert zich op de-
zelfde manier als die bij een ruptured inguinal hernia. Als ge-
volg van het trauma kunnen ook nog huidbeschadigingen
aanwezig zijn. Vaak, en dan vooral bij volwassen hengsten,
treden er nu wel passagebelemmeringen op in de geherni-
eerde darm, waardoor koliekverschijnselen ontstaan en de
algemene toestand van het dier verslechtert (15,19).

Een dier met een inguinal rupture wordt aangeboden als pa-
tiënt met een plotseling ontstane zwelling in de liesstreek,
samengaand met meer of minder ernstige koliekverschijnse-
len en achteruitgang van de algemene toestand. Op grond
van deze symptomen en verdere bevindingen wordt de waar-
schijnlijkheidsdiagnose hernia inguinalis incarcerata gesteld
en besloten tot chirurgische behandeling. Tijdens de operatie
blijkt wat er precies aan de hand is. Er wordt dan verder naar
bevind van zaken gehandeld: castratie, al of geen darmresec-
tie, repositie van de darmen, sluiting van de uitwendige lies-
opening (15,19).

Casuïstiek

Ziektegeschiedenis

Aan de discipline Heelkunde van de Hoofdafdeling
Gezondheidszorg Paard (HGP) werd een zes weken oud dra-
ver-merrieveulen aangeboden ter behandeling van een lies-
breuk. Twee weken na de geboorte had de eigenaar een zwel-
ling waargenomen in de linker lies. Omdat in de loop van de
daarop volgende weken de zwelling in omvang toenam,
heeft de eigenaar zijn dierenarts geconsulteerd. Deze kwam
na onderzoek van het veulen tot de conclusie dat er sprake
was van een reponibele liesbreuk, waarvan het veulen verder
geen hinder leek te hebben. Na telefonisch overleg met de
HGP is besloten het veulen door te sturen voor operatieve
behandeling.

Klinisch onderzoek

Bij aankomst in de kliniek was het veulen levendig en attent.
In de linker lies was een vuistgrote zwelling zichtbaar. Deze
voelde zacht aan en was niet pijnlijk. De zwelling bleek in-
houd te bevatten, die gemakkelijk was terug te brengen in de
buikholte. Daarna was een opvallend wijd (ongeveer 3 bij 10
cm) lieskanaal te voelen. Na beëindiging van deze manipula-
tie vulde de zwelling zich weer snel. Vergelijking met de
rechter zijde leerde dat ook daar een zeer wijd lieskanaal
aanwezig was. Bij het verdere algemeen klinisch onderzoek
werden geen andere afwijkingen aan het veulen waargeno-
men. De door de praktiserende collega gestelde diagnose re-
ponibele hernia inguinalis werd door ons bevestigd. Bij een
beperkt routinematig bloedonderzoek werden evenmin af-
wijkingen geconstateerd. Het hemoglobinegehalte bedroeg
9,2 mmol/l, de hematocrietwaarde 0,39 L/L en het totaal
aantal leukocyten 11,4 G/L. In overleg met de eigenaar werd
besloten de hernia chirurgisch te behandelen.

Chirurgische behandeling

Pre-operatief kreeg het veulen flunixine meglumine\' (0,01
mg/kg, IV) en ampicilline^ (20 mg/kg, IV). Na premedicatie
met detomidine^ (0,01 mg/kg, IV) werd de algehele anesthe-
sie ingeleid met midazolam\'\' (0,06 mg/kg, IV) en ketamine\'
(2,2 mg/kg, IV), en vervolgens onderhouden met isofluraan"
in 100 procent zuurstof Het veulen werd gedurende de ge-
hele onderhoudsfase kunstmatig geventileerd. Bewaking
van de anesthesie gebeurde door middel van electrocardio-
grafie, capnografie, pulse-oxymetrie, invasieve bloeddruk-
meting en controle van de arteriële pH, PaC02 en Pa02 (ar-
teriële kooldioxide- en zuurstofspanning).
Het veulen werd gepositioneerd in rechter zij ligging. Het
linker achterbeen werd in gebogen en geabduceerde stand
gefixeerd. Het operatiegebied werd op de gebruikelijke
wijze voorbereid (Foto 3).

Ter hoogte van de uitwendige liesopening en het bovenste
gedeelte van de breukzak werd een snede gemaakt door de

\' Finadyne®. Schering-Plough Animal Heallh. Brussel. België.
\' Ampi2000®. Aesculaap.BV, Boxtel. Nederland
^ Doniitor®, Pfizer Animal Health, Capelle a/d Ussel, Nederland.

Midazolam, Apotheek Diergeneeskunde, Utrecht, Nederland.
5 Narketan 10®, Chassot, Vught, Nederland.
^ Isqfluraan®, PharmachemieBV, Haarlem, Nederland.

-ocr page 360-

huid, subcutis en de direct daaronder liggende dunne fascie
(die bij het mannelijk dier bekend is als fascia scrotalis).
Vervolgens werd stomp de inwendige breukzak, i.e. de peri-
toneale binnenbekleding van de breukzak, geheel rondom en
tot op de uitwendige liesopening vrij geprepareerd. Enkele
grote bloedvaten werden geligeerd, de kleine alleen ge-
kneusd. De inwendige breukzak werd in het meest distale ge-
deelte voorzichtig geopend (Foto 4). In de breukzak lagen
enkele dunne-darmlissen, die een volkomen normaal aspect
hadden. Ze konden gemakkelijk teruggebracht worden in de
buikholte. Lateraal aan de binnenzijde van de inwendige
breukzak werd toen een plooitje zichtbaar, dat erg veel leek
op het distale gedeelte van een abnormaal lang ligamentum
caudae epididymidis (het bijbalbandje), zoals dat bestaat bij
abdominaal cryptorchide hengsten. Voorzichtig werd aan dit
plooitje getrokken. In beeld verschenen toen het linker ova-
rium en een gedeelte van de linker uterushoorn. Beide kon-
den tot buiten de uitwendige liesopening gebracht worden
(Foto 5). Nadat het ovarium en de uterushoorn weer terugge-
bracht waren in de buikholte werd de inwendige breukzak
geligeerd (polyglactin 910\', USP 1) en geamputeerd ter
hoogte van de uitwendige liesopening. De uitwendige lies-

^ Vicryl®. Ethicon. Somerville. New Jersey.
8 Monocr\\\'l®, Ethicon, Somerville. NewJersev.

opening werd over de stomp van de inwendige breukzak
heen gesloten met vijf onderbroken knoophechtingen (poly-
glactin 910, USP 1). De fascia scrotalis en subcutis werden
gesloten met een eenvoudige doorlopende hechting (poly-
glactin 910, USP 2-0) en de huid met onderbroken knoop-
hechtingen (poliglecaprone\', USP 2-0).

Postoperatieve verloop er\\ nabehandeling
Na de operatie herstelde het veulen goed. Bij herhaald alge-
meen klinisch onderzoek werden geen afwijkingen gevon-
den. Wel ontwikkelde zich ter plaatse van de operatiewond in
de lies een geleidelijk groter wordend seroom. Nadat dit
eerst op de vierde en vijfde postoperatieve dag was gepunc-
teerd en leeggezogen, werd het uiteindelijk op de zesde dag
geopend en gedraineerd. In de daarop volgende dagen werd
de zwelling steeds kleiner. Twee weken na de operatie is het
veulen weer naar huis gegaan. Bij telefonische informatie
drie maanden later meldde de eigenaar dat het veulen prima
in orde was.

Discussie

Aangaande het benoemen van de verschillende vormen van
hernia\'s in de liesstreek bij het paard heeft lange tijd ondui-
delijkheid bestaan. In het algemeen wordt onder een lies-
breuk, de hernia inguinalis, verstaan die hernia waarbij de
breukinhoud zich bevindt in het cavum vaginale ter hoogte
van het lieskanaal en uitwendige liesopening. Wanneer de
breukinhoud verder zakt, en wel tot onderin het scrotum, ge-
bruikt men meestal de term zakbreuk of hernia scrotalis (4,
5). Een duidelijk onderscheid tussen beide is niet aan te ge-
ven. In de literatuur wordt in geval van een hernia bij de vol-
wassen hengst altijd gesproken over een hernia inguinalis,
terwijl bij het veulen beide benamingen gehanteerd worden
(3,4,5).

Zowel bij de hernia inguinalis als bij de hernia scrotalis be-
vindt de breukinhoud zich in het cavum vaginale en is dus
geheel omgeven met tunica vaginalis. Deze laatste vormt fei-
telijk de inwendige breukzak. Een vergelijkbare hernia komt
als zakbreukje ook voor bij kleine jongetjes en wordt dan be-
noemd als een indirecte hernia (4, 15, 18). Daarnaast kent
men bij oudere mannen een zogenaamde directe hernia in-
guinalis. In dat geval ligt de breukinhoud niet in het cavum
vaginale maar daarnaast (4,15,18). Dit heeft ertoe geleid dat

-ocr page 361-

in de veterinaire literatuur de term directe hernia inguinalis
gebruikt werd voor het benoemen van die liesbreuken waar-
bij de breukinhoud buiten het cavum vaginale ligt. De hernia
inguinalis/scrotalis bij de hengst en het hengstveulen zijn
dan indirecte hernia\'s. Er is echter een essentieel verschil
tussen de directe hernia inguinalis bij de mens en die bij het
paard. Bij de mens is de breukinhoud omgeven door een in-
wendige breukzak die bestaat uit peritoneum en fascia trans-
versalis. In het lieskanaal en scrotum bevinden zich dan dus
twee met peritoneum beklede zakjes, de processus vaginalis
met daarin de zaadstreng en testikel, en daarnaast nog een
apart zakje met darmen (Figuur 5). Bij het paard echter zijn
de gehernieerde darmen niet omgeven door peritoneum,
maar liggen ze direct onder de huid. Dit heeft ertoe geleid dat
de in het verleden vaak gebezigde term directe hernia thans
niet meer wordt gebruikt (4, 17, 18).

De term ruptured inguinal hernia wordt gebruikt in die ge-
vallen waarbij een scheur aanwezig is in de tunica vaginalis
(4, 5, 7, 18). Deze hernia ontstaat doordat een darm in het
lieskanaal dringt binnen de tunica vaginalis, en dus op de-
zelfde manier als die waarop de echte hernia inguinalis ont-
staat. Doordat echter vervolgens de tunica vaginalis scheurt,
verlaten de darmen het cavum vaginale weer en komen ze
onder de huid te liggen. Er is dus sprake van een hernia in-
guinalis, waarbij de inwendige breukzak gescheurd is.
De term inguinal rupture wordt gereserveerd voor die geval-
len waarbij een scheur is ontstaan in het peritoneum en de
fascia transversalis van de buikwand, en wel ter hoogte van
de inwendige liesopening (4, 5, 18). Door deze scheur zak-
ken darmen in het lieskanaal naast de processus vaginalis, en
na dit gepasseerd te hebben breiden ze zich eveneens verder
uit onder de huid in de lies.

De ruptured inguinal hernia wordt het meest gezien bij pas-
geboren hengstveulens en is dan ontstaan tijdens de geboorte
(18). Spontaan herstel, zoals bekend is bij de reponibele her-
nia scrotalis, treedt hier nooit op. Door de subcutane uitbrei-
ding van de darmen en de daardoor veroorzaakte verscheu-
ring van het losmazige onderhuidse bindweefsel, wordt de
dunne huid in de lies snel necrotisch. Dit betekent dat het
veulen nog geopereerd moet worden op de dag waarop deze
hernia is gediagnostiseerd, hetgeen doorgaans betekent
reeds op de eerste tot derde levensdag. Het belangrijkste
onderscheid tussen deze ruptured inguinal hernia en de her-
nia scrotalis is dat bij de eerste de breukinhoud niet reponibel
is en bij de tweede wel (18). De prognose van de conventio-
nele operatie is vrij gunstig (6, 13, 18), die van de laparosco-
pische behandeling goed (7).

In de literatuur is één geval bekend van een liesbreuk bij een
merrie. Dit betrof een volwassen Shetlandpony met een rup-
tured inguinal hernia (14).

Het hier als casus beschreven merrieveulen was zes weken
oud en had een echte reponibele hernia inguinalis. Opval-
lend bij dit veulen waren de zeer wijde lieskanalen, waarbij
het rechter lieskanaal net zo wijd was als het linker. Bij het
jonge hengstveulen zijn de lieskanalen ook wijd, maar ze
vernauwen zich zodra de testikels gepasseerd zijn. Hierdoor
trekken de meeste lies-/zakbreuken vanzelf weg en is er geen
reden om een dergelijk dier al op jonge leeftijd te opereren.
Omdat bij het onderhavige merrieveulen niets te voorspellen
was over spontane vernauwing van de lieskanalen en de
breuk geleidelijk aan nog steeds meer in omvang toenam,
werd het niet verantwoord geacht om af te wachten hoe één
en ander zich verder zou ontwikkelen, maar werd besloten
het veulen te opereren.

Omdat liesbreuken bij merries in feite vrijwel onbekend zijn
en dit veulen abnormaal wijde lieskanalen had, rees enige
twijfel over het precieze geslacht van het dier, dat alle ken-
merken van een merrieveulen vertoonde. Daarom werd tij-
dens de operatie de inwendige breukzak geopend, niet zo-
zeer om de darmen te bekijken (er was geen enkele reden te
bedenken waarom deze afwijkend zouden zijn) maar om te
zien of er bij de lies aanwijzingen zouden zijn vooreen inter-
sex. In het laterale deel van de binnenzijde van de inwendige
breukzak was een plooi zichtbaar, die sterk deed denken aan
het ligamentum caudae epididymidis (het bijbalbandje) van
de cryptorchide hengst. Wanneer de testikel volledig is afge-
daald, is dit ligament erg kort. Bij cryptorchide hengsten is
het lang en zeker wanneer er sprake is van abdominale cryp-
torchidie (21). Tractie aan het bandje leverde echter geen bij-
bal en testikel op maar een ovarium en het begin van een ute-
rushoorn. Het aspect van het ovarium leek niet afwijkend,
voorzover het normale aspect van het ovarium bij een zes
weken oud veulen bekend is, en datzelfde gold voor het
zichtbare gedeelte van de uterus.

De aanwezigheid van de bijbalbandachtige structuur die ver-
liep tussen ovarium/uterus en inwendige breukzak, alsmede
de bevinding dat het ovarium zover naar buiten gebracht kon
worden, kwamen ons vreemd voor. Raadpleging van de lite-
ratuur bracht echter de oplossing (10, 12,21).
Tijdens de embryonale ontwikkeling van het hengstveulen
vindt de descensus testiculorum plaats. Een belangrijke rol
speelt daarbij het zogenaamde gubemaculum, dat aanvanke-
lijk verloopt van de caudale pool van de nog hoog in de buik-
holte liggende testis en de huid bij de lies. Het middelste ge-
deelte van het gubemaculum wordt het latere ligamentum
caudae epididymidis (het bijbalbandje), dat erg kort is bij
een volledig afgedaalde testikel, maar lang blijft in geval van

-ocr page 362-

abdominale cryptorchidie. In het laatste geval is het duide-
lijk herkenbaar als een peritoneale plooi die verloopt van de
staart van de bijbal naar het peritoneum naast de vaginale
ring.

Bij het vrouwelijk embryo is ook een structuur aanwezig
die te vergelijken is met het gubernaculum. Tijdens de ver-
dere ontwikkeling van het geslachtsapparaat wordt dit het
\'round ligament\' van het ovarium en het \'round ligament\'
van de uterus. Het restant van het laatste is later terug te
vinden als het ligamentum teres uteri. Het proximale deel
daarvan is ook bij de volwassen merrie nog duidelijk her-
kenbaar als een appendixachtige extra plooi aan de laterale
zijde van het ligamentum latum vlak bij de punt van de
uterushoorn. Vandaar verloopt het als een veel minder
goed waarneembare serosaplooi naar distaal en eindigt
dan aan het parietale peritoneum dat over de inwendige
liesopening ligt. Het plooitje dat tijdens de operatie van
het veulen aan de binnenzijde van de inwendige breukzak
werd aangetroffen en verbinding had met het linker ova-
rium dan wel de linker uterushoorn was ongetwijfeld het
distale deel van het ligamentum teres uteri, dat bij dit veu-
len van slechts zes weken oud nog duidelijk herkenbaar
aanwezig was.

In verband met de gerezen vraag of we wel te maken hadden
met een echte merrie en niet met een intersex, is de vulva na-
der bekeken. Daarbij bleek dat in het onderste deel van de
vulva de beide vulvalippen niet mooi tegen elkaar aan lagen;
ze weken permanent iets van elkaar. Inspectie van de clitoris
leverde geen bijzonderheden op. Wanneer het veulen een in-
tersex zou zijn, is de kans op een mannelijke pseudoherma-
frodiet het grootst (11,16). Een dergelijk dier heeft het uiter-
lijk van een merrie, maar gaat het gedrag van een hengst
vertonen. De clitoris is vaak uitgegroeid tot een meer of min-
der duidelijke glanspenis, terwijl in de buikholte twee hypo-
plastische testes liggen. Deze bevindingen zijn bij ons veu-
len niet gedaan. Tenslotte is er van het veulen nog een
chromosonienonderzoek uitgevoerd. De geslachtschromo-
somen leken normaal. Al met al zijn er dus onvoldoende ar-
gumenten om aan te nemen dat het veulen een intersex zou
zijn.

Literatuur

1 Bickers RJ, Lewis RD, Hays T, and Noble JK. Aquired inguinal hernia in
a gelding. Equine Pract 1988; 20:28-9.

2. Breukink HJ, Németh F en Dieten JSMM van. Hernia scrotalis incarce-
rata bij een ruin. Tijdschr Diergeneeskd 1980; 105:242-7.

3. Cox JE. Surgery of the Reproductive Tract in Large Animals. ed.
Liverpool: University, Press, 1981: 73-8.

4. Cox JE. Hernias and ruptures: Words to the heat of deeds. Equine Vet J
1988; 20: 155-7.

5. Kaneps AJ. Hernias. In: Auer JA, Equine Surgery, ed. Philadelphia:
WB Saunders, 1990:419-20.

6. Kersjes AW, Németh F, and Rutgers LJE. Atlas of Large Animal Surgery,
is\'dr. Utrecht: Bunge, 1985:65.

7. Marien T. Hoeck F van, Adriaenssen A, and Segers L. Laparoscopic testis
sparing herniorrhaphy: A new approach for congenital inguinal hernia re-
pair in the foal. Equine Vet Educ 2001: 69-72.

8. Moore JN, Johnson JH, Gamer HE. and Traver DS. A case report of in-
guina herniorrhaphy in a stallion. J Equine Med Surg 1977; 1: 391 -4.

9. Robertson JT. and Embertson RM. Surgical Management of Congenital
and Perineal Abnormalities of the Urogenital Tract. In: The Verinary
Clinics of North America, Equine Practice Urogenital Surgery. WB
Saunders Company, Philadelphia 1988:375.

10. Rüsse I, und Sinowatz F. Lehrbuch der Embryologie der Haustiere.
Beriin und Hamburg: Vertag Paul Parey, 1991: 322-31.

11. Schumacher J. Surgical Disorders of the Testicle and associates
Structures. In: Auer JA, Equine Surgery, 1®\' ed. Philadelphia: WB
Saunders, 1990:675-80.

12. Sisson S, and Grossman GPh. The Anatomy of the Domestic Animals, 1 ®
ed. Philadelphia: WB Saunders, 1958: 611.

13. Spurlock GH. and Robertson JT. Congenital inguinal hernias associated
with a rent in the common vaginal tunic in five foals. J Am Vet Med Ass
1988; 193: 1087-93.

14. Umstead JA, Nyack B, and Padmorc CL. Inguinal ring herniation in a fe-
male Shetland Pony Comp Cont Educ Pract Vet 1986; 8: 164.

15. Va.sey JR. Siinultaneous presence of a direct and indirect inguinal hernia
in a stallion. Austr Vet J 1981; 57:418-21.

16. Vaughan JT. Penis and Prepuce. In: McKinnon AO, and Voss JL. Equine
Reproduction. Baltimore: William & Wilkins, 1993: 893-4.

17. Velden MA van der Surgical treatment of aquired inguinal hernia in the
horse: a review of 51 cases. Equine Vet J 1988; 20(3): 173-7.

18. Velden MA van der. Ruptured inguinal hernia in new-born colt foals: a
review of 14 cases. Equine Vet J I988;20(3): 178-81.

19. Velden MA van der. and PWTh Stolk. Different types of inguinal hernia-
tion in two stallions and a gelding. Vet Quart 1990; 12(1): 46-50.

20. Walker DF, and Vaughan JT. Bovine and Equine Urogenital Surgery.
Philadelphia: Lea and Febiger. 1980: 163-5.

21. Wensing CJG, Colcnbrander B. and Straaten HWM van. Normal and ab-
normal testicular descent in some mammals. In: Hafez ESE. Descended
and Cryptorchid Testis. Boston: Nijhoff Publishers. 1980: 125.

-ocr page 363-

VLOOIEN BESTRIJDEN
KON VROEGER

EEN NACHTMERRIE ZIJN

FRONTLINE® COMBO SPOT ON KAT (fipronil (S)-melhopteen) - ReJ. NL 10142 - Vrij; Doeldier: lat Indicaties: Eliminatie van vlooien (Clenocephalides spp.), teken (Ixodes ricinus. Dermacentor miabilis, Rhipicephalus sanguineus] en bij-
tende luizen
(Felicola subroslatus) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAD; Dosering: Eén pipet van 0,5 ml ()er kat, overeenkomend met de minimaal aanbevolen dosis van 5 mg/kg lipronil en 6 mg/kg (S)-rfiettiopreen. voor
lokale toepassing op de huid: In afwezigheid van veiligheidsstudies is het minimale behandelingsinlen/al 4 weken;
Contra-indicaties: niet toedienen aan kiltens jonger dan 8 weken oud en/of aan kiltens die minder dan 1 kg wégen. Niet gebruiken
bij zieke (systemische ziekten, koorts, etc.) of herstellende dieren. Niet gebnjlken bij konijnen:
Bijwerkingfn; eventueel ovemiatig speekselen. uitzonderlijk voorbijgaande huidreacties op de toedieningsplaats (schilfering. lokaal haaiverlies, jeuk.

^ roodheid), algemene jeuk ol haarverlies, omkeerbare neurologische symptomen (overgevoeligheid, depressjè./fi^eWe »ymptomen) ol braken; Verdere infonnatie: zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B.V.

\' FRONTLINE® COMBO SPOT ON HOND S^/UXL (fipronil (S)-methopreen) ■ Reg. NL 10138 t.e.m. 10141 - Vrij; Doeldier: Honden; Indicaties: Eliminatie van vlooien {Clenocephalides spp.), leken (Ixodes ricims, Dermacentor variabills,
Rtiipiceptiiius sanguineus)
en bijtende luizen i.Trictmdectes canis) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAD; Dosering: Eén pipet van aangepaste inhoud per hond, overeenkomend met Be\'Wnirntóf aanbevolen dosis van 6,7
mg/kg fipronil en 6 mg/kg (S)-methopreen. voor lokale toepassing op de hukl. In afwezigheid van veiligheidssludies Is het minimale behandelingsinten/al 4 weken; Contra-indicaties: niet toedienen aan puppies jonger dan 8 weken oud en/of aan
puppies die minder dan
2 kg wegen. Niet gebruiken bij zieke (systemische ziekten, koorts, etc.) ol herstellende dieren. Niel gebnjlken bij konijnen. Niet gebruiken bij katten; Bijwerkingen: eventueel ovemiatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande
huioreacties op de toedieningsplaats (verkleuring van de (luM.\'okaal haarverlies, jeuk, roodheid), algemene jeuk of haarverlies, omkeerbare neurotogische symptomen (overgevoeligheid, depressie, nerveuze symptomen), braken of adembalings-
symptomen;
Verdere informatie: zie bijsluiter ot beschikbaar bij MERIAL B.V., Kleermakerstraat 10,1991, JL Velserbroek. ® Geregistreerd handelsmerk van MERIAL © 2004 MERIAL. Alle rechlen voorbehouden. Malt Art 11421 NL/03/04.

-ocr page 364-

Veterinai
tuchtrech

Voorbereid op verdoving?

Een acht jaar oude reu heeft last van
prostaatproblemen en is ook al twee
keer onder verdoving behandeld voor een anaalzakabces,
maar het probleem blijft terugkomen. De eigenares komt nu
voor de derde keer met dit probleem op het spreekuur en is al
voorbereid; de hond is nuchter gehouden voor het ver-
wachte roesje. De dierenarts vindt die narcose
echter niet nodig en denkt het probleem
wel te kunnen oplossen. Dat resulteert in
een twintig minuten durende knijp-«
worstelpartij, waarbij de hond door
drie mensen in bedwang moet wor-
den gehouden.

Bij het gewenste resultaat zou
deze zaak waarschijnlijk uit de
annalen van het Tuchtcollege
zijn gebleven, maar twee dagen
na de behandeling is de hond
ziek en niet meer in staat tot de-
feeatie. De praktij kgenoot van
de dierenarts die de behandeling
heeft uitgevoerd ziet de hond acht
keer in twee weken, maar het mag
niet baten; drie weken later wordt be-
sloten dat het beter is om de hond in te
laten slapen.

Klieren met communicatie

De eigenaar vindt dat haar verlies te wijten is aan de ruwe be-
handeling van de dierenarts en klaagt hem aan bij het
Tuchtcollege. Als hij net zoals de vorige keren de hond onder
narcose had gebracht was er niets aan de hand geweest, want
volgens haar heeft de dierenarts met zijn actie de prostaat-
klier geraakt en is de hond daardoor ziek geworden. Ook de
praktij kgenoot die de hond in de weken daarna heeft behan-
deld moet eraan geloven want hij heeft de eigenares te wei-
nig uitleg gegeven en de hond niet goed onderzocht en niet
doorgestuurd naar een specialist.

Afweging bij een anaalzakje

Had de dierenarts narcose moeten toepassen? Hij vindt zelf
van niet: volgens de administratie is de hond de keer daar-
voor ook zonder verdoving behandeld, en een narcose houdt
nu eenmaal een risico in. De meeste eigenaren vinden het
prima dat hun huisdier voor een relatief eenvoudige ingreep
niet onder narcose wordt gebracht. In principe is het
Tuchtcollege het hiermee eens; een hond hoeft bij de behan-
deling van een anaalzakabces niet perse onder narcose te
worden gebracht. In deze situatie lag dat echter anders.
Zowel de eigenaar als de dierenarts hebben erkend dat de be-
handeling lang duurde en zeer pijnlijk was voor de hond. De
dierenarts had moeten beseffen dat vanwege het lijden van
de hond, een vorm van verdoving wel gewenst was.
Bovendien had de eigenaar hier al rekening mee gehouden
door met een nuchtere hond naar de praktijk te komen en dit
ook aan de dierenarts te vertellen. Contra-indicaties voor een
narcose zijn niet gebleken, behalve de tegenwerping van de
dierenarts dat het daarvoor die dag te druk was in de
praktijk, maar dat is voor het Tuchtcollege geen
excuus.

Niet schol<l<end: even een anaalzak
uitknijpen tijdens het spreekuur. Moet
dat onder narcose? Meestal niet,
maar hoe lang ga je door als het een
pijnlijke en langdurige zaak wordt?

Het staat niet vast dat de hond aan de
gevolgen van de behandeling is
overleden, maar het ongegrond
achterwege laten van verdoving
of narcose bij de behandeling
van een hond die onder die be-
handeling lijdt, is reden voor
een waarschuwing aan het
adres van de dierenarts.

De bejegening bejegend

En de praktij kgenoot? Hoewel
een gebrekkige communicatie
in veel gevallen de aanleiding
lijkt te zijn voor een tuchtproce-
dure, is dat voor het Tuchtcollege al-
leen inhoudelijk van belang als blijkt
dat de diergeneeskundige zorg hier nade-
lige gevolgen van ondervindt. In dit geval
blijkt nergens dat de praktij kgenoot niet voldoende
naar de eigenares zou hebben geluisterd of haar niet serieus
zou hebben genomen, en nog veel minder dat dit nadelig zou
zijn geweest voor de hond. De bejegening van eigenaren is
op zichzelf geen reden voor een tuchtrechtelijk verwijt.
De dierenarts vindt bovendien dat hij alle tijd heeft genomen
voor tekst en uitleg, en de hond naar beste weten heeft behan-
deld. Doorverwijzing gaf volgens hem geen extra mogelijkhe-
den voor behandeling, daarom heeft hij daar niet toe besloten,
maar als de eigenares hierom had verzocht had hij dit best
kunnen en willen doen. Het Tuchtcollege kan zich hierin vin-
den en verklaart de klacht tegen de praktij kgenoot ongegrond.

Een hond twintig minuten zonder maatregelen laten lijden
onder een behandeling is te gortig, aldus het Tuchtcollege.
Een dergelijke uitspraak toont in ieder geval aan dat de nor-
men voor omgang met (huis-)dieren in enkele tientallen ja-
ren ingrijpend zijn verschoven.

-ocr page 365-

Inleiding

Wat betelcent de homeopathie in
de diergeneeskundige praktijk? Het
optreden van drs. E.L. Ellinger\' tij-
dens de MKZ-crisis in 2001 geeft
een goed beeld van de opvattingen
van homeopathisch werkende die-
renartsen. Dit beeld mag representa-
tief worden genoemd, want drs.
Ellinger is in de wereld van de homeopathie niet de eerste de
beste: zij is actief lid van de Groep Homeopathische wer-
kende Dierenartsen van de KNMvD (GHwD), vertegen-
woordiger van Nederland in de International Association for
Veterinary Homeopathy (lAVH) en in 2001 ook gastdocent
bij de Faculteit der Diergeneeskunde in Utrecht. Op 4 april
2001 werd zij geïnterviewd door \'RTL5 in het land\'. De
MKZ-crisis was op dat moment op zijn hoogtepunt en er
werd volop gediscussieerd over de vraag of de massale rui-
mingen konden worden voorkomen door vatbare dieren in ri-
sicogebieden te vaccineren. Hoewel er in de samenleving
een breed draagvlak was voor vaccinatie kon deze weg niet
worden bewandeld vanwege de gevolgen voor de export.
Drs. Ellinger bood echter een oplossing: zij had een homeo-
pathisch middel samengesteld dat bescherming bood tegen
MKZ zonder dat er antilichamen werden gevormd. De ex-
port kwam hierdoor niet in gevaar en zij adviseerde om alle
dieren in een straal van 15 km rondom besmette gebieden
\'homeopathisch te beschermen\'. Deze suggestie werd niet
overgenomen, wat ongetwijfeld te maken heeft met het ont-
breken van enig bewijs voor de claim van drs. Ellinger dat
het door haar ontwikkelde middel tegen MKZ beschermt.
Op andere gebieden wordt homeopathie echter toegepast
alsof het een gangbare vorm van (dier)geneeskunde is. Hoe
zit het hier eigenlijk met de bewijsvoering? Zijn er aanwij-
zingen dat homeopathie in deze gevallen wel werkt? Om
deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we ons verdie-
pen in de achtergronden van de homeopathie en in de metho-
den van bewijsvoering die in de medische wetenschap alge-
meen als standaard zijn aanvaard. Met als doel het
beantwoorden van de in de titel gestelde vraag: kan de
homeopathie de toets der wetenschap doorstaan?

Wetenschappelijke toetsing van de homeopathie

Bij het beantwoorden van de vraag of wetenschappelijk is aan-
getoond of homeopathie werkt kunnen we twee gebieden
onderscheiden die voor toetsing in aanmerking komen: de
grondbeginselen van de homeopathie en de praktische toepas-
sing van deze principes in de (dierjgeneeskundige praktijk. De
grondbeginselen omvatten twee elementen: het similia-prin-
cipe
(similia similibus curentur) en het patentieren. Voor de
praktische toepassing van het similia-principe is het
genees-

\' Drs. Ellinger droeg bij aan het keuzevak \'alternatieve geneeswijzen\'. Dit keuzevak is
inmiddels opgeheven: drs. Ellinger is op dit moment geen gastdocent meer bij de
Faculteit.

Opini

middelenbeeld essentieel. Dit geneesmiddelenbeeld bestaat uit
waarnemingen die volgens wetenschappelijke normen kunnen
worden vergeleken met vergelijkbare waarnemingen bij een
controlegroep. Dit punt komt hierna aan de orde.
Bij het potentiëren wordt het middel stapsgewijs verdund
door het herhaaldelijk te schudden met een overmaat aan op-
losmiddel. Volgens de homeopathie wordt hierdoor de ge-
neeskracht versterkt; volgens de wetenschap wordt er een zo
sterke mate van verdunning bereikt dat er geen moleculen
van de oorspronkelijke stof meer in het oplosmiddel aanwe-
zig zijn.^ Of de zo sterk verdunde oplossing andere effecten
bewerkstelligt dan het oplosmiddel alleen, kan met weten-
schappelijk onderzoek worden aangetoond. Ook dit aspect
komt straks aan de orde.

De toepassing van de principes in de praktijk is bij uitstek een
gebied dat voor toetsing in aanmerking komt. Homeopathisch
werkende dierenartsen verschillen niet zo sterk van hun \'regu-
liere\' collega\'s als wel eens wordt gedacht: ook zij stellen een
diagnose, passen een hierop gebaseerde behandeling toe en
claimen dat de patiënt hierdoor geneest. Het wel of niet behan-
delen levert dus een meetbaar verschil op. Ik kom hier later op
terug, maar nu eerst de grondbeginselen.

Het geneesmiddelenbeeld

De geneesmiddelenbeelden vormen de basis van de homeo-
pathie. Zij zijn vastgelegd in dikke boekwerken, waarvan de
Materia Medica van Hahnemann en de Materia Medica van
Kent de bekendste zijn. Maar er zijn er meer, zoals de driede-
lige Dictionary of Practical Materia Medica van Clarke, de
Complete Materia Medica van Boericke en Pathak, en de
Homeopathie Drug Pictures van Tyler. De in deze boeken be-
schreven geneesmiddelenbeelden zijn gebaseerd op \'pro-
vings\'. Hoe ging zo\'n proving in zijn werk? Hahnemann gaf
zelf het voorbeeld. Hij (en zijn familie en vrienden) namen
meer dan honderd middelen\' in en beschreven nauwkeurig de
verschijnselen die ze daarbij waarnamen. Deze beschrijvin-
gen zijn erg gedetailleerd, zoals \'trek in iets hartigs\', \'de be-
hoefte om meer tabak te gebruiken dan normaal\', \'de wens
van een kind om door de moeder te worden opgetild\' en \'ver-
liefde dromen\'. Maar hierbij moeten we natuurlijk beseffen
dat Hahnemann in een andere tijd leefde, toen de romantiek
op haar hoogtepunt was en Goethe het lijden van de jonge
Werther beschreef Maar hoe het ook wordt weergegeven, het
geneesmiddelenbeeld is een verzameling waarnemingen die
wetenschappelijk kan worden getoetst. Hoe zouden wij met
onze huidige kennis van de statistiek een geneesmiddelen-
beeld toetsen? De waarnemingen die samen het geneesmid-
delenbeeld vormen moeten hiervoor aan drie criteria vol-
doen: 1) ze moeten meetbaar zijn, 2) de waarneming moet

^ Het getal van Avogadro (N = 6 x W23j geeft aan hoeveel moleculen een grammote-
cuul van een willekeurige stof bevat. De kans dat verdunningen tot boven dit getal
nog een molecuul bevatten is minimaal.
^ Onder deze middelen bevonden zich planten zoals kamille en wolfskers en anorgani-
sche stoffen (bijvoorbeeld zwavel), maar ook minder gebruikelijke stoffen zoals fijn-
gewreven honingbijen, gemalen oesterschelp en geroosterde badspons.

Kan de homeopathie de toets der wetenschap
doorstaan?

F.J. van Sluijs

-ocr page 366-

herhaalbaar zijn en 3) de waarneming mag niet berusten op
toeval. Als we deze criteria toepassen op de geneesmiddelen-
beelden blijft er niet veel van overeind. Veel van de beschre-
ven verschijnselen zijn subjectief en niet te kwantificeren;
hoeveel meer is een toegenomen behoefte aan tabak? In een
dergelijke situatie is ook de herhaalbaarheid van de waarne-
ming niet vast te stellen. Daar komt nog bij dat altijd onzeker
zal blijven of deze subjectieve waarnemingen naar dieren
kunnen worden geëxtrapoleerd. Maar het zwakste punt in het
geneesmiddelenbeeld is de statistische toetsing met het oog
op \'toeval\'. Nu had men in de tijd van Hahnemann natuurlijk
nog niet gehoord van dubbelblind gecontroleerd onderzoek,
maar tegenwoordig ligt dat anders. Om vast te stellen of een
waargenomen effect \'echt\' is of op toeval berust wordt een
statistische toets toegepast waarvan het resultaat algemeen
wordt aangeduid met de term \'significantie\'. Een signifi-
cante afwijking wil zeggen dat de kans dat het waargenomen
effect op toeval berust kleiner is dan een vooraf vastgestelde
grens. Deze wordt ook wel aangeduid als de alfawaarde en
ligt meestal op vijf procent. Maar voordat de significantie
kan worden berekend moeten we er zeker van zijn dat we vol-
doende waarnemingen hebben gedaan om een significant ef-
fect te kunnen vaststellen. Het aantal waarnemingen dat hier-
voor nodig is hangt af van de waarde van de te meten
variabele en van de omvang van de verwachte afwijking. Hoe
groter de variabele en hoe groter het verschil tussen de expe-
rimentele groep (het geneesmiddel) en de controlegroep (het
placebo), hoe kleiner het benodigde aantal waarnemingen.
Maar ik kan u uit eigen ervaring melden dat er bij de gangbare
marges meestal tamelijk grote groepen patiënten nodig zijn.
Die marge is in dit geval de zogenaamde bètawaarde, die
meestal wordt gesteld op twintig procent. De bètawaarde
geeft aan hoe groot de kans is dat een effect ook werkelijk
wordt gevonden, aannemende dat het er is. Als niet wordt vol-
daan aan de vooraf vastgestelde alfa- en bètawaarde is er in
feite helemaal geen effect waargenomen. En dat is de situatie
die op dit moment van toepassing is op de geneesmiddelen-
beelden.

Het potentiëren

Bij het potentiëren wordt het toe te passen middel stapsge-
wijs onder krachtig schudden verdund. Dit verdunnen wordt
meestal zo ver voortgezet dat de kans dat er aan het eind van
het de procedure nog moleculen van de oorspronkelijke stof
in het oplosmiddel aanwezig zijn nihil is. Volgens de weten-
schappelijke (dier)geneeskunde kan er dan geen enkel effect
meer worden verwacht, maar de homeopathie gaat er vanuit
dat tijdens het potentiëren spirituele geneeskracht van de
oorspronkelijke stof wordt overgedragen aan het oplosmid-
del. Dit effect zou zelfs sterker zijn naarmate de verdunning
toeneemt. De gedachte dat een niet aanwezige stof toch een
werking kan uitoefenen staat haaks op de opvattingen binnen
de natuurwetenschappen. De wetenschap vraagt dan ook om
een ijzersterk bewijs van deze claim. Of zoals James Randi
het formuleerde:
"unusual claims require unusually good
proof".
In 1988 leek het hier nog van te komen ook. De gere-
nommeerde Franse astmaonderzoeker Jacques Benveniste
diende een bijzonder manuscript in bij het tijdschrift
\'Nature\'. In dit manuscript beschreef hij een door hem uitge-
voerd experiment waarin basofiele granulocyten reageerden
op een homeopathische verdunning van een allergeen. Hij
schreef dit toe aan het overgaan van een eigenschap van het
allergeen naar het oplosmiddel en noemde dit
"the memory
of water".
Hoofdredacteur John Maddox geloofde hier niet
in, maar besefte dat het manuscript een wetenschappelijke
revolutie zou kunnen ontketenen. Hij accepteerde het artikel
maar stelde één voorwaarde: het experiment moest in het la-
boratorium van Benveniste met identiek resultaat worden
herhaald onder het toeziend oog van een door Maddox sa-
men te stellen delegatie. Benveniste accepteerde de uitda-
ging en ontving een groep met een onverwachte samenstel-
ling. Het team bestond naast Maddox zelf uit Walter Stewart
(een gerespecteerd onderzoeker en bestrijder van weten-
schappelijke fraude) en James Randi. Maddox\' keuze voor
Randi wekte verbazing, want Randi was van huis uit geen
wetenschapper, maar een \'professional magician\' die optrad
onder de naam
\'the amazing Randi\'. Maar Randi had ook
een reputatie opgebouwd als ontmaskeraar van paranormaal
begaafde lieden. Zijn taak in het team was er voor te zorgen
dat de blindering van het experiment niet werd verbroken
voordat alle metingen waren uitgevoerd. Hiervoor liet hij de
ramen van het laboratorium dichtplakken met krantenpapier
en de code van de test- en controlebuisjes in een verzegelde
envelop tegen het plafond tapen. Bij de herhaling van het ex-
periment bleek de activatie van basofiele granulocyten in de
met \'homeopathisch verdund antigeen\' behandelde buisjes
niet af te wijken van die in de controlegroep, die alleen met
het oplosmiddel was behandeld. Later werd duidelijk dat de
analisten in het oorspronkelijke experiment wisten welke
buisjes met \'homeopathisch allergeen\' waren behandeld; zij
hadden zich bij de interpretatie van de resultaten laten leiden
door hun geloof in de uitkomst.

De publicatie van de resultaten van de herhaling van
Benveniste\'s experiment in Nature betekende het einde van
Benveniste\'s reputatie van gerespecteerd onderzoeker Maar
Randi ging nog een stap verder: hij loofde een beloning uit
van 1 miljoen dollar voor degene die het experimentele be-
wijs zou leveren dat homeopathie werkt. Het Engels weten-
schappelijke programma \'Horizon\' nam de uitdaging aan en
verzamelde een team onderzoekers om een eerder door dr.
Madeleine Ennis uitgevoerd experiment in gecontroleerde
omstandigheden te herhalen. Het experiment leek sterk op
dat van Benveniste, maar deze keer werden de basofiele gra-
nulocyten gestimuleerd met homeopathisch verdunde hista-
mine in plaats van met allergeen. De controle was in handen
van twee personen: James Randi en professor John Enderby,
vice-president van de Royal Society. Ook deze keer werd er
gezorgd voor een zeer stringente blindering. Toen de codes
aan het eind van het experiment werden verbroken, werd er
geen verschil gevonden tussen de effecten van het homeopa-
thisch verdunde histamine en het oplosmiddel. Opnieuw
was het bewijs voor
\'the memory of water\' ontkracht. De
door Randi uitgeloofde beloning ligt nog steeds klaar, maar
er hebben zich geen nieuwe gegadigden gemeld.

De werkzaamheid

Er zijn verschillende manieren waarop de werkzaamheid
van een behandeling kan worden getoetst: 1) de mening van
deskundigen, 2) retrospectief klinisch onderzoek, 3) pro-
spectief gerandomiseerd dubbelblind klinisch onderzoek en
4) meta-analyse van klinisch onderzoek. De eerste methode
heeft weinig bewijskracht. Er wordt wel eens beweerd dat
de zogenaamde consensusbijeenkomsten van specialisten
vooral dienen om vast te stellen waarover men het oneens is.
Retrospectief klinisch onderzoek werd vroeger veel toege-
past, maar wordt tegenwoordig door vrijwel geen enkel we-

-ocr page 367-

tenschappelijk tijdschrift meer geaccepteerd. Het prospec-
tief gerandomiseerd dubbelblind klinisch onderzoek geldt
op dit moment als de gouden standaard. Maar ook dit kan
worden gekleurd door bijvoorbeeld etnische of culturele ver-
schillen of een niet valide analyse van de resultaten. Het
komt dan ook voor dat de resultaten van onderzoeken met
een vergelijkbare vraagstelling en opzet elkaar tegenspre-
ken. Om de gegevens toch te kunnen interpreteren, worden
onderzoeken met elkaar vergeleken in meta-analyses. In een
dergelijke meta-analyse worden vooral de methodologische
aspecten van de verschillende onderzoeken kritisch geanaly-
seerd. Als we conclusies willen trekken over de werkzaam-
heid van de homeopathie is vooral het laatste type onderzoek
van belang. Er is inmiddels al veel klinisch onderzoek ge-
daan naar de werkzaamheid van homeopathie en dit onder-
zoek is zorgvuldig geanalyseerd in een aantal meta-analyses,
die overigens alleen de mens betreffen en niet de veterinaire
homeopathie. De resultaten van deze meta-analyses worden
hierna samengevat.

De eerste meta-analyse van klinisch onderzoek naar de ef-
fecten van homeopathie werd in 1991 gepubliceerd door Jos
Kleijnen uit Maastricht. Het onderzoek had betrekking op 96
publicaties waarin 107 klinische onderzoeken werden be-
schreven. Kleijnen en medewerkers concludeerden dat er
weliswaar aanwijzingen waren dat homeopathie werkte,
maar er was onvoldoende \'bewijs\' voor een definitieve con-
clusie omdat de meeste artikelen methodologisch van lage
kwaliteit waren en er geen inzicht was in de \'publication
bias\':
"Af the moment the evidence of clinical trials is posi-
tive but not sufficient to draw definitive conclusions because
most trials are of low methodological quality and because of
the unknown role of publication bias".
Met \'publication
bias\' wordt bedoeld dat onderzoek waarin een effect wordt
geconstateerd een grotere kans heeft om gepubliceerd te
worden dan onderzoek waarin geen effect wordt gezien. Dit
vertekent het beeld ten gunste van het effect. Een belangrijke
technische tekortkoming was dat niet aan de patiënten werd
gevraagd in welke groep ze dachten te zijn ingedeeld. Deze
controle van de blindering was in geen van de geanalyseerde
onderzoeken toegepast terwijl het verbreken van de code
door de patiënt voldoende is om de (kleine) positieve etïec-
ten ten gunste van de homeopathie te verklaren.\'\'
Hierna was het enkele jaren stil, maar in 1996 besteedde het
Geneesmiddelenbulletin aandacht aan de homeopathie. Het
onderzoek van Kleijnen werd besproken en aangevuld met
een meta-analyse van elf klinische onderzoeken die \'min of
meer\' voldeden aan de criteria voor een prospectief gerando-
miseerd klinisch onderzoek. Het Geneesmiddelenbulletin
concludeerde dat
"van geen enkel homeopathisch middel een
specifiek effect is aangetoond in een dubbelblind gerandomi-
seerd en placebogecontroleerd onderzoek."\'
In 1997 publiceerde Klaus Linde (een epidemioloog die de

■> Kleijnen J. Knipschild P. Ter Riet G. Clinical trials of homeopathy. Brit MedJ 1991.
302: 316-323.

\' Geneesmiddelenbulletin 1996, 30: 26-32.

^ Linde K. Clausius N. Ramirez G. Mekhart D. Eitel E Hedges LV. Jonas WB. Are the
clinical effects of homeopathy placebo effects? A meta-analvsis ofplaceho-controi-
led clinical trials. Lancet 1997, 350:834-H43.

^ Linde K, Melchart D. Randomized controlled trials of individualized homeopathy: a
state-of-the-art review. J Altern Complement Med 1998, 4: 371-388.

» Linde K, Scholz M, Ramirez G, Clausius N, Mekhart D, Jonas WB. Impact of study
quality on outcome in placebo-controlled trials of homeopathy. J Clin Epidemiol 52.
1999: 631-636.

^ Ern.st E. A systematic review of systematic reviews of homeopathy. Br J din
Pharmacol 2Ö02, 54:577-582.

homeopathie een warm hart toedraagt) in de Lancet een meta-
analyse van 98 klinische onderzoeken.\' Op het eerste gezicht
lijkt zijn conclusie gunstig voor de homeopathie:
"The results
of our meta-analysis are not compatible with the hypothesis
that the clinical effects of homeopathy are completely due to
placebo ",
maar Linde relativeert deze conclusie onmiddellijk
door op te merken dat er bij afzonderlijke aandoeningen geen
duidelijk effect werd vastgesteld:
"However, we found insiiffi-
cient evidence from these studies that homeopathy is clearly
efficacious for any single clinical condition"
Linde werkte
door en publiceerde een jaar later een tweede meta-analyse die
betrekking had op 32 klinische onderzoeken over homeopa-
thie.\' De conclusie van deze analyse lijkt sterk op die uit 1997:
"The results ofthe available randomized trials suggest that in-
dividualized homeopathy has an effect over placebo."
Maar
ook nu werd er direct gerelativeerd, want methodologische te-
kortkomingen gooiden roet in het eten:
"The evidence, how-
ever is not convincing because of methodological short-
comings and inconsistencies. When the analysis urn restricted
to methodologically best trials no significant effect was seen."
Omdat onderzoekstechnische aspecten kennelijk een grote in-
vloed hebben op de resultaten van klinisch onderzoek naar de
homeopathie, richtte Linde zijn aandacht speciaal op dit punt.
In 1999 publiceerde hij een onderzoek naar het effect van de
kwaliteit van klinisch onderzoek naar homeopathie op het re-
sultaat.\'Als uitgangspunt gebruikte hij dezelfde 89 publicaties
die hij in 1997 in de Lancet had geanalyseerd. Op deze onder-
zoeken paste hij drie technieken toe: 1) een componentenana-
lyse, 2) een minimum score-analyse, en 3) een cumulatieve
meta-analyse. Bij de componentenanalyse worden twee groe-
pen onderzoeken vergeleken met betrekking tot een enkel cri-
terium (bijvoorbeeld wel/geen expliciete vermelding van ran-
domisatie, wel/geen dubbele blindering, wel/geen complete
follow-up). Bij de minimum score-analyse worden aan afzon-
derlijke onderzoeken punten toegekend op basis van metho-
dologische aspecten. Vervolgens wordt een grenswaarde vast-
gesteld en worden de onderzoeken die boven en onder deze
grenswaarde scoren met elkaar vergeleken. Bij de cumula-
tieve meta-analyse worden afzonderlijke onderzoeken op ba-
sis van de eerder toegekende kwaliteitsscore stapsgewijs op-
genomen in de analyse. Uit Linde\'s onderzoek kwam naar
voren dat vooral dubbele blindering en randomisatie invloed
hadden op de resultaten van de onderzochte publicaties:
"Studies that were explicitly randomized and were double-
blind f...] yielded significantly less positive results than stu-
dies not meeting the criteria."
Daarnaast wees Linde ook op
de eerder genoemde publicatie-bias. Deze constateringen
brachten hem er toe zijn eerdere conclusies uit 1997 af te
zwakken:
"The evidence of bias weakens our original meta-
analysis ffrom 1997], which overestimated the effects of
homeopathic treatments ".

De meest recente meta-analyse dateert uit 2002 en werd ge-
publiceerd door Ezard Ernst, die werkzaam is bij het
Department of Complementary Medicine van de Universiteit
van Exeter in Engeland. Ernst\'s analyse richtte zich niet op af-
zonderlijk klinisch onderzoek, maar op zeventien meta-ana-
lyses over de werkzaamheid van homeopathie.\' Zes van deze
zeventien artikelen waren heranalyses van veel geciteerde
meta-analyses; de overige elf werden omschreven als onaf-
hankelijke systematische analyses. Ernst concludeerde dat
geen enkele van de onderzochte aandoeningen beter rea-
geerde op homeopathie dan op placebo of andere controlebe-
handelingen en dat geen enkele homeopatische behandeling

-ocr page 368-

meer effeet had dan placebo: "\'There was no condition which
responds convincingly better to homeopathic treatment than
to placebo or other control interventions. [...] There was no
homeopathic remedy that was demonstrated to yield clinical
effects that are convincingly different from placebo."
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er inmiddels
veel onderzoek is gedaan naar de werkzaamheid van de
homeopathie. Een groot deel van dit onderzoek is methodolo-
gisch zwak en laat geen conclusies toe over de werkzaamheid.
Maar er is ook goed onderzoek gedaan en hieruit blijkt dat het
effect van homeopathie niet uitgaat boven dat van een placebo.

Conclusie

De toets der wetenschap is hard en meedogenloos. Om werk^
zaamheid te kunnen aantonen moet aan zeer veel voorwaarden

National Council for Alternative and Complementaiy Medicine (USA)
worden voldaan. De gouden standaard is het prospectief geran-
domiseerd dubbelblind klinisch onderzoek. Voor de reguliere
geneeskunde is dit een pijnbank, maar voor de homeopathie
blijkt het een brandstapel. Na zeven jaar onderzoek voor meer
dan honderd miljoen dollar per jaar is er nog steeds geen enkel
bewijs dat extreem verdunde oplossingen van homeopathische
middelen enig effect hebben. Het bestaan van de geneesmidde-
lenbeelden is niet aangetoond en de toepassing van homeopa-
thische therapie heeft geen groter effect dan een placebo. Met
betrekking tot het uitgangspunt is dus slechts één conclusie
mogelijk: de homeopathie heeft de toets der wetenschap niet
doorstaan.

Prof dr F.J. van Sluijs is voorzitter van het managementteam van de
Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren. Hij hield deze le-
zing tijdens de door het KNMvD-bestuur georganiseerde discussiemid-
dag over homeopathie op 12 januari 2004.

Raaigraskramp bij jongvee op een melkveebedrijf

M. Holzhauer\'" en A.C.C. Westerhout\'

Op een rundveebedrijf op het
Groningse Hogeland werden ge-
vallen van raaigraskramp (rye-
grass staggers) waargenomen bij
pinken, die als enig ruwvoer
graszaadhooi afkomstig van een
akkerbouwbedrijf uit de regio
kregen gevoerd. De symptomen
bestonden uit het moeilijk op-
staan van de dieren uit de boxen, hypermetrie van vooral
de voorbenen, incoördinatie en tremoren van hals en
kopspieren. De morbiditeit van de aandoening bedroeg
rond de tachtig procent, maar sterfte trad niet op. Vier
weken na het verwijderen van de verantwoordelijke par-
tij hooi waren de dieren volledig hersteld. De waarschijn-
lijkheidsdiagnose werd bevestigd door het aantonen van
een te hoog gehalte Lolitrem-B (1.7 ppm) in het gevoerde
hooi. Dit neurotoxine wordt gevormd door de endofyt
Neotyphodium lolii waarmee het raaigras opzettelijk was
besmet. Dit is de eerste rapportage van een geval van
raaigraskramp bij runderen in Nederland sinds 1992.

Summary

Young perennial ryegrass staggers in a dairy herd

Ryegtms staggers was diagnosed in a group of young slocl< on a daily farm
in the Netherlands. The cattle were fed on tyegrass hay originating from a
farm in the region. The typical clinical signs observed in this herd were diffi-
culty in rising, hypermetria of especially the front legs, incoordination, and
tremors of the head and neck muscles. The morbidity of the illness
H\'a.s about
SO percent and there was no mortality. Four weeks after withdrawal of the
hay, the animals recovered completely. The diagnosis urn- confirmed by de-
monstrating high concentrations of Lolitrem-B (1.7 ppm) in the hay. This
neuroto.xin is usually produced by the endophyte Neot\\>phodiiim lolii with
which ryegrass may he infected. This is the first case of ryegrass staggers in
cows reported in the Netherlands since 1992.

\' C.D. Veekijker, Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400AA Deventer
* corresponderend auteur.

^ D.A.P Van Stad lot Wad Gaykingastraat M, 9791 CHTen Boer

Inleiding

Raaigraskramp is een ziektebeeld dat eindjaren 70 tot begin
jaren 90 enkele malen in Nederland bij verschillende dier-
soorten is beschreven (2,6,11). In voornamelijk Nieuw-
Zeeland komt raaigraskramp in de nazomer en in de herfst
endemisch voor. Dc oorzaak van raaigraskramp bij land-
bouwhuisdieren in ons land is toe te schrijven aan het on-
juiste gebruik van met
Neotyphodium lolii (N.lolii) besmet
graszaadhooi als veevoeder. Het doel van onderstaand arti-
kel is het attenderen van betrokkenen in de landbouwhuis-
dierensector op het nog steeds voorkomen van de intoxicatie
en tevens het toelichten van de achtergrond van deze intoxi-
catie.

De casus

Het bedrijfsbezoek werd eind oktober 2003 door de GD sa-
men met de practicus afgelegd, omdat de pinken sinds enige
tijd langer bleven liggen in de boxen en zenuwverschijnselen
vertoonden.

Het bedrijf had 135 melkkoeien en negentig stuks bijbeho-
rend jongvee, gehuisvest in een moderne ligboxenstal (twee-
rij ig voor de melkkoeien achter de melkstal en aan de andere
kant van het voerpad het jongvee per leeftijd gegroepeerd in
verschillende afdelingen). De gemiddelde jaarproductie was
in 2002, 8600 kg melk.

In de anamnese meldde de veehouder het voorkomen van
klinische klachten bij het jongvee sinds begin september,
waarbij de klachten de laatste veertien dagen geleidelijk in
ernst toenamen. Het rantsoen van de pinken bestond sinds
twee maanden uit onbeperkt graszaadhooi en 3,5 kg B-brok.
Hetzelfde ruwvoer werd gedurende de eerste drie weken van
de droogstand aan de melkkoeien gevoerd. Het graszaadhooi
was aangekocht bij een akkerbouwer uit de regio en was bij
de veehouder in balen in een schuur van de boerderij opge-
slagen. De veehouder voerde al jaren graszaadhooi, maar
was nimmer met klinische problemen in relatie tot dit pro-
duct geconfronteerd.

De klinische klachten bestonden aanvankelijk uit toegeno-
men schrikachtigheid, uitglijden op de roosters (\'het lijkt wel

-ocr page 369-

of ze op ijs lopen\') en moeilijl< opstaan. Op het moment dat
een pink niet meer overeind kwam uit de box en ernstige
symptomen van het centrale zenuwstelsel vertoonde (tetani-
sche krampen en convulsies) is de dierenartsenpraktijk inge-
schakeld.

Bij klinisch onderzoek van een pink van zestien maanden
werd een matige conditie en een normale temperatuur vast-
gesteld. Het dier had een angstige blik in de ogen, reageerde
op een dreigreflex, vertoonde loze kauwbewegingen, speek-
selde en had tremoren over het gehele lichaam. Tijdens het
onderzoek was het dier niet in staat om te gaan staan en het
reageerde uiterst gevoelig op geluid en aanraking. Een inge-
stelde therapie met calcium, magnesium en glucose gaf geen
verbetering. De pink kon na een aantal uren rust wel weer
staan, maar de overige klinische symptomen bleven aanwe-

zig-

Bij inspectie van de koppelgenoten bleken tien van de twaalf
dieren nerveuze verschijnselen te hebben. De aangetaste die-
ren reageerden schrikachtig en de dieren stonden met de
voorbenen wat wijdbeens voor meer stabiliteit. Deze dieren
vraten het krachtvoer matig en bewogen zich atactisch (met
hypermetrie van de voorbenen). Ze vielen snel, bleven ver-
volgens op de voorknieën zitten of gingen wijdbeens met de
voorpoten staan. Na enkele minuten stonden de liggende
dieren weer op. Bijna alle dieren hadden beschadigde voor-
knieën. Dit was ook al door de veehouder vermeld in de
anamnese.

Het algemeen lichamelijk onderzoek leverde verder geen
bijzonderheden op.

De droogstaande koeien vertoonden geen klinische ver-
schijnselen.

Op basis van de waarschijnlijkheidsdiagnose raaigraskramp
werd het rantsoen direct gewijzigd en zijn de dieren met de
ernstigste klinische klachten direct in een strohok gedaan.
Uit de voorraad graszaadhooi werden twee steekmonsters uit
twee verschillende balen van 150 gram hooi meegenomen
voor nader laboratoriumonderzoek op het gehalte Lolitrem-
B. Microscopisch onderzoek naar de schimmel is niet uitge-
voerd.

De diagnose is bevestigd door onderzoek op lolitrem-B met
behulp van HPLC (high pressure liquid chromatography) in
het laboratorium van de afdeling Veterinaire Farmacologie
Farmacie en Toxicologie (VFFT) van de Faculteit der
Diergeneeskunde te Utrecht. Er werd een hoeveelheid van
1,7 ppm Lolitrem-B per kg ds van het graszaadhooi vastge-
steld.

Na verloop van drie tot vier dagen was zonder verdere thera-
pie een duidelijke vermindering van de klinische sympto-
men zichtbaar, waarna na drie tot vier weken sprake was van
een volledig herstel. Behalve enige groeivertraging bij en-
kele dieren, is uiteindelijk volledig herstel opgetreden. Op
het betreffende rundveebedrijf is het verontreinigde voer af-
gevoerd, omdat de snelheid van afbraak van de toxine in het
hooi onbekend is en de veehouder geen vertrouwen meer had
in het voeren van het resterende ruwvoer aan de dieren.
Op basis van de klinische symptomen en de gevonden hoe-
veelheid Lolitrem-B in het rantsoen, kon voor het eerst sinds
1992 de diagnose raaigraskamp bij het rund worden gesteld.
Over de te hanteren drempelwaarden voor toxiciteit van
Lolitrem-B zijn de meningen niet uniform. Sloet
et al.
(1999) (10) stellen dat bij verschillende diersoorten vanaf 1
ppm in het voer al intoxicatieverschijnselen kunnen worden
waargenomen. Een absolute drempelwaarde is moeilijk te
bepalen, omdat deze naast het toxinegehalte, waarschijnlijk
mede afhankelijk is van de totale dagelijkse Lolitrem-B in-
name, de rantsoensamenstelling en het metaboolgewicht.
Daarnaast bestaan er erfelijke verschillen in gevoeligheid

(4), varieert de toxineconcentratie in de plant en neemt het
gehalte gedurende de bewaarperiode (in enkele maanden
tijd) enigszins af

Het totaal ontbreken van klinische symptomen bij de droog-
staande koeien kan worden verklaard uit een combinatie van
het bovenstaande, waardoor de totale opname van de toxine
waarschijnlijk te gering was om symptomen te veroorzaken.

Literatuuroverzicht

Etiologie

Raaigraskramp is een neurologische aandoening veroor-
zaakt door een mycotoxine (Lolitrem-B) dat geproduceerd
wordt door de schimmel
N. lolii. Dit ziektebeeld kan behalve
bij runderen, ook voorkomen bij schapen en paarden. De
aandoening, die vooral wordt waargenomen in Australië en
Nieuw-Zeeland, werd door Fletcher en Harvey (1981) (3)
duidelijk gecorreleerd aan de endofyt
N. lolii. Het tremor-
geen, Lolitrem-B werd in hetzelfde jaar door Gallagher
et al.

(5) in grasmonsters in Nieuw-Zeeland aangetoond. Een jaar
later werd onder andere Lolitrem-B ook aangetoond in gras-
zaad, dat gevoerd aan schapen in duidelijke klinische klach-
ten resulteerde (11). Vanaf het moment dat de endofyt gun-
stige eigenschappen voor het eindproduct leek te hebben,
wat zich onder andere uitte in een grotere resistentie tegen
droogte en insecten, werd het graszaad dat zaad moest leve-
ren voor gras van bijvoorbeeld sportvelden opzettelijk met
de endofyt geïnfecteerd. Naast Lolitrem-B produceert deze
endofyt ook de toxinen peramine en ergovaline (met een ne-
gatief effect op groei en melkproductie). Inmiddels zijn er
endofyten/graszaadcombinaties die deze mycotoxinen niet
produceren maar wel enige resistentie tegen insectenplagen
bezitten (9). In Europa komt
N. lolii wijdverspreid voor in
wilde populaties
Engels raaigras.

Het aangrijpingspunt voor de toxine is het cerebellum, waar
het een reversibele degeneratie veroorzaakt van Purkinje cel-
neuronen. Het effect is een gestoorde overdracht van neuro-
transmittors. De toxinen worden waarschijnlijk snel via de
gal uitgescheiden na detoxificatie in de lever en in het li-
chaam vindt geen stapeling plaats (7).

Diagnostiek

Anamnese

In de anamnese moet vastgesteld worden of een individueel
dier is aangetast, of dat het een koppelaandoening betreft.
Verder is het rantsoen van de dieren van belang en het voor-
komen van al dan niet verdacht (graszaad-) hooi in het rant-
soen.

Klinisch onderzoek

Het in de literatuur beschreven klinische beeld komt overeen
met de in de casus beschreven koppelsgewijs voorkomende
vrij karakteristieke klinische symptomen.

Bloedonderzoek

Routinematig bloedonderzoek levert in het algemeen geen bij-
zonderheden op. In sommige gevallen wordt een verhoogde
waarde van CPK en AST vastgesteld. De verhoogde waarden
zijn het gevolg van (secundaire) spierbeschadigingen en leve-
ren geen meerwaarde bij het stellen van de diagnose.

-ocr page 370-

Pathologisch onderzoek

Bij pathologisch onderzoek wordt het typische beeld van
purkinje-celdegeneratie gezien, wat wel heel karakteristiek
is, maar wat niet als pathognomonisch voor het ziektebeeld
wordt beschouwd (8). Doordat de mortaliteit laag en de
prognose gunstig is, worden de dieren niet vaak ter sectie
aangeboden.

Voeronderzoek

Het voeronderzoek heeft de meeste aanvullende waarde voor
de diagnostiek. Dit kan enerzijds bestaan uit het microscopisch
aantonen van de schimmel
N. lolii, omdat deze schimmel een
karakteristieke microscopische beeld heeft. De aanwezigheid
van de schimmel zegt echter niets over het mycotoxinegehalte
omdat de toxineproductie nogal kan variëren. Het bepalen van
het gehalte aan Lolitrem-B in het voer is dus van groot belang
voor het stellen van een betrouwbare diagnose.

Differentieel diagnose

* Hypocalcemie c.q. hypomagnesemie kan gepaard gaan
met parese en/of paralyse, schrikachtigheid en spierrillin-
gen. De diagnoses hypocalcemie en hypomagnesemie zijn
te stellen door bloedonderzoek.

* Nerveuze acetonemic wordt vaak kort na het aßcalven
waargenomen bij individuele koeien. De dieren zijn ner-
veus en schrikachtig en houden veelal de kop omhoog
(sterrenkijken). Op basis van bloedonderzoek (glucose en
ß-hydoxyboterzuur) en/of onderzoek van urine (acetest)
en/of reactie op de ingestelde therapie (glucose en/of cor-
ticosteroïden) is het onderscheid te maken.

* Cerebrocorticale necrose, vooral voorkomend bij kalveren
tussen twee tot acht maanden, kan gepaard gaan met inco-
ördinatie, dringen en blindheid, parese, spierrillingen en
krampaanvallen. De waarschijnlijkheidsdiagnose berust
veelal op reactie op de ingestelde therapie met vitamine-B.

* Loodintoxicatie geeft beschadiging van het centrale ze-
nuwstelsel met acuut optredende neurologische verschijn-
selen in de vorm van: blindheid, tremoren, ataxie, dringen
en convulsies. De mortaliteit is in de regel hoog.

* Listeriose wordt vooral waargenomen in de periode van ja-
nuari tot mei en wordt veroorzaakt door een meningo-en-
cefalitis. Typisch hierbij is het draaien van rondjes in
steeds dezelfde richting (\'circling disease\') (1).

* Zoutintoxicatie treedt op als het drinkwater meer dan 1500
mg/liter NaCL bevat. Jonge en hoogproductieve dieren
zijn gevoeliger dan andere dieren. De symptomen kunnen
het gevolg zijn van irritatie van het maagdarmkanaal en/of
het centrale zenuwstelsel (veroorzaakt door hersenoe-
deem).

* Waterintoxicatie kan naast zoutintoxicatie ook leiden tot
long en hersenoedeem, op basis van plotseling verhoogde
natriumuitscheiding. Toediening van IV-toediening van
een twintig procentige NaCl-oplossing zal spoedig tot her-
stel leiden (12).

* Botulisme type C/D kan gepaard gaan met een progressief
veriopende ataxie. Morbiditeit en mortaliteit zijn vooral
afhankelijk van de hoeveelheid opgenomen toxine.
Diagnostiek berust op het aantonen van toxine en/of de
toxine producerende kiem in serum, pensinhoud, mest
en/of voer.

* BSE zal over het algemeen bij iets oudere dieren (> vier tot
vijf jaar) voorkomen. Opvallend is vaak de toegenomen
gevoeligheid voor alleriei externe prikkels (geluid, licht en
aanraking).

N.B. Bij veel van de genoemde aandoeningen in de differen-
tiële diagnose betreft het vaak één of enkele dieren in een
koppel, waarbij het ziektebeeld meer of minder acuut kan
verlopen. Het meest typische voor raaigraskramp is dat het
een koppelaandoening betreft, waarbij het ziekteverloop (af-
hankelijk van de concentratie toxine etcetera) over het alge-
meen een meer chronisch karakter heeft.

Therapie en preventie

Een therapie voor aangetaste dieren is er niet, maar de symp-
tomen zullen verdwijnen na verandering van het rantsoen,
als beschreven in de casus. Van belang is verder dat de dieren
zoveel mogelijk met rust worden gelaten en rustig worden
benaderd, zodat verdere beschadigingen van vooral de benen
door vallen worden voorkomen.

Dankbetuiging

Deze publicatie is tot statid gekomen door wederzijdse informatie-uitwisse-
ling tussen practici cn G.D. Veekijker Voor deze publicatie is dankbaar ge-
bruikgemaakt van een referaat van J. Saas, destijds student bij VFFT.
Daarnaast zijn wij dank verschuldigd aan enkele collegae van de GD
(J. Verhoeffen J. Muskens) voor het kritisch doorlezen van het manuscript.

Literatuur

1. Cornelisse JL. Bacteriële ziekten en mycotische aandoeningen bij dieren.
1988; ISBN 90 6348 3848/ClP, Wetenschappelijke uitgeverij Bunge.

2. Essen GJ van. Blom M en Fink (jrcmmels-Gehrmann J. Raaigraskramp
bij paarden. Tijdschr Diergeneeskd 1995; 120: 710-1.

3. Fletcher LR, and Harvey IC. An association of a Lolium endophyte with
ryegrass staggers. New Zealand Vet J 1981; 29: 185-6.

4. Gallagher RT. and Hawkes AD. The potent tremorgenic neurotoxins loH-
trem B and aflatrcm: a comparison of the tremor response in mice.
Experienta. 1986; 42 (7): 823-5.

5. Gallagher RT. White ER and Mortimer PH. Ryegrass staggers: isolation
of potent neurotoxins Lolitrem A and Lolitrcm B from staggers-produ-
cing pastures. New Zealand Vet J 1981; 29: 189-90.

6. Huyben MWC en Sol J. Gedorst Engels raaigras (Lolium perennc) als
oorzaak van raaigras \'staggers\' bij opgestalde pinken. Tijdschr
Diergeneeskd 1992; 117: 323-4.

7. Laws L, and Mantle PG. Excretion and transformation of [I4C] peni-
tremmycotoxins in sheep bile. Res Vet Sci 1987;43: 199-202.

8. Pearson EG, Andreasen CB. Blythc LL. and Graig AM Atypical pneu-
monia associated with ryegrass staggers in calves. J Am Vet Med Assoc
1996; 209 (6): 1137^2.

9. Porter JK. Analyses of endophyte toxins: fescue and other grasses toxic
for livestock. J Anim Sci. 1995; 73 (3): 871-80.

10. Sloet van Oldenruitenborgh-Oosterbaan MM, Schipper FC, and
Goering-Gremmels JF. Rhinopneumonia or mycotoxin intoxication?
Neurological phenomena in horses from a riding school.Tijdschr
Diergeneeskd 1999; 124(22): 679-81.

11. Sorgdrager H. Ryegrass staggers bij schapen. Tijdschr Diergeneeskd
1978; 103:500-1.

12. Verhoeff J. Waterintoxicatie bij kalveren. Tijdschr Diergeneeskd 1980;
105:727-8.

-ocr page 371-

P.A.M. Overgaauw

Tijdens het grootste gezelschaps-
dierencongres in de USA, de
^^^^^^^^ North American Veterinary Con-
l\'^ffffff^ ference in Orlando, januari 2004,
werd tijdens het symposium \'New

_ frontiers in parasite management\'

de oprichting bekendgemaakt van
de Companion Animal Parasite
Council (CAPC). De CAPC be-
staat uit veertien vooraanstaande wetenschappers uit de
USA op het gebied van parasieten, epidemiologie en zoö-
nosen. Bekende namen als Byron Blagburn, Michael
Dryden, Peter Schantz en Kevin Kazacos staan garant
voor een hoge kwaliteit van dit adviesorgaan.

Het doel van de CAPC is om richtlijnen te formuleren en up-
to-date te houden voor de bestrijding van ecto- en endopara-
sieten die een bedreiging vormen voor de gezondheid van
mens en dier. Hiermee wordt getracht een betere zorg in de
veterinaire praktijk te bieden, dieren beter te beschermen te-
gen parasieten en het risico op transmissie van zoönosen te
verkleinen. De financiering bestaat vooralsnog uit een \'edu-
cational gift\' van Novartis Animal Health US, Inc.

Zeer veel parasitaire infecties

Ondanks alle kennis en de vele goede preventieve en cura-
tieve middelen voor diverse intern en extern voorkomende
parasieten, zijn nog zeer veel dieren besmet met parasitaire
infecties. Als voorbeeld kan hartworm worden genoemd
waarvan in de USA, ondanks alle preventieve maatregelen,
nog steeds jaarlijks 250.000 honden worden besmet.
Als het gaat om zoönosen, dan is bekend dat het merendeel
van de infecties niet wordt onderkend door dierenartsen, art-
sen of de patiënten zelf Geschat wordt dat er jaarlijks drie tot
zes miljoen mensen te maken hebben met viscerale larva mi-
grans (VLM) door larven van de Tbxocora-spoelworm van
hond en kat met tienduizend klinische gevallen. De seropre-
valentie voor deze infectie bedraagt in sommige gebieden
meer dan 23 procent. Van de oculaire larva migrans (OLM)
worden in de USA ongeveer 750 klinische gevallen per jaar
gevonden.

Tenslotte de vlooien en teken, die veel problemen veroorza-
ken bij de gastheer en diverse infecties kunnen overdragen
naar de mens. Veel eigenaren zien echter nog steeds het nut
niet in van goede bestrijding of zijn er nog geheel onbekend
mee.

Het belang is daarom om duidelijke richtlijnen te ontwikkelen
ter bescherming van huisdieren en de volksgezondheid om
daarmee de relatie mens-dier optimaal te kunnen behouden.

Dierenartsen, eigenaren en (huis)artsen dienen zoveel moge-
lijk samen te werken om de risico\'s voor parasitaire zoöno-
■ sen te minimaliseren. De belangrijkste preventieve maatre-
gelen voor mens en dier die geadviseerd worden zijn:
• een goede persoonlijke hygiëne;

• levenslange bestrijding van ecto- en endoparasieten bij
huisdieren;

• zoveel mogelijk beperken van blootstelling van kinderen
aan een potentieel besmette omgeving;

• regelmatig opruimen van ontlasting van huisdieren om
daarmee de infectiedruk van de omgeving te verminderen;

• het onderkennen van en communiceren over parasitaire in-
fecties en effectieve maatregelen hiertegen.

Brochure

Er is een brochure uitgegeven voor het bestrijden van para-
sieten bij honden en katten.
Controlling Internal And
External Parasites in U.S. Dogs And Cats,
die de volgende
belangrijke informatie bevat (hartworm-maatregelen zijn
voor de leesbaarheid en de relevantie voor de Nederiandse
situatie weggelaten):

• ontworm het hele jaar door met middelen die effectief
zijn tegen parasieten die een risico vormen voor de
volksgezondheid (dit zijn in Nederland met name
rojTOtara-spoelwormen van hond en kat);

• begin zo snel mogelijk na de geboorte met behandeling
met preventieve middelen tegen vlooien en teken en ga
hier levenslang mee door;

• verricht jaarlijks een lichamelijk onderzoek met een com-
plete anamnese;

• verstrek huisdieren gekookt of commercieel voedsel (geen
rauw vlees) en vers drinkwater;

• onderzoek de ontlasting in het eerste levensjaar twee tol
vier keer en één tot twee keer per jaar bij volwassen dieren,
aftankelijk van de gezondheidstoestand en leefomstan-
digheden;

• ontworm puppies op twee, vier, zes en acht weken leeftijd
en daarna maandelijks tot zes maanden leeftijd;

• ontworm kittens op drie, vijf, zeven en negen weken leef-
tijd en daarna maandelijks tot zes maanden leeftijd;

• ontworm (zogende) teven en poezen tegelijk met hun jon-
gen;

• pas preventieve programma\'s tegen parasieten aan naar de
geografische omstandigheden, seizoen en leefomstandig-
heden.

Centrifugeren

Op de website van de CAPC, www.capcvet.org, is uitge-
breide informatie over de besproken onderwerpen te vinden,
evenals uitgebreide overzichten van antiparasitaire middelen
bij hond en kat; veelvoorkomende parasieten bij hond, kat en
mens; onderzoeksmethoden voor hartworm bij hond en kat
en methodes van ontlastingonderzoek voor wormeieren, lar-
ven en protozoën.

Bij dit laatste werd tijdens het congres meerdere malen heel
duidelijk gesteld dat de flotatie-centrifugatiemethode de
gouden standaard is en dat elke (commerciële) flotatieme-
thode zonder centrifugeren inmiddels als een kunstfout
wordt beschouwd. Beter géén ontlasting onderzoeken dan
deze laatste methode gebruiken! Deze mening is gebaseerd

Companion Animal Parasite Council (CAPC), USA

Onafhankelijk adviesorgaan voorde bestrijding van ecto- en endoparasieten die een bedreiging
vormen voorde gezondheid van mens en dier

-ocr page 372-

op meerdere onderzoeken die hebben uitgewezen dat met
centrifugeren zeven tot tien keer meer eieren worden gevon-
den dan met de passieve flotatietechniek (buisje met ont-
lasting en zoutoplossing enige tijd laten staan met een dek-
glaasje erop en vervolgens dit onderzoeken). In eenderde tot
tweederde van de gevallen kon aangetoond worden dat de
oorzaak hiermee werd gemist.

Richtlijnen geaccepteerd

De gepresenteerde richtlijnen zijn inmiddels geaccepteerd
door de American Animal Hospital Association (AAHA)
en verwerkt in hun protocollen. Ze zijn duidelijk uitgebrei-
der en gaan verder dan de richtlijnen die in Nederland wor-
den geadviseerd. Dit is onder andere het gevolg van het feit
dat de risico\'s voor de volksgezondheid in de USA een gro-
tere rol spelen dan in Nederland en meer parasitaire aan-
doeningen bij huisdieren voorkomen (bijvoorbeeld hart-
worm en haakworm) door andere geografische omstandig-
heden.

Het is overigens interessant te zien dat in de USA dit soort
initiatieven worden ontplooid, daar waar men zich in delen
van Europa steeds meer zorgen begint te maken over de toe-
stand en toekomst van de parasitologie en het parasitologisch
onderzoek. Een orgaan als de CAPC kan op dit gebied
wereldwijd het voortouw gaan nemen. De toekomst zal uit-
wijzen of de adviezen zullen leiden tot toegenomen kennis
en maatregelen met als resultaat verbetering van de gezond-
heidszorg van mens en dier.

Hill\'s European Symposium on Feline Metabolic and
Endocrine Diseases

Jan Gajentaan

Op 10-12 maart 2004 werd in het Méridien Apollo
Hotel in Amsterdam het Hill\'s European Symposium
on Feline Metabolic and Endocrine Diseases gehou-
den, inmiddels het zevende jaarlijkse symposium on-
der dc hoede van Hill\'s. Aan een honderdtal genodig-
den, hoofdzakelijk uit de kringen van de veterinaire
interne geneeskunde van gezelschapsdieren werd, on-
der voorzitterschap van Ad Rijnberk en Hans
Kooistra, een indrukwekkend programma van lezin-
gen over overgewicht en diabetes bij katten voorge-
schoteld.

Hans Sauerwein, hoogleraar aan de Universiteit van
Amsterdam, beet het spits af met een lezing over de
nieuwste inzichten in de pathogenese en de epidemiologie
van overgewicht bij de mens. Géraldine Blanchard van
Alfort besprak daarna het metabolisme van lipiden bij de
kat, gevolgd door een lezing van Claudia Kirk van de
School of Veterinary Medicine in Knoxville, Tennessee,
USA over de klinische aspecten van overgewicht bij de
kat.

Na de middagmaaltijd sprak Jo Höppener van de vak-
groep (medische) klinische endocrinologie van de
Universiteit Utrecht over de rol van amyloïd in de patho-
genese van diabetes mellitus type 2. Vervolgens werd door
collega Jacquie Rand van de University of Queensland,
Australië, een voordracht gehouden over de pathogenese
van diabetis mellitus bij de kat. Na een lezing van Richard
Nelson, hoogleraar aan de School of Veterinary Medicine
in Davis, California, USA, over de klinische manifestatie
en management van diabetes mellitus bij de kat, werd het
programma afgesloten door Claudia Kirk met een voor-
dracht over nutritional management of feline diabetes
mellitus. De positieve effecten van een hoog eiwit/laag
koolhydraat-dieet bij zowel diabetes mellitus als obesitas
van de kat werden tijdens deze en andere voordrachten
uitgebreid toegelicht.

De deelnemers konden hun hart ophalen aan het bijzonder
hoge peil van de presentaties tijdens dit symposium. Allen
keerden uiterst tevreden huiswaarts met veel nieuwe en/of
opgefriste kennis, niet in het minst door de in de pauzes in
een buitengewoon aimabele sfeer gevoerde discussies en
het geweldige gastheerschap van Hill\'s.

-ocr page 373-

Na de opening door de voorzitter van VSF Zwitserland,
volgde een korte introductie door de directeur van dezelfde
organisatie. Vétérinaires Sans Frontières Europa bestaat uit
acht Europese organisaties uit acht verschillende landen die
zich allen ten doel stellen de armoede in de wereld te ver-
lichten door middel van veterinaire hulp. De meeste organi-
saties doen dit door in verschillende landen zogenoemde
Community Animal Health Workers (paraveterinairen) op te
leiden. Het motto van VSF-E is, evenals de titel van het sym-
posium: gezonde dieren, gezonde mensen!

Veterinaire ontwikkelingssamenwerking

De eerste spreker was dr. Hans Wyss, directeur van de
Federal Veterinary Office in Zwitserland. Hoewel de veteri-
naire autoriteiten voorheen alleen op het binnenland gericht
waren, wordt het besef dat men ook iets aan de internationale
gemeenschap kan (of misschien: moet) bijdragen steeds
sterker. Wyss benadrukte dan ook vooral de samenwerking
tussen Zwitserland en verschillende zuidelijke landen, bij-
voorbeeld met betrekking tot vaccinatieprogramma\'s en pro-
gramma\'s voor veterinaire volksgezondheid. Na Hans Wyss,
die in het Engels sprak, was het tijd voor twee Franstalige
presentaties: één van VSF Frankrijk (dr. Saadi Benzerrak) en
één van VSF Spanje (dr. Beatrice Barrientos). Ondanks de
taalbarrière die voor een groot aantal van de aanwezigen
gold, leidden deze voordrachten toch tot aardige discussies.
Dr. Saadi Benzerrak is de projectleider van een project in
Cambodja, een land dat jaren na de burgeroorlog nog altijd
een zeer zwakke economie heeft. VSF Frankrijk heeft hier
6830 families, die in een zeer kwetsbaar gebied leven van
een erg kwetsbare vorm van landbouw (rijstteelt), bijgestaan
met veterinaire programma\'s (bijvoorbeeld vaccinatiecam-
pagnes), met het ontwikkelen van alternatieve bronnen van
inkomsten (bijvoorbeeld viskweek) en met het ontwikkelen
van een veterinaire en agrarische infrastructuur. Na Ben-
zerrak was het woord aan de derde spreekster, tevens project-
coördinator van Vetermon (VSF Spanje): dr. Beatrice
Barrientos. Vetermon heeft vele projecten in Zuid-Amerika
en deze projecten zijn vooral gericht op het herstellen en in-
standhouden van de plantkundige kennis die onder de lokale
bevolking aanwezig is. Barrientos legde uit hoe dit proces in
zijn werk gaat. Eerst worden interviews afgenomen en wordt

de lokale bevolking gevraagd
planten te verzamelen waar
zij een geneeskrachtige wer-
king aan toeschrijven. Het
zijn meestal de oudere men-
sen uit een gemeenschap die
deze kennis nog bezitten en
die met veel enthousiasme de
planten verzamelen. Vervol-
gens worden de planten in
een laboratorium onderzocht
op werkzame bestanddelen.
Hieronder bevinden zich ook
planten die niet zozeer ge-
neeskrachtig werken, maar
bijvoorbeeld wel gebruikt
kunnen worden ter vervan-
ging van zeep. Aangezien dit
onderwerp al snel in de hoek
van alternatieve geneeswij-
zen gestopt wordt, zonder dat
eerst gekeken wordt naar de
sociale en culturele aspecten
van deze projecten, ontstond
een discussie tussen twee
kampen: de geïnteresseer-

Symposium \'Healthy animals, healthy people\'

Mariska Leeßang

Tijdens de drie dagen durende jaarvergadering van Vétérinaires Sans Frontières Europa (VSF-E) in Solo-
thurn, Zwitserland, werd op vrijdag 12 maart 2004 het symposium \'Healthy animals, healthy people\' gehou-
den. Dit symposium werd georganiseerd door Vétérinaires Sans Frontières Suisse en dierenartsen en studen-
ten diergeneeskunde vanuit heel Europa en een aantal Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen waren
aanwezig. De Nederlandse delegatie bestond uit vier vrijwilligers van de stichting Diergeneeskunde In
Ontwikkelingssamenwerking (OIO).

-ocr page 374-

den/\'gelovigen\' en de critici. Omdat juist in ontwiiclcelings-
landen die sociale en culturele aspecten zeer sterk meespe-
len, verliep de discussie waarschijnlijk een stuk milder dan
wanneer deze binnen een ander publiek had plaatsgevonden.

The One Medicine

De laatste spreker voor de lunch was dr. Jakob Zinsstag met
een zeer toepasselijke presentatie voor dit symposium: the
\'one medicine\'. Hij stelde dat, hoewel (of misschien juist
doordat) de huidige geneeskunde (zowel veterinair als hu-
maan) sterk gespecialiseerd is, het onvoldoende in staat is
grote volksgezondheidsvraagstukken aan te pakken (denk
aan BSE, SARS, en aviaire influenza). Gebaseerd op het con-
cept van één geneeskunde wordt aan het Zwitserse tropenin-
stituut uitgebreid onderzoek gedaan op het gebied van (vete-
rinaire) volksgezondheid, en wel op een manier die veel
verder strekt dan alleen onderzoek naar verschillende zoöno-
sen. Hier wordt een sterke samenwerking op verschillende
sociale, economische, culturele en ecologische gebieden be-
werkstelligd. Zwinsstag illustreerde dit aan de hand van ver-
schillende voorbeelden, variërend van tuberculose bij no-
maden (mede via kamelen), gecombineerde vaccinatie-
programma\'s voor dier en mens (veel nomaden vinden het be-
langrijker om hun vee in te enten dan hun kinderen) en een
uitgebreid wiskundig model voor brucellose in Mongolië.
Ook benadrukte hij het belang van veterinaire hulp voor ont-
wikkelingslanden verwierp hij de veelgehoorde kritiek dat
het te duur en niet kosteneffectief zou zijn, door een vergelij-
king te maken met de maatregelen die momenteel in de \'rijke\'
landen getroffen worden om bioterrorisme buiten de deur te
houden en voedselveiligheid te waarborgen. Tenslotte bena-
drukte hij dat het concept van één geneeskunde niet alleen het
zuiden aangaat, maar ook Europese overheden.

Samenwerkingsverbanden

Na de lunch was er eerst gelegenheid om alle posters van de
verschillende VSF-
organisaties tc bekij-
ken. De DIO-poster ®
trok vooral de aan-
dacht van studenten,
die in eerste instantie
niet geloofden dat
het bestuur van DIO
voornamelijk uit (me-
de)studenten bestaat.
Maar ook project-
coördinatoren waren
zeer geïnteresseerd in
de gratis vraag- en
antwoorddienst die
DIO aanbiedt voor
boeren en organi-
saties in ontwikke-
lingslanden. Na deze
postersessie volgden
nog twee sprekers en
een forumdiscussie.
De eerste spreker was
dr. Philippe Ankers
die namens VSF Zwitserland in Nairobi, Kenia werkt. Hij
vatte direct een controversieel onderwerp bij de horens:
samenwerking met lokale overheden, terwijl de organisatie
non-gouvernementeel is. En: noodhulp, terwijl de organisatie
duurzame samenwerking predikt. Toch bleek uit zijn verhaal
dat de lokale projectmanagers soms niet anders kunnen. Toen
in Kenia in een gebied dat normaal al jaarlijks met droogte te
kampen heeft een droogte optrad die desastreuze gevolgen
had, moest snel iets ondernomen worden om het vee van de
lokale bevolking (en daarmee de lokale bevolking zelf) in le-
ven te houden. Dit kon echter alleen in samenwerking met de
overheid. Ankers kreeg toch wel wat kritiek op zijn presenta-
tie, omdat het huidige devies van veel organisaties \'duur-
zaamheid\' luidt. De volgende presentatie sloot hier in zoverre
op aan, dat het ook deels over noodhulp en humanitaire hulp
ging. Jürg Zumstein van een grote Zwitserse humanitaire
hulporganisatie sprak over de doelstellingen van zijn organi-
satie en wat zij met diergeneeskunde te maken hebben. Dit is
tot nu toe niet veel geweest (of het moeten de speurhonden
zijn die bij aardbevingen ingezet worden), maar waar ze kun-
nen, ondersteunen ze de programma\'s van VSF Zwitserland
(vooral financieel).

De forumdiscussie die aan het eind van de dag werd gehou-
den, viel een beetje uit de toon bij de rest van het sympo-
sium. Terwijl er veel mensen van buiten VSF-E op het sym-
posium af waren gekomen, werd tijdens deze discussie
vooral over fondsenwerving en interne vraagstukken van
VSF-E gediscussieerd. Maar al met al was het een zeer inte-
ressante dag, vooral de presentatie van Zinsstag maakte
grote indruk op de aanwezigen. En de delegatie van DIO zal
volgend jaar dan ook zeker weer aanwezig zijn. Tot slot is het
nog het vermelden waard dat aan het eind van de jaarverga-
dering een nieuw VSF-lid verwelkomd mocht worden: VSF
Oostenrijk. Vanaf nu bestaat VSF Europa dus niet meer uit
acht, maar uit negen Europese organisaties.

-ocr page 375-

Activiteiten tijdens de Week van het Huisdier

Als het goed is, heeft u inmiddels de kranten en een poster van de Week van het Huisdier, mede dankzij AUV, ont-
vangen. U bent nu wellicht van plan iets te gaan organiseren in de Week van het Huisdier? Leuk!
De initiatiefnemers van de Week van het Huisdier willen dit jaar activiteiten op lokaal niveau stimuleren. In
Engeland gebeurt dit al zestien jaar succesvol en het thema Huisdier Erbij?! leent zich natuurlijk erg goed voor
een (gezamenlijke) activiteit. Alle aandacht die bijdraagt aan het bewust aanschaffen én houden van een huisdier
is welkom!

raad strekt)! Mail deze aanvraag met een uitleg over uw acti-
viteit dan naar:
info@weekvanhethidsdiernl

Vergeet u uw activiteit niet aan te melden op deze site onder de
button \'aanmelden\'?

De (aankomende) huisdierbezitter kan onder de button \'deel-
nemende bedrijven\' zien, wie waar wat organiseert en waar
men de kranten kan ophalen.

Bij de vrienden (sponsors) van de Week van het Huisdier zou u
kunnen informeren naar speciale acties tijdens of ter gelegen-
heid van de Week. In het volgende Tijdschrifl daarover meer.

De initiatiefnemers en vrienden wensen u veel succes!

Het is natuurlijk bijzonder leuk om de handen ineen te slaan.
Want ook de bij Dibevo aangesloten dierenspeciaalzaken,
tuincentra met een dierenafdeling en de asielen, hebben via
hun belangenverenigingen de gratis informatiekranten en een
poster ontvangen.

En samenwerking met de plaatselijke kynologenclub (de KC\'s
hebben vaak ruimte om een evenement te organiseren), de lo-
kale middenstand of een trimster, behoren ook tot de moge-
lijkheden. Ideeën treft u aan op de website
www.weekvanhet
hiiisdier.nl
onder de button organisatietips. Om het u gemak-
kelijk te maken, hebben wij een voorbeeld draaiboek, een aan-
kondigingsposter en een voorbeeld persbericht gemaakt. Wilt
u nog extra kranten en/of posters ontvangen
(zolang de voor-

De initiatiefnemers zijn: de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Dierge-
neeskunde, Croep Geneeskunde Gezelschapsdieren en Groep Geneeskunde van het
Paard, Dibevo, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, de Nederlandse
Databank Gezelschapsdieren, de Raad i^an Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland,
de Bond tot Bescherming van Honden en het Platform Verantwoord Huisdlerenbezit.

Vrienden van de Week van het Huisdier zijn: AUV Dierenartsencoöperatie, Bayer,
Beaphar Nederland BV, Boerenbond, Ceva Santé Animale, Dierenland BV, DieralZorg,
Discus Groep, Emax Nederland BV, Eukanuba, Faunaland Franchising, Federatie
Dierenambulances Nededand, Ferplast Benelux BV, Cebr de Boon BV, Hart voor
Dieren, lams, Intervet Nederland BV, Intratuin, Jumper, KLM Cargo Animal Care, Koi-
2000, Kynotrain, Landal GreenParks, Merial, Pedigree, Pet\'s Place BV, Pfizer Animal
Health BV, Purina ProPlan, Royal Canin BV, Sanoma Uitgeverij SDN/Dobey Sophia
Vereeniging, Stichting Dierbaar, Stichting met Dieren meer Mens, Van Riel Distripet,
Virbac, Weikoop en Whiskas.

WEEK
VAN HET

HUISDIER

-ocr page 376-

Tulathromycine, een nieuw antibioticum voor landbouwhuisdieren

Maria Morselt

Sinds februari van dit jaar is er in Europa het nieuwe
antibioticum tulathromycine op de markt. Het is ontwik-
keld door de firma Pfizer en geregistreerd onder de naam
Draxxin. Het is beschikbaar in de vorm van een langwer-
kend injectie-antibioticum voor luchtweginfecties bij var-
kens en runderen. De keuze aan antibiotica voor lucht-
weginfecties is ruim en de meeste praktijken proberen
zich bij de keuze van luchtweg-antibiotica te beperken tot
een hanteerbaar aantal middelen. Er viel dan ook weinig
schokkends te verwachten van dit nieuwe middel.
Tulathromycine verschilt echter op twee punten sterk
van andere antibiotica: na injectie geeft tulathromycine
een therapeutische spiegel van vijf tot vijftien dagen, af-
hankelijk van diersoort en agens. Bovendien is tulathro-
mycine als enige antibioticum geregistreerd als preven-
tief middel. Het mag preventief gebruikt worden ter
bescherming van dieren in geïnfecteerd milieu.

Tulathromycine is de eerste van een nieuwe groep macroliden,
de triamiliden. Deze groep macroliden heeft drie in plaats van
twee aminegroepen. Hierdoor is het middel metabool stabiel
en penetreert snel in weefsels en celmembranen. Dertig minu-
ten na injectie is de maximale plasmaconcentratie bereikt.
Recentelijk onderzoek met radiogelabelde tulathromycine laat
zien dat het middel zich ophoopt in de neutrofielen en macro-
fagen zodat op de plaats van de ontsteking de concentratie vele
malen hoger is dan elders in het weefsel. Eenzelfde effect is al
beschreven bij azithromycin, een humaan antibioticum.
Doordat tulathromycine maar zeer langzaam gemetaboli-
seerd wordt, komt de stof grotendeels onveranderd via de
urine en de mest weer naar buiten. Dit roept vragen op be-
treffende eventuele milieubelasting, echter onderzoek heeft
aangetoond dat de invloed op het milieu nihil is.

Registratie

Sinds enkele jaren is het mogelijk diergeneesmiddelen cen-
traal voor Europa te registreren.

Tulathromycine is onder de naam Draxxin centraal gere-
gistreerd voor Europa. Als een farmaceutische industrie een
medicijn met een nieuwe werkzame stof centraal wil re-
gistreren, dient een registratieaanvraag te worden ingediend
bij het European Medicines Evaluation Ageny (EMEA) in
Londen. Als het middel wordt geregistreerd, dan kan
het diergeneesmiddel in alle lidstaten worden verkocht.
Tulathromycine is in de huidige vorm zowel als therapie als
voor preventief gebruik geregistreerd en mag preventief ge-
bruikt worden om dieren in besmet milieu te beschermen te-
gen bacteriële luchtweginfecties.

Als indicatie wordt aangegeven de behandeling en preventie
van longaandoeningen bij runderen geassocieerd met
M. ha-
emolitica
(manheimia), P. multocida en H. somnus. De indi-
catie bij varkens is: luchtwegaandoeningen geassocieerd
met
A. pleuropneumoniae, P. multocida en M. hyopneumo-
niae
(mycoplasma).

De registratie geldt voor niet melkgevende runderen en var-
kens. Vooralsnog mag het niet gebruikt worden bij drachtige
dieren en zijn er geen gegevens openbaar gemaakt over de
werking tegen mycoplasma bij runderen. De dosering is 2.5
mg/kg (overeenkomend met 1 cc per 40 kg LG), toediening
bij varkens is intramusculair en bij runderen subcutaan.
Er is kruisresistentie aangetoond met andere macroliden.
De wachttijd is zoals te verwachten bij zo\'n langwerkend
middel aanzienlijk: voor runderen 49 dagen, voor IKB-rund
90 dagen, voor varkens 33 dagen en IKB-varken 42 dagen.

Voordelen voor practicus en veehouder

Het feit dat een éénmalige injectie voldoende is, het een wa-
terige oplossing is en de te injecteren hoeveelheid klein is
maakt het tot een gebruiksvriendelijk middel. Bij zelfinjec-
tie is geen overmatige reactie waargenomen. Van de behan-
delde runderen gaf vijftien procent een lichte zwelling zien
op de plaats van injectie, overmatige pijnreactie werd alleen
waargenomen bij een overdosering van vijftien maal de
voorgeschreven hoeveelheid.

Cattle: Tulathromycin In lungs

ng/g

-ocr page 377-

Belang voor rundveehouderij

Met name voor de vleeslcalverenhouderij biedt dit middel
interessante mogelijkheden. Een eenmalige injectie geeft
langdurig een voldoende hoge spiegel en bij snelle versprei-
ding van de ziekte kan men de infectie voor zijn door de nog
niet zieke dieren preventief te behandelen. Dit is met name
interessant bij kalveren die al ruwvoer opnemen en dus niet
oraal gemedicineerd kunnen worden.
Andere preventieve toepassingsmogelijkheden zijn speci-
fieke omstandigheden waarbij sprake is van een hoge infec-
tiedruk en veel stress, bijvoorbeeld tijdens lange transporten.
Voor bedrijven met incidenteel gevallen van longontsteking
of met weinig jongvee is het voordeel van een langwerkend
middel dat er geen flesje achtergelaten hoeft te worden waar-
van toch de helft blijft staan. Het risico is dat de controle van
de zieke dieren ook achterwege blijft; goede begeleiding en
instructies blijven belangrijk.

En er zijn natuurlijk de dieren die moeilijk hanteerbaar of be-
naderbaar zijn. Denk aan de meststiertjes die in groepshok-
ken zonder vastzetvoerhek zitten. Als deze dieren ziek zijn
valt het vaak nog wel mee om ze te spuiten maar voor de
tweede injectie kan het een stuk lastiger en/of gevaadijker
worden.

Belang voor de varkenshouderij

Zieke biggen worden meestal één- of tweemaal gespoten en
bij zware hokbesmetting wordt de therapie voortgezet met
een antibiotica door het voer. Het voordeel van het gebruik
van tulathromycine is dat er maar eenmaal gespoten hoeft te
worden, eventueel het hele hok. Dit scheelt tijd en komt op
veel bedrijven de therapietrouw ten goede.
Ook bij biggen in grote groepshokken kunnen we veel stress
van zowel biggen als veehouder vermijden door een middel
te gebruiken waarvan één enkele injectie voldoende is.

Foto\'s bij Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra

In het artikel over de Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 april
2004 (pagina 237/238), zijn helaas de fotobijschriften bij de geplaatste foto\'s weggevallen. Om de context van deze foto\'s in re-
latie tot het artikel te verduidelijken, plaatsen wij de foto\'s nogmaals, voorzien van het bijbehorende fotobijschrift.

Het orale plaveiselcelcarcinoom bij de kat is helaas nog steeds niet te behandelen. Het vaak veel te laat ontdekken van deze tumor door de eigenaar kan hieraan ten grondslag
liggen. Door de Samenwerkende Diergeneeskundige Kankercentra wordt op dit moment een voorlichtingscampagne gestart, met als doel eigenaren van katten te informeren
over het belang van het vroegtijdig ontdekken van orale plaveiselcelcarcinomen bij hun dier.

-ocr page 378-

Tweejaarverslag BBD over 2001 en 2002

A. Kamphuis

Het verslag van het Bureau Bijwerkingen Diergenees-
middelen (BBD) over 2001 en 2002 kan eigenlijk een
tweejaarverslag genoemd worden, de meldingen over
beide jaren worden tezamen besproken. Het aantal mel-
dingen - bedoeld worden de individuele meldingen over
\'een\' vermoedelijke bijwerking - is de laatste jaren sta-
biel op ruim honderd per jaar. Het lijkt erop dat meer
meldingen via de registratiehouder aan het BBD worden
gestuurd ten opzichte van rechtstreekse meldingen aan
het BBD. Mogelijk dat de toegenomen participatie van de
registratiehouders bij het gestalte geven aan farmacovi-
gilantie daar een rol bij speelt.

De absolute aantallen zijn overigens relatief laag en heb-
ben een invloed op de effectiviteit van farmacovigilantie.
Met meer meldingen van vermoedelijke bijwerkingen
neemt de \'ervaringskennis\' van diergeneesmiddelen toe
en kunnen er eerder/duidelijker uitspraken gedaan wor-
den of adviezen gegeven worden aangaande die midde-
len. Ook hier geldt dat de kost voor de baat uitgaat waar-
bij het melden (tijd, energie) als de kost kan worden
gezien. De baat is het resultaat: incorporatie van ge-
bruikservaringen bij de gebruiksmogelijkheden van
middelen.

De verdeling van de meldingen over de verschillende dier-
soorten en productgroepen vertoont geen grote (^jaar)ver-
schillen en komt redelijk overeen met wat in andere
Europese landen wordt gezien; diersoorten in volgorde van
aantal meldingen: hond, kat, rund, paard, varken en \'rest\'.
Productgroepen in volgorde van aantal meldingen: vaccins,
ectoparasitica, neurologica, antibiotica, endoparasitica, hor-
monen en \'rest\'.

De aantallen meldingen per diergeneesmiddel variëren, van-
zelfsprekend, maar zijn relatief klein. De 212 meldingen ont-
vangen over de beide jaren betroffen 132 verschillende dier-
geneesmiddelen. Per diergeneesmiddel over twee jaar dus
gemiddeld 1,6 melding, nogal eens van een grote verschei-
denheid aan symptomen.

Bij tweederde van de meldingen is een causaal verband tus-
sen de waargenomen reactie (vermoedelijke bijwerking) en
het gebruikte diergeneesmiddel waarschijnlijk of mogelijk.

Gezelschapsdieren

Bij de hond worden neurologica (inclusief NSAIDs) het
meest gemeld, gevolgd door vaccins.
Sterfte tijdens of (kort) na een narcose met één of meerdere
middelen wordt evenals in andere jaren een aantal malen ge-
meld.

Ectoparasitica willen af en toe aanleiding zijn voor lokale ir-
ritaties (van voorbijgaande aard), maar zijn een enkele keer
ook in verband gebracht met neurologische verschijnselen.
Vaccins, er is geen prevalentie te bepalen, leiden soms tot
een anafylactische shock of anafylactoïde reacties. Deze re-
acties (braken, sloom, exantheem, bleke slijmvliezen, ge-
zwollen mucosae, soms collaps) zijn veelal van korte duur

Bij de kat hebben verreweg de meeste meldingen betrek-
king op ectoparasitica, negentien van de 34, waarbij tien
verschillende werkzame stoffen zijn genoemd.
Naast meer of minder lokale cutane reacties (haaruitval,
jeuk) werden ook nerveuze aandoeningen gemeld: excita-
tie, spasmen, ataxie.

De verschillen tussen hond en kat voor wat (aantallen) mel-
dingen van bijwerkingen op ectoparasitica betreft zijn op-
vallend. Factoren als orale opname (likken), overdosering
door gewichtsoverschatting lijken een belangrijke rol te
spelen.

Landbouwhuisdieren

Bij het rund, met name het kalf, zijn op enkele vaccins
shockreacties gemeld. Soms met peracute al dan niet fatale
verschijnselen, soms pas waarschijnlijk na sectie op dood
gevonden dieren.

Enkele meldingen zijn ontvangen over het ontstaan van
ernstige mastitiden na droogzetten: een slechte hygiëne tij-
dens het droogzetten is het meest waarschijnlijk.
Een aantal keren bleek bij nadere beschouwing van de ca-
sus, inclusief de sectie of andere gegevens, dat de vermoe-
delijke bijwerking op een antibioticum eerder een symp-
toom van de behandelde ziekte of een onderliggende
andere aandoening te zijn.

Een enkele melding is ontvangen van een Clostridium-\'mkc-
tie na een IM-injectie met een prostaglandine. Contaminatie
van de naald met huidbacteriën is het meest waarschijnlijk.

Over het schaap zijn een aantal meldingen ontvangen na
gebruik van tilmicosine. De genoemde verschijnselen vari-
eerden van zwellingen op de injectieplaats tot shock, ataxie
en sterfte enige tijd na toediening. Overdosering en incor-
recte injecties zijn in een aantal gevallen zeer waarschijn-
lijk (mede) de oorzaak.

Bij het varken, een in grote aantallen gehouden diersoort
met Europa-wijd zéér weinig meldingen van bijwerkingen,
zijn enkele gevallen gemeld van intoxicaties door overdo-
seringen met doramectine. Overdoseringen zijn ook waar-
schijnlijk gerelateerd aan sterfte van vleesvarkens na toe-
diening van levamisole aan brij voeder.
Shockreacties zijn gemeld na vaccinaties en na antibiotica-
injecties al dan niet samen met ijzerinjecties. Meestal was
de reactie van korte duur en voorbijgaande aard.

Paard

Enkele meldingen zijn gedaan van fataal verlopende
shockreacties na IV- of IM-injecties met antibiotica.
Een aantal veulens, te jong behandeld, is gestorven ten ge-
volge van overdoseringen met endoparasitica in injectoren.
De waargenomen verschijnselen bestonden uit paralyse,
sopor, coma.

Na gebruik van influenzavaccins zijn in een aantal gevallen
sterke lokale reacties waargenomen. Naast een lichaams-

-ocr page 379-

reactie op iiet ingebraciite antigeen kan een mee inge-
braclite bacterie soms niet uitgesloten worden.

Een aantal shock(achtige)-reacties is gemeld na IV-injec-
ties met flunixine. Deze meldingen van neervallen, kram-
pen, fietsbewegingen worden nu vermeld op de bijsluiters
met de aanbeveling deze middelen zorgvuldig intraveneus,
langzaam en op lichaamstemperatuur te injecteren.

Bovenstaand is een korte weergave van het Tweejaarverslag. Het volledige verslag, eventueel ook de verslagen over voorgaande jaren,
wordt u met plezier toegezonden door het BBD.

U kunt bellen met het BBD: 0317-465760, faxen: 0317-423193 of mailen: t.kamphuis@minlnv.nl ofa.kamphuis@bbd.agro.nl

Jonge één- en tweepersoons huishoudens l<iezen val<er een
kat, bij gezinnen met kinderen is de hond populair

In de afgelopen jaren is het honden- en kattenbezit van
Nederlandse huishoudens stabiel gebleven, zo blijkt uit het
jaarlijkse onderzoek van MarketResponse in opdracht van
de Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren
(N VG). In bijna veertig procent van het aantal huishoudens
in Nederland (6,9 miljoen) is een hond of een kat aanwezig.
In totaal zijn dit 1,6 miljoen honden en 3,1 miljoen katten.
Aan het onderzoek hebben 15.000 huishoudens deelgeno-
men. Bedoeling is het onderzoek jaarlijks te herhalen, zo-
dat er een nauwkeurig beeld ontstaat van de ontwikkelin-
gen in de honden- en kattenpopulatie over de laatste jaren.

Het huisdierenbezit hangt samen met de levensfase van het
huishouden. De startende huishoudens, alleenstaande jonge-
ren die zelfstandig wonen en jonge tweeverdieners zonder
kinderen, hebben vaker een kat in huis. Opvallend is dat men
dan vaker kiest voor twee of meerdere katten dan voor één
kat. Bij huishoudens met kinderen treffen we vaker een hond
aan. Hoe ouder de kinderen, hoe groter de kans dat er in huis
ook een hond aangetroffen wordt, aldus NVG-voorzitter Han
Laumen.

Bij oudere alleenstaanden, of ouderen die \'het rijk weer alleen
hebben\', nadat de kinderen het huis uit zijn, neemt het honden-
en kattenbezit af Het lijkt erop dat deze ouderen, die tegen-
woordig steeds actiever zijn, genieten van hun opnieuw verkre-
gen vrijheid.

Bij de aanschaf van de hond lijkt ras belangrijker te zijn dan bij
de kat. Ruim eenderde (36%) van alle honden is via de fokker
aangeschaft, terwijl dit bij katten minder dan één op tien (9%)
is. Katten komen vaker uit een nest van familie, vrienden of
kennissen. Ongeveer de helff (51%) van alle katten is uit zo\'n
nest afkomstig.

Bij de afweging om wel of geen hond aan te schaffen, den-
ken Nederlanders vaak aan het welzijn van het dier. Zo
geeft ruim een kwart
(29%) aan dat ze geen hond aan-
schaffen omdat er overdag niemand thuis is om voor het
dier te zorgen. Wel is het zo dat er een trend is naar \'op
maat\' opvangmogelijkheden voor werkende hondenbezit-
ters. Te denken valt aan hondencrèches of uitlaatservices.
Iets meer dan één op de tien (12%) geeft aan dat er te wei-
nig ruimte is voor de hond binnenshuis of buitenshuis. De
reden om geen kat aan te schaffen heeft meer te maken met
de \'aaibaarheid\' van het dier zelf Zo geeft eenderde (33%)

aan niet van katten te houden. Een kleiner deel (16%)
van de huishoudens geeft aan allergisch te zijn voor kat-
ten. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat
kinderen die van jongs af aan opgroeien met huisdieren
een kleinere kans hebben op allergieën op latere leeftijd.

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

-ocr page 380-

D.J. Houwers, E. Teske en F.Jongejan

In maart en begin april 2004 zijn drie fatale gevallen van ba-
besiose bij honden,
zonder eerder verblijf in het buitenland,
vastgesteld in de regio\'s Den Haag en Arnhem, waar de in-
fectie inmiddels ook bij tenminste zeven andere honden met
verschijnselen is vastgesteld. Voorlopige analyse wijst op
Babesia canis, een protozoaire bloedparasiet die wordt
overgedragen door
Dermacentor-teken, die niet in Neder-
land voorkomen.
Dermacentor-Xcken zijn drie-gastherige
teken die zowel in warme als in gematigde streken voorko-
men, maar in Europa reikt het verspreidingsgebied tot in
Zuid-Engeland, Zuid-België en Midden- Duitsland.
Derma-
cenror-teken zijn al wel eerder gevonden op honden van
teruggekeerde vakantiegangers en ze zijn vermoedelijk
daarmee samenhangend incidenteel aangetroffen op hon-
den die niet in het buitenland waren geweest. Naast de vele
importgevallen zijn in Nederland tot dusver slechts spora-
disch autochtone gevallen van babesiose beschreven (twee
honden in Koog aan de Zaan en bij drie honden op de
Veluwe in de tachtiger jaren). De teken zijn destijds ver-
moedelijk door andere honden meegebracht, hier afgeval-
len, en ze hebben de infectie waarschijnlijk na vervelling
overgedragen zonder zich hier permanent te vestigen.
Nader onderzoek zal uitwijzen of
Dermacentor-teken zich
inmiddels toch in Nederland hebben gevestigd. Hierop
vooruitlopend adviseren wij om bij iedere patiënt met ane-
mie en/of hemoglobinurie babesiose mede op te nemen in
de differentiaaldiagnose.

Babesia canis ontwikkelt zich uitsluitend in de erythrocyten
van de hond. De incubatietijd varieert van één tot twee weken.
In het acute stadium worden de volgende verschijnselen waar-
genomen: apathie, anorexie, hoge koorts, versnelde pols en
ademhaling. Er is sprake van hemolytische anemie, die ge-
paard kan gaan met hemoglobinurie. In dit stadium zijn de
parasieten vaak gemakkelijk aantoonbaar in een bloeduit-
strijkje na kleuring met bijvoorbeeld Giemsa of hemacolor.
Zonder behandeling kan icterus, Splenomegalie en lymfadeno-
pathie ontstaan en in ernstige gevallen nierfalen en diffuse in-
travasale stolling. In de acute fase kan de diagnose worden ge-
steld aan de hand van een bloeduitstrijkje (capillair bloed/
buffy coat), in meer chronische gevallen bieden serologie (IFT)
en eventueel RLB-PCR (inclusief Ehriichiae) houvast (alles in
EDTA-bloed). Zonder behandeling kan een aanzienlijk per-
centage van de voor het eerst geïnfecteerde honden aan babesi-
ose sterven; overlevende honden blijven de infectie dragen.

Als de parasiet in een bloeduitstrijkje wordt aangetoond,
dient direct een behandeling met imidocarb dipropionaat
(Carbesia®) te worden ingezet.

Dr. D.J. Houwers is hoofd Veterinair Microbiologisch Diagnostisch
Centrum, Hoofdafdeling Infectieziekten en Immunologie.
Dr E. Teske is hematoloog/oncoloog bij de Hoofdafdeling Geneeskunde
van Cezelschapsdieren.

Prof dr F. Jongejan is tekendeskundige bij de Hoofdafdeling Infectie-
ziekten en Immunologie.

Autochtone babesiose bij de hond in Nederland ?

Onderzoek naar de genetische basis van agressief gedrag:
golden retrievers gezocht

Reeds enkele jaren loopt er op de Hoofdafdeling
Gezelschapsdieren van de Universiteit Utrecht een
onderzoek naar de genetische basis van agressie bij de
golden retriever, het \'Golden Project\'. Voor ons onder-
zoek zijn we nog altijd op zoek naar agressieve golden re-
trievers. Sinds kort heeft het Golden Project een eigen
website, waarop u alles kunt lezen over de inhoud en
voortgang van het onderzoek. U kunt de website be-
zoeken op het volgende adres: http://home.hccnet.nl/
b. vanoost/

Bij het verzamelen van voldoende materiaal is uw medewer-
king onmisbaar. Wanneer u in uw praktijk een agressieve gol-
den retriever binnenkrijgt, zouden wij u vriendelijk willen
verzoeken de eigenaar te vragen om mee te werken aan dit
onderzoek. De eigenaar hoeft hiervoor niet naar Utrecht te
komen. We zullen hem/haar per post een vragenlijst toesturen
over het gedrag van de hond en langskomen om een bloed-
monster te nemen. Daar staat tegenover dat de eigenaar tegen
gereduceerd tarief de gedragspoli van de UKG kan bezoeken.

Bovendien zijn we op zoek naar niet-agressieve golden re-
trievers die geëuthanaseerd worden om redenen die niet aan
gedrag gerelateerd zijn. Van een aantal agressieve honden
hebben we cerebrospinale vloeistof en hersenmonsters ver-
zameld, waarin we de concentraties van verschillende neuro-
transmitters zullen bepalen. Helaas beschikken we nog niet
over monsters van controlehonden. We willen u vragen of u
contact met ons op wilt nemen, indien één van uw cliënten
besluit zijn/haar niet-agressieve golden retriever in te laten
slapen en mee wil werken. Uw cliënt kan de euthanasie dan
kosteloos op de UKG Utrecht plaats laten vinden met ver-
goeding van de reiskosten.

Voor vragen of aanmeldingen kunt u ons bellen op het num-
mer 06-23315442 (als u de voicemail inspreekt, dan bellen
wij u zo spoedig mogelijk terugj. U kunt ons ook bereiken op
het volgende e-mailadres: GoldenProject@vet.uu.nl

Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking.

Het team van het Golden Project (Drs. L. van den Berg, drs.
L. Kwant, dr M.B.H. Schilder, prof dr B.A. van Oost en dr P
Leegwaterj

-ocr page 381-

De stichting Veterinair Kwaliteits-
orgaan (VKO) start in april met een
test op de uitvoering van de
Periodieke Bedrijfs Bezoeken (PBB\'s)
op melkveebedrijven in het kader van
het programma Keten Kwaliteit
Melk. Daarbij zullen steekproefsgewijs herbeoordelingen
plaatsvinden op uitgevoerde periodieke bedrijfsbezoeken
door erkende herkauwerdierenartsen. Doel van de test is
na te gaan of de erkende herkauwerdierenarts op het PBB-
formulier rapporteert wat hij ziet of moet zien. Verder is de
test bedoeld om de uniformiteit van de waarneming van
alle dierenartsen in heel Nederland te verbeteren.

Over deze test en de te volgen aanpak heeft het VKO afspra-
ken gemaakt met de stichting KKM. Bij de steekproefsge-
wijze herbeoordelingen voert een onaftiankelijke herkau-
werdierenarts binnen een paar dagen na het reguliere PBB
een tweede PBB uit op het betrokken melkveebedrijf Door
herbeoordelingen krijgt het VKO inzicht in de vraag of de re-
guliere, erkende herkauwerdierenarts het PBB op een juiste
wijze uitvoert en rapporteert wat hij zou moeten rapporteren.
In de testfase worden er nog geen consequenties verbonden
aan eventueel optredende (te) grote verschillen tussen het re-
guliere PBB en de herbeoordeling.

De uitvoering van het PBB maakt sinds januari 2002 deel uit
van het programma Keten Kwaliteit Melk. Mede door de
PBB\'s toont de melkveehouder naar de zuivelindustrie aan
dat alleen melk van gezonde koeien wordt geleverd. Vanaf de
start in 2002 toetst de stichting KKM alleen of de veehouder
het PBB tijdig laat uitvoeren door een erkende herkauwer-
dierenarts. De stichting KKM wil ook de inhoud van het
PBB betrekken bij de besluitvorming. Maar daarvoor is het
noodzakelijk dat de uitvoering van het PBB door de erkende
herkauwerdierenarts is geborgd. Daarom is de stichting
KKM nu in gesprek met het VKO, de organisatie die de rege-
ling van erkende herkauwerdierenartsen beheert.

Beoordeling uitvoering PBB door erkende herkauwerdierenarts in
april 2004 ^^^ sts\'^

QuickScan leidt tot effectieve BVD-aanpak

De Gezondheidsdienst bv introduceert de BVD-
QuickScan. Deze QuickScan bestaat uit drie testtypen
die samen een goed beeld van de actuele BVD-status
van een bedrijf geven. De QuickScan geeft aan of er
BVD-dragers aanwezig zijn en hoe gevoelig een koppel
is voor een besmetting met BVD. De ziekte kan aanslui-
tend gericht aangepakt worden. Vanaf 2 april kunnen
dierenartsen en veehouders de QuickScan bij de GD
bestellen.

Op circa 35 procent van de melkveebedrijven zijn BVD-vi-
rusdragers aanwezig. Deze virus-dragers zijn de grootste
veroorzakers van de schade door BVD. Ze zorgen ervoor
dat de BVD-infectie op het bedrijf aanwezig blijft en
schade veroorzaakt. In de BVD-bestrijding staat het opspo-
ren en afvoeren van deze besmettelijke dragers centraal.
De QuickScan combineert drie testen in een pakket. De
tankmelk wordt door middel van een PCR-test onderzocht
op aanwezigheid van BVD-virusdragers in de melkvee-
koppel. Een ELISA-test op afweerstoffen in de tankmelk
en een ELISA op bloedmonsters van vijf kalveren van acht
tot twaalf maanden oud, geven informatie over de viruscir-
culatie in de laatste jaren. De combinatie van de uitslagen
van bovenstaande onderzoeken geeft een goed beeld van
de actuele BVD-status van het bedrijf
Na de uitvoering van de QuickScan is bekend of er dragers
onder het melkvee of jongvee aanwezig zijn en hoe gevoe-
lig de veestapel is voor een besmetting met BVD. Gerichte
advisering over of het nodig is en hoe BVD dan het beste
aangepakt kan worden, kan nu per situatie gegeven wor-
den.

De QuickScan is bij de CD te bestellen via 0900 1770. De verzending
vindt plaats via de dierenartsenpraktijken.

jaarlijkse bijdrages erkenningen

Het Veterinair Kwaliteitsorgaan
(VKO) heeft onlangs de jaarlijkse
facturen verzonden voor het boek-
jaar 2004 naar alle dierenartsen
met één of meer erkenningen. De
hoogte van de contributie bedraagt
voor 2004 per erkenning € 130.

De bijdrage is bedoeld om te voorzien in de kosten van het
VKO-bureau en de verdere ontwikkeling en onderhoud van
de erkenningsregelingen en de overige kwaliteitsregelingen.
Het VKO-bestuur laat over het boekjaar 2003 een jaarver-
slag opstellen waarin onder meer aandacht zal worden be-
steed aan de verkrijging en besteding van middelen. Dit
jaar verslag is medio 2004 beschikbaar voor belangstellen-
den.

Mocht u tussentijds dringende vragen hebben dan kunt u
zich wenden tot de penningmeester van het VKO-bestuur:
drs. A.L.J. van Bruinessen, telefoonnummer: 0117-492398.

-ocr page 382-

Naar aanleiding van het artikel \'Een
\'hommeJopatische\' redenering\' van
J.T. Lumeij in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde van 1 februari
2004 wil ik graag reageren. Als ik zo
vrij mag zijn, want ik ben geen die-
renarts. Ik lees zo nu en dan iets over
de discussie diergeneeskunde en
homeopathie in het Tijdschrift, om-
dat mijn man dierenarts is. Ik ben in opleiding tot klassiek
homeopaat en zodoende geïnteresseerd in dergelijke discus-
sies.

De heer Lumeij vindt gebrek aan logica exemplarisch voor
de alternatieve behandelaar. Welnu, laat ondergetekende,
een alternatieve behandelaar, weliswaar nog in opleiding,
een poging wagen om juist door logisch denken een bijdrage
te leveren aan de discussie.

Ik wil graag ingaan op de slotalinea, waarin de heer Lumeij
stelt dat we bij de beoordeling van effecten van nieuwe be-
handelingen twee punten niet uit het oog mogen verliezen:

- de biologische of natuurkundige plausibiliteit van een be-
handeling;

- het wetenschappelijk aantonen van de effectiviteit van een
behandeling.

Ad. 1. De wetenschap gaat ervan uit dat homeopathische be-
handeling buiten de biologische of natuurkundige plausibi-
liteit valt, maar er heeft wel degelijk fundamenteel onder-
zoek plaatsgevonden naar de principes van de homeopathie.
De celbiologen Roeland van Wijk en Fred Wiegant hebben in
hun onderzoek (gepubliceerd in 1994) als eerste stap de
homeopathie gereduceerd tot hel isopathische principe.
Daardoor kon men met experimenten nagaan in hoeverre het
zelfherstel wordt gestimuleerd door een lage dosis van de-
zelfde stof die het systeem in eerste instantie heeft verstoord
of ziek gemaakt. Dit onderzoek bleek opzienbarende posi-
tieve resultaten op te leveren. Blijkbaar is het similia-prin-
cipe toch een wetmatigheid.

Echter daarvoor, in 1988 heeft de Franse biochemicus
Jacques Benveniste aangetoond dat stoffen die op homeopa-
thische wijze zijn bereid, met een potentie hoger dan Cl2,
werkzaam zijn. Na publicatie in Nature kwam het tot een
ware rel. Dit kon niet waar zijn. De heer Lumeij haalt in zijn
bronnenweergave het tegenonderzoek aan, dat J. Maddox
(verslaggever met een natuurkundige achtergrond), J. Randi
(beroepsgoochelaar en geen wetenschapper) en W.W.
Stewart (onderzoeker) hebben uitgevoerd. In dit tegenonder-
zoek wordt inderdaad aangetoond dat stoffen, met een ver-
dunning van C12 of hoger, niet werkzaam kunnen zijn. Het
bevreemdt mij, dat men blijkbaar meer waarde hecht aan de
uitkomst van een onderzoek uitgevoerd door een semi-we-
tenschappelijk team, dan aan de uitkomst van een onderzoek
uitgevoerd door een team van wetenschappers onder leiding
van een vooraanstaand en gerespecteerd biochemicus, want
uiteindelijk heeft Benveniste het veld moeten ruimen en is
zijn laboratorium opgeheven. Op de internetsite kan men le-
zen dat een tiental jaren later onderzoeken van Benveniste, in
verschillende laboratoria en onder veel strengere voor-
waarden, herhaald zijn onder leiding van prof Madeleine
Ennis. Zij was, zoals bijna elke wetenschapper, een scepticus
ten aanzien van de homeopathie en begon aan het onderzoek
met het plan voorgoed af te rekenen met het fenomeen
\'Benveniste\', maar zij kwam, tot haar eigen verbazing, tot
dezelfde resultaten.

Ingezonde

Al met al vind ik de vooringenomen houding van weten-
schappers ten aanzien van homeopathische onderzoeken
exemplarisch: onderzoeksresultaten die niet in overeenstem-
ming zijn met fundamentele natuurwetten deugen bij voor-
baat niet. Leven we soms nog in de tijd van Galileï?

Ad. 2. Duizenden mensen en natuurlijk ook dieren hebben
hun leven te danken aan de reguliere geneeskunde, daar wil ik
absoluut niets aan af doen, maar de heer Lumeij moet het met
me eens zijn dat het wetenschappelijk aantonen van de effecti-
viteit van bestaande en nieuwe behandelingen ook binnen de
reguliere geneeskunde niet altijd even eenvoudig is. In geen
enkele wetenschap veranderen inzichten zo snel als in de ge-
neeskunde. EBM (Evidence Based Medicine), het weten-
schappelijk onderbouwen van medisch handelen komt de laat-
ste tien jaar pas van de grond. En dan blijkt dat het ook voor
artsen vaak lastig is een omslag te maken van het vaak hande-
len vanuit klinische waarneming en ervaring naar het weten-
schappelijk verantwoord handelen. Ik maak bezwaar tegen de
gedachte dat binnen dc reguliere geneeskunde alle behande-
lingen altijd op een wetenschappelijk verantwoorde wijze
plaatsvinden. Enige bescheidenheid is wel op zijn plaats.
Dat homeopathie werkt staat voor mij als een paal boven wa-
ter Dat neemt niet weg dat ik wel het belang zie van homeo-
pathisch handelen ook op grond van kritisch onderzoek.
Behandelingsresultaten worden nu nog opgeborgen in dos-
siers, waardoor met een schat aan informatie niets wordt ge-
daan. Op grond van het analyseren van die informatie zou
bijvoorbeeld veel gerichter onderzoek kunnen worden ge-
daan naar de beste behandelingsmethoden. Vooruit, ik geef
toe, de heer Lumeij heeft een beetje gelijk; homeopaten zou-
den net zoals artsen dat zouden moeten, in dat opzicht, we-
tenschappelijker moeten gaan denken.

Liesbeth Smit woont in Oosterwolde.
Noten

\'De zonen van Hippokrates\', Ronald M. van Vierzen
\'Schaatsen op dik ijs\', Evidence Based Medicine, Patrick
Bossuyt & Johan Kortenray (samenstelling)

Homeopatisch handelen op de grond van kritisch onderzoek

Liesbeth Smit

-ocr page 383-

Hierbij reageer ik op de ingezonden
brief van mevrouw Smit uit
Oosterwolde als reactie op mijn
briefin het TvD van 1 februari 2004.
In verband met de ongeloofwaardig-
heid van homeopathische effecti-
viteit noemde ik de homeopathische
verdunningen. Mevrouw Smit pro-
beert nu echter een ander argument
te weerleggen, verband houdend met een fundamenteel
onderzoek naar het similia-principe (1). Over de waarde van
dat rapport stellen de auteurs Van Wijk en Wiegant: "Gesteld
kan worden dat er aanknopingspunten zijn gevonden om de
fundamentele uitgangspunten van de homeopathie binnen
biomedisch wetenschappelijk onderzoek op hun merites te
beoordelen." De auteurs en hun financiers (de Nederlandse
vertegenwoordiger van Homeopathy International, VSM),
hadden in 1994 dus al een experimenteel model om de
homeopathische principes te onderzoeken. Nu, tien jaar la-
ter, heeft dit model nog steeds geen bewijs geleverd voor de
werkzaamheid van homeopathische verdunningen. In 1994
publiceerden genoemde onderzoekers wel een ander onder-
zoek naar effecten van homeopathische verdunningen (2).
Hierin claimt Van Wijk dat op homeopathische wijze ver-
dunde stoffen \'op afstand\' invloed uitoefenen. Hij had dit ge-
meten met elektra-acupunctuur, een methode die weten-
schappelijk aanvechtbaar is (3). Uit een discussie tussen Van
Wijk en Plasterk (4) bleek bovendien dat het onderzoek niet
geblindeerd was uitgevoerd en dat de onderzoeker wist op
welk moment placebo dan wel het middel werd getest, ergo
dat de resultaten onbetrouwbaar zijn.
Met betrekking tot het door mevrouw Smit aangehaalde
onderzoek van Benveniste kan worden opgemerkt dat de
hoofdredacteur van Nature reeds bij eerste publicatie ern-
stige twijfels had. Het manuscript werd met instemming van
Benveniste geaccepteerd, onder voorwaarde dat het gerando-
miseerd, geblindeerd en placebo-gecontroleerd zou worden
herhaald onder toezicht van (en niet door!!) een contro-
leteam, waaronder een goochelaar. Van de claims van
Benveniste is toen niets overgebleven.
Benveniste heeft voor zijn falen in 1991 de IgNobelprijs
(schertsprijs) voor de wetenschap gekregen. Later claimde
hij via een non-refereed symposiumabstract dat het geheu-
gen van water via de telefoon en e-mail kon worden overge-
bracht en kwam hij met een elektromagnetische verklaring
voor \'het geheugen van water\' (5). Dit werd de basis voor
zijn bedrijf Digital Biology. Met deze nieuwe absurde claim
wist hij in 1998 als eerste voor een tweede keer de
IgNobelprijs in de wacht te slepen (6).
Met betrekking tot het onderzoek van professor Ennis van
Queens University haalt mevrouw Smit selectief alleen
www.digibio.com aan, de internetsite van Benveniste. Het
onderzoek van Ennis werd echter door het wetenschappelijk
programma BBC Horizon met medewerking van onafhanke-
lijke prominente Engelse wetenschappers onder strikt gecon-
troleerde omstandigheden herhaald (7). Er was zelfs een belo-
ning van US $ 1.000.000 in het vooruitzicht gesteld als de BBC
erin zou slagen de positieve claims te bevestigen. Op 26 no-
vember 2002 maakte de BBC bekend dat het onderzoek op een
fiasco was uitgelopen. De cheque van US $ 1.000.000 is nog
steeds niet verzilverd.

Ingezonden

Ook heb ik niet beweerd dat binnen de reguliere geneeskunde
alle behandelingen op een wetenschappelijk verantwoorde
wijze plaatsvinden. Het door mevrouw Smit aangevoerde ont-
breken van bewijs voor sommige behandelingen in de reguliere
(dier)geneeskunde is bovendien geen rechtvaardiging voor de
homeopathie, waarvoor immers bewijs van positief effect ge-
heel ontbreekt.

Op de (misleidende) klinische ervaring van homeopaten dat
verbetering bij patiënten dikwijls aan hun alternatieve behan-
deling kan worden toegeschreven, ben ik reeds ingegaan in één
van de vorige afleveringen van dit tijdschrifl (8).

Referenties

1. Wijk R Van, and Wiegant FAC. Cultured mammalian cells in homeopathy
research: the similia principle in self-recovery. University Utrecht,
Biological Faculty, Utrecht 1994.

2. Wijk R Van. and Wiegant FA. Physiological cffccts of homoeopathic medi-
cines in closed phials [sic!]; a critical evaluation. In Endler, P.C. and
Schulte, J. (Eds.) Ultra high dilution. Physiology and physics. Kluwer
Academic Publishers, Dordrecht, 1994.

3. Klein Breteler MM en Schippcrhcyn JJ. Huisarts en Wetenschap. 1990.
Geciteerd in 3.

4. hltp://www.skepsis.nl/plasterk.html

5. Aissa J, Jürgens P, Hsueh W, and Benveniste J.Transatlantic transfer of
digitized antigen signal by telephone link. J Allergy Clin Immunol
99:S175, 1997 (Abstract).

6. http;//home.t-online.de/home/Bemhard.Hiller/fraud-34.htm

7. http://www.bbc.co.uk/science/horizon/2002/homeopathyhtml

8. Lumeij JT. Misleidende klinische ervaring. Tijdschr Diergeneeskd. 2003;
128(22):713-4.

Nog meer \'hommelopathische\' redeneringen

J.T. Lumeij

-ocr page 384-

Zorg CVMP betreffende fibrosarcoma te
weinig onderbouwd

Leo Hornix

Het feit dat goedbedoelde parente-
rale toediening van geneesmiddelen
aan katten kan leiden tot de vorming
van fibrosarcoma bij dit dier, is ver-
ontrustend. Het kan aanleiding ge-
ven tot bezorgdheid als blijkt dat de
tumorvorm als gevolg van deze toe-
diening in substantiële mate voorkomt. Een onderzoek naar
de frequentie van voorkomen is dan ook zeer gewenst. De
zorg van de CVMP over een groeiend aantal gevallen van fi-
brosarcoma in Europa op anatomische plaatsen die gewoon-
lijk worden gebruikt voor het geven van injecties, is op zijn
minst voorbarig daar waar de CVMP ook concludeert dat be-
trouwbare cijfers over de incidentie in Europa ontbreken.
Het uitspreken van die zorg door een officiële instantie als de
CVMP in het tijdschrift op dit moment, geeft te veel gewicht
aan de kwestie in de beeldvorming naar de buitenwacht.
Met betrekking tot de door de CVMP gedane aanbevelingen
kan ik als gewoon practicus kleine huisdieren niets. Iedere
parenterale toediening van een lichaamsvreemde stof kan
leiden tot enige ontstekingsreactie. Dat over de periode dat
een vaccin langer dan de minimale bescherming geeft geen
gegevens beschikbaar zijn, maakt het onmogelijk om op ver-
antwoorde wijze met een katteneigenaar over vaccinatie-
schema\'s in discussie te gaan. Hier gaat de CVMP weer door
gebrek aan onderbouwende cijfers naar mijn mening te ver
met deze aanbeveling.

Ingezonde

Incidentie \'herkende en erkende casus\'

Ton Kamphuis

Graag wil ik enige kanttekeningen maken bij enkele opmer-
kingen uit de ingezonden brief van collega Hornix.
Ook bij afwezigheid van betrouwbare cijfers over incidentie
kan men besluiten tot het publiekelijk uitspreken van een
zorg, zeker als (b)lijkt dat de incidentie van \'herkende en er-
kende casus\' toeneemt. Dat laatste lijkt het geval te zijn en
was voor de Engelse overheid (DEFRA) reden een onder-
zoek te doen en de resultaten te publiceren. Met de publica-
tie van de CVMP-notitie, waaraan het DEFRA rapport
wezenlijk heeft bijgedragen, wordt mijns inziens de beeld-
vorming positief gediend door èf feiten te geven (weinig) of
toe te geven dat deze er (nog) niet zijn. Dit lijkt mij beter dan
niets te zeggen, zeker als er vanuit het veld vragen komen.
De in de notitie verwoorde aanbevelingen zijn inderdaad niet
van een \'do and don\'t\'-type, op één na. De CVMP, op basis
van aanbevelingen van erkende specialisten, adviseert géén
injecties tussen de schouderbladen te geven. De andere aan-
bevelingen zijn inderdaad \'aanbevelingen ter overweging\' en
niet direct in elke klinische setting toe te passen maar be-
doeld om de practicus in voorkomende gevallen te helpen bij
zijn strategie. Ook hier geldt mijns inziens dat gebrek aan
onderbouwende cijfers, wat niet ontkend wordt, geen reden
mag zijn niets te zeggen.

Ton Kamphuis is hoofd Bureau Bijwerl<ingen Diergeneesmiddelen.

Leo Hornix is dierenarts te Boxtel.

Voorjaarstrainingen op het gebied van praktijkmanagement

Dit voorjaar organiseert Artemis
Veterinair Adviesbureau weer een
aantal trainingen op het gebied van
Praktijkmanagement.

12 mei: Effectief en Plezierig Ver-
gaderen

Hoewel essentieel voor een goede
praktijkvoering wordt vergaderen
vaak gezien als een noodzakelijk kwaad. Aan belangrijke za-
ken als doel van de vergadering en de voorbereiding wordt
nogal eens voorbijgegaan. Om over timemanagement maar
niet te spreken! Vergaderen is echter een vaardigheid die u
kunt leren, door kennis te nemen van de achterliggende
structuur. In onze interactieve eendaagse training leren drs.
Rob Veerman en drs. Bas van Brugge u daarom niet alleen
een efficiënte agenda op te stellen, maar ook het verschil tus-
sen proces, procedure en inhoud. Geschikt voor zowel voor-
zitters als deelnemers aan vergaderingen.

14 mei: Van strategie naar concreet plan met de Balanced
Score Gard

Met de Balanced Score Card (BSC) kunt u in één oogopslag

Congressen

cursussen

zien hoe de belangrijkste strategische doelstellingen van uw
bedrijf of praktijk kunnen worden gerealiseerd. Trainer/
coach drs. Rob Veerman leert u zelfstandig een BSC op te
stellen voor de eigen praktijk. Uit dit moderne management-
instrument kunnen uw medewerkers bovendien afleiden
welke bijdrage zij leveren aan het resultaat van de organisa-
tie en wordt het mogelijk grip te krijgen en te behouden op de
verdere groei van uw praktijk.

Informatie en aanmeldingen

De dagvullende trainingen vinden plaats op een centraal
gelegen locatie. De prijzen bedragen € 395 (exclusief 19%
BTW) voor Effectief en Plezierig Vergaderen en € 460 (ex-
clusief 19% BTW) voor de Balanced Score Card training
en zijn inclusief koffie/thee, een gastronomische lunch en
een borrel tot besluit. Behalve de syllabus ontvangt u ook
een recent boek over het onderwerp. De TCG heeft aan de
BSC-training maar liefst tien nascholingspunten toege-
kend. Punten voor Effectief en Plezierig Vergaderen zijn
aangevraagd. Aanmeldingsfonnulieren kunt u verkrij-
gen bij drs. Diana van Houten, Artemis Veterinair
Adviesbureau: telefoon 0346 556644, e-mail: d.v.houten(g
worldonline.nl.

-ocr page 385-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda mei 2004

De volgende cursussen worden in mei 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor een aantal cursussen kunt u zich nog inschrij-
ven. Voor meer informatie en on-line aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl.

Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de wachtlijst.

Amsterdam
Marwell Zoo, England
Nürnberg Germany

Ebeltoft, Denemarken
Tuttlingen, Duitsland
Ecole vétérinaire de Nantes, Frankrijk
Belgrado, Montenegro

Moskou, Rusland

Straatsburg, Frankrijk
University of Stirling, Schotland

Edegctn (Antwerpen), België
Bcrlin-Maricnfeldc, Duitsland

datum titel

nr.

locatie

prijs

11 mei Praktische Economie Rundveebedrijf

04/231

PAO-D, Houten

€ 270,-

12, 13 en 14 mei Adviesvaardigheden

04/901

Ampt V. Nijkerk, Nijkerk

€ 1225,-exclusief BTW

13 mei Practicum Kengetal len Analyse (varken)

04/313

Agrovision, Deventer

€275,-

VOL

13 mei Oogheelkunde Paard

04/504

HGP, Utrecht

€ 175,-

VOL

14 mei Röntgenonderzoek van de Thorax (GD)

04/114

PAO-D, Houten

€273,-

VOL

25 mei Röntgenonderzoek van het Abdomen (GD)

04/116

PAO-D, Houten

€273,-

VOL

26 mei Arthritis, Meningitis, Dermatitis (varken)

04/308

PAO-D, Houten

€ 195,-

27 mei Tumoren: opereren, chemo, euthanasie? (GD)

04/139

PAO-D, Houten

€210,-

(wijzigingen voorbehouden)

Om u op de hoogte te houden van andere mogelijkheden om bij te blijven in uw vakgebied, vindt u hieronder een selectie van Europese congressen en sym-
posia op veterinair en aanverwant gebied.

6-7 mei 2nd Annual Veterinary Vaccines Forum

7-9 mei British Veterinary Zoological Society Spring Meeting

13-16 mei Interzoo 2004 - 28. Internationale Fachmesse für den Heimtier-Bedarf

19-23 mei EAZWV Conference 2004 - Nutrition Anaesthesia and

Translocation Emerging Diseases and Zoonoses

20-22 mei Internationales Orthopädie-Seminar Gclenkchirurgie
24-28 mei EUROTOXPATH

27-29 mei Davis Foundation, Eastern European Veterinary Pathology Symposium
27-30 mei Zoovetexpo (Summer) 2004 - The 5th international specialized fair

for veterinary science and zootcchnics
1 -4 juni XXIV International Congress of the European Association of

Poisons Centres and Clinical Toxicologists
2-3 juni VETTrust Stirling Conference 2004

5-7 juni 19th Savab-Flanders Weekend - Anaesthesia and Pain Management in

Small Animal Practice: dogs, cats, rodents, birds and exotics
7-11 juni 5. Weltkongress Lebensmittelinfektionen und -Intoxikationen

(PAO-D is niel verantwoordelijk voor de inhoud van bovengenoemde bijeenkomsten)

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

T(030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(@paod.nl
W www.paod.nl

-ocr page 386-

Europees dierenpaspoort vervangt in
juli 2004 Nederlandse versie

J. van Herten

Vanaf 3 juli 2004 vervangt het
Europese dierenpaspoort alle in
Nederland reeds bestaande reis-
documenten die gebruikt worden
voor het vervoer van dieren (hon-
den, katten en fretten) van en
naar het buitenland. In de afge-
lopen maanden heeft de KNMvD
een nieuw dierenpaspoort ont-
wikkeld dat voldoet aan de Europese regelgeving. Eind
maart heeft de RVV haar fiat gegeven aan dit nieuwe mo-
del. Het nieuwe Europese paspoort bestaat uit twee de-
len: een officieel en gestandaardiseerd reisgedeelte en een
KNMvD-deel voor de gezondheidscontrole en de vacci-
naties. Met het fiat van de RVV is de KNMvD officieel
een uitgevende instantie. De nieuwe paspoorten zijn in-
middels in druk en vanaf eind april leverbaar. Vanaf 1
mei
2004 kunnen de paspoorten gebruikt worden als
reisdocument. De RVV zal dit met de controlerende in-
stanties in binnen- en buitenland communiceren.

Actie twee voor de prijs van één

Om de diereigenaren die recentelijk een Nederlands dieren-
paspoort hebben aangeschaft tege-
moet te komen, biedt de KNMvD
twee Europese paspoorten voor de
prijs van één aan. Dierenartsen die
Europese dierenpaspoorten bestel-
len, krijgen er gratis hetzelfde aan-
tal bij, zodat zij een voorraad gra-
tis paspoorten kunnen opbouwen.
Klanten kunnen dan bij hun dieren-
artsenpraktijk hun oude paspoort
inwisselen voor een nieuw Euro-
pees model. Deze actie van de
KNMvD loopt tot één jaar na in-
voering van het nieuwe Europese
paspoort. Alleen dieren die op reis
gaan hebben een Europees pas-
poort nodig. Tevens is vaccinatie
tegen rabiës en een chip of een ta-
toeage vereist.

De oude paspoorten hoeven niet in-
genomen te worden. De nog geldige vaccinaties en behande-
lingen kunnen schriftelijk overgezet worden in het nieuwe
paspoort. Het is verstandig het oude vaccinatieboekje te be-
waren.

Het bestellen van de paspoorten gaat op dezelfde manier als
voorheen, namelijk schriftelijk per fax, per e-mail of via de
website.

Ongebruikte oude paspoorten kunnen vanaf het moment
dat de nieuwe paspoorten leverbaar zijn gratis en in gelijke
aantallen ingewisseld worden voor nieuwe Europese pas-
poorten. De oude paspoorten moeten dan in een doos met
een retourformulier (te vinden op www.knmvd.nl onder
Actueel bij Dierenpaspoort) aan de KNMvD geretourneerd
worden.

Maatschappi

nieuw

Toch een overgangsregeling?

De tijd tussen het vaststellen van de regels in Brussel en de
implementatie ervan in Nederland is erg kort. De invoering
van de regeling op 3 juli 2004 heeft tot gevolg dat dierenart-
sen nauwelijks de kans krijgen hun klanten op een fatsoen-
lijke manier te informeren. Veel huisdieren hebben namelijk
al lang een vaccinatie tegen rabiës gekregen en zijn zo-
doende in het bezit van een officieel document waarvan men
in de veronderstelling is dat men ermee op reis kan. De
KNMvD heeft reeds in een vroeg stadium bij de overheid ge-
vraagd om een overgangsregeling. In eerste instantie is dit
verzoek afgewezen met als reden dat men geen verschillende
officiële reisdocumenten naast elkaar wil laten bestaan.
Inmiddels is er in Brussel bij de Europese Commissie door
meer lidstaten bezwaar gemaakt en uiteindelijk is er een
amendement ingediend. Hiermee zouden dieren die vóór 3
juli 2004 gevaccineerd zijn tegen rabiës nog met het oude
document op reis kunnen, maar wanneer ze na 3 juli gevacci-
neerd zijn moet men in het bezit zijn van een paspoort vol-
gens het nieuwe Europese model.
Dit voorstel is bij het ter perse
gaan van dit nummer nog niet offi-
cieel goedgekeurd en gepubli-
ceerd, maar de verwachting is dat
dit wel als zodanig aangenomen
wordt. Zodra hierover meer be-
kend wordt, krijgt u daarover be-
richt.

Naar de diereigenaren toe heeft het
ministerie van LNV gekozen voor
het uitgangspunt dat per 3 juli
2004 aan de nieuwe eisen moet
worden voldaan. Dat houdt in dat
het dier geïdentificeerd en gevac-
cineerd moet zijn en in bezit moet
zijn van een paspoort volgens
Europees model. De overgangsre-
geling zal niet actief naar diereige-
naren gecommuniceerd worden,
maar te zijner tijd wel worden vermeld op de website van het
ministerie
(www.minlnvnl onder \'papieren niet in orde\').

Vaccinatie tegen rabiës

Naast de eis dat dieren volgens de EU-verordening 998/2003
(niet-commercieel vervoer gezelschapsdieren binnen
Europa) in het bezit moeten zijn van een Europees dierenpas-
poort, moeten ze ook gevaccineerd zijn tegen rabiës. Dit moet
met een in Nederland geregistreerd vaccin volgens het vacci-
natieschema van de producent. Er is in de verordening niet
specifiek aangegeven op welke termijn voor vertrek dit dient

-ocr page 387-

te gebeuren. De KNMvD adviseert een termijn van minimaal
dertig dagen voor vertrek aan te houden.

Identificatie

Verder is een identificatie verplicht. Dit kan door middel van
een microchip of een tatoeage (de komende acht jaar nog
toegestaan). Het nummer van de microchip of de tatoeage
moet in het paspoort worden vastgelegd. De microchip moet
voldoen aan de ISO-norm 11784 en 11785; de meeste in om-
loop zijnde microchips voldoen hieraan. Informeer bij twij-
fel bij uw leverancier.

Naast een identificatie en vastlegging daarvan in het pas-
poort is een registratie bij een centrale databank aan te beve-
len. Let wel dat vanwege het Ingrepenbesluit uit de Gezond-
heids- en welzijnswet voor dieren het officieel niet is
toegestaan een dier dat reeds in beide oren getatoeëerd is een
derde identificatiekenmerk in de vorm van een chip te geven,
tenzij de tatoeage onleesbaar is.

Identificatieplicht

Helaas is per 2 april de verplichting uit het Honden- en
kattenbesluit 1999 om honden en katten uit de bedrijfs-
matige handel te identificeren met chip of tatoeage ko-
men te vervallen. Dit ondanks grote bezwaren van de ge-
zelschapsdierensector inclusief de KNMvD. Handelaren,
fokkers en asielen zijn dus niet langer verplicht de dieren
te chippen.

De identificatieplicht geldt echter wel voor dieren die op
reis gaan. Dus vóór afgifte van een dierenpaspoort door
een dierenarts moet het dier geïdentificeerd zijn. Maar
ook als dieren niet op reis gaan is identificatie van dieren
waarvoor de dierenarts een paspoort afgeeft als bevesti-
ging van het uitgevoerde klinisch onderzoek en de vacci-
naties sterk aan te bevelen. Dierenartsen dienen zich te re-
aliseren dat paspoort en dier aan elkaar worden
gekoppeld door middel van een chip. Wanneer een die-
renarts zijn/haar handtekening zet in een paspoort, dan is
het van groot belang dat men er zeker van is dat paspoort
en dier bij elkaar horen, zeker bij pups en kittens. In dit
verband zal de KNMvD er bij de Raad van Beheer nog-
maals op aandringen dat in de toekomst ook rashonden
vóór een leeftijd zes weken gechipt worden.

Bevoegde dierenarts

In het Europese paspoort is sprake van de bevoegde dieren-
arts
(qualified veterinarian). In Nederland zijn dit alle prak-
tiserende dierenartsen die als zodanig ingeschreven staan in
het register van de RVV, zoals dat door de Wet Uitoefening
Diergeneeskunde wordt voorgeschreven.

Harmonisatie

Door de verordening 998/2003 vervallen in principe alle
overige regels voor het niet-commercieel vervoer van hon-
den, katten en fretten binnen de EU. Aanvullende gezond-
heidsverklaringen en dergelijke zijn dus niet meer nodig.

Croot-Brittannië, Ierland en Zweden

Groot-Brittannië, Ierland en Zweden zijn wel lid van de EU,
maar mogen (voorlopig nog vijfjaar) aanvullende eisen stel-
len. Dit houdt in dat voor deze landen een rabiës-titerbepa-
ling vereist is om aan te tonen dat het dier gevaccineerd is.
Die test moet binnen de door de nationale regelgeving vast-
gestelde termijnen zijn uitgevoerd. Zie voor meer informatie
over invoereisen ook
www.knmvd.nl onder Actueel bij
Dierenpaspoort. Ook met betrekking tot echinococcose- en
tekenbehandelingen kunnen extra eisen gesteld worden.

Dieren jonger dan drie maanden

Wanneer dieren jonger dan drie maanden op reis gaan, hoe-
ven ze niet gevaccineerd te zijn. Wel moet de eigenaar aan
kunnen tonen dat het jonge dier tot aan de reis is opgegroeid
op de geboorteplek en niet in contact is geweest met dieren
die mogelijk besmet waren met rabiës. De RVV-dienst in de
regio heeft hier een speciale verklaring voor. Het jonge dier
mag ook de grens over wanneer het vergezeld wordt door de
moeder van wie het nog afhankelijk is.
Het is aan de lidstaten zelf om te bepalen of ze dieren jonger
dan drie maanden toelaten. Op dit moment is de verwachting
dat Groot-Brittannië, Ierland, Zweden en Frankrijk ze niet
toe zullen laten. Nederland zal dieren jonger dan drie maan-
den onder bovenvernoemde voorwaarden waarschijnlijk wel
toelaten.

Niet-EU-landen

Wie vanuit Nederland met een huisdier op vakantie gaat naar
een land dat geen lid is van de EU, dient vóór vertrek een ra-
biëstiter te laten bepalen en dit door de dierenarts op te laten
tekenen in het paspoort. Als daarna jaarlijks (volgens de bij-
sluiter van het vaccin) hervaccinatie plaatsvindt, is dit maar
één keer nodig.

Er is een aantal landen dat niet tot de EU behoort, maar waar-
voor wel de EU-regels gelden. Deze landen voeren hetzelfde
beleid als de EU om rabiës tegen te gaan. Op dit moment zijn
dat alleen nog: Noorwegen, Zwitserland, IJsland, Andorra,
Liechtenstein, Monaco, San Marino en Vaticaanstad.
Waarschijnlijk wordt deze lijst binnenkort nog sterk uitge-
breid. Om met een huisdier van en naar deze landen te reizen
is een paspoort, een identificatie en een rabiësvaccinatie dus
voldoende.

Let op: niet-EU-landen mogen zelf natuurlijk wel aanvul-
lende eisen stellen. Zo zal Noorwegen zich conformeren
aan Zweden en naast een identificatie, rabiësvaccinatie en
een EU-paspoort een rabiëstiter plus een echinoccose-
behandeling eisen. Zie voor een overzicht van invoereisen
www.knmvd.nl onder Actueel bij Dierenpaspoort.
Voor invoer van een hond of kat (in dit geval niet bij het fret)
uit een niet EU-land geldt dat bij deze dieren drie maanden
voor binnenkomst een bloedtest voor een titerbepaling van
rabiësantilichamcn moet worden afgenomen. Voor deze in-
voer heeft de RVV een speciaal modelcertificaat.

Commercieel gehouden dieren

Voor de handel in honden, katten en fretten bestaat reeds een
andere richtlijn (92/65/EEG). De eisen verschillen niet veel
van niet-commercieel vervoer. Deze dieren moeten 24 urn-
voor aanvang van de reis klinisch onderzocht worden door
een dierenarts. In het nieuwe EU-paspoort kan de dierenarts
deze bevindingen noteren.

Handhaving en sancties

Controles vinden in principe plaats aan de buitengrenzen
van de EU. Maar ook binnen de EU kunnen de bevoegde in-
stanties desgewenst controleren. Wanneer de papieren niet in

-ocr page 388-

orde zijn, kan het dier in quarantaine geplaatst worden of
worden teruggezonden naar het land van herkomst. Wanneer
dit niet kan, is in het uiterste geval euthanasie mogelijk.

Communicatie

De KNMvD zal de komende tijd via de media op verschil-
lende manieren proberen dierenartsen, dierenartsassisten-
ten, maar ook diereigenaren te bereiken. De belangrijkste
boodschap zal daarbij zijn de invoering van de nieuwe regels
per 3 juli 2004 met het bijbehorende nieuwe paspoort. Als
mensen na juli van dit jaar met hun huisdier op vakantie
gaan, zal men in ieder geval eerst langs de eigen dierenarts
moeten!

We houden u zo goed mogelijk op de hoogte van de ontwik-
kelingen. Een aantal details is op dit moment nog niet duide-
lijk. Zo nodig komen we daar later op terug. Op de website
van de KNMvD staat een speciale rubriek waar de laatste in-
formatie over de regels en het nieuwe paspoort te vinden is.
Daar kunt u ook een voorlichtingsbrief voor de diereigenaar
en een voorbeeld van een postertje voor in de wachtkamer
downloaden. Kijk op
www.knmvd.nl onder Actueel bij
Dierenpaspoort.

Drs. J. van Herten is stafmedewerker gezelschapsdieren/paard bij de
KNMvD.

Dit bericht is eerder per e-mail aan dierenartsen-practici verzonden en
per brief aan diegenen zonder e-mailadres.

Eerste nascholingscertificaat gezelschapsdieren uitgereikt

Donderdag 8 april jongstleden is het eerste nascholings-
certificaat voor gezelschapsdieren uitgereikt aan dieren-
arts mevrouw G.H.J.M. Brinkhuis van Dierenkliniek
Eibergen. Dit is een gemengde praktijk waarin vijf die-
renartsen en drie dierenartsassistenten werkzaam zijn.
De diersoorten rund, varken, paard en gezelschapsdieren
worden behandeld, waarbij zoveel mogelijk gedifferenti-
eerd wordt gewerkt.

Behalve aan haar nascholingsverplichtingen voor de gezel-
schapsdieren is dierenarts G. Brinkhuis erkend varkens-
dierenarts en voldoet zij aan de normen voor het paard.

Op de vraag aan mevrouw Brinkhuis of het een opgave was
om aan de gestelde criteria te voldoen antwoordt ze direct:
"Nee hoor, je vak bijhouden is zeker in deze tijd een absolute
voorwaarde om een goede dierenarts te zijn en te blijven!"
2003 van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren (GGG)
is het systeem van permanente educatie door vrijwel alle
aanwezigen onderschreven. Dit houdt in dat voor dierenart-
sen die zich hoofdzakelijk met gezelschapsdieren bezighou-
den een nascholingstraject is opgestart waarbij men vijftig
punten per jaar of honderd punten per twee jaar dient te be-
halen. Zoals in het beleidsplan van de GGG is vermeld gaat
dit systeem (vooralsnog) uit van het Europese model van een
zogenaamde \'moral obligation\' en geldt het in gelijke mate
voor fulltimers en parttimers.

Evaluatie

Een eerste evaluatie is gepland in 2004 en het verheugt de
GGG bijzonder dat ruim 250 dierenartsen al gebruik heb-
ben gemaakt van de mogelijkheid het certificaat aan te
vragen.

Gedurende de maanden januari tot en met maart zijn de
aanvragen gecontroleerd op volledigheid inct als gevolg
dat het eerste certificaat op 8 april uitgereikt kon worden.

-ocr page 389-

De publieksfolders.

Objectief, onafhankelijk, duidelijk
en bedoeld voor de eigenaar van uw
patiënten. Over veel voorkomende
onderwerpen zijn er de publieksfol-
ders geschreven, gemaakt door de
foldercommissie, een onderdeel van
de Groep Geneeskunde Gezel-
schapsdieren, in samenwerking
met specialisten.

De jonge hond

De opvoeding van de

hond

Fokken met een hond
De reu en de teef (voor-
heen geboorteregeling
bij de hond)
Voeding hond

De operatiepatiënt
Wormen

(Endoparasieten)
Ongedierte
(Ectoparasieten)
Met uw huisdier naar
het buitenland

Het konijn
De fret
De cavia
De rat

De schildpad
De hamster

• Over leven en dood van
uw huisdier

De onderstaande folders
worden thans herzien,
maar zijn nog wel in oude
stijl verkrijgbaar:

• Epilepsie

• Voeding kat

• Heupdysplasie

• Het gebit

-ocr page 390-

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Donker, S.H.L.; 2003; 3723 DA Bilthoven,
Bilderdijklaan 19.

Geloof, H.M. van; 2003; 4921 CX Made
Nieuwstraat 28.

Klaarenbeek, A.; 2003; 3524 KH Utrecht
Westfalen 62.

Rijks, Mevr M.; Gem 2003; 6002 AV Weert

Vrakkerstraat 125.

Wingerden. Mevr B.R. van; 2003; 5126 GB Gilze; Kerkstraat 67.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse IVIaatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Blaaderen, Mevr. C.M. van.
Bos. Mevr. L.J.
Braam, Mevr H.RM.
Eekeren, Mevr. S.C.E. van.
Engelgeer, Mevr. S.
Hattink, I.E
Hietberg, B.H.
Jong, Mevr M. de.
Makkinga. Mevr. R.C.
Nicolina, Mevr. J.R.C.
Smeets, Mevr A.E.H.
Tijhof, Mevr. A.G.
Verhoeven, Mevr. B.J.R

Voor het dierenartsenexamen van 5 maart 2004 zijn geslaagd:

Dekker, A.D.
Huissoon, Mevr M.D.C.
Leeuwen, Mevr. J. van
Niyonkuru, L.
Ruiter, E.G.S.C.
Sars, Mevr. C.L.
Stembert. Mevr. EM.
Workel, Mevr. W.D.

Voor het dierenartsenexamen van 2 april 2004 zijn geslaagd:

Beek, Mevr. M.G. van de.
Boer. Mevr D.
Bruijn, Mevr N.D. de.
Eussen, B.G.M.
Heimerink, Mevr J.E.
Hetterschijt, H.J.M.
Jong, Mevr. M. de.
Kersten, Mevr M.J.N.
Kocks. Mevr. J.E.H.
Laban. Mevr. C.
Paterek. Mevr.
L.C.
Punt, Mevr A.C.
Scheerstra, Mevr M.S.J.
Vrieling, Mevr H.E.
Welschen. Mevr S.E.M.
Wolleswinkel. RE.

Overlijdensberichten:

Op 15 maart 2004 A. Schukken te Heerenveen.

Op 18 maart 2004 RH.M. Vermeulen te Louvigné du Desert (F)

Op 29 maart 2004 E.E. Kemperman te Wouw.

Mutaties:

Beek, Mevr. M.G. van de; 2004; 3523 AV Utrecht; Topaaslaan 22-
2; tel. privé: 030-2109399; tel. privé mobiel: 06-15618.322; E-mail privé:
m.g.vandebeek^\'students.uu.nl.; d.

Personali

Boer, Mevr. D.; 2004; 3582 BK Utrecht; Abstederdijk 236 bis; tel.
privé: 030-2109778; tel. privé mobiel: 06-421241811; E-mail privé:
diewie(a hotmail.com.; d.

Bruijn, Mevr. N.D. de; 2004; 3553 RG Utrecht; Voltastraat 11 ; tel.
privé: 030-2430692; E-mail privé: n.d.debruijn@students.vet.uu.nl.; d.

Dekker, A.D.; 2004; 3515 AX Utrecht; Agnes van Leeuwen-
berchstraat 13; tel. privé: 030-2761710; E-mail privé: arnoutdekker@
hotmail.com.; d.

Eussen, B.G.M.; 2004; 3521 TN Utrecht; J. de Deckerstraat 6; tel.
privé: 045-5752759; E-mail privé: b.g.m.eussen@students.vet.uu.nl.; d.

Hees, Mevr. C.E.M. van; 2003; 3262 BH Oud-Beijerland; Zinkweg

»Heimerink, Mevr. J.E.; 2004; 3524 CS Utrecht; Zevenwouden
255; tel. privé: 030-2894255; d.

Hetterschijt, H.J.M.; 2004; 6914 KH Herwen; Polderdijk 1; tel.
privé mobiel: 06-22930872; E-mail privé: h-j-hetterschijt@planet.nl.; d.

Huissoon, Mevr. M.D.C.; 2004; 4416 CS Kruiningen; Eindje de
Rondte 4; E-mail privé: mirjamhuissoon@hotmail.com.; d.

*Jong, Mevr. M. de; 2004; 3731 DX De Bilt; Alfred Nobellaan 88;
tel. privé mobiel: 06-23207967; d.

Kersten, Mevr. M.J.N.; 2004; 3511 HB Utrecht; Westerkade 13 bis
A; tel. privé: 030-23685.38; E-mall privé: m.j.n.kersten@students.
vet.uu.nl.; d.

Kocks, Mevr. J.E.H.; 2004; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 387;
tel. privé mobiel: 06-10169754; d.

Laban, iMevr. C.; 2004; 3994 KV Houten; Puntmos 22; tel. privé:
030-2445107; E-mail privé: coricn.laban@worldonline.nl.; d.

Leeuwen, Mevr. J. van; 2004; 3524 BG Utrecht; Fivelingo 9; tel.
privé: 030-2800544; d.

Niyonkuru, L.; 2004; 3526 RM Utrecht; A. de Grotelaan 128; tel.
privé: 030-2852577; d.

Paternek, Mevr. L.C.; 2004; 7683 RJ Den Ham; Vroomhoopseweg
33 B; tel. privé mobiel: 06-120531107; E-mail privé: lpatcrnek@
hütmail.com.; d.

»Prins. J.; 1982; 7161 WS Neede; Henri Dunantweg 16; tel. privé:
0545-294293; fax privé: 0545-295411;
E-mail privé : j.prins26@
chello.nl.; medew. bij RVV/VWA ; tel. bur.: 0546-543590,06-19676032;
fax bun: 0546-543599.

Punt, Mevr. A.C.; 2004; 3552 RG Utrecht; Populierstraat 24; tel.
privé mobiel: 06-41398067; carinepunt@hotmail.com.; d.

♦Rijks, Mevr M.; Gent 2003; 6002 AV Weert; Vrakkerstraat 125; tel.
privé: 0495-549722; E-mail privé: rinky-00@yahoo.com.; d.

Ruiter, E.G.S.C.; 2004; 3732 HX De Bilt; Universiteitswcg 10;
E-mail privé: e.g.s.c.ruiter@students.uu.nl.; d.

Sars, Mevr. C.L.; 2004; 3552 GK Utrecht; Wijnbesplantsoen 3; tel.
privé: 030-2442898; d.

Scheerstra, Mevr. M.S.J.; 2004; 3732 VS De Bilt; Meidoornpad 83;
tel. privé: 030-2204450; d.

Stembert. Mevr RM.; 2004; 1985 HL Driehuis; Van Maerlantlaan 42;
tel. privé 0255-515768; E-mail privé: floorstembcrt@kwiknet.nl.; medew.
bij P.W. Goedhart; tel. prakt.: 0251-254254; fax prakt.: 0251-254585.

Verhulst, RD.; 1968; 5491 HH Sint Oedenrode; Oranje Nassaulaan
267; tel. privé: 0413-472932; E-mail privé: verhulst@wxs.nl.;
r.d.

Visser, Mevr H.; 1999 ; 1722 XM Zuid-Scharwoude; Dr.
Wilminkstraat 28; tel. privé: 0226-312109;
E-mail privé: hesternl@
hotmail.com.;
medew. bij Mevr. M.Y. Kooy; tel. prakt.: 0229-213131 ; fax
prakt.: 0229-274841; E-mail prakt.: dap_zwaag@hotmil.com.

Vrieling, Mevr. H.E.; 2004; 3511 PB Utrecht; Oudegracht 307 J;
teL privé: 030-2310093; d.

Welschen, Mevr. S.E.M.; 2004; 5801 DE Venray; Oomenlaan 8; tel.
privé: 0478-550235; tel. privé mobiel: 06-24181235; d.

Wolleswinkel, P.E.; 2004; 3572 HJ Utrecht; Poortstraat 12 bis; tel.
privé mobiel: 06-14390591; E-mail privé: pieterwol@hotmail.com.; d.

Workel, Mevr. W.D.; 2004; 3552 CJ Utrecht; R. v.d. Hamkade 17;
tel. privé: 030-2431150; E-mail privé: dixieworkel@hotmail.com.; d.

-ocr page 391-

Jubilea mei 2004

Onbekend mei, H. Vrieselaar te Lemmer, 25 jaar, afwezig

2 mei, Dr H.J. Postema te Nunspeet, 35 jaar, afwezig

2 mei. D. van Baren te Borger, 35 jaar, afwezig

2 mei, R.J. Kaasenbrood te Schijndel, 35 jaar, aanwezig

3 mei, VH. Boysen te Zevenhoven, 35 jaar, afwezig
3 mei, E.P. Dijk te Roden, 35 jaar, afwezig

6 mei, K. Schuiling te Rotterdam, 50 jaar, afwezig

10 tnei, F.Th.C. de Witte Someren, 25 jaar, afwezig

11 mei, J.W. Garretsen te Utrecht, 25 jaar, aanwezig

I Imei, W. Brons te Poortvliet, 25 jaar, aanwezig

II mei, J.C. Roest te-Voorburg, 25 jaar, afwezig ■

11 mei. Mevr Drs. M.A. van Woerden te Rheden, 25 jaar, afwezig

11 mei, Mevr Drs. L.A. van Wuijckhuise-Sjouke te Hoenderlo, 25
jaar. aanwezig

14 mei, C.J. Pel te Merselo, 30 jaar, afwezig

15 mei, S.A.B.I. Wolters te Amsterdam, 30 jaar, afwezig
17 mei, C.A.A.M. Mol te Hilversum, 30 jaar, afwezig

17 mei. Mevr Drs. A.W. Kooper-Nelemans te Amerongen, 30 jaar,
afwezig

17 mei, A.G.M. Extercatte te Balkbrug, 30 jaar, afwezig

17 mei, C.A.A. in \'t Veen te Soest, 30 jaar, aanwezig

17 mei, K.M.L. Böhm te Best, 30 jaar, afwezig

17 mei. S. van Dijk te De Bilt, 30 jaar, afwezig

17 mei. Mr G.Th. A. Menges te Woerden, 30 jaar, aanwezig

17 mei. J.W.H. Bruggink te Geesteren, 30 jaar, afwezig

17 mei. W.L. Keers te Hoogerheide. 30 jaar, aanwezig

18 mei, E van der Veen te Bolsward, 50 jaar, afwezig

18 mei. Prof. Dr W. Misdorp te Bilthoven, 50 jaar, afwezig

18 mei, S. Piersma te Hemelum, 50 jaar, afwezig

18 mei, Mevr Drs. A.M. Schuiringa-Sybesma te Tolbert, 50 jaar,
afwezig

18 mei. W.A. Hermans te Langbroek, 50 jaar, afwezig

18 mei, Dr W. Sybesma te Driebergen, 50 jaar, afwezig

19 mei, PL.H.M. Coenen te Simpelveld, 30 jaar, afwezig

20 mei, B.S. Postma te Bolsward, 55 jaar, afwezig
20 mei, W.M. Gotink te Zwolle, 55 jaar, afwezig
20 mei. P. Feenstra te Zwolle. 55 jaar. afwezig

27 mei, H. Eil tc Hengelo (Gld), 45 jaar, afwezig

27 mei. L.A. van LangeraadteGiessenburg.45jaar aanwezig

27 mei, RH.A.M. van Maanen te Cuijk, 45 jaar, aanwezig

Bureau KNMvD gesloten
op 14 en 21 mei

Op vrijdag 14 mei 2004 is het KNMvD-bureau de hele
dag gesloten wegens het jaarlijkse personeelsuitje.
Op vrijdag 21 mei, de dag na Hemelvaart, is het KNMvD-
bureau eveneens gesloten.

ten voor aangespannen paarden in Nederland! Locatie: terrein van
de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht. Kosten: dc hele dag
gratis toegang en gratis parkeren. Informatie: www.dap.site.nl.
E-mail: DAP@vet.uu.nl. Telefoon: 030-2539423. Contactpersoon:
A. Wezenbeek.

20-23 Topics in Laboratory Animal Medicine, College of Veterinary
Medicine, North Carolina State University, Raleigh NC, USA. The
Charles Louis Davis Foundation, 6245 Formoor Lane, Gurnee, IL
60031-4757, USA, tel. 847-367-4359, fax: 847-247-1869, e-mail:
cldavisdvm@ameritech.net

23-26 Alltech\'s 20^ International Feed Industry Symposium. 3031 Catnip
Hill Pike, Nicholasville, KY 40356, USA. Tel.: 1-859-885-9613,
fax: 1-859-885-6736. www.alltech.com,symposium@aIltech.com

27-29 Charles Louis Davis, DVM Foundation. Eastern Europe Veterinary
Pathology Symposium. University of Belgrade, Belgrade, Serbia I
Montenegro.

Juni

10 Studieavond van de GHwD in Houten bij de KNMvD. Aanvang
19.30 uur

24-27 Second International Symposium on Nonsurgical Contraceptive
Methods for Pet Population Control. Beaver Run Resort ,
Breckenridge, Colorado. For additional information about the pro-
gram, venue, accommodations, transportation, etcetera visit the
ACCD website at: http://www.vetmed.vt.edu/ACCD/ or e-mail Dr
Baker at: bakerhj@vetmed.auburn.edu.

26 Jaarlijkse conferentie van de Dutch society for Wildlife Health
Utrecht. Conferentie over gezondheid en welzijn van wilde fauna,
met speciale thema \'Health of aquatic wildlife\'. Speciale sprekers
zijn Just Vlak (\'Emerging viral diseases in aquatic arthropods: a new
galaxy") en Gary Wobeser (\'Management of wildlife diseases\').
Aanmelding: info@dwhc.nl of http://www.dutchwildlife.nl. Indie-
nen van abstracts: olga.haenen@wurnl.

27-1/7 2nd Wildlife Health Summer School 2004. Topics: Harmful algal
blooms (keynote speaker Prof. Don Anderson, USA); West Nile vi-
rus and other arboviruses (keynote speaker Dr Hervé Zeiler, France)
and Special problems in the diagnosis of diseases in free-living wild-
life (keynote speaker Prof. Gary Wobeser, Canada). Costs include
lectures, excursions, housing on the boat and meals. Before 15
March 2004, registration is 450 euro p.p., after that date 650 euro
p.p. A limited number of places for 250 euro are available for excel-
lent students. For more information and/or registration: website
http://www.dwhc.nl or email us: info@dwhc.nl.

28-1/7 18th IPVS Congress.

Juli

2-4 13\'^ Annual Scicntific Meeting of the ECVS. Location: Top Hotel in
Praque, Czech Republic.

11-16 23ste World Buiatrics Congres te Quebec in Canada

19-22 12^1^ International C^onference on Production Disease in Farm
Animals. Locatie: Michigan State University, East Lansing, Michigan.
USA. Meer informatie via website: http://12icpd.cvm.msu.edu, tel.
517 355 9593, e-mail: 12icpd@cvm.msu.edu.

Augustus

25/28 World Congress of Veterinary Dermatology, locatie: Wenen,
Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com.

Oktober

1 Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te Oranjewoud (Friesland).

8-9 5. Berlin-Brandenburgischer Rindertag. Veranstaltungsort: Bundes-
institut ftir Risikobewertung (BfR), Diedersdorfer Weg 1, 12277
Berlin.Aktuelle Informationen finden Sie in der Homepage
www.vetmed.fu-berlin.de

cong ress e n & sym pos! a ;

Mei

6-7 66. Fachgespräch über Geflügelkrank-
heiten in Parkhotel Kronsberg. Hannover-
Messe statt. Info: Klinik ftir Geflügel.
Hannover, tel. 49 (0)511 953 8778/79.
15 Vijfde Feline Symposium. Locatie:
hoofdgebouw Faculteit der Diergenees-
kunde.

Dag van het Aangespannen Paard\', één van de grootste evenemen-
f^rc a d e rin g llsnolïeër^q m ste n

Doorlopend
agend

22

Mei

11 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur

13 Drielandendag van de GKZ in Luik.
Juni

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem.
Aanvang: 14.00 uur

-ocr page 392-

8-9 PHLO-cursus \'Rundveevoeding\'. In de cursus zal aandacht besteed
worden aan nieuwe inzichten op het gebied van de rundveevoeding.
De cursus is bedoeld voor afgestudeerden (wo- of hbo-niveau).
Cursusleiding: prof dr. Ir. S. Tamminga. Kosten 845 euro. Dc in-
schrijftermijn eindigt op:
14 mei 2004. Door het VKO is deze cursus
gewaardeerd met 20 studiepunten in het kader van de zogenaamde
\'Erkenningsregeling\'. Nadere informatie en mogelijkheid tot in-
schrijven vindt u op www.phlo.nl.

23 Algemene Ledenvergadering AUV Dierenartsencoöperatie, woens-
dag AUV, Beversestraat 23 te Cuijk, aanvang 14.00 uur

Augustus

2 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00

September

7 Lcden\\crgadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem.
Aanvang: 14.00 uur.

7 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur.

Oktober

8 Sportdag KNMvD te Drachten.

12 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00
uur.

November

5 Najaarsvergadering van het Veterinair Historisch Genootschap.

December

7 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de Groep
Pluimveewetenschappen in 2004. Tijd: 14.00 uur. Locatie: Mercure
Hotel te Arnhem.

14 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang 18.00 uur.

Cursussen

Mei

12 Effectief en plezierig vergaderen, Artemis Veterinair Adviesbureau,
Diana van Houten, tel.: 0346-556644, e-mail: d.v.houten@
worldonline.nl.

12-14 PAO-D cursus 04/901. Onderwerp: Adviesvaardigheden. Rubriek:
Algemeen.

13. 14 PHLO-cursus Varkensvoeding in de praktijk. Inlichtingen: Bureau
PHLO. tel. 0317-484093. e-mail: info@phlo.wurnl. http;//www.
phlo.nl.

14 Van Strategie naar concreet plan met de Balanced Score Card,
Arteinis Veterinair Adviesbureau, Diana van Houten, tel.: 0346-
556644, e-mail: d.v.houten@worldonline.nl.

juni

7-12 ESAVS postgraduate training programme Dentistry II. Location:
Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.

8-9 PHLO-cursus Rundveevoeding door prof dr. ir S. Tamminga.
Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail:
info@phlo.wurnl, http://www.phlo.nl. Inschrijving sluit 14 mei 2004

14-19 ESAVS postgraduate training programme Oral Surgery (Advanced
Dentistry). Location: Luxembourgh. Information via website
www.esavs.net.

24-26 Kolik beim Pferd (1. Tag Kolikdiagnostik, 2. Tag Kolikdiagnostik
und -behandlung, 3. Tag Abdominalchirurgie). Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor Information und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str. 10,
D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0) 2863 /
2099-20. Email: info@tierklinik-hochmoorde. Online-Anmeldung
unter www.tierklinik-hochmoor.de

ESAVS postgraduate training programme Opthalmic Surgery.
Location: Toulouse (F). Information via website www.esavs.net.

Augustus

21-24 and ESAVS postgraduate training programme Dermatology II. 30/8

3/9 Location: Vienna (A). Information via website www.esavs.net.

September

30/8-5/9 ESAVS postgraduate training programme Cardiology I.

Location: Luxembourg. Information via website www.esavs.net.

30/8-10/9 ESAVS postgraduate training programme Ophthalmology I.

Location: London (GB). Information via website www.esavs.net.

6-11 ESAVS postgraduate training programme Behavioural Medicine.
Location: Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.

13-17 ESAVS postgraduate training prograrnme Feline Medicine and
Surgery 1. Location: Zurich (CH). Information via website
www.esavs.net.

13-18 ESAVS postgraduate training programme Small Animal
Reproduction III. Location: Milan (1). Information via website
www.esavs.net.

20-25 ESAVS postgraduate training programme Advanced Cardiology.
Location: Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.

29, 30 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken.
Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail: info@
phlo.wurnl, http://www.phlo.nl.

Oktober

2-6 ESAVS postgraduate training programme Neurology I. Location:
Berne (CH). Information via website www.esavs.net.

8 Orthopädie Pferd I - Diagnostik (klinische Lahmheitsuntersuchung,
diagnostische Anästhesien, praktische Übungen). Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor Information und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str. 10,
D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0) 2863 /
2099-20. Email: info(Sjtierklinik-hochmoor.de. Online-Anmeldung
unterwww.tierklinik-hochmoor.de.

18-29 ESAVS postgraduate training programme Dermatoglogy 111.
Information via website www.esavs.net.

25-29 ESAVS postgraduate training programme Emergency Care.
Location: Madrid (E). Information via website www.esavs.net.

27-31 ESAVS postgraduate training programme Small Animal Practice
I. Location: La Palma (E). Infonnation via website www.esavs.
net.

November

26 Orthopädie Pferd II Erkrankungen des Bewegungsapparates.
Tagungsort: Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-llochmoor
Information und Anmeldung: Tierklinik Hochinoor GmbH, Von-
Braun-Str 10. D-48712 Gescher. Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax:
49 (0) 2863 / 2099-20. Email: info(gtierklinik-hochmoorde.
Online-Anmeldung unter www.tierklinik-hochmoorde.

26 Intensivseminar Ultraschalldiagnostik beim Pferd. Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D Gescher-Hochmoor Infonnation und
Antneldung: ESAOTE Pie Medical Deutschland B.V. Brigitte Cors,
Plaggenbahn 42, D-46282 Dorsten. Tel.: 49 (0) 2362/207-III. Fax:
49 (0) 2362/43284. Email: brigitte.cors(§pde.de.

2005

Maart

4-5.1 XVI Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUITANA.
Tagungsort: Congress Center West, D-Essen. Infonnation und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str. 10,
D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0) 2863 /
2099-20. Email: info(§tierklinik-hochmoorde. Online-Anmeldung
unter www.tierklinik-hochmoorde.

Juli

28/6-2/7

-ocr page 393-

POM - NON-POM: EEN BOM ONDER UW PRAKTIJK ?

1. Wat heeft de uitbreiding van de EU op i mei 2004 met uw praktijk te maken?

2. Levert u in 2005 nog diergeneesmiddelen aan uw cliënten?

3. Zo ja, verdient u hier dan nog wat aan?

Indien u het antwoord op één of meerdere van deze vragen schuldig moet blijven, dan is de
volgende bijeenkomst voor u een absolute aanrader!

De Groep Practici Grote Huisdieren nodigt u bij deze van harte uit voor een

GROEP GROOT COLLEGE

Woensdag 26 mei 2004 om 20.00 uur

KNVB Hotel, Sport en Zalenaccomodatie ^

Woudenbergseweg 56-58 te Zeist
(routebeschrijving:
www.knvb-hotel.nl)
20.00 uur: Ontvangst

20.30 uur: Inleiding door Prof. Dr. Henk Vaarkamp,
hoogleraar Veterinaire Apotheek
21.30 uur: Pauze

21.45 uur: Inleiding door Prof Dr. Cees Wensing,
voorzitter Raad voor Dieraangelegenheden.

Toegang is gratis voor GPGH-leden. Kosten voor niet-leden:
Euro 10,= te voldoen bij de ingang.

U kunt zich digitaal aanmelden via de website van de GPGH

(www.knmvd.nl onder de knop "Groepen"),

of via het faxen van bijgaand formulier naar 0493-441045

Het aantal plaatsen is beperkt, dus meld u snel aan.

Leden genieten voorrang bij de aanmelding.

Wanneer:
Waar:

Programma:

Toegang:
Aanmelding:

Bijzonderheden:

Bij het VKO zijn erkenningspunten aangevraagd voor dit college.

Groep Practici Grote Huisdieren

-ocr page 394-

AANMELDINGSFORMULIER

CROEP GROOT COLLEGE 26 MEI 2004 TE ZEIST

ROM - NON-POM: EEN BOM ONDER UW PRAKTIJK?

Naam:

Adres:

Praktijk:

Ik ben wel / niet lid van de Groep Practici Grote Huisdieren.

Dit formulier s.v.p. faxen naar 0493-441045

Let op:

U kunt zich ook digitaal aanmelden via de GPGH-website (www.knmvd.nl onder de knop
"Groepen")

-ocr page 395-

A

BESCHERM UW BEZIT

Soms hebben zelfs kleine ongelukjes grote
gevolgen. Kortsluiting kan ervoor zorgen dat u uw
praktijk niet kunt uitoefenen of dat uw medische
apparatuur niet meer bruikbaar is. In het ergste geval
ontstaat er een flinke brand, waardoor u uw praktijk
voor een langere tijd moet sluiten. Er zijn uitgebreide
WAA brandverzekeringen voor uw woonhuis en/of
praktijkpand, maar ook voor uw inboedel en inven-
taris. En als u bijvoorbeeld tijdelijke praktijkruimte
moet huren, dan vergoedt de VVAA bedrijfsschade-
verzekering de gemaakte kosten hiervoor. Net zoals uw
winstderving en vaste lasten. Bovendien kunt u in
noodsituaties 24 uur per dag een beroep doen
op de Artsen Alarm Service.

Wilt u meer weten over de brand- of bedrijfs-
schade- verzekeringen van de WAA? Belt u dan met
VVAA advies (030) 247 47 89. Of kijk op www.waa.nl.

BRAND- EN B E D R IJ F S S C H A D E V E R Z E K E R I N G E N

VVAA

Atoomweq 100, Postbus 8153, 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. www.vvaa.nl

-ocr page 396-

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

D I X

FINANCIEEL

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

NEDERLANDSE ARTSEN
ACUPUNCTUUR STICHTING

ÏFWS

Opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(NAAS) organiseert wederom haar succesvolle
acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi en fysiothera-
peuten. Deze 3-jarige basisopleiding bestaat uit elk
6 weekenden 3 weekenden praktijk per jaar en
begint op zaterdag 16 oktober 2004. De lessen wor-
den gegeven op zaterdagen en zondagen van 10
tot 17 uur in het Van der Valk motel, te Vught bij
\'s-Hertogenbosch.

Voor meer informatie:
NAAS, Postbus 177,
1200 AD Hilversum
(035)6232753

E-mail: mem.gottmer@planet.nl

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

T 030 244 87 74
F 030 241 66 33

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T030 251 51 99
F 030 254 09 64

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

info@d1xfortuin.nl
www.d1xfoTtuin.nl

Aan de rand van het werelderfgoed \'De Beemster\', is dierenart-
senpraktijk VEO werkzaam vanuit twee moderne praktijkloca-
ties in Volendam (gezelschapsdieren) en Oosthuizen (nadruk
rundvee) met vier dierenartsen en vijf dierenartsassistenten.
Het percentage gezelschapsdieren en rundvee is
ieder ongeveer vijftig procent. Wij zijn op zoek naar een

rundveedierenarts M/V

Gevraagd:

. erkend rundveedierenarts met praktische ervaring

• affiniteit met gezelschapdieren

• klantvriendelijkheid, flexibiliteit

• een gezonde ondernemerszin.

Geboden:

• parttime functie (80%) inclusief avond-/weekenddienst (1
op 4)

. functie met nadruk op melkvee (2/3) en gezelschapsdieren
(1/3)

• bedrijfsadvisering in melkvee als differentiatie

• jaarcontract en bij gebleken geschiktheid, mogelijkheid tot
associatie.

Voor nadere informatie over de praktijk: www.dapveo.nl

VËO

Sollicitaties met cv sturen naar:

J. van Bakel

Sluisweg3

1474 HL Oosthuizen

Aflevering:

01-06-2004
15-06-2004
01-07-2004
15-07/01-08-2004

Gevraagd in goed geoutilleerde praktijk in het midden van het
land op korte termijn een

Dierenarts m/v met i jaar relevante ervaring
in de geneeskunde van gezelschapsdieren.

Uren nader overeen te komen.
Participeren in diensten.

Schriftelijke reacties graag richten aan de bureauredactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 421, 3990 CE
Houten, onder vermelding van nummer 03/2004.

Sluitingsdata voor kopij

Deadline-)

maandag
maandag
maandag
maandag

10-05-2004
24-05-2004
07-06-2004
12-07-2004

\') Voor lo.oo uur \'s morgens.

-ocr page 397-

■■-WV-v\'

■/I

£

t \' .

Toppaarden verdienen topproducten. Als uw paarden moeten presteren kunt u
eigenlijk niet om Equi Products heen. Wie is Equi Products? Wij zijn een familie-
bedrijf dat gespecialiseerd is in veterinaire producten waardoor sportpaarden top-
prestaties leveren. Wij begeleiden en adviseren dierenartsen en paardenpractici in
heel Europa bij het zoeken naar het juiste middel voor het juiste paard. Equi
Products is een goed geëquipeerd bedrijf, voorzien van de meest geavanceerde
hulpmiddelen. Ons beleid is gericht op het leveren van topkwaliteit, continuïteit
en een zeer persoonlijke dienstverlening. Wilt u meer weten? Bezoek dan onze
website www.equi.nl of bel ons 072-564 4749.

Hermelijnkoog 44, 1822 CB Alkmaar

Tel.; 31 (0)72-564 4749, Fax.: 31 (0)72-564 38 76

Website: www.equi.nl, E-mail: equi@xs4all.nl

Holland BV

Equi Products

Het adres voor al uw veterinaire equine equipage

-ocr page 398-

Eurovet Atiimal Health is gevestigd te
Bladel, Nederland en is een volledige
dochter van de A UV
dierenartsencoöperatie.

Zij brengt een breed pakket (generieke)
diergeneesmiddelen op zowel de
Nederlandse als de buitenlandse markt.
Het a.ssortiment bestaat uit antibiotica
voor orale toediening via voer of
drinkwater, antibiotica voor injectie,
infuusvloeistoffen, antiparasitica,
vitamine- en mineralenpreparaten etc.

Eurovet Animal Health levert in de
Benelux haar producten uitsluitend via de
veterinaire groothandel aan het
dierenartsenkanaal. Daarnaast exporteert
Eurovet Animal Health naar meer dan 45
landen in Europa, het Midden Oosten,
Azië, Afrika, Latijns Amerika en Canada.

De verkooporganisaties van Eurovet
Animal Health bestaan uit enthousiaste
professionals, gericht op marketing en
verkoop van het Eurovet Animal Health
product teneinde haar marktpositie te
verstevigen en uit te bouwen.

Ter ondersteuning van deze
verkooporganisaties zijn wij op zoek naar
een fulltime Technical Service Manager.

Technical Services Manager

Uw functie

U bent verantwoordelijk voor de technische ondersteuning van
de commerciële activiteiten van Eurovet Nederland en in
samenwerking met een collega Technical Services Manager die
verantwoordelijk is voor de technische ondersteuning van de
commerciële activiteiten internationaal. De verdeling van de
werkzaamheden tussen Nederland en Export is 75%
(Nederland) en 25% (Export).

U levert een bijdrage aan het beleid ten aanzien van het
productassortiment en de positionering van onze producten.
U ontwikkelt, samen met de marketing medewerkers, technisch
en promotiemateriaal ter ondersteuning van de verkoop
organisaties.

U traint de marketing en sales teams van Eurovet en van haar
distributeurs.

U geeft productlezingen in diverse markten.
U beantwoordt technische vragen vanuit de markt en u handelt
klachten af conform de geldende procedures.
U geeft input in het productontwikkelingsproces binnen
Eurovet door deel te nemen in multidisciplinaire projectteams
en u bent verantwoordelijk voor het ontwikkelen van een
product van idee tot registratie.

Uw profiel

U bent dierenarts met relevante praktijkervaring of u beschikt
over ervaring in de veterinair famiaceutische industrie. Kennis
van en/ of ervaring in de pluimveehouderij is een pré.
U bent een enthousiaste teamspeler, beschikt over
overtuigingskracht en u heeft een klant- en resultaatgerichte
instelling. Daarnaast beschikt u over een analytisch
denkvermogen en strategisch inzicht. U bent in staat uw
inzichten op creatieve wijze te vertalen naar de dagelijkse
praktijk.

Wij verwachten dat u over uitstekende contactuele
eigenschappen beschikt en affiniteit heeft met verschillende
culturen en markten. U beheerst Engels in woord en geschrift,
Duits, Frans en Spaans zijn een absolute pré.

Wij bieden

Een uitdagende veelzijdige functie binnen een enthousiast team
in een dynamische organisatie. Onze primaire en secundaire
arbeidsvoorwaarden zijn zonder meer goed.

Uw .sollicitatie

Voor meer informatie over de functie kunt u contact opnemen
met de heer P.P. Wilbrink, General Manager Eurovet B.V., via
telefoonnummer 0497 - 54 43 00.

Voor meer informatie over de organisatie kunt u onze website
bezoeken
www.eurovetanimalhealth.com.

Herkent u zich in het bovenstaande profiel, dan kunt u uw
schriftelijke sollicitatie met CV sturen naar Eurovet Animal
Health, ter attentie van mevrouw H.J. van de Glind,
personeelsfunctionaris, postbus 179, 5530 AD Bladel, of per
mail aan
rvdglind(^auv.org. De sluitingstermijn is 14 mei
2004. Een psychologische test kan deel uitmaken van de
selectieprocedure.

/«Inimal Health

-ocr page 399-

VA

/ANIMAL HEALTH

... 98, 99, 100!
Wie niet weg is is
gezien, ik kom!

Als u die ene vlo op het huisdier van uw cliënt ziet...

...dan zitten er 99 vriendjes verstopt in zijn huis.

Indorex IGR

Indorex IGR Aerosol maakt korte metten met deze
ongewenste gasten in huis. 6 maanden lang!
Indorex IGR Aerosol is een onmisbaar onderdeel in de
grondige aanpak van elke vlooienbesmetting.

Productinformatie Indorex IGR aerosol: bevat per ml. permethrin (0.94%), piperonylbutoxide (1,88%), fenoxycarb (0,038%). Wettelijk gebruiksvoorschrift: Hec middel
is uitsluitend toegelaten voor het gebruik als middel ter bestrijding van vlooien in ruimten die niet toegankelijk zijn voor kinderen met een leeftijd van 0-4 jaar.
Eigenschappen: Indorex IGR aerosol doodt zowel de larven als de volwassen vlooien. De werkzame stof fenoxycarb, een Insect Growth Regulator (IGR), verhindert de
ontwikkeling tot volwassen vlooien en onderbreekt zodoende de voortplanting van vlooien.
Toelatingsnummer: 11661N. Lees voor gebruik eerst de gebruiksaanwijzing.
Voor meer informatie: Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Bameveld. E-mail: info@virbac.nl www.virbac.nl

-ocr page 400-

Vaccineren op maat
wordt de regel!

I _

L pT

Pfizer Animal Health biedt de Nederlandse dierenarts
een uitgebreide reeks vaccins waarmee kan worden
ingespeeld op de individuele leefomstandigheden van
hond en kat. Pfizer stelt daarbij documentatiemateriaal
ter beschikking waarmee het meest optimale entschema
voor elk dier besproken kan worden. Nieuw materiaal
zoals oproepkaarten, entschema\'s en nieuwsbrieven.

fcU

i^f^^ Animal Health

^^^^^ Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/d IJssi
Tel.: 010 406 46 00 • e-mail: secretariaat.ahg@pfizercom

© 2004 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d Ussel • ® Merknaam Pfizer Inc., N.Y., U.S.A.

m

-ocr page 401-

Deel 129 • Aflevering lo • 15 mei 2004

WEEK Jji-lffi

vanhet|huisoIER

Diergenees

MEI 200<

A

A serological survey for pathogens in old fancy chicken breeds
in central and eastern part of the Netherlands

Antibiotica resistentie in de agrarische sector

KNMvD

(oninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

Campylobacter- en SalmoneWa-beheersing in vleeskuikens en
de rol van brijvoer

\'Aaien hond kan blind maken\': een kritische beschouwing

Herinrichting van het distributie- en kanalisatiesysteem van
diergeneesmiddelen in Nederland

Bestuursbesluit praktijkcertificering en erkenningsregeling

Thema Jaarcongres 2004: Samenwerken in Europa

-ocr page 402-

WD 10.7Mm

lËDlUH

^/MäflßBOOx

lî^^BIHIi^or;

niiKiRiBEwil

-ocr page 403-

Diergeneesinmae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto cover: links: jaarcongrescommissie 2004. Rechts: de toast op het eerste
exemplaar van Dierenarts in Beeld.

Deel 129
Aflevering 10
15 mei 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie 324

Oorspronkelijke artikelen

A serological survey for pathogens in old fancy chicken breeds in central and eastern part of the Netherlands;
J.J. de Wit, J.H.H. van Eck, R.P. M.A. Crooijmans, and A. Pijpers 324

Wetenscha

Actua

Veterinair tuchtrecht

Uit de kommer en kwel; I. Boissevain 329

VWA

Antibioticaresistentie in de agrarische sector 330
Autoreferaat

Campylobacter- en 5a/mone//a-beheersing in vleeskuikens en de rol van brijvoer; L Heres 332
Uit en voor de praktijk

\'Aaien hond kan blind maken\': een kritische beschouwing; P.A. M. Overgaauw en F. van Knapen 336
Berichten en verslagen

Europees besluit rondom diergeneesmiddelen vastgesteld; W. van den Ekker en H. de Croat 339

Herinrichting van het distributie- en kanalisatiesysteem van diergeneesmiddelen in Nederland 339

Uitreiking \'Guide to Veterinary Antimicrobial Therapy 4th edition\' 344

Uitreiking eerste exemplaar \'Dierenarts in Beeld\' op Voorjaarsdagen 344

Zonder Vrienden geen Week van het Huisdier! 346

Praktijkcertificering en de scope 347

Movir biedt oplossing voor man-vrouwmaatschap 347

Opinie

Unieke geprivilegieerde positie homeopathie binnen KNMvD; FJ. van Sluijs 348

Opmerkelijke uitspraken van VeterinairTuchtcollege over homeopathische behandelingen

van huisdieren;_/.T Lumey 34g

Ingezonden

Maatschappij-vervreemding; C. van Dommelen 350

TEKEN, LAATJE NIET BEETNEMEN!

De anti-teken producten voor de hond van Virbac:

• Preventic-B tekenband: biedt 5 maanden bescherming tegen teken én vlooien.

• Defendog spray: legt een onzichtbare film op de huid en de vacht die langdurig tegen teken
én vlooien beschermt. Zwemmen en regen hebben hierop geen invloed.

• Defencare shampoo: rekent direct en doeltreffend af met
aanwezige teken én vlooien.

V/r^ótcT

ANIMAL HEALTH

Persoonlijk voor dieren

Productinformatie: Preventic-B: REG NL 9908. Werkzame stof: bendtocarb. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij. Defendog: REG NL 09315. Werkiame stof.
permethnn. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij. Defencare: REG NL 09343. Werkzame stof permethrin. Doeldier: hond. Kanalisatie: vrij.
Voor meer informatie: Virbac Nederiand 8V, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl, www,virbac.nl

-ocr page 404-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oo.stcrbaan
(voorzitter)

Dr E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr M.F. de Jong

DrTj. Jorna

Dr R. Kuiper

Dr P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr R.J. Slappendel

Dr JH.Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr A. Bameveld (Utrecht)
Dr F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent. België)
Dr J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr J.A.P. Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den ingh (Utrecht)
Prof dr F van Knapen (Utrecht)
Prof dr A. de Kruif (Gent, België)
Dr J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.P.A.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr J.P.T.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr J de Schepper (Gent. België)
Dr J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr E.Teske (Utrecht)
Prof dr J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr G. Voorhout (Utrecht)
Dr Th. Wensing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 GE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter. voorzitter

Drs. J. Borgmeier. lid

Drs. W.G. van den Ekker. lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie. penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. FJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail; tijdschrift(njknmvd.nl

Boekbespreking
Congressen en cursussen

351

352

353

353

Derde jaarlijkse conferentie van de Dutch Society For Wildlife Health
Het gebruik van homeopathie bij landbouwhuisdieren

PAOD

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschriO van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD. De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V. Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Posibus 85100.3508 AC Utrecht, nr 69 93 61
443.

KNMv

Uit het bestuur

Bestuursbesluit praktijkcertificcring en erkenningsregeling; Tj. Jorna
Gebruik naamgeving \'specialist\'; Tj. Jorna

B&B-bulletin

Bulletin bestuur en bureau, nummer 2, februari/maart 2004

Maatschappijnieuws

Samenwerken in Europa

Cursus Identificatie en Registratie paardachtigcn bij de KNMvD
Oud-inspecteurs van de volksgezondheid

Deadline

354
354

355

356
356
356

358

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V. Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per I ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Original papers

A serological survey for pathogens in old fancy chicken breeds in central and eastern part of the
Netherlands; J.J.
de WitJ.I-l.l-l. van Eck, R.P.M.A. Crooijmans, and A. Pijpers

323

All rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk. microfilm of op welke andere wijze ook. zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are lisled in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science /
Inde.x-Medicus. Inde.x Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 405-

Ui
dej.

hoofdredactie?

Vijfjaar geleden voorspelde ik op deze plaats dat handhaving van de GHwD binnen de
Maatschappij op den duur zou kunnen leiden tot naamsverandering van KNMvD in
KNMvDK, waarbij de laatste K voor kwakzalverij staat. Dat werd mij toen niet door iedereen
in dank afgenomen. Edoch, vorig jaar ontving de KNMvD op een haar na van de Vereniging
tegen de Kwakzalverij de Meester Kackadorisprijs 2003. Een prijs die niet bepaald bijdraagt
aan de eer of het belang van de diergeneeskundige stand, waar de KNMvD juist over dient te
waken (Artikel 2 van de statutenj. Gelukkig trekt een genomineerde wat minder aandacht van
de pers dan de prijswinnaar

Inmiddels heeft het bestuur het initiatief genomen om de wetenschappelijke onderbouwing
van de homeopathie in een forum ter discussie te stellen. De angel in handhaving van de
GHwD zit immers in strijdigheid met eerder genoemd artikel 2, waarin eveneens wordt ge-
steld dat de KNMvD de diergeneeskundige wetenschap en kennis zal bevorderen. Het resul-
taat van de discussie leek mij en anderen vrij duidelijk, zoals ook uit commentaren in vorige
edities van het Tijdschrift bleek. Mocht het bestuur van de KNMvD echter toch nog moeite
hebben met de vraag of homeopathie wetenschappelijk is te onderhouwen, dan zou ik die
vraag maar vergeten en tnet nuchter boerenverstand gewoon eens kritisch over het verschijn-
sel homeopathie nadenken. Dat geldt trouwens voor ieder die met betrekking tot alternatieve
geneeskunde nog steeds geen duidelijke mening heeft. In het vorige nummer van het
Tijdschrift zette prof Van Sluijs zijn opvatting over de combinatie wetenschap en homeopathie
helder uiteen. In de voor u liggende editie voert hij aanvullend argimienten aan om de GHwD
uit de KNMvD te zetten, hoe pijnlijk hij dat zelf ook vindt. Zachte heelmeesters maken stin-
kende wonden: Van Sluijs is tenslotte chirurg.

Inmiddels kent de GHwD vijf studiepunten toe voor het bijwonen van een door homeopaten
verzorgd symposium. Het is de vraag of het VKO dat zal overnemen. \'Tn het verleden behaalde
resultaten vormen geen garantie voor de toekomst." Bij de TCG zouden ze bot vangen.
Binnenkort worden de nominaties voor de Meester Kackadorisprijs 2004 bekendgemaakt.

Dr R..I Slappendel

I

TijdsfibfiU^H

jSSQpB^H

Diergenees

-ocr page 406-

A serological survey for pathogens in old fancy chicken breeds in
central and eastern part of the Netherlands

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:324-7

J.J. de Wit\\*,J.H.H. van Eek\', R.P.M.A, CrooiJmans^, and A. Pijpers\'

Original pape

Summary"

To get an impression of the presence of pathogens in
multi-aged flocks of old fancy chicken breeds in the
Netherlands, plasma samples originating from 24 flocks
were examined for antibodies against 17 chicken patho-
gens. These flocks were housed mainly in the centre and
east of the Netherlands, regions with a high poultry den-
sity. The owners of the tested flocks showed their chicken
at national and international poultry exhibitions.
Antibodies against Avian Influenza, Egg Drop Syndrome
\'76 virus, Pox virus.
Salmonella puUorum/gallinarum,
Salmonella Enteritidis
or Salmonella Typhimurium were
not detected. However, antibodies against other
Salmonella species. Mycoplasma gallisepticum, infectious
bursal disease virus, infectious bronchitis virus, avian en-
cephalomyelitis virus, chicken anaemia virus, infectious
laryngotracheitis virus, and avian leukosis virus, sub-
groups A and B, and subgroup J were detected in a vary-
ing proportion of the flocks. This study shows that anti-
bodies against many chicken pathogens are present
among the flocks of old fancy chicken breeds that are ex-
hibited at international poultry exhibitions.

Introduction

Many Dutch people keep small flocks of chickens, often of
old Dutch fancy breeds such as Barnevelders, Owl-bearded
Dutch, and Lakenvelders, and show these birds at national
and international exhibitions. Birds are traded intensively to
improve the genetic material. Multi-age systems, trade, and
contact with other poultry are known risk factors for infec-
tion with pathogens. Most of these Dutch flocks are not vac-
cinated against chicken pathogens except for Newcastle
Disease Virus (NDV), which is required for participation in
exhibitions. Hardly any of these chicken flocks are checked
for the presence of infectious pathogens, and thus their
health status is unknown. The poultry industry considers
these hobby flocks a major threat to the health of their own
flocks and, conversely, many fancy hobby breeders consider
the poultry industry to be a major threat to the health of their
chicken. There is little evidence that either opinion is correct.
In order to get an impression of the presence of chicken

Animal Health Service. P.O. Box 9. 7400 AA Deventer.
^ Poultry Department, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, P.O. Box
80151. Utrecht.

^ Wageningen University, Animal Breeding and Genetics Group. P.O. Box 338.
_ 6700AH. IVageningen. the Netherlands.
To whom correspondence should be addressed.

I

pathogens in flocks of old fancy breeds in the Netherlands,
we tested, with permission from the owners, plasma samples
from 24 flocks for antibodies against 17 chicken pathogens.
These flocks were housed mainly in the centre and east of the
Netherlands, regions with a high poultry density. The owners
of the tested flocks showed their birds at national and inter-
national poultry exhibitions and exchanged birds. We con-
sidered these 17 flocks to be representative of Dutch old
fancy breeder flocks in general.

Material and methods

Flocks

Plasma plasma samples were collected in the autumn of
1997 for phylogenetic research of old fancy chicken breeds
in the Netherlands. The samples originated from 24 Dutch
multi-aged flocks of old fancy chicken breeds, consisting of
Polish non-bearded, Polish bearded, Brabanter, Owl-bearded
Dutch, Drente fowl, Frisian fowl, Groninger mew,
Assendelft fowl, Lakenvelder, Kraienkoppe, Hamburgh,
Barnevelder, Welsummer, Breda fowl, Dutch Bantam, and
Dutch booted Bantam. Twelve birds were sampled from each
flock, with the exception of 4 flocks with fewer than 12 birds
(between 6 and 10). Testing of 12 samples per flock provides
a certainty of at least 95% of detecting infections with a sero-
prevalence of 20% or more, as long as the flocks are not lar-
ger than 60 birds (1), which was the case in this study. All
sampled birds were at least 6 weeks old and most were hat-
ched in 1997. All flocks were vaccinated against NDV, which
is required for showing birds at national and international
poultry exhibitions. Three flocks were also vaccinated
against Marek\'s disease, and one flock was vaccinated
against fowl pox. During blood sampling, flocks were in-
spected clinically and the owner was asked about the health
history of the birds. The plasma samples were stored at
-20°C until testing.

Serology

The serological tests are listed in table
briefly below.

. They are described

Agar Gel Precipitation Test (AGPTj. Thirty microlitres of
avian influenza A antigen (H6N2 strain) or chicken pox virus
was pipetted into centre wells, and test plasma and positive
or negative control sera were placed in adjacent wells. Plates
were incubated for 24 h at 37°C and examined for precipitins
and confluence with positive control sera (7).

Haemaggliitination inhibition (HIj tests. HI tests using egg
drop syndrome (EDS) virus, infectious bronchitis virus
(IBV) M41 antigen,
Mycoplasma gallisepticum (Mg), and
NDV (LaSota) antigen were performed as described previ-
ously (2, 3,4, 6). The HI test for Mg was performed (as con-
firmation test) with plasma samples that were positive in the
rapid plate agglutination (RPA) test. The titre was determined

-ocr page 407-

Table 1. Serological tests.

Agent

Test system

Manufacturer

Interpretation

Avian Influenza A

AGPT

AHS\'

pos/neg test

Chicken Pox Viiais

AGPT

AHS

pos/neg test

EDS\'76 virus

Hl-test

AHS

2 Lie""

IBVM4I

Hl-test

AHS

a 1:32

Mg

RPA-test

Intervet"

2 1:8

AHS

Hl-test

a 1:16

NDV

Hl-test

AHS

a 1:8

AEV

ELISA

IDEXX"*

a titre group I

ALV subgroup A B

ELISA

IDEXX

a titre group I

ALV subgroup J

ELISA

IDEXX

a titre group I

P27 antigen (ALV)

ELISA

IDEXX

OD a 0.2

CAV

ELISA

IDEXX

S/NfiO.6

IBDV

ELISA

IDEXX

2 titre group 1

ILT

ELISA

KPL"

2 titre group 3

Salmonella group B

ELISA

AHS

a titre group 3

Salmonella group C

ELISA

AHS

a titre group 3

Salmonella group D

ELISA

AHS

a titre group 3

5. Enteritidis

ELISA

ID-Lelystad^

Pos/neg test

S. Typhimurium

ELISA

ID-Lelystad

Pos/neg test

S. pullorum/gallinarum RPA-test

Intervet

a 1:8

" Animal Health Service, Deventer, the Netherlands.

\'\'Titre (and higher) that is considered to be positive.

\' Intervet Nederland BV. Boxmeer, the Netherlands.

\'\' IDEXX Corporation, Westbrook, Maine, USA.

" Kirkegaard & Perry Laboratories Inc., Gaithersburg, Maryland USA.

\'^ID-Lelystad, Lelystad, the Netherlands.

as the highest serum dilution showing complete inhibition of
haemagglutination. For the HI test for IBV and NOy 8
haemagglutinating units (HAU) of antigen were used, where-
as 4 HAU were used for the HI test for EDS and Mg.

ELISA. To detect antibodies against avian encephalomyeli-
tis virus (AEV), avian leukosis virus subgroup A or B (ALV-
A B), or ALV subgroup J (ALV-J), chicken anaemia virus
(CAV), infectious bursal disease virus (IBDV), and infecti-
ous laryngotracheitis virus (ILTV), plasma samples were
assayed using commercial ELISA systems (See table I), ac-
cording to the manufacturers\' instructions. Cut-off values
were those recommended by the manufacturer, with the ex-
ception of the ILT ELISA, which was used with an in-
creased cut-off to increase the specificity (see table 1) to
about 99% (De Wit, unpublished data). An ALV p27 antigen
ELISA was performed for the detection of ALV antigen
(Table 1).

Five ELISAs were used to detect antibodies against
Salmonellae, using pools of six plasma samples. For the de-
tection of antibodies against Salmonellae of serogroups B,
C, and D according to the Kauffman White scheme, LPS-
based in-house ELISAs (Animal Health Service (AHS),
Deventer, the Netherlands) were used. If one or more pooled
samples reacted positively in these LPS-based screening
tests, samples were also tested for the presence of antibodies
directed against the gm-flagellar antigen of
S. enteritidis and
the i-flaggellar antigen of
S. tvphimuriiim in a gm-DAS and
i-DAS ELISA (8,9).

Rapid plate agglutination (RPA) test. Antibodies against Mg
and
Salmonella pullorum/gallinamm were detected using
the RPA test. Twenty-five microlitres of undiluted plasma
was mixed with the same amount of antigen (Intervet
Nederiand BV, Boxmeer, the Netherlands) and shaken gently
for 2 minutes. Immediately thereafter, the mixture was
examined for agglutination. Positive (undiluted) samples
were retested using plasma dilutions ranging from undiluted
to 1:32. RPA litres of 8 or higher were considered to be posi-

Table 2. Seroprevalence of chicken pathogens in 24 flocks of unvaccinated old fancy chicken breeds in the Netherlands.

Number of flocks with antibodies against

Percentage of

AI»

AE"

CAV\'

EDS\'\'

IBDV

IBV\'

ILT®

Mg"

Pox\'

SgrBJ

SgtC"

SgrD\'

Spu""

positive samples

within a flock

Not tested

5

>

_

11

_

4

1

_

7

.

.

0

19

2

6

13

5

1

8

20

17

22

20

24

24

1-20

-

6

7

-

9

4

2

-

-

-

_

_

21-40

-

4

2

-

6

5

8

_

_

_

_

_

_

41-60

-

5

1

-

2

5

3

-

-

2

2

_

_

61-80

-

2

1

-

2

3

I

-

-

-

_

_

_

81-100

-

5

7

-

-

2

I

4

-

-

2

-

-

Percentage of

0

92

75

0

79

95

65

17

0

8

17

0

0

seropositive flocks

" avian influenza A virus.
\'\' avian encephalomyelitis virus.
\' chicken anemia virus.

egg drop syndrome virus.
\' infectious bursal disease virus.

infectious bronchitis virus, Massachusetts serotype.
® infectious laryngotracheitis virus.

Mycoplasma galliseplicum.
\' chicken pox vinjs.
\' Salmonellae of serogroup B.
\'\' Salmonellae of serogroup C.
\' Salmonellae of serogroup D.
Salmonellapullorum/gallinarum.

-ocr page 408-

tive. RPA-Mg-positive samples were subsequently retested
using the Mg HI test.

Results

None of the flocks showed clinical signs of disease at the
moment of blood sampling, and none of the owners men-
tioned disease problems, except one who mentioned slight
respiratory disease symptoms in young chickens in the past.
This flock proved to be Mg positive. The results for all patho-
gens examined, except ALV and NDV, are listed in table 2.
Not all tests could be performed for each flock because of in-
sufficient plasma.

Al, EDS\'jS and Pox virus

Antibodies against AI virus, EDS\'76 virus, and Pox virus
were not detected in any of the tested samples.

Salmonella

Antibodies against Salmonella group B were detected in 2
of 24 flocks. Positive samples were tested for the presence
of antibodies directed against the gm-flagellar antigen of
enteritidis and i-flagellar antigen of S. Typhimurium, using a
gm-DAS and i-DAS ELISA. All samples tested negative.
Antibodies against Salmonella group C were detected in 4
out of 24 flocks. Antibodies against Salmonella group D
(including
S. Enteritidis and S. pullorum/gallinarum) were
not detected in any of the tested samples.

AEVCAKIBDV, and IB V (Massachusetts serotype)
The proportion of flocks that was seropositive for AE, CAV,
IBDV and IBV serotype Massachusetts was 92%, 75%,
79%, and 95%, respectively.

Mg

Antibodies against Mg were detected in 4 out of 24 flocks.
All samples from these flocks were positive in the RPA test,
and about 50% of these samples were also positive in the HI-
test.

ILT

Antibodies against ILT virus were detected in 65% of the
flocks.

NDV

Antibodies against NDV were detected in 18 out of 24 vacci-
nated flocks. Eight flocks showed a seroprevalence between
9%) and 25%, while 7 flocks showed a seroprevalence be-
tween
25% and 75%, In 3 flocks at least 75% of the tested
birds were seropositive.

ALV

Because of insufficient sample, only 13 flocks (of which
2 only partially) could be tested for the presence of p27
ALV antigen. Eleven flocks tested positive for p27, with
between 33% and 67% of the samples testing positive. Six
flocks were p27 positive and ALV antibody negative (See
table 3). Antibodies against ALV subgroup J were detec-
ted in 14 of 23 flocks. In 11 of these flocks only 1 or 2
samples were positive in the ALV J ELISA. Most of these
samples, however, were strongly positive. Antibodies
against ALV A/B were detected in 2 out of 23 flocks (B
and P).

Table 3. Presence of ALV p27 antigen and antibody in blood samples from
23 old fancy breed chicken flocks in the Netherlands.

Flock

ALV p27 ELISA

ALV J antibody

ALVA and B

number of samples

ELISA

ELISA

number of

number of

samples

samples

neg

pos

nd"

neg

pos

neg pos

A

12

_b

-

11

1

12

B

6

-

3

3

6

8 1

C

11

1

-

12

-

12

D

10

2

-

12

-

12

E

9

3

-

12

-

12

F

8

4

-

12

-

12

G

5

7

-

12

-

12

H

3

9

-

12

-

12

1

8

4

-

11

1

12

J

8

4

-

11

1

12

K

8

4

-

11

1

12

L

8

4

-

11

1

12

M

2

4

6

10

2

12

N

-

-

12

12

-

12

0

-

-

12

12

-

12

P

-

-

12

12

-

10 2

0

-

-

12

11

12

R

-

-

12

11

12

S

-

-

10

9

10

T

-

-

12

10

12

U

-

-

12

8

12

V

-

-

12

4

12

w

-

-

6

2

6

" not done due to lack of plasma,
""no samples.

Discussion

The aim of this study was to get an impression of the occur-
rence of chicken pathogens in old fancy breeds in the
Netherlands. Although the number of flocks tested was rela-
tively small and the flocks originated from certain regions,
the results are likely to be representative for similar flocks
because the birds had been exhibited and had come into con-
tact with other birds, and even with birds from other coun-
tries. As none of the flocks had been vaccinated, with the ex-
ception of vaccination against NDV (all flocks), Marek\'s
disease (3 flocks) and Pox virus (1 flock), they can be used as
indicators of the presence of chicken pathogens in these
types of poultry flocks.

No antibodies were detected against Al, EDS\'76, Pox virus,
S. pullorum/gallinarum, S, enteritidis, and S. typhimurium.
The results for Al and S. pullorum/gallinarum are in contrast
with the seroprevalence of 37.5% and 62.5%. for Al and
S.
pullorum/gallinarum,
respectively, reported in 40 Swiss
fancy breed flocks (10). Antibodies directed against other
Salmonella species and Mg were detected in 17% of the
flocks, which means that these flocks could be a risk factor
for the poultry industry. The results for Mg cannot be com-
pared to the Swiss study (10), because that study used an
ELISA with combined Mg/Ms antigen.
The high prevalence of IBV infections in the examined
flocks was not unexpected because this highly contagious vi-
rus is prevalent in the Dutch poultry industry. The high num-

-ocr page 409-

bers of AE-, CAV-, IBDV-, and ILT-seropositive fancy breed-
er flocks (as in the aforementioned Swiss study) show that
these virus strains are circulating in these flocks. Chickens in
the Dutch poultry industry are routinely vaccinated against
these diseases. Thus it is possible that the circulating viruses
are vaccine strains originating from the poultry industry, be-
cause seropositivity could be due to infection with a field vi-
rus or a vaccine virus. The lack of clinical signs in these
flocks suggests the presence of virus strains of low viru-
lence, like those of most poultry vaccines. However, infec-
tions with more virulent field virus may also become subcli-
nical in closed populations. It should be borne in mind that
some owners may not have reported health problems in their
chickens.

Perhaps the most worrying for the poultry industry and the
owners of the fancy breeds are the ALV results. Six flocks
were p27 ELISA positive and ALV antibody ELISA nega-
tive. These results could indicate the presence of endogenous
leukosis, which is common in chickens (5), or the presence
of antibody-negative virus carriers. Given the apparent
health of these flocks, the presence of endogenous leukosis
is more likely. Fourteen flocks tested positive in the ALV
subgroup J antibody ELISA, which suggests that the virus
might not be unusual in some Dutch old fancy breeds (4
flocks showed a seroprevalence of 33% to 66% whereas 7
flocks showed only 1 out of 12 positive samples).Without
further investigations (such as virus isolation), it is difficult
to decide whether a single reactor is a false-positive result, or
an indication of a low seroprevalence, which might be expec-
ted for ALV. Moreover, a number of the sampled birds were
still young at the moment of sampling, which means that
they could be infected but still be serologically negative, be-
cause the time between infection and seroconversion (tested
with an ELISA) can be long. The high specificity of this
ELISA in young chicken (unpublished results), together
with the often strong positive results of the single reactors,
suggests that it would be unwise to ignore these results as
being false positive. Further studies, including attempts to
isolate and type the ALV strain(s), are needed to clarify the
ALV situation and epidemiology in these Hocks.
The prevalence of ALV subgroup A/B seems to be much
lower than that of subgroup J. One of the two flocks (B) that
was seropositive for ALV A/B (one sample) was also positive
for ALV J (6 samples). Because the ALV A/B antibody
ELISA, which was developed before subgroup J was detec-
ted, could show cross-reactivity with ALV J-positive samples
(unpublished results), this single reactor could well be false
positive in the ALV A/B ELISA.

In conclusion, we showed that many chicken pathogens are
present among multi-aged flocks of old fancy breeds.
However, on the basis of our results we cannot conclude
that certain pathogens are more, or less, common in fancy
breeds than in commercial flocks, but we did not detect
antibodies to pathogens (such as
S. pullorum/gallinarum
and Al virus) that are not present in the Dutch poultry in-
dustry. Our findings suggest that, in general, the presence
of a flock of a fancy breed does not seem to be more dange-
rous for a poultry farm than the presence of another poultry
farm. However, we could not estimate the relative risk of
pathogen spread among flocks of fancy breeds to commer-
cial flocks, and vice versa, because the transmission of
pathogens is influenced by many factors, such as the viru-
lence of the pathogen, infectivity, susceptibility, hygiene
management, housing, number of birds, distance, weather,
etcetera.

References

Cannon RM. and Roe RT. Livestock Disease Surveys: A field manual
for veterinarians. Australian government publishing service, Canberra
1982.

Jong WA dc. The influence of the incubation period and the amount of
antigen on the hacmagglutination inhibition litres to Newcastle
Disease Virus. Tijdschr Diergeneeskd 1978; 103: 104-9.
Wit JJ de. Mekkes DR. Kouwenhoven B. and Verheijden JHM.
Sensitivity and specificity of serological tests for detection of infecti-
ous bronchitis virus induced antibodies in broilers. Avian Pathology,
1997; 26: 105-18.

Goren E. Mycoplasma synoviae: een vijftal eerste primaire isolaties uit
kippen en kalkoenen in Nederland. Tijdschr Diergenee.skd 1974; 99:
933.

Payne LN, and Fadly Leukosis/Sarcoma group. In B.W. Calnck. H.J.
Barnes, C.W. Beard, L.R. McDougald & Y.M. Saif(Eds), Diseases of
Poultry, lOth edn (pp. 414-466). Ames, IA: lowa State University
Press.

Eck JHH van. Egg transmission of egg drop syndrome 1976 virus in
fowl. Vet Quart. 1980; 2: 176-8.

Woernle H. The use of the agar-gel-diffusion technique in the identifi-
cation of certain avian virus diseases. The Veterinarian. 1966; 4: 17-
28.

Zijderveld FG van, Zijderveld-Van Bemmcl AM van, and Anakotta J.
Comparison of four different enzyme-linked immunosorbent assays
for serological diagnosis of Salmonella enteritidis infections in experi-
mentally infected chickens. Journal of Clinical Microbiology, 1992;
30:2560-6.

Zijderveld FG van, Zijderveld-Van Bcmmel Brouwers RAM van.
Vries TS dc. Landman WJM, and Jong WA dc. Serological detection
of chicken flocks naturally infected with
Salmonella enteritidis, using
an enzyme-linked immunosorbent assay based on monoclonal anti-
bodies against the flagellar antigen. Vet Quart 1993; 15: 135-7.
Wunderwald C, and Hoop RK. Serological monitoring of 40 Swiss
fancy breed poultry flocks. Avian Pathology 2002; 31: 157-62.

10.

-ocr page 410-

VET EARLY CARE

Een nieuw preventief voedingsconcept,
dat rekening houdt met de belangrijkste
gezondheidsrisico\'s van de hond

Spijsverteringsstoornissen

Overgewicht/obesitas
Gewrichtsaandoeningen
Gebitsproblemen
Huidaandoeningen

De dierenarts Is de enige persoon die de gezondheidsrisico\'s van de individuele hond kan bepalen.
Daarom is Vet Early Care uitsluitend verlcrijgbaar bij de dierenarts.

©

<
X

! S

\' I

Im. I

IS ft

I ^, I

i S
• ^

0 \'w m

•mLM

micMw

AUi

ROY4L CkNIN

VET EARLY CARE"

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.: (0413) 363740
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 411-

Uit de kommer en kwel

laira Boissevain

Eerst een mogelijke diagnose stellen
en die niet verder onderzoeken, dan
een foute diagnose stellen en dan
langdurig onjuiste therapie toepas-
sen; dan moet je als dierenarts wel
veel geluk hebben om nog buiten de
Tuchtzaal te kunnen blijven. Dat is
hier dan ook niet gelukt...

Schuttingleed

Een Mechelse herder van ongeveer anderhalf is in opleiding
voor politiehond. Tijdens een training begin april gaat
er bij het springen over een hoge schutting iets
goed mis en de hond belandt kreupel
met zeer veel pijn bij de dierenarts. Die
ziet een bult in de flank en denkt
daarom aan een heupluxatie, maar
verder dan die constatering gaat
hij op dat moment niet. De
hond is niet nuchter, daarom
is verder onderzoek onder
narcose niet mogelijk. Op de
patiëntenkaart noteert de
dierenarts dat de heup mis-
schien uitdc kom ligt.
De hond komt de volgende
dag, nog steeds ernstig kreu-
pel maar in ieder geval nuch-
ter terug, waarna de dierenarts
ventro-dorsaal, lateraal en daar-
tussenin röntgenfoto\'s maakt. Op
deze foto\'s is echter geen luxatie te
zien, dus de hond wordt naar huis ge-
stuurd met een ontstekingsremmer en
het advies om zes weken hokrust te geven.

Laksheid bij luxatie?

Na ruim twee weken ziet de eigenaar geen enkele verbete-
ring, de hond is nog steeds kreupel. De dierenarts geeft nog
een dosis ontstekingsremmer, maar de eigenaar heeft het ge-
voel dat er meer aan de hand is. Hij vraagt de dierenarts dan
ook of er echt geen sprake kan zijn van een heupluxatie en of
het misschien zin heeft om de foto\'s nog eens te bekijken.
Ondanks deze vragen blijft de dierenarts bij zijn overtuiging
dat geen sprake is van een heupluxatie; een nieuwe dosis me-
dicatie en nogmaals hokrust moet wel voldoende zijn.

Tegen beter weten in...

Als de hond een maand (!) na dit tweede consult nog steeds
ernstig geblesseerd is, gaat de eigenaar naar een andere die-
renarts voor een second opinion. En ja hoor, de opvolgend
dierenarts maakt onmiddellijk foto\'s en constateert dat de
heup wel degelijk uit de kom ligt. Hij vermoedt dat dit vanaf
het begin zo geweest is, maar om het zeker te weten wil hij
graag de eerste set foto\'s zien. De eigenaar confronteert de
dierenarts met de diagnose van zijn collega en vraagt om de
foto\'s. Omdat het \'slechts\' een eigenaar is die daarom vraagt
en niet de dierenarts zelf, weigert de dierenarts de foto\'s mee
te geven. Hij voelt echter wel nattigheid en legt de foto\'s voor
aan een orthopeed. Op grond daarvan komt hij tot de conclu-
sie dat hij een beoordelingsfout heeft gemaakt...
...maar ja, de eigenaar is op eigen kracht tot dezelfde con-
clusie gekomen en heeft inmiddels een klacht ingediend bij
het Tuchtcollege, aangezien de hond door deze lang-
durige blessure ongeschikt is geworden als po-
litiehond. Eigenlijk wil hij hiervoor een
schadevergoeding van de dierenarts. Of
het daarbij gaat om een diensthond
of om een sporthond vermeldt het
verhaal niet.

Veterinai
tuchtrech

Een nuchter oordeel

Het Tuchtcollege bekijkt de
röntgenfoto\'s en is het erover
eens dat daarop een heup-
luxatie waarneembaar is. Als
de dierenarts hieraan tijdens
het eerste consult wel heeft
gedacht, had hij nog diezelfde
dag meer onderzoek moeten
doen om deze met zekerheid
vast te stellen, dan wel op grond
van gedegen informatie uit te slui-
n. Dat de hond niet nuchter was
hier niets aan af, vooral omdat bij
heupluxatie de kans op genezing het
als de heupkop zo snel mogelijk

Bovendien vindt het Tuchtcollege dat de dierenarts te lang
heeft volgehouden dat er geen sprake was van een uit de kom
geschoten heup, terwijl genezing al die tijd uitbleef Door
deze foute diagnose en de langdurig toegepaste onjuiste the-
rapie heeft hij de hond kans op finale genezing onthouden.
Het Tuchtcollege vindt dit een zeer verwijtbare gang van za-
ken. Maar omdat de dierenarts al heeft aangegeven dat hij in-
ziet dat zijn handelwijze veterinair niet juist was en de gang
van zaken betreurt, volstaat het Tuchtcollege met een beris-
ping. Dat betekent dat de eigenaar voor een eventuele scha-
devergoeding naar de civiele rechter zou moeten, maar ook
dat de opgelegde maatregel wel eens anders had kunnen uit-
pakken als de dierenarts ook bij het Tuchtcollege zijn dia-
gnose had volgehouden, of als hij voor dezelfde nalatigheid
een tweede keer moet verschijnen...

-ocr page 412-

Inleiding

Antibioticaresistentie is in toenemende mate een gevaar voor
de volksgezondheid. Als de huidige trend van uitbreidende
resistentie zich voortzet, worden artsen meer en meer gecon-
fronteerd met moeilijk of onbehandelbare infectieziekten. In
ziekenhuizen worden nu al hoge kosten gemaakt voor de be-
strijding van resistente pathogenen. Resistentietoename van
humane isolaten wordt niet alleen veroorzaakt door antibioti-
cumgebruik bij de mens. Veterinair gebruik kan leiden tot
een dierreservoir van resistente micro-organismen en re-
sistentiegenen die via gecontamineerd voedsel of direct con-
tact met dieren worden overgedragen. Stammen die resistent
zijn voor één of enkele antibiotica, kunnen in versneld tempo
meerdere resistenties verwerven. Het risico van het ontstaan
van multiresistente stammen neemt daarmee toe.

De antibioticaresistentie in de agrarische sector neemt bij
ongewijzigd beleid waarschijnlijk verder toe. Met als ge-
volg dat het aantal infecties met resistente zoönoseverwek-
kers, in het bijzonder de verschillende
Salmonella en
Campylobacter spp., daardoor ook stijgt. Daarnaast vormt
het reservoir van resistentiegenen in de commensale bacte-
rieflora van landbouwhuisdieren en in voor de mens onge-
vaarlijke dierpathogenen, een indirecte bedreiging door de
overdracht van resistentiegenen naar menselijke pathoge-
nen.

De stand van zaken

Recentelijk heeft de werkgroep VANTURES een overzicht
gegeven van de situatie in 2002 in het rapport \'Monitoring
of Antimicrobial Resistance and Antibiotic usage in
Animals in the Netherlands\' (MARAN 2002). Dit rapport
vindt u op de website van het CIDC te Lelystad. Een
vervolgrapportage over 2003 is in juni klaar.

Eén van de voornaamste bevindingen van de monitoring is
een verontrustende, algemene trendmatige toename van de
resistentie. Sommige agens/antibioticum-combinaties laten
een resistentie van vrijwel honderd procent zien. Wel is het
zo dat de resistentiepatronen van de verschillende organis-
men dermate verschillen dat er niet van een simpel eendui-
dig patroon gesproken kan worden. Resistentiepatronen van
de verschillende stammen wijken van elkaar af en boven-
dien ook die van dezelfde serotypen geïsoleerd uit de mens,
varkens of kippen. Waar gegevens over de tijd beschikbaar
zijn, laten deze een toename van de resistentie zien. De flu-
mequine-resistentie in
Salmonella Java in kuikens is van
2000 tot 2002, van nul tot 35 procent gestegen, ondanks een
terughoudend gebruik van fluoroquinolonen in Nederland.
Resistentie tegen (fluoro)quinolonen in
Salmonella en
Campylobacter spp. vonnen een directe bedreiging voor de
gezondheid van de consument.

De recent aangetroffen (resistente) Salmonella in uit Spanje
geïmporteerde eieren toont aan dat de herkomst van re-
sistente micro-organismen in levensmiddelen niet alleen de
Nederlandse productieketen is. Er zijn meer aanwijzingen
dat importproducten ook een belangrijke bron kunnen zijn.

H

h—H

W
H

O

<

w
w

h-J

w
00

Q

w

O
>

Voedsel en
^aren Autoriteit

Ba

Het gebruik van antibiotica

Het therapeutisch gebruik van antibiotica bij dieren is tussen
de jaren 1992 en 2002 in tonnen gemeten met vijftig procent
toegenomen, terwijl het aantal dieren ongeveer constant is
gebleven. Varkens kregen in 2002 ongeveer vijf keer zoveel
dagelijkse doses per jaar en per individu toegediend als men-
sen buiten het ziekenhuis. Bovendien brengen de omstandig-
heden waaronder varkens gehouden worden een groter risico
voor de ontwikkeling van resistentie met zich mee. Mede
daarom is het hoge gebruik van antibiotica bij varkens ver-
ontrustend. Denemarken kent een vergelijkbare intensieve
productie van vlees terwijl daar beduidend minder antibio-
tica worden gebruikt. De VWA wil laten onderzoeken
waardoor het verschil in gebruik met Denemarken wordt
veroorzaakt.

Wat doet de VWA?

De VWA gaat de door de EU verplichte monitoring voortzet-
ten en uitbreiden met importproducten. De VWA gaat onder
meer het vóórkomen van resistente micro-organismen in
geïmporteerde kipproducten onderzoeken. Daarnaast zal de
VWA overleggen met de KNMvD en andere partijen over
mogelijke maatregelen om een terughoudend gebruik van
antibiotica te bevorderen. Hierbij kan onder meer worden ge-
dacht aan het aanpassen van de formularia. Verder zal door
de VWA worden bewerkstelligd dat het gebruik van fluoro-
quinolonen in de pluimveesector aan nadere voorwaarden
wordt gebonden. De VWA zal de bestrijding van de antibioti-
caresistentie ook internationaal agenderen, zodat maatrege-
len zoveel mogelijk internationaal worden gecoördineerd.

Wat kunnen dierenartsen doen?

Mede omdat antibiotica vanaf 2006 niet meer als groeibe-
vorderaars gebruikt mogen worden, is de rol van de dieren-
arts bij het reduceren van antibioticagebruik cruciaal.
Reductie van antibioticagebruik is in dit verband niet een
doel op zichzelf, maar op dit moment het meest effectieve
middel om resistentie tegen te gaan. De KNMvD werkt al
lang aan fomiularia om een verantwoord voorschrijfbeleid te
bewerkstelligen. Omdat formularia uitsluitend een advise-
rende status hebben, is een terughoudend gebruik van antibi-
otica bij de huidige wetgeving afhankelijk van de individuele
dierenartsen. Erg belangrijk daarbij is dat gebruik bij dieren
van voor de mens belangrijke antibiotica vermeden wordt.
Zo zouden fluoroquinolonen alleen moeten worden gebruikt
bij pluimvee dat klinische symptomen vertoont en wel na
een voorafgaande gevoeligheidsbepaling. Het gebruik zou
bovendien genoteerd moeten worden in de ante-mortem for-
mulieren.

De VWA vertrouwt erop dat dierenartsen hun verantwoorde-
lijkheid in deze oppakken en het gebruik van antibiotica zo-
veel mogelijk terugdringen. Als dat gebeurt, zou voor
Nederland nieuwe regelgeving voor antibioticagebruik in de
landbouwsector niet nodig zijn. Gezien de internationale di-
mensie is het goed denkbaar dat op Codex- en/of EU-niveau
wél wet- en regelgeving noodzakelijk is om de problemen
het hoofd te bieden.

Antibioticaresistentie in de agrarische sector

-ocr page 413-

Teamwork

in de praktijk

IK*.,-,

InstruVet is uw partner op het gebietJ van veterinair medische
techniek. Wij zijn een dochter van de dierenartscoöperatie AUV,
dit betekent voor u de zekerheid van vertrouwde service, uitste-
kende kwaliteit en natuuriijk het financiële voordeel van het
coöperatief inkopen. U kunt bij ons terecht voor een zeer
omvangrijk totaalpakket aan producten, waaronder apparatuur,
instrumentarium, verbandmiddelen en hechtmateriaal. Uiteraard
kunt u naast deze producten ook terecht voor deskundig advies.

-ocr page 414-

Campylobacter- en Salmonella- beheersing in
vleeskuikens en de rol van brijvoer

Lourens Heres\'

Salmonella en Campylobacter zijn
ongewenste pathogenen op pluim-
veevlees. Daarom is bestudeerd
hoe de kolonisatie in het maag-
darmkanaal van de kip, de intro-
ductie van de beide bacteriën in
een koppel kippen en de versprei-
ding tussen kippen worden beïn-
vloed door gefermenteerd voer.
Vleeskuikens die werden gevoerd met gefermenteerd
voer waren significant minder gevoelig voor
Salmonella
en Campylobacter dan kuikens op standaardkuikenvoer.
De verspreiding van
Salmonella tussen vleeskuikens was
verminderd. Echter, de resultaten toonden ook aan dat,
evenals andere bekende beheersingsmaatregelen, dit
voer geen absolute garantie kan geven voor het afwezig
blijven van
Salmonella en Campylobacter in koppels
vleeskuikens. Daarom moet gefermenteerd voer worden
gezien als één van de opeenvolgende hindernissen in een
zogenaamde multiple-hurdle-strategie. De verschillende
barrières tezamen kunnen gecombineerd de introductie
en transmissie voorkomen.

Het effect van brijvoedering op Campylobacter en Salmo-
nella
wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de aanwezig-
heid van hoge concentraties organische zuren. In kippen
gevoerd met brijvoer was de zuurbarrière van het voorste
deel van het maagdarmkanaal duidelijk verbeterd. Naast
de organische zuren zijn er bij brijvoedering andere ver-
anderingen in het maagdarmkanaal. Veranderingen in
kolonisatieniveaus van indicatororganismen, veranderin-
gen in niveaus van organische zuren en een gestegen pH in
het ileum en caecum. Deze veranderingen wijzen op een
stabielere maagdarmflora in met brijvoer gevoerd pluim-
vee. Het onderzoek bevestigde dat aanpassingen in de
samenstelling van het voer (koolhydraten, zuren, of mi-
cro-organismen) de maagdarmgezondheid kunnen be-
vorderen en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan de
beheersing van voedselpathogenen bij landbouwhuisdie-
ren.

Summary

Autoreferaa

Salmonella and Campylobacter are undesirable pathogens on poultry.
Therefore the effect of fermented feed on the colonization in the gastro-in-
testinal tract of the chicken, the introduction of both bacteria in a chicken
flocks, and the transmission between chickens was studied.
Broilers that were fed with fermented feed were significantly less susceptible
for
Salmonella and Campylobacter than chickens on a standard chicken
feed. The spread of
Salmonella between broiler chickens was reduced.
However, the results also showed, like for other known control measures.

\' Dit artikel is een autoreferaat van het proefschrift (I) van de auteur waarop hij op 9
oktober 2003 te Utrecht is gepromoveerd. De promotoren waren prof dr. Frans van
Knapen en prof dr ir. M.C.M. de Jong. Co-promotor was dr BertA.P. Urlings.
De auteur is momenteel werkzaam als wetenschappelijk onderzoeker bij het
Centraal Instituut voor DierziekteControle (CIDC-Lelystad), Postbus 2004, 8203 AA
Lelystad telefoon: 0320-238583, fax: 032023 81 53. e-mad: lourens.heres@wur.nl.
bezoekadres: Edelhertweg 15, Lelystad.

that this feed can not absolutely guarantee the absence o/\'Salmonella and
Campylobacter. Therefore fermentedfeed must be seen as one of the hurdles
in a so called multiple hurdle strategy. The combination of different hurdles
should prevent the introduction and transmission.

The effect offermented feed on Campylobacter and Salmonella is partially
caused by the presence of high concentrations of organic acids. In chickens
fed with liquid feed the acidic barrier in the first part of the Gl-tract was
clearly improved. Besides organic acids there are other changes in the GI-
tract. Changes in colonization levels of indicator organisms, changes in
levels of organic acids and an increased pH in ileum and ceacum. These
changes indicate a .stabilised Gl-flora in fermented feed fed poultry.
The research confirmed that by changes in the composition of the feed (car-
bohydrates, acids, or micro-organisms) the Gl-health can be promoted and
therewith can contribute to the control of food pathogens in fanned animals.

Inleiding

Salmonella en Campylobacter zijn beiden bekende veroor-
zakers van voedselinfecties bij mensen. Ze veroorzaken
voornamelijk maagdarmontsteking. Ernstige complicaties
van deze infecties zijn sterfte bij mensen met een mindere
weerstand en
Campylobacterjejuni is de belangrijkste infec-
tieuze oorzaak die is geassocieerd met de ontwikkeling van
het Guillain-Barre-syndroom. Maagdarmontstekingen wor-
den gekenmerkt door braken en diarree. Een belangrijke
bron voor infecties met
Salmonella en Campylobacter bij
mensen wordt gevormd door pluimveevlees en eieren. In ta-
bel 1 is weergegeven hoeveel van het pluimveevlees dat in
Nederland verkocht wordt besmet is met deze kiemen.
Om de ziektelast die deze ziekteverwekkers bij mensen ver-
oorzaakt te verminderen is het belangrijk om in alle stappen
van de pluimveeproductieketen, zoals schematisch weerge-
geven in figuur 1, deze besmettingen te beheersen. Het
vleeskuikenbedrijf of het legbedrijf is een belangrijke stap in
pluimveeproductiekolom. In een koppel kippen kan een ef-
fectieve vermeerdering en verspreiding van de bacteriën
plaatsvinden. Theoretisch zal voor een effectieve beheersing
op boerderijniveau de kans op introductie van de kiem in de
koppel moeten worden verminderd. Een succesvolle intro-
ductie van een ziektekiem hangt in de eerste plaats af van de
gevoeligheid voor infectie van de individuele kip. Daarnaast
is de mate van blootstelling aan de ziekteverwekker belang-
rijk. Wanneer een succesvolle introductie van de ziektever-
wekker plaatsvindt, kan voor een tweede lijn van beheersing
de vermeerdering van de bacterie in het dier of zijn omge-
ving, en/of de verspreiding tussen kippen worden vermin-
derd.

Tabel i. Bacteriologische bevindingen monitoring van kip en kipproducten in 2000
(Van der Zee, De Wit en De Boer, Keuringsdienst van Waren).

N

%

Alleen besmet met Campylobacter

339

23.2

Alleen besmet met Salmonella

200

13.7

Besmet met Campylobacter en Salmonella

107

7.3

Totaal besmet

646

44.2

-ocr page 415-

Gefermenteerd voer, of gefermenteerde producten en brij-
voedering zijn in de varkenshouderij zeer gebruikeHjk, dit in
tegenstelling tot de pluimveehouderij. De hypothese van het
onderzoek was dat kippen die zijn gevoerd met gefermen-
teerd voer minder gevoelig zijn voor een infectie met
Sal-
monella
of Campylobacter. Deze verminderde gevoeligheid
kan ontstaan door de veranderingen die plaatsvinden in het
maagdarmkanaal van deze kippen. Door een verminderde
gevoeligheid of door een verlaagde uitscheiding zou het ge-
fermenteerde voer ook kunnen resulteren in een vermin-
derde verspreiding van
Salmonella en/of Campylobacter
tussen vleeskuikens. Indien de kans op de introductie van de
kiem in de koppel en de verspreiding ervan tussen kippen in
een koppel wordt verminderd, kan het voeren van gefermen-
teerd voer een bijdrage leveren aan het voorkomen van be-
smetting van kippenvlees en eieren.

Methoden

Een gefermenteerd voer werd gemaakt door aan één deel stan-
daardvleeskuikenvoer 1.4 delen water toe te voegen. Deze
brijvoer met een papperige consistentie werd geïnoculeerd
met
Lactobacillus plantarum (2). Daarna werd het voer gedu-
rende twee dagen weggezet bij 30°C. In die tijd fermenteerde
het voer Tijdens de fermentatie nam het aantal melkzuurbac-
teriën toe tot lO\' - 10\'° cfu melkzuurbacteriën per gram brij-
voer. Tijdens hun groei breken deze melkzuurbacteriën sui-
kers af tot voornamelijk melkzuur. Hierdoor werd het voer
zuur en daalde de pH tot ongeveer 4.

Voor de bestudering van de effectiviteit van dit brijvoer als
beheersmaatregel tegen
Campylobacter en Salmonella zijn
de veranderingen in twee belangrijke epidemiologische pro-
cessen afzonderlijk bestudeerd. De eerste is de verandering
van de gevoeligheid voor kolonisatie van het maagdarmka-
naal met
Salmonella (3) of Campylobacter (4). De tweede
verandering is de verspreiding (transmissie) van de patho-
geen tussen dieren (5). Dit onderzoek vond plaats bij indivi-
dueel en in kleine groepjes gehuisveste kippen.
Daarnaast zijn twee pathofysiologische studies gedaan naar
de veranderingen in de darmecologie die optreden door het
voeren van gefermenteerd voer De eerste van deze studies
had betrekking op de veranderingen van de samenstelling
van de maagdarmflora. De maagdarmflora bestaat uit meer
dan 400 soorten micro-organismen. In het experiment werd
van drie van de aanwezige bacteriefamilies de aantallen op
verschillende leeftijden vastgesteld in krop, ileum en cae-
cum. Deze soorten bacteriefamilies waren twee mogelijke
ziekteverwekkers (enterokokken en
Enterobacteriaceae) en
een indicator van een gezonde maagdarmflora (lactobacil-
len). Het is bekend dat in het jonge leven de aantallen bacte-
riën enorme veranderingen ondergaan voordat ze zich op een
\'volwassen\' niveau stabiliseren. In de tweede studie werd het
effect op de passage van
Salmonella door de barrière in het
voorste deel van het maagdarmkanaal van de kip, de krop en
spiermaag, bestudeerd (6).

Omdat gefermenteerd brijvoer hoge gehaltes aan melkzuur
bevat (5,7% w/w DS) werd onderzocht of met aangezuurd
voer hetzelfde effect kon worden bereikt. Daarvoor werd
droogvoer aangezuurd met melkzuur en azijnzuur en werden
infectie-experimenten gedaan.

Resultaten

Uit de infectie-experimenten met Salmonella (3) en Campy-
lobacter
(4) blijkt dat dc gevoeligheid voor de kolonisatie
van de darm (verder ook: infectie) werd verminderd als ge-
volg van de toediening van gefermenteerd voer. Het aantal
gekoloniseerde kippen was dosisafhankelijk: hoe hoger de
dosis hoe meer dieren het pathogeen uitscheidden. De kip-
pen die met gefermenteerd voer werd gevoerd hadden een
hogere infectieuze dosis nodig om in vergelijkbare aantallen
gekoloniseerd te worden. Deze resultaten tonen aan dat de
introductie van
Salmonella of Campylobacter in een koppel
vleeskuikens kleiner is wanneer ze worden gevoerd met ge-
fermenteerd voer in plaats van met droogvoer. Met de uit-
komst van de statistische analyse kon de mediane wachttijd
worden berekend: de tijd die het duurt totdat de helft van de
dieren de bacterie uitscheidt. Deze zijn afgebeeld in figuur 2
en 3. Hieruit blijkt dat voor een vergelijkbare wachttijd kip-
pen op brijvoer een respectievelijk 1.7 en 2 log eenheden ho-
gere dosis nodig hebben. Ook kon worden berekend dat die-
ren op controlevoer een drie en negen keer hoger risico
hadden om uitscheider te worden van respectievelijk
Salmonella en Campylobacter dan dieren op brijvoer Bij
een hoge infectieuze druk is het voeren van gefermenteerd
voer echter niet afdoende om introductie in de koppel te
voorkomen.

Met betrekking tot verspreiding tussen dieren konden twee
zaken worden vastgesteld. Ten eerste is het kolonisatieniveau
in de blindedarm een maat voor de uitscheiding van de bacte-
rie, dus de infectieusiteit van besmette dieren. Er was geen
afname van het kolonisatieniveau van
Campylobacter in ge-
koloniseerde dieren die waren gevoerd met brijvoer in verge-
lijking met dieren op droogvoer (4). Voor
Salmonella was het
effect op kolonisatie niet eenduidig. In het inoculatie-experi-
ment (4) werd geen verandering gevonden. In het transmis-
sie-experiment (5) was er een afname van het kolonisatieni-
veau als de dieren met gefermenteerd voer werden gevoerd.

-ocr page 416-

krop en spiermaag in een van de experimenten weergegeven
in figuur 4. De verbetering van de barrièrefunctie hangt sa-
men met de hogere gehaltes aan organisch zuur in een milieu
met een lage pH. Bovendien wordt door het gefermenteerde
voer de pH in de krop nog verder verlaagd. In vergelijking
met
in vitro experimenten (9,10) illustreerde de uitgevoerde
in vivo experimenten dat de dynamiek van de darminhoud
van essentieel belang is voor het modelleren van de passage
van pathogenen door het maagdarmkanaal. In
in vitro expe-
rimenten blijken de kiemen in de krop en spiermaag totaal af
te sterven.
In vivo zullen echter sommige bacteriën direct de
krop en spiermaag passeren en zo deze passage overleven.
In het maagdarmkanaal van de kippen op gefermenteerd
voer werden lagere pieken van enterokokken gezien, terwijl
normaal in de eerste dagen hoge aantallen worden gevonden
waarna de aantallen zich op een lager niveau stabiliseren
(11). Tevens werden er minder
Enterobacteriaceae gevon-
den, en gedurende de hele tijd dat dit voer werd verstrekt lag
het niveau van lactobacillen in alle delen van het maagdarm-
kanaal hoger. Deze verandering van bacteriepopulaties zijn
geïnterpreteerd als een snellere stabilisatie van de jonge
maagdarmecologie. Juist de instabiliteit van de jonge maag-
darmflora is een reden voor de grotere gevoeligheid voor in-
fecties van de jonge darm. Opvallend was dat de pH in het
caecum en colon was verhoogd. Dit komt overeen met me-
tingen van de pH in faeces van varkens op gefermenteerd
brijvoer (12, 13).

Tenslotte bleken de effecten die geïnduceerd waren met ge-
fermenteerd voer voor
Campylobacter te kunnen worden na-
gebootst met aangezuurd voer. Op
Salmonella had aange-
zuurd voer geen statistisch significant effect.

Figuur 2. Relatie tussen inoculatiedosis van Salmonella enteritidis en de mediane
w/achttijd tot uitscheiden voor vleeskuikens op gefermenteerd voeren droogvoer

60

• - gefermenteerd voer
droogvoer

40

I 20

« = t:

dosis (log cfu)

Wanneer de individuele kippen evenveel Campylobacter of
Salmonella uitscheiden met de mest, onafhankelijk van het
voer dat ze krijgen, dan zijn ze even infectieus voor hun kop-
pelgenoten. Wanneer de kippen op brijvoer minder
Salmonella uitscheiden, zullen ze minder infectieus zijn
voor hun koppelgenoten. Ten tweede werd uit transmissie-
experimenten (5) duidelijk dat er wel een significante af-
name was van de verspreiding tussen dieren. Bij deze trans-
missie-experimenten werden twee niet-geïnoculeerde en
gevoelige dieren in een hokje geplaatst met twee dieren die
daarvoor geïnoculeerd waren. De statistische analyse van de
resultaten uit deze experimenten werd gedaan met twee ver-
schillende statistische methoden voor het schatten van epi-
demiologische parameters van een eenvoudig Susceptible-
Infectious-Recovered (SIR) model (7,8). Dit SlR-model
beschrijft hoe dieren van de Gevoelige, naar de Geïnfec-
teerde en vervolgens naar de Herstelde status gaan. De trans-
missierate was gehalveerd. Dit bleek alleen te betekenen dat
de infectie minder snel door de hele stal ging, maar uiteinde-
lijk komt de infectie toch bij alle dieren terecht. Aangezien
de Ro (dat is het gemiddelde aantal nieuwe infecties per geïn-
fecteerd dier) niet lager dan 1 was (namelijk 1.3 tot 6.8), zul-
len nog steeds uitbraken in de stal optreden nadat de bacterie
eenmaal succesvol de stal en de kippen is binnengekomen.
In het pathofysiologische deel van het onderzoek kon wor-
den aangetoond dat er een snellere afname van
Salmonella in
de krop en spiermaag is door het voeren van gefermenteerd
voer (6). De krop en de spiermaag vormen een barrière voor
de passage van bacteriën naar het achterste deel van het
maagdarmkanaal. Het gefermenteerde voer verbeterde deze
barrière. Ter illustratie zijn de grafieken van de afsterving in

^ 10
I 8

O
tn

■H 6

z

4
2
O
-2

krop

***

- -e

240 300 360
(minuten)

spiermaag

- - .

300 360

(minuten)

-■-■— gefermenteerd voer

"O--G^ droogvoer

Figuur 4. Afsterving van Salmonella enteritidis in de krop en spiermaag van drie we-
ken oude vleeskuikens op gefermenteerd brijvoer en op droogvoer.

jlrü ^^ irk

120

180

***

180

240

120

-ocr page 417-

Discussie

Gefermenteerd voer verminderde de gevoeligheid voor in-
fectie met
Salmonella en Campylobacter. Hierdoor werd de
verspreiding van
Salmonella tussen vleeskuikens vermin-
derd. Het blijkt dat het effect van gefermenteerd voer op de
kolonisatie van
Salmonella in tegenstelling tot Campylo-
bacter
niet alleen wordt veroorzaakt door de organische zu-
ren in het voer. Additioneel aan het zuureffect, induceert ge-
fermenteerd voer waarschijnlijk zodanige veranderingen in
de maagdarmecologie dat de darm meer resistent wordt te-
gen kolonisatie. De maagdarmflora stabiliseert. Een be-
kende en effectieve beheersingsstrategie tegen
Salmonella
bij kippen is Competitive Exclusion (bijvoorbeeld Broilact
en Aviguard) (14). Hierbij wordt maagdarmflora van volwas-
sen kippen aan kuikens gevoerd. Dit gaat gepaard met een
verminderde gevoeligheid voor infectie. Van bepaalde en-
kelvoudige probiotica, bijvoorbeeld alleen lactobacillen,
wordt ook geclaimd dat zij de kolonisatie met pathogenen in
de darm kunnen voorkomen. Door fermentatie treden er ver-
schillende veranderingen op in het voer. Ten eerste worden
er grote hoeveelheden lactobacillen verstrekt. Ten tweede
ondergaat het voer verandering door het weken in het water
en de afbraak van koolhydraten tot melkzuur. Mogelijk heb-
ben enkele van deze veranderingen een verandering van de
maagdarmflora tot gevolg die vergelijkbaar is met verande-
ringen in het maagdarmkanaal die optreden bij het voeren
van CE-flora.

De effecten van het brijvoer zijn beperkt en de groei van de
kuikens viel tegen. Daardoor is het de vraag of brijvoedering
kosteneffectief kan worden ingezet. De resultaten van het
onderzoek zijn desalniettemin waardevol omdat het meer in-
zicht geeft in de infectiedynamiek op koppel-, dier- en darm-
niveau. Het toonde aan dat brijvoedering de barrière-functie
van het voorste deel van het maagdarmkanaal verbeterde en
dat er verandering in de kolonisatieresistentie door voerver-
anderingen zijn te bewerkstelligen.

Een voor de hand liggende voorzetting van het onderzoek is
dc bestudering van de onderdelen van het gefermenteerde
voer die een bijdrage leverden aan de aangetoonde effecten.
Die onderdelen van het gefermenteerde voer die belangrijk
zijn voor het geobserveerde effect kunnen dan eventueel
op een andere wijze worden toegediend, bijvoorbeeld via
droogvoer of het drinkwater. Voor commerciële toepassing
van brijvoedering bij kippen zal de voeropname moeten wor-
den verbeterd. Observaties tijdens de experimenten wijzen
er op dat dit kan door de structuur van het voer en wellicht de
smaak van het voer aan te passen.

Conclusie

De conclusie van het onderzoek is dat veranderingen in de
maagdarmecologie, geïnduceerd door gefermenteerd brij-
voer, ertoe leiden dat vleeskuikens minder gevoelig zijn voor
een infectie met
Salmonella of Campylobacter. Hierdoor
wordt de verspreiding van
Salmonella en Campylobacter
tussen de dieren minden De geobserveerde effecten waren
beperkt maar zijn desondanks wel relevant. In de eerste
plaats kan gefermenteerd voer in combinatie met andere be-
heersmaatregelen in een zogenaamde multiple-hurdle-stra-
tegie (15), een bijdrage leveren aan een verminderde kans op
Salmonella- en Campylobacter-conXdimmaUt van kippen-
vlees en eieren. In de tweede plaats geeft het aan dat het mo-
gelijk is door voer veranderingen in het maagdarmkanaal te
induceren die bijdragen aan een betere darmgezondheid, in
het bijzonder een verminderde gevoeligheid voor infectie.
Tenslotte zijn de resultaten en gebruikte methodieken ook
van belang voor ander onderzoek, zoals beheersing van
Salmonella bij vleesvarkens.

Referenties

1. Heres L. Epidemiological aspects of Salmonella and Campylobacter
control in broiler chickens; the role of nutritionally induced changes of
the gut ecology. Proefschrift. Utrecht; 2003.

2. Urlings HA, Bijker PG, Logtestijn JG van. Fermentation of raw poul-
try byproducts for animal nutrition. J Anim Sci 1993; 71 (9): 2420-6.

3. Heres L, Engel B, Knapen F van, Jong MCM de. Wagenaar JA, and
Urlings HAP. Fermented Liquid Feed Reduces susceptibility of broi-
lers
for Salmonella enteritidis. Poult Sci 2003; 82: 603-11.

4. Heres L, Engel B, Knapen F van, Wagenaar JA, and Urlings BAR
Effect of fermented feed on the susceptibility for
Campylobacter je-
juni
colonisation in broiler chickens with and without concurrent in-
oculation of
Salmonella enteritidis. Int J of Food Microbiol 2003; 87
(1-2): 75-86.

5. Heres L, Urlings HAP, Wagenaar JA, and Jong MCM de. Transmission
of Salmonella between broiler chickens fed with fermented liquid
feed. Epidemiol Infect, in press.

6. Heres L. Wagenaar JA, Knapen F van, and Urlings BAP. Passage of
Salmonella through the crop and gizzard of broiler chickens fed with
fermented liquid feed. Avian Pathol 2003; 32: 173-81.

7. Jong MC de, and Kimman TG. Experimental quantification of vaccine-
induced reduction in virus transmission. Vaccine 1994; 12:761-6.

8. Velthuis AGJ, and Jong MCM de. Experimental design to test if vacci-
nation reduces transmission of
Actinobacillus pleuropneumoniae. In:
Menzies FD. Reid SWJ, editors. Society for Veterinary Epidemiology
and preventive medicine; 2001; Noordwijkerhout, the Netherlands;
2001.

9. Chang MH. and Chen TC. Reduction of Campylobacter jejuni
in a simulated chicken digestive tract by Lactobacilli cultures. J Food
Prot 2000; 63 (11): 1594-7.

10. Cox NA, Davis BH, Watts AB, and Colmer AR. Salmonella in the lay-
ing hen. 2. The effect of simulated digestive tract pH levels on the sur-
vival of the three species
of .Salmonella. Poult Sci 1972; 1 (4); 1268-
70.

11. Wielen PW van der. Biesterveld S, Notermans S, Hofstra H, Urlings
BA, and Knapen F van. Role of volatile fatty acids in development of
the cecal microflora in broiler chickens during growth. Appl Environ
Microbiol 2000; 66 (6): 2536-40.

12. Winsen RL van, Uriings BA, Lipman LJ. Snijders JM, Keuzenkamp D,
Verheijden JH,
etal. Effect of fermented feed on the microbial popula-
tion of the gastrointestinal tracts of pigs. Appl Environ Microbiol
2001; 67 (7): 3071-6.

13. Fransen NG, Uriings BA, Bijker PG, and Gils BG van. Utilization of
fermented flocculated poultry sludge as a feed constituent for pigs.
Poult Sci 1995; 74(12): 1948-60.

14. Nurmi E, Nuotio L, and Schncitz C. The competitive exclusion con-
cept: development and future. Int J Food Microbiol 1992; 15 (3-4):
237-40.

15. White PL, Baker AR, and James WO. Strategies to control Sa/monW/t?
and
Campylobacter in raw poultry products. Rev Sci Tech. 1997; 16
(2): 525-41.

-ocr page 418-

\'Aaien hond kan blind maken\' was
vorig jaar op de voorpagina van de
Telegraaf te lezen. Dit refereerde
aan een onderzoek in Engeland
waar bij honden eitjes van de hon-
denspoelworm
Toxocara canis in de
vacht waren gevonden (9). Aan-
gezien de larve van deze parasiet
ook infectieus is voor de mens (zoö-
nose), met een klein risico op verlies van de visus, is de ti-
tel verklaard. Inmiddels is hierop gretig door derden, on-
der andere de veterinair farmaceutische industrie, in de
pers en op televisie ingesprongen. Een kritische beschou-
wing is echter op zijn plaats.

Inleiding

Toxocara canis is wereldwijd een veelvoorkomende spoel-
worm bij de hond. Uit recent onderzoek in Nederland in asie-
len bleek de parasiet bij 8,5 procent van de honden als patente
infectie voor te komen (4). Bij de gewone huishond en volwas-
sen honden en pups bij fokkers werden in 1997 de volgende
respectievelijke besmettingspercentages gevonden: drie pro-
cent (6), 21 procent en 48 procent (8). De besmetting van de
mens kan plaatsvinden vanuit de omgeving waarin de eitjes
van de hond via de feces terecht zijn gekomen. Na een rij-
pingsperiode van minimaal twee weken zijn deze vervolgens
infectieus voor de mens. Vooral kinderen die buiten spelen in
parken en zandbakken en volwassenen die tuinieren, zonder
veel acht te slaan op het wassen van de handen, lopen hierbij
risico\'s. Ook zijn eitjes gevonden in compost en potgrond (2).
Na opname van geëmbryoneerde eitjes, komen onder in-
vloed van het maagsap de larven vrij die een trektocht door
het lichaam maken en vervolgens in een ruststadium over-
gaan (toxocarose). In de meeste gevallen merkt de (parateni-
sche) gastheer hier niets van; bij massalere infecties kunnen
er echter klinische verschijnselen optreden als gevolg van
beschadiging van alleriei organen waar de parasieten door-
heen trekken. Dit wordt viscerale larva migrans (VLM) ge-
noemd. In uitzonderlijke gevallen komt een larve in het oog
terecht, oculaire larva migrans (OLM). In de USA wordt
toxocarose beschouwd als een belangrijke zoönose. Er wordt
daar geschat dat er per jaar tienduizend gevallen van klini-
sche viscerale larva migrans en zevenhonderdvijftig OLM
voorkomen (3). Omgerekend naar de Nederlandse populatie
zou het hier moeten gaan om zeshonderd gevallen van VLM
en vijftig gevallen van oogbeschadiging. In Nederland wordt
de incidentie van OLM echter geschat op één keer per jaar
(7). Over VLM zijn geen cijfers bekend, hoewel een ge-
middelde Jbxocara-seroprevalentie van negentien procent is
gevonden. De aandoening is niet aangifteplichtig en de dia-
gnose in veel gevallen door onbekendheid in combinatie met
het vage klachtenbeeld waarschijnlijk gemist (7).

\' Dr. P.A.U. Overgaauw, dierenarts-specialis! veterinaire microbiologie n.p, parasito-
loog, Molecaten 57, 3772UBameveld.
\' Prof. dr F van Knapen, dierenarts-specialist veterinaire volksgezondheid, parasitoloog.
Hoofdafdeling Volksgezondheid & Voedselveiligheid Postbus 80175,3508 TD Utrecht.

Uiten VOO
de praktijl

Het onderzoek naar vachtbesmetting in de UK

Uit het artikel dat vorig jaar april verscheen in de Veterinary
Record, een vooraanstaand tijdschrift op veterinair gebied,
bleek dat de onderzoekers vachtmonsters bij elf volwassen
honden en vier pups hadden verkregen door haren weg te
knippen onder de staart, rond de anus en aan de achterpoten
(9). Deze werden vervolgens onderzocht op de aanwezig-
heid van eitjes middels een extractie- en flotatietechniek. De
gevonden resultaten werden omgerekend naar eieren per
gram vachtmonster (epg). De resultaten lijken indrukwek-
kend. Allereerst werd er bij liefst twintig procent van de die-
ren eitjes gevonden die op een besmetting kunnen wijzen.
Dit is ook in de UK en uitzonderiijk hoge prevalentie. Het
bleek dat de eitjes ook in de vacht konden worden gevonden
in hoeveelheden van 1 tot 300 epg haar. Deze aantallen lig-
gen hoger dan de epg\'s die in vele onderzoeken zijn gevon-
den in grondmonsters, meestal < 1 (9). Van de gevonden ei-
tjes waren er vier procent geëmbryoneerd. In de inleiding en
de beschouwing van het artikel gaan de auteurs uitgebreid in
op argumenten die zouden pleiten tegen de besmetting van-
uit de omgeving en concluderen vervolgens dat een directe
besmetting van de mens veel waarschijnlijker is, dat direct
contact met de hond daarom risico\'s met zich meebrengt en
daarom extra hygiëne kan worden geadviseerd. Een nieuwe
besmettingsroute bij deze aandoening, waarvan de epidemi-
ologie de laatste vijftig jaar al uitgebreid is onderzocht en be-
schreven, lijkt te zijn gevonden.

Wat klopt er niet in dit onderzoek en met de conclusies?

Bij een kritische beschouwing van het artikel en de gepre-
senteerde resultaten blijkt al snel dat er een vreemde verge-
lijking is gemaakt in epg\'s van de vacht en die in de literatuur
zijn vermeld van grondmonsters. Na terugrekening blijkt na-
melijk dat het in de helft van de gevallen gaat om welgeteld
één gevonden
Toxocara-e\\ in de vacht per hond.
Bij de andere dieren, veelal pups waarbij de kans op besmet-
ting veel groter is en die zich gewoonlijk niet zelf schoonlik-
ken, gaat het om maximaal 58 eitjes per dier
De auteurs meldden tijdens een presentatie van hun onder-
zoek (3) dat ze in de vachtmonsters de meest vreemde zaken
hadden aangetroffen, waaronder wormeieren van andere
species en larven van vrijlevende nematoden.

Men kan zich daarom de volgende vragen stellen

Hoe groot is de kans dat de gevonden eitjes van het dier zelf
afkomstig zijn en niet vanuit de omgeving waar de hond is
uitgelaten? Uit de mondelinge toelichting van de auteurs kan
geconcludeerd worden dat deze kans zeer aannemelijk is.
Hoe groot is de kans dat eitjes op het dier embryoneren en
besmettelijk zijn? Deze kan als erg klein worden beschouwd
aangezien de eitjes gevoelig zijn voor droogte en zonlicht.
Dat blijkt ook uit het zeer kleine percentage gevonden geëm-
bryoneerde eieren (bij drie van de vijftien dieren). Komen
deze misschien uit de omgeving?

Hoe groot is de kans dat een kind of volwassene een hoeveel-
heid gecontamineerde haren van een hond opneemt om een

\'Aaien hond kan blind maken\': een kritische beschouwing

P.A.M. Overgaauw\' en F. van Knapen\'

-ocr page 419-

voldoende besmetting te verkrijgen die leidt tot klinische
verschijnselen? De kans dat een gram aarde wordt opgeno-
men is vele malen groter dan een gram (handvol) vacht (1).
Hoe groot is de kans dat eitjes van de vacht worden geaaid?
Gezien het kleverige karakter van de eitjes, de plaats waarop
deze zijn aangetroffen en het lage aantal geëmbryoneerde
eitjes, kan de kans op overdracht na aaien als zeer klein be-
schouwd worden.

Conclusie

Bij de epidemiologie van Toxocara canis kan gesteld worden
dat er ook een kans op besmetting van de mens bestaat na di-
rect contact. Dit risico kan echter als zeer klein worden be-
schouwd. Diverse onderzoeken pleiten hier ook tegen (7).
Hygiëne na contact met de hond, vooral rond het perianale
gebied, is vanzelfsprekend.

Overigens zou het hele verhaal ook gelden voor de katten-
spoelworm
Toxocara cati (7). Gezien het excessieve schoonlik-
gedrag van de kat, is de kans op besmetting bij direct contact
hierbij als nihil te beschouwen. Opgelikte (ongeëmbryo-
neerde) eieren passeren het maagdarmkanaal en worden weer
onveranderd in de ontlasting uitgescheiden.
Besmetting van hond en kat met
Toxocara kan zoveel moge-
lijk worden voorkomen door deze te ontwormen volgens een
strikt schema. Dit blijft voorop staan, maar dan wel bij voor-
keur gebaseerd op juiste argumenten.

Literatuur

1. Kortbeek LM, Veldkamp KE, Bartelink AKM, Meulenbelt J en
Knapen F van. Ernstige pneumonie ten gevolge van infectie met
Toxocara. Ned Tijdschr Geneeskd 1994; 138: 2581-4.

2. Lloyd S. Toxocara canis: the dog. In: Toxocara and Toxocariasis, clini-
cal, epidemiological and molecular perspectives. Lewis JW, and
Maizels RM, British Society for Parasitology and Institute of Biology
1993; 11-24.

3. New frontiers in parasite management: founding of the Companion
Animal Parasite Council (CAPC). N Am Vet Conf Orlando, USA.
January 17-21,2004.

4. Nobel WE le et al. Infecties met endoparasieten bij honden in
Nederlandse dierenasielen. Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129:40-2.

5. Overgaauw PAM en Knapen F van. Geen invloed van een voorlich-
tingscampagne onder huisartsen over Tojrocara-infecties bij de mens.
Ned Tijdschr Geneeskd 1996; 140:2282-5.

6. Overgaauw PAM. Prevalence of intestinal nematodes of dogs and cats
in the Netherlands. Vet Quart 1997; 19: 14-7.

7. Overgaauw PAM. Aspects of Toxocara epidemiology: Human toxoca-
rosis. Crit Rev Microbiol 1997; 23: 215-31.

8. Overgaauw PAM, and Boersema JH. Nematode infections in dog
breeding kennels in the Netherlands, with special reference to
Toxocara. Vet Quart 1998; 20: 12-5.

9. Wolfe A, and Wright IP Human toxocariasis and direct contact with
dogs. Vet Rec 2003; 152:419-22.

Rectificatie

In het Tijdschrift voor Diergeneeskunde van
15 april 2004 worden in het overzicht \'naam-
geving specialisten\' op pagina 273 de specia-
listen in de linker kolom ten onrechte aange-
duid als specialist KNMvD (aangevuld met
het betreffende specialisme). De toevoeging
KNMvD is hier niet opzijn plaats.
In de rechterkolom behoeft het tweede spe-
cialisme een tekstuele correctie. De officiële
naamgeving luidt \'Specialist KNMvD,
Veterinary Ophthalmology.

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV ■ Postbus 1262 ■ 3890 BB Zeewolde

-ocr page 420-

Octacilline

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

®

Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

OCTACILLINE\'

Productinformatie:

OCTACILLINE\', Diergeneesmiddel, UDA, REC NL 10112 Samenstelling: 1 g bevat: amoxicilline als trihydraat 702,4 mg (dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). indicatie:
Varken: Luchtweginfecties, maagdarmkanaalinfecties, urogenitale infecties, oornecrose, secundaire
infecties bij virusziekten en septicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-giyleggende kip: Luchtweginfecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering:
)onge varkens (tot 6 maanden): 10 - 20 gram
Octacilline" per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 -11,2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Oudere varkens (pijd^r dan 6 rnaanden): 15-30 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 • 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen. Ki
ppen (tot ongeveer 4 weken leeftijd): 17 gram Octacilline® per 100 liter
drinkwater per dag (dil komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Ki
ppen (ouder
dan 4 weken leeftijd):
28 gram Octacilline\' per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen. Contra-indicaties: Niet combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerkingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen, Kip; Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

OCTACILLINE\'

/Inimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 1 79, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 421-

Europees besluit rondom diergeneesmiddelen vastgesteld

Wiel van den Ekker en Hugo de Groot

Op 31 maart 2004 heeft de
Europese Commissie de richtlijn
^^^^^^^ veterinaire medische producten
lïfglBnffü? (Ï^L 2004/28/EC) geadopteerd. Dit
betekent dat daarmee de zoge-
^^^^^^^ naamde\'Review 2001\'is afgerond.
^^raW^H De lidstaten krijgen nu achttien
maanden de gelegenheid om de
Richtlijn in nationale wetgeving op
te nemen.

Het doel van de Richthjn is het waarborgen van de dierge-
zondheid, het dierwelzijn en de volksgezondheid. Dat doel
moet worden bereikt zonder dat daarbij de ontwikkeling
van de farmaceutische industrie of de handel in veterinaire
producten wordt gehinderd. Voor voedselproducerende
dieren is het begrip POM
(Prescription Only Medicines)
ingevoerd en zijn de kaders voor de distributie gezet. Het
voorschrijven van deze veterinair medische producten
wordt voorbehouden aan de \'professional person quali-
fied\'. Het is aan de lidstaat om aan te geven wie hieronder
wordt verstaan.

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft haar
advies over de herinrichting van het distributie- en kanali-
satiesysteem van diergeneesmiddelen in Nederland aan de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) dr. C.R Veerman uitgebracht. Dit advies is tijdens
het proces van vaststellen van de Richtlijn tot stand geko-
men (TvD 2003, 128, afl. 17 521-524). Het advies gaat
voornamelijk in op het voorschrijven en de distributie. In
overleg met de RDA is het advies hieronder integraal in dit
Tijdschrift opgenomen.

Op dit moment werkt het ministerie van LNV de beleidsnoti-
tie voor de implementatie van de Richtlijn uit. De KNMvD
heeft aangedrongen om het RDA-advies bij de implementa-
tie van de Richtlijn te betrekken. Hiermee is nog eens bena-
drukt dat, in het kader van voedselveiligheid, diergeneesmid-
delen voor voedselproducerende dieren alleen met een re-
cept van de dierenarts verkrijgbaar zijn. De expliciete voor-
waarde daarbij is dat een dierenarts alleen diergenees-
middelen mag voorschrijven die zijn bestemd voor dieren
die onder zijn/haar \'hoede\' staan. Het voorschrijven van cu-
ratieve middelen dient plaats te vinden nadat op adequate ve-
terinaire gronden een diagnose is gesteld. Een aantal onder-
werpen worden op nationaal niveau nader uitgewerkt. Voor
de dierenartsenpraktijk zijn belangrijke onderdelen: het re-
cept, lijst van non-POM-middelen die vanwege mogelijke ri-
sico\'s voor de volksgezondheid en de diergezondheid moe-
ten worden voorbehouden aan de dierenarts, de voorwaarden
waaronder de distributie wordt toegestaan, toezicht en hand-
having. De Richtlijn stelt kaders voor tracing en tracking van
middelen. Voor tracing en tracking gelden overigens onder
de huidige diergeneesmiddelenwet, voor zowel de dierenarts
als de dierhouder, administratieve verplichtingen.

De Groep Practici Grote Huisdieren organiseert op woens-
dag 26 mei 2004 om 20.00 uur een thema-avond onder de
titel \'POM-non-POM: een bom onder uw praktijk?? De in-
leidingen worden verzorgd door de voorzitter van de Raad
van Dierenaangelegenheden prof dr. Cees Wensing en de
hoogleraar apotheek prof dr. Henk Vaarkamp.

Drs. W.G. van den Ekker is bestuurslid KNMvD, portefeuille veterinaire
gezondheidszorg en volksgezondheid en drs. S.J. de Groot is stafmede-
werker landbouwhuisdieren en volksgezondheid.

In de Raad voor Dierenaangelegenheden zijn vertegenwoordigd de
Productschappen Vee, Vlees en Eieren gezamenlijk met het Productschap
Zuivel, Productschap Vis, Centrale Organisatie voor de Vleessector,
Nederlandse Vereniging voor Bescherming van Dieren, Bond van Handelaren in
Vee, Nepluvi, Gezondheidsdienst voor Dieren, Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde, Faculteit der Diergeneeskunde gezamen-
lijk met de kenniseenheid Dier Wageningen Universiteit en Research, Centraal
Bureau Levensmiddelenhandel, Platform Verantwoord Huisdierenbezit,
Dibevo, ministerie van LNV en ministerie van VWS.

Advies Raad voor Dierenaangelegenheden 2004/02

Herinrichting van het distributie- en kanalisatiesysteem
van diergeneesmiddelen in Nederland

Naar aanleiding van de discussie over de herziening van
de Europese regelgeving betreffende diergeneesmidde-
len (onder andere het voorstel om alle diergeneesmidde-
len bestemd voor voedselproducerende dieren onder re-
ceptplicht (voorschriftregime door de dierenarts) te
brengen), de uitgangspunten van het \'nieuwe\' regeerak-
koord (onder meer deregulering en het meer verant-
woordelijkheid leggen bij de sectoren in de samenle-
ving) en de wensen die er leven in de samenleving als het
gaat om het toepassen van bepaalde diergeneesmidde-
len (zie \'bijlage\', pagina 343) is de Raad voor Dieren-
aangelegenheden gevraagd zich te buigen over de vraag
hoe het distributie- en kanalisatiesysteem van dierge-
neesmiddelen in Nederland het beste kan worden
(her)ingericht.

Het huidige distributiesysteem van diergeneesmiddelen in
Nederland kent drie groepen middelen, namelijk:

• Vrije middelen - afleveren door de dierenarts, apotheker of
de distributeur van diergeneesmiddelen met vergunning;
toediening door iedereen

• UDA-middelen - afleveren door de dierenarts of op recept

-ocr page 422-

van de dierenarts door een apotlieker; toediening door die-
renarts of houders van dieren

• UDD-middelen - toediening uitsluitend door de dierenarts
(uit eigen apotheek).

Diergeneesmiddelen worden volgens de Diergeneesmiddelen-
wet onderscheiden in vrije diergeneesmiddelen en diergenees-
middelen waarvan de toepassing de tussenkomst van een die-
renarts vergt; deze laatste categorie wordt bestempeld als de
\'gekanaliseerde\' middelen. Binnen de gekanaliseerde dierge-
neesmiddelen wordt verder nog onderscheid gemaakt tussen
UDD- en UDA-diergeneesmiddelen.

Onder distributie wordt hier verstaan de leverantie van dier-
geneesmiddelen aan de eindverbruiker niet zijnde de dieren-
arts. Bij distributie gaat het dus om vrije diergeneesmiddelen
en UDA-diergeneesmiddelen.

Op EU-niveau wordt slechts een tweetal groepen onder-
scheiden:

• POM - Prescription Only Medicines

• Non-POM

De knelpunten die zich op dit ogenblik voordoen op het ge-
bied van de kanalisatie van diergeneesmiddelen, concentre-
ren zich vooral rond de dieren die gehouden worden om voe-
dingsmiddelen van dierlijke oorsprong te leveren. Het gaat
daarbij bijvoorbeeld om dieren die vlees, melk of eieren le-
veren. De wijze waarop de distributie van diergeneesmidde-
len (dus de weg die het geneesmiddel \'bewandelt\' van produ-
cent naar doeldier) aan deze voedselproducerende dieren
zou dienen plaats te vinden, is het centrale thema van dit ad-
vies van de Raad.

Voorschrijven

De regels betreffende geneesmiddelen die gebruikt worden
bij de uitoefening van de diergeneeskunde zijn op Europees
niveau vastgelegd in Richtlijn 2001/82. Er worden op
Europees niveau geen nadere regels gesteld waaraan het
voorschrift van de dierenarts dient te voldoen. Naar de me-
ning van de Raad dient op nationaal niveau derhalve expli-
ciet te worden beschreven dat een dierenarts alleen dierge-
neesmiddelen mag voorschrijven die zijn bestemd voor
dieren die onder zijn \'hoede\' staan, nadat hij voor curatieve
middelen op adequate veterinaire gronden een diagnose
heeft gesteld. Voedselveiligheid vereist de bevoegdheid om
te behandelen (c.q. voor te schrijven) alsmede kennis om-
trent het dier, de dierhouderij, het bedrijf en de lokale situa-
tie. Die kennis vormt een waarborg voor gekwalificeerd han-
delen ten behoeve van de voedselveiligheid en ten behoeve
van het welzijn van de dieren. Uitsluitend de dierenarts die
op de hoogte is van de lokale omstandigheden mag dierge-
neesmiddelen aan voedselproducerende dieren voorschrij-
ven. Dat voorschrijven dient echter wel transparant te zijn.
Ten behoeve van die transparantie dient een bepaalde struc-
tuur te worden ontwikkeld. In de eerste plaats dient het voor-
schrift specifiek op product (REGNL-nummer) te geschie-
den om te voorkomen dat een ander product met weliswaar
dezelfde werkzame stof, maar met andere geregistreerde in-
dicaties of doeldieren, farmacokinetiek, weefselirritatie
en/of wachttijden kan worden afgeleverd. In de tweede
plaats kan voor het bereiken van transparantie een systeem
worden ingevoerd dat aanklampt bij het zogenaamde log-
boeksysteem. Zowel bij de dierenartsenpraktijk als bij de
veehouder zou een dergelijk logboek dienen te worden bijge-
houden, waarbij de dierenarts verplicht zou kunnen worden
hetgeen is voorgeschreven dagelijks bij een centraal systeem
te melden. Indien het systeem goed functioneert zouden
allerlei andere regelingen kunnen worden vereenvoudigd
waardoor de administratieve lastendruk wordt verminderd.
Te denken valt bijvoorbeeld aan de Regeling bedrijfscon-
trole dierziekten en de Regeling aanvullende voorschriften
besmettelijke dierziekten. In de meeste gevallen zal het de
(lokaal) praktiserende dierenarts zijn die op de hoogte is van
de lokale bijzonderheden (bijvoorbeeld resistentie tegen be-
paalde antibiotica of anthelmintica) in zijn praktijk. Op
grond van die kennis is alleen hij in staat voor die dieren in
zijn praktijk een verantwoorde medicatiekeuze te maken.
Die keuze dient vooral te worden ingegeven door de zorg
voor de kwaliteit van de voedingsmiddelen van dieriijke oor-
sprong als voor het welzijn van de dieren. Daarnaast is het de
aan het bedrijf verbonden dierenarts, die de juiste nazorg en
medicatiebewaking (therapiecontrole) moet plegen en ad-
vies kan geven inzake aan te houden wachttermijnen. Het is
vooral dat laatste waar de Raad extra aandacht voor vraagt.
Een essentieel onderdeel van de kwaliteitsborging als het
gaat om het voorschrijven en toedienen van diergeneesmid-
delen is de controle op het werkelijk afmaken van de inge-
stelde therapie (therapietrouw, resistentiepreventie). Het
gaat dan om de controle op het werkelijk toedienen van de
afgeleverde diergeneesmiddelen aan die dieren waaraan ze
ook waren voorgeschreven. Het is wenselijk dat via een pri-
vaatrechtelijk systeem, waarbij veehouder en dierenarts op
een contractuele wijze aan elkaar verbonden zijn, aan de ver-
eiste kwaliteitsborging op dit gebied inhoud wordt gegeven.
In lijn met dit systeem is onlangs de Kanalisatieregeling
diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders zodanig ge-
wijzigd (Staatscourant 7 juli 2003, nr. 127), dat entstoffen te-
gen bedrijfsgebonden aandoeningen onder bepaalde voor-
waarden afgeleverd mogen worden aan de varkenshouder.
Zo moet er sprake zijn van een overeenkomst, waarin onder
andere een één op één relatie tussen varkenshouder en die-
renarts geregeld is. Varkenshouder en dierenarts verplichten
zich ertoe om zich tenminste eenmaal per jaar te laten con-
troleren op het nakomen van de in de overeenkomst vastge-
legde voorwaarden door een NEN-EN 45004 geaccredi-
teerde instelling.

Afleveren

In de Diergeneesmiddelenwet wordt veelvuldig de term \'afle-
veren\' gebruikt. Uitsluitend vrije diergeneesmiddelen en
UDA-diergeneesmiddelen worden afgeleverd aan de houder
van voedselproducerende dieren. Van de gekanaliseerde
middelen mogen de UDD-diergeneesmiddelen immers uit-
sluitend door de dierenarts worden toegepast. Naar de mening
van de Raad dienen zowel het afleveren van vrije dier-genees-
middelen (door dierenartsen, apothekers en door handelaren
met een daartoe strekkende vergunning) als UDA-diergenees-
middelen (door dierenartsen en door apothekers) met vol-
doende waarborgen te zijn omgeven. Het gaat dan vooral om
waarborgen met betrekking tot de voedselveiligheid, de volks-
gezondheid en de gezondheid en het welzijn van de dieren.
Dwingende Europese regels die een enkelvoudig systeem
van afleveren voorschrijven, zijn er niet. Het afleveren van
diergeneesmiddelen wordt binnen de lidstaten van de
Europese Unie op verschillende manieren geregeld. Het is
dus met name een nationale aangelegenheid. In Nederland
bestaat er een grote mate van vrijheid voor de sector. Vrije

-ocr page 423-

middelen mogen worden afgeleverd door de dierenarts, apo-
theker en vergunninghouders. Het afleveren van UDA-
middelen naar de eindgebruiker dient plaats te vinden door
een dierenarts of apotheker Naar het zich laat aanzien zullen
in de toekomst op grond van Richtlijn 2001/82/EG echter
alle diergeneesmiddelen die aan voedselproducerende die-
ren worden toegediend receptplichtig worden en daarmee op
grond van de huidige nationale regels de UDA-status of de
UDD-status krijgen. Dat gaat dan dus ook gelden voor de
diergeneesmiddelen die thans als \'vrij\' zijn geclassificeerd.
Gelet op de wens het afleveren van diergeneesmiddelen niet
aan overbodige regels te binden, dient naar de mening van de
Raad de Diergeneesmiddelenwet te worden herzien in die zin
dat een voorziening wordt getroffen voor die middelen die tot
op heden tot de zogenaamde \'vrije middelen\' worden gere-
kend. Gedacht kan daarbij worden aan een aanpassing van het
huidige vergunningensysteem waarbij ook anderen dan die-
renartsen of apotheker de vergunning verkrijgen (bepaalde)
UDA-middelen af te leveren. Daarbij is van belang dat de de-
gene die aflevert, verplicht is het diergeneesmiddel zoals dat
op productnaam is voorgeschreven af te leveren en geen zoge-
naamd substitutierecht heeft om andere producten met een-
zelfde werkzame stof te verstrekken, in tegenstelling tot hu-
mane geneesmiddelen bestaan er namelijk nauwelijks
generieke geneesmiddelen die bio-equivalent zijn met specia-
lité\'s met als gevolg dat deze diergeneesmiddelen met de-
zelfde concentraties aan werkzame stof in indicaties en
diersoorten waarvoor het middel is toegelaten en in farmacok-
inetiek, weefselirritatie en wachttijden verschillen. Overigens
is een vergunningstelsel voor het afleveren van geneesmidde-
len niet nieuw. De huidige Diergeneesmiddelenwet voorziet in
een vergunningstelsel voor het afleveren van diergeneesmid-
delen (naast de dierenarts en apotheek) in artikel 21. De eisen
waaraan de vergunninghouder moet voldoen zijn nader uitge-
werkt in het Eisen- en controlebesluit vergunningen dierge-
neesmiddelen 1993. Daarin is tevens een kapstok opgenomen
om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen omtrent
opleiding, administratie en verslaglegging (artikelen 23 en 24
van het Besluit). Voor humane geneesmiddelen geldt eveneens
een vergunningstelsel (naast de apotheek) in de vorm van de
drogisterijvergunning (artikel 2f van de Wet op de Genees-
middelenvoorziening). De Bestrijdingsmiddelenwet kent een
kapstokartikel voor een gekanaliseerde distributie, die op dit
moment slechts beperkt is uitgewerkt voor bepaalde ongedier-
tebestrijdingsmiddelen. Verder kan nog worden gewezen op
de regeling rond het verhandelen van diervoeders, waarvoor
een GMP-erkenning is vereist op grond van productschapver-
ordeningen.

Kanalisatie

Als het gaat om de kanalisatie van diergeneesmiddelen dan
gaat het dus om het aanwijzen van diergeneesmiddelen
waarvoor de tussenkomst van de dierenarts noodzakelijk ge-
acht wordt alvorens tot gebruik van dat diergeneesmiddel
mag worden overgegaan. Zoals al eerder gesteld wenst de
Raad zich in dit advies te beperken tot het gebruik van dier-
geneesmiddelen bij een voedselproducerend dier.
Het doel van de kanalisatie is het waarborgen van een veilig
gebruik van diergeneesmiddelen. De term veilig omvat een
vijftal opzichten:

• Veilig voor het doeldier

• Veilig voor de toediener

• Veilig voor diegenen die met het dier in aanraking komen

• Veilig voor de consument van voedsel van dierlijke oor-
sprong

• Veilig voor het milieu

Diergeneesmiddelen hebben immers niet alleen wenselijke
effecten die tot genezing van ziekten leiden, maar kunnen te-
vens ook schadelijke effecten voor mens, dier en milieu heb-
ben, indien ze onzorgvuldig of ondeskundig worden toege-
past. De genoemde vijf aandachtspunten worden bij de
verplichte registratie van diergeneesmiddelen gewogen tegen
de geneeskrachtige werking, waarbij uiteindelijk een middel
kan worden toegelaten (geregistreerd) onder voorwaarde van
een deskundige toepassing (zie bijsluiter) waarbij dosis, toe-
dieningswijze, indicatiegebied en de wachttijd (zie onder)
door de nationale autoriteiten (hier Bureau Registratie
Diergeneesmiddelen) vastgesteld en bepaald worden\'.

Door het kanalisatieregime worden middelen, die op basis
van een specifieke diergeneeskundige diagnose aan dieren
worden toegediend \'gekanaliseerd\' c.q. onder het toezicht
van een dierenarts geplaatst. Dit komt niet overeen met de in
de humane geneeskunde bekende receptplicht waar geen re-
ceptplicht geldt voor geneesmiddelen met een brede veilig-
heidsmarge en een laag risico voor de gebruiker (bijvoor-
beeld pijnstillers, middelen tegen reisziekte, hoestdempende
middelen en andere). In de diergeneeskunde wordt een strin-
genter beleid gehandhaafd uitgaande van de overweging dat
voedsel slechts minimale (onvermijdelijke) residuen van far-
macologisch werkzame stoffen zal mogen bevatten (denk
aan
onvrijwillige opname van farmaca met voedsel).
Volgens de Europese beleidsvoornemens worden alle dier-
geneesmiddelen die aan voedselproducerende dieren wor-
den toegediend onder het POM-regime geplaatst, met wel-
licht de mogelijkheid dat er een lijst wordt opgesteld met
middelen die van de receptplicht kunnen worden vrijgesteld.

Voor diergeneesmiddelen die bij voedselproducerende die-
ren zullen worden toegediend, is de EU-verordening
2377/90/EEG van toepassing, die bepaalt dat slechts dierge-
neesmiddelen waarvan een MRL (Maximale Residu Limiet)
voor de werkzame stof is vastgesteld, geregistreerd mogen
worden. De MRL-waarde (maximale concentratie van de
werkzame stof en/of zijn metabolieten in eetbaar weefsel,
melk en eieren) is het resultaat van een toxicologische risico-
evaluatie en beoogt de consument te beschermen tegen on-
gewenste en/of schadelijke residuen in voedsel van dierlijke
oorsprong.

De procedurele stappen, die aan de vaststelling van de MRL-
waarde verbonden zijn, zijn expliciet in de Verordening
2377/90/EEG (en de amendementen daarvan) vastgelegd
om een uniform (geharmoniseerd) beleid te waarborgen.

Verordening 2377/90/EEG kent vier categorieën (opgesomd
in vier verschillende \'Annexes\'), te weten:

• Annex I: middelen met een definitieve MRL

• Annex II: middelen waarvoor geen MRL nodig is, omdat
deze stoffen bijvoorbeeld geen toxicologisch relevante ei-
genschappen bezitten (bijvoorbeeld eenvoudige infuus-
vloeistofiFen, mineraaloplossingen, vitaminen, lichaamsei-

\' Over de status van het paard wordt in de herziening van de regels voor de Europese
Unie een voorstel gedaan om onder voorwaarden het paard als niet-consumptiedier
te beschouwen. Op dit ogenblik worden paarden echter gerekend tot de voedselpro-
ducerende dieren.

-ocr page 424-

gen Stoffen en homeopathische middelen in een verdunning
> D4) en zodoende geen risico voor de volksgezondheid ten
gevolge van de toepassing bij dieren te verwachten is

• Annex 111: middelen met een vooriopige MRL-waarde;
voor deze middelen zijn aanvullende gegevens nodig, ten-
einde de risico-evaluatie te kunnen voltooien (kandidaten
voor Annex 1)

• Annex IV: middelen die absoluut verboden zijn (hierbij
gaat het vooralsnog om alle middelen die potentieel kan-
kerverwekkende eigenschappen bezitten); in Annex IV
kunnen ook middelen worden opgenomen, die wel in de
humane geneeskunde mogen worden toegepast bij een be-
perkte groep van patiënten (risk-benefit-analyse).

Registratie van diergeneesmiddelen

Het is op dit moment mogelijk diergeneesmiddelen Europees
dan wel nationaal te laten registreren. In de meeste lidstaten
wordt alsnog vooral gebruikgemaakt van nationale registra-
tie. Op basis van de (Europees) vastgestelde MRL-waarden
worden nationaal de zogenaamde wachttijden voor de ver-
schillende diersoorten bepaald. Een wachttijd is de tijd na
toediening van het diergeneesmiddel aan het doeldier die mi-
nimaal gewacht dient te worden alvorens producten van het
dier ter consumptie aan te bieden (leveren van melk en eieren,
slacht). Deze wachttijden blijken voor hetzelfde diergenees-
middel per lidstaat veelal te verschillen. Deze verschillen ko-
men voort uit het feit dat de experts in de verschillende lidsta-
ten verschillende opvattingen (en belangen) hebben. Deze
verschillen in wachttijd leveren handelsbelemmeringen op en
de Raad is dan ook van mening dat bij de Europese
Commissie een poging dient te worden ondernomen om de
wachttijden op Europees niveau te harmoniseren.
In Nederland worden naast de officiële wachttijden (vast-
gesteld door de rijksoverheid bij de registratie) ook de stren-
gere zogenaamde IKB-wachttijden gepubliceerd en gehan-
teerd. Deze wachttijden worden niet alleen op basis van
toxicologische gegevens (consumentveiligheid) berekend,
maar vooral ook op basis van de veroorzaakte weefselirrita-
tie op de injectieplaats. Deze weefselirritatie is van (econo-
misch) belang voor de vleesverwerkende industrie en van in-
vloed op het welzijn van het dier.

Waarborgen van de praktische uitvoerbaarheid van wette-
lijke bepalingen

Een strikte naleving van het beoogde POM-voorstel zal in de
praktijk tot moeilijkheden leiden, omdat de dierenarts niet op
elk moment op elk individueel bedrijf aanwezig kan zijn (of
de kosten voor zijn aanwezigheid te hoog zijn om een positief
economisch bedrijfsresultaat te garanderen). Naar de mening
van de Raad is het wenselijk door middel van bilaterale af-
spraken tussen de dierenarts en de veehouder (één-op-één re-
latie door middel van een standaardovereenkomst) routine-
matig toegepaste diergeneesmiddelen (bedrijfsgebonden
vaccins, bepaalde antibiotica, anthelmintiea en dergelijke) op
een bedrijf voor een beperkte periode in voorraad te laten
houden en door de eigenaar van de dieren te laten toedienen.

De nieuwe kanalisatiestructuur

Uitgaande van het Europees beleid om alle diergeneesmid-
delen die bij voedselproducerende dieren worden toegepast
tot POM (prescription only medicines) te kanaliseren, stelt
de Raad voor om ten aanzien van deze middelen het vol-
gende beleid te formuleren.

Alle receptplichtige diergeneesmiddelen krijgen de UDA-
status en mogen door de vergunninghouder die voldoet aan
de verzwaarde vergunningseisen, de dierenarts en de apothe-
ker worden afgeleverd. Dat betekent dus dat bepaalde dier-
geneesmiddelen die op dit moment de UDD-status hebben,
aan de professionele dierhouder, die op basis van een over-
eenkomst aan een dierenarts (een DAP) verbonden is, mogen
worden afgeleverd (deze krijgen dus de UDA-status), met
uitzondering van:

• Middelen die een ernstig gevaar kunnen vormen voor het
doeldier

• Middelen die een gevaar kunnen vormen voor de mens
(gevaar bij de toepassing), en/of

• Middelen die om beleidsmatige redenen uitsluitend door
dierenartsen mogen worden toegediend (hieronder vallen
entstoffen voor aangewezen ziekten als ook bepaalde anti-
biotica, die gezien de toenemende resistentieproblematiek
alleen bij uitzondering door de dierenarts mogen worden
toegediend)

Deze drie laatstgenoemde groepen van diergeneesmiddelen
zouden naar de mening van de Raad de UDD-status dienen
te behouden.

Dit voorstel betekent met andere woorden, dat voor het toe-
kennen van de UDD-status aan een diergeneesmiddel alleen
de daadwerkelijke risico\'s voor de volksgezondheid en dier-
gezondheid bepalend zijn en niet de toedieningswijze (tot op
heden was een intraveneuze toediening automatisch reden
om een diergeneesmiddel als UDD te bestempelen).

De beoordeling van de kanalisatiestatus is nu uitsluitend een
taak van de rijksoverheid. De Raad acht het belang van het
grondig karakteriseren van de status van een diergeneesmid-
del echter zo groot dat hij adviseert daarvoor een onafhanke-
lijke adviescommissie in het leven te roepen. In het buiten-
land zijn dergelijke adviescommissies, samengesteld uit
deskundigen uit de diergeneeskundige praktijk (specialisten
voor bepaalde diersoorten met ruime praktijkervaring) en de
veterinaire wetenschap (specifieke kennis over doeldiertoxi-
cologie, doeldierspecifieke farmacologische effecten) reeds
operationeel (zie bijvoorbeeld Verenigd Koninkrijk,
Frankrijk en Duitsland). Deze commissie kan met de speci-
fieke Nederlandse problematiek rekening houden. Bijvoor-
beeld met het feit dat naast de dierenartsen ook andere be-
roepsbeoefenaren gerechtigd zijn om de diergeneeskunde in
beperkte omvang uit te oefenen. De vraag die zich daarbij
voordoet is of binnen deze groep beroepsbeoefenaren aan-
wezig zijn die ook UDD-middelen zouden moeten mogen
toedienen. Het antwoord op die vraag zal onder meer afhan-
gen van de veiligheidsinschatting van een bepaald middel
door de genoemde Commissie.

Gezelschapsdieren

Naar het zich laat aanzien zal de voorgestelde kanalisatie-
structuur bij het diergeneesmiddelengebruik bij gezel-
schapsdieren geen problemen opleveren. Bij de behandeling
van gezelschapsdieren spelen zaken als voedselveiligheid en
wachttermijnen geen ro^. De voorgestelde wijzigingen in de

^ Ook bij het toedienen van diergeneesmiddelen aan gezelschapsdieren kannen risi-
co \'s voor de volksgezondheid ontstaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan het toedie-
nen van cytostatica aan honden bij de behandeling van bepaalde tumoren. Sommige
van deze cytostatica komen bij de hond in hoge concentraties voor op hel tong-sUJm-
vlies en kunnen, indien nauw contact met de mens optreedt, worden doorgegeven aan
de mens hetgeen niet zonder risico is.

-ocr page 425-

kanalisatiestructuur passen binnen de huidige praktijk. In dit
kader wordt voorbijgegaan aan de problematiek van de zoge-
naamde \'5 grams regeling\' voor de meer bijzondere gezel-
schapsdieren (reptielen en vogeltjes) omdat dat te ver buiten
de centrale vraagstelling van dit advies valt.

Handhaving en toezicht

Het onderdeel binnen de structuur van het omgaan met dier-
geneesmiddelen dat naar de mening van de Raad vooral niet
vergeten dient te worden, is de handhaving van de ontwik-
kelde regelgeving. Als er niet voldoende toezicht wordt ge-
houden en het niet mogelijk blijkt de in de regelingen vastge-
legde afspraken te handhaven, dan zal ervan een zorgvuldige
kanalisatie van diergeneesmiddelen geen sprake kunnen
zijn. De Raad acht handhaving in dit kader dan ook essenti-
eel. Door een structurele borging van het voorschrijven van
diergeneesmiddelen (zoals in dit advies voorgesteld), waar-
bij de transparantie van dat voorschrijven wordt verhoogd,
zal de handhaving van het beleid gerichter kunnen gebeuren.
Eén en ander betekent dat voor een efficiëntere handhaving
van de regels minder mensen nodig zijn. In die zin voldoet
het advies van de Raad aan de uitgangspunten van het
nieuwe regeerakkoord.

Transparantie

Diergeneesmiddelen vormen een potentieel risico voor de
volksgezondheid indien hun toepassing niet aan bepaalde
randvoorwaarden verbonden wordt. De risico\'s bestaan on-
der meer uit een toename van resistente micro-organismen
bij dierpopulaties indien de omgang met antimicrobiële
middelen ondeskundig geschiedt. Resistente micro-organis-
men kunnen de mens bereiken via direct contact met dieren,
alsmede via voedsel van dierlijke oorsprong (met name
Campylobacter en Salmottella spp.) en tot duidelijke beper-
kingen in de therapiemogelijkheden voor humane patiënten
leiden. Tevens neemt het vertrouwen van de consument in
veilig voedsel af, indien een onduidelijk beleid niet kan aan-
tonen dat diergeneesmiddelen op een verantwoorde wijze
worden toegediend. De export georiënteerde Nederlandse
veehouderij vraagt om een beleid dat aansluit bij de
Europese wetgeving om handelsbelemmeringen te voorko-
men. De hier voorgestelde maatregelen dienen beide belan-
gen.

Samenvatting

Op grond van argumenten genoemd in de notitie stelt de
Raad voor om ten aanzien van voedselproducerende dieren
te komen tot een structuur waarbij diergeneesmiddelen al-
leen worden
voorgeschreven door de \'eigen\' practicus.
Deze zou eventueel verplicht kunnen worden de middelen
die worden voorgeschreven dagelijks bij een centraal
systeem te melden. Op deze wijze wordt voorkomen dat het
voorschrijven van diergeneesmiddelen een \'intieme daad\'
wordt. Waar het de Raad om gaat is dat een systeem mogelijk
wordt gemaakt waarbij het
afleveren van diergeneesmidde-
len ook door anderen dan de eigen practicus kan geschieden.
De Raad wenst zelfs dat onderzocht wordt of het niet moge-
lijk is, om redenen genoemd, het vergunningensysteem aan
te passen, waarbij ook anderen dan dierenartsen of apothe-
kers de vergunning verkrijgen (bepaalde) UDA-middelen af
te mogen leveren.

Binnen de diergeneesmiddelen wordt onderscheid gemaakt
tussen POM en non-POM middelen. In Nederland wordt de
groep van de POM-middelen nog onderverdeeld in UDA- en
UDD-middelen. De Raad stelt voor om meer middelen on-
der het UDA-regime te laten vallen. Alleen die diergenees-
middelen die een gevaar kunnen vormen voor mens of doel-
dier dan wel om beleidsmatige redenen een \'gevaar\' kunnen
vormen, zouden nog de UDD-status moeten krijgen.
Tenslotte beveelt de Raad aan de wachttijden voor dierge-
neesmiddelen binnen de Europese Unie te harmoniseren.

Bijlage

Bij het huidige kanalisatiesysteem van diergeneesmid-
delen worden onder meer de volgende knelpunten ge-
signaleerd:

1. Bepaalde organisaties willen vanwege hygiënemaat-
regelen op hun bedrijven geen externe dierenartsen
toelaten en willen daarom bepaalde UDD-middelen
toe laten dienen door niet-dierenartsen (eigen perso-
neel). Het gaat daarbij met name om verdovingsmid-
delen. Verder kunnen wilde of ontsnapte dieren een
gevaar opleveren voor de openbare orde in een ge-
meente. Deze dieren dienen te worden verdoofd en af-
gevoerd. In de regel gebeurt dat met behulp van een
verdovingsgeweer dat door een dierenarts moet wor-
den afgevuurd omdat er een UDD-middel wordt toe-
gediend. Sommige gemeenten willen dat om efficien-
cyredenen door hun eigen (opsporings-)ambtenaren
laten doen buiten de dierenarts om. De Raad is van
mening dat veel van de stoffen die een werking op het
zenuwstelsel hebben (narcotica) dan wel gebruikt
worden om dieren te euthanaseren, op grond van het
risico dat ze vormen voor de mens, de UDD-status
dienen te behouden. Relevante organisaties en ge-
meenten zullen met dit gegeven rekening moeten
(blijven) houden.

2. De uitstervende kleine groep dierverioskundigen wil
de beschikking krijgen over het volledige pakket
UDA-/UDD-diergeneesmiddelen. Voor zover het
UDA-middelen betreft zal de kleine groep dierver-
ioskundigen de beschikking blijven behouden over
de diergeneesmiddelen (zoals voorheen genoemd in
art. 5 van de Kanalisatieregeling diergeneesmiddelen
en -gemedicineerde voeders (1986, Stcrt. 187)). De
Raad adviseert te stimuleren dat deze verloskundigen
zich aansluiten bij een diergeneeskundige praktijk,
teneinde een correcte verzorging met diergeneesmid-
delen te waarborgen.

-ocr page 426-

Uitreiking \'Guide to Veterinary
Antimicrobial Therapy 4th edition\'

Op woensdag 10 maart 2004 reikte prof. dr. J.
Fink Gremmels, voorzitter van de Stuur-
groep Farmacotherapie en Residue Pro-
blematiek van de Faculteit der Diergenees-
kunde, het eerste exemplaar van de \'Guide to
Veterinary Antimicrobial Therapy 4th edi-
tion\' uit aan T. de Ruijter, voorzitter van de
KNMvD. De gids is samengesteld door de
Stuurgroep Farmacotherapie en Residue
Problematiek van de Faculteit der Dierge-
neeskunde, Alfasan Nederiand BV en
Intervet International BV

Uitreiking eerste exemplaar \'Dierenarts in Beeld\' op Voorjaarsdagen

Toast op de toekomst

Diereneigenaren hebben vanaf nu ook hun vakblad.
\'Dierenarts in Beeld, vakblad voor baasjes\' werd offi-
cieel geïntroduceerd op de KNMvD-stand op de
Voorjaarsdagen. Anniko van Santen, bekend als pre-
sentatrice van diverse tv-programma\'s, kreeg het eer-
ste exemplaar uit handen van een trotse KJNMvD-voor-
zitter Ton de Ruijter. Samen met de genodigden, hieven
zij het glas champagne: "Met deze kleurrijke uitgave
vol deskundige informatie krijgt de dierenarts einde-
lijk een gezicht bij het bredere publiek. Bij alle belang-
stelling die er tegenwoordig is voor dieren en hun ge-
zondheid, mag het geluid van de échte, onafhankelijke
deskundige natuurlijk niet worden gemist; dat van de
dierenarts en diens medewerkers."

\'Dierenarts in Beeld\' is bedoeld voor klanten van de die-
renarts. Klanten van gezelschapsdierenpraktijken, waar-
van een of meer dierenartsen zijn aangesloten bij de
KNMvD, kunnen dit met zorg samengestelde tijdschrift
meegeven aan hun meest gewaardeerde klanten. Dit wordt
gemaakt door Roman House Publishers, in samenwerking
met de KNMvD.

Graag uw reactie!

Praktijken hebben inmiddels een voorraad van het blad
ontvangen. Dit kunt u meegeven aan uw klanten. Naar
aanleiding van de enquête, die de KNMvD eind mei per e-
mail toestuurt, hopen de KNMvD en uitgever Roman
House vast te stellen of \'Dierenarts in Beeld\' voldoet aan
uw verwachtingen en die van uw klanten. Met behulp van
uw reacties kunnen volgende nummers nog beter worden
toegesneden op uw wensen en hun informatiebehoefte.
Het tweede nummer verschijnt in de herfst van 2004.

Waarom \'Dierenarts in beeld\'?

Voorlichten van diereneigenaren over welzijn en gezond-
heid van dieren en de relatie tussen mens en dier, is een
van de doelstellingen van de KNMvD. Dierenartsen heb-
ben er immers alle belang bij als klanten een goed beeld
hebben van hun werk.

\'Dierenarts in Beeld\' ondersteunt dierenarts en assisten-
ten bij hun voorlichting aan diereneigenaren: wat kunnen
en mogen diereneigenaren verwachten van de dierenart-
senpraktijk, wat kunnen zij zelf doen vóór en na hun be-
zoek? Het blad bevat uitleg en achtergrondinformatie en
tips over verzorging, voeding, gezondheid en gedrag van
hun huis-\'vriend\'. Professionele voorlichting uit uw
naam. Een informatief cadeautje voor uw klant, als
waardering voor het in u gestelde vertrouwen.

Voor meer informatie kunt u alvast een kijkje nemen op
www.dierenartsinbeeld.nl

-ocr page 427-

uniwormen is vanar nu
een kleinigheid I

Andere ontwormers

Andere ontwormers

MILBEMAX

katten
(ware grootte)

MILBEMAX

puppies en kleine honden
(ware grootte)

MILBEMAX

grote honden
(ware grootte)

MILBEMAX

kittens en kleine katten
(ware grootte)

\' /

<

Makkelijke toediening door de kleine tablet
Breedspectrum wormmiddel
Uitsluitend te verkrijgen bij de dierenarts
Eenmalige toediening

MILBEMAX^

Maakt van ontwormen een kleinigheid

Benaming; MILBEMAX\', tabletten voor honden en MILBEMAX\', tabletten voor katten. Samenstelling: MILBEMAX hond klein bevat per tablet 2,5 mg milbemycineoximeen 25 mg praziquantel. MILBEMAX hond groot 12,5 mg milbemycine oxime en 125 mg
praziquantel, MILBEMAX kat klein 4 mg milbemycine oxime en 10 mg praziquantel, MILBEMAX kat groot 16 mg milbemycine oxime en 40 mg praziquantel. Indicatie: Hond: de behandeling van menginfecties met volwassen cestoden en nematoden zoals:
Dipifydium cdninum. Taenia spp., Echinococcus spp.. Mesocestoides spp., Ancykxtoma caninum. Toxocara canis. Toxascaris leonina, Tnchuhs vulpis. Kan ook worden in^et bij preventie van hatlwormziekte Dirofilaria immitis wanneer een gelijktijdige behandeling

........................- . -• ,, ------;----x—üg s^., Echïnococcus multiloculans. Ancyk)Stom3 tubaeformejoxocara cati. DosMie^^^

n honden < 5 kg l.g., MILBEMAX kat klein niet toedienen aan kittens jonger dan 6 weken en/of < 0,5 kg l.g., MILBEMAX

.....g.. Kat: 2 mg milbemycine oxime en 5 mg praziquantel per kg l.g, Eenmalige, orale

wat eten. Aflevering: UDA. Op d)ergeneeskundig\'\'voorschrift. Verükking: Voor alle verpakkingen blisters mët 10 tabletten. Registratiehoiider: Novartis Consumer Health BV

_____itienummers: REG NL 10090/10091/10Ö92/10093, B; 3011IE21F3/3011IE22F3/3011IE23F3/30ni£24F3, L V/99/03A)4/0765. -0764, -0766,-0763. Voor meer infomiatie:

Novartis Consumer Heallh B.V, Business Unit Animal Health, Korte Hei 1-3, 4714 RO Sprundel (NL). ® Geregistreerd harxJelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland, vww.novartis.com,

wwAv.ah.novartis.nl, www.ah.novartis.be WV\\/W/.nOvartlS.COm

L

-ocr page 428-

Zonder Vrienden geen Week
van het Huisdier!

Gelukkig komen er ieder
jaar meer Vrienden (spon-
soren) van de Week van het
Huisdier bij. Dit maakt het
mogelijk om de Week van
het Huisdier gezamenlijk
naar een steeds hoger ni-
veau te tillen. AUV en Di-
bevo zorgen ook dit jaar weer geheel kosteloos voor de ver-
spreiding van de kranten en de poster. Sanoma uitgeverijen
(uitgeverij van onder andere Lihelle) heeft weer aanspre-
kende karakters van Jan, Jans en de kinderen gemaakt.
Zaken waarmee de initiatiefnemers geweldig blij zijn, om-
dat ze letterlijk onbetaalbaar zijn en de Week een enorme
impuls en uitstraling geven.

Een leuk voorbeeld van samenwerking zijn Vrienden Mas-
terfoods (fabrikant van onder andere Whiskas) en Intratuin.
Op 15 mei 2004 wordt de landelijke Katteninformatiedag
binnen alle Intratuinen in Nederland namelijk \'opgehangen\'
aan het thema \'Huisdier Erbij?! De informatie die verstrekt
wordt, is met name toegespitst op kittens. Alle bij Dibevo aan-
gesloten Intratuinen zijn óók Vriend en hebben dus de kranten
liggen. Zodoende versterkt het één het ander de Week!

Voor u zijn er inmiddels heel wat voorbeelden van samenwer-
king te vinden op de website onder de button \'deelnemende be-
drijven\'. Van Open Dagen, chipspreekuren, lezingen, speciaal
geplande Puppy- en Kitten Party\'s in de Week, tot aan leuke
samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld hondenscholen
aan toe. Er zijn vijftig praktijken die gebruikmaken van de mo-
gelijkheid de Dier&Zorg Nieuwsbrief te versturen, met aan-
dacht voor de eigen praktijk en tevens aandacht voor de Week
van het Huisdier. Op de site treft u diverse organisatietips en te
downloaden bestanden aan.

Dc initiatiefnemers hopen dat de Week van het Huisdier ook
voor u succesvol is veriopen!

De initiatiefnemers zijn: de Koninlilijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde. Groep Geneeskunde Cezeischapsdieren en Groep Genees-
kunde van het Paard, Dibevo, de Nederland.se Vereniging tot Be.scherming van
Dieren, de Nederlandse Databank Gezelschapsdieren, de Raad van Beheer op
Kynologisch Gebied in Nederland, de Bond tot Be.scherming van Honden en
het Platform Verantwoord Huisdierenbezit.

Vrienden van de Week van het Huisdier zijn: AUV Dierenartsencoöperatie,
Bayer. Beaphar Nederland B V, Boerenbond. Ceva
Santé Animale. Dierenland BV. Dier&Zorg.
Discus Groep. Emax Nederland BV Faunaland
Franchising. Federatie Dierenambulances
Nederland, Ferplast Benelux BV. Gebr de
Boon BV, Hart voor Dieren. lams.
Intervet NederlandB V, Intratuin, Jumper,
KLM Cargo Animal Care. Koi-2000.
Kynotrain, Landal GreenParks. Merial,
Pedigree, Pet\'s Place BV, Pfizer Animal
Health BV Nestlé Purina, Royal Canin
BV Sanoma Uitgeverij, SDN/Dobey.
Sophia Vereeniging. Stichting Dier-
baar. Stichting met Dieren meer
Mens, Van Riel Distripet, Virbac,
Weikoop en Whiskas.

WEEK

VANHET|||y,50|ER

Wanneer huisdieren ziek zijn na een buitenlandse
vakantie of na ingevoerd te zijn uit landen rond de
Middellandse Zee, Portugal, Oost Europa of de Ver-
enigde Staten, is het wenselijk tijdig laboratorium
onderzoek te laten verrichten. Een snelle diagnose
vergroot immers de kans op een succesvolle therapie.
Bovendien vermindert dit de kans op besmetting van
andere dieren en mensen.

Voor de volgende ziektes zijn, naast microscopie van
een bloeduitstrijkje, serologische tests beschikbaar:

Leishmania: antistoffen en PCR
Ehrlichia canis: antistoffen en PCR
Babesia spp.: antistoffen en PCR
Dirofilaria: antigeen (van macrofilaria)

bel voor meer informatie één van de regiomanagers:
Henriette Jansma Lisetta Verkleij

VAKANTIE ZIEKTEN

é-

036-53 75 133 030- 68 74 092

tllDK •

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN

-ocr page 429-

Het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde handhaaft haar besluit
om de certificering van dierenartsenpraktijken en erken-
ningsregelingen voor dierenartsen krachtig te blijven sti-
muleren. Het KRD/ISO kwaliteitssysteem is opgesteld
door en voor de beroepsgroep en is een manage-
mentinstrument voor de kwaliteitsborging en
verbetering van het professioneel handelen van

de dierenartsenpraktijken.

De certificering van praktijken met voedselproduce-
rende dieren (landbouwhuisdieren) biedt de mogelijkheid
van een modulaire aanpak, waarbij na een periode van drie
jaar sprake moet zijn van een totale KRD/ISO-certificering
van de dierenartsenpraktijk. Praktijken kunnen echter ook
nog steeds kiezen voor een totale KRD/lSO-certificering in
één keer.

De Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren heeft besloten
om certificering van de gezelschapsdierenpraktijken in deze
fase op basis van vrijwilligheid te stimuleren met het oog op
de ontwikkelingen in de diergeneeskunde en beraadt zich op
de mogelijkheid van het gefaseerd certificeren van speci-
fieke onderdelen voor de gezelschapsdierenpraktijk.

De Groep Geneeskunde van het Paard (GGP) stimuleert
praktijkcertificering op basis van vrijwilligheid. Naar aan-
leiding van de ledenraadpleging zal het bestuur van de GGP
met het bestuur van het VKO overleg plegen over de positie
van de erkende paardendierenarts die niet werkt vanuit een
gecertificeerde praktijk.

Intussen ontstaat er onduidelijkheid in de praktijken waar
behalve zorg voor landbouwhuisdieren ook sprake is van
zorg voor gezelschapsdieren en paarden. Het gaat hierbij om
de scoop van de praktijkcertificering. Iedere praktijk wordt
door SGS gevraagd te omschrijven op welke diersoorten
(de scope) de praktijkcertificering betrekking heeft.
De ISO-systematiek staat toe dat de te certificeren
praktijken zelf aangeven wat zij als de scoop van
hun praktijk beschouwen. Dit is de verantwoorde-
lijkheid van de praktijken zelf, waarbij de mogelijk-
heid geboden wordt om gezelschapsdieren en paard niet
op te nemen in de scope .

De diersoorten waarvoor de praktijk gekozen heeft worden
vermeld op het KRD/lSO-certificaat van de praktijk en uit-
breiding van de scope met andere diersoorten kan in principe
pas na drie jaar plaatsvinden. Een tussentijdse uitbreiding
van de scope is mogelijk, maar heeft tot gevolg dat u een
nieuwe audit moet laten uitvoeren.

Bij het schrijven van het KRD/lSO-kwaliteitshandboek voor
uw praktijk zult u echter ervaren dat veel processen van de
KRD/ISO diersoortoverschrijdend zijn, zoals praktijkmede-
werkers, gebouwen, apotheek, apparatuur, documentatie en
registratie, beleid en organisatie.

Er kunnen omstandigheden zijn waarbij een praktijk voor
een beperkte scope kiest en het VKO wil u op deze wijze dui-
delijk maken dat die mogelijkheid bestaat.

Het VKO-hestiiur

Praktijkcertificering en de scope

Movir biedt oplossing voor man-vrouwmaatschap

Movir biedt de vrijeberoepsbeoefenaar met een man-
vrouwmaatschap nu de mogelijkheid om voor de vast-
stelling van het verzekerd dagbedrag van de arbeids-
ongeschiktheidsverzekering de volledige praktijkwinst
aan hem of haar toe te rekenen.

Een groot aantal vrijeberoepsbeoefenaren en hun partners
is in de afgelopen jaren om fiscale motieven geadviseerd
om een man-vrouwmaatschap op te richten. In deze maat-
schap wordt de praktij komze? door één maat gegenereerd
en de praktijkw/n^? verdeeld over beide maten (man en
vrouw). Deze winstverdeling is vooraf vastgelegd in een
overeenkomst. De fiscus merkt ieder van de maten aan als
belastingplichtige met een persoonlijk (fiscaal) inkomen.

De vrijeberoepsbeoefenaar, praktiserend door middel van
een man-vrouwmaatschap, kan zijn of haar inkomen ver-
zekeren bij Movir. De partner, gelet op het beroep, daaren-
tegen veelal niet. Hierdoor is een belangrijk deel van het
inkomen niet verzekerd. Om deze vrijeberoepsbeoefenaar
de optimale inkomenszekerheid bij arbeidsongeschikt-
heid te bieden, zal Movir bij het vaststellen van het verze-
kerd dagbedrag de volledige praktijkwinst aan hem of
haar toerekenen.

-ocr page 430-

In aflevering 4 (129) van het Tijd-
schrift geven de collega\'s Beijer en
Jacobs aan dat de discussiemiddag
over homeopathie weliswaar een
antwoord heeft gegeven op de vraag
of de homeopathie wetenschappe-
lijk is onderbouwd, maar dat dit hen
niet helpt om ook de vraag te beant-
woorden of de GHwD kan worden
gehandhaafd binnen de KNMvD. In mijn voordracht heb ik
mij bewust beperkt tot de wetenschappelijke aspecten, maar
langs deze weg wil ik ook andere argumenten aandragen die
kunnen helpen bij deze moeilijke beslissing.
Artikel 2 van de statuten van de KNMvD geeft aan dat de
Maatschappij haar doelstelling \'het bevorderen van de dier-
geneeskunde in de meest uitgebreide zin, alsmede het wa-
ken voor de eer en de belangen van de diergeneeskundige
stand\' wil bereiken door \'het bevorderen van de diergenees-
kundige wetenschap en kennis\'. De GHwD heeft eigen
doelstellingen geformuleerd, waarvan de tweede (\'de ver-
worven homeotherapeutische kennis verantwoord in te pas-
sen in het universitair veterinair therapeutisch pakket\') op
het eerste gezicht goed lijkt aan te sluiten op de doelstellin-
gen van de Maatschappij. Maar bij nadere beschouwing kan
de doelstelling van de GHwD onmogelijk worden gereali-
seerd. De homeopathie is immers gebaseerd op een in de
18e eeuw wortelend geloof dat ziekte geen materiële oor-
zaak heeft en alleen langs spirituele weg kan worden gene-
zen^. Een behandelwijze die op een dergelijke leest is ge-
schoeid kan niet worden ingepast in het \'universitair
veterinair therapeutisch pakket\', dat is gebaseerd op aan de
natuurwetenschap ontleende hypothesen en in toenemende
mate gelukkig ook op bewezen werkzaamheid. Essentieel
aan de moderne wetenschappelijke (dier)geneeskunde is
verder dat deze zich voortdurend vernieuwt. Door middel
van wetenschappelijk onderzoek neemt het inzicht in de eti-
ologie en de pathogenese van ziektes toe en worden de the-
rapeutische mogelijkheden uitgebreid. De homeopathie is
daarentegen gebaseerd op dogma\'s die niet meer zijn veran-
derd sinds zij door Hahnemann werden geformuleerd. De
homeopathie staat letterlijk stil en draagt dan ook niet bij
aan het bevorderen van de \'diergeneeskundige kennis en
wetenschap\'.

Maar de belangrijkste reden om de GHwD uit de Maat-

\' Prof. dr FJ. van Sluijs is vooniller van hel managemenlteam van de Hoofdafdeling
Geneeskunde van Gezelschapsdieren. De lezing die hij heeft gehouden tijdens de
discussiemiddag over homeopathie op 12 januari 2004, is gepubliceerd in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde van 1 mei 2004 (pagina \'s 295-29S} onder de titel
\'Kan de homeopathie de toets der wetenschap doorstaan?\'
^ Hierop berust het homeopathische principe dat de werkzaamheid van een medicijn
toeneemt naarmate het sterker wordt verdund en dat deze werkzaamheid nog aanwe-
zig en zelfs hel krachtigst is indien er door verdunning geen enkel molecuul van hel
medicijn meer in de oplossing aanwezig is (Noot redactie).

Opini

schappij te zetten is dat homeopathisch werkende dierenart-
sen hun cliënten misleiden. Zij geven aan dat zij de homeo-
pathie alleen als complementaire behandeling inzetten en
dat zij altijd eerst een \'reguliere\' diagnose stellen. Bovendien
wijzen zij de cliënt er op dat homeopathie niet wetenschap-
pelijk is bewezen. Maar door in dezelfde praktijk met de-
zelfde witte jas aan naadloos over te stappen van reguliere
geneeskunde naar homeopathie voorzien zij de homeopathie
(bedoeld of onbedoeld) van het gezag van de reguliere ge-
neeskunde. Dit verschijnsel is overigens niet uniek voor de
diergeneeskunde. NRC Handelsblad interviewde op 19 fe-
bruari prof Frits van Dam, psycholoog bij het Antoni van
Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam en leider van een
onderzoek naar de motieven van kankerpatiënten om alter-
natieve behandelaars te raadplegen. Op de vraag: "maakt u
onderscheid tussen goede en slechte genezers" antwoordt
hij: "die met een artsendiploma, die zijn het ergst. Die heb-
ben veel gezag bij patiënten. En zij brengen het artsenberoep
in diskrediet".

Unieke geprivilegieerde positie homeopathie binnen KNMvD

F.J. van Sluijs\'\'

Een andere overweging is de beeldvorming van de beroeps-
organisatie in de media en bij het publiek. Dankzij de GHwD
werd de KNMvD in 2003 genomineerd voor de Meester
Kackadorisprijs. Deze prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan in-
stellingen of personen die in belangrijke mate hebben bijge-
dragen aan de verspreiding van de kwakzalverij. Het bleef
gelukkig bij een nominatie, maar het bestuur was onaange-
naam getroffen door dc aandacht die de media hieraan heb-
ben besteed. Inmiddels heeft het rapport van de Inspectie
voor de Gezondheidszorg over de behandeling van Sylvia
Milleeam verscheidene betrokkenen in het medische veld
aangespoord om stelling te nemen tegen de alternatieve be-
handelwijzen. Een kleine bloemlezing: de minister van
Volksgezondheid heeft aangegeven dat hij niet begrijpt dat
huisartsen die jarenlang een hogere opleiding hebben gehad
zich \'serieus\' bezighouden met homeopathie^. De KNMG
staat achter Inspecteur-Generaal Kingma, die vindt dat pa-
tienten beschermd moeten worden tegen alternatieve gene-
zers\'^. En directeur Lekkerkerker van het CBG is van mening
dat homeopathische middelen niet meer zouden moeten
worden vergoed door de ziektekostenverzekeraars^. In deze
context neemt de KNMvD een wel zeer bijzondere positie in
met haar institutionalisering van de homeopathie. Dit is zo
langzamerhand niet meer uit te leggen aan collega\'s en aan
buitenstaanders. Ik hoop dan ook van harte dat het bestuur dc
moed zal kunnen opbrengen om datgene te doen wat onver-
mijdelijk is: het opheffen van de unieke geprivilegieerde po-
sitie die de homeopathie inneemt in de veterinaire beroeps-
organisatie.

i NRC Handelsblad, 19-2-2004
NRC Handelsblad 1 >1-2-2004
> NRC Handelsblad 21-2-2004

-ocr page 431-

J.T. Lumeij

In het afgelopen jaar werden inzake
homeopathische behandelingen van
dieren in het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde twee uitspraken van het
VeterinairTuchtcollege gepubliceerd.
(1) "Oogproblemen behoren niet met
een homeopathisch middel te worden
behandeld, indien terzake doeltref-
fende allopathische middelen voor-
handen zijn; dit geldt temeer, indien sprake is van intra-ocu-
laire oogproblemen. Dit is slechts anders indien de eigenaar
van het dier, nadat hem de voor-en nadelen van een homeopa-
thische behandeling zijn uiteengezet, daarvoor zijn uitdrukke-
lijke toestemming heeft verleend."
De dierenarts krijgt een
waarschuwing voor zijn nalatigheid (Tijdschr Diergeneeskd
2003; 128:441).

(2) Vanwege het feit dat een dierenarts geen toestemming had
gevraagd voor het inspuiten [sic!] van een niet als diergenees-
middel geregistreerd homeopathisch middel in de pezen van
beide voorbenen van een kreupel paard, waarna het paard aan
een der benen een abces ontwikkelde dat tot de dood van het
dier leidde, werd de dierenarts veroordeeld tot een geldboete
van € 1500 cn een anonieme publicatie van de uitspraak.
"Volgens vaste jurisprudentie van het Veterinair Tuchtcollege
mag een alternatief genees fsic\'.f middel pas worden ingezet als
de reguliere geneeskunde geen mogelijkheden meer biedt"
(Tijdschr Diergeneeskd 2004; 129: 114).

Het is opmerkelijk dat het VeterinairTuchtcollege van mening
is dat alternatieve middelen zouden mogen worden aangewend
in het geval de reguliere geneeskunde geen mogelijkheden
meer biedt. Bij de afweging of een behandelmethode kan wor-
den toegepast moeten de mogelijke werkingen en bijwerkingen
tegen elkaar worden afgewogen. Van behandelmethoden waar-
van de werkzaamheid noch is aangetoond, noch plausibel is,
kan geen positieve werking worden verwacht. Aan de andere
kant is er wel altijd sprake van een schadelijke werking van on-
bewezen en niet plausibele behandelmethoden: door valse
hoop, onnodige kosten, uitstellen of niet toepassen van effec-
tieve behandelmethoden, bijwerkingen van de alternatieve be-
handeling, of een combinatie. De claim van afwezigheid van
directe bijwerkingen van alternatieve behandelingen wordt
door casus 2 geïllustreerd. Bovendien bestaan er diverse publi-
caties die de schadelijkheid van door homeopaten uitgevoerde
behandelingen documenteren (1,2,3,4,5,6,7,8,9,10). Uit litera-
tuurgegevens kan worden geconcludeerd dat het paradigma-
conflict tussen de homeopathie en de reguliere geneeskunde
kan leiden tot adviezen van homeopathisch werkende artsen
die indruisen tegen gangbare wetenschappelijke inzichten. Een
goed voorbeeld hiervan in de humane geneeskunde is de hou-
ding van homeopaten ten aanzien van vaccinaties (11).
Soms wordt wel gesteld dat een homeopathische behandeling
een placebo-efïect kan hebben. Afgezien van de vraag in hoe-
verre placebo-effecten in de diergeneeskunde van enige bete-
kenis zijn, valt op het argument dat in een klinische omgeving
van een behandeling een placebo-effect uit kan gaan weten-
schappelijk veel af te dingen. Uit een analyse van \'clinical tri-
als\' waarbij placebo werd vergeleken met geen behandeling
bleek het effect van placebo in de humane geneeskunde margi-
naal te zijn (12). De auteurs concluderen dat de enige verant-
woorde toepassing van placebo\'s ligt bij wetenschappelijk
onderzoek van effecten van behandelmethoden.
Als een dierenarts overtuigd is van de veiligheid en de effec-
tiviteit van een nieuwe maar vooralsnog onbewezen doch
volgens huidige wetenschappelijke inzichten plausibele en
ogenschijnlijk veilige behandelmethode, dan kan onder
voorwaarden van \'informed consent\' (schriftelijke toestem-
ming van de eigenaar na voorlichting over verwachte effec-
ten en risico\'s) het middel worden toegepast. Bij het verkrij-
gen van bemoedigende resultaten moet de dierenarts zich de
beperkingen realiseren van de persoonlijke klinische erva-
ring en alles in het werk stellen om de behandeling weten-
schappelijk geëvalueerd te krijgen. Er is slechts één,
op we-
tenschap gebaseerde,
diergeneeskunde. Slechts in uitzon-
deringsgevallen kan worden afgeweken van \'evidence based
medicine\', waarbij de nodige ingetogenheid aan de dag moet
worden gelegd. Het toepassen van, laat staan het adverteren
met, homeopathie, acupunctuur, acupressuur, orthomanuele
diergeneeskunde, chiropraxie, Bach-bloesem therapie, fyto-
therapie, magneetveldtherapie, diernatuurgeneeskunde en
meer van dit soort onbewezen behandelmethoden past zeker
niet in deze gedragscode. Het zou de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde en het Veterinair
Tuchtcollege sieren als de (gedrags) Code voor de Dierenarts
in de geest van bovenstaande overwegingen op korte termijn
zou worden gespecificeerd.

Opini

Literatuur

1. Chakraborti D. Mukherjec SC, Saha KC, Chowdhury UK, Rahman MM,
and Sengupta MK. Arscnic toxicity from homeopathie treatment. J
Toxicol Clin Toxicol 2003;41(7): 963-7.

2. Cardinali C, Francalanci S, Giomi B, Caproni M, Sertoli A, Fabbri R
Contact dermatitis from Rhus toxicodendron in a homeopathic remedy J
Am Acad Dermatol 2004; 50( 1): 150-1.

3. Mevorah B, Orion E, Matz H, and Wolf R. Cutaneous side cffccts of alter-
native therapy Dermatol Ther 2003; 16(2): 141-9.

4. Audicana M, Bemcdo N, Gonzalez I, Munoz D. Fernandez E, and
Gastaminza G. An unusual case of baboon syndrome due to mercury pre-
sent in a homeopathic medicine. Contact Dermatitis 2001; 45(3): 185.

5. Potior JP Bromate intoxication due to the ingestion of a dose prescribed
byahomeopathist. Nephrol Dial Transplant 1998; 13(11):2978-9.

6. Emst E. [Risk-free homeopathy?] Schweiz Med Wochenschr 1996;
126(40): 1677-9.

7. Montoya-Cabrera MA, Rubio-Rodriguez S, Velazquez-Gonzalez E, and
Avila Montoya S. [Mercury poisoning caused by a homeopathic drug]
GacMedMex 1991;127(3): 267-70.

8. Van Ulsen J, Stolz E, and van JoostT. Chromate dermatitis from a homeo-
pathic drug. Contact Dermatitis 1988 Jan; 18( 1): 56-7

9. Hvass G. [Homeopathic drugs and their side effects] Ugeskr Laeger
1987; 149(29): 1959.

10. Stevens WJ. Thallium intoxication caused by a homoeopathic prepara-
tion. Toxicol Eur Res 1978; 1:317-20.

11. Schmidt K., Ernst E. MMR vaccination advice over the Internet. Vaccine
2003;21(11-I2): 1044-7.

12. Hrobjartsson A, Gotzsche TC. Is the placebo powerless? An analysis of
clinical trials comparing placebo with no treatment. New England
Journal of Medicine 2001; 344(21): 1594-1602.

Opmerkelijke uitspraken van VeterinairTuchtcollege
over homeopathische behandelingen van huisdieren

-ocr page 432-

Als varkenshouder en als dieren-
arts-practicus heb ik de ontwikke-
lingen in de varkensdierenartsen-
praktijk de afgelopen decennia met
grote belangstelling gevolgd. Onze
beroepsorganisatie heeft zich in die
periode meer gericht op het financi-
eel belang van hun leden-practici
dan op het lichamelijk en geestelijk
welzijn van de varkensdierenarts. Vanwege het financieel
belang vond men in de jaren zestig het toedienen van ijzer
aan pasgeboren biggen een taak van de dierenarts, terwijl het
castreren van biggen (een veel grotere en veterinaire in-
greep) al overgelaten werd aan de varkenshouder.
Het toedienen van sera en entstoffen bleef een taak van de
dierenarts. Het gevolg hiervan is geweest dat pas afgestu-
deerden, om als associé in aanmerking te komen, eerst en-
kele jaren varkens moesten enten. Dat veel jonge dierenart-
sen de varkenspraktijk daarna wel voor gezien hielden is
verklaarbaar. Niet verklaarbaar is dat onze Maatschappij
deze toestand getolereerd heeft, met als gevolg dat op dit
moment nauwelijks nog studenten kiezen voor de differenti-
atie varken.

Het geven van entingen door de varkenshouder is pas zeer re-
cent onder \'strikte voorwaarden\' en tegen een beperkt aantal
ziekten, toegestaan. Eén van de voorwaarden was: een cursus
\'adequaat vaccineren\' volgen. Een ideale gelegenheid om de
relatie varkenshouder - dierenartsen-praktijk te verstevigen,
maar onze voormannen vonden het beter om - en nog wel te-
gen betaling - een cursus te laten geven door derden.
Onze bobo\'s hadden ook graag gezien dat entstoffen alleen
afgegeven mochten worden door de erkende varkensdieren-
arts vanuit een gecertificeerde praktijk. Gelukkig vond onze
overheid een afgeronde langjarige universitaire studie vol-
doende garantie en vond een uit de hand gelopen hobby van
onze bobo\'s als extra eis, overbodig.

Nu de voorzitter van de Hoofdredactie van het TvD de knup-
pel in het hoenderhok heeft gegooid, met het weergeven van
een gesprek met een collega die er een \'afwijkende\' mening
op na houdt komt hopelijk de discussie over erkenning en
certificering op gang. Veel te laat, want de Maatschappij bo-
bo\'s komen natuurlijk niet terug op het ingenomen stand-
punt, zeker niet gezien de recente uitlatingen van voorzitter
en secretaris, maar toch ...

• als LNV een commissie benoemt die de administratieve
lastendruk in de landbouw met 35% moet terugbrengen;

• als de voorzitter van ZLTO tijdens de Groep Groot Dagen
2003 met als onderwerp de nieuwe landbouwhuisdieren-
arts voorstelt om de plaats van de certificering te laten in-
nemen door een gedragscode;

• als de NW vindt dat de certificering herzien moet wor-
den;

• als de slachterijen alleen maar de goedkoopste varkens
met geen enkele kwaliteitsgarantie uit welk buitenland dan
ook halen om de slachthaken vol te krijgen;

• als supermarkten lagere kwaliteitseisen gaan stellen om
goedkoper in te kunnen kopen.

Ingezonden

Maatschappij-vervreemding

C. van Dommelen

vraag ik me af: welk bedrijfsleven verlangt van ons dieren-
artsen erkenning en certificatie en wordt het niet de hoogste
tijd dit geldverslindende avontuur over te laten aan de hobby-
isten onder ons. Per slot van rekening kunnen onze klanten,
die vaak vele miljoenen euro\'s beheren, de kwaliteit van het
geleverde werk door dierenartsen als geen ander beoordelen
en zijn daarmee de beste stimulans voor de noodzakelijke
bijscholing.

Gezelschapsdierenhouders die vaak slechts incidenteel een
dierenarts bezoeken zouden mogelijkerwijs gebaat zijn bij
een kwaliteitsaanduiding, maar juist voor de gezelschapsdie-
renarts is er geen erkenningsregeling.

Het kennen en raadplegen van de GD-praktijkmap varkens,
aangevuld met bijscholing over actuele gezondheidsproble-
men in de varkenshouderij is een veel betere garantie voor
goede varkensgezondheidszorg door dierenartsen dan de
sticker \'de erkende dierenarts\' op de reclamefolder van de
praktijk.

Degenen die de cursus \'de erkende varkensdierenarts\' heb-
ben gevolgd zullen moeten beamen dat die niet bijgedragen
heeft aan een verbetering van de varkensdiergeneeskunde.

De gezellige sfeer was voor mij de belangrijkste reden om
niet naar huis te gaan na het aanhoren van een voordracht
door een mengvoederverkoper, die ons, op een uiterst banale
manier, probeerde te leren klanten aan ons te binden. Een
hoge ambtenaar van het ministerie, zowel collega als jurist,
streelde echter weer mijn zelfvertrouwen door op te merken
dat wij de werkwijze van de practicus moeten vergelijken
met die van advocaten en notarissen.
Toen ik enkele weken na het behalen van het \'felbegeerde\'
certificaat mijn huisarts bezocht en hem vertelde dat ik ge-
certificeerd was en vol belangstelling vroeg of hij dat ook
was (per slot van rekening waakt hij over de gezondheid van
de belangrijkste diersoort) keek hij mijn medelijdend aan,
richtte zijn blik naar de hemel (voor de heidenen onder ons:
naar het plafond) en zei smalend: mijn schoenhersteller en
schoorsteenveger zijn ook gecertificeerd.

Als men tijdens vergaderingen in de wandelgangen praat
met de gewone dierenarts merkt men pas goed hoe groot de
vervreemding van de Maatschappij met de leden aan het
worden is; velen begrijpen het niet en antwoorden op de
vraag van het waarom: ja, het moet van het Bestuur en dan
heb je het maar te doen. Immers de leden zijn er toch voor het
Bestuur!

Hopelijk is het doorzetten van de wil van het Bestuur om er-
kenning en certificatie verplicht te laten doorgaan een reden
voor een splitsing in onze Maatschappij; de omstandigheden
zijn er rijp voor.

We hebben vaker gezien dat een starre houding voor een
splitsing van geesten zorgde:

• Het succes van \'vakbonden\' in de landbouw was alleen
mogelijk omdat de boeren totaal vervreemd waren van hun
traditionele standsorganisatie.

• In de politiek moest zelf een moord gepleegd worden om

-ocr page 433-

de gevestigde orde met de neus op de feiten te drul<l<en.
Jonge dierenartsen worden na zes jaar universitaire studie
geconfronteerd met iets wat erkenning heeft en waarvan zij
het nut vaak niet inzien. Logisch dat zij geen lid worden van
een organisatie die hen dat aandoet. Vele ouderen vragen
zich af wat zij toch moeten als lid van de Maatschappij als zij
najaren contributie betalen merken dat hun voormannen hen
het uitoefenen van het beroep onmogelijk maken. De enige
manier van protest lijkt het opzeggen van het lidmaatschap.
Als het Bestuur volhardt in het niet luisteren naar de leden en
zelfs geen enquête/referendum wil houden, jaagt men de le-
den weg.

Na jarenlang in de varkenshouderij werkzaam te zijn ge-
weest heb ik te horen gekregen dat mijn erkenning zal wor-
den ingetrokken. Ik weiger aan te tonen voldoende contact-
uren en nascholingspunten behaald te hebben omdat ik dat in
strijd vind met mijn waardigheid als ervaren dierenarts. Het
ontzeggen van de mogelijkheid mijn beroep uit te oefenen
reken ik de Maatschappij aan en zal ik aanvechten tot de
hoogste instanties. De Maatschappij die zegt de belangen
van
alle leden te behartigen blijft hierdoor ernstig in gebreke
en dat zou voor velen een gegronde reden moeten zijn het
lidmaatschap te heroverwegen.

Noot van de redactie: door een procedurele fout van de bu-
reauredactie kon deze ingezonden brief pas in dit nummer
van het Tijdschrift worden geplaatst, terwijl de datum van in-
zending 2 februari 2004 was. Hierdoor is de actualiteit van
het ondervi\'erp verminderd. Dit is geenszins de auteur van de
brief aan te rekenen. De bureauredactie biedt hiervoor haar
excuses aan.

Het gelijk van Spinoza ■ Vreugde, verdriet en het voelende brein

Antonio Dannasio, 2003. Uit het
Engels vertaald door Marjolijn Hol-
tenkamp. Uitgever: Wereldbiblio-
theek - reeks Wetenschap. ISBN
90
28420029.
Oorspronkelijke titel:
Lookingfor Spinoza - Joy, Sorrow and
the Feeling Brain.

Antonio Damasio, hoogleraar neurologie, wordt internatio-
naal beschouwd als de belangrijkste onderzoeker op neuro-
logisch gebied. Zijn eerste boek voor een breed publiek, \'De
vergissing van Descartes\', werd in 24 talen vertaald.

De titel van het boek leek geen reden voor een bespreking in
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde. Echter nadat ik het ge-
lezen had (met het oog van een veterinair en Spinoza-lief-
hebber) besloot ik de aandacht erop te vestigen. Alleen al de
alomtegenwoordigheid van gevoelens bij het tot stand ko-
men van wetten, EU-richtlijnen en criteria voor dodingsme-
thoden van paling en meerval maakt het onderwerp actueel.

Het boek geeft (onder meer) een fascinerend beeld van de
biologische fundamenten van emoties en gevoelens. In het
bijzonder komen de vorderingen van het onderzoek naar de
mechanismen in hersenen en lichaam die verantwoordelijk
zijn voor het opwekken en uitvoeren van een emotie naar vo-
ren. Bewijsmateriaal afkomstig van vogels (bijvoorbeeld ra-
ven) en zoogdieren (zoals vampiervleermuizen, wolven en
chimpansees) duidt erop dat ook andere soorten zich in onze
hoogontwikkelde ogen ethisch kunnen gedragen. Maar ook
emoties van eenvoudige organismen komen aan de orde.

Boe
besprekin

i

In december 1999 hield Damasio de Huygens-lezing te Den
Haag. De Huygens-lezing wordt gegeven in de Nieuwe
Kerk, een van de eerste protestantse kerken die in Holland
zijn gebouwd (1649-1656). In zijn boek schrijft Damasio:
"Terwijl ik mijn lezing houd, word ik afgeleid door de ge-
dachte aan Spinoza, die linksachter mij is begraven en
rechtsachter mij heeft gewoond. Plichtsgetrouw spreek ik de
lezing uit die ik heb voorbereid, maar ik word in beslag geno-
men door de gedachte dat Spinoza wellicht de grondslag
heeft gelegd voor enkele conclusies die ik uit de doeken zal
doen."

Het boek bevat tekeningen, figuren en diagrammen; een bij-
lage met historische data en een bijlage met uitleg over de
anatomie van de hersenen; uitvoerige noten, een register en
een verklarende woordenlijst. Mede daardoor is dit boek
waardevol als kennisbron en naslagwerk, om te herlezen of
te raadplegen.

Een beroemde collega van Damasio, Jean-Pierre Changeux
van het Collége de France en het Institut Pasteur, zegt over
dit boek onder meer: "Het is volstrekt uniek om de nieuwste
neurobiologische kennis over emoties en gevoelens te onder-
zoeken tegen het licht van Spinoza\'s filosofie...".

D. Scholma - Van der Perk

-ocr page 434-

De derde conferentie van de
Dutch Society of Wildlife
Health (DSWH) vindt plaats
op zaterdag 26 juni 2004 in
Utrecht, bij de Faculteit der
Diergeneeskunde in De Uithof.
Tijdens deze dag (van tien tot
vijf) zullen er wetenschappe-
lijke lezingen worden gepre-
senteerd en posters. Deelnemers zijn onderzoekers,
studenten, beleidsmensen en anderen die met de ge-
zondheid van wilde dieren van doen hebben.
Studenten hebben gratis deelname en worden ook om
presentaties gevraagd.

In de ochtend komt het thema \'Health of aquatic wild-
life\' aan bod. Dit thema betreft vissen, schelpdieren en
schaaldieren, lagere waterdieren, maar ook watervo-
gels, zeezoogdieren en andere warmbloedige dieren,
die in, op of net boven het water leven. Hun interactie
met bijvoorbeeld pathogenen, chemische en biologi-
sche waterkwaliteit, algen, voedsel, klimaatverande-
ringen, andere dieren, aquacultuur, visserij, het uitzet-
ten van bepaalde diersoorten kan een groot effect
hebben op hun gezondheid en overleving. Prof dr. Just
Vlak van de leerstoelgroep Virologie van Wageningen
UR zal hierbij een keynote lecture presenteren, geti-
teld: \'Emerging viral diseases in aquatic arthropods: a
new galaxy\'. Daarnaast worden er lezingen over be-
langrijke ontwikkelingen in het optreden van vis- en
schclpdierziekten gegeven en komt de overdracht tus-
sen wilde en kweekvis aan bod. Verdere lezingen over het
thema worden ingewacht.

In dc middag komt het thema \'Other wildlife diseases\' aan
bod. Dit thema betreft andere aspecten van gezondheid en
welzijn van vrijlevende wilde dieren. Deze sessie begint met
een keynote lecture van prof dr. Gary Wobeser van the
Canadian Cooperative Wildlife Health Centre van de
University of Saskatchewan, getiteld: \'Management of
Wildlife Diseases\', inclusief discussie over de waarde van tra-
ditioneel management van botulisme in watervogels. Andere
presentaties over dit brede thema worden welkom geheten.
Het voorlopige programma bevat verder de volgende voor-
drachten:

• Emerging diseases as a threat to wild fish, dr. Olga
Haenen, CIDC-Lelystad, Wageningen University and
Research, Leiystad

• Parasites of commercially exploited shellfish in the
Netherlands:
dr. Marc Engelsma, CIDC-Lelystad,
Wageningen University and Research, Leiystad

• Recent avian influenza outbreaks in Europe linked to mi-
gratory birds;
dr. Ron Fouchier, National Influenza
Centre, Rotterdam

• Bacterial zoonoses and wildlife; dr. Fred van Zijderveld,
CIDC-Lelystad, Wageningen University and Research

• Brominated flame retardants as endocrine disruptors of

Derde jaarlijkse conferentie
van de Dutch Society For
Wildlife Health

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T030 251 51 99
F 030 254 09 64

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

T030 2448774
F 030 241 66 33

D I X

FINANCIEEL

Postbus 14108
3508 SE utrecht

info@dixfortuin.nl
www.dixfortuin.nl

humans and wildlife; prof dr. Sjef Vos, National Institute
of Public Health and the Environment, Bilthoven
• Latest information on emerging infectious diseases; prof

dr. Ab Osterhaus, Erasmus Medical Centre, Rotterdam.
Er is een korte ledenvergadering na afloop van deze confe-
rentie.

Aanmelden voor de conferentie bij: info@dwhc.nl (Dept.
Virology van Erasmus MC, PO. Box 1738, 3000 DR
Rotterdam, NL (onder vermelding van: conference DSWH),
bij voorkeur via het registratieformulier van de website
www.dutchwildlife.nl. Ook kan men lid worden van deze
club, zie website.

Registratiekosten zijn inclusief lunch, thee, koffie, drankjes
(17-18u) en abstractboek. Deelname is voor studenten gratis
(wel graag vooraf aanmelden). Leden van de DSWH betalen
€ 40,- (indien voor I mei 2004 aangemeld), daarna € 70,-.
Niet-leden betalen € 80,- (indien voor 1 mei 2004 aange-
meld), daarna € 110,-. Het bedrag dient te worden overge-
maakt naar: Vereniging Gezondheid en Welzijn Wilde
Fauna, Gouda, gironummer 9232805, onder vermelding van
\'conferentie DSWH 2004\' en uw naam.
Voor het indienen van abstracts graag contact opnemen met
dr. ir. Olga Haenen, CIDC-Lelystad, Postbus 2004, 8203 AA
Lelystad, e-mail:
olga.haenen@wur.nl.

-ocr page 435-

Op 10 juni 2004 houdt de Groep Homoeopathisch-wer-
kende Dierenartsen weer een studievergadering. Het eer-
ste deel is het huishoudelijk deel en tevens jaarvergade-
ring. Dit deel is alleen toegankelijk voor leden. Het
tweede deel is het thematische deel en behelst de toepas-
sing van homeopathie bij landbouwhuisdieren. Dit deel is
ook toegankelijk voor dierenartsen die geen lid zijn van
de Groep en voor studenten diergeneeskunde, die geïnte-
resseerd zijn in de mogelijkheden van homeopathie bij
runderen, kalveren en varkens. Met name dierenartsen
van de Groepen Practici Grote Huisdieren, Varken en
Rund, met biologische bedrijven in hun praktijk, willen
wij deze lezingen van harte aanbevelen.

De eerste lezing is van mevrouw dr A. Mabesoone, dieren-
arts te Brecht(B) en Breda. Zij zal spreken over de toepas-
sing van homeopathie bij vleeskalveren en over homeopathi-
sche middelen die gebruikt worden in de varkenssector.
De tweede lezing is van de heer dr. T. Baars, senioronderzoe-
ker bij het Louis Bolk Instituut. Hij zal een uiteenzetting ge-
ven over het onderzoek dat is gedaan naar de toepassing van
homeopathische middelen door biologische rundveehouders
op hun bedrijven. Welke middelen blijken effectief te zijn en
voor welke indicaties?

De GHwD kent voor deze avond vijf punten toe aan de
Lijstdierenartsen.

Datum: 10 juni 2004. Het huishoudelijk deel vergadering
van de GHwD: 19.30 - 20.30 uur. Thematische lezingen van:
20.30 - 22.30 uur. Plaats: kantoor KNMvD, De Molen 77 te
Houten. Routebeschrijving op www.knmvd.nl. Meer infor-
matie: info@ghwd.nl

Voor GHwD-leden en studenten is deze avond kosteloos.
Voor alle andere dierenartsen bedraagt de entree € 5,-.

Het gebruik van homeopathie bij landbouwhuisdieren

PAO-Diergeneeskunde wil u graag attenderen op onderstaande cursus die op 23 juni te Bameveld (04/219) en op i6 september te Bakkeveen (04/220)
georganiseerd zal worden.

Bedrij^begelelding: \'Training on the job\'

Dierenarts naar coachend adviseur

In de huidige maatschappij is informatie voor iedereen toegankelijk. Een moderne agrarische ondernemer heeft deze informatie net zo snel in huis als zijn
dierenarts of voorlichter En dat betekent dat u als toonaangevend adviseur van deze ondernemers met iets anders komt om uw toegevoegde waarde te be-
wijzen.

Deze cursus heeft tot doel om te leren hoe u in korte tijd een goed overzicht krijgt van de sterke en zwakke punten van een melkveebedrijf Hoe pakje dit aan,
welke bedrijfsgegevens zijn relevant en hoe moetje deze interpreteren. Na deze cursus bent u nog beter in staat de ondernemer helpen te ondernemen. Kern
van bedrijfsbegeleiding is dat u zich inleeft in de ondernemer en zijn bedrijfs- dier- en data informatie helpt te vertalen naar gevolgen voor zijn bedrijf op de
korte en lange termijn. U stelt de juiste vragen en na uw bezoek zegt de ondernemer, hier heb ik wat aan gehad.

In de cursus \'Training on the job\' bezoeken we twee melkveebedrijven met problemen op het gebied van melkproductie, voeding en klauwgezondheid. Voor
beide bedrijven stellen we een plan van aanpak op voor de korte- en lange termijn.

Programma te Bameveld
onderwerp

ontvangst
inleiding:

• melkproductie

• Voeding

• voorbereiding bedrijfsbezoek
inleiding:

• pootscore

• klauwscore

• locomotiescore
bedrijfsbezoek bedrijf A
lunch in het restaurant van PTC"\'"
opstellen plan van aanpak cq. advies
bedrijfsbezoek bedrijf B
opstellen plan van aanpak cq. advies
evaluatie en afsluiting

docent

09.15 uur
09.30 uur

Dick de Lange

10.00 uur

Jan Rietjens

10.30 uur
12.45 uur
13.30 uur
14.15 uur
15.45 uur
16.30 uur

Dick de Lange en Jan Rietjens

Dick de Lange en Jan Rietjens

De meest recente gegevens van bedrijf A en B worden u voor aanvang van de cursus toegezonden.

Docenten Bameveld: Drs. Ing D. de Lange en Drs. J.J.M. Rietjens
Docenten Bakkeveen: Drs. J.J. de Veer en Ing. L.W. Talsma

Aantal deelnemers: IO per cursus

Cursusprijs: € 600,--

Opgave: PAO-Diergeneeskunde, tel 030 - 634 89 80

-ocr page 436-

Bestuursbesluit praktijkcertificering en erkenningsregeling

Tj. Jorna

Het bestuur van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (KNMvD) hand-
haaft haar besluit de certificering
van dierenartsenpraktijken en de
erkenningsregelingen voor dieren-
artsen krachtig te blijven stimule-
ren. Hiermee worden het kennisni-
veau en de transparante werkwijze
van de dierenarts in de praktijk bevorderd. Dit besluit is
genomen na overleg met de voorzitters van de Groepen
(Cluster 1 en 2).

Voor de dierenartsenpraktijken met voedselproducerende
dieren (landbouwhuisdieren) zal de auditing van de certifi-
cering modulair plaatsvinden. Per april 2004 wordt gestart
met de auditing van een eerste module, waarbij in een inte-
graal systeem tevens de erkenningen worden geaudit. In
2005 volgt dc auditing van een tweede module en in 2006
een derde, waarbij steeds de erkenningen in het integrale
systeem worden geaudit. Het resultaat van de audit van deze
drie modules leidt samen tot het totale KRD-lSO-certificaat.
De inhoud van de modules zal door de Groepen in samen-
werking met de stichting Veterinair Kwaliteitsorgaan (VKO)
in de Technische Commissies worden vastgesteld.
De erkende dierenarts (rund, varken of pluimvee) zal na de
totale KRD-ISO-certificering vanuit een KRD-ISO-gecerti-
ficeerde dierenartsenpraktijk werken of zoveel eerder als de
markt dit vraagt.

Dit betekent dat de uitslag van de auditing van de eerste en
tweede module zelfs in het integrale systeem geen invloed
heeft op de erkenningsregeling wanneer men aan de gestelde
criteria voldoet.

De uitslagen van de audits moeten worden gezien als een be-
vestiging van de bestaande kwaliteit dan wel als een aanmoe-
diging ter verbetering van kwaliteit. Wanneer de auditing
van de derde module niet leidt tot de totale KRD-lSO-certi-
ficering van de dierenartsenpraktijk heeft dit tot gevolg dat
de erkenning niet wordt gehandhaafd, omdat de erkende die-
renarts (rund, varken of pluimvee) na de totale KRD-ISO-
certificering vanuit een KRD-lSO-gegecertificeerde prak-
tijk dient te werken.

Ui
he
bestuu

Cezelschapsdierenarts

Voor de gezelschapsdierenarts bestaat er op dit moment geen
erkenningsregeling. Wel wordt gestimuleerd aan nascholing
deel te nemen.

Het bestuur van de KNMvD blijft de certificering van de ge-
zelschapsdierenpraktijk op basis van vrijwilligheid stimule-
ren met het oog op de toekomstige ontwikkelingen in de
diergeneeskunde.

Erkende paardendierenarts

Naar aanleiding van de uitslag van de ledenraadpleging on-
der de leden van de Groep Geneeskunde van het Paard
(GGP), waarin is aangegeven dat de leden de koppeling tus-
sen de certificering van de praktijk en de erkenningsregeling
niet wensen, zal het bestuur van de KNMvD met het bestuur
van de GGP en het bestuur van het VKO in overleg treden
over de positie van de erkende paardendierenarts.

De controle op de wettelijke eisen, waaraan iedere praktijk
dient te voldoen, wordt door de daartoe geëigende instanties
uitgevoerd.

Het Bestuur spreekt haar waardering uit voor de dicrenart-
senpraktijken die al gecertificeerd zijn of daarmee vergaand
bezig zijn.

Dr. Tj. )orna is algemeen secretaris.

Gebruik naamgeving \'specialist\'

Tj. Jorna

Personen opgenomen in het Nederlands Veterinair
Specialisten Register mogen zich specialist noemen in de
discipline waarvoor zij deze kwalificatie van de
Registratiecommissie Specialisatie Diergeneeskunde
hebben verkregen. Zij voeren de daarbij behorende titel
en mogen ook het logo gebruiken in hun uitingsvormen.
Personen, die door de European Board of Veterinary
Specialisation erkend zijn, mogen in Nederland de daar-
bij behorende titel \'diplomate ...\' voeren.

Het secretariaat van de KNMvD wordt regelmatig op de
hoogte gebracht van personen die ten onrechte zich specia-
list noemen of daarbij verwijzingen gebruiken, die verwar-
ring kunnen geven bij cliënten, zoals \'gespecialiseerd in\',
\'specialistisch\' en \'speciaal\'.

Het bestuur van de KNMvD heeft de Ereraad verzocht hierin
op basis van de Code voor de Dierenarts een uitspraak te
doen. Het antwoord van de Ereraad is als volgt:
"Uit de WUD en de onlangs vastgestelde Code voor de
Dierenarts blijkt dat de titel \'veterinair specialist\' be-
schermd is. Alleen dierenartsen die zijn ingeschreven in

-ocr page 437-

het Nederlands Veterinair Specialisten register mogen
deze titel voeren. De Ereraad is van mening dat de specia-
listen daar wel bij moeten vermelden waarin zij zijn gespe-
cialiseerd, bijvoorbeeld \'veterinair specialist oogheel-
kunde\'. Ook specialisten in opleiding mogen zich in
beginsel specialist noemen, mits de woorden \'in oplei-
ding\' en het specialisme waarvoor zij worden opgeleid
worden vermeld."

"Zoals is vermeld in artikel 31 van de Code voor de
Dierenarts mag een dierenarts die geen specialist is, zich niet
bedienen van aanduidingen zoals \'speciaal, \'spec.\', \'specia-
lisme\', \'specifiek\', \'gespecialiseerd zijn in ...\', omdat daar-
mee bij het publiek de indruk kan worden gewekt, dat de be-
trokken dierenarts veterinair specialist is."
"De Ereraad ziet vooralsnog geen bezwaar tegen aandui-
dingen zoals bijvoorbeeld \'verwijsdierenarts\', verwijskli-
niek voorde tweede lijn\', \'deskundige voor ...\', \'heeft zich
toegelegd op ...\', \'bijzondere deskundigheid in...\', mits de
vlag de lading dekt, omdat er anders sprake is van overtre-
ding van artikel 31 van de Code voor de Dierenarts."

Het bestuur van de KNMvD wil de leden hier nadrukkelijk
op wijzen. Niet-specialisten kunnen hiermee hun werkzaam-
heden heel duidelijk aangeven:
DAP/Dierenkliniek...

Tandheelkunde voor dieren
Röntgenologie
Orthopedie etc.

Mocht u onjuist gebruikmaking van de terminologie ontdek-
ken in advertenties, foldermateriaal, etcetera, dan verzoeken
wij u vriendelijk dit te melden bij het bureau van de
KNMvD. Tot nu toe zijn vergissingen met een brief tot een
bevredigende oplossing gebracht.

Bulletin Bestuur en Bureau

Nummer 2, februari/maart 2004

Open besturendag 13 mei

Het thema van de bcsturendag is dit
jaar \'toekomstige ondernemings-
vormen\'. Normaal gesproken is de
besturendag bedoeld voor leden van
de besturen van de groepen en regi-
o\'s, maar gezien het thema heeft het
bestuur besloten om het dit jaar bre-
der te trekken en alle leden van de
KNMvD uit te nodigen. Een uitnodiging voor deze dag is in-
middels via de nieuwse-mail verstuurd en in het Tijdschrift
voor Diergeneeskunde vermeld.
Portefeuillehouder: Herman Geertsen

B&B
Bulletin

Kernenergiewetgeving voor dierenartsen

Begin 2004 heeft de Arbeidsinspectie het projectverslag
\'Inspectie Kernenergiewet 2002 - dierenartsen\' gepubli-
ceerd. Uit dit verslag blijkt dan 77 procent van de onder-
zochte praktijken hun zaken met betrekking tot \'röntgen\'
niet op orde hadden.

Het bestuur heeft met zorg kennisgenomen van de onder-
zoeksresultaten en dringt er bij de practici op aan het Besluit
Stralingsbescherming correct en integraal na te leven. In
2004 zal de Arbeidsinspectie in 2004 opnieuw een onder-
zoek doen bij dierenartsenpraktijken. Praktijken zijn reeds
op de hoogte gesteld via een nieuwse-mail en de protocollen
zijn al in ieders bezit.
Portefeuillehouder: Marij van Oostrum

Discussiemiddag Groep Homeopatisch-werkende dieren-
artsen

Homeopathie is een onderwerp dat de gemoederen van de
KNMvD(-leden) flink bezighoudt. Sommige tegenstanders
vinden dat de Groep Homeopatisch-werkende Dierenartsen
(GHwD) niet zou stroken met één van de taken die de
KNMvD van oudsher heeft, namelijk de bevordering van de
diergeneeskunde. Feit is echter wel dat de GHwD statutair
onderdeel uitmaakt van de KNMvD.
Daarom heeft het bestuur op 12 januari 2004 een discussie-
middag voor de voor- en tegenstanders van de homeopathie
georganiseerd. Zoals u in het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 februari heeft kunnen lezen, heeft dit nog niet
tot pasklare antwoorden geleid. Het bestuur heeft besloten
om in een rondetafelgesprek met een delegatie van het
KNMvD-bestuur en het GHwD-bestuur de kwestie verder te
bespreken.

Portefeuillehouder: Tjeerddorna
Informatisering

Het bestuur en het bureau zijn op dit moment in gesprek over
de informatisering en automatisering van de KNMvD. Niet
alleen de interne informatisering (denk hierbij aan de web-
site van de KNMvD), maar ook de externe informatisering
(ICT platform) komt hierbij aan bod. Wij houden u op de
hoogte van verdere ontwikkelingen op dit gebied.
Portefeuillehouder: Herman Geertsen

Erkenningsregeling en praktijkcertifïcering

Het bestuur heeft haar eerdere standpunt omtrent erken-
ningsregeling en praktijkcertificering herijkt. Het standpunt
staat ter inzage op de website en zal in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde worden gepubliceerd.
Portefeuillehouder: Tjeerd Jorna

-ocr page 438-

Zoals u wellicht weet is met de
kanteling van de KNMvD ook de
organisatie van het jaarcongres
gewijzigd. Was het jaarcongres
traditiegetrouw een driedaags
evenement, nu is gekozen het jaar-
congres apart van de sportdag te
organiseren. Bovendien zijn con-
gres en jaarvergadering voortaan
op één dag. Vier jaar lang wordt het congres in één van de
vier regio\'s (noord, oost, zuid, west) gehouden, waarna
het vijfde jaar centraal in het land een groots congres zal
worden georganiseerd.

\'Samenwerken in Europa\' is het thema van het jaarcongres
2004. Het congres wordt dit jaar gehouden op vrijdag 1 okto-
ber in Tjaarda Oranjewoud, nabij Heerenveen. Nadat \'s och-
tends onze jaarvergadering is gehouden, zal het congresdeel
van die middag bestaan uit minimaal twee sprekers met aan-
sluitend discussie, diner en feest. De jaarcongrescommissie
stelt alles in het werk om voor u vooral onderhoudende spre-
kers te vinden van buiten ons directe werkveld, die een ver-
frissende blik kunnen werpen op de uitdagingen van de dier-
geneeskunde van vandaag, of u nu kleine huisdierenpracticus
of grote huisdierenpracticus bent, wel of niet in loondienst, of
werkzaam in het bedrijfsleven of overheid.

U kent het gezegde dat voor een geslaagde loopbaanontwik-
keling \'het hebben van kennissen belangrijker is dan kennis\'
en daarom dagen we ook speciaal de jonge collegae uit te in-
vesteren in deze dag, die borg staat voor interessante presen-
taties, goed eten, en plezierig diergeneeskundig netwerken.

Samenwerken in Europa

Maatschappi

nieuw

De jaarcongrescommissie, die bestaat uit een vaste kern en
elk jaar toegevoegde leden uit de betreffende regio, stelt zich
graag aan u voor op bijgaande foto.

Tot 1 oktober!

Cursus Identificatie en Registratie paardachtigen bij de KNMvD

Op maandag 7 juni 2004 organiseert de KNMvD voor niet-
erkende paardendierenartsen een cursus Identificatie en
Registratie van paarden in het kader van de PVE-verorde-
ning die sinds I januari 2004 van kracht is. Dierenartsen die
deze cursus gevolgd hebben komen in een register en zijn
gemachtigd de aanvraagprocedure van het officiële
paardenpaspoort af te handelen. Dierenartsen die in het
verleden reeds de basiscursus erkend paardendierenarts
hebben gelopen of die FEI-paspoort dierenarts zijn staan
automatisch in dit register. Erkende paardendierenartsen
waren op grond van de verordening reeds gemachtigd.

De cursus vindt plaats in het gebouw van de KNMvD aan
De Molen 77 te Houten en duurt van 19.30 tot 22.00 uur. De
kosten bedragen € 50,-. Opgeven kan via de e-mail op
info@knmvd.nl onder vermelding van cursus I&R paard.

Oud-inspecteurs van de volksgezondheid

Onlangs hadden de oud-inspecteurs van de volksgezondheid hun jaarlijkse bijeenkomst in het KNMvD-gebouw te Houten.
Als dank voor de geboden faciliteiten en de goede zorgen van het personeel, hebben de oud-inspecteurs een bedrag gedo-
neerd in de personeelspot. De medewerkers van de KNMvD zijn de oud-inspecteurs hiervoor zeer erkentelijk.

-ocr page 439-

#

ontwo|-mt poeslief!

de lekkere manier om te
ontwormen

Spoelwormen zijn schadelijk voor de kat,
hond, en gezin. Zeker bij kinderen (die hand-
jes wassen wel eens vergeten) kunnen ze
allergieën en astmatische klachten vererge-
ren. Huisdieren regelmatig preventief ont-
wormen met een effectief product is écht
noodzakelijk.
Flubenol Speciaal tabletten zijn
uitermate doeltreffend, maar bovendien zo
lekker dat het de routinematige ontworming
voor de kat of hond tot een echt feest maakt

88 mg flubendazol
per tabiet

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

JANSSEN

ANIMAL HEALTH

-ocr page 440-

KNMvD

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dier-
geneeskunde hebben de volgende collegae
zich aangemeld:

Bours, P.L.F.; 1986; 5037 VA Tilburg ;
Kasteel Nemerlaerstraat 11.
Ee, Mevr N. van; 2003; 3817 RW
Amersfoort; Govert Flinckstraat 5.
Eussen, B.G.M.; 2004; 6367 BC Voerendaal;
Hogeweg 101.

Heijltjes, Mevr. J.M.; 2004; WS 8 6 LS,
Newcombe and East, Warren house Farm; Barracks Lane Brown hills;
Walsall; United Kingdom.

Heimerink, Mevr J.E.; 2004; 3524 CS Utrecht; Zevenwouden 255.
Krabbenborg, E.H.A.; 2003; CA 17 4SH; Highstreet 93-95; Kirkby
Stephen; United Kingdom.

Landman. M.A.A.M.; 2003; 3523 VT Utrecht; Constant Eszegstraat 65.
Mook. Mevr M.C. van; 3971 MH Driebergen; Arnhemsebovenweg 261.

Mutaties:

Bakel, Mevr. J.E.RE; 2001; 1474 JD Oosthuizen; Kruiswoud 14; tel.
privé: 0299-601077; E-mail privé: tlohuis@hotmail.com.; medew. bij
Mevr. L. Pool en J.M. Swinkels; tel. prakt.: 0299-366709;
fax prakt.: 0299-
402222.

Beuiink, Mevr. TA.; 1970; 7201 GD Zutphen; Rietbergstraat 107;
tel. privé: 0575-544942;
E-mail privé: tabeulink@tiscali.nl.; r.d.

Bom, G.J.; 2002; 7671 CD Vriezenveen; Westeinde 86; tel. privé:
0546-564546; E-mail privé: ernstjanbom@hotmail.com.; medew. bij M.
Eyschen;
tel. prakt.: 00-352-920164.

Brommersma. Mevr. N.W.; 1986; 5741 GB Beek en Donk;
Koppelstraat 61; tel. privé: 0492-463819; E-mail privé: n.brommersma@
noknok.nl. ;
docent op Prinsentuin College; tel. bur.: 076-5723939;
E-mail bur.: nbrommersma.bm(a aocbrcda.nl.

Dekker, A.D.; 2004; 3515 AX Utrecht; Agnes van Leeuwenbcrghstraat
13;
tel. privé mobiel: 06-20115181; E-mail privé: arnoutdekker@
hotmail.com.:
medew. bij A. Baks, F.M.J.M. Flipsen, B.A. van Hees en
R.H.D. van Kiel; tel. prakt.: 0416-665059; fax prakt.: 0416-665081;
E-mail prakt.: dap.hcusden.altena(a\'planet.nl.

Dijkerman, Mevr N.A.; 1992; 7011 HA Gaanderen; Frans Rocsstraat
I; tel. privé: 0315-325604;
docent AOC-Oost-mbo; tel. bun: 0314-345511.

Personali

Dortmont. A.N.R.M. van; 2000; 2135 TL Hoofddorp; Lizzy
Ansinghstraat 23; tel. privé: 023-5556344; medew. bij d.k. Toolenberg
& Hoofdweg; tel.prakt.: 023-5642626.

Huissoon, Mevr M.D.C.; 2004; 4416 RB Kruiningen; Veerhaven 4;
tel. privé mobiel: 06-23163515;
medew. bij L.A. van Dijk. B.D.
Oostenburg en Mevr. J. Oostenburg-Verspuy; tel. prakt.: 0118-581443.
0118-633803; E-mail prakt.: dapwalcheren@12move.nl.

Kam. A.R.; 2004; 3512 AX Utrecht; Wijde Begijnestraat 22; tel. privé
mobiel: 06-41861806;
E-mail privé: allardkam(â hotmail.com.; medew.
bij A.J. Schipper en R.A.M.M. ter Schure; tel. prakt.: 0229-561351; fax
prakt.: 0229-563994; E-mail prakt.: r.tcr.schure@hccnet.nl.

Kartodirdjo, J.F.; 1984; 5685 GN Tilburg; Beestenhei 4; E-mail
privé: h.kartodirdjo@planet.nl.; p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 013-4630056;
fax prakt.: 013-4631470.

Leuven, Mevr. M. van ; 2002 ; 3582 KG Utrecht ; Bosboomstraat 4 ;
tel. privé: 030-2467457; E-mail privé: mardouv@hotmail.com.; medew.
bij Mevr M.I. Bos; tel. prakt.: 075-6281406; fax prakt.: 075-6402057 en
geass. met Mevr. H.M. Koumans; tel. prakt.: 030-2291626; fax prakt.:
030-2290478; E-mail prakt.; bilthüven.dierenkliniek(3 planet.nl.

Meerakker, Mevr. C.PL.M. van de; 1987; 2371 TC Roelofarendsveen;
Piet van de Veldenstraat 24; tel. privé; 071-3315803;
docent Holland
College; E-mail bur: mc@hollandcollege.nl.

Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 AG Vriezenveen; Oosteinde 298; tel.
privé mobiel: 06-19878328; E-mail privé: nijenhuismarcel@hotinail.com.;
medew. bij O.D. Rego; tel. prakt.: 0546-564796; fax prakt.: 0546-633350;
E-mail prakt.: dapoosteinde@vet41ife.net.

Peeters, Mevr M.M.C.; 2002; 1901 GS Castricum; De Boogaert 13;
E-mail privé: m.m.c.peeters@zonnet.nl.;
medew. bij H.B.M.M. Wolters;
tel. prakt.: 0251-654345; fax prakt.: 0251-672224; E-mail prakt.:
dkc@wanadoo.nl.

♦Rook, PJ.; 1983; 4706 KD Roosendaal; tel. privé: 0265-550349;
E-mail privé: peterrook@homc.nl.; rd.

Scholten, R.Th.E.M.; 5443 NB Haps; Kalkhofseweg 53; tel. privé:
0485-318707; fax privé: 0485-311157; E-mail privé: renesch@wxs.nl.;
p., paarden; tel. prakt.: 06-50637999; fax prakt.: 0485-311157; E-mail
prakt.: healthy@planet.nl.

*Zeebroeck, J. van; 1996; 9906 PB Bierum; Hereweg 23; tel. privé:
0596-591249; fax privé: 0596-591709;
E-mail privé; j.vzeebroeck@
12move.nl.; p. tel. prakt.: 0596-591249; fax prakt.: 0596-591709; E-mail
prakt.: j.vzeebroeck® 12movc.nl.

in 2003 afgestudeerd dierenarts
met differentiatie paard

Sluitingsdata voor kopij

zoekt werk als dierenarts

Parttime ofv^aarnemen ook mogelijk.
Voor reacties: telefoon 06-22220696 \'s avonds, an-
ders voicemail, of e-mail:
marco-landman@lycos.nl

Aflevering:

15-06-2004

01-07-2004

Deadline-)

maandag 24-05-2004
maandag 07-06-2004

Dierenartsenpraktijk lepenstein, een gemengde praktijk
in joure, zoekt op korte termijn

een allround dierenarts m/v

voor 32-40 uur per week. Wij zoeken een flexibele col-
lega, die bereid is zich zowel voor runderen, paarden als
voor gezelschapsdieren in te zetten. Ervaring strekt tot
de aanbeveling.

Gaarne uw sollicitaties binnen veertien dagen richten
aan: Dierenartsenpraktijk lepenstein, lepensteinlaan 1,
8501 Kj joure.

15-07/01-08-2004 maandag 12-07-2004

maandag 26-07-2004

15-08-2004

-) Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 441-

VLOOIEN BESTRIJDEN
KON VROEGER

EEN NACHTMERRIE ZIJN

FflONTUNE® COMBO SPOT ON KAT (lipronil (S)-melhopfeen) - Reg. NL 10142 - Vtij: Doeldier: kat Indicaties: Eliminatie van vlooien {aenocephatóes spp.), lelien [Ixodes ricinus, Dermacenlor variabilis, Rhipicephatus sanguineus) en biK- \'^
lende luizen
{Felicoia subroslatus) en als onderdeel van een progrannma ter tieslrijding van FAD: Dosering; Eén pipel van Q,5 ml per kal, overeenkomend mei de minimaal aanbevolen dosis van 5 mg/kg fipronil en 6 mg/kg (S)-metbopreen, voor\'. ,, /
lokale toepassing op de huid: In afwezigheid van veiligheidsstudies is het minimale behandelingsinten/al 4 weken:
Contra-Indicaties: niel toedienen aan kittens jonger dan 8 weken oud en/of aan kittens die minder dan 1 kg wégen. Niet gebmiken \'
bij zieke (systemische ziekten, koorts, etc.) ol herstellende dieren. Niel gebruiken bij konijnen:
Bijwerkingen: eventueel ovemiatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande huWreacties op de toedieningsplaats (schillering, tokaal haarverlies, jeuk, \' ■ \'
roodheid), algemene jeuk of haarverlies, omkeerbare neurologische symptomen (overgevoeligheid, depres
^./iqfveuze «ymptomen) of braken: Verdere Informatie: zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B.V.

FRONTLlhE® COMBO SPOT ON HOND S/M/UXL (fipronil (S)-methopreen) - Reg, NL 10138 t,e.m. 10141 - Vrij: Doeldier: Honden: Indicaties: Eliminatie van vlooien l,Ctenocephalides spp.), teken {Ixodes rja/ys, Dermacenloi variabilis,
Rhipicephak/s sanguineus)
en bijtende kiizen (Trichodecles canis) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAO: Dosering: Eén pipet van aangepaste inhoud per hond. overeenkomend niet ae\'rNniiüaèl aanbevolen dosis van 6.7
mg^g fipronil en 6 mgikg (S)-melhopreen. voor tokale toepassing op de huid.
In afwezigheid van veiligheidsstudies is het minimale behandelingsinteival 4 weken: Contra-indicaties: niet toedienen aan puppies jonger dan 8 weken oud en\'of aan
puppies die minder dan 2 kg wegen. Niet gebmiken bij zieke (si^emische ziekten, koorts, etc.) of heistellende dieren. Niet gebruiken bi| konijnen, Njel gebmiken bij katten:
Bijwerkingen: eventueel ovemiatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande
hukfreacties op de toedieningsplaats (verkleuring van de huk),lokaal liaatverlies, jeuk, roodhekj), algemene jeuk of haanrertles, omkeerbare neurotogische symptomen (overgevoeligheid, depressie, nerveuze symptomen), braken of ademhalings-
symplomen:
Verdere informatie: zie bijsluiter ot beschikbaar bij MERIAL B.V., Kleemiakerslraat 10,1991 JL Velserbroek. ® Geregistreerd handelsmerk van MERIAL, O 2004 MERIAL, Alle rechten voorbehouden. Matt Art 11421 NU03/04,

-ocr page 442-

Gevraagd:

u zoekt een waarnemer of personeel?

K11 r I 11 Af Zoek uw eigen kandidaat en bekijk cv\'s direct online!
I«IC U V V Ga naar www.flexvet.nl en vraag uw inlogcode aan!

Dierenarts gezelschapsdieren
m/v met ervaring,

Wij detacheren, zenden uit en verzorgen
werving- en selectieopdrachten. Ook voor
payroll-constructies kunt u bij ons terecht.
Daarnaast verzorgen wij interim- of praktijk-
management opdrachten.

Meer informatie?

Bezoek dan onze website op www.flexvet.nl of
bel (053) 572 55 48. Mailen kan ook: info@flexvetnl.

FlexVet B.V., Tolstraat 12
Postbus 170, 7480 AD Haaksbergen

voor onze dierenkliniek te Den Haag en Wassenaar.
Ons team bestaat uit drie dierenartsen en vijf para-
veterinairen. Wij zoeken passende versterking (60-
80%).

Reacties binnen veertien dagen naar:
Dierenkliniek Statenlaan
Statenlaan 19
2582 GA Den Haag.

De Universiteit Utrecht Is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze nauw met elkaar
samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst interessant. Bij de Universiteit Utrecht
is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en multidisciplinaire cultuur
In concreto gaat het om:

» JUNIOR DOCENT DIERENARTS

De faculteit der Diergeneeskunde is uniek in Nederland, neemt binnen Europa een toppositie in en telt zo\'n 1.000 medewerkers en 1.500 studenten.
Wij zijn voor een periode van 1 jaar op zoek naar een junior docent dierenarts ten behoeve van de klinische pathofysiologie van landbouwhuis-
dieren. U verzorgt intramurale patiëntenzorg en onderwijs op het gebied van de klinische pathofysiologie, welke voor een deel diersoort-
overschrijdend wordt gedoceerd. Wij zijn op zoek naar een afgestudeerde dierenarts die zelfstandig en efficiënt te werk gaat. Bovendien bent
u een doorzetter, in het bezit van goede sociale vaardigheden en hanteert u een hoge kwaliteitsstandaard. De omvang van de functie is 10/10.
Het brutomaandsalaris bedraagt maximaal € 3.453,-.

Meer informatie: mevrouw prof.dr E. Noordhuizen-Stassen, (030) 253 12 48.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op WWW.UU.NL/VACATURES

B ^ Universiteit Utrecht

//»: Wetenschap is nooit af_

-ocr page 443-

ANIMAL HEALTH

VIRBAC VET-COMPLEX

Hypomineral: dé oplossing
voor urolithiasis

Innovatief product met tweevoudige vyerking:
• Preventie en oplossen
van
struviet

Oplosbaar houden van
oxalaat door kaliumcitraat

\' Beperkt in energie voor
gewichtscontrole

m Heerlijke smaak door Virbac\'s
unieke productieproces

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET-COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range Innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 444-

Smaakvol nieuws over pijn verlichting

WL

Rimadyl

smakelijke tabletten

Werkt snel, is effectief en veilig
Vermindert ontsteking en pijn
Voor extra therapietrouw

j i

f

■f

\\

RIMADYli

SMAKELIJKE TABLET!

^ RIMADYL

SMAKELIJKE TABLETT

Tar vimtindering van ontstekini i
rawal acuta als chronische aal
jmsenvanspiaranenskelelenM
bastnidmjvanpost.oparatievapll
aal.blatb.val.ls,ciiaf
carprofanSOmj

. vin ontsukins Bn pijn
»1 axrel iculs als chronisclis aandoe-
juwn «n spitran an skalat en tar
basnidmj van post-opaiatava pijn
aat.btatbavit.l5,ctiaf
kW\'««»«\' ca-profana,^

RIMADYL.

carprofen

Tflf vannimlahnB van ontstaWng ai
lovial acuta ils chnmische aan
nmiari van spiaian an skalet en
ta
besOïKlmj van posHiparaSeva pljr

tablât haval als acSal
l
»fla«Waal;carpnitanl0Om9

®

Rimadyl* smakelijke tabletten . werkzame stof: carprofen; REG NL 10021, 10022 en 10023 .diergeneesmiddel • doeldier:
hond • indicaties: ter vermindering van ontsteking en pijn bij zowel acute als chronische aandoeningen aan spieren en skelet
en ter bestrijding van post-operatieve pijn • dosering: 4 mg/kg,dag verdeeld over twee doses. Om de pijnstillende en anti-
inflammatoire behandeling postoperatief uit te breiden, kan de parenterale therapie met Rimadyl« na 24 uur gevolgd worden
door Rimadyl\' smakelijke tabletten in een enkele dosering van 4 mg/kg/dag gedurende 5 dagen. toedieningsweg: oraal • toe-
dieningsvorm: smakelijke tabletten van 20, 50 en 100 mg .contraindicaties: niet gebruiken bij drachtige dieren • contraindi-
caties: niet gebruiken bij hart-, lever- of nieraandoeningen, bij Gl ulceratie of -bloedingen, bloedafwijkingen of bi) overgevoe-
ligheid voor het product. Pfizer Animal Health, Postbus 37. 2900 AA Capelle a/d Ussel. Telefoon: 010 - 406 46 00.

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv
Postbus 37 • 2900
kk Capelle a/d Ussel
www.pnzerah.nlserretariaaLahg@pIizer.com

© 2004 Pfizer Animal Health bv - Capelle a/d i.l.ssel
® Merknaam Pfizer Inr., N.Y., U.S.A.

-ocr page 445-

Deel 129 • Aflevering n • 1 juni 2004

Universite\'*- Utreen
Biblioitieek Dieraeneeskundf

- 7 JUNI ZOtH

Tijdschrift
Diergeneeskunde

Essential thrombocythaemia in two dogs

Doodgeboren kalveren bij vaarzen op melkveebedrijven:
resultaten van een oriënterend onderzoek

Voorjaarsdagen 2004: paard

Schaatsen boven de wolken

Voortgang werkgeversoverleg: uitsluitsel Nma

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 446-

VLOOIEN BESTRIJDEN

KON VROEGER
^Ef^J JNACHTMERRIE ZIJN

tende luizen {Felicola subroslalus) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAD: Dosering: Eén pipel van 0^5 ml per kat, overeenkomend met dé minimaal aanbevolen-dosis van 5 mg/kg fipronil en 6 mg/kg (S)-methopreen, voor
lokale toepassing op de huid: fn afwezigheid van veiligheidsstudies is het minimale behandelingsinterval 4 weken: Contra-indicaties: niel toedienen aan kittens jonger dan 8 weken oud en/of aan kittens die minder dan 1 kg wégen. Niet gebruiken
bij zieke (systemische ziekten, koorts, etc.) of herstellende dieren. Niet gebruiken bij konijnen: Bijwerkingen: eventueel overmatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande huidreacties op de toedieningsplaats (schilfering, lokaal haarverlies, jeuk.
roodheid), algemene jeuk of haan/erlies, omkeerbare neurologische symptomen (overgevoeligheid, depressjè.ifi^fvpuzé «ymptomen) of braken; Verdere informatie: zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B.V.

\' FHONTUNE® COMBO SPOT ON HOND S/WUXL (fipronil (S)-melbopreen) - Reg\' NL 10138 t.e.m. 10141 - Vrij: Doeldier; Honden: Indicaties: Eliminatie van vkxjien {Clenocephaiides spp.), teken {Ixodes ricinus, Dermacenlor variabilis,
Rhipicephali/s sanguineus)
eri bijlende luizen {Trichodecles canis) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAD: Dosering: Eén pipet van aangepaste inhoud per hond, overeenkomend met de Mnimaal aanbevolen dosis van 6,7
mg/kg fipronil en 6 mg/kg (S)-methopreen, voor lokale toepassing op de huid, In afwezigheid van veiligheidsstudies is hel minimale behandelingsinterval 4 weken: Contra-indicaties: niet toedienen aan puppies jonger dan 8 weken oud en/of aan
puppies die minder dan 2 kg wegen, Niel gebruiken bij zieke (swtemische ziekten, koorts, etc,) of herstellende dieren, Niel gebnjiken bij konijnen. Niet gebruiken bij katten; Bijwerkingen; eventueel overmatig speekselen, uitzondertijk voorbijgaande
huidreacties op de toedieningsplaats (verkleuring van de hgiWokaal\'haatveriies. jeuk, roodheid), algemene jeuk of haarvetlies, omkeerbare neurologische symptomen (overgevoeligheid, depressie, nen/euze symptomen), braken of ademhalings-

symptómen; Verdere informatie: zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B,V., Kteermakerstraat 10,1991.JL Velserbroek. ® Geregistreerd handelsmeri< van MERIAL, ©2004 MERIAL, Alle rechten voorbehouden. Malt Art 11421 NL/03;04, ■

____________

-ocr page 447-

Ti

Diergenees

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Deen29
Aflevering 11
1 juni 2004

Foto cover:

Uit de hoofdredactie
Case report

Essential thrombocythaemia in two dogs; R. P. Favier, M. van Leeuwen, and E. Teske

Veterinair tuchtrecht

Wild thing; /. Boissevain

Uiten voorde praktijk

Doodgeboren kalveren bij vaarzen op melkveebedrijven: resultaten van een oriënterend onderzoek;
J. Muskens,]. Vos, Th. Dijkstra, C.H.M. Counotteen P Koek

Berichten en verslagen

Voorjaarsdagen 2004: paard; E, Reijerkerk en C. Westermann
Animo voor kinderopvang tijdens Voorjaarsdagen
Interpolis Award 2004;
J. van Wensveen
Schaatsen boven de wolken; T. Lam
Nieuw Scholingsplan Permanente Educatie per 1 juli 2004
Stichting VKO lSO-9001 gecertificeerd

Besluit VKO omtrent criteria erkenning pluimvee tijdens Al-crisis
Week van het Huisdier 2004

Ingezonden

Veterinair vooroordeeUJ. van Rooijen

Discussie chemotherapie; W. van den IHeuvel, M. van der Wijden en S. Spiekermann
Fibrosarcoma; L. Hornix

BVD-aanpak: Zinktekort bij immuundepressie; L.R.M. Verberne

Congressen en cursussen

Exclusieve nascholing voor dierenartsen in Suriname november 2004
Loopbaanplanning in de veterinaire praktijk, 18 juni 2004

Boekbespreking
PAOD

359

360

367

368

372
375

375

376
380
380
380
380

381

382

383

383

383

384

384

385

HUIDPROBLEMEN?
DE DERMATOLOGISCHE SHAMPOOS VAN VIRBAC

Allercalm: vochtinbrengend, brengt de rode, gevoelige huid tot rust • Allermyl: voor de zeer gevoelige
huid •
Sebocalm: mild reinigend voor de normale tot droge huid ■ Sebomild P: voor gebruik bij huidpro-
blemen met schilferige of vette huid (keratoseborroeïsche aandoeningen) •
Sebolytic: tegen vettige
seborroe ■
Paxcutol: diep reinigend en antiseptisch, bij pyodermie en seborroe.

De dermatologische shampoos van Virbac bevatten Spherulieten®,
een uniek inkapselsysteem, waardoor de shampoo langdurig werkzaam is.
Chitosanide zorg: voor een glanzende en veerkrachtige vacht.

Paxcutol

AJjer Se^C
i

Allermyf

\\firL>cic:

ANIMAL HEALTH

dermatologische specialité\'s

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Bameveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl
vvww.vtrbac.nl

-ocr page 448-

Hoofdredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F. de Jong

Dr.Tj. Jorna

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr. J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. RH.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. R De Backer (Gent, België)
Dr. J. Goudswaard (Middelburg)
Prof dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof. dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr. A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.PT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr.E. Teske (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wcn.sing (Utrecht)

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3ggo CE Houten
Telefoon (030)6348900
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. RJ.W.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P. van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw. S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421,3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrift@knmvd.nl

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is het ver-
enigingstijdschrifl van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

KNMv

Maatschappijnieuws

Voortgang werkgeversoverleg: uitsluitsel NMa; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Veiligheidstips tijdens eerste ledenvergadering van de Regio Oost; L van Veen

Personalia

Doorlopende agenda

jubilea

S

386

387

389

391

394
396

Deadline

Contents

Postgiro/bank

Postbank 511606 ten name van de KNMvD, De
Molen 77, Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V, Postbus 85100,3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Case report

Essential thrombocythaemia in two dogs; R.P. Favier, M. van Leeuwen, and E. Teske

360

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065, fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

BeëindigingHdmaaÊSiÉfap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen. :

AU rights reserved

Verklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31-
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents /Agricultural Biology and Environmental Science/
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin. Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 449-

\\J\\t

de

hoofdredactie

Bij verandering van werkkring wordt nogal eens aangegeven dat men toe was aan een niettwe uitdaging.
Blijkbaar heeft de mens (op z \'n minst de desbetreffende persoon) behoefte aan de nieuwe prikkels en spanning
die per definitie gepaard gaan met een uitdaging. De behoefte hieraan is zeker niet nieuw. In vroeger tijden wer-
den bijvoorbeeld de zeeën al bezeild om "nieuwe werelden " te ontdekken, tegenwoordig wordt per roeiboot de
oceaan overgestoken of al zwemmend het Kanaal alleen al om de de "kick ". De uitdaging om de eigen grenzen
op te zoeken en die proberen te verleggen heeft ons gebracht waar we nu zijn. Immers, zonder het aangaan van
uitdagingen zou er nooit sprake geweest kunnen zijn van de huidige globalisering, onze huidige wijze van voort-
bewegen over onze planeet (van fiets tot internet) en onze pogingen om het omringende heelal van zijn geheimen
te ontdoen. Het aangaan van uitdagingen is overigens niet van risico ontbloot. Ten allen tijde zijn hierbij slacht-
offers te betreuren: van een duel in het verleden tot een bergtocht onder moeilijke weersomstandigheden in het
heden. Het lijkt wel of een wezenlijk en misschien ook wel aantrekkelijk aspect van een uitdaging het risico is dat
het goedfout kan uitpakken. Wat dacht u bijvoorbeeld van treinsurfenl Desalniettemin worden bedreigingingen
door marketingdeskundigen juist weer vertaald als uitdagingen. Dit klinkt dan niet alleen ineens een stuk posi-
tiever maar impliceert ook de mogelijkheid van succes.

Ook het dagelijks bestaan gaat steeds meer uitdagingen omvatten, al was het alleen al in verband met de vele
keuzes die we kunnen (moeten) maken zonder vaak de consequenties, zeker op de lange termijn, goed te kunnen
overzien. Dierenartsen staan midden in de samenleving en het is dus geenszins verwonderlijk elementen daar-
van terug te vinden in het Tijdschrift. Zo zult u in het artikel met betrekking tot primaire thrombocytaemia kunnen
lezen dat het stellen van de diagnose bij zo \'n zeldzame aandoening een uitdagende bezigheid is. Jammer genoeg
valt uit het artikel niet af te leiden of de auteurs de uitdaging ter hand hebben genomen om van de eigenaars toe-
stemming te verkrijgen voor post mortaal onderzoek. De diagnose had in dat geval met nog meer zekerheid ge-
steld kunnen worden door het uitsluiten van mogelijke andere oorzaken. In de (dier-)geneeskunde is postmor-
taal onderzoek op zich overigens al een uitdaging omdat uit de humane en de overigens zeer schaarse veterinaire
literatuur over dit onderwerp bekend is dat in een behoorlijk aantal gevallen door dergelijk onderzoek afwijkin-
gen aan het licht worden gebracht waarvan men klinisch geen vermoeden had. Niet alleen het stellen van een
diagnose kan uitdagend zijn: collega \'s die aan hun rundveehouders moeten uitleggen dat bij een te groot aantal
doodgeboren kalveren weliswaar een aantal onderzoeken (met de daaraan verbonden kosten) goed mogelijk
zijn, maar dat de kans op een diagnose en dus het zicht op een oplossing niet erg groot is, zijn zeker niet te benij-
den. Uit de uitspraak van het Tuchtcollege kunt u afleiden dat men soms terecht bepaalde uitdagingen uit de weg
mag gaan zoals een al te directe fysieke confrontatie met een wilde kat. Uitdagend is ook de stelling van collega
Verberne om de negatieve gevolgen van een BVD virus infectie te bestrijden met zinksuppletie, als ook het plei-
dooi van Jeroen van Rooijen om ondanks de ervaringen vanuit de recente dierziektencrises minder het accent te
leggen op stringente hygiënische maatregelen.Ook buiten dagelijkse werkzaamheden zoeken dierenartsen actief
de (in)spanning. De collegae die bij het opnieuw uitblijven van een echte winter hun "elfsteden " kilometers op
de Weissensee onder on-Nederlandse omstandigheden hebben afgelegd, zijn hiervan een duidelijk bewijs. Tot
slot ook een verslag van de eerste ledenvergadering van de Regio Oost waarin door een deskundige tips werden
gegeven om het werk van het dievengilde wat uitdagender te maken.

Ondanks alle hectiek van deze tijd wens ik u toe dat u toch de nodige momenten van rust en bezinning kunt vin-
den (misschien tijdens het lezen van het Tijdschrift?) om de dagelijkse uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.

Jan Vos

I

-ocr page 450-

Essential thrombocythaemia in two dogs

Tijdschr Diergeneeskd 2004:12g: 360-4

R.P. Favier^\'^, M. van Leeun>en\\ and E. Teske\'\'

Case repo

Summary

In this report two dogs with essential thrombocythaemia
(ET) are described. Both dogs were presented more or
less at the same time with a combination of reduced exer-
cise tolerance and pale mucous membranes without any
report of blood loss. Moderate-to-severe, Coomb\'s-nega-
tive anaemia and thrombocytosis (> 1249 x lOVI) were
present. In addition, the peripheral blood smear revealed
the presence of basophilia and large numbers of abnor-
mally shaped megakaryocytes in the bone marrow of
both dogs.

Treatment with vincristine (0.7 mg/m^ once intrave-
nously) and hydroxyurea (500 mg/m\' p.o. per day) was
started. Because of insufficient response to treatment af-
ter 3 weeks, the dosage of hydroxyurea was increased in
both dogs to 2000 mg/m^ p.o. per day. The dogs deterio-
rated further, however, and were euthanized at 6 weeks
after the start of treatment. Blood examination revealed
pancytopenia in both dogs, most likely due to the myelo-
suppressive effects of high-dose hydroxyurea.
A survey of veterinary literature on ET is presented , in-
cluding a comparison of ET in humans.

Samenvatting

Essentiële thrombocythemie bij twee honden

In dit case report worden twee honden met essentiële thrombocythemie (ET)
beschreven. Beide honden werden in dezelfde periode aangeboden met de
problemen een verminderd uithoudingsvermogen en bleke slijmvliezen. Er
werd geen bloedverlies gemeld. Een matige tot ernstige. Coomb \'s negatieve
anemie en een thromhocyto.se (>1249 x Hf/l) waren aanwezig. Bijkomend
werd er in een bloeduitstrijkje ba.sqfilie gezien en werden er in een beenmetg-
aspiratiebiopt grote aantallen abnormaal gevormde megakaiyocyten gevon-
den.

Er werd een behandeling met vincristine (0.7 mg/m\' eenmalig intraveneus)
en hydroxyurea (500 mg/m- p.o per dag) gestart. Vanwege een onvoldoende
respcms op de behandeling na drie weken werd de dosis hydroxyurea in
heide honden verhoogd naar 2000 mg/m\'p.o. per dag. De honden gingen
klinisch verder achteruit en werden zes weken na de start van de behande-
ling geëuthanaseerd. Bloedonderzoek liet in heide honden een pancytope-
nie zien die waarschijnlijk het gevolg was van de myelosuppressieve effec-
ten van de hoge dosering van hydroxyurea.

Er wordt een overzicht van de veterinaire literatuur over ET gegeven en er
wordt een vergelijking met ET hij de mens gemaakt.

Introduction

Essential thrombocythaemia (ET) is one of the more uncom-
mon myeloproliferative syndromes in dogs. In humans, it is

\' Department of Clinical Sciences of Companion Animals. Faculty of Veterinary

Medicine, Utrecht University, P.O. Box sols\'!. J50S TD Utrecht, the Netherlands.
^ Requests for reprints and correspondence to: Robert P. Favier Department of
Clinical Sciences of Companion Animals, Yalelaan 8, 3584 CM Utrecht, the
Netherlands. Tel. 31-30-2539411. E-maU: R.P.Favier@vet.uu.nl

!

characterized by a disorder of uncontrolled megakaryocyte
and platelet production, specific biochemical and bone mar-
row abnormalities, a sustained high platelet count with a
peripheral platelet population of platelets with a bizarre mor-
phology, and a clinical course commonly associated with
haemorrhage and/or thrombosis (1). ET can be considered as
a preleukaemic stage, although the risk of transformation
into either myelofibrosis with myeloid metaplasia or acute
leukaemia is lower than 5% in humans (2). The term ET is
synonymous with ideopathic thrombocythaemia, primary
thrombocythaemia, primary haemorrhagic thrombocythae-
mia, primary thrombohaemorrhagic thrombocythaemia, and
thromboblasthaemia. Other myeloproliferative disorders are
polycythaemia vera, agnogenic myeloid metaplasia, and
chronic granulocytic leukaemia (3).

The diagnosis of ET in humans is a challenge and is predom-
inantly established by the exclusion of other (thrombocytha-
emic) disorders, such as polycythaemia vera, chronic mye-
loid leukaemia, idiopathic myelofibrosis, and reactive
thrombocytosis (4). Excitement and exercise cause thrombo-
cytosis due to either splenic contraction or increased blood
flow. Thrombocytosis also can be seen whh trauma, haemor-
rhage, neoplasia, gastrointestinal diseases, fractures, splen-
ectomy, iron deficiency, various inflammatory conditions,
and rebound thrombocytosis following idiopathic or drug-
induced thrombocytopenia, Cushing\'s disease, glucocorti-
coid therapy, and antineoplastic agents (5). Strict criteria for
the diagnosis of ET in humans were established in 1986 and
updated in 1997 by the Polycythemia Vera Study Group of
the National Cancer Institute (Table 1) (6, 7). The diagnosis
of ET in dogs is probably even more difficult than it is in hu-
mans. Although most of the criteria arc the same as those
used in human medicine, the question remains whether all
criteria are as relevant.

Hydroxyurea is the treatment of choice for ET, but recently
newer therapeutic agents, including interferon alpha, ana-
grelide (an oral agent that has a platelet-lowering effect in
humans) and pipobroman (an alkylating agent) are being
used (8). Sometimes also antithrombotic agents such as aspi-
rin are used (1,8). Simpson and others (9) reported the suc-
cessful treatment of a suspected case of ET in a dog with the
combination of vincristine, cytosine arabinoside, cyclophos-
phamide, and prednisolone. After 6 months the dog had a
normal red cell and platelet count. Hopper and others (10)

Table 1. Criteria for the diagnosis of essential thrombocythaemia in humans devel-
oped by the Polycythemia Vera Study Croup of the National Cancer Institute (6, 7).

1. Platelet count > 600,000/pl (>600 x 1071)

2. Normal erythrocyte mass/liemaetocrit

3. Stainable iron in bone marrow or failure of iron trial

4. No Philadelphia chromosome

5. Absence of collagen fibrosis on bone-marrow examination and no
evidence of splenomegaly and leukoerythroblastic reaction

6. No cytogenic or morphological evidence for a myelodysplastic syn-
drome

7. No known cause of reactive thrombocytosis

-ocr page 451-

reported a dog with ET that also had basophilia in the peri-
pheral blood. Treatment with radiophosphorus resulted in a
rapid decline in the numbers of megakaryoblasts and mega-
karyocytes in the bone marrow and platelets and basophils in
the peripheral blood. Degen and others (11) treated a dog
with ET with radiophosphorus and melphalan, which was
switched to hydroxyurea (40 mg/kg q 24 h) 11 months after
the start of therapy, due to the unresponsiveness of the mega-
karyocytes. The dog died 32 months after the start of therapy
due to an uncontrollable atrial fibrillation. Bass and others
(12) reported the treatment of a 10.5-year-old ShihTzu with
hydroxyurea (16.25 mg/kg q 24 h), which was stopped after
2.5 months because of severe life-threatening anaemia.
Although the dog did not receive any further medications it
remained clinically normal.

In this case report the diagnosis and the treatment of two
dogs with ET are described and discussed. A survey of veter-
inary literature on ET is presented, including a comparison
with ET in humans.

Materials and Methods: Case Management

Signalment, History, and Clinical examination
Dogi.

A 5-year-old, intact female English Sheepdog, 16.5 kg, was
referred to the Utrecht University Clinic of Companion
Animals (UUCCA) for reduced exercise tolerance, episodic
fever, weight loss, and pale mucous membranes. The dog
still had a good appetite. No blood loss was reported and the
animal had not been in an area endemic with blood parasites
such as Babesia and Ehrlichia. The dog had been put on
prednisolone (1.25 mg/kg per day) 2 weeks earlier by its
referring veterinarian.

Physical examination revealed a pulse rate of 144 per
minute, a rectal temperature of 39.6°C, and pale mucous
membranes. Capillary refill time could not be measured.
The dog had severe, non-regenerative Coombs\'-negative
anaemia with severe thrombocytosis and basophilia (Table
2) (Figure 1). To determine the reason for the thrombocytosis
and the low reticulocyte count, a bone marrow aspiration
biopsy was taken from the ileac crest. On cytological exam-
ination of the bone marrow biopsy a large number of abnor-
mal shaped megakaryocytes was seen (Figure 2, and 3).
The osmotic fragility test was performed as described by
Dacie (13). The plasma thrombopoietin (TPO) level was
measured with a quantitative sandwich enzyme immunoas-
say technique (R&D Systems, Inc. Minneapolis, United
States of America) with intra- and interassay coefficients of
variation (CV) of 5.2% and 9.3%, respectively, for human
TPO. The minimal detectable dose of TPO is less than 15
pg/ml. However, this assay has not been validated for dogs.
To establish reference values for TPO in dogs, blood samples
were taken from 6 clinically normal dogs, aged 4 to 7 years.
The mean ± SEM was 70 ± 12 pg/l. Dogl had a TPO of 518
Hg/l-

Dog 2.

A 12-year-old, intact male mixed breed, 13.4 kg, was refer-
red to the UUCCA in the same week as Dog 1 for a seizure 2
weeks before referral and pale mucous membranes. The dog
had a good appetite. No blood loss was reported. The dog
was imported out of Hungary at the age of 1 year. The dog
has not been out of the Netherlands for 9 years. During the
last 2 months, the dog had been given carprofen (1 mg/kg
orally per day) for lameness of the right hind leg because of
an orthopaedic problem in the knee.

Physical examination revealed a pulse rate of 100 per min-
ute, pale mucous membranes, and a capillary refill time less
than 1 second. No abnormalities were found on abdominal
palpation. On heart auscultation a systolic murmur was
heard at all valve areas. The right knee was painful at passive
movement and tibia compression test was positive, sug-
gesting rupture of the cranial cruciate ligament. At the ven-
tral base of the tail a mass was discovered, which had been

m

Figure 1. Peripheral blood smear of Dogl reveals a severe thrombocytosis and baso-
philia. May-Grunwald Giemsa (MGG). Magnification looox.

-ocr page 452-

there for probably 4 months. Fine-needle-aspiration biopsy
was taken of this mass and tumour of a perianal gland was
diagnosed on cytological examination. Results of blood
examination are listed in Table 2.

The dog had moderate, Coombs\'-negative anaemia with
severe thrombocytosis and basophilia. A bone marrow aspira-
tion biopsy was taken from the right femur bone and revealed
a large number of abnormally shaped megakaryocytes.
The osmotic fragility test and the platelet aggregation test
were performed as described by Dacie (17). The procedure
for the platelet aggregation test was adapted by using of 10-
fold increased concentrations of ADP (ADP; Chrono-log)

Table 2. Haemograms from 2 dogs with probable essential thrombocythaemia.

Haematological and
Biochemical parameters

Initial presentation

Week 3

Week 6

Reference values |

Dogl

Dog 2

Dogl

Dog 2

Dogl

Dog 2

Haematocrit (1/1)

0.11

0.22

0.14

0.16

0.05

0.07

0.42-0.57

RP1»

0.48

2.2

0.04

1.0

<0.1

0.14

0.1-2

Leucocytes (xlO\'/l)

11.1

10.3

11.2

8.0

1.4

1.6

5.9-13.8

Segm neutrophils (x 1071)

2.4

6.5

6.7

6.0

1.2

1.0

3.00-11.50

Band neutrophil (xI071)

0.2

0.0

0.1

0.0

0.0

0.0

0.0-0.30

Juveniles (xlOVl)

0.0

0.0

0.0

0.0

0.0

0.0

0-0

Lymphocytes (xlOVl)

4.9

2.3

2.7

1.5

0.2

0.6

1.00-4.80

Monocytes (xlOVl)

0.9

0.1

0.1

0.2

0.0

0.0

0.15-1.35

Eosinophils (x 1071)

0.0

0.0

0.2

0.2

0.0

0.0

0.10-1.25

Basophils (xl071)

2.7

1.4

1.3

0.0

0.0

0.0

0-0

Platelets (xl07l)

1249

2037

1723

1573

19

2

150-400

Platelet aggregation

normal

normal

Thrombopoietin (ng/1)

518

70±12(Mean±SEM)

PT(sec)1

7

7

7

APTT (sec)2

14

15

14

Fibrinogen (g/1)

2.7

4.4

1.2-3

Osmotic fragility 10%

193

165

125-163

Osmotic fragility 90%

127

114

90-128

Coombs test

• a-lgC

• a-IgM

• Complement

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Negative

Fe (nmol/1)

58

6.3-37

TIBC (nmoI/1) &

54

58-96

Urea (mmol/l)

7.3

5.1

3.0-12.5

Creatinine (nmol/1)

73

69

<50 1.2xBW#

APCU/l)-^

218

68

25-117

Fasting bile acid (jimol/l)

26

16

0-8

Total protein (g/1)

69

70

54-70

Albumin (g/1)

27

33

25-37

Potassium (mmol/l)

4.6

3.6-5.0

Sodium (mmol/l)

147

141-149

Comments bloodfilm

Giant platelets,
hypochromatic
microcytic

Giant platelets,
hypochromatic
microcytic

Giant platelets,

atypical

basophils

Giant platelets,

atypical

basophils

Hypochromic,

polychromie,

anisocytosis

1  PT= Prothrombin Time
** 3 APTT = Activated Partial Thromboplastin Time
& TIBC = Total Iron Binding Capacity

2 AP = Alkaline Phosphatase
#BW = Body Weight

3  RPl = Reticulocyte Production Index

-ocr page 453-

and collagen (collagen; Chrono-log), resulting in 25 and 50
lamol/ml for ADP and 30 and 50 |iM for collagen, respec-
tively. Because the stored blood sample was lost, TPO was
unfortunately not measured.

Treatment

In both dogs treatment was started with vincristine (vincris-
tine-sulphate, PCH) 0.7 mg/m^ intravenously and hydroxy-
urea (Hydrea; Bristol-Myers Squibb) 500 mg/m^ per os
(p.o.) per day. Dog 1 received a blood transfusion with 450
ml A 1.1 and 1.2 negative packed cells, and in addition, the
dose of prednisolone (prednisolon; Alfasan) was lowered to
0.9 mg/kg per day.

Follow-up

At 3 weeks after the start of treatment Dog 1 had very pale mu-
cous membranes. The dog was still very anaemic, the platelets
had further increased, although the basophilia was somewhat
reduced. A platelet aggregation test showed no abnormalities
(Table 2). It was decided to give Dog I a second blood transfu-
sion with 450 ml A 1.1 and 1.2 negative packed cells.
Prednisolone was fiarther lowered to 0.6 mg/kg per day. Dog 2
looked stable at 3 weeks after the start of treatment according to
the owner, although blood examination (Table 2) demonstrated
increasing anaemia. The platelet count was somewhat de-
creased but was still very high, the basophilia had disappeared.
Treatment apparently did not have any effect on the haemato-
crit and platelets. For both dogs it was decided to increase the
dose of hydroxyurea to 2000 mg/m^ p.o. per day and to start
with ferrofiimarate (ferroftimaraat; Genfarma BV) 9 mg/kg
p.o. per day because of hypochromic microcytic anaemia.
Six weeks after the start of treatment, both dogs were euthan-
ized by the referring practitioners because of severe exercise
intolerance and very pale mucous membranes. An EDTA-
blood sample was sent to the clinic for control of the haema-
tocrit, reticulocytes, platelets, leucocytes, and Coombs test
(Table 2). In both dogs severe pancytopenia, platelets inclu-
ded, was found.

Discussion

As mentioned earlier, the diagnosis of ET is a challenge. In
the two dogs described here, the diagnosis was made on the
basis of the elevated platelet count and bone marrow mega-
karyocytic hyperplasia in the absence of any demonstrable
evidence of lymphoid or myeloid neoplasia. Both dogs were
treated with vincristine and hydroxyurea, the treatment of
choice, but without an apparent effect on the physical condi-
tion of the patients. This was supported by the results of
blood examination.

The platelet count in Dog 1 and Dog 2 was 1249 x lO\'/l and
2037 X lOVl, respectively, which is much higher than the 600 x
lO\'/I (0,6 X lOV^il) included in the Polycythemia Vera Study
Group (PVSG) criteria for ET. Iron deficiency anaemia can
cause thrombocytosis, but the underlying mechanism is not
clear up till now. Hypochromic microcytic anaemia was report-
ed in both dogs. The serum iron concentration was slightly in-
creased, while the total iron-binding capacity was decreased in
Dog 1. In human patients with iron-deficiency anaemia, serum
iron levels are decreased and iron binding capacity is in-
creased. In dogs serum iron concentrations are decreased and
the iron-binding capacity is normal or even slightly increased
(14). The low iron-binding capacity and increased plasma iron
concentration seen in Dog 1 were inconsistent with iron-defi-
ciency anaemia. The Philadelphia chromosome abnormality
does not occur in dogs and is thus not a criterion for ET in dogs.
The bone marrow aspiration biopsies did not reveal any signs
of fibrosis. Since megakaryocytic hyperplasia with dysmega-
karyocytopoiesis, and abnormal platelet function and morpho-
logy are rarely associated with reactive thrombocytosis, it
seems unlikely that the persistent thrombocytosis in both dogs
was related to the cause of the reactive thrombocytosis.
The TPO concentration in Dog 1 was 7.5-fold higher than the
mean value for healthy control dogs. In contrast, in humans
TPO concentrations are not or only slightly increased.
Circulating levels of TPO are inversely related to platelet
mass (15), and normal or elevated levels of platelets inhibit
the action of TPO by binding to circulating TPO. Disease-
related abnormalities in the ability of platelets to clear TPO,
may alter TPO levels, e.g., diminished clearance of TPO by
abnormal platelets may account for the elevated platelet
counts seen in myeloproliferative syndromes such as ET.
Basophilia has been reported in a dog with ET (10). It has
also been reported in a dog with acute megakaryocytic
leukaemia (16). Basophilia and eosinophilia are often pre-
sent in humans with chronic myeloproliferative syndromes
(17). Degen and others (11) described a dog with ET who
had eosinophilia, but not basophilia. Both our dogs had
moderate basophilia. As the basophils in the peripheral
blood were morphologically normal and the basophilic pre-
cursor cells found in the bone marrow biopsies were also
morphologically normal, there was no proof for basophilic
leukaemia. In one dog (Dog 2) the basophils disappeared
from the peripheral blood after 3 weeks of treatment with
vincristine and hydroxyurea (500 mg/m^).
No signs of bone marrow depression were seen after 3 weeks
of treatment with low-dose hydroxyurea (500 mg/m\'), where-
as severe pancytopenia was found in both dogs after
6 weeks of treatment with high-dose hydroxyurea.
Hydroxyurea starts to act after 3 to 5 days (12). An explana-
tion for the severe pancytopenia may be that the dose of
hydroxyurea had been increased 4-fold 3 weeks after the start
of therapy. The regimen used was comparable to that used in
human medicine. In humans with ET, 2-4 g/day of hydroxy-
urea can be used without any side effects. The average body
surface area of an adult human is about 1.9 m^ This results in
a dose of 2100 mg/m^ per day. The dose hydroxyurea used in
both dogs was about 2000mg/m\\ less than the dose used in
humans. As this dose gave rise to signs of overdose in both
dogs, it would appear that dogs are more susceptible for
hydroxyurea than humans. Interestingly, Degen and others
used a dose of 40 mg/kg, equivalent to approximately 1200
mg/m^ for many months without signs of pancytopenia (11).
An alternative drug could be anagrelide. This drug may inter-
fere with megakaryocyte maturation, resulting in a reduced
production of platelets. In an uncontrolled series of human
patients treated with anagrelide, a substantial reduction in
life-threatening events was associated with control of throm-
bocytosis (18). As far as we know, this drug has never been
used in dogs. It may be reasonable to start testing this drug in
dogs with ET, according to the results for human patients.
Myeloproliferative disorders are uncommon in dogs, but have
been reported. An increased awareness of these syndromes
should help clinicians in the diagnosis of these disorders.

-ocr page 454-

Bick R, Bcnnet JM. Brynes RK, Cline MJ, Kass L, Murano G, Shohet
SB, and Ward PCJ. In Hematology, Clinical and Laboratory Practice.
Eds. Bick and others. 1st edn. Mosby, St. Louis 1993. Chapter 5, 81,
and 88.

Fenaux P, Simon M, Caulier MT, Lai JL, Goudemand J, and Bauters F.
Clinical course of essential thrombocythemia in 147 cases. Cancer
1990; 66:549-56.

Mughal TI. Primary thrombocythemia: a current perspective. Stem
Cells 1995; 13:355-9.

Thiele J, Kvasnicka HM, Zankovich R, and Diehl V. Relevance of bone
marrow features in the differential diagnosis between essential throm-
bocythemia and early stage idiopathic myelofibrosis. Haematologica
2000; 85: 1126-34.

Hammer AS. Thrombocytosis in dogs and cats: A retrospective study.
Comparative Haematology International 1991; 1: 181-6.
Murphy S, Hand H, Rosenthal D, and Laszlo J. Essential thrombocy-
themia: an interim report from the polycythemia vera study group.
Seminars in Hematology 1986; 23: 177-82.

Murphy S, Peterson P, Hand H, and Laszlo J. Experience of the polycy-
themia vera study group with essential thrombocythemia: a final report
on diagnostic criteria, survival, and leukemic transition by treatment.
Seminars in Hematology 1997; 34 (1): 29-39.

Tefferi A, Solberg LA, and Silverstein MN. A clinical update in polycy-
themia vera and essential thrombocythemia. Am J Med 2000; 109: 141-9.

References

9. Simpson JW, Else RW, and Honeyman P. Successful treatment of sus-
pected essential thrombocythaemie in the dog. Journal of Small Animal
Practice 1990;31:345-8.

10. Hopper PE, Mandell CP, Turrel JM, Jain NC, Tablin F, and Zinkl JG.
Probable essential thrombocythemia in a dog. Journal of Veterinary
Internal Medicine 1989; 3: 79-85.

11. Degen MA, Feldman BF,Turrel JM, Coding B, Kitchell B, and Mandell
CP. Thrombocytosis associated with a myeloproliferative disorder in a
dog. JAm Vet Med Assoc 1989; 194: 1457-9.

12. Bass MC, and Schultze AE. Essential thrombocythemia in a dog: case
report and literature review. JAm Anim Hosp Assoc 1998; 34: 197-203.

13. Dacie JV, and Lewis SM. In Practical Haematology. Eds. J.V Dacie and
S.M. Lewis. 6th edn. Churchill, London 1984. pp 152-156 and pp 249-
52.

14. Harvey JW, French TW, and Meyer DJ. Chronic iron deficiency anemia
in dogs. J Am Anim Hosp Assoc 1982; 18: 946-60.

15. Kuter JD. The Physiology of Platelet Production. Stem Cells 1996; 14
(1): 88-101.

16. Nielsen SW. Myeloproliferative disorders in animals. In
Myeloproliferative disorders of Animals and Man. Eds W.J. Clark, E.B.
Howard, and PL. Hackett. 1st edn. National Technical Information
Service, Springfield 1970: 297-313.

17. Murphy S. Thrombocytosis and thrombocythemia. Clinical Haema-
tology 1983; 12: 89-106.

18. Silverstein MN, Chapman C, and Petitt RM. Intense thrombo-cythemia
associated with life-threatening symptoms and response to therapy.
Blood 1992; 80(1): 214a.

-ocr page 455-

VET EARLY CARE

Een nieuw preventief voedingsconcept,
dat rekening houdt met de belangrijkste
gezondheidsrisico\'s van de hond

Spijsverteringsstoornissen

Overgewicht/obesitas
Gewrichtsaandoeningen
Gebitsproblemen
Huidaandoeningen

De dierenarts is de enige persoon die de gezondheidsrisico\'s van de individuele hond kan bepalen.
Daarom is Vet Early Care uitsluitend verkrijgbaar bij de dierenarts.

©

<

53
Ü

^ \\

IS

\'1

I

ruiOJiw

WïACW.

ROY4L CKNIN

VET EARLY CARE™

Royal Canin Nederland BV - Veterinaire Service

Postbus 63 - 5460 AB Veghel - Tel.: (0413)318444 - Fax.: (0413) 363740
E-mail: info@royalcanin.nl - Internet: www.royalcanin.nl

-ocr page 456-

NOVARTIS

ATD P I C A® . H ET M ED I C U N B I J ATD PI S C H E
DERMATITIS DAT KRACHTIG WERKT DAAR
WAAR UW PATIËNT HET NODIG HEEFT.

-4-ff

H--.....—f^

• EEN DRAAL GENEESMIDDEL MET.UNIEKE SELECTIEVE IM M U NO MO D U LEREN DE EIGENSCHAPPEN

• AANTOONBARE AFNAME VAN HUIDLETSEL EN AANTOONBARE ONDERDRUKKING VAN PRURITUS

• WORDT GOED VERDRAGEN EN IS BEWEZEN VEILIG VOOR VITALE ORGANEN

• GETEST IN HET GROOTSTE VETERINAIRE DERMATOLOGISCH ONDERZOEK OOIT

GEAVANCEERDE WERKZAAMHEID BIJ HUIDALLERGIE

Atopica

Benaming: ATOPICA . capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA 10 bevat 10 mg Ciclosporine, ATOPICA 25 [»vat 25 mg Ciclosporine, ATOPICA 50 tKvat 50 mg Ciclosporine, ATOPICA 100 bevat
100 mg Ciclosporine.
Indicatie: Betiandeling van chronische gevallen van atopische dermatitis. Doeldier: Hond. Contra-Indicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligheid voor Ciclosporine of voor één
van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt niet gebruiken
bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgevïicht van minder dan 2 kg. Niet gebruiken in geval van een historie van
kwaadaardige afwijkingen of progressieve
kwaadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee weken voor of na de behandeling. Bijwerkingen: De
meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, slijmvormige of zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van voorbijgaande aard en in
het algemeen is
stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen die zelden worden waargenomen zijn anorexie, een milde tot matige vorm van hypertroflsch tandvlees, wratvormige beschadigingen van de huid
of verandering van de vacht, rode en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling is gestaakt.
Dosering en wijze van toediening:
De gemiddeld aanbevolen dosering van Ciclosporine is 5 m^kg lichaamsgewicht. ATOPICA moet ten minste 2 uur voor of na het voeren worden toegediend. De capsule direct in de bek toedienen.
Aflevering: UDA Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking: Voor alle verpakkingen 3 blisters met 10 capsules. Registratiehouder: Novartis Consumer Health B.V. Registratienummers: REG NL 10126,
10127, 10128, 10129. B 3011 IE 25 F5, 3011 IE 26 F5, 3011
IE 27 F5, 3011 IE 28 F5. L V997/03/09/0768, V997/03/09/0759, V997/03/09/0770, V997/0.3,/09 0771. Voor meer Informatie:
Novartis Consumer Health B.V., Business Unit Ani[tial Health, Korte Hei 1-3, 4714 RD Sprundel (NL). SGereglstreerd handelsmerk van Novartis AG, Bazel, Zwitserland.
www.novartis.com/www.ah.novartis.nl/www.ah.novartis-be

-ocr page 457-

Wild thing

laira Boissevain

Veterinai
tuchtrech

Geen katje-

Een vrijwilliger van de Dieren-
bescherming brengt vrijdagavond een wilde kat naar de
praktijk die door hemzelf is gevangen met de gebruikelijke
vangkooi. Volgens het protocol dat door de praktijk is opge-
steld in samenspraak met het plaatselijke asiel en de afdeling
van de Dierenbescherming zal de kat zo snel mogelijk
worden gesteriliseerd en ingeënt, want een der-
gelijke kat heeft geen enkele kans om als
huisdier onder dak te komen. De vrij-
williger levert de kat af en drukt bij
zijn vertrek de dierenarts op het
hart om goed voor de kat te zor-
gen.

...om zonder handschoenen
aan te pakken

Dat is een leuke opdracht,
maar de kat is totaal onbena-
derbaar. Van een afstand kan
het waterbakje worden bij-
gevuld, maar verder moet de
kat het maar even zonder eten
doen tenzij er een levende
muis de vangkooi inloopt. Bij
uitblijven daarvan zal de kat
moeten vasten, wat met het oog op
de naderende narcose wel zo verant-
woord is. De kat wordt de volgende och-
tend onder narcose gebracht en behandeld,
in de tussentijd wordt de vangkooi schoonge-
maakt. Zodra de behandeling is voltooid en de kat wakker
dreigt te worden gaat hij terug in de vangkooi. Daar maakt
hij binnen de kortste keren zoveel misbaar dat de dierenarts
de vrijwilliger belt met het verzoek de kat te komen halen en
terug te zetten. De vrijwilliger vindt dat onverantwoord en
wacht dus principieel tot zondagochtend voordat hij het dier
ophaalt.

Kat in \'t nauw?

Boos ziet hij dat er helemaal niet goed voor de kat is ge-
zorgd; het dier zit nog steeds in de - inmiddels vieze - vang-
kooi die is afgedekt met een molton. Er is geen eten en geen
water en de kat lijdt duidelijk aan uitdroging door leverver-
vetting. Hij vindt dat de dierenarts de kat goed moet onder-
zoeken voordat het dier terug mag naar de stadsjungle, maar
de dierenarts kijkt wel uit; zo te zien zijn er geen aanwijzin-
gen voor complicaties, dus de kat wordt van een afstandje
nog wat schoongespoeld en dat was dat.

Moet je voor een woeste zwerfkat de-
zelfde omgangsvormen hanteren als
voor huisdieren? Of mag dat ietsje
minder zijn als eten geven, schoon-
maken en huisvesten ronduit gevaar-
lijk wordt voorde betrokkenen?

Katjesspel

De vrijwilliger stapt naar het Tuchtcollege, omdat hij vindt dat
de dierenarts zwaar tekort is geschoten in de postoperatieve
zorg voor de kat. Bovendien is er sprake van een zware vorm
van dierenmishandeling als de kat zonder eten en drinken 36
uur in een afgedekte vangkooi moet blijven zitten omdat de
dierenarts bang is. De dierenarts had de kat in een normaal hok
moeten zetten of in ieder geval de vangkooi nogmaals schoon
moeten maken en niet zeuren over een paar nagels in zijn hand.
De dierenarts vertelt in de procedure dat de operatie bij de kat
normaal is verlopen en dat het dier alle benodigde een-
malige en langlopende antibiotica heeft gekregen
die nodig waren. De kat is in de vangkooi
wel gecontroleerd, waarbij ieder klinisch
afwijkend symptoom ontbrak. Van le-
ververvetting na de operatie kan
echt geen sprake zijn geweest, bo-
vendien was het dier verder goed
voorzien van water en had tij-
dens de operatie per infuus
vocht toegediend gekregen.
De kat was veel te bang om
hem in een ander hok te zet-
ten, dat zou bij het dier alleen
maar meer stress hebben ver-
oorzaakt. De vangkooi is bo-
vendien geschikt om dieren
pre- en postoperatief te huis-
vesten, daar is het ding nu juist in
overleg met de betrokken organi-
saties voor gemaakt.

Het Tuchtcollege kijkt ten eerste naar de
operatie zelf Er is geen enkele reden om aan te
nemen dat die operatie niet goed zou zijn uitgevoerd. Als
er al iets onverantwoord kan zijn, dan is dat eerder het her-
huisvesten van een extreem angstige en/of verwilderde kat.
Pre- en postoperatieve huisvesting in een vangkooi is onder
die omstandigheden niet veterinair onjuist. Datzelfde geldt
voor de keuze om de kat met rust te laten en onder een mol-
ton in de vangkooi te houden. Dat daardoor de kooi niet kan
worden schoongemaakt is geen ramp, net als het uitblijven
van voedsel in die relatief korte periode. Omdat de kat na de
operatie geen complicaties vertoonde, was het veterinair
evenmin onjuist om daarna van controle af te zien, juist om-
dat dat stress bij de kat zou veroorzaken.

Al met al is er geen sprake van dierenmishandeling en ook
niet van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht
wordt ongegrond verklaard.

-ocr page 458-

J. Muskens\'\',]. Vos\', Th. Dijkstra\', C.H.M. Counotte\'en P. Koek\'
Samenvatting

Op tien melkveebedrijven met een
verhoogd percentage doodgeboren
kalveren bij vaarzen is een oriënte-
rend onderzoek gedaan naar moge-
lijke oorzaken. Mogelijke oorzaken
en adviezen voor nader onderzoek
op probleembedrijven worden be-
sproken naar aanleiding van de uit-
komsten van bloed- en urineonderzoek van hoogdrachtige
pinken, sectie van doodgeboren kalveren en het enquête-
ren van de veehouders. Aanwijzingen voor infecties met
Neospora caninum, Salmonella of Leptospira hardjo, als-
ook voor een jodiumtekort, zijn niet gevonden.

Summary

Stillbirth/perinatal weak calf syndrome in dairy heifers: results
of a pilot study

A pilot study of 10 Dutch dairy herds was performed to in-
vestigate possible causes of stillbirth/perinatal weak calf syn-
drome in heifers. Possible causes and advice for further in-
vestigations on farms affected by this syndrome are discussed
based on the results of investigations of blood and urine from
pregnant young stock, postmortem examination of still-born
calves, and a questionnaire held among farmers. Infections
with
Neospora caninum, Salmonella spp. or Lepta.spira
liardjo.
or a deficiency of iodine could be excluded.

Introductie

Sterfte van kalveren kort voor, tijdens of binnen 24 uur na
geboorte komt op melkveebedrijven regelmatig voor. Deze
perinatale sterfte treedt gemiddeld bij zes procent van de af-
kalvingen op, waarbij het percentage bij primipare runderen
hoger is (zes-vijftien procent) dan bij multipare runderen
(twee-vier procent) (II). Mogelijke oorzaken van deze
sterfte zijn aangeboren afwijkingen, trauma\'s tijdens de par-
tus, asfyxie, infecties (onder andere Salmonella, BVD,
BHVl, schimmels), intoxicaties en deficiënties (6).
Bij de afwijking \'stillbirth/perinatal weak calf syndrome\'
(hierna afgekort tot \'doodgeboren kalveren\') is het percen-
tage kalversterfte tijdens het aflcalven verhoogd. De kalveren
zijn al dood bij de geboorte of sterven binnen tien minuten.
Deze afwijking is beschreven in Noord-lerland (13) en
Nederland (12). Bij de eerste studie trad doodgeboorte bij
zowel primipare als multipare runderen op. In Nederland
was het vooral een klacht bij vaarzen. In dit artikel wordt een
vaars gedefinieerd als een rund dat voor de eerste keer afge-
kalfd heeft, een pink als een nullipaar rund tijdens het tweede
levensjaar tot de eerste partus.

Uiten VOO
de praictij

Logan etal. (8) indiceerden dat het voeren van krachtvoer, al
dan niet in combinatie met extra selenium en vitamine E, aan

\' Gezondheidsdienst voor Dieren, Postbus 9, 7400AA Deventer
^ Corresponderend auteur. E-mail: j.muskens@gdvdieren.nl

hoogdrachtige runderen een reductie gaf van het percentage
doodgeboren kalveren. Ook beweerden zij dat het verstrek-
ken van extra jodium mogelijk een positief effect zou heb-
ben. Supplementatie van jodium en selenium leidde in een
andere studie (9) echter niet tot een reductie van het percen-
tage doodgeboren kalveren. Ook bleek het niet mogelijk om
door het voeren van een jodiumdeficiënt rantsoen doodge-
boorte op te wekken (10). Magnesiumtekort en micro-orga-
nismen worden ook in verband gebracht met de doodge-
boorte van kalveren. In een Noord-Ierse studie was mogelijk
26 procent van de kalveren geïnfecteerd met
Leptospira
hardjo-,
infecties met BVD, BHVl of bacteriën waren zeld-
zaam of afwezig (13). Daarnaast worden infecties met
Neospora caninum wel genoemd als mogelijke oorzaak (2).
Een energietekort, dat gepaard ging met een gewichtsverlies
van 0.5 kg per dag tijdens het laatste trimester van de dracht,
veroorzaakte een verhoogd percentage doodgeboren kalve-
ren bij vaarzen in een studie uit 1979 (5).
Geconcludeerd kan worden dat de kennis (oorzaken, preven-
tie, behandeling) over doodgeboren kalveren wereldwijd be-
perkt is. De resultaten van buitenlandse studies zijn boven-
dien niet op voorhand toepasbaar voor de Nederlandse
rundveesector door de eerdergenoemde verschillen in leeftijd
van de probleemgroepen maar ook door verschillen in mine-
ralenvoorziening, gezondheidsstatus en houderijsysteem. Zo
kan bijvoorbeeld de rol van een
Leptospira hardjo-mkcX\\Q
(15) bij doodgeboorte tussen landen variëren door verschillen
in prevalenties.

Sinds 1990 worden bij de Gezondheidsdienst voor Dieren
(GD) regelmatig uit alle regio\'s meldingen gedaan van dood-
geboren kalveren bij vaarzen. Bij deze meldingen wordt het
verloop van de partus door practici en veehouders niet een-
duidig beschreven op een aantal punten: het al of niet al dood
zijn van het kalf na uitdrijving, het tijdstip van afkomen van
de nageboorte, het al dan niet optreden van andere proble-
men zoals lochiometra en een verhoogd abortuspercentage.
Een meer concrete beschrijving van het verloop van het af-
kalfproces bij doodgeboorte draagt mogelijk bij tot het vin-
den van de oorzaak (of oorzaken).

Daarom werd besloten om een inventariserend onderzoek uit
te voeren bij tien Nederlandse melkveebedrijven die het laat-
ste jaar volgens de veehouder teveel doodgeboren kalveren
bij hun vaarzen hadden. Eerste doel was om het verloop van
het afkalven te beschrijven, zoals dat werd waargenomen
door de veehouders. Het tweede doel was om de rol van een
aantal potentiële oorzaken beter in beeld te krijgen. Hopelijk
kunnen daarna onderzoeken (klinisch chemisch, serologic,
sectie) van probleembedrijven gerichter worden uitgevoerd.

Materiaal en methode

In juni en juli 2003 is het onderzoek uitgevoerd op tien melk-
veebedrijven waarbij volgens de veehouder het percentage
doodgeboren kalveren bij de vaarzen het laatste jaar ver-
hoogd was. Deze veehouders of hun practicus hebben zelf

Doodgeboren kalveren bij vaarzen op melkveebedrijven:
resultaten van een oriënterend onderzoek

-ocr page 459-

telefonisch contact gezocht met de GD over dit probleem. De
eerste tien bedrijven waarvan een doodgeboren kalf beschik-
baar was voor secde en waarbij er tenminste drie pinken met
een drachtlengte van 210-265 dagen aanwezig waren voor
nader bloed- en urineonderzoek, werd gevraagd om deel te
nemen aan het onderzoek, en allen stemden toe.
Het onderzoek bestond voor elk van de tien bedrijven uit drie
onderdelen:

a. Enquête. Aan de veehouders zijn telefonisch vragen ge-
steld over algemene bedrijfsgegevens (bedrijfsgrootte, af-
kalfstal), de voeding van de pinken (mineralen, weide-
gang, conditiescore) en het afkalven van de vaarzen
(zwaarte afkalfproces, gewicht kalf, tijdstip afkomen na-
geboorte, afwijkingen nageboorte). Ook werden vragen
gesteld over de incidentie van abortus, lochiometra en het
aanwezig zijn van mastitis bij afkalven.

b. Sectie. Per bedrijf werd een doodgeboren kalf bij de GD
onderzocht volgens het standaardprotocol van verworpen
vruchten: BVD Antigeen-Elisa organen, bacteriologisch
onderzoek lebmaag en histologisch onderzoek van herse-
nen, lever en hart. Daarnaast werd het gewicht van het kalf
en de schildklier bepaald, werden de schildklier en de lon-
gen histologisch beoordeeld, en werden de gehaltes van se-
lenium (Se) en koper (Cu) in de lever bepaald.

c. Bloed- en urineonderzoek. Aan de practicus werd gevraagd
om van twee leeftijdsgroepen hoogdrachtige pinken mon-
sters te verzamelen. De eerste groep bestond uit maximaal
vijf pinken (bij één bedrijf zijn zes pinken bemonsterd) met
een drachtlengte van 210-265 dagen. Hiervan werden bloed-
monsters genomen voor onderzoek op koper en GSH-Px (als
maat voor seleniumvoorziening), en urinemonsters voor
onderzoek op magnesium (Mg). Bij hetzelfde bezoek wer-
den van maximaal vijf pinken, waarvan verwacht werd dat ze
binnen twee weken zouden afkalven, bloedmonsters geno-
men voor onderzoek op NEFAs (als maat voor vetafbraak).

Resultaten

Enquête

De tien deelnemende melkveebedrijven waren afkomstig uit
de provincies Friesland (3x), Groningen (lx), Noord-
Holland (lx), Overijssel (lx), Gelderland (3x) cn Noord-
Brabant (lx). Het aantal melkkoeien was gemiddeld 113 met
een spreiding van 38-250. Negen bedrijven waren vrij van
Leptospira hardjo, één bedrijf had de status verdacht/behan-
deld (gegevens GD, 26 augustus 2003).
Het gemiddeld aantal doodgeboren kalveren per bedrijf ge-
durende de laatste twaalf maanden was bij de vaarzen 10.8
(spreiding: 5-23) en bij de multipare runderen 1.6 (sprei-
ding: 0-9).

Over de voeding is een aantal vragen gesteld:

• op acht bedrijven kregen de pinken tijdens het tweede le-
vensjaar weidegang;

• op negen bedrijven kregen de pinken tijdens de laatste
twee weken voor afkalven een rantsoen met een hoger
energieniveau dan gemiddeld tijdens het tweede levens-
jaar;

• drie veehouders (BI, B2, B7) gaven de pinken tot twee ä
drie weken voor afkalven nooit mineralen (mineralen-
mengsel, mineralenbolus) en/of krachtvoer; vier bedrijven
gaven de pinken gedurende het gehele jaar mineralen, bij
drie bedrijven alleen in de winter;

■ alle veehouders gaven de pinken tijdens de laatste twee ä
drie weken van de dracht mineralen en/of krachtvoer;

• vijf veehouders vonden dat de vaarzen bij afkalven een
(iets) te ruime conditie hadden, bij de overige bedrijven
werd de conditie als normaal beoordeeld.

De plaats en het verloop van afkalven van de vaarzen met
doodgeboren kalveren zijn als volgt beoordeeld door de
veehouders:

• tijdens afkalven hadden bij alle bedrijven de vaarzen visu-
eel contact met andere runderen;

• op zeven bedrijven kalfden de vaarzen gemiddeld nor-
maal af wat betreft partusduur en zwaarte; drie veehou-
ders vermeldden dat het afkalfproces gemiddeld te traag
verliep en de vaarzen een matige ontsluidng hadden;

• het overgrote deel van de kalveren werd op alle bedrijven
\'fris\' geboren; het geschatte geboortegewicht op negen
bedrijven was normaal, bij één bedrijf was het geschatte
geboortegewicht gemiddeld 5 kg te laag; het overgrote
deel van de kalveren was bij negen bedrijven meteen bij
de uitdrijving al dood, op één bedrijf leefde negentig pro-
cent van de kalveren na geboorte nog enkele minuten;

• bij vijf bedrijven kwam bij een verhoogd percentage van
de dieren de nageboorte binnen een uur na de partus af;
bij vier bedrijven bleef een verhoogd percentage van de
vaarzen aan de nageboorte staan;

• twee veehouders merkten op dat de nageboorten van
meerdere vaarzen afwijkend (donkerrood, gele vlekken)
waren.

Bij vier bedrijven had meer dan de helft van de vaarzen met
een doodgeboren kalf een lochiometra gekregen, bij drie an-
dere bedrijven was dit percentage hoger dan normaal maar
minder dan vijftig procent. Bij twee bedrijven was mastitis
meteen na afkalven ook een probleem. Op een bedrijf met
honderd melkkoeien hadden gedurende de laatste twaalf
maanden zes koeien en twee pinken geaborteerd. Bij de ove-
rige bedrijven was abortus geen probleem.

Sectie

De gewichten van de kalveren en de schildklieren staan ver-
meld in Tabel 1.

Bij macroscopisch onderzoek werd één kalf als \'niet fris\' cn
een ander kalf als onvoldragen beoordeeld, bij de overige
kalveren werden hierover geen afwijkingen geconstateerd.
Bij twee kalveren waren gedeeltelijk luchthoudende longen
waarneembaar, bij de andere kalveren waren de longen niet
beademd. Daarnaast werd bij drie kalveren één van de vol-
gende macroscopische afwijkingen gezien: bloedinkjes op
het middenrif, puntbloedinkjes in luchtpijp en op borstvlies,
en bij één kalf een gebroken rug en bonte skeletspieren.
Eén kalf had een positieve BVD Antigeen-Elisa, de overige
kalveren waren negatief.

Bacteriologisch onderzoek van de lebmaag was bij zeven
kalveren negatief; tweemaal werd een mengflora geïsoleerd
en eenmaal vergroenende
Streptokokken.
De resultaten van het histologisch onderzoek waren:

• schildklier: alle kalveren normaal;

• Neospora caninum: alle kalveren negatief;

• long: vijf kalveren geen afwijkingen, bronchopneumonie
(lx), ernstig oedeem (lx), locaal thrombose (2x) en ver-
hoogde bloedrijkdom (2x);

• hersenen: enkele acute bloedingen (I x);

• macroscopisch bonte skeletspier: niet afwijkend.

De uitslagen van de koper- en seleniumbepalingen zijn
weergegeven in Tabel 1.

-ocr page 460-

Bloed- em urineonderzoek

De uitslagen van het onderzoek van koper, GSH-Px, magne-
sium en NEFAs van de hoogdrachtige pinken, inclusief het
aantal onderzochte runderen per bedrijf, staan vermeld in ta-
bel 1.

Discussie

Aan dit onderzoek heeft slechts een beperkt aantal, niet at
random gekozen, bedrijven deelgenomen. De resultaten zijn
daarom niet meteen te vertalen naar de gehele Nederlandse
melkveehouderij, het geeft alleen een mogelijke richting
aan.

Het proces van afkalven varieerde niet alleen tussen bedrij-
ven maar soms ook binnen een bedrijf, zonder dat daarvoor
een verklaring is te geven. Mogelijke reden kan zijn dat de
aandoening multifactorieel is (10). Verschillen waren er bij-
voorbeeld bij het afkomen van de nageboorte. Bij enkele be-
drijven kwam deze snel af, bij andere bedrijven bleef een
verhoogd percentage van de vaarzen aan de nageboorte
staan. Bij de meerderheid van de bedrijven verliep het ge-
middelde afkalfproces normaal zowel qua zwaarte als tijds-
duur en ademden de fris en voldragen kalveren niet meer. Bij
een eerder GD-onderzoek bij vaarzen met doodgeboren kal-
veren (gegevens niet gepubliceerd) werden geen duidelijke
afwijkingen aan nageboorten vastgesteld. Bij ons onderzoek
signaleerden twee veehouders bij meerdere vaarzen afwij-
kingen aan de nageboorten. Mogelijk is dit aantal een onder-
schatting, omdat veehouders hier meestal niet gericht naar
kijken. Vanwege het ontbreken van nageboorten bij de inge-
zonden kalveren zijn hierover geen verdere onderzoeksre-
sultaten beschikbaar. Nader onderzoek van de nageboorte is
zinvol, zeker indien deze macroscopisch afwijkend is.
Bij alle kalveren ontbraken histologische aanwijzingen voor
een
Neospora caninum-\'mkcXxe. en verliep het bacteriolo-
gisch onderzoek op
Salmonella negatief Eind augustus
2003 waren negen bedrijven
Leptospira hardjo negatief en
het tiende bedrijf had runderen behandeld. Dit indiceert dat
op de onderzochte bedrijven de drie genoemde ziekten geen
belangrijke rol hebben gespeeld bij de doodgeboorten.
Veehouders gaven geen aanwijzingen dat de pinken gedu-
rende de laatste maanden voor afkalven gewichtsverlies le-
den, wat zou kunnen resulteren in meer doodgeboorte (5).
Op negen bedrijven werd bovendien hct energieniveau in het
voer van de hoogdrachtige pinken tijdens de laatste weken
voor afkalven verhoogd en dit verminderde de kans op het
ontwikkelen van een te negatieve energiebalans in die peri-
ode. Dit kwam overeen met de niet-afwijkende resultaten
van het beperkte aantal NEFA-bepalingen. Dit maakt het on-
waarschijnlijk dat een te negatieve energiebalans een be-
langrijke rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de doodge-
boorten op de onderzochte bedrijven.
Bij twee bedrijven (zonder mineralengift) waren alle GSH-
Px-waarden te laag, bij vijf bedrijven werd bij één of meer
pinken de bovengrens van de referentiewaarde overschre-
den. De referentiewaarden zijn gebaseerd op de optimale be-
hoefte van het dier aan selenium. Verder onderzoek is nodig
om na te gaan of een tekort of een overmaat aan selenium een
negatief effect hebben.

Tabel i. Enkele resultaten van hetsectieonderzoekvan de doodgeboren kalveren en de uitslagen van het klinisch-chemisch onderzoek var de hoogdrachtige pinken.

Bedrijfnr.

Sectie

Bloed- en urineonderzoek

Gewicht kalf
(kg)

Gewicht schild-
klier (g)

Cu

(lever, mg/kg
ds)

Se

(lever,
mg/kg ds)

Cu»

(_mol/L)

GSH-Px® (U/g
Hb)

IVlgl* (mmol/L)

NEFAs»
(mmol/L)

Bl

25

11

105

1.1

<1.5-5.6\'

408-681\'

2.3\'

-

B2

36

24

150

0.5

3.4-8.3\'

24 - 56\'

7.8\'

0.08-0.26\'

B3

35

13

400

-

11.9-17.5"

549 - 653\'

1.4\'

-

B4

40

14

340

0.7

9.5-16.0\'

261 -449\'

18.2\'

0.16-0.43\'

B5

37

19

275

-

7.9-11.9\'

153-316\'

6.7\'

-

B6

35

16

315

1.3

8.4- 11.3\'

262-410\'

7.9\'

-

B7

31.5

17

235

-

5.3-14.5\'

57- 102\'

9.8\'

-

B8

39

15

355

1.1

9.5-14.1\'

202 - 709\'

10.3\'

-

;B9

35

13

265

1.9

11.3-12.9\'

429 - 698\'

6.6\'

0.22 - 0.36\'

BIO

40

14

240

1.2

8.9- 13.3\'

398 - 669\'

7.6\'

0.62\'

Referentie

39.7\'

<30"

75 - 800\'

0.1-3\'

7.5-18\'

120-600\'

>4\'

<0.59\'

laagste en hoogste waarde; gemiddelde; Harbers, NRS, persoonlijke mededeling
aantal onderzochte monsters; -: niet bepaald.

\'l: (14);(3); f: Counotte, GD, persoonlijke mededeling; i-2.3.i.5,6:

Bij alle doodgeboren kalveren was het kopergehalte in de le-
ver normaal. Kopertekorten bij de kalveren zelf hebben
daarom geen rol gespeeld bij de doodgeboorte. Bij drie be-
drijven was er echter wel sprake van een kopertekort bij de
pinken. Waarschijnlijk kunnen deze tekorten door een ver-
hoogde kopergift tijdens de laatste twee-drie weken niet to-
taal worden opgeheven. Echter, of een tekort bij de pinken
ook resulteert in doodgeboorte, is onbekend.
Aangezien magnesium een rol speelt bij spiercontracties (1),
kan bij een tekort het geboorteproces vertraagd zijn en
daardoor mogelijk een rol spelen bij de doodgeboorte van het
kalf. Bij twee bedrijven was het gemiddelde magnesiumge-
halte te laag, bij vijf andere bedrijven (net) voldoende.
Aangezien een rund nauwelijks een magnesiumvoorraad in
het lichaam heeft, is het mogelijk dat voerveranderingen tij-
dens de laatste weken voor de partus de magnesiumopname

-ocr page 461-

in zowel positieve als negatieve zin hebben veranderd en
daarmee ook de rol van dit mineraal bij het verloop van de
partus. Drie veehouders gaven aan dat het geboorteproces ge-
middeld te traag verliep, zeven veehouders vonden de partus-
duur normaal. Aangezien het in de praktijk alleen mogelijk is
om een redelijke indruk te krijgen van de duur van het laatste
deel van het geboorteproces, betekent een volgens de veehou-
der normale partusduur niet dat ook de duur van de totale uit-
drijvingsfase normaal was. Meer onderzoek hierover is ge-
wenst. Magnesium blijft een mogelijke risicofactor.
Jodiumtekort uit zich in een vergroting (14) en hyperplasie
(10) van de schildklier. Afwezigheid van beide verschijnse-
len maakt het onwaarschijnlijk dat jodiumgebrek een be-
langrijke oorzaak was voor de doodgeboorte.
Op zeven bedrijven meldden veehouders een verhoogd percen-
tage lochiometra bij vaarzen met doodgeboorte. Aangezien de
dieren vaak normaal afkalfden, lijkt een verhoogde kans op
contaminatie van vagina en uterus daarom niet aannemelijk.
Mogelijk speelden derhalve andere oorzaken met een moge-
lijke weerstandsvermindering een rol, bijvoorbeeld het BVD-
virus. Bij primaire BVD-infecties kan het percentage dood- en
slapgeboren kalveren verhoogd zijn (7). In ons onderzoek was
echter de BVD Antigeen-Elisa van slechts één kalf positief
Daar de sensitiviteit van de BVD-diagnostiek uit verworpen
kalveren mogelijk laag is (4), is het niet uit te sluiten dat meer
kalveren met BVD besmet waren.

Erfelijkheid speelt een beperkte rol bij doodgeboorte bij eer-
ste en tweede kalfsrunderen (16), en kan daarom niet de
enige verklaring zijn van het grote aantal doodgeboorten op
de onderzochte bedrijven. Indien grootschaliger vervolgon-
derzoek mogelijk is, is het aan te bevelen om erfelijkheid als
risicofactor mee te nemen.

Aanbevelingen

Veel onderzoek is nog nodig om de oorzaak (oorzaken) van
de doodgeboren kalveren bij vaarzen vast te stellen. Op basis
van de huidige kennis worden de volgende onderzoeken ge-
adviseerd op melkveebedrijven met te veel doodgeboren
kalveren bij de vaarzen:

• magnesiumonderzoek in urine bij vijf hoogdrachtige pin-
ken;

• bloedonderzoek op koper en GSH-Px bij vijf hoogdrachtige
pinken; dit onderzoek is met name zinvol op bedrijven zon-
der mineralenverstrekking tijdens het tweede levensjaar;

• onderzoek op BVD; dit onderzoek kan uit twee onderdelen
bestaan: (1) serologisch onderzoek van vijf vaarzen tenmin-
ste drie weken na doodgeboorte; bij negatieve uitslagen kan
BVD als oorzaak worden uitgesloten, bij positieve uitslagen

is nader onderzoek gewenst; (2) sectie van meerdere dood-
geboren kalveren;

• de nageboorte laten onderzoeken (naast het doodgeboren
kalf), zeker indien de nageboorte macroscopisch afwijkend
is;

• de energievoorziening tijdens het tweede levensjaar, en met
name tijdens de laatste twee weken voor afkalven, bereke-
nen en bij twijfel bloedonderzoek uitvoeren.

Dankwoord

Met dank aan de tien deelnemende melkveehouders en hun

practici voor hun medewerking aan dit onderzoek.

Literatuur

1. Centraal Veevoederbureau. Handleiding mineralenonderzoek bij rund-
vee in de praktijk. 5rd ed. ISBN 90-72839-35-8 1996: 31-40.

2. Graham DA, Smyth JA, McLaren IE, and Ellis WA. Stillbirth/perinatal
weak calf syndrome: serological examination for evidence of
Neospora
caninum
infection. Vet Rec 1996; 139: 523-4.

3. GD-Praktijkmap Herkauwers. Gezondheidsdienst voor Dieren,
Deventer, 2003.

4. Hommez J. Wullepit J en Devriese L. Bacillus lichenijbrmis als mogelijke
oorzaak van abortus bij het rund. Vlaams Dierg Tijdschrift I997;66: 131-
2.

5. Kroker GA, and Cummins LJ. The effect of nutritional re.striction on
hereford heifers in late pregnancy. Austr Vet J 1979; 55:467-74.

6. Kruif A de en Deprez P. Oorzaken, onderzoek en behandeling van weinig
levenskrachtige kalveren. Vlaams Dierg Tijdschrift 2003; 72:217-23.

7. Lindberg ALE. Bovine viral diarrhoea virus infections and its control. A
review. Vet Quart 2003; 25:2-16.

8. Logan EF, Smyth JA, Kennedy DG, Rice DA, and Ellis WA. Stillbirth and
perinatal weak calf syndrome. Vet Rec 1991; 129:99.

9. McCoy MA, Smyth JA, Ellis WA. and Kennedy DG. Parenteral iodine
and selenium supplementation in stillbirth/perinatal weak calf syndrome.
Vet Rec 1995; 136: 124-6.

10. McCoy MA. Smyth JA, Ellis WA, Arthur JR, and Kennedy DG.
Experimental reproduction of iodine deficiency in cattle. Vet Rec 1997;
141:544-7.

11. Scenzi 0, Taverne MAM, Bakonyi S, and Erdödi A. Comparison be-
tween pre- and posmatal status of calves and their perinatal mortality. Vet
Quart 1988; 10: 140-4.

12. Sluijter FJI1. Zimmer GM, and Wouda W. Weak calf syndrome. Vet Rec
1990; 127:355.

13. Smyth JA, McNamee PT Kennedy DG, McCullough SJ, Logan EF, and
Ellis WA. Stillbirth/perinatal weak calf syndrome: preliminary patholo-
gical, microbiological and biochemical findings. Vet Rec 1992; 130:
237-40.

14. Smyth JA, Goodall EA, McCoy MA, and Ellis WA. Stillbirth/perinatal
weak calf syndrome: a study of calves with an abnormal thyroid gland.
Vet Rec 1996; 139: 11-6.

15. Smyth JA. Fitzpatrick DA, and Ellis WA. Stillbirth/perinatal weak calf
syndrome: a study ofcalves infected with Z.e;^/cw/)ira. Vet Rec 1999; 145:
539-42.

16. Steinbock L, Nasholm A, Bcrglund B, Johansson K, and Philipsson, J.
Genetic effects on stillbirth and calving difficulty in Swedish Holsteins at
first and second calving. J Dairy Sci 2003; 86:2228-35.

-ocr page 462-

Alweer voor de derde keer op een rij
was er op het alom bekende interna-
tionale Voorjaarsdagencongres, ge-
houden op 23 tot en met 25 april
2004 in de RAI te Amsterdam, een
programma samengesteld voor zo-
wel de gezelschapsdierenarts als de
paardendierenarts en daarbij dit
jaar voor het eerst ook voor de
paardenfysiotherapeut. Een uiterst gevarieerd pro-
gramma met voor eenieder wat wils trok veel geïnteres-
seerde bezoekers. Naast het programma van de lezingen
was er natuurlijk ook de drukbezochte \'exhibition floor\',
waarin de industrie een veelheid aan informatie verschafte
over bestaande en nieuwe producten. Ook aanwezig was
opnieuw de presentatie van diverse wetenschappelijke
posters in de hal.

Vrijdag 23 april

Op vrijdag 23 april ving de eerste congresdag aan. Nog niet
heel druk bezocht, maar al met vollere zalen dan voorgaande
jaren werd de spits afgebeten door dr. Eric van Breda, sport-
fysioloog verbonden aan de Universiteit van Maastricht, met
een interessant verhaal over over- en ondertraining van elite
dressuurpaarden. Op lange termijn kan dit prestatieverlies of
ziekte geven. Belangrijk is een goed begrip van de basisprin-
cipes van trainen welke nodig zijn om het welzijn en weivin-
den van sportpaarden te verhogen. Er werd voor gepleit om
de trainingsconditie te bepalen via een objectieve methode
met diverse meetmogelijkheden op een tredmolen. Aan-
gegeven werd dat het soms moeilijk is een (parasympati-
sche) overtraining te onderkennen. Diverse algemene symp-
tomen zoals, apathie, anorexie en lusteloosheid kunnen hier
een voorbode van zijn. In de discussie werd duidelijk dat niet
alle aanwezigen functieproeven op een tredmolen zinvol
voor \'onvoldoende presterende\' dressuurpaarden vonden.
Wel was de algemene mening dat het mentale aspect waar-
schijnlijk het meest onderschatte onderdeel van het geheel
is.

Hierna was het de beurt aan dr. Marianne Sloet van
Oldruitenborgh-Oosterbaan, Faculteit der Diergeneeskunde
Utrecht, die een boeiend verhaal vertelde over haar en dr.
David Marlins ideeën met betrekking tot het koelen van
paarden tijdens wedstrijden en de aanpak van oververhitte
paarden. Management van het \'exhausted horse syndrome\'
richt zich met name op direct stoppen van de arbeid, toepas-
sing van eenvoudige afkoelmethoden zoals het opzoeken van
schaduw, het creëren van luchtstromen rond het paard door
middel van ventilatoren, afspoelen met koud water en op de
intraveneuze correctie van de dehydratie door middel van in-
fusen.

De meest geschikte methode van afkoelen blijkt een serie
\'total body washes\' met koel water gedurende dertig secon-
den, afgewisseld met rustig rondstappen. Dit heeft, in tegen-
stelling tot wat wel wordt gedacht, geen negatieve effecten
op de spieren, zolang het koelen inderdaad nodig is (onder
andere temperatuur > 39°C).

Berichte

i

verslage

Voorjaarsdagen 2004: paard

Erica Reijerkerk en Cornelie Westermann

Na een korte pauze hield dr. Van Breda opnieuw een lezing,
nu over het belang van specifieke trainingsprogramma\'s
voor springpaarden. Concluderend blijkt een trainingspro-
gramma absolute noodzaak te zijn om de spieren de tijd te
geven zich aan te passen aan de vraag. In de eerste fase is het
belangrijk om al op jonge leeftijd kracht, snelheid en coördi-
natie te trainen. Tevens kan een basis gelegd worden voor uit-
houdingsvermogen, wat echter niet geforceerd opgedrongen
dient te worden. In de tweede fase vangt de opbouw aan van
techniektraining. In de laatste fase is het van belang zich te
richten op met name het verhogen van het springvermogen.

Na een overheerlijke lunch en het ontmoeten van vele colle-
ga\'s was er in de middag een drieluik over het gebit door dr.
Gordon Baker, University of Illinois (Urbana, USA), die een
uitgebreide uitleg gaf over het klinisch onderzoek van de
mondholte en de daarin aanwezige elementen met daarna
uitleg over preventieve gebitsgezondheidsprogramma\'s. Als
afsluiting werd er gesproken over verwijdering van elemen-
ten van het gebit en de hierbij behorende complicaties door
dr. Lieven Vlaminck uit België. In de andere zaal werd in
drie sessies het echografisch gebruik/onderzoek bij nek- en
rug- en bekkenproblemen besproken door prof Jean-Marie
Denoix (Ecole Nationale Vétérinaire d\'Alfort, Frankrijk),
die vorig jaar ook menig dierenarts uitvoerig heeft onderwe-
zen over de mogelijkheden van echografisch onderzoek bij
de verschillende onderdelen van het paardenlichaam. Een
mooie samenvatting van de toepasbaarheid is terug te vinden
in de proceedings. Als afsluiter werden casestudies van
paarden met nek-, rug- en bekkenproblemen besproken. Het
theoretische verhaal werd al gedurende de eerste twee verha-
len geïllustreerd met mooie afbeeldingen en met de casestu-
dies was de link naar de praktijk zo gelegd.

Zaterdag 24 april

De beurt was aan prof Martin Furr (Equine Medical Center,
Leesburg, USA) om aan te vangen met een zeer interessante
en opbouwende sessie over de problematiek bij paarden met
ataxie. Zoals elk probleem wordt gestart in de praktijk, zo
werd ook hier begonnen met de uitleg over het neurologisch
onderzoek. Het doel van het onderzoek is de aanwezigheid
van het probleem te onderkennen, de probleem regio te loka-
liseren en diverse reacties te noteren om deze herhaaldelijk
te kunnen evalueren. Een duidelijke tabel vinden we terug in
de proceedings waarin de diverse klinische verschijnselen
gekoppeld worden aan de verschillende segmenten van het
ruggenmerg (lokalisatie). De verschillende technieken, zo-
als afnemen van cerebrospinale vloeistof, serologic, biopten,
diagnostische beeldvorming kwamen aan de orde met tevens
het beoordelen van deze technieken. De combinatie van al
deze gegevens; anamnese, klinisch onderzoek en lokalisatie,
leiden tot het vormen van de differentiële diagnose en de ver-
smalling hiervan. Als afsluiter werd gesproken over de thera-
peutische mogelijkheden.

Het management (voeding/beweging), het gebruik van
NSAID\'s, Psgags (poly-sulfated glucosaminoglycanen), toe-
dienen van intra-articulaire medicatie en de chirurgische

-ocr page 463-

methoden; dorsal laminectomie en interbody fusion bij
paarden met CVM. Voor een ontstekingsproces werden de
mogelijkheden van corticosteroïden, DMSO, NSAID\'s en
mannitol besproken. Afhankelijk van de oorzaak van de ont-
steking het gebruik van antibiotica of antivirale middelen.
In de middag was er de \'State of the Art lecture\' van prof
Alfred Merritt (University of Florida, USA). Via een terug-
blik op onderzoek en literatuur van het verleden met betrek-
king tot de paardenmaag werd een weg behandeld naar de
huidige inzichten, onderzoeken en wetenschap. De aanwe-
zigheid van de maagproblematiek bij veulens, met vaak als
oorzaak een primaire lesie in het duodenum werd aange-
haald, het exercise-induced probleem bij volwassen dieren.
Ook hier werd het therapeutische en preventieve aspect uit-
gebreid besproken, met name het gebruik van omeprazole
(Gastroguard®), een protonpomp-inhibitor werd uitvoerig
naar voren gebracht. Met betrekking tot preventie werd het
management (voeding/stalling) aangestipt als belangrijke
maatregel in het geheel.

Als parallelsessie werd er in de andere zaal gesproken door
dr. Ann Martens (Universiteit Gent, België), dr. Astrid
Rijkenhuizen (Faculteit der Diergeneeskunde, Utrecht) en
drs. Peter Wiemer (DAP de Lingehoeve, Lienden) over chi-
rurgie bij het koliekpaard. Dr. Martens vertelde uitvoerig
over de strangulerende en niet-strangulerende problemen bij
koliekpaarden en de hiervoor veelvuldig gebruikte benade-
ring; de laparotomie. Tevens werd hierbij de prognose voor
overleving op korte en lange termijn aangehaald. Hier
voegde dr. Rijkenhuizen de mogelijkheden van de laparo-
scopische techniek aan toe. Drs. Wiemer gaf ons het totaal-
overzicht van het doorsturen van koliekpaarden en het be-
lang van een goede onderlinge communicatie, wat het niveau
van de gezondheidszorg paard en de klanttevredenheid ver-
hoogt. Ook de intensieve zorg na de operatie komt aan bod.
Post-operadef management dient gericht te zijn op pijnma-
nagement, ondersteunen cardiovasculaire systeem, behande-
ling van endotoxemie, herstel van gastrointestinale functie,
behandeling van infecties en het management van de secun-
dair optredende complicaties zoals ileus. Als afsluiter van de
dag werden er tijdens de borrel heerlijke Griekse hapjes on-
der het genot van Griekse muziek geserveerd.

Pree communications

Simultaan aan de lezingen werd er gedurende de vrijdag- en
zaterdagmorgen in de andere zaal gestart met de freecommu-
nications. Korte voordrachten door een verscheidenheid aan
sprekers, waarin veel en interessante (nieuwe) informatie
over onderzoeken, (nieuwe) technieken, specifieke casu-
ïstieken en andere diverse onderwerpen naar voren komen.
Enkele voorbeelden: een beschrijving van de eerste onder-
kende
Anaplasma phagoctophilum (voorheen Ehrlichia
Equi)
patiënt in Nederland, infuusbeleid bij de neonaat, de in-
vloed van het seizoen op testikelgrootte en spermakwaliteit,
de praktische benadering van maagimpactions, epilepsie bij
het paard, endotoxinemie, tracheotomie-techniek, cryochi-
rurgie als therapie voor cornea- en scleratumoren en ortho-
dontie etcetera. Voor de jury, bestaande uit Emile Welling en
Jan van Wensveen, was het niet makkelijk hieruit een selectie
te maken om voor te dragen als genomineerden voor de hier-
aan verbonden Intervet-prijs voor de beste freecommunica-
tion. Uiteindelijk kreeg drs. Robin van den Boom de prijs
voor zijn presentatie \'Relationship between synovial fluid
markers, cartilage composition and the presence and severity
OS ao in the equine metacarpophalageal joint\'.

-ocr page 464-

Zondag 25 april

Op alweer de laatste dag van het congres werd de ochtend ge-
vuld met als eerste een paneldiscussie over eerder versche-
nen artikelen met betrekking tot de voortplanting bijvoor-
beeld in labour or not?, ovarian pathology, et cetera. Het
publiek werd actief betrokken bij de lezing met hun ervarin-
gen vanuit de praktijk. De voortplantingssessie werd ver-
zorgd door dr. Tom Stout (Faculteit der Diergeneeskunde,
Utrecht) en drs. Erik Bergman (DAP de Lingehoeve,
Lienden). Het geheel werd voortgezet met casuïstieken be-
trekking hebbend op gebitsafwijkingen (bijvoorbeeld een
papegaaiensnoet), gepresenteerd door dr. Gordon Baker
(USA) en dr. Lieven Vlaminck (België). Als afsluiter zorgde
het duo dr. Marianne Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(Faculteit der Diergeneeskunde) en drs. Marco de Bruijn
(DAP Wolvega, Wolvega) voor een uitvoerige up-date van
het management van diarree bij het veulen afgesloten met
casus uit de praktijk.

In de andere zaal werden de toehoorders uitvoerig geïnfor-
meerd over de toepassingen van kwantitatief ultrasonogra-
fisch onderzoek met betrekking tot peesletsels door dr(s)
Hans van Schie. Waarna door dr. Roger Smith het onderzoek
naar de fysiologie van pezen besproken werd. Als afsluiter
van deze sessie was er dr. Michael Schramme (Cornell
University, Ithaca,USA) die de praktische toepasbaarheid
van het gebruik van lokale anesthesieën met betrekking tot

\'navicular disease\' voorlegde. De middag werd met name ge-
vuld door onderwerpen met betrekking tot de voortplanting
van het paard. Drs. Karin Hendriks (Faculteit der
Diergeneeskunde, Utrecht) stipte het belang aan van \'fetal re-
adiness for birth\' bij bijvoorbeeld partusinductie. Readiness
blijkt uit criteria zoals bijvoorbeeld drachtlengte >330 dagen,
relaxatie van de cervix, toename van het uier, verandering in
uiersecretie (van serum naar colostrum) en de veranderingen
in elektrolytenconcentratie van het uiersecretum (K>Na en
Ca>10 mmol/l). Desondanks blijft inductie een risico met
complicaties zoals prematuriteit van het veulen, dystocia,
vroegtijdig loslaten van de placenta (asphyxie veulen) en \'fai-
lure of passive transfer\'. Zelfs met een gezonde merrie en een
veulen wat er klaar voor lijkt te zijn. Indicaties voor inductie
zijn het in gevaar zijn van de gezondheid van de merrie en/of
veulen of wanneer er terecht verdenking is op een risicovolle
partus en aan de criteria van readiness is voldaan. Deze voor-
dracht werd gevolgd door een lezing van drs. Erik Bergman
(DAP de Lingehoeve, Lienden) over geslachtsbepaling bij de
foetus waarin verschillende technieken voor verschillende
stadia uitgelegd worden. De uitkomst is afhankelijk van de
gebruikte techniek, in de literatuur wordt beschreven tachtig
tot 99 procent gedurende zestig tot 75 dagen dracht, en de er-
varing van de practicus.

Parallel aan deze sessies werd er in de andere zaal door dr.
Michel Hoegaerts (Universiteit Gent, België) gesproken
over anatomie van de paardenknie en werd ons tevens een re-
ferentiekader, door middel van beelden en een voorgesteld
onderzoeksprotocol, voorgespiegeld van ultrasonographisch
onderzoek van de paardenknie. Het protocol is terug te vin-
den in de proceedings met duidelijke bijbehorende illustra-
ties. De spreker gaf aan dat het onderzoek een technische uit-
daging is, maar met kennis van de anatomie en het protocol
voor iedere practicus uitvoerbaar. Prof. Jean Marie Denoix
verrijkte onze kennis en visueel geheugen met praktische en
uitdagende casuïstieken. Als laatste sprekers van het congres
was dr. Gordon Baker ons nog een lezing met betrekking tot
\'dental imaging\' verschuldigd en vertelde dr. Tom Stout ons
over preventie van vroegtijdig afbreken van de dracht (EPL =
early pregnancy loss). Met de vraag of EPL te voorkomen is
en het ontbreken van bewijs dat inadequate maternale proge-
sterondeficiëntie de hoofdoorzaak hiervan is, kwam ook
deze dag tot een einde.

Toekomst

Ieder congres heeft z\'n einde, maar men is nu al druk bezig
met het vooruitzicht van de Voorjaarsdagen komend jaar.
Sterker nog het programma voor 14 tot en met 17 april 2005
ligt al klaar.

Als vanouds zal er een gevarieerd programma zijn voor de
dierenartsen en ook voor de dierfysiotherapeuten, waarin het
belang van kwaliteit, kennisoverdracht en praktijk hoog in
het vaandel staan. Wat ooit z\'n oorsprong gevonden heeft in
het lustrumcongres zal volgend jaar uitgebreid worden met
een primeur, namelijk de samenwerking met de AAEP ofte-
wel de American Association of Equine Practitioners. Ook
vindt er uitbreiding van het congres plaats door middel van
een pre-congresdag. Internationale kennisoverdracht en con-
tacten zullen opgehaald worden. Het programma zal gevuld
zijn met lezingen, workshops, paneldiscussies. De \'State of
the Art Lecture\' zal volgend jaar door prof. Peter Rossdale
gepresenteerd worden. Ook zullen de free communications
en de poster presentaties zeker niet ontbreken.

-ocr page 465-

Actua

Animo voor kinderopvang
tijdens Voorjaarsdagen

Veterinair Organisatiebureau Animaux heeft tijdens
de Voorjaarsdagen 2004, voor het tweede jaar de kin-
deropvang verzorgd. Deze kinderopvang werd mede
mogelijk gemaakt door de initiatiefnemers van de
Kitten Party® (Intervet, Royal Canin, Dier & Zorg en
Tinley).

In een speciaal ingerichte ruimte, onder toezicht van een
professionele en enthousiaste leiding, waren er zaterdag
24 april elf kinderen aanwezig. De kinderen, variërend in
de leeftijd nul tot twaalf jaar, hebben zich prima vermaakt
met speeltoestellen en knutselmateriaal. Tussendoor was
er een clown en hebben sommige ouders hun kroost even
opgehaald voor een gezamenlijke lunch. In 2003 was het
duidelijk dat men nog moest wennen aan deze service, er
waren toen vijf kinderen die gebruik hebben gemaakt van
de opvang. De organisatie hoopt volgend jaar op nog
meer belangstelling, zodat ook op vrijdag en zondag kin-
deropvang kan worden aangeboden met, bij een vol-
doende aantal kinderen, ook een aparte slaapruimte voor
de hele jonge \'puppy\'s en kittens\'.

Voor meer informatie kunt u bellen met Veterinair
Organisatiebureau Animaux op telefoonnummer: 035-
6239479.

MUNTJE?

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV - Postbus 1262 - 3890 BB Zeewolde

Interpolis Award 2004

J. van Wensveen

Tijdens het congres \'De Voorjaarsdagen\' werd voor de
eerste maal de Interpolis Award uitgereikt aan drs. R. van
den Boom met zijn betoog : \'Relationship between syno-
vial fluid markers, cartilage composition and the pre-
sence of osteoarthritis in the equine metacarpophalan-
geal joint\'. De Interpolis Award wordt uitgereikt aan
degene die de beste Equine-Free-Communication houdt
tijdens het Voorjaarsdagencongres. De Award vervangt
de Interpolis Referaten-prijs die de afgelopen jaren is
uitgereikt aan de student die het meest interessante refe-
raat schreef met betrekking tot het paard.

Zowel op vrijdag- als op zaterdagochtend werden dit jaar
door diverse sprekers een free-communication gehouden
voor de geïnteresseerde paardendierenartsen. In tien minu-
ten tijd kon hij of zij een interessant onderwerp onder de aan-
dacht brengen.

De jury, bestaande uit Jan van Wensveen, Emile Welling en

Allard Smeenk, was verrast door de hoge kwaliteit van de
presentaties en ook het enthousiasme waarmee de diverse
sprekers hun betoog hielden.

In totaal werden er 27 presentaties gehouden. Hiervan wer-
den er vier genomineerd. Winnaar Van den Boom kreeg tij-
dens het galadiner op zaterdagavond in \'De Hoge Hoed\' een
cheque ter waarde van 1.000,- uitgereikt.

De afgelopen jaren heeft de verzekeraar Interpolis de
Referaten-prijs uitgereikt aan de student die het meest inte-
ressante referaat schreef met betrekking tot het paard. Daar
het schrijven van een referaat in het nieuwe curriculum is
vervangen door het uitvoeren en rapporteren van weten-
schappelijke stages, heeft Interpolis gezocht naar een andere
manier om wetenschap en onderzoek op het gebied van de
paardengezondheidszorg te ondersteunen.
Sinds drie jaar vormt het congres van de Groep
Geneeskunde van het Paard een onderdeel van het over de
gehele wereld bekende kleine huisdierencongres \'De
Voorjaarsdagen\'. Het was daarom geen moeilijke keus om
een vervanging te vinden voor de Referaten-prijs.
De Interpolis Award wordt de komende jaren uitgereikt aan
degene die de beste Equine-Free-Communication houdt tij-
dens dit jaarlijks congres.

-ocr page 466-

Tijdens de vakantie in Frankrijk, in de
bloedhete zomer van 2003, ontstaat
tijdens het hardlopen het plan: schaat-
sen, met dierenartsen. Hoe lang is het
geleden, de laatste Elfstedentocht? Is
\'de alternatieve\' geen uitdaging? Ja,
de Weissensee, dat lijkt wel wat: met
een groep dierenartsen er naartoe.
Tijdens de Elfsteden-borrels in de ja-
ren \' 80 zat de DSK-kamer per slot van rekening ook vol....

Inmiddels is het november als ik in contact kom met Aart
Koopmans. Koopmans is voorzitter van de Stichting Winter
Marathon, organisator van de schaatsactiviteiten op de
Weissensee. Een intensief contact via e-mail en telefoon
volgt. Hij waarschuwt me: \'Het blijft niet bij deze ene keer\'
en ook \'Je bent rijkelijk laat, maar we gaan iets regelen.\' Drie
dagen later blijkt dat een andere groep is uitgevallen en we
met zijn allen bij elkaar in één hotel kunnen verblijven. Ik
krijg een optie van zeven dagen om het te regelen. Dankzij
het bureau van de KNMvD wordt op 13 november een
nieuwse-mail verstuurd met de aankondiging van de deel-
name aan de schaatstocht. De eerste zeven aanmeldingen ko-
men dezelfde dag nog binnen. De dag erna volgen nog vijf
inschrijvingen en langzamerhand wordt duidelijk dat het
team zich gaat formeren en dat het plan doorgaat. Op 21 no-
vember kan ik een lijst van 23 deelnemers aanmelden bij
Aart Koopmans en een e-mail met \'It sil héwe!\' rondsturen
aan de potentiële deelnemers.

December 2003

In de loop van de tijd wijzigt de samenstelling van de groep
nog wat. Hier en daar valt nog iemand af of komt er iemand
bij, maar medio december is de groep compleet: we gaan met
25 mensen naar de Weissensee. In de groep zit ook een aantal
niet-dierenartsen. De meeste zijn vaste trainingsmaatjes van
dierenartsen en mogen derhalve toch mee. Voor de gelegen-
heid krijgen ze de titel \'student diergeneeskunde\'.
Het blijkt niet zo eenvoudig om op deze korte termijn spon-
soring te regelen, maar hier en daar lukt het toch. Zo blijken
de mutsen van Boehringer Ingelheim, die ook als sjaal dienst
kunnen doen later haast onmisbaar te zijn bij de extreem lage
temperaturen op de Weissensee. Alfasan komt met een doos
vol tassen en T-shirts en laat speciaal voor deze tocht een
\'Alfasan Weissensee 2004 sjaal\' maken, die direct al een col-
lectorsitem is. Via-via komen er schaatsmutsen en zelfs hele
schaatspakken van de bekende schaatsploeg van Nefit (HR-
ketels) boven tafel. De AUV komt met poloshirts voor de
winnaars. Rinse Jan Boersma van Intervet heeft een heel an-
der plan. Sinds hun lezingencyclus over mastitis, gehouden
in elf steden heeft Intervet \'iets\' met de Elfstedentocht. Zijn
voorstel is om ons onze vakantie zelf te laten betalen, maar
hij wil wel voor elke gefinishte deelnemer 45 euro overma-
ken naar Heifer Nederiand. Deze organisatie steunt boeren-
gezinnen in ontwikkelingslanden door dieren te schenken in
de vorm van een levende lening (zie kader). Dit plan omar-
men we direct: plezier maken en tegelijkertijd een goed doel
steunen, mooier kan niet.

Berichte

verslagen

Dinsdag 13 januari 2004

Als voorbereiding op het echte werk in Oostenrijk komt on-
geveer de helft van de groep bij elkaar op kunstijsbaan de
Scheg in Deventer voor nog een laatste zware training. Een
groot voordeel is dat de ijsbaan in Deventer niet helemaal

Schaatsen boven de wolken

Verslag van het veterinair schaatskampioenschap over 200 km op natuurijs

Theo Lam

-ocr page 467-

overdekt is, zodat men vast kan wennen aan de omstandighe-
den in Oostenrijk. Na het schaatsen eten we bij het fameuze
Hotel Bakker in Vorden. De avond brengen we door in de
sportwinkel van Martien Pater, tevens organisator van sport-
evenementen en -arrangementen. Hij geeft eerst een inlei-
ding over de voorbereidingen voor schaatsen op natuurijs,
waarna één van de 69 finishers uit 1963, zijn ervaringen van
toen vertelt. Dierenartsen uit alle windstreken, de meesten
kenden elkaar niet, maar hadden minstens één gemeen-
schappelijke hobby: schaatsen. Het klikte, treintjes op de ijs-
baan en in Hotel Bakker, goede voortekenen voor
Oostenrijk!

Dinsdag 20 januari

Slecht weer onderweg, veel bewolking en regen. Maar, zoals
voorspeld, in Korinthië, na de Katschbergtunnel: zon en
sneeuw! Na ruim tien uur komen we aan in Hotel Rossmann
in Greiffenburg, een kilometer of tien van de Weissensee.
Hylke Jorritsma en zoon Ruurd heten ons welkom bij het ho-
tel, de KNMvD-vlag hangt prominent in de eetzaal. De
vroegste vogels zijn in de loop van de middag al aangeko-
men en schaatsen alvast hun eerste rondjes. De omstandig-
heden lijken goed: mooi weer en hard ijs. Wel wat veel
scheuren, maar het is dan ook een wedstrijd op natuurijs. In
de loop van de avond druppelt iedereen binnen en rond 21.00
uur zijn we compleet. Na het uitdelen van de gesponsorde
kleding en informatie van Heifer Nederland, wordt er nog
een wandeling gemaakt om de omgeving te verkennen.
Greiffenburg blijkt niet heel bijzonder. Het bier bij

Rossmann is echter goed en er volgt een uitgebreide verga-
dering over de te volgen strategie tijdens de komende da-
gen...

Woensdag 21 januari

Voor de eerste keer \'naar boven\'. Het is een kwartiertje
bergop van ons hotel naar de Weissensee, die op bijna 1000
meter ligt. Het weer in Greiffenburg is grijs en somber, maar
op weg naar de Weissensee stijgen we boven de wolken uit.
Prachtig weer en een uitgestrekte ijsvloer bij -13 graden, we
schaatsen boven de wolken en zijn er in. Door de hoge lig-
ging van de Weissensee kun je er elk jaar schaatsen, al is niet
elk jaar het hele meer bevroren. Het meer bestaat uit een
groot en een klein deel en behalve een kleine hoek in het
grote deel is er echter overal ijs. We kijken onderling eens
hoe de schaatskwaliteiten zijn en maken een groepsfoto. Het
advies om het een beetje kalm aan te doen en energie te spa-
ren voor de tocht van vrijdag wordt nauwgezet opgevolgd.

Donderdag 22 januari

De dag voor de toertocht kenmerkt zich door toch wel wat
spanning bij eenieder. Er moet nog van alles geregeld wor-
den met betrekking tot de inschrijving en de laatste beno-
digdheden worden ingekocht bij de plaatselijke sportwinkel
en supermarkt. Jaap Boersma, als meest ervaren Weissensee
schaatser in ons team, is een vraagbaak voor iedereen.
Overdag kijken we naar de criteria voor de A-rijders.
Indrukwekkend, de snelheid waarmee deze mannen en vrou-
wen over het ijs gaan, alsof er helemaal geen scheuren be-

-ocr page 468-

staan. Zelf schaatsen we ook nog wat, maar toch niet zo veel.
Bij het diner in Greiffenburg is het \'s avonds duidelijk stiller
dan op woensdagavond toen de sterke verhalen niet van de
lucht waren. De meest gesproken teksten zijn \'blijven eten\',
\'rustig beginnen\' en \'ik ben hier voor mijn lol...\'. Tot laat in
de avond worden kledingsstukken besproken, slijpblokken
uitgewisseld en potjes vaseline over en weer geschoven. De
belangrijkste uitdaging is om morgenvroeg op tijd wakker te
worden.

Vrijdag 23 januari

Voor degenen die kunnen slapen gaat de wekker om 5 uur.
Om half 6 zitten de eersten, net als gisterenavond, aan hun
spaghetti. Gelukkig heeft het niet gesneeuwd, anders zouden
we nu eerst nog sneeuwkettingen aan moeten gaan brengen.
Na zessen stappen we in de auto\'s en tegen zevenen gaan we
het ijs op. Het vriest 22 graden en de overvrolijke omroeper
kan er maar geen genoeg van krijgen om iedereen toe te roe-
pen dat dit nu pas écht wintersport is. Om exact 7 uur klinkt
het startschot en rijden in totaal 986 deelnemers de donkere
ochtend in. Even later zakt de temperatuur nog tot -24 gra-
den. Eerst wordt een rondje van 5 km over het kleine meer
geschaatst. Daarna voor het eerst onder de brug door en het
grote meer op. Er volgen nog tien rondjes van 19,5 km.
De eerste ronde in het donker is lastig, want iedereen rijdt
nog vlak bij elkaar en je ziet weinig. Regelmatig zijn er val-
partijen, waarvan de meeste gelukkig goed aflopen. Herman
Rouwé valt plat voorover in de sneeuw en blesseert zich be-
hoorlijk. Hij heeft er de hele dag last van en moet, ondanks
zijn uitgebreide Elfstedenervaring, flink in zijn reserves
tasten om de 200 km met gekneusde ribben uit te rijden.
Al snel wordt het lichter, na een half uurtje kun je voldoende
zien. Tegen achten is het zicht geen probleem meer. Het is
prachtig om, terwijl je om je heen het unieke geluid van ij-
zers op ijs hoort, in de verte de schaatsers op het grote meer
te zien rijden, terwijl de vale zon de laaghangende ochtend-
mist tussen de bergkammen oplost. Voor deze momenten
doe je het. Wel blijven bewegen intussen, want het is nog
steeds stervenskoud. Gelukkig heb ik extra dikke wanten
meegenomen, want de gewone schaatshandschoenen zijn
echt niet voldoende. De gewone handschoenen stop ik voor-

lopig maar in het kruis van mijn broek, want wat extra be-
scherming tegen de kou is daar meer dan welkom. Olaf
Neuteboom vertelt later dat hij die extra wanten niet bij zich
had en het de hele dag vreselijk koud heeft gehad....
Rond tien uur veranderen de omstandigheden. Als bij don-
derslag komt in één keer de zon boven de bergen uit. Er is
geen wolkje te zien, maar toch is het net alsof er een wolk
weggeschoven wordt, zo snel komt de zon te voorschijn. De
rest van de dag blijft het het prachtigst denkbare schaats-
weer: erg koud (de temperatuur komt niet boven de -10 gra-
den) volop zon en nauwelijks wind.

Na twee rondjes, met zo\'n 45 km achter de rug, wordt het tijd
om handschoenen te wisselen en een trui uit te doen. De ver-
zorging is intussen prima geregeld. Op verschillende plek-
ken langs het parcours staan standjes met krentenbrood, ro-
zijnen, en (bevroren) mandarijnen. Je kunt er net zoveel thee,
sportdrank en bouillon drinken als je wilt en allemaal op
juiste drinktemperatuur.

In de loop van de dag kom je af en toe collega\'s tegen op het
ijs, ofwel omdat ze voorbij komen schaatsen, ofwel omdat je
ze zelf inhaalt, leder rijdt zijn eigen tempo en zoekt naar een
groep die bij dat tempo past. Daarbij kun je plotseling een
hele tijd met een collega meeschaatsen die je daarvoor uren
niet gezien hebt. Esther Zijlstra, van plan om 100 kilometer
te rijden kom ik tegen terwijl ze er al ruim 120 op heeft zit-
ten. Ze zit in een groep met een goed tempo en dan blijk je
het echt veel langer vol te kunnen houden dan je zelf gedacht
had! Bertjan Westerlaan heeft materiaalpech. Hij is lekker
op gang, maar in een van de eerste rondes breekt een van zijn
ijzers. Hij moet eraf en is ruim een uur onder de pannen om
de zaak weer voor elkaar te krijgen. De achterstand die hij
daardoor oploopt, haalt hij niet meer in en hij richt zich (voor
dit jaar) op de 100 km.

Om kwart over vier kom ik over de streep. Tine Rouwé heeft
de einduitslag bijgehouden en vertelt dat Steven Bonestroo
goed kapot binnenkwam maar wel de snelste van ons is. Hij
is daarmee ook de winnaar van de door de SWM ter beschik-
king gestelde beker voor de snelste dierenarts! Een aantal
van de mensen die eerder die dag gestopt zijn, staat aan de fi-
nish om iedereen op te vangen die binnenkomt. De
Jorritsma\'s, Erik Bosker, Elsbeth Noordhuizen en anderen
zijn hier van onschatbare waarde. Het is heerlijk als je op het
moment van de finish toegejuicht wordt en niet zelf die be-
vroren veters los hoeft te knopen. De zon is inmiddels weg-
gezakt en het wordt weer kouder en donkerder. Tot 17.00 uur
mag je aan de laatste ronde beginnen. Als laatste rijder uit
onze groep voltooit Rob Eikelboom net voor zes uur zijn 200
km. Hij heeft bijna elf uur op de schaats gestaan: een super-
prestatie! En bovendien: al die tijd hebben de \'verzorgers\' er
gestaan: Hulde!!

Pas \'s avonds, na telefonisch contact met het thuisfront, blijkt
dat we in Nederland het NOS Journaal gehaald hebben. De
meest wilde verhalen over schaatsen die in liezen verdwenen
en afgevroren lichaamsdelen deden de ronde. Op het ijs heb-
ben we daar, behalve de enkele keer dat er een helikopter
kwam overvliegen, nauwelijks iets van gemerkt. Achteraf
blijkt een tiental mensen naar het ziekenhuis gegaan te zijn,
waren er wel wat fracturen en hersenschuddingen, maar niet
meer dan bij zo\'n groot evenement verwacht mag worden.
Bij onze groep valt de schade gelukkig mee. \'s Avonds hou-
den we een feestelijk diner in Greiffenburg en de echte ster-
ken staan daarna weer met een glas bier in de hand op het
blarenbal in de feesttent!

-ocr page 469-

Zaterdag 24 januari

Na een gezamenlijk ontbijt vertrekken de eerste mensen
richting Nederland. Een ander deel gaat terug naar boven om
naar de \'grote jongens\' te kijken, die strijden om het Open
Nederlands Kampioenschap over 100 kilometer. Het evene-
ment op de Weissensee draait nog ruim een week door, er
volgen nog allerlei competities voor de wedstrijdrijders en
nog twee grote toertochten voor de recreanten. Voor ons zit
het er echter op. De dierenartsen gaan weer terug naar huis.

Epiloog

Intervet deed niet kinderachtig en telde de \'studenten\' mee in
de einduitslag. Met elkaar hebben we twintig keer I/IO koe
(45 euro) bij elkaar geschaatst, goed voor twee koeien naar
Kameroen! Op 19 maart is op het hoofdkantoor van Intervet
in Boxmeer de cheque overhandigd aan Sabrina Langerak
van Heifer Nederland, die hier zeer mee in haar nopjes was.
Voor haar was dit zeker voor herhaling vatbaar. Aart
Koopmans had gelijk: het blijft niet bij die ene keer. We heb-
ben een prachtige week gehad in Oostenrijk. Dierenartsen
uit het hele land, jong en oud, afkomstig uit elke discipline
van ons vak en met een gezamenlijke passie: schaatsen, op
natuurijs. De meest gestelde vraag na afloop: Volgend jaar
weer? Zeker! Gesterkt met de ervaring en de herinneringen
van 2004 gaan we in 2005 weer met een groep dierenartsen
deelnemen. Voor informatie en voor aanmelding als deelne-
mer, verzorger of sponsor voor 2005 kunt u terecht bij
theo.lam@wxs.nl.

Veterinair schaatskampioenschap

marathon op natuurijs 2004

Dames

1. Esther Zijlstra, Joure

160 km

9.31.50

2. Nel Warringa, Vörden

120 km

7.15.00

3. Elsbeth Noordhuizen, Havelte

100 km

5.54.01

Heren

1. Steven Bonestroo. Susteren

200 km

9.01.19

2. Jaap Boersma. Stompetoren

200 km

9.11.35

3. Theo Lam. Vörden

200 km

9.18.45

4. SteefVeltmeijer, Umuiden

200 km

9.32.56

5. Herman Rouwé. Ferwerd

200 km

9.36.12

6. Olaf Neuteboom, Vörden

200 km

10.23.18

7. Tom de Graaf, Zuidlaren

200 km

10.34.19

8. Jantijn Swinkels, Noordbeemster

200 km

10.45.04

9. Robert v. Meer, Wouwse Plantage

200 km

10.47.16

10. Jaques Baas, Hoorn

200 km

10.50.23

11. Rob Eikelboom, Steenwijk

200 km

10.5741

12. Ruurd Jorritsma, Utrecht

100 km

5.54.06

13. Bertjan Westerlaan, Makkinga

100 km

5.55.07

14. Harm Jan Warringa, Vörden

100 km

6.55.06

NEDf mAND

Heifer Nederland

Heifer Nederland steunt mensen in ontwikkelingslanden
door het geven van dieren en training. Boerengezinnen
in ontwikkelingslanden, vooral in Afrika en Oost-
Europa, volgen trainingen in milieu- en diervriendelijk
boeren. Samen bouwen zij stallen en planten ze voeder-
gewassen voor de dieren. Als alle voorbereidingen ge-
troffen zijn, ontvangt ieder gezin een dier Dankzij hun
eigen bron van voedsel en inkomen kunnen deze mensen
zelf een betere toekomst opbouwen. Ieder gezin dat een
dier ontvangt, geeft een eerste vrouwelijk jong door aan
een volgend gezin dat ook al training heeft gevolgd. Op
deze manier vermenigvuldigt de gift zich.
Heifer projecten worden uitgevoerd door lokale Heifer
organisaties, bestaande uit lokale mensen die bekend
zijn met de veeteelt, cultuur en milieu in het gebied waar
zij werken.

Heifer geeft geen geld, maar levende dieren waar men-
sen zelf voor zorgen. Dieren vormen een betrouwbare en
duurzame bron van voedsel, van één geit kan in vele ge-
vallen een heel gezin leven. De dieren die Heifer schenkt
zijn koeien, geiten, konijnen, kippen en honingbijen.

Voor informatie kunt u contact opnemen met:
Heifer Nederiand, Kade 23, 4703 GA Roosendaal.
Telefoon: 0165-520123, www.heifernl

-ocr page 470-

De Technische Commissies van het VKO hebben
een nieuw Scholingsplan Permanente Educatie
(SPE) opgesteld wat onlangs door het VKO-bestuur
is vastgesteld. Dit nieuwe SPE zal per 1 juli 2004 van
kracht gaan.

Belangrijke veranderingen zijn:

• Het aantal te behalen nascholingspunten wordt ingedeeld
in een aantal verschillende categorieën. Per categorie is
een bepaald maximum danwel minimum aantal te behalen
nascholingspunten per erkenning vastgesteld.

• Voor het beoordelen van individuele aanmeldingen zal
voortaan geen bedrag meer in rekening worden gebracht.

• Er bestaat een mogelijkheid voor interne kennisoverdracht.

Vooruitlopend op het nieuwe SPE zal voor individuele aan-
meldingen die vanaf heden worden ingediend bij het VKO
geen bijdrage in rekening worden gebracht.

Het nieuwe SPE is beschikbaar op de website van het VKO,
onder de kop \'formulieren\'.

Nieuw Scholingsplan Permanente
Educatie per i juli 2004

De eerste dierenartsenpraktijken ondergaan mo-
menteel de audits op module 1 van de KRD/ISO.
Reeds tientallen dierenartsenpraktijken hebben zelfs het
volledige KRD/ISO-certificaat al behaald.

Het VKO-bureau heeft zelf de afgelopen maanden gewerkt
volgens de normen van het ISO-systeem. Als vervolg op de
implementatie-audit die plaatsvond op 29 maart 2004 door
Lloyd\'s heeft VKO onlangs het lSO-9001 certificaat in ont-
vangst genomen.

De medewerkers van het VKO ervaren het ISO-systeem
als een middel om de kwaliteit in de dienstverlening continu
te verbeteren. Het
VKO is zich ervan
bewust dat dienst-
verlening altijd kan
verbeteren en de
medewerkers staan
dan ook open voor
uw suggesties!

MGMT.SYS.
RvA cm II

stichting VKO ISO-gooi
gecertificeerd

Besluit VKO omtrent criteria erkenning pluimvee tijdens Al-crisis

Op advies van de technische commissie erkende pluimveedierenartsen heeft het VKO-bestuur besloten om het aantal vereiste
contacturen en nascholingspunten voor erkende pluimveedierenartsen te halveren voor het jaar 2003 in ver-
band met de Al-crisis destijds.

Tijdens het beoordelen van auditrapportages van dc erkenningen zal rekening worden gehouden met bo- ^f
venstaand besluit.

Week van het Huisdier 2004

De derde Week van het Huisdier
ligt inmiddels achter ons. Details
over de activiteiten en bezoe-
kersaantallen op de website
worden momenteel geïnventari-
seerd. Toch willen we u nu alvast
laten weten dat er onder andere
een uitgebreide column in het Algemeen Dagblad en de
Margriet heeft gestaan. In dagblad Trouw stond een item
met het logo. Landelijk heeft in alle huis-aan-huisbladen
een paginagroot artikel gestaan over verantwoord huisdie-
renbezit met het logo van de Week. Er is een promotiespotje
van de Dierenbescherming in het Tros postcodeloterij \'1 te-
gen 100\' programma geweest, waarbij ook de Week van het
Huisdier is genoemd. Daarnaast is er een item uitgezonden
in Middag Magazine van de Tros en nog veel meer!

Ook al is de Week officieel afgelopen, het thema \'Huisdier
Erbij?!\' blijft actueel en de informatie over het onderwerp \'aan-
schaf van een (nieuw) huisdier\' blijft dan ook nog het hele jaar
te lezen op de website . Daar treft u ook de Week van Huisdier
thema\'s van voorgaande jaren aan, respectievelijk Identificatie
& Registratie en Huisdier & Vakantie.

Wt£K

VANHETpyiSDIER

fsi]

Binnenkort volgt een uitgebreidere evaluatie van de Week van
het Huisdier 2004 en de bekendmaking van de winnaar van de
verhalenwedstrijd, die ook op de website vermeld gaat worden.
Heeft u zelf nu al suggesties voor een thema in 2005?
Laat het de organisatie weten: Veterinair Organisatiebureau
Animaux, 035-6239479 of
animawc@planet.nl.

De initiatiefnemers zijn: de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde. Groep Geneeskunde Gezel.schap.sdieren en Groep
Geneeskunde van het Paard, Dibevo. de Nederlandse Vereniging tot
Bescherming van Dieren, de Nederland.se Databank Gezelschapsdieren, de
Raad van Beheer op Kynologi.sch Gebied in Nederland, de Bond tot
Bescherming van Honden en het Platform Verant»vord Huisdierenbezit.

Vrienden van de fVeek van het Huisdier zijn: AUV Dierenartsencoöperatie,
Bayer. Beaphar Nederland BV, Boerenbond, Ceva Santé Animale, Dierenland
BV, Dier&Zoig, Discus Groep. Emax Nederland BV, Faunaland Franchising,
Federatie Dierenambulances Nederland, Ferplast Benelivc B X Gebr de Boon
BV Hart voor Dieren, lams, Intervet Nederland BV. Intratuin. Jumper, KLM
Cargo Animal Care, Koi-2000. Kynotrain, Landal GreenParks. Merial,
Pedigree, Pet \'s Place B V Pfizer Animal Health B V, Nestlé Purina, Royal Canin
BV, Sanoma Uitgeverij, SDN/Dobey, Sophia Vereeniging, Stichting Dierbaar.
Stichting met Dieren meer Mens, Van Riel Distripet, Virbac, Weikoop en
Whiskas.

-ocr page 471-

Jeroen van Rooijen

Maatregelen tegen vogelpest kunnen
grote effecten hebben op het dierlijk
welzijn (Van Rooijen, Agrarisch
Dagblad, 25-9-03), op de maatschappij
(Van Rooijen, Agrarisch Dagblad, 3-6-
03), op de verspreiding van dierziekten
(Van Rooijen, HP/DeTijd, 12-9-03) en
op het ontstaan van pandemieën onder
mensen. Bij het vaststellen van derge-
lijke maatregelen is het dan ook zeer belangrijk dat men zorg-
vuldig en onbevooroordeeld te werk gaat. Helaas lijkt er een
hardnekkig veterinair vooroordeel te bestaan.
Dit vooroordeel is het geloof dat nog verder doorgevoerde hy-
giëne de oplossing is voor alle dierziekteproblemen. Vooral de
pluimveeliefhebberij en het commerciële Freilandsysteem,
hebben onder deze \'veterinaire smetvrees\' te lijden gehad (Van
Rooijen, Bionieuws, 7-10-03).

Als bioloog wil ik hier mijn mening (vooroordeel?) tegenover-
stellen; Wat we in de intensieve veehouderij willen is, biolo-
gisch gezien, eigenlijk onmogelijk. Aan het eind van deze brief
zal ik concrete maatregelen bepleiten die uit deze mening vol-
gen. Ik realiseer me dat er in de diergeneeskunde haast iets in
de orde van een paradigmawisseling nodig zal zijn om dit in-
zicht in bredere kring ingang te doen vinden.
Een recent voorbeeld van een vertekende waarneming veroor-
zaakt door dit veterinaire vooroordeel trof ik aan in een artikel
van Harm Kiezebrink (Trouw, 17-2-04), adviseur van de
Chinese overheid voor de bestrijding van de vogelpest. Hij is
van mening dat als de 1,3 miljard Chinese boeren met ieder tien
\'onhygiënisch\' loslopende kippen maar vervangen zouden
worden door een hygiënische intensieve pluimveehouderij
China niet langer de bakermat van virussen zou zijn.
Deze opvatting van Kiezebrink wordt totaal niet gesteund door
de recente ervaringen in Nederland:

1. De Nederlandse situatie leert ons dat intensieve veehouderij
geen garantie tegen dierziekten biedt. Er is gesuggereerd dat
de oorsprong van de vogelpestuitbraak bij de \'onhygiëni-
sche\' pluimveeliefhebbers lag. Het massaal over het land
verspreiden van hobbydieren heeft niet tot uitbraken in an-
dere gebieden geleid. Kennelijk waren deze hobbydieren
niet besmet.

2. Vogelpest kwam onder de geruimde hobbydieren nauwe-
lijks voor, de spaarzame gevallen die zich voorgedaan heb-
ben zijn hoogstwaarschijnlijk het gevolg geweest van be-
smettingen vanuit de intensieve pluimveehouderij.

3. Er is gesuggereerd dat hobbydieren nauwelijks getroffen
waren omdat ze vooral bij huizen gehouden worden en dat
wilde eenden daar niet durven komen (Koch, Agrarisch
Dagblad, 7-10-03). Er is echter ook geen sterfte door een vo-
gelpestepidemie geconstateerd onder wilde hoen-
derachtigen als korhoenders, fazanten, kwartels en partij-
zen. Deze soorten houden zich juist niet bij huizen op.

4. Er is gesuggereerd dat de oorsprong van de vogelpestuit-
braak bij de commerciële systemen met uitloop lag. De
voorzitter van de Nederlandse Organisatie van Pluim-
veehouders zei onlangs: "Achteraf moeten we blij zijn dat
de vogelpest bij ons in alle pluimveesectoren en in alle mo-
gelijke huisvestingssystemen is voorgekomen. Hierdoor

Veterinair vooroordeel

Ingezonden

valt niemand iets te verwijten." (Agrarisch Dagblad, 30-1 -
04). Dit betekent dat de schuld ten onrechte exclusief bij het
Freilandsysteem was gelegd. Minister Veerman, in een
interview met De Pluimveehouderij (2003) was hier nog
duidelijker over: "Aanvankelijk dachten we ook dat de vo-
gelpest door wilde vogels was overgebracht en via Freiland
voet aan de grond had gekregen, maar nu houden we dat -
veterinair gezien - niet meer voor waar. .. .Er zijn vermoe-
dens over een laagpathogeen virus dat onder kalkoenen
zat... Maar er wordt rekening mee gehouden dat het virus
altijd aanwezig is."
Als Kiezebrink gelijk had zouden we in Azië een afname in het
aantal uitbraken moeten zien. De laatste jaren is de Aziatische
pluimveeteelt namelijk steeds verder geïntensiveerd (anders
had Azië Nederland ook niet kunnen verslaan op de markt voor
kipbulkproducten). Het tegendeel is echter waar. Deze intensi-
vering is gepaard gegaan met een toename in het aantal vogel-
pestuitbraken. Volgens prof Stegeman (NRC, 17-6-2003) zijn
er wereldwijd gedurende vier jaar (tussen 1999 en 2003) ge-
middeld 2,25 vogelpestepidemieën per jaar uitgebroken, tegen
een 0,37 per jaar in de 49 jaar daarvoor. In 2004 lijdt het
Aziatisch pluimvee aan minstens vier verschillende vogelpest-
varianten. Dat een bepaalde variant op uiteenlopende plaatsen
als Japan en Indonesië is opgedoken zou er wel eens op kunnen
wijzen dat het aantal onafhankelijke uitbraken nog hoger ligt.
Het gegeven dat deze epidemieën nauwelijks onder controle te
krijgen zijn is misschien een aanwijzing dat ze telkens onaf-
hankelijk weer opduiken

In de Verenigde Staten en Canada, waar de situatie geheel an-
ders is dan in Azië, is op uiteenlopende plaatsen ccn, laagpa-
thogeen, vogelpestvirus aangetroffen (Agrarisch Dagblad, 14-
02-04). Recentelijk nog de hoogpathogene H5N2 variant in
Texas (Agrarisch Dagblad, 26-02-04).
Naar mijn mening (Van Rooijen, Bionieuws, 20-6-03 cn De
Boerderij, 7-03) ligt de oorzaak van deze toename in epide-
mieën niet bij minder hygiënische systemen. Één van de oorza-
ken lijkt mij de
aanleg. In de commerciële pluimveefokkerij
kent men slechts broodfokkers. De concurrentie is moordend.
Kippen van merken die voor dezelfde hoeveelheid voer één
eitje meer leveren wil iedereen hebben. Minister Veerman
(Pluimveehouderij, 5-7-03) zegt hierover: "Wat ik wel weet is
dat de genetische basis van ons pluimvee heel smal is. Er is
sprake van een beperkt fokprogramma." Wereldwijd zijn de se-
rieuze spelers op de markt van pluimveemerken nog maar op
de vingers van één hand te tellen (het zijn er vier). Als een van
deze vier een kwetsbaar product levert kan dat wereldwijd pro-
blemen opleveren.

Een tweede oorzaak lijkt mij de bijna steriele omgeving van de
intensieve pluimveehouderij en het gebruik van antibiotica.
Hierdoor krijgen de dieren niet eens de gelegenheid om een ge-
zonde
weerstand te ontwikkelen.

Als derde oorzaak zie ik de zware belasting waaraan dieren in
de intensieve veehouderij bloot staan (Van Rooijen, Avicultura,
01-04). Hierdoor kunnen de dieren er niets bij hebben.
Intensief gehouden kippen hebben door het samenspel van
deze drie factoren geen weerstand tegen laagpathogene vor-
men van het griepvirus. Onder de omstandigheden van de in-
tensieve pluimveehouderij kunnen deze vormen gemakkelijk
muteren tot kwaadaardige vormen (Van Rooijen, Het
Agrarisch Dagblad, 25-9-03).

Gezien het bovenstaande pleit ik niet voor meer hygiëne. Te
veel hygiëne kan juist leiden tot het op hol slaan van het im-
muunsysteem (allergieën, astma, auto-immuunziekten). Ook

-ocr page 472-

kunnen juist de virussen die de ziekteverwekkers onder de
duim kunnen houden uitgeroeid worden (Hin en Van de
Weijden, Agrarisch Dagblad, 9-9-03).
Ik bepleit de volgende maatregelen:

• In verband met de aanleg: Een challenge toets, naar analogie
van de legtoets. In een dergelijke toets kan men de weerstand
van verschillende merken vergelijken door kippen kunstma-
tig met een goedaardig griepvirus te besmetten (Van
Rooijen, Trouw, 2004). Het zou het beste zijn om hobbydie-
ren en verwilderde kippen als ijkpunt bij deze vergelijking te
betrekken.

• In verband met weerstand en belasting: Geef kippen de gele-
genheid om weerstand te ontwikkelen en instandhouden
door hen uitloop te bieden. Dit belast de dieren minder en
heeft een positief eifect op het imago van de pluimveehoude-
rij (Van Rooijen, Agrarisch Dagblad, 25-9-03; De Boerderij,
17-10-03).

• In verband met alledrie: In verband met het mogelijke ont-
staan van pandemieën zal men bij het buitenland aan moeten
dringen op uiterste voorzichtigheid bij het intensiveren van
de veeteelt. Dit voorkomt bovendien dat de armste mensen
van een belangrijke bron van inkomsten beroofd worden
(Zoebl,NRC, 29-04-03)

)eroen van Rooijen is pluimvee-etholoog te Wageningen. Hij studeerde bio-
logie in Nijmegen en specialiseerde zich aan de Groninger universiteit in ge-
drag. Daarna onderzocht hij in Wageningen, aan de Landbouwuniversiteit,
gedrag en welzijn van landbouwhuisdieren (keuzeproeven met varkens).
Vervolgens deed hij op \'Het Spelderholt\' te Beekbergen onderzoek naar
pluimveegedrag in relatie tot snavelkappen, bevruchting, uitval, pootgebre-
ken, verrijkte kooien en geautomatiseerde voerverstrekking.

Discussie chemotherapie

Wout van den Heuvel, Marinas van der Wijden en Saskia Spiekermann

Op uw uitnodiging te reageren op
het discussiestuk over chemothera-
pie (TvD 2004; 129: 131-134) gaan
wij graag in. Wij scharen ons achter
de opvatting die collega Teske heeft
verwoord tijdens de laatste Najaars-
dag. Wij willen drie elementen aan
de discussie toevoegen.

Ook als het positieve effect van chemotherapie wetenschap-
pelijk is vastgesteld, blijft de fundamentele ethische vraag of
een huisdier het waard is om mens en milieu bloot te stellen
aan stoffen, die in potentie zeer gevaariijk zijn en waarvan de
risico\'s niet volledig zijn weg te nemen. Dit is een vraag die
ieder aangaat, niet alleen eigenaar, dierenarts en medewer-
kers. Ook gezinsleden, buren, familieleden, vrienden, klas-
genoten van kinderen kunnen hiermee te maken krijgen.
Naar onze mening is er veel voor te zeggen deze discussie
niet alleen binnen onze beroepsgroep te voeren, maar ook
daarbuiten. Organisaties in de humane gezondheidszorg, in-
spectiediensten, dierenbeschermings- en milieuorganisaties
en politieke partijen hebben hierover ongetwijfeld iets
zinnigs te zeggen.

Verder verdedigen wij de stelling dat dierenartsen die niet
met cytostatica willen werken hiertoe ook niet verplicht kun-
nen worden. Ze hebben uiteraard wel de plicht eigenaren te
wijzen op relevante behandelingsmogelijkheden. Eigenaren
die daartoe gemotiveerd zijn kunnen zij verwijzen naar een
specialist. Dierenartsen die cytostatica toepassen in hun
praktijk, zullen voor dieren die chemotherapie ondergaan
ook de dienst voor spoedgevallen goed moeten regelen. Een
eerstelijns dierenarts die in zijn eigen praktijk geen cytosta-
tica wil gebruiken, kan tijdens de dienst voor spoedgevallen
naar onze mening niet worden verplicht een dier dat deze
middelen mogelijk uitscheidt te behandelen, zelfs al is dat
dier ernstig ziek.

Ingezonde

Eigenaar en dierenarts willen vaak \'het beste\' voor het dier.
Hierdoor kan makkelijk een klimaat ontstaan, waarbij de
eigenaar zich uiteindelijk onvoldoende bewust is van de
aard van deze middelen en van de risico\'s, waaraan hij zich-
zelf en zijn leefomgeving in theorie blootstelt. Een \'be-
wustheidsverklaring\' die de eigenaar zou moeten tekenen,
kan dit enigszins voorkomen. Naast de aard en de risico\'s
van cytostatica kan hierin aangegeven worden of het gaat
om een behandeling die afdoende wetenschappelijk is
onderzocht, om een behandeling in het kader van een \'cli-
nical trial\' of om een behandeling die buiten deze catego-
rieën valt. Tot slot kan hierin beschreven worden hoe het
contact met deze stoffen moet worden beperkt, hoe het mi-
lieu zo goed mogelijk kan worden ontzien, en hoe de eige-
naar moet handelen, als er bijwerkingen, complicaties of
calamiteiten zijn.

Wij kijken met belangstelling uit naar het vervolg van deze
discussie. Het lijkt ons een goed plan als deze discussie op
afzienbare termijn zou uitmonden in een standpunt van de
KNMvD en/of de GGG.

Wout van den Heuvel, Marinus van der Wijden en Saskia Spiekermann
zijn werkzaam bij Dierenkliniek De Paltrok te Gouda.

-ocr page 473-

Fibrosarcoma

L Hornix

Met collega Kamphuis ben ik van
harte van mening dat het publieke-
lijk uitspreken van een zorg, ook
in deze kwestie beter is dan niets
zeggen. Mijn bezwaar betreft en-
kel het gewicht dat aan deze zaak gegeven wordt doordat
de CVMP een notitie publiceert en daarin discutabele ad-
viezen geeft ter preventie van een probleem, alvorens vast-
staat dat er een probleem is. Laat eerst maar eens uit het
voorgenomen onderzoek
blijken dat de incidentie van her-
kende en erkende casus toeneemt. Het DEFRA-rapport
laat zien dat vaccingebonden fibrosarcoma in het Verenigd
Koninkrijk aanmerkelijk minder vaak voorkomen dan in
eerder onderzoek in de Verenigde Staten is waargenomen.

Ingezonde

BVD-aanpak: Zinktekort bij immuundepressie

L.R.M. Verberne

Een systematisch vaccinatiepro-
gramma is de eerste vereiste bij de
BVD-aanpak op rundveebedrijven;
afvoeren van permanente virusuit-
scheiders is een tweede. Maar hoe
verder te (be)handelen bij koppels
waarin het BVD-virus rondgaat?
De infectie verioopt meestal subkli-
nisch of veroorzaakt slechts vage ver-
schijnselen van boviene virus diarree. Maar de
immuundepres-
sie
die het virus bij besmette dieren induceert is
verantwoordelijk voor het leeuwendeel van de veroorzaakte
schade. Bij jongvee uit zich dit vooral in hardnekkige lucht-
weg- en longontstekingen. Maar ook bij volwassen dieren heb
ik tijdens heersende BVD-infecties op bedrijven golven van se-
cundaire infecties door de koppels zien gaan: tientallen geval-
len van acute mastitis in korte tijd op het ene bedrijf of van tus-
senklauwpanaritium op een ander Bij de behandeling van deze
en allerlei andere secundaire infecties is de immuundepressie

Ingezonde

in feite het grootste, zij het onderiiggende probleem.
Mijn stelling:

Bij runderen die lijden aan immuundepressie ten gevolge van
een BVD-infectie komen statistisch significant veriaagde
zinkspiegels voor in het bloed. Door het dagelijks voeren van
brokken met 250 ppm
extra zink (en 125 ppm koper voor de
verdringing) verdwijnen de klinische klachten in twee tot drie
weken.

(Verberne LRM. Zinktekort en longontsteking bij kalve-
ren. 1990; niet gepubliceerd)

Sinds april 2000 heb ik in dit Tijdschrift een artikel en diverse
ingezonden stukken mogen publiceren over de aanpak van
Boviene Virus Diarree op nmdveebedrijven.
Deze publicaties draag ik op aan wijlen Piet van Heivoort, vee-
houder te Rosmalen, die me jarenlang de ruimte gaf voor het
nodige onderzoek en die dit altijd met overtuiging heeft ge-
steund.

Exclusieve nascholing voor dierenartsen in Suriname november 2004

In november van dit jaar wordteen
nascholingsreis voor gezelschaps-
dierenartsen georganiseerd naar
Suriname. Het wetenschappelijke
programma zal bestaan uit een
vijfdaagse cursus met uiteraard
weer zeer onderhoudende spre-
kers.

Wat meer details over het programma: de titel van de lezing
van dr. Jolle Kirpensteijn is \'Wondmanagement casuïstie-
ken\'. Op interactieve wijze worden u enkele vervelende
wonden voorgeschoteld die normaal moeilijk te verhelpen
zijn. Potentiële oorzaken zullen worden besproken en u zal
via meerdere keuzeopties tot de meest passende oplossing
voor het probleem komen.

Drs. Frans Knaake zal spreken over spoedgevallen in de ve-
terinaire tandheelkunde, wat zijn deze en hoe behandel je die
of hoe handel je dan? Extractietechnieken: als je trekt trek
dan goed! Wat kun je zelf en wanneer stuur je door?
Valkuilen en de beperkingen zullen tijdens deze lezing aan
bod komen.

Specialist oogheelkunde, drs. Ab Heijn zal erfelijke afwij-
kingen behandelen, alsmede ooglidproblemen en oogproble-
men met systemische oorzaken. Er zal een update over de ge-
volgen en behandeling van \'cherry eye\' zijn. En ook ulcus
cornea en andere corneaproblemen bij hond en kat zullen
worden behandeld.

Drs. Margreet Vroom gaat spreken over oorproblemen, ato-
pie en voedselintolerantie. Ook recentere immuungemedi-
eerde aandoeningen (sebaceous adenitis, dermatomyositis),
parasitaire infecties en alopecia passeren de revue.

De lezingen worden in de ochtend gehouden, zodat er \'s mid-
dags mogelijkheden zijn voor excursies in de omgeving. Er
is een kleurrijke flyer beschikbaar voor geïnteresseerden.

-ocr page 474-

Naast het nascholingsprogramma zullen er een aantal leuke
excursies georganiseerd worden, gesponsord door Virbac en
Royal Canin. Voorbeelden zijn: een boottocht over de
Surinamerivier, een Paramaribo stadstour, een tour naar het
oude plantagedistrict Commewijne en eventueel een tocht
naar het binnenland. Maar u kunt natuurlijk ook altijd zelf ter
plaatse diverse activiteiten reserveren. Er zijn tevens diverse
mogelijkheden voor een pre- of postcongrestour.

Heeft u interesse?

Belt of mailt u voor de
kleurrijke flyer en een in-
schrijvingsformulier dan
naar Veterinair Organisatie-
bureau Animaux:
animaux
@planet.nl,
telefoonnum-
mer: 035-6239479.

Loopbaanplanning in de veterinaire praktijk, 18 juni 2004

Iedere praktijk heeft medewerkers. Deze medewerkers staan
niet stil in hun ontwikkeling, hoewel u soms overtuigd bent
van het tegendeel...Wanneer u een medewerker aanneemt,
heeft deze al een ontwikkeling achter de rug. En deze ontwik-
keling gaat door terwijl hij/zij zich voor uw praktijk inzet.
Hoe komt u erachter welke loopbaan de medewerker achter
de rug heeft, en welke heeft de medewerker voor de boeg?
Wat is de volgende functie van de medewerker? Hoe voert u
daarover een gesprek?

Drs. Bas van Brugge, dierenarts, coach en loopbaanbegelei-
der, leert u samen met drs. Rob Veerman, trainer/coach, om
te gaan met een aantal praktische instrumenten waarmee u
zicht krijgt op de loopbaanontwikkeling van uw medewer-
kers, en die van uzelf

Wilt u aan de slag met loopbaanplanning? Geef u dan op
voor deze interactieve training. Aantal deelnemers: mini-
maal acht en maximaal twintig. Trainingsprijs: € 460 (ex-
clusief BTW). Na deze training kijkt u met andere ogen naar
de veterinaire carrière van (potentiële) medewerkers!

Voor informatie en aanmeldingen:

Aanmeldingsformulieren en informatie zijn verkrijgbaar via
drs. Bas van Brugge telefoon: (06) 22383069, of e-mail:
bvbrugge(^planet.nl. Alle trainingen vinden plaats op een
centraal in het land gelegen locatie. De trainingsprijs voor
deze hele dag is inclusief koffie/thee, een overheerlijke
gastronomische lunch en een borrel tot besluit. Ook ontvangt
u een syllabus en een recent boek over het onderwerp.
Nascholingspunten zijn in aanvraag.

Lehrbuch der Schweinekrankheiten

Begründet von Hons Plonait en Klaus
Bichhardt. Hergeschrieben von Karl-
Heinz Waldmann und Michael Wendt
Editor: Parey Buchverlag Berlin 2001.

Boe
besprekin

i

De derde druk van het Duitse \'Leer-
boek\' is inmiddels alweer van de per-
sen komen rollen. Deze derde druk is
een bewerking door Karl Heinz
Waldmann en Michacl Wendt van het oorspronkelijke werk
van Hans Plonait en Klaus Bichkhardt.
De schrijvers van het boek richten zich tot dierenartsen en stu-
denten. Dit 604 bladzijden tellende boek is opgebouwd uit
twintig hoofdstukken. In de eerste vier hoofdstukken wordt
aandacht besteed aan de rol van de dierenarts in de varkenshou-
derij en de invloed van de omgevingsfactoren op de dierge-
zondheid. Daarbij worden ook de handelingen aan dieren zoals
anesthesie en therapeutische interventies (voor zowel het indi-
viduele dier als koppelbehandelingen) besproken. In de daar-
opvolgende hoofdstukken komen de ziektes van de verschil-
lende orgaansystemen aan bod. Een apart hoofdstuk is gewijd
aan de aandoeningen die gepaard gaan met koorts en meer org-
aansystemen aantasten. Tenslotte wordt een aantal maatregelen
besproken die zouden kunnen leiden tot een verlaging van de
kans op insleep en verspreiding van infecties.
Het boek is een welkome aanvulling voor de bibliotheek van de
varkensdierenarts. Niet alleen de dierenarts die de Duitse taal
boven de Engelse verkiest, maar ook de dierenarts die nog
graag even zijn/haar kennis opfrist met betrekking tot minder
vaak voorkomende aandoeningen zal niet tevergeefs een be-
roep doen op dit boek. Met meer dan driehonderd afbeeldingen
waarvan 57 in kleur en ruim zestig tabellen is het bock goed
toegankelijk en biedt mogelijkheden om een ziektebeeld snel te
herkennen. Dc diagnostische handelingen worden beschreven
en voor een aantal handelingen is een schematische tekening
toegevoegd. Het boek bevat tevens normaalwaarden voor de
hematologische en klinisch chemische parameters. De meest
voorkomende chirurgische ingrepen worden beschreven, er
wordt voldoende aandacht besteed aan dc anesthesie. De ken-
getallen uit de reproductie worden gedefinieerd en er worden
referentiewaarden gegeven. Voor degenen die wat meer willen
weten over de zoötechnische omstandigheden waaronder de
varkens op verschillende leeftijden gehouden worden, biedt het
boek genoeg mogelijkheden. De voeding van het varken in de
verschillende levensfasen wordt wel besproken, echter con-
crete aanbevelingen met betrekking tot behoefte aan energie of
samenstelling worden niet gegeven.

In het eennalaatste hoofdstuk gaan de auteurs in op de bestrij-
ding van het verspreiden van kiemen. De verschillende houde-
rijsystemen (onder andere SPF en segregated early weaning)
worden in dit kader beschreven. Het laatste hoofdstuk gaat over
het Porcine Circo virus. In het kort worden de symptomen be-
schreven en de (on)mogelijkheden van diagnostiek, therapie en
preventie.

Het boek is aan te raden als naslagwerk voor ziektebeelden. De
dierenarts die ondersteuning zoekt bij het maken van een
sterkte-zwakte analyse of zoekt naar meer achtergrondinfor-
made over actuele problemen zal aan een leerboek niet genoeg
hebben.

Hetty van Beers

-ocr page 475-

PAO-Diergeneeskunde

Agenda juni Z004

De volgende cursussen worden in juni 2004 georganiseerd door PAO-D. Voor een aantal cursussen kunt u zich nog inschrijven. Voor meer informatie en onUne
aanmelden kunt u gaan naar: www.paod.nl.

Als een cursus vol is, kunt u contact opnemen met PAO-D. Zo mogelijk schrijven wij u in op de wachtlijst,
datum titel

I juni Orthopedisch Hoefbeslag (Paard)

3 juni Medicatie Pluimvee

4 juni Röntgenologisch Onderzoek Skelet (GD)
4 en 5 juni Excursie Hohen Luckhof (Rund)
8 juni Wortelkanaalbehandeling Hond

8 en 22 juni Evidence Based Veterinary Medicine

9 juni Vruchtbaarheid(sproblemen) (Rund)

9 juni Praktische Huisvesting Varkenshouderij

10 juni Vet. Misvattingen Inwendige Ziekten (GD)

II juni Extractietechnieken Gezelschapsdieren

11 juni Voeding van Rundvee in Amerika

12 juni Echografie Hond en Kat

15 juni Puncties/Diagn. Anaesthesie onderv. Paard

16 juni Practicum Voeding Rund

16 j un i Kengetal len Analyse/Case studies (Varken)

17 juni Topografische Anatomie (GD)

17 juni Tumor; opereren, chemo, euthanasie? (GD)

18 juni Casuistieken Echocardiografie I (GD)
22 juni Training on the Job (Varken)
23juni Training on the Job (Rund)
29. 30juni, 6juli Voeding Rund Module lil
(wijzigingen voorbehouden)

Hieronder vindt u tevens een selectie van buitenlandse congressen en symposia op veterinair en aanverwant gebied.

nr.

locatie

prijs

04/505

PAO-D, Houten

€125,-

04/400

PAO-D, Houten

€363,-

04/118

PAO-D. Houten

€273,-

04/234

Schloss Basthorst (D)

€ 600,-

04/127

Yalelaan, Utrecht

€425,-

VOL

04/221

PAO-D, Houten

€ 870,-

04/237

PAO-D, Houten

€355,-

04/305

Praktijkcentrum Sterksel

€310.-

VOL

04/136

PAO-D. Houten

€ 262,-

VOL

04/128

Yalelaan, Utrecht

€425,-

VOL

04/228

PAO-D. Houten

€ 190,-

04/120

PAO-D, Houten

€ 670,-

04/503

PAO-D, Houten

€ 530,-

VOL

04/222

PAO-D, Houten

€ 540,-

04/312

PAO-D, Houten

€335,-

04/137

PAO-D, Houten

€ 190,-

04/140

PAO-D, Houten

€210.-

04/125

PAO-D, Houten

€ 345,-

04/311

PTC , Barneveld

€ 600,-

VOL

04/219

PTC , Barneveld

€ 600.-

04/235

PAO-D, Houten

€ 850,-

Europa

10-13 juni International Veterinary Ophthalmology Meeting

11 -13 juni Third Annual European Veterinary Emergency & Critical Care Society

(EVECCS) Symposium
28juni-ljuli 18th IPVS Congress

2^ juli ECVS 13th Annual Scientific Meeting

4-6 juli 5th International Conference on Farm Animal Endocrinology (ISFAE)

9-10 juli ATF: Kongress: Gastroenterologie bei Hund und Katze

10-14juli 7th International Marck\'s Disca.sc Symposium

28-31 juli XXVth Congress of the European Association ofVeterinary Anatomists

3-7 augustus 38th International Congress of the International Society for

Applied Ethology
25-28 augustus 5th World Congress ofVeterinary Dermatology

Noord-Anterika

9-12juni 22nd Annual AC VIM Forum

13-16 juni International Conference on Communication in Veterinary Medicine

11 -16 juli 23rd World Buiatrics Congress

23-26juli Heartworm Symposium 2004

24-28 juli 141st AVMA Annual Convention

25-30juli 7th International Veterinary Immunology Symposium

4-8 augustus Society for Theriogenology Annual Conference & Symposium

(PAO-D is niet verantwoordelijk voor de inhoud van genoemde congressenj

T(030) 634 89 80
F (030) 634 89 89
E info(^paod.nl
W www.paod.nl

Stichting PAO-Diergeneeskunde
Molen 77
Postbus 81
3990 DB Houten

München, Duitsland www.congress.do-vet.de

www.evcccs.org

www.ipvs.de

www.ecvs.org

www.diamond-congress.hu/icfac2()04

www.bundestieraerztekammerde

www.iah.bbsrc.ac.uk/mdc

www.vetmed.uni-

muenchen.de/anatl/eava/eava.html

www.isae2004.org
www.vetdermvienna.com

Minneapohs,VS
Niagara-o/t-Lake, Canada
Quebec, Canada
Philadelphia, VS
Philadelphia, VS
Quebec, Canada
Lexington, VS

www.acvim.org

www.bayleygroup.com/iccvm

www.wbc2004.ca

www.heartwormsociety.org

www.avma.org/convention

www.ivis2004.org

www.therio.org

Lyon, Frankrijk
Hamburg, Duitsland
Praag, Tsjechië
Budapest, Hongarije
Hannover, Duitsland
Oxford, Engeland
Oslo, Noorwegen

Helsinki, Finland
Wenen, Oostenrijk

-ocr page 476-

Voortgang werkgeversoverleg: uitsluitsel NMa

Marij van Oostrum-Schuurman Hess

In het Tijdschrift voor Diergenees-
kunde van 15 april 2004 is het arti-
kel \'Stand van zaken werkgevers-
overleg\' gepubliceerd (bladzijde
281-282). Zoals u weet kan de
KNMvD in verband met mededin-
gingsrechtelijke bezwaren geen ad-
viezen meer geven over salarissen
en arbeidsvoorwaarden voor die-
renartsassistenten en dierenartsen in loondienst in de
praktijk. Het uitblijven van deze adviezen wordt door velen
als een gemis ervaren.

Het bestuur van de KNMvD en de besturen van de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren en de Groep Practici Grote
Huisdieren zijn van mening dat er een gesprekspartner zou
moeten komen voor de Belangengroep Practici in Loondienst
(BPL) en de Vereniging van Dierenartsassistenten (Vedias).

Startbijeenkomst

Op 27 januari 2004 heeft een startbijeenkomst met geïnteres-
seerde werkgevers plaatsgevonden, waarbij het voorstel ter ta-
fel kwam een voorlopig bestuur te formeren voor de
Belangengroep Practici Werkgevers. Dat ging de aanwezigen
echter te snel. Men gaf de voorkeur aan de instelling van een
werkgroep. De werkgroep kreeg als opdracht mee het draag-
vlak voor het oprichten van een werkgeversorganisatie te in-
ventariseren. Daarnaast zou de werkgroep duidelijkheid moe-
ten verkrijgen over wat er nu nog wel onder de
mededingingswetgeving is toegestaan cn wat niet? Over deze
laatste vraag handelt de nieuws-e-mail.

Contact met NMa

Om duidelijkheid te krijgen over de mogelijkheden onder de
mededingingswetgeving, is opnieuw contact opgenomen met
de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de NMa. Vorig jaar
heeft de KNMvD samen met de BPL al overleg gevoerd met de
NMa. Toen is duidelijk geworden dat de KNMvD geen advie-
zen mag geven, hoe vrijblijvend deze adviezen ook zijn.
Nu is aan de NMa voorgelegd of een onafhankelijke werkge-
versorganisatie van dierenartsen-werkgevers richtlijnen mag
geven over salarissen en arbeidsvoorwaarden voor dierenarts-
assistenten en dierenartsen in loondienst in de praktijk.
Bedoelde richtlijnen zouden tot stand komen als resultante van
onderhandelingen tussen de werkgeversorganisatie enerzijds
en de BPL en Vedias anderzijds. Richtlijnen die overigens ook
weer vrijblijvend zouden zijn; geen \'verplichte\' voorwaarden
dus.

Maatschappi

nieuw

Het antwoord van de NMa was kort en duidelijk: "Iedere aan-
beveling, advies of richtlijn die invloed heeft op de prijsstelling
van een dierenarts-ondernemer is niet toegestaan. Alleen af-
spraken in de vorm van CAO\'s vallen buiten de werkingssfeer
van artikel 6 van de Wet op de Mededinging."

Conclusie

De werkgroep heeft op dit punt de gevraagde duidelijkheid dus
verkregen. Het is op geen enkele wijze mogelijk aanbevelin-
gen, adviezen of richtlijnen te geven voor salarissen en arbeids-
voorwaarden voor dierenartsassistenten en dierenartsen in
loondienst in de praktijk. De KNMvD kan deze adviezen niet
geven, maar ook een onafhankelijke werkgeversorganisatie —
nadat zij hierover onderhandelingen heeft gevoerd met de
werknemersorganisaties — kan dat niet.
In een CAO kunnen wèl afspraken gemaakt worden over sala-
rissen en arbeidsvoorwaarden; de NMa bemoeit zich niet met
CAO
\'S.

Voortgang

De werkgroep beraadslaagt ondertussen verder. Zij bereidt een
inventarisatie voor naar het draagvlak onder practici-werkge-
vers voor een werkgeversorganisatie. Middels de nieuws-e-
mail en het Tijdschrift voor Diergeneeskunde houden we u op
de hoogte.

Drs. Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker Praktijk-
managementen belangenbehartiging.

-ocr page 477-

Op deze avond werden door Adrie
Vaarkamp, agent bij de politie, di-
verse goede tips gegeven voor de
n^BBIff^i inbraakveiligheid van praktijk en
woning en werd gewezen op zaken
^^^^^^^^ die voor de persoonlij ke veiligheid
van belang waren. Er werd uitleg
gegeven over SKG-sterren, Borg-
gecertificeerde bedrijven en het
belang van voldoende verlichting, goede sloten en gevele-
lementen, alarminstallaties, camera\'s en kluisjes. Ook
tips hoe om te gaan met persoonlijke intimidatie kwamen
aan de orde.

Op 16 maart 2004 is Adrie Vaarkamp, politieagent bij de afde-
ling IJsselland, te gast tijdens de eerste ledenvergadering van
de Regio Oost. Hij werkt 38 jaar bij de politie en heeft ver-
schillende functies bekleed, zoals recherchewerk bij de verdo-
vende middelen, bij jeugd en zeden, en bij fraude. De laatste
jaren houdt hij zich vooral bezig met preventie op het gebied
van woningcriminaliteit, voertuigcriminaliteit en veiligheid
bij geldautomaten. Tijdens deze lezing geeft hij ons vele
goede tips ter beveiling van de praktijk en onszelf Het blijkt
dat al veel collega\'s met inbraken te maken hebben gehad.

SKG-sterren

Niet alleen hang- en sluitwerk dient op inbraakwerendheid
getest te worden, ook alle gevelelementen worden getest. Dit
is wettelijk vastgesteld, alleen niet alle aannemers zouden
zich hieraan houden. Er is een sterrensysteem ontwikkeld
zodat iedereen kan zien welke sloten er gebruikt kunnen
worden op welke plaats. De sluitkant van een deur moet bij-
voorbeeld twee sterren hebben. Dit kan verwezenlijkt wor-
den door twee sloten van één SKG-ster, of één slot met twee
SKG-sterren. SKG-tabcllen zijn verkrijgbaar bij de politie.

Borg-gecertificeerd

Een goede verlichting is belangrijk. Inbrekers ope-
reren niet graag in het licht. Ook alarm en camera\'s
kunnen een goede preventie tegen inbraak zijn.
Vaarkamp adviseert wel om camera\'s en alarmin-
stallaties al leen door een BORG-gecertificeerd be-
drijf te laten installeren. Het is wel belangrijk wan-
neer u camera\'s laat plaatsen u ook zorgt voor
beeldopslag. Dit kan tegenwoordig met de compu-
ter. Plaatst u camera\'s dan bent u wel verplicht om
dit te melden aan uw klanten. En, wanneer u een
nieuw pand gaat bouwen, denk ook eens aan een
kluis.

Politiekeurmerk veilig wonen

De veiligheid van de woning komt ook ter sprake
en loopt weinig uiteen met die van de praktijk.
Voor een woning is het politiekeurmerk veilig wo-
nen verkrijgbaar. Informatie hierover vindt u op www.poli-
tiekeurmerk.nl. Op deze site vindt u ook vijftien tips voor
veilig wonen zonder dat die direct veel geld kosten. U kunt
gratis een offerte laten maken om te zien wat er bij u nog ver-
beterd kan worden. Een ander belangrijk punt is het sleutel-
beheer. Houdt u goed bij wie wel en niet een sleutel van het
pand heeft? En de honden kwamen ook aan bod. Inbrekers
hebben daar een hekel aan, maar Vaarkamp vindt het niet
goed wanneer consumenten alleen voor de bewaking van
hun huis een hond zouden aanschaffen.

Inpandige deuren openlaten

Door het een inbreker zo moeilijk mogelijk te maken om
binnen te komen wint u het meeste, vooral als u geen alarm
heeft. Indien zij binnenkomen kunnen ze rustig op hun ge-
mak verder werken en zullen alle zaken die op slot zitten pro-
beren open te breken. De schade kan enorm zijn. Het advies
van Vaarkamp luidt dan ook dat alle inpandige deuren open
moeten zijn, ook bijvoorbeeld bureaulades. Vaarkamp waar-
schuwt wel voor het terugkomen van inbrekers, met name als
er computers of audio/visuele apparatuur, wordt gestolen,
"Als je na enkele weken weer teruggaat, weet je tenminste
zeker dat er het nieuwste van het nieuwste staat".

Instrumenten merken

De tips voor de auto waren moeilijker voor ons: "niets erin,
niets eruit", dat gaat niet zo makkelijk voor een auto met die-
renartsenoutillage. Maar u kunt wel uw instrumenten mer-
ken. Geadviseerd wordt de postcode en het huisnummer te
graferen in kostbare zaken. Vaak worden dingen teruggevon-
den, maar kan de politie de eigenaar van de spullen niei lin-
ken aan de gevonden voorwerpen.

Bel bij twijfel de politie

Vaarkamp had ook nog wat tips voor de aanwezige \'dieren-
dames\'. Wanneer je \'s avonds alleen naar de prak-
tijk moet of als het alarm afgaat kun je een sneltoets
in je mobiele telefoon programeren. .Ie hoeft dan
niet te zoeken, maar kan snel iemand of de politie
bellen in geval van nood. Ook is het mogelijk als je
de boel niet vertrouwt om de politie te vragen om te
komen kijken. Vaak zullen ze er eerder zijn dan jij,
want "hun werk is niet voor niets boeven vangen",
zegt Vaarkamp.

Intimidatie

Bluf blijkt de grootste winst te zijn bij intimidatie.
Niet als er een overval wordt gepleegd, dan moetje
niet de held uit hangen. Maar in het geval van
sexuele intimidatie, of klanten die niet willen beta-
len en dreigementen uitroepen is het niet tonen van
je emoties van groot belang. Want, "een keer toege-
ven is altijd toegeven". Schrijf op wat er gezegd is
en doe aangifte, ook bij sexuele intimidatie.

Veiligheidstips tijdens eerste ledenvergadering van de Regio Oost

Linda van Veen

-ocr page 478-

Als dierenarts maakt u lange dagen en heeft u heel
wat verantwoordelijkheden. Dieren en hun eigenaren vragen
veel van uw tijd. Daarnaast heeft u uw zakelijke en financiële
beslommeringen. Door alle hectiek krijgen die vaak minder
aandacht dan ze verdienen. Gelukkig is er de WAA. Al meer
dan 75 jaar dé complete zakelijke dienstverlener van en voor
dierenartsen. Alle zaken voor u persoonlijk, maar ook voor
uw praktijk geregeld op één vertrouwd adres. Onze adviseurs
weten precies wat er zich afspeelt binnen uw vakgebied. Zij
zijn uitstekend geïnformeerd over alle zaken rondom de
kleine huisdieren/gezelschapsdieren-, gemengde- en land-
bouwhuisdierenpraktijk. En adviseren u bij uw praktijkover-
dracht en associatie, de daarbij behorende goodwillbereke-
ningen, de gevolgen van de schaalvergroting binnen de dier-
geneeskundige praktijk of over de verschillende specialisaties
in de diergeneeskunde. Deze kennis en ervaring vindt u ook
terug in onze producten en diensten. Of het nu gaat om ver-
zekeringen of de opbouw en bescherming van uw vermogen.

Wilt u ook verzekerd zijn van een deskundige begeleiding
afgestemd op uw persoonlijke situatie en wensen? Neemt
u dan contact op met de VVAA adviesgroep Dierenartsen
(030) 247 49 49. U zorgt goed voor uw \'patiënten\', wij graag
voor uw zaken.

VVAA

VVAA VOOR DIERENARTSE

Atoomwea 100. Postbus 8153. 3503 RD Utrecht, telefoon (030) 247 49 11. internet www.vvaa.nl

-ocr page 479-

Als lld van de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het bestuur aangenomen:

Aalst, P.M. van; Gent 2002; Jan van
Nassaupark 66; 3844 BR Harderwijk.
Backx, Mevr. A.; 2003; 3511 PH Utrecht;
Oudegracht 395-t.

Baljé, Mevr. S.A.; 2003; 3572 PC Utrecht; W.
Barentszstraat45.
Bergmann, Mevr. W.; 2003; 3732 AT De Bilt;
Abt Ludolfweg 144.
Billet, Mevr. A.B.A.; 2003; 5625 GM Eindhoven; Reinaertlaan 82.
Borgerink, R.F.; 2003; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3A.
Bot, Mevr. S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden; Cameoolstraat 72.
Bunnik, Mevr. C.W.M.; 2004; 3403 NH IJsselstein; Stuivenbergweg 15.
Deen, Mevr. A.B.; 2003; 9405 PD Assen; Planetenlaan 128.
Dijk, Mevr. A.J. van; 2003; 3721 WG Bilthoven; Schorpioen 22.
Draijer, Mevr. I.A.M.; 2114 CS Vogelenzang; Monseigneur Borretlaan 2.
Frumau, Mevr. E.H.; 2004; 1057 DD Amsterdam; Hoofdweg 194 3H.
Gelissen, Mevr A.M.; 2003; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 23.
Gemert, Mevr. M.J. van; 2003; 4388 RW Oost-Souburg; Roerstraat 30.
Graafeiland, Mevr. A.E.; 2003; 3523 RS Utrecht; Reestraat 3.
Groot, M.W. de; 2003; 1742 KM Schagen; Meerkoet 15.
Hasperhoven, G.J.; 2003; 3581 CD Utrecht; Maliebaan 53 N.
Haverkate, J.W.; 2003; 3771 LC Barneveld; Peutweg 1.
Hees, Mevr C.E.M. van; 2003; 3262 BH Oud-Beijerland; Zinkweg 182-26.
Heinemans, Mevr. A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen Heike
11.

Hoek, C.; 2003; 3247 CD Dirksland; Voorstraat 5.

Hofkes, Mevr.L.M.; 2003; 3743 BG Baarn; Laanstraat 26 1.

Holl, Mevr. M.S.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A.

Holtslag, Mevr. M.E.; 2003; 3705 ZN Zeist; Warande 183.

Hornstra, Mevr. A.G.; 2003; 9008 TM Reduzum; Douwe Sikke

Bangmastrjitte 22.

Imholz, Mevr. K.; 2003; 3562 XC Utrecht; Androsdreef 86.

Jong, Mevr VL.de; Gent 2002; 5171 JM Kaatsheuvel; Mgr. Völkerstraat

51.

Kempen, Mevr. F. van; 2003; 3524 WX Utrecht; Vesuvius 106.

Kesteren, Mevr E. van; 2003; 3581 GE Utrecht; Gasthuisstraat 134.

Keurs, H.G. ter; 2003; 7609 XP Almelo; Parterre 25.

Klausen, Mevr. H.; 2003; 3512TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis.

Koning-van Eeten, Mevr A.C. de; 2003; 3402 ZV IJsselstein; Nasahof 19.

Laar, Mevr. D. van; 2003; 2802 EL Gouda; Kievitstraat 76.

Linde, Mevr M.M. ter; 2003; 7572 XV Oldenzaal; St. Josephstraat 10.

Linden, Mevr. M.A. van der; 2004; 5463 XE Veghel; De Stad 12.

Lips, G.H.; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis.

Loeve, Mevr J.M.; 2003; 5211 AE \'s-Hertogenbosch; Maijweg 78.

Marvelde. Mevr. S.W.T te; 2003; 7574 VD Oldenzaal; Van Ostadestraat 10.

Meer, Mevr. 1. van der; 2003; 9207 DA Drachten; Do Friso 31.

Meijden, J.Cj.M. van der; 2003; 4031 JJ Ingen; Ooievaar 2.

Meiman, Mevr. C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mw. Kuipers Rietbergcniaan 7.

Mengclers, Mevr A.H.; 2003; 6418 KJ Heerlen; Andromcdasingel 20.

McNeill, C.J.; 2003; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12.

Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 CR Vriezenveen; Westeinde 456.

Pernot, Mevr. A.E.; 2003; 6866 CH Heelsum; Utrechtseweg 29.

Ramakers, Mevr. M.C.G.; 2003; 3524 GV Utrecht; Simplonbaan 336.

Rictjens,J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn; Trippaardstraat 16.

Rijnen, Mevr. K.E.P.M.; 2003; 4126 RN Hei en Boeicop; Nieuweweg 1.

Rijsenbrij, Mevr N.M.; Gent 2003; 9050 Ledeberg België; Willem

Blanckestraat 12.

Rosenthal, Mevr A.M.; Gent 2003; 3741 TJ Baarn; Vincent van Goghstraat
5.

Senders, Mevr J.M.; 2003; 5102 WC Dongen; Van Linschotenstraat 29.
Sijperda, Mevr. H.G.A.; Gent 2003; 9934 PT Delfzijl; Syndicuslaan 1.
Springer, Mevr. D.; 2003; 1156 CA Marken; Minneweg 2.
Stee, Mevr. A.; Gent 2003; 3085 EG Rotterdam; Scherpenhoek 56.
Stolwijk, W.H.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A.
Streng, Mevr M.E.; 2004; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3.
Swam, Mevr. H.; 1992; 6603 AL; Leemwqeg 127.
Uiterwijk, Mevr M.; 2003; 8471 JX Wolvega; Lycklamaweg 20.
Vandeweijer- van Beek, Mevr. M.A.J.J.; 2003; 3039 RL Rotterdam;
Noorderhavenkade 103 C.

Varst, Mevr. E.F; 2003; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7.

Veersen, Mevr. J.C.L. van; 2003; 7437 VG Bathmen; Prins Willem

Alexanderlaan 9.

Vleeschhouwer, Mevr. Y.; 2003; 34750 Haifa Israël; Shimin 32 A.
Westerik, Mevr B.; 2000; 9678 RW Westerlee; 2^ Garstelaan 5.

Personali

Wielinga, Mevr.A.; 2002; 3584 DM Utrecht; Cambridgelaan 603.
Wiggers, Mevr M.J.E.; 2003; 7913 BM Hollandsche Veld; Kraaiheidestraat
22.

Wouda, Mevr G.W.; 2003; Hawera, New Zealand; 5 Grant VC Street.

Als kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft het bestuur aangenomen:

Aardema, Mevr. H.
Berg, Mevr. F.E.
Besten, Mevr. D. den
Boer, J.D.

Bosma, Mevr. A.M.
Cobben, T.A.J.
Colijn, Mevr RA.
Dijcker, Mevr. J.C.
Hess, Mevr. K.A.R.
Kloek, Mevr. J.P.
Lub, Mevr N.J.
Penterman, Mevr P.A.A.
Peters, Mevr. M.L.
Prinssen, D.A.
Stokman, PJ.J.
Tenten, Mevr. D.
Sande, Mevr. A.H. van de
Veenstra, Mevr W.
Wagenaar, Mevr M.
Wolthers, Mevr. C.H.J.
Zeijlmaker, mevr. A.M.
Zirschky, Mevr S.M.

Overlijdensberichten:

Op 12 augustus 2003 R. Wemmenhove te Bilthoven.
Medio april 2004 T. van Roon te Aardenburg.

Mutaties:

Aalst, RM. van; Gent 2002; 3844 BR Harderwijk; Jan van Nassaupark
66; tel. privé: 0341-460463; E-mail privé:
paulvanaalst@hotmail.com.;
medew. bij Mevr M.E. Carrière-Bothof en B.J. Carrière; tel. prakt.: 0341-
553325; fax prakt.: 0341-558051; E-mail prakt.:
dierenkliniek-ermelo-
carriere@wxs.nl.
(toev. als lid)

Backx, Mevr. A.; 2003; 3511 PH Utrecht; Oudegracht 395-t; tel. privé
mobiel: 06-26726384; E-mail privé :
backxa@hotmail.com.-, d.; (toev. als
lid)

Baljé, Mevr S.A.; 2003; 3572 PC Utrecht; W. Barentszstraat 45; tel.
privé mobiel: 06-41281720; E-mail privé:
.msannebalje@yahoo.com.-,
medew. bij Mevr K.W. Rosenveldt; tel. prakt.: 070-3908908; fax prakt.:
070-4140594.
(toev.als lid)

Bergmann, Mevr. W.; 2003; 3732 AT Dc Bilt; Abt Ludolfweg 144; lel.
privé: 030-2204809; d. (toev.
als lid)

Billet, Mevr. A.B.A.; 2003; 5625 GM Eindhoven; Reinaertlaan 82; tel.
privé: 040-2368040; E-mail privé:
annick_billet@hotmail.com.-, d.; (toev.
als lid)

Borgerink, R.E; 2003; 3981 HE Bunnik; Marsdijk 3 A; tel. privé mo-
biel: 06-11493769; E-mail privé:
tukkerrik@hotmail.com.-, d.; (toev. als
lid)

Bot, Mevr S.M.A.; 2003; 2332 KC Leiden; Cameoolstraat 72; tel.
privé: 071 -5761846; E-mail privé:
s_hot4@hotmail.com.-, d.; (toev. als lid)
Bunnik, Mevr. C.W.M.; 2004; 3403 NH IJsselstein; Stuivenbergweg
15; tel. privé mobiel: 06-10625369; E-mail privé:
c.w.m.bunnik@lucos.nl.-,
d.; (toev. als lid)

Deen, Mevr A.B.; 2003; 9405 PD Assen; Planetenlaan 128; tel. privé:
0592-352134; E-mail privé:
anna.deen@home.nl.; medew. bij S.E.
Hommes en PP van der Meché; tel. prakt.: 0592-405144; fax prakt.: 0592-
405535; E-mail prakt.:
info@dierenkliniekborg.stee.nl.-, (toev. als lid)

Dijk, Mevr. A.J. van; 2003; 3721 WG Bilthoven; Schorpioen 22; tel.
privé: 030-2282689; tel. privé mobiel: 06-12762004; E-mail privé:
jobkevandijk@zonnet.nl.-,iun\\OT ond. UU.FC. landb. huisd.; (toev. als lid)

Draijer, Mevr I.A.M.; 2003; 2114 CS Vogelenzang; Monseigneur
Borretlaan 2; tel. privé: 030-2521663; medew. bij Mevr Y.C.J. Kersten-
Klomp; tel. prakt.: 0299-648000; fax prakt.: 0299-465231; E-mail prakt.:
dkgrevelingenmeer@planet.nl. (toev. als lid)

Frumau, Mevr. E.H.; 2004; 1057 DD Amsterdam; Hoofdweg 194 3H;
tel. privé: 020-7719784; tel. privé mobiel: 06-12762004; E-mail privé:
ellekefrumau@yahoo.co.; d.; (toev. als lid)

Gelissen, Mevr A.M.; 2003; 3523 CK Utrecht; Heuveloord 23; tel.
privé: 030-2511149; E-mail privé:
amgelissen@hotmail.com.-, d.; (toev. als
lid)

-ocr page 480-

Gemert, Mevr. M.J.; 2003; 4388 RW Oost-Souburg; Roerstraat 30; tel.
privé: 0118-467914; E-mail privé:
mjvgemert@hotmail.com.; medew. bij
C.J. Brink; tel. prakt.: 0118-611011; fax prakt.: 0118-618426; E-mail
prakt.:
cjbrink@worldonline.nl.\\ (toev. als lid)

Graafeiland, Mevr A.E. van; 2003; 3523 RS Utrecht; Reestraat 3; tel.
privé: 030-2513096; tel. privé mobiel: 06-47446522; d.;
(toev. als lid)

Groot, M.W. de; 2003; 1742 KM Schagen; Meerkoet 15; tel. privé:
0224-296108; tel. privé mobiel: 06-51742260; medew. bij G.E. Knoop,
J.F.W. Reitsmaen J.A. Schoonhoven; tel. prakt.: 0227-581234.
(toev. als lid)
Hasperhoven, G.J.; 2003; 3581 CD Utrecht; Maliebaan 53 N; tel.
privé: 030-6386642; tel. privé mobiel: 06-19158529; E-mail privé:
haspel@hotmail.com.-, d.; (toev. als lid)

Haverkate, J.W.; 2003; 3771 LC Bameveld; Peutweg 1; tel. privé mo-
biel: 06-24891347; E-mail privé:
haverkate@veterinair.com.; medew. bij B.
Hilgersom, F.T.M. Nederveen, Mevr A.H. Spaans en H.W.PM. Zegers; tel.
prakt.: 0342-442740; fax prakt.: 0342-442974; E-mail prakt.:
dap.midden.nl@hetnet.nl.; (toev. als lid)

Hees, Mevr. C.E.M. van; 2003; 3262 BH Oud-Beijeriand; Zinkweg
182-26; tel. privé: 0186-629447; E-mail privé:
cemvanhees@hotmail.com.;
medew. bij A. Fennema; tel. prakt.: 0186-612066; fax prakt.: 0186-612258;
E-mail prakt.:
dapstroo@xs4all.nl.; (toev. als lid)

Heinemans, Mevr A.A.H.M.L.; 2003; 5973 PV Lottum; Zwaanen
Heike 11; tel. privé mobiel: 06-13167710; E-mail privé:
anoeskah@
hotmail.com.;
docente HAS Den Bosch; (toev. als lid)

Hetterschijt, H.J.M.; 2004; 6914 KH Herwen; Polderdijk 1; tel. privé
mobiel: 06-22930872; E-mail privé:
h-j-hetterschijt@planet.nl.; d.

Hoek, C.; 2003; 3247 CD Dirksland; Voorstraat 5; tel. privé: 0187-
603490; tel. privé mobiel: 06-13697179; E-mail privé:
casper_hoek@
hotmail.com.;
medew. bij RR.J.M. Schilder; tel. prakt.; 0187-642441; fax
prakt.: 0187-641282; E-mail prakt.:
schilder@flakkee.net.; (toev. als lid)

Hofkes, Mevr L.M.; 2003; 3743 BG Baarn; Laanstraat 26 I; tel. privé:
035-5410298; fax privé: 035-5421021; E-mail privé:
lmhqßes@
hotmail.com.;
medew. bij M. van Baarle, D.J. Breen, W.C.J. Kampschöeren
Mevr H.G. Suermondt; tel. prakt.: 0418-512009; fax prakt.: 0418-540572;
E-mail prakt.:
h.suermondt@planet.nl. (toev. als lid)

Holl, Mevr M.S.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A;
tel. privé: 030-2890410; E-mail privé:
msJioll@hotmail.com.; roulant UU
FD ; E-mail bur:
m.s.holl@vet.uu.nl. (toev. als lid)

Holtslag, Mevr M.C.; 2003; 3705 ZN Zeist; Warande 183; tel. privé:
030-6950244; tel. privé mobiel: 06-47320831; E-mail privé:
meJioltslag@hotmail.com. (toev. als lid)

Hornstra, Mevr A.G.; 2003; 9008 TM Reduzum; Douwe Sikke
Bangmastrjitte 22; tel. privé: 0566-602389; E-mail privé:
ariannagea@
hotmail.com.;
d.; (toev.als lid)

Imholz, Mevr K.; 2003; 3562 XC Utrecht; Androsdreef 86; tel. privé:
030-2656232; d.;
(toev. als lid)

Jong, Mevr VL. de; Gent 2002; 5171 JM Kaatsheuvel; Mgr
Völkerstraat 51; tel.privé: 0416-273616; E-mail privé:
viviennedejong@
hotmail.com.;
medew. bij S.A.J.M. van Dongen, R.E. Eikelboom, G.J.
Eringa, J.G.W. Jen Hong Li, H.A.E. Nij Bijvank en Mevr A.M.A. Otter; tel.
prakt.: 0521-514848; fax prakt.: 0521-518115; E-mail prakt.:
dap.havelte-
steenwijk@l2move.nl.
(toev. als lid)

Kempen, Mevr E van; 2003; 3524 WX Utrecht; Vesuvius 106; tel.
privé: 030-6041919; medew. bij Mevr N.A. Schuttevaer; tel. prakt.: 075-
6173911; fax prakt.: 075-6178724; E-mail prakt.:
info@dedierenarts.com.
(toev. als lid)

Kesteren, Mevr E.; 2003; 3581 GE Utrecht; Gasthuisstraat 134; tel.
privé: 030-2145118; E-mail privé:
e.van.kesteren@freeler.nl.; d.; (toev. als
lid)

Keurs, H.G. ter; 2003; 7609 XP Almelo; Parterre 25; tel. privé: 0546-
810888; medew. bij Mevr. M.EM. van der Meer en R.D. Sumter; tel. prakt.;
074-3762262; fax prakt.: 074-3764358; E-mail prakt.:
dkl.vossenbrink@
12move.nl.
(toev. als lid)

Klausen, Mevr H.; 2003; 3512 TN Utrecht; Predikherenstraat 2 bis;
tel. privé: 030-2333455; E-mail privé:
heleenklausen@hotmail.com.;
medew. bij J.A. Terwee; tel. prakt.: 0294-419214; fax prakt.: 0294-271325;
E-mail prakt.:
terwee@capitolonline.nl.; (toev. als lid)

Koks, Mevr J.E.M.; 2004; 3584 DC Utrecht; Cambridgelaan 387; tel.
privé mobiel: 06-10169754;
medew. bij B.A. ten Brugge Cate, C.L.L.
Dujardin, E. Enzerink, J.A.G. gerards, N. Groot Nibbelink, B.L.A.
Kolpa, P.W.C.M. van Oijen, R.J.M.L. Raymakers, Mevr. M.G.
Schuttert, L.A.J. Smeenk en A.H.A. Steentjes; tel. prakt: 0493-441055;
fax prakt.: 0493-441054; E-mail bur.:
jkocks@vc-someren.nl.

Koning-van Eeten, Mevr A.C. de; 2003; 3402 ZV IJsselstein; Nasahof
19; tel. privé: 030-6590078; E-mail privé:
peter.de.komng@hetnet.nl.; d.;
(toev. als lid)

Laar, Mevr D. van; 2003; 2802 EL Gouda; Kievitstraat 76; tel. privé:

0182-580684; E-mail privé: djvanlaar@hotmail.com.; d.; (toev. als lid)

Linde, Mevr M.M. ter; 2003; 7572 XV Oldenzaal; St. Josephstraat 10;
tel. privé mobiel: 06-11192859; E-mail privé:
moonlinde@hotmail.com.;
medew. bij D. Hamhuis, L.J.J. Hulshof en H.PD. Veldhuis; tel. prakt.: 0541-
530005; fax prakt.: 0541-530068.

Linden, Mevr M.A. van der; 2004; 5463 XE Veghel; De Stad 12; tel.
privé: 0413-377419; medew. bij M.G.A. Aarts, R.J.F.G. Bodet, J.T.J. ten
Hove, EA.B.M. van de Laar en J.H. Weijer; tel. prakt.: 0413-472650; fax
prakt.: 0413-476639; E-mail prakt.:
dapstoedenrode@wxs.nl. ; (toev. als
lid)

Lips, G.H.; 2003; 3512 EK Utrecht; Nobelstraat 1 bis; tel. privé: 030-
2630484; E-mail privé:
ghlips@holmail.com.; d.; (toev. als lid)

Loeve, Mevr J.M.; 2003; 5211 AE \'s-Hertogenbosch; Maijweg 78; tel.
privé: 073-6143732; medew. bij Mevr H.S. Schep; tel. prakt.: 0345-
572666; fax prakt.: 0345-650410; d.;
(toev. als lid)

Marvelde, Mevr S.W.T. te; 2003; 7574 VD Oldenzaal; Van
Ostadestraat 10; tel.privé: 0541-517213; E-mail privé:
saskia_te_marvelde
@hotmail.com.;
d.; (toev. als lid)

Meer, Mevr I. van der; 2003; 9207 DA Drachten; De Friso 31; tel.
privé: 0512-548209; E-mail privé:
herwinJlse@hotmail.com.; medew. bij
K.W.J. Lewin en Mevr I.M.V Lewin-Visser; tel. prakt.: 0512-525500; fax
prakt.: 0512-545439; E-mail prakt.:
klewin@hccnet.nl.; lid)

Meijden, J.G.M. van der; 2003; 4031 JJ; Ooievaar 2; tel. privé mobiel:
06-52063746; medew. bij J.W.M. Nas; tel. prakt.: 0481-464760; fax prakt.:
0481-465356; E-mail prakt.:
jan.nas@wxs.nl. (toev. als lid)

Meiman, Mevr C.A.; 2003; 3705 PT Zeist; Mw. Kuipers Rietberglaan
7; tel. privé: 030-6963577; E-mail privé:
claudiamelman@planet.nl. (toev.
als lid)

Mengelers, Mevr A.H.; 2003; 6418 KJ Heerlen; Andromedasingel 20;
tel. privé: 0455-444990; tel. privé mobiel: 06-15168416; E-mail privé:
a.h.mengelers@students.vet.uu.nl.;d.; (toev. als lid)

McNeill, C.J.; 2003; 3512 LP Utrecht; Nieuwegracht 12; tel. privé mo-
biel: 06-19688353; E-mail privé:
conormcneill@hotmail.com.; d.; (toev. als
lid)

Nijenhuis, M.L.; 2003; 7671 CR Vriezenveen; Westeinde 456; tel.
privé mobiel: 06-19878328; E-mail privé:
nijenhuismarcet@hotmail.com.;
medew. bij O.D. Rego; tel. prakt.: 0546-633350; E-mail prakt.: dapoost
einde@vet4Ufe.net.
; (toev. als lid)

Pemot, mevr A.E.; 2003; 6866 CH Heelsum; Utrechtseweg 29; tel.
privé mobiel: 06-45612164; E-mail privé:
a.pernot@hotmail.com.; medew.
bij Mevr E.J. Kiemeneij, S.W. Schukkingen EG.M. Smeur; tel. prakt.: 0317-
412432; fax prakt.: 0317-426400; E-mail prakt.:
info@kortenoord.com.
(toev. als lid)

Ramakers, Mevr M.C.G.; 2003; 3524 GV Utrecht; Simplonbaan 336;
tel. privé: 030-2889986; E-mail privé:
mcramakers@dds.nl.; d.; (toev. als
lid)

Rietjens, J.J.M.; 1978; 6017 AN Thorn; Trippaardstraat 16; tel. privé:
0475-563056; E-mail privé:
j.rietjens@wanadoo.nl.; vet.adv consulting en
training; tel. bur: 0475-563056; E-mail bur:
j.rietjens@wanadoo.nl.; (toev.
als lid)

Rijnen, Mevr K.E.PM.; 2003; 4126 RN Hei en Boeicop; Nieuweweg
1; tel. privé: 0347-342798; tel. privé mobiel: 06-47166382; E-mail privé:
kimmie4-@hotmail.com. (toev. als lid)

Rijsenbrij, Mevr N.M.; Gent 2003; 9050 Ledeberg België; Willem
Blanckestraat 12; tel. privé: 00-32-475-214626; E-mail privé:
nrijsenbrij
@hotmail.com.;
d.; (toev. als lid)

Rosenthal, Mevr A.M.; Gent 2003; 3741 TJ Baarn; Vincent van
Goghstraat 5; tel. privé mobiel: 06-28471835; E-mail privé:
am.rosent-
hal@tiscali.be.;
wnd.d.; (toev. als lid)

Senders, Mevr J.M.; 2003; 5103 PH Dongen; Anna Blamanstraat 8;
tel. privé mobiel: 06-15090582; E-mail privé:
Jolandasenders@
yahoo.com. ;
d. ; (toev. als lid)

Sijperda, Mevr H.G.A.; Gent 2003; 9934 PT Delfzijl; Syndicuslaan 1;
tel. privé mobiel: 06-24279268; E-mail privé:
hiljesijperda@hot mail.com.;
d.; (toev. als lid)

Springer, Mevr D.; 2003; 1156 CA Marken; Minneweg 2; tel. 0299-
603297;
d.bij VWA/RVV; tel. bur.: 0299-391500; fax bur.: 0299-391509;
E-mail bur.:
d.springer@rvv.agro.nl.; d.; (toev. als lid)

Stee, Mevr A. van; 3085 EG Rotterdam; Scherpenhoek 56; tel. privé
mobiel: 06-27112818; fax privé: 0165-560744; E-mail privé:
annekevan
stee@hotmail.com.;
d.; (toev. als lid)

Stolwijk, W.H.; 2003; 3522 RN Utrecht; Nieuwravenstraat 26 bis A;
tel. privé mobiel: 06-21980202; E-mail privé:
sloopwijk@hotmail.com.;
medew. bij J.A. Glas; tel. prakt.: 0521-591378; fax prakt.: 0521-593986; E-
mail prakt.:
glasdkbv@worldonline.nl.; d.; (toev. als lid)

Streng, Mevr M.E.; 2004; 3432 TV Nieuwegein; Leeksterschans 3;
tel. privé: 030-6877000; E-mail privé:
mireille_streng@hotmail.com.;

-ocr page 481-

medew. bij J.C.H. van Dorsten A.H.M. Hermans; tel. prakt.: 0182-510958;
fax prakt.: 0182-686419;
(toev. als lid)

Swam, Mevr. H.; 1992; 6603 AL Wijchen; Leemweg 127; tel. privé:
024-6222560; werkz. bij Intervet; E-mail bur.:
hanny.swam@intervet.com.-,
d.; (toev. als lid)

Uiterwijk, Mevr. M.; 2003; 8471 JX Wolvega; Lycklamaweg 20; tel.
privé: 0561-689109; d.;
(toev. als lid)

Vandeweijer- van Beek, Mevr. M.A.J.J.; 2003; 3039 RL Rotterdam;
Noorderhavenkade 103 C; tel. privé: 010-4654025; E-mail privé:
mikalvan-
beek@yahoo.com.;
medew. bij P.J. van der Heijden; tel. prakt.: 010-4925151;
fax prakt.: 010-4925145; E-mail prakt.: info(^dierenziekenhuis.com .
(toev.
als lid)

Varst, Mevr. E.E van der; 2003; 3525 GE Utrecht; Harnaslaan 7; tel.
privé: 030-2963893; d.;
(toev. als lid)

Veersen, Mevr. J.C.L. van; 2003; 7437 VG Bathmen; Prins Willem
Alexanderlaan 9; tel. privé mobiel: 06-18115660; E-mail privé:
Jansjevan-
veersen@hotmail.com.;
medew. bij M.Ph.J. Hovius; tel. prakt.: 0573-
251597; fax prakt.: 0573-257622; E-mail prakt.:
info@dierenkliniek
lochem.nl.;
d.; (toev. als lid)

Vleeschhouwer, Mevr. Y.; 2003; 34750 Haifa Israël; Shimkin 32 A; tel.
privé: 00972-54-24
1324; d.; (toev. als lid)

Vrieling, Mevr H.E.; 2004; 3511 PB Utrecht; Oudegracht 307-j; tel.
privé: 030-2310093;
E-mail privé: h_vrieling@hotmail.com.; d.

Westerik, mevr. B.; 2000; 9678 RW Westeriee; 2® Garstelaan 5; tel.
privé mobiel: 06-12070894; E-mail privé:
berlinde@tiscali.nl.; d.; (toev.
als lid)

Wielinga, Mevr. A.; 2002; 3584 DM Utrecht; Cambridgelaan 603; tel.
privé mobiel: 06-24253007; E-mail privé:
wieringa@yahoo.com.; medew. bij
Mevr. M. Timmermans-van Lienden; tel. prakt.: 010-4213176; fax prakt.:
010-4550224; E-mail prakt.:
dap-timmermans@hotmail.com. (toev. als lid)

Wiggers, Mevr. M.J.E.; 2003; 7913 BM Hollandsche Veld;
Kraaiheidestraat 22; tel. privé: 0528-340604; E-mail privé:
mjewiggers@hotmail.com.; d.; (toev. als lid)

Wolleswinkel, PE.; 2004; 5801 DE Venray; Oomenlaan 8; tel. privé
mobiel: 06-46255558;
E-mail privé: pieterwol@hotmail.com.; medew. bij
M.W.J. van Dijck, H.J.P Geurts, R. Holle, J.J.H.M. Jenniskens, G.R.P de
Muinck en PJ.A.G. Verstraelen; tel. prakt.: 077-3982169; fax prakt.: 077-
3981438; E-mail prakt.:
dierenarts@daphorst.com.

Wouda, Mevr. G.W; 2003; Hawera, New Zealand; 5 Grant VC Street;
tel. privé: 0064-6-2789003; E-mail privé:
georgettewouda@yahoo.com.;
medew. bij South Taranaki Animal Health Services in New Zealand; E-mail
prakt.:
stahs@xtra.co.nz. (toev. als lid)

Congressen &. Symposia

4 Productschap Diervoeder (PDV) belegt een
Themabijeenkomst \'Mycotoxinen en hun ef-
fecten voor de veehouderij en het dieriijk pro-
duct\'. De bijeenkomst wordt gehouden in
WICC/IAC te Wageningen. De kosten van
deelname bedragen € 40,= per persoon.
Dierenartsen (m.n. varkensdierenartsen) beho-
ren nadrukkelijk tot de doelgroep van deze bij-
eenkomst. Bij het \'Veterinair Kwaliteits
Orgaan\' is voor deze bijeenkomst een aanvraag
ingediend aangemeld in het kader van de per-
manente educatie, en verzocht er nascholings-
punten voor toe te kennen. Aanmelding voor de
bijeenkomst kan via een digitaal aanmeldings-
formulier op de Website van PDV (www.
pdv.nl). Tijd: 13.15-17.00 uur
Studieavond van de GHwD in Houten bij de KNMvD. Aanvang
19.30 uur.

Second International Symposium on Nonsurgical Contraceptive
Methods for Pet Population Control. Beaver Run Resort ,
Breckenridge, Colorado. For additional information about the
program, venue, accommodations, transportation, etc. visit
the ACCD website at: or e-mail Dr. Baker at:
bakerhj@vetmed.
auhurn.edu.

Jaarlijkse conferentie van de Dutch society for Wildlife Health
Utrecht. Conferentie over gezondheid en welzijn van wilde fauna,
met speciale thema \'Health of aquatic wildlife\'. Speciale sprekers
zijn Just Vlak (\'Emerging viral diseases in aquatic arthropods: a
new galaxy\') en Gary Wobeser (\'Management of wildlife dis-
eases\'). Aanmelding: info@dwhc.nl of http://www.dutchwild-
life.nl. Indienen van abstracts: olga.haenen@wur.nl.

27-1 juli 2nd Wildlife Health Summer School 2004. Topics: Harmful algal

blooms (keynote speaker Prof. Don Anderson, USA); West Nile
virus and other arboviruses (keynote speaker Dr. Hervé Zeiler,
France) and Special problems in the diagnosis of diseases in free-
living wildlife (keynote speaker Prof Gary Wobeser, Canada).
Costs include lectures, excursions, housing on the boat and meals.
Before 15 March 2004, registration is 450 euro p.p., after that date
650 euro p.p. A limited number of places for 250 euro are availa-
ble for excellent students. For more information and/or registra-
tion: website or email us:
info@dwhc.nl.

28-1 juli 18th IPVS Congress.

juli

2-4 Annual Scientific Meeting of the ECVS. Location: Top

Hotel in Praque, Czech Republic.

11-16 23ste World Buiatrics Congres te Quebec in Canada.

10

24-27

26

19-22 12\'h International Conference on Production Disease in Farm
Animals. Locatie: Michigan State University, East Lansing,
Michigan, USA. Meer informatie via website: http://l2icpd.
cvm.msu.edu, tel. -i-517 355 9593, e-mail: 12icpd@cvm.msu.edu.

Augustus

25/28 World Congress of Veterinary Dermatology, locatie: Wenen,
Oostenrijk, info: Kristian.Pedersen@VetdermVienna.com.

September

CESMAS 2004. Conference on Equine Sports Medicine and
Science of the Race and Endurance Horse. International forum for
the exchange of information on sport horses. Contact for informa-
tion: Arno Lindner, Laurahohe 14, D-45289 Essen, Germany,
Fon: 0049-2 01 5 71 88-73; Fax: -4. E-mail:
arnolindner@
t-online.de;
Website: www.cesmas.info

Oktober

1

8-9

Jaarcongres KNMvD in hotel Tjaarda te Oranjewoud (Friesland).
5. Berlin-Brandenburgischer Rindertag. Veranstaltungsort:
Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR), Diedersdorfer Weg I,
12277 Berlin. Aktuelle Informationen finden Sie in der
Homepage www.vetmed.fu-berlin.de
Sportdag KNMvD te Drachten.

Vergaderingen & Biieenkomsten

Juni

Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep
Pluimveewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem.
Aanvang: 14.00 uur.
8-9 PHLO-cursus \'Rundveevoeding\'. In de cursus zal aandacht be-
steed worden aan nieuwe inzichten op het gebied van de rundvee-
voeding. De cursus is bedoeld voor afgestudeerden (wo- of hbo-
niveau). Cursusleiding: prof dr. Ir. S. Tamminga. Kosten 845
euro. Door het VKO is deze cursus gewaardeerd met 20 studie-
punten in het kader van de zogenaamde \'Erkenningsregeling\'.
Nadere informatie en mogelijkheid tot inschrijven vindt u op
www.phlo.nl.

23 Algemene Ledenvergadering AUV Dierenartsencoöperatie,
woensdag AUV, Beversestraat 23 te Cuijk, aanvang 14.00 uur

Augustus

2 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang

18.00 uur.

September

7 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst Groep

Pluimveewetenschappen. Locatie: Mercure Hotel te Arnhem.
Aanvang: 14.00 uur.

-ocr page 482-

7 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang
18.00 uur.

28 130^ wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het

Rund.

Oktober

8 Sportdag KNMvD te Drachten.

12 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang
18.00 uur.

November

5 Najaarsvergadering van het Veterinair Historisch Genootschap.

24-26 Wetenschappelijke vergadering Groep Geneeskunde van het
Rund in samenwerking met Groep Practici Grote Huisdieren.

December

7 Ledenvergadering en wetenschappelijke bijeenkomst van de

Groep Pluimveewetenschappen in 2004. Tijd: 14.00 uur Locatie:
Mercure Hotel te Arnhem.

14 Vergadering bestuur GKZ in Houten bij de KNMvD aanvang
18.00 uur

Juni

7-12

8-9

14-19

cursusse^

ESAVS postgraduate training programme Dentistry 11. Location:
Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.
PHLO-cursus Rundvecvoeding door profdr.ir. S. Tamminga.
Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail: info@
phlo.wur.nl, http://www.phlo.nl.

ESAVS postgraduate training programme Oral Surgery
(Advanced Dentistry). Location: Luxembourgh. Information via
website www.esavs.net.

Kolik beim Pferd (1. Tag Kolikdiagnostik, 2. Tag Kolikdiagnostik
und -bchandlung, 3. Tag Abdominalchirurgie). Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor Information und
Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-Braun-Str. 10, D-
48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0) 2863 / 2099-
20. Email:
info@tierklinik-hochmoor.de. Online-Anmeldung unter
www.tierklinik-hochmoorde

24-26

juli

5-7

Techniques for Writing and Presenting a Scientific Paper
Inlichtingen en aanmelding via Bureau PHLO, tel. 0317-484093,
e-mail: info@phlo.wurnl, http://www.phlo.nl.
28/6-2/7 ESAVS postgraduate training programme Opthahnic Surgery.
Location: Toulouse (F). Information via website www.esavs.net.

Augustus

21 -24 and ESAVS postgraduate training programme Dermatology 11. 30/8-
3/9 Location: Vienna (A). Information via website www.esavs.net.

September

30/8-5/9 ESAVS postgraduate training programme Cardiology I. Location:
Luxembourg. Information via website www.esavs.net.

30/8-10/9ESAVS postgraduate training programme Ophthalmology 1.

Location: London (GB). Information via website www.esavs.net.
6-11 ESAVS postgraduate training programme Behavioural Medicine.

Location: Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.
13-17 ESAVS postgraduate training programme Feline Medicine and
Surgery 1. Location: Zurich (CH). Information via website
www.esavs.net.

13-18 ESAVS postgraduate training programme Small Animal
Reproduction III. Location: Milan (1). Information via website
www.esavs.net.

20-25 ESAVS postgraduate training programme Advanced Cardiology.

Location: Luxembourgh. Information via website www.esavs.net.
29, 30 PHLO-cursus: Vruchtbaarheid en voortplanting van het varken.

Inlichtingen: Bureau PHLO, tel. 0317-484093, e-mail: info®
phlo.wur.nl, http://www.phlo.nl.

Oktober

2-6

18-29

ESAVS postgraduate training programme Neurology 1. Location:
Berne (CH). Information via website www.esavs.net.
Orthopädie Pferd I - Diagnostik (klinische Lahmheits-
untersuchung, diagnostische Anästhesien, praktische Übungen).
Tagungsort: Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor
Information und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-
Braun-Str 10, D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax:
49 (0) 2863 / 2099-20. Email:
info@tierklinik-hochmoor.de.
Online-Anmeldung unter.

ESAVS postgraduate training programme Dermatoglogy III.
Information via website www.esavs.net.

ESAVS postgraduate training programme Emergency Care.
Location: Madrid (E). Information via website www.esavs.net.
ESAVS po.stgraduatc training programme Small Animal Practice
1. Location; La Palma (E). Information via website www.esavs.net.

25-29

27-31

November

26

Orthopädie Pferd II - Erkrankungen des Bewegungsapparates.
Tagungsort: Tierklinik Hochmoor, D-Gescher-Hochmoor.
Information und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH, Von-
Braun-Str. 10, D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax:
49 (0) 2863 / 2099-20. Email:
info@tierklinik-hochmoorde.
Online-Anmeldung unter.

Intensivseminar Ultraschalldiagnostik beim Pferd. Tagungsort:
Tierklinik Hochmoor, D Gescher-Hochmoor Information und
Anmeldung: ESAOTE Pie Medical Deutschland B.V.. Brigitte
Cors, Plaggenbahn 42, D-46282 Dorsten. Tel.: 49 (0) 2362/207-
III. Fax: 49 (0) 2362/43284. Email:
hrigitte.cors@pde.de.

26

2005

Maart

4-5

XVI Tagung über Pferdekrankheiten im Rahmen der EQUI-
TANA. Tagungsort: Congress Center West, D-Essen. Information
und Anmeldung: Tierklinik Hochmoor GmbH. Von-Braun-Str
10. D-48712 Gescher, Tel. 49 (0) 2863 / 2099-0, Fax: 49 (0)
2863 / 2099-20. Email:
info@tierklinik-hochmoor.de. Online-
Anmeldung unter www.tierklinik-hochmoorde.

-ocr page 483-

\'Een oppas voor de hond had mijn cliënte al, voor als
ze \'s avonds eens zonder hond weg wilde. Maar nu
begon hij ook te loeien en te blaffen als ze even weg-
ging voor een boodschap.\'Aan het woord is dierenarts
Margit Price-Bossard, die zich heeft toegelegd op het
behandelen van dieren met probleemgedrag. \'De
eigenaresse kreeg zelfs dreigbrieven van haar buren
en had daarom een elektrische antiblafband gekocht.
Bezwaard en behoorlijk radeloos kwam ze vragen of
hiervoor geen alternatieven waren. En gelukkig zijn
die er. De verlatingsangst waar deze hond aan leed,
hebben we prima kunnen verhelpen met Clomicalm®
en gedragstherapie.\'

Verlatingsangst: last en overlast

Honden met verlatingsangst zijn vaak overdreven aan hun baasjes
gehecht en voelen zich doodongelukkig als ze alleen gelaten worden.
Ze kunnen dan allerlei ongewenst gedrag vertonen, zoals blaffen/
janken, onzindelijk zijn en het vernielen van de huisraad. Het is
belangrijk om te weten of deze gedragingen geen andere oorzaak
hebben. Zo kan onzindelijkheid een medische reden hebben; ook
kan de zindelijkheidstraining niet goed geweest zijn of de hond
simpelweg te weinig worden uitgelaten. Veelvuldig blaffen kan ook
voorkomen bij honden die hun territorium willen verdedigen. Ook
het kapot bijten van allerhande dingen in huis kan gebeuren door
andere frustraties dan angst: verveling, pijn in de bek (bijv tandwisse-
lingen), maar ook door de onderzoekingsdrang van pups. Een goede
gedragsanamnese is essentieel voor het stellen van de diagnose en
de te geven therapie.

Clomicalm®: angstverlagenci, maar niet sedatief

\'Wanneer de diagnose verlatingsangst is, dan vind ik het onze morele
plicht als dierenarts om zo\'n dier te helpen\', vervolgt Price.\'lk vraag
mijn cliënten video-opnamen te maken tijdens hun afwezigheid en
schrik vaak van de stress-signalen die de honden vertonen: constante
onrust, hijgen en speekselen, niet willen eten of drinken. Het blaffen
en slopen vormen slechts het topje van de ijsberg. Gelukkig zijn de
meeste honden goed te behandelen. De combinatie van Clomicalm®
met gedragstherapie vind ik ideaal. De eigenaar moet o.a. leren zich
als een roedelleider te gaan gedragen; de hond zal hierdoor meer
zelfvertrouwen krijgen.Tegelijkertijd krijgt de hond Clomicalm® om
de hond minder bang en daardoor ontvankelijker te maken voor de
gedragstherapie.\'

Clomicalm® is een tricyclisch antidepressivum (TCA), uit dezelfde
familie als het humane geneesmiddel Prozac®. De heropname van
de neurotransmitters serotonine en noradrenaline wordt door dit

psychofarmacon geremd: het medicijn is een zogenaamde \'specific
serotonine reuptake inhibitor (SSRI)\'. Het langere verblijf van de
neurotransmitters in de synaptische spleet werkt anxiolytisch (angst-
verlagend). Indien in de juiste dosering toegediend (1-2 mg/kg,
2x daags) en gecombineerd met gedragstherapie, is Clomicalm® hét
middel voorde medicinale behandeling van verlatingsangst bij honden.
Dierenarts Price refereert aan de onderzoeken* die over Clomicalm®
gepubliceerd zijn: \'Wetenschappelijke publicaties wijzen uit dat
verlatingsangst ook met alleen gedragstherapie te behandelen is;
vaak zie je echter pas na maanden verbetering. Bij het gelijktijdig
gebruiken van Clomicalm® heb je meestal binnen enkele weken al
een afname van de verlatingsangst. Dit verhoogt de therapietrouw
enorm; iedereen blijft gemotiveerd om door te gaan. Aan het lijden
van hond en baas kan nu snel een einde komen!\'

*Referentie:NovartisAnimal Health,Clomicalm registratiedossier (1997).

CLOMICALM

CLOMIPRAMINE HYDROCHLORIDE
Voor een posraeve gedragsverandering.

Novartis Consumer Health B.V., Animal Health Sector, Korte Hei 1-3,
NL-4714 RD Sprundel,tel: 0165 380580,fax: 0165 380583, www.novartls.com

\'Honden met verlatingsangst lijden.\'

\'Het is onze plicht hen te helpenl\'

Indicatie: Ais ondersteuning bij de behandeling van met scheiding vertand houdende afwijkingen weliie zich als volgt manifeslefen:kapotmaken, onzindeiijkheid (onliasting en urinering) en aileen in combinatie met gedragstherapie, Doeldier: Hond. Contra-indicaties: Een bekende over-
gevoeligheid voor clomipramine en tricyciische antidepressiva.
Dosering en wijze van toediening: CLOMICALM dient oraal te worden toegediend in een dosering van 1 - 2 mg/kg tweemaal daags, wal resulteert in een totale dagelijkse dosering van 2 - 4 mg/kg, CLOMICALM kan met of
zonder voer worden toegediend.
Registratienuilimers:CL0MICALMSmg:£U/2/98/IXI7/M1, CLOMICALM 20 mg: EU/2/98/(K)7/002, CLOMICALM 80 mg; EU/2/98/M UDA.

-ocr page 484-

Jubilea juni 2004

Onbekend juni, Prof. Dr. M.H. Boevè te Den Dolder, 25 jaar. afwezig

Onbekend juni, H.B. Nienhuis te Oterleek, 25 jaar, aanwezig

2 juni, Dr. M.A. van der Velden te Bunnik, 35 jaar, afwezig

2 juni, K.K. fCadijk te Sint Anthonis, 35 jaar, aanwezig

6 juni, B.W. Reerds te Gouda, 40 jaar, aanwezig

8 juni, J.A.Huisinga te Winterswijk, 25 jaar, afwezig

lOjuni, J.L. Eikelenboom te Mortel, 35 jaar. afwezig

14 juni, Dr. J.A. Joles te Driebergen, 25 jaar, afwezig

14 juni, A.WC. van Steen te Amsterdam, 25 jaar, afwezig

14 juni. Mevr. J.H.J. van der Hoeven te Heemstede, 30 jaar, afwezig

16 juni, R Fontijne te Elsloo, 40 jaar, afwezig

16 juni. Prof Dr R . Kroes te Soest, 40 jaar, afwezig

19 juni, I.R Risseeuw te Schoonhoven, 50 jaar, afwezig

19 juni, Dr U. Haije te Hoog Soeren, 50 jaar, afwezig

20 juni, U. Sybesma te Sleeuwijk, 45 jaar, afwezig
26 juni, E. Havinga te Appingendam, 30 jaar, afwezig

28 juni, J.T.J. ten Hove te Sint-Oedenrode, 30 jaar aanwezig
28juni, W
.j.H.D. Kremer te Landgraaf, 30 jaar aanwezig
28 juni,TM. Bibo te Hoensbroek, 30 jaar, aanwezig
28 juni. Mevr. C
.j. Boer-Berkhoff te Ugchelen, 30 jaar, afwezig
28 juni, A.Th.L.G. Thien te Veenendaal, 30 jaar. afwezig
28 juni, RH.J. Weijnens te Langenboom, 30 jaar, aanwezig
28 juni, Dr A.L.W. de Gee te Heeten, 30 jaar, afwezig

28 juni W.J.L. Lusink te Winsum. 35 jaar, afwezig

29 juni. Mevr, M.H. Buijnink te Lunteren, 25 jaar, aanwezig

29 juni, J.H.A. Gubbels te Nedenveert, 30 jaar, afwezig

30 juni, J.J. Meiessen te Wormerveer, 55 jaar, afwezig

NEDERLANDSE ARTSEN
ACUPUNCTUUR STICHTING

Opleiding
ACUPUNCTUUR

De Nederlandse Artsen Acupunctuur Stichting
(NAAS) organiseert wederom haar succesvolle
acupunctuuropleiding voor artsen, tandartsen,
dierenartsen, medische doctorandi en fysiothera-
peuten. Deze 3-jarige basisopleiding bestaat uit elk
6 weekenden -i- 3 weekenden praktijk per jaar en
begint op zaterdag 16 oktober 2004. De lessen wor-
den gegeven op zaterdagen en zondagen van 10
tot 17 uur in het Van derValk motel, te Vught bij
\'s-Hertogenbosch.

Voor meer informatie:
NAAS, Postbus 177,
1200 AD Hilversum
(035)6232753

E-mail: mem.gottmer@planet.nl

Medici zoals dierenartsen, tandartsen, medisch specialisten en andere vrije beroepers kunnen
al 30 jaar lang rekenen op deskundig advies van de Raadgevers Medische Beroepen.
De Raadgevers begeleiden u onder andere bij overdracht van de praktijk en bij associaties.
Ook de afhandeling van de bijbehorende contracten wordt u uit handen genomen.

U weet zich bij de Raadgevers verzekerd van advies op maat op het gebied
van financiële planning, verzekeringen, financieringen, hypotheken en pensioenen.
De Raadgevers volgen u in de verschillende fasen van uw loopbaan en bieden

begeleiding en advies op lange termijn.

r

Raadgevers
Medische Beroepen

Eén van de speerpunten in onze begeleiding is de arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov).
Een individueel en op maat gesneden advies inzake een passende aov is van groot belang.
Enerzijds kunnen u en uw gezin niet zonder een financieel vangnet, anderzijds kunnen

de premies voor zo\'n verzekering enorm oplopen.

Arbeidsongeschiktheid

Dorpsstraat 118
3732 HL De Bilt
Postbus 36
3730 AA De Bilt

Tel 030 220 41 14
Fax 030 220 27 95
E-mail: lnfo@raadgevers.nl

Raadgevers Medische Beroepen is een van de weinige tussenpersonen die een agentschap
heeft van aMe gespecialiseerde maatschappijen op dit gebied: Movir, Axa, Interpolis, Fundum,
Stad Rotterdam en De Amersfoortse. Wij kunnen u hierdoor de mogelijkheid bieden uw
situatie volledig objectief te analyseren en u zodoende een op maat gesneden advies geven

Voor meer Informatie kunt u contact opnemen
met adviseurs Robert Meijer en Philip Jaspers

-ocr page 485-

Uw vertrouwen in Baytril
iieeft tot globaal succes
geleid.
Baytril is zeer doeltreffend in
de behandeling van maagdarminfecties
bij runderen, veroorzaakt door ver-
schillende bacteriële ziekteverwekkers.

Het snel werkend antimicrobieel mid-
del wordt al gedurende meer dan
10 jaar met succes toegepast.
De doeltreffendheid van Baytril in de
diergeneeskunde is onderbouwd met
talrijke publicaties.

Bayer onderschrijft Good Veterinary Practice als de juiste benadering
voor het gebruik van diergeneesmiddelen

-ocr page 486-

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

Pioniers in de poardenosteopathie

Osteopathie bij paarden en honden

Opleiding in driejaar. Zes modules van twee dagen per jaar.
De lessen worden gegeven in Nederland.
Enkel voor medische of paramedische beroepen!
Info : -1-32 11/25.32.91 of-1-32 89/85.82.44
www.icreo.com

FORTUIN

PRAKTIJKADVIESBUREAU

Maliesingel 34
3581 BJ Utrecht

T030 2448774
F 030 241 66 33

Postbus 14108
3508 SE Utrecht

1nfo@dixfortuin.nl
www.dixfortuin.nl

Koningslaan 63
3583 GP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 254 09 64

D I X

FINANCIEEL

Dierenkliniek \'Pieter Bas\' zoekt voor haar vestigingen in
Gouda en Waddinxveen

een part-time dierenarts (M/V)
met differentiatie gezelschapsdieren.

Ook pas-afgestudeerden kunnen reflecteren.

Sollicitaties met cv gaarne binnen 14 dagen richten aan:

Dierenkliniek \'Pieter Bas\'

Hoge Gouwe 21

2801 LA Gouda

dierenkliniek@pieter-bas.nl.

Mobiele software voor groepspraktijken
landbouwhuisdieren

Um^
in J
j Eunwa:

jö"

a zakcomputer met scanner
O draagbare printer
□ synchronisatie software

contact: 32-14-50.61.01 - mobile: -h32-479-82.99.21
info en prijzen:
wwvy.recifarnn.be

Gezocht:
Dijk van een Dierenarts m/v

Sluitingsdata voor kopij

Aflevering: Deadline"-)

01-07-2004 maandag 07-06-2004

15-07/01-08-2004 maandag 12-07-2004
15-08-2004 maandag 26-07-2004

01-09-2004 maandag 09-08-2004

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

Gevraagd:

• Zelfstandig werkend gezelschapsdierenarts (eventueel
20% paard).

• Ervaring en ondernemingsgeest vereist.

• Goede communicatieve vaardigheden (rechtdoorzee).

Geboden:

• Bijzonder interessante toekomstperspectieven bij gebleken
geschiktheid.

• Schitterende, stressvrije woon- en werkomgeving.

• Prettige informele werksfeer.

Schriftelijke reacties graag naar M. Schalekamp, Hoofdstraat
West 49, 8391 AL, Noordwolde.

-ocr page 487-

IVNIMAL HEALTH

VIRBAC VET-COMPLEX

Hypomineral: dé oplossing
voor urolithiasis

Innovatief product met tweevoudige werkinj
• Preventie en oplossen
van
struviet

• Oplosbaar houden van
oxalaat door kaliumcitraat

» Beperkt in energie voor
gewichtscontrole

Ij l m Heerlijke smaak door Virbac\'s
j
I unieke productieproces

VIRBAC

VET-COMPLEX® KAT

De smaakvolle som van
kennis en kunde

VIRBAC VET-COMPLEX:

Wetenschappelijk ontwikkelde lijn van functionele
en preventieve voedingen voor hond en kat;

Bereid met een uniek productieproces voor het
behoud van voedingswaarde en smakelijkheid;

Compacte range Innovatieve producten;

Verkrijgbaar bij de dierenarts;

Zeer klantvriendelijke leveringsvoorwaarden

-ocr page 488-

Q) OrbeSeal

Gezonde uiers gezond houden?

Bescherm ze met OrbeSeal! Koeien met een celgetal
lager dan 200.000" zijn beter af met OrbeSeal dan met
antibiotica. Door ze af te sluiten met OrbeSeal zijn de uiers
vanaf dag 1 optimaal beschermd. Dus waarom antibiotica
gebruiken als het helemaal niet nodig is?

Gezonde uiers gezond houden met OrbeSeal;
minder mastitis ■ minder meikverlies ■ meer werkplezier

Droogstand zonder OrbeSeal :

■ Dag 7 ; in 50% van de kwartieren is de natuurlijke

keratineprop niet gevormd, dus omgevings-
bacteriën kunnen nog steeds naar binnen.

■ Dag 60 ; 5% van de kwartieren staat nog open.

Droogstand met OrbeSeal:

■ vanaf dag I zijn alle kwartieren beschermd tegen

het binnendringen van omgevingsbacteriën.

\'\' koeien met een koeceigetal < 200.000 cellen/ml gedurende de laatste drie
monsternames en die geen klinische mastitis tiebben gehad tussen de laatste
celgetalbepaling en het moment van droogzetten

" Williamson JH, Woolford MW and Day AM (1995| New Zealand Veterinary
Journal 43. 228-234

®

www.orbeseal.nl

OrbeSeal», REG NL 10082. Bevat 65% bismuth subnitraat in pasta-achtige crèm«

Doeldier: rund. Indicatie: voor toediening bij het droogzetten van melkvee, t

preventie van nieuwe intramammaire infecties gedurende de gehele droogstand
Bij koeien die beschouwd worden als zijnde vrij van subklinische mastitis kar
OrbeSeal worden gebruikt voor droogstandmanagement en mastitiscontrole
Wachttijd vlees
en melk: O dagen. Kanalisatiestatus: UDA mag uitsluitend op
diergeneeskundig voorschrift worden verstrekt

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37

2900 AA Capelle a/d IJssel • info@orbeseal.nl

C 2004 pnzcr Aninial Health bv - CapeUe a/d Ussel ® Merknaam IHzer Inc., N.Y,, U.S

Phier

-ocr page 489-

Deel 129 • Aflevering 12 • 15 juni 2004

Universite-^ Utrech-:
Bibliorheek

1 8 JÜNt ZOÜi

Tijdschrift

A3

L

"Samen werken in Europa"

Jaarcongres KNMvD 2004

Cystocentesis is essential for reliable diagnosis of urinary
tract infections in cats

Atopische dermatitis bij de hond: actualisatie van
achtergrond en therapeutische mogelijkheden

37e Voorjaarsdagen: dierenartsen en dierenartsassistenten
zetten de tanden erin tijdens jaarlijks congres

Dierziektenbeleid spot met Darwin

Tatjana Criens: "Praktijkmanager kan verhouding tussen
dierenarts en assistent stuk relaxter maken"

Toekomstige ondernemingsvormen, actueel thema van
besturendag

Voortgang uverkgeversoverleg
Bestuur verdeelt portefeuilles

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

-ocr page 490-

VLOOIEN BESTRIJDEN
KON VROEGER

EEN (slACHTMERRIE ZIJN

«I

Frontunéï^

jgmjjl^^^^ Fjjprnnil ^ ISl-methopn

Eén dosis, dubbele werking.

FRONTLINE® COMBO SPOT ON KAT (lipronil t (S)-methopreen) ■ Reg. NL 10142 - Vrij; Doeldier; kat; Indicaties: Eliminatie van vlooien (Ctenocephaliiles spp.), telcen {Ixodes ricinus, Dermacentor variabilis, mipiceptialus sar\\guineus) en bij- ^
lende luizen
(Fekola subrostatus/l en als onderdeel van een programma ter bestrijding van FAD: Dosering: Eén pipet van 0,5 ml per kal, overeenkomend met de minimaal aanbevolen dosis van 5 mg/kg lipronil en 6 mg/kg (S)-melliopreen, voor i
lokale toepassing op de huilln afwezigheid van veiligheidssludies
is het minimale behandelingsinlenrai 4 weken; Contra-indicaties: niel toedienen aan kittens jonger dan 8 weken oud en/ol aan kittens die minder dan 1 kg wégen. Niet gebruiken
bij zieke (systemische ziekten,
koorts, etc.) ol herstellende dieren. Niet gebniiken bij konijnen; Bijwerkingen: eventueel ovemiatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande huidreacties op de toedieningsplaats (schilfering. lokaal haarveriies, jeuk,
roodheid), algemene jeuk of haan/erlies, omkeerbare neurologische symptomen (overgevoeligheid, deprest,iMveuré «ymptomen) of braken;
Verdere informatie: zie bijsluiter of beschikbaar bij MERIAL B,V,

frontline® combo spot on hond SlWim. (lipronil (S)-melhopreen) - Reg, nl 10138 t,e,m. 10141 - Vrij; Doeldier: Honden; Indicaties: Eliminatie van vkwien {Clenocephalides spp.), teken {Ixodes ricinus, Dermacentor variabilis, \'
m\'ipiceptiMs sanguineus)
en billende Kjizen (Tnchodecles canis) en als onderdeel van een programma ter bestrijding van fad; Dosering: Eén pipet van aangepaste inhoud per hond, overeenkomend mei de Diinimaa) aanbevolen dosis van 6,7
mg/kg lipronil en 6 mglig (S)-melhopreen. voor lokale toepassing op de hukJ. In afwezigheid van veiiigheidsstudies is het minimale behandelingsintervai 4 weken;
Contra-indicaties: niet toedienen aan puppies jonger dan 8 weken oud en/of aan
puppies die minder dan 2 kg wegen, Niel gebniiken bij zieke (siplemische ziekten, koorts, etc.) ol hersleilende dieren. Niet gebniiken bij konijnen. Niet gebraiken bij katten;
Bijwerkingen: eventueel overmatig speekselen, uitzonderlijk voorbijgaande
hukireacties op (te loedieningsplaals (verkleuring van de huid.iokaal haarverlies, jeuk. roodheid), algemene jeuk of haarverlies, omkeertjare neurotogische symptomen (overgevoeligheid, depressie, nenreuze symptomen), braken of adembalings- i
symptomen;
Verdere informati«: zie bi|Sluiler of beschikbaar bij MERIAL B.V, Kleermakerslraat 10,1991 jl Velserbroek, «Geregistreerd handelsmert< van MERIAL. C 2004 lilERIAL, Alle rechlen voorbehouden. Matt Art 11421 nl/03/04, i

-ocr page 491-

r

Tijdsc^
Diergenees rarae

Uitgegeven door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Foto cover: Pododermatitis als klinisch verschijnsel van atopische dermatitis;
T. Willemse

Deel! 29
Aflevering 12
i5juni 2004

Inhoud

Uit de hoofdredactie
Original paper

Cystocentesis is essential for reliable diagnosis of urinary tract infections in cats;
£ van Duijkeren, P. van Laar, and D.J, l-louwers

Weten scha

Actua

ji Boekbespreking

Veterinair tuchtrecht

Little Shop of Horrors; I. Boissevain

VWA

Toetreding nieuwe lidstaten
Uit en voor de praktijk

Atopische dermatitis bij de hond; actualisatie van achtergrond en therapeutische mogelijkheden;
T. Willemse

Autoreferaat

Een overzicht van het risico van de import van MKZ-gevaccineerde dieren en producten van zulke dieren;
P.
Sutmoller

Berichten en verslagen

Algemene ledenvergadering Belangengroep Praktiserende Dierenartsen in Loondienst

37\'Voorjaarsdagen: dierenartsen cn dierenartsassistenten zetten de tanden erin tijdens jaarlijks congres;

C. van der Vaart

FIDIN Antibioticumrapportage 2003
lams - FECAVA- Book Aid 2003;
A.Jacobs

De Animal Sciences Group helpt Ierland met uitroeien rundcrtuberculose
Jaarvergadering Werkgroep Vlecskalvcren

Opinie

Dierziektenbeleid spot met Darwin; W.J. van derWeijden, H.F.J. Savelkoul, K.J l-linen j. de Wilt
Interview/

Tatjana Criens: "Praktijkmanagcr kan verhouding tussen dierenarts en assistent stuk relaxter maken": S. Umans

393

394
397

399

401

402

408

409

410
414

416

417

417

418
421

I

HUIDPROBLEMEN?
DE DERMATOLOGISCHE SHAMPOOS VAN VIRBAC

Allercalm: vochtinbrengend, brengt de rode, gevoelige huid tot rust ■ Allermyl: voor de zeer gevoelige
huid ■
Sebocalm: mild reinigend voor de normale tot droge huid • Sebomild P: voor gebruik bij huidpro-
blemen met schilferige of vette huid (keratoseborroeïsche aandoeningen) ■
Sebofytic: tegen vettige
seborroe ■
Paxcutol: diep reinigend en antiseptisch, bij pyodermie en seborroe.

De dermatologische shampoos van Virbac bevatten Spherulieten®,
een uniek inkapselsysteem, waardoor de shampoo langdurig werkzaam is.
Chitosanide zorgt voor een glanzende en veerkrachtige vacht.

Paxcutol

\\firt>cic

AllermyT

ANIMAL HEALTH

- ^ ßt

jr-

dermatologische s.pecialité\'s

Voor meer informatie: Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld, Tel 0342-427127, e-mail info@virbac.nl
www.virbac.nl

-ocr page 492-

HoofUredactie

Dr. M.M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan
(voorzitter)

Dr. E.A. ter Laak (penningmeester)

Drs. H.A. Beijer

Dr. M.F.deJong

Drs. H. Geertsen

Dr. R. Kuiper

Dr. P.A.M. Overgaauw

Drs. J.T. Siebinga

Dr. R.J. Slappendel

Dr J.H. Vos

Wetenschappelijke redactie

Prof. dr. A. Barneveld (Utrecht)
Dr. F.H.M. Borgsteede (Lelystad)
Prof. dr. H.J. Breukink (Utrecht)
Prof dr. P. De Backer (Gent, België)
Dr.
1. Goudswaard (Middelburg)
Prof. dr. J.A.R Heesterbeek (Utrecht)
Prof dr. L.J. Hellebrekers (Utrecht)
Dr. Th.S.G.A.M. van den Ingh (Utrecht)
Prof dr. F. van Knapen (Utrecht)
Prof dr. A. de Kruif (Gent, België)
Dr. J.T. Lumeij (Utrecht)
Prof dr A.S.J.RA.M. van Miert (Utrecht)
Prof dr. J.RT.M. Noordhuizen (Utrecht)
Prof dr. J.Th. van Oirschot (Lelystad)
Prof dr. J. de Schepper (Gent, België)
Dr. J.M.A. Snijders (Utrecht)
Dr. E. Teske (Utrecht)
Prof dr. J.H.M. Verheijden (Utrecht)
Dr. G. Voorhout (Utrecht)
Dr. Th. Wensing (Utrecht)

KNMvD

Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor
Diergeneeskunde

De Molen 77
Houten
Postbus 421
3990 CE Houten
Telefoon (030)6348^00
Fax (030)6348909
Website www.knmvd.nl

Bestuur

Drs. T. de Ruijter, voorzitter

Drs. J. Borgmeier, lid

Drs. W.G. van den Ekker, lid

Mw. drs. W.J. Wijne- Raemakers, lid

Drs. H.R.C. Gostelie, penningmeester

Drs. H. van Herpen, lid

Drs. L.J. den Otter, lid

Secretariaat

Dr. Tj. Jorna, algemeen secretaris
Drs. H. Geertsen, algemeen directeur

Stafmedewerkers

Drs. S.J. de Groot

Drs. E JW.C. van Herten

Mw. drs. M.C. van Oostrum-Schuurman Hess

Administrateur

H.S. de Vries

Vacaturebank

R.P van Ringelestijn

Webmaster

Mw. drs. M. van de Weetering-Fijten

Bureauredactie

Mw. J.W. Jansen

Mw. A.M. Tummers

Mw.S.H. Umans-Ubbink

De Molen 77, Postbus 421, 3990 GE Houten

Tel. 030 - 6348900/fax 030 - 6348929.

E-mail: tijdschrifi(gknmvd.nl

Ingezonden

BSE en microvesicles; A.J.G. van \'t Hooft

423

424

425

Eerste uithollingpunten nascholing dierenartsen uitgereikt; M. Pilgram
Reactie op ingezonden brief M. Pilgram; M. Hovius

3

KNMv

yi

Abonnementsprijs

Het Tijdschrift voor Diergeneesloinde is het ver-
enigingstijdschrift van de Koninklijke Neder-
landse Maatschappij voor Diergeneeskunde.
De abonnementsprijs voor dierenartsen niet-leden
van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde en voor niet-dierenartsen
wordt vastgesteld door het Hoofdbestuur.

Postgiro/bank

Postbank 511605 len name van de KNMvD, De
Molen 77. Houten. ABN/AMRO N.V, Postbus 30,
3500 AA Utrecht, nr. 55 50 48 861 en C en E bank
N.V. Postbus 85100.3508 AC Utrecht, nr. 69 93 61
443.

Maatschappijnieuws

Toekomstige ondernemingsvormen, actueel thema van bcsturendag 2004; M. Leneman
Voortgang werkgeversoverleg; M. van Oostrum-Schuurman Hess
Jaarcongres 2004: Samen werken in Europa

Uit het bestuur

Bestuur verdeelt portefeuilles

Bulletin bestuur en bureau

Nummer 3, april 2004

In memoriam

Laurens Peter Reudink; U. Dijkstra, R.A. Oosterwoud, M.O. Molenaar

Personalia
Deadline

427

432

433

434
434

434

435
438

Druk

Drukkerij G. van Dijk B.V, Breukelen (tel. 0346-
261304, fax 0346-264565).

Contents

Me

Advertenties

Commerciële advertenties: Bureau Weijer B.V,
Veendam (tel. 0598-623065. fax 0598-613827).
Personeelsadvertenties: bureauredactie.

Beëindiging lidmaatschap KNMvD en
Groepen

Opzeggen van het lidmaatschap dient per 1 okto-
ber van het lopende jaar schriftelijk en aangete-
kend te geschieden om het lidmaatschap per 1 ja-
nuari van het daaropvolgende jaar te laten
eindigen.

Original paper

Cystocentesis is essential for reliable diagnosis of urinary tract infections in cats; E. van Duijkeren,
P. van Laar, and D.j. Houwers

394

All rights reserved

V\'erklaring:

Richtlijnen voor auteurs (Vancouver Style) zijn op aanvraag verkrijgbaar (zie ook Tijdschr Diergeneeskd 1992; 117:31 -
4). De Redactie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade welke - direct of indirect - het gevolg mocht zijn van ge-
bleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen waarbij de auteur is vermeld of in de in-
houd van de in dit tijdschrift geplaatste advertenties. Advertenties kunnen zonder opgaaf van redenen door de Redactie
worden geweigerd of ingetrokken. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door
middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie.

(Papers appearing in this journal are listed in Current Contents / Agricultural Biology and Environmental Science /
Index-Medicus. Index Veterinarius / Veterinary Bulletin, Biological Abstracts. Cambridge Scientific Abstracts).

-ocr page 493-

Ui
de

hoofdredactie

Met dit prachtige weer is het goed toeven onder onze meer dan 100jaar oude kastanje, die ditjaar mooier heeft gebloeid dan ooit. Het deze
winter zorgvuldig verwijderen van alle afgevallen bladeren heeft bovendien geleid tot een duidelijke vermindering van de schade door de
kastanjemineermot!

In ons veterinaire wereldje gaan de ontwikkelingen snel. De diersoort-erkenningen en de veterinaire specialismen hebben een grote vlucht
genomen en zullen langzaam maar zeker zorgen voor een verdere verbetering van het totale veterinair handelen. Nascholing, in welke
vorm dan ook, is onontbeerlijk om op de hoogte te blijven van de ontn\'ikkelingen op het vakgebied, ontwikkelingen die heden ten dage toch
wel heel snel gaan. Natuurlijk kan een dierenarts zichzelfook \'nascholen \'door middel van zelfstudie met behulp van boeken en tijdschriften
en via internet. Toch denk ik dat het directe contact met collega \'s, als medecursist of als docent, iets extra \'s toevoegt dat niet op een andere
manier te verkrijgen is. Uitwisselen van ideeën en ervaringen tijdens de voordrachten en in de wandelgangen blijft heel belangrijk. Zelf heb
ik altijd veel plezier in het bijwonen van allerlei congressen en symposia. Nu ik wat ouder ben en meer ervaring heb, heb ik het voordeel dat
ik nog wel eens word uitgenodigd als spreker en als \'ambtenaar \'heb ik veel vrije dagen om dat inderdaad te kunnen doen. Daarbij vind ik
het ontzettend leuk om voordrachten te geven op allerlei niveaus. Zo mag ik dit jaar over \'huidaandoeningen bij het paard \'spreken voor die-
renartsassistenten in een cursus van Vedias in Bameveld, voor studenten tijdens het onderwijs in de Ziekteleer in Utrecht, voor practici op
de Centrale Intervisiedag in Biddinghuizen en voor specialisten op het World Congress Veterinary Dermatology in Wenen. Al die voor-
drachten zijn een uitdaging en tijdens iedere hijeenkom.st ontdek ik ook zelf.steeds weer nieuwe dingen!

Het zou goed zijn als veel meer mensen het plezier ontdekten van het delen van kennis met anderen. Het is immers bekend dat je leert van
dingen die je hoort, maar dat je meer leert van dingen zelf doen; je leert echter verreweg het meeste van dingen onderwijzen aan anderen!
Waar vroeger de drempel hoog was om goede visuele ondersteuning voor onderwijs voor elkaar te krijgen, is dat nu veel gemakkelijker
(maar niet minder tijdrovend) geworden. Het maken van tekstdia \'s, beelddia \'s en bewegende beelden was voorheen een vak apart en vergde
ook grote financiële investeringen. Nu is dit alles door middel van digitale foto- en videotechnieken en het programma Power Point eigenlijk
voor iedere enthousia.steling met een redelijke computer goed te doen.

Hier geldt wel \'oejèning baart kunst\'. Er zijn mensen die denken dat goede .sprekers zo geboren worden. Mijn stelling was en is: \'goede
sprekers worden gemaakt, niet geboren \'. Een goede voordracht vergt, hoe ervaren je ook bent, voldoende voorstudie, goed nadenken over
de wen.sen en hel niveau van de toehoorders en over de boodschap die je wilt brengen, en zorgvuldig voorbereiden van de noodzakelijke vi-
suele ondersteuning.

Nadenken over digitale technieken brengt mij ook op een ander punt. Waar gaan we heen met ons Tijdschrift voor Diergeneeskunde?
Blijven we een tijdschrift dat als vanouds tweemaal per maand op de deurmat valt of "gaan we digitaal"? Binnen de KNMvD en de hoofd-
redactie van het Tijdschrift wordt daar momenteel veel over nagedacht en over gesproken. Ikzelf ben en blijf een grote voorstander van een
\'echt \'papieren tijdschrift, dat je lekker in de zon zittend of op bed liggend kunt lezen en waarvoor je nu eens niet achter dat beeldscherm
hoeft te gaan zitten. Wel pleit ik voor een digitale versie op de achtergrond. Alle tekst en foto \'s zijn nu immers digitaal beschikbaar en voor
het naderhand iets terug willen zoeken is een digitaal archief via internet veel gemakkelijker te raadplegen dan een kast vol tijdschriften
netjes op jaar en maand gerangschikt.

Een recente ontwikkeling in ons TvD is het verschijnen van wetenschappelijke artikelen in het Engels. Na een zorgvuldige afweging is tot dit
beleid besloten, omdat dit de mogelijkheid biedt artikelen in het TvD te laten verschijnen die anders naar een Engelstalig tijdschrift ge-
stuurd zouden zijn. omdat de auteurs hun bevindingen graag openbaar willen maken voor een breder lezerspubliek dan de Nederland.se die-
renarts. Ik denk dat Engeline van Duijkeren en haar co-auteurs er in hun artikel over de urineweginfecties bij de kat, heel goed in geslaagd
zijn een praktische boodschap in een makkelijk leesbaar Engelstalig artikel neer te zetten.

Ook verder is er deze keer weer voor eenieder veel te lezen en het artikel over atopische dermatitis bij de hond van Ton Willemse is door mij
natuurlijk met groot enthousiasme begroet. Het aantal ingezonden stukken en brieven geeft wel aan dat het TvD inderdaad leeft onder de
Nederland.se dierenartsen. Ik wens u veel leesplezier!

Dk Marianne M. Sloet van Oldruitenborgh-Oosterbaan

Diergenees

-ocr page 494-

Cystocentesis is essential for reliable diagnosis of urinary
tract infections in cats

Tijdschr Diergeneeskd 2004; 72g: 394-6

E. wan Duijkeren\', P. wan Laar\', and D.J. Houwers\'

Original pape

Summary

Urine samples were taken from 79 cats with clinical signs
of acute feline lower urinary tract disease (FLUTD) by
means of cystocentesis, catherization, or at voiding and
were cultured. No bacteria were cultured from 79% of the
samples taken by cystocentesis, 55% of the samples ob-
tained by catherization, and 17% of the samples obtained
at voiding. Samples obtained by cystocentesis most often
yielded pure cultures, whereas the voided samples were of-
ten contaminated, yielding mixed cultures. Therefore, it is
difficult to interpret culture results for voided or catheter-
ized urine samples, which may lead to overdiagnosis of uri-
nary tract infections.
E. coli was the most prevalent bacte-
rial species. Numbers of bacteria were low (10^ to lOVml) in
three out of eight culture- positive samples taken by cysto-
centesis, indicating that the number of bacteria present in
the bladder of cats with urinary tract infections may be
low. This may lead to underdiagnosis of urinary tract in-
fections when interpreting culture results for voided and
catheterized samples, because bacterial counts lower than
10\' colony-forming units/ml of urine are generally consid-
ered not clinically relevant.

In conclusion, cystocentesis is the preferred method of
sampling for the evaluation of cats with suspected uri-
nary tract infection.

s^amenvatting 7

Urinemonsters van 79 icatten met iclachten van acute FLUTD
(feline iower urinary tract disease) werden afgenomen door
blaaspunctie, catheterisatie of werden verkregen via spon-
tane mictie. Uit 79% van de urines verkregen door cystocen-
tesis, 55% van de catheter-urines en 17% van de spontane
urines werden geen bacteriën gekweekt. Bij de kweek van
monsters verkregen via cystocentesis vonden wij meestal
een reincultuur, terwijl uit de spontane en catheter-urines
vaak een mengcultuur werd gekweekt. Hierdoor zijn de re-
sultaten van het bacteriologische onderzoek van catheter- of
spontane urines vaak moeilijk te interpreteren en dit kan lei-
den tot de onterechte diagnose bacteriële cystitis en onnodig
antibiotieumgebruik. Bij katten met bacteriële cystitis werd
vaak
E. coli gevonden. Bij monsters verkregen via cystocen-
tesis werden in drie van de acht positieve kweken slechts ge-
ringe aantallen bacteriën (10- tot lOYml) gevonden. Dit wijst
erop dat de aantallen bacteriën in de blaas bij een urineweg-
infectie soms laag zijn. Dit kan weer leiden tot het missen

\' Veterinary Microbiological Diagnostic Centre, Department of Infectious Diseases
and Immunology, Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, the
Netherlands.

^ Intervet International. P.O. Box 3!, 51130 AA Boxmeer the Netherlands.

J

van de diagnose bacteriële cystitis bij catheter- of spontane
urine, omdat aantallen bacteriën onder de 10\' kolonievor-
mende eenheden/ml urine meestal als niet klinisch relevant
worden beschouwd.

De conclusie van ons onderzoek is dan ook dat cystocentesis de
beste methode is voor het aftiemen van urine voor bacteriolo-
gisch onderzoek bij katten verdacht van urineweginfecties.

Introduction

Clinical signs of lower urinary tract disease are common in
cats. However, only a small proportion of cats with signs of
feline lower urinary tract disease (FLUTD) actually have
significant bacteriuria, indicative of lower urinary tract in-
fection (UTI). Therefore, a definitive diagnosis of UTI de-
pends on complete urinalysis combined with quantitative
and qualitative urine culture (1). Urine samples for culture
can be taken by ante pubic cystocentesis, by catheterization
of the bladder, or at voiding (voluntary or manually in-
duced). The urine contained in the bladder is normally ster-
ile. Contamination of urine with bacteria from the distal
urethral microflora can lead to false-positive culture results
and consequently overdiagnosis of UTI and unnecessary use
of antimicrobial agents. The objective of our study was to as-
sess the effect of three collection methods on the results of
bacterial culture and its interpretation in cats with suspected
acute UTI.

Material and methods

Study design

Urine samples were taken during a clinical field trial that
compared the efficacy of two antimicrobial drugs in the
treatment of cats with clinical signs of acute lower UTI. To
confirm UTI, urine samples were taken before treatment by
either one of the following three methods: cystocentesis,
catheterization, or voiding (voluntary or induced). Cysto-
centesis was performed as described by Kruger
et al. (6). The
practitioner (n=9) selected the method of sampling used.

Animals

Cats older than 16 weeks with clinical signs of FLUTD for
up to 7 days were eligible for inclusion. Clinical signs of
acute UTI included increased frequency of urination, de-
creased urine volume per voided sample, haematuria,
stranguria, or urgency. Cats that had received treatment (AO-
inhibitors, 5HT-reuptake inhibitors, antimicrobial drugs, or
anti-inflammatory drugs) within 14 days prior to admission
or injectable corticosteroids within 6 weeks prior to admis-
sion were excluded.

Urinanalysis

Urinanalysis was performed using Multistix® 10 SG reagent
strips (Bayer, Mijdrecht) according to the manufacturer\'s in-
structions.

-ocr page 495-

Table i. Culture results of urine from cats with signs of acute urinary tract infection.

Culture result

Total
(n=79)

Cystocentesis
(n=39)

Catheteri-
zation
(n=n)

Voiding
(n=29)

no growth

42 (53%)

31(79%)

6 (55%)

5(17%)

E. coli pure
culture

15

5

3

7

Staphylococcus
intennedius

1

0

1

0

other

staphlylococci

2

1

0

1

Bacillus spp.

2

0

0

2

Streptococcus
spp.

1

0

0

1 i

Enterobacter
spp.

1

0

0

1

mixed cultures

15

2

1

12

Bacteriological examination

A dip-slide (Uricult®, Mediplios Medical Supplies BV,
Renkum, the Netherlands) was inoculated with urine imme-
diately after sampling and sent to the Veterinary
Microbiological Diagnostic Centre of Utrecht University by
post. This method meant that the bacterial count reflected the
bacteriuria directly after sampling. The dip-slides were incu-
bated at 37 C for 18 hours. Bacterial growth was detenni-
nated semi-quantitatively according to the manufacturer\'s
instructions. For further identification, colonies were
streaked onto blood agar and MacConkey\'s agar, incubated
aerobically at 37°C for 18 hours, and identified using rou-
tine methods.

Results

Seventy-nine cats, 34 females and 45 males, aged 6 months
to 17 years (mean 5.19 ± 4.04) were included in the study.
The majority (n=74) were European/Domestic shorthair cats
and five were Persians. The mean interval between the onset
of clinical signs and admission was 3 days (range 1 to 7
days). About two-thirds (n=56) of the cats had no history of
UTI, whereas 23 cats had had FLUTD before.
Urinanalysis showed that leucocytes were present in 73 of
the 79 samples. The samples which tested negative for leuco-
cytes were sterile or yielded only low numbers of bacteria.
No bacteria were isolated from 31 of 39 (79%) urine samples
taken by cystocentesis, 6 of 11 (55%) obtained by catheteri-
zation and 5 of 29 (17%) obtained at voiding (Table 1).
Mixed cultures were isolated frequently from the voided
samples, whereas pure cultures were most often found for
samples obtained by cystocentesis (Table 1).
E. coli was the
most frequent bacterial isolate.

The number of viable bacteria was low (10--10Vml) in three
of the eight culture-positive samples taken by cystocentesis
(Table 2). Leucocytes were present in significant numbers in
all of these samples.

Discussion

In samples taken via a catheter or at voiding, bacterial counts
of a single species >10\' or >10\'\' colony forming units
(CFU)/ml of urine, respectively, are generally considered to
be clinically relevant, whereas counts lower than this are
thought to represent contamination. Applying these limits to
the present data, we found that samples taken at voiding or
via a catheter together resulted in false positive results in
27% of the cats. This is similar to the results of Lees
etal. (7),
who found that all samples collected by cystocentesis from
clinically normal cats were culture negative whereas only
22% of samples taken at voiding were culture-negative. The
magnitude of bacteriuria in 17% of their voided specimens
was greater than 10^ CFU/ml, which would have resulted in
an unjustified diagnosis of UTI in cats with clinical signs of
FLUTD. In the present study, even catherization resulted in
more culture positives (at least lO\'* CFU/ml) than were seen
with cystocentesis, suggesting that, provided the distribution
of collection techniques is at random, this sampling method
also leads to overdiagnosis of UTI. However, the number of
urine samples taken by catheterization in our study was rela-
tively small, making conclusions difficult. Two studies of
clinically normal dogs (3, 4) showed that the majority of
urine specimens (84 to 100%) obtained by cystocentesis
were sterile. Bacterial growth occurred in 20 to 26% of the
specimens obtained by catheterization and in 60 to 85%> of
specimens obtained during midstreain voiding from the
same dogs. Together, these data indicate that urine samples
taken by catheterization or at voiding lead to contamination
of the samples by bacteria normally present in the lower uri-
nary tract and this may result in overdiagnosis of UTI.
As the bacteria counts are crucial to the interpretation of
voided and catheterized specimens, the risk of false-positive
culture results is even greater when samples are stored and
transported not using a dip-slide. Perrin and Nicolet (10) found
that culture results of canine urine samples transported on dip-
slides correlated very well with those of fresh urine samples.
However, culture of samples stored in sterile tubes for 24 to 48
h yielded up to
65% false positive results. These results are si-
milar to those of Padilla
etal. (9), who found that if immediate
culture of urine samples is not possible, the specimens may be
stored for at least 6 h at refrigeration temperature without
compromising the validity of results. Another disadvantage of
catheterization is the risk of inducing UTI (2,8).
In the present study, the numbers of viable bacteria were low
(10--10Vml) in three of the eight culture-positive sartiples
taken by cystocentesis (Table 2). Theoretically, this could be
due to contamination during cystocentesis. However, two of
these were pure cultures of potential uropathogens, and leu-
cocytes were found in significant numbers in all three samp-
les. Contamination from the skin would probably have resul-
ted in even smaller numbers of bacteria, whereas
contamination from the bowel would almost certainly have

Table 2. Comparison of bacterial numbers in urine samples collected by cystocente-
sis, catheterization, and voiding from cats with signs of urinary tract infection.

Viable

Total

Cystocentesis

Catheteri-

Voiding

bacterial count

(n=37)

(n=8)

zation

(n=24)

(CFU/ml)

(n=5)

102

6

1

0

5

103

7

2

0

5

10"

7

2

1

4

105

8

1

2

5

10<^

9

2

2

5

-ocr page 496-

resulted in mixed cultures. This suggests that the number of
bacteria present in the bladder of cats with UTI is sometimes
low and the application of the above-mentioned limits may
lead to underdiagnosis of UTI. Hamaide
et al. (5) demon-
strated that bladder urine may even be sterile in the presence
of UTI: they found that 19% of cultures of mucosal biopsies
or uroliths were culture posidve while cystocentesis samples
were culture negative in dogs with recurrent UTI and uro-
liths.

Our data underline the importance of cystocentesis for the
collection of urine for qualitative and quantitative bacterial
culture in cats with suspected UTI. Use of the culture results
for voided or catheterized urine introduces a considerable
risk of producing both false-positive and false-negative
diagnoses of UTI; in 50% of cats with clinical signs of
FLUTD the diagnosis UTI would be disputable.

10.

Literature

Bartges JW, and Barsanti JA. Bacterial urinary tract infection in cats.
In, Kirk\'s Current Veterinary Therapy XIII Small Animal Practice. Ed
J.D. Bonagura. WB Saunders Company, Philidelphia, USA. 2000:
880-2.

Biertuempfel PH, Ling GV, and Ling GA. Urinary tract infection re-
suiting from catheterization in healthy adult dogs. J Am Vet Med Assoc
1981; 178:989-91.

Carter JM, Klausner JS, Osborne CA, and Bates FY. Comparison of
collection techniques for quantitative urine culture in dogs. J Am Vet
Med Assoc 1978; 173:296-8.

Comer KM, and Ling GV Resuhs of urinalysis and bacterial culture of
canine urine obtained by antepubic cystocentesis, catherization, and the
midstream voided methods. J Am Vet Med Assoc 1981; 179: 891 -5.
Hamaide AJ, Martinez SA, Hauptman J, and Walker RD. Prospective
comparison of four sampling methods (cystocentesis, bladder mucosal
swab, bladder mucosal biopsy, and urolith culture) to identify urinary
tract infections in dogs with urolithiasis. J Am Anim Hosp Assoc 1998;
34: 423-30.

Kruger JM, Osborne CA, and Ulrich LK. Cystocentesis. Diagnostic
and therapeutic considerations. Vet Clin North Am: Small Anim Pract
1996;26:353-60.

Lees GE, Simpson RB, and Green RA. Results of analyses and bacte-
rial cultures of urine specimens obtained from clinically normal cats
by three methods. J Am Vet Med Assoc 1984; 184: 449-54.
Lees GE, and Osborne CA. Urinary tract infections associated with
the use and misuse of urinary catheters.Vet Clin North Am: Small
Anim Pract 1980;9:713-27.

Padiila J, Osborne CA, and Ward GE. Effects of storage time and tem-
perature on quantitative culture of canine urine. J Am Vet Med Assoc
1981; 178: 1077-81.

Perrin J, and Nicolet J. Influence of the transport on the outcome of the
bacteriological analysis of dog urine comparison of three transport
tubes. Zentralbl Veterinarmed B. 1992; 39: 662-7.

Benaming BAYTRIL® 5% injcctievkjcistof • Samenstelling Per ml ."ÏO mg enrolloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling van
infectieziekten bij rund en varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevtK:lige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree. colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata,
enzöotische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata, .secundaire infecties bij virusziekten zoals rundergriep en Crowdingcomplex.
In hel kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door middel van een antibiogram.

• Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrotloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat. • Ongewenste effecten Niet
bekend. • Dosering Rund: 2,5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/20 kg lichaamgewicht) per dag gedurende .3-5 dagen: 5 mg enrolloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/10 kg
lichaamsgewicht) per dag gedurende 3-5 dagen bij gecompliceerde infecties of salmonellose: varken: 2,5-5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht {= 1 ml/10-20 kg lichaamsgewicht) per dag gedu-
rende 3-5 dagen; 5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3 dagen. • Wijze van toediening Varken: intramusculair, bij voorkeur niet meer dan 2.5 ml per injectieplaats: rund:
subcutaan, bij voorkeur niet meer dan 10 mi per injectieplaats. • Wachttijd Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen; meik: 9 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Hcahh.
Energieweg I. 3641 RT Mijdrecht. • Nl. 8211 DIM.

Benaming BAYTRIL* 10% injectievloeistof\' SamensteUing Per ml 100 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken en rund. • Therapeutische indicaties Antimicrobieel middel voorde behandeling van
infectieziekten hij rund cn varken, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismen. Varken: E. coli (colidiarree. colisepticaemie). Salmonella spp., Pasteurella .spp.. Mycoplasmata
alsmede andere ziekte-complexen zoals enzoötische pneumonie. Rund: E. coli (colidiarree, colisepticaemie). Salmonella spp.. Pasteurella spp.. Mycoplasmata. secundaire infecties bij virusziekten.
Bovine Respiratory Disease-complex. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is het zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepa-
len door middel van een antibiogram. • Contra-indicaties Vastgestelde resistentie tegen chinolonen. aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluorochinolonen een grote mate van kruisresistentie
bestaat. • Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering Varken, rund: 2.5 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht (= 1 ml/40 kg lichaamsgewicht) per dag gedurende 3 dagen (Salmonellosen
5 dagen). Bij zware respiratoire infecties of salmonellosen
1 tot 5 mg enrolloxacin per kg lichaamsgewicht (= I m]/2ü kg lichaamsgewicht) gedurende 5 dagen bij het rund en 3 dagen bij het varken.

• Wijze van toediening Varken: intramusculair. bij voorkeur niet meer dan 2,5 ml per injectieplaats: rund: subcutaan of intraveneus, bij voorkeur niet meer dan 5 ml per injectieplaats. • Wachttijd
Varken: vlees: 10 dagen. Rund: vlees: 7 dagen: melk: 3 dagen bij intraveneuze en 9 dagen bij subcutane toediening. • Registratiehouder Bayer B.V., Division Animal Health. Energieweg 1, 3641 RT
Mijdrecht. • NI, 3489 IIDD.

Benaming BAYTRIL® 0,5% orale oplossing • Samenstelling Per ml 5 mg enrofloxacin. • Diersoort Varken. • rherapeutisehe indicaties Antimicrobieel middel voor de behandeling van infectie-
ziekten bij biggen, veroorzaakt door voor enrofloxacin gevoelige micro-organismcn, in het bijzonder: E. coli (colidiarree. coli.septicacmie). Salmonella spp., Pasteurella spp., Mycoplasmata en
enzoötische pneumonie. In het kader van een verantwoord gebruik van antimicrobiële middelen is hel zinvol voorafgaand aan de therapie de gevoeligheid van het causale agens te bepalen door mid-
del van een antibiogram. • Contra-indicaties Vastgestelde resi,stentie tegen chinolonen, aangezien er tussen enrofloxacin en andere fluoroquinolonen een grote mate van kruisresistentie bestaat.

• Ongewenste effecten Niet bekend. • Dosering 1 -1.7 mg enrofloxacin per kg lichaamsgewicht per dag gedurende 3-5 dagen. Vuistregel: I ml per 3 kg lichaamsgewicht per dag (1,7 mg/kg lichaams-
gewicht per dag). • Wijze van toediening Toedieningswijze: oraal. De oplossing kan direct in de bek gegeven worden met behulp van het doseerpompje. Een slag van het doseerpompje is 1 ml van de
oplossing. • Wachttijd Vlees: 7 dagen. • Registratiehouder Bayer B.V, Division Animal Health, Energieweg 1, 3641 RT Mijdrecht. • REG NL 3438 UDA.

-ocr page 497-

Om te lachen of om te huilen?

\'Het konijn\' uit de reeks \'Over die-
ren\',
Welzo Media Productions,
ISBN 90-5821-147-9

Na onlangs een pakket cliënten-info
I boekjes te hebben ontvangen uit de
reeks \'Over Dieren\' heb ik, om een
indruk te krijgen over de bruikbaar-
heid, het boekje \'Het Konijn\' door-
genomen. Dit boekje zou samengesteld zijn met medewer-
king van een dierenarts en diverse deskundigen.

Bij lezing viel echter op dat er, naast goed geschreven alge-
mene informatie, adviezen in staan, die de gezondheid van
het konijn niet bevorderen. Tevens zijn er amusante uitglij-
ders en andere tekortkomingen in te vinden.

Ter illustratie van onjuiste adviezen enkele voorbeelden:

• Er wordt gesteld dat het niet onverstandig is een zoutsteen
of liksteen te geven
(p. 27). De nadelen van het geven van
dergelijke producten zijn echter dermate groot dat dit ad-
vies niet gegeven mag worden.

• Bij diarree wordt het advies gegeven alle vochthoudende
voedingsmiddelen te verwijderen en onder andere gekookte
rijst te geven
(p. 53 ). Een onzinnig en gevaarlijk advies!

• Bij oudere konijnen, die mager worden, wordt geadviseerd
om
niet aan te dringen op eten, want het einde zal niet lang
op zich laten wachten
(p. 57). Een prachtige selffulfilling
prophecy, waarbij voorbijgegaan wordt aan het feit dat ma-
ger worden geen specifiek kenmerk is van een terminaal
levensstadium maar ook bijvoorbeeld een eenvoudig ge-
bitsprobleem als oorzaak kan hebben.

Amusante uitglijders, die niet zozeer schadelijk zijn, maar
wel een zeker amateurisme illustreren zijn:

• Het noemen van hazen (kleine spinnetjes), vaak afkomstig
van vogels
als oorzaak van jeuk (p. 58).

• Coccidiose wordt veroorzaakt door een öocyste en \'dat is
een sporenelement
\'(p 53).

Enkele overige gebreken:

• De huidige gang van zaken in de diergeneeskunde is niet
terug te vinden in de behandeling van vacht- en oormijt
(genoemd worden baden, respectievelijk oorcleaners).

• Er wordt voorbijgegaan aan het bestaan van coecotrophen
waar gesteld wordt dat
natte, zachte keutels kunnen wijzen
op een (darm)infectie
14).

• Herhaaldelijk wordt slechts gesproken over problemen

Boe
besprekin

met de snijtanden en wordt voorbijgegaan aan het frequent
voorkomen van kiesproblemen als oorzaak van diverse
klachten.

• De rantsoenering van commercieel konijnenvoer wordt
niet duidelijk geadviseerd.

• Overigens hebben de meeste konijnen koorts, want de nor-
male lichaamstemperatuur wordt gesteld op 37°C.

• Tenslotte ontbreekt elke waarschuwing inzake het gevaar
van myiasis.

Wanneer een informatief boekje wordt aangeboden door de
dierenarts, mag de cliënt verwachten dat er geen onzin in
staat en dat het redelijk volledig is met betrekking tot belang-
rijke adviezen.. Daarom is dit boekje naar mijn mening in de
huidige vorm, hoe leuk de vormgeving en algemene, zoö-
technische en rastechnische stukjes ook zijn, niet geschikt
om vanuit de dierenartspraktijk aan te bieden als betrouw-
bare informatiebron voor de eigenaar.

Het lijkt zinvol ook de andere boekjes uit de reeks eerst zelf
goed door te nemen alvorens ze aan cliënten beschikbaar te
stellen.

Wat dit boekje over het konijn betreft, is de GGG-folder \'Het
konijn als huisdier\' een verantwoord alternatief, hoewel veel
bescheidener in vormgeving, formaat en inhoud.

A.P. van der Kolk, werkgroep bijzondere dieren

Te koop:

Toshiba Sonolayer VSSA100
Echografiemachine doppler

Met 4 sondes:
5 MHZ PSE 50 curved linear
7,5 MHZlineari0E702V
Rectal
5MHZPVE

Prijs: 3000 euro -i- transport
Tel. 0032/3 29000 00

-ocr page 498-

^^jjmnaat zidi../

^ ^^ n

« - - S

OctaciUine

• De stabiele drinkwateroplossing voor varken
en niet consumptie-ei leggende kip.

Breed indicatiegebied

• Korte wachttijd, vlees: 2 dagen

Voor nadere informatie raadpleeg
Eurovet Nederland BV.

OCTACILLINE\', Diergeneesmiddel, UDA. REC NL 10112 Samenstelling: 1 g bevat: amoxicilline als trihydraat 702,4 mg (dit komt overeen
met 800 mg amoxicilline trihydraat). Indicatie:
Varken: Luchtweginfecties, maagdarmkanaalinfecties, urogenitale infecties, oornecrose, secundaire
infecties bij virusziekten en septicaemie veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen.
Niet-eierleggende kig: Luchtweginfecties
en maagdarm infecties veroorzaakt door voor amoxicilline gevoelige micro-organismen. Dosering:
|onge varkens ftot 6 maanden): 10 - 20 gram
Octacilline\' per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 -11
,2 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Oudere varkens (ouder dan 6 maanden^: 15-30 gram Octacilline per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 5,6 - 11,2 mg
amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende 3 - 5 dagen.
Kippen (tot ongeveer 4 weken leeftijd): 17 gram Octacilline® per 100 liter
drinkwatér per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen.
Kippen (ouder
dan 4 weken leeftijd):
28 gram Octacilline" per 100 liter drinkwater per dag (dit komt overeen met 20 mg amoxicilline / kg lichaamsgewicht per
dag) gedurende minimaal 3 - 5 dagen, Contra-indicatiès: Niet combineren met bacteriostatische antibiotica. Niet toepassen bij bekende allergie.
Bijwerkingen: Intestinale dysbacteriose en allergische reacties zijn mogelijk. Wachttijd: Minimaal in acht te nemen wachttijd:
Varken: Vlees:
2 dagen,
Kip: Vlees: 2 dagen (niet toepassen bij kippen die eieren voor menselijke consumptie produceren).

OCTACILLINE\'

OCTACILLINE*

/Inimal Health Eurovet Nederland BV, Postbus 179, 5530 AD Bladel, Tel 0497 54 43 30, Fax 0497 54 43 37

-ocr page 499-

Little Shop of Horrors

laira Boissevain

Veterinai
tuclitrecli

Chost

De eerste klacht over een konijn met een abces loopt goed af,
maar helaas geldt dat niet voor een cyperse kat met bloed in de
urine en diarree. De dierenarts overtuigt de eigenaar dat de kat
moet worden opgenomen. De behandeling is nogal raad-
selachtig, en de eigenaar mag het dier niet bezoeken. Dit heeft
volgens de dierenarts een negatief effect op de gezondheid van
het dier. Uiteindelijk zit de kat een halfjaar in de kliniek voor-
dat de eigenaar ingrijpt. Na heel veel telefoontjes en pogingen
om het dier op te zoeken, vindt de eigenaar dat het dier
maar beter kan inslapen als het werkelijk zo ziek
is. Op het moment dat de eigenaar dat mede-
deelt, is de kat volgens de dierenarts {
raadselachtige wijze ineens veel beter en
mag over enkele dagen naar huis. Dat is
nog eens een voorbeeld van de uit-
drukking \'blij met een dode mus\',
want de volgende dag meldt de die-
renarts dat de kat ineens is overle-
den. De eigenaar gaat naar de kli-
niek om haar dode kat op te halen.
Ze krijgt een dichte doos mee, maar
als ze die elders openmaakt krijgt ze
de schrik van haar leven: er ligt geen
cyperse kat in maar een lapjeskat, die
voor de vorm is bestrooid met wat plukjes
grijs haar. Hoewel ze de dierenarts hiermee
confronteert krijgt ze haar eigen kat niet teru
In de procedure vertelt de dierenarts dat het druk
was in de praktijk, en dat hij per ongeluk de verkeerde
doos uit de vriezer heeft gehaald. Waarom er dan plukken
grijs haar over de kat zijn gestrooid blijft een raadsel.

Nine months

De andere kat is sloom en plast naast de bak. De dierenarts
spreekt met de eigenaar af dat hij het dier drie weken zal opne-
men. Dat worden negen maanden! Opnieuw is bezoek niet
toegestaan en opnieuw laat de eigenaar uiteindelijk weten het
lijden van het dier te willen beëindigen. De dierenarts lijkt dit
te begrijpen en zegt de eigenaar dat ze over drie dagen maar
moet bellen voor een euthanasiedatum. Onduidelijk is waar-
om die datum niet meteen kan worden afgesproken. Drie da-
gen later belt de eigenaar, maar toevallig is de kat de dag er-
voor overleden. Ook deze eigenaar wil het stoffelijk overschot
van de kat terug, maar ondanks meerdere pogingen krijgt hij
het niet voor elkaar om de overleden kat zelfs maar te zien.
Tijdens de procedure wil ze uitdrukkelijk weten wat er met de
kat is gebeurd. De dierenarts antwoordt dat hij het stoffelijk
overschot niet durfde te tonen. Er is brand geweest in de prak-
tijk, waarbij ook de dode dieren in de vriezer zijn verbrand.

Al eerder verscheen over een soortge-
lijk geval een stukje in dit Tijdschriji.
Het verhaal was echter nog niet afge-
lopen, want er bleken meer klachten
te zijn ingediend... gaat het om een
dierenartspraktijk of om een griezel-
film?

Th ree of a kind

Het Tuchtcollege behandelt de zaken tegelijk, waarbij de die-
renarts uitleg geeft over zijn handelwijze: Hij houdt de die-
ren zolang in de kliniek, omdat hij in beginsel tegen euthana-
sie is. Financiële motieven heeft hij niet, want beide
katten-eigenaren is geen rekening gestuurd. De rest is ver-
oorzaakt door persoonlijke omstandigheden, maar hij be-
grijpt inmiddels dat zijn handelwijze niet juist is, en heeft
maatregelen genomen om zijn praktijkvoering te verbeteren.

Extreme Measures

Het Tuchtcollege kan voor deze uitzonderlijke persoonlijke
omstandigheden van de dierenarts wel enig begrip op-
brengen, maar vindt toch dat de persoonlijke le-
venssfeer er niet toe mag leiden dat een die-
renarts zijn patiënten onjuist behandelt.
Een duidelijke diagnose binnen een re-
delijke termijn en tenminste een plan
van onderzoek zijn wel het minste.
Vervolgens moet met de eigenaar
worden overlegd over de diagnose,
therapie en prognose. Het niet toela-
ten van bezoek bij het opgenomen
dier is veterinair onjuist. Omdat de
omgang met dode dieren niet onder
de gezondheidszorg voor dieren valt,
kan hierover geen tuchtrechtelijk oor-
deel worden uitgesproken, al zegt het
Tuchtcollege wel de situatie rond beide
katten verwerpelijk te vinden.

De dierenarts heeft in het verleden al een beris-
ping, een geldboete en een publicatie opgelegd gekregen.
Gezien zijn recidive wordt het tijd voor zwaardere sancties,
maar het Tuchtcollege wil daarbij rekening houden met het
feit dat sommige klagers voorheen wel tevreden waren over
de behandeling. Bovendien zijn het afgelopen jaar geen
klachten meer tegen hem ingediend, dus waarschijnlijk is de
praktijkvoering inderdaad verbeterd.

Bij elkaar krijgt de dierenarts twee keer een voorwaardelijke
schorsing van vier maanden met een proeftijd van driejaar
opgelegd, en één keer een schorsing die gesplitst is in zes we-
ken onvoorwaardelijk en tien weken voorwaardelijk, op-
nieuw met een proeftijd van driejaar.

Nu maar hopen dat er geen sprake is van een \'wordt ver-
volgd\'...

-ocr page 500-

Otitis genezen
én voorkomen.

Daar hebt u
een doelgericht
duo voor.

f.:

Met uw deskundige advies én de juiste middelen, kan
otitis goed genezen en vaak zelfs voorkomen worden.
Surolan is de oplossing die zowel antibacterieel als
antimycotisch, jeukwerend als analgetisch werkt
tegen otitis en huidinfecties.
Otoclean werkt aanvullend en preventief. Deze
unieke alcoholvrije oorreiniger in hygiënische mono-
dosissen, reinigt de oren zocht maar grondig. Een
wekelijkse reiniging met Otoclean vermindert het
risico op otitis aanzienlijk.

Genezen met Surolan en preventief reinigen met
Otoclean: met zo\'n doelgericht duo worden honden
en katten optimaal beschermd!

Otoclean

Surolan®

geneest

Somensteiling: miconozolnitroat, prednisdonocetoot,
polmyxine B-sulloat
Diersooften: bood en kat

Indicoties\' bocteriële otitis en deimotitis veroorzaakt
doot
Siophyloioccvs spp., Streptococcvs spp.,
ftetmfomwws spp., Esdmi coli\' mycotische otitis en
deimotifis veroorzaokt door Miirospom spp.,
Jricbophyton spp., CoM s^.,
Atotesez« pKkfóe<-
wots (Phytospomt pocftyd&molis)
Doswing er wijze von toediening:
Oren: na het reinigen van de gehoargong, tweemaal per
dog, enkele druppels Surolan in het oor oonbrengen.
Om een goede verdeling van het preporoot te veriuijgen,
dienen oor en gehoorgang goed gemosseerd le vnrden.
Huid: tweemool per dog worden enkele druppels
Surolan op de letsels oangeöracht en goed ingewreven.
De behandeling moet zonder onderbreking gedurende
enkele dogen na het verdwijnen van de symptomen
voortgezet worden. In sommige gevallen bn een
behandeling von 2 a 3 vwken noodzakelijk zijn. Voor
een nog longere behondeling roodple^ uw dierenorts.
Registratienummer en stotuv REG HL 31S3; UDA

p

Verdere informatie is verkrijgbaar bij:

Janssen Animal Heaith • Een divisie van Janssen-Cilag B.V.

Dr. Paul Janssenweg 150 • Postbus 90240 • 5000 LT Tilburg

Surolan

oUUsnhHM-
hifKtksMjlwod

MlMt/0tttiS«t

tetMÜflMcwUné«
dwjkdikflel
kcM

Otoclean®

voorkomt

Oorteinigingsmiddel voor honden en katlen.
Oiodologische oplossing-1 i flesjes monodosis von 5 ml.
Somenstelling: Solicyniur (2,32 mg), piopyleenglycol,
polyglycol, ethoxydiglycol, gereinigd wolei, glyceiine,
mel^ur, (ucumis sorn^s, cdtioiio islondico, mimosa
tenuiflojo, oliezuur.

Eigenschappen: OTOCLEAN® bevot keiololytische, oor-
smeei oplossende, vwzochlende, hygiënische en hydto-
terende bestonddelen die het product buitengevwon
geschikt maken voor de hy^i^e en verzorging van de
uilvvendige gehoorgang m hond en kat, doordoi hel de
gehooigong vrijhoudt van vuil-, oorsmeet- af secreet-
ophopingen.

Dosering: Gebiuik OTOCLEAN® in beide gehootgongen
vnn de hond resp. kot Bieog voldoende oon, oftionke-
lijk van de grootte von het diet: - Bij grote dieien moet
vooi elk oor een flesje (5 ml) woiden gebruikt. - Bij
middelgrote ol kleine dieren kon de inhoud van een
flesje ovet beide oren woiden verdeeld.
VoofZorgsjTiüotregelefi; Uitsluitend voor uitwendig
gebruik, vermijd contact met de ogen. Beworen bene-
den 30X. Lees vóór gebruik eerst de bijsluiter.

m

-ocr page 501-

Voedsel en
\'aren Autoriteit

Toetreding nieuwe lidstaten

tf/1

Inleiding

De Europese Unie is per 1 mei uitgebreid met 10 nieuwe
lidstaten en heeft nu 25 leden in plaats van 15. In de nabije
toekomst, vanaf2007, volgen er nog meer.
Het vrije verkeer van handelswaar, dus ook van dieren en
dierlijke producten, is een essentieel aspect van de EU. De
landen in centraal Europa hebben juist op het punt van
agrarische productie een groot potentieel, waardoor een
sterke toename van handelsstromen is te verwachten.
Daarmee is de toetreding van de nieuwe lidstaten ook
voor het veterinair vakgebied van belang.

Voedselveiligheid

De VWA heeft de meest voorkomende problemen in de
toetredende landen geïnventariseerd. Op een enkel terrein
zijn aanbevelingen gedaan om de import van ondeugde-
lijke voedingsmiddelen te voorkomen. Tot nu toe zijn
geen concrete bijzonderheden vastgesteld die bezorgd-
heid rechtvaardigen. Toch is het van belang dat de pro-
ducten van dierlijke herkomst adequaat worden gekanali-
seerd.

De toegetreden landen kennen al lang een systeem om
bedrijven die vlees(producten) naar de EU exporteren
te monitoren. Deze bedrijven kwamen ook vóór toetre-
ding alleen op de EU-bedrijvenlijst, wanneer zij door
de FVO waren geïnspecteerd en goedgekeurd. Alle toe-
getreden landen zijn inmiddels overgegaan naar het
huidige EU-systeem. Daarbij wordt onderscheid ge-
maakt tussen bedrijven die op de EU-markt kunnen af-
zetten en bedrijven met geringe capaciteit die alleen op
de nationale markt kunnen afzetten. De nationale auto-
riteiten van de toegetreden landen moeten ervoor
zorgen dat producten van die bedrijven niet op de
EU-markt worden gebracht. De toetreders werken al ja-
renlang met gescheiden EU-conform en niet-EU-con-
form materiaal. In de afgelopen jaren is er geen fraude
op dit terrein aangetoond. Verder zijn de prijsverschil-
len tussen Nederland en de nieuwe lidstaten niet zoda-
nig dat daarmee een aanleiding voor fraude aanwezig
is. De fysieke controle op vlees en vleesproducten is
bovendien aanzienlijk. In principe zijn de risico\'s van
de uitbreiding voor de voedselveiligheidssituade op de
interne markt daarmee beperkt.

Dierziekten

De oostgrens van de EU schuift op in de richting van lan-
den waar soms dierziekten endemisch zijn die we liever
niet in de EU zien. De kans op insleep van dierziekten
wordt vooral bepaald door transporten van dieren en dier-
lijke producten. De meeste van de nieuw toegetreden lan-
den mochten al dieren in de EU importeren. In die situatie
verandert er dus niets wezenlijks. Ook op het terrein van
de dierziekten voerde de FVO de afgelopen jaren al in-
specties uit in de inmiddels toegetreden landen. De EU-
normen werden daar al aangelegd en de toetreding leidt
als zodanig dus niet tot een vergroot risico van de insleep
van dierziekten. De Border Inspection Posts\' zijn in de af^-
gelopen jaren al op het door de EU gewenste niveau ge-
bracht. In de toetredende landen waar de l&R-systemen
nog niet adequaat functioneren (net als overigens in en-
kele \'oude\' lidstaten) én waar de grenzen met de omrin-
gende niet-EU-landen nog niet volledig dicht zijn, kan
een kans bestaan op de ongemerkte insleep van dierziek-
ten. Deze kans én het risico op verspreiding naar de rest
van de EU zijn overigens vooral afgenomen als gevolg
van de toetreding.

H

W
H

HH

O

H

D
<

w

w

h-1

pq

GO

Q

W

O
>

Wat doet de overheid?

Om de nieuwe lidstaten te ondersteunen bij de introduc-
tie van de Europese regels voor voedselveiligheid, dier-
gezondheid en dierenwelzijn, zijn veel initiatieven ge-
nomen. Vanuit de Europese Commissie in Brussel, maar
ook vanuit de lidstaten zoals Nederland. Ook door de
VWA wordt aan verscheidene grotere en kleinere pro-
jecten gewerkt, die erop zijn gericht de collega-diensten
en -instellingen in de nieuwe lidstaten te ondersteunen.
Hierbij gaat het bijvoorbeeld om deskundigen die wor-
den uitgeleend om op individuele basis te adviseren en
cursussen te geven. Er worden veel delegaties ontvan-
gen die zich van de organisatie en werkwijze van toe-
zicht en controle op voedselveiligheid en veterinaire za-
ken in ons land op de hoogte willen stellen. Er worden
echter ook grotere projecten uitgevoerd, waarbij de
VWA een samenwerkingsverband aangaat met zusteror-
ganisaties in de nieuwe lidstaten. Hierbij wordt ook
samengewerkt met de Gezondheidsdienst voor Dieren,
met de Animal Sciences Group van Lelystad/Wa-
geningen en met andere instellingen uit het landbouw-
kundig onderzoek.

In deze projecten gaat het om het hele terrein van het
overheidstoezicht op voedselveiligheid en diergezond-
heid en -welzijn: van wetgeving tot de uitvoering en orga-
nisatie van het toezicht. Voorbeelden zijn:

• de uitvoering van grensinspecties;

• de opzet en organisatie van l&R;

• de controle en het toezicht op slachterijen en uitsnijde-
rijen;

• de diagnostiek van aangifteplichtige ziekten;

• de ontwikkeling van draaiboeken voor de dierziektebe-
strijding;

• het toezicht op de verwerking van afval van dierlijke
oorsprong.

Het is voor de VWA om meerdere redenen van belang om
te werken aan de ondersteuning van de autoriteiten in de
nieuwe lidstaten. Allereerst is het van groot belang voor
onszelf, voor de Nederlandse consument en producent,
dat de situatie op het gebied van voedselveiligheid en
diergezondheid in de gehele EU op orde is. Samen-
werking met de autoriteiten van de nieuwe en toekom-
stige lidstaten is dus géén ontwikkelingssamenwerking,
het is eigenbelang!

\' de inspectieposten in de verschillende lidstaten die de importen in de EU moeten
controleren.

-ocr page 502-

De laatste tien jaren is veel onder-
zoek verricht naar de oorzaak en
het ontstaansmechanisme van ato-
pische dermatitis (AD) bij de hond.
Zo is de hypothese dat de alLerge-
nen via de respiratietractus de
allergie zouden opwekken een wan-
kele basis gebleken en zijn er nu
sterke aanwijzingen dat recht-
streekse opname door de huid de immunologische reactie
in gang zet. Met betrekking tot het aantonen van de oor-
zakelijke allergenen heeft de
in vitro diagnostiek zijn in-
trede gedaan naast de intradernjaje allergietest. Ten
aanzien van de behandelmethoden is op grond van evi-
dence based medicine een goede analyse gemaakt van de
werkzaamheid van oude en nieuwe pharmaceutica. Voor
het gebruik van antihistaminica en essentiële vetzuren
bestaan geen goede wetenschappelijke argumenten voor
of tegen de werkzaamheid ervan. Voor de symptomati-
sche behandeling van AD zijn cyclosporine A en gluco-
corticosteroïden zoals Prednison en Prednisolon het
meest effectief. Als enige oorzaakgerichte therapie is de
zogenaamde allergeen-specifieke immunotherapie (voor-
heen: hyposensibilisatie) een zeer werkzame methode.

Inleiding

Atopische dermatitis (AD) is een erfelijk bepaalde, met pru-
ritus gepaard gaande, allergische dermatitis met karakte-
ristieke klinische verschijnselen. De aandoening wordt in het
algemeen geassocieerd met het voorkomen van IgE-antili-
chamen tegen omgevingsallergenen (1). De meest aange-
toonde oorzakelijke allergenen zijn huisstofmijten (met name
Dermatophagoides farinae), voedermijten, pollen van gras-
sen (zoals timotheegras, kropaar, reukgras, Engels raaigras,
veldbeemdgras), bomen (berk, els en hazelaar) en onkruid
(bijvoet, schapezuring, smalle weegbree en dwergambrosia).
Alhoewel de prevalentie van AD bij de hond wordt ingeschat
tussen drie en vijftien procent (2,3), zijn er objectief gezien
geen betrouwbare epidemiologische data en zijn de werke-
lijke prevalentie en incidentie niet bekend.
Bij de mens hebben de toegenomen allergeenbelasting, mi-
lieuvervuiling, veranderde voedingsgewoonten, vaccinatie-
beleid en parasitaire profylaxe mogelijk geleid tot een ver-
hoogd voorkomen van astma, allergische rhinitis en atopisch
eczeem gedurende de laatste decennia (4-6). Recent is de zo-
genaamde hygiënehypothese ter discussie gesteld en worden
kritische kanttekeningen geplaatst bij de invloed van voor-
noemde factoren op de stijging van het voorkomen van ato-
pie bij de mens (7-9). Bij honden is hierover geen onderzoek
verricht.

Uiten VOO
de praktijl

Atopische dermatitis bij de hond: actualisatie van achtergrond
en therapeutische mogelijkheden

T. Willemse

Alhoewel in een groep West Highland White terrier pups is

Specialist Veterinaire Dermatologie, Universiteit Utrecht, Faculteit der
Diergeneeskunde, Hoofdafdeling Geneeskunde van Gezelschapsdieren, Yalelaan 8,
3584 CM Utrecht. E-mail: a.willemse@vet.uu.nl

aangetoond dat AD tot expressie kwam binnen bepaalde lij-
nen (10), is niet duidelijk hoe de overerving van AD tot stand
komt. Ook hier geldt dat zowel genetische factoren als om-
gevingsinvloeden tezamen verantwoordelijk zijn voor de kli-
nische expressie. Dit is fraai aangetoond onder experimen-
tele omstandigheden bij beagles afkomstig van ouderdieren
met het vermogen hoge concentraties IgE te produceren.
Met name zeer vroege sensibilisatie (tot aan de leeftijd van
vier maanden) en herhaalde expositie aan het allergeen in
kleine hoeveelheden leidde bij deze pups tot hoge IgE-gehal-
tes in het serum en tot een positieve
in vivo allergietest. Bij
een beperkt aantal dieren ging dit parallel met het optreden
van klinische verschijnselen van AD (11,12).

Achtergrondmechanisme (2,13,14)

Tot een tiental jaren geleden werd aangenomen dat allerge-
nen in de luchtwegen aanleiding waren tot het ontstaan van
atopische dermatitis bij gepredisponeerde honden. Hiervoor
is nooit gedegen wetenschappelijk bewijs aangedragen.
Daarentegen komen er steeds meer aanwijzingen dat aller-
geen expositie via de epidermale route, met daarbij passage
door het stratum corneum en een eerste contact met anti-
geen-presenterende cellen in de epidermis, leidt tot een spe-
cifieke huidontsteking (15). Ook op andere gronden lijkt een
epidermale route aannemelijk. Zo worden klinische afwij-
kingen vaak gezien in niet of minder behaarde gebieden zo-
als de interdigitale gebieden, de axillae, de liezen en de snuit,
dan wel op frictieplaatsen zoals de axillae en de flexorzijden
van de ellebogen. Microtrauma in deze zones kan het ge-
makkelijker maken voor allergenen om de epidermale barri-
ère te passeren. In hoeverre hier ook een verstoring van het
lipiden metabolisme van de huid en een eruit voortkomende,
afwijkende keratinisatie een rol spelen, is vooralsnog specu-
latie. Ook de aanwezigheid van een verhoogd aantal epider-
male antigeen-presenterende cellen (Langerhans cellen; LC)
in lesionale huid in vergelijking met niet-lesionale huid van
honden met AD en de huid van gezonde honden (16), zijn

-ocr page 503-

aanwijzingen ten gunste van de epidermale allergeen route.
Dat deze LC-receptoren hebben voor IgE en dat hyperplasie
van epitheliotrope, 8-T-cel receptor-positieve lymfocyten
optreedt, versterkt de hypothese (17). Bij mensen spelen
deze T-cellen een belangrijke rol in de pathogenese van
astma. Tenslotte is bij experimenteel gesensibiliseerde
beagles afkomstig van ouderdieren met een hoge IgE-serum-
concentratie, via epicutaantesten met huistofinijtextracten
aangetoond dat positieve testen IgE-afhankelijk zijn (18).
Bij honden met de spontane vorm van AD is dit laatste nog
niet bevestigd. Wel is in de lesionale huid een verhoogde ex-
pressie van zogenaamde Th2-type cytokinen (IL-4, IL-13)
aangetoond (19-21) en is via immunohistochemisch onder-
zoek een indicatie gevonden voor een switch van een Th2
naar een Thl respons (13, 22). Een onbalans tussen effector
T-cellen en zogenaamde regulatoire T-cellen zou een belang-
rijke reden zijn voor het optreden van de ontstckingsreactie
in de huid bij de mens (23). Ook bij honden zijn aanwijzin-
gen gevonden dat regulatoire T-cellen (met expressie van
TGF-P en IL-10)een rol vervullen bij het instandhouden van
tolerantie (20). De rol van CCR4 en TARC (respectievelijk
chemokine en ligand ervan) bij AD is vooralsnog niet duide-
lijk. Wel is aangetoond dat CCR4 en TARC exclusief tot ex-
pressie komen in de lesionale AD-huid (24).
Staphylococcus intermedius- en Malassezia pachydermatis-
infecties zijn complicerende factoren bij honden met AD. De
vraag rijst hoe ze bijdragen aan de allergische reactie en of ze
ook zelfstandig als antigeen kunnen werken bij het ontstaan
van AD. Met betrekking tot
S.intennedius-\'mfeches is aange-
toond dat de adherentie van deze stafylokokken aan kerati-
nocyten en de kolonisatiegraad sterk verhoogd zijn bij
honden met AD (25,26). Daarnaast is een verhoogde serum-
concentratie van stafylokokken-specifiek IgE gevonden bij
honden met zowel AD als een recidiverende oppervlakkige
pyodermie (27). In hoeverre
S. intermedius bij de hond kan
werken als een superantigeen, is niet bekend. Super-
antigenen zijn eiwitmoleculen die onafhankelijk cross-lin-
king kunnen bewerkstelligen tussen MHC klasse II molecu-
len en een specifiek deel van de T-cel receptor p-keten. Het
gevolg is een polyclonale activatie van T-cellen. Alhoewel bij
de hond exotoxinen van
S. intermedius (28) een dergelijke
rol zouden kunnen vervullen, is dit tot dusver niet aange-
toond.

In grote lijnen geldt hetzelfde voor de rol van M. pachyder-
matis.
Naast het optreden van huidreactiviteit binnen twintig
minuten na injectie van een
Malassezia-txXr2LCi (29), zijn bij
honden met AD hogere Ma/as^ez/a-specifieke IgE-serum-
concentraties gevonden dan bij niet atopische dieren (30).
Bovendien is met behulp van Western immunoblotting een
zogenaamde major antigeen gevonden; dit is een allergene
eiwitfractie die bij minimaal zeventig procent van de ver-
dachte dieren een positieve huidreactie geeft.

Klinische manifestaties en kenmerken van AD (z, 3,31)

De meeste honden vertonen de eerste verschijnselen tussen
de leeftijd van negen maanden en vier jaar. Zelden is het
vroeger en na de leeftijd van zeven jaar is het een zeer grote
uitzondering. Er is altijd sprake van jeuk zich uitend in de
vorm van krabben, likken en bijten op bepaalde plaatsen. De
meest voorkomende zichtbare afwijkingen worden gezien
aan de ondervoeten, hogerop op de poten, aan de snuit, de
oren, het axillaire gebied en/of de buik en liezen. Bij 45 pro-
cent van de honden begint de allergie zelfs als een beider-
zijdse otitis externa. Sommige rassen zijn gepredisponeerd,
zoals: Duitse herders, boxers, labradors en golden retrievers.
Jack Russell terriers, Llasa Apsos en West Highland white
terriers. Secundaire (veelal recidiverende) infecties met sta-
fylokokken
Qn Malassezia sp. komen regelmatig voor.
De hiervoor geschetste afwijkingen passen niet alleen bij
atopische dermatitis, maar ook bij een aantal andere ziekten.
Om een goed oordeel te kunnen krijgen over de resultaten
van het specifieke allergieonderzoek in de vorm van
in vivo
(huidtesten) en in vitro (IgE bepaling) onderzoek, is het dus
belangrijk om een goede voorselectie van te testen patiënten
uit te voeren.

-ocr page 504-

Diagnosestelling

Bij het diagnosticeren van een allergie is het belangrijk zich
te realiseren dat sensibilisatie (blootstelling aan allergenen
op een zodanig wijze dat allergeen-specifieke IgE-antilicha-
men worden gevormd) niet hetzelfde is als een klinisch ma-
nifeste allergie. Er kan ook (en zelfs tijdelijk) sprake zijn van
een zogenaamde subklinische allergie. In het laatste geval
kunnen staphylokokkeninfecties, infecdes met
Malassezia
sp., extra allergeen expositie (bijvoorbeeld in het voorjaar en
de zomer door pollen en vlooien) en een eventuele combina-
tie met een voedselovergevoeligheid en dergelijke, de sub-
klinische allergie over de drempel üllen zodat de verschijn-
selen passend bij de atopische allergie wel tot uiting komen.
Het is belangrijk zich dit te realiseren bij het interpreteren
van de ziektegeschiedenis.

Bij de voorselectie richt de anamnese zich op den duur van
het probleem, de aanvangsleeftijd (bij 75 procent van de
honden ontstaan de eerste verschijnselen tussen de leeftijd
van één en driejaar), het verloop, eventuele seizoensinvloe-
den, informatie over nestgenoten (in verband met overdraag-
bare aandoeningen maar ook erfelijkheid) en de respons op
medicatie inclusief een goede vlooienbestrijding. Daarnaast
moeten er gegevens zijn over de aanwezigheid van andere
dieren in huis (en hun eventuele huidproblemen), huis-
vesting en voedingsgewoonten.

Afhankelijk van de probleemformulering op grond van
anamnese en lichamelijk onderzoek zal een differentieel dia-
gnose worden gemaakt. In veel gevallen zal bij de hond (die
uiteindelijk een atopie blijkt te hebben) sprake zijn van een
met pruritus gepaard gaande dermatitis aan de kop en de po-

Hond met pruritus en
dermatitis aan kop, poten
en frictieplaatsen • • • •

Anamnese
signalement H
•lichamelijk •
onderzoek

Microscopisch onderzoek
meerdere huidafkrabsels

Sarcoptes mijten

Cytologisch onderzoek

lesies

Behandeling

Geen mijten

Wel/geen intracellulaire
stafylokokken en/of
Malassezia sp.

Behandeling

Blijvende genezing

i

Partiële respons of
recidief na aanvankelijk
herstel

Eliminatie- en
provocatiediëten

Toepassing
diagnostische
klinische criteria AD

Geen respons

Respons op testen

i

l

Waarschij nl ij kheids-
diagnose Atopische
Dermadtis

Voedselovergevoeligheid

In vitro en in vivo
allergietesten

Figuun. Beslisdiagram voor honden met pruritus en dermatitis op kop, poten en frictieplaatsen.

-ocr page 505-

-ij

ten en op frictieplaatsen. Dit betekent dat een differentieel
diagnose van scabies, voedselovergevoeligheid en atopische
dermatitis, eventueel gecompliceerd door een secundaire py-
odermie of gistinfectie, veel voorkomt. In het verlengde
hiervan (Figuur 1) inoet microscopisch onderzoek van huid-
afkrabsels worden uitgevoerd (in verband met scabies), moet
met behulp van cytologisch onderzoek worden aangetoond
dat er veel of weinig
Malasseziu sp. of intracellulaire stafy-
lokokken voorkomen en inoet een eliminatiedieet worden
verstrekt. Dit dieet bestaat uit een zelfbereid voeder met een
eiwitbron dat de hond nog niet eerder heeft gegeten. In veel
gevallen is dit een dieet van gekookt of gegrild geiten-, kal-
koenen-, struisvogel- of paardenvlees in combinatie met ge-
kookte rijst of aardappelen voor een periode van minimaal
zes weken. Hierop mag geen verbetering worden gezien. Het
is belangrijk dat dit dieet strikt wordt aangehouden en dat de
gangbare hondenkoekjes, kauwbotjes en andere knabbeltjes
in deze zes weken niet worden verstrekt. Een zelfbereid dieet
is in de regel betrouwbaarder voor het uitsluiten van een
voedselovergevoeligheid dan een coinmerciële hypoaller-
gene voeder.

Pas als dit diagnostische voortraject is doorlopen en eventu-
ele secundaire infecties zijn bestreden (zie bij behandelings-
mogelijkheden), moet gekeken worden of de hond voldoet
aan zogenaamde klinische criteria voor AD. Primaire klini-
sche diagnostische criteria zijn pruritus, een dermatitis aan
kop en/of poten, lichenificatie op frictieplaatsen, een familie
anamnese passend bij AD en een raspredispositie (2, 31).
Aan minimaal drie van deze criteria moet zijn voldaan. Pas
daarna kan worden overgegaan tot ineer specifieke allergie
diagnostiek. Voor het traceren van oorzakelijke allergenen
staan de intradermale allergietest (Artuvetrin®, Artu Bio-
logicals, Lelystad) en de
in vitro allergietest (Allercept®,
Heska, Zwitserland) ter beschikking (2). Bij de
in vitro test
wordt in het serum de concentratie van allergeen-specifiek
IgE bepaald. Vooralsnog is het zo dat de
in vivo en in vitro
testen niet uitwisselbaar zijn qua uitkomst (32). Dit betekent
dat zij complementair moeten worden uitgevoerd. Bij de
interpretatie van de testen moet gekeken worden naar de re-
levantie van de uitslag. Zo zal een positieve huidtest op bij-
voorbeeld cavia epitheel bij een hond die in een huishouden
verblijft waar een dergelijk dier niet voorkomt, als niet rele-
vant moeten worden beschouwd. Daarentegen is het geïndi-
ceerd om te testen met een paardenepitheel-extract als uit de
anamnese naar voren komt dat één van de kinderen uit het
huishouden regelmatig in de manege komt. Een positieve
test is dan wel degelijk relevant. De uitkoinst van de testen
dient als leidraad voor de te kiezen behandeling inclusief de
samenstelling van een immunotherapie vloeistof

Mogelijkheden voor behandeling

Alvorens een keuze te maken binnen het scala aan behande-
lingen, moet men zich realiseren dat het klinisch manifest
worden van een allergie het cumulatieve effect is van de
allergie zelf en de bijdrage van secundaire infecties, een
droge huid, parasitaire infecties en dergelijke.
Dit betekent dat altijd begonnen moet worden met de behan-
deling van secundaire infecties.

Voor een stafylokokken-pyodermie houdt dit in dat gedurende
mininmaal drie weken een behandeling inoet worden ingesteld
met amoxycilline-clavulaanzuur (12.5 mg/kg 2x daags) of ce-
falosporinen als Cefadroxil (10 mg/kg 2x daags). Afliankelijk
van de uitgebreidheid kan de orale therapie gecombineerd wor-
den met niet-irriterende shampoos met als werkzame stoffen
drie procent chloorhexidine of pirocton-olamine.
Bij een vastgestelde
Malassezia-mkctxs, is de respons op de
uitwendige behandeling variabel en moet soms een combi-
natie worden gezocht met orale middelen als ketoconazole
(10 mg/kg lx daags) gedurende twee tot drie weken. Als to-
picale middelen kunnen worden toegepast; drie procent
chloorhexidine, pirocton-olamine, 0,2 procent enilconazole
of Se-sulfide shampoo.

Voor de allergie zelf hangt het af van het soort allergie welke
benadering wordt gekozen. Een
medicamenteuze behande-
ling
ligt het meest voor de hand bij honden met een seizoens-
gebonden allergie (bijvoorbeeld drie maanden per jaar), bij
honden met een zodanig heftige pruritus dat onmiddellijk in-
grijpen gewenst is, bij honden die gezien hun normale le-
vensverwachting nauwelijks of geen baat meer zullen heb-
ben bij immunotherapie, en bij honden waarbij sprake is van
een recidiverende secundaire infectie die steeds na behande-
ling leidt tot nagenoeg volledige reductie van de pruritus. In
dit laatste geval is eigenlijk spraken van een subklinische
allergie; de secundaire infecties tillen het dier over de drem-

-ocr page 506-

Indicaties ASIT

• niet-seizoensgevonden atopische dermatitis

• onvoldoende respons op medicamententeuze the-
rapie

• onacceptabele bijwerkingen op medicamenten-
teuze behandeling

Randvoorwaarden

• een goede levensverwachting voor de te behande-
len hond

• een betrokken eigenaar die begrijpt waar het over
gaat

Tabel i. Indicaties en randvoorwaarden voor allergeen-specifieke immunotherapie
(ASIT) bij honden met atopische dermatitis.

pel en de allergie wordt manifest. Ook als een eigenaar niet
van plan is of in staat is tijd, geld of energie te investeren in
een gerichte immunotherapie, is een medicamenteuze be-
handeling geïndiceerd.

Op grond van evidence based medicine (33) is gebleken dat
uitsluitend glucocorticoïden, pentoxifilline en cyclosporine
A effectief kunnen worden ingezet voor de bestrijding van de
pruritus en het terugdringen van de huidontsteking.
Prednison en Prednisolon (tot 1 mg/kg per dag) zijn de aan-
bevolen glucocorticoïden. Er moet gestreefd worden naar
een zo laag mogelijke effectieve doses. Daar dit individueel
verschilt, wordt aanbevolen om te starten met 1-1.5
mg/kg/dag per os (eventueel over twee doses verdeeld) gedu-
rende zeven dagen. Hierna wordt deze hoeveelheid om de
dag gegeven gedurende veertien dagen. Indien effectief,
wordt steeds per periode van veertien dagen de hoeveelheid
veriaagd (bijvoorbeeld van een dagdosis van drie tabletten
naar tweeëneenhalf tabletten om de dag). Op deze manier
werkend, wordt vanzelf de voor de betreffende hond laagst
effectieve dosis gevonden. Voor het toedienen van langwer-
kende of zogenaamd kortwerkende depotpreparaten is geen
indicatie.

Pentoxifilline (Trental®, Brocacef, Nieuwegein) behoort tot
de niet-steroïdale ontstekingsremmers (een selectieve phos-
phodiesterase remmer) en wordt toegepast in een dosering
van 10 mg/kg, driemaal per dag (34). De werking van pen-
toxifilline berust waarschijnlijk op de suppressie van pro-in-
flammatoire en inflammatoire cytokinen en een stimulerend
effect op Chemotaxis. Bijwerkingen zijn bij de hond niet uit-
gebreid gerapporteerd, maar naar analogie van hetgeen bij
mensen bekend is, kunnen geringe sufheid, braken en diarree
waarschijnlijk niet worden uitgesloten. Verwacht mag wor-
den dat ongeveer zeventig procent van de behandelde dieren
baat heeft bij pentoxifilline.

Cyclosporine A (CsA; Atopica®, Novartis Animal Health,
Sprundel) heeft eveneens meerdere aangrijpingspunten in
het regelmechanisme van de allergie (35,36). Zo is sprake
van een remmende werking op de cytokinen productie door
T-lymfocyten, invloed op de antigeen presenterende cellen in
de epidermis en een onderdrukkend effect op het vrijkomen
van ontstekingsmediatoren vanuit de mestcellen en de
eosinophiele granulocyten. CsA is zeer effectief bij honden
met atopische dermatitis (5 mg/kg per dag; twee uur voor of

Het effect van ASIT kan pas acht a negen maanden na de
start worden geëvalueerd.

Bij 70-75% van de honden met AD leidt ASIT tot mini-
maal 50% verbetering na acht a negen maanden therapie.
Bij 50% van deze honden is de verbetering 75-100%.
De behandeling slaat gemiddeld pas na vier a vijf maan-
den aan.

Indien er na acht a negen maanden geen herstel is, is dit
reden de ASIT te beëindigen.

Bij 10% van de behandelde honden neemt de pruritus
gedurende 24-48 uur toe in aansluiting op de ASIT injec-
tie.

ASIT is in principe een levenslange therapie.

Spontaan herstel van AD treedt op bij slechts 10% van de

honden

Tabel 2. Wat een eigenaar moet weten over de allergeen-specifieke immunotherapie
(ASIT) voor zijn hond met atopische dermatitis (AD).

na het «ten in te-geven). Het effect is vergelijkbaar met dat
van prednisolon (33). Bijwerkingen variëren van braken
(29%) en diarree (11%) tot sporadisch voorkomende gingi-
vale hyperplasie, anorexie, sloomheid, cutane papilloma-
tose, hyperkeratose en hypertrichose van zooikussens en uri-
neweginfecties. Braken wordt in het algemeen de eerste drie
weken van de behandeling gezien en daarna nog slechts inci-
denteel. Ook diarree wordt vooral in de eerste maand van de
therapie waargenomen, is meestal van korte duur en mild en
gaat over zonder aanvullende medicatie. Bij langdurige be-
handeling (52 weken) met CsA zijn geen gevolgen geconsta-
teerd voor de nier-, lever- of pancreasfunctie.
Bij circa zeventig tot 75 procent van de behandelde honden
wordt een significante reductie van de pruritus gezien naast
een herstel van de huidontsteking. De indruk bestaat dat na
een initiële therapie van vier weken kan worden overgegaan
op een regime waarbij minder frequent wordt gedoseerd (bij-
voorbeeld om de dag of twee keer per week).
Voor het gebruik van eerste (chloorpheniramine, diphenhy-
dramine, clemastine, hydroxyzine) of tweede generatie (ter-
fenadine) type 1-histaminereceptor antagonisten is onvol-
doende bewijs voor of tegen de effectiviteit van deze
middelen (37). Een uitzondering geldt misschien voor cetiri-
zine (Zyrtec®; 0.25-0.50 mg/kg, 2x per dag) (38).
Door het ontbreken van voldoende goed opgezet, herhaal-
baar, dubbelblind placebo gecontroleerd onderzoek, geldt
dezelfde conclusie voor het effect van essentiële vetzuren
(EFA) op de ontsteking en pruritus bij honden met atopische
dermatitis (39).

Alhoewel het elimineren van oorzakelijke allergenen zou
kunnen leiden tot minder expositie, tot een veriaging van de
allergiedrempel en dus tot een subklinische status, leert de
ervaring dat maatregelen die hierop gericht zijn, een beperkt
effect sorteren. Dit komt ten dele door het feit dat veelal
sprake is van een allergie voor meerdere allergenen. Als hon-
den uitsluitend allergisch zijn voor huistofmijten zou aller-
geenreductie theoretisch bereikt kunnen worden door het
vervangen van het karpet door zeil of een stenen vloer, ma-
trashoezen of het gebruik van acariciden in de leefomgeving.
Recent is een gunstig effect gesignaleerd van het gebruik van
benzylbenzoaat sprays (Acarosan®, Brocacef, Nieuwegein)
in huis ter bestrijding van huisstofmijten (40).
De meest gerichte en zeer effectieve behandeling is de zoge-

-ocr page 507-

naamde allergeen-specifieke immunotherapie (ASIT; voor-
heen; hyposensibilisatie of desensibilisatie) (2,41). Indicaties
hiervoor staan in tabel 1. Bij het kiezen van deze immunothe-
rapie is het van het grootste belang dat de eigenaar vooraf
goed wordt ingelicht over de mogelijkheden en de vooruit-
zichten (Tabel 2). Een goede voorlichting leidt tot een beter
gemotiveerde eigenaar en wekt geen valse verwachtingen;
een voorwaarde bij het starten van immunotherapie.
ASIT bestaat uit een serie subcutane injecties met een vloei-
stof die is samengesteld uit de oorzakelijke, relevante aller-
genen. De selectie wordt gebaseerd op de uitslag van zowel
de
in vivo als de in vitro test. Het algemene principe is dat
met een toenemend interval (één, twee, drie, vier weken et
cetera) een oplopende hoeveelheid van de vaccinvloeistof
(0.1,0.2,0.4, ...,tot 1.0 ml) wordtingespoten. De eerste paar
maanden is dit protocol voor de meeste honden hetzelfde.
Hierna zijn vaak aanpassingen nodig op het standaardproto-
col die individueel sterk kunnen variëren. Reden om te advi-
seren deze therapievorm te laten uitvoeren door gere-
gistreerde specialisten. Het gemiddelde interval tussen
opeenvolgende injecties als eenmaal de instelkuur achter de
rug is, bedraagt twee è drie maanden.
Bij zeventig tot 75 procent van de behandelde honden resul-
teert de ASIT in minimaal vijftig procent vermindering van
de pruritus en de dermatitis. Bij vijftig procent van de dieren
is er zelfs sprake van 75 tot honderd procent verbetering
(Tabel 2). Noch het aantal allergenen noch het soort allerge-
nen is van invloed op dit resultaat. Het is daarentegen wel be-
langrijk een eigenaar vooraf te laten weten dat het gewenste
effect niet na enkele weken merkbaar is en dat de immuno-
therapie in principe levenslang moet worden gegeven. In de
overbruggingsfase tot aan het merkbare effect van de immu-
notherapie zijn jeukstillende shampoos met bijvoorbeeld pi-
rocton-olamine, antibiotica en anti-Malasseziabehandelin-
gen een goed hulpmiddel. Over de gelijktijdige toediening
van cyclosporine A (in afbouwende dosis) of prednison tij-
dens immunotherapie en het effect hierop, wordt wisselend
gedacht. De auteur heeft een voorkeur voor CsA en ziet dit
als een reële mogelijkheid om de eerste maanden van de im-
munotherapie te overbruggen.

Literatuurlijst

1. Olivry T. The ACVD task force on canine atopic dermatitis: forewords
and lexicon. In: The American College of Veterinary Dermatology
Task Force on Canine Atopic Dermatitis, T.Olivry (ed); Elsevier
Science, New York, 2001; 143-6.

2. Reedy LM. Miller WH. and Willemse T. Allergic skin diseases of dogs
and cats. W.B. Saunders, London, 2nd ed., 1997: 33-44.

3. Scott DW, Miller WH, and Griffin CE. Small animal dermatology.
W.B. Saunders, Philadelphia, 6th cd., 2001: 574-601.

4. Okudaira H. Why atopic diseases prevail in developed countries.
Allergy Clin Immunol Int 1998; 10: 110-4.

5. Leung DYM. Pathogenesis of atopic dermatitis. J Allergy Clin
Immunol 1999; 104: S99-108.

6. Von Mutius E. The environmental predictors of allergic diseases. J
Allergy Clin Immunol 2000: 105: 9-19.

7. Weiss ST. Parasites and asthma/allergy: what is the relationship. J
Allergy Clin Immunol 2000; 105: 205-10.

8. Ring J, Krämer U, Schäfer T, and Behrendt H. Why are allergies incre-
asin? Current Opinions Immunol 2001; 13: 701 -8.

9. Yazdanbakhsh M, Kremsner PG. and Van Ree R. Allergy, parasites and
the hygiene hypothesis. Science 2002; 296: 490-4.

10. DeBoer DJ, and Hill PB. Serum immunoglobulin E concentrations in
West Highland White Terrier puppies do not predict development of
atopic dermatitis. Vet Dermatol 1999; 10: 275-81.

11. De Week AL, Mayer P, Stumper B. Schliessl B, and Pickart L. Dog
allergy, a model for allergy genetics. Int Arch Allergy Immunol 1997;
1 13:55-7.

12. Zunic M, Mayer P, Schiessl B, Mudde GC, Liehl E, and De Week AL.
Studies of atopy in genetically high IgE responder dogs. Proc. Ann.
Meeting Am. Acad. Vet. Dermatol. And Am. Coll. Vet. Dermatol., San
Antonio, Texas (USA), 1998; 53-5.

13. Sinke JD. Rutten VPMG. and Willemse T. Immune dysregulation in
atopic dermatitis. Vet Immunol Immunopathol 2002; 87: 351-6.

14. Willemse T. Update on canine atopic dermatitis:a never ending chal-
lenge. Jap J Vet Dermatol 2003; 9: 115-7.

15. Olivry T, and Hill PB. The controversy surrounding the route of aller-
gen challenge in canine atopic dermatitis. In: The American College of
Veterinary Dermatology Task Force on Canine Atopic Dermatitis,
TOlivry (ed); Elsevier Science, New York, 2001: 219-25.

16. Olivry T, Moore PF, Affolter VK, and Naydan DK. Langerhans cell
hyperplasia and IgE expression in canine atopic dermatitis. Arch
Dermatol Res 1996; 288: 579-88.

17. Olivry T, Naydan DK, and Moore PF Characterization of the cutane-
ous inflammatory infiltrate in canine atopic dermatitis. Am J
Dermatopathol 1997; 19:477-86.

18. Olivry T Buckler KE, Dunston SM, Clarke KB, and McCall CA.
Positvie atpoy patch test hyperresponsive beagle dogs are dependent
upon elevated allergen-specific IgE serum levels and are associated
with IgE-expressing dendritic cells. 17th Proceedings Am Acad Vet
Derm/Am College Vet Derm Meeting, New Orieans, USA; April 10-
14,2002; pp. 42.

19. Schlotter Y, Sinke J, Kaay S van der Pinelli E, Hoek A, Willemse A,
van Eden W, and Rutten V. Expression of lL-4 messenger RNA in le-
sional skin of dogs suffering from atopic dermatitis. Proceedings 5th
IVIS, Ludhiana (India) November 8-13, 1998; pp.185, eds. J
Naessens, MS Oberoi, SK Jand, FOIL Printers.

20. Nuttall TJ, Knight PA, McAleese SM, Lamb JR, and Hill PB. T-helper
1, T-helper 2 and immunosuppressive cytokines in canine atopic der-
matitis. Vet Immunol Immunopathol 2002; 87: 379-84.

21. Fujiwara S, Yasunaga S, Iwabuchi S, Masuda K, Ohno K, and
Tsujimoto H. Cytokine profiles of peripheral blood mononuclear cells
from dogs experimentally sensitized to Japanese cedar pollen. Vet
Immunol Immunopathol 2003; 93: 9-20.

22. Sinke JD, Thepen T, Bihari IC, Rutten VPMG, and Willemse T
Immunophenotyping of skin-infiltrating T-cell subsets in dogs with
atopic dermatitis. Vet Immunollmmunopathol 1997; 57: 13-23.

23. Kupper TS, and Fuhlbrigge RC. Immune surveillance in the skin:
mechanisms and clinical con.sequences. Nature Reviews/Immuno-
logy 2004; 4: 211-22.

24. Maeda S, Fujiwara S. Omori K, Kawano K, Kurata K, Masuda K,
Ohno K, and Tsujimoto H. Lesional expression of thymus and activa-
tion regulated chemokine in canine atopic dermatitis. Vet Immunol
Immunopathol 2002; 88: 79-89.

25. MacEwan NA. Adherence by Staphylococcus intermedins to caninc
keratinocytes in atopic dermatitis. Res Vet Sci 2000; 68: 279-83.

26. Mason LS. and Lloyd DH. The role of allergy in the development of
caninc pyoderma. J small Anim Pract 1989; 30: 216-8.

27. Morales CA, Schultz KT. and DcBoer DJ. Antistaphylococcal antibo-
dies in dogs with recurrent pyoderma. Vet Immun Immunopathol
1994; 42: 137-47.

28. Hirooka EY, Muller EE, Freitas JC, Vicente E, Yoshimoto Y, and
Bergdoll MS. Enterotoxigenicity of Staphylococcus intermedius of
canine origin. J Food Microbiol 1988; 7: 185-91.

29. Morris DO, and DeBoer DJ. Evalaution of serum obtained from atopic
dogs with dermatitis attributable to Malassezia pachydermatis for pas-
sive transfer of immediate hypersensitivity to that organism. Am J Vet
Res 2003; 64: 262-6.

30. Chen TA, Halliwell REW, Pemberton AD, and Hill PB. Identification
of major allergens of Malassezia pachydermatis in dogs with atopic
dermatitis and Malassezia overgrowth. Vet Dermatol 2002; 13: 141-
50.

31. Willemse T. Atopic skin disease: a review and reconsideration of diag-
nostic criteria. J small Anim Pract 1986; 27: 771-8.

32. Foster AP, Littlewood JD. Webb P. Wood JLN, Rogers K, and Shaw SE.
Comparison of intradermal and serum testing for allergen-specific IgE
using a FcERIa-based assay in atopic dogs in the UK. Vet Immunol
Immunopathol 2003; 93: 51-60.

33. Marsella R, and Olivry T. The ACVD task force on canine atopic der-
matitis (XXII): non-steroidal anti-inflammatory pharmacotherapy. Vet
Immunol Immunopathol 2001; 81: 331 -45.

34. Marsella R, and Nicklin CF. Double blind placebo controlled cross-
over study on the effects of pentoxifilline in canine atopy. Vet
Dermatol 2000; 11: 255-60.

35. Robson D. Review of the pharmacokinetics, interactions and adverse

-ocr page 508-

reactions of cyclosporine in people, dogs and cats. Vet Record 2003;
152:739-48.

36. Robson D. Review of the properties and mechanisms of action of cy-
closporine with emphasis on dermatological therapy in dogs, cats and
people. Vet Record 2003; 152: 768-72.

37. DeBoer DJ, and Griffin CE. The ACVD task force on canine atopic
dermatitis (XXI): anti-histamine pharmacotherapy. Vet Imtnunol
Immunopathol 2001; 81: 323-9.

38. Cook CP, Scott DW, Miller WH, Kirker JE, and Cobb SM. A single-
blinded, placebo-controlled study to evaluate the efficacy of cetirizine
for the management of pruritus in canine atopic dermatitis. Abstract

39.

40.

41.

from the Am Acad Vet Dermatol aqnd Am College Vet Dermatol Annual
Meeting, Monterey, CA, 9-13 April 2003. Vet Dermatol 2003; 14:210.
Olivry T, Marsella R, and Hillier A. The ACVD task force on canine
atopic dermatitis (XXIII): are essential fatty acids effective? Vet
Immunol Immunopathol 2001; 81: 347-62.

Swinnen C, and Vroom M. The clinical efficacy of environmental con-
trol of house dust mites in 60 house dust mite-sensitive dogs. Vet
Dermatol 2004; 15:31-6.

Griffin CE, and Hillier A. The ACVD task force on canine atopic der-
matitis (XXIV): allergen-specific immunotherapy. Vet Immunol
Immunopathol 2001; 81: 363-83.

Een overzicht van het risico van de import van MKZ-gevaccineerde
dieren en producten van zulke dieren

p. Sutmoller

De Terrestrial Animal Health Code
van de OIE geeft specifieke richtlij-
nen voor de internationale handel in
dieren gevaccineerd tegen MKZ en
de producten van deze dieren. Door
het volgen van deze richtlijnen kun-
nen importerende landen een even-
tueel risico zoveel mogelijk beper-
ken. Echter aangezien de grootte
van dit risico veelal onbekend is, resulteert dit in ernstige
restricties van de internationale handel en om economische
redenen, daardoor in een niet-vaccinatiebeleid.
De auteurs geven aan dat importrisico niet een kwestie is van
\'alles of niets\' en dat kwalitatieve of kwantitatieve risico-
analyses inzicht kunnen geven over de orde van grootte van
het betreffende risico.

Het is interessant dat deze analyses aangeven dat, als alge-
mene regel, de tijdige onderkenning van de ziekte in het ge-
bied of op het bedrijf van de oorspong, een belangrijker risi-
cobeperkende factor blijkt te zijn dan welke andere
maatregel dan ook. Immers een dier moet eerst met MKZ ge-
ïnfecteerd worden vóór het een gevaar oplevert. Deze regel
is onafhankelijk van de vaccinatiestatus van de dieren van
herkomst. Dus het is van het grootste belang dat alle betrok-
kenen, zoals veehouders, officiële en praktiserende dieren-
artsen et cetera, alert zijn om eventuele MKZ-verschijnselen
zo spoedig mogelijk te onderkennen en te rapporteren. Het is
duidelijk dat een goed werkende veterinaire dienst en een ef-
ficiënt werkend diagnostisch laboratorium in het exporte-
rende land eveneens belangrijke risicobeperkende factoren
zijn.

Het risico van de invoer van MKZ-gevaccineerde dieren kan
aanzienlijk verminderd worden wanneer de dieren uit gebie-
den en bedrijven komen die vrij zijn van MKZ en de import
geschiedt met inachtneming van de richtlijnen van de
Terrestrial Code. Hierbij merken de auteurs op dat de invoer
van dieren uit gebieden waar niet gevaccineerd wordt óók
niet geheel vrij van risico is. In dit verband wijzen zij op de
recente introductie van MKZ in het vaste land van Europa
vanuit het Verenigd Koninkrijk. In risico-analyses voor de
import van gevaccineerde dieren moet rekening worden ge-
houden met de mogelijkheid van a-symptomatische geïnfec-
teerde dieren. Ook moet men rekening houden dat vaccinatie
perse geen \'dragers\' veroorzaakt, maar dat dragers onder ge-
vaccineerde herkauwers alleen kunnen ontstaan wanneer ze
in de contact koinen met klinisch zieke dieren. Verder is het
niet aangetoond dat drager-runderen infectieus zijn. In de
analyse inoet ook rekening worden gehouden dat het serolo-
gisch mogelijk is om gevaccineerde virusdragers en niet-
dragers van elkaar te onderscheiden. Tenslotte is MKZ-vac-
cinatie van de runderpopulatie een zeer efficiënt middel
gebleken om de ziekte uit te roeien, zowel in Europa als in
grote delen van Zuid-Amerika.

Autoreferaa

De risicobeperking voor vlees van gevaccineerde runderen
wordt in de eerste plaats bepaald door goede surveillance en
bio-veiligheidsmaatregelen op het bedrijf van herkomst, als-
mede traceerbaarheid en controle van de dieren van her-
komst. Indien zulke dieren bovendien geslacht en verwerkt
worden volgens de normen van GMP en de
Terrestrial Code,
dan blijken vlees en vleesproducten een te verwaarlozen
MKZ-risico. Volgens de
Code moet het vlees afkomstig zijn
van ontbeende karkassen, waarvan de grote lymfklieren zijn
verwijderd en die gehouden zijn gedurende 24 uur op 2°C,
waardoor de pH minder dan 6.0 moet zijn. De pH-meting in
het midden van beide
longissimus dorsi spieren van runde-
ren bestemd voor export is routine in Zuid-Amerika. De ver-
laagde pH van het vlees en het uitbenen beperken het risico,
omdat hierdoor een groot gedeelte van het MKZ-virus wordt
geïnactiveerd en verwijderd. Volgens de auteurs hecht men
echter aan deze maatregelen een te hoge waarde, daar deze
uiteindelijk alleen van nut is indien er tijdens het slachten
één of meerdere viremische runderen zouden zijn. Echter, in
dat geval zou de contaminatie van het abattoir, gereedschap,
personeel et cetera met infectieus bloed dusdanig zijn dat het

-ocr page 509-

24 uur gekoeld bewaren van het karkas en uitbenen van het
vlees, het risico nauwelijks zouden verminderen. Een goede
vaccinatie- en gezondheidsstatus van het bedrijf van her-
komst en een efficiënte pre en post mortem-inspectie lijken
de beste garantie om te voorkómen dat viremische dieren in
het abattoir komen.

Mechanische contaminatie van vlees door virus uit de keel
van drager-herkauwers is heel onwaarschijnlijk door de lage
titers van het eventuele virus in de keel van dragers en de
neutraliserende antilichamen in het bloed van gevaccineerde
(drager) dieren. Bovendien wordt gedurende het slachten
van runderen het pharyngeal materiaal gescheiden van de
rest van het karkas.

Bovenstaande conclusies worden ondersteund door het feit
dat sinds 1968 toen deze maatregelen werden ingevoerd, het
vasteland van Europa geen MKZ-uitbraken heeft gehad die
veroorzaakt werden door de import van vlees van miljoenen
gevaccineerde runderen uit Zuid-Amerika. Gedurende
dezelfde periode werd meer dan een miljoen ton Zuid-
Amerikaans rundervlees geïmporteerd door het Verenigd
Koninkrijk met een gelijk resultaat.

Bij een risico-analyse voor melk moet in eerste instantie ge-
evalueerd worden hoeveel virus mogelijk zou kunnen circu-
leren in de gevaccineerde populatie. Er moet rekening mee
worden gehouden dat gevaccineerde (experimenteel) geïn-
fecteerde runderen geen virus in de melk uitscheiden en dat
MKZ-virus niet voorkomt in de uiers van drager-koeien.
Verder bevat bulkmelk van gevaccineerde runderen MKZ
neutraliserende antilichamen en wordt MKZ-virus groten-
deels geïnactiveerd door de condities van de melkverwer-
kingsprocessen. Risico-analyses hebben aangetoond dat de
import van melkproducten uit gebieden waar MKZ onder
controle is door systematische vaccinatie, deze producten
een verwaarloosbaar risico vertegenwoordigen

Risico-analyses voor het importeren van runderenibryo\'s
hebben ook aangetoond dat het gevaar van het introduceren
van MKZ via deze weg vrijwel nihil is, indien de embryo\'s
zijn geproduceerd volgens de richtlijnen van de OlE en de
Internationale Embryo Transfer Society. Het is aangetoond
dat door \'wassen\' van runderembryo\'s MKZ-virus kan wor-
den verwijderd, maar belangrijker is dat aangenomen kan
worden dat het embryocollectieteam goed van de gezond-
heidtoestand van het bedrijf en de donorrunderen op de
hoogte is. Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand embryo\'s
zal verzamelen wanneer er ook maar het minste vermoeden
is dat er MKZ in de buurt is! Bovendien kan het donorbedrijf
op MKZ gecontroleerd worden zolang de embryo\'s bewaard
worden. Het extreem lage risico van embryo\'s is onafhanke-
lijk van het al dan niet gevaccineerd zijn van de donors.
Volgens de auteurs werd cryopreservatie van embryo\'s in
Nederland en het Verenigd Koninkrijk niet gebruikt voor het
preserveren van zeldzaam genetisch materiaal gedurende de
2001 MKZ-crisis. Zij werden er echter kort geleden op geat-
tendeerd (Wrathall, 2004) dat gedurende die periode in het
Verenigd Koninkrijk bevroren embryo\'s van verschillende
bedreigde schapenrassen werden opgeslagen.

De import van sperma levert eveneens een verwaarloosbaar
risico op wanneer het gewonnen en behandeld wordt volgens
de normen van de
Terrestrial Code. Hier geldt ook weer dat
het product eerst besmet moet zijn vóór het een risico vormt.

De strenge gezondheidsnormen op een stierenstation garan-
deren een minimale kans dat sperma wordt geïnfecteerd met
MKZ-virus. Ook kan het stierenstation onder observatie blij-
ven vóór het sperma wordt geëxporteerd. Of het stierenbe-
stand al dan niet gevaccineerd is, heeft geen invloed op het
uiteindelijke risico voor het importeerde land.

Voor het rechtvaardigen van een non-vaccinatiebeleid wordt
aangevoerd dat vaccinatie klinische verschijnselen zou kun-
nen maskeren, waardoor mogelijk dragerdieren in de popu-
latie zouden kunnen ontstaan. Dit zou een risico betekenen
voor MKZ-vrije gebieden.

Deze mening heeft enorme negatieve gevolgen gehad voor
de internationale handel en heeft daardoor geleid tot het non-
vaccinatiebeleid. Echter de risico-analyses die door Sut-
moller en Casas worden gepresenteerd, tonen aan dat indien
de OIE-richtlijnen worden gevolgd, de handel in gevacci-
neerde dieren en vlees, melk, embryo\'s en sperma van zulke
dieren een te verwaarlozen risico met zich meebrengt.

Referenties

Sutmoller P. and Casas Olascoaga R. The risk posed by the importation
of animals vaccinated against foot and mouth disease and products
derived from vaccinated animals: a review. Rev Sci Off Int Epiz 2003;
22 (3): 823-35.

Wrathall AE, Sinimons HA, Bowles DJ. and Jones S. Biosecurity stra-
tegies for conserving valuable livestock genetic resources.
Reproduction. Fertility and Development 2004; 16(1,2): 103-12.

verslage

Algemene ledenvergadering Belangen-
groep Praktiserende Dierenartsen in
Loondienst

Deze zal plaatsvinden op zater-
dag 26 juni 2004, van 10.30 tot
13.00 uur. Locatie: De Molen
77,3995 AW Houten.

Berichte

Als gastspreker is mevrouw J.
van Hemert uitgenodigd, die
een lezing zal verzorgen over
efficiënt onderhandelen. Voor
deze lezing worden bij het VKO permanente educatie-
punten aangevraagd.

Meer informatie over deze ALV via het secretariaat van de BPL de
heer W. Peet, Bosschoven 36A, 5595 AR, Leende, E-mail
bpl@cheIlo.nl

-ocr page 510-

C. van der Vaart

De Voorjaarsdagen zijn interna-
tionaal bekende congresdagen
waar jaarlijks meer dan 2800 die-
renartsen en dierenartsassisten-
ten op af komen. Het brede pro-
gramma zorgt ervoor dat zowel de
dierenartsen als veterinaire speci-
alisten en assistenten middels
interactieve sessies en practica op
de hoogte gehouden worden van preventieve en curatieve
zorg op het gebied van gezelschapsdieren en paard. Dit
jaar worden de mouwen opgestroopt bij practica als
tandheelkunde, reanimatie, verbandleer en microscopie
van endo- en ectoparasieten. Tussen de lezingen door
zorgt de industrie voor de nodige afleiding met de uitge-
breide tentoonstelling van de nieuwste technieken, ge-
neesmiddelen, medische apparatuur en dieetvoeders.
Onder het genot van een hapje en een drankje wordt nog
eens gesproken over de lezingen, over ervaringen uit de
praktijk en ziet men zijn of haar jaargenoten terug.
Kortom drie geweldige dagen boordevol veterinaire we-
tenschap en gezelligheid te Amsterdam.

Ook dit jaar is het de Voorjaarsdagen Congres Commissie
gelukt een goed georganiseerd congres neer te zetten met
een zeer uitgebreid programma. Het programma van gezel-
schapsdieren omvat drie volledige dagen met acht simultane
wetenschappelijke lezingen voor zowel de eerstelijns dieren-
arts als de specialist. In deze sessies zullen de nieuwste ont-
wikkelingen in de diergeneeskunde gepresenteerd worden
door sprekers afkomstig uit de hele wereld. Tevens is dit het
derde jaar waarbij gelijktijdig wetenschappelijke lezingen
worden gegeven over geneeskunde bij het paard. De lezin-
gen worden in het Engels gegeven met één Nederlandse ses-
sie per dag.

Dierenarts in Beeld

Anniko van Santen neemt tijdens de Voorjaarsdagen het eer-
ste exemplaar van het blad \'Dierenarts in Beeld\' in ont-
vangst van KNMvD-voorzitter Ton de Ruiter. Het blad
wordt voor het eerst geïntroduceerd tijdens de Voorjaars-
dagen en komt twee keer per jaar uit. Dierenarts in Beeld is
een relatietijdschrift bedoeld als het vakblad voor de baasjes
en wordt gemaakt in samenwerking met de KNMvD. Als
beroepsorganisatie heeft de KNMvD hiermee een commu-
nicatiemiddel voor handen om diereigenaren te bereiken.
Eén van de doelstellingen van de KNMvD is voorlichting
geven over het dierenwelzijn, de relatie mens-dier en het
werk van de dierenarts. In het eerste nummer van \'Dieren-
arts in Beeld\' is informatie te vinden over voeding, het
nieuwe dierenpaspoort, chippen, zoönosen en nog veel
meer. Tevens is er een uitgebreid ABC van kwaaltjes en
ziektes aanwezig. Een magazine van meer dan zestig pagi-
na\'s voor de diereigenaar. Het eerste exemplaar wordt gratis
via dierenartsen verspreid.

Berichte

verslage

Week van het huisdier

Sinds driejaar bestaat \'De Week van het Huisdier\', dit jaar
gehouden van 8 tot en met 15 mei 2004, waarbij het thema
\'Huisdier erbij?!\' centraal staat. Het doel van \'De Week van
het Huisdier\' is huisdiereigenaren te informeren over verant-
woord huisdierenbezit. In de informatiekrant wordt inge-
gaan op verzorging, voeding en kosten die een huisdier met
zich meebrengen. De dierenarts en assistent kunnen een ad-
viserende rol vervullen als het gaat om de keuze van een
huisdier.

Programma gezelschapsdieren

Het uitgebreide wetenschappelijke programma vp^gezel-^
schapsdieren geeft de keuze uit in totaal 25 sprekers uit on-
der andere de Verenigde staten (4), Groot-Brittannië (8),
Ierland (1), Duitsland (2), Frankrijk (2), België (2) en
Nederland (6). Voor wie zich eens wil vastbijten in de tand-
heelkunde is er zaterdagochtend een practicum tandheel-
kunde op de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht gege-
ven door dr. Verhaert uit België. Daarnaast zijn er nog een
achttiental sprekers die strijden om de Royal Canin Student
Award of de Royal Canin Resident and Research Award
2004. Deze groep sprekers bestaande uit studenten, specia-
listen in opleiding en residenten komen allen vrijdag tussen
10.30 uur en 17.15 uur aan bod. Tot slot is er nog een kleine
groep sprekers in het programma onder \'Free Commu-
nications\' te bezoeken op zaterdagochtend. Hct is niet ge-
makkelijk een keus te maken uit zo\'n breed aanbod van inte-
ressante onderwerpen en sprekers.

Feline orthopedie

Mevrouw Langley-Hobbs van de Universiteit van Cam-
bridge (UK) begint vrijdagochtend haar sessie met het
onderwerp externe fixatie van fracturen bij de kat. In de zaal
zitten bij benadering vijftig dierenartsen die interesse heb-
ben in orthopedie bij de kat. Externe fixatie kan gebruikt
worden om fracturen van pijpbeenderen, schedel, mandi-
bula, wervelkolom en heup te stabiliseren. Externe fixatie
wordt door de kat vaak beter getolereerd dan verband of een
spalk. Het gebruik van externe fixatie in combinatie met of
zonder intramedullaire pin wordt per casuïstiek uitvoerig be-
sproken. Mevrouw Langeley-Hobbs maakt met behulp van
beeldmateriaal duidelijk wat de verschillende mogelijkhe-
den zijn. Ook complicaties die bij het gebruik van externe
fixatie kunnen optreden komen aan bod. In het tweede deel
van haar sessie wordt de knie van de kat besproken. Bij de
kat komt letsel van de voorste kruisband voor, waaraan dege-
neratie of trauma ten grondslag ligt. De behandeling van
voorste kruisband-letsels is conservatief of chirurgisch,
waarbij de laatste methode een sneller herstel van de knie be-
werkstelligt. Patella luxatie (met name naar mediaal) komt
niet vaak voor bij de kat. Een conservatieve benadering is
weinig succesvol, echter er wordt negentig procent verbete-
ring gezien na chirurgie. Ook een patella fractuur behoort
chirurgisch te worden benaderd. Na een kleine pauze is het

37e Voorjaarsdagen: dierenartsen en dierenartsassistenten
zetten de tanden erin tijdens jaarlijks congres

-ocr page 511-

tijd voor fracturen van het belci<en bij de Icat. Fracturen van
de pelvis komen regelmatig voor na trauma. Het is dan ook
noodzakelijk de gehele kat te controleren op aandoeningen
van thorax en urinewegen. Er wordt ook gesproken over
luxatie van het sacro-iliacaal gewricht, fracturen van het
ilium en fracturen van het acetabulum. Voor dierenartsen en
specialisten die regelmatig bezig zijn met orthopedie bij de
kat een zeer praktische ochtend met veel inbreng van eigen
ervaring, veel casuïstieken en beeldmateriaal. Mevrouw
Langley-Hobbs is tevens zaterdagmiddag te bewonderen,
waar zij spreekt over fracturen van femur en tibia bij de kat,
feline bone disease, management van traumatische verwon-
dingen aan schedel en gewrichtsaandoeningen bij de kat.

Vogelgeneeskunde

De heer Ritchie van de Universiteit van Georgia (US) geeft
een lezing over diagnostiek en management van ziekten bij
de vogel. Hij begint zijn sessie met uitleg overproventricular
dilatation disease (PDD), ook wel kliermaagdilatatiesyn-
droom genoemd. De diagnose PDD kan worden gesteld
wanneer er sprake is van lymphoplasmacytaire ganglioneu-
ritis na histologie van krop of kliermaag. Een vogel met PDD
wordt cachectisch, regurgiteert en heeft onverteerde zaden in
de ontlasting. Een middel van diagnostiek is het maken van
een röntgenfoto met bariumcontrast. Bij een gezonde vol-
wassen vogel zal het bariumcontrast binnen drie uur het
maagdarmkanaal verlaten hebben, terwijl bij een vogel met
PDD sprake is van een vertraagde maaglediging waarbij het
bariumcontrast soms pas na negentien uur het lichaam ver-
laat. Een tweede aanwijzing is een gedilateerde kliermaag op
de röntgenfoto. Echter een neonaat heeft tijdens spenen al-
tijd een gedilateerde kliermaag. Ook moet men rekening
houden met een groot aantal aandoeningen die symptomen
hebben lijkend op PDD als een clostridium-infectie, mega-
bacteriosis, parasitaire infecties en zware metalen.
Vervolgens spreekt hij over het polyomavirus. Het polyoma-
virus (APV), welke met name bij jonge kuikens acute ziekte-
verschijnselen en hoge mortaliteit veroorzaakt, wordt in de
Verenigde Staten preventief bestreden met een vaccin. Dit
vaccin is in Nederland niet verkrijgbaar. Ritchie spreekt ook
nog over diagnostiek en behandeling van papillomatosis, as-
pergillosis, mycobacteriosis en candidiasis. In negentig mi-
nuten tijd een duidelijk overzicht van veelvoorkomende aan-
doeningen bij vogels. De bijna negentig dierenartsen die in
de zaal aanwezig zijn, kunnen terugkijken op een overzichte-
lijke lezing. Na een pauze van een half uur neemt mevrouw
Wilson van de Universiteit van Georgia (US) het roer over
om te vertellen over anesthesie en chirurgie bij vogels. Het
tweede deel van de middag wordt door bijna vijftig dieren-
artsen gevolgd. Bij anesthesie van vogels wordt gebruik-
gemaakt van isofluraan of sevofluraan inhalatie-anesthesie.
Voor premedicatie kan gebruik worden gemaakt van butor-
phanol met of zonder atropine. Inductie geschiedt door
middel van een gasmasker met 4-5% isofluraan (gebruik van
sevofluraan ligt 2% hoger) en onderhoud met 1.5-2.5% iso-
fluraan. Wanneer de narcose langer gaat duren dan tien mi-
nuten wordt intuberen (zonder cuff) van een vogel aangera-
den. De mogelijkheid tot ventileren moet aanwezig zijn bij
een narcose die langer duurt dan vijftien minuten. Mevrouw
Wilson benadrukt het belang van pijnbestrijding en het voor-
komen van onderkoeling van de vogel tijdens narcose. Een
duidelijke lezing en leuke aanvulling op het verhaal van de
heer Ritchie. Zowel Ritchie als Wilson geven zaterdagmid-
dag en zondagochtend nog lezingen over onder andere
spoedopvang bij vogels, diergeneeskunde bij knaagdieren en
het tweede gedeelte van diagnose en management van ziek-
ten bij de vogel.

Intermezzo

Bij de Voorjaarsdagen speelt ook het sociale aspect een zeer
belangrijke rol. Het is een moment om te netwerken en ge-
zellig met jaargenoten een borreltje te drinken. Tijdens de
openingsreceptie wordt het startsein gegeven voor de
Voorjaarsdagen, vervolgens kun je op zaterdagavond het ga-
ladiner bijwonen in \'De Rode Hoed\' in Amsterdam en is er
zondag nog een afzakkertje om de drie afgelopen dagen sa-
men met collega\'s gezellig af te sluiten. Voor mensen uit bui-
ten- en binnenland zijn er van vrijdag tot en met zondag ex-
cursies georganiseerd naar de mooiste plekjes in Nederland.
Ook vanuit de veterinaire industrie zijn er uitstapjes geregeld
waarvoor men zich van te voren moet opgeven. Op vrijdag-
avond net voor vertrek blijken er nog enkele plaatsen op de
rondvaartboot over te zijn. Onverwacht gaan we \'s avonds op
pad en maken een tour door de Amsterdamse kanalen. Met
het mooie weer drinken we een borreltje op het dek. Er is ge-
zorgd voor een heerlijk lopend buffet te verkrijgen na een
kleine informatieve lezing over een nieuw product. Alle in-
grediënten voor een gezellige avond zijn aanwezig. De eer-
ste dag van de Voorjaarsdagen vliegt voorbij en wordt kabbe-
lend op het water afgesloten. Rond 23.00 uur worden we
afgezet aan CS Amsterdam. Morgen is er weer een dag, dus
snel op zoek naar een hotel...

Radiografie en echo bij hond en kat

De heer Boroffka en mevrouw Passon-Vastenburg van de
Universiteit Utrecht uit Nederland houden zaterdagochtend
een lezing over röntgen versus echografie van het abdomen.
De keuze voor een röntgenfoto of echo is afhankelijk van de
mogelijkheden in de praktijk, ervaring van dc dierenarts en
de patiënt. De belangstelling voor dit onderwerp is dermate
groot dat naast alle stoelen ook elk vrij stukje grond bezet is
door een dierenarts. Er blijft een groot aantal dierenartsen
over die helaas moeten uitwijken naar een andere sessie.

Free Communications

In totaal komen zeven sprekers aan bod die zeer uiteen-
lopende wetenschappelijke onderwerpen aanstippen. Een
groot aantal van deze sprekers heeft een onderzoek gedaan
waarvan materiaal, methoden, discussie en conclusie wor-
den besproken. Zo spreekt mevrouw Hanson over oncogene-
sis van hypofyse-afhankelijke hyperadrenocorticisme ver-
oorzaakt door een ACTH-producerend adenoom. Hanson
heeft onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van factoren,
bij honden met en zonder hypofyse-afhankelijke Cushing,
die een rol spelen in embryogenesis van de hypofyse.
Mevrouw Horspool heeft de mate van bescherming na vacci-
natie tegen leptospirose
{L. icteroheamorrhagiae en L. cani-
cola)
onderzocht. Mevrouw Suwankong heeft in haar onder-
zoek gekeken naar somatosensory evoked potentials (sep\'s)
bij honden met cauda equina compressie. De heer Van
Rooijen introduceert een gezondheidscertificaat die door de
dierenarts moet worden afgegeven aan eigenaar bij aankoop
van een huisdier. Hiermee gewapend is het dier, indien goed-
gekeurd, verzekerd voor een bepaalde periode. Het project
heeft als doel uitbannen van erfelijke aandoeningen en het
geven van garantie aan de eigenaar. De belangstelling voor

-ocr page 512-

de free communications is niet erg groot. Minder dan tien
personen hebben de presentaties bezocht.

Radiologie van thorax

Mevrouw Dennis van Animal Health Trust (UK) vult de za-
terdagmiddag met haar sessie over röntgenfoto\'s van de tho-
rax. Na een vrij uitgebreide inleiding over hoe een röntgen-
foto van goede kwaliteit gemaakt dient te worden, vervolgt
ze haar verhaal met röntgendiagnostiek van de longen, pleu-
rale holte, mediastinum, thoraxwand en diafragma. De
pauze komt als een aangename verrassing gezien het verhaal
zeer informatief is maar toch wat zwaar op de maag valt.
Radiologie van het hart wordt in de praktijk nog altijd veel-
vuldig ingezet als diagnostisch instrument bij onderzoek van
het hart. Een röntgenfoto geeft een globaal overzicht van de
thorax en kan linker hartfalen in het bijzonder, goed aanto-
nen. Men moet wel rekening houden met grote variatie in ge-
zonde harten bij verschillende rassen op de röntgenfoto.
Men kan gebruikmaken van verschillende meetmethoden
om de grootte van het hart te bepalen, echter vanwege de
grote variatie is- dit niet honderd procent betrouwbaar.
Röntgenfoto\'s kunnen hartaandoeningen niet uitsluiten om-
dat niet alle aandoeningen zichtbaar zijn. Echocardiografie
is een veel nauwkeuriger diagnostisch instrument om een
hartafwijking te onderzoeken. Differentiaal diagnostiek en
afwijkingen op laterale en DV röntgenfoto\'s worden bespro-
ken van linker
Cardiomegalie, rechter Cardiomegalie, rechter
hartfalen en pericardeffusie. In totaal hebben meer dan veer-
tig dierenartsen de leerzame lezing bijgewoond. Naast radio-
logie van de thorax vertelt mevrouw Dennis vrijdagochtend
over MRl bij gezelschapsdieren en bespreekt ze zondag de
radiologie van het skelet.

Casuïstieken van het maagdarmkanaal

Een goed begin van de zondagochtend: gastro-intestinale ca-
suïstieken van de heer Hall van de Universiteit van Bristol
(GB). Hall is vrijdagochtend al begonnen met lezingen over
mucosa immunologie, inflammatory bowel disease en voed-
selallergie als oorzaak van gastro-intestinale aandoeningen.
Zaterdagmiddag vertelt hij over ziekten van de oesofagus,
gastroscopie in de praktijk, gastritis, gastric ulcers en exo-
criene pancreas insufficiëntie. Zijn zondagochtendsessie be-
staat uit drie onderwerpen namelijk braken, diarree en het
acute abdomen. Hall presenteert zijn lezing in de vorm van
casuïstieken waardoor ze licht verteerbaar zijn. Hij bena-
drukt dat braken een symptoom is en geen diagnose. De oor-
zaak kan liggen in het maagdarmkanaal, maar ook daarbui-
ten. De braakretlex kan worden getriggerd door een groot
aantal oorzaken die invloed hebben op het braakcentrum.
Aan de hand van verschillende casuïstieken wordt de aanpak
van acuut en chronisch braken besproken. Het tweede deel
gaat over acute en chronische diarree. Acute diarree kan, met
uitsluiting van onderliggende oorzaken, snel herstellen met
symptomatische therapie. Chronische diarree vereist een
grondige aanpak bij het zoeken naar de oorzaak. Na een
korte pauze besluit Hall zijn zondagsessie met casuïstieken
. van het acute abdomen, waarbij hij gebruikmaakt van il-
lustraties vanuit de chirurgie. Hall is in staat zijn lezing op
zo\'n manier over te brengen dat het een plezier is om naar te
luisteren.

Anesthesiologie

Inmiddels is het zondagmiddag en beginnen we aan de laat-
ste lezing van de Voorjaarsdagen, gehouden door mevrouw
Taylor van Gravel Head Farm, cAMBS (UK). Ze begint haar
sessie met het onderwerp pre-anesthetisch onderzoek en in-
schatten van het risico van anesthesie bij de patiënt. Om het
risico van de patiënt in kaart te brengen kan gebruik worden
gemaakt van een model ontworpen door de American
Society of Anesthesiologists. Dit model bestaat uit vijf klas-
sen van een gezonde patiënt tot een patiënt in levensbedrei-
gende toestand. Wanneer de risico\'s van de patiënt in kaart
zijn gebracht, is men voorbereid op mogelijke problemen die
kunnen ontstaan tijdens narcose. Te allen tijde is het belang-
rijk de volgende parameters te monitoren: A = airway, B =
breathing, C = circulation. Verder speelt Taylor met de vraag
of nieuwe anesthetica beter zijn dan de oude anesthetica. Ze
komt tot de conlusie dat de nieuwste middelen als propofol
en isofluraan vele voordelen bieden boven oude anesthetica,
maar dat ze geen veilige narcose kunnen garanderen. Daarbij
zijn een aantal anesthetica uit de oude doos, zoals aceproma-
zine, ketamine en de benzodiazepines, erg waardevol indien
ze correct worden gebruikt.

Wetenschappelijke prijzen

Sinds 1996 strijden jonge onderzoekers, specialisten in op-
leiding en residenten om de Waltham Resident & Research
Award. Het doel van deze prijsuitreiking is om wetenschap-
pelijk onderzoek onder pas afgestudeerde dierenartsen te sti-
muleren.

Met het samengaan van Royal Canin en Waltham dragen de
Student Awards voortaan de naam Royal Canin. Daarnaast
zijn er tegenwoordig twee categorieën. De eerste categorie is
voor de veterinaire student die de beste onderzoeksstage
(onderzoek drie maanden) heeft gedaan op het gebied van
gezelschapsdieren. De tweede categorie gaat naar het beste
Excellent Tracé onderzoek (onderzoek negen maanden), uit-
gevoerd door een student diergeneeskunde. De winnaar van
het Royal Canin Students Award categorie Onderzoeksstage
is Martine van \'t Hoofd. Zij deed onderzoek naar de lange
termijn resultaten van transsphenoidalc hypofysectomie bij
150 honden met hypofyse-afhankelijk hyperadrenocorti-
cisme (HAH). De jury beloont Van \'t Hoofd met de eerste
prijs vanwege de professionele onderzoeksopzet, de gedegen
en zelfstandig manier van werken en de praktische relevantie
van de conclusies. De winnaar van de Royal Canin Students
Award categorie Excellent Tracé is Baukje Schotanus met
haar onderzoek naar de processen die een rol kunnen spelen
bij het ontstaan van een verminderd uithoudingsvermogen

-ocr page 513-

en spierzwakte bij HAH. De jury heeft Schotanus beloond
met de eerste prijs vanwege haar cruciale rol bij alle aspecten
van het project, van studieontwerp tot coördinatie en publi-
catie van de data. Naast de titel Master of Veterinary
Research heeft dit onderzoek haar tevens de ingang geboden
voor deelname aan het prestigeuze leadership program aan
de Cornell University.

Jonge onderzoekers, roulanten en specialisten in opleiding
op het gebied van geneeskunde bij het paard kunnen dit jaar
voor het eerst meedingen aan de Interpolis Award. In totaal
27 free communications worden beoordeeld op inhoud en
presentatie. Drs. R van den Boom mag de prijs van 1.000
euro in ontvangst nemen met zijn verhaal: \'Relationship bet-
ween synovial fluid markers, cartilage composition and the
presence of osteoarthritis in the equine metacarpophalangeal
joint\'.

Programma Paard

Vanwege het grote succes in de afgelopen jaren is er voor de
derde achtereenvolgende keer een paardencongres bij de
Voorjaarsdagen. De Nederlandse Vereniging van Fysio-
therapie bij het paard is dit jaar bij de Voorjaarsdagen aanwe-
zig. Voor zowel de veterinair als de fysiotherapeut zijn er inte-
ressante lezingen over het paard. Het wetenschappelijke
programma van de geneeskunde van het paard bestaat uit drie
volledige dagen van twee simultane sessies. Er komen in to-
taal achttien sprekers uit onder andere de Verenigde staten
(4), Groot-Brittannië (1), Frankrijk (1), België (2) en Neder-
land (10). Er wordt aandacht besteed aan gebitsproblemen bij
het paard, echografie van nek, rug en pelvis, neurologische
afwijkingen bij het paard, chirurgie van het colon en er is een
discussiepanel die onderwerpen als reproductie, tandheel-
kunde en interne geneeskunde bespreekt. Zowel de vrijdag
als de zaterdag bestaat deel van het programma uit free
communications waar in totaal 27 .sprekers vertellen over
zeer uiteenlopende onderwerpen van epilepsie bij het paard
tot het uitvoeren van een tracheotomie. Kortom een uitge-
breid programma met volop keus voor zowel dierenarts als
specialist.

26e Dierenarts Assistenten Nascholingsdagen, DANS 2<x>4

Na vorig jaar een extra feestelijke uitvoering van de DANS-
dagen te hebben georganiseerd vanwege het 25-jarig be-
staan, heeft de Voorjaarsdagen Congres Commissie dit jaar
minstens zoveel haar best gedaan om het alle assistenten
naar de zin te maken. Naast de lezingen is op zaterdag het
programma uitgebreid met twee themaprogramma\'s: het rea-
nimatie- en het verbandpracticum. Op zondag komen zowel
de endo- als de ectoparasieten letterlijk in beeld (naar aanlei-
ding daarvan verzamelen onze assistenten op dit moment
allerlei soorten parasieten!!). De interactieve sessie van de
endo- en ectoparasieten wordt door een veertigtal assistenten
bezocht. De ochtend wordt door de assistenten als zeer leuk
en leerzaam ervaren. In de middag kunnen de assistenten
zichzelf testen op het gebied van communicatie tijdens een
interactieve workshop. In kleine groepjes worden probleem-
situaties die in de praktijk voor kunnen komen onderling be-
sproken, waarna er feedback gegeven wordt. Omdat de
casuïstieken letterlijk voorbeelden uit de praktijk zijn, een
zeer leerzame middag waar ongeveer twintig assistenten op
afkomen. Lezingen op zaterdag omvatten thema\'s als voed-
selallergie, hormoonproblemen bij de fret en intensieve zorg

bij gezelschapsdieren. Voor dierenartsassistenten die ook
met paarden werken wordt hoesten, ontwormen, knieproble-
men en anesthesie bij het paard besproken. Het Engelstalige
programma omvat onderwerpen als gedragsproblemen bij
de kat, anatomie van de vogel en echografie. Zondag komen
onder andere hartpatiënten en reptielen aan bod.

Veterinaire industrie

De Voorjaarsdagen organiseert een van de grootste veteri-
naire tentoonstellingen op het Europese continent. Dit jaar
zijn meer dan zeventig bedrijven/organisaties onder andere
op het gebied van chirurgische apparatuur, farmaceutische
industrie, computersystemen en diervoeding aanwezig. De
tentoonstelling neemt ruim 2000 vierkante meter in beslag.
Dierenarts en assistent worden uitgedaagd mee te doen aan
prijsvragen waar leuke prijzen mee te winnen zijn.
Daarnaast is er uitgebreid de gelegenheid om nieuwe
ideeën op te doen en kennis te maken met de nieuwste ont-
wikkelingen en toepassingen op het gebied van diergenees-
kunde.

Kindercrèche

Evenals vorig jaar verzorgt het Veterinaire Organisatie-
bureau Animeaux de kinderopvang gedurende het congres.
Kinderen van twee tot en met twaalf jaar kunnen terecht in
een speciale speelkamer onder professioneel toezicht van
8.30 uur tot 17.30 uur.

Let\'s meet Amsterdam 2005

Het Voorjaarsdagencongres is een initiatief van de
Nederlandse Associatie van Gezelschapsdieren (NACAM),
welke lid is van de Federation of European Companion
Veterinary Association (FECAVA) en van de World Small
Animal Veterinary Association (WSAVA). In 2005 presen-
teert de Voorjaarsdagencommissie de \'FECAVA-FEEVA-
Voorjaarsdagen\'. Dit alles belooft een groots congres,
gehouden op 14 tot en met 17 april 2005, waarvan de onder-
werpen en sprekers nu al grotendeels bekend zijn. Daarbij is
Nederland volgend jaar gastland van the American
Association of Equine Practioners (AAEP). \'AAEP meets
Europe\' geeft het Equine congresprogramma volgend jaar
extra diepgang.

-ocr page 514-

Surveillance van antibioticumresistentie is een elemen-
tair onderdeel voor het bepalen van beleid om versprei-
ding van resistentie te voorkomen. Een goede monitoring
van de resistentieontwikkeling en het gebruik van anti-
microbiële middelen draagt ook bij aan een verantwoord
gebruik van antimicrobiële middelen. Om die reden pu-
bliceert de FIDIN sinds 1999 de gegevens van de hoeveel-
heid antimicrobiële stoffen in diergeneesmiddelen, die op
de Nederlandse markt zijn afgezet.

In Nederland is sinds 2003 de werkgroep VANTURES\' in-
gesteld om de surveillance van resistentie en gebruik van
antibiotica bij dieren te coördineren. In januari 2004 ver-
scheen het eerste rapport van de werkgroep onder de titel
MARAN^ 2002. De werkgroep heeft aangekondigd haar
tweede rapport in juni 2004 uit te brengen.

De monitoring van het gebruik van antibiotica bij dieren is
gebaseerd op de jaarlijkse antibioticumrapportage van de
FIDIN, waarin de totale verkoop van antimicrobiële dierge-
neesmiddelen op de Nederlandse markt wordt weergegeven.
Om te komen tot een meer gedetailleerd inzicht in het ge-
bruik van antimicrobiële diergeneesmiddelen, heeft de
Apotheek van de Faculteit der Diergeneeskunde een pilot-
studie verricht op basis van de administratie van 24 dieren-
artspraktijken in Nederland. Daarnaast heeft het LEI op ba-
sis van haar Bedrijven-Informatienet onderzoek gedaan naar
de kosten van diergeneesmiddelengebruik en dierenartshan-
delingen op circa honderdvijftig pluimvee-, varkens- en
melkveebedrijven. Met deze aanvullende gegevens is gepro-
beerd meer inzicht te krijgen in hct gebruik van antimicrobi-
ële diergeneesmiddelen per doeldier (aantal doseringen in
plaats van aantal kilogrammen werkzame stof). De aanvul-
lende gegevens bevatten echter nog veel onnauwkeurighe-
den en zijn daarmee onvoldoende representatief

Ondanks de kanttekening dat de hoeveelheid kilogrammen
werkzame stof onvoldoende inzicht geeft in de mate waarin
individuele dieren aan antibiotica zijn blootgesteld, wordt in
de conclusie van het MARAN-rapport een vergelijking ge-
maakt tussen het aantal kilogrammen werkzame stof, afge-
zet tegen de hoeveelheid slachtgewicht van runderen, var-
kens en pluimvee in Nederland, Denemarken en het
Verenigd Koninkrijk. Op basis van deze vergelijking wordt
geconcludeerd dat het totale gebruik van antimicrobiële
diergeneesmiddelen in Nederland substantieel hoger is dan
in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Nu bovendien
uit de resistentiemonitoring in Denemarken (DANMAP
2002) blijkt dat de resistentie daar lager is dan in Nederland,
wordt aangenomen dat het hogere gebruik in Nederland ook
leidt tot het hogere resistentieniveau. Deze conclusie is voor
de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) aanleiding om acties
te ondernemen die zullen leiden tot een reductie van antibio-
ticagebruik in de dierhouderij.

\' VANTURES staat voor Veterinary Antibiotic Usage and Resistance Surveillance.
^ MARAN .staat voor Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in
Animals in the Netherlands.

Reactie FIDIN

De FIDIN ondersteunt het beleid inzake het voorkómen van
antibioticaresistentie, zoals dat door de Europese Com-
missie en Raad is geformuleerd.\' Dit beleid houdt in dat
enerzijds verantwoord gebruik van antibiotica moet worden
bewerkstelligd en anderzijds, in de verschillende Europese
landen, een gedegen resistentiemonitoring moet worden op-
gezet die onderling vergelijkbaar is.

De FIDIN heeft grote bezwaren tegen de conclusies van het
MARAN 2002 rapport en de voorgenomen acties van de
VWA, voor zover deze zijn gebaseerd op de vergelijking van
het veterinaire antibiotieumgebruik in Nederland ten op-
zichte van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Zolang
geen harmonisatie van monitoringssystemen in de verschil-
lende landen heeft plaatsgevonden, dient terughoudendheid
te.worden betracht ten aanzien van het maken yan o;iderlinge,
vergelijkingen. Beleidsbeslissingen kunnen in ieder geval
niet op dergelijke vergelijkingen worden gebaseerd.

Ter illustratie dat de vergelijking van de hoeveelheid werk-
zame stof in de verschillende landen onvoldoende zegt over
de mate van blootstelling van het individuele dier, het vol-
gende. De grootste groep antibiotica die zowel in Nederland
als in Denemarken wordt gebruikt zijn de tetracyclinen (hoe-
veelheid 2002: Nederland 225 ton, Denemarken 24 ton). In
Nederland betreft dit gebruik hoofdzakelijk Oxytetracycline,
met een dosering die circa acht keer hoger ligt dan die van het
veel potentere doxycycline. In Denemarken is
Oxytetracy-
cline niet geregistreerd en wordt hoofdzakelijk doxycycline
voorgeschreven. Indien in Nederland zou worden overgestapt
van Oxytetracycline op doxycycline, zou dat dc totale hoe-
veelheid tetracyclinen met circa 165 ton werkzame stof doen
afnemen, ruim veertig procent van de totale hoeveelheid
werkzame stotTen die in de veehouderij worden gebruikt.

In MARAN 2002 wordt vastgesteld dat in de periode 1990
tot 2003 het gebruik van antibiotica in de dierhouderij met
147 procent is toegenomen, terwijl de totale aantallen land-
bouwhuisdieren zijn afgenomen. Dit beeld is niet correct. De
gegevens van vóór 1998 zijn gebaseerd op gegevens van het

450
400
350
300
250
200
150
100
50
O

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003

Zie de Mededeling van de Commissie \'Een Communautaire .strategie tegen antimi-
crobiële resistentie\'. d.d. 20 juni 2001. COM (2001) 333 def en de Resolutie van de
Raad betreffende resistentie tegen antibiotica \'Een strategie tegen de microbiële
dreiging\'van 8juni 1999. PbEG van 13 juh 1999. Cl95/1.

□ Fluoroquinolones

■ Olhets

■ Aminoglycosides

□ Macrolides

□ Beta-Lactams/Cephalosporins

■ TrinVSulpha\'s

■ Tetracyclines

FIDIN Antibioticumrapportage 2003

-ocr page 515-

Instituut voor Medische Statistiek (IMS), enkele leden van
de FIDIN en de AUV Sinds 1999 is een gevalideerd monito-
ringssysteem opgezet, dat wordt uitgevoerd door Farm-
inform. In 2000 is de marktdekking van de FIDIN verder
vergroot tot meer dan 95 procent. Indien de toename van
marktdekking naar het verleden toe wordt gecorrigeerd, le-
vert dat het volgende beeld op. Dit betekent een toename van
negentien procent over de periode 1997 - 2003, die onder
meer kan worden verklaard door de volgende feiten:

• verschuiving in gebruik van meer potente middelen naar
oudere, minder potente middelen. Deze ontwikkeling is te
verklaren vanuit het oogpunt van \'prudent use\' (de oudere
middelen zijn eerste keus in de formularia) en economie
(de oudere middelen zijn goedkoper);

• toename van infectiedruk door nieuwe ziekten (PMWS en
PDNS) en herbevolking van stallen na de diercrises.

Overigens is het totale gebruik van antibiotica sterk gedaald
door afname van het gebruik van voederbespaarders. In 1999
schatte A. van den Bogaard dit gebruik in op 250 ton\'* terwijl
de laatste gegevens, verzameld door het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, wijzen op een totaal
gebruik van voederbespaarders in 2003 van circa 75 ton.

In Denemarken leidde het verbod op voederbespaarders tot
een toename van therapeutisch gebruik van 68 procent. In
Nederland is een dergelijke sterke toename, ondanks de af-
name van het gebruik van voederbespaarders, niet aan de
orde. Bij de totale uitbanning van de antimicrobiële voeder-
bespaarders per 2006 ligt een zekere toename van therapeu-
tisch gebruik in de lijn der vemachting.

Resultaten van de monitoring 2003

In lijn met de vorige jaren, zijn de verschillende antibiotica
ingedeeld in zes hoofdgroepen. Producten die zijn gere-
gistreerd voor één bepaald doeldier, zijn opgenomen in de
betreffende diergroep. Producten die bij meerdere doeldie-
ren kunnen worden toegepast, zijn ondergebracht in de groep
multispecies. Deze laatste groep vertegenwoordigt ruim ze-
ventig procent van het totale antibioticumgebruik.

In 2003 is de volgende afzet van verschillende groepen van
antibiotica gemeten:

Groepen

Kg actieve stof

Verschil ten

Percentage van

antibiotica

(X 1000)

opzichte

het totale

in 2003

van 2002

gebruik

Pencillinen/

38

-6%

10%

cefalosporine

Tetracylinen

227

1%

58%

Macroliden

18

-11%

4%

Aminoglycosiden

9

-12%

2%

Fluorochinolonen

5

-2%

1%

Trimethoprim/sulfa\'s

90

-4%

23%

Andere

7

-9%

2%

Totaal

394

-2%

100 %

Tijdschrift voor Diergeneeskimde van september 2000, ajlevering 17. pag. 527. In de
cijfers van Van den Bogaard zijn ook de voederbespaarders meegenomen die in 1999
zijn verboden.

In vergelijking tot 2002 is het totale door de FIDIN-leden ge-
rapporteerde diergeneeskundige gebruik in kilogrammen
actieve stof met twee procent afgenomen. De indeling in ca-
tegorieën is tussen 2002 en 2003 onveranderd gebleven.
Twee categorieën (tetracyclinen en trimethoprim/sulfa\'s)
vertegenwoordigen meer dan tachtig procent van het totale
diergeneeskundige gebruik. Dit cijfer benadrukt de continue
waardering van dierenartsen voor \'oude\' antibiotica (sulfa\'s
werden ontdekt in de dertiger en veertiger jaren, tetracylinen
en trimethoprim in respectievelijk 1953 en 1962). Ook het
volgen van de formularia draagt bij aan het gebruik van ou-
dere middelen. De nieuwere fluorochinolonen vertegen-
woordigen slechts één procent van het totale gebruik.

Naar diersoort kunnen de verbruikcijfers als volgt worden
uitgesplitst:

; Diersoorten

Kg actieve stof
(X 1000)
in 2003

Verschil ten
opzichte
van 2002

Percentage van
het totale
gebruik

kg
1000)

%

Multispecies

291

6

2%

74%

Rund/kalf

40

-7

-15%

10%

1 Varken

57

-5

-8%

15%

Pluimvee

4

-2

-30%

1%

Gezelschapsdieren

2

0

0%

23%

Totaal

394

-8

-2%

100%

De groep multispecies is verreweg de grootste groep, met
ruim zeventig procent van het gebruik. Dit zijn vooral pro-
ducten die voor verschillende soorten landbouwhuisdieren
zijn geregistreerd. Het is voor de FIDIN niet mogelijk te
achterhalen welke de precieze verdeling tussen species is;
daarom is een verdere onderverdeling van deze groep
achterwege gelaten.

De hoeveelheid werkzame stof kan worden gerelateerd aan
het aantal dieren, dierziekten en de potentie van de ge-
bruikte werkzame stoffen. Tegenover een geringe daling
van de veestapel in 2003 staat een afname van het aantal
kilogrammen werkzame stof. De veestapel is in 2003 ten
opzichte van 2002 als volgt gewijzigd: het aantal runderen
van 3,9 naar 3,8 miljoen dieren, het aantal varkens van
11,7 naar 11,2 miljoen dieren en de aantallen pluimvee
van 101 naar 79 miljoen kippen.\' De relatieve afname in
hoeveelheid werkzame stof van antibiotica (met name
Oxytetracycline met 2%) kan worden verklaard door een
verdergaande verschuiving van duurdere, potente midde-
len naar goedkopere, minder potente middelen. Van
middelen in deze laatste groep dient meestal een hogere
dosering te worden gegeven, waardoor er minder dieren
mee kunnen worden behandeld. Het is aannemelijk dat het
aantal behandelingen (doses) in 2003 is afgenomen.
Verder valt niet uit te sluiten dat er een toename in het ge-
bruik van therapeutische antibiotica is ontstaan als gevolg
van het verbod op bepaalde antimicrobiële groeibevorde-
raars per 1 juli 1999.

\' CBS Landbouwtelling 2003.

-ocr page 516-

Conclusies

• De FIDIN hecht belang aan de opzet van een gecoördi-
neerd en geharmoniseerd programma voor de monitoring
van antibioticumresistentie. Met haar jaarlijkse publicatie
van de afzet van antibiotica beoogt de FIDIN aan een geïn-
tegreerd monitoringssyteem bij te dragen.

• Meer dan tachdg procent van het totale diergeneeskundig
gebruik van antibiotica bestaat uit tetracyclinen en trime-
thoprim-sulfa combinaties, relatief \'oude\' middelen. Eén
procent bestaat uit het gebruik van de meer recent geïntro-
duceerde fluorochinolonen.

Ruim zeventig procent van het totale gebruik betreft multi-
species producten met indicaties voor gebruik bij meer-
dere diersoorten. Het opsplitsen van dit gebruik naar indi-
viduele species valt voor de FIDIN moeilijk betrouwbaar
te realiseren.

Bij de interpretatie van kilogrammen werkzame stof dient
rekening te worden gehouden met het verschil in doserin-
gen van potente en minder potente antibiotica.

Voorvragen kunt u contact opnemen met het FIDIN-secretariaat: mr. drs.
J.F. Schutte, telefoonnummer 070-750 31 00, e-mail: fidin(a)f!din.nl

lams - FECAVA - Book Aid 2003

............ ...... ...........

Europese dierenartsen helpen Turkse studenten diergeneeskunde

Astrid Jacobs

Dierenartsen van acht Europese landen hebben veteri-
naire studieboeken ter waarde van meer dan €100.000
gedoneerd aan de veterinaire faculteit van de universiteit
van Istanbul. De zware aardbeving in Turkije in 2000,
waarbij 40.000 mensen de dood vonden en 600.000 men-
sen dakloos werden, heeft ook deze faculteit destijds
zwaar getroffen.

Dankzij de vrijgevigheid van dierenartsen uit het
Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen,
Zweden, Duitsland, Spanje, Nederland en Zwitserland,
konden meer dan 250 medische en chirurgische studie-
boeken worden gepresenteerd tijdens de recent gehou-
den lams-FECAVA-Book Aid Ceremony in Istanbul.

Het doel van The lams Company en FECAVA (European
Federation of Small Animal Associations) met het verzame-
len van veterinaire, medische, en chirurgische studieboeken
is om veterinaire universiteiten en organisaties te ondersteu-
nen in landen die in moeilijke omstandigheden verkeren.
Basis van het project is dat dierenartsen gemakkelijk hun
collega\'s en veterinaire studenten kunnen helpen om aan
waardevolle sUidieboeken te komen, door oude edities van
hun boeken te doneren wanneer zij ze vervangen. Via biblio-
theken wordt deze onontbeerlijke informatie beschikbaar
voor vele studenten en dierenartsen.

The lams Company heeft tevens een aanvullend programma
ontwikkeld, waarbij een gelddonatie gelijk aan het jaar van
de studieboekencollectie wordt gedaan, waarmee nieuwe
studieboeken over de voeding en interne geneeskunde van
hond en kat kunnen worden aangeschaft. Dit jaar kreeg
Istanbul € 2003.

lams-FEC AVA- Book Aid 2004 zoekt dierenartsen die medi-
sche en chirurgische studieboeken willen doneren, die ge-

schreven zijn in het Engels of het Duits. De ontvangende in-
stantie is dit jaar de YSAP (The Yugoslav Association of
Small Animal Practitioners). De boeken zullen worden ge-
bruikt om een bibliotheek voor practici en studenten te creë-
ren. Dierenartsen die hieraan een bijdrage willen leveren,
kunnen tijdens nationale en internationale veterinaire con-
gressen hun boeken overhandigen aan vertegenwoordigers
van lams. Als dank voor hun gift doen deze dierenartsen mee
aan een jaarlijks wedstrijd, waarbij ze een digitale camera
kunnen winnen en als tweede prijs een jaar lang voer voor
hun huisdier. Bovendien krijgen eerste en tweede prijswin-
naar gratis toegang tot het FECAVA-congres.

Meer informatie: lamsTDProject@pg.com

-ocr page 517-

Actua

De Animal Sciences
Croup helpt Ierland met
uitroeien rundertuber-
culose

De Animal Sciences Group van Wageningen Universiteit
en Researchcentrum (Wageningen UR) gaat tuberculine
produceren voor de Ierse overheid. Tuberculine is het
product waarmee via een zogenaamde huidtest runder-
tuberculose kan worden opgespoord. Zo kan deze ziekte
beter worden bestreden. Op donderdag 13 mei zijn in
Dublin de handtekeningen gezet onder de overeenkomst
voor het leveren van tuberculine voor de komende vijf
jaar met een waarde van ongeveer 18 miljoen Euro. De
divisie Producten van de Animal Sciences Group zal hier-
voor haar productiecapaciteit uitbreiden met een nieuwe
productie-unit.

De infectieuze aandoening rundertuberculose wordt veroor-
zaakt door de bacterie
Mycohaclerium hovis. Aan de hand
van klinische (uiterlijke) verschijnselen kan echter niet in een
vroeg stadium van een besmetting een diagnose worden ge-
steld. Klinische verschijnselen treden pas op in een laat sta-
dium van de aandoening en zijn afhankelijk van de locatie
van ontsteking.sprocessen. Bij de runderen kan uiteindelijk
sterke vermagering optreden en bij langdurige aantasting van
de longen ontstaat een korte, krachtige, droge hoest. Daar-
naast veroorzaakt de ziekte aanzienlijke economische schade
op getroffen bedrijven. Om de ziekte snel te onderkennen,
biedt de tuberculinetest uitkomst. Deze test veroorzaakt
al snel na een infectie een roodverkleuring van de huid
(Het principe van deze huidtest is vergelijkbaar met de
Mantouxtest voor tuberculose bij mensen.) Infecties in de
runderpopulatie kunnen zo snel worden opgespoord, worden
bestreden en verdere verspreiding kan worden voorkomen.

In Ierland komt rundertuberculose nog steeds voor. De Ierse
regering zet echter in op eradicatie (uitroeiing) van de ziekte.
Hierbij is de Animal Sciences Group op verschillende ma-
nieren betrokken. Naast het leveren van de diagnostiek in de
vorm van de tuberculine verricht bijvoorbeeld de onder-
zoeksgroep Kwantitatieve Veterinaire Epidemiologie onder-
zoek ten behoeve van het eradicatieprogramma.
Nederland heeft binnen de EU de officiële rundertuberculose-
vrije status. In 1951 was circa dertig procent van de Neder-
landse rundveebedrijven besmet en is een eradicatiepro-
gramma gestart. Ieder jaar werd de rundveestapel
getuberculineerd en werden positief bevonden dieren afge-
voerd. Ook hier werd tuberculine gebruikt dat werd geprodu-
ceerd door het CDI, één van de voorlopers van de huidige
Animal Sciences Group. De methode was zeer succesvol,
binnen enkele jaren was het aantal besmette bedrijven tot en-
kele procenten teruggebracht. In 1993 is in Nederland de ver-
plichte tuberculinatie vervallen en is het mogelijk via het moni-
toren aan de slachtlijn eventuele uitbraken van de ziekte snel
aan te pakken.

MUNTJE?

DIARACE 1 & GTT

REG.NL 9711/9712 U.D.A.

VOOR DE BEHANDELING VAN
ACUTE DIARREE BIJ DE HOND

ACE Veterinary Products BV ■ Postbus 1252 - 3890 BB Zeewolde

Jaarvergadering Werkgroep
Geneeskunde Vleeskalveren

De jaarvergadering van de Werkgroep Geneeskunde
Vleeskalveren is op woensdagmiddag 23 juni 2004 om 15.00
uur in Hotel Restaurant Overbosch te Garderen. Naast de le-
denvergadering zal mevrouw drs. A.M. Sparnaay, beleidsad-
viseur bij Diergezondheid AID, een voordracht verzorgen.

Na afloop van de voordracht wordt door Pfizer Anima! Health
een aperitief en dinerbuffetje aangeboden. In verband met dit
buffet worden de leden van de Werkgroep Geneeskunde
Vleeskalveren verzocht zich uiterlijk drie dagen van tevoren
aan te melden per fax (013-4676976) of per e-mail:
thewi@worldonline.nl. Leden van de werkgroep krijgen de re-
levante stukken begin juni
thuisgestuurd.

Voor meer informatie kunt u te-
recht bij Eric van der Velden, se-
cretaris van de Werkgroep
Geneeskimde Vleeskalveren. Het
adres van Hotel Restaurant
Overbosch is Hooiweg 23 te
Garderen, telefoon (0577)
461314.

T

Werkgroep
Geneeskunde Vleeskalveren

-ocr page 518-

Dierziektebeleid spot met Darwin

W.J. wan der Weijden, H.F.J. Sawelkoul, KJ Hin enJ. de Wilt

Het beleid ter beheersing van epidemische dierziekten is tot op zekere hoogte effec-
tief, maar zou op termijn wel eens averechts kunnen werken. Het versterkt de na-
tuurlijke weerstand van veestapels niet, maar verzwakt deze juist.

Opini

De vogelpest houdt de laatste jaren
flink huis in de wereld. Werd
Nederland vorig jaar getroffen door een uitbraak van de
H7N7-variant van het aviaire influenzavirus, Noord-
Amerika zag dit jaar uitbraken van de H7N2-variant, terwijl
Azië werd getroffen door de H5N1 en de H5N2 variant. In
, Nederland .bedroegen de Jcosten .270 miljoen euro, .werden
dertig miljoen kippen gedood en was de verontwaardiging
onder dierenliefhebbers groot. Viel in Nederland één mense-
lijk slachtoffer - een dierenarts - in Azië zijn dat er al meer
dan twintig. En het gevaar sluimert nog, want recent werd op
Nederlandse pluimveebedrijven de laagpathogene vorm van
H7N7 aangetroffen en in de wilde fauna - met name bij een-
den en ganzen (veelal trekvogels) - sluimeren diverse varian-
ten. Ook van ziekten als varkenspest en MKZ zijn nieuwe
uitbraken niet denkbeeldig.

"Hygiëne is nauwelijks waterdicht te krijgen."

Stel dat er een nieuwe uitbraak komt, wat kunnen we dan
doen? De hygiëne drastisch aanscherpen? Dat is op de
meeste veebedrijven al gebeurd, maar hygiëne is nauwelijks
waterdicht te krijgen. Bovendien hebben we ook te maken
met buiten lopende scharrel- en hobbydieren en er bestaat
geen maatschappelijk draagvlak voor om dat te verbieden.
Na een uitbraak antibiotica toedienen? Die werken alleen te-
gen bacteriën en zelfs dat niet altijd, want steeds meer bacte-
riën worden resistent. Massaal ruimen? Dat kan rekenen op
verzet vanuit de bevolking. Vaccinatie dan? Daarvoor geeft
de EU sinds kort iets meer ruimte, maar supermarkten wei-
geren nog altijd te garanderen dat ze producten van gevacci-
neerde dieren zullen afnemen. Doen ze dat niet, dan draait
het alsnog uit op grootschalig ruimen, met alle trauma\'s van
dien. Bovendien is niet tegen elk virus een vaccin beschik-
baar, mede omdat virussen snel kunnen veranderen. En de
ontwikkeling en productie van een nieuw vaccin vergt te veel
tijd om een epidemie te beheersen. Het huidige beleid gaat in
de richting van een combinatie van hygiëne, lokaal ruimen
en ringvaccinatie, maar ook dat zal dus niet altijd voldoende
zijn. Daarom verkeert de hele Nederlandse veehouderij in de
gevarenzone.

Wereldwijd groeit de behoefte aan aanvullende strategieën
van ziektebeheersing. Een kansrijke en onderbelichte strate-
gie is versterking van de natuurlijke weerstand, het immuun-
systeem. Dat systeem bestaat uit algemene en specifieke
weerstand (zie kader). De algemene weerstand is de eerste
verdedigingslinie van het lichaam. Deze kan worden ver-
sterkt door resistente dieren te fokken, door de productie niet
te zeer op te jagen, door de dieren niet teveel (maar ook niet
te weinig) stress te bezorgen en door ze meer ruwvoer in
plaats.van krachtvoer te geven, Ruwvoer. levert hetjonge dier
microben die als commensalen de darmflora stimuleren. Dat
bevordert de algemene weerstand en kan kolonisatie door
pathogene bacteriën zoals
Salmonella voorkomen. Maar te-
gen zeer besmettelijke ziekten zoals MKZ, varkenspest en
vogelpest is ook de tweede verdedigingslinie, de specifieke
weerstand, nodig. Die wordt geactiveerd door infectie of vac-
cinatie.

Maar wat gebeurt er in de praktijk? Welhaast het tegenover-
gestelde. Dieren worden gefokt op groeisnelheid, niet of
nauwelijks op weerstand tegen ziekten. Bovendien houdt de
globaliserende fokkerij steeds minder rekening met regio-
nale verschillen in infectiedruk. Extreem voorbeeld is de
pluimveefokkerij, die wordt beheerst door drie wereldspe-
lers. Bovendien moeten dieren topprestaties in productie le-
veren en dat kan - zoals bij marathonlopers is gebleken - ge-
paard gaan met een verhoogde vatbaarheid voor infecties.
Ook staan ze vaak bloot aan teveel (of juist te weinig) stress.
Tegelijkertijd wordt de hygiëne steeds strenger: stallen wor-
den steeds verder geïsoleerd en regelmatig ontsmet. Het ver-
strekte krachtvoer is vaak arm aan microben, en de micro-
flora van het maagdarmkanaaal wordt verzwakt door het
toenemende antibioticagebruik. Bovendien worden dieren -
door de combinatie van exportbelangen en het non-vaccina-
tiebeleid van de EU - tegen steeds minder ziekten gevacci-
neerd. Kortom, de huidige aanpak maakt de natuurlijke
weerstand niet sterker, maar zwakker.
Sommige veterinaire experts zijn daar trouwens blij mee,
want een sterke weerstand kan ziekten maskeren.
Omgekeerd worden ziekten bij een zwakke weerstand eerder
manifest, zodat sneller kan worden ingegrepen.

Praktijk en beleid botsen zo met inzichten uit drie biologi-
sche disciplines: de ecologie, de immunologie en de evolu-
tiebiologie. De ecologie leert dat in elk milieu, ook de stal,
een microflora ontstaat die andere microben uitsluit.
Omgekeerd schept ontsmetting van de stal ruimte voor an-
dere organismen, waaronder ziekteverwekkers. De immuno-
logie leert dat een dier met zwakke algemene weerstand min-
der goed in staat om specifieke weerstand te ontwikkelen.
Ook kan het systeem ontregeld raken als het onvoldoende
wordt geconfronteerd met microben. Dan kan het zich gaan

-ocr page 519-

keren tegen onschuldige stoffen (allergieën) of zelfs tegen
het eigen lichaam (auto-immuunziekten). Bovendien ont-
staat dan het risico dat nu nog onschuldige microben zich
ontpoppen tot ziekteverwekkers. Dat doet denken aan het ri-
sico dat de Indianen liepen na Columbus: zij stierven mas-
saal aan voor hen nieuwe ziekten, waaronder de voor
Europeanen weinig schadelijke mazelen en griep.
Wat de evolutiebiologie betreft, die leert dat elke populatie
genetische variatie vertoont en blootstaat aan natuurlijke se-
lectie. Dat resulteert in
survival of the fittest. De huidige se-
lectie werkt anders. Zo wordt aanwezigheid van antistoffen
niet gezien als aanwijzing voor een sterke natuurlijke weer-
stand, maar als een ongewenst handelsrisico. Met de desbe-
treffende dieren wordt niet doorgefokt. En bij het ruimings-
beleid worden óók de sterke dieren gedood, die de ziekte
hebben overleefd. De fokkerij is niet of nauwelijks gericht
op versterking van de natuurlijke weerstand of verzwakt
deze zelfs. Wordt de weerstand dan verder verzwakt om mas-
kering van ziekten te voorkomen, dan dreigt perverse selec-
tie, resulterend in
survival of the weakest. Darwin moet zich
wel omdraaien in zijn graf.

Momenteel worden hermetisch gesloten veehouderijsyste-
men getest, waarbij varkens of kippen onder aseptische om-
standigheden worden opgevoed zonder ouders, in ontsmette
stallen waar zelfs de binnenkomende lucht en het voer wor-
den ontsmet en de mest direct wordt afgevoerd. Deze ultra-
hygiëne leidt op korte termijn tot minder ziekten. Maar of
dat duurzaam is staat te bezien, want er is te weinig gelegen-
heid voor de opbouw van een potente en sterk gereguleerde
immuniteit.

"Van survival ofthe fittest naar survival ofthe weakest"

Versterking van de algemene weerstand is hard nodig, maar
volstaat zoals gezegd niet bij zeer besmettelijke ziekten als
MKZ en varkenspest. Is zij voor deze ziekten irrelevant, zo-
als een recent advies van de Raad voor Dierenaangelegen-
heden en de Raad voor het Landelijk gebied stelt? Nee, want
een sterke algemene weerstand kan het effect van vaccinatie
vergroten (Zinkernagel 2003). Ook kan zij de verspreiding
van ziekten vertragen. Zij werkt namelijk al na enkele uren,
specifieke weerstand pas na enkele dagen. Wellicht kunnen
zo bij sommige uitbraken kostbare dagen worden gewonnen
die nodig zijn om vaccinatie (of ruiming) te organiseren.
Blijft het risico van de maskerende werking. Maar dat is te
ondervangen met verklikkerdieren en in de toekomst wel-
licht met verfijnde monitortechnieken.

Er zijn nog twee andere belangrijke redenen om de algemene
weerstand te versterken. Ten eerste worden - als gevolg van
het toenemende medicinale gebruik van antibiotica - steeds
vaker resistente bacteriestammen in de veehouderij aange-
troffen. Dat proces gaat sneller dan er nieuwe antibiotica op
de markt komen. Daardoor raken we ook in de strijd tegen
pathogene bacteriën wapens kwijt. Dat is niet alleen riskant
voor de diergezondheid, maar ook voor de volksgezondheid,
want het betreft ook verwekkers van zoönosen (dierziekten
die ook voor de mens pathogeen zijn) als
Salmonella en
Campylobacter. Des te belangrijker wordt versterking van
de natuurlijke weerstand.

Ten tweede bestaat er in de samenleving steeds meer kri-
tiek op de kunstmatige leefomstandigheden van dieren in
de intensieve veehouderij. Er gaan stemmen op voor meer
natuurlijke, open houderijsystemen waarin dieren meer
natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Daarin is het hygiëne-
regime per definitie minder streng en de infectiedruk ho-
ger, dus is een sterke natuurlijke weerstand van extra be-
lang.

"Een sterke algemene weerstand kan het effect van
vaccinatie vergroten"

Het huidige dierziektebeleid stuit op kritiek uit de samenle-
ving, botst met inzichten uit de biologie en leidt tot verzwak-
king van veestapels. Er zijn onderzoek, experimenten en de-
bat nodig over een aanpak die de natuurlijke weerstand
versterkt. Zo\'n aanpak n^t zich uitstrekken van fokkerij tot
hygiëne, van voeding tot antibioticagebruik en van veterinair
beleid tot handelsbeleid.

Referenties

Dempsey PW, Vaidya SA, and Cheng (i. The art of war: innate and
adaptive immune responses. Cell Mol Life Sci 2003; 60: 2604-21.
Herrath M. von, and Homann D. Introducing baselines for therapeutic
use of regulatory T cells and cytokines in autoimmunity. Trends
Immunol 2003;24:540-5.

Macpherson AJ, and Uhr T. Induction of protective IgA by intestinal
dendritic cells carrying commensal bacteria. Science 2004 ; 303:
1662-5.

Maxwell JR, Rossi RJ, McSorley SJ, and Vella AT T cell clonal condi-
tioning: a phase occurring early after antigen presentation but before
clonal expansion is iinpacted by Toll-like receptor stimulation. J
Immunol 2004; 172:248-59.

Raad voor het Landelijk gebied en Raad voor Dierenaangelegenheden
2003. Dierziektebeleid met draagvlak - Advies over de bestrijding van
zeer besmettelijke dierziekten. Amersfoort/Den Haag.
Zinkernagel RM. On natural and artificial vaccinations. Annu Rev
Immunol 2003;21:515-46.

Drs. Wouter van der Weijden is milieubioloog en ir. Kees-jaap Hin is zoö-
technicus bij het Centrum voor Landbouw en Milieu, prof. dr. ir. Huub
Savelkoul is hoogleraar Celbiologie en Immunologie aan de Wageningen
Universiteit en dr. ir. Jan de Wilt is landbouwkundige bij het Inno-
vatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster.

-ocr page 520-

Natuurlijke weerstand

Dieren hebben een groot aantal mechanismen om zich te beschermen tegen binnendringende micro-organis-
men, virussen, parasieten en stoffen. De immunologie maakt onderscheid tussen aangeboren w/eerstand en spe-
cifieke weerstand.

Aangeboren {innate) of algemene weerstand wordt geleverd door een breed scala van factoren:
de huid
slijmvliezen
de hoestreflex

chemische factoren, zoals maagzuur en uitgescheiden vetzuren
koort:s en acute fase eiwitten

interferons en andere cytokines uitgescheiden door leukocyten
serumproteïnen, zoals het enzym lysozym, polyaminen en kininen
fagocyten, zoals granulocyten en macrofagen
Specifieke
(acquired) weerstand werkt aanvullend en ontstaat pas na contact met antigenen, en wel door active-
ring van lymfocyten en synthese van eiwitten, zoals cytokinen en antistoffen. Dit is het systeem waarop bij de
mens het HlV-virus aangrijpt.

Het wordt steeds duidelijker dat er geen scherpe grens bestaat tussen beide systemen. Want anders dan de naam
suggereert, is het aangeboren systeem noch geheel aangeboren noch aspecifiek. Het systeem wordt namelijk be-
ïnvloed door omgevingsfactoren, zoals huisvesting, stress, infectiedruk, parasieten en voeding. Ook kan het
binnendringende infectieuze agentia onderscheiden. Deze herkenning vindt niet plaats op het detailniveau van
een eiwitstructuur, maar meer op patroonherkenning. Vooral dendritische cellen en macrofagen zijn tot een der-
gelijke herkenning in staat. Dergelijke cellen liggen op strategische plaatsen, zoals in de huid en in de slijmvlie-
zen van darm en luchtwegen. Het systeem onderscheidt gram-positieve (bijvoorbeeld
Staphylococcus aureus) van
gram-negatieve (bijvoorbeeld
E. coli) bacteriën en het herkent bacterieel DNA en zelfs viruseiwitten met behulp
van een geconserveerd receptor herkenningssysteem (deTOLL-receptoren). Het systeem reageert niet erg efRci-
ënt, maar wel snel (binnen minuten tot uren). Het kan dus tijdwinst opleveren om de zeer specifieke immuun-
respons te ontwikkelen die weliswaar trager op gang komt (dagen), maar veel specifieker en sterker is en de ken-
merkende geheugenvorming (over maanden en zelfs jaren) vertoont.

Voor de opbouw van een sterk werkzame immuniteit is volgens recente inzichten een repeterende stimulatie (het
liefst een subklinische infectie door parasitaire wormen of mycobacteriële besmetting) nodig op de jonge leeftijd.
Het bij de geboorte nog niet volledig uitgerijpte immuunsysteem krijgt dan de gelegenheid om zich krachtig te
ontwikkelen met grote consequenties voor de ziekteweerstand van het individu voor de rest van zijn leven.
Maternale immuniteit bij pasgeborenen reduceert ziektegevoeligheid en is essentieel om een sterke bescher-
mende immuniteit op te bouwen door de immuunrespons beter te laten functioneren. Als consequentie daarvan
zal de effectiviteit van vaccinatiestrategieën worden verhoogd wanneer deze worden uitgevoerd onder omstan-
digheden van beschermende maternale immuniteit.

De vorming van regulatoire T-cellen (de \'regelneven\' van het immuunsysteem) en de rol die afwezigheid of ver-
minderde functie van deze cellen speelt bij ziekten en vatbaarheid voor ziekten, staat momenteel in het brand-
punt van de belangstelling. Deze regulatoire T-cellen blijken voor te komen als natuurlijk voorkomende popula-
ties en als induceerbare populaties en vertonen dus bij een virusinfectie een specificiteit voor dat virus. Bij de
vorming en activatie van deze cellen blijken bovengenoemde TOLL-receptoren een rol te spelen. Dit betekent dat
het natuurlijke weerstandssyteem via TOLL-receptoren gekoppeld is aan het antigeen-specifieke immuun-
systeem en aan de inductie van antigeen-specifieke regulatoire T-cellen, die beslissen over de start, de hoogte en
het type immuunrespons dat een individu kan maken als bescherming tegen infecties.

De term natuuHijke weerstand wordt soms alleen gebruikt voor de algemene weerstand, soms voor het totaal
van beide systemen.

-ocr page 521-

Voorzitter Vedias start tweemaandelijkse column in Tijdschriji voor Diergeneeskunde

Tatjana Criens: "Praktijkmanager kan verhouding tussen dierenarts
en assistent stuk relaxter maken"

Tekst en foto: Susan Umans

De dierenartsassistent is eigenlijk
altijd onlosmakelijk verbonden ge-
weest met de dierenartsenpraktijk.
Waren het vroeger meestal meisjes
die met een emmer sop de prak-
tijkruimte te lijf gingen, tegen-
woordig is de dierenartsassistent
een goed opgeleide man of vrouw
die veel werkzaamheden van de
dierenarts kan overnemen. Dat is wel zo efficiënt, want de
dierenarts kan zich dan richten op werkzaamheden waar-
voor specifieke veterinaire kennis vereist is. En het maakt
het werk voor de dierenartsassistent interessanter.
Eigenlijk vreemd dat er nog steeds dierenartsen zijn die
zich dat niet realiseren. En die nog nooit van Vedias, de be-
roepsvereniging van dierenartsassistenten, gehoord heb-
ben. Tijd voor een interview met Tatjana Criens, voorzitter
van Vedias. Over twee weken start zij een tweemaande-
lijkse column in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde.

Tijdens het Voorjaarsdagencongres dit jaar merkte Tatjana
Criens dat er best veel dierenartsen met vragen naar de
Vedias-stand kwamen. Een aantal van hen wist niet van het
bestaan van een beroepsorganisatie voor dierenartsassisten-
ten en al helemaal niet wat ze doen. Ook wist een aantal die-
renartsen bijvoorbeeld niet het verschil tussen een dieren-
artsassistent en een paraveterinair. Tijd voor een bekend-
heidsoffensief, dacht Criens, en haar eerste stap was richting
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde met als resultaat een
tweemaandelijkse column over Vedias en de dierenartsas-
sistent (start: 1 juli 2004) en dit interview.

Vedias bestaat sinds oktober 1981, mede dankzij de KNMvD.
Vedias houdt zich als beroepsvereniging voor dierenartsas-
sistenten hoofdzakelijk bezig met de inhoud van het beroep,
met de inhoud van de opleiding, met nascholingen en met het
onder de aandacht brengen van het beroep bij toekomstige
dierenartsassistenten, maar ook bij werkgevers (dierenartsen
dus). Verder is er steeds meer aandacht voor arbeidsvoor-
waarden; een ontwikkeling van de laatste jaren. En niet te ver-
geten de vacaturebank. "Natuurlijk zijn er nog heel veel doe-
len die wij in de toekomst graag zouden willen bereiken", vult
Criens aan. De voorzitter van Vedias geeft toe dat de ver-
eniging nodig toe is aan imagoverbetering. "Er is in het verle-
den zeker een aantal fouten gemaakt. Maar wij zijn ook maar
een beroepsvereniging die haar best probeert te doen." Criens
vertelt dat het Vedias-bestuur in 2003 bijna helemaal is ver-
nieuwd. "Misschien heeft dit niet direct geleid tot nieuwe
ideeën, maar wel tot nieuwe motivatie. Zo is erdit jaar voor het
eerst weer een beleidsplan opgesteld. En ook de motivatie om
de vereniging weer in beeld te brengen is groot", vertelt ze.

Intervie

Nascholingen

Aan nascholingen besteedt Vedias erg veel aandacht. De ver-
eniging organiseert er zes per jaar, waarvan er vier een \'pittig
niveau\' hebben. Vedias doet veel moeite om die nascholin-
gen betaalbaar te houden. "Sommige andere nascholingen
zijn heel erg duur. Bovendien moeten veel dierenartsas-
sistenten hun nascholingen zelf betalen", zegt Criens. Zij be-
treurt het dat sommige werkgevers denken dat de Vedias-na-
scholingen minderwaardig zijn. "Ze sturen hun assistenten
liever naar andere aanbieders van nascholingen." Zelf vindt
ze dat de Vedias-nascholingen een behoorlijk niveau hebben,
zeker de laatste jaren. "We gebruiken vaak docent-sprekers
die ook bij dierenartsen lezingen geven", zegt ze trots. Ook
geeft Criens aan veel waarde te hechten aan onafhankelijke
sprekers.

Arbeidsvoorwaarden

Criens zelf zit nu sinds januari 2002 bij Vedias, waarvan on-
geveer een jaar in het bestuur en ruim een jaar als voorzitter
Zij is momenteel niet werkzaam als dierenartsassistent, maar
kan daardoor des te meer aandacht besteden aan haar voor-
zitterschap. En aan haar functie als vraagbaak voor arbeids-
voorwaarden. Inmiddels is ze daarin aardig geroutineerd ge-
worden. "Je groeit er onwijs snel in", zegt ze. "Ik spendeer
soms dagen op internet om dingen uit te zoeken voor leden."
Toen Criens in het bestuur kwam, werd zij gelijk de eerste
vergadering benoemd tot vice-voorzitter. "Door een gebrek
aan vrijwilligers", verklaart zij. "Want wij zijn natuurlijk een
vrijwilligersorganisatie en dus geen professionals. Ik denk
dat dat ook de reden is waarom het voor elkaar krijgen van
sommige dingen erg lang duurt. Door het gebrek aan tijd en
aan mensen die het willen doen en kunnen doen. Dat is ge-
woon het probleem", verzucht ze.

Ondergeschikte rol werkgeverschap

Criens verbaast zich erover dat het werkgever zijn bij veel

-ocr page 522-

dierenartsen zo\'n ondergeschikte rol speelt. "Ze zijn er niet
voor opgeleid en dus wordt het werkgeverschap veelal ge-
zien als een van de lastige dingen die erbij horen", zegt ze.
Ook constateert Criens dat er bij zowel werkgever als werk-
nemer veel onwetendheid is. Daardoor ontstaan misverstan-
den. Criens denkt dat zowel de student diergeneeskunde als
de dierenartsassistent in opleiding zich te weinig realiseert
dat de praktijk heel anders uitpakt. "Een dierenarts is mis-
schien maar vijftien procent van zijn tijd daadwerkelijk met
een dier bezig en de rest van de tijd met andere zaken zoals
het werkgeverschap. Volgens mij is dat een totaal onderge-
schoven kindje. Althans, dat is het gevoel wat ik heb naar wat
ik hoor en zie. Ik vind dat heel jammer." Deze situatie veran-
deren is volgens Criens niet zo gemakkelijk, maar toch ziet
zij een oplossing. Vanuit het werken voor een Amerikaanse
franchise-onderneming heeft zij geleerd dat coachende ei-
genschappen voor een manager heel belangrijk zijn. Met an-
dere woorden: het personeel te kunnen motiveren en spirit in
de zaak te brengen. "Een dierenartsenpraktijk zou iemand
aan kunnen trekken die zich daarvoor verantwoordelijk
voelt, zoals een praktijkrnanager", denkt Crieris. "Die kan

veel dingen uit handen nemen waardoor onwijs veel hoofd-
pijn bespaard wordt en het prettiger werken is. De dierenarts
kan aan veel meer dingen toekomen die hij of zij leuk vindt.
En van het werkgeverschap verlost worden, zodat het colle-
gialiteitsgevoel meer kans krijgt. Want het werkt gewoon
niet om vandaag ruzie te hebben over het salaris en morgen
weer met elkaar aan de behandel- of operatietafel te staan.
Dat creëert spanning aan beide kanten. Een praktijkmanager
daarentegen is er emotioneel niet bij betrokken en kan nuch-
ter naar een kwestie kijken. Daarbij zal hij beide kanten van
het verhaal belichten. Hoewel Criens zich terdege realiseert
dat het inhuren van een praktijkmanager geen haalbare kaart
is bij een één- of tweemanspraktijk, ziet zij nog meer voorde-
len. "De komst van een praktijkmanager zal zeker een hoop
spanningen wegnemen. Bovendien zijn er naast personeels-
beleid nog allerlei andere organisatorische zaken binnen een
praktijk die zo\'n manager kan aanpakken. En doordat de die-
renarts zich puur op het veterinaire werk kan storten, kan hij
meer patiënten aan en misschien wel het spreekuur uitbrei-
den. Uiteindelijk creëert het dus ook weer werk", aldus
Criens.

De dierenartsassistent ontwikkelt zich

Het beroep van dierenartsassistent is volgens de Vedias-
voorzitter sterk in ontwikkeling. Alleen al de verdubbeling
van de stagetijd van 520 naar 1040 uur is een enorme ver-
betering. Volgens Criens "één van de belangrijkste onder-
delen van de opleiding." Zij vindt dat de verbeterde oplei-
dingen er op duiden dat het hele vak van dierenarts-
assistent serieuzer genomen wordt. Maar ook de nascho-
lingen zijn veranderd. "Het niveau is werkelijk drastisch
verhoogd", vertelt Criens. "Dat kan ik uit eigen ervaring
zeggen omdat ik ze de afgelopen drie jaar zelf heb ge-
volgd." Heel veel dierenartsassistenten volgen alle na-
scholingen. Het probleem hierbij is echter dat als de die-
renartsassistent op maandagochtend vol enthousiasme
zijn/haar nieuw opgedane kennis tot uitvoering wil bren-
gen, de dierenarts hierin niet altijd even geïnteresseerd is.
"Daardoor krijg je dat sommige assistenten zeggen: ik doe
het niet meer", zegt Criens. In dit verband zou het mis-
schien goed zijn als dierenarts en dierenartsassistent som-
mige nascholingen gezamenlijk zouden kunnen volgen.

"Maak gebruik van die gecombineerde kennis", bepleit ze.
"De dierenarts laat kansen liggen door werkzaamheden te
doen die een goed opgeleide dierenartsassistent ook kan",
is haar mening. Daarbij realiseert ze zich terdege dat het
om een gekleurd verhaal gaat, omdat de praktijken waar
het goed gaat zich niet laten horen. "En die bestaan, dat
weet ik zeker. Anders zou ik 1800 mensen aan de telefoon
hebben. En dat heb ik niet, want slechts vijf procent belt."
Ook denkt Criens dat de jongere generatie dierenartsen
beter doorheeft wat voor ontwikkeling de dierenartsas-
sistent de laatste jaren gemaakt heeft.

De dierenartsassistent in de toekomst

Kijkend naar de toekomst verwacht Tatjana Criens geen
grote veranderingen. "Behalve dan dat er steeds meer oudere
mensen zullen gaan instromen. Dierenartsassistent is bij uit-
stek een beroep dat mensen kiezen nadat ze hun geluk in an-
dere beroepen beproeft hebben." Criens vertelt dat dieren-
artsassistenten in drie groepen te verdelen zijn: 1) degenen
die op hun zeventiende de MBO-opleiding gaan doen, 2) de-
genen die een andere opleiding hebben gedaan en zich op

22- of 23-jarige leeftijd realiseren dat ze dierenartsassistent
willen worden en 3) degenen die al een beroep hebben, mis-
schien vroeg getrouwd, vroeg kinderen en op hun dertigste
of 35® bewust voor het beroep van dierenartsassistent kie-
zen. Volgens Criens zijn de tweede en derde groep de meest
gemotiveerde werknemers, omdat ze zo bewust voor het vak
kiezen. "Ik denk dat deze mensen een beter idee hebben over
wat het werk inhoudt dan de twintigjarige die net zijn MBO-
opleiding heeft afgerond. Maar die twintigjarige is weer be-
ter te vormen."

Wat betreft de toekomst van Vedias is beleidspunt 1 zichzelf
bekend maken. Zo is het de bedoeling dat vice-voorzitter en
pr-vrouw Karin Glastra opleidingen voor dierenartsassisten-
ten gaat bezoeken. "Geen reclamepraatje maar wat is het be-
roep, wat houdt het in, kansen en mogelijkheden." Criens
vertelt dat deze voorlichting in de beginklassen, maar ook in
de eindklassen plaats zal vinden. Helaas houden praktische
problemen de uitvoering van deze plannen nog tegen. "Hoe
doe je dat als mensen overdag gewoon hun werk hebben?
Dan zal je toch een tegemoetkoming in de kosten moeten
krijgen." Vedias is daarover nog in onderhandeling. Volgens
Criens maakt dit probleem meteen duidelijk waarom Vedias
minder professioneel lijkt dan andere organisaties, zoals de
KNMvD, waar mensen in loondienst zijn. "De Vedias INFO
komt vijf keer per jaar uit. Onze redacteur is daar gewoon ie-
dere vrije minuut mee bezig. Als je je niet honderd procent
ergens aan kunt wijden, is het ook heel moeilijk om honderd
procent professioneel te zijn. Omdat de capaciteit er niet is.
Wij zouden dat graag willen, maar vrijwilligerswerk heeft
zijn beperkingen", zegt Criens op nuchtere toon.

Rechtspositieregeling

De consequenties van het niet meer uitbrengen van de
Rechtspositieregeling voor Dierenartsassistenten wegens
NMa-technische redenen ondervindt Criens iedere dag.
"Aangezien ik de arbeidsvoorwaardentelefoon beman, moet
ik heel veel mensen \'nee\' verkopen. En dat terwijl mensen
onzeker zijn over hun toekomst en over hun baan. Maar ik
krijg ook veel werkgevers aan de telefoon, vooral net na het
stopzetten van de regeling." Volgens Criens volgen veel die-
renartsen de rechtspositieregeling nog steeds, al mogen ze
nu zelf beslissen over bijvoorbeeld de salarissen per gewerkt

-ocr page 523-

dienstjaar. Ootc zijn er praktijlcen die zelf richtlijnen hebben
opgesteld. "Wij wensen vanuit Vedias dat er gauw weer af-
spraken zijn, hopelijk ingaande per 1 januari 2005." De voor-
keur van Vedias gaat daarbij uit naar een CAO. "Om alle die-
renartsassistenten van fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden te
voorzien", zegt Criens. "De rechtspositieregeling gold al-
leen voor KNMvD-leden. Wij zouden graag willen dat alle
dierenarts-werkgevers zich aan bepaalde regels moeten hou-
den." Zij benadrukt dat het streven naar een CAO voor die-
renartsassistenten absoluut niet erop gericht is om de werk-
gever dwars te liggen. "Ik heb soms wel eens het idee dat dat
wordt gedacht. In vergaderingen is het woord CAO heel lang
taboe geweest. Wij willen de dierenarts echt niet uitkleden."
Criens betreurt het dat dit vaak verkeerd wordt begrepen.
"Een CAO kan ook een minimumregeling zijn. Het houdt
niet in dat een assistent ineens gigantisch gaat verdienen. Het
betekent alleen meer zekerheid vooralle assistenten. Dan zul
je een heleboel problemen niet meer hebben. Bovendien is er
bijna geen beroepsgroep meer die geen CAO heeft.
Tandartsassistenten, doktersassistenten hebben allemaal een
CAO. De rechtspositieregeling was een goede basis, maar
het is tijd om een stap verder te gaan."

A.J.G. van \'t Hooft

Inleiding

In een artikel van het tijdschrift New
Food,
2003-4, pagina 21-24, ver-
strekken prof Brenig en dr.
Urnovitz, de ontwikkelaars van de
BSE-bloedtest bij levende dieren,

__ons nadere informatie over deze

bloedtest onder de titel Siirrogate
Marker Test for Live Cattle.
Zij ver-
melden een volledig onafhankelijke biochemische marker in
het bloedserum van levende koeien te hebben gevonden, die
is geassocieerd met endogeen RNA. Deze marker bestaat uit
uiterst kleine blaasjes - microvesicles - die slechts met de
elektronenmicroscoop zichtbaar zijn. Het bestaan en de
functie van microvesicles is reeds tientallen jaren bekend
(1). Ze spelen een rol bij metabolische processen in de li-
chaamscellen, bij permeabiliteit van celwanden en energie-
voorziening. Deze microvesicles worden in het biochemisch
proces, evenals het template RNA, gevormd op de riboso-
men of mitochondriën van de lichaamscellen en kunnen via
de permeabele celwand met het tRNA in het bloedserum ko-
men. In het bloedserum van zowel gezonde als van BSE-run-
deren, is dit microvesiculair gekoppelde RNA aanwezig. De
volgende bloedtest is ontwikkeld om onderscheid te verkrij-
gen tussen RNA van BSE-vrije dieren en BSE-positieve die-

ren.

De uitvoering van de bloedtest

Uit de staartvene van een \'gezond\' rund wordt bloedserum ge-
wonnen en direct ingevroren. Het wordt zodanig celvrij ge-
maakt, dat alleen de microvesicles en het eraan gekoppelde
RNA achter blijven. In een druppel van dit serum wordt via een
amplificatiemethode (Polymerase Chain Reaction of PCR
techniek) het nucleïnezuur verdicht. Hiermede was het moge-
lijk standaard RNA-profielen samen te stellen. Deze PCR-
techniek, toegepast bij BSE-runderen, geeft door afwijkende
nucleïne profielen (RNA) een beeld dat verschilt met het stan-
daard profiel en geeft aldus een indicatie voor de diagnose
BSE.

Nadere informatie over de gebruikte biochemische technieken
en de wijze waarop deze in professionele laboratoria zullen
moeten worden verricht, wacht op een erkenning en toelating
door daartoe bevoegde overheden.

BSE en microvesicles

Ingezonden

Wat mogen we van deze bloedtest verwachten?

Het aan microvesicles gebonden RNA-onderzoek werd ver-
richt bij vooraf geselecteerde runderen (4). Dit onderzoek be-
vindt zich aldus nog in een experimenteel stadium.
Deze bloedtest bij levende dieren, in samenhang met de verkre-
gen epizoötische aspecten bij levende en gedode dieren (6) en
de gegevens vermeld in het dossier van het ministerie van LNV
(7), tonen het beeld van een erfelijk bepaalde aandoening.
N.B. Het dossier vermeldt zeventien BSE-gevallen in 2003 bij
dieren die geboren zijn tM>ee tot vijfjaar na het verbod op ver-
werking van diermeel in veevoeder in 1994.
Aangezien de tot op heden geconstateerde BSE-gevallen niet
wijzen op een dominante factor, past als zodanig de vraag, of
het aan BSE gekoppelde RNA slechts een indicatie is voor po-
sitieve (homozygote) dieren en of van heterozygote (dragers),
al dan niet een afwijkend RNA-bccId in de genen profielen
kan worden aangetoond. Een probleem bij het vroegtijdig op-
sporen van BSE-dieren via deze bloedtest zijn de grote leef-
tijdsverschillen waarop de aandoening manifest wordt. Deze
variëren van drie tot meer dan tien jaar. De oorzaak daarvan is
niet duidelijk. Mogelijk is deze gelegen in de plaats waar het
gezochte RNA zich bevindt. Dat kan zijn ontstaan in de genen
van metabolische processen, maar ook in een van de meer dan
honderd genen, die een rol spelen bij de cyclische processen
van de celdeling (8). Het onderzoek van prof Brenig en dr.
Urnovitz heeft evenwel een duidelijk beeld getoond van de
oorsprong van de aandoening BSE, hetgeen een dienovereen-
komstige bestrijdingswijze vergt. Zij verwachten dat een iden-
tificatie van levende runderen met BSE hen op het spoor zal
brengen van de natuurlijke mechanismen, die een rol spelen
bij het ontstaan van encephalopatiën en de mogelijkheden om
deze te voorkomen en te behandelen. Hun grootste zorg is, dat
bedenkelijke theorieën de basis gaan vormen voor het ver-
strekken van geneesmiddelen of vaccins.

Naschrift

In een aantal afleveringen van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde heb ik getracht een antwoord te vinden op de
hypothese dat de aandoening BSE een voor runderen en
mensen besmettelijke ziekte is, veroorzaakt door een proteï-
neachtig infectieus agens, het prion. De naam prion is wel-
licht niet meer uit te bannen, maar de identiteit ervan als een

-ocr page 524-

infectieus agens, is gebleken niet juist te zijn.

Dit artikel kwam tot stand na raadpleging van de volgende

bronnen:

1. LehningerAL. Biochemistry 2nd edition. Worth Pubhshers INC 1975
pag. 779 -806 (Chapter 28), Active transport across membranes. pag.
807 - 852 (Chapter 29). Biochemical aspects of hormone action.

2. ww.redflagsweekly.com/conferences/madcow/aug 15ur
novitz.html Mad cow disease: a case for studying living animals.

3. Brenig B, et al. Surrogate marker test for live cattle. New Food

2003; (4), 21-25.

Hooft AJG van \'t. BSE bloedtest bij levende dieren. Tijdschr
Diergeneeskd 2003; 128:636.

Schwartz JN. Synthesis and distribution of neuronal proteins. In:
Er Kandel. Principles of neural science. 2nd ed. 1985. Elsevier NY.
Hooft AJG van \'t. BSE: Het belang van één Europees beleid. Tijdschr
Diergeneeskd 2002; 127: 691.

Anon. Overzicht BSE gevallen in Nederland in 2003. 2003
Dossier Ministerie LNV www.lnv.nl.

Anon. Nobelprijs voor opheldering cel cyclus. Med Contact
2001;56:nr42.

Eerste uithollingpunten nascholing dierenartsen uitgereikt

Maarten Pilgram

Donderdag 8 april jongstleden is
het eerste uithollingpunt voor
dierenartsen uitgereikt aan een
van onze collegae. Een uithol-
lingpunt is een zogenaamde
sterkte die een zwakte blijkt te
zijn bij nader inzien. De uitspra-
ken in het artikel \'Eerste nascho-
lingscertificaat gezelschapsdie-
ren uitgereikt\' in het TvD van 1 mei 2004, deel 129,
aflevering 9, bladzijde 318, hebben een uithollend etïect
op het serieus nemen van de nascholing bij dierenartsen
anno 2004.

Uithollend is: een collega blijkt bij drie diersoorten er-
kende dierenarts te zijn. Dan is

a. (de mogelijkheid die ik hier het meest waarschijnlijk
acht) het zo dat deze collega een workaholic is en werke-
lijk al deze diersoorten tot op het niveau beheerst waar
gewoonlijk in een mensenleven drie of minstens twee
dierenartsen voor nodig zijn. Of

b. het erkend zijn door ons huidige scholingssysteem met
punten geen goede maatstaf voor de kundigheid van de
dierenarts.

Ongeacht bovenstaande is het ongepast om ter aanprij-
zing van een nascholingssysteem ter verbetering en diffe-
rentiatie van de dierenartsen in Nederland een collega te
kiezen die wel drie certificaten heeft. Het was juist de be-
doeling dat niet die ene dierenarts alles meer deed! Er
hadden drie certificaten moeten worden uitgereikt. Eén
voor iemand die alleen nog maar katten behandelt, een
tweede voor een dierenarts die zijn prijzen met twintig
procent heeft verhoogd en nu een veel leukere baan heeft
en alle tijd om na te scholen waardoor die dierenarts een
nog leukere baan krijgt en een derde certificaat voor de
eerste praktijk die het nieuwe hygiëneprotocol al heeft
geïmplementeerd. Differentiatie, specialisatie, ieder doet
het zijn. Maar wel heel goed. Een duidelijker voorbeeld
voor ons nascholingssysteem en de doelen ervan is juist
een dierenarts die maar één diersoort behandelt. Die is de
gehele werkweek aan het nascholen en dokteren met die
ene diersoort, die moet daar wel bedreven in zijn! Dat
spreekt meer tot de verbeelding indien men over nascho-
ling en een daaruit voortvloeiende hoger kennisniveau
per diersoort spreekt. \'Het vak bijhouden\' is een term die
waarschijnlijk niet wordt gedekt door het verkrijgen van
punten binnen ons huidige nascholingssysteem. Iedereen
weet hoe Jolle meewarig lacht wanneer hij aan ons ge-
wone dierenartsjes vraagt wie er meer leest aan weten-
schappelijke bladen dan het TvD? Iedereen weet dat er
geen relatie is tussen het verschijnen op nascholingen en
het implementeren van de kennis in de praktijk. En ieder-
een weet dat er slimme en domme leerlingen zijn, slape-
rige en wakkere, ijverige en luie. De overdracht van ken-
nis tijdens nascholingen is dus verschillend per leerling,
toch krijgen ze allemaal dezelfde nascholingspunten. Ik
heb het idee dat er in het stuk in het TvD van 1 mei een
ongelukkige keuze is gemaakt om een allround collega
voor de nascholing van juist de gezelschapsdierenarts
model te laten staan. Ik heb het idee dat het huidige na-
scholingssysteem een wassen neus is, zowel voor groot
als klein. Ik heb het idee dat er een hoop goede nascholin-
gen te volgen zijn, doch dat daar geen punten aan vast
moeten zitten. Het is immers onbekend hoeveel je van de
nascholing hebt opgestoken. Een serieuze stimulans tot
kwaliteitsverbetering van de Nederlandse diergezond-
heidszorg is een intern controlerend orgaan, waarbij col-
legae collegae bezoeken en elkaar met open vizier tot
verbetering en standaardisering aanzetten.

Ingezonde

-ocr page 525-

Graag wil ik gebruikmaken van de gelegenheid een reactie
op de ingezonden brief van Maarten Pilgram te geven onder
dankzegging aan de inzender!

Uiteraard zijn wij het niet eens met de door hem gebruikte
terminologie (\'uithollingpunten\') en ook inhoudelijk ver-
dient zijn schrijven nadere toelichting:
Het eerste nascholingscertificaat gezelschapsdieren is NIET
uitgereikt aan een collega die voor drie diersoorten erkend
is! De betreffende collega is alleen erkend dierenarts varken.
Voor zowel paard als nu ook gezelschapsdieren voldoet ze
kennelijk aan de gestelde criteria (permanente educatie
voornamelijk).

De term \'erkend\' is in de landbouwhuisdierensector ingebur-
gerd geraakt voor criteria als permanente nascholing,
kennisonderhoud middels contacturen, werken volgens
IKB/ISO-normen. Het gezelschapsdierenveld heeft in 2002
gekozen voor \'permanente educatie\' als morele verplichting
(het Europese model van de \'moral obligation\') en wil zich
(nog?) niet confirmeren aan contacturenregistratie en/of
ISO-certificering. In die zin bestaat er dus ook (nog?) geen
erkend gezelschapsdierenarts!

(In 2001 en 2003 is tijdens de zogenaamde Ronde van
Nederland van de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren
uitvoerig over dit onderwerp gediscussieerd.)

In zijn schrijven stelt Pilgram vervolgens dat voor hem het
ideaalbeeld benaderd wordt als een dierenarts nog maar één
diersoort behandelt. Deze mening is zeker te respecteren,
hoewel er ook kanttekeningen bij te maken zijn. De humane
gezondheidszorg waar al enkele decennia aan een dergelijk
systeem gewerkt wordt (steeds voortschrijdende specialisa-
tie), heeft toch kennelijk nog steeds niet de huisarts overbo-
dig gemaakt en heeft ook mede geleid tot een explosieve stij-
ging van kosten onder andere door een sterke toename van
(overbodig?) diagnostisch onderzoek.
Anno 2004 staat het iedere dierenarts vrij om zijn eigen keu-
zes te maken en de lat zo hoog te leggen als zij/hij dat zelf
wil! De beoogde uitkomst van het gekozen model van per-
manente educatie is dan ook geen andere dat iedere dieren-
arts zich bewust wordt van haar/zijn mogelijkheden binnen
de diergeneeskunde en daar ook een gerichte keuze in
maakt. Onze cliënten/consumenten zullen daar in toene-
mende mate gebruik van kunnen maken als zij dat wensen!

Pilgram is de mening toegedaan dat \'het nascholingssysteem
een wassen neus is, zowel voor landbouwhuisdieren als voor
gezelschapsdieren mede omdat het niet meetbaar is hoeveel je
van een nascholingscursus echt opsteekt.\'
Het meten van het effect van nascholing is inderdaad een
lastige zaak maar is daarmee iedere vorm van na/bijscholing
en elk systeem watje daar om heen bouwt een wassen neus?
De nu ingeslagen weg van \'permanente educatie\' voor gezel-
schapsdierenartsen is inderdaad een start: tijdens de vele
discussies hierover bleek al dat voor de een dit systeem erva-
ren werd als een inperking in vrijheid van handelen en

ondernemen en voor de ander deze opzet lang niet ver ge-
noeg ging. Kennelijk behoort Pilgram tot deze laatste cate-
gorie.

Zijn voorgestelde manier om nascholing te realiseren via het
onderling visiteren is zeker een prachtige manier van na-
scholen en wij nodigen hem van harte uit met een dergelijk
systeem in zijn omgeving te starten en ons allemaal op de
hoogte te houden van zijn ervaringen!

Martin Hovius is lid van de Technische Commissie Gezelschapsdieren.

Zoekt u een kwalitatief

hoogstaand advies van
een
betrouwbare partner?
Neem dan contact op
met uw
menselijke maat.

T 030 244 87 74
F 030 241 66 33

info@dixfortuin.n]
www.dixfortuin.nl

Koningslaan 63
3583 CP Utrecht

T 030 251 51 99
F 030 25409 64

Reactie op ingezonden brief Maarten Pilgram

Martin l-lovias

-ocr page 526-

NOVARTIS

ATOPIGA®. HET M EDI CUN BId ATO PIS CHE
DERMATITIS DAT KRACHTIG WERKT DAAR
WAAR UW PATIËNT HET NODIG HEEFT.

"vx

\\ 1

i

«1

ii

• Een oraal geneesmiddel met unieke selectieve immundmddulerende eigenschappen

• Aantoonbare afname van huidletsel en aantoonbare onderdrukking van pruritus

• Wordt goed verdragen en is bewezen veilig voor vitale organen

• Getest in het grootste veterinaire dermatologisch onderzoek ooit

Geavanceerde werkzaamheid bij huidallergie

Atopica

Benaming; ATOPICA , capsules voor honden. Samenstelling: ATOPICA 10 bevat 10 mg Ciclosporine. ATOPICA 25 bevat 25 mg Ciclosporine, ATOPICA 50 bevat 50 mg Ciclosporine, ATOPICA 100 bevat
100 mg Ciclosporine.
Indicatie: Behandeling van chronische gevallen van atopische dermatitis. Doeldier: Hond. Contra-indicatie: Niet gebruiken in geval van overgevoeligtieid voor Ciclosporine of voor één
van de hulpstoffen. Voor alle capsule groottes geldt niet gebruil<en bij honden jonger dan 6 maanden of met een lichaamsgewicht van minder dan 2 l<g. Niet gebruiken in geval van een historie van
kwaadaardige afwijkingen of progressieve kv^aadaardige afwijkingen. Niet vaccineren met een levend vaccin gedurende de behandeling, of binnen twee weken voor of na de behandeling.
Bijwerkingen: De
meest voorkomende waargenomen bijwerkingen zijn gastro-intestinale verstoringen zoals braken, slijmvormige of zachte ontlasting en diarree. Ze zijn mild en van voorbijgaande aard en in
het algemeen is
stoppen van de behandeling niet nodig. Andere bijwerkingen die zelden worden waargenomen zijn anorexie. een milde tot matige vorm van hypertrofisch tandvlees. wraWormige beschadigingen van de huid
of verandering van de vacht, rode en gezwollen oorschelpen, spierzwakte of spierkrampen. Deze bijwerkingen verdwijnen spontaan wanneer de behandeling
is gestaakt. Dosering en wijze van toediening;
De gemiddeld aanbevolen dosering van Ciclosporine is 5 m^kg lichaamsgewicht. ATOPICA moet ten minste 2 uur voor of na het voeren worden toegediend. Oe capsule direct in de bek toedienen.
Aflevering: UDA. Op diergeneeskundig voorschrift. Verpakking; Voor alle verpakkingen 3 blisters met 10 capsules. Registratiehouder; Novartis Consumer Health B.V Registratienummers: REG NL 10126.
10127, 10128. 10129. B 3011 IE 25 F5, 3011 IE 26 F5. 3011 IE 27 F5, 3011 IE 28 F5, L V997/03/09/0768. V997/03/09/0769, V997/03/09/0770, V997/03.090771.
Voor meer informatie:
Novartis Consumer Health B.V. Business Unit Animal Health. Korte Hei 1-3. 4714 RD Sprundel (NL). •^.Geregistreerd handelsmerk van Novartis AG. Bazel. Zwitserland,
www. novartis.com/www.ah. novartis.nl/www.ah. novartis.be

-ocr page 527-

Toekomstige ondernemingsvormen, actueel thema van
besturendag 2004

Tekst: Marjan Leneman, foto\'s: Ad Wijne

De diergeneeskundige wereld vaart
al enige tijd in woelig water en is net
als de rest van de samenleving in
transitie. Aan de horizon tekent
zich een ontwikkeling af, die wijst
op nieuwe vormen van veterinair
ondernemen en veranderende or-
ganisatievormen, in Nederland en
over de grens. Voor delen van de ve-
terinaire sector zijn de veranderingen al aan de orde en
naar verwachting zullen ze op termijn in de hele sector
waar te nemen zijn. Het belang en de urgentie van deze ont-
wikkeling voor de hele beroepsgroep heeft het bestuur van
de KNMvD doen besluiten het tot onderwerp van de bestu-
rendag te kiezen en de besturendag te openen voor alle le-
den, een \'open besturendag\' dus. Drie ondernemende za-
kenmensen, die hun loopbaan begonnen als dierenarts,
apotheker en onderwijzer, deelden hun inzichten en erva-
ringen. De drie staan aan het hoofd van vooruitstrevende
bedrijfstakken in respectievelijk de vleeskeuring, het apo-
theek- en het veterinair praktij kbeheer. Het publiek be-
stond voor het overgrote merendeel uit diergeneeskundige
ondernemers. Zij kwamen uit hoofde van hun bestuurs-
functie, en/of om zich te laten informeren en inspireren, en
kregen als ze dat wensten tien studiepunten bijgeschreven.

Trends

Maatschappi

nieuw

KNMvD-voorzitter Ton de Ruijter en dagvoorzitter Remco
Schrijver openden de dag met een welkom en introductie,
waarin zij de maatschappelijke ontwikkelingen en trends in de
beroepsgroep uiteenzetten. Een afname van de landbouwhuis-
dierenmarkt, de privatisering van de vleesinspectie en de her-
inrichting van het distributie- en kanalisatiesysteem van dier-
geneesmiddelen werden genoemd als belangrijke ont-
wikkelingen, die het voortbestaan van de huidige veterinaire
ondernemingsvormen op scherp kunnen zetten. Deze ontwik-
kelingen zijn gerelateerd aan de (al dan nietpolitiekgestuurde)
marktwerking. Heel terecht legden De Ruijter en Schrijver
ook nadruk op de consequenties van de trends van toename in
parttime werken, van de wens geen ondernemer (maat) te zijn.

Parttime werken

Er dienen zich signalen aan die een kentering van de trend van toe-
name in parttime werken laten zien. Steeds meer hoog opgeleide le-
vensparttiers met kinderen kiezen er voor de loopbaan van één van
beiden (meestal de vrouw) niet half maar voor een langere periode ge-
heel te onderbreken, omdat ze vinden dat het halve inkomen en de ma-
tige loopbaankansen bij een parttime baan niet opwegen tegen de prijs
die het vraagt van de kwaliteit van zowel het persoonlijk- als het ge-
zinsleven en de opvoeding van de kinderen.

en van de toename in arbeidsongeschiktheid. Die trends zijn
gerelateerd aan de coördinatie- en motivatieproblematiek van
een onderneming, oftewel de organisatie van de onderneming.

Eén van de eerste organisatiecolleges voor bedrijfskunde stu-
denten, dus het equivalent van onze veterinaire anatomiecolle-
ges, behandelt de coördinatie- en motivatieproblematiek. Die
problematiek komt namelijk onmiddellijk om de hoek kijken,
zodra het \'één vent - één tent\'-principe verlaten wordt, zoals
het door één van de genodigde sprekers verwoord werd. De
wijze waarop een ondernemer verkiest het werk te coördine-
ren en de mensen te motiveren, is namelijk heel bepalend voor
de organisatievorm en vice versa (1).

Behalve dat de keuze van de organisatievorm belangrijk is
om tegemoet te komen aan de motivatie- en coördinatiepro-
blemen, is ze heel bepalend voor de economische efficiëntie
en dus de groei- en rentabiliteitsmogelijkheden. In een
groeiende of beschermde markt kunnen kosten nog redelijk
gemakkelijk doorberekend worden. In een verzadigende
niet-beschermde markt daarentegen treedt het mechanisme
van competitieve voordelen in werking. Dat betekent ener-
zijds dat men zich in wat men aanbiedt zal moeten onder-
scheiden en anderzins dat kostenbeheersing een belangrijk
instrument is om marktaandeel te behouden en/of te winnen.
Aan kosten doorberekenen en aan meer inkomen genereren
uit een gelijkblijvend of slinkend klantenbestand zitten be-
grenzingen. De klanten zullen de reguliere dierenarts uitein-
delijk te duur gaan vinden, of vinden dat nu al. Dat biedt ope-
ningen voor ondernemers die beter kosten kunnen
bedwingen en zo dezelfde (of zelfs betere) diensten tegen
een lagere prijs aan gaan bieden. Ook al zou menig dieren-
arts het liever anders zien, zonder economisch rendement
kan er geen diergeneeskunde bedreven worden, dus zal die
competitie aangegaan moeten worden. Een goede organisa-
tie is minstens zo belangrijk als een goede marktwerking,
want per saldo wordt de efficiëntie van een economisch
systeem het meest bepaald door de organisatie van de econo-
mische activiteiten (2).

Particuliere vleeskeuring

De eerste spreker, de managing director van Eville & Jones\'
veterinair vleeskeuringsbedrijf (3), Jason Aldiss, definieerde
een ondernemer als iemand die organiseert, opereert en het
risico aanvaardt van een zakelijke onderneming. Dit is wat
de Nieuw-Zeelander in het Verenigd Koninkrijk deed en
waarmee zijn bedrijf in bijna tien jaar tijd 45 procent van het
vleeskeuringsmarktaandeel in Groot-Brittannië in handen
kreeg.

Voor de komst van Eville & Jones sloot de overheid contrac-
ten met practici. De belangstelling voor vleeshygiëne onder
practici was traditioneel gering en daarmee ook het niveau
van specialistische kennis. Groot-Brittannië kreeg net als
Nederiand een aantal dierziektecrises te verduren. In 1995,
net na de
E. co/(-uitbraak in de pluimveesector in het noor-
den van Engeland, bood Eville & Jones een alternatief con-
cept aan voor het leveren van veterinaire diensten. Door de
werkzaamheden te coördineren en zorg te dragen voor een

-ocr page 528-

continue inzetbaarlieid van gemotiveerde en Icundige men-
sen, nam Eville & Jones een stuic werl< en risico uit lianden
van de overlieid. Overheden zijn risicomijdende taalcorgani-
saties, dus het was aantreld<elijl< voor de overheid om Eville
& Jones in te huren. Het bedrijf had aanvankelijk moeite ge-
motiveerde dierenartsen in Groot-Brittannië te rekruteren.
Deze werden gevonden in landen, waar vleeskeuring meer
aanzien en belangstelling onder de dierenartsen heeft. Het
initiatief werd in diergeneeskundig Engeland niet met ge-
juich ontvangen, maar inmiddels is Eville & Jones niet meer
weg te denken en is Jason Aldiss een erkende autoriteit ge-
worden op het gebied van vleeshygiëne in binnen- en buiten-
land. Eville & Jones biedt momenteel werk aan 219 mensen
afkomstig uit veertien verschillende landen (3).

Aldiss schrijft het succes van zijn bedrijf toe aan een aantal
factoren. Hij speelt in op bestaande marktvragen. Diensten
(of banen) bieden waar geen vraag voor bestaat, leidt niet tot
succes, want een vraag laat zich moeilijk creëren. Hij heeft
twee klanten. Hij biedt de overheid een oplossing voor haar
problemen, niet. betrekking.tot continue yetgrixiajre dienst-
verlening die voldoet aan Britse en Europese eisen. En hij
biedt zijn werknemers flexibiliteit, continuïteit, prettige
werkomstandigheden en loopbaanontwikkelingsmogelijk-
heden. Het is volgens Aldiss belangrijk de problemen in de
sector goed te kennen en op de juiste tijd in actie te komen als
zich een kans voordoet. Als de wensen van de klanten be-
kend zijn, kan de ondernemer responsief zijn, en mee- en
vooruitdenken. En de laatste factor maar zeker niet onbe-
langrijk, is een
can do culture in het bedrijf, dat wil zeggen
oplossingsgericht in plaats van probleemgericht zijn. Voor
het succesvol blijven van de onderneming moet men steeds
blijven verbeteren en de ondernemer moet weten waarin
hij/zij zich onderscheidt en erover waken dat dat behouden
blijft. Overgenomen uit de managementliteratuur noemde
Aldiss het:
Whatsyour tnonkey? Aan het eind van zijn voor-
dracht, kreeg hij deze pakkende vraag zelf vanuit het publiek
gepresenteerd. Hij gaf zich niet persoonlijk bloot, maar
schoof zijn bedrijf naar voren. Eville & Jones levert een ve-
terinaire dienst via een ander (door de klant meer gewenst)
mechanisme.

Aldiss uitte zijn zorgen over enkele onafwendbare ontwikke-
lingen in de diergeneeskunde. Hij waarschuwde voor de
trends van verlies van marktaandeel en monopoliepositie.
Als dierenartsen hun vak blijven beschermen met een hou-
ding van \'ik ben dierenarts en dus heb ik een door God gege-
ven recht op het werk dat des dierenarts is\', zullen anderen
hen veel werk uit handen nemen. Dierenartsen blijven nodig
voor hun technische kennis, maar de vruchten van het onder-
nemerschap gaat naar hen, die aan de wensen van overheden,
klanten en werknemers tegemoet komen, en kwaliteit leve-
ren tegen een lage prijs. Tenderen voor contracten drijft de
kwaliteit op en houdt de prijs relatief laag. Het houdt de
ondernemer bij de les. Een diergeneeskundige ondernemer
heeft als competitief voordeel dat hij/zij de sector goed kent
en hij/zij zal zich misschien ook meer gebonden voelen aan
codes van de,beroepsgroep, aldus Aldiss.........

Aldiss is niet pessimistisch over de toekomst. Dierenartsen
in het veld bevinden zich aan het begin van de ketenbewa-
king voor voedselveiligheid
(J\'rom farm to fórk of stable to
table).
Dat werk zal nodig blijven. Voor 2006 staan er nieuwe
Europese richtlijnen op stapel voor de vleesinspectie. Het is
belangrijk geïnformeerd te zijn en te blijven en kansen op te
pakken. Hij denkt daarbij aan consultaties in slachthuizen,
groothandels en winkelketens.

Het streven naar continue verbetering dat Aldiss als één van
de sleutels voor succes noemde, lijkt ook betrekking te heb-
ben op de internationale marktpositie van zijn bedrijf. Eville
& Jones heeft inmiddels een tak in België (4). Op de vraag of
de expansiedrift ook op Nederland gericht is, antwoordde hij
dat er destijds in Engeland een gemeenschappelijk belang

Dagvoorzitter Remco Schrijver.

-ocr page 529-

met de overheid gedeeld werd, maar dat de Rijksdienst voor
de keuring van Vee en Vlees (RVV) liever het roer in eigen
handen houdt. Per 1 januari 2006 dient de vleesinspectie ge-
privatiseerd te zijn. De RVV wil dit realiseren door de rood-
vlees-bandkeuring in een stichting onder te brengen,
dat mede bekostigd zal moeten gaan worden door het
Produktschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVVE). Het mi-
nisterie van LNV, de RVV en de PVVE zijn hierover nog niet
uit onderhandeld.

Apotheekketens

De tweede spreker, de Rotterdamse apotheker Klein Nulent
zocht medio jaren negentig een nieuwe uitdaging en vond
die in 1995 in het opzetten van de Mediveen Groep, de retail
eigendomsketen van OPG. De Onderlinge Pharmaceutische
Groothandel (OPG) is van oorsprong een coöperatieve
groothandel van apothekers. Het werd later een BV en is on-
langs een NV geworden. Midden jaren negentig zag OPG
een noodzaak om in navolging van ontwikkelingen in
Engeland voorwaarts te integreren, dat wil zeggen de pro-
ductie van geneesmiddelen af te stoten, de distributie te be-
houden en retailing op te pakken. Er werden aanvankelijk
vijf apotheken aangekocht, die Klein Nulent onder zijn be-
heer kreeg. Juridisch begaf OPG zich op glad ijs. Het was in
Nederland namelijk pas in 1996 wettelijk toegestaan om aan
ketenvorming te doen in de farmasector. Vijf of meer apothe-
ken in het bezit van eenzelfde eigenaar wordt beschouwd als
een keten. In Duitsland en Frankrijk is het nog steeds niet
toegestaan. De Mediveengroep heeft nu tweehonderd apo-
theken in eigendom.

De klanten van OPG voelden zich beconcurreerd door hun
eigen groothandel. OPG heeft tot dusver niet actief die con-
currentie opgezocht maar is via natuurlijk overname uitge-
breid. Volgens Klein Nulent is een bundeling van krachten
nodig om tegenwicht aan verzekeraars te kunnen geven. Er
zijn door fusies nog zes verzekeraars over in Nederland, die

ieder ongeveer een evengroot aandeel in de markt hebben.
OPG kan zich met de verzekeraars meten, omdat ze evenveel
patiënten bedient als elk van de verzekeraars. In de farma-
ceutische beroepsvereniging KNMP geldt één lid één stem,
maar in onderhandelingen met overheid en verzekeraars gaat
het om marktaandeel. OPG heeft dertien procent van het
marktaandeel in de retailing van geneesmiddelen (184 van
de 1685 apotheken in Nederland in 2003) en kan zich ook als
enig Nederlands farmaceutisch bedrijf meten met de concur-
rentie van buitenlandse ketens. OPG kiest ervoor zich te con-
centreren op enkele markten in het buitenland en niet (me-
teen) de mondiale markt te gaan veroveren. In België
verdubbelde het bedrijf vorig jaar haar marktaandeel met zes
procent groei. In het andere land waar OPG actief is, Polen,
werd na een moeilijke start toch zeven procent groei bijge-
schreven (5).

OPG kiest niet voor franchise, maar voor eigenaarschap.
Franchise is volgens Klein Nulent het inleveren van vrijheid in
ruil voor meer rendement. (Zie tevens kader I voor een uitleg
van de Kamer van Koophandel.) Het treedt meestal op als de
branche onder druk staat. Soms wordt gekozen voor branding
om herkenbaarheid in het straatbeeld te verkrijgen, zoals bij-
voorbeeld Blokker, Hema, McDonalds, et cetera. Er zijn ver-
schillende vormen
vm franchise, variërend van soft naar hard
franchise.
Bij sofi franchise worden bijvoorbeeld betere in-
koopmarges voor de groep bewerkstelligt en omdat het om een
enkele organisatie gaat zijn er soms ontheffingen op wettelijke
bepalingen mogelijk, zoals prijsafspraken binnen de groep. Bij
hardt franchise kunnen er afspraken bestaan dat de partner niet
inet derden in zee gaat. Klein Nulents belangrijkste bezwaar te-
gen /ranc/;/.ye is dat partners hun contracten gemakkelijk op
kunnen zeggen. Alleen harde vormen
\\ar\\franchise kunnen uit,
volgens hem. In OPG\'s jaarverslag van 2003 wordt overigens
geopperd dat men in de nabije toekomst wellicht niet ontkomt
aan
branding van de apotheken in eigendom (5).
Ketens bieden aantrekkelijke loopbaanontwikkelingsmoge-
lijkheden, vooral voor mensen die op termijn graag een ei-
gen onderneming, in casu apotheek, zouden willen realise-
ren, maar nog twijfelen. Dat zijn tevens de mensen die het
best in een keten passen. De rasechte ondernemer wil liever
niet in loondienst of zich confirmeren aan de keten. De twij-
felaar wil wel in loondienst beginnen, en zal toch de onder-
nemingslust hebben een goed rendement te realiseren.

Bedrijven voor gezelschapsdierengezondheid

Voor Ross Tiffin, de derde spreker, is de huisdiereigenaar
een consument die shopt en de dierenarts een retailer met on-
miskenbare expertise, maar met een beschamend commer-
cieel resultaat. Zo scherp zei hij het dit keer niet, want hij
komt graag naar Nederland, maar tijdens de Veterinary
Review Conference in Londen afgelopen februari liet hij er
geen onduidelijkheden over bestaan en werd hij
uncompro-
mising in his assessment
genoemd (6).

Tiffin gaf eerst een overzicht van de Britse veterinaire markt.
De totale waarde van de markt beslaat 460 miljoen pond en
dat is slechts vijf procent van de humane gezondheidsmarkt.
Het is een statische markt, met nog wel iets waardegroei,
maar geen volumegroei meer. Er zijn vijf groothandels, iets
minder dan tienduizend dierenartsen, waarvan bijna achtdui-
zend geheel of gedeeltelijk op de gezelschapdieren is ge-
richt. Ongeveer veertig procent van de inkomsten is afkom-

-ocr page 530-

stig uit medicijnverkoop en de overige zestig procent uit ve-
terinaire handelingen. Er is een verschuiving gaande naar
paard, kat en konijn, ten koste van hond en productiedieren.
Er zijn inmiddels 250 praktijken (8%) die behoren tot een
bedrijfsgroep. Een dertiental
BVs,franchise organisaties en
grote groepspraktijken passeerden de revue. Opvallend wa-
ren een
one stop shop style (grote \'alles onder één dak voor
huisdieren\' winkels in winkelcentra) en twee grote groeps-
praktijken die binnenkort gelanceerd worden als NV\'s. Een
andere groep heeft aspiraties om in de komende vijfjaar uit
te groeien tot 250 praktijken in heel Engeland.

De gezelschapsdierenmarkt is volgens Tiffin vrijwel uni-
form, en toch zijn de zakelijke prestaties van de praktijken
heel divers. Zelfs de top 200 laat een vijfvoudige variatie in
actieve patiënten per dierenarts zien (6). Dit betekent vol-
gens Tiffin dat de sector ver onder haar potentieel presteert
en dat zal verstrekkende gevolgen voor de sector hebben. Als
meer praktijken het aantal actieve klanten per dierenarts we-
ten te verhogen, kan vergroting van de markt gerealiseerd
vyorden. Dit is broodnodig, want voor de farmaceutische in^

dustrie is de veterinaire branche onrendabel aan het worden.
Met zo\'n kleine markt kan de industrie de ontwikkelings-
kosten van medicijnen niet terugverdienen. Ze zal de veteri-
naire
branche afstoten of op zoek gaan naar andere retailers,
meent Tiffin. Tiffin ziet mogelijkheden om de cliëntèle uit te
breiden door het managen van klantloyaliteit. Hij noemt het
lifetime customer value. En de andere pijler waarop succes-
vol gebouwd kan worden is het managen van de gezondheid
van dieren
{managing wellness) en niet uitsluitend ziekten te
behandelen.

Volgens Tiffin kiezen dierenartsen kwalificaties boven con-
sumentgerichtheid, maar de consument begrijpt dat niet. Ook
de tendens om uit een bestaande cliëntèle meer inkomen te
genereren - door bijvoorbeeld via vermeerderen van contro-
leconsulten min of meer dezelfde dienst aan te bicden tegen
een hogere prijs - is zijn inziens niet klantenbindend, maar
een doodlopende weg. De klanten zullen beleefd weglopen en
naar alternatieven op zoek gaan. Verder is de consument
steeds vaker een vrouw en die heeft andere wensen dan een

man met betrekking tot de dienst waarvoor zij wil betalen.
Net als de consument, heeft ook de jonge dierenarts wensen.
Die wil een levensstijl die vergelijkbaar is met die van andere
leeftijdsgenoten. Avond- en nachtdiensten worden meer ver-
deeld of uitbesteed, wat in vrij veel gevallen een negatieve in-
vloed op de klantenbinding heeft. In spoedsituaties willen
mensen iets vertrouwds dat gemakkelijk en snel toegankelijk
is en niet met hun spoed vergezellende stress op vreemd ter-
rein zoeken naar hulp die niet direct herkenbaar voor hen is.

Samenvattend stelt Tiffin, net als Aldiss, dat de jonge dieren-
arts en de consument de drijfkrachten voor verandering zijn
en dus de twee klanten van de veterinair ondernemer.
Bedrijven die deze twee klanten het best bedienen gaan
straks niet alleen voor directe concurrentie zorgen, maar ook

-ocr page 531-

de prijzen en salarissen bepalen, dus de condities waaronder
ondernomen kan worden.

Debat

Er was anderhalf uur voor een plenair debat geprogrammeerd,
maar erg veel werd er niet gedebatteerd. Dat veranderde toen
Roeland Wessels met toestemming van het publiek een korte
presentatie van de eerste Nederlandse veterinaire /ranc/ïwe
hield. Het sinds februari van dit jaar bij de Kamer van
Koophandel ingeschreven Praktijk Partners biedt aan om de
bureautaken van praktijken over te nemen. Terwijl zij de
back
office runnen,
kan de dierenarts zich helemaal wijden aan de
front office (klanten en patiënten). Klein Nulent trok in twijfel
of het wel werkelijk om een franchise ging, waarop Wessels
naar adviezen van de Kamer van Koophandel verwees. Uit de
reacties van het publiek, rees de vraag naar de meerwaarde van
een dergelijke /ranc/zwe ten opzichte van een (veterinair) ma-
nager in dienst nemen. Het werd niet met zoveel woorden ge-
zegd, maar het vertrouwen in de persoon met wie men in zee
gaat en diens expertise staan centraal in het antwoord op die
vraag. Vervolgens rezen er vragen omtrent de voor- en nadelen
vm franchise ten opzichte van een BV. Om te beginnen beant-
woorden ze aan verschillende behoeftes. Om terug te gaan
naar de eerste colleges bedrijfskunde, ze bieden verschillende
oplossingen voor de motivatie- en coördinatieproblemen. Bij
franchise is de integratie horizontaal, terwijl die bij de BV ver-
ticaal is. Een ander belangrijk verschil is dat in de BV de
ondernemer mede-eigenaar is. Tiffin heeft hogere verwachtin-
gen van de inzet van ondernemer-eigenaars en heeft daarom
het meest vertrouwen in het succes van de BV\'s. De specifieke
bedrijfsomstandigheden en het antwoord van de onderne-
mer(s) op de hamvraag:
What is your monkey?, vormen in we-
zen de beste leidraad voor het vinden van de best passende
ondernemings- en organisatievorm.

Voor wie al het certi-
ficeren, bureaucrati-
seren, privatiseren
en reorganiseren beu
is, kan de ontwikke-
ling van nieuwe or-
ganisatievormen als
een verlossende uit-
daging klinken of als
de ultieme bedrei-
ging. In beide geval-
len is het goed te be-
denken, dat het
volgens Albert Ein-
stein niet mogelijk is
voor iemand om zijn
tijd vooruit te zijn.
De mensen over wie
dat gezegd wordt,
zijn de enigen die in
hun eigen tijd leven.
Er waait een wind
van privatisering,
BV\'s, NV\'s
en fran-
chise.
Als een bran-
che
onder druk staat,
biedt dat voor onder-
nemers - die risico\'s
kunnen en durven nemen - vaak goede kansen. Als u deze
ondernemings- en organisatievormen om de juiste redenen niet
bij u (of uw maatschap) vindt passen, leren de ervaringen van
de drie sprekers dat u er waarschijnlijk goed aan zult doen bij
uw
monkey te blijven en het te ontwikkelen. Tegen beter weten
in toch meegaan in de nieuwe ondernemings- en organisatie-
vormen, of er een kruistocht tegen beginnen, gaat uw aapje er-
van weerhouden de beste bananen voor u te plukken. Als u uw
aapje koestert, zullen anderen misschien ooit over u zeggen dat
u uw tijd ver vooruit was.

Referenties

1. Hendrikse GWJ. Moderne Organisatietheorieën, Academie Service,
1998. Schoonhoven ISBN 90 5261 270 6.

2. Williamson OE. Strategizing, Economizing and Economic Organi-
zation, in Rumelt RP, Schendel DE, and Teece DJ (eds.) 1994.
Fundamental Issues in Strategy, Harvard Business School Press,
p.361-401.

3. Eville & Jones: www.eandj.co.uk en www.ivec.co.uk/about/key-
staff.htm

4. Eville and Jones in België http://www.eandj.be/du/

5. OPG jaarverslag 2003

6. Verslag van Veterinary Review Conference 2004: http:// www.jca-
group.eom/vrarch/VBR02.pdf

7. Kamer van Koophandel http://www.kvk.nl

Nederlandse rechtsvormen
van bedrijven

Eenpersoonszaak - Er is één ondernemer Deze kan personeel in dienst
hebben. Er is geen onderscheid tussen privé en zakelijk vermogen.
Eigen inkomen wordt uit de nettowinst gehaald.
Maatschap - Iedere maat is zelfstandig ondernemer. De samenwerking
ligt vooral op het gebied van kosten delen. De nettowinst wordt verdeeld
volgens een overeengekomen sleutel.

Vennootschap onder firma (VOF) - Zelfstandige ondernemers die on-
der gemeenschappelijk naam en rekening een bedrijf voeren.
Commanditaire Vennootschap (CV) - Als een VOF, maar dan ook een
of meer geldschieters die zich niet met de bedrijfsvoering bezighouden
(stille vennoten).

Besloten Vennootschap (BV) - Het vermogen van het bedrijf wordt ge-
vormd door aandelen in besloten kring. De ondernemer kan aandeel-
houder en werknemer (directeur) zijn van de BV.
Naamloze Vennootschap (NV) Als bij een BV, maar de aandelen zijn
vrij overdraagbaar cn verhandelbaar.

Coöperatieve vereniging - Deze vereniging kan winst maken en verde-
len onder haar leden. De leden zijn zelfstandig ondernemers en zowel
medewerker als eigenaar van de vereniging.
Stichting - geen winstbejag.
Vereniging - geen win.stbcjag.

Contracten

Freelance - Een freelancer heeft meerdere werkgevers. De overeen-
komst heeft op zich geen juridische betekenis, maar de afspraken mo-
gen niet in strijd zijn met de wet.

Franchise - Een commerciële samenwerkingsvorm tussen zelfstan-
dige ondernemingen, waarbij de franchisegever de franchisenemer te-
gen vergoeding toestaat gebruik te maken van privileges, producten of
diensten. Het heeft op zich geen juridische betekenis, maar het burger-
recht, de Mededingingswet, de Handelsnaamwet en de Benelux
Merkenwet zijn van toepassing en tevens kan er in de overeenkomst
verwezen worden naar een opgesteld franchise-handboek, dat wel ju-
ridisch bindend is voor de franchisegever en -nemer.

-ocr page 532-

Verschillende malen hebben we u reeds bericht over de
voortgang van het werkgeversoverleg. Zoals u weet, is tij-
dens de startbijeenkomst op 27 januari 2004 een werk-
groep Practici Werkgevers ingesteld, die een tweeledige
opdracht meekreeg. Enerzijds zou de werkgroep het
draagvlak voor een werkgeversorganisatie of werkge-
versbelangengroep inventariseren onder de dierenart-
sen-ondernemers. Anderzijds zou de werkgroep duide-
lijkheid verkrijgen over wat nu precies wel is toegestaan
onder de mededingingswetgeving en wat niet.

Over dit laatste punt is de gewenste duidelijkheid inmiddels
verkregen. Op 4 mei 2004 hebben we u daarover via een
nieuwse-mail geïnformeerd. Uit contact met de Nederlandse
Mededingingsautoriteit (NMa) is namelijk gebleken dat ieder
advies, richtlijn of aanbeveling die van invloed is op de prijs-
stelling van een dierenarts-ondernemer, niet is toegestaan op
grond van artikel 6 van de Wet op de mededinging. Alleen af-
spraken in de vorm van een CAO vallen buiten de werking-
sfeer van de mededingingswetgeving.

Hoe nu verder?

Het is nu dus duidelijk; noch de KNMvD, noch een onafhan-
kelijke dierenartsen-werkgeversorganisatie, kan afspraken
maken in de vorm van vrijblijvende richtlijnen of aanbeve-
lingen met de Belangengroep Praktizerende dierenartsen in
Loondienst (BPL) of met de Vereniging van Dierenarts-
assistenten (Vedias). Dat roept de vraag op: hoe nu verder?
Natuurlijk is het mogelijk helemaal niets te regelen. De indi-
viduele dierenarts-werkgever bepaalt zelf zijn of haar pakket
aan arbeidsvoorwaarden en onderhandelt hierover met de in
dienst zijnde medewerker(s). Dit zal niet voor iedereen een
gewenste situatie zijn. Niet iedere dierenarts - zowel werk-
gever als medewerker - is in staat dergelijke onderhandelin-
gen te voeren. Men is er minder bedreven in, heeft niet de tijd
voor het voeren van (verschillende) individuele onderhande-
lingen, men beschikt niet altijd over de informatie die voor
de onderhandelingen nodig is, et cetera.

Afspraken

Als dierenartsen-ondernemers tóch afspraken willen maken
over arbeidsvoorwaarden, dan kan dat alleen in de vorm van
CAO. Een CAO komt tot stand na onderhandelingen tussen
een werkgeversorganisatie en een werknemersorganisatie.
Inmiddels hebben de praktiserende dierenartsen in loon-
dienst een werknemersorganisatie opgericht, de Belangen-
groep Praktizerende dierenartsen in Loondienst (BPL). Ook
de dierenartsassistenten hebben een werknemersorganisatie,
de Vereniging van Dierenartsassistenten (Vedias). Er is echter
geen werkgeversorganisatie van dierenartsen-ondernemers.
En daarmee zijn we gekomen op de eerste opdracht aan de
werkgroep: is er onder de dierenartsen-ondernemers draag-
vlak voor een werkgeversorganisatie?

Belangen

Wanneer we ons over deze vraag buigen, lijkt het zinvol te
kijken naar welke gemeenschappelijke belangen er liggen
bij de dierenartsen-ondernemers om tot zo\'n werkgeversor-
ganisatie te komen. Het meest wezenlijke belang moet wel
zijn dat je samen als ondernemers sterker staat dan alleen,
dat zowel de BPL als Vedias aangeven behoefte te hebben
aan een gesprekspartner van werkgeverszijde en dat, zoals
hierboven al beschreven, alleen een CAO de mogelijkheid
biedt om buiten de invloed van de NMa tot gemeenschappe-
lijke afspraken (in wat voor zin dan ook) te komen.
Alleen, de beroepsgroep is bijzonder divers: we hebben te
maken met gezelschapsdierenpraktijken, gemengde praktij-
ken, paarden- en landbouwhuisdierenpraktijken. Daarbij
zullen verschillen in praktijkgrootte en organisatievorm -
maatschap, solopraktijk -. ook.nog eens.van invloed zijn. op
de verschillende punten die in een eventuele collectieve ar-
beidsovereenkomst zeker niet uit het oog mogen worden ver-
loren. Vanuit diverse invalshoeken zijn binnen de werkgroep
voor de verschillende sectoren onder andere de onderstaande
aandachtspunten naar voren gekomen.

Vanuit de sector van de landbouwhuisdieren:

• gematigde arbeidsvoorwaarden

• sterk letten op kosten

• beslissingsvrijheid voor de ondernemer

• werktijden en dienstenvergoeding

• regeling voor autokosten

• medewerkers perspectief kunnen bieden

• behoud kwaliteit van medewerkers

• ruimte voor beloningsdifferentiatie.

Vanuit de sector van gezelschapsdieren:

• ruimere arbeidsvoorwaarden (in vergelijking tot de land-
bouwhuisdierensector)

• er is behoefte aan een lichte regeling

• loontabel met ruimte voor omzet- en efficiency gerela-
teerde componenten

• grote praktijken zullen behoefte hebben aan meer regelin-
gen op het gebied van de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Vanuit de invalshoek van de gemengde praktijk worden
veel van bovengenoemde punten herkend. Met nadruk wor-
den tevens genoemd:

• rust en duidelijkheid in de arbeidsverhouding

• evenwichtige arbeidsvoorwaarden,

• planning van personeelskosten

• prestatiegerichte beloning.

Vanuit alle disciplines werd het belang onderstreept van:

• belang van rust en duidelijkheid in de arbeidsverhouding

• beloning op basis van toegevoegde waarde van de mede-
werker

• het willen behouden van kwaliteit en ervaring in de prak-
tijk

• competentiewaardering

• de behoefte aan een richtlijn (benchmarking)

• aandacht voor parttime werken

Voortgang werkgeversoverleg

Marij van Oostrum-Schuurman Hess

-ocr page 533-

nascholing
pensioen

arbeidsomstandigheden

ruimte voor verschillende invulling van bepaalde punten
(bijvoorbeeld met betrekking tot autokosten, werktijden
en diensten).

bovendien hecht men waarde aan het goed werkgeverschap
en wil men een professioneel personeelsbeleid voeren.

Binnenkort houdt de werkgroep een enquête onder de die-
renartsen-ondernemers om het draagvlak voor een werkge-
versorganisatie te peilen. De hierboven genoemde punten
zullen betrokken worden bij de nadere vaststelling van de
vragen in deze enquête.

Drs. Marij van Oostrum-Schuurman Hess is stafmedewerker
Praktijkmanagement en belangenbehartiging.

Jaarcongres 2004: Samen werken in Europa

Zoals u wellicht
commissie druk
Jaarcongres 2004 op 1 oktober aan-
staande. Het thema zal zijn \'Samen
werken in Europa\' (abusievelijk eer-
der aangegeven als \'Samenwerken
in Europa\') en bij een thema hoort
natuurlijk een logo. Het symbool
voor het Jaarcongres 2004 kunt u
hier voor het eerst aanschouwen.
Per 1 mei 2004 is er een flink aantal
landen tot de Europese Unie toegetre-
den en vanaf 1 juli is Nederland weer
voor een half jaar voorzitter van die-
zelfde, maar nu veel grotere, EU. Het
Jaarcongres 2004 is dan ook de gele-
genheid bij uitstek om de gevolgen

al heeft opgemerkt is de Jaarcongres-
bezig met de organisatie van het

van die uitbreiding
breedste zin van het

"Samen werken in Europa"

Jaarcongres KNMvD 2004

voor de veterinaire beroepsgroep, in de
woord, onder de aandacht te brengen en
eens goed met elkaar te bespreken.
Als u het bovenstaande, samen met
de locatie waar het Jaarcongres ge-
houden zal worden, goed in u op-
neemt, zal de symboliek in het logo
u duidelijk zijn.

Komt u het Europees blauw in deze
vorm ergens tegen, wees dan even
extra alert! Er zal u dan niets ont-
gaan van alle informatie over het
Jaarcongres 2004.

Oktober al vrijgehouden? Doen!

De Jaarcongrescommissie

Bestuur verdeelt portefeuilles

Met ingang van 12 mei 2004 heeft
het bestuur van de KNMvD haar to-
tale takenpakket verdeeld over de ze-
ven bestuursleden. Ook zijn afspra-
ken gemaakt over de manier waarop
de bestuursleden met de portefeuilles
om zullen gaan. Bovendien is met de algemeen directeur een
aantal afspraken gemaakt over de manier waarop medewer-
kers van het bureau de portefeuillehouders zullen onder-
steunen.

Onder een portefeuillehouder wordt verstaan een lid van het
bestuur dat in het bijzonder is belast met de zorg en verant-
woordelijkheid voor één of meer aandachtsgebieden van het
bestuur. Dit uiteraard onverlet de collegiale eindverantwoor-
delijkheid van het besUiur als geheel.
De voorzitter vervult naast zijn inhoudelijke taken een coör-
dinerende rol in algehele zin.

Uit he
bestuu

De portefeuillehouders zijn:

• Algemene zaken: voorzitterT. de Ruijter

• Beroepsintegriteit: voorzitter T. de Ruijter

• Sociaal-economisch: vice-voorzitter L. den Otter (op
praktische gronden worden de onderdelen arbeidsonge-
schiktheid en verzekeringen vervuld door de heer De
Ruijter)

• Financiën: penningmeester E. Gostelie (ook behartigt
de heer Gostelie de contacten met de GHwD)

• Verenigingszaken: J. Borgmeier

• Communicatie, informatie, technologie: N. Wijne (ook
onderhoudt mevrouw Wijne contacten met de commis-
sie Ethiek)

• Professionele kwaliteit: H. van Herpen (tevens onder-
houdt de heer Van Herpen contacten met de veterinaire
specialisten)

• Veterinaire gezondheidszorg en volksgezondheid: W.
van den Ekker

-ocr page 534-

Bulletin bestuur & bureau,
nummer 3, april 2004

OmegaSoft

Een delegatie van het bestuur heeft
gesproken met OmegaSoft, een be-
drijf dat ICT-oplossingen aanbiedt
aan dierenartsen(-praktijken). Ome-
gaSoft ziet de KNMvD als hét aan-
spreekpunt voor de beroepsgroep en
wil samen met de KNMvD bekijken
of een partnership tussen beide par-

B&B
Bureau

tijen zinvol is.

Bureaumedewerker: Herman Geertsen
Voortgang werkgeversoverleg

Het bestuur bespreekt de reactie van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit op de brief van de KNMvD inzake
mogelijkheden voor het geven van adviezen door een onaf-
hankelijke werkgeversorganisatie. De voorzitter zal aanwe-
zig zijn bij een deel van de vergadering van de werkgroep
\'Werkgeversoverleg\' om de visie van het bestuur uiteen te
zetten. Het bestuur is ervan overtuigd dat er een gespreks-
partner moet komen voor de Belangengroep Practici in
Loondienst (BPL) en de Vereniging van dierenartsassisten-
ten (Vedias).

Leest u voor meer informatie ook het artikel \'Voortgang
werkgeversoverleg\' in dit nummer (pagina 432) en \'Stand
van zaken werkgeversoverleg\' in het TvD deel 129, aflever-
ing 8, 15 april 2004.)
Bureaumedewerker: Marij van Oostrum

Portefeuillehouderschap

Het bestuur heeft een zevental portefeuilles samengesteld op
basis van haar totale takenpakket. Tijdens de eerstkomende
bestuursvergadering worden de portefeuilles verdeeld onder
de leden van het bestuur. Ook wordt dan bezien hoe met de
portefeuilles zal worden omgegaan en op welke manier de
ondersteuning van het bureau van de KNMvD vorm zal wor-
den gegeven. In dit nummer van het Tijdschrift voor Dierge-
neeskunde vindt u nadere informatie op pagina 433.
Bureaumedewerker: Herman Geertsen

Laurens Peter Reudink

memoriam

Laurens Reudink werd op 26 maart 1940 geboren in Buiksloot, een klein dorpje tegen Amsterdam-Noord aangeplakt. De natuur
kreeg hij met de paplepel ingegoten. Slootjes met allerhande waterdieren, vogels, koeien en schapen boeiden hem al vroeg.
Waarschijnlijk was het buitenleven voor hem belangrijker dan school. De onderwijzer adviseerde zijn ouders hem naar de am-
bachtschool te sturen. Zijn vader stuurde hem echter naar het lyceum, waar hij vlot het Gymnasiumß haalde.
In 1958 begon Laurens de studie diergeneeskunde in Utrecht. Hij genoot met volle teugen van het studentenleven. A Is bestuurs-
lid van Pegassus en als lid van Unitas in verschillende commissies kon hij zich volledig uitleven. Zoals elke student in die tijd
nam hij ieder voorjaar deel aan de massabestrijding van MKZ, tbc en Brucellose. Het meest in de praktijk Staphorst. Hij stu-
deerde in december 1964 af en moest in maart 1965 in dienst. Als luitenant-voedingshygiënist leerde hij op het RIV in Utrecht
zijn vrouw, Annelies Bakker kennen. Samen kregen zij drie dochters, waar hij erg trots op was.

Laurens werd in 1967 assistent in de associatie Staphorst en kreeg in januari 1968 een eigen praktijkdeel. In 1972 werd hij ge-
vraagd voor het AUV-bestuur Tot 1988 heeft hij met overtuiging en bevlogenheid daaraan deelgenomen. Ook na die tijd leefde
hij met hart en ziel met deze coöperatie mee. Hij koesterde de hem toegekende erespeld.
In 1985 trouwde hij met Sijtje Vermaat.

Voor Laurens was de praktijk alles. Nevenfuncties, behalve zijn werk bij de AUV, ambieerde hij niet. Vergaderen was geen hobby
van hem.

De puur experimentele behandeling van een ernstig kreupele koe bleek goed aan te slaan. Daarop doorgaand mondde verder
onderzoek uit in het officieel introduceren van deze \'diepe tylectomie\' volgens Reudink in Utrecht als goede behandelmethode.

-ocr page 535-

Dat deze methode zelfs op meerdere congressen werd uitgelegd, gaf hem veel voldoening.

Na zijn afscheid van de praktijk openbaarde zich zijn belangstelling voor de historie. Hij werd secretaris van de Stichting Werkgroep
Archeologie regio Staphorst. Zijn onderzoek van zijn eigen stukje land met een metaaldetector leverde hem een kist vol oude spijkers
op

In januari 2003 werd bij hem longcarcinoom ontdekt met levermetastasen. Middels chemokuren werd dit behandeld, tot eind decem-
ber het vonnis \'uitbehandeld \'viel. Op bewonderenswaardige wijze heeft hij zijn ziekte beleefd en familie en vrienden deelgenoot ge-
maakt van zijn gevoelens. "Doodgaan is emigreren naar een onbekend land", zei hij wel eens.

De uitvaartdienst in de overvolle kerk te IJhorst getuigde van de plaats die de mens Laurens in de gemeenschap heeft ingenomen.

U. Dijkstra
R.A. Oosterwoud
M. O. Molenaar

Voor het lidmaatschap van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde hebben de volgende collegae zich aan-
gemeld:

Dinther, G.T.C. van; 2003; 5346 JL Oss;
Naarderstraat 13.

Dirven, M.J.M.; 2004; 3971 MH Driebergen;
Arnhcmsebovenweg 261.
Engelgeer, Mevr. S.; 2004; 3511 VZ Utrecht;
Springweg 408.

Reijerkerk, Mevr E.P.R.; 2003; 3545 NA
Utrecht; Rijksstraatweg 14 A.

Voor het dierenartsenexamen van 7 mei 2004 zijn geslaagd:

Abma, Mevr. A.J.
Aert, J.N.R.R van
Dirven. M.J.M.
Engelen, Mevr. J.C.B.
Engelgeer, Mevr S.
Geut, Mevr M.l.M.
Poldervaart, Mevr D.A.
Roodenburg, Mevr. N.
Schuerman. Mevr. S.
Selten. Mevr. R.
Simon, Mevr. Y.
Soheil, E

Srâmek, Mevr. I.D.
Vulker. Mevr M.
Wiel, J.M. van de

Overlijdensberichten:

Op 12 augustus 2003 R. Wemmenhove te Bilthoven.
In januari 2004 RC. Kroft te Weerselo.
Op 29 april 2004 E. Hakkesteegt te Schagen.

Mutaties:

Abma, Mevr.A.J.; 2004; 9881 TB Kommerzijl; Oostwaarddijk 9; tel.
privé: 0594-688316; d.

Aert, J.N.R.P. van; 2004; 3582 KS Utrecht; Boomstraat 40 bis; tel.
privé: 030-2540030; d.

Bormans. Mevr J.C.R; 1973; 6136 BR Sittard; Hillenraedtstraat 37; p.,
gezelschapd.; tel. prakt; 046-4519121;
fax prakt.: 046-4529962; E-mail
prakt.: jcp(dJ)ormaiix.demon.nl.

Bosch, R.J.Th.; 2000; 4007 PATiel; Ophemertsedijk 11 ; tel. privé: 0344-
613774; E-mail privé:
ronaldscalpel@hotmail.com.; geass. met H.A. de Jong
en H.J. Schrama; tel. prakt.: 0344-616297; fax prakt.: 0344-633308.

*Buijtels, J.J.C.W.M.; Gent 2001; 3621 LE Breukelen; Breukelerwaard
3; tel. privé: 034-6261348; E-mail privé:
j.j.c.w.m.buijtels@vet.uu.nl.; SIO
UU/FD int. geneesk.

Cuperus, Tj.; 1967; 7783 CH Gramsbergen; De Esch 43; tel. privé; 0524-
561910; E-mail privé;
tengcuperus@planet.nl.; manager AUW vet. med.

Personali

Bruijn, Mevr N.D. de; 2004; 3553 RG Utrecht; tel. privé; 030-2430692;
E-mail privé: joostnaomi(a;zonnet.nl.\\ d.

*Dinther, G.T.C.; Gent 2003; 5346 JL Oss; Naarderstraat 13; tel.
privé: 0412-625451 ; E-mail privé:
gvdinther(a holmait.com.

Dirven, M.J.M.; 2004; 3971 MH Driebergen-Rijsenburg; Arnhemse-
bovenweg 261; tel. privé; 0343-520704; E-mail privé:
marli_dirven@Jtot
mait.com.;
medew. bij J.M.M. Cornelissen; tel. prakt.: 024-3225331.

Drogt, J.; 1972; 7963 RD Ruinen; Gierenplas 4; tel. privé; 0522-471401;
fax privé: 0522-470309; E-mail privé: drogtJ(ci>wish.nt.; p., gemengde pr;
tel. prakt.; 0522-471221;
fax prakt.: 0522-470309; E-mail prakt.:
drogtX^wish.nt.

»Engelen, Mevr. J.C.B.; 2004; 3584 DD Utrecht; Cambridgelaan
423; tel. privé: 030-2514258; d.

Engelgeer, Mevr. S.; 2004; 3511 VZ Utrecht; Springweg 408; tel.
privé mobiel: 06-48952992; E-mail privé:
sundraengelgeeri^Jiolmait.
com.; d.

Frieling, R.M.; 2003; 4553 AJ Philippine; Weststraat 14; tel. privé mo-
biel: 06-53615709; E-mail privé:
harang42(aihotmail.com.; medew. bij
E.O.M. David; tel. prakt.: 0115-453800; fax prakt.: 0115-150126.

Frieling, W.J.A.M.; 1991; 5397 BP Lith; Kapelstraat 4; tel. privé; 0412-
482601;
E-mail privé: w.frieting.j.ftiervoeKiiwxs.nl; adjunct directeur
Notox B.V.;
tel. bur; 073-6406700; fax bur.; 073-6406799.

Geriofsma, M.H.; 1995; 3564 XD Utrecht; Damascusdreef5; tel. privé;
030-2613690; E-mail privé;
rinus.gerlofsma@xs4all.nl.; keuringsd. VWA/
RVV Kring West BIP; tel. bur; Olü-266011; fax bur.; 010-2660029; E-mail
bur;
rinus.geiiofsma@vwa.nl.

Gerwe, TJ.W.M. van; 2004; 5721 GN Asten; Sint Jozefplein 1; tel.
privé mobiel: 06-24968181; fax privé: 084-2210415;
E-mail privé; t.van
ger we@hetnet.nl.;
wet.medew. bij UU/FD Gezondh.zorg Landb.huisd., afd.
Pluimveegezondh.; tel. bur; 030-25364875; fax bur; 030-2521887; E-mail
bur ;
t.j. w. tn. vangerwe@vet. uu.nl.

Geut, Mevr. M.I.M.; 2004; 3271 LP Mijnsheercnland; Blaaksedijk
221; tel. privé: 0186-609866; E-mail privé: macgeert(«;hotmail.com.; d.

Gosselink, Dr J.M.J.; 1995; Wageningen 2004; 8309 AB Tollebeek; St.
Hubertusplaats 67; tel. privé; 0527-621762; medew. bij Animal Sciences
Group afd. voeding, Lelystad;
tel. bur.: 0320-237288; fax bur.: 0320-237320;
E-mail bur.:
jules.gosselink@wur.nl.

Groenewegen, A.A.R; 1965; 2719 TV Zoetermeer; Albast 47; tel.
privé: 079-3169771;
geass. met RH.J. Kemna en J.G.T Krijnen; tel. prakt.;
079-3610707; fax prakt.; 079-3615101 ; E-mail prakt.;
info@dapzoe.nl.

Hoogendijk, J.L.; 1975; B.P. 746, Antananarivo 101, Madagascar; c/o
Délégation de la Commission Européenne à Madagascar; tel. privé: 261-
202228881; tel. privé mobiel: 261-324058610;
E-mail privé; j.l.hoogendijk
@hetnet.nl.

Hoogervorst, F; 2002; 7481 PZ Haaksbergen; Broekheurnerweg 100
A; tel. privé: 053-5695343;
E-mail x>nvé-. femkehoogervorst@yahoo.co.uk;
medew. bij E.J. Hurkens en Mevr M.L. Morselt; tel. prakt.; 053^361666; fax
prakt.; 053-4327448.

Hooijmans, A.H.; 1986; 1741 MH Schagen; De Dreef 44; tel. privé;
0224-216329;
E-mail privé: ahviva@quicknet.nl.; vet. adv. bij Omegasoft
B.V.; tel. bur.: 030-6347250; E-mail bur.:
ahooijmans@omegasofl.nt.

-ocr page 536-

Kalisvaart, J.S.; 1962; 49828 Esche Duitsland; Oelstrasse 1; tel. privé:
00-49-5941-985733;
fax privé: 00-49-5941-985808; E-mail •pmé-. famiUe.j.s.
kalisvaarl@nwn.de.

Kate. H. ten; 1988; 8106 AG Marienheem; Keizcrs\\ eldweg 4; tel.
privé: 0572-364836;
geass. met J.C. de Jager. J.P.M. Kamp, M. van der
Linden. A.M. Pijs en R. Renting; tel. prakt.: 0548-655065; fax prakt.: 0548-
654650;
E-mail prakt.: info@dierenkUniekheUendoorn.nl.

Klasens, Mevr. M.; 1968; 1012 EM Amsterdam; Oudezijdsvoor-
burgwal 109 F; tel. privé: 020-6206450;
rd.

Klaver. RS.J.; 1986; 6686 BG Doomenburg; Pannerdenseweg 46; tel.
privé: 0481-353209;
fax privé: 0481-425850; E-mail privé: infoÇaklaver4
dieren.nl.;
p., exoten en wild life; tel. prakt.: 06-51335956; fax prakt.: 0481-
425850; E-mail prakt.:
info@klaver4dieren.nl.

Koopman. H.C.; 1986; 5427 RH Boekei; Hoeve 1; tel. privé: 0492-
326245; E-mail privé:
rik.koopman@tref.nl.; d. bij Intervet Int.; tel. bun:
0485-587179; fax bur.: 0485-587190;
E-mail bur.: rik.koopman@intervet.
com.;
Spec, pluimveegez.heid.

Kramer, Prof Dr. M.E; 1954; 3731 EP De Bilt; Park Arenberg 85; tel.
privé: 030-2201554; fax privé: 030-2202212;
E-mail privé: mfkramer(ct
zonneLnl.

Kreft-van den Kieboom, Mevr. N.C.; 1987; 29680 Estepona, Espana;
Parcela 108, Arroyo del Enmedio; tel. privé: 00-34-95-2794911 ; fax privé:
00-34-95-2794911; E-mail privé:
nazli.krefKgj)ointervet.com.; geass. met
A. Evers; tel. prakt.: 00-34-95-2814401; fax prakt.: 00-34-95-2813421;
E-mail prakt.:
pointercUnic@pointervel.com.

Lee, J.R. van der; 1963; 7582 BC Losser; Markeweg 113; tel. privé: 053-
5381181 ; fax privé: 053-5381181 ;
E-mail privé: jan.vanderlee(aJii.nl.; r.d.

Lieshout. Mevr. M.J.M.; 1994; 5472 PG Loosbroek; tel. privé: 0413-
212850; E-mail privé:
margalie@wishmail.net.; d.

Löwik, B.J.E; 1974; 7591 PJ Denekamp; Lattropperstraat 7; tel. privé:
0541-352660;
E-mail privé: fran.slowik@Jiotmail.com.; geass. met G.H.M.
Aarnink, A.G.H.M. Groeneveld, I.F. de Jong en K.C.H.M. Meijers; tel. prakt.:
0541-352268; fax prakt.: 0541-351767; E-mail prakt.:
dapd@planet.,d.

Lupgens, J.PR.; 1990; 3251 AT Stellendam; Nieuweweg 6; E-mail privé:
joep@lupgens.nl.; managing director bij: a Consult with the Flexvet; tel.
bur.: 0187-496585; fax bur.: 0187-496443; E-mail bur.:
joep.liips;ens@
aconsultJnfo.

Neutcboom. R.O.; 2000; 00186 Roma Italic; Via dci Falegnami 11 /1 ; tel.
privé: 00-39-06-68135730; E-mail privé:
olafneuteboom@tiscali.it.

Misdorp, Prof Dr. W.; 1954; U 1964; 3732 HE De Bilt; Soestdijksewcg
Zuid 87 C 7;
tel. privé: 030-2217390; Spec. Vet. Pathologie.

Nijhuis. J. van; 1989; 2627 BM Delft; Crommelinplein 3-5; tel. privé:
070-3949990;
p., gezelschapsd.; tel. prakt.: 015-2850230; fax prakt.: 015-
2850238; E-mail prakt.:
dkdelftcentrum@wanadoo.nl.

Poldervaart, Mevr. D.A.; 2004; 3583 SV Utrecht; Albert Neuhuys-
straat 33; tel. privé: 010^740291; E-mail privé:
del)orapotder\\\'aart@
hot mail.com.;
d.

Raemakers. S.G.; 1988; 6903 PC Zevenaar; Zweckhorstweg 3; tel.
privé: 0316-223122; E-mail privé:
bas@raemakers.demon.nl.; geass. jnct
L.A. Kaaiberg; tel. prakt: 0314-681655; fax prakt.: 0314-683911; E-mail
prakt.:
dierkliniekwehl@cs.com.

♦Reijerkerk, Mevr E.PR.; 2003; 3545 NA Utrecht; Rijksstraatweg 14 A;
tel. privé: 030-2217861 ;
fax privé: 030-2217861; medew. UU/FD gezondh.
zorg paard; tel.bur.: 030-2531350; E-mail bur.:
e.p.r.reijerkerk(a
vet uu.nl.

Rijnboutt, Mevr. S.; 1991; 3214 CL Zuidland; Nijverheidstraat 14; tel.
privé: 0181-451018; fax privé: 0181-451941;
E-mail privé: wimÇd
kteyhurg. l.tmfiveh.nl.;
p., gezelsch.d.; tel. prakt.: 0181 -214045.

Roodcnburg, Mevr. N.; 2004; 3037 XH Rotterdam; Rodenreyselaan
64 B; tel. privé: 010-4660184; E-mail privé:
natasjaroodenhurgfl
hot mail.com.;
medew. bij P.J. van der Heijden; tel. prakt.: 010-4925151;
fax prakt.: 010-4925146; E-mail prakt.:
info@dierenziekenhuis.com.

Scheerstra, Mevr. M.S.J.; 2004; 3732 VS De Bilt; Meidoornpad 83; E-
mail privé: msj-scheerstra@jfahoo.com.

Schuerman, Mevr. S.; 2004; 3523 GV Utrecht; Looplantsoen 26; tel.
privé: 030-2387441; d.

Schuurman. Mevr. A.G.; 1998; 6681 NP Bemmel; Fruitlaan 48; tel. privé
mobiel: 06-45704431 ; E-mail
pmé\'._a.schuurman@chello.nl.

*Selten, Mevr. R.; 2004; 3515 AR Utrecht; Anthonius Natthaeuslaan
93; tel. privé: 030-2716067; d.

Simon, Mevr. Y.; 2004; 3552 EH Utrecht; Ondiep 78 bis; tel. privé:
030-2310370; E-mail
privé:y.simon@studenls.tiu.nl.; d.

Sohcil, F.; 2004; 3431 TR Nieuwegein; Wenckebachplantsoen 505;
tel. privé: 030-6036319; E-mail privé:
f.soheil@uu.nl.; d.

*Srâmek,Mevr. I.D.; 2004; 1217 BE Hilversum; Trompenbergerweg
2; teL privé: 035-6214123; fax privé: 035-6214123; E-mail privé: dagmar.
sramek(aT 2move.nl.; d.

Veenendaal, Mevr. E.; 1998; 4184 EB Opijnen; Slotstraat 23; tel.
privé: 0418-651332.

Vulker, Mevr. M.; 2004; 6828 ZZ Arnhem; B.P van
Verschuerstraat 88; teL privé: 026-3519805; E-mail privé:
m.vtilker@
students.vet.iiu.nl.;
d.

Wiel, J.M. van de; 2004; 3705 ZK Zeist; Warande 125; E-mail privé:
jmvdwiet@yahoo.nt.; d.

GERIATRISCH PROFIEL
VOOR DE KAT

in één keer een compleet beeld
voor een scherpe prijs

hematologie

(leuco\'s en diff)

nierfunctie

(ureum, creat, totaal eiwit, Na, K, Cl, Ph)
leverfunctie

(de enzymen; albumine, globuline ratio)
pancreas, spieren
schildklierfunctie (T4)

preventieve zorg voor de oudere kat
meer duidelijkheid over de prognose
referentiepunt voor toekomstig onderzoek
beter overzicht van het totaal functioneren

Bestel nu gratis een wachtkamerposter
en brochures voor eigenaren

bel voor meer informatie één van de regiomanagers:
Henriette Jansma Lisetta Verkleij

036-53 75 133 030- 68 74 092

HET LABORATORIUM VOOR DIERENARTSEN \'

_4\'f

Vet-Med-Lab^

-ocr page 537-

m

1 Hét snéV\'Wïérlênd ifïyrnJ^Q

Uw vertrouwen

heeft tot \' woydtjil^ gedü^^jniëir dj

geleid. -Baytril is 10 ja^ mfe/ svccpsï^|é}pastj*

in r

^ ^ , de beh^nyeliüg van\'^aè^hr^inféi^i^ ^ De ddéltre|feftdhe}^ y^;Bayt4l in dé ^jl
fe- , bij varkensv Vèroorzaakt door ^er^ï^-^ diérgeneeskuhde is onderbouwd met.
lend^.^ctè^i^e publicaties,

> on^ifl\'

-ocr page 538-

De Universiteit Utrecht is een universiteit met veel verschillende disciplines. Op tal van terreinen werken deze
nauw met elkaar samen. Juist op het grensvlak van de verschillende vakgebieden zijn de ontwikkelingen uiterst
interessant. Bij de Universiteit Utrecht is wetenschap nooit af. Laat staan je eigen ontwikkeling.

De Universiteit Utrecht is op korte termijn op zoek naar medewerkers, die zich herkennen in deze open, gedreven en
multidisciplinaire cultuur In concreto gaat het om:

» JUNIOR DOCENT DIERGENEESKUNDE/ANATOMIE

Om ons onderwijsteam te versterken zoekt de leerstoelgroep Anatomie/Fysiologie van de faculteit der Diergeneeskunde
voor een periode van 2 jaar een enthousiaste collega. U geeft werkcolleges, hoorcolleges en praktische opdrachten en u
begeleidt en ontwikkelt zelfstudie en onderwijsmateriaal per computer U bent een afgestudeerde dierenarts/(medisch)
bioloog met enige onderwijservaring. De aantekening \'artikel 9-functionaris van de Wet op de Dierproeven\' strekt tot
aanbeveling. U krijgt binnen uw dienstverband de mogelijkheid de Basis Kwalificatie Onderwijs van de Universiteit Utrecht
te behalen. Het brutomaandsalaris bedraagt maximaal € 3.453,-. Het betreft een voltijdsfunctie, maar een aanstelling in
deeltijd is bespreekbaar

Meer informatie: mevrouw, dr E.G. Dingboom, (030) 253 43 32.

Kijk voor de uitgebreide vacaturetekst op WWW.UU.NL/VACATURES

//»: Wetenschap is nooit af_

MWa

fe B Ä Universiteit Utrecht

Veterinair Centrum Someren

Ervaren dierenarts zoekt ter overname

Gezelschapsdierenpraktijk

Algemeen:

Het Veterinair Centrum Someren is een gemengde praktijk waar
momenteel 21 dierenartsen werkzaam zijn. In onze praktijk wor-
den de werkzaamheden volledig gedifferentieerd uitgevoerd naar
diersoort.

Paarden:

Onze paardenkliniek biedt diergeneeskundige zorg op specia-
listisch niveau. Het team bestaat uit vijf dierenartsen, waaronder
drie specialisten, en vijf ondersteunende assistentes. De kliniek
fungeert met name als verwijskliniek. Voor wat betreft de werk-
zaamheden ligt de nadruk dan ook op tweedelijns onderzoek en
behandeling. Binnenkort ontstaat er een vacature:

Internship paardengeneeskunde

Wij vragen:

Een jonge afgestudeerde enthousiaste dierenarts (m/v) voor een
periode van een jaar

Wij bieden:

Een praktijkgerichte opleiding in de geneeskunde van het paard.

Graag uw schriftelijke reactie binnen veertien dagen na het ver-
schijnen van deze advertentie richten aan: Paardenkliniek
Veterinair Centrum Someren, Slievenstraat 16, 5711 PK Someren.
Inlichtingen over de vacature zijn te verkrijgen bij Edwin Enzerink
(0493) 441070.

Schriftelijke reacties kunt u richten aan de redactie van
het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Postbus 421,
3990 GE Houten onder vermelding van nummer
04/2004 op de envelop.

Sluitingsdata voor

kopij

Aflevering:

Deadline")

15-07/01-08-2004

maandag

12-07-2004

15-08-2004

maandag

26-07-2004

01-09-2004

maandag

09-08-2004

15-09-2004

maandag

23-08-2004

") Voor 10.00 uur \'s morgens.

-ocr page 539-

Goed gechipt op vakantie

paspoort VOO«

CtZUSCHAPSDlEÜEN

BackHome:

de meest zekere identificatie
van huisdieren

Transponder met landencode
Uniciteitscontrole BREIN
Meest bedrijfszekere chip en daarom
marktleider in Europa

Makkelijk afleesbaar met ISO afleesapparaat
Chip is gehuld in bioglas dat afstoting voorkomt
en vergroeïng met het weefsel bevordert*
Dubbel gewaarborgde traceerbaarheid
NDG registratieformulieren kunnen op
verzoek meegestuurd worden
Gratis chippo\'s

C «.i^JJ J

Bai:kHome

de keuze van

professionals

Virbac Nederland BV, Postbus 313, 3770 AH Barneveld. Tel: 0342-427127. Fax: 0342-490164 info@virbac.nl www.vlrbac.nl
• Biological and migrational characteristics of transponders implanted into beagle dogs -J.A.Jansen, DDS, Ph.D. et al., Veterinary Record Sept, 18, 1999329-333

-ocr page 540-

ïiSi\'

2 nM Stenela InjecMvloeistof

Hylartil® Vet

Na. Hyaluronaat

10 mg/ml

Voor Intra-articulaire toediening bij het paard

es

HylarHl^ Vet. REG NL 4932. Diergeneemiddel. UDD. Voor intra-articulair gebruik hij
het paard. Bevat 10 mg natriumhyaluronaat 5000 per ml. Indicatie: Aseptische arthritis.
Dosering: het middel dient intra-articulair te worden toegediend onder strikt aseptische
omstandigheden en in de volgende dosering: klein en middelgroot gewricht: 10 mg (1 ml),
groot gewricht: 20 mg (2 ml), eventueel nerhalen na één week. Contra indicaties:

W - • - ••

geen.

\'/achttr •mijn: O dagen. Bijwerkingen: geen. Verdere injbrmatie is op aanvraag verkrijgbaar

Animal Health

Visie op gezondheid

Pfizer Animal Health bv • Postbus 37 • 2900 AA Capelle a/cl IJsse

C 2mn PHzer Animal Heallh bv - Capelle a/d IJisel • ® Merknaam Pfizer Ine., N.Y., U.S.A.